-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

HET ILIB-VElSr

VAN DEN

Heiligen AntoÉs m Pafli.

NAAB^ET PHANSCH

DOOR

F. J. VEEMEEREN.

| } ZA

: 'y 53

Xweede 3)ruk.

BREDA,

E 33 XT A. HID V-A-lSr quot;WEES, Snelpers Boek- en Muziekdrukkerij.

1884.

-ocr page 6-

AANBEVOLEN WERKEN;

Handboek der vereerders H. Moeder Anna. linnenb. f 0. Leve Maria, een maand, een noveen, een

week en een triduum ter eere van Maria. • - 0.

Geestelijke Leiddraad.....- 0.

Vade Mecum, verzameling van meest alle bekende devotiën. In linnen bandje. . . - 0.5 Vraagt en gij zult verkrijgen, in linnen bandje. - 0.5 Gezangen ter eere van de H, Moeder Gods. . - 0.1 Onderrigting H. Kruisweg met drie oefeningen. - 0.1 B.LEONARDUsaP.M.Godvr.LeidingopdenKruisw. - 0.0 Devotie tot de H. Vijf Wonden. . . . - 0.0 Leve Jesus. Kleine boekje toeg. Eerb. H. Hart. - 0.1 » » Onderricht en uitnoodiging. , - O-l gt; » Godvr.Vereeniging Eere wacht . - 01 De plechtigheid der Kerkwijding. . . . - 0.2

Handboekje H. Familie......- 0.2

Het Ave Maria der Congreganisten. . . - 0.21

De Gezangen op de Tien Geboden Gods. . - 0.21

Handboekje H. Familie, 3 boekjes bijeen ingebond - 0.6'

Idem voor Congr. O. L. Vr.....- 0.6'

Melodiën op de Gezangen van het Handboekje der

H. Familie en Congregatie O. L. Vrouw. - 0.3'

» op de Gezangen van de Tien Geboden. - 0.3

» » » » het Ave Maria . - 0.31

Het Handboekje met de Melodiën, ingebonden. - 1.5 Melodiën en Refreinen, Feijen, met acc. van

Piano of Orgel.......- 1.8

Gezangen voor R. K. Militafiren Vereeniging. . - 0.1

De Engelen der aarde. . . . . . - 0.2

Zijn er ook Engelen op aarde. . . . - 0.2

Sneeuwklokje of de drie Doopsels. . . . - 0.2

Jesus in het Tabernakel. . . . - 0.1

Allen zijn ook in zeer nett» linnen stempelbanden W te bekomen.

-ocr page 7-

l-ftK ff //

HET I^ETVEHSr !b 7

VAN DEN

Heiligen Antonins van Paflm

NAAR HET FKANSOH

DOOK

P. J. VEEMEEEEN.

S- X y • . lt;

'f' ,* ■: /■

s/fav %

^ y y r'

g v;-^Av ■ v ,

quot;■ ' ~ ' '

: -----------:•-------------------------------------

Jjveeie '2)ruk.

..............................-......

BREDA,

ZEIDTJ-A-IRID quot;V-A-KT WEES , Snelpers Boek- en Muiiekdrutkerij,

1884.

-ocr page 8-

mvrrpRiiMc^TTTR.

HOEVEy, Mc 8a Jnlii 1878.

C. VAN DEB VEEKEN,

Libr. Censor,

Snelpersdruk, Eduakd van Wees, Breda.

-ocr page 9-

lEÏIBT XjE~VElSr

VAN DEN

ISLiGEN ANTOOTS YAN FASIA.

r.

Eersle levensjaren van den Heiligen Anlonius.

e reiziger, die Padua bezoekt, vindt in die stad, de tijdgenoote van Rome, geen herinnering aan Antenor, die haar stichtte, of aan Titus-Livius, die binnen haar muren geboren werd. Zij is vol van een geheel ander beeld, zij leeft van een overlevering; haar gansche roem bestaat in een grafstede. De minderbroeder Antonius, een der zeven groote heiligen, die in de dertiende eeuw in Italië hun schitterend licht lieten schijnen, maakt de eer en de vreugd van Padua uit; alles spreekt er over dat zoo kort, doch vruchtbaar leven, over die predicatiën die de volkeren boeiden, over die glansrijke wonderen die den naam van den nederigen leerling

-ocr page 10-

HET LEVEN VAN DEN

vau den heiligen Franciscus over de gansche wereld vermaard gemaakt hebben. Wij gaan iu het kort zijn geschiedenis verhalen; mogen wij daarbij het geluk hebben, sommigen de godsvrucht en het vertrouwen in te boezemen, die een zoo getrouw navolger van Jesus-Christus in zoo ruime mate waardig is.

Ten jare 1196 woonde te Lissabon, in de nabijheid der hoofdkerk een familie, die zoowel om haar christelijke levenswijze, als om den heldenmoed, door haar opperhoofd in menigen veldslag aan den dag gelegd, in de jaarboeken des lands met eere wordt vermeld. Getrouw aan zijn plichten jegens het vaderland, diende Martinez Bulhon als veldheer twee op elkander volgende vorsten, en nam hij een werkzaam aandeel aan den worstelstrijd ter verdediging van de nationale vrijheid van Portugal. Zijn manmoedig gedrag maakte hem niet alleen tot een hechten steun voor vorst en vaderland, maar ook tot een navolgenswaardig voorbeeld voor zijn tijdgenooten. In bovengemeld jaar schonk hem zijn echtgenoot, de edele Maria Tevera, een zoon, die bestemd zou zijn om eenmaal aan den luister zijner familie een nieuwen glans bij te zetten. Maar de goddelijke Voorzienigheid had er zoo over beschikt, dat het kind niet alleen geroepen was om een stam tot eer te verstrekken, maar een gansch koningrijk en twee bloeiende orden zouden hem,

4

-ocr page 11-

H. AKTONIÜS VAN PADÜA.

de eerste in zijn prille jeugd, de andere op rijperen leeftijd bezitten.

De doopplechtigheid werd in Lissabon's hoofdkerk voltrokken, en den pasgeborene werd den naam van Fernandez of Ferdinand geschonken. Zijn moeder, een edele, godvreezende vrouw, die een vurige liefde tot God en de heilige Maagd koesterde, ontwikkelde in zijn ontvankelijk gemoed de zaden der godvruchtige gevoelens , die haar zelf bezielden, en met een innige zelfvoldoening zag zij in hem een verhevene zucht naar eenzaamheid en gebed geboren worden.

Aanvankelijk had de zorgvuldige opvoeding, die zijn brave ouders hem gaven, ten doel, hem tot een dapper veldheer , een ervaren staatsman op te leiden.

Hij bezocht de kerken, woonde godvruchtig de heilige diensten bij, en stond zelfs nu en dan gedurende den nacht op, om bij de vroeg-metten der kanunniken tegenwoordig te kunnen zijn. Weldra echter bemerkten zij, dat de buitengewone godsvrucht, waardoor hij zich kenmerkte , hem niet voor een schitterende militaire loopbaan bestemde, waarvoor men hem in den beginne geroepen achtte, maar dat God hem als een offer van hen opvorderde, en als oprechte christenen wilden zij zich voor niets ter wereld tegen zijn goddelijken wil verzetten.

Zoodra hij dan de eerste moederlijke zorgen kon ontberen, werd hij bij de kanunnikke n

-ocr page 12-

HET LEVEN VAN DEN

der hoofdstad ter school gezonden. In de nog half barbaarsche tijden was het openbaar onderwijs der jeugd uitsluitend aan de zorgen der geestelijkheid toevertrouwd; want de edelman en vrije burger gingen er, volgens de dwaze begrippen dier eeuwen, groot op, van alle ervarenheid in menschelijke kundigheden verstoken te zijn. Uit de omstandigheid, dat zijn ouders hem een goed onderricht lieten geven, kan derhalve met genoegzame zekerheid worden afgeleid, dat zij hun zoon voor den geestelijken stand wenschten op te leiden.

Groot waren de vorderingen, die de jeugdige leerling in korten tijd maakte. In stede van voor zijne wetenschappelijke kennis een beletsel te zijn, strekte zijn godsvrucht hem slechts ten prikkel bij het aanleeren der kundigheden, die later van hem gevorderd zouden worden, als hij eenmaal den priesterleken staat zou omhelzen. Die godsvrucht toch louterde zijn hart, leerde hem den tijd op zijn juiste waarde schatten, en behoedde hem voor de gevaren, die zich aan den vijftienjarigen jongeling in Let aanlokkelijk gewaad der aardsche genoegens begonnen voor te doen. In den strijd tusschen de plichten, door den godsdienst opgelegd , en de neigingen, door de bedorvens natuur verwekt, bleef hij zijn veilig schild, waarop de pijlen der begeerlijkheid steeds verstompten , waardoor hij immer zegevierend en

6

-ocr page 13-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

met vernieuwde kracht uit de worsteling met de onedele driften te voorschijn trad.

Het droeg in alle opzichten de goedkeuring zijner ouders weg, dat hij eindelijk besloot de wereld voor goed vaarwel te zeggen, en zich voortaan geheel aan het bespiegelend kloosterleven te wijden. Reeds by den aanvang zijner loopbaan legde hij zooveel deugdzaamheid aan den dag, dat de grijze kloosterlingen, die reeds lang aan den regel en de tucht gewoon waren, hem zouden benijd hebben.

Maar de wereld vervolgde hem tot zelfs in den schuilhoek, dien hij zich gekozen had; de bezoeken zijner ouders en vrienden verstoorden den vrede, dien Ferdinand ten koste van de vergankelijke goederen dezer aarde had gekocht; hij gevoelde dat God hem naar de eenzaamheid riep, om tot zijn hart te spreken. Daar zou hij zich aan den voet van het kruis kunnen nederwerpen, om de Heilige Schrift te overwegen; daar kon hij zijn dagen aan den nederigsten arbeid wijden, om in de oogen der menschen slechts klein te schijnen. Zoodra hij zijn plechtige geloften had gedaan, vroeg hij tot dat einde aan zijn oversten vergunning om zich naar het klooster van het Heilig Kruis te Coïmbra te begeven. Don Gonzalez Men-dez, de prior des huizes, meende in dien stap van Ferdinand een zekere onstandvastigheid te bespeuren, en wendde derhalve pogingen

7

-ocr page 14-

HET LEVEN VAN DEN

8

aan, om hem van zijn voornemen af te doen zien; maar Ferdinand wist zijn zaak met zooveel wijze redenen te omkleeden, dat de prior zijn verzoek ten slotte inwilligde. De jeugdige kloosterling nam afscheid van zijn broeders, die zijn vertrek ten zeerste betreurden, verliet zijn geboortestad, en werd te Coïmbra door zijn niewe broeders, die zijn heiligen levenswandel reeds kenden, met open armen ontvangen. Weldra bleek ten duidelijkste, dat zijn overgang naar het klooster van het Heilig Kruis niet het gevolg van zucht naar verandering was, maar de vrucht van zijn vurig verlangen om in de stille eenzaamheid aan het werk zijner zaligheid te arbeiden. Zijne voorbeeldige godsvrucht en onberispelijke wandel waren een spiegel voor allen, die zich op de volmaaktheden van het kloosterleven toelegden. Hij had naar rust gehaakt, niet om de gemakken des levens beter te kunnen najagen, maar om zich ongestoord aan inwendige bespiegeling, vlijtige studie en oefeningen van nederigheid te kunnen wijden. Hij gevoelde, dat zijn voornaamste plicht was, zich met hart en ziel op de kennis der goddelijke leer toe te leggen, om later aan de zaligmaking van anderen met des te meer vrucht werkzaam te kunnen zijn. Met den grootsten ijver legde hij zich dan ook, onder de leiding van twee Parijsche hoogleeraaren, op de kennis der Hei-

-ocr page 15-

H. ANTONIÜS VAN PADUA.

9

lige Schrift en de uitlegging der Kerkvaders toe. Zijn vorderingen in de wetenschap van den godsdienst namen in korten tijd zoo groote afmetingen aan, dat hij weldra als een wonder van geleerdheid werd beschouwd. Blijkbaar was Ferdinand met den Heiligen Geest bezield, want God wil, dat de priester, tot verlichting der ketters, wetenschap aan deugd zal paren. Inderdaad het is niet mogelijk anderen te stichten, zonder dat de verkondiger des Evangelies door zijn onberispelijk gedrag aan de geloovigen een heilig voorbeeld geeft. En waar zal hij, die geroepen is, om het godsrijk op aarde te verdedigen en uit te breiden, betere wapenen vinden ter bestrijding van dwaallee-ringen, dan in een grondige geleerdheid en diepe kennis van de verheven waarheden van den godsdienst? Zoo dacht, zoo handelde Ferdinand , want zijn voornaamste wensch was, in alles den goddel ijken wil zijns Scheppers te volbrengen. De Heer beloonde hem ruimschoots door hem in de gewijde boeken de geheimen zijner liefde te openbaren, en hem met een vurige go ris vrucht te bezielen, die den bedienaar van het Evangelie aanspoort, om den verheven, doch vaak verborgen zin der heilige godspraken steeds dieper te doorgronden. Geen wonder, dat hem later een der pausen om zijn grooten schat van wetenschappelijke kennis met den roemrijken titel van Arh des

-ocr page 16-

HET LEVEN VAN DEN

12

midden, wel wetende, dat een heilig verkeer met zijn medebroeders een krachtig middel was , om door onderlinge stichting en godsdienstige gesprekken den engen weg ter zaligheid te vergemakkelijken. Zacht en liefderijk in zijnen omgang zijnde, onderhield hij zich ook gaarne met de Minderbroeders van Coïmbra, die aan de poort van het klooster van het Heilig Kruis aalmoezen kwamen vragen. Den kloosterlingen droeg hij, als ware leerlingen van den armen God-Mensch, een broederlijke liefde toe. Met een hartstochtelijke liefde voor het kruis bezield, benijdde hij hun volslagen gebrek aan vergankelijke goederen en hun apostolisch leven, en dikwijls zeide hij hun met den Heiligen Franciscus, dat hij ten koste van zijn bloed en leven aan de ongeloovigen het Evangelie van Jesus-Christus zou willen gaan verkondigen. Dat waren slechts wenschen, maar een gebeurtenis , welke in die eeuw van geloof geheel Portugal deed trillen, stelde Ferdinand's roeping vast, en deed hem, door een goddelijke kracht gedreven, in de gelederen dier arme broeders plaats nemen, loier lot hij zoo zeer benijd had.

-ocr page 17-

11.

Marteldood van vijf Minderbroeders le Marocco.

en keni den oorsprong der orde van den Heiligen Franciscus, den onbe-schrijfelijken ijver, die den jongeling van Assisië voor de heilige armoede en vernederingen van Jesus-Christus deed blaken, het vuur zijner liefde, de strengheid zijner boetvaardigheid, zijn onthechting aan alle aardsche goederen, die hg tot zijn dood beleed, zijn eenvoudigheid en zachtaardigheid, de dichterlijke en beminnelijke hoedanigheden van dien gekruisten Heilige, die de teekens van de wonden zijns goddelijken Meesters op zijri lichaam droeg; men weet welk een hemelsche troost zijn deel werd, en welk een talrijke schare den Heiligen man volgde, die allen den weg des kruises, den weg ten hemel wees. Men kent ook zijn leerlingen, die op zoo stichtende wijze zijn voetstappen trachtten te drukken: een broeder Egidio, die, terwijl hij over de maagdelijkheid van Maria sprak, de aarde tot getuige nam, ze driemaal met zijn stok aanraakte, en er drie leliën uit deed opschieten; een broeder Jacopini de Todie, de vriend van Dante, die zijn strenge boetple-

-ocr page 18-

HET LEVEN V4N DEN

gingen slechts onderbrak, om verzen ter eere van den Gekruiste te maken; een broeder Pacificus, een ander dichter, die de koning der poëzie genoemd werd en op bet capito-lium de lauwerkroon ontving, die Petrarca's schedel en Tasso's graftombe tooide; een broeder Leo, een eenvoudig en vroom man, dien Pran-ciscus zijn schaapje noemde; een broeder Ber-nardus, een allergodvruchtigst monnik, die in de Franciscaner jaarboeken gelukzalig genoemd wordt; en zooveel anderen, wier naam door de wenteling der eeuwen heen een liefelijken geur blijft verspreiden. Maar sommigen hebben door een schitterender glorie uitgeblonken : de orde der Minderbroeders, aan het apostelambt gewijd, telt ook haar martelaren. De Heilige Franciscus verlangde vurig naar de genade van voor Jesus-Christus te mogen sterven; hij mocht ze nogtans niet erlangen; maar nog bij zijn leven hadden vijf zijner eerste gezellen het geluk, ter bevestiging van de waarheid des geloofs , hun bloed en leven te geven.

Die vijf broeders hadden zich naar Marocco begeven, waar zich tevens tegen het einde van het jaar 1219 Don Pedro, infant van Portugal, bevond. Op zekeren morgen stond de infant in de zaal van zijn paleis naar den overste van het vijftal, met name Berardus de Carbio, die voor zijn broeders ter bekeering

14

-ocr page 19-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

van de Mooren overal het waord voerde, aandachtig te luisteren. In diepe overpeinzigeu verzonken, aanschouwde de prins die heldhaftige mannen, die met zooveel zelfopofferingen en chris-telgke liefde hun onwetenden broedersin Afrika het Evangelie kwamen verkondigen. Vooral trok zijn aandacht de glans van genoegen en hemelsche tevredenheid, die op hun gelaat verspreid lag, en zoo zeer afstak bij hun schamele kleeding, diepliggende oogen, magere gelaatstrekken , en gebogen houding, die van den zwaren arbeid hunner zending en hun boetvaardigheid getuigden. Een vurige liefde tot God eu ongeëvenaarde doods rerachting spraken uit ieder woord, dat van Berardus' lippen vloeide, terwijl hij ten aanhoore eeuer groote menigte volks de eeuwige waarheden des geloofs verkondigde.

Bij het hooren der vrijmoedige taal, waarin de overste der broeders de dwalingen zijner toehoorders brandmerkte, was Don Pedro voor een opstand onder de Mooren beducht, in welk geval hij zich met zijn Portugezen in Marocco niet meer veilig waande. Daarom trachtte hij de vijf missionarissen van hun voornemen af te brengen, en hen over te halen, weer naar Europa terug te keeren. Doch in het volste vertrouwen op God hervatten de moedige mannen hun taak, zonder zich door iets ter wereld te laten afschrikken. Op hoffelijke wijze namen zij afscheid van den prins, en begaven zich

15

-ocr page 20-

HET LEVEN VAN DEN

terstond naar een .der pleinen, waar Berardus in de Arabische taal het bedrog van Mahomet begon te gispen en ontmaskeren, om daarna de waarheid des Evangelies in al haar glans te ontvouwen. Dat zonderling schouwspel had een groote schare toehoorders doen toeschieten, die hen weldra voor dolzinnigen hielden, en hen onder een stortvloed van spotternijen begonnen te beschimpen. Doch Berardus legde hun het zwijgen op, en vroeg hen vervolgens naar het verblijf van hun Miramolijn, die zich, zooals de Mooren hem verzekerden, buiten de stad ophield, ten einde de graven zgner voorouders te bezoeken. Zij duidden hem echter de straat aan, waarlangs hij zou terugkeeren. Oogenblikkelijk begaf zich Berardus naar de aangewezen plaats, terwijl hem een lal rijke menigte volgde, om te zien wat er zou plaats hebben.

Weldra zagen Berardus en zijn vier volgelingen , terwijl zij onder een vurig gebed hun weg vervolgden en den Hemel om de bekeering der ongeloovigen smeekten, een rijk uitgedosten ruiter te midden van den groot getal soldaten aankomen. Dadelijk besteeg Berardus een voor de hand staanden wagen, en begon onbeschroomd het Evangelie te verkondigen. De vorst stond over die groote vrijmoedigheid verbaasd , maar beschouwde hen als krankzinnigen, en liet hen de stad uitzetten, tevens don Petro

16

-ocr page 21-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

verzoekende dat hij hen zou laten inschepen •en naar Europa terugvoeren.

De moedige mannen wisten echter de waakzaamheid hunner geleiders te verschalken. Zij ontsnapten, en keerden terstond naar de stad terug, om andermaal den Mooren de leer des Evangelies voor oogen te houden. De vorst ontstak alsdan in toorn; zij werden op zijn bevel ten tweeden male gevangen genomen, om in een kerker geworpen te worden, waar zij van honger moesten omkomen.

Daar leefden zij twintig dagen, zonder het minste voedsel te kriigen, en alleen door hoo-gere genade gesteund. Intusschen werd bet land der Mooren door een ondraaglijke hitte geteisterd, die door geen enkelen verfrisschen-den regen werd afgewisseld. Menschen en dieren versmachtten van dorst, en hadden slechts den ellendigsten dood voor oogen. In die alge-meene verslagenheid begaven zich de onderdanen van den vorst naar zgn paleis, om hem te smeeken, dat men de dienaren van den profeet Jesus uit hun kerker zou verlossen, »opdat hun God het land niet geheel ten gronde zou richten.quot; Youssouf gaf bevel, dat men de gevangenen zou bevrijden en voor hem brengen , en ziende, dat zij, niettegenstaande hun alle voedsel onthouden was, er frisch, gezond en opgeruimd uitzagen, vroeg hij wie hun in hun kerker eten had bezorgd. Een hunner

2

17

-ocr page 22-

HET LEVEN VAN DEN

antwoordde: »Als gij, o vorst, den waren Godsdienst wilt omhelzen, zult gij de wonderbare macht van God ondervinden, die zyn dienaren met een denkbeeldige spijze voedt, tot dat zij voor den wellust des hemelsch zyn rijp geworden.quot;

Door schrik bevangen, liet de Emir hen in vrijheid stellen, doch verbood hun uitdrukkelijk hun prediking voor te zetten: Don Petro zond hun eenigen zijner landgenooten tegemoet, om hen op te sluiten, in afwachting, dat zich een scheepsgelegenheid zou opdoen, die hen weer naar Europa voerde. Doch ook thans wisten zij te ontsnappen, en hervatt'en opnieuw hun prediking. Groot was de verlegenheid van den Infant, want het dweepzieke karakter der Mooren was hem bekend; hij had derhalve het ergste te vreezen. Nogmaals zond hij eenige Portugezen uit, die hen gevangen namen en in zijn paleis gekerkerd hielden.

Middelerwijl werd het rijk van den Emir door een talrijke bende zwervende Berben, even als hij van moorschen oorsprong, door een inval geteisterd. Roof, plundering, brandstichting en moord vergezelden hun schreden. De noodkreten der slachtoffers werden onder het woest geschreeuw dier veroveraars als verstikt. Onder het aanheffen van wilde oorlogsliederen stormden de benden op de hoofdstad af. Marccco was in gevaar. Er was geen tijd te verliezen.

18

-ocr page 23-

H. ANTONIUS VAN 1'ADUA.

Youssouf en don Pedro sloegen de handen in elkaar, en brachten een talrijk leger op de been ter bestrijding van den gemeenschappelijkeu vijand.

Men rukte tegen die horden op, en slaagde er in hen geheel te verslaan. Youssouf zou zegevierend naar zijn hoofdstad terugkeereu, doch wordt op zijn terugtocht in een onmetelijke woestijn door eequot; langdurige hitte overvallen. Geen bron, waaraan zijn talrijk leger den smachtenden dorst kan lesschen. Moedeloos vallen menschen en dieren ter aarde, en verwachtten ieder oogeublik den dood. In dien benarden toestand verschijnen Berardus en de zgnen, die het gelukt was uit hun gevangenis te ontkomen, te midden van het leger. Bij het zien der groote ellende, waaraan Youssouf en de Portugeesche legerscharen ter prooi waren , roept de overste der Minderbroeders den Mooren met luider stemme toe: »Als gij in Jesus-Christus wilt gelooven en het Heilig Doopsel ontvangen, beloof ik u uit naam van den Almachtige a God, dat gij overvloedig water zult verkrijgen.quot;

Die woorden schenen door de ongelukkige muselmannen met welwillendheid te worden aangehoord, doch zoodra Youssouf ze vernam, ontstak hij in gramschap, en riep uit: »Ik geloof integendeel, dat God ons die ramp hiat treffen, omdat wij onzen profeet niet op de

19

-ocr page 24-

HET LEVEN VAN DEN

lasteringen dier landloopers hebben gewroken.quot; Berardns laat zich evenwel niet uit het veld slaan. Na een vurig gebed ten Hemel gezonden , en de bekeering dier ongelukkigen afgesmeekt te hebben, delft hij met zijn stok een gat in het zand, en oogeublikkelijk komt er een bron opborrelen, die een overvloed van water geeft, rijk genoeg om mensch en dier te laven. 0 In plaats van in dat wondere verschijnsel de hand des levenden Gods te zien, strekte het den Miramolijn slechts tot grootere verbittering. In zijn woede beval hg, dat de broeders , die door zijn soldaten weer gegrepen waren, voor hem moesten worden gebracht. Met een schijnbare kalmte op het gelaat spoorde hg hen aan, de leer van Mahomet te omhelzen , hun de hoogste eereposten des rijks belovende, als zij er in toestemden hun geloof te verzaken. Niets mocht baten, en toen alle middelen om hen over te halen waren uitgeput, ontstak de Emir dermate in gramschap, dat hij hun met eigen hand den schedel doorkliefde, en hunne lijken buiten de deur liet werpen. Dit had plaats den 6 Januari 1220.

Door den invloed van Don Pedro bij den Miramolijn werd verkregen, dat het stoffelijk overschot der martelaren naar Coïmbra kon worden overgebracht. Onder vreugdegejubel trokken de blijde inwoners dezer stad den dierbaren schat te gemoet. Aan hun hoofd stond

20

-ocr page 25-

H. ANT0N1US VAN PAÜUA.

Koning Alfonsus en zijn echtgenoot Urraca benevens het hof en Je gansche adel. Men was voornemens zich met de heilige overblijfselen onder het gejuich der opgetogen volksmenigte naar de hoofdkerk te begeven, doch, door hooger hand bestierd, wilde het lastdier, dat de lijken droeg, dien weg niet volgen, en sloeg den weg in naar de Kerk der kanunniken van het Heilig Kruis. Daar aangekomen begaf het zich naar het hoofdaltaar, wierp zich op zijn knieën, en weigerde op te staan , zoolang men de eerbiedwaardige overledenen niet op het Altaar ter ruste had gelegd. Daaruit bleek duidelijk, dat God verlangde, de lijbeu in die kerk te zien rusten, en niemand dacht er meer aan, ze naar de hoofdkerk te voeren. Allen gevoelden zich gelukkig, nu zij in het bezit waren van dien onwaardeerbaren schat, maar Ferdinand scheen er nog hoogeren prijs op te stellen dan zijn broeders, want hij verliet het heilig gebeente niet meer. Voor die roem-rijke grafstede neergebogen, smeekte hij den Hemel om de gunst van, even als zij, voor het geloof zijn bloed en leven ten beste mogen geven.

Te midden van een dier vurige gebeden verscheen hem Franciscus van Assisie, die nog leefde, en beval hem, onverwijld in zijn orde te treden. Ferdinand gehoorzaamde; hij ging den overste opzoeken en deelde hem mede, dat hij vast besloten was, Minderbroeder te worden.

21

-ocr page 26-

III.

Ferdinand neemt het ordekleed der Franciscanen aan. Zijn prediking en wonderen.

e wegen der Voorzieniglieid zijn dikwijls onnaspeurlyk. Soms schynen zij in strijd met de ware beginselen der wijsheid. Wanneer men echter de gebeurtenissen met het oog des geloofs gadeslaat; en overtuigd is, dat de leiding van den Allerhoogste het steeds daarheen voert, dat de mensch, die zich aan haar raadsbesluiten blindelings onderwept, slechts zijn eigen geluk bevordert, doet zich alles weldra in een andere gedaante voor. In plaats toch van aan onstandvastigheid te worden toegeschreven, moet de omkeer in de gedachten van Ferdinand beschouwd worden als een middel om tot grootere heiliging te geraken, want zijn geheel volgend leven droeg den stempel van met Gods goedkeuring bekrachtigd te zijn.

Zoo dacht ook de overste van Ferdinand, en schreef de verandering, die in hem had plaats gegrepen, niet aan menschelijke onstandvastigheid toe. Hij zag, dat God hem eenige jaren van afzondering en studie had willen schenken, om hem tot een verhevene bestemming, tot een

-ocr page 27-

H. ANTONIDS VAN PADTJA.

streng en vruchtbaar apostelschap voor te bereiden ; en hoe hard het hem ook vallen mocht, hij zette voor hem de deur open van het huis des gebeds, dat hij tien jaren met zijn god-vreezenden wandel hed gesticht. Na onder het storten van heete tranen afscheid van zijn broeders genomen te hebben, begaf hij zich naar de eenzaamheid van San-Antonio di Oli-varia, waar de Minderbroeders hem met een onuitsprekelijke blijdschap ontvingen. Terstond onjgordde hij zich met het grove boetkleed, en verwisselde zijn naam met dien van Antonius.

Hij koesterde steeds de vurige begeerte, naar Afrika te vertrekken, er de leer van Jesus Christus te gaan verkondigen en er zijn leven voor zijn goddelijken Meester te geven, en alles scheen te voorspellen, dat zijn wenschen zouden verhoord worden. Hg kreeg bevel om te vertrekken; vol vreugde gehoorzaamde hij, ■en landde te Septa een stad in Mauritanië. Hg meende zijn doel weldra ten volle te zullen bereiken; maar een langdurige ziekte hield hem aan zijn bed gekluisterd, en liet hem geen hoop op genezing meer over, toen God hem onder zijn gebed openbaarde, dat het zijn wil was, dat hij niet naar de ongeloovigen zou gaan, omdat hij hem voor een ander apostelschap onder de christenen had bestemd.

Zich geheel en al aan de goddelijke leiding overgevende, besloot Antonius naar Europa terug

23

-ocr page 28-

HET LEVEN TAN DEN

te keeren; van dit oogenblik af begon zijn ziekte, die tot dus ver aanhoudend was toegenomen, te verdwijnen, en weldra kon hg zich naar Portugal inschepen. Maar het schip, waarop hg zich bevond, kon de Spaansche kusten niet bereiken; door den wind voortgestuwd, landde het in de haven van Messina en Antonius nam zijn intrek bg de Minderbroeders.

Daar vernam hij, dat bijna alle leden der orde in een algemeen kapittel onder voorzitterschap van den heiligen Franciscus te As-sisie vergaderd waren. Hoewel hg nog zwak was r wilde Antonius nogtans vertrekken, ten einde den heiligen patriarch, die hem nog kort geleden verschenen was, persoonlijk te aanschouwen ; hij begaf zich op weg, en kwam behouden te Assisie aan. Hij was zeer getroffen over het verheven schouwspel, dat die indrukwekkende vergadering in de open lucht aanbood. Het was niet mogelgk geweest, die scharen van geestelijken, ten getale van vijfduizend, die van alle kanten naar het kapittel waren toegevloeid, in het klooster van Onze Lieve Vrouw der Engelen te huisvesten. Op een uitgestrekte vlakte in de nabijheid der stad waren derhalve tenten opgeslagen. In het holle van den nacht r terwijl alles in de natuur nog in diepen slaap gedompeld lag, rees die keurbende reeds van haar legerstede op, om bij het rijzen van den

24

-ocr page 29-

H. ANTONIUS VAN PADÜA.

dageraad den Schepper hun morgenhulde toe te zenden, en uit de vreedzame legerplaats stegen zeven malen daags de Godgewijde zangen hemelwaarts. Overigens heerschte allerwege eene diepe, plechtige stilte.

De vergadering liep ten einde, toen Antonius te Assisië aankwam, Hij had nog eenmaal de gelegenheid, den grooten Franciscus, wiens naam door geheel Europa bekend was, een dier verhevene bijeenkomsten te zien leiden. Treffend was het bewijs van nederigheid, dat Franciscus gaf, door te weigeren zich op nieuw met het generaalschap der orde te belasten, niettegenstaande zijn broeders hem dringend smeekten, dat hij het weer zou aanvaarden. Hij verlangde slechts zijn overige levensdagen in gehoorzaamheid te slijten.

Na afloop der vergadering namen allen afscheid van Franciscus alsmede van den nieuwbenoemden generaal, broeder Helias, en ieder sloot zich aan bij den provinciaal zijner landstreek, om gezamelijk met hem te vertrekken; Alleen Antonius wist niet bij wien hij zich vervoegen moest, toen hij eindelijk door den provinciaal der Romagna, met name Gratiani, werd opgemerkt. Antonius smeekte hem, onder de broeders dier provincie opgenomen, en in de regels en gebruiken onderwezen te worden. Als Gratiani de godsvrucht en nederigheid zag, die den nieuweling kenmerkten, kon hij niet

25

-ocr page 30-

HET LEVEN VAN DEN

nalaten zijn bede te verhooren. Hij nam hem mede naar de kluis van den St. Paulusberg, waar hij hem met het ambt van kok belaste. Antonius nam met blijdschap en erkentelijkheid die betrekking aan, zelfs stond hij er in zijn nederigheid over verwonderd, dat men hem ergens goed voor hield. Daar bracht hij bijna een jaar in de grootste vergetenheid, in onafgebroken eenzaamheid en oefening van strenge boetvaardigheid door. Plet was alsof de Voorzienigheid haar dienaar aldus tot de volmaaktheid wilde voeren, gelijk de parel in den stillen afgrond der zeeën gelouterd en volmaakt wordt. De talenten van Antonius bleven verborgen; men achtte hem nauwelijks bekwaam genoeg om priester gewijd te worden; ook durfde hij, sedert hg zijn heldhaftige plannen had zien mislukken, niets grootsch voor de eer van God en de zaligheid der zielen te ondernemen ; maar juist van die eenvoudige lieden, van die nederigen van harte, die zoowel aan anderen als aan zich zei ven onbekend zijn, bedient zich God, als van schitterende fakkels, om de wijzen en geleerden te verlichten, en door het gansche heelal liefde en licht te verspreiden.

Dat oogenblik was voor Antonius gekomen: zgn oversten zonden hem naar Forli om er de heilige orders te ontvangen. Hij gehoorzaamde, en leidde daar een nederig en ver-

26

-ocr page 31-

H. AHTOKIÜS VAN 1'ADÜA,

borgen leven, totdat men op zekeren dag in de eetzaal bij elkander zat, en de gardiaan, na een godgeleerd gesprek tusschen de voornaamste paters, de broeders uilnoodigde, over dat punt een vrome toespraak te houden. Allen vroegen echter verschooning. Nu sloeg de overste zijn oog op Antonius en zeide tot hem:

»Als niemand onzer Gods woord wil verkondigen, zal Antonius het ons wel eens laten hooren.quot;

Ook hij wilde zich verschoonen, maar de gardiaan hield vol:

»Spreek, mijn zoon, zeide hij, zeg ons,wat de Heilige Geest u ingeven zal.quot;

Antonius gehoorzaamde, en hield een toespraak over de priesterlijke waardigheid. Zijn woorden, door het 'Vuur der goddelijke wijsheid bezield, waren edel en vol majesteit; de gelukkige keuze der gewijde tektsten deed zijn toehoorders verbaasd staan; en de welsprekendheid van den armen kok overtrof al wat de geestelijken ooit degelijks en schoons gehoord hadden. Alle broeders waren opgetogen, alleen Antonius betreurde het, dat zijn geheim en talenten verraden waren. De overste schreef naar den heiligen Francis-cus, om hem het voorgevallene te vertellen, en deze gaf Antonius, niet tegenstaande zijn jeugdigen leeftijd, bevel om het woord Gods te verkondigen, na nog eenigen tijd onder de leiding van den abt van Vercelli, de meester der hoogere studiën, gestudeerd te hebben.

27

-ocr page 32-

HET LEVEN VAN DEN

Onder die leiding nam Antonius meer en meer in wetenschappelgke kennis toe; zgn broeders verzochten hem, hen in de gewijde letteren en de godgeleerdheid te willen onderwijzen. Hij raadpleegde daaromtrent den heiligen Franciscas, die hem in deze woorden zijn gevoelen kenbaar maakte:

»Broeder Franciscus aan zyn broeder Antonius, heil en zegen.

»Het is mij aangenaam, dat gij uw medebroeders de Heilige Schrift verklaart, doch zóó — en dit is mijn uitdrukkelijke wensch — dat dit onderricht noch in u, noch in de anderen den geest des gebeds doe verflauwen. Gedraag u daarbij naar den heiligen regel, dien wij volgen. Vaarwel.quot;

Ook nu gehoorzaamde Antonius, en weldra paarde hij het onderwijs aan de heilige vermoeienis van het prediken. Frankrijk was het eerste land , waar hij het Evangelie verkondigde. De ketterij der Albigenzen teisterde Languedoc en Provence, Antonius werd derwaarts gezonden , en de kracht zijner redevoeringen, de zuiverheid zijner leer, deed meer dan eens de oude, weer opgestane dwaling der Manicheën terugdeinzen. Vooral met een kracht, aan de liefde ontleend, hield hij de waarachtige tegenwoordigheid van Jesus-Christus in het Allerheiligste Sakrament des Altaars staande, en God bevestigde zijn woorden met een mirakel,

28

-ocr page 33-

H. ANTONIXJS VAN PADUA

dat ten eeuwigen dage beroemd zal blijven.

Hij predikte te Bourges, toen een ketter van joodschen oorsprong bem een woordenstrijd over het altaargeheim voorstelde. Antonius nam de uitdaging aan, en Guiald, de ketter, werd onder de onweerstaanbare welsprekendheid van den minderbroeder als verpletterd. Hij zocht een uitvlucht, om zich te wreken.

»Laat ons den woordentwist staken , zeide hij, en tot de feiten overgaan. Als gij de wezenlijke tegenwoordigheid van Jesus-Christus iu het Sakrament des Altaars door een wonder bewijst, aarzel ik niet meer katholiek te worden.quot;

De heilige antwoorde hem:

»Ik heb het volste vertrouwen op mijn Heer , Jesus-Christus, die mij tot heil van allen zal toestaan wat gij verlangt.

— Welnu! hervatte Guiald, ik zal een lastdier door drie dagen vastens laten uithongeren; daarna zal ik het voor het volk voeren, en spijzen aanbieden. Gij, van uw kant, zult u op dezelfde plaats vertoonen, en, zooals gij het noemt, het lichaam des Heeren bij u hebben. Als het dier, in plaats van zijn honger te stillen, voor het Sakrament neerknielt, om het te aanbidden, omhels ik den katholieken godsdienst.

Zonder aarzelen stemde Antonius in de proef toe, want hij gevoelde de kracht des Aller-h oogsten in zich.

29

-ocr page 34-

HET LEVEN VAN DEN

De proefneming had plaats: Antonius trad vooruit met de Heilige Hostie in zijn hand; Guiald bracht een uitgehongerden muilezel mede. Een onafzienbare schare omringde hen. Men zette een schepel vol voedsel naast Antonius, en bracht het dier hij hem; hij hief de Heilige Chiborie in de hoogte en zei met luider stem r »In den naam en door de almacht uws Scheppers, dien ik hier in mijn handen heb, beveel ik u te naderen, en Hem, die u geschapen heeft, den diepen eerbied, die hem verschuldigd is, te bewijzen, opdat die afgedwaalde menschen overtuigd zijn, dat alle schepsel afhangt van den goddelijken Schepper, die op het woord des priesters op onze altaren nederdaalt.quot;

Nauwelijks had de Heilige uitgesproken, of het dier trad met neergebogen kop naar hfin toe, en knielde eerbiedig voor het Allerheiligste. Guiald, die thans gelukkig ten volle overtuigd was, liet zich met al de zijnen doopen , en liet een Kerk bouwen, waarin het mirakel, dat zijn bekeering tengevolge had, in beekl-houwerk werd voorgesteld.

Nog door een ander wonder kenmerkte zich zijn verblijf te JJ our ges. Op een schoon en' zomerdag stond hij op een groote vlakte te prediken, maar reeds bij de eerste woorden zijner toespraak betrok de lucht, en vertoonde alle voorteekenen van een hevig onweder. De

30

-ocr page 35-

H. AUTONIÜS VAN PADUA

Heilige ging te midden van het gerommel van den donder en de bliksemschichten, die den hemel doorkliefden, bedaard voort met spreken. De angstige menigte begon naar een schuilplaats uit te zien, toen Antonius, na een kortstondig inwendig gebed, uitriep: » Christenen vreest niets, blijft op uw plaats; van wege God beloof ik u, dat u geen drop regen zal nat maken.quot;

Die woorden stelden de groote schare toehoorders gerust; men zou gezegd hebben, dat het levendig geloof van Antonius allen, die hem aanhoorden, bezielde. En inderdaad de regen viel bij stroomen neder, de hagel verwoeste het veld, maar boven het hoofd van Antonius bleef de hemel helder, en de wolken spaarden allen, die in de woorden van den Heiligen prediker, hadden geloofd.

Met de macht Gods vervuld, en met de gave der voorzegging begiftigd, ontving Antonius ook de zoetste blijken van de liefde des Aller-hoogsten. Op een apostolischen tocht, dien hij in het Limosijnsche gewest deed, nam hij op zekeren dag zijn intrek bij een zeer braaf man, die, door dezelfde godvruchtige nieuwsgierigheid gedreven, als de bisschop van Belley ten opzichte van den Heiligen Franciscus van Sales, 's nachts opstond, en wilde zien of de Heilige kloosterling den nacht met slapen doorbracht. De deur van Antonius' kamer was

31

-ocr page 36-

HET L li VEX VAN DEN

gesloten, maar door de spleten drong een zacht en helder licht. De gastheer naderde zachtjes, en zag, dat Antonius een lief kindje in zijn armen had, dat hij op teedere wijze liefkoosde. De onuitsprekelijke verwondering van Antonius , zijn overgroote liefde hy het herkennen van het minnelijk kindje Jesus, de liefkozingen, waarmede hij het overlaadde, de liefdevolle woorden, die van zijn lippen vloeiden, niets ontging aan het oplettend oog van den gastheer. Hij aanbad vol eerbied het goddelijk Kind, dat zijn woning bezocht, en verwijderde zich. 's Anderendaags smeekte hem de Heilige Antonius, die uit den mond van het kindje Jesus zelf het voorgevallene had vernomen, dat hij dit geheim niet zou openbaren, en eerst na den dood van den Heilige werd de hemelsche gunst, waarmede hij vereerd was geworden, ruchtbaar.

Na drie jaren in Frankrijk doorgebracht te hebben, werd Antonius naar Italië teruggeroepen; en na eenigen tijd op Sicilië te hebben vertoefd, werd hij door Gregorius IX naar Rome ontboden, waar hij in tegenwoordigheid van den paus voor het Paaschfeest predikte. De opperpriester, zelf een uitstekend man, was getroffen over de welsprekendheid van den Minderbroeder, en toen hij hem eens met een buitengewone duidelijkheid de moeielijkste plaatsen uit de Heilige Schrift hoorde verklaren,

32

-ocr page 37-

H. ANTONIÜS VAN PADUA.

riep hij in vervoering van bewondering uit: »Die man is waarlijk de ark des testaments.quot;

De man Gods, zegt een zijner tijdgenooten, had dit bijzonders, dat hij, door zijn hoorders naar behoefte en omstandigheden met zachtheid of gestrengheid toe te spreken, aan zijn ser-monen het kenmerk en gewicht wist te geven, die door de waarheid, welke er het onderwerp van uitmaakte, vereischt werden; hij boezemde dan ook beurtelings vrees en liefde in. De geleerden bewonderden en hem een zeldzame scherpzinnigheid, een groote welsprekendheid; en een gelukkige keuze in zijn uitdrukkingen. Met recht noemde hem de Paus de ark des testaments, want men zou gezegd hebben, dat bij den ganschen Bijbel van buiten kende, zoodat de Heilige, als dat boek ooit verloren ging of vernield werd, het als een tweede Esdras, uit zijn geheugen weer in schrift zou kunnen brengen. Ziedaar, wat zij, die dagelijks van de wonderen zijner prediking getuigen waren, van Antonius verhaalden.

Zijn welsprekendheid en moed behaalden een nieuwe zegepraal, waarvan het aandenken op godsdienstige wijze behouden bleef.

33

3

-ocr page 38-

IV-

Anlonius en Ezielino.

n de geschiedenis der middeleeuwen treden twee hoofdelementen op den Xamp;) voorgrond; heiligheid en harbaarsch-^ heid. Treffende voorbeelden van een godvruchtig leven en een heiligen, kuischen 'wandel worden in die tijden aangetroffen^ Dit kan ons geen verwondering baren, als wij bedenken, dat het de spitsvondigheid onzer eeuw, die vaak tracht zinnelijkheid en eigenliefde met de christelijke volmaaktheid te vereenigen, nog niet gelukt was, in het leven der Christenen door te dringen. Van den anderen kant was er de Kerk nog niet in geslaagd, de ruwe zeden en barbaarschheid der volkeren dermate te verzachten, dat de monsters van wreedheid, die zooveel gruwelijke wandaden pleegden, van hun onmenschelijkheden hadden afgezien. Bood dus de Kerk talrijke voorbeelden van de reinste deugden aan, de maatschappij leverde vaak een treurig schouwspel op van woeste barbaarschheid en toomeloos geweld: aan den eenen kant een hartstochtelijke liefde tot Jesus-Chnstns, de christeliike liefde tot haar uiterste gedreven; aan den anderen kant een hartstochtelijke liefde

-ocr page 39-

H. ANTONITJS VAN PADUA.

voor zich zeiven, de bedwelming van het gezag de dorst naar wellust en bloed. Maar dikwijls bracht een gemeenschappelijke band de meest uiteenloopende geesten bij elkander: die band was het geloof, dat bij de eersten helder en duidelijk schitterde, en bij de anderen sluimerde, maar diepe wortelen geschoten had.

Onder de kleine tirannen, die eertijds in Italië den schepter zwaaiden, treffen wij een hatelijke gestalte aan, een man, wiens naam met bloedige letteren in de jaarboeken dier eeuwen staat opgeteekend, en wiens wreedheden zgn nagedachtenis hebben bezwalkt en tevens vereeuwigd.

Ezzelino III, heer van Ornara en Romano; was van duitschen oorsprong; doch had langzamerhand in het Mark van Trevizo aanzienelijke grondeigendommen verkregen. Bovendien verkreeg hij in het jaar 1215 van zijn vader Ezzelino II de vorstendommen Bassano en Marostica, alsmede eenige in de Enganeesche gebergten liggende kasteelen.

Zijn heerschzucht bepaalde zich nogtans niet bij zijn erfelijke staten. Hij streefde steeds naar het oppergezag over geheel noordelijk Italië; hij omhelsde de zaak des Keizers, en stelde zich aan het hoofd der Weiblingen, in Italië. Of hij dit deed uit overtuiging, of om zijn haat tegen de geestelijkheid beter bot te kunnen vieren, is moeilijk te beslissen; zeker

35

-ocr page 40-

HET LEVEN VAN DEN

is het, dat hij later bewees, zoo min de belangen des volks als die der edelen en geestelijkheid te behartigen. Ten einde zijn doel des te beter te kunnen bereiken, trachtte hij zich tot podestaat van Verona uit te laten roepen. Dit gelukte hem inderdaad, doch eerst nadat de party der kooplieden, die hem steunde, de legers der overige partyen geheel verslagen had. Toch was het doel nog niet bereikt, want hij vreesde met recht, dat het volk een hoofdman kiezen zou, met het doel, hem in zijn macht te fnuiken. Eerst wanneer hij die waardigheid bij de zijne bekleedde, kon hy zich derhalve verzekerd houden, dat niets hem meer in den weg zou staan. Bij het streven naar dat doel kwamen hem zijn groote moed en onwrikbare wil, die voor geen hinderpalen terugdeinsden , zeer te stade. Slechts weinige dagen na zijn benoeming tot Podestaat werd hij ook tot hoofdman des volks uitgeroepen.

Thans keerde zich zijn woede tegen zijn vijanden, de edelen, die gedurende vier en dertig jaren aan zijn vervolging bloot stonden. Zijn schrikbewind kenmerkte zich door de wreedste vervolgingen. De stad Verona geleek slechts een afschuwelijk tooneel van dood en verwoesting. Alle handel lag stil; de edelen en groote kooplieden, die aan de woede des tirans ontsnapten, waren naar vreemde steden gevlucht; honderden gevangenen werden, na verminkt te zyn, in ver-

36

-ocr page 41-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

peste holen opgesloten, waar zij van honger en dorst omkwamen; andere slachtofiers, eveneens verminkt en van hun bezittingen beroofd, zwierven langs de wegen rond, riepen het medelijden der voorbijgangers in, en zeiden met luider stem: »De tiran heeft ons in dezen toestand gebracht!quot;

Alom stegen kreten van verontwaardiging tegen zooveel onmenschelijkheid op ; doch verzet mocht niet baten , daar keizer Frederik den dwingeland openlik ondersteunde. Ezzelino's condottiéri's verwoestten de velden en spaarden op hun wilde stroomtochten de jeugd zoo min als de ouderen van dagen, rijken zoo min als armen, mannen zoo min als vrouwen, en als uitvoerders van Ezzelino's wil, waren zij de beulen dier ongelukkige stad, waarop de vloek des Hemels scheen te rusten.

In die benarde omstandigheden scheen alleen de godsdienst bij machte te zijn om het verdrukte volk te hulp te komen. Op zijn reis naar Frankrijk hoorde Antonius van de ontzettende gruwelen van den heer van Romano gewagen, en nam hij het besluit zich naar Verona te begeven. Zijn oversten gaven hem daartoe te gereeder de gevraagde vergunning, daar zij wel wisten, dat hij steeds bedaard en met het noodige overleg handelde , of slechts als uitvoerder van de raadsbesluiten der Voorzienigheid optrad.

37

-ocr page 42-

HET LEVEN TAN DEN

Het tooneel, dat zich te Verona voor de oogen van den Heilige ontvoude, was allerverschrikkelijkst. Alles moest voor de verwoestende strooptochten van den dwingeland buigen. Gebeden noch tranen der ongelukkigen waren in staat liet hart van Ezzelino te vermurwen. Allen ondergingen hetzelfde lot.

Doch Antonius liet zich door dat vreeselijk schouwspel niet afschrikken. Ten volle overtuigd, dat hij slechts de glorie van God en het heil zijner medenaenschen beoogde, voelde hg zich sterk in de gevaren, die hem bij de volbrenging zijner taak bedreigden. Met een innig gevoel van medelijden en diepe verontwaardiging zag hij de gruweldaden, door Ezzelino gepleegd. Het was hem onbegrijpelijk, dat een vorst, die het hoogste gezag vertegenwoordigt en als plaatsvervanger van God moest optreden, zich zoover kon vergeten, dat hij de beul van zijn volk , de verdrukker van onschuldigen was geworden.

Maar tevens stond Antonius al het gewicht zgner eigene zending voor oogen. Hy was niet alleen geroepen, om de minder met aardsche goederen bedeelden te berispen en voor Gods oordeel te doen beven, hij moest ook tegen de machtigen dezer aarde zijn stem verheffen, en hun herinneren, dat zij eenmaal voor Gods rechterstoel rekenschap van hun daden zouden moeten geven.

38

-ocr page 43-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

Met die gedachten bezield, begaf zich Anto-nius naar het paleis, en verzocht een onderhoud met den vorst te mogen hebben, hetgeen gereedelijk werd toegestaan, omdat de dwingeland zijn gehoorzaal steeds voor zijn talrijke spionnen open hield, en niemand vermoedde, dat onze Heilige hem over andere dingen wenschte te spreken. Binnen tredende, zag hij den vorst op een prachtigen troon zitten, rondom welken een rijk gekleede lijfwacht stond geschaard. Ezzelino was een eenvoudig, mager man, doch kenmerkte zich door gelaatstrekken, wier woestheid ontzag inboezemde. Vrijmoedig trad Anto-nius naar den tiran toe, en sprak hem met forsche stem de volgende woorden toe:

»Wreede tiran! Hoe lang nog zult gij de barmhartigheid des Heeren versmaden, en met zijn langmoedigheid den spot drijven? Wanneer zult gij aan uw ongerechtigheden een einde maken? Moordenaar van zooveel onschuldigen! hoort gij de stem niet van het onrechtvaardig bloed, dat gij vergoten hebt en wraak tegen u ten hemel roept? Hoort gij het kermen der weduwen en weezen niet, dat ten Hemel stijgt, en den vloek des Hemels over uw hoofd afroept? En gij beeft niet eens! en gij hoopt nog rust te genieten, terwijl de Heer op het punt staat u over zoovele onschuldige slachtoffers rekenschap te vragen! Zie de hand des Heeren is over u opgeheven, het zwaard der gerechtig-

39

-ocr page 44-

HF.T LEVEN VAN DEN

heid zweeft boven uw hoofd, de goddelijke toorn gaat over u losbarsten...., en gy beeft niet eens!quot;

Ezzelino sidderde. Een zoo stoute taal was iets ongehoords in dat paleis. De lijfwacht wachten slechts op een teeken des meesters om den onverschrokken kloosterling te lijf te gaan, maar bleek en door een onverwinnelijke kracht beheerscht, staat Ezzelino op, daalt met wankelende schreden den troon af, ontdoet zich van zijn gordel, legt dien om zijn hals T en werpt zich voor de voeten van Antonius y met bevende stem zeggende:

» Pater, ik ben een booswicht, die duizendmaal de gerechte straf des Heeren verdiend heeft. Bid voor mij, opdat de Almachtige my in zijn rechtvaardigen toorn spare. Ik zal mijn zonden boeten en het kwaad, dat ik gedaan heb, herstellen. quot;

Antonius hief den zich vernederenden vorst op, sprak hem moed in, en beloofde hem, eenige dagen te Verona te zullen vertoeven.

»Indien gij in mijn plaats geweest waart, zei Ezzelino tot zijn verwonderde vertrouwelingen r zoudt gij hetzelfde gedaan hebben als ik, want terwijl die heilige man tot mij sprak, straalde er een hemelsch licht van zijn gelaat en vervulde mij met schrik tot in het merg mijner beenderen.quot;

Als hij nogtans van dien eersten indruk be-

40

-ocr page 45-

H. ANT0N1ÜS VAN PADBA.

komen was, wilde Ezzelino den man, die hem bevreesd gemaakt had, op de proef stellen. Hij gaf eenige zijner hovelingen bevel, Antonius te gaan opzoeken, en hem een prachtig geschenk aan te bieden, zeggende, dat de vorst hem dit zond als een onderpand zijner oprechte vriendschap. » Als hij het weigert, legt dan het geschenk voor zijn voeten, en als hij het aanneemt springt dan den broeder te lijf, en beneemt hem het leven.quot;

Antonius ontving de afgevaardigden met zijn gewone voorkomendheid; maar nauwelijks was hem de reden hunner komst bekend, of hij deinsde vol verontwaardiging terug.

»Maakt u weg uit mijn tegenwoordigheid, zeide hij, ik verlang niet naar geschenken van Ezzelino, ik wil alleen, dat hij zich betere. Zegt uw meester, dat hij moet trachten den Heer te verbidden, door hem een rouwmoedig en nederig hart aan te bieden. Als hij weigert dit te doen, zal de toorn des Allerhoogsten boven zijn hoofd losbarsten.quot;

Vol schrik omarmden de gezanten van Ezzelino de knieën van Antonius, ontdekten hem het ware doel van hun bezoek, en smeekten hem , voor hen te willen bidden. Dit beloofde hij; maar het berouw, dat hij in Ezzelino's hart verwekt bad, was slechts voorbijgaande; die verstokte ziel weerstond de genade, die hem met zooveel aandrang ten goede prikkelde, en hem een vriend des Heeren gezonden had, om

41

-ocr page 46-

-

42 HET LEVEEN VAN DEN

hem tot boetvaardigheid aan te sporen. Na het vertrek van Antonius verviel Ezzelino in zijn vroegere bloeddorstige gewoonten. Paus Alexander IV predikte een kruistocht tegen dien vijand van God en de menschen, en geheel Italië stond tegen hem op; hij werd te Bergamo in 1259 gewond en gevangen genomen en gaf den geest, terwijl bij het verband van zijn wonden rukte. Hij stierf in den kerkdijken ban, en werd door alle partijen, die Italië destijds verdeeld hielden, verfoeid.

Die tiran, die de stem des Heeren versmaadde,

stelde al zijn vertrouwen op zijn sterrenwichelaars , welke hem overal ten getalle van vier vergezelden; hij ondernam niets, zonder hen geraadpleegd te bobben. '

V.

\enolg van de prediking en wonderen van den Ileiligen Anlonins.

ntouius werd naar Frankrijk terugge-roepen, waar hem door zijn oversten het bestuur van het klooster te Puy werd opgedragen. Daar lag voor den krachtdadigen ijver van den heilige een ruim

-ocr page 47-

H. AKTONIUS VAN PADUA.

43

veld tot oefening zijner christelijke liefde open. De langdurige oorlog tegen de Albigenzen had de bevolking uitgeput, en groot was de schade, die het werk der vernieling had aangericht. Tallooze benden, door hongersnood uit hun woningen verdreven, doorkruisten hulpeloos het land, en zij, die nog niet geheel van hun aardsche goederen beroofd waren, werden door gewetenlooze woekeraars uitgezogen. Antonius begreep, dat hier niet lang te talmen viel, maar dat hij met zijn broeders ijverig de handen aan het werk moest slaan. Moedig trad hij op als verdediger van de gekrenkte rechten der menschheid. Overal stonden de woekeraars aan meedoogenlooze vervolging bloot; overal maakte hij een einde aan het vertrouwen, dat nog in die schraapzuchtige bedriegers werd gesteld, zonder om te zien naar het gevaar, dat zijn leven bij die vervolgingen bedreigde. Aan de noodlijdenden verschafte hij krachtdadigen bijstand, aan de armen voedsel en kleeding, en was daarbij tevens op hun eeuwig welzijn bedacht. Behalve tegen den woeker richtte hij voornamelijk de pijlen zijner welsprekendheid tegen den haat en de onkuischheid; door talrijke wonderen bevestigde hij de waarheid zijner leer, en toonde hij de gave der voorzegging te bezitten. Menige trek in zijn leven bewijst, dat hij toekomstige dingen zag, zooals God die aanzijn vrienden vertrouwelijk openbaart.

-ocr page 48-

HET LEVEN VAN DEN

Te Puy woonde een notaris, die een ongebonden, ergerlijk leven leidde. Hij was zoo zeer aan de schuldige vermaken der wereld gehecht dat men er aan wanhoopte, hem ooit tot inkeer te zien komen. Dikwijls ontmoette hij op de straat den overste der Minderbroeders , en zag dan met groote verwondering, dat Antonius voor hem het hoofd ontblootte, voor hem knielde, en hem als met bewijzen van eerbied overlaadde. Dit maakte den on-kuischaard verlegen, en was oorzaak, dat hij zooveel mogelijk elke ontmoeting met Antonius zorgvuldig vermeed. Op zekeren dag nogtans kwam hem de dienaar des Heeren onverhoeds weer tegemoet, en knielde als naar gewoonte voor hem neer. Thans was het den notaris lang genoeg. Met verontwaardiging trad hij eenige schreden terug, en voegde den heilige met bitsheid de volgende woorden toe:

»Wat heb ik u toch misdaan, dat gij elke gelegenheid te baat neemt, om den spot met-mij te drijven? Als ik niet voor den toora des Hemels beducht was, had ik u reeds lang het hart doorstoken!quot;

Antonius behield al zijn bedaardheid e;a antwoordde hem op liefderijken toon: »Broeder, ik vereer in u den martelaar van Jesus-Christus. Sedert verscheidene jaren smeek in den Allerhoogste, dat hij mij de genade schenke, mijn leven voor hem te mogen geven, doch myn

44

-ocr page 49-

H. ANTONIUS VAN PADTJA,

gebed wordt niet verhoord; van u nogtans heeft Cod mij geopenbaard, dat gij hem openlijk belijden zult, en die belijdenis met uw bloed zult bezegelen, daarom bid ik u mijner indachtig te willen wezen, als gij eenmaal de kroon der martelaren zult ontvangen hebben.quot;

De notaris begon te lachen, hield Antonius voor een krankzinnige, en vervolgde zijn weg,

Kort daarna ondernam de bisschop van Puy een reis naar Palestina met het doel, aan de ongeloovige volgelingen van Mahomet het Evangelie te gaan verkondigen. Op dien tocht werd hij door een talrijke schare van priesters en vrome wereldlingen vergezeld. Ook de notaris, die door den gulden schicht, der boetvaardigheid getroffen was, en al zijn bezittingen verkocht had, bevond zich onder de reisgenooten.

De overtocht was moeilijk, en na een reeks van gevaren te hebben doorstaan, landde men in Syrië. Alvorens met zijn eigenlijke prediking een begin te maken, wilde de bisschop het heilig graf zijn hulde gaan bewijzen, doch telkens geraakte hij met de Arabieren der steden, die hij op zijn weg doortrok, in woordentwist over den godsdienst. Daarbij ontbrak het hem echter aan het noodige vuur; hij vreesde blijkbaar het misnoegen der Maho-medanen gaande te maken, als hij hun profeet niet met de noodige omzichtigheid behandelde. Zwak waren dan ook de bewijsgronden, die

45

-ocr page 50-

HET LfiVEN VAN DEN

hij tot staving der valschheid van Mahomet's leer aanvoerde. Die lauwheid wekte het misnoegen van den notaris, die na zijn bekeering een geheel ander man was geworden; zijn ontevredenheid over den kerkvoogd werd zoo groot, dat hij hem den derden dag het woord ontnam, hem het lafhartige van zyn gedrag voor oogen hield, en zelf het Evangelie begon te prediken. Mahomet werd daarbij niet meer gespaard. In welsprekende taal bewees hij zyn toehoorders, dat die bedrieger zijn volgelingen misleid had, en hij thans, als een zoon des duivels in de eeuwige vlammen der hel het verlies van zoovele misleide zielen lag te boeten.

Die aantijdiug van hun profeet was den Mahomedanen te veel. Zij vielen den notaris aan, en mishandelden hem drie dagen deerlijk.

Den vierden dag werd hij ter strafplaats geleid, en verhaalde onderweg aan zijn medegezellen, dat de marteldood, dien hij tegemoed ging, door Antonius, den overste der Minderbroeders van Puy, was voorzegd geworden. Zoodra de kruisvaarders in Frankrijk waren teruggekeerd, lieten zij niet na , die wonderbare voorzegging van den heilige overal te verspreiden.

De gevolgen dier tijding bleven niet uit. In geheel het zuidelijk gedeelte van Frankrijk werd Antonius weldra als een Heilige vereerd. Hg werd de vraagbaak, de toevlucht van allen, die naar ziel of lichaam in benauwde omstandigheden verkeerden.

46

-ocr page 51-

H. ANTONIÜS VAK PADUA.

Zoo kwam hem op zekeren dag een vrouw verzoeken, dat hij voor haar van God de genade eener voorspoedige bevalling zou trachten te verkrijgen. Zij deed dat verzoek, omdat zij vroeger bij dergelijke gelegenheden altijd in groot gevaar verkeerd had.

Antonius luistert naar haar bede, bidt ge-ruimen tijd met groote godsvrucht voor het allerheiligste Sacrament, en boodschapt haar weldra, dat haar op handen zijnde verlossing voorspoedig zou zijn, doch dat zij een kind ter wereld zou brengen, bestemd om Minderbroeder te worden en aan het einde zijns levens de kroon der martelaren te verwerven.

Ook deze voorspelling heeft zich glansrijk bevestigd. De vrouw bracht een zoon ter wereld, die later in de orde der Minderbroeders trad. Nauwelijks had hij het ordeskleed ontvangen, of hij verlangde vurig naar het oogenblik, waarop hij aan de ongeloovigen het licht des Evangelies zou mogen brengen, en onder de groote rij der martelaren worden opgenomen. Zijn wensch werd vervuld; hij vertrok naar Jeruzalem, ten einde zich op de plaatsen, waar Jesus geleefd en geleden had, en waar het verlossingswerk voltrokken was, meer en meer te heiligen. Daarna reisde hij naar Azoth om den christenen, die daar met vele wederwaardigheden te kampen hadden, geduld en moed in te spreken. Terwijl hij daar predikte, sloegen

47

-ocr page 52-

HET LKVEN VAN DEN

Mahomedanen liet beleg voor de stad, en vorderden de overgave. Doch de ingezetenen weerden zich dapper, hetgeen niet beletten kon, dat de plaats eenige dagen later den vijand door verraad in handen viel. De christene ingezetenen werden nu voor den Sultan gebracht, en moesten hun geloof afzweren, op strafte van hun leven te zullen verliezen. Bijna allen weigerden, en waren bereid hun geloof met hun bloed te bezegelen. Ook Philippus, zoo heette de Minderbroeder, werd voor den Sultan gebracht. Hij naderde hem vastberaden, en sprak hem vrijmoedig in dezer voege toe:

gt;Weet, heer, dat ik priester ben en leeraar der wet van Jesus, dien gij vervolgt. Als deze lieden den dood schuldig zijn, heb ik hem wel duizendmaal verdiend, want zooveel in mgn vermogen was, heb ik hen tot standvastig verzet aangespoord. Ik verzoek u slechts, mij na al de anderen te laten sterven. »En gij, zeide Philippus, zich tot de christenen wendende, weest moedig en volhardt in den strijd, dien gij reeds hebt begonnen; heft uw oogen op tot Hem, den onsterfelijken Vergelder, die voor u de kroon der martelaren gereed heeft. Houdt moed: de strijd zal kort, het loon oneindig wezen! De Almogende heeft mij geopenbaard, dat ik vandaag met meer dan duizend mijner geloofsgenooten als martelaar ten hemel zal opklimmen.quot;

48

-ocr page 53-

H. ANTONIÜS TAN PADÜA.

Nauwelijks had hij die bemoedigende woorden uitgesproken, of de christenen hieven luid een eenparig gejuich aan, uitroepende, dat zy met Philippus voor Jesus wilden sterven, en voor geen pijnen en folteringen, hoe vreeselijk ook, zouden terugdeinzen.

De Sultan ontstak in toorn, en gaf bevel, dat men Philippus zou grijpen en hem een voor een de vingers afkappen, de huid afstroopen en daarna de tong uit de keel rukken zou. Onder die ontzettende kwellingen ging Philippus steeds voort met God te bedanken, en zgn broeders tot volharding aan te sporen. Toen hem de tong uitgerukt was, bad hg inwendig.

De Sultan gaf nu bevel, dat alle christenen onthoofd, en hun lijken voor de wilde dieren geworpen zouden worden. Dit geschiedde, en Philippus ging de belooning ontvangen, die hem door Antonius was voorspeld.

De heilige was naar Italië teruggekeerd. Bij gelegenheid, dat hij te Glemona een klooster stichtte, deed hij een mirakel, waaruit de groote macht blijkt, die hij bij God had verkregen. Terwijl hij bezig was met het klooster te bouwen, had hij op zekeren dag op eenigen afstand van de plaats, waar het gebouw zou worden opgetrokken, bouwstoffen liggen, die bij gebrek aan paard en wagen niet konden vervoerd worden. Men overlegde wat in deze omstandigheden gedaan moest worden, toen

4

49

-ocr page 54-

HET LEVEN TAN DEN

juist een landbouwer met een ledige kar voorbij reed, en zeer geschikt de bouwstoffen op de-bestemde plaats kon brengen. Antonius verzocht hem beleefdelijk, uit liefde tot God wat hout en steenen te vervoeren, daar hij toch geen vracht geladen had. De landbouwer weigerde r en gaf voor, dat hij een lijk vervoerde. Het lijk was niemand anders dan zijn knecht, die-op den wagen lag te slapen.

De man reed voort. Na eenigen afstand te hebben afgelegd, wilde hij zijn knecht wekken T om hem het voorgevallene te verhalen, eu zich met hem ten koste van Antonius vroolijk te maken. Doch de slapende werd niet wakker. Zijn baas begon hem te schudden en te stooten ,. alles was te vergeefs; de knecht lag daar als een lijk. In zijn angst loopt de boer naar Antonius , valt hem te voet, verhaalt hem hei voorgevallene bekent zijn leugen, en smeekt den Heilige, den knecht weer in het leven terug te roepen.

Door de droefheid en het berouw van den man getroffen, gaat Antonius mede naar den wagen, waarop het lijk van den knecht nog lag. De heilige staat eenige oogenblikken roerloos, slaat zijn oogen ten hemel, en is in een inwendig gebed verdiept. Dan maakt Lij over den doode het teeken des kruizes, en de knecht staat terstond op, alsof hij uit een diepen slaap ontwaakte.

50

-ocr page 55-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

Tallooze mirakelen, die allen door de akten der heiligverklaring worden bevestigd, vergezelden Antonius op zijn schreden, toen hy allerwege de leer des Evangelies verkondigde. Door het teeken des kruises te maken, genas hij zieken, en deed hij zelfs dooden opstaan.

Op zekeren dag kwam zich een arme moeder vol droefheid voor zijn voeten nederwerpen; zij had een jongetje op den arm, welks ledematen geheel samengetrokken en ineengekrompen waren. Zij smeekte Antonius, dat hij haar zoon zou zegenen en hem zijn gezondheid en krachten weer terugschenken zou. Als de Heilige zag, dat men een wonder van hem verwachtte, was hij diep ontroerd, en wilde zijn weg vervolgen; maar de moeder lag voor zijn voeten te snikken en herhaalde onophoudelijk! »Vader, heb toch medelijden met mij!quot; Door haar tranen bewogen, riep Antonius den Allerhoogste aan, en zegende den kleinen ongelukkige, door het teeken des kruises over hem te maken. Het kind rijst oogenblikkelijk in de armen zijner moeder overeind, want door het gebed van den Minderbroeder had hij de gezondheid en buigzaamheid zijner leden herkregen.

God had zijn trouwen dienaar een niet minder groote macht over de zielen dan over de lichamen en de krachten der natuur geschonken. Op zekeren dag predikte hij toevallig in een dorp

51

-ocr page 56-

HET LEVEN VAN DEN

in Italië, waar zich veel struikroovers ophielden. Deze hadden zich onder de toehoorders geschaard. Als naar gewoonte predikte Anto-nius met een levendige en roerende welsprekendheid, en hg trof het hart dier booswichten zoo zeer, dat zij zich na de preek aan zijn voeten gingen werpen, hun zonden biechtten, en hem smeekten, hun een strenge boete op te leggen.

Antonius deed hen medelijdend opstaan, hoorde hun biecht, legde hun een boete op, en liet hen voorts in vrede gaan.

Eenige jaren na die bewonderenswaardige hekeering ontmoetten eenige Minderbroeders in de nabijheid van Rome een pelgrim, die de graven der apostelen bezocht had. Hij naderde de kloosterlingen en vertelde hun, dat hij een der door Antonius bekeerde struikroovers was. » Wij hoorden hem, zoo verhaalde de grijsaard, vurige woorden tot ons richten; wij zagen zijn tonrr als een fakkel vlammen, en ons versteend

O '

gemoed smolt als was voor het vuur. De hemelsche prediker scheen zijn hand op ons hart te leggen, en het met ieder zijner woorden te doorsteken. Wij biechtten hem de zonden van ons geheele leven; onze ontroering was zoo groot, dat wij nauwelijks konden spreken. Ik kan u niet zeggen, met hoeveel goedheid en teederheid hij ons ontving, met welk een zalving hij ons tot het goede opwekte, met welk een diepe overtuiging hij ons de barm-

52

-ocr page 57-

H. ANTONIÜS VAN PADÜA.

hartigheid Gods en het eeuwig leven beloofde, als wij in onze goede voornemens volhardden, en hoe streng hij diegenen, die in hun vroegere ongerechtigheden zouden hervallen, met tijde-lijke én eeuwige straffen bedreigde. Eenigen onzer hadden dat vreeselijk ongeluk; ik heb hen op het schavot zien sterven, de overigen zijn in de vrede des Heeren ontslapen.

»Wat mij betreft, de heilige legde my als boete op, twaalf maal naar Rome te reizen en daar de graven der apostelen te bezoeken; ik keer thans voor den laatsten maal terug; mijn hart is vol blijdschap, en ik verwacht de vervulling der belofte van den heiligen man, wiens raadgevingen ik getracht heb op te volgen.quot;

Antouius was naar Italië teruggekeerd, waaide kettersche Manicheën destijds groote vorderingen schenen te maken. Vooral in de stad Rimini hadden veelvuldige predikingen plaats, en Antonius was derwaarts gezonden om er de rechten der eeuwige waarheid te gaan verdedigen. Zijn overtuigende woorden leidden tot de bekeering van een der kettersche voorgangers, maar het volk zelf bleef onverschillig. Wij laten hier het aloude verhaal van de geschiedschrijvers der Franciscaner orde volgen;

»Christus wilde door middel van de redelooze dieren de groote heiligheid van zgn trouwen dienaar aantoonen, en ook er op wijzen, hoe men naar zgn prediking en heilige leer moest luis-

53

-ocr page 58-

HET LEVEN VAN DEN

teren. Onder anderen bediende hij zich eens van de visschen om de dwaasheid der ongeloo-vige ketters te berispen, even gelijk hij eertijds in het oude Testament de stem der ezelin bezigde , om de onwetendheid van Balaam te berispen.

»De heilige Antonius bevond zich dan te Rimini, waar een groote menigte ketters waren , en daar hij hen tot het ware geloof en den weg der deugd wilde terugvoeren, predikte hij verscheidene dagen voor hen, en twiste met hen over het geloof van Christus en de heilige Schrift. Doch zij lieten zich niet alleen niet overhalen, maar bleven verstokt en weigerden hardnekkig, naar hem te luisteren.

»0p zekeren dag begaf zich Antonius op een goddelijke ingeving naar het strand ter plaatse waar de stroom in de zee uitloopt; daar plaatste bij zich tusschen den stroom en de zee, en begon te spreken, alsof bij in Gods naam voor de visschen predikte.

»Visschen der zee en der stroomen, sprak hij, luistert naar het woord Gods, want de ongeloovige ketters weigeren het aan te hooren.quot;

»En zoodra hij dit gezegd had, zwommen oogenblikkelijk een zoo talrijke menigte groote, kleine en middelmatige visschen naar hem toe, dat men er oooit zooveel in die zee of in dien stroom gezien had. Allen staken den kop uit het water, en schenen in de grootste

54

-ocr page 59-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

■orde en stilte hun oogen op den heiligen An-tonius te vestigen. Het dichtste by den oever eaten de kleinere visschen; daarachter die van middelmatige grootte, en achteraan, waar het water dieper was, de grooteren. Als de visschen zich dan in die orde geschaard hadden, begon de heilige Antonius plechtig te preken, ^n zei;

»Visschen, mijn broeders, gij allen moogt, »naar de mate van uw vermogen, uw Schepper »wel bedanken, dat hij u een zoo edel element .»tot woonplaats aanwees; want al naardat gij fhet verlangt of behoeft, beweegt gij u in »zoet of zout water. Hij heeft u menig toe-»vluchtsoord geschonken, waar gij de gevaren »van den storm kunt ontwijken; hij heeft u »een helder en doorzichtig element gegeven, »opdat gij gemakkelijk de spijze zoudt vinden, ©waarmede gij u voedt. Toen God, uw milde sen goede Schepper, u in dit leven riep, ge-»bood Hij u te groeien en te vermenigvuldigen, »en gaf Hy u zijn zegen. Bij den algemeenen »zond vloed, toen alle andere dieren stierven, ■» heeft Hij u alleen ongeschonden bewaard. Voorts »gaf Hij u vinnen, om u te kunnen begeven »werwaarts gij wilt. Op Gods bevel werd u »toegestaan, den profeet Jonas op te nemen, gt;en hem drie dagen later levend en gezond »weer aan land te werpen. Gij boodt den »Heer Jesus Christus een penning aan, omdat

55

-ocr page 60-

HET LEVEN VAN DEN

»hij wegens zijn groote armoede zijn schatting »niet betalen kon. Eindelijk diendet gij den »eeuwigen Koning voor en na zgn verrijzenis »tot voedsel. Om al die redenen zijt gij ten »zeerste verplicht, mv God, die u boven an-»dere schepselen met zulke weldaden over-»laadde, te loven en te prijzen.quot;

Toen Antonius den eerbied zag, dien de visschen hun Schepper toedroegen, was hg innig verheugd, en zei hij met luider stem:

»Gezegend zij de eeuwige God, want de »visschen der stroomen en der zee vereeren »Hem beter dan de kettersche menschen, en »de redelooze dieren luisteren beter naar zijn » woord dan de ongeloovigen!quot;

Hoe langer Antonius predikte, des te grooter werd de toevloed van visschen, en geen hunner verliet zijn eenmaal gekozen plaats. Op dat wonder kwam het volk uit de stad toegeschoten , en onder hen bevonden zich de hierboven bedoelde ketters, die bij het zien van dat duidelijk en aangrijpend mirakel tot in hun ziel getroffen waren, en voor de voeten van Antonius op hun knieën vielen om naar zgn woorden te luisteren. Nu begon Antonius het katholiek geloof te prediken; hij deed dit op zoo verheven wijze, dat alle ketters bekeerden en tot de ware leer van Christus terugkeerden, en alle geloovigen gevoelden zich getroost, verblijd en in het geloof versterkt.

56

-ocr page 61-

H. ANTONIUS VAN PADÜA.

Daarna zegende Antonius de visschen, en gaf hun verlof zich te verwijderen•, en zij vertrokken, even als het volk, onder de grootste teekenen van blijdschap. De heilige Antonius bleef verscheidene dagen te Rimini, en predikte er nog tot heil van menige ziel.

Wij zullen bij dit eenvoudig verhaal geen enkele overweging voegen; een mirakel, hoe buitengewoon het ook zij, dat zoo gelukkige uitwerksels heeft, en waarvan een gansche stad getuige is, is tegen kritiek bestand. Het beste bewijs voor den goeden uitslag der pogingen, door Antonius in het werk gesteld, was voorzeker de haat, dien hij den vijanden des geloofs inboezemde. Een hunner besloot zelfs een aanslag op zijn leven te ondernemen, en noo-digde hem met dat doel op een maaltijd. Hoewel de Heilige zeer afkeerig van gastmalen was, meende hij toch ditmaal niet te mogen weigeren ; hij liet zich derhb've door zijn ijver mede-sleepen , denkende, dat hier iets voor de zaligheid van anderen kon gedaan worden. Op het bepaalde uur meldde hij zich bij zijn gastheer aan, en men zette zich aan tafel, doch een inwendige openbaring maakte hem bekend, welke der gerechten vergiftigd waren. Ten einde in hun snoode plannen te beter te slagen, overlaadden zij Antonius met beleefdheden en betoonden hem den diepsten eerbied.

Doch de heilige behield zijn bedaardheid, en

57

-ocr page 62-

HET LEVEN TAN DEN

bekommerde zich niet om het gevaar, waaraan men hem wilde blootstellen. Terwgl hij de vergiftige spijzen met den vinger aanwees, sprak hg de booswichten ernstig, doch minzaam aldus aan:

»Welk kwaad heb ik u toch gedaan, dat gij my naar het leven staat? Vreest gij niet, dat Gods toorn over u los zal barsten, als gij op zoo verregaande wijze de heilige wetten der gastvrijheid schendt?quot;

De gastheer antwoordde al stamelende: »God beware ons voor dat ongeluk! Wij achten u te zeer, dan dat wij a het geringste kwaad zouden willen berokkenen, en wij kunnen aan uw heiligheid niet meer twijfelen, sedert wij u een mirakel hebben zien doen; wij willen het volk slechts een nieuw bewijs van uw schitterende deugden geven, want het vergif kan immers den trouwen dienaar van Jesus

Christus niet schaden......En deze plaats uit

de heilige Schrift moet toch naar de letter worden opgenomen.

— Volstrekt niet, antwoordde Antonius, want ons geloof behoeft niet door uiterlijke teekenen bevestigd te worden; de waarheid onzer leer is niet van die wonderen afhankelijk. Bij de geboorte der Kerk waren er wonderen noodig, en God deed ze toen, om de hemelsche leer te bevestigen; maar daaruit volgt niet, dat er mirakelen noodig zijn om te gelooven.

58

-ocr page 63-

H. ANTONICS VAN PADUA.

— Wat gij zegt kan waar zijn, hervatte de ketter, maar even waar is het, dat gij, als gij een Heilige zgt, die vergiftige spijzen kunt nuttigen, zonder dat zij u de geringste ongesteldheid veroorzaken. Wij zijn bereid uw deugden te verheerlijken, en het Katholiek geloof te omhelzen, als het vergif geen uitwerking op u heeft.quot;

Antonius, dezelfde kracht Gods in zich gevoelende , die den heiligen Paulus voor den beet der slangen behoedde, nam zonder aarzelen het voorstel der ketters aan; en na de vergiftige spijzen gezegend te hebben, at hij er zooveel van, dat hij er van gestorven zou zijn, als de Almachtige hem niet voor gevolgen had bewaard. Toen de ketters zagen, dat het vergif Antonius geen leed deed, en hij hun duidelijk en bedaard de leer van Jesus Christus voor oogen bleef houden, waren zij diep getroffen , en verklaarden hem eindelijk, dat zij bereid waren, hun dwaling af te zweren en in den schoot der Kerk terug te treden.

59

-ocr page 64-

VI.

Anlonius redl zijn vader.

ij het verhaal van de daden van An-tonius, die der geschiedenis een zoo rijke stof opleveren, hebben wij zijn ouders uit het oog verloren. Daar alle menschen aanspraak hadden op de christelijke liefde en de weldaden van dien door-luchtigen wonderdoener, was het billijk, dat ook zijn ouders de blijken van de macht huns zoons ondervonden, en zijn kinderlijke liefde aan zijn naam een nieuwen luister gaf.

Martinus Bulhon genoot de gunst van Sancho I, en die vorst droeg hem belangrijke zaken op. Ook na den dood van dien vorst bleef hij onder diens zoon Alfonsus II zijn gewichtige betrekkingen bekleeden, even als onder Sancho II, die den door zijn vader tegen de Saracenen begonnen strijd hervatte; doch door ongesteldheid verhinderd werd hem te eindigen.

Tijdens zijn ziekte droeg hij Bulhon een gewichtig deel van het staatsbestuur op, en schonk hem in die betrekking de vrije beschikking over een belangrijk bedrag uit de schatkist. Hij zelf was voornemens, na zijn herstel tegen de Mooren te velde te trekken. Dit plan bracht

-ocr page 65-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

hg na den dood van Alfonsus ten uitvoer, en liet Bulhon zijn vroegere bediening waarnemen. Bullion was een eerlijk en bekwaam man, doch het onbrak hem aan de noodige voorzichtigheid. Zijn veel omvattende bezigheden waren oorzaak, dat hij ze gedeeltelijk aan anderen moest overlaten, terwijl bij daarbij aan 74]quot;n ondergeschikten bij het uitgeven der geldmiddelen van den staat de handen vrij liet. Toen hem na de terugkeer des Konings rekenschap gevraagd werd van zijn geldelijk beheer, bleek, dat hij trouwelooze ondergeschikten had, want zij ontkenden, gelden van hem ontvangen te hebben. Te laat zag hij in, dat hij zich bij de overgave van schriftelijke bewijzen had hooren te voorzien , om de eerlooze dienaren van hun schuld te kunnen overtuigen. Zijn eigen middelen waren ontoereikend om het aldus ontstane te kort te dekken; hij was derhalve aan den vooravond van groote schande en algeheelen ondergang.

De landraad maakte reeds toebereidselen om Bullion's bezittingen in het openbaar te ver-koopen, ten einde uit de opbrengst zooveel mogelijk de geleden verliezen te verhalen; doch de Voorzienigheid waakte over hem.

Geduldig zijn ongelukkig lot dragende, verschijnt hg op het vastgestelde uur voor zijn rechters. Hij was vast besloten de aantijgingen zijner belagers te beantwoorden, met eenvoudig

61

-ocr page 66-

62 HKT LEVEN VAN DEN

de waarheid te zeggen, daar hij wel wist dat het hem onmogelijk was, zonder schriftelijke bewijzen zijn onschuld te doen blijken. Ür bleef hem voorts niets .anders over, dan gelaten zijn lot af te wachten. Doch op het oogenblik, dat hij op punt stond, onder de valsche beschuldigingen zijner vijanden te e-zwijken, verschijnt plotseling zijn zoon Anto-nius in de zaal, niettegenstaande deze destijds

in Italië verblijf hield.

Hij trad naar de beschuldigers zijns vaders, en een strengen en doordringenden blik op

hen vestigende, vroeg hij:

»Hebt gij op dien dag, op dat uur en m die munt van mijn vader niet die en die som

ontvangen? Zegt de waarheid, anders zal Godt die zich met de verdediging der rechtvaardigen belast, u onverhoeds op de ^ vreeselijkste wijze

voor uw valschheid straffen,

Bij die onverwachte verschijning en die verpletterende woorden vielen de schuldigen A.n-tonius te voet. Zij beleden luide de onschul van Bulhon, en bekende hun eigene trouweloosheid. ,, , np De geschiedenis verhaalt niet, welke straffen

die eerlooze schurken ondergingen, doch wel dat Bulhon in zijn waardigheid werd hersteld , en zijn in beslag genomen goederen werden

teruggegeven. .

Zijn beproevingen waren nogtans met ten

-ocr page 67-

H. ANTONIÜS VAN PA.DXIA.

einde. Koning Sancho II was een dapper krijgsman , doch miste de hoedanigheden, die den vorst in de oogen zijner onderdanen bemind maken. Met leede oogen zag hij den steeds stijgenden invloed der hooger geplaatste geestelijkheid. Meermalen maakte hg inbreuk op hun rechtmatig verkregen rechten, en bracht het eindelijk zoover, dat hij door paus Inno-centius IV met den kerkelijken ban werd getroffen. In die omstandigheden kon Bulhon met zijn edelaardige en oprecht christelijke inborst dikwijls niet nalaten, Sancho in zijn boozeplannen te dwarsboomen. Dit was zeker niet geschikt hem de gunst des konings te verzekeren. Van den anderen kant was hij in gestadige aanraking met hovelingen, die, minder gemoedelgk dan hij, blindelings aan de luimen en hartstochten van den vorst toegaven. Ook dezen konden hem niet goed gezind wezen, te meer daar zijn voorbeeldig gedrag bij het hunne zoo zeer afstak. Het was dus zaak voor hem, steeds op zijn hoede te zijn, en te zorgen, dat nimmer de minste verdenking op hem rustte.

Niettegenstaande zijn aanhoudende waakzaamheid , kon hij niet verhoeden, dat hij door den snooden toeleg van een misdadiger zijn bestaan in gevaar bracht. Hij zou dan ook zijn leven op het schavot geëindigd hebben , indien hem zijn zoon niet andermaal ware ter hulp gesneld.

63

-ocr page 68-

HET LEVEN VAN DEN

In de nabijheid van Bulhons huis woonden twee ridders, die tot de aanzienlijkste familiën behoorden, en elkander een doodelijken haat toedroegen. Meermalen reeds hadden zij elkander naar het leven gestaan, doch telkens werden hun moorddadige plannen verijdeld.

Op zekeren avond keerde een hunner door de straat, waarin Bulhon woonde, naar de zgnen terug, en werd door zijn vijand en eenige medeplichtigen opgewacht. Hoezeer hij goed gewapend was, was de aanval zoo onverwacht, dat hij er niet eens op bedacht was, zich van zijn verdedigingsmiddelen te bedienen, te meer, daar hij zich in de nabijheid zijnei woning bevond. Na zich eenige oogenblikken verzet te hebben, werd hij van achteren aangegrepen, op den grond geworpen en met dolksteeken afgemaakt, zonder zelfs den tijd te hebben om hulp te roepen. Ten einde hun misdaad verborgen te houden, namen de moordenaars het lijk op, en wierpen het bij Bulhon s woning over den muur in den boomgaard. Daardoor werd voorkomen, dat wegens de bekende vijandschap tusschen de beide ridders, de verdenking op den waren schuldige zou rusten.

's Anderendaags was geheel Lissabon in rep en roer; de bloedverwanten van den verslagene stelden een nauwkeurig onderzoek in, doch het lijk werd niet gevonden, totdat zij cindeujk,

lt;54

-ocr page 69-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

door de sporen van het bloed geleid, aan den boomgaard kwamen, en daar het lijk van den dierbaren overledene vonden.

Oogenblikkelijk werd de brave en verdienstelijke Bulhon met al de zijnen gegrepen en in de gevangenis geworpen. Daar het hem onmogelijk was, bewijzen zijner onschuld aan te voeren, werd hij die zich steeds jegens vorst en vaderland zoo verdienstelijk gedragen had, en aan wiens verleden geen enkele smet kleefde, overeenkomstig de snelle rechtspraak dier tijden weldra ter dood veroordeeld.

Terwijl men in de gerechtzaal te Lissabon dat vonnis voorlas, stond Antonius te Padua op den predikstoel. De Heer openbaarde hem nu het groote gevaar, waaraan zijn dierbare vader was blootgesteld. Men zag den minderbroeder op den rand van den predikstoel leunen en zijn kap over zijn aangezicht trekken.

In die houding verscheen hij op datzelfde oogenblik te Lissabon te midden van het gerechtshof, dat Bulhon ter dood veroordeeld had. Deze stond overeind, en was door gerechtsdienaren omringd. Hij stond op het punt ter strafplaats geleid te worden. Als Antonius dit zag, beval hij de uitvoering van het vonnis te staken, en zich tot de verbaasde rechters wendende, zeide hij;

»Weet, rechters, dat mijn vader onschuldig is; hij heeft geen bewijzen voor zijn onschuld

5

65

-ocr page 70-

HET LEVEN VAN DEN

kunnen aanvoeren, maar volgt my, ik zal ze n zelf verschaffen.quot;

De rechters, die Antonius ten tweeden male op zoo wonderbare wijze zagen te voorschyn treden, stonden bij den aanblik der heiligheid^ die op zijn aangezicht glansde, geheel verstomd, en volgden den heilige. Deze richtte zijn schreden naar de hoofdkerk, en ging recht naar de grafstede van den vermoorden ridder. Het graf werd geopend, de doode rees in zijn doodkist overeind, en Antonius riep hem met luider stem toe:

»Uit naam van den almachtigen God beveel ik u op te staan, om getuigenis van de waarheid af te leggen!quot;

De doode gehoorzaamde, en in tegenwoordigheid van Martinus Bulhon en zijn rechters benevens een groote menigte nieuwsgierigen, verklaarde hij: dat de beschuldigde niet alleen zijn moordenaar niet was, maar ook van zijn dood geen kennis had gedragen, voordat hij door de gerechtsdienaars gegrepen werd.

Thans verzochten de rechters Antonius, dat bij den doode gelasten zou, den naam de» moordenaars bekend maken. De heilige antwoordde echter:

»Ik ben hier heen gekomen om het leven van een onschuldige te redden, maar niet om den schuldige aan het gerecht over te leveren.quot;

De ridder, dien Antonius in het leven terug-

66

-ocr page 71-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

geroepen had, knielde voor den minderbroeder, smeekte hem vergiffenis over zijn zonden voor hem te verwerven, en het banvonnis, dat tegen hem uitgesproken was, op te willen heffen. Zoodra Antonius zijn gebed verhoord had, ging de ridder weer in zijn kist liggen, en sliep in den vrede des Heeren weer in, vol hoop, dat hij eenmaal het hemelsche paradijs zou binnentreden.

Terwijl die gebeurtenissen voorvielen, was Antonius altijd in de kerk van Padua op den predikstoel big ven staan; daarna kwam bij weer tot zich zelvea, en aan eene ingevin»

7 O O

Gods gehoorzamende, verhaalde hij zijn toehoorders wat er plaats gehad had. Sommigen onder hen konden zijn woorden niet gelooven. Zij schreven derhalve naar Lissabon om zich. van de waarheid te overtuigen, en vernamen weldra, dat het verhaal van Antonius in allen deele overeenkomstig de waarheid was.

Groot was de invloed, die Antonius op het bekend worden dier wondervolle gebeurtenis te Padua voortaan had. Zijn macht op gees-telijk gebied werd onbeperkt. Geen zondaar kon aan de overredingskracht zijner woorden meer weerstand bieden. Hij werd op zijn wenk gehoorzaamd, soms zelfs al te letterlijk, zooals uit het volgend voorval zal blijken:

Een jongeling had bij Antonius gebiecht, en zich onder anderen beschuldigd, dat hij

67

-ocr page 72-

HET LEVBN VA.N DEN

zijn moeder een schop had toegebracht, die haar ter aarde had doen vallen.

»Ongelukkige,quot; zei Antonius in zijn veront-'tvaardiging tot dat ontaard kind, »de voet van den zoon, die zijn vader of moeder een schop toebrengt, behoorde afgekapt te worden!

Vol schrik ijlde de jongeling, die er niet aan twijfelde of God had hem door den mond zijns biechtvaders toegesproken, naar huis, greep een bijl, en hakte zich, zonder zich een oogenblik te bedenken, den voet af.

Dat feit verspreidde zich weldra door de gansche gemeente. De ontroostbare moeder liep radeloos rond, overal weeklagende over het ongeluk, dat haar zoon getroffen had.

Ook Antonius kwam het voorgevallene ter oore. Hij stond verbaasd over den onberaden, doch grooten ijver des jongelings, en zich niet verhelende, dat hij de oorzaak van het ongeluk was, begaf hij zich onverwgld naar de woning van den ongelukkige, die vreeselijke pynen leed. Door medelyden bewogen, sloeg de heilige zijn oogen ten hemel, en smeekte den Almachtige hem de noodige kracht te verleenen om de pijn des jongelings te stillen. Daarna nam hij den afgekapten voet, hechtte hem aan het bloedende been, en terstond kon de lijder weer loopen. Hij viel zijn redder te voet, en bedankte hem vurig voor zijn genezing.

Op zekeren dag had Antonius als naar ge-

68

-ocr page 73-

H. ANTONIUS VAN PADTJA.

woonte met groote overtuigingskracht zijn hoorders toegesproken, zoodat hij geheel vermoeid van den kansel steeg. Diep getrofien door het aangrijpende zijner krachtige toespraak, kwam na de preek een zondaar naar hem toe, en gaf den heilige te kennen, dat hij zijn biecht wenschte te spreken. Ofschoon geheel van vermoeienis uitgeput, zet zich Antonius, immer bereid om den boetvaardigen zondaar tot God terug te voeren , oogenblikkelijk neder, om de belijdenis van dien rouwmoedigen ongelukkige aan te hooren. De zondaar kon nogtans geen woord uitbrengen. Zijn ziel was zoo diep ontroerd, zijn hart dermate door berouw overstelpt, dat hij slechts kon snikken en weenen. Daar de biecht op die wijze niet veel vorderde, en het Antonius ook aan den tijd ontbrak om langer werkeloos te wachten, beval hij zijn biechteling huiswaarts te keeren, om zijn biecht neer te schrijven, en daarna terug te keeren. De zondaar gehoorzaamde; weldra keerde hij bij zijn biechtvader terug, wien hij zijn schriftelijke belijdenis ter hand stelde. Antonius stond echter zeer verbaasd, als hij zag, dat het papier, in plaats van volgeschreven te zijn, er zoo wit uitzag, als had er nooit iets op gestaan.

De heilige beschouwde dit met recht als een gevolg van het berouw des zondaars over zijn misdaden; doch dat berouw was een uit-

69

-ocr page 74-

HET LEVEN VAN DEN

70

■werksel der genade, door de woorden van An-tonius in het hart des boetelings verwekt, zoo dat hg zelf een groot aandeel aan die groote bekeering had.

VU.

Laalsle levensjaren en dood van den heiligen Anlonius.

oewel hg nog jong was, gevoelde An-tonius, dat het getal zijner dagen was geteld, en alvorens deze wereld te verlaten, wilde hg zich in de eenzaamheid begeven, ten einde zich bezig te houden met het gebed en de beschouwing der natuur, die hg lief had, even gelijk zijn meester, de heilige Franciscus, haar op hoogen prijs stelde. Hg begaf zich tot dat einde naar een afgelegen plaats in de Apenijmn, naar den berg Delia Verna, een landelgk en vreedzaam oord, waar Franciscus van Assise tgdens den loop van zijn sterfelijk leven zoo gaarne verwijlde. Van de kruin der rotsen ontdekte men de plaats, waar de Heilige de teekens der vijf wonden ontving; grotten en rotsholen

-ocr page 75-

H. ANTONIUS VAN PADXJA.

herinnerden aan de mirakelen, vizioenen en strenge boetplegingen van den stichter der orde van de Minderbroeders. Dat was bet verblijf, dat Antonius uitgekozen bad, om zich in volslagen eenzaamheid met God te kunnen bezig houden. Hij bouwde zich daar een hutje, en leefde er in een voortdurend gebed en beschouwing, waarmede hij die ruwe oefeningen van boetvaardigheid vereenigde, waaraan zich de heiligen van alle eeuwen overgeven, die zich met hun goddelijk voorbeeld gelijkvormig willen maken. Ook wijdde hij eenige uren aan het schrijven van preken, die in onze dagen nog gelezen worden, en waarin de brandende ijver en liefde zijner ziel zoo duidelijk doorstralen. Voorts heeft de Heilige ons een godgeleerd werk nagelaten, waarin hij met heilige en moedige vrijheid de ondeugd gispt overal waar hij die ontmoet, en waaruit blijkt, dat de schrijver door het overwicht zijner deugdzaamheid de bovenhand behield op den bloeddorstigen Ezzelino, en waardig werd, in de litaniën den uitroeier der ondeugden en den geesel der tirannen genoemd te worden.

In den winter was Antonius verplicht de bergen te verlaten. Dan keerde hij naar Padua terug, en hervatte weer ziju prediking. Den stoel der waarheid had men in een groot veld moeten plaatsen, omdat de aanhoudende toevloed van hoorders veel te groot werd, dan dat een

71

-ocr page 76-

72 HET LEVEN VAN DEN

kerk van Padua die groote menigte zou kunnen bevatten. Dertigduizend personen stonden somwijlen om den predikstoel geschaard. Een diepe stilte heerschte onder die geloovigen, zoodat zij allen duidelijk de stem hoorden, die weldra niet meer van deze aarde zou zijn. Als hij van den kansel daalde, verdrong men zich rondom hem; men raakte zijn handen en voeten aan, en zij, die er in slaagden, stukjes van zijn schamele kleeding machtig te worden, namen die als een kostbaren schat mede naar huis.

Tot aan het Pinksterfeest hield Antonius zijn apostolischen arbeid nog vol. Toen echter noodzaakte hem zijn hoogst ziekelijke toestand van het prediken af te zien: hg haakte naar de eenzaamheid als een dorstig hert naar de frissche waterbronnen. God wendde zijn aandacht van aardsche zaken af, en maakte hem door een kalmen levensavond en de innigste en zoetste mededeelingen bereid voor den overtocht van een vergankelijk tot een eeuwigdurend leven. Om het gewoel der steden te vermijden, besloot hij zich naar een klein klooster in den omtrek van Padua te begeven, en daar zijn laatste dagen te slijten. Hij schreef naar den provinciaal ten einde verlof te krijgen om van woning te veranderen en toen zijn brief gereed was, begaf hij zich naar de cel van den gardiaan om te vragen of een bode hem mocht

-ocr page 77-

H, ANTONIUS VAN PADUA.

overbrengen. Als hij deze toestemming verkregen had, keerde hij naar zijn cel terug om den brief te halen, maar hij kon hem niet meer vinden. Daaruit meende hij te mogen opmaken, dat het Gods wil was, dat hij te Padua zou blijven; doch eenige dagen daarna antwoordde hem de provinciaal, dat hij vrij was in de keuze van het klooster, waarin hij verder verblijf wilde houden. God had aan zijn overste de wensehen van Antonius geopenbaard, en wilde langs dien weg de eenvoudige en kinderlijke gehoorzaamheid beloonen, die de groote wonderdoener voor zijn meerderen betoonde.

De Heilige dankte nederig den Heer, en koos tot laatste verblijf liet klooster, dat de Minderbroeders te Campo-San-Pietro bezaten. Daar werd voor hem op een bekoorlijk plekje onder de schaduw van een grooten nootenboom een kleine cel gebouwd , en in die vreedzame schuilplaats sleet Antonius, door het natuurschoon omgeven, menige weken, zich voorbereidende tot de groote reis naar de eeuwigheid.

Zijn gezondheid werd van dag tot dag zwakker; weldra kon hij van zijn legerstede van stroo niet meer opstaan, en daar hij vreesde, dat hij de vrome kluizenaars zijner omgeving tot last zou zijn, liet hij zich naar het klooster der Arme Clarissen te Arceli brengen, waarvan de Minderbroeders, die met de geestelijke zorg

73

-ocr page 78-

HET LEVEN VAN DEN

dier zusters belast waren, hem als een kostbare gave des hemels ontvingen.

De ziekte van den Heilige was zoo ernstig geworden, dat hem voortaan geen menschelijke hulp meer kon redden. Antonius bad onophoudelijk , hij scheen uitermate bigde te zijn, want de dood was hem gewin, hij verlangde zijn aardsch hulsel af te leggen, om met Jesus Christus te gaan wonen, en dikwijls zag men hem hier op aarde reeds in vervoering van blijdschap zijn welbeminden Schepper aanschouwen.

Op Vrijdag den 13. Juni 1231 biechtte en communiceerde hij vroegtijdig, en zong daarna met zwakke stem den lofzang tot de heilige Maagd, die hem zoo vaak op de lippen zweefde: O gloriosa Domina! Hij lag onbewegelijk met de oogen ten hemel gericht, en op zijn van vreugde stralend gelaat was duidelijk te bespen-ren , dat hij met groote oplettendheid iets aanschouwde. Toen men hem vroeg, wat hij zag, antwoordde hij:

»Broeders, ik zie mijn Heer Jesus Christus!quot;

Die woorden deden de broeders begrijpen, dat zijn laatste uur weldra zou slaan. Een hunner, een priester, ging de heilige olie halen.

Als hij de H. Zalving ontvangen had, hief hij zijn oogen en handen, die men gezalfd en door het laatste oliesel nog meer gelouterd had, ten hemel, en bad met diepe godsvrucht

74

-ocr page 79-

H. ANT0N1US VAN PADÜA.

de zeven psalmen van boetvaardigheid, terwijl hij zijn stem vereenigde met die zijner snikkende en weenende broeders, die om zijn sterfbed neergeknield lagen. Hij bad nog een half uur, en stelde daarna zonder doodstrijd zijn ziel in handen zijns Verlossers.

De heilige Antonius stierf op den leeftijd van zes en dertig j^ren; elf jaren had hg doorgebracht bij de Kanunniken van den heiligen Augustinus, en tien bij de Minderbroeders.

Op den dag van zijn overlijden zat de abt van Vercelli, die vroeger zijn leermeester was, in zijn cel te lezen. Eensklaps gaat de deur open, en zijn teergeliefde Antonius staat voor hem, en groet hem allerbeleefdst, zeggende:

»Zie, eerwaarde abt, ik heb mijn ezel te Fadua gelaten, en haast mij naar mijn vaderland terug te keeren.quot;

Tegelijkertijd trad de Heilige naar den abt toe, raakte zijn keel aan, en oogenblikkelijk verdween de pijn, die hij sedert eenige dagen daaraan had. Voordat de abt kon antwoorden, was Antonius weer verdwenen, en de abt begreep, dat de Heilige van Padua overleden was.

Zoodra de Heilige den geest gegeven had, liepen de kleine kinderen door de straten van Padua, luidkeels roepende: »De Heilige is dood! de heilige Antonius is niet meer!quot; Met de snelheid des bliksems verspreidde zich de treur-

75

-ocr page 80-

HET LEVEN VAN DEN

mare van zijn verscheiden; het volk verzamelde zich rondom zijn stervenssponde; allen wilden den boetvaardige, den prediker, den wonderdoener, den vriend Gods, wiens faam door geheel Frankrijk en Italië verspreid was, aanschouwen en aanraken. De stedelijke overheid van Padua en de inwoners van Arceli betwistten elkander die kostbare overblijfselen. Eerstge-noemden behielden de bovenhand, en het lichaam werd met den grootsten luister en onder den toevloed eener ontzaglijke, treurende volksmenigte in de kerk der heilige Maria van Padua begraven. Van dien dag af hadden bij het graf van den Heilige mirakelen plaats: de zieken, die den steen aanraakten, waarmede zijn roemrijk overschot bedekt was, herkregen hun gezondheid; de blinden, het gezicht; de dooven, het gehoor; de lammen, het gebruik hunner leden, en men hoorde stommen den lof van God en van zijn dienaar Antonius verkondigen. Weldra werd dat graf door vele pelgrims bezocht, die van de afgelegenste punten van Europa het gebeente van den Heilige kwamen vereeren, en door het verhaal der wonderen, die er dagelijks plaats grepen, bewogen, maakte de Heilige Stoel toebereidselen tot zijn heiligverklaring. Het zou strafwaardig zijn, zeggen de geleerde bisschoppen, die het proces dier heiligverklaring geleid hadden, niet reeds op aarde aan de uitstekende deugden van den gelukzaligen Anto-

-ocr page 81-

H. ANTONIUS VAN PADUA

nius de eer te bewijzen, die zij verdienen, terwijl de God van grootheid en majesteit hem in den hemel kroont. Want is het ontkennen van bewezen mirakelen een daad van onrecbt-vaardigheid, het zou een soort van jaloerschheid zijn, als men weigerde, de verdiensten van een Heilige openlik te erkennen.quot;

De heiligverklaring had plaats een jaar na het overlijden van Antonius. De aanhoudende mirakelen, waarmede de Heer zijn dienaar vereerde, noodzaakten als bet ware de strijdende Kerk hem op het altaar te plaatsen. Gregorius IX, die de bul der heiligverklaring afkondigde, had hem persoonlijk gekend, en was een groot bewonderaar zijner deugden. Hij drukte zich in de bul aldus uit:

»De heilige Antonius, die thans in den hemel woont, wordt op aarde door een groot getal mirakelen vereerd, die men telken dage op zijn graf ziet plaats hebben, en waarvan ons de echtheid door geloofwaardige stukken is gestaafd. Wij hebben den bisschop van Padua, broeder Jordanus, prior der Benedictijnen , en broeder Johannes, prior der Augustijnen, opgedragen, een nauwkeurig onderzoek in te stellen naar zijn leven en de wonderen, die op zijn graf hebben plaats gegrepen. Wij hebben de onomstootelijke bewijzen van de mirakelen diens eerwaardigen mans gezien, wij hebben bovendien zelf zijn heilig leven

77

-ocr page 82-

HET LEVEN VAN DEN

gekend, en het geluk gehad met hem om te gaan. Daarom hebben wij hem, na den raad van onze broeders en van alle de met ons vergaderde prelaten ingewonnen te hebben, onder het getal der heiligen geplaatst.quot;

De inwoners van Padua waren uitermate verheugd over die zoo spoedige heiligverklaring, waartoe de Kerk in den regel niet zoo vroeg overgaat. Zij dankten den Heer, dat Hij de wonderen van Zijn gelukzaligen dienaar zoodanig had vermenigvuldigd, dat het niet mogelijk meer was, het oogenblik zijner zegepraal en glorie langer te vertragen. Zij ondervonden weldra door een openbare weldaad, hoe machtig de invloed van Antonius in den hemel is.

Hun stad was, na zich lang daartegen verzet te hebben, in handen van Ezzelino gevallen; zwaar woog op die ongelukkige plaats de afschuwelijke dwingeland^, die alleen Antonius in haar vlucht had kunnen breidelen. De edelste burgers werden onthoofd, in iedere woning sloop het spook des ondergangs binnen; de hoogeschool, die door geheel Europa vermaard was, werd niet meer bezocht; de inwoners van Padua riepen in hun benauwdheid met vertrouwen den Heilige aan, die in har. midden rustte, en op zekeren dag gebeurde het, dat, toen velen op het graf van Antonius zaten te bidden, uit dat graf een stem oprees, en hun verkondigde, dat Padua binnen eenige dagen,

78

-ocr page 83-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

namelijk den 19. Juni, verlost zou worden. Op den vastgestelden dag verscheen het Welfische leger onder aanvoering van den pauselijken legaat onder de muren van Pad.ua, en de door Ezzelino aangestelde gouverneur verliet, door plotselingen schrik overvallen, ijlings de stad., Het verbondea en bevriende leger trok het bevrijde Padua binnen; en eenige dagen daarna stierf Ezzelino.

De erkentelijkheid van Padua's inwoners bleek weldra uit het bouwen eener prachtige kerk ter eere van hun heiligen beschermer.

Ziehier hoe een schrijver, die aan alle katholieke harten dierbaar is, zich over dat bewonderenswaardig werk uitlaat:

»Aanvankelijk was men slechts voornemens het graf van den heiligen Antonius te eeren, door daarboven een prachtig gebouw op le trekken, dat met zijn zeven koepels en twee klokken blijkbaar een navolging was van de Sint-Marcus te Venetië, en door zijn sierlijken en statigen gevel en de beide rozen in ieder vak aan het Oosten herinnerde. Maar de Heiligen zijn veeleischend en laten hun geloovigen niet met rust; de pilaren, muren en gewelven moesten beschilderd worden. Vooral waren er twee kapellen, waarin het leven des Zaligmakers, het apostolaat van den heiligen Philippus en den heiligen Jacobus benevens de wonderen van den heiligen Antonius een reeks naïve,

79

-ocr page 84-

het leven van den

doch grootsche en aangrijpende tafereelen vormden. De afgelegenste hoeken prijkten met beelden of half verheven beeldhouwwerk. Daar de kunst van binnen niets meer te doen had, liet zij haar oog vallen op het aangrenzende klooster, de huiskapel van Sint Joris, waarin twee uitstekende meesters uit de veertiende eeuw de legende van den Heiligen Joris en die der Heilige Catharina afbeeldden; eindelijk werd de plaats scaola del sancto genaamd, geheel met fresco's van Titiaan versierd. (1)

Te midden van die wonderen der kunst en der godsvrucht worden de kostbare overblijfsels van den Heiligen Antonius bewaard. De groote geleerde van de orde der Franciscanen, de Heilige Bonaventura, delfde zelf het heilig lichaam op. De beenderen waren ongeschonden, maar het vleesch was tot stof vergaan; alleen de tong was volkomen gaaf, en zag er rood en frisch als die van een levende uit. De Heilige Bonaventara riep vol aandoening uit:

»O gezegende tong! gij, die God zoo lang geloofd hebt, en anderen leerdet Hem te prezen , gij toont ons nu, hoe groot de verdiensten van den Heiligen Antonius in het oog van God zijn!quot;

80

Met diepen eerbied kuste hy daarna die weleer

(1) Ozauam. Be Franciscaner Dichters in Italië.

-ocr page 85-

H. ANTONÏUS VAN PADUA.

81

zoo welsprekende tong. Die woorden en de plechtige omstandigheden, waarin zij gesproken werden, maakten op alle aanwezigen een diepen indruk , zoodat zij zich van ganscher harte met de gevoelens van godsvrucht en vereering van den engelachtigen geleerde vereenigden. De kostbare relikwie werd in een rijk versierd kastje van goud en kristal besloten. De beenderen werden in een zilveren kast neergelegd, en sedert zes eenwen hebben die heilige reli-kwiën onophoudelijk talrijke scharen van pelgrims gelokt, die daaraan met den kinderlijksten en diepsten eerbied hun welgemeende hulde komen brengen.

6

-ocr page 86-

VIII-

Vereering van den heiligen Anlonius.

r blijlt ons thans nog over, in het kort van de vele weldaden en zegeningen te gewagen, die de Europeesche volkeren, inzonderheid die van het Westen, op de veelvermogende voorbede van den Heiligen Antonius van den Hemel mochten ontvangen. Het zou een onmogelijkheid zijn, alle wonderen, die in de verschillende landen door zijn tusschenkomst hehben plaats gegrepen r op te sommen. Groote heiligen als Antonius verrichten er nog dagelijks, daar God er behagen in schept, den mensch te toonen, welk een groote macht zijn vrienden bij hem hebben, en hoe die verhevene beschermers als vertegenwoordigers zijner barmhartigheid steeds gereed staan , de zuchten en tranen der lijdende mensch-heid tot voor zijn troon te dragen, en ze in vreugde en blijdschap te doen verkeeren.

Eens keerde onze Heilige van een zending terug, en zou zich weer naar zijn geliefkoosd Padua begeven. Als hij die grijze stad naderde, beklom hij een heuvel om met volle teugen den schoon en aanblik der aloude plaats te genieten. Düiir lag de heerlijke stad met haar

-ocr page 87-

H. ANTONIUS VAN PADUA. 83

klokkentorens en liooge burgten in haar volle pracht aan de oevers der Brenta. Zij scheen slechts van toekomstig geluk te droomen. Dat gezicht bracht Antonius in verrukking. Maar door de nevelen der toekomst ontdekte zijn scherpziend oog een nog hoogeren trap van bloei en welvaart, waarin zich de stad eenmaal zou verheugen. Hij gaf eensklaps zijn gepraugden boezem lucht, en barstte in de volgende verhevene woorden uit:

.. »Padua, sprak hij, gelukkig Padua! wat zijt gij schoon, wat zijt gij groot! Doch wacht — de tijd is niet meer verre, waarop gij tot hoogere welvaart op zult klimmen, en men u tot in de wolken zal verheffen. Eindelooze scharen van vreemdelingen uit alle oorden zullen naar n toestroomen, eu de volkeren zullen zich gelukkig achten, uw zaligen bodem te mogen betreden!quot;

Die voorspelling werd letterlijk vervuld. Na lang een krachtigen mededinger in het machtige Venetië gehad te hebben, begon zich ook Padua, zoo met door macht en rijkdom, dan toch door den roem zijner geleerden te verheffen. De hoogeschool van Padua leverde mannen, die met het volste recht in de gelederen der ver-maardste geleerden van Europa mochten plaats nemen. Daar ontving de Heilige Franciscus van Sales zijn opleiding van mannen als Possevino en Pancirola; daar verspreidde een Helena Cor-

-ocr page 88-

HET LEVEN VAN DEN

naro Piscopia haar licht, die, hoewel zij slechts een achtendertigjarigen leeftijd mocht bereiken , als een wonder van geleerdheid werd beschouwd; daar onderwees Galilei zijn talrijke schare van leerlingen de wijsbegeerte, en werd reeds ten tijde van den Heiligen Antonius de hoogeschool door niet minder dan zesduizend leerlingen bezocht.

Die groote bloei had de stad grootendeels aan den Heiligen Antonius te danken; zij bewees dan ook haar dankbaarheid, door voor hem binnen haar muren een standbeeld op te richten. Doch daarbij bepaalde zich haar erkentelijkheid geenszins. Den 12 Juni 1275, zynde de vooravond van het feest van den Heilige, werd het wapen der stad benevens haar talrijke banieren en veld teekenen naar den Santo gebracht, om hem plechtig te worden toegewijd. Gedurende den nacht hielden twintig soldaten onder een hoofdman de wacht bij het graf. Op den feestdag zelf begaf zich de bisschop met een schare van geestelijken, de Podestaat en de raadsheeren, de gilden en broederschappen, de leeraren der hoogeschool en hun leerlingen in optocht naar de kerk, en op het graf van den Heilige werden waskaarsen gebrand en giften geofferd, terwijl op den dag der oktaaf dezelfde plechtigheden herhaald, en acht dagen lang op kosten der republiek openbare spelen gehouden werden.

84

-ocr page 89-

H, ANTONIUS VAN PADÜA, 85

Ook in latere eeuwen gaf Italië talrijke blij-e^1 Vai^ ge'iechtheid aan zijn dierbaren Heiige.

Ten jare 1797, onder de Fransche overheer-scmng, verspreidde zich het gerucht, dat de gouverneur der stad bevel gegeven had, de kerkelijke schatten in het openbaar te verkoopen en ook de kast, waarin de tong van Antonius bewaard werd. Groot was de schrik en ontsteltenis der bevolking bij het vernemen dier reumare, en dadelijk was men op middelen bedacht om dit groot onheil te voorkomen. Maar wat vermocht een handvol Paduanen tegen een heerleger Franschen? Middelen van geweld zouden het doel niet doen bereiken: daarom werd besloten, dat alle inwoners dei-stad, ieder naar zijn vermogen, zouden bij-a0en, en een som gelds bijeen brengen waarmede de allen zoo dierbare schat werd vrijgekocht. Een treffend blijk van vurig geloof in die rampzalige dagen van ongeloof en heilig-schenms onder de regeering der zoogenaamde wijsbegeerte!

Maar niet alleen te Fadua wordt de nagedachtenis van den Heilige in eere gehouden. ,all(i wedijvert als om strijd in huldeblijken aan zijn grooten medeburger van we eer. In alle rampen en gevaren neemt de Italiaan zijn toevlucht tot zijn Madona en den Santo, overtuigd, dat hij geen van beiden ooit te vergeefs aanroept,

-ocr page 90-

HET LEVEN VAN DEN

In het jaar 1587 gelastte Paus Sixtus V in een bul aan de gansche katholieke wereld, dat de feestdag van den heiligen Minderbroeder met dubbelen dienst moest worden gevierd. Doch Portugal had niet zoo lang gewacht met zijn onvergetelijken landgenoot, niet alleen omdat hij daar het eerste levenslicht aanschouwde, maar ook om de vele weldaden, die het land van hem ontvangen mocht, deze eer te bewyzen. Reeds lang werd daar met toestemming der Pausen die feestdag met allen luister gevierd, en de Heilige onder den naam van »groote leeraarquot; vereerd.

Sancia, de dochter van Alfonso IX, koning van Leon; was op den jeugdigen leeftijd van dertien jaren gestorven, tot groote droefheid harer troostelooze moeder, die van het lijk harer dierbare dochter niet was weg te rukken. Toen het oogenblik der begrafenis daar was, smeekte zij in tranen badende haar vorstelijken echtgenoot, de teraardebestelling nog drie dagen uit te stellen. Dit werd haar toegestaan. Vol vertrouwen wendt zij zich nu tot den heiligen Antonius , en herinnert hem, onder een vurig gebed, dat bij en haar dochter lanclgenooten waren, en smeekt hem, het kind weer in het leven terug te roepen. Haar gebed werd verhoord, het dochterdje stond op, doch slechts om de bedroefde moeder nog eene wijle te troosten ^ want haar dagen waren vervuld; zij stierf veer-

86

-ocr page 91-

H. ANTONIÜS VAN PADUA.

tien dagen later, om vóór den jongsten dag niet meer te verrijzen.

Een kind van Antonius' zuster, met name Paris, speelde eens met eenige zijner makkers aan den oever van de Taag. Weldra bekroop hun de lust, om met een daar liggende visscliers-boot op de rivier te gaan spelevaren. In een oogwenk hebben de kleinen de boot bestegen, en dobberen op den kalmen, effen waterspiegel. Maar er komt een storm opzetten. De onstuimige baren zwalpen over het ranke vaartuig heen, of vemeffen het plotseling hemelboog op hun schuimende kruin, om het een oogenblik later als in een peilloozen afgrond neer te ploffen. Het bootje kantelt; en allen vallen in den vloed, doch worden door de golven naar het strand gestuwd en gered. Alleen Paris ontbreekt. Het kind kon niet zwemmen, en verdween in de diepte. Zijn makkers begeven zich nu stadwaarts om het ontzettend nieuws aan de ouders van het knaapje mede te deelen. Op de dringende bede des wan-hopigen vaders stellen eenige visschers pogingen in het werk, om het lijkje op te halen, ten einde het kind in gewijde aarde te kunnen begraven. Dit gelukt, en het doode lichaam wordt naar de radelooze moeder gebracht, die zich niet van haar zoontje wil scheiden. Alle moeite, die men doet, om haar van het kind weg te rukken, is te vergeefs; zij roept al

87

-ocr page 92-

HET LEVEN VAU DEN

snikkende, dat men haar liever levend mede zou begraven, dan den kleine wegvoeren. Het lijk ging tot bederf over, en verspreidde reeds een verpestenden stank. Men begreep nu, dat men geweld moest gebruiken. Doch de moeder valt op haar knieën, en bidt met ten hemel geheven handen.

— Heilige Antonius! sta mg bij! Geef mij een bewijs uwer broederlijke liefde! Gij verricht zoo menig wonder ten behoeve van vreemden, zoudt gij er dan ook niet een willen doen ter wille van uw ongelukkige zuster? Schenk my Paris terug, en ik beloof u, dat hij Gode in de orde der Minderbroeders zal worden gewijd!quot;

Nauwelijks heeft zij haar gebed geëindigd, of het kind staat op, en herleeft alsof er niets gebeurd was. Hij volbracht later de belofte zijner moeder, en leidde als Minderbroeder een stichtenden levenswandel.

Door deze en zooveel andere weldaden heeft Antonius voor altijd aanspraak op de dankbaarheid der Portugezen.

Koning Alfonso III droeg den Heilige zooveel eerbied toe, dat hij zijn dochter bij haar doopsel den naam van Helena van S. Antonius gaf.

Don Juan II liet te zijner eere te Lissabon, ter plaatse waar de woning der Bulhons gestaan had, een groote, prachtige kerk bouwen; binnen het kerkgebouw werden de familiewapens

88

-ocr page 93-

H. ANTOJSIÜS VAN PADÜA.

der Bulhons en Tevera's opgehangen tot aandenken aan den grooten Heilige, die de doorluchtige stammen aan de Kerk geschonken hadden.

Ook don Sebastiaan wedijverde met zijn koninklijke voorgangers in godsvrucht jegens dea heiligen landgenoot. Hij verzocht, dat men hem een gedeelte van het lichaam van den Heilige zou afstaan. De republiek zond hem een stuk van een schouderbeen, dat naar de Kerk van den H. Antonius te Lissabon overgebracht, en daar in een kostbare kast bewaard werd.

Men weet, dat in het jaar 1755 een vree-selijke aardbeving geheel zuidelijk Europa teisterde, doch vooral te Lissabon groote verwoestingen aanrichtte. In een oogwenk geleek de gansche stad slechts op een puinhoop. De huizen stortten in, allerwege stegen de vlammen op, en verspreidden alom dood en verwoesting. Onder de ingevallen gebouwen behoorde ook de kleine kerk, die ter plaatse waar Antonius geboren was, te zijner eere werd gesticht. Benige dagen na die ontzettende ramp was men bezig er het puin van weg te ruimen en de lijken op te delven, en men bespeurde, dat het rijk met gouden en zilveren stoffen behangen altaar niet alleen ongeschonden was, maar ook dat een jongeling frisch, gezond en ongedeerd er voor zat te bidden. Hij verhaalde,

89

-ocr page 94-

HET LEVEN VAU DEN

snikkende, dat men haar liever levend mede zou begraven, dan den kleine wegvoeren. Het lijk ging tot bederf over, en verspreidde reeds een verpestenden stank. Men begreep nu, dat men geweld moest gebruiken. Doch de moeder valt op haar knieën, en bidt met ten hemel geheven handen.

— Heilige Antonius! sta mg bij! Geef mij een bewijs uwer broederlijke liefde! Gij verricht zoo menig wonder ten behoeve van vreemden, zoudt gij er dan ook niet een willen doen ter wille van uw ongelukkige zuster? Schenk my Paris terug, en ik beloof u, dat hij Gode in de orde der Minderbroeders zal worden gewijd!quot;

Nauwelijks heeft zij haar gebed geëindigd, of het kind staat op, en herleeft alsof er niets gebeurd was. Hij volbracht later de belofte zijner moeder, en leidde als Minderbroeder een stichtenden levenswandel.

Door deze en zooveel andere weldaden heeft Antonius voor altijd aanspraak op de dankbaarheid der Portugezen.

Koning Alfonso III droeg den Heilige zooveel eerbied toe, dat hij zijn dochter bij haar doopsel den naam van Helena van S. Antonius gaf.

Don Juan II liet te zijner eere te Lissabon, ter plaatse waar de woning der Bulhons gestaan had, een groote, prachtige kerk bouwen; binnen het kerkgebouw werden de familiewapens

88

-ocr page 95-

H. ANTOJSIÜS VAN PADÜA.

der Bulhons en Tevera's opgehangen tot aandenken aan den grooten Heilige, die de doorluchtige stammen aan de Kerk geschonken hadden.

Ook don Sebastiaan wedijverde met zijn koninklijke voorgangers in godsvrucht jegens dea heiligen landgenoot. Hij verzocht, dat men hem een gedeelte van het lichaam van den Heilige zou afstaan. De republiek zond hem een stuk van een schouderbeen, dat naar de Kerk van den H. Antonius te Lissabon overgebracht, en daar in een kostbare kast bewaard werd.

Men weet, dat in het jaar 1755 een vree-selijke aardbeving geheel zuidelijk Europa teisterde, doch vooral te Lissabon groote verwoestingen aanrichtte. In een oogwenk geleek de gansche stad slechts op een puinhoop. De huizen stortten in, allerwege stegen de vlammen op, en verspreidden alom dood en verwoesting. Onder de ingevallen gebouwen behoorde ook de kleine kerk, die ter plaatse waar Antonius geboren was, te zijner eere werd gesticht. Benige dagen na die ontzettende ramp was men bezig er het puin van weg te ruimen en de lijken op te delven, en men bespeurde, dat het rijk met gouden en zilveren stoffen behangen altaar niet alleen ongeschonden was, maar ook dat een jongeling frisch, gezond en ongedeerd er voor zat te bidden. Hij verhaalde,

89

-ocr page 96-

HET LEVEEN VAN DKX

daarom eenige missen ter eere van den Heilige te zullen lezen. Reeds na de eerste, die hg tot dat einde las, vond hij, toen hij zich naar zijn kantoor begeven had om andermaal te zoeken, de bewuste papieren op zyn lessenaar liggen. Van dit wonder heeft hij een schrif-telijke verklaring opgesteld, en hg was steeds bereid, die verklaring met eede te bevestigen.

Een dergelijk feit had in hetzelfde jaar te Brussel plaats. Den eerzamen en braven burger Juan Gomez Cano had men uit het koninklijk gerechtshof eenige stukken ontstolen, die hem bij het voeren van een proces onmisbaar waren. Drie maanden reeds waren die papieren zoek, en met alle moeite ter wereld niet terug te krijgen. In zijn nood besluit hij, zich naar het klooster der Minderbroeders te begeven , ten einde daar eenige missen ter eere van den Heiligen Antonius te bestellen. Voordat hij terugkeerde, wandelde hij nog eenige oogenblikken moedeloos door de gangen van het klooster, toen hem plotseling een onbekende pater tegemoet kwam, die naar hem toetrad, hem in Spaansche bewoordingen groette, en hem vroeg; waarom hij daar zoo neerslachtig op en neer wandelde. Cano vertelt nu den pater de reden zijner komst, en deelt hem mede, dat de vermiste papieren hem noodzakelijk waren om zijn proces te kunnen winnen. »Ik hoop, voegde hij erbij, door tusschenkomst

92

-ocr page 97-

H. ANTONIUS VAN PADUA.

van den Heiligen Antonius het verlorene weer terug te zullen krijgen.quot; — Houdt moed, antwoordde de pater, ga ter eere van den Heilige een mis bijwonen, en morgen worden u de vermiste stukken overhandigd.quot;

De voorzegging van den pater werd vervuld, en Cano bracht zijn proces daardoor tot een goed einde.

Er viel niet aan te twijfelen, of de onbekende pater was de Heilige Antonius zelf, daar, buiten den portier van het klooster en Canon's biechtvader, niémand van de kloosterlingen de Spaansche taal machtig was.

Het derde feit, dat wij hierboven vermeldden betrof den pastoor te Nederheijllissem in België, die het in tegenwoordigheid van een notaris verhaald, en met zijn priesterlijk woord bezegeld heeft.

In het jaar 1654 richtten de soldaten onder aanvoering van Condé in België allerwege groote verwoestingen aan. Een gevolg van die strooptochten was, dat pastoor Jacobs op Passie-Zondag uit zijn pastorie moest vluchten, en zulks met zooveel overijling, dat hij van have of goed niets in veiligheid kon brengen. Alleen gelukte het hem een zak met 2000 guldens in der haast mede te nemen. Doch waar zou bij zijn geld verbergen? want de vijand zette hem achterna, en in den angst zijner radeloosheid werpt hij zijn zak met geld in een

93

-ocr page 98-

HET LEVEN VAN DEN

vijver dicht bg de abdij van Heylissem, zicb vleiende, dat hij hem daar later wel zonder veel moeite terug zou vinden.

Er was echter een ooggetuige van dat feit geweest. Een vrouw uit zijn gemeente had namelijk alles gezien, en kon haar lust niet bedwingen, om het voorgevallene alom in het dorp te verspreiden. Het duurde dan ook niet lang, of een ander nam de moeite het voor den pastoor eruit te halen, doch zonder het den rechtmatigen eigenaar terug te bezorgen.

De pastoor gaf nogtans den moed niet verloren , en liet bij de Minderbroeders te Thivnen eenige missen ter eere van den Heiligen An-tonins lezen , terwijl hij zelf beloofde, op den vooravond van zijn feest op water en brood te zullen vasten. Hij wachtte nu verder geduldig den uitslag af.

Na verloop van drie maanden kreeg hij een bezoek van de vrouw van den burgemeester zijner gemeente, die hem mededeelde, dat het haar bekend was, wie zijn geld in bezit had, en zij bereid was hem dien bezitter te noemen r mits de pastoor beloofde, het als een biechtgeheim te zullen bewaren. De pastoor begreep» dat het hem weinig baten zou den heler van zgn geld te kennen, als hij door zijn belofte gebonden was, erover te zwijgen. Hij weigerde derhalve. Den daarop volgenden nacht had hij een vizoen. Hij zag namelijk een wereldsch

94

-ocr page 99-

H. AOTONIUS VAN PADUA.

persoon, die hem een zak met geld list zien, en hem toeriep: Hier is uw geld, maar de gansche som is er niet. Toen hij daarna zijn pastorie binnentrad, hoorde hij, dat een onbekende hem den naam van een zijner parochianen noemde, van wien hij nooit vermoed had, dat hij de dief was.

Nogmaals wendde hij zich tot de vrouw des burgemeesters met het verzoek hem den heler van zijn goud aan te wijzen, doch zij weigerde.

Alsnu begaf hy zich naar de abdij, waar hem door een pater werd medegedeeld, dat een derde zijn geld ten deele in de abdij gebracht had, en tevens beloofd, ook het ontbrekende te zullen bezorgen.

Terwijl de pastoor in de abdg was, werd de man, wiens naam hem op zoo geheimzinnige wijze in de pastorie was genoemd geworden, eensklaps krankzinnig en riep herhaaldelijk: »Het geld moet den pastoor teruggegeven worden, want de duivel kwelt mij vreeselijk!quot;

De pastoor kreeg zijn geld terug, doch slechts gedeeltelijk, zooals hem dit in het vizioen was voorzegd.

De godsvrucht tot den Heiligen Antonius is in België groot en zeer algemeen. Veel heeft daartoe bijgedragen de verdienstelijke kloosterzuster Theresia Verhaeghe, die in 1853 te Gent in geur van heiligheid overleed. Zij spoorde allen, die haar kwamen bezoeken, aan

-ocr page 100-

r \. I

V-'».

96 LEVEN VAN DEN H. ANTONIUS VAN PADUA.

El Vijft Devc Enge De : De ] jDe I ;Nov( Ham jGebe De li

een vurige godsvrucht tot dien Heilige te voeden.

Moge dit boekje ertoe bijdragen, dat men zich ook in Nederland, meer dan thans het geval is, tot dien veel vermogenden voorspreker bij God wende. Zijn vereering zal niet onbeloond blijven.

-ocr page 101-

r---—-—--

AANBEVOLEN WERKEN;

De liefde van het Goddelijk Hart. , . . ƒ 1.25

Handboek der geprofeste Religieuze , . - 1.50

Naar den Hemel......- 1.50

Mgr. Kard. Pecci, (Z. H. Paus Leo XIII), de

Kerk en de Beschaving. . . . . - 0.60

J. H. M. Aerssen. Het Pausdom, gr. 8°. . - 1.50

Maria ons voorbeeld, Meimaand. , . , - 0.50

( De Meimaand geheiligd. . . . . . - 0.50

Qnadrupani, Grondregels tot bemoediging. . - 0.25

Handboekje O. L. Vr. van Goeden Raad geb. . - 0.50

De Kunst om goud te maken. . . . - 0.10

De Zeven Smarten der Allerheiligste Maagd . - 0.25

De Zeven Woensdagen van den H. Joseph. . - 0.15

Onmisbaar Handboekje der Godvruchtige Zielen. - 0.50

Nieuw volledig geestelijk Rozelaarken . , - 0.30

i De Rozenkrans door een Predikheer. . . - 0.15

Leven H. Barbara.......- 0.10

12 Kleine Maanden voorelkemaandvanhet jaar, a 0.10

De 12 deeltjes te samen . . . . - 1._

100 deeltjes gesorteerd . . . . . 6._

Het gulden jaar of de 12 maanden geheiligd

door Godvr. oefeningen op eiken dag. . - 1,—

In net linnen bandje .... - 1.25

Elk dezer in losse blaadjes, als Jrekbriefjes. - 0.10

Vijftig Meditatiën op het Lijden. . . . . 0.50

Devotie tot het H. Hart van Jesus. . . - 0.10

Engelachtige strijd, Koord van den H. Thomas v.Aq. - 0,05

De Eerste H. Communie, voorbereiding. . - 0.10

De Religieus op den weg naar Calvarië. , - 0.10

jDe Maand van Aanbidding. Linnenb. . . . 0.50

Novene ter eere van den H. Martinus. . . - 0.10

Handboek Vrome Devotie H. Hart in linnen. - 0.50 Gebeden van de H Gertruda. ..... 0.40

De liefde van het H. Hart tot zijne schepselen, geb - 0.50

-ocr page 102-

ïgt;Jbi GALt;KIjr HKILICSEN

verschijnt in Seriën van 10 Deelen. Elk deel is op zich zelve compleet | en bevat een geheel leven.

Elke serie kost bij inteekening f Afzonderlijke levens kosten 40 Cents. Tien Ex. van eenzelfde leven f 3.50. De Eerste Serie bevat de volgende levens: ; De H. Vikoentius a Paulo. - De H. Franciscus \ Xaveuius. - De H. Bbkedictus.- De H. Philomena. De h. Cathaiuna van Zweden. - De h. Antokids vakPadua.- DeH. Petrus, Apostel. -DeH.Cecilia. DeH.JozKF. - DeH.AlphoksusMakiadeLiguori. : In de Tweede Serie zijn verschenen:

I H. Elisabeth van Hongarije. — H. Aloysiüs ; van Gonzaga.-H.Stanislaus Kostka.- H.Germana. ; H. Biugiïta.—H.Genoveva.—H. Drie-Koningen. Gz. Margahetha Maria Ai.acoque. - H. Ben. Jos.

|| Labre Labre. - H. Lodewijk, Koning van Frankryk. Jn de Derde Serie zijn verschenen : De H. Ursula en hare elfduizend Maagden.— Zuster Maria Bernard. — H. Angela Merici. De H. Agustinus, Bisschop van Hippone.— H. Johanna de Cbantal. — De H. Philippus Nerius. — H. Clara. — H. Maagd Maria. Mar-garetha v. h. H. Sakrani. — O. H. Jesus Christus. In de vierde Serie zijn verschenen :

IDe levens van de Vaders der WoestijnenDe levens van de Vaders der Woestijnen 10 deelen. Idem in twee deelen half lederen band. f 3.50 In de vijfde Serie zijn verschenen :

IDeDe H. Barbara. — De H. Joseph a Leonissa, De H. Joannes van Nepomuk. — De H. Franciscus van Assisie. — Zuster Rosalie. — H. Catha-rina. — H. Laurentius v. Brindisi. — H. Gode-I liva v. Ghistel. Pater Herman, ongeschoeide Kar-] meiiet. — H. Joannes Berchmans. — j We Vijf seriën te znmen f 10gt;—

^Si55518BS5iSSSSHB5SSSSSS55SS5iB5S55S5SH3555S555iHB5555SBjHB558SSBB

-ocr page 103-