BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT 1929
m
Verzameling; tooneel* stukken uit de nalatenschap van prof. Or. J. te WINKEL
krö Dit stukje kan in elke kamer door personen in gewone kleeding vertoond worden.
N». 1. Prijs 25 CtS.
✓
Uit h«t Hoogduitsch TAN
EODERICH BENEDIX,
DOOE
M. IMCidclelliovoM.
Z U T T E sr,
W. 0. WANS LEVEN.
v
ïL
L
Uit het Hoogduitsch
VAN
DOOR
—lt;g)gg@^gt;-
Z UT F EN,
W C. W A N S L E V E N. BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT.
Huisman , Rentenier. Apollonia, zijn Vrouw. Abelheid , zijn Dochter. Klotilde, zijn Nicht en Pupil.
Het Tooneel is een Kamer.
Adelheid {leest halfluid een brief).
»Tot nog toe begreep ik niet wat de dichters van de verrukking des wederziens zeggen, maar nu begrijp ik 't. Zooals ik sinds een jaar de maanden, sinds een maand de dagen telde, tel ik nu de uren tot het oogenblik, waarop ik zoo gelukkig zal zijn uw aanminnig gelaat weer te aanschouwen, uw schoone hand te vatten en tot u te zeggen; mijn lief, lief meisje.quot; {Zij kust den brief). Mijn dierbare vriend! Zooals ik worden weinig meisjes bemind. (Zij leest). »Nog éénmaal slechts, nadat gij deze regelen ontvangt, gaat de zon onder, om een dag te doen eindigen, waarop ik u niet heb gezien. Was die geheele tijd, dat wij gescheiden waren, niet voor mij verloren? O neen! Toen ik u niet zien kon, gevoelde ik eerst recht, dat gij zooveel, dat gij alles voor mij zijt.quot; O wee! {Zij verbergt den brief haastig.)
Adelheid, Huisman (treedt binnen).
Huisman {levendig, haastig, zich de handen ivrijvende). Raad eens wien ik daar zooeven heb
4
uitgelaten, Adelheid. Maar wat is dat? Zijt ge verschrikt ?
Adelheid. Ge kwaamt ook zoo onverwacht binnen.
Huisman. Hebt ge niet iets verborgen?
Adelheid. Toch niet, vader.
Huisman. Jonge meisjes zijn anders wel gewoon sommige zaken voor haar ouders te verbergen.
Adelheid. Vader!
Huisman. Nu, 'tis goed, als 't niet zoo is. 't Zou me ook zeer ongelegen komen. Luister! Ik heb u iets mee te deelen. Wat zou 't wel zijn? Kunt ge 'tniet raden?
Adelheid. Ik heb volstrekt geen vermoeden.
Huisman, {luid in haar oor). Gij zijt geëngageerd !
Adelheid {verschrikt). Hoe !?
Huisman {wrijft zich lachend de handen). Wat vliegt u 't bloed naar 't gezicht! Ja, zoo gaat het met alle meisjes. Ik heb al lang begeerd dat oogenblik bij u te beleven.
Adelheid. Maar vader, ge verstaat mij niet.
Huisman. Ik weet het, ik weet het wel. Ge zijt doodelijk verschrikt. Maar 't is van vreugde. Zoo gaat het altijd. Hoor nu. Mijn oude handelsvriend Helmoed heeft al vaak laten blijken, dat hij u tot vrouw begeerde, en nu waSi hij juist bij me , om u plechtig ten huwelijk te vragen. Ge zijt twintig jaar; 't wordt tijd dat ge trouwt. Helmoed is een braaf, welgesteld man, in de kracht,
5
van 't leven, dus heb ik zonder bedenken toegestemd — en gij zijt geëngageerd.
Adelheid. Gij zult toch niet —
Huisman. Ik zal niet, want ik heb alles geregeld. Geef u maar aan alle gedachten over, die een jong meisje bij zoo'n gelegenheid in 't hoofd komen; ik wil u niet storen. Waar is uw moeder? Ik moet het haar dadelijk vertellen. Weet ge 'tniet? Nu, ergens in huis zal ik haar wel vinden. (Hij verlaat de hamer.)
Adelheid. {alleen). Dat is een bliksemstraal uit een helderen hemel, zooals de dichters zeggen. Zoo spoedig volgt de diepste smart op de hoogste vreugde. Straks was ik zoo zalig — en nu?
Adelheid, Apollonia {treedt binnen).
Apollonia {vriendelijk, eenigszins flegmatisch, met een brief in de hand). O , zijt ge daar , Adelheid , ik wilde u juist laten roepen.
Adelheid. Wat begeert ge van mij, moeder?
Apollonia. Ik begeer niets, ik breng u iets.
Adelheid. En dat is?
Apollonia. Een goede tijding.
Adelheid. Ge maakt mij nieuwsgierig.
Apollonia. Dat kan ik u niet kwalijk nemen. Maar ik zal uw nieuwsgierigheid niet lang op de proef stellen. Luister. Ik zal u spoedig bruid kunnen noemen.
Adelheid. Moeder!
6
Apollonia. Slaat gij de oogen neer? Dat deed ik ook. toen mijn ouders mij aan uw vader ten huwelijk gaven, 't Maakt niets uit; later slaat men de oogen wel weer op. Maar laten we ernstig spreken. Ik zal nu eindelijk 't genoegen beleven u getrouwd te zien. Hier heb ik een brief van mijn beste vriendin uit mijn meisjesjaren, nu de vrouw van den raadsheer Heiberg; ze doet aanzoek om u voor haar zoon. 't Was zoo lang onze liefste wensch onze kinderen vereenigd te zien, en die zal uu vervuld worden. De jonge Heiberg is griffier bij de rechtbank geworden en kan nu gaan trouwen. Daar komt nu een drukke tijd voor mij aan, want ik moet voor uw uitzet zorgen, maar wat doet men niet voor zijn kinderen. Dus wensch ik u geluk, Adelheid. 't Is wel, zeg nu maar nists. Ik moet het dadelijk uw vader gaan vertellen. Waar mag hij zijn? Ik zal eens in zijn kamer zien; is hij daar niet, dan is hij zeker in den tuin. {Zij verwijdert zich.)
Adelheid {alleen). Dat is de laatste vernieti gende slag! Ook moeder wil me uithuwen. Had vader alléén dit voornemen, dan zou ik bij haar steun vinden, of omgekeerd. Nu heb ik beiden tegen; ik ben verloren.
Adelheid, Klotilde {gekleed om uit te gaan, is reeds een weinig te voren binnengekomen).
Klotilde. Adelheid, ge moet actrice worden.
7
Adelheid {eenigszins verschrikt). Klotilde!
Klotilde. Ge verstaat al uitmuntend de kunst een alleenspraak te houden.
Adelheid. Ik heb immers niemand, voor wien ik mijn hart kan uitstorten, dan mijn eigen leed.
Klotilde. Dus hebt ge met uw leed een samenspraak gehouden, en ik verdacht u, dat ge een alleenspraak hieldt.
Adelheid. Ik heb verdriet, en ge spot met mij.
Klotilde. Dat zal ik misschien niet meer doen, als ik de reden van uw verdriet ken.
Adelheid. Die moogt ge weten: {mijn vader wil, dat ik met zijn ouden vriend Helmoed zal trouwen.
Klotilde. Zoo?
Adelheid. En mijn moeder kiest den griffier Heiberg voor mij tot man.
Klotilde. En hebt ge daar verdriet van? Ondankbare! Andere meisjes zijn blij, als ze één minnaar krijgen, zooals ik bijvoorbeeld, die er mijn lieven Bruno des te meer om aanhang — en gij kunt uit twee kiezen.
Adelheid. Ach!
Klotilde. Ach? 't Is opmerkelijk wat men door den toon, waarop men iets zegt, al niet kan te kennen geven. Dit gt;ach!quot; beteekent: ik wil geen van beiden.
Adelheid. Geraden!
Klotilde. En met dit zuchtende »geradenquot; wilt ge zeggen: maar een derde bemin ik.
Adelheid. Hoe kunt ge denken — ?
8
Klotilde. Een vrijer is voor een meisje, al houdt ze niet van hem, nooit een oorzaak van verdriet; een meisje heeft daar alleen verdriet van, als ze een ander bemint. Zijt ge dus treurig, dan bemint ge , en zoo ge over uw beide vrijers treurig zijt, dan bemint ge een derde. Jammer dat mijn goede man die mooie sluitrede niet gehoord heeft. Premissen, conclusie, alles logisch, zou hij zeggen.
Adelheid. Gij kunt toch ook door niets uit uw goed humeur gebracht worden.
Klotilde. Ik ben ook eerst zes maanden getrouwd. Wie Weet wat nog gebeurt.
Adelheid. Wat mij gebeuren zal weet ik. Mijn levensgeluk is verloren!
Klotilde. Foei, hoe tragisch. Spreek eens vrij uit; misschien kunnen we dat verloren levensgeluk terugvinden.
Adelheid. Ikwil'tu zeggen. Ja, ik heb een minnaar, en mijn ouders willen tegen mijn zin over mij beschikken.
Klotilde. Hebt ge een minnaar? Ge zijt toch een schelmpje. Ik heb altoos zoo iets ér van vermoed, dat uw hartje gevangen was, maar gij hieldt u zoo meesterlijk alsof er niets gaande was, dat ik altijd weer twijfelde.
Adelheid. Strenge geheimhouding was noodig.
Klotilde. Ook voor mij, uw beste vriendin, uw zuster?
Adelheid. Vergeef me, ik had Karei beloofd tegen niemand er van te spreken.
Klotilde. Dus heet hg Karei? Nu weet ik de hoofdzaak; 't overige behoeft ge ook niet te verzwijgen.
Adelheid. Karei Wildek —
Klotilde. Wildek? Die voor twee jaren hier bij den spoorweg als ingenieur werkzaam was ?
Adelheid. Dezelfde!
Klotilde. Die zoo goed piano speelde en zijn blond kneveltje zoo netjes opdraaide ?
Adelheid. Die is het!
Klotilde. Alle achting voor uw smaak. De man is door en door braaf en beminnelijk er bij. Had mijn mannetje mij toen al niet aan het touwtje gehad, wie weet of ik niet op hem verliefd was.
Adelheid. Wij beminden elkaüder, maar Wildek had nog geen betrekking, die onafhankelijk genoeg was. Hij kon mij dus niet ten huwelijk vragen, want hij was te trotsch om op mijn huwelijksgift te rekenen. Wij beloofden elkander trouw en geheimhouding, en voor twee jaren ging hij de wijde wereld in, om hier of daar een betrekking te vinden. Dat is hem nu gelukt, en ik heb juist bericht van hem gekregen, dat hij morgen hier zal komen en aanzoek om mij wil doen.
Klotilde. Is hij u twee jaren trouw gebleven? Beste meid, dien man kunt ge voor geld aan de menschen laten kijken.
Adelheid. Morgen komt hij , en vandaag willen mijn ouders hun plannen met mij doorzetten.
Klotilde. Wat denkt gij te doen?
10
Adelheid. Wat ik moet. Ik zal mijn liefde bekennen, mijn ouders bidden en smeeken —
Klotilde. Geheel verkeerd!
Adelheid. Wat moet ik dan? Vluchten? Zonder de toestemming van mijn ouders kan ik zijn vrouw niet worden.
Klotilde. Ook verkeerd!
Adelheid. Wat moet ik dan?
Klotilde. Verstandig zijn. Uw vader wil Hei-moed, uw moeder Heiberg tot schoonzoon. Naar ik de luidjes ken, zullen ze in hevigen strijd met elkander komen en zal ieder zijn zin willen hebben. Komt ge nu tegen hen in verzet, dan keert zich de toom van beiden tegen u, en gij wordt de zondenbok van beiden.
Adelheid. Wat moet ik dan doen?
Klotilde. Laat ons een oogenblik op uw kamer gaan en er over praten. Met een beetje overleg komen we wel tot ons doel. {Zij vat haar arm, terwijl zij zich verwijderen). Als vader en moeder aan 't hart van de dochter den oorlog verklaren, worden ze altijd geslagen, zoo de dochter de wapens maar weet te hanteeren. {Zij verlaten de kamer).
Huisman, Apollonia {komen kort na elkander linnen).
Huisman. Ik zoek u 't geheele huis door.
Apollonial En ik u in den tuin.
11
Huisman {de handen wrijvend, vroolijk). Nu kunt ge u eens laten gelden; ge zijt de hoofdpersoon in huis , als 't er op aankomt voor uw dochter 't uitzet in orde te brengen.
Apollonia. {steeds flegmatisch). Ge hebt gelijk ; ze moet een uitzet hebben, waar de gansche stad van spreekt. Alle meisjes en vrouwen moeten 't haar benijden.
Huisman. Dus weet ge al, dat Adelheid ge-engageerd is? Dan heeft ze zeker in de vreugde van haar hart zelf 't u verteld. Ik zocht u juist om 'tu mee te deelen.
Apollonia. Zou Adelheid mij dit gezegd hebben? Integendeel, gij moet het van haar vernomen hebben.
Huisman. Wat? Hoe zoudt gij 't weten, als Adelheid 't u niet gezegd had ?
Apollonia. Omgekeerd, als zij 't u niet gezegd heeft, begrijp ik niet hoe gij 't weet.
Huisman. Lieve vrouw, ik begrijp u niet. Helmoed is eerst een kwartier geleden van mij weggegaan.
Apollonia. Wat heb ik met Helmoednoodig?
Huisman. Wat ge met den minnaar van uw dochter noodig hebt.
Apollonia. Wie?
Huisman. Helmoed!
Apollonia. Wat?
Huisman. De minnaar!
Apollonia. Van wie?
Huisman. Van Adelheid!
12
Apollonia. We begrijpen elkaar niet. Ik spreek van den griffier Heiberg.
Huisman. Hoe?
Apollonia. Hij is't!
Huisman. Wat?
Apollonia. De minnaar.
Huisman. Van wie?
Apollonia. Van Adelheid.
Huisman. Maar vrouw, hoe komt ge nu op die gedachte?
Apollonia. Zeer eenvoudig. Hier is de brief van zijn moeder, mijn oude vriendin, die plechtig voor haar zoon aanzoek doet. 't Was immers lang oHze wensch, dat de jongelui een paar zouden worden.
Huisman, Ah zoo, nu begrijp ik't. Gre hebt dat achter mijn rug zoo afgesproken, 't Spijt me, dat ge vergeefsche moeite gedaan hebt.
Apollonia. Hoe?
Huisman. Hadt ge 't mij vroeger gezegd —
Apollonia. Ik begrijp u niet!
Huisman. Een half uur geleden was Helmoed bij me; hij vroeg Adelheid ten huwelijk, en ik heb toegestemd.
Apollonia. Niet mogelijk!
Huisman. Ge ziet, dat gij te laat komt!
Apollonia. Of gij!
Huisman {steeds driftiger, allengs toornig). Hoe?
Apollonia. Mijn vriendin heeft mijn woord, en ik zal 't houden.
Huisman. Hoe kan dat?
13
Apollonia. Adelheid trouwt met den griffier Heiberg.
Huisman. Maar dat is toch te erg! Daar staat ge met het onverschilligste gezicht van de wereld en verzet u tegen mijn wil. Dat verdraag ik niet! Ik zeg u: Helmoed heeft mijn woord, en Adelheid zal met hem trouwen.
Apollonia. Denkt ge, dat ik dat toelaat? Woudt ge zoo zonder mij te vragen over Adelheid beschikken?
Huisman. Ik kan u 't zelfde vragen! Woudt gij op uw eigen hand Adelheid uithuwen?
Apollonia. Ik ben moeder!
Huisman. En ik vader!
Apollonia. 't Huwelijk van de dochter is de zaak van de moeder.
Huisman, 't Huwelijk van de dochter is geen zaak van de keuken.
Apollonia. Maar wie kan beter booordeelen wat goed voor eon meisje is dan haar moeder?
Huisman. In 't oordeelen zijn alle vrouwen zwak; daar is 't meerdere verstand van den man toe noodig.
Apollonia. Maar gij hebt bij uw keus toch geen blijk van groot verstand gegeven.
Huisman. Hoe zoo?
Apollonia. Ge wilt immers 't arme kind aan Helmoed geven?
Huisman. Hebt ge iets op hem aan te merken ?
Apollonia. Iets? Ik heb bijzonder veel tegen hem.
14
Huisman. Oho!
Apollonia. .De man is al over de veertig.
Huisman. De beste ouderdom voor een man.
Apollonia. Dat zegt gij, maar een jong meisje denkt er anders over. Daarbij is Helmoed een gierigaard.
Huisman. Zuinig is hij, en dat strekt hem tot eer.
Apollonia. Hij is onbeschaafd.
Huisman. Hij is een flink koopman.
Apollonia. Juist dat bevalt mij niet. Die kooplui zijn zulke droge menschen. Altijd even koel en eentonig, zonder gevoel voor kunst en schoonheid. De arme Adelheid zou wegkwijnen bij zoo'n akelig man.
Huisman. Gij ziet altijd laag neer op kooplui. Ge wilt uw dochter zeker aan een geleerde geven.
Apollonia. Ja, want een jonge vrouw heeft ook voedsel voor den geest noodig.
Huisman. Zeker, vooral bij een geleerde, waar aan voedsel voor 't lichaam gebrek is.
Apollonia. Dat is weer recht kleingeestig.
Huisman. Maar zeg mij eens, waar zal de griffier Heiberg zijn vrouw van onderhouden ? Van de schrale ondersteuning, die zijn moeder hem geeft ?
Apollonia. Al heeft de griffier nog geen behoorlijk inkomen, wij zijn rijk en kunnen helpen.
Huisman. Dat moest er nog bij komen! Heb ik daarom myn vermogen met vlijt en zuinigheid bijeengegaard, om er een schoonzoon, en misschien
15
nog zijn kinderen er bij, van te onderhouden ? Zoo zijn uw geleerden! Hongerlijders, anders niets ! Dan heb ik liever een degelijk koopman; bij zoo'n man zal Adelheid niet van honger sterven.
Apollonia. Maar wel van verveling.
Huisman. Hoor eens vrouw, ik heb genoeg van al dat gepraat. Eén woord zoo goed als honderd: ik geef uw griffier mijn toestemming niet.
Apollonia. En ik uw koopman niet.
Huisman. Gij moet!
Apollonia. Ik wil niet!
Huisman. Ik zal wel middelen vinden om u te dwingen!
Apollonia. Wat zouden dat voor middelen zijn?
Huisman, 't Is om een beroerte te krijgen! 't Bloed kookt mij van drift in de aderen, en daar staat die vrouw met de grootste bedaardheid en wil haar zin hebben.
Apollonia. Moest ik misschien ook woedend worden en razen zooals gij ? Dat zou een mooi tooneel geven.
Huisman. Helmoed krijgt het meisje!
Apollonia. De griffier krijgt haar!
Huisman. Ik zeg neen, neen, neen!
Apollonia. En ik zeg ja, ja, ja!
Huisman. Ik kan niet meer! Ik sterf van ergernis! Ik moet lucht scheppen! (Hij wil heengaan, doch keert terug). Maar onthoud dit: gij krijgt uw zin niet, al zou ik — al zou ik —
Apollonia. En wat zoudt ge dan?
IB
Huisman. Dat weet ik zoo dadelijk niet, maar 't zal mij wel invallen. Ge brengt mij nog in 't graf met uw vervloekte bedaardheid. Maar dat zal geen geheim blijven, en als ge mij dood geërgerd hebt, zullen ze u als een afschuwelijke moordenares voor 't gerecht laten komen en levenslang gevangen zetten. En eer ik sterf, maak ik een testament en laat daarin schrijven, dat gij toch uw zin niet hebben zult. {Hij verwijdert zich).
Apollonia {alleen). Is dat een man! Ik had hoop, dat hij met de jaren wat bedaarder zou worden, maar, hij vliegt nog altijd op als buskruit. En hij weet toch, dat hij er niets verder mee komt. Ik verwed er mijn hoofd onder, dat hij zjjn zin niet krijgt, en ik zal de weddenschap winnen.
Apollonia, Klotilde {steeds met den hoed op).
Klotilde. Dag tante, hoe gaat het?
Apollonia. Zooals 'tin 't huweljjk gaan kan, nicht. Men heeft vaak verdriet van de mannen. Dat zult ge ook al wel ondervonden hebben.
Klotilde. Ik, tante? De Hemel beware mij. Van mijn Bruno heb ik nooit verdriet.
Apollonia. Nu ja, ge zijt ook pas een half jaar getrouwd, 't Zal nog wel komen.
Klotilde. Neen, aan die voorspelling geloof ik niet. Maar hebt gij dan verdriet gehad?
Apollonia. Een beetje. Gij kent mijn man
17
immers. Hij is driftig en opvliegend, en daarom moet ik altijd stijf op mijn stuk staan; anders krijg ik mijn zin niet.
KI o til de. Uw zin? Maar hebt ge dan altijd gelijk, tante?
Apollonia. Natuurlijk. Dat moet men ten minste volhouden. Geeft men de mannen maar éénmaal toe, dat men ongelijk heeft, dan.bercepen ze zich altijd op dat eene geval. Daar moet men ze geen gelegenheid toe geven.
KI o tilde. Dat zal ik onthouden, tante. Ik hoop wel met mijn mannetje nooit te kijven, maar 't kon toch wel eens gebeuren. Mag ik ook vragen wat de reden van uw twist met oom was.
Apollonia. Waarom niet? Ge kunt Adelheid feliciteeren; ze is geëngageerd.
Klotilde. Toch?
Apollonia. Met den griffier Heiberg.
Klotilde. Is dat ernst?
Apollonia. Zeker. Mijn man wil haar wel aan den koopman Helmoed geven, maar dat zal niet gebeuren.
Klotilde. Ah zoo, oom wil anders dan gij. Maar wat zegt Adelheid er van?
Apollonia. Adelheid ?
Klotilde {geheimzinnig). Als ze eens liever een ander had?
Apollonia. Daar denkt ze niet aan. Ze staat met geen ander in betrekking.
Klotilde. Ik weet niet.
Apollonia. Twijfel t ge daaraan ?
Een Derdk. i
18
KIotilde. Ik weet niet of ik er wel aan doe, als ik 't u vertel, maar ik ben 't bijna verplicht; ge zoudt anders in verlegenheid komen. Ik geloof, dat Adelheid Wildek liefheeft en met hem denkt te trouwen.
Apollonia. Met Wildek? Die jonge ingenieur?
Klotilde. Dezelfde.
Apollonia. Die voor twee jaren hiei wegging?
Klotilde. Dezelfde.
Apollonia. Nu zou ik zoogoed als mijn man 't geduld kunnen verliezen. Ik geef mij de grootste moeite om voor 't meisje een geschikt huwelijk te bedenken, en achter mijn rug wil 't dochtertje een anderen weg op. Maar ze moest het eens wagen; ik zou haar terecht zetten! En al zijn ze beiden tegen mij, vader en dochter, ze zullen hun zin toch niet hebben. Waar is 't ongehoorzame meisje, dat zich niat ontziet verliefd te wezen en haar moeder er niets van te zeggen?
Klotild e. Tante, hebt gij dat ook niet gedaan?
Apollonia. Ik ben er ook genoeg voor gestraft, want mijn man wordt hoo langer hoe onverdraaglijker. Maar ik kan 't van Adelheid nog niet gelooven; daar moest ik iets van bemerkt hebben.
{De vorig en). Adelheid.
Apollonia. 't Is goed dat ge komt, Adelheid. Ik heb u gezegd, dat ge met den griffier Heiberg
19
zoudt trouwen, maar nog geen antwoord van u gekregen.
Adelheid. Wat zal ik daarop antwoorden? Is 't niet mijn plicht den man te nemen. dien mijn moeder voor mij bestemd heeft?
Apollonia (tot Klotilde). Welnu? {tot Adelheid) Ge hebt er dus niets tegen?
Adelheid. Dat zou mij immers niet passen.
Apollonia (tot Klotilde). Welnu ? (luid) KI o-tüde zegt, dat ge liever een ander hadt.
Adelheid. Ik vind 't onaardig van haar, dat ze 't verteld heeft, maar ik moet bekennen, dat ik meer van Wildek houd. Tvu ge evenwel anders over mijn hand beschikt hebt, moet ik mij er aan onderwerpen.
Apollonia. Goed gezegd! — Zoo spreekt een braaf kind. (Zij streelt haar de wangen). Ik kon van mijn dochter ook niets anders verwachten. Dat blijft dus zoo; ge zult met den griffier gelukkig zijn. {zacht tot Klotilde) De liefde voor Wildek schijnt niet groot.
Kiotilde. Heb ik me vergist, des te beter!
Apollonia {luid). Wees zoo goed en zend den tuinman bij me op mijn kamer; ik heb hem iets te zeggen. Ik zal nu dadelijk aan mijn vriendin schrijven en de zaak in orde brengen. Ge zijt mijn goede dochter. (Zij verwijdert zich).
Adelheid (wil haar volgen). Moeder. hoor eens !
Klotilde (houdt haar terug). Blijf hier!
Adelheid. Ge hoort immers, ze wil schrijven. Dan is alles verloren. Als ze eenmaal haar woord
20
gegeven heeft, neemt ze 't niet terug. Ik moet haar alles bekennen.
Klotilde. Om alles te bederven.
Adelheid. Neen, neen; ze zal aan mijn verzoek toegeven.
Klotilde. Bij een andere gelegenheid zoii ze 't misschien doen. Nu heeft ze zich voorgenomen haar wil tegen uw vader door te drijven en vraagt er niet naar of gij daaronder lijdt.
Adelheid. Ik weet niet wat ik denken moet. Gij hebt me afgeraden van mijn liefde te spreken en 't haar toch zelf verteld.
Klotilde. Zij moest het weten, maar niet uit uw mond. Gij zoudt met woorden vol vuur uw hartstocht geschilderd hebben — en dan was ze boos op u geworden. Ik heb maar van een vluchtige neiging gesproken, die ze voor 't oogenblik als geen hinderpaal tegen haar plannen beschouwde.
Adelheid. Ik begrijp niet hoe ge 'taan wilt leggen.
Klotilde. Ik heb de leiding van de zaak op mij genomen; gedraag u maar blindelings naar mijn voorschriften. Ga nu en zend den tuinman bij uw moeder , dat ze niet behoeft te wachten.
Adelheid. Klotilde, ik vrees, gij maakt de zaak niet beter. (Zij verwijdert zich).
Klotilde. Arm zottinnetje! De liefde is blind en brengt alles in de war. Overleg alleen kan alles weer in orde brengen. {Zij klopt op eene deur).
21
Klotilde, Huisman.
Huisman {van binnen). Wie is daar?
Klotilde. Ik ben 't, oom, Klotilde! Een woordje , als 't u belieft.
Huisman [van binnen). Ik kom.
Klotilde. Met u, waarde oom, gaat het gemakkelijker. In drift weet ge vaak niet wat ge doet. Die de kunst verstaat u op te winden, heeft gewonnen spel.
Huisman {komt binnen). Zijt gij daar, Klotilde? Wat komt ge hier doen?
Klotilde. Foei, wat een toon! Ontvangt men zoo zijn lieve nicht en pupil ? Ik dacht altijd, dat een oom tegen een aardig nichtje beleefd en voorkomend moest wezen.
Huisman. Daar staat me 't hoofd niet naar.
Klotilde. Ah zoo, mijn oom is niet te huis, maar mijn voogd wel. 't Is goed dat ik kom om jien voogd te spreken ; anders zou ik onverrichter zake naar huis moeten gaan. Dit bewijs van 't kapitaal, waar ik met u over gesproken heb, moet door u nog onderteekend worden. Mag ik u dit verzoeken ?
Huisman. Greef hier. {Hij plaatst zich aan de tafel en onderteekent het.)
Klotilde. Wie heeft u toch in zoo'n kwade luim gebracht, dat ge mij bijna niet aanziet ?
Huisman. Vraagt ge dat nog? Mijn vrouw, wie anders ? Wie ergert mij ? Mijn vrouw! Wie
22
maakt mi) 't leven bitter? Mijn vrouw ! Wie gunt mij geen rust ? Mijn vrouw! Maar ze zal haar zin niet hebben.
Klotilde. Ooh kom!
Huisman. Wat beduidt dat: och kom?
Klotilde. 't Is de uitdrukking, oom, van zekere lichte twijfeling l die bij me opkomt.
Huisman. Twijfelt ge? Waaraan?
Klotilde. Ben ik niet verscheiden jaren in uw huis geweest eer ik mijn eigen woning betrok ? Ken ik mijn goede tante niet ? Weet ik niet, dat ze uitmuntend de kunst verstaat haar wil door te drijven ?
Huisman. Ditmaal zal 't haar niet gelukken ; daar geef ik u mijn woord op !
Klotilde. Mag ik vragen waar 't om te doen is ?
Huisman. Om Adelheids huwelijk.
Klotilde. Zoo?
Huisman. Ik heb haar voor Helmoed bestemd.
Klotilde. Zoo?
Huisman. En mijn vrouw wil haar aan den griffier Heiberg geven.
Klotilde. Zoo?
Huisman. Maar ik ben heer van 'thuis en heb een beslissende stem.
Klotilde. Zoo, zoo?
Huisman. Wat beduidt dat herhaalde: zoo, zoo ?
Klotilde. Dat beduidt, dat ik alweer twijfel.
Huisman. Twijfelt ge aan mijn standvastigheid ? Die zult ge leeren kennen.
23
Klotilde. Als tante alléén tegen u was, zoudt gij 't wel winnen. Maar Adelheid zal ook niet toegeven.
Huisman. Hoe? Houdt zij 't met haar moeder ? Ik zal haar wel weten te dwingen.
Klotilde. Men dwingt geen hart. dat sterk is door trouwe liefde.
Huisman. Wat? Heeft Adelheid een minnaar?
Klotilde. Den ingenieur Wildek.
Huisman. Dan zal 'tmeisje dadelijk —! (Hij gaat haastig naar de deur en roept naar buiten): He, Frederik, roep mijn dochter eens! {Hij komt terug). Vanwaar weet ge dat?
Klotilde. Hoe kunt ge zoo vragen! Wij vrouwen ruiken zulke dingen. De mannen zijn blind en bemerken er niets van, al kunnen ze 't met de handen tasten. Wij vrouwen hebben in dit opzicht een zesden zin, en krijgen zoo van een liefdesbetrekking de lucht als de spinnen van regen en zonneschijn.
Huisman. Ge zijt altijd een slimme heks geweest. Als ge eens gelijk hadt?
Klotilde. Een slimme heks! Foei, oom! Mijn man zegt; lieve engel; dat klinkt veel beter.
Huisman. Katjes zijt ge allen. Uw man kent nog maar 't fluweelen pootje; de nagels zal hij later wel voelen.
24
{De vorigen) Adelheid.
Adelheid. Vader, ge hebt mij laten roepen?
Huisman Ik hoor mooie dingen van n. Ge hebt een minnarij achter mijn rug!
Adelheid. Maar vader —
Huisman. Ge wilt u tegen mij verzetten.
Adelheid. Wie zegt dat?
Huisman. Klotilde heeft mij alles verteld. Geef me nu duidelijk antwoord. Ik wil, dat ge met Helmoed trouwt. Zult ge mij ongehoorzaam zijn?
Adelheid. Neen!
Huisman. Hoe?
Adelheid. Neen!
Huisman. Dus bemint ge Wildek niet?
Adelheid. Als 't met uw goedkeuring geweest was, zou ik hem liever dan een ander gehad hebben , maar tegen uw wil zal ik mij niet verzetten.
Huisman. Wat zegt ge nu, Klotilde? Ze denkt er niet aan ongehoorzaam te zijn.
Klotilde. Omdat gij zoo streng zijt en't arme meisje bang gemaakt hebt, waagt ze 't niet haar liefde te bekennen. Ik zou niet zoo gewillig toegeven.
Huisman. Dat geloof ik wel. Ik ben blij, dat gij mijn dochter niet zijt. Mijn Adelheid is een lief, goed meisje; ze is haar vader gehoorzaam. Ik heb dus nog maar met mijn vrouw te doen, en zij zal nu eenmaal haar zin niet hebben.
25
{De vorigen) Apollonia.
Apollonia. Mijn Hemel, wie praat hier zoo juid ? Is hier twist ?
Huisman. Nog niet, maar 't zal wel komen, want gij zijt er.
Apollonia. Klinkt dat niet alsof ik twistziek was ? En ik ben toch 't geduld zelf.
Huisman. Dat hebt ge vandaag bewezen. Met het grootste geduld brengt ge mij tot razernij.
Apollonia. Kan ik er voor, dat ge als buskruit opvliegt, als men u aanraakt ?
Huisman. Noemt ge dat maar aanraken, als ge u tegen mijn uitgedrukten wil verzet ?
Apollonia. Vergun me u te doen opmerken, dat gij alleen niet het recht hebt een wil te hebben , maar ik ook.
Huisman. In dit geval niet; hier beslist alleen de vader.
Apollonia. In dit geval .juist ;■ hier beslist alleen de moeder.
Huisman. Neen, de vader!
Apollonia. Neen, de moeder!
Huisman. Gij zult uw zin niet hebben.
Apollonia. Neen gij krijgt uw zin niet.
Hui s m an. Adelheid wordt Mevrouw Helmoedl
Apollonia. Neen , Adelheid wordt Mevrouw Heiberg!
Klotilde. Hoe jammer!
Huisman. Wat is jammer?
20
Klotilde. Dat ik al een man heb. Anders zou de zaak gauw te schikken zijn ; van de twee vrijers nam Adelheid den een en ik den ander.
Huisman. Hier is niets te schikken; ik heb alles geregeld.
Apollonia. Dat zullen we zien. Adelheid , wilt ge u tegen mij verzetten ?
Adelheid. Neen, moeder.
Huisman. Tegen mij dan, Adelheid? Wilt ge mij ongehoorzaam zijn?
Adelheid. Gij weet hoe ik daarover denk, vader.
Huisman. Dus gehoorzaamt ze mij.
Apollonia. Neen , ze gehoorzaamt mjj.
Klotilde. Ik ben nieuwsgierig, hoe ze dat zal aanleggen.
Apollonia. Naar mij zal ze hooren !
Huisman. Neen, naar mij!
K 1 o ti 1 de. Dan moet ze met beiden trouwen.
Huisman. Ik kan niet toegeven; gij zult uw zin niet hebben.
Apollonia. En gij den uwen nog minder.
Huisman. Ik heb mij stellig voorgenomen. dat gij 't niet zult doordrijven.
Apollonia. En ik heb vast besloten niet toe te geven.
Klotilde. Dat is een moeilijke strijd. Ik weet maar één uitweg.
Huisman. Wat dan?
Klotilde. Neemt Adelheid den een, dan be-leedigt ze haar vader; neemt ze den ander, dan
27
stoot ze haar moeder voor 't hoofd. Dus neemt ze geen van beiden.
quot;Ui^an- ' Hoe? Wat?
Klotilde. Adelheki , wilt ge uw vader boos maken ?
Adelheid. Nimmer!
Klotilde. Wilt ge uw moeder ongehoorzaam zijn ?
Adelheid. Om alles ter wereld niet!
Klotilde. Dan moet ge een oude vrijnter worden.
Huisman. ,
Apollonia. ' Hoe ?
Adelheid. j
Klotilde. Of' een derde nemen. Er is geen ander middel.
Apollonia. Maar mijn zin —
Huisman. Zult ge volstrekt niet hebben; liever zie ik, dat ze een oude vrijster wordt.
Apollonia. En eer gij uw zin hebben zult, zie ik liever, dat ze een derde neemt.
Klo tilde. Welnu, dtor hebben wij de ontknooping. Adelheid kieze — een oude vrijster worden of een derde nemen.
Huisman. Spreek, spreek. Eun oude vrijster!
Apollonia. Zeg; een derde!
Klotilde. De keus zou gemakkelijk zijn, als we nu maar dadelijk een derde hadden.
Apollonia. Wel , ge houdt immers veel vau Wildek.
28
Adelheid. Als gij 't goedkeurt, moeder.
Apollonia. In 's Hemels naiim , ja! Liever nog dan dat uw vader zijn zin krijgt.
Adelheid. Vindt gij 't goed , vader ?
Huisman. Neem hem! 't Is nog beter dan dat uw moeder haar zin krijgt.
Klotilde {diep ademhalend). God zij dank. Ik geloof dat de diplomaten na een langen oorlog zoo'n moeilijk vrodestractaat niet gesloten hebben. Dus Wildek wordt uw man.
Adelheid {verheugd). Vader?
Huisman. Ja!
Adelheid. Moeder ?
Apollonia. Ja!
Klotilde. Dat blijft dus zoo. Nu, oom, geef tante de hand. Ge moet u plechtig verzoenen. {Zij brengt ze bij elkander).
Huisman {nog wat knorrig, geeft Apollonia de hand). Nn ziedaar dan , oude!
Apollonia. Ziedaar! Ge hebt toch uw zin niet gekregen.
Huisman. En gij den uwen niet!
Klotilde. Neen, maar wij den onzen!
Apollonia. , Hoe ?
Huisman. *
Klotilde. Pst! {Zij legt den vinger op den mond).
Alle verdere verklaring zou vervelend zijn. {Zij omhelst Adelheid).
■' - ■gt; ■.,. ■ ■ ' •. ' '■ 5%. %,i
' ■-
- - .
JM»:» ' *gt;-•'• ••- : . • .-,
- ■'''■, :. ^ .
-
'. 'f' quot;. -S
:'êj
■
: -
f- ■
j%:t
:A-;
•5. -V •. --W
■ ' •;-4quot; •.lt;gt;■•
-v - -- . ■ 'Samp;: ■ •
'' . .. 'r;' •.,
*. -r- ■ .••.'•■ . ■' .. . ' ■. x; • ■■ .,
ïrV'; .1 ■ ■■ [s ; •■■■■. ■' ■ ?■'' ■ ■-
.•■',■• ■*. - - ■•quot; 'Y1 ' quot; L
quot; '■•■ ' -■^■- V .-•••- V ...
,-■■ -;■•quot; tamp;.yk vT-
■%tó - ' 1 V'
'ai ••
.....
.v'i
.... ; . .. - :•• ■
■■jri ■■ . ,f,- ' ; ' 'J
m ••' IS#
' ' ■
■Mr
'•;.••,• • quot; •riquot; |
' ^ . ; 1 __ ■*