AAN DEN
BERNARDÜS JAC0BÜ8 TAN AillSËN,
sedert. 1872 • Pastoor te I^óogmade,
altlam- overleden den 20 Augustus 1880, JOESPRAAK BIJ ZIJNE PLEGTIGE jJlTVAART,
Boekdrukkerij St. JHcobs-Godahuis te lluarl^iu.
Pastoor tc^tHD-ADK..
•-
■ •• v7 fvr :■ -■ » ^u.r ■'■ ■quot; v
quot; '■ : . . . -V.:,,^ gt;; ,:lt;;/ •
:. - f , ..' - '.- ^ . 'lt; \\ ':!■■■■ ■•
■■'i'l ' '-^.v ,i
» .. gt;,, ' ( '
$k
Wil
'rTteMw ■ -r.■■•«••.'•'•
1' ' 'S Yquot;: Vfflvj ■ ,',».'.1' • ' ':V.; '■/ ' _ . 1 ■ ' ,■ * ') V, quot;..
■' V-'- :;;t
• .f ';-
• (■ •I,-A'' ,,/ ;' ■ Vquot; v
y cgt;t-. -v '■quot;.^• sgt; v'-'• • ■:
■j'VA „• '•'■■ ;lt;v • ^ v\ Wv '. v. ,'■
gt;VvV£'v; $
; V'-'r'''^
,,/u-
' w-'
'; gt;ijj-j/. ■ :'•■■■quot;. ■ ' •-;.
I /;: •
amp;É
.ü,..vi:. K;-/quot; - ■'l. sX'h.^-t :U* ■' i ■ .„• .. ■■ ' ■
In ()oii naam lt;lcs Vaders on des Zoons en des IT. (leesles.
fs liet wol nntlig, Myne Hoorders, dat er in deze treurige /.amenkomst worde gesproken'? Lij deze rouwplegtiglioid, 7.m aangrijpend, zóó diep roerend, dat ons aller hart, van smarle overstelpt, in het vergieten van tranen naar verruiming zoekt?
Want, gelooft het, M. 11., wij waardeeren uwe droefheid als eono behoefte, als een dankbare hulde, ja als eenc deugd.
Immers Gij, geëerde bloedverwanten en betrekkingen des Overledene, — voorwaar uw smart is regtrnatig — immers Gij verliest een geliefden, een aanhankelijken broeder en neei; een broeder, die daarenboven priester is; die het middenpunt was, het glanspunt, de glorie der familie en ook als zoodanig door U werd vereerd, gelijk het braven geloovigen eigen is schier geen grooter eer op aarde te kennen, dan een zoon, een broeder Ie hebben, die priester, die pastoor is. De harmhaftge God, welke slaat maar ook zalft, verleene
U binnenkort het voorregt en de vreugde, een Jeugdiger familielid, die reeds den weg naar liet altaar opgaat, met het H. Priesterschap bekleed te zien, en dal dan éu in uw hart én in den l'amiliekring Henricus do plaats van Bornardus vervullo. ') Kn Gij. godvreezonde gemeente van lloogtnade, o, indien gij niet treurdet, geschiedde er iots onmogelijks. U toch ontviel een zoo waakzame herder, een zoo zorgzame vader, een zoo oplettend leidsman van zielen. U ontviel een pastoor, die brandde van ijver voor do zaak Gods en het heil dor hem toevertrouwde gemeente; een trouwe dienstknecht van Christus, onuitputtelijk in vinding, hoe hij het huisgezin waarover zijn heer hem had aangesteld, op zijn' tijd do spijze v.ou voorzetten (Ml. XXIV, 40), die hen voeden, versterken, genezen, tegen kwade invloeden beveiligen kon; eonvolvurig priester, die door prediking, Sakramenten, devoties, geestelijke oefening on missie u immer voortvoorde lot inniger vereeniging met Christus; eon onvermoeid zioleherder, die in korte jaren oen verhooging van godsdienstleven onder u voortbragt, even stichtend, als bowonderenswaard; een man, ondernemend en heslist, op wiens ondernemingen Gods zegen zigtbaar rustte; die, met u edelmoedig uit eigen fondsen gevend, sommige glansrijke werken glansrijk voltooide, en in de laatste maanden nog een allerbelangrijkst werk Ier uitvoering aangreep -')... En dio kloeke dienstknecht, die vurige ij veraar, die beminde
1) De licci' P. C. tan Anrson, broeder des pastoors, lieeft een zoou, ITeuri, welke tlieologant is nan het Seminarie te quot;Warmond.
2) Na den bouw en de voltooiing van kerk en pastorie en de nan-kleeding van de kerk met prachtig mobilair, ondernam hij de stichting van een parochiale school, met den bouw waarvan men kort voor zijne ziekte heeft aangevangen.
(3)
paslooi', in het midden zijner jaren, midden in zijn arbeid... liij viel, hij werd u ontrukt.
Ook wij, zijne medepriesters, uit hartelijke declneminy zaamgekomen, zijn met meer dan gewone aandoening hier. Starend op de lijkhaar des eerwaarden medebroeders peinzen wij: Ziedaar toch, boe spoedig frissche levenskracht knakt! ziedaar, hoe weinig God onze personen noodig heefl vóórhel, werk zijner bediening! ziedaar, hoe wij, arbeidend in zijne Kerk, arbeiden voor anderen, arbeiden voor Hem, maar hel allerminste arbeiden tot aardsche voldoening voor ons zeiven, want ziedaar, hoe het een ander is die zaait, een ander die maait (Jo. IV, 'M).
En in het bijzondere ik zeil', wien de eer en de stichting (e beurt viel uw kranken herder bij te staan tot zijn overgang naar de eeuwigheid, ik ben hier met een verslagen gemoed vóór u, treurend over hel verlies van een verknoei)ten vriend van onze jongelingsjaren al'.
ik zou het dan ook niet wagen M. H. te spreken, indien ik geen gewaardeerde lastgeving te vervullen bad, en indien ik voor de buitengewone droefheid niet een woord van buitengewone vertroosting wist te zoggen.
Welke de lastgeving is'? Bij oen mijner bezoeken aan. hel sterfbed van uw beminden pastoor legde bij mij als bij uitersten wil o. a. het volgende op. Vriend, zeide hij, gij zult bij mijne uitvaart ook een woord tot mijn gemeentenaren spreken... Zij hebben zooveel voor mij gebeden... zoo hartelijke deelneming betoond... getoond dat zij mij beminnen... Ik kan hen aan mijn ziekbed niet ontvangen... zelf ben niet bedanken... Maar dank gij hen... dank hen vurig... voor bun gebed,
u -------— ^
n*'mmiifVMw»mv»M xyvi9nair:Tr.mwaff'.ii wm.quot;* » • -. gt; 'gt;-.i. -,c ■n' -.quot;-- '-v„-«—■ 7.vr:TV'-:'quot;.:vj-gt;;' ■v.t • JtaKammMtt- -
Imn deelnemonde liolde... oti zeg hun... dat ik lion allen aanbeveel in liet Goddelijk lieldehart van .lesus Christus!...
In sommige parochies heeft wel eens het heilloos verschijnsel plaats, dat sommige gemeentenaren, minder volgzaam dan do overigen, meer dan betaamt hun eigen weg gaan, hun eigen denkbeelden volgen, en dit in zaken, waarover hun geest geen gezond oordeel toelaat; die do heiligste, de beste plannen huns pastoors afkeuren, tegenstreven; lieden die, gewoonlijk in godsdienstijver flauw maar door eigenzinnigheid onhandelbaar, hun herder teleurstelling en verdriet berokkenen. — Verre, zeer verre van mij, dit gezegde op de godvruchtige gemeente van Hoogmade te durven toepassen. Echter, verschoont mij, ben ik vorpligt te gelooven, dal niet volkomen allen op dit punt smetteloos zuiver zijn. quot;Want hierop moet bet volgende slaan, wat uw stervende pastoor mij aanbeval : En, zoo vervolgde bij, zeg aan degenen, maar (zoo voegde hij terstond tusschen) dit zijn er maar zeer weinigen, die mij eenig verdriet aandeden, dat ik bun van harte, ja van harte vergeef!...
Ziedaar den last, dien ik voor u, parochianen, van het sterfbed wegdroeg en als een dierbaar pand in mijn hart bewaarde, totdal ik er mij heden naar zwak vermogen van kwijt.
En waarin vinden we te midden onzer verpletterende droefheid reden van zalvende vertroosting'? O, we vindon die in het werkzaam, verdienstelijk leven van uw waardigen pastoor, en mitsdien in de hoop op Christus' woord: Ik wil, Vader, dat waar Ik ben, ook mijn dienaar zijn zal (Jo. XII, '2(i). We vinden die in zijn gelatene, volkomene onderwerping aan
( 5 )
Gods beschikking on zijne verdukliglieiil in liet lijden: daardoor immers wordt het ziekbed des christens een verdienslig vagevuur; doch vooral vindon we zeer zoeten troost in het slichtende, verrukkend schoone afsterven, wal de barmhartige God, gever der genade van volharding, aan uw dierbaren herder geschonken heeft.
Zijn dank voor het behoud in hetgebeele verlooji der ziekle van verstandelijke kennis, onverdwaald gebleven tot een kort hall' uur vóór zijn dood. Het meermalen vragen en bijgevolg ontvangen der sakramentele ontbinding. Het uur aan uur, het dag on nacht hidden aan den rozekrans. Het verzoeken om het Sakrament des Oliesels, reeds alvorens de geneesheer den worde van toediening gal'. De roerende groetenis aan het aan-hlddclijk Sakrament hij het binnentreden der ziekekamer. Het vurig medes)ireken der Kerkgebeden hij Communie en Igt;c-diening, onder onophoudelijke verzuchtingen van liefde en betrouwen. Vervolgens, toen kracht en stem het langzamerhand begaven, het nu en andermaal met wijwater zich teekenen mol het kruis. Het herhaaldelijk kussen van 's Heeren wonden op het kruisbeeld tusschen zijne vingeren als vastge-smeod. Het vertrouwend opzien naar do afbeelding van Jesus' Heilig Hart, zijn lievelingsdevotie. Het drukken aan zijn eigen hart van do Relikwieën des Kruises en van Heiligen. Het blijde hoofdknikken ten teeken van instemming mol de voorgezegde schietgebeden... En dit alles met geheele ongedeerdheid van geest, met zoo volle toewijding van ziel!... Bloedverwanten, huisgenooten, geneesheer stonden dankend en ontroerd, en ik, M. 11., 'k betuig u, dat ik dit ziende in mijne ziel verzucht heb: Genadige God , geef ook mij een zóó zoet, zóó zalig sterfuur!
1 !•
x jksmk -.-,iïirrrquot;s -;
11
i!
I i
i
WÊÊL^É
Want inderdaad, M. II., er is een ziglbaar leeken, dal do homel zicli aan het zalig afsterven van uw waardigen herder hijzonder liet gelegen liggen. Gij weet, uw pastoor beetle Bernardus; ook weet gij, hoe vurige devotie hij voor zijn heinelschen Patroon had, de preekstoel dezer kerk o. a. verkondigt hot luide. ') Het was Vrijdag jl. St. Bernardus' l'eest-dag. Gevoelend dat God geen dagen meer toeven zou, drukte de pastoor de begeerte uit op zijn Patroondag te mogen sterven. Neen, ik zal liernardus niet vergeten, had hij de vorige week gezegd, op dien dag de 11. Mis voor mij. O zoete, lieve Patroon, Bernardus, wees mijn heschermer, was bijna het laatste schietgebedje, wat hij lagchend blijde heelt meege-ituisterd. Het gaat reeds naar middernacht. Zal de Patroon den beschermeling zijn verlangen verwerven'.' Wij dachten van niet. Het laatste uur des dags gaat in; het trekt reeds lot de helft voort, 'tis half twaalf... en toen ging de godvruchtige Bernardus van Hoogmade den zaligen Bernardus van Glairvaux te gemoet!...
Niettemin mag dit alles, hoe verrukkelijk treffend, n niet ontslaan van veel voor uw overleden herder te bidden, te blijven bidden. Het is vroom van u gedacht, dat de verhevenheid van den priesterlijken staat en daaraan beantwoordende heiligheid van leven den priester een hooge plaats in den hemel bereidt. Doch hieruit valt in geenen deele af te leiden dat ook een spoedige toegang tot den hemel den priester verleend wordt. Onze verpligtingen zijn zoo menigvuldig en zoo
We preekstoel, uit liet geldelijk geselienk van een pnrocliinan nrar de opgaven des pastoors vervaardigd , vertoont liet volle beeld des Heiligen in top, terwijl de knip liein yoorslelt als den kruistogt predikend,
zwaar; onze zorgen betreffen geen zaken van tljdelljken aard of geringe beleekenis, maar oin als uitdeelers van Gods geheimen getrouw bevonden te worden en tusschen de mensche-lijke zwakheden door ons onbesmet te bewaren van de/.e wereld; onze verantwoording geldt niet slechts, zooals de uwe, een of anderen huisgenoot, maar honderden, duizenden zielen! Voorwaar, ook de allervroomste priester heef! bijzondere aanbeveling aan Gods barmhartigheid noodig! Valt het uwe godsvrucht misschien moeilijk dit op mijn woord (e ge-looven, er is nogtans aan gelegen dat gij het. gelooft,, en daarom beroep ik mij oen oogenblik op den grooten Apostel. Paulus, wien do H. Geest geen nuttelooze woorden ingaf, vangt zijn Epistels aan de leeken-geloovigen gewoonlijk met dezen beilgroet aan: Broeders, u zij genade en vrede! Maar als hij schrijft aan zijn discipel Timotbeus, die priester, ja bisschop was, dan is van beide brieven tie aanhef: Geliefde Zoon, u zij genade, (u zij) barmhartigheid en vrede! (I Tim. I, 2. II Tim. I, 2).
Doch voorzeker, uwe liefde M. H. is te innig, uwe dankbaarheid te groot, dan dat gij den geestelijken vader en verzorger, die zooveel voor u deed, zoudt kunnen vergeten. En zou het na verloop van tijd misschien mogelijk zijn, dat bij sommigen de herinnering aan hun pligt van dankbaarheid verflauwt, laten zij hunne parochiekerk aanzien, en dan, indien zij zwijgen, zullen de steenen roepen. (Lc. .\I\', 40).
En nu, M. G., gaan we gezamelijk ons treurig werk ten einde brengen, het dierbaar overschot ter grafrust leggen tot den dag der opstanding. Weest meester, zooveel mogelijk,
over ligchamelijke ontroering, maar volgt biddende het eerwaardige lijk. En dan. wie weet! — daar immers de H. Sa-kramenten dor stervenden zoo volkomen heiliging uitwerken; daar uw pastoor zooveel goede werken heelt vooruitgestuurd; daar hij zijn smartvol ziektelijden als een oiïerande van uit-wissching opdroeg; daar de aflaten, die hij zocht te winnen, zooveel gelden als zij luiden; daar reeds zooveel Missen en Communiën geschied zijn; daar het gezamelijk gebed zijner vrome kinderen van Hoogmade zooveel bij God vermag, — wie weet! misschien dat reeds heden tic poort des zaligen homels voor uw pastoor opengaat! Amen.
IIatu.f.mi, die 8 Sopt. in feslo Nativ. RM.V. 1880. |
,T. A. van iien Akker, Lih Cms. |