.v a-K . '
j' . j
Vertaald uit het Hoogduttsch^r ^ ?
GULPEN,
snelpersdruk van m. alberts.
d
I r u KSjj||lj||| l'jlI j j 11| || 1^1 jl 2197 6067
i.
■- '1
Dit boekje verdient niet slechts goedgekeurd maar aanbevolen to worden, om reden dat hetzelve aan een belangrijk deel der geloovigen een veiligen weg en de middelen aanwijst om zich in hun stand te heiligen en de kristelijke volmaaktheid te bereiken.
P. J. H. Rüssel,
Kan. en Prof.
Roermond, 1 Mei 1875.
^Christelijke dienstboden! u draag ik dit werk 1 quot;'quot;'op. Zooals de titel het u zeer schoon zegt, zal het u den weg aanwijzen, dien gij bewandelen moet; en u leeren kennen, wat gij als katholieke Christenen in uwen staat doen en laten moet, om aan God behagelijk te zijn en uw heil te bewerken. Ik weet wel, d.at het u aan geene getrouwe herders ontbreekt, die zich beijveren, om u in de plichten van uwen staat te onderrichten, u in alle waarheid en deugd te leiden ; maar niettemin kwam het mij zeer heilzaam voor u een boek in de hand te geven, waarnaar gij de plichten van uwen staat met genoegen betrachten kunt. Niettegenstaande al de lessen en vermaningen, die wij van onze zielbestierders hooren, vallen wij zeer licht in de ons aangeboren • traagheid terug; men laat soms weken, maanden voorbijgaan, zonder zijn geweten naar behooren te beproeven, en dit met de goddelijke geboden streng te vergelijken. Dan is zulk een wegwijzer uitermate goed, die u, wanneer gij van den rechten weg afgedwaaald zijt, weder terug wijst, en u zegt, hoe gij verder naar het welbehagen van God wandelen moet. Daarom geef ik u dit boek. Ik wil mij niet aanmatigen ergens iets nieuws, iets bijzonders in dit opzicht aan te bieden. Al het aangehaalde in dit boek is niet van mij, maar aan de schriften der Heiligen, van beroemde Geestelijken en Godgeleerden ontleend ; ik heb het
verzamelde slechts tot een geheel trachten te vereenigen. Als gij de plichten van uwen staat getrouw vervullen, in het goede volharden, als gij God aangenaam wilt zijn en uw zieleheil bewerken wilt, neemt dan dit boek dikwijls ter hand, bijzonder op zon- en feestdagen. Leest niet slechts, maar overweegt ook alles wel, onderzoekt hierna uw geweten, verwekt eene akte van berouw en maakt de noodige voornemens voor de toekomst. Hoeveel zielen zijn door zulke geestelijke lezing van den weg des ver-.derfs afgegaan en boetvaardig tot God teruggekeerd ; hoe velen zijn daardoor op den weg des heils behouden, aangespoord en versterkt geworden ! Dit zal ook met u het geval wezen, als gij van goeden wil zijt, en dit boek vlijtig en met een oprecht hart leest. Het zal bij u den heiligen ijver voor de eer van God en dien voor uw zieleheil, welken gij bij de preken en andere christelijke onderrichtingen opgevat hebt, weder opwekken, voeden, onderhouden en u aansporen tot volharding op den weg tot het eeuwige leven.
1. Het is de wil van Qod, dat gij dient.
ven als God aan de aarde, de maan en de sterren hare loopbaan aangewezen ; aan de onstuimige zee de grenzen bepaald en aan alle leven-looze schepselen hunne bestemming gegeven heeft; zoo heeft God ook voor ieder mensch den tijd wanneer, — de plaats waar, — do ouders , van welke hij- afkomstig is, den duur zijns levens, in een woord, alles, wat hij heeft en vermag, van eeuwigheid af, met een wijs overleg verordend en bepaald. Hij is het, die aan ieder mensch den weg aanwijst, dien hij te bewandelen heeft, en vaststelt, dat deze in aanzien, gene in nederigheid, deze in welstand, gene in armoede zijne levensdagen moet doorbrengen. « De loten » zegt de H. Schrift, «worden in den schoot geworpen, maar de Heer verdeelt ze.» Spr. 16,33.. Heeft God van eeuwigheid af voor ieder ding den tijd, de maat, de plaats, do wijze van bestaan en van leven aangewezen, dan volgt daaruit, dat God ook voor u van eeuwigheid af eenen zekeren stand bestemd heeft, waarin gij leven moet. Deze waarheid bevestigt de Apostel, waar hij schrijft: «Ik wensch, dat gij allen (onthoudend)
1
waart, als ik; doch een ieder heeft zijne eigen gaaf van God, zoodat de eene tot dit, de andere tot wat anders geschikt is. Een ieder blijve zoo, als de Heer hem zulks bedeeld heeft, en gelijk God ieder beroepen heeft, zoo wandele hijquot; ook. Een iegelijk blijve in die roeping, waarin hij geroepen werd.» 1, Korinth. 7, 7. — 7, •17,20. Gelijk bij een |sehouwspel de Directeur iederen medewerker naar diens bekwaamheid, zijne bijzondere plaats aanwijst, en ieder zich anders te kleeden, en iets bijzonders te zeggen en te doen heeft; — of gelijk een schilder op een beeld niet alle personen gelijk maakt, maar den eenen als koning, den anderen als dienaar, den renen groot en den anderen klein voorstelt, den eenen in 't licht, den anderen in de schaduw stelt, en zoo meer, zoo als het de schilderkunst vordert; even zoo heeft ook God, de groote Maker der wereld, in Zijne wijsheid, verschillende standen uitgedeeld. « Een ieder» zegt de heilige I'ertiardus, «is slechts tot eenen zekeren stand bijzonder geëigend, namelijk tot dien, waarvoor hij door God in zijne eeuwige raadsbesluiten beroepen wordt.» Dat gij alzoo uw brood in dienst van een heerschap eten moet, is niet het werk van 't toeval, maar van God, die dit zoo geschikt heeft. Als Hij zulks gewild had, hadde Hij u zonder moeite op etnen koningstroon kunnen plaatsen, en u geheele
landen in bezit kunnen geven. Het ia nu evenwel zijn heilige vril, dat gij als dienstbode levet; wees derhalve met uwen stand tevreden, want wat God wil, moeten wij ook willen; wij mogen zijnen heiligen wil nooit tegenstreven. «In wat stam een iegelijk geroepen is, broeders, daarin blijve hij bij God.» 4. Korinth. 7, 24.
2. Wees met uwen stand tevreden.
1. Is het zeker, waaraan men dan ook niet twijfelen kan, dat God ieder mensch in zoodanigen stand plaatst, die voor hem de beste is, len waarin hij zijn heil 't zekerst bereiken kan, zoo volgt hieruit, dat de dienstbodenstand voor u de beste is, en dat gij in dezen stand voor u zeiven en voor uwe medemenschen het meeste goed kunt doen. Zoudt gij eene andere plaats bekleeden, dan u door God bestemd is, zoo zou 't licht kunnen gebeuren, dat gij voor tijd en eeuwigheid ongelukkig zoudt worden, en dat gij ook aan de maatschappij groote schade toebracht. Behartig dit wel, en wees met uwen stand tevreden: en als het u soms hard valt en zich kleinmoedigheid en ongeduld in uw hart wil vastzetten, troost u dan met de gedachte: « God wil het, en Hjj wil het voor mijn eigen welzijn, en dat mijner medemenschen, dat ik een dienstbode zij; Zijn wil geschiede! »
2. Het valt niet te betwijfelen, dat de
dienstbodenstand vele bezwaren en verdrietelijkheden met zich voert, vooral dan, wanneer 't heerschap knorrig en toornig is. Hebt gij het ongeluk, bij zulk een heerschap in dienst te wezen, bedenk dan, dat het zoo de wil van God'is, die u door het lijden en de verdrietelijkheden van uwen stand gelegenheid geven wil, den Hemel te verdienen. Draag alzoo uw kruis met geduld uit liefde tot God, in de hoop, dat God u voor den korten tijd van uw lijden een eeuwig loon zal geven. Wacht u voor morren en klagen, want daardoor wordt uw lijden geenszins kleiner; integendeel, gij vergroot het nog, en gij verliest buitendien het loon, dat gij door het geduldig te verdragen, verdiend zoudt hebben. Bedenk, dat ook in de andere standen vele plagen, veel lijden bestaat, gelijk het spreekwoord zegt: Iedere stand hoeft zijne moeielijkheid. De vorst op den troon, die over land en volken gebiedt, heeft zoowel zijn lijden, als de armste dag-looner, die zijn brood met zwaren arbeid verdient. Hoe hooger de stand, hoe grooter de last, zegt een ander bekend spreekwoord. Wist gij, hoe vele zorgen, hoeveel onrust en verdriet rijke en voorname lieden dikwijls hebben, gij zoudt hen zeker niet om hun lot benijden, maar gij zoudt u gelukkig achten, dat gij niet zijt, wat zij zijn. Inderdaad, als men de zaak goed betracht, jlan moet men zeggen, dat de dienstboden
over 't algemeen, gelukkiger zijn, dan vele hunner heerschappen. Want een dienstbode, die vlijtig werkt en braaf is, wordt overal bemind en goed opgenomen. Hij heeft zich om niets te bekommeren dan om zjjn werk; is 't etenstijd, dan vindt hij eene gedekte tafel; hij staat onbezorgd op en gaat onbekommerd naar bed; hij heeft, al is 't ook geen overvloed, toch altijd zoo veel, ajs hij tot bestrijding zijner behoeften noodig heeft. Gij hebt alzoo, christelijke dienstbode! alle reden, met uwen stand tevreden te zijn, daar gij daarin een kommer- en zorgeloos leven hebt, en gij u door het geduldig verdragen van de moeite, hieraan verbonden, vele verdiensten voor den Hemel verwerven kunt.
3. Overweeg ook, dat gij in uwen stand veel gemakkelijker kunt zalig worden, dan lieden uit den hoogeren stand. Rijken, meesters en overheden, moeten niet alleen voor zich zeiven godvruchtig leven, maar zij moeten ook voor 't heil der zielen hunner onderdanen zorg dragen. Doen zij dit laatste niet, dan gaan zij verloren, al leefden zij voor zich zei ven ook nog zoo vroom en christelijk. Als dienstbode evenwel hebt gij alleen voor uw eigen zieleheil te zorgen, en aan geen' mensch in de wereld rekenschap te geven. — Buitendien hebt gij
in uwen stand veel meer gelegenheid, de deugd te oefenen, bjjzonder de deugd der deemoedigheid, der gehoorzaamheid , der zelfverloochening, des gedulds, der onthouding, enz.; als gij deze gelegenheden goed waarneemt, kunt gij tot eenén hoogen trap van heiligheid komen. Oordeel nu zelf, is uw stand niet schoon, en wegens deze oorzaken niet een zeer gelukkige stand? — En zoudt gij God niet dagelijks danken, dat hij u in zoodanigen stand geplaatst heeft, waarin gij zoo gemakkelijk zalig kunt worden, en tot eene zoo groote heiligheid kunt komen!
4. Bedenk eindelijk, dat de dienstbodenstand van af dat Christus op aarde gekomen is, een genadestand is geworden, en in de oogen Gods veel verdienstelijker en volkomener is, dan de stand der heerschappen en der opzieners, want do dienstbodenstand heeft immers de meeste overeenkomst met den stand van Jesus Christus , die als een dienstbode versohenen is, niet om te heerschen en zich te laten bedienen, maar wel om gelijk de armste dienstbode, allen te dienen. Hij is dienstbode geworden: hij heeft God, zijnen he-melschen Vader, gediend, wijl Hij Hem gehoorzaam wasjtot in den dood; Hij heeft zijne ouders gediend, wijl Hij hun onderdanig was, tot op zijn 30!lejaar; Hij heeft zijne leerlingen gediend, wijl Hij hun de voeten wiesch; Hij heeft alle menschen
— 11 —
gediend, wijl Hij Yoor hen 't werk der verlossing volbracht heeft. Hij kon dus met recht zeggen: «De Zoon des menschen is niet gekomen, om gediend te worden, maar om te dienen!» Math. 20. 28. De dienstbodenstand is derhalve een heilige, hoogst eerwaardige stand, wijl hij dien 't meeste nabij komt, waarin zich Jesus Christus bevond, toen Hij op aarde wandelde. Christelijke dienstbode, schat u dus gelukkig, dat gij tot denzelfden stand behoort, dien Jesus, de Zoon Gods, zich vrijwillig uitkoos, en dank God, dat Hij u tot dezen stand geroepen heeft. En mocht u 't diénen soms hard vallen, en Mj u de gedachte opkomen: « Och, moet ik dan altijd dienen?» zoo denk aan uwen dierbaren Verlosser, die u uit liefde zijn gansch leven gediend hoeft; en zeg bij u zelven: «Ik wil graag dienenquot;, en, als een vrome dienstbode, Jesus navolgen, opdat ik met Hem heerschen. moge.» Wees ulzoo tevreden met den stand, waartoe God u beroepen heeft; Hij wil, dat gij Hem in dezen stand dient, en uw geluk bewerkt. Bedenk, dat wanneer gij een' mensch naar den wil van God dient, gij niet hem, maar God dient. «Wees indachtig, zegt de Apostel, dat gij den Heer dient en niet de menschen.» En wolk eene eer, God, den Heer te dienen ! Bemin en acht alzoo uwen sfand, en tracht hem door een onberispelijk gedrag eer aan te doenl
3. Wees voorzicbtig bij de keuze van eeu' dienst.
1. AlTorens gij tot eenen dienst besluit, overleg alles rijkelijk en overweeg alles, ■wat voor 't heil uwer ziel dienstig of gevaarlijk zou kunnen worden. Let niet zoo zeer op een groot loon en op goeden kost als wel daarop, dat geene bijzondere gevaren uwe ziel in uwen dienst bedreigen, Bijgevolg geef aan zoodanig huis de voorkeur, waarin de vreeze Gods, vroomheid en liefde tot orde heerschen, waarin men de kinderen goed opvoedt, de dienstboden tot de deugd aanspoort, waar men in den omgang vredelievend en vriendelijk is, en de rechtvaardigheid en liefde beoefent. In zoodanig huis wordt voor uw tijdelijk en eeuwig welzijn 't best gezorgd. Vrome heerschappen doen, als zij 't vermogen , meer dan zij beloofd hebben: slechte daarentegen doen gewoonlijk minder. Goede overheden zullen u als den mededienaar van hunnen Heer in den' Hemel, gelijk een lidmaat van *t lichaam, waarvan Jesus 't hoofd is, aanzien; zij zullen liefderijk en vriendelijk met u omgaan: zij zullen u beminnen en voor uw welzijn bezorgd zijn. Het strekt u ook tot eer, als gij ineen godvreezend huis dient, en God zegent u eerder.
2. Onderstel evenwel, dat gij bij een
-■ 13 —
■vroom heerschap uw tijdelijk voordeel niet zoo ruim vondt. als bij een ander, zoo zou ik u toch aanraden, bij dit eerste den dienst te aanvaarden, bjjzonder, als gij nog jong zijt. De zorg voor 't heil uwer ziel is immers 't voornaamste. Wat helpt het u, als gij ook al eenige guldens meer loon bekomt, indien gij gevaar loopt door kwade gezelschappen en slechte voorbeelden verleid te worden? Bij vele dienstboden, die bij *t kiezen van hunnen dienst slechts op een hoog loon zagen, is reeds gebleken, wat de heilige Schrift zegt: « Velen komen wegens 't geld ten val, en deszelfs glans wordt hun ondergang.» Eccl. 31, 6. Dikwijls geven juist zulke heerschappen, bij welke men moeilijk dient, een hoog loon, omdat zij anders geene dienstboden zouden hebben. Velen dezer heerschappen voeren in hun schild: De dienstbode heeft geeue rust bij dag en bij nacht: om zijnen dienstplicht te vervullen, moet hij zijne, christenplichten verzuimen. Hij heeft geen' tijd, om slechts een kort morgen- en avondgebed te verrichten, hij kan in 'tjaar geen driemaal 't woord Gods hooren, of wel het heil. Sacrament der biecht en des altaars ontvangen; menigen Zondag is 't hem onmogelijk, eene heilige mis te hooren.
Wat helpt daar een groot loon, wanneer 't heil uwer ziel gevaar loopt? — Het is veel beter, dat gij eenige guldens minder
— 14 —
loon ontvangt, en dat gij daarbij God kunt dienen, en uwe christelijke plichten vervullen, dan dat gij, met gevaar uwer ziel, voor een hoog loon diendet. Ja, het ia beter, dat gij in eene slechte hut dient, waarin gjj uwe ziel hoopt te 'redden, dan dat gij in een paleis diendet, waarin gij moest vreezen, eeuwig verdoemd te worden. Men blijft zelfs onder godvreezende men-schen niet immer goed; wat zou niet kunnen gebeuren, als gij in een huis kwaamt, waar men aan God niet denkt, waar 't heil uwer ziel 't grootste gevaar loopt?
3. Vooral is de dienst in groote steden gevaarlijk; er bestaan vele heerschappen zonder Godsvrucht, zonder geloof, die in 't openbaar en zonder schaamte met den godsdienst spotten, en de schandelijkste lastertaal uitbraken; die de godsvrucht de vroomheid, de aandachtsoefeningen en de godsdienstige gebruiken hunner dienstboden tot doelwit van hunne genoegens en spotternij maken.
Vele argelooze dienstboden laten zich hierdoor in 't goede wankelbaar maken. Heeft het heerschap dit bemerkt, dan gebruikt het alle list, en werkt zoolang aan 't duivelsch werk der verleiding, tot dit volkomen gelukt is. Honderden dienstboden, die christelijk gezind en onschuldig van 't land in de stad komen, leiden, wanneer zij bij zulke onchristelijke heerschappen dienen, aan onschuld en geloof schipbreuk.
— 45 —
Dit beklagenswaardig lot, betreft tegenwoordig vooral de vrouwelijke dienstboden. Geheel onervaren in de kunst der verleiding, ruilen zij 't land tegen de stad, en achten zich gelukkig aldaar eenen dienst te vinden. Weldra komt een laaghartige vleier tot haar, misbruikt hare zwakke zijde, die in ijdelheid, in de zucht naar schoone kleederen, in 't najagen van vermaken bestaat, en hij weet nu door allerlei beloften, haar voor zijne schandelijke begeerten te winnen. Het duurt niet lang, of de ongelukkigen zijn verleid, en gaan op den breeden weg des verderfs. Met schande overladen, van hare gewetensrust beroofd, in 't hart bedorven, en geestelijk en lichamelijk geheel achteruit gegaan , keeren zij naar hare geboorteplaats terug. Dikwjjla zetten zij ook nog daar hare schandelijke leefwijze voort, en brengen, zoodoende, 't verderf der stad op 't land over, of wel zij slijten haar leven in de grootste ellende en vervloeken hem, die haar van alle levensgeluk beroofd heeft. —
Christelijke dienstbode, overweeg deze gevaren van 't stadsleven, deze ellende, die zich ontelbare dienstboden in de stad op den hals halen! Ingeval u geene bijzondere omstandigheden daartoe nopen, zoo zou ik u den raad geven, groote steden te vlieden, en in kleino steden of op 't land te dienen. Wijl daar in den re-
— 16 -
gel toch nog meer christelijke gezindheid heersoht dan in groote steden, de tucht gewoonlijk strenger is, en do gevaren minder zijn, zoo ontloopt gij duizend gevaren, gij kunt christelijker leven en eenmaal , waaraan toch alles gelegen is, tevredener sterven. Wanneer gij desniettegenstaande in eene stad dienen wilt, tracht dan in een goed katholiek huis te komen, waar Godsvrucht, regel en orde heerschen, opdat gij een rein geweten bewaret.
Bovendien moet gij u ook nog nauwkeurig op de proef stellen, of gij voor den dienst, dien gij aanvaarden wilt, ook in staat zjjt. « Eerst bezinnen en dan beginnen», zegt het spreekwoord; d. i. gij moet vooraf goed overwegen, of gij voor den dienst, die voor u openstaat, de ver-eischte hoedanigheden bezit, namelijk de noodige geschiktheid en lichaamskracht. Ontbreekt u de noodige kennis, van het-gene gij in den dienst uitvoeren moet, of zijt gij te zwak voor den arbeid, dien gij verplicht zijt te verrichten, of weet gij u naar de eigenaardigheden en luimen van uwe overheid niet te schikken, zoo ontstaan hieruit zoowel voor u als voor uw heerschap vele nadeelen: gij wordt mismoedig en over uwen toestand ontevreden; wegens de to groote inspanning
Terzwakt gij uwe gezondheid, en zijt de oorzaak van veler ande wanorde en on-eenightid in huis waardoor het heil van uwo overheid ve'i Bchade lijdt. Onder-vimlt gij derhalve, dat een dienst wegens de eene of andero oorzaak niet geschikt voor u is, zoo a n aan! hem ook niet, hoe goed hij ook m-jge lijken, maar zoek u een' anderen di iift, die passender voor u is. Weet men, rat gij do voor dezen of genen dienst noodige veroisohten niet bezit, en neemt niou u desniettegenstaande daarvoor op, ween dan altijd vlijtig en laat u gaarne terte! twijzen.
Volg in de keuz ■ van eenon dienst niet blind uwe neiging, en vertrouw niet te veel op uw eigen inzicht en op uwe eigene wijsheid, anders loopt gij gevaar eenen stap te doen, dio u in 't vervolg bitter berouwt. Wilt gij zeker te werk gaan en eenen dienst kiezen, die voor uw tijdelijk en eeuwig welzijn doelmatig is, zoo vraag,in deze gewichtige aange-legpnheidaan uwo ouders, en andere verstandige en vrome menschen naar hunne meening en verzoek hun om raad. Bovendien moet gij door een vurig gebed uwe toevlucht tot God nemen, om zijnen wil fe leeren kennen, ton einde eene gelukkige keuze te doen. « Wijl wij niet weten, wat wij doen zullen, zeide de vrome Josaphat, zoo blijft ons niots over dan naar U onzo oogen te richten. »
— 18 —
Als gij dus Toornemeng zijt in eenen dienst te treden, zoo vergeet het gebed niet. Bid God onder het H. Misoffer, na de H. Communie, hij het morgen- en avondgebed en bij andere gelegenheden, dat Hij u verlichte en u den dienst late vinden, die voor uw tijdelijk en eeuwig welzijn het geschiktste is. Als gij aanhoudend met vol vertrouwen bidt en vooral, als gij de voorspraak inroept van de Onbevlekte Maagd Maria, de Moeder van goeden raad, van den H. Jozef en van uwen heiligen Naampatroon, zoo moogt gij hopen, dat God uwe schreden leide en u in zulken dienst brenge, die voor u het best is. Zijt gij tot zekeren dienst besloten, zoo neem u vast voor hierin zooveel mogelijk uw zieleheil te bewerken, want de arbeid voor het zieleheil blijft altijd hoofdzaak; en in zekere huizen is het inderdaad zeer moeielijk deze taak naar behooren te vervullen. Wat baat het u, als gij de geheele wereld wint, maar uwe ziel verliest? Maak derhalve het vaste voornemen, om uit al uwe krachten met alle mogelijke trouw en oprechtheid ides harten in dezen dienst uwe plichten te vervullen; gij wilt niet alleen de menschen, maar ook God dienen. Maak het besluit uwen dienstheer en uwe dienstvrouw zoo aan te zien, hen zoo lief te hebben en hen zóo eerlijk en trouw te dienen, alsof
zij uwe ouders waren; want op déze wijze moogt gij hopen, dat gij de liefde en ge; negenheid van uwen meeBter meer en meer zult winnen. Hij zal u als zijn kind beschouwen, gij zult in dezen dienst tevreden zijn en God zal het u zeker goed laten gaan.
4. Bemin cu eer uwe ovcrlicid.
De koningen en vorsten dezer aarde zijn plaatsvervangers van God op de aarde en zijn tot het welzijn voor de menschen aangesteld, want er bestaat geene macht buiten die van God en die, welke bestaat, is door God gezonden. Wat de vorsten voor het volk zijn, dat zijn de oversten, als het ware, voor de huisgezinnen; en even als den vorsten wegens hun ambt alle achting en eer toekomt, zoo ook den oversten, want ook zij zijn plaatsvervangers van God voor hufine onderdanen. Even als wij de gezanten en plaatsvervangers eens konings e'eren moeten, zoo moet men' ook de oversten eeren, als plaatsvervangers van God, en even als de oneer, die ■ eenen koninklijken gezant wordt aangedaan, op den koning terugslaat, zoo zal ook de oneer, die men eenen overste aandoet, op God zei ven terugvallen. Daarom staat in de II. Schrift «Eere, wien eere toekomt, en een zoon eert zijnen vader, een knecht zijnen heer.» Malach. 1, 6.
Gij zijt streng verplicht, uwen dienstheer, uwe dienstvrouw te eeren, en hun alle achting en liefde te bewijzen, want doordien gij bij hen in dienst zijt gegaan, zijn zij uwe oversten en gij zijt hun on-derhoorige geworden.
Wijl de oversten den schoonen naam van: Huisvaders, Huismoeders dragen, zoo zijn zij, als 't ware, voor de dienstboden do plaatsvervangers der ouders, derhalve geldt ook het gebod van God voor hen, «Eer vader en moeder. » De dienstboden moeten daarom jegens hunne oversten, wijl zij leden hunner familie zijn, zich op gelijke wijze gedragen, als kiaderen jegens hunne ouders.
Kinderen, die tegen het vierde gebod « Gij zult vader en moeder eereh !» handelen en zich ten opzichte hunner ouders oneerbiedig gedragen, zondigen zwaar en laden den vloek van God op hunne zielen. «Een oog», zoo staat in het boek der spreuken, (30, 17), dat zijnen vader bespot en de geboden van zijne moeder veracht, dat zullen de raven uitpikken en de jonge adelaars zullen het verslinden». Déze vloek van God treft ook u, indien gij uwen oversten de verschuldigde eer onttrekt, wijl zij bij u de plaats der ouders bekleeden. Als gij hen veracht, beschimpt, hen stuursch bejegent, hen versmaadt en lastert, zoo zondigt gjj niet alleen tegen de naastenliefde, maar ook
— 21 —
tegen de plichten van uwen staat, en God, die zijne plaatsvervangers niet ongestraft Iaat onteeren, zal eene strenge verantwoording van u eischen.
Al hebben uw dienstheer en uwe dienst-vrouw vele gebreken, al behandelen zij u liefdeloos, zoodat zij daardoor berisping verdienen, zoo geeft u dat nog geen recht, hun de verschuldigde eer te ontzeggen.
Zoolang gij bij hen in dienst zijt, zijn zjj uwe oversten, derhalve zijt gij verplicht hun alle eer en achting te bewijzen, en gij moogt hen wegens hunne gebreken geenszins verachten. Dit boveelt.de heilige Petrus uitdrukkelijk, als hij zegt: «Gij dienstknechten ! weest uwen heeren in alle vrees onderdanig, niet alleen den goeden en bescheidenen, maar ook den harden»! 1. Petri 2, 18, en de heilige Paulus zegt: « Alle dienstboden, welke onder het juk staan, moeten hunnen oversten alle eer bewijzen. »
Verder zijt gij uwen oversten alle eer en achting verschuldigd, ook dan zelfs als ze arm en van nederige afkomst zijn, want armoede en geringe afkomst zijn niet verachtelijk; al loefden de Goddelijke Heiland, Maria, Jozef, de heilige Apostelen en tallooze Heiligen nederig en armoedig ; zult gij hun daarom wel de verschuldigde eer weigeren? Zekerljjk niet, of is een arme daglooner, die zijne plichten getrouw vervult, vroom en godvruchtig leeft, u
niet veel liever, dan een rijke, die zijne chriBtelijke plichten verwaarloost ? Bewijs dus uwen oversten, ook wanneer zij arm en van geringe afkomst zijn, als zij door ongunstige omstandigheden achteruitgaan, altijd de eer, die hun toekomt.
Het is echter njet genoeg, dat gij u jegens uwe oversten slechts uiterlijk eerbiedig gedraagt; de eer, die gij verschuldigd zijt hun te bewijzen, moet in het hart haren oorsprong hebben; gij moet ze ook inwendig hoogachten, anders zou uwe uiterlijke eerbetuiging slechts huichelarij wezen en uw heer verdient echter ook, dat gij hem inwendig hoogacht, want hij is als iedere overheid door God aangesteld ; even als de minachting, die gij hem betoont, gaat ook de eerbewijzing op God over. Hel komt er niet op aan, of zich uwe dienstheeren of dienstvrou-•wen zoo gedragen, dat zij eer verdienen; alleen de omstandigheid, dat zij uwe oversten zijn, is eene voldoende reden, dat gij ze ook inwendig eeren en achten moet.
Het is dus zeker verkeerd, als gij uwen oversten de verschuldigde achting weigert, hen onvriendelijk en stuursch bejegent; daardoor zondigt gij zwaar tegen de plichten van uwen staat, wijl gij hen niet eert, die God wil geëerd zien.
Bemerkt gij gebreken in uwe overaten, zoo vergeet niet, dat ook gij gebreken hebt; verontschuldig hen wegens deze gebreken en bid God, dat Hij hen verlichte en hun de genade verleene, dat zjj hunne gebreken afleggen en zich beteren. En als gij hen niettegenstaande hunne gebreken en liefdelooze behandeling nog met achting bejegent, dan is uwe plichtvervulling God des te aangenamer en uwe verdiensten zijn des te grooter.
Al is uw dienstheer of uwe dienstvrouw rijk of arm, goed of kwaad, berispelijk of deugdzaam, vergeet toch niet de betrekking, waarin gij tot hen staat; zoolang gij in hunnen dienst zijt, zijn zjj uwe oversten, uwe gezagvoerders en zij bekleeden de plaats van vader en moeder, gij zelf zjjt hun onderhoorige en dienaar.
Derhalve moet gjj u jegens hen liefderijk en eerbiedig gedragen, even als godvruchtige en goede kinderen jegens hunne ouders. Moet gij met hen spreken, zoo geschiede dit eerbiedig en bescheiden. Hebt gij over eene zaak eene andere meening dan uw heer, zoo zeg uwe meening; volhard echter niet hardnekkig daarin, als zij met de uwe niet overeenstemt. Doe gewillig alles, wat u bevolen wordt, al valt het u ook zwaar, doe het gewillig en wordt derhalve nimmer mis-
— 24 —
moedig en ontevreden; laat u vooral niet door drift beheerschen. Stel u Jezus Christus als voorbeeld van gehoorzaamheid voor, Hij nam de gedaante aan van een' dienstbode en was gehoorzaam tot aan den kruisdood. Leer van Hem gewillig en nauwgezet te gehoorzamen ook bij de moeielijkste bevelen; gedenk daarbij, dat gij den wil Gods vervult. Wordt gij van eene fout beschuldigd, waaraan gij geene schuld hebt, zoo kunt gij de zaak zeggen, gelijk zij is, maar zonder drift, rustig, gelaten en bescheiden, zooals het u tegenover uwen overste past. Is de heer daarmede tevreden, zoo houdt alles op; is deze niet tevreden, wees dan gedul'dig en verdraag iets uit liefde tot God; want door twisten wordt niets gewonnen, maar daardoor wordt de heer nog meer verbitterd. Ala gij u door hem beleedigd gevoelt, dan moet gij hem geene verwij-tingen doen; nog minder moet gij scheldwoorden tegen hem uitbraken, maar verdraag de ondervonden beleedigingen met geduld en uit liefde tot Jezus, die, terwijl Hij uitgescholden werd, niet tegen-schold. Kunt gij het uwen meester nimmer naar den zin doen, en wordt gij derhalve immer door hem berispt en uitgejouwd, zoo zwijg en neem de verwijtingen en berispingen geduldig aan.
Als gij zóo uwe oversten behandelt, jegens hen eerbiedig, bescheiden en lief-
derijk zijt, dan zijl: gij een goede dienstbode, en gij kunt u het welgevallen bij God en gelukkige dagen voorgpellen. Wanneer gij u echter ten opzichte van uwen heer ontoegevend en aanmatigend gedraagt, met hem gedurig twist en strijdt, in alles recht wilt hebben, hem trotsch bejegent, dan zondigt gij zwaar en brengt u zeiven nadeel toe. Want kent men u eenmaal, dan heeft men weldra aan u genoeg, en men tracht er naar, u zoo spoedig mogeljjk kwijt te worden; een gevolg hiervan is, dat gij ten laatste geen' geregelden dienst meer vindt. . Met een onverdragelijk, hoogmoedig en aanmatigend hart, vindt men nergens zijn geluk, want het maakt ons bij alle menschen gehaat; daarentegen maakt een beleefd, bescheiden, vriendeljjk en liefderijk gedrag ons bij God en de menschen beminnelijk, het bezorgt ons het welgevallen der menschen, het bewaart ons voor verdriet en onaangenaamheden, en het verlicht ons den 'weg tot het tijdelijk geluk.
Christelijke dienstboden! ik. druk het u nogmaals dringend op het hart, schendt nimmer, noch door woorden, noch door werken, den eerbied, dien gij uwen oversten verschuldigd zijt. Het is de wil van God, dat gij hen eeret, want zij zijn uwe oversten en voor u de plaatsvervangers van vader en moeder. Maar de eer die gij hun'i.' bewijst, moet geene huiche-
larij wezen, ze moet uit het hart komen; want God ziet ook het innerlijke van den mensch en verafschuwt niets meer, dan huichelarij en veinzerij. Bejegen uwen dienstheer en uwe dienstvrouw altijd bescheiden en met achting, en spreek beleefd en eerbiedig met hen, zooals het godsdienstigen dienstboden betaamt. Wacht u voor achterklap en laster, en vergeet niet het woord des Heeren: «Hij, dio in 't geheim zijnen naaste onteert, dien wil ik vervolgen. » Ps. 100, 5. Indien gij dezen eersten plicht jegens uwe oversten nauwkeurig vervult, indien gij hen eert en u op een' rechtvaardigen levenswandel toelegt, dan kunt gij hopen, dat God u eenmaal onder het getal der goede dienstboden zal opnemen, die hij in den Hemel met eer en heerlijkheid kronen zal.
5. Wees aan uwe overheid onderdanig.
«Wat de koning in zijn rijk is,» zegt de heilige Thomas van Aquinen, «is de huisvader in zijn huis. » Even als de onderdanen verplicht zijn, zich aan hunnen koning te onderwerpen in alles, wat de welvaart des lands vereischt, zoo moeten ook de dienstboden zich voegen naar de verordeningen, welke hunne meesters tot welvaart der huisgezinnen bepalen. Wat
— 27 —
de overheid voorschrijft, dat moeten zij doen; zij moeten de hun opgelegde werkzaamheden en bevelen volbrengen en zich gewillig tot alles laten gebruiken, wat tot welzijn des huisgezins noodzakelijk of nuttig is. Deze plicht spruit voort, uit de verhouding der dienstboden tot de overheid. Ieder dienstbode gaat bij zijne aanvaarding in den dienst de uitdrukkelijke of stilzwijgende overeenkomst aan, voor kost en loon alle lasten en werkzaamheden , welke zijn dienst medebrengt , te verrichten en zijne krachten ten voordeele des huisgezins te besteden. Volgens deze overeenkomst zijn dé dienstboden hunnen meesters, in alle geoorloofde dingen, gehoorzaamheid verschuldigd.
Als gij nu uwe overheid wederstreeft en de u opgelegde werkzaamheden veronachtzaamt, dan zondigt gij rechtstreeks tegen uwe aangegane overeenkomst, en gij zijt voor God even strafbaar, als uwe overheid het quot; zijn zoude, indien zij u, zonder wettige reden, de huurpenningen zoude achterhouden.
Dikwijls kunnen zieh gevallen voordoen, waarin dringende noodzakelijkheid vordert, dat men u ook andere werkzaamheden zal doen verrichten dan die, strikt genomen, tot uwen dienst beboeren, of dat men u eene zware en onaangename taak ter vervulling zal opleggen.
omdat anders de overheid een groot nadeel zoude ondergaan.
Toon u zeiven in zulke gevallen niet weerspannig, mor niet, maar wees bo-scheiden, en gehoorzaam met bereidwilligheid, maak geen onderscheid tusschen zwaren en lichten, tusschen aangenamen en onaangenamen arbeid, maar verheug u liever, dat u eene gelegenheid wordt aangeboden om uwen goeden wil, welke geene moeito noch inspanning schuwt, door daden te kunnen toonen. Gedenk alsdan, dat de overheid u ook veel genoegen verschaft, waartoe deze, stipt genomen, niet verplicht is. Hebt gij b. v. wat tijd noodig om op eenen werkdag voor u zeiven wat te doen, dan geeft men u biertoe vrijen tijd; wordt gij ziek, dan houdt men u vaak verscheiden weken in huis, voorziet u van geneesheer en medecijnen. geeft u kost en verpleging, volgens uwquot; toestand behandelt men u als kind dos huizes. Oordeel zelf, is bet dan niet recht en billijk, dat gij ook aan uwe overheid esnige diensten bewijst, daar zij van haren kant u zoo veel dienst wil doen, waartoe zij, streng genomen, niet gehouden is? Wees alzoo iu alles gehoorzaam, doe alles, wat u door uwe overheid tot welzijn des huisgezins wordt bevolen, gaarne, spoedig en gewillig; daardoor volbrengt gij de voorschriften des Apostels, als hij zegt: «Gij dienst-
kDechten, Weest uwen heeren iiaar het vleescb in alles gehoorzaam.» (Coloss. 3.2-2.)
Gehoorzaam vooral aan uwe overheid in zaken , die de Christelijke tucht en de goede zeden aangaan, en in het algemeen, wat uw zieleheil betreft. De H. Paulus schrijft: «Gehoorzaamt aan uwe oversten en weest hun onderdanig; want zij waken, als die rekenschap moeten geven over uwe zielen.» (Hebr. quot;13, 17.) Met deze woorden drukt de Apostel de gewichtige waarheid uit, dat de overheden verplicht zijn uit al hunne krachten zorg te dragen, voor het eeuwig heil hunner ouderhoori-gen; dat is, hen van alle kwaad af te houden en tot alle goed aan te sporen, wijl zij eenmaal rekenschap voor hen moeten geven. Veronachtzamen zij dezen plicht, dan begaan zij eene zonde, die zij eens voor den rechterstoel van den alwetenden God niet kunnen verantwoorden. Hieruit volgt natuurlijk, dat de dienstboden verplicht zijn, hunne overheid in alles,quot; wat de Christelijke tucht en de goede zeden aangaat, te gehoorzamen en hunne goede lessen en vermaningen na te komen. Even streng dus, als de overheid verplicht is voor het zieleheil der dienstboden te zorgen, evenzoo streng zijn ook deze verplicht haar gehoorzaam te zijn en zich aan haar te onderwerpen.
Christelijke dienstboden ! uwe overheid heeft alzoo niet alleen het recht, maar
— 30 —
op haar rust de strenge verplichting u alle kwaad te verbieden en u tot het goede aan te sporen, en gij zijt voor uwe zaligheid verplicht, haar te gehoorzamen. Wanneer uwe oversten u zeggen; «Wij willen, dat gij niet meer in dit slechte huis kornet, waarin voor uwe deugd strikken gelegd worden; dat gij den omgang met dezen of genen persoon van het andere geslacht afbreket, — dat gij de dansen speelgezclschappen verreijdet; dat gij het vloeken en lasteren latet; dat gij geene onkuische gesprekken voeret of slechte liederen zinget; dat gij 's avonds om dien tijd te huis zijt, — dan zijt gij op zonde verplicht hun te gehoorzamen. Evenzoo vordert het uw plicht, gehoorzaam te zijn, als zij u tot huiselijke gebeden, tot kerkbezoek , tot aanhooring van 't Woord Gods, tot het dikwijler ontvangen der H. Sacramenten en tot andere vrome werken aanzetten. Weigert gij hun te gehoorzamen, sluit gij het oor voor hunne heilzame vermaningen, en volhardt gjj in uwe ongeregeldheden, dan zondigt gij door daden tegen den H. Geest en zijt gij niet veel beter dan de joden, die hun hart verstokten voor de heilzame vermaningen van onzen goddelijken Verlosser, en daarom door Hem verworpen werden. Ontzeg dus aan uwe overheid de gehoorzaamheid niet in eene zaak, waarvan het heil uwer ziel afhangt.
Verheug u veeleer, en acht u gelukkig, als gij eene overheid hebt, die zelve in de vreeze des Heoren wandelt en streng daarop let, dat gij ook God dienet en zijne geboden onderhoudet. Volg haar even als goede kinderen hunne ouders volgen, opdat gij van zonde en verleiding bewaard bljjvet, en uwe jeugdige jaren in onschuld en in reinheid van zeden worden doorgebracht.
Opdat echter uwe gehoorzaamheid ook Gode welgevallig on u voor de eeuwigheid verdienstig zij, zon moet gij 1° dadelijk gehoorzamen. Beveelt uwe overheid u iets, dan gehoorzaam oogenblikkelijk, zonder dralen, zonder tegenspraak; laat alles liggen en staan, sla dadelijk de handen aan 't werk om het gegeven bevel uit te voeren. Zijt gij integendeel nalatig in het volbrengen uwer plichten, draalt gij nfèt gehoorzamen, moet eene zaak u twee- of driemaal bevolen worden, eer gij die volbrengt; als gij tegenspreekt, dan verliest gij de verdienste der gehoorzaamheid en maakt gij u strafbaar in Gods oogen. Wordt u alzoo iets geboden door de oversten, gehoorzaam oogenblikkelijk, zoo als gij het doen zoudt, als God zelf u die zaak gebood, daardoor zult gij niet alleen het welgevallen der overheid, maar wat meer is, dat van God
verwerven en moogt gjj vertrouwen, dat gij hiernamaals, voor uwe bereidvaardige gehoorzaamheid, rijkelijk zult beloond worden.
2quot; Gij moet nauwkeurig gehoorzamen, dat wil zeggen, alles, wat bevolen wordt, zorgvuldig eij zoo volmaakt mogelijk volbrengen. Daartoe vermaant u de Apostel met deze woorden: « Gij dienstboden, weest uwen heeren naar het vleeseh in alles gehoorzaam, niet voor het oog dienende als menschenbehagers, mnar in eenvoudigheid des harten. God vreezende. Al wat gij doet, verricht het van harte, als voor den Heeren niet voor de menschen, wetende, dat gij de vergelding der erfenis zult ontvangen van den Heer.» Coloss. 3, 22.-24. Volgens deze uitspraak van den H. Paulus moetgiju niet aanzien alsdienaarof dienares van menschen, maar van God;en daaromzoo nauwkeurig aan uwe overheid gehoorzamen, als of God zelf u in dienst had genomen en dat Hij uw gedrag overal beschouwde.
Zoo gedroeg zich een vroom bediende, Frederik genaamd ; als op eenen heeten zomerdag een daglooner hem zeide: «Waarom plaagt gij u zeiven toch zoo! uw meester is toch niet hier, en hjj zal u geen dank weten.» — Ja, maar God is hier, antwoordde Frederik, en ik arbeid, voor God, niet voor de menschen. Daarop wischte hij het zweet van zijn voorhoofd en werkte ijverig door. Volg dit voorbeeld
na; toon vlijt en ijver bij uwen arbeid en betracht niet alleen uwen plicht, als men u gadeslaat, maar ook dan, wanneer gij alleen zijt. Wees nooit werkeloos of traag, maar gebruik uwen tijd wel, want het is uw plicht zooveel tot wolzijn uwer overheid te werken als uwe krachten toelaten. Heeft men u eenmaal uwe taak aangewezen, dan moogt gij niet wachten, totdat u geboden wordt te werken, maar dan moet gij, uit eigen aansporing, uw dagwerk verrichten. Is u eene zaak opgelegd, dan moet gij die zoo volbrengen, als zij is geboden geworden, en niet zoo als gij zulks zoudt verkiezen; gehoorzaam niet alleen, wanneer u eene zaak geboden wordt, die mot uwen zin strookt of die tot eer of nut van u zeiven kan strekken, maar ook dan, als die zaak u tegen staat en voor u geen voordeel bijbrengt, stel een ontvangen bevel nooit lang uit, moet uw werk vandaag klaar zija, verschuif het dan niet tot morgen. Doe u zei ven ook geweld aan, omalies zoo goed als mogelijk is te volbrengen. Denk niet, dat gij u van uwen plicht gekweten hebt, indien gij alles ter loops verricht. Doe nooit eene zaak ten halve of zoo slordig, dat een ander nog aan den u opgedragen arbeid moet gaan, om dien naar behooren of volledig te eindigen. Werk liever wat minder en goed dan veel en slecht, omdat slecht werken niets is, dan tijd en geld verliezen en daardoor
— 34 —
krenkt gij uwen goeden naam, vlied alzoo bij uwen arbeid, traagheid en menschehjk opzicht! Een luie dienstbode, die, alles oppervlakkig en welstaanshalve doet, of die slechts zoolang ijverig blijft, als de overheid hem gadeslaat en die buiten toezicht uren lang met nuttelooze lichtvaardige gesprekken of met nog erger dingen bezig is, verdient het brood niet, dat zijn meester hem geeft, steuic het loon, en is in geweten verplicht, do schade, die hij zijner overheid aandoet, goed te maken. Godvruchtige (li nstbodfr.i, gaat dus oprecht te werk in uwen dienst, verricht uwen arbeid zoo goed mogelijk, denkt, dat Gods oogen steeds np u gericht, zijn en dat gij Hem {eensdaa^y strenge rekenschap over uw gedrag zult moeten afleggen.
3° Gij moet met blijdschap gehoorzamen, en al wat uw dienst medebrengt, gaarne en bereidwillig volbrengen. In dienst heeft men veel werk te doen, dat met moeite en inspanning gppnard gaai, volbrengt men i,ulk werk met bereidwilligheid en vreugde dan wordt daardoor last en zwarigheid nauwelijks gevoeld, want een spreekwoord zegt: Hart en vreugde Jvoor een ding, maakt den arbeid zeer gering. Gaat men .integendeel met verdriet en weerzin, of klagende en morrende aan zijn werk, dan valt het minste zwaar en ten laatste wordt men zoo mismoedig, dat men zijn staat verwenscht. Indien gij dan slechts
gehoorzaamt, als u eëne zaak in vleiende woorden bevolen wordt, als de bazen u naar de oogen moeten zien en u alleen datgene durven gebieden, wat gij gaarne ven-icht, dan doet gij meer uwen eigen zin, dan den wil uwer overheid. Zulke gehoorzaamheid kan God niet welgevallig zijn. Oprecht gehoorzaam is hij slechts, die alle geoorloofde bevelen gaarne volbrengt, zelfs dan, als er vernedering en zwarigheid aan verbonden zijn, en zulke gehoorzaamheid alleen is God welgevallig want, zegt de H. Paulus: «God bemint eenen verheugden gever.» 2. Cor. 9, 7. Wacht u derhalve voor ongeduld en mismoedigheid, voor morren en klagen wanneer de arbeid u zwaar toeschijnt, te lang duurt of niet naar uwen zin gaat! Onderdruk dan alle onwilligheid en overwin dezelve. Breng aan God het offer der moeiten en bezwaren van uw werk, en vervul uwe plichten met een vroolijk gemoed, met een opgeruimd hart. Handelt gij zóo, dan zijt gij een goede Gode welgevallige dienstbode en hiernamaals wacht u daarvoor eene rijke bclooning.
4° Eindeljjk uwe gehoorzaamheid moet nederig en bescheiden wezen. Zoo lang er geen sprake bestaat van zonden, of openlijk handelen tegen het geweten, moeten, uw wil en uw inzicht, aan den wil en aan de inzichten uwer overheid onderworpen zijn. Wordt u wat geboden, dat
— 36 -
u niet goed schijnt, dan moet gij dit niet dadelijk bedillen of luid afkeuren, niet hardnekkig bij uwe meening blijven, maar onderwerp u en handel geheel naar den wil uwer overheid. Gebiedt men u iets dat onverstandig of nadeelig schijnt te zijn, zeg dan uwe meening met bescheidenheid; blijft de overste dan nog bij zijn gegeven bevel, dan moet gij uw oordeel aan het zijne onderwerpen en met nederigheid eenvoudig gehoorzamen.
Dit zijn de eigenschappen, welke de ware gehoorzaamheid moet hebben, om God te behagen en voor u zeiven verdienstig te zijn. Indien gij aldus spoedig, nauwkeurig, blijmoedig en nederig gehoorzaamt aan quot;we overheid, in al wat niet strijdt met Gods geboden en die der H. Kerk, dan z!jt gij een goede diensbode, in wien God en menschen welbehagen scheppen en uwe gehoorzaamheid zal voor u een sleutel zijn, om den hemel te openen, zegt de H. Bonaventura.
6, Wanneer een dienstbode niet mag gehoorzamen.
Is uwe overheid zoo gewetenloos en plichtvergetend, u iets te bevelen, dat tegen de geboden Gods of die der heilige kerk strijdt, dan moet gij standvastig weigeren te gehoorzamen. In zulk geval
'houdt allo gehoorzaamheid op ; «want men moet God eerder gehoorzamen, dan aan de menschen,» Ap. 5, Ü9. Deed zich nu het geval voor, dat uwe overheid iets kwaads van u verlangde , dan moet gij stoutmoedig wederstaan, en liever alle ongemak, ja zelfs, den dood ondergaan, dan door zondige gehoorzaamheid uwen God te beleedigen, want beter is het te vallen in de handen der menschen, dan in de handen van eenen vergramden God.
Indien uwe overheid u b. v. beval eenen valschen eed af te leggen, de menschen bij 't koopen of verkoopen te bedriegen, te liegen, te stelen, de waren te vervalschen, water bij de melk te gieten, den evennaaste te beschimpen en te mishandelen, zijn eigendom te beschadigen, u onbetamelijk of onzedig te kleeden, u tot onzuiverheid en andere ondeugden te laten gebruiken, bij vreemde zonden te zwijgen, de wacht te houden, opdat anderen iets ongeoorloofds kunnen doen; zoude uwe overheid u iets verbieden wat God gebiedt of u iets gebieden wat God u , verbiedt dan moogt gij nooit, onder geen voorwendsel, gehoorzamen, want geen mensch in de wereld heeft het recht , u iets zondigs te bevelen. Hier geldt het woord van den Apostel : «Men moet God eerder, dan den menschen gehoorzamen. » Ap. 5, 29.
3
— 38 —
2. Wedersta dus standvastig, wanneer men u iets zoude gebieden, dat niet zonder zonde kan verricht worden; en, indien uwe overheid inderdaad zoo verblind zoude zijn, zoo God vergetend, dat zij bij haar onrechtvaardig bevel bleve staan, dan hebt gij nog geen recht, op trotschen en onbeschoften toon tegen te spreken; een zachtmoedige en nederige wijze van tegenspreken past voor een' bediende. Leg uwe redenen mot bescheidenheid bloot voor uwe overheid , doe haar verstaan, dat gij met genoegen haren wil zoudt volbrengen, indien uw geweten u zulks toeliet. Vinden uwe redenen gehoor, worden zij erkend, dan hebt gij uwen meester gewonnen ; wellicht heeft hij door gebrek aan nadenken aldus gedwaald. Dringt uw meester er nochtans op aan, dat gij, tegen Gods geboden in, zijn bevel ten uitvoer moet brengen, dan moet gij, met achting, doch vrjjmoedig weigeren te gehoorzamen ; ja, al zou men u kwalijk behandelen , zelfs uit den dienst jagen, gij moogt niet toegeven. God zal u in die omstandigheid beschermen, en u, om uwe getrouwheid aan Zijne geboden , rijkelijk beloonen. « Zalig zijn zij, die vervolging lijden om de gerechtigheid , » zegt de Zaligmaker, « want hun is het rijk der Hemelen. » Matth. 5, 10. God, waarheid en rechtvaardigheid
— 39
moeten, zoo lang gij leeft, boven alles gaan; liever tijdelijk verlies ondergaan, liever den voordeeligeten dienst, ja, zelfs liever het leven verliezen, dan God te vergrammen, dit moet altijd het grondbeginsel wezen, waartegen gij nooit, in welk geval ook, inoogt misdoen. Doch is het geoorloofd en goed, wat uwe oversten vorderen, wees dan immer gewillig, onderdanig. Volg vooral hunne goede lessen en vermaningen nauwkeurig op, opdat zij u tot de eeuwige zaligheid kunnen brengen.
3. Insgelijks moogt gij niet gehoorzamen, als uw meester, zonder gewichtige redenen u terug wil houden van godvruchtige oefeningen of goede werken, b. v. van het dikwijls naderen tot de H. Sacramenten, van het bijwonen der Godsdienstoefeningen op zon- en feestdagenvan lidmaat te zijn van een geestelijk broederschap, enz. Maar om alle misverstand te voorkomen, zij hier aangemerkt, dat men in den regel slechts dan mag weigeren te gehoorzamen, als de overheid zonder gewichtigen en redelijken grond de dienstboden van godsdienstige oefeningen en van het gebruik maken der heilmiddelen wil terughouden.
Zou de overste werkelijk, geldige, goede reden hebben, om, zonder den wil Gods te wederstaan en zonder te zondigen, een goed werk te verbieden, dan moet de onderdaan gehoorzamen.
s Zoo kan het gebeuren, dat eene dienst-
maagd op alle zon- en feestdagen wil biechten en communiceeren, doch daardoor ontstaat wanorde in de huiselijke zaken, wijl er buiten haar niemand te huis is, om de loopeude werkzaamheden in stal, keuken enz. te verrichten. Een knecht is genegen om eene verre bedevaart te doen, maar als er nu niemand in huis is, om voor dien knecht de zaken waar te nemen, dan zou door die bedevaart schade ontstaan voor de meesters. In deze en dergelijke omstandigheden beeft een overste recht, meid en knecht die godsdienstige oefeningen te «rerbiedon, en deze moeten zich dan aan den wil der overheid onderwerpen. Kortom, als het goede, dat gij doen wilt, niet op zonde geboden is, en gij het dus, zonder schade voor uwe ziel, kunt nalaten, dan moet gij aan uwe overheid gehoorzamen, als deze dat goede werk, redelijker wijze, verbiedt. Ja, zelfs dan, wanneer de overste zonder heel afdoende redenen een goed werk verbiedt, dat niet verplichtend voor de zaligheid, niet volstrekt noodzakelijk is, dan moet gij, om vredes wil, onderdanig zijn. De goede God, die meer behagen schept in gehoorzaamheid, dan in offerande, zal u, om uwe zelfverloochening, milddadiger beloonen, dan wanneer gij uit eigenliefde of eigenzinnigheid, het voorgenomen goed werk ten uitvoer wildet brengen.
7. Wees getrouw in uwen dienst.
Dat dienstboden hunne overheid moeten dienen, toont hun naam, dit is de wil en de wet Gods, en is opgesloten in de overeenkomst, welke zij met de overheid, bij hunne verhuring, hebben gemaakt. Doch, tusschen dienen en dienen is veel verschil. Er zijn dienstboden, die onze goddelijke Verlosser met de liefderijke woorden aanspreekt : « Gij goede en getrouwe knecht, » er zijn er eohtev ook, tot welke Hij de vergramde woorden stiert; «Gij booze, gij trage, gij onnutte knecht! Matth. 25, 23, 26, 30. Indien gij een goede en getrouwe dienstbode wilt zijn, dan moet gij 1° trouw en oprecht zijn in de vervulling der u opgelegde werkzaamheden en bedieningen, d. i., gij moet alles, wat gij in uwen dienst te verrichten hebt, met- de meeste nauwgezetheid ten uitvoer brengen, even alsof gij voor u zei ven en voor uw eigen voordeel werktet. 2° Gij moet getrouw zijn, daartoe verplicht u reeds het verdrag, dat gij met uwen meester hebt aangegaan. Deze heeft u kost en loon versproken, onder voorwaarde, dat gij vlijtig zoudt arbeiden en gij hebt hem beloofd van, volgens aangegaan verdrag, voor kost en loon, uwe plichten getrouw en vlijtig te vervullen. Daarom misdoet en zondigt gij tegen uw verdrag, indien gij uwe werkzaamheden, óf in het geheel niet, óf slor-
— 42 —
dig en nalatig verriolit eu zoo doende trekt gij, als woordverbreker, Gods ongenoegen en straf over u zeiven.
En wat hierbij nog meer valt aan te merken, is, dat gij uwe verplichting schendt, omdat gij niet zoo veel, als in uw vermogen is, het welzijn van uwe overheid bevordert. Een goede dienstbode draagt veel bij, tot den vooruitgang en het welvaren zijns meesters. Zulks zien wij in de geschiedenis van den Aartsvader Jacob; hij diende zijnen oom twintig jaren zeer getrouw en daardoor werd Laban zoo rjjk. Vandaar, dat Jacob tot Laban zeide: «Gij weet, hoe trouw ik u gediend heb, en hoe uwe bezitting, onder mijne handen, is vermeerderd geworden. Gij hadt weinig eer ik bij u in dienst trad, en nu zijt gij rjjk geworden, en de Heer heeft u gezegend, zoo lang als ik u gediend heb. 1. Moz. 30, 29 — 30. Indien gij dus vlijtig arbeidt, zijt gij een sterke steun voor uwen meester en bijaldien deze overigens werkzaam, spaarzaam of huishoudelijk is, zal zijn vermogen toenemen en zijn welstand grooter worden. Integendeel is het duidelijk , dat gij, door nalatigheid in uwe werkzaamheden uwe overheid benadeelt, en zulks min of meer, naarmate uw plichtverzuim groot of klein is en naar gelang dit zal duren. In dit geval pleegt gij eene onrechtvaardigheid tegen uwe overheid en zijt gij voor God en uw geweten
gehouden, haar de toegebrachte schade te vergoeden.
Gij moet getrouw zijn in het bewaren der goederen uws meesters, dat wil zeggen, gij moet, zoo veel in uw vermogen is en op geoorloofde wijzen , de bezittingen uwer overheden trachten te vermeerderen; zorgen, dat zij niet beschadigd worden, of geen' schade lijden door bedrog, door diefstal, door slecht bestuur, door verwaarloozing der toevertrouwde zaken enz.; en zulks derwijze, dat gjj het voor u zeiven niet beter zoudt doen. Heeft uwe overheid u eenmaal alle vertrouwen geschonken, dan moet' gij u zeiven dit vertrouwen waardig maken. Bijgevolg zult gij, als getrouwe dienstbode ook toezien, dat uwe mededienstboden zich goed van hunne plichten kwijten; gij zult hen vermanen en waarschuwen, als zij aan hunne verplichting te kort blijven, en wanneer zulks niet meer helpt, dan moet gij de overheid daarvan kennis géven. Dus zondigt gij tegen de getrouwheid, wanneer gij in staat zijt nadeel en schade voor uwe overheid te voorkomen, en gij verzuimt dit te doen, of als gij het welzijn uws meesters niet op alle mogelijke wijzen tracht te bevorderen. Gij zondigt, als gij weet, dat de mededienstboden, de kinderen of vreemden uwen meester bedriegen, kortom hem ontrouw zijn, en gij hem dat niet bekend maakt;
44 —
als gij ziet of weet, dat men uwe oversten besteelt, (hoedanig de diefstal dan ook zij, veel of weinig, dat hij dikwijls of zelden plaats grijpe), en gij dan daarover zwijgt, de oversten niet waarschuwt of den dief niet verjaagt; als gij ziet of van anderen verneemt, dat men uwen meester benadeelt, in en aan huis., tuin, boomen of gewassen; in zijne akkers, weiden, bos-schen, omheiningen of wat het ook zij, en als gij dat alles niet verhindert, als gij het doen kunt, of ton minste het niet bekend maakt; want hij, die onrechtvaardigheid ziet plegen, en het laat geschieden, als hij het verhinderen kan, maakt zich plichtig aan vreemde zonde. Verder zondigt gij, wanneer gij uwe mededienstboden niet waarschuwt, als zij schade kunnen veroorzaken uit boosheid, nalatigheid , onwetendheid, onvoorzichtigheid of onbezonnenheid. Ook begaat gij eene fout, als gij de toegevoegde schade ver-zwijgt of den beschadiger b. v. door eene leugen helpt, zoodat hij de veroorzaakte schade niet behoeve te vergoeden. In al deze gevallen zondigt gij tegen de getrouwheid; zulk eene overtreding moogt gij niet verontschuldigen, door te zeggen; wat gaat mij dat aan? ik heb er geen voor - of nadeel bij. Wel is waar, zijn de goederen uwer overheid vreemde goederen voor u, als gij uwe overheid alleen beschouwt, maar als gij God in den per-
— 45 —
goon uwer overheid aanziet, dan zijn deze goederen voor u geene vreemde meer, want God heeft u gesteld , om het voordeel met alle getrouwheid waar te nemen, en zal eenmaal hierover strenge rekenschap van u afeischen.
3°. Zijt gij in geweten verplicht getrouw datgene te bewaren, wat aan uwe zorgen is toevertrouwd of u ten gebruike gegeven is: aan al hetgene, uwe overheid behoort, moet gij juist zooveel zorg besteden , alsof het uw eigendom ware. Dientengevolge zondigt gij tegen de getrouwheid, als gij nalatig zijt in het verzorgen van het vee, in het bewerken van den akker, of in 't verrichten van andere werkzaamheden; — als gij geen acht slaat op de voorwerpen en werktuigen, die gij bij uwe werkzaamheden gebruikt, en zooveel mogelijk derzelver benadeeling niet voorkomt; als gij vleesch, groenten, eetwaren of andere zaken onbezonnen laat bederven; als gij geheel onnoodig het. een of ander gebruikt, enz. Indien door uwe nalatigheid iets bedorven of ontvreemd wordt, dan ondergaat de overheid door uwe schuld eenige schade, en gij zjjt in geweten verplicht het nadeel te herstellen, bjjaldien uwe overheid u daarvan niet ontslaat: volbrengt gij dezen plicht niet, dan kunt gij van uwe zonde even zoo min ontbonden worden, als een dief, die het gestolene weigert
terug te geven. Geef dus wel acht op alles, wat aan uwe zorgen wordt toevertrouwd en bewaar het zorgvuldig. Ga met de gereedschappen, die gij bij uwen arbeid gebruikt, zoo goed mogelijk om, laat ze niet overal rondslingeren; want hierdoor veroorzaakt gij aan uwe overheid groot nadeel, wijl veel vernieuwd moet worden, dat bij eeno zorgvuldige oppassing nog langen tijd had kunnen gebruikt worden. Wees getrouw en oprecht in alles, geef op alles nauwkeurig acht, verzuim niets, leg u op alle zaken met vlijt toe, en zorg, dat uwe overheid door uwe schuld geen nadeel lijde.
4°. Moet gij getrouw zijn opzichtens den eigendom uwer overheid. Zjj heeft u, bij uw intreden in haren dienst, have en goed toevertrouwd; dit vertrouwen moet gij u waardig maken, doordien gij u niets als eigendom toeëigent van alles, wat aan uwe overheid toebehoort. Bij u moet alles zeker zijn, de overheid moet niet noodig hebben op hare hoede te zijn, zij moet haar eigendom voor u niet behoeven op te sluiten, zij moet op uwe getrouwheid volkomen kunnen steunen. Zulk een getrouwe dienstbode wasEliëzer, de god-vreezende knecht van Abraham. Aan hem vertrouwde Abraham vele kostbaarheden toe; hij droeg hem de gewichtige en moeielijke taak op, onder zijne bloedverwanten, in een ver afgelegen land, eene
— 47 —
vrouw te gaan zoeken voor zijnen zoon Izaak. Eliëzer deed gewillig eene verre reis en volbracht met de grootste getrouwheid de bevelen zijns meesters. 1. Moz. 24, 2—67. Zoo moet gij ook handelen, ontvreemd derhalve niet het minste, maar wees in alles volkomen getrouw, gelijk de Apostel vermaant. Tit. 2, 10. Diensvolgens zondigt gij, als gij eetwaren of andere zaken heimelijk wegbergt, om ze aan bloedverwanten, aan vrienden, of wellicht aan personen, waarmede gij eene zondige verkeering onderhoudt, weggeeft, of deze zaken tot uw eigen gebruik besteedt. Ala gij u asn dergelijke ontvreemdingen plichtig maakt, zoo pleegt gjj eene grooter onrechtvaardigheid, dan wanneer een dief zulks deed. Tegen'dieven kan men zich door middel van deuren en sloten beveiligen, doch niet tegen diefachtige, ontrouwe huisgenooten; deze komen zelfs jiiet in verdenking, omdat men ze voor vrienden des huizes aanziet. Zeg niet: «Mijne overheid heeft zonder dit genoeg, als ik haar deze kleinigheid ontneem, dan zal zij daardoor weinig nadeel hebben.» Ware dat geoorloofd, dan mocht de arme den rijke bestelen, daarbij denkende: «dat maakt voor hem niets, hij bUjft toch nog rijk genoeg.» Dit is ongeoorloofd; want het zevende gebod zegt: « Gij zult niet stelen, » het verbiedt dus niet alleen den arme, maar ook den
— 48 —
rijke te bestelen. «Het zijn maar kleinigheden », zegt gij, « welke ik nu en dan voor mij behoud of wegschenk »; ik werk daarom zooveel te vlijtiger ten voordeele mijner overheid.» Heeft uwe overheid, toen gij u verhuurdet, het in de overeenkomst opgenomen, dat gij zonder hare toelating, indien gij vlijtiger werkt, iets moogt ontvreemden? Ik denk van neen, want de overheid verlangt te dien prijze geene grootere naarstigheid; buitendien zijt gij reeds tot vlijtig werken verbonden, hiervoor ontvangt gij kost en loon. Gij hebt aldus in geen geval het recht, om, buiten weten uwer overheid, iets te ontnemen; want God heeft niet alleen de groote, maar ook de kleine diefstallen verboden. Ontneemt men vaak iets, dan komt uit het kleine het groote voort. Gjj brengt aan uwe overheid een merkelijk nadeel toe, maakt u bjjgevolg aan zwaren diefstal en groote zonde plichtig, gij moet aan uwe overheid de toegevoegde schade tot ten laatsten penning toe herstellen. Ieder onrechtvaardig ontvangen cent zal zoolang voor God uw aanklager zijn, als hij niet aan zijnen recht-matigen eigenaar is teruggegeven, of zooveel mogelijk vergoed is geworden. Nog meer, indien, gij bij kleine diefstallen den wil hebt, om u daardoor langzamerhand te verrijken, dan begaat gij bij eiken kleinen diefstal eene groote
— 49 —
zonde; omdat gij telkens den wil hebt iets groots te verzamelen, en bijgevolg eene zware zonde te doen. Eigen u derhalve niets toe, wat niet het uwe is; vindt gij iets, geef het dan terstond aan den eigenaar terug; want onrechtvaardig goed gedijt niet, en eerlijkheid duurt het langst.
Verder zondigt gij tegen de getrouwheid, als gij in 't geheim u schadeloos stelt, wijl gij in de roeening verkeert, dat uw loon, met betrekking tot den arbeid, dien gij verricht, veel te gering is, dat andere dienstboden voor mindere diensten grooter loon ontvangen, dat gij voor uwe overheid werk hebt gedaan, waartoe de overeenkomst niet verplicht, dat men u, wegens eene begane fout een gedeelte van uw loon heeft achterhouden. Zulke handelwijs laat zich volstrekt niet rechtvaardigen; want niemand mag rechter in zijne eigen zaken zijn. Welk eene wanorde, welke klachten zouden er in de wereld ontstaan, indien het aan een ieder geoorloofd ware, zich op zulke wijze recht te verschaffen? Wie zou dahnng op eenen mcnsoh mogen vertrouwen? Denkt gij, dat uw loon, in verhouding tot uwen arbeid te min is, dat andere dienstboden beter betaald worden; waarom zijt gij dan tegen zulk een loon overeengekomen? Het stond u immers vrij, u v;or dit loon te verhuren of niet. Of hebt gij misschien
niet vooruit kunnen weten, dat gij zooveel en zoo zware werken verrichten moest? Beklaag u dan bij uwe overheid en vorder meer loon; wil zij u geen groo-ter loon toestaan, dan staat het u vrij, den dienst te verlaten. Hebt gij aan uwe overheid buitengewone diensten bewezen, dan had deze u billijkerwijze moeten be-loonen. Heeft zij het echter niet gedaan, dan hebt gij van rechtswege geene aanspraak op belooning, als gij deze diensten vrjjwillig bewezen hebt. Heeft uwe overheid een gedeelte der huur achterhouden , zoo is dat eene wraakroepende zonde, en gij hebt het recht haar bij de wettige overheid aan te klagen; is het echter door uwe schuld, zoo moet gij ook aan u zeiven de schade wijten. Zoolang gij in dienst zijt, zoolang zijt gij ook aan uwe overheid de grootste getrouwheid verschuldigd: gij zoudt dus slecht handelen, indien gij ook maar door kleine ongetrouwheden u wildet schadeloos stellen; zoo iets is niet geoorloofd. De zonden, wegens uwen diefstal bedreven, kunnen niet vergeven worden, voor dat gij uwe overheid schadeloos hebt gesteld.
Gij zondigt ook tegen de getrouwheid, als gji zonder weten of buiten wil uwer overheid, van haren eigendom aalmoezen aan de armen uitdeelt. Aalmoezen geven is voorzeker een werk der Christelijke liefde en barmhartigheid, en deswege zeer
aangenaam in de oogen van God; doch het is geen goed werk, indien gij geen aalmoezen van uw eigen vermogen, maar van dat van anderen geeft, zonder oorlof ontvangen te hebben: men mag nooit een Biecht middel ter bereiking van een goed doel bezigen. Geheel anders is het, als uwe overheid uitdrukkelijk of ten minste stilzwijgend toestaat, dat gij aan de armen zekere zaken b. v. eetwaren uitdeelt. In zulk geval zondigt gij niet, omdat gij niet tegen den wil uwer overheid handelt. Ook is het niet tegen de rechtvaardigheid, maar veeleer een verdienstelijk werk, als gij van hetgene u voorgezet wordt, iets afzondert, om het aan een armen bloedverwant of aan een' anderen noodlijdende als aalmoes uit tp reiken. Blijven bij den maaltijd spijzen over, die spoedig bederven, zijn erkleedingstukken voorhanden, die niet meer gebruikt worden ; of merkt gij het een of ander in huis op, hetwelk niet meer dienstig is, waarvan een arme zich echter nog bedienen kan en dat hem tot nut kan verstrekken, zeg dit dau aan uwe overheid en verzoek het recht , om ze'' weg te geven; maar handel nooit volgens uwen wil zonder oorlof: dit ware ontrouw zijn jegens uwe overheid Hebt gij nu in het een of ander tegen de rechtvaardigheid gezondigd, zoo ga bijeenen biechtvader te rade, hoe en op welke wijze gij het on-
recht weder herstellen kunt. Wees in het vervolg eerlijk en getrouw, opdat gij de lofspreuk des Heeren verdienet: « Gij goede en getrouwe dienstknecht. »
In alles, wat de eer uwer overheid aangaat. Het kostelijkste goed des men-schen is een goede naam: «hij is kostbaarder dan vele rijkdommen, zijne waarde overtreft verre het bezit van zilver en goud.» Een goede naam geldt bij de menschen meer dan het bezit van groote rijkdommen: ja, het smartelijkste verlies ■ grieft ons veel minder, dan de minste krenking onzer eer, de minste bezwalking van onzen goeden naam. Hieruit volgt, dat gij voor de eer en den góeden naam uwer overheid zoo bezorgd, ja nog meer bezorgd moet zijn, dan voor het behoud harer tijdelijke goederen. Dit gebiedt u niet alleen de getrouwheid , welke gij • aan uwe overheid verplicht zijt, maar ook de liefde, welke gij aan een ieder, doch vooral aan uwe overheid verschuldigd zijt. Wees op uwe hoede, dat gij geen kwaad spreekt van uwe overheid, hare fouten niet buiten noodzakelijkheid openbaar maakt, hare kleinere misslagen niet vergroot, noch haar van valsche beticht. Zulks is zeer zondig en verfoeilijk; want hierdoor handelt men niet
alleen tegen de liefde, maar men benadeelt de overheid zoowel in hare eer en haren goeden naam, alsook zeer dikwijls beduidend in hare tijdelijke goederen. Zulke verguisde meesters krijgen eenen slechten naam, en geene fatsoenlijke dienstboden willen hen meer dienen. Is het kwaad, dat gij van uwe overheid vertelt, niet waar, of althans overdreven, dan maakt gij u pliohtig aan zonde van lastertaal , waarvan gij geene vergiffenis kunt bekomen, voor aleer gij uw kwaadspreken herroept, do eer uwer overheid hersteld en haar voldoening gegeven hebt. Is het volkomen waar, dan handelt gij niettemin liefdeloos en gij zondigt, wijl gij zonder noodzakelijkheid de eer uwer overheid rooft. Hare fouten ■ gaan u niet aan; zij zullen eenmaal deze voor God moeten verantwoorden; buitendien moogt gij nooit haar rechter zijn. Kunt gij echter een groot kwaad beletten, merkelijk nadeel voorkomen, of een algemeen goed stichten, dan. is het u geoorloofd, ja, dan is het zelfs plicht, de booze handelingen uwer overheid kenbaar te maken. De ontdekking mag echter slechts aan hen geschieden , welke de schade ondergaan of dezelve beletten kunnen; de goede naam uwer overheid moet altijd en overal zooveel mogelijk verschoond blijven. Ontstaat er voor niemand eenige schade uit de fouten uwer overheid of zou de kennis
- 54 -
van die fouten voor anderen nutteloos wezen, dan moet gij volstrekt hierover het stilzwijgen bewaren. Uit praatzucht, vijandige bedoelingen of uit wraaklust de fouten uwer overheid bekend maken, is nooit geoorloofd; de liefde maakt het u veeleer tot plicht van uwe overheid slechts dat gene te zeggen, wat haar. tot lof kan verstrekken. Verneemt gij, dat de oer of de goede naam uwer overheid wordt aangerand, laster tegen haar verzonnen en uitgestrooid wordt, dan moet gij volstrekt niet in zulke zaken onverschillig blijven, maar hare eer met alle kracht voorstaan, dezelve zooveel mogelijk verdedigen: eene stilzwijgende onverschilligheid zoude trouweloosheid zijn.
In het bewaren der geheimen en familie-aangelegenheden uwer overheid. De rechtvaardigheid en de liefde maken het aan een ieder tot plicht, de geheimen zjjns naasten als zijne eigene te verzwijgen. Daarenboven is een dienstbode veel meer dan elk ander, tot zwijgen verbonden; bedienden zien en hooren zoo veel, wat door de overheid en derzelver betrekkingen gedaan en gesproken wordt, hetwelk deze voor hen niet kan verbergen, en van welke geheimhouding zeer dikwijls eer.
rust, welvaart en crediet dos haisgezing afhangen. Wees niet praatziek, spreek nooit over zaken, welke in het huishouden voorvallen, spreek niet met vreemden over het huislijke leven uwer overheid, b. v. over zeden, gewoonten en gebruiken der ouders of van het gedrag der kinderen ; over de gebruiken aan tafel, bij het opstaan en slapengaan, over de kleeding enz. Behalve dat die zakfcn u niet aangaan, schaadt het praten daarover niet zelden uwe overheid, als anderen het kwaad uitleggen, in laster trekken of er den spot mede drijven. Ja, het.gebeurt dikwijls, dat boosaardige menschen uit onvolmaaktheden of nietsbeduidende fouten, gewichtige zaken maken; en zoo kunnen afgekeerdheid , haat, oneenigheid, twist, argwaan, kwaad vermoeden, tweedracht en vijandschap de treurige gevolgen van uwe praatzucht zijn. Gedenk daarom, hoe dergelijk gebabbel u buiten de toegenegenheid uws meesters, ja, buiten uwen dienst kan stodten. Uw eigenbelang vordert dus, dat gij geene familietaken op straat brengt, en dat gij, over alles, wat gij hoort en ziet, een stipt stilzwijgen bewaart. Wacht u vooral, de geheimen uwer overheid of die barer betrekkingen ruchtbaar te maken. Wordt u eeniger-wijze een geheim toevertrouwd of wordt u dat geheim toevallig bekend, zoo sluit het zorgvuldig op in uw hart. Deze ver-
- 56 —
pliohting blijft ook dan nog op u rusten, als gij uwen dienst verlaat, en in eenen anderen treedt. Vertel geenszins in uwen nieuwen dienst de geheimen van uwen vorigen; die ongetrouwheid jegens uwe vorige overheid zal u verdacht maken bij de nieuwe, omdat gij van haar later hetzelfde zoudt kunnen doen. Indien echter het geheim betrekking zoude hebben op de goede zeden, op de leer van onzen heiligen Godsdienst of die der heilige Kerk, op recht of eigendom des naasten, en zoudt gij door bekendmaking van dit geheim kwaad kunnen voorkomen, zoo zeg het den belanghebbenden, doch volstrekt niet aan anderen, opdat de goede naam der overheid, zooveel, als mogelijk is, verschoond blijve.
Daar men nochtans niets gemakkelijker verzwijgt, dan hetgene men niet weet, zoo wees nooit nieuwsgierig. Luister niet aan deuren, vensters, aan hoeken of kanten , verberg u nergens, om de gesprekken uwer overheid te hooren of hare daden gade te slaan, om zoo doende achter hare geheimen te komen. Bedwing uwe nieuwsgierigheid, om alles te zien en te hooren, om alles te willen weten, ■wat uwe oversten doen en zeggen, en hebt gij toevallig iets gezien of gehoord, wat voor uwe overheid een geheim moet blijven, zoo zwijg nauwkeurig over alles, laat het in a e.erven en «Schaam u» zoo
- 57 —
als de Heilige Geest vermaant, Sir. 42, 1. een geheim, dat gij gehoord hebt, rond te dragen en te openbaren.
Onthoud u ook van alle oorblazerij. Liefde en eensgezindheid hebben geene vreeselijker vijandin, dan eene praatzieke tong. Indien iedereen op zijn' tijd wist te zwijgen, hoe vreedzaam en rustig zou het dan in vele huizen en familiën toegaan! daar echter eene losbandige tong ontijdig praat, en zaken, die zij van hooren en zien weet, weder aan anderen overbrengt, dikwijls zelfs aan hen, welke er in betrokken zijn, zoo ontstaan hieruit niet zelden huislijke twisten, oneenigheden, vijandelijkheden, jaloersohheid en tweedracht, tussohen bloedverwanten en ledon van hetzelfde huisgezin. Wees dus op uwe hoede voor praatziekte en oorblazerij; verhaal noch aan uwen meester de fouten uwer meesteres, noch aan deze, wat gij van uwen meester weet. Vertel ook niet aan de kinderen, wat gij van een of ander hunner gehoord of gezien hebt; loop ook niet aanstonds tot de overheid, als gij bij de kinderen of mededienstboden eenigo fout opmerkt, maar tracht deze, volgens de leer van Christus, alvorens tusschen u en hen alleen te verbeteren. Zie vooral toe, dai^gij het kwaad, dat gij van een'tiwerhuisgenooten verneemt, aan hem zeiven niet overbrengt. Wees omzichtig, spreek nooit over de fouten en
gebreken, welke gij in uwe huisgenooten opmerkt of verneemt, zoolang plichtbesef u niet tot spreken dwingt. Verkeert gij in onzekerheid over uw gedrag des aangaande, vraag dan uwen zielzorger of biechtvader om raad, en doe alsdan, wat hij u zegt. Op deze wijze zult gij den vrede en de rust des huizes bewaren; maar vertelt gij aan den heer, aan de juffrouw, aan de ouders, aan de oversten de fouten, welke gij bij den eenen of anderen der huisgenooten hebt opgemerkt, of verhaalt gij het kwade, dat gij van eenen persoon gehoord hebt, aan dien persoon zeiven, welke treurige gevolgen kunnen dan daaruit voortvloeien! De echtgenooten, de ouders en kinderen, welke voorheen vreedzaam met elkaar leefden, geraken in onmin, in mistrouwen, liefdeloosheid en in twist; de familie, waarin rust, eendracht en vrede heerschten, leeft voortaan in vijandschap, in twist en tweedracht. Uw mededienstbode, welke vroeger bij de overheid in achting stond, merkt onverhoeds afgekeerdheid, onwilligheid, zure gezichten, enz.; zonder te weten waarom. Waarvan daan komt dit alles? Uwe praatzieke tong heeft al deze onheilen voortgebracht. «Ik vertel het maar aan mijne overheid, ik zeg het uit liefde tot hen, uit ijver voor het welzijn des huizes; » zegt gij. Is het dan voor het welzijn des huizes bezorgd zijn, als men
mistrouwen en argwaan sticht? Is het ijver voor eene familie hebben, wanneer men twist en vijandschap zaait? Volstrekt niet; wat gij ijver noemt, wordt door de Heilige Schrift en door de heilige Vader# als een schandelijke laster met de zwartste kleuren afgeschilderd. «Vervloekt zij dé oorblazer en de dubbelhartige, » zegt de Heilige Geest, want hij zal onder velen, die vrede met elkander genieten, onrust stoken.» Eccl. 28, 15. De H. Paulus noemt zulke oorblazers door God gehate menschen, Rom. 1. 29. en de heilige Ber-nardus noemt hen schaamtelpoze verraders en trouwelooze opruiers. Die door vertellen oneenigheid en vijandschap in een huisgezin of in eene familie stichten, zijn geen' vrienden, maar verraders; het zijn geheime vijanden, die dikwijls meer schaden dan openbare. Wees derhalve omzichtig en volg de vermaning van den Heiligen Geest, die zegt: « Hebt gij wat gehoord, tegen uwen naaste, zoo laat het mét u sterven. » (Eccl. 19, 10.) Hebt gij de kinderen over de ouders, de vrouw over den man, de joige lieden des huizes over de oude hooren praten, klagen of schimpen, zeg dan of vertel niets van alles, wat oneenigheid en verbittering kan veroorzaken. « Laat het' met u sterven.»
- 60 —
8. Gij moet getrouw zijn jegens uwe overheid.
In alle ongelukkige voorvallen, moet gij haar dan liefderijk en naar vermogen helpen. Daar de overheid voor de dienstboden de plaats der ouders bekleedt, zoo moeten de dienstboden de oversten beminnen, als rechtgeaarde kinderen het hunne ouders doen. Gelijk een kind lief en leed deelt met zijne ouders, zoo moet gij ook verheugd en bedroefd zijn met uwe overheid. Zou, bijvoorbeeld, in huis iemand ziek worden, leen dan eene hulpvaardige hand en wil niet ongeduldig worden, indien het oppassen of helpen u eenig bezwaar of eenige onaangenaamheid veroorzaakt. Zoudt gij ook somtijds 's nachts bij den zieke moeten waken en werkzaamheden verrichten , die u ten onpas komen, sla dan geen acht op dat alles, maar doe het gaarne ter liefde van Jesus Christus.
Wordt uw Heer door eenig ongeluk getroffen, of geraakt uwe overheid tot armoede of in behoeftige omstandigheden, toon dan haaetelijk medelijden en wend alles aan, om haren droevigen toestand te verlichten. Indien het voor u geen strenge verplichting is, uwe getrouwheid jegens uwe overheid, door groote offers aan den dag te leggen, dan zult gij u toch ten minste bereidvaardig toonen, om door
eene geringe tegemoetkoming haren harden toestand draagbaarder te maken of te verzachten. Al zoude uwe overheid gebreken hebben, of u hardvochtig behandelen, dan moogt gij uw hart toch niet voor haar sluiten, èn nimmer u over haar ongeluk verheugen, dit kan slechts een kwaadaardig hart doen. Dat dus de ongelukken en dringende toestanden uwer overheid u immer ter harte gaan; zeg nooit: «Wat gaat mij dat aan ?» zulks zou een liefdeloos hart verraden, waardoor gij de ongenade van God en van de menschen op u zoudt trekken. Als Christen mensch moet gij, volgens den Apostel, u verheugen met de blijden en weenen, met die bedroefd zijn. Deel derhalve lief en leed met uwe overheid en help haar in alle ongelukken en wederwaardigheden, volgens uw vermogen.
Uwe getrouwheid jegens uwe overheid ook daarin foonen, dat gij u in het bijzonder aan haar zieleheil laat gelegen zijn; dit toch is boven alle vergelijking gewichtiger dan tijdelijko welvaart. De liefde verbindt reeds eiken Christen, om zich naar vermogen den evennaaste aan te trekken, ten einde hem op den weg des heils te geleiden. Dezen plicht hebben dienstboden nog des te meer, wijl zij tot hunne overheid in nauwer betrekking
— 62 —
staan dan met andere menschen, en van haar vele weldaden ontvangen. De ge-schiedenis noemt ons vele dienstboden, die zich aan het eeuwig heil hunner overheden op de krachtigste wijze lieten gelegen liggen. Zoo lezen wij . in het vierde boek der koningen van eene Israëlitische maagd, welke gevangen naar Syrië werd gevoerd, en bij den koning Naaman in dienst kwam. Daar Nailman met melaatsch-heid geslagen was, gaf zij hem den raad om naar den profeet Elizeüs te reizen; deze wonderdadige man zoude hem ongetwijfeld van zijne melaatsohheid genezen. Dezen raad gaf zij hem niet zoo zeer, opdat hij van zijne melaatschheid genezen, maar veeleer, opdat hij door den profeet tot de kennis van den waren God gebracht zoude worden: want Naaman was een heiden. Zij bereikte haar doel ook volkomen; Naaman zeide, nadat hij genezen was : « waarlijk, ik weet, dat er geen andere God op de gansche aarde is, dan alleen in Israël.» De Heilige Paulinus van Nola, die meerdere jaren als tuinier bij de Vandalen in Afrika in dienst was, bekeerde zijn' meesteren al diens huisgenooten tot het christelijk geloof. Zoo maakten op de heidensche vrouw Sabin de zedigheid, de bereidwillige gehoorzaamheid en de vurige ijver harer christelijke dienstmaagd Seraphia een' zoo diepen indruk op haar, dat zij zelve christen werd en kort daarna
-Ca
de martelaarskroon verwierf. Tallooze heidenen en ketters werden door christelijke dienstboden bekeerd, de grootste zondaren kwamen door hen op den weg der deugd en des heils. De ijver van deze en zoovele andere dienstboden zjj u, christelijke dienstknechten en dienstmaagden, tot eene opwekking, om ook op uwe beurt het ziele-heil uwer overheid naar vermogen te bevorderen. Het ontbreekt u, wanneer gij slechts van goeden wil zijt, niet aan middelen, om dit voortreffelijk liefdewerk uit te oefenen. Een stichtend gesprek over tafel of bij andere gelegenheden, een vriendelijk, liefderijk woord van onderrichting, een hartelijk gebed en in bijzonderheid een godvruchtige, deugdzame levenswandel zullen gewis op uwe overheid een' welda-digen invloed uitoefenen en goede vruchten voortbrengen. Zij zal langzamerhand tot betere gedachten komen, have fouten en kwade gewoonten afleggen, de deugd leeren beminnen en zich bevlijtigen om hare christe-lijke plichten en de plichten van haren staat nauwgezet te vervullen.. En hoeveel kunt gij niet tot bet zieleheil uwer overheid bijdragen door een ijverig gebed, dat gij dagelijks voor haar hemelwaarts zendt, door het aanhooren van de heilige mis-oiferande, door het opdragen eener heilige communie? Welaan dan, christelijke dienstboden, laat u recht veel gelegen zijn aan het zieleheil uwer overheid, en draagt
— 64 —
naar best vermogen het uwe bij, dat zij de zonden mijde , de deugd beoefene een* echt christelijken en godvruchtigen levenswandel leide, dat zij God diene en haar eeuwig heil bereike!
9. Over liet gedrag der dienstboden jegens dc kinderen (van liet Iieerscliap.)
1. De ouders hangen gewoonlijk met geheel hun hart aan hunne kinderen: zij beminnen hen als den appel hunner oogen en nemen in hunne vreugde en hun leed het levendigste aandeel. Daarom zijn zij ook hem, die zich vriendelijk en vol liefde jegens hunne kinderen betoont, genegen en achten en beminnen hem. Wie daarentegen met hunne kinderen hard omgaat, wondt hun hart, en de slechte behandeling , die men hunnen kinderen aandoet, pijnigt hen meer, dan de beleedigin-gen, die zij zei ven ondergaan. Zijn zij in de gelegenheid, om zich over zulk eene slechte behandeling te wreken, dan maken zij daarvan zeker gebruik en toonen metterdaad, dat men de lievelingen huns harten niet straffeloos beleedigt. Wilt gij de gunst en welwillendheid der ouders verwerven en bewaren, zoo bejegent hunne kinderen nooit met ruwheid en onvriendelijkheid, integendeel weest hun steeds vriendelijk en liefdevol en bewijst hun gaarne geoor-
— 65 -
loofde liefdediensten. Overdrijft echter niet uwe vriendelijkheid en uwe achting, want al te licht worden zij bedorven door te vergedreven achting en vleierij, laten zich er iets op voorstaan, én houden het er voor, dat gij hun dit verschuldigd zijt.
Is het een of andere kind uwer overheid ondeugend, behandelt het u barsch, ja met trotschheid, berispt, beschimpt het u zelfs, o, laat u dan niet door den toorn overmeesteren, het scheldnamen te geven, ruw en onbescheiden te behandelen, ja zelfs te slaan en kwaad met kwaad te vergelden; daardoor zoudt gij de genegenheid der ouders verliezen. Integendeel verdraagt alle onrecht met geduld, gedachtig aan de woorden van den Zaligmaker: «Hebt uwe vijanden lief; doet wel degenen, die u haten! zegent hen, die u vervloeken en bidt voor hen, die u lasteren.» — Gij kunt, wel is waar, wanneer gij door de kinderen slecht behandeld wordt, bij hunne ouders klagen en hunne hulp inroepen; doch vindt gij geen gehoor, dan blijft u niets over, dan in het geduld te volharden, zoolang uw diensttijd duurt. Mocht gij zelf u recht willen verschaffen, dan zoudet gij de zaak nog verergeren en u bij do kinderen en bij de ouders hatelijk maken. Wacht u dus wel kwaad met kwaad te vergelden: klaagt uw leed aan God, die alles ten uwen beste zal schikken.
2. In den omgang met e kinderen des
d
- 66 —
huizes verliest nooit uit het oog de vreeze Gods, weest vriendeljjk en liefdevol jegens hen, doch wacht u voor te groote ver-trouwlijkheid, want deze konde zoowel voor hen als voor a de slechtste gevolgen hebben. Weest derhalve voorzichtig en knoopt geene betrekking of- verkeering met hen aan, die voor uwe of voor hunne deugd gevaarlijk worden kan.
3. Zijt vooral voorzichtig in uwe gesprekken, wanneer de kinderen tegenwoordig zijn. Wacht u wel in hunne tegenwoordigheid te vloeken, te lasteren; dat geene ontuchtige scherts uit uwen mond kome; verhaalt nooit aanstootelijke geschiedenissen en voorvallen: smaalt nooit op de godsdienstige oefeningen, noch drijft daarmede den spot. Zwaar zoudet gij n daardoor bezondigen, indien gij door soortgelijke gesprekken en vertellingen de kiem des kwaads in hunne onschuldige harten strooi-det. En, helaas! wordt dit al te dikwijls door goddelooze dioustbodengedaan: gelijk zijn zij aan die vijanden, van welke het Evangelie zegt, dat zij onder de tarwe onkruid zaaiden. Wee eulke dienstboden! voor hen geldt het verschrikkelijke woord desHeeren : «Die een van deze kleinen, die in mij gelooven, ergert, dien ware het beter, dat een molensteen aan zijn' hals gehangen, en dat hij in de diepte der zee verzonken wier-de. » Matth. 18,6 — 7. o Dienstboden, wacht u voor zulk een' vloekwaardige daad! ver-
ergert en verleidt de kinderen niet; gij zoudet uwe zonde in eeuwigheid niet kunnen verantwoorden. Neemt u zorgvuldig voor alles in acht, waardoor de kinderen aanstoot zouden kunnen Ijjden; zijt voorzichtig in uwe gesprekken en veroorlooft u nooit ontuchtige spotternij!
4. Hoogst nadeelig voor het teeder gevoel der kinderen is het ook, als de dienstboden, door hunne slechte, onzedige kleeding den kinderen tot aanstoot zijn; want daardoor ontsteken zij in het hart van het kind een vuur, dat alles verslindt. Weest derhalve in huis steeds eerbaar en zedig gekleed en bewaart ook bij .uw aan-kleeden, even als bij uw uitkleeden de grootste ingetogenheid: kortom, gedraagt u altjjd eerbaar, zedig, godvruchtig en maakt u aan niets schuldig, wat ook slechts den schijn van kwaad met zich draagt.
5. Geeft u alle moeite door een goed voorbeeld en heilzame vermaningen de kinderen van het kwaad af te houden, tot het goede, te leiden en hun zieleheil te bevorderen. Leert hun het kwaad verafschuwen; zegt hun dikwijls,- dat God overal tegenwoordig is, dat Hij alles ziet, alles hoort, alles weet: dat Hij ons lief heeft en van ons bemicd wil worden; dat het Hem tot vreugde strekt, wanneer wij Hem de eerstelingen onzer jeugd ten ofier brengen; dat de braven reeds in dit leven gezegend worden, en eens in den Hemel
— 68 —
eeuwig zalig zijn zullen; dat echter de kwaden, de goddeloozen, da leugenaars , de ongehoorzamen en allen, die Zijne geboden overtreden, voor eeuwig zullen gestraft worden. Zet hen aan tot de vereering der allerheiligste Maagd, van den heiligen voedstervader Joseph en den Engelbewaarder. Door uwen dagelijksohen omgang met de kinderén hebt gij de gelegenheid u met hen te onderhouden over God, den godsdienst en de deugd; gij kunt hen, als zij eene fout begaan, met liefde vermanen en waarschuwen, en indien uwe woorden zonder gevolg blijven, dit aan hunne ouders bekend maken; door goede voorbeelden kunt gij hen stichten en voor het goede winnen; eindelijk kunt gij hun door een vroom gebed genade bij God verwerven, ten einde zij deugdzaam leven. Op deze wijze kunt gij er veel toe bijdragen, dat de kinderen in de vreeze Gods opwassen, goede christenen worden, en voor u zeiven een' bron van veel zegen en geluk.
10. Over hel gedrag der dienstboden jegens bejaarden, verwanten en andere personen, die in liet Imis der overheid wonen.
1. De grijze ouderdom is aller eer en achting waard, en wie hem minacht, ver-
dient vloek 'en straf voor tijd en eeuwigheid. Daarom vermaant ons de H. Geest met de woorden: «Voor een grijs hoofd zult gij opstaan en den persoon des grijsaards eeren, en den Heer, uwen God, vreezen.» 3 Mos. 19; 32. Dientengevolge moet gij den ouden mensclien, welke zich in het huis uwer overheid bevinden, of tot hare familie hehooren, de hun verschuldigde achting en den schuldigen eerbied door woordon, gebaren en werken te kennen geven. Niets op de wereld valt hun smartelijker, dan, wanneer zij teruggesteld en veracht worden, want de ouderdom is zeer gevoelig. Derhalve, toont u altijd te hunnen opzichte vriendelijk, liefdevol en dienstvaardig: beleedigt hen niet, door hen met ruwheid te behandelen; spreekt nooit tot hen, al zijn zij ook arm in barsche bewoordingen. Zelfs, al ware het u bekend, dat hun hoofd niet in eere is grijs geworden, bejegent hen niet met verachting, want gij zijt hun rechter niet.
2. Verdraag); dan met geduld de gebreken en zwakheden, waaraan zij in den ouden dag onderhevig zijn, ja, wendt alles aan om hun dezen verdraaglijk te maken en in liefde hunne laatste levensdagen te verzoeten. Eene zware zonde is het, wanneer men de gebreken der ouden van dagen hoont en bespot, schrikkelijk wordt zij dan ook door God bestraft : Wij lezen in de Heilige Schrift, dat tweeënveertig
5
— 70 —
knapen door twee beren werden verscheurd, omdat zij aan den propheet Eli-zeus hadden toegevoegd de woorden: « Sta op, gij kaalkop.»
3. Wijl de ouderen beter kennis en meer doorzicht hebben, zoo veracht de onderrichtingen en vermaningen niet, die zij u geven, maar neemt ze met alle liefde ter harte en volgt ze na. Daartoe vermaant ons de Heilige Geest met de woorden: «Slaat de woorden der oude wijzen niet in den wind en oefent u in hunne spreuken, want van hen zult gij wijsheid leeren en goede lessen vernemen. Laat u het woord der ouden niet ontgaan: want zij hebben ook van hunne vaders geleerd; van hen kunt gij de wijsheid leeren, en hoe gij in den tijd van nood spreken moet.» Sir. 8; 9 — 12.
4. Dikwijls gebeurt het, dat de ouderen zeer wonderlijk zijn, en de verrichtingen, die jongeren van dagen in het huis doen, altijd afkeuren; somtijds ook vallen onaangenaamheden en twisten voortusschen ouderen en jongeren. Handel als een verstandig en rechtschapen dienstbode ga in deze gevallen uwen gang, houd uniet op met gepraat en nog veel minder stoor u aan hetgeen de eene achter den rug van den andere vertelt: want dit alles gaat u in het geheel niet aan: daarenboven hebt gij somtijds geen genoegzaam doorzicht, bezit gij geen' grondige kennis der zaak en weet aldus niet aan welke zijde het
recht is. Zoek veeleer den yrede onder hen te handhaven en te bevorderen, dit kan u slechts zegen en geluk aanbrengen.
Deze zijn de voornaamste plichten ten opzichte der grijsaards Vervult ze met nauwgezeth-id, en zegen en vreugde zal uw loon zijn in tijd en in eeuwigheid. God zal u ook eenen hoogen ouderdom verleenen of ten minste, is het zijn wil, dat gij vroeger ten c;rave daalt, dan zal Hij u voor uwe liefde rijkelijk heloonen in het betere leven.
5. Verwanten der overheid en andere personen, als: leeraars, opzichters, enz. die in het huis wonen, behooren in zeker opzicht tnt de familie. Verlangen kunnen zij dus ieder naar gelang van zijnen' stand, dat do dienstboden hen eeren en hun de verschuldigde achting toedragen. Bewijst dus aan elkeen, die bet huis uwer overheid bewoont, de hem verschuldigde achting. Want indien gij dezulken met verachtingbe-jegent, hnn verdriet veroorzaakt, hen door ruwheid beleedigt, hun uwen dienst weigert of u tegen hen verzet, voor zoo verre zij door uwe overheid boven u zijn gesteld, dan bezondigt gij u tegen uwe overheid zelve. Hoé dierbaarder zij in hare oogen zijn, des te meer achting en liefde draagt hun toe. Zijt daarom te allen tijde jegens hen vriendelijk, liefderijk en bescheiden en geeft alle mogelijke blijken uwer liefde en achting in uwe gebaren, woorden en han-
delingen. Bewijst hun gaarne de gewensohte dieneten en staat hun gaarne ter zijde, zelfs dan, als gij er niet toe verplicht zijt. Weest toegevend en verdraagt hunne fouten, gebreken en zwakheden met geduld Jter liefde van Jezus, en bedenkt, dat gij ook niet zonder gebreken zijt. Yoegt u uit liefde naar hunne luimen en wensohen, in zoo verre zij niet zondig zijn: zijt vreedzaam en voorkomend; vermijdt met alle mogelijke zorg, wat tot twist en tweedracht kan aanleiding geven; onstaan on-' eenigheden tusschcn de huisgenooten en de overheid, zoo laat u daarmede niet in; maar wacht u vooral wel, den eenen of anderen der huisgenooten tegen de overheid op te wiegelen of hem in verzet te brengen. Vermijdt zorgvuldig alle gepraat en verhaalt nooit, wat gij van een andern gehoord hebt, hieruit ontstaan on-eenigheden, naijver en ontevredenheid tus-schen de huisgenooten. Hebt gij iets kwaads of nadeeligs van een ander vernomen, zwijgt dan, behoudt het voor u alleen om vrede en eendracht te bewaren.
11, Over liet gedrag (kr dienstboden onder elkander.
1. «Leeft met elkander in eendracht en vrede » De dienstboden van een huis staan met elkander in de nauwste verbinding; zij zijn ledematen van een en
hetzelfde huis, die onder een dak samenwonen, dagelijks aan éen en dezelfde tafel zitten en gemeenschappelijk bidden; allen te zamen maken slechts een lichaam uit, waarvan do overheid het hoofd is. Wat is dan noodzakelijker dan dat zij elkander in vrede verdragen, in gestadige eendracht met elkander leven, en elkander lief hebben? niets is schooner en verblijdender, dan wanneer dienstboden in een huis ^en hart hebben en eensgezind zijn, de eene met den andere het oprecht meent, en als zjj in gestadige eendracht leven. Zulke vreedzame dienstboden ziet een ieder met vreugde, en in bijzonder gevoelt zich de overheid gelukkig; de heele buurschap vindt stichting in hunne voorbeelden, ja. God zelf ziet met welgevallen op hen neer en overlaadt hen met zijn' rijksten zegen.
2. Hoe hatelijk en verderfelijk is het daarentegen, wanneer de dienstboden altijd in oneenigheid met elkander leven; wanneer de een op den ander smaalt, wanneer zij dagen en wekenlang geen woord met elkander spreken, of hunnen mond slechts openen, om elkander verwijten toe te voegen; ja, wanneer zij zelfs somtijds handgemeen worden en elkander mishandelen. Zulke dienstboden verbitteren zich zeiven en der overheid het leven en worden een voorwerp van mishagen in de oogen van God, die gezegd heeft:
— 74 —
«Ik ben een God van vrede.» Houdt dus altijd vrede met elkander en vlucht niets zoozeer als tweedracht, twist en oneenig-heid, want hierdoor maakt gij u zei ven voor tijd en eeuwigheid ongelukkig. Het gemis aan vrede is een worm, die altijd aan het hart knaagt, alle rust en vreugde rooft en het leven hier beneden geheel en al met verdriet en bitterheid vervult. Nog treuriger is het lot des onvreedzamen hiernamaals; hij heeft met recht te vreezen, dat hij in het gezelschap der booze geesten en verworpelingen komen zal, tusschen welke eeuwige haat, eeuwige twist en tweedracht heerscht. Dit lot kondigt de Apostel den onvreedzamen aan, wanneer hij schrijft; «kennelijk zijn de werken des vleesches, als daar zijn: vijandschap, twist, nijd, toorn,afgunst, oneenig-heid; — wie zulks doen, zullen het rijk Gods niet verwerven » Gal. 5; 20 — 21.
3. Wanneer gij het goed met u zeiven meent, en uw tijdelijk en eeuwig geluk wilt verzekeren, vlucht dan oneenigheid, afgunst en twist en leeft met elkander in hartelijke eendracht. «Wandelt,» zegt de Apostel, « met alle ootmoedigheid, zachtmoedigheid en geduld, elkander in liefde verdragend, u bovlijtigend eenheid des geestes te behouden door den band des vrodes. » Eph. 4; 2 —3. De dienstbode, met wien gij leven moet, heeft wellicht fouten en gebreken; verdraag deze fouten
— 75 —
met zachtmoedigheid en geduld, en bedenk, dat ook gij niet zonder fouten zijt; en gelijk gij wenacht, dat men met u handele, doe ook zoo met uwen evenmensch; zij toegevend jegens hem en bedek zijne zwakheden met den mantel der liefde.
4. Vermijdt alle harde woorden, al mocht gjj er u slechts schertsend van bedienen: want scherts, die den naaste bedroeft, is tegen de christelijke liefde. Is uwe mededienstbode driftig, eigenzinnig en wil hij altijd gelijk hebben, weest dan toegevend en voegt u, in zoo verre het zonder overtreding uwer christenplichten en die van uwen ataat geschieden kan, naar zijne luimen, en gij zult vrede met hem hebben. Deze wijze toegevendheid behoedt u voor allen haat en twist en bevestigt den band des vredes. Gij zegt: «Ik heb toch . recht en kan zulk dom gepraat niet aanhooren». Luistert, wat de eerwaardige Kardinaal Bellarminus zegt: lt;(Eene ons naastenliefde is meer waard, dan honderd wagens vol verstandige redenen.» Bijzonder, als er sprake ik , van zaken, waaraan weinig gelegen is, dan ronduit uwe meening en weéS. dan tevreden, zonder uwe meening sltiftdhek-kig te verdedigen. De heilige Jigidius was gewoon te zeggen; «Gij blijft overwin- igt; naar, als gij in zulken strijd toegeeft, quot;» omdat gij dan overwinnaar zijt in de deugd en daardoor, den vrede behondt,
■v' - '►
die een grooter goed is dan de roem, gelijk te hebben.
5. Zoekt een dienstbode u bij uwe overheid yerdacht te maken, spreekt hij zonder grond kwaad van u, zoo moogt gij u verdedigen, maar doet het in den geest van zachtmoedigheid en liefde, en laat geen' afkeer tegen den beleediger in uw hart wortel schieten. — Laat geen nijd in uw hart opkomen; want afgunst en nijd zijn eene droevige bron, waaruit haat, tweedracht en vijandschap ontspringen. Zou het wezen, dat uwe overheid een uwer mededienstboden voortrekt en voor beter houdt dan u, ziet hem deswege niet met nijdige oogen aan, en draagt tegen hem geen' haat in uw hart en weest te allen tijde tevreden met hetgeen gij bezit en wat gij bekomt en beijvert u door vlijt en een goed gedrag de genegenheid uwer overheid te winnen.
6. Vlucht zorgvuldig alle kwaad, leeft vroom en godvreezend en wandelt op den weg van Gods geboden, dan zult gij nooit de oorzaak zijn, dat de vrede en eendracht tusschen u en uwen mededienstbode gestoord worden. Zoude echter door eene of andere oorzaak de vrede tusschen u gestoord zijn, zoo verzoent u dan weder spoedig en «laat de zon niet ondergaan over uwe gramschap. » Eph. 4, 26. Houdt op deze wijze vrede met uw' mededienstbode en bewaart de liefde; dan
— n —
Zult gij het hart van God, van uwe overheid en van ieder rechtschapen mensoh verheugen.
2. « Helpt uwe mededienstboden in alle lichamelijke aangelegenheden.» 1. Wilt gij steeds vrede en eendracht met hen bewaren , toont u dan altijd liefderijk jegens elkander en komt elkander in de bezwaren van uwen staat naar vermogen te hulp. De echt christelijke liefde blijft ja niet in het hart verscholen; maar zij openbaart zich daardoor, dat men anderen weldoet. Dezelfde zorg, welke gij voor uw eigen welvaren hebt, hebt die ook voor de welvaart uwer mededienstboden. Waar gij hun vreugde verschaffen kunt of eenen dienst bewijzen, doet het met genoegen. Heeft een uwer mededienstboden eene zware zaak, waaraan hij veel te doen heeft en waarmede hij niet goed terecht kan, ondersteunt hem dan, zoo goed gij kunt on verheugt u, dat gij gelegenheid hebt bm uwe naastenliefde met daden te toonen. Bezit een uwer mede-dienstboden voor een of ander -werk niet de noodige geschiktheid, valt hem de arbeid zwaar, helpt hem dan met raad en daad; onderricht hem, hoe hij zich den arbeid kan verlichten, wijst hem dan de ware manier van behandelen aan , of arbeidt eenigen tijd met hem, opdat hij zich niet bovenmate behoeve in te spannen. Overkomt hem een ongeluk, lijdt hij
smarten, zoo liebt medelijden met hem, en vreest noch moeite, noch bezwaren, om het onheil van hem af te wenden. Kan hij wegens ziekte zijn werk niet meer verrichten, hoe schoon is het dan, wanneer gij het zelf eenigen tijd overneemt, zonder daarvoor eenige vergoeding te vorderen; hoe schoon, wanneer gij aan zijn ziekbed waakt, hem verpleegt en tot zijne spoedige genezing naar uw vermogen medewerkt. Maakt u elke gelegenheid ten nutte, aan uwe mededienstboden bewijzen uwer welwillendheid te geven; verbant uit uw hart elke afgekeerdheid jegens hen ; gedraagt u altijd vriendelijk; neemt een innig deel aan hun lief en leed en laat u bereidwillig tot alles vinden, wat hun vreugde verschaffen, of de moeielijkheden huns levens verlichten kan, volgens de vermaning des Apostels ; « draagt elkanders lasten, zoo zult gij de wet des Heeren vervullen. Gal. 6, 2.
3. «Zorgt voor het zieleheil uwer mededienstboden. » 1. Laat het niet daarbij blijven, dat gij uwe mededienstbode alleenlijk helpt in de aangelegenheden voor het lichaam; want als gij eene ware, echt christelijke liefde tot hem bezit, moet gij meer zorg dragen voor zijn zieleheil, dan ■wel voor het welzijn van zijn lichaam. Elk christen heeft dezen liefdeplicht te vervullen ; hij moet zich namelijk het zieleheil
van zijnen evennaaste aantrekken en dit naar zijn vermogen bevorderen. Deze plicht ia voor u des te dringender, naarmate gij, zoolang gij in uwen dienst zijt, met elkander éen huisgezin vormt, steeds met elkander leeft en uit dien hoofde dikwijls gelegenheid hebt om elkander op den weg der deugd hulp te betoenen. Als dienstbode geldt u in het bijzonder de vermaning des Apostels ; «laat ons op elkander acht geven, om te wedijveren in do liefde en in goede werken.» Heb. quot;10, 24, Geheel verkeerd zou het zijn, indien gij er u niet om bekommerdet, of uwe mededienstboden den weg der deugd of wel der ondeugd bewandelden; zondigen zoudet gij tegen het eerste en grootste gebod van onzen heiligen godsdienst, het gebod der liefde, en u een oordeel voor God bereiden. waarvoor gij onmogelijk zoudet kunnen bestaan. Indien de eeuwige Rechter reeds die liefdelooze menschen, welke de hongerigen niet gespijsd, de dorstigen niet' gelaafd, de naakten niet gekleed hebben, tot het helsche vuur veroordeelt, zult gij dan een betef lot kunnen verwachten, wanneer gij uwe mededienstboden niet in hun zielenood ter hulp komt? als het u onverschillig is, of zij in zonden hun loven doorbrengen en een' prooi van den eeuwigen dood worden? — Grooter echter zoude uwe zonde zijn, indien gij anderen strikken legdet om ze
— 80 —
tot zonden te brengen; het vreeslijk wee, dat Christus over de ergernisgevenden uitsprak, zou zwaarder op uw hoofd'druk-ken. Voor de zonde van verleiding en onverschilligheid ten opzichte van het ziele-heil uwer mededienstboden behoede u de almachtige God !
2. Trekt u met allen ijver het zieleheil uwer mededienstboden aan ! Ziet gij, dat een hunner een' misstap begaat, de geboden Gods of der heilige Kerk overtreedt, een zondig leven leidt, zoo moet gij alles aanwenden om hem te verbeteren, en u beijveren, dat hij zijne christelijke plichten nauwgezet vervulle en God getrouw diene: («Een goed woord, zegt een oud spreekwoord, «vindt een goed oord:») wanneer gij hem dikwijls ten goede vermaant en hem met liefde aanspoort deze of gene fout te mijden, deze of gene deugd te beoefenen, zoo slaagt gij er misschien in, hem van die misdaad te verbeteren en hem op den rechten weg der deugd te leiden. En zoude ook elke vermaning niet baten, dan toch mag uw ij ver niet verflauwen. Ja, mocht zelfs al uwe aangewende moeite vruchteloos zijn, wordt dan toch niet moedeloos; want gij dient een' God, die niet zoozeer op het werk dan wel op den goeden wil ziet. Wijst een dienstbode alle middelen hardnekkig van de hand, wil hij van elke onderrichting of vermaning niets weten, dan hebt gij het niet, maar hij zelf
- 81 —
heeft het voor God te verantwoorden. Overigens kunt gjj u troosten met de hoop, dat vroeg of laat uwe vermaningen vruchten zullen dragen, evenals het zaadkorreltje, dat op een' dorren akker viel, maar later ontkiemde, wortel schoot, opwies en tot rjjphoid kwam: want dikwerf gebeurt het, dat de mensch, die in verblinding alles van de hand heeft gewezen, na jaren eerst tot inzicht komt, het goede ter harte neemt en zich betert.
3. Opdat echter uwe vermaning en terechtwijzing mot een' goeden uitslag bekroond worden, moeten zij in den geest van liefde gedaan worden; daardoor richt men meer uit dan door ongepasten ijver; en door liefde en vriendelijkheid wint men het ongevoeligste hart. Een zachte, aanhoudende regen dringt dieper door in de aarde, dan een wolkbreuk. De ondervinding leert, dat, wanneer men zijn' naaste in wilden toorn lastert en beschimpt, hem veeleer verbittert dan verbetert. Wie Qchter bij de terechtwijzing verstandig en bedaard te werk gaat en met woord en daad toont, dat hij het met den afgedwaalde goed meent, wint zijn hart en bewerkt niet zelden eene ernstige verbetering. Veel goeds zult gij stichten, indien gij deze regels nakomt en met liefde anderen onderricht en te rechtwijst. Bedient er u van, zio dikwijls een uwer mededienstbodeu eenc fout be-
— 82 -
gaat, die van gewicht is en als een terugval te vreezen is. Vloekt of lastert een van hen, spreekt hij kwaad van zijn' evennaaste, veroorlooft hij zich onkuische taal, zoo berispt hem in allen ernst; onderricht hem, en maakt hem opmerkzaam op bet verderfelijke dor zonden van de tong; herinner hem de woorden van den Zaligmaker: «de mersch moet van elk nutteloos woord, dat hij heeft gesproken, rekenschap geven in den oordeelsdag.» Matth. -12, 36. Onderhoudt hij eene on-geoorloolde verkeering met een' persoon van het ander geslacht, wijst bem dan op de treurige gevolgen, welke deze verkeering voor tijd en eeuwigheid na zich sleept, vermaant hem met allen ernst ze af te breken. Is hij nalatig in het vervullen zijner chrisielijke plichten, in het gebed, in het aanhooren van Gods woord , in het ontvangen der heilige Sakramenten, zegt hem dan, dat het hemelrijk geweld lijdt en dat geen nalatige den Hemel zal ingaan. Zijt gij in de overtuiging, dat een uwer mededienstbo-den een' groeten misstap hoeft begaan, dat hjj in de naaste gelegenheid van zonde zich bevindt, vermaant hem dan alleen en in het geheim. Baat dit niet, laat hem dan door een ander meer bekwaam persoon vermanen; en helpt dit ook niet, maakt het dan aan uwe overheid bekend, opdat deze de gepaste mid-
— ga
delen aanwende tot uitroeiing yan het kwaad. Die bekendmaking is voor u zoo streng verplichtend, dat gij, die verzuimend , alle zonden, welke ten gevolge van uw strafwaardig stilzwijgen begaan worden, voor God evenzoo verantwoorden moet, als of gij die zelf begaan hadt.
4. Geheel in het bijzonder moet u het zieleheil van jonge mededienstboden ter harte gaan. Daar zij in die jaren leven, waarin zij het gemakkelijkste tot verleiding en tot zonden kunnen gebracht worden en zij daarenboven geene goede opvoeding hebben ontvangen, hoe licht is' het dan niet mogelijk, dat zij op dwaalwegen geraken en in de schandelijkste zonden vallen ! En al hebben zij eene goede opvoeding ontvangen, niet minder is het gevaar, dat zij verleid worden, indien men hen niet bewaakt; want zij leven in eene wereld, die vol bederf is. en zij, zij zijn te lichtzinnig en te onervaren om aan de valstrikken , welke men hunner onschuld spant, te ontkomen. O hoe vele dienstknechten en dienstmaagden, die nog geheel vroom en onschuldig waren , toen zij het ouderlijk huis verlieten, zijn als een offer der verleiding gevallen, omdat zij het ongeluk hadden dienst te nemen in een onchristelijk huis. Doet dus alles, wat gij bij machtj zijt, om de onschuld en de deugd uwer jeugdige mededienstboden te
— 84 —
bewaren; of, zijn zij afgedwaald, hen op den weg der deugd terug te brengen.
5. Bemerkt gij aan een' uwer mededienstboden eene ongetrouwheid ten opzichte der overheid, b. v. dat hij steelt, zaken uit het huis draagt, enz. dan geef ik u tot raad hem niet aanstonds om kleinigheden bij de overheid aan te klagen. Spreekt eerst met hem onder vier oogen; doet dit te meer, wanneer hij reeds meermalen hervallen is in kleine zaken. Stelt hem , zoowel de tydelijke als ook de eeuwige schade alsmede de groote schande, welke hij zich daardoor op den hals haalt, zeer levendig voor den geest. Toont hem mede, hoe tevreden en gelukkig hij leeft, indien hij steeds getrouw is. quot;Vermaant hem in allen ernst, dat hij zijne zonde berouwe, ze oprecht biechte en het ontvreemde goed weder teruggeve. Belooft hem, dat gij zijne fouten niet openbaar maakt, bij aldien hij zich betere en alles herstelle. Doet hem begrijpen, dat gij hem alleen uit liefde vermaant en dat gij het van harte goed met hem meent. Dreigt hem ten laatste, dat gij zijne ongetrouwheid niet gaarne kenbaar maakt, maar dat plicht jegens God en zijn eigen welzijn dit van u vorderen, wanneer die broederlijke vermaning geen' vrachten draagt. Wint gij hom hierdoor, dan hebt gij voor God eene ziel, voor uwe overheid eene ge-
— 85 —
trouwen dienaar en voor u zeiven een' goeden vriend gewonnen. Verbetert hij zich evenwel niet, dan zijt gij verplicht uwe overheid van zijne ongetrouwheid kennis te geven. — Evenzoo, wanneer een uwer mededienstboden door nalatigheid of verkwisting schade aan het goed uwer overheid toebrengt. Slaat hij geen' acht op uwe herhaalde vermaningen, zoo zegt het aan uwe overheid; verhaalt haar de zaak volgens geweten, gelijk zij u bekend is; wellicht komt hij dan tot beterschap of ten minste, betert hij zich niet, dan wordt uwe overheid bevrijd van eenen huisdief, die haar steeds nadeeliger worden kan. Op deze wijze zijt gij niet als ontrouw, schuldig in de oogen van God en niet gehouden de schade te herstellen, door uw zondig stilzwijgen uwer overheid toegebracht.
6. Zorgt naar vermogen voor het ziele-heil uwer mededienstboden en doet wat gij kunt om hen van het kwaad af te houden en op den weg der deugd te geleiden. Niet alleen de christelijke naastenliefde, maar ook uwe burgerplichten vorderen dit van u; al mocht de vervulling van dezen plicht met verdrietelijkheden en wederwaardigheden zijn verbonden, toch mag u dit niet afschrikken. Bedenkt te allen tijde, dat ook uw mededienstbode eene onsterfeljjke ziel heeft, welke Christus met zijn kostbaar bloed vrij gekocht heeft, en
6
— 86 —
offert dus alles op, hem deelachtig temaken aan de vruchten der verlossing en hem voor het eeuwig verderf te redden.
7. Gij bezit overigens nog menig ander middel, om uw mededienstbode in het goede te ondersteunen en tot zijne verbetering en volmaking bij te dragen. Voert met hem bij elke geschikte gelegenheid godvruchtige, stichtende gesprekken, wekt hem op, om vlijtig te bidden, het woord Gods aandachtig te hooren, dikwijls te biechten en te communiceeren, lid te worden van eene godsdienstige vereeniging of congregatie (b. v. van de allerheiligste Maagd, van den H. Fran-ciscus Xaverius, van de heilige Familie); noodigt hem uit, om eene kerk te bezoeken of een godvruchtig boek te lezen: deze en andêre middelen zullen ongetwijfeld hun uitwerksel niet missen.
8. Doch boven alles, ga uwen mededienstbode met het goede voorbeeld voor: dit voorzeker is en blijft het werkzaamste middel om anderen te verbeteren, zwakken te sterken en onvolmaakten op den weg der christelijke volmaaktheid te brengen. Woorden wekken, zegt een oud spreekwoord, maar voorbeelden trekken. De beste vermaning maakt op den zondaar zeer dikwijls weinig indruk, daar integendeel het goede voorbeeld met alle kracht op hem werkt, zoodat hijhieraan geen' wederstand kan bieden. Juist het goede
— 87 -
voorbeeld stelt hem de leeljjkheid der zonde en de beminnelijkheid der deugd voor oogen ; het wekt hem uit zijn' zonde-slaap en maakt hem met zich zeiven ontevreden; het goedo voorbeeld geeft hem nieuwen moed om de banden der zonden te verbreken en met allen ernst aan zijn zieleheil te werken. Menigeen, die alreeds op weg was een deugniet te worden, is door het goede voorbeeld gered geworden. Menigeen, die reeds diep was gezonken en zich rondwentelde ia het slijk der afschuwelijkste boosheden , is door het goede voorbeeld tot inkeer gekomen en wederom mansch geworden! Met alle recht zegt de heilige Joannes Chrysostomus, dat goede voorbeelden krachtiger werken, dan zelfs mirakelen. — Draagt alzoo zorg uwen mededienstbode door een goed voorbeeld voor te lichten. Vervult de plichten van uwen staat naar geweten en vlucht met alle zorg elke zonde en laat geene gelegenheid voorbijgaan de deugd te beoefenen ; doet altijd wat recht en goed is, en vermijdt zelfs den schijn van het kwaad, dan zullen uwe mededienstboden Gods geboden onderhouden en zich op aarde heiligen. Weest vooral op uwe hoede, dat gij niemand hunner door woord of daad tot zonde verleidt of vöor hen een steen des aanstoots wordt. «Wee den mensch, zegt de Goddelijke Heiland, door wien de er-
- 88 —
gemis komt» wandelt altijd zóo, dat uwe mededienstboden zich aan u stichten. Wij moeten immers volgens de leer van Jezus, ons licht voor de menschen doen schijnen, opdat zij onze goede werken zien en den hemelsohen Vader prijzen. Laat alzoo uw licht schijnen, dat wil zeggen, weest voor uwe mededienstboden een goed voorbeeld in woorden, in omgang, in liefde, in kuischheid, in zachtmoedigheid en ootmoed, in getrouwheid, in gehoorzaamheid en eerbied jegens de overheid, in eene nauwgezette vervulling van de plichten van uwen staat, kortom in alle
feeds, opdat zij, door u aangezet, zich met et hart op de deugd toeleggen en als vrome, rechtschapen christenen wandelen.eeds, opdat zij, door u aangezet, zich met et hart op de deugd toeleggen en als vrome, rechtschapen christenen wandelen.
9. Het gebed is het laatste middel, waardoor gij het meest het zieleheil uwer mededienstboden kunt bevorderen. Het
gebed voor anderen is voorzeker een ge-ed van liefde, dat Gode aangenaam is; mogen wij betrouwen, dat God veeleer ons gebed zal aanhooren, wanneer wij voor anderen, dan voor ons zeiven bidden. Derhalve vermaant ons de Apostel Jacobus met de woorden: « Bidt voor elkander, opdat gij zalig wordt; want veel vermag het volstandig gebed des rechtvaardigen :» neemt dus dit middel ter hand en bidt veel voor uwe mededienstboden, opdat God hen op den weg der deugd beware, en alles van hen afwende.ebed voor anderen is voorzeker een ge-ed van liefde, dat Gode aangenaam is; mogen wij betrouwen, dat God veeleer ons gebed zal aanhooren, wanneer wij voor anderen, dan voor ons zeiven bidden. Derhalve vermaant ons de Apostel Jacobus met de woorden: « Bidt voor elkander, opdat gij zalig wordt; want veel vermag het volstandig gebed des rechtvaardigen :» neemt dus dit middel ter hand en bidt veel voor uwe mededienstboden, opdat God hen op den weg der deugd beware, en alles van hen afwende.
wat nadeelig zijn kan voor hun zieleheil. Beveelt hun dagelijks aan in de besoher-ming der onbevlekte Maagd Maria, van den heiligen Jozef en alle Heiligen. Dit liefdegebed, dat gij dikwijls in bijzonderheid onder de H. Mis, na het ontvangen derH. Communie en bjj de aanbidding van Jezus in het heilig Altaarsacrament, voor hen verricht, zal God welgevallig aannemen en hun groote genade geven, zoodat zij tevreden en gelukkig leven en zalig sterven.
10. Laat u dan veel gelegen zijn aan het zieleheil uwer mededienatboden. Er bestaat geen werk, dat God 'meer verheugt , dan do ijverige zorg voor het geluk des naasten. Want als hij, die de hongerigen spijzigt, de naakten kleedt, de zieken bezoekt, aanspraak kan maken op eene vergelding In het andere leven, welk heerlijk loon zal hij dan ontvangen, die het edelste liefdewerk beoefent en zielen redt 1 Voorwaar, dit goddelijk werk zal u de li'efde en genade Gods in de rijkste mate verwerven, en do zekere hoop moogt gij koesteren, diit gij eens van den eeuwigen Rechter het troostvolle oordeel vernemen zult: «Welaan, goede en getrouwe dienstknecht! omdat gjj over weinig zijt getrouw geweest, zal ik u over veel stellen; treed binnen in de vreugde des Heeren. » Matth. 25, 23.
- 90 —
12. Zijt spaarzaam cn vermijdt alle noodeloozc uitgaven.
i. Het ia een bekend en waar spreekwoord : «bespaar in den tijd, dan hebt gij in den nood. » Wie huishoudelijk en spaarzaam is en geen' stuiver nutteloos uitgeeft, vindt altijd zijn bestaan in de wereld en kan meermalen niet zelden voor den tijd van nood nog een weinig overleggen. Dit geldt bijzonder de dienstboden. Het loon, dat zij tegenwoordig bekomen, is zeer hoog; wanneer zij zich in hunne uitgaven beperken, dan hebben zij het niet geheel noodig, maar kunnen ieder jaar een deel daarvan besparen. quot;Voorzichtige en spaarzame dienstboden doen dit ook: zjj besparen ieder jaar eenige guldens en brengen het langzamerhand tot eene niet onbeduidende som. Wij hebben voorbeelden , dat menige knecht menige dienstmaagd, die bij het aangaan van hun' eersten dienst weinig of niets bezaten, door voortdurende spaarzaamheid na verloop Van eeuige jaren het zoover brachten, dat zij bij hun huwelijk eene niet geringe som hadden bespaard en al-zoo zich goed in de wereld helpen konden. Zij kleeden zich eenvoudig, en stellen paal en perk aan hunne overige behoeften en doen niet de minste onnoodige uitgaven. Zij leggen, terwijl anderen van huns ge-
lijken datgene, wat zij verdienen, verspillen of verkwisten, ja, misschien nog schulden maken, ieder jaar eene schoone som op zijde, en zoo gelukt het hun, dat zij in latere dagen eene goedé verzorging erlangen of welvarende lieden worden.
2. Geheel anders is het echter gesteld met dienstboden, die zich aan geene spaarzaamheid gewend hebben. Zij zullen de spaarzaamheid, welke zij in hunne Jeugd niet leerden kennen en uitoefenen hoogst waarschijnlijk ook in later dagen niet leeren kennen noch beoefenen; zij zullen het kleine vermogen, hun door hunne ouders nagelaten, langzamerhand verkwisten , zoodat hun ten slotte slechts gebrek en nood overig blijft. Herinnert u den verloren zoon. Zijn vader gaf hem, toen hij naar den vreemde trok, een aanzienlijk vermogen. -Ware hij spaarzaam geweest, goedo dagen zoudo hij beleefd en nooit armoede geleden hebben. Maar hij was een lichtzinnig menseh, die een ledig leven leidde, at en dronk, wat zijn hart verlangde, aan alle vermaken deelnam en alzoo groote geldsommen d-agelijks verteerde. Zoo verkwistte hij geheel zjjn erfgoed en geraakte ten laatste in zoo groote ellende, dat hij de zwijnen moest hoeden, en hun voedsel eten. Deze gelijkenis bevat in zich, helaas! maar al te veel waarheid. Hoe vele dienstboden verspillen alles, wat zij verdienen, en nemen voor de toe-
— 92 -
komst niet de minste voorzorgen. Lichtzinnig leven zij bij den dag en geven altijd meer uit. Hunne harfstochten kennen geen' teugel, zij geven' zich over aan pronkzucht, dronkenschap,ontucht en andere ondeugden en gaan eindelijk jammerlijk ten gronde. Komt dan de tijd, dat zij onbekwaam zijn om te werken, dan moeten zij reeds honger lijden en vele ellenden verduren; komt de dag, waarin zij door ziekte of zwakheid des ouderdonis niets meer kunnen verdienen, dan grijnst de nood van alle kanten, en niets blijft hun over dan de bedelstaf.
3. Hoedt u derhalve, christelijke dienstboden, voor lichtzinnige verkwisting van uw loon; draagt zorg voor de toekomst en volgt het voorbeeld der mier, die in den zomer voor voorraad zorgde, opdat zij in den winter zoude hebben, om er van te leven. Niet altijd blijft gij jong en sterk, niet altijd gezond en tot den arbeid bekwaam; eens slaat het uur, waarin gij niet meer werken en voor uw onderhoud niet meer zorgen kunt. Hoe goed zal het dan zijn, wanneer gij voorzorgen voor den tijd van nood, van ongeluk, van ziekte, enz. genomen en u eenige guldens bespaard hebt. Gij kunt daarmede voor langer of korter tijd in uwe behoeften voorzien. Weest alzoo spaarzaam, vermijdt de pronkzucht en de zucht naar vermaken, die zooveel geld verslinden; geeft geen'
m
L
- 93 —
cent nutteloos nit. Op deze wijze zpil het u gelukken ieder jaar eenige guldens te besparen on gij zult het langzamerhand tot eene niet onbeduidende som brengen. Hierin bewijzen de spaarbanken, waar uw inleg niet enkel verzekerd blijft, maar ook behoorlijk intrest afwerpt, u goede diensten; komt dan de tijd, waarin gij door ziekte of zwakheid van jaren niets meer verdienen kunt, dan behoeft gij geen gebrek te lijden; gjj kunt minstens zoolang in uwe behoeften voorzien, tot dat gij met uw bespaard geld huisvesting en verpleging bekomt. Nogmaals vermaan ik u dus, weest spaarzaam en leidt eene éénvoudige levenswijze, gelijk het u betaamt. Vermijdt de kleederpraoht en de wereldsche vermaken, die zooveel geld verslinden. Verschoont uwe kleederen en draagt ze zoolang mogelijk; dat uwe kleederen steeds zuiver en rein zijn, want de uitwendige reinheid is in zekeren zin het afbeeldsel der inwendige. Koopt u niet vele kleederen en vootól geene dure; wacht u wel voor alle lichtzinnige en ijdele kleeder-dracht; kleedt u eerbaar en volgens uwen staat, zoodat anderen niet zeggen kunnen, dat gij er te veel werk van maakt. Kortom, spaart in den tijd, dan hebt gij in den nood!
— 94 —
13. Gedragsregel bij den dagelijk-sehen arbeid.
1. «Arbeidt in staat van Gods genade.» Wie in staat van zonde leeft, heeft met allen grond te vreezen, dat hem alle zijne ondernemingen zullen mislukken. Want wie God vertaat, Hem door zware zonden beleedigt, deze wordt ook door God verlaten, en zijn zegen zal van hem wijken. Mochten ook al zijne ondernemingen met den besten uitslag bekroond worden, mocht hij rjjk zijn aan aardsche goederen, dan toch is hij niet te benijden: want al zijn arbeid is zonder verdienste voor de eeuwigheid. Verricht gij uwen arbeid in staat van genade, dan verzamelt gij u groote verdiensten, die u in het uur des doods doorGod zullen toegerekend worden. Wie daarentegen in staat van zonde leeft en zijn' arbeid verricht, zal aan de andere zijde des grafs niet het minste loon ontvangen. Gewis hebt gij reeds een' doode gezien. Hij heeft oogen, doch ziet niet meer; ooren, maar hoort niet meer, een' mond, maar spreekt niet meer; handen en voeten, maar hij beweegt ze niet meer; Zoo ook is het gesteld met den dienstbode, die in staat van zonde leeft; hij heeft, wel is waar, nog eene onsterfelijke ziel, maar zij is van haar bovennatuurlijk leven, de genade, beroofd: daarom kan zij niets, in
- 95 -
het geheel niets meer doen, -wat Gode welgevallig en verdienstelijk voor den hemel is. Zij ia van Christus gescheiden en gelijk een rank, die van den wijnstok afgesneden, en diensvolgens ^eene vruchten meer voortbrengen kan. Daarom zegt de Heiland zelf: «Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken: wie in mij blijft, en ik in hem, hij brengt vele vruchten voort: want zonder mij kunt gij niets doen.» Joh. 15; 5. Een dienstbode, op wiens geweten zware zonde drukken, is een hoogst beklagenswaardig mensch. Hjj arbeidt 's morgens vroeg en 's avonds laat, njoet vaak zwoegen en zweeten, hitte en koude lijden, honger en dorst verdragen en veel ander ongemak verduren en heeft het geheele jaar door bijna geen' enkelen goeden dag. Ware hij in het bezit der .heiligmakende genade, dan had alles verdiensten voor God; nu echter is alles verloren voor de eeuwigheid, omdat zijn hart met zonde is bevlekt. Een hard iot heeft hij op deze wereld en nog een harder lot staat hem in eeuwigheid te wachten, want hij legt het kruis van den tijd neder, om dat der eeuwigheid op zich te nemen.
2. Vlucht derhalve , christelijke dienstboden, niets zoozeer als de zonde! Zorgt voor een rein geweten, houdt ü vast aan God en doet te allen tijde, wat recht en billijk is. Nonit eene doodzonde, dat zij uwe leus! Hebt gij ongelukkiger wijze
- 96 —
een' misstap begaan, verwekt van ganscher harte aanstonds een berouw en spreekt eene goede biecht, opdat gij Gods liefde en genade terug moogt erlangen. Blijft in het vervolg aan God getrouw en bewaart den schat der genade met alle zorgvuldigheid, zoolang gij Jeeft. Wandelt steeds in Gods tegenwoordigheid, want de gedachte aan do alomtegenwoordigheid van God zal u een schild tegen de zonden wezen. Beveelt u gedurende den dag zeer dikwijls door een hartelijk
Sebed den Heere aan, en bidt Hem, dat lij u voor de zonde beware en uw' arbeid zegene. Stelt u onder de bescherming der allerheiligste Moeder Gods, van den H. Joseph en van uw' H. Patroon! Bewaart steeds een zuiver hart en leidt een god-vreezend en deugdzaam leven, opdat gij hiernamaals eeuwig moogt beloond worden.
__ lt;! Arbeidt met eene goede meening uit liefde tot God.» '1. Wij allen, wie wjj ook zijn mogen, staan in den dienst van God. God is onze Heer en wij, wij zijn zijne knechten. Daarom is het voor ons een strenge plicht, dat wij alles, wat wij doen, verrichten met het oog op Hem, en dat wij voor Hem werken even als knechten voor hun heer. Daartoe vermaant u de Apostel, als hij zegt; «Hetzij gij eet, 5etz{j £!) drinkt, hetzij gij iets anders doet, doet alles ter eere van God.» 1. Cor. 10; 31. Onze arbeid en moeite heeft dan
- 97 -
Bleohts aanspraak op een bovennatuurlijk loon, wanneer wij die met het oog op God, Hem ter eere, Hem ter liefde, op ons nemen, al ware het ook slechts een klein en onbeduidend werk. Wat wjj enkel en alleen uit tijdelijk belang doen, b. v. om ons het tijdelijk onderhoud te verwerven, om van de menschen geprezen en beloond te worden, heeft voor de eeuwigheid niet de minste waarde. Hoe dwaas zijn derhalve dienstboden, die in hunnen stand groeten ijver aan den dag leggen, eiken arbeid met de meeste vlijt verrichten, en zich aan alle moeielijkheden des levens bereidvaardig onderwerpen, daarbij altijd echter niets dan aardsche belangen, de tevredenheid en den lof huns meesters, hun' vooruitgang, enz, op het oog hebben. Zij verdienen met al hunne moeite en al hunnen arbeid niet het geringste; voor hen geldt de uitspraak des Heeren: « Zij hebben hun loon reeds ontvangen. » Matth. 6; 2. Zoo min een heer aan eenen knecht een loon geeftquot;, die niet voor hem, maar voor een anderen arbeidt, even zoo min beloont God de moeiten en den arbeid, dien wij niet voor Hem, maar voor ons en voor onze aardsche belangen verrichten.
2. Hoe gelukkig zult gij daarentegen zijn, indien gij uwen blik altijd tot God richt en alles doet uit liefde tot Hem! Wanneer gij in de werkplaats, op het veld, in den stal, op de schuur, in de
keuken in het zweet .uws aanschijns werkt, zoo zal uw arbeid een groot loon in den hemel voor u opleveren. Geen enkel uwer werken, hoe klein of gering ook , zal verloren gaan, indien gij het slechts in staat van heiligmakende genade en met eene goede meening verricht. Zoo b. v. reinigt gij het huis, waschtgij het venster, haalt gij water, dekt gij de tafel of mooht gij den paarden en koeien voedsel geven, den stal schoon maken enz., dan teekent de goddelijke Hechter dat iu het boek der vergelding aan, en laat het niet onbeloond. Inderdaad, wanneer gij uwen plichttrouw en nauwgezet vervult en uw' arbeid dagelijks aan den Heer opoffert, dan kunt gij tot een' hoogen en nog hoogeren trap van gelukzaligheid opklimmen, dan christenen, die de wereld vaarwel zeggen en in de eenzaamheid uitsluitend God dienen. Want God ziet niet zoo zeer op het werk dan wel op den nil en op de reinheid der meening, waarmede men het verricht.
3. Wilt gij u dus vele verdiensten voor den Hemel verzfimolen, houdt dan altijd bij uwen arbeid God voor oogon. Gij moogt, wel is waar, arbeiden om in uw onderhoud te voorzien, om eerlijk in de wereld vooruit te komen; maar dit moet niet de hocfilgrond van uwen arbeid zijn, gij moet voor God werken, omdat God het aldus wil. Gij moet zeggen: wijl God wil, dat ik arbeide, zoo ondèrwerp
— 99 -
ik mij aan zijn' heiligen wil en verricht al mijn werk uit gehoorzaamheid en uit liefde jegens Hem tot zijne grootere oer en zijn meerder welgevallen.» Deze moet de hoofdreden zijn, waarom gij werkt. Hierin bestaat de goede meening, die ons zoo noodzakelijk is, dat wij zonder haar, mochten wij ons ook in staat van genade bevinden, niets verdienstelijks kunnen doen. Hernieuwt zeer dikwijls uwe goede meening en betuigt van ganscher harte, dat gij uw' arbeid en uwe bezigheden niet uit tijdelijke inzichten, maar uit liefde tot God verrichten wilt. Reeds des morgens, eer gij aan uw dagelijksch werk gaat, bidt dan: « Heer, alles wat ik heden doe, zal geschieden ter uwer eer, uit liefde tot U.» Ziet gedurende den dag meermalen, en bijzonder, wanneer gij een moeielijken arbeid te verrichten hebt en uw geduld begint te verminderen, tot God op en zegt: «Heer, uit liefde tot u.» En eer gij u des avonds ter ruste begeeft, offert nog eens al uw doen en laten aan God op, vereenigt uwe gedachten, woorden en werken met het bitter lijden en sterven van Jesus Christus, uwen Heer en Verlosser, opdat op die wijze iedere dag u een dag des heils worde voor de eeuwigheid. Arbeidt dus, christelijke dienstboden, met God en voor God, en gij zult rijk worden — niet aan schatten der wereld, die ijdel zijn en vergankelijk, maar aan bovennatuur-
— 100 —
lijke goederen, met welke gij u den Hemel koopt.
3. Herinnert u bij uwen arbeid de tegenwoordigheid Gods. De moeiten en bezwaarlijkheden, waarmede onze arbeid dikwijls gepaard gaat en onze gemakzucht , die ons allen méér of minder is aangeboren, zijn vaak de oorzaak, dat wij in de vervulling onzer plichten nalatig worden, en of wel niet of slechts ten halve verrichten, wat wij met allen ijver moesten ton uitvoer brengen. Om deze nalatigheid te voorkomen en altijd den noodigen ijver te bewaren, is het beste middel, dat wij ons dikwijls te binnen brengen de alomtegenwoordigheid en alwetendheid van God. Van deze waarheid getuigt ons het gedrag van vele dienstboden. Weten zij, dat zij alleen werken, «Ian verflauwt, te meer als zij een klein geweten hebben, hun ijver; uren lang brengen zij door met ijdel gepraat, lichtvaardigen scherts; zij verrichten hun werk slechts ten halve, en datgene, wat zij met vlijt in een uur hadden kunnen doen. volvoeren zij eerst in een' halven dag. Zit daarentegen de meester achter hen, werpt hij een scherp oog op hen, dan gaat alles vlug ; zij werken ijverig, doen alles met orde en vlijt, en kunnen niet van nalatigheid beschuldigd worden. Wanneer nu de tegenwoordigheid van een' aard-schen meester onze traagheid doet ver-
— 101 —
dwijnen en een nieuw leven geeft aan onzen ijver, hoeveel te meer moet dit het geval zijn, wanneer wij ons God, den Heer van Hemel en aarde, in wiens dienst wij staan, en die ons eenmaal zal oor-deelen, bij al ons doen en laten levendig tegenwoordig stellen. Hoe zouden wij bij onzen arbeid nalatig en traag kunnen zijn, wanneer wij bedenken; « God is bij mij, God ziet mij , God slaat acht op al mijne schreden.» Deze gedachte is een behoedmiddel tegen de traagheid en zal ons steeds ijverig doen zijn. Een heiden-sche slaaf zeide eens tot zijnen, christe-lijken medeslaaf: « Onze Heer is weg, nu zullen wij ophouden met werken en ons te goed doen. » De christen gaf tot antwoord: «De mijne is noa- hier, van boven ziet Hij neder, of Hij loon of straf geven zal, en daarom'wil ik arbeiden.» Christelijke dienstboden, gedenkt dan dikwijls bij uwen arbeid, dat uw God en uw Vader bij u is. Gij kent immers de schoone Hpreuk:
« Waar ik sa, of waar ik. sta, 't oog van God ziet me immer na.» drukt deze woorden diep in uw hart. Denkt vooral aan de tegenwoordigheid Gods, wanneer gij iets moeielijks of lastigs hebt te verrichten, zegt dan tot u zelven: «God is bij mij. Hij ziet mij, zijn heilige wil is het, dat ik werke.» Deze gedachte zal elke bekoring van
7
— 102 —
traagheid of van ongeduld uit uw hart verwijderen on u nieuwen ijver geven om met vlijt ter liefde van God alles te volbrengen.
4. «Met uwen arbeid vereenigt het gebed». 1. Alles, wat wij- op aarde tot een gelukkig leven van noode hebben, als gezondheid, voedsel, kleeding, woning bloeiende handel, tevredenheid in onzen staat, alles komt van God. Dit zegt ons de Apostel Jacobus : «Van den Vader komt elke goede gave en elk volkomen geschenk!» Wanneer gij u verbeeldt, dat gij alles door uwe eigen kracht of door uwe behendigheid kunt tot stand brengen, dan bedriegt gij u deerlijk; want als God niet met u'is, en u zijn' zegen niet geeft, onderneemt dan niets, want niets zult gij tot stand brengen. Petrus en zijne gezellen waren zeer ervaren in het vissclien, want van hunne jeugd af hadden zij zich er op toegelegd en zij kozen steeds den besten tijd uit,namelijk den nacht; aan vlijt, om eene goede vangst te doen, ontbrak het hun niet. want zij werkten den geheelennacht. En toch was al hunne moeite vruchteloos, niet een enkel viachje hadden zij gevangen tot loon van hun arbeid : « Meester » , antwoordde Petrus, « wij hebben den ganschen nacht gewerkt en niets gevangen. » Wat was wel de oorzaak hiervan? De Apostelen vertrouwden te veel op zich zeiven en verzuimden
— 103 —
over hun' arbeid den zegen van God te vragen. Hoe wel slaagden zij echter in hun' arbeid van af het oogenblik, dat God hun zijn' zegen gaf. Zij wierpen, op het woord des Zaligmakers, hunne netten uit en vingen zooveel vissehen, dat hunne netten scheurden. De Apostel zegt dus met alle recht: « noch hij, die plant, is het; noch hij, die besproeit, maar alleenlijk God, die den wasdom geeft. » 1. Cor. 3. 7.
'i. Vermogen wij uit ons zeiven niets ter zaligheid, dan is het duidelijk, dat wij ons tot God wenden en H.em vragen moeten, wat wij noodig hebben. Daarom vermaant ons de Zaligmaker, dat wij bidden moeten, en alleenlijk onder deze voorwaarde belooft Hij ons zijne Goddelijke hulp : « Bidt en gij zult ontvangen.» Wie niet bidt, zal weinig of niets ontvangen. En dit zien wij met eigen obgen. Velen arbeiden zeer vlijtig en zijn ijverig in hun beroep; zij overleggen alles met doorzicht enquot; voorzichtigheid, zijn huiselijk en spaarzaam. Men zou meenen, dat bij hen alles vooruitgaat, en toch is het tegendeel waar ; niets wil hun gelukken, en allerlei wederwaardigheden verijdelen al hunne moeiten. Waar zit de fout ? zeer dikwijls in het nalaten van 't gebed. Steeds hebben wij volop werk en wegens de drukte van het werk, willen zij geen' tjjd zoeken om te bidden. Ter nauwarnood
— 104 —
breekt de morgen aan, of men gaat reeds aan het werk; aan het morgengebed wordt niet eens gedacht: 's avonds is men te moede en te verstrooid om het avondgebed naar behooren te kunnen verrichten; en in den loop van den dag komt het hun niet eens in de gedachte om hun hart tot God te verheffen : kortom, zij houden niet van bidden. Zoo komt het, dat God hun zijn' zegen onttrekt, opdat zij tot erkentenis zouden komen, dat aan Gods zegen alles is gelegen.
3. Christelijke dienstboden, treedt niet in het voetspoor dezer aardsohgezinde christenen; maar verbindt uwen arbeid steeds met een aandachtig gebed. Beiden, arbeiden en bidden, behoort te zamen; beiden zijn noodzakelijk om vooruit te komen in de wereld. Van daar het oude en ware spreekwoord : « Bidt en arbeidt. God helpt te allen tijde. » Arbeidt alzoo naarstig en weest vlijtig in uw beroep; en voegt daarbij het gebed. Verricht niet alleen dag op dag met aandacht uw morgengebed, uw gebed voor en na het eten, en uwe avondgebeden, maar verheft ook vaak onder den arbeid uw hart tot God en bidt om zijn zegen. Hebt gij een' bezwaarlijken arbeid te verrichten, zoo verzuimt nooit God om bijstand te smeeken, opdat gij het geduld bewaret en den arbeid gelukkig ten einde brenget. Welk geluk en welk een zegen zal op
— 105 —
uwen arbeid nederdalen , indien gij van tijd tot tijd door een schietgebed of eene vrome gedachte uw hart hemelwaarts verheft. Alleen de volgende woorden: « 0 mijn God, sta mij bij en zegen mijn' arbeid, opdat ik hem tot voldoening mijner overheid eindige. Mijn' arbeid offer ik U op; ik wil arbeiden uit liefde tot U» zijn toereikend en voldoende om Gods zegen en zijn welgevallen te erlangen en uwen arbeid te heiligen. En hebt gij u eenmaal de gewoonte van schietgebeden te verrichten, eigen gemaakt, dan zal al uw arbeiden gelijk worden aan-eene ladder, waar langs gij tot God opklimt; en terwijl uwe handen werken, zult gij met God spreken, gij zult bidden. Zoo heiligt gij uwen arbeid, en door den arbeid, gepaard met het gebed, heiligt gij u zeiven. O christelijke dienstboden! indien gij deze regels navolgt, dan zal God met u zijn en u nooit zijn' zegen laten ontbreken.
14. GodsdicnstocCciiingcn voor de^ dicnslbodeu gedurende den dag.
1. Bjj het opstaan des morgens. « Die des morgens vroeg tot Mij ontwaken, zullen Mij vinden», zegt de eeuwige Wijsheid (Spreekw. 8, 7.) Begin dus lederen dag zoo, als waart gij 's morgens
— 106 -
geschapen, en als of gij, nadat u God
gedurende den dag bewaarde, des avonds weder uwen geest in de handen van uwen Schepper moest wedergeven. — Luisterende naar de vermaning des Apostels: « Onze wandel is evenwel in den Hemel, alwaar wij ook den Heiland verwachten, onzen Heer Jezus Christus » Phil. 3, 20., d. w. z. de ware Christen heeft het lichaam slechts op aarde; maar zijn gemoed, zijn hart is in den Hemel, en Hij is gezind als Christus in den Hemel ; — deze vermaning volgende, zoek dan ook, gij. Christelijke dienstbode, wat hier boven, wat in den Hemel, en niet wat op aarde is; bevlijtig u daarom in uwen dagelijkschen wandel, in uwen staat te handelen naar het voorbeeld van onzen Heor J. C., van zijne onbevlekte Moeder Maria, van zijnen heiligen voedstervader Jozef en van uwe heilige Patronen.
2. Wannyer gij des morgens ontwaakt, maak dan het teeken des H Kruises, en verhef tevens uw hart tot God, opdat het niet tot ijdele en onnutte gedachten getrokken worde. — Bedenk, dat God de eerste oorsprong en uw laatste doel en einde is. Verzucht tot Hem met vrome aandoeningen, dat uw hart niet tot liefde voor de schepselen overhelle. Er zijn vele dienstboden, wier ziel nog voortslaapt, nadat hun lichaam reeds ontwaakt is; zij geven zich namelijk met vele aardsche
— 107 —
dingen af, alvorens zij hun hart tot God verheffen. — Want de menseh , laat zich zoodra hij ontwaakt, dadelijk daar heen voeren, waartoe zijn hart het meest geneigd is. — Al wie de wereld en de schepselen meer bemint dan God, wordt dadelijk door wereldsche gedachten vervuld ; maar wie God boven alles bemint, wendt zich, zoodra hij ontwaakt, dadelijk tot Hem, en denkt aan Hem. — Daarom zegt de H. Bonaventura: « Zoodra gij wakker wordt, verwijder dan uit uw hart dadelijk al uwe gedachten, en bijzonder de droomen van den vervlogen nacht, waarmede do duivel u bekoren wil. — Offer uwe eerste gedachten op aan God; verwijder van u alle ijdele gedachten, die u in dezen tijd het meest bekoren, dan zult gij den geheelen dag door tot ieder werk aandachtiger en bereidwilliger zijn. — Verhef aldus, Christelijke dienstbode, zoodra gij ontwaakt, uw hart tot God, en spreek met den Koning David: « O God, mijn God, vroeg ontwaak ik tot U, mijne ziel dorst naar. U, bijzonder naar U, mijn leven. Of hef met de zalige geesten den lofzang aan: « Heilig, heilig, heilig zijt Gij, God der heerscharen , hemel en aarde zijn vol van uwe heerlijkheid.» Of zeg: « Geloofd zij de allerheiligste Drievuldigheid en onverdeel-bare Eenheid. » O zoet hart van Jezus, ontvlam mijn hart met liefde tot U!»
— 108 —
O zoet hart van Jezus! ik heb U boven alles lief! — «mijn Jezus, barmbartig-heid ! »
3. Als gij deze of dergelijke schietgebeden nog spreekt, sta dan vlug — zonder toeven op, alsof er brand in uw slaapvertrek ware. Snel, en bereidvaardig opstaan, zoodra men ontwaakt, is ceno zeer gewichtige zaak; want daaraan hecht zich enkel en alleen de Goddelijke bezoeking, de ijver, en de vroo-lijkheid van den geheelen dag. Ook is den duivel, om de mengt;chen tot bewilliging in de zonde te verleiden, geen' plaats en geen tijd passender dan die des morgens, in het bed, dewijl dan het verstand door den voorafgeganen slaap nog verduisterd en het lichaam meer dan ooit tot onzuivere begeerten geneigd ig. Daarom vermaant ook de 11. Geest; « Is het uur van opstaan gekomen, draal dan niet meer.» Eccl. 3-2, 15. Maak, nadat gij opgestaan zijt, het teeken des H. Kruisea als een machtig wapen tegen de bekoringen des vijands, en kleed u aan. Denk onder het aankleeden, aan de tegenwoordigheid Gods en aan uwen H. Engelbewaarder en verricht in uwe gedachten, die schietgebeden en andere gebeden, welke gij daartoe zult bestemd hebben. Zoodra gjj aangekleed zijt, val dan in ootmoed in de tegenwoordigheid Gods op uwe knieën neer, en doe met aandacht uw morgen-
— 109 —
gebed yoor zooverre dit mogelijk is, bid het morgengebed niet later maar dadeljjk na het aankleeden, al mocht gij het ook soms door tijdgebrek moeten bekorten.
2. Over het morgengebed. Zooals God van alle andere dingen de eerstelingen tot offer begeert, zoo wil Hij ook, dat Hein ten minste de eerste minuten van den dag door een aandachtig gebed toegewijd worden. Dit vordert reeds de plicht der dankbaarheid. God heeft u eenen gerusten slaap geschonken; Hij heeft uwe krachten op nieuw gesterkt, dat gij weder arbeiden kunnet; Hij heeft u in het leven behouden, en alle ongeluk, dat u in den nacht had kunnen bejegenen, van u genadig afgewend. Dit was bij vele menschen het geval niet. Ach! hoe velen legden zich des avonds even zoo gezond neer als gij, en stonden des morgens niet weder op! Zij werden door eene beroerte of door eene andere ziekte overvallen, en stierven plotseling. Velen stierven dezen nacht, wel is waar, niet, maar zij brachten hem in de grootste smarten door; zij klaagden, jammerden en weenden, en konden geen oog sluiten, terwijl alles om hen heen zachtjes sluimerde. Vele anderen leden gedurende dezen nacht groote schade aan hunne have door brand, of door overstrooming. Zeg zelf. Christelijke dienstbode, had u dit alles ook niet kunnen treffen? Maar, als de goede God u
— no -
voor alle ongeluk bewaard en u, na een' verkwikkenden slaap, eenen vroolijken dag beschoren heelt, is het dan niet billijk, dat gij Hem daarvoor hartelijk dankt!
2. Verder, als gij des morgens opstaat, staat weer een' geheelen dag vóór u, een dag met velerlei gevaren voor lichaam en ziel. Velen gaan gezond en vol krachten aan den arbeid en als de avond nadert, leven zij niet meer, zij vielen plotseling neer en stierven, zij struikelden over iets heen en bleven dood liggen: in het kort, de dood heeft duizend wegen, langs welke hij ons kan naderen. Velen overkomt een ander ongeluk; zij lijden schade aan hun lichaam en aan hunne ledematen, of zij verliezen havo en goed. Evenwel dreigen nog meer gevaren ons zieleheil. Gij zelf zjjt immers bovenmate zwak, en laat u licht tot het kwade verleiden; gij leeft in een' wereld, die vol van ergernis is, gij komt in verschillende slechte gelegenheden, en moet met menschen verkeeren, die voor u soms gevaarlijk zijn. Bovendien , de duivel slaapt ook niet, maar gaat rond, gelijk een brieschende leeuw, zoekende wien hij zal kunnen verslinden. 1 Petr. 5,8. O ! hoe ras gebeurt het, dat gij, door te zondigen, do genade verliest en den grond legt tot uw eeuwig verderf! Christelijke dienstbode ! moet gij niet zelf bekennen, dat het onder zulke omstandig-
— n\ —
heden noodig is , dat gij u reeds in den vroegen morgen met lichaam en ziel onder do bescherming van God stelt e.i Hem dringend bidt, dat Hij alles genadig van u afwende, wat u voor tijd en eeuwigheid schaden kan.
3. Laat aldus niet na uw morgengebed te verrichten, « wapen uwen mond met gebed » zegt de H. Joannes Chrysosthomus, «alsdan hebt gij een' uitmuntenden grondslag voor uw dagwerk gelegd. « Want van hot goed of slecht verricht, of wel van het verzuimde morgengebed, kan men naar het oordeel van geleerde en heilige mannen , tot het goed of slecht doorbrengen van den dag besluiten. Nadat gij aangekleed zjjt, val dadelijk voor een beeld des Goddelijken Heilands op uwe knieën neer, stel u in de tegenwoordigheid van God en verricht met een goed hart uw morgengebed. Hebt gij niet veel tijd tot bidden,, zoo kunt gij het volgende verrichten: Bid, nadat gij u met wijwater besproeid en met het [1. Kruis geteekend hebt, vijf Onze Vaders en .vijf Wees ge-groeten en Eere zij den Vader, en wel het eerste Onze Vader, Wees gegroet en Eere zij den Vader, als dankgebed voor den gelukkigen nacht ter eere der H. Drievuldigheid; het twefde ter eere der goddelijke Voorzienigheid om genade en bescherming vjor den begonnen dag; het derde ter eero van Jezus, Maria en Jozef,
— H2 —
opdat gij den dag goed doorbrenget, zooals de H. Familie te Nazareth; het vierde ter eere van den H. Engelbewaarder en Naampatroon, opdat zij u behoeden naar lichaam en ziel, eindelgk het vijfde voor de arme zielen in 't vagevuur. Verwekt hierna de drie goddelijke deugden, dan het berouw, het voornemen en do goede meening, waardoor gij alles, wat gij door den dag denkt, spreekt en doet, den Heere opoffert; maak ook nog het besluit alle h. aflaten te willen verdienen, waartoe gij op dezen dag in staat zijt. Hierna sla een' blik op u.ve dagelijksche bezigheden, op uw verkeer met anderen en op de gelegenheden, 'Jie zich aan u gedurende dozen dag kunnen voordoen, opdat gij in en d'/or deze God dienet. Wees ook de gevaren indachtig, waarin de wereld en de booze vijand u zoekt te lokken en overweeg, hoe gij een en ander ontwijken zult. Maak ook een vast besluit, alle lijden en beproevingen, die God u overzendt, uit liefde tot Hem met geduld te verdragen, door gejn menschelijk opzicht u tot 't kwade te laten verleiden en de eeuwigheid voor oogen te houden. Hierna ga in den naam vau God aan uw werk. Op deze •wijze wordt uw geheel dagwerk door God gezegend, eti het zal inderdaad tot eer van God en tot heil uwer ziel gedijen. Dit is zeker een kort en gemakkelijk morgengebed, dat gij licht verrichten kunt.
- 113 —
Hebt gij tijd, zoo moet gij toch meer bidden, en vooral ook aan uw gebed eene korte betrachting voegen. Maar in geval van nood is het aangegeven morgengebed voldoende; echter gij moet hot niet gedachte-Ioo.j en verstrooid, maar met de meeste aandacht verrichten, en in bijzonderheid het vaste voornemen maken, den geheelen dag goed door te brengen, en voornamelijk die zonde te vermijden, die gij tot hiertoe het meest bedreven hebt.
3. Over het Avondgebed. — Evenals gij den dag heilig beginnen moet, zoo moet gij dien ook heilig eindigen. God heeft u eedurende den dag veel goeds bewezen. Terwijl velen uwer medemenschen door ongelukken en zelfs met den dood zijn bezocht geworden, heeft u echter niet de minste tegenspoed getroffen. Gij waart gezond, hadt eten, kondet rustig arbeiden, en de, voor uw levens onderhoud noodige uitgaven, verdienen. Gods genade beschermde u, spoorde u aan tot het goede en 'boezemde u een' afkeer in van het kwade, opdat gij uw geweten ten minste met geene doodzonde bezwaar-det: dit alles moet voor u eene krachtige aanmoediging zijn God te danken voor de aan u op den huldigen dag bewezen genaden en weldaden. Ware het niet schandelijk gehandeld, als srij u even als de redelooze dieren zonder eeii' vromen en dankbaren blik tot God ter rust be-
— «4 —
gavet ? — Gij hebt ook de bescherming van God voor den nacht noodig, gij moet Hem derhalve bidden, dat Hij uwe gezondheid en uw leven beware, dat Hij alle zichtbare en onzichtbare vijanden van u af-keere, en u in geene zonde.late vallen.
2. doordat gij u te bed begeeft, kniel neder vooreen beeld van den gekiuisigden Heiland en herdenk alle weldaden der natuur en alle genaden, welke gij op dezen dag van God ontvangen hebt, en breng Hem daarvoor uwen innigsten dank. — Bespeurt gij iets goeds in u, schrijf zulks dan niet aan u zei ven, maar aan God toe: Hem komt daarvoor de eer toe, zeg Hem daarvoor van ganscher harte davk en noodig de Koren der H. Engelen en alle zalige Geesten uit, dat zij voor en met u God waardig loven en prijzen, voor al het goede, u bewezen; offer alsdan uwe gebeden, werken, vermoeienissen en uw lijden aan God op, in vereeniging met het Goddelijk Hart van Jezus, en bid Jezus, Maria en Jozef, dat zij door hunne verdiensten, het verzuimde aan uwe christelijke plichten bij God mogen vergoeden. Bid vervolgens God den H. Geest om de verlichting uwe zonden te mogen kennen en voor de genade van een hartelijk berouw daarvoor. En verhef nu verder uw hart tot God en stel Hem u voor als een' strengen rechter, die eensdaags rekenschap van u zal vorderen, die eenmaal uwe zonden,
— 115 —
ook zelfs de kleinste, ontdekken en openbaren zal. Tengeyolge dezer overweging, met heilige vrees vervuld, onderzoek dan uw geweten. Wacht u echter uw dage-lijksch gewetensonderzoek oppervlakkig of in 't algemeen te maken of zelfs geheel na te laten. Wilt gji in het goede vaststaan en vorderingen maken, zoo moet gij uw dagelijksch gewetensonderzoek met dien ernst maken, die een gewichtige zaak van u vordert. Vraag u niet slechts af, waardoor gij God eenigszins in gedachten, woorden en werken beleedigd hebt, maar ook, om -welke reden gjj somtijds iets goeds niet volbracht hebt, hoe gij aan uwe goede voornemens getrouw gebleven zijt, namelijk, hoe gij uwe hoofdkwaal bestreden en de daartegenover gestelde deugd beoefend hebt.
3. Beken, nadat gij uw gewetensonderzoek geeiudigd hebt, voor God met schaamte en berouw uwe gebreken en zonden, die gjj dezen dag bedreven hebt. Treed voor God, als de verloren zoon, die tot den vader was teruggekeerd; of als de tollenaar, die het niet waagde zijne'oogen ten Hemel te richten, of gelijk Magdalena, die aan de voeten van Christus hare zonden beweende, — en bid Hem met een ootmoedig en verbrijzeld hart om vergiifenis. Geef u alle mogelijke moeite om een waar berouw over uwe zonden te verwekken, dewijl gij God, die het hoogste, het beste
— «6 —
en het beminnenswaardigste Goed is, dat gij bo^en alles moet bemionen, zoo zeer beleedigd hebt. Door zulk een volmaakt berouw verkrijgt men, als dit gepaard gaat met het voornemen zoodra mogelijk te biechten, van God de vergiffenis der zonden. Hieruit ziet gij boe veel er aan gelegen is, dat gij, voordat gij u ter ruste begeeft, zulk een berouw verwekt, want, indien gij ook cene doodzonde op u had-det en de dood u in den slaap overviel, dan zoudt gij, mef zulk een berouw evenwel zalig worden, en hadt gij het niet verwekt, dan zoudt gij zeker eeuwig verloren gaan.
4. Neem u bjj het verwekken van dit berouw, met behulp der genade Gods, vast voor, den volgenden dag uw leven te beteren en er naar te trachten, dat gij in de toekomst niet meer in dergelijke zonde terug-vallet. Dit moet gij in hjjzouderheid met allen ernst doen, als gij het ongeluk gehad hebt God door eene zware zonde te beleedigen, waarbij gij ook nog het voornemen hebben moet om bij de naaste gelegenheid te biechten, opdat gij, wanneer een plotselinge dood u in den nacht verraste, gered zoudet kunnen worden.
5. Verwek hierna de akten van geloof, hoop en liefde, en beveel voor dezen nacht uw hart, uw lichaam en uwe ziel aan het goddelijk Hart van Jezus aan, opdat het u voor alle gevaren, voor alle
— 417 -
onzuivere gedachten en hinderlagen van den boozen vijand moge bewaren. Bid ook het Goddelijk Hart van Jezus, dat het gedurende uwe rust in uwe plaats de heiligste Drievuldigheid zoo dikwijls loven en prijzen moge, als uw hart in dezen nacht slaat. Neem eindelijk uwen Zaligmaker, van de vurigste liefde doordrongen, door de geestelijke Communie in uw hart op, en offer tot dank voor doze en alle overige genaden, alle heilige Misoffers op, welke op dezen dag en sedert de stichting der H. Kerk zijn gelezen en nog gelezen zullen worden. Stel u djm verder met kinderlijk vertrouwen onder de bescherming der onbevlekte Moeder en Maagd Maria, van den glorierijken -vader Jozef, van uwen H. Engelbewaarder en uwen H. Naampatroon; eindelijk, bid ook voor de levenden en afgestorvenen. Vraag alsdan knielende den zegen van de allerh. Drievuldigheid en van de onbevlekte Maagd Maria; neem wijwater en besproei u en uw bed mei hetzelve, maak dan het H. Kruisteeken en ga naar bed.
6. Tijdens gij u ontkleedt, herinner u aan de tegenwoordigheid Gods en der H. Engelen. Denk aan de ontblooting van Christus bij zijn lijden of aan de schaamte uwer ziel wegens gebrek aan deugden of aan uw sterfuur, waarop gij van al 't vergankelijke beroofd wordt, en wek hierbij passende aandoeningen op. Als gij het
8
bed opslaat, denk aan het graf en aan het naderende uur, waarop men u in hetzelve zal doen nederdalen. Leg u zedig .op uw bed op de rechter zijde; leg de handen kruiswijze over de borst en bedek u eerbaar. Wentel u in het bed niet dikwijls om, maar blijf rustig liggen, deels uit liefde tot uw' Heiland aan t kruis, deels ter liefde der engelachtige zuivti heid, waarnaargij trachten moet. Onderhoud u, tot gij inslaapt met heilige ovorwegmgen, opdat uw geest tot geene ijdele gedachte ver-valle, wordt gij vóór den slaap tot eene zonde bekoord, wees op uwe hoede, dat gij in de bekoring niet inslapet; wend ze dadelijk door geschikte middelen van u af, zooals door het gebed, door de herin» nering aan de vier uitersten of aan het bitter lijden en sterven van Jezus Christus, door aanroeping der onbevlekte Maagd en van uwen H. Engelbewaarder, en door het H. Kruisteeken. Houdt de bekoring nog niet op, dan bid staande of knielende; houd niet op God om hulp aan te roepen, tot de bekoring voorbij is Wordt gij des nachts wakker, zoo verhef dadelijk uw hart tot God, herinner u aan zijne H. tegenwoordigheid en houd u bezig met vrome overwegingen, tot gij weder inslaapt.
4 Over het tafelgebed. — Elke goede gaaf komt van boven, en heeft den zegen Gods noodig; ook de spijzen, die gij gebruikt, komen van God, worden u van
— HO —
God toegedeeld; daarom is het ook hoogst billijk, dat gij uw smeek- en dankgebed voor en na iederen maaltijd tot Hem op-zendet. Moet men het niet voor eene onbeschaafdheid houden, wanneer een vreemde zich ongenoodigd aan onzen disch plaatst, en nadat hij verzadigd is, opstaat zonder ons de gepaste beleefdheid to betuigen? Schaam u alzoo niet te doen, hetgeen uw Heiland zelf gedaan heeft, die, zoo vaak Hij zich zeiven of anderen spijsde, telkens zijn' zegen en dank daarover uitsprak. Gij moogt thuis of elders eten , teeken u telkens voor en na' het eten met het heilig Kruisteeken, verricht aandachtig het tafelgebed, en kom zonder menschelijk opzicht of menschenvrees, voor uw heilig geloof uit.
2. Onder het eten worden ook vele zonden begaan; ik wil u slechts op eenige opmerkzaam maken. Sommigen eten en weten niet van ophouden; zij eten meer dan hun genoegen en -dan hun goed is en dezen zondigen door onmatigheid. Anderen laten bij het eten de zinnelijkheid te Veel heer-schen; zij eten enkel uit smaakzucht, en zulk eten is onbetamelijk en zondig. «Wij leven ja niet, om te eten, maar eten, om te leven.» Velen klagen en morren, wanneer de spijze niet naar hun' smaak is; ook dezen zijn, geloof ik, niet zonder zonde. Ten minste, de Heiland heeft tot zijne leerlingen gezegd, dat zij moesten eten,
— 120 —
wat hun voorgezet werd, en yelen hebben onsmakelijke spijzen het liefst gegeten — Bij het eten komen ook dikwijls slechte gesprekken, onkuische grappen, leugens, spotternijen en dubbelzinnigheden voor, en dit alles is, het een met 't ander, zondig. Opdat gij deze en soortgelijke zonde vermijden moget, moet gij voor het eten bidden, en het voornemen maken, dat gij God gedurende het eten niet beleedigen wilt. — Om dezellde reden moet gij ook na het eten bidden. David spreekt in een' zijner psalmen van de aanvallen van den middagduivel. Ps. 90, 6. Deze duivel is diegene, welke de menschen na den maaltijd zoekt te bekoren. Is ons lichaam wel verzadigd en van spijs voorzien, dan is het veel toegankelijker tot de bekoringen der onkuischheid, des toorns, der traagheid, en tot zonde veel lichter geneigd dan in niet verzadigden toestand. Het is derhalve ook noodig, dat wij na het eten bidden, niet slechts om God voor spijs en drank te danken, maar ook om ons zijne genade af te smeeken, opdat wjj niet zondigen. Verricht alzoo, christelijke dienstbode ! voor en na het eten uw gebed, evenwel niet vlug en gedachteloos, maar met aandacht, geef u tijd en prevel de woorden niet. Loop onder het gebed niet heen en weer om allerlei bezigheden te verrichten; want «Niejnand,» verzekert de Heiland « kan twee heeren dienen, s
— 121 -
5. Over de groete des Engels op den morgen, middag en avond. — Driemaal daags, 's morgens, 's middags en 's avonds herinnert ons de kerk door 't klokkengelui aan de menschwording van Jezus Christus in den schoot der onbevlekte Maagd Maria, en noodigt ons uit God, voor dit geheim der liefde te danken en Maria, als de Moeder onzes Verlossers, te vereeren. Vrome christenen verrichten alsdan het gebed, dat onder den naam « de Engel des Heeren » bekend is, en in.drie dooien het genadevolle geheim der menschwording van den Zoon Gods bevat. In 't eerste.gedeelte, brengt de aartsengel Gabriel aan de onbevlekte Maagd Maria de boodschap, dat zij door God tot Moeder van zijnen Zoon, onzen Verlosser, verkoren is; in het tweede geeft Maria aan het eervolle aanbod des Engels hare bewilliging, en neemt het besluit Moedor Gods te worden; in 't derde bidden wij het geheim der menschwording van Jezus, het eeuwig Woord, aan, en prijzen Maria zulig, wijl zij alleen onder alle vrouwen waardig bevonden werd, den Zoon Gods te ontvangen en te baren. Dit is zeker een zeer schoon gebed; want het heeft betrekking op de allergrootste weldaad, op onze verlossing, voor welke wij God nooit genoeg kunnen danken. Wijl de menschwording van Jezus een werk der allerh. Drievuldigheid is, daar namelijk de Vader den Zoon zond, de Zoon Mensoh
— 124 —
•werd en de H. Geest de mensohwording des Zoors in Maria bewerkte. — De « Engel des Heeren » wordt driemaal daags geluid, om daarmede den drieëenigen God, den Vader, den Zoon, cn den H. Geest op gelijke -wijze dank te zeggen.
2. In den vroegen morgen, als gij van den slaap ontwaakt, klinkt het heel liefelijk van den kerktoren « Ave Maria! » en de Engel des Heeren brengt ook u dien groet en zegt: «Gedenk, o mensch! de liefde van uwen God, die voor u is mensch geworden! quot;Vergeet heden niet de weldaad uwer verlossing en heiliging; ontrer uwe menschelijke natuur heden niet door de zonden, maar bewaar ze rein, wijl ze de Zoon Gods zelf aangenomen heeft, om ze eens in den Hemel te verheerlijken. — Des middags klinkt het weder van den kerktoren « Ave Maria!» opdat gij 'Dnder de zorgen en vermoeienissen van den dag, onder uwe bezigheden, niet moogt vergeten, dat gij een christen zijt, die zijn hart niet in deze aarde bedelven, niet aan de aardsche goederen hechten, en niet aan vergankelijke schepselen schenken moet; een christen, die niet vergeten mag, dat hij met het kostbare bloed dier menechheid vrijgekocht is, die den Zoon Gods uit de onbevlekte Maagd Mariaaangenomen heeft; een christen, die onder den dagelijkschen last zijn hart tot God verheffen, en van Hem hulp en bijstand, zegen en voorspoed
— 123 —
afsmeeken moet, die voor hem mensohge-worden is. — Des avonds klinkt het weder van den kerktoren: «i\ve Maria!» opdat gij u niet laat verleiden tot de werken der duisternis. opdat gij nu God dank zegget voor al het goede, dat gij over dag genoten hebt, en opdat gij bedenket, hoo het ook eens bij u nacht wordt, en dat gij het andere leven moet binnentreden. Gij moet dus alsdan bedenken, hoe men moet bezig zijn voor het goede zoolang het nog dag is, wijl de nacht komt, de nacht des doods, waarin men niet meer kan arbeiden. Gij moet u alsdan in de genade Gods aanbevelen, en u onder de bescherming van do allerzaligste en onbevlekte Maagd Maria stellen. ■
3. Verricht aldus, christelijke dienstboden! dagelijks driemaal dit schoone gebed; zondra gij hef feeken met de klok hoort, ontbloot uw hoofd, knielt neder en spreekt met aanlacht: « De Engel des Hee-ren heeft Maria geboodschapt en zij heeft ontvangen Van den H. Geest. Wees gegroet, Maria enz. Laat u niet verleiden door het kwade voorbeeld van hen, die gedurende het luiden voor dit gebed geen hoofd ontblooten, die voort arbeiden, drinken en spelen, zonder te bidden; inderdaad dit zijn geene goede christenen, wijl zij de grootste der genaden, de genade der Verlossing, niet waardeeren.
ONDER DE
—
ij het binnentreden der Kerk ver-zamel uw hart en uwen geest, ver-tan alle ijdele en wereldsche ge-o dachten en wek, doordrongen van een levendig geloof aan de tegenwoordigheid van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament des Altaars, eenen diepen eerbied, een groot vertrouwen, eene vurige liefde in u op. Denk een
oogenblik: Met tuien ga ik spreken ?----
Wat ga ik doen ? ■ Wie is God ? .
Wie hen ik?____ Stort vervolgens uwe
gebeden met aandacht, eerbied en godsvrucht voor den troon des Allerhoogsten. Onthoud u dus van alle gepraat en van allo oneerbiedigheid.
Gebed om zich voor tc bereiden tot het godvruchtig bijwonen der H. Slis.
Ik nader, o mijn aanbiddelijke Zaligmaker! tot hot 11. Altaar, om uw god-
— 126 —
delijk Offer bij te wonen. Gewaardig U, o mijn God, mij aan al de vruchten deelachtig te maken, welke Gij wilt, dat ik daaruit trekke en gelief in mij aan te Tullen, wat aan mijne gesteltenis ontbreekt. Bereid mijn hart, vestig mijne zinnen, regel mijnen geest, reinig mijne ziel, wasch door uw heilig en kostbaar Bloed al de zonden uit, aan welke Gij mij plichtig kent, ik verfoei die uit liefde tot U, ik vraag U ootmoedig mij die te vergeven, terwijl ik zelf uit geheel mijn hart vergiffenis schenk aan allen, die mij zouden kunnen beleedigd hebben. Maak, o allerliefste Jezus! dat ik, mijne meening met de Uwo vereenigende, mij zelveh geheel aan U opoffere, gelijk Gij U geheel opoffert voor mij.
HET BEGIN DER H. MIS.
In uwen Naam, aanbiddelijke Drievuldigheid en óm U de eer en hulde te bewijzen , welke wij U verschuldigd zijn, ga ik het allerheiligste on eerbiedwaardigste misoffer bijwonen. Vergun mij, goddelijke Zaligmaker! dat ik mjj in den geest met den priester vereenige, om U het dierbare slachtoffer mijner zaligheid op te dragen; en verleen mij de gevoelens, die ik op den berg van Calvarië zoude gehad hebben, indien ik bij do
— 126 —
bloedige offerande van uw lijden ware tegenwoordig geweest.
CONFITEOR.
Overweeg in do bitterheid des harten uwe zonden, bijzonder die monden, door welke gij God doodelijk vergramd hebt. Smeek Hem om vergeving met een rouwmoedig hart en zeg;
O mijn Heer eu mijn God! met een vermorzeld hart werp ik mij voor U neder. Met schaamte en berouw beken ik mijne menigvuldige zonden , waardoor ik uwe oneindige Majesteit miskend en be-leedigd heb. O Vader! als een verloren zoon kom ik tot U om vergiffenis te vragen ; Gij zijt bereid die te verleenen aan een vermorzeld hart. Met een kinderlijk vertrouwen spreek ik daarom tot U: ontferm U mijner, o God! naar uwe over-groote barmhartigheid; Vader heb medelijden met uw zondig kind!
Jezus, die op de wereld gekomen zijt, om ons zalig te maken, ontferm U mijner !
GLORIA IN EXCELSIS.
Glorie zij aan God in den hooge en op aarde vrede aan de menschen van goeden wil. Wij loven U, lieer, wij zegenen U, wij aanbidden U, wij verheerlijken U, wij bedanken U ootmoedig, om uwe overgroot?
— 427 —
heerlijkheid. Gij zijt de Heer, de Koning der koningen, de Allerhoogste, de alleen ware God, de almogende Vader.
Aanbiddelijke Jesus, eenige Zoon des Vaders, die uit liefde tot ons uit den Hemel hebt willen nederdalen, om den last mijner zonden op U te laden, opdat ik van zonden vrij en zalig zoude worden ! Wie kan uwe liefde doorgronden! U wil ik mijn leven wijden en mij in U alleen verheugen; geen schepsel, geen lijden, geen dood zelfs zal mij van U scheiden.
GEBED.
Verhoor, o hemelsche Vader! het gebed uwer H. Kerk , waarmede zij uwe Goddelijke Majesteit, in den naam van onzen Heer Jezus Christus ootmoedig toespreekt en uwe hulp en uwen bijstand in allen nood voor hare beminde kinderen afsmeekt. Wend uw vaderlijk aanschijn niet van ons af, maar werp op ons eenen blik vol genade, opdat wij, van alle rampen bevrijd, U welbehageiijk'leven, zalig sterven en uw rijk en «uwe heerlijkheid verwerven mogen door Christus, onzen Heer. Amen.
Verlnen mij, o Heer 1 de heilige vermorzeling des harten, opdat ik mijne menigvuldige zonden met tranen van berouw beweene, verlevendig in mij het
— 128 -
geloof , versterk mijii vertrouwen, ontvlam mijn hart met uwe goddelijke liefde. Maak, dat noch arbeid, noch gevaren, noch hinderpalen, noch vervolging, noch kwado voorbeelden mij tot zonde verleiden. Geef, dat ik al mijne godsdienstige plichten en de plichten van mijnen staat nauwgezet volbrenge en de deugd met onvermoeide vlijt beoefene. Ik smeek U om die genade door do verdiensten van Jesus Christus, mijnen Zaligmaker. Amen.
EPISTEL.
Ik ben U zeer dankbaar, o mijn God! dat Gij mij tot de kennis van uwe heilige wet geroepen hebt, buiten zoovele ande-Ten, die in de onwetendheid uwer heilige geheimen leven. Ik neem uit geheel mijn hart die goddelijke wet aan, en luister met diepen eerbied naar de heilige woorden, die Gij door den mond der profeten gesproken hebt. Met al de onderwerping, die men aan het woord van God verschuldigd is, verlang ik uit het diepste mijner ziel geheel mijn leven er naar in te richten.
EVANGELIE.
Beschouw het evangelie, dat gij gaat hooren, als den regel van uw geloof en van uwe zeden; regel, door Jesus zei ven
— 129 —
u voorgeschreven, volgens welken Hij u eenmaal zal oordeelen. Dezen regel hebt gij in het H. doopsel beloofd op te zullen volgen. Hoezeer, helaas! verschilt misschien uwe leefwijze van dezen goddelij-ken regel ! Maak een vast besluit, om voortaan uw leven te verbeteren.
Ik sta op, o goddelijke Leermeester! om te betuigen, dat ik bereid ben de eeuwige waarheden, in het H. Evangelie bevat, ten koste zelfs van mijn leven te verdedigen. Gij leert ons, dat niet allen, die zeggen : Heer, Heer, dat is, die zich tevreden stellen met uw H. Evahgelie aan te nemen zonder naar hetzelve te leven, het rijk der Hemelen zullen binnentreden; maar dat alleen diegenen het zullen binnengaan, die hun loven hebben ingericht overeenkomstig de voorschriften uwer heilige wet.
Verleen mij dus de genade, om altoos getrouw aan uwe goddelijke geboden te blijven. Helaas! wat zoude het mij baten, wanneer ik voor uwen rechterstoel zal verschijnen, dat ik in uwe woorden wel geloofd, maar niet volgens dit geloof geleefd heb ! Vreeselijker zal mijne veroordeeling , verschrikkelijker zal mjjn eeuwig lot wezen ! O God van alle barmhartigheid ! verleen mij moed en kracht, om te beoefenen met daden, wat ik geloof met mijn hart.
— -130 —
CREDO.
Ik geloof in oen God, den alraachtigeu Vader, Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen. En in éen Heer Jesus-Christus, den eenig-geboren Zoon van God, die voor alle eeuwen uit den Vader geboren is, God van God, licht van licht, waarachtig God van den waarachtigen God, geboren en niet gemaakt; hetzelfde wezen hebbende als de Vader, door Wien alle dingen gemaakt zijn. Die, om ons menschen en om onze zaligheid, van den Hemel is nedergedaald , het vleesch heeft aangenomen door den heiligen Geest, uit de Maagd Maria en mensch geworden is. Die ook voor ons gekruisigd is onder Pontius Pi-latus; Hij heeft geleden en is begraven. En ten derden dage is Hij, volgens de schriftuur, verrezen en Hij is opgeklommen ten Hemel, Hij zit aan dn rechterhand des Vaders. En hij zal wederkomen om de levenden en de dooden te oordeelen; zijn rijk zal geen einde hebben. En in den H. Geest, den Heer, die levend maakt, die van den Vader en den Zoon voortkomt, die met den Vader en den Zoon aangebeden en mede verheerlijkt wordt, die door de Profeten gesproken heeft. En in éene heilige, katholieke en apostolische kerk. Ik belijd éen doopsel tot vergeving der zonden en ik verwacht de
— 131 —
verrijzenis der dooden en het eeuwig toekomend leven. Amen.
OFFERANDE.
Denk hier na over het geluk, dat u te beurt valt, door deze heilige offerande God volmaakt te kunnen eeien, Hem te kunnen bedanken voor zijne weldaden, voor uwe zonden te kunnen voldoen en alle genaden voor u en voor anderen te kunnen verwerven. Verdubbel hier uwe godvruchtige aandacht.
Almachtige en eeuwige God-I hoe onwaardig ik ook ben om voor U te verschijnen, durf ik U echter dit offer opdragen door de handen des priesters met de meening, welke Jesus Christus, mijn Zaligmaker gehad heeft, toen Hij dit heilig offer instelde, en welke Hij nog heeft op dit oogenblik, nu Hij zich hier voor mij slachtoffert.-
Ik draag hetU op, om uwe opperheerschappij en uwe oppermacht over mij en alle schepselen te erkennen. ■
Ik draag het U op tot boete mijner zonden en tot dankzegging voor al de weldaden, waarmede Gij mjj overladen hebt.
Eindelijk, o mijn God! draag ik U dit verheven offer op, om van uwe oneindige goedheid voor mij, voor mijne ouders, weldoeners, vrienden en vijanden en voor
— 132 —
allen, voor welke ik verplicht ben te bidden, die kostbare genaden ter zaligheid te bekomen, welke ons niet kunnen gegeven worden dan door de verdiensten van Hem, die de rechtvaardige bij uitnemendheid is, en zich voor ons allen tot slachtoffer van verzoening gemaakt heelt.
Ik wiid bij deze offerande mijne ziel en mijn lichaam, alles wat ik ben en wat ik bezit, aan U toe. Laat dit alles te zamen vereenigd zijn met het bloedig offer, hetwelk Jesüa eens op het kruis aan U, almachtigen God, voor ons opgedragen heeft. . , , i-__
Met .leaus en zijne eindelooze verdiensten begeer ik mij en al mijn doen en laten te verbinden. Amen.
PREFATIE.
Zie hier het gelukkig oogenblik, waarop de Koning der Engelen en der menschen gaat verschijnen. Heer, vervul mg met uwen geest; dat mijn hart, onthecht aan de aarde, aan niets meer denke dan aan TJ Hoezeer ben ik met verplicht U, «jou van Hemel en aarde , te alle tijden en op alle plaatsen te zegenen en te loven!
Niets is billijker, niets is nuttiger dan ons met Jezus Christus te vereenigen, om U gestadig te aanbidden. Het is door Hem, dat alle Hemelingen aan uwe Majesteit hunne hulde aanbieden; het is door Hem,
— 133 —
dat al de machten des Hemels, door eene eerbiedige vrees bevangen , zich Tereenigen om U te verheerlijken. Duld, Heer! dat wij onze zwakke lofzangen vereenigen met die aller hemelsche geesten, en dat wij U eenstemmig met hen in verrukking van vreugde en bewondering toeroepen: Heilig, heilig, heilig is de Heer, de God der heerkrachten. Hemel en aarde zijn met zijae Heerlijkheid vervuld. Gezegend, die komt in den naam des Heeren.
CANON.
Stel u hier het altaar voor, op hetwelk Jezus gaat nederdalen, als den troon zjj-ner barmhartigheid. Gij moogt tot dien troon naderen, om al uwe behoeften bloot te leggen ; om al de genade, die gij noodig hebt, te verzoeken. Kan God, die ons zijnen eigen Zoon geeft, ons iets weigeren ?
Wij smeekon U, in den naam van Jezus Christus, Uwen Zoon en onzen Heer, o barmhartige Vader! de offerande, welke wij U opdragen, gunstig aan te nemen en te zegenen, opdat het U moge behagen uwe Heilige Kerk met al de leden, uit welke zij is samengesteld, den Paus, onzen Bissnhop en in het algemeen allen, die uw heilig geloof belijden, te behoeden, te verdedigen en te bestieren.
9
— 134 —
Wij bevelen U, o Heer! in het bijzonder diegenen aan, voor wie wij uit rechtvaardigheid, erkentelijkheid en liefde verplicht zijn te bidden; allen, die in dit aanbiddelijk Misoffer tegenwoordig zijn en in het bijzonder mijne dierbare ouders, bloedverwanten en vrienden, opdat Gij hun uwen Goddelijken zegen zoudt verleenen. Stort uwen hemelsohen zegen uit over ons vaderland en bewaar het voor alle inwendige en uitwendige onlusten. Ondersteun onze oversten met de kracht uwer genade, opdat zij door woord en voorbeeld ons uwen heiligen Wil dagelijks lee-ren volbrengen Verleen eindelijk aan mij de ware deugden, welke goede christenen en edelmoedige krijgshelden vormen; verleen ons eene vurige liefde tot U, eenen grooten haat tegen alle zonde; verleen ons den waren geest van gehoorzaamheid, zedigheid, matigheid en nauwgezetheid in het vervullen der plichten van onzen staat. Wij vereenigen ons hier, o goede God! met de allerzaligste en onbevlekt ontvangen Maagd en Moeder Gods Maria, met al de gelukzalige Martelaren, met al de Heiligen, die met ons oene Kerk uitmaken.
Bezat ik op dit oogenblik, o mijn God, de vurige verlangens, met welke de heilige Oudvaders de komst van den goddelijken Zaligmaker verbeidden! Hadde ik hun levendig geloof en hunne brandende
— 136 —
liefde! Kom, lieve Jesus !■ kom beminnelijke Verlosser der wereld! kom een geheim voltrekken, dat het kort begrip van al uwe wonderen bevat. Kom, o Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, en wees mij genadig!
DE OPHEFFING.
Ziedaar uwen God, uwen Zaligmaker en uwen Rechter. Houd u eenigen tijd in stille overdenking bezig, met hetgeen op het altaar plaats vindt. Verzamel al uwe vurigheid en geef u over aan' al de gevoelens, welke de eerbied, het vertrouwen en de vrees bekwaam, zijn u in te boezemen.
Vleeschgeworden Woord, Goddelijke Jezus, waarlijk God en waarlijk mensch! ik geloof, dat Gij hier tegenwoordig zijt, ik aanbid U hier met ootmoedigheid; ik bemin U uit geheel mijn hart; aan U, die hier nedergedaald - zijt uit liefde tot mij, wijd ik mij zeiven geheel en al toe.
Ik aanbid dit dierbaar Bloed, dat Gij voor alle menschen gestort hebt en ik hoop, o mijn God ! dat Gij het niet vruchteloos voor mij zult vergoten hebben. Maak mij in uwe oneindige barmhartigheid deelachtig aan Zijne verdiensten. Ik bied U het mijne aan, lieve Jesus! uit dankbaarheid voor die eindelooze
liefde, waarmede Gij het uwe uit liefde voor mij gegeven hebt.
VERVOLG VAN UEN CANON.
Bij het aanschouwen van Jesus op het altaar, vereenig het oiffir van uw hart met dat van Zijn H. Lichaam; draag het aan God, Zijnen hemelschcn Vader, op.
Hoe groot zoude voortaan mijne hoo-vaardigheid en mijne ondankbaarheid zijn, indien ik, na gezien te hebben, wat ik aanschouw, nog toestemde in do zonde. O Jesus, laat niet toe, dat ik oo:t dooide zonde van TI gescheiden worde! Gij hebt mij reeds met weldaden overladen, en toch houdt Gij niet op nieuwe zegeningen over mij uit te storten. Uwe barmhartigheid is te mijnen opzichte bovenmate, oneindig groot. Wat zal ik den Heer wedergeven voor al hetgeen Hij aan mij gegeven heeft! TJit dankbaarheid en tot vergoeding, van h^tjeen ik U verschuldigd ben, bied ikU door de handen des Priesters dit goddelijk Zoenbloed aan, dit allerheiligste Lichaam, dit vlekkeloos Offer. Neem, o God, deze onbloedige offerande aan en laat haar aan mij, even als aan al uwe uitverkorenen, tot eeuwige vreugde en zaligheid verstrekken. Amen.
Gedenk ook, genadige Jesus, de zielen der overleden geloovigen. (Bid hier in het
— 137 —
bijzonder voor uwe bloedverwanten.) Laat de kracht en uitwerking dezer allerheiligste offerande en de voorbidding uwer H. Kerk hen ter hulp komen. Voer ze op uit de tijdelijke strafplaats naar de eeuwige rust en zaligheid, opdat zij met alle Heiligen in uw rijk U loven en prijzen mogen. Amen.
PATER NOSTER.
Bid hier met den Priester het Onze Vader.
AGNUS DEI.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer;
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm u onzer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, geef ons den vrede.
Gedenk, o eeuwige Vader, uwe Kerk, welke Gij van den besrinne hebt bezeten. Verheerlijk haar als de Bruid van Jesus Christus, uwen eenigen Zoon,, die al Zijn bloed voor haar heeft gestort.
Wil, bid ik U, haar verheffen, met zulk een' glans van heiligheid doen schitteren , en met zulk een' overvloed van genade vervullen , dat zij in haar lijden en strijden steeds overwiune en meer en meer haren goddel yken Bruidegom gelijkvormig worde. Geef, dat al hare kindereu
— 138 —
U door een levendig geloof kennen, U met een vast betrouwen aanroepen, en met eene altijd toenemende liefde beminnen. Amen.
DOMINE, NON SUM DIGNUS.
Heer, ik ben niet waardig, dat Gij ingaat onder mijn dak; maar spreek slechts een woord, en mijne ziel zal gezond worden. {Driemaal.')
Denk hier, dal gij met den priester communiceert, en zeg:
Het lichaam onzes Heeren Jezus Christus beware mijne ziel ten eeuwigen leven. Amen.
GEESTELIJKE COMMUNIE.
Lieve Jesus, ik geloof, dat Gij in het allerheiligste Sacrament des altaars wezenlijk tegenwoordig zijt. Ik bemin U boven al, en wensch U in mijn binnenste te ontvangen. Maar dewijl ik dit thans niet werkelijk doen kan, zoo smeek ik U om ten minste op eene geestelijke wijze in mijn hart te komen. Zie, ik omhels U, als hadde ik U reeds werkelijk ontvangen, en ik vereenig mij geheel en al met U. Laat niet toe, o lieve Jesus, dat ik mij ooit van U soheide.
— 139 —
LAATSTE GEBEDEN.
Hoe zal ik U, o beminde Jesus, voor de groote weldaad danken, dat Gij mij deelachtig hebt gemaakt aan dit allerheiligste Offer, waarbij ik de gedachten!» van uw bitter lijden en sterven vernieuwd heb. O Jesua, alles wat in mij is, zal uwen H. Naam in eeuwigheid loven en prijzen. Verleen mij, genadiglijk, o Jesus, dat ik aan het einde van mijn leven, met dit H. Sakrament gesterkt, in het ware Geloof, in de troostvolle Hoop en in de volmaakte Liefde deze 'wereld verlate, en U, mijnen Heer, te zamen met den Vader en den H. Geest, eeuwig loven, prijzen en dankzeggen moge. Amen.
ZEGEN DES PRIESTERS.
Ons zegene de almachtige God, de Vader, de Zoon en de H. Geest. Amen.
EVANGELIE VAN DEN H. JOHANNES.
In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alles is door hetzelve geworden; en zonder hetzelve is niets geworden, dat geworden is. In hetzelve was leven , en het leven was het licht der menschen; en het licht scheen in de duisternis en de duis-
— 140 —
ternis nam het niet op. Er was een mensch, van God gezonden, wiens naam was Johannes. Deze kwam tot getuigenis, om getuigenis van het licht te geven, opdat allen door hem gelooven zouden.
Hij zelf was het licht niet; maar hij kwam om getuigenis van het licht te geven. Het waarachtige licht was dat, hetwelk eiken mensch verlicht, die in deze wereld komt. Hij was in de wereld en de wereld is door Hem geworden, en de wereld heeft Hem niet gekend. Hij kwam in zijn eigendom, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen ; doch zoo velen Hem aannamen, aan die gaf Hij macht om kinderen Gods te worden, hun die in Zjjnen Naam gelooven, die niet uit bloed, noch uit den wille des vlee-sches, noch uit den wille eens mans, maar uit God geboren zijn. en het woord is vleesch geworden, en het heeft onder ons gewoond. En wij hebben zijne glorie gezien, eene glorie als des Eengeborenen van den Vader, vol van genade en waar
heid.
GEBEDEN EN AAXDACHTSOEFEMXGEIV.
Voor den morgen.
AANMERKING.
ewen u, christelijke dienstbode! vroeg •ü'-Tf op te staan en den tijd goed te ge-
? bruiken. Ieder oogenblik van den dag is onuitsprekelijk kostbaar, en van onberekenbare waarde; want in ieder oogenblik kunt gij God op nieuw eene groote eer en vreugde, maar u zei ven eene nieuwe genade en eene eeuwige, groofe glorie bereiden. O hoe verheven is het, aan God eene nieuwe vreugde te versohaffen, en zich zeiven eeue nieuwe genade, en eenen hoogeren graad der hemel-sohe glorie te bereiden. De H. Mechtilda hoorde eens de stemmen van Hemelache geesten, die haar toeriepen: O.gij gelukkigen, gij, die hier nog op aarde zijt, en u zoo vele verdiensten verwerven kunt! Als de mensch het goed begreep, hoeveel verdiensten hij zich dagelijks verzamelen kan, van het eerste oogenblik af, dat hij in den ochtend ontwaakt, hij zoude met de grootste vreugde vervuld worden, wanneer hij zag, dat weer een dag aan- bruiken. Ieder oogenblik van den dag is onuitsprekelijk kostbaar, en van onberekenbare waarde; want in ieder oogenblik kunt gij God op nieuw eene groote eer en vreugde, maar u zei ven eene nieuwe genade en eene eeuwige, groofe glorie bereiden. O hoe verheven is het, aan God eene nieuwe vreugde te versohaffen, en zich zeiven eeue nieuwe genade, en eenen hoogeren graad der hemel-sohe glorie te bereiden. De H. Mechtilda hoorde eens de stemmen van Hemelache geesten, die haar toeriepen: O.gij gelukkigen, gij, die hier nog op aarde zijt, en u zoo vele verdiensten verwerven kunt! Als de mensch het goed begreep, hoeveel verdiensten hij zich dagelijks verzamelen kan, van het eerste oogenblik af, dat hij in den ochtend ontwaakt, hij zoude met de grootste vreugde vervuld worden, wanneer hij zag, dat weer een dag aan-
— 1« —
breekt, in welken hij God dienen en zich met zoo vele groote schatten en verdiensten verrijken kan.» — Daarom zij 's morgens, als gij ontwaakt of gewekt wordt, uwe eerste gedachte tot God gericht. — Teeken u met het teeken des H. Kruises; offer God, in vereeniging met alle heilige Misoffers, uw hart op; dank God voor de bescherming in den nacht, aanbid Jezus met alle Engelen en vereenig u met Hem door de geestelijke Communie. Sta op met de gedachten, als ware dit de eenige, eerste en laatste dag uws levens, die over uwe eeuwigheid beslist. Geef u aan den wil van God over, aan het zoete Hart van Jezus, en aan de bescherming van Maria. Wanneer gij u aankleedt, denk aan de tegenwoordigheid Gods en aan die des Engelbewaarders en verricht in gedachten schiet- en andere gebeden, die gij daarvoor bestemd hebt, en verzeker Jezus, dat gij Hem met geene zonde vrijwillig beleedigen , maar voor Hem alleen leven, Hem toebehooren en Hem alleen verheugen wilt, en noodig alle Heiligen en Engelen des Hemels uit met u Jezus te loven en te beminnen. Vernieuw uwe bijzondere voornemens, maak het goede besluit, alles in vereeniging met het H. Hart van Jezus te doen, en aanbid uwen H. Engelbewaarder en uwe H. Naam-patronen, en beveel u, uwe oversten, uwe mededienstboden en alle menschen
in alle H. Misoffers aan, en offer voor de arme zielen in het vagevuur alle heilige aSaten op.
MORGENGEBED.
GEBED TER EERE VAN DE ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID.
In diepen ootmoed en eerbied bid ik U aan, groet en vereer ik U, o allerheiligste Drievuldigheid! en uit den grond van mijn hart zeg ik U dank, dat Gij mij dezen nacht beschermd en mij weder een' dag gegeven hebt, om U te dienen en voor mijn heil te werken. Tot dankzegging offer ik U op, in vereeniging met alle tl. Misoffers van den verleden, tegen woordigen en toekomenden tjjd, mijn lichaam en mijne ziel en alles, wat ik ben en bezit; tegelijk bid ik U, uit den grond mijns harten, dat Gij heden en altijd, overeenkomstig uwe meening en uwen h. Wil met mij moget handelen, en dat Gij al mijn doen en laten tot Uwe grootere eer en glorie, zult schikken. Aan U, o mijn' God! beveel ik mijne ziel en mijn lichaam, mijn verstand, mijne gedachten en mijn' wil, mjjne zinnen en alle ledematen mijns lichaams, en ik bid U, wil mij door uwe genade voor alle zonden en voor alle slechte gedachten, woorden en werken goedgunstig bewaren. Ik
— 144 —
neem mij ernstig voor, allo zonden en kwade gelegenheden zorgvuldig te mijden en uwe Goddelijke Majesteit, door den bijstand uwer genade, trouw te dienen, opdat ik slechts U behage, en deze dag voor mij niet zonder goede werken en verdiensten voor de eeuwigheid voorbij ga. Amen.
GEBED TOT GOD DEN ZOON.
O mijn geliefde Heiland, Jezus Christus! U ben ik al mijn heil verschuldigd, door U ben ik tot nog toe voor de hel bewaard geworden ; door U heb ik vergiffenis mijner zonden erlangd. Maar ik, ondankbare! in plaats van U daarcoor te beminnen, heb ik U telkens op nieuw beleedigd. Ach, ik had het verdiend tot straf U niet weder te kunnen beminnen; doch neen, o mijn Jezus, zend iedere straf over mij, maar bewaar mij voor deze, verlicht mij, opdat ik immer meer erkenne, hoe zeer Gjj verdient bemind te worden. Ik beveel mij heden en altijd in uwe handen, gelijk Gij aan 't kruis uwe eigen ziel in handen uws Hemelhohen Vaders aanbevolen hebt. Aan uwen goddelijken Wil geef ik mij geheel en al over, en ik begeer als uw eigendom te leven en te sterven. Neem mjj op, o goedertierenste Jezus, mij, armen zondaar, dien Gij zoo duur gekocht hebt, en behoud mij in uwe genade, opdat de
— 145 —
oneindige waarda van uw heilig Bloed voor mij niet verloren ga. Amen.
GEBED TOT GOD DEN H. GEEST.
Goddelijke Geest! ik aanbid U als mijnen waren, levenden en eeuwigen God. Ik prijs en loof U met de loftuitingen aller Engelen. Ik offer U op geheel mijn hart, en zeg U oneindigen dank voor de veelvuldige genaden en weldaden, die Gjj mij tot op dezen stond reeds bewezen hebt, en nog immer voortgaat mij te bewijzen. Verlicht ook heden weer mijn .hart door heilzame aandoeningen en ingevingen-, opdat ik steeds ongehinderd op den weg der deugd moge voortwandelen, O he'ilige Geest, Gij, troost en hulp der zielen! Sta mij bij, opdat ik heden en altijd alle bekoring tot de zonde standvastig weHer-sta. Van heden af hoop ik mij door Uwo hulp te beteren. O heilige Geest! Gij band der eeuwige Liefde ! verbind mij met U en den Vader en den Zoon; verwek en onderhoud in mij een levendig geloof, eene vaste hoop en eene vurige liefdé; ontsteek en reinig mij door uw heilig liefdevuur , opdat ik U heden met reine liefde dienen , en met een rein hart behagen moge. Amen.
VOORNEMEN.
0 mijn God! ik neem mij vast voor.
— 146 —
heden alle zonden, voornamelijk iedere fout en slechte gelegenheid te vluchten en te mijden, waardoor ik tot hiertoe uwe goedheid zoo dikwijls beleedigd heb. Ik geef mij heden wederom geheel aan uwen heiligen Wil over, en ben vast besloten, alle wederwaardigheden van dezen dag met volkomen onderwerping aan uwen heiligen Wil aan te nemen en te verdragen.
GOEDE MEENING.
O mijn God! ik offer U op, in ver-eeniging met de verdiensten van Jezus Christus, al mijne gedachten, woorden en werken van dezen dag en al het kwaad, dat ik laten en lijden zal; ik wensch alles te doen uit liefde tot U, tot uwe eer, ter vervulling van uwen heiligsten Wil, om U te dienen, U te loven en te prijzen, om verlicht te worden in de geheimenissen van het Heilig Geloof, om mijn heil te verzekeren, in de hoop op uwe Barmhartigheid gesterkt te worden, aan uwe Goddelijke Rechtvaardigheid voor mijne zonden boete te doen, om de arme zielen in't vagevuur te helpen; om voor alle zondaren, de genade der bekeering, voor de ongcloovigen en onrechtzinnigen en voor alle van de H. Kerk afgevallenen ootmoedigen terugkeer, voor alle rechtvaardigen de vermeer-
— 147 —
ring der genade te erlangen. Met een woord, ik neem mij heden voor alles te doen in vereeniging met de allerreinste bedoelingen, welke Jezus en Maria en alle Heiligen des Hemels gedurende hun leven op aarde gehad hebben. Ik weDsoh en neem mij yoor, heden alle Aflaten te verdienen, aan welke ik deelachtig worden kan, en alle H. Missen te hooren, die heden op de geheele wereld gelezen worden, terwijl ik ze alle aan de arme zielen in 't vagevuur, in het bijzonder aan de ziel van N. N. opdraag, opdat zij van haar lijden verlost mogen worden.
GEBED TOT DE ALLERHEILIGSTE MOEDER GODS SIAtUA.
Heiligste Maagd Maria, Moeder Gods, Gij, mijne Koningin en Leidster! Zie, ook tot U wend ik mij, wijl Gij vol van genade zjjt, en ik beveel in uwe bescherming en in , uwe geheel bijzondere toevlucht aan mijn lichaam en mijne ziel, en ook mijne oversten en al hunne onder-hoorigen. In U 'stel ik mijn vertrouwen, en in uwe handen stel ik al mijne hoop en mijn' troost, al mijn lijden, al mjjne beklemming en ook mijn geheel pelgrimschap hier beneden en het uur van mijn scheiden op deze wereld; opdat ik door uwe heilige verdiensten en voorspraak, in dit eenige opzicht mijne werken heden vol-
— ■148 —
brenge, dat zij mogen aangenaam zijn aan uwen Goddelijken Zoon. Amen.
GEBED TOT DEN H. JOZEF.
H. Jozef, gij, bruidegom der onbevlekte Maagd Maria en trouwe voedstervader van Jezus Christus! ik bid u, verkrijg mij van Jezus de genade, dat ik heden zijne geboden zoo nauwgezet mogelijk vervulle. Behoed mij voor alle kwaad naar lichaam en ziel; bekom mij ook de genade, immer in de gemeenschap met Jezus en Maria te blijven. Amen.
GEBED TOT DEN H. ENGELBEWAARDER.
O mijn heilige Engelbewaarder! ik groet u bij het begin van dezen dag en zeg u hartelijk dank, dat gij mij dezen nacht zoo trouw bewaakt, en voor mij God geloofd en geprezen hebt. ' Ik bid u , wil ook heden voor mij zorgen en voor mij van God verkrijgen, dat ik Hem trouw diene; U beveel ik bijzonder mijn hart, opdat gij van hetzelve den boozen vijand en alle zondige gedachten afvvendet. Ook bid ik u, wil al mjjn doen en laten voor God brengen en het Hem tot zijne hoogste eer opdragen. Amen.
GEBED TOT DEN H. NAAMPATROON.
O gij, mijn H. Voorspreker en Naampa-
- 149 -
troon, heilige N., daar gij altijd met vreugde aan den wil van God gehoorzaamdet, verkrijg voor mij van Jezus de genade, dat ik heden al zjjne geboden en de plichten van mijnen staat zoo nauwkeurig mogelijk vervulle. Verkrijg mij ook op mijne reis naar de eeuwigheid, op welke ik zoo vele vijanden ontmoeten zal, de genade, steeds in de gemeenschap van Jezus en Maria te blijven; want, wanneer zij mij begeleiden, dan zal mij alle moeite van dit leven en zelfs de dood welkom en zoet zijn. Amen.
GEBED TOT ALLE HEILIGEN.
O gij, alle Heiligen Gods ! laat mij ook uwe voorspraak en bemiddeling bij God te beurt vallen; bidt den Heer voor mij, opdat ik door uwe voorspraak en uwe verdiensten nu genade verkrijge, en eens veilig en gelukkig moge ingaan in de have van den eeuwigen vrede, waar gij met God in alle eeuwigheid regeert. Amen.
GEBED VOOR DE ARME ZIELEN IN HET VAGEVUUR.
O God der barmhartigheid! wees ook den armen zielen in 't vagevuur genadig: eindig haar lijden en voer alle, en vooral diegenen, voor welke ik gehouden ben
10
— 150 -
te bidden, spoedig in de eeuwige rust en in de Hemelsche vreugde. Amen.
sluitgebed.
Uwe genade, o God! zegen mij nu en behoed mij, en leid mij tut t ecuw'ge• Leven, door onzen Heer Jezus Christus. Amen.
EEN ANDER MORGENGEBED.
aanbidding en bede om zegen.
Heiligste Drievuldigheid: Vader, Zoon en heilige Geest, eenige God, ik aanbid U in 't bewustzijn van mijne nietigheid. O, dat uwe Almacht mij zegene en rnpn geloof versterke, dat uwe Goddelijke Wijsheid mij geleide en mijne hoop krachtiger make, dat uwe Goddelijke Goedheid mn zegene en in roij eeno ware liefde tot U, o mijn God! en door de liefde totU eene oprechte naastenliefde in mij ontsteke.
dankzegging en opoffering.
Ik aanbid ü, ik prijs en groet U, o heilig Hart van mijn' Jezus, waaruit, even als uit eene genadebron alle goed en alle troost onafgebroken ontspringt. Uit den grond van mijn hart zeg ik U dank, dat Gij dezen nacht over rnjj waaktet en God den Vader voor mij loofdet en dank-tet. U, o mijne Liefde, bied ik nu mgn
— 151 —
arm en onwaardig hart als morgengift aan : met alle mogelijke liefde sluit ik het in uwe heilige Wonden en beveel het aan uw allerzoetste Hart. O laat het altijd uwe hulde ten deel vallen, en ont-vonk en ontvlam het met uwe heilige Liefde! Doe dit, o Jesus, ik bid U.
BEDE.
Medelijdendste Jesus, in vereeniging met die liefde, waarmede Gij aan het H. Kruis uwen geest in de handen van uwen hemelschen Vader gegeven hebt, beveel ik U heden mijne ziel en mijn lichaam. Ik sluit beiden in de heilige Wonden van uw lief waardig Hart; bescherm en verdedig dezelve tegen alle aanvallen der vijanden. Mijn liefste Jesus 1 Gij kent mijne zwakheid, en ook ik weet uit ondervinding al te goed, hoe vergankelijk, hoe zwak en wankel ik ben. Daar.om bid ik U door de geheim-nisvolle vereeniging uwer Godheid en Menschheid, dat 't U behage mijnen wil krachtig met den uwen te verbinden en Hem door uwe genade te versterken, opdat hij het nimmer wage, zich tegen U te Terzetten. Mogen alle leden mijns lichaams heden U alleen loven en ter uwer verheerlijking dienen, Amen.
— 152 —
GOEDE MEENING.
Beminnenswaardigste Jesus! tot ü zend dk de eerate bede van dezen dag uit den grond van mijn hart. In uwe goedheid .hebt Gij mij dezen nieuwen dag geschonken , aan U offer ik derhalve ook al mijne handelingen op. Handel Gij zelf in mij en richt al mijne neigingen, gevoelens, woorden en schreden tot uwe grootste eer; reinig en heilig dezelven in uw Goddelijk Hart en offer ze , in vereeni-ging met uwe Goddelijke handelingen, aan uwen hemelschen Vader op tot de meeste verheerlijking van zijnen H. Naam. Amen.
VOORNEMEN.
Spreek tot mijn hart, o liefste Jesus! uw dienaar hoort. Van welke fout moet ik mij heden trachten te verbeteren ? .... Welke deugd wilt Gij heden van mij in
't bijzonder beoefend hebben? ..... Uwen
Wil zal ik vervullen. Neem mijn hart, het is bereid.
VERTROUWEN.
Laat mij nu, liefdevolle Jesus! in de veilige haven van uw allerheiligste Hart vluchten, bewaar mijn hart voor iedere zonde en waak over mijn voornemen, van U nimmer te beleedigen. Sta mij met uwe
— 153 —
hulp bij, opdat ik mijn woord houde en U mijn hart in het uur van mijnen dood onbezoedeld schenken kunne. Druk in mijn hart het zegel van het uwe, opdat ik waardig worde , naar uwe heilige geboden en naar uwen goddelijken Wil te leven en dat ik mij na dezen tijd van ballingschap eeuwig met U kunne verheugen. Teeken, o liefste Jesus! ik bid het U, mijnen naam op, in 't boek des levens bij dien der Zaligen. Zog aan mijne ziel: « Ik ben uw heil. » Mijn Jesus, verlaat mij niet; bescherm mij en breng mij in zekerheid. Uw geest, die louter goedheid is, voeremij heden en mijn geheele leven op de paden uwer heilige geboden, tot ik het land der gerechtigheid en der eeuwige zaligheid, het land der levenden, bereikt heb, waar ik voor eeuwig gelukkig, voor eeuwig met U leven zal. Amen.
GEBED TOT- DE ALLEKUEILIGSTE MAAGD MARIA.
Glorierijke Moeder van mijnen God, Koningin des Hemels en mijne bijzondere voorspreekster! in het liefdevolle Hart van Jesus, uwen geliefden Zoon, groet ik U, en in plaats van mijne koude en flauwe liefde, offer ik U die liefde op, waarvan uw hart jegens dit Goddeljjk Hart vervuld is. Ik bid U, Gij wilt mij,, om wille der liefde, die U aan ons tot moeder gaf.
— 154 —
daar Hij onze broeder was, als uw kind opnemen en beschouwen. Verdiend heb ik het zeker niet, uwe liefde echter wil mij toch als kind aannemen. Neem mij derhalve als eene teederhartige Moeder onder uwe hoede en bescherming. Snel mij ter hulp in mijnen arbeid , in mijne bekoringen en in al mijne moeielijkheden. Toon mij bestendig een moederlijk hart, opdat Gij mij in dit leven bijstaat, en mij in den dood in uwe armen opnemet. Amen.
GEBED TOT DEN H. ENGELBEWAARDER.
In het liefwaardige Hart des getrouwen Jezus groet ik u, mijn H. Engel , beschermer mijns lichaams en mijner ziel! Neem mij om wille der liefde, die mij in den doop aan uwe zorg overgaf, onder uwe bescherming en onder uwe leiding. Sta mij met uwe machtige hulp ter zijde, opdat ik onbevlekt door dien onreinen stroom dezes armzaligen levens kome. Leid mij krachtig op den weg des heils, tot ik onder uwe leiding voor den hemel-gchen Yader verschijnen moge, opdat ik dan tegelijk met u en alle zalige Geesten de aanbiddenswaardige Drievuldigheid, als de onuitsprekelijke bron aller zaligheid , eeuwig loven en prijzen kunne. Amen.
— 155 —
BEDE OM DEN ZEGEN GODS.
Almachtige God; Vader, Zoon en heilige Geest, zegen mij! Jezus, mijn Goddelijke Heiland, zegen mij met al de liefde van uw Hart. Geef, dat ik heden in alles uwe geboden en uwen heiligen Wil met liefde en vreugde vervulle, dat ik mij met een vroom hart, een' ootmoedigen geest en eene reine ziel door verloochening van mij zeiven en al mijne verkeerde neigingen, aan uwe goddelijke woorden en heilzame ingevingen onderwerpe, en deze volgen moge.
(Kus tot slot uw krui? en bid aandachtig :)
God van mijn hart, om wille der vijf wonden, welke U de liefde aan het kruis toebracht, kom altijd, in 't bijzonder echter heden, al uwe dienaren ter hulp, die Gij met uw heilig Bloed hebt vrij gekocht. Amen.
KORTER MORGENGEBED.
(naar den h. alphonsus.)
In den naam Gods, des f Vaders, des ■}• Zoocs en des quot;iquot; H. Geestes. Amen.
Allerheiligste Drievuldigheid! een eenige God in drie personen; ik geloof vast, dat Gij hier tegenwoordig zijt. Ik aanbid U
— 156 —
in diepen ootmoed , en vereer, zooveel ik kan, met onderdanigen eerbied uwe goddelijke Majesteit. Ik dank U, o barm-hartigste God ! uit den grond van mijn hart voor alle genadpn, die ik ooit van U ontvangen heb. Uwe goedheid heeft mij tot dezen dag behouden; zoo wil ik dezen dag dan ook alleen in uwen heiligen dienst doorbrengen. Al mijne gedachten, woorden en werken van heden, zullen alleen aan U opgedragen worden. Zegen ze, o heilige God! opdat zij allen door uwe Goddelijke Liefde geheiligd, en tot uwe grootere eer verricht worden.
Liefderijkste Jezus! Gij Goddelijk voorbeeld der volkomenheid , naar hetwelk mijne ziel trachten zal! met behulp uwer genade wil ik mij bevlijtigen, U in alles gelijkvormig to worden: zachtmoedig en ootmoedig, kuisch, ijverig en geduldig, liefderijk en vriendelijk, zoo als Gij geweest zijt. Bijzonder echter wil ik met allen ernst, mij voor de zonde van.... hoeden, die ik zoo vaak bedreven heb, en die ik van harte begeer te mijden.
U, o God! is mijne zwakheid bekend, en hoe weinig ik zonder uwe genade vermag; ontzeg mij uwe genade niet, o mijn God! en sterk mij naar mijne behoefte. Geef mij zooveel kracht, dat ik al hot booze, dat Gij mij verbiedt, mijde; dat ik al het goede, dat Gij van mij verlangt , volbrenge, en met geduld
— 157 —
alle kruisen drage, die uwe barmhartige Voorzienigheid mij heden toezenden wil.
Allerzaligste Maagd! Gij. Moeder van Jezus en mijne machtigste Voorsprekeres! ik beveel mij ia uwo moederlijke bescherming en verberg mij met vol vertrouwen in den schoot uwer mildrjjke Barmhartigheid. O goede Moeder! wees mijne toevlucht in alle aangelegenheden, mijn troost in alle wederwaardigheden en mijne Middelares bij uwen dierbaren Zoon, heden en alle dagen mijns levens, maar bijzonder in het uur van mijnen dood. •
Heilige Beschermengel, mijn liefderijkste Leidsman! geef mij de genade, om uwe heilzame ingevingen ria te volgen, en al mijne treden zoo te richten, dat ik van den weg der geboden Gods niet af-wijke.
Bescherm mij ook, gij, mijn roemwaardige Patroon,, heilige N. N.! en bid voor mij, opdat ,ik hier op aarde mijn' God diene, zooals gij Hem gediend hebt, en eindelijk ook met u in den'Hemel Hem eeuwig loven en prijzen moge. Amen.
Onze Vader .... Wees gegroet____ Ik
geloof in....
— 158 —
DES AVONDS. A.vondgebeci,
VEROOTMOEDIGING VOOR GOD
vW mijn God, ik weet, dat Gij hier even
fals op alle plaatsen tegenwoordig zjjt! In diepen ootmoed aanbid ik uwe hoogste Majesteit, U, den eeni-gen God in drie personen, en ik erken mijne onderwerping, welke ik U verschuldigd ben, en den afstand tussohen uwe verhevenheid en mijne armoede; want ik ben niets dan stof en asch. Ik geef mij met vreugde over aan 't bestuur uwer Almacht, die Gij bezit over het leven, dat ik van U ontving, en dat Gij mij weder afnemen kunt, zoodra het uw heilige Wil goedvindt. Amon.als op alle plaatsen tegenwoordig zjjt! In diepen ootmoed aanbid ik uwe hoogste Majesteit, U, den eeni-gen God in drie personen, en ik erken mijne onderwerping, welke ik U verschuldigd ben, en den afstand tussohen uwe verhevenheid en mijne armoede; want ik ben niets dan stof en asch. Ik geef mij met vreugde over aan 't bestuur uwer Almacht, die Gij bezit over het leven, dat ik van U ontving, en dat Gij mij weder afnemen kunt, zoodra het uw heilige Wil goedvindt. Amon.
DANKZEGGING.
Goedertierenste Vader! hoe veel goeds heb ik heden en gedurende mijn geheele leven reeds van U ontvangen! Van eeuwigheid af waart Gjj mijner gedachtig; uit niets hebt Gij mij geschapen; Gij hebt mij Jezus, uwen Zoon, tot een' Middelaar, en Zijne goddelijke Moeder tot eene Voorspreekster gegeven; Gij hebt mij door zijnen smartelij'ten dood vrijgekocht, en nog dagelijks overlaadt Gij mij met on-
— 159 —
telbare genaden. O mijn God! van gan-soher harte dank ik U voor deze en alle andere mij bewezen genaden en weldaden. O gij, zalige Gpesten, helpt mij den Heer van alle goedheid en barmhartigheid zonder ophouden loven en prjjzen.
' Amen.
GEBED VOOR HET GEWETENSONDERZOEK.
O mijn God! ik weet, dat ik een zondaar ben, en dat ik U dikwijls en wellicht ook heden beleedigd heb: Doch, uit mij zeiven ben ik onmachtig, het groote getal en de geheele grootte mijner misdaden weder aan U te bekennen. Ik bid U, verlicht mij on geef mij volkomen kennis van al mijne zonden, waarin ik heden weder gevallen ben! Ik vraag voor mij deze kennis enkel en alleen, om ze voor U te beweenen, te verafschuwen en om mij in de. toekomst voor alle kwaad te kunnen hoeden. Amen.
GEWETENSONDERZOEK.
(Wanneer gij, christelijke dienstbode! uw geweten onderzoekt, zoo stel u met een oprecht levendig geloof in de tegenwoordigheid Gods , als of gij stondt voor Zijnen rechterstoel; verootmoedig u dan zeer voor dezen heiligsten God we-
— 160 —
gens uwe door allerlei zondige gebreken onrein gemaakte en aan deugden arme ziel; overweeg dan met de grootste getrouwheid, hoe gij u jegens God, het hoogste Goed, door den dag in woorden, gedachten en werken gedragen hebt.)
i. Heb ik mij beijverd, den geheelen dag door, Gods heiligste Tegenwoordigheid zooveel mogelijk voor ongen te houden; en in alles, wat ik deed. Hem zoeken te behagen, en getracht in alles zijnen heiligsten Wil te volbrengen? Heb ik alles slechts om zijnen wil en ter zijner liefde gedaan, gesproken en gedacht? Vervulde mij bestendig eene heilige vrees, God niet in het minste te beleedigen ?
, 2. Was ik geneigd, mijn' arbeid en ieder oogenblik van dezen dag door herhaalde oprechte meeningen te heiligen , doordien ik mijn' arbeid dikwijls aan God opofferde? Hield ik mij gedurende den arbeid en te voren bezig met akten van liefde tot God, met geestelijke Communiën, met opofferingen van 't kostbaar Bloed, en van H. Misoffers, met schietgebeden, met gebeden voor het welzjjn der H. Kerk, voor de bekeering der zondaren, voor de stervenden, voor de arme zielen, enz.
3. Heb ik dezen dag in ware vereeni-ging met het goddelijke Hart van Jezus, doorgebracht? Was ik beijverd, in gedachten, in woorden en werken Jezus na te volgen en besloten, uit liefde tot Hem
— 161 —
een ellendig leven te leiden, zooals Hij dit wilde, zelfs tot den dood?
4. Was ik beijverd, mij van mijne slechte gewoonten, en kwade neigingen steeds meer te beteren en een nieuw, aan Jezus aangenamer, mensch te worden ? Heb ik mij beijverd heden meer ingetogen en minder verstrooid te zijn, dan ik zulks tot hier toe was? was ik heden minder in 't tijdelijke verdiept, minder ontrouw in mijne geepteljjke oefeningen, dan anders ? Was ik minder snapachtig , niet zoo driftig, minder trotsch, ongeduldig enz. dan gisteren ? ' Hoe heb ik heden in 't bijzondere mijn hoofdgebrek bestreden? Bon ik hiervoor goed bezorgd en getrouw geweest? (vertoef hierbij wat langer).
5. Heb ik mij niet vrijwillig met weder-spannige, onwillige, aandoenljjke, ijdele, hoogmoedige gedachten opgehouden? Heb ik mijne wederspannigheid, mijne drift, mijne trotschheid, ongenegenheid en mijn' eigenzinnigheid ook uiterljjk door spreken of daden te kennen gegeven ? Toonde ik liefde voor de gehoorzaamheid, liefde tot 't kruis ?
6. Heb ik, zooals de Heiligen, om God beter te dienen, bij iedere gelegenheid de zelfverloochening beoefend: dadelijk 's morgens bij 't opstaan ? bij spijs en drank, voornamelijk op vastendagen ? in onbezonnenheid en nieuwsgierigheid? in de
— 162 —
gemakzucht ? bij den arbeid, die mij hard voorkwam 7 in het spreken ? in het gehoorzamen 7 Hoe gedroeg ik mij betrekkelijk de beoefening der ootmoedigheid? Hoe nam ik het op, ala men mij berispte, mij geringschatte, mij tegensprak, mij eenig leed aandeed? Heb ik mij driftig gemaakt, gerechtvaardigd, verontschuldigd , vergramd 7
7. Heb ik niemand tot eene bekoring of zonde, b. v. tot onwilligheid, tot ijdel-heid enz. aangespoord of daarin gestijfd? door woorden of werken? Heb ik anderen een goed voorbeeld gegeven, hun tot het goede opgewekt en daarin gesterkt. Spra'c ik, zooals Jezus en de Heiligen gesproken hebben, of diende ik anderen veeleer door mijne gesprekken en voorbeelden, tot verzwakking hunner deugden 7 Sprak ik onbezonnen, of onoprecht, lichtzinnig, te veel, te stout? of te driftig, te streng, te lasterend, te klagend over anderen 7 Voerde ik tegen niemand spotredenen , schimpwoorden of wel beleedigingen ? dacht en sprak* ik niet liefdeloos tegen den naaste ? Beging ik geene leugen, zelfs niet in scherts, of uit overdrijving.
8. Heb ik onzuivere gedachten gehad? Hoe heb ik mij daartegen bewaard. Heb ik wellicht zelfs aanleiding daartoe gegeven, door te groote vrijheid te geven aan de oogen enz. Hoe gedroeg ik mij tegenover het an-
— 163 —
dere geslacht? Heb ik eiken onnoodigen omgang en alle gesprekken met hetzelve zorgvuldig vermeden? was ik niet te vrij, te levendig, te vriendelijk? Veroorloofde ik mij niet een' onwelvoegelijken scherts, of heb ik daarmede gelachen?
9. Hoe heb ik heden mijne gebeden en geestelijke oefeningen verricht (het morgengebed, de H. Mis, het gebed voor en na het eten, de broederschapgebeden, de geestelijke lezing enz.?) Heb ik mij dezelve slechts oppervlakkig, verstrooid en zonder aandacht voorgenomen?
10. Hoe heb ik mjjne werkzaamheden en de plichten van mijnen staat vervuld? Deed ik ze gewillig, getrouw, ijverig en innig, zooals Jezus? Deed ik «e in gedurige herinnering aan de tegenwoordigheid Gods, ter liefde tot Hem? Ontvreemde ik mijn heerschap niéts? wat? hoe dikwijls? waakte ik over hun' eigendom, als of het de mijne was? Had ik geen' haat of afkeer tegen mijn heerschap? Bejegende ik hetzelve stuursch, trot8ch,we-derspannig ? voerde ik het daardoor tot toorn? Sprak ik hetzelve geen kwaad na? Had ik geen' haat tegen mijne mededienstboden? waakte ik over de kinderen, over wie ik het opzicht had? Sprak of deed ik niets voor hen, waardoor zij tot iets kwaads hadden kunnen vervallen 7 vertoornde ik niemand door mijne nalatigheid, mijne luiheid, of eigenzinnigheid?
_ 164 —
H.Hoe heb ik mij in mijn lijden en in mijne wederwaardigheden gedragen?0 reefmij de liefde tot God, voor H®™ alles gewillig en geduldig te verdragen? Ww de hetde tot God en het verlangen, Hem te hagen, mijn inwendig verlangen ƒ
(Na dit Gideizoik verootmoedig u diep en schaam u voor God , dat gij He heden weer zoo onvolmaakt en 200 ®le° gediend hebt, uw voornemen zoo weini gehouden en u met velerlei zonden bela-den hebt).
VERWEKKING VA.N BEROUW.
(Van de H. Geerlruida).
O goedertierenste Vader! doordrongen
van de bitterheid des lijdens en sterven3 van uwen geliefden Zoon, Jezus Christus, klaag ik mii voor U aan over al j zonden en over de trouweloosheid , waaraan ik mij heden tegen U schuldig maakte; en wel daar ik uwer te we.mg indachtig was maar U ook zeer nalatig diende, en U door mijne begane fouten beieedig ^ Over dit alles klaag ik mij bij U aan,;Cn met een rouwmoedig hart sla ik p .1 borst en zucht met den tollenaar van het Evangelie; «O God, wees mil, armen zon daar eenadig ! » want ik beken dat ik onrecht gedaan, en dat ikU, mijn heven God, beleedigd heb. Ter voldoening van
— 165 —
deze en van al mijne andere zonden offer
ik U op de ontelbare pijnigingen van uwen geliefdon Zoon alsmede de tranen, die Hij voor ons vergoten heeft, cn bid U in vereeniging van mijn gebed met dat van uwen stervenden Zoon en door de kracbt van den H. Geest om de genade der vergiffenis, die Gij mij schenken wilt, door dezelfde liefde, die (J zeiven doordrongen heeft, als uw geliefde Zoon naar uwe vaderljjke Goedheid als een misdadiger verworpen en ter dbod veroordeeld werd. Amen.
Voldoen fng.
(Van de H. Mechthilda).
O goedertierenste Vader! ik offer U op alle oefeninjren van het zoetste Hart uws geliefden Zoons, met hetwelk het hier ooit beneden voor het heil der mensehen tot uwen lof en dankzegging jegens U, en in weeklachten voor U en in de grootste liefde bezig hield , — tot zuivering van al de aardsohe begeerten en vleesohehjke lusten en van verkeerden wil, waarin mijn hart heden gewikkeld was.
O goederüerènate Vader! ik offer U insgelijks op iedere oefening van den mond uws geliefden Zoons, die Hij voor het heil der wereld in het onthouden der
11
— 106 —
spijzen, in zijne leering en vermaning volbracht heeft — als tegenmiddel voor al mijne zonden, die ik door onmatigheid, achterklap en onkuische, ijdele en ergerlijke woorden ooit en ook heden begaan heb. O goedertierenste Vader! nog offer ikU ook op iedere oefening van het allerheiligste lichaam uwb veelbeminden Zoons, met alle oefeningen van zijn' heiligsten wandel en alle smarten van zijn onschuldig lijden en sterven, dat Hij verdroeg om de geheele menecbheid te verlossen, tot uitwissching aller zonden, welke ik ooit, op welke wijze ook, met de ledematen mijns licbaams tegen uwe eer en bet heil mijner arme ziel begaan heb. Vernieuw in mij den drang der liefde en het heilig verlangen naar U, opdat ik verder alles nauwgezet volbrenge, wat uwe wet en mijn beroep mij opgelegd bobben. Amen.
aanbeveling tot ueï h. hart van jezus.
Allerzoetste Hart van Jezus Christus. Gij allerzachtste rustbedje van alle U toegenegen zielen! TJ beveel ik mijn hart, mijn lichaam en mijne ziel, dat Gij ze voor alle gevaren, voor alle onreine vooretellingen en vervolgingen des boozen vijands behoeden willet. O Gij, zoet Hart van Jezus! ik bid U, dewijl ik God gedurende den nacht niet loven kan , Gij dit in
— 1G7 —
mijne plaats wilt doen; en zoo vaak in
dezen nacht mijn hart slaat, zooveel duizendmaal wilt Gij de allerheiligste Drievuldigheid loven en prijzen, en iedere ademhaling, die ik doe, in U ojmemen en ontvangen. Amen.
GEBED TOT DE ALLERHEILIGSTE MOEDER GODS MARIA.
Heiligste Maagd Maria, Gij, onbevlekte Moeder des eeuwigen en almaohtigen Gods, Gij, reinste Bruid des 11. Geestes, Gjj, hoop en vreugde van alle Heiligen, Gij, sieraad van het hemelsch Paradijs, Gij, heiligdom des Allerhoogsten. Gij móeder van Jezus Christus, mijn Verlosser! ik bid U, smeek mij de vergeving mijner zonden af, en behoed mjj ook in dezen nacht voor alle gevaren der wereld, des vleesches en des duivels en schenk mij den bijstand uwer voorspraak. Verwerf mij, o glorierijkste moeder van mijnen God, door het mildste medelijden uws Zoons de gave van Zijne genaden, dat ik, in het ware geloof gesterkt, na dit leven waardig worde, de kroon der eeuwige zaligheid te ontvangen. Amen.
GEBED TOT DEN H. JOZEF.
Heilige Jozef! ik beveel mij in uwe hoede en bescherming, en bid u, gij wilt
— 168 —
door uwe krachtigo voorspraak mij dezen nacht en al den tjid mijns levens voor ieder kwaad naar lichaam en naar ziel bewaren cnniij eens een gelukzalig1 steri-uur geven. Amen.
GEBEl) TOT DEN' II. ENGEI.BEWAARDER.
Ik dank u, II. Engelbewaarder! voorde Hemelsche ingevingen, met welke gij mij heden verlicht hebt. Had ik toch steeds uwen raad opgevolgd ! O, blijf toch immer mijn licht op allo wegen . en mijn aanklager, als ik zoude vallen! Verlaat mij ook heden niet. en bijzonder niet in het uur mijns doods! Amen.
AANBEVELING IN DE BESCHERM [NG ALLER HEILIGEN.
O gij, mijne H. patronen en voorsprekers, en gij, heiligen Gods 1 ik beveel mij in uwe hoede en bescherming, en bid u, mij bij te staan en door uwe voorbede mij dezen nacht en al den tijd mijns levens voor iedere kwaal naar lichaam en ziel te bewaren, en mij eens een gelukzalig sterfuur te geven. Amen.
— 469 —
GEBED VOOR DE LEVENDEN EN AFGESTORVENEN.
Geef, o Heer! uwen H. zegen aan mijn heerschap en aan al zijne onderhoorigen, mijne verwanten en bekenden, weldoeners, vrienden en vijanden. Bescherm mijne geestelijke en wereldlijke overheden; sta de armen, gevangenen, bedrukten, reizen-den, zieken en de stervenden bij, bekeer de zondaren en ongeloovigen ; verlicht de heidenen en ongeloovigen met het licht uwer waarheid! O God der barmhartigheid ! zij ook den armen zielen in 't vagevuur genadig; eindig hare smarten en voer allen, maar bijzonder die zielen, voor wie ik schuldig ben te bidden, zeer spoedig in de eeuwige rust en in de hemel-sche vreugde. Amen.
SLUITGERED.
Nu, mijn lieve Jezus! wil ik mij met uwen heiligen zegen nederleggen en mijn lichaam deze rust schenken, in vereeni-ging met die liefde, met welke Gij dezelve op aarde aan uwe menschheid gegund en tot lof van uwen hemulschen Vader en tot heil der menschen gebruikt hebt, en met dezelfde meening, mat welke Gij geslapen hebt, wil ik heden ook slapen, tot uwen eeuwigen lof en tot
— 170 —
sterking van mijn lichaam. Zoo vaak mij in dezen nacht de pols slaat, zooveel duizendmaal willen U uwe Heiligen in den Hemel in mijnen naam prijzen en aanbidden, en zoo vaak ik adem hale, zooveel duizendmaal willen U alle negen kooren der Engelen in mijnen naam loven en prijzen; heilig, heilig, heilig zijt Gij, Heer, God Sabaoth ! Amen.
(Nu besproei u eu uw bed met wijwater, teeken u met 't H. Kruisteeken en spreek met aandacht;)
Het zegene f mij God de Vader, het bescherme mij Jezus Christus, het verlichte mij de H. Geest! U zij lof en eer en dank, o Gij, gezegende en allerheiligste Drieëenigheid! Amen.
DANKZEGGING.
O God, mijn hart en mijne ziel, al mijne zinnen, mijne krachten en al mijne vermogens zullen U prijzen! Loven zullen U alle schepselen, o bovenmate groote en onwankelbare Liefde, en U danken voor de volheid der ontferming, die Gij mij heden geschonken hebt. Uwe goddelijke Goedheid wilde niet alleen mijne fouten, mijne ondankbaarheid en lauwheid lankmoedig verdragen. neen, Zij heeft een zoo ellendig, ondankbaar en onnuttig
— -171 —
schepsel, zoo als ik ben, behouden, ja zelfs met eene menigte nieuwe genaden overladen. Ik dank U daarvoor, o oneindig mild en Goddelijk Hart mijns liefdevollen Verlossers! Voor uwo voeten, oneindige God 1 werp ik mij neder en beschaamd, vergelijk ik de grootheid uwer goedheid met mijne menigvuldige zonden, die ik ook heden in mijne ondankbaarheid begaan heb.
(Bid nu een onze Vader, een Wees gegroet en Eere zij den Vader enz., om de genade te bekomen, uw geweten nauwkeurig te onderzoeken, uwe zonden oprecht te berouwen en vaste voornemens te maken. Onderzoek dan uw geweten, als in het vorige avondgebed.)
BEnOUW EN VOORNEMEN.
Hoe is het mogelijk , o God, dat mijn hart tegen U immer koud blijft, en dat ik II ook heden weder kwaadaardig en liefdeloos beleedigde ! Heden echter, wat kan ik beter doen, dan mij voor uwe voeten werpen en mijne tranen en mjjn berouw met het bittere lijden nws Zoons vereenigen? Dit doe ik dan, o Heer! met een vermorzeld hart en een] oprechten afkeer voor mijne zonden, door welke ik Ü beleedigd heb. Het lijden, de tranen, het geduldige Hart van .Iezus, uw' geliefden Zoon, breng ik U tot zoenoffer
— 172 ^
Toor al de beleedigingen en de nalatigheden, waardoor ik lieden uwe goddelijke ingevingen en genaden in mij vernietigd heb. Om de krachtige gebeden van uwen aanbiddingswaai digen Zoon en door de genade des 11. Geestes, verdelg, o Heer, al mijne zonden, en vergeef mij al mijne dwalingen. Gevvaardig U, mij eene ge-heele en volkomen vergeving te schenken. Daarom bid ik U, liefdevollen Vader! door de onmetelijke liefde, waarmede Gij uwen Zoon Jezus Christus bemint. Amen.
VERTROUWEN.
Beminnenswaardige Jezus! 't Was U niet genoeg, mij aan het kruishout vrij te koopen, ook heden wilt Gij voor mij bij uwen hemelschen Vader een' Voorspreker zijn, ora mij zoo aan de vrucht der verlossing deelachtig te maken, en mij ontferming en genade te geven. Zoo geef mij dan volkomen vergiffenis van al mijne zonden! Mijn hart draagt de hoofd-schuld, het wilde zijnen God beleedigen. Breng Gij derhalve uw allerreinste en heiligste Hart voor mij aan uwen godde-lijken Vader, opdat Hij zich om dit geheel vlekkelooze Hart waardige, het mijne genade te'doen erlangen. Dit mijn hart verleidde mij tot kwade en zondige daden ; ach, hoe vele misdaden heeft het door mijne zinnen en door al de
— 473
vermogeDB mijner ziel begaan ! Bied daarom, o Jezus ! uw Goddelijk Hart, uwe doorboorde handen , uwe allerreinste zinnen, uwe volkomen onschuld aan uwen hemelschen Vader voor mij tot verzoening aan. Geel' mij echter een levendig berouw, alsook volkomen vergiffenis van al het kwade, dat ik bedreven heb. Dit alles hoop ik met uwe hulp. Niet enkel mijn leven lang, maar in alle eeuwigheid wil ik U daarvoor danken. Amen.
OPOFFERING.
Heer Jezus! in vereeniging met dio liefde, waarmede uw allerheiligste Hart elk oogenblik de rust, welke Gij aan uwe heilige menschheid gundet, heiligde en tot eeuwige verheerlijking uws hemelschen Vaders, of tot het heil der zielen toe-weidde , — in vereeniging met deze liefde offer ik U ook mijntn slaap, ter uwer verheerlijking en tot verbreiding uwer heilige liefde op.
Laat mij, liefdevolle Jezus! aan uwe borst rusten, dat mijn hart met het uwe vereenigd sla, en uw liefelijke en milde Geest over mijn hart kome, met Hem zich vereenige, en hetzelve geheel door-dringe. lu uwe zijde, liefste Jezus! sluit ik mij; bewaak, bescherm en heilig mij ! U, o Goddelijk Hart! beveel ik mijn hart
— -174 —
in dezen nacht, mij zeiven met alles, wat ik ben en heb. Daar ik mijnen God niet loven kan, zoo doet Gij het in mijne plaats; loof en prijs Hem met lederen slag mijns harten en zend dezen lof als liefdevlam tot de aanbiddingswaardige en onverdeelbare Drievuldigheid omhoog, terwijl ik slaap en zoo lang het U bevalt, uitrust in den Geest, op 't innigst met U vereenigd. Amen.
ORIIED TOT fiE ALLERHEILIGSTE MAAGD.
In den schoot uwer moederlijke liefde, allerzaligste Moeder Gods Maria! neem ik voor dezen nacht mijne toevlucht. Waak over mij met de teedere liefde van uw Hart, bescherm mij tegen alle vervolgingen des vijands en geef mij uwen Moederlijken zegen!
GEBED TOT HEN 11. ENGELBEWAARDER EN DE H. PATRONEN.
Heilige Engelbewaarder, en gij, mijn H. Patroon N. N., verdedig en bescherm mij! Looft en prijst in mijne plaats zonder ophouden onzen Heer en God! Liij-zonder echter bid ik u om uwen heiligen zegen.
(Tot slot kus het kruis en spreek met de H. Geertruida:)
— 175 —
Jezus vol van Zoetheid! U groet ik, U omhels ik met alle liefde des hemels en der aarde, en kus teeder de wonden, welke de liefde U sloeg.
(Blijf alzoo nog een oogenblik knielen en lees met de grootste opmerkzaamheid het volgende ;)
Bedenk: Niets is vorafschuwenswaar-diger dan de zonde, niets schooner dan de goddelijke genade; dezen nacht kunt gij sterven; — de hel is de vereeniging van alle rampen, zij duurt eeuwig; — tracht alzoo, in staat van genade naar bed te gaan en evenzoo hetzelve te verlaten, en hierin tot aan het einde des levens te volharden, opdat gij tot de eeuwige zaligheid geraken moogt.
{Verricht nog deze korte gebeden:)
Jezus, Maria en Jozef, U schenk ik mijn hart en mijne ziel.
Jezus, Maria en Jozef, staat mij bij in mijnen doodstrijd.
Jezus, Maria en Jozef, moge mijne ziel met U in vrede scheiden !
{Bid eindelijk Maria om haren zegen:)
Zegen mij, mijne Moeder! met do hand van uwen Goddelijksn Zoon. Zegen en bescherm mij tegen alle gevaren naar ziel en lichaam; In den naam -J- des Vaders, des Zoons f en des H. f Geestes. Amen.
— 476 —
In uwen naam, o hemelsche Vader! heb ik dezen dag aangevangen, in uwen naam wil ik hem weder eindigen. Op het einde van dezen dag val ik neder voor U, en aanbid U in den diepsten ootmoed. Ik dank U voor al het goede, dat Gij mij door den dag bewezen en voor al de gevaren, die Gij zoo genadig van mij afgewend hebt. Alles, wat ik heden genoten en ontvangen heb, was een geschenk van uwe vaderlijke goedheid. Dus loof den Heer, mijne ziel, en alles wat in mij is, prijze Zijnen heiligen naam! Dank den Hier, mijne ziel, en vergeet niet al Zijne weldaden! Want de Heer heeft aan mij, armen zondaar, opnieuw Zijne groote barmhartigheid rijkelijk bewezen. Hoe zal ik nu den Heer al datgene vergelden, wat Hij mij heden voor goeds gedaan heeft ! Ik wil den naam dts Heeren prijzen te allen tijde; Zijn lof zal immer in mijnen mond zijn. Ik dank U daarom, mijn God en Vader! van ganscher harte, dat Gij mij heden zoo vaderlijk geleid, voor zoo vele gevaren, naar ziel en lichaam, zoo genadig bewaardet, en mij onwaardige, uwe groote barmhartigheid in alle dingen zoo rijkelijk bewezen hebt. Echter, wanneer ik aan 't einde van dezen dag voor U, Gij
— 177 —
allerheiligste en alwetende, mijn geweten onderzoek, hoe zou ik voor IJ bestaan ? Wanneer ik mijne gedachten, wenschen, en begeertej, mjine bedoelingen, mijne woorden en werken, mijne christelijke plichten en die van mijnen stant overweeg, hoe zeer vind ik reden, mij voor uw heilig aangezicht te schamen, mij wegens mijne nalatigheid, gebreken en zonden voor U aan te klagen!
{Onderzoek nu uw geweten, en bid daarna:)
Ik beween, o mijn God! van ganscher harte alles, waarmede ik U ook heden weder en ooit in mijn leven beleedigd heb. Verwerp mij niet, o Meer! van uw aangezicht, hoe ik het ook verdiende, maar laat mij om wille van de verdiensten van Jezus Christus genade bij U vinden. Ik wil mij oprecht beteren, en den nog overigen tijd mijns levens nu daartoe aanwenden, U te beminnen, mijne zonden te berouwen, en U immer meer te behaaen. Bewaar mij in dezen nacht voor al 't kwade, voor alle vervolgingen des duivels, voor een onvoorzienen dood, opdat ik U morgen weder trouw dienen kan. Ge.ef' mij, o God! do genade, dat ik steeds zoo mijn leven doorbrenge, opdat mij aan het einde van hetzelve jreen dood noch eeuwigheid verschrikke, maar dat
— 178 —
ik mij dan getroost kan nederleggen tot den slaap des doods, uit welkeu ik op uwe stem weder opstaan zal tot het eeuwige leven.
Bewaar en bescherm ook in dezen nacht mijn heerschap, mijne ouders en bloedverwanten, mijne vrienden en mijne vijanden alsmede mijne weldoeners! Kom de armen en bedrukten te hulp; geef den stervenden eenen zaligen dood! Ontferm U ook, o God, over de arme zielen in 't vagevuur, en geef allen, en in het bijzonder die, voor welke ik verplicht ben te bidden , de eeuwige rust.
Heiligste Maagd Maria, Gij moeder mijns Heilands! heilige Engelbewaarder, heilige Jozef, gij, mijn heilige Patroon en alle Heiligen Gods, bidt voor mij en beschermt mij dezen nacht en in het uur mijns doods ! Amen.
Onze Vader. Wees gegroet. Ik geloof enz.
GEDURENDE DEN DAG.
AANMERKING.
Christelijke dienstbode! wandel gedurende den dag met een levendig geloof in de tegenwoordigheid Gods; bid, arbeid en lijd slechts ter liefde van God: alles voor Jezus en in vereeniging met zijn heiligste Hart! Wacht u voor iedere, ja ook
— 179 —
voor de kleinste vrijwillige beleediging Gods. Hernieuw dikwijls deze goede meaning ; bevlijtig u zeer zorgvuldig, de christelijke deugden te beoefenen, bijzonderljjk die, welker beoefening gij u ia 't bijzonder voorgenomen hebt. Ütfer herhaald, namelijk bij iedoren klokslag, het kostbare bloed van Jezus Christus en het heilig Misoffer op en doe zeer dikwijls eene geestelijke Communie. In't bijzonder moet gij u, christelijke dienstbode! met de zoogenaamde schiet- en stootgebeden zeer bekend maken en ze gedurende den dag zeer dikwijls verwekken. Dit moet echter met zeer grooten ijver en goede inborst geschieden. Eigenlijk niet de menigte, maar wel do liefdevolle inborst is het, dio Gods Hart treft; een enkele hartelijke zucht is beter dan honderd lauwe en koude verzuchtingen. Ook hebben de korte den voorrang boven de lange, juist wegens hunne grootere eenvoudigheid en kracht. Wend ook tot schietgebeden zeer ijverig de korte aflaatsgebeden aan.
SCHIETGEBEDEN VAN DEN HEILIGEN ALPHOXSÜS.
O mijn God, mijn hoogste Goed, ik bemin U boven alles!
Ik bemin U, mijn Jezus, daar Gij voor mij gestorven zijt!
— -180 —
Ach ware ik toch liever gestorven, dan U, o mijn God, te beleedigen.
Ik wil liever sterven, dan God belee-digen !
Jezus en Maria, Gij zijt mijne hoop:^
Mijn Jezus, Gij voldoet mij; sta niet toe, dat ik mij weder van U süheide!
Geef mij uwe liefde, handel met mij, naar uw welgevallen !
O mijn God! wat kan ik dan beminnen naast U !
Ik geloof aan U, ik hoop op U, ik be-min U !
Wanneer zal ik geheel de uwe zijn, o mijn God!
O wanneer zal ik zoo gelukkig zijn, te kunnen zeggen: Mijn God ik kan U niet meer verliezen I
Mijn' God! U en niets anders begeer ik!
Ik wil slechts, wat Gij wilt, o mijn God!
Kon ik roii toch geheel voor U oporte-ren, zooals Gij U geheel voor mij gegeven hebt!
Tegenover anderen was ik dankbaar; maar tegenover U, o mijn God! was ik ondankbaar!
O mijn Jezus, trek mij geheel tot ü!
Maak, o Jezus! dat ik geheel de uwe ben, voor en aleer ik sterf.
O mijn God! hoezeer verdient Gij mijne geheele liefde !
Ik bemin U, ik bemin U !
— 181 —
O neem de liefde aan van eenen zon« daar, die U zoo vaak beleedigd heeft 1
Gij hebt U geheel aan mij gegeven, ik geef mij geheel aan U!
O God! doe mij erkennen, welk een groot Goed Gij zijt, opdat ik U hartelijk beminne !
O hoe verheug ik mij , mijn God, dat Gij zoo gelukkig zijt!
IJ geef ik mijnen wil over; handel met mij, naar uw welgevallen !
Mijne vreugde zal zijn, slechts U te bohagen, o oneindige Goedheid!
Ik dank U, dat Gij mij nog den tijd geschonken hebt, U te beminnen; ik dank Ü, ik bemin U!
Zonder ophouden wil ik U beminnen, o mijn God !
Alle verachting en alle lijden wil ik gaarne verdragen, als ik U maar beminnen kan!
Ik wensoh voor U te sterven, daar Gij voor mij gestorven zijt!
Ik wensoh, dat U allen beminnen, zooals Gij het verdient!
O konde ik de zonden van alle men-schen verhinderen; konde ik alle men-schen tot U, o beminnenswaardige God! en tot uwe heilige liefde voeren!
Liever sterven, dan eene zonde bedrijven; liever sterven, dan eene zonde bij anderen bevorderen ; liever sterven, dan in eene zonde intewilligen of mij hiertoe te laten misleiden.
12
— 182 —
Mijn God! wanneer zal ik U toch beminnen , zooals de Heiligen U bemind hebben ? wanneer, zal ik , zoo als zij, enkel bij U mijn hart hebben? wanneer, zoo als zij, U boven alles, rein, volkomen en krachtig beminnen !
O mijn hoogste Goed! wanneer zal mijne liefde voor U geen otfer, geene moeite, geen geweld meer te groot zijn!
O mijn God, Gij oneindig, eeuwig Goed! wat is toch, vergeleken met U, elk tijdelijk goed, wat een zinnelijk genot, een onnuttig gesprek ? Alles buiten U is ijdelheid. Gij, uwe liefde en de heiliging van mijne ziel, zijn voor mij alles!
Heer ! geef mij toch de liefde ! Vermeerder toch mijne liefde !
Ik wil gaarne alles doen, waardoor ik zal meenen U te behagen !
Uw welgevallen is mij meer waard dan 'alle genoegens dezer wereld !
O goddelijke wil! Gij zijt mijne liefde !
O Maria mijne hoop, heb medelijden met mij !
Moeder van God, bid Jezus voor mij!
O Maria, trek mij geheel tot God !
0 mijne moeder Maria! dat ik immer meer tot U mijne toevlucht neme!
O miin God, Gij moet mij heiligen! ik hoop dit van U.
— 183 —
MET TOEVOEGING VAN AFLAAT,
TEVENS DIENENDE TOT SCHIETGEBEDEN DOOR DEN DAG.
1. -j- Eere zij den Vader, den Zoon en den H. Geest; gelijk het was in het begin, nu en altijd en in alle eeuwigheid. Amen. (Driemaal te bidden ter eere der H. Drievuldigheid en tot dankzegging voor de weldaden, aan Maria bewezen. 100 dagen aflaat. Wanneer men dit gebed een maand lang 's morgens, 's middags en 's avonds bidt, kan men eens in de maand op eenen dag naar verkiezen, een vollen aflaat verdienen, mits men biechte en de heilige Communie ontvange. (Pius VII, 11 Juli 1815.)
2. Zoetste Jezus, wees mij niet een rechter, maar een Zaligmaker! (Telkens 50 dagen aflaat, PiusIX 11 Augustus 1851.)
3. Mijn Jezus, barmhartigheid 1 (Telkens 100 dagen aflaat. Pius IX 1856.)
4. Jezus, mijn God, ik bemin U boven alles! (Telkens 50 dagen aflaat. Pius IX 1854.)
5. Eeuwige Vader! wij offeren U op het dierbaar bloed, het lijden en den dood van Jezus Christus, de smarten der allerzaligste Maria en van den heiligen Jozef
— -184 —
tot voldoening voor onze zonden, tot troost der arme zielen in het vagevuur, voor de belangen van onze Moeder de H. Kerk en voor de bekeering der zondaren, (Telkens 100 dagen aflaat. Pius XI 18G0.)
6. Geloofd zij Jezus Christus! met het antwoord: In eeuwigheid ! Amen. (Telkens 100 dagen amp;flaat. Sixtus V 1587 en Bene-dictus Xlll 12 Januari IT'iH.)
7. f Heilig, heilig, heilig zijt Gij, o God der Heerscharen; do aarde is vol van uwe heerlijkheid: eere zij den Vader, den Zoon en dm H. Geest (100 dagen aflaat eenmaal daags; des zondags echter kan men dezen aflaat driemaal verdienen. Clemens XIV 26 Juni 1770.)
8. Zoo dikwijls men rouwmoedig het teeken maakt van het H. Kruis met deze woorden: In den ncam des f Vaders, des f Zoons en des f H. Geestes. Amen. (50 dagen aflaat. Pius IX 28 Juli l!lt;63.)
9. Voor het godvruchtig aanroepen der allerheiligste namen van «Jezus» en «Maria. » (Telkens 25 dagen aflaat. Sixtus V.)
10. f Dat de allerrechtvaardigste, aller-verhevenste en allerbeminnenswaardigste wil Gods in alle dingen geschiede, dat die allerheiligste wil in alle eeuwigheid geloofd en boven alles verheerlijkt worde. (100 dagen aflaat eenmaal daags te verdienen. Pius VII 19 Mei 1818.)
11. f Eer, lof en dank zij nu en te
— 185 —
allen tijde aan het Allerheiligste en Goddelijk Sacrament des Altaars (100 dagen aflaat eenmaal daags te verdienen; ook wanneer men dit gobed verricht bij de Consecratie der Mis of wnnneer de zegen met het Allerheiligste gegeven wordt; ook wanneer men buiten de kerk op het luiden der klok, die don zegen aankondigt, dit gebed verricht. Gregorius XIII, Pius VII 30 Juni 1818.)
12. Eeuwige Vader! ik offer U het dierbaar Bloed van Jezus Christus op tot verzoening voor mijne zonden en voor de noodwendigheden der II. Kerk (Telkens 100 dagen aflaat. Pius VII 29 Maart 1817.)
13. Gezegend zij do heilige en onbevlekte Ontvangenis van de allerzaligste Maagd Maria. (Telkens 100 dagen aflaat Pius VI 21 November 1793.)
14. In uwe Ontvangenis, o Maagd Maria! zijt gjj onbevlekt geweest; bid voor ons den Vader, wiens Zoon, Jezus, gij door den II. Geest hebt ontvangen en gebaard! (Telkens 100 dagen aflaat. Pius VI 21 November 1793.)
15. Zoet Hart van Maria, wees mijn reddinesoord! (Telkens 300 dagen aflaat. Pius IX 30 September 1852.)
16. O mijne Meesteres! o mijne Moeder! gedenk, dat ik u toebehoor. Bewaar mij', verdedig mij, als uw eigendom. (Telkens 40 dagen aflaat. Pius IX.)
— 486 —
17. Jezns, Maria, Jozef ik schenk U mijne ziel en mijn leven. —Jezus, Maria, Jozef, staat mij bij in mijnen doodstrijd — Jezus, Maria, Jozef, dat mijne ziel in vrede met U schelde. (Telkens 300 dagen aflaat voor de drie schietgebeden en 100 dagen, wanneer men er een afzonderlijk bidt. Pius VII 28 April 1807.)
18. Dat het goddelijk Hart van Jezus en het allerzuiverste Hart van Maria overal en te allen tijde mogen worden erkend, geloofd, gezegend, bemind, vereerd en verheerlijkt. Amen. (60 dagen aflaat, eenmaal daags. Pius VH 18 Aug. 1807.
19. f Engel Gods, die mijn bewaarder zijt, verlicht mij, bewaar mij, geleid en regeer mij, die u door de goddelijke Voorzienigheid ben toevertrouwd. Amen. (Telkens 100 dagen aflaat. Pius VII 15 Mei 1821, enz,)
20. f O goede Jezus, Beminnaar der zielen! ik bid en bezweer U door den doodsangst van uw heilig Hart en door de smarten uwer onbevlekte Moeder, reinig in uw Bloed alle zondaren der wereld, die thans in doodsangst verkeeren en nog heden sterven zullen. O Hart van Jezus voor ons in doodsangst benauwd, heb medelijden met de stervenden I i.Telkens 100 dagen aflaat. Wanneer men een maand lang ten minste driemaal daags dit gebed verricht, kan men op eenen dag der maand
— 187 —
naar goedvinden, eenen vollen aflaat verdienen, vermits men de gewone voorwaarden vervulle. Pius IX 2 Februari 1850.)
Aanmerking. Tot het verdienen van een volkomen aflaat wordt er gewoonlijk gevorderd, dat men de gebeden met aandacht en met een rouwmoedig hart verrichte. Wanneer men de door een kruis aangewezen gebeden, gedurende een maand dagelijks verricht, staan de Pausen eenen vollen aflaat toe op eenen dag, naar goedvinden, vermits men op dien dag, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, eene openbare kerk bezoeke en daar bidde tot intentie van den Paus. Al deze aflaten zijn toevoegelijk aan de zielen des vagevuurs.
gebed voor den arbeid.
Aanmerking. — Denk bij uw werk aan Gods tegenwoordigheid en verricht uwen arbeid alleen om Hem te behagen; vernieuw van tijd tot tijd deze go quot;de meening. Werk in den geest van boetvaardigheid, vooral, wanneer de arbeid u zwaar valt.
Mijn God! Gij wilt, dat wjj onzen tijd nuttig besteden, en ons brood in het zweet van ons aiinscbijn eten zullen. Uit gehoorzaamheid en uit liefde totü, begin ik dit werk; ik bid, verleen er uwen zegen aan en laat niet toe, dat ik ongeduldig worde!
— -188 —
Ik offer U, o Heer! alle moeite en bezwaren van dezen arbeid op. Ik wil dan in den raam des Heeren aan het werk gaan.
Wacht u onder het werk voor toorn, vloeken, nutteloozo, schandelijke of dubbelzinnige gesprekken. Denk, dat God u ziet; verricht uw werk zoo goed, als gij kunt.
GEBED BIJ ZWAREN ARBEID.
(Van den H. Franciscus van Sales.)
o Mijn Jezus, o Heiland van mijn leven ! dat uwe barmhartigheid mijn werk en mijne moeielijkheden steeds meer gelijkvormig make aan de uwen, en mijne neigingen en mijn leven in den oceaan uwer oneindige verdiensten storte. 0 dan zal ik alles met vreugde verdragen. Gij, rnijn Goddelijke Heiland, hebt toch uw zweet en bloed alleen vergoten, om ze met ons zweet en bloed te vereenigen, opdat ons zweet en onze arbeid verdienstelijk zouden worden voor het eeuwige leven! Amen.
CiEBED, TERWIJL MEN VAN DEN ARBEID UITRUST.
o Goede Jezus! door de zoete rust, die Gij van alle eeuwigheid in den schoot van uwen hemelschen Vader hebt genoten en door die, welke Gij U hier op aarde
— 189 —
hebt vergund; bid ik U mij eene korte stonde rust te laten genieten, opdat mijne afgematte ledematen weer op nieuw tot uwen heiligen dienst mogen geschikt worden en nieuwe krachten vergaderen om ter Uwer eere mijnwerk te verrichten! Amen.
GEBED NA DEN ARBEID.
o Mijn God, ik bedank U, dat gij mijn werk gezegend hebt; ik offer het U op in vereeniging met de verdiensten van Jezus, en ik bid U hetzelve tot boeting vonr mjjne zonden aan te nemen. Vergeef mij genadig alle fouten, die ik er bij bedreven heb. Eer zij den Vader enz.
GEBED , WANNEER DE KLOK LUIDT VOOR EEN STERFGEVAL.
o Barmharfige God! ik beveel U de ziel van uwen dienaar (van uwe dienares) en ik bid U door de mildheid uwer barmhartigheid, genadig uit te wissen, wat hij (zij) door menschelijke zwakheid tegen U misdaan heeft. Heer, geef hem (haar) de eeuwige rust, en dat het eeuwige licht hem (haar) verscliijne. Dat hij (zij) ruste in vrede. Onze Vader, enz.
— 190 —
GEBED BIT HET AANSCHOUWEN VAN EEN KRUISBEELD,
(Van tien H. Franciscus Xaverius.)
o Mijn gekruiste Jezus! hoe zou ik U niet willen beminnen, die ontelbare kwellingen , bespottingen en smarten, naar lichaam en ziel voor mij hebt willen verdragen! Gij hebt uw leven en alles, wat Gij bezat in den afsohusvelijksten dood voor mij, armen zondair, ten beste gegeven — en nu zou ik U niet beminnen? Ja, ik wil U beminnen en nog steeds leeren U inniger lief te hebben, mijn allerdierbaarste Jezus! O Heiland, die mijn liefde zijt, maak mijne ziel toch zalig door de verdiensten van uw bitter lijden en sterven! Amen.
GEBED BIJ HET AANSCHOUWEN VAN EEN BEELD VAN DE H. MAAGD.
Ik groet en zegen u duizendmaal, o Moeder onzes heils! door het allerzoetste Hart van Jezus, uwen goddelijken Zoon en tot vermeerdering van uwe vreugde offer ik u dat zelfiie goddelijk Hart van Jezus op met dezelfde liefde en vereering, die het u hieTbeneden heeft getoond en u nog voortdurend in den Hemel blijft betoonen. o Maria, bid voor mij!
— 191 —
GEBED BI.T HET AANSCHOUWEN VAN HET BEELD VAN EEN HEILIGE.
Heilige N. ik groet en vereer u door het allerheiligste Hart van Jezus en ik bid u, wees mjjn voorspreker bij God, opdat ik heilig leve en eenmaal zalig sterve! Amen.
GEUED VOOR HET ETEN.
Aller ongen zijn op U gericht, o Heer, on Gjj geeft hun voedsel ton goeden tijde. Gij opent uwo hand en Gij vervult alles wat leeft, met uwen zegen.—Eere zij den Vader enz. Heer, zegen ons en deze uwe gaven, die wij van uwe goedheid hebben ontvangen; laat ons deze spijzen met matigheid, met vreugde en dankbaarheid genieten. Hierom bidden wij door Jezus Christus, uwen Zoon, onzen Heer. Amen. Onze Vader. Wees gegroet enz.
NA HET ETEN.
Heer, dat al uwe werken U danken, dat al de Heiligen uwen lof verkondigen. Eer zij den Vader enz. o Allerbeste der Vaders! wij zijn nu dooi1 uwe gavon verzadigd geworden ! Wees daarom geloofd en geprezen! Maak, dat wij U nu mot nieuwen ijver dienen en onzo plichten
— 192 —
getrouw en met vreugde vervullen, tot
dat wij na dit leven tot U komen en de eeuwige zaligheid des Hemels genieten. Hierom bidden wjj U door Jezus Christus, uwen Zoon, onzen lleei'. Amen. OnzeVader, Wees gegroet enz. Dat de zielen der overledenen door de barmhartigheid Gods in vrede rusten Amen.
VOOR HEN, DIR DE HEILIGE JUS NIET IN DE KERK KUNNEN BIJWONEN.
gt; / goede en liefderijke God en Vader! De geloovigen, uwe kinderen, spoeden zich thans naar de kerk om ^9 daar den offerdood van uwen geliefden Zoon bij te wonen. Hoe vurig verlangt ook mijn hart er bjj tegenwoordig te zijn! Daar het mij nogtans, zooals het U in Uwe Alwetendheid bekend is, onmogelijk is U heden in Uw Heiligdom te aanbidden; zoo wil mij in den geest voor uw Altaar plaatsen en laat mij aan de verheven handeling, die daar geschiedt, deelnemen door mij hier in mijn kamer met mijnen gekruisten Verlosser bezig te houden.
— -193 —
Aanschouw, o goede Vader! uwen beminden Zoon, zie hoeveel smaad en smart Hij voormjj en de gelieele wereld verduurt! Zie, hoe Hij, uit gehoorzaamheid aan Uwen wil, zich als een lam laat ter slachtbank voeren, zonder den mond te openen. Werp, o mijn Heer en mijn God, de blikken uwer Majesteit, op dit werk uwer onuitsprekelijke liefde! Aanschouw Uwn innig geliefden Zoon, hoe zijn geheel lichaam van een is gescheurd; hoe zijne onschuldiije handen druipen van bloed en hierdoor verzoend, vergeef mij de misdaden, door mijne handen gepleegd. Aanschouw die weerlooze borst door een gruwzaam zwaard doorboord en door de heilige Bron, daaruit ontsprongen, schenk mij een nieuw hart. Aanschouw die vlek-kelooze voeten, die nooit den weg der zonde hebben betreden, maar altijd dien uwer geboden bewandelden en verleen mij de genade allo weeren der boosheid te vermijden. Zie! hoe Hij zijn met doornen gekroond hoofd voor den dood buigt! Al zijne zenuwen zijn gespannen; zijne van liefde stralende oogen breken; zijne zoete lippen verbleeken; zijne armen verstijven, levenloos hangen daar al zijne ledematen, en een stroom van heilig bloed besproeit zijne doorboorde voeten. Vergeef mij, o genadige Vader, mijne misdaden, bij het aanschouwen van het naamloos lijden van uwen beminden Zoon, onzen
— 494 —
Verlosser! Zie, Hij is mijn waarborg; Hij is de opperste Hoogepriester, die niet door het bloed van een ander behoeft vrijgekocht te worden. Hij is een heilig, welgevallig en volmaakt Zoenoffer met de grootste liefde opgedragen en aanvaard; Hij is een Lam zonder vlek, dat den mond niet opende, toen men het in het aangezicht sloeg en spuwde en met spot overlaadde. Zie, Hij, die zonder zonden was, heeft de onzen op zich genomen en door zijne wonden onze krankheid genezen.
O smartvolle Jezus! wat hebt Gij gedaan om zoo gruwzaam veroordeeld te worden ? Welke is uwe luisdaad? welke is uwe schuld? Wat :s de oorzaak van uwen dood ? Ach 1 ik ben de oorzaak uwer smarten en de schuld uwer veroordeeling! o Wondervolle kastijding! De zondaar bedrijft het kwaad en de Rechtvaardige wordt er voor gestraft! De schuldige is vrij en de Heilige en de Onschuldige staat gebonden voer zijne rechters. Wat de booze verdient, dat ondergaat den goede: wat de knecht hetsft misdreven, dat boet de Heer uit. Hoe diep, o Goddelijke Heiland, daalt uwe i^derigheid! Hoe verreikt uwe liefde en hoe ver uwe goedheid! o Barmhartige Vader! neem aan het offer van uwen eeniggeboren Zoon tot voldoening voor onze /.onden, en door Zijn lijden en dood wees mij armen zondaar genadig!
o Mijn goddelijke Heiland! hoe oneindig
- 195 —
groot was uwe liefde tot mij, daar zij U aanspoorde zoo vele en zulke bittere pijnen te verduren, uwe heilige en teedere ledematen op eene zoo gruwzame wijze voor mij te laten wonden en doorboren en den dood voor mij te ondergaan, ten einde mijne zonden uit te delgen en mij de barmhartigheid van uwen Hemelsohen Vader te verwerven! o Hoe groot is ook nu nog uwe liefde tot mij, daar zij U aanzet uwen Zoendood in elk Misoffer op onbloedige wijze te vernieuwen, ten einde mij alzoo uwe verdiensten te kunnen toevoegen en mededeelen! Uit geheel mijn hart bedank ik U, 0 mijn Jezus! voor deze uwe zoo groote liefde en ik bid U allerdringendst mij aan alle vruchten van uw lijden te laten deelachtig worden en mij door do genade van den II. Geest te versterken en te bevestigen, opdat ik de zonde en do boosheid verafschuwe, mijn vleesch kruisige met al zijue begeerlijkheden, mij zeiven verloochene, in uw voetspoor trede en U navolgo, opdat al mijn denken en spreken, al mijn doen en laten een levende godsdienst en een U welgevallig offer worde.
II.
Even als gij, o mijn Jezus, U op het kruis aan den hemelsohen Vader hebt ppgeofferd en U nog dagelijks in de hei-
— 196 —
lige Mis opdraagt, zoo neem ook mij op in do armen uwer Liefde en Barmhartigheid; breng mij armen, verdwaalden zondaar aan uwen hemclschen Vader ten offer en laat mij nooit weer van uwe liefde gescheiden worden.
Mijn Heer en mijn God, aanvaard het verlangen mijner ziel, mij geheel aan uwe eer en verheerlijking te wijden ! Zie, ik wijd U mijn leven, mijn lichaam en mijne ziel, mijne gedachten, woorden en werken mijne moeielijkheden en mijn lij'len, ik otter U op, o' beste der Vaders, mijn hart met al de gevoelens, voor wdke het vatbaar is. Ik ben geheel aan U, o mijn God! Wees gij mijn alles! O mocht ik toch altijd alleen voor U leven, U steeds waarlijk beminnen en eeren, en uwen heiligen naam door godvruchtige oefeningen verheerlijken. ü mocht ik U toch altijd verheerlijken en aanbidden, zoo als do Engelen en Heiligen dit onophoudelijk doen terwijl zij roepen; Heilig, heilig, heilig zijt gij, Heer, God der Heerscharen! Hemel en aarde zijn vol van uwe heerlijkheid^
o Oneindige, eeuwige God! ik aanbid U, ik onderwerp mij aan uwe Majesteit, voor welke alle knieën zich buigen, voor welke alle macht slechts zwakheid, alle aardsche gelukzaligheid slechts ellende, alle licht slechts duisternis is. Aanbiddens-■waardige God! voor wiens aanschijn niemand noch in den hemel, noch op de
— 197 —
aarde waardig is te verschijnen; wat kan ik anders doen in uwe tegenwoordigheid dan U in de diepste ootmoedigheid te aanbidden en te vereoren. Ja, U alleen, o groote God, eeuwige Koning, komt alle eer en lof too.
VoorU, o Koning des Homels, Schepper en Behouder der wereld, allorhoogsto Heer en God! werp ik mij neder om U te aanbidden. O mijn Jezus, gjj zijt tegenwoordig onder do gedaanten van brood en wijn. Ach! verhoor mijn gebed! Ik sla mij op do borst en erken mijne onwaardigheid, nochtans meteen vast betrouwen bid ik U, wees mij barmhartig! Vergeef mij mijne zonden! U dierbaar, o genaderijk bloed van Jezus, roep voor mij ten Hemel om barmhartigheid! O mijn Jezus, mijn Alles! dat uwe ziel mij heilige; dat uw van liefde ontvlamd Hart het mijne ontsteke; dat uwo smarten mjjne sterkte, uwo wonden mijne toevlucht zijn! Laat niet toe, o mijn Heiland, dat ik ooit van U gescheiden worde.
Allerheiligste God! ontvang met dit kostbaar oloed ook al de liefde, waarmede het werd vergoten; neem het aan als een offer der liefde en der dankbaarheid tot uwe meerdere eer, tot kwijtschelding mijner zonden, tot voldoening voor de
13
198
door mij verdiende straffen; tot vergoeding voor al mijne verzuimenissen en tot uitdeling van alle zonden, die ikdooron-wetendheid of zwakheid mocht hebben begaan, als ook tot troost der bediukten, tot bekeering der zondaars, tot genezing der zieken en lijdenden, tot versterking der stervenden, tot lafenis, reiniging en verlossing van alle zielen m het vagevuur.
IV.
Tot U, o goede Jezus verhef ik oog en hart. Ach! wend Gij ook uw beminnens-•waardig aanschijn met uwe liefde tot my. Aanschouw, Heer, mijnen uitersten nooi en het groete gevaar, waarin mijne ziel verkeert! Ach! ontferm U over mij, bij, die mijn eenige getrouwe Middelaar en Helper zijt! Wees nu mijn heil door het heilige Misoffer, en verwerf mij eene volkomen vergiffenis van al mijne zonden. Heilig Bloed van mijnen God, dat eens tot mijne verlossing aan het kruishout vloeide, roep voor mij om genade en barmhartigheid. 0 Heilig, dierbaar Bloed reinig mijne ziel, verdoof in mgn hart het vuur der begeerlijkheid uit en versterk mijne zwakheid door uwe Goddelijke kracht.
Ö liefdevolle vriend der menschen. Heer Jezus Christus, Woord van God, Zoon van den eeuwigen Vader ! die door uw heilzaam lijden al de banden onzer
— 199 —
zonden hebt verbroken! laat het licht uwer genade mij bestralen en reinig mij van al mijne zonJen! Gij zijt immers de bij uitnemendheid milde on barmhartige God. De toorn is ver van U, Gij zijt rjjk aan ontferminaren en waarlijk heilig on rechtvaardig. Heer, geleid mij op den weg, die tot de zaligheid voert en verbreek alle banden mijner misdaden, opdat ik eens in den Hemel deel hebbe aan de zaligheid. Onze Vader, enz.
V.
Lam Gods, dat voor ons, arme zondaars, heeft geleden, ontferm U mijner en offer aan God don Vader uw lijden op, tot vergiffenis mijner zonden!
Lam Gods, dat voor ons, armo zondaars, gestorven is, ontferm ü mijner en offer aan God den Vader uwen dood op ter voldoening voor do schuld mijner zonden.
Lam Gods, dat zich zelf voor ons arme zondaars heeft opgeofferd, ontferm U mijner en offer aan God don Vader uw dierbaar bloed op, tot reiniging mijner ziel!
O God, Hemelsche Vader, ik draag ü op dit kostbaar Offer, dit Offer van eene oneindige waarde. Mijne zonden zijn, wel is waar, menigvuldigor dan de haren van mijn hoofd; maar leg, o rechtvaardige
_ 200 —
barmhartige God, zoSden
baar offer op de ^ o voor
op de andere dat der
mishaagt. Uwe waa^ue'^n ™nop,'uwe
r^mii^lc^nr Ondersteun mijnn zwakheide mi.in leven. yonde. versterk
uwe tegenwoor^ghei verge mij
Almaohtige GoA ™ behase
neer, en dat het * Ik ^eb nu
zich over rX^tott; uwen be-
mijne beden voo „Tiddplaiir en voor-
quot;quot;quot;tTr herikU opgedragen. Neem goe-
rtren den Herder aan en werp dan dertieren oen o iiet schaap,
e;fquot;iibuT,paz nc'schouders toevoert. Ik 0.k tot U o goede Vader, verleen m,., smeek tot u, u S . t w0l.(3en Hom
f Too mHne verdiensten, maar u,t Sole genade'en liefde tot Verlosser geschonken heht. Amen!
OEBEU OM TEVltEDENlIEID IN ZIJNEN STAAT TE VERKRIJGEN.
mijn God en algoede Vader! gij
f1 ziet ook op do behoeftigen barmhartig neder en schenkt den ootmoe-digen uwe genade. Jk bid u, bewaar mij voor gemor en misnoegen in mijnen staat, en scheuk mij een tevreden hart. Toon mij uwe wijze en liefdevolle Voorzienigheid, die mij in dezen staat heeft geplaatst, opdat ik met blijdschap uwen ■wil volbrenge en uwe vaderlijke leiding gewillig volge. Laat niet toe, dat ik ooit mijnen staat verachte, dien uw goddelijke Zoon, Jezus zelf, heeft willen vereeren, daar. hij zich tot een dienstknecht gemaakt en zelf gezegd heeft, dat hij gekomen is om te dienen en niet om gediend te ■worden. Dat ik met, dankbaarheid het goede erkenne, dat Gij mij in mijnen staat hebt geschonken en het kwaad, waarvan Gij mij hebt bevrijd. Gij hebt mij in behoeftige omstandigheden geplaatst, opdat ik rijk mocht worden aan goede werken. Gij hebt mijne vrijheid bepaald, opdat ik mijne ziel zou bewaren voor de zonde; Gij hebt mij werkzaamheden opgelegd,
_ 202 —
opdat ik den lediggang, die mij tot velerlei kwaad had kunnen verleiden, zou ontgaan ! Ik dank U voor dat alles, loof en prijs U daarvoor door Jezus Christus, onzen Heer. Amen.
GEBED OM EEN* GOEDEN DIENST TE BEKOMEN.
O mijn God en goede Vader! ik bid U, sta mij bij met uwe genade, opdat ik oenen dienst kiezo, volgens uw -welbehagen. Laat toch niet toe, dat ik in dienst trede in een huis, waar men U niet vreest, al heerschen er ook welvaart en overvloed; maar laat mij liever oen dienst vinden bij eene familie, die vroom en godsdienstig leeft, waarin ik het gezelschap der boozen vermijden kunne, waar ik over U hoore spreken en door woorden on voorbeelden tot de deugd worde aangemoedigd. Liever wil ik mij in zulk een huis met weinig behelpen dim onder de goddeloozen in overvloed te leven. Is het echter uw wil, o mijn God, dat ik slechte, booze menschen diene, die niets van U weten willen of die lauw en traag zijn in uwen dienst; o dan bid ik U, bewaar mij , dat ik mij nooit schame voor uwe leer uit te komen en zoowel uwe geboden als die der heilige Kerk te onderhouden! Laat niet toe, dat ik in den omgang met slechte menschen U vergete! maar verleen mij genadig, dat ik zoo godvruchtig, deugdzaam en
— 203 —
heilig onder hen wandele, dat zij ook de deugd loeren beminnen en zich over de zonde schamen. Deze genade vraag ik U door Jezus Christus, onzen Heer. Amen.
UEUED BIJ HET AANVAARDEN VAN EENEN DIENST.
—* I
V-
ü mijn God en Hemelsche Vader! ik bid U, behoed en bescherm mij op al mijne wegen. Geef mij de genade , dat ik mij steeds gewillig en gelaten aan de leiding uwer Voorzienigheid overgeve en mjju werk en mijne bezigheden in den staat, waartoe gij mij geroepen hebt, getrouw moge verrichten! Dat ik nooit ver-gete, dat ik U dien, wanneer ik de men-schen dien en dat ik nog meer van U dan van do nienschen de belooning voor mijn werk te wachten heb. Ik bid U, o beste der Vaders, versterk mij, opdat niets ter wereld mij tot ongetrouwheid jegens mijn heerschap verleide. Bewaar mij voor een licht gestoord en opvliegend gemoed , opdat ik in het huis, in hetwelk ik ga dienen, den vrede niet verbreko. Dat ik U in voorspoed ook niet vergete; dat ik nooit mijn tijdelijk voordeel hooger achte dan uwe genade. Dat zij, bij wie ik ga wonen, ook goed zijn mogen; zegen hen en doe hun goed. Om deze genade bid ik U, o mijn God! met een kinderlijk vertrouwen
— 204 —
door de verdiensten van Jezus Christus. Amen.
ÜEI3ED OM DE GENADE TE VERKRIJGEN ZIJNE PLICHTEN TE VERVULLEN.
O mijn Jezus, die gehoorzaam geweest zijt aan uwen hemelschen Vader; gij hebt mij in uwe voorzienigheid tot mijn welzijn oversten gegeven, opdat ze mij tot het goede aansporen en tot U geleiden zouden, en opdat ik U op den weg der ootmoedigheid en der gehoorzaamheid zou navolgen. Ik bid U dus, geef mij de genade, dat ik mijne overheid hoogachte en altijd goed van hen denke; dat ik hen hartelijk lief hebbe om U, dat ik hen in woorden en daden eerbiedige, dat ik hen nooit gering schatte, noch met hen twiste of hen ruw aanspreke; dat ik hunne fouten en gebreken, wanneer ze er hebben, over het hoofd zie en zoo veel ik kan verontsohuldigo, en ze vooral aan niemand openbare dan aan diegenen, die hen helpen kunnen, zich er van te beteren; dat ik alle terechtwijzingen die ze mij met vaderlijke goedheid geven zullen, ootmoedig en dankbaar aanneme en verdrage; dat ik mijn oordeel aan hun oordeel en hunnen wil onderwerpe en mij in allo geoorloofde zaken, die ik weet niet klaarblijkelijk in strijd te zijn met den Goddelijken wil, naar hun oordeel schikke; dat ik
— 205 —
alles, wat ze mij bevelen of aanraden , wanneer hot naar mijn inzien niet in strijd is met uwen Wil en uwe geboden , volgens de beschikkingen van uwen h. Wil door U en met U, o Jezus, beginne, voortzette en eindige in vereenigiag met uwe werk-dadige gehoorzaamheid, ter uwer eer en tot heil van alle menscheu! Geef mij ook de genade, o Jezus, dat ik al mijn werk yroolijk en met een blij gemoed, met Ijver, snel en zonder dralen volbrenge; dat ik alle moeielijkheden met geduld en moed en uit liefde tot U verdrage. Zegen mij, o Heer, opdat ik dit alles volbrenge met uwen genaderijken bijstand! Amen.
EEN ANDER GEBED.
O mijn God, Gij hebt alles in uwe wijsheid geregeld ! het ia uw wil, dat ik in dezen staat leve. Ik bid U dus, geef mij de genade mjjno dagelijksche plichten 'trouw te vervullen, U dagelijks beter te dienen en mijnen naasten van nut te zijn. Bewaar mij van in dit huis, waarin ik door uwe Voorzienigheid geplaatst ben, eenige schade of eenig leed te veroorzaken. Laat mij inzien, hoe gelukkig bij is , die zich voor lediggang wacht en U tot vriend heeft. Geef, dat ik IJ steeds voor oogen hebbe en in uwe tegenwoordigheid getrouw handele , zelfs dan , wanneer geen menschelijk oog mij ziet, opdat ik mij
— 206 —
door geene bekoring tot zonde late verlijden, maar dat ik integendeel altijd de deugd betrachte. Ik smeek U, o goede Vader, verleen mij de genade, dat ik steeds schuldeloos voor IJ wandele en nooit vergete, dat Gij van my liefde, getrouwheid en gehoorzaamheid jegens mijne oversten vordert, opdat ik alles doen moge, wat awo eer en hun welzijn eischen en schade en nadeel van hen kan afwenden. Geef mij ook de genade, dat ik zelfs de kleinste onrechtvaardigheid zorgvuldig ver-inijde, alsook elke ongetrouwheid en leugen en alles, wat den vrede des huizes zou kunnen storen. V erleen mij lust en vreugde in het vervullen uwer geboden, ten einde ik uwen zegen erlange. Leer mij waarlijk zachtmoedig en ootmoedig, oprecht en waarheidlievend, vlijtig en liefderijk zijn, opdat ik bier beneden vergenoegd leve en na dit leven in de eeuwige i-ust en heerlijkheid moge binnengaan. Deze genade vraag ik U door do verdiensten van Jezus Christus. Amen.
GEBED OM DE DEUGD VAN OOTMOEDIGHEID EN GEHOORZAAMHEID TE VERKRIJGEN.
O mijn God en hemelsche Vader! Gij ziet genadig neder op hen, die nederig van harte zijn; ijdelheid en hoovaardig-heid zijn gruwelen in uwe oogen en toch is mijn hart er zod zeer toe geneigd. Ik
— '207 —
bid U, geef mij toch doorzicht en verstand, opdat ik klaar inzie, datik uit mij zalven niets ben, noch naar het lichaam noch naar de ziel, dat ik mij dus nooit tot trotschheid of hoovaardigheid late verleiden! Geef, dat ik dikwijls denke aan de ootmoedigheid van uwon goddelijken Zoon en van hem die deugd leere als ook de zachtmoedigheid en de gehoorzaamheid, opdat ik de rust dos harten vinde. O mijn God, do verborgenste schuilhoeken van mijne ziel zijn U bekend; eenmaal zal ik U van alles rekenschap moeten geven. Laat mij steeds indachtig zijn, dat ik voor uw aanschijn wandel, dat' ik U gehoorzaam, wanneer ik mij aan de menschon uit liefde tot ü onderwerp, opdat ik mijne plichten met blijdschap en eenvoudigheid des harten vervulle. Vervul mij met den diepsten afsclnm van leugen en bedrog, van trotschheid, eigenzinnigheid, onachtzaamheid en traagheid. Dat ik de vermaningen en bestraffingen gaarne aanneme en mij door uwe genade van mijne fouten betere. Zoo doende zal ik mijn geweten rein bewaren, en de eeuwige belooning mogen verwachten, om welke ik TJ smeek door de verdiensten van Jezus Christus. Amen.
_ 208 —
GEBED OM LIEFDE TE VERKRIJGEN VOOR ZIJNE OVERHEDEN.
O miinGod, Gij zijt de eeuwige liefde! Ik bid quot;U, geef mij de geuüd®, dat ik do liefde, die ik alleu mensohen aohuldig ben, ook in oefening brenge, en die m bijzonderheid aan mijne oversten bewijze. Breng rag steeds te binnen het goede, dat ik in hun huis geniet, en de zorgen, die ze voor mij, zoowel naar ziel als naar li chaam, dragen, dat ik alles, wat zij mij teu goede doen, dankbaar erkeime opdat ik hun daarvoor liefde, getrouwheid en gehoorzaamheid bewijze. Dat ik voor de Ier, het nut, den vrede en de welvaart van mijne oversten van harte bezorgd zij, als ware het voor mijn eigen welzijn.' Dat ik alles in het werk stelle, wat tot uwe eer en mijn geluk in dit leven, eu tot mijne zaligheid na den dood bijdragen kan. Ik smeek U hierom, o mijn God, door de verdiensten van Jezus Christus. Amen!
GEBED OM DEN VREDE MET DE IIU1SGEN00TEN TE BEKOMEN.
God des vredes! ik bid U, geef mij den geest der liefde, opdat ik in broederlijke eendracht met de huisgenooton leve dat wij elkander in geestelijken en
— 209 —
lichamelijken nood helpen, en elkanders lasten dragon. Bewaar mij voor trotsch-heid, hoogmoed, boosaardigheid, bedrog, huiohelarji, geheime zonden, njid en lastertaal. Wnnneer men mij onbillijk bejegent, laat mij dan handelen, als'ware ik dooi en stom, en maak mij bereid, ora altijd van harto te vergeven, zoo als Gij mij vergeeft. Hierom bid ik U, door de verdiensten van Jezus Christus.
GEBED OM GEHOORZAAMHEID JEGENS GOD EX DE OVEIilIEID.
(Van den H. Fidelis van Sigmaringen.)
O mijn Jezus, mijn lieer en mijn God, van ganseher harte smeek ik to't U ora genade. Ontferm U over mij volgens uw woord! Ik ben bereid uwe geboden te onderhouden. In eeuwigheid zal ik uwe barmhartigheden gedenken, daar zij mij het leven weder gegeven hebben. Ik behoor U toe; maak mij zalig; want ik zoek uwe genade, en ik offer U, eiken dag mijns levens mij zelven op met mijne gedachten en neigingen. Ook heden oifer ik U mij zelven geheel en al op; niet mijn wil, maar de uwe geschiede in en door mij! Voorzeker, wanneer Gij slechts wilt, zoo kunt Gij mij aan uwe geboden onderwerpen en maken, dat ik niet in het minste aan uwe inspraken v.-eerstand
— 210 —
biede; ja, geef mij, dat ik ook aan mijne overheid met eene geheele, bereidwillige en nederige onderwerping van mijnen wil gehoorzame, teü einde zoo uw heilig voorbeeld na te volgen, daar Gij ook in de hevigste smarten aan uwen hemel-sohen Vader zijt gehoorzaam geweest, hetgeen Gij genoog getoond hebt te midden der grootste lasteringen en mishandelingen. Daar ik nochtans in U het voorbeeld van eene zoo volmaakte gehoorzaamheid aanschouw, zoo wil ik ook in alle wederwaardigheden, die ik zal to lijden hebben, tot den dood toe, ja tot den smaadvolsten dood U gehoorzaam zijn. Dit is mijn wil, dit is mijn verlangen; dit verlangen is uwer waardig; en het is de macht van uwe gehoorzaamheid, die hetzelve in mij doet ontstaan. O mijn God, bewaar, wat Gij in mij bewerkt hebt, en verlaat mij nooit! Amen.
GEUED OM ZICH MET EEN'' VIJAND TE VERZOENEN EN DIENS LIEFDE TE WINNEN.
Liefdevolle , barmhartige Jezus, Gij volmaaktste toonbeeld van alle deugden; Gij, die alle menschen, ja ook uwe vijanden bemint, en aan het kruis nog voor uwo moordenaars hebt geboden! ik bid U, verleen mij de genade, dat ik uw gebod vervulle en uw verheven voorbeeld navolge! Zie, ik neem mij ernstig voor.
— 211 —
niet alleen mijne vijanden te vergeven, maar ze ook te beminnen en voor hen te bidden, xoo als Gij voor uwe vijanden gebeden bobt. Daar ik dit echter uit mij zeiven niet knn, zoo help mij, o Jezus, allen haat en wrok tegen hen, die mij hebben beleedigd, uit mijn hart te verdrijven, opdat ik standvastig ten uitvoer brenge, wat ik U thans beloof. O mijn Jezus ! welke schande ware het voor mij, wanneer ik denk aan de menigvuldige beleedigingen, die ik U heb aangedaan en om welke Gij onder de hevigste smarten hebt moeten sterven, zoo ik mijne vijanden niet van ganseher harte wilde vergeven ! Hoe zou ik van U vergiffenis van mijne^ zonden durven hopen, indien ik zelf niet wilde vergeven? Ja, mijn Jezus ! ik wil mijnen vijanden vergeven: Jk wil ze beminnen en voor hen bidden, zoo als Gij hebt gedaan. Ik werp mij neder voor uw kruis, en smeek uit den grond van mijn hart; « Vader, vergeef hun; want zij weten niet, wat zij doen!» \ ergeef mij ook mijne zonde, opdat mijne ziel zalig worde! A ergeef mijnen vijanden zoo als ik wensoh, dat Gij mij mijne ongerechtigheden vergeeft! Amen.
— 212 —
GEBED OM EENE BIJZONDERE GENADE VAN GOD TE VRAGEN.
o Barmhartige Vader, van wien alle goede gaven komen! zie, ik, uw arm schepsel, kom met kinderlijke liefde en een vast betrouwen tot U, en bid U, mij deze genade N. N. te schenken, wanneer dit niet strijdig is met uwen goddelijken wil en de zaligheid mijner ziel. Ik bid U, barmhartige Vader ! verleen mij deze genade, door het lijden van uwen goddelijken Zoon en de verdiensten , die Hij aan het kruis verworven heeft. Uw Goddelijke Zoon hoeft itmjiers gezegd: « Wat gij den Vader in mijnen naam zult vragen, zal Hjj u geven.» Zie, in den naam van Jezus, uwen beminden Zoon, smeek ik U om deze genade; mocht uwe heilige Voorzienigheid het nochtans anders beschikken , mocht Gij besloten hebben, mijn vertrouwen op de proef te stellen, en mijn gebed niet onmiddellijk te verhoeren, zoo zal ik toch niet ophouden, bij uw Vaderhart aan te kloppen, tot dat mijne bede ingang vinde. Het gebed der armen hebt Gij altijd verhoord. Ik ben arm en ellendig ; want wat heb ik, wat ik niet van U heb ontvangen? Ik ben en bezit niets van mij zeiven, maar alles behoort aan U. In dezen mijnen nood, roep ik dus tot U, en ik hoop, dat
— '213 —
Gij mijn gebed niet zult versmaden, maar mij de genade schenken, die ik U zoo vurig vraag. Nochtans, dat uw allerheiligste , alleraanbiddonswaardigste wil in alle dingen geschiede, nu en altijd en in alle eeuwen ! Amen.
GECED OM EEN ONHEIL A.P TE WEEUEN.
O Vader der barmhartigheid en God van alle vertroosting; Gij hebt gezegd: « Roep Mij aan in den dag der ellende, en ik zal u redden. » Ik smeek U thans mij aan te zien met dezelfde oogen van barmhartigheid , met welke Gij uwen geliefden Zoon aanschouwdet, toen Hij in den hof van Gethsemane in bloedig zweet voor U lag neergeknield en Gij Hem eenen engel tot trooster hebt gezonden. Zie, eene groote smart drukt mij tor neder; mijne ziel is bedroefd en kleinmoedig geworden, kommer en angst hebben zich van haar meester gemaakt. Waarheen zal ik mij in mijnen nood wenden, dan tot U, o liefderijkste der vaders! daar Gij zelf wilt, dat wij in onzen nood onze toevlucht tot U nemen zullen. Zie mij dus barmhartig aan, en bevrijd mij van dit kwaad, red mij uit deze droefheid. Ik leg dit kruis, dat mij drukt, voor uw aanschijn neder, en geef het aan U over, opdat Gij daarmede naar welgevallen handelet. Is het uw wil, dat ik het vrage,
14
zoo geschiede het, want niet mijn, maar uw wil geschiede in alle eeuwigheid. Ik bid U slechts, geef mij geduld en kracht, dat ik het gelaten drage, zoo lang het U behaagt. Gij weet immers, dat ik zwak ben , en bij het geringste lijden dadelijk schroomvallig en kleinmoedig word. Daarom bid ik U, ten minste dezen lijdenskelk zoo te verzoeten, dat deszelfs bitterheid mij niet ongeduldig en moedeloos make, maar dat ik integendeel standvastig blijve en zoo mijne verdiensten vergroote. Amen.
GEBEI), WANNEER MEN TREURIG EN BEDROEFD IS.
O goddelijke Heiland, Gij trooster der bedroefden! zie, mijne ziel is vol droefheid, ze is geheel ter neer geslagen. Ik kom tot U, o mijn Jezus ! om hulp en troost te zoeken. Aan uwe voeten leg ik mijn bedrukt hart neder, en ik zal het niet weer opnemen, vooraleer het door U getroost en versterkt zal zijn. Ik zoek geene ijdele vreugde, geene wereldsche vertroosting , ik zoek slechts bevrijding van mijne groote zmiarmoedigheid, die mij hinderlijk is in uwen dienst. O mijn Heiland, geef mij de vreugde van uw heil weder en schenk mij kracht door uwen geest van sterkte. Laat niet toe, dat ik in rnijne droefheid kleinmoedig
— 215 —
worde, noch tengevolge van mijn verdriet de uitoefening der goede werken nalate. Door de groote droefheid, die Gij op den Olijfberg hebt ontwaard, en door de bittere verlatenheid, die Gij aan het kruis hebt ondervonden, bid ik U, de overmatige treurigheid van mij weg te nemen, ei. mij iu mijne troosteloosheid te sterken. Ik offer U alles op, wat mij naar lichaam en ziel bezwaart , en vereenig hetzelve met die opoffering, door welke Gij aan het kruis uwen hemelsohen Vader al uw lijden hebt geofferd. Geef, dat alles tot uwe eer en tot mijn welzijn moge strekken. Amen.
GEBED OM GEDULD IN HET LIJDEN TE BEKOMEN.
(Van den H. Alphonsus.)
Ik weet, o mijn God! dat de Hemel alleen voor hen is, die hier beneden lijden, en vooral met geduld lijden. Zoo verleen mij dan, o mijn God! deze deugd van geduld. Ik heb, wel is waar, besloten , alle droefheid geduldig te verdragen, maar zoodra er mij eene overkomt, word ik treurig en verdrietig, en verlies ik alle verdiensten van mijn lijden, daar ik niet lijd uit liefde tot Ü. o Zoetste Jezus 1 ik bid U door de verdiensten van de langmoedigheid en van het geduld, waar-
— 216 —
mede Gij op aarde voor mij hebt geleden, geef mij de kracht, alle kruis en lijden uit liefde tot U met overgeving aan uwen heiligen Wil te verdragen. Ik bemin U, o mijn goddelijke Verlosser, mijn hoogste Goed! ik bemin U uit geheel mijn hart en meer dan mij zeiven, o mijn God, mijn Schat, mijne Liefde! Het is mij boven alles leed, dat ik U ooit beleedigd heb. Ik beloof U, alle lijden, alle smart en alle droefheid, die Gij mij wilt toezenden, geduldig te aanvaarden; geef mij sterkte, om dit voornemen ten uitvoer te brengen. O Maria, mijne Koningin en mijne Moeder! verwerf mij de genade van eene volkomen overgeving in alles, wat mij nog te lijden blijft in mijn leven en in het uur mijns doods. Amen.
GEBED OM STERKTE IN WEDERWAARDIGHEDEN.
(Van de heilige Theresia.)
O Jezus, sterkte en kracht van alle moedeloozen en zwakken; ik bid U, verleen mij een hart vol moed, opdat ik alle moeielijkheden, die ik zal ontmoeten overwinne, en met eene ware zelfbe-heersching standvastig volbrenge, wat mij is opgelegd; als ook, dat ik met rust, vrede en gelijkheid van hart alle droef-
• — 217 —
heid en smart verdrage, die óf uit mijne eigen natuur, uit mijn karakter of hebbelijkheden ontspruit, óf mij op eene andere wijze door de hand uwer schepselen worden aangedaan ; óf die Gij mij zeiven, enkel uit barmhartigheid, tot mijne oefening in do deugd naar uw heilig welbehagen toezendt! Vermeerder, o Heer! mijnen moed, opdat ik in al die omstandigheden als eene sterke ziel mij aanbiede, en dio slagen zonder morren ontvange! In weerwil van mijne traagheid, maak ik , krachtens uwe hulp, het vaste voornemen dit oprecht te doen, al mocht ook het verlies mijner gezondheid, mijner eer on mijns levens er het gevolg van zijn, indien uw meerdere dienst en eer zulks vorderen ! Amen.
GEBED OM ZUIVERHEID NAAK ZIEL EN LICHAAM TE BEKOMEN.
O Jezus, Bron en Voorbeeld van alle zuiverheid en Minnaar der kuische zielen! ik bid U, reinig mijn hart en wijd het tot eenen tempel uwer Goddelijke liefde. Vernietig door het vuur uwer heilige liefde alles, wat er in mijn hart onzuiver, zondig en U minder behagelijk is, opdat de leliereine deugd der volmaakte kuischheid er in bloeie en den liefelijk-sten geur moge verspreiden! O Gij, kuische en reine Jezus! Gij, die de zuivere zielen
— 218
lief hebt, en tallooze zondaars en zondaressen in kuische lammeren uwer kudde hebt veranderd; ik bid U, uit het diepste mijns harten, heb ook medelijden met mij en verander mijn boos, onrein hart; vervul hetzelve met uwe genade door er in neder te dalen, trek al zijne begeerten, verlangens en neigingen tot U, verbind het aan U, door den band eener kuische liefde en laat niet toe, dat ooit eene onreine gedachte er in opkome. Zie, o goede Jezus, hoevele vijanden mij belagen, en kom mij genadig te hulp; want de wereld met hare verleiding, de booze geest mot zijne vergiftige inblazingen, ja mijn eigen vleesoh met zijne begeerlijkheden strijden onophoudelijk tegen mij ; door uwe almachtige genade alleen kan ik zoo vele en zoo zware moeielijkheden zegevierend te boven komen. Daarom, o goede Jezus! stel ik geheel mijn vertrouwen op uwe almachtige barmhartigheid, die alleen vermag, wat den zwakken mensch onmogelijk is.
O Zoetste en reinste Jezus, verberg in den tijd der bekoring, mijn hart in de heilige Wonde uwer zijde, opdat ik daar eene schuilplaats vinde tegen de pijlen van den vijand, en, door het vuur uwer heilige liefde ontstoken, het onreine vuur van vleesoh en bloed krachtdadig over-winne. Geef mij, o Jezus, niet over aan de bedorven neigingen van mijn hart, maar
— 219 — •
ontruk mij aan mij zeiven, en schenk mij aan U. Strijdt Gij zelf in mij met mij en voor mij, en reik mij uwe sterke hand, opdat ik niet bezwijke, noch naar do zonde overhelle, maar dat ik mijne begeerlijkheden meester blijve, dezelven met uwe kracht beteugele en zo aan uwen heiligen wil spoedig onderwerpe. Schep, o Jezus, in mij een nieuw en zuiver hart, waarin het aandenken van uw heilig lij don en sterven immer levendig bewaard blijve, daar dit aandenken als een krachtig geneesmiddel de ziel versterkt en door zijn goeden geur alle vergiftige slangen der onreine begeerlijkheden verdrijft. U, o Jezus, wijd en offer ik mijn lichaam en mijne ziel; bewaar beiden in uwen heiligen dienst; dat uwe goddelijke liefde het licht mijns levens zij, dat zij mij onbevlekt geleide op den we'g uwer geboden, tot dat ik worde waardig gekeurd U, den oorsprong van alle zuiverheid en den minnaar en bruidegom der kuische zielen, van aanschijn tot aanschijn to aanschouwen en te beminnen in de eeuwigheid. Amen.
GE13ED VAN EENEN JONGELING.
0 mijn Heer en miju God! Gij hebt mij laten opgroeien tot de jaren der jeugd. Ik bedank en loof U, dat Gij mij bewaard hebt, dat Gij mij beschermd hebt; ik be-
— 220 —
dank en loof U voor elke goede gaaf en in het bijzonder voor die van do opvoeding., die ik door mijne goede ouders en leermeesters heb ontvangen. Maar, o Heer, ik bevind mij thans in de gevaarlijkste jaren. De jeugd heeft vele gevaren; en wie in zijn jeugd bedorven -wordt, blijft gewoonlijk zijn geheel leven door bedorven en ongelukkig voor tijd en eeuwigheid. Wie anders dan U, o mijn Gou! kan mij voor dat ongeluk bewaren! Mijne goede ouders en mijne oversten waarschuwen mij onophoudelijk tegen de vrijheden en uitspattingen, waaraan zich zoo velen in hunne jeugd overgeven. Ik zelf ben zoo vaak getuige van hunne slechte voorbeelden, ik hoor zoo dikwijls hunne lichtzinnige, booze taal en hunne spotternijen met alles, wat goed en deugdzaam is. Maar, o mijn God, tot hiertoe zag en hoorde ik dit alles nog met weerzin. Ik bid U, bewaar in mij dien weerzin en afschuw van het kwaad. Wel is waar, ik zal zorgvuldig vermijden met bedorvenen om te gaan en ik zal alle slechte gezelschappen vluchten; maar soms komt men er onvoorziens en toevallig in. Daarom smeek ik U, o mijn God, bewaar mijn hart van alle kwaad. Leer mjj, over mij zeiven waken, op mijne booze neigingen acht geven, en help mij deze vroegtijdig onderdrukken ! Help mij, aan de booze gedachten en begeerten bij haar eerste ontwaken en ontstaan weer-
— 221 —
stand bieden, opdat ik lichaam en ziel rein beware: ik ben immers een tempel van den Heiligen Geest, die door zijne genade sedert het heilig doopsel in mij woont, en dezen tempel mag ik niet door vleeschelijken wellust ont'eeren. Bewaar mij dan, bid ik U, in onschuld en deugd; bewaar in mij do zedigheid en de liefde tot de eerbaarheid, die twee gezellinnen der kuischheid ! Altijd wil ik in gevaren en bekoringen tot zonde U en uwe tegenwoordigheid gedenken en ik wil tot mij-zelven zeggen, zooals eens de Egyptische jongeling Jozef, toen hij tot het kwaad werd aangespoord: « Hoe zou ik die zonde kunnen bedrijven en dat in het aanschijn van nrfjnen God ?» Ach, Heer! nog eenmaal bid ik U: bewaar mij in uwe vrees en in uwe liefde en geleid mij door alle gevaren heen, die mijne jeugd omringen; zoo zal ik altijd een gerust geweten en een vroo-lijk hart bewaren en in mijnen ouderdom nog met rust en vreugde mijne jongelingsjaren gedenken, en ik zal, wanneer Gij mij vroeg of laat uit dit ballingsoord tot U oproept, met eene reine ziel tot U gaan en U, mijnen God, aanschouwen on in U zalig zijn. Amen.
GEBED EENER MAAGD.
Alwetende God! Gij weet, hoezeer ik uwe hulp noodig heb en welke genade
- 222 —
ik in mijnen staat en op mijnen leeftijd bijzonder van U wensch af te smeeken. Ik vraag U geene vergankelijke schoonheid en uiterlijke voordeden, die «co dikwijls gevaarlijk zijn voor de deugd; maar schenk mij een rein en onschuldig hart, o Heer, want dit is mijn grootste schat, mijne schoonheid en sieraad. Laat mij liever alles verliezen dan dat ik van dit kostbaar kleinood zou beroofd worden. Wapen mij met waakzaamheid en verstand; maak mij wantrouwend ten opzichte van mijn eigen hart en oplettend op zijne geheimste bewegingen. Datikmijne woorden en blikken zorgvuldig beheersche; dat, in éen woord in mijn geheel gedrag eerbaarheid, heilige ernst en kuischheid doorschijnen, opdat ik niemand aanleiding geve onbetamelijk van mij te denken of aan mijne deugd lagen te leggen. Dat ik allen opschik, waarvan de ijdelheid zich bedient, uit geheel mijne ziel verafschuwe, opdat ik des te minder medegesleept worde door het voorbeeld van anderen van mijne kunne, die hare schoonheid in het omhangen van goud en prachtige kleeren en niet in den inwondigen mensch zoeken. Plant diep in mijn hart bescheidenheid en ootmoed, opdat ik doof en ongevoelig blijve voor verleidende vleierijen. Vooral bid ik U, o Heer, schenk mij uwe genade, opdat ik dagelijks in ware godsvrucht toeneme en in wijsheid en deugd zoowel als
- 223 —
in jaren, zonder ophouden voortgang make. Moge, o Heer, mijn tegenwoordige staat eene waardige voorbereiding zijn voor eenen toekomenden en gelukkigen staat. Amen.
GEBED VAN EENEN BRUIDEGOM OF VAN EENE BRUID.
O mijn God, ik heb, naar ik meen, volgens uwen heiligen wil besloten den huwelijken staat aan te gaan en ik heb er mijn woord toe gegeven. Wees Gij nu zelf het begin dezer verbinding en geef mij de genade dezelve met behoorlijke voorbereiding te voltrekken. Het is mij leed uit liefde tot U en uit den grond van mijn hart, dat ik U in hot verledene zoo dikwijls heb beleedigd; vergeef mij mijne zonden, o beste der vaders! en wasch mijne ziel rein van alle ongepaste neigingen en begeerten; vervul mijn hart met uwe heilige vrees, opdat ik alle zonde en alle gelegenheid tot zonde zorgvuldig vermijde en mij vooral niets veroorlove, wat het minste in strijd mocht zijn met de heilige deugd van kuischheid. Ontvlam mij met het vuur uwer heilige liefde, opdat ik oprechte boetvaardigheid plege, en de deugden verwerve, die tot dien heiligen staat noodig zijn.i- Laat mij dikwijls de woorden gedenken, die uw heilige Engel eens tot den vromen Tobias sprak: «Zij, die bij hunne echtverbinding
— 224 —
niet aan U denken, maar alleen hunne zinnelijke lusten zoeken te bevredigen, schenken den boozen vijand de opperheerschappij in hun hart.» Verleen mij, o goede Vader, de genade, dat ik deze gewichtige woorden ernstig ter harte neme, alleen volgens uw heilig welgevallen den echt intrede en daarin alles onderhoude, wat ik aan den voet des altaars voor den priester zal beloven; ja, mijn God, schenk mij daartoe uwen zegen en dat ik en mijne bruid (mijn bruidegom) alle genade van het heilig Sakramcnt des huwelijks mogen ontvangen, zoodat wij, gelijk Tobias en Sara, in vrede, liefde en trouw mogen leven, lief en leed met elkander deelen en zoo een afbeeldsel -worden van de heilige liefde en de teedere en onverbreekbare vereeniging van Jezus met zijne Kerk. Amen.
GEBED OP DEN VERJAARDAG.
Mijn Heer en mijn God, mijn Schepper en behoeder! De huidige dag brengt mij levendig uwe vaderlijke goedheid te binnen; hij doet mij denken aan dat uur, waarop ik naar uwe ondoorgrondelijke en eeuwige raadsbesluiten, mijne oogen voor het licht uwer zon voor het eerst opende. Hij zegt mij dringend, hoe ik van alle eeuwigheid door U, o mijn God en Vader bestemd ben, om, na eenen korten
— 225 —
proeftijd in dit dal van tranen, in eene eindelooze, zalige eeuwigheid binnen te gaan. Zulk eene verheven bestemming gaaft Gij mij zonder mijne verdiensten, enkel door uwe genade. En opdat ik de loopbaan, die tot dat verheven doel moet leiden, zou kunnen afleggen, stond mij uwe genade als eene bezorgde en liefhebbende moeder ter zijde. Ü Heer, hoe zou ik ze tellen kunnen, die geestelijke en tijdelijke weldaden, die ik sedert mijnen eersten ademtocht tot op dit oogenblik van ü heb ontvangen? Zij zijn talloos als de sterren aan het firmament. Maar allen dringen ze zich op dezen dag als tot éen beeld te zamen en sporen mij aan, U, den uitdeeler van alle genade, van harte te bedanken. Aanvaard dus, o mijn God, den dank van uw nietig schepsel, dat Gij door zijne bestemming en uwe onophoudelijke weldaden zoo hoog hebt verheven.
Wanneer ik nochtans denk, o Heer, dat ik in de reeds verstreken jaren nog zeer weinig voor de eeuwigheid heb gedaan, ja zelfs de bewijzen uwer goedheid ondankbaar heb veracht, o dan maakt zich een diep leedwezen meester van mijne ziel en smeek ik U mij mijne ondankbaarheid te vergeven.
Ik bid U ook, o beste der vaders! dat de jaren, die Gij mij nog schenken wilt, jaren van zegen worden, opdat ik op het einde mijns levens getroost met uwen
— 226 —
heiligen Apostel kunne uitroepen: «Ik heb den goeden strijd gestreden, mijne loopbaan is Tolbracht, ik heb het geloof bewaard; thans staat mij de kroon der gerechtigheid te wachten, die mij de Heer, de rechtvaardige Rechter, schenken zal; niet alleen mij nochtans, maar ook allen, die zijne komst met liefde verbeiden.» Amen.
GEBED OP DEN VERJAARDAG VAN HET DOOPSEL.
Mijn Heer rn mijn God, mijn Helper en mijn Verlosoer, ik bedank Ü, dat Gij mij door het heilig Sakrament les Doopsels uit de duisternis en uit de schaduwen des doods hebt gered en tot uw kind hebt aangenomen. Wat zou het mij ook baten geschapen te zijn, indien ik door dit heilig Sakrament niet tot de genade herboren ware? Hoe vele menschen zijn er niet in du verschillende streken der wereld, die door de ondoorgrondelijke raadsbesluiten uwer wijsheid deze weldaad nog niet hebben ontvangen ? Zeker kan men van die menschen zeggen, dat zij het ware heil ontberen, dewijl zij het heilig Sakrament, waardoor hun de zaligmakende verdiensten van uw bitter lijden en sterven zouden worden toegevoegd, niet bezitten of niet willen'bezitten. Welk geluk zou ook ik dan te verwachten
— 227 —
hebben, indien ik dit heilig Sakrament niet hadde ontvangen! Geene verlossing, geene zaligheid ware er dan voor mij. En terwijl er zoo vele menschen zijn, die dit heilig Sakrament niet ontvangen hebben of ook niet ontvangen willen, zoo hebt Gij, o mijn God, gewild, dat ik onder het getal der gelukkige uitverkorenen zou behooren. Ik mag dus met uwen profeet uitroepen: «Er is mij een heerlijk lot ten deel gevallen.»
Uit de volheid mijns harten bedank ik U dus. o lieer, voor dit verheven geschenk; ja, zoo als ik mij innig verheug oen christen en geen heiden te zijn, zoo loof ik ook uit geheel mijne ziel uwe barmhartigheid, die mij gemaakt heeft, wat ik thans ben. O Gij, mijne ontferming, en mijne verlossing! hoe veelTuldig en hoe groot zijn uwe weldaden, die bij het ontvangen van het H. Doopsel ons ingestort worden; hier toch wordt verleend de vergiffenis der zonden, de genade en de liefde met alle overige deugden, die tot haar gevolg behooren en er worden ook geschonken de gaven en zalvingen van den heiligen Geest. Hierdoor, o Heer, wordt de zondaar met U verzoend, wordt de vijand tot vriend, de slaaf des duivels tot uw kind en tot eenen erfgenaam van uw rijk gemaakt. O Heer, ik erken, dat ik door het deel hebben in uwe ontferming en genade, uw schuldenaar ben en
— 228 —
wel uw grootste schuldenaar. Wees nochtans geprezen, o Heer Jezus, Gij edelmoedige uitdeeler van alle gaven, daar Gij U door uw heilig Sakrament aan mij hebt gegeven als mijn Hoeder, mijn leidsman, mijn regeerder en vertrooster, als mijn allerhoogste eenig goed. Uw heilige Geest is voor mij een zegelbrief van aanneming tot uw kind en een onderpand van het eeuwig leven!
Gezbgend zij de dag , waarop ik hot geluk had, het heilig Sakrament des Doopsels te ontvangen ! JJeze dag was mijn ware geboortedag , op welken ik als een kind Gods, als uw kind, o mijn God, herboren werd! Het was die dag, waarop de Engelen zich over de rechtvaardiging van eenen zondaar mochten verheugen; waarop Gij, o mijn God, mij tot uw kind aannaamt, Jezus Christus uw eeniggeboren Zoon mij tot zijnen leerling maakte, de heilige Geest mij als eenen hem toegewijden tempel heiligde en de kooren der Engelen mij als hunnen gezel en medeburger in den Hemel begroetten. Ik erken daarom , o Heer! de groote weldaad der rechtvaardiging in het ontvangen van het heilig Doopsel, dat voor mij de sleutel en de ingang is tot alle andere heilige Sakramenten. Daar op dien dag, waarop ik van TJ een zoo heerlijk geschenk ontving, de Engelen zich verheugden en U, o mijn God! mijnen lof-
— 229 —
zang aanboden , hoe zou thans, bij de vernieuwing van mijne doopsbelofte, mijn hart kunnen zwijgen? Hoe zou mijn mond niet overvloeien van uwen lof? Lof en dank breng ik U dus, o lieer! Met uwe .Engelen en Heiligen wil ik U prijzen al do dagen mijns levens, U den driceenigen God, -wien alle Glorie, Macht en Eer toekomen in allo eeuwigheid. Amen.
VERNIEUWING DER DOOPBEI.OFTEN.
.(Van den H. Franciscus van Sales.quot;)
Goede Jezus , beminnelijke Verlosser mijner ziel! Gij, die mij van alle eeuwigheid zoozeer hebt bemind, dat Gij uit liefde tot mij in den tijd zijt niensch geworden en uw dierbaar bloed hebt vergoten, ten einde mij de poorten'des Hemels te ontsluiten, in diepen ootmoed val ik U te voet en bid U om vergiftenis voor mijne zonden, die ik voor het aanschijn uwer Majesteit heb bedreven. Helaas, hoe zwaar en hoe ondankbaar heb ik tegen U gezondigd, tegen U, die uwe gaven met zoo groote 'mildheid aan mij zondaar, hebt verkwist! Maar, Heer! wat kan ik anders doen dan mjine zonden met smart beweenen en uitroepen; «Vader, ik heb gezondigd, tegen den Hemel en tegen U; ik ben niet waard uw kind genoemd te worden. » Vergeef
15
— 230 —
mij dus, o Heer! Gij, die de eeuwige goedheid zijt. ter wille van uwe eigene lieide, en bevestig goedertieren den bond, die bij mijn doopsel in mijnen naam gesloten werd, en dien ik nogmaals met U vernieuw. Ik verzaak dientengevolge den duivel, de wereld en liet vleesch en verafschuw allo helsche inblazingen , alle wereldfche ijdelheden en alle zondige lusten voor tijd en voor eeuwigheid. Door uwe heilige genade geholpen, beloof ik U, de zonde van nu af te vermijden, niet zoozeer uit vrees voor de hel, of ter wille van de eeuwige belooning in den Hemel, maar veeleer uit liefde tot U, daar Gij mijn God zijt, eene oneindige liefde waardig. Vergeef mij dan, volgens uwe groote barmhartigheid; wasch mij met den hysop van uw b.loed en ik zal witter wror-den dan sneeuw, geef mij weder het witte kleed der onschuld; steek aan mijne hand den ring van het geloof, tot een kostbaar onderpand om mij in uwe vrees en in uwe liefde te bewaren, en geef mij den kus des vredes! Dit hoop ik, o Heer! van uwe groote barmhartigheid, daar Gij altijd meer geneigd en bereid zijt ons te helpen, dan wij, om U om uwe hulp te bidden. U zij eer, dank en verheerlijking voor alle weldaden, die wij iederen dag uit uwe milde hand hebben ontvan-gen ! Amen.
— 231 —
GEBED TOT DEN H. PATROON.
O heilige N. wiens Daam mij in het heilig doopsel werd gegeven, opdat ik u op deze wereld in het bijzonder zou vereeren, liefhebben en do voorbeelden van deugd navolgen, die gij mij hebt gegeven; ik loof en prijs u, om uwe getrouwheid in het medewerken met Gods genade, en bedank u voor de liefde, met welke gij mij volgens den wil en het welbehagen van God in allen nood zoo trouw hebt bijgestaan. Ik verheug mij van ganscher harte over de groote glorie en heerlijkheid , die gij nu in den Hemel met de allerzaligste Maagd Maria en met geheel het Hemelsch hof in het aanschouwen van God geniet. Ik wensch ook, uit den grond mijns harten iets te kunnen bijdragen, om uwe vreugde en glorie te verhoogen. Zoo lang als ik leef, zal ik er zonder nalaten naar streven u te dienen, u te vereeren, u te loven, u te beminnen en, na God en Maria, op u geheel mijn vertrouwen te stellen. Ik bid u vooral, heilige N., niet op te houden God voor mij, armen zondaar, innig te bidden om de genade van volharding in het goede en om een gelukkig einde na dit gevaarvol en ellendig leven, opdat ik zoo eenmaal in de eeuwige vreugde met u God loven, beminnen en genieten moge! Amen.
— 232 —
GEBED, VOOR DE OVERSTEN.
O mijn God en barmhartige Vader, zie genadig neder op mijne oversten! Neem hen onder uwe bezondere bescherming en bewaar hen voor alle zichtbare en onzichtbare vijanden ; kom hen ter hulp in eiken nood en in elke verlegenheid ! houd ver van hen verwijderd alle gevaren naar ziel en lichaam, naar geld en goed; laat hen nog vele jaren in gezondheid en welstand leven; zegen hen en schenk hun alles, wat hun naar lichaam en ziel heilzaam kan zijn; verleen hun waardige vruchten van boetvaardigheid , vergiffenis van hunne zonden en uwe heilige liefde. Geef hun de genade, altijd zoo te leven, dat zij door hunnen vromen levenswandel aan uwe Majesteit mogen behagen, en eenmaal de eeuwige gelukzaligheid in den Hemel mogen erlangen ! Amen.
GEBED VOOR EENEN ZIEKEN HEER OF VOOR EENE ZIEKE MEESTERES.
O God, Vader der Barmhartigheid! ik smeek U, zie toch genadig neer op mijnen zieken heer (mijne zieke meesteres), en help hem (haar); lenig zijne (hare) smarten, en geef hem (haar) geduld ze uitliefde totU te verdragen. Verlicht den
— 233 —
geneesheer, leg heilzame kracht in de geneesmiddelen, en schenk hem (.haar) zijne (hare) vorige gezondheid weder, opdat hij (zij) 'U nog langer diene en voor mij zorge. O mijn God, wie kan mij, na U en mijne ouders, dierbaarder zijn dan hij (zij) ? Heer ! spreek slechts een woord en hij (zij) zal gezond worden. Mooht het echter uwe alwijze Goedheid behagen, hem (haar) nog langer aan het ziekbed gekluisterd te houden, geef dan, dat hij (zij) met overgeving in uwen heiligen wil alles verdure, en alzoo verdiensten voor den Hemel verzamele. En wilt gij hem (haar) door deze ziekte uit de wereld halen, zoo sta hem (haar) vooral bij in het uur des doods; neem zijne (hare) ziel in uwe handen over, en geef hem (haar) ter wille van uwen naam, het eeuwig leven. Hierom bid ik U, door de verdiensten van Jezus Christus. Amen.
GEBED VOOU DE KINDEKEN VAN HET HEERSCHAP.
Liefderijke Jezus! Gij die eenmaal hebt gezegd : «Laat do kleinen tot Mij komen, want voor hen is het rijk der Hemelen.» Gij, die de kinderen met zooveel liefde omhelsdet, hun de handen opleggende en hen zegenende; Gij, die de kleinen tot
- 234 —
■voorbeeld der Hemelsohe eenvoudigheid hebt gesteld, en allen hebt gewaarschuwd toch aan die kleinen geen' ergernis te geven; zie, ik smeek tot U, voor de kinderen van mijn heerschap en ik bid U, hen te zegenen on met uwe genade te vervullen. Verlicht hun verstand, opdat zij uw heilig woord in de christelijke onderrichtingen, die zij genieten, bereidwillig aannemen, en den weg der deugd leeren kennen; bewaar hunne onschuld, verwijder van hun hart de verleiding en de kwade grondregels van de kinderen dezer wereld; geef hun ootmoed, gehoorzaamheid en bescheidenheid, opdat zij U dienen hun geheel leven lang en eenmaal de vreugde en de steun hunner ouders mogen zijn. Gesf mij do genade, dat ik hun voorga mst een waar christelijk voorbeeld en hen helpe U te kennen, te eeren, te vreezen en te beminnen. Bewaar mij van hun ooit eenige aanleiding tot zonde te geven en zoo een rampzalig werktuig te worden, om hen in het verderf te storten, hunnen ouders harteleed te veroorzaaken en U te beleedigen. Dat ik ze hartelijk lief hebbe, eere en voor hun waar geluk bezorgd zij. Dat ik hen met verstand, oprechtheid, bescheidenheid en achting bejegene. Dat trouw en waarheid mij op al mijne wegen vergezellen. Om dit alles
— 235 -
bid ik U, o Jezus ! door de verdiensten van uw bitter lijden en sterven! Amen.
GEBED VOOR ZIJNE OUDEUS.
0 goede Vader, die in den Hemel zijt! ik bedank U vooral, dat Gij mij zulke goede ouders hebt geschonken, die mij christelijk hebben opgevoed, zich zoo zeer om mij hebban bekommerd en voor mij zoo goed gezorgd hebben, die zoo veel om mijaentwil hebben geleden, en mij altijd zoo innig hebben bemind. Daarom bid ik U, o goede Vader! mijnen ouders al het goede te vergelden, dat zij mij hebben bewezen. Laat hen nog lang in gezondheid en welvaart leven; houd elk ongeluk ver van hen verwijderd, en geef hun alles, wat hun naar ziel en lichaam heilzaam kan zijn, opdat zij ü uit al hunne krachten beminnen en in die liefde alles volbrengen, wat U welgevallig is. Zegen hen, o Heer, en schenk hun eenmaal de eeuwige Zaligheid des Homels.
GEBED VOOR LEVENDE EN OVERLEDEN ■ quot;WELDOENERS.
Goddelijke Heiland, vergelder van alle goed! Gij die zelf hebt gezegd : « Zalig zijn de barmhartigen, wane zij zullen barmhartigheid verwerven ! » vervul, bid
— 236 —
ik U, deze uwe Goddelijke belofte aan al mijne weldoeners, hetzij zij nog leven of overleden zijn. Geef aan de levenden uwe Goddelijke genade en uw' rijken zegen, opdat zij hunne tijdelijke goederen tot uwe eer en hun eeuwig heil altijd nuttig mogen gebruiken. Verlicht echter den overledenen de smarten , wanneer ze nog te lijden hebben, en haast U, o Heer! hen er van te bevrijden. Hierom bid ik Ü, door de overvloedige voldoening, die Gij aan het kruishout aan uwen Ilemel-schen Vader voor onze zonden hebt opgedragen, en die ik U, o Heer! zelf in dit oogenblik voor mijne overleden weldoeners opdraag. Amen.
GEBED VOOR DLOEDVEfTWANTEN EN VRIENDEN.
O Heer, almachtige God! verhoor genadig mijne smeekingen , en zie gunstig neder op al mijne bloedverwanten , op mijne vrienden en op allen, die mijn gebed verzoeken. Ontferm U hunner, o Heer! en verleen hun in dit tegenwoordig leven, tijdelijk welzijn en gezondheid, waardige vruchten van boetvaardigheid en troost naar ziel en lichaam; laat hen in alles zoo leven, dat zij door hunnen vromen levenswandel aan uwe Goddelijke Majesteit mogen behagen en schenk hun
— 237 —
in de eeuwigheid vergiffenis en kwijtschelding van hunne zonden en de eeuwige gelukzaligheid in de gemeenschap van al uwe lieve Heiligen. Heilige Maria en gij allen, Heiligen Gods, bidt voor hen. Amen.
GEBED VOOR ZIJNE VIJANDEN.
O mijn God! Gij weet, dat mijn hart alle goed aan mijne vijanden wenscht; Gij doorgrondt immers hart en nieren, en Gij dringt door de geheimste schuilplaatsen van het hart. Ik bid U dus, mijne vijanden en beleedigers niet te straffen voor het ongelijk, dat zij mij hebben aangedaan; maar doe hun liever zooveel goed, als zij kwaad voor mij uitdenken en mij aandoen. 'Verlicht ook hunne blindheid en neem alle dwaling van hen weg. Gij zelf spreekt door den mond van uwen Apostel dit verschrikkelijk woord : « Wie niet bemint, die blijft in den dood. » Geef dus aan allen, die mij haten, liefde tot U en tot alle men-schen, ten einde geene zonde, tegen wie dan ook, op hen moge kleven ! Ik bid U, geef ook mij de genade, dat ik mijnen vijanden van ganscher harte vergeve, dat ik hen bcminne en hun nooit tot ergernis strekke of een steen des aanstoots voor hen worde ! Amen.
— 238 —
GEBED VOOR EENEN ZIEKEN VRIEND OF VOOR EENE ZIEKE VRIENDIN.
(Van den H. Gregorius.)
Ü mijn God, Gij, die. de Almacht, het Eeuwige Leven en het Heil uwer geloovigen zijt! zie, ik smeek uwe barmhartigheid af voor uwen zieken dienaar (uwe zieke dienares) N. N. Verhoor mij en schenk beta (baar) de gezondheid weder, opdat hij (zij) in uwo Kerk U daarvoor moge zegenen, door Jezus Christus, onzen Heer. Amen.
0 God, naar wiens wenken de oogen-blikken van ons leven voorbijsnellen; mogen de gebeden, dio ik U voor mijnen zieken vriend (mijne zieke vriendin) opdraag , U Welgevallig zijn; opdat, ofschoon het gevaar, waarin hij (zij) verkeert, mij ook angst inboezemt, ik mij toch weldra over zijne (hare) genezing moge verheugen. Door Jezus Christus, onzen Heer. Amen.
GEBED VOOR ZIJNEN OVERLEDEN' HEER OF ZIJNE OVERLEDEN MEESTERES.
O goede Vader! Gij hebt mij bevolen, mijne oversten te eeren en te beminnen, en zeker wilt Gij niet, dat die liefde bij hunnen dood een einde neme. Daarom gedenk ik ook nog immer mijnen over-
— 239 —
leden heer (mijne overleden meesteres), ■wiens (wier) beenderen in het graf rusten , maar wiens (wier) ziel misschien nog niet is waardig geacht geworden uw aangezicht te zien en uwe zaligheid te genieten. Mocht dit het geval zijn, mocht mijn heer (mijüe meesteres) nog niet bij U zijn en nog niet de eeuwige rust genieten, zoo bid ik U, o goede Vader! om de verdiensten van uwen Goddelijken Zoon, hem (haar) zoo spoedig mogelijk van zijne (hare) pijnen te verlossen. O Maria, Moeder der barmhartigheid, verwerf mijnen overleden heer, (mijner overleden meesteres) de genade, dat zijn (haar) verlangen moge worden bevredigd en hem (haar) de Hemel geopend worde, opdat hij (zij) daar ifnet ü en alle Heiligen Gods, het opperste Goed, moge loven en prijzen. Amen.
Biz.
1. Het is de wil van God, dat gij dient..........5
2. Wees met uwen staat tevreden . 7
3. Wees voorzichtig bij de keuze van een' dienst......12
4. Bemin en eer uwe overheid . . 19
5. Wees aan uwfe overheid onderdanig ..........26
6. Wanneer een dienstbode niet mag gehoorzamen .......36
7. Wees getrouw in uwen dienst . 41
8. Gij moet getrouw zijn jegens uwe overheid.........60
9. Over het gedrag der dienstboden jegens de kinderen (van het heerschap) ..........64
10. Over het gedrag der dienstboden jegens bejaarden, verwanten en andere personen, die in het huis
11. Over het gedrag der dienstboden jegens elkander . '.....72
INHOUD.
Biz.
1. Leeft met elkander in eendracht en vrede.....72
2. Helpt uwe mededienstboden in alle lichamelijke aangelegenheden .........77
3. Zorgt voor het zieleheil uwer mededienstboden.....78
12. Weest spaarzaam en vermijdt alle
13. Gedragsregel bij den dagelijk-
1. Arbeidt in staat van Gods genade .........94
2. Arbeidt met eene goede meening uit liefde tot God . . 96
3. Herinnert u bij uwen arbeid de tegenwoordigheid Godsquot;. . . 100
4. Yereenigt het gebed met uwen arbeid.........102
14. Godsdienstoefeningen voor de dienstboden gedurende den dag . . . 105
1. Bij het opstaan des morgens . 105
2. Over het morgengebed . . . 109
3. Over het avondgebed . . . 113
4. Over het tafelgebed .... 118
241
5. Over de groete des Engels, 's morgens, 's middags en 's avonds.........121
Gebeden onder de H. Offerande der Mis...........124
INHOUD,
242
Biz.
Gebeden en Aandaehtsoefeningen.
Voor den morgen Aanmerking Morgengebed .
Een ander morgengebed .... 150 Korter Morgengebed.....-155
Des Avonds.
158
Avondgebed
Een ander avondgebed . . . .170 Korter avondgebed......176
Gedurende den dag.
Schietgebeden van den Heiligen
Korte gebeden met toevoeging van
Gebed vo'or den arbeid .... 187 Gebed bij zwaren arbeid .... 188 Gebed, terwijl men van den arbeid
Gebed, wanneer de klok luidt voor
Gebed bij bet aanschouwen van een
Gebed bij het aanschouwen van een
beeld der H. Maagd .... 190 Gebed bij het aanschouwen van een
beeld van een' Heilige . . .191
Gebed voor het eten.....191
Gebed na het eten......191
141 141
143
INHOUD.
Biz.
Huismis voor heu, die de H. Mis niet, in de kerk kunnen bijwonen. 192 Verschillende gebeden.
Gebed om tevredenheid in zijnen
Gebed om een goeden dienst te bekomen .........202
Gebed bij het aanvaarden vaueenen
Gebed om genade te verkrijgen, getrouw zijneplichten te vervullen. -04
Gebed om de deugd van ootmoedigheid en gehoorzaamheid te verkrijgen .........207
Gebed om de liefde te verkrijgen
voor zijne overheden .... 208 Gebed om den vrede met de huis-
genooten te bekomen .... 208 Gebed om gehoorzaamheid jegens
Gebed om zich met een' vijand te
verzoenen en diens liefde te winnen 210 Gebed om eene bijzondere genade
Gebed om een onheil af te weeren 213 Gebed, wanneer men treurig en bedroefd is.........214
Gebed om geduld in het lijden te
Gebed om sterkte in wederwaardigheden ..........216
243
INHOUD.
244
Biz.
Gebed om zuiverheid naar ziel en
lichaam te bekomen . .
Gebed van een' jongeling Gebod van eene maagd .
Gebed van eenquot; bruidegom of van
eene bruid......
Gebed op den verjaardag Gebed op den verjaardag van
Doopsel.......
Vernieuwing der doopbeloften Gebed tot den H. Patroon Gebed voor de oversten . .
Gebed voor een' zieken heer
voor eene zieke meesteres . . Gebed voor de kinderen van het
heerschap ........
Gebed voor zijne ouders ..... Gebed votr levende en overleden
weldoeners........
Gebed voor bloedverwanten en
vrienden.........
Gebed voor zijne vijanden . . . Gebed voor een' zieken vriend of voor eene zieke vriendin . . . Gebed voor zijn overledenen heer of zijne overleden meesteres
217 219 221
223 ■224
226 229
231
232
232
233 235
235
236
237
238 238
liet
of
Biz. 22 regel 4 v. o. lees: hen soms »25 i» 7 v. b. » hem soms trotsch »69 » 5 v. o. staat: Eene zware zonde,
lees: Eene zonde t •» » 2 v. 0. staat: zij dan ook, lees:
zij soms ook » 165 » 13 v. o. » hetwelk Het, lees: dewelke Het » » » 10 v. o. » voor, lees: tot » » » 9 v. o. achter liefde ontbreekt: zich » 168 » 12 v. b. staat: aanklager, lees;
vermaaner
gt; » » 1 v. o. » geven, lees : verkrijgen » 175 » 5 v. o. moet staan: met uwe veelvermogende hand » 217 b 3 v. Ij. staat: ontspruit, lees : ontspruiten.
5':, ■■-■,■ iy; , .
quot; vi •;
v^.