-ocr page 1-

LYKPREDIK ATIE,

s-quot;' OVER

PSALM XXXVIll vs. 5.

gedaan op het afsterven

VAN DEN

Wel Eerwaarden enWydberoemden Heer

tacobus de roeper,

J INZYNEERVV. LEVEN

koomsch friester. pastoor en

overste van het beg tnh 0 ff te am sterdam.

Overleden den 25. Maart i772*

f

Te AMSTERDAM, B7 THEODORUS CRAJENSCHOT» en

T A Nvan s TENDEL» Boekvcrkoopers.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

DEN

ZEER GEACHTEN HEEREN

MARC ANTONIUS GALLEANI» A DRI ANUS IPERDYK, CHRISTIAAN LOVER.

E N

DE GEHEELE GEMEENTE, MEER EN MIN AANZIENELYKE VAN HET BEGYNHOFF

T E

AMSTERDAM,

WORD DF, EZE

PREDIKATIE,

OVER

-ocr page 4-

OVER

HUNNEN ZALIGEN

HERDER en LEER A AR,

OP 'T VERZOEK VAN ZOMMIGE IN 'T LICHT GEGEEVEN

MET ALLE ACTING EN GENEGENHEID

OPGEDRAGEN.

Door üw Ed*. Dienstvaardige Dienaar,

T. H. O. P.

L YK-

-ocr page 5-

LYKPREDIK ATIE,

OVER

PSALM XXXVIII. vs. 5,

*

Notum fac tnihi finem $ Maakt my Heere myn mcimi, amp; nwnerwn die- ^ einde bekent,en welk rum meorwn quis est. ^5 het getal myner da-3quot; gen is. Pf. 38. vs. 5.

Heden zal ik geen blyde Boodlchap-Brenger zyn , die men met een vrolyke toon te gemoed voerd;eden zal ik geen blyde Boodlchap-Brenger zyn , die men met een vrolyke toon te gemoed voerd; Hoe [choon zyn op de bergen de voeten der gecne, die den vreede verkondigt en preekt, die het goede verkondigt, de zaligheid preekt, (aï) Ik zal in waarheid een Cbuji zyn, als David eens ontmoete^), die de zaaken zoo als ze leggen,ontvouwen , en een harde tyding verkondigen zal; en dan zal 't zyn , als Jefaias eens zeide: Ik ben met Icnmuwtheii bevangen, ik ben ontftelt geweut toen ik het zag, myn hert is weg gekrompen is egter myn oogwit niet deeze wonde van zwaa-re rouw, deeze bittere tyding nog versch, en rauw tot vernieuwing van pyn te raaken, en het voorgevalle tot nieuwe droefheid te herinneren, maar na 't verhaal van een harde flag, ons op 't hoofd gedaalt, ons te vertroosten en deeze fmertclyke wonde eenigzints te verzag-ten met het voorftellen van 's Mans Godvrug-tig leven en uiteinde. Nochtans hoe dit best aangevangen? Ik kan met waarheid zeggen, dat ik nooit den Stoel met zoo een ontroering beklom,

(a) Jcf, LIT: 7, (b) z Reg. XVIII: 31, 31.

{c) Jef. XXI: 3, 4.

A 3

-ocr page 6-

lt;5r LYKPREDI KATIE,

klom,ja met knikkende knijen cn met veel ontzetting voor uw aanfehyn ben verfchecnen , myn gemoed met droefheid overftelpt, laat my naauw toe te fprecken, daar ik evenwel fprec-ken moet, en 't verhaal doen van een zaak, welke eenieder zyn 'cr Vrienden het harte doet opkrimpen. Jk gebruike dan de woorden van David m zyns louvckla^te over /Jbiur: Het is u immers niet mbekent, dat 'erlrden een groot Prirs, ik zegge een groot Man in ons 'gccstelyk Ir .'él gévallen it (?/), Ken Man die mee Leer en Leven, met Woord en Wandel Predikte, een uitmuntend IVhifi; Waar door deeze plaatze in rouw cn droefheid gedompelt is: en waar over het Israël Gods regtmatig treuren mag; want wy agten 't onze pligc onzer Vrienden ukvaard met onze traanen te vereeren. Cicero zegt: „ dat de ou-,, ders en kinderen van beiderlei kunne, als „ mede alle andere Nabellaanden , Bloedver-„ wanten en Vrienden, volgens de verfchul-s, digde eerbiedigheid en medoogenheid van ie-,, ders gemoed moeten beweend wordenquot;. Dit niet te doen is een onverfclioonbaare ongevoeligheid, over welke God zelf klaagt: De. recht, vaardige fterft, (n niemand neemt V ter her te, de hannhertige merfchm iwden ivcggebaah zonder dat 'êr iemand cpUtte (e). Zoo lezen we, dat Jlbra-l».i»idedood vanzyn beminde Sara beweende (ƒquot;). Wat een naare Klaagtoon floeg^coioverdege-xneinde dood van j'of pk Christus zeU heeft ge. went (g) en traanen geftort over de dood van iyn halsvriend Lazarus ^ de gemeente van Jeru-falem beweende Stephanus. Het was ook een der lesfen van Sirachs Zoon: Zoon Jiort mve traanen

ever

{d) iRfg. 111: 33-38. (0 Jef. LVII;

{f) Gen. XXUI: i. (g) Joan. XI: 35.

-ocr page 7-

over PSALM XXXVIII: 5. r

aver een dooien: Weent bitterlyk en weest vurig in't geklag en maakt de rouwe na zyne waardigheid (6), Zouden wy dan niet bedroeft zyn, en de dood beweenen van onze beste en gemeenzaamfte Vrienden? Zoud ge dan geen traanen ftorten over uwen uitmuntenden Herder en Leeraar van Gods Kerke ? Dog onze droefheid moet ge-matigt zyn, en niet te verre gaan. Jooden en Heidenen bedreeven zulken onmatigen rouw over een dooden, dat 't wel razerny en dolheid geleek. Zy fcheurden hunne kleederen, rukten het hair uit 't hoofd, en of dit alles niet genoeg was, zoo floegenze met vuisten voor hunne herten, fneeden hun vleesch, en dier-gelyke dingen deeden zy meer. Overfwaar was de rouw van Alexander den Grooten, over de dood van zynen Uefcstion; hy wierp zig op 't lichaam van zynen Vriend, maakte een gruuwzaam misbaar , betreurende hem dag en nagt: en Itelde zig aan of alles met hem verlooren was, en als of de Arts in 't bezorgen van zyne gezondheid zyn pügt niet genoegzaam betragt had : zoo deed hy den zelven aan een kruis hegten. Toen den dood van Drufus G er mankus te Romen ge-boodfchapt wierd, raasden de Romeinen van droefheid; fteenigden hunne Tempelen, fmee-ten de Altaaren hunner Goden ten onderften boven , wierpen hunne huisgoden opftraat, en leiden hunne kinderen te vondeling: niet anders dan of zy den dood van zulk een dapperen en onvergely-kelyken Man aan de Goden wilden wreeken.Zulke beweegingen van heiden fche droefheid is den Christenen ongeoorlooft, als die betere hope hebben , waarom Paulus zegt: Broeders, -wy wil' len niet dat gy onweetend zyt, aangaande de geenen die

ont-

(b) Eed. 3?: 16, 17, 18. Grickfchc Text. ^

A 4

-ocr page 8-

t L Y K P R E D I K A T I E

ontjlaapcn zyn, opdat gy u niet bedroeft als de andere die geen hope hebben (f). Laat ons dan onze droef, hcid matigen, want waarlyk groot is onze hope wegens u Overledene Herder , die zyn einde heeft voorzien en zig daar tegen heeft bereid , want 't kan niet anders zyn, dan dat die christelyk geleefc heeft, ook christelyk fterve. Het heeft dan den Albeflierder behaagt uwen Herder en Vader in Christus, mynen Boezemvriend en Amptgenoot tot onze gemeene fmer-te en droefheid door de dood ons te ontrukken. Van myn lieve Vriend dan verkooren , om zyn Nagedagtenis dooreen Lykreden te vieren,zoo heb ik daar toe verkoozen Davids woorden : Maakt my Heere myn einde hekent, en welk het getal tnyner dagen is. Dog om ons met het onderzoek, waar en wanneer de woorden van onzen Text allernaast toepasfelyk zyn , niet op te houden, zoo zullen we de zelve als algcmeene waarheden tot ons oogmerk overbrengen, waar toe Jmphsftme Domme,zeer Eerw.Heeren,enAcht-baare en Geachte, meer en min aanzienelykc verzoeke uw gedult en aandagt te verleenen.

David van allerhande rampen overvallen, en door deerlyke tegenfpoeden geflingcrt, voelde zig door verfcheide hertstogten befprongen, dan zwygt hy eens, dan roept hy luitskeels: dan legt hy den vinger op den mond, zyn herte word heet,het viel hem als ondragelyk van zyn eigen Zoon Abfalom, van dat wangedrogt vervolgt te worden, hy keert zig dan tot God en zegt: Maakt my Heere myn einde bekent, en welk bet getal myner dagen is. Maar wat wil dog David weeten ? is 't ook nieuwsgierigheid, die hem deeze beede uitperst; zoud hy misfehien willen

het

(0 i Thcsf. IV: 13.

-ocr page 9-

over PSALM XXXVIII: 5. 9

het oogenblilc van zyn einde, of do wyze zyns doods weeten? verre van daar, zulke nieuwsgierigheid past geen vervolgde en verdrukte David ,maar een wanhopende Saul (/;}, die daarom Samuel doet ofmekken. De ty ten en flondcn te willen weeten, die God in zync macht gcfielt heeft (/) •' Wat is dit anders als met een roekelooze pooging zoeken in te dringen in Gods Heiligdom en tot de geheimkamer zyner Voorzienigheid door te booren, en een afgrond peilen ? Een benieuwt-heid die in den Man na Gods herte niet vallen kan, als al te wel onderregt van Mofes woorden : de verboolcn dingen zyn voor den Hcere onzen Grid, mwr de geopenbaarde voor ons en onze kinderen (m). Wat wilt dan Israels Koning met deeze beede? niet anders, dan hy zyn einde mag belchouwen en bedenken , en hem die gedagten tot het doelwit van al zyn handelingen ftrekke, en dat hy volgens zyn eige uitdrukking: De jnaren der eeuwigheid in zyne gedagten hebbe («), en zyn ftcr-ven niet vergeete. Wel was David dan van 't zelve niet genoeg overtuigt, had de natuur en ondervindinge hem niet geleerd, dat 't als Pau-lus zegt: Alle msnfcben gefield is eenmaal te fterven, en dat de dooi (0) om als Job te fprecken: Het Uuis der zamenkomlle is v-m allen, die hier leven (q); en dat het eene Geflagte gaat, en het andere komt , dat 'er geen uitzondering is voor een Pharao of Herodes, een fterken Goliath heeft geen voorregt boven een zwakken David, geen onderfcheid tusfclien een ouden Methufalem en een jongen Abel, Methufalems eeuwen hebben hun einde zoo wel als de uuren van Berfabëas kind, ook zegt Sirachs Zoon: De Jlerfdag is zoo wel voor

die

(fc)iReg. XXVIII: 11. fOAdU;?, (w)Deut.XXIX;z9.

(») Pf. LXXV1: 6. (0) Heb IX: 27. (p) Job XXX; 13.

A 5

-ocr page 10-

io LYK PREDIKATIE,

die op eenen pracbtigen Throon zit, als die op de Aarde in de asfcbe mderlegt: 200 ml voor aie in hemd-hlaauwe klederen gaat, en een Kroon draagt, als die met een linnen Kedel gekleed is (q). Zag David dan niet, dat zyn leven , zyn ryk zig ten einde fpoeiden? 6 Ja! Maar David beoogt geen ken-nisfe van bcfpiegelinge of befchouwinge, maar van oeffeninge en betragtinge. Hy fmeekt om geen herlchen , maar om een herten kennis, om zyn einde met ingefpannen aandagt te be. fchomven ; en dat by meten mag wat hem ge-breekt (r): en dat die kennisfe het doelwit van al zyn handelingen moogen zyn.

Daar is wel niemand, die niet van de waarheid van zyn fterven overtuigt is; maar weinig denken 'eraan,gelyk als het wel behoorde. Wie is 'er onkundig van ? en nochtans men maakt 'er geen genoegzaame opmerkingen op , jam-meriyk word het vergeeten, ook is men gewoon deeze gedagten te verfchuiven, en die betrag-ting met een Felix ter gelegener tydt uit te ftel-len (0? en die ons van ons einde fpreeken, wor-den dikwils ontfangen als Micheas, welke /khab Israels Koning nimmer iets goeds zside (i): zulke menfehen zyn moeielyke troosters. Het is 'er verre van daan van zyn einde te kennen, dat men het zelve nog verre ftelt. Zommige vestigen zig om de bloem hunner jaaren met Abfa-lom, andere op hunne gezondheid met Ezechias, zommige op de kragt der geneesmiddelen met Aza, zommige op hunne kragten met Sarazen, daar ze ziek zynde mede uitroepen: Jk zal uit-gaan, gelyk ik t'voor en deed, en ik zal my daar uit redden (u), die geene zelfs die op den oever van

den

(q) Eed.XL: 1,3,4- (O Pf- XXXVIII: 5.

v) Aa. XXIV: 15. (t) 3 Reg. XXII; 8 («) .Jud. XVIrzo.

-ocr page 11-

own PSALM XXXVIII: .11

tjcn dood ftaan gt; zyn dc fpitsvinnigfte om zig te bedriegen, en vcriaaten zig dan eens op hun wakkerheid , dan op hun welgefchiktc levens-maaf, nu op de hooge (aaren hunner Voorouders, dan op de voorbeelden der geenen die oud zyn of worden gt; en mecnigwerf hebben zy niet meer dagen of uuren over, als zy zi^ jaaren verbeelden, het gaat 'er veele als de Ryke Man die zig nog veel jaaren met zyn gozd dagt te ver-lustigen (v), daar intuslchen die eige nacht zyn üid weder afgeëischt wierd. Oordeel dan Gelovigen, of Davids beede overtollig was, en of hy geen groote drangrede had om zig tot God te wenden, zeker, 't is nog in laage of hooge Schooien dat men deeze kennisfe haalt, deezi gam Gods is om geen geld te verkrygen (tu), om de woordqn van den Apostel Petrus te ontleenen. £)e Geleerdlle zyn zomtyds hier de on weeten-fte, de Wyzen de minstbedagfte, de Medicyn-jneesters de flegte Waarzeggers, het is alleen dt Vader der Lichten^ van men alle goede giften, cn'.allt volmaakte gaven is afkoomende (x), die ons de regte kennis van ons einde kan geven. 'T was dan niet zonder reden, dat David zig om deeze kennisfe tot God keerde; immersnietsis 'erbekwaa* mer om den mensch tot inkeer te brengen, om zyn hoogmoed te breidelen , en om den vloed der gebreken op te floppen, en ons met de wyzt Maagden tot voorzorging onzer Lampen te nood-zaken(;y),en met den voorzigtigen Huisvader te waaken , met de trouwe Dienstknechten onze ponden ten vvinfte aan te leggen, om als God uit zyn Heiligdom zal roepen : Keert weder, 6 kinde* ren der menfeben (2), als dan bereid te zyn. By

om-

(v) Luc. XII; 16, 18, 19, 10. (w) Act. VIII; io.

{X) Jac. J: 17. (y) Mat tb. XXV. (s) Pf. LXXXIX: 3,

-ocr page 12-

J2 LYKPREDIKATIE,

omkeeringe moogen \vy zeggen, dat het gebrek deezer kennisfe, de oorzaak der zonden is, en van de moorderijen onzer zielen. Bedagt men beter zyn einde, een gierigaart zou zyn gedachten niet vestigei^ op zyn geld en koffers, veel minder zyn hert daar aan hegten. Abfalom nog Adonias zouden zulke ftaatzuchtige gedagten niet gehad hebben, een Alexander zou na geen nieuwe Waerelden geftaatzucht, nog Créfus zig in zyn fchatten gekittelt hebben; de arme Mier zou dan voor geen jaaren fchrapen, en zon,der tegenfpraak minder arbeids doen, zoo ze den voet kende die haar verpletteren zoude.

'T was dan niet zonder reede, dat de Propheet God bidt om zyn einde te kennen, want liy vraagt niet flegts na 's menfehen uitgang in 't gemeen, maar in 't byzonder, zynen eigen uitgang te overleggen: en regt te begrypen dat alle mmfib, hoe vast hy ftaat, enkel ydelbeid is (a). Veele zyn 'er die we! denken op hun Buurmans einde , en hun eige niet eens gade flaan , doorgaans zyn wy fcherpzichtig in anders mans zaa-ken, en blind in onze cige: ieder denkt zyn makker zal de voortogt hebben, cn terwyl hy op dit overleg denkt, zoo trefc hem het lot als Jonas, zoo een zegt met den Pharijeë: God ik êanke u dat ik niet ben als andere menf-ben, dat ik niet jigtig , fteenachtig of diergelyke kwalen hebbe, ondertusfehen een koorts verteert hem, een beroertheid gaat met hera door, een val-fche pas doet hem nederllorten , 't gaat 'er mede als met Aman, die had 't op Mardocheus gemunt, en ondertusfehen wierd'tzyn eige beurt. Hoe weinig is 'er noodig om onzen levensdraac af te fnyden, 't welk maar in den adem beftaat,

die

(a) Pf, XXXVIII; 6. (i) Jonas I: 7. Cc) Eft. VII: 10.

-ocr page 13-

over psalm xxxviii: 5. 13

die in onze neusgaten is, en om den zelven to verflikken; hoe weinig hoort 'er toe^ Een ho-rologie is een wonder maakzel, een enkel ftof» je kan 't egtcr ontftellen en doen ftil ftaan: zoo gaat 't ook met ons lichaam dat weergaloos en wonder konlluk van den Schepper; een zandftofje of wat gruis kan het ter neder vellen, een vergiften adem dooden, het aanraaken van een pestkleed befmetten , een fluim doen flikken , de minste ongefteldheid kan een einde van ons maaken. Een yzer by geval van het hout afgefchooten, (rf) ew Jleen die op Abimekchs boofd ftort, (e) een boom die Ahfo-lom hair vat, (ƒ) en een weinig vaaks die Eu. tichtis, terwyl l'aulus preekte uit een ven/ter doet nc-derflorten.Ken wind die de zeilen vat, een vonkje vuurs in't kruid: alle en diergelyke dingen hebben kragts genoeg om ons beltaan af te fny-den. JNogtans moesten wy de waarheid hulde doen, en bekennen dat 't in de beginne zo nieC was, want als de wyze Man zeit: God heeft den mensch onjlerffdyk gefebaapen, en hem gemaakt na 't beeld zyner gclykenisfe; (g) en had hy niet gezondigd,' nog was hy in 't Paradys; nog ten huidigen dage zou hem de levensboom tot fpy-ze ftrekken, de naam van Enoch, dat is fterffe-lyk mensch, zou nimmer op hem gepast hebben: maar om dat hy den doodelyken boom te na gekoomenis,zoois hy van den boom des levens verftooten, om het kleed der regtvaardig-heid te hebben uitgefchudt , zoo wierd hy met doodsvellen en met de dood zelf overkleedt, (6) Door de zonde is hy van d'onfterffelykheid berooft gt;

(d) Jud. IX: 53. (e) i Reg. XV: 9. (J) Aö. XX: 9-

(g) Sap, II: 13. (b) Gen, III; ai.

-ocr page 14-

t/f L Y K F R E D 1' K A T f

rooft, en de dood onderworpen geworderi\ waarom Paulas ook zcic: de belooning der zendt is de dood. (i) Hoe dieper de mensch zich in de zonden ingewikkelt heeft, hoe meer zyn Ie-ven verkort is. Van ncgenhondert jaaren ]e. vens voor de algemeene zondvloed, is 'c aan-Hónds op feshondert gekoomen , van die op vier, daarna op tweehondert, ftraks byna op de helft minder, en eindeiyk zco Davids woor. den Kilden ; onze levensty l duurt feveniig, of voor de fterkjltn tagtentig Jaaren (k), een geduurzaamheid in fchyn wel lang, maar in der daad zeer kort} want al die tyd is geen tyd van leven, ter nau» wer nood hebben vvy 'er het minfte gedeelte van, trek eens van ons leven den Slaap, die de Poëten de broeder van den dood noemen; van dc dagen zondert af de nagten; van onze jaaren fchcid die van de kindsheid en onbefon-ne jeugd af; en van al onze tyd , de Honden van benautheid en fraartc, ongemak en moeije. lykheden en verdere onaangenaarae dingen; ei geliefden , wat zal 'er dan nog over blyven ; weinig dagen en zomwyien weinig uuren. Wie onder duizenden ontvangt dien gryzen kroon van hooge Jaaren? hoe veele die mee de bloemen op dezelve dag uitkoomen en t'ondergaan? hoe veele worden in de eerfte kindsheid weggerukt? hoe meenige in den bloei hun 'er Jaaren, wanneer ze in haar grootfte fterkte zyn, andere in hun Jongelingfchap of Manbaare Jaaren, voegt daar by alle de gevallen die ons uit de waereld rukken , moeten we niet bekennen , dat tegen een die zyn loop volllrektelyk uitloopt, duizend in den ingang, of ter halver baane fneuvelen , waaragtig is dan Jobs zeggen:

(0 Rom. VI; 13. (J) Ps. LXXXIX: 10.

-ocr page 15-

OVER PSA L M XXXVIII: 5. 15

gen : (/) (de mcnscb uit een vrouw gehoor en leeft een korten tyil; dog 't beklaagelykfte is , dat fchoon ons leven zoo kort is, wy nog arbeiden en toeleggen om 't zelve te bcfnoejen en te verkorten, en den meest aangeboore van alle pligten, eigen behoudenisfe in de wind flaan. Wat is'er niet een groote menigte te vinden, die om zo te fprecken door allerhande wegen en zonden zig als het hart afftecken, en he; getal hunner dagen minderen, waarom ook David zegt: (rri) de bloedgierige en valfche mmfchen zullen de helft hunner dagen niet baaien. Het is ook een van Salomons Spreuken: («) De Jaaren der god-loozcn zullen verkort worden. Onkuize wulpen , wat zyt gy anders als eige moorders? wat u leven als een lampe, waar van ge zelfs dc olie verflind, en 't vuur uitbluseht, gulfige menfehen, graaft ge met eige tanden niet uw eigen graf? en met u te ovcrlaaden, doet -ge het Schip te gronde gaan, natgierige Suipers ontfteekt ge zelfs de gloed niet die u verilind? gy zwelgt met lugter herte die droppels in, die u op 't laast geesfelen, en u in 't eind fmoo-xen en verdrinken, heetdriftige menfehen zyn niet u togten, de nyd, de argwaan, oploopen-heid en gramfchappen, al zoo veel inëetende kwaaien, die u verknaagen, vlammen die u ver-flinden, gieren die u by levenden lyve, den lever uitpikken, gierigaards, is 't niet om ryle te fterven, dat ge u dood meenigwerf verhaast? laat ons regt uit bekennen, dat we on-ze dagen veeltyds ten einde doen fnellen door ons eigen gedrag, het zy dan, dat ons de moe-jelykheden afmatten, de zorgen overweldigen,

CO Job XIV; I. (m) Pf. LIV: z*. (n) Pror. X: 17.

-ocr page 16-

16 LYKPRE* Dl KATIE

gen,het nagtbraakcn vcrgryst, en den kommer ons verteere. Daar we dan met Joli weetcn, cn zomwylen zeggen : zal de kortheid myn 'er d igen niet haast een einde neme»? (o) de Heiland zcide eens tot de Jerufalemmers: ^c/; 0/ gy erkendey tok nog op deezen uwen dag; 'f gene u tot vreede flrekt; (p) Zondaars, zeg ik, mogt gy ten minften deezen dag, nn u de beeldtenis des doods door 't afïlerven van uwen Leeraar levendig voor oogen komt, u tegen dien doo-delyken Slag bereiden, op dat gy 'er niet van verrascht mogt worden, gelyk 'er veelen gebeurt en tot haar fchaade des Predikers zeggen ondervinden : gelyk do vis/chen gevangen voorden r met den angel, en den vogelen met de Jirik, alz.00 zullen de menfehen verrascht worden door den kwaa. den dag. (q) Hoe behoorde we ons dan daar toe te bereiden om van die dag niet onvoorziens overvallen te worden. 'T is dwaasheid de bereiding tot den laatften dag uit te Hellen, zulks doen is de eeuwige zaligheid in de weegfchaal ftellen. 'T is geen tyd meer voor een misdadige tot inkeer te koomen, wanneer de Gerechtsdienaars vast naderen. 'T is te laat na olie om te zien,als de Bruigom reeds aan onze deuren klopt (r), 't is te laat zig dan gereed te maa-ken, wanneer de dood reeds door onze vensters is in-geklommen (f) als Jeremias woorden luiden. Den boozen dag moet voorgekoomen worden. Daar is wel niemand die niet wenscht 'er toe bereid te zyn,maar het is met wenfehen niet te doen, wy moeten vooraf onze geweetens reinigen, onzen God dienen, den naasten beminnen, onze begeerlykheden en kwade lusten dooden,

harts-

(V) Job X: 20. (p) Luk. XIX: 41. iq) Eed, IX.. it.

(r) Matth. XXV. 6. (s) Jerem. IX: it.

-ocr page 17-

over PSALM XXXVIII; 5. i7

hertstogten overwinnen en onder bedwang brengen, en tot behoudenisfe onzer zielen ar-beiden. Het was al een oud zeggen van een heiden, dat 'er veelc wilde leven als Krefus, en fterven als Socrates. Men leest van een wellustig Jongeling, dat hy de H. Vader Ambrofiua ziende fterven, zig tot zyne wulpze medemalc. kers keerde, zeggende: Ach! mogt ik leven met u, en fterven met deeze. Dit is de taal of wensch van ontelbaare waereldlingen, als zc het zalig einde der godvrugtige befchouwen , en al waren zy zoo onregtvaardig als Balaam, zoo zouden zy dog met dien godlooze zeggen: myn ziele Jlerve de dood der regtvaardigeu, en myn ui-terfie worde dat van hen gelyk (/gt;). Dog zó min als men licht met duifternisfe kan paaren, of hemel en aarde, vuur en water ivereenigcn , zoo min kan men een zalige fterfdag mee een waerelds leven t'zamenvoegen. De gene die God in zyn kragt verlaat , word ook in zyn fmert van hem verlaaten, die niet aan zyn Schep' per denkt in de dagen zyn 'er Jongheid {q), aan dien denkt de Heere niet in de dagen des verdruts en van ouderdom. Die God vergeet in zyn leven, dien vergeet God ook in de dood: Want men kan zig van geen zaligen uitgang verzekeren, als op de grondflag, waar op Paulus bouwde , zeggende: ik heb een goeden ftryd geftreeden, tnynen loop voltrokken, het geloof bewaart (gt;), Die met dezelve Leeraar niet kan zeggen: Christus ismyleeven, die kan ook niet zeggen, dat bet fterven een gewin is (s). De flemvie uit den bemel riep wel: Zalig zyn de dcoden, maar welke; quot;alleen

(p) Num. XXIII; 10. iq) Eccl. XII: r,

(r) z Tim, IV; *. (j) Phil. I: n.

B

-ocr page 18-

2o LYKPREDIKATIE

daarvan getuigen. Hy bezat in een hooge graat, al de bekwaamheden, die de Heiland in een Leeraar vereischt: welke wil, dat zy ge-Jyk zyn aan een Vader des huügezins., die uit zynen Schat nieuwe en oude dingen voortbrengt (z). Hy was gelyk een Koopman , die zynen winkel voorziet en verciert met allerlei Waaren; hy dreef handel met de wysheid, na de vermaning van Salomon, zeggende: Koopt de waarheid, de wysheid, de geleerdheid en verftandigheid (a) , en die hem ook zo eigen geworden was, als of hy 'er mede ter waereld was gekomen. Hy was als een andere /Ipollo, machtig in de fchriftcn (b), en waardoor hy het gemoed zyn 'er Toehoorderen wist weg te rukken. Sprak hy van den fchrik des Heeren, wie beefde niet? bewoog hy den zondaar tot boetvaardigheid, wiens oogen vloeiden niet van trimen? was hy beezig met de fchuilhoeken van 't hert uit te haaien, wie vond zig niet fchuldig? fprak hy van de bcminnelyk-heid van God, van de Heerlykheid van Jefus, van de fchoonheid van de deugd, wie was 'er niet van opgetoogen. Getuigt 't geachte Toe-hoorders, of 't boven de waarheid is het gene ik zegge.

Hoe yverig was hy niet in den dienst van God, waartoe hy niet ontzien heeft zyns lig-chaams kragten te verteeren. Het fchynt Gods Voorzienigheid vermaak neemt om defraaifteen welgefteitfte zielen in een zwak ligchaam te herbergen, op dat na Paulus uitdrukking: De kra^t Gods in zwakheid volbragt worde (c); want hy had als een tweede Timotheus een zwakke

maag,

(2) Matth XIII: yZl (a) Prov. XXIII; zj.

(b) Ad. XV1I1: 24. (c) 2 Kor. XII: 9.

-ocr page 19-

over PSALM XXXVIII: 5. 21

maag, worftelde met jigtigc pynen en kwaade becnen, die hem ook de dood veroorzaakc hebben. Zync zwakheden hebben egter zynen yver voor God niet konnen ftaaken , zoodat hy cm Davids woorden te gebruiken: Di yver van Gods huis hem heeft verjlonden (rf)*

Wat zal ik zeggen van zynen yver om ditliof met meerdere Maagden te verderen, en haar getal te vergrooten, en om aldus de luister van onzen Godsdienst in ftand te houden, gelyk hy dan de verhevenheid van den maagdelyken ftaac van Paulus geleerd had, die het l'piervvit kleed van den Maagdelyken boven denHuwelyken ftaac aanpryst, en daarom zeide: Ik wilde wel, dat gy alle waart, gelyk ik ben (j). Gelyk hy dan Pau-Jus raad zelf gevolgt heeft, zoo heeft hy ook getragt, en al zyn vermoogens ingefpannen om veele Maagden aan de Kerk, en aan Jefus toe te heiligen dus uw overleede Herder met regt de woorden van Paulus ten uwen opzigte heeft moogen gebruiken.* Ik yvere voor u met een godly, ken yver, want ik heb uluiden toebereidt, om u als een reine Maagd aan eenen Man, aan Christus ten bruide op te dragen (f).

Het is elk een, die ooit met hem heeft omgegaan , bekent, da: hy was opregt, ongeveinst in al zynen handel en doen, zoo van binnen als hy zig uicerlyk vertoonde; een regte Nathanael, in welken geen bedrog was Q). Beleefd, vriende-lyk , gulhertig , vol van broederlyke liefde , vreede maakende en van zyn kant vreede houdende met alle menfclten, zyn de zyn befchei-denheid tegen een iegelyk bekent.

Ik

(rf) Ps. LXVIII' 10, (e) 1 Kor. VU; 7.

(ƒ) x Kor. XI: 2. (g) Joan, I: 47.

B 3

-ocr page 20-

22 LYK PREDIKATIE,

Ik moest niet vergeeten zyn liefde tot den armen, een deugd waar mede hy als bezielt was; altoos indagtig de woorden van d'Apostel Jakobus: De zuivere Godsdienst by God onze leader, ij dei weduwen en weezen in hunne bedruktheid by te Jiiian(b'). Dit was zyn eigen element, daar toe al-tyd bereid om hun in hunne benauwtheid te verkwikken, zoo dat ik op hem mag toepasfen Jobs woorden : d'Oogen der weduwe heb ik niet laaien ivagten, ik heb myn brood niet alleen gegee-(en, de w es heeft daar ook van gegeeten (i).

Den armen is overtuigt, dat al waar hy by nooddruftige kwam, hy ook tekenen zyn 'er deugd en miltheid heeft agtergelaaten, dus ik, op d'Eerw. Overieedene het woord van Christus kan t'huis brengen: Ik heb honger gehad, en gy hebt my gefpyst, ik was naakt, en gy hebt my gekleed, ziek, en gy hebt my bezag' (('). Met een woord, gy zyn beminde Gemeente hebt een onvergelyke Herder verboren, die in alles Paulus lesfen tot Timotheus en Titus gevolge heeft; want hy was den geloovigen tot een voorbeeld •van goede wei ken, herbergzaam, goedertieren, matig, regt vaar dig, kuiscb (Q, kuisch zeg ik by uitnee-mentheid, bc^zig met lezen , vermanen m ondcrreg-ten (r«). Het is waar, zyn leven is ten aanzien van Jaaren, en tyd niec zeer lang geweest, hy heeft geen hoogen ouderdom bereikt; hy kon langer onder u gefcheencn, en gy in zyn licht u verheugd hebben, maar eilaas hy is 'er geweest, de dood heeft zyn mond gellooten, en Xyn tonge voor altoos fpraakeloos gemaaKt. Hy

heeft

(6) Jak. f: 17 («) Job XXXI: 17.

(k) Natth XXV; 35, (i) I Tim. IV; ij.,

(m) Tit. I; 8.

-ocr page 21-

óver PSALM XXXVIII: 5. 23

heeft in 't openbaar zedert voorleden Kersdag niet meer gefprooken, maar wei in 'c byzon-der, en met veel fti^ting tot de genen die hem in zyn zwakheid bezogten, hy zal nog fpree-ken, nadat hy geftorven is, terwyl zyn deug-den,by die hem gekent hebben, zullen geroemt worden, hy zal nog leven in de genen; die hy in Christus Jcfus door 'l Euangeliim geteelt beeft (n). Schoon ik ftraks melde dat hy geen hoogen top van Jaaren bereikt heeft, evenwel moogen wy hem, ten aanzien van zyn deugdelyke werken, als een oud man aanmerken, de woorden van den wyzen man pasfen zeer wel op hem: een onbefmet leven dient hem voor een hoogen ouderdom: want in korten tyd volmaakt geworden, heeft hy veel tyds vervult (0). In alle de deelen zyns Levens is niet veel ledigs gevonden, hy heeft alle zy-ne dagen zoo getelt, zyn einde zoo voorzien, alle uuren zoo befteed of elke uur de iaat-fte was.

Veel verkeerde hy met God door gebeden en dankzeggingen; zoodat hy ftudeerende bad, en biddende ftudeerde ,dus niet twyfele of in hem is, of zal bewaarheid worden des Propheets zeggen : Die geleerd zyn geweest, zullen blinken ais de glans des uit/pan fels, en die 'er veele ter regt-vaardigheid onder wyzen, als Starren in alle eeuwig' beid (ƒ;).

Hy was een Leeraar van welke ik mag zeggen ; 't gene Mattheus vermeld, die de Wet volbrengt en de geboden doet en letrd, zal groot ge' noem / worden in hei ryk der Hemelen Qq), hy heeft de Wet niet alleen geleerd en den weg aangewezen :

(n) i Kor. IV: ly. (0) Sap, IV; 9-13.

(/)) Dan. XII: 3. (q) Matth V: 19.

B4

-ocr page 22-

24 LYK PREDIKATIE

zen : maar hy heeft ze ook volbragt en voorgegaan. Hy heeft gelooft, 't gene hy gepredikt heeft , en zulks altyd zoeken te agtervolgen met een onbefprooken en doorfchynenden wandel. Dit was het regte middel om 't gene hy leerde , fmaakelyk te maaken aan de confcientien der menfthen.

Het is een gemeen, dog waaragtig zeggen, de ivourden wekken, maar d'Exempelen trekken. Hy deed niet als de Schriftgeleerden en PhanTeen, die de zwaare lasten die ze op de jchoudtren oer menfeh n leggen, met hunnen vinger niet wilden roe-ren (V). Maar de lasten die hy andere oplei, die droeg hy eerst zelfs, hy wees dien weg aan, dien hy zelfs bewandelde, en deed gelyk hy fprak, en fprak zoo, gelyk hy gedaan heeft; zynde een Herder als d'Apostel Petrus begeert: een voorbeeld der Kudde zynde (y); en die alles wat do pligt van een Herder vereischt, volkoomen betragt heeft. Wy verwagten dan niet onge-grond, dat hy ook de loon der goede Herders van Petrus belooft, ontvangen heeft , welke zeit: als (t'nppirherdcr verfchynen zat, zoo zult gy (f onverwclkhanre kroon der heerlykheid ontvangen (t).

Ik moest zyn groote ootmoedigheid de grond aller deugden niet ftilzwygende voorbygaan; want daar hy metter daat een zeer wys en geleerd man was, en onder de grootfte lichten der Hollandfche Kerk mogt gerekent worden; wie heeft 'er hem ooit hoovaardig over gezien? altoos indagtig de woorden van SirachsZoon: bne gy groot er zyt, verneder u des te meer in alles: mint God word door (i'ooimoedigen geëerd (ju). Van

alle

(O Vatth. XXIII: 4 (s) 1 Pet. V: 3. (t) vs. 4.

(u) Ecdi, 111: 20, 21.

-ocr page 23-

over PSALM XXXVI11; 5. 25

alle dingen was hem niet walgelyker als oen hoogmoedig mcnsch, meenigmaal heb ik hem hooren zeggen: wat verboovaardigt zk Jtof en as-feba (u)? uit zyn nedrigheid Iproot ook zyn on-derwerpinge aan den wille Gods, en het geduldig dragen van de pynelyke bezoekingen des Al-machtigen : hebbende ook ondervonden, dat men de Heere lief beeft, dien kastydt (w).

Toen ik by myn laatlle teder aflcheid hem nog eenige hope tot herftellinge gaf; zoo antwoordde hy my: Ik weet dat God myn Vader is, wat vader zoekt niet het beste voor zyn kind? en wel die Vader die ons noit vergeet, ik onderwerpe my dan volkoomen aan zynen wille, dewyl hy weet wat my zaligs is, even of hy met Heli zeide: Hy is de Har, hy doe het gene goed is in zyn oogen (x). Wil hy my nog langer ter zuivering myn 'er ziele in pyn en fmerten laten: ik ben te vreede, wil hy my t'huis haaien , het is ook wel. Het laatfte quot;heeft ook de Heer na zynen aanbiddelyken Wil op den 25. Maart volvoerd, om hem, zoo wy verhopen, voor zynen getrouwen arbeid loon te geeven. Wy vertrouwen dan, dat hy tot zy-nen Heer en Meester heeft konnen zeggen : Heere gy had ihy vyf ponden gegeeven, zie daar, ik heb 'er mg vyf by gewonnen (gt;•) , waar op uit des Heilands mond dan die lieffelyke woorden zullen gevloeid hebben : IVel aan gy goede en getrouwe Knegt, omdat gy ever weinig zyt getrouw geweest, zoo zal ik u over veel [lellen, gaa binnen in de vnugd uws Hecren, Dog dewyl (Jods gedag-ten niet zyn als onze gedagten, en Gods wegen anders als onze wegen, en Gods oor deel en

een

(t)) Fccli. X: 9. («O Heb. XII: 6.

(a;) i Keg. Ill; 18. (y) Malih. XXV; 20 zr.

-ocr page 24-

26 LYK PREDIKATIE

een diepen afgrond zyn (?), om my met David te uiten , en heeft God, als de fchrandere Eli-phas getuigt; in zyne Engelen boosheid gevonden, hoe veel temeer zullen zy, die in leem: hutten woo-«en, en van aarde opgeleit zyn , niet zuiver gevonden worden (a). Nu hy was een mensch, en vervolgens was hy als een mensch zondig, en onvolmaaktheden en gebreken onderworpen, en wy llruikelen allen in veelen, immers zeic Salomon: een regtvaardig mensch zal zevenmaal daags vallen (i). Ja hy heeft zwakheden gehad, maar die moogen we eer toefehryven aan zyn yver voor het goede, als wel uit een boozc wortel en grond voortgekomen. Zoo hy dan Gods regtvaardigheid nog niet ten vollen voldaan moge hebben, zoo laat ons God voor hem bidden, daar toe zyn wy verpligt, ik als zynen vriend, gy zyn beminde Gemeente, zyn kroon en roem (c) ten dage van Christus, en die hem als uwen Herder volgens verpligtinge hoog ge-fchat, liefde, genegenheid en aehtingehebt toegedragen. Laat ons dan de Vader aller barmher-ligheid vurig fmeeken, dat hy hem door het bloed van Jefus Christus zynen Zoon van alle zonden (Vi) zuiveren wil, opdat hy dan om met Petrus woorden te eindigen ; verheugd mag worden met de onuitjpreekelyks en heerlyhe vreugde, bereikende '£ einde des geloofs, de zaligheid zyn 'er ziele, (e) Amen.

(2) Pf. XXXV: 7. (a) Job IV: 18. 19.

(i) l'rov. XXIV: iö. (c) 1 Tesf i: 19.

{_d) i Jcun. 1; 7. (e) 1 Petr. 1: 8, 9.

, #lt;gt;#

BE-

-ocr page 25-

BEKENDMAAKING E.

Heeden nieuwt uitgekoomen en te bekoomen.

Leerreden, uitgefprooken in de Franfche- CRoom''c'ie) Kerk, op den algemeene DANK-, VAST- , en BEDEDAG, den I2den van de Maand February 1772. over de Text: //y en doet ons niet na onze zonden, en vergeld ons niet na onze ongerechtigheden, Ps. CU. vs. 10. uit 't fransch vertaald, door D: H: D: in gr. 8vo met een fraay Koper Vignet, k «J Stuiver.

Eenvoudige Zaamenfpraaken, (gedrukt te Antwerpen by H. VerdussenO voorgevallen by Gelegendheid van het Jubiié van het H. Sacrament van Mirakel geviert te Brusfel; met Approbatie, waar in aangetekent en we-derlegt worden de ongegronde Onderltellingen , verkeerde Gisfingen en vervringingen der Leerftukken van de R. C. Kerke, onlangs verfpreid in zeker Boekje, uitgegeeven door Cornelius de Witt, Hoogleeraar der Oosterfche Taaie, en rustend Predikant te s'Her-togenbosch, in 8vo. h 11 Stuivers.

Eerfie vervolg van de volkoome verdediging van B. KLUYT, tegen Mr. JOHAN HEYDENDAAL, door B. Petersoiin, gr. 8vo. k 8 Stuivers.

-ocr page 26-