In^r'tuut He XTcovs voor Nederlandse Taaien Letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht
DE GOUDEN BRUILOFT
t
4
■I
Gedrukt bij H. A. M. Roklants, te Schiedam.
i
j ■ . , Instituut Dc Vooys
' X / \ voor Nederlandse Taa!-
T-v en Letterkunde aan de
^ X2J Rijksuniversiteit te UtiecL
DOOR
VAN
VIJFDE DRUK.
SCHIEDAM H. A. M. ROF.LANTS
1
DE MORGEN
J)e morgenstond brak aan. In lentetooi gekleed,
Scheen Grasmaand* tiende dag ter feestvreugd toegereed, Die jong en oud verzaainde in 't liuis van Van der Woude. t W as vijftig jaar geleên, dat hij zijn Klaartjen trouwde; Hij, steunpilaar der Beurs, en om '1 vergaarde goed Gezien bij arm en rijk, doch meer om 't vroom gemoed.
Zijn KI aart jen was zijn vreugd, de lust van lieel zijn leven; Hem had zij, met haai' hand, haar gantsche ziel gegeven. En. van liet altaar af, was door geen enkel woord De liefde in t hart verkoeld, de vrede in Imis gestoord.
1
-§k'
1)K GOUDKN BKUILOlï.
Nu brak de morgen aan van 't gouden feest. — Nog toefde Het grijze Bruiloftspaar, dat langer rust behoefde,
In :t stille slaapvertrek; maar, vroeger op de been.
Was kind 011 kindskind reeds voor dag en daauw bijeen, [n 't ouderlijke huis door Saartjens zorg bescheiden.
-t
Om aan den ochtenddisch het bruiloftspaar te beiden.
Het blonde Saartjen was een parel alm de kroon Van Van der Woude's echt. Twee dochters en een zoon Vergrootten nevens haar zijn huwlijksheil, en waren In braafheid haar gelijk, maar ver vooruit in jaren.
DE MORGEN.
Ook hadden zij voorlang liet ouderlijke dak Verlaten, toen de min hun huwlijkstoorts ontstak;
Maar Saartjen was tot hulp bij de oudelui gebleven,
Al steeg haar ouderdom reeds tot de vierde zeven.
De huiszorg was haar deel. Zij had het bijster druk T?ij 't naadren van het Feest. De voorsmaak van 't geluk Liet haar bij dag geen rust, en wemelde in haar droomen.
Haar broeder was reeds vroeg op haar verzoek gekomen; Een lang en deftig man, en licht reeds grijs gekeurd;
Had niet de poeierkwast zijn haireu wit gekleurd.
Hij fronste 't voorhoofd vaak, van handelsplannen zwanger. En was in 't koopvertrek zijns vaders plaatsvervanger.
Hij bracht zijn gade mede en dochter; maar zijn zoon,
Die zelf reeds vader was, had op het land zijn woon. En predikte Gods Woord in eenvoud voor de boeren.
Zijn vader had hem liefst naast zich de pen zien voeren Als hoofd van 't handelshnis; maar anders was zijn aart: De moeder sprak hem voor, en 't Kerkambt werd aanvaard.
«Daar hebt gij Groenhof ook,quot; zegt Saartjen, en haar zwager Treedt binnen met zijn vrouw. — »Ja, 'k ben altijd wat trager
3
in-: GOUDEN LiliCII.OlT.
Nu brak de morgen ami van 't gouden feest, — Nog loefde Het grijze Bruiloftspaar, dat langer rust behoefde,
li; 't stille slaapvertrek; maar, vroeger op de been,
Was kind en kindskind reeds voor dag en daamv bijeen, Fn 't ouderlijke liuis door Saartjens zorg bescheiden.
Om aan den ochtenddisch liet bruiloftspaar te beiden.
Het blonde Saartjen was een parel aun de kroon Van Van der Woude's echt. Twee dochters en een zoon Vergrootten nevens haar zijn huwlijksbeil, en waren In braafheid baar gelijk, maar vor vooruit in jaren.
'J
DE MORGEN.
Ook hadden zij voorlang het ouderlijke dak
Verlaten, toen de min hun huwlijkstoorts ontstak;
Maar Saartjen was tot hulp bij de oudelui gebleven,
Al steeg haar ouderdom reeds tot de vierde zeven.
De huiszorg was haar deel. Zij had het bijster druk
Dij 't naadren van het Feest. De voorsmaak van 't geluk
Liet haar bij dag geen rust, en wemelde in haar droomen.
Haar broeder was reeds vroeg op haar verzoek gekomen; Een lang en deftijr man, en licht reeds grijs gekeurd;
Had niet de poeierkwast zijn hairen wit gekleurd.
Hij fronste 't voorhoofd vaak, van handelsplannen zwanger. En was in t koopvertrek zijns vaders plaatsvervanger. Hij bracht zijn gade mede en dochter; maar zijn zoon.
Die zelf reeds vader was, had op het land zijn woon. En predikte Gods Woord in eenvoud voor de boeren.
Zijn vader had hem liefst naast zich de pen zien voeren Als hoofd van 't handelshuis; maar anders was zijn aart: De moeder sprak hem voor, en 't Kerkambt werd aanvaard.
«Daar hebt gij Groenhof ook,quot; zegt Saartjen, en haar zwager Treedt liinnen met zijn vrouw. — ».Ta. 'k ben altijd wat trager
3
I)K GOUDEN UHUIl.OI T.
ȟan andien; maar 'k kom ook. en toch de laatste niet.quot;
Zoo rammelt hij al voort, »mijn lieve huiszorg liet
«Mij wachten, 't Kost haar tijd om zich en mij te kleeden.
«Dat is der vrouwen aart! Zij kan wat tijds besteden
»Aan 't strikken van mijn das. Daar is zij keurig op.
«Zegt, vrienden, hen ik ook niet netjes als een pop?
»Nu, 't Feest is ook wat waard! Geluk, geluk, gij allen!
«'k Dacht niet dat deze vreugd ons nog ten deel zou vallen.
«Hoe varen de oudelui? — En, Saartjen, hooi' eens hier:
«Zal 't maal in orde zijn? ik hou van goede sier.
«Hoe veel gerechten, zeg? Het moet aan niets ontbreken.
«De Feesttijd komt maar eens. 'k Wil van den wijn niet spreken;
«Daar voor deed ik mijn best, en 't zal wat lekkers zijn.
«Gij hebt voor niet geen broêr, die handel drijft in wijn.
«Maar, waar blijft zwager Knop? Wat zou hem toch verletten?
«Of is er aan de Beurs een rul in kansbiljetten,
«Of in de doode schuld? Dat is zijn ziel en zin. —
«Maar zacht; daar wordt gescheld. Daar treedt hij 't huis reeds in
«Zijn vrouw, zijn kindren ook. Waarachtig, alle zeven.
«Hij heeft ze voor zichzelf en mij. Weest welkom, neven
DE MORGEN.
»En nicliten, welkom, broèr en zuster! — Hoe zoo laat?quot; — »Ja,quot; antwoordt Knop, »'t ging- weer zoo als liet altijd gaat. »Ik treed mijn huisdeur uit; de Postboó lioudt mij tegen; sik lees mijn brieven, en — de Russen zijn gestegen. »Dat geeft me een drukte! Ja, was 't om geen Bruiloftsfeest, »'k Waar reeds, door heel de stad. bij mijn Patroons geweest. »Zij wachten op mijn komst, en 'k kan niet lang hier blijven. ))Daar valt zoo veel te doen, daar is zoo veel te schrijven!
sliet zou mij spijten om onze ouders; maar zoo waar,
sik eet wellicht niet meè.quot; — sWel man. wat is dat naar,quot; /00 valt zijn vrouw hem in. sdat wil ik toch niet hopen.quot; — sKoni liet jen. wees gerust-, het zal zoo'n vaart niet loopen,quot; Koopt Groenhof. sGeen ellondo of aiigsten voor den tijd.quot;
sZoo denk ik met mijn man. 'k Ben in de ziel voritlijd. «Dat wij liier samen zijn, en weet nu van geen zorgen.quot;
Zegt Mietjen. Gro(^nliots ga, sWat hel) ik naar dees morgen sVerlangd, en menigmaal met angst en vrees bedacht, «Hoe zieklijk vader is. Ja, 'k had 'net nooit verwacht,
sToen hem de najaarskoorts dood kwijnen, dat wij heden »Zoo vrolijk zouden zijn. Wat heeft de man geleden.
5
DE GOUDEN BRUILOFT.
»'t Was koorts op koorts, en dan die eindelooze kuch,
»Die hem den slaap verjoeg! 0 denk ik nog terug »Aan de uren, wakend bij zij n legerstee gesleten!
sEens sprak hij: ('t heugt mij nog, en 'k zal het nooit vergeten) »))Och, Mietjen, 'k voel, het uur, dat mij van 't aardsche scheidt, »«Genaakt. Ik wacht den dood en vrees niet; 'k hen bereid. »xlk heb mijn tijd gehad, en mag niet meer verlangen.
» »Vergeev' mij God, zoo quot;k nog aan éënen wensch blijf hangen. » »'k Hoopte op het Gouden Feest in 't voorjaar. Maar God wil: » «Zijn wil is altijd goed eu wijs.quot; Hier zweeg hij stil.
»Nu is zijn wensch verhoord, het vroom gebed des kranken.quot; —-»Dat hebben wij, naast God, aan Doctor Bloem te danken,
itDie van zijn bed niet week,quot; zegt Saartjen, »en geen uur____quot;
))Wel,quot; valt haar Groenhof in, »wel, meisjen, wat een vuur! »Nu, 'k hoor mijn zusjen graag den jongen Doctor prijzen.
»Zij zou hem, zoo zij 't mocht, licht meerder dank bewijzen; «Doch mondtjen dicht, niet waar?quot;—oWat wil dat mal gepraat?quot; Spreekt Saartjen, doch een blos, die Groenhof niet ontgaat.
Bedekt haar wang en hals. »Waartoe zoo lang te dralen?quot;
Vervolgt zij. ))'k Deed voor niet geen loof en bloemen halen.
6
DE MORGENquot;.
7
«Komt, handen uit de mouw; breidt kransen en festoen.quot;
Nu tijgen zij aan 't werk, en schudden 't frissche groen De wijde korven uit. en binden 't saam, en vlechten J)e breede slingers, die ze aan wand en huisraad hechten. Elk doet zijn best. en toont voor quot;t feestwerk zich bereid. De zoon des huizes zelf vergeet zijn deftigheid.
Ku hangt, met lossen sprong een armstoel opgestegen. De bloeraenkranseii aan de spiegellijst ter degen.
De vrouwen voegen 't loof naar soort en kleur hijeen. En strenglen bloemen door de groene bladers heen. Ku binden ze aan elkaar met linten en met strikken. Kn hebben nooit gedaan met schikken en verschikken.
DE GOUDEN BRUILOFT.
8
De mannen drijven 't werk, en geven 't meerder spoed; Maar de oudste zoon van Knop, die, niet verliefd gemoed, In stilte een kransjen vlecht met nichtjen Van der Wonde, Wier minlijke oogjens hij niet ongestraft aanschouwdé, Is traag met opzet, en omstrikt de lovers niet.
Maar drukt de zachte hand, die hem do bloemen biedt.
Zijn zusjen ziet liet spel. Hij heet Imar op te passen. Eer Bruid en Bruigom soms t begonnen werk verrassen. En d'arbeid storen door Imti aankomst, 't Kind gaat. heen. En luistert in den gang. — De hoop krimpt vast ineen Van 't neêrgestrooide groen, en de opgehangen slinucrs Verlengen zich gestaag, het werk van rappe vingers.
HF. MORGEN.
De spiegel torsclit een krans, die van de kroonlijst daalt, En tweemaal zich vertoont, door quot;t glas terug gestraald. Een bochtige festoen zweeft langs de kamerwanden.
Een hloemtiiiii vult de schouw, waar quot;l haardvuur |ilacli te hrauden. De roosjens lokkeu 't oog eu tergen iii( dcu pluk.
De harre winter zelfs op 't oude schoorsteenstuk
9
' DE GOUDEN BRUILOFT. —------1-
Is groen van welig loof. De stoel is niet vergeten,
De ruime zorgstoel, die door vader wordt bezeten;
Zijn leuning draagt een kroon, waarvan de wederga
De zitplaats siert der liruid. '/,00 raakt het werk weldra
Gereed. »'t Zal de oudelui gewis lot vreugd verstrekken,quot;
Zegt Saartje, en lieeft liet druk met d' oclitenddiscli te dekken.
liet keurig proefstuk van der Japanezen vlijt,
't Doorschijnend aardewerk, dat heugt van grootvaars tijd.
Wordt uit de kast gehaald, waarin het staat te pronken.
De thee smaakt beter uit Japanschen kop gedronken.
De witgepunte thee. voor Vorsten opgegaard.
Maar kooplièn niet te dnur, als 't Feestgetij verjaart.
Reeds kleurt zij quot;t kokend vocht, ter trekking opgegoten.
De bruingerooste boon. op Javaas grond ontsproten.
Tot stof vermalen, wordt in de enge vaas gestampt.
En overstelpt van 't nat, dat uil den ketel dampt.
't Zijgt door den droesem heen. wiens kruidgeur zich ontwikkelt.
Kt 1. walmend wijd en zijd, de reuk vergast en prikkelt.
Men brengt bet versche brood, dat d' oven pas verliet,
Maar weigert zwakker maag liet brood van gister nirl.
DE MORGEN'.
Hij 't korstgebak, waaroj) de tandeloozen sclirollen,
Staat vaders liefst ontbijt, de zachte krentebollen.
Zoo is de discli gespreid, en alles kant en klaar:
Aan quot;t Bruiloftsfeest ontbreekt alleen het Bruiloftspaar.
»Waar toeven zij?quot; spreekt Knop, en wandelt op en neder. Het uurwerk in de hand, »quot;k Verloor zoo waar al weder sEen uur niet hier te zijn, en 'k heb mijn tijd van doen. »Daar slaat het negen. Hadt gij zonder mij dat groen »Maar opgehangen, en mij aan het werk gelaten.
»Koin, Saartjen, maak toch spoed, en sta hier niet te praten. «Zie eens naar de oudelul, en of er iets aan schort.
»'k Wacht nog een half kwartier; 'k kom anders tijd te kort.quot;
Zij gaat. Zij komt terug. »Zij zullen spoedig komen ,quot; Zoo spreekt zij, »'k Heb mijn kans in stilheid waargenomen. «Ue deur van 't slaapvertrek staat open. Vader zit »In d' ouden leuningstoel naast moeder neèr, en bidt.
:»Zij volgt met oog en mond zijn uitgesproken bede.
»lk weende toen ik quot;t zag; mijn hart bad met hen mede.quot;
Een zacht gemurmel, dat de zaal in 't ronde gaat.
Toont, dat het gantsch gezin dat vroom gebed verstaat,
11
DK GOUriF.X BRUILOFT.
12
Kn menig jsclireit. en lioet't die traan zich niet te scliumen, Ot' vouwt, al weet liij '( niet, ile Imnden liiddend samen.
Maar zacht! Daar stoot de kruk van vader op den trap; Daar klept de vilten muil liij moeders /.waren stap.
»Zij komen!quot; is de kreet: en kind en kindskind scharen Zich op een hreede rei, geschikt naar rang en jaren. Daar opent zich de denr. Ken hlij gejuich vangt aan. Kn 't grijze Hruiloftspaar hlijf't op den doi-pel staan,
Ill-: MOliOKN.
üetrofl'en on verrast iloor 't (iiivcrwaclit oiitiiioeten,
Ku groet in quot;l rond. en weet niet wien liet eerst te groeten.
Nu treedt de zoon vooruit. en leidt zijne ouders in.
»Weest welkom,quot; is zijn taal. »in uw geliefd gezin.
»Weest welkom op dees dag. zoo vurig afgebeden.
»Steeds waart ge ons dierbaar, .la: maar dieper voel ik 't heden »Nn al uw nakroost hier zoo plechtig om u staat.
))Wat zegen 't in zich heeft, den ouderlijken raad »En de ouderlijke liefde, in quot;t klimmen van de jaren. »Te kennen. God zij lof. die u voor ons hleef sparen;
DE GOUDEN BUUII.OFT.
«Die ons dit vrolijk uur vergunt, ons vol gemoed ))rfe ontlasten; u den dank voor al 't genoten goed Te wijden. Hem zij lof. wiens gunst n bleef beschermen. «Aanvaardt mijn dank. Verstaat dees handdruk, dit omarmen.quot;
Hij zwijgt, 't Gezin dringt toe, en denkt aan beurt noch rang. Zij drukken vaders hand, zij kussen moeders wang.
En slaken luid hun wensch, bun dank. bun vreugdekreten, En hangen 't Bruidspaar aan de leden; en vergeten,
Terwijl bun dankbaar hart van blijdschap overvloeit.
Dat hun te luid getier licht de oudelui vermoeit.
»Stil!quot; roept de moeder, «stil!quot; en wenkt tot zwijgen, sKindrcn! «liedaart wat, zoo uw vreugd uw vader niet zal bindren. «Mij deert bet niet; och neen; ik ben gezond en frisch;
«Maar zwijgt om vaders wil: beden kt hoe zwak bij is.quot;
Nu zwijgen zij beschaamd, maar lachend knikt de vader Hen toe. Zijn jongste telg scbuift hem den armstoel nader; Hij zet zich. hijgt een poos, en drinkt (en 't doet hem goed) De koflij, met kandij, zoo klaar als glas, gezoet.
Ook moeder neemt haar plaats; maar, voor zij is gezeten.
Heeft zij bet gantsch vertrek met de oogen afgemeten.
14
Igt;K MüliGKN.
Kn 't loof, dat haar ter eer de wanden siert, beschouwd.
Ue lof ligt o]) haar tong, en naauwclijks weèriiondt
Zij zich op vaders wenk. Hij heeft nog niet gesproken:
Zijn afgematte borst beeft nog de kracht ontbroken.
Nu vangt liij aan: »Wat heil vergunt de goede God
»Mij aan het einde van mijn dagen. Wat genot,
»Dees blijden Feestdag, dien zoo weinigen beleven,
»Te vieren, van een braaf en dankbaar kroost omgeven.
»Hebl dank, mijn kindren, voor de liefde, die ge ons toont.
»Zij worde u, op uw beurt, door minnend kroost beloond.
«Hebt dank. dat ge ons zoo vroeg op quot;t Feesttij komt begroeti'n.
«'k Had voor den middagdisch u niet gedacht te ontmoeten.
)gt;(iij hebt ons schoon verrast! Zie, zie in 't rond, hoe fraai
«Is alles opgesierd. Met wat een breeden zwaai
»[s 't groen geslingerd en om 't lijstwerk heengeslagen.
»'t Is als voor vijftig jaar in onze bruiloftsdagen.quot; —
»Ja,quot; valt zijn vrouw hem in, stoen was de kamer ook «Versierd; maar 't was toen guur. Mij heugt nog hoe de rook «Terneer sloeg, en de turf lag op den haard te gloeien:
))En zie, nu staat een tuin in de open schouw te bloeien!
15
UK GOUDEN liHUII.dlT.
«Waar haalt gij al dat groen, die hloeinen. tocli van daan.'
»\Vie heeft dat zoo bezorgd? Kom, Saartjen, zie ine eens aan:
gt;ilk wed, gij hebt dat werk in stilte dus bestoken.quot;
Zij zwijgt, haar zuster knikt. — «Geen mensch te na gesproken,quot;
Vervolgt de moeder, ))Saartje is knap; en als ze iets weet,
»Uat vader vreugde geeft of mij. zij staat gereed.
»Nog voor wij spreken kent zo en doet zij ons verlangen.
»Ze is elk ten voorbeeld, .la; geen mensch kan haar vervangen.quot; —
«Stil, moeder, niet te hoog; prijs Saartjen niet te veel.
»Mijn vrouw wordt haast jaloerse.h,quot; zegt Groenhof, »elk zijn deel.quot; Maar ernstig spreekt zijn ga: ))Neen, Groenhof, neen. dat prijzen «Komt Saartjen billijk toe voor al haar dienstbewijzen.
»Zij heeft, als jongste kind, het voorrecht, meer dan wij, «Der oudren steun te zijn, en is hen steeds nabij.
»Als zij haar plicht betracht, en zorgt, waar wij 't niet kunnen, ))'k Zal haar den lof, dien zij verdiend heeft, niet misgunnen. ))'k Weet toch, dat moedei', schoon zij haar den voorrang geeft, ))Voor ieder van haar kroost een hart vol liefde heeft.quot;
Ze omhelst haar moeder, en ook Saartjen dringt zich nader, Kn klem! zich aan haar borst. - Intnsschen beft zich vadei
]()
riE MORGKN.
lit ilquot; armstoel lt;tp. (.mi tusl inet uitgestrekte ha ml.
Eu zoekt vergeefs zijn pijp op il' ellen sehoorsteenrand.
Dat ziet zijn ilocliti-• Knop. Zij wenkt, en 't kleine .Tantjen Reikt hmn de hrnigomspijp. liet pronksieraad van 't inantljen. Hij neemt haar lachend aan. om 's kleinzoons vreugd vernoeud.
Kn stopt van quot;I genrigst kiuid. dat zulk een rooktuig voegt; Maar quot;1 omgeslingerd groen is hem tot last hij quot;t stoppen.
Knop kan zijn ongeduld niet langer meer verkroppen. »Nu moet ik waarlijk heen.quot; zoo spreekt hij. «en terstond. ■gt;01' k doe mijzelven scha. bij al de vrienden rond.quot;
17
2
UK GOl lll'.N BRUILOIT.
«Wat drukte li(?l)t gij toch?quot; vraagt vader. — gt;AVel de Russeu uZijn hooger.quot; iintwoordt Knop. «sints gister. Ondertiisschen «Verpraat ik iiier mijn tijd. Doch 't moest er im op staan. »Kom. Hendrik.quot; zegt Inj tot zijn oudsten zoon. «wij gaan. »Nu tot den middag!quot; Kn reeds is liij weggevlogen.
Maar Hendrik volgt hem uoode. en zoekt nog eerst met de oogen Zijn nii htjen. lonkt haar toe. en langzaam gaat hij hoen.
1 Onthijt heeft wei gesmaakt. De laatste hol verdween In de altijd grage maag der kleinen. Vrolijk spelen Ze om de onde lieden heen. die in him vreugde deden.
Maar quot;t blonde Saartjen wenkt haar zusters, « t Wordt reeds laat.quot; Zoo lluistert zij haar toe. «Het uur van heengaan slaat.
«Niet. dat gij mij verveelt, dat ik u weg wil jagen:
Maar vader kan zoo lang ile drukte niet verdragen:
»En aan den middagdisch begint het feest eerst recht.
)iHij heeft zijn kracht van doen.quot; «'t Is zoo als Saartjen zegt.quot; Spreekt Groenhofs gade. en noopt haar man. die met de kindren Luidruchtig speelt, tot gaan: «Kom, Groenhof, kom. wij hindren «Onze ouders, wien het feest, te middag ons beloofd.
«Geen kleine huiszorg geeft.quot; nZoo '( lijf wil. wil ook quot;t hoofd,quot;
18
UK MOltflKN.
Zegt Groenliot'. noemt zijn hoed. groet de ouders, en wil scheiden; Doch Mijt't hij Saartjen staan, gereed hem nit te leiden:
l'.n hijt haar in het oor: «Komt llloem ook oji het Feest.'quot;
»l)e doctor.'quot;' vraagt zij. »\Vis;quot; en stamelt. — «Zoo bedeesd!quot; Vervolgt hij. «Bloos maar niet. Zeg. als wij quot;t zon bestierden. »l)at we op het (ionden Keest ook nw verloving vierden.
quot;Zon dat nio( aardig zijn .'quot; Zij wendt het hoofd ter zij . l'.n meesmnilt: «(la nn heen. en staak die spotternij.quot;
« k (iehoorzaani. andwoordt hij. pien wil niet langer temen.quot; Men volgt hem. en «Tot straks!quot; klinkt luid hij quot;l at'scheidnemen.
Maar Van der Wonde roept zijn zoon: «Blijf nog een poos. «l'.n zet n hij mij neèr. Het ging mij daar wat hoos:
«Kn had het lang geduurd, 'k zon over hoofdpijn klagen.
»IIeht gij een weinig tijd. zoo wilde ik n iets vragen:
«Maar zon er zaken zijn. 't kan uitgesteld. Kantooi'
»Kn pakhuis, zoo gij weet. gaan altijd bij mij voor.quot;
»'k Hel) tijd. ' herneemt de zoon. »'k heb gister reeds de zaken. quot;Zoo veel ik kon. besteld, 'k Wil heden mij vermaken gt;i()p 't Keest, en aan kantoor noch pakhuis denken. Spreek.quot; «Wel. zegt di' vader. quot;is. quot;t geen wij verleden week
19
DF. GOUDEN BRUILOFT.
«Bepraatten. reeds be/orgd ? Kn zal ons volkjen morgen
uZicli op zijn benrt in 't Feest verheugen?quot; — «Wil niet zorgen.
«Mijn vader,quot; spreekt de Zoon, «de gasten zijn genood.
«'k Wacht al ons volk met vronw en kindren, klein en groot.
«De zolder achter '1 hnis is ruim. Op zes paar schragen
«Is in der haast een disch van planken opgeslagen,
»Kn netjens overdekt met zindlijk tafeldoek.
«Reeds staan de hammen klaar op tafel. In een hoek
«Ligt oud September-hier. De kraan steekt in de vaten.
»Onze oude Thomas hielp mij schikken. Wij vergaten
«Zoo ver 'k kan nagaan, niets.quot; «Ik zeg u dank. mijn zoon!
«Dat zal een vreugde zijn, als ik me aan hen vertoon,
«Met moeder aan den arm, terwijl zij neergezeten,quot;
Zoo spreekt de grijzaart weêr. «van 't smaaklijk feestmaal eten.
«Mij dunkt, ik hoor hen reeds, met Thomas aan liet hoofd.
«Hoezeeën dat het klinkt. Hun vrolijkheid belooft
«Mij vreugd. 0 'k zie zoo graag, dat allen, die mij raken,
«Als God mij zegen schenkt, zich om mij heen vermaken.
«'!lt; Had liefst op dezen dag liet volk die vreugd gegnnd.
«Maar wijslijk spraakt gij: doe niet meerder dan gij kunt.
'20
T)K MORGEN.
»'t Is waar, voor 't dnbbeld feest bezweken licht mijn krachten: »En eigen gaat voor vreemd, t Volk moet tot morgen wachten. !gt;lk laat ook geen van hen van daag ten heilwensch toe;
«Maak allen dit bekend, en zeg, waarom ik t doe.
«Slechts Thomas, als hij quot;t vraagt, mag bij mij binnen komen. »llij heeft ruim veertig jaar het pakhuis waargenomen; »En quot;k acht hem om zijn trouw en ijver als mijn vriend. «Zie wat ik voor hem heb. Hij heeft het wol verdiend. «Een gouden uurwerk met een ketting. Hij zal pronken «.Met zulk oen gift. ons Keest ter heugenis geschonken:
«Bezie het wel, 't is fraai.quot; ».la. vader,quot; spreekt de zoon. «Ik gun liet d' ouden man. Zijn trouw is niet gewoon; «En 'k moet. al is hij knecht, zijn kunde dikwijls prijzen.'
»Zoo moog,quot; zegt vader weêr, «hem dit geschenk bewijzen, «Ku 't hlijke aan ieder een. hoe zijn patroon hem acht.
«Ik heh al de andren ook. doch liefst in geld, bedacht. «Dat komt hun meer le pas, dan pronk, 't Is duur te leven, «'k Hoop morgen bij het maal aan elk zijn deel te geven. «Ook voor hun kindren ligt een klein geschenk gereed.
s'k Ben dankbaar en verheugd, en wil dat elk het weet.
UK OOUHEN BR['11.0FT.
»Maar. vraagt de inoetler nu. »niaar zoon. zeg' me eens hoe velen »L)ie maaltijd, naai- gij denkt, o]) morgen znllen deelen
«Omtrent een veertigtal.quot; is quot;t antwoord, «naai' mijn gis. »Wij hebben negen knechts, lum vrouwen, en gewis «Brengt elk gezin zijn twee- of drietal kindren mede?quot;
»En is uw voorraad ruim genoeg?quot; luidt moeders rede;
sDaar is wat noodig. zoon! die gasten vallen graag.
«Waar wat te smullen valt. brengt elk een leêge maag.
«Ik lieh zoo menigmaal dat volkjen waargenomen:
ui lij 't Zilvren Bruiloftsfeest was haast te kort gekomen.
«Schaf liever dubbeld op. Van quot;t geen er overschiet.
«Sleept elk zijn deel naar liuis.quot;quot; «Ontrust u daarvoor niet.quot; Herneemt de zoon. quot;lis heli berekend, dat de gasten «In t uitzicht op het maal van morgen, heden vasten.
«Gij zoudt te vrede zijn. indien gij alles wist:
«I)och morgen ziet gij 'l /.elf. Maar. moederlief, hoe is 'l «Wacht gij nog iemand vreemds te middag.' nXeen. mijn kindren «Zijn tals genoeg, zoo spreekt ze. «en vreemden /.ouden hindren. ■gt;quot;1 Moet ongedwongen zijn en gul hij zulk een Feest;
quot;(üj komt. zoo als gij straks /.ijl bij elkaar geweest.
DF, MORGEN.
»Dan wacht ik Doctor Bloem, ilie is zoo goefl als eigen:
OKn il ouden Gloeilman. die zicli gister scheen te neigen «Naar vaders heè. hoe zeer die gang hem smarten zal. —
ft.la. Iiij is de eenige die leeft van t vriendental.
Voegt Van der Wonde er Uij. quot;(lat onze üruilof't vierde.
«Zijn lot was niet zoo blijde als quot;I onze. God bestierde Vt Voorzeker tot zijn best, maar quot;t valt den grijzaart zwaar.
i)IIij droeg zijn lieve vronw naar '1 graf, en in één jaar «Ontviel den braven man een drietal wakkre sprniten.
«Nu heeft hij kind noch maag om de oogen hem te sluiten. »11 ij komt op mijn verzoek, daar hij als Bruiloftsgast »Van t eerste en tweede Feest, ook hij het derde past:
iiKn quot;k hoop dat onze vreugd zijn geest wat op zal beuren.'quot;
»Of't voelen wat hij mist zal hein nog meer doen treuren. «Mijn vader.quot; spreekt de zoon. mIocIi 't zij daarmee hoe t zij. «Iets anders, k Zet uw l eest een drietal gasten hij.
■i\Vie raadt gij. moeder?quot; — quot;Zal uw zoon en dochter komen.' Zoo roept ze. nis t waarlijk waar.' k Begon al reeds te scliroomen. nllij heeft het al te druk. die goede Uominé!quot;
dEii brengt het jonge paar mijn achterkleinzoon meè
23
DK GOUDEN BRUILOFT.
Vi'aagt vuder. «Dat is brauf'; dan zijn wij allen samen.
«Zijn zij reeds iti de stad/ ^Misschien dat zij reeds kwamen.quot;
Is t antwoord. »'k wacht lien met de dorpsctiuit. 'k Ga er lieen.
»En haal hen allen hier. — «Laat ons niet lang alleen!quot;
Roept hem zijn moedei- na; en Saartjen drukt haar hroeder
De hand: ))\\ at blijde dag voor vader en voor moeder!quot;
Nu schikt zich de oude man gemaklijk in zijn stoel.
En zoekt in stil gepeins verpoozing van quot;t quot;■ewoel:
En haalt de pronkpijp aan. zoo even versch ontstoken.
En blaast den damp omhoog, eu wekt zich lt;i|i door 't rooken. Hij haalt zich voor don geest den lang verleden tijd.
Den blijden dag. toen hij. door menigeen benijd.
Van Klaartjen 't jawoord kreeg; de vreugde van zijne ouders Bij t huwlijk van hun zoon; de koopzorg op zijn schouders Gelegd, en 't handelshuis vertrouwd aan liem alleen:
Het prachtig Bruiloftsfeest, juist vijftig jaar quot;-eleèu:
De vreugde, die er heerschte, en de opgeheven zangen Bij t rondgaan des bokaals. door zegenwensch vervangen: quot;t Beklijven van dien wensch na d' afloop van het Feest; Den zegen in zijn huis: zijn handelszaken meest
24
FIK MORGEN.
Met goed geluk bekrooml: zijn naam in stand gebleven Hij braaf en dierbaar kroost. Iiem ii|i zijn bee gegeven:
Zijn drempel immer van den schrik des doods verschoond:
Zijn linwlijksliefde door zijn Kiaartjens deugd beloond:
En il echtknooji. beider bei), iloor i deelen van de zorgen. Steeds naauwer toegehaald: de feestvreugd van dees morgen: De liefde van zijn kroost, betoond met woord en daad: De gunst van God, die hem dien zegen smaken laat.
Kn op dees blijden dag nog meerder vreugd doet wachten.
Ken zweem van weemoed mengt zicli soms in die gedachten. Op ilquot; afgelegden weg, boe vol genot en vreugd,
Staat menig voetstap, die van rouw en kommer heugt. De vrienden van zijn jeugd zijn aan zijn zijde ontvallen.
Kens deelden zij zijn heil; nu dekt bet graf hen allen. Op quot;1 Zilvren Bruiloftsfeest was nog een kring bij een:
Die met hem schertste en zong: nu zijn zij allen 1.......
Toen was zijn vader nog. die brave man. in leven.
En wist, doch onbemerkt, aan t leest den toon te geven.
i I ij minde lach en boert, maar mengde er wijsheid in.
En elk zag hem naar t oog. als boofd van t gantscb gezin.
25
hp; nornKN nnni.oiT.
Xii is die irrij/aart ook /ijn iiiimieml kroost onttogen.
Nu is hij zelfquot; liet liootil. nu ziet men hem naar lt;le oogen.
Kn ach! een korte poos dan ligt aan hem ile beurt. Kn quot;t kroost, ilat heden juicht, staat om zijn graf. en treurt. Dan neemt een nieuw geslacht, «lat hij nu aan ziet rijpen.
Zijn plaats: tot dat de dood het als zijn prooi zal grijpen.
Zoo peinst hij voort, en schudt het hoofd, en merkt het niet. Dat de uitgedoofde pijp de onvaste hand ontschiet.
«Maar.quot; denkt hij. en een traan glijdt langs zijn wangen neder, »Maar. wie ik hier verloor, quot;k vind hen daar hoven weder.
nl)nar zijn mijn vrienden, da.ir mijne ouders, en weldrn (i(lk voel quot;t) genaakt het uur. waarin ik tot hen gsi.
ii()od' dank. mijn leven is niet vruchtloos afgeloopen.
n'k Was Christen; k waakte en streed: 'k durf Gods genade hopen. igt;Kn wacht Zijn toekontst. voor den doodsstrijd niet verschrikt. Zoo denkt hij. heft zich uit zijn armstoel op. en hlikt Door 't venster op de gracht, terwijl de zonnestralen I it de onhewcdkte lucht op de overzijde dalen.
Hem streelt hun heldre glans, en quot;t pas ontloken groen.
Terwijl gaat moeder rond. en zoekt wat /.ij kan doen
26
UK MdRCiF.N.
Tdt luister van liet l'V't'st. Noch toekdiiist. noch verleden Ontrust haar. Zo is vervuld van quot;t hlij en woelig lieden, lui drentelt, onvermoeid, lier op den naam van ürnid.
Den hnisganu op en neer. de kaniers in en nil. Al heelt /.ij l huisheleid aan Saartjcn opgedragen.
Toch moet /ij keer op keer wat weten en wat vragen;
I if. GOI-DEX RRfir.OFT.
Of de uitgeschoven iliscli wel in de feestzaal past:
Of't zilver hekier blinkt: of't kostelijk damast Niet geel werd in de kus: of wel de tijd van eten Bepaald is: of de kok zijn imr niet zal vergeten:
Of ieder naar zijn rang aan tafel is geschikt:
Of quot;t bruiloftsglas. niet loof en letters overstrikt.
Gereed staat: of de drukte aan vader niet zal hindren.
Kn of er suikergoed zal wezen voor de kindren.
Het blonde Saartjen hoort die vragen lachend aan.
»Ja.quot; zegt zij. «moederlief, laat mij maar stil begaan.
»Gij hebt mij 't feest betrouwd, en 'k zal me er wel van kwijten: gt;)Maar 'k mag den kostbren tijd met keuvlen niet verslijten.quot;
Ue moeder knikt haar toe. en gaat. en vraagt niet meer.
Maar voegt zich bij haar gade aan 1 raam. en zet zich neèr. »Wat hebben wij een schat,quot; zoo spreekt zij, «aan ons Saartjen. »Zij schikt het gansche feest, en weet het op een hairtjeii. «Hoe alles hoort. Zij tart in 't woelig huisbestuur »De knapste vrouw, en ziet. wat scheef loopt, nimmer zuur. «Als zij geen raad meer weet. dan mag wel ieder zwijgen. «Hij trekt een hoogen prijs, die haar tot vrouw zal krijgen.quot; —
28
rgt;l-; MOHGKN.
»() Mocht ik dat noi;' zien.quot; zojil vader, «voor mijn dood. »En haar. ons joiiü'stc kind. oen braven echtgenoot «In illt;' armen voeren: quot;k zon met mimler zorg verscheiden.quot;'
))Wie weet.quot; valt moeder in. «wie weet het wat wij beiden »Beleven. Ik voor mij. ik heb al iets bespeurd.
«Maar hield het stil. 't Gaat vast. dat onze Doctor kleurt, «Zoo vaak hij Sanrtjen zie): en ze is thands druk aan 't lezen : «Hij leent haar boek op boek.quot; «Hoe. Doctor Hloeml kan quot;t wezen Vraagt de oude man verrast: «Dat had ik nooit gedacht.
«Maar waarom of hij dan met haar te vragen wacht.'
«Neen. moeder, 't kan niet zijn.quot; igt;X11 ja. in vroeger dagen «Waart ge ook de gaauwste niet om mij ten echt te vragen:quot; Zegt moeder. »En wie weet wat onzen Doctor kwelt 1 «Licht zijn wij hem te rijk. F.en schoonzoon zonder geld. -Zoo denkt hij mooglijk. heeft de kans te dikwijls tegen.quot; —
»Dan kent de man mij niet.quot; spreekt vader: «Deugden wegen uRij mij als goud; en wis. den Doctor schat ik hoog.quot;
«Dat weet ik, vaderlief.quot; is 't antwoord. «Dat hij 't oog .gt;0p Saartjen heeft staat vast: en mooglijk mag hij hopen.... ..Maar stil. daar is zij zelf. Kom. Saartjen, spreek eens open.
lil. (iOI'DKN isliru.ol •l'.
■gt;l'.n /('ji' me. nis Diictor lilocm u ten Imwlijk vi'ocp'.
i)(jij couilt lirm tocli frcwis niet ilt'shiill! quot;Kfquot;' iri'lioet»'
Siiaitjen. nM;i;ir w.il viMnir.' Wie 111;iu aiiii /011 iets deiikon nHooiquot; niiicilcr. Wilt licbciii'. quot;k z;11 ii vcrtromviMi sclicnkcn.
«Kii liiunllcn iiiiiir uw ruiiil. Kom! wilt uij met mij 2:1:111: .Zoo kleed ik 11. (quot;t is tijili voor t I'eest 111:1:11 ileftig aan.
Zoo spreekt ze. en ziet noji' rond. terwijl ze een poos moet wac.lite Of iets ontbreekt: maar Bloem wijkt niet uit haar gedacliten.
O
D E. M I D D A G.
I
De feestdisch staat gereed in de opgesierde zaal.
De gasten treden toe; en de eersteling van quot;t maal.
De blanke meirbaars, ligt in 't ziltig nat te stoomen.
Komt vrienden, toeft niet meer.quot; zegt Sanrtjen. «plaats genomen »Het eten wordt reeds kond; quot;t is zonde van de visch.quot;
Xn zet zich 't Bruidspaar neer aan 't midden van den discli; En ieder zoekt zijn plaats, en vindt zijn naam geschreven Op kaartjens. sierlijk met een gouden rand omgeven.
De Tirnigom ziet vernoegd naai' d'een en d'andren kant.
lie gade van zijn zoon zit aan zijn regterhand.
3
OK GOIIDKN ISRUrLOFT.
•M
En heeft den Doctor tot liaar buurman, ilie zijn blikken Naar Saartjens zitplaats wendt, en met haar tafelschikken Slechts half genoegen neemt. — «Naast Doctor, zuster Knop!quot; Spreekt Saartjen: «Houdt u met de kindren nu niet op; «Zit neer. Ik heb er twee, de jongste van de zeven,
«Aan 't einde van den disch bij u hun plaats gegeven. »Zoo hebt gij hen in t oog. - Hoor hoe ons Jansjen praat, «En snapt met kleine Trui. Men ziot haar rond gelaat. «Al zit ze op Vader Cuts, naairvv boven tafel komen. «De kinderstoel is door haar neefjeit ingenomen.
Iik MinruG.
»T)at naast haar lacht en speelt. - Ja, lach maar. kleine guit! »Als achterkleinzoon hebt ge aan 't feestmaal wat vooruit. .»11; plaatste n nevens hem; zoo is hij bij zijn moeder,quot;
Vervolgt zij tot haar nicht. »En nu komt gij, lieer broeder!quot; Dus spreekt zij Groenhof aan. — »'k Zie dat gij van mij houdt,quot; Is 't antwoord: ))'k Zit hier als een pareltj' in bet goud.
Rechts nichtjen Dominé, en links mijn zuster Saartjen.
»Daar hebt gij eer van. kind! Maar 't waar nog beter paartjen »Als Doctor Bloem hier zat.quot; Zoo voegt hij stil er bij: »Zeg. waarom schooft gij hem zoo ver aan de overzij;
aüf geldt het aanzien bij verliefden soms voor praten?quot; —
«Foci. Groenhof, kunt gij dan dat plagen nimmer laten;quot;
quot;Zegt Saartj'. en wendt zich links. «Heb ik niet wel gedaan?quot; Vraagt ze aan den zoon van 't huis. iiTloe staat die plaats u aan, »Vlak over de oudelui? Hier kunt gij 't feest besturen;
))Ik, aan uw regterhand, de tafel overturen,
)iEn zien of iets ontbreekt.quot; »'t Is,quot; zegt hij. snaar mijn zin. ■ilk stel van hier het hest den gullen feestdronk in.
iiKn zal. als gij mij helpt, geen tafelplicht vergeten.quot; —
Zijn oudste uicbtjen Knop is naast hem aangezeten.
35
UK (iOLIDKN ISRUILOKT.
Het petekind iler Bniid. Zijn zoon volgt in de rij. De leeraar van het dorp. Hij heeft aan elke zij Een nichtjen. 't Zusterpaar is onvermoeid in quot;t vragen,
Hoe 't bij de boeren gaat; of steeds zijn vrouw behagen In 't buitenleven schept, en honderd zaken meer.
Nu spreekt hem Klaartjen toe, dan 't gulle Mietjen wéér. En naauw kan hij bescheid op al haar vragen geven.
Een jonger telg van Knop, de vierde van de zeven. Is Mietjens linkerbuur. De vijfde zit er naast.
Beneden aan den disch met Hendrik-broer geplaatst.
De goede Hendrik had niet vruchtloos, zes paar dagen Vooruit, aan tante Saartj' een bede durven wagen;
En in het diepst geheim, zoo vriendlijk ais hij 't mocht,
Naast nichtjen Van der Wonde een plaats op 't feest verzocht. Het eene minnend hart verblijdt zoo gaarn het ander. Dat voelde Saartj', en gaf hun plaatsen naast elkander. Verheugd zit Hendrik neer, en drukt zijn nichtjens hand.
Een leeggebleven stoel staat aan haar linkerkant.
Voor vader Knop bestemd, die, steeds met zijn gedachten In 't actiewerk verward. verzocht had niet te wachten.
HF MTTIDAG.
»Nooil komt liij.'' zegt zijn vrouw, «voor 'f maal is opgedischt.quot;
En Groenhofs gade, die in hein haar buurman mist.
Schudt langzaam't hoofd, en denkt: 't moest heden zoo niet wezen.
« k Heb aan mijn linkerhand voor 't minst geen stof tot vreezen, »Dat ik verlaten word, nu gij die plaats bekleedt.quot;
Zoo spreekt zij Gloedman aan, den grijzaart. die zijn leed En diepen rouw verbergt, maar ach! niet kan vergeten,
Aan quot;t gulle vriendenmaal zijns ondanks aangezeten.
Als oudste gast geplaatst ter rechterzij der Bruid.
Voegt hij den kring aaneen, die om den feestdisch sluit.
De Bruigom wenkt. Men zwijgt. «Vergeten we in het midden »Der vreugd,quot; zoo spreekt hij, «niet, den zegen Gods te bidden. »Vereenen we onze beê. Mijn kleinzoon, ga ons voor.quot;
Elk vouwt de handen saam. en is geheel gehoor.
En volgt des leeraars taal met dichtgelokene oogen.
Hij spreekt met zachte stem. maar plechtig en bewogen-»0 God, o Vader in den hemel, die altijd oVoor Uwe kindren zorgt, en hen ten Vader zijt!
«Tot U rijst onze dank voor d'on verdienden zegen.
«Uien wij, bevoorrecht door Uw milde gunst, verkregen.
37
I)K C.OUIIKN DliUILOlï.
))U dankt liet grijze paar, zoo lang door U gespaard;
»11 dankt lum talrijk kroost, den feestdiscli rondgeschaard; »1j 't vriendschapkweekend hart van die hun vreugde deelen; »U danken we allen. God! Gij hebt de heè van velen «Verhoord, Gij hebt dit huis Uw goedheid steeds betoond; ))De deugd der oudren door der kindren deugd beloond,
»Eii liefde en godsvrucht in hun harten op doen schieten. »Ons oog zij steeds op U, terwijl we Uw gunst genieten.
«Geef dat, gelijk de spijs, die Ge ons zoo ruim beschikt,
«Ons 't brooze lichaam voedt, en voedende ons verkwikt, »'t Besef van Uwe liefde ons hart verkwikke en voede.
»En ons bij 't vol genot voor overdaad behoede;
»En zij het vrolijk Feest, dat ons hier samen bracht,
»Door allen wel gevierd, door allen lang herdacht.quot;
Het vol gemoed belet hem 't Amen uit te spreken.
Doch 't welt uit aller hart. i)e Bruigom knikt, ten teeken Van dank. zijn kleinzoon toe. I)e Bruid stort traan bij traan; Kn niemand waagt een poos, geroerd en aangedaan,
De stilte, die er heerscht, te storen of te staken.
»Komt,quot; zegt de zoon van 't liuis, »nu moog de spijs ons smaken
uk middag.
»n'ii wij in 't vroom gebed Hem loofden, die ze ons schonk.quot; Hij vult het eerst zijr glas ten gullen welkomstdronk. En «welkom, welkom!quot; klinkt, nu 't voorbeeld is gegeven, Den breeden feestdisch rond, dooi' allen aangeheven.
Het blonde Saartjen vraagt, op d'eisch van 'l maal bedacht. Het dungesneden brood, dat op de boter wacht.
Haar nichten schieten toe, en helpen, waar zij mogen. -Het goudgeel boterschaap, dat krenten heeft voor oogen.
Door 's leeraars jonge ga van 't dorp ten disch gebracht Als de eerste lentevrucht, gevoelt weldra de kracht Van 't klievend lemmer in de netgevormde leden.
En spreidt zich onder 't mes op blanke tarwesneden,
En kleeft ze aan 't bruine brood. — »Dat is een welkom gast Zoo spreekt de Bruid. ))die ons zoo vroeg in 't jaar verrast oMet grazig zuivel, daar de Mei op placb te roemen; «Men proeft er quot;t weiland in, en keur van boterbloemen.quot;
Nu tast men naar de spijs, en dient, daar elk zich rept. De blanke baarzen rond, de schotels uitgeschept Met wortels en met loof. Dooi- éénen geest gedreven.
Kiest elk de besten uit, om 't Bruidspaar die te geven.
nr. oonrjF.N nnrii.oKT.
Dan denkt men aan zich-zelf; en lacht, vol ongeduld, Het smaaklijk baarsjen toe, dat in liet water krult. De gasten vallen graag, en schijnen, onder 't eten En 't pluizen van de baars, en stem en spraak vergeten.
Daar treedt de wakkre Knop niet drift de feestzaal in. «Zoo vrienden,quot; is zijn taal. »hebt gij reeds een bequot;'in
9Gemaakt! Dat vreesde ik wel, doch kon liet werk niet staken. »t Was woelig aan de Beurs, en 'k deed geen slechte zaken. quot; 1* Den recht tot vreugd gestemd, en kom nog niet te laat.quot; — Ilij zet zich op de plaats die voor hem openstaat.
hn prevelt zijn gebed, en zonder lang te dralen,
Zoekt hij, zoo goed hij kan, zijn scha weêr in te balen.
HF MTnTIAO.
'quot;Drinkt nu liet glas eens leèg, en |irüeft de muskadel, ))i)ie doorsteekt in den wijn. Hij smaakt bij quot;t vischmaal wel.quot; Zegt Groenhof. »Zuik een dronk kan ons tot vreugde stemmen. «Komt. neemt een teug te meer: bedenkt, de baars wil zwemmen.quot; Men doet zijn dronk bescheid, en prijst den zoeten wijn.
Die quot;t zilte van de baars kan tempren. »Vrolijk zijn «Is de eerste wet van quot;t Feest,quot; vervolgt hij. »en om 't eten «Mag niemand aan den disch zijn spraakzaamheid vergeten.quot; — «.la. zegt zijn zuster Knop. «maar spraakzaamheid vergaat. «Zoo lang de grage maag haar eischen voelen laat.
«Dan wordt het sprekenstijd. als quot;t baarsjen is geplozen.quot;
»Zoo spreekt dan. wie quot;t verlangt, terwijl we een weinig poozen. Zegt Saartjquot;. en wenkt, opdat een tweede dischgerecht De waterzó vervangquot;. Men doet. gelijk zij zegt.
En praat, en lacht, en schertst; de een niet zijn naaste buren In stilte; een ander luid. De Doctor zit te turen Naar Saartj', en mist somwijl, als Groenhof' tot hem spreekt.
liet antwoord op zijn vraag. De schalksche Groenhof wreekt Zich lachend, door van vreemde en ongewone kwalen. Die nimmer kracht van kruid kon heelen. op te halen.
DE ClirilKN lilini.OIT.
Imi lokt (Ion Doctor uit tot vooispvaak van zijn kunst.
De jonge llcmlnk toont /icli dankliaar voor de gunst Door Saartjen hem verleend, en vrijt, en vleit, en fluistert Met Klaartjrn. hem zoo waard, die naar /.ijn vleitaal luistert. Zijn vader stoort hem in /.ijn teedren minnekout.
Kn spreekt hem van den koers der fondsen, en ontvouwt Hem in het lang en hreed. hoe de onverwachte tijding De Kussen stijgen deed. tot spijt en tot verblijding Van velen, die hun geld aan d'ongewissen loop Der tijden waagden, en zich streelden met de hoop \ an winst. Hij voegt er hij, hoeveel hij heeft gewonnen. Als de uitslag van een plan. dat hairlijn uitgesponnen. Het blind geluk beschaamt, en 't kloek verstand bekroont.
De jonge leeraar prijst het land. door hem bewoond. En 't afgelegen dorp, zijn standplaats, waar de zeden Nog min bedorven zijn, dan in 't gewoel der steden. Hij roemt de goede trouw, de rondheid van gemoed Des wakkren dorpelings, in wat hij denkt en doet; De vroomheid van zijn hart, van twijlling vrij gebleven. Die hem het Woord van God in eenvoud doet beleven.
uk Minri.u;,
Hij zegt, lioo hij dooi' elk bemind wordt ea geacht,
En hoe hij op zijn werk den zegen Gods verwacht.
Dat doet het Bruidspaar goed. quot;t is onvermoeid in 't hooren. Wanneer hun kleinzoon spreekt, en kan zijn vreugd niet smoren. »Zie.quot; zegt de grijzaart, »zie, dat acht ik meer dan goud, «Uat door mijn naamgenoot de Kerk wordt opgebouwd.
s'k Lees trouw de Boekzaal na, en moeder kan 't vertellen.
»Met wat een vreugd illt; daar mijn eigen naam zie spellen.
«Reeds driemaal staat die naam op 't zestal, en misschien «Zal ik hem binnen kort op 't drietal prijken zien »Van mijn geboortestad.quot; — «Mocht hem 't beroep eens gelden,quot; Zoo valt de Bruid nu in, »mijn vreugd waar' niet te melden.
oAls ik mijn kleinzoon hier mogt hooren, en zijn licht «Verspreiden zien in quot;t rond, dan wierd ik eerst gesticht.
nr. r.oi tif.x brt'it.oft.
«Ja, doet soms de oude dag in 't kerkgaan ons vertragen; »A1 was ik stijf en stram, 'k tiet naar de kerk mij dragen.quot;
Ook de oude Gloedman deelt in 't hartlijk dischgesprek.
Waar luide vreugde heerscht, daar zwijgt hij: maar die trek Van moederlijke drift ontlokt zijn strakke wangen Een glimlach. «Grijze Bruid, ik deel in uw verlangen.quot; Zoo spreekt hij: «'t Vroom gemoed uws kleinzoons schat ik hoo »En 'k weet nog, hoe zijn taal mij 't nokkend hart bewoog, «Toen hij. de laatste reis, den kansel opgestegen.
«Een stichtlijk troostwoord sprak. Dat woord was mij ten zegen.quot;
De jonge leeraar weert die lofspraak af, maar mengt Op nieuw een troostwoord in 't gesprek, dat hij verlengt.
Aan de andre zij der zaal verheffen. moè van 't wachten, De kindren luid hun stem. hoe ook de moeders trachtten Dien kreet te stillen. Zij vermanen zoet en zacht.
En wijzen naar de spijs, die reeds wordt opgebracht.
Het oog der gasten volgt de schotels, die zich schikken In afgemeten rij. Bij voorraad gaan hun blikken Aan 't lekker maal te gast. De wasemende geur Belooft den smaak genot. Elk heeft hier kust en keur
4
MiKHAc;
De bruiloftstafel prijkt met de uit^ezoclitste spijzen;
En allen stemmen saam om Saarljens zorg te prijzen.
Wie met een grage maag, aan mannenkost gewoon,
Zich vlijden aan den disch, hun staat de kans hier schoon. De bruingebraden harst steekt hen het meest in de oogen. Of de opgesierde ham. veelkleurig overtogen Met lijmig beendernat, gestold tot lillend glas.
üe malsche lamsbout komt voor andren recht van pas.
IHe 't sterkgekruide vleesch en 't prikklend zuur beminnen. Ook wenecht er menigeen quot;t Hredaasch geschenk te ontginnen, Den stevigen kapoen, waarom de garnaal zwemt.
Het blanke kieken schijnt door Saartjens zorg bestemd Voor 't grijze Bruiloftspaar, wiens tandelooze kaken De scherpgezouten ham en 't krachtig rundbraad wraken; Of voor de kindren. wien. op grootvaars feest te gast. Het teeder hoendervleesch als lekkernij verrast.
Een deftige pastei, die in haar holle wanden 't Gekruide veldhoen bergt, doet Groenhof watertanden:
En de opgetooide paauw, die in zijn veèren pronkt.
Wordt als een vreemd gerecht bekeken en belonkt.
in (lorni-.N p.nru.oiT.
Ook mist irien aan tien disch geen toespijs, wel gekozen;
Al ligt de moestuin braak, in quot;t bar saisoen bevrozen,
En naauw door 't lentevnur gekoesterd. Saartjen geeft
Wat menig hovenier den grond ontwoekerd heeft
Door 't pas ontkiemend groen met stovend glas te dekken:
En 't vroege hofgewas weet elk tot lof te wekken.
De Britsche podding vult, van trosro/.ijnen zwart
En krenten. mede een plaats op 't Hollandsch feest, en tart
De uitheemsche kookkunst, wie zij naam en roem moet danken.
Het velerlei gebak. dat menig gast doet wanken
In keus van lekkernij, bezet den disch, en kampt
Met puik van zoetigheid, daar quot;t kinderoog op vlamt.
Het blonde Saartjen spreekt: «Laat niemand zich vergissen: ))'k Heb grof en lijn gebraad te zamen op doen disschen. ))Gij krijgt slechts één gerecht. Ik weet wel: t hoort zoo niet: ))Maar 't is met overleg van de oudelui geschied,
»Wie 't lange taallen licht zou hindren; en ik reken, «Gij neemt het zoo voor lief, al mocht er iets ontbreken. —
»Gij hebt er eer van.quot; zegt haar broeder. »Hoofsche praal «Schenkt de echte vreugde niet, maar gulheid kruidt liet maal.
UK MIDPACi,
»En waarlijk op dees disch is de orde niet vergeten.quot; —
»Zoo dient de spijzen voor, en schikken we ons tot eten,quot; Is Saartjens antwoord; en haar broeder is bereid,
En spoort de gasten aan, en regelt met beleid Naar eiscli der tafelwet den rang der lioofdgereciiten.
Wat voedzaamst is, gaat voor. Gebruik en smaak beslechten Wat volgen moet, en quot;t lijnst bewaart men voor het laatst. Elk dient den schotel voor, die bij hem is geplaatst.
De een deelt de ham bij breede en dungeschaafde sneden. Een ander toont zich vlug en handig in quot;t ontleden
UK (iOUDKN IIIM ILOI'T.
Van kieken en kapoen. Van (Iroentiof valt de paauw,
't Gepluiinrte dier, te beurt, en brengt hem heel in quot;l naauw. Hij vraagt des Doctors hulp met woorden en met wenken. »De ontleedkunst is uw vak. ik houd mij liefst bij 't schenken.quot; Zoo spreekt hij, wacht niet meer, maar schuift, gerust te moè, Den schotel, die hem kwelt, zijn overbuurman toe.
Dees glimlacht en voldoet beleefd aan zijn begeeren.
Hij maakt den vogel los van de aangehechte veêren.
En weet hem naar de kunst te snijden, en ontfangt Van Saartjens vriendlijk oog den dank, dien hij verlangt.
Maar Groenhof noopt een elk zijn lekkren wijn te proeven Van 't uitgezochtste merk, en noemt den naam der hoeven En heuvels, waar de druif gestooft is en gerijpt.
Men proeft en prijst den wijn, en schenkt in quot;t rond, en grijpt De glazen, om elkaar het welzijn toe te drinken.
De vreugde rijst en ruischt bij 't rammelen en klinken Van glas en bord. 't Gesprek wordt luider. Ieder wet Zijn geest tot scherts en boert. De een geeft een schalkschen zet Aan d'ander. Hij. wien 't geldt, weet troef weerom te spelen. Of redt zich, door een klucht of kwinkslag meè te deelen.
di-; MiriDACi.
49
Of kraamt zijn potsen uit. en speelt met klank en -woorii. Men lacht om de aardigheid, al is zij meer gehoord:
liet gunstig oogenblik geeft nieuwheid aan 't bekende.
Zoo schakelt zich 't gesprek aan een. en heeft geen ende. Zoo lang liet feestmaal duurt. — De grijze Gloedman vlijt Er soms een woordtjen in. en praat van d'ouden tijd.
4
O PK GOI'nKN BRl'II.OFT.
F,n 's Rmigoms vrijerij, en hoe hij 't naauw dorst wagen. De Bruid, een preutsche schoone, om hart en hand te vragen. »'t Was op een Zatnrdag,quot; zoo spreekt hij, »'t heugt mij wel, »D;it ik een einde maakte aan zijn verliefd gekwel.
»lk stemde een sleêvaart op. Het water lag bevroren.
»Mijn speelnoot was de Bruid. Daar deed hij van zich hooren, ))En nam zijn kans waar, toen wij. na den guren tocht, «Ons warmden in de tent. Hij praatte fraai, maar mocht »Het fiere hart dei' Bruid zoo spoedig niet verzachten.
)gt;Zij heeft hem weken lang naar 't jawoord laten wachten. »Ook heugt hun Bruiloft mij als gister; maar dat feest «Wekt bij 't heidenken steeds ontroering in mijn geest:
«Daar zag ik voor het eerst mijn langbetreurde gade,quot; Een traan welt in zijn oog. Hij zucht, en zwijgt. Te spade Bespeurt de zoon van 't huis. die Gloedman had gelokt Ter deeling in 't gesprek, hoe 't hem den boezem schokt. Nu zoekt hij ongemerkt den grijzaart af te leiden Van't denkbeeld dat hem grieft. «Kom.quot; zegt hij, «waarom bei( »quot;Wij langer bij een feest, dat u alleen slechts heugt. «Herdenken wij veeleer de Zilvren Bruiloflsvreugd.
ni: MInDAG.
quot;Igt;aai- waren wij te saam: en 'k kan er meè van praten. »[k weet nog. lioe we, als nu. dicht bij elkander zaten. »En schertsten op liet leest, dat vrolijk werd gevierd:
«Maar Saartjen was er niet. die thands den disch bestiert. »1 lengt ii nog. hoe ze al vroeg, aan moeders zij' gezeten. »(Zij was toen drie jaar oud) in slaap viel onder quot;t eten: quot;En hoe ze aan vader, om haar vaakrigheid gestoord, «lieloofde op 't (ionden l eest te waken.' Zij houdt woord.quot; liet blonde Saartjen lacht, en allen die hem hooren,
Maar Gloedman zucht en zwijgt, in droef gepeins verloren.
quot;t .Maal gaat intusschen voort, en menig lekkre heet Houdt de eetlust aan den gang. Geen di-chgenoot vergeet De taart te prijzen vol gesuikerde ingewanden.
Men zendt gehak en zoet. de roomvla, bruin van 't branden, hen tulliand. blank van deeg. de bruiloftstafel rond, En kweemoes. klaar als glas dat wegsmelt in den mond.
Dat smaakt den kindren recht. Zij juichen, en verblijen Zich in den overvloed van zoo veel lekkernijen.
En vragen immer meer, al zijn zij ruim verzaad.
Hun moeder weigert; maar AVat zoet is kan geen kwaad,quot;
UK GOUDEN HRUILUFT.
Zegt keer op keer de Bruid: «het eten doet hen groeien. »'t Keest moet hen heug'en: en met loopen en met stoeien «Komt alles weèr te recht. Neme elk zoo veel hem lust.quot;
Nu geeft de moeder toe, haars ondanks, ongerust Voor de uitkomst, en ziet rond, en tolt, door zorg gedreven, De schotels, op den discli nog ongerept gebleven.
De laatste is aan de beurt. — Het blonde Saartjen vraagt üf iemand nog iets wenscht? — Men weigert. — Man en maagd Staan op haar wenk gereed, en draven op en neder.
En dragen schotels weg, en brengen schotels weder;
En Saartjen wenkt en wijst, eer zich hun drift vergiss'. En 't sierlijk nagerecht prijkt op den Bruitoftsdisch.
•O
UK M IIIDAG,
De gasten zijn verbaasd. Hun rondgeslagen blikken Zien 't jaargetij beschaamd door Saartjens tafelschikken: En, schoon de lentezon de bloesems naauw ontsluit.
Toch mist men op liet feest geen overvloed van fruit. De gladde pippeling, die 't herfstsaisoen deed garen. Kon Saartjens zorg voor koude en vroeg bederf bewaren. Haar gouden schil steekt af bij 't bonte spruit koolblad. Waarin zij zich verschuilt. Een andre schaal bevat Den Sinaas-appel. vrucht van immer groene boomen. Met vaders eigen schip uit Portugal gekomen.
De blaauwe druiventros, bedekt met teeder waas. Du perzik, zacht van blos, vervullen mede een plaats. En 't steeklig kroongewas, de geurige ananassen.
Door kunstvuur rijpgestoofd in dichtgesloten kassen. Ook mangelt de aardbei niet. De tuinman deed zijn best. Op kleiner schalen wordt de vrucht van Oost en West, (Doorsuikerd kruidooft) vijg en pruimedant gevonden. En keur van zoetigheid, met geestig schrift omwonden. In vazen van kristal gloeit de ingelegde vrucht, In 't geestrijk vocht bewaard, van Frankrijks zuiderlucht
UK fidl hl-N liKUILOFT.
Doortinteld. Zoete vla, tot killig ijs bevrozen,
Smelt weg in 't warm vertrek, en noopt niet lang te poozen.
Maar 't midden van den discli trekt aller gasten oog. Een üruiloftstempel heft zich statig naar omhoog.
Voor 't plechtig feest gebouwd tloor suikerbakkershanden.
Men ziet de voorloopvlam op 't sierlijk outer branden.
De Handel staat er bij, en brengt den overvloed
In volle horens aan. en stort hen aan den voet
Van 't Bruidspaar ledig, op een stoel van goud gezeten.
(Jod Hymen kroont hun hoofd, en torscht een gulden keten
TIF, Mil tl'AG.
\au vijftig schalmen, juist geteld. Een breede schaar Van kindren vormt een kring, en ollerl i»]i quot;t altaar.
De Faam schijnt naauw den voet op 't tempeldak te zetten. Als wou zij 't heuchlijk nieuws de wereld rondtrompetten; En op de witte vlag. die van haar speeltuig zwiert.
Vermeldt dit kreupel rijm. wat feestvreugd wordt gevierd: «Ter eer van quot;t Gouden heest van Vader Van der Woude, ïi Die vijftig jaar geleêu zijn waardige ega trouwde.quot;
Men juicht den bouwheer toe van 't kunststuk, en bewijst Zijn smaak en vinding eer; en toont elkaar, en prijst Do nette beeldtjens hoog, die in den tempel schuilen. En t kapiteel van kalk en bordpapieren zuilen.
Den kindren bovenal staat zulk een bouwtrant aan.
Eerst gluren zij van venquot;, maar wagen quot;t op te staan, En komen nader bij. en kijken. Een der knapen.
Zit reeds op grootvaars knie den tempel aan (e gapen, En vraagt den ouden man. wat ieder beeld beduidt:
En willig legt hij quot;l kind den ganschen toestel uit.
Nu wil de zoon van 't huis de plechtigheid gedenken. En vraagt den feestbokaal. «Laat mij dien beker schenken:
in; (lonn-.N unriLOFT.
Zegt Groenhof: «Zulk een dronk eischt wijn van beter soort.quot; Hij reikt liet kostbaar glas. gevuld tot aan den boord,
Zijn zwager toe. Dees spreekt: en wie nog praat ot' lluistert. Zwijgt stil, en wenkt tot stilte, en heel de feestdisch luistert.
»Mijne ouders,quot; is zijn taal: »Gij weet hoe mijn gemoed »Steeds dankbaar heeft geklopt voor 't onverdelgbaar goed,
»lJat mij uw liefde schonk; hoe mijn gedurig streven
^Geweest is, u tot vreugd, uw deugden na te leven.
gt;iGii weet het. Maar gedoogt dat ik dit uur erken,
»Nu heel quot;t gezin mij hoort, hoe alles, wat ik ben,
■»Uw werk is. Waar mijn voet ooit struiklen mocht of wanken
■«Het opstaan heb ik u. uw liefde, uw raad, te danken.
UK MlllllAO.
i)Lquot;w voorbeeld was mijn gids. Uw godsvrucht wees me op God. »üij deedt me in huislijk heil des levens hoogst genot «Waarderen, en den schijn der wereldvreugd verzaken.
v)Gij deedt mijn boezem vroeg voor deugd en godsdienst blaken. •»Godquot; lof', dat gij dit feest zoo vrolijk, zoo gezond.
sMoogt vieren: dat dit woord, met ongeveinsden mond «Gesproken, n het oor mag treilen; dat uwe oogen «Den uitslag van uw werk op aarde aanschouwen mogen, «quot;k Ben vader: 'k weet als gij. hoe in der kindrcn deugd «Het hart van oudren juicht: en hoe de smart of vreugd «Van quot;i leven hangt aan hen, die uit ons zijn geboren.
«Mijne ouders, ging voor mij uw voorbeeld niet verloren, »Het blijvquot; ten zegen van 't gezin, dat u omgeeft.
«Verheugt u, jaren nog. in aller deugd. Iteleeft «Aan allen, allen, vreugd. En moet ge ons eens begeven. quot;Zoo moge uw blik gerust op al uw telgen zweven.
«Mijn vrienden, kindren, die mij hoort! vergeet, vergeet quot;Het nimmer, hoe dit Keest ons vrolijk juichen deed.
»l!elooft met mij. en moog' quot;t beloofde steeds beklijven. «Den stam, waaruit gij sproot, door deugden waard te blijven.
57
58 T)r. GOi riKN BRnr.oFT.
»Mijne ouders, hoort ons turn. Mijn tong spreekt aller taal; »Kn bij «lat plechtig woord drink ik den feestbokaal.'
Hij wischt zijne oogen af. en zet den beker neder.
Kn treedt naar l Bruidspaar toe: omhelst zijn moeder teeder. Kn drukt zijns vaders hand. quot;t Geroerde Feestgezin /en't Amen op zijn woord. Nu schenkt hij quot;t glas weèr in: quot;t Gaat hij de mannen rond. Naar de ouderlijke zeden l.eêgt elk het tot den boom. De een stort zijn wensch en beden Tn weinig woorden uit. Een ander maakt het lang Kn sierlijk, breed van stijl. Aan Gloedman valt het bang, Al deelt zijn hart in quot;t feest, zijn heilheè uit te spreken: Een handdruk en een kus zijn hem ten vriendscha|isteeken. De Doctor op zijn beurt toont hartlijk zich verheugd Om quot;t heil van quot;t Feestgezin; en wenscht in aller vreugd Als huisgenoot en vriend nog lang te mogen deelen.
Zijn oog zoekt Saartjens oog, en wil zich aanbevelen In hare vriendschap: maar haar blik ontwijkt zijn blik: De schalksche Groenhof lacht, en zoekt dooi' wenk en knik Zijn zuster, die vast bloost, tot weèrgroet aan te manen. Des leeraars korte wensch staal menig oog op tranen.
OF. MimjAG.
En quot;t iiruidspaar bovenal voelt, nu hun lielUng spiSeblvt, Hoe 't opgewelde vocht hun langs de wangen leekt.
Maar Hendrik heelt zijn wensrh in maat en rijm gewrongen: Kn. is quot;t van Tollens niet. het is hem nagezongen.
Kn zwier en wending is zijn hartig lied ontvreemd. De Keestdisch is verrukt, die 't thands zoo naauw niet neemt Met kunst en regel, maar op 't hart ziet. Aan quot;t verlangen Hes dichters wordt voldaan door lofspraak op zijn zangen.
In quot;t eind heeft ieder gast zijn wenschen uitgestort. Nu wenkt de Bruigom, en de Iiruiloftsbeker wordt Hem toegereikt. Hij vult (te veel zou licht hem schaden) Het glas tot op de helft en spreekt: ^Niet vruchtloos baden «Uwe ouders, dierbaar kroost, (iods weldaan op u af.
'ollij was 't, die aan ons huis den besten zegen gaf:
igt;Deu zegen, daar de deugd en godsvrucht slechts in deelen. 'quot;Hein danken wij dit uur. en 't heil ons boven velen «Vergund. L'w liefde eu deugd verdubblen ons 't genot.
«Mijn kindren. Neemt mijn dank voor alles wat gij tot «Ons beider vreugde deedt. (leniel op al uw wegen.
«Tot loon van zoo veel zorg, Gods hesten vaderzegen;
nr. lioniKN iinni.niT.
»Kn loopt ons pad ten eind. vergeet Gods goedheid niet,
gt;il)ie ons met al ons kroost zoo lang te samen liet.
»l'. Gloedman, danken we ook, dat irij hier zijt verschenen:
»Ras zal een ander feest daar boven ons vereenen:
■«Meer opgeruimd van zin herziet go ons daar. Kn gij,
iiMijn arts, die in Gods hand hel middel waart, dat mij
»Van d'oever van den dood terugriep, en mijn dagen
»Verlengde voor dit feest: de zorg voor mij gedragen
rtlieloone u God. Gij zijt de vriend van mijn geslacht.
quot;Straks wordt door allen n de feestdronk toegebracht.
«hat geldt!quot; zegt Groenhof, en reeds heeft hij 't glas geheven,
Kn quot;t klinkt de tafel rond: «Lang moet de Doctor leven!quot;
Het blonde Saartjen stemt, maar blozend, in dien dronk:
Kn Doctor Bloem bloost meê. Hem is do dankbre lonk
Van Saartjen niet ontsnapt; en. zonder veel te spreken.
Doet hij den dronk bescheid, en dankt voor't vriendschapsteeken.
Maar de oude man gaat voort: ))\Vij wenschen dat dit I-eest igt;NTog lang in heuchnis blijv', en bij de kindren 't meest: «Wij volgen 't oud gebruik, en willen elk iets schenken,
»Waarbij ge in latei- tijd does Bruiloft kunt gedenken.quot;
uk MinnACi.
Nu ligt hij 't deksel van een hollen schotel af',
lgt;ie aan 't nieuwsgierig oog reeds stof'vot gissing gaf'.
En zendt ilien, zwaar van kleine en netgedraaide doozen,
Bij al de gasten rond. ■- :»l)ie gift is wel gekozen!quot;
Zoo roept de zoon van 't linis. die 't eerst zijn deel erlangt, En 't doosjen openschroeft. Kik dischgenoot onlf'angt Ken gouden mnnt. tol eer van 't Bruiloftsfeest geslagen.
Dees inijst, bij dit geschenk, den stijl van vroeger dagen.
Daar 't Bruidspaar zich aan houdt. Die draait den penning om. Kn roemt den stempel hoog, en ziet hem van rondom.
En leest het opschrift na, dat moeder Knop laat spellen Door 't jongste van haar kroost. De kinderen vertellen Klkaar. hoe 't gouden stnk den ilag en 't jaartal meldt.
Knop weegt het op de hand, en schat zijn waarde in geld: Kn 't Bruidspaar leest verheugd, op aller gasten wezen. Den dank voor 't mild geschenk, uit éénen mond geprezen.
Intusschen bleef de disch niet ongenoten staan.
De schalen gingen rond. de borden af en aan.
Het ijs deed menig gast, op eens van kou bevangen,
De tanden rillen, en een beker wijn verlangen,
(il
Die la.uiw scheen op Je tong. Hot uitgelezen fruit
Lokte in liet vroeg saisoen iler gasten lofspraak uit:
De nialsche perzik die van 't ISruidspaar: en 't vermaakte
De Bruid, dat de ananas de kinders lekker smaakte,
Een vrucht. Imn tongen vreemd. Het suikergoed ontstak
Door 't aangehechte schrift de lust tot scherts. Men brak
De kalken schalen door. oni geestig rijm te vinden
Als kern van 't kunstig ooft. De vreugd der Hrniloftsvrinden
Neemt toe. Reeds is de pi.jp. naar vaderlandschen trant.
Den mannen rondgediend, 't \ uur gaat van hand tot hand.
De rookkolom stijgt op. met wellust uitgeblazen.
De vreugdegalm stijgt meê. De wijn schuimt in de glazen.
't Gewoel van 't feest, 't getier, 't gelach, 't gepraat, 't gesnap
Groeit aan. Op Groenhofs last wordt nu het gloeiend sap
Der Portugesche druif de tafel rondgeschonken,
Kn Spanjes wijngaardteelt. waar zuider-zonnevonken
In spelen. Saartjen dient, gereed op moeders vraag.
Den gemberwortel voor. die goed doet in de maag.
Dat smaakt de Bruid. Zij noopt den Bruigom toe te tasten.
De Doctor raadt het af. «Laat dat voor andre gasten,quot;
6'2
I)]-; MtllliAC,
Zoo spreekt hij; »'t Mocht uw borst soms schaden, en de kuch____quot;
De Hrnigom dankt zijn arts, en trekt de hand terug.
Hij wil tie vreugd van 't feest aan 't kort genot niet wagen. De Doctor zelf, en wie de prikkling kan verdragen Vaji 't heete zoet, tast toe, verwarmt de maag. en eet \ an 't lekkre nagerecht den laatsten lekkren heet.
Op eens noemt Knop tiet woord, die lang reeds had gefluisterd
Met Klaartj' en ...... zijn zoon. «Stil vrienden,quot; zegt hij. «luistert
»Een poos naar mij. Ik heb een tijding van belang.'quot;
quot;Dat raakt de fondsen weer.'' roept Groenhof, ^ga uw gang.quot; Maar Knop spreekt voort; quot;Neen broer, het raakt thands andre zaken, «Waarvan gij niets vermoedt. Maar wil u vaardig maken Ten feestdronk, 't Blijde nieuws, daar ik u meê verras.
«Verdient een ruimen teug. Een ieder vuil' zijn glas.
«Kn drinke op 't welzijn van 't aanstaande jeugdig paartjen; «Mijn Hendrik en zijn nicht. Rroèr Van der Woude's Klaartjen.quot;
De gasten zijn verrast, en zien den spreker aan En 't jonge paar, dat bloost en de oogen neer blijft slaan; En houden 't glas gereed, maar wachten, eer zij 't leègen. hen wenk des lïruigoms af. «Versta ik hom ter degen?quot;
DE GOUDEN I Ui I'll.O IT.
Zoo vraiigl ile grijzaart: en de liruid zegt. half gestoord:
»Ging dat zoo buiten ons.'quot; — Xu neemt de zoon liet woord, Kn spreekt zijne ouders aan: ))'t is waar. wat Kno|i u meldde:
vroeg u om geen raad. mijne ouders! ik vertelde »U niets: '( klinkt zeker vreemd: maar 'k wist op goeden grond. »JJat gij met hart en ziel in Klaartjens echtverbond flZondt stemmen, 'k (iiuide aan Knop. al scheen het min te passen. »l)e vreugd om u op t feest zoo treffend te verrassen.
«Zijn doel is wel bereikt. Kn. waartoe meer gezegd.'
«Het jonge paar verwacht uw zegen op hun echt.quot;
Hij wenkt, en Hendrik rijst, en Klaartjen grijpt verlegen Zijn hand. liet schijnt als lood haar op het hart te wegen. Zij volgt hem weillend. maar hij trekt het meisjen voort. Kn spreekt haar moed in quot;t lijf door menig minzaam woord. Kn klemt haar aan zijn borst, als zou hij haar beschermen. Kn leidt haar. stap voor stap, de grijze üriüd in de armen. De Bruigom drukt zijn hand. üe stroeve rimpel wijkt,
Dien 't onverwacht bericht deed fronsen. Vriendlijk kijkt De Bruid haar petekind in de oogen; en de zegen Van't liruidspaar kroont hunecht. Niets houdt de vreugd meer tegen.
PK MIDDAG. 65
Die schaatrend opwaarts stijgt: en 't uitgerekt hoezee Wenscht Klaartj' 6n Hendrik heil. Hunne ouders juichen meê, Ln kussen, elk om strijd, hnn kindren. Klaartjens moeder Omhelst haar telg, die zij zal missen: en haar broeder,
De leeraar, roept haar voe: «Geniet in uwe trouw «Niet minder heil dan ik!quot; en ziet zijn jonge vrouw Met dankhre blikken aan. Ook (iroenhof laat zich hooren: gt;Ken Gouden lii-uilot'tsdag zij aan uw echt beschoren,
»Een feest, zoo blijde als dit!quot; zoo roept hij vrolijk uit.
De Doctor zit en zwijgt bij al dit vreugdgeluid.
Hij denkt aan Saartj' alleen, en zou, dorst hij slechts spreken, /00 gaarn, in Hendriks plaats, van 't Bruidspaar zeu'en smeeken. Zijn aanzicht bloost en bleekt; en 't zwijgen valt hem bang:
Maar t talrijk Feestgezin houdt nog zijn tong in dwang. Nu schuift hij met zijn stoel: dan zegt'hij, met zijne oogen Naar Saartjen heen gewend, wat woorden hier niet mogen. En smeekt van Saartjens blik den moed 0111 overluid Te zeggen wat hij wenscht. Maar de erusl van Saartjen stuit Zijn opzet. Klopt haar 't hart, zij houdt zich koel en statin', Kn spreekt, opdat ze in eens de drift des Doctors matiir'.
5
I)K GOUDEN URU1LOI-T.
Haar zwager Ciroenhot' aan: «Kom, broeder, aan den disch
«.Moet ook gezongen zijn. Hef aan. Gij kent gewis
»Een lied, dat voegt i)ij 't Keest.quot; — ))(iij vraagt al rare dingen,quot;
Zegt Groenhof: »1 leste meid. gij weet, ik kan niet zingen.
»Dan psalmen in de kerk: doch. heft gij allen aan,
»Zoo doel ik in de vreugd. Gij hebt slechts voor te gaan;
«Maar liefst een drinklied.quot; » Wel quot;1 moog' van de vriendschap wezen,quot;
Zoo valt de Bruigom in: »Dat zong men lang voor dezen.quot; — Straks heft de Feestdisch aan. daar elk zich vaardig toont. Rn Paters lied : Hoe znet ut 't (Uuir de vriemlsrluip woont!
Galmt door de ruime zaal. Het lied is uitgezongen. De beker is geleegd. De vreugd zweeft op de tongen. Men zoekt, wat lied nu 't best 't gezongen lied vervangt. Maar 't blonde Saartjen ziet hoe quot;l Bruidspaar rust verlangt,
PK MIDDAG.
En stoot liaar broeder aan: «Daar is een tijd van scheiden; «Laat ons de gasten nu naar 't voorvertrek geleiden,
«Waar reeds de koflijvaas gereed staat.quot; —• «'k Ben bereid,quot; Is 't antwoord: «Vrienden, komt; een glas van dankbaarheid «Aan 't Bruidspaar, dat dees dag, die allen lang zal heugen, «Ons zoo veel vreugde schonk. Komt, met de luatste teugen «Gedronken up het heil van Bruigom en van Bruid!quot; —
Men drinkt de glazen leeg. en klopt de pijpen uit.
De jonge leeraar spreekt voor 't goede, hier genoten. Een stichtlijk woord tot dank: en 't feestmaal wordt besloten.
67
DE AVOND.
De klok shuil zeven, liij ile gulle tafelvreugd.
Vloog, sik.'I en onbeiiiei'kt. voor oudenloiu en Jeugd. De voorjaarsdag ten eind. De vensterluiken sluiten. Xu 't helder waslicht brandt, den avondschemer buiten.
De Bruigom wenschte rust na 't langgerekte maal. Eu zonderde zich af. bij 't scheiden uit de zaal:
De llruid was hem gevolgd, die. schoon zij liefst bleef praten Te midden van 't gezin, hem niet alleen wou laten.
Al de andre vrienden zijn in quot;1 voorvertrek bijeen.
En zetten zich ter neêr, of staan om Saartjen heen.
UK GOUUKN BRUILOFT.
Die. naar den cisch van 't feest (haar zorg heeft niets vergeten), Met Meccaas geurig vocht haar gasten toeft na quot;t eten.
Zij dient de kojijens rond. «Zeg. is het naar uw smaak?quot;
Vraagt zij haar zuster Knop; let, ijvrig in haar taak.
Op allen, reikt aan d' een de suiker: vraagt den ander.
»Wat kiest gij, melk of room? Hier staat liet liij elkander. «Kom. Klaartjen. reik dien kop aan vader Gloedman aan. «Kn lilijf. dus fluistort zij. «niet steeds bij Hendrik staan: »Gij moet de vrijerij niet al te druk heginnen.quot;
Doch slil! daar ti'eedt de Bruid op eens de kamer hinnen.
72
DE AVOND.
En lacht haar kintlren too. »'k Kom doelen in uw vreugd,quot; Zoo spreekt zij: »Vader slaapt. Wat was de man verheugd, «Dat alles aan den discli zoo wel is afgeloopen!
»llij voelde zich vermoeid, maar hield toch de oogen open. »Dlk wil niet slapen, neen;quot; (zoo sprak hij), )yt is te laat.quot; «Maar naauwiijks zat hij neêr (ik weet wel hoe het gaat),
»Daar knikte hij. en zweeg, en sluimerde in. Ik wachtte
»En sprak een poos geen woord. Toen stond ik op, en trachtte,
«Zijn stool langs, onbemerkt. lt;le kamer uit te gaan.
«Dat lukte best: do deur was open blijven staan.
«Hij bleef in rust. Ik zit weêr naast hein bij 't ontwaken.
»Hoe stelt igt;ij 't allen hier? Kost gij n wel vermaken
73
1IK UOllliKN BKUll.OKT.
»Aun t maal ? 't Was .Saartjcns werk. Wat was /.ij (ip liaar dreef! «Ik weet niet. dat er iets te wensclien overMeef.
Zed keuvelt /.ij. en zet zich eindlijk neèr. en zamelt De kindren om haar schoot. Haar achterkleinzoon stamelt In naauwverstaanbre taal den naam van Ootemoe.
En reikt van moeders arm haar bei zijn handtjens toe.
Zij neemt het jongsken aan. en kust het op de wangen. En hotst het op haar knie. en neuriet de oude zangen, Die ze eertijds aan de wieg van 's knaapjens grootvaar zong.
De kleine hupt en springt, en kraait, hij eiken sprong. Zijn vreugde luidkeels uit. en doet wel twintigmalen Haar 't uitgezongen lied met nieuw vermaak herhalen.
I IK A VOX 11.
«Kom,quot; zegt zijn nioediT im. «goof mij den kleine weèi'; «Hij maakt .het al te ili'ok.quot; - »Eerst nog een enklen keer «Gezongen!quot; spreekt ile Urniil: »'k Kan quot;t lieden wel verdragen. »lk voel mij jong op nieuw, ik heb niet alle dagen «Mijn achterkleinzoon hier. Kom, jongen, wees maar hlij.quot; Zij heft weêr vrolijk aan, en 't knaa|ijen lacht er hij.
En dartelt op haar schoot: maar eindlijk reikt zij 't over. Het jongsken plooit de lip tot schreien, dwingt al grover. En vangt met krijten aan. om 't huigen van zijn wil.
De moeder dreigt het met den vinger: en 't is* stil.
Maar de andre kleinen staan nog om de Bruid te praten. En noemen quot;t lekkers op. dat ze aan den feestdisch aten. En spreken van 't gehouw, dat op de tafel stond.
En zeggen, elk om quot;t eerst, wat hij het fraaiste vond. En hebben 't wonder drnk, hoe zij hun gouden duiten,
Zoodra zij thuis zijn, in hun spaarpot zullen sluiten.
De Bruid hoort onvermoeid naar quot;t kinderlijk gesnap. En maakt door vraag bij vraag de kleine tongen rap.
En laat hen, stuk voor stuk. het gantsche feest verhalen-Doch eindlijk rijst zij op. »Ik mag niet langer dralen,quot;
75
DE G0U1IEN liRUILOI T.
Zoo spreekt zij: «Vader mocht ontwaken, quot;k Heb reeds lang «Gekeuveld, quot;l Kleine goed, is 't eenmaal aan de gang.
«Weet van geen einde. Nu. 'k kom straks terug met vader.quot;
Zij kust eer /.ij vertrekt, de kleinen al te gader.
En wenkt haai* Jongste telg: «Vertoeven wij misschien «Naar uwen zin te lang, zoo kom eens naar ons zien. «Vaarwel; t is meer dan tijd: ik keer gezwind naar boven.quot;
Zij gaat. «Wat is zij vlug! geen vreemde zou 't gelooven, «Dat zij reeds vijftig jaar getrouwd is.quot; zegt haar zoon: «Ons treft het nimmer, die. aan al haai' doen gewoon.
«Niet beter weten of het hoort zoo. en vergeten «Hoe zeldzaam de oude dag zoo rustig wordt gesleten.quot; —
«Ja.quot; zegt zijn zuster Knop: «ik sta er van versteld «Zoo vaak ik moeder zie: k hei) nimmer, wat geweld «De kindren maken, haar van drukte hooien klagen.
«Mij loopt het hoofd soms om. bij 't woelen en het j)lagen Der kleinen, 'k Hen toch bang, hoe goed zich moeder houdt. «Dat ze op dit drukke feest haar kracht te veel vertrouwt. «F,ii meer doet dan zij kan. Zij zal 't wellicht bezuren. «Wanneer zij na quot;t gewoel tot rust komt.quot; — «Welke kuren
76
DE AVOND.
«Haalt fdj h in het hoofd.quot; zegt Groenhof: »Wel mijn tijd! «Dat heb ik nooit gehoord. Een ander is verblijd.
»Nii moeder opgeruimd van robben weet noch zorgen: »En midden in de vreugd bekruipt u de angst voor morgen. «Neon. zuster! moeder is een vrouw van quot;t oude slag. «Die, vrij van frats en gril. niet omkeert met den dag. quot;Zoo als zij heden is, zoo zal zij morgen wezen.
» Wat zegt gij. Doctor Bloem?quot; — »' k Vind ook geen stof tot vreezen Is 't antwoord van den arts, »de Druid is regt verheugd. »Zij volgt haar gullen aart , en dwingt zich niet tox vreugd. «Neen. ver dat haar 't gewoel tot hinder zou verstrekken, «Kan 't vieren van dit feest haar dagen langer rekken.quot; —• »Dat ben ik met u eens,quot; zegt Groenhof weêr: »ik laat «Bezorgd zijn wie het lust. De vreugd doet nimmer kwaad.quot;
Zno keuvelen zij voort, en kibblen soms, maar laten Zich tot geen ijdlen twist vervoeren onder 't praten:
En sluipt een steeklig woord er soms met de andren door. Do toon verzacht het woord, en 't vindt een vreedzaam oor.
Te midden van de vreugd, die allen schijnt te ontvonken. Blijft de oude Glonhnau stil en in prpcins verzonken.
UK GOUDEN BRU1I.01T.
78
Hij twijfelt niet of vreuud (!(• levenskracliten schraagt, Maar weet liet al te wel, iioe (lie|i de droefheid knaagt. De jonge leeraar poogt, bewogen door zijn treuren,
Door allerlei gesprek den grijzaart op te benren, En wenkt zijn vader, die zich neerzet aan hnn zij'. Nu spreken /.ij van 't land. waar alles even blij
In 't voorjaar zicii vertoont, en uitlokt tot genieten; Of van den vrede en krijg, en 't wreede bloedvergieten. En 't eindeloos gewoel der Staatzucht, nooit verzaad. Zij prijzen 't dat Gods gnnsl hen vreemdling blijven laat In 't twisten om gezag, en vreedzaam laat verkeeren In hnn vergeten stand, en andren 't land regeren.
v)k avond.
Zij zeggen menig woord, dat oji iels lioogers doelt.
»Acli!quot; zucht de gi'ijzaart. lie linn taal in 't liart gevoelt: ))11\ weet. ik doe verkeerd me in t treuren toe te geven. ))'k Erken liet in mijn leed: nog is mij veel gebleven.
sBernsten in Gods wil is ........... Christenjilicht:
»Dat weet, dat voel ik diep. Maar ach! het valt niet licht »Van 't graf van gade en kroost kloekmoedig op te rijzen, »En met den vromen Joh des Heeren naam te prijzen. »lgt;en illt; in de cenzaandieiil, ik lees (iods Woord, en zoek «Xiet vruchtloos troost voor quot;l leed in quot;t heilig lüjljelhoek, »'k Voel menigmaal, gevoed door mijn herinneringen. »Een zachten weemoed in mijn boezem binnendringen. «De wereld wordt mij vreemd; het aardsche leven schijn, «En 't leven, dat mij wacht, het waar, het eenig zijn. »'k Toef hopend op de dood, en voel mijn rouw verdwijnen. »lk sla den blik omhoog en leef weèr met de mijnen. — »Maar zie ik straks 't gewoel der menschen om mij heen, »En vreugd hun aller deel; en sta ik dan alleen,
»En zoek ik dan vergeefs, vergeefs! die mij hehooren. «Dan drnkt het denkbeeld zwaar, hoeveel ik heb verloren!
DE GOUDEN BRUILOFT.
»Decs dag gedenk il; steeds, hij 't vrolijk feestgedruisch,
'k stooi' iiiisschi(;ii uw vreugd) lioe menigmaal dit luiis «Mijn blijde dagen zag; hoe menigmaal mijn gade »Hier bij uw moeder was, en wachtte tot ik spade,
»Als 't dagwerk was verricht, kwam deelen in 't gesprek. »Tk riep uw vader dan van 't drukke koopvertrek:
))En de avond vloog voorl)ij. Wat praatten dan de vrouwen, »Kn roemden op baar kroost, en dachten 't reeds te aanschouwen, »Dat onze vriendschap, door den onderlingen echt «Der kindren, al haar hoop, nog vaster werd gehecht.
»Ach, 't was een ijdle droom! Ik moet mijn gade derven. »ln 't hloeiendst van hun jeugd zag ik mijn kindren sterven. «Uwe ouders zijn gespaard, gespaard met al hun kroost.
»Ik sta alleen en treur; en niemand die mij troost!quot;
Nu spreekt de zoon van 't huis, en drukt met zacht verwijten Zijns vaders vriend de baud: «Vergeet gij ons? of kwijten »Mijne ouders, wier gemoed uw droefheid voelt, zich niet ))Met ijver van al 't geen de vriendschap 't hart gebiedt?
»Gij zijt hun meer dan vriend; een broeder! — En wij allen «Wij deelen in uw leed. Ja. wat n mocht ontvallen.
80
DE AVOND.
»Gij liebt nolt;r vrienden, die, gevoelig voor uw klacht,
«Slechts wenschen dat hun troost mv grievend wee verzacht.quot; —
«Vergeef.' zegt Gloedman weèr, «vergeef 't mistroostig klagen «Eens grijzaarts. Ja, k erken, gij helpt mij 't lijden dragen: «Ik dank uwe ouders, dat ik niet bezweek in 't leed;
«En zoo ik, voor een wijl, hun trouw, mij zelf vergeet. «Ach! wijt het dezen dag. Al t lijden, dat mijn zinnen «Eens schokte in vroeger tijd, brengt hij mij weèr te binnen. «Zie, hoe, van vreugd verrukt, de jonge Knop daar staat, «Die aan uw telg verloofd, haar zijde niet verlaat.
«Zoo zag ik eens mijn zoon. Hij had een braid gekozen. «Een dochter naar mijn hart. Ik zag den jongling blozen «Van jeugd en levenskracht. De trouwdag was nabij...
«Daar greep de koorts hem aan. Daar stierf hij. Ach, ik lij «Wat ik toen leed op nieuw bij 't opgewekt herdenken.
»En zeg mij. zoo gij 't kunt, wat zal de toekomst schenken «Aan 't bruidspaar dat thands hoopt, en uitziet naar de trouw? «Een leven vol van heil, of enkel ramp en rouw?
«De kans staat hachlijk.quot; — «En wij blijven echter hopen,quot; Zoo vangt de leeraar aan: «Waartoe vooruit geloopen,
1
0
HE GOUDEN BRUI I.OFT.
))En door een ijdle vrees voor 't geen do toekomst baart,
»De vreugd verbannen, en het lijden ons verzwaard?
«Onzeker is ons lot, onzeker heel het leven;
ȟe AI wij ze heeft hot ons als leengoed slechts gegeven.
«Genieten we, elk zijn deel, zoo lang hot God behaagt,
«Gereed het af te staan, als 't ons wordt weêrgevraagd.
«Geen wenschen voegt den mensch, maar Godbetrouwend wachten,
«Maar luistren naar Gods stem: en (smoor uw sombre klachten,
«Bedrukte grijzaart!) wie haar 't oor niet sluit, vindt troost
«En hoop. zelfs bij het graf van gade on dierbaar kroost.
«Naar boven! roept zij. Ramp on zegen zijn haar woorden.
«Naar boven stijg' de dank van wie haar ruischen hoorden
«In weldaan. en 't gebed van wie haar schelle klank
«In ramp en onheil trof. Eens, eens wordt alles dank.
«Naar boven! — Daar zien we eens hoe wijs Gods hand ons leidde;
«Hoe Hij uit ramp en rouw ons zaligheid bereidde.
«Wol hern, die 't oog verheft, en, beide in lief en leed,
«Al kleeft zijn voet aan de aard', den Hemel niet vergeet.quot;
De grijzaart laat het hoofd in de open handpalm zinken. En pinkt de tranen weg, die in zijn oogen blinken.
DE AVOND.
En zwijgt een poos, en spreekt den leeraar minzaam toe: »Heb dank, mijn jonge vriend! Ja, 't is mij wel te moê, »Als ik aan 't weêrzien denk. Maar ach, 't gestadig treuren nBelet mij al te vaak den blik omhoog te beviren. )gt;Uw troosttaal doet mij goed. Waart gij slechts naderbij. »'k Kwam soms bij zomerdag uw stille pastorij
«Bezoeken, en, de stad en 't druk gewoel ontweken, »Op 't eenzaam land met u van God en Godsdienst spreken. »Maar de afstand is te ver.quot; — «Denkt gij daar waarlijk aan?quot; Uns spreekt de leeraar weêr: «De tocht is licht gedaan,
»En zal in 't goed sai/.oen (het heen en weder trekken «Hoeft niet op éénen dag) n tot geen hinder strekken.
83
HF. GOUDEN BRUILOFT.
))Reis met mij. Blijf een week of langer op het land:
«Licht dat de lentelucht uw sombren geest ontspant.
«Wij zullen 't akkerwerk beschouwen, 't veld zien groenen ))Van 't opgeschoten graan, en 't schoonste der saizoenen »Zal, nu 't weêr leven wekt uit de aarde, dor en koud, »Onp wijzen op het zaad, den grafkuil aanbetrouwd.
«Reis met mij. Op het land voelt gij uw rampen minder. —
))Neen,neen.quot; spreekt Gloedman straks: »Mijn rouw ware u tot hinder. «Uw jonge vrouw moet door geen grijzaarts zielsverdriet «Haar huiszorg zien verzwaard.quot; - »0. laat bet daarom niet.' Zegt nu des leeraars ga. die, naderbij gekomen,
Ue wending van quot;t gesprek met blijdschap bad vernomen:
«Mij zult gij welkom zijn; 'k heb voor een gast als gij,
»i\l zijn wij klein gehuisd, een stille kamer vrij.
»Het schreien van mijn kind zal daar uw slaap niet storen; »En, wat gij wenscht of wilt, ik schik het naar belmoren. »Gij zult te vrede zijn. Beproef het voor een keer.quot;
Zij praten verder voort, en weten meer en meer Den grijzaart, die nog wankt en aarzien blijft, te nopen,
F.n aan het landverblijf zijn wenschen vast te knoopen.
84
HE AVOND.
Zij doen, terwijl iiij in 't vooruitzicht zicii verblijdt,
Hem voor een korte poos vergeten wat liij lijdt.
Zoo strijkt de tijd voorbij, te snol voor elks verlangen.
Reeds is de koffijvaas op Saartjens wenk vervangen Door 't theegereedschap, dat bij al haar bezigheid Een nieuwe drukte voegt. Zij is terstond bereid,
En weet, al hoort zij graag den jongen Doctor spreken, Den draad van zijn verhaal op 't minzaamst af te breken.
Toch blijft liij aan haar zij', en let op haar gebaar.
Hij tilt den ketel op, voor Saartjens hand te zwaar,
En plengt den waterstroom, die. quot;t dorre blad doorweekend. Den kruidgeur tot zich trekt. Een blik van Saartjen teekent Haar dank. Zij schenkt de thee. en telt met vluchtig oog De gasten, of zij soms zich in 't getal bedroog.
))Nu,quot; zegt zij, »wordt het tijd om de oude lui te halen. «Zij wachten op mijn komst. Als ik te lang blijf dralen. »Zal nichtjen Knop mijn plaats vervangen.quot; Zij gaat heen. Haar nichtjen toeft niet lang, maar komt haar plaats bekleên. En dient de thee in 't rond. Reeds is het derde kopjen Geledigd. «Nichtjen. kom. geef nog een enkel dropjeu:quot;
85
DE GOUDEN BRUILOI'T.
Zegt Groenhof; «Onder ons, lt;le baars was wat te zout.
sMaar,quot; vaart liij lachend voort en ziet in quot;t rond, «waar houdt »Zich zwager Knop thans op? Hij is niet in ons midden. »Dat doen de effecten weêr. Ik weet. daar helpt geen hidden, «Wanneer ze aan 't rijzen zijn: dan is hij hij de zaak. —
«En vindt gij dat zoo vreemd? 't Beroep gaat voor t vermaak.quot; Zoo spreekt de ga van Knop, geraakt door Groenhofs praten: «Mijn man kan 't drukke werk geen andren overlaten.
»En hij is 't niet alleen, die uit ons midden ging:
»lk mis den Doctor ook.quot; — »Dat is een ander ding!quot;
Zegt Groenhof: ))Hij zal licht gehaald zijn. k Wou wel weten, »\Vat krankte hij thands heelt, en hoe zijn middlen heeten.quot; — Hij zwijgt, en geeft zijn gade een wenk. die iets beduidt. Zij neemt haar zuster Knop ter zij': »'k Mag overluid »Niet zeggen wat ik weet; maar 'k wil het u vertrouwen. «Misschien dat wij van daag liier nog iets nieuws aanschouwen. »De Doctor is niet ver. Bespeurde gij het niet.
«Dat hij, een korte poos na Saartjen, ons verliet?
«Hij volgde haar, op hoop van haar alleen te spreken: « Waarover, raadt gij licht. Zij zitten nu, naar k reken.
80
DE AVOND.
»Bij dc oude lui. 't Duurt lang. Do /.aak raakt mooglijk klaar.quot; »Wel, zuster, dat's iets nieuws!quot; is 't antwoord; «Nu 't is waar. »Ik hel) reeds lang gedacht: dat wordt nog eens een paart jen. sMaar Knop zei altijd: neen; 't is geen partij voor Saartjen. »Zij mag naar hooger zien. De Doctor heeft geen geld.quot; —
))Dat heeft den goeden Bloem ook lang genoeg gekweld;quot;
Zegt Groenhofs gade weèr: »Hij dorst het naauwlijks wagen. »Schoon door en door verliefd, om haai' ten echt te vragen; »Zoo angstig was hij. dat men soms zijn braaf gemoed «Verdenken zou van zucht naar quot;t rijke huwlij ksgoed.
»llij wenschte eerst door zijn vlijt tot beter staat te komen.
»Maar Groenhof (want hij had mijn man in d arm genomen) «Verdreef die zwarigheid.quot; »Kom,quot; sprak hij: «quot;t zal wel gaan; »»Trek op den dag van quot;t feest uw stoute schoenen aan.
»»Mijne ouders zullen graag hun Doctor schoonzoon heeten; »»Eii hoe 't bij Saartjen staat, dat dient gij zelf te weten.quot;
»Zoo kreeg de Doctor moed. En, zeg mij, waarom zon «Een man van zoo veel kunde en deugd geen rijke vrouw «Verdienen? Laat hij slechts haar hart door liefde winnen.
«Maar zacht, wat is er gaands?quot; — Het Bruiloftspaar treedt binnen.
87
DE GOUDEN BRUILOFT.
Verwelkomd met gejuicli. De vreugd van 't hart verraadt
Zich in hun beider oog en opgeruimd gelaat.
zij zien den Feestkring rond mot innig welbehagen.
Men dringt zich om hen heen. en heeft het druk met vragen,
Hoe vader zich bevindt. — Om elk te woord te staan,
Komt tijd en spraak te kort. — Men schuift den zorgstoel aan.
De Bruigom zet zich neêr aan Gloedmans zij'. Op 't wezen
Der Bruid, tot lach geplooid, staat vrolijk nieuws te lezen.
Zij houdt het stil, maar knikt haar dochter Groenhof toe.
Doch Saartjen, die haar volgt, blikt neer. en weet niet hoe
Zij de oogen wenden zal, en hoort naar niemands praten.
Zij neemt haar plaats weer in, slechts voor een poos verlaten ,
En is bedrijvig aan den theedisch. — Na een wijl
Komt ook de Doctor weèr. — »Wien hebt gij in der ijl
»Bezocht?quot; vraagt Groenhof straks. De Doctor wenkt tot zwijgen.
Maar drukt zijn hand, en slaat, om Saartj' in 't oog te krijgen,
Zijn blik de kamer rond. die. door haar blik ontmoet.
Ter sluiks een lonk en lach verwelft voor wedergroet.
Nu staat de Bruigom op. ))TIoe gaat het thands u allen? »'k Bleef veel te lang alleen. De slaap heeft me overvallen.quot;
88
UK AVOND.
Dus spreekt hij: «Boos te zijn pust up een bruiloft niet.
»'k Knorde anders op de Bruid, dat zij mij slapen liet.
»En gij. mijn oude vriend! iioe maakt gij 't? Hou ten goede
»Dat ik niet bij u bleef en. langer dan 'k vermoedde,
))U met de jongelui alleen liet.quot; — Gloedman lacht
Hem minzaam too. en meldt hoe elk, op hem bedacht,
Zijn zwakheid pleegde, en hoe, bij 't hartverkwikkend spreken
Zijns kleinzoons, de avondstond niet nutloos was verstreken.
Dat hoort de Bruigom graag. »Zijt ge allen tbands bijeen?
ilk heb nog iets op quot;t hart:quot; zoo spreekt hij. ï)I\n(gt;p is heen.quot;
Zegt Groenhof: »Docli ziedaar, daar keert hij wel ter snede.
))Kom, zwager, vader deelt ons juist een nieuwtjen mede:
»'t Is of gij quot;t hebt gegist.quot; »Wat is er gaands,quot; vraagt Knop,
»Dat ik nog niet vernam? 'k Vang elke tijding op;
»Maar't was dees avond scbraal.quot; — «Hrt geen gij hier zult hooren,
«Kwam buiten ons gezin u zeker niet ter ooren.quot;
Zoo spreekt de Bruigom: «Zeg, wat denkt gij? raad maar vast.
»'t Is vrolijk nieuws. Gij hebt te middag ons verrast:
quot;Nu is de beurt aan mij. Toen 't maal was afgeloopen,
«Dorst ik, na zoo veel vreugd, geen meerder vreugde hopen:
IJK GOUDKN BRUILOFT.
»En tocli, ilaar hing mij nog ccn zogen boven quot;l hoofd;
»Oiis Saartjen heeft haar hand aan Doctor Bloem beloofd.quot;
Dat geeft een blij gejuich! Elk wil zijn wenschen uiten.
De Bruigom wenkt tot stilte en weet hun drift te stuiten.
Hij roept het jonge paai'. Zij naadren. Saartjen ziet
Haar moeder, kust haar teèr. en merkt, ontroerd, schier niet
Dat Bloem haar hand grijpt, om haar /.achtkens heen te leiden
Tot voor des Bruigoms oog. Bewogen staan zij beiden,
üe handen in elkaar. Zij blikt haar vader aan.
En valt hem om den hals. De grijzaart wischt een traan.
En spreekt met teedre stem: »Ontfangt nog eens mijn zegen.
igt;üat heel 't gezin het hoort. God leide n op uw wegen.
sMijn kindren! 't Bijbelblad belooft een zalig deel
«Aan quot;wie zijne ouders eert. ü. Saartjen, die geheel
«Uw leven wijdde aan mij. aan moeder, komt voorzeker
»Die heilbelofte toe. Geen zegening ontbreek er
»Aan 't lot. dat u verbeidt. — 'k Vertrouw een dierbaar pand,
»Mijn arts, neen thands mijn zoon! uw liefde toe. Mijn hand
))Klernt uwe banden saam; maar zonder angstig zorgen.
))Gij zijt haar waard. Uw deugd, uw godsvrucht zijn mij borgen.
I)K AVOND.
„Mijn zoon! dat gij quot;t geluk mijns kinds vohnakeii zult.
sGotl' ilank ! de laatste wonsch eens grijzaarts is vervuld.quot;
Hij zwijgt, en alles zwijgt. De Doctor poogt te spreken.
))Mijn vader!quot; brengt hij uit: u k beloof het!quot; — Tranen breken
Zijn woorden af. Hij drukt des grijzaarts hand. Hij sluit
Hem aan zijn dankbaar hart. Hij kust de grijze Bruid.
Hij noemt haar moeder. Hij wil elk zijn vreugd doen hooren,
En stamelt klanken, die op Saartjens lippen smoren.
Nu toont het Feestgezin, hoe 't deel neemt in zijn heil,
En elk heeft op zijn trant de beste wenschen veil.
De kindren scholen saam, en vragen bij 't aanschouwen Van 't nieuwe feestgewoel; «Gaat tante Saartjen trouwen?quot; —• »Ja,quot; voegt hun Groenhof toe. «Gij krijgt een nieuwen oom. «Staat nu niet langer stil. Spreekt*allen zonder schroom «Uw zegemvenscheii uit. (iij houdt toch veel van tante.quot; Hij brengt de kleine schaar, die eerst zich tegenkantte.
Bij 't jonge paar, en blaast den groots ten in het oor.
Wat hij te zeggen heeft. Maar Saartjen komt hem voor. En spreekt de kindren toe, en zegt aan Bloem bun namen, En geeft aan elk een kus, en dankt hen dat zij kwamen.
91
HF. GOUDEN BRUILOFT.
De Doctor streelt en vleit de kleinen op zijn beurt.
Die kans neemt Groenhof waar. «'t Was niet te vroeg gekleurd,
«Mijn zusjen,quot; lluistert hij. «toen ik u plaagde en kwelde.
»Zeg nu eens. zoo gij durft, dat ik niet juist voorspelde.quot;
Zij schudt hot hoofd; en Bloem, die 't fluistren afhoort, wenkt
Haar toe. en vraagt een kus. dien zij hem gaarne schenkt.
Het wenschen gaat al voort, en 't praten, en het plagen; Maar 't pus verloofde paar kan 'boert en scherts verdragen. Elk is tot vreugd gestemd, maar meest de grijze Bruid.
Haar moederhart is vol. en barst in woorden uit.
Zij heeft noch rust noch duur. tot ze iemand kan verhalen Hoe alles is gebeurd, en hoe zij honderdmalen Verlangd had naar dees echt, en hoe zoo onverwacht De zaak geklonken was, toen zij er 't minst op dacht.
Haar dochters hooren 't aan. en willen 't gaarne weten. »'k Had,quot; zegt zij, »reeds een poos bij vader stil gezeten, »En met geduld gewacht, toen hij, geheel verkwikt,
quot;Zijne oogen opensloot, en aanstonds, schier verschrikt «Van 't lange slapen, sprak: «Kom, gaan wij naar beneden.quot; «Ik was gereed. Daar zag ik Saartjen binnentreden.
92
DE AVOND.
«De Doctor voln-rle haar. 'k Wist van den prins geen kwaad. »En daclit: hij komt eens zien, hoe 't met zijn zieke gaat. «Maar Saartjen bloosde en beefde; en Bloem begon te spreken «Van vriendschap en van gunst, die hij had af te smeeken, «En wie en wat hij was. en van zijn staat, en stand. «En hoop. en liefde, fn quot;t kort: hij vroeg om Saartjens hand. «Toen zag ik vader aan. De man zat heel verslagen «Van 't onverwacht verzoek, en gaf', op 's Doctors vragen «In 't eerst geen antwoord; maar bij was weldra hersteld. ««Hoor, Bloem,quot; dus sprak hij. s'k zie hij 't hnwlijk op geen ge ««Gij weet dat ik u acht. Is Saartjen u niet tegen. ««(Van baar bangt alles af) zoo reken op mijn zegen.quot; «Dat deed den Doctor goed, en Saartjen kwam aan 't woord. «Zij sprak van kinderplicht, en zorg, en zoo al voort, «En kon. dit was bet slot, baar ouders niet verlaten.
«Toen was de beurt aan Bloem. Hij kan ter dege praten. «Al zweeg hij langen tijd. Hij wou haar overreên.
«Dat zij haar ouders kon verzorgen, en meteen «Zijn wensch vervullen, door hem hart en hand te schenken. «Ik sprak een woordtjen mee. Zij zou zich dan bedenken.
UK GOUDEN BRUILOFT.
«Was 'I eindlijk. Met wat drift drong nu de Doctor aan. »Dat op den dag van 't feest de zaak wierd afgedaan! «Dat wenschte ik. Vader ook. En eindlijk. na wat toeven »En talmen, zei zij: ja. Zij won ons niet bedroeven.
«Hare ouders wenschten 't zoo. en daarom zou zij 't doen «Dat was, begrijpt gij licht, een doekjen voor het bloèn.
«Zij iieeft den Doctor lief. — Wat staan zij daar te vrijen, «En zien naar niemand om! — üij zult er scha bij lijen: «De wijn is waarlijk nog vergeten. — Nu, wie vrijt,
«(Zoo ging het al van ouds) heeft voor niets anders tijd.
»'k Neem lluks de zorg op mij.quot; — Zoo spreekt ze, en zonder dralen Laat zij voor avonddronk den frisschen Rhijnwijn halen.
DE AVONT).
Die, lang gekelderd, van haar Zilvren Bruiloft lieugt.
De geur van 't tintiend vocht getuigt in 't glas zijn deugd; En de eerste teug wordt Bloem en Saartjen toegedronken. Dra wordt het tweede glas op Groenhofs wenk geschonken, Die als een kenner proeft, en op zijn woord verklaart.
Dat hij geen weêrga kent van wijn, zoo wel bewaard.
Nu gaan de kindren heen. Het rustuur heeft geslagen. Zij scheiden noo. De Bruid wil hun vertrek vertragen.
Kn vult, schoon moeder Knop op 't minzaamst zich verzet, Hun, hij den afscheidskus, de zakken met banket.
Dat geeft een korte rust; maar; »quot;1; Wil mijn gasten hooien,quot; Zoo spreekt de Bruid: «Men hoeft zijn vreugd hier niet te smoren. »Komt lustig, jongelui! Heft eens een liedtjen aan!
«Waar is mijn Klaartjen! Blijf daar niet hij Hendrik staan. )gt;'t Is morgen weèr een dag. Dan kan hij met u praten, ))En vrijen naar zijn lust. Nu moogt ge ons niet verlaten. »'t Wacht al op u. Gij spant de kroon in spel en zang;
«Sla gij den toon eens aan, en help ons aan de gang.quot;
Het zedig Klaartjen laat, op maat en toon bedreven.
De vingers, naar de kunst, op de elpen toetsen zweven
95
DE GOUDEN BRUILOFT.
96
Van 't snaartuig, en verheft haar zachte stem, en zingt Een feestlied, Hendriks werk. Hij deelt het rond, en dringt Bij elk wie stem heeft aan, om hartig in te vallen liij 't slotvers, 't Koorgezang stijgt op. De wanden schallen. Het grijze Hruiloftspaar betuigt met wenk en woord.
Hoe 't ongekunsteld lied hun dankbaar hart bekoort. «Nog eens,quot; zoo roepen zij. »nog eens dat lied!quot; en rustig Gaat Klaartjen de andren voor. Dat maakt de Feestrei lustig. Wie zingen kan, zingt meê. Als dong men naar den prijs. Verlangt nu elk een beurt, en ieder, op zijn wijs.
DE AVOND.
Stemt in den blijden toon van 't feestuur. Hij de koren
Gaat soms de beker rond. De Bnrd zelf laat zich hooren,
Eu zingt een vrolijk lied, in wedstrijd met de jeugd.
En de avondstond vliegt om bij de algemeene vreugd.
Ook Gloedman deelt er in. Hij zit aan 's Bruigoms zijde.
De grijzaarts hebben 't druk. Zijn ouden vriend zoo blijde,
Zoo opgeruimd te zien. stemt zijn gevoelig hart
Tot zachte medevreugd, die eigen boezemsmart.
Al is quot;1 slechte voor (.'en tijd. haar prikkel kan ontrooven.
't Besef van 't geen hij mist komt onverwacht weêr boven.
Hij fronst de wenkbraauw saam. 'I Is of hij zich verwijt.
Dat hij, na zoo veel ramps, een uur in vreugde slijt.
Hij spreekt van heen te gaan. Hij laat zich niet weèrhouèn.
Het is zijn uur. Hij mag zijn kracht niet meer vertrouwen.
Zijn hart verlangt naar rust en trekt naar de eenzaamheid.
Met hartelijke taal betuigt hij, eer hij scheidt.
Aan quot;t Bruiloftspaar zijn dank. en wenscht hun 's Hemels zegen.
Den jongen leeraar roept hij. nog bij quot;t heengaan, tegen:
))U houd ik bij het woord, en kom op 't land u zien.quot; —
«Het wordt ook onze tijd. Ue nachtwacht roept reeds tien.quot;
7
97
DE GOUDEN BRUILOET.
Zegt nu lt;le Bruigoni: »'k Moet, hoe noode, 't feest verlaten. «Kom, moeder, kom, ter rust.quot; — Zij is nog druk aan 't praten, En weifelt eer zij volgt. —- «Kom, moeder, kom, 't wordt laat.'' Zoo dringt hij 't scheiden aan: «Bedenk, op morgen staat »Ons weer een nieuwe vreugd en nieuw gewoel te wachten, »Als 't volk zijn feestdag houdt. Besparen we onze krachten. »Dan zien wij ons gezin weêr om ons heen vergaard.quot; —
))Ja, vader heeft gelijk, 't Is goed dat hij zich spaart,'
Valt nu de Bruid hem in: »Gij kunt hier samen blijven, »Zoo lang gij 't zelf verkiest, en u den tijd verdrijven »Met vrolijkheid en zang. Al wilt ge een dansjen doen;
»Daar houdt de jeugd toch van. Gij hoeft u niet te spoên, »En niet beducht te zijn (Ie nachtrust ons te storen. »Het slaapvertrek is stil. Wij zullen u niet hooren.
))Op morgen komt gij weêr. Te middag. Denkt er om.
»Dan zien wij hoe ons volk het maal houdt. — Vader, kom, »Nu gaan wij. — Saartjen, blijf, gij moet voor alles zorgen: »lk help mij zelve wel. Nu, kindren, nu tot morgen.quot; — «Tot morgen, kindren;quot; zegt de Bruigom, en zij gaan.
Maar heel 't gezin schiet toe. «Neemt onzen dank eerst aan
98
DE AVOND.
99
«Voor al quot;t genoten goed:quot; zoo spreken ze, en omgeven Hunne ouders, bij't gejuich: »Lang moet het Bruidspaar leven!quot; In optocht tot de deur van 't slaapvertrek geleid. —
Daar zit nu 't grijze paar, en denkt in de eenzaamheid Aan d'afgeloopen dag. »Zoo heeft de Heer mijn beden
«Verhoord!quot; zegt de oude man: «Wat kan ik hier beneden »Meer vvenschen ' 'k Heb dit Feest met al mijn kroost gevierd. »'k Beleef aan allen vreugd. Mij bleef één zorg. Zij wierd »Mij van het hart gelicht. Ons Saartjen valt een gade ))ïe beurt, haar liefde waard. Hoe dank ik Gods genade!
DF. GOUDEN BRUILOFT.
»Ach moeder! heel mijn hart vloeit over. Al dat seed sis onverdiend ons deel. Komt, stemmen we ons gemoed »Door 't lezen in Gods woord. Zij heden niet vergeten »Die dure Christenplicht, waarvan wc ons daaglijks kweten. «Vervang nu Saartjens plaats, en lees me een hoofdstuk voor.quot; -Zij is terstond gereed; »maar,quot; zegt zij; »'k voel mij door
»A1 't feestgewoel vermoeid. De slaap bekruipt mijne oogen ))Ik mis mijn Saartjen reeds: doch 'k zal naar mijn vermogen »Uw wensch voldoen, en 'k hoop. niet voor den laatsten keer.quot; Nu legt zij voor haar plaats den zwaren Bijbel neêr.
En wapent zich het oog met glazen, tot vergrooten Geslepen naar de kunst, en knipt de koopren sloten
100
lül
DE AVOND.
Van 't heilig huisboek los, door 't klemmen van ile hand. Zij bladert naar het merk, dat uitsteekt aan den rand, Imi 't hoofdstuk aanwijst, waar zij gistren zijn gebleven. Zij slaat hot op, maar ziet, eer zij begint, nog even Den grijzaart aan. Hij heft den blik. gerust te moê, Omhoog, de handen saam, en hoort aandachtig toe. Zij leest, en geeft in klem aan Saartjen niets gewonnen. Hun dank besluit den dag, met hun gebed begonnen.
Instituut De Vcoys voor Nederlandse Taaien Letterkunde aan de rijksuniversiteit te Utrech