y/Vv-t lt; ♦ t - J-AA/V/---e~
VAN
DIENENDE TOT
t
VOOR DE
EN VOOR
PE j^INDEREN VAN jVlARIA, j BIJEENGEBRACHT nOOR jJ. M. AST. TE Sw.....
ROER M,0 N I) ,
■j-
t SNELPKRSbRUK VAN ». 1. ROMEN EN ZONEN,
CV
Drukker van Z. H. den Paus.
VAN
L
ienstige en Geestelijke Liederen,
bijeengebracht door ® ^ ^ 5). p. Jl. jvl. fAST. TE Qï
............................................................i
Uitgegeven ten voordeele der Kapel »Klein Lour desquot;
«Het is door de geestelijke gezangen, dat de droevige zielen vreugde, de afgematte verkwikking, de lauwhartige een begin van vurigheid, de zondaars genegenheid tot berouw ontwaren.quot; Bf.rnardus.
SNELPERSDRUK VAN i. J. ROMEN EN ZONEN, Drukker van Z. H. den Paus.
P. RUSSEL, Can. et Pruf. ad hoc delegatus. lU'n.EMi'NM: 15 Augusti 1875.
VAN
Godsdieoslige en Geestelijke Liedereo.
Dierbare Jeugd!
Zie hier een boekje dat, ik twijfel er niet aan, u allen hoogst welkom zal zijn.
De reden, dat wij u dit boekje, inhoudende eene verzameling van godvruchtige liederen, aanbieden, is geene andere, dan eene ware belangstelling voor uw eeuwig geluk. Eene droevige ondervinding leert ons, aan hoeveel gevaren de kostbare schat uwer onschuld is blootgesteld. Men kan, zonder eenige overdrijving zeggen, dat nooit eene eeuw verderfelijker voor de jeugd was, dan deze. Nooit schaamde men zich minder om in uw bijzijn verderfelijke gesprekken te voeren, waardoor uwe zoo eigenaardige nieuwsgierigheid opgewekt, en gij bekend wordt met zaken, «wier naam, zoo als lt;le Apostel Paulus zegt, ons verboden is te noemen.quot; Nooit werd de lust tot den zang krachtiger opgewekt, dan thans. En welke gezangen of liederen vallen u doorgaans in handen'! Helaas 1 gezangen die uwe harten misvormen en daarin verkeerde indrukken en denkbeelden te weeg brengen; liederen die wel verre van uwe Harten tot deugd en godsvrucht te stemmen, u tot '■ondige zinnelijkheid opwekken. De goddeloozen weten iet wel, dat de zang een krachtig middel is om de liiften des volks op te wekken, en deszelfs zeden te )ederven, daarom vervaardigen zij slechte gezangen ten 'inde het kwaad des te sneller te verspreiden. Chris-elijke Ouders en Oversten, ziet toe dat zulke verder-elijke liederen uwe dierbare kinderen en onderdanen
nooit in handen vallen of in hun bijzijn gezongen worden. Wee aan u, zoo gij op dal punt niet de grootste waakzaamheid aan den dag I^gt. Één slecht liedje, zoo wel als één slecht boek, courant enz. is somtijds genoeg om eene menigte jonge lieden te bederven. Öii slechte liederen gaan van hand tot hand, van mond tot mond, het verderf breidt zich uit, het vergift komt in omloop en veroorzaakt den dood van vele zielen. Ach! hoeveel jonge lieden zijn door verderfelijke liederen en geschriften verloren gegaan! Lieve jeugd, wees dan op uwe hoede, wacht u wel van uit die vergiftige bekers te drinken. Één slecht liedje of boek is de wreedste vijand welke gij kunt hebben, ontdoe er- u ten spoedigste van zoo gij er een bezit; werp het in het vuur, 't is geen andere bestemming waardig. Indien gij het houdt, is het eene slang, die u den doodsteek zal toebrengen. O, hoeveel jonge lieden hebben hierdoor hunne onschuld, zuiverheid, ziel en zaligheid verloren! Vermijdt dan, met de grootste zorg, het lezen, zingen en hooren zingen van dergelijke verderfelijke gezangen. «Zingt, zegt de Apostel, en juigt voor den Heer met der harte,quot; maar zing onschuldige gezangen, lieve jeugd! ziug stichtende en godsdienstige liederen, welke goede gedachten en gevoelens in u en bij anderen opwekken, en uwe jeugdige harten tot deugd en godsvrucht stemmen. Godsdienstige liederen met aandacht en welluidendheid zingen, is verdienstelijk voor u zeiven, is stichtend voor anderen, die u aanhooren en hoogst aangenaam aan God, dewijl Hij daardoor geloofd, gedankt en verheerlijkt wordt. Daartoe vermaant ons ook de Aposlel Paulus (Col. 111, lü.) als hij zegt: «Leert, vermaant en onderhoudt elkander met psalmen, lofzangen en geestelijke liedekens, zingende voor God met dankbaarheid in uwe harten.quot; Nu, lieve jeugd, om u dil te vergemakkelijken, hebben wij eene verzameling van godsdienstige en geestelijke liederen in dit boekje bijeengebracht, die wij u welwillend aanbieden. Zing ze voor God met eerbied, aandacht en godsvrucht' hij de
plechtige feesten der H. Kindsheid. O, hoe schoon, hoe heerlijk schoon, hoe hartroerend en stichtend is het eene menigte kinderen in eene kerk voor Gods altaar, met één hart, één mond en stem te zamen hooren zingen? — Zing ze t'huis in familiekring, vooral in de lange winteravonden, heigeen stichtend, opbeurend en heilzaam is; want de H. Bernardus zegt; «Het is door dc geestelijke gezangen, daf de droevige zielen vreugde, dc afgematte verkwikking, dc lauw hartige een begin van vurigheid, de zondaars genegenheid tot berouw ontwaren quot; Zing ze nvoor God met dankbaarheid in uwe hartenquot; zoo als dc Apostel zegt, als gij uwe huiss' Iijke bezigheden of veldarbeid verrigt: zing zc eindelijk «in het aanschouwen des Hemelsquot; als eene zware bekoring u overvalt, en zie, aanstonds zullen heilzamere gedachten in u opkomen, dc bekoring zal van u wijken en Satan, de helschc bekoorder. zal u met spijt en schaamte verlaten.
Nog eens lieve jeugd, ik herhaal het nog eens: wacht u toch voor het zingen van onzedige gezangen (alsook voor het lezen van verderfelijke boeken, rijm-gcdiehlen, couranten, geschriften...), maar zing god-vruehtige gezangen, zing lof en dankliederen voor den Heer gedurende uw kortstondig bestaan hier op aarde,' opdat gij eens moogt waardig bevonden worden, voor den troon des Allerhoogsten, in harmonie met geheel het hemelsch hof, te mogen zingen dat schoone en altijd nieuwe lied der Hemelingen; «Heilig, heilig, heilig is de Heer, God der heerscharen. Amen.quot;
. Hoort Slna's kind'ren weenen.
Hoort Sina's kind'ren weenen, zij smeeken ons om hulp;
Ach hoort hun schreien stenen,
zelfs in de enge stulp.
Van iedereen verlaten,
bedreigd door wreeden dood ,
Wis zal ons hulp nog baten in deez' bedroefden nood. (bis.)
Plengt tranen en slaat zuchten,
op dit bedroefd tooneel;
O kind staak uw genuchten,
en breng hun ook uw deel.
Och droog toch hunne tranen,
door uwe milde hand.
Zoo zult gij voor hen banen
den weg naar 't Vaderland, (bis.)
0 Jezus , vriend der kind'ren , och lenig gij hun smart;
Laat niets toch meer hun hind'ren zoo lang door leed getart.
Uw milde hemelzegen
daal op om' aalmoes néér,
Geef g'luk op onze wegen,
dit schenk ons Hemelheer, (bis.)
II. Aan het beeldje van het Kindje Jezus.
Beeldje van het Kindje Jezus,
voor u zingen wij een lied;
Schoon, we weten 't al te zeker, gij toch zijt het Kindje niet.
O noe lief is uw gezichtjen,
en uw mondjen o hoe zoet!
En ge strekt het teedre handjen, als de priester zeegnend doet.
Maar hoe schoon gij zijt en lieflijk; zijn we klein, we weten toch,
Dat het lieve Kindje Jezus, was oneindig schooner nog.
Al die bloemen om uw troontje, 't flikkeren van dat feestlijk licht,
Al die hulde , lieflijk Beeldje,
neen, wordt niet tot u gericht.
Zoo wij voor u 't knietje buigen, voor u storten onze beén,
O met de oogen onzer zieltjes blikken wij veel hooger heen.
Eng'len vangen uit ons mondjen, als wij zingen toon op toon,
En ze dragen, opwaarts vliegend, al die eer voor Jezus' troon.
Ja, daar boven in den Hemel,
daar omstuwd van 't heilig Hof, Daar woont Gij, o zoete Jezus!
U alleen zij onze lof.
Al ^ dat waslicht, al die bloemen,
't Beeldje zelf met wat het siert, 't Knielen, zingen, al die hulde, Jezus, wordt tot U gestierd.
III. Aan 't goddelijk Kind. 1,
Lieve Jezus hoor ons smeeken Luister naar der kind'ren beé,
Laat het harte tot u spreken,
Deel daartoe uw gratie mer Zie, wij vallen U te voet.
Kindje Jezus, wees gegroet.
Zie, wij vallen U te voet,
Kindje Jezus, wees gegroet.
2.
In de Kindsheid opgeschreven, Onder uw gevolg geschaard, Kunnen we in ons jeugdig leven Alreeds weldoen op deze aard. En dat weldoen, doet ons goed Kindje Jezus, wees gegroet.
— o —
3.
O, wij geven blij van harte 't Kleine giftje, dat gij vraagt;
En dat gij, de Troost in smarte.
Naar het lijdend Sina draagt.
Ja, wij geven blij gemoed | ^
Kindje Jezus, wees gegroet. \
4.
Zegen thans, o Vriend van kind'ren. Zegen deze Kinderschaar;
Laat den ijver niet vermind'ren,
Voor die arme kleinen daar.
Jezus lief, gij zijt zoo goed, ( ^
Kindje Jezus, wees gegroet. i
5.
Zegen elke Directrice,
Die zich aan de Kindsheid wijdt.
Zegen elke Zelatrice,
Toon haar dat Ge een vader zijt.
Zegen haar in overvloed, ( ..
Kindje Jezus, wees gegroet. \
Zegen alle brave menschen.
Die 't Genootschap bijstand bièn;
Hoor hun bede, hoor hun wenschen. Doe hun eens uw hemel zien.
U te zien is toch zoo goed, ' | -
Kindje Jezus, wees gegroet. i
— 10 —
Lieve Jezus, vriend der kind'ren, Zie ons bukken voor uw troon,
't Lied uit dankb're kinders monden , Wordt u knielend aangeboön.
Ja, wij weten 't, dierb're Heiland, Niemand is zoo goed als Gij. Ja, gij hebt eens zelf gesproken: Lieve kind'ren komt tot Mij.
Schoon de rei der zaal'ge Eng'len U steeds wijdt zijn hemellied , Gij hoort onder al de kooren Ook den toon, dien 'tkind u biedt. Ja, wij weten 't, enz.
3.
En toen stroomde heil en zegen Op die lieve kleinen neer.
Zegen ons ook, beste Heiland ! Dan beminnen we U nog meer.
Ja, wij weten 't, enz.
4.
Ja, toen Gij nog op deze aarde 't Spoor insloegt van leed en smart, Jonge kinders reeds U groetten Met een rein en schuld'loos hart. Ja, wij weten 't, enz.
5.
Zouden wij dan van U zwijgen, Die voor ons steeds alles zijt,
Neen Verlosser, t' uwer liefde Zij ons hart U toegewijd,
Ja, wij weten 't, enz.
Ziet liet minn'lijk wezen Van dit Godd'lijk Kind,
D'onsclmld nooit volprezen,
Die mijn hart bemint.
Ja, ook zonder krachten Is Hij waarlijk sterk.
Wilt hierin betrachten i . t Goddelijk wonderwerk. j
Daalt dan Seraphijnen In dit heilig oord.
Looft o Cherubijnen 't Mensch geworden Woord.
Hij, de God van vrede.
Werd ons lotgenoot,
D'rora schal lied en bede | , • Hij alleen is groot. )
3.
Ned'rig en lieftallig,
Vlekkeloos en rein;
— 12 —
God en mensch gevallig Wilde Jesus ziin.
Volgen wij deez' deugden Immer vlijtig na,
Dan volgt reine vreugde, ) ^ Allen rroeg of spa. {
Komt tot Mij, Komt tot Mij!
Uit het hart van Jezus komt dit vriend'lijk woord, Is er ooit ter wereld zoeter stem gehoord?
Komt tot Mij, komt tot Mij!
't Is een schuilplaats uitgelezen,
Nergens kunt gij beter wezen.
Komt tot Mij, komt tot Mij.
Godd'lijk Hart, Godd'lijk Hart!
Hoe oneindig groot moet toch uw liefde zijn. Daar Gij ons wilt nooden, ons, zoo arm en klein.
Godd'lijk Hart, Godd'lijk Hart!
Ja, 't is waar. Gij mint de kind'ren,
Niemand mag de kleinen hind'ren.
Godd'lijk Hart, Godd'lijk Hart!
3.
Liefd'rijk Hart, liefd'rijk Hart!
Wie zou LI niet minnen, hron van alle goed?
— 13 —
Wie Uw lof niet zingen, met een blij gemoed?
Liefd'rijk Hart, liet'd'rijk Hart!
Konden wij met de Eng'lenkooren U den schoonsten zang doen liooren.
Liefd'rijk Hart, liefd'rijk Hart!
Teeder Hart, teeder Hart!
Dat met zooveel vlammen Uwe liefde toont; Met wat scherpe doornen, zien wij U gekroond, oord Teeder Hart, teeder Hart! 9 ' Wij verfoeijen alle zonden,
Die zoo pijnlijk U doorwonden.
Teeder Hart, teeder Hart!
5.
Minn'lijk Hart, minn'lijk Hart!
In Uw heilige wonden, o verberg ons daar ; Voor de booze wereld, ja voor alle gevaar, ijn, Minn'lijk Hart, minn'lijk Hart!
klein. Leer ons daar voor U te leven,
U geheel ons hart te geven.
Minn'lijk Hart, minn'lijk Hart.
oed'?
_ 14 —
Kan ik, groote God ! bevatten 't Goede, dat Uw Hart bezielt?
Kan dat wel de Seraf schatten, Die aanbiddend voor U knielt?
'k Mag vrij Golgotha beklimmen,
Waar Uw laatste bloeddrup vloeid';
'k Zie het vuur der liefde glimmen, Godd'lijk Hart, dat in U gloeit!
'k Zie U aan het kruishout sterven,
Voor het zondig Adam's kroost; 't Moordend zwaard U wreed doorkerven, Godd'lijk Hart, mijn steun en troost!
Maar mijn God! Uw liefde schatten !... Neen, dat kan de sterv'ling niet.
Eindloos zijn, mijn God, de schatten. Die Uw Godd'lijk Hart mij biedt.
'k Kniel, mijn God I dan smeekend neder Voor Uw eind'loos liefd'rijk Hart;
'k Heb U lief, bemin U teeder.
Maar ontsteek nog meer mijn hart. Doe me Uw godd'lijk Hart beminnen. Dat tot mij om liefde smeekt;
En beziel mijn hart en zinnen Als de dood mijn kluisters breekt.
lerders! hoe! ontwaakt gij niet Vat is op dit uur geschied? e stem van Hemellfngen, rik door de ongemeten kringen; Gloria,
Gloria!
), wat wonder mag deez' nacht lp den aardbol zijn -volbracht! t een vreugdespellend' glans, lalde \an den Hemeltrans.
,ch! ik hoorde een Eng'lenstem, ij riep ons naar Bethlehem; een Maagd door God verkoren, laar 't heilig Kind geboren. Gloria,
Gloria!
, de Schepper van 't heelal igt daar in een' beestenstal, ons spoeden naar dat Kind, len dat ons hart het mint.
hl geschenken neem ik meê? (enk toch aan geen offervee; Woet een goed hart opdragen, kan 't Godd'lijk Kind behagen.
— 16 —
Gloria,
Gloria!
Ach! Welk offer is te groot Voor dat Kind, dat God ons bood! Komt, laat ons te zamen gaan.
Biddend voor zijn wiegje slaan!
4.
Welkom Kindje, wees gegroet,
Daar ge uw liefde ons blijken doet; Welkom dierbaar Kind in 't leven! Mogen we U onz' harten geven?
Godd'lijk Kind,
Dat ons mint.
Voor ous vloeit uwe eerste traan ; Neem onz' harten gunstig aan;
Voor uw' krib, o Opperheer!
Leggen wij deez' giften neer.
5.
Lieve Moeder van dit Wicht,
Dat in 't arme wiegje ligt.
Boven allen uitgelezen.
Moest Gij Jesus' Moeder wezen?
Zuiv're Maagd,
Moeder Maagd! Als Ge, in liefd' gevoel verrukt, 't Lieve Kind aan 't harte drukt, Biedt het dan die harten aan Die voor U en Jesus slaan!
— 17 — IX Kerstlied.
REFREIN :
Ikom , lief kind , dat Maria ons baarde , it, stervelingen , staat biddende stil;
■ia aan God in den hooge, op aarde, de aan de menschen van deugzamen wil.
1.
wat wonderlijke dingen,
Hoor hier Eng'len vroolijk zingen,
Zie bij nacht een hemelsch licht,
lar de donk're nacht voor zwicht.
lij, der Eng'len lust en leven ,
,roor wiens macht de duiv'len beven, jgt hier naakt als zonder kracht leel verlaten en veracht.
Welkom , lief kind, enz.
Eeuwige wordt nu geboren ,
Woord heelt als zijn spraak verloren , onlijd'lijk was , lijdt pijn ,
Zie de zonne zonder schijn.
)' Almachtige is in slechte doeken ,
Eng'len komen God daar zoeken,
k Vind in eenen beestenstal,
J, o fleer en God van al! —
Welkom , lief kind, enz.
3.
de krib is mijn genoegen,
Zal mij hier bij Jezus voegen ,
— 18 —
En bij de allerreinste Maagd ,
't Is de stal die mij behaagt.
't Wil het aardsche niet meer zoeken , Alles vind ik in deez' doeken, Weg dan rijkdom pracht en eer!
't Min dit Kind , mijn God en Heer!
Welkom , lief kind,
Juich mijn ziel! wil vrolijk zingen !
Hij die u verlossen zal ,
Die omvat de hemelkringen,
Is geboren in een stal.
Gloria in excelsis Deo.
Laat uw lolzang zich vereenen
Met den zang der hemelschaar;
Doch wil ook uw zond' beweenen , Die hem leidt naar 't slachtaltaar. Gloria ....
'k Bid , o Godmensch! wil ontvangen ,
Van mijn ziel, die U zoo mint, Hare tranen , haar verlangen Naar U, o zachtmoedig Kind ! Gloria ....
— 19 —
li! mijn Heiland ! wil bestieren 't Hart, dat U is toegewijd , 11 het raet uw Godsmin sieren , Die ter eeuwige vreugd' geleidt. Gloria . . .
:oeken
ïeer! ef kind, en|
I. Kerstfsestgroet voor kinderen. 1.
in uwe voeten neergebogen Jesus zoet , aanbid liik Kind ,
quot; is harte voelt, zoo diep bewogen ,
)e teeder, innig 't U bemint;
i onze stemmen zingen smekend »or U den blijden kerstfeestgroet
i onze harten kloppen bevend srvuld van vreugde, U te gemoet.
anhoor ons bidden en ons zingen (|i wij voor uwe kribbe slaan ;
aat ons gebed tot U doordringen Jesus , hoor ons zingen aan ,
n maak gehoorzaam ons en goedig,
ansch rein van hart en blij van zin ,
ii braaf en U ter eer zachtmoedig i vol van dankbare oudermin.
De Rijk , prof.
(bif!
— 20 —
XII. Ter eare van Jesus, Maria en Jozef.
0 Jesus, God en mensch te gader,
Maria reine moedermaagd,
0 Jozef's Heeren Voedstervader !
Hoort wat ons hart n heden vraagt. Vergun dat we op uw heilig leven Eerbiedig onze blikken slaan Om stil de deugden na te streven Waarin gij ons zijt voorgegaan.
O Godsgezin, o drietal leden,
Die onze aller voorbeeld zijt.
Aanhoort genadig onze beden,
Wij allen zijn U toegewijd.
Laat ons U stil en trouw beminnen, Geliefde Vader, Moeder, Zoon,
Dat we eens mei onze huisgezinnen U eeuwig zien in 's Hemels woon.
O Jesus, God en mensch te gader (refrei Vergun dat wij in gansch ons leven , Van 't allerheiligst huisgezin ,
Naar hun drievoudig voorbeeld streven Van Vader-, Moeder-, Kindermin.
— 21 —
ü minnen Maria , gedenk ik altijd,
Mijn hart zij, Maria, op nieuw U gewijd, t. Wees mijne beschermster, Maria zoo rein , O wees mijne moeder, uw kind wil ik zijn.
U minnen Maria, met hart en met mond, Dit is mijn verlangen , op iederen stond. Mogt ik voor U leven, U dienen altijd, Door ü , o Maria , van zonden bevrijd.
U minnen Maria, o ! dat is mijn lust,
Had ik duizend harten in blijdschap en rust ! Zij sloegen te gader Maria ter eer ,
) Maria de moeder van God onzen lieer.
U minnen Maria, o ! dat is mijn wenscli, Getrouw'lijk ü dienen maakt 't heil van den
mensch,
Uw' eer te verspreiden , zijn grootste gewin, Zoo leven, zoo sterven, dat ben ik van zin.
— 22 —
i.
0 Maria die ons 't leven Door uw teed'ren zone Jezus bracht!
Aan U willen wij ons geven ,
Vol betrouwen op uw' liefd' en macht. O Maria, onze hoop en vreugd; » ^ O Maria, waak op onze jeugd. | s' 2.
O Maria onder allen Gij die zoo goed zoo berain'lijk zijt,
Moog ons hart U toch bevallen.
En getrouw U blijven t' allen tijd.
0 Maria, enz.
3.
Och Maria ! hoor ons klagen ,
Zie ons worst'len in verdriet en smart , Breng de hulp, die wij U vragen. En versterk ons diep gefolterd hart. O Maria, enz.
4.
O Maria wil omringen Onze zielen door uwe liefd' en macht, Kom den helschen draak bedwingen.
Die vol woede vurig op ons wacht.
O Maria , enz.
5.
O Maria, kroon der moeders,
Vraag aan God uw teerbeminde Zoon ,
Maria.
— 23 —
Vraag aan Jezus voor zijn broeders, Zijnen dierb'ren zegen tot ons loon. O Maria , enz.
6.
O Maria, breng dien zegen Als een kostelijken liefdepand ;
Leid ons ook door veil'ge wegen Naar het eeuwigdurend Vaderland. O Maria, enz.
Daar Maria zal 'k u groeten ,
Met de vorsten van het hemelsch hof; En met d' englen voor uw' voeten, Immer zingen uw liefde en lof. 0 Maria, enz.
Komt stemmen wij een loflied aan, Voor onze Moeder-Maagd ;
Komt allen die in 't minnend hart Nog liefde voor haar draagt. Kom , kom , o trouwe kinderschaar, Stel meê den lofzang in,
't Is uwe Moeder, tevens ook Des hemels Koningin.
Wat naam die als Maria's naam , Zoo zoet zoo zalig klinkt;
Wat glans die als Maria's glans, Zoo schoon zoo heerlijk blinkt,
— 24 —
Geen ste- schiet zulk een helder licht, Geen zon schijnt ooit zoo schoon, Als t licht dat ons in d' oogen straalt Van hare gloriekroon.
Geen zalve vloeit zoo zacht zoo teer, Geen balsem streelt zoo zoet,
Als ons in pijn Maria's naam Verkwikt het droef gemoed.
Voel Moeder hoe het hart ons klopt, Hoe onze ziel ons gloeit ,
Als Uw zoo dierb're zoete naam Van onze lippen vloeit.
O Moeder, schoone Maagdenroos , Die in den hemel tiert,
Maar hier ook ieder zuiver hart Van Uwe kinderen siert;
Aanhoor de zuivre kind'ren stem , ' Die zingt ter Uwer eer ,
En strooi op hunne maagden kroon, Ook schoone rozen neêr.
Uw' kind'ren zijn en blijven vrij,
Maria , t' allen tijd ,
Toon ons dan in het lijden ook Dat Ge onze moeder zijt.
Neem moeder, dezen lofzang aan.
Dien 't goede hart u biedt,
— 25 —
Wij zijn, 't is waar, deez' gunst niet waard. Maar ach ! vergeet ons niet.
Refrein. Ik ben een kind van Maria ,
Mijn' Moeder is zij,
En alle dagen zegent ze mij.
Ik ben een kind van Maria, Ik herhaal het blij gezind ,
Ik ben Maria's Kind.
Maria heeft mij aangenomen,
Maria de Hens'elvorstin ;
Dus zal ik gewis bij haar komen.
Indien ik die Moeder bemin.
Ik ben enz.
3.
Om gunsten mij te bezorgen ,
Die ik haar ootmoediglijk vraag ;
Daar wacht zij niet mede tot morgen , Indien ik gevaar lijd van daag.
Ik ben enz.
4.
Ik wil dus haar hulp gaan vragen Zoo haast ik gevaren ontmoet,
Zij zal niet van mij moeten klagen , Die moeder zoo teeder zoo zoet.
Ik ben enz.
— -26 —
XVII. Aan mijne Onbevlekte Moeder.
Wij prijzen vol vreugde de zuiverste Maagd.
Wij prijzen ze in vrolijke zangen,
Hare schoonheid heeft eeuwig haar Schepper
behaagd ,
Zij werd zonder zonde ontvangen.
O reinste der maagden, U prijze mijn lied , Versmaad, ach versmaad mijne zangen toch niet. 2.
Van 't hoogste des Hemels zag God op U neer ,
Zijn oog sloeg U liefderijk gade;
Reeds voor Uw geboorte werdt Gij door den Heer
Vervult met de grootste genade ;
Gij bleeft steeds van iedere zonde bevrijd En eeuwig uw' Heer en uw' Schepper gewijd.
3.
Gelijk onder doornen, de lelie behoort, Zoo zijt Gij het sieraad der vrouwen ; Ach mogt ik, o Moeder van 't eeuwig woord,
Toch al uwe schoonheid aanschouwen. O vlekk'looze Moeder, wat zijt gij toch schoon ! Gij deelt in de schoonheid van Jezus uw Zoon !
4.
Nu leeft Gij daarboven in eind'looze vreugd,
Waar de Eng'len U juichend omringen; De Hemel wordt thans door uw' schoonheid
verheugd,
Die Cherubs en Serafs bezingen.
O luister des Hemels, Gij glinstert van licht ! God zelf heeft uw troon naast den zijnen
gesticht.
O Maagdelijke Moeder, o vlek'looze Maagd!
Tot 'boven de sterren verheven ;
Bekom ons die deugd welke 't meest U behaagt,
En leid ons lot 't eeuwig leven;
Daar zingen wij eeuwig rondom uw troon; O reinste der maagden , wat zijt Gij toch
schoon !
Refrein. Kinderen van Maria !
Zwaait de zegevaan Zingt blij Alleluia;
Nooit kunt gij vergaan.
1.
Uit haar open handen Vloeit een zegenstroom;
Maar op zielsvijanden Slingert zij den schroom.
2.
Leger in slagorde! Vol ontzach'lijkheid !
O verplet die horde.
Die ten afgrond leidt.
— 28 —
3.
Licht in duisternissen ! Liefelijke maan !
Kan men 't voedpad missen 't Oog op U geslailn?
4.
Mild in zegenstralen!
Zonne der natuur !
Moeder kom ons halen In ons stervensuur.
Refrein. Meimaand uwe schoone dagen ,
Zijn Maria toegewijd;
Om ons hart haar op te dragen ;
Welkom zij U schoone tijd.
Welkom, welkom, welkom, welkom, / ,. Welkom zij [J schoone tijd. j i.
Gelijk de Mei de velden doet herleven,
tsti ' aardri.ik 'n t fraaiste feestgewaad. Wil zoo o Maagd, ook nieuwe schoonheid geven. Aan t hart dat nu van liefde voor U slaat.
Gelijk de geur der frissche lentebloemen, in dezen maand alom ten Hemel stijgt; Zoo klimmen ook op , bekleed met deugden-
n i • . i , bloemen.
Ons kinderhart dat naar ü moeder hijgt.
— 29 —
3.
Gelijk o Maagd, het vog'len koor zijn toonen , In Uwe maand door 't woud weergalmen doet; Zoo weergalme in Sions eeuwige woonen, Het lied dat wij hier zingen voor Uw voet.
In deze maand van bloemen, In deze maand zoo schoon ;
Laat ons Maria roemen , De Moeder van Gods Zoon!
De velden, bergen, dalen Zijn in hun vollen glans ,
O, gaat daar bloemen halen, En vlecht ze tol een krans!
Refuein : In deze maand van bloemen , In deze enz.
Maria , onze Moeder ,
Maria , onze troost!
Bekom van d'Albehoeder
Steeds zegen voor uw kroost.
Van alle zielsgevaren ,
Van alle ramp en druk ,
Blijf ons toch vrij bewaren, Bevestig ons geluk.
Piefrein: In deze maand enz.
— 30 —
Gij zijt zoo goed , zoo teeder ,
Maria, Moeder zoet,
Zie gunstig op ons neder, Wij liggen aan uw voet. Als Satan ons wil vangen
In 't schandig zondennet, Verhoor ons smeekgezangen,
Verhoor ons smeekgebed.
In deze maand enz.
Bij 't einde van ons leven ,
Als God ons voor zich daagt, O, doe de hel dan beven
Wanneer zij ons belaagt, O, kom ons dan ook halen ,
Bewogen met ons lot,
Breng ons in de eeuwige zalen,
O, breng ons dan bij God ! In deze maand enz.
O , hoe dankbaar , o hoe blijde , O hoe minnend klopt mijn hart, Ja, de naam slechts van Maria Bant van raij weer elke smart. Elk plaatsje is mij dierbaar,
Waar 'k Maria's beeltnis vind ,
Want Maria is mijn Moeder,
En ik ben Maria's kind.
— 31 —
Geen vreugde kan mij- streelen , Ik \erlang geen aardsche schat; In de liefde tot Maria,
Is al mijn geluk bevat.
Zij als Moeder zal verkrijgen Wat voor mij het beste is,
Als ik hare deugd maar volge, Dan vrees ik voor geen gemis.
3.
Zij zal mij, haar kind geleiden Aan haar moederlijke hand ,
Langs de wegen die het veiligst Brengen in het Vaderland.
Steeds zal ik mijn blikken wenden , Waar mijn oog Maria vindt,
Want Maria is mijn Moeder En ik ben Maria's kind.
4.
Komt de duivel mij bekoren Om te doen wat God verbiedt, 'k Zie omhoog, denk aan Maria , Weet dat ook haar oog mij ziet. Zij, zij zal mij bijstand geven, Omdat zij mij altijd mint,
Want Maria enz.
5.
Moeder, ja ik wil U volgen Zoo in vreugde als in leed ,
— 32 —
Maak dan bij U in den Hemel Voor uw kind een plaats gereed, Eeuwig , eeuwig zal ik juichen Bij haar , die mijn hart bemint. Want Maria enz.
XXII. Glorie
Laat ons blij Maria eeren In deez' schoone maand van Mei (of) Op dit schoone feestgetij Laat ons haren lof vermeeren, Zingen met der Englen rei: Gloria aan God en Maria (bis.)
Ze is ons allerteedre Moeder Denkt aan ons in ramp en nood God haar Zoon en Allebehoeder Gaf ons Haar bij zijnen dood.
Gloria aan God en Maria (bis).
O.
Mochten rampen ons doen kwijnen , Drukken op 't bezwaard gemoed, Zij zal 't lijden doen verdwijnen, Want haar naam is balsemzoet, Gloria aan God en Maria (bis.)
4.
Als bij het einde van ons leven 't Schriklijk scheidingsuur zal slaan.
ü 1
- 33 —
Zal haar naam de hel doen beven En zij lachend bij ons staan.
Gloria enz.
5-
O , dan voert ze ons naar den Hemel, Waar God hare kindren loont,
Boven 't schittrend stergewemel ,
Daar waar Jesns met haar woont. Gloria enz.
(Een stem.) Maria, Moeder zoet , (Allen.) O Moeder zoet, Wij liggen aan uw voet Uw naam doet ons zoo goed,' O Moeder zoet.
Maria, Ster der zee ,
O Ster der zee ,
Deel ons uw lichtkrans mee , Toon ons de zaal'ge ree , O Ster der zee.
3.
Maria , 's Hemels bruid ,
O 's Hemels bruid ,
Stort uwer liefde spruit In onze harten uit,
O 'a Hemels bruid.
— 34
Maria , Maget schoon ,
O Maget schoon ,
Wij liggen om uw troon ,
Wees gij met God ons loon , O Maget schoon.
Maria, hulp in nood ,
O hulp in nood Ontsluit uw liefdeschoot Voor ons, bij onzen dood , O hulp in nood.
Allen.) Maria, Wees gegroet,
Van heel het Christenhioed.
Duo.) Van eiken Cherubijn ,
Van eiken Seraphijn.
Ivoor.) Maria wees gegroet, (bis.)
M. w.
Van gansch het Engelkoor, 't Klinkt heel den Hemel door.
Van 't bloempje langs den stroom, Van 't blaadje op den boom. — M. w.
Van heel het vogelen-heer,
Van 't vischje in het meer. — M. w.
Kortom , van al wat leeft,
Van alles wat er zweeft. — M. w.
— 35 —
Van eiken zonnestraal,
Van ons millioenemaal. — M. w.
Maria , Moeder zoet,
Blijf steeds van ons gegroet
Zoolang ons boezem slaat, Zoolang de wereld staat. —
Wat u behaagt in mij, O Moeder, neem het vrij. •
Dan hoop ik na mijn dood, Te zingen in Uw schoot.
Maria wees gegroet (bis).
Zuivere Maagd, o reinst van allen ,
Nooit door 't minste -vlekje ontwijd, Wij zijn in Adam allen gevallen, Gij bleeft alleen van zonden bevrijd. Eer het uur des doods verschijn'
Mochten we ook zuiver zijn!
Help ons Maria Moederlief! (bis.)
Immer hebt gij de droevige zielen Teeder getroost in weedom en smart; Zij, die hier kwamen bidden en knielen, Vonden altijd verkwikking voor 't hart. Ach ! zie: ons heeft de zond'
Hevig de ziel gewond!
Help ons Maria Moederlief! (bis.)
. — M. w.
- M, w.
— M. w.
— 36 —
3.
Duizenden zondaars heblien gevonden Toen zij baden om voorspraak bij God , Balsem voor hun verkankerste wonden, Sterkt' en licht in het rampzaligste lot. Ach, wij zijn altegaar Immer in 't gevaar.
Help ons Maria enz.
4.
lieilige Maria, die wij nog groeten Zuivre Maagd en Moeder zoo mild ;
Allen vol hoop geknield voor uw voeten Roepen wij: wees ons hijstand en schild. Moeder en Bruid van God,
Waak op ons eeuwig lot.
Help ons Maria enz.
1.
voeten.
XXVI. Voor 't beeld van Maria.
O Maria, aan Uw
brengen we onze hartengroeten. Lief en leed al ons ontmoeten ,
Lief en leed al ons ontmoeten Lieve Moeder, lieve lieve Moeder.
Maak ons need'rig, kuisch, zachtzinnig ,
Maak ons biddend , zoet en innig ,
Maak ons aan uw Zoon aanminnig
Lieve Moeder , lieve, lieve Moeder.
Dat
Ste( Alle Lie'
Mai Ter 'k gt; jOnt Om
— 37 —
3.
Dat ons hart en onze zinnen Steeds uw lieven Jesus minnen Alle harten \oor hem winnen,
Lieve Moeder, lieve , lieve Moeder.
Maria wil gedogen, dat ik U zing een lied, Terwijl gij uit den hooge, mij voor ü knielen ziet! 'k Wil eeuwig ü beminnen, 'k beloof U dit vandaag Ontvang mijn hart en zinnen, die ik U ten Ontvang enz. [offer draag.
2.
O, had ik zoo veel monden Als sterren 't firmament,
Ik zou uw lof verkonden Tot 's werelds uiterst end.
O, had ik zoo veel zielen Als korrels zijn aan 't strand,
Als immer druppels vielen 1 ..
'k Schonk ze U met milde hand, j 3.
Moe moet ik mij beklagen
Daar ik, armzalig raensch
U zoo niet kan behagen
Gelijk ik 't vurig wensch.
Ik wil mij alle dagen
Tot uwe vreugd en eer
Godvruchtiger gedragen j ,.
En dienen mijnen Heer. /
_ 38 —
XXVIII. De onbevlekte Ontvangenis.
Lieve Moeder van den Heer !
Laat ons, om Uw Grotte dringen,
Laat Uw kinderen U ter eer 't Zielverrukkend feestlied zingen,
't Moet meer klinken luid en blij , Moeder onbevlekt zijt Gij.
't Moet meer enz.
't Klinkt nog gansch de wereld rond Over zee en over d' aarde ;
't Woord door Pius mond verkond , 't Woord dat Gij in Lourd' verklaardet.
En wij jublen op die tij Moeder onbevlekt zijt Gij.
Tienray aan U toegewijd 't Kleine Lourdes hier verrezen Zal getuigen dat Gij zijt,
't Staat in Lourdes Grot te lezen Volgens Uw getuigenis De onbevlekte Ontvangenis.
En wij voegen dank en beè Aan d'eez blijde feestgezangen , Deel ons hier die gunsten meö Die in Lourdes zijn ontvangen , Door het zalig jubeltij Moeder Onbevlekt zijt Gij.
bis.
b
— 39 —
5.
Zonne zuivre Moedermaagd Om de dorie U gegeven Hoor ook wat ons hart U vraagt. Dat wij na een schuld'loos leven Eeuwig jublen aan Uw zij, i
Moeder Onbevlekt zijt gij. )
Komt nog een groet en bede Maria toegebracht,
En dan in 's Heeren vrede Den slaap weer ingewacht,
Gerust en welteraoede Vertrouwen we op Uw hoede.
Maria , Maria, Moeder,
Zegen ons (drie maal).
Maria zoo vermogend Bid voor ons den Heer, Och Moeder! zie meedogend , Op d' armen zondaar néér.
Geleid der zwakken schreden,
Hoor aller vromen beden.
Maria, Maria, Moeder,
Bid voor ons, (drie maal).
3.
Gegroet, Gij vol genade , Gij Moeder van den Heer. Het klinke — wie U smaden —
— 40 —
Te luider U ter eer.
O wil met de Englen zangen Ook onzen groet ontvangen.
Maria , Maria , Ave ;
Wees gegroet (drie maal).
XXX. Aan O. L. Vr. van Lourdas
Wijs ; Pms Nomis.
0 Maria , lieve Moeder,
Zeetiend in der Heemlen woon ;
Smeekend naadren uwe kinderen Thans tot uw genadetroon.
Zie, Maria, op ons neder Met een blik vol medelij ;
Want wij allen zijn gevallen : Niemand is van zonden vrij.
2.
Lourdes bronne moog' getuigen Van de wondren Uwer macht;
Ook in Tienraij's heiligdomme Schittert Uwer bedekracht.
Troosteresse der bedrukten,
Lourdes onbevlekte Maagd,
Droevige harten hier te troosten Heeft u steeds, ja steeds behaagd.
3.
Wil dan nimmer ons verlaten, Gij, die onze Moeder zijt;
Dat Uw voorspraak 't allen tijde
— u —
Ons van alle kwaal bevrijd
Want Maria, goede moeder, Zeetiend in der Heemlen woon!
Hoopvol naadren wij, uw kindren Hier tot Uw genadetroon.
Heilige Jozef Voedstervader Over Jesus onzen Heer ,
Zie, wij treden biddend nader, Zie, wij knielen voor U neer!
Want in uwe Vaderarmen Droegt Gij eens het god'lijk kind; Jesus zal zich ons erbarmen,
Wijl Hij kinderlijk U mint.
Wijl Hij kinderlijk enz.
2'.
Zijn die banden losgesprongen?
Hier was Jesus als uw Zoon.
Is die macht uw hand ontwrongen Sinds de hemel is Uw woon ?
Neen ook in des Hemels bogen Zijt Gij 't hoofd van 't Godsgezm, Wij nu , Vader vol meedogen, Roepen uwe voorspraak in ,
Hoepen enz.
Wil, 0 Jozef,, voor ons vragen Dat wij in des levenslot
— 42 —
Ons naar Godes wil gedragen , Steeds getrouw aan zijn gebod. Wil door uw gebed verwerven O gij trouwe toeverlaat Dat wij dra den hemel erven, Wanneer eens ons sterfuur slaat, Wanneer enz.
H. Jozef, trouwe hoeder Van uw Goddelijk voedsterkind. Die uw Jezus heel uw leven. Onuitsprekelijk hebt bemind. H. Jozef, vraag dat wij Hem beminnen zoo als Gij. Hem beminnen. Hem beminnen. Hem beminnen, zoo als Gij.
H. Jozef, die uw Jezus,
In het stulpje met u hadt,
Vaak van d'arbeid tot Hem opziend, Stil en innig Hem aanbad.
H. Jozef, vraag dat wij,
Jezus dienen zoo als Gij,
Jezus dienen, Jezus dienen,
Jezus dienen, zoo als Gij.
— 43 —
3.
H. Jozef, door Gods Zone In uw nedrig werk verlicht,
Daar Maria 't oog vol liefde Op haar Kind en Bruidegom richt. H. Jozef, vraag dat wij. Ons verblijden zoo als Gij, Ons verblijden, ons verblijden. Ons verblijden, zoo als Gij.
4.
H. Jozef, die in de armen Van uw Bruid en pleegkind stierf. En voor uwe trouwe liefde 't Loon der eeuwigheid verwierf. II. Jozef, vraag dat wij,
Zalig sterven, zoo als Gij,
Zalig sterven, zalig sterven,
Zalig sterven, zoo als Gij.
XXXIII. Geestelijk gezang voor een kind op den dag zijner lslquot; H. Communie.
Dag van vreugde, dag van zegen Duizendmaal gewenscnte dag, O, de weldaad is verkregen Die ik nooit vergeten mag.
Hij die in het hart der menschen.
Wil uit liefde 't voedsel zijn.
Hij die was mijn zucht en wenschen Komt nu binnen in het mijn.
_ 44 —
O geluk ik heb ontvangen Jezus, waarlijk God en mensch, Na zoo hrandend een verlangen,
Mijn schat en mijns harten wenseh. O mijn ziel, gij strekt tot woning, (Denk', wat gunst voor U, wat eer) Aan uw Schepper, aan uw Koning, Aan uw God, uw Opperheer.
3.
Mijn gemoed is opgetogen Als ik Godes gunst bemerk;
Schier is mij 't gevoel ontvlogen, Groote God, bij t wonderwerk, 'k Zie u uit de hemelzalen Op een onuitlegb're wijs.
Tot mij, schepsel nederdalen,
En mij zijn tot zielespijs.
4.
Iloe zal ik die gunst vergelden Hadde ik nu een Englen tong. Die Gods werken kon vergelden, Die Hem eeuwig glorie zong!
Ik zal naar vermogen hand'len Toonen mij een dankbaar kind.
Steeds het pad der deugd bewandlen, Waar men zooveel wellust vindt.
— 45 —
Ja ik zal van liefde gloeien 'k Zal mij aan het liefste pand, Aan het hart van Jezus boeien,
Door een onverbreekbren band. 'k Zal Hem hier getrouw aankleven. Dienen met gewilligheid,
Opdat ik in 't ander leven Hem bezitte in eeuwigheid.
XXXIV. Na de eerste H. Communie.
Wijze : Day van vreugde.
God van eindelooze liefde,
O wat is dit feestuur zoet;
Daar gij zelf, tot mij gekomen.
Met uw eigen vleesch en bloed.
Onder broods gedaant' verborgen, '
Mijne ziel nu hebt gevoed; (
Ja wij mochten nederknielen
Aan uw heil'gen Liefdediseh
Heden voor het eerst het smaken.
Wat uw godlijk feestmaal is;
Nooit ontgaat het, goede Jesus! i i-
Nooit aan mijn gedachtenis. 1 1 '
- 46 —
Wij aanbidden ü eerbiedig,
Dankbaar loven we U o Heer!
Ik bemin U, lieve Jesus!
Maar toch meer, en altijd meer;
Moge uw liefde mij doorblaken, ) , ■
Dat zij mij geheel verteerquot;. \
In deez' zalige oogenblikken.
Och, verhoor uw smeekend kind:
Zegen ouders, alle dierb'ren
Die het nu nog meer bemint;
Zegen hem, in wien 't een vader ! , ■
En een zieleherder vindt. \ ls
Komt, gij Heil'gen ! Cherubijnen !
Serafs! wakend Geestenkoor !
Heft uw zangen, dat zij klinken
Heel den wijden hemel door.
En mij eind'loos goede Jesus i . •
't Lied van aarde en hemel hoor. j 18
O wat zoeten dag in 't leven,
Dag van hemelzaligheid.
Hebt gij Jesus aan uw kindïen
Door uw feestmaal toebereid!
Och, maar och! dat nooit de zonde ) .•
Ons van uwe liefde scheidd'. ( 31
— 4:1 —
7.
Daarom zweren we U voor 't altaar,
Groote God en Opperheer!
Dat wij nimmer Ü verlaten,
Altijd leven U ter eer.
Zie nu Jesusl op uw kind'ren, I ^
Zie genadig op ons néér! (
Hoe schoon ook bij het schoonste weer
Natuur zich aan ons toont;
Het land waar Onze Lieve Heer,
In glans en luister troont.
Is schooner dan ons oog hier ziet ) ^
Veel schooner dan onze aarde biedt. \
De hemel heet dat schoone land,
't Is altijd lente daar,
En met zoo geurig groen beplant. Of 't eeuwig feest daar waar;
Geen nacht verstoort dat zoet genot, ) ^ Die pracht duurt eeuwig zoo als God. i 3.
Hoor 't kweelen van den nachtegaal,
Hoe streelend voor het oor !
Maar immer klinkt in 's Hemels zaal,
Een lied van 't Engelen koor.
Dat aller hart verrukken moet 1 ^
Zoo streelend en zoo lief en zoet. (
4.
De He.nel hiedt den zoetsten vree,
Daar heerscht de reinste vreugd,
Daar hoort men van geen ramp of wee. Daar is men steeds verheugd;
De Heinel schenkt het hoogst genot )
Daar is men eeuwig één met God. 1
De Hemel, ja dat schoone land,
Ik hoop er eens te zijn.
Reik mij, o God ! Uw vaderhand
Door 's levens rampwoestijn;
Ik zing dan eeuwig Uwen lof, ) ,.
O Koning van het hemelsch Hof. 316
XXXVI. Smeeklied ter verlossing van Leo XIII.
Wijze; Vader Pius.
Sions dochter uitverkoren.
Moeder van het eeuwig woord.
Rein ontvangen en geboren.
Uw gebed wordt steeds verhoord.
Help Maria, Vader Leo,
Spoedig Vorst weer op zijn troon. Zielenherder, Paus onfeilbaar, Plaatsbckleeder van uw Zoon. —
— 49 —
Hoor ons sraeekeu Moeder teeder,
Voor het hoofd van Jesus kerk,
Schenk hem rust, zijn vrijheid weder, In 't hera toevertrouwde werk.
Help Maria, Vader Leo, enz.
3.
Wil uit Rome spoedig Jagen,
Schenders, roovers, ketterij.
Bruid van God der zeven gaven.
Toon uw macht, maak Leo vrij.
Help Maria, Vader Leo, enz.
4.
Bid voor Leo, Paus en Koning,
Moeder Gods bid, smeek uw Kind,
Schenk hem hulp uit Sions woning. Hem die U zoo teer bemint.
Help Maria, Vader Leo, enz.
5.
Hoed den Paus op al zijn wegen,
Moeder Gods Maria Maagd 1 Vol van gratie, door Gods zegen.
Schenk hem 't geen Gods kerk U vraagt. Hèlp Maria, Vader Leo, enz.
O dan zal hij zegenpralen.
Vorst hersteld op zijnen troon,
Pioem, triomf voor kerk behalen.
Door U moeder van Gods Zoon-Help Maria, Vader Leo, enz.
— 50 —
7.
Priesters, leeken, Christen scharen,
Plaatst U onder kruis en vaan
Bidt, och bidt God, in gevaren
Blijft Paus Leo trouw bijstaan.
Help Maria, Vader Leo, enz.
Liefste Moeder hoog verheven
Neem dit smeeklied gunstig aan,
Hoor ons bidden, vurig streven.
Voor den Paus in 't Vatikaan.
Help Maria, Vader Leo, enz.
1. Van lstequot; November tot lsten Maart, de eerste H. Mis om 8i/ï uren , en de tweede om 9 uren.
2. Op de overige Vrijdagen door het jaar, de l8'6 H. Mis om 8 en de 2d,! om 81/2 uren.
N.B. Valt een feestdag op een Vrijdag, dan Hoogmis om 10 uren.
1° De Parochie van Swolgen, op 0. L. V. Hemelvaart, 15 Augustus.
2° De Parochie Meerlo, Zondags onder de octaaf van 0. L V. Hemelvaart.
3° De Parochie Horst, op Maria Geboorte, 8 September.
— 51 —
1. Vollen aflaat Vrijdags voor den /i'16quot; Zondag in den Vaste, hoogmis met predicatie om 10 uren, om 8 en 9 uren eene leesmis.
2. Vollen aflaat 0. L. V. Boodschap, 25 Maart, hoogmis en predicatie om 10 uren.
3. Vollen aflaat 0. L. V. Bezoeking, 2 Mij H. Mis om 9 uren.
4. Vollen aflaat 0. L. V. Hemelvaart, 15 Augustus, hoogmis en preek, om 10 uren.
5. Vollen aflaat Vrijdags, onder deze octaaf l5'11 II. Mis om 8 uren, 2de om St/a uren.
6. Vollen aflaat Zondags; onder deze octaaf van 0. L. V. Hemelvaart: hoogmis en preek om 10 uren.
7. Vollen aflaat 0. L. V. Geboorte, 8 September, hoogmis en preek om 10 uren.
8. Vollen aflaat Vrijdags onder deze octaaf lsle H. mis om 8 uren, 2de om 81/2 uren.
9. Vollen aflaat Zondags onder de octaaf van 0. L. V. Geboorte, hoogmis met preek om 10 uren.
10. Vollen aflaat den 2dcn Zondag van October, Jaargetij der Kapelwijding, hoogmis met preek om 10 uren.
11. Vollen aflaat op den feestdag der Onbevlekte Ontvangenis van Lour des, 8 December plechtige hoogmis met preek om 10 uren.
12. Vollen aflaat O. L. V. Lichtmis, 2 February: hoogmis met preek om 10 uren.
— 52 —
It. 'i. Een aflaat van 100 dagon op al de Vrijdagen door het jaar.
2. Een aflaat van 7 jaren en 7 quadr.; op de Vrijdagen in den Vaste, op deze ' Vrijdagen hoogmis met meditatie over het bitter lijden van Christus om 81/2 uren, om 8 uren eene leesmis.
III. Buitengowone gunsten en aflaten
Door Zijne H. Paus Pius IX aan de Kapel van 0. L. Vrouw te Tienraij verleend.
Bij Breve van den 4 Maart 1877, heeft Z. H. Paus Pius ÏX aan de Kapel van Tienraij (in de pauselijke Breve «Klein Lourdesquot; geheeten) de buitengewone gunst verleend, dat voortaan de pelgrims in deze kapel te Tienraij »a/ de Aflaten kunnen verdienen, welke te verdienen zijn in de Croote Kerk van O.L. Vr. de Onbevl. Maagd van Lourdesquot; onder de gewone voorwaarden.
Deze Aflaten zijn ; 1° Een altijddurende volle aflaat.
2° Alle aflaten verbonden aan de kerken van Maria de Meerdere en Jan van Lateranen te Rome.
Zij die den vollen aflaat willen verdienen moeten biechten en communiceren en in de Kapel te Tienraij bidden, minstens 5 onze vader en 5 wees gegroet tot intentie van Z. H. den Paus.
3° Een gedeeltelijken aflaat van 200 dagen dagelijks te verdienen, mits men in staat van genade zij, en er een gebed stort tot , intentie van den Paus.
*■ - ' J , ■'%quot;gt;
_gt;* -J- quot;•■■»••*,
gt;■
;w --«: «r / =r^ ^
Tifess ■■■'ttfj'rf t Z ^ V-- •.;-* ^
- -z j / ? -•■ ^ r - - ƒ•#..' : ':^ ■-* lt;« gt;-^®t.- 'quot;^ »»•
'/.fj\/fi iz m?**t V £ ^-'/f ■ *• •
' ■ ' -gt; - *1*' p- / f 9' *■■;
, . Jamp;tV-i?*-* /•/gt;*■- «•li,,.'5'
■' Jjyijiyr/
r amp;■quot;A' f .j £ ;-*•*•
É!
é
■„■axjz ■
i % A**?** -.7 •- ^gt;..-.gt;
f ■:■*** S-Zst.i,-
w
; f amp;-****'/■*■
^ f - 4
^ r^t■-'' -l'■ iF^SSJI
-■ *• 55P P -9-, bi ' • ' —„;.■ • • *
f-TSr -f. *1 £,? ir^-' f? amp;Ü
quot;' £■ .quot;;. •■
■f.
■Nr^;
i3». ■•
:**■ '■' *\. '^f*- jffjquot; quot; ■? r»#**»'
r^?-^rC'-cf ..
■ -' -V quot;C i •»•, V
/ *f r #gt;- *■-.: * jfi £ ■,
pT ' f ^quot; ■gt; quot;jamp;m4amp; ■' w r £:--2
■'f - ^-^V - : ^ Tiquot;. i-., •
tote****# g ar i «t
gt;' ■^^m:fwi4
- y*** jf jSf'-,' iM ' Jxamp;ï J
.-. / f £||g* ■^^ :£ -4 ■
-■tamp;gtot*, -gt; •«■••■ •- lt; •h^- ., *'lt;•'-*Jte ' ..
£ ?*■*- *•--
^ ■ K.quot;
;
£*''. A
■ £•gt;gt;, .sf^
^ ■' S.quot;
'•,. f
if**.
lt;r—_. j, ■lt;, , ', r-•: