r
8- quot;• P.BS KANUNNIK ÜEB KATHSDBALB KGRK
VAN HAAÏUM, HOOGIiBBKAAR AAN HET SÏMINARIB TE WAHMONU BN BIDDER DER OBDE VAN DBN NBDERXANDSCHBN LEEUW t
DOOR
11. K. Vrieiler en T,eeraar in voornoemd Seminarie.
IB
■hi:- •■,
I - :hiMamp;liliii«j('.igt;»....-. j..*
Ma
.^ii oen eek HBROEDSK
-ERT,
KKRK-KAMKRIIKKR VAN 7. H. PAUS PIUS IX, KANUNNIK DKR KATIFKDRALR KKRK VAN IIA A RIiKM , IIOOOI.KKRAAR AAN II KT SRMINARIIÏ TE WARMOND EN RIDDER DER ORDK VAN DEN NEDRRLANDSCURN I.KKI W,
I
I
11 h'. Priester en Leeraar in voornoemd Seminarie.
A M S T E RD.VM , U. L E N V 11 1 N G,
ƒ
- ■
Wij staan toe , dat do Lijkrede op Mgr. C, Broere , Eerektimerliccr van Z. 11. Paus Pins IX, Kaminnik van de Kathedrale Kerk van Haarlem, Hoogleeraar aan bet Seminavic te Warmond en llidder der orde van den Nederlandschen Leeuw, gehouden door P. W. van Ooute, B. K. Priester en Leeraar in het Seminarie Hageveld, door den druk verspreid worde.
Amsterdam , 3 Maart 1801.
BRINKMAN,
VUc. Kap.
DJBN I lOOGJillil Li WA.KDIGrEN IDR. TH. BO^I^2±]T,
die ook Ie ILigoveld, nogmaals voor allen wilde toonen, wien liij in Biiokuk vereerde,
Aan den Zeer Eerw. Hoog Gel. lieer 11. van Hi.kk, Regent van het Seminarie llageveld, die niet sleelils het geluk liad niet velen, leerling te zijn van den ('énen Hrokkk ; maar boven anderen liet voorregt genoot, toi zijn bijzondere vrienden te beliooren,
Aan U, mijn liooggcscluittc ainbtgcnooten, die niet geaarzeld höbt, in liet woord, dat ik over onzen onvergetelijken leermeester in het openbaar mogt spreken, de uitdrukking uwer altijd blijvende dankbaarheid en liefde met onverdiende welwillendheid te erkennen,
Aan alle leerlingen, vrienden en vereerders van den dierbaren overledene, aan hen inzonderheid, die hier met ons de hulde hunner vereering aan zijne nagedachtenis hebben gebragt, worden deez' bladzijden aangeboden met niet minder hoogachting, dan het verlangen en de liefde was, waarmede het woord,
dat zij inhouden, aan Hageveld's kweckelingcn werd voorgedragen.
Niemand, die weet, wat er daags na den 30on Januarij in liet bisdom van Haarlem heeft plaats gehad, zul zich verwonderen, waarom deze bladzijden niet eerder het licht hebben gezien; en zoo iemand — buiten den onderstelden kring onzer lezers — soms vragen mogt, waarom zij nu nog het licht zien, dan mogen deze bladzijden zelve het antwoord geven ; dat de hoop om het aantal van Broere's vereerders, ■— ware hel sleclifs met een enkelen —• te
vermeerderen, wel zooveel invloed hebbe gehad, als de vrees van afkeuring te vinden bij lien, die in deze bladen iets anders zouden zoeken dan de vrije uitstorting van een hart, dat, zoolang het leeft, niet zal ophouden dankbaar te kloppen voor HROERE.
P. W VAN OORTE,
Hageveld. 28 Fcbruurij 1801.
k k. V'.
Oraü cstolc.
Wccst (lankbanr.
Col. III. 15
Hoogeerwaardhj Heer, /eer Eerwaanle Zeer Gdeerde / teer en, Verwanten, Vrienden en Vereerders van den onveryetelijken Brourk, Gij vooral, yeliejde Kweekelinyen van lla-(jevetd!
De dood heeft te midden van ons eene leoffte aan/re-
O O
vigt, welke, naar veler overtuiging, door aller vereende pogingen moeijelijk zal worden aangevuld. Juist daarom zal itc niet beproeven, door eene zorgvuldig bewerkte lijkrede do regtmatig algemeene droefheid op waardige wijze ook in dit seminarie te huldigen. Ik treed slechts op, als jongste ambtgenoot van Broebe in dit zijn geliefkoosd huis — ziedaar de eenige titel, waarop ik hier durf spreken over den man, die in zijn leven nooit het uitstekende zocht — ik treed slechts op, om naar aanleiding mijner tekstwoorden uit naam van Hageveld tot Hageveld, dat is: tot Hageveld's, tot Bkoeue's leerlingen, tot hou inzonderheid, die onzou leermeester slechts mogton kennen door zijne leerlingen, lu'inne meesters.
8
eenigo woorden te rigten van opwekking tot tliinkbaar-lieid, zoowel aan God, die der Katholieke Kerk in No-derland, vooral aan Hageveld, Buoere schonk, als aan Buokue zei ven, die voor de Kerk, maar inzonderheid voor Hiiüeveld geleefd heeft. Dat woord zal eenvoudia-,
O O O ^
dat woord zal vrijmoedig zijn; hoe de uitdrukking moge te kort. schieten, zal wellen uit hot hart, en— om zelf het éérst den tol der dankbaarheid aan mijn onvergete-1 ijken leermeester voor aller oog te betalen — indien liet mij gelukken mogt, een enkel woord, zijner niet geheel onwaardig, te spreken, dan ben ik dit vooral aan hem zeiven verschuldigd; dan heb ik van dit oogenblik af
Ci 7 O
een nog dieper bewustzijn gekregen van hetgeen ik hem heb te danken.
Vooruf vraag ik U vorgunnine om, van onzen dier-
O O O ^
baren overledene sprekend, hem slechts te noemen met den naam, waarmede hij door ons van onze jeugd af genoemd werd. Immers de naam van „Mijnheer Broeeequot; zoo duizendmaal door ons met evenveel liefde als achting uitgesproken, drukt voor ons hart meer iiit dan alle titeds, waarmede Kerk en Staat hem in later tijd zoo te regt hebben begiftigd. Mijnheer Broere was onze onvergetelijke leermeester, de Vriend, de Vader onzer jeugd en is het altijd gebleven. „Mijnheer Broere,quot; zoo ging, een jaar geleden, de verschrikkende mare rond: //Mijnheer Broere is bediend en verkeert in bedenkelij-ken toestand! Mijnheer Broere is wat beter, veel beter,quot; klonk ons gedurende dien tijd meermalen hoopgevend in het oor; en eindelijk, helaas! ging van mond tot mond het droevig woord: „Mijnheer Broerk is dood!quot; Ja, Geliefden, Mijnheer Broere is dood, en Hageveld viert heden de treurige plegtigheid aan zijne nagedachtenis verschuldigd! Wat zal ik meerder zeggen?
!)
Ach, vergeeft het mij! Ik zou U spreken over hetgeen God ons in Bhoeue schonk. Ik vvenschte/.óó, uwe droefheid te lenigen door zaclitei' aandoening, zóó, uwe dankbaarheid aanprikkelend tot edelen naijver, liet geleden verlies door U zoo veel mogelijk te doen vergoeden; en reeds alvorens ik nog aanvang, wordt bij het gezigt dier lijkbaar, hij de droefheid, die ik lees op uw gelaat, den nagalm van dat laatste llequiescat, uit bewogen harten zijne ziel toegezongen, zoo zeer mijn eigen smart verlevendigd, dat ik nu liever zou willen volstaan met dat ééne woord: Mijnheer Hkoeke is dood, bidt voor de rust zijner ziel, en houdt zijne nagedachtenis in eere!
En in waarheid, voor U, die hem kendet, heb ik genoeg gezegd. Ik wil echter mijn belofte gestand doen en, verschooning vragend voor mijne afwijking, de voorgestelde stof inderdaad gaan behandelen; maar toch ik zal mij liever slechts rigten tot de jeugd van Hageveld, en Z. E. Heeren, U beschouwen slechts als de nleutine octuh'-en.
1 O O O O quot;
die door uwe hooge tegenwoordigheid aan mijne zwakke woorden overtuigende kracht zult bijzetten. Ziehier dan, geliefde Kweekelingen van Hageveld, op wat wijze ik IJ heden tot blijvende dankbaarheid jegens God en den on-vergetelijken Buoeke zeiven wensch aan te sporen:
God schonk ons in Broekic, die de gave Gods, zoo veel in hem was, aan de Katholieke Kerk en inzonderheid aan Hageveld dienstbaar maakte, een Genie en wel:
1quot;. Een Genie in den meest omvattenden zin deswoords» dat is: een Geest, zooals er in den loop der eeuwen slechts zeer weinige in een menschelijk ligchaam op aarde leven en werken; kortom: een Genie in den moest volkomen, meest waren zin des v oords, ik bedoel :
2quot;. Een Christelijk Genie: een Geest, in wien al de
12
oijreu oogen zocht te aanschouwen, arbeidde liij tevens
O O ' •)
aan een kunstwerk, liet zwaarste, waartoe een mensche-lijke geest in staat is: een heldendicht, dat door ons allen met zooveel verlangen werd te gemoet gezien, maar, helaas! — godsdienst en kunst mogen het betreuren — onvoltooid bleef liggen. En als hij rust en verkwikking behoefde na dien dubbelen arbeid, dan zocht hij zijne uitspanning veelal in de beoefening der schilderkunst; en of penseel en kleuren tie leidende en scheppende hand dos meesters minder voelden dan woord en dichterpen den greep van zijn genie — dat mogen met Ilageveld ook de vele vrienden getuigen, die met verschillende even kostbare als teedere herinneringen — de vruchten zijner ledige uren — verrijkt zijn. Boven allen twijfel is het verheven, dat ook zijne uitspanning steeds tot nut en genoegen zijner kinderen, zooals hij ons, zijne leerlingen, noemde, ondernomen of daaraan dienstbaar gemaakt werd. Ja, Geliefden, hier behoef ik moed om verder te gaan, en niet u te blijven spreken over hetgeen wij bij dat alles genoten, wat wij bij dat alles winnen konden, en — ik weet, ik ondervind het dagelijks, en Gijlieden met mij — velen inderdaad gewonnen hebben. Maar welaan! God schonk ons in Broeke een Genie in den meest volkomen zin des woords, een Genie in wien de vindings- de scheppingskracht, het eigenlijk geniale, in uiterst zeldznme mate sterk was: Mijnheer Beoeue heeft aan do Katholieke Kerk, heefi aan Ilageveld een nieuw wijsgeerig stelsel geschonken; ik durf zeggen de waarheid, voor zoover zij op aarde door eenen mensche-1 ijken geest kan worden aanschouwd, de wet der dingen, zooals God die verordend hoeft, met onmiskenbare klaarheid ons verkondigd; hij heeft een stelsel van wijsbegeerte geschapen, waarvan geen nienschelijke magt op
13
aarde zijne leerlingen zal losmaken: een ■waaraclitig'Christelijk stelsel, in een woord: Mijnlieer Buokiik was wijsgeer, was Genie in den meest oinvattenden, meest volkomen, meest waren zin des woords: Christelijk wijsgeer. Christelijk Genie
De groote ziel van Broeue was ter naauwernood, met het menschelijk ligcliaam omkleed, oj) deze wereld verschenen; of' de genade: licht en kracht des geloof's en der goddelijke liefde daalde af in die ziel, om haar te zuiveren, te doordringen, te verheffen, te heiligen; om te gelijk met do natuurlijke krachten onder de hand Gods toe te nemen, en zoo die volheid des levens te bewerken-, waarin zich die Christelijke Genie later vertoonen zou.
Wie zal zeggen wat er is omgegaan in den jeugdigen BitOERE, die zijne herinnering terug wist te voeren tot o]i den schoot zijner moeder; als hij met al den ernst en godsvrucht, dier moeder eigen, door haar werd aangemaand en bijgestaan, zijne hand in de hare, om op voorhoofd, borst en schouders het toeken des kruiaes te maken, en met stamelende lippen het geheim der geheimen te belijden: de grondwaarheid van het Christendom, welke zoo menig uitstekenden denker nimmer in haar levenwekkend licht was toegestraald I liet teeken des kruises, waardoor do christelijke godsvrucht liet gan-sciie leven dos menschen tot cóne voortdurende overweginu' maakt van eigen grootheid en geringheid, van de oneindige regtvaardighoid en matelooze liefde des Drieëeni-gen Gods: In den naam des Vaders, des Zoons en des M. Geestes! Wie zal zeggen, wat er later omging in dat hart, dat zoo vurig zocht, zoo teerbeminde, wat schoon.
14
wat gned, wat groot en teeder was; toen liet Vleesch-geworden Woord dos Vaders onder de nederige gedaante des broods het eerst in dat gewis onschuldig hart is afgedaald; toen de naauwste vereeniging die op aarde tusschen de zonen van Adam en den Zoon van God, tusschen den menschel ij ken persoon en den persoon van Christus, en in Hem met den Drieëenigen God l.an plaatshebben, in den ontluikenden Genie , in don jeugdigen Broere werd voltrokken!
Die kindschheid, die jeugd waren beslissend voor alles, wat de ü'oedheid van God inet Broere voor had.
o
D at hooge geheim der H. Drieëenheid was het rustpunt, waarnaar zijn geest, die nooit langs bloot natuurlijken weg do Godheid luid leeren kennen, hein, ook in zijne wijsgeerige nasporingen, door het altijd medewerkend geloof onweerstaanbaar heendreef. De Drieëenige God, dit wist hij door het geloof, had de wereld geschapen, had den mensch gemaakt naar zijn beeld en gelijkenis, dien mensch met meerdere kennis begiftigd dan de natuur alleen vorderen, hem hoogerstrevende liefde in het hart gelegd dan de natuur alleen in zicli dragen, met krachtiger, hooger goed, hooger doel zoekenden wil hem uitgerust, dan de natuur alleen bereiken of zelfs vermoeden kon.
Hoe zou dan de schepping, de mensch, de betrekkingen tusschen God en menschen en der menschen onderling, dat is; de geheele maatschappij; hoe wereldorde en geschiedenis door den menschelijken geest in het ware middenpunt zijn te vatten, in het ware licht te verklaren; zoo die menschelijke geest, werkelijk in zulk een wereldorde ontwikkeld en voortlevend, daarbij geen acht sloeg op dien éénen in drie personen bestaanden God, die alles naar het voorbeeld zijner eigen Orde had gevestigd, en
J 5
aan inensch en menscheicl Zich Zeiven tot laatste bestemming geschonken had? Noen tot die orde moest hij zich verheften, en daar bleek 't hem aanstonds, dat slechts dit geheim der geheimen, dooi- het geloof' erkend, de groote Zon kon wezen, die door haar hemelsche stralen de bestaande eindige orde voor den menschelijken geest genoegzaam zou ophelderen.
Zoo groot, zoo klein was er niets in de gansche schepping, op welk gebied ook; of hij vond er de afdrukking in van den oneindigen God, die uit vrije liefde alles had geschapen, Zich Zeiven aan en in de wereld had geopenbaard, en in zoo hooge mate Zijn licht en Zijne kracht aan die van zijn schepsel iiad gehuwd. Gewis, de afstand tusschen God en de wereld was oneindig, het afbeeldsel van den eenen in de andere onvolmaakt en moest het zijn , meer of minder, naar mate de aard, de orde der dingen, waarin het zich vertoonde, meer of minder verheven was. Maar evenzeer, de Drieëenige God, de oneindige levensbetrekkingen der Godheid: van den Vader, die van allo eeuwigheid den Zoon voortbrengt, Hem volkomen gelijk; van den Zoon, die het levende Evenbeeld des Vaders is, de volheid der Godheid van eeuwigheid draagt in eigen Persoon; van den H. Geest, die uit Vader en Zoon als uit één liefdebeginsel eeuwig voortkomt, Beider Liefde , van Beiden persoonlijk onderscheiden, en met Beiden één God van eeuwigheid — al
' o
die oneindige levensbetrekkingen straalden, in wat duister der eindigheid ook verscholen, hem toe in alles!
Overal zag hij voortbrengende kracht of oorzaak, gelijkenis in het voortgebragte, vereeniging van beide in het einddoel, dat evenzeer de voortbrengende kracht van den beginne aandrijft en leidt, als in de voltooijing doet rusten. Ja, dien eenen grondslag aller orde, die betrekkingen des
levens, hij zag, hij toonde ze aan, onder wat vormen, onder wat benamingen ook het mogt noodig zijn; hij hield ze vast, naar hoeveel kanten ook in do voortspelende veelheid der geschapen dingen de eenheid sehijne weg te spatten. En omgekeerd, in de vervoering zijner liefde de wereld met hare geschiedenis en toekomst, aard en hemel omvattend, vloog hij, nis droeg hij alles in zijn opgeheven armen, naar het licht der Drieëenige Godheid op, en sprak, met zijne gedachten tot ons wederkeerend, als met de eenvoudigheid der Evangelisten: ziet kinderen, zoo is het! En als wij hem dan aanstaarden met verbaasde, met verblijde en droevige blikken tevens; wanneer die zon der waarheid voor ons in al baar stralen bad geschitterd, als een kleurenvuur, een betoove-rend kunstwerk, dat zich voor ons oog even regelmatig als verrassend had ontwikkeld, maar waarvan de herinnering met de aanschouwing zelve niet geheel was voor-bijgegaan, dan voegde hij er aan toe: Gij kunt in de kapel daarover wel eens mediteren, dat is niet alleen voor de school gezegd!
O O
Neen dierbare, neen onvergetelijke Broi:keI dat is niet alleen voor de school gezegd! dat is het leven, het hoogste leven geworden van geheel onzen geest; dat heeft velen met ons voor dwaling, welligt voor droeviger afwijking behoed; dat kan nóg, als het God behaagt, het leven, het behoud van honderden en duizenden mét en na ons zijn voor de gansche eeuwigheid! Neen, Geliefden, dat beeft ook hij niet in de school, niet in de boeken der nien-schen gevonden! O kapel van het oude Hageveld — ach, hadde thans in u zijne asch kunnen rusten —
O kapel van het oude Hageveld, — belaas nog vóór Beoebe vergaan! Wat is er blijvend op aarde dan de dood alleen! — o dierbaar altaar, waarvoor Buoere zoo me-
17
iiigmaal het Licht (lev werolcl heeft aanbeden en in zijn hart ontvangen, gij zoudt ons kunnen zeggen, hoe wij de waarheid zoeken moet en, die uit God is en tot God voert!
Waar rede en Geloof in zijn genie zich onafscheidbaar hadden gehuwd; daar was tevens de weg gevonden, om door te dringen in de diepste schuilhoeken van dwaling en ongeloof, en, met de wonderkracht van oenen Sain son, den tempel van Dagon niet al zijne priesters en aanbklderen onder eigen puin te begraven:
De verwerping of van rede of van geloof, in een woord, van het natuurlijke of het bovennatuurlijke, de miskenning of van het verband of van het onderscheid tussohen den oneindiyen God en de eindiee wereld.
cj Ö '
was voor zijn ver reikenden blik duidelijk do diepe — zoo wij de verhouding der rede tot hetgeen mede den natuurlijkeu mensch maakt ter zijde stellen — genoegzaam de eenige bron, waaruit naar alle kanten de dwaling in al hare afschuwelijke bogten, met al haar vreeselijke verwoestingen, ten allen tijde over de wereld henen loopt. Zelfs meermalen — en dan schonk onze kinderlijke bewondering aan Mijnheer Broere de eerste plaats onder allen— wees hij in mannen, die te regt om Christelijke wetenschap en deugd in eere staan, grootere of kleinere afwijkingen van den weg der waarheid aan, op grond dat ook zij in hunne leering de beide orden, in oorsprong, aard of werking niet genoegzaam ouderscheiden, of omgekeerd, nog U zeer van elkander losgemaakt en afgescheiden hadden.
Ik zou nogmaals wenscheu aan het einde van mijne taak te zijn, omdat ik spreek ten aanhoore van zoovele mannen, die alles, wat ik nog zeggen kan en moet, om het Christelijk genie van Mijnheer ISuokkk te doen keuken, zooveel dieper, zooveel klaarder en schooner van
18
hem zclvcn gehoord, in zijne schriften gelezen en, beter dan ik vermogt, ingezien hebben. Doch, Z.E.H., uwe achting en liefde voor onzen onvergetelijken meester zal mij wel toestaan, U nog eenige oogenblikken hier terug te houden, om Hagevelds kweekelingen, l)ij hetgeen liun dagelijks te beurte valt, heden ook in onze zoo gemengde herinneringen ten minste eenigermate te doen deelen.
Het woord zelf, waarmede wij Mijnheer Buoekk genoemd hebben //Christelijk Geniequot; duidt aan, dat het hooge geheim der H. Drieëenheid, ofschoon op zich zelf het hoogste beginsel aller orde, daarom voor den geloovi-gen wijsgeer nog niet op zich zelf alles afdoend beginsel zijn kon. Immers reeds de heldere kennis van dit geheim is ons slechts geworden in den loop der tijden door Christus, den Zoon Gods, tweeden Persoon der H. Drievuldigheid, mensoh geworden in den schoot van Makia, gestorven op Calvarie, verheerlijkt opgestaan uit het graf, om ons van de schuld der zonde te verlossen, ons een nieuwen wee naar den beniel te banen. Van hoeveel beteekcuis dit is, had de geloovige wijsgeer, had Mijnheer Brokre zoo klaar mogelijk gezien, zoo diep mogelijk begrepen: de Waarheid, de oneindige God had zich in het vleesch, in de liefde, door het offer dei-liefde aan de wereld geopenbaard; Christus, en die gekruist, de nieuwe Zon der geregtigheid en liefde, die allen mensch verlicht, in deze wereld gekomen, moest dan ook voor den wijsgeer, die zulk eene wereld wenschte te begrijpen, liet eigenlijke midden-liet volmaakte brandpunt zijn, dat alle stralen van liet oneindig licht tot den uitersten omtrek van den grooten cirkel verspreidend, alle kleuren des lichts, eindig en oneindig, in Zich zamentrok. Boven het Kruis had zich voor ons de Hemel geopend; aan de voeten van het. Kruis moesten zich al de gehei-
\
men des menschelijken levens ontsluiten. Het Kruis van Christus was de Ijooiu der ware kennis in liet hart der nieuwe wereld geplant; hoe zou dan zijn breede schaduw niet den diepsten grondslag aller orde dekken? Door hot Kruis had Christus de wereld verwonnen; het Kruis van Christus moest dan ook de standaard der overwinning };ijn in den grooten strijd der geesten. In een woord: in Jesus Christus en dien gekruist is de vereeniging tusschen het oneindige en het eindige, die door do zonde geweldig was losgescheurd, zoo volkomen, zoo naauw mogelijk, onoplosbaar weder tot stand gebragt; Christus, in Zijn persoon en Zijne gansche verschijning, was alzoo noodwendig voor den geloovigen wijsgeer hot toonbeeld der vereeniging van God en mensch, zooals die na zondeval en verlossing, in mensch en menschheid met al hare betrekkingen on gansche geschiedenis zich moet vertoonen, en in alles door allen worden nagestreefd.
Is het dan wonder, dat, toen onze Christelijke Genie, Mijnheer Broere, voor het eerst in het openbaar plog-tig optrad, om het woord te voeren bij de inwijding van den nieuwen tempel, de tegenwoordige Kathedraal van Haarlem — hij , 0111 het noodwendige verband van uiterlijke en inwendige godsvereering, van schoone, door alle kunsten opgeluisterde tempels, waarin alles symbool is, en het woord der leering, door den Geest van God aan de wereld geschonken, toen tot tekst zijner schitterende redevoering koos dat alles verklarend woord van den Apostel der liefde: Et Verbum caro factum est: Het Woord is vleesch geworden ?
Kon voor zijn Christelijk kunstgenie, het toonbeeld van alle hoogere schoonheid, iets anders wezen dan die Man van smarten, in Wien geen gedaante meer over was; en moest het niet duidelijk blijken, waarom vooral
üü
in du schepping der kunst, die liet genot der schoonheid zoekt, voor den nieuwsgierigen mensch, die zich ééns vergrepen had aan den boom der kennis, mi het geheimzinnige; voor den menscli, die tot onvermengd geluk bestemd is, toch het zachtdroevige, het melancholische; boven alles voor den schuldigen mensch juist de zegepraal der wreed vervolgde onschuld eene bijzondere aantrekkelijkheid hebben kan, en iioe er -— laat ik hot zeimen: want alles wordt hier heiliü' — hoe er een
O O O
spel, dat den ganschen mensch op de volkomenste, op de edelste wijze doet genieten, een spel kan bestaan, dat in onze taal zoo schoon den naam van treurspel draagt?
Ziedaar den Christelijken Genie, die alles in oen hoo-ü'er licht aanschouwt, door den oloed eener hoojjere liefde
O ^ O CT1
met een nieuw leven bezielt, met zich zei ven als verheft! Geliefde Kweekelingen van Hageveld, in vele op-zigten verbiedt de kieschheid mij, hier in verdere bijzonderheden af te dalen; maar dit zeg ik U: meer dan Gij begrijpen kunt, zijt ook Gij naast God aan Mijnheer Bkoeiie verschuldigd: uwe studie, uwe vorming, uwe spelen, alles wat Gij geniet is door hem IJ voorbereid, en wordt nog door zijnen geest gedragen; daaaran dacht hij altijd, daarover liepen de laatste woorden, die ik uit zijnen stervenden mond heb gehoord, en zoo Gij meent, aan II ageveld uwen dank schuldig te zijn, weet dan ook, tot wien Gij dien naast God moet opvoeren.
Het zou overbodig zijn, maar ook het behoort niet tot mijne opgenomen taak, IJ met kracht van redenen te bewijzen, of door ecu beroep op de geschiedenis der dwa
2\
lingeii van hen die in Ciiuistus geloofden, voor allen to staven: dat de ware, de ééne Ciiuistus, Zoon van G(jd en Zoon van Maiua , niet naar waarheid kan gekend en aanbeden worden dan in de ééne ware Kerk, door Hem, overeenkomstig Zijne verschijning onder de menschen, maar ook geheel overeenkomstig 's menschen natuur, tot heil van alle volken op aarde gesticht.
Ik heb slechts te toonen, dat God ons in Mijnheer Bkoeke een hoogst Katholiek Genie schonk, door de innigste en heiligste banden aan de Kerk en hare dienst verbonden. Eu inderdaad, indien het ooit voor iemand ontwijfelbaar zeker was door het geloof, zonneklaar voor geheel zijn geest, niet slechts, dat liet Christendom de volheid der waarheid, de levende Waarheid is, door God in Christus aan de wereld geopenbaard; maar ook, dat het ware Christendom niet gevonden wordt dan in de ééne Katholieke Kerk; dat wederom die Kerk, dat ééne ligchaam van geloovigen, op aarde niet kan bestaan zonder eeu zigtbaar Hoofd, den Plaatsbekleeder van Christus op den Stoel van Petrus — dan was het dit voor het omvattend, de volle waarheid kennend, dat is: het Christelijk genie van Mijnheer Hrokrk.
Het anima naturaliter Christiana ') van den diepden-kenden Tertulliaan zou, vooral op hem toegepast, beter zijn uitgedrukt in een anima naturaliter Catholica Mijnheer Brokre volgde in zijn wetenschappelijk bewijs voor de waarheid der Katholieke Kerk, als de ééne Kerk door Christus gesticht, niet het minder regt liggend spoor, waarop velen hem, zij liet ook met goed gevolg, waren voorgegaan. Niet, na uit het gesproken en geschreven
1) Ecnc ziel van natuur Christen.
2) lOcnc ziel van nalnur Katholiek.
Woord der overlevering do zekerheid verkregen te hebben, dat Chuistls op aarde eene Kerk lind gesticht, om allo volken te leeren en aan de vmciiten vim Zijn arbeid en lijden deelachtig te maken, erkende hij die Goddelijke stichting duidelijk slechts in de Katholieke Kerk. Neen, zijn geniale blik, die in éenen opslag de grenzen der eindigheid omvatte en alles doorschouwde, die altijd slechts gadesloeg, wat overal gebeurde, om zeker te zijn, wat ooit in eenc vaststaande wereldorde naar den regel gebeuren kon — zijn geniale blik zag ter naauwernood dié oneindig krachtige, in hare hoogst verscheiden werking zoo hoogst ('■éno, door volkomen afsluiting ccnigo maatschappij, dié vlekkeloos heilige gestalte, rustig voortzwevende op de onstuimige wereldzee, dié door achttien eeuwen heen onwrikbaar vaststaande rots, dién levenden, alle volken der aarde omvattenden, allen naar één zicli bewust middenpunt heentrekkenden cirkel; of zijn hart riep in de vervoering zijner liefde uit: dat is oneindige Orde, dat is de vrije Schepping van een Mensch geworden God, dat is de Bruid van Jksus cnimstus, dat is de Kerk, gesticht-door den Zaligmaker dor wereld, den Zoon van God en Zoon van Ma ki a!
Zijn eerbied voor die Kerk, en alzoo op de eerste plaats voor haar onfeilbaar gezag, was dan ook, gelijk die van ieder behoort te zijn, maar die niet te min in ■ulk een geest toch zooveel te lofwaardiger is, zijn eerbied voor die Kerk in heel haar omvang was onbegrensd. Mij zeiven heugt hot nog als de dag van heden, hoe in een belangrijk vraagpunt, dat naar zijne overtuiging— en wie zijner leerlingen deelde die niet gaarne? — door vele godgeleerden en wijsgeeren zelfs niet behoor-lijk opgesteld, maar met een ander verward werd, do vraag namelijk: wolko etgensohap wij in God het eerst.
dut wil zeggen, als de eerste moeten denken - mij heugt liet, hoe de geniale wijsgeer, fils ter bevestigiiiü' van zijne overtuiging, zegepralend het antwoord aanhaalde, door hem als kind op eene vraag uit den Katecliisinus gegeven: dat God is een Zuivere, Ongeschapen Greest. Is het alzoo wel te verwonderen, dat zijn Katholiek (xe-nio — waaraan liet vergund was, in het nieuw verschijnend maandschrift, de Katholiek genaamd, het eerst te spreken — aanstonds voor het oog zijner landgenooten, die voor het grootst gedeelte van de Kerk zijn afgeweken, zich ontwikkelde in eene even grondige uiteenzetting en diepzinnige verklaring als schrikbarende beschrijving van den toestand van het Protestantisme? Is het wonder, dat hij jaren en jaren voortging den vinger te leggen op de wonde, die het reeds lang deed zieltogen, omdat het zich van de bron des levens verwijderd, van den alles zamenhou-denden band der eene Kerk en haar onfeilbaar gezag losgemaakt had; wonder, dat hij op het gezigt der grenzelooze verwarring, die telkens meer voor hem uitkwam, do noodzakelijkheid, de verhevenheid en alles omvattende roeping van liet gezag der Katholieke Kerk en haar zigtbaar Opperhoofd met altijd sterker kleuren voor onze oogen afschilderde ?
Men denke echter niet, dat zijn onbegrensde eerbied voor de Kerk niet anders was dan eene slaafsche vrees voor haar gezag, door niemand straffeloos te schenden. Neon, geen schuchtere eerbied, evenmin, geen ver vooruitziende gees-tenblik alleen was het, die hem reeds voorjaren, toen bijna elk met de beste verwachtingen voor het heil der Kerk was vervuld, al de rampen deed voorspellen, die Haar op dit oogenblik treffen. Geen vrees was het, die hem drong, ook op zijn sterfbed meermalen den wensdi te uiten, om voor zijn dood eerst nog de zegepraal dier Kerk en van
haar lioilig Hoofd Pius IX in den bangen strijd dezer dagen te mogen aanschouwen! Geen koude overtuiging alleen deed hein reeds voor vele jaren, van den triumf der Kerk sprekend, uitroepen: //al mogen onze oogen haar triumf niet zien op aarde, die hoop is schoon genoeg om er in te sterven!quot; Zoo spreekt de liefde! Ja, Broere beminde de Kerk, zooals Broere beminnen kon!
Aan Haar was hij de hoogste kracht van zijn genie verschuldigd; haar levensadem blies hem aan; door Haar werd hij bezield. Aan hare verdediging waren dan ook de krachten van zijnen geest, aan hare grootsche persoonlijkheden, vooral aan do Verloste bij uitnemendheid, aan do Moeder des Verlossers, de onbevlekte Maagd Maria was zijne kunst, aan de glorie der Kerk zijn gansche genie gewijd. Haar bezong hij in de vervoering zijner liefde; en het grootsche heldendicht, tegelijk met zijn Katholiek wijsgecrig stelsel opgezet en bearbeid, had niet anders dan de zegepraal der Kerk op het heidendom , met de nieuwe maatschappij door Haar gesticht, ten schitterend onderwerp. Heerlijke levenstaak, slechts berekend voor een alomvattend, bij uitnemendheid Katholiek Genie, die aan de Kerk en hare dienst door de innigste en heiligste banden voor altijd was verbonden!
Geliefde Kweekelingen van het heiligdom, het laatste, het alles inhoudende, alles verklarende woord heb ik nog niet gezegd: Een geest, een hart als het zijne zou geen rust hebben gevonden in liet beminnen van de eindige, stoffelijke, vergankelijke schoonheid. Alleen de eeuwig vlek-kelooze Bruid van Jesus Christus zelve was groot, was schoon genoeg, om zijne liefde, heel zijn hart voor immer te bezitten. Voor Haar, voor de Kerk alleen wilde hij leven; met Haar leed, met Haar genoot hij; Haar zocht hij, door hooger kracht gesteund, uit het leven van eigen
25
geest en hart, getrouwe kinderen te winnen; onafscheidelijk was hij uit vrije liefde aan Haar alleen gehecht. Ja, op liet lichtend voorhoofd van dien Imogen, dien Cliriste-lijken, dien bij uitnemendheid Katholieken Genie blonk de schoonste kroon, door God, door Christus en zijne Kerk ooit aan eenig sterveling geschonken, de eeuwig-stralende kroon dos priesterschaps.
Dat, dAt alleen zegt alles: Met het onbloedig Otter van Calvarie, door zijne hand opgedragen, offerde die hoog-be voorregte Genie in diep en nederig geloof dagelijks voor het altaar zich zelf aan den Homelschcn Vader. Daar leerde hij mei do eeuwige Wijsheid, met het VIeeschgoworden Woord, dat hij onder de nederige gedaante van brood en wijn ontving, zich zei ven te vernederen. Daar, waar geest en zinnen beide stilstaan voor het ontzettende geheim der liefde, putto hij die diepe nederigheid, die hem zoo geheel bijzonder beminnelijk maakte bij allen, geleerden en eenvoudigen, maar die naar zijne eigene opvatting slechts de laatste, de alles afdoende trek was van den waren Genie; omdat de hoogste wetenschap geene andere zijn kan, dan het diepst mogelijke bewustzijn van niets te weten. Daar werd dat rusteloos naar waarheid, naar schoon en goed smachtend hart verzadigd, dat, van loven, van liefde overvloeijond hart togen allo aanzoekingen van den geest des kwaads gesterkt. Daar was die heilige verontwaardiging ontgloeid, waarmede hij nog van zijn sterfbed onder reuzenslagen den hoogmoed van het protes-tantscho ik ter nedersloeg. Daar ontwelde, daar bruiste in zijn hart die bijna hemelsche lofzang op, ter eere van het heilig Altaargeheim eens door hem gezongen op den toon eener vervoering, zooals alleen een Christelijk on Katholiek Genie, door het priesterschap geheiligd, bereiken kan; een lofzang, waarin rijkdom van geniale
20
gedachten, ontzettende beelden, en even teeder als diep en verheven gevoel, met kracht en zuiverheid van toon, vnn kleuren, moet ik zeggen, om den voorrang dingen: een lofzang, waarin, om de 11 Hostie van ons tabernakel heen, de gansche wereldorde, van den troon der Driecenige Godheid uitgaande, met bare gansche geschiedenis tot liet einde der eeuwen toe, als in een cirkel voortrolt, en de glorie van het voltrokken Verlossingswerk, dat doorliet Offer van Calvarie op het altaar nog voorgezet, en in de aanschouwing van Vader, Zoon en 11. Geest eeuwig gevierd wordt, ons verrukkend tegenstraalt.
Neen, dat is geen kunst alleen, die zoo kan zingen I Dat is het lied der liefde, die dagelijks in de diepte des harten luistert naar het \\ oord, dat God en menschen hooren; dat is dekreet der oneindigheid, geslaakt inliet eindige stof, eindig, ja, maar waarin de Koning van het lijden de kiem heeft gelegd der verrijzenis tot een eindeloos zalig leven; dat is het verlangen eener met God innig verbonden ziel, die de boeijen van haar aardschen kerker wenscht uit te breken, en haar Redder wil tegen-treden van de puinhoopen dezer wereld; dat is de offerbede van den Priksikr, om Hem, dien iiij zoo menigmaal aanschouwde achter den sluijer der zinnen, te zien oog in oog zooals Hij is, met de Engelen den Troon van 't Lam te omringen, dat hij dagelijks in zijne handen droeg, en, in den stroom der Goddelijke liefde badend, don eeuwigen Vader in den ongeschapen Zoon het Alleluja der overwinning, bet driemaal heilig toe te zingen!
O Bkoekk, wij hebben U lief gehad van het oogenblik af, dat wij U zagen; wij hebhen U bewonderd, allen! Doch waarom spraakt Gij zoo weinig over U zei ven, dat wij slechts eene schets kunnen geven van hetgeen Gij waart, toen uw onvergelijkelijk genie zich met al den gloed
27
uwer liefde aan uwe leerlingen moest mecledceleuEli welk eene schets helaas! Alles wat groot en schoon, al watedel en beminnelijk is, iiebt (iij gezocht geheel voor ons open te leggen, alleen LT zei ven niet! Neen, wij hebben U niet gekend! Althans wat mij betreft, helaas, eerst aan den rand van het graf vallen mij de laatste nevelen van de oogen weg! Eerwaarde Broeders — hetzij mij ver gund nogmaals tot allen het woord te rigten - ■ 't is mij, of dit uur de groote Geest van Hiioekio hier om ons henen zweeft; of zijn gezaligde blik beurtelings rust op ons, of biddend voor zijne kinderen, voor llageveld, opziet tot God. Verklaren wij liet dan plegtig, ids hoorde iiij ons : Ondankbaar is hij, voor wien voortaan de naam, de nagedachtenis van Buokue niet heilig is; die niet bidt voor zijne ziel, zoolang als hij bidt voor de ziel van zijnen Vader en zijne Moeder! Een waardig gedenkteeken verrijze op zijne asch; de weldaden, door hem aan de kweekelin-gen voor het priesterschap hier geschonken, mogen door godsdienstige stichtingen hier voortduren na zijnen dood! Hij blijve sproken tot ons en tot het verre nageslacht door zijne heerlijke geschriften! Zoo krachtig mogelijk zullen wij steunen al wat vrienden en leerlingen , zijner waardig, tot stand willen brengen, om hem, om Gode onzen dank te toonen voor zooveel goeds, als wij in hem van God ontvingen! Maar ook, wat er gebenre, op de muren van llageveld, waaraan hij zelf, reeds stervend, een blijvend aandenken zijner liefde schonk, prijke zijn naam in liet zuiverst goud op onvergankelijk marmer, opdat elk ja ar het jeugdiger kroost den ouderen vrage, wat die steen, wat die naam beteekent, en altijd llageveld aan llageveld dankbaar verkondige, wie voor llageveld inzonderheid UKOERE was.
A ,\i i-;