HET HEILIG HART
VAN
ONZEN HEER JESUS CHRISTUS.
-
■ ?*
n
11
BBB } gt;;
CHRISTELIJKE 701MAAKTHEID. OTEUWEGINGEN
VAN DSN HERTV. PATKR
^ MET
VOOUNAMELTJK VAN DEN EERW, PATER
S. FlLiNCO, S. i.
TIgo sum vitus, vos palmites.
Ik ben de wijnstok, gij de ranken.
Joann. XV : 5.
VEETAALD EN VEBEENIGD
DOOR
R. K. Pr.
G. MOSMANS te 's BOSCH,
Markt, a 14,
GOEDKEURING VAN DE EEESTE UITGAAF.
Harlemi H. VAN BEEK .
hac Aprilis 1866. Vlc- teu-
GOEDKEURING VAN DE TWEEDE UITGAAF. IMPRIMATUR.
UI traject!, J- H. WENSING,
31 Majus 1868. Em. ptof. Libr. tens.
GOEDKEURING VAN DE DERDE UITGAAF.
Haaren J- CÜYTEN,
5 NofembrU 1871. Cens-
GOEDKEURING VAN DE VIERDE UITGAAF.
ültrajecti, J- H- WENSING,
10 Felir. 1876. En»- Pro'- Llbrgt; LenB'
AAN DEN
^/vwVrfVww-—gt;
„Het is u niet onbekend, hoe er zich in dezen „tijd eenigen hebben opgedaan, die door satans „geest gedreven en aangehitst, tot zulk een' graad „van goddeloosheid zijn gekomen, dat zii niet „schromen, onzen Heer en Heerscher Jesus Chris-„tus te loochenen, en met snoodaardigen moed-„wil zijne Godheid bestrijden.quot; ') En niettegenstaande de ondankbaarheden en ongeregtigheden der menschen van dag tot dag toenemen, gaat de Godmensch Jesus Christus echter voort, met ons den rijkdom zijner barmhartigheden te toonen. Immers, op geheel bijzondere wijze houdt Hij in onze dagen de schatten zijns Harten geopend: roept allen tot zijn Hart en boezemt allen vertrouwen in, om het te naderen. Is uw hart niet brandend in u, om tot zijn minnelijk hart te gaan, ten einde, zooveel mogelijk , de oneer te herstellen, welke het wordt aangedaan? Voorzeker! geheel en onverdeeld wilt gij u aan Jesus toewijden. Hem uw hart schenken, om, ware het mogelijk, meer en meer nog de liefdewonde van Calvarië, welke Hij immer in zijn Hart als eereteeken der verwinning draagt, te doen schitteren. Ja, dit is uw vurigst verlangen!
') Pius IX. Enkykl. Quanta cura... 8 Dec. 1864.
VOORREDE.
Om dit godvruchtig verlangen te gemoet te komen, en de liefde voor Jesus'H. Hart hooger in u te doen ontvlammen, bied ik u, tot zijne meerdere eer zoowel als tot heil uwer ziel, eenige overwegingen, oefeningen en gebeden, welke op het goddelijk Hart betrekking hebben, in dit boekwerkje vertaald en vereenigd, aan.
De inleiding, het voorafgaande hoofdstuk, het dertigtal overwegingen en de achter elke overweging toepasselijke kernspreuken van Heiligen , zijn getrouw overgezet uit het werkje, getiteld: „Le Coeur de Jésus, principe et modèle de la perfection chrétienne, par le P. Eugène Desjardins, de la Compagnie de Jésus. (2e ed.) Paris, Jacques Lecoffre et CV Het twaalftal oefeningen voor den eersten Vrijdag van iedere maand enz. zijn genomen uit het; „Yollstandiges Gebet- und Betrachtungsbuch für Verehrer des heiligsten Herzens Jesu. Aus dem Italienischen frei bearbeitet nach P. S. Franco, a. d. Gr. J. von einem Mitgliede derselben Gesellschaft. (2® vermerhte Auflage) Mainz, Verlag von Pranz Kirchheim. 1864.quot;
Geheel dit boekje, — gelijk nader uit de Inleiding zal blijken — heeft de vereering van Jesus' heilig Hart ten doel; deszelfs noodzakelijke volgorde steunt op deze gedachte: dat men op drieërlei wijzen vooral het goddelijk Hart kan vereeren:
Op de eerste plaats door overwegingen en oefeningen. In dit werkje nu vindt men een dertigtal overwegingen, welke kunnen dienen
VI
VOORREDE.
voor iederen dag des jaars, doch ook zeer geschikt zijn voor de Junij-maand, —toegewijd aan Jesus' heilig Hart; een twaalftal overwegingen of oefeningen voor den eersten Yrijdag van iedere maand; eene negendaagsche oefening ter voorbereiding van het feest van het goddelijk Hart; verscheidene oefeningen voor dit feest zelf; eindelijk nog eene negendaagsche oefening, welke voor iederen dag een kort gehed bevat, en dienen kan, om eene of andere bijzondere aangelegenheid het goddelijk Hart aan te bevelen.
Ten tweede, door gebeden, welhe meer in hei hijzonder op Tiet goddelijk Hart betrekking heihen. Zij nn, die hunne toewijding aan Jesus dikwerf wenschen te vernieuwen, Hem voor zoovele versmadingen eenigermate voldoening geven, en hun hart in het zijne willen uitstorten, vinden in het tweede gedeelte: gebeden van opdragt, van eerherstel en vele andere gebeden en verzuchtingen , welke aan de verschillende toestanden en behoeften van den mensch beantwoorden.
Op de derde plaats, door de gewone gebeden van iederen Christen: de morgen- en avondgebeden , de gebeden gedurende de H. Mis, alsmede de biecht- en communie-gebeden, enz. zijn in het derde gedeelte zóó ingerigt, dat zij op het goddelijk Hart en deszelfs vereering betrekking hebben.
De Vertaler stipt hier aan, dat hij in deze hollandsche uitgave achter iedere der 30 over-
VII
VOORREDE.
wegingen een schietgebed heeft toegevoegd, alsmede eene korte verzuchting, enz. om den aflaat te verdienen; dat hij , hetgeen meer uitsluitend op Frankrijk doelde, heeft weggelaten; — en den latijnschen tekst, zoo dikwerf deze voorkwam, afzonderlijk onder aan de bladzijde heeft geplaatst.
Zoo dan kan een ieder in deze verzameling van overwegingen, oefeningen en gebeden datgene vinden, wat aan zijn' wensch en den drang zijner godsvrucht kan voldoen.
Bid en overweeg derhalve; werp u dikwerf op Jesus' boezem neder, rust ddar, verberg u in de goddelijke wonde, drink er liefde uit dien liefdestroom! moge de ingang tot dat Hart, wel is waar, eene wonde wezen; vrees echter niet daar binnen te gaan: want uwe zegeningen zullen overgroot zijn. De wonderkracht van Jesus' Hart overdenkende, zijn Hart door uwe gebeden vereerende, zult gij meer en meer versterkt worden in uw geloof; bemoedigd in uwe hoop; ontvlamd in uwe liefde; in uw lijden en strijden met troost en kracht vervuld; in uw' geesteliiken honger met een hemelsch brood gespijzigd worden; en in uwen dorst zult gü eene fontein vinden, welke springt ten eeuwigen leven.
Welzalig de ziel, die te midden der aardsche zorgen gehoor geeft aan 's Heeren roepstem:
Kom tot Mij; neen, wil niet vreezen.
Om te ruden op Mijn Hart;
In Zijn wonde zult gij lezen,:
Hier vloeit balsem voor uw mart!
VIII
VOORREDE.
Wees dus een ijverig vereerder van Jesus' H. Hart. Dit hoop en wensch ik met het oog op de verhevenheid en uitmnutendheid van het goddelijk Hart; ik hoop en wensch het met het oog op de beloften, welke ons dat Hart heeft gedaan, — op de getrouwheid, waarmede het zijne beloften houdt, — op de liefde, waarvan het voor ons is doordrongen, — op de uitwerkselen dezer liefde eindelijk, welke wij dagelijks in zoo vele zielen gewaar worden.
Moge dan Jesus' aanbiddelijk Hart, aan welks verheerlijking ik deze overzetting geheel toewijd, zijn' zegen uitstorten over hem, die ze ondernam, zoowel als over allen, die er gebruik van maken.
En wanneer gij u, godvruchtige Lezer, aan dat allerzoetste Hart, slagtoffer der brandendste liefde tot ons, verkwikt, wil dan eene enkele maal aan hern denken, die er u meer en meer heenleidde door deze vertaalde overwegingen en gebeden, en ook hij zal uwer gedachtig wezen in het vereenigingspunt der ware vrienden, — in Jesus' allerbeminnelijkst Hart.
Op den Feeatdaj van St Jan,
Apostel en bevoorregt Leeriing vau Jeaus' H. Hart. 1866.
IX
INLEIDING.
I.
Wij hebben ons voorgenomen in dit boekwerkje bet H. Hart van den Heer Jesus Christus te doen kennen, beminnen, de vereering daarvan uit te breiden en vooral de christen-geloovigen mee te voeren op het voetspoor der deugden, beoefend door dat Hart.
Men moge in onze dagen de theoriën van den vooruitgang vermeerderen, — zijn verstand afmatten, om den volkeren een' denkbeeldigen, maar nimmer te bereiken geluksstaat te bezorgen, — wijsgeerige stelsels ondervragen, ter oplossing van de groote vraagstukken der beschaving, tot welvaart der menschheid; 't is alles te vergeefs! de ware wijsheid, de waarachtig verstandelijke — en zedelijke vooruitgang, het geluk voor den mensch in 't bijzonder, zoowel als voor de maatschappij in 't algemeen, kan men nergens anders vinden, dan in de kennis, liefde en navolging van Jesus Christus, — nergens anders, dan in de persoonlijke en maatschappelijke weder-voortbrenging of naleving der gevoelens en deugden van zijn goddelijk Hart.
Nog niet lang geleden riep de welsprekende Pater Felix uit in tegenwoordigheid van vijf duizend toehoorders, welke elkander rond den kansel der Notre-Dame te Parijs verdrongen: „Door den band zijner liefde houdt Jesus Christus aan zijn Hart gehecht de geslachten, die Hem be-
INLEIDING.
minnen; Hij voert hen naar het midden- of rustpunt heen: door ze tot zich te trekken, en die aantrekking der menschheid tot Jesus' heilig Hart: dat is de wezenlijke vooruitgang... Wanneer ik mijne oogen vestig op zijn geopend Hart, — levende woontent der liefde, dan zeg ik bij mij zeiven: Ach, waren al onze harten daar!'quot;
Ook heeft ons nog eene andere gedachte bezig gehouden bij de zamenstelling van dit werk, namelijk: dat de Keik niet genoeg wordt gekend.
Hare kinderen zeiven, meerendeels opgevoed in vooroordeel of onverschilligheid, misleiden zich op de zonderlingste wij ze in de schatting van den geest der H. Kerk, van hare daden, hare leer, hare voorstellingen, hare instellingen en haren invloed.
Welnu, er bestaat een innige band tusschen de Kerk en Jesus'Hart. „In het goddelijk Hart van Jesus is de H.Kerk ontvangen. Die gebeurtenis had God door een onuitsprekelijk geheim vooraf-gebeeld in de schepping van den mensch, om die later in vervulling te doen gaan in 's menschen herstelling. Wanneer Adam in een' geestver-xukkenden slaap lag gedompeld, werd Eva uit zijne zijde genomen, en hem tot vrouw gegeven; desgelijks , wanneer Jesus Christus den slaap des doods sluimerde,.., werd de Kerk genomen uit zijn Hart, en nam zij terstond de hoedanigheid van Bruid aan.quot; (De Eerw. P. Nouet.)
Meest al de Vaders, van Tertullianus af, tot
XI
INLEIDING.
aan den H. Bonaventura toe, hebben schier in dezelfde bewoordingen die bijbelsche verborgenheid doen uitkomen, en plechtig hebben zij bezongen die wondervolle geboorte, waardoor de Kerk levend te voorschijn trad uit de liefde-wonde, in het Hart van den goddelijken Meester, op Calvarië toegebragt.
De Kerk is alzoo het bijzondere werk van Jesus' H. Hart: zij is het goddelijk uitvloeisel zijner liefde. Zijn Hart heeft haar ontvangen: zijn Hart haar gebaard: zijn Hart bezielt haar: zijn Hart bestuurt haar: zijn Hart werkt in haar en drijft haar aan, als zij spreekt of handelt. Uit het Hart van Jesus geboren, is de Kerk niet alleen de schatbewaarster der waarheid, maar zij is ook de erfgename zijner liefde; en belast, met hier beneden de verhevene zending van den Zaligmaker voort te zetten, gaat zij al weldoende rond.
't Scheen ons derhalve toe, dat een boek over Jesus' H. Hart tevens een lofschrift der Kerk zou zijn: want de ontsluijering van de bekoorlijkheden van dat goddelijk Hart, van zijne oneindige volmaaktheden en teedere barmhartigheden zou te gelijk doen kennen de natuur, den geest en de strekking der Kerk, die de voortzetting is van Jesus Christus, zijn geheimzinnig ligchaam, en, om zoo te spreken, de voortdurende mensch-wording van zijn Hart.
O, gij, die de H. Kerk wilt leeren kennen, en op juiste wijze haren werkkring waarderen, bestudeert dan het Hart van Jesus. De kennis van dat aanbiddelijk Hart zal uw' geest en uw hart
XII
INtEIDINê.
geschikt en vatbaar maken, om kinderlijke hoogachting, liefde, vereering en gehoorzaamheid te brengen aan die vlekkelooze Bruid, welke de Heer Jesus ten koste van zijn bloed zich heeft verworven , en aan wie Hij de belofte heeft gedaan , van haar te zullen bijstaan met zi]n licht en zijne liefde tot aan de voleinding der eeuwen.
III.
Opzettelijk hebben wij de vraag ter zijde gelaten; wat aanbetreft het voegzame en wettige der vereering, bewezen aan het H. Hart.
Deze kwestie schijnt ons heden minder nuttig, dan zij het was in vorige eeuwen, toen deze vereering, in hare ontwikkeling en klaarheid, het kenmerk van algemeenheid nog niet had ontvangen. Deze godgeleerde kwestie is overigens voortreffelijk behandeld door verschillende schrijvers, en wel in het bijzonder: door den kardinaal Gerdil, de Eerw. Paters Muzzarelli, en Gallifet, door Mgr. de Boulogne en Pater Perrone.
Wij hebben er ons meer op toegelegd, om praktisch: of in de beoefening het H. Hart van Jesus te doen kennen, — zijne Innigste gevoelens te doen uitkomen, of zijne bewonderenswaardige deugden, wier goddelijke kracht ons met evenveel vreugde als zoetheid tot de meest volmaakte navolging aantrekt, voor oogen te stellen.
IV.
De godsvrucht tot Jesus' H. Hart heeft als
3£Itl
M HET
BRUIDEGOM DER H. MAAGD MARIA,
omJltx} lt;jCjwiiiuu)uiYujl jum\]
OPGERIGT lit DE KAPEL VAN HET GESTICHT VAK OEN
1. Xo^.
Het doel der Broederscliap is, dat hare Leden, door de deugden van den H. Joseph zich zeiven en anderen ter navolging voor te stellen, en door de verbreiding zijner vereering onder de Geloovigen , zich zijne hemelsche bescherming verwerven. (Breve Expositmn est 14 Wart. 1862.)
z. li. PAUS pms ix vi'.km:i:\i».
1, ÊiUe Missen ,dio voor de afgestorven Loden aan welk al-taarook cener kerk gelezen worden, geven hun dezelfde voor-reglen, als of die Missen aan een geprivilegieerd altaar gedaan waren.
s. Beleden, die om ziekte, of elke andere wettige reden , verhinderd zijn gt; om tol het verdienen der Aflaten eene kerk of publieke kapel te bezoeken, kunnen, met goedvinden van hun biechtvader , dit godvruchtig werk in iets anders veranderen,
i.Op den dag zeiven der inschrijving in de Aartsbroederschap .
s. Op den feestdag van den H. Joseph (19 Maar») , of op een der 9 dagen, welke dien feestdag voorafgaan; als ookop een der 7 dagen , welke onmiddclijk op het feest volgen.
3. Op den a3 Januorij , feestdag der Verloving van O. L. V.
4. Op denderden Zondag na Paschen ,hel Beschermfeest van den H. Joseph , of op een der drie dagen vóór dezen feestdag.
5. Op den dag , waarop in de kerk der Aartsbroederschap de jaarliiksche gebeden der afgestorven Leden gestort worden.
6. Op Kersdag. 7. Op de Besnijdenis O. H. 8. Op Briekonin-dag. 9. Op Paaschdag. 10. Op Hemelvaartsdag. 11. Op H. Sacramentsdag. 12. Op Pinksterdag. ^ r» t v
i5. Op bet feest der Onbevlekte Ontvangenis. i4. Op 0. L. V. Geboorte* i5. Op 0gt; L. V.Boodschap. 16. Op het feest der Visitatie van 0. L. V. 17. Op Lichtmis., 18. Op het feest van Maria's ten hemel opneniing.
19, In de ure des doods voor de Leden, die alsdan met een wasr berouw zullen gebiecht en de 11. Communie ontvangen hebben ; en zoo «ij dit niet zouden kunnen, wanneer zij alsdan met een opregt, berouw over hunne tonden den H. naam van
Jesus aanroepen , ter. minste met het hart, indien lij het niet vermogen met den mond.
Bemkbkixg. Om de bovenvermelde Aflaten to verdienen, wordt er, behalve voordo onder W. 19 opgegeven , gevorderd; l. dat men met een waar berouw biechte en tot doll. Tafel nadere^. dat men de kerk der Aartsbroederschap bezoeke, ofwel eenige andere kerk of publieke kapel; 5.dat men aldaar gebeden stortevoorde eendragt der Christen Vorsten, gt;oor do uit-roeijing der Ketterijen , en voor de verheffing van Onze Hoeder de H. Kerk.
i.Een Aflaat van 7jaren en 7 quadragenen voor de Leden, die , ten minste met een berouwhebbend hart, tegenwoordig zijn bij de geestelijke oefening, welke, ieder eersten Woensdag van eiken maand, in de kerk der Aartsbroederschap gehouden wordt
а. Een Aflaat van 3o dagen voor de Ledrn, die eiken dag zevenmaal de aanroeping : Ebrb zij des V\der, bsi., ter eere van den H. Joseph godvruchtig bidden.
3. Een Aflaat van 100 dagen voor de Leden , die eenig goed werk volgens de instelling der Aartsbroederschap zullen ver-rigten.
4. Een Aflaat van 60 dagen , zoo dikwijls als zij in de kerk der Aartsbroederschap Mis hooi en , of aldaar bij andere H. Diensten tegenwoordig zijn.
5. Een Aflaat van 60 dagen , a!s zij bij eeno Processie tegenwoordig zijn.
б. Dezelfde Aflaat van 60 dagen , zoo dikwijls als zij het H .Sa-krament in processie volgen , wanneer het of naar zieken ge-bragt wordt, of op eenige andere wijze in het openbaar wordt rondgedragen.
7. Dezelfde Aflaat wordt aan de Leden toegestaan , die, om welke reden ook , belet aan dergelijke procession deel te nemen , bij het hooren luiden der klok , eenmaal het Obzb Vadbb en AYbbs Gegroet zullen bidden; - of ook wanneer zij voor de overleden Leden vijfmaal het Ouze Vader en quot;Wees Gegboet zullen bidden.
S.Dezelfde Aflaat van 60 dagen wordt verleend voor elk werk van godsvrucht en liefde dat door de Leden verrigt wordt.
Bemerking. Alle bovengemelde Aflaten, zoowel volle als gedeeltelijke, kunnen aan do geloovige zielen bij wijze van voorspraak (per modum sufFragii) toegepast worden.
tot uitbreiding van de vcreerinj en godsvrucht tot den H. Joseph, Voedstervader van Jesus-Christns, en Allerzui versten Bruidegom der Onbevlekte Maagd Maria, vcreenig mij met de overige Leden van deze godvruchtige Broederschap, om deelachtig te kunnen worden aan de Aflaten, waarmede zij verrijkt is, en tevens aan het geestelijk goed, dat daarin geschiedt, tot vergeving mijner zonden, en tot lafenis der zielen in het vagevuur. Sla mij bij , o H. Joseph, wien ik thans tot mijn bijzonderen Beschermer verkies, en neem mij en alle Leden onder Uwe hoede en bescherming, ten einde wij allen het ons voorgestelde doel mogen verwerven. Amen.
Ingeschreven den ^ -
De Bestuurder van het Broederschap ,
Snelpersdruk van Gh. Hollman, te Maastfioht
INLEIDING.
aan den H. Bonaventura toe, hebben schier in dezelfde bewoordingen die bijbelsche verborgenheid doen uitkomen, en plechtig hebben zij bezongen die wondervolle geboorte, waardoor de Kerk levend te voorschijn trad uit de liefde-wonde, in het Hart van den goddelijken Meester, op Calvarië toegebragt.
De Kerk is alzoo het bijzondere werk van Jesus' H. Hart: zij is het goddelijk uitvloeisel zijner liefde. Zijn Hart heeft haar ontvangen; zijn Hart haar gebaard: zijn Hart bezielt haar; zijn Hart bestuurt haar; zijn Hart werkt in haar en drijft haar aan, als zij spreekt of handelt. Uit het Hart van Jesus geboren, is de Kerk niet alleen de schatbewaarster der waarheid, maar zij is ook de erfgename zijner liefde; en belast, met hier beneden de verhevene zending van den Zaligmaker voort te zetten, gaat zij al weldoende rond.
't Scheen ons derhalve toe, dat een boek over Jesus' H. Hart tevens een lofschrift der Kerk zou ziin: want de ontsluijering van de bekoorlijkheden van dat goddelijk Hart, van zijne oneindige volmaaktheden en teedere barmhartigheden zou te gelijk doen kennen de natuur., den geest en de strekking der Kerk, die de voortzetting is van Jesus Christus, zijngeheimzinnigligchaam, en, om zoo te spreken, de voortdurende mensch-wording van zijn Hart.
O, gij, die de H. Kerk wilt leeren kennen, en op juiste wijze haren werkkring waarderen, bestudeert dan het Hart van Jesus. De kennis van dat aanbiddelijk Hart zal uw' geest en uw hart
XII
INLEIDING.
geschikt en vatbaar maken, om kinderlijke hoogachting, liefde, vereering en gehoorzaamheid te brengen aan die vlekkelooze Bruid, welke de Heer Jesus ten koste van zijn bloed zich heeft verworven , en aan wie Hij de belofte heeft gedaan, van haar te zullen bijstaan met zijn licht en zijne liefde tot aan de voleinding der eeuwen.
III.
Opzettelijk hebben wij de vraag ter zijde gelaten: wat aanbetreft het voegzame en wettige der vereering, bewezen aan het H. Hart.
Deze kwestie schijnt ons heden minder nuttig, dan zij het was in vorige eeuwen, toen deze vereering, in hare ontwikkeling en klaarheid, het kenmerk van algemeenheid nog niet had ontvangen, Deze godgeleerde kwestie is overigens voortreffelijk behandeld door verschillende schrijvers, en wel in het bijzonder: door den kardinaal Gerdil, de Eerw. Paters Muzzarelli, en Grallifet, door Mgr. de Boulogne en Pater Perrone.
Wij hebben er ons meer op toegelegd, om praktisch: of in de beoefening het H. Hart van Jesus te doen kennen, — zijne innigste gevoelens te doen uitkomen, of zijne bewonderenswaardige deugden, wier goddelijke kracht ons met evenveel vreugde als zoetheid tot de meest volmaakte navolging aantrekt, voor oogen te stellen.
IV.
De godsvrucht tot Jesus' H, Hart heeft als
Xltl
INLEIDING.
voorwerp: het aanbiddelijk Hart van onzen godde-lijken Verlosser en de oneindige liefde, waardoor het voor ons is verslonden geworden»
Zij heeft tot doel: aan dat H. Hart liefde voor liefde weêr te geven, het dank te zeggen voor genotene weldaden, en de heleedigingen te herstellen, welke het onophoudelijk, en vooral in het Allerheiligste Sakrament, worden aangedaan. Door Jesus Christus zeiven is deze godsvrucht geopenbaard, als zijnde het krachtigste middel ter verlevendiging van het wankelend geloof, en ter ontsteking der verkoelde liefde onder de christenen. Geene devotie schijnt meer geschikt voor de behoeften onzer hedendaagsche maatschappij. Aan het egoïsmus van onzen tijdgeest, aan zijne zinnelijke strekking, aan zijne onverschilligheid in zake van godsdienst, aan de hebzucht, welke de harten verdeelt, en aan de moedeloosheid, waardoor ze worden verzwakt, stelt zij tegenover: de vereering en den goddelijken invloed van het meest toegenegene, meest zuivere, meest teedere en meest medelijdende Hart.
In de werken van de gelukzalige Margaretha-Maria leest men deze troostvolle woorden met betrekking tot de godsvrucht van 't heilig Hart: „Door dit middel verlangt de Heer aan velen, hen van den weg des verderfs terugtrekkende, het leven weêr te geven, — satans slavernij in de zielen te vernietigen, om daar binnen het rijk zijner liefde te vestigen, welke niet zal gedoogen, dat er één verloren ga van allen, die Hem zijn toegewijd.quot;
XIV
INLEIDING.
De godsvruclit tot Jesus' H. Hart is geenszjins het uitsluitend voorregt van eenige vrome zielen. De Heer heeft bevolen, dat zij op alle plaatsen zoude verkondigd en verspreid worden. Zijn niet alle menschen het voorwerp zijner teedere liefde ? Zijn niet allen met zijn bloed besproeid, en met zijne weldaden overladen ? Hebben niet allen dat aanbiddelijk Hart gewond door hunne zonden ? Het Hart van Jesus is de schat van alle menschen, voor alle menschen is het geopend geworden op het kruis, en allen., zelfs de schuldigsten, hebben deel aan zijne barmhartigheden en aan zijne liefde.
Aller pligt is het dus, om aan het Hart van Jesus eene schatting te brengen van liefde, erken-telijkheid en herstelling; maar 't is ook een regt voor allen,xn dit goddelijk Hart eene schuilplaats en vertroosting te zoeken.
Voorzeker, verblijdde zich dan ook de godsvrucht der christenen, toen Z. H. Paus Pius IX, vaststelde: dat het feest van 't H. Hart in de geheele H. Kerk zou gevierd, en voortaan onder de groote feesten van het kerkelijk jaar zou gerangschikt worden. — „Verkondig overal, zegt de Heer Jesus tot de gelukzalige Margaretha-Maria, deze godsvrucht aan de wereldlingen, boezem ze in, beveel ze aan als het zekerste en gemakkelijkste middel, om van mij eene waarachtige liefde tot God te verkrijgen, — aan de geestelijken, in de wereld en in het klooster: als een krachtig middel, om tot de volmaaktheid van hunnen
XV
INLEIDING.
staat te geraken, en eindelijk — aan alle geloo-vigen: als eene devotie, zeer gegrond en geschikt om de verwinning te behalen over de hevigste hartstogten, om eendragt en vrede te herstellen in de meest verdeelde familiën, om zich te ontdoen van de diepst ingewortelde onvolmaaktheden, en binnen weinig tijds tot de hoogste volmaaktheid op te klimmen.quot;
VL
Om wél te begrijpen, welk eene gewigtige plaats de devotie tot het H. Hart in de katholieke godsdienst inneemt, is het genoeg na te gaan, dat onze Heer Jesus Christus zelf de vestiging en voortplanting dier devotie verlangd, de voornaamste oefeningen er van bepaald heeft, en, dat Hij ten gunste diergenen, welke er zich aan zouden toewijden, de meest troostende beloften heeft gedaan, als: eendragt in de familiën, ijver in de dienst van God, vertroosting in smart en kwellingen, voorspoed in ondernemingen, en de zoetste gerustheid in het uur des doods.
„Ik zeg het met innige overtuiging, schrijft de gelukzalige Margaretha-Maria, dat, wist men hoe aangenaam deze godsvrucht aan Jesus Christus is, er niet één christen zou zijn, hoe flauw zijn hart ook van liefde kloppe voor zijn' beminnelijken Verlosser, of hij zou deze godsvrucht beoefenen.quot;
„Onbegrijpelijke schatten bewaartde Heer Jesus voor diegenen, welke zich beijveren, om deze godsvrucht te vestigen of aan te kweeken. De
INLEIDING.
Heer heeft mij doen zien de namen van onderscheidene personen, welke in zijn Hart stonden geschreven, omdat zij zoo vurig verlangden, Hem te doen beminnen en vereeren, en daarom zullen zij ook nimmer uit zijn hart worden weggewischt.'' In de akten van het laatste provinciale Concilie van Avignon, in 't jaar 1859 gehouden, leest men deze merkwaardige woorden:
„Onder de betuigingen van eerbied en hulde, door de godsvrucht der geloovigen onzen Allerheiligsten Verlosser en Zaligmaker aangeboden, is er geen aangenamer aan Jesus Christus, geen voordeeliger voor de Kerk, vruchtbaarder in genade en geestelijke gunsten voor de menschen, dan de vereering van het Allerheiligste Hart van Jesus.quot;
Geene devotie heeft dan ook meer broederschap-Den doen ontstaan, geene is door zoovele Pauselijke Breven aangemoedigd, geene devotie eindelijk is met zulke kostbare aflaten verrijkt geworden.
VIL
Men kan den Christenen zeggen, hetgeen de H. Joannes de Dooper aan de Joden zeide, sprekende van Jesus: „Midden onder u is er één, dien gij niet kent.quot; En inderdaad: Jesus Christus wordt niet genoeg gekend; zijne liefde niet genoeg begrepen; men weet, wel is waar, dat Hij God is, dat Hij voor ons gestorven is, en dat Hij in het Allerheiligste Sakrament tegenwoordig is; doch men kent Hem niet, gelijk
XVJI
2
INLEIDING.
een kind zijn' welbeminden vader, een vriend zijn' toegenegen vriend kent; kortom, men kent Hem niet met die kennis des harten, waardoor innigheid en vertrouwen ontstaan. De godsvrucht nu, tot het H. Hart zal ons den Heer Jesus doen kennen en beminnen, naar gelang wij de geheimenzijner barmhartigheid zullen ontsluijeren, en meer en meer de gevoelens begrijpen dier liefde, waarmêe Hij voor ons is bezield.
„Indien gij de gave Gods kendet, zeide de Heer aan de Samaritaansche vrouw!quot;
O, konden wij begrijpen hetgeen Jesus ons gegeven heeft, met ons zijn Hart te schenken!.. quot;Welk eene liefde en welk een vertrouwen zouden wij dan voor Hem gevoelen!
VIII.
Het Hart van Jesus is voor ons gevormd in den schoot der H. Moeder-Maagd Maria; dat Hart heeft geklopt, gebeden en geleden voor ons heil; het heeft de zoo treffende bladzijden ingegeven van het Evangelie, en is de bron der Sakramenten: van uit het tabernakel ondersteunt, bestuurt en troost het onze zielen; 't is dat Hart, wat al de zelfopofferingen inboezemt, al onze smarten heiligt, en al onze deugden doet ontstaan; dat Hart vergeeft ons de zonden in de heilige vierschaar, en spreekt tot ons door zijne stille ingevingen der genade; dat Hart heeft ons de H. Maagd Maria tot Moeder ge-geschonken, en schept er zijn behagen in, om
XVIII
INLEIDING.
onder ons te wonen in het aanbiddelijk Geheim des Altaars. Dat Hart, in één woord, is de bron en het kanaal van alle hemelsche gaven. Vermits God bij zijne Menschwording een men-schelijk hart aannam, om daarvan het werktuig zijner eindelooze liefde te maken, zoo heeft Hij diensvolgens aan dat hart alle uitoefening van goedheid en barmhartigheid toevertrouwd ; en derhalve is er geene genade en geene gave Gods, die ons niet door het Hart van Jesus wordt meegedeeld.
De H. Augustinus vergelijkt het H. Hart bij de ark van Noach: wie daar binnen gaat zal van schipbreuk worden bevrijd. Uit dat geopend Hart, zegt de H. Cyprianus, schiet de stroom, welke springt ten eeuwigen leven. Het Hart van Jesus, zegt de H. Bernardus, is het fornuis der gloeijendste liefde, bestemd om het heelal te ontsteken. De H. Petrus Damianus noemt dat Hart de algemeene schatkamer van wijsheid en wetenschap; de H. Eranciscus van Sales, de bron aller genaden, en de H. Bona-ventura, den rijkdom van allerlei goed.
De H. Franciscus van Assisië, deH. Clara, de H. Aloysius van Gonzaga, roepen het onophoudelijk aan: als den zetel der goddelijke liefde. Dat beminnelijk Hart werd aan de H. Mechtilde gegeven: als een toevlugtsoord gedurende het leven, en als de zoetste vertroosting in het uur des doods.
Toen de Eerw. Pater de Ravignan een kruisbeeld tegen zijn stervende lippen drukte, riep
XIX
2*
INLEIDING.
hij in vervoering van hoop en liefde uit: „Wat is de opening van Jesus' Hart eene schoone deur, om den hemel binnen te gaan!quot;
IX.
De Zaligmaker heeft zijn innig verlangen uitgedrukt, om zijne oneindige lietde vereerd te zien worden onder het beeld van zijn gewond Hart, omgeven van de werktuigen van zijn lijden. Overal, waar zich die afbeelding zou bevinden, zou Hij, volgens zijne beloften, overvloedige zegeningen uitstorten. En wat kan het Hart van Jesus, daar, waar het tegenwoordig is, anders uitwerken, dan beminnen, vergeven, zegenen en troosten ? De afbeelding van 't H. Hart is eene eenvoudige, doch dringende en aanhoudende prediking, welke ons tot liefde en vertrouwen aanspoort jegens God, die de men-schen zóó zeer heeft bemind.
Twee eeuwen zijn reeds verstreken, sedert Jesus zijn verlangen heeft te kennen gegeven, en hoe-vele kerken en christen-huisgezinnen zijn er niet, welke met de afbeelding van t heilig Hart nog niet zijn versierd, Hoevele zieken, hoevele armen, hoevele bedrukte of droevige zielen hebben dat groote toonbeeld van onderwerping nog niet onder hunne oogen! O, welk een rijkdom van genade zou dat goddelijk Hart mêe-deelen, werd zijne afbeelding, gedurende de Junij-maand, in alle kerken ter vereering voorgesteld op een rijk versierd altaar, als op
XX
INLEIDING.
een' troon van barmhartigheid, om dadr onze hulde te ontvangen en onzewenschente verhooren!
X.
Ten allen tijde is in de H. Kerk voor de vrome zielen Jesus' H. Hart, zoowel als zijne heilige Wonden, zijn aanbiddelijk Gelaat en zijn kostbaar Bloed, een voorwerp eener bij zondere vereering geweest; maar die vereering is eerst algemeen geworden, tengevolge der openbaringen, welke de Heer gedaan heeft aan de gelukzalige Marga-retha-Maria ').
„Ik ben gekomen om vuur op de aarde te
') Margaretha-Maria Alacoque, 1647 in Frankrijk in het Bisdom Autun geboren, later Ordes-zuster in het klooster van Maria-Visitatie, te Parai-le-JVIonial, werd van God uitverkoren, om de godsvracht tot het H. Hart van Jesus in de wereld te verbreiden, even als eens de H. Juliana (f 1258) de aanleiding was, om het feest van het Allerh. Sakrament in de Kerk te doen vieren. De deugden van Margaretha-Maria werden door de Congregatie der Riten (kerkelijke gebruiken) onderzocht, endoor onzenH. Vader Paus Pius IX voor heldhaftig verklaard, (1846 verscheen het decreet: de virtutibus in gradu heroico,) zoodat men met zekerheid tot het onderzoek der drie wonderen kon overgaan, welke gevorderd werden tot hare zaligverklaring. Deze zaligverklaring heeft plaats gehad in 't jaar 1864. Al wie nu maar eenigermate de groote strengheid en stipte nauwkeurigheid kent, waarmede men te Kome bij zulk eene aangelegenheid te werk gaat, kan daarom dan ook met het volste vertrouwen aan de getuigenissen van de gelukzalige Margaretha-Maria geloof hechten, indien zij ons hare verschijningen, hare taak, en de door Jesus Christus zeiven aan haar gedane beloften, ten aanzien der vereering van zijn goddelijk Hart, mededeelt.
De Vertaler.
xxi
INLEIDIKG.
brengen, zeide de Zaligmaker; en wat wil ik, dan dat het ontstoken worde?'' Jesns' wensch wordt in onze dagen vervuld: de goddelijke liefdebrand breidt zich al verder en verder uit; de huisgezinnen, de parochiën, de bisdommen, en koningrijken zelfs, zijn er van ontstoken, en een gedeelte van 't christelijk Europa heeft zich reeds plegtig aan de vereering van 't H. Hart toegewijd.
Uit de heilige katakomben voortgesproten, waar zij slechts gekend en beoefend werd door van liefde gloeijende zielen, wier wellust zij uitmaakte, is de godsvrucht tot het H. Hart eindelijk zóó schitterend geworden, als de katholieke Kerk-zelve. Op alle kansels wordt zij verkondigd , door alle stemmen verheerlijkt en geprezen , en de geschriften van lateren tijd, welke onder duizenderlei vormen nog telkens toenemen, zijn niet minder een troostend teeken van gedurige verwinningen, door het H. Hart op de zielen behaald, — dan, dat zij tevens het bewijs opleveren: hoe vruchtbaar de erkentelijkheid en liefde is.
Welk een geloovige is er, die bij de zware stormen onzer eeuw geene levende hoop in zijn hart heeft ontwaard bij het aanschouwen van die overeenstemming in de katholieke gevoelens, en van het algemeen haken en hijgen der zielen naar de ongeschapene liefde, welke zich verwaardigd heeft, hare goddelijke teederheid voor de kinderen der menschen zinnebeeldig voor te stellen en duidelijk te maken?
XXII
INLEIDING.
XL
Het voorbeeld der herders heeft den ijver der geloovigen opgewekt. Het feest van 't heilig Hart, de novene ter voorbereiding, de godvruchtige oefeningen van den eersten Vrijdag van iedere maand, de heilige oefeningen der broederschappen zijn niet meer in staat, om aan hunne liefde en genegenheid te voldoen; hunne godsvrucht, begeerig om zich onbelemmerd te kunnen uitbreiden, heeft hen aangedreven, om de Junij-maand geheel en al aan de vereering van Jesus H. Hart toe te wyden. Aan ^Frankrijk heeft deze oefening haren oorsprong en hare voortplanting te danken.
Tot Gods meerdere eer moeten wij zeggen , dat de oefeningen dezer maand overal wonderen van bekeering en heiligheid te weeg brengen ten gunste dergenen, die, volgens 's Heeren beloften, zijn Hart op eene bijzondere wijze zouden vereeren.
De Voorzienigheid heeft gewild, dat op den laatsten dag der Maria-maand de eerste van Junij zou volgen, — toegewijd aan 'tH. Hart. De opvolging is in volmaakte harmonie met de hooge en troostvolle bestemming der H. Maagd. Inderdaad; is zij niet de ilyde Dageraad, welke ons de goddelijke Zon van geregtigheid aankondigt? Is zij de weg niet, die ons voert tot den Zaligmaker ? Is zij niet de geheimzinnige ster, wier zachte flikkeringen ons geleiden naar het Hart van Jesusl Is zij niet eindelijk de deur des
XXIII
INLEIDING,
hemels, waardoor wij ingang hebben in dat goddelijk Hart, — waarachtig paradijs der vrome ziel ? De maand van Maria zal ons dus als van zelve in de maand van 't heilig Hart binnenleiden , en ons voorbereiden, om de genade te ontvangen, welke het aanbiddelijk Hart niet zal nalaten over ons uit te storten gedurende die maand, waarin het zoovele huldeblijken ont* vangt der toegenegene zielen.
Het boekje, dat wij aan de godsvrucht der geloovigen aanbieden, leggen wij met eerbied en liefde voor de voeten neder der onbevlekte Moeder-Maagd.
Moge het onder hare moederlijke bescherming bijdragen tot de glorie van Jesus' H. Hart; door verlichting en aanmoediging der geloovigen , die meer en meer in kennis, liefde en navolging van het goddelijk Hart wenschen toe te nemen.
XXIV
TOT HET HEILIG HAET VAN JESÜS.
— — UVWw^——
Over de narolging yan Jesus' U. Hart.
---
Inspice, et fac secundum exemplar, quod tibi m monte monstratum est. (Exod. xxv, 40.)
Zie, en doe naar het voorbeeld, dat u op den berg is getoond geworden.
Het groote doel des Heeren in liet bewonde-i ens waardige werk der Menschwording is; om ons het leven zelf van zijn' goddelijken Zoon te doen leiden. Jesus heeft de zwakheden onzerna-tuur gedeeld, ten einde ons aan zijne gedachten, gevoelens, aan zijn lijden en al zijne daden deelachtig te maken, en eenmaal, krachtens deze deelachtigheld zelve, mede-erfgenamen zijner eeuwige glorie. De christelijke volmaaktheid bestaat alzoo in onze gelijkvormigheid met Jesus Christus, model aller deugden, levend voorbeeld van alle heiligheid. Daarom vermaande de groote Apostel de geloovigen van Rome, wanneer hij hun ee.1^1 kort begrip van de leer des Evangelies wilde geven: dat zij zouden aandoen den Heer Jesus Christus. ')
') InduiminiDominumJesum Christum. Rom. XIII, 14
2
En hij schroomde niet, om aan de Galatiërs te schrijven, dat het voortdurend oogmerk zijner apostolische zorgen was: Jesus Christus in hunne zielen te vormen. 1) Welnu, er is geen gemakkelijker en geen krachtiger middel, om in ons die gelukkige gelijkvormigheid met onzen heminne-lijken Zaligmaker te bewerkstelligen: dan de overdenking der liefde en innigste gevoelens zijns Harten, onder den sluijer van zijne woorden en daden. De kennis zal de liefde doen geboren worden, en de liefde, in hare voortreffelijke vruchtbaarheid, zal de navolging doen ontstaan. Inderdaad: terwijl wij de oogen der ziel vestigen op dat Hart, — het meesterstuk des Allerhoog-sten, — de vreugde der engelen, — en de glorie van het paradijs, zullen onze harten, gloeijend van hemelsch vuur, in zijne verhevene gelijkvormigheid worden veranderd, en onder zijne leiding van deugd tot deugd voortgaan. 2) De overwinnende bekoorlijkheid zijner voorbeelden zal ons opregter maken in de nederigheid, standvastiger in het geduld, heldhaftiger in de zachtmoedigheid , vuriger in de liefde, edelmoediger in de gehoorzaamheid, brandender en meer bescheiden in de beoefening van den ijver. Geven wi] dan gehoor aan de zoete uitnoodiging van Jesus Christus: Komt allen tot Mij. Treden wij binnenin
1) Filioli mei, quos iterum parturio, donec formetur Christus in vobis. Gal. IV, 19.
2) Gloriam Domini speculantes, in earn dem imaginem transformamur a claritate in claritatem. II Cor. III, 18.
3
zijn beminnelijk Hart, voor ons op het kruishout geopend, als in eene school van heiligheid;en trachten wij door eene godvruchtige overweging den oneindigen schat zijner weldaden en de treffende lessen zijner liefde op te vangen.
I. HOOFDSTUK.
Oyer de éénheid van Jesns' Hart met het eeuwige woord, en lioe dat heminnelyk Hart bron en toonbeeld onzer Tereenigingr met de godheid is.
Et Verbum caro factum est. Joann. I, 14.
En het Woord is vleesch geworden.
Deze woorden drukken het geheim dier onuitsprekelijke éénheid uit, welke in de Menschwording tusschen de goddelijke natuur en de men-schelijke natuur is gewrocht. Dit geheim is de tweevoudigheid van natuur in de éénheid van Persoon, — Jesus Christus. Welnu, wanneer twee naturen op zelfstandige wijze zich vereenigen, en door hare éénheid eene nieuwe oorzaak van werking vormen, dan is het overeenkomstig de orde, dat zij elkander v/ederkeerig hare voorregten mededeelen. Doch, wanneer het gebeurt, zoo als zulks geschiedt in de Menschwording van 't goddelijk Woord, dat eene der beide naturen, wegens hare minderheid, aan de andere natuur, welke haar in alle volmaaktheid overtreft, niets kan meê-deelen, dan geniet deze lagere natuur, om zoo te spreken, al de voorregten, krachtens deze éénheid
4
omdat zij deelgenoot is gemaakt van de voortreffelijkheden der natuur, welke boven haar verheven is. Daarom dan ook heeft het goddelijk Woord, toen het zich ter onzer verlossing met de menschelijke natuur vereenigde, volgens de uitdrukking der Vaders, de menschelijke natuur verheven tot de hoogte zijner Godheid, en haar als overstelpt met goddelijke eigenschappen. Wat vroeger, d. i. vóór de vereeniging met de menschelijke natuur uitsluitend eigen aan de Godheid was, is krachtens die éénheid mede het eigenaardige der heilige Menschheid geworden, met dit verschil evenwel, dat de Menschheid in Jesus Christus, krachtens genade en barmhartige mededeeling, volmaaktheden heeft, welke de Godheid in eigendom en uit noodzakelijkheid harer natuur zelve bezit. De Menschheid in J.-C. is dus waarlijk door hare éénheid met het Woord vergoddelijkt: zij is deelgenoot geworden van de voorregten der Godheid; en van daar de hulde van aanbidding, gebragt aan de heilige Menschheid van Onzen Heer J.-C.
De Godheid intusschen vereenigt zich niet enkel met de ziel van Jesus Christus, maar ook met zijn aanbiddelijk ligchaam, zooals deze woorden het aanduiden: „En het Woord is vleesch gewordenquot; en de theologie zulks leert. Wie zal dus in staat zijn, de waardigheid en grootheid dier heilige Menschheid uit te drukken, — wie de glorie , welke op haar afstraalt van Hem, die bij uitnemendheid de glorie van den hemelschen Yader genoemd wordt? Dan, de Godheid zich
huwend aan de Menschheid in Jesus Christus, vereenigt zich ook met ieder deel dier Mensch-heid overeenkomstig hare natuur. liet verstand, de zinnen, de neigingen , het hart, alles deelde, elk op zijne wijze aan die vergoddelijking, en daardoor zelfs werd de geheele Menschheid met al hare deelen in eene zoete doch noodzakelijke afhankelijkheid van de Godheid geplaatst.
Het hart van Jesus, vereenigd met het godde-lyk Woord, kan derhalve geene andere dan goddelijke neigingen hebben, zoowel in voorwerp als in doel. De liefde, waarmee het God beminde, was ontstoken door die zelfstandige liefde, waarmede het eeuwige Woord zijn hemelschen Vader bemint. De liefde, waarvan het Hart brandde voor de menschen, en welke het aandreef, om zich op te offeren voor hun heil, en er zijn'wellust in te vinden, om onder ons midden te zijn, — die liefde heeft Jesus' Hart geput indieeinde-looze liefde, waarmede God ons van alle eeuwigheid beminde, i) Al deze deugden moesten, dooide afstraling zijner Godheid bezield, noodwendig het kenmerk dragen van heldhaftigheid, waarvan God de oorzaak en de bron is. Ja, wie zal den ijver vermelden van zijn gebed en de orde, welke er heerschte in al zijne gemoedsbewegingen ? Wie vermag ze uit te drukken : Zijne diepe nederigheid, zijn geduld, zijne zachtmoedigheid, zijne teedere godsvrucht, zijne edele gevoelens, zijne onmetelijke en alomvattende liefde, zijne vaardige
1) Id. charifcate perpetua dilexi te. Jerem, XXXI, 3.
gehoorzaamheid, zijn' haat jegens de zonde, die Hem folteringen en den dood deed omhelzen; eindelijk zijn' ijver voor de glorie zijns Vaders, welke Hem de schande en den smaad van het kruis deed aanvaarden, om de oneer te herstellen zijner goddelijke Majesteit aangedaan?
Als levende ledematen van Jesus' ligchaam zijn ook wij door Hem vereenigd met het goddelijk Woord: alléén in deze voortdurende éénheid, in de beoefening van het inwendige en verborgene leven in God, zullen wij de bron vinden voor onze glorie en voor onze ware deugden. Onze broze en krachtelooze natuur heeft er behoefte aan, om op God zelf te steunen, — zal zij niet vallen bij iedere zwakheid harer neiging. Alléén staande, en afgezonderd van Hem, die de oorsprong van alle goed is, blijft zij onvruchtbaar, of brengt geene andere vruchten voort dan die des doods. Vereenigd met God, vermag de ziel alles; hare gedachte, zamenvloeijend met de gedachte zelve van God, heeft geen' aardschen gezigteinder meer; haar wil, vereenzelvigd , om zoo te spreken, met den goddelijken wil, behoeft niet meer de aanlokselen dezer wereld te vreezen, noch de onstandvastigheid der natuur. Geheel haar wezen, aan God onderworpen, ziet zich door deze afhankelijkheid veredeld, boven zich zei ven verheven, ja, eenigermate vergoddelijkt.
Vragen wij aan Jesus' H. Hart, zoo volmaakt vereenigd met de Godheid, dat het zelf de onverbreekbare band moge zijn, welke ons met God vereent; bidden wij het, om ons op te sluiten
7
en te begraven in zijne peillooze diepte van liefde, opdat wij er niet meer kunnen uitgaan, en wij met den Apostel, op grootmoedige wijze, de schepselen kunnen uitdagen, dat zij nimmer meer zullen vermogen, ons te scheiden van Hem, dien wij beminnen. 1)
SCHIETGEBED.
Heilig Hart van Jestis! zelfstandig vereenigd met het eeuwige Woord, hecht mijn hart zóó aan het Uwe, dat het nimmer meer van ü gescheiden worde.
AFLAAT.
Onze Vader. Wees gegroet. — 12 Artikelen des Geloofs.
Allerzoetst Hart van mijn' Jesus / geef, dat ik U meer en meer heminne. 2).
1) Quis ergo nos separabit a charitate Christi? TAd Rom. VIII, 35.]
3) Z. H. Pius VII heeft bij rescripten van 7 Maart 1801 20 Maart en 15 November L802. — 12 en 15 Julij 1803, 7 Julij 1815 en 26 September 1817 vergund aan hen,die dagelijks ter eere van 't U. Hart van Jesus, Onze Vader — Wees gegroet. — 12 Art. des Geloofs met de korte verzuchting: „Allerzoetst Hart van mijn' Jesusquot; enz. zullen bidden: — vollen aflaat, op den eersten Vrijdag of den eersten Zondag van elke maand, en een' anderen op een' dag naar verkiezing in dezelfde maand;desgelijks een'vollen aflaat op den dag zei ven van het feest van 'tH. Hart, of den daaropvol-genden Zondag, onder de gewone voorwaarden: van te biechten, te communiceren en te bidden, volgens de inten-tiën van Z. H. den Paus. [Zie Mgr. Bouvier. Traité dogma-tique et pratique des Indulg. 7e éd. Tournay. pag. 135.]
De Vektalek.
8
„Tn Jesus Christus heeft de vereeniging der goddelijke natuur met de menschelijke een' aanvang genomen, opdat de menschheid eeniger-mate, niet slechts in Jesus Christus zou vergoddelijkt worden, maar in al degenen, die met zijne godsdienst ook de levenswijze omhelzen, welke Hij geleerd heeft.quot; (Origenes, tegen Celsus, I. III.)
„Onze natuur is derwijze veredeld door de onuitsprekelijke éénheid, bewerkt in de Mensch-wording, dat zij tot geen' hoogeren graad van uitmuntendheid zou kunnen opklimmen: gelijk de goddelijke natuur niet lager kon afdalen, door de aanneming der zwakheden van ons vleesch.quot; (S. August., de Praedest. Sanctorum, I, II, c. XV,)
,,De Zoon Gods, het edele plan vormend, om een ligchaam aan te nemen gelijk aan het onze, ten einde zich des te gemakkelijker door de men-schen te doen beminnen, heeft hunne harten willen winnen en opwekken tot eene bijzondere liefde jegens zijne heilige Menschheid, als zijnde een voorwerp, geschikt voor hunne natuur, en door die liefde heeft Hij hen allengskens tot de liefde zijner Godheid doen opstijgen.quot;
(S. Bernard, XX Leerr. op 't Cant. Cant.)
„Dat is 's menschen bestemming: vereenigd te zijn met God; want daarin bestaat zijn geluk. Daar het nu meer de liefde dan iedere andere zaak is, welke den mensch aan God bindt door de kracht, welke het minnende voorwerp met
9
het beminde vereenigt, en daar het liefde is, die den mensch in deugd volmaakt doet zijn door vereeniging met de oorspronkelijke goedheid en heiligheid, zoo volgt er noodzakelijk uit: dat de liefde het hoofddoel der goddelijke wet is.quot;
( S. Thomas, Contra Gentes, I. Ill, c. CXV.)
„De genade der Eucharistie is grooter, dan die der Menschwording geweest is, want in de Mensch-wording heeft Jesus Christus alleen zijne ziel en zijne allerheiligste Menschheid vergoddelijkt, doch in dit Sakrament heeftHij alle menschen vergoddelijkt.quot; (S. Theresia, Overweg, op het Pater.)
„Eene ziel, welke met Godis vereenigd, en in Hem door de liefde veranderd, verdient door ééne enkele • daad meer, dan eene andere, door verscheidene daden , indien deze ziel van dit beginsel der liefde verstoken is/' (S. Jan van 't Kruis, Cant. II.)
Over de gelioorzaamheid, cn hoe liet bemiimelijk
Hart van Jesus brou eu toonbeeld van deze deugdis.
Quia hostias et oWaliones et holocautomata pro peccato noluisti, nee placita sunt tibi, quae secundum legem offerunter, tune dixi: Ecce venio, ut faciam. Deus, voluntatem luam.
[Hebr. X, 8—9.]
Omdat gij noeh slagtoffers, nocli offergaven, noch brandoffers ter zonde-uitdelging hebt gewild , en de offers, welke, volgens de wet, worden opgedragen, U niet welgevallig zijn, toen heb ik gezegd: Zie, ik kom, om te doen, o God, uwen wil.
Ofschoon de Heer zelf de offeranden van het
O
O
10
Oud verbond ingesteld, de plechtigheden daarvan omschreven, en de verschillende offers bepaald had, zoo moet men evenwel bekennen, dat die offeranden nit zich zeiven, d. i. uit eigene kracht, in de oogen der goddelijke Majesteit geene groote waarde hebben konden. Inderdaad: de aangename offerande aan God is de offerande des harten: deze offerande des harten nu, ging niet noodwendig gepaard met de opdragt der slagt-offers. Het kon derhalve gebeuren, en meer dan eens heeft de Heer er over geklaagd door den mond zijner propheten, dat de offeraar zijn hart zich zeiven voorbehield, alhoewel door zijne heilige bediening het altaar rookte van het offerbloed.
Daarom is de gehoorzaamheid, welke het offer van den meusch zei ven en dat zijner edelste vermogens insluit, de aangenaamste offerande, welke men aan God brengen kan. 1). Door haar, bewijzen offeraar en offerande, niet onderscheiden van elkaar; of vereenigd op 't zelfde altaar, aan den Schepper hulde van geheel hun wezen, en vernietigen zich, om zoo te spreken, onder het welgevallen Gods. Vandaar do voortreffelijkheid dier deugd, welke, volgens den H. Thomas, de eerste plaats bekleedt onder de zedelijke deugden. Is zij het inderdaad niet, die den mensch verachten doet het innigste en kostbaarste, wat hij bezit, namelijk: zijn' eigen wil?
Het Hart van Jesus is het volmaaktste toonbeeld dier opoffering van eigen wil op het altaar
Melior est enim obedientia qnam victimae.
' [I. Reg. xv, 22.]
11
der gehoorzaamheid. Waarom komt Hij in de wereld? 't Is, om zijn wil aan den wil van zijn' hemelschen Vader te onderwerpen, l) De gehoorzaamheid is eenigermate de voorwaarde zijner Menschheid. Voor dat slagtoffer, bi] uitnemendheid, hetwelk alléén daarvoor leefde, om zich iederen dag op te offeren voor onze verlossing, is de gehoorzaamheid als de oorzaak en de spijze zijns levens. 2^ Ieder oogenblik zijns levens was eene algemeene toewijding van zijn'wil aan den wil van zijn' Vader. 3)
Jesns is voor niet één offer teruggedeinsd, om aan zijn' Vader getuigenis te geven van zijne volmaakte gehoorzaamheid. Hij beoefende haar in zulk een' heldhaftigen graad, dat Hij volgaarne den bitteren kelk zijns lijdens aanvaardde, 4) en al de versmaadheden en folteringen des krui-ses omhelsde. 1)
Moest Jesus het toonbeeld wezen voor onze gehoorzaamheid, zoo heeft Hij zich verwaardigd, zijne gehoorzaamheid aan de gewone voorwaarde der onze te onderwerpen. — Dertig jaren zijns levens vat de gewijde Schrijver in deze korte woorden te zamen: „En Hij was hun onderda-
3*
5; Factus obediens usque ad mortem, mortem autem crucis. Phiilipp. n, 8.
12
nig.quot; i) En aan wie was Jesus onderdanig? Aan twee menschen, aan de H. Maagd Maria en aan den H. Jozef. Maar zij beiden waren bij Hem de afgezanten zijns Hemelsohen Vaders. — Indien wij de bron dier volmaakte gehoorzaamheid van Jesus' H. Hart opsporen, dan kunnen wij geene andere vinden, dan zijne volkomene éénheid met het goddelijk Woord. Die éénheid hield zijn hart in eene volslagene afhankelijkheid van den wil zijns Vaders.
Ook in onze éénheid met God, waarin de oorzaak en de bron des christelijken en geestelijken levens is gelegen, zullen wij die onderwerping van wil putten, welke het eigenaardige kenmerk der gehoorzaamheid is. Welke onze betrekking moge zijn in de maatschappij, of welk een' rang ons in de Kerk door de Voorzienigheid is aangewezen; ons onderwerpen moeten wij.....
De mensch , die zich door eigene wijsheid laat geleiden, zal een' valstrik vinden in de raadgevingen dier zelfde wijsheid. Zoodanig heeft God de verstandelijke wezens, wier roeping het is, om in de maatschappij te leven, nevens elkander geplaatst, dat de een van den ander' zoude afhangen, en daaruit vloeit de overeenstemming en kracht voort. Derhalve kan de mensch niets groots, edels, noch degelijks tot stand brengen in de orde der natuur, maar bijzonder niet in die
1) Et erat suclditns illis. Luc. n.
der genade, indien hij zijne kracht niet gaat putten, in de gehoorzaamheid: „Een man, die gehoorzaam is, zal van verwinning spreken.quot; l) De gehoorzaamheid is de edelste oefening onzer vrijheid, omdat zij ons onderwerpt aan den wil des Heeren, en, door haar te beoefenen, erkennen wij Gods gebied.
Laat ons dan tot het Hart van J esus gaan, en van dat Hart de bewonderenswaardige les van gehoorzaamheid leeren: weten wij even als Jesus te gehoorzamen tot den dood des kruises. De glorie zal er de vrucht van wezen. Daarom heeft God Hem verheven en Hem een' naam gegeven, die boven allen naam is. 2)
SCHIETGEBED.
Gehoorzaam Hart van Jesus! boezem mij zulk eene liefde voor de gehoorzaamheid in, dat mijn hart immer bereid zij, om in alles uwen heiligen wil te volgen.
AFLAAT,
Onze Vader. — Wees gegroet. — 12 Art. des Geloofs.
O zoet Hart van mvjïC Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne.
„Alle geestelijke gelofte ontleenthare volmaakt-
1) Vir obcdiens loquetur victoriam. Prov. xxi, 28.
3) Propter quod et Deus exaltavitillum, etdonavitilli nomen, quod est super omne nomen. Philipp u, 9.
14
heid aan de heilige gehoorzaamheid, welke de eene mensch aan den anderen ter liefde Gods bewijst, even als God ze aan de menschen betoond heeft, ter hunner zaligheid.quot; (S. Thomas, bij Surius, 7 Maart.)
„Vermits de gehoorzaamheid eene soort van offerande is, waarin de mensch zich geheel en al, en zonder voorbehoud, aan zijnen Schepper en Heer door de handen van zijnen dienaar in de vlammen der liefde opoffert.... zoo kan men niet ontkennen, dat zij , met de uitoefening van 't geen geboden is, tevens de verzaking van 's menschen eigen wil en de geheele onderwerping van zijn oordeel insluit.quot; (S. Ignatius van Loy., Brief over de deugd van gehoorz.)
„Gelooft mij , en houdt u wel overtuigd, dat de meest veilige en minst twijfelachtige weg voor ons is: eene voikomene en algeheele gehoorzaamheid naar ligchaam en ziel aan onze oversten; en dat onze eigene wil, onze verbeelding, onze geest van onafhankelijkheid te vergelijken zijn bij een' huiveringwekkend' iizel op den rand van een afgrond.quot; (S, Franc. Xaverius, 56 Brief.)
„De H. Maagd bevindt zich gaarne bij het kruis en de kribbe, en geenszins bekommert zij er zich over, om naar Egypte te gaan, indien zij haar dierbaar Kind maar bij zich heeft. O, volgen wij haar na, die beminde Meesteresse; 'tzij de Heer ons regts of links wende, of ons geleide waar Hem goeddunkt, gaan wij blijmoedig in zijn gezelschap.quot; (S. Franciscus van Sales.)
„De gehoorzaamheid bezit de kracht, om den
15
bloesem onzer begeerten in vruchten van goede werken te veranderen. Geen weg voert de ziel eerder op tot de hoogste volmaaktheid, dan de gehoorzaamheid.quot; (S. Theresia.)
„Hij , die er van afziet om zich zeiven te leiden, en zich aan het bestuur van zijnen zielzorger overgeeft, heeft de zoete verzekering van in alles den wil des Heeren te doen, en altoos aan zijne goddelijke Majesteit te behagen.quot;
(S. Stanisl. Kostka, Grondspreuken).
IIL HOOFDSTUK.
Over de godsdienst, en hoe Jesas' beminueljjk Hart bron eu toonbeeld dezer den^d is.
Dominus pars haereditatis meae. Ps. xv, 5.
De Heer is het deel mijner erve.
De godsdienst, als deugd beschouwd, bestaat hierin: dat wij jegens God de pligten vervullen, waaraan onze wezenlijke afhankelijkheid tegenover zijne goddelijke Majesteit, ons onderwerpt. Zij is daarop gegrond, dat, God onze eerste oorzaak en ons laatste doel beide zijnde, — wij alles aan zijne milddadigheid en almagt verschuldigd zijn, en wij tot Hem alles, wat wij bezitten, moeten doen terugkeeren.... De deugd van godsdienst omvat alzoo den geheelen mensch, en ver-bindt hem aan zijn' Schepper. Zij sluit in zich: de aanbidding, welke bestaat in de uitdrukkelijke erkenning van Gods majesteit, van zijne aiover-treffelijkheid, van zijne eigenschappen en zijn
16
oppermagtig gebied, met een gevoel onzer eigene geringheid en grenzelooze afhankelijkheid. Zij sluit in zich: het gehed, dat een gevolg der aanbidding is, en ons aanspoort, om in onze zwakheid te steunen op de magt van Hem, van wien wij afhankelijk zijn. Op de derde plaats sluit zii in zich; de godsvrucht, welke bestaat in eene wilsvaardigheid, om te volbrengen hetgeen tot de dienst en de vereering van God behoort. Door de deugd van godsdienst erkennen wij dus werkeliik God als God, en bewijzen wij Hem die uitwendige eer, welke Hij van zijne schepselen verwacht. Volgens het gevoelen van den H. Thomas is zij dan ook voortreffelijker dan de zedelijke deugden: want, indien deze ons in het bijzonder de eene of andere eigenschap van God doen verheerlijken, zoo doet de deugd van godsdienst, door toewijding van al onze krachten aan de dienst der Godheid, God verheerlijken in al zijne eigenschappen.
Jesus' H, Hart is het toonbeeld van dat leven van aanbidding, gebed en godsvrucht. Door eeuwigen lichtglans bestraald, kende Hii op volmaakte wijze Gods verhevenheid,en beweesHi] voortdurend zijn' eerbied, zijne hoogachting, aanbidding, kinderlijke en volstrekte onderwerping aan de opperheerschappij vanzijnhemelschenVader. VanZich-zelven legt Hij deze schitterende getuigenis af,dat Hi] aan God de glorie heeft gegeven, welke Hem toekwam. 1) En op watwijzeheeftHijHem verheerlijkt? Hij heeft
1) Ego te clarificavi super terrain. J oann. xyii. 4.
17
Hem verheerlijkt door zijne werken, waarvan de eenige oorzaak en drijfveer was: Gods H. Wil.
Hij heeft Hem verheerlijkt in zijne woorden , door altcos de majesteit van zijn'Vader te prijzen, en die aan de wereld te verkondigen.
Hij heeft Hem verheerlijkt door zijne gedachten en genegenheid. Met welk eene vaardigheid legde Hij Ziich toe op alles, wat zijn Vader van Hem vroeg ? Tot zulk eene hoogte verhief Hij de godsdienst, dat Hij ten offer bragt 't dierbaarst wat Hem ter wereld was: — de H. Maagd Maria en den H. Jozef. „Waarom hebt gij ons verlaten?quot; zeiden zij Hem droevig, toen zij Hem te midden der leeraren wedervonden. — „Moet Ik niet, gaf Jesus hun ten antwoord, alles vergeten, om mij met de belangen mijns Vaders bezig; te houden?' 1) 0
In zijne éénheid met het goddelijk Woord putte Jesus' Hartdie verhevene kennis aangaande Gods grootheid en oppermagt, die vaardigheid, welke Hem geheel verknocht deeci zijn aan de glorie der opperste Majesteit. Ook in onze éénheid met God, in ons innig zieleleven met de Godheid zullen wij de hoogachting putten voor de uitmuntende eigenschappen en voorregten des Allerhoogsten, en zullen wij, om zoo te spreken, de _ gewaarwording verkrijgen: hoe groot Gods majesteit en volstrekt gebied over ons is. Bij dat hemelsch licht zullen wij onze geheele af-
1) Nescicbatis, quia in his, quae Patris mei sunt, oportet me esse? Luc. IIj 49.
18
hankelijkheid inzien van Hem, die ons begin en ons wezenlijk doeleinde is En alsdan het ij dele dezer wereld verachtende, zullen wii al onze vermogens, ja geheel ons wezen wijden aan de verheerlijking Gods; onze gedachte, bevrijd van de begoochelingen en hersenschimmen dezer aarde, zal verslonden worden in de beschouwing der hemelsche dingen; ons hart, ontdaan van kommer en zorgen , — de gedurige gevolgen van zijne ongeregelde neigingen, — zal rusten ia den schoot van Hem,die alléén aan de onverzadelijkebegeerten des harten kan voldoen, en zijne vatbaarheid en zijnen dorst voor het oneindige kan bevredigen.
Smeeken wij het Hart van onzen goddelijken Meester, dat het ons onderrigte; God te vereeren, en jegens Hem alle godsdienstpligten waar te nemen. Wij eerbiedigen God niet genoeg, en dat gebrek aan eerbied vloeit daaruit voort: dat wij zijne uitmuntendheid niet genoeg kennen, en ons bij wiilen ten zijnen opzigte in eene zekere onafhankelijkheid wanen.
O, laten wij het wel begrijpen, dat wij slechts op aarde zijn, om God te kennen, te beminnen en te dienen, en dat daarin de geheele mensch bestaat.
SCHIETGEBED.
O, allerzoetst Hart van Jesus! leer mij Gods heerlijkheid en oppermagt, mijne nietigheid en afhankelijkheid inzien, en zoo de deugd van godsdienst beoefenen, dat zij in mij uitwendig schit-tere door eene vurige aanbidding, inwendig, door een hartelijk gebed en eene ijverige godsvrucht.
19
Onze Vader. IFees gegroet. 12 Art. des Geloofs.
O zoet Hart van myn' Jews / geef, dat ik U meer en meer heminne.
„De wezenlijke godsdienstige vereering bestaat minder in de uiterlijkheden, dan wel in de inwendige en geestelijke offerande, in de werken van barmhartigheid, in de vreeze Gods en van zijne oordeelen, in de versterving der zinnen en de zuiverheid des harten.
(Lanctantius, goddel. Instell. I. VL) „De godsdienst is een overvloeijende en zekere schat van onuitsprekelijke goederen; en het geweten heeft mij getuigd, dat de godsvrucht iets uitmuntends en heerlijks is, de kracht bezittend, om diegenen zalig te maken , welke gehecht zijn aan hare verhevene onderwijzingen.quot;
(S. Athanasius, Eedestr. tegen Arianen.) „Met de godsvrucht gaat het even als met de geheimzinnige ladder, die de Aartsvader Jakob zag, en waarvan het onderste gedeelte aan de aarde raakte, terwijl het bovenste zich verloor in de wolken. Men klimt sportsgewijze op, en men eindigt met eene hoogte te bereiken, welke de menschelijke krachten niet meer schijnt te boven te gaan.quot;
(S. Basilius, 1ste Homilie op Ps. I.) „Het doel der godsdienstige vereering bestaat
20
daarin: dat wij Hem, dien wij aanbidden, navolgen.quot; (S. August., Stad Gods, I. VIII, h. XVII.)
„Zoodanig is de vrucht en de belooning der godsdienstigheid, dat diegenen zelfs, welke haar niet bezitten, zich niet kunnen weêrhouden, om naar haar te verlangen.quot;
(S. Bernard., op den XC Ps ) „Dewijl alle schepselen in God waren, alvorens zij op zich zeiven bestonden, en dewijl zij van God voortkomen , zoo kan men zeggen, dat, door de daad zelve hunner schepping, zij begonnen zijn met zich van Hem te verwijderen , wat hun wezen of hunne natuur betreft; het redelij k schepsel moest zich derhalve op nieuw binden aan God, met wien het vereenigd was alvorens te bestaan, even als een stroom, welke terugkeert tot zijn' oorsprong. En dat geeft de naam zelf van godsdienst („re ligioquot;) te kennen.quot; (S. Thomas, opusc. 19. c. I.)
„God is de oorsprong van ons geluk en het doeleinde van al onze verlangens. Daar wij Hem gekozen hebben tot ons erfdeel, of liever: gelijk de godsdienst het juist uitdrukt, daar wij Hem op niemo gekozen hebben, doordien wij 't ongeluk hadden van Hem te verliezen door onze onachtzaamheid , — zoo streven wij naar Hem door de liefde, en wanneer wij Hem bereikt hebben, vinden wij in Hem onze rust.quot;
(Eerw. Beda, op den l611 brief aan de Kor.h, IX.)
21
IV. HOOPDSTUK.
Oyer het gebed, en hoe het beminnelijk Hart yan Jesns bron en toonbeeld is yan het leyen des gebeds.
Procidi t in faciem suam, orans. Matth. xxvi, 39.
Hij viel op zijn aangezigt neder en^bad.
Het gebed is een gevolg onzer geheele afhankelijkheid van Gods opperste majesteit. Het bevat, met het gevoel van ons vermogen, tegenover verpligtingen, die wij te vervullen, of gevaren , die wij te vermijden hebben, een kinderlijk vertrouwen op Hem, wiens grenzelooze magt en oneindige barmhartigheid wij erkennen. Het gebed is eene verheffing onzer ziel, welke in de magt van den Allerhoogste een' steun zoekt voor hare zwakheid. „Tk heb mijne oogen opgeheven, zegt de profeet, tot U, Heer, die woont in de hemelen.quot; 1) „Ik heb mijne oogen opgeheven naar de heilige bergen, van waar ik mijne hulp verwacht.quot; 2) Van daar de uitmuntendheid des ge-beds, dat, volgens den H. Thomas, onder de akten van godsdienst de eerste plaats bekleedt. Van daar ook de eigenschappen, die het moeten vergezellen, om de volmaaktheid te bereiken, welke aan het gebed eigen is. Het moet voortkomen uit het hart, waarvan de lippen slechts de tolken zijn. Het moet vol vertrouwen wezen, de-
1) Ad te levavi oculos meos, qui liabitas in coelis. Ps. cxxn, 1.
9) Levavi oculos raeos in montes, utide veniet anxiliura miln. Ps. cxx, 1.
22
wijl het steunt op Gods oneindige goedheid en grenzelooze magt. Het moet volhardend zijn, d. i. ten einde toe vol vertrouwen wezen. Eerst dan is het, dat deze belofte van onzen Zaligmaker zal bewaarheid worden: „Voorwaar, voorwaar. Ik zeg U: Indien gij den Vader iets in mijnen naam zult vragen, Hij zal het u geven.quot; !)
Het Hart van Jesus is het toonbeeld van dat leven des gebeds, 'twelk de kern moet zijn van het christelijk leven: want de christen bevindt zich altoos tegenover verpligtingen en gevaren, welke niet geëvenredigd zijn aan ziine natuurlijke krachten. Meer dan eens stelt het Evangelie ons den gcddelijken Zaligmaker voor oogen, hoe Hij zich van de schare verwijderend, des nachts, stil in de eenzaamheid zijne ziel gaat uitstorten in vertrouweliike zamenspraken met zijn' Vader, als wilde Hij uitrusten van de zorgen en ver-moeijenissen van den dag. Wij zien Hem bidden, voordat Hij wonderen doet, als of Hij van den Hemel de airaagt verwachtte, welke Hij wilde toonen voor ons heil; inzonderheid zien wij Hem in zijn' doodsangst met een'buitengewonen ijver het gebed verlengen , tot driewerf toe herhalen, en niettemin zijne vragen aan den wil van zijnen hemelschen Vader onderwerpen; wij zien Hem ook vol moed, gelatenheid en kracht opstaan, en, zigtbaar door den Engel in die heilige oefening versterkt, zijn droevig en smartvol lijden te ge-
1) Amen, amen, dico vobis, si quid petierltis Palrem in nomine meo, dabit vobis. Joann. xvi, 23.
23
moet treden. „In doodsangst zijnde, bad Hij te meer.quot; l) „Staat op, laat ons gaan.quot; 2) Op zulk
eene wijze behooren wij te bidden; Jesus' H. Hart heeft al onze zwakheden willen aannemen , om ons te toonen, waar wij onze kracht moeten zoeken. Zijn wij in de bekoring, waken en hidden wij, en weldra zullen wij ons sterk gevoelen boven deze beproevingen; zijn we in de zonde gevallen , laat ons dan zuchten, dat wij onzen toevlugt niet hebben genomen tot het goddelijk wapen, dat alléén ons de verwinning verzekeren kon. Er zijn duivelen, die niet dan door vasten en bidden worden uitgedreven. 3) Zijn we treurig, zegt de H. Jacobus, heffen wij onze smeekende blikken hemelwaarts, en storten wij onze zielen uit in God, onzen Vertrooster. 4) Het kan in-tusschen gebeuren, dat G-od, ter vervulling zijner plannen, die voor ons verborgen zijn. Zich doof schijnt te houden voor onze stem; laat ons dan niet wankelen in vertrouwen; volgen wi] Jesusna in den hof van Gethsemane; Hij bidt, bidt wederom, en herhaalt voor de derde maal hetzelfde gebed. Ons tot heil, weigert God het te verhooren. Wat doet de Heer Jesus? Hij volhardt steeds sterk aanhoudend; Hij volhardt met eene volkomene onderwerping aan den wil zijns Vaders; „nog-
- 1) Factus in ag-onia, prolixius orabat. Luc. xxir, 43.
2) Surgite; eamus. Matth. xxvi, 40.
3) Hoe autem genus non ejicitur nisi per orationem, et jejanium. Matth. xvn, 20.
4) Tristatur aliquis vestrura? oret. Jacob v. 13.
24
tans niet mijn wil, maar de Uwe geschiede.quot; 1) Doch gebeurt het ook niet menigwerf, dat wij zeiven de oorzaak zijn, dat ons gebed niet verhoord wordt?
Zijn wij niet vaak gelijk aan dat volk, van hetwelk de Heer zeide: „ Dit volk eert mij met de lippen, doch hun hart is verre van Mij.'' 2) Hunne stem stijgt wel opwaarts naar den hemel maar hunne neigingen zijn, al kruipend, verslaafd aan de aarde. Zijn wij welli^t niet de al te trouwe navolgers van die leerlingen, aan wie onze Verlosser deze woorden toevoegde: Gij verkrijgt niets, omdat gij niets vraagt. 3) Vragen wij aan onzen beminnelijken Jesus, dat Hij zelf ons leere bidden ; 4) verzoeken wij dringend aan zijn Hart: ons te schenken die aandacht, dien ijver, dat vertrouwen, dien eerbied, die onderwerping en volharding, waarvan Hij zijne gebeden vergezeld deed gaan; smeeken wij Hem, dat Hij zelf in ons en voor ons bidde, opdat wij , versterkt door het gebed, geen geweld onzer vijanden, noch ontmoediging onzer zwakheden meer te duchten hebben.
SCniETGEBED.
Kaar uw voorbeeld, o dierbaar Hart van mijn Verlosser, wil ik met uwe genade in 't gebed
1) Verumtamen non mea voluntas, sed tua fiat. Luc. xxii, 42.
2) Populus hie labiis me honorat, cor autem eornm longe est a me. Matth. xv, 8.
3) Usque modo non petistis quidquam in nomine meo: petite, et accipietis. Joann. xvi, 24.
4) Uomino, doce nos orare. Luc. xi, 1,
volharden; gedoog niet, dat ik ooit in die zalige oefening veiiiaauwe.
Onze Vader. — Wees gegroet. —• 12 Artikelen des Geloofs.
Allerzoetst Hart van mijn Jesus! geef, dat ik IJ meer en meer berninne.
„Het gebed is eene zamenspraak met God, eene beschouwing der onzigtbare dingen, een zeker vertrouwen ten aanzien der goederen, welke men wenscht, eene eer, welke ons gelijk maakt aan de engelen zeiven, een vooruitgang in het goed, een behoedmiddel tegen het kwaad, eene verbetering van de zonde, eene daadwerkelijke vrucht der deugd en een voorsmaak der toekomstige glorie.quot;
(S. Gregor. van ^ss., Homilie op den Eccl.)
„Men bidt zonder ophouden, wanneer, door Gode aangename, en immer ter zijner glorie gedane werken, geheel het leven een voortdurend gebed wordt.quot;
(S. Hilarius van Poitiers, op den lsten Ps.)
„Onze ziel moet zich beschouwen , als van alles ontbloot, ten einde zij niet zou ophouden, met te bidden; en 't is door een voortdurend verlangen, gegrond op het geloof, de hoop en de liefde, dat zulk een gebed wordt verrigt.quot;
(S. August-, 121 brief aan Proba.)
„Het ware gebed bestaat niet in de woorden,
4
26
welke de mond voortbrengt, maar in de gedachten, welke het hart vormt, 't Zijn niet onze woorden, maar onze verlangens, welke die sterke kreten slaken, die doordringen tot in de oorenvanden Allerhoogsten.quot;
(S. Gregor. de groote, Zedeleer, I. XXII. h. 13.)
„In het mondgehed kan men aandachtig zijn op drieërlei wijs, men kan zijne aandacht vestigen op de woorden, ten einde zich niet te vergissen hij het uitspreken; men kan vervolgens zijne aandacht vestigen op den zin der woorden; eindelijk kan men zijne aandacht vestigen op het doel des geheds, namelijk: op God en de zaak, waarom men bidt.quot;
(S. Thomas, 2. 2. q. 83. art. 13.)
„Eén ons gebed te midden van groote droefheid weegt zwaarder voor God, dan honderd pond te midden van vertroostingen.quot;
(S. Èranciscus van Sales.)
„Alle ziel behoort te weten , dat, ofschoon God niet altoos vaardig hare gebeden verhoort. Hij evenwel niet zal nalaten, om ter juister ure toe te snellen, indien zij althans van haren kant niet te kort schiet in moed en volharding.quot;
(S. Jan van 't Kruis, uitlegg. van Cant. II.)
„Om groote vorderingen op den weg der volmaaktheid te maken, is het niet voldoende, om mondgebeden te verrigten, maar vooral moet men zorg dragen, om degelijke deugden te verkrijgen.quot;
(S. Theresia.)
27
Oyer dea lof van God, en hoe liet hemiuneiyk Hart vau Jesus bron en toonbeeld van het leven Tan lofprijzing is.
Per ipsum offeramus hostiam laudis semper Deo
Hebr xm, 15.
Laten wij door Hem (J. C.) altoos aan God eene offerande des lots opdragen.
De lof is eene betuiging van achting, welke men geeft aan de deugd of aan de verschillende hoedanigheden van een ander. De lof is een gevolg der liefde; men kan niet waarlijk beminnen , of men vindt er zijn behagen in, om over het beminde voorwerp te spreken, en deszelfs volmaaktheden, grootheden, en beminnelijkheden te prijzen. God nu , het voorwerp bij uitnemendheid, of, liever gezegd, het eenige voorwerp onzer liefde zijnde, moet ook het voorwerp, bij uitnemendheid, van onzen lof wezen. Van daar, dat de Heiligen, wier harten van goddelijke liefdevlammen ontstoken waren, geene andere woorden dan die van lof jegens God op hunne lippen hadden. Hoor den koninklijken profeet: elke toon zijner ziel is eene lofprijzing der goddelijke volmaaktheden; 't schij nt zelfs, dat hem zijne stem niet voldoende is, en hij noodigt alle schepselen des hemels en der aarde uit, om zich met hem te vereenigen, ten einde God te loven. 1)
De lofprijzing is eene zóó heilige en edele daad, een gebruik, zóó door het woord verheven,
1) Laudate Dominum omnes gentes. Ps. cxvi, I. Lau-date eum coeü coelorum. Ps. cxliii, 4.
4*
28
dat zij de voortdurende bezigheid der Allerheiligste Maagd en der uitverkorenen in den hemel is. 1) Zalig degenen, Heer, die wonen in uw huis, zegt de Psalmist: en waarom ? Omdat zi] in alle eeuwigheid U zullen loven, en uwe grootheid verkondigen. 2) En is dit niet de bijzondere bediening en de volstrekt noodzakelijke pligt van den priester hier op aarde!
De lof is bovendien eene offerande van geheel den mensch. Wordt inderdaad de mensch niet geheel door zijne gedachte beheerscht, en drukt zijne gedachte zich niet geheel uit in het woord? Welnu, de lof is niet anders dan de toewijding van het woord aan God, en de godvruchtige offerande van dat woord ter verheerlijking zijner goddelijke volmaaktheden, s)
Twee uitwerkselen ter onzer eigene heiliging bezit de lofprijzing: ten eerste, zij is de weg, waarlangs God zich aan ons meedeelt; want zij stelt een innig verkeer vast tusschen God en de ziel, volgens het woord van den Psalmist: „Een offer van lof zal Mij eeren, en daar is de weg, waarop ik hem Gods heil zal toonen.quot; 4) Ten tweede, zij verheft ons zooveel te meer boven de begoochelingen der aardsche goederen, zooals de H. Thomas zegt, hoe meer zij onze
1) Beati, qui habitant in domo tua, Dorainc, in sac-cula SEicculorum laudabunt te Ps. lxxxiii, 5.
2) Magnitudinem tuam narrabunt. Ps. cxliv, 6. 8) Tibi sacrificabo hostiam laudis. Ps. cxv, 17-
4) Sacrificium laudis honorificabit me; et illic iter, quo, osteudam illi salutare Dei. I's. xux, 23.
29
genegenheden aan God vastbindt; en daardoor wordt zij een sterke teugel, welke ons voor de zonde behoedt. 1).
Het Hart van Jesus is een toonbeeld van het leven der lofprijzing. Zóó was het Hart van dien goddelijken Meester van liefde voor zijnen hemelschen Vader ontstoken, dat ziin mond, sprekende uit de volheid van zijn heilig Hart, niets anders vermogt, dan Grods eigenschappen te loven. Jesus prijst zijne voorzienigheid; 2) Hij prijst zijne barmhartigheid; 3) Hij prijst zijne goedheid; 4) Hij prijst de opperheerschappij van zijnen Vader; 5) Hij prijst zijne magt; 6) Hij prijst zijne liefde voor de menschen; 7) Hij prijst zijne regtvaardigheid; 8) Hij prijst al zijne volmaaktheden. 9)
Niet slechts loofde Hij zijn' Vader door zijne gesprekken; maar waren al zijne werken — door de toewijding aan de glorie van God en aan de uitbreiding van zijn rijk, — niet zoo vele lofprijzingen, dewijl zij de liefde voor zijnen Vader en de hoogschatting voor zijne oneindige volmaaktheden tot beginsel hadden ?
1) Laude mea infrenabo te, ne intereas. Tsai. xlfiii, 9.
2) Scitenira Pater vester quid opus sit vobis. Matth. vi, 8.
3) Dimittet et vobis Pater vester coelestis debita vestra. Matth. vi, 14,
4) Complacuit Patri vestro dare vobis regnum.Luc. xii,32.
5) Opera enim. quae dedit mihi Pater, ut perliciam ca. Joann. v. 30.
6) Omnia tibi possibilia sunt. Marc, xiv, 36.
7) Ipse enim Pater amat vos. Joann. xvi, 27.
8) Pater juste. ,loann. xvn, 25.
'.)) Sicut et Pater vester coelestis perfectus est Matth. v. 48.
30
Volgen wij dat voorbeeld na. Moge ons hart dermate vervuld zijn met goddelijke liefdevlammen, dat wij door haar geweld als genoodzaakt worden, er een' uitweg aan te verleenen: door namelijk te spreken, over bet hemelsch voorwerp onzer liefde en zijn' lof te bezingen, l)
De menscb is de stem van bet beelal; door bem is bet, dat de redelooze scbepselen den Heer verheerlijkenlaat ons niet te kort scbieten in de edele zending, welke ons is toevertrouwd. Maar wacbten wij ons, dat volk na te volgen, dat, terwijl bet God prees met zijne lippen. Hem onteerde door de ongeregelde neigingen zijns barten; onze lof spruite voort uit een bart, onderworpen aan den goddelijken wil en onwrikbaar getrouw in de dienst van God; laten wij daarom, volgens den raad van den H. Augustinus, door al onze wezenskracbten God loven. Prijzen wij Hem niet slecbts met de stem, maar dat vooral ons geweten Hem love door eene goede getuigenis; dat ons leven Hem love door de beoefening van alle deugden ; dat onze daden Hem loven door bare heiligheid en volmaaktheid. 2) „Hebt gij eene aalmoes in den schoot van den arme gestort, zegt dezelfde Vader op eene andere plaats, gi] hebt God geloofd; hebt gi] een' goeden raad gegeven, gij hebt God geloofd; hebt gü u nedergebogen om te bidden, gij hebt God geloofd. Hij gaat nog verder ; en met de gedachte van den
1) Semper laus ejus in ore mee. Ps. xxxm, 2.
2) Sed et conscientia vestra, vita vestra, facta vestra. S. Aug.
31
Apostel toe te passen, wiens verlangen het is, dat wij onze meest gewone werken door de zuivere meening verdienstelijk zouden maken, vreest hij niet te zeggen : „Hebt gij u aan den slaap overgegeven, om voor uwe gezondheid eene noodige rust te nemen, gij hebt God geloofd.quot; Loven wij dus den Heer, en laat ons door een leven van lofprijzing de beleedigingen herstellen, welke Hem door zoovele weêrspannige harten worden aangedaan, maar vereenigen wij onze lofprijzingen met die, welke het Hart van zijn' goddelijken Zoon Hem onophoudelijk aanbiedt, en laten wij ze vereend ten hemel doen opzweven.
SCHIETGEBED.
Met eiken ademtogt, en telkens als mijn hart klopt: zou ik met al de vurigheid der Engelen en Heiligen wenschen uit te roepen: Altijd, overal en door alles, zij geloofd en geprezen het H. Hart van onzen Heer J. C.!
AFLAAT.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des geloofs.
O zoet Hart van mijn1 Jesus! geef, dat ik U meer en meer leminne.
♦
„God is even zeer lofwaardig, hetzij dat Hij straft, hetzij dat Hij vergeeft; want de straf en de kwijtschelding zijn uitwerkselen zijner goedheid en blijken zijner welwillendheid.quot;
(S. Chrysostomus, Homilie.)
32
„Hij alléén kan God in waarheid loven, die Hem opregt bemint.quot;
(S. August, Brief aan Honoratius.) „Dat de goddelijke lofspraken voortdurend op uwe tong en uwe lippen zijn; wanneer gij psalmen zingt, en uwe gebeden verrigt, bereidt gij welriekende kruiden, om een offer van aangena-men geur der goddeliike Maiesteit aan te bieden.'' (S. Petrus Dam. B. VIIf. Brief 14 aan zijne zusters.)
„De goddelijke lofprijzingen verwijderen, door de verheffing van 's menschen hart tot God, alles van het hart, wat in strijd is met de goddelijke Majesteit.quot; (S. Thomas, 2. 2. q. 92. art. 1.)
„Onze tong kan niet beter worden gebruikt, dan met God lof te zingen, vermits wi] daartoe zooveel stof en reden hebben.quot; (S. Theresia )
„De volmaakte liefde maakt de ziel erkentelijk, voor de van God ontvangene weldaden: zij ver-pligt haar, Hem dank te zeggen voor de goederen in wier bezit zij is, en er behagen in te nemen , Hem duizendmaal te loven.quot;
(S. Jan van 't Kruis, verklaring van 'tCant. III.)
„De nachtegaal bemint niet minder zijne melodie: hetzij hij verpoost, of't zij hij zingt. Het godvruchtige hart schept niet minder behagen in de liefde, wanneer het door uiterlijke noodwendigheden wordt afgetrokken, dan wanneer het bidt. Hunne werkzaamheid en hunne beschouwing, hunne bezigheid en hunne rust zingen gelijkmatig in hen het lied hunner liefde,quot;
(S. Francisc. van Sales.)
VT. HOOFDSTUK.
Over de öaakzcgging', en hoe het beminnelük Hart
van Jesus bron en toonbeeld der dankzegging is.
Pater, gratias ago tibi. Joann. XI, 41.
Vader, ik dank (J,
De dankzegging is te gelijk eene akt van nederigheid, eene akt van regtvaardigheid en eene akt van liefde, Eene akt van nederigheid: doordien wij, met te erkennen, dat wij aan de vrijgevigheid en barmhartigheid van een ander eene gaaf te danken hebben, welke onze volmaaktheid of ons geluk bevordert, juist daardoor onze eigene ongenoegzaamheid belijden. Eene akt van regtvaardigheid: want onder verstandelijke en met edele vermogens begaafde wezens, kan er geene zuiver vrijwillige gift bestaan. Elke gift bevat eene soort van verbindtenis, en legt hem, die de gift ontvangt, eene schuld van erkentelijkheid op, welke door dankzegging alléén betaald kan worden. Deze schuld wordt door ons natuurlijk instinkt zóó erkend, dat door alle harten de ondankbaarheid als eene schending van een heilig regt wordt verafschuwd. Ik zeg eindelijk, dat de dankzegging een akt van liefde bevat, vermits zij eene ontboezeming, eene verzuchting des harten is jegens hem, die ons verrijkt heeft met zijne weldaden. Na dit alles is het gemakkelijk te begrijpen, welk eene waarde God aan de dankzegging hecht, en hoe naijverig zijn Hart op die hulde van geheel oi.s zeiven is.
34
Door de dankzegging inderdaad, wijden wij aan God ons verstand, erkennende, dat wij geheel en al van zijne goedheid afhangen; — wijden wij Hem onzen wil krachtens de liefde, welke ons hecht aan onzen oppersten Weldoener; — en wijden wij Hem onze vrijheid, ons in de gesteltenis plaatsende van niets aan zijne genade te weigeren, ter beantwoording aan de weldaden , waarmede Hij ons heeft overladen. Daarom aarzelt de H. Angnstinus niet, in zij n hoek : „over den Geest en de Letterquot; te zeggen , dat de vereering van God voornamelijk in de beoefening der dankbaarheid bestaat, en ter staving zijner leer wijst hij op het offer zelf onzer altaren, eucharistisch of dankoffer, dat de verhevenste daad onzer godsdienst is.
Jesus' Hart is het toonbeeld van dat leven van dankzegging. Als God, heeft Jesus alles van zijn' hemelschen Vader ontvangen: zijn wezen, zijne Godheid vloeijen eeuwig voort uit dat voortbrengend beginsel. 1) Als mensch heeft Hij insgelijks alles, wat Hij bezit, aan God te danken. 2)
Nadrukkelijk erkent Jesus, dat Hij deze wezenlijke of vrijwillige gunsten van zijn'Vader heeft ontvangen, en Hij is er Hem dankbaar voor. Alles is Mij door mijn' hemelschen Vader gegeven. 3) Mijn Vader heeft Mij een koningrijk bereid. 4) Alles, wat mijn Vader doet, daartoe
1) Ex utero ante luciferum genui te. Ps. CIX, 3.
2) Corpus autem aptasti mihi; Hebr. X, 5. Primoge nitus omnis creaturae. Coloss. I, 15.
3) Omnia mihi tradita sunt a Paire meo. Luc^ X, 22.
4) Disposuit mihi Pater mens regnum. Luc. XXII, 29.
35
heeft Hij Mij de magt gegeven, het te doen door een uitwerksel der liefde, welke Hij Mij toedraagt. 1) Aan Mij is het, dat Mijn Vader het verheven voorregt heeft verleend, om de menschen te oor-deelen. 2) Mijn Yader omringt Mij met glorie: Mij heeft Hij aangesteld als den noodzakelijken Middelaar tusschen Hem en de schepping. 3) Wat meer zegt, in ééne en dezelfde natuur vereenigd, hebben wij ééne en dezelfde magt, ééne en dezelfde werking, één en hetzelfde wezen, zoodanig dat, al wie Mij ziet, mijn Vader aanschouwt. 4) Uit deze plegtige erkentenis ten aanzien der van zijn' Vader ontvangene gaven, vloeide die uitwendige verheerlijking van God voort, waarvan de goddelijke Zaligmaker spreekt, alsmede die werkdadige liefde, waarvan Hij voor zijn' Vader was verslonden. 5)
Volgen wij dit goddelijk toonbeeld na; overstroomd met 's Heeren weldaden, onmagtig door onze natuurlijke zwakheid, en niets bezittend, wat wij niet aan de erbarming van onzen God te danken hebben, laten wij ons dan zóo gedragen, dat ons leven een leven van voortdurende dankzegging zij : dat leven zal bestaan in
1) Pater enim diligit Filium et omnia demonstrat ei quae ipse facit. Joadn. V, 20.
2) Omne jadicium dedit Filio. Joann. V, 22.
3) Nemo venit ad Fatrem, nisi per me Joann. XIV. 6.
4) Ego et Pater unum sumus. Joann. X, 30. Quividet me, videt et Patrem. Joann. XIV, 9.
5) Palam de Patre annuntibo vobis. Joann. XVI, 25. Ego te clarificavi super terram. Ut cognoscat mundus, quia, diligo Patrem...surgite; eamus hinc. Joann.XVII,4. XIV,31.
36
een bijblijvend gevoel onzer persoonlijke ongenoegzaamheid, waardoor wij, als gaven Gods erkennende al het goede, wat in ons is, ons voortdurend nederig en van God volstrekt afhankelijk zullen gedragen. Met den Apostel kunnen wij zeggen: wat bezit gij werkelijk, dat gij niet ontvangen hebt: en indien gij het ontvangen hebt, waarom u er dan op beroemd. 1)
Deze voortdurende gedachte aan Gods weldaden zal, door ons aan Hem, als aan de bron van alle goed te hechten, voor ons het beginsel wezen eener heldhaftige toewijding aan zijne dienst; „niets grootsch doet men voor God, zegt de H. Theresia, als men zich niet overtuigd houdt, dat men het bijzonder voorwerp van de zorgen zijns Harten is;quot; welnu, zoodanig is het leven van dankzegging; het doordringt ons van die vruchtbare overtuiging, en bindt ons door het hart aan Hem, die ons met zijne gaven verrijkt. Van waar de onverschilligheid onder zoo vele christenen? Van daar, dat zij de weldaden van God uit het oog verliezen, die alsdan voor hen niets anders meer, dan een vreemdeling, een geduchte meester, ja een tiran welligt schijnt te zijn.
Het vergeten der weldaden droogt de bron van hemelsche gunsten op , door het hart van den Weldoener naauwer toe te sluiten. De dankzegging, daarentegen, maakt zijne vrijgevigheid des te ruimer. „Geene verpligting, zegt
1) Quid autem liabes, quod non accspisti? I Oor. IV, 7.
37
e. de H. Laurentius Justianus, is volstrekt nood-ls zakelijker, dan de dankzegging, indien ons heil is ons ter harte gaat: want wij hebben groote i- ondersteuning noodig, en bij alléén verdient . uitsteken der gaven te ontvangen, die zorgt, dat ,t de herinnering aan de reeds genotene weldaden gt; niet uit aijn hart worde gewischt quot; Maar on-) magtig als we zijn, om den Heer waardiglijk te bedanken, zoo laten wij onze dankzeggingen i vereenigen met die van Jesus' H. Hart*; dat is het eenige middel, om ons ten volle van onzen eindeloozen pligt te kwijten, en diensvolgens de rijkste gunsten over ons te doen afstroomen.
SCHIETGEBED.
Wat zal ik den Heer wedergeven voor alles, wat Hij mij geschonken heeft? Ik bied U , mijn God, een dankbaar hart, o, dat het nimmer zijn' Weldoener vergete!
AFLAAT.
Onze Vader, Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs. O zoet Hart van Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne.
„De ondankbare mensch is een schande vat, waarin God het bittere zijner gestrengheden uitstort; de erkentelijke menscb, daarentegen, is een eerevat, waarin Hij gestadig de kostbare wateren zijner genade doet nederstroomen; en
38
Hij schept er zijn behagen in, om daarvan het * e
werktuig zijner glorie te maken.quot; c
(S. Ireneus, tegen de Ketterijen, B. IV. h. XXIV.) ]
„Alhoewel God dagelijks ontelbare weldaden i
over ons uitstort, zonder onze toestemming af gt; (
te wachten, en zelfs dikwerf buiten ons weten, 1
zoo verlangt Hij niettemin, dat wij, er dankbaar lt;
over getroffen, Hem door voortdurende dank- 5
zeggingen zouden uitnoodigen, om ons nog over- ]
vloedigei gaven meê te deelen.quot; (S. Chrysost., 52 Hom, op 't XXVI hoofdst. van Genesis.)
„Wat kunnen wij gepaster denken, spreken en schrijven dat dit woord: „Deo gratias!quot;
Gode zij dank ! — Men kan niets korters zeggen;
niets aangenamers hooren; niets verheveners uit- ^ denken; niets nuttigers beoefenen.quot;
S. August., 77 Brief.) „De ondankbaarheid is de vijandin der ziel; zij kwetst al hare belangen, zij beneemt haar alle gunsten, welke zij had verworven, en belet haar nieuwe te verkrijgen; zij is een heete, een brandende wind, die de bronnen der godsvrucht , de beken der barmhartigheid en de stro omen der genade opdroogt.quot;
(S. Bernard, 52 Predik, op 't Cant,) ^ -„Waarlijk, Heer, indien Gij mij slechts een' stroohalm ter uwer gedachtenis haddet gegeven,
ik zou er meer zorg voor moeten dragen, en IJ grooter' dank betuigen, dan ik het tot dusverre voor al uwe gunsten heb gedaan.quot; v
(S. Gertrudis, hare Geschriften.)
„Even als men in de regtvaardigheid, welke
30
eene kardinale of hoofddeugd is, de gelijkhieid der dingen beschouwt; zoo let men bij de dankbaarheid op de gelijkheid van den wil met dien van een ander; en even als de weldoener door de opwelling zijner liefde iets gedaan heeft, waartoe hij niet gehouden was, zoo tracht hij, die eene weldaad ontvangt, uit erkentelijkheid jegens zijnen weldoener meer te doen, dan hij verpligt is.quot; (S, Thomas, 2. 2. q. 106. art. 6.)
„Het is on verdragelij k te zien, dat wij, na zoo vele gunsten en weldaden van den kant van God ontvangen te hebben, — zoo weinig erkentelijk zijn, en zoo nalatig, om Hem te bedanken.''
(S. Theresia, haar Leven, hoofdst. XXl.) VIL HOOFDSTÜK.
Oyer het offer, en hoe Jesns' bemiunelijk Hart brou eu toonbeeld van het leven ^an offerande is.
Sacrificate sacrificium justitiae. Ps. IV, 6.
Draagt eene offerande van geregtigheid op.
Het offer is de daad, welke het meest tot het wezen der godsdienst behoort; geen volk is er, hetwelk eene eeredienst bezit en eene godheid aanbidt, of het heeft zijn priesterschap, zijn altaar en zijn slagtoffer. Wat is werkelijk het offer ? Het is de daad, waardoor men duidelijk de opperheerschappij der Godheid erkent, niet slechts over de geheele natuur, maar ook over den
40
mensch-zelveti. Het offer is dus de eerste daad der godsdienst, de grond en de oorzaak van al de andere godsdienstige daden. Ook werd het ten allen tijde als de grondslag beschouwd. Wil men eene godsdienst uitroeijen? Men rukt de altaren omver, men verbrijzelt de heilige of-fervaten, en op hunne puinen alleen kan de goddeloosheid hare plannen volvoeren.
Om al het gewigt van het offer te waarderen , heeft men slechts de gewijde boeken te openen, en na te gaan hoe de Heer zelf Zich heeft verwaardigd tot in de kleinste bijzonderheden al de offerplegtigheden voor te schrijven, de priestergewaden aan te duiden, de slagtoffers te bepalen ; terwijl de gewijde schrijver, de scheppingsdaad van 't heelal vermeldend, het verhaal dier groote gebeurtenis in weinige regels zamenvat.
Het Hart van Jesus is een toonbeeld van offerande. In de oude Wet spaarde de offeraar zich zeiven, terwijl hij het slagtoffer opdroeg; doch in de verhevene offerande van de Wet der genade , afgebeeld door de verschillende offers van het Jodendom, moesten offeraar en offerande vereend zijn op hetzelfde altaar, en zich vrijwillig tot glorie van den Allerhoogste slagtofferen. l)e voltooijing van het offer greep plaats op Kalvarie, toen het groote Zoenoffer Zich zeiven deze plegtige getuigenis gaf: „Het is volbragt.quot; 1) Maar dit offer was begonnen op het oogenblik zelf der Menschwording, en had zich voortgezet
1) Consummatum est. Joann. xix, 30.
41
gedurende het geheele leven van den Godmensch. Inderdaad: reeds van zijn eerste intrede in de wereld af, beschouwt Jesus Zich als een Slagtoffer, en met liefde en vrijheid omhelst Hij dien droevigen staat. Gij hebt de andere offers versmaad , zegt Hij aan zijnen Vader, toen zeide Ik: hier ben Ik; Ik kom met het ligchaam, dat Gij Mij gegeven hebt, in de meening, om uwe goddelijke bevelen te volbrengen.
Wat is Jesus op het altaar der kribbe, inde verborgenheid van Nazareth, in de toewijding van zijn openbaar leven, op het kruishout van Kalvarie anders dan een Slagtoffer, zijne eer en vrijheid opdragende aan zijn' hemelschen Vader; l) alle vreugde der wereld opofferend, en Zich overgevende aan den schandelijksten dood? 2)
Dien staat van opoffering, welke met zijn' glo-riestaat onvereenigbaar scheen te zijn, zet Jesus in den hemel voort, waar de H. Joannes Hem voorstelt onder het beeld van een geslagtofferd en geheel bloedend Lam. 3) Hij zet dien staat vooral voort in de heilige Eucharistie, een voortdurend opgerigt altaar, op hetwelk Jesus Christus, Priester en Offerande, iederen dag, ieder uur, en ieder oogenblik de meest volkomene slagtoffering van Zich zeiven vernieuwt.
Ziedaar het toonbeeld, dat wij ons voor oogen
1) Semetipsum exinanivit formam servi accipiens. Philipp. II, 7. üblatus est, quia ipse voluit... Isai. LIIL 7.
2) Froposito sibi gaudio, sustinuit crucem? Hebr. XII, 2.
3) Agnum.... occisum. .. Apoc. V, 6.
42
moeten stellen. Deelgenooten geworden van het hoogepriesterschap van dien Opperpriester door het kenmerk des doopsels, en vooral door het priesterlijk kenmerk, indien wij het geluk hebben in 't heiligdom te leven, zijn wij allen dat koninklijk priesterschap,waarvan de H. Petrus spreekt. 1) Wij moeten dan ook', als ledematen van Jesus Christus, aan zijn' offerstaat deelnemen, en ons gestadig aan God opdragen. Dit geeft de H, Paulus ons te verstaan, wanneer hij zegt, dat wij in ons moeten aanvullen hetgeen aan 's Hee-ren lijden en aan zijne offerande ontbreekt. 2) Inderdaad; aan de offerande des Heeren ontbreekt het offer van al degenen, welke Hij door het geloof en de liefde tot zijne ledematen heeft gemaakt, en die zich, even als hun goddelijk Hoofd, in een' voortdurenden staat van slagtoffering moeten stellen. Maar waarin bestaat het offer, dat wij voortdurend aan God moeten opdragen ? De H. Geest zelf leert het ons in de gewijde Schrift: zijt regtvaardig jegens uwen naaste, regtvaardig in uwe oordeelen, regtvaardig in uwe woorden, regtvaardig in uwe daden, en gij hebt Gode een aangenaam offer gebragt, een offer, dat voor ü eene bron van hoop zal wezen. 3) Het offer, dat God van ons vraagt, en Hem aan-gënaam van geur is, is het offer vanbarmhar-
1) Regale sacerdotium. I. Petr. II, 9.
2) Adimpleo ea, quae desant passionum Christi. Coloss. I, 24.
3) Sacrificate sacrificium justitae et tperate in Domino. Ps. IV, 0.
43
tigheid, dat ons medelijdend maakt met de rampslagen van den naaste en toegevend voor zijne gebreken. 1) Er bestaat vooral een offer, dat den Heer eindeloos beh.aagt, en door Hem nim-mer versmaad is geworden , namelijk: het offer van een vermorzeld en verootmoedigd hart. 2^ In één woord, willen wij onafgebroken den Heer een offer opdragen; 3) het meest heilzame, het meest algemeene en meest volkomene middel is: ons toe te wijden aan de beoefening der heilige geboden, en onvoorwaardelijk datgene te omhelzen , wat wij weten, dat 's Heeren wil is. 4) Alsdan zullen wij, ons vereenigende met het groote Zoenoffer, tot God kunnen zeggen: Gr hebt de oude offergaven versmaad, daarom heb ik mij aan U opgedragen als een slagtoffer, ter vervulling van geheel uwen wil. 5) Ontvang Heer, mijn verstand, mijne vrijheid,mijn hart, geheel mijn wezen.
SCHIETGEBED.
Ter uwer liefde, o heilig Hart van Jesus, wil ik, ondersteund door uwe genade, aan uwen wil onderworpen, al de offers brengen, welke Gij van mijn hart verlangt.
1) Qui facit misericordiam offert sacrificium Eccli xxxv. 4. ' '
2) Sacrificium Deo spiritus contribulatus: Cor contri-tum et humiliatum Deus non despicies. Fs, l 9.
3) Juge sacrificium. Dan. vm, 11.
4) Sacrificium salutare est attendere mandatis. Eccli xxxv, 2.
5\ Ecce venio, ut faciam. Deus, voluntatem tuam. Hebr. x) y.
44
AFLAAT.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs.
O zoet Bart van Jesus! geef, dat ik ümeer en meer heminne.
y
„De getrouwe ziel Tjemint, wordt ontvlamd en verslonden; zij veracht al de vermaken, en streeft voorwaarts; zij aanschouwt de wederwaardigheden, de pijnen, smarten, kwellingen, straffen, den dood; zij veracht nogmaals alles, overwint alles, en schrijdt voorwaarts. O beminnen! o altoos voortgaan! o sterven aan zich zeiven! O eindelijk bereiken van den schoot van God!...quot;
(S. August., over de woorden van den Apost. pred. XVII.
„Ofschoon wij niet weten, waarom ons eene kwelling overkomt, zoo moeten wij ze niet als onregtvaardig beschouwen, omdat God er de eerste bewerker van is; 't is eene groote voldoening in onze rampen te weten: dat zij voortkomen van den wil Gods, die altoos regtvaardig is.quot; (S. Gregor. de Groote, Zedeleer,B. XXXI I, h. V.)
„Wij dragen aan God bloedige offers op, wanneer wij ten bloede toe voor de waarheid strijden ; en wij offeren een' wierook van aangenamen geur aan zijne goddelijke Majesteit, wanneer wij hemelsche vlammen van heilige liefde in zijne tegenwoordigheid doen opstijgen.quot;
(Eerw. Beda, op den ln. brief aan de Korinth.h. IX.)
„De glorie, mij bereid, is zoo groot, dat ik ner-
gens anders behagen in kan vinden, dan in den arbeid, de vernederingen, de ziekte en verstervingen.quot; (S. Francisc. van Assisië, zajn Leven.)
„Indien God u veel lijden overzendt, dan is het een bewijs, dat Hij een'grooten Heilige van u wil maken; verlangt gij tot heiligheid te geraken, bid Hem dan, dat Hij u veel lijden overzendt.quot; (S. Ignatius van Loy. Grondregelen.)
„Ik heb u mijn lijden beschreven om u te doen begrijpen, hoezeer onze inwendige vreugde in Indië overvloeit; die gevaren en tegenwerkingen zonder eind, ter liefde van Jesus Christus doorgestaan, zijn zoovele onuitputtelijke schatten van geestelijke vertroostingen,quot;
(S. Francisc. Xaverius, IIe boek 6e brief.)
„Wij moeten den weg der moeijelijkheden en werkzaamheden kiezen, zelfs dan, wanneer er voor ons geen ander voordeel in gelegen zou zijn, dan dat wij in 't voetspoor van Jesus Christus, ons beminnelijk Hoofd wandelen.quot;
(S. Theresia.)
„De ziel, welke door wederwaardigheden geoefend wordt, gelijkt op die rivieren, welke tus-schen de rotsen en keisteenen heênstroomen, en wier wateren het zoetst en het helderst zijn.quot;
(S. Vincent, van Paulo , zijne Geschriften.)
46
VIII. HOOEDSTUK.
Over de herstelling', en hoe Jesns' Hart bron en toonbeeld van het leven Tan herstelling is.
Proposuit... inslaurare omnia in Christo. Ephes. I, 9,10.
(God)heeft besloten... om alles in Christus te vernieuwen.
De zonde heeft de wanorde in de wereld ge-bragt; door den mensch van zijn wezenlijk en wettig doeleinde af te leiden, heeft zij in dezelfde afwijking de geheele zigtbare schepping meêge-sleept, welke hare bestemming niet anders kon voortzetten en bereiken, dan door tnsschenkomst van den mensch. De H. Apostel Paulus drukt op krachtige wijze de onaangename gewaarwording uit, welke alle schepselen ondervinden in dezen staat, die in strijd is met dien, waarin zij oorspronkelijk gesteld zijn. „Alle schepsel zucht,quot; zegt hij. 1) De menschen, de geloovigen zelfs, zijn niet gevrijwaard tegen die pijnlijke ongerustheid, welke de omverwerping der orde volgt en vergezelt: „Wij zuchten ook, voegt de groote Apostel er bii, wij zuchten in die verwachting, waarin wij zijn, naar eene verlossing.quot; 2)
De zonde had niet slechts den mensch en geheel de schepping van God afgekeerd, maar zij had bovendien nog God zeiven aangetast; zij had Hem, als het ware, van het onvervreemdbaar voorregt beroofd, dat hem tot het wezenlijke doeleinde maakt van al het geschapene; zij had
1) Omnis creatura ingemiscit. Rom. VIII, 22.
2) Et ipsi intra nos gemimus. Rom. VIII, 23.
47
Hem in de eigenschappen, welke den mensch onder zijne afhankelijkheid plaatsen, als vernietigd , en door deze heiligschendende poging had zij de Godheid trachten te dooden.
De herstelling moet dus al die wanordelijkheden omvatten: zij moest de zonde te niet doen, God weder op zijn' troon bevestigen onder uitroeping, verheerlijking en verheffing zijner opperheerschappij ; den mensch weder onder de gehoorzaamheid plaatsen, en door den herstelden mensch de geheele schepping op nieuw aan God verhinden.
Jesus' Hart nu is hij uitnemendheid de hersteller geweest; dit Hart alléén kon op eene waardige wijze die gewigtige bediening vervullen. Wat is inderdaad het leven van Jesus ? 't Is een leven van herstelling. Waartoe strekken zijne daden en gesprekken? Tot herstelling van de nootlottige gevolgen der zonde. Lijdt Hij armoede, vernederingen, de meest ongehoorde smarten, het kruis zelfs, 't is altoos, om het misbruik van den rijkdom, den hoogmoed des geestes of de wellusten der zinnen te herstellen, en de ongeregelde vermogens van den mensch op den weg van orde terug te voeren. 1)
Er is geene wanorde, welke niet door dien Hersteller is uitgeroeid. God was miskend, gehoond , menschelijke leeringen hadden zich in de plaats der goddelijke onderwijzingen gesteld; het
1) Vulneratus est propter iniquitates nostras, attritus est propter scelera nostra. Isai. m, 5.
48
huis des Heeren was veranderd in een spelonk van roovers. Zie, hoe Jesus Christus de eer zijns Vaders herstelt, door aan zijne onderwijzing dit verheven gebod ten grondslag te geven: Gij zult den Heer liefhebben uit al uwe krachten. 1) Zie, hoe Hij de door slavernij onteerde mensche-lijke waardigheid herstelt, als Hij bij het gebod der goddelijke liefde het maatschappelijk gebod der broederliefde voegt. 2) Nu eens veroordeelt Hij de grondstellingen der^ wereld en hare dwaze wijsheid, „wee der wereldquot;; dan weder toont Hij den mensch aan , wat het doel van zijn pogen en streven moet wezen, door deze woorden, waarvan het Evangelie niets, dan de ontwikkeling is: Weest volmaakt, gelijk uw hemelsche Vader volmaakt is. 3) Zijn openbaar leven wendt Hij gansch en al aan, om de menschen terug te voeren tot hunne bestemming; alle middelen stelt Hij in 'twerk: strengheid, bedreigingen, zachtmoedigheid, barmhartigheid, geduld, wonderen zelfs, alles wat op onze harten een' heil-zamen indruk kan maken; zóó, dat Hij volmaakt in Zich bewaarheidt hetgeen de groote Apostel in zijn' Ephezer-brief zegt: dat God besloten heeft om alles, wat in den hemel en op aarde is, in Christus te vernieuwen of te herstellen. 4)
1) Dili ges Dominum Deum tuum ex toto corde tuo. Deut. VI, 5,
2) Diliges proximum tuum sicut te ipsum. Matth.XXIIjSQ.
8) Estote ergo vos perfecti sicut et Pater vester coe-
lestis perfectus est. Matth. V, 48.
3) Instaurare omnia in Christo, quae in coelis, et quae in terra sunt, in ipso. Eph. I, 10.
49
Het Hart van Jesus was het bijzondere werktuig dier algemeene herstelling, gelijk het hart van den mensch de bron was geweest der wanorde; het Hart van Jesus is het, dat de handelingen , de woorden en smarten van den godde-lijken Meester bestuurt ter vernieuwing der orde, door de vernietiging der zonde, en hetwelk dat leven van herstelling of vernieuwing voortzet in de heilige Eucharistie.
Ziedaar het toonbeeld ter onzer navolging. Gekrenkt in onze eigene vermogens door de erfzonde en door die zonden, waaraan wij ons persoonlijk hebben schuldig gemaakt, moeten wij op de eerste plaats in ons de orde herstellen, welke onze zonden hebben omvergeworpen, gestadig ons verstand, onzen wil en al onze gehechtheden , welke van zeiven naar de aardsche goederen heenneigen, tot God verheffen, als tot hun noodzakelijk doeleinde; vervolgens moeten wij ook werken aan de verbetering der wereld, in Jesus' verheven titel van hersteller deelen, met, door onze lofprijzingen, al de godslasteringen te vergoeden, welke men den Heer in het aangezigt werpt, en door uit al ons vermogen den mensch op nieuw aan God te hechten door den ijver onzer gebeden, gepaste raadgeving, en door de stomme, maar krachtdadige prediking van het voorbeeld; alzoo zullen wij het rijk Gods weder in de zielen vestigen, dat wil zeggen : dat wij de wanordelijkheden der zonde , welke bestaan in het niet meer erkennen van God als het noodzakelijke doeleinde van den
50
mensch en der schepping, zullen herstellen. Vereenigen wij ons met Jesus' Hart; want uit die bron zullen wij al onze herstellingskracht putten.
SCHIETGEBED.
Door een' deugdzamen levenswandel wensch ik, zooveel mogelijk, de oneer te herstellen der goddelijke Majesteit aangedaan, en aan eigene verbetering en die der menschheid meê te werken. — Goddelijk Hart van Jesus, schenk mij daartoe uwe genade!
A F L A A. T.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs.
0 zoet Hart van Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne.
„De boetvaardigheid offert de zondaars aan God op, maar 't is, om hen op nieuw te doen leven; zij doet hen als slagtoffers sterven, maar om hen van den dood op te wekken .... De boetvaardigheid is een bewonderenswaardig fornuis, dat niets dan koper ontvangt, om het in goud te veranderen.quot;
(S. Ephraem, over de vreeze Gods.)
„De eerste stap bij het opklimmen van eene ladder is die, welken men doet bij het verlaten van den grond; zoo is in de orde der godsdienst de eerste trede, om hooger te stijgen, die, van zich te verwijderen van het kwaad.quot;
(S. Basilius, le Homilie op den 1» Ps.)
I
51
„ Prijzen en beminnen wij de liefdevolle vinding-rijkheid van onzen goddelijken Hersteller of Redder, die, ziende, dat een door de zonde aangestoken vleesch. onzen geest doodde, van zijn aanbiddelijk vleesch het behoedmiddel tegen dat vergif heeft willen maken.quot; (S. Ambr., Pred. o.d.XXXVIIPs.)
„De eerste graad van genezing bij den zieken mensch is de verwijdering der ziekte-oorzaak, welke door de vergeving der zonden plaats heeft; en de tweede is de genezing zijner krachteloosheid, welke geschiedt door langzamen vooruitgang in het vernieuwen der goddelijke beeld te-nis, welke in hem geschonden was.quot; (S. August., over de Drieëenheid, B.XIV,h.XVIL) „Op het oogenblik der schepping heb ik een' rijken bruidschat ontvangen; tot mijn eigen verderf maakte ik er misbruik van. Zie, hoe Jesus Christus mijne overtreding heeft weten te herstellen. Hij is persoonlijk den ontrouwe te hulp gekomen, en heeft Zich voor diens vlekken niet geschaamd .... Den schat, dien ik had verloren , heeft Hij mij weergegeven: Hij is tot mij afgedaald, om mij tot Zich te verheffen.quot; (S. Chrys., Homilie over de ongenade v. Eutropius ) „Deze woorden: Irengl waardige vruchten voort van boetvaardigheid, moeten het geweten van den christen doen ontwaken, en hem een' voorraad van goede werken verkrijgen des te grooter, naar gelang hij zich door zijne zonden des te zwaardere schaden heeft berokkend.quot; (S. Gregor. de Groote, 20 Homilie op 'tEvangel.) „Uw bewonderenswaardig lijden, o Heer Jesus,
52
heeft al de kwade driften uit onze harten verbannen, al onze beleedigingen hersteld, en biedt ons voor onze geestelijke krankheden een krachtig middel aan. Kan er inderdaad eene zoo doode-lijke ziekte bestaan, welke uw dood niet geneest?quot; (S. Bernard,, Predik, op het lijden van O. H. J. C.)
IX HOOFDSTUK,
Over de heiligheid, en hoe Je8^s, beminnelijk Hart bron en tocnbeeld der heiligheid is,
Sancti estote, quia ego sanctus sum. Levit. XI, 44.
Weest heilig omdat ik heilig ben.
De heiligheid is minder eene bepaalde deugd dan wel ee7ie beoeftiling van- en eene voortdurende genegenheid der ztel tot alle deugden; zij bevat in zich alle volmaaktheden, en daarom is het ongetwijfeld, dat de profeet Isaias, wanneer hij ons de engelen en hemelbewoners wil voorstellen liefelijk bezig met Gods lof te zingen, hun geen' anderen dan dezen eeuwigen lofzang in den mond legt: Heilig, heilig, heilig. Dewijl God alléén alle volmaaktheden bezit, daarom is Hij alléén heilig van natuur. Hij alléén heilig in de geheele uitgestrektheid en verhevenheid van het woord. De schepselen zijn slechts heilig door mededeeling, en hunne heiligheid is noodwendig begrensd.
Intusschen wordt door heiligheid meer bepaald verstaan: het vrij zijn van alle vlek en de vol-komene zuiverheid van hart en daad. Zij bevat
53
het denkbeeld der orde, vermits de zonde, met haar in strijd, niets dan wanorde en onrust is. De heilige is dus een wezen, wiiselijk geschikt voor ziin doel, rigtende al zijne daden naar hetzelfde doel, terwijl hij alles, wat hem daarvan zou kunnen afleiden, van zich wegstoot. De heilige is dus een wezen, 't welk van wereldsche gebruiken afgezonderd, door eene zekere toewijding geheel is overgegeven aan de vervulling der goddelijke wetten. De heilige is dus een wezen, dat slechts leeft, ademt, spreekt en handelt om God en volgens God.
Jesus nu is het toonbeeld der hoogste heiligheid geweest. Kon zijn heilig Hart, dat, om zoo te zeggen, niet klopte dan onder de aandrijving van het goddelijk Woord, waarmede het op innige -wijze was vereenigd, •— kon het wel andere begeerten, genegenheden, gevoelens vormen, dan heilige begeerten, heilige genegenheden heilige gevoelens, dat is: vrij van smet en volmaakt gelijkvormig aan de eeuwige geregtigheid? Kon het andere dan heilige daden inboezemen, en daartoe aanvuren ? Wij hooren dan ook, hoe de Heer Jesus op plegtige wijze de boosaardigheid der Phariseën uitdaagt: Wie onder u zal Mij van zonde overtuigen? 1) Om ons van den dood te verlossen, vernedert Hij Zich zóó diep, dat Hij onze menschheid aanneemt, zonder er evenwel de zonden van aan te nemen. 2) Van zijn Hart als zetel der Godheid, als tempel Gods
1) Quis ex vobis arguet me de peccato ? J oann. vin, 46.
2) Tentatum autem per ominia pro similitudine absque peccato. Hebr. iv, 15.
54
bij uitnemendheid, staat er geschreven: De Al- H
Ier hoogste heeft zijne woon tent geheiligd. 1) vooi
En het betaamde, volgens den H, Paulus, dat tot
de Hoogepriester der nieuwe Wet, wiens ver- de £
heven priesterschap bestond in het vernietigen ons
der zonde, door zijne eigene opoffering, en in zeil
het ontwapenen van den toorn zijns hemelschen een
quot;Vaders, — een heilig, schuldeloos, onbevlekt, aar
en van de zondaars afgescheiden Hoogepriester goc
ware. 2) Weest heilig, omdat Ik heilig ben, te
was er in de oude Wet geschreven; dan, daar vai
het voor den mensch moeijelijk was, om in een dei
sterfelijk ligchaam de goddelijke volmaaktheid na stv
te volgen, zoo is Jesus Christus gekomen, om, en
door zijne Mensch wording en zijn verblijf in ons lig
midden, die goddelijke orde onder ons bereik te wi
brengen, en ons in zijne Menschheid, als in een de
plan voor onze zwakheid meer toegankelijk, het ve
toonbeeld voor oogen te stellen, waarvan wij de he
deugden hebben weêr te geven. Luisteren wij m naar de stem zijns Harten, welke uit het diepst van den Tabernakel ons allen toeroept; Weest
heilig, omdat Ik heilig ben. ,
Beijveren wij ons, wijl Jesus Christus ons ten voorbeeld wil strekken, Hem op zijn voetspoor te volgen. Jesus is de volmaakte beeldtenis des Vaders; trachten wij op Jesus te gelijken, en wij zullen nader bij de volmaaktheid des Vaders komen.
SanctificavittabernaculumsaumAltissimus.Ps. xlv,5. 2) Talis enim decebat, ut nobisesset Pontifex: sanctus, innocens, impollutus, segregatus a peccatoribus et ex. celsior coelis factus. Hebr. vu, 26.
55
Het toonbeeld , wel is waar, is ontmoedigend voor onze zwakheid, 't is ons zelfs onmogelijk tot eene volkomene gelijkenis te geraken; maar de goddelijke barmhartigheid aanbiddende, welke ons door het verheven toonbeeld tegen het ij del zelfbehagen heeft willen vrijwaren, — indien wij eene volmaakte gelijkvormigheid in ons mogten aanschouwen, — moeten wij iederen dag die goddelijke beeldtenis in onze zielen trachten af te schetsen, en zonder ophouden de trekken daarvan zoeken te verfijnen; maken wij ons los van den geest der wereld; weêrstaan wij aan de onstuimige aanvechtingen der zinnen; de wereld en hare driften kunnen alleen den staat van heiligheid in ons bezoedelen; maar vooral verliezen wij ons geheel in het Hart van Jesus, en dat deze oceaan van heiligheid en volmaaktheid ons verzwelge; Jesus zal ons van diezelfde heiligheid doordringen, en Hij zelf onze eigene heiligmaking zijn. 1)
SCHIETGEBED.
O Jesus, schenk mij de genade, om van dag tot dag heiliger en volmaakter te worden, en laat mij liever sterven, dan U ooit zwaar te beleedigen.
AFLAAT.
Ome Vader, Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs.
O zoet hart van Jesus! geef, dat ik U meer en meer heminne.
1) Factus est nobis sapientia a Deo etiustitiaet sancti-ficatio. 1 Cor. i. 30.
56
„De heiligheid is vrij van alle smet; zij is de volmaakte zuiverheid, waarin niet de geringste vlek is op te merken.quot;
(S. Dionysius over de goddelijke namen, B, XII.)
„ Jesus Christus is het Hoofd en de bron onzer zaligheid; Hij is er de wortel, en wij zijn er de loten van. Indien dus de wortel heilig is, dan deelt deze aan zijne loten noodzakelijk zijne eigene heiligheid mede.quot; (S. Cyrillus van Jesus, 4 (Mystagog.) Inwijding in de geheimen.)
„Dat de bescheidenheid in uwe woorden, de zedigheid in uwe blikken, de ernst in uwe houding, de welvoegelijkheid in al uwe daden, dat geheel het uiterlijke uws ligchaams, kortom, het portret uwer ziel en de beeldtenis uwer onschuld zij.quot;
(S. Ambrosius, over den raaagdelijken staat, B.II.)
„Laat ons de zuiverheid boven alles beminnen, dewijl Jesus Christus, willende toonen hoezeer zij Hem behaagt, eene Maagd tot Moeder en een maagdelijken leerling als bevoorregte zijner liefde heeft verkoren.quot; (S. Augustinus )
„Jesus beminde den H. Joannes met eene bijzondere liefde, omdat het voorregt der zuiverheid hem waardig had gemaakt, inniger dan de overigen bemind te worden, en omdat hij, tot het apostolaat geroepen , maagd zijnde, geheel zijn leven lang maagd gebleven is.''
(S. Hieronymus, tegen Jovinianus, B, 1.)
„De rust, welke de H. Joannes op het Hart
57
van zijn' goddelijken Meester genoot, dehemelsche vlammen, welke, alsdan door de innige openbaringen des Zaligmakers in zijne ziel werden opgewekt, vernietigden zóó zeer alle kiem van zinnelijk leven in hem, dat zijn ligchaam, een waarachtige tempel van den H. Geest, nimmer den glans zijner maagdelijke onschuld verloor.quot;
(S. Petrus Damin., 63 Pred. op den H. Joannes
Evangelist.)
„De zuiverheid is de lelie der deugden; zij maakt den mensch schier gelijk aan de engelen: niets is zoo schoon als de zuiverheid; in *t kort, haar geheel afzonderlijk behoort de glorie van de schoone en schitterende deugd der ziel en des ligchaams te zijn.quot; (S. Pranciscus van Sales.)
„Zonder groote zuiverheid kan men niet geraken tot eene volkomene éénheid met God; en deze zuiverheid wordt niet verkregen, dan door eene groote onthouding van al het geschapene.quot; (S. Jan van 't Kruis, over den duisteren Nacht,
B. 11, h. XXIV.)
X. HOOFDSTUK.
Over den haat der wereld, en hoe Jesns* bemiunelijk Hart bron en toonbeeld van dien haat is.
Vae mundo! Matth. xvm, 7. Wee der wereld !
De wereld, welke ons zoo dikwerf in de heilige boeken en Vaders als de hoofdvijandin onzer ziel wordt voorgesteld, vertoont zich in den regel aan
6
58
onzen geest onder een' algemeenen en onbepaalden vorm. Wat toch is de wereld, waaraan wij zoo pleg-tig door de doopbeloften hebben vaarwel gezegd? Zij is eene trouwelooze vijandin, die zich beijvert, om onze zinnen te begoochelen, onze verbeelding te vleijen, en de booze neigingen van ons hart te liefkozen. Behendig in het aannemen van allerlei vormen tot ons verderf, doet zij zich aan ons voor, nu eens onder den verleidenden vorm van een boek, een gezang, een vermaak, of omgang, dan weder onder de innemende trekken van een' vriend of bloedverwant zelfs, destegevaarlijkernaarmatehij zich meer oplettend en toegenegen betoont. De wereld heeft haar standaard, haar Evangelie, hare grondbeginselen, hare heiligdommen, haren praal, hare apostelen en martelaren. Ook heeft zij haren vorst, om haar te leiden, te besturen, en haar zijne wetten voor te schrijven i ). Die vorst is de duivel, en hij vermenigvuldigt zijne zigtbare vertegenwoordigers in de geheele uitgestrektheid van zijn groot gebied,— De onderdanen der wereld zijntal-rijk; doch hare eischen, de dwingelandij van haar juk en hare valsche beloften maken zoo vele slaven, bedrogenen en slagtoffers als zij aanhangers telt.
Welnu, Jesus verfoeit de wereld, en zijn heilig Hart stelt zich aan ons voor als de bron en het toonbeeld van den haat, dien wij zeiven der wereld moeten toedragen, indien wij zijne leerlingen en vrienden willen zijn. De haat, zoowel als de liefde,
1) Princeps mundi hnjus. Joann. xiv. 30.
komen beiden werkelijk voort uit het hart; het hart is het, wat er de gevoelens van vormt, die voedt en uitdrukt; het hart is het, dat er de woorden en daden van ingeeft.
De gewijde Schrift herinnert ons dikwerf aan den voortdurenden strijd, die er bestaat tusschen Jesus Christus en de wereld. Tegenstrijdigheid in de grondbeginselen: De wijsheid der wereld, zegt de H. Paulus, is eene dwaasheid in de oogen van God. 1) Tegenstrijdigheid in de gaven: Ik laat u mijnen vrede, zegt de Zaligmaker tot zijne leerlingen, maar 't is niet die bedriegelijke vrede, dien de wereld geeft. 2)
Tegenstrijdigheid in de zeden: Wat u betreft, mijne dierbare leerlingen, zegt de Zaligmaker verder, gij zult weenen, gelijk Ik, doch de wereld zal zich verheugen. 3)
Vandaar die openlijke en wederkeerige vijandschap tusschen Jesus Christus en de wereld: Omdat gij mijne leerlingen zijt, daarom vervolgt de wereld u met haar' haat, doch stelt u gerust ; want zij heeft Mij het eerst gehaat. 4) Niemand haat de zijnen; indien gij dus der wereld toebe-hoordet, zou zij u hare liefde schenken; maar zij heeft voor u niets dan haat, omdat mijn Hart
1) Sapientia enitn hujus mundi stultitia est apud Deum. 1 Cor. m. 19.
2) Pacem relinquo vobis... non quomodo mundus dat, ego do vobis. Joann. xiv, 27.
3) Flebitus vos, mundus autem gaudebit. Joann. xvi, 20. 4lt;) Si mundus vos odit, scitote quia me priorem odio
habuit. Joann. xv, 18.
6*
60
u verkoren heeft, en Ik u van hare valstrikken heb bevrijd, 1)
Jesus gaat nog verder in de uitdrukking van zijn' natuurlijken af keer en haat: Ik heb voor u gebeden, zeide Hij tot zijne Apostelen in de verhevene en roerende zamenspraak, welke zijn lijden voorafging. Ik heb voor u gebeden: maar van dit barmhartig aandenken sluit Ik de wereld uit 2). Ik heb tot God gezegd; Vader, dat zij één zijn door de liefde, gelijk ik één ben met U; maar gedoog niet, dat de wereld in deze gemeenschap der harten worde opgenomen. En die Middelaar bij uitnemendheid, wien de schoone zending was opgedragen, zalig te maken wat verloren was, die medelijdende Verlosser van 't geheele menschelijk geslacht, wiens Hart, toen Hij stierf, zijne beulen nog zegende, heeft niets dan uitsluiting en verwerping voor de wereld overig gehad: „wee der wereld!quot; Hebben wij dezelfde gevoelens als Jesus' Hart ten opzigte der wereld? Misschien dat wij, door in ons gedrag dit woord des Zaligmakers te verloochenen: „Niemandkantweeheeren dienen,quot; ons geweld aandoen, om in 't heiligdom van ons hart te gelijker tijd twee altaren op te rigten: één voor God en één voor de wereld. Misschien dat wij beurtelings aan beide meesters onze diensten, onze genegenheden en onzen wierook aanbieden, terwijl
1) Si de mundo lüissetis, mundus qyod suum erat diligeret: quia vero de mundo non estis, sed ego elegi vos de mundo propterea odit vos mundus. Joann. xv, 19.
2) Kon pro mundo rogo, Joann. xvn, 9.
61
wij vergeten, dat ieder van hen met uitsluiting van zijn' mededinger over ons heerscben wil. O, laten wij af, de bediening van middelaar tusschen twee vijanden te vervullen, die elkander een' eeuwigen baat hebben toegezworen. Brengen wij ons leven niet door, met tusschen God en de wereld eene verzoening te willen bewerken, welke Jesus Christus als onmogelijk heeft verklaard. Zoeken wij, onder voorwendselen van staat of gesteldheid, ons geweten niet te verleiden, en wachten wij ons de zaak der wereld te bepleiten bij onze godsvrucht en goede trouw, wanneer deze zich verontrusten. Het Evangelie verandert niet naar willekeur der mode, luimen of zinsbegoocheling; het is onveranderlijk, en naar onze gelijkvormigheid aan zijne voorschriften en aan zijn' geest zullen wij geoordeeld worden. Dan, wat is het gevoel, waarmede het Hart van den goddelij ken Meester iedere bladzij de dier verhevene wetgeving als doortrokken heeft? Overal is het een gevoel van terugstooting en haat voor de wereld; overal eene onvereenbaarheid tusschen zijnen geest, zijne grondstellingen, zijne vreugde, zijne liefde, zijne eeredienst, en den geest, de grondbeginselen, de vreugde, de liefde, en de eeredienst der wereld. Men moet dus het Evangelie hervormen , of met den Zaligmaker ongeveinsd een banvonnis over zijn' vijand uitspreken.
De wereld intusschen zal onzen tegenstand nimmer moede worden; zij zal alle krachten inspannen, om, met behulp der geheime verstandhouding, welke zij in onze ongeregelde neigingen waarneemt, in ons hart binnen te dringen; zij zal
62
onze denkbeelden insluipen, en onze oordeelvellingen bederven; schier buiten ons weten zal zij zich vertoonen in onze woorden en daden, indien wij ons niet onophoudelijk bezielen met de innige gevoelens van Jesus' Hart, en ons hart, onzen geest, en onze zinnen niet voortdurend vormen naar het Evangelie. Vragen wij aan het Hart van Jesus, om in onze ziel dien heilzamen haat op te wekken, welke bij den H. Doop de wezenly ke voorwaarde was voor onze aanneming tot kinderen Gods, en welke het onderpand van onze volharding in zijne liefde wezen zal.
SCHIETGEBED.
Welk een zoete troost om buiten het gewoel der wereld met God alléén te kunnen bezig zijn, en in zijn Hart te mogen rusten.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Gelooft. O zoet Hart van mijn Jesus! geef, dat ik TJ meer en meer heminne.
„Deze wereld moeten wij slechts als een ballingsoord beschouwen, waar wij niets dan het geloof en de godsdienst in eigendom bezitten.quot;
(S. Justinus, Brief aan Zeno.)
„Hij, die door het Doopsel met Jesus Christus is gekruisigd, moet zich van allen, die naar de wereld leven, afzonderen, en zich in den geest
63
tot een zuiver hemelsch leven verheffen, zoodat hij waarlijk en met een heilig betrouwen zeggen kan: Wij leven reeds in den hemel.''
(S. Basilius, 29 Homilie tegen den laster.)
„Indien gij niet alle wereldsche zaken kunt verlaten, zorg dan ten minste, uw hart er niet zoodanig aan te hechten, dat gij door deze aan de wereld gehecht blijft.''
(S. Gregor. de Groote, 36 Homil. opde Evangeliën.)
„Deze wereld is veel gevaarlijker, wanneer zij ons met hare gunsten overlaadt, dan wanneer zij ons tegen is, en wij moeten haar te meer vreezen, wanneer zij door aangebodene bekoorlijkheden onze liefde zoekt, dan wanneer zij onson-genadig afwijst, en ons verpligt haar te verachten.'' (S. Augustin., Brief aan Anastasius.)
„Hij , die het beneden zich rekent, aan de vermaken der wereld deel te nemen, en hare genietingen niet zoekt, is niet dood, zooals de wereld-lingen het zich verbeelden, maar veeleer leeft hij dan waarachtig in God.quot;
(S. Jan van het Kruis, verklaring van 'tXXI Cant.)
„Al de honig, welken men op de bloemen dezer wereld kan vergaderen, heeft voor ons zooveel zoetheid niet, als de gal en de azijn, waarmede onze Heer Jesus Christus werd gedrenkt.quot; (S. Ignat. van Loyola, apud Bartoli.)
„Wij moeten voor de wereld gelijk reizigers en pelgrims zijn; en even als deze hun hart aan de plaatsen, waar zij zich ophouden, en aan de voorwerpen, welke zij ontmoeten, niet dermate hechten, dat zij daardoor het doel hunner reis
64
uit het oog verliezen, zoo moet ieder christen hier beneden zijne genegenheden naar het einddoel zijner verwachtingen regelen en afmeten.quot; (S. Fransisc. Xaverius, B, III, 13 Brief.)
XI. HOOFDSTUK.
Over het gewone leven, en hoe Jesns* beminnelijk Hart) bron en toonbeeld Tan 't gewone leTen is.
Nonne hic estfaber, filius Mariae? Mare. vi, 3.
Is deze niet de timmerman, de zoon van Maria?
De mensch is van natuur tot hoogmoed geneigd; onbekend zijn is eene zekere nietsbedui-dendheid, waarvoor hij afschrik heeft. Door eene innerlijke aandrift zoekt hij in de achting zijns gelijken eene eereplaats in te nemen; en daar hij dat doel niet kan bereiken zonder hunne blikken tot zich te trekken door de eene of andere daad, welke hem buiten den weg plaatst, door anderen bewandeld, zoo heeft hij een' natuurlijken afkeer voor 't gewone leven, 't welk hem te midden der overige menschen onopgemerkt laat. De genade hèeft eene orde geheel verschillend van die der natuur; haar grondslag is de nederigheid; bovendien is zij vijandin van al wat opzien baart, en maakt zij van het gewone leven het dagelij ksch schouwtooneel harergrootste en degelijkste werkingen. God is er af keerig van, om zijne gaven aan gevaren bloot te stellen, door ze te verleenen aan den hoovaardige, die er mee
i *
65
pronkt, en zijne wijsheid veroorlooft Hem niet, om mede te werken aan eene ij dele praal vertooning,.
De buitengewone roepingen derhalve ter zijde gesteld, waardoor de Heer, met de Hem bekende inzigten, op de schilderij der menschheid eenige hoofdfiguren, omstraald met zijne meest schitterende gunsten, op den voorgrond doet treden, — is het gewone leven de voorwaarde van 's men-schen heil; dat alléén kan de vruchtbare werking der genade opwekken en behouden.
Jesus is het toonbeeld van dat gewone leven geweest, en dit mitsdien is het, wat aan onze trotsche natuur het meest geheimzinnig schijnt in het gedrag van den Zaligmaker. En toch is het dat leven, hetwelk natuurlijk Degene moest leiden, die op aarde was gekomen, om allen den weg ten hemel aan te wijzen. „Ik ben de weg zegt Hij, Ik ben de deur, de weg, langs welken men tot mijn' hemelschen Vader gaat;quot; het was derhalve noodzakelijk, dat Jesus een gewoon leven leidde, opdat alle menschen in zijn voetspoor zouden kunnen wandelen. Zijn Hart vindt zijn vermaak, om in de vergetelheid te leven, wat eene volkomene en voortdurende opoffering zijner Godheid en der voortreffelijkheden zijner heilige Menschheid is; Hij zal zelfs niet schromen om in de oogen der aardschgezinde joden de waarheid zijne zending in verdenking te brengen, door hen naar de gewone uiterlijkheden ^ zijner leefwijs te doen oordeel en, dat Hij de door de profeten zoo hooggevierde Messias, van wien • zij zich een grootsch denkbeeld hadden gevormd,
■
66
niet kan wezen. Alovertreffend verstand , voor verdere volmaking niet wezenlijk meer vatbaar, vermits de Heer Jesus reeds van'teerste oogen-biik af door de stralen van het goddelijk Woord verlicht werd, zoo wilde hij niettemin zijne ziels-vermorgens aan den schijn onderwerpen, alsof ze vatbaar waren voor die toenemende ontwikkeling, welke het eigenaardige onzer natuur is. 1) Door het regt van zijn'oorsprong en de voorreg-ten zijner persoonlijke uitmuntendheid van de wet ontheven, onderwerpt Hij Zich nogtans aan hare strengste voorschriften: acht dagen na zijne geboorte gedoogt Hij, dat men Hem , even als een gewoon kind besnijde, en later laat Hij Zich naar den tempel dragen, alsof Hij niet uit eene Maagd ware geboren; onder alle menschelijke betrekkingen kiest Hij de geringste en de verachte-liikste; kortom, Hij de verlangde der volkeren, Hij, dien de aarde sinds vierduizend jaren al zuchtend had afgesmeekt, brengt dertig jaren van een leven, dat in zijne volheid slechts drie en dertig tellen moest, in de nederige werkplaats eens handwerkers door! O gewoon leven, hoe kostbaar moet gij in de oogen van God zijn, wijl uwe bekoorlijkheden Hem van den hemel hebben doen nederdalen.
Mogten wij de begoochelingen der ijdelheid en der eigenliefde laten varen, zóó dat wij de diepte der onderwijzing begrepen, welke het Hart van Jesus ons betreffende de keuze en in geheel den loop van
1) Proficiebat sapientia et actate, Luc. 11, 52.
67
dat gewone leven geeft! Hij maakte de wereld niet minder zalig in dien verborgen levensstaat, dan wanneer wij Hem later door de vermaardheid zijner predikingen en wonderen Judea zullen zien vervullen; ja zoude men zelfs niet kunnen zeggen, dat Hij de wereld meer nog zalig maakte, vermits dat leven meer verzaking en verloochening inhield? Wat er van zij ten aanzien van onzen Heer, zeker is het, dat de schittering en al wat ons huiten den gewonen weg plaatst, een valstrik is voor onze deugd, en dat het niet gemakkelijk is, zich op een verheven en glansrijk standpunt te bevinden, zonder zich niet door eigen lichtglans te laten verblinden. Willen wij dus onze deugden voor ij del zelfbehagen en onbezonnen eerbejag behoeden, dan moeten wij , ten minste met het hart, tot de heilzame afzonderingen en tot de vergetelheid, — die beschermsters van het gewone leven, onzen toe-vlugt nemen. Onze natuur is er af keerig van: zij bemint al wat opzien baart, en is onverzadigbaar, om met onderscheiding behandeld te worden; weten wij haar ter school te leiden in het goddelijk Hart, 'twelk haar de bekoorlijkheden en zoetheden van dat leven zal ontdekken.
SCHIETGEBED.
O , dat ik door de gewone bezigheden van mijn' levensstaat, hoe nederig ook, immer en overal aan 't goddelijk Hart behage , en nimmer den roem der wereld beoog'.
68
AFLAAT.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des geloofs. O zoet Hart van mijn Jesus! geef, dat ik ü meer en meer beminne.
„Eene zeer kostbare kroon is in den hemel bereid voor dengene, die zich inspant, om zijne daden met al de vlijt en den ijver, waartoe hij in staat is, te verrigten; want de belooning laat zich minder afmeten naar de grootheid en belangrijkheid der daad, dan wel naar de grootmoedigheid, waarmede men haar volvoert.quot;
(S. Ignat. van Loy. Zinspreuken.)
„Een ieder moet zich overtuigd houden, dat hij God niet beter kan dienen, dan in den staat, waarin de Voorzienigheid hem geplaatst heeft. Hij moet er dus in werkzaam wezen, om van dag tot dag volmaakter te worden, en zich verder in dien staat, zooveel mogelijk op het heil van anderen toeleggen.''
(S, Franc. Xaverius, I III, 5e brief.)
„Het is glorierijker en voordeeliger. God in nederigheid te dienen, dan te heerschen zelfs over het heelal.quot; (S. Aloysius van Gonzaga, Zinspreuken.)
„Iedere zaak, hoe klein zij ook moge wezen, maar ter liefde Gods gedaan, kan niet genoeg gewaardeerd worden.quot; (S. Theresia)
„Laat ons voortgaan door de diepe valleijen van nederige en kleine deugden; wij zullen er rozen onder de doornen zien... Vooral bemin ik
69
deze drie kleine deugden: de zachtmoedigheid des harten, de armoede des geestes en de eenvoudigheid des levens... Onze armen zijn nog niet lang genoeg, om de ceders van den Libanon te bereiken, vergenoegen wij ons met den hij sop der dalen.quot; (S. Eranc. van Sales.)
„Een werk, zuiver van meeuing, en alleenlijk ter liefde Gods in 't verborgen des harten verrigt, verwerft een koningrijk voor hem, die zulk een werk doet.quot; (S. Jan van 't Kruis, Zinspreuken.)
„Gelijk de kleederen in den regel niet zoo zeer worden geschat om de stof, waaruit ze zijn vervaardigd, dan wel wegens de borduursels waarmede zij versierd zijn: desgelijks moet men zich niet vergenoegen met goede werken te doen, maar men moet zeversieren, en meer luister bijzetten door de verdienste eener heilige meening, namelijk: door ze alleenlijk te verrigten, om aan God te behagen.quot;
(S. Yincentius van Paulo, zijne Geschriften.)
XII. HOOFDSTUK.
Over het verborgen leven in God, en hoe Jesns' beminnelijk Hart fcrou en toonbeeld van dat verborgen leven is.
Vere tu es Deus absconditus. Isai. lv, 15.
Waarlijk, Gij zijt een verborgen God.
De mensch is van natuur geneigd, om zich in *t volle licht te vertoonen, en zijn' engen werkkring van zijn' onbeduidenden naam te doen weêrgalmen. De liefde voor het verborgen leven
70
bestrijdt regtstreeks die behoefte naar hoogachting en aanzien. Zij doet ons de menschelijke blikken ontvlugten, en er ons in bewilligen, om van de menschen onopgemerkt te leven en te sterven. Het verborgen leven is een schrikbeeld, waarvan de gedachte alleen onze trotsche natuur doet huiveren; en toch is het zoet, liefelijk en zeer aangenaam voor de ziel, welke er de bekoorlijkheden van heeft weten te smaken. Niet iedere ziel is in staat dat leven te begrijpen en te waarderen; want alleen de geest van ingetogenheid kan ons in deszelfs geheimen inwijden; de geest van ingetogen heid n u, is die geest, welke de dingen niet anders beoordeelt, dan in betrekking tot God; 't is die geest, welke zich door geen' ijdelen glans laat verblinden, maar bij het goddelijke licht het wezenlijke van den schijn weet te onderscheiden; de geest van ingetogenheid, kortom, is die geest, welke, zich aan den oppersten wil hechtend, alles groot acht wat God behaagt, en niets dan verachting heeft voor hetgeen de ziel niet tot Hem verheft. Onbe-grijpelijk is de vruchtbaarheid van het verborgen leven en de rijkdom, dien het bevat. Ik zal den mensch in de eenzaamheid geleiden, zegt de Heer, en daar zal Ik tot zijn hart spreken. God openbaart Zich niet te midden der onrust van een veel bewogen leven; maar zonder voorbehoud deelt Hij zich mede aan de ziel, welke zich van het schitterend wereldtooneel verwijdert, om in zijne tegenwoordigheid te ontluiken.
De kostbaarste vruchten van het verborgen leven zijn; eene heilige gemeenzaamheid met God,
71
eene groote zuiverheid van geweten, dewijlhet van de gelegenheden der zonde verwijdert en ons nader brengt bij Hem, die de heiligheid zelve is; eindelijk een vrede en eene kalmte, wier geneugten de wereld niet bevroeden kan.
Het Hart van Jesus is het toonbeeld geweest van dat verborgen leven, 't welk den geest van ingetogenheid zoo volmaakt in Hem tot grondslag had. Zijn dertigjarig verborgen leven zou een steen des aanstoots en bijna eene ergernis voor ons geloof wezen, ware het niet door Isaias voorzegd geworden, en het bevat iets zóó verbazends, dat de profeet er door van bewondering schijnt opgetogen: „ Waarlijk Grij zijt een verborgen God!quot; Het schijnt inderdaad, dat dit leven met het oogmerk der Menschwording in strijd was, en dat deze dertig jaren de verlossing der menschheid vertraagden. Voorzeggingen hebben de geboorte des Zaligmakers aangekondigd; wondervolle teekenen, die haar vergezellen, houden de wereld in spanning, en in afwachting van groote gebeurtenissen van wege Hem, die er het voorwerp van is; dertig jaren van verborgenheid zullen deze zijne met zooveel glans begonnen zending niet verdacht maken! Indien Hij , in stede van onbekend in eene werkplaats te leven, zijne magt en wijsheid voor de oogen der wereld had doen schitteren, zoude Hij dan niet meer kans tot wélslagen van zijn Evangelie gegeven, en zegevierend de heerschappij zijner Wet over alle verstanden gevestigd hebben? De ij ver voor zij ne glorie maakt ons bijna ongeduldig, wanneer wij Hem beschouwen in Nasareth, en wij zouden Hem willen
74
AFLAAT.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs. O zoet Hart van Jesus! geef, dat ik U meer en meer ieminne.
„Het is geen kwaad, door de menschen gezien te worden , maar wèl, te handelen, ten einde hunne oogen op ons te trekken.quot;
(S. August., Serm. Dom. I, II. c. III.)
„Volgens de leer van den Apostel leven, bewegen wij ons, en zijn we in God: zoet leven, beminnelijke beweging, wenschelijk zijn. Want kan er iets zoeters zijn, dan in God televen, in Hem, die het gelukzalig leven is.quot;
(S. Anselmus, Overwegingen.)
„De liefde zoekt omgang en innigheid... Om God in geest en in waarheid te beminnen moet men dus een ingekeerd leven leiden.quot;
(S. Bernard, over het Cant. Canticorum.)
„Wanneer gij goede werken verrigt, zoek dan niet aan de schepselen te behagen, maar alleenlijk aan God: de oogen der menschen zijn zoovele dieven, die er op uit zijn, om de schatten uwer verdiensten u te ontrooven.quot;
(S. Aloys, van Gonzaga, Grondspreuken.)
„Onzen Heer treft men met zijne dienaren ook in de keuken aan, tusschen de potten en het vaatwerk, en Hij arbeidt met hen zoowel in-als uitwendig, wanneer zij zich op de werken van gehoorzaamheid toeleggen.quot;
(S. Theresia, haar Leven, boofdt. XL.)
75
„Indien u niets noopt, om naar een gezelschap te gaan, of dit bij u te ontvangen, blijf dan in u zeiven gekeerd, en spreek met uw hart. Maar indien het gezelschap tot u komt, of welke reden u uitnoodigt er heen te gaan, begeef er u heen van wege God, Philothea, en zie uwen naaste met een goed hart en met een goed oog aan.quot;
(S. Franc, van Sales.)
„Beter zou het zijn, met handen en voeten gebonden op gloeijende kolen te worden geworpen , dan eene daad te verrigten, om den men-schen behagelijk te zijn.quot;
(S. Vincent van Paulo, zijne Geschriften.)
XIII. HOOFDSTUK.
Over de nederigheid, en hoe Jesus* beminnelijk Hart bron en toonbeeld dezer den^d is.
Semetipsum exinanivit, formam servi accipiens.
Philipp. ii, 7.
Hij heeft zich zeiven vernietigd, de gestalte van een' dienstknecht aannemende.
De nederigheid, zegt de H. Thomas, is eene deugd, waardoor wij, zonder vleijerij ons zeiven kennende, ons binnen de grenzen houden van hetgeen wij naar waarheid zijn. De waarlijk nederige mensch zoekt zich niet te verheffen, noch in zijn eigen' geest, noch in 'toog van anderen, boven hetgeen hij is. In geweten alzoo erkennende, dat wij uit ons zei ven niets zijn, zoo vernietigen wij ons zeiven door de nederigheid volkomen voor God. De nederigheid is dus het glorierijkste offer
7*
76
dat wij den Heer kunnen opdragen, vermits zij de meest opregte en meest algemeene opdragt van geheel ons wezen bevat. Ook aarzelt de H. Augustinus niet, haar eene liefde jegens God te noemen, tot de uiterste grenzen opgevoerd, d. w. z. tot aan de zelfverloochening. 1) Wij moeten ons derhalve niet verwonderen over de achting,
welke God voor de waarliik nederige ziel koestert, noch over de welwillende blikken, die Hij op haar slaat. Indien inderdaad de hoogmoed in de H. Schriftuur de bron van alle zonden en rampen genoemd wordt, dan is daarentegen de nederigheid de bron van alle deugden, van alle zegeningen, van alle glorie. 2).
Het Hart van Jesus is het toonbeeld der nederigheid ; hoor dien goddelijken Meester, hoe Hijzelf ons uitnoodigt, om zijne voetstappen te drukken : Ontvangt van Mij, zegt Hij, een plegtig onderrigt. „En wat zal hij ons leeren i roept de H. Augustinus bij dit onderwerp uit; is het, om de wereld te scheppen, wonderen te doen, dooden op te wekken? Geenszins, maar leert van Mij, dat Ik zachtmoedig en ootmoedig van harte benquot;..* „Broeders, zegt de groote Bisschop van Hippo op eene andere plaats, wanneer ik u Jesus Christus noem, dan stel ik u de levendige en bezielde nederigheid, welke ons tot Toonbeeld moet strekken voor.quot; Daar de mensch zich door den hoogmoed in het verderf had gestort,
1) Amor Dei usque ad contemptum sui. S. Aug.
2) Humilibus autem dat gratiam... i Petr. v. 5. Exal-tavit humiles. Luc. i, 52.
77
zoo betaamde het, dat de herstelling door de nederigheid geschiedde: welnu, de nederigheid, waarvan Jesus' Hart de bron is geweest, heeft zich op drie uitstekende wijzen, welke als de drie trappen dier bewonderenswaardige deugd zijn , kenbaar gemaakt.
Ten eerste: geen schepsel is meer met hemel-sche gaven begunstigd geweest dan Jesus; deze gaven vloeiden op uitmuntende wijze voort uit de persoonlijke vereeniging zijner Menschheid met het goddelijk Woord, en echter eigent Hij zich zei ven niets, en schrijft Hij alles aan zijnen Vader toe; „Mijne leer is niet mijne leer, maar de leer vanDengene, die Mij gezonden heeft,.quot; „Hetgeen Ik zeg, zeg Ik, zooals mijn Vader het mij geleerd heeft..quot; Hij noemt zijne wonderen de werken zijns Vaders. 1) „Ik kan niets doen uit Mij zeivenquot;, zegt Hij op eene andere plaats. En bezat Hij evenwel niet alle magt en alle volmaaktheid? Ongetwijfeld; maar Hij was nederig; en zijne nederigheid verklaart het geheim zijner taal.
De tweede graad der nederigheid van Jesus is: dat Hij Zich zelven niet verheerlijkt. Zijne wonderen, de wijsheid zijner leer omgeven Hem met glorie; maar zie, hoe haastig Hij de stralen er van tot zijn hemelschen Vader doet opklimmen! „Ik zoek mijne glorie niet, zegt Hij... Indien Ik Mij-zelven verheerlijk, dan is mijne glorie niets... Waarom noemt gij Mij goed? vroeg Hij eens
1) Opera Patris. Joann. x, 37.
78
een' man, die opgetogen was over zijne weldaden. Niemand is goed, dan God alleen.quot;
Eindelijk is de derde graad zijner nederigheid de liefde voor zijne eigene verachtelijkheid. Jesus heeft Zich zoodanig vernietigd, dat Hij de gedaante van een' slaaf heeft aangenomen; wat zeg ik ? Hij, de heiligheid zelve, heeft Zich omkleed met het vleesch der zonde; als God en mensch te zamen kende Hij door Zich zeiven den oneindigen afstand dier heide naturen en de gren-zelooze gericgheid zijner menschheid. Dan, zijne liefde tot God maakte Hem die geringheid, welke eene hulde was voor de goddelijke grootheid, kostbaar , en zij deed Hem die geringheid erkennen in al de daden, die Hij verrigtte als mensch.
Yandaar de liefde voor het verborgen leven, dat verlangen naar afwijzingen en versmaadheden, die verduldigheid, welke de bloedigste verguizingen als wettig en verpligt scheen te beschouwen, en eindelijk die zucht, om Zich den Zoon des menschen te noemen, 't Is in dien staat van vernedering, dat zijn Vader Hem met behagen aanschouwde. 1) En met welk eene glorie heeft Hij die nederigheid niet beloond! „Jesusheeft Zich vernederd, zegt de H. Paulus, en daarom heeft God Hem een' naam gegeven boven alle namen.quot;
Naderen wij tot onzen goddelijken Meester, treden wij binnen in zijn Hart, en vangen wij
1) Hie est Filius mens dilectus, in quo mihi bene complacui. Mattb. xvn, 5,
79
de verhevene les op, welke Hij Zich verwaardigt ons te geven. Het moest een God zijn, om ons de nederigheid te leeren, zóó zeer ontmoet deze deugd hinderpalen in de trotsche neigingen onzer natuur. Hoe geringer en on vermogender wij zijn, hoe meer wij schijnen willen. De ondervinding onzer eigene ellende en der zwakheden onzer natuur laten ons, wel is waar, in eene diepe en somtijds smartelijke overtuiging onzer nietigheid ; maar dit is niet anders dan eene nederigheid van geest, eene bevestiging onzer zwakheid. O, wat zijn wij nog ver van die nederigheid des harten verwijderd, welke juist het voorwerp der onderwijzing van den Grodmensch is! Deze nederigheid, inderdaad, vordert van ons, dat wij ons gedrag regelen naar den ootmoed des geestes, d. w. z. dat wij, overtuigd van onze geringe waarde, geenzins zoeken in de achting van anderen te leven; dat wij, de verongelijkingen en de heleedigingen als noodzakelijk voor ons beschouwende , onze ziel in lijdzaamheid bewaren; dat wij, weinig verwonderd over onze onvolmaaktheden, geheel ons vertrouwen in God stellen, en nimmer door onrust, welke uit onzen hoogmoed ontstaat of uit onze eigenliefde voortspruit, gekrenkt door het gezigt onzer fouten, den vrede verliezen, welken de nederigheid ons waarborgt. 1) Vereenigen wij ons met Jesus' Hart en vragen wij het, om vorderingen te mogen maken in zijne
1) Discite a me quia mitis sum, et humilis corde; et invenietis requiem animabus vetrlg. Matth. xi, 29.
80
school. Bij het gezigt van zijne diepe vernederingen zullen wij ons nimmer gering genoeg beschouwen. Gedenken wij ook, dat de deur eng is, en dat men bijgevolg klein d. i. nederig moet zijn, om er binnen te gaan, dat niemand zich kan zalig maken zonder de genade, en dat de genade het deel der nederigen is. 1)
SCHIETGEBED.
O dat ik nederig ware! niet in schijn, om de achting der menschen te winnen, maar in waarheid om aan het goddelijk Hart alléén te behagen. Dierbaar Hart van Jesus, schenk mij deze deugd !
AFLAAT.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs. O zoet Hart van mijn' Jesus! geef, dat ik ümeer en meer beminne.
„Zonder de nederigheid baat geenszins de strenge boetvaardigheid. De vijand van de zaligheid der zielen randt die strenge boetvaardigheid aan in hare deugden zei ven. Hij zaait er den hoogmoed onder, gelijk het onkruid tusschen de goede tarwe, welke er door verstikt wordt.quot;
(S. Ephraem, Verhand, over de deugden
en ondeugden.)
„Velen'bezitten den scfiijn der nederigheid, maar niet de deugd zelve: velen vertoonen haar uitwendig , maar bezitten haar niet in het diepste hun-
1) flumilibus autem dat gratiam. I Petr. v, 5.
81
ner ziel; in woorden achten zij haar genoegzaam, maar zij bestrijden haar door de werken.quot; (S. Ambrosius, aan den Bisschop Constantius.)
„Haakt gij naar groote dingen, begint met de minste: verlangt gij een zeer hoog gebonw op te trekken, denkt terstond aan den grondslag der nederigheid... Alle kracht bestaat in de nederigheid, wijl alle hoogmoed zwakheid is.quot; (S, August., over 's Ueeren woorden, XePred., en over PsXCII.)
„Beeld u zeiven niets in, en eigen de glorie van niet ééne goede zaak u toe...Hij, die ongeveinsd aan zich zei ven mishaagt, heeft het geheim gevonden om be-hagelij k te zij n in de oogen van den Opperheer. Wees klein in uwe eigene oogen, om groot te zijn in de oogen van den onomkoopbaren Kegter, die alléén over de ware verdienste oordeelt.quot; (S. Anselm.
Overweg.)
„Indien gij u zeiven inwendig, bij het licht der waarheid en zonder veinzerij beschouwt, twijfel ik er niet aan, of gij zult, bij het gezigt van zoo groot eene ellende, u voor u zeiven vernederen.quot; (S.Bernard., Pred. XLII over't Cant. Cantic.)
„Iedere mensch moet zich vernederen beneden zijn' naaste, wanneer hij nagaat hetgeen hij uit zich zei ven is, en in zijnen naaste niets anders ziet, dan wat deze van God heeft ontvangen.quot;
(S. Thomas, 2. 2. q. 161. art 3.) „Met den olie der nederigheid moeten wij den balsem der heilige liefde vermengen. Indien wij de eer beschouwen, welke aan God gewordt door onze werken van nederigheid, — de gewigtige daden, waartoe deze deugd ons met behulp der
82
goddelijke genade bekwaam maakt, — en de kostbare voordeelen, welke zij ons verschaft, dan zullen wij ons van liefde jegens baar ontstoken gevoelen en er verlangend naar uitzien, om ze in beoefening te brengen.quot;
(S. Ignatius van Loyola, Zinspreuken.)
XIV. HOOFDSTUK.
Over de zachtmoedigheid, en hoe het heminaelgk Hart bron en toonbeeld dezer deugd is.
Discite a me, quia mitis sum. Matth. xi, 29.
Leert van mij, dat ik zachtmoedig ben.
De zachtmoedigheid is onafscheidelijk van de ware nederigheid; de H. Bernardus beschouwt deze beide deugden als tweelingzusters. Men moet deze verhevene deugd niet verwarren met eene ondeugd, welke somwijlen zich onder haar masker verschuilt, namelijk: de bloohartigheid; deze is een teeken van zwakheid, de zachtmoedigheid is de deugd der sterken. Er zijn inderdaad weinige deugden, die van het hart meer strijden verwinning vergen, van den mensch meer zelfverloochening en zelfverzaking eischen; want de zachtmoedigheid vindt eene onverbiddelijke tegenstreefster in de baatzuchtig held of eigenliefde, welke de grond onzer natuur is.
In deze deugd zijn bekoorlijkheden, welke de harten aantrekken en winnen, „ Zalig zijn dezacht-moedigen, zeide de Heer, want zij zullen de aarde bezitten.quot; Geen geweld, dat niet zwicht voor
83
!hare aanlokkelijkheden; de toorn zelfs der goddelijke geregtigheid kan haar niet weerstaan ; hoor, hoe de boetvaardige Koning zijne stem ten hemel verheft, en aan God zijne zachtmoedigheid voorstelt als eene voldoende aanspraak, om hem te verteederen. 1) Wanneer de groote Apostel eene belangrijke zaak van de Korinthiërs verkrijgen wil, dan smeekt hij hen bij de zachtmoedigheid van Jesus Christus, verzekerd als hij is, dat zij aan zijne wenschen geenszins zullen kunnen weerstand bieden 2)hare aanlokkelijkheden; de toorn zelfs der goddelijke geregtigheid kan haar niet weerstaan ; hoor, hoe de boetvaardige Koning zijne stem ten hemel verheft, en aan God zijne zachtmoedigheid voorstelt als eene voldoende aanspraak, om hem te verteederen. 1) Wanneer de groote Apostel eene belangrijke zaak van de Korinthiërs verkrijgen wil, dan smeekt hij hen bij de zachtmoedigheid van Jesus Christus, verzekerd als hij is, dat zij aan zijne wenschen geenszins zullen kunnen weerstand bieden 2)
Het Hart van Jesus is een toonbeeld van zachtmoedigheid; Jesus zelf bevestigt het, wanneer Hij ons uitnoodigt, om de lessen dier beminnelijke deugd van zijn heilig Hart op te vangen. Maar hoe welsprekend leert hij ons die deugd niet door zijne voorbeelden, vooral in zijn openbaar leven ! De Apostelen stooten de kindertjes terug, zie, hoe welwillend Hij hen tot Zich roept! 3) Men brengt eene zondaresse voor Hem, en Hij ontvangt haar met eene goedheid, welke de trotsche phariseën ergert. Met welk eene teederheid behandelt Hij zijne leerlingen, | niettegenstaande zij zóó onbeschaafd, zóó lafhartig en zóó onvolmaakt zijn! Die zachtmoedigheid schijnt zelfs uit, wanneer Hij ver wij tingen tot de godlasterende Joden rigt, die Hem gehaat
1) Memento, Domine, David et omnis mansuetudinis ejus. Ps. cxxxi, 1.
2) Obsecro vos per mansuetudinem et modestiam Christi. II Cor. x, 1.
3) Sinite parvulos venire ad me! Mare. x, 14.
84
maakten, als ware Hij de aanhanger van satan, of die zich wapenden, om Hem te steenigen. Zijn leven is niet anders dan eene aaneenschakeling van tegenkantingen; 1) en toch, welk eene zachtmoedigheid te midden dier tegenkantingen, welke gewoonli]k de klippen der zachtmoedigheid zijn!... Welke liefderijke woorden rigt Hij tot den H. Petrus, wanneer deze zich aan Hem vertoont na de verrijzenis! Van al de Apostelen was Petrus de meest schuldige, en hij is het, die van Hem de meest treffende woorden ontvangt, en het voorwerp zijner liefdeblijken bij voorkeur wordt. Petrus stort er tranen over van verteedering. Maar 'tis vooral in zijn lijden, te midden der onregtvaardigheden van zijn regtsgeding, dat de zachtmoedigheid van Jesus in hare geheele heldhaftigheid uitblinkt. Geen enkel wrevelig woord uit Hij tegen zijne afschuwelijke beulen; slechts kan Hij dringend voor hen om vergiffenis smee-ken, en de zachtmoedigheid van het Lam toonen. 2) Hebben wij in ons eenige trekken van gelijkheid met dit zoo volmaakt toonbeeld ? Wij bewonderen de zachtmoedigheid, wij zouden ons met hare bekoorlijkheden, welke ons aantrekken, wenschen versierd te zien ; maar wij zouden zachtmoedig willen zijn zonder tegenkantingen. Hoe menigwerf hebben wij niet het besluit genomen , om onze karaktertrekken te bedwingen? Maar hoe dikwijls ook, hebben wij niet het verge-
1) Positus est... in signum cui contradicetnr. Luc. n, 34. 2; Sicut agnus coram tondente se! Act. vin, 32.
85
ten te midden der tegenspraak ? Dit komt daardoor , dat het plan ter onzer verlossing niet op den hechten grondslag der zelfverloochening steunde. De inensch is van natuur aan zijne denkbeelden gehecht; gewoonlijk is hij ingenomen met zijne wijze van zien of oordeelen, en drijft hij tot aan eene soort van afgoderij de vereering van zijn'eigen'wil; daardoor ontstaat in onze harten eene natuurlijke onverdraagzaamheid voor de denkbeelden, welke met de onze niet strooken, wij dulden ter naauwernood de verschillende zienswijzen; en de wil van een ander is ons een juk, dat zwaar voor onzen hoogmoed weegt; dit is de reden, waarom wij, indiende zelfverloochening onze neigingen niet verbetert, indien zij de baatzuchtigheid onzer natuur niet beteugelt, en ons bevestigt in het geduld, wat de meest gewone oefening der zachtmoedigheid is, — met een zeker geweld van ons weren wat niet met onze gevoelens of met onzen smaak overeenstemt. Beoefenen wij dus ernstig de meest volmaakte zelfverloochening'1) Dit is de leering van Jesus Christus. Dien grondslag eenmaal gelegd hebbende, zullen wij in staat zijn te begrijpen en vooral op de praktische wijze te vatten het meer verheven onderrigt, dat zijn goddelijk Hart ons geeft: „Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig en ootmoedig van Harte ben.quot;
1) Abneget semetipsum. Matth. xvi, 24.
86
SCHIETGEBED.
O, Jesus zachtmoedig van harte! maak mijn hart gelijkvormig aan het Uwe.
AFLAAT.
Onze Vader, Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs.
0 zoet Hart van mijn Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne.
„De liefderijke en door en door zachtmoedige mensch alléén, kan zich te midden der beproevingen des levens standvastig toonen, en het geduld bewaren, hetwelk de noodzakelijke voorwaarde van onze hoop op de eeuwigheid is.quot; (S. August., 157 Pred. ov. de woord. v. St. Paulus).
„Alle zachtmoedigheid is nog geene deugd. Er bestaat eene zachtmoedigheid van gemoedsgestel, welke niets anders dan traagheid en bloohartig-heid is... De zachtmoedigheid is de volharding in het weerstaan aan de onstuimige hartstogten, en de vrijwaring der ziel tegen den hoogmoed en tegen alle vervoering.quot; (S. GJ-regor. van Nyssa, Yerhand. over de acht Zaligheden.
„Hij , die zijn hart sluit voor den geest van gramschap, wordt het heiligdom van den H. geest. Hij is altoos gestemd tot toegevendheid, liefde, geduld en nederigheid; zijne ziel versiert zich met allerlei goede werken, en verkrijgt de gunsten van Jesus Christus.quot; (S. Ephraem, Verhand, over deugden en ondeugden).
-
87
„Niets is zóó sterk en zóó vermogend als de zachtmoedigheid; want even als het water het vuur uitdooft, stilt een zachtmoedig woord de hitte der fel ontstokene gramschap; de zachtmoedigheid verschaft ons alzoo het dubbele voordeel , de verontwaardiging van onzen broeder te doen ophouden, en aan zijne ziel de kalmte weêr te gevenquot; (S. Chrysost., 58 Homilie over Genesis.)
„Sommige personen beoefenen de zachtmoedigheid voor zoo lang men spreekt en handelt overeenkomstig hun verlangen en hun' wil; doch de minste tegenspraak verraadt, hoezeer zij van de wezenlijke zachtmoedigheid verstoken waren. Hoe derhalve zouden zij goederen kunnen erven, toegezegd aan deze deugd, dewijl hunne zachtmoedigheid verdwijnt, alvorens zij aanspraak kunnen maken op de erfenis ?quot; (S. Bernard., 4e Pred. over de geboorte van O. H. J. C.)
„Indien de Heer eenigermate zijne zegening aan onze eerste missiën heeft verleend , heeft men opgemerkt, dat zulks geschied was, omdat men zich beminnelijk jegens allerlei personen gedragen heeft... De Heer Jesus Christus is de eeuwige zoetheid der engelen en der menschen; door deze zelfde deugd is het, dat wij ons moeten beijveren, om tot Hem te gaan, en anderen tot Hem heên te leiden.quot; (S. Tine, a Paulo, zijne Geschriften.)
„Weet, dat, indien gij mij een oog zoudt hebben uitgerukt, ik u met het andere even vriendelijk zou aanzien, als waart gij mijn beste vriend ter wereld.quot; (Pranciscus van Sales, zijn Leven.)
86
SCHIETGEBED.
O, Jesus zachtmoedig van harte! maak mijn hart gelijkvormig aan het Uwe.
Onze Vader, Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs,
O zoet Hart van mijn Jesus! geef, dat ik U meer en meer heminne.
„De liefderijke en door en door zachtmoedige mensch alléén, kan zich te midden der beproevingen des levens standvastig toonen, en het geduld bewaren, hetwelk de noodzakelijke voorwaarde van onze hoop op de eeuwigheid is.'' (S. August., 157 Pred. ov. de woord. v. St. Paulus).
„Alle zachtmoedigheid is nog geene deugd. Er bestaat eene zachtmoedigheid van gemoedsgestel, welke niets anders dan traagheid en bloohartig-heid is... De zachtmoedigheid is de volharding in het weerstaan aan de onstuimige hartstogten, en de vrijwaring der ziel tegen den hoogmoed en tegen alle vervoering.quot; (S. Gregor. van Nyssa, Verhand, over de acht Zaligheden.
„Hij, die zijn hart sluit voor den geest van gramschap, wordt het heiligdom van den H. geest. Hij is altoos gestemd tot toegevendheid, liefde, geduld en nederigheid; zijne ziel versiert zich met allerlei goede werken, en verkrijgt de gunsten van Jesus Christus,quot; (S. Ephraem, Verhand, over deugden en ondeugden).
87
„Niets is zóó sterk en zóó vermogend als de zachtmoedigheid; want even als het water het vuur uitdooft, stilt een zachtmoedig woord de hitte der fel ontstokene gramschap; de zachtmoedigheid verschaft ons alzoo het dubbele voordeel, de verontwaardiging van onzen broeder te doen ophouden, en aan zijne ziel de kalmte weer te gevenquot; (S. Chrysost., 58 Homilie over Genesis.)
„Sommige personen beoefenen de zachtmoedigheid voor zoo lang men spreekt en handelt overeenkomstig hun verlangen en hun' wil; doch de minste tegenspraak verraadt, hoezeer zij van de wezenlijke zachtmoedigheid verstoken waren. Hoe derhalve zouden zij goederen kunnen erven, quot; toegezegd aan deze deugd, dewijl hunne zachtmoedigheid verdwijnt, alvorens zij aanspraak kunnen maken op de erfenis ?quot; (S. Bernard., 4e Pred. over de geboorte van O. H. J. C.)
„Indien de Heer eenigermate zijne zegening aan onze eerste missiën heeft verleend, heeft men opgemerkt, dat zulks geschied was, omdat men zich beminneliik jegens allerlei personen gedragen heeft... De Heer Jesus Christus is de eeuwige zoetheid der engelen en der menschen; door deze ^ zelfde deugd is het, dat wij ons moeten beijveren, om tot Hem te gaan, en anderen tot Hem heên te leiden.quot; (S. Yinc. a Paulo, zijne Geschriften.)
„Weet, dat, indien gij mij een oog zoudt hebben uitgerukt, ik u met het andere even vrien-Tquot; delijk zou aanzien, als waart gij mijn beste vriend ter wereld.quot; (Franciscus van Sales, zijn Leven )
88
Over de zelfverloocliening, en hoe Jesns'beminne» Igk Hart bron en toonbeeld dezer deugd is.
Si quis valt post me venire, abnege
semitipsum. Matth. xvi, 2é Zoo iemand na mij wilkojjien, die verloocliene zich zeiven.
Ofschoon de zelfverloochening als de grondslag der nederigheid moet beschouwd worden, kan men met waarheid zeggen, dat zij in hare volmaaktheid de vrucht dezer laatstgenoemde deugd is. De volmaakte zelfverloochening kan inderdaad op niets anders, dan op de diepste minachting van ons zeiven steunen, vermits zij ons een' heiligen afkeer inboezemt voor onzen eigen' persoon ter liefde van onzen goddel ij ken Meester. De zelfverloochening bevat zelfs meer dan de minachting onzer eigene voortreffelijkheden; zij sluit in zich een' zekeren afkeer tegen ons zeiven; zij doet ons met een heilig geweld, ja bijna met verontwaardiging alles afwijzen, wat de neigingen onzer natuur, de grillen van onzen smaak, de onafhankelijkheid van onzen wil en ons zingenot vlei]en kan. Op nadrukkelijke wijze is de zelfverloochening, wat haar natuur en hare noodzakelijkheid aanbetreft, door den Heer gekenmerkt :• „Tenzij iemand, zegt Hij, na alles verlaten te hebben, nog daarenboven zijn leven niet haat, kan hij mijn leerling niet wezen.quot; 1) „Hij, die
1) Qui non odit adhuc autem et animam suam, non potest meus esse discipulus. Luc. xiv, 26.
89
gewillig zijn leven zal verliezen, d. i. zich van het innigste, wat er in hem is, om God, zal ontdoen, hij zal het behouden.quot; 1)
Het Hart van Jesus is het toonbeeld dier volmaakte zelfveiioochening. De H. Paulus vat de verloochening van den goddelijken Meester in zijn' Brief aan de Romeinen op deze wijze kort te zamen: „Jesus Christus heeft niet Zich zei ven behaagd.quot; De goddelijke Zaligmaker vergenoegt Zich niet enkel met de aardsche genietingen en zelfs de noodzakeliikheden des levens zich te ontzeggen ; zoodanig dat Hij niet eens een' steen had, waarop Hij zijn vermoeid hoofd te rusten kon nederleggen, en eene korenaar, om den honger zijner Apostelen te stillen; maar ontzegt Zich bovendien, door de grootste armoede van geest, alle glorie, verklarende dat zijne glorie niets is 2). De zelfververzaking voert Hij zóó ver, dat Hij zich tot voorwerp van bespotting maakt, en de speelbal wordt van de heiligschendende of goddelooze onbeschaamdheid der soldaten, en eindelijk zóó ver, dat Hij Zich vrijwillig van zijn' goeden naam, B) van zijn eigen leven, 4) en zelfs van zijne Godheid voor de oogen der menschen ontdoet. 5)
1) Qui perdiderit animam suam propter me, salvam faciei illam. Luc. ix, 24.
2) Gloria mea nihil est. Joann. vm, 54.
3) Cum iniquis deputates est. Luc. xxil, 37.
4) Dedit animam suam. Matth. xx, 28.
5) Nonne hie est faber? Mare. vi, 3. Nonne hic est fabri filius. Matth. xm, 55. Si Filius Dei es, decendc de cruce. Matth. xxvii, 40.
8
90
Ziehier het toonbeeld, waarvan wij de trekken in v ■ ons moeten afschetsen. „Indien wij, zegtdegroote Apostel, deel willen hebben aan de glorierijke verrijzenis des Zaligmakers, dan moeten wij ons op Hem inenten door de gelijkenis van zijnen dood.quot; De zelfverloochening moet in ons komen, en wel met haar tweesnijdend zwaard gewapend; dit moet zij tot in het binnenste der ziel en tot in het diepste van den geest, ja tot in de gewrichten en tot in het merg van het gebeente doen doordringen, volgens de uitdrukking van den H. Paulus, opdat men een juist oordeel over de gedachten en de bewegingen des harten zou kunnen vellen. Dit offer is zeer volmaakt en heldhaftig: de mensch is zoo sterk aan zich zei ven gehecht! Intusschen eerst dan, wanneer wij het offer zullen gebragt, den raad, ons door den H.
Paulus gegeven, van namelijk niet het minste zelfbehagen in ons toe te laten, zullen vervuld hebben, — eerst dan zullen wij aan de voorwaarde,
door Jesus Christus als noodzakelijk ter onzervol-making gesteld, voldaan hebben : „Zoo iemand na mij wil komen, die verloochene zich zelven.quot; 1)
Het is den mensch misschien wel niet moeijelijk,
zegt de H. Gregorius, om afstand te doen van zijne goederen, maar het valt hem zwaar, zich van zich ^ zelven te ontdoen. En van daar al de hinderpalen,
welke de natuur op doet rijzen, al die drogredenen, waarmee zij ons geloof tracht te misleider, ten einde de zelfverloochening of den dood aan ons zelven te
1) Si quis vult post me ven ire abneget ssmetipsum Matth. xvi, 25.
91
verijdelen; maar wachten wij ons, ons door hare listen te laten verschalken, wantrouwen wij Kare sluwe redeneringen, welke wij niet,volgens de voor-zigtigheid des vleesches moeten waardeeren. Een blik op ons goddelij k voorbeeld J. C., die van de zelfverloochening zijne levenswet maakte, zal ons vele moeijelijkheden, welke voor de menschelijke rede onoplosbaar blijven, opheffen: Christus is de oplossing van alle moeijelijkheden, zegt Tertulianus 1).
Laat ons, naar het voorbeeld van onzen Zaligmaker, van de zelfverloochening den grondregel maken van ons gedrag; niet slechts zal zij voor ons de onuitputbare bron van vrede zijn, door ons boven alles te plaatsen wat dien vrede zou kunnen storen, maar bovendien zal zij voor onze zielen een onderpand der gelukzalige eeuwigheid wezen: dat is de belofte van den goddelijken Zaligmaker 2). Hij, die niet zal aarzelen, geheel en al zich zei ven door de verloochening te slachtofferen, zal in den hemel weder vinden, wat hij op aarde zal hebben ten offer gebragt.
SCHIETGEBED.
Goede Jesus, maak mijn hart los van alle aard-sche banden, en leer mij wat het ook koste, mij zeiven te verloochenen. Neem mijn hart in bezit, en hecht het vast aan het Uwe!
Onze Vader, Wees gegroet. 12 Art. des Geloof s.
O zoet Hart van Jesus ! geef dat ik ü meer en meer beminne.
1) Christus omnium difflcutatum solutio Tertull.
2) Qui perdiderit animam suam... salvam faciet illam. Luc. ix, 24.
8*
90
Ziehier het toonbeeld, waarvan wij de trekken in ons moeten afschetsen. „Indien wij, zegt de groots Apostel, deel willen hebben aan de glorierijke verrijzenis des Zaligmakers, dan moeten wij ons op Hem inenten door de gelijkenis van zijnen dood.quot; De zelfverloochening moet in ons komen, en wel met haar tweesnijdend zwaard gewapend; dit moet zij tot in het binnenste der ziel en tot in het diepste van den geest, ja tot in de gewrichten en tot in het merg van het gebeente doen doordringen, volgens de uitdrukking van den H. Paulus, opdat men een juist oordeel over de gedachten en de bewegingen des harten zou kunnen vellen. Dit offer is zeer volmaakt en heldhaftig; de mensch is zoo sterk aan zich zei ven gehecht! Intusschen eerstdan, wanneer wij het offer zullen gebragt, den raad, ons door den H. Paulus gegeven, van namelijk niet het minste zelfbehagen in ons toe te laten, zullen vervuld hebben, — eerst dan zullen wij aan de voorwaarde, door Jesus Christus als noodzakelijk ter onzer volmaking gesteld, voldaan hebben : „Zoo iemand na mij wil komen, die veiioochene zich zeiven.quot; 1) Het is den mensch misschien wel niet moeijelijk, zegt de H. Gregorius, om afstand te doen van zijne goederen, maar het valt hem zwaar, zich van zich zeiven te ontdoen. En van daar al de hinderpalen, welke de natuur op doet rijzen, al die drogredenen, waarmee zij ons geloof tracht te misleiden, ten einde de zelfverloochening of den dood aan ons zeiven te
1) Si quis vult post me ven ire abneget semetipsum Matth. xvi, 25.
91
verijdelen; maar wachten wij ons, ons door hare listen te laten verschalken, wantrouwen wij Bare sluwe redeneringen, welke wij niet,volgens de voor-zigtigheid des vleesches moeten waardeeren. Een blik op ons goddelij k voorbeeld J. C., die van de zelfverloochening zijne levenswet maakte, zal ons vele moeijelijkheden, welke voor de menschelijke rede onoplosbaar blij ven, opheffen: Christus is de oplossing van alle moeijelijkheden, zegt Tertulianus 1).
Laat ons, naar het voorbeeld van onzen Zaligma-ker,van de zelfverloochening den grondregel maken van ons gedrag; niet slechts zal zij voor ons de onuitputbare bron van vrede zijn, door ons boven alles te plaatsen wat dien vrede zou kunnen storen, maar bovendien zal zij voor onze zielen een onderpand der gelukzalige eeuwigheid wezen: dat is de belofte van den goddelijken Zaligmaker 2). Hij, die niet zal aarzelen, geheel en al zich zeiven door de verloochening te slachtofferen, zal in den hemel wedervin-den, wat hij op aarde zal hebben ten offer gebragt.
SCHIETGEBED.
Goede Jesus, maak mijn hart los van alle aard-sche banden, en leer mij wat het ook koste, mij zeiven te verloochenen. Neem mijn hart in bezit, en hecht het vast aan het Uwe!
Onze Vader, Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs,
O zoet Hart van Jesus / geef dat ik U meer en meer beminne.
1) Christus omnium difflcutatum solutie Tertull.
2) Qui perdiderit animam suam... salvam faciet illam. Luc. ix, 24.
8*
92
„üe verloochening des harten, de armoede des geestes zijn door Jesns Christus bevolen, en dat juist kost veel meer, dan het offer zelf van alle vergankelijke schatten, waarvan duizend verschillende omstandigheden, en somtijds alleen de pogingen eener wereldsche en valsche wijsbeid, ons kunnen onthechten-quot; (Clemens van Alexandrië, Verhandeling: Wie is de rijke, die hart zalig worden?)
„Men zegt mi]: Al wie zijn leven in deze wereld haat zal het behouden voor de eeuwigheid. (St. Jan. XII, 25). Deze zedeles is niet bloot voorgesteld ter mijner bewondering; men gebiedt mij er mijn leven naar in te rigtenquot;. (S. Augustin., Verhandelingen over St. Jan 's Evangelie.)
„Twee zaken moeten wij in 't groote werk der verlossing beschouwen: de wijze, waarop God haar heeft bewerkstelligd, en de vrucht die wij er van moeten plukken. Om haar te bewerkstelligen, heeft God Zich eenigermate van Zich zeiven ontdaan, ten einde Zich met ons te omkleeden. Om er de vrucht van te trekken, moeten wij ons van ons zeiven ontdoen, ten einde ons met hem te vervullen.quot;
(S. Bernard*, 16 Pred. over het Cant. Can tic.)
„Onder al de gaven van den H. Geest, welke Jesus aan zijne dienaren heeft verleend, en ver-leenen zal, is de belangrijkste : die van zich zeiven te overwinnen, en te lijden uit liefde voor God.quot;
(S. Franciscus van Assisië.)
„Men moet meer prijs stellen op de verlooche-
93
ning van zijn' eigen' wil, dan op de opwekking van een' doode.quot; (S. Ignatius van Loyola, Zinspreuken)
„De ware verloochening doeteene ziel zich geheel zonder eenig voorbehoud aan God overgeven;
^ op deze wijze stelt zij die ziel in het bezit van alle goederen, vermits alle goederen in God vervat zij n.'' (S. Theresia, Weg. d. volmaakth., hoofdst. VIII).
„Zij, die met opregte ootmoedigheid zullen arbeiden, om te overwinnen in kleine zaken, welke tegen de natuur strijden, zullen, onder andere kostbare vruchten, een groot mistrouwen van zich zeiven inoogsten, en zoodanig een vertrouwen in God, dat zij de meest heldhaftige opofferingen ter zijner eer zullen kunnen trotseren.quot;
(S. Franc. Xav. I, III, 5 Br.)
„Onze wil moet zich van alle ongeregelde neiging ontdoen, om zich met God te vereenigen... Van alle lusten, geneugten en begeerlijkheden derhalve ontdaan, zal hij zich geheel beijveren, God te beminnen.quot; (S. Jan van het Kruis, le Brief.)
„De eer, de waardigheid en de grootheden der aarde brengen meer troost aan dengene, die er om Gods wil afstand van doet, dan aan hem , die ze verkrijgt. (S. Aloysius van Gonzaga )
f: —-
XVI. HOOFDSTUK.
Over de armoede, en hoe Jesus' beminnelijk Hart bron en toonbeeld dezer den^d is.
4 Egenus factus est, cum esset dives. II Cor. vin, 9.
Toen Hij rijk was, is Hij arm geworden.
De armoede is de berooving van de goederen en
94
gemakken dezes levens; zij kan het uitwerksel wezen eener beschikking der Voorzienigheid, wier quot;barmhartige strengheden de mensch moet aanbid-den, of het uitwerksel eener vrije keuze: door £ zich toe te wijden aan de beoefening der Evangelische raden.
Intusschen is deze uitwendige en, om zoo te spreken, stoffelijke armoede, nog geenszins de deugd van armoede, waaraan de eeuwige goederen zijn toegezegd. De deugd van armoê, of de armoe van geest is de inwendige onthechting der aardsche goederen , en van al hetgeen de zinnelyke lusten onzer natuur kan voldoen. Dezearmoede van geest is eene deugd, welke aan iederen Christen, van welken stand ook, ter beoefening wordt voorgesteld. Wat baat het den mensch, indien hij de geheele wereld wint, zegt de Heer,en schade lijdt aan zijne ziel?... Gelukzalig zijn de armen van Geest:
want hun is het rijk der hemelen !)• -u ij 1
Het hart van Jesus is een volmaakt toonbeeld van deze armoede van geest; niet slechts beeft Jesus volslagen gebrek geleden, zóó zelfs, dat Hij bij ziine geboorte geene wieg, en gedurende zijn leven geen' steen bezat, waarop zijn hoofd kon rusten;
maar Hij is arm geweest uit vrije keuze en door i onthechting der vergankelijke goederen. — „Hij is arm geworden toen Hy rijk was.' Wat zeg ik uit vrije keuze ? Hij heeft met eene soort van naijver naar het geluk verlangd, van arm te zijn; en j
Beati pauperes spiritu, quoniam ipsorum est reg-num coelorum. Matth. V, 3.
95
terwijl Hij inderdaad niets anders dan eene goddelijke minachting toonde voor alle menschelijke ijdelheden, bewees Hij der armoede zooveel achting en liefde, dat Hij, haar in den hemel niet vindende, op aarde is gekomen, om hare onbegrijpelijke bekoorlijkheden te genieten. Laat ons derhalve niet meer verwonderd zijn. Hem zoo dikwerf over den bedriegelijken glans der rijkdommen het wee te hooren uitsprken, en te zien, hoe Hij met eene welwillende en vaderlijke voorliefde Zich onder de armen mengt en Zich verwaardigt, onder hen zijne dierbaarste genoegens te vinden.
Nu wordt voor ons het geheim der armoedige kribbe verklaarbaar; nu vatten wij de verborgenheid en het goddelijk bestuur van deze armoede, die, in weêrwil van schitterende wonderen, altoos in onzen beminnelijken Verlosser den nederigen zoon van een' handwerker deed zien. 1) Het betaamde overigens, dat God, die op aarde nederdaalde, de armoede verkoos: want dewijl Hij zelf het goed l^oven alle goederen is, het oneindige goed, zoo kon Hij ten opzigte der vergankelijke goederen dezer wereld, niets anders dan minachting gevoelen.
Bestemd als we zijn, om door onze roeping tot het christendom de beeldtenis van den Grodmensch in ons af te schetsen, zoo moeten wij, even als ons goddelijk Toonbeeld, de hoogste minachting voor alle aardsche goederen hebben 2). Al deze goede-
1) Uonne Ine est fabri filius? Matth. xm, 55.
2) Omnia detrimentum feci et arbitror ut stercora. Philip, in, 8.
96
ren, zeide de Apostel, beschouw ik als een verachtelijk slijk; en zoodanig moeten onze gevoelens zijn, willen wij den waren geest van het Evangelie
vatten. - . •
Wij voelen in ons, hij de heoefemng der inwendige armoede, meerdere of mindere hinderpalen, overeenkomstig de verschillende toestanden van het tijdelijk vermogen. Het godsdienstig leven met zijne volstrekte onthechting en zijue inwendige verzaking van de aardsche goederen is het zekerste en gemakkelijkste middel, om haar te verkrijgen. Indien de armoede, verhonden aan onzen maatschappelijken toestand, het gebrek ons noodzakelijk maakt, zal het door de gelatenheid en door de gematigdheid in onze begeerten ons gemakkelijk vallen, deze Evangelische deugd in oefening te brengen. Maar welke hinderpalen zullen wij niet te overwinnen hebben, indien de fortuin ons toelacht, en de rijkdom over ons zijn' hoorn van overvloed uitstort! Het hart kan zich moeijelijk onthechten, wanneer de wereldsche goederen al hunne verleidelijkheden voor hetzelve ten toon spreiden, en het , om hunne bekoorlijkheden te genieten , slechts zijn' wil heeft te raadplegen, 't Is om die reden, dat onze Heer, wanneer Hij het geluk van de armen van geest prijst, en den mensch door zijn voorbeeld den weg naar die gelukkige armoede aanwijst, — den gevaarlijken toestand van den
rijkaard betreurt.
Zonderdearmoede van geest, vergegt demensch, die om zoo te zeggen aan de aarde is verkleefd, het doel zijner schepping; al zijne vermogens vat
97
hij in de tijdelijke belangen tezamen, en, dwaselijk ingenomen met vergankelijke goederen, verliest hij de eeuwige schatten. „Het is gemakkelijker zegt de onfeilbare Waarheid, ja, gemakkelijker is het voor een' kameel door het oog eener naald te gaan, dan voor een mensch, aan de schatten der wereld gehecht, om binnen te dringen in het rijkder hemelen.quot;
Begeven wij ons tot Jesus' Hart en leeren wij daar in dat brandpunt van verlichting de goederen op hunne juiste waarde schatten, d. w. z. in hunne betrekking tot de eeuwigheid. O' wat zullen de rijkdommen ons nietig, hoe verachtelijk alle aardsche goederen ons toeschijnen en zijn, bij het licht dier goddelijke zon van geregtigheid!
SCHIETGEBED.
O, mogt ik naar uw voorbeeld, goddelijk Hart van Jesus! hier op aarde de ware armoede liefhebben, om eenmaal in den hemel onvergankelijke schatten te verwerven!
AFLAAT.
Onze Vader, Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs.
O zoet hart van Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne.
„Hij is rijk genoeg, die arm met Jesus Christus is. De volmaakte dienaar van Jesus Christus bezit niets dan Jesus Christus, of zoo hij nog aan iets behoefte heeft, houdt hij op een volmaakt dienaar te zijn.quot; (S. Hieron., Brief aan Heliod.)
„God, die u met zij ne gaven overlaadt, weet niets
98
beters dan Zich zeiven u te geven; eerzuchtige, wat kunt gij nog meer verlangen? Wat zal u kunnen voldoen, indien God u niet genoegzaam is?quot;
(S. August., over 'sHeeren woorden, 29 Pred.)
„Bezit hij niet het honderdvoudige en duizendmaal meer nog, die, om eenige aardsche goederen vaarwel gezegd te hebben, vervuld is met den H, Geest, en Jesus Christus in zijn hart bezit? Dat honderdvoudige is de genade van aanneming tot kinderen Gods, de vrijheid des geestes, de geneugten der liefde, de getuigenis van een goedgeweten, het rijk Gods in ons.quot; (S. Bernard , over de woorden : Zie ! ivij heiben alles verlaten?)
„Jesus legt zijne verachting voor alle vergankelijke goederen op glorierijke wijze aan den dag, om ons te leeren, dat wij daarin ons geluk niet moeten zoeken... De armoede, welke een voorwerp van diepe droefheid is naar het oordeel der menschen, is volgens het oordeel van God deeerste der gelukzaligheden.quot; (S. Anselmus van Kantelberg.)
„De wezenlijke armoede van geest bestaat daarin, dat de ziel hoegenaamd geen' smaak of vertroosting zoekt in het gebed, en zi] geduldig de pijnen en smarten verdraagt uitliefde voor Hem, die er zoo vele voor haar heeft geleden.
(S. Theresia, haar leven; XXII.)
„De ziel, welke zich aan eene zaak, hoe ligt en gering ook, hecht, blijft gebonden; zij kan niet tot God opvliegen , alvorens zij bevrijd is, en door eene volkomene onthechting vrij hare vlugt kan nemen.quot; (S. Jan van het kruis, 22 Zinspreuk.)
99
Over den inwendigen Trede, en hoe Jesns' bemin-
ueiyk Hart bron ea toonbeeld Tan dezen Trede is.
In pace in idipsum dormiam et requiescam
Ps. iv, 9
In vrede zal ik daarin slapen en rusten.
De vrede is die kalmte, welke de ziel geniet, die niet aan de uitwendige dingen gehecht is ; de vrede is op de inwendige verzaking van de goederen dezer wereld en voornamelijk op de nederigheid en de zachtmoedigheid gegrond: „Leert van Mij, zegt onze goddelijke Verlosser, dat Ik zachtmoedig en ootmoedig van Harte ben, en gij zult rust voor uwe zielen vinden.quot; 1) Vandaar, dat, volgens 's Ileeren woord, de wereld dien vrede niet geven kan, wijl de wereld door hoogmoedige droom er ij en en door de najaging van vergankelijke vermaken geheel bedwelmd is.
De vrede, dien Jesus aan zijne Apostelen gaf, en nog iederen dag aan zijne dienaren verleent, kan alleen door diegenen wel begrepen worden, die 't geluk bezitten, daarvan de onuitsprekelijke zoetheden te smaken; wat men er met den H. Paulus van zeggen kan is: dat hij in heerlijke geneugten alle gevoel te boven gaat. 2) De vrede is eene rust der ziel op den boezem van haar' welbeminden God, eene volkomene overgeving van geheel zich zeiven aan zijn goddelijk Hart, een liefelijke en verrukkelijke slaap in de armen van den hemel-
1) Discite a me, quia mitis sum et humilis corde, et invenietis requiem animabus vestris. Matth. xi, 29.
2) Pax Dei, quae exsuperat omnem sensum. Philip, iv, 7.
100
schen Bruidegom.De ziel gevoelt zich alsdan boven de gebeurtenissen der aarde verheven; het ijdel en luidruchtig gewoel der menschen kan de kalmte en rust, welke zij smaakt, niet verstoren. Die ziel leidt derhalve niet meer het aardsche leven, en haar toestand heeft reeds hier heneden iets van 't gelukzalig leven des hemels.
Jesus' Hart is de zetel van dien onverstoorbaren vrede geweest. Dewijl de vrede der ziel niet dan door het woelen van eenige ongeregelde drift kan gestoord worden, is het gemakkelijk te begrijpen, welk een' volmaakten vrede het Hart van onzen beminnenlijken Meester moest genieten, dat Hart waarvan al de bewegingen geregeld waren door de eeuwige Wijsheid, met welke het op zelfstandige wijze vereenigd was. Die inwendige vrede was de bron der bewonderenswaardige kalmte, welke Jesus toonde te midden van de lasterlijkste tegenspraak; de vinnige spotternijen der phariseën, de verachting van de grooten der natie, de beleedi-gingen der schriftgeleerden, de wreedheden zijner beulen konden nimmer de kalmte zijner ziel verstoren; De beminnelijkheid zijner gesprekken , de vriendelijkheid, waarmede Hij antwoordt op de versmadingen der wangunst, doen den vrede kennen, waarvan zijn Hart is vervuld. Hij bezit dien in' zulk eene volheid, dat Hij er de hamelsche bekoorlijkheden van in den persoon zijner Apostelen aan zijne Kerk meedeelt: „Ik geef u mijnen vredequot; 1). De onrust is het gewone gevolg van een'
1) Pacem meam do vobis. Joann. xiv, 27.
101
strijd tusschen de eeuwige beschikkingen en onzen vrijen wil, onze neigingen of onzen lust. Daar nu het Hart van Jesus van het eerste oogenblik van zijn bestaan af, zich op de meest heldhaftige vervulling van den wil zijns Vaders toelegde, zoo kende het nimmer de wanorde, welke de onrust baart, en bleef het voortdurend in een onverstoor-baren vrede.
Alle menschen werken om den vrede. Waarom bekommert de handelaar zich zóó zeer ? 't Is om zijne laatste levensjaren vreedzaam door te brengen. Waarom snelt de krijgsman van den eenen strijd naar den anderen, waarom anders, dan later de zoetheden der rust te smaken.
Raadplegen wij ons hart, en wij zullen zien, dat de hoop, om den vrede te verwerven, de drijfveer is onzer handelingen. Maar van waar dan, dat, terwijl alle menschen dien onwaardeerbaren schat najagen, er zoo weinigen zijn, die zijne zoetheden regt genieten ? Daarom, wijl het meerendeel der menschen den vrede zoeken daar, waar hij niet te vinden is; deze zoekt hem in de rijkdommen, gene in de vermaken, een ander in de armen der rust of in de genietingen der wetenschap. O! laten wij het woord niet vergeten, dat door eene treurige ondervinding den H. Augustinus werd afgeperst. Langen tijd had hij den vrede bij het schepsel gezocht ; maar wanneer hij geheel zijn hart naar God had gekeerd, verkreeg hij in de dienst des Allerhoogsten datgene, waarom hij aanhoudend , doch te vergeefs elders, had gebeden. „Gij hebt
102
ons voor U geschapen, o Heer, zeide hij, en ons hart is hekommerd zóó lang het in U niet rust'' 1).
't Is dus, door in alles God te zoeken, en grootmoedig de dienst des Heeren te aanvaarden, dat de mensch dien vrede zal smaken, welken de wereld niet kan geven, en die alle begrip en alle gevoel te boven gaat.
Naderen wij dan tot het H. Hart van onzen goeden Zaligmaker, en smeeken wij het dringend om over ons dat liefelijke woord uit te spreken, dat zijne Apostelen met troost vervulde: De vrede zij met u! 2) Bidden wij Jesus vurig, onze haiten van de aarde los te maken, de banden te verbreken dier aardsche liefde, welke, ons hart gekluisterd houdend, ons in strijd wikkelt met God, en ons diensvolgens van dien innigen vrede berooft, welke nergens anders kan gevonden worden dan in de overeenstemming van onzen wil, van onzen smaak, van onze begeerten en handelingen met den aanbiddelijken wil des Allerhoogsten.
SCHIETGEBED.
Wanneer, o mijn hart, zult gij u genoegzaam van de aarde onthechten, om in Jesus' Hart alléén te rusten en daar den vrede te smaken?
AFLAAT.
Onze Vader, Wees gegroet. 12 Art. des geloofs.
O zoet Rart van mijn' Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne.
1) Fecisti nos ad te, Domine, et irreqmetum est cor nostrum donee requiescat in te. S. August.
2) Fax vobis. Joan, xx, 21.
103
„Het toppunt der wijsheid bestaat in de bewaring eener voortdurende kalmte en in eene ongestoorde rust des geestes.quot;
(S. Ambros., op den 118 Ps.)
„Zij, wier ziel vreedzaam en gerust is, genieten op de heerlijkste wijze, en zien met veel meer volmaaktheid de goddelijke dingen.'' (S. Bernard., Pred. over de gaven v. d. H. Greest.)
„TJw verlangen zij: God te zien, uwe vrees: Hem te verliezen, uwe smart: Hem niet te genieten, en uwe vreugde: alles te aanvaarden, wat er toe kan leiden, alsdan zult gi] in groeten vrede en in gerustheid leven. (S. Theresia.)
„Wanneer wij met de menschen verkeeren, nemen wij dan de heilige engelen tot voorbeeld, die, ofschoon zij de hemelen verlaten, om bij ons op aarde te blijven, God evenwel niet uit het oog verliezen, en die, hoewel zij over de menschen waken, de beoefening der heilige liefde niet onderbreken.quot; (S. Ignatius, Zinspreuken.)
„Hij , die, zich aan de nieuwsgierigheid overgevende, zijn vermaak er in vindt, zich in zijne gedachte en in zijne woorden met anderen bezig te houden, zal nimmer eene heilige ingetogenheid , noch vrede, noch inwendige zieierust kunnen verkrijgen.'' (S. Jan van 't Kruis.)
„De nederigen zijn immer tevreden; hunne vreugde straalt op hun gelaat, en de H. Geest, die in hen woont, vervult hen zoodanig met vrede, dat niets hen verontrusten kan.'' (S. Yincentius van Paulo, zijne Geschriften.)
104
Over de christeliike zedigheid, en hoe Jesns' beminnelijk Hart bron en toonbeeld dezer dengd is.
Modestia vestra nota sit omnibus hominibus.
Philip, iv, 5.
Uwe zedigheid zij allen menschen bekend.
De zedigheid is eene deugd, welke den uitwen-digen mensch regelt; zij matigt wijselijk al zijne bewegingen, gelieel zijn' handel en wandel, volgens de strenge wetten der evangelische betamelijkheid. Deze deugd heeft haren oorsprong in een welgeregeld gemoed, dat, door zijne algeheele onderwerping aan de goddelijke inspraken en aan de verstandelijke raadgevingen , zich eene volslagene heershcappij over al de vermogens van zijn wezen heeft weten eigen te maken. De zedigheid is dus het gevolg of,—indien men zich zoo mag uitdrukken, — de weêrglans der inwendige orde , welke heerscht in eene ziel. Daaruit volgt, dat de zedigheid doorgaans het kenteeken van eene sterke en zich zelf overwinnende ziel is. De zonde heeft inderdaad, door onze vermogens te bederven, die doen overhellen tot de wanorde; zoodat wij, zonder ons zeiven voortdurend te bestrijden, de orde in ons niet kunnen vestigen, noch er ons in handhaven. Nu dan de zedigheid, d. w. z. die bezadigdheid , die wijze tempering van ons uiterlijk, kenmerkende in ons de heerschappij van die orde, welke niets anders is, dan de deugd, — is het bewijs van den triomf, behaald over onze natuurlijke neigingen. Daardoor wordt die levendige en krachtige indruk verklaard, dien bet gezigt van een*
105
zedig mensch op ons maakt; er schittert op zijn voorhoofd iets grootsch, ik zou haast zeggen iéts hemelsch, wat den H. Ambrosins deed uitroepen, dat de zedigheid eene straal der Godheid is. De zedigheid , het kenmerk der deugd, is er ook de bewaarster en beschermster van ; want, door eene wacht bij elk onzer zinnen te plaatsen, sluit zij der^ zonde den ingang tot het heiligdom onzer ziel.
Jesus is het toonbeeld geweest der meest bewonderenswaardige zedigheid. Welk denkbeeld vormen wij ons waarlijk van den Zaligmaker? Gaarne stellen wij Hem ons voor als minzaam zonder te groote gemeenzaamheid, lieftallig in zijne woorden, doch zonder vleijerij ; wij beschouwen Hem gaarne volkomen regelmatig in al zijne bewegingen ; glimlacht Hij uit welwillendheid, nimmer hooren wij Hem onmatig van vreugde schateren; is Hij treurig. Hij laat Zich niet tot neêrslagtig-heid vervoeren; zijne altoos heldere gelaatstrekken zijn de weerschijn van de kalmte zijner ziel; zyn zachte en innemende blik is nimmer verwilderd, trotsch of verstrooid. In weinige woorden heeft de profeet Isaias het beeld van onzen godde-lijken Zaligmaker geschetst: „Hij zal niet luidruchtig spreken, zegt hij, zijne gesprekken zullen kalm en bedaard zijn, en zijne stem zal buiten niet gehoord worden; zijne dagen zal Hij niet in treurigheid noch in onrust doorbrengenquot; 1). De zedigheid is een uitwerksel der inwendige
1) Non clamabit... nee audietur vox ejus foris... non erit tristis, neque turbulentus. Isai xlii, 2, 4.
9
106
orde, en deze orde bestaat in de volmaakte overeenstemming van onzen wil met den goddelijken wil. Het Hart van Jesus was derhalve de oorsprong en de bron van eene zedigheid zonder wederga, vermits de Heer Jesus de orde bij uitnemendheid was, en zijn leven, zijn ademen, zijne spijze de getrouwe vervulling waren der eeuwige raadsbesluiten. 1) De H. Paulus roemt in zijnen tweeden Ko-rinther-brief de bewonderenswaardige zedigheid van onzen Zaligmaker; en het was een algemeen aangenomen gevoelen bij de eerste christenen en onder de vrome schrijvers der middeleeuwen, dat het gezigt alléén van den Heer, gedurende zijn leven, gevoelens van deugd inboezemde.
Dusdanig is het toonbeeld, dat wy ons moeten voorstellen, en waarvan wij in ons de trekken moeten weergeven. Gestadig voeren de zinnen ons buiten ons zeiven; door hen stort de ziel zich gansch en al uit op de schepselen; zij hecht er zich aan, is er, om zoo te spreken, aan verkleefd en verzadigt zich met hunne bedriegelijke bekoorlijkheden. Daar nu de zonde doorgaans niets anders dan eene ongeregelde liefde voor het schepsel is, zoo belet de zedigheid , dat die ongeregelde liefde in onze zielen binnen dringt; door namelijk aan de zinnen een' heilaamen teugel op te leggen, waardoor ze in bedwang worden gehouden, om zich niet dan met wysheid en gematigdheid op het geschapene uit te storten.
1) Metis cibus est, ut faciam voluntatem ejus, qui misit me. Joan, iv, 34.
107
Meer dan eens welligt hebben wij het bij ondervinding, welke de dagen zijn van ons leven, waarin wij het minst gebreken te betreuren hadden? Zijn het niet de dagen van ingetogenheid, waarin onze ziel, met een' heiligen ijver aan de godvruchtige oefeningen gehecht, hare zinnen een meer onverbiddelijk juk aandeed, en dood scheen voor de wereldsche goederen?
„Uwe zedigheid zij allen menschen bekend,quot; zeide de Apostel aan de Philippensers; en de oorzaak of liever de beweegreden, welke hij er voor opgaf, was: de tegenwoordigheid van God 1). Plaatsen wij ons inderdaad altoos in de tegenwoordigheid van het goddelijk toonbeeld; stellen wij ons bij elk treffend voorval des levens Jesus voor, handelend en sprekend in dezelfde omstandigheid, als waarin wij geplaatst zijn; dan zullen onze woorden, onze daden, onze houding, als de kopie der woorden, daden en houding van den goddelijken Zaligmaker, dien weêrglans van zedigheid met zich voeren, welke schitterde in geheel zijn' Persoon. Alsdan zullen wij, door ons zedig voorkomen aller blikken trekkend, voor al degenen, die ons naderen eene levende prediking van dat Evangelie zijn, hetwelk alléén door deszelfs verhevene leeringen aan den mensch het oppergebied heeft kunnen geven over al de lagere deelen van zijn wezen. Beschouwen wij dikwerf ons goddelijk model, vormen wij ons iederen dag naar
1) Dominus prope est. PMlip. iv, 5.
9*
108
zijn beeld; maar overwegen wij vooral, wat in Jesus Christus de bron was dier zedigheid, welke het voorwerp uitmaakt onzer bewondering; in ons, even als in onzen beminnelijken Verlosser, kan ze niet anders dan de vrucht wezen van heilige gesteltenissen des harten.
SCHIETGEBED.
O, verrukkelijke zedigheid, heilige deugd! mogt men op mijn aangezigt, in mijne woorden, daden, kleeding en houding kunnen lezen, dat de orde heerscht in mijn hart!
AFLAAT.
Onze Vader. — Wees gegroet. — 12 Artikelen des Geloofs.
Allerzoetst Hart van myn Jesus! geef, dat ih U meer en meer heminne.
„De christenen behooren in hunne huizen ingetogen en zedig te zijn, om de tegenwoordigheid hunner naastbestaanden en dienstboden; op straat, om de voorbijgangers; in de eenzaamheid , om zich zeiven; en op iedere plaats, wegens de alomtegenwoordigheid van het goddelijk Woord.quot;
(S. Clemens v. Alex., Paedag.. I, III, h V.)
„Waar Jesus Christus is, dadr wordt de zedigheid gevonden.quot;
(S. Gregor. van Nazianz. 193 Brief.)
„De ondeugden dringen in de ziel binnen door de vijf zinnen, als langs vensters. De geest kan
109
niet bedwongen worden door de vijanden, of zij moeten binnendringen door de poorten, d. w. z. door de vijf zintuigen, welke hun toegang ver-leenen quot; (S. Hieron., I. 11. tegen Jovinianus.)
„De gesteltenis des geestes openbaart zich door die des lichaams. Alzoo schijnt de inwendige mensch ligtzinniger of ernstiger, standvastiger of onbezonnener, al naar gelang van de bewegingen des ligchaams. De bewegingen zijn stemmen, waarvan de ziel zich bedient, om den toestand te toonen, waarin zij zich bevindt/'
(S. Ambrosius, I. I. Offic., c. XVIII.)
„Om de zuiverheid van zijn hart te bewaren, moet men zorg dragen, dat de zinnen niet ontsnappen.'* (S. Gregor. de Groote, over Jesus Chr. I. II. h. I.
„Dat er niets in uw uiterlijk zij, 't geen iemands oog zou kunnen kwetsen, maar dat er alles ge-evenredigd zij aan de heiligheid van uwen roep.quot;
(S. August., Regels.)
XIX. HOOPDSTÜK.
Over de glorie, en hoe Jesns' beminnelijk Hart bron en toonbeeld der ware glorie is.
Mihi autem absit gloriari, nisi in cruce Domini nostri Jesu Christi. Galat, vi, 2é Verre zij het van mij, mij ergens anders in te beroemen dan in het kruis van onzen Heer J. C.
Wi}! de glorie, volgens den li. Ambrosius en den H. Thomas , niet anders is, dan een roemrijk bekend staan, met lof gepaard, 1) zoo schijnt
1) Clara cum laude notitia. S. Aug. S. Ambr. S. Thomas.
110
niets meer in strijd te zijn met de waarachtige nederigheid, dan het streven naar glorie. En toch is het zoo niet; want, indien het waar is, dat de nederigheid de onverzoenbare vijandin is der valsche glorie, welke bestaat in den ijdelen dunk van zich zeiven, en in de ongeregelde najagingvan 's menschen toejuichingen, zoo is het ontegensprekelijk , volgens de H. Schritt, of zij is de grondslag en de voorwaarde der wezenlijke en wettige glorie, die ons als belooning is voorgesteld: „Wie zich vernedert zal verheven worden.quot; Indien iemand onder u vurig verlangt naar de eerste plaats, hij worde de dienaar van allen.quot; 1). Jesus heeft Zich vernederd, en daarom heeft God hem verheven, en Hem een' naam gegeven, waarvan de glorie die van alle andere namen in de schaduw stelt. 2) Daar nu de mensch in zijne edele neigingen eene behoefte aan glorie gevoelt, zoo heeft hij zelfs hier beneden een voorwerp van noode, geëvenredigd aan zij n streven, en dat hieraan voldoening kan geven zonder hem te verlagen. Laat ons dan in onzen god-delijken Zaligmaker betrachten, wat hier op aarde het regtm-atig, krachtdadig en volkomen voorwerp onzer glorie moet wezen; en van zijn Hart leeren, hoe Hij in Zich dien glorie-dorst heeft gelescht, welken Hij aan onze natuur had ontleend.
De H, Thomas leert ons, volgens de gewijde boe-
1) Quicumque voluerit inier vos major fieri, sit Tester minister. Matth, xx, 26.
2) Humiliavit semetipsum ... propter quod et Deus exaltavit illam, et donavit illi nomen, quod est super omne nomen. Philip, n, 8, 9.
ken, dat de Zaligmaker is verheerlijkt geworden door zijne verheffing op den boom des kruises 1). Dewijl aan Jesus' Hart de verhevene zending was opgelegd, om 's menschen hart in de waarheid te herstellen, zoo moet het door zijne keuze den ver-valschten smaak en de bedorvene neigingen van het menschehjk hart ergeren. De mensch, zoo gaat de heilige Leeraar voort, zijne glorie gesteld hebbende in de pracht van den rijkdom, 2) zoo zal het Hart van Jesus de zijne stellen in de naaktheid van het kruis, 't welk den hoogmoed der wereld veroordeelt 3); het hart van den mensch had zijn glorie gesteld in zijne waanwijsheid 4); het Hart van Jesus zal de zijne stellen in de dwaasheid van het kruis, hetwelk de bedriegelijke wijsheid des vleesches verwerpt 5). Het hart van den mensch, eindelijk, had zijne glorie gesteld in de lofprijzingen zijns gelijken, in de huldebewijzen, waarvan zijn naam was omringd 6) ; het Hart van Jesus zal de zijne stellen in den smaad en de schande van het kruis 7). Onze goddelijke Meester drukteduidelijk de gedachten zijns Harten uit, toen Hij kort voor zijn lijden aan zijne Apostelen zeide: Nu is het, dat de Zoon des menschen in het bezit der glorie
1) Christus clarificatus estin crucis exaltatione. S. Thom.
2) Gloriatur in substantia. S. Thom.
3) Gloriatur in paupertate. S. Thom.
4) Extollitur in sapienti. S. Thom.
5) Stultam fecit Deus sapientiam hujus mundi. I. Cor. 1,20
6) Nomen eorum vivit.
7) Proposito sibi gaudio sustinuit crucem, confusione. con tempta. Hebr. xn, 2.
112
treedt, waarnaar Hij zóózeer verzucht heeft! 1) Is het inderdaad niet door het kruis, dat Hij over den dood zegeviert 2) ? Is het niet door het kruis, dat Hij het rijk van satan omverwerpt 3)? Is het niet door het kruis, dat Hij de aarde verzoent, en al de rijken van het heelal aanzijn ontfermend gezag onderwerpt ? 4) Is het niet eindelijk door het kruis, dat Hij glorierijk over de geesten en harten heerscht 5) V De vader verheerlijkt zijn' Zoon, roept de H. Hilarius uit; maar hoe wordt die verheerlijking voltrokken ? Vraagt zich de H. Kerkleeraar af: de Zoon sterft op een schandhout, en ziedaar geheel zijne glorie! 6)
Volgen wij dat goddelijk toonbeeld, en laten wij, even als de groote Apostel, ons nergens anders op beroemen dan op het kruis van onzen Zaligmaker. 7) Helaas! hoe ver zijn wij van de gevoelens van den H. Paulus verwijderd! Van waar komt het, dat het kruis, verre van voor ons een voorwerp» van glorie te zijn, niets anders dan eene dwaasheid en eene ergernis voor onze harten is? 0 ! het komt, omdat wij, gelijk aan de Joden, ons laten geleiden
1) Nunc clarificatas est Filius hominis. Joann. xm, 31.
2) Inimica destruetur mors. I Cor. xv, S6.
3) Ut per mortem destrueret eum, qui habebat mortis imperium. Hebr. II. 14.
4) Pacificans per sanguinem crucis. Coloss. I, 20.
5) Regnavit a ligno Deus.
6) Clarilicat Pater Filium; quomodo tantum ? Suffigitur cruci De Trinitate. I. III. S. Hilarius.
7) Mihi autem absit gloriari, nisi in cruce Domini nostri. Galat, vi, 14.
113
door de voorzigtigheid en de grondstellingen des vleesches, hetwelk een' afschrik heeft voor de heilzame strengheden deskruises; het komt omdat wij, evenals de heidenen, ons overgeven aan den hoogmoed van ons verstand, waarvoor de geheimvolle versmaadheden van het kruis onzes oppersten Meesters eene ergernis zijn. Ontdoen wij onze harten van hunne zinnelijkheid en van hun hoogmoed door de vernedering en de versterving, en dan zal zich voor ons het glorierijke geheim des kruises met al zijne bekoorlijkheden ontsluijeren. God verhoede! zullen wij met den Apostel zeggen, dat ik mij ooit ergens anders in beroeme, dan in het kruis van Jesus Christus. Lang heb ik mij door de begoochelingen eener schijnglorie laten verblinden ; maar nu het geloof en de liefde dien bedrie-gelijken sluijer hebben doen vallen, begrijp ik, dat er voor mij geene wezenlijke glorie bestaat dan in het kruis van mijn' Zaligmaker; ik zal mij dus in de smarten van het kruis, waarin mijne kracht is gelegen, verheerlijken. 1) Ik zal mij beroemen in de schijnbare zwakheden des kruises, welke mijn schild en mijne bescherming tegen mijne vijanden zijn. 2) Ik zal mij beroemen in de droefheden des kruises, welke de vreugde voor mijn hart uitmaken, 3) ik zal mij eindelijk beroemen in den dood des kruises, welke het leven mijner ziel en het onderpand harer onsterfelijkheid is. 4)
1) Nihil gloriabor nisi in infirmitatibus. IlCor. xil, 5.
2) In cruce protectio ab hostibus.
3) In cruce gaudium spiritus.
4) In cruce vita.
114
Alzoo zal in onze harten die troostvolle opmerking van Lactantius bewaarheid worden: dat het kruis dengene, die er zich aan hecht, altoos doet hooger stijgen, en hem quot;boven de aardschegoederen verheft, door hem nader bij den hemel te brengen.
SCHIETGEBED.
Gij alléén, o Jesus, zijt mijne glorie! Moge ik mij daarop beroemen, dat ik een offer ben van uw beminnenswaardig Hart! O, laat ik de eer der wereld verachten, en mijn roem zoeken in lijden en kruis!
A F L A A. T.
Onze Vader, Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs.
O zoet Hart van mijri1 Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne.
„De kwellingen dezes levens zijn als de bloemen, welke de vruchten der glorie voorafgaan, en het bloed, dat wij storten, is als eene koninklijke zalving, welke ons voor de onsterfelijkheid inwijdt.quot;
(S. Gregor. van Nyssa).
„Er is meer glorie in gelegen, voor onzen Heer te lijden, dan tot koning gekroond en ten toppunt van aardsche eerambten opgevoerd te worden, — dan de zon te doen stilstaan te midden van hare baan, — dan de duivelen uit te jagen, — en zelfs, dan te zetelen in den hemel aan de regterhand Gods, en plaats te nemen op een' der twaalf troo-nen, welke door de Apostelen zijn ingenomen.quot;
(S. Chrysostomus, Homilie.)
115
„De vernederingen des kruises zijn voor de ge-loovigen geene schande, maar een triomf.... De christen moet niet blozen, de vernederingen van Jesus Christus te lijden, evenmin als de verachtingen, welke Hij geleden heeft; hij moet zich niet schamen diens voetspoor te bewandelen.'' (S. Augst., over het Symbol., I. IV, h. IV over Ps. XXX.)
„God heeft in het kruis verborgen den schat van alle deugden, van alle verdiensten der heiligen, van alle genade-gun sten en van alle glorievreugd.quot;
(S. Laurentius Justinanus.)
„Ik houd mij ten volste overtuigd, dat al degenen, die het kruis van onzen Heer hebben bemind, niet anders dan een leven vol rampen, tegenheden en ellende hebben gewenscht, en dat zij in de verwijdering van het kruis niets dan den dood hebben gezien.quot; (S. Franciscus Xaverius, 10 Brief.)
„Hebben wij onze kruisen lief; want zij zijn van louter goud, indien wij ze naar behooren dragen, en ofschoon wij van den eenen kant de liefde onzes harten, gestorven en gekruist, tusschen nagelen en doornen aanschouwen, zullen wij van den anderen kant eene kostbare verzameling van edelgesteenten vinden, om de gloriekroon te vervaardigen, die ons wacht, op voorwaarde, dat wij, in afwachting daarvan, liefdevol de doornenkroon zullen dragen met onzen eenigen en eenigsten Verlosser. — Ja, indien het geringste gedeelte van mijn hart niet met het kruis ware geteekend, dan zou ik het geen oogenblik wenschen te houden.quot;
(S. Franciscus van Sales.)
116
Oyer het Goddelgk Kindschap, en hoe Jesns» be-minnelgk Hart bron en toonbeeld Tan dit kindschap is.
Praedestinavit nos in adoptionem filiorum per Jesam Christum. Ephes. I, 5.
Hij heeft ons voorbeschikt door Jesus Christus tot aanneming zijner kinderen.
De aanneming is eene daad, waardoor men aan iemand den naam schenkt van kind met al de reg-ten aan dien titel verbonden, d. w. z. de regten op de liefde en op de nalatenschap. De aanneming veronderstelt dezelfde natuur bij dengene, die aanneemt, zoowel als bij den aangenomene. liet was derhalve Gode onmogelijk, volgens de uitdrukking van den H. Leo, den mensch dat bewiis zijner tee-derheid te schenken, hadde het Woord in de schrandere vindingen zijner barmhartigheid het middel niet uitgedacht, om ons tot het deelgenootschap zijner goddelijke natuur te verheffen, door namelijk zelf af te dalen tot de geringheid der onze, en beide naturen in zijn'heiligen Persoon te vereenigen. 1)
Deze onuitsprekelijke vereeniging is niet eene bloot zedelijke vereeniging geweest, maar eene persoonlijke of hypostatische vereeniging, d. w;z.,dat het woord, als Persoon der verhevene Drieéénheid, en als Zoon Gods, Zich met de menschheid ver-eenigd heeft; en alzoo heeft Hij op geheimzinnige wyze aan de menschheid zijn goddelijk kindschap
1) Factus est homo nostri generis, ut nos diviaae naturae possimus esse consortes. S. Leo.
117
meegedeeld. Ook rekent Hij het niet beneden Zich, zegt de 11. Schrif ö, ons zijne broeders te noemeu d).
Het geheim der menschwording is dus voor ons de wezenlyke voorwaarde tot onze aanneming geweest; 2) en aan onzen beminnenswaardigen Zaligmaker zijn wij de onbegrijpelijke eer verschuldigd van kinderen Gods genoemd te worden en werkelijk te zijn, 3) Deze laatste woorden van den H. Joannes, bij uitnemendheid den Apostel van Jesus' Hart, doen ons al den rijkdom kennen der goddelijke aanneming. Terwijl de men-schelijke aanneming inderdaad tusschen de men-schen slechts betrekkingen van overeenkomst bewerkstelligt, en ten slotte slechts een kunstmatig vader en kindschap vormt, bezit daarentegen de goddelijke aanneming zulk eene kracht, dat wij in alle waarheid en zoetheid van het woord, God onzen Vader noemen, gelijk wij in werkelijkheid zijne wezenlijke kinderen zijn. Dat verheven voorregt was den christenen voorbehouden. 4) In de Oude Wet bestond er een heer en onderdanen, een meester en dienaren; 5) er waren nog geene kinderen.
Welnu, het Hart van Jesus is de bron en het
1) Son confunditur fratres eos vocare. Hebr. II, ll.
2) Qui praedestinavit nos in adoptionem fiiiorum per Jesum Christum. Ephes. I, 5.
3) Ut filii Dei nominemur et simus. I. Joann. Ill, 1.
4) Ubi venit plenitudo temporis misit Deus filium suum.... ut eos qui sub lege erant redimeret, ut adoptionem fiiiorum reciperemus. Galat IV, 4, 5.
5) Et ere eis in Deum et ipsi erunt mihi in populum. Jerem. XXXI, 33.
118
beginsel van dat verheven kindschap geweest. Niettegenstaande de orde der menschwording, kon de mensch inderdaad van nature geen kind Grods worden; hij kon het derhalve niet anders zijn dan door gevoelens van vertrouwen, van eerbied en liefde jegens den Heer, die Zich wel zijn Vader wilde noemen, en hem daardoor zelfs regten op zijne liefde en zijn erfdeel wilde schenken. Maar komen deze gevoelens niet ^ uit het hart voort ? 't Is dan ook het hart alleen , dat God in ons beschouwt, 1) het hart alléén, dat Hij van ons vraagt 2). Daar Jesus, volgens de schoone en troostrijke leer van den H. Paulus, het beginsel onzer aanneming is, zoo kunnen wij besluiten, dat Hij beginsel van aanneming is alléén door zijn Hart, — onuitputtelijke bron der teederste gevoelens ten opzigte van zijn' hexnelschen Vader; het is door demededeeling en, om zoo te zeggen, door de uitstorting der goddelijke gevoelens zijns Harten in onze zielen, dat wij waarlijk kinderen Gods zijn.
Daaruit volgt, dat het Hart van Jesus niet alleen het beginsel, de bron van ons goddelijk kindschap is, maar daarenboven het toonbeeld, dat onze kinderlijke liefde zich moet voorstellen ten overstaan van God. Dan, het Hart van Jesus heeft voor zijn' hemelschen Vader eene teedere en vurige liefde gekoesterd, eene liefde, waarvan het geheele leven van dien beminnelijken Zaligmaker
1) Dominus autem intuetur cor. I Reg. XVL 7.
2) Prebre fili mi, cor tuum miM. Proverb. aJlIU , to.
119
eene voortdurende uitdrukking is geweest 1); dat Hart was van ijver voor de eer en de glorie zijns Vaders verslonden. 2) Jesus heeft Zich met eene standvastige en edele onderwerping op de volmaakte vervulling van den wil zijns Vaders toegelegd 3); Hij heeft er Zich zoo geheel aan overgegeven, dat Hij het dierbaarste Hem ter wereld, ten offer bragt. „Waarom zocht Gij mij, zegt Hij aan zijne Ouders, die over zijne afwezigheid bedroefd waren r Wist gij dan niet, dat Ik Mij geheel en al met de belangen mijns Vaders moet bezig houden?'' 4)
Zijn wij alzoo in waarheid kinderen Gods, of wél dragen wij er alleen den naam van ? Onderzoeken wij ernstig ons hart; brengen wij deszelfs gevoelens nader bij die van ons onvergelijkelijk toonbeeld; ondervragen wij ons hart, of deszelfs neigingen zich tot God verheffen, of het niet onverschillig is in de behartiging der belangen van den hemelschen Vader, of deszelfs gedachten, plannen en verlangens in volmaakte overeenstemming zijn met het goddelijk welbehagen. „Diegenen zijn de kinderen Gods, die zich naar Gods Geest gedragen,'' zegt de Apostel. O! geeft de geest Gods ons de troostende getuigenis, dat wij de kinderen van den Allerhoogste zijn, verheugen wij ons dan in den Heer en toonen wij onze blijd-
1) Diligo Patrem. Joann. XIV, 31.
2) Zelus domus tuae comedit me. Joann. II, 17.
3) Quae placita sunt ei, faeio semper. Joann. VIII, 29.
4) Quid est quod me quaerebatis? nesciebatis, quia in his quae Patris mei sunt, oportet me esse. Luc. II, 49.
120
schap; want, „indien wij, zegt de H. Paulus de kinderen Gods zijn, dan zullen wij zijne erfge-namen wezen, en zijn wij de erfgenamen Gods, dan zullen wij deelen in het erfdeel van Jesus Christus zeiven.quot; Wat is er aan gelegen, dat wij in zijne schreden den Kalvarie moeten hestijgen! Wat indien wij, even als Hij moeten lijden en sterven. Hehhen de pijnen en smarten van het tegenwoordig leven wel eenige verhouding met de glorie van Gods Zoon, waarin wij eenmaal zullen deelen, l) SCHIETGEBED.
O Jesus, ik schenk U mijn hart met al deszelfs gevoelens! moge ik, door de gelijkvormigheid daarvan met die van uw goddelijk Hart, steeds meer en meer als uw kind worden aangenomen.
AFLAAT.
Ome fader, Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs.
O zoet Hart van mijn Jesus! geef, dat ik U meer en meer leminne.
Het Woord is vleesch geworden, opdat wij door het Woord , hetwelk de Zoon is, en die in ons leeft, zeiven kinderen Gods zouden worden... De Zoon bewerkt, door aanroeping zijns Vaders in ons binnenste, dat ook wij aan God den naam
van Vader kunnen geven ; en daaruit volgt, dat God niet de Yader kan genoemd worden van hen, die den Zoon niet in het hart bezitten.
(S. Athanasius, 5e Verhand, tegen de Arianen.)
1) Non sunt condignae passiones hujus temporis ad nturam gloriam, quae revelabitur in nobis. Kom. Vili, iö.
121
„Wanneer de natuur een' éénigen zoon aan een vader schenkt, dan denkt deze er niet aan, hem door de aanneming broeders te geven, maar hij vereenigt op zijn' zoon al zijne liefde. Een éénige zoon streeft er nog minder naar, broeders aan te nemen, om hen toe te laten tot deelneming in de erfenis. Intusschen, hebt Gij , o mijn Grod, dit, bij de menschen nooit gehoord, voor ons gedaan!quot;
(S. August., over de Uitmuntendheid des doopsels.)
„God is een goede Yader, die aan zijne kinderen geene regten op eene aardsche erfenis vermaakt, die hun noch stoffelijke woningen belooft, noch overvloed van goud en zilver, — die bron van nijd en hoogmoed; maar Hij legt hun met zijne liefde tevens de verpligtingen der gehoorzaamheid op, en geeft hun de voorschriften der ge-regtigheid en zijne wet der waarheid, welke Hij noch op steen, noch op perkament, noch op hout, noch op was, maar in het diepst van hun hart grift, opdat zijne kinderen zich niet vergenoegen met eene ijdele en werkelooze beschouwing zijner eeuwige beloften, maar, het testament huns Vaders altoos voor oogen hebbende, — zich zouden bezighouden met hetgeen zij van Hem te vreezen of te hopen hebben, en alle zorg aanwenden om zijn' godde-lijken wil te volbrengen.quot; (S. Gregor. de Gr., V. Boetpsn. 26.)
„O! bemin met eene uitstekende liefde dien broeder, die welverre van de genegenheid,welke uw hemelsche Vader u toedroeg, te verminderen, ze integendeel op wondervolle wijze in hareuitwerk-
10
122
selen vermeerderd heeft; o, bemin dien broeder, die u tot medeërfgenaam doet aannemen, die u het regt verleent op het vaderlijk erfdeel, ofschoon gij Hem door uwe ongehoorzaamheden veelvuldige redenen hebt gegeven, u te onterven.quot;
(S. Thomas, Opusc. 66 c. XIII.)
„Het is eene zeer bijzondere gunst van onzen Schepper, dat wij Hem, even als kinderen hunnen Vader, mogen liefhebben, hoewel het reeds eene groote genade ware geweest, indien wij Hem zouden hebben mogen beminnen, als trouwe dienaren hunnen meester.... Het Oud- en Nieuw Testament bevestigen het ons, dat wij door het geloof endeliefde kinderen Gods worden.''(Eerbiedw. Beda, over den Brief van S. Jan, h. III.)
XXL HOOFDSTUK.
Over het Geloof, en hoe Jesus' beminnelijk Hart bron en toonbeeld dezer dengd is.
Aspicientes in auctorem fidei et consummatorem Jesum. Hebr. 11, 2.
Laat ons zien op den Stichter en Voltrekker des geloofs.
Het geloof is, volgens den H. Paulus, de grondslag of de kern van hetgeen men hoopt en de vaste overtuiging der dingen, welke niet gezien worden, of aan ons zwak verstand ontsnappen. 1) Ofschoon op de goddelijke waarachtigheid gegrond, zoo laat het geloof, eene vrije gave Gods,
1) Sperandarum substantia rerum, argumentum non apparentium. Hebr. xi, 2.
123
den mensch tevens vrij : want deszelfs voorwerp, als onder een' sluijer verborgen, trekt door zijne klaarblijkelijkheid de toestemming van den men-schelijkheid geest niet aan; ook aarzelt dezelfde
gt; Apostel niet te zeggen, dat wij gelooven door het hart d. i. door den wil. 1) Dan, indien het geloof zoo gestrengelijk ter zaligheid wordt ver-eischt, dat degene, die weigert te gelooven, volgens den H. Joannes, reeds veroordeeld is, zoo zou het eene dwaling zijn, te denken, dat het geloof alléén de hemelpoorten ons openen kan; om in de oogen van God regtvaardig te wezen, moet ons geloof overgaan in onze werken, die besturen, levend, bovennatuurlijk maken, ja,
quot; eenigermate vergoddelijken.2)„Mijnregtvaardige toch leeft uit het geloof.quot; De regtvaardige naar Gods Hart, moet derhalve in de dingen, die hij niet ziet, maar welke het geloof hem ontsluijert, den grond, en als de geheime drijfveêr zijner gedachten, zijner daden en der verschillende bewegingen zijner ziel zoeken. Dan, dewijl het door den wil en door het hart is, dat wij gelooven, en dewijl Jesus Christus door den Apostel de Stichter van ons geloof wordt genoemd, zoo moet diensvol-
gt; gens ons geloof zijn' oorsprong nemen in Jesus' Hart.
Ofschoon in den strengen zin des woords in Jesus Christus noch akt van geloof, noch gesteltenis der ziel, om te gelooven, zijn kon, ver-
1) Corde enim creditur. Rom. x. 10.
2) Justus autem meus ex fide vivit. Hebr, x, 38.
.10*
124
mits er in Hem geene onwetendheid, noch duis- quot; r
ternis bestond, zoo kleefde niettemin zijn Hart, 2
krachtens het ingestorte licht, waardoor zijne ziel ^
oorspronkelijk was ov.erstroomd, de waarheid en \
de beloften der toekomstige goederen aan, welke ^
Hij nog niet bezat; zijn Hart schonk Hem de ]
innige overtuiging van het geluk, dat Hem als ( prijs zijns lijdens was weggelegd, — van die zaligheid zonder grenzen, waarvan de kennis na-
tuurlijkerwijze aan zijne zinnen en aan zijn ]
menschelijk verstand zou ontgaan zijn, maar waar- ] van het geloof tegelijkertijd de grondslag en de
overtuiging is. Door zijne daden in te rigten naar \
die wijze van gelooven, heeft Hij het woord Gods (
gepredikt, en den wreedaardigsten, zoowel als *■
den schandelijksten, dood ondergaan. Leert de ]
groote Apostel ons dit niet, wanneer hij, na Jusus Christus „den Stichter des geloofsquot; genoemd te hebben, aantoont, hoe de goddelijke Zaligmaker zyn gedrag beeft geregeld, niet naar de grondbeginselen dezer wereld, maar volgens de grondbeginselen van datzelfde geloof? „Met het oog op de eeuwige vreugde, welke Hem was weggelegd, zegt de H. Paulus, heeft; Jesus, in plaats van een gerust en gelukkig leven, dat Hij genieten kon, de pijnen en smarten des kruises geleden, en de schande, aan deze straf verbonden, veracht.quot; 1) 't Is de geest des geloofs, welke Hem eene rede ingaf, zóó strijdig in de oogen van het
1) Proposito sibi gaudio sustinuit crucem, confusione contempta. Hebr. xu, 2.
125
menschelijk verstand: Zalig de armen, zalig zij, die weenen, zalig die vervolging lijden. Die geest des geloofs deed Hem tot medearbeiders kiezen mannen, verachtelijk naar ket oordeel der wereld. Die geest des geloofs eindelijk deed Hem met ijver de meest aanhoudende offers omhelzen.
Welnu, den weg, dien Jesus Christus door zijne voorbeelden heeft aangewezen, moeten zijn leerlingen volgen; in Jesus' Hart, — die bron van het leven des geloofs, moeten zij putten, indien zij Jesus tot Voltrekker van hun geloof wenschen te hebben; d. w. z. dat, indien zij met Jesus en door Jesus aan de regterzijde van Gods troon verlangen te zitten, zii met Jesus den wegmoeten betreden, welke de natuur kruisigt, en, met het oog op de toekomstige belooningen, de beproevingen van het lijden en de vernederingen des kruises edelmoedig moeten aanvaarden. Helaas! hoe weinige christenen zijn er, die leven uit het leven des geloofs! Hoe weinige christenen, die de aardsche goederen waarderen in hunne betrekking tot de homelsche schatten, welke zij verwachten, en waarnaar zij verzuchten! Wan-neer wij door het lijden worden bezocht, is dit voor ons dan geene ramp, ofschoon Jesus er de zaligheid over heeft uitgesproken ? Is de armoede ons niet tot last, in weêrwil van de achting, de lofprijzingen en den eerbied, waarmede onze be-'h minnelijke Meester haar als overladen heeft ? Voe-len wij geen' afschrik voor vervolging, ja zelfs voor de minste tegenspraak, alhoewel de goddelijke
126
Zaligmaker de offers van vervolging hoog heeft verheven? Van waar die tegenstrijdigheid tus-schen onzen Heer en ons? Omdat wij ons volgens de voorzigtigheid des vleesches gedragen, omdat wij de grondbeginselen der wereld, door Jesus' goddelijken mond verworpen, in beoefening brengen, in één woord: doordien het ons aan geloof mangelt. Hooren wij de verwijting, welke het Hart van Jesus ons doet, en welke Hij eertijds aan zijne Apostelen heeft gedaan; Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingeloovigen ?quot; 1) Heffen wij onze oogen ten hemel, beschouwen wij de plaats, ddar voor onze kloekmoedigheid bereid, maken wij ons los van de banden der zonde en van al, wat ons bezwaart, snellen wij met geduld tot den strijd, welke ons is voorgesteld, 2) en verliezen wij nimmer Hem uit het oog, die ons aanvoert, J. C. den Stichter en Voltrekker van ons geloof. 3) Van dien goddelijken Meester zullen wij leeren de tegenwoordige dingen niet anders te waarderen dan in hunne betrekking tot het toekomstig leven, en bij al onze verlangens, bij al onze plannen, bij geheel onzen handel en wandel zullen wij de gewigtige vraag, welke de H. Aloysius zich stelde, vooraf doen gaan: „Wat zal mij dat voor de eeuwigheid baten?''
1) Quid timidi estis modicae fidel? Math. VIII, 26.
2) Per patientiam curramus ad propositum nobis certamen, Hebr. XII, 1.
3) Aspicientes in auctorem fidei et consumatorem Je-sum. Hebr. XII, 2.
127
SCHIETGEBED.
Goddelijke Zaligmaker, ik dank u duizendwerf voor uwe gave des geloofs! — Moge ik, naar het voorbeeld van uw heilig Hart, mijn geloof steeds werkzaam doen zijn door de liefde, opdat ik ü eenmaal in den hemel eeuwig aanschouwe, beminne, bezitte! O Jesus, schenk aan allen uwe gave des geloofs!
A F L 1 A T.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs. O zoet hart van mijn1 Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne.
„Het geloof is voor ons, wat in de handen van den grijsaard de stok is, waarmede hij zijn' waggelenden gang ondersteunt, en zich staande houdt.... Het is het anker des heils, dat den geest te midden der bewogene baren regthoudt, en voor schipbreuk behoedt.... Het geloof is de grondslag en de wortel van alle deugden.... De kostbaarste aller schatten, de bron aller goederen.... ook behoort het tot deszelfs wezen, om overal, waar het zich vertoont, groote dingen uit te werken. Stem er in toe liever alles te verliezen dan het geloof,
(S. Chrysost, Homilie op den 2(len Brief aan de Korinthiërs. — Homilie 26 en 33 op den ïl. Mattheus. — Homilie op S. Jan.)
„Om ons tot Zich te verheffen, heeft God ons twee middelen geschonken: — het gezag en de
128
rede, welke, verre van met elkander in strijd te zijn, zich gemakkelijk met elkaar vereenigen; want met aan het gezag te gehoorzamen, verwijdert men zich niet van het licht der rede, welke ons doet zien, wie Hij is, in wien wij gelooven.quot;
(S. August., Boek over de Christelijke Leer.) „Het is aan de groote en verhevene verstanden, aan de getrouwe en degelijk verlichte zielen alléén voorbehouden, om zonder aarzelen aan datgene te gelooven, wat zij met hunneligchamelijke oogen niet kunnen zien, en hunne verlangens te doen opklimmen, waarheen zij hunne blikken niet kunnen wenden quot;
(S. Leo, 2e Pred. op Hemelvaart.) rHet eerste beginsel van de zuivering des harten is het geloof, dat van de smet der dwaling reinigt, en de volkome zuiverheid voortbrengt, wanneer het door de liefde volmaakt is.quot;
(S. Thomas, 2. 2. q. 7. a. 2.) „Het geloof bestaat in het geloof der voorschriften, het geloof der wonderen en het geloof der beloften... In God gelooven is op Hem hopen, Hem beminnen, ziedaar het geloof der voorschriften. Het geloof der wonderen doet ons gelooven aan de almagt van God, die ze uitwerkt. Door het geloof der beloften hebben wij eene volkomene hoop, dat God nimmer zijn woord breekt.quot;
(S. Bernard., 45 Pred. op Kerkwijding) „Het levend geloof is de gulden sleutel van het heiligdom der H. Drieëenheid, waar eene
129
nederige ziel bijna ieder oogenblik wordt binnengeleid, en God haar op nieuw verlicht, en groote geheimen meêdeelt.''
(S. Jan van 'tKrnis, zijn leven.)
„0 God! de schoonheid van ons heilig geloof is zoo schitterend, dat ik er van liefde voor sterf, en dat ik de kostbare gave, welke Gij er mij van gedaan hebt, bewaren moet in een hart welriekend van godsvrucht.quot;
(S. Tranciscus van Sales, zijn Leven.)
XXII. HOOFDSTUK.
Oyer de Hoop, en hoe Jesns' beminnelyk Hart bron en toonbeeld van deze deugd is.
Deus autem spei repleat vos omni gaudio.Rom. xv, 13.
De God nu der hoop, vervulle u met alle blijdschap.
De hoop is eene deugd, door God ingestort, welke ons met een vast vertrouwen de goederen doet verwachten, welke God ons beloofd heeft. l)e hoop is het, die ons ondersteunt te midden van de beproevingen dezes levens;'t is de hoop, welke onzen moed bezielt bij de offers, die wij God brengen, 't is de hoop eindelijk, welke voortdurend de goddelijke liefdevlammen in ons voedt. Indien wij aan gene zijde des grafs niets te hopen hebben, zeide de H. Paulus, dan zijn wij onder alle stervelingen de meest dwazen en rampzaligen; maar zoo de beloften des geloofs steunen op een' hechten grondslag, zijn wij dan niet de gelukkigsten zelfs te midden der kwel-
130
lingen van dit leven ? Welnu, zoodanig zijn onze verwachtingen, dat onze harten, zich op derzei ver onmetelijkheid verlatende, nimmer beschaamd zouden kunnen worden, 1) en wij ons op het gezigt van hetgeen de Heer in zijne getrouwheid voor ons hewaart, aan de levendigste vervoering onzer blijdschap kunnen overgeven. 2)
Het Hart nu van Jesus is de oorsprong, de bron onzer hoop, en wel op de eerste plaats, omdat de Zaligmaker, door zijne oneindige verdiensten op ons toe te passen en ons meê te deelen, ons een regt op de eeuwige goederen heeft verleend ; ten tweede, omdat de verheerlijking van Jesus' heilige menschheid, welke Hij alléén ten gunste van ons heeft aangenomen, de waarborg en de bron zijner eigene verheerlijking is; eindelijk, omdat Jesus de weg zijnde, dien wij moeten bewandelen , wij niet anders dan door onze nauwe vereeniging met zijn goddelijk Hart, in staat zijn, om wezenlijk te kunnen hopen. Daarom dan ook noemt de H. Ignatius Martelaar „J. C. onze volmaakte en voleinde hoop.quot;
God, zegt de H. Paulus, heeft ons met zijn' Zoon alles geschonken. 3) Inderdaad heeft God , door de schenking van zijn' Zoon, ons zelfs al de vruchten afgestaan, welke die boom in zijne vruchtbaarheid draagt, d. w. z. al de
1) Spes autem non confundit. Rom. v, 5.
2) Spe gaudentes, Rom. xn, 12
3; Cum illo omnia nobis donavit. Rom. vin, 32.
131
verdiensten van dienzelfden Zoon; die verdiensten nu, waarvan Jesus' Hart de onuitputbare en eeuwige bron was, de onze wordende, doen ten onzen behoeve een onbetwistbaar regt ontstaan op het hemels ch erfdeel, waarvan wij het gelukkig bezit verwachten ; het hart van Jesus is dus de oorzaak, de bron onzer hoop, dewijl het door Jesus' en in Jesus' Hart is, dat God eenigermate onze schuldenaar wordt.
Het eenige doel der menschwording is de verheerlijking van God door 's menschen verlossing geweest. Alles, wat de Godmensch op aarde heeft verrigt, alles, wat zijner menschheid smartvols of glorierijks wedervoer, was alleen tot ons welzijn en tot ons geluk; Jesus Christus is mensch geworden, om onze weg te zijn, ons werkelijk licht, dat onze schreden moest geleiden; zijne menschheid is het model, waarnaar onze gevallene menschheid zich moest vormen, om der eeuwige gelukzaligheid waardig te worden; daaruit volgt, dat de glorie, welke voortspruit uit het bloedig lijden des Zaligmakers, dat de verheffing der menschheid van onzen goddelijken Meester, na de verguizingen van Kalvarië, het afbeeldsel en de waarborg van onze eigene glorie en van onze toekomstige verheffing zijn. Het is volgens de leer van den grooten Apostel: „Indien de dooden, zegt hij, niet eenmaal zegevierend moeten verrijzen, dan moet men noodzakelijk de glorierijke verrijzenis van Jesus Christus loochenen, die niet anders dan om ons deel aan zijn triomf te geven,
130
lingen van dit leven ? Welnu, zoodanig zijn onze verwachtingen, dat onze harten, zich op derzei ver onmetelijkheid verlatende, nimmer beschaamd zouden kunnen worden, 1) en wij ons op het gezigt van hetgeen de Heer in zijne getrouwheid voor ons bewaart, aan de levendigste vervoering onzer blijdschap kunnen overgeven. 2)
Het Hart nu van Jesus is de oorsprong, de bron onzer hoop, en wel op de eerste plaats, omdat de Zaligmaker, door zijne oneindige verdiensten op ons toe te passen en ons meê te deelen, ons een regt op de eeuwige goederen heeft verleend ; ten tweede, omdat de verheerlijking van Jesus' heilige menschheid, welke Hij alléén ten gunste van ons heeft aangenomen, de waarborg en de bron zijner eigene verheerlijking is; eindelijk, omdat Jesus de weg zijnde, dien wij moeten bewandelen , wij niet anders dan door onze nauwe vereeniging met zijn goddelijk Hart, in staat zijn, om wezenlijk te kunnen hopen. Daarom dan ook noemt de H. Ignatius Martelaar „J. C. onze volmaakte en voleinde hoop.quot;
God, zegt de H. Paulus, heeft ons met zijn' Zoon alles geschonken. 3) Inderdaad heeft God , door de schenking van zijn' Zoon, ons zelfs al de vruchten afgestaan, welke die boom in zijne vruchtbaarheid draagt, d. w. z. al de
1) Spes autem non confundit. Rom. v, 5.
2) Spe gaudentes, Rom. xii, 12
3; Cnm illo omnia nobis donavit. Rom. vm, 32.
131
verdiensten van dienzelfden Zoon; die verdiensten nu, waarvan Jesus' Hart de onuitputbare en eeuwige bron was, de onze wordende, doen ten onzen behoeve een onbetwistbaar regt ontstaan op het hemelsch erfdeel, waarvan wij het gelukkig bezit verwachten ; het hart van Jesus is dus de oorzaak, de bron onzer hoop, dewijl het door Jesus' en in Jesus' Hart is, dat God eenigermate onze schuldenaar wordt.
Het eenige doel der menschwording is de verheerlijking van God door 's menschen verlossing geweest. Alles, wat de Godmensch op aarde heeft verrigt, alles, wat zijner menschheid smartvols of glorierijks wedervoer, was alleen tot ons welzijn en tot ons geluk; Jesus Christus is mensch geworden, om onze weg te zijn, ons werkelijk licht, dat onze schreden moest geleiden; zijne menschheid is het model, waarnaar onze gevallene menschheid zich moest vormen, om der eeuwige gelukzaligheid waardig te worden; daaruit volgt, dat de glorie, welke voortspruit uit het bloedig lijden des Zaligmakers, dat de verheffing der menschheid van onzen goddelijken Meester, na de verguizingen van Kalvarië, het afbeeldsel en de waarborg van onze eigene glorie en van onze toekomstige verheffing zijn. Het is volgens de leer van den grooten Apostel: „Indien de dooden, zegt hij, niet eenmaal zegevierend moeten verrijzen, dan moet men noodzakelijk de glorierijke verrijzenis van Jesus Christus loochenen, die niet anders dan om ons deel aan zijn triomf te geven,
132
verheerlijkt uit zijn graf is opgestaanquot; 1). Maar Jesus Christus is verrezen, wij kunnen er niet aan twijfelen, en door zijne verrijzenis is Hij de eersteling geworden dergenen, die den doodslaap sluimeren , en de oorzaak hunner verrijzenis. Hij toch had in zijn Hart geleden: 2) het is alzoo door zijn Hart, dat Hij zegepraalt, en de oorzaak wordt van onze glorie, zoowel als van onze hoop.
Ofschoon onze Verlosser, krachtens de ver-eeniging zijner menschheid met het goddelijk Woord, hier beneden de zaligheid genoot, zoo bestond er evenwel voor die menschheid eene verheerlijking, welke eerst na doorgestane folteringen voltrokken moest worden; Jesus Christus was dus voor hoop vatbaar, en die hoop rustte op de beloften van zijn' hemelschen Vader; dewijl de hoop nu een akt van vertrouwen is, steunende op de trouw van hem, op wien men zich verlaat, zoo had de hoop van Jesus Christus haar' zetel en brandpunt in zijn goddelijk Hart. De mensch bijgevolg onbekwaam zijnde, om uit zich zeiven eene bovennatuurlijke hoop op te vatten, en in de orde der genade niets dan door Jesus Christus kunnende hopen, zoo is het uit het H. Hart van onzen beminnelijken Zaligmaker, dat onze hoop voortvloeit. Is het werkelijk niet door dit Hart, dat onze harten aan God den naam van Vader geven, en daardoor hunne regtmatige aanspra-
1) Si mortui non resurgunt, neque Christus resurrexit. I Cor. xv. 16.
2) Oblatus est, quia ipse voluit. Isai, lui, 7.
133
ken op het erfdeel des hemels uitdrukken? 1) Vervullen wij ons dus geheel en al met God, onze hoop, opdat er in ons hart geene plaats meer overig zij voor het mistrouwen en de moedeloosheid ; laten wij, even als Jesus, onwankelbaar in onze hoop zijn, en, de oogen gevestigd houdend op de ons toegezegde belooning, even als Hij , met onwrikbaren moed te midden der grootste beproevin gen voor tschrij den. Jesus is wel glorierij k gekroond geworden, maar, om tot de overwinning te geraken, moest Hij vernederingen, kruisen, tegenspraak en onbegrijpelijke verlatenheid doorstaan. 2) Ook wij zullen te lijden hebben, en, zoo God ons tot eene hooge glorie roept, zullen onze beproevingen aan onze eeuwige bestemming ge-evenredigd worden; maar laat ons op onze hoede zijn, dat wij den moed niet verliezen; gedenken wij, dat wij door het geduld de goederen moeten verwachten, welke het geloof laat doorschemeren, en dat er slechts één middel bestaat, om met Jesus Christus te kunnen heerschen, door namelijk: ons bij Hem en met Hem aan het kruis te hechten. 3)
SCHIETGEBED.
Op ü, o Jesus! stel ik al mijne hoop en vertrouwen , om de oneindige goedheid van uw minzaam Hart. Buiten TJ verlang ik niets: wees Gij immer het einddoel van al de bewegingen mijns harten !
1) Spiritum Filii sui in corda vesta clamantem Abba Pater. Galat, iv, 6. Si autem filii et haeredes. Rom. vin, 17.
2) Oportuit pati Christum et ita intrare in gloriam. Luc. xxiv, 26.
3) Si tarnen compatimur ut et conglorificemur. Rom. vin, 17.
134
A F L i A T.
Ome fader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs. O zoet Hart van mijn Jesus! geef, dat ik U meer en meer lemimie.
„Gij toont aan God den Vader en aan Jesus Christus, dat gij Hem waarlijk bemint, wanneer gi] in Hem het volste vertrouwen stelt.quot; (S. Ignat., Martelaar, Brief aan de Magnez.)
„Wegens de hoop is de arbeid niet zonder genoegen ; het lijden wordt ons aangenaam, wegens de verwachting der ons beloofde goederen.quot;
(S. August., op den 127 Ps.)
«Hij, die op God vertrouwt, heeft reeds een gedeelte verkregen van hetgeen hij hoopt, omdat hij op eene onfeilbare zaak steunt; want zelfs al stelt men uit, hem te geven, hetgeen hij verwacht , niettemin bezit hij het reeds eenigermate, omdat hij van het bezit verzekerd is,.quot; (S. Isidorius van Pelusium, I. II, 17 Brief.)
„De vertrouwvolle zielen ondernemen groote dingen, en hare pogingen worden met een' goeden uitslag bekroond; want het groote vertrouwen is zeer verdienstelijk. Hoe meer gij vooruitgaat, om op de hemelsche goederen te hopen, des te meer bekomt gij er. De goddelijke Bruidegom deelt overvloedige gunsten meê aan die edele en kloekmoedige zielen, en Hij werkt in en door haar wondervolle dingen uit.quot;
(S. Bernard., 32 Pred, op het Cant. Canticorum.)
135
„Onze Heer zou ons niet zoo dikwerf vermanen, om op Hem te steunen, indien Hij ons niet wilde onderschragen. God bedriegt niet; Hij biedt Zich niet ter onzer ondersteuning aan, ten einde ons te verlaten, wanneer wij tot Hem willen naderen.quot; (S. Thomas, over de opvoeding der Yorsten.
I. II. h Y.)
„Daar het der ziel zeer dienstig is te weten, dat zij niets uit zich zelve vermag, zoo is het haar tevens zeer nuttig en voordeelig er van verzekerd te zijn, dat zij in God alles vermag.quot;
(S. Theresia, haar leven. h. XVI t.)
Wij moeten al ons vertrouwen op God stellen, indien wij alles van Hem willen verkrijgen; want zeer rijk en zeer vrijgevig zijnde, en overigens meer verlangen hebbend, om ons zijne goederen te schenken dan wij, om ze te ontvangen, zoo zal Hij niet in gebreke blijven, om ze ons meê te deelen.quot; (S. J an van 't Kruis, verklaring van het 2.3. Cant.)
XXIII. HOOFDSTUK.
Over de liefde tot God, en hoe het beminnelijk Hart van Jesus bron en toonbeeld dezer deugd is.
Diliges Dominum Deum tuum. Deut. vi, 5. Gij zult den Heer uwen God beminnen.
De liefde is eene deugd, door God ingestort, waardoor wij God, wegens zijne eigene voortreffelijkheid, boven alles beminnen. Zij is, volgens onzen Heer en Zaligmaker, het einde en het doel van alle geboden en van alle voorzeggingen; de liefde bezielt en verlevendigt de andere deugden,
136
welke buiten haren heilzamen invloed onvruchtbaar voor onze zaligheid zouden blijven. Al hadde ik een geloof zóó levend, dat ik bergen kon verzetten , zegt de Apostel, al sprak ik de taal der Engelen, zonder de liefde ben ik niets. 1) De liefde, ons met God vereenigend, maakt ons dermate één met Hem, dat onze wil en de zijne, om zoo te zeggen, slechts één werkend beginsel worden. 2). 't Is inderdaad de wezenlijke strekking der liefde, om zich met het beminde voorwerp te vereenigen, en niet te rusten, alvorens het te bezitten; de liefde streeft er dus naar, om ons met den Heer te vereenigen, en ons met Hem, zoo 'tmogelijk is, te vereenzelvigen.
Er zijn verschillende graden in de liefde tot God; vandaar de verschillende graden in de glorie, of, om de taal der Schriftuur te bezigen, de verschillende woningen in het rijk der hemelen. Die verscheidene graden verschillen slechts door innerlijke kracht, en hebben dat gemeen, dat zij, boven eik ander voorwerp, aan God de voorkeur geven.
Het Hart van Jesus is het meest volmaakte middel der goddelij ke liefde. De liefde steunt op de achting, en de achting op de kennis; daar nu het Hart van Jesus eene volmaakte kennis van Gods eigenschappen en voortreffelijkheden aan zijne zelfstandige vereeniging met het Woord ontleende ,
1) Si linguis liominum loquar et angelorum, cliaritatem autem non liabeam, lactus sum velut aes sonans, aut cymbalum tinniens. i. Cor. xm, 1. sqq.
2) Qui autem adhaeret Domino , unus spiritus est. i Cor. vi, 17.
Vól
zoo moest het eene achting en liefde bezitten, geëvenredigd aan die kennis. Wie zoude dan de uitgestrektheid, da innerlijke kracht, het vuur zijner liefde jegens den hemelschen Vader kunnen hegrijpen? Zóó was Jesus aan zijn voorwerp gehecht, dat Hij mei; hetzelve één was.'1) Uit deze volmaakte éénheid vloeide natuurlijkerwijze de gelijkvormigheid, of liever de eenzelvigheid van handeling voort. 2)
De liefde van het goddelijk Hart was niet bloot eene gevoelsliefde; zij was bovendien werkdadig, en vooral openbaarde zij zich door de toewijding en door de opoffering, „Opdat de wereld, zegt Jesus Christus, getuige zij van de liefde, welke Ik mijn' Vader toedraag, en zien zoude tot welke eene zelfopoffering die liefde Mij dringt: „Staat op en laat ons gaan.quot; 3) En tot hoever gaat die goddelijke liefde ?... Tot het lijden en den dood d. w. z. tot de opoffering van geheel Zich zeiven.
Volgen wij onzen goddelijken Meester na; ons hart is, even als het zijne, voor hetzelfde voorwerp gemaakt; het is ook onverzadigbaar, en God alléén kan de oneindige ruimte er van vervullen ; maar ééne zaak is er, welke in ons het vuur der goddelijke liefde uitdooft, of belet onze zielen te doen ontvlammen; de liefde namelijk
1) Ego et Pater unum sumus. Joan, x, 30,
2) Pater mens usque modo operatur, et ego operof. Joan, v, 37.
3) Ut cognoscat mundus quia diligo Patrem; et sicut mandatum dedit mihi Pater sic faeio: surgite, eamua hinc. Joan, xiv, 51.
11
138
voor aardsche goederen; aan de dingen dezer wereld door eene gestadige en noodwendige aanraking gewoon geworden, laten wij ons ligtelijk door hunne schijn-bekoorlijkheden boeijen; de achting, welke wij ze toedragen, de achting verminderend, welke wij moesten hebben voor Hem, die ons opperste goed is, verkleint ook onze genegenheid en onze liefde voor Hem. Willen wij God beminnen, zoo als Hij het verdient, often minste zooals wij Hem kunnen beminnen, rukken wij ons dan los van de wereldsche goederen, en zijn wij vooral niet aan ons zei ven gehecht; maken wij ons hart ledig, opdat de Heer het geheel en al zou kunnen innemen, zonder het beleedi-gend mededingen dei aardsche goederen te duchten te hebben.
Smeeken wij het Hart van Jesus, de liefdevlam ter ontgloeijing onzer ziel te willen zijn, opdat, door Jesus en in Hem te beminnen, onze liefde eenige verhouding hebbe met Glods oneindige beminnelijkheden.
Zorgen wij intusschen, dat onze liefde niet louter in woord of in gevoel besta; de liefde is uit haren aard werkend en mededeelzaam; indien wij dus eene wezenlijke liefde voor God bezitten, moeten wij haar toonen door onze toewijding aan zijne belangen en aan zijne glorie, door onze al-geheele onderwerping aan zijne geboden; ook moeten wij voor niet één offer, dat zijn Hart van ons vraagt, terugdeinzen, al zou onze opoffering moeten gaan tot aan de vergieting van ons bloed of tot de schande des kruises.
139
SCHIETGEBED.
O van liefde tot ons brandend, ja, ons tot den dood des kruizes beminnend Hart van Jesus! Ik bemin TJ!... Ik bemin U!... Dat ik TJ meer beminne dan alle schoonheden en vreugde, meer dan alle schepselen, ja! meer dan mij zei ven! O, goede Jesus, dat ik in uwe liefde moge leven en sterven!
AFLAAT.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Oeloofs. 0 zoet Hart van mijn' Jesus! geef, dat ik U
meer en meer heminne.
„Het eenige genoegen, dat wij hier beneden kunnen smaken, is, Jesus te beminnen, en ons met zijnen geest te vervullen, ten einde in Hem het ware leven te vinden, en buiten dit leven niet te ademen. Hij is mijne hoop, mijne glorie, mijn onuitputtelijke rijkdom.quot;
(S. Ignatius, Martelaar, Br. aan de Epheziërs.)
De volmaakte liefde maakt den mensch onverschrokken, en verligt de geboden. #De ware liefde gevoelt geene bitterheid; zij is altoos van zoetheid vergezeld; zij wandelt niet op doornen, maar op rozen.quot;
(S. Aug. ov. de Volmaakth. d. regtvaardig.)
„Ons hart is het altaar Grods; het moet altgd branden, en door het vuur zijner liefde verslonden worden; voortdurend moet de vlam tot Hem opwaarts stijgen quot; (S. G-regor de Groote,
25 Brief, Zedeleer h. IX.)
11*
140
„Wie zou de verlangens der Heiligen met woorden kunnen uitdrukken ? Alléén zij, die er door verslonden zijn, kennen de genegenheden, en het smachten van degenen, die beminnen, en hoezeer hun liefdegloed hen doet lijden, hen verscheurt, hen doet blaken en verteren.quot; (S. Laurent Justin., Boek over de Oudersch. enz. h. IX.)
„O schande! God, die zoo glorievol, zoo rijk en zoo groot is, zoekt overal vrienden; Hij noo-digt de zielen uit, welke Hij zelf geschapen heeft, belooft haar groote gunsten, en niettemin vindt Hij nauwelijks één hart, dat Hem bemint!quot;
S. Th. van Villanova, Pred. op S. Magdalena.)
r Wanneer de duivel een hart vindt van liefde vervuld, houdt hij er zich niet langer in op dan het insekt op eene vaas, welke bruischend overloopt.quot; (S. Catharina van Siena, haar leven.)
„Er is geen hout, meer geschikt, om door het vuur der liefde te worden ontstoken, dan het hout des kruises, dat onze Heer verkozen heeft, om Zich met eene oneindige liefde te slagtofferen.quot;
(S, Ignat. van Loyola, Zinspreuken.)
„Het is eene hevige marteling voor hem, die U bemint, o mijn God, Gij zoo beminnenswaardig, indien hij IJ niet genoegzaam, overeenkomstig zijn verlangen kan liefhebben.quot;
(S. Magdalena de Pazzi, haar Leven.)
Indien de liefde Gods eenmaal diep in ons hart is gedrukt, valt alles ons ligt, en wij zullen in zeer korten tijd en met zeer weinig moeite wonderen verrigten.'' (S. Theresia, h. XXII. v. haar Lev.)
141
Over den Qver roor Gods glorie, en hoe het bemin* nelijk Hart van Jesns bron en toonbeeld dezer deugd is.
Zelus domus tuae comedit me. Ps. lxviii, 10.
De ijver voor uw huis heeft mij verteerd.
De ijver is de volmaking der liefde ; indien de liefde een vuur is, zoo is de ijver er de gloed van j indien de liefde Gods goud is, 2500 is de ijver dat goud, dat door het vuur geheel is ontgloeid. 1) De ijver is eene wezenlijke liefdedrift, welke het hart door hare hemelsche vlammen verteert; wanneer het hart van de goddelijke liefde is vervuld, dan kan het zich niet van een gevoel van droefheid onthouden, ziende, dat het voorwerp van al zijne genegenheden niet door allen bemind wordt; het zou dan wenschen de meester der harten te wezen, om ze aan God toe te wijden; van daar die bezorgdheid, om Hem te doen beminnen. Wee mij! indien ik het Evangelie niet verkondig! zeide de H. Paulus. 2) De onverschilligheid der menschen jegens God schijnt op hem zei ven neêr te komen, en maakt hem neêrslagtig. „Mijn ijver, riep David, doet mij van liefde verkwijnen; Heer, ik ben dor geworden op het zien mijner vijanden; want zij hebben uwe heilzame bevelen vergeten.quot; 3)
1) Aurum ignitum. Apocal. m, 18.
2) Vae mihi! si non evangelizavero. I Cor. ïx, 16.
3) Tabescere me fecit zelus meus, quia obliti sant verba tua inimici mei. Ps. cxvni, 139.
140
„Wie zou de verlangens der Heiligen met woorden kunnen uitdrukken ? Alléén zij, die er door verslonden zijn, kennen de genegenheden, en het smachten van degenen, die beminnen, en hoezeer hun liefdegloed hen doet lijden, hen verscheurt, hen doet blaken en verteren.quot; (S. Laurent Justin., Boek over de Oudersch. enz. h. IX.)
„O schande! God, die zoo glorievol, zoo rijk en zoo groot is, zoekt overal vrienden; Hi] noo-digt de zielen uit, welke Hij zelf geschapen heeft, belooft haar groote gunsten, en niettemin vindt Hij nauwelijks één hart, dat Hem bemint!quot;
S. Th. van Villanova, Pred. op S. Magdalena.)
„Wanneer de duivel een hart vindt van liefde vervuld, houdt hij er zich niet langer in op dan het insekt op eene vaas, welke bruischend overloopt.quot; (S. Catharina van Siena, haar leven.)
„Er is geen hout, meer geschikt, om door het vuur der liefde te worden ontstoken, dan het hout des kruises, dat onze Heer verkozen heeft, om Zich met eene oneindige liefde te slagtofferen.quot;
(S. Ignat. van Loyola, Zinspreuken.)
„Het is eene hevige marteling voor hem, die TJ bemint, o mijn God, Gij zoo beminnenswaardig, indien hij TJ niet genoegzaam, overeenkomstig zijn verlangen kan liefhebben,quot;
(S, Magdalena de Pazzi, haar Leven.)
Indien de liefde Gods eenmaal diep in ons hart is gedrukt, valt alles ons ligt, en wij zullen in zeer korten tijd en met zeer weinig moeite wonderen verrigten.'' (S. Theresia, h. XXII. v. haar Lev.)
141
Oyer den Qyer roor Gods glorie, en hoe het bemin» nelgk Hart Tan Jesns bron en toonbeeld dezer deugd is.
Zelus domus tuae comedit me. Ps. ixvin, 10.
De ijver voor uw huis heeft mij verteerd.
De ijver is de volmaking der liefde ; indien de liefde een vuur is, zoo is de ijver er de gloed van; indien de liefde Gods goud is, zoo is de ijver dat goud, dat door het vuur geheel is ontgloeid. 1) De ijver is eene wezenlijke liefdedrift, welke het hart door hare hemelsche vlammen verteert; wanneer het hart van de goddelijke liefde is vervuld, dan kan het zich niet van een gevoel van droefheid onthouden, ziende, dat het voorwerp van al zijne genegenheden niet door allen bemind wordt; het zou dan wenschen de meester der harten te wezen, om ze aan God toe te wijden; van daar die bezorgdheid, om Hem te doen beminnen. Wee mij! indien ik het Evangelie niet verkondig! zeide de H. Paulus. 2) De onverschilligheid der menschen jegens God schijnt op hem zei ven neêr te komen, en maakt hem neêrslagtig. „Mijn ijver, riep David, doet mij van liefde verkwijnen; Heer, ik ben dor geworden op het zien mijner vijanden; want zij hebben uwe heilzame bevelen vergeten.quot; 3)
1) Aurnm ignitum. Apocal. m, 18.
2) Vae mihi! si non evangelizavero. I Cor, ix, 16.
3) Tabescere me fecit zelus meus, quia obliti sant verba tua inimici mei. Ps. cxvin. 139.
142
Hij ziet, dat zijne gevoelens zoo weinig in evenredigheid staan met de goddelijke uitmuntendheden, dat hij overal eene aanvulling zoekt voor zijne genegenheden; hij zoude zijn vermogen om te beminnen willen vergrooten, door op zijn goddelijk voorwerp de liefde van alle harten over te dragen.
De ijver is niet slechts de volmaking der liefde maar ook het gevolg daarvan, want 't ligt in den aard der liefde, om haar' gloed meê te deelen aan al wat haar omringt; 't is een vuur, dat niet slechts de zelfstandigheid verteert, die het voortbrengt, maar zelfs alles, wat onder zijn bereik komt, of zijn' invloed kan ondergaan. Vandaar die aandrift van de Apostelen en leerlingen van Jesus, om Hem te doen kennen, en te doen beminnen.
Jesus' Hart is een volmaakt toonbeeld van dien goddelijken ijver. De oneindige liefde, welke het der Godheid toedroeg, was er de maatstaf van. Ja, door welk een' gloed was het niet verslonden ! 't Is Jesus, die zeide: „De iiver voor Gods huis verteert Mij. Ik ben gekomen, om vuur op aarde te brengen: en wat wil Ik, dan dat het ontstoken worde ?quot; 1) Zie met welk een' onvermoeid en ijver Hij steden en vlekken doorwandelt, om zijn' Vader te doen kennen, en tot diens liefde de harten van alle menschen te trekken; „Ik heb uwen heiligen naam bekend
1) Ignem veni mittere in terrain, et quid volonisiut accendatur? Luc. xu,-49.
143
gemaakt, zegt Hij tot God, en Ik zal hem big ven bekend maken aan het menschelijk geslacht.quot; 1) In welke hevige bewoordingen wreekt Hij de oneer, welke de trotsche Joden der majesteit van den Allerhoogsten aandeden! 2) Met welk eene heilige gramschap kastijdt de Zachtmoedigste onder de kinderen der menschen de verkoopers in den tempel, die deze heilige plaats onteerden! 't Is de ijver, welke Hem de wonderea doet vermeerderen, — welke Hemaandrijft, dezondaars op te zoeken. Zich op den rand van een' put neder te zetten, ten einde de Samaritaansche vrouw van het dwaalspoor terug te voeren, — zijn smartvol lijden te verduren en schandelijk te sterven, 't Is de ijver, die, zijn' geheiligden Persoon als het ware vermenigvuldigend, Apostelen door het heelal uitzendt, om het God s rij k te verkondigen. 3) Beminnen wij in waarheid Jesus Christus? Wij kunnen er ons van overtuigen door de gesteltenis van ons hart te onderzoeken. Lijden wij er onder, wanneer wij zien, datGodbelee-digd wordt ? Zouden wij wenschen, dat alle harten Hem beminnen? Drijft dat verlangen ons aan, om zijne eeredienst uit te breiden, zooveel in ons is, de zonde van de aarde te doen verdwijnen, om ten minste te bidden voor de uitbreiding van het Gods rijk in de harten,in-
1) Kotum feci eis nomen tuum et notum faciam. Joann. xvn, 26.
2) Honorifico Patrem meum, et vos inhonorastis me. Joann. vm, 49.
3) Euntes ergo docete omnes gentes. Matth.xxvm, 19.
144
dien onze toestand ons niet veroorlooit op meer merkbare wijze te handelen? O, hadden wij zooveel ijver voor de glorie van onzen Heer, als de afgezanten van satan en de aanhangers van dezen tijdgeest in het belang van hunnen meester toonen; hoe vele harten zouden wij dan niet trekken tot zijne dienst! Maar helaas! hoevele Christenen vleijen zich, dat zij God beminnen, en die nogtans zeer onverschillig de beleediging aanzien, welke zijner goedheid door lauwheid, goddeloosheid of door losbandigheid wordt aangedaan! O, wat zouden wij denken van de liefde van een kind, hetwelk zonder aandoening zou zien, dat men zijn' teêrbeminden Vader beleedigde!
Gaan wij tot Jesus' Hart; bidden wij het, om ons door den ijver, waardoor het verslonden is, te doen ontgloeijen, en ons door het hemelsche vuur te verteren, dat de Heer op aarde gebragt heeft, en waarvan Hij overal den gloed verlangt te verbreiden. Wat zouden wij niet vermogen, indien wij ijver hadden voor Gods glorie! „Eén enkel mensch, door ijvervuur ontstoken, is voldoende, zegt de H. Chrysostomus, om een geheel volk te veranderen.quot;
De ijver is Gode zoo aangenaam, dat deze deugd genoegzaam is, om den mensch, er door ontstoken , in het bezit en in de uitoefening van een eeuwigdurend priesterschap te stellen; 1) en hij
1) Zelando selum Dei accepit testamentum sacerdotii aeterni i Mac. u, 54.
145
wordt door de Kerk als een keateeken van voorbeschikking beschouwd; vernemen wij inderdaad de troostvolle woorden, welke zij tot God rigt, wanneer zij in zijne harmhartigheid de ziel aanbeveelt, die gereed is om voor de vreeselijke vierschaar van den oppersten Regter te verschijnen: Gedenk, Heer, in weerwil der zonden van dezen christen, zegt zij, dat hij noch den Vader, noch den Zoon, noch denH. Geest heeft verloochend, maar dat hij IJ ge-eerd heeft door de eerbiedige onderwerping van zijn geloof, en dat zijn hart heeft gebrand van ijver voor uwe glorie.
SCHIETGEBED.
O Hart van Jesus! door ijver voor de glorie van uwen Hemelschen Vader verslonden, schenk mij een' gloeijenden ijver voor uwe eer en mijne heiliging!
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs.
O zoet Hart van mijn1 Jesus! geef, dat ik U meer en meer heminne.
„Wie is degene, dien men beschouwen moet als door ijver voor Gods huis verslonden? Hij, die vurig verlangt te verhinderen, dat Godbe-leedigd worde, die de beleedigingen, welke Hij niet heeft kunnen voorkomen, doet herstellen, en die, wanneer hij er niet in kan slagen, de beleedigingen te doen beweenen door hen, die
146
ze aandeden, zelf weent, en zucht bij het zien, dat God onteerd is geworden.quot; (S. Augustinus.)
„Belasten wij ons met de belangen van God en wel zóódanig, dat de goddelijke majesteit er roem in stelt, in ons te heerschen: want Hij r zal zorgen , ons met Hem te doen heerschen. — Gedenk mijner, zeide Hij eens, aan Catharina van Siena, en Ik zal uwer gedenken.quot;
(S. Theresia, Overweg, over het Pater.)
„O, hoe ondankbaar is de mensch, indien hij de zeer naauwe verpligting niet kent, van uit al zijne krachten de glorie van onzen Heer te bevorderen.quot; (S. Ignatius van Loyola.)
„O liefde! o liefde! Wat wordt gij weinig gekend en weinig bemind!... Welkeenesmart en kwelling ondervind ik door uwe mededee-ling, dat men U zoo weinig bemint... Schenk mij, o Heer, eene stem, zóó sterk en zwaar, dat ik, TJ mijne liefde noemende, gehoord worde van het oosten tot het westen, opdat Gij gekend en bemind wordet als de ware en eenige liefde.1'
(S. Magdalena de Pazzi, hare levensbeschr.)
„O mijn God! waarom kan ik niet voor een oogenblik de meester over de harten van alle menschen zijn, om, door ze TJ op te offeren, de vergetelheid en ongevoeligheid der meeste Christenen eenigermate te herstellen!quot; (Gelukz. Margaretha-Maria, hare Levensbeschr.)
„Mogt ik, o mijn God, gedurende honderdduizend en nogmaals honderdduizend jaren anderen door heilige aandrift bezielen, ter beharti-
147
ging uwer glorie, die van uwen Zoon en zijner Moeder, zoo zou het ten minste een begin zgn der vervulling van het verlangen, dat mij kwelt.quot; (Olier, zijne Levensbeschr.)
Orer de goede begeerten, en hoe het beminnelijk Hart yan Jesns bron en toonbeeld dezer dengd is.
Desiderium suum justis dabitur. Prov.X, 24.
Den regtvaardigen zal gegeven worden, wat zij begeeren.
Al de goederen, welke de mensch hier heneden bezit, zelfs in de bovennatuurlijke orde, kunnen, dewijl zij begrensd zijn, de onmetelijkheid zijns harten niet volkomen bevredigen. Van daar die prikkel der begeerte, welke hem voortdurend tot werkzaamheid aanzet ter verkrijging van nieuwe goederen, en hem niet dan eene afgetrokkene genegenheid voor het genot der thans bezetene toestaat. Maar terwijl binnen de natuurlijke grenzen de begeerten van 'smen-schen hart ij del zijn, of niets dan treurigheid, bedrog, afgunst en verdeeldheid baren, zoo | worden de begeerten, welke wij in de orde der genade vormen, voor ons bronnen van deugd en glorie. Zalig, zeide onze Heer, zijn zij, die hongeren en dorsten naar de regtvaardigheid: want zij zullen verzadigd worden. 1) De begeerte des harten is een welsprekend gebed, dat over
1) Beati qui esuriunt et sitiunt justitiam, quoniam ipsi saturabuntur, Mattb. v, 6.
148
God zegeviert, en diens gunsten tot zich trekt. 1) Hetgeen den H. Augustinus deed zeggen, dat de begeerte eenigermate de kracht der ziel verhoogde, en haar in staat stelde, het voorwerp harer wenschen te verkrijgen. Het verlangen om wel te doen is den Heer zoo aangenaam, dat, volgens de leer van den engelachtigen Thomas, de opregtheid van dit verlangen met de wezenlijke uitvoering gelijk staat, en, alzoo de ziel met gelijke verdienste verrijkende, geeft zij haar regt op dezelfde glorie.
Deze troostrijke leer van den H. Thomas moet ons niet verwonderen, indien wij met Tertulianus opmerken, dat in Grod de goedheid niet beneden de regtvaardigheid staat; immers, dewijl de goddelijke regtvaardigheid de booze begeerten, in het verborgene des harten gevormd , zelfs dan straft, wanneer men ze niet zou kunnen verwezenlijken, zoo is het voegzaam, ja noodzakelijk, dat zijne goedheid de goede begeerte beloont, ook dan, wanneer zij magteloos blijven, d. i. wanneer zij niet zouden kunnen verwezenlijkt worden.
Het Hart van Jesus is de bron en het toonbeeld der goede begeerten; J esus Christus in zijne hoedanigheid van Middelaar is inderdaad de weg , waar langs wij tot God gaan; 't is door Hem en in Hem, dat wij werkzaam zijn in de bovennatuurlijke orde. Maar ontkiemen alle verlangens niet in het hart? Is het niet het hart,
1) Desiderium cordis ejus tribuisti ci. Ps. XX, 3.
149
dat ze voortbrengt ? Doet het hart ze niet ontluiken ? Is het niet het hart, dat ze voedt, en onderhoudt? Alzoo is het door zijn heilig Hart, dat Jesns voor ons de hron van al onze goede begeerten zal zijn, en het toonbeeld, dat wij ons moeten voorstellen, indien wij door de begeerten onzes harten de blikken en het welgevallen van den Allerhoogste op ons willen nedertrekken.
De Schriftuur gewaagt van vierderlei begeerten, welke Jesus' Hart als ontstoken hebben. Met al de hevigheid zijner liefde heeft Jesus verlangd Zich door de heilige Communie met onze zielen te vereenigen. 1) Als beminnelijke Verlosser en vol van teedere liefde, brandde Hij van verlangen, om ons zijne eigene zelfstandigheid te geven, ons met zyne gaven te verrijken, zijn Hart op ons hart te plaatsen, ons door zijn goddelijk leven te doen leven, en eindelijk in geheel ons wezen, krachtens zijne tegenwoordigheid, de kiem te leggen der gelukzalige onsterfelijkheid.
Het Hart van Jesus heeft verlangd, uit liefde tot ons te lijden. Ik moet gedoopt worden, zegt Jesus, met een geheimzinnig doopsel, en ik word door begeerte geprangd, totdat het volbragt zij 2). Zijne liefde tot ons schijnt aan zijn lijden, waardoor Hij ons wil vrijkoopen, zulke krachten
1) Desiderio desideravi hoe pascha manducare vobis-cum. Luc. XXII, 25.
2) Baptismo autem habeo baptizari, et quomodo coarctor usquedum perficiatur? Luc. XII, 50.
150
en onweerstaanbare bekoorlijkheden te geven, dat zijn meêdoogend ongeduld door zijn hart niets kan bedwongen worden, en Hij vurig verzucht naar het oogenblik, waarop Hij Zich eindelijk als onder stroomen van droefheid en smart zal kunnen bedolven zien.
Te midden der folteringen, welke Hij op Kalvarië verduurt, lijdt Jesus een' hevigen dorst. Deze brandende dorst van den Godmensch was niets anders dan het verlangen, om de menschen zalig te maken; een gloeij end verlangen, dat zijn Hart verteert, een algemeen verlangen, dat zich tot alle zielen uitstrekt, een aanhoudend verlangen, dat geheel zijn leven bezielde, dat Hem tot al zijne opofferingen aandreef, en al zijne woorden ingaf.
De vierde begeerte van Jesus' Hart is die der glorie van zijn hemelschen Vader. „Ik heb het vuur der goddelijke liefde op aarde ge-bragt, zegt Hij, en mijn vurigste wensch is, dat het ontstoken worde, en alle harten doe ontgloeijen.quot; 1) Ik verlang, dat mijn hemelsche Vader zijn gebied over den wil van allen uit-strekke; Ik verlang, dat Hij heersche over alle harten, dat alle harten Hem verheerlij ken , dat alle harten Hem liefde voor liefde bewijzen; Ik verlang eindelijk, dat het verterend vuur, dat ik breng, de harten van alle menschen in een' on metelij ken liefdebrand wikkele, en
1) Ignem veni mittere in terrain; et quid volo nisi ut accendatur. Luc. XII, 49.
151
de vlam van geheel hunne liefde tot mijn' Vader doe opwaarts stijgen.
Dusdanig zijn de verlangens van Jesus' Hart, en zóó moeten ook de onze zijn. Dat onze zielen niet krachteloos worden door de ij delheid van wereldsche of zondige begeerten, welke met hen, die ze vormen, te niet gaan 1); maar verleenen wij aan onze begeerten een voorwerp, onzer eeuwige bestemming waardig. Laten onze begeerten niet zoodanig wezen, dat ze, door de begoochelingen der ledigheid te vleijen, dooden; 2) maar dat ze werkzaam zijn, ja zelfs, de grenzen onzer magt overschrijdende, ons altoos naar eene meer verhevene volmaaktheid doen haken. Beschouwen wij oplettend de begeerten van Jesus' aanbiddelijk Hart, om daarnaar de begeerten van ons eigen Hart te regelen; Jesus heeft een brandend verlangen, om Zich door de heilige Communie met ons te vereenigen; Hij leert ons daardoor, dat wij voortdurend naar het Brood der engelen moeten smachten, en met al de verzuchtingen onzer ziel afsmeeken die eeuwige volmaking onzer harten in God, waarvan de eucharistische éénheid het afbeeldsel en het onderpand is. Jesus heeft naar het lijden verlangd; welnu, wat leert ons dat door het verlangen vervroegde lijden van Kalvarië anders, dan dat het betaamt , dat wij ons aan de liefde van zulk een'
1) Desiderium peccatorum peribit. Ps, CXI, 10.
2) üesideria occidunt pigrum. Prov. aaI, 25.
152
goeden Meester toewijden, door te verzuchten naar de uren, waarin wij Hem door offerande een schitterend hewijs er van zouden kunnen geven, en door zelfs dat doopsel van vernedering en lij den te hegeeren, hetwelk ons de hegt; voorregte kinderen van zijn Hart en te gelijk erfgenamen zijner glorie maken zal ? Jesus dorst naar zielen; Hij begeert, dat zijn Yader gekend, bemind en verheerlijkt worde. En wat is waardiger voorwerp onzer begeerten dan het heil onzer broeders en de glorie Gods ? Laat ons hart eene heilige begeerte koesteren naar het vruchtbaar zweet van het apostolaat, laat het vurig haken naar de groote offers der christenhelden en naar de zware overwinningen der zelfopoffering. Die begeerten zullen ons aansporen, om rondom ons zooveel mogelijk het goede te doen, en geene gelegenheid te laten voorbijgaan, om aan het heil der zielen te werken, Gods glorie te behartigen, en ons toe te wijden aan de uitbreiding van zijn rijk.
Op deze wijze zullen onze begeerten, voortspruitend uit een hart, misschien arm aan deugden , maar bezield door de liefde, waardig worden bevonden, om door te dringen tot Gods Hart, en goedgunstig verhoord te worden 1).
SCHIETGEBED.
Gelijk het hart dorst naar de waterbronnen, zoo verlangt mijn hart naar U, Bron des levens! Hart van Jesus! IJ wijd ik al mijne verlangens ;
1) Desiderium pauperum exaudivit. Ps. H. x, 17.
153
mogen zij enkel uwe glorie en mijne zaligheid en die van anderen ten doel hebben.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des geloofs.
O zoet Hart van mijn1 Jesus! geef, dat ik U meer en meer leminne.
„Men verlangt nederig te zijn, doch zonder zich te vernederen; men verlangt zich tevreden te stellen met hetgeen men heeft, vermits er niets ontbreke, zuiver te ziin, zonder zijn ligchaam te kastijden, geduldig, zonder eenigebeleediging te verdragen.... Welnu, wat verlangt men hierdoor anders dan den palm der overwinning te behalen, zonder handgemeen te worden, en slag te leveren?'*
(S. Greg, de Groote, I. VII. Zedel. h. XII.)
„Wij worden volmaakt door het geloof en door de begeerte; even als het geloof ons tot heldere kennis leidt, zoo brengt de begeerte ons tot de volmaakte liefde.... De vurige verlangens zij n het kenmerk van Gods komst in eene ziel.''
(S. Bernard,, 18 Brief.)
„De profeet Daniël verdiende, dat God hem het juiste tijdstip van de komst des Messias'kennen deed, niet omdat hij veel gevast had... (alhoewel zijn vasten den Heer zeer behagelijk w'as,) maar omdat hij vurig had verlangd;'
(S. Larent. Justinianus, Boek over de tucht.)
„God deelt zich gewoonlijk aan diegenen mede,
12
154
welke Hij bezield ziet met een groot verlangen om Hem in alles te behagen.quot;
(S. Theresia, h. XXXV van haar Leven.)
„Een zeker teeken, dat de liefde Gods in ons hart heerscht, is dit; wanneer wij verlangen Hem te beminnen met den ijver, welken eene zoo beminnelijke majesteit waardig is, en wij eene levendige smart gevoelen, wanneer wij zien, dat Hij niet bemind wordt!quot; (S. Aloysius van Gonzaga.)
„Het verlangen, dat aan het genot voorafgaat, scherpt en verfijnt het nagevoel er van; en hoe krachtiger de begeerte is geweest, hoe aangenamer en bekoorlijker het bezit is der verlangde zaak..,. O! hoe schoon is de vereeniging van ons hart met God in den hemel, waar wij de levende en rijke bron zullen vinden van die oneindige begeerten naar het ware goed, van die verlangens, welke op deze wereld nimmer voldaan worden!quot;
(S. Franc, van Sales, Verhand, over de Goddel. liefde, I. Ill, h. X.)
„De Heer heeft mij doen zien, dat de namen van eene menigte personen in zijn Hart geschreven stonden, wegens het verlangen, dat zij koesteren, Hem te doen beminnen en vereeren, en dat zij daarom er nimmer zullen worden uitgewischt.quot;
(Gelukz. Margaretha-Maria, hare Geschriften-)
„De heilige begeerten zijn vleugelen, waarmee de zielen tot God opwaarts vliegen.quot;
(S. Liguorio, Kort begrip der deugden).
155
Orer de liefde tot den naaste, en hoe Jesns' beminnelijk Hart bron en toonbeeld dezer dengd is.
Charitas Dei diffusa est cordibus nostris. Rom.v, 5.
De liefde Gods is ia onze harten uitgestort.
Wij kunnen ons geen juister denkbeeld van de belangrijkheid der liefde in de orde der genade vormen, dan door ons de heerlijke lofspraak te herinneren, welke de Zaligmaker er van gegeven heeft. „De liefde, zegt Hij, is het doel en de korte inhoud van geheel de wet.quot; 1) Deze deugd heeft een tweevoudig voorwerp : God beminnelijk in Zichzelven^ om Zich zeiven ea boven alles; den naaste, beminnelijk als beeld van God, als weerglans zijner oneindige volmaaktheden, als erfgenaam, krachtens zijne schepping, van de regten zei ven van God op onze liefde en op ons hart. De liefde, in hare volmaaktheid dit dubbel voorwerp omvattend, is eene deugd, uitsluitend eigen aan het chistendom; want ofschoon het aan de joden geboden was, God uit al de krachten hunner ziel te beminnen, zoo was het hun nog-tans veroorloofd, de liefde huns harten slechts met voorbehoud aan hun' naaste te schenken.
Jesus, die gekomen was, niet om de wet te vernietigen, maar om haar te volmaken, zeide den joden: „Aan uwe voorvaderen was bevolen geen kwaad te doen aan hunne vijanden, en diegenen,
1) In his duobus mandatis universa lex pendet, et prophetae. Matth. xxii, 40.
12*
156
van wie zij versmadingen hadden verduurd, niet te schaden; maar mijne liefdewet legtu de ver-pligting op, uwe vijanden te beminnen, gelijk u zeiven, en allen, die u met hunnen haat vervolgen, met weldaden te overladen. Uw goddelijke Meester beveelt aan zijne leerlingen nog uitdrukkelijker de naastenliefde, als het bijzonder kenmerk van zijn Evangelie. Hij zegt hun niet: De wereld zal u voor mijne leerlingen erkennen door de schitterende wonderen, welke gij in mijn' naam zult uitwerken, aan uwen ijver voor de zegepraal mijner leer of aan de heldhaftige getuigenis, welke gij te midden van martelingen aan de heiligheid en verhevenheid mijner onderwijzingen zult geven ; maar Hij verklaart hun, dat de wereld hen onfeilbaar voor de leerlingen zijns harten zal erkennen, indien zij elkander lief hebben.
Welnu, het Hart van Jesus is de oorsprong en de bron, waaruit wij de wezenlijke liefde putten; van dat Hart kan men op uitmuntende wijze zeggen, dat het door zijne vruchtbaarheid de moeder is, welke de schoone liefde in alle harten voortbrengt. 1) De diepe kennis, welke de Heer Jesus van de goddelijke volmaaktheden bezat, deed Hem zoodanig in liefde voor zijn' Vader ontgloeijen, dat Hij als gedwongen is Zich zeiven deswege eene schitterende getuigenis te geven: „Ik bemin den Vader.quot; Het afbeeldsel der Godheid scheen Hem in de menschen zoo
1) In hoc cognoscent omnes quia discipuli mei estis si, dilectionem habeuritis ad invicem. Joann. xm, 35.
157
glansrijk toe, dat Hij niet vreesde, Zich te gelijker tijd als een volmaakt toonbeeld der teederste liefde tot hen voor te stellen: „Dat gij elkander lief hebt, gelijk Ik u heb lief gehad.quot; 1) Deze liefde nu van Jesus was wezenlijk mededeelzaam. Ik heb nit den hemel de liefdevlammen gebragt, zegt Hij, en wat verlangt mijn Hart anders dan dat Ik er de geheele aarde door verteerd zie? Is het ook overigens niet, zoo als de welbeminde Leerling bevestigt, is het niet uit de volheid van zijn goddelijk Hart, dat in onze harten eene geheimzinnige instrooming dier hemelsche vlammen plaats heeft ? 2) „God, zoo schrijft hij elders, heeft ons in de Nieuwe Wet niet een' geest van vreeze, maar een' geest van liefde meegedeeld.quot;
Naderen wij dan met vertrouwen tot het Hart van onzen beminnelijken Meester; putten wij in dat Hart het goddelijk liefdevuur, dat onze harten moet verteren, en dat dit vuur bij de instorting in onze zielen niets van zijne zuiverheid en gloed verlieze; beminnen wij God, beminnen wij onzen naaste, gelijk Jesus hem heeft lief gehad; Jesus heeft God zoodanig bemind, dat Hij zijn leven voor diens glorie heeft opgeofferd, en Hij heeft niet geaarzeld, al zijn bloed voor het heil der menschen te vergieten ; zoo moet onze liefde zijn; wij moeten tot in den dood beminnen, onze liefde is de priester, die
1) Ut diligatis iuvicem sicut dilexi vos. Joann. xin, 34.
2) De plenitudine ejus nos omues accepimus. Joann. i, 16.
ons ieder oogenblik moet slagtofferen. Wat is inderdaad eene akt van liefde tot God anders dan eene zelfverloochening, een offer van ons persoonlijk leven, een dood van ons Ik, om in God te leven, en al onzen vermogens met de volheid van dat voorwerp te vervullen? 1)
Wat is de opregte naastenliefde anders dan de opoffering van onzen smaak aan zijne belangen , de toewijding van onze werkzaamheid aan zijne dienst, de opoffering van onze gedachten, van onze begeerten, van onzen tijd, van ons leven eindelijk, om te leven naar zijne gedachten, naar zijne wenschen, naar zijn leven ? „Ik maak mij alles voor allen, zeide de H. Paulns in de ver« voering zijner liefde; ik ben vrij, maar ik maak mij slaaf met de slaven, ik ben Jood, krachtens mijne geboorte, maar ik maak mij heiden met de heidenen. Wie onder u is zwak, zonder dat ik zwak worde met hem? Wie onder uisge-ergerd, zonder dat ik in mij zeiven de gevolgen van zijn' val gewaar worde ?quot; Te vergeefs dan vleijen wij ons, de liefde te bezitten, indien wij ons zeiven sparen.
Hoe zoude onze liefde geduldig kunnen zijn, indien wij ons niet naar de beschikkingen der Voorzienigheid of naar de bijwijlen tegenstrijdige inborst onzer broeders weten te voegen? Hoe zou zij zachtzinnig en weldoende kunnen wezen, indien onze belangen met de hunne in strijd zijn?
1) Vivo autem, jam non ego; vivit vero in me Christus. Galat. li, 20, Mihi enim vivere Christus est Philip. 1,21.
159
Hoe zal zij zich voor kwade vermoedens kunnen vrijwaren , indien ons hart niet doof is voor de inblazingen der wangunst? Hoe, eindelijk, zal zij verduren 'tgeen in strijd is met onze persoonlijke rust, indien onze eigenliefde niet is ten offer gebragt? Vestigen wij ons op hechte wijze, ja wortelen wij ons, om zoo te spreken, in de liefde vast, zooals de H. Paulus zegt. 1) De liefde is van nature uitstortend, vrijgevig, mededeelzaam ; zij zal ons alle opofferingen doen omhelzen, en 's Heeren welgevallen tot ons trekken. 2) Mijn hemelsche Vader, zeide Jesus Christus, schenkt Mij zijne liefde en zijn Hart, dewijl Ik niet aarzel, geheel mijn wezen Hem op te offeren. O , mogten wij dat goddelijk liefde-verkeer met toepassing op ons zeiven overwegen en begrijpen !
SCHIETGEBED.
Mijn God, ik bemin U uit geheel mijn hart, en ik bemin mijn evennaaste, gelijk mij zei-ven, uit liefde tot ü. O goddelijk Hart van Jesus! doordring mijn hart geheel van uwe liefde!
A. F L A. A. T.
Onze Vader. — Wees gegroet. — 12 Artikelen des Geloofs.
O zoet Hart van mijn Jesus! geef, dat iJc U meer en meer heminne.
1) In charitate radicati et fundati. Eph. in, 27-
2) Propterea me diligit Pater: quia ego pono atiimam m. Joann. x, 17.
160
„(Jod heeft Zich niet vergenoegd met ons te vereenigen even als de takken op een boomstam, als de zonnestralen op een zelfden wereldbol, als de steenen van een zelfde gebouw of de ledematen van een zelfde ligchaam; maar Hij heeft gewild, dat wij slechts één hart en ééne ziel zouden hebben, opdat de Kerk het afbeeldsel der volmaakte éénheid zou zijn, welke in de aanbiddelijke Drieëenheid bestaat.quot; (S. Cyprianus, Verhandel, over het H. Avondm.)
„Dezelfde liefde is aan allen verschuldigd; maar zij moet niet op dezelfde wijze worden uitgeoefend. Er zijn personen, welke de liefde voortbrengt; anderen zijn er, met wie zij zich zwak maakt; er zijn er, die zij sticht, wederom anderen, die zij vreest te beleedigen;er zijn nog anderen tegen wie zij zich verzet. Zij is zachtzinnig voor dezen, streng voor genen , vijandin van niemand, moeder van allen.quot; (S, August, over de onderwijz. der onwetenden. I. IV.)
„Indien gij bemerkt, dat uw naaste een'misslag heeft begaan, geef u dan de vrijheid niet, hem te beschuldigen of te veroordeeien, maar verontschuldig hem liever. Kunt gri de daad niet verontschuldigen, verontschuldig: dan ten minste de meening; zeg, dat het eene onvoor-zigtigheid of wel eene verrassing is.quot;
(S. Bernard, 40e Pred. op het Hooglied.)
„Het vuur is des te feller, naarmate het zijne hitte verder verspreidt; zoo ook is de liefde krach-
161
tiger, niet wanneer zij hare goede diensten bewijst aan hen , die door handen des bloeds of der vriendschap of door overeenstemming van inborst ons aangaan; maar wanneer zij zich uitstrekt over hen, die door verschillende inborst of door kwaden wil van ons verwijderd zijn.quot;
(S. Thomas, Summa, 2. 2 q. 27. Art. 7.)
„Indien wij begrepen, hoezeer de liefde ten op-zigte van den naaste ons noodzakelijk en gewig-tig is, zouden wij geene andere zorg hebben, dan haar in beoefening te brengen.quot;
(S. Theresia, Kasteel der ziel, I. III.)
„Onze Heer heeft, met zijn bloed aan het kruis -te vergieten, een heilig cement gemaakt, waarmee Hij al de steenen zijner Kerk, welke de geloo-vigen zijn, met elkander heeft willen verbinden,
vereenigen, zamenvoegen, en vasthechten.....
Wanneer toch zullen wij allen van zachtmoedigheid en lieftalligheid jegens den naaste doortrokken zijn? Wanneer zullen wij de zielen van onze naasten in het H. Hart van den Zaligmaker aanschouwen ? Helaas, wie den naaste aanschouwt buiten dat Hart, loopt gevaar, hem noch op eene zuivere, noch standvastige, noch gelijkmatige wijze te beminnen. Maar daar binnen.... wie zou hem niet beminnen, wie hem niet verdragen?quot; (S. Franc, van Sales.)
162
XXVII. HOOFDSTUK.
Over de bescheidenheid in het spreken, en hoe Jesns' beminnelijk Hart bron en toonbeeld dezer deugd is.
Si quis in yerbo non offendit, hic perfectos est vir, Jacob, in, 2.
Indien iemand in geen woord misdoet, die is een volmaakt man.
Het spraakvermogen is den menscli geschonken als voorwaarde en ter veraangenaming van zijn' maatschappelijken toestand. Door de spraak, inderdaad, heeft de mededeeling der gedachten en gevoelens plaats; door de spraak stort de vriendschap zich uit, doen de geheime neigingen des harten zich kennen en stemmen deze overeen; door de spraak vestigen zich kortom al de verstandelijke en gevoelvolle betrekkingen, welke het wezen der maatschappij uitmaken. Dan, de tong, het werktuig der spraak, is van het hart afhankelijk, en laat zich maar al te dikwerf door zijne driften bederven; zij doet dan het woord van zijne ware en oorspronkelijke bestemming afwijken, en geeft het eene verderfelijke rigting; hetgeen de band der harten moest wezen, wordt een zwaard, dat ze verdeelt; wat het zoete der maatschappelijke betrekkingen moest onderhouden, is een vergif waardoor ze met bitterheid worden vervuld, en hetgeen de echo der vriendschap moest zijn, wordt het werktuig van haat en afgunst. Deze treurige omkeer, door de ongeregeldheid der tong te weeg gebragt, ceed den H. Jacobus zeggen, dat de tong gelijk is aan eene
163
vernielende vlam; 1) dat zij om zoo te spreken, eene wereld van ongeregtigheid is 2) ; een kwaad, dat men kan stillen noch beteugelen; 3) en eene bron van doodelijk vergif. 4)
De wanordelijkheden, die het gevolg zijn van de onbezonnenheid of van de boosaardigheid der tong, zijn des te rampzaliger, doordien een woord, eenmaal ontsnapt zijnde, niet meer kan weder-keeren. „Eenmaal uitgesproken, zegt de H. Hieronymus, is het gelijk aan een' steen, welken de hand daar wegslingert, niet meer in ons vermogen het tegen te houden, noch het kwand te beletten, wat het moet voortbrengen.quot; 't Is dus wel noodzakelijk, al onze woorden met bet gewigt des heiligdoms te wegen, en met bescheidenheid en wijsheid onze tong te breidelen.
Nu dan, het Hart van Jesus is de bron en het toonbeeld der bescheidenheid, welke al onze gesprekken moet vergezellen. Dewijl, inderdaad, het hart de overvloedige bron is, waaruit alle woorden ontschieten, zoo vinden wij in de gevoelens van regtvaardigheid en liefde, welke het H. Hart van Jesus bezielden, den grondregel van al zijne gesprekken. Wij moeten dus onze harten van deze gevoelens doordringen , opdat zij de ingeving en het rigtsnoer van onze gesprekken worden.
Alle woorden, welke Ik spreek, zegt onze Heer,
J) Lingua ignis est. Jacob, in, 6.
2) Universitas iniquitatis. Ibid.
3) Malum inquietum. Jacob in, 8.
4) Plena veneno mortifero. Ibid.
164
zijn geest en leven. 1) De woorden van den god-delijken Meester hadden de stichting der Kerk d. w. z. de vereeniging van alle zielen in de wondervolle éénheid des geloofs, der liefde en der glorie ten doel. Groddelijk maatschappelijke woorden zijnde, stortten zij die stroomen lichts en liefde uit, welke van allen, die het geluk hadden ze te hooren, één enkel hart en ééne enkele ziel maakten. Jesus onderwijst, moedigt aan, vertroost; en zoo Hij nu en dan bedreigt of verwijtingen doet, 'tis altoos de liefde, welke spreekt. Overal, waar zijn Hart de deugd aantreft, haast Hij Zich haar te verheerlijken; alzoo prijst Hij het geloof van Petrus en dat van den hoofdman,het dringend smeeken der kananeesche vrouw, de aalmoes der weduwe, de eenvoudigheid van Nathanaël, de boetvaardigheid en toewijding van Magdalena,
Maar ontdekt Hij in het hart van Judas het plan van diens gruweldaad, zie, hoe Hij dan door zijn stilzwijgen den naam van den verrader beschermt ; Hij schijnt zelfs den z veem van achterdocht van den schuldige te willen verwijderen; want te diens aanzien vermindert Hij in niets hoegenaamd zijne vroegere blijken van vertrouwen en vriendschap. Eischt Hij van Petrus eene drievoudige liefdebekentenis tot uitwissching zijner verloochening, zie dan, met welk eene kieschheid Hij den boetvaardigen Apostel ter zijde neemt, opdat de overige leerlingen de
1) V erba, quae ego locutus sum vobis, spiritus et vita sunt. Joann. vi, 64.
165
zinspeling niet zouden kunnen raden, welke in deze drievoudige vraag: „ Simon, Joannes' zoon, bemint gij Mij!'' 1) ligt opgesloten.
Men brengt voor Hem eene vrouw, wier misdaad niet ontkend kan worden. Het is een strik, voor zijn meedoogend Hart gespannen; maar zonder door een nutteloozen blaam een kwaad te brandmerken, dat hij niet verontschuldigen kan, weet Hij in de hulpbronnen zijner liefde en wijsheid woorden te vinden, welke de snoevende beschuldigers dezer zondige vrouw tot stilzwijgen brengen.
Moet men zich hierna nog verwonderen, dat al degenen, die de woorden van den godde-lijken Meester hoorden, in verrukking stonden over de hemelsche bekoorlijkheid en voorzig-tigheid zijner gesprekken? 2)
Volgen wij dit treffend toonbeeld na; dat men ons aan ons liefderijk en bescheiden spreken voor de leerlingen van zijn beminnelijk Hart erkenne; dulden wij niet, dat onze tong, waarop de God van liefde zich zoo dikwerf verwaardigt te rusten, een vergiftige dolk worde, welke in de ziel onzer broeders verwoesting en dood aanrigt. Waken wij zorgvuldig over ons zei ven; want de onbescheidenheid in 't spreken is, volgens de woorden van den H. Paulinus, de laatste strik des duivels, waarin zijne behendigheid ons doet vallen, na al
1) Simon Joannis, amas me? Joann. XXI, 17.
2) Et mirabantur in verbis giatiae: quae procedebant de ore ipsias. LucIV, 22.
163
de andere vermeden te hebben. Sluiten wij ons hart voor de influisteringen der eigenliefde en voor de booze raadgevingen van den nijd,
welken de H. Gregorius de Groote met grond als „den vader der kwaadsprekendheidquot; kenmerkt. „Verbannen wij, zegt de H. Ephraëm, die treurige wangunst, welke aan liet Hart knaagt, en hetzelve geene verligting geeft dan in woorden, met de liefde in strijd, in boosaardige oorblazerijen of in vinnige beoordeelingen , des te strafwaardiger, naar gelang zij scherper en geestiger zijn.''
Maar beijveren wij ons vooral, om de gevoelens van liefde en zelfverloochening van Jesus' Hartin onze zielen over te planten; dat zij de ziel van onze gesprekken worden, en dat op deze wijze al onze woorden in staat mogen zijn, om onze quot;broeders te troosten, te stichten, aan te moedigen op het pad der deugd, en de zoete banden naauwer toe te halen, welke ons met hen vereenigen, hetzij in de orde der natuur of in die der genade,
SCHIETGEBED.
Heer Jesus, geef mij de voorzigtigheid der slang en de eenvoudigheid der duif! Mogen 1 ' mijn spreken en mijn zwijgen, naar uw voorbeeld, altoos even bescheiden zijn!
AFLAAT. i
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs. ^ ' O zoet Hart van mijn Jesus! geeft dat ik ü meer en meer beminne.
sp m
si
ni m zi
b;
e( d a
r
t
quot;y
167
„Zeg dengene, die u over uwen naaste komt spreken: hebt gij nüj iets goeds meê te deelen, met genoegen zal ik u aanhooren, en uw gesprek zal mij zoeter dan honig wezen; hebt gij niets dan kwaad te vertellen, weet dan, dat mijne ooren voor zoodanige gesprekken gesloten zijn.'quot; (S. Joannes Chrysostomus.)
„Indien men u een* misslag van iemand aanbrengt, indien men kwaad spreekt, indien men een ongodsdienstig woord zegt, houd u dan doof, indien gij het niet kunt beletten, en doe alsof gij niets gehoord hebt.quot;
(Cassianus, I. IV. Institution es. c. XLI.)
„Laat uwe bescheidenheid al uwe woorden verfijnen, alvorens gij ze uitspreekt.quot; (St. Augst.)
„Heb meer zorg, om uw eigen gedrag te regelen, dan ijver, om het gedrag van anderen te laken. Onthoud u niet slechts, om door kwaadsprekendheid uwe tong te bezoedelen, maar wacht u, om geloof te hechten aan de woorden van degenen, die kwaadspreken, uitvreeze, dat gij, door dezulken met uw vertrouwen te vereeren, hen zoudt stijven in hunne boosaardigheidquot;. (St. Paulinus.)
„Elk kwaadsprekend mensch toont, dat hij geene liefde heeft. Wat stelt hij zich inderdaad anders voor dan hem, van wien hij kwaad spreekt, te doen haten en verachten door hen, tot wie hij spreekt? Op deze wijze kwetst en doodt de kwaadsprekende tong de liefde in het hart der-
168
genen, die haar aanhooren. Ik zeg zelfs, dat zij dit noodlottig gevolg voortbrengt in alle afwezige personen, tot wie dit loopend gerucht, door middel van hen, die het hooren, kan doordringen.quot;
(S. Bernardus, 24 Pred. op het Hooglied.)
„De tong heeft boven de andere ligchaams-leden dit voorregt, dat zij de schatbewaarster is van de kostbare geheimen van Jesus Christus. Hij dus, die Jesus Christus ontvangt zonder boetedoening voor de fouten, door de tong bedreven, is gelijk aan den gene, die op den drempel zijner deur steenen zou verzamelen, om er zijn' vriend bij zijne komst mede te treffenquot;.
(St. Gertrudis, hare Geschriften.)
„De ziel van onzen naaste is de boom van goed en kwaad; het is op straffe verboden er aan te raken, ten einde er over te oordeel en, omdat God Zich het regt des oordeels heeft voorbehouden.quot;
(S. Franc, van Sales.)
XXVIII. HOOFDSTUK.
Over de dengd vi»n barmhartigheid, en hoe Jesus' bemiuuelyk Hart bvou eu toonbeeld dezer deugd is.
Misereator et misericors Domiuus. Ps. CII, 8. Barmhartig en genadig is de Heer.
De barmhartigheid is een krachtdadig medelijden met de wederwaardigheden van een' ander. In hare weldoende en vertroostende werking omvat zij te gelijkertijd de ligchamelijke pijnen, de kwellingen des geestes en de benaauwdheden
169
des harten. De bijzondere eigenschap der barmhartigheid bestaat, volgens de grondbeteekenis zelve van dit woord, daarin, dat zij met de ongelukken en het lijden van den naaste ons ongelukkig en lijdende maakt, 1) gelijk de H. Thomas het opmerkt. In deze wereld, waar, volgens de uitdrukking van den H. Paulus, „alle schepsel zucht,quot; in dit tranendal, waar de mensch gewoonlijk meer gekruisigd wordt op Kalvarië, dan verheerlijkt en getroost op den Thabor, is de deugd van barmhartigheid eene maatschappelijke deugd, wier beoefening ieder oogenblik verpligtend is. Door eene medelijdende aantrekking brengt zij ons al de gewonde harten naderbij ; zij verbindt ons, door eene meer dan menschelijke teederheid, met ieder schepsel, dat door de droefheid is verwelkt, en plaatst ons op deze wijze als eene vertroosting bij elk lijden. De barmhartigheid vordert niet slechts eene volmaakte zelfverloochening, maar zij eischt bovendien, dat wij , aan ons zeiven ge- • storven zijnde, in anderen leven en lijden, en diensvolgens verklaart de Heer, dat „Hij barmhartigheid boven offerande verkiest.quot; 2)
Welnu, het Hart van Jesus is de bron en het toonbeeld dezer bewonderenswaardige deugd; inderdaad, de barmhartigheid komt wezenlijk uit het hart voort, en niemand kon haar krachtdadiger in ons doen heerschen door de alver-
1) Miserum cor. S. Thom.
2) Misericord iam volo et non sacriücium. Matth. IX, 13.
13
170
mogende aantrekkelijkheid van het voorbeeld, dan Hij, die ter onzer verlossing Zich met al onze zwakheden, (de zonde uitgenomen) heeft omkleed, en die er in toegestemd had, de droevige ondervinding op te doen van onze ellende, ten einde deze, door ze te heiligen, te verzachten, en Zich in staat te stellen, door medelijden er aan deel te nemen. 1)
Zijne teedere barmhartigheid noopte Hem, om uit den hemel in de arme kribbe neder te dalen, en zijn bezoek onder ons voort te zetten, ten einde de tranen onzer ballingschap te deelen, en die af te droogen. 2) Zijn openbaar leven was eene voortdurende oefening van barmhartigheid, „Wie ouder u is er zwak, zegt Hij ons met meer waarheid dan de H. Paulus, zonder dat ik met hem zwak worde ?quot; 3) „Komt tot Mi], roept Hij in zijne medelijdende liefde, komt tot Mij, gij die vermoeid zijt, en ik zal u verligten.quot; 4) Gehoorzaam aan die uitnoodigingzijns harten, verdringen zich de zieken rondom zijn heiligen Persoon, en zij worden genezen. 5) De zondaars snellen toe, en worden bevrijd van het gewigt hunner zonden. 6) Is het niet de barmhartigheid zijns Harten, welke Hij in de smartelijke liefdezorgen en in de
1) Üebuit per omnia fratribus similari ut misericors fieret. Hebr. u 17.
2) Per viscera misericordlae... in quibus visitavit noa oriens ex alto. Luc. i, 78.
3) Qnis infirinatur, et ego non infu-mor? nCor. xi, 29.
4gt; Venite ad me omnes. Matth. xi, 28.
5) Sanabat omnes. Luc. vi, 19.
6) llemittuntur tibi peccata tua. Mattb. ix, 2.
171
heilige blijdschap van den vader des huisgezins, ten aanzien van den verloren zoon afschildert? Is het ook niet die barmhartigheid, waarvan Hij de teederheid beschrijft in de gelijkenis van den goeden Herder ? De schare is Jesus in de woes-tijn gevolgd; begeerig naar het lovend brood zijns woords, vergeet zij het stoffelijk voedsel, en zinkt magteloos neder; terstond wordt Jesus' Hart bewogen, 1) zijne barmhartigheid bepleit de zaak van dat goede volk bij zijne altnagt, en een wonder vermenigvuldigt het brood, dat de schare moet verzadigen.
Lazarus sterft; hij was Jesus'vriend; *t Hart van den goeden Meester wordt ontroerd, en zijne oogen storten tranen: „zie, hoe Hij hem beminde!quot; riep de menigte van bewondering uit. Wat zal het medelijdend Hart van Jesus doen ? Sterker door zijne liefde dan de dood zelf, 2) zal Hij de zegels van het graf verbreken, deszelfs offer ontrukken , en Lazarus zal aan de liefde van Martha en Maria worden weergegeven.
Bestijgen wij den Kalvarieberg, en beschouwen wij onzen verheven Meester; uit zijn Hart, door schande en smart overstelpt, schiet, terwijl Hij den goeden moordenaar den hemel beloofde, tevens eene bede om. vergeving ten gunste zijner beulen. In zijn Hart, meer door zijne barmhartigheid en liefde dan door het moordstaal geopend, biedt Hij ons eene toevlugt in al onze
H Misereor super turbam. Mare. vm, 2. 2) Fortis est et ut mors delectio. Cant, vm, 6.
13*
172
rampspoeden, in al onze angsten of al onze geweten swroegingen.
Bevlijtigen wij ons, de barmhartigheid van onzen goddelijken Meester na te volgen ; maken wij ons, even als Hij, tot het oog van den blinde, tot den voet van den kreupele, tot de voorzienigheid van den arme, tot de vertroosting van alle rondom ons zuchtende harten. Het is zoo zoet een' traan te droogen! Er is zoo veel liefelijks en aangenaams in de zegeningen der ongelukkigen gelegen! Men smaakt zoo zuivere voldoening, wanneer men zijne broeders vertroost, en een gedeelte hunner smarten op zijn eigen hart overdraagt ! Indien de aanblik der droefheid of van het gebrek bedrukt doet worden, ja zelfs de natuur schokt, onze baatzuchtigheid oproerig maakt, of onze teêrgevoeligheid huiveren doet, laten wij dan tot Jesus' Hart gaan, de Heer Jesus zal ons de regte kennis van den arme geven. 1) Hij zal ons diepen eerbied voor het lijden inboezemen, en in onze harten die stroomen van barmhartigheid uitstorten, welke Hem voor alle lijden gevoelig maakte.
Leeren wij vooral van onzen Zaligmaker alomvattend, latJioliek te zijn in onze barmhartigheid. Waartoe die uitsluiting of die aanneming van personen ? Waartoe die afkeerigheid of die voorliefde, door willekeur en luim ingegeven, terwijl Jesus' Hart de weldaden en zorgen zijner barm-
1) Beatus qui intelligit super egenum et pauperem. Ps, XL 2.
173
hartigheid over alle rampen heeft uitgestrekt? Blinden, zondaars, melaatschen, de troostelooze moeder, tollenaars, zondige vrouwen, ongeloo-vigen zelfs, hebben zij niet allen zonder onderscheid deel aan zijn werkdadig medelijden gehad? Bidden wij Hem, dat Hij het medelijden in al zijne volmaaktheid en uitgestrektheid in onze zielen voortbrenge.
SCHIETGEBED.
O medelijdend Hart van Jesus! vol liefde, genade en erbarming, zie op mijne behoefte en ellende neder, ontferm U mijner, en leer mij medelijdend met het leed van anderen zijn.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloojs. O zoet Kart van mijn1 Je sus! geef) dat ik U
meer en meer beminne.
„Welke rgkdom, welk edelgesteente en welk purper is te vergelijken bij de belooningen, der barmhartigheid toegezegd, watte vergelijken, wanneer de Opperheer der natuur in den glans zijner almagt op een glorietroon gezeten, zigtbaar voor het heelal, omringd door de ontelbare legioenen zijner engelen, voor het oog door den barmhartige al de schatten zal ten toon spreiden van zijn rijk, waar Hij gereed staat hem binnen te leiden?quot; (S. Gregor. van Nyss., 5 Homilie op de acht Zaligh.)
„ De natuur van onzen Heer J. C. is de goedheid,
174
en al zijne werken zijn vol van barmhartigheid.quot; (S. Leo, 2 Pred. op de geboorte van O. H. J. C.)
„Schenk de aalmoes, en gij zult geheel gezuiverd worden.quot; Dit woord des Heeren bevat al de werken van barmhartigheid, welke voor den naaste nuttig zijn.quot; (S. Aug., over het Geloof, de Hoop en de Liefde, h. LXXIL)
„Met regt wordt de Heer de Yader der barmhartigheid, en niet de Vader des oordeels of der wraak genoemd; ten eerste, omdat de barmhartigheid met de natuur eens Vaders meer overeen komt dan de verontwaardiging, endatG-odin zijne hoedanigheid van Vader medelijden heeft met zijne kinderen, die Hem vreezen; vervolgens, omdat Hij in Zich zeiven den oorsprong en de oorzaak zijner barmhartigheid vindt, terwijl onze boosaardigheid Hem gelegenheid geeft te oordeelen en te straffen.quot; (S. Bernard., 5 Pred. op de geboorte v. O. H.J.C.)
„De barmhartigheid, het medelijden zijnde, dat men gevoelt bij ellende van anderen, zoo volgt daaruit, dat men barmhartig is, zoodra men over de ellende van anderen gezucht heeft, en daar de treurigheid of de droef heid uit haren aard betrekking heeft op het leed, dat men zelf ondervindt, zoo treurt en zucht men over de ellende van anderen slechts daarom, wijl men ze als de zijne beschouwt.quot;
(S. Thomas, Summa, 2. 2. q. 30. a. 2.) „De ware liefde vordert, dat men medelijden hebbe met het minste zielsverdriet des naasten, en dat men zijne onvolmaaktheden verdrage.quot; (S. Theresia, Weg der Volmaaktheid, h. VIL)
175
„Het verdragen van de onvolmaaktheden van den naaste is een der veornaamste punten der genegenheid, welke wij hem verschuldigd zijn.'*
(S. Franc, van Sales.)
XXIX. HOOFDSTUK.
Over den ijTer voor het heil van den naaste, en hoe Jesns' beminnelijk Hart bron en toonbeeld dezer deugd is.
Mandavit illis unicuique de proximo suo.
Eccles. xvii, 12.
Hij heeft aan een ieder van hen de zorg over zijn' naaste toebetrouwd.
„Voer met u andere zielen op den weg des Heeren, zegt de H. Gregorius de Groote, zoek met heilig ongeduld deelgenooten in uw geluk. Indien gij tot God gaat, tracht er dan niet alleen heen te gaan.quot; Deze ijver voor het geestelijk welzijn des naasten is een noodzakelijk gevolg van de liefde, welke wij hem moeten toedragen. Wanneer men zijn' naaste opregtelijk bemint, dan is het inderdaad onmogelijk, niet een levend verlangen, ja zelfs eene soort van behoefte te gevoelen, om hem te doen deelen in de geneugten, welke men smaakt in de dienst van God, zoowel als in onze hoop. Hem eeuwig te bezitten.
De voortreffelijkheid van den ijver is ons duidelijk getoond door onzen goddelijken Verlosser, die ons den ijver schijnt te hebben geschonken als de minst dubbelzinnige getuigenis onzer liefde jegens Hem. „Simon, zeide Hij, na zijne glorievolle verrijzenis tot Petrus, Simon, Joannes' zoon,
176
bemint gij Mij ? — Ja, Heer, antwoordde de Apostel, Gij weet, dat ik U bemin. — „Welnu, om Mij de wezenlijkheid uwer liefde te toonen, hernam de Goddelijke Meester, weid mijne lammeren, arbeid, om zielen te redden.'' 1) Hoor de zalvende vermaningen van den H. Augustinus: „Indien gij Jesus Christus bemint, zegt deze Kerkvader, geleid, trek, voer tot Hem, al wie gij kunt.quot;
De ijver doet ons aan het geheim der Mensch-wording zelve medewerken: is het inderdaad de ijver niet, die aan dit geheim van liefde zijne volmaking en toepassing schenkt door alle eeuwen heên? Is het de ijver niet, die het bloed van Jesus Christus vruchten doet dragen, en die, door zijne werkzaamheid, onder de leiding der Voorzienigheid, belet, dat dit kostbaar bloed voor een groot aantal zielen vruchteloos blij ft vergoten?
De ijver bevat de meest vaste hoop op hét toekomstig leven. „Door de ziel van uwen broeder te redden, zegt de H. Augustinus, hebt gij de zaligheid der uwe verzekerd.quot; 2)
„Hij, die aan de bekeering van een' zondaar zal hebben gearbeid, zegt de H. Apostel Jacobus, zal de ziel zijns broeders van den dood redden, en de menigte zijner eigen zonden bedekken.quot; 3)
Dan, het Hart van Jesus is de bron en het
1) Pasce agnos meos. Joann. xxi, 16.
2) Salyasti animam, praedestinasti tuam. S. Aug.
3) Qui converti lecerit peccatorem ab erroro viae suae salvabit animan ejus a morte et operiet railtitudinem peccatorum. Jacob. V, 20.
177
toonbeeld van den meest volmaakten ijver voor het heil des naasten. Jesus kende de uitmuntendheid en den prijs onzer zielen, en in de oneindige goedheid zijns Harten had Hij die onweêrstaan-bare behoefte geput, om, ter harer verlossing, Zich toe te wijden tot in den dood. Ten hemel varend, heeft Hij aan de Kerk, zijne Bruid, en aan een ieder van zijne kinderen de verhevene zending nagelaten, om zijn verlossings- en heilswerk voort te zetten: „Aan een ieder van hen heeft Hij de zorg over-zijn' naaste toevertrouwdquot;, 't Is alzoo aan zijn goddelijk Hart, dat wij, als bij eene geheimzinnige instrooming. zijne achting voor de zielen, zijne teederheid en zijne toewijding ter vervulling van ons apostolaat behooren te ontleenen; 't is dus door dit goddelijk Hart, en onder deszelfs invloed, dat onze harten moeten kloppen van nieuwe aandrift voor het heil der zielen, zoeter entevens sterker dan alle menschelijke driften, en welke zegeviert over alle zamenspanning der hel. 1) Maar het Hart van Jesus is, als bron, tevens het volmaakte toonbeeld van den ijver. De ijver van Jesus' Hart was inderdaad een algemeene ijver. „Komt tot Mij, zegt Hij , gij allen ^ die vermoeid zijt, en Ik zal u verligten.quot; ÜJ) Hij deelt allen het hemelsch brood zijner onderwijzing mede, geneest alle zieken, die men voor Hem brengt, vergeeft aan alle boetvaardige zondaars, schenkt aan allen zonder onderscheid zijn' vertroostend en glimlach,
1) Dura sicut infernus aemulatio. Cant, vin, 6.
2) Venite ad me omnes. Mattli. xi, 28.
178
en laat alle menschen toe bij het heilzame bad van zijn kostbaar bloed.
De iiver van Jesus was standvastig. Na den goddelijken Verlosser van zijn'hemeltroon te hebben doen stijgen, heiligde de ijver zijn nederigen arbeid van Nazareth, gaf de woorden en handelingen van zijn openbaar leven in, vergezelde Hem tot op Kalvarië, besteeg met Hem het kruis, en opende ons voor altoos zijn goddelijk Hart, als de onuitputbare bron van alle deugden en van alle genaden.
De ijver van Jesus was bewonderenswaardig in zijne bescheidenheid. Bemerk hoe wijselijk Hij de ligtgeraaktheid der phariseën ontziet! Hoe Hij het gezag der joodsche priesters met eerbied bejegent! Hoe Hij bij weldaden, zoowel als bij bedreigingen, de gunstigste gelegenheid waarneemt! Zijne vijanden zijn niet bij magte, in zijne gesprekken of in zijn gedrag een enkel voorwendsel aan te grijpen voor hunne woede en voor hunne afgunst.
De ijver van Jesus was vol van goedaardigheid, fijn gevoel en kieschheid. Zie, hoe zachtmoedig Hij Magdalena ontvangt! Met welk eene oplettendheid en welwillendheid Hij de verlangens van Zacheus voorkomt! Beschouw zijn'liefdevollen ijver in de treffende gelijkenissen van den goeden Herder of van den Yader des huisgezins I Hoor de woorden, welke Hij der Samaritaansche vrouw toevoegt! 1) „O, indien gij de gave Gods kendet!quot; Met wat fijn gevoel en welk eene kieschheid
1) Si scires donum Dei. Joann, iv, 10.
179
wekt Hij in het hart dezer schuldige vrouw eene vrome nieuwsgierigheid op, welke haar voor de heilzame werking der genade moet stemmen.
De ijver van Jesus was medelijdend. Beschouw de tranen, welke aan zijne oogen ontspringen op het gezigt van Jerusalem, die stad, zoo bemind en zoo ondankbaar, en verneem de teedere klag-ten zijns harten: „Hoe dikwerf, zegt Hij, heb Ik uwe kinderen willen vergaderen onder de vleugelen mijner liefde, gelijk de hen hare kiekens, en gij hebt het niet gewild !quot;
Zijn ijver, eindelijk, was toegenegen en edel-quot; moedig. Voor niet één offer is het Hart van Jesus teruggedeinsd, ten einde onze zielen zalig te maken. Zijn ijver deed Hem aanvaarden én de vernederingen van Bethlehem, én de vergetelheid van Nazareth, én de versmadingen van het voorhof, én de angsten van Kalvarië, én de vernietingen der Eucharistie. Zijn ijver kortom was als het ware de hoogepriester, die Hem geheel en al, ter verlossing onzer zielen, slagtofferde. 1)
Maar, indien de ijver voor het heil van den naaste eene verpligting des harten is voor al de kinderen van het Christendom; 2) indien, zooals ♦ de H. Augustinus zegt, de ijver de noodzakelijke uiting der liefde is; ö) indien eindelijk, volgens de leer van den H. Joannes Chrysostomus, niets zoo zeer van onze getrouwheid en liefde jegens
1) Ille animam suam pro nobis posuit. Joann. in, 16.
2) Mandavit illisunicuique de proximosuo. Eccli. xxn, 12.
3) Qui non zelat, non amat. S. Aug.
180
den goddelijken Meester getuigt, dan onze bezorgdheid voor het geestelijk heil onzer broeders, — dan is het van aanbelang, onzen ijver te vrijwaren voor de gebreken, die er de uitwerkselen van in gevaar zouden kunnen brengen, en hem die kostbare eigenschappen te schenken, welke zijne verdiensten en verwinning verzekeren. Dat onze ijver derhalve niet grillig, niet afgunstig, noch onstandvastig zij ; dat hij zich niet lastig toone bij zijn dringend aanhouden, noch ter ongelegene ure in zijne beoefening, noch ongeduldig in zijn vuur, noch vreesachtig voor de hinderpalen, noch trotsch in zijn welslagen, noch ootmoedig in zijne beproevingen. Naar den ijver, welke Jesus'Hart bezielde, gevormd, zij onze ijver onverwinnelijk in zijne standvastigheid , vol bescheidenheid, goedaardigheid, geduld, teederheid en edelmoedigheid. Dan, deze hoedanigheden van den waren ijver vorderen van den christen eene zoo groote verloochening van zijne neigingen, van zijne eigenliefde, van zijne denkbeelden en van zijnen smaak, dat de H. Grre-gorius de Groote niet aarzelt te zeggen, dat de ijver der zielen, wél begrepen en wél beoefend, het heldhaftigste ofier is, dat men der Goddelijke Majesteit kan brengen. 1) Alzoo kan, sedert de goddelijke slagtoffering op Kalvarië, het heil der zielen niet anders worden bewerkt dan door het offer, de zelfverloochening en de kruisiging.
1) Nullum sacrificium omnlpotenti Deo tale est sacri-ficium, quale est salus animarum, L, I. in Ezech. S. Gregor. Magnus
181
SCHIETGEBED.
O goddelijk Hart van Jesus! door liefde voor het heil onzer zielen verslonden, doe mijn hart van ijtfer branden, en alle offers aanvaarden, hoe zwaar ook, voor de zaligheid van anderen.
AFLAAT.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des geloof». O zoet üart van mijn'' Jesus! geef, dat ik U
meer en meer heminne.
„Mets in de wereld is zoo kostbaar als eene ziel, en al haddet gij onmetelijke schatten aan de armen gegeven, gij zoudt niets gedaan hebben, vergeleken bij de daad van hem, die eene ziel tot God bekeerd zal hebben.'' (S. Chrysostomus, 3 Homilie op den len Kor. Brief le hoofdstuk.)
„Op den dag des oordeels zal de H. Petrus voor onzen Heer verschijnen met het door zijne prediking bekeerde Judea ; de H. Paulus zal bijna de geheele wereld, welke hij het Evangelie verkondigd heeft, met zich voeren,... Al degenen, die aan het heil der zielen werken, zullen voor hunnen 4 regter verschijnen, in triomf geleid te midden van hen, die zij voor Jesus Christus zullen gewonnen hebben.quot; (S. Greg, do Groote, 17 Homilie in Ev.)
„Zij alleen bezitten eene ware liefde voor hunne broeders, die het welzijn hunner zielen verlangen, en uit al hun vermogen zorg dragen, dat zij God beminnen, en door Hem zeer bemind worden..
482
Gaarne zouden zij alle folteringen der wereld verduren, ora hen in de goddelijke liefde, hoe weinig ook , te zien voortgaan.quot;
(S. Theresia, over den Weg der volmaaktheid.)
„Volgens mijn gevoelen, stelt de Heer hooger prijs op eene ziel, welke wij Hem door onze vlijt en gebeden, bijgestaan door zijne barmhartigheid, zullen gewonnen hebben, dan op alle diensten welke wij Hem kunnen bewijzen.quot; (S. Theresia.)
„Hij, die verzuimt de ziel van zijn' naaste bij te staan, weet God niet te beminnen, vermits hij er niet naar streeft. Diens glorie te vermeerderen.quot;
(S. Aloysius van Gonzaga, Geschriften.)
„Tn mijn geest ga ik de wereld rond, om al de zielen, welke door het bloed van mijn'godde-lijken Bruidegom zijn vrij gekocht, op te zoeken; ik omhels ze, om ze ü door Hem, o mijn God, aan te bieden, en vraag U hunne bekeering door zijn H, Hart.... Hoe! hemel sche Vader, wilt Gij gedoogen, dat zij mijn' Jesus niet kennen!!!quot;
(Eerbiedw. Maria der Menschw. Geschriften )
„Haddet gij gezien hoe schoon eene ziel, en hoe volmaakt dat meesterstuk is, dan houd ik mij over-tuigd, dat gi], om haar voor God te winnen, met vreugde honderdmaal uw leven, ware het mogelijk, zoudt willen geven.quot;
(S. Cathar. v, Siena, haar Lev.)
„Vroeg mij de Heer. even als weleer aan den Heiligen Thomas van Aquinen, welk eene belooning ik van zijne goedheid wensch te verkrijgen, ik zou Hem antwoorden: Het heil der zielen.quot;
(S. Magdalena de Pazzi, haar Leven.)
183
XXX. HOOFDSTUK.
Over de Heilige Encharistie, en hoe het beminne-IQk Hart van Jesus in dit Altaargreheim bron en toonbeeld Tan alle ohristelyke deugd is.
Memoriatn fecit mirabilium suorum. Ps. cx, é, (De Heer) heeft een gedenkteeken zijner wonderen gesteld.
De H. Eucharistie is niet alleen eene bijzondere weldaad, die door hare uitmuntendheid alle andere gaven der natuur en der genade overtreft; zij is niet alleen het grootste wonder, dat de almagtige goedheid des Allerhoogsten, volgens de uitdrukking van den H. Thomas, heeft voort-gebragt; 1) maar zij is vooral de korte inhoud en het gedenkteeken der teederste liefdewonderen van God voor de menschen. Inderdaad, de treffende uitbreiding der Menschwording zijnde, herinnert zij, brengt zij alle dagen voort, en verpersoonlijkt zij, om zoo te zeggen, in ieder onzer, de vruchten van dit groot geheim; de voortdurende opdragt van Jesus Christus aan zijn' hemelscheu Vader zijnde, vertegenwoordigt zij, zet zij voort, en past zij onophoudelijk het onuitsprekelijk offer toe, hetwelk de verlossing der wereld uitwerkte ; 'tis dan ook daarom, dat de engelachtige Kerkleeraar, verheven Zanger en Godgeleerde bij uitnemendheid, betreffende de Eucharistie, haar met liefdevuur als het toppunt van het christendom, den zetel van al deszelfs geheimen, de grens van al de andere Sakramenten en als de grond-
1) Miraculorum ab ipso factorum maximum. S. Th. Aq.
184
oorzaak van geheel de eeredienst verklaart. Indien uit de zijde van den nieuwen Adam, op Kalvarië doorboord, de geheimzinnige Eva, welke de Kerk, zijne H. Bruid, is, voortsproot, zoo is het aan dit Hart, altoos geslagtofferd in de Eucharistie, dat onophoudelijk het goddelijk levenssap ontspingt, 't welk de H. Kerk bewaart, en haar verlevendigt. Neem de Eucharistie weg; het christelijk priesterschap verdwijnt, het altaar is een raadsel, en de tempel eene onbezielde eenzaamheid.
Edoch, hetH. Liefdegeheim des Altaars is vooral de zamenvatting en het gedenkstuk der wonderbare voorbeelden van volmaaktheid, welke het Hart van den goddelijken Meester gedurende zijn sterfelijk leven ons gaf. 1) Als toonbeeld van evangelische armoede leeft Hij, ontdaan van die ij dele goederen en menschelijke vertroostingen, welke wij meenen tot ons wezenlijk geluk te behooren. Als toonbeeld van gehoorzaamheid daalt H ij op de stem des priesters uit den hemel neder, en treedt uit het tabernakel op het eenvoudig verlangen van den geloovige. Beschouwen wij zijne nederigheid, zijne zelfverloochening, zijne goedertierenheid; hoe geduldig verdraagt Hij onze nalatigheden en onze oneerbiedigheid! Welke teedere, edelmoedige en volhardende liefde stelt Hij tegenover de verwijdering, de onverschilligheid en de beleedigingen der menschen! Met welk eene barmhartige goedheid laat hij de ongelukki-
1) Memoriam fecit mirabilium suorum, Fs. CX, 4.
185
gen en de berouwhebbenden tot Zich komen! Tn het tabernakel is het, dat Hij, voorde belangen zijns Hemelschen Vaders met een brandenden ijver bezield, zijn leven van gebed, lofprijzing en herstelling voortzet. Uit de diepte des heilig-doms is het, dat Hij , zich alles voor allen makend, om ons tot het deelgenootschap zijner eeuwige glorie te trekken, — de zwakken versterkt, de bedrukte harten vertroost, den christenheld in zijn' worstelstrijd aanmoedigt, den zondaar bekeert en den regtvaardige doet volharden.
Plaatsen wij ons dikwerf voor den troon zijner liefde, gaan wij dikwerf met de oogen des geloofs dat verheven Toonbeeld beschouwen, 't welk op den heiligen berg ter onzer navolging wordt voorgesteld. 1) Indien iemand uwer door het verlangen naar zijne volmaaktheid wordt gedrongen, zegt ons de beminnelijke Zaligmaker, indien hij verzucht naar de levendmakende wateren der christelijke deugden, welke springen ten eeuwigen leven, hij kome tot mijn Hart, dat de fontein van levend water is, en Ik zal zijn' dorstles-schen. 2) Het Hart van Jesus in de Eucharistie is de onuitputtelijke bron, waaruit alle deugd, alle verdienste, alle volmaakte gaaf in den boezem der Kerk stroomen. 3) 'tls daarom, dat Jesus Christus, den verbaasden Joden de instelling van
1) Inspice et fac secundum exemplar, quod tibi in monte monstratum est. Exod. xxv, 40.
2) Si quis sitit; veniat ad me, et bibat. Joann. vu, 37.
3) De plenitudine ejus nos omnes accepimus Joann, i, 16.
14
186
het allerheiligste Sakrament aankondigend, verklaarde , dat de deelneming aan dit Liefdegeheim de wezenlijke voorwaarde van het leven der ziel in de orde der genade zou zijn. Hij , die mijn vleesch niet eet, en mijn bloed niet drinkt, zal • het leven in zich niet hebben. 1) Maar hij, die met zuiverheid en vertrouwen tot Mij komt, en zich op de innigste en volmaakste wijze, d. i. door de nuttiging met Mij vereenigt, zal met Mij in gemeenschap treden van leven en gevoel; hij zal in Mij blijven, en Ik in hem; en zijn leven, het mijne geworden, zal hij slechts voor mij leven, 2)
Alzoo zal, door de zoete werkdadige kracht der Eucharistie, dat zinnelijk leven, dat den mensch, tengevolge van het verbond der natuur met de zonde, eigen is, voor een heilig en goddelijk leven plaats maken; en deze hemelsche verandering zal hem veroorloven met waarheid deze verhevene woorden van den grooten Apostel te herhalen: „Ik leef, doch niet meer ik, maar Jesus Christus leeft in mij.quot; 3)
De ziel, welke aan dit Liefdegeheim deelneemt, zal alzoo met de gevoelens, de deugden en de verdiensten van Jesus' Hart worden overstelpt.
Geef, o beminnelijke Meester, dat wij onze gedachten en onze genegenheden mogen vesti-
1) Nisi manducaveritis carnem Filii hoininis ... non habebitis vitam in vobis. Joann. vi, 54.
2) Qui manducat meam carnem et bi bet meum san-guinem, in me manet, et ego in illo... et ipse vivet propter me. Joaun. vi, 57—58.
3) Vivo autein, jam non ego; vivet vero in me Christus. Galat, ii, 20.
187
gen op uw heilig tabernakel, waar onophoudelijk aan uw heilig Hart ontspringen die geheimvolle stroomen van deugden en genaden, welke onze zielen zuiveren , haar volmaken en verheffen tot uwe goddelijke gelijkenis, welke, volgens de leer van uwen grooten Apostel, het kenmerk en het zegel der voorbeschikten is.
SCHIETGKBED.
Allerheiligst Sakrament! waarin het bemin-nelijk Hart van Jesufj tegelijk met zijne Godheid verborgen is ! Geheim van liefde! wees mijne toevlugt, mijn licht, mijne sterkte, mijne vertroosting, mijn al! Leef in mij , opdat ik geheel in IJ moge leven.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloofs. 0 zoet Hart van mijn Jesus! geef, dat ik U
meer en, meer heminne.
„Gelijk gesmolten was, op ander gesmolten was gegoten , zich geheel en al met elkaar moet vermengen, zoo vereenigt hij, die 's Heeren lig, chaam en bloed ontvangt, zich dermate met Jesus Christus, dat Deze in hem en hij in Jesus Christus is.quot; (S. Cyrillus van Alexandrië, I. IV, op St. Jan , h. XVII.)
„Gelijk mijn Vader, die Mij gezonden heeft, het leven bij uitnemendheid is, en Ik leef door
188
mijn' Vader, zoo zal hij , die mijn vleesch eet, leven door Mij , Jesus Christus leeft dus door zijn' Vader, en wij leven door zyn goddelijk vleesch op dezelfde wijze, als Hij ieett door zijn' Vader.quot; (S. Hilarius van Poitiers, I. VIII. over de H. Drieëenheid.)
O Sakrament van liefde! o teeken van eenheid ! o band der teederste liefde! hij, die leven wil, weet waar bij de bron en den zetel des levens vinden zal; hij nadere, hij geloove, hij ete, en hij zal verlevendigd worden., hij yer-eenige zich met bet ligchaam van Jesus Christus, en door deze vereeniging leve hij van het leven van Hem , die God van God is. _ _
(S. August., 26 Verhand, op ö. Jan.j „Geen Sakrament is onzer ziele voordeeliger dan bet H. Sakrament des Altaars, 't welk onze smetten uitwischt, wasdom geeft aan onze deugden. en in ons den rijkdom van geestelijke goederen uitstort.quot; (S. Thomas. Opusc. 57 ) „Wii bebooren menigwerf het EL Sakrament te bezoeken, dat het onderpand en bet voedsel der liefde is. Dat de ure, welke op de Communie volgt als de meest kostbare tyd worde be-schouU Die tijd behoort den Heer ; en is geheel en al zijner goddelijke liefde toegewijd.
(S. Ignatius van Loyola, Grondspreuken.) „Ik ben verzekerd, dat, wanneer wij met een levend geloof en eene groote liefde tot bet Allerheiligste Sakrament naderen, éene enkele Communie voldoende zou zijn, om ons zeer rijk te maken. Wat zouden dan met een zoo
189
groot aantal Communiën kunnen uitwerken?quot;
(S. Theresia, over de Goddelijke liefde, h. III.)
„Er zijn twee soorten van personen, welke dikwerf tot de heilige Tafel moeten naderen: de volmaakten, om de bron der volmaaktheid naderbij te komen, en de onvolmaakten, om tot de volmaaktheid te geraken: de sterken, om niet zwak, en de zwakken, ten einde sterk te worden: de zieken, om te genezen, en de gezonden, om niet ziek te worden.''
(S. Franciscus van Sales.)
„Eene ziel kan niets aangenamers voor Jesus Christus verrigten dan Hem dikwerf te ontvangen in de H. Communie.quot;
(S. Alphonsius de Liguorio.)
VOOR DEN
EERSTEN VRIJDAG VAN IEDERE MAAND
Korte Inleiding.
De eerste Vrijdag van iedere maand is, onder alle dagen des jaars, geheel bijzonder aan de vereering van 't goddelijk Hart toegewijd. Het is derhalve heilzaam, zich reeds op den vooravond van dien dag door eene godvruchtige lezing over het H. Hart of over 's Heeren hitter lijden voor te bereiden. Bovendien is het raadzaam, den dag te voren eenige oogenblikken voor het Allerheiligste Sakrament door te brengen. Doch op den dag zei ven zullen wij, zoodra wij ontwaken, ons geheel aan Jesus opgedragen, en alle handelingen van dien dag der vereering van zijn Hart toe-wijden. Zoo spoedig mogelijk zullen wij ons ter Kerk begeven, en daar bijzonder eene groote droefheid in ons opwekken over al de belee-digingen, welke Jesus in 't Allerh. Sakrament heeft ondervonden, en nog dagelijks ondervindt, en dit kan ons voorzeker niet zwaar vallen, indien wij maar eenige liefde voor Jesus gevoelen. Zou echter onze liefde koud of laauw zijn, bedenken wij dan rustig en ernstig de beweegredenen, die wij hebben om Jesus te beminnen. Bekennen wij dan onze eigene fouten, welke wij deels in de tegenwoordigheid van het hoogwaardig Altaarsa-krament beginnen, of waaraan wij deels door ver-
191
zuim in het te bezoeken of te ontvangen ons hebben schuldig gemaakt. De H„ Communie, welke de vereerders van Jesus' H. Hart gewoon zijn op dezen dag te ontvangen, moet met de meening geschieden, om den smaad en den ondank, welke Jesus in 't Altaargeheim zoo veelvuldig worden aangedaan, eenigermate te herstellen ; dit moet de hoofdgedachte wezen, welke ons bij alle vrome oefeningen van dien dag zal bezig houden en leiden. Vermits deze devotie niets anders ten doel heeft, dan eene gloei]ende en volmaakte liefde tot Jesus op te wekken en te verbreiden, zooveel mogelijk den smaad te herstellen, welke het Allerheiligste Sakra-ment is aangedaan, en nog dagelijks wordt aangedaan, zoo is het duidelijk, dat deze oefeningen aan geen' bepaalden dag zijn verbonden. Ten allen tijde verdient Jesus bemind te worden : ten allen tijde wordt Hij mishandeld, en door de menschen met beleedigingen overladen; het is dan ook billijk, Hem ten allen tijde voldoening te geven. Wie derhalve deze oefeningen, hetzij geheel of gedeeltelijk, niet op iederen eersten Vrijdag der maand kan verrigten, wordt door niets weêrhouden, haar op een' anderen dag dierzelfde maand te volbrengen. Zoo kan men de eerste Communie in iedere maand (indien men meermalen in de maand tot de H. Tafel nadert) in deze meening ontvangen, en dezen Communiedag alsdan aan de vereering van 't H. Hart toewijden, en op dezen dag datgene verrigten, wat men op den eersten Vrijdag niet had kunnen doen.
Wat Jesus van den. ondank der menschen ie lijden heeft.
Eerste Yoorbereiding. (Praeludiwn. ij
Stel u Jesus Christus voor in den hof van Gethsemané, hoe Hij bij den aanblik onzer zonden van droefheid in doodsangst valt.
Tweede Voorbereiding (Praeludium. 1)
Bid Hemj dat Hij aan uw hart die bitterheid en treurigheid doe gevoelen, welke Hij ter verzoening van de zonden der gansche wereld verduurd heeft.
Het Hart van Jesus wordt door smart gedrukt tij den aanblik der kwellingen, welke het van de Joden en wegens de boosheid der ongeloovigen te lijden heeft. Van den eenen kant gedenkt het al de weldaden , waarmede het zijn volk heeft over-
1] Praeludium — nadere voorbereiding, d.i. een vlug-tig overzien der stof, welke men zich 's avonds te voren ter overweging gekozen heeft. Dit geschiedt aldus: Men stelt zich de plaats, alwaar het geheim der te overwegen stof voorviel, of den persoon, welke het hoofdonderwerp der overweging uitmaakt, zóó levend voor den geest, alsof men zelf werkelijk ter plaatse tegenwoordig ware, alsof men alles] waarnam, en den hoofdpersoon zag en hoorde. Vervol-gens bidt men God om't geen men door de overweging of oefening wenscht te verkrijgen: 't zij een grooteren afschuw voor eene bepaalde zonde of de verwerving eener zekere deugd.
Zie: „Vollst. Gebet- und Betrachtungsbuch für Verehrer des heiligsten Herzens Jesu, nach P. S. Franco, a. d. G. J. [Mainz 1864] S. 29.quot; De Vert.
193
laden, doch van den anderen, de gruwzaamheid en smaad, welke het van datzelfde volk zal ondervinden. Al de genaden, welke Israël in het Oude Verbond van God ontving, verkreeg het met het oog op de verdiensten van Jesus. Onder dat volk wilde de Zoon Gods mensch worden, uit hen koos Hij zijne aanverwanten en vrienden, bij hen heeft Hij zijne wonderen gewerkt, en zijne leer gepredikt, en voor dit alles ziet Hij Zich vervolgd, met smaad overladen , ter dood veroordeeld, en eindelijk, na eene lange reeks van de wreedaardigste mishandelingen, aan het kruis geslagen..,. Dit alles stelde zich klaar en duidelijk voor aan Jesus' geest; Hij kende volkomen de verhevene waardigheid van zijn' Persoon, de grootheid zijner weldaden , de onbaatzuchtigheid zijner liefde , maar ook evenzeer de laagheid, de schandelijkheid en boosheid zijner vijanden.
Eene groote ziel, vooral wanneer zij aan eene brandende liefde is ontstoken, is in staat, elke straf en elk lijden op zich te nemen, indien zij gelooft, dat zij door haar lijden liefde verwerft. Doch evenzoo waar is het ook, dat onregt en ondank des te bitterder voor een hart zijn, hoe edelmoediger en gevoelvoller het is, inzonderheid wanneer het zich verraden ziet door diegenen, voor wie het vol van deelneming was, of wanneer alle smarten niet bij magte zijn, zelfs maar de geringste aandoening van medelijden op te wekken... Nimmer bestond er een mensch , en nooit zal er een wezen, die een edelmoediger
194
en derhalvre een voor ondankbaarheid gevoeliger hart bezat, dan Jesus; voorts was en is er niemand, die alles zoo duidelijk weet, en de harten zoo diep doorschouwt, als Jesus. Welk eene smart moet dus dit heilig Hart vervuld hebben, als het zag, wat het voor Israël had gedaan, en wat dit volk als tegenbewijs daarvoor Hem doen wilde,..
Maar dit is nog niet alles. Jesus zag ook, dat er een groot aantal christenen zullen wezen, die zijn heilig lichaam in 't H. Sacrament des Altaars al den hoon, welke door de boosheid der hel hun maar zal kunnen worden ingegeven, zouden aandoen, ja, die zelfs zijne tegenwoordigheid in dit Sacrament loochenen zouden. — Hadde men ooit kunnen gelooven, dat de mensch zich aan zulk eene verfoeijelijke daad zoude schuldig maken ?
Kan men zich eene bitterdere beleediging denken dan deze: Wat als bewijs van overgroots liefde werd geschonken, wordt tot eene naam-looze onteering des gevers misbruikt ? O wat moest het edelmoedige, het teedere Hart van Jesus gevoelen ?... Diepen weêrzin, treurigheid tot in den dood, maar tevens volkomens onderwerping , bereid als het was, alles te lijden tot aan de voleinding der eeuwen voor het heil en de verlossing dergenen, die het zoo vreeselijk be* leedigden. Dat zijn de gevoelens van Jesus. Wie zou nog koud kunnen blijven?
Tweede Punt.
Niet minder droevig en treurig voor Jesus' Hart
195
was de gedachte aan de veelvuldige ondankbaarheden, welke Hij zal ondervinden van de geloo-vigen zelfs, die niets dan koudheid, onverschilligheid en vergetelheid voor Hem hebben. Hij zag de geringe eer, om niet te zeggen de oneerbiedigheid, welke men het grootste bewijs zijner liefde aandoet; Hij zag, dat alles, wat Hij gedaan had: — dat zijne groote liefde, zijne veelvoudige genaden, zijne tegenwoordigheid in het Allerheiligste Sakrament zelfs , niet in staat zijn, om de geloovigen tot liefde jegens, of zelfs maar tot dankbare herinnering aan Hem te bewegen. Hij stelde Zich in den geest al die kerken voor, alwaar Hij gedurende den langsten tijd zonder aanbidders verblijven zal; Hij voorzag, met hoe weinig achting en eerbied men zich in zijne tegenwoordigheid zal gedragen; Hij zag, hoevelen er zullen wezen, die geheele uren en dagen met ij dele genoegens en nuttelooze bezoeken verspillen, doch nimmer den tijd kunnen vinden, om slechts een kwartieruurs aan den voet des Altaars te vertoeven.... Die liefdevolle Verlosser wist zeer wel, dat de meesten zich even zoo min om Hem zullen bekommeren, of Hij op aarde verblijft of niet,... Dat joden, heidenen en onge-loovigen Hem schandelijk en koud bejegenen, gewis! 'tis allersmartelijkst voor Jesus' Hart. Maar dezulken zijn zijne vijanden , wat kan Hij van hen beters verwachten ? Doch dat degenen, die Hem trouw willen zijn, en zich zijne kinderen noemen, dat zijne vrienden koel en zonder deelneming zijn voor zijne weldaden en zijn lijden,
196
ctét vervulde het goddelijk Hart vooral met de diepste smart.
Jesus Christus heeft alles voorzien; al die koudheid, al die ondankbaarheid, al die versmading, welke Hij lijden zou, waren Hem volgens getal en grootte naauwkeurig bekend; en nogtans heeft Hij dit alles op Zich genomen, en Zich zoo met al zijn lijden aan God den Vader opgeofferd. Zóó wilde Hij een ofier der verzoening en voldoening tot aan het einde der eeuwen zijn voor al die ondankbaren, welke Hem lasterden, verachten of miskenden.
O Heer, hoe zou ik er aan kunnen denken, dat Gij God zelf zijt, en dat uw goddelijk Hart, bij den aanblik der versmading en kwelling, welke U zouden worden aangedaan, in een diepen afgrond van treurigheid verzonken is geweest; hoe zou ik er aan kunnen denken, dat Gij, o oneindige God, dit alles gaarne en vreugdevol voor mij hebt aanvaard, zonder dat ik mij door smart en gloeijende liefde diep-innig voel aangegrepen?
O Heer, ik vertrouw op uwe genade, en uit dien hoofde beloof ik U van nu af aan zekere bewijzen mijner liefde en dankbaarheid. Vlijtiger wil ik U voortaan bezoeken, en uw allerheiligst Hart innig beminnen en vereeren. O dat het mij mogelijk ware, al de verguizingen, die U in dit hoogheilig Sakrament door de menschen worden aangedaan, eenigermate te herstellen, en, door bestendige vereeniging met TJ, die ij selijke koudheid en onverschilligheid van zoovele geloo vigen j egens U te vergoeden. Heer , geef mij uwe genade!
197
Het Hart van Jesus, de troon der liefde en der smart.
Eerste Voorbereiding.
► 0
Stel u Jesus in 't heilig Sakrament zóó voor, als Hij aan de gelukzalige Margaretha Maria Alacoque is verschenen, toen Hij haar zijn goddelijk Hart toonde, gewond, gloeijend van liefdevlammen, met doornen gekroond, en daarboven een kruis.
Tweede Voorbereiding.
Bid dezen Koning en goddelijken Bruidegom, dat Hij u de verdiensten van zijne liefde en zijn lijden doe kennen, en u waardig wil maken, ten einde Hem met die gevoelens van dankbaarheid en deelneming te vereeren, welke Hij met regt van u verwacht
Eerste Punt.
Het allerheiligste Hart van Jesus was en is nog voortdurend de zetel van Christus' liefde.
Het hart is een van onze werkzaamste organen. Even zoo is het met het Hart van Jesus gesteld. O wonder! En dit goddelijk Hart is met eene gloeijende liefde niet alleen tot zijn' hemel-schen Vader, maar ook tot ons vervuld 3 O ge-loovige ziel, indien uw ijver gestorven ware, dring dan binnen in de liefdegeheimen van het goddelijk Hart! Toen dit Hart begon te leven, ving het aan u te beminnen. Bij het eerste oogen-blik van zijn bestaan heeft het al zijne gevoe-
198
lens u gewijd. Treed in den geest tot de kribbe, en beschouw het Hart van dit goddelijk Kind. In dit kleine Hart is de liefde reeds oneindig groot, en men kan ook in dit opzigt van het Kind Jesus zeggen: Gelijk een reus betrad Hij juichend zijne baan, namelijk zijne liefde-baan. Hoe vele zware, vermoeijende en harde schreden telt zijn Leven ! Bedenk slechts , wat ons eigen hart doet, wat het al op zich neemt, waartoe het in staat is, wanneer daarbinnen eene hartstogtelijke liefde brandt. Neem hiervan alles weg, wat onvolmaakt en boos is, en gij hebt datgene, wat het Hart van uwen goddelijken Bruidegom werkelijk en allerleven-digst voor u gevoelde. Men noemt de liefde een vuur, dewijl zij het hart van wezenlijken gloed doordringt. Deze gloed breidt zich uit, naarmate de liefde grooter wordt. Zoo is het bij verscheidene Heiligen noodzakelijk geweest , hunne borst in frissche lucht of zelfs met koud water af te koelen. En van zulk een' liefdegloed toch heeft het Hart van Jesus gedurende vele jaren voor u gebrand. Wanneer eene ziel bemint, dan neemt aan al hare daden geen werktuig zóó zeer deel, als het hart, dat met zijne bewegingen alles zoo levendig mogelijk vergezelt. Een hevig verlangen doet het kloppen en trillen, scheiding doet zijn bloed verstijven, ondank is voor het hart een dolksteek, door medelijden wordt het beklemd, door verlies ter neêr-geslagen , en den dood nabij gebragt. Al deze gevoelens nu veroorzaakt gij zonder ophouden
199
aan het goddelijk Hart, aan dit Hart, dat, ofschoon het al de smarten, waarvan gij de oorzaak zijt, voorzag, die evenwel op zich wilde nemen, wijl het u mateloos liefhad. O dat gij toch zóó heilig waret, als het goddelijk Hart het van u verlangt! Konde ik u toonen, niet de smarten, neen de vreugde, welke het heilig Hart dan voor al zijne moeiten en inspanningen geniet; kondet gij zien, hoe het dan in zijne liefde tot u zich verruimt, hoe hevig het van vreugde klopt, en op nieuw door de zoetste liefde is ontgloeid! Voorzeker is het waar, dat het heilig Hart van Jesus thans volmaakt gelukkig is, en dat niets zijn geluk kan storen. De mensch alléén kan, voor zooveel in hem is, evenwel Jesus' Hart bedroeven of verheugen, doch de gevolgen zullen voor hem niet uitblijven.
Wat denkt gij nu van de groote teederheid, waarmeê Jesus' Hart u bemint? Zijt gij niet alles aan dit heilig Hart verschuldigd? Wat verwacht het heden van u? Het verlangt aanbidding, lof, dank en bovenal eene vurige begeerte en het vaste voornemen, om uw hart geheel zijner liefde, en Hem alléén, toe te wijden.
Tweede Punt.
Smart is het middelpunt van alle gevoelens in het goddelijk Hart.
De eerwaardige Thomas van Kempen zegt: „ In de liefde leeft men niet zonder smart; het ge-heele leven van Jesus' Hart was kruis en lijden.quot;
200
Bepalen wij ons bloot bij de smarten van het goddelijk Hart gedurende het laatste lijden. Eoep in uwe ziel de gevoelens van afschrik en medelijden terug, welke gij misschien eene enkele maal gewaar werdt, als gij de wreede mishandelingen overdacht, welke Jesus in zijn heilig ligchaam heeft doorstaan, en bedenk dan, dat dit slechts het kleinste gedeelte van zijn lijden was. Veel smartvoller was hetgeen Hij in het verborgene, in zijn Hart leed.
Deze smarten begonnen inzonderheid bij het binnentreden in den hof der Olijven, en eindigden eerst met zijnen dood. Gelijk het hart de zetel der liefde is, zoo is het ook de zetel van alle smart. Niets kan derhalve smart in ons te weeg brengen, zonder dat het hart daaraan deel heeft. Trachten wij ons diensvolgens een zwak denkbeeld van het lijden te vormen, dat Jesus' H. Hart op zich nam; want al de smarten, welke Jesus leed, volgens getal en grootheid te begrijpen, is voor ons begrensd verstand niet mogelijk. Weerzin, vrees en treurigheid ontwaken in Hem wegens de nabij zijnde folteringen, welke men Hem zal aandoen, wegens de berooving van eiken bijstand en eiken troost, wegens den haat der zonde, en eindelijk wegens den ondank der menschen. Bedenk verder, dat de pijnen des ligchaams de eene na de andere volgden, en derhalve ook slechts de eene na de andere aan Jesus smart veroorzaakten, maar dat het Hart in den hof der Olijven geheel zijn lijden, al zijne smarten op eens gevoelde. Bedenk nog, dat, indien de teergevoeligheid
201
van Jesus' goddelijk ligchaam zeer groot was, die van zijn Hart evenwel oneindig grooter is geweest; dat wijders alle smarten en mishandelingen der overige ledematen van zijn heilig ligchaam zich in het hart vereenigden en hetzelve vervulden; dat eindelijk alle geregtsdienaars, hoe wreed en woedend zij ook tegen zijn heilig ligchaam te werk gingen, toch niet zoo geweldig waren, als zijne liefde, zijne oneindige liefde jegens zijn Hart is geweest.
Wie is dus in staat te begrijpen, of wie kan zich maar eenigermate voorstellen, welke de smarten, de angsten, de bitterheid, de afmatting, de krampachtige of zamentrekkende pijnen van dit Hart geweest zijn ? Neen, ik kan met geene woorden nitdrukken, wat ik hier gevoel!... Wat ik echter gevoel blijft nog verre beneden 'tgeen ik geloof!.. Jesus wilde slechts een teeken van de grootheid van zijn verborgen lijden geven, en daarom werkte Hij een wonder: — het bloedzweet, dat van geheel zijn ligchaam stroomde. O mijn Jesus! O Hart gloeijend van liefde, door lijden verscheurd, wat ben ik U schuldig! Moet ik U niet liefde voor liefde, lijden voor lijden wedergeven ? Maar zwak als ik ben, kan ik u niet voldoen, wat ik schuldig ben, wanneer Gij TJ niet vervaardigt, mij van uwe kracht meê te deelen. O schenk mij liefde, schenk mij brandende liefde! De liefde zij mijne leermeesteres, zij leere mij lijden, zij helpe mij lijden, zij zal bewerken, dat ik het lijden bemin, wijl ik alzoo aan TJ, o goddelijk Hart, gelijkvormig word.
15
Be liefdevolle wegschenking van het goddelijk Hart in 't Allerh. Sakrament des Altaars.
Eerste Voorbereiding.
Stel u Jesus voor op het oogenblik, waarin Hij dit goddelijk Sakrament instelde. Hij zit met zijne Apostelen aan tafel; Hij neemt het brood in zi]ne aanbiddelijke handen; Hij zegent het, en verandert het in zijn allerheiligst lig-chaam. Zijne oogen zijn ten hemel geheven; zijn aanschijn gloeit van liefde tot ons.
Tweede Yoorbereiding.
Bid Hem om bij zonderen bijstand voor deze oefening, opdat gij de hoogst beminnelijke wegschenking zijner liefde in dit verheven Sakrament regt zoudt erkennen , en daarvan doordrongen worden, om er aan te beantwoorden.
Eerste Ptint.
Jesus Christus heeft het heilig Sacrament des Altaars ingesteld, ten einde het vuri^ verlangen, dat Hem verteerde, om ons zijne goederen meê te deelen, te bevredigen. Geen ander middel scheen Hem daarvoor toereikend. Bedenk, o geloovige ziel, hoe dit milddadig Hart in zijne liefde tot u onverzadigbaar was. Want dit is niet bloot eene gave, gelijk de andere weldaden, welke de Heer aan de zielen bewijst, die Hij bemint; neen, deze gave overtreft verre weg al de overigen, en besluit tevens alle andere gaven in zich. Wat de ziel
203
slechts ooit in dit leven behoeft, dat alles vindt zij hier. Al mogezij doorhekoringen worden vervolgd, door troosteloosheid beangstigd, door ongeluk tot vrees en droefheid worden gebracht; al moge zij in armoede of ziekte of doodsangst zuchten, — in dit Sakrament vindt zij een heilmiddel voor alles, indien zij het maar weet te gebruiken. Daar zijn alle goederen vereenigd: wat een vriend, wat goede raad, goed voorbeeld, wat verstandige gedachten, ja zelfs, wat het godvruchtigste gebed ons vermag te geven , is ons daar overvloedig bereid. Daar hebben duizende zielen hare heiligheid verkregen, en daar is ook voor ons bestendig het noodzakelijke ter algeheele bekeering weggelegd. Andere middelen ontbreken ons dikwijls, doch Jesus is in dit Sakrament voortdurend tegenwoordig, — voortdurend bereid, en voor allen even liefdevol. O trage ziel, waarom bewandelt gij dus niet den weg tot God ? Waarom geeft gij u nog over aan deze zondige onverschilligheid ? Hoe kunt gij u aan zulk een groot genadewerk onttrekken ?
Edoch, dit II. Sakrament is niet slechts de inhoud van alle goddelijke genaden ; het is zelfs eene nieuwe, ja de grootste aller genaden. De andere gaven Gods zijn slechts vruchten der oneindige liefde van onzen Verlosser,—ditisdeboom, die de vruchten voortbragt; want het is de goddelijke Verlosser zelf. Middelerwijl Hij Zich aan u schenkt, deelt Hij u tevens alles zonder uitzondering mede. Hij geeft u zijne H. Menschheid met al de verdiensten van zijn aardsch leven; Hij
15*
204
Schenkt u zijne Godheid met al de schatten van zijne wijsheid, almagt en goedheid; in een woord : zijn verlangen, om u rijk te maken, heeft slechts die grenzen, welke gij Hem stelt, hetzij , omdat gij , wegens uwe weinig godsdienstige voorbereiding , niet waardig zijt, meer te ontvangen , hetzij^, omdat het eindige schepsel den Oneindige niet' kan omvatten. Overweeg wèl die zoo oneindig groote liefde, o wereld-gezind© ziel, gij, die voor mensclielijke vriend-schap zoo toegankelijk zijt. Een klein geschenk bedaart uwen toorn, wekt in n deelneming op, wint en verovert zelfs de liefde uws harten. En hoe! zou dit ondankbaar hart voor God alléén gevoelloos zijn ? O heb daar van harte berouw over, en maak tevens het vast besluit, u van stonden aan door zulke gedachten , gevoelens en werken te laten geleiden , welke gij verschuldigd zijt aan het god-delijk Hart, dat zoo groote wonderen van liefde en genaden heeft uitgewerkt.
Tweede Punt.
Jesus Christus heeft dit Sakrament ingesteld, om zich met onze zielen te vereenigen. Tot zóó ver ging de mededeeling zijner liefde.
Hij is zelf Degene, van wien het Evangelie spreekt, die al zijne schatten verkoopt, om eene ziel te verwerven,welke Hem zeer kostbaar schijnt. O Jesus, Zoon van den levenden God, zijn dan wij, is dan het bezit onzer zielen voor U iets zoo kostbaars ? Mijne ziel, begrijpt gij de grootheid van
205
dit geheim ? De Zoon van den eeuwigen Vader heeft slechts één verlangen, om met u één te zijn door de innigste vereeniging, die tusschen een eeuwigen God en een sterfelijk schepsel mogelijk is! In zijne almagt en wijsheid heeft Hij een middel uitgevonden, om Zich met u als te versmelten, middelerwijl Hij uwe spijze wordt. Hij wilde gansch en al aan het schepsel toehehooren, opdat dit in liefdevolle teruggave zich zelf geheel en al Hem schenken zou. Het verstand zou dit voor onmogelijk houden, wanneer het niet door het geloof deswege ware onderrigt. O mijn Jesus en mijn God, ik geloof het, ja ik geloof het. Doch hoe zou ik bij zulk eene groote liefde nog koud kunnen blijven ? Hoe laat, o mijn Jesus ! heb ik ü en mij zei ven gekend!.... Hoe meer ik U met bewondering aanschouw, des te meer schrik ik voor mij zei ven.... Hoe menigmaal hebt gij u zeiven liefdevol aan mijne ziel gehuwd 1 Maar, o goddelijke liefde, met welk een afschuwelijk mensch hebtGij uvereenigd? Welk een afschuw van onwaardigheid, van onreinheid, van koudheid en ondank ? Dikwerf voelde mijne ziel zich in het oogenblik uwer tegenwoordigheid van ongekende blijdschap vervuld,die zóó zoet was, dat één oogenblik, voor al mijn bloed gekocht, slechts een geringe prijs zou wezen! Doch deze blinde,dwaze,zondige ziel heeft dit kostbaar oogenblik nutteloos laten voorbijgaan. DeSeraphijnen hebben mij dat oogenblik benijd, en ik heb ^ het voor niets geacht... Ik heb de zinnen, de wereld, de hartstochten gediend, en wat hebben deze mij gegeven voor alles, wat ik voor hen
206
deed, en voor alles, wat ik om hunnentwege verloor ?
Overdenk hier een wijl langer, en vergelijk het bezit van den God der liefde met de vergankelijke goederen en vreugden, welke u den smaak en de genieting van het allerhoogste Goed ontnomen hehhen. Maak vervolgens uwe voornemens, en bid om genade. Verzaak de liefde tot u zeiven , en breng eindelijk zonder eenig voorbehoud uw hart aan het Hart van Jesus en aan zijne oneindige liefde ten offer.
Zaligheid van het Bart van Jesus in H H.
Sakrament des Altaars.
Eerste Voorbereiding.
Stel u voor hoe Jesus in 't allerheiligst Sakra-ment zijne borst opent, en u op een schitterenden en vurigen troon zijn Hart toont.
Tweede Voorbereiding.
Bid Hem , dat Hij u iets van dat hemelsch zoete licht en van dat goddelijk vuur gelieve meê te deelen , om uw hart te verlichten , en in zijne liefde te verwarmen.
Eerste Punt.
Vraag u zeiven af , wat gi] in 't aanschijn van Jesus' Hart van de grootheid, van de schoonheid en van de bevrediging der aardsche goederen denken moet. Opgesloten in het Ciborie , verheugt zich dit Hart in eene oneindige gelukzaligheid,
207
ofschoon het niets van dat alles heeft, wat de wereld zoekt, of wat uwer eigenliefde zoo noodzakelijk toeschijnt, om gelukkig te wezen. In plaats van die zamenspraken en gezelschappen, waarin de wereld zoozeer haar behagen vindt, heeft Jesus niets dan stilte en eenzaamheid tot Zijne gestadige omgeving. In plaats van paar-len en kostbare vaten, heeft Hij menigwerf een arm tabernakel, niet zelden van alle sieraad beroofd. Gedurende de weinige uren, dat Hij niet alleen is, zijn het meestal de armoedigste en onbeduidendste menschen der wereld, die Hem omgeven. Maar hoe menigwerf ziet Hij zich ook van zijne vijanden omringd ? Hoe vaak wordt Hij mishandeld, ont-eerd, gehoond? Waarlijk, in de oogen onzer eigenliefde kan er geen bitterder en ellendiger' toestand bestaan. Dit goddelijk Hart echter verliest in zulk eene duistere eenzaamheid, in zulk een gezelschap, in weerwil van alle beleedigingen , waarmede het overladen wordt, niet het minste van zijne eindelooze zaligheid. — En gij , gij verliest zoo menigmaal de rust! En om welke reden? Uw zwak en verblind hart heeft zich aan aardsche goederen gehecht, en daarin zijn geluk gezocht. Maar uw hart is toch van dezelfde natuur als het Hart van Jesus. Gelijk dus dit goddelijk Hart niet voor deze goederen, welke onze zinnen bekoren, geschapen is, zoo ook het uwe niet. Erken eindelijk uwe dwaling! — Oneindig gelukkig Hart 1 Laat mij, o Jesus, de valschheid van dat geluk
208
dat onophoudelijk mijne eigenliefde misleidt, en mijn verstand verduistert, naar waarheid inzien, en schenk mij eene diepe verachting voor alles, wat de wereld lief heeft en hoogschat.
Onderzoek hier, wat uwe eigenliefde het meest nog begeert en verlangt, en maak het besluit, om voortaan naar het tegenovergestelde te haken. — Smeek echter vooral om Gods genade.
Tweede Punt.
Vraag u zeiven in het aanschijn van het goddelijk Hart af, wat men van de grootheid, van de schoonheid en van de quot;bevrediging der hemel-sche goederen denken moet. De liefde en het bezit van God zijn de bronwellen der zaligheid voor Jesus' Hart. Dewijl dit Hart met God per-soonliik is vereenigd, zoo is zyn geluk, even als zijne liefde en vereeniging met God, oneindig. Derhalve is het gemis en de ontbering van alle aardsche goederen, waaraan onze zinnen zoo gretig hangen, niet in staat, om zijn geluk in het minste te storen. De kleine offerkelk is voor dit Hart hetzelfde, wat er de troon zijner heerlijkheid voor in den hemel is. Staar eene enkele maal sterk in de zon, en gij zult eenigen tijd daarna niets zien; want de felle indruk, dien de zonnestralen op uwe oogen maakten, laat voor iederen zwakkeren indruk de oogen gevoelloos, O gelukkige gevoelloosheid voor de goederen dezer wereld. Zij alléén kan hier op aarde or.ze harten gelukkig maken! Zeg daarom tot u zei ven: Mijn
209
hart heeft geene andere natuur, dan het Hart van Jesus, Wat alzoo dit Hart gelukkig maakt, dat alléén kan het geluk van het mijne verzekeren. Roep in uw geheugen terug die dagen of uren, waarin gij u van warme liefde voor God voeldet gloeijen. O zoete en tevens bittere herinnering! Wat ging er toen in u om? Vergelijk uwen tegenwoordigen toestand met den toenmaligen. Heb medelijden met u zeiven, zooals gij thans zijt; benijd het u, zooals gij vroeger waart; verontrust u over u zei ven. — O Hart van mijn' Jesus, eindeloos gelukkig en tevreden, wanneer zult Gij ü mijner ontfermen?quot; „Zwakke ziel,quot; luidt Jesus' woord uit zijn' tabernakel, „wanneer zult gij u over Mij ontfermen ?quot; En wat wilt gij antwoorden ?
Bid Hem ootmoedig om vergiffenis, dat gij het vuur der liefde, dat Hij zelf in uw hart heeft ontstoken , liet uitdooven. Maak het moedig en vast besluit, en breng het nu reeds in uitvoering, om u van alles los te rukken en te scheiden, aan alles vaarwel te zeggen, wat den wasdom der goddelijke liefde en bijvolg uwer zaligheid, ja, zelfs wat uw geluk op aarde zou kunnen hinderlijk zijn.
V.
De genaden, welke het Hart van Jesus in 'i heilig Sakrament des Altaars voor ons bereid houdt.
Eerste Voorbereiding.
Stel u voor hoe Jesus in 't Allerheiligst Sacrament zijne borst opent, en u zijn Hart toont,
210
waaruit een heldere waterstroom ontspringt, de genade namelijk, welke Hij aan allen, die tot Hem komen, verlangt meê te deelen.
Tweede Yoorbereiding.
Ga tot Jesus als een zieke, die geheel met melaatschheid is geslagen, en hevigen doist lijdt, en bid Hem, dat Hij u door zijne genade gelieve te genezen, te reinigen en te sterken.
JEerste Funt,
Het leven van Jesus in dit verheven Sakra-ment is in waarheid genadevol. Welke gevoelens waren in dit Hart werkzaam, toen de Heer nog onder ons was, en de zieken genas, hen zelfs opzocht, om ze te genezen, als Hij den blinden het licht der oogen, den dooden het leven wedergaf; kortom, als Hij uit liefde tot ons zoo vele wonderen werkte? Al deze gevoelens van medelijden, van teederheid, van ontferming, van milddadigheid vervullen dit Hart ook nu nog in dit Sakrament, dat de korte inhoud van al zijne wonderen is.
Wat gevoelde datzelfde Hart, toen het al die moeijelijkheden.die wederwaardigheden, die smarten op zich nam? Juist deze liefde, deze oneindige liefde gevoelt het ook nu nog in het Allerheiligste Sakrament voor ons, waar het dagelijks het werk der verlossing vernieuwt. Hoe sterk is niet het geweld en de onrust eener groote vlam, welke binnen eene enge plaats is ingesloten? Datzelfde geldt ook van de liefde van ditgoddelijk Hart.
211
Ja ! het Hart van Jesus voelt eene onbeschrijfelijke smart wegens de overvloedige genaden, die het in zich besluit, en die het aan niemand kan meêdeelen, dewijl niemand ze verlangt. Deze wondervolle God sprak eens tot eene Hem getrouwe ziel, terwijl Hij haar zijn Hart toonde: „Mijn Hart wordt van verlangen verteerd, om zich meê tedeelen aan de zielen. Help mij , mijne Dochter, om dien gloed te stillen; verkondig, en laat het allen kenbaar zijn, dat ik mijne genaden in overvloedigen rijkdom wil meêdeelen aan allen, die ze uit mijn hart wenschen te putten.quot;
Zijt gij eene dier koude zielen, die voor dit minnend goddelijk Hart geen gevoel meer hebben ? Hebt gij regt begrepen, welke de gevoelens van dit Hart zijn? Wat dunkt u van 't geen gij er heden van gehoord hebt ? Wat houdt gij van u zeiven ? O liefdevol, o milddadig Hart, ach, dat ik U niet vroeger gekend hebbe! Daarom was ik dan ook tot heden toe zoo zeer van de genade beroofd , had ik zoo weinig vertrouwen op U, was ik zoo kleinmoedig en neêrslagtig in mijne gebeden.
Wek in u op: bewondering; — dankbaarheid ; — vertrouwen; — goede voornemens.
Tvjeede Funt.
Welke gezindheden en gevoelens verlangt van u het leven, rijk in genaden, dat Jesus in 't Allerheiligste Sakrament des Altaars leeft ?
Yooral moet gij dit Hart als uw eenigen toe-vlugt in allen nood beschouwen. Dat hebt gij
212
tot heden toe niet gedaan; want tot dit liefdevolle Hart naamt gij het allerlaatste uwen toe-vlugt. Haddet gij inderdaad geloofd, dat gij in dit Hart hulp in al uwe bekoringen, in alle treurigheid, in uw' twijfel en uwe zwakheden zoudt vinden, voorzeker, zoudt gij ze dan niet hij de schepselen of bij het zingenot of bi] de bevrediging der hartstochten gezocht hebben. Onderzoek u ernstig, welke beleediging gij hierdoor het voortreffelijkste en beminnenswaardigste Hart hebt aangedaan, en begin van stonden aan, om ze te herstellen.
Vervolgens moet gi] tot dit goddelijk Hart naderen met een levendig en gloeijend verlangen naar zijne genade, welke gij zoo zeer behoeft. Het goddelijk Hart kent nauwkeurig al de bewegingen uws harten, al zijn ze ook nog zoo verborgen. Het ziet maar al te goed, dat gij slechts een gering verlangen hebt, om het te beminnen, zelfs in het oogenblik, waarin gi] het om genade smeekt. Het ziet, dat gij zelfs de genade ter geheele verloochening vreest, ja, dat uw hart, terwijl uw mond bidt, terugbeeft voor den haat van u zeiven, voor de liefde der vernedering , voor de volslagene verzaking van al uwe neigingen en begeerten. Doch deze genaden zult gij nimmer bekomen, tenzij gij een opregt en gloeijend verlangen daarnaar hebbet. Bedenk hoe Jesus brandt van begeerte, om u zijne genaden te schenken, en vergelijk daarmede uw gering verlangen, om haar te verwerven. Schaam u derhalve tot in het diepst van uw hart over
213
li zeiven; smeek den Heer ootmoedig om vergiffenis, en bid Hem, dat Hij n boven alles de genade verleene van innig te begeeren, door zijne genaden genezen te worden, en dat gij alzoo het verlangen, dat Hij koestert, om n zijne genaden mee te deelen, waardig wordet.
Eindelijk moet gij tot het Hart van Jesus uwen toevlugt nemen — ongetwijfeld, wel is waar, met groote nederigheid, maar ook met een groot, een levend, een van liefde gloeijend vertrouwen, d. i. met eene soort van vriendschappelijke vertrouwelijkheid, welke God ons toestaat, en in dit Sakra-ment zelfs van ons verlangt. O ziel, gij die uw geluk niet kent, is dit niet het grootste wonder, dat dit Hart voor ons verrigtte? Deze God vol majesteit en heerlijkheid, voor wien de Hemelen en alle Engelen van heiligen eerbied sidderen, daalt zoo diep op aarde af, dat Hij vertrouwelijk met ons verkeeren wil. Gij schenkt uw hart weg aan armzalige schepselen, die menigwerf nog lager staan, dan gij zelf, die u welligt onteeren en verraden; en uw hart verwijdert zich van — sluit zich voor God, die uit den hemel tot u nederkwam! Neen, het is geen ootmoed, welke u van verre houdt, het is geen gebrek aan liefde! — O Hart van mijn' God, oneindig liefdevol en oneindig beminnenswaardig, moge het anders worden! — Open dan uw hart geheel en al aan uwen Jesus; maak Hem uw lijden kenbaar; toon Hem uwe wonden; leg Hem al uwe behoeften bloot. Geenbedroefd hart, datmet ijveren vertrouwen tot Hem smeekt, kan Hij wederstaan.
214
Het of er van Jesus1 Hart in '/! heilig
Sahrament des Altaars.
Eerste Voorbereiding.
Stel U Jesus in 't Allerheiligste als Offerlam voor , dat op het pnnt is van geslagtofferd te worden, en zie, hoe nit zijn heilig Hart de vlammen dringen , welke dit offer verteeren.
Tweede Voorbereiding.
Bid Hem, dat Hij u de hooge waarde des offers, hetwelk Hij voortdurend voor ons opdraagt, regt doe erkennen, en u moed geve, om Hem, door vol-komene opoffering van u zeiven, na te volgen.
Eerste Punt.
De liefde van Jesus Christus tot zijn hemelschen Vader en tot ons was de voornaamste grond van zijn' offerdood aan het kruis; maar ook de haat zijner vijanden en de wreedaardigheid dergenen, die Hem kruisigden, hebben er deel aan gehad. Hier, in 't heilig Sakrament des Altaars, heeft de liefde alles gedaan. Het is eene nieuwe vinding van een van liefde brandend Hart; het is een werk van dat Hart alléén, hetwelk niet op kan houden te beminnen. Der glorie en der verheerlijking Gods, zoowel als der verlossing van 't menschelijk geslacht, was door den kruisdood oneindig voldaan; waartoe alzoo deze lange en bestendige herhaling van datzelfde offer ? Wijl datgene, wat de oneindige geregtigheid des Vaders bevredigde, voor de
215
oneindige liefde van den Zoon, voor zijn Hart niet genoegzaam was. Opdat Jesus den kruisdood zoude sterven, moest voor zijne vijanden zijne G-odheid onbekend blijven, vermits zij bet toch nimmer zouden gewaagd hebben, Dengenen te kruisigen, dien zij voor den Zoon Gods hielden. Opdat Hij echter dit offer in 't Sakrament zou kunnen vernieuwen, moest Hij ook zijne heilige menschheid verbergen. En Hij deed het, om louter zijne liefde te bevredigen. Waarom toch vergenoegt Hij Zich niet, om dit Geheim ieder jaar eenmaal te herhalen, gelijk dit met de overige kerkelijke feesten geschiedt ? Waarom heeft Hij dit offer niet ten minste zóó willen herhalen, dat het met eene zijner majesteit waardige plegtigheid geschiede?
Waarom wilde Hij Zich onder zulke onaanzienlijke gedaante omsluijeren, waaronder men Hem duizende malen bespot?.. De moeijelijk-heden, welke, uit de grootheid en oneindige majesteit Gods en uit onze armzaligheid voortspruitende, der uitvoering van dit werk in den weg stonden, waren ontelbaar, en alleen de liefde van een Hart, dat in zijne liefde onverzadigbaar is, kon ze overwinnen.
Hebt gij begrepen, wat Jesus in 't offer van 't heilig Sakrament voor u op Zich genomen heeft?
Bewonder dit, zeg het goddelflk Hart daarvoor dank, en maak het besluit, om aan zulk eene liefde te beantwoorden.
Tweede Punt.
Het offerleven, dat Jesus in 't Allerheiligste
216
Sakramênt voor u leeft, noodigt ook U uit, een dergelijk leven, vol van opoffering, voor Hem te leiden. Wilt gij aan zijne liefde beantwoorden, zoo behoeft gij Hem slechts na te volgen. Zijne liefde tot u is het, welke Hem dagelijks voor u offert: bemin Hem en 't zal u niet meer zwaar vallen, u zeiven voor Jesus op te offeren. O wistet gij toch eens, hoe zeer Hem die ijdele en geringe offers mishagen, welke men Hem menigwerf aanbiedt! Bedenk het wél: dat zijn teekenen eener zwakke liefde! Van waar komt het, dat ingekeerdheid, armoede en gehoorzaamheid zoo zwaar en drukkend voor u zijn ? Waarom schijnt het u bijna onmogelijk, eene verkeerde neiging te onderdrukken of eene toegenegenheid te matigen ? De reden hiervan is, dat gij, gedurende de vele jaren, waarin gij den Heer moest toebehooren, nog geen' druppel van die vreugde hebt geproefd , welke minnende zielen in kruis en lijden gewaar worden. O, blinde ziel! breng u ten offer, en gij zult verstaan, Hem te beminnen. Ieder klein offer verheft de liefde in u een' graad hooger, en iedere nieuwe graad der liefde schenkt nieuwen moed tot nieuwe, grootere offers. Wanneer de ziel ook maar weinig ver-rigt, doch het bestendig doet, zoo verkrijgt zij achtereenvolgens immer meer kracht; totdat eindelijk het Hart van Jesus, ongeduldig haar slechts zoo weinig genaden te kunnen mededee-len, deze ziel plotseling, wanneer zij dit welligt het minst verwacht, tot de volkomene opoffering
217
van zich zelve voert. Indien de ziel nu niet wederstaat, dan voedt Jesus dien kleinen liefdegloed, welken Hij in haar hart heeft aangewakkerd, immer meer en meer, tot dat de vlam zoo groot is, dat de ziel de heldendaad verrigt, welke het begin van hare heiliging wezen zal. Dit is de gewone weg tot de heiligheid. Beschouw hem naauwkeurig, hij is veel gemakkelijker dan bij schijnt. Vergelijk het offer, dat Jesus voor u gebragt heeft, met hetgeen Hij thans van u vordert. Is dit klein, welk een smaad is het dan, Hem dat te weigeren. Is het intusschen groot, o noem u dan gelukkig! Want dan is het heden de dag, waarop de Heer uwe heiligmaking bewerken, uw geluk bevestigen wil.
Kigt uwe blikken onafgewend op het tabernakel. Daar is uw hoogste Goed, daar de Bruidegom uwer ziel, daar uw God, die Zich voor u offert. Spreek tot dat aanbiddenswaardig Hart met het vertrouwen en met die vertrouwelijkheid, welke gij uit de laatste overweging of oefening geleerd hebt, en maak uwe besluiten.
Ootmoed vau Jesus1 Hart in 'l heilig Sakrament des Allaars.
Eerste Voorbereiding.
Bedenk, dat Jesus in het tabernakel zonder eenige pracht of majesteit verschijnt, en stel u tevens zoo veel mogelijk de oneindige glorie voor,
16
218
welke Hem in den hemel omgeeft. Vergelijk deze beide toestanden, en sla hun verschil gade.
Tweede Yoorbereiding.
Bid den Heer, dat Hij u de geheime bedoelingen doe kennen, welke Hij had, wanneer Hij zulk een' toestand, zijner onwaardig, verkoos, en dat Hij u dezen staat van nederigheid en ootmoed regt beminnelijk make, ten einde gij Hem daarin zoudt navolgen.
Her de Punt.
Vernedering van zich zeiven en liefde voor al hetgeen daartoe kan bijdragen, zijn de zekere kenteekenen van den ootmoed. Overweeg de vernedering van Jesus in 't Allerh. Sakrament. Hij laat daar niets hoegenaamd doorschemeren, dat Hem vereering zou kunnen veroorzaken. Waar is hier zelfs maar een spoor zijner Godheid? De glans, de majesteit, de troon der heerlijkheid, de Engelen, die Hem omringen, waar zijn zij ? Waar is hier een kenmerk van die magt, welke het heelal ondersteunt, van die wijsheid, welke het bestuurt, van die heerschappij, welke over hemel en aarde het gebied voert Hadde Hij zich meer kunnen verbergen, wanneer Hij zou gevreesd hebben, als God vereerd te worden? Ja, hadde Hij Zich zeiven meer kunnen verbergen, wanneer Hij ver-waarloozing en verachting van onze zijde zou gezocht hebben?
Hij verblijft in eene enge woning van hout of soms van marmer, en zijn huis is vaak zeer
219
eenvoudig. Hij had van de christenen kunnen verlangen, dat zij goud en edelgesteenten voor zijn tabernakel zo aden offeren, gelijk Hij dit deed voor den bouw des tempels door Salomon. Maar dewijl Hij wist, wat er gebeuren zou, gaf Hij zich aan de onverschilligheid, aan de gierigheid, aan de ongodsdienstigheid , kortom aan geheel den ondank der menschen prijs. Waar is er verhevener toonbeeld van een ootmoedig hart ? Geene noodzakelijkheid heeft hem tot zulk eene handelwijzegebragt, neen, vrijwillig heeft Hij deze verootmoedigingen gekozen, en vrijwillig verschijnt Hij zoo verachtelijk voor ons. 't Is een hart, hetwelk den ootmoed met ondubbelzinnige liefde omvat. Jesus nu wil, dat wij dezen ootmoed zullen navolgen.
Onderzoek derhalve, of datgeen, wat gij uit ootmoed misschien nu en dan verrigt , zóó vrijwillig en zoo opregt zij. Is het u ook, gelijk aan 'tHart van Jesus, om het even, of gij geacht of veracht wordt? Laat ook gij, gelijk het Hart van Jesus, de eer en de versmading aan den willekeur van anderen over? O welk een voorbeeld! Welk eene leering! Welk een onderscheid hierin tusschen u en J. C., uw' Koning en uw' Bruidegom! Bedenk dit, neem uw besluit, en bid God om bijstand.
Tweede Punt,
Beschouw twee omstandigheden bij den ootmoed van Jesus in 't Allerheiligste ;
1. £en hart, dat minder dan Jesus'Hart den
16*
220
ootmoed beminde, zou kunnen gelooven, dat de verheerlijkingen de eer van God het vorderen, om aan de vernedering , waarin de Heer in 't heilig Sakrament verschijnt, zekere grenzen te moeten stellen. V/anneer God nu en dan een straal zijner majesteit liet doorbreken, zou Hij gewis veel gemakkelijker en zekerder gekend en vereerd worden.
Maar zóó dacht het Hart van Jesus niet. Het wilde ons een voorbeeld van volkomen' ootmoed geven. — Bedenk mijne ziel, dat het uwe verborgene ij delheid is, waardoor gij u menigwerf laat misleiden. Indien ik zwijg, zegt gij, indien ik toegeef, zoo is mijne eer, mijne onschuld, ja.de gereg-tigheid zelfs op 't spel gezet. O weet gij dan niet, dat het der onschuld schoonste sieraad is, onregt-\aardig mishandeld te worden? Dat de geregtig-heid haar' grootsten roem daarin vindt, dat zij eene onregtvaardige behandeling ootmoedig verdraagt? Dat is de lievelings-grondstelling van Jesus'ootmoedig Hart. In de wereld zelfs zijn er personen, die overeenkomstig deze grondstelling handelen, en aan gelegenheid ontbreekt het waarlijk niet.
2. Een hart, dat minder dan Jesus' Hart den ootmoed liefheeft, zou kunnen gelooven, dat het voor het heil der ziel nuttiger ware, indien de Heer nu en dan Zich op tastbare wijze deed kennen. O vleesch geworden Woord! Wie onzer zou den glans uwer liefdevolle en hemelsche schoonheid kunnen weêrstaan ? Zou zij ons niet als een bliksemstraal treffen, en diep aangrijpen, al ware de aanblik er van nog zoo vlugtigenkort?
221
Doch zóó dacht het hart van Jesus niet. In zijne oneindige wijsheid hield de Zaligmaker het verreweg voor heter, ons in 't heilig Sakrament een voorbeeld van volmaakten ootmoed te geven. Het is daardoor zeker, dat uw hoogmoed, uwe zelfschatting en dit zelfvertrouwen, dat u tot eene andere natuur is geworden, voor Jesus een gruwel zijn, en dat Hij dit alles voor zijne en uwe grootste vijanden houdt. Om u door zijn voorbeeld hierin van uwen waan te bevrijden, heeft Hij, om des te gemakkelijker onze liefde te verwerven. Zich zeiven vernietigd, en Zich zóó zeer verborgen, O wonderbaar ootmoedig Hart, oneindig ootmoediger Verlosser! Gij zijt mij zoo veel te beminnenswaardiger, hoe verachtelijker Gij om mijnentwille geworden zijt.— Onderzoek nu uw leven, maak bepaalde voornemens, welke betrekking hebben op 't geen dikwerf voorkomt, en bid vurig om de genaden des Hemels.
Liefde van Jesus Hart in Tiet II. Salcrament des Altaars.
Eerste Voorbereiding.
Vestig uwe blikken onafgewend en met liefde op het heilig tabernakel; verwek uit geheel uw hart een levend geloof aan Christus' tegenwoordigheid , en stel u voor, dat gij Hem tot zijne Apostelen hoort zeggen: „Zie, Ik ben met u tot aan de voleinding der eeuwen.quot;
Tweede Voorbereiding.
Bid God, dat Hij u al de liefde tot u laat ge-
222
voelen, welke Hij door zijne voortdurende tegenwoordigheid in 't heilig Sakrament toont, alsmede, dat Hij n die gevoelens van dankbaarheid verleene, welke gij voor zulke liefde hebben moet.
'Eerste Punt.
Jesus had onze heiliging ook kunnen bewerkstelligen , zonder Zich aan ons op deze wijze werkelijk meê te deelen; doch eene liefde, welke zoo groot als de Zijne is, kon er zich niet mede vergenoegen, ons , als het ware, uit de verte te redden; Hij wilde het zelf, in eigen Persoon doen. Maar waarom heeft Hij Zich niet tevreden gesteld, slechts in en gedurende de heilige offerande der Mis tegenwoordig te zijn ? Kon Hij dan niet op deze wijze dagelijks een groot aantal zijner getrouwen bezoeken? Neen, dat was voor zijn Hart niet voldoende. Hij wilde onafgebroken in het Allerheiligste bij ons zijn; Hij wilde voor immer als onze medeburger worden, en met ons en bij ons wonen. Hij had Zich in iedere provincie eene stad, en in iedere stad éene kerk kunnen uitkiezen. Dan, ook dit was niet genoeg voor zijn Hart, Hij wilde overal zijn... 't Is dus waar, wat de Heiligen zeggen., dat Jesus* Hart van liefde tot ons gloeit. Overdenk hier de grootheid van het wonder, dat in deze tegenwoordigheid op ontelbare plaatsen geschiedt. Zijne menschheid is als in het oneindige vermenigvuldigd. Doch overdenk hierbij tevens, aan hoeveel smaad juist deze vermenigvuldiging zijner
223
tegenwoordigheid Hem blootstelt, en prijs geeft.
En gij, beantwoordt gij aan Jesus' liefderijk verlangen, om met u te zijn, door een gelijk verlangen, om met Hem te wezen ? Onderzoek u zeiven hierin. Wat kost het u, Hem te bezoeken? Hoeveel moeite, kosten en tijd is er niet van noode, om de grooten der wereld te genaken ! Hoevele ceremoniën en reinigingen waren den joden niet voorgeschreven, wanneer zij voor de Bondsark wilden verschijnen ! Om echter tot dezen God der liefde te naderen , bestaat er geen hinderpaal; noch armoede, noch afzigtelijkheid, noch nederige stand, noch ellendige kleeding, kortom, niets hoegenaamd houdt u terug. Bemin Hem slechts, en uwe liefde geeft u het regt, door Hem te worden opgenomen, en de zekerheid, om bij Hem, als bij den besten quot;Vriend, het welwillendste gehoor te vinden. O onbegrijpelijke liefde! Welke genade, welke teederbeid! Maar welke verwijtingen voor eene ziel, dieuitijdele en nietswaardige beweegredenen zich laat weêr-bouden, Jesus te bezoeken.
Tweede Vunt.
Let nog op een nieuw bewijs van het verlangen, dat Jesus koestert, om met u te zijn. Het doet Hem zoo groote vreugde, met ons te wezen, dat, wanneer wij verhinderd zijn. Hem te bezoeken, Hij Zich tot ons laat dragen ! Is dat geen bewijs van een nameloos verlangen ! En waarheen laat Hij Zich menigwerf dragen ? Naar
224
plaatsen, waarvoor uwe vertroetelde natuur zou terugbeven , in armoedige stulpen, in woonvertrekken vol besmetting , in donkere en vochtige gevangenissen. De liefde intusschen van dezen G-od is zoo groot, zoo vurig is zijn verlangen, met ons te zijn, dat Hij dit alles niet acht.
In de eerste dagen van het christendom was het den christenen toegestaan, 's Heeren ligchaam met zich te nemen en 't huis te bewaren , of zelfs op reis bij zich te dragen; en hadde de Kerk niet, met het oog op de verslapping des geloofs en de onteering, welke daardoor 's Heeren ligchaam werd prijs gegeven, dit verboden, dan zou Jesus Zich ook heden nog op deze wijze laten behandelen en omdragen.
Wat denkt gij deswege? Hebt gij wel eens daarover regt nagedacht, welk eene groote liefde ons in de gedurige tegenwoordigheid van Christus in 't allerh. Sakrament wordt te kennen gegeven? Maar beschouw nog eene nieuwe daad zijner wondervolle goedheid. Ofschoon zijn verlangen, om met u te zijn, zoo groot is, vergunt Hij u evenwel, uwe tijdelijke bezigheden te verrigten, en hindert u geenszins in hare behartiging. Zijt gij verpligt, uwe beroepsbezighed.en waar te nemen, uw dienstwerk te doen, Hij wordt niet ongeduldig, wanneer Hij alléén is; Hij wacht, totdat gij gereed zijt om tot Hem te kunnen gaan. Ja zelfs houdt Hij u niet af van een gepast onderhoud; ongestoord laat Hij u aan tafel gaan, of vergunt u, gelijk te voren, op betamelijke
225
wijze u te verstrooijen en te ontspatmen. Kan men zich wel eene meer wonderbare liefde dan deze verbeelden? Schijnt het niet, dat, terwijl Hij zijne liefde tracht te voldoen, Hij zich nogtans hoedt, n lastig te worden ? Behalve de vele uren van den dag, is Hij ook den ganschen nacht verlaten, en , terwijl gij slaapt, waakt zijn Hart over u, het waakt en bidt voor n bij den hemelschen Vader; het behoedt en verdedigt u tegen alle gevaren, welke u omringen; het waakt eindelijk met liefde en trouw over geheel uw huis. Wanneer eene zoo teedere, zoo bescheidene, zoo standvastige, zoo weldadige, zoo volmaakte liefde uw hart nog koud laat, dan hebt gij óf geen geloof, öf een hart, dat zijner tegenwoordigheid niet waardig is. Doe u regtmatige verwijten, ween over u zeiven, dat gij God zoo miskend hebt, en maak een besluit gelijk de dankbaarheid vordert, welke gij aan Jesus verschuldigd zijt. Hij heeft uit liefde tot u Zich zeiven vergeten, en Zich vrijwillig opgelegd, om met u en bij u te leven.
IX.
Het werkdadig leven van Jesus Hart in het heilig Sakrament des Altaars.
Eerste Voorbereiding.
Stel u Jesus voor in 't Allerheiligste als den goeden Herder, die op zijne schouderen een verwond en stervend schaapje draagt, het geneest, en nieuw leven schenkt, terwijl Hij het aan zijn Hart drukt.
226
Tweede Voorbereiding.
Bid den Heer om vurigen ijver, opdat ook gij het uwe zoudt verrigten, om de kennis en liefde van dit Hart te verbreiden.
Eerste Punt.
De eer van zijn' hemelschen Vader en het heil der zielen zijn de groote beweegredenen, die Jesus in 't allerh. Sakrament doen verblijven. Ziedaar, wat dit minnende Hart begeert, en dit te bereiken, is zijne eenige bezigheid in het tabernakel. Van daaruit leidt en bestuurt Hij zijne Kerk, Aan dezen godde-lijken disch spijst en verlevendigt Hij zijne schapen, wier Herder Hij is; deze schapen zijn de zielen, voor welke Hij hier Leeraar, Geneesheer en Beschermer is. Hier heft Hij ze op, en onderrigt Hij hen gelijk een voorzigtig en bezorgd Leeraar, en versterkt hunne zwakheden. Hier roept Hij te zamen, nu eens met de mildheid en goedheid van een' Vriend, vervolgens door bedreigingen, verder door liefdevolle beloften, gelijk een zorgzame Vader, — de zwakke en laan we zielen, en geeft haar leven, gezondheid en jeugdige kracht terug. Kortom, al het goede, dat wij bekomen, stroomt uit deze bronwel, en dit Hart is de zee des lichts, der liefde, der heiliging en van alle geestelijke goederen , welke over het geheimzinnig ligchaam der Kerk worden uitgegoten. Wilt gij dus dit Hart toebehooren, neem dan zijn' geest aan, deel zijn'
227
arbeid, maak zijne belangen tot de uwe. — Gij zijt zijn slaaf: want Jesus' Hart heeft u voor een' hoogen prijs gekocht; gij moet dus al uwe krachten aanwenden, om datgene te doen, wat Jesus' Hart verlangt, wat Jesus Hart tot troost kan strekken. Gij zijt Zijn kind; gij moet alzoo van ganscher harte voor datgene bezorgd zijn, wat uw' Vader zoo zeer aan 't Harte ligt. quot;Welk eene schande is het voor u, wanneer gij, wel is waar, de zoetheid zijner liefde proeft, doch om zijne eer geenszins bekommerd zijt. Alzoo kan niets u van den pligt vrijspreken, om, overeenkomstig uwe krachten, aan de eer van God en het heil der zielen te arbeiden. Weldra zult gij zien, dat gij het kunt; overtuig u slechts vooreerst, dat het uwe heiligste verpligting is.
Doorzoek de gedachten, woorden en werken uws levens, en zie, of zij allen slechts daarnaar streven, uwen Heer en Meester, uw' Vader, den Bruidegom uwer ziel, door alle menschen verheerlijkt te zien. Inderdaad, het is onmogelijk , Jesus te beminnen en niets voor Hem te willen doen. Maak ten dezen opzigte uw besluit. Gelukkig het huisgezin, waar allen te zamen dit besluit vormen.
Tweede punt.
Het werkdadig leven, dat Jesus in 't allerheiligste Sakrament leeft, is een voorbeeld van 't werkzaam leven, dat wij behooren te leiden. Wat Jesus hier voor de eer van God verrigt,
228
baart niet het opzien, dat ziin arbeid op aarde te weeg bragt, wanneer Hij dengenen, die tot het apostolaat geroepen zijn, een voorbeeld wilde geven. Hier is alles het werk eener stille en innerlijke genade. Hij wekt in het hart, dat tot Hem nadert, goede gedachten op, geeft het heilzamen raad, ontvlamt heilige begeerten in hetzelve, schenkt het groote zachtmoedigheid en geduld, en sterkt het door eene volheid van verborgene genaden. Dat is het Apostolaat, waartoe ook gij geroepen zijt. Het is niet noodig, dat gij den kansel bestijgt: een heilig onderhoud, een voorzigtige raad, eene vriende-lijke bede, een woord, met warmte gesproken, een blik der liefde en deelneming kan veel voor de eer van God doen. Men weet zich anders van zoo vele listen met geluk te bedienen, om de gezindheid van anderen voor zich te winnen, waarbij men niet zelden weinig er naar vraagt, of men God daardoor beleedigt of niet! Waarom zou de liefde tot Jesus niet even zoo vindingrijk zijn, om twee vijanden te verzoenen , eene zonde te voorkomen, eene onbe-drevene of onverstandige ziel voor gevaren te waarschuwen ?
Het tweede middel, waardoor Jesus zijne werkzaamheid in 't allerh. Sakrament uitoefent, is het voorbeeld. Het verborgen leven van Jesus in 't heilig Sakrament is de gezamenlijke inhoud van al zijne voorbeelden, welke Hij op aarde gaf, eene rijke bron voor de volmaaktste zielen. Maar het goede voorbeeld, dat gij geeft, is in
229
zekeren zin nog vruchtbaarder dan dat van Jesus' Hart in 't heilig Sakrament; want de voorheelden van Jesus werken niet op allen, dewijl niet allen zijne voorbeelden overwegen; doch de uwe zullen ook diegenen aangrijpen, die ze zelfs niet zien wilden. Hond u overtuigd, dat de grootste zwarigheid, welke ons in den weg staat, wanneer wij een schoon en vroom gebruik in een huisgezin willen invoeren, is, iemand te vinden, die als toonbeeld wil voorgaan. Vat mosd, wanneer zich eenige gelegenheid aanbiedt, den schoonen roem te verwerven, om aan Jesus' Hart deze liefdedienst te bewijzen. Uwe verdienste zal groot zijn.
Het gebed eindelijk is het derde middel, waardoor Jesus' Hart in dit Sakrament in 't verborgen werkzaam is. Het is daar bestendig onze Voorspreker, een Slagtoffer, dat zonder ophouden voor ons wordt geofferd. Bedien u dan ook van het gebed, van dit magtige en onbeschrijfelijk krachtige middel ter verheerlijking van God. Tot dit middel behoort gij, bij aanwending van alle andere middelen, uw' toevlugt te nemen; want dit heilmiddel is de aanvulling, de voltooijing der overige. O hoe vele zielen hebben hare redding niet te danken aan de gebeden dier vrome zielen , welke zich voortdurend aan God opofferden! Vereenig uw hart en uw gebed met het Hart en de gebeden van Jesus. Bied dit alles den hemelschen Vader aan voor het heil der zielen. Te dien einde zult gij al het goede, dat gij doet, al het lijden, dat gij geduldig verdraagt,
230
opofferen. — Draag u zeiven op dit oogenblik voor immer aan het werkdadig Hart van Jesus op, en wees verzekerd, dat dit de veiligste weg is, om vele genaden van zijne liefde te verwerven.
X.
Het verlorgen leven van Jesus Hart in H heilig Sakrament des Altaars.
Eerste Voorbereiding.
Plaats n met alle mogelijke ingekeerdheid des geestes in Jesus' tegenwoordigheid, en stel u voor, dat gij met uw'goddelijken Meester alleen in die woestijn zijt, alwaar Hij veertig dagen vastte. Gij zijt bij Hem, om kostbare onder-rigtingen te bekomen, niet slechts in 'talgemeen, gelijk ze voor iederen christen passen, doch zoodanige, welke u in het bijzonder betreffen.
Tweede Voorbereiding.
Verdubbel hier uwen ijver, en bid den Heer, dat Hij u geene dier verhevene deugden ver-berge of onttrekke, tot welke Hij u geroepen heeft, toen Hij u tot zijne liefde riep; alsmede, dat Hij u eene aan zijne genaden beantwoordende verlichting doe geworden.
Eerste Punt.
Wie zou kunnen gelooven, wanneer Hij Jesus onder zulke nederige en onaanzienlijke gedaanten verborgen ziet, dat Hij Degene is, die den hemel beweegt en leidt, de sterren, de zon, de engelen,
231
*
de menschen en alle schepselen beheerscht en bestuurt? Hier ziet gij niets van deze werken zijner voorzienigheid, zijner wijsheid en almagt. Jesus verblijft hier enkel ter wille van de geheime betrekkingen, welke zijn hart met onze zielen aangaat. Zijn leven is hier een leven van stilzwijgendheid, van eenzaamheid, van ootmoed, van geduld, van verborgenheid; kortom een innerlijk leven. Aldus moet gij het verborgen leven van Jesus beschouwen, waarin Hij van u verlangt, dat gij een trouwe navolger zult zijn. De grondslag tot zulk een leven is de geest van ingekeerdheid; deze moet al uwe handelingen begeleiden; van dien geest moet alles uitgaan, wat gij denkt, spreekt of doet; hierin zult gij u niet aan luim overgeven, noch u ook door menschelijk opzigt tot iets laten bepalen, maar God alleen zult gij in alles en bij alles voor oogen houden. Deze geest van ingekeerdheid oordeelt niet naar den schijn, maar naar de waarheid en werkelijkheid; ijdel en nietsgeldend is juist daarom voordien geest al Wat niet de wil van God is; hij zoekt niet veel te doen; maar wat hij doet, doet hij naar behooren; hem schijnt niets klein of onbeduidend, wat God welgevallig is; hij heeft derhalve geen ander doel, dan God te beminnen; hij leeft slechts om God te beminnen, en verlangt geene andere belooning, dan God te beminnen. Hieruit ziet men duidelijk, hoezeer deze geest van ingekeerd noodzakelijk is ter volmaaktheid. Tracht derhalve nu reeds uwe voornemens te maken;
232
want indien gij niet al uwe krachten inspant, om dezen geest van ingekeerdheid te verkriigen, zoo geraakt gij ook nimmer tot Tiet verlorgen leven in Jesus, waarvan de H. Paulus en vele andere Heiligen zooveel wonderbaars vermelden.
Is de ziel door den geest van ingekeerdheid deelachtig geworden aan het verlorgen leven, dan heeft zij haar hart van de wereld bevrijd, en mint en zoekt zij alles, wat deze geest in haar uitwerkt, ja zelfs streeft zij er naar, zich voor de wereld te verbergen. Zij zal zich niet door een valschen geest laten misleiden, noch zich aan hare verpligtingen onttrekken, maar steeds tot alles bereid, wat de liefde haar oplegt, zal zij nog daarenboven het stilzwijgen , de eenzaamheid en afzondering beminnen en zoeken. Zij vreest, de wereld te zien en van haar gezien te worden, wijl zij weet, dat onze handelingen zoo ligt door men-schelijk opzigt worden beheerscht. Zij verlangt geen' ander' getuige van hare werken en deugden dan God. Daarom zegt zij vaarwel aan allen ij delen troost, welken de wereld haar kan aanbieden, en houdt veeleer hare; vreugde en haar lijden zorgvuldig voor de wereld verborgen.
Mets verafschuwt zij zoo zeer als zonderlingheden , waarop gewoonlijk misleidingen volgen of er ten grond aan liggen. Wanneer het niet volstrekt noodzakelijk is, verbergt zij ook die deugden, welke zij het meest lief heeft, en op de volmaakste wijze in oefening wil brengen. Zij wenscht, dat nimmer iemand aan haar denke.
233
Zij mengt zicli in niets, wat haar niet raakt; en wanneer het haar mogelijk, is kiest zij steeds voor zich het onheduidenste en wat het minst geacht wordt, of waar niemand smaak voor heeft. De gehoorzaamheid echter bezit al de sleutels van haar hart; dwong zij haar niet nu en dan er toe, zij zoude het gansche jaar doorbrengen, zonder een woord van zich zelve te spreken.
Vergeliik zulk een leven met dat, wat Jesus in 'tallerheiligst Sakrament leeft; 'tis volmaakt hetzelfde. Vergelijk het met het uwe, en zie, welk een onderscheid er bestaat. Al moge dit ook nog zoo groot zijn , wordt daarom niet moedeloos. Smeek het Hart van uwen verborgen Bruidegom om het verlangen naar zulk een leven, dat met kloekmoedigheid en vertrouwen bezield is.
Tweede Punt,
De vruchten van dit verborgen leven zijn even zoo kostbaar als het leven zelf uitmuntend is.
Het is een gemakkelijk en zeker middel, om tot eene groote reinheid des harten en volkomen onthechting van de wereld en van zich zeiven te geraken. Vraag u zeiven af, wat de oorzaak uwer misslagen is. Zij komen gewoonlijk daaruit voort, wijl de uitwendige dingen op eene of andere wijze uwe zinnen en kwade gewoonten tot zich trekken. Van daar al dat ongeduld, die voorbarigheid, die ij delheid, enz. Leg u toe op het verborgen leven, zoo zal dit in u liefde voor de ingekeerdheid, verwijdering van alle onnutte zor-
17
234
gen te weeg brengen, en juist hierdoor een tal van gelegenheden tot zonde voor u afsnijden. Dit streven naa,r een verborgen leven zal in u ongemerkt de gewoonte doen ontstaan, om dikwerf over u zeiven na te denken, de ge-steltenis en bewegingen uws harten te onderzoeken, en door deze overwegingen zult gij u van vele misslagen afhouden, welke gij thans geheel niet bemerkt, of eerst na de daad.
Zekere vruchten van dit verhor gen leven zijn verder vrede en rust, ten minste in het hoogere gedeelte der ziel. Uit alles, wat tot hiertoe gezegd is, kunt gij gemakkelijk opmaken, wat hiervan de reden is. De H. Apostel Jacobus zegt; Van waar ontstaan de vele stormen, welke zich in uwe arme harten verheffen ? Zijn het niet uwe eigene hartstogten, die ze veroorzaken ?
Dit verborgen leven is volstrekt noodzakelijk voor eene christelijke ziel, wanneer zij den geest des gebeds wil verkrijgen. Want de geest des gebeds kan nimmer in eene ziel wonen, die, geheel van zich zelve vervuld, met duizende nietsbeduidende dingen zich bezig houdt, en den ganschen dag in verstrooijing doorbrengt. Hier hebt gij het middel voor de klagten, dat gij niet goed bidden kunt. Het gebed zal immer zoo zijn, gelijk gij den dag hebt doorgebragt, of wilt doorbrengen. Wat hebt gij daaromtrent zelf ondervonden.
In de orde, welke God gewoonlijk volgt, gaan zijne inwendige vertroostingen en hemelsche gena-
235
den alleen met een verlorgen leven gepaard. Wie voorzeker hetzelve niet kent, die houdt het voor een treurig leven; doch wie het beproeft, zal in hetzelve spoedig blijdschap en vreugde vinden, gelijk de wereld ze niet heeft. Herinner u, wat gij van zoo vele Heiligen hierover gehoord en gelezen hebt.
at dunkt u van zoo groot eene goedheid ? Wek het verlangen daarnaar op, en onderhoud het levendig in u, opdat gij den weêrstand eener blinde eigenliefde zoudt kunnen overwinnen. Maak het besluit, dikwerf daaraan te denken en dagelijks uwe voornemens deswege te vernieuwen. Offer u eindelijk aan 't heilig Hart op, en smeek om zijne genade.
Leven der verheerlijJcing van Jesus' heilig Hart in 't heilig Sakrament des Altaars.
Eerste Voorbereiding.
. Stel u joor, dat gij het Hart van Jesus ziet, gloeijend als een vuuroven, waarin de uitverkorenen hunne harten als was smelten, en gelijk goud louteren.
Tweede Voorbereiding.
Breng uw hart met algeheele onderwerping aan deze goddelijke vlammen ten offer, terwijl gij u zeiven den hemelschen Verlosser toewijdt, tot alles bereid, wat zijn' heiligen wil betreft!
Eerste Punt.
De roem van dit goddelijk Hart bestaat in de
17*
236
mogi der liefde, welke het de zielen in dit heilig Sakrament inboezemt. Deze liefde maakt ze bekwaam, in weerwil van hare natuurlijke zwakheden, om hare bitterste en geduchtste vijanden te overwinnen en te vernietigen. Denk in dit op-zigt aan zoo vele heerliike zegepralen, waarvan gij hoort gewagen in de levens der Heiligen. Ook zij waren schepselen, zwak en ellendig gelijk gij. De gevaren, de moeijelijkheden, de weerstand, de besluiteloosheid, de aanvechtingen, waarmede ook zij te kampen hadden, bewijzen dit genoegzaam. Doch door het Sakrament des Altaars werden zij zoo wonderbaar versterkt. — Bedenk nu, hoe gij de heldhaftige trekken van geduld, liefde, gehoorzaamheid en versterving, welke zij oefenden, niei zonder aandoening hebt kunnen lezen. Kunt gij dien stilzwijgenden moed, die blijdschap, die vreugde, te midden der wreedaardigste en schandelijkste vervolgingen, of smartelijke ziekten, of verschrikkelijke en aanhoudende bekoringen , zonder bewondering overwegen ? Hoe toch konden zulke zwakke schepselen het zoo ver brengen, dat zij alle medelij don met zich zeiven, allen afschuw voor wederwaardigheden, allen smaak voor aangename en onschuldige vreugde schijnen verloren te hebben? Dat hebben zij uit dit Sakrament geleerd! Ziedaar de kracht der liefde, de eenige verheerlijking, welke het Hart van Jesus in H Allerheiligste omglanst; deze liefde deed hen alle moeijelijkheden overwinnen.
Indien gij Jesus lief hebt, — zoo weet gij nu hoe Hem te verheerlijken. Wat denkt gij te doen,
237
wanneer in u een levendig verlangen ontwaakt om aan zijne liefde te beantwoorden ? Wees verzekerd, dat al wat niet steunt op zelfverachting, zelfverloochenicg en onderwerping uwer blinde eigenliefde aan den wil van God, schijnbedrog is. De vernietiging uwer eigenliefde is de triomf, waarnaar het goddelijk Hart streeft; daartoe geeft het u al zijne genaden, 't Sakrament der liefde. Maak derhalve het besluit om den Heer Jesus, bij ieder bezoek, dat gij Hem brengt, en bijzonder op de Communie-dagen eene verwinning over u zeiven aan te bieden. Dat is de beste wijze ter beantwoording aan zijne liefde ; want daardoor verheerlijkt gij onmiddellijk Jesus' Heilig Hart.
Tweede Punt.
De glorie, welke het H. Hart van Jesus in dit Sakrament uitsluitend toekomt, bestaat daarin , dat het de zielen door de meêgedeelde kracht der liefde tot eene hoogte verhett, welke haar zijner Godheid naderbij brengt. De wonderbare zegepraal, welke de liefde op de zielen behaalt, en die gij in 't eerste punt hebt over-wogen, bewerkt in haar eene verandering of liever eene herschepping in iets, wat zij te voren niet waren. Zij leven niet anders meer dan in Jesus, of beter, volgens den H. Paulus: Christus leeft in haar; en wel in diervoege, dat zij, die voorheen nog in de ellende dezes levens verzonken waren, thans een waarachtig goddelijk leven leiden. Beschouw die personen in hun uiterlijk; welk eene engelachtige beschei-
238
denheid! Welk eene bedaarde lieftalligheid, welk eene liefdevolle mildheid, welk eene zedigheid, welk eene kloekheid, welk eene heiligheid ademt alles, wat zij doen!
Kondet gij in hun' geest dringen, geheel badend in licht, zou hij u toeschijnen , maar in het licht, dat in 't paradijs schittert. De verhevenste en te gelijk meest ware begrippen hebben zij van God en zijne geheimenissen.
Kondet gij hun hart doorschouwen, wat zoudet gij verrukt wezen over de zuiverheid, de kracht, den vrede, de heiligheid van al hunne gevoelens! Hunne ziel is ten troon-zetel geworden der genade en der liefde, welke daarin heerschen. Eene H. Gertrudis, eene H. Catha-rina van Siena, eene H. Theresia en vele andere door genade begunstigde zielen, kunnen u toonen, hoe groot de roem van onzen God en Minnaar onzer zielen is.
Verkwik en versterk uwen geest in de overweging dezer wonderbare dingen. Opdat gij echter niet zoudt wankelen, noch den moed verliezen, zoo bedenk, dat er in uws Vaders huis vele woningen zijn, d. w. z., dat, wanneer gij wegens uwe geringheid niet geregtigd zijt op zoo hooge genaden aanspraak te maken, gij nogtans verpligt zijt een gedeelte daarvan te verwerven. Zie van alles af, wat buitengewoon in deze genaden is, maar verlang de gave eener groote zelfverloochening, eener bestendige ingetogenheid, van eene moedige verachting der wereld, van een onoverwinnelijk geduld, van eene heilige inga-
239
keerdheid des geestes. Gij hebt op dit alles een werkelijk regt, en het goddelijk Hart zal u hiervan niets quot;weigeren, indien gij opregtelijk begeert. Deze gaven zullen ook in u eene verandering te weeg brengen, welke u ver boven uwe tegenwoordige ellende verheft, en daardoor zullen zij ook in u de kracht van Jesus liefde verheerlijken. Hoe lang wilt gij dus nog in dezen uwen rampzaligen toestand blijven, en uw geest en hart aan deze ij dele, nietige en ledige aarde binden? O hoevele zielen zijn er te midden der wereld, in welke Gods liefde wonderen werkt, en zijn' roem verheerlijkt! doch zal Hij in u slechts schande beleven? Moed alzoo! Maak een vast besluit, en bereid u tot de naaste Communie zóó voor, dat zij het begin van een nieuw en gelukkig leven voor u worde, en Jesus ter verheerlijking strekke.
Het Hart van Jesus voltooit zijn offer in het H. Sakramenl des Altaars.
Eerste Voorbereiding.
Beschouw Jesus in 't heilig Sakrament als een Lam, dat op het altaar ligt, om geslagt-offerd te worden; zijn Hart echter is het brand-dend vuur, dat het offer verteert.
Tweede Voorbereiding.
Smeek den Heer, dat Hij u de geheele waarde van dit offer doe kennen, en u tevens moed geve, om u gansch en al zijne liefde ten offerte brengen.
240
Eerste Punt.
Overweeg, dat het Jesus niet genoeg was, Zich op eene wijze voor u te offeren, maar, dat Hij Zich in alles, wat slechts mogelijk was, voor u heeft opgeofierd. Wat kon Hij, aan 'tkruis geslagen, ons nog geven van zijne goederen, zijne eer, zijn leven?... Wanneer gij alles nagegaan hebt, wat Jesus voor ons heeft weggeschonken, zoo overweeg het volgende: na dien wreedaardigen dood, gedurende welken de geregtsdienaars Hem het geheele ligchaam hadden vaneen gescheurd, was enkel nog zijn Hart onaangeroerd gebleven. Doch dit Hart wilde ook aan het offer deel hebben, ja men kan zelfs zeggen, dat door het Hart het offer voltooid werd. Daarom dan ook wilde het H. Hart van Jesus geopend en doorboord worden. — Zoodanig moet dus uw offer wezen. Wat hebt gij tot nu toe reeds geofferd?
Hoe menigwerf zijt gij wel begonnen, maar hoe dikwijls bleef het bij een onvruchtbaar willen ? Daar gij echterzooweiniggeofferdhebt,zoo behoort gij den Heer Jesus niet meer, gelyk vroeger toe; want quot;wie in dit opzigt niet alles doet, die heeft niets gedaan. Overdenk wel de reden hiervan. Men geeft God niets, wanneer men Hem niet het hart geeft; want niets geldt bij Hem al het overige, en het hart trekt Hij boven al het andere voor. Het hart toch geeft niemand in waarheid, die het niet gansc/i en al en zonder terughouding geeft. Diensvolgens bestaat de voltooijing van uw offer, gelijk God het van u wil, in eene algeheele en
241
opregte onthechting van u zeiven, met het vaste besluit u in alles door God alleen, en naar zijne plannen te laten leiden. Dan moogt gij u zeiven niet meer als uw eigendom beschouwen, maar in vreugde en leed moet gij denken, dat God over u beschikt, als over eene zaak, welke Hem toebehoort. Overweeg nu nogmaals, met welke eene eindeloozegrootmoedigheid Jesus Zich voor u ten offer gaf, en in den liefdegloed zijns Harten geheel verteerde. Had Hij in eenig opzigt u van noode om gelukkig te zijn? Zijt gij het niet in tegendeel, die uw geluk slecats dan kunt vinden, wanneer gij Jesus aanhangt?
Vraag u ernstig en in 't kort af, — want uw geweten zal u terstond antwoorden: Welk is onder de vele offers, die de Heer van u verlangt, datgene, wat gij tot dus ver het onvolmaakst hebt opgedragen?
Het is in den regel slechts één ding, wat ons offer onvolledig maakt, en onze eigenliefde is het, die dit ééne voor zich behouden wil. Besteed ter verbetering hiervan alle genaden en verlichtingen, welke de Heer u eenigermate in de overweging geschonken heeft. O goddelijk Hart, laat uwe genade in mij datgene volbrengen, wat uw voorbeeld mij leert!
Tweede Punt.
Jesus heeft het geschenk, dat Hij u met Zich zei ven gaf, in niets teruggenomen of verkleind. Ja 't is er verre af: zoo dikwerf zijn
242
offer in de H. Mis wordt vernieuwd, even zoo dikwijls vernieuwt en voltooit Hij ook deze daad. Welk eene bestendigheid! Welke volharding eener volmaakte liefde! Herinner u al de offers, welke gij Jesus gebragt hebt. Ach, misschien is er van allen geen spoor meer in uw hart! Gij herinnert u toch nog wel die vaste voornemens, om een afgezonderd, ingekeerd, onderworpen leven te leiden? De offers, welke gij met uwe neigingen en tegenstrevingen, met uwe eigenliefde en uwe menschenvrees wildet brengen ? Al die schoone voornemens van ijver, van vlijt, van stiptheid in het gebed en in de geestelijke aangelegenheden? Waar is dit alles nu ? Wie beeft het u ontroofd? O trouweloos en wispelturig hart! Aldus moet gij wel tot u zeiven spreken in 't gevoel van rouw en schaamte. Maar hoe? Zal deze rouw, deze schaamte ook ditmaal te vergeefs zijn? Bedenk toch de grootheid van 't ongeluk voor de geheele wereld, indien Jesus van 't kruis ware gestegen, gelijk zijne vijanden het van Hem verlangden? Indien dit Hart deze zijne wonde zou sluiten,— die bronwel van alle kloekmoedigheid, van allen troost, van alle liefde! Welk een zoet voorwerp, welk een krachtige aansporing ware daardoor uwer hoop ontnomen?
Zoo nader dan tot deze zaligmakende levensbron met eene heilige aandrift, en roep: Indien Gij mij niet helpt, o alvermogend Hart, dat ik zoo menigmaal bedroefd heb, waar kan ik dan in mijne ellende nog hulp verhopen? Verwek
243
nu berouw uit geheel uw hart, maar tegelijk ook een gloeijend verlangen, om den Heer van nu af aan getrouw te zijn. Zeg Hem: Ja mijn God, ik moet heden van U de genade der volharding verkrijgen! Bedenk hierbij, dat gij 's Heeren Hart nimmer welgevalliger zijt, dan wanneer dit verlangen u verteert. O laat hierdoor uw vertrouwen zich verlevendigen. Wanneer gij naar behooren verlangen kunt, zoo zult gij zeker bekomen. Roep ook de H. Maagd Maria, om haren bijstand aan, die moeder, rijk aan mededoogen, van dit Hart vol van ontferming. Sluit vervolgens de overweging met eene opoffering van u zeiven, welke alle vroeger gemaakte in zich bevat en vernieuwt.
OVEK HET
LEVEN VAN 'THEILIG ÏÏAET VAN JESÜS
IN HET TABERNAKEL.
Hei leven van Jems in het tabernakel is een leven van aanbidding.
Eerste Funi. God alléén komt de akt van aanbidding toe.
Tweede Funt. Jesus alléén kan God den Vader aanbidden, gelijk Hij het verdient.
244
Berde Punt. Doch Jesus is zelf God, en derhalve zijn wij Hem aanbidding schuldig in 't allerh. Sakrament.
TWEEDE OVERWEGING-.
Het leven van Jesus in hel iabernalcel is een leven van voortdurende verzoening.
Eerste Punt. Het hart van Jesus draagt zich daar aan zijn' hemelschen Vader op als een zijner Godheid waardig Zoenoffer voor de ontelbare zonden der wereld.
Tweede Punt. Dit leven van Jesus is inderdaad en in waarheid een voortdurend offer.
Derde Punt. Het is onze pligt, dit goddelijk Hart eenige voldoening te geven voor de belee-diging, die men het juist daar aandoet, waar het zich voor ons opoffert.
DERDE OVERWEGING.
Het leven van Jesus in het tabernakel is een leven des gebeds.
Eerste Punt. Jesus weet, dat wij zonder de genade niets ter onzer zaligheid vermogen.
Tweede Punt. Uit liefde voor onze zaligheid laat Hij Zich dag en nacht in het tabernakel opsluiten.
Derde Punt. Hij is onze Hoogepriester in eeuwigheid, omvoor ons een Voorspreker te zijn, (Hebr. 7).
VIERDE OVERWEGING.
Het leven van Jesus in het tabernakel is een leven van dankbaarheid.
Eerste Punt. Alle gaven Gods geworden
245
gt; ®n ons door Jesus' H, Hart, en dit Hart alleen 8quot; in kent daarvan de volle waarde.
Tweede Vunt. Gelijk het deze gaven uit liefde tot ons van den Vader smeekt, zoo dankt het ook een den Yader onophoudelijk daarvoor, als zijnde
het Hart van den voortreffelijksten Zoon. . , Derde Punt. Danken wij alzoo dit H. Hart, en
' smeeken wij het, den Vader voor ons te danken.
sen
on- VIJFDE OVERWEOmG-.
er- Het leven van Jesus in het Tabernakel is een
leven van heiligheid.
jk Eerste Punt. De heiligheid bestaat in de ver-Ie' ' vulling van Gods heiligen wil.
ar Tweede Punt. De wil van God is niets an
ders dan onze heiliging, en hiernaar juist streeft .Tesus in het tabernakel.
•n Derde Punt. Wee ons ! indien deze bron van
heiligheid ons niet heiligt.
ZESDE OVERWEGING.
^ Het leven van Jesus in het Tabernakel is een
^ leven van ootmoed.
Eerste Punt. De deugd van ootmoed bestaat voornamelijk in de verberging der voortreffelijkheden; Jesus-God in broods-gedaante.
Tweede Punt. De ootmoedigheid toont zich in *quot; het verdragen der beleedigingen, J esus — wordt veracht, bemint en zwijgt.
Derde Vunt. Eindelijk toont zich de ootmoed
246
in de volslagene onthechting van zich zeiven, God ter eer; Jesns — zelf God — onze spijze.
ZEVENDE OVEEWEGING.
Het leven van Jesns in het Tabernakel is een leven van gehoorzaamheid.
Eerste Punt. Gehoorzaamheid, als deugd, is onderwerping van onzen eigen wil aan dien van een' ander, dewijl men den wil des anderen als den wil van God aanziet.
Tweede Punt. Jesus leeft in het tabernakel in de diepste onderwerping aan den wil zijns hemelschen Vaders, — en ik zou Hem willen weerstaan?
Berde Punt. Jesus gehoorzaamt in het tabernakel zelfs aan den onwaardigsten priester, — en ik zou mijne regtmatige overheden willen tegenspreken ?
ACHTSTE OVEEWEGING.
Het leven van Jesus in het TahernaJcel is een leven van voortdurende verzaking.
Eerste Punt. Wat zijn alle kerken en tempels bij Gods Glorie in den Hemel?
Tweede Punt. Wat zijn onze weinige laauwe gebeden bij de koren der Engelen en der Heiligen?
Derde Punt. Dit alles zou het Hart van Jesus met vreugde wegschenken, indien het daardoor onze liefde zou verwerven; doch waar is ons hart?
NEGENDE OVEEWEGING.
Het leven van Jesus in het Tabernakel is een leven van ijver voor Gods eer.
Eerste Punt. God te verheerlijken is het eenige
247
en laatste doel der zigtbare en onzigtbare schepping.
Tweede Punt. De redelooze schepselen bereiken met noodzakelijkheid hun doel; hoevele met verstand begaafde schepselen echter misbruiken hunne vrijheid, en verzetten zich misdadig tegen Gods plannen !
Derde Punt. Allen wenschte Jesus tot zijn' Vader te brengen, en hoe wordt Hij gedrongen, hen te redden; daarom leeft Hij in het tabernakel ; maar hoe weinige menschen bekommeren zich om Hem en cm Gods eer! .
TIENDE OVERWEGING.
Het leven van Jesus in het Tabernakel is een leven van lang moedigheid.
Eerste Punt. Langmoedig is God, d. w. z. Hij heeft groot geduld met onze zwakheden, en Hij vertraagt de ure der vreeselijke wraakoefening aan onze boosheid, ten einde ons tijd tot bekeering te geven.
Tweede Punt. Jesus, met beleedigingen overladen, en de dagelij ksche getuige van alle zonden der wereld, houdt de straffende hand zijns Vaders terug.
Derde Punt. Uit het tabernakel klinkt daarom Jesus' stem vol minzaamheid tot ons hart, om Gods langmoedigheid niet te misbruiken, en geen spel met de eeuwigheid te wagen.
ELFDE OVERWEGING.
Het leven van Jesus in het Tabernakel is onze hoop en ons vertrouwen.
Eerste Punt. Om onzentwille heeft het H. Hart
246
in de volslagene onthechting van zich zeiven, God ter eer; Jesns — zelf God — onze spijze.
ZEVENDE OVEEWEGING.
Het leven van Jesns in het Tabernakel is een leven van gehoorzaamheid.
Eerste Punt. Gehoorzaamheid, als deugd, is onderwerping van onzen eigen wil aan dien van een' ander, dewijl men den wil des anderen als den wil van God aanziet.
Tweede Punt. Jesus leeft in het tabernakel in de diepste onderwerping aan den wil zijns hemelschen Vaders, — en ik zou Hem willen weerstaan?
Berde Punt. Jesus gehoorzaamt in het tabernakel zelfs aan den onwaardigsten priester, — en ik zou mijne regtmatige overheden willen tegenspreken ?
ACHTSTE OVEEWEGING.
Het leven van Jesus in het TahernaJcel is een leven van voortdurende verzaking.
Eerste Punt. Wat zijn alle kerken en tempels bij Gods Glorie in den Hemel?
Tweede Punt. Wat zijn onze weinige laauwe gebeden bij de koren der Engelen en der Heiligen?
Derde Punt. Dit alles zou het Hart van Jesus met vreugde wegschenken, indien het daardoor onze liefde zou verwerven; doch waar is ons hart?
NEGENDE OVEEWEGING.
Het leven van Jesus in het Tabernakel is een leven van ijver voor Gods eer.
Eerste Punt. God te verheerlijken is het eenige
247
en laatste doel der zigtbare en onzigtbare schepping.
Tweede Punt. De redelooze schepselen bereiken met noodzakelijkheid hun doel; hoevele met verstand begaafde schepselen echter misbruiken hunne vrijheid, en verzetten zich misdadig tegen Gods plannen !
Derde Punt. Allen wenschte Jesus tot zijn' Vader te brengen, en hoe wordt Hij gedrongen, hen te redden; daarom leeft Hij in het tabernakel ; maar hoe weinige menschen bekommeren zich om Hem en cm Gods eer! .
TIENDE OVERWEGING.
Het leven van Jesus in het Tabernakel is een leven van lang moedigheid.
Eerste Punt. Langmoedig is God, d. w. z. Hij heeft groot geduld met onze zwakheden, en Hij vertraagt de ure der vreeselijke wraakoefening aan onze boosheid, ten einde ons tijd tot bekeering te geven.
Tweede Punt. Jesus, met beleedigingen overladen, en de dagelij ksche getuige van alle zonden der wereld, houdt de straffende hand zijns Vaders terug.
Derde Punt. Uit het tabernakel klinkt daarom Jesus' stem vol minzaamheid tot ons hart, om Gods langmoedigheid niet te misbruiken, en geen spel met de eeuwigheid te wagen.
ELFDE OVERWEGING.
Het leven van Jesus in het Tabernakel is onze hoop en ons vertrouwen.
Eerste Punt. Om onzentwille heeft het H. Hart
250
Uitboezeming.
Geloofd en gedankt, geprezen en bemind zij van mij en van alle schepselen der aarde het zoo beminnelijk Hart van Jesus, nu en in alle eeuwigheid. Amen.
Opdragt. 1)
Vol van dankgevoel, en mijne ongetrouwheden willende herstellen, geef ik N.N. TJ mijn hart, en wijd mij geheel aan U toe, o beminnelijke Jesus, en met uwe hulp neem ik mij voor, niet meer te zondigen.
EERSTE DAG.
Het Hart van Jesus is eindeloos beminnenswaardig.
Het Hart van Jesus is beminnenswaardig wegens zijne uitmuntende eigenschappen. Dit Hart is een levend onsterfelijk Hart, dat met het glorierijke ligchaam van Jesus Christus op de innigste wijze vereenigd is, dat door Christus hoogheilige ziel wordt verlevendigd, en dat vol vatbaarheid is voor alle zuivere en gloeijende gevoelens der liefde tot God en de menschen. Dit Hart is met het
1) Aan allen, die deze opdragt voor eene beeldtenis van Jesus' Hart met een rouwmoedig hart verrigten , eiken dag eenmaal een aflaat van iOU dagen, en ééns in de maand onder de gewone voorwaarden een volle allaat voor hen, die dit gebed dagelijks bidden. Breve van Z. H. Pius VII, 9 Junij 1807 en 2G Sept. 1817. (Zie Mgr. Bouvier: Traité dogm. et prat. des Indulg. pag. 136. Verder: Nouveau traité des Indulgences par l'Abbé. i). Pinart. 3e éd. Plancy, pag. 119.) De Vert.
251
goddelijk Woord wezenlijk en op onbegrijpelijke wijze vereenigd, al zijne neigingen en bewegingen, al zijne gevoelens zijn deswege door het eeuwig Woord zelf vergoddelijkt, en tengevolge dezer vereeniging is de waarde van dit Hart oneindig; ja waarlijk! dit Hart is een onbegrijpelijk Hart, dewijl dit bet Hart van een' God is. Kortom, dit Hart is door den Persoon des Woords vereenigd met de Godbeid zelve, die daarin alle schatten barer gaven en genaden heeft neêrgelegd en in hetzelve baar welbehagen heeft; want dit Hart vindt zij voor allerlei goddelijke inspraken vatbaar. Wie zou zich een volledig denkbeeld kunnen vormen van de werkzaamheid , heiligheid en volmaaktheid van dat goddelijk Hart ?
Het Hart van Jesus is beminnenswaardig wegens datgene, waaraan het ons herinnert. Het Hart van Jesus is een zigtbaar gedenkteeken der gloeijende liefde van den Godmensch jegens ons. Het herinnert ons aan die liefde, en stelt ons die ongeschapene, eeuwige, oneindige en onbegrijpelijke liefde voor, waarmede het goddelijk Woord ons van eeuwigheid bemind heeft; die liefde, welke Jesus aandreef, om ons vleeseh aan te nemen; die liefde, waarmede Hij, ook na zijne menschwording, voortging ons te beminnen, en ons ondankbare en oproerige zondaars ook nu nog in den hemel bemint. Jesus' Hart is het beeld der liefde, waarvan Jesus' ziel gloeit voor de menscben; van die liefde, welke Hem bewoog den smartelijksten dood te lijden, ten einde ons het Paradijs
18*
252
te openen; van die liefde, welke vermogt, dat Hij Zich aan ons tot spijs zou achterlaten; van die liefde, welke Hem tot Voorspreker in onze aangelegenheden bij den hemelschen Vader maakt.
Hoe zou het derhalve mogelijk kunnen zijn, dat wij een zoo beminnenswaardig Hart niet liefhebben!
Men bemint een schepsel, wijl het een goed, deugdzaam , leerzaam, gedienstig hart bezit; zou men dan Jesus niet beminnen, die immers een goddelijk Hart, een Hart vol van genaden, kortom, een Hart heeft, dat ons meer bemint dan alle Engelen en Heiligen het te zaam vermogen ? O men bemint Hem niet, wijl men Hem niet kent; men kent Hem niet, wijl men zich niet in Hem verdiept, want men vreest, dat men Hem zoo schoon en heilig zoude vinden , dat men het aardsche niet meer zou kunnen beminnen, en de schepselen zou vergeten, die men thans lief heeft. O liefde ! O Goddelijk Hart! Welk eene verblinding! Welk eene ondankbaarheid! Welk eene versmading doen wij u daardoor aan, terwijl Gij niet ophoudt de schepselen te beminnen, ofschoon Gij geen voordeel van hen hebt!
Gebed.
O goddelijk Hart van Jesus! Ik neem mijn' toevlugt tot IT in de beminnelijke eenzaamheid, en verberg mij bij U, om het gewoel der wereld en mijner hartstogten te ontgaan.
Welk eene liefelijke stilte vind ik in deze be-
253
minnelijke afzondering; hier is de poort des heils, hier, de woning des vredes, hier, de bronwel aller vreugde en des lichts. O, dat ik U eerst zoo laat gekend hebbe! O, hoe zou ik U hebben kunnen beleedigen, allerzoetst Hart, indien ik geweten hadde, hoe liefderijk Gij zijt, Gij Hart van mijn' Vader, van mijn' God, van den Bruidegom mijner ziel. Ik zou den vrede met TJ niet gebroken hebben, mij zeiven niet ten gronde gerigt, en niet als in eene woestijn onder slangen en wilde dieren geleefd hebben; maar geiiik een onschuldige duive hadde ik mijne rust hier gezocht in deze gelukkige en veilige plaats. Doch ik heb U wedergevonden, o Hart vol van liefde! Hart, dat voortdurend zelfs voor zondaars open staat, opdat zij TJ opregt zoeken. Laat niet toe, o Jesus, dat ik ooit op nieuw het verblijf in uw goddelijk Hart verlate. Daar buiten spannen de vijanden mij hunne strikken, en zinnen op mijn' ondergang; zij bespieden mij, of ik deze poort des heils en des eeuwigen levens niet verlate. O ! ik wil liever in dezen vuuroven branden, en daarin sterven, dan ooit weder op te houden, TJ te beminnen, o oneindig beminnenswaardig Hart van mijn' Jesus. Amen.
Zesmaal het Onze Vader. Wees gegroet. ¥.er zij den Vader, enz.
v. Hart van Jesus, brandend van liefde tot ons! r. Ontvlam onze harten van liefde tot U!
Gehed.
Wij bidden ü , almagtige God, dat wij, die in
254
het allerheiligst Hart van uwen geliefden Zoon ons verheugen, en de grootste weldaden zijner liefde tot ons godvruchtig gedenken, door de tegenwoordigheid en vruchten der liefde tevens verkwikt mogen worden, door denzelfden Jesus Christus onzen Heer, Amen.
Het hart van Jesus noodigt u door de krachtigste beweegredenen uit, het te beminnen ; het spreekt tot u in de liefderijkste bewoordingen ; het geeft u zelfs het strengste en te gelijk het zoetste gebod, het boven alles en uit al uwe krachten te beminnen. Zoudt gij aan dat Hart de gehoorzaamheid kunnen weigeren ? O neen! Zeg dus met den heiligen Ignatius van Loyola, dien gloeijenden minnaar van Jesus' naam : Heer, geef mij uwe liefde en uwe genade, en ik ben rijk genoeg!
TWEEDE DAG.
Hei Bart van Jesus verlangt iemind te worden.
Wie bemint, wil bemind worden. Hoe vurig toch moet Jesus dit verlangen, Hij , die ons met zoo oneindige liefde bemint; die weet, hoezeer Hij beminnenswaardig is, en welken grooten smaad wij Hem aandoen, indien wij Hem niet beminnen ? Verder streeft zijne liefde alleen naar ons geluk; Hij wil ons heil, onze zaligheid; Hij wil Zich met ons in den hemel vereenigen; — dit alles kan Hij niet bereiken, wanneer wij niet beantwoorden aan zijne liefde. Wie zou dus de smart van Jesus' Hart
kunnen vatten, wanneer het ziet, dat de menschen liet niet beminnen, en daardoor zich aan het gevaar blootstellen, van het geluk, dat het hun zoo gaarne wilde schenken, eeuwig te verliezen?
Hoe heeft Jesus niet alles gedaan, om ons tot liefde te bewegen? Om zich de vreugde te bereiden, van ons gelukkig te zien ? Wanneer Hij derhalve van ons niets dan koelheid en verachting ondervindt, zoo smart dit Zijn Hart veel inniger dan alles, wat Hij op aarde verdroeg. Dit zeide Hij zelf aan de gelukkig-zalige Margaretha-Maria Alacoque: „Wanneer de menschen Mij weder beminden, zoo zou Ik alles, wat Ik ten gunste van hen verdragen en geleden heb, voor niets achten; ja, indien het mogelijk ware, zou Ik gaarne nog meer doen.quot; O! de gruwzaamheid der menschen, die zoo gevoelloos, zoo onmenschelijk tegenover het Hart van een' God zich gedragen, jegens Hem, dieniets anders verlangt dan bemind te worden!
De liefde is vindingrijk. Zoo heeft ook de liefde van Jesus, die de wijsheid des eeuwigen Vaders is, een nieuw middel uitgedacht, om de harten der menschen te winnen. Hi] wilde ons namelijk zijne liefde zelve zigtbaar maken, en nam derhalve zijn Hart, en stelt het ons voor oogen, opdat wij hieruit de gevoelens van dit hart zouden kunnen afleiden, die eindelijk erkennen, en zóó tot wederliefde bewogen worden. Een door vlammen omgeven Hart is het beeld zijner liefde; de doornenkroon, die het omringt, brengt ons zijn lijden te binnen; het kruis, dat midden op het Hartstaat, de zijde-wonde,
256
het bloed, dat er uit stroomt: dat alles zal ons aan die goddelijke liefde doen denken, welke voor ons verraden, gekruist en gewond is geworden. Wanneer Jesus ook daardoor ons niet tot liefde bewegen kan, zoo hebben wij waarlijk de grootste redenen, te duchten, dat dit mateloos minnend Hart in vreeselijke wraak zal ontbranden jegens hen, welke het veracht hebben.
Gebed.
Wat kunt Gij in ons ellendige schepselen vinden , o goddelijke Liefde, dat U zulk een groot verlangen naar onze liefde inboezemt? O ja, dat is een der onbegrijpelijkste wonderen van uw Hart: „Naar uw Hart hebt Gij al dit grootsche gedaan.quot; 1) Zoo is het dan waar, o God, dat Gij vóór alles onze liefde hebt verlangd, ofschoon het geluk, dat in deze liefde ligt opgesloten, de belooning voor lange, trouwe diensten zijn zou. En nogtans, o verachte Liefde, is het U niet mogelijk, van de menschen ook maar een vonk van die liefde te verkrijgen, welke Gij zoo verkwistend wegschonkt aan de schepselen, wier trouweloosheid Gij zoo dikwerf ondervonden hebt. 'tis U niet mogelijk, dit verlangen uws Harten te bevredigen , en hem gelukkig te maken, die in blinden eigenwaan zijn eeuwig ongeluk te gemoet snelt. O! dat ik toch een oogenblik Heer over alle harten ware, om ze allen aan ü, ter verzoening voor dezen smaad der ongevoeligheid, op te of-
1) Secundum cor tuum fecisti omnia magnalia haec-II Reg VII, 21.
257
feren. Ten minste mijn hart, het eenige waarover ik beschikken kan, draag ik aan ü op , ten einde Gij het in de vlammen uwer zoete liefde verteeret. Uit dien hoofde lig ik hier neêr-geknield voor uw aanschijn, en breng IT in 't gevoel van diep berouw en schaamte wegens de ondankbaarheid en trouweloosheid, welke ik met zoovele anderen jegens U aan den dag legde, mijn hart ten offer. Neem dit vernederd, rouwmoedig en vermorzeld hart genadig aan; want Gij hebt toch zelf door den Profeet gezegd: „Een offer voor God is een bedroefde geest; een vermorzeld en verootmoedigd hart zult Gij, O God niet versmaden.quot; 1) Amen.
Zesmaal hel Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader, enz. met 'i gehed hladz. 253.
Beschouw het alierh. Hart van Jesus in de geopende borst des Heeren, hoe het van liefde tot ons brandt, en zie, of gij in staat zijt, dezen goeden Verlosser, die ons zoo zeer bemint, niet weder lief te hebben.
„Aanschouw dit Hartquot; zoo zegtu Jesus, „datde menschen zoo zeer bemind heeft, en dat van hen niets dan ondankbaarheid ontvangt.quot;—Smeek om vergiffenis wegens uwe ondankbaarheid!
H. Hart van het Kind Jesus.
Gelijk de ziel van Jesus sedert het eerste oogen-blik van baar bestaan met oneindige wijsheid was
1) Sacrifium Deo spiritus contribulatus: cor contritum et humilatum. Deus, non despicies. Ps. L. 19.
258
begaafd, en in 't zelfde oogenblik ook aanving, op de innigste wijze de menschen lief te hebben, even zoo begon dit Hart in 't eerste oogenblik zijns levens door zijne gevoelens aan de bewegingen der goddelijke en oneindige liefde te beantwoorden. Jesus was met zorg vervuld voor 't zielenheil der menschen; eene brandende liefde tot hen verteerde zijn Hart, en het is een wonder, dat dit teeder Hart onder het geweld der liefde niet bezweken is. O ! hoe lang moeten aan dit Hart die maanden hebben toegeschenen, gedurende welke het in den maagdelijken schoot zijner Moeder was opgesloten! Hoe menigwerf zal het van verlangen hebben geklopt, om dezen engen kerker te verlaten, en zijne schapen op te zoeken !
Eindelijk werd het geboren. En op 't zelfde oogenblik werd Hem het Hart mateloos ruim. Welke vreugde ondervond het, toen het voor de eerste maal zijne goddelijke Moeder van aanschijn tot aanschijn aanschouwde! Wanneer deze oogen elkander ontmoetten! Wanneer het de H. Maria en den H, Josef voor zich in aanbidding zag nedergeknield! Toen was de arme stal voor het goddelijk Hart een ander paradijs. Zoo ook deed de onschuld en onderwerping der herders, die hunne offers bragten, het al de hardheid van het stroo vergeten, waarop het nederlag! Jesus, het goddelijk Kind, doorschouwde met alwetenden blik den grond hunner eenvoudige harten, en vond ze in reinheid, onschuld en liefde aan het Zijne
259
gelijkvormig! Toen quot;kon Hij wederom in waarheid zeggen: Ik heb harten gevonden naar mijn Hart 1)
Te gelijkertijd echter was het Hart van Jesus niet van lijden bevrijd. Hoe ? Moest het ook niet tot zich zeggen: „Arme herders komen Mij aanbidden. doch de bewoners van Bethlehem blijven verre van Mij. Ik kwam in mijn huis, maar de mijnen namen Mij niet op! Ik daalde uit den hemel neder, om den menschen het heil te brengen, dan, de ondankbaren dwongen Mij in een' stal te wonen. Door deze onmenschelijkheid is mijn Pleegvader en mijne Moeder genoodzaakt, hier den uitersten nood te lijden. Doch waren het slechts de bewoners van Bethlehem, die Mij alles met ondank vergelden, en zich afschuwelijk gedragen jegens God , die uit zijn Hart een' stroom van genade over hen uitstort, het ware een troost voor Mij ! Maar zij zijn niet alleenquot;!...
Welk eene smart voor een minnend Hart, zijne weldaden met zulke verachting behandeld te zien.
Gehed.
O mijn beminnenswaardige Jesus, toenmaals stond ook ik voor uwe oogen, en uw Hart ontving de smartelijkste wonden door mijne ondankbaarheid. Hoe is het mogelijk, dat er U zooveel aan gelegen is, mijne liefde te winnen, terwijl ik de nalatigheid zoo ver kon drijven, dat ik zelfs uit het oog verloor , IJ voor uwe weldaden te bedanken.
1) Inveni virum secundum Cor meum. Act. XIII, 22.
260
Mijn hart, door U geschapen en met genaden uitgerust, opdat het U tot woning zou dienen, heeft toegang verleend aan alle schepselen en aan de wereld; het stond open voor de driften en voor de zonden; alleen voor U was het bestendig gesloten; voor U had het geene plaats meer overig, waar Gij zoudt hebben kunnen rusten. Ik beken, o God , deze mijne zwarte ondankbaarheid, en heb er uit den grond mijns harten berouw over. O Jesus, laat een straal van uw licht uit uw Hart in het mijne vallen, opdat het verlicht, en door uwe liefde ontvlamd worde. Geef, dat het U kenne, kennende U zoeke, zoekende ü vinde.
En heeft het II gevonden, zoo zal het TJ ook beminnen, en ganse h en al aan die ongeregelde driften vaarwel zeggen, welke den ingang tot mijn hart voor U gesloten hielden. O rampzalige dagen, waarin ik mijn' Verlosser en mijn' God niet bemind heb!
Zesmaal hel Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den fader enz., alsook het gebed bladz. 253.
Jesus zegt: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven.quot; De zekere, veilige weg, de eeuwige waarheid, het leven van eindelooze zaligheid. Wat heeft Hij niet gedaan, om ons de goddelijke waarheden te leeren? Wat heeft zijn Hart niet verdragen en uitgestaan, om ons tot zich te trekken, om ons het leven der genade deelachtig te maken, en ons het bezit van 'tparadijs te verwerven?
261
Aanbid dit goddelijk Hart, en zeg het dank voor zoovele weldaden.
VIERDE DAG.
Ret Hart van Jesus met Maria Magdalem.
Overdenk de vreugde van Jesus' Hart, wanneer de Heer de rouwmoedige zondares Magdalena aan zijne voeten zag. Zij bedekt zijne voeten met kussen, bevochtigt ze met tranen, en droogt ze af met hare haren. Diep ter aarde neêrgebogen, smeekt zij door hare zuchten, zonder een enkel woord te uiten, en bidt op de welsprekendste wijze het H. Hart om vergiffenis wegens hare afdwalingen. Door haar liefdevol snikken dringt zij ook door tot het ontfermingrijke Hart van haren goddelijken Meester.
Magdalena heeft gezegevierd! Wanneer het medelijdend Hart van Jesus het berouwvolle hart van deze groote zondares aanschouwde, kon het niet anders of Jesus' Hart moest het hare vertroosten.
Maar Heer, de zonden van deze vrouw zijn ontelbaar. — Ja. Maar mijne goedheid is oneindig grooter. — Maar wie kan al de zielen opsommen, die zij door hare ergernis aan uw Hart heeft ontrukt? — 'tls waar. Maar Ik ben gelukkig, dat zij de eerste is, die tot Mij terugkeert. — Maar zij heeft nog geene boete gedaan voor hare zonden door versterving des vleesches. — Ja. Maar zij is begonnen met de boete des harten; zij heeft Mij veel bemind, en daarom
262
is haar veel vergeven ! Magdalena , gij hebt mijn Hart gewonnen: ga in vrede!
O bewonderenswaardige goedheid van Jesus' Hart! Wie heeft nu meer vreugde gesmaakt: óf het hart der H. Magdalena, die van hare zonden is vrijgesproken, óf wel het Hart van Jesus , dat aan deze groote zondares vergiffenis schonk ?
Intusschen, ook bij deze gebeurtenis, welke Jesus' Hart met zoo groot eene vreugde vervulde, was dat Hart niet zonder diepe smart. De tafelgenooten ergerden zich er over, dat de Heer steeds met zondaars omging, en de pha-riseën morden er over. O! zij kenden de zachtmoedigheid van dit Hart niet, zij verstonden niets van die ontfermende liefdegrepen van dit goddelijk Hart. Jesus sprak deze groote zondares in hunne tegenwoordigheid vrij, om ook hun vertrouwen in te boezemen; Hij wilde, dat deze daad in de geheele wereld bekend zou worden, opdat alle zondaars op Hem zouden betrouwen. Hij wilde, dat de herinnering aan deze gebeurtenis door allen eeuwen heen zou bewaard blij ven, opdat allen zouden weten , dat zijn Hart op de vurigste wijze de bekeering der schuldigen verlangt, en allen vergiffenis belooft. En toch, o miskend Hart, hoe weinige zondaars zijn er, die van uwe barmhartigheid gebruik maken !
Gebed.
O Verlosser, rijk in ontferming, is het waar,
263
dat gij in weerwil van de vele vers raadingen, welke U door de zondaars worden aangedaan, niettemin door uw geopend Hart te kennen geeft, dat Gij naar hun heil en naar hunne zielen dorst! O waarlijk, ik kan aan'tgloeijend verlangen uws Harten meer voldoen dan anderen; want mijne ziel is veel zondiger, trotscher, ondankbaarder dan honderd andere zielen.
Hoevele harten heeft zij U door verleiding reeds ontrukt! Nogtans hoop ik met vertrouwen op uwe genade; want Gij zelf hebt ons uitge-noodigd, om berouwvol tot uw Hart weder te keeren ! Doch hoe kan ik het wagen, te naderen tot een Hart, aan hetwelk ik zoo dikwerf ontrouw ben geweest ? Ik blijf derhalve met Magdalena aan uwe voeten, o mijn goddelijke Verlosser. Laat mij, o mijne Liefde, uwe voeten kussen, en met mijne tranen besproeiien. Maar, Heer, aan die voeten vind ik de wondteekenen, welke mijne zonden veroorzaakten. Laat mij ze nu van het bloed met mijne tranen reinigen. Doch reinig Gij mijne ziel met het water, dat aan uwe heilige zijde ontvloeide ! Hier in uwe heilige tegenwoordigheid bezweer ik, U nimmermeer te beleedigen.
O laat ook mij die zoete woorden hooren: Ga in vrede! Amen.
Zesmaal het Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader enz., alsmede het gebed hladz. 253.
Bid Jesus, dat Hij door zijn heilig Hart het uwe van alle zonden zuivere, en u een rein
264
en eerbaar hart geve, opdat gij u in de zaligheid van reine harten verheugen moget.
Zeg tot Hem met vertrouwen: O Jesus, schep in mg een regt en zuiver hart!
Het Hart van Jesus bij de instelling van het h. Salcrameni des Altaars.
Jesus wilde Zich tot zelfs in den dood voor de menschen overleveren. Wie zou een ondubbelzinniger bewijs van de liefde zijns Harten tot ons kunnen uitdenken, dan dit: te sterven voor trouwelooze en ondankbare menschen ? Dan, de scheiding viel dit teederminnend Hart veel te zwaar, dewijl het zijne vreugde is, bij de menschen te verblijven. Vandaar besloot de Heer, immer bij ons te wonen, en stelde ten dien einde het H. Sakrament des Altaars in. Aldus is het Hem mogelijk, onder de gedaante des broods waarachtig tegenwoordig, onze bezoeken te ontvangen, Zich vriendelijk met ons te onderhouden, en in onze zielen al de schatten van zijn welwillend Hart uit te storten.
Doch ook dit scheen aan een zoo bovenmate beminnend Hart, gelijk het Hart van Jesus is, al te weinig. J esus wilde daarom in dit Sakrament niet bloot onze gast wezen, neen, zelfs onze spijze wilde Hij zijn, opdat Hij op onze tong zou kunnen rusten, ja zelfs in ons zou kunnen binnengaan; en zoo wilde Hij zijn Hart het onze doen naderen, opdat wij zouden gevoelen, hoezeer Hij ons be-
265
mint, en wij tot wederliefde zouden ontvlamd worden. Om nu op deze wijze een hart te vinden, dat Hem lief heeft, aan hoe veel versmading , aan hoe vele vernederingen, aan hoe veel hoon stelt Hij zich bloot! Dat alles voorzag Hij, doch dat alles hinderde Hem niet. Hij hield het voor niets, louter om het verlangen van zijn goddelijk Hart naar wederliefde ten minste menigmaal bevredigd te zien.
In dit Sakrament heeft Hij ons, met het bezit zijns ligchaams, ook het werkelijk bezit van zijn Hart gegeven. Wij bekomen over het Hart van Jesus zoo groot eene magt, dat zij geene grenzen heeft. Naar believen kunnen wij hetzelve bezoeken, ons met dat Hart onderhouden, het door de straten dragen, in de huizen brengen , met onze handen aanraken, en eindelijk zelfs als onze spijze nuttigen. Het behoort ons ten allen tijde, op iedere plaats, tot elk doeleinde. In 't heilig Sakrament des Altaars is Jesus alles voor ons: Vader, Broeder, Bestuurder, Leermeester, Herder, Heilmiddel, Geneesheer, Teerspijze en Leidsman. O verkwistende liefde van een goddelijk Hart!
Gebed.
O mijn liefste Jesus, alle Engelen moeten IT loven, alle menschen U danken en U prijzen, dat Gij ons in oneindige liefde uw kostbaar Hart met uwe Godheid, uwe ziel en uw ligchaam in 't Heilig Sakrament des Altaars geschonken hebt. O ik wenschte , dat mijn hart een offeraltaar
19
266
ware, waarop de wierook van loutere deugden onophoudelijk tot U omhoog steeg, wanneer Gij hij mij uw intrek neemt. Dat ik toch een hart hezate gelijk Gij, om aan uwe liefde te beantwoorden! O eeuwig vuur, dat nooit uitdooft, o onbegrijpelijke liefde, die het koudste hart ontvlamt, verteer met uwen gloed alles, wat IJ in mijn hart mishaagt! Wanneer zal de dag komen, waarop ik, na de H. Communie ontvangen te hebben, zeggen kan : Kom, o mijn Jesus, kom zonder vrees in mijn hart. Gij vindt daar geen' uwer vijanden meer!
O edelmoedigst Hart van Jesus, wanneer zult Gij mij geheel met U vereenigen? Wanneer zal ik kunnen zeggen; Gij zijt de God mijns harten, mijn erfdeel in eeuwigheid! 1)
Zesmaal het onze Vader. Wees gegroet. Her zij den Vader enz., alsooh het gehed bladz. 253.
Het Hart van Jesus zoekt ziine vreugde bij ons, bijzonder in 't heilig Sakrament des Altaars, waardoor het ons met zijn geheel rein en vlekkeloos vleesch voedt, opdat wij, daardoor versterkt en ontvlamd, liefde met liefde vergelden zouden.
Hoe bereidt gij u voor tot de H. Communie ? Welke is uwe liefde? Welke vruchten hebt gij daarvan ? Met hoeveel eerbied gedraagt gij u in tegenwoordigheid van 't Allerheiligste ?
1) Deus cordis mei, et pars mea, Deus, in aeternum Ps. lxxii. 26.
267
Het Hart van Jesus in den hof der Olijven.
Onbeschrijfelijk was de smart, welke Jesus gevoelde, toen Hij in den hof van Geth-sémane biddend lag neêrgebogen, terwijl op zijne schouderen de zonden der wereld drukten. 1) Jesus, de zuiverheid en heiligheid zelve, met roof, moord, misdrijven en onge-regtigheden van allerlei aard beladen, is neêr-gedrukt door den last van alle zonden, welke van het begin tot aan het einde der wereld bedreven zijn en bedreven zouden worden : de zonden der joden, der heidenen, der christenen, der ongeloovigen, kortom van alle menschen. Zijn hart is beangst door droefheid en vrees voor de wraak zijns hemelschen Vaders wegens zoovele misdaden, wier straffen Hij vrijwillig en uit liefde tot de menschen op Zich genomen heeft.
Zoo ter aarde gebogen, bezwijkende onder de verschrikkelijke slagen der geregtigheid, hoort Jesus, gelijk een misdadiger voor zijn' regter, het doodvonnis over Zich uitspreken: Gij zult den dood sterven: kruisig Hem! Welk een e straf is het voor een' Zoon, Zich ter dood veroordeeld te zien door Zijn' Yader, dien Hij mateloos lief heeft, en door wien Hij ook, gelijk Hij weet, eindeloos bemind wordt! Thans treden al die schromelijke mishandelingen, welke Hij weldra moet
1) Posuit Dominus in eo iniquitatem omnium nostrum, Isai. uil, 6.
19*
268
lijden, voor zijn' geest: versmaad van den kant zijner vrienden, veroordeeling door degeregts-hoven, verguizingen van wege het volk, de geese-ling eindelijk, de krooning, de nagelen en het kruis. En voor wie dit bloed? Voor wie dit lijden? Voor de menschen, die aan zijn lijden niet deelachtig willen worden; voor duizenden rampzaligen, die zelfs het bloed zullen vervloeken, dat voor hen vergoten werd,
In deze troosteloosheid zijns Harten zou het Hem voorzeker tot groote vreugde hebben gestrekt, wanneer Hij eenige vrienden gevonden had, die Hem hunne deelneming betoonden. Drie zijner dierbaarste leerlingen heeft Hij met Zich genomen , en tot hen gaat Hij, om eenige verlichting te vinden; doch zij slapen. Toen geschiedde het, dat het bloed zijns Harten door het geweld der smart uit zijne aderen werd geperst, en nederdruppelde op aarde. Zoo is het Hart van Jesus inderdaad, gelijk week en vloeijend was geworden. 1)
Gebed.
O bedroefd Hart van Jesus, wanneer dan geen uwer leerlingen bij U verblijft, om U te troosten, zoo zie hier een' zondaar, die het wenscht te doen. Gewis, ook ik heb mij maar al te lang van uw Hart afgewend, in weêrwil van het lijden, dat het voor mij heeft doorstaan,, en ijlde mijn verderf te gemoet. Doch nu ten minste, o droevig Hart, ben ik vast besloten, uwe smarten niet
1) Factum est Cor meum tanquam eera liquescens. Ps. xxi, 15,
269
langer te vermeerderen. Zie, daarom sta ik aan de deur Uws Harten, verfoei mijne ontrouw en smeek om vergiffenis en genade. Ik bid U, wil de geregtigheid van uwen goddelijken Vader bedaren; Gij hebt immers genoeg geleden, om voor zijne oogen mijne misdaden uit te boeten, en het losgeld te betalen. Deel dan uw lijden en uwe smarten met mij; laat mij aan uwe droefheid en aan uwen doodsangst deelnemen. Wederwaardigheden mogen mij al datgene ontnemen, wat ik in dit leven nog liefheb; alles moge mij bitterheid en weêrzin veroorzaken, wat mi] tot dusverre van ü verwijderd hield. Elk lijden zal mij zoet zijn, wanneer ik daardoor uw Hart troosten , en met mijne tranen de wonden besproeijen kan, welke ik aan hetzelve door mijne vele zonden heb toegebragt. Amen.
Zesmaal het Onze Vader, Wees gegroet. Eere zij den Vader enz., met het gebed lladz. 253.
Wanneer Jesus u uitnoodigt te lijden, hetzij veel of weinig, of op welke wijze, zoo neem dit aan, om met Hem de smarten te deelen, welke Hij in zijn lijden en sterven heeft doorstaan.
ZEVENDE DAG.
Eet Hart van Jesus aan H Kruis.
O hadden wij gezien, hoe 't Hart van den gekruisigden Jesus van liefde tot ons brandde! Het droeg zich geheel aan zijn' hemelschen Vader als Zoenoffer voor onze zonden en voor de zonden
270
der geheele wereld op. Het offerde zijn bloed, zijne smarten, zijn smaad, zijn leven niet slechts voor zijne trouwe leerlingen, maar ook voor het volk, dat Jesus bespotte, voor de beulen, die Hem aan 't kruis nagelden, en voor al degenen, die aan zijne smarten en aan zijn lijden schuldig waren. Als Jesus Magdalena aan den voet des kruises aanschouwde, verheugde Zich zijn Hart, dat het nu voor die rouwmoedige zon-daresse voldeed. Wanneer Hij hoorde, dat de eene moordenaar, die Hem als Zoon Gods erkende, zich Hem aanbeval, jubelde zijn Hart, dewijl het eene ziel voor het paradijs gewonnen had.
Doch van den anderen kant werd dit Hart in de diepste droefheid gedompeld; want het hoorde rondom zich niets dan bespotting en vervloeking van een volk, dat met zijne weldaden overladen was. Van al zijne leerlingen vindt er zijn oog slechts één' bij zijn' dood tegenwoordig; wel echter ziet het zijne Moeder, die van smart onbewegelijk stond, en het zwaard, dat Maria's hart doorboorde, verwondde ook allerdiepst het Hart van Jesus. Heft Hij nu zijne oogen ten hemel, zoo wordt Hij daar niets anders gewaar dan de wraak van zijnen Vader, die Hem aan zijne vijanden had prijs gegeven. Naast Hem hangt een misdadiger, die Hem vervloekt, ofschoon ook voor dezen zijn bloed werd vergoten. Toen moet wel de gedachte zijn Hart hebben gewond, dat deze rampzalige zich in de hel stort, terwijl Hij hem toch de poorten van het Paradijs opende.
271
O gij allen, die in droefheid zijt, Jesus roept van de hoogte zijns kruises u toe: Waar is er eene smart, welke gelijk is aan de mijne. 1)
Jesus is gestorven, en zijn Hart heeft opgehouden voor ons te lijden; intusschen is het nog geenszins aan het einde der beschimpingen en mishandelingen, die het verduren moet. Een krijgsknecht stoot den Gekruiste, niettegenstaande Hij reeds dood is, eene lans in de zijde. Het staal dringt tot in het Hart, doorboort het, en water en bloed stroomen er uil voort. Komt zondaars, en treedt door deze gelukzalige wonde in 't Hart van Jesus binnen! O wat hebben onze zonden het wijder gemaakt! Legt uwe hand op dit Hart, en voelt hoe het van liefde tot ons brandt en gloeit, en houdt op ongeloovig te wezen, en aan zijne goedheid te twijfelen. 2)
Gebed.
O mijn Heer en mijn God! Gij noodigt mij uit, mijne hand op uw heilig Hart te leggen. Doch hoe kunt Gij dit willen, vermits het immers deze hand is, welke U zoovele wonden heeft toe-gebragt! O kon ik het liefdevolle Hart mijns Vaders, dien ik zelf verraden heb, kussen! Doch mijne lippen zijn bevlekt met onbetamelijke en godlasterende gesprekken! Zoo wil ik dan in den geest dit heilig Hart binnengaan! Heilig water,
1) Videte, si est dolor sicut dolor meus. Threni, i, 12.
2) Affer nianum tuam et mitte in latus meum; et noli esse incredulus fidelis. Joan. xx. 27.
272
dat uit de zijde mijns Verlossers stroomt, •wascli al de vlekken mijner ziel af! Kostbaar bloed, reinig mijn hart van al zijne zonden! Hart, brandend van liefde, verteer in mij alle ongeregelde en zondige neigingen! O allerheiligst Hart, wees mijn toevlugt, mijne hoop, mijn heil. In U wil ik van heden af aan leven, in U wil ik sterven, in U wil ik in eeuwigheid rusten. 1)
Zesmaal het Onze Vader, Wees gegroet. Eer zij den Vader enz., met het gebed bladz. 253.
Hoe treurig en met smart overladen was Jesus' Hart in zijn bitter lijden en sterven! Voor wie ? — Voor ons. Om welke redenen? — Wijl het ons met oneindige liefde beminde. Indien gij het bemint, indien gij met hetzelve vereenigd wil blijven, zoo deel het lijden van Jesus'Hart, bedank het, heb berouw over uwe zonden, welke het lijden veroorzaakten.
Wilt gij dan in 't geheel niets verdragen voor zijne liefde, om u dankbaar te betoonen voor alles, wat de Heer voor u heeft doorstaan?
ACHTSTE DAG.
Het hart van Jesus hij de Kruisafneming.
Het ligchaam der gekruiste Liefde werd van het kruis afgenomen. Josef van Arimathea, Ni-codemus , o hoe gelukkig waart gij , die het eerst de geopende zijde des Heeren en zijn heilig nog sidderend Hart aanschouwdet. Welk een mede-
1) In^pace in idipsum dormiam et requieseam. Ps. iv,9.
273
lijden moet er in uwe oogen en in nw gelaat zigtbaar zijn geweest, wanneer gij die wonden met uwe tranen afwiescht en zalfdet. O ! wat moet voor de eerste maal Maria, de teederste der Moeders, gedacht, gevoeld hebben ! Haar hart verlangde allervurigst, zich met het Hart van haren Zoon te vereenigen. Welke scherpe pijlen der smart drongen uit het gewonde Hart van Jesus, en doorwondden het hart van Maria!
Nu naderen ook Magdalena en Joannes. Mag-dalena ziet nu met eigene oogen het Hart, dat haar den vrede gaf; Joannes aanschouwt dat Hart, waarop hij bij het laatste Avondmaal gerust heeft. Dan, de liefde des eeuwigen Woords, welke ook in dit doode Hart nog voortleeft, verheugde zich over de beide minnende zielen, die zoo trouw aan haar onderworpen waren. Die liefde ziet in Joannes de maagdelijke onschuld, welke de triomf der genade is; zij ziet in Magdalena de rouwmoedige boetelinge, welke de triomf der barmhartigheid is; beiden roept zij toe: Treedt binnen in dit Hart, en gij zult veiligheid, en rust vinden voor uwe zielen.
Zoo geeft het Hart van Jesus blijdschap en vreugde, niet slechts aan de onschuldigen, maar ook aan de boetvaardigen. Slechts de laauwen en de verstokten wijst het met afschuw van zich weg. Deze alleen zijn het, voor wie het zich gesloten houdt, dewijl zij het zoo langen tiid. miskend en veracht hebben. Hoe menigwerf daarentegen deelt de Heer zijne genaden aan rouwmoedige zon-
274
daars mede, ofschoon zij ze door hunne misdaden zijn onwaardig geworden, en door hunne koudheid en laauwheid ze niet verdienen!
Deze liefde leeft van liefde, en voedt zich hij degenen, die Haar beminnen; zij verwijdert zich alleen van die harten, welke koud als ijs of hard als steen zijn. Daarin ligt misschien ook de grond, waarom gij zoo weinig troost vindt in het Hart van Jesus. Gij hebt noch de onschuld van den H. Joannes, noch de boete der H. Magdalena, noch de liefde en den ijver van beiden.
Gehed.
Het is maar al te waar, o Hart van mijn' Jesus, dat ik IJ tot heden toe niet beminde, en ook nu nog ter naauwernood mijne koudheid bedwing. O wat was mijn leven, ver van uw Hart verwijderd zijnde, droefgeestig, vol bekoringen, en onrust! Ik ben als een dwaallicht geweest, als uitgedoofde asch, als een hart zonder leven, eene ziel zonder licht of liefde. Maar wat belet mij thans, hoe laat dan ook, U op nieuw te beminnen ? Ontferm U dan mijner, o goddelijk Hart! Of zijt gij zoo vertoornd op mij, dat Gij niet meer verteederd wordt door het gebed en de tranen van een verootmoedigd en vermorzeld hart ? Zal ik IJ dan nog den smaad aandoen van mistrouwen ? Neen, in eeuwigheid niet! O konde ik uit uw en mijn hart één hart maken, opdat ik eeuwig op de innigste wijze met U vereenigd mogt wezen! Gij de mijne en ik de uwe! Gij
275
mijn heil, ik uw roem! Gij mijne kroon, ik uwe ■vreugde! Gij vol van genaden voor mij, en ik vol van dankbaarheid! Gij eeuwig aan mij denkend, en ik eeuwig aan U! O wat moet ik doen, o Jesus, om deze genade te bekomen? Indien de smeekingen van een rouwmoedig hart ü niet bewegen, wat zult Gij dan ooit in een' mensch vinden, dat u met hem verzoenen kan ? Wees Gij dan, o goddelijke Liefde, van nu af aan het leven mijner ziel en mijns harten, en geef, dat ik, geliik ik Magdalena in hare afdwalingen navolgde, haar ook in hare gloei-jende en onverstoorbare liefde tot TJ moge navolgen. Amen.
Zesmaal het Onze Vader, Wees gegroet. Eer zij den Vader, enz., met het gehed hladz. 253.
Wend u tot het hart van Maria, opdat het u tot Jesus' Hart voere. — O Maria, liefderijke Moeder, gij, onze zoetheid, onze hoop, ik roep en zucht tot u, gij die uwen aanbiddelijken Zoon meer lief hadt dan alle schepselen het vermogen, verleen mij deze heilige liefde, opdat ook ik, in zijn allerheiligst Hart opgenomen, van liefde tot Hem ontvlamd en verteerd worde!
Allerzoetste Jesus! Zoete Moeder Maria! Ik roep tot U uit al de krachten mijner ziel!
NEGENDE DAG.
Het Kart van Jesus, ledroefd over het verlies van zoovele zielen.
Wie is in staat te begrijpen, met welk een
4
276
vurig verlangen Jesus niet sleclits naar tet teil der regtvaardigen, maar ook naar dat der zondaars verlangt!
Maar hij moet helaas zien, dat het getal der laatsten immer toeneemt, dat de zondaars zich altoos meer en meer in hunne hoosheid verharden, ja zelfs er zich op beroemen, dat zij eindelijk zijn liefdevol juk hehhen afgeschud! Hij noodigt ze wel uit, om tot zijn Hart te komen; 1) doch zij antwoorden met spot en hoon, dat zij nimmermeer tot Hem willen wederkeeren. 2)
Al moge nu ook de Heer door allerlei rampspoeden de vreugd der wereld voor hen hitter trachten te maken, 'tis te vergeefs; want wij zullen op nieuw zijne Voorzienigheid vloeken. Stelt Hij echter zijn heilig Hart als schild tus-schen hen en de eeuwige geregtigheid zijns Vaders, zoo wenden zij het uitstel der straffen slechts daartoe aan, om de redenen hunner veroordeeling te vermeerderen.
O wie is derhalve in staat, de droefheid en smart te schilderen, welke het Hart van Jesus gevoelt wegens het verlies van zoovele zielen! Jesus ziet de heiligheid zijns Vaders veracht, al zijne moeiten te vergeefs, zijne hoop vernietigd, en de kinderen zijns Harten immer meer met schuld beladen, immer de eeuwige verwerping naderbij. Al het lijden, dat Hem deze zielen kostten, zweeft Hem voor den geest; Hij denkt
1) Redite, praevaricatores, ad Cor. Isai. xlvi, 8.
2) Recessimus, non veniemus ultra ad le. Jerem. u, 31.
277
er onophoudelijk aan, dat Hij ze met al zijn bloed heeft vrijgekocht, dat Hij ze met zijne genade en zijn woord heeft gevoed, dat Hij haar zijn Vleesch te eten, en zijn Bloed te drinken gaf, dat Hij ze aan zijne borst geheel nabij zijn Hart rusten liet. 1) Hoe! moest Hij alzoo niet bedroefd wezen, wanneer zij verloren gaan?
En is Hij, niettegenstaande dit alles, wel eenigzins gramstorig ? Hij had er waarlij k reden toe, en wee den goddelooze, wanneer Jesus in zijne geregtigheid naderde. Maar neen. Hij zegt zelf, dat Hij veel meer bedroefd dan vergramd is. 2) Deze droefheid vermeerdert zich nog, wanneer Hij ziet hoe gering het getal is van hen, die naar zijn voorbeeld de bekeering der zondaars verlangen , en hen voor zijn Hart trachten te winnen, of den toorn des eeuwigen Vaders trachten te bevredigen, die bereid is, hen te verpletteren. Jesus zeide zelf tot de gelukzalige Mar-garetha-Maria Alacoque: „Wanneer Ik u te kennen geef, dat de goddelijke geregtigheid vergramd is op de zondaars, dan moet gij Mij in de H. Communie ontvangen.... Mij aan mijnen eeuwigen Vader opofferen.... om alzoo zijn' toorn te bedaren, en zijne barmhartigheid tot vergiffenis te bewegen.quot; Zie dus, wat ook gij behoort te doen, (ten minste morgen , op het feest van 't heilig Hart) indien gij het lijdende Hart van
1) Quam emerat et nutrierat; de pane illius comed ens et de calice ejus bibens et in sinu illius dormiens eratque illi sicut filia. n Reg. xii, 3.
2) Multigemitus mei etCormeummoerens.Thren.i, 22,
•278
Jesus bemint, en werkelijk medelijden met hetzelve hebt.
Draag in de heilige Communie Jesus aan zgn' eeuwigen Vader voor de bekeering der zondaars op. Heil u! wanneer gij , al ware het ook maar ééne ziel, voor Jesus' Hart kunt winnen !
Gebed.
O minnelijke en liefdevolle Jesus, ik hoor de zuchten uws Harten, dat door brandenden dorst naar de bekeering der zondaars gefolterd wordt. Hoe! zou ik dit verlangen niet tegemoet komen? O kon ik de geheele aarde doortrekken, om alle zielen, die zich van U verwgderen, tot U terug te voeren! Dan, helaas! ik was zelf zoo menigwerf de oorzaak, dat vrome zielen aan ü ontrouw zijn geworden! O mijn God, wat heb ik gedaan! Welk eene vermetelheid! Welk een gruwel! Ik heb zielen, die G-g bemindet, uit uw Hart gerukt! Ik heb haar door oogslagen, door ijdel-heid, door schandelijken raad aanleiding gegeven, zich van U te verwijderen! O Vader, ik waag het niet meer, mgne oogen tot TJ op te heffen! Bij den aanblik uws Harten foltert mij de gedachte aan mijne misdaad! Oefen uwe wrake uit op mijne ziel wegens den roof en den smaad, welken ik jegens U heb begaan, en U heb aangedaan. Doch bedenk in uwe wraak, dat ook deze ziel uw kind is! Wilt gij dan, o bedroefd Hart, uw verlies nog vergrooten? Neem derhalve veeleer dit mgn hart ter vergoeding
279
aan, voor 't geen ik TT misdaan heb. Waarlijk, zou ik zulk een aanbod niet wagen, wist ik niet, o liefderijk Hart, dat Gij U door zuchten laat bewegen van hem, die zijne foutenbeweent, en uwe genade inroept. Aanvaard derhalve genadig het offer, dat ik U ter verzoening opdraag: laat het he-melsch liefdevuur hetzelve verteren, opdat het in uwe oogen welgevallig zij, en U in uw lijden en uwe smarten tot eenigen troost verstrekke. Amen.
Zesmaal het Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader, enz. met het gebed Uadz. 253.
Bezoek heden het allerh. Sakrament, ten einde het ontfermingrijke Hart van Jesus vurig te smee-ken, de zondaars te bekeeren, de bedroefden te troosten, de armen te helpen, de ongelakkigen te sterken , en de stervenden in den dood bij te staan.
O Jesus, ter wille van uwe oneindige goedheid, kom ons allen te hulp!
VOOB HP.T
FEEST VAN 'T H. HART VAN JESüS.
Het feest van Jesus' heilig Hart is het feest der liefde van Jesus tot ons. Het doel van dit feest is, onze koude harten tot liefde te bewegen. Om dit des te zekerder te bereiken, hield Jesus ons, als voorwerp van dit feest, zijn goddelijk Hart
280
voor oogen, het Hart, dat waarlijk in Hem zei ven is, en tevens het duidelijkste beeld zijner goddelijke liefde tot ons. Wij moeten alzoo dezen dag geheel bijzonder aan de vereering en aanbidding van dit Hart toewijden; doch immer in den geest dezer bepaalde godsvrucht, welke ten doel heeft ons op te wekken, om door wederliefde te beantwoorden aan de liefde van den Zoon Gods, en dezen zoo beminnens-waardigen, maar tevens zoo weining beminden God eenige vergoeding, eene zekere voldoening voor den ondank te bewijzen, dien Hij zoo veelvuldig van de menschen ondervindt.
Breng derhalve reeds in de eerste morgenvroegte uw hart en alles, wat gij hebt en zijt, het liefdevolle Hart van Jesus geheel tot het zoo evenge-noemde doel ten offer , en vernieuw deze uwe toewijding dikwerf op dezen dag. Geheel aan de liefde en vereering van Jesus moet deze dag zijn toegewijd. Brang hem alzoo in stilzwijgendheid en ingekeerdheid des geestes door, voor zoover u dit slechts doenlijk is. Alles wat gij verrigt, doe het in den geest van 't huidige feest. Onderhoud u menigwerf en gedurende langeren tijd met Jesus in het allerh. Sakrament, naar gelang uwe staats-pligten, de voorzigtigheid en uwe krachten het u veroorloven. Draag de H. Communie op, om den Heer voor alle laauwe en onwaardige Communiën van zoovele Christenen voldoening te geven. Bereid u zoo vlijtig mogelijk daartoe voor, en wees vol dankbaarheid en liefde jegens den Heer.
Doch om de liefde van Jesus bid ik u. wacht
281
u heden by zonder voor eene dwaling, die zeer verspreid en algemeen is, namelijk dat men gelooft met de geestelijke oefeningen te moeten ophouden, wanneer men noch smaak, noch zinnelijke of gevoelige godsvrucht gewaar wordt. Doet gij dit, dan stelt gij u bloot aan 't gevaar , om den ganschen dag met al zijne genaden vruchtelocs te laten voorbijgaan. Begeef u moedig aan het werk! Verrigt alles zóó, als gij het doen zoudt, wanneer gij vol ijver en zoete vreugde in Jesus verslonden waart.
OVERWEGING.
Eerste Voorbereiding.
Stel u Jesus in 't heilig Sakrament voor, gelijk Hij aan degelukzaligeMargaretha-MariaAlacoque verscheen, toen Hij haar zijn wreed doorboord Hart opende, dat met vlammen omgeven, en met eene doornenkroon en een kruis versierd was, en tevens haar verklaarde, dat deze teekenen zoowel zijne liefde tot ons, als al datgene voor oogen stellen, wat Hij voor ondankbare menschen heeft uitgestaan.
Tweede Voorbereiding.
Bid den Heer, dat Hij u de beide tegelijk onbegrijpelijke gevoelens n. 1. dat zijner liefde en dat onzer ondankbaarheid regt moge doen inzien, opdat gij het vast besluit zoudt maken, dit liefdevol en zoo weinig bemind Hart, naar uw best vermogen, vergoeding te schenken.
20
282
Eerste Punt.
Welke zijn de gevoelens, die het Hart van Jesus in 't heilig Sakrament des Altaars bestendig jegens de menschen koestert ? Het is de levendigste en opregtste liefde. Hier giet de liefde, gelijk de volle middagzon, haar licht en hare warmte overvloedig naar alle kanten nit. Wat doet Jesus in 't heilig Sakrament ? — Hij bemint ons. Dit woord zegt alles en is voldoende op alle vragen. Waarom is Hij daar ? — Dewijl Hij ons bemint. Hoe woont Hij daar ? — Als een beminnend God. Wat verlangt Hij van ons ? — Hetgeen de liefde verlangt. Waarom vermenigvuldigt Hij Zich in zulk een' graad ? Waarom houdt Hij hier zoolang zijn verblijf ? Waarom verbergt Hij Zich zoo zeer? —Omdat Hij bemint. Aan het kruis heerschte de liefde, met de geregtig-heid vereend, zij was zelfs der geregtigheid ondergeschikt. Hier heerscht de liefde alléén , en alles is haar onderworpen. Het geduld, de masrt, de voorzienigheid, de oneindigheid, alles is behulpzaam, alles voegt er zich naar, om de liefde volkomen te bevredigen. O verblinde stervelingen! 't Is het Hart van Jesus in 't heilig Sakrament! Ondervindt gij het dan niet dage-, lijks? Zondaars, op welk eene wijze ontvangt het u hier? Zijne klagten, zijne ver wij tingen, zijne bedreigingen zelfs, komen van zijne liefde voort? Laauwe en onvolmaakte zielen, heeft het u ooit van zich afgewezen? Biedt het u niet
283
integendeel licht, troost en moed? Zuivere en volmaakte zielen, gij vooral moet der wereld eene gunstige getuigenis geven van het Hart van uw' Verlosser in dit Sakrament. Welk eene afdaling, welk een volstrekt vergeten van zijne grootheid, welk eene deelneming, welke liefdevolle woorden, welk eene teederheid, welke stroomen van vreugde...... Toef hier een oogenblik, en pas dit
alles op u zei ven toe.................. ...
Wek vervolgens gevoelens van bewondering , lof en dankbaarheid in u op. Welligt hebt gij in geheel uw leven nog nimmer naar behooren Jesus' Hart voor zijne liefde bedankt.
Tweede Punt.
Welke zijn de gevoelens der meeste zielen ten opzigte van Jesus in het heilig Sakrament? Bedenk , hoevelen er in de wereld zijn, die niet eens weten , dat God Zich voor hen zoo diep heeft vernederd. Jesus toch houdt Zich in dit Sakrament voortdurend en werkelijk niet anders dan met liefde tot hen allen bezig. Onder deze verblinden zijn er echter velen, die wel uitge-noodigd waren, Jesus te erkennen en te bezoeken, doch zij wilden het niet. O Jesus, is dat niet de grootste smaad, die IJ kan worden aangedaan ? Neen, dit is nog niet het ergste. Yerschrikke* lijker is de mishandeling, welke Gij van trouwe-looze christenen ondervinden moet! Deze ondankbaren kennen de liefde, de oneindige liefde van hun' God in dit Sakrament, en zij belijden
20*
284
openlijk hun geloof daaraan. Maar hoe beantwoorden zij aan dit geloof? Overweeg hier in den geest de onverschilligheid, de oneerbiedigheid , de heiligschennis, de versmadingen , welke Jesus in dit Sakrament van een groot aantal christenen te verduren heeft. Let tevens op de verzwarende omstandigheden, tijd, hoedanigheid, wijze en stand der personen. Wek een' levendigen afkeer en afschuw over zulk eene handelwijze in u op; pas verder alles op u zei ven toe. Ja, ook gij hebt de goddelijke liefde mishandeld! Onderzoek uw leven, dat voorbij gegaan is. O God! misschien is de ondankbaarheid met de jaren toegenomen ! O hoe onwaardig , indien de zuiverheid , de godsvrucht , de ijver bij de H. Communie van jaar tot jaar afnemen!.. Werp u bij dit gezigt met diepe verslagenheid voor den troon der liefde neder. Smeek om verlichting , opdat gij u door en door moogt kennen en nog meer haten ; bid om overvloedige genade, opdat gij grootmoedige besluiten zoudt maken.
Derde Punt.
Welke zijn de gevoelens van 't Hart van Jesus, vermits de menschen zoo slecht aan zijne liefde beantwoorden. Bedenk, om die gevoelens te kennen, hoevele redenen tot gramschap er voor Jesus' Hart waren. Hoe heeft deze God de Joden behandeld, onder wie Hij Zich eene woning koos, en Zich een' tempel bouwen liet ? Hij heeft den tempel ten gronde toe verwoest, en het volk ver-
285
worpen, omdat het den tijd der genade niet kende. Dit verdienden niet minder de christenen, die nog meer begenadigd zijn. Maar zijne liefde is oneindig grooter dan onze trouweloosheid. Welk geduld, welke liefde, welke onverstoorbare mildheid! ISTog iederen dag geeft Hij Zich, sprakeloos als een Lam, ter slagtoffering over. Menigwerf openbaart Hij Zich aan getrouwe zielen; zijne klagten zijn het grootste bewijs zijner liefde. Zoo zeide Hij eens aan de gelukzalige Margaretha-Maria Alacoque, dat de ondank der menschen voor Hem een grooter lijden is dan alles, wat Hij op aarde leed, en Hij voegde er bij: „Wanneer zij aan mijne liefde beantwoordden, zou alles, wat Ik voor hen gedaan heb, Mij gering schijnen, en, ware het mij mogelijk, gaarne zou Ik nog meer voor hen willen doen; dan, zij hebben niets dan koudheid voor Mij, en vergelden mijne liefde slechts met verachting.quot; Welken indruk maken deze klagten van den Zoon Gods op u? Op een anderen' keer zeide de Heer: „Wat Mij het bitterst valt, is, dat ook die zielen, welke Mij bijzonder zijn toegewijd. Mij op zulk eene l wijze bejegenen. Jesus doelt op u, gij die zód koud, zoo ontrouw, zoo gevoelloos voor al zijn lijden zijt. Zal dit immer zoo blijven?...
Wek in u vurige dankbaarheid op voor zulk eene liefde, droefheid over zoo groote ondankbaarheid , krachtig verlangen, om door uw offer en uwe liefde aan Jesus' Hart vergoeding te geven. Dit zijn de drie kenteekenen van een
286
hart, dat inderdaad Jesus' Hart vereert. Maak goede voornemens; draag u zeiven op aan 't heilig Hart, en bid om zijne genade.
Sluit de dankzegging na de Communie met een gebed van toewijding of opdragt van uw hart, en een gebed van eerherstel voor al uwe ondankbaarheden en die der geheele wereld.
Goede meening voor vijf bezoeken hij het Allerheiligste.
I. Jesus voor de liefde, welke Hij ons door de instelling van dit Sakrament toonde, dank zeggen.
li. Hem bedanken, dat Hij zoo memgwerf in de heilige Communie tot ons is gekomen, en ons telkens met zoovele weldaden en genaden
heeft verrijkt. , , , j.
III. Hem vergoeding geven voor de beleedi-gingen, welke Hij in dit Sakrament van den kant der ongeloovigen en dwal enden moet ondervinden. # _
IV. Insgelijks voor de oneerbiedigheid, de ontheiliging en schending, welke Hij van zoo vele slechte Christenen verdraagt.
V. Jesus in alle kerken der wereld in den geest aanbidden, namelijk in die vele kerken, waar Hij met weinig eerbied bewaard, slechts zeer zelden bezocht, en weinig maar vereerd wordt.
VOOR HET PEEST VANquot; JESUS' HEILIG HABT.
(Uit de verhandeling „de Passionequot;, welke aan den
H. Bernardus wordt toegeschreven.)
—
Welk een zoete schat is uw Hart, o mijn goede Jesus! Gaarne zou ik alles geven, alles ten offer brengen, mijne gedachten, mijne gevoelens, al mijne begeerten, om uw Hart te bezitten. Met David kan ik thans zeggen: ik heb een Hart gevonden, dat mij toebehoort, en door middel van hetzelve wil ik mijn' God aanroepen. Ik heb het Hart gevonden van mijn' Koning, van mijn' Broeder, van mijn' besten Vriend, van mijn' liefdevollen Jesus, Hoe! zoude ik U niet aanbidden met zulk een Hart? Ja, in dezen tempel, in dit heiligdom, voor deze ark des Verbonds wil ik aanbidden, en 's Heeren Naam verheerlijken.
Dit Hart, — ik waag het te zeggen, — dit Hart is het mijne. Jesus is mijn Hoofd; hoe! zou alzoo zijn Hart mij niet toebehooren? Even als ik slechts met de oogen van mijn Hoofd zien kan, zoo kan ik ook slechts met mijn Hart beminnen.
Vereenig mij met uw Hart, o goddelijke Verlosser! Leid mij in het Hart binnen, hetwelk eene oneindige en onvergelijkelijke liefde geopend heeft, opdat ik daar gereinigd worde, daar al de dagen mijns levens wone; opdal ik
288
daar uwen wil onderzoeke en volvoere, opdat uw Hart het rigtsnoer zij voor mijn Hart.
IJ werd in uw lijden de zijde geopend, en zoo hebt Gij ons den weg gebaand tot uw Hart. De wonde is diep, opdat ik de diepte der wonde zoude erkennen, welke uwe liefde jegens mij U heeft toegebragt. Wie zou deze kostbare wonde niet beminnen? Wie zoude eenen Bruidegom, die ons met zoo groot eene liefde te gemoet snelt, geene liefde voor liefde weêrgeven?
(Vit de geschriften der H. Gertrudis.)
O Jesus, stel mij onder de liefderijke bescherming uws Harten! Dompel mij in deze oneindige zee uwer liefde, sluit mij op in dit fornuis uwer liefde, en verteer mij geheel en al in deze hemelsche vlammen. Daar zij het mij vergund, o mijn Verlosser, den prijs te leeren kennen van het bloed, dat Gij ter mijner vrij-kooping vergoten hebt; daar zij het mij vergund , de zoete stem uwer liefde te hooren.
O Liefde! Gij zijt de bron des levendigen waters, waarnaar ik zoo zeer dorst. Zie, mijn hart nadert tot U met een' liefdegloed en een vurig verlangen, waardoor het gepijnigd wordt. Open mij den heilzamen ingang tot uw hart I Zie hier mijn Hart! Aanvaard het! Voortaan wil ik het niet meer behouden.
O Jesus, mijne zoete hoop, laat uw Hart, dat reeds uit liefde tot mij gewond is, en aanhoudend voor alle zondaars open staat, het
289
eerste toevlugtsoord voor mijne ziel wezen bij hare scheiding van het ligchaam, en verdelg in dezen afgrond uwer eindelooze liefde voor eeuwig al mijne zonden. Amen.
{Uit de Geschriften der eerwaardige Maria der Menschwording, stichtster der Ursulinen van Kanada.)
O mijne liefde, o eenig verlangen mijner ziel! Ik breng mii geheel aan IJ ten offer op het altaar van uw heilig Hart. Tk ben geheel de Uwe, gelijk Gij geheel de mijne zijt.
Heilig altaar, aanvaard mijn offer! Aanbiddenswaardig vuur, verteer mijne ziel, die niet anders dan te midden uwer vlammen leven wil. Hoe zoude ik mij in het offervuur kunnen ophouden zonder van liefde te branden?
O mijne zoete liefde! Ik blijf met U, en met uw gloeijend Hart vereend! Ik leef, en nogtans sterf ik ook. Want hoe zoude ik met ü vereenigd kunnen zijn, zonder van uw leven te leven, o wonderbaar Leven! doch hoe! zou ik niet sterven, daar immers de vereeniging met U alles vernietigt, wat niet het uwe is.
(Vit de geschriften van Pater de la Colombière.)
O aanbiddenswaardigst en allerzoetst Hart van mijn zeer liefdevollen Jesus, Hart, bestendig van liefde tot de menschen oatvlamd, immer geopend om allerlei genaden en zegeningen over ons uit te storten; Hart, steeds meêwarig met ons lijden, en van verlangen doordrongen om ons aan uwe schatten deelach-
290
tig te maken, TJ zeiven geheel aan ons te geven; Hart, steeds bereid om ons op te nemen, ons toevlugtsoord, onze woning, ons paradijs op deze wereld te zijn; voor dit alles ontvangt Gij van de menschen niets dan hardheid, vergetelheid en verachting. G-ij bemint, en men geeft U geene liefde voor liefde, men kent deze liefde niet eens, men wil de onderpanden uwer liefde niet, men wil uwe teedere en geheime woorden, waardoor Gij tot onze harten spreekt, niet hooren.
Om die vele versmadingen, die groote ondankbaarheid eenigermate te herstellen, en mij, zooveel mogelijk, aan het gevaar te onttrekken van in een dergelijk ongeluk te storten, offer ik ü, o Jesus, mijn hart op, en wijd U al zijne neigingen. Van dit oogenblik af aan, — dat beloof ik U, — verlang ik van harte, mij zeiven en alles, wat maar in de verste verte mij betreft, te vergeten, opdat alzoo alle hinderpalen worden weggenomen, welke den toegang tot uw Hart zouden kunnen bemoeijelijken. Gij hebt U verwaardigd, mij uw Hart te openen, en ik heb een levendig verlangen er in te gaan, om daar, met uwe getrouwste dienaren, geheel doordrongen en ontvlamd van uwe liefde, te leven en te sterven.
Leer Mij, o allerheiligst Hart van Jesus, dat ik mij zei ven vergete; want dat is de eenige weg, die tot ü voert. O dat ik toch in mij niets meer toeliet, dat ü zou kunnen mishagen! Leer mij dan datgene verrigten, wat ik doen moet, om
291
de zuiverheid des harten te bekomen, naar welke Gij mij een zoo groot verlangen inboezemdet. Ik heb den vasten wil, TJ te behagen; doch tevens geene magt daartoe te geraken, indien uw licht en uwe genaden mij niet geheel bijzonder te hulp komen.
om van het Heilig Hart van Jems eene bijzondere genade af te smeeken.
Zeer heilzaam kan deze novene gehouden worden:
1. Voor Z. H. den Paus en geheel de Christenheid.
2. Voor onze eigene volharding in het geloof.
3. Voor de bekeering der afgedwaalden en voor de bevestiging der goeden.
4. Voor de geestelijke en tijdelijke noodwendigheden van onze gezinnen en betrekkingen.
5. Ter verkrijging der gunst, waaraan een ieder voor zich het meeste behoefte heeft.
Met het grootste vertrouwen nader ik tot ü, o vaderlijk Hart van mijn Jesus! want ik weet, dat geen vader, al ware hij ook nog zoo liefderijk en zorgvuldig, zijn kinderen zoo teer bemint, als Gij ons hebt lief gehad, en heden nog bemint. Tot wien anders zal ik derhalve mijnen toevlugt nemen, dan tot TJ, o Vader en Oorsprong van
292
alle goed. Ja, het is waar, dat ik üw Hart door mijne zonden zeer bedroefd heb, dat ik U dikwerf den verschuldigden eerbied weigerde, en vol snoode ondankbaarheid mij jegens U gedroeg, dat ik alzoo duizendmaal verdiende, niet meer als uw kind te worden aangenomen. Maar, indien ik ook zoo ongelukkig was, mijne kinder-pligten te vergeten, weet ik toch, dat gij niet vergeten hebt, mijn Vader te zijn. Daarom hoop ik, vermits Gij mi] zoo langmoedig hebt verdragen, toen ik U beleedigde, ja, zelfs mij met oneindige goedheid opzocht, toen ik U ont-vlugtte, — dat Gij mij nu niet zult verstoeten, dewijl ik met een opregt berouw aan uwe voeten mijne zonden beween, en TJ beloof, liever te sterven dan U nogmaals te beleedigen. Sta mij bij met uwe genade, o allerzoetst Hart, opdat mijn voornemen tot daad worde! Zijn dan mijne smeekingen niet in strijd met uwen heiligen wil, zoo schenk mij ook de genade.... om welke ik IJ geheel bijzonder bid, en die ik vol vertrouwen van uwe oneindige goedheid verwacht.
Sluitgebed. 1)
v. O allerbarmhartigste Jesus, verhoor mijn gebed!
R. Wil mijne smeekstem niet versmaden.
I) Dit sluitgebed, door den vertaler ontleend aan eene Novene ter eere van Jesus H. Hart, (St-Michiels-Gestel, boekdr. 1862) kan met vrucht achter elke overweging herhaald worden.
293
De genade uws Harten beheere my.
l)e glans uws Harten heschijne mij.
Be smart uws Harten doordringe mij.
De wond uws Harten geneze mij.
Het bloed mos Harten reinige mij.
De verdiensten uws Harteji heiligen mij.
Het kruis uws Harten sterke mij.
De Tcroon uws Harten versiere mij.
De gloed uws Harten verwarme mij.
De liefde uws Harten ontvlamme mij.
De zoetheid mos Harten vertrooste mij.
De vreugde uws Harten verblijde mij.
Het bezit mos Harten verzadige mij.
In aller eeuwen eeuwigheid. Amen.
II.
O mijn liefdevolle Jesus, hoe overweldigt mij de gedachte, dat een zoo groote God als Gij de menscheliike natuur aannemen en onze Broeder worden wilde , om ons tot het kindschap Gods te verheffen. Uw Hart toch was er niet meê tevreden , ons tot zoo hoog eene waardigheid te hebben verheven, het wilde nog het erfdeel van 't rijk des hemels met ons deelen, en ons aan al zijne regten deelachtig maken. Hoeveel ben ik U voor dit alles verpligt! Hoe zeer smart het mij intusschen ook, dat ik U tot dusverre voor alles zoo weinig dankbaar ben geweest! Ik bid U ootmoedig om vergiffenis, en smeek U, mij om de verdiensten van uw H. Hart de genade te willen verleenen, TJ van stonden aan in alles na te volgen; opdat uw hemel-
294
sche Vader mij bij mijnen dood aan U gelijkvormig vinde, en als een' uwer broeders in den hemel opneme! Verder bid ik uw medelijdend Hart, dat het zich door den nood, waarin ik mij bevind of waarin anderen verkeeren... laat bewegen, en dat het aan mij... of aan anderen... de genade verleene, welke ik met vertrouwen van U alleen verwacht. Sluitgebed, hladz 292.
Wie zou het kunnen betwijfelen, o oneindig beminnelijk Hart van Jesus , dat men alle genaden , welke men behoeft, van U kan bekomen ? Gij immers zijt niet slechts het Hart van een Broeder en Vader, vol van teedere liefde , maar ook het Hart van een' magtigen Koning, die de grootmoedigheid en genade zelve is. Er bestaat derhalve niets, dat IJ zou kunnen hinderen, alle gebeden te verhooren: want niets valt uwer Almagt moeijelijk: uw rijkdom toch gaat zoo zeer alle maat te boven, dat hg nimmer kan worden uitgeput.
Al heb ik ook nog zoo dikwerf tegen ü gezondigd , zoo verlies ik toch den moed niet; want ik weet, dat Gij een oneindig grootmoedig en genaderijk Koning zijt, die steeds bereid is, de schuldigen te vergeven, wanneer zij berouw hebben over hunne misdrijven, en zich opregt verootmoedigen. Zoo troost mij... of anderen... dan, o minzaam en medelijdend Hart! Vergeef mij, kom mij te hulp; want ik geef mij geheel aan TJ, en
295
beloof U, dat ik in de toekomst alleen U in mijn hart wil laten heerschen.
Sluitgebed.
Tot wien zonde ik mij wenden, o allerzoetst Hart van Jesns, in al mijne behoeften of die van... tenzij tot U, Gij ware Vriend onzer zielen ? Zegt Gij ons niet metovergroote liefde; Komt tot mij, gij, die vermoeid en beladen zijt, en Ik zal n verkwikken?quot; O hoe menigwerf heb ik, in plaats van op ü te vertrouwen, die uw leven voor mij gaaft, op de liefde en vriendschap der menschen gebouwd, wier trouweloosheid en valschheid ik toch zoo dikwijls heb ondervonden! Doch, indien ik U ook in het verleden deze beleediging aandeed, zoo wil ik het in de toekomst niet meer doen. Ik beloof U, dat ik in al mijne twijfelingen, nood en ellenden alleen tot U mijnen toevlugt wil nemen, om bij U licht, hulp en troost te bekomen.
Van nu aan zult Gij de Vriend wezen, op wien ik steunen wil, en aan uwe vriendschap wil ik de voorkeur geven boven alle aardsche vriendschap, waaraan ik veel liever geheel vaarwel zeg, indien zij mij op eene of andere wijze gelegenheid tot zonde zou worden.
Sluitgebed.
V.
Allerheiligst Hart van Jesus, vol van de tee-derste en vurigste liefde tot ons, hoe zou mijn hart U niet beminnen, wanneer het de veelvuldige be-
296
■wij zen uwer liefde overweegt! helaas het is waar, k
dat ik tot dusverre aan deze 1 iefde slechts zeer wei- z
nig beantwoordde en de liefde, welke ik u ver- ij
schuldigd was, snoodaardig aan ellendige schep- g
selen wegschonk. O wreek U, zoete Jesus, wreek ■w
U aan dit gevoelloos en ondankbaarheid hart. X
Oefen uwe wraak zóó uit, dat Gij het met n
een' straal dier liefde doorboret, welke uw Hart k
verteert! O, dat uwe heilige liefde elke andere e
liefde, welke niet volgens uw Hart is, in mijn ^
hart uitdelge, opdat ik alzoo het geluk moge r
hebben, U te behagen, en minder onwaardig r
zij, de genade... te verwerven. i
Sluitgebed.
VI.
Om ons de grootheid uwer liefde te toonen, was 1
het U niet genoeg, o allerzoetst Hart van Jesus, c
uw leven onder de ijselijkste pijnen voor ons aan c
't kruishout op te offeren: Gij wildet door eene on- i
uitsprekelijke vereenigingUaan onze zielen huwen, 1
en ons in zekeren zin één met U maken. Daarom i
heeft uw Hart het H. Sakrament des Altaars,—die }
liefdevolle uitvinding uwer oneindige wijsheid, ] dat wonderwerk uwer goddelij ke almagt, ingesteld, t i
waarin Gij U dagelijks voor ons opoffert. Daar i
wordt Gij onze spijze zoo dikwerf wij willen, en (
vereenigt Gij U op de innigste en onbegrijpelijkste i
wijze met ons. O Hart van den beminnelijksten ] Bruidegom! Waarom zijn wij zoolaauw en nalatig
in 't ontvangen van dit Sakrament, waar wij zoo- ]
vele en zoo groote genaden,zooveel zoetheid vinden j
i é
297
kunnen? O vergeef mij de blindheid, welke mij zoo dikwerf van U verwijderd heeft, om de ijdele en valsche vermaken der wereld na te jagen! Van nu af aan zal mijne eenige vreugde wezen, hij TJ in't Allerheiligste te verwijlen, en TJ dikwerf in mijn arm hart te ontvangen. Schenk mij, o alleraanhiddenswaardigst Hart, onwankelbare liefde en trouw, opdat ik ten minste eenigzins aan uwe oneindige liefde beantwoorde! Vereenig mij onafscheidelijk metU, en verleen mij eindelijk, wanneer het uw wil is, de genade .,. welke ik vol vertrouwen van uw grootmoedig Hart afsmeek.
Sluitgebed.
YIL
Mijne zonden, mijne menigvuldige ondankbaarheden jegens uwe oneindige goedheid, o goddelijke Verlosser, zouden mij allen moed benemen, om tot ü te naderen. Doch uw Hart, o Heer, noodigt mij uit, en boezemt mij op nieuw vertrouwen in. Ik weet, dat Gij uit liefde tot mij mijn Verlosser werdt; dat Gij daarom van den hemel neêrdaaldet, ons vleesch aannaamt, uw kostbaar bloed vergoot, en uw leven aan 't kruis ten offer bragt. Wanneer ik dus op alles zie, wat Gij voor mijn heil gedaan hebt, zoo kan ik onmogelijk gelooven, dat uw Hart mij verstoeten wil. Daarom neem ik mijn' toevlugt tot dit Hart, omhels het met vertrouwen, en smeek IT vurig bij al uwe verdiensten, om voor mij bij uw' hemelschen Vader vergiffenis mijner zonden en de genade ter algeheele verbetering te verkrij gen. Ver-
21
298
vokens smeek ik ü ook om de genade... welke mij zoo zeer aan 't harte ligt, en die ik als vrucht dezer
novene, TJ ter eere gehouden, hoop te bekomen.
Sluitgebed.
Als de oneindige liefde, waardoor uw Hart, o Jesus, voor ons ontvlamd is, U als Zoenoffer voor onze zonden op het altaar des kruises had ge-bragt, was het U niet genoegzaam, voor ons te sterven, maar wildet Gy bovendien, dat uw minneliik Uart met een lans werd doorboord, opdat onze blikken door die opene wonde tot in 't diepst van dit Hart zouden kunnen doordringen, en des te beter de eindelooze en on be-schriifeliike liefde van hetzelve beschouwen.
Dit doorwonde Hart hebt Gij ons geschonken, en nog immer laat Gij het voor ons geopen , niet slechts om in hetzelve eene bescherming tegen de geregtigheid des eeuwigen Vaders te vinden, dien wij door onze zonden beleedigden, maar ook, opdat deze bronwel der genade en ontferming ons in allen nood hulp zou verleenen. Waarom dan nader ik tot TJ zoo zelden en zoo laauw? Waarom neem ik mijnen toevlugt niet tot TJ ? Waarom snel ik niet naar deze levensbron? O mijn allerliefste Jesus, uw Hart ver-eeve mij al deze beleedigingen, welke ik door gebrek aan vertrouwen hetzelve zoo menigmaal heb aangedaan. Zie, ik kom nu tot TJ, en wel vol vertrouwen, om nimmer meer uw Hart te verlaten. Hier wil ik zoeken, wat ik zoozeer behoef: vergiffenis mijner zonden, genade ter
29$
verbetering en uwe eeuwige liefde. Verder smeek ik U ook om hulp in den nood, waarin ik thans verkeer,. of waarin anderen zich bevinden.. Sluitgebed.
IX.
O, Allerzoetst Hart van mijn' Jesus, zoude ik, na al hetgeen Gij voor mij gedaan en geleden hebt, nog aan uwe liefde tot mij kunnen twijfelen? Neen, waarlijk, er is geene moeder, al moge zij nog zoo vervuld zijn van de teederste liefde, die haar kind bemint gelijk gij mijne ziel lief hebt! Derhalve behoef ik ook niette vreezen, dat Gij mij iets zult weigeren, wat ik billijkerwijs van U verzoek. Intusschen, o Jesus, weet Gij wel, dat ik vrees. Ja ik vrees, maar ik vrees, dewijl ik misschien niet dat vertrouwen heb, 't welk U zoo zeer vereert, en de genaden U uit de handen rooft. Ik vrees, dat ik mij niet geheel en in alles aan uwen heiligen wil overgeef! O, aanbiddenswaardig Hart, schenk mij dit volkomen vertrouwen; geef, dat ik mij met liefdevol vertrouwen aan uw welbehagen toewijd met de zekere overtuiging, dat Gi], die mij zoo teeder bemint, alles tot mijn tijdelijk en eeuwig welzijn zult keeren. Amen. Sluitgebed.
Gebed tof, de allerzaligste Maagd. O Maria, onbevlekte Maagd, uit uw zuiver bloed en in uw' reinen schoot heeft de H. Geest het H. Hart van Jesus gevormd, en aan uwe borst heeft dit Hart het eerst gerust; Gij begrijpt derhalve ook oneindig beter dan ik, de
21*
300
waarde van dit Hart. Wanneer het goddeliik Hart ons verliet, gaf het TJ, o Maria, aan ons tot Moeder; help mij dus, bid ik U, opdat ik het liefdevolle Hart van uwen goddelijken Zoon naar hehooren moge beminnen en vereeren. Doch bid ook gij voor mij, en verwerf mij de genade..., maar vooral eene ware droefheid over mijne zonden, eene groote liefde i-ot Jesns gedurende mijn overig leven, en eindelijk de eeuwige glorie des hemels. Amen.
welke de Tereering van het goddelijk Hart van Jesns bijzonder ten doel hebben.
Wijze om alle handelingen aan Jesus Heilig Hart op te dragen.
(Volgens de gelukzalige Margaretlia-Maria Alacoque.)
Hebben wij ons des morgens aan de bescherming der allerheiligste Maagd aanbevolen, zoo bidden wij haar, dat zij ons aan Jesus in t hoogheilig Sakrament gelieve voor te stellen, om het offer, dat Hij daar aan zijn hemel-schen Vader opdraagt, te vereeren. Yereenigen wij onze ziel met de Zijne, opdat Hij haar voor iedere zonde beware, — ons hart met zijn allerheiligst Hart, opdat het in het onze alles nitdelge, wat aan zijn Hart mishaagt; kortom, vereenigen wij alles, wat wij zijn, met ^
301
alles, wat Hij is, opdat Hij alles aanvulle, wat ons ontbreekt.
Vereenigen wij al onze gebeden met het gebed, dat Jesus voor ons in 't H. Sakrament verrigt, en dragen wij steeds, tot besluit onzer gebeden, Gode het gebed op, 't welk onze goddelijke Verlosser tot zijn' Vader zendt, om zoo al onze misslagen en verstrooij ingen wederom goed te maken,
Roepen wij ons menigmaal de gehoorzaamheid te binnen, welke het H. liart van Jesus aan alle priesters, die het H. Misoffer opdragen, — boe onwaardig zij ook mogen zijn, — op volmaakt gelijke wijze betoont. Jesus geeft Zich over aan hunne handen: gelijk een lam laat Hij Zich door hen ter slagtbank leiden en naar believen offeren, zonder ook maar den geringsten weerstand te bieden. Om ons derhalve aan Jesus' H. Hart gelijkvormig te maken, moeten wij stipt gehoorzaam zijn. Als een slagtoffer moeten wij ons aan de handen onzer overheden volkomen overgeven en overlaten, wie en hoe zij immer ook mogen wezen; aan allen eigen wil, aan alle neigingen en hartstogten moeten wij zdó trachten te sterven, dat onze overheden naar goedvinden over ons kunnen beschikken, zonder ook maar den geringsten weêrstand gewaar te worden. Offeren wij het geweld, dat wij ons hierbij aandoen, aan God op, om daardoor het geweld te eeren, dat Jesus Zich moet aandoen, wanneer Hij r gedwongen wordt in zondige zielen binnen te gaan. Voor zulke personen heeft Hij zoo groot een'afschuw , dat het binnengaan bij hen dien weêrzin
300
waarde van dit Hart. Wanneer het goddeliik Hart ons verliet, gaf het TJ, o Maria, aan ons tot Moeder; help mij dus, bid ik U, opdat ik het liefdevolle Hart van uwen goddelijken Zoon naar hehooren moge beminnen en vereeren. Doch bid ook gij voor mij, en verwerf mij de genade..., maar vooral eene ware droefheid over mijne zonden, eene groote liefde i-ot Jesns gedurende mijn overig leven, en eindelijk de eeuwige glorie des hemels. Amen.
welke de Tereering van het goddelijk Hart van Jesns bijzonder ten doel hebben.
Wijze om alle handelingen aan Jesus Heilig Hart op te dragen.
(Volgens de gelukzalige Margaretlia-Maria Alacoque.)
Hebben wij ons des morgens aan de bescherming der allerheiligste Maagd aanbevolen, zoo bidden wij haar, dat zij ons aan Jesus in t hoogheilig Sakrament gelieve voor te stellen, om het offer, dat Hij daar aan zijn hemel-schen Vader opdraagt, te vereeren. Yereenigen wij onze ziel met de Zijne, opdat Hij haar voor iedere zonde beware, — ons hart met zijn allerheiligst Hart, opdat het in het onze alles nitdelge, wat aan zijn Hart mishaagt; kortom, vereenigen wij alles, wat wij zijn, met ^
301
alles, wat Hij is, opdat Hij alles aanvulle, wat ons ontbreekt.
Vereenigen wij al onze gebeden met het gebed, dat Jesus voor ons in 't H. Sakrament verrigt, en dragen wij steeds, tot besluit onzer gebeden, Gode het gebed op, 't welk onze goddelijke Verlosser tot zijn' Vader zendt, om zoo al onze misslagen en verstrooij ingen wederom goed te maken,
Roepen wij ons menigmaal de gehoorzaamheid te binnen, welke het H. liart van Jesus aan alle priesters, die het H. Misoffer opdragen, — boe onwaardig zij ook mogen zijn, — op volmaakt gelijke wijze betoont. Jesus geeft Zich over aan hunne handen: gelijk een lam laat Hij Zich door hen ter slagtbank leiden en naar believen offeren, zonder ook maar den geringsten weerstand te bieden. Om ons derhalve aan Jesus' H. Hart gelijkvormig te maken, moeten wij stipt gehoorzaam zijn. Als een slagtoffer moeten wij ons aan de handen onzer overheden volkomen overgeven en overlaten, wie en hoe zij immer ook mogen wezen; aan allen eigen wil, aan alle neigingen en hartstogten moeten wij zdó trachten te sterven, dat onze overheden naar goedvinden over ons kunnen beschikken, zonder ook maar den geringsten weêrstand gewaar te worden. Offeren wij het geweld, dat wij ons hierbij aandoen, aan God op, om daardoor het geweld te eeren, dat Jesus Zich moet aandoen, wanneer Hij r gedwongen wordt in zondige zielen binnen te gaan. Voor zulke personen heeft Hij zoo groot een'afschuw , dat het binnengaan bij hen dien weêrzin
304
lijden, om daardoor den dorst te vereeren, welken het goddelijk Hart van Jesus naar het heil der menschen en naar hunne aanbidding en liefde heeft.
Ga ik slapen, zoo wil ik mijne rust met die vereenigen, welke mijn Verlosser in den schoot des hemelschen Vaders, zoowel als in 't heilig Sakra-ment, geniet. Elke ademhaling en elke polsen hartklopping gedurende den slaap wil ik Hem opofferen, als even zoovele akten van liefde en volkomene toewijding. Ik wil Hem hidden, dat Hij mij door deze rust nieuwe kracht tot zijne dienst moge schenken
Heb ik het geluk, Jesus in de heilige Communie te ontvangen, dan wil ik aan den eeuwigen Vader de gevoelens en gezindheden van het hart der allerzaligste Maagd aanbieden, waarvan het op 't oogenblik van de menschwordmg des eeuwigen Woords doordrongen was. Daarmede wil ik de gevoelens, waarmede het goddelijk Hart zelf in dat oogenblik vervuld was, vereenigen, om op deze wijze te herstellen, wat mij tot zijne waardige ontvangst ontbreekt. Heb ik Hem echter ontvangen, dan wil ik Hem zeiven aan zijn'hemelschen Vader opdragen, zoodat Jesus mijne dankzegging, mijne erkentelijkheid, mijne aanbidding en mijne lofprijzing Gods zij.
In deze oogenblikken wil ik den goddelijken Heiland bidden, dat Hij al de misslagen mijner ziel gelieve te herstellen, en mijnen zwakken wil versterken. Smeeken wil ik dan, dat Hij , die in dit goddelijk Sakrament de geboden,
305
welke Hij Zich zeiven voorsclireef, nimmer overtrad, ook niet toelate, dat ik andermaal in de vervulling mijner pligten nalatig worde.
Gebed van toewijding aan 't Heilig Hart van Jesus.
Alleraanbidd ens waardigst Hart van mijn liefderijksten Jesus, zetel aller deugden , onuitputtelijke bron aller genaden , wat was er aan mii , dat (J bewegen kon , om uit overgroote liefde tot mij te sterven? Mijn hart, met dui-zende zonden bevlekt, heeft voor U niets dan koudheid en onverschilligheid. O Jesus , deze ondubbelzinnige bewijzen uwer liefde op een' tijd, dat ik IJ niet beminde, doen mij hopen, dat Gij de kleine bewijzen mijner liefde, welke ik U thans aanbied, niet zult versmaden. Neem derhalve, o liefdevolle Verlosser, het verlangen mijner ziel, om mij geheel aan de eer en verheerlijking van uw allerheiligst Hart toe te wiiden, genadig aan. Neem goedgunstig het offer aan, dat ik U met alles, wat ik heb en ben, opdraag.
Aanvaard geheel mijn wezen, mijn leven, mijne handelingen, mijne moeijelijkheden en al mijn lijden! Niets anders wil ik in 't vervolg zijn, dan een aan uwe glorie toegewijd brandoffer. O zend vuur van den hemel, en ontsteek het nu, opdat het eindelijk door de vlammen van uw Hart geheel verteerd worde ! U, o mijn [leer en mijn God, offer ik mijn Hart met al zijne bewegingen en gevoelens; gedurende geheel mijn leven zullen ze met uw allerheiligst Hart
306
gelijkvormig blijven. U alzoo, o Heer, behoor ik geheel, geheel aan uw allerheiligst Hart.
Hoe groot is uwe barmhartigheid jegens mij ! Oneindige majesteit van G-od, wat ben ik, dat Gij U verwaardigt, het offer mijns harten goedgunstig aan te nemen ? Van nu af aan zal dit hart geheel U toebehooren, en de schepselen zullen er geen deel aan hebben; zij zijn dit niet waardig.
Wees Gij , o liefste Jesus, mijn Vader, mijn Vriend, mijn Leeraar, mijn al! Slechts voor U wil ik leven ! O liefdevolle Verlosser der menschen, neem het offer genadig aan, dat de ondankbaarste van alle menschen uw allerheiligst Hart opdraagt, om het onregt te herstellen , dat hij tot op dit uur door koudheid en onverschilligheid hetzelve heeft aangedaan.
Wat ik geef, is voorzeker weinig; maar 't is alles, wat ik heb, en al 't geen uw Hart, o Jesus, verlangt en begeert. En dan, o Heer, geef ik u mijn hart voor eeuwig, en ik wil het nimmermeer terugnemen.
Leer mij alzoo, liefdevolle Heiland, dat ik mij zelven geheel vergete, wijl dit de eenigste weg tot uw allerzoetst Hart is. Daar ik in 't vervolg, van nu af aan, alles slechts voor IJ doen wil, zoo geef dan ook, o Jesus, dat al mijn doen Uwer waardig zij 1 Onderrigt mr, , opdat ik tot eene volkomene zuiverheid uwer liefde gerake. Doch schenk mij vooral deze uwe liefde, en wèl regt gloeijend en grootmoedig! Schenk mij die
307
diepe ootmoedigheid, zonder welke men aan U niet behagen kan! Vervul eindelijk uw' heiligen wil volkomen aan mij, zoowel hier in dit leven, als daar hoven in de eeuwigheid.
Akte van eerherstel aan het heilig Hart van Jesus.
Alleraanbiddenswaardigst en heminnenswaar-digst Hart van Jesus, hetwelk onophoudelijk van liefde tot ons gloeit, bestendig medelijden gevoelt met onze ellende, en altoos slechts één ding begeert, namelijk: ons uwe schatten meê te deelen, U zeiven aan ons geheel te geven; Jesus, mijn Verlosser en mijn God, Gij, die in overgroote en wonderbare liefde bestendig op onze altaren als Slagtoffer verblijft, en U daar iederen dag duizendmaal voor ons in de 11. Mis opoffert, welke moeten uwe gevoelens zijn in dezen toestand , dien Gij uit liefde tot ons verkozen hebt, en waarvoor Gij bij 't grootste deel der men-schen niets dan koudheid, vergetelheid, ondank en smaad ondervindt?
Was het dan niet voldoende, o mijn Jesus, dat Gij den bittersten weg verkoost, om ons te verlossen, ofschoon Gij op veel ligtere wijze uwe matelooze liefde hadt kunnen toonen? Was het niet genoeg, eenmaal den wreeden dood op U genomen te hebben, welken onze zonden U bereidden ? Waarom wilt Gij U aan de afschuwelijkste boosheid, waartoe wereld en hel in staat zijn, dagelijks op nieuw blootstellen?
O mijn God en mijn liefdevolle Verlosser, wat
308
moet uw heilig Hart bij al die ondankbaarheid, bij al die boosheid gevoelen? Met hoe groote bitterheid moeten deze heiligschennissen, deze versmadingen uws heiligen Naams uw Hart overstelpen!
Yan innige rouwmoedigbeid en diepe smart over deze beleedigingen doordrongen, lig ik hier voor ü in 't gevoel van mijn niet neêrgeknield, om U voor hemel en aarde voldoening te brengen , wegens al de oneerbiedigheden en verguizing, welke Gij op onze altaren sedert de instelling van dit aanbiddenswaardigst Sakra-ment ondervonden hebt. Met vernederd en vermorzeld hart bid ik voor al deze beleedigingen duizendmaal om vergiffenis. O konde ik al die plaatsen, waar men uw heilig Hart smadelijk mishandelt, en waar de wonderen nwer goddelijke liefde met uitgezochte boosheid bejegend worden, met mijne tranen bevochtigen, en met mijn bloed wasschen en reinigen!
Ach, dat het mij mogelijk ware, door eene nieuwe, ongekende huldiging, vernedering en vernietiging van mij-zeiven zoo groote, zoo veelvuldige en zoo verschrikkelijke heiligschennissen uit te boeten! Hadde ik voor een oogen-blik de harten der geheele wereld in mijne magt, om ze U, o Jesus, toe te wijden, en U alzoo eeniger mate voor de onverschilligheid en gevoelloosheid van al diegenen voldoening en herstelling te geven, welke U niet kennen, of, indien zij IJ kennen, U niet willen beminnen.
309
Het meeste echter, o mijn God en liefdevoile Verlosser, smart, bedroeft en verootmoedigt mij, dat ik zelf onder het getal dezer ondankbaren behoor. Doch o mijn Grod, Gij ziet in 't ver-borgenste mijns harten, en derhalve is U mijne smart wegens mijne ondankbaarheid, mijn berouw over mijne zonden bekend; Gij weet, dat ik bereid ben alles te doen en te lijden ter herstelling. O Heer, met een vermorzeld, vernederd, met een van rouwmoedige smart gebroken hart kniel ik voor U neder, en neem dankbaar alles uit uwe hand aan, wat Gij immer ter voldoening van zoo vele misdrijven van mij vordert.
Straf mij, o Heer, straf mij! Honderdmaal wil ik de hand zegenen en kussen, welke eene zoo regtvaardige straf aan mij voltrekt. O, dat ik ten slagtoffer worde, om al deze beleedigingen uit te boelen! Kou ik toch alle plaatsen met mijn bloed wasschen, waar uw heilig ligchaam op den grond geworpen en met voeten vertreden wordt! Bovenmate gelukkig zou ik wezen, indien ik door alle denkbare pijnen zoo vele onteeringen van uwe tegenwoordigheid , zooveel smaad en goddeloosheid wederom herstellen kon. O mijn Jesus, indien ik deze genade niet waardig ben, neem dan ten minste mijn gloeijend verlangen daarnaar genadig aan. Neem, o eeuwige Yader, deze mijne voldoening goedgunstig aan in vereeniging met die, welke het Heilig Hart van uw geliefden Zoon op Golgotha, en Maria aan den voet deskruisesU hebben aangeboden. Ziende
310
op het gebed, dat het Hart van Jesus tot TI opzendt, zoo vergeef mij alle ongeregtigheden en oneerbiedigheden, waardoor ik U beleedigde! Schenk mij, o God, door uwe genade een' vastberaden en krachtdadigen wil, opdat ik mijn voornemen: van niets te verzuimen, om JJ regt innig te beminnen, en op iedere wijze mijn Heer, Verlosser en Begter in 't allerheilige Sakrament des Altaars te eeren, moge volbrengen tot aan het einde mijns levens. Der geheele wereld wil ik van nu af aan door mijn' eerbied en mijne godsvrucht tot het Allerheiligste duidelijk too-nen, dat ik waarlijk geloof aan uwe tegenwoordigheid in dit Sakrament. Vooral echter wil ik het zoete Hart van Jesus hoogachten, eeren, beminnen; in hetzelve wensch ik mijn overig leven door te brengen.
Eeuwige God, schenk mij de genade, in dit uw Hart den geest te mogen geven. Amen.
GEBEDEN
tot het Heilig Hart van Jesus voor het uitgesteld Aller hoogwaardigst Sakramen t.
Maken wij vooral den tijd ten nutte, gedurende welken Jesus in't Sakrament zijner liefde ter openlijke vereering is uitgesteld, en bezoeken wij Hem daar met ijver! Bedenken wij wel, wat de H. Cyprianus zegt: „Nimmer weent een smeekende te vergeefs aan de voeten van Jesus Christus; daar wordt gewis nimmer het offer van een vermorzeld en verootmoedigd hart af-
311
gewezen. Steeds zullen de goddelijke inspraken aan onze gebeden en verzuchtingen beantwoorden, en de zoetheid van hemelschen troost zal op onze tranen volgen.quot; Jesus wordt op dezen troon van genade en goedheid uitgesteld, om op gelijke wijze aan allen, die tot Hem komen willen, gehoor te verleenen, ten einde niemand uit schrik of vrees zou terugblijven- Hij zelf toch is bereid om al onze wenschen te verhoeren , en ons met genaden en weldaden te beloonen. Naderen wij dus tot Jesus' Hart en wij zullen overvloedigen troost vinden.
„Vraagtquot;, zegt Jesus tot ons, „en gij zult verkrijgen!quot;
v. Lof en dank zij Jesus Christus in't allerheiligste Sakrament.
R. Van nu af tot in eeuwigheid! Amen.
Goddelijk Hart van Jesus, ik groet U, hier in het hoogheilig Sakrament des Altaars tegenwoordig; Gij zijt het middelpunt van alle harten; bij U vinden zij hunne vreugde en zaligheid, en buiten U is er voor hen niets dan ellende en nood. Ik groet TT, Gij bron van onuitsprekelijke wonderen! Gij alléén omvat er meer dan de geheele wereld. Uit de volheid mijns harten bemin ik IJ , o oneindig, beminnenswaardig Hart! Ik aanbid U, o oneindig volmaakt Hart! Ik prijs en dank U, o Hart vol van liefde tot mij, voor de liefde, waarvan Gij tot mij wordt verteerd, voor de goedheid,
312
waardoor G-ij mij met U vereenigd houdt, en voor de zorg, welke Gij aan alles wijdt, wat mij betreft. Ik vereenig mij met U en met al, wat Gij doet, o aanbiddenswaardig Hart! Jk wij d mij geheel aan U toe, o heilig Hart, om U alleen te dienen, en met alle krachten aan de verheerlijking van uwen naam te arbeiden. Op U. stel ik al mijn vertrouwen, Hart vol van goedheid; Gij immers zijt altoos bereid, om mij onder uwe bescherming te nemen, mij in mijnen nood te helpen, en mij met genaden te verrijken. Tot U neem ik mijnen toevlugt, Gij afgrond van alle volmaaktheid! Gij zijt het begin en de voltooijing, het toonbeeld aller deugden; derhalve bid ik U , plant ze allen in mijn hart. Laat daar gedijen: de liefde, de gehoorzaamheid, de zuiverheid, het geduld, de vredelievendheid, de zelfoverwinning en alle andere deugden. Dagelijks wil ik tot ü komen, om ze in U te putten als in hare Bron, en ik zal niet heêngaan, tenzij ik eerst daarmeê verrijkt ben geworden.
Bron van barmhartigheid, welke onophoudelijk vloeit, en nimmer uitdroogt, bij U zoek ik, neêrgebogen van ellende, verligting. Fontein van levend water, bij U wil ik mijn'dorst stillen. Zon van heerlijkheid, tot U kom ik, opdat Gij de duisternissen in en rondom mij verdrijven, en mij in uwe liefelijke klaarheid zoudt doen verblijden. Vuuroven van liefde, die met uw' gjoed hemel en aarde ontvlamt, bestendig
313
smeek ik tot U: wil het ijs, dat mijn hart omringt , doen smelten, en met uwe goddelijke warmte doordringen. Goddelijk Zoenoffer , aan welks voeten alle zondaars vergiffenis verkrijgen, ik smeek ü om vergiffenis mijner zonden en om de genade der volharding ten einde toe. Zee van alle goedheid, bij ü ontspringen voortdurend beken en stroomen van genade en ontferming ter verkwikking der geheele wereld j ik kom tot U, ten einde Gij ook mijn hart van uwe volheid zoo veel gelievet mede te deelen, als mijn hart maar kan bevatten.
Denk ik aan de onuitsprekelijke goedheid, o eindeloos beminnenswaardig en heilig Hart, welke Gij onophoudelijk ten gunste der menschen aan den dag legt, dan voel ik mij van liefde en dankbaarheid jegens IJ geheel en al doordrongen. Want Gij zijt de bondsark, waarin wij door een' zaligmakenden band met God vereenigd zijn; Gij zijt de ark van Noach, buiten welke geen heil te hopen is; Gij zijt het kleinood der wereld, de tempel des Heeren, het eenige Gode welgevallig brandoffer; Gij heiligt en wijdt onze offers, dewijl gij er U mee vereenigt, en schenkt er alle waarde aan, doordien Gij ze in dien vuurgloed verbrandt, waardoor Gij zelf zijt verteerd geworden; Gij zijt onze Voorspreker en Middelaar bij den hemelschen Vader; bestendig neemt Gij voor zijn regterstoel onze belangen ter harte, en verzoent Gij ons met Hem; Gij zijt een paradijs vol
2-2
314
blijdschap en vreugde voor reine zielen, welke daar onbeschrijfelijke zaligheid gewaar worden; Gij zijt een altoos geopende Hemel voor allen, die er binnen gaan, en de schepselen verlaten willen om den Schepper te bezitten; Gij zijt eindelijk de heilige stad, waarin de allerheiligste Drievuldigheid en alle heiligen wonen, en waarin ook ik van nu af aan wensch te wonen. Met den koninklijken Profeet wil ik uitroepen; „ Hier wil ik rusten in eeuwigheid ; want deze plaats heh ik mij uitgekozen f I) W ie mij voortaan vinden wil, heeft mij slechts in het aanbiddenswaardig Hart van Jesus te zoeken; want dit wil ik nimmer verlaten.
IV.
Allerzoetst Hart! Door uwe zoetheid zijt Gij mijn toevlugt tegen de onbarmhartige versteendheid van de harten der menschen. Gij ontvangt mij, terwijl zij mij terugstooten; Gij ondersteunt mij, terwijl zij mij verlaten; Gij troost mi], terwijl zij mij bedroeven. Gij , o allerheiligst li art, zijt mijn steun en mijne bescherming tegen de verdorvenheid van de kinderen der wereld. Gij boezemt mij verachting voor de wereld in, terwijl zij mij door hare bekoorlijkheden tot zich trachten te trekken ; Gij wekt in mij verlangen op naar zelfverloochening en versterving, terwijl zij mij door hunne genoegens zoeken te verleiden; Gij geett mij kracht en moed, om van hemelschen liefde-
1) Haec requies men in saeculura saeculi; hic liabi-abo, quoniam elegi earn. Ps. OXXXf, 14.
315
gload te branden, terwijl zij zicli beijveren om mij aan de helsche vlamrnea over te leveren! O grootmoedig ea goedertieren Hart! Hart vol liefde tot mij , uwe liefde vergoedt mij alles , en vult aan wat wat mij nog ontgaat en ontbreekt. Gij bemint God voor mij , Gij dankt Hem voor mij , Gij eert Hem voor mij , Gij geeft Hem voldoening voor mij , om op deze wijze mijne nalatigheid in de vervulling van al deze pligten te herstellen, Gij waakt voor mij wanneer ik slaap , Gij arbeidt voor mij , wanneer ik rust, Gij zijt bezorgd voor mijne eeuwige aangelegenheden en wij dt er U aan toe, wanneer ik ze vergeet en verwaarloos. Hart vol welwillendheid, Gij trouwe menschenvriend , Gij zijt al mijn troost; want er is geene andere vreugde voor mij op aarde , dan mij met ü te vereenigen en geheel aan üquot; toe te wijden. Gij zijt mijne eenige hoop, want van TJ alleen verwacht ik hulp en heil. Gij zijt mijn eenige toevlugt en mijne veilige haven; ik snel tot U: wees Gij mijn schild tegen alle onzigtbare vijanden, die onafgebroken op mij n verderf uit zijn; wees mijne sterkte tegen mijne eigene zwakheden , welke mij ieder oogenblik den doodsteek kunnen geven.
V.
O Bron der liefde , des lichts , der genade en der heiligheid ! Ik bid u vurig, stort in mijn hart uwe liefde, uw licht, uwe genade en uwe heiligheid. Maak het vredelievend, ootmoedig,
316
eeenvoudig, geduldig, gehoorzaam, ijverig, los van al het zinDelijke, gelijk Gij dit alles zijt. Vermurw zijne versteendheid, breek zijne hardnekkigheid , regel zijne bewegingen en driften, maak het deelachtig aan uwe zuiverheid en opregtheid, doordring het van uwen ijver, geef dat het vastbesloten zij, kortom, druk het al uw gevoelens in, en gedoog niet, dat het in eenig opzigt anders gevoele en denke dan Gij. Uwe zaak is het immers, o Koning der harten, mijn hart te leiden, te regelen en te besturen.
Verrigt nog meer, o goddelijk Hart! Kom, o kom zelf, en neem mijn hart in bezit! Kom er nu binnen en schenk het leven, warmte en beweegkracht! O hoe zeer is mijn hart verdorven ! Al werd het nu ook genezen, weldra zou het wegens zijne onbestendigheid in zijne eerste ongeregeldheid terugvallen. Kom dus, o goddelijk Hart! Kom en neem zijne plaats in mijne borst in! Kom, verwarm, versterk en heilig al mijne ledematen! Kom, en breng mij uwe liefde, uwe genade, uwe heiligheid! O welk een geluk voor mij, zulk een hart te hebben! Alsdan vrees ik nimmer voor mijne liefde tot God en den naaste, wijl ik de Bron der liefde in mi] heb! Dan zal ik nimmer zondigen, wijl ik de Bron der gereg-tigheid bezit! Dan vrees ik de hel niet meer, wijl in mij de bron aller hemelsche vreugde
317
woont! quot;Reeds nu adem ik in uwe nabijheid de zoetheid, welke mijn verlangen gedurende alle eeuwigheid bevredigen zal. Amen.
v. Lof en dank zij J. C. in 't allerheiligste Sakrament.
r. Van nu af tot in eeuwigheid ! Amen.
Opoffering van Jesuï Hart.
Eeuwige Vader der liefde, ik offer u het zuiverste Hart, het Hart van Jesus, mijn'Verlosser en uw Zoon, op; alle gevoelens en bewegingen, welke dit Hart bestendig vervulden, toen het op aarde leefde; de liefde, waarvan het ook nu nog gloeit tot U, zijn' eeuwigen Vader, en tot ons, zijne verloste schepselen, in den hemel zoowel als op aarde, waar het in 't heilig Sakrament tegenwoordig is. Dit goddelijk Hart wist U te verheerliiken, U te danken , U te beminnen , gelijk Gij het verdient ; het kon U overvloedige voldoening voor ons en onze zonden geven. Hoe vurig heeft het naar uwe verheerlijking, naar uw welbehagen, naar mijn en aller menschen heil verlangd! Hoeveel heeft het op zich genomen om de zondaars te bekeeren en te redden ! Neem dus, o heilige Vader, dit waardig en liefdevol Hart genadig aan, aanvaard zijne geheel zuivere gevoelens ter uitboeting onzer zonden! Aanvaard z;jne lof- en dankzegging, liefde, voldoening, moeijelijkheden en lijden! Vervul zijn gloeijend verlangen van ons bekeerd en gered te zien!
318
Verlicht en beweeg alle zondaars om de verdiensten van dit goddelijk Hart, opdat zij al hunne misdrijven verafschuwen, U , ons hoogste goed, beminnen, en eenmaal in den hemel eeuwig loven en bezitten mogen. Amen.
GEBED,
dat de H. Gerlrudls gewoon was dagelijks te verrigten ter eere van Jesus H. Hart.
Ik groet U, o allerheiligst Hart van Jesus, Hart van mijn' Verlosser, levende en onuitputtelijke bron der vreugde en des eeuwigen levens, oneindige schatkamer der Godheid, brandend fornuis der goddelijke liefde! Gij zijt mijn toevlugt, mijne rustplaats, mijn al! Hart vol van liefde, ontvlam mijn hart van den heiligen gloed, die U verteert! Giet al die genaden in mijn hart, welke in U , als in hare bron, ontspringen! Laat mijne ziel bestendig met de uwe vereenigd, en mijn wil in alles aan den uwen gelijkvormig zijn. Dit ééne slechts verlang ik: dat uw heilige wil het eenige rigtsnoer en het eenige doel van al mijne gedachten , van al mijne wenschen , van al mijne handelingen zij ! En dit hoop ik vastelijk van ü. Amen.
DRIE GEBEDEN,
welhe de Heer aan de II. Gertrudis, als Hem hij zonder welgevallig, leerde.
I. Dankzegging,
Liefdevol Hart van mijn Jesus.mogtenalleenge-
319
len en raensclien U loven, U danken en U prijzen voor de liefde, waarmede Gij ons, in weerwil onzer onwaardigheid, geschapen hebt en dagelijks onderhoudt; voor de liefde, waarmee Gij ons met uw kostbaar bloed hebt vrijgekocht, met uw goddelijk vleesch en bloed in 't heilig Sakrament voedt, en tevens bestendig onder ons verblijft; voor de liefde, waarmeê Gij ons zoovele genaden hebt geschonken, en nog immer bereid zijt te schenken ; voor de liefde eindelijk, waarmeê Gij ons, in weêrwil onzer ondankbaarheid, langmoedig verdraagt. Ja, mijn Verlosser , voor al die liefde dank ik U, en draag U de goddelijke gevoelens uws Harten , alsmede de heerlijkheid op, waarin Gij U door alle eeuwen der eeuwen verheugt.
11. Verfoeijing der zonden.
Hart van mijn'Jesus, hetwelk dagelijks voor al uwe liefde van ons zoo veel ondankbaarheid ondervinden en dulden moet, ik verfoei en verwerp hier in uwe tegenwoordigheid alle ondankbaarheid der menschen, doch geheel bijzonder die, waaraan ik mij zelf schuldig heb gemaakt. Vol schrik wend ik mijne oogen af van al de oneerbiedigheden en beleedigingen, welke U door de menschen en mij werden aangedaan. Ik verfoei de duizende hindernissen, welke wij rampzalige schepselen uwer genade in den weg stelden, waardoor wij uwe hand tevens sloten, en de genaden, welke Gij uitdee-len wildet, ons zeiven onttrokken. Ach ontferm
320
Ü onzer! Bevrijd ons van onze ondankbaarheid, en trek onze harten tot ü.
III. Bede.
Hart van Jesus, rijk in ontferming! Stort uwe barmhartigheden ruimschoots over ons uit, en laat ze bewerken, dat een ieder van ons in zijne armzaligheid aan uwe goedheid en genade beantwoorde. Want wat baat ons al uwe goedheid en liefde, wanneer wij er ons niet van bedienen, zoo als het in het plan uwer goddelijke Voorzienigheid ligt? Voltrek derhalve, wat Gij door uwe liefde en ontferming tot ons heil en ter uwer verheerlijking begonnen hebt. Amen.
Zeg aan het slot van hef. bezoefc voor H Allerheiligste met de H. Gerirudis :
O Jesus, mijn hart verblijft aan uwe voeten! Uwe liefderijke zorgvuldigheid zal het als in eene gevangenis vol vreugde opsluiten; de beminnenswaardigheid uws Harten zij de zoete keten, welke het aan het Uwe onafscheidelijk zal vastbinden. Noch de wereld, noch de hel zal mij van uwe voeten scheiden; dit hoop ik van uwe genade. De magt uwer zoete liefde zal het vast hechten, opdat het zich in eeuwigheid nimmer van U zou kunnen verwijderen. Amen.
KORTE GEBEDEN TOT JESUS' H. HART
om de genade der zuiverheid
Beminnenswaardig Hart van Jesus! Uitliefde tot U maak ik het besluit, en neem ik mij voor, om
321
heden op geene wijze in niet ééne booze gedachte toe te stemmen. Mijn liefste Jesus, sta mij bij, om alle kwade gedachten te verfoeijen!
Eer zij den fader, enz.
Beminnecswaardig Hart van Jesus! Uit liefde tot ü maak ik het besluit, en neem ik mij voor, om heden geen onbetamelijk woord te spreken. Mijn liefste Jesus, reinig mijne tong.
Eer zij den Vader, enz.
Beminnenswaardig Hart van Jesus! Uit liefde tot U maak ik het besluit, en neem ik mij voor, om mij heden voor elke onbetamelijke handeling te hoeden, en elke gelegenheid te vlugten. Mijn liefste Jesus, schenk mij de genade der zuiverheid, en geef, dat ik in al mijne handelingen het geluk moge hebben, aan uw heilig Hart welgevallig te zijn!
Eer zij den Vader, enz.
Roep na deze gebeden de H. Maagd Maria aan, meer met het hart dan met de lippen, naar het voorbeeld van den H. Stanislaus, die dit lederen morgen en avond plagt te doen , om haren zegen.
Zegen mij , o Dochter van den eeuwigen Vader, en laat niet toe, dat ik God ooit door ééne enkele gedachte beleedige! Zegen mij, o Moeder des eeuwigen Woords, en laat niet toe, dat ik U ooit door één enkel woord beleedige! Zegen mij, o Bruid van den H. Geest, en laat niet toe, dat ik God ooit door eenig werk of verzuim beleedige, maar geef veeleer, dat ik Hem van gan-
322
scher harte beminne! O milde, barmhartige, liefderijke Maagd Maria! blijf altoos mijn liulp en bijstand! want na God is al mijn vertrouwen op u gevestigd, o liefdevolle Moeder!
In het oogenblik der ieJcoring. 1)
O mijne Meesteresse, o mijne Moeder, gedenk, dat ik de uwe ben! Behoed mij, verdedig mij als uw goed en uw eigendom.
GEBEDEN VAN TOEWIJDING EN OPDRAGT AAN HET ALLERHEILIGST HART VAN JESÜS.
Toeioydivg des harten.
O allerzoetste Jesus, hoever ging uwe liefde tot mi]! Door de menschwording wildet Gij aan mij gelijk geworden, om mij aan u gelijkvormig temaken ; Gij leverdet U over aan den dood, en wel aan den dood des kruises, om mij voor den eeuwigen dood en voor de hel te bewaren; met eene lans liet Gij uw Hart doorsteken, om mij tegen de gereg-tigheid uws Yaders een toevlugtsoord te openen ; eindelijk werdt Gij zelf mijn offer en mijne spijze in 't heilig Sakrament des Altaars. O matelooze liefde! O eindelooze teederheid! Wat verlangt Gij voor zoo groote genaden, voor zoo vele weldaden van mij ? Ik weet het: Gij verlangt mijn Hart. Maar behoort dan dit niet om ontelbare redenen reeds
1) Telkens als men deze verzuchting in 't oogenblik der bekoring verrigt, 40 dagen aflaat, toevoegelijk aan de geloovige zielen in 't vagevuur. Zie. l'Abbé D. Pinart Kouveau traité des Indulg, pag. 150.
323
lang aan IJ ! Hoe kon ik het dus aan IJ onttrekken ? Ja, o mijn God, het zij het Uwe! Hier lig ik voor u ter aarde neder, om IJ dit hart eindelijk geheel en opregtelijk toe te wijden ; het zal het uwe zijn, o mijn God! Hemel en aarde roep ik tot getuigen van het besluit, dat mijn hart U toebehoort!
Verwaardig U, o God van goedheid, mijn hart, het zondigste en onwaardigste aller harten, aan te nemen. Gij hebt het met genaden overstroomd, met tranen en bloed bedauwd; doch ik heb het door schandelijke driften ontheiligd, door mijne zonden als in het slijk vertreden, en met wonden overdekt. Nogtans draag ik het U op, en wijd het U thans toe met al zijne bewegingen, driften, begeerten en gevoelens, en ik ben vast besloten, het U nimmer meer te ont-rooven. O hadde ik toch de harten van alle Engelen en Heiligen, om ze allen aan U te schenken! Doch, o Jesus, ik heb slechts één hart; dit echter behoort geheel aan TJ, aan U geheel alleen. De wereld en de schepselen zullen er geen deel aan hebben, zij hielden het lang genoeg geboeid en in dwaling gekerkerd. Gij alléén zijt mijn deel en de God mijns harten! O God, indien Gij met mij volgens uwe strenge regtvaardigheid gehandeld hadt, dan ware mijn hart reeds zeer lang eene prooi der hel-sche vlammen geworden. Nu echter behieldt Gij mij genadiglijk in het leven; derhalve zal ook mijn hart zich voor 't overige van mijn leven
324
alleen aan TT toewijden. O Jesus, ik bied U mijn hart aan, of neem het veeleer zelf uit miine horst, en hekeer het tot U, zoodat het uwer waardig worde. Boezem het dankbaarheid in voor uwe gaven, rouwmoedigheid over al zijne zonden, trouw, ter behartiging uwer genade, onderwerping aan uwen heiligen wil, en eene gloeijende liefde tot U. O Jesus! neem Gij mijn hart, en hebt Gij het in bezit genomen, bewaar het dan voor U, en sluit het op in uw Hart, opdat noch ik zelf, noch de wereld het IJ ontroove. Mijn wil en verlangen, o God , is: dat mijn hart U toebehoore gedurende geheel mijn leven, in het uur van mijnen dood en in alle eeuwigheid ! Amen.
Door den Priester in tegenwoordigheid der geloovigen in de Kerk voor te hidden.
Lof, liefde, aanbidding en dankbaarheid zij in eeuwigheid aan TJ, Heer Jesus Christus, ia 'tallerheiligste Sacrament des Altaars!
O Jesus, zie genadig neder op het gloeijend verlangen en de gebeden uwer kinderen, die zich hier aan uwe heilige voeten verzameld hebben! Hoe zouden wij onze liefde kunnen weêrhouden, wanneer wij voor üquot; zijn neêrgebogen, G-ij onze Verlosser, onze Vader, onze Vriend'? Om onzentwille, goede Herder, zijt Gij uit den hemel op aarde gekomen ; om onzentwille hebt Gij ruim dertig jaren een moeijelijk leven doorgebragt; om onzentwille
325
zijt Gij het vreesselijkst lijden te gemoet getreden, en hebt Gij IJ aan het kruis voor ons opgeofferd; om onzentwille hebt Gij het heilig Sakra-ment des Altaars ingesteld, dat op geheimvolle wijze alle wonderen en genaden uwer Godheid en Menschheid in zich bovat, en het onderpand uwer groote liefde is.
O goddelijk Hart van Jesus, wie zou alles kunnen optellen, wat Gij voor ons hebt gedaan? Wie is in staat het U te vergelden ? Hier op deze heilige plaats spreekt alles slechts van U en van uwe genade voor ons. Wij werden in 't water des H, Doopsels herboren, en uit kinderen van gramschap, kinderen van liefde. Hier werden wij door eene geheel bijzondere genade in de kennis van U onderwezen, en in de liefde tot U ontvlamd. In den regterstoel van boetvaardigheid liet Gij ons genade en vrede wedervinden , en reinigdet Gij ons in uw heilig bloed. Hier, eindelijk , aan dezen heiligen disch hebt Gij ons zoo menigwerf uw alleraanbiddenswaardigst vleesch en bloed geschonken. Dagelijks offert Gij U voor ons op het altaar, en vernieuwt Gij het offer van Golgotha. In onze kerken bezitten wij U dag en nacht, hier deelt Gij onze ballingschap met ons, hier zijt Gij onze steun en sterkte gedurende onze moeijelijke levensreis. O Heer, hoe groot is uwe liefde! En ach! wij hebben U niet weder-bemind! Wij hebben U onze harten niet gegeven, alhoewel ze om ontelbare redenen alleen aan U behooren. O ondank zonder wederga! O liefdelooze bitterheid en koelheid; zoools er geen
326
tweede te vinden is! Jesus, ontferming! wij willen ons verbeteren.
O Heer, neem goedgunstig het offer aan, dat wij ü thans opdragen! Wij allen geven alles aan U over, wat wij zijn en hebben; moge geheel ons leven aan uw goddelijk Hart zijn toegewijd! Al onze gedachten , wenschen, gevoelens en handelingen zullen naar niets anders streven dan naar de bevordering en uitbreiding uwer eer. Alleen tot uwe dienst willen wij al onzen tijd, onze gezondheid en al onze krachten besteden 1 Wij maken dan ook hier voor uwe voeten, o God van goedheid, het vast besluit om alles te vlieden, wat U zou kunnen beleedigen, uwe geboden naauwgezet te onderhouden, en alle rampspoeden en ellenden des levens geduldig en onderworpen te dragen. Aan ü offeren wij ons zei ven geheel op, en wij willen door eerbied in de kerk, door godsvrucht bij de H, Offerande der Mis, door een veelvuldig en godvruchtig ontvangen der heilige Sakramenten van Boetvaardigheid en des Altaars eenigerraate uwe over-groote liefde trachten te vergelden.
Help ons, o Heer, opdat wij aan dit alles getrouw mogen blijven tot in den dood!
O God, stort over onze geheele gemeente uwen zegen uit; zie vol barmhartigheid neder op de bedroefden en lijdenden; help de zieken; ontferm U over de zondaars; troost de gezinnen, die op U vertrouwen; verdedig ons tegen alle vijanden onzer zaligheid; doch sta ons vooral bij in het uur van onzen dood! Laat uw Hart ons in deze
1
327
ure eene veilige schuilplaats wezen, opdat wij U, gelijk in den tijd, zoo ook in de eeuwigheid mogen beminnen. Amen.
ZEVEN OFFEEANDEN
van het H. Hart van Jesus aan den eeuwigen Vader. 1)
Eeuwige Vader, ik offer ü de verdiensten van het dierbaar Hart van Jesus, uw'welbeminden Zoon, mijn goddeliiken Verlosser, voor de verheffing en uitbreiding van mijne welbeminde Moeder, de heilige Kerk, voor het behoud en den voorspoed van haar zigtbaar Opperhoofd, den Paus van Heme, voor alle Bisschoppenen Priesters en voor al hare dienaren.
Eer zij den Vader, enz.
Geloofd, gedankt en aangeböden zij nu en ten allen tijde het goddelijk Hart van onzen Heer, J. C.!
II.
Eeuwige Vader, ik offer IJ de verdiensten van het dierbaar Hart van Jesus, uw' welbeminden Zoon , mijn goddelijken Verlosser, voor den vrede en de eendragt der christen-vorsten, voor de vernedering der vijanden van ons heilig geloof en voor het welzijn van het christenvolk.
Eer zij den Vader, enz.
Geloofd, gedankt en aangebeden zij nu en ten allen tijde het goddelijk Hart van onzen Heer, J. C,!
1) In navolging der zeven offeranden van Jesus II. Bloed aan den eeuwigen Vader. De Veit.
328
Eeuwige Vader, ik offer U de verdiensten van het dierbaar Hart van Jesus, uw' welbeminden Zoon, mijn' goddeliiken Verlosser, inzonderheid ten gunste van ons Vaderland; voor de verlichting der ongeloovigen, voor de uitroeijing der ketterijen en voor de bekeering der arme zondaars.
Eer zij den Vader, enz Geloofd, gedankt en aangebeden zij nu en ten allen tijde het goddelijk Hart van onzen Heer, J. G.!
IV.
Eeuwige Vader, ik offer TJ de verdiensten van het dierbaar Hart van Jesus, uw' welbeminden Zoon, mijn' goddelijken Verlosser, voor mijne geliefde ouders, broeders, zusters en verdere bloed- en aanverwanten, voor mijne vrienden en vijanden, voor de armen, de gebrekkigen en voor al degenen, voor wie ik verpligt ben te bidden.
Eer zij den Vader , enz.
Geloofd, gedankt en aangebeden zij nu en ten allen tijde het goddelijk Hart van onzen Heer J. C.!
V.
Eeuwige Vader, ik offer U de verdiensten van het dierbaar Hart van Jesus, uw' welbeminden Zoon, mijn' goddelijken Verlosser, voor al degenen , die van daag zullen sterven, opdat Gij hunne zielen van de pijnen der hel moogt bevrijden , en haar in het bezit stellen van de eeuwige vreugde des hemels.
Eer zij den Vader, enz.
329
Geloofd, gedankt en aangebeden zij nu en ten allen tijde het goddelijk Hart van onzen Heer, J. C.!
VI.
Eeuwige Vader, ik offer U de verdiensten van het dierbaar Hart van Jesus, uw' welbeminden Zoon, mijn' goddelijken Verlosser, voor al degenen, welke tot de veilige schuilplaats van Jesus' allerzoetst Hart hunnen toevlugt nemen, voor al degenen, die zich met mij vereenigen om het te vereeren, en eindelijk voor allen, die zich beijveren en medewerken om deze godsvrucht te verspreiden.
Her zij den Vader, enz.
G-eloofd, gedankt en aangebeden zij nu en ten allen tijde het goddelijk Hart van onzen Heer, J. C.!
VIL
Eeuwige Vader, ik offer U de verdiensten van het dierbaar Hart van Jesus, uw' welbeminden Zoon, mijn goddelijken Verlosser, voor al mijne geestelijke en ligchamelijke behoeften, en voor de verlossing der zielen in het vagevuur, voorna-melyk voor die zielen, met welke ik op aarde zoo innig verbonden was, 't zij door de banden des bloeds of die der verwant-of vriendschap: als...; vervolgens voor die zielen, voor welke geene bijzondere gebeden gestort worden, welke het meest verlaten zijn, en derhalve aan mijne gebeden het meest behoefte hebben.
Eer zij den Vader, enz.
23
330
Geloofd, gedankt en aangebeden zij nu en ten allen tijde het goddelijk Hart van onzen Heer, J. C.! Leve het goddelijk Hart van Jesus nu en in alle eeuwigheid! Amen.
Zevenmaal hel Wees gegroet, Maria, tot het bedroefde hart der allerheiligste Maagd.
Heilige Moeder, verkrijg voor mij, dat de wonde van Jesus' Hart in mijn hart worde gedrukt.
Allerzoetst Hart van Jesus, geef mij uwe liefde, en verwek in mij een' afschuw voor de zonden. Amen.
Oebed van ouders voor hunne hinderen. O allerzoetst Hart van Jesus! Hart van den teedersten Vader! Neergeknield beveel ik U geheel mijne familie aan, en wijd ze U toe. Van uwe gevoelens behoor ik doordrongen te wezen, om mijne kinderen naar uw Hart te vormen, welke veel meer uwe, dan mijne kinderen zijn. O Jesus, verleen mij derhalve uwe goddelijke kracht, om hen ver van het kwaad verwijderd te houden; alsmede uwe hemelsche goedaardigheid , om hen liefderijk tot U te voeren. Geef mij de opregt-heid, zachtzinnigheid, den ootmoed, ijver en alle deugden van uw aanbiddenswaardig Hart, opdat ik ze in deze jeugdige harten zou kunnen planten. Inzonderheid echter smeek ik U bij die teedere liefde, waarmede Gij de kleinen tot TJ geroepen, bij de goddelijke liefdekozin-gen, waarmeê Gij hen overladen hebt, dat Gij al mijne kinderen door uwe oneindige beminnenswaardigheid tot ü gelievet te trekken, dewijl toch al mijne handelingen zonder uwen bij-
131
stand vruchteloos zijn. Laat uw Hart voor hen eene veilige schuilplaats zijn tegen elk gevaar; laat hen daar licht en genade vinden tegen alle duisternissen der dwaling, zekerheid in alle bekoringen, bescherming tegen elke schending der zuiverheid, kloekheid tegen de aanlokselen der wereld, onwankelbaar geloof, heiligheid en gloeij en de liefde. Verleen hun, o Jesus, deze genaden, om de ver-dienstvolle liefde en hoogachting, welke Gij op aarde uwen hemelschen Vader en uwer onbevlekte Moeder hebt toegedragen; om de onuitsprekelijke heiligheid der verhevene familie, welke Gij hier beneden met Maria en Jozef hebt uitgemaakt; eindelijk om de oneindige liefde van uw Hart. Opdat echter de eenheid, welke volgens uw* heiligen wil tusschen ouders en kinderen bestaat, en welke Gij heiligdet door uwe genade, onder uwe bescherming naamt, en door de banden van bovennatuurlijke liefde bevestigdet, — nimmer verbroken worde, zoo verleen, o God, dat wij in den tijd moedig en standvastig strijden, opdat wij allen elkander daarboven in uw Hart mogen wedervinden, om U te beminnen en te loven in alle eeuwigheid, Amen.
Gehed van hinderen voor hunne ouders.
O hemelsche Vader, die ons geboden hebt. Vader en Moeder te eeren, ik bid U, ontferm ü, ter liefde van Jesus' H. Hart, over mgne Ouders, en zegen hen naar ziel en ligchaam ; vergeld aan hen in den tijd en in de eeuwigheid le liefde en goedheid, welke zij mij bewijzen, beloon hen voor al de moeiten, zorgen en onge-
23*
332
makken, welke zij om mijnentwil hebben aangewend of nog aanwenden. Geef hun een lang, gelukkig en vreedzaam leven. Laat het dierbaar Hart van Jesus, uw' goddelijken Zoon, voor hen eene veilige schuilplaats zijn tegen alle gevaren des levens; mogen zij daar sterkte en troost ondervinden in de rampen en droef heden, welke het deel van iederen christen zijn; o bescherm en bewaar hen daar in uwe vriendschap en liefde.
Bij de liefde, welke het kind Jesus aan zijne Ouders betoonde, smeek ik U, Hemelsche Vader, sta mij bij, om ten allen tijde aan mijne Ouders de verschuldigde gehoorzaamheid en eerbied te bewijzen, opdat ik eenmaal met hen deelgenoot moge worden van de gelukzalige eeuwigheid. Amen.
Vernieuwing der geloften voor ordespersonen.
Mijn goddelijke Verlosser, met de meest mogelijke innigheid en liefde wijd ik mij toe en offer ik mij op aan uw allerheiligst Hart! Krachtens mijne geloften ben ik reeds, wel is waar, aan uw kruis genageld, maar desniettemin wil ik ze wederom voor hemel en aarde vernieuwen, teneinde uw Hart dank te zeggen voor de overgroote genade, dat Gij mij tot een' zoo heiligen staat geroepen hebt. Tot uwe eer beken ik openlijk, dat uw juk geenszins hard of drukkend is, dat de banden, waardoor Gij mij met U vereenigdet, mijn geluk uitmaken, en dat ik slechts dit ééne verlang : ze immer vaster om mij toe te halen. Derhalve druk ik het kruis, dat Gij mij met mijn' heiligen roep hebt opgelegd, met
333
teedere liefde en vreugde aan mijn hart; want het is al mijne blijdschap, mijn roem en mijne vreugde tot in den dood. 0 God, help mij, dat ik mij nimmer ergens anders op heroeme, dan op het kruis van Jesus, mijn goddelijken Bruidegom , door wien de wereld aan mij en ik aan de wereld gekruisigd ben! Mijn rijkdom zij de heilige armoede! Mijn troost het lijden van Jesus! Mijne liefde, zijn allerheiligst Hart!
Neen, beminnelijke Verlosser, niets vermag mij van U te scheiden, niets is in staat mij tot zich te lokken, tenzij Gij alléén. Rustig en onbevreesd bewandel ik het pad der volmaaktheid, dewijl Gij mijne schreden leidt, en mijne zwakheid ondersteunt. Ik hoop op U, o Jesus, dat Gij uwe beschermende hand, die mij reeds met zoovele genaden gezegend heeft, over mij zult uitstrekken, en mij de dagelijksche hulp, welke ik zoo zeer behoef, niet zult onttrekken, opdat ik aan alle bekoringen krachtig weder-staan, en al mijne vijanden verwinnen moge. Om deze hulp, o ontfermingrijke Heer en Heiland, bid en smeek ik ü bij uw bloed, bij al uwe Wonden bij uw allerheiligst Hart! Laat mij een levend bewijs van de magt uwer liefde jegens al uwe vijanden zijn! Amen.
om een stervende aan Jesus' H. Hart aan te hevelen.
O liefdevolle Jesus, bij den aanblik der menigte
334
en grootheid onzer zonden en door het naderen van dat vreesselijk lijden, waardoor Gij onze zonden hebt willen uitboeten, overweldigd, hebt Gil op den Olijfberg in smartelijken doodsangst bloed gezweet; om de smarten, waarin uw heilig Hart alstoen gedompeld werd, ontferm öquot; over uwen dienaar .... die met den dood ligt te worstelen! Om de bitterheid en treurigheid, welke Gij hebt willen doorstaan, verzacht hem de pijnen des doods; om het vast vertrouwen, hetwelk Gij tot uw' hemelschen Vader hadt, verleen hem onwankelbare hoop op de goddelijke barmhartigheid; om het kostbaar bloed, dat gij alstoen hebt vergoten , reinig hem van al zijne zonden; om de goddelijke onderwerping uws Harten aan den wil van uwen Vader, geef, dat ook hy den dood met volkomen onderwerping en in vereeniging met uw heilig welbehagen aanneme.
Onze Vader. Vijfmaal: Eer zij den Vader, enz.
O liefderijkste Jesus, Gij hebt het altaar des kruises willen bestijgen, om na een' wreeden doodstrijd van drie uren uw' hemelschen Vader het groote offer van U zeiven te brengen; ontferm ü over uwen dienaar..., die thans den laat-sten strijd strijdt! door de allerreinste liefde, welke alsdan uw Hart vervulde, door den haat, dien gij de zonde toedroegt, door den ijver voor de eer uws Vaders, door uwe liefde tot ons, laat het groote offer aan uwen dienaar.. . niet
335
vruchteloos zijn! Rust hem in dit oogenblik uit met uwe genaden, welke hij zoo zeer behoeft; schenk hem een waar berouw over alle zonden, houd de hinderlagen van den boozen vijand verre van hem, ontvlam hem door den gloed uwer heilige liefde, opdat hij zijne ziel vol vertrouwen aan uw allerheiligst Hart overgeve.
Onze Vader. Vijfmaal: Eer zij den Vader, enz.
III
O allerbeminnelijkste Jesus, Grij waart niet tevreden, uw leven voor ons geofferd te hebben, maar na uwen dood wildet Gij ons ook de laatste droppelen van uw kostbaar Bloed schenken. O ter liefde van de wonden uwer zijde en van uw heilig Hart, ontferm ü over uwen dienaar..., die op het bed van doodelijke smarten zucht! bedenk, o Jesus, dat uw heilig Hart voor ons allen werd geopend, dat het bloed en water voor ons allen heeft vergoten, en dat de vlammen , waardoor het wordt verteerd, branden voor ons aller heil! Laat dus uw' dienaar., thans de vruchten des geloofs, waarin hij leefde, de vruchten der gebeden, welke de Kerk voor hem verrigt heeft, en nog heden verrigt, de vruchten uwer heilige Sakramenten rijkelijk inoogsten, op dat hij van alle zonden gezuiverd, in uw heilig Hart moge sterven!
Onze Vader. Vijfmaal: Eer zij den Vader, em.
IV,
O genaderijke Moeder van Jesus! met wonder-
336
lijke kracht woondet Gij den dood van uwen godde-lijken Zoon bij, en waart Gij de eerste onder alle schepselen, die in 't heilig Hartbinnengingt, als het voor ons geopend werd. Bij het zwaard van smarten, dat toen uw beminnelijk hart doorboorde, bidden wij TT om uwe magtige voorspraak bij Jesus voor uwen dienaar... Ja! Gi] zijt de troosteres der bedroefden en de toevlugt der zondaren; Gij zijt ons leven en onze hoop na Jesus, Gij kunt ons gebed niet versmaden, daar wij in zoo grooten nood verkeeren. Bid Jesus, dat Hij op dit uw stervend kind de verdiensten van zijn goddelijk Bloed gelieve toe te passen, dat Hij het ter wille van zijn kostbaar Bloed een volmaakt berouw inboezeme, alle zonden genadig vergeve, en het in zij n allerheiligst Hart opneme. O Maria, draag aan uwen Zoon alle bewegingen van uw rein en vlekkeloos Hart, al uwe offers en verdiensten op, en Hij zal aan zulk een offer, aan zulke beden zijne verhooring niet kunnen weigeren. Amen.
(Salve Begina.)
Wees gegroet, o Koningin, Moeder der barmhartigheid ! Ons leven, onze zoetheid en onze hoop, wees gegroet! Tot U roepen wij verbannen kinderen van Eva. Tot U verzuchten wij kermende en weenende in dit dal der tranen. Welaan dan, onze Voorspreekster, keer uwe barmhartige oogen tot ons. .En toon ons, na deze ballingschap, de gezegende vrucht uws ligchaams, Jesus. O goedertierene, o vrome, o zoete Maagd Maria!
337
v. Bid voor ons, H. Moeder Gods!
k. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.
Laat ons lidden.
Almagtige, eeuwige God! die het ligchaara en de ziel van de glorierijke Maagd en Moeder Maria door de medewerking van den H. Geest bereidt hebt, om eene waardige woonplaats te worden voor uwen Zoon ! geef, dat wij , die ons in hare gedachtenis verheugen, door hare goedertierene voorspraak van het tegenwoordige kwaad en van den dood mogen verlost worden. Door Christus onzen Heer. Amen.
v. De goddelijke hulp blijve altijd met ons.
K, Amen.
—■ ROZENKRANS
ter eere van het Goddelijk Hart ran Josns. 1)
v. O God, wees opmerkzaam op mijne hulp,
e. Heer, haast II, mij te helpen!
Eer zij den Vader, enz.
Beminnenswaardigste Jesus, wanneer ik de
1) Aflaat van 300 dagen eiken keer. Een volle Aflaat voor degenen, die dezen Rozekrans eene maand lang dagelijks bidden, na gebiecht, gecommuniceerd en de gewone gebeden verrigt te hebben. Deze aflaat kan aan de geloovige zielen worden toegevoegd. — Zie l'Abbé Pinaxt. Mouveau traité des Indulgences. Pag. 116. De Vert.
338
teedere liefde uws Harten overweeg, en zie, hoe het zoo vol goedheid en mildheid jegens de zondaars is , dan wordt mijn hart met troost vervuld, en ontwaakt in mij het vaste vertrouwen , dat Gij ook mij genadig zult opnemen. Zeer vele zonden voorzeker heb ik bedreven; doch met Petrus en Magdalena heb ik er berouw over, en beween en verfoei ze nu van ganscher harte, wijl ik IJ, o hoogste Goed, daardoor beleedigd heb. Ik smeek ü, vergeef mij en sta mij als eene bijzondere genade deze bede toe: laat mij sterven, o Heer, laat mij liever sterven, dan nogmaals ü te beleedigen ! Laat mij slechts leven, om U te beminnen!
Onze Vader. Vijfmaal: Eer zij den 7ader, enz. tot de vijj Wonden.
Allerbeminnelijkst Hart van Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne!
II.
O mijn Jesus, ik prijs uw ootmoedig Hart, en zeg U dank, dat Gij het mij ten voorbeeld hebt gegeven; want hierdoor noodigt Gij mij niet slechts allernadrukkelijkst ter navolging uit, maar door uwe groote vernederingen toont en baant Gij mij tevens den weg, dien ik bewandelen moet. O ik, ondankbare en verblinde! hoe ver ben ik afgedwaald! Maar vergeef het mij, thans wil ik mijn' hoogmoed en mijne ij delheid afleggen, en met een ootmoedig hart U op den weg der nederigheid navolgen, om den vrede en het heil te
339
bekomen. Sterk mij, en eeuwig zal ik uw goddelijk Hart daarvoor lofprijzen.
Onze Vader. Vijfmaal: Eer zij den Vader, enz.
Allerbeminnelijkst Hart van Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne!
III.
O mijn Jesus, ik bewonder uw geduldig Hart, en zeg U dank voor de vele wonderbare voorbeelden van onverwinnelijk geduld, welke Grij ons gegeven hebt. Schaamte overdekt mij bij de gedachte aan mijne teêrgevoeligheid, die zelfs de kleinste wederwaardigheden niet weet te verdragen. O lieve Jesus, plant in mijn hart eene gloeijende en bestendige liefde tot kruis en lijden, tot zelfverloochening en boete, opdat ik U op den Kalvarieberg volge, om vandaar met U tot de heerlijkheid en vreugde des paradijzes te geraken!
Onze Vader. Vijfmaal: Eer zij den Vader, enz.
Allerbeminnelijkst Hart van Jesus! geef, dat ik U meer en meer beminne!
IV.
O mijn Jesus, wanneer ik uw zachtmoedig Hart beschouw, dan deins ik terug voor het mijne, dat zoo zeer van het Uwe verschilt. Eén woord, één gebaar, de schijn eener beleediging is voldoende, mij te kwetsen en luid geklaag en gejammer te doen hooren. O vergeef mij mijne oploopendheid, en schenk mij de genade, om voortaan bij alle tegenspraak uwe onverstoorbare
340
vredelievendheid na te volgen, opdat ik mij voortdurend in uw' heiligen vrede moge verheugen.
Onze Vader. Vijfmaal: Eer zij den Vader, enz.
Allerbeminnelijkst Hart van Jesus! geef, dat ik U meer en meer heminne!
V.
O mijn Jesus, dat toch de geheele wereld de grootmoedigheid van uw over dood en hel zegevierend Hart verheerlijkte I Want wat is zoo zeer lof- en verheerlijking waardig? Hoe nietig en verachtelijk is, in vergelijking daarvan, mijne kleingeestigheid, welke bij alles eerst vol angst vraagt: „wat zullen de menschen zeggenquot;, en mij aldus tot slaaf van lage en vernederende menschenvrees maakt! O Jesus, ik beloof U, dat ik mij zal veranderen, geef mij slechts moed en kracht om mi] hier beneden te overwinnen, opdat ik eenmaal in den hemel met U moge zegevieren.
Onze Vader. Vijfmaal: Eer zij den Vader, enz.
Allerbeminnelijkst Hart van Jesus! geef, dat ik IJ meer en meer beminne!
Wend u nu nog tot de H. Maagd Maria, en zeg haar vol vertrouwen op haar Moederhart:
O vermogende Moeder Gods, Gi] mijne Moeder Maria, verwerf mij , door de verdiensten van uw zoet hart, eene ware en opregte godsvrucht tot het allerheiligst Hart van Jesus, uw'goddelijken Zoon! Laat mij in hetzelve verborgen blijven met al mijne neigingen en gevoelens, en daar mijne pligten zorgvuldig waarnemen. Geef, dat
341
ik vreugdevol alle dagen, doch inzonderheid heden, Jesus beminne, en Hem diene.
v. Hart van Jesus, brandend van liefde tot ons, e. Ontvlam onze harten van liefde tot U!
Gebed.
Yerleen, bidden wi], o Heer, dat de H. Geest ons met dat vuur ontvlamme, hetwelk Jesus Christus uit de diepte zijns Harten nam, en op aarde bragt, en dat, zoo als hij verlangt, de geheele aarde zal ontsteken; Hij, die met U leeft en regeert in alle eeuwigheid. Amen.
Genoegdoening en toewijding.
Heilige Maagc. Maria, Moeder Gods, ik smeek U bij de wederzijdsche liefde, welke uw moederlijk hart met het Hart van uw' goddelijken Zoon vereenigt, neem het offer van mijn arm hart genadig aan, en bied het tevens met dat van alle Engelen en Heiligen des paradij zes en van alle deugdzamen op aarde Jesus ter dankzegging aan voor de liefde, welke Hij ons toedraagt, en ter voldoening voor den ondank, dien ik en geheel de wereld jegens dit allerzoetst en beminnenswaardigst Hart aan den dag legde.
VEREER ING
der geheimen van Jesus' H. Hart.
Vereering der Wonde van Jesus' //, Hart. Overweging. Het geopend Hart van Jesus, is
342
tevens de deur, waardoor men ten leven binnengaat, een ingang ter genade, liefde en zaligheid, een toevlugtsoord in lijden, kwellingen, troosteloosheid, bekoring en vervolging. — O hoe goed en aangenaam is het, in dit Hart, in dezen Tempel, in dit Heiligdom te wonen, te aanbidden, te loven.
Oefening. Klop aan, en verzucht om te mogen worden binnengelaten, en smeek om bescherming tegen de vijanden.
1. Jesus, wiens H. Hart met eene lans geopend werd.
Vijfmaal: het Onze Vader, en het Her zij den Vader, enz.
Vereering van H H. Bloed, dat uit Jesus' Hart is gevloeid.
Overweging. Er vloeide bloed uit Jesus' Hart, het laatste hartebloed. Het bloed is het zinnebeeld van 't heilig Sakrament des Altaars, waarin hetzelfde bloed, dat uit zijne zijde vloeide, is vervat, en waardoor Hij ons in onze zwakheid sterkt.
Oefening. Bid om sterkte en liefde, welke bereid zijn, alles, ja zelfs den laatsten bloeddruppel, voor Jesus te geven.
2. Jesus, uit wiens H. Hart bloed is gevloeid.
Vijfmaal: het Onze Vader en het Eer zij den Vader, enz.
343
Vereering van Tiet water, dat uit Jesus Hart is gevloeid.
Overweging. Het uit Jesus' Hart vloeijend water stelt zinnebeeldig het H. Doopsel voor. Van dit water uit Jesus' harte wonde, kan men zeggen, heeft het doop-water zijne reinigende kracht ontvangen. Dit is het water des eeuwigen levens , dat wezenlijk den dorst stilt.
Oefening. Yerzucht om reiniging der zonden en om het water des levens.
3. Jesus, uit wiens H. Hart water is gevloeid. Vijfmaal: het Onze Vader, en het Eer zijden
Vader, enz.
Vereering der liefdevlammen, welke uit Jesus* Hart dringen.
Overweging. De vlammen, welke uit Jesus' Hart opwaarts stijgen, geven den gloed zijner liefde tot ons te kennen. Hoezeer bemint Hij ons !
Oefening. Dank Jesus voor zijne liefde, en verzucht om eene liefde, welke alle verkeerde neigingen uws harten verteert.
4. Jesus, xoiens H. Hart van liefde tot ons brandt. Vijfmaal: het Onze Vader en het Eer zij den
Vader, enz.
Vereering der doornenkroon, welke Jesus'quot; H. Hart omringt.
Overweging. Deze doornenkroon beduidt het
344
lijden en de angsten, den smaad en de beschimping , den ondank en de verachting, welke het H. Hart voor ons geleden heeft, en nog lijdt in het allerheiligste Sakrament.
Oefening. Vraag om vergiffenis; bid om liefde tot de verachting.
5. Jesus, wiens H. Hart smaad en verachting heeft geleden.
Vijfmaal: het Onze Vader en het Eer zij den Vader , enz.
VI.
Vereering des Kruises en Jesus1 II. Hart.
Overweging. Dit kruis beteekent de smarten zijns Harten, alsmede zijn verlangen om voor ons te lijden. Ik moet nog met een ander doopsel gedoopt worden, (hieronder verstaat Jesus zijn toekomstig lijden,) en ach! hoe wordt ik gedrongen , tot dat het geschiede.
Oefening. Dank Jesus voor zijne liefde; bid om liefde tot het lijden voor Hem.
6. Jesus, wiens H. Hart voor ons veel heeft geleden.
Vijfmaal; het Ome Vader en het Her zij den Vader, enz.
tot het H. Hart van Jesus.
Liefdeakl tot Jesus Heilige Zijdewonden. Mijn Verlosser, sluit mij op in uw heilig Hart,
245
en ik ben in veiligheid! Dompel mij in deze zee van goddelijke liefde, en mijn Hart zal overstroo-men van liefde tot IJ, en deze mijne liefde, o Jesus, zal dan bestendig en grootmoedig zijn, en uit een rein en onbaatzuchtig hart gelijk het uwe voortkomen. Open U, o zoete wonde van dit goddelijk Hart! Open U en neem mij op! In TJ opgesloten , wil ik vol innige liefde uitroepen : Ik bemin U, Jesus! O, mijn hoogste Groed, ik bemin U, ik bemin U! En, wel is waar, bemin ik U niet wegens de belooning, welke Gij dengenen hebt toegezegd, die IJ beminnen, neen, ik bemin U alleen om U zeiven. Ik bemin U meer dan alle schoonheid en alle vreugde, meer dan alle schepselen, ja meer dan mij zeiven; voor hemel en aarde bezweer ik ü: in uwe liefde wil ik leven en sterven! Al moet ik ook vervolgingen, smarten, ja zelfs den dood ter wille van deze liefde ondergaan, mijn God, met vreugde zal ik het doen, en U voor de genade danken en uitroepen: Geen wezen zal mij van 't heilig Hart van mijn' Jesus scheiden, dat ik bemin en beminnen wil in eeuwigheid! O alleraanbiddenswaardigst Hart van Jesus, Gij zijt mijne sterkte, mijn steun, mijn toevlugt, mijn heil, mijne vergelding, mijne liefde, mijn al! Amen.
Eenige schietgebeden tot het H. Hart van Jesus.
1. O Hart van Jesus, Gij aanbidt God op de volraaakste wijze; leer mij uw' hemelschen Vader met ü en door U aanbidden!
24
346
2. Hart van Jesus, geheel doordrongen van liefde tot mij, doordring mijn hart van uwe goddelijke liefde!
3. Hart van Jesus, eenig waardig offer voor de oogen van God, vereenig mij met U in uw goddeliik offer!
4. Hart van Jesus, om de zonden der men-Bchen in smarten gedompeld, vervul mijn hart met smart over mijne zonden!
5. Hart van Jesus, levend voorbeeld der volmaaktste vredelievendheid, geef mij eene onoverwinnelijke zachtmoedigheid!
6. Hart van Jesus, afgrond van ootmoed, vernietig mijne trotschheid, en maak mij vredelievend en nederig!
7. Hart van Jesus, oneindig rein en heilig, quot;bewaar mij de zuiverheid des ligchaams, des harten en des geestes en behoed mij voor elke vlek!
8. Hart van Jesus, heersch eeuwig in mijn hart, en geef, dat ook ik eenmaal met ü in den hemel heerschen moge!
Geled om genade voor alle vereerders van het 11. Hart.
Liefderijke Jesus, Gij stoot niet slechts niemand van U, maar Gij neemt zelfs de grootste zondaars, wanneer zij rouwmoedig tot ü naderen, genadig op; ontferm U dan bijzonderlijk over al degenen, die uw' heiligen naam aanroepen. Verhoor de gebeden van hen, die U in geest en in waarheid trachten te aanbidden. Doch geef inzonderheid, over-
347
eenkomstig uwe belofte, dat allen, die uw heilig Hart aanbidden, in hetzelve licht, vreugde, kracht, vrede, bescherming en eindelijk uwe heilige liefde vinden voor tijd en eeuwigheid. Amen.
Gebed tot het goddelijk Hart ter genezing van een1 zieke.
0
Hart van Jesus, zee van goedheid en onuitputbare bron van barmhartigheid, verhoor genadig onze smeekgebeden!
Hart van Jesus, welks vreugde het is, bij de kinderen der menschen te wonen, en hen met genaden te overladen, verhoor goedertieren onze smeekgebeden!
Hart van Jesus! Gij, onze troost in elke droefheid , ons geneesmiddel in ziekte, onze verkwikking in alle ellende, verhoor barmhartig onze smeekgebeden!
Hart van Jesus, bij het bruilofstfeest van Kana werktet Gij uit teeder en liefdevol medelijden een wonder: Kom den of de zieke, dien of die wij ü aanbevelen ie hulp, en genees hem of haar.
Hart van Jesus, door medelijden over de smart der weduwe van Naïm diep bewogen, wektet Gij haren zoon weder ten leven op; Kom....
Hart van Jesus, Gij wektet de dochter van Jaïrus, den overste der Synagoge van den dood op: Kom...,
Hart van Jesus, met meer dan vaderlijke goedheid spijzigdet Gij vijfduizend menschen in de woestijn, opdat zij niet van honger zouden omkomen: Kom.,..
24*
348
Hart van Jesus, Gij toondet gedurende uw leven op aarde uwe magt en goedheid zoo glansrijk door de genezing van alle soorten van ziekten en lijden: Kom...
Hart van Jesus, alle magt bezittend in den hemel en op aarde: Kom....
Hart van Jesus, neen, Gij bemint de straffen niet, maar genade, vergeving en bevrijding van alle lijden: Kom....
Ter wille van den doodsangst in den hof der Olijven, verhoor ons, o goddelijk Hart!
Ter wille van den lanssteek, dien Gij aan het kruis ontvingt, verhoor ons, o goddelijk Hart!
Ter wille uwer oneindige goedheid en barmhartigheid, verhoor ons, o goddelijk Hart!
Gebed.
O alleraanbiddenswaardigst Hart van Jesus, weiger ons de genade niet, waarom wij U smee-ken! Wij gaan niet van U weg, alvorens Gij ons de troostrijke woorden laat hooren: „Ik hen uw heil, Ik wil u genezen!'''' Hoe zoudt Gij ons onverhoord kunnen laten, Gij goddelijk Hart, dat de geheele wereld met genaden verrijkt! Hoe zoudt gij ons gebed kunnen versmaden. Hart van Jesus, dat zoo ligt geroerd en tot medelijden bewogen wordt!
O Maria! Gij teederste aller moeders, door uw grootmoedig en medelijdend hart bidden wij U, spreek een woord voor ons bij Jesus, en verwerf ons de genade, welke wij zoo vurig afsmeeken. Hart van Maria, help ons! Hart van Jesus, verhoor ons! Amen.
349
Gebeden tot het goddelijk Hart ter hekeering van een zondaar.
Allerbeminnelijkst Hart van den teedersten Vader, werp een blik van ontferming op uw kind, al moge het nog zoo ondankbaar en ongehoorzaam zijn!
Eer zij den Vader, enz.
Allerbeminnelijkst Hart van den trouwsten Broeder, vergeet den ondank van uwen broeder, en ontferm U zijner, hoe weinig hij het ook verdiene!
Eer zij den Vader, enz.
Allerbeminnelijkst Hart van den liefderijksten Bruidegom, al moge U ook de trouweloosheid uwer ondankbare bruid nog zoo zeer smarten , heb medelijden met haar!
Eer zij den Vader, enz.
Allerbeminnelijkst Hart van den innigsten Yriend, gedenk aan hem, die eens uw vriend was, ontferm U zijner, al heeft hij U ook nu verraden!
Eer zij den Vader, enz.
Allerbeminnelijkst Hart van den teedersten Herder, voer het schaapje, dat afgedwaald was, en zijn verderf te gemoet ging, in uw schaapstal terug, en heb medelijden met hetzelve!
Onze Vader. Weesgegroet. Eer zij den Vader, enz.
Allerheiligst Hart van Jesus , ter wille van het
350
offer, dat Gij uwen hemelschen Vader bij de intrede in den schoot der allerzaligste Maagd opdroegt, ontferm U over den armen zondaar, dien wij IJ aanbevelen !
Eer zij den Vader, enz.
Allerheiligst Hart van Jesus, ter wille van het offer, dat Gr ij uw' hemelschen Vader opdroegt , toen Grij voor de eerste maal in de armen uwer Moeder Maria rustet, ontferm U zijner !
Eer zij den Vader, enz.
Allerheiligst Hart van Jesus, ter liefde van den ijver , welke U gedurende de dertig jaren van uw verborgen leven voor de verlossing der zondaars verteerde, ontferm U zijner!
Eer zy den Vader, enz.
Allerheiligst Hart van Jesus , ter wille van de moeijelijkheden en ontberingen , welke Gij gedurende uw openbaar leven voor de zondaars op U genomen hebt, ontferm U zijner!
Eer zij den Vader , enz.
Allerheiligst Hart van Jesus, ter wille van de liefde, met welke Gij alle zondaars opnaamt, en hun goedertierenlij k vergiffenis deedt geworden , wanneer zij tot U kwamen, ontferm U zijner!
Onze Vader. Wees gegroet. Eer lij den Vader, enz. III.
Allerheiligst Hart van Jesus, ter wille van den weêrzin, de bitterheden en doodsangsten, welke Gij in den hof der Olijven bij den aanblik onzer
351
zonden hebt doorstaan, ontferm U over den zondaar, die wij ü aanbevelen!
Eer zij den Vader, enz.
Allerheiligst Hart van Jesus, ter wille van den grooten afschuw, welken Gij in den hof der Olijven, wegens de ontelbare beleedigingen der goddelijke Majesteit aangedaan, ondervondt, en welke IJ zooveel bloedig zweet uit het lig-chaam perste , ontferm U zijner !
Êer zij den Vader, enz.
Allerheiligst Hart van Jesus, ter wille van de smarten, welke U deels de geeselriemen, die uw heilig ligchaam verscheurden, deels de beleedigingen uwer vijanden en de zwakheden uwer vrienden veroorzaakten, ontferm U zijner I
Eer zij den Vader, enz.
Allerheiligst Hart van Jesus, wegens het bitter lijden van uw' doodstrijd, het grievende van onzen ondank en de smartvolle verlatenheid, van uw' hemelschen Vader, ontferm U zijner!
Eer zij den Vader, enz.
Allerheiligst Hart van Jesus, om de liefdewonden, welke Gij U na den dood nog liet toebrengen, om de zoete schuilplaats, welke Gij ons hierdoor verlangdet te openen, om het bloed en water, waarin Gij ons wilt reinigen, ontferm U zijner!
Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader. enz.
Gehed.
O liefdevol Hart van Jesus', afgrond van barmhartigheid, zie genadig op een' armen rouwmoedi-
352
gen zondaar neder, dien een' zijner broeders, een zondaar gelijk hij, aan uw medelijden aanbeveelt. O Heer, de kloekmoedigheid, waarmee ik het waag voor U te verschijnen , spruit daaruit voort, dat ik weet, dat geene bede TJ aangenamer en welgevalliger is dan deze; want hierin verlangt Gij toch meer, mji te verhoeren, dan ik, verhoord te worden. Zekerlijk roepen de misdrijven om voldoening en wraak bij uwe geregtigheid; maar, o Jesus, uw kostbaar bloed roept nog veel krachtiger en luider om ontferming. Zoo luister dan naar de stem uws Harten! Bedenk de vele moeiten, welke Gij TJ gaaft, om de zondaars op te zoeken en te redden! Herinner U de teedere liefde, waarmeê Gij hen aan uwe borst druktet! De lasten, het lijden, en het bloedig zweet, dat Gij voor hen vergoten hebt! O laat zoovele moeiten aan deze ziel.... niet verloren gaan! Bevredig, bidden wij U, o Jesus, door uwe voldoening de geregtigheid van uw' hemelschen Vader! Vernietig, door de lofprijzingen en 't offer van uw allerheiligst Hart, alle trouweloosheid en onteering van uw' heiligen naam, waaraan deze ziel zich schuldig maakte; uwe goddelijke onderwerping vergoede hare trotschheid en ongehoorzaamheid; de wonden , welke uw heilig vleesch verscheurden, strekken ter verzoening aller misdaden,, waaraan zij zich tegen de matigheid en heilige reinheid schuldig maakte; kortom, al uwe gezindheden en heilige deugden strekken ter herstelling voor al hare mis-driiven en zonden. Is nu echter op deze wijze der goddelijke Majesteit voldoening gegeven, o Jesus,
353
verlicht dan haar verstand met een levendig liclit, zoodat zij de gansche verfoeijelijkheid harer zonden erkenne, en verleen haar tevens i de genade, er van harte berouw over te hebben, opdat zij ze in hare tranen en in uw kostbaar | bloed afwassche, en alzoo genade en vergiffenis bekome. O allerzoetst Hart van Jesus, weiger mij deze genade niet, welke ik met zooveel vertrouwen van U afsmeek; vervul veeleer de belofte, dat Gij dengenen niets zult weigeren , die tot uw goddelijk Hart hun' toevlugt nemen. Geef, dat wij, na hier beneden uwe barmhartigheid ondervonden en verheerlijkt te hebben, 17 in den tijd en in de eeuwigheid daarvoor danken.
——
NEGEN OITICIEN OF BEDIENINGEN. TER EERE VAN 'T HEILIG HART VAN JESUS.
VOOBAFGAANDE OPMEBKINGENquot;.
Deze negen officiën of bedieningen, welke men ter eere van 't allerheiligst Hart van Jesus vrijwillig op zich neemt, hebben de beide hoofdpunten der gansche devotie tot het goddelijk Hart ten doel: Uitbreiding der liefde tot Jesus en voldoening voor alle beleedigingen, welke Jesus in H allerheiligste Sakrarnent ondervindt.
Men kan zich van deze officiën op de volgende wijze bedienen:
Negen personen, (of ook meer) aan wie de vereering van 't goddelijk Hart bijzonder dier-
354
baar is, en die zich gedrongen voelen, iets tot deszelfs verheerlijking te verrigten, vereenigen zich tot dit doeleinde, en beloven elkander weder-keerig alles, wat hiertoe kan bijdragen, te zullen doen. Om aan dezen hunnen ijver eene zekere en bepaalde werkzaamheid te geven, werden deze negen officiën vervaardigd. Elk officie bevat eene dier oefeningen , waarin een vereerder van het goddelijk Hart vooral belang moet stellen. Vervolgens zijn de uren van den dag en van den nacht zoodanig verdeeld, dat op ieder uur één in den geest met het goddelijk Hart vereenigd is. Ook is ieder officie onder de bescherming van één der negen koren der Engelen gesteld, welk koor de waarnemer des officies inzonderheid behoort aan te roepen, ten einde in de aangeduide uren met hetzelve of door hetzelve (zoo hij verhinderd mogt zijn) het allerheiligste Sakrament te aanbidden. Eindelijk is voor elk officie eene deugd bepaald, op welke hij, die zich met de des betreffende bediening bezig houdt, zich vooral behoort toe te leggen.
Intusschen valt hier op te merken, wat de vereeniging met het goddelijk Hart of met Jesus in 't allerheiligste Sakrament des Altaars alsmede de daarvoor bestemde uren betreft, zoo is daarmede geenszins gemeend, dat deze tijd in de kerk of in bestendig gebed moet worden doorgebragt, noch ook, dat men onophoudelijk aan Jesus en zijn heilig Hart moet denken. Dit is aan allen niet mogelijk, noch wegens
355
hun beroep toegestaan. Er wordt in dit punt genoegzaam voldaan, wanneer men bij bet begin der aangegevene uren zijn gemoed kortelijk tot God verheft, en hem alles, wat men gedurende dezelve verrigt, volgens de bepaalde meening opoffert. Het is voorzeker aan te bevelen , dat men in den loop van den dag een en. andermaal deze opoffering vernieuwt, te meer daar hiertoe eene minuut voldoende is ; dewijl echter dit alles volstrekt geene gelofte of verbindende gelofte is, en men hijgevolg zich tot niets verpligt, zoo is er ook volstrekt geen grond tot onrust en angst aanwezig, wanneer men iets vergeet.
Deze officien of bedieningen plegen de vereerders van Jesus' H. Hart elke maand op den vooravond van den eersten Vrijdag of Zondag, op welken dag zij de heilige Communie ontvangen, door het lot onder zich te verdeelen , om den ijver door afwisseling levendig te houden.
EEESTE OFFICIE.
DE MIDDELAAR.
De Middelaar zal God den eeuwigen Vader bidden, om de kennis, — en God den H. Geest, om de liefde van Jesus' heilig Hart immer meer en meer uit te breiden. Tot de allerzaligste Maagd echter zal hij smeeken, dat zij door hare magtige voorspraak bij datzelfde goddelijk Hart allen gelieve te hulp te komen, die tot hetzelve hunnen toevlugt nemen.
356
Fan twaalf uur des middags tot drie uur 'e namiddags zal hij zich in 't goddelijk Hart verbergen, en zich met hetzelve overeenkomstig den drang zijner godsvrucht vereenigen. Hij verhinde zich in den Geest met het hoor der Troonen, om met hen het heilig Hart te vereeren. Bij het dagelijksche bezoek van 't allerheiligste Sakra-ment des Altaars bidde hij inzonderheid voor diegenen, die zich met hem ter vereering van 't goddelijk Hart vereenigd hebben. Hij smeeke verder God door de verdiensten van hetzelfde goddelijk Hart, dat Hij alleen over zijne orde, wanneer hij er toe behoort, of over zijne familie, indien hij geen ordespersoon is, en over al degenen, met wie hij zich vereenigd heeft, gelieve te heerschen. Vooral be vele hij Gode die zielen aan, welke de Heer zich bijzonder heeft uitverkoren, opdat aan haar al de aanbiddens-waardige bedoelingen van dit goddelijk Hart in vervulling gaan. Eindelijk bidde hij ten dien einde de Litanie van Jesus' H. Hart. (Bladz. 365.)
De deugd, waarop de Middelaar zich bijzonder behoort toe te leggen, is, zich met zachtmoedigheid en kalmte naar alle luimen der medemenschen te voegen, indachtig der goedheid van 't goddelijk Hart.
„ Wees een trouwe Middelaar; onze Heer ver ze-leert w, de uwe te zijn.'1 (Margaretha-Maria Alacoque).
357
DE EERHERSTELLER.
De Eerhersteller is quot;bijzonder verpligt, Grod wegens alle beleedigingen, die Hem in 't allerheiligst Sakrament worden aangedaan, ootmoe-dig om vergeving te bidden.
Van drie uur 's namiddags tot zes uur des avonds sluite hij zich in Jesus' allerheiligst Hart als in een' liefde-kerker op; en dewijl hij ziet, dat hij zelf zoo groote schulden niet vermag te voldoen, zoo offere hij der beleedigde Godheid dit goddelijk Hart op, om Haar genoegdoening te geven. Hij smeeke het Jcoor der Mag ten om bijstand, wanneer hij aan Jesus Christus vergoeding tracht te geven voor alle H. Missen, welke zonder eerbied gelezen, voor de Communiën, welke met laauwheid ontvangen worden, zelfs door zielen, die aan het goddeliik Hart bijzonder zijn toegewijd, alsmede eindelijk voor alle misslagen, welke door degenen, die zich met hem verbonden hebben, begaan werden, en aan het goddelijk Hart bijzonder mishaagden. In deze meening brenge hij dagelijks een bezoek aan het allerheiligst Sakrament, en vrage vergiffenis voor al deze zonden, om alaoo aan het goddelijk Hart eenigermate de eer weêr te geven , welke aan hetzelve door deze zonden ontnomen worden.
Alle Yrijdagen, en vooral op den eersten Vrijdag der maand, toone hij zijne liefde tot Jesus door verdubbelden ijver voor alles, wat
358
de vereering van het goddelijk Hart betreft, en hij bewijze Hem volgens den drang zijner godsvrucht eene geheel bijzondere hulde.
Be deugd, welke de Eerhersteller bijzonder zal beoefenen, is, eene stipte vervulling van al zijne beroepspligten.
„Beijver 71, den naam van Eerhersteller te verdienen ; onze Heer helooft u overvloedige genaden voor u zeiven' (Marger-Maria Alacoque.)
DERDE OFFICIE.
DE AANBIDDER.
De Aanbidder zal ter herstelling voor de godvergetenheid, welke in de wereld bijna algemeen heerscht, dikwerf de allerheiligste Drieëen-heid in den geest aanbidden, en zich bovendien met den lof vereenigen, welken Jesus' H. Hart der H. Drievuldigheid aanbiedt.
Van zes uur tot negen uur des avonds verblijde hij zich in den eeuwigen lofzang der zalige Geesten:
„ heilig, Heilig, heilig is de Heer, de God der Heer schar en.^ Dezen lofzang herhale hij met het hoor der Heerschappij, middelerwijl hij hierdoor alle goede werken, welke over de geheele wereld worden uitgeoefend, aan Jesus' Hart opoffert, en zijner meerdere eer toewijdt. Hij bezoeke dagelijks eenmaal het allerheiligste Sakrament in naam dergenen, die met hem vereenigd zijn, en bidde daar voor ieder in het bijzonder, als ook voor alle priesters en ordes-personen om den geest van godsvrucht bij het
359
brevier gebed of andere gebeden, welke door hen volgens voorschrift of gebruik behooren verrigt te worden. Hij spreke driemaal: „O loare aan-lidder en grenzelooze Minnaar Gods, ontferm U onzer r benevens den lofzang: „Eer zij God in den hooge.quot; (BI. 368.)
Zijne deugd is: groote eerbiedigheid in de kerk voor Jesus Christus in het tabernakel, en zij toone zich door de grootste bescheidenheid en ingekeerdheid.
VIERDE OFEICIE.
DE MINNENDE.
De Minnende trachte het allerheiligst Hart van Jesus voldoening te geven voor de laauwheid en koelheid, welke het van zoovele, ofschoon Hem toegewijde harten ondervindt.
Yan negen uur des avonds tot zes uur des morgens vereenige hij zich met het koor des Serafijnen, en smeeke hen, dat zij, terwijl hij slaapt, in zijne plaats het allerheiligste Sakrament gelieven te aanbidden.
Alvorens hij zich echter ter ruste begeeft, zal hij Jesus in 't heilig Sakrament ten minste in den geest nogmaals bezoeken, en zijn Hart in het heilig tabernakel opsluiten. Hij zal zich met deze woorden ter ruste begeven: „Ik slaap, maar mijn hart waakt in het Hart van mijny Gelielde^ Ontwaakt hij des nachts, zoo vereenige hij zich in geest en hart met de hemelsche Geesten, die zijn officie voor hem waarnemen. Bij het morgengebed danke hij' ten, en ver nieuwe hij de bekentenis zijner liefde tot dit
360
goddelijk Hart; tevens bidde hij hetzelve, om het vuur zijner liefde in zoovele laauwe en onverschillige harten te willen ontsteken, opdat allen door deze levendige vlammen doorgloeid en eindelijk geheel verteerd worden. Hij spreke driemaal; „ Hart van Jesus brandend van liefde tot ons, ontvlam onze harten van liefde tot U.quot;
De deugd, welke de Minaende inzonderheid beoefenen zal, is: getrouwdheid in de kleinste dingen, welke Gode welgevallig zijn, en dat wel uit liefde en met het oog op de liefde van Jesus.
DE LEERLING-
De Leerling van Jesus' Hart legt zich zoo naauw-lettend mogelijk op datgene toe, wat de Heer hem in het gebed of bij het ontvangen der heilige Sakramenten doet verstaan. Zijn bestendig verlangen moet zijn, dat allen, die door het goddelijk Hart zelf onderwezen worden, groot voordeel uit dit onderrigt trekken, en aan hetzelve nimmer weêrstand bieden,
\an zes uur tot negen uur 's morgens, begeve hij zich in 't allerheiligst Hart van Jesüs als in eene goddelijke school, waarin men de wetenschap der reine liefde leert, die alle aardsche wetten doet vergeten.
Wat hij aldaar terzij nervolmakinggeleerd heeft, zal hij dikwerf in den geest herhalen. Hij vereenige zich met het hoor der Cherubijnen, om met hen aan den glans en het licht van het goddelijk Hart deel
361
te nemen, en bidde hen, om van dit licht aan al de leerlingen der dwaling meê te deelen, opdat ook zij leerlingen der waarheid worden. In deze meening bezoeke hij het allerheiligste Sa-krament des Altaars, en bidde hij den smeek-zang: „Veni Creator.quot; (BI. 368 )
De deugd, welke de Leerling bijzonder beoefenen zal, is: ingekeerdheid des geestes en stilzwijgen.
» Hoe meer de Leerling zwijgt, des te meer zal hij van zijn aanhiddenswaardigen Meester onderricht worden, en des te heter zal hij degroote wetenschap der zachtmoedigheid en ootmoedigheid vatten!''
(Marg.-Mar. Alacoque)
HET SLAGTOPPER.
Het Slagtoffer moet zich. beijveren, om den geest der offervaardigheid en toewijding in zich levend te houden, ten einde Grods toorn jegens de zondaars te bedaren,
Vm negen uur 's morgens tot twaalf uur 's middags offere hij , die dit officie waarneemt, zich aan Jesus Hart op, ten einde aan zij n bestendig offerleven in 't heilig Sakrament deel te nemen, en middelerwijl hij zich met de bewegingen en gevoelens der gloeijende liefde van dit Hart gelijkvormig tracht te maken , spreke hij uit den grond zijner ziel: „Amen!quot; (Het geschiede!) In deze stemming bezoeke hij Jesus op het altaar, alwaar Hem de hefde bestendig offert. Neêrgeknield bidde hij, in vereeniging met het koor der Krachten, de godde-
25
362
lijke geregtigheid aan, en brenge zich geheel ten welgevallen van dit Hart, dat zich zelf onop-houdeliik voor ons opdraagt, ten offer. Inzonderheid echter zal hij zich hij de heilige communie den eeuwigen Yader opofferen, om daardoor Zijne barmhartigheid met goed gevolg over de zondaars af te smeeken. Deze opdragt zal hij dikwerf, vooral op de vrijdagen, met groote offervaar-heid vernieuwen; doch dagelijks brenge hij aan Jesus' heilig Hart eenige voldoening door vernieuwing der onderwerping en toewijding van zich zeiven.
Zijne jeugd is: versterving der nieuwsgierigheid en der gevoelens des harten, alsmede van de bevrediging der zinnen.
ZEVENDE OPEICIE.
DB SLAAF.
De Slaaf van het goddelijk Hart van Jesus stelt er zijn' roem in, de ketens dier teedere en grootmoedige liefde te dragen, waarmede zijn Heer Zich vrijwillig in het heilig tabernakel laat boeijen.
Op ieder uur van den dag vernieuwe hij de belofte van volkom ene onderworpenheid, welke hij aan het goddelijk Hart als zijn' Heer en Meester gedaan heeft; derhalve trekke hij in alles Diens aanbidde-1 ijken wil den zijnen voor. Daar hij verder weet, dat het de vurigste wensch van 't heilig Hart van Jesus in 't allerheiligste Sakrament is, Zich door de heilige communie aan de zielen meê te deelen, zoo offere hij aan hetzelfde goddelijk Hart, bij het
363
bezoek van 't Allerheiligste, al zijne goede werken in deze meening op, ten einde dit heilig Sakra-ment meermalen en steeds waardiger zou ontvangen worden, en in alle harten die vruchten der genade en des heils voortbrengen, waarvan het de bron is. Eindelijk smeeke hij het koor der Aartsengelen , hem in dit liefdewerk bij te staan , en de genoodigden tot het gastmaal te roepen en met het bruiloftsgewaad te bekleeden: hij bidde den lof-zang: „Pange Lingua.quot; (Bladz, 370.)
Zijne deugd is: getrouwheid aan de inspraken en bewegingen der genade.
ACHTSTE OFEIC1E.
DE BIDDENDE.
Van een levend geloof en onwankelbaar vertrouwen op de verdiensten van Jesus' goddelijk Hart doordrongen, zal de Biddende onophoudelijk deze verdiensten den eeuwigen Vader aanbieden , om zoowel voor zich zeiven, als voor al degenen, die naar ligchaam of naar ziel in gevaar verkeeren, overvloedige genaden te bekomen. Doch bi] zonder bidde hij voor de stervenden en de arme zielen in 't vagevuur.
In deze meening vereetiige hij zich op ieder uur van den dag en van den nacht met het liefderijk en medelijdend Hart van Jesus Christus. Van zijn' geest bezield en door overweging van een' of anderen trek zijner liefde tot vertrouwen opgewekt, vrage hij den hemelschen Vader, vooral in de heilige communie en in zijne gebeden, dat
25*
364
Hij zijn ootmoedig smeeken, ziende op het aller-aanbiddelijkst Hart van Jesus, het eenig voorwerp van zijn eeuwig welbehagen, genadig gelieve te verhoeren.
Hij bidde het hoor der Engelen, namelijk de heilige Beschermengelen, zich met hem te vereenigen , en met hem het heilig Sakrament des Altaars te bezoeken en te aanbidden; alsdan bidde hij een; „Onze Vader,quot; en drage hij al zijne goede werken voor de zondaars, de stervenden en de geloovige zielen in het vagevuur op.
Zijne deugd is: naastenliefde en ootmoedigheid.
NEGENDE OFFICIE.
DE IJVERAAR.
Den IJveraar is de uitbreiding der eer en verheerlijking van Jesus' Hart bijzonder aanbevolen.
Hij roepe al de negen koren der engelen, bijzonder de Vorstendommen aan, om door hunne voorspraak te verkrijgen, dat Jesus' H. Hart over de gansche aarde gekend worde; dat dit Hart de millioenen van afgodendienaars en ongeloovigen, die het nog niet kennen, en de ontelbare laauwe christenen, die aan hetzelve de verschuldigde aanbidding weigeren, tot zijne heilige liefde trekke en hen er door ontvonke. Ten dien einde zal hij bij het bezoek van het Allerheiligste alsook in zijn heilige communie allervurigst bidden.
Op ieder uur van den dag zal hij het alleraan-biddelijkst Hart van Jesus daardoor verheerlijken , dat hü zijn hart tot Jesus' Hart verheft, ten
365
einde dit goddelijk Hart aldus eenige vergoeding voor alle fouten en nalatigheden van diegenen te geven, welke in hun officie te kort schieten.
Bij elke gelegenheid intusschen, waar het hem mogelijk is , de vereering van het goddelijk Hart te bevorderen, en het getal van deszelfs aanbidders te vermeerderen , moeten , wanneer hij door woord en voorbeeld tot deze godsvrucht aanmoedigt, heilige ijver en voorzichtigheid hem leiden. Hij bidde bij het bezoek van 't Allerheiligste het: „Te Deum'1 (BI. 371).
Zijne deugd is: Kinderlijke en bereidvaardige gehoorzaamheid aan den wil der oversten.
„ Onze Heer heeft den IJveraar onmetelijke genadeschatten voorbehouden, en zijn naam zal onv.it-wischbaar in het goddelijk Hart worden gegrilt,quot; (Marg. Mar. Alacoque.)
welte voor entele olclêa zlji aaniepeii.
VOOR HET EERSTE OFFICIE:
Litanie tot het goddelijk Hart van Jesus.
Heer, ontferm U onzer!
Christus , ontferm U onzer!
Heer, ontferm U onzer!
Christus, hoor onsl Christus, verhoor onsl
366
God Vader in den hemel, ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld,
God H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
Hart van Jesus, wezenlijk met het Woord vereenigd,
Hart van Jesus, heiligdom der Godheid,
Hart van Jesus, tempel der H. Drievuldigheid, Hart van Jesus, afgrond der wijsheid,
Hart van Jesus, oceaan der goedheid,
Hart van Jesus, troon der barmhartigheid, Hart van Jesus, onuitputtelijke schat,
Hart van Jesus, uit welks volheid wij alles |
ontvangen hebben.
Hart van Jesus, onze vrede en onze verzoening, Hart van Jesus, voorbeeld aller deugden. Hart van Jesus, vol van oneindige liefde en
oneindig beminnenswaardig.
Hart van Jesus, fontein des waters, springende ten eeuwigen leven,
Hart van Jesus, in hetwelk de hemelsche
Vader zijn welbehagen had.
Hart van Jesus, zoenoffer voor onze zonden, Hart van Jesus, om onzentwille met bitterheid vervuld,
Hart van Jesus, in den hof der Olijven bedroefd tot den dood,
Hart van Jesus, met versmaadheden verzadigd, Hart van Jesus, uit liefde doorwond,
Hart van Jesus, met eene laas doorstoken, Hart van Jesus, aan bet kruis van denlaat-sten droppel bloeds beroofd
367
Hart van Jesus, wegens onze misdaden fel geslagen,
Hart van Jesus, ook nu nog door ondankbare menschen in 't Allerheiligst Sakrament der liefde verscheurd,
Hart van Jesus, toevlugt der zondaren,
Hart van Jesus, sterkte der zwakken, S* Hart van Jesus, troost der bedrukten, g Hart van Jesus, volharding der regtvaar-^ digen, o
Hart van Jesus, heil dergenen, die op IJ g vertrouwen, ^
Bart van Jesus, hoop der stervenden,
Hart van Jesus, zoete steun uwer vereerders, Hart van Jesus, bliidschap van alle Heiligen, Hart van Jesus, bijstand in de kwellingen,
welke ons zwaar getroffen hebben, Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons. Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm U onzer, Heer!
«Jesus, zachtmoedig en ootmoedig van Harte, Maak mijn Hart gelijkvormig aan uw Hart!
Gebed.
Wij bidden U, alinagtige God, dat wij, die ons verheugen in allerheiligst Hart van Jesus, uwen geliefden Zoon, en de grootste weldaden zijner liefde jegens or.s godvruchtig gedenken , door der zei ver werking en vruchten
368
tevens verkwikt moben worden, door denzelfden Jesus Christus, uwen Zoon, onzen Heer. Amen.
VOOR HET DERDE OFFICIE.
De Lofzang; „Eer zij God in den hooge.quot;
Eer zij God in den hooge, en vrede den men-schen op aarde, die van goeden wil zijn. Wij loven ü, wij prijzen U, wij aanbidden U, wij verheerlijken IJ, wij danken U wegens uwe groote heerlijkheid, Heer God, hemelsche Koning, God almagtige Vader. Heer Jesus Christus! Gij eengeboren Zoon! Heer God, Lam Gods! Zoon des Vaders, die wegneemt de zonden der wereld, ontferm ü onzer 1 Gij, die wegneemt de zonden der wereld, neem ons gebed aan! Die zit aan de reg ter hand des Vaders, ontferm u onzer! Want Gij alleen zijt heilig, gij alleen de Heer, Gij alleen de Allerhoogste, Jesus Christus, met den heiligen Geest in de heerlijkheid van God den Vader. Amen.
VOOR HET VIJFDE OFFICIE.
Veni Creator. 1) Kom, Schepper, kom, o Heil'ge Geest! Bezoek de harten, die Ge ü riept, En met uw hemelsche gena.
Vervul de zielen die Gij schiept.
1) De vertaling van dezen smeebzang tot den H. Geest, is ontleend aan het boekje getiteld: „Gebeden en gezangen voor het Jubilé van 1865.quot; (Te Leiden bij J. W. van Leeuwen.) De Vert.
369
Dien men als Trooster, als de Gaaf Van God den Allerhoogste roemt; En Levensbron, en Liefde, Vuur, En geestelijke Zalving noemt;
Gij , die met zevenvoude gaaf, Des Vaders reglervinger blijkt,
En als zijn trouw belofte-woord, Den mond met milde spraak verrijkt;
Ontsteek de zinnen door uw licht, Stort in de harten liefde neêr ; En naar de krankten van ons vleesch, Versterk ons altijd meer en meer.
Verdrijf den vijand ver van ons,
Voer ons den vrede spoedig aan; Dat wij , aldus door IJ geleid,
Al wat ons schaden kan , ontgaan.
Geef, dat een elk den Vader kerm', En God den Zoon met ons belijd', Dat wij in U, als Beider Geest, Gelooven nu en t' allen tijd.
Aan God den Vader lof en eer! Aan zijn' uit 't graf verrezen Zoon ! Zij lof en eer den Trooster ook Door aller eeuwen eeuw gehoon.
370
Pange Lingua. 1)
Tong, zij 'twonder aangeslagen Van 't verheerlijkt Vleesch en 't Bloed,
Schat van nimmer schatb're waarde,
Bat de Zoon der edele Moeder,
Aller volken Vorst en Hoeder,
Be aard' ten lofprijs, vlieten doet!
Ons beschoren , ons geboren
Uit den rein sten Maagdenschoot,
Kwam Hij, 'tzaad des Woords hier spreidend',
Godmensch , met ons de aard' betreden,
Die zijn vreemd'lingschap beneden ,
Straks met wondereord'ning sloot.
Tot den disch des jongsten Nachtmaals In der broed'ren kring gegaan.
Volgt Hij stipt eerst de oude spijswet,
Boch biedt — binnen de eigen' wanden, — Elk der twaalve met zijn handen Fluks zich zelf ten voedsel, aan.
't Woord nu vleesch, doet door zijn maglwoord. Hier, in Christus' vleesch, het brood,
quot;Wijn, in 's Heilands Bloed, verkeeren.
't Stijg den aardscheu zin te boven,
'tHart, dat kinderlijk gelooven .
Mag, heeft nimmer wank'lensrood.
1) De vertaling van dezen lofzangder Kerk op hethoogst-waardigc Sakrament is genomen uit»de Katholiekquot;, Godsdienstig-, Geschied- eu Letterkundig Maandschrift. D. VII: bladz. 355. De Vert.
371
Bij zoo hoog een Sakrament zij Des, met diep ontzag geknield!
Moog nu de ouder beeldspraak wijken Voor deez' nieuwe zonnestralen! Hou slechts tegen 't zin verdwalen,
Eein geloof elks geest hezield!
Blijve aanbidding, diepe hulde,
Glorie, kracht en zegening Onzen quot;Vader in den hoogen En den Zoon, uit Hem geboren;
Beider Geest meê, — toebeschoren, In niet afgebroken kring!
VOOR HET NEGENDE OEEICIE. DANKZEGGING.
Te Deum.
TJ, God, loven wij, U, Heer, belijden wij. D, eeuwige Vader, vereert de gansche aarde. TJ roepen alle Engelen, U de hemelen, en al de magten.
■ U de Cherubijnen en Serafijnen, met eenparige
stemmen, onophoudelijk toe:
I Heilig, Heilig, Heilig is de Heer, God der
I legerscharen. legerscharen.
Vol zijn de hemelen en de aarde van de majesteit uwer glorie.
| TJ looft het glorierijk koor der Apostelen. ^ U de lofwaardige schaar der Profeten.
TJ het schitterend heer der Martelaren. TJ belijdt over de gansche aarde de H. Kerk.
372
Den Vader van onmetelijke majesteit;
Uwen aanbiddelijken, waarachtigen en eenigen Zoon;
Alsmede den H. Geest, den Trooster.
Gij zijt de Koning der glorie, Christus!
Gi] zijt des Vaders eeuwige Zoon.
Gij hebt, toen Gij, om den mensch. te verlossen , de menschheid zoudt aannemen, den schoot eener Maagd niet geschroomd;
G ij hebt, na het verwinnen van den prikkel des doods, den geloovigen het rijk der hemelen geopend.
Gij zit aan de regterhand Gods, in de glorie des Vaders.
Wij gelooven , dat Gij als regter zult komen.
IJ dan bidden wij; kom uwe dienaren te hulp, die Gij door uw kostbaar bloed hebt vrijgekocht.
Geef, dat zij in de eeuwige gloiie onder uwe Heiligen geteld worden.
Heer, maak uw volk zalig en zegen uw erfdeel.
En heersch over hen, en verhef hen tot in
eeuwigheid.
Dag aan dag zegenen wij U.
En wij loven uwen naam in eeuwigheid, en in eeuwigheid der eeuwigheden.
Gelief ons, Heer, dezen dag zonder zonde te bewaren.
Ontferm U onzer, Heer! ontferm ü onzer.
Dat uwe barmhartigheid, Heer, over ons kome, gelijk wij op U gehoopt hebben.
Op ü, Heer, heb ik gehoopt, in eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden.
373
v. Gezegend zijt Gij, Heer, God onzer vaderen, u. En lofwaardig en glorierijk in eeuwigheid, v. Zegenen wij den Vader en den Zoon met den heiligen Geest.
e. Laat ons Hem loven en hoog verheffen in eeuwigheid.
v. Gezegend zijt Gij, Heer, in het uitspansel des hemels.
e. En lofwaardig, en glorierijk, en hoog verheven in eeuwigheid.
v. Zegen mijne ziel, den Heer.
e. En wil al zijne vergeldingen niet vergeten, v. Heer, verhoor mijn gebed.
e. En mijn geroep kome tot TJ.
Laat ons hidden.
God, wiens barmhartigheden zonder tal, en wiens schat van goedheid oneindig is, wij danken uwe goedertierene Majesteit voor de verleende gaven, en blijven te gelijk uwe barmhartigheid smeeken, dat Gij , die aan de biddenden het gevraagde verleent, hen ook niet verlaat, en tot het eeuwige loon voorbereidt.
God, die de harten der geloovigen door de verlichting van den heiligen Geest hebt onderwezen, geef ons in denzelfden Geest, opregt wijs te zijn, en ons altijd in zijne vertroosting te verblijden.
God, die niet gedoogt, dat iemand, die op IJ hoopt, te zeer verslagen wordt, maar aan het gebed goedertierene verhooring schenkt, wij danken U voor het aannemen onzer vragen en verlangens , en smeeken U met alle godvruchtigheid.
374
dat Gij ons altijd voor alle tegenspoeden wilt behoeden. Door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de éénheid des H. Geestes, God door alle eeuwen der eeuwen Amen.
TER EERE VAN JESUS HEILIG HART. 1)
Voorbereidend Q-ebed. Alleraanhiddenswaardigst Hart van Jesus, Hart
1) Ingevolge de Breven en Constitutiën van de Pausen Innoc. XI, Innoc XII, Benedict. XIIl, Clemens XII, Benedict. XIV, verdienen degenen, die in de behoorlijke houding en gesteldheid de oefening van den H, Kruisweg verrigten, alle aflaten, welke den geloovigen, die in eigeu persoon de geheiligde plaatsen te Jerusalem bezoeken, vergund zijn; en al deze aflaten kunnen aan de gelonvige zielen in 't vagevuur worden toegevoegd Om al deze, hetzij volle, hetzij gedeeltelijke aflaten te kunnen verdienen, worden twee voorwaarden gevorderd: Ten eerste, werkelijk alle statiën langs te gaan, zonder ook maar eene over te slaan, waarbij eventwel eene bloote wending des ligchaams (aliquis corporis motus) voldoende is, wanneer soms een be-let«el het werkelijk gaan van de eene statie tot de andere onmogelijk maakte. Ten tweede, by het voorbijgaan der veertien statiën, het lijden van Jesus Christus te overwegen.
Niet voorgeschreven, en derhalve om den aflaat te verdienen zijn niet noodzakelijk: de biecht en communie, het gebed volgens de intentie van den Paus, een Onze Vader of een bepaald mondeling gebed bij elke der statiën. Het is voldoende in staat van genade te zijn, een waar berouw over zijne zonden te hebben en aandachtig over Christus' lijden te donken. Ictusschen worden de geloovigen vermaand, zonder dat dit nogtans eene verpligting zij, om voor elke statie een Onze Vader en Wees gegroet ie bidden, er. een akte van berouw te verwekken. Zie Mgr. Bouvier. Traité dogm. et prat des Indulgences. Pag. 102, 103. — L'Abbé D. Pinart. Nouveau traité des Indulg. Pag. 130, 131. — Le P. A. Maurel, S. J. Le Chretien éclairé sur la nature et l'usage des Indulg. (13e éd. Paris 18G4.) Pa?. 179 etc.
De Vert.
375
oneindig goed en vol van erbarming, dat met bitterheid vervuld, met smaad overladen , en met eene lans doorstoken is geworden, laat mij U op uw' lijdensweg vergezellen , opdat ook in mijne ziel de gevoelens ontwaken, welke U, bij het opwaarts gaan naar Golgotha, doordrongen.
Het doet mij van harte leed, dat ik door mijne zonden oorzaak van uw lijden was; o konde ik door mijn berouw er voor voldoen, en ü door liefde en deelneming troosten!
Aan al de aflaten , welke aan deze godvruchtige oefening verbonden zijn, wensch ik mij of anderen deelachtig te maken, en daarom dan ook hoop ik, met uwe genade , deze oefening in de voorgeschrevene ware meening te verrigten.
Ik bid U ootmoedig, o allerzoetste Jesus: laat mij in dit leven uwe erbarming ondervinden, en hierna uwe glorie van aanschijn tot aanschijn genieten.
En Gij, Maria, Moeder Gods, die ons het eerst den kruisweg leerdet opwaarts gaan, verwerf mij de genade, om Jesus te volgen met dezelfde gevoelens, waarmede uw hart alstoen vervuld was.
Laat mij weenen met U, en uwen Zoon beminnen, gelijk gij Hem hem hebt lief gehad. Deze genade smeek ik van U in den naam van Jesus' alleraanbiddelijkst Hart. Amen.
EERSTE STATIE.
Jesus is ter dood veroordeeld-
v. Wij aanbidden U, Christus, en loven ü,
376
r. Omdat Gij door uw heilig Kruis de
wereld hebt verlost. ,«711
Jesus toonde Zich als Yriend, als Weldoener van allen. Ten dank voor zyne weldaden veroordeelt men Hem ter dood. Zijn hart bewilligt vreugdevol in dit laatste offer, om ons zijn leven te geven. Kan de liefde verder gaan, dan dat zij het leven geeft voor degenen, die zij beminti O allerzoetst en ootmoedigst Hart van Jesus,
ik zeg U dank voor zooveel liefde, en bid U , wil het vonnis van den eeuwigen dood dien
ik door mijne zonden verdiend heb, te niet doen,
mii al mijne vroegere ondankbaarheden vergeven, en moed en kracht verleenen, om me nederigheid en geduld allen argwaan, alle aan-klagten en ongunstig oordeel der menschen te verdragen; schenk mij inzonderheid toch de genade om in de vierschaar van boetvaardigheid steeds eene opregte en volledige bekentenis mijner zonden af te leggen, al mogen zij 00
nog zoo beschamend zijn!
Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader. Ontferm V onzer, 0 Heer! ontjerm V onzer. Dat de zielen der geloovigen loot God» barmhartigheid in vrede rusten. Amen,
TWEEDE STATIE.
Jesus wordt met het kruis beladen
v. Wij aanbidden ü, Christus, en loven U. r. Omdat Gij door uw heilig Kruis de wereld hebt verlost.
377
Jesus neemt zijn Kruis op; Hij gehoorzaamt den geregtsdienaren, die hem geeselden ; den krijgsknechten, die Hem met doornen kroonden ; aan al de zondaars , die Hem beschimpten; kloekmoedig gaat Hij den dood te gemoet. Een hart, dat bemint, valt niets zwaar. Jesus' H art denkt thans veel meer * aan uwe ellende dan aan de Zijne. „Komt tot mij,quot; zoo roept het, „gij allen die belast en beladen zijt, Ik wil u verkwikken; neemt mijn juk op, want het is zoet en ligt.quot;
O alleraanbiddelijkst Hart van Jesus, leer mij zonder morren hat kruis aannemen, dat Gij mij wilt overzenden . — leer mij , in vereeniging met IJ, alle lijden, wederwaardigheden en moeijelijkheden aanvaarden en dragen, alleen daaraan denkend, om in alles uwen heiligen wil en de pligten van mijn staat' te vervullen.
Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den Voder.
Ontferm U onzer, o Heer! ontferm U onzer.
Dat de zielen der geloovigen door Gods bami-hartigheid in vrede rusten. Amen.
DEHDE STATIE,
Jesus valt voor de eerste maal onder het kruis*
v. Wij aanbidden ü, Christus, en loven U.
r. Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld hebt verlost.
Hoeveel verduurdet Gij, o hemelsche Bruidegom mijner ziel, hoeveel verduurdet Gij onder den last des zwaren kruises! —„Voor u leed Ik „dit alles: want gij zijt zoo dierbaar aan mijn
26
378
„Hart; voor u ondankbare ziel. welke Ik in weêr-„wil uwer zonden oneindig liefheb! Ik verduurde „het voornamelijk, om te boeten voor de nalatig-j.heid, delaauwheid, welke u in bekoring leidde, „en de oorzaak uwer eerste doodzonde was.quot;
O allerzoetst Hart van Jesus! van harte beween ik dien ongelukkigen dag, waarop ik voor de eerste maal in mijne ondankbaarheid zóó ver ging, dat ik U uit mijne ziel verbande, en haar open stelde voor uwe vijanden.
O laat niet toe, dat ik U ooit weder belee-dige, aan anderen een kwaad voorbeeld geve, of der onschuld tot ergenis ben! Wees Gij van heden af de God mijns harten, en mijn deel in eeuwigheid!
Onze Vader. Wees gegroet. Her zij den Vader.
Ontferm V onzer, o Heer! ontferm U onzer.
Dat de zielen der geloovigen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
VIERDE STATIE.
Jesus ontmoet zijne heilige moeder-
V. Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
b. Omdat Gij door uw heilig Kruis de wereld hebt verlost.
Welk eene smart gevoelde het Hart van Jesus, toen het Maria aanschouwde; en wie zal de droefheid van Maria's hart beschrijven by den aanblik van haren Zoon, die met het Kruis beladen was? Deze beide Harten, de liefderijkste, die op de innigste wijze verbonden waren, ontmoetten elkander slechts, om vereend hun lijden
379
en hunne smarten der goddelijke geregtigheid op te dragen. En tot welk een einde ? — Om voor deze zondige ontmoetingen, die gevaarlijke verbindtenissen, dien al te vertronwelijken omgang, die vriendschapsbetrekkingen, die zinnelijke banden te boeten , welke eene naaste gelegenheid, en derhalve eene bron van ontelbare zonden zijn.
O heilige Harten van Jesus en Maria! nu begrijp ik de oorzaak uwer smartvolle ontmoeting ... Eukt uit mijn hart elke neiging, welke U mishaagt; laat mij met U lijden, en geeft, dat geen schepsel mij van U scheide.
Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader.
Ontjerm U onzer, o Heer! ontferm U onzer.
Dat de zielen der geloovigen door Gods larmhar-iigheid in vrede rusten. Amen.
VIJFDE STATIE.
Jesus wordt door Simon den Cyrenen in het kruis-dragen geholpen.
v, Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
k. Omdat Gij door uw heilig Kruis de wereld hebt verlost.
Jesus had Zich met den last van alle zonden der wereld beladen, en in waarheid kon Hij zeggen, dat er geene smart was, met de Zijne te vergelijken. Wanneer Hij ook al toesiond,dat men Hem zijn Kruis hielp dragen, zoo deed Hij zulks niet, om het Zich te laten afnemen; o neen, maar in de goedheid zijns Harten wilde Hij ons leeren, dat wij ons lijden met het Zijne
26* '
vereenigen , en met Hem den kelk der smarten deelen zouden.
O Hart vanJesus! Gij zelf hebt het bitterste gedronken, en ons het kleinste deel gelaten. Gedoog niet, dat wij in onzen ondank zóó ver gaan , van ook dit af te wijzen. Laat ons veeleer hetzelve met vreugde aanvaarden, en ^ leer ons , terwijl wij met U en voor U lijden, | U immer nog meer lief te hebben.
Onze Vader. IVees gegroet. Eer zij den Vader.
Ontferm V onzer, o Heer! ontferm U onzer.
Dat de zielen der geloovigen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen,
ZESDE STATIE.
Veronika droogt het aangezigt van Jesus met een doek af*
v. Wij aanbidden TJ , Christus, en loven U.
b. Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld hebt verlost.
Welk een rijkdom van genaden is voor de getrouwe zielen bestemd, welke Jesus volgen op den Kalvarieberg! Eene vrome vrouw waagt het midden onder de spottende menigte, den Heer haar medelijden te betoenen, en terstond beloont Hij haar overvloediglijk. „ Gelijk eene moeder haar Tcindquot;
zegt ons de Heer, „zoo wil Ik u troosten', gij zult „hetgewaar worden, en uw hart zal vol vreugdezijn! — Yan waar komt het, dat gij den Heer uw medelijden niet durft toonen, wanneer men Hem be-1 eedigt, wanneer men Hem, zij neheiligegodsdienst,
zijne priesters en dienaren met spot en laster
El
381
overlaadt? Jesus schaamde Zich niet, wanneer Hij om uwentwille als de verachtelijkste onder de menschen behandeld werd, ofschoon Hij de Zoon Gods was!
10 grootmoedig Hart van mijn' Jesus, ontsteek mijn hart met eene sterke liefde tot U; deze zal • mij over de vrees voor het oordeel der menschen doen zegevieren, en mi] leeren, om, uit liefdeijver voor uwe eer, de tranen, het bloed en het spuwsel, waarmee uw heilig aangezigt was bedekt en bezoedeld, weg te wasschen.0 grootmoedig Hart van mijn' Jesus, ontsteek mijn hart met eene sterke liefde tot U; deze zal • mij over de vrees voor het oordeel der menschen doen zegevieren, en mi] leeren, om, uit liefdeijver voor uwe eer, de tranen, het bloed en het spuwsel, waarmee uw heilig aangezigt was bedekt en bezoedeld, weg te wasschen.
Ome Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader.
Ontferm V onzer, o Heer! ontferm U onzer.
Dat de zielen der geloovigen door Gods harm-hartigheid in vrede rusten. Amen.
ZEVENDE STATIE.
Jesus valt ten tweeden male onder'het kruis*
v. Wij aanbidden ü, Christus, en loven U.
R. Omdat Gij door uw heilig Kruis de wereld hebt verlost.
Onder den zwaren last des Kruises gebogen, treedt Jesus sidderend voort; — Hij valt. Waarom deze tweede val? Waarom deze smarten, die krachteloosheid zóó bovenmate ? O ik begrijp het, allerzoetste Jesus! Gij wilt mij aan mijn dikwerf hervallen doen denken, aan de veelvuldige ondankbaarheden , de kwade gewoonten, welke ik niet wilde afleggen, en die TJ intusschen op de bitterste wijze griefden, en eindelijk onder de smart deden bezwijken. Hoe menigwerf hebt Gij mij
382
gezegd: „Myn hind, geef Mij uw hart! Ik hel) het U, wel is waar, gegeven, doch spoedig nam ik het weder terug. Nu sidder ik, o Jesus, wanneer ik het U nogmaals geef; want het is Uwer zoo onwaardig! Maar Gij alléén kunt het waardig makenaanvaard het derhalve, sluit het op in uw goddelijk Hart, en doe het in uwe
liefde volharden.
Onze Vader wees gegroet. 'Eer zij den Vader. Ontferm U onzer, o Heer! ontferm U onzer. Lat de zielen der geloovigen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
Jesus troost de weenende vrouwen van Jeruzalem-
V. Wij aanbidden ü, Christus, en loven U. b. Omdat Gij door uw heilig Kruis de wereld
heht verlost.
Bewonder de edelmoedigheid van Jesus Hart. Yrome vrouwen weenen over zijn lijden ; doch Hij schijnt voor Zich zeiven ongevoelig, en ziet slechts op de rampen dier vrouwen; „Weent niet over Mij.quot; zegt Hij haar, „weent veeleer overn zeiven en over uwe kinderen /quot; Daardoor geeft Hij ons te kennen, dat de zonde een grooter kwaad is dan alles, wat de Godmensch heeft doorstaan en dat, wat Hem waarlijk vertroost, — dehe-keering is.
O Jesus, ik lijd met U, en wensch mijne tranen te mengen onder het bloed, waamp;rmeê uw voetspoor is geteekend. O! geef, dat mijn medelijden niet
383
vruchteloos zij; dat het mij opwekke, om waarlijk mijne zonden te verfoeijen, en als het grootste van alle kwaad te vlugten.
Leer mij de zonden verhinderen , en de zondaars naar mijn best vermogen bekeeren! Op deze wijze wil ik aan uwe liefde en trouw jegens mij beantwoorden.
Ome Vader. Wees gegroet. Her zij den Vader.
Ontferm U onzer, o Heer! ontferm. U onzer.
Dat de zielen der geloovigen door Gods larmhartigheid in vrede rusten. Amen.
NEGENDE STATIE.
Jesus valt ten derde male onder het kruis-
v. Wi] aanbidden U, Christus, en loven U.
e. Omdat Gij door uw heilig Kruis de wereld hebt verlost.
Uwe ziel, o Jesus, is bedroefd tot in den dood ! smart en doodsangst benauwen uw Hart; Gij valt onder het Kruis, uitgeput van krachten, neder. Wilt Gij sterven, o mijn Verlosser? — „Neen, „mijn kind, maar Ik vernieuw mijn offer, om „voor den ondank te boeten, waarmede gij zoo „dikwerf uwe zonden op nieuw bedrijft, uwo „voornemens verbreekt, den moed verliest.quot;
O Jesus, ik begrijp U! Gij wilt door medelijden mijn hart tot U trekken! Ik geefïhet in uwe handen. Zoo menigwerf vervalt het in treurigheid, dorheid en moedeloosheid! O Heer, houd Gij het staande, en sterk zijne zwakheden door vereeniging met uw goddelijk Hart.
384
Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader.
Ontferm U onzer, o Heer! ontferm U onzer.
Dat de zielen der geloovigen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
Jesus wordt van zijne kleederen beroofd.
v. Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
r. Omdat G-ij door uw heilig Kruis de wereld hebt verlost.
Overweeg, met welk eene diepe schaamte Jesus Zich aan deze gruwzame en smadelijke ontblooting onderwerpt. O , de smart, welke zijn lig-chaam bij de geweldige openrukking der wonden ondervond, is niets in vergelijking van hetgeen Hij daarover gevoelde, dat Hij Zich voor eene ontelbare menigte in zulk een' toestand zag. En waarom, o goddelijke Verlosser, hebt Gij TI aan deze straf onderworpen, welke uwer Majesteit zoo geheel onwaardig schijnt? — «Mijn kind, de onbeschei-„ denheid en al die zonden, waardoor gij u in het „evenbeeld Gods schondt, zijn voor de goddelijke „Majesteit in den hoogsten graad smaad vol. Hier-„voor moest Ik boeten.
O Jesus, ik heb berouw over alle te vrije handelingen, waaraan ik mij schuldig maakte. Ik neem het besluit, om, met uwe genade, uwe beschaming en uw lijden niet meer te vernieuwen, maar in versterving en ingetogenheid te leven.
Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader.
Ontferm U onzer, o Heer! ontferm U onzer.
385
Dat de zielen der geloovigen door Gods larm-hartigkeid in vrede rusten. Amen.
ELFDE STATIE.
Jesus wordt aan het kruis genageld.
v. Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
R. Omdat Gij door uw heilig Kruis de wereld hebt verlost.
Jesus, de goede Herder, geeft nu zijn leven voor zijne schapen, opdat zij het leven hebben, en overvloedig hebben zouden. Als op een leger van smarten is Hij op het Kruishout uitgestrekt. De hamerslagen drijven de nagels door zijne handen en voetsn, en het bloed stroomt van alle zijden uit het ligchaam.
O Jesus! hoe schromelijk hebben mijne zonden uw heilig ligchaam verscheurd! Hoe menigwerf heb ik uwe handen doorboord, toen ik met de mijne het kwaad bedreef; hoe dikwerf heb ik uwe voeten doorboord, toen ik gevaarlijke gezelschappen en bijeenkomsten opzocht. Hoe dikwerf heb ik uw Hart doorboord, toen ik het mijne voor alle hartstogten openstelde. O Heer, kruisig mijn hart met het uwe, en ik zal ü niet meer kunnen verraden noch bedroeven.
Onze Vader. IVees gegroet. 'Eer zij den Vader.
Ontferm L oneer, o lieer! ontferm U onzer.
Dat de zielen der geloovigen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
TWAALEDE STATIE.
Jesus sterft-
v. Wij aanbidden U, Christus, en loven F
e. Omdat Gij door uw heilig Kruis de wereld 1 gew( hebt verlost. . | van
Kom met Maria en den geliefden Leerling j ving aan den voet des van hloed druipenden Krui- 1 ses, en beschouw hier uwen stervenden Ver- I losser. — Zijne voeten zijn vastgehecht, om u ; sina af te wachten; zijne armen uitgespannen, om ; u u op te nemen; Hij neigt het hoofd, om u den l v00-kus van verzoening te geven; Hij heeft het . Qec Hart geopend, om u daarin te verbergen. De 0ffe smartelijkste pijn voor dit goddelijk Hart is; j ^q, zijne algeheele verlatenheid. Verlaten is het ; we] van God: „ Mijn. Godquot; roept het, ^waarom hebt j en Gij mij verlaten?quot; Verlaten van de menschen, 1 en dit grieft het niet minder. „Ik heb iemand | g^a „gezocht, die mij troosten zou, en niemand gevori' -den „Ziet dan, of er eene smart is, gelijk aan de ( Mijner1 O Jesus, wanneer zal ik deze taal uwer liefde verstaan ?'' Wanneer zal ik U be- : minnen , gelijk Gij mij hebt lief gehad! Hg
Ome Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader. ; Ontferm U onzer, o Heer! ontferm U onzer.
Dat de zielen der geloovigen door Gods harm- , hartigheid in vrede rusten. Amen.
DERTIENDE STATIE.
Jesus wordt van het kruis genomen- • ^
v. Wij aanbidden ü, Christus, en loven U. 1 s
k. Omdat Gij door uw heilig Kruis de we- 1 ^
reld hebt verlost.
Hoe groot moet de smart van het hart van Maria 2 j
387
geweest zijn, toen zij het gezegend lichaam van haren geliefden Zoon in hare armen ontving! Toen zij de diepe wonde, welke de krijgsknecht met zijne lans het dierbaar Hart had toegebragt, aanschouwde! O moeder der smarten, laat mij rouwmoedig en liefdevol met ü lijden! Moeder der barmhartigheid, smeek voor mij om vergiffenis mijner zonden bij God! Gedoog, dat ik uwen Jesus, die voor mij geofferd is, in uwe armen aanbidde. Laat het bloed en water, dat uit zijn geopend Hart opwelt, over mijne ziel vloeijen, opdat zij gereinigd en in liefde ontvlamd worde! Geef, dat uw en uws Zoons lijden mij steeds zóó voor den geest sta, gelijk het ü voor den geest stond, dan ben ik voor alle zonden gevrijwaard.
Onze Vader. Wees gegroet. Eer zy den Vader.
Ontferm U onzer, o Heer! ontferm V onzer.
Dat de zielen der geloovigen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
VEERTIENDE STATIE.
Jesus wordt in het graf gelegd»
V. Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
k. Omdat Gij door uw heilig Kruis de wereld hebt verlost.
Aanbiddelijke Jesus, Gij rust in het graf. Wee-nen wij met de bedroefde Moeder aan dit graf; sluiten wij onze harten daarin op, of liever: verbergen wij ze in het geopend Hart van Jesus.
O goddelijk Hart, mogt het toch ook voor mij de grootste vreugde wezen, uw lijden te overden-
388
ken, en wij met ü te vereenigen! Ware het toch ook mijn hoogste wellust, mij gedurende geruimen tijd met ü te onderhouden, en TJ op de innigste wijze te vereeren. Schenk mij de genade, dat ik de H. Communie voor mijne reis naar de eeuwigheid waardig ontvangen , en onder aanroeping der zoete namen: Jesus en Maria, sterven moge; — laat mij dan, op de vleugelen uwer liefde gedragen, door Maria genade vinden bi] den troon van barmhartigheid.
Onze Vader. Wees gegroet. Eer zij den Vader.
Ontferm U onzer, o Heer! ontferm TJ onzer.
Dat de zielen der qeloovigen door Gods harmhar-ügheid in vrede rusten. Amen.
Hartelijk dank zij TJ, o Jesus, dat Gij mij deze oefeningen vergundet, waardoor ik mij met de geheimen van liefde en lijden uws Harten mogt bezig houden; dank zij uw goddelijk Hart voor de lessen, die ik hier mogt opdoen , voor de goede voornemens , die het mij heeft ingestort; getrouw hoop ik daaraan te beantwoorden. Ik bid U, dat de liefde en het lijden uws Harten mij altijd levend voor mijn geest zijn , mij tegen elke verleiding der boosheid versterken , en mij krachtdadig mogen opwekken, om U , o allerzoetste Jesus, te beminnen. Gij , die mij door uw bloed hebt vrijgekocht, en die alleen onze zaligheid, onze hoop en onze verrijzenis zijt. Ook bid ik TJ , bij uw goddelijk Hart, dat Gij TJ over de
389
zielen der geloovigen wilt ontfermen,..., die wij in uwe goedheid hebben aanbevolen; zg behoo-ren tot het getal uwer kinderen, zij zijn in uwe liefde en genade uit deze wereld gescheiden; dat de schalden, welke zij nog aan uwe regtvaar-digheid te voldoen hebben, door de barmhartigheid uws Harten worden uitgewischt, en zij TI spoedig voor eeuwig mogen aanschouwen. Amen.
Volgens vroom gebruik kan men hierbij voegen:
Zevenmaal het Onze Vader, Wees gegroet, en Glorie zij den Vader.
•— -gt;/tfvvvvwwlt; l
Misschien is er in het leven van onzen Zaligmaker Jesus Christus geen oogenblik, waarin zijn Hart zooveel verduurd heeft, als in den hof der Olijven. Zijne smarten waren daar zóó hevig, dat zij, door een nooit gehoord wonder, Hem bloed-zweet veroorzaakten, en Hij deze woorden uitriep: „Mijne ziel is bedroefd tot den doodquot; woorden, die wel in staat zijn, hemel en aarde te roeren. De liefdevolle Verlosser verlangt, dat de zielen, welke aan zijn Hart onderworpen zijn, zich door hare gebeden en door hare liefde, en voor zoover dit mogelijk is, door deelneming met Hem in zijn bitteren doodsangst vereenigen. Deze goede Meester Schijnt ons evenals aan zijne leerlingen te zeggen: „Kunt gij niet één uur met mij waken?quot; O geven wij gehoor aan zijne uitnoodiging, en Hij zal ons zijne genaden niet kunnen weigeren.
390
De oefening der heilige Ure verrigt men Donderdag-avonds van elf tot twaalf uur. Zoude iemand deze liefdedienst niet op dezen tijd den Heer kunnen bewijzen, zoo kan hij een anderen tijd kiezen; Jesus zal ook dan goedgunstig op het werk nederzien.
Godvruchtige oejcnivgen gedurende de heilige Ure,
Werp u op de kniën neder, en denk, dat gij aan den ingang van den hof van Gethse-mane zijt, van dien hof, die getuige was van de smarten van onzen God.... Yereer den grond, alsof hij dezelfde ware van dien geheimvollen hof,... Verwek eene akte van geloof, van hoop en van berouw, vermits gij u onwaardig erkent, om een uur met Jesus te bidden.
EERSTE KNIEVAL VAK JESUS.
Beschouw uwen liefderijken Verlosser biddend, ter aarde liggend en als vernietigd, geheel alléén in dezen treurigen hof, verlaten van zijne Apostelen, die slapen... vergeten van alle menschen.... vergeten zelfs misschien van uw hart... Eigt de blikken uwer ziel op dezen bedroefden God-mensch .. Blijf geknield, en bid om vergiffenis voor uwe afdwalicgen en de versteendheid uws harten. Bid vervolgens vijfmaal het onze Vader, waarachter gij telkenmaal zult voegen: Waarom, o mijn Jesus, waarom, o mijn beste Heiland, heb ik Ü zoolang verlaten? O kinderen der men-
391
schen, komt en bewijst opregte liefde aan uwen goddelijken Verlossor
Sta nu op en overweeg, hoe zeer het Hart van Jesus lijden moast, wijl immers de Engelen van Hem gingen, wijl zijne heilige Moeder van verre was, en wijl zijn hemelsche quot;Vader vertoornd Zich van Hem had afgewend; en dit ten gevolge uwer zonden, die Jesus vrijwillig op Zich nam,.. Eene vreeselijke stilte omgeeft Jesus van alle kanten... Hij ziet niets anders dan het schrikbeeld van den gruwelijksten dood.. O, neem deel aan zijne smart! Om hem te troosten , zoo verwek eene akte van berouw in ver-eeniging met alle heilige boetelingen.
Stel u voor, hoe Jesus met moeite opstaat, en tot zijne leerlingen gaat,.. Denk bij u zeiven, dat Hij in zijne goedheid ook op u ziet, en zeg Hem met den liefdegloed der Engelen; O Jesus! ik bemin TJ! Ja, ik bemin U uit geheel mijn hart!
TWEEDE KNIEVAL VAN JESUS.
Jesus verlaat de Apostelen, en keert tot het gebed weder. Stel u voor, dat gij de zoete stem hoort des Verlossers, die in diepe smart uitroept: „Mijne ziel is ledroefd tot den dood.'* Denk bij u zeiven, dat Hij zich tot u wendt, en er bijvoegt: „ Wegens de menigte uwer ondankbaarheden W7erp u op de knieën, en wek in u eene groote droefheid op over uwe zonden. Vereenig uwe tranen en gebeden met die van den H. Petrus. Ontferm U mijner, o Heer, volgens de grootte uwer
392
barmhartigheid, en volgens de menigvuldigheid uwer goedertierenheden delg al mijne zonden uit!
Sta op , en beschouw Jesus die steeds meer en meer droevig wordt, en bijna onder den last bezwijkt. Zie Hem, hoe Hij zijn hoofd ter aarde neigt... Zijn aangezigt gloeit van smart... Immers, meer en meer wordt de Heer ontsteld door den blik, dien Hii slaat op de verstoktheid der men-schen, die niet tot God terug willen keeren, en die de wegen der goddeloosheid boven die der geregtigheid verkiezen. Onze kleinmoedigheid en laauwheid ter verwinning van ons zeiven vermeerdert zoo zeer zijn lijden.
Werp u op de knieën voor Jesus neder, en zeg: Ik, o goede Jesus, ben dat ondankbaar schaapje, dat gij zocht en riept, en aan uwe roepstem gedurende zoo langen tijd geen gehoor gaf. Thans kom ik tot ü, o liefdevolle Herder. Ween niet meer over mijne ontrouw! Gij verlangt naar mijne ziel, o Jesus; zie, hier is zij! zie, zij is vol ellende, en wegens hare zonden met wonden bedekt. Doch Grij, o ware Geneesheer, Gij hebt gezegd; „Komt tot Mvj, gij, die belast en heiaden zijt, Ik wil u verkwikken Derhalve kom ik vol vertrouwen tot ü, en wil met U thans lijden. O mijn Jesus, mijne ziel behoort aan TJ in eeuwigheid! Komt allen, komt gij zondaars, gij verdwaalde schapen, die zoo lang, gelijk ik, den goeden Herder ontvlugt hebt: troosten wij Jesus nu door onzen terugkeer, en laten wij zijn lijden met Hem deelen.
393
Sta weder .pp, en beschouw onzen God-mensch in het hevigste van zijn lijden, in zijn' doodsangst. Naauwelijks kan Hij adem halen ; 't schijnt, alsof Hij van droefheid sterven zal; Hij ziet immers, dat vele menschen in hunne ondankbaarheid geen voordeel van zijn lijden zullen hebben, — dat zij in weerwil van alles, wat Hij voor hen doet, ten gronde gaan... Gij, wilt gij Hem ook beleedigen ?,..
Kniel neder, en zeg uit den grond van uw hart: Mijn God, mijn God, liever duizendmaal sterven dan U nogmaals te beleedigen! Verwek eene akte van liefde, en zeg: Ik bemin mijne naasten gelijkmij zeiven. Beloof Jesus,alles teznllendoen, wat in uw vermogen is, om zielen voor Hem te winnen.
Blijf geknield, en werp nu een blik vol liefde en vertrouwen op Jesus... Stel u voor, dat gij Hem met diepe smart, maar tevens met onderwerping deze woorden hoort uitroepen: „Mijn Vader, indien het mogelijk is, zoo laat dezen kelk voorbijgaan, zonder dat Ik hem drinke; doch niet mijn , maar uw wil geschiedequot;
Jesus komt tot zijne Apostelen ; doch daar Hij hen slapende vindt, keert Hij bedroefd naar de plaats des geheds weder.
DERDE KNIEVAL VAN JESUS.
Sta op, en beschouw uwen Jesus andermaal neêrgebogen ter aarde. Bleek en ontsteld, met bloed-zweet bedekt, ligt Hij daar, uitgeput van krachten neder... Zijne ziel ziet met grootea
27
394
I li-
angst geheel het naderend lijden... Zij voelt reeds alle smarten... Beschouw Hem wel... Overdenk met Jesus geheel zijn toekomstig lijden. Vooreerst den kus van den verrader Judas.. O! zucht en ween; want ook gij hebt uwen Jesus door al uwe laauwe, en misschien zelfs onwaardige, communiën den trouweloozen kus gegeven... Kniel neder en zeg: „Heer, ik ben niet waardig, dat Gij binnen gaat onder mijn dak; doch spreek slechts één woord, en mijne
ziel is gezond.quot;
Sta op, en beschouw op nieuw uwen Jesus in zijnen doodsangst.. • Denk aan zijne wreede geeseling .. • Zijn ligchaam is slechts eene wonde, langs zijne voeten vloeit het bloed neder ... De zuil, waaraan Hij werd vastgebonden , is geheel met bloed bedekt... Dat lijdt Jesus, om voor uwe ijdelheid en onzuiverheid , uwe onmatigheid en traagheid te boeten.. Werp u op de knieën neder, en verrigt met Maria, de Moeder der smarten, dit gebed: O allerzoetste Jesus! o liefderijkste Jesus! och of ik toch die geeselstriemen mogt ontvangen , welke zoo gruwelijk uw maagdelijk vleesch verscheuren! Ontfermingrijke Verlosser , al deze wonden hebt Gij voor mi] geleden! O hoe is het mogelijk, dat ik U tot heden toe zoo weinig beminde 1 Ik beloof U nu, o mijn goede Meester, dat ik TI van ganscher harte beminnen zal. Leven, lijden en sterven wil ik van nu af aan voor U.
Blijf neêrgeknield, en beschouw weder uwen
I ; i ! ii'i
:
I Ifl
I »1
11
395
lijdeDden Jesus. Vereenig u met zijne gedachten... Zie Hem zijn kruis dragen... Welk een zwaar kruis... Onze zonden maakten het zoo zwaar, dat Jesus driemaal onder dien schromelijken last ter aarde viel... Eoep driemaal uit: O heilig Kruis, gij mijne hoop, heb medelijden met den onschuldigen Jesus! druk op mij neder, ik ben met schuld beladen, ik moet lijden en sterven.
Beschouw uwen goeden Jesus op Golgotha aangekomen, van zijne kleederen beroofd... Men doorboort Hem handen en voeten.... Men heft Hem op aan het Kruis.. Luister met liefde naar zijne laatste woorden .. Omhels het Kruis, en roep driemaal tot Jesus met den goeden moordenaar, voor u en al de uwen: „O zoete Jesus, geef ons de genade der bekeering en een' zaligen dood!quot; Bid vervolgens met de heilige vrouwen! O Jesus, beste Meester en liefderijke Vader! mijn hart is van de levendigste smart doordrongen, wanneer ik alles gedenk wat Gij aan het Kruis geleden hebt. Nimmer, nimmermeer zal ik U verlaten! niets zal mij van TJ scheiden. Gij wilt uw bloed tot op den laatsten droppel vergieten, om voor mijne zonden te voldoen; deze goedheid en barmhartigheid treft mijne ziel: zoo wil dan ook ik U aanhangen bij leven en bij sterven.
Kus met eerbied en liefde de vijf wonden des Heeren, en zeg bij iedere wond: o Jesus, Gij mijne Liefde, U wil ik eeuwig, eeuwig beminnen!
Overweeg, dat, terwijl Jesus alzoo in den geest
27*
393
geheel zijn lijden afzonderlijk nagaat, Hij hetzelve ook reeds gevoelt, en van de levendigste smart doordroegen wordt. Hij drinkt, als water, in eens de geheele bitterheid van dezen kelk-Zijne heilige menschheid beeft daarvoor terug.. Stel u voor, dat gij een' engel ziet, die Hem met diepen eerbied troost en sterkt... Hoor, hoede Engel tot Jesus spreekt, terwijl Hij op u wijst: wilt Gij deze arme ziel voor eeuwig ten gronde doen gaan? En hoe Jesus u liefdevol aanziet en antwoordt: neen, Ik sterf gaarne voor haar. Zwijg hier, want wat wilt gij op zulk eene liefde antwoorden? maar verdiep u in de gevoelens van dankbaarheid, welke gij aan des Verlossers goedheid verschuldigd zijt.
Stel u nu voor, dat gij de schreden hoort van den snooden Judas, die nadert, om Jesus te verraden. Kus de aarde, alsof gij de koude voeten des Heeren kustet. Zie nu, hoe deze liefdevolle Meester opstaat, u met een' minnelijken blik vertroost, en heengaat om voor u te sterven... Sta ook gij op, en volg Hem met uw hart, terwijl gij zegt: mijn goede Jesus, Gij gaat sterven voor mij , ook ik wil sterven voor U. — Kniel neder, en verwek met Maria Magdalena eene akte van liefde.
Alvorens gij u ter rust begeeft, dank God, dat gij het geluk hebt gehad met Jesus een uur te lijden en te bidden. Stel u nogmaals het bloedig tooneel van den doodangst voor den geest... Roep des morgens vroeg de goede gedachten in u te binnen, welke gedurende de
397
heilige Ure u meer bijzonder getroffen hebben; en breng den dag in groote ingetogenheid en stilte door.
---aoteco*.--
TOT HET ALLERZUIVERSTE HAET VAN MARIA.
Toewijding des harten aan Maria.
O allerzaligste Maagd Maria, Moeder Gods, ofschoon ik geheel onwaardig ben, werp ik mij nogtans voor uwe voeten neder, en bied U in tegenwoordigheid van den almagtigen God en van geheel het hernelsch hof mijn hart aan; ik wijd het U toe met al zijne gevoelens en bewegingen, en wil, dat het U toebehoore in eeuwigheid. Neem , o barmhartige Moeder, dit hart, dat ik tl in vereeniging met de harten van alle Heiligen opdraag, van het armste uwer kinderen goedgunstig aan! geef, dat ik van heden af alleen voor U en uwen godde-lijken Zoon leve, opdat ik, op aarde reeds door uwe heilige liefdevlammen ontstoken, in den hemel, vereenigd met alle Engelen en Heiligen, daarin gloeijen en branden moge in alle eeuwigheid. Amen.
Begroetingen aan het allerreinste Hart van Maria.
(Uit de openbaringen der H. MechtiUle.)
Ik groet U, o allerzuiverst en vlekkeloos hart, in uwe ontvangenis !
Wees gegroet Maria, enz.
398
Ik groet U, ootmoedigst hart, in de bood-scliap van den Aartsengel Gabriel!
Wees gegroet Maria, enz.
Ik groet U , o godvruchtig en minnelijk hart, in de goddelijke geboorte van uwen eenigen Zoon!
Wees gegroet Maria, enz.
Ik groet U, o hart, voortdurend van liefde tot God en de menschen vervuld!
Wees gegroet Maria, enz.
Ik groet U, o werkzaam hart, uitdeeler der goddelijke beloften!
Wees gegroet Maria, enz.
Ik groet U, o allergeduldigst hart, in het bitter lijden van uwen veel geliefden Zoon!
Wees gegroet Maria, enz.
Ik groet U, o hart, getrouw jegens bod en
de menschen!
Wees gegroet Maria, enz.
Ik groet U , o hart vol ijver voor het heil van het menschelijk geslacht!
Wees gegroet Maria, ene.
Ik groet U , o maagdelijk en heiligst hart, dat bestendig in de verhevenste beschouwingen verslonden was!
Wees gegroet Maria, enz.
O Moeder van mijn' Jesus,^ Moeder der schoone liefde, ü scheuk ik mijn hart!
tot het allerzuiverste Hart van Maria.
Heer, ontferm U onzer!
Christus, ontferm U onzer!
Heer, ontferm U onzer!
Christus, hoor ons!
Christus, verhoor ons!
God, Vader in den hemel, ontferm IJ onzer! God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer! God H, Geest, ontferm U onzer!
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm IJ onzer! Hart van Maria, zonder vlek der erfzonde
ontvangen,
Hart van Maria, vol van genaden.
Hart van Maria, waardig heiligdom der aanbiddelijke Drievuldigheid,
Hart van Maria, woont ent van het mensch-
geworden Woord,
Hart van Maria, hart volgens] het Hart van God, W Hart van Maria, luisterrijke troon der heer- ^ lijkheid, o
Hart van Maria, volmaakt brandoffer der h goddelijke liefde, g
Hart van Maria, afgrond van ootmoed, f0 Hart van Maria, met Jesus Christus aan
het kruis gehecht.
Hart van Maria, zetel der barmhartigheid, Hart van Maria, troost der bedrukten.
Hart van Maria, toevlugt der zondaren en bescherming der regtvaardigen,
400
Hart van Maria, steunpilaar der Kerk en Moeder
van alle geloovigen, bid voor ons.
Hart van Maria, de zekerste hoop der stervenden,
bid voor ons.
Hart van Maria, koninklijk sieraad der Engelen
en der Heiligen, bid voor ons.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar ons. Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor ons, Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer, Heer! v. O allerheiligst en beminnenswaardigst hart van Maria, Moeder van onzen goddelijken Verlosser, bid voor ons!
k. Opdat onze harten van dezelfde goddelijke liefde mogen gloeiien, welke U verteert.
Gehed.
God van goedheid, Gij, die tot heil der zondaars en tot toevlugt der armen gewild hebt, dat het onbevlekte hart der allerzaligste Maagd Maria met gelijke gevoelens van barmhartigheid en liefde zou vervuld zijn, welke het Hart van Jesus, uwen geliefden Zoon doordrongen, geef, dat ook Vv'ij, door de verdiensten en voorspraak der allerzaligste Maagd, aan Jesus' Hart gelijkvormig mogen worden; door Jesus Christus, onzen Heer. Amen,
Gebed tot de Heilige Harten van Jesus en Maria. Aanbiddeuswaardigst Hart van mijn' Jesus, Gij
401
zijt het eeuwige voorwerp der liefde van uwen hemelschen Vader. In U zijn alle schatten der Godheid vervat, want Gij zijt de bron Van 'tlevens mijns Verlossers; Gij hebt dit leven zelfs voor mijn geluk opgeofferd, en door overmaat van onuitsprekelijke liefde geëindigd. Geheel de wereld verblijdt zich in de volheid uwer onmetelijke genaden; ieder oogenblik ontvangen wij nieuwe weldaden van TJ; maar ach! schier niemand is dankbaar voor uwe oneindige liefde, ofschoon zij het middelpunt en de bron van alle ware geluk is.
Och, of ik met mijn bloed de geringschatting, de verachting, de ondankbaarheid, de hardheid, waarmede de menschen uwe liefde bejegenen, herstellen konde! Om aan mijn verlangen eenigermate te voldoen, offer ik U het onvergelijkelijke hart uwer allerzaligste Moeder Maria op, met al de heldhaftige deugden, grootmoedige gevoelens en edele neigingen, die hetzelve zoo rijkelijk versieren.
O allerzuiverst en vlekkeloos hart van Maria, Gij, volmaaktste aller harten volgens het Hart van Jesus, Gij zijt in de hoogste mate de liefde en vereering van alle menschen waardig. Uw hart, o Moeder Maria, werd het eerst door de H. Drievuldigheid bereid en versierd, toen Zij aan de wereld den Verlosser zond; uit uw zuiver bloed werd het aanbiddenswaardigst ligchaam des Zaligmakers gevormd; Gij zijt de troon, waarop het beminnelijke Kind Jesus het zachtste rustte.
402
O allerheiligste Harten van Jesus en Maria, geeft dat ik U beminne, gelijk Gij mij hebt lief gebad, en laat mi] sterven uit overgroote liefde tot IJ, om met ü in bet Paradijs eeuwig te leven! Amen.
---
GEWOHE GEBEDEN VAN DEN CHRISTEN.
MORGENGEBEDEN.
Het is niet alleen billijk, maar ook onze pligt, dat onze eerste gedachten bij ons ontwaken tot God zijn gerigt, tot Hem, die de bron van alle goed is, en die in zyne goedheid des nachts over ons gewaakt heeft. Hiertoe zijn wij gehouden, omdat de heiliging van de eerste oogenblikken van den dag, alsmede bet offer, dat Gode met deze eerstelingen opgedragen wordt, ook op bet overige van den dag invloed heeft. Derhalve zullen wii, bij ons allereerst ontwaken, bet hart tot God verheffen en zeggen :
Mijn God, mijn God! zie mij bij het aanbreken van dezen dag voor uw aanschijn; Heer, mijn geest verheft zich gewillig tot U? doch het vleesch is zwak. Sta mij bij, Gij mijne sterkte! Jesus, Maria en Jozef komt mij te hulp! In den naam quot;jquot; des quot;Vaders, y des Zoons f Gn ^es heiligen Geestes. Amen.
Sta spoedig maar met groote zedigheid op, en bedenk immer, dat gij in Gods tegenwoordigheid zijt, en zeg:
403
Mijn liefste Jesus, ik aanbid ü uit den grond mijns harten, en heb U innig lief; U beveel ik mijn ligchaam en mijne ziel. Bewaar mij voor alle zonden, en verleen mij de genade, om alleen voor uwe liefde te leven.
Bid, terwijl gij u aankleedt, of nadat gij gekleed zijt, om den zegen der allerzaligste Maagd en Moeder Gods Maria, u aan haar opdragende: Wees gegroet Maria, enz.
O mijne Meesteres, o mijne Moeder! ik draag mij geheel aan ü op, en om U te bewijzen, hoezeer ! ik ü ben toegedaan, wijd ik U heden mijne oogen, l mijne ooren, mijn mond, mijn hart, ja geheel mijn' persoon. Dewijl ik alzoo de uwe ben, o goede j Moeder! zoo behoed mij, verdedig mij, als uw goed en uw eigendom. 1)
hetwelk onze Heer aan de H. Mechtilde geleerd heeft. O beminnenswaardigste Jesus, de eerste ge-
1) Dit is het beroemde gebed van Pater Zucchi, (f 1670) doorhetwelk duizenden de zuiverheid des harten deels wonderbaar bewaard, deels wonderbaar herkregen hebben. Z. H. Paus Pius IX verleende bij dekreet van 5 Augustus 1851:
a) Een' aflaat van 100 dagen, eens op iederen dag te verdienen, wanneer men 's morgens en's avonds, na het voorafgaand Wees gegroet, dit nimmer genoeg aan te bevelen gebed met een rouwmoedig hart verrigt.
b) Een' vollen aflaat eens in de maand, wanneer men het gedurende de geheele maand dagelijks bidt. Verderevoor-waarden daartoe zijn: biechten, communiceren, en op den dag der communie eene kerk of openbare kapel bezoeken en daar bidden volgens intentie van Z. H. den Paus. Beide deze aflaten zijn toepasselijk op de geloovige zielen. Zie le P. A. Maurel. Le chrétien éclairé, etc. Pag. 162.
De Vert.
404
dachte, de eerste wensch, welke heden mijn hart treft, zijt Gij. Gelief, bid ik ü, alles, wat ik op dezen dag verrigt, genadig aan te nemen. Eei-nig het in uw goddelijk Hart, en hreng het, in vereeniging met al hetgeen Gij voor mij gedaan. hebt, uwen hemelschen Vader als eene eeuwige verheerlijking ten offer.
Zoet Hart van mijn' Jesus, och, dat ik U nimmer beleedigd hadde! Van leedwezen geheel doordrongen, bied ik U heden mijn hart aan. Van nu af wil ik U immer meer en meer beminnen.
Heilig Hart van mijn' Jesus, uit alle krachten mijner ziel aanbid ik ü. Aan U wijd ik mij voor altoos toe met al mijne gedachten, woorden en werken, met alles, wat ik ben en heb. O goddelijk Hart, gelijk Gij uwen eeuwigen Vader aanbidt, bemint en verheerlijkt, o! mogt ik ook U zóó aanbidden, beminnen en verheerlijken. Vul aan, bid ik U, wat mij nog ontbreekt. Bescherm mijn leven, wees mijn Redder en mijn Toevlugt in het uur des doods.
Bij de smarten, waarmede Gij gedurende geheel uw leven overstelpt waart, bid en smeek ik U, verleen mij tot aan mijn levenseinde een volmaakt berouw over mijne zonden, volharding in uwe genade, verachting der tijdelijke goederen, een groot verlangen naar de zaligheid des hemels met het vast vertrouwen tevens, dezelve door uwe oneindige verdiensten te verwerven.
O beminnenswaardig Hart van Jesus, om dit alles bid ik U aiet slechts voor mij zeiven, maar
405
ook voor hen, die zich in den ^eest met mij vereenigd hebben, ten einde U te vereeren. Neem ook hen in uwe eindelooze barmhartigheid goedgunstig aan, en verhoor hunne gebeden. Inzonderheid echter beveel ik TJ den-gene onder ons, die het eerste sterven zal. Laat hem, o allerzoetst Hart, in zijnen doodstrijd de vreugdevolle nabijheid uwer hulp gewaar worden. Verberg hem in uwe doorboorde zijde, opdat hij, in dezen zetel der liefde van alle vlek gereinigd wordende, zich tot in de woning uwer glorie verheffen, en voor uw' troon een voorspreker zijn moge voor hendie nog in 't land van ballingschap toeven.
Mijn wil en verlangen, o goddelijk Hart,is: dat ik met eiken ademtocht tot aan mijn stervensuur dit mijn gebed en huideoffer, voor mij zoowel als voor allen, die met mij vereenigd zijn, op nieuw aan U moge opdragen.
Aan U, o Hart van mijn' Jesus, rijk in ontferming, beveel ik de H. Kerk, uwe geliefde Bruid en onze Moeder; ü beveel ik de goeden en kwaden, de bedroefden en lijdenden en bijzonder de stervenden, alle menschen eindelijk op de geheele wereld. Greef, dat de kostbare prijs van het goddelijk bloed, dat Gij voor allen vergoten hebt, voor hen niet verloren ga. Verkort ook, om hetzelfde kostbare bloed, de straffen der arme zielen in 't vagevuur, inzonderheid van hen, die zich aan uwe dienst hebben toegewijd.
O beminnenswaardigst hart van Maria, hart,
406
aan Jesus' Hart het meest gelijkvormig, en dat vol medelijden jegens de zondaars is, verwerf voor ons allen die genaden, welke wij voor ons van het alleraanbiddenswaardigst Hart van uw' zoeten Jesus afsmeekten. O zeer minnelijke Moeder, een stille wensch, eene bede slechts, die Gij kenbaar maakt aan Jesus' Hart, is voldoende, om ons volkomen te bevredigen. Weiger ons dit niet; daarom bid ik u bij de zoete banden, die ü met het goddelijk Hart vereenigen , zoowel als bij de kinderlijke liefde, welke hetzelfde Hart voor U gevoelde en eeuwig gevoelen zal. Amen.
Gebed.
O God, ontferm U mijner, en schenk mij uwen zegen! Laat uw oog op mij rusten, en heb medelijden met mij , armen zondaar. Zegen mijn hart, en moge het in zijne ellende de nabijheid zijns Heeren gevoelen!
Allerheiligste Drievuldigheid, Vader, Zoon en heilige Geest, eenige God, ik aanbid U in het bewustzijn van mijn niet! O, dat uwe almagt mij zegene, en mijn geloof versterke; dat uwe goddelijke wijsheid mij zegene, en mijne hoop verlevendige; dat uwe goddelijke goedheid mij zegene, en in mij ontvonke eene ware liefde tot U, o mijn God, en door die liefde tot U eene opregte liefde tot den naaste.
Dankzegging en opoffering.
Ik aanbid, prijs en groet LJ, o H. Hart van
407
mijn' Jesus, waaruit onophoudelijk, als uit eene genadebron, alle goed en alle troost ontspringt. Uit den grond mijns harten dank ik IJ, dat Gij dezen nacht over mij waaktet, en voor mij aan God den Yader de verschuldigde lof- en dankzegging aanboodt. U, o mijne Liefde, draag ik thans mijn arm en onwaardig hartals een morgenoffer op; met alle mogelijke liefde sluit ik het in uwe heilige zij de-wonden, en beveel het uw allerzoetst Hart aan.
O laat het ten allen tijde aan uwe genade deelachtig worden, en ontvonk en ontvlam het met uwe heilige liefde.
Gebed.
Barmhartige Jesus, in vereeniging met die liefde, waarmede Gij op het kruis uwen geest in de handen uws Yaders bevolen hebt, beveel ik U heden mijn ligchaam en mijne ziel. Ik verberg ze in de heilige wonde van uw beminnenswaardig Hart, bescherm en verdedig ze tegen alle aanvallen van den vijand. Mijn lieve Jesus, Gij kent mijne zwakheid, en ook ik weet bij ondervinding maar al te goed, hoe broos, hoe krachteloos, hoe onbestendig ik ben. Derhalve bid ik ü, door die geheimvolle vereeniging uwer heilige Godheid en menschheid, dat Gij U verwaardiget, mijnen wil innig met uwen wil te vereenigen, en hem door uwe genade te versterken, opdat ik mij nimmer verstoute, tegen ü op te staan.
Mogen al de ledematen mijns ligchaams zóó
408
met uwe aanbiddenswaardige ledematen vereenigd ziin, dat heden al mijne bewegingen, door uwe liefde, U alleen tot iof en verheerlijking strekken mogen. Amen.
Goede meening.
Tot U, beminnenswaardigste Jesus, rigt ik heden uit den grond mijns harten, mijne eerste gebeden. In uwe goedheid hebt Grij mg dezen nieuwen dag geschonken; aan U derhalve draag ik al mijne handelingen op. Werk Gij zeifin mi], en leid al mijne pogingen, gevoelens, woorden en schreden tot uwe meerdere eer; zuiver en heilig ze in uw goddelijk Hart, en offer ze, in vereeniging met uwe goddelijke handelingen en verdiensten, tot eeuwige lofprijzing en dankzegging aan uwen Vader. Amen.
Voornemen.
Spreek tot mijn hart, o liefderijke Jesus, uw dienaar luistert. Welke fouten zal ik heden trachten af te leggen?... Welke deugd wilt Gij , dat ik heden inzonderheid beoefene?.... Uwen wil wensch ik te volbrengen. Aanvaard mijn hart, het is bereid.
Vertrouwen op Jesus1 goddelijk Hart.
Laat mij nu, o minnelijke Jesus, in de veilige haven van uw allerheiligst Hart mijnen toevlugt nemen ; bewaar mijn hart voor elke vlek, en waak voor mijn vast voornemen om ü nimmer meer
409
te beleedigen. Sta mij bij met de hulp uwer genade. Druk het zegel van uw Hart in mijn hart, opdat ik waardig worde, overeenkomstig uwe heilige wet en uwen goddelijken wil te leven, en na dezen tijd van ballingschap mij eeuwig met U te verheugen.
Schrijf mij, bid ik U, o zoete Jesus, in het boek des levens als aan U toebehoorend. Zeg tot mijne ziel; hen uw heil^ Mijn Jesus, verlaat mij niet, bescherm mij, en breng mij in veiligheid, uw geest, welke loutere goedheid is, voere mi] heden en gedurende geheel mijn leven op het pad uwer heilige geboden, totdat ik het land der geregtigheid en eeuwige zaligheid, — het land der levenden bereikt heb be, waar ik eeuwig gelukkig zal zijn, dewijl ik daar eeuwig met U leven zal. Amen.
Onze Vader. Wees gegroet. 12 Art. des Geloof s.
Stel u in de tegenwoordigheid des Heeren.
Verootmoedig u diep in Gods heilige tegenwoordigheid.
• *••••••
Smeek om het licht van den H. Geest, ten einde de eeuwige waarheden met vrucht te kunnen overwegen.
(Hier nu begint men met eene der godsdienstige waarheden gedurende eenigen tijd te over wegen.
28
410
......1) Men make eene nadere
toepassing op zich zeiven, naar aanleiding van de overweging en vorme bepaalde voornemens.)
Bedank God voor zijne heilige ingevingen. • •••••••
Draag Hem uwe goede voornemens op, ten einde Hij ze zegene, en gij er gedurende den dag aan moget denken.
Gebed tot de Allerzaligste Maagd,
Glorierijke Moeder van mijn' God, Koningin des hemels en miine bijzondere Toorspreekster, ik groet U door middel van het liefderijk Hart van Jesus, uwen beminden Zoon, en in plaats mijner koele en laauwe liefde offer ik TJ de liefde, waarmede het goddelijk Hart voor U vervuld is. Ik bid TJ, wil mij, ora de liefde van Hem, die U aan ons tot Moeder gaf, terwijl Hij onze Broeder werd, als uw kind annemen en beschouwen. Yoorzeker heb ik dit niet verdiend; doch uwe liefde wil mij nogtans als uw kind aanvaarden. Neem mij derhalve als eene teedere Moeder onder uwe bescherming. Snel mij te hulp in mijne pligtsbetrachting, in mijne bekoringen
1) Z. H. Paus Benedictus XIV verleent in zijne Bulle Quemadmodum van 16 December 1746, aan alle geloo-vigen, die ten minste een kwartier uurs dagelijks zullen gemediteerd hebben, een'vollen aflaat, eens in de maand onder de gewone voorwaarden te verdienen. Deze aflaat kan ook aan de geloovige zielen worden toegevoegd. Zie le P. A. Maurel, ouvrege cité. Pag. 172. De Veit.
411
en al mijne moeijelijkheden. Toon mij bestendig een moederlijk hart; sta mij bij in dit leven, en neem mij op in uwe armen in 't uur van mijnen dood. Amen.
Gehed tot den li. Engel-hewaarder.
Door bet beminnenswaardige Hart van den getrouwen Jesus, groet ik u, mijn heilige Engel, beschermer van mijn ligchaam en mijne ziel. Neem mij, om de liefde van Hem, die mij in t' heilig Doopsel aan uwe zorg* toevertrouwde, onder uwe bescherming en onder uwe leiding. Sta mij met uwe magtige hulp ter zijde, opdat ik door den onreinen stroom van dit rampzalig leven niet bevlekt worde. Yoer mij met kracht op den weg des heils, totdat ik onder uw geleide voor den hemelschen Vader verschijnen zal, en dan te gelijk met u en alle zalige Geesten de aanbiddenswaardige Drievuldigheid als de onuitsprekelijke Bron aller zaligheid eeuwig kan loven en prijzen. Amen.
Geled om Gods zegen,
■
Almagtige God, Vader, Zoon en H. Geest, zegen mij ! Jesus, mijn goddelijke Heiland, zegen mij met al de liefde van uw Hart. Geef, dat ik heden in alles uwe geboden en uw heiligen wil met liefde en vreugde volbrenge; dat ik mij met een vroom hart, met een' ootmoedigen geest en met eeue reine ziel, door verloochening van mij zeiven en van al mijne verkeerde
28*
412
neiffingen, aan uwe goddelijke woorden en heilzame inspraken onderwerpe, en die volge. Men hielde de litanie van H H. Bart van Jesus.
(Bladz. 365).
Oefening van Geloof. 1)
Miin Heer en mijn God! ik geloof vastelijk, dat Gii één God zijt in drie goddelijke Personen; dat de tweede Persoon voor ons mensch geworden en gestorven is, en dat Gij de loonei-van het goed , en de straffer van het kwaad zijt. Dit en al wat Gij, o God, in de H. Schrift en door de overlevering geopenbaard hebt, en mij door de onfeilbare H. Kerk te gelooven voorstelt, neem ik vastelijk aan, omdat
1) Bij dekreet van 98 Januarij 1756 heeft Paus Bene-d* a)UEen'^afl^at^fai?7 jaren en 7
t e 1 k e n m a 1 e, dat men godvruchtiglgk de akten ^
drie goddelijke deugden en in het hart verwekt
6 Ib)mEen5^vollen Iflaat, eens in de maand, aan alle gc-
loovigen, die het eene maand lang hidlen
lijks doen: mits zij biechten, communiceren en bidden
Een^voUen 'a'üal't in het uur des doods voor allen, die deze akten menigwerf gedurende hun leven verwe hebben Geen bepaalde vorm dezer akten is vooi geschreven door Paus Benedictus XIV ^intusschen moeten de bewoordingen, waarin de akten zijn ^er , ,j'
dat zij^klaar en duidelijk de bijzondere oeweegredenen van elk der drie goddelijke deugden aangeven.- Boven
verleende aflaten zijn ook toepasselijk op
zielen. Zie le Père A. Maurel, ouvrage cite. Pag. 175 ^ 17b.
413
Gij de opperste waarheid zijt, die noch bedriegen kunt, noch bedrogen kunt worden. In en voor dit geloof wil ik leven en sterven.
Heer, vermeerder mijn geloof.
Oefening van hoop.
Mijn Heer en mijn God , ik hoop met een vast betrouwen, door de verdiensten van Jesus Christus het eeuwige leven en de noodige middelen om er toe te komen, omdat Gij , die mijn liefste Vader zijt, oneindig goed en magtig, ons dit beloofd hebt. en Gij getrouw zijt in uwe beloften. In deze hoop wensch ik te leven en te sterven.
Heer, vermeerder mijne hoop.
Oefening van liefde.
Mijn Heer en mijn God, ik bemin U uit geheel mijn hart, en bovenal omdat Gij oneindig volmaakt en de bron van alle goed zijt. Ik vergeef van harte aan allen, die mij beleedigd hebben, en bemin miine evennaasten gelijk mij zeiven uit liefde tot U. In deze liefde wensch ik te leven en te sterven.
Heer, vermeerder mijne liefde.
Aanschouw het kruisbeeld en zeg met den
H. Pranciscus Xaverius:
Om den wille der vijf wonden, welke de liefde U aan het kruis toebragt, kom, o God mijns harten, ten allen tijde, maar bijzonder heden
I i
i i)
i
li
J X
414
al uwe dienaars te hulp, die Gij met uw heilig bloed hebt vrijgekocht.
Geloofd zij het goddelijk Hart van onzen Heere Jesus Christus, nu en in alle eeuwigheid. Amen.
—40*—
Dankzegging.
O God, mijn hart en mijne ziel, al mijne zintuigen, mijne krachten en al mijne vermogens prijzen U! Mogen alle schepselen TJ, oaiover-treffende en onveranderlijke Liefde, loven en danken voor de stroomen van genaden , welke Gij heden over mij hebt uitgestort. Uwe goddelijke goedheid wilde niet slechts al mijne gebreken, mijne ondankbaarheid en laauwheid langmoedig verdragen, neen! zij heeft een zoo ellendig, ondankbaar en onnut schepsel, als ik ben, gespaard en bewaard, ja zelfs met eene menigte van nieuwe zegeningen overladen. Ik zeg U dank daarvoor, o oneindig goedertieren en goddelijk Hart van mijn'liefderijken Jesus! Voor uwe voelen werp ik mij neder, en vol schaamte vergelijk ik, o oneindige God, de grootte uwer goedheid met de menigte mijner zonden, welke ik ook heden in miine ondankbaarheid bedreven heb.
Ome Vader. Weesgegroet. 12 Ar lik. des Geloofs% 10 Geloden Gods. 5 Geboden der II. Kerk.
415
Bid God om de kennis uwer zonden.
H. Geest, oorsprong des lichts, doe mij nagaan, in de droefheid mijns harten, het kwaad, dat ik heden gedaan, en het goed, dat ik verzuimd heb.
Onderzoek uw geweten.
Overdenk, of gij getrouw zijt gebleven aan de goede voornemens, die gij dezen morgen
gemaakt hebt.
• ••••••»•
Plaats u in die zielsgesteldheid, waarin gij u gaarne zoudt bevinden, indien gij dezen nacht voor den regterstoel van God moest
verschijnen.
• •••••»•
Berouw en Voornemen.
Hoe is het mogelijk, o God, dat mijn hart immer koud jegens ü blijft, en dat ik ü ook heden wederom boosaardig en liefdeloos belee-digde! Doch wat kan ik nu beter doen, dan mij voor uwe voeten nederwerpen, en mijne tranen, mijn' rouw en mijne boetesmart met het bitter lijden uws Zoons vereenigen? Dit doe ik dan, o Heer, met een wezenlijk vermorzeld hart en met eene opregte verfoeijing van mijne zonden, waardoor ik U beleedigd heb. Het lijden, de tranen, het geduldige Hart van Jesus, uw geliefden Zoon, draag ik TJ ter verzoening op voor alle beleedigin-
416
gen en nalatigheden, door welke ik heden uwe goddelijke ingevingen en genaden in mij verijdeld heb.
Delg, o Heer, door het werkzaam gehed van uwen alleraanhiddenswaardigsten Zoon en door de genade van den H. Geest, al mijne zonden uit, en vergeef mij al mijne overtredingen. Gelief mij eene algeheele en vol-komene vergiffenis te schenken; daarom bid ik U, o barmhartige Vader, door de onmetelijke liefde, waarmede Gij uwen Zoon Jesus Christus bemindet.
Vertrouwen.
Allerbeminnenswaardigste Verlosser, het was U niet genoeg, mij aan het kruishout vrij te koopen, zelfs nu nog wilt Gij bij uwen hemelschen Vader mijn Voorspreker zijn gt; om mij alzoo aan de vruchten der verlossing deelachtig te maken, en voor mij erbarming en genade te verwerven. O verkrijg dan voor mij volkomene vergiffenis van al mijne zonden! Mijn hart draagt de hoofdschuld j het wilde zijn' God beleedigen. Draag Gij, derhalve uw allerreinst en allerheiligst Hart voor mij aan uwen goddelijken Vader op, ten einde Hij , om den wille van dit geheel vlekkeloos Hart Zich verwaardige, aan mijn Hart genade te verleenen. Dit mijn hart dreef mij aan tot booze en zondige werken; ach, hoevele fouten heeft het door middel mijner zinnen en door al de vermogens mijner ziel begaan!
Draag daarom, o Jesus, te gelijk met uw god-
417
delijk Hart, uwe doorboorde handen, uwe allerreinste zinnen, uwe voimaakte onschuld aan uwen hemelschen Vader voor mij ter verzoening op. Schenk mij intusschen een levend berouw en eene volkomene vergiffenis van al het kwaad, dat ik bedreven heb. Dit alles hoop ik met een vast vertrouwen van U. Niet alleen gedurende geheel mijn leven, maar in alle eeuwigheid zal ik U daar voor dankzeggen.
Toewijding.
Heer Jesus, in vereeniging met die liefde, waarmede uw allerheiligst Hart de oogenblikken van rust, welken Gij uwer menschheid gundet, heiligde, en ter eeuwige verheerlijking uws hemelschen Vaders, en tot heil der zielen toewijdde, — in vereeniging met deze liefde draag ik ook myn' slaap ter uwer verheerlijking en ter uitbreiding uwer heilige liefde op.
Laat mij , o liefdevolle Jesus, aan uwe borst rusten; laat mijn hart met het uwe vereenigd kloppen; moge uw liefderijke en milde Geest over mijn hart nederkomen, zich daarmede vereenigen en hetzelve geheel en al doordringen.
In uwe zijde, o liefste Jesus, verberg ik mij ; bewaar, bescherm en heilig mij! U, o goddelijk Hart, beveel ik in dezen nacht mijn hart, mij zeiven, met alles, wat ik ben en heb. Daar ik mijn God niet loven kan, zoo doe Gij het, bid ik U, in mijne plaats; loof en prijs Hem met iedere klopping mijns harten, en zend deze lof-
418
prijzing als zoovele liefdevlammen tot de aan-biddenswaardige en onverdeelbare Drievuldigheid opwaarts, terwijl ik slaap en rust, in den geest op het innigste met TJ vereenigd.
Gebed tot de allerzaligste Maagd.
In den schoot uwer moederlijke liefde, o allerzaligste Maagd Maria, neem ik gedurende dezen nacht mijn' toevlugt. Waak over mij met de teedere liefde uws harten; bescherm mij tegen alle listen en lagen van den vijand, en geef mij uwen moederlijken zegen.
Gebed tot den heiligen beschermengel en tot de heilige patronen.
Heilige beschermengel, en gij, mijne heilige Patronen ... verdedigt en behoedt mij ! Looft en prijst in mijne plaats zonder ophouden onzen Heer en God! Inzonderheid echter bid ik u om uwen heiligen zegen.
Men bidde hier de litanie van 7 allerzuiverste hart
van Maria. (Bladz. 399,)
Kus het huisbeeld en zeg met de H. Gertrudis
Jesus vol van zoetheid, ü groet ik, TJ omhels ik met al de liefde des hemels en der aarde en kus teederlijk de wondteekenen, welke de liefde U toebragt.
419
Overdenk vervolgens:
Niets is verfoeijelijker dan de zonde, niets schooner dan de goddelijk genade; — dezen nacht kunt gij sterven; — de hel is het verblijf, waar de verdoemden alle pijnen lijden; zij duurt eeuwig; tracht alzoo, u in staat van genade ter rust te begeven, en in dezelfden staat uwe legerstede te verlaten; beijver u, om tot aan uw levenseindein de genade te volharden, opdat gij eenmaal ter eeuwige zaligheid verrijzen moget.
Verrigt ten slotte nog deze korte gebeden.
Jesus, Maria en Jozef, U schenk ik mijn hart en mijne ziel!
Jesus, Maria en Jozef, staat mij bij in mijn' laatsten doodstrijd!
Jesus, Maria en Jozef, moge mijne ziel met ü in vrede scheiden!
Eenige korte gebeden of aTondverznch-tiugen tot Jesns,
Na het gewetenmi der zoek te verrigt en.
1. Neem, o mijn zoete Jesus, genadig de verzuchtingen aan , welke mijne ziel bij het einde van dezen dag tot uw minnelijk Hart opzendt. Naar TJ alleen verlang ik ieder uur, ja ieder
418
prijzing als zoovele liefdevlammen tot de aanbidden s waardige en onverdeelbare Drievuldigheid opwaarts, terwijl ik slaap en rust, in den geest op het innigste met TJ vereenigd.
Gebed tot de allerzaligste Maagd.
In den schoot uwer moederlijke liefde, o allerzaligste Maagd Maria, neem ik gedurende dezen nacht mijn' toevlugt. Waak over mij met de teedere liefde uws harten; bescherm mij tegen alle listen en lagen van den vijand, en geef mij uwen moederlijken zegen.
Gebed tot den heiligen beschermengel en tot de heilige patronen.
Heilige beschermengel, en gij, mijne heilige Patronen ... verdedigt en behoedt mij! Looft en prijst in mijne plaats zonder ophouden onzen Heer en God! Inzonderheid echter bid ik u om uwen heiligen zegen.
Men bidde hier de litanie van 7 allerzuiverste hart
van Maria. (Bladz. 399,)
Kus het huisbeeld en zeg met de H. Gerlrudis
Jesus vol van zoetheid, ü groet ik, U omhels ik met al de liefde des hemels en der aarde en kus teederlijk de wondteekenen, welke de liefde ü toebragt.
419
Overdenk vervolgens:
Niets is verfoeijelijker dan de zonde, niets schooner dan de goddelijk genade; — dezen nackt kunt gij sterven; — de hel is het verblijf, waar de verdoemden alle pijnen lijden; zij duurt eeuwig; tracht alzoo, u in staat van genade ter rust te begeven, en in dezelfden staat uwe legerstede te verlaten; beijver u, om tot aan uw levenseindein de genade te volharden, opdat gij eenmaal ter eeuwige zaligheid verrijzen moget.
Verrigt ten slotte nog deze Icorte geleden,
Jesus, Maria en Jozef, U schenk ik mijn hart en mijne ziel!
Jesus, Maria en Jozef, staat mij bij in mijn' laatsten doodstrijd!
Jesus, Maria en Jozef, moge mijne ziel met ü in vrede scheiden!
Eenige korte gebeden of nyondTerzach-tiugen tot Jesns,
Na het gewetenmiderzoele te verrigten.
1. Neem, o mijn zoete Jesus, genadig de verzuchtingen aan , welke mijne ziel bij het einde van dezen dag tot uw minnelijk Hart opzendt. Naar U alleen verlang ik ieder uur, ja ieder
420
oogenblik, en hem, die iets anders dan U verlangt , roep ik met uwen getrouwen dienaar, den H. Philippus Nerius toe, dat hij niet weet wat hij wil.
2. Jesus, mijn zoetste Jesus, ik roep tot U met de H. Catharina van Siëna, die U met serafijnsche liefde beminde: Wees door uw grootmoedig Hart waarachtig mijn Jesus, en maak mijne ziel zalig, welke Gij door uw kostbaar bloed hebt vrijgekocht.
3. Jesus, barmhartige Jesus, vergeef mij mijne zonden om de zoetheid en gloeijende liefde van uw goddelijk Hart. Uit geheel mijne ziel verfoei ik ze, als de bitterste beleedigingen uwer oneindige goedheid. Bescherm mij dezen nacht tegen alle listen en lagen van den boozen vijand voor een' haastigen dood en voor elke zonde; liever wenschte ik te sterven dan TJ ooit te be-leedigen! Zegen mijn slaap, de krachten mijner ziel, de zintuigen en bewegingen mijns ligchaams; ik bid U om uws heiligen naams wille, laat mij, wanneer ik waak, met U waken, en wanneer ik slaap, in uwen zoeten vrede rusten.
4. Beminnenswaardigste Jesus, zoetste Heiland, Gij mijn eenig verlangen, bij uwe zoo voorkomende goedheid jegens ons, bid ikü ootmoedig: Sluit mij dezen nacht in uwe heilige zijde en in uw beminne-l^k Hart, als in eene schuil- en rustplaats, opdat ik nimmermeer het ongeluk hebbe ö te verliezen, maar voortaan geheel de Uwe zij in leven en in sterven en in alle eeuwigheid.
4. Jesus, Gij vreugde en blijdschap der harten, die ü beminnen, en uw lijden met ü deelen!
421
6. Jesus, mijn Heer en mijn God, voor mij aan 'tkruis gestorven, Gij zijt de God mijns harten en mijn erfdeel in eeuwigheid!
7. Jesus, mijne zoete liefde!
8. Jesus, mijne zoetste hoop!
9. Jesus, mijn hoogste goed!
10. Jesus, mijn weg, mijne waarheid, mijn leven, mijn al! In uwen vrede wensch ik te slapen, en in uwe handen beveel ik mijnen geest.
Jesus, Maria en Jozef, ü schenk ik mijn hart en mijne ziel.
Hoep met den 11. Philip pus Nerius de II. Maagd om hare hulp aan:
Moeder-Maagd Maria, bid Jesus voor mij!
0/ met den H. Franciscus Xaverius:
Magtige Moeder van God, gedenk mijner!
Bid tot de heilige Engelen en moe Patronen:
Heilige Engelen en mijne heilige Patronen, bewaart my voor alle kwaad!
Eindig met eene geestelijke commmiie, en zeg tot Jesus in H heilig Sacrament:
Mijn Jesus, ik aanbid IJ in 't allerheiligste Sakrament des Altaars; ik geloof in U, ik hoop op U, ik bemin U; van harte doet het mij leed, U beleedigd te hebben; uit geheel mijne ziel verlang ik, mij met U te vereeuigen.
■ -'•vlt;apï ■ —■
pinnule liet H. Misoffer ter eere m Jesis' alMeillÊSt Hart.
Voorher eidingsgeled.
Almagtige God, hemelsche Vader! ik smeek U om den H. Geest, opdat ik, door Hem verlicht, met aandacht zoude kunnen bidden. O H. Geest, ontvonk mijn hart met uwe heilige liefde tot het goddelijk Hart van Jesus, opdat ik het door een godvruchtig gebed vereere. Bid Gij zelf met mij, opdat mijn gebed door de wolken dringe, en verhooring vinde voor den troon van God.
Goede meening.
O eeuwige Vader! ik draag U op het allerheiligst Hart van Jesus, uw'geliefden Zoon, gelijk het zich zelf aan uwe goddelijke Majesteit in de H. Mis heeft opgedragen. Neem aan, o mijn God, van mij en voor mij alle heilige verlangens en begeerten van mijn' Goddelijken Verlosser: zij be-hooren mij toe; want voor mij heeft Hij Zich opgeofferd. Daarom heb ik Hem mijn hart gegeven, en Hij mij het Zijne; zij zijn ook de mijne, dewijl ik voortaan geene andere begeerten en verlangens in mijn hart wil hebben dan de Zijne. Neem ze dan aan, o hemelsche Vader, tot eene gedachtenis aan
423
het leven, lijden en sterven van uw een geboren Zoon, tot uwe hoogste eer, ter bekentenis uwer onbegrensde heerschappij , en als eene offerande van lof en aanbidding, welke U alleen toekomt; ter algeheele voldoening voor mijne zonden en die der gansche wereld; tot dankzegging voor alle aan mij bewezene weldaden, en ter verkrijging van alle noodige genaden voor mij en de mijnen, en inzonderheid voor de meening, waarmede ik de H. Mis by woon en opdraag.
Begin der H. Mis.
Laten wg ons allen verheugen in den Heer bij de herinnering aan de liefde van Jesus' allerheiligst Hart, waarover de Engelen zich verblijden en den Zoon Gods prijzen. Hoe liefelijk zijn uwe woningen, o Heer der heerscharen! Mijne ziel verlangt en smacht naar de voorhoven des Heeren.
Bij het Kyrie Eleison.
Heer, ontferm U onzer! O goddelijk Hart van Jesus, ontferm ü onzer! O goedertieren Hart, vergeef ons onze zonden I O mededoogend Hart wees ons genadig!
Boetgebed.
In 't gevoel mijner diepste nederigheid werp ik mii voor U ter aarde, o allerheiligst Hart van mijn' Jesus! ü beveel ik met een vabt vertrouwen
pinretle bet H. Misoffer ter eere Tan tas' alUeiligst Hart.
Voorher eidingsgebed.
Almagtige God, hemelsche Vader! ik smeek U om den H. Geest, opdat ik, door Hem verlicht, met aandacht zoude kunnen bidden. O H. Geest, ontvonk mijn hart met uwe heilige liefde tot het goddelijk Hart van Jesus, opdat ik het door een godvruchtig gebed vereere. Bid Gij zelf met mij, opdat mijn gebed door de wolken dringe, en verhooring vinde voor den troon van God.
Goede meening.
O eeuwige Vader! ik draag U op het allerheiligst Hart van Jesus, uw' geliefden Zoon, gelijk het zich zelf aan uwe goddelijke Majesteit in de H. Mis heeft opgedragen. Neem aan, o mijn God, van mij en voor mij alle heilige verlangens en begeerten van mijn' Goddelijken Verlosser: zij be-hooren mij toe; want voor mij heeft Hij Zich opgeofferd. Daarom heb ik Hem mijn hart gegeven, en Hij mij het Zijne; zij zijn ook de mijne, dewijl ik voortaan geene andere begeerten en verlangens in mijn hart wil hebben dan de Zijne. Neem ze dan aan, o hemelsche Vader, tot eene gedachtenis aan
423
het leven, lijden en sterven van uw een geboren Zoon, tot uwe hoogste eer, ter bekentenis uwer onbegrensde heerschappij , en als eene offerande van lof en aanbidding, welke ü alleen toekomt; ter algeheele voldoening voor mijne zonden en die der gansche wereld j tot dankzegging voor alle aan mij bewezene weldaden, en ter verkrijging van alle noodige genaden voor mij en de mijnen, en inzonderheid voor de meening, waarmede ik de H. Mis bijwoon en opdraag.
Begin der H. Mis.
Laten wij ons allen verheugen in den Heer bij de herinnering aan de liefde van Jesus' allerheiligst Hart, waarover de Engelen zich verblijden en den Zoon Gods prijzen. Hoe liefelijk zijn uwe woningen, o Heer der heerscharen! Mijne ziel verlangt en smacht naar de voorhoven des Heeren.
Bij het Kyrie Eleison.
Heer, ontferm U onzer! O goddelijk Hart van Jesus, ontferm ü onzer! O goedertieren Hart, vergeef ons onze zonden! O mededoogend Hart wees ons genadig!
Boetgebed.
In 't gevoel mijner diepste nederigheid werp ik mii voor U ter aarde, o allerheiligst Hart van mijn' Jesus! U beveel ik met een vast vertrouwen
424
al mijne behoeften, al mijn nood, al mijne ellenden, mijne armoede, mijne naaktheid, mijne zwakheden, mijne traagheid en laauwheid, met één woord, al de wonden mijner ziel, en ik bid ü vurig, dat Gij U tot medelijden laat bewegen, en naar de menigvuldigheid uwer barmhartigheden mij ter hulp snelt. — Ik smeek tot U, ik roep U aan als het eenige redmiddel tegen al mijne boosheden, waarvan de zonde de grootste is. Verdelg ze in mij, en vergeef mij al het kwaad, dat ik tegen TJ bedreven heb. Het smart mij bovenal, dat ik U ooit beleedigd heb, en ik bid IJ van ganscher harte om vergiffenis. O allerbeminnenswaardigst Hart, laat mij en alle personen, die zich in mijn gebed hebben aanbevolen, of voor wie ik verpligt ben te bidden, uwe hoogste liefdekracht gevoelen. Sta ons bij , een ieder volgens zijne bijzondere behoeften. O Hart, rijk in ontferming, vermurw de verstokte harten der zondaars, en verkwik de zielen der afgestorvenen in het vagevuur. Wees Gij het toevlugtsoord der stervenden, de troost aller bedrukten en noodlijdenden, en wees eindelijk voor mij, o Hart vol liefde, alles in allen. Inzonderheid echter wees de toevlugt miiner ziel in het uur van mijn' dood, en ontvang haar alsdan in de armen uwer barmhartigheid. Amen.
Gloria in Ex cel cis.
O allerheiligste Drievuldigheid, ik loof en zegen U duizend en duizendmaal, en door het bovenal
425
gezegende Hart van Jesus Christus, en in naam van alle schepselen zeg ik ü eeuwig dank, dat Gij aan dit edele Hart zoo vele gaven en genaden hebt megedeeld. Met verschuldigden eerbied draag ik aan uwe Majesteit dit goddelijke Hart op, met al de zaligheid, die het in zich bevat, tot uwe eeuwige lofprijzing, eer en vreugde , U ootmoedig biddende, dat Gij, om den wille van dit Hart, al mijne nalatigheden en verzuimen wederom goedmaken en herstellen wilt.
Wees gegroet, o alleredelst Hart van Jesus Christus, levende bronwel aller goedheid. Wees gegroet, o alleredelst Hart van Jesus Christus, Gij gouden schatkamer van al de rijkdommen Gods! Duizendmaal prijs en groet ik TJ, en in vereeniging met alle schepselen aanbid ik U, en sluit ik ü in mijn hart, opdat Gij nimmer van mij zoudt kunnen geschieden worden.
O Hart van Jesus, o zoet Hart! o Hart van Jesus, o liefderijk Hart! In U verberg ik mij, in U sluit ik mij op; aan U beveel ik mij geheel en al. ü wijd ik toe al mijne kruisen en mijn lijden, mijne lasten en moeijelijkheden, mijn zorgen en mijnen arbeid; U offer ik mijn doen en laten; U betrouw ik mijn leven en mijn sterven.
Geprezen zijt Gij, o edel Hart van Jesus, in dezelfde liefde, waarmeê de H. Geest TJ op de edelste wij ze in den schoot der reine Moedermaagd gevormd heeft. Geprezen zijt Gij , o allerzoetst Hart van Jesus, in dezelfde liefde, waarin Gij door de allerheiligste Drievuldigheid met alle
29
426
hemelsche gaven zijt versierd geworden. Geprezen zijtGij, o allevberainnenswaaardigst Hart van Jesus, in dezelfde liefde, waarvan Gij ten allen tijde voor het heil der menschen gehrand hebt. Geprezen zijt Gij, o goedertieren Hart van Jesus, in dezelfde liefde, die U,aan 't kruis den bittersten dood stervend, verbrijzeld heeft. Geprezen zijt Gij, die gewild hebt, dat Gij met eene lans doorstoken werdt.
Epistel.
Hart van Jesus, Hart van den Koning der profeten en apostelen, verspreid over mijn hart den glans uwer verlichtende liefdevlammen, opdat ik moge erkennen en doen, wat de profeten en apostelen leerden, wat uit ü, d. i. uit de Bron der eeuwige wijsheid is voortgesproten, namelijk, dat ik moge erkennen en doen den goeden en aangenamen wil van God.
Stel U als een zegel op mijn hart, opdat ik gestadig aan U denken, en u ten allen tijde op op innigste wijze beminnen zoude; als een zegel op mijn arm opdat ik heden en al dagen mijns levens naar uw voorbeeld al mijne gedachten en handelingen regele tot Gods meerdere eer; daarin is mijne hoofdbezigheid, zoowel als mijne eenige rust en zaligheid , gelegen.
Evangelie.
Er kwamen soldaten en zij braken de beenen
427
der boosdoeners, die met Hem gekruisigd waren. Doch, als zij tot J esus kwamen en zagen, dat Hij reeds gestorven was, braken zij zijne beenen niet, maar een van de krijgsknechten opende zijne zijde met een speer, en terstond kwam er bloed en water uit 1).
Overweeg de liefde van uwen Heiland, zijn laatste Hartebloed wil Hij voor TJ vergieten j zijn van liefde brandend Hart is geopend, opdat allen, — zondaars en regtvaardigen, — daar binnen gaan, verblijven en vergiffenis, rust, bescherming en zaligheid vinden.
Gebed.
_Wees gegroet, o gezegende zijdewonde van mijn Verlosser; o bron der liefde, o onvergelijkelijke schat, o zoete rust mijner ziel, weesgegroet! Durf ik het wagen, o milde Jesus,tot uw heilig altaar te naderen, tot in dit heiligdom binnen te treden, en uw van liefde brandend Hart te kussen ? Door uwe oneindige liefde bid ik U, o Jesus, weiger mij dezen troost niet, en wijs mij niet af van deze mijne eenige schuilplaats. Op! mijne ziel, snel met vertrouwen tot den troon van uwen genadigen Bruidegom ; ontlast U hier van alle bezwaren en zorgen, welke U nederdruk-ken; rust hier in den zaligsten vrede. Ja uwe liefde, o Jesus, voert mij door de dierbare wonde uwer heilige zijde tot in uw Hart binnen. Hier
1) Joannes XIX, 32—34.
29*
428
bid ik IJ met den diepsten ootmoed; vergeef mij alle zonden, welke ik ooit met gedachten, woorden en werken bedreven heb; reinig mijn hart door dit uw heilig bloedblad; druk er de gevoelens in van uw gebenedijd Hart, en ontvonk in mij het vuur uwer liefde, opdat ik voortaan niets anders dan u zoeke en beminne.
In deze heilige wonde uwer zijde, mijn Jesus, leg ik al de wenschen en begeerten mijns harten neder. Bind mijn hart zoo vast aan uw Hart, dat zij nimmer meer van elkander kunnen gescheiden worden, en ik met den H. Paulus in waarheid kan zeggen: „Wie zal ons dan scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of beangstiging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of vervolging, of zwaard... Maar in dit alles overwinnen wij door Hem, die ons heeft lief gehad. Ja ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch engelen, noch heerschappijen, noch magten...; noch eenig schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Grods, welke is in Christus Jesus onzen Heer.quot; 1)
Credo.
Ik geloof in God, den almagtigen Vader, Schepper des hemels en der aarde, enz. —
Offertorium.
Neem aan, o Heer, het eeuwige brandoffer van
1) Ad Rem. Vm, 35—39.
429
het ITart van Jesus Christus, uwen ééngeboren' Zoon, onzen Heer, ter verzoening voor onze zonden, opdat wij door uwe genade alleen in Hem mogen leven, die Zich verwaardigd heeft voor ons te sterven.
Toewijding en opdragt aan 't H. Hart van Jesus.
Ik N. N. wijd toe en beveel aan het allerheiligste Hart van onzen Heer Jesus Christus — uiijn' persoon, mijn leven, mijne handelingen, mijne moeijelijkheden en mijn lijden, om in de toekomst mij geheel en al met zijne liefde en verheerlijking bezig te houden. Het is mijn vast en onherroepelijk besluit, aan Jesus' Hart geheel toe te behooren, alles uit liefde tot hetzelve te verrigten, en uit mijn hart te verbannen alles, wat aan dit goddelijk Hart mishagen kan.
Derhalve kies ik U, o allerheiligst Hart, tot het eenige voorwerp mijner liefde, tot beschermer mijns levens, tot zekerheid mijnsheils, tot steun mijner zwakheid en tot herstelling van alle misdrijven van geheel mijn leven. 0 Hart vol mildheid en goedheid, wees Gij mijneregt-vaardiging voor God, en wend de straffen van zijn' regtvaardigen toorn van mij af. O Hart vol liefde, op U stel ik al miin vertrouwen; van mijne boosheid vrees ik alles, doch van uwe goedheid hoop ik ook alles. Vernietig dan in mij alles, wat U mishagen of weêrstreven kan ; moge uwe reine liefde zoo diep in mijn hart geprent worden, dat ik U nimmer vergete, en
430
nimmer van U kunne geschieden worden. Goddelijk Hart, ik smeek U door uwe oneindige goedheid, dat mijn naam diep in uw Hart zij gegrift; want in uwe dienst wil ik leven en sterven, Amen.
Fraefatie en Sanctus.
Komt, gij alle schepselen, en looft met mij het liefderijkst Hart van Jesus. Looft, alle werken des Heeren, het Hart van Jesus; zingt en verheft zijn' lof tot in eeuwigheid. Looft, Engelen des Heeren, het Hart van Jesus; looft, hemelen, het Hart van Jesus. Alle wateren, welke hoven den hemel zijn, looft het Hart van Jesus. Zonen maan, looft het Hart van Jesus; sterren des hemels, looft het Hart van Jesus. Alle regen en dauw, looft het Hart van Jesus; alle winden, looft het Hart van Jesus. Vuur en warmte, looft het Hart van Jesus; hitte en koude, looft het Hart van Jesus. Dauw en rijp , looft het Hart van Jesus; koude en vorst, looft het Hart van Jesus. IJs en sneeuw, looft het Hart van Jesus; nachten en dagen, looft het Hart van Jesus. Licht en duisternis, looft het Hart van Jesus; bliksems en wolken, looft het Hart van Jesus. Bergen en heuvels, looft het Hart van Jesus; alle gewassen des aardrijks, looft het Hart van Jesus. Waterbronnen, looft het Hart van Jesus; zeëen en rivieren , looft het Hart van Jesus. Zeegedierten en al wat in de wateren zich beweegt, looft het Hart van Jesus; alle vogelen des hemels,
431
looft het Hart van Jesus. De geheele Kerk love het Hart van Jesus; zij prijze en verheffe het hoog in eeuwigheid. Gij priesters des Heeren, looft het Hart van Jesus; gij dienaars des Heeren, looft het Hart van Jesus. Geesten en zielen der regtvaardigen, looft het Hart van Jesus; heiligen en nederigen van harte, looft het Hart van Jesus. Het onbevlekte hart van Maria love het Hart van Jesus. Geloofd zijt Gij , allerheiligst Hart van Jesus, lofwaardig en verheerlijkt en hoog verheven in eeuwigheid. Dat het Hart van Jesus leve en verheerlijkt worde over den ganschen aardbodem! Amen.
Kanon,
Almagtige , eeuwige God , Heer hemelsche Vader! wij bidden IJ door het allerheiligste Hart van Jesus Christus, uw' geliefden Zoon en onzen Verlosser, hetwelk ter voldoening voor onze zonden in den hof der Olijven tot den dood bedroefd, en aan het kruis doorstoken is geworden , — vergeef, ons onze zonden, en wees ons allen genadig en barmhartig. De liefde, de dankbaarheid, de nederigheid, de gehoorzaamheid en het geduld zijns heiligen Harten, dragen wij U op voor onze koudheid, ondankbaarheid, trotschheid, ongehoorzaamheid en ongeduld, waardoor wij U zoo dikwerf beleedigd hebben. Door dit allerheiligst Hart smeeken wij U, ontferm U over uwe H. Kerk; bestuur haar en breid haar immer meer en meer uit; bescherm den
432
apostolischen Opperherder, bewaar de Bisschoppen en alle Dienaren der Kerk in uw heilige godsdienst, geef hun waren zielenijver; voer de ongeloovigen en de verdwaalde zondaars tot de waarheid terug, opdat allen U erkennen, eeren en beminnen, en Dien Gij gezonden hebt, Jesus Christus, wiens heilig en goddelijk Hart geloofd zij in eeuwigheid. Amen.
Bij de opheffing.
O barmhartige Jesus! verhoor mij. De genade uws Harten bekeere mij. De glans uws Harten verlichte mij. De smart uws Harten doordringe mij. De wonde uws Harten geneze mij. Het bloed uws Harten verzoene mij. Het water uws Harten reinige mij. De verdiensten uws Harten heiligen mij. Het kruis uws Harten sterke mij. De doornenkroon uws Harten ver-siere mij. De ontferming uws Harten verberge mij. De geest uws Harten beziele mij. De gloed uws Harten verwarme mij. De vlam uws Harten ontvonke mij. De liefde uws Harten ontvlamme mij. De waarde uws Harten ver-hefFe mij. De glorie uws Harten verheerlijke mij. De aanschouwing uws Harten verandere mij. De vreugde uws Harten verblijde mij. Het bezit uws Harten verzadige mij. In uw Hart, o Jesus, wensch ik te leven en te sterven. Mijn hart aan 't LTwe schenke ik, TJ bemin ik. O allerzoetst Hart, maak mij gelukkig, én hier in den tijd, én hiernamaals in alle eeuwigheid! Amen.
433
Na de Consecratie.
Eeuwige Vader, zie van uit uw heiligdom neder op dit allerheiligste offer, hetwelk onsse Hoogepriester, uw goddelijke Zoon, IJ voor onze zonden opdraagt. Luister naar de stem van zijn voor ons vergoten heilig bloed, vestig uwe oogen op zijn voor ons doorstoken en geopend heilig Hart. O Vader der barmhartigheid, neem toch dit offer genadig aan, en vergeef ons onze zonden!
Vijf verzuchtingen tot Christus.
1. O allerzoetste Jesus! uit den grond mijns harten verzucht ik tot U, en vereenig mij met de lofprijzing, welke uit de harten van alle Heiligen U tegenklinkt, ter aanvulling van den lof, welken alle schepselen ü moeten toebrengen.
2. O allerzoetste Jesus! uit den grond mijns harten verzucht ik tot U, in vereeniging met de dankbaarheid, die de Heiligen uit uw allerheiligst Hart putten en die U danken voor de gaven, die zij ontvangen hebben.
3. O allerzoetste Jesus! uit den grond mijns harten verzucht ik tot U, wegens mijne zonden en die van alle menschen, en-ik vereenig mij met al het geduld, waarmede Gij iedere misdaad toelaat en verduurt.
4. O allerzoetste Jesus! uit den grond mijns harten verzucht ik tot ü , begeerig en verlangend naar al het goede, dat de menschen tot
434
eer van God en tot hun heil behoeven, en ik vereenig mi] met de goddelijke begeerte, welke Gij op aarde voor het welzijn der menschen gekoesterd hebt.
5. O allerzoetste Jesus! uit den grond mijns harten verzucht ik tot U, in vereeniging met de gebeden, welke uit uw goddelijk Hart en uit de harten uwer Heiligen vloeiden voor het heil der levenden en der dooden. Amen.
Gebed voor de geloovige zielen.
O meêdoogend Hart van Jesus, ik draag U op aan den hemelschen Vader voor de arme zielen in het vagevuur. Moge uw heilig vergoten bloed haar voordeelig zijn. Blusch met bloed en water, die uit uw heilig Hart zijn gevloeid, de vlammen uit. Gedenk, o Heer, hare pijnen en vurige verlangens, middelerwijl zij naar U verzuchten. Toon haar uwe barmhartigheid , verlos haar, opdat zij tot U komen, om U te loven en te beminnen in eeuwigheid. Amen.
Agnus Dei.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm U onzer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm IJ onzer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons den vrede.
435
Communie.
Stel u voor, dat gij te gelijk met den Priester communiceert. Wek dus kortelijk in u op geloof, hoop, liefde, berouw en verlangen, om den Heiland te ontvangen. Verbeeld u, als bragt uw heilige Beschermengel u de heilige communie. Houdt u alsdan met den Geliefde uws harten bezig. De volgende liefdeverzuchtingen kunt gij daarbij met vrucht tot Jesus' Hart rigten.
Liefdeverzuchtingen tot Jesus' 11. Kart.
O Jesus, mijne Liefde, verleen mij door uw allerheiligst Hart, dat ik U bovenal beminne, en zonder ophouden in liefde tot U toeneme.
O Jesus, goddelijke Raadgever, hoe heilzaam is het, U te hooren en uwe heilige inspraken te volgen. O geef mij , dat ik in uw heilig Hart leere, wat U het welgevalligst is, en geef, dat ik het dagelijks volbrenge.
O Jesus, zoete Yreugde mijns harten, in uw allerheiligst Hart vloeit voor mij alle gelukzaligheid ! O gedoog niet, dat ik ooit eenige vreugde zoeke buiten XI!
O Jesus, op U alleen rust mijne hoop, wegens de oneindige mildheid van uw allerzoetst Hart. Naar niets verlang ik tenzij naar U. O wees Gij altijd het doel en het voorwerp van al de neigingen mijns harten!
ü Jesus, mijn grootste en rijkste Erfdeel in
436
den hemel en op aarde, wat kan ik buiten U nog bezitten, en wat kan mij ontbreken, indien Gij de mijne zijt! Ik smeek U door uw allerheiligst Hart, laat nimmer toe, dat ik üquot; ooit verlieze!
O Jesus, Gij, eenig Heil mijner ziel, van U alleen verwacht ik gezondheid en leven! Bevrijd mij door uw allerheiligst Hart van alle geestelijke zwakheden en ziekten.
O Jesus, Gij, mijn onmetelijk Goed, wanneer zal ik U volkomen en eeuwig bezitten? Deze gelukzaligheid hoop en verwacht ik van de grenzelooze liefde van uw goddelijk Hart.
O Jesus, Gij, eenige Weg ten hemel,Leven mijner ziel, in uw heilig Hart wil ik leven en sterven! Yersterk my ten allen tijde met uwen goddelijken Geest en zijne wonderbare en heilige werkingen! Amen.
Laatste gebed.
Verleen ons, o barmhartige God! dat wij , die ons in de zoetheid van 't allerheiligst Hart uws geliefden zoons hebben mogen verheugen, zóó met zijn' Geest vervuld worden, dat wij, der wereld afgestorven, U alleen beminnen en uwen ééngeboren Zoon, die met IJ leeft en regeert in de eenheid des H. Geestes, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
De zegen des Priesters en einde der H. Mis.
Gekruiste Jesus! het offer is volbragt; ik buig
437
mij alzoo neder voor uwe heilige wondteekenen, kus die in den geest, en smeek om den zegen des Yaders en des Zoons en des H. Geestes.
Laat mij nu, o Heer, in vrede gaan en drie tenten opslaan: ééne in uwe doorwonde Handen , eéne in uwe doorboorde Voeten en ééne in uw geopend Hart. Daar wil ik met uwen heiligen dienaar Bonaventnra rusten, daar waken, daar drinken en eten, daar bidden en alles, wat ik ooit doen moge, naar het welgevallen van uw allerheiligst Hart volbrengen. En wat ons gedurende dit H. Misoffer ontbrak, gelieve het goddelijk Hart van Jesus door zijne overgroote liefde te herstellen, waardoor ü, o hemelsche Vader, in de éénheid des H. Geestes zij toege-bragt eer, lof en dankbaarheid in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Geleend, bemind, geprezen en gezegend, geëerd en verheerlijkt zij ten allen tijde en overal het goddelijk Hart van Jesus en het onbevlekte hart van Maria! Amen.
—^»5^.-» -
01 pSraclt ie H. Mis Mj te wonen.
■ ■ ■
De geestelijke schrijvers stellen de volgende wijze van Mis te hooren als eene der nuttigste voor, en wel om deze redenen:
438
1. Omdat men den Priester gedurende den voortgang der heilige offerdaad vergezelt, en dit is de heiligste en gespaste wijze om dezelve bij te wonen.
2. Omdat men tevens het Hart van Jesus in alle toestanden gedurende deszelfs lijden vereert.
3. Omdat men ia de gevoelens, bewegingen en neigingen van dit aanbiddenswaardig Hart dieper en dieper ingaat, en 't alzoo gemakkelijker wordt, zich zeiven daarvan te doordringen,
4. Omdat op deze wijze de H. Mis eene soort van inwendig gebed en eene zeer heilzame overweging wordt.
Deze wijze heeft verder nog het voordeel, dat, wanneer men gedurende de H. Mis wil communniceren, de gevoelens, waarmede men zich tot aan de communie bezig houdt, eene gepaste voorbereiding zijn, om aan de genade van het Sakrament deelachtig te worden, en tevens rijke stof tot dankzegging aanbieden.
EERSTE DEEL.
Van het begin der H. Mis tot aan het Evangelie.
Het biddende en lijdende Hart van Jesus.
Mijn liefderijke Verlosser, G'ij bidt en zucht 1 Van droefheid en smart is uw Hart overstelpt. Hoevele redenen hebt Gij om te zuchten en te weenen! Wat zich aan uwe oogen voordoet,
439
pijnigt uw Hart, en dompelt het in eene zee van bitterheid.
De beklagenswaardige toestand der wereld, de misdaden en uitspattingen , waaraan de men-schen zich overgeven, de boosheid, waarvan de aarde overvloeit, de dnizende zielen , welke dagelijks ten gronde gaan en ter helle varen, de eer uws Vaders, door de menschen met voeten getreden, het naderen van uw lijden en uwe pijnen, het vruchtelooze uwer smarten voor eene menigte zondaars, die ondanks hetvergie-ten uws bloeds niet zullen ophouden U te be-leedigen, en zich zeiven voor eeuwig te verderven , — zie! dit zijn voor U zoo vele bronnen van zuchten en tranen.
Ik zelf, o mijn God, ik zelf geefU opnieuw reden daartoe. Ja, gij zucht over mij. Gij ziet den beklagenswaardigen toestand mijner ziel, mijne laauwheid en nalatigheid, mijne veelvul-vuldige ongetroawheid en het herhaaldelijk weêr stand bieden aan uwe genade, de geringe droefheid over mijne zonden, den zwakken ijver om mij te verbeteren, het gevaar waaraan ik mij blootstel, om in dezen bejammerenswaardigen toestand te sterven. Gij, mijn Jesus, zucht daarover, en ik ben onverschillig; Gij zijt bedroefd, en ik blijf onbewogen. Ik, ik behoorde mijn leven in klagen en weenen door te brengen, en mijn hart geeft zich over aan aardsche genoegens en voortdurende verstrooijng.
Het treurige en meest schuldige hierbij nog is, dat ik in dezen rampzaligen staat er niet
440
aan denk, om, ten einde daaruit quot;bevrijd te worden, mijn toevlugt tot het gebed te nemen.
Hart van mijn God, Gij bidt, en ik bid niet; of, indien ik bid, doe ik het met zoo weinig godsvrucht en oplettendheid, dat mijn gebed niet verdient door te dringen, tot voor den troon uwer barmhartigheid. O God, leer mij bidden, of laat ten minste mijn gebed, uit kracht van het offer, dat ik U opdraag, voor uwe oogen welgevallig zijn. Vol van dit vertrouwen, draag ik U, o God, nederig mijne gebeden op, vooral tot heil mijner ziel, wier ellende en uitersten nood Gij dagelijks ziet en kent.
Maar ook voor al degenen bid ik, o Heer, voor wie ik verpligt ben te bidden. Voor mijne ouders: geef, dat wij meer door de banden der genade dan des bloeds vereenigd zijn; voor mijne vrienden: wees Gij het middelpunt en de band onzer vriendschap; voor mijne weldoeners ; vergeld hun honderdvoudig het goede, dat ik van hen ontving; voor mijne vijanden: verleen hun overvloedige genade, dit is de eenige liefdewraak, waarnaar ik verlang.
Ook bid en smeek ik U, o God, inzonderheid voor de heilige R. K, Kerk, onze liefdevolle Moeder ; voor den Paus, de Bisschoppen en alle Priesters ; voor de wereldlijke Overheid, wier onderdaan ik ben, zoowel als voor de Vorsten aller volken en landen. Laat over allen uw' zegen in rijke mate uitstroomen; schenk hun een hart naar uw Hart, en dat zij één mogen zijn in het goede te willen en daarnaar te streven.
441
Hart van Jesus, biddend en weenend, ik aanbid IJ en smeek U allervurigst, wil uwe tranen met mijne gebeden vereenigen.
Hart van Jesus, zuchtend en lijdend, ik aanbid U en smeek U allervurigst, wil ook mijn hart tot heilige verzuchtingen bewegen.
Hart van Jesus, dat zich opoffert aan den hemelschen Vader, ik aanbid U en smeek U allervurigst, wil ook mij te gelijk met U opofferen.
TWEEDE DEEL.
Van het Evangelie tot aan de Consecratie.
liet verootmoediyd en vernietigd Hart van Jesus.
In welk een diepe smart, o liefderijke Verlosser , is uw Hart verzonken! Hoevele verguizingen heeft het te doorstaan! Geleid, of beter gezegd, gesleurd van den eenen regterstoel naar den anderen, of veeleer van smaad tot versmading, vindt Gij overal uwe vijanden als regters, wordt Gij geboeid, en met ketenen beladen als een slaaf, aangeklaagd als een misdadiger, ge-regtelijk gevonnisd, en veroordeeld als boosdoener, verleider en oproermaker des volks.
In het huis van Caïphas wordt Gi] aan de mishandelingen, beleedigingen en laagheden eener bende soldaten, die u op de onwaardigste wijze bejegenen, prijs gegeven.
Men slaat en spuwt U in het aangezigt, wat in de oogen der menschen de diepste versmading is,
30
442
Bij Herodes hangt men U, om U te hoonen, een wit kleed om ; door een talrijk hof wordt Gij als dwaas behandeld, en de hoogachting en bewondering, welke men nog kort te voren voor TJ koesterde, verandert in beschimpingen en heleedigingen.
Voor den regterstoel van Pilatus stelt men U met een xoover en boosdoener gelijk, ja, Gij moest de smart en den smaad verduren, dat de roover en boosdoener boven U werd voorgetrokken.
Langs de straten van Jerusalem gesleept, moest Gi] het hoongelach, het geschreeuw en de lasteringen verdragen eener onafzienbare volksmenigte, welke U met vloeken en verwen-schingen overlaadde.
O Koning der eeuwige glorie, welk een stroom van verguizingen voor uw Hart! Doch tevens in uwe gevoelens en neigingen wat wonder van deugden! Welk eenerust! Wat geduld! Welke liefde! Gij bidt voor degenen, die ü hoonen en draagt uw lijden en uwe mishandelingen voor degenen op, die ü kwalijk bejegenen en vervolgen.
Dit offer uws Harten, o aanbidd ens waardige Verlosser, was noodzakelijk, ja 't moest opgedragen worden, om de eer van uw' verachten Vader weder te herstellen, om den hoogmoed onzes geestes te breken, en de rampzalige verstoktheid onzer harten te buigen, om ons de onschatbare waarde der vernederingen te doen kennen, eindelijk, om ons in uw lijden een onomstootbaar voorbeeld te geven, waartegen wij niets zouden kunnen inbrengen. Doch dit alles was voor TJ niet
443
genoeg. Hoe ver voert Uwe liefde tot ons U niet op onze altaren!
Wat hierbij het onbegrijpelijkst en tevens het beklagenswaardigst is, o God, is onze hoogmoed, die nog altijd in ons leeft en ons beheerscht in weêrwil van uw voorbeeld, dat zoo bijzonder geschikt was, ons te treffen. O beklagenswaardige eigenliefde, ijdelheid, prikkelbaarheid, gevoeligheid voor alles, wat onze eer aangaat!
Hoeveel, o mijn goddelijke Verlosser, heb ik my hierin niet te verwijten! Ik zoek naar achting en bijval der menschen, als ware mij de uwe niet voldoende. Niets kan ik verdragen, niets met kalmte, ü ter liefde, aanvaarden , ofschoon Gg alles voor mij verduurdet. De geringste vernedering maakt mij bedroefd en neêrslagtig, mijn geest verzet zich daartegen, mijn hart wordt verbitterd, geheel mijn ziel is daardoor in oproer en onrust. Verachtelijke en lage menschen vrees maakt mij niet zelden tot verrader ten aanzien van mijn pligt en van uwe eer. Heet dit uw leerling zijn ? U als God, als Leermeester erkennen? Moest Gij, o goddelijke Verlosser, geheel alleen den kelk der vernederingen drinken? Neen, alleraanbiddelijkste Heer en Meester, ik wil hem met U deelen; uit uwe hand wil ik hem ontvangen en ik wil deelnemen aan al uwe versmadingen. En heb ik al geen moed genoeg, de vernederingen op te zoeken, zoo wil ik ten minste die, welke Gij mij overzendt, met gelatenheid dragen. Ja, op dit oogenblik offer ik
30;:
444
U mijn' hoogmoed en mijne ijdelheid, om mij met Ü in uwe vernederingen te vereenigen.
Wanneer mijne natuur weêrspanning wordt, en de eigenliefde zich verzet, dan zal ik uw voorbeeld voor oogen houden, en om uwe genade smeeken. Deze goddelijke genade uit uw Hart ontsprongen, zal mij, zoodra zij in mijn hart binnenstroomt, den kelk nwer vernederingen kostbaar, ja zelfs troostrijk maken, zoodat één druppel zijner bitterheid mij zoeter en dierbaarder wezen zal, dan alle valsche en zondige vermaken dezer verblinde en bedorvene wereld.
O Hart van Jesus, met versmadingen verzadigd, laat mij den kelk van uw lijden met U drinken!
O Hart van Jesus, in eene zee van smarten gedompeld, laat mijn hart in tranen smelten!
O Hart van Jesus, bovenmate vernederd en verguisd, verbrijzel mijne eigenliefde en mijn' hoogmoed!
DERDE DEEL.
Van de Consecratie tot aan de Communie.
Het Sart van Jesus lijdt en sterft aan het kruis.
Nadat Gij, o God, uw Hart aan tallooze versmadingen hadt prijsgegeven, wildet Gij ook uw ligchaam aan de hevigste smarten onderwerpen. Hoe schrikkelijk zijt Gij misvormd na de pijnlijke geeseling. Aan eene zuil gebonden , wordt Gij gruwzaam met roeden gefolterd; ontelbare geesel-slagen vallen doorstriemend neder op uw maagde-
445
lijk vleesch; uw ligchaam is geheel verscheurd, ontvleeschd en met wonden bedekt; als een worm ligt Gij eindelijk op den met bloed bespatten bodem neder; Gij baadt in uw eigen bloed , en nogtans houden zij niet op met slaan en al hunne wreedheid, hunne woede en hun' bloed-dorstigen haat tegen U bot te vieren.
Wat, o mijn God, denkt, en voelt, en ondervindt uw Hart bij deze naatnlooze pijnen en smarten!
Alles verdraagt Gij geduldig: Gij geeft U geheel over aan den wil van uw' hemelschen Vader, Gij draagt hem uw lijden op. Gij bidt Hem om vergiffenis voor onze zonden, en Gij beschouwt U zeiven als een offer, aan ons heil toegewijd. Met volkomene onderwerping, met troost, ja, met eene zekere vreugde ziet Gij uw bloed stroomen, opdat het al onze overtredingen en misdrijven zoude uitboeten en te niet doen , en deszelfs stem voor ons ten Hemel zou stijgen om genade en ontferming,
Alleraanbiddelijkst Hart, dit alles duldt Gij voor mij, en ik wil niets voor U doorstaan ! Het geringste lijden is mij ondragelijk, ja, voor het bloote woord smart schrik ik terug. Met over-groote zorgvuldigheid koester ik mijn ligchaam, zoek steeds zijn gemak, vertroetel het, ontzie het op alle mogelijke wijzen, en behandel het met eene onwaardige teergevoeligheid, zonder te bedenken, dat het een zondig ligchaam is, dat ik aan eene strenge boete behoorde te onderwerpen. Mijn Heer en mijn God, zie ik
446
dan niet, dat, wanneer ik het lijden ontvlugt, ik daardoor het uwe vermeerder, terwijl ik het daarenboven voor mijn heil onvruchtbaar maak? Doch, o mijn liefderijke Verlosser, wat Gij bij de geeseling verduurdet, is slechts het begin van uw lijden; uw offer moet voltrokken worden.
Met het kruis beladen zie ik U den Kavarie-berg opstijgen. Sta mij toe, o goddeijke Verlosser, dat ik U in den geest volge, en uwe bloedige voetstappen drukke. Groote God, wat zie ik! Welk een wonderbaar schouwspel toont mij het geloof! Een Godmensch lijdt! Een Godmensch sterft! Een Godmensch sterft uit over groote smart! Een Godmensch sterft uit liefde tot hen, die Hem wreedaardig dooden !
Neen! neen! mijn hart is niet in staat om al de gevoelens uit te drukken, waarvan het vervuld is bij zulk een tooneel.
Met welk eene kracht bewijst Gij ons van de hoogte uws kruises de groote geloofswaarheden , welke Gij ons gebragt hebt! Daar leert Gij ons kennen de grootheid der onverbiddelijke geregtigheid Gods, zoo wel als de waardigheid en waarde onzer zielen. Doch inzonderheid toont Gij ons daar de boosheid en grootheid der zonde en de vreesselijke en strenge straffen, welke de zondaars m de eeuwigheid te duchten hebben.
O Hart van God, mijne zonden beweent Gij en veroordeelt Gij aan het kruis: zij hebben ü zoo wreedelijk mishandeld, U aan :t kruis geslagen, uw bloed doen stroomen, uw' dood veroorzaakt.
447
ti En ik — ik sterf niet van droefheid aan
it den voet uws kruises? Ik — ik wasch mijne ? zonden niet in mijne tranen en mijn bloed? ij Moest ik niet mijne overige levensdagen in wee-q nen en treuren doorbrengen, ontroostbaar, wijl i. ik, ongelukkige, mijn' God beleedigd heb, de i- oorzaak van zijn' dood werd, en voor zijn bloed
verantwoordelijk ben!
e O mijn God, uw Hart staat voor mij zelfs
t aan het kruis nog open. Ook daar zijn uwe t armen uitgestrekt om mij met goedheid te om-i heizen, wanneer ik maar opregt en rouwmoedig t tot U wederkeer. Ja, Gij vernieuwt zelfs dage-e lijks op onze altaren dit bloedig offer op onbloedige wijze,
i 't Is dit offer, wat ik U thans opdraag, zoo
t als Gi] het aan uw' hernelschen Vader eenmaal op Golgotha hebt opgeofferd. Sta mij toe, dat i ik met dit uw offer het offer van mij zeiven, bijzonder dat van een rouwmoedig en vermor-i- zeld hart, vereenige. En opdat ik IT zulk een offer zou kunnen opdragen, zoo bereid Gij ; zelf mijn offer, opdat het U welgevallig en uwer waardig zij.
| VIERDE DEEL.
L Van de Communie tot aan het einde.
ïlet II. Hart van Jesus rust in 't graf.
i Goddelijke Heiland, eindelijk wordt uw heilig
ligchaam in het graf gelegd. En dit is de laatste vernedering, welke Gij op aarde moest ondergaan.
448
Tot in het graf zullen vernederingen en smarten U vervolgen. Welk een toestand! Welke vernietiging voor een' God! Op aarde zijn, als ware Hij niet daarop, in den sclioot der aarde verborgen, in de schaduwen des doods gehuld , in 't rijk der duisternis verstooten, van allen verlaten ziin! Het graf zelfs, waarin Hii rust, behoort Hem niet. Zoo werd vervuld , wat Hij voorspeld had: Be vossen hébhen hunne holen om zich te verbergen; maar de Zoon des menschen heeft niets, waarop Hij zijn hoofd lean nederleggen. — Edoch , in de woning der dooden blijft Hij dezelfde; al zijne deugden heeft Hij met zich genomen: zijne gelatenheid , zijne onderwerping aan den wil zijns Vaders, zijne volkomene verzaking aan al het aardsche, zijne geheele overgeving in de handen der 'Voorzienigheid, zijne innige vereeniging met zijn' Yader.
Welk een groot voorbeeld geeft Hij ons hierdoor ter navolging! De H. Paulus zegt: wij zullen als dooden zijn, en ons leven zij verborgen met Christus in God.
Ja, mijn goddelijke Verlosser, in uw graf wil ik de gevoelens van uw aanbiddelijk Hart lee-ren; daar wil ik leeren mij los te rukken van al het aardsche, de wereld gering te schatten, aan de wereld en aan mij zeiven te sterven , al het menschelijke voor niets te achten , afzondering en ingetogenheid te beminnen, en mij op het innigst met God te vereenigen; ziedaar wat al mijn geluk uitmaakt.
449
Dit zijn, o mijn God, de gevoelens en bewegingen mijns harten, die ik bij dit heilig offer vernieuw, en Uquot; in vereeniging met de gevoelens uws Harten opdraag. Prent ze diep in mijne ziel; houd ze in haar levendig gedurende geheel mijn leven, en geef, dat zij mij ook in het graf begeleiden.
Doch, alleraanbiddelijkst Hart van mijn' Verlosser , niet altoos blijft Gij in 't graf, neen! niet aanhoudend zult gij in vernederingen, lijden en smarten zijn. Na zooveel lijden en kwellingen wacht U de eeuwige glorie des hemels. Verwinnaar van uwe vijanden, triomfeerend over wereld, dood en alle helsche magten, zijt Gij den hemel ingegaan, welken Gij door uwe verdiensten verworven hebt. Daar zetelt Gij nu aan de regter-hand des Vaders, uw Hart heeft de welverdiende belooning voor zijn lijden ontvangen, 't vloeit over van hemelsche geneugten, en verheugt zich in het bezit der zaligheid van God,
Hart van mijn God, ook ik verheug mij over uwe glorie en uw triomf. O dat eenmaal ook ik aan uwe verheerlijking en zaligheid moge deelnemen! Dit hoop ik vastelijk, doch slechts om uwentwil en door uwe verdiensten, die mij daartoe zullen waardig maken. Hierom bid ik U dan geheel bijzonder door het offer, hetwelk ik U thans opdraag. Gij hebt U op het altaar voor mij geofferd, neem eenmaal ook mij in uwe eeuwige woningen op, om ü met uwe uitverkorenen eeuwig te kunnen loven en prijzen. Wil, o Heer en God, tot onderpand van dit toekomstig
450
geluk, van uit den hemel den zegen bekrachtigen , dien de Priester op aarde mededeelt; daarom bid ik U in den naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. Amen.
WUZG OM GEESTELII TE (OHUSICEREN.
De geestelijke Communie bestaat niet slechts, zooals de H, Thomas leert, in een gloeijend verlangen, om zich met Jesus Christus te ver-eenigen, maar ook in een teeder omhelzen van den goddelijken Yerlosser, als hadde men Hem werkelijk ontvangen. Willen wij ons in den geest met Jesus vereenigen, trachten wij dan in staat van genade te zijn, en wij zullen uit deze geestelijke vereeniging de grootste vruchten oogsten. Voor het overige kan men op ieder uur en zoo dikwerf men wil, geestelijker wi]ze communiceren. Doen wij het ten minste des morgens bij de heilige Mis, en des avonds , wanneer wij voor de laatste maal voor het allerheiligste Sakrament nederknielen. — W ilt gij in de liefde tot Jesus vooruitgaan? Een zeer gemakkelijk middel daartoe is de geestelijke Communie. Houd u zeiven , na haar verrigt te Rebben , zooveel mogelijk ingetogen ; en verwek dikwerf gedurende den dag akten der goddelijke liefde.
Dierbare Jesus, mijne liefde en mijn al! U aanbid ik, en U dank ik voor den gruwzamen
451
dood, dien Gij voor mij geleden hebt. Wezenlijk en uit geheel mijn hart berouwt het mij , dat ik U beleedigd heb; want Gij verdient oneindig bemind te worden. O onbegrijpelijke goedheid, U bemin ik bovenal, ik bemin U meer dan mij zeiven , en ik ben bereid, om alles voor U en uit liefde tot IJ op te offeren. Jesus, mijn zoetste Jesus, zonder U kan ik niet leven! Mijn hart gloeit van verlangen om U te ontvangen. Kom en toef niet, o mijn liefdevolle Verlosser. Teederlijk omhels ik ü, en vereenig mij voor eeuwig met U, om mij nimmermeer van u te scheiden. O Jesus! o liefde mijner ziel! Niets anders begeer ik, dan U te beminnen... Gij hebt beloofd degenen te zullen verhoeren, die hun' toevlugt tot U nemen. Om de verdiensten van uw heilig lijden bid ik U, geef mij uwe heilige liefde; trek mijn hart tot ü, opdat ik U voortaan uit al mijne krachten beminne, niets anders dan Ubeminne, en mij eenmaal in het paradijs in uwe heilige tegenwoordigheid verheugen moge, in alle eeuwigheid. Amen.
Dankgebed vau den H. Bonaventvra na de heilige Communie.
Doorboor, o beminnelijke Jesus, met de schicht uwer heilige liefde mijne ziel, opdat zij bestendig van liefde smachte en van verlangen, U eeuwig te bezitten, wegsmelte; dat zij naar het einde dezes levens zuchte, om zich met U
452
volkomen in de gelukzalige eeuwigheid te vereenigen. Geef, dat mijne ziel voortdurend naar U hongere, o Brood der Engelen, zonder ophouden U zoeke, IJ vinde, zich alleenlijk met U onderhoude, en alles ter uwer eere verrigte met ootmoed en bezonnenheid, liefde en vreugde, lust en vaardigheid, trouw en volharding. Vestig miin hart gestadig op ü, Gij mijne eenige hoop, mijn rijkdom, en mijn vrede, mijn toevlugt, mijn vertrouwen, mijn aandeel, mijn hoogste schat. Amen.
»{~-
GEBEDEN EN OEFENINGEN vóór de Bieclit.
Het Sakrament van Boetvaardigheid is niet alleen noodzakelijk ter vernietiging van de heerschappij der zonden in ons, maar doet ons tevens de geboden Gods gemakkelijker onderhouden; want in de Biecht verkrijgen wij niet slechts vergiffenis onzer zonden, maar ook vermeerdering der genade, welke wij in de bekoringen en onvrijwillige gelegenheden tot zonde behoeven, ten einde niet te hervallen. Inderdaad, wanneer de boetvaardigheid een tweede doch moeijelijk doopsel is, dan is zij ook, volgens den H. Alphonsus, een korte inhoud der geheele christelijke zedeleer. Indien het ons alzoo aan 't hart ligt, de zonden te vlugten, Gods geboden te onderhouden en onze ziel zalig te maken, dan moeten wij dikwerf tot
453
de vierscliaar van boetvaardigheid naderen. Maar naderen wij met die voorbereiding, waarmede een stervende het oogenblik zijns oordeels te gemoet ziet, en denken wij daarom eiken keer: dit zou wel de laatste Biecht van ons leven kunnen zijn. De volgende gebeden en oefeningen kunnen daartoe behulpzaam wezen.
Zij zijn meerendeels aan den H. Franciscus van Sales ontleend, en mitsdien vol zalving. Zij zijn veelvuldig, opdat men nu deze, dan gene zou kunnen kiezen, of zelfs allen verrig-ten, naar gelang de tijd of de stemming der ziel het vordert.
Gewetensonderzoek.
Het gewetensonderzoek van hen, die dikwerf tot het Sakrament der Biecht naderen, en tevens angstvallig zijn, moet kort wezen en zonder afmatting of onrust. Het is voor dezulken genoeg, die fouten na te gaan, waarin zij gewoonlijk vallen. Vervolgens moeten zij bij het ontvangen van dit Sakrament de akten der goddelijke deugden verwekken; en hierdoor zullen zij die angstvalligheden weren, welke hen anders verwarren en hunne zielen in onrust brengen.
Zij daarentegen, die niet dikwerf, maar zelden tot de Biecht naderen, moeten aan het gewetensonderzoek zooveel tijd besteden, als zij noodig hebben, om zich het getal en de soort hunner
454
zonden te kunnen herinneren. Zij moeten de geboden Gods en der H. Kerk, de zeven hoofdzonden, de vreemde zonden en de pligten van hun' staat, enz. nagaan, en zien, hoe zij daartegen gezondigd hebben met gedachten, woorden en werken. Kan men zich niet het juist getal der zonden herinneren, dan onderzoeke men, hoe dikwerf men ongeveer gedurende den dag , de week of de maand in dezelfde zonden herviel; want in zijne oneindige goedheid vordert God niets onmogelijks van ons.
Zonder u ten dien einde af, hetzij in huis of in de kerk; verzamel uwe gedachten met kalmte en vertrouwen, en hebt gij u in Gods tegenwoordigheid gesteld, verwek dan eene akt van geloof, en smeek om verlichting van den H. Geest, welke voor u noodzakelijk is ter kennis uwer fouten.
Akt van geloof aan Gods tegenwoordigheid.
Almagtig God, hoogste en aanbiddelijke Majesteit, ik geloof vastelijk, dat Gij waarlijk hier tegenwoordig zijt en mij ziet en hoort. Ik aanbid U, en met den diepsten ootmoed bied ik U mijne hulde aan. Gij zijt mijn God, mijn Schepper en miju Verlosser. Gij alléén zijt, Die Gij zijt; Gij alléén zijt het waarachtige en wezenlijke leven , waarvan het onmogelijk zou zijn , dat het niet bestond. Ten bewijze van dit mijnlevend geloof aanbid ik U, welke hoogste eer alléén aan U toekomt,
455
en , mijne nietigheid nederig erkennend , werp ik mij voor den troon uwer goddelijke Majesteit knielend neder.
Vervolgens geloof ik, o mijn God, dat mijne zonden door de verdiensten van uw kostbaar Bloed mij vergeven worden in het Sakrament van Boetvaardigheid, indien ik het met de ver-eischte voorbereiding ontvang. Ook geloof ik, dat zonder de verdiensten van dit Bloed geene vergiffenis mijner zonden mogelijk is, daar toch alle mijne handelingen uit zich zeiyen zonder verdiensten zijn. Derhalve wil ik nu al mijne zonden in uw goddelijk Bloed werpen, U biddend en smeekend, ze uit te delgen.
Gebed om verlichting.
Mijn Heer en mijn God, sta mij in dit uur, waarin ik in mij zeiven gaan en mij bekeeren wil, met de gaven en genaden des H. Geestes bij, opdat ik mij, van heilige liefde tot U ontvlamd, ootmoedig en geheel aan U overgeve. O mogt ik, — in de woestijn dezer wereld afgedwaald schaap, — tot U wederkeeren; ik vergat mijn geluk, en leverde mij over aan allerlei gevaren en ijdel-heden. Verhoor mij derhalve, o mijn God, en laat een' straal van uw licht mijn hart doordringen, opdat ik den regten weg bewan-dele, en tot U wederkeere onder de leiding
456
van Jesus Christus, uw' ééngeboren Zoon, mijn' Verlosser, die de weg, de waarheid en het leven is.
O God, Vader des lichts, hetwelk ieder' mensch verlicht, die in deze wereld komt, zend een' straal van uw licht en uwe liefde in mijn hart; boezem het een waar berouw in, opdat ik mijne zonden erkennen, verafschuwen, en nederig en opregt belijden moge. Moeder van mijn' Verlosser, Gij vol erbarming voor alle zondaars, die naar hunne bekeering verlangen, sta mij bij! Gij , op wie ik mijne vaste hoop stel, wees mij genadig! O heilige Engelbewaarder , kom ook gij mij te hulp, en sta mij bij, opdat ik al mijne zonden , waardoor ik God be-leedigd heb, kennen moge. Alle heiligen des hemels, bidt voor mij om waardige vruchten van boetvaardigheid. Amen.
B E E O ü W.
Het berouw is voor dit Sakrament volstrekt noodzakelijk. Hoevele biechten worden er dage-lijk, wegens gebrek aan berouw, slecht ver-rigt! Om dit zoo veel mogelijk te voorkomen laat men hier bij iedere akt van berouw, dat in den wil zetelt, eenige overwegingen voorafgaan betreffende de beweeggronden van een waar berouw, ten einde alzoo het hart enden wil te treffen. Het is voldoende iedere keer, als men tot de Biecht nadert, één of hoogstens twee dezer overwegingen met de daaropvol-
457
gende akten van berouw te kiezen, al naar gelang men gestemd is. Weinig en goed is ten allen tijde beter, dan veel doch onachtzaam. Een ieder volge zyne godsvrucht.
EERSTE OVERWEGING.
Bedenk, hoezeer gij u zei ven door elke zware zonde verlaagd hebt. De genade Gods hebt gij verloren, en zijn evenbeeld in u door de boosheid der zonde bevlekt. Verder hebt gij u aan de straffen schuldig gemaakt, welke de goddelijke geregtigheid gewoonlijk reeds in dit leven over de zondaars laat nederkomen. Ja, gij hebt verdiend, eeuwig van de heerlijkheid des hemels te worden uitgesloten, en met de verworpene geesten in de hel, het oord van alle pijnen, immerdurend te branden. Welk hart zou zulk een ongeluk ernstig kunnen overwegen, zonder dat het zich voelde aangedreven tot haat tegen de zonde, welke alleen de treurige oorzaak van al deze ellende is?
Akte van ierowo.
Wat heb ik gedaan, toen ik zondigde ? Mijne ziel, die weleer schoon was als een engel, de liefde des hemels bezat, Gode welgevallig, en de vreugde zijns Harten was, werd door de zonde van de genade beroofd, een voorwerp van schrik en afschuw voor alle schepselen,
31
458
hatelijk als satan en zijn gespan. Maar dat is niet alles. Mijne zonden hebben den arm van den allerhoogsten Eegter gewapend, en Hem getergd tot tallooze rampen over mij. Wanneer Gij mij, o Heer, reeds hier beneden kastijdt, zijt Gij regtvaardig, en billijk is nw oordeel: dit is slechts een gedeelte van 't geen ik verdien. O! ik ongelukkige! De zonde heeft mij den toegang afgesloten tot de eeuwige woningen, waarop ik eens als kind van God aanspraak had kunnen maken; de hel moest thans mijn verblijf wezen, het vuur mijn erfdeel, mijne plaats onder de voeten der verworpene geesten in alle eeuwigheid. O hoe heb ik kunnen zondigen! Hoe was het mogelijk, dat ik voor eene ellendige bevrediging der harts-togten zulk een groot geluk kon prijs geven, en mij aan zulke gevaren blootstellen? Wat heb ik gedaan! Bestaat er eene grootere verblinding! Ik schrik voor mij zeiven. Van ganscher harte heb ik berouw over mijne zonden , en verafschuw en verfoei ze. Mijn God, ware ik gestorven, alvorens ik in staat was U te beleedigen! Nu echter neem ik mijnen toe-vlugt tot uwe goedertierenheid en genade , en smeek U om ontferming, vergiffenis en barmhartigheid.
Men moet wel bedenken, dat zelfs de geringste zonde aan God ten uiterste mishaagt en zijne
459
oneindige volmaaktheid beleedigt, daar immers deze eindeloos volmaakte God eene oneindige liefde waardig is. Door de zonde bedroeft gij Dengenen, die u op de teederste wijze bemint. Is dit niet verfoeijelijk en dwaas? Waarlijk, slechts in den hemel zullen wij de grootheid der zonde, zoowel als de vreeselijke straf begrijpen, welke de zondaar verdient.
Akte van heromo.
Mijn God en mijn Al, oneindig beminnenswaardig zijt Gij ! En . nogtans hebben mijne zonden zich vermenigvuldigd boven het getal der haren van mijn hoofd en het zand aan den oever der zee. Doch, al had ik er ook maar ééne bedreven, door déze alléén zou ik uwe oneindige volmaaktheid reeds zwaar be-leedigd hebben. En nu, zou ik nu niet bestendig met rouwmoedige smart vervuld zijn, wijl ik daartoe ontelbare redenen heb ? Ik heb tegen uwe goedheid gezondigd, welke ik had moeten beminnen. Een nietig schepsel, een weinig eer, een zondig vermaak, een luttel gewin heb ik de voorkeur gegeven boven uwe allerhoogste Majesteit, welke ik aanbidding, hulde en verheerlijking schuldig was. O mijn God, vergeef mij mijne zonden om de liefde, waarmede Gij U zeiven bemint. Eindelooze goedheid en schoonheid, hoe is het mogelijk, dat ik U zoo snoodaardig heb kunnen haten
31*
460
en verachten! Deze onwaardige en uitzinnige versmading doet mij van ganscher harte leed. Neen, nimmermeer wil ik U beleedigen; duizendmaal liever wensch ik alles te verliezen, mijne eer, ja zelfs mijn leven, dan een zoo goeden God meer te mishagen.
DERDE OVERWEGING.
Bedenk, dat God onze grootste weldoener is, Duizende weldaden bewees Hij ons in 't algemeen , en honderd duizenden aan een ieder in 't hijzonder. Zonder dat Hij u noodig had, heeft Hij u uit het niet naar zijn beeld en gelijkenis geschapen.
Ten prijze van het bloed zijns goddelijken Zoons heeft Hij u vrijgekocht. U heeft Hij onder millioenen van menschen, die in de duisternissen des ongeloofs verkeeren, tot het christendom geroepen. Tot op dezen dag heeft Hij u langmoedig in uwe zonden verdragen, en u eene menigte van zeer gemakkelijke middelen ter zaliging gegeven. Gij echter hebt niets dan ondank daarvoor. Alles beeft Hij om uwentwille geschapen, en gij maakt er slechts gebruik van, om Hem te beleedigen.
AM van berouw.
O ondankbaarheid zonder wederga! Bestaat er eene grootere boosheid ? Uit het niet, dat ook
461
heden nog, — indien Gij mij niet geschapen hadt, — mijn deel zou wezen, hebt Gij mij te voorschijn geroepen, en ik, — ik heb Ü veracht. Uit liefde tot mij hebt Gij uw kostbaar bloed vergoten, en ik, — ik heb het versmaad.
Ook ik ondankbare! Wie geeft verzuchtingen aan mijn hart en tranen aan mijne oogen, om den dood mijner ziel en 't verraad, aan mijn' God gepleegd, te heweenen?
Liefdevolle Verlosser, ontferm U mijner, ik heb een gloeijend verlangen en tevens den vasten wil, om U nimmermeer te beleedigen. Moest ik dan het daglicht aanschouwen, en zoovele weldaden van God ontvangen, om Hem zóó snoodaardig te behandelen?
Moest ik deze ledematen, deze handen en voeten, deze oogen en ooren, dit hart eindelijk ontvangen, om mij daarvan tegen God te bedienen en ter zijner versmading? O rampzalige oogen, ongelukkige handen, laag hart, door uwe zonden zijt gij de oorzaak van de wreede mishandelingen en van den schandelijken dood geworden , dien de Zoon van God aan het kruis he ft geleden!
VIERDE OVERWEGING.
Bedenk, dat de allerheiligste Drievuldigheid, — de Vader, de Zoon en de H. Geest, overal tegenwoordig is, dat Zij alles ziet, alles weet, alles hoort en al onze gedachten doorschouwt. Immers, Zij is die verheven Majesteit,
462
voor welke de Serafijnen zelfs, die het digtst bij den troon staan, van heilige vreeze sidderen. En gij dorst het wagen, in tegenwoordigheid der H. Drievuldigheid te zondigen, te doen, te zeggen of te denken, waarvoor gij n in tegenwoordigheid van den ellendigsten mensch schamen zoudt! Bedenk tevens wel, dat dezelfde oneindige God nw Eegter zal zijn; in 't uur van uwen dood zal Hij al uwe gedachten, woorden en werken oordeelen.
Akt van Berouw.
Oneindig en hoogst regtvaardige Regter van levenden en dooden, die alles ziet, en aan wien niets onbekend is, die zelfs de geheimste plooijen van ons hart doorschouwt, hoe durf ik het wagen, nadat ik zoo trouweloos ben geweest, voor TJ te verschijnen? Edoch, ik kan niet voor uw aanschijn wegvlugten; want Gij zijt overal tegenwoordig; ik kan mij niet verbergen, want Gij ziet alles. Ja, waarlijk, er behoort eene groote onbeschaamdheid toe, om, in tegenwoordigheid der goddelijke Majesteit, voor welke de Sarafijnen hun aanschijn allereerb'3-digst met hunne vleugelen bedekken, datgene te doen, waarvoor ik mij in tegenwoordigheid van den verachtelijk sten mensch zou geschaamd hebben. Ontferm U mijner, o God! Uit geheel mijn hart verfoei en verafschuw ik mijne zonden.
Mijn God! welk eene schaamte overvalt mij bij de gedachte, met hoe weinig eerbied ik mij in mve tegenwoordigheid gedragen heb, hoe menig-
463
maal ik mijne beloften, van U nimmermeer te beleedigen, ben ontrouw geweest. Hadde ik een' gewoon mensch mijn woord zoo dikwerf gegeven en gebroken, welk eene schande en smaad zou dat niet zijn?
Doch nu, wijl ik het ten uwen opzigte gebroken heb, daar ik jegens U, — mijn' hoogsten Heer en God, trouweloos ben geweest, — nu acht ik het voor niets, ja doe het ie der en dag op nieuw voor uwe oogen. O, hoe groot js uwe goedheid, welke mij met zooveel lang-moedigheid verdraagt! God mijns harten, vol ontferming jegens mij, toen ik van TT verwyderd was; verstoot mij nu niet, wijl berouw over mijne zonden mijn hart vervult.
Daar echter mijne droefheid, U beleedigd te hebben, zoowel als mijn haat en afschuw jegens mijne zonden, op verre na niet zoo groot zijn als zij behoorden te wezen, zoo bid ik U, o God van heiligheid, om, ter aanvulling van dezelve, goedgunstig te willen aannemen den haat, dien Jesus Christus, uw goddelijke Zoon, voor de zonden gevoelt. Aanvaard tevens, hemelsche Vader, zijn heilig leven en zijn smartvol sterven; ik draag het U op ter verzoening voor al mijne zonden.
BOETPSALMEN.
De prqfundis.
Uit de diepte heb ik geroepen: Heer, Heer, verhoor mijne stem!
464
Laat uw oor luisterend zijn naar de stem mijner smeeking.
Zoo Gij de misdrijven wilt gadeslaan, o Heer, Heer, wie zal dan bestaan?
Maar bij ü is vergeving, en om uwe wet heb ik mij op U, o Heer, verlaten.
Mijne ziel verlaat zich op zijn woord, mijne ziel hoopt op den Heer.
Van den morgenstond tot den nacht zal Israël op den Heer hopen.
Want bij den Heer is barmhartigheid, en by Hem is overvloedige verlossing.
En Hij zal Israël verlossen van al zijne onge-regtigheden.
Eer zij den Vader, enz.
Miserere.
Ontferm U mijner, o God, volgens uwe groote barmhartigheid, en naar de menigte uwer ontfermingen, delg mijne boosheid uit.
Wasch mij meer en meer van mijne ongereg-tigheid, en reinig mij van mijne zonden.
Want ik ken mijne overtredingen, en mijne zonde is gestadig voor mij.
Voor ü alleen heb ik gezondigd, en kwaad voor uwe oogen gedaan, opdat Gij geregtvaar-digd wordet in uwe woorden en rein in uwe oordeelen.
Want zie, in ongeregtigheden ben ik geboren , en in zonden heeft mijne moeder mg ontvangen.
465
Zie, Gij hebt de waarheid bemind, en mij de verborgene geheimen uwer wijsheid geopenbaard.
Besproei mij met hysop, en ik zal gezuiverd worden; wasch mij en ik zal witter worden lt; dan sneeuw.
Gij zult aan mijn gehoor vreugde en blijdschap geven, en mijne vernederde gebeenten zullen zich verheugen.
Keer uw aangezigt af van mijne zonden, en delg al mijne ongeregtigheden uit.
. Schep in mij een zuiver hart, en vernieuw in mijn binnenste den opregten geest.
Verwerp mij niet van uw aangezigt, en neem uwen heiligen Geest van mij niet weg.
Geef mij weder de vreugde uws heils, en vernieuw den opregten geest in mijn binnenste.
Ik zal den onregtvaardigen uwe wegen leeren, en de zondaars zullen zich tot U bekeeren.
Bevrijd mij van de bloedschuld, o God, God mijns heils, en mijne tong zal uwe geregftisf-heid prijzen. amp; amp; s
Heer, open mijne lippen, en mijn mond zal uwen lof verkondigen.
Hadt Gij een zoenoffer gewild, ik zou het U gaarne gegeven hebben, een brandofier behaagt U met; een verbroken geest is een offer voor
t ' ®en vermorzeld en verootmoedigd hart zult Gij , o Heer, niet versmaden.
Doe wel aan Sion, Heer, naar uwe goedertierenheid, en dat de muren van Jeruzalem opgebouwd worden.
466
Dan zult Gij het offer der geregtiglieid, danken brandoffers aannemen, dan zullen zij slagt-offers aanbrengen op uw altaar.
Eer zij den Vader, enz.
Korte en Jcrachtvolle wijze om eene akte van berouw te verwekken.
(Volgen» de H. Mechtildes.)
O goedertieren Jesus, ik ben bedroefd over al mijne zonden. Gewaardig U aan te vullen, wat aan mijne droefheid ontbreekt, en aan uw' goddelijken Vader al de droefheid op te offeren, die mijne zonden en de zonden der geheele wereld U gedurende gansch uw leven veroorzaakt hebben. Amen.
AH van hoop.
Mijn God, Gij hebt, zoo vol van erbarming, den openbaren zondaars en zondaressen vergeven , den verloren' zoon met open armen en met zoovéél goedheid en liefde weder ontvangen , toen hij tot U kwam en U om vergiffenis bad, zoudt Gij, c almagtige Heer en God, ook mij geene vergiffenis mijner zonden doen hopen krachtens uwe oneindige barmhartigheid. die immers altijd dezelfde is? Ja, ik hoop op U, o God, ik hoop vastelijk, dat Gij mij dezelfde genade zult mededeelen; want ook ik ben vast besloten, om U nimmermeer te beleedigen. Ofschoon ik, wel is waar een
467
ellendig en der genade en vergiffenis gansch onwaardig schepsel ben, vertrouw ik nogtans op uw woord: Niet den dood des zondaars wil Ik, maar dat hij zich, hekeere en levequot; Op U, mijn Verlosser, stel ik een vast vertrouwen ; want Gij hebt zooveel geleden en op U genomen , om mij zalig te maken. Ik hoop, dat Gij mij deze genade niet zult weigeren ; want Gij zijt mijn God, mijn Schepper, mijn Verlosser, mijn Instandhouder, het Leven mijner ziel, kortom, Gij zijt mijn Al, en Degene, dien mijne ziel alleen wil liefhebben!
VOORNEMEN.
Men moet wel acht geven, dat tot eene geldige Biecht volstrekt noodzakelijk is , dat men een vast besluit make, om alle ergernissen , en alle schaden, welke men den naaste veroorzaakt heeft, weder te herstellen ; eens anders goed terug te geven; elke kwetsing van zijn' goeden naam door gepaste middelen onschadelijk te maken; de naaste gelegenheid tot zondigen te mijden, en krachtige middelen tegen alle kwade gewoonten aan te wenden. Bij het maken van het besluit, houde men steeds zijn hoofdgebrek in 't oog, en neme men zich voor, om inzonderheid zich hierin te beteren.
Van ganscher harte verfoei ik u, afschuwelijke zonde, en zweer u een onverzoenlijken haat; meer
468
dan de dood, meer dan de hel zelfs zijt gij mij afgrijselijk, en liever wensch ik te sterven dan op nieuw te zondigen! O kon ik door mijn' dood de zonden vernietigen, vreugdevol zou ik mijn leven geven, opdat mijn God en mijn Yerlosser nimmermeer beleedigd werde! Onzalige gedachte, die mijn hart voor de zonde opende! Alles wil ik met vreugde doen, wat tot uit-delging mijner goddelooze misdrijven en ter vermijding van elke zondige gelegenheid noodzakelijk is. Doch Gij , o mijn God, zegen en bekrachtig Gij door uwe genade dit besluit.
Onmiddellijk vóór de Biecht. (Belijdenis)
Allerzaligste Maagd, Moeder Gods, toevlugt der zondaren. Moeder der armen en weezen, Moeder \an barmhartigheid, neen! Gij stoot de grootste zondaars der wereld niet van U af; maar zijt steeds bereid, de rampzaligsten en ellendigsten te troosten. Op U heeft niemand gehoopt en is beschaamd geworden. Tot ü neem ik derhalve mijnen toevlugt, o Moeder van barmhartigheid, sta mij bij , opdat ik goed moge biechten. Kom ook Gij mij te hulp, mijn heilige Bewaarengel, en bid voor mij ! Mijne Schutspatronen en gij alle Heiligen, smeekt voor mij om vergiffenis mijner zonden en de genade van zóó te biechten, als of het voor de laatste maal ware.
Nader nu ootmoedig en intogen tot den
469
biechtstoel. Kniel daar neder, en dewijl gij in den Priester niet den mensch beschouwt, maar Jesus Christus, wiens plaats hij bekleedt, zoo sla uwe oogen neêr; teeken u met het teeken des kruises, en spreek het „Confiteorquot; of een dergelijk gebed. Geef vervolgens uwe zonden aan met de grootste nederigheid en op-regtheid; luister met den diepsten eerbied en de meeste aandacht naar de vermaningen en raadgevingen van den Priester, en wees vooral dan ingetogen en vol heilige gevoelens, wanneer hij u de heilige Absolutie geeft of u ontslaat van uwe zonden. Immers, de menigte der ons meegedeelde genaden staat immer in verhouding tot de gesteltenis, waarin onze ziel zich alsdan bevindt.
DANKZEGGING NA DE BIECHT VOOR GODS WELDADEN.
(In navolging van Ps. 102 J
Loof den Heer, mijne ziel, en al, wat in mij is,-zijn' heiligen naam.
Loof den Heer, mijne ziel, en vergeet zijne weldaden niet.
Die al uwe schuld vergeeft, die al uwe krankheden geneest.
Die uw leven van den ondergang verlost, die u kroont met genade en ontferming.
Die uw verlangen met goederen vervult, en uwe jeugd vernieuwt als die eens adelaars.
470
Barmhartig en genadig is de Heer, langmoe-dig en groot is zijne goedertierenheid.
Hij doet ons niet volgens onze zonden, en vergeldt ons niet naar onze ongeregtigheden.
Zoo ver het Oosten is van het Westen, zoo ver verwijdert Hij van ons onze zonden.
Gelijk een vader zich ontfermt over zijne kinderen, zoo ontferm zich de Heer over hen, die Hem vreezen.
Looft den Heer, gij, zijne Engelen, looft den Heer, gij, zijne dienaars, die volbrengt, wat Hem behaagt.
Looft den Heer, al zijne werken, op alle plaatsen zijner heerschappij; looft den Heer, vooral gij, mijne ziel. Amen.
Gehed om de genade der volharding.
Welke dankbaarheid ben ik U, o mijn God,
niet verschuldigd! Niet alleen hebt Grij mij geschapen en verlost; maar nu wederom hebt Gij mij al mijne zonden vergeven, waardoor ik uwe goedheid zoo beleedigd had. Ach, ik zal TJ nu niet meer vergrammen; maar ondersteun mijne zwakheid; want de vijanden mijner zaligheid zullen mij op nieuw willen verleiden.
Verleen mij, o God, de genade der volharding. °
gescheiden worde. Ik vraag U deze gunst ^
471
voor mij, en voor allen, die het geluk hebben, in uwe heilige liefde televen. Het geloof verzekert mij, o God, dat ik, indien ik TJ aanhoudend cm deze gunst blijf vragen, het geluk zal hebben, die te verkrijgen, omdat Gij beloofd hebt, hen te verhoeren, die U zullen aanroepen.
Ik bid U dan nog in den naam van Jesus en door de voorspraak van Maria en Jozef, geef mij de genade des gebeds. Geef mij, dat ik in alle bekoringen tot zonde mijn toevlugt tot U neme, door de zoete namen van Jesus, Maria en Jozef met eerbied uit te spreken. Onder hunne bescherming hoop ik te leven en te sterven in uwe genade, en deelachtig te worden aan uwe heerlijkheid in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
GEBEDEN EN OEFENINGEN vóór de H. Communie.
Oefening van geloof.
Ik geloof vastelijk, o mijn God, en mijn Schepper, dat Gij in 't allerheiligste Sakrament tegenwoordig zijt, waarlijk God en waarlijk Mensch. Dit geloof ik , omdat Gij , de eeuwige Waarheid, dit zelf gezegd hebt, en ik behoef geen andere beweegreden dan uwe oneindige
472
magt, die alles kan, wat zij wil; voor uwe almagt, o mijn Grod, is niets zwaar, niets onmogelijk. Gij immers zijt de Schepper van hemel en aarde!
Wanneer ik U in de II. Communie ontvang, zoo ontvang ik uw glorierijk en verheerlijkt ligchaam, het ligchaam dat in den schoot der allerzaligste Maagd gevormd is geworden, dat voor mij aan 'tkruis werd geslagen, en ten derden dage verrezen is van den dood.
Ook geloof ik vastelijk, dat ik uwe allerheiligste ziel ontvang en uwe Godheid met al hare oneindige volmaaktheden, Jesus, Zoon van den levenden God, Jesus, Zoon van de Maagd Maria, ik werp mij voor uwe voeten neder, en aanbid ü uit den grond myns harten. Gij zijt mijn Heer en mijn God, en ik ben uw schepsel. Gij zijt mijn Verlosser,
mijn Vader, mijn beste Vriend, en ik ben uw kind. Neem o God, mijne hulde aan, en vermeerder mijn geloof.
Oefening van hoop.
Ik nader dan tot U, mijn Verlosser en mijn Zaligmaker; met de vaste hoop, dat Gij in % mij zult vervullen, hetgeen Gij beloofd hebt i aan degenen, die uw heilig vleesch en bloed zullen nuttigen. „Die mijn vleesch eet en 1 mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hemJ''' a „Die... zal leven in eeuwigheidquot; O, welke schatten van genaden zal deze innige vereeni- j
473
ging met mij niet voortbrengen! Zullen Jesus' handen mijne wonden niet aanraken en genezen? Met welk een' blik van medelijden en ontferming zullen zijne liefdevolle oogen mij aanschouwen! Die mond, van zoetheid overvloeijend, welke troostrijke woorden, vol zegen , genade en leven, zal Hij niet tot mij spreken! Ook hoop ik vastelijk, dat de allerheiligste ziel van Jesus de mijne zal heiligen, dat zijn geheugen het mijne zal versterken, zijn verstand het mijne verlichten, zijn wil, gloeijend van liefde tot mij , mijn' wil aan zijn vuur ontvlammen en versterken zal. Neen , geen oogenblik kan ik aan zijne goedheid, liefde en genade twijfelen; want ik weet, door het geloof, wie Hij is, die tot mij komt, en waarom Hij komt. Ja, vooral komt Gij tot mij in 't H- Sakrament, o liefste Jesus, ten onderpand van het eeuwig leven; want: Wie U eet, zal leven in eeuwigheid. Aldus hebt Gij beloofd.
Heer Jesus, ik stel al mijne hoop en mijn vertrouwen op uwe belofte, op uwe goedheid en almagt; vermeerder mijne hoop!
Oefening van liefde.
Goede Jesus, wanneer ik denk aan al de blijken uwer liefde, dan word ik rood van schaamte, omdat ik ü zoo weinig bemin. Voor mij zijt Gij mensch geworden; voor mij zijt Gij in een' stal geboren; voor mij hebt Gij
32
474
■ ■quot;
r
in armoede, in kommer en vermoeidheid, in ontberingen van allerlei aard geleefd; voor mij zyt Gy in droefheid en in doodelijken zielsangst in den hof der Olijven geweestj voor mij zijt Gij beschimpt, hespot, bespuwd, gesla-gen, gegeeseld en met doornen gekroond; voor mij hebt Gij het zware kruis willen dragen; voor mij zijt Gij daaraan vastgenageld, en na drie smartelijke uren gestorven.
Eindelijk, voor mij hebt Gij dit aanbiddelijk Sakrament ingesteld, om U geheel aan mij te schenken , om de steun, de troost, het voedsel mijner ziel te zijn, zoo dikwerf ik tot U wil komen. Goede Jesus, ik bemin ü. Luister naar de verzuchtingen mijns harten; ik bemin U meer dan mij zeiven; ik bemin ü meer dan de geheele wereld; ja ik bemin U , maar helaas! Gij weet, dat ik U nog te weinig bemin ; zuiver en ontsteek dan meer en meer mijne liefde.
Oefening van verlangen.
(Zie: Boek IV. H. 17 , dei* Navolging van Christus.)
Met de meeste godsvrucht en vurigste liefde, met al de genegenheid en den gloed des harten, wensch ik U, Heer, te ontvangen, zoo als vele heilige en godvreezende zielen bij de H. Communie naar U verlangd hebben, die TJ door de heiligheid van hun leven behaagd en in de vurigste godsvrucht verbeid hebben.
475
O mijn God, eeuwige Liefde, mijn eenig God en mijn Geluk! ik wensch U met zulk een levendig verlangen en zulk een' diepen eerbied te ontvangen, als ooit een Heilige gehad heeft, of gevoelen kon.
En aangezien ik onwaardig ben, al die gevoelens van godsvrucht te hebben, zoo offer ik U daarvoor geheel mijn hart. Niets wil ik mij voorbehouden, maar mij en al het mijne gewillig en volgaarne aan U opdragen.
Heer, mijn God, mijn Schepper, mijn Verlosser , met zulk een zoet gevoel, met zulk een' eerbied, dankbaarheid en liefde, met zulk een geloof, hoop en zuiverheid verlang ik U heden te ontvangen, zoo als uwe lieve Moeder Maria U ontvangen en verlangd heeft. Zie, arm en behoeftig sta ik voor U, smeekende om genade, en uwe barmhartigheid inroepende.
Ach, goede Jesus, kom en toef niet langer! Mijn God, kom in mijne ziel, en heilig haar! Mijn God , neem bezit van mijn hart, en reinig het! Mijn God, treed binnen in mijn lig-chaam, en behoed het! Laat niet toe, dat ik ooit van U gescheiden worde! O gloei-jende vlam, verteer alles, wat uwer nabijheid onwaardig, of uwer genade en liefde hinderlijk zou kunnen zijn. Hemelsch Manna, laat mij zóó uwe zoetheid proeven, dat alleaanlok-selen en vreugden dezer wereld mij smakeloos worden.
Vernieuw inwendig, alvorens gij tot de H.
o2*-
476
Tafel nadert, uw berouw over uwe zonden. Zeg daarna driemaal met den Priester:
Heer! ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts één woord, en mijne ziel zal gezond worden.
Nader nu met neêrgeslagen oogen en zaam-gevouwen handen eerbiedig tot de H. Communietafel. Wanneer de Priester voor u staat, houd dan uwe handen onder den communiedoek; hef uw hoofd regt op, terwijl uwe oogen nedergeslagen blijven; open behoorlijk uwen mond, en breng uwe tong tot op de onderste lip. Als gij de H. Hostie op uwe tong ontvangen hebt, sluit dan stil, eerbiedig uwen mond. Laat vervolgens de H. Hostie op uwe tong eenige oogenblikken onbewegelijk rusten, opdat gij ze daarna des te beter zoudt kunnen nuttigen. Zeg middelerwijl inwendig met een levend geloof, met diepe nederigheid en met een hart, brandend van liefde:
Het Ligchaam van onzen Heer Jesus Christus beware mijne ziel ten eeuwigen leven! Amen,
Keer nu eerbiedig, vol geloof en liefde, naar uwe plaats terug, en overweeg eenigen tijd in
477
heilige stilte het onwaardeerbare geluk, dat u ten deel gevallen is. Minstens een kwartier uurs hehoort gij na de heilige Communie in de kerk te blijven en in gebed door te brengen: want het is nu de kostbaarste tijd, om aan uwen Jesus, die in u als in een' levend tabernakel rust, uwen dank en uwe liefde te bewijzen, en Hem nieuwe zegeningen af te smeeken én voor het tijdelijk én voor het geestelijk heil, zoowel van u als van anderen.
Ontboezeming.
O gelukkig uur! waarin ik mijn Jesus heb ontvangen met ziel en ligchaam, met Godheid en Menschheid, met vleesch en bloed, zooals Hij verheerlijkt in den hemel is. Lieve Jesus, van waar komt mij dat geluk?... Hoe is het mogelijk, dat de Schepper Zich gewaardigt, tot zijn schepsel te komen!... De opperste Majesteit tot een' nietigen aardworm! ... Een oneindig God tot een eindig niet!... Maria, Moeder van mijn' Jesus, help mij, bid voor mij, en gij, heilige engelen des hemels, die onzigt-baar uwen God aanbidt, helpt mij bidden, en helpt mij beminnen.
Liefderijke Jesus, ik bemin U uit geheel mijn hart, omdat Gij oneindig beminnelijk zijt, en in de overmaat uwer liefde ons uw eigen vleesch en bloed tot spijze gegeven hebt. Ach, mijn hart is zoo koud; ik ben zoo arm in deugd; ik had niet durven naderen, indien uwe uit-
478
noodiging mij niet had aangemoedigd: Komt allen tot viij, gij, die heiast en heiaden zijt, .. Ik bid U dan, lieve Jesus, ik bid U door uwe goddeliike liefde, geef mij uwe liefde, en laat niet toe, dat ik ondankbaar zij voor uwe weldaden. Welaan! mijne ziel, loof en dank uwen God, die in uw hart is nedergedaald; loof en dank Hem in alle eeuwigheid.
Lofzang van Maria.
Mijne ziel maakt groot den Heer, en mijn geest verheugt zich in God, mijn' Zaligmaker.
Omdat Hij de nederigheid van zijne dienstmaagd heeft aangezien: want zie, van nu af zullen alle geslachten mij zalig noemen.
Omdat Hij groote dingen aan mij heeft gedaan: Hij, die magtig is, en heilig is zijn naam.
En zijne barmhartigheid is van geslacht tot geslacht over degenen, die Hem vreezen.
Door zijn' arm heeft Hij een magtig werk verrigt: Hij heeft de hoogmoedigen verstrooid in de inbeelding huns harten.
Magtigen heeft Hij van den zetel gestooten, en nederigen heeft Hij verheven.
Hongerigen heeft Hij met goederen verzadigd, en rijken heeft Hij ledig weggezonden.
Hij heeft Israël, zijn' dienstknecht aangenomen, en Hij is zijner barmhartigheden indachtig geweest. ,
Gelijk Hij gesproken heeft tot onze Vaderen, tot Abraham en zijnnageslacht tot in eeuwigheid,
479
Glorie zij den Yader en den Zoon en den H. Geest. Gelijk het was in den beginne én nu én altijd én in eeuwigheid der eeuwigheden. Amen.
Teedere verzuchtingen tot Jesus.
(Anima Chriati... Ziel van Christas... 1)
Ziel van Christus, heilig mij.
Ligchaam van Christus, maak mij zalig.
Bloed van Christus, maak mij dronken.
Water der zijde van Christus, wasch mij.
Lijden van Christus, versterk mij.
Laat niet toe, dat ik van U gescheiden worde.
Tegen den hoozen vijand bescherm mij.
In het uur van mijnen dood roep mij.
Opdat ik U met uwe Heiligen love.
In de eeuwen der eeuwen. Amen.
Verzuchtingen van den II, Augustinus.
Ach, Heer Jesus, dat ik CT kenne, dat ik mij
1) Z. H. Paus Pius IX heeft bij dekreet van 9 Jan. 1854 verleend:
a) Een' aflaat van 300 dagen aan alle geloovigen, zoo dikwij 1 s zij dit gebed met een rouwmoedig hart bidden.
b) Een' aflaat van 7 jaren aan alle priesters, die het zullen bidden, na de H. Mis gedaan te hebben, en aan de geloovigen, nadat zij te communie zijn geweest.
c) Een' vollen aflaat, eenmaal in de maand aan hen, die dit gebed ten minste eenmaal gedurende den dag bidden onder voorwaarden van te biechten, te communiceren en eene kerk of openbare kapel te bezoeken, alwaar zij zullen bidden tot intentie van den H. Vader. Zie le P. A. Maurel. Le chrétien éclairé, etc. p. 140, 141. De Vert.
480
zeiven kenne, dat ik niets anders begeere dan ee
U; dat ik mij hate, dat ik U beminne, en dat da
ik alles doe om U. Dat ik mij vernedere, dat he
ik U verheffe, dat ik alleen denke op TJ. Dat de
ik aan mij sterve, om voor U te leven, en al, v(
wat mij overkomt, aanneme van U. Dat ik mij h(
verlate, dat ik ü volge, en altijd wensche niets le
anders te volgen dan ü. Dat ik mij ontvlugte, ei
dat ik tot U vlugte, opdat ik verdiene beschermd aj te worden door U. Dat ik voor mij vreeze, dat
ik U vreeze, opdat ik zij onder uwe uitverkore- d:
nen. Dat ik mij mistrouwe , op U betrouwe, h
dat ik gehoorzame om U. Dat ik niets anders v verlange dan U, dat ik gaarne arm zij om IJ.
Ach, zie mij aan, dat ik U beminne; roep mij, e
opdat ik tot U kome, en in eeuwigheid leve v
BIJZONDER VOOR DE VEREERDERS VAN JEZUS' GODDELIJK HART.
Bij de voorbereiding tot de heilige Sakramenten geven velen aan de inwendige zamen spraken met God de voorkeur boven de mondelinge gebeden. De volgende oefeningen kunnen hiertoe behulpzaam wezen, en de godsvruciit voeden. Hier worden de gedachten slechts kort aangegeven, de gevoelens bloot opgewekt, en het blijft aan
481
een' ieder overgelaten, ze te volgen, zich langer daar in op te houden, al naar mate de gesteldheid des harten, de beweging der genade en de trek der godsvrucht zulks meebrengt. Gevoelens , die in het eigen hart ontkiemen, die het hart in zich opwekt, zijn in den regel levendiger, warmer en daarom ook vruchtbaarder en verdienstelijker dan die, welke men alleen aan boeken ontleent.
G-even wij ons derhalve gansch en al aan die inwendige gevoelens over, en laten wij ons hart spreken; luisteren wij tevens naar de stem van Jesus' Hart, die tot ons spreekt.
Jesus heeft woorden des eeuwigen levens, en wanneer Hij ons ooit zijne stem wil doen vernemen, zoo is het gewis ddn, wanneer Hij
tot ons komt en in ons hart rust.
--—
TER OVERWEGING VOOR DE H. COMMUNIE.
Hoe heilig is de daad, die ik op punt sta te verrigten! Hoe groot de genade, die de Hemel mij thans bereidt! Jesus Christus wil ik ontvangen, mijn' God, mijn' Verlosser mijn goddelijken Meester, den Heer van hemel en aarde, den oppersten Regter van levenden en dooden. Dit geloof ik, en ik ben bereid, om
482
voor deze waarheid mijn bloed tot den laatsten droppel te vergieten.
Het Hart van Jesus wil ik ontvangen: het reinste, heiligste, beminnenswaardigste, vol-maakste Hart, dat alleen mijner aanbidding, eerbied en liefde, en alle bewegingen en gevoelens mijns harten waardig is.
Dat Hart, dat in den schoot der allerzaligste maagd Maria gevormd, datzelfde Hart, dat voor mij aan het kruis geofferd is geworden, dat Hart wil ik ontvangen, dat de blijdschap der heiligen in den hemel uitmaakt.
Doch in welk hart wil ik dit heilig, zuiver, volmaakt Hart ontvangen? O God, in het ellendigste en verachtelijkste, in een hart, dat zulk een groot geluk geheel onwaardig is. In een hart vol laauwheid, traagheid, ondankbaarheid en trouweloosheid! In een hart vol laagheid, dat juist Dengenen, dien het nu ontvangen wil, reeds dikwerf verraden heeft; in een hart, dat de wereld tot zich getrokken en zoo langen tijd verleid en vervoerd heeft!
Hart van mijn' God! Hoe! Gij wilt U vernederen, om in een zoo slecht voorbereid hart binnen te gaan? De paleizen der koningen zijn niet waardig, dat Gij er uw' intrek neemt, ja zelfs de Engelen zijn voor uwe oogen niet rein, en Gij wilt in een hart komen, dat vol ellenden, gebreken en zonden is? Het eenige, wat ik ten bewijze mijner hulde doen kan, is: dat ik voor U luide mijne zonden verfoei, en uit geheel mijn hart verafschuw.
483
Heer, ik ben niet waardig, uwen heiligen tempel, de kerk, te betreden, en Gij wilt in myn hart komen ? Welke voorbereiding wordt er van mij gevorderd, alvorens een zoo hoog verhevene genade te ontvangen ? In welke gesteltenis moet ik voor U verschijnen ?
O goedheid van mijn' God! Allerheiligst Hart van mijn' goddelijken Meester! Dat ik toch zuiver ware als de Engelen, geheel liefde en verrukking, gelijk de Serafijnen, omüeeneuwer waardige woning te bereiden!
Alleraanbiddelijkst Hart van Jesus, daar het mij onmogelijk is, U zóó te ontvangen, als ik het wel begeer, zoo draag ik U ten minste mijn gloeijend verlangen op alsmede de ellende en armoede mijns harten. Uwe oneindige goedheid zal, bij dezen aanblik getroffen, mijn hart zelf voorbereiden, en alles aanvullen, wat mij ontbreekt.
Uit uw Hart wil ik de gevoelens putten, welke ik U zal aanbieden ...
(Vertoef een weinig hij iedere gedachte?)
Vol heilig vertrouwen nader ik tot IJ; al doet mijne onwaardigheid mij ook sidderen, uwe goedheid geeft mij moed .. .
Mijn hart is arm, Gij zult het met hemelsche schatten verrijken; het is laauw, Gij zult het met goddelijk vuur doordringen., .
Genadig zult Gij, niet op mijne verdiensten, maar
484
op mijne behoeften zien; niet op mijne ellende, maar op uwe barmhartigheid acht geven.
Gij wilt als Zaligmaker en Verlosser tot mij komen, en uw Hart wil de genaden des heils en des levens in mijn hart uitstorten , ..
Als een goede Herder komt Gij tot mij, en uw Hart zal het arme schaapje, dat tot U terugkeert , weder opnemen ...
Als een liefdevolle Geneesheer komt Gij tot mij , en uw Hart zal de wonden mijns harten heelen . s.
Gij komt als Vader der barmhartigheid tot mij , en uw Hart zal het mijne liefderijk in zich verbergen ...
Gij komt als God der deugden tot mij, en uw Hart zal ze in mijn hart planten, en der geplante deugden kracht en sterkte schenken ...
0 mijn God ! Gij mijne sterkte, mijne hoop, mijn troost, mijne vreugde en mijn vrede, mijn hart bied ik U tot woontent aan ; open Gij mij uw Hart, opdat ik mij in hetzelve op uwe komst voorbereide!
Wek in mijn hart op een zoo levend geloof, eene zoo vaste hoop, zoo gloeijende liefde, zoo diepe nederigheid , als noodig is, om voor uw alleraanbidde-lijkst Hart den weg in het mijne te bereiden.,.
III.
Kom dan, aanbiddenswaardigste Heiland! Mijn hart verzucht, in afwachting van het groot geluk, dat voor hetzelve bereid wordt. Gelijk het hert, van dorst gekweld,naardefrissche waterbronnen hijgt.
485
gelijk de uitgedroogde aarde smacht naar den dauw des Hemels, zoo verlangt mijn hart naar TJ, o Bron des levens!
Kom, Hart van mijn God, wil niet langer uitstellen, om mijne ziel gelukkig te maken! Kom en breng met U de volheid aller genaden aan. . .
Goddelijke Verlosser, uw Hart is heilig; Gij zult het mijne heiligen. . .
Uw Hart is rein: Gij zult het mijne reinigen. . .
üw Hart is vol zelfverloochening: Gij zult ook het mijne onderworpen leeren zijn! ...
Uw Hart is ootmoedig en de zachtmoedigheid zelve : deze heilige deugden zult Gij ook in mijn hart te voorschijn roepen. ..
Uw Hart is van alles los: Gij zult de handen van het mijne verbreken. ..
Uw Hart verafschuwt de zonden: Gij zult ook mijn Hart een' heiligen haat en afschuw jegens dezelve inboezemen.. .
Uw Hart bloedt van liefde : Gij zult deze heilige vlammen in mijn Hart aanvuren. . .
Uw Hart is glorierijk in den hemel verheven: daarheen zult Gij alle genegenheden en gevoelens mijns harten rigten. . .
O groote God, op Sinaï verscheent Gij eens te midden van bliksem en donder en in al de heerlijkheid uwer majesteit; doch hier schittert alleen uwe goedheid. Toen wildet Gij vooral gevreesd
486
zijn; doch thans wilt Gij vooral bemind worden.
Zoo is eindelijk het oogenblik gekomen! Mijne ziel, de hemelsche Bruidegom nadert. 1) Zie de Koning der koningen komt tot u, vol liefde en zachtmoedigheid. 2)
Met de gasten, die tot den hemelschen maaltijd genoodigd zijn, treed ook ik binnen in de feestzaal ter viering van het bruiloftsmaal des Lams, van het Lam Gods zonder vlek. 3) Mijne ziel, herhaal' en behartig de woorden, welke de Kerk u nu toeroept: Heer, ik hen niet waardig, dat Gij ingaat onder mijn dale, maar spreek slechts één woord, en mijne ziel zal gezond worden?1
O mijn God, ik geloof in ü: vermeerder mijn geloof! Ik hoop op U: versterk mijne hoop! Ik bemin ü: ontvlam mijne liefde.
TER OVERWEGING NA DE ïï. COMMUNIE-
O genade! o geluk, waartoe de Engelen zelfs niet waardig zijn! Is het mogelijk, dat ik het Hart van mijnen God bezit! God heeft Zich verwaardigd tot mij te komen, en mij zijn Hart te geven ? ...
Ecce sponsus venit. Matth. XXV, 6,
487
Ja, waarlijk, ik bezit mijn' Jesus. Hij is in mij ! Hij is in mij ! Ik ben met Hem! Zijn allerheiligst Hart en mijn hart zijn nu één.
Ik aanbid U, Hart van mijn' Grod, van mijn' Verlosser en Koning, dat waarlijk en werkelijk in mijn hart tegenwoordig is...
Te gelijk met mij zullen alle Engelen, alle zalige Geesten en geheel het hemelsch hof U aanbidden, loven en prijzen...
O liefde! onbegrensde liefde ! o oneindig beminnenswaardig, heilig en volmaakt Hart! U bemin ik, ja, ik bemin IJ uit geheel mijn hart. O hadde ik de harten van alle menschen, om ze TJ aan te bieden ! Hadde ik den liefdegloed van alle Serafijnen, ten einde dien U alléén te wijden...
Ik heb slechts één hart, doch dit zal het uwe zijn, geheel het uwe, het uwe geheel alléén! U en U alléén zal het beminnen ...
Uw Hart is geheel het mijne, en het mijne geheel het uwe! Uwe liefde tot mij is grenzeloos, ook mijne liefde tot U zal zich geen' grenspaal stellen. .
O Hart van mijn God, hoekondet Gij U zoo diep vernederen en tot mij komen? De hemelen zijn niet waardig, dat Gij daar binnen woont, en Gij wilt U opsluiten in mijn hart! Ik heb niet de minste genade verdiend, en Gij wilt mij uw hart schenken!...
Toen de H. Maagd Maria U in haren kuischen schoot ontvangen zou, achtte zij zich
488
zulk eene gunst niet waardig, en gij deelt ze mede aan mij , die zelfs uw blik niet waardig ben. .
Uw beminde Leerling mogt, ten bewijze uwer groote liefde tot hem, op uwe aanbiddens-waardigste borst rusten, doch wat mij betreft, Gij zelf rust in mijn hart..
Mijn God, hoe wonderbaar is uwe magten grootheid! Maar hoe onuitsprekelijk is uwe goedheid en barmhartigheid..,
O mijne ziel, prijs den Heer en geef u, geef u gansch en al over aan de vervoeringen uwer vreugde! Doch verdiep u nog meer in dankbaarheid en erkentelijkheid. Ij
Ja, alleraanbiddeiijkst Hart van mijn God, ik draag ü een hart op vol van dankbaarheid voor uwe onuitsprekelijke gaven. Nimmer! nimmer! wil ik TJ vergeten, mijn' Weldoener, noch de grootheid der genade , noch de geringheid en nietigheid van hem, die alles zoo weinig verdiende.
Hemel en aarde en alle schepselen noodig ik uit, om met mij uwe grootheid te aanbidden, uwe wonderen met verbazing te aanschouwen, uwen lof te bezingen en alzoo mijner zwakheid te hulp te komen, en mij in de voldoening mijner schuld bij te staan.
Allerheiligst Hart, daar Gij nu in mij zijt, en van mijn hart bezit hebt genomen, zoo
1) Benedic anima mea Domino, Ps. CII, 1.
489
spreek tot mijn hart, laat het nwe goddelijke stem vernemen, zeg aan hetzelve alles, wat U ter verheerlijking en mijn hart zelf tot heil strekken kan ...
Vergenoeg TT echter niet met woorden, handel ook in hetzelve; werk daar hinnen de wonderen uit uwer almagt en liefde! Neem alles uit mijn hart, wat ü mishaagt! Laat niets daarin, wat uw' blik kwetsen, uw Hart bedroeven kan...
Ruk het van alles los! geef, dat het de ij delheid en nietigheid van de wereld en al het aardsche regt moge inzien....
God der liefde gedoog niet, dat ik U met eene flaauwe liefde beminne. O hoe grievend is het thans voor mij, U zoo weinig bemind, ü zoo slecht gediend te hebben! Zou ik in de toekomst ooit weder mijn hart aan iets anders kunnen hechten, dan aan ü ? Zoude dit hart ondankbaar genoeg zijn, om U nogmaals tfouweloos te verlaten ? . ..
^ Allerheiligst Hart! Alleraanbiddelijkst Hart! Niet ophouden mag ik, U te loven en te prijzen. Gij schenkt IJ zeiven aan mij zonder terughouding, zou mijn hart dan ook niet door daden aan U zijne onderwerping en liefde toonen ? .. .
Laat mij kennen, o Heer, wat Gij van mij verlangt; mijn hart is bereid, om alles voor Ü te doen. 1) Mijn God, tot dankzegging offer
IVl 'garat'um cor meumgt; Deus, paratum cor meum. Ps.
OO ÓÓ
490
ik U niet alleen alle gevoelens en bewegingen, 't m maar ook alle verzakingen en ontberingen mijns offer harten op... beili
Uit liefde tot U, wil ik alles uit dit hart uw verwijderen, wat uwe goddelijke liefde in den ovei weg zou kunnen staan... tere
üit liefde tot TJ, wil ik bij die gelegenheid... 1 mij geweld aandoen, en mijne driftigheid en ligtgeraaktheid onderdrukken en overwinnen...
Uit liefde tot U, wil ik dat kruis en lijden,.. geduldig verdragen. Want draag ik het met Hefde, zoo zal bet aan uw Hart tot des te groo-tere verheerlijking strekken, hoe smartelijker en zwaarder het aan het mijne valt. ..
IJ it liefde tot U, wil ik in die gelegenheid... waarin ik zoo dikwerf het geduld verloor, naar behooren, zachtmoedig en geduldig blijven...
Uit liefde tot U, wil bij de luimen, den gemoedsaard van dien mensch.met wien ik leven moet, en die mij zoovele gelegenheden tot lijden en verdiensten geeft, zonder bitterheid verdragen...
IV.
O Hart van mijn God, Gij verlangt nog iets [, van mijn hart, — ik voel het. Sedert lang weiger ik U een offer, en ik weet, dat Gij het begeert. Hoe kon ik het ontzeggen aan uw Hart, dat dit offer met zoo groote liefde vordert! Ik mag mij gelukkig noemen, dat Gij U verwaardigt hetzelve aan te nemen! Ja, mijn God, van ganscher harte breng ik U dit offer.
491
'gen, 't mag kosten wat het wil. En ik wil aan dit quot;jns offer getrouw blijven, en de hand niet meer heiligschendend daarnaar uitstrekken. Nadat nart uw Hart mij met zooveel genade en goedheid den overladen heeft, verdient het duizendmaal groo-
tere en zwaardere offers...
quot; • In alles echter, o goddelijk Hart, in alles wil en ik naar uwe stem hooren, uwe inspraken volgen, • * • uwe deugden nastreven, overeenkomstig uwe '••• geboden en raadgevingen denken, spreken en ^ handelen, kortom: uw leven leven. O welk 00* een geluk is het, van dank en liefde vervuld, £er met den Apostel te kunnen uitroepen: Ik leef, niet meer ik, maar Christus leeft in mij. 1).
O allerheiligst Hart, kondet Gij toch be-ar stendig bij -mj blijven en in mij leven! Laat mij ten minste, o Heer, het nieuwe leven en het nieuwe hart, dat Gij in mij geschapen hebt, ^ ten onderpand zijn van het onsterfelijk leven, !n dat Gii voor mij in uw Hart en in uwe heer-rquot; lijkheid bereid houdt.
De heiligen, o God, aanschouwen U inden 1) Vivo autem, jam non ego; vivit vero in me Christus.
Ad Gal. U, 20.
33*
492
hemel, zonder het ooit moede te worden, en ik, zou ik uwe tegenwoordigheid kunnen vergeten, en het moede worden, om met ü te spreken ? ...
Koning der koningen, daar Gij heden uw' intrek in mijn hart hebt genomen, heerschdan ook Grij geheel en al daar binnen.
Heersch over mijn verstand door overweging uwer grootheid..
Heersch over mijn geheugen door bestendige herinnering aan uwe weldaden...
Heersch over mijnen wil door zijne volledige onderwerping aan den uwen...
Heersch vooral over mijn hart door heiliging van al deszelfs gevoelens, neigingen en begeerten. Moge het geen ander verlangen hebben dan U te behagen, geene andere vrees dan u te beleedigen, geen' anderen troost en geene andere vreugde dan de uwe te zijn en U te beminnen.
Sluit den ingang mijns harten af voor alle schepselen. Doch Gij, o mijn Jesus, die thans in mijn hart heerscht, en al zijne ellende aanschouwt, heb medelijden, genees mijn hart, heilig het, en maak het uwei-waardig . ..
O dat de bewegingen en gevoelens uws Harten mijn hart tot gelijke gevoelens en neigingen aanvuren...
Dat de vlam uws Harten mijn hart vertere!...
Dat de teedere liefde uws Harten mijn hart treffe!...
•m^rn
493
Dat de standvastigheid uws Harten mijn hart in het willen en beminnen bevestige
Dit smeek ik van II! Dit verwacht ik van awe goedheid! Zoudt Gij mij, nu Gij mij uw Hart gegeven hebt, uwe genade kunnen weigeren? Stort ze overvloedig uit in mijn hart, en geef, dat het trouw aan al uwe gaven beantwoorde.
Mijn God, Gij gaaft U zeiven heden aan mij , onder de gedaante van het H. Sakrament verborgen. Wanneer zal ik ü ontsluijerd en in den glans uwer heerlijkheid bezitten ? Heden hebt Gij mij het onderpand der eeuwige kroon gegeven, derhalve hoop ik ook vastelijk haar eenmaal te bezitten.
Wanneer zult Gij mij voor eeuwig met U vereenigen? O verkort den tijd mijner ballingschap; neem mij weldra weg uit dit tranendal, waar ik slechts leef onder zuchten en weenen en voortdurend gevaar van U te be-leedigen en te mishagen...
Bewaar ten minste gedurende den nog overigen tijd mijns levens mijn hart in uwe genade en liefde; ondersteun en troost mij ; vereenig mij steeds inniger met U...
Moge, zoo lang ik leef, mijn geest uwe oneindige verhevenheid aanbidden, mijn hart uwe onuitsprekelijke schoonheid beminnen, mijne tong uwe ontelbare weldaden verkondigen,
494
mogen al de krachten mijner ziel uwe barmhartigheid prijzen, mogen al de dagen en oogenblikken mijns levens voorbij snellen in afwachting der eeuwige zaligheid, van die zaligheid, waar alle harten in uw alleraanbiddelijkst Hart vereend, TJ loven, aanbidden en beminnen zullen in alle eeuwigheid. Amen.
--ooSKoo---
TER EERE VAN
(Volgens de H. Gertrudis.)
— —
Ik groet U , o allerzoetst Hart van Jesus! zoetklinkend instrument der H. Drievuldigheid. Ik groet ü, honigvloeijend Hart van Jesus , levende bron van alle goedheid en genade.. Ik groet U, o liefderijk Hart van Jesus! alleredelste schatkamer van al de rijkdommen Gods. Duizend en duizendmaal groet en zegen ik U, en uwe goddelijke goedheid, welke de bron en de oorsprong is van alle barmhartigheid. O edel, o kostbaar Hart van Jesus! door de wederzijdsche liefde, welke ü met de H. Drieëenheid verbindt, groet en vereer ik U in den overvloed van al de genaden, welke van ü zijn uitgegaan ever alle heilige en godvruchtige zielen, die Gij zoo dikwijls
495
ïarm- hebt besproeid en dronken gemaakt door de lief-i en destroomen uwer goddelijke zoetheid.
n in O Hart van J esus! o zoet, o liefdevol, o alig-. eeuwig beminnenswaardig, o van zoetheid en liefde overvloeijend Hart, mijne ziel dompelt nen zich in den diepen oceaan uwer liefde; en in den afgrond uwer barmhartigheden begraaf ik al mijne onvolmaaktheden en zonden. Ik offer U mijn' arbeid en mijn zweet, mijne ellende en mijne benaauwdheden; TJ betrouw ik mijn leven en het einde mijns levens. O Hart, dat de geurigste wierook het aangenaamste reukwerk , het waardigste offer zijt, offer Gij U zelf op het gouden altaar der verzoening , om al de dagen terug te koopen, welke ik heb doorgebragt, zonder aan God de vruchten te geven, die Hij van mij verwachtte.
Ik loof ü, o edel Hart van Jesus ! in dezelfde liefde waarmee de H. Geest U op de edelste wijze in den schoot der reine Moeder-Maagd gevormd heeft. Ik vereer U, o allerzoetst Hart van Jesus! in dezelfde liefde, waarin de allerheiligste Drievuldigheid U met alle hemelsche gaven versierd heeft. Ik vereer U, o beminnenswaardigst Hart van Jesus! in dezelfde liefde, waarvan Gij ten allen tijde hebt gebrand voor het heil der men-schen. Ik vereer U, o goedertieren Hart van Jesus! in dezelide liefde, welke U op het kruis, den smartelijksten dood stervend, verbrijzeld heeft. Ik aanbid U, o getrouw Hart van mijn'Jesus, in dezelfde liefde, waarmede Gij gewild hebt, dat eene lans U doorboorde.
496
En nu keer ik mij tot TJ, o hoogwaardigste Godheid, ik loof, ik vereer en zegen U, door dat eeuwig gezegend Hart, en dank U, dat Gij dit goddelijk Hart door zoovele genaden en gaven verheerlijkt hebt. Met allen mogelijken eerbied , en de innigste liefde offer ik aan uwe opperste Majesteit dat zachtmoedig en edel Hart, het Hart, dat alle harten zoo ver overtreft, dat verrijkt is met alle hemelsche gaven, en overvloeit van goddelijke zaligheid. Ach! ik bid ü, moge dit Hart al het kwaad herstellen, dat ik ooit begaan en al het goede aanvullen, dat ik ooit verzuimd heb. Amen.
Lof en glorie allerwegen
Ei] ze aan Jesus' Hart vol min! Stroome uw jubelzang Hem tegen, Aardsch en hemelsch Gods gezin! Met het loflied opgestegen Van ons aller Koningin.
1) Zie het boekje getiteld: „Gebeden en Gezangen voor het Jubilé van 1865.quot; (Te Leiden, bij J. W. van Leeuwen.)
De Vert.
EINDE.
De Vertaler aan den godvruchtigen Lezer. V Inleidicg. — Het Hart van Jesus, Bron en Toonbeeld der christelijke volmaaktheid. X
Voorafgaand Hoofdstuk. Over de navolging van Jesus' H. Hart.......1
I. Hoofdst. Over de éénheid van Jesus Hart
met het eeuwige Woord, en hoe dat beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld onzer ver-eeniging met de Godheid is. 3 Schieigebecl. Aflaat .... 7 Geestelijke Kernspreuken. . . 8
II. „ Over de gehoorzaamheid , en
hoe het beminnelijk Hart van Jesus Bron en Toonbeeld van deze deugd is . . . 9 Schietgebed. Aflaat. Geestelijke Kernspreuken.....13
III. „ Over de godsdienst, en hoe
Jesus beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld dezer deugd is. 15
Schietgebed.......18
Aflaat. Geestelijke Kernspreuken 19
IJJHOÜD.
Blz.
IY. Hoofdst. Over het gebed, en hoe het beminnelijk Hart van Jesus Bron en Toonbeeld is van het leven des gebeds . . 21
Schietgebed.......24
Aflaat. Geestelijke Kernspreu-keTh •»•••••• 25
V. „ Over den lof van God , en hoe het beminnelijk Hart van Jesus Bron en Toonbeeld van het leven van
lofprijzing is.....27
Schietgebed. Aflaat. Geestelijke Kernspreuken.....31
quot;VI. „ Over de dankzegging, en hoe het beminnelijk Hart van Jesus Bron en Toonbeeld der dankzegging is. . . 33 Schietgebed. Aflaat. Geestelijke Kernspreuken.....37
VII. „ Over het offer, en hoe Jesus'
beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld van het leven van offerande is. ... 39
Schietgebed. ......43
Aflaat. Geestelijke Kernspreuken ........44
VIII. „ Over de herstelling en hoe
Jesus' Hart Bron en Toonbeeld van het leven van herstelling is.....46
500
INHOUD.
Schietgebed. Aflaat. Geestelijke
Kernspreuken.....50
IX Hoofdst. Over de heiligheid, en hoe Jesus' beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld der heiligheid is......52
Schietgebed. Aflaat. ... 55 Geestelijke Kernspreuken . . 56
X. „ Over den haat der wereld
en hoe Jesus beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld van dien haat is . . . 57 Schietgebed. Aflaat. Geestelijke Kernspreuken ..... 62
XI. „ Over het gewone leven, en
hoe Jesus' beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld van 't gewone leven is . . . 64
Schietgebed......67
Aflaat. Geestelijke Kernspreuken ........68
XII. „ Over het verborgen leven in
God, en hoe Jesus' beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld van dat verborgen leven is.....69
Schietgebed.......73
Aflaat. Geestelijke Kernspreuken ........74
XIII. „ Over de nederigheid, en hoe
Jesus' beminnelijk Hart
501
INHOUD.
Bron en Toonbeeld dezer
deugd is......
Schietgebed. Aflaat. Geestelijke Kernspreuken . . .
XIV. Hoofdst. Over de zachtmoedigheid en
hoe het bemincelijk Hart Bron en Toonbeeld dezer
deugd is ......
Schietgebed. Aflaat. Geestelijke Kernspreuken . . .
XV. „ Over de zelfverloochening,
en hoe Jesus' beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld dezer deugd is. . . . Schietgebed. Aflaat . . . Geestelijke Kernspreuken . .
XVI. „ Over de armoede, enhoe Jesus
beminnelijk hart Bron en Toonbeeld dezer deugd is. Schietgebed. Aflaat. Geestelijke Kernspreuken . . .
XVII. „ Over den inwendigen vrede,
en hoe Jesus' beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld van dezen vrede is . Schietgebed. Aflaat . . Geestelijke Kernspreuken . XV1IL „ Over de christelijke zedig heid, en hoe Jesus' be minnelijk Hart Bron en Toonbeeld dezer deugd is.
502
Bk. 75
80
82
86
88
91
92
93
97
99 1C2 103
104
INHOUD 503
Biz
Schietgebed. Aflaat. Geeste-
YTV TT pj j /-x U^e ^nspreulcen . . .108 XIX Hoofdst. Over de glorie, en hoe
Jesus' beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld der ware glorie is . . . .109 Schietgebed. Aflaat. Geeste-— tybe Kernspreuken . . .114
quot; Over bet goddelijk kindschap en boe Jesus' beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld van dit kindschap is. .116 Schietgebed. Aflaat. Geeste--V„T lifte Kernspreuken . . 120
XXI „ Over het geloof, en hoe Jesus' beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld dezer
Schietgebed. Aflaat. Geeste-ITVTT ^ Kernspreuken . . . 127
aaii „ Over de hoop, en hoe Jesus
beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld van deze
Schietgebed.........
Aflaat. Geestelijke Kemspreu-
» 0ver de liefde tot God, en
hoe het beminnelijk Hart
van Jesus'Bron en Toon-
beeld dezer deugd is. .135
mmm
-(rquot;^
—.
INHOUD.
Schietgebed. Aflaat. Geestelij h KernspreuJcen. . .
XXIV Hoofdst. Over den ijver voor Gods
glorie, en hoe het bemin-nelijk Hart van Jesus Bron en Toonbeeld dezer
deugd is......
Schietgebed. Aflaat. Geestelijke Kernspreuken.
XXV „ Over de goede begeerten,
en hoe het beminnelijk Hart van Jesus Bron en Toonbeeld dezer deugd is
Schietgebed.....
Aflaat. Geestelijke Kern spreuken.....
XXVI „ Over de liefde tot den naaste
en hoe Jesus' beminne lijk Hart Bron en Toon beeld dezer deugd is Schietgebed. Aflaat . . Geestelijke Kernspreuken
XXVII „ Over de bescheidenheid in
het spreken, en hoe Jesus' beminnelijk Hart Bron en Toonbeeld dezer
deugd is.....
Schietgebed. Aflaat . . . Geestelijke Kernspreuken .
XXVIII „ Over de deugd en Barm
hartigheid, en hoe Jesus'
504
Blz. 139
141
145
147
152
153
il
ijü
155
159
160
162 166 167
i
inhoud.
beminnelij k Hart Bron en
168
XXIX Hoofdst. Ov^dfrr;efro-or-het 173 teil van den naaste, en toe Jesus' beminnelijk j art Bron en Toonbeeld dezer deugd is 17*
Schietgebed. Aflaat, Geeste-XYY ^ V 6 Kernspreuken. . löi
en boe het beminnelijk -üart van Jesus in dit Altaargeheim Bron en ioonbeeld van alle chris-telijke deugden is . . 183 Schietgebed. Aflaat. Geeste-
505
1
L
II.
III.
190 192 197
der
IV.
202 206
Wat Jesus van den ondank menschen te lijden heeft.
iLS T JeSUS' de ^onde;
iielde en der smart
godddT H T?sc.he?'k^ van'het
het. Hart ^n'Je'sus m t Sakrament des Altaars
genaden, welke het Hart van
V.
506 INHOUD.
Biz.
Jesus in 't heilig Sakrament des Altaars voor ons bereid houdt . 209 VI. Het offer van Jesus' Hart in 't heilig Sakrament des Altaars. . .214 VIL Ootmoed van Jesus Hart in 't heilig Sakrament des Altaars. . .217
VIII. Liefde van Jesus' Hart in 't heilig
Sakrament des Altaars . . . 221
IX. Het werkdadig leven van Jesus' Hart
in het heilig Sakrament des Altaars . ........225
X. Het verborgen leven van Jesus'
Hart in 't heilig Sakrament des Altaars.........230
XI. Leven der verheerlijking van Jesus'
heilig Hart in 't heilig Sakrament des Altaars........235
XII. Het Hart van Jesus voltooit zijn
offer in het H. Sakrament des
Twaalf overwegingen over het leven van 't heilig Hart van Jesus in het Tabernakel ............243
I. Het Hart van Jesus eindeloos be
minnenswaardig ....... 250
II. Het Hart van Jesus verlangt be
III. Het Hart van het kind Jesus . . 257
INHOUD. 507
TT
IV. Het Hart van Jesus met Maria
V. Het Hart van Jesus bij de instel
ling van het H. Sakrament des Altaars.........264
VI. Het Hart van Jesus in den hof der
01iiven.........267
VII. Het Hart van Jesus aan het Kruis. 269
VIII. Het Hart van Jesus bij de Kruis-
TV „ afneming.........272
IX. Het Hart van Jesus bedroefd over
het verlies van zoo vele zielen . 275 Overwegingen of oefeningen op het feest
van het H. Hart van Jesus .... 279 Goede meening voor vijf bezoeken bij het Allerheiligste Sakrament, ter gelegenheid van 't feest van Jesus' H. Hart . 286 Uit de verhandeling „de Passione*, welke aan den H. Bernardus wordt
toegeschreven.......287
Dit de geschriften der H. Gertru'dis. 288 Uit de geschriften der eerwaardige
Maria der Menschwording. . . 289 Uit de geschriften van Pater de la
Colombière........289
Korte negendaagsche oefening, om eene bijzondere genade van Jesus H. Hartaf te smeeken..........291
INHOUD.
WELKE DE VEEEERING VAN JESUS GODDELIJK HART TEN DOEL HEBBEN.
Blz.
Wijze om alle handelingen aan Jesus H.
Hart op te dragen, volgens de gelukzalige Margar.-Maria Alacoque . . . 300 Gebed van toewijding aan Jesus' H. Hart. 305 Akt van eerherstel aan Jesus' H. Hart . 307 Gebeden tot het H. Hart van Jesus voor het uitgesteld Allerhoogwaardigst Sakra-
Opoffering van Jesus' H. Hart aan den
Dagelij ksch gebed van de H. Gertrudis tot
Drie gebeden welke de Heer aan de H. Gertrudis als Hem bijzonder welgevallig
Korte gebeden tot Jesus' H. Hart, om de
genade der zuiverheid.......320
Aanroeping der H. Maagd, naar 't voorbeeld van den H. Stanislaus, om haren zegen ter zuiverheid. . .321
Aanroeping in 't oogenblik der bekoring ...........322
Gebeden van toewijding en opdragt aan het Allerheiligst Hart van Jesus, en van het H. Hart van Jesus aan den eeuwigen Vader.........322
508
V
INHOUD. 509
Biz.
Gebed, door den Priester in tegenwoordigheid der geloovigen in de kerk
Zeven offeranden van 't H. Hart van Jesus aan den eeuwigen Vader . . . 327 Gebed van ouders voor hunne kin-
de^n,- * • *........330
quot;6bed. van kinderen voor hunne ouders. 331 Vernieuwing der geloften voor ordes-personen..............
Gebeden tot Jesus' II. Hart voor een stervende...........333
Rozenkrans ter eere van het goddelijk
Vereering der geheimen van Jesus' H.
T7 Hart...............
\ erschillende gebeden en oefeningen tot
het H. Hart van Jesus......344
Liefde-akt tot Jesus' H. Zijde-wonde. 344 Eenige schietgebeden tot Jesus'
Gebed om genade voor alle vereerders van het H Hart.....346
Gebed tot het H. Hart ter genezing van een zieke.......347
Gebeden tot het H. Hart ter bekeering van een zondaar.....349
Negen officiën of bedieningen ter eere van
't heilig Hart van Jesus......353
Litanie tot het goddelijk Hart van Jesus. 365 „Eer zij God in den hoogequot;. (Gloria.) . 368
510 INHOÜD.
Blz.
Smeekgezang tot den H. Geest. (Fem
Creator.')...........368
Lofzang op 't Allerheiligste Sakrament.
{Part ge Lingua.)........370
Dankzegging, {Te Deum.).....371
Ooefening van den H. Kruisweg ter eere
Gebeden tot het allerzuiverste Hart van
Toewijding des harten aan Maria. 397 Begroetingen aan het allerreinste
Litanie tot het allerzuiverste Hart
Gebed tot de heilige Harten van Jesus en Maria........400
GEWONE GEBEDEN VAN DEN CHRISTEN.
Eenige korte gebeden of avondverzuchtingen tot Jesus.........419
Gebeden gedurende het H. Misoffer ter
eere van Jesus' Allerheiligst Hart . . 422 Eene andere wijze om godvruchtig de H.
Wijze om geestelijk te communiceren . . 450
I
INHOUD. 511
Blz.
Gebeden en oefeningen vóór de Biecht. . 452 Dankzegging na de Biecht voor Gods
Gebed om de genade der volharding . . 470 Gebeden en oefeningen vóór de H. Communie ............471
Communie-Oefeningen bijzonder voor de vereerders van Jesus' Goddelijk Hart . . 480 Gedachten ter overweging vóór de H.
Gedachten ter overweging na de H. Com
Gedachten en overwegingen op den Communiedag ...........491
Laatste groet ter eere van Jesus' heilig