%
' *
mm
I
l
DEN WELEERWAARDEN PATER
OVERLEDEN DEN 24. NOVEMBER 1870.
'^ÈuttÈ :JJMé
V.V.N'
DEN WELEERWAARDEN PATER
nurrlrbrii kt ?a Hmirmlirr isto.
Factus sum iiilurmis iiifirniu.s , u( inllnuos lucrifaceien.
Ik ben in cl tic zwnkken zwnk .wwonleii, om de zwnkken voor Cliristns (c «iimcn.
ƒ Co/\ Coji. IX vs. 20.
I'.it sloclits hot Eng'lonkoor do palmen wnivo
Nu Siou con holijdci' moordcr telt;
Maar hij zijn graf der wereld praal verstnivo Als kaf dat voor den stormwind liononsiiolt,
Hier voegt geen glans, maar eenvoud van do dm Maar taal der ziel, nu 't onzen Vader
ie onzer zich het kloppend hart voeltWlj \an dank, hij zende een rouwklagt tof l.n late vrij de bittre tranen vloeijen
Want ach! de gids en vader is niet meer;
Vrij moog die dauw zijn dierbare asch besproeijen. i'at zijn de ware lauwren hem ter oor.
quot;t Was ijdol dan, dat onder angstig boven
Mot dringend smookgobod ton liemel klom : Do slag viel neêr, door 'sHoeren hand gegeven.
l'hi Jesus sprak: »inijn trouwe dienaar kom.quot;
Toon steug zijn ziel. en vond in quot;t storvon 't loven In de armen van haar zoeten Brnidogom.
Ku ons. ons is de kroon on stonn ontnomen.....
Igt;i)ch noen, o Hoor, uw kindron morren niet: Maar gij die onze hcete tranen stroonion,
Den bodem onzer droeve harten ziet,
Laat, Vador, ongewroken tot n komen
De klagt die aan 't bekneld gemood ontschiet.
Hij ging dan heen, de vador onzer zielen,
Dio ons gewonnen had in Christus Bloed, Koe brak hom 't hart wanneer zijn kindron violen
Op 't doornig pad waar Satans wraakzucht woedt Keen, dan geen rust, oor hij dien zoon zag knielen In quot;t Bruiloftskleed dat vlek'loos schittron moot.
Hij ging dan hoon ter welverdiende ruste
Die nimmer ruston kende vóór den dood;
De felle vlam van aller lijdon bluschto,
Kn balsem in hun diepe wonden goot;
Zich zelf vergat, en aller pijnon suste
Door 't liefdevuur dat uit zijn boezem schoot.
Vrij mogt de smart ons foltren door haar schiditei
Zijn moederliefde stilde 't snerpend wee.
Deed de onverzoenbre dood den kranke zwichten En scheurde 't hart, hij stortte tranen ineê ; Waar 's Hoeren vriend zijn schreden al mogt rigten Daar bloeiden op zijn spoor do liefde en vree.
(«ij kloinou lt;lio zijn liart zóó kon beminnen
O 1 was 't u niet als zaagt ge nw Hoiland weer 'i Wol word liij kind als gij, om 't loon te winnen Aan kindron slechts beloofd door onzen Heer; Hij won zijn kroon en steeg do heom'lon binnen Tronrt gij dan ook, uw toonbeeld is niet meer.
Maar bovenal U, liovlingen dos Hoeren,
Wat drnkt ze n zwaar do bittro sclieidingssmarl: NVi(! zal, als bij, n quot;t kruis beminnen loeren Kn troosten als gij 't wee dor armoo tart?
Naar boven 't oog; Hij zal uw lijdon koeren Nog in den Honiol zorgt zijn vaderhart. ---
Dat edel hart, als dat der moeder teeder,
Wat sloeg hot ook als 't hart van Paulus hoog! Wie mat zijn vlugt wanneer 't op aadlaarsvoder
Zijn God, zijn Heer, zijn Alles tegenvloog. Dan word do zwakke plant die fiere ceder Dio nimmer voor do stormen noderboog.
Dan wilde God hom 't wigt van 't kruis verzoeten
Door volle tengou uit de levensbron;
Dan leerde hij, de zuivre, voor ons boeten
In 't brooze ligchaam dat niet boeten kon , En 't kruis in 't hart, do wereld aan zijn voeten Werd hij do held, die dood en hel verwon.
Nog is uw arm niet wrekend noêrgekomon,
Nog leeft uw beeld op aarde voort, o Heer, Gij, die don vader gaaft en hebt genomen,
Zie, zorgend, op verweesde kindron noCr, Een bede slechts, laat nw genade stroomen En geef, o God, een andron PIJPERS weer.
Xaverius, die lionderdduizendtallen
Gewasschon licbt in 't Bloed van 't Godlijk Lam, Hoort gij liet eeuwig lied niet reiner schallen
Nu God uw trouwen broeder tot zich nam'? — Hoor, hoe zij dankend jubelen, die allen Tot God gevoerd uit elke taal en stam.
»Aan U, o God, alleen zij Kracht en Eere »I)ie nog op aarde Apostlen leven doet;quot;
»quot;t Zal ruischen. Heer, door elke Hcmelsfeero
»Het lied dat hem tor eere jnublen moet: »»0 dat hij door alle eeuwen triomphere »»Die duizenden herdoopte in Jesus Bloed.quot;quot;
Wij stemmen mede oen toon in do Englonkoren .
Wij kindren waarvoor hij zijn leven gaf;
Komt, bij zijne assche een duren eed gezworen.
Dan trilt zijn Priesterhart nog in het graf: » Wij zullen onzen Jezus toebehooren
»En zworen eeuwig zonde en Satan af.quot; -
Sterk ons, o Heer; — geen onzer zij verrader En broke 't woord dat van zijn lippen vlood. En nu een laatste groet; vaarwel o vader.
Vaarwel en sluimer zacht in 's Hoeren schoot. Breng door uw bede ook ons den Hemel nader, Dat wij ook 't leven vinden in den dood.
lgt;cc. 1870 — Feestdag van den II. Franciscus Xaverius.