i
BREDA, EIDTTAJXO VA.lSr WEES,
Suelpers Boek- en Muziekdrukkerij,
I
OO a XXKemRELS.
1 Kleine Maand van den H. Joseph...
2 a n van Maria.............
3 u van het H. Hart......
4 Leve Maria...............................
5 ])e burger Zouaven.....................
6 Geestelijke Leiddraad..................
7 Herinnering aan het Christ. Huisgezin.
8 Het Vagevuur en de Hemel op den
Kruisweg overwogen................
9 Aan den voet des Altaars.............
10 Oefening van Godsvr. tot den H. J ozef.
11 De H. Jozef en het Kind, dat zich tot de
Eerste H. Communie voorbereidt...
12 De Vriendenstem........................
13 Kruisweg voor en na de H. Communie
14 De Godsvr tot den Engelbewaarder. 13 Vergeef ons onze schulden............
16 Jesus in het Tabernakel................
17 Bloempjes ter eere van Maria vergaard .
18 Laten wij tot het Tabernakel gaan.
19 Een week in het H. Hart van Jesus...
20 Korte bemerkingen op eenige grond
waarheden van het H. Krangelie
21 Komtallentotmij! hetH Hartvan Je
sus wil ons onderrichten en troosten
22 Maria is uwe Moeder..................
Aan de voeten van Maria............
24 Hebt de waarheid lief..................
23 Vlucht de Ledigheid....................
26 Het Kruisteeken ........................
27 De Bruid quot; an Jesus.....................
28 Kleine maani november, Allerzielen.
29 „ „ December ...............
30 „ muari...................
...
NTONIUS VAN jquot;3ADUAi
1
s-c-ogoo^—
EDXJ-A.RID ■V^.KT quot;WEES,
Snelpers Boek- en Muziekdrukkerij.
Can. Lihr. Censor. '
VAN DEN
aan zijne kinderen aangeboden.
tileem en gecj:quot;
Neem de weldaden, die God u door mij toestaat, zoo spreekt elk schepsel ^ tot het menschelijk hart en geef aan God alle eer en glorie.
Groet van den H. Antonius aan zijne vrienden en pleegkinderen.
Meer dan zeshonderd jaren zijn in den Oceaan der eeuwigheid verdwenen, sedert ik mijne kleine cel tegen den ) hemel, mijn grof, armoedig habijt tegen het gewaad der glorie, mijne mon-; nikskap tegen de kroon der zaligen en mijne geschoren kruin tegen den straalkrans der heiligen verruild heb. 'SI__S3
6
Doch God, wien alleen alle eer en glorie toekomt en die verheerlijkt wordt door zijne heiligen, wilde dat ik voortdurend zou voortleven in de harten der geloovigen, in den mond van het trouwe, katholieke volk, als of ik nog onder hen wandelde. In de kerken en kapellen weergalmen de vrome liederen, welke de wonderen, die God door mij gedaan heeft, verkondigen; de gebeden en verzuchtingen der geloovigen stijgen weder als een liefelijke wierook ten hemel, dringen door de wolken en vinden, door mijne machtige voorbede, toegang tot Gods troon.
Gewoon zijnde, als een trouwe vriend en helper in den nood, niet slechts voor de groote en gewichtige, maar ook voor de kleinste zaken, zelfs voor het terugvinden van een verloren voorwerp eene helpende hand te reiken, buig ik mij ook thans als een getrouwe vriend tot u neder, en leg
dit boekje in uwe hand, dat u steeds moet herinneren, dat Gij een vader en beschermer in mij hebt.
Deze weinige bladzijden laten u een blik slaan zoowel in mijn uitwendig als in mijn inwendig leven en toonen aan de kinderlijk geloovige ziel, den weg van eenvoud en nederigheid, dien de kinderen van onzen seraphijnschen Vader Franciscus moeten bewandelen.
Zijnen zegen, den zegen van den Seraphijnschen Heilige van Assisie geef ik aan u allen, die u zijne kinderen noemt, met dezelfde woorden, waarmede hij, nog hier op aarde levende, zijnen zegen gaf.
Dat de Heer u zegene en behoede: Hij toone u zijn aangezicht en ontferme zich over u, Hij wende zijn aangezicht tot n en geve u zijnen vrede?
Antonixis van Padüa.
1. Ik geef U:
Mijne liefde tot onze heilige orde;
Jö
®--—--——a
hebt gij het geluk daartoe te behooren, dan noem ik u gelukkig, en driemaal gelukkig, als gij in een klooster moogt wonen. Zijt gij echter nog geen kind van mijnen SeraphijnschenVaderPran-ciscus geworden, zoo moge mijne liefde tot onze orde u aanzetten, en u een vurig verlangen geven, zeer spoedig aan deze genade deelachtig te worden ; want dan begroet ik u met dubbele liefde als mijn broeder, mijne zuster, mijn kind, en zal geen uwer beden weigeren.
2. Ik geej U:
Den zegen van onzen H. Vader Fran-ciscus, gij zult daardoor voor altijd gezegend wezen.
Toen onze heilige Vader Franoiscus eens gevaarlijk ziek.was, liet hij broeder Benedictus van Piratro roepen, en zegde hem: »Schryf, priester Gods, hoe ik mijne broeders zegen, zoowel degenen die thans in de orde zijn, als die welke tot het einde der wereld er 5______y
in zullen komen. Dat zij altijd elkander beminnen, gelijk ik ze liefheb gehad. Dat zij altijd de heilige armoede beminnen en bewaren, en onderdanig en trouw zijn aan de prelaten onzer Moeder de H. Kerk. Dat God de Vader, en de Zoon, en de H. Geest u mogen zegenen en bewaren. Amen.quot;
Mijn kind, volg de lessen van mijnen Seraphijnschen Vader; dan zal zijn zegen u eene heerlijke woning in den hemel bereiden.
3. Ik schenk ü:
Mijnen stamboom. Onder de namen mijner voorvaderen schittert die van Godfried van Bouillon, die eens het kruis, dat zegeteeken onzer verlossing, op de tinne van Jeruzalem plaatste, die weigerde, in dat heilig land waar Christus de doornen kroon gedragen had , de koningskroon aan te nemen , en na eene korte, doch vreedzame regeering de eeuwige kroon verwierf. Doch niet de adel mijner voorouders
f tel
10
werd door mij hoog geschat, maar die, welke ik met u , mijn kind, deel, al waart gij ook de armste, geringste aller stervelingen.
Wij zijn kinderen van God, erfgenamen des hemels, zwakke spruitjes uit ons zeiven, doch geënt op den heerlijksten olijfboom, op Jezus-Chris-tns, opdat wij vruchten mogen voortbrengen voor het eeuwig leven. Gedenk steeds uwe groote waardigheid en den adel uwer onsterfelijke ziel.
4. Ik geej ü:
Mijn vaderlijk slot. Daar zag ik den llden Augustus 1195 het levenslicht. Tot jongeling opgegroeid, verliet ik met vreugde net vaderlijk huis en ruilde deszelfs prachtige vertrekken legen eene kloosterlijke cel.
Mijn kind, hoe staat het met uwe gehechtheid aan het ouderlijk huis? Luister naar mijne woorden. Hier beneden hebt gij geen blijvende woon. üw vaderland is de hemel. Toen de
1
ga
Heer u schiep, hebt gij het verlaten; op aarde hebt gij niets anders te doen dan aan het heil uwer ziel te werken; dan keert gij eenmaal tot uwen vader terug naar uw waar vaderland, om eeuwig met mij God te aanschouwen en te aanbidden. Eed uwe ziel,. ik zal u helpen en u beschermen.
5. Ih schenk U:
Mijne wieg. Dikwijls stond mijne godvruchtige moeder biddend aan mijne wieg, en offerde mij op aan Jezus en zijne heilige Moeder. Weet gij waarom ik u dit geschenk geef? waaraan het u moet herinneren ? Gij moet een kind worden, welke ook uw leeftijd zjj; want »zoo gij niet wordt als kleine kinderen,quot; zegt Jezus, jgt;zult gij het eeuwig leven niet bezitten,quot; en gij zoudt aldus nwe ziel niet redden ? Waarom moet gij aan een kind gelijk worden? Omdat de kinderen niets weten van het mijn en dijn, die twee woorden die zooveel tweedracht onder de menschen stichten.
a i ffi-
Omdat de ziel van een kind vrij is van alle hartstochten; niet meer denkt aan ontvangen beleedigingen, maar weder naar degenen die ze hem aandeden, teruggaat, als ware er niets gebeurd.
Hebt gij zulk eene kinderlijke ziel ? Zoo niet, dan kan ik u mijne vaderlijke liefde niet schenken 6. Ih verleen U:
De onschuld mijns doopsels. Kort na mijne geboorte werd ik in de kathedraal van Lissabon gebracht en, door het doopsel van de erfzonde gezuiverd, een kind Gods, een erfgenaam des hemels.
Zie nu, mijn kind, hoe ik deze onuitsprekelijk groote genade u niet eens, maar zeer dikwijls in uw leven toevoeg. Zoo gij bet geluk hebt tot de derde orde van den H. Vader Fran-ciscus te behooren , hebt gij reeds dikwijls het geluk gesmaakt, u deze woorden der generale absolutie te hooren toespreken: »Ik herstel u weder in den staat van onschuld, waarin S--
quot;SS
-a
13
gij waart na uw heilig Doopsel.quot;
Zijn die woorden nog niet voor u bestemd, zoo aarzel niet langer, in de orde der penitenten des H. Vaders te treden. Ik zal u helpen om alle hindernissen te overwinnen en met de generale absolutie, die men u alsdan zal geven, zult gij de onschuld mijns doopsels ontvangen.
7. Ik verleen ü;
Miine liefde tot de H. Moeder Gods. Toen mijne godvreezende moeder mij eens een beeld der 11. Maagd toonde, stak ik dadelijk mijne kleine armpjes daarnaar uit; de liefde tot Maria ontwaakte vroeg in mijn hart, en vermeerderde eiken dag, elk uur mijns levens. Toen ik vijf jaren oud was, legde ik de belofte van eeuwige zuiverheid af; ik wilde geene andere bruid dan de vlekkelooze maagd. Mijn kind, hoe staat het met uwe liefde tot Maria? Dikwijls doet de gedachte aan de eeuwigheid u sidderen.
Bemin Maria, en vrees niets. Het kind van Maria, de ware vereerder van Maria kan niet verloren gaan. Wijd u toe aan de H. Moeder Gods, en zij zal u beminnen in leven en in dood.
8. Ik geef ü:
Mijnen moed in de bekoringen, welke ik reeds in mijne jeugd te overwinnen had.
Eene zaak slechts moot men vreezen: de zonde. Alle andere zaken, die wij soms ongelukken noemen, kunnen voor ons een geluk zijn, als ziekte, armoede, verachting. De zonde alleen is een kwaad, omdat zij ons blootstelt, eeuwig van God gescheiden te worden. Wilt gij heilig worden, dan moet gij u bereiden tot den strijd en u wapenen met het teeken des H. Kruizes. De booze geest verscheen mij eens onder de gedaante van eenen hond. Ik verdreef hem onmiddelijk door een kruis te maken op den steen van een mar-
meren trap, die naar de kerk leidde. Zeg in het uur van bekoring deze bezwering, waarvan ik mij steeds bediende; »Ziet het kruis des Heeren en vliedt, gij booze geesten: de leeuw uit Juda's stam heeft gezegevierd.quot;
9. Ik schenk U;
Mijne cel te Coimbra. Het was de liefde tot de eenzaamheid, welke mij uit mijn klooster, dat voor de poort van Lissabon gelegen was, naar Coimbra dreef, alwaar ik een stiller, meer verborgen leven kon leiden, en bevrijd zou zijn van de talrijke bezoeken mijner bloedverwanten. Wilt gij heilig worden, zoo bemin de eenzaamheid. Bij uwe bloedverwanten zult gij Jezus niet vinden ; want Hij was zelfs niet te vinden onder de zijnen.
Geen onnoodig verkeer met de wereld, en zeker niet met die wereld die onze goddelijke Zaligmaker heeft vervloekt, waarover Hij zijn »weequot; heeft uitgesproken.
®---i
In de eenzaamheid van eene stille kerk of van uw kamertje verwacht ik u, om uwe belangen aan te hooren en als uw machtige voorspreker God aan te bevelen.
10. Ik deel ü mede •
Mijnen eerbied voor de reliquilin der heiligen.
Weet, mijn kind, dat ik een over-groote vreugde ontwaarde, toen de reliquiën der eerste martelaren van ons orde naar Coimbra gebracht werden.
Onophoudelijk verzuchtte ik tot God: »0, Heer, geef dat ook ik aan de kroon dezer heilige martelaren deelachtig moge worden. O mocht ook ik het hoofd buigen onder de slagen van den beul voor de glorie van den naam onzes Heeren Jezus-Christus.quot;
Het was geknield voor de reliquien dezer H. Martelaren, dat ik vele genaden ontving, bijzonder den roep tot de orde van den H. Vader Franciscus. Vereer de reliquiën der heiligen, mijn 2____________^_______-_S?
kind; tracht zelf als eene levende reliquie te zijn, door uw lichaam als een tempel van den H. (jeest heilig en rein te bewaren.
11. Ik schenk U:
Mijne getrouwheid aan mijiien heiligen roep, Met eene heilige vreugde volgde ik den roep der genade, en trad in het orde der Minderbroeders, vol verlangen naar de landen der on-galoovigen te mogen reizen en voor Christus te mogen sterven. God had bet anders beschikt; door eene zware ziekte overvallen zijnde, werd ik na vier maanden door mijne Oversten teruggeroepen, door eenen hevigen storm overvallen en met mijnen reisgenoot, broeder Philippus, naar Siciliö gedreven. Rustig en overgegeven hield ik mij in de handen der Voorzienigheid, slechts om eene zaak bekommerd, om op elke plaats, op ieder uur te leven, op eene wijze mijner heilige
2
roeping waardig. Mijn kind, hoe staat het met ime getrouwheid in hot volgen van Gods stem?... Wellicht heeft Hij u tot den H. Kloosterstaat geroepen ; misschien roept Hij u in den derden regel, waarin gij de plichten van uwen levensstaat in de wereld met het religieuze leven verbinden kunt. Wees getrouw aan de genade, vervul de plichten van uwen staat, en mijn zegen zal u vergezellen.
12. Ik laat ü na;
Mijne cel in het kleine klooster Oli-varès. De kleine, nauwe cel, waarin ik eens in stille verborgenheid den Heer diende, is nu in eene kapel veranderd, waarin de geloovigen gaarne God komen aanbidden en mijne hulp afsmeeken. Kom tot mij in die arme cel en gevoel de rust en den zaligen vrede, die ik ondervond bij de gedachte : »Ik ben een kind der gehoorzaamheid, bevrijd van den eigenwil, zonder welken er geene hel zou zijn.quot;
m_•_:__Si
19
Hebt gij ook eene cel tot woning, mijn kind, zoo gehoorzaam aan uwe oversten blindelings en vaardig. Behoort gij niet tot die gelukkigen, zoo zij de gehoorzaamheid aan die recht hebben u te bevelen, uwe cel, waarin gij veilig en gerust moogt slapen en rusten. Wie gehoorzaamt, kan niet afdwalen; eene gehoorzame ziel kan niet verloren gaan.
13. Ik geef U:
Mijne liefde tot de ootmoedigheid. Hoewel uitgeput door eene nauwelijks geweken ziekte, reisde ik van Messina naar Assisië, om het generaal-kapittel dat aldaar op het Pinksterfeest des jaars 1221 gehouden werd, bij te wonen.
Het was een heerlijk gezicht, onzen Seraphijnschen Vader aldaar te zien in het midden zijner kinderen, die in armoede en eenvoud levende, zich geheel aan degoddelijkeVoorzienigheid overgaven.
Ik nam geen deel in de openbare
—
beraadslagingen, wat mij des te gemakkelijker viel, daar mij niemand kende. Ik verborg den schat van wetenschap, mij door God verleend. Zoo geschiedde het dan ook, dat al de broeders een onderkomen in de verschillende kloosters van Italië hadden gevonden, terwijl elke gardiaan zwarigheid maakte mij, zwakken, zie-kelijken broeder, met zich te nemen, vreezende dat ik de strenge levenswijze van den H. Regel niet zou kunnen verdragen, dien zij zoo even beloofd hadden, getrouw te doen naleven. Hoe staat het met uwe liefde tot de heilige ootmoedigheid? Wilt gij met uwe werkelijke of wellicht waanwijze ge leerdheid overal vooraan staan, zoo staat het slecht met uwe navolging van Christus, die dertig jaren zijne hooge wijsheid voor de menschen verborg, en als een arme, onwetende zoon eens timmermans beschouwd wilde worden.
*09
14. Ik deel met U:
De onuilsprekelijke vreugde, welke mij de nabijheid vrai onzen H. Sera-phijnschen Vader verschafte.
Zoo mocht ik hem dan voor de eerste maal aanschouwen, dien serafijn der liefde Gods, dien grooten vriend der armoede! Zijne gelaatstrekken waren ernstig en droegen den stempel eener groote versterving, doch tevens lag er zooveel goedheid en minzaamheid op zijn wezen, dat als zijn blik vol vaderlijke liefde, op die groote schaar zijner kinderen rustte, wanneer hij zegenend de handen over hen spreidde, ik aan Jezus dacht Zijne Apostelen tenlaatsten male zegenende. Hoe zter geleek onze Seraphijnsche Vader toen reeds op den Zaligmaker, wien hij eens zoo gelijkvormig zou worden.
Eens scheen het mij, dat de blik van den H. Vader den mijnen ontmoette , die steeds op Hem gevestigd
quot;S3
22
was. Toen ontbrandde de liefde tot God sterk in mijne ziel, en ik werd versterkt in mijn voornemen mijne toekomst rustig in Gods hand te stellen. Wellicht rust de blik van den H. Vader thans met even groote liefde op u, mijn kind! Geloof mij, zoo dikwijls gij een Onze Vader hem ter eere bidt, zal zijn blik met welgevallen en niet zonder vrucht op n rusten.
15. Ik verleen U:
Mijne dankbaarheid. Het generaal kapittel liep ten einde. Veel was er gesproken over de belangen der orde in alle landen; ik had steeds gezwegen ; want God had van mij niet geëischt, drt ik het stilzwijgen breken zou. De broeders keerden weder naar hunne kloosters terug; ik alleen stond zonder verblijf.
Toen naderde mij de Provinciaal der Eomagna, P. Gralianus, en vraagde mij vol goedheid, of ik priester was, en of ik reeds eene bestemming had.
®_____SS
23
Toen ik de eerste vraag met »jaquot;, de tweede met »neenquot; beantwoord had, noodigde hij mij uit, met hem naar zijn afgelegen klooster te Monte-Paolo te gaan, om de H. Mis voor de leekebroeders te lezen.
Toen ontgloeide mijne ziel in warme dankbaarheid jegens God, die zich mijner erbarmde, en jegens den goeden Pater, die mij, zieken broeder, een verblijf aanbood. Hoe staat het met uwe dankbaarheid, mijn kind, jegens God? jegens uwe weldoeners? Ondank wordt door God en door de menschen verafschuwd.
16. Ik schenk U;
Mijne grot te Monte-Paolo. Het klooster is lang verdwenen; doch de grot, waarin ik zoo menige nacht in de strengste boetdoening heb doorwaakt, bestaat nog thans en is sedert twee honderd jaren in eene kleine kerk veranderd.
Monte-Paolo was voor mij een paradijs;
®______m
24
daar vond ik wat ik wenschte: »Aan de wereld afgestorven, in ootmoed en versterving God te kunnen dienen.quot;
In deze stille grot noodig ik u te komen. Daar mijn kind, moet gij door vrijwillige versterving boeten voor de eigene en vreemde schold.
Vrees niet door versterving uwe gezondheid te benadeelen of uw leven te verkorten: dit geschiedt veeleer door traagheid en gebrek aan versterving.
Slechts eene zaak moogt gij niet vergeten. In mijne gestrengheden en boetedoening liet ik mij steeds door mijne oversten geleiden. Is dit bij u ook het geval, zoo vreest niets. Indien gij voor de boetvaardigheid terugdeinst , dan zult gij uwe ziel niet redden, en wij zullen elkander in den Hemel niet mogen begroeten.
17. Ik vermaak U:
Mijne eerste prediking. In het jaar 1222 werd te Forli het Provinciaal kapittel gehouden. Het was hier dat
onze overste mij beval, in eene groote vergadering van priesters van onze orde en het orde der Dominikanen, eene openbare voordracht te houden.
Ik verschrikte hierover zeer; want sedert mijne inkleeding had ik geen ander boek dan het brevier in handen gekregen; ik gehoorzaamde echter dadelijk, doch besloot de wetenschap en de talenten , mij door God verleend, te verbergen. Doch nauwelijks had ik begonnen, of het vuur eener heilige geestvervoering bezielde mij, en mijn geheim was verraden. De eerste gedachte mijner ziel was: »Moet ik nu het zwijgen breken, zoo zij mijne tong alleen gewijd aan den lof, de eer Gods en zijne maagdelijke Moederquot; en ik ben deze belofte tot den dood getrouw gebleven. Leer, mijn kind, als men u gebiedt te spreken, dit zonder vrees en in heilige liefde tot God te doen. Hetzij de liefde tot God of de naastenliefde, die u de
26
m-
lippen opene: moge zij het voorwerp van qw spreken, nw liefste lied, uw schoonste lofzang zijn!
18. Ik geef U:
Mijnen ijver voor de zielen. Toen ik belast werd te prediken, doorkruiste ik met gloeienden ijver de steden der Komagna, overal Gods woord verkondigende, en de dwaalleer bestrijdende. Twee vlammen verteerden mijne ziel; het verlangen om zielen te redden en God te verheerlijken.
Hoe staat het, mijn kind, met uwen zielenijver? Indien gij God bemint, dan brandt uwe ziel van vurige naastenliefde, en als een andere Paul us, zoudt gij, ware dit mogelijk, zelve willen verloren gaan om anderen aan den eeuwigen dood te ontrukken: Waarom blijft gij zoo koud, zoo onverschillig voor de eeuwige zaligheid uwer naasten?
Dit komt omdat Gij God te weinig bemint: bid uw Seraphijnschen Vader,
quot;sS
nw hart met zijne gloeiende liefde voor God te ontsteken.
19. Ih schenk ü:
Mijne prediking voor de visschon. Toen ik naar Rimini kwam om het woord Gods te verkondigen, vluchtten de inwoners, door de dwaalleer besmet, voor mij weg, en besloten mij te dooden.
Toen ging ik aan het strand der Adriatische zee, en riep met luider stem den visschen toe: »Komt gij, visschen, om het woord te hooren van God uwen Schepper, om de menschen te beschamen die, in hunne dwaalleer volhardend, hun hart en hunne ooren voor de Goddelijke stem sluiten.quot; De visschen hoorden eerbiedig mijne woorden aan en staken de koppen op om mijnen zegen te ontvangen.
Dit bevat voor u eene gewichtige les. De vischjes kwamen ijlings, luisterden aandachtig, en lieten zich zegenen; doch teruggekeerd in de golven der zee waren zij eenige oogenblikken
28
later niet meer van de overige visschen te onderscheiden, die niets van de prediking gehoord hadden. Gaat het ook niet zoo met u. Gij komt, gij luistert, vindt de preek heerlijk; dan verliest gij u weder in de golven des aardschen levens, en blijft gelijk gij waart.
20. Ih verleen U:
Mijn vertrouwen op de beloften van Jezus. De Goddelijke Zaligmaker zegt: »Indien gij geloof hadt gelijk een mosterdzaadje zoo kunt gij bergen verzetten.quot; Het was het vertrouwen op dit woord, dat mij den moed gaf, den voorslag van den ongeloovigen Bonvillo aan te nemen; in onwankelbaar geloof bad ik dag en nacht: Op U,Heer, heb ik gehoopt, in eeuwigheid zisl ik niet beschaamd worden. God beloonde mijn vertrouwen, en het redelooze dier aanbad ootmoedig zijnen God in het H. Sacrament, terwijl de mensch, met rede begaafd, dit weigerde.
m_____amp;
29
Wees onwankelbaar in nw vertrouwen, mijn kind. Is er een wonder ten uwen gunste noodig, zoo zal God dit doen, zoo gij getrouw blijft. Twijfel niet; dat uw vertrouwen niet wankele , of er een wonder voor u zou geschieden ; kom tot mij, mijn kind, en gedenk de woorden van den H. Bonaventura: »Vraagt gij wonderen, zoo spoedt u tot Antonius.'quot; 21, Ik geef U:
Mijne liefde tot mijne vijanden. Twee mijner bitterste vijanden noodigen mij ter maaltijd en zetten mij vergiftigde spijzen voor. Twee gedachten vervulden mijne ziel op dat oogenblik: »In mijnen naam zullen zij de duivelen uitdrijven, en zoo zij iets doodeliiks drinken zal het hun niet schaden.quot; Ik dacht, hoe de GoddelijkeVerlosser door zijnen dood der wereld het leven gegeven heeft, en ik verlangde te sterven opdat mijne dwalende broeders het eeuwig leven mochten vinden. God
30
verhoorde mijn gebed; de vergiftigde spijzen gaven mij den dood niet, doch aan mijne vijanden het eeuwig leven. Leer daaruit, mijn kind, den haat door liefde, de beleedigingen door weldaden beloonen; de gloeiende kolen, die gij daardoor stapelt op het hoofd uwer vijanden, zult gij eens als helder stralende edelsteenen aan uwe kroon wedervinden.
22. Ik vermaak U:
Mijn eerbied bij het opdragen van het H. Misoffer. Met een heilig ontzag trad ik naar het altaar; het diepste berouw vervulde mijne ziel bij het bidden van het Confiteor; doch naarmate het oogenblik der H. Consecratie naderde, veranderde mijne angst en vrees om plaats te maken voor eene onuitsprekelijke vreugde en zaligheid. Het was immers het Goddelijk Kind Jezus , door mij zoo teeder bemind, dat ik in mijne handen hield, waarin zich het troostrijk geheim der
menscliwording vernieuwde. Als de gedachte aan uwe zonden en aan de hel, die gij daardoor verdiend hebt, u verschrikt, mijn kind, zoo hoor met grooten eerbied de H. Mis. Bij de opheffing der H. Hostie hebt gij in uwe hand die tienduizend talenten, waarmede gij al uwe zonden en schulden bij God kunt afkoopen. Dompel u, bij de opheffing van den kelk, diep in Jezus kostbaar bloed; het zal als een verkwikkende dauw op u nedervloeien, en de vreeselijke vlammen voor u uitblusschen.
23. Ik laat U na:
Mijn ijver voor de studie. Te midden mijner werkzame loopbaan in de Ro-magna predikend , werd ik door mijn Seraphijnschen Vader Pranciscus naar Vercelli geroepen om de voordrachten van den beroemden Abt Thomas over de theologie bij te wonen. Met groote vreugde gaf ik mijn eervolle werkzaamheid op om in de verborgenheid terug
§--SS
te keeren en een ijverig scholier van den heiligen abt te worden.
Mijn kind, gij ook moet u met groo-ten ijver aan de studie wijden; en welken tak van wetenschap zult gij kiezen? Leer de eenig noodzakelijke, de wetenschap der heiligen; bestudeer de navolging van Christus; buiten deze is alle wetenschap ijdel en helpt u niet ter zaligheid. Vlucht de valsche wetenschap , die opblaast en, in plaats van zielen te winnen, velen in het verderf stort. Uw liefste boek zij het kruisbeeld. Wilt gij waarlijk wijs worden, zoo leer niets te weten dan Jezus, en Jezus gekruist.
24. Ik vermaak U:
Den brief mij geschreven door mijnen H. Vader Franciscus, waardoor hij mij naar Bologna riep om aldaar mijne broeders in de Godgeleerdheid te onderrichten. Deze luidt aldus: »Ik heb goedgevonden, dat gij den broeders de heilige Godgeleerdheid zult onder-
wijzen; nochtans op zulke wijze, dat daardoor noch in u, noch in hen de geest des gebeds worde uitgedoofd, krachtens den regel door ons beloofd. Vaarwel.
Deze brief, mijn kind, was mij een kostbare schat, dien ik hooger achtte dan paarlen of edelsteenen; want hij bevatte voor mij het gebod van God en van mijn heiligen Vader. Dergelijke brieven zijn voor u de uitspraken uws biechtvaders en der heiligen. Elke geestelijke lezing is een brief, dien God u van den hemel zendt. Hoe antwoordt gij op deze brieven ? Zijn zij U even kostbaar als mij die mijns Seraphijnschen Vaders was?
25. Ik smeek voor U af:
Mijnen geest van gebed. De grondregel van onzen H. Vader Franciscus was diep in mijne ziel geprent: »Ik wil, dat mijne broeders (meer bidden dan lezen.quot; Dezen grondregel bleef ik
SS.
3
34
steeds getrouw, en verdiepte mij nooit zoodanig in de studie, dat de geest des gebeds daardoor in mij verzwakken kon.
Jiet gebed was steeds mijne voorbereiding tot de prediking, bij welks begin ik steeds tot God bad: «Plaats, o Heer, uwen geest in mijn hart; stort in mij den god vruchtigen, zachten, heiligen, barmhartigen, zoeten geest uwer genade.quot; Het gebed was mijne uitspanning na mijnen apostolischen arbeid. Het ontsloot mij den hemel, en trok de genade van het innigste, vertrouwvolste verkeer met Jezus en Maria op mij neder.
Mijn kind, hoe staat het met uwen geest van gebed ? Spreek mij niet van beletselen en moeielijkheden in het gebed Dit alles is slechts inbeelding. Kost het u moeite, met uwen vader, met uwen vriend, en wanneer gij ziek zijt, met den geneesheer te spreken ? En is God niet dit alles en nog duizendmaal meer voor u ? Hij, uw God en uw Al!
26. Ik schenk ü;
Mijne verklaring der Psalmen. Dit werk dat mij zeer veel moeite gekost had, werd mij door een novice ontroofd, die heimelijk daarmede het klooster verliet. Ik wendde mij door een vurig gebed tot God, om dit boek, dat mij bij het onderricht der jonge theologanten grooten dienst bewees, terug te bekomen. God verhoorde mijn gebed; door eene vreeselijke verschijning verschrikt, bracht de jongeling mij het boek terug, en volhardde van toen af getrouw in zijnen heiligen roep.
Het eenvoudig kinderlijk vertrouwen , waarmede ik mij alstoen tot God wendde, terwijl ik overigens nooit eenige tijdelijke zaak voor mijzelven vraagde, heeft bewerkt, dat niemand mij aanroept om verloren zaken terug te bekomen, zonder mijne machtige hulp te ontwaren.
~2S
Stel dus uw vertrouwen op mijne machtige voorbede, mijn kind I Als ik
JB
in zulke kleine zaken gereed ben u te helpen, wat zal ik dan wel niet doen , als gij in gewichtige aangelegenheden uw toevlucht tot mij neemt?
27. Ik leer U:
Het middel om even als ik op twee plaatsen te gelijk tegenwoordig te zijn. Terwijl ik op het Paaschfeest van het jaar 1225 te Montpellier predikte, viel het mij plotseling in, dat ik niemand gevraagd had, het feestelijk Gradueel gedurende de Mis in ons klooster te zingen. Ik verhief mijne ziel tot God, en Zijne genade plaatste mij in mijn klooster, waar ik een jubelend Allelulia zong, terwijl ik mijne prediking te Montpellier voortzette.
Door het gebed kunt ook gjj, mijn kind, op verscheidene plaatsen te gelijk aanwezig zijn,
In den schoot uwer familie verwijlend, kunt gij al biddende den priester aan het sterfbed der zieken vooruitjjlen, opdat hij ze bij zijne komst wel voorbe-
37
reid vinde tot het ontvangen der HH. Sacramenten. Wanneer gij voor het B. Sacrament zijt nedergeknield, dan aanbid uw Heiland tegelijk in alle kerken der aarde, en snel het eerst tot die kerk, welke het meest verlaten is. Zeg daar met den H. Vader Franciscus: »Wij aanbidden u, Heer Jesus, hier en in alle kerken die op de geheels aarde zijn, en wij loven ü, die door Uw kruis de wereld verlost hebt.
28. Ik verleen U.Be vreugde mijns harten, toen mij de lieve Moeder van Jezus verscheen. Gedurende mijn verblijf te Toulouse viel het feest in van Maria Hemelvaart. In den vroegen morgen overwoog ik de heerlijkheid der hemelkoningin, in de kleine cel mij aangewezen. Plotseling werd deze door een hemelsch licht vervuld , en eene maagd, liefelijker dan de schoonste roos, stralend als de lentezon, stond voor mij. Het was Maria, de ark van het nieuwe verbond; het
38
was mijne Moeder, mijne hemelsche Vorstin. Aan hare voeten smaakte ik den zaligen troost, de reinste vreugde! De verschijning der Moeder Gods werd later door die van het Kind Jezus gevolgd. Eerst ging de dageraad voor mij op, alvorens de zon der gerechtigheid mij mocht verschijnen.
Bemin en vereer Maria; door haar komen wij, verbannen kinderen van Eva, in den hemel.
29. Ik bid voor ü af: Mijneliefde voor mijne medebroeders. In het jaar 1225 werd ik tot Gardiaan van het klooster der stad Puy, een jaar later totCustus der Zuid Fransche provincie gekozen. Aan het hoofd mijner broeders geplaatst, herdacht ik steeds deze woorden van Jezus: fik ben niet gekomen om gediend te worden, doch om te dienenquot;; en beschouwde mijzelven als de dienaar van allen.
Zonder dit gevoel van diepen ootmoed is het voor n, mijn kind, even moeielijk ®___i
al zi ir u b b h
o B
b g
n
P
g
il il
d i i v SS
-ffl
0
als gevaarlijk over anderen geplaatst te zijn. Zijt gij in dit geval, zoo bestudeer met de hartelijkste liefde de behoeften uwer ondergeschikten; voorkom ze, en hetzij gij vermanet, waarschuwet of bestraffet, steeds wone de wet van wijsheid en zachtmoedigheid op uwe lippen.
Zoek alles voor allen te worden, om allen voor Christus te winnen. Hebt ge slechts te gehoorzamen, zoo beschouw God in uwe oversten, en gehoorzaam blij en gewillig, gelijk mijne broeders mij gehoorzaamden.
30. Ik maak U deelachtig : Aan den zegen, dien mijn H. Sera-phijnsche Vader mij te Arles gaf. Ter gelegenheid van het kapittel, waarop ik tot Custos gekozen werd, predikte ik voor de broeders over het H. Kruis.
Gedurende de predikatie verscheen de H. Vader aan de deur der zaal, met hemelschen glans omstraald en met de vijf H. Wonden versierd, waaruit breede stroomen licht straalden.
£8 »
Hij zag vriendelijk op de broeders { neder, gaf hun en mij den zegen en verdween weder. Broeder Monaldus had met mjj het geluk den H. Vader te zien, en al de overige broeders ontwaarden in hetzelfde oogenblik een grooten troost. Twintig dagen later stierf de H. Vader te Assisi». Eerst in den hemel zou ik hem weder zien!
Dierbaar kind, dezen zegen deel ik met u, opdat gij van nu af mijn verlangen naar den hemel zoudt deelen. Denk dikwijls aan den hemel, verlang naar deszelfs bezit, dan zult gij in krnis en lijden vroolijk met onzen H Vader zeggen: »Ket goed, waarnaar ik tracht, is zoo groot, dat ik alle kwalen voor niets acht!
31. Ik schenk U:
Mijne groote Uefde tot den evennaasten in gedachte, oordeel en woord.
Getrouw aan mijn H. Regel, dacht ik er steeds aan, dat de H. Vader in het derde kapittel zegt: »lk vermaan B------_S8
mrjne broeders, onder elkander niet te twisten, noch te strijden, noch anderen te oordeelen; doch zij moeten zachtmoedig, vreedzaam, bescheiden, vriendelijk, ootmoedig en zedig zijn inhnnne woorden, gelijk het hun past.quot; Zoo stond het met mijne liefde in gedachte, oordeel en woord. Hoe, mijn kind, staat het met de uwe?
Ten opzichte van het oordeelen van anderen, beveelt onze H. Vader ons nog, diegenen niet te verachten die zich van gemakkelijke kleederen en kostelijke spijzen bedienen; en hij doet dit in hetzelfde kapittel, waarin hij ons tot de grootste boetvaardigheid vermaant. Een waar Franciscuskind moet dus gestreng voor zich zei ven en toegevend voor anderen zijn. Is dit met u het geval? Zoo niet, zal onze H. Vader u ook niet voor zijn kind erkennen.
32. Ik hid voor U af:
Mijne liefde tot de heilige zuiverheid. »Zalig die zuiver van harte zijn,
g-
BT -S5
42
want zg zullen God zien.quot; Een onvermoeid streven om de reinheid des lichaams en der ziel te bewaren, bereidde mij de genade, het Kindje Jezus te mogen aanschouwen en in mijne armen te dragen. Jezus weidt onder de leliën. Betracht dan, o mijn kind, de heilige knischheid volgens uwenstaat.Zij wordt slechts bewaard tusschen de doornen der versterving, gelijk eene vlekkelooze lelie. Zijt gij zoo gelukkig, geen anderen bruidegom toe te behooren dan Jezus-Christus, zoo verneem welke groote geschenken Hij u, zijne bruid, reeds van den hemel zendt; 1°. Het kleed der onschuld van het H. Doopsel; 2o. Den gordel der kui^chheid; 3°. Het halssieraad der heilige zachtmoedigheid ; 4°. Den sluier der heilige liefde. Beschouw uwe ziel dikwijls in den spiegel der geboden Gods: wasch ze dikwijls in tranen van boetvaardigheid, en wapen u met het teeken der verlossing, om alle hoovaardigheid des duivels
SE-
-SS
43
in u te vernietigen. Dan zullen de engelen zingen: sLaatonsjuischenenvroo-lijk zijn; want de Bruiloft des Lams is aangebroken, en zijne bruid heeft zich bereid. (Woorden van den H. Antonius) 33. Ik geef ü;
Het Kindje Jezus, om het te liefkozen en te aanbidden.
Tot Provinciaal gekozen, kwam ik in het jaar 1227 voor de eerste maal te Padua. Ons klooster lag bijna een uur van de stad verwijderd, zoodat ik dikwijls verplicht was, bij een vroom inwoner van Padua te overnachten.
Eens maakte ik van de gastvrijheid van den graaf Campo San-Pietro gebruik, doch wilde liever in het gebed dan in de rust de noodige verkwikking voor ziel en lichaam zoeken. Het was reeds middernacht; ik had het Goddelijk officie geëindigd en mijn brevier gesloten. Het Benedicite en Laudate overwegende, en alle schepselen uit-noodigende, met mij den Heer te prijzen.
-SJ
S--0
44
die uit liefde tot ons een klein kind had willen worden, zag ik plotseling het Kindje Jezus voor mij op het boek staan, en een Goddelijk licht met azuren glans straalde uit het Kindje; het strekte zijne handjes naar mij uit, ik nam het in mijne armen, drukte het aan mijn hart en smaakte de zoetste hemelvreugde. Neem dan dit kindje van mij aan, en zoodra gij zeer klein in uwe eigene oogen zijt, moogt gij het in uwe armen drukken. Bemin dan, mijn kind, uit ganscher harte het Goddelijk Kind van Bethlehem!
34. Ik verleen ü;
Mijn moed legenoverdentiranEzzelino.
In het jaar 1228 waagde deze gevreesde tiran een aaval op het gebied van Padua. Niemand waagde het, tegen hem op te trekken; daarom zocht ik, vol vertrouwen op God, die het zwakke, gebruikt om het sterke te beschamen, Ezzelino op in Verona, waar hij zijn verblijf hield. Ik hield hem al zijne
■
quot;S
misdaden voor oogen, en de gevreesde dwingeland viel ootmoedig voor mij neder en bad om ontferming en genade.
Hoe staat het met uwen moed, mijn kind, als er sprake is van nw geloof te verdedigen, om. moedig en oprecht voor de waarheid uit te komen ? Gij wordt niet bedreigd door het zwaard van een dwingeland, noch door boeien en Kerkers; wellicht hebt gij niets anders te vreezen, dan eene kleine bespotting of vernedering. Bemint gij Jezus, als gij zwijgt? Vergeet het woord des Heeren niet. »Hij die zich over mij schaamt voor de menschen, over dien zal ik mij schamen voor mijnen Vader, die in den hemel is.quot;
35. Ih schenk U:
Het hol, dat ik op den berg Alverno bewoonde.
-a
Ik gevoelde mij naar Alverno getrokken, naar die heilige plaats, waar mijn Seraphijnsche Vader den afdruk der H. Wonden ontvangen had. Daar wilde
ffi-
ik, in heilige eenzaamheid, voor eenigen tijd mijnen apostolischen arbeid onderbrekende, mij nieuwe krachten verzamelen om tot Gods eer tot het einde mijns levens te werken en te strijden.
De broeders wilden voor mij, hun Provinciaal, de grot inruimen, die onze heilige Vader aldaar bewoond had; doch ik wachtte mij wel. zulk eene eer aan te nemen, en koos een nabijgelegen hol tot woonplaats. Hoe stil, hoe vreedzaam was het te Alverno 1 De oefeningen der gestrengste boetvaardigheid, vasten, waken en bidden, ziedaar mijne bezigheid; daar dacht ik aan het kindje van Bethlehem, aan den Verlosser voor ons aan het kruis stervend, aan zijne wonden en die van mijnen heiligen Vader Franciscus, en kuste ze beurtelings in den geest en van liefde doordrongen riep ik met mijn zaligen Vader uit:
O Jezus, mijn God en mijn Al!
36. Ik deel U mede:
Mijnen ijver voor de getrouwe naleving, van den heiligen regel en de HH. Geloften.
BroederEliaswas, ook na den dood van den H. Vader, de voorstander van eene minder strenge naleving, voorgevende dat de menschelijke zwakheid niet toeliet, eene zoo strenge levenswijze, als de eerste regel van het seraphijnsche orde voorschreef, te volgen. Ik ijverde voor de nauwkeurige naleving van den H. Eegel; want ik kende debelofte, door den goddelijken Zaligmaker aan mijnen Vader Franciscus gedaan door deze woorden: »Ik weet wat de menschelijke zwakheid vermag, en hoe ik degenen helpen zal, welke dezen regel zullen volgen.quot;
God zegende mijne pogingen, en de regel bleef ongedeerd, de HH. Geloften werden in geheel derzelver omvang nageleefd en de H. Armoede bleef de geliefde Bruid van Franciscus kinderen.
-a
48
Hoe staat het met awen ijver in het nakomen uwer regelen en HH. Geloften? Hoe zijt gij awe Doopbeloften nagekomen, waardoor gij aan de wereld, aan den duivel verzaakt hebt ? Wees getrouw tot den dood, en God zal u de kroon van het eeuwige leven schenken.
37. Ik vermaak U:
Mijn lofzang op de H. Maagd Maria, mijne vorstin.
Het was mijne geliefde Moeder Maria, zij de vlekkelooze Maagd, die der slang den kop verpletterd heeft, welke mij behoedde bij alle aanvallen des duivels. Eens op een nacht verscheen mij Satan, en wrong mij de keel zoo dicht toe, dat ik gestikt ware, zoo mijne hemelsche Moeder mij niet ter hulp gesneld ware. Ik riep tot haar: »0 gloriosaDomina!quot; en onmiddelijk verdween de booze geest. Bid ook, mijn kind, dikwijls dit mijn loflied op Maria, en zeg met mij: O Moeder, wie is U gelijk? Uw voetpad is het sterrenrijk.
SL.____$0
49
I ft • De Schepper aller wereld, groot, I Droegt Gij eens in uw moederschoot. Gij opent ons des hemelspoort; Uw kind is God, het eeuwig woord. O volken, prijst uw koningin, Uw zoete Moeder, uw Vorstin; Geloofd «j Jezus, onzen Heer, Die uit de Maagd geboren is. Geprezen zij in eeuwigheid De heilige Drievuldigheid. Amen.
38. Ik geef U:
Mijne cel op den notenboom. Na het Pinksterfeest des jaars 1231 verliet ik, met verlof van mijn provinciaal, de stad Padua, en ging met twee broeders naar Campo-San-Pietro, waar wij eene kluizenarij hadden. Ik vraagde voor mijzeive eene kluis van een geheel nieuw soort. Een notenboom, die zeer en zwaar van tak was, scheen mij zeer hoog geschikt, eene cel te dragen,waarin ik mij tot den dood bereiden kon, welke ik voelde naderen. Mijn wensch werd
4
SB---!
-S3
50
vervuld In die liefelijke, groene hut zong ik om strijd met de vogels, den lof van God, en verlangde vurig naar het uur waarop ik, tot mijn Schepper opstijgende, den schoonen boom tegen de palmboomen des paradijzes zou mogen ruilen.
Hoe staat hetquot; met uwe voorbereiding tot den dood, mijn kind? Is hij voor u, gelijk voor mij, de bctde, die u voert tot do bruiloft van het Lam?
39. Ik schenk U:
Den wagen, waarop men mij stervende naar Padua bracht.
Toen ik het einde mijns levens voelde naderen, verzocht ik de broeders mij naar Padua te voeren om daar bij Santa Maria Maggiore te sterven; doch zij brachlen mij slechts tot het klooster der Klarissen te Arcela, waar ik God het offer mijns levens mocht brengen. Daar ontving ik voor het laatst met brandende liefde de HH. Sacramenten! O mijn kind, hoe stil, hoe rustig was ........._- ..32
het in mijne ziel, hoe blij zag ik terug op al mijn lijden, mijne vermoeienissen, mijnen arbeid, het vasten, de boetvaardigheid mijns levens! Alles was voorbij, doch voor mij lag eone toskomst van oneindige zaligheid. Ik gevoelde de nabijheid van God, en was zoo gelukkig en tevreden, dat ik de smarten en pijnen des doods nauwelijks gevoelde.
Denk dikwijls, denk dagelijks aan den dood 1 vrees niets; de dood is slechts bitter voor degenen, die niet voor Jezus geleefd hebben. De godminnende ziel mag vrij in het uur van den dood zeggen:
O dood, waar is uw prikkel? O hel, waar is uwe overwinning ?
40. Ik geef U deel:
Aan de laatste genaden, die ik hier beneden ontving.
Het was op den 12 Juni 1231 dat, toen ik de H. Communie voor de laatste maal ging ontvangen , het lieve kind Jezus mij uit de H. Hostie toelachte en zijne SS_______Sj
52
armpjes naar mij uitstak, zoo als eens in dien gelukkigen nacht te Padua!
In zalige vreugde riep ik uit: »Ik zie mjjnen Heer!quot; Toen zalfde het goddelijk kind op wonderdadige wijze mijne vijf zintuigen om alles uittewis-schen wat mijne vereeniging met God nog kon belemmeren. Daarom zegde ik tot den priester, die mg het laatste Oliesel toediende, dat ik het inwendig reeds ontvangen had. Toen bad ik mst de liefde van het kind dat naar zijne moeder haakt, den lofzang der H. Maagd. »0 gloriosa Domina,quot; en sliep toen in de armen mijner goede Moeder Maria in, om aan de voeten van het kindje Jezus te ontwaken. Jezus was voor mij geen rechter, maar een Verlosser, en dit zal Hij ook voor u zijn. Vrees dus den dood niet.
41. Ik verleen U:
Mijnekracht om wonderen uittewerken.
God verheerlijkte mij in mijn leven en na mijnen dood door talrijke won-
derwerken. Heden wil ik aan u, mijn kind, mijne wonderkracht toonen.
Door mijne machtige voorbede bewaar ik uwe ziel voor den geestelijken dood; ik zal haar reinigen van de uitwerkselen der zonde en hare krankheid genezen. Ik bewaar u voor den nacht der dwaling en de woede der hel. Ik verbreek de kluisters der hartstochten, waarin uwe ziel nog smacht, en maak uw hart, dat zoo vaak gelijk was aan de onstuimige baren der zee, stil en rustig. Waar ik verschijn, breng ik vrede, vreugde, troost en redding uit eiken nood, uit elk gevaar. Ziehier het wonder, dat mijne liefde voor u, mijn kind, zal uitwerken.
42. Ik toon ü:
Het middel om zelve wonderen uit te werken.
Mijn kind, gij kent de almacht van het gebed nog niet, omdat gij wellicht nog nooit oprecht en vurig in den naam en in den geest van Jezus iets ^.gevraagd hebt.
Het vertrouwvolle gebed eener ootmoedige ziel vermag alles op God. Het overwint Hem, doet de wapenen zijner gerechtigheid uit zijne handen vallen en dwingt Hem tot ontferming en vergeving. Waarom gelooft gij de woorden van Jezus niet? »Voorwaar, voorwaar, ik zeg het u, wat gij den Vader in mijnen naam zult vragen, zal Hij u geven.quot; Beproef het, mijn kind, en gij zult door uw gebed wonderen verkrijgen, gelijk ik.
En wanneer uw geloof en vertrouwen nog niet vast en sterk genoeg is en gij vermeent een voorspreker noodig te hebben, dan zie, mijn kind, ga ik met u, help u bidden en houd niet op het kind Jezus voor u te smeeken, tot Hij u geeft wat gij vraagt.
43. ifc vermaak ü:
De texten mijner sermonen.
Neem, mijn kind, neem en lees, wat ik u heden uit mijne sermonen voorleg.
»Ik heb u verloofd aan eenen man, om
® S—--— ifi
55
u als eene kuische maagd aan Christus voor te stellen. II Corinth. XI. 2.
De ziel des Christens wordt met den Heer in het Doopsel veiloofd. Dit leven is slechts de verloving, doch in het eeuwige leven wordt de uitverkorene ziel werkelijk de bruid des Heeren en zal de eeuwige bruiloft met Hem vieren.
Alle zielen zijn bruiden van Christus, de maagden zijn dit echter bij uitnemendheid en wel om deze drie redenen.
1. Door de reinheid des lichaams is de maagdelijke ziel gelijk aan het maagdelijk lichaam van Christus.
2. Wat de Bruidegom bezit, behoort mede aan de bruid; zoo worden de maagden in deugd meer gelijk aan Jezus-Christus dan andere zielen-
3. De zuiverheid verleent aan de zielen eene wonderbare schoonheid; zij leven gelijk engelen, hier op aarde, bekommeren zich weinig met aardsche zaken, houden zich immer met God bezig en vinden haar grootste geluk
56
bij Jezus in het inwendig gebed en de H. Communie,
44. Ik laat ü na;
Eene mijner overwegingen waaraan gij dikwijls moet denken. Overweeg de punten wel en prent ze diep in uwe ziel. »Als iemand mij dienen wil, zoo volge Hij mij na.quot; Jeu. XII. 26.
!• Wij moeten, om onze ziel te redden, Jezus-Christus dienen, daar Hij ons eerst gediend heeft, daar Hij:
1. Ons zijne tijdelijke, geestelijke en hemelsche goederen heeft medegedeeld.
II. Ons zijne heilige engelen en priesters geeft om ons te dienen en te bewaren.
III. Omdat Hij zich zei ven aan ons geeft, zijn vleesch tot spijs, zijn bloed tot drank, zijne ziel tot losprijs der onze.
2. Op onze beurt moeten wij evenzoo Jezus dienen,
I. Geef Hem al uwe goederen, tijdelijke en geestelijke.
SS____ï
57
II. Geef Hem uwe ouders, bloedverwanten en vrienden, door hen uit liefde tot God te beminnen en desnoods voor Hem te verlaten; om uwentwil heeft Jezus zijne Moeder verlaten om voor u te sterven.
III. Geef aan Jezus n zeiven en uw hart, geheel gelijk Hij het verlangt; zeg steeds tot God: Mijn hart is bereid om uwen wil te vervullen. Doe dit, mijn kind, en gij zult eeuwig leven.
45. Ik verkrijg U:
De bijzondere genade om alles wat gij verloren hebt terug te vindén.
Ik sta u gaarne bij, mijn kind, tot zelfs in de kleine zaken waarin gij mijne hulp inroept; doch heden wil ik u helpen, de geestelijke goederen , die gij mocht verloren hebben, terug te bekomen.
Hebt gij niets verloren van dien eersten ijver, waarmede gij in het begin uwer bekeering bezield waart ? Hebt gij wellicht den geest des gebedS, der inge-sa----s
tegenheid, der gehoorzaamheid, dei-liefde, der zachtzinnigheid verloren?
Zoo ja, mijn kind, ontmoedig u niot, doch volg mij. Ik zal u naar de plaats voeren waar gij dit alles terug kunt vinden; het is in den tempel Gods, waarin Maria ook het kindje Jezus wedervond. Ga, mijn kind, in eene kerk of kapel, waar het H. Sacrament uitgesteld is. Zie Jezus met een smeekenden blik in de oogen, in zijn goddelijk Hart en gij zult alles wedervin-den wat gij verloren hebt; doch bewaar het dan ook met groote zorg.
46. Ik verleen U:
Mijne bijzondere bescherming.
Nooit, mijn kind, zult gij op aarde kunnen begrijpen, welke groote genade voor den mensch ligt in de gemeenschap der heiligen.
De beste vader, de getrouwste vriend op aarde zorgt niet voor uw heil en gel uk gelijk wij, hemelbewoners, dit voor onze beschermelingen doen; want de mensa----S
schen kunnen slechts samen hun kruis dragen, terwijl wij in vereeniging met Maria, de koningin van Jezus Hart, de biddende Almacht zijn bij Gods troon.
Verheug u daarom , mijn kind, over deze zalige gemeenschap, en verkeer eenvoudig met God en zijne lieve heiligen. Dat het vertrouwen den eerbied, en de eerbied het vertrouwen niet belette. De Apostel leert, dat de liefde alles lijdt en alles verdraagt; begrijp daaruit, zoo gij kunt, de grootheid der ontfermende liefde, welke God en de heiligen u toedragen.
47. Ik toon ü:
Hoe gij op gemakkeljjke wijze schatten van genade voor u zeiven en anderen verdienen kunt.
Het was op een Vrijdag, dat onze Goddelijke Verlosser op Golgotha het ofier van zijn leven bracht; het was ook op een Vrijdag, dat ik God het ofier van het mijne mocht brengen; doch op den eersten Dinsdag na mijn
60
dood werd mijn lichaam ran Ariela naar Padua vervoerd en in de kerk van Maria Maggiore begraven. Op dezen dag toonde God zijne almacht op eene bijzondere wijze; want alle zieken die op mijn graf hulp zochten, werden gezond. Van dit oogenblik af was de Dinsdag een dag van godsvrucht voor de inwoners van Padua, un weldra was de devotie der negen Dinsdagen over de geheele aarde verspreid. Volg mij, mijn kind, in den geest naar de heer-lij ke basiliek, daar mij ter eere gebouwd; daar vindt gij het volgend opschrift:
»De Dinsdag is de dag van zegepraal van den H. Antonius, terwijl op dezen dag zijn lichaam van deze plaats naar den tempel, waar hij nu vereerd wordt, is overgebracht, den kranken de gezondheid wedergaf en aller beden spoedig verhoorde tot groote vreugde van Padua en van alle volken.quot;
Dit zult gij ook ondervinden, mijn kind, als gij de negen Dinsdagen houdt.
S3-----S
-a c--sa
KSfWi ma
Negenmaal moet gij bidden om uwe volhard mg te toonen; geloof, vertrouw, en gij zult verhoord worden. 48. Ik beveel U :
De vereering mijner gezegende tong; en ik vraag van God voor u de genade van uwe tong voortaan alleen tot zijn lof en eer te mogen gebruiken.
Nauwelijks was mijne heiligverklaring uitgesproken, of mijne broeders wilden mij een heerlijken tempel bouwen en mijne reliquiën daarin overbrengen. Den 7 April 1263 werd mijn graf geopend. Het volk stroomde toe. Men vond het vleesch tot stof vergaan, doch mijne tong was onbedorven, als in die dagen, toen zii het woord Gods verkondigde. De H. Bonaventura, destijds generaal der orde, nam vol verbazing mijn hoofd in zijne hand en vertoonde dit aan de omstanders, terwijl hij in geestdrift uitriep: O gezegende tong, gij die steeds den Heer geloofd hebt, en anderen hebt geleerd den B eer te loven, S-fS.______S
62
nu blijkt het duidelijk, welke groote verdiensten gij bij God verkregen hebt.
Mijn kind, moge dit woord u herinneren, uwe tong voortaan alleen tot lof en eer van God te gebruiken. Aldus zal ook de uwe eene gezegende tong zjjn.
49. Ik smeek voor U af;
Een voorsmaak van de vreugde des hemels.
Hoewel de Apostel zegt. dat het nooit in 's menschen hart is opgekomen, wat God bereidt voor die Hem vreezen, wil ik n een voorsmaak der zaligheid verschaffen , die zaligheid, die ik in den hemel geniet. Kom, mijn kind, en proef hoe zoet de Heer is!
Ik smeek voor u een oprecht berouw af over uwe zonden, niet uit vrees voor de helsche straffen, maar uit zuivere liefde tot God voorkomende. Wanneer gij dan gebiecht hebt en de H. Absolutie u gegeven wordt onder het gejubel der engelen, dan, mijn kind, smaakt gij de vreugde des hemels.
63
God is in zijne oneindige glorie de vreugde der zaligen. Verheng n over deze heerlijkheid, mijn kind! over het geluk, do grootheid van God, over de glorie der Onbevlekte Maagd Maria, over de heerlijkheid dier ontelbare schaar van engelen. Dank God voor zijne groote glorie met den priester in de H. Mis, by deze woorden: propter magnam gloriam tuam. Verdiep u in dien grenzenloozen Oceaan van vreugde, en bid met al het vuur uwer ziel het: Gloria Patri et Filio et Spiritui Sancto, en gij smaakt de grootste vreugde des hemels.
50. Ik geef ü :
In den naam van God, de belofte van bet eeuwige leven en mijnen zegen.
Zie het f kruis des Heeren: Vlied gij, helsche macht: deleeuw van Davids stam heeft gezegevierd. Allelulia. Dat mijn zegen u sterke, o mijn kind, om de woorden, die ik met vaderlijke liefde tot u heb gesproken, te bewaren, en nw ^__„ii
denken, spreken en handelen daarnaar in te richten. Wees getrouw aan uwe Doopbeloften, wees getrouw aan uwe goede voornemens, gemaakt in die zalige uren waarin gij innig met God vereenigd waart. Kom getrouw de geboden Gods na, want dit zegt de Heer: «Wie mij bemint, volgt mijne gebodenquot;. Wees getrouw aan de grondregels van het H. Evangelie; beoefen, zoo Grod dit van u vraagt, de Evangelische Raden tot uwen dood; wees eenvoudig, ootmoedig en arm gelijk het een Franciscuskind past; dat God in waarheid uw »Allesquot; zij. Bemin de vlekkelooze Maagd Maria, de glorierijke patrones van het Seraphijnsche orde; eer de engelen en heiligen.
En ik beloof u in den naam van God, indien gij dit alles onderhoudt, het eeuwige leven. In den naam van God t den Vader, en f den Zoon en t den H. Geest. Amen.