BIBLIOTHEEK NED. HERVé KERK
m€d. herv. kerk
___quot;»
ALLE VERZEN
EN
BIJ DE HERVOEMDE GEMEENTEN' VAN NEDERLAND IN GEBRUIK.
:famp;: EN VAN DEN
OP DE
EVANGELISCHE GEZANGEN,
BEKEVBN8
eenige verdere Aanwijzingen daartoe betrekkelijk, en eene Naamlijst van de Dlcbters der IFüffiELIICHB GEZAI61I.
AMSTERDAM, J. BRAADT EST ZOOIV.
,, 1 8 7 7.
Hegister van de Psalmen............Fag. 1.
» • Benige Gezangen......... » 39.
Aanwijzing der Psalmen en Gezangen, die op dezelfde w^jze worden gezongen......... » 47.
Aanwijzing der keaze van de berijming der Psalmen en Gezangen.............. » 48.
Begister van de Evangelische Gezangen..... « 49.
Aanwijzing der gelegenheden, waarop de Evangelische Gezangen toepasselijk zijn........ » 83.
Aanwijzing der Evangelische Gezangen, die op dezelfde wijze worden gezongen......... » 87.
Naamlijst van de Dichters der Evangelische Gezangen » 89«
Register .▼an den Vervolgbundel op de Evangelische Gezangen......................» 92.
Aanwijzing der gelegenheden voor de Gezangen in den Vervolgbnndel............ gt; 105.
Aanwijzing der Gezangen in den Vervolgbnndel,
die op dezelfde wijze worden gezongen ..... » 106.
Naamlijst van de Dichters der Gezangen in den Vervolgbnndel................ » 10T.
I's. vs.
Aanbidt Hem ned'rig al uw leven, . . . !)6 . (i Aan de zon sclionk Gods gezag . . . . !oG . o Aanschouw mijn' ramp, verhoor mij , Heer! 13. 3
't Aardrijk en de hemelbogen.....102 . 14
Aardsehe Magten, looft den Heer! . . . 29. I Ach! de Heer heeft mij doen bukken . . 102 . 13 Ach! waarom trekt G'uw hand dus van ons af, 74 . 11 Ai! hoor naar hen, die in gevang'nis kwijnen; 79 . (3 Ai! ruk het woord der waarheid niet te zeer 119 . 22 Ai! zie, o Heer! dat ik uw' wet bemin; . 119.80 Ai! ziet hoe goed, hoe lieflijk is 't, dat zonen 133 . 1
Al ben ik met die smart beladen, . . . 109 . 15
Al d'aard en alles wat zij geeft, ... 24 . 1
Al d'afgoón zijn slechts ijdelheden; . . . 96.3
Al de heid'nen, door uw' handen . . . 86. 5
Al nam ik van den dageraad.....139 . 5
Als een kleed zal 't al verouden; . . . 102. 15
Als God ter hooge vierschaar steeg, . . 76 . 5
Als ik, omringd door tegenspoed, . . . 133. 4
Als ik 't ambt ontvangen zal,.....75 . 2
Als mij geen hulp of uitkomst bleek, . .142. 2
Als 't mij benaauwd of bang gevallen is, . 119.72
Als, voor 'toog der nageburen, . . . . 102 . 9
Al 't aardrijk smeek' U, neergebogen; . . 66 . 2 Al 't godloos volk verdoet G'als schuim der
aard;............119.60
Al 't regt is van hunn' mond geweken;. . 5.9
Al wat Gij wrocht, zal juichen tot uw' eer; 145. 4 Al wat hij heeft, hoe hij moog klagen, .109. 6
Al wat Hij Izak heeft gezworen,. . . . 105. 6
Al wie mij zie't, bespot mij boos te moê; . 22 . 4
't Alwijs bestier bevestigt 's vromen gangen; 37 . 12
Al zegt zijn hart: »mijn huis zal eeuwig staan, 49 . 4
Al zie ik zelfs een leger mij omringen, . 27. 2
Beef, aarde! beef voor 's Heeren aangezigt, 't Behaag U, Heer! naar mijn gebed, .
't Behaag U mij gehoor te geven;
't Behaag U mij te redden uit den nood; . Behoud, o Heer! wil bijstand zenden, .
Behoud, o Heer! wil ons te hulpe komen, Behoud ons, Heer der legermagten!.
quot;kBekend', oHeer! aanUoprogtmijn'zonder. ;
Bekleed, o hoogste Majesteit!.....
Beminnaars van den Heer!......
Bemint den Heer, Gods gnnstgenooten!
'k Ben afgezonderd bij den hoop .... 'k Ben, door uwe wet te schenden, .
'k Ben eeuwiglijk gedachtig aan uw woord; 'k Ben gewoon, in bange dagen ....
'kBen jong geweest, en draag nu grijze haren; 'k Ben met verschrikking aangedaan;
Beproef vrij van omhoog......
Beroof hen niet terstond van 't leven, . Beschaam door mij de stille hope niet . Beschaam hunn' raadslag t' allen tijde; . Beschaam, verschrik de goddeloozen;
Beschaam, verschrik hen eeuwiglijk;
Beschaam z'in hunnen trotschen waan, . Bescherm mij tegen 't wreed vermogen . Bescherm mij voor de goddeloozen, .
Beschouw, herdenk uw vastgestaafd verbond; 'k Betrouw op God; Hij is mijn schild in 't
strijden............
'k Betrouw op U; hoor mijn' gebeden: .
'k Beveel mijn' geest in uwe handen;
Bevrijd mij van 't geweld des snooden, .
Bewaar mij toch, o alvermogend God! .
Bewaar mij voor 't geweld der strikken.
Bewijs, o Heer! uw' knecht gena; .
Bewijs, o Heer! uw mededoogen; . .
't Blij bazuingeschal........
Blijf mij in mijne grijsheid sterken; .
Blijft gij op Hem betrouwen,.....128.
B | ||
Ps. |
vgt;. |
B |
114 |
4 |
B |
17 |
1 |
B |
04 |
1 |
B |
40 |
7 | |
20 |
5 | |
12 |
1 | |
80 |
11 |
D |
32 |
3 T D | |
132 |
0 |
D |
97 |
(5 |
D |
31 |
19 |
D |
88 |
3 |
D |
38 |
0 |
D |
119 |
.47 |
D |
80 |
4 |
D |
37 |
13 |
D |
88 |
10 |
D |
20 |
2 |
D |
59 |
0 |
D |
09 |
3 |
D |
109 |
17 |
D |
31 |
14 |
»1 |
83 |
. 10 |
D |
35 |
. 2 |
D |
04 |
. 3 |
'k |
140 |
. 4 |
D |
74 |
. 19 |
D |
D | ||
18 |
. 1 |
B |
71 |
. 1 |
D |
31 |
. 4 |
E |
71 |
. 3 |
1 E |
16 |
. 1 |
E |
141 |
. 10 |
E |
9 |
. 13 |
E |
31 |
. 7 |
E |
81 |
. 3 |
»' |
71 |
. 13 |
E |
128 |
. 4 |
E |
BRA—DAN.
Brandoiferen noch offer voor de schuld Breng over mij al uw' barmhartigheên, .
Bij dag, bij nacht, ja t'aller uren , . .
Bij dart'lc brassers aan den disch, . .
Bij U, Heer! is de levensbron; .
Daal haastig ter verlossing neêr, . . . . 70. 1 Daal neder; neig, in gramschap fel ontstoken, 144. 3 Daar bouwde Hij als hoogten zijne muren, . 78 . 35 D'aarde sloeg van schrik aan 't beven , . 77 . 11 D'aard hief uit der waatren schoot . . . 130 . G Daar God , voor hen bezorgd, in hunne nooden 78 . 12 Daar greep hen beving aan , vervaard, . . 48 . 3 Daar heeft de vijand boog en schild, . . 7G . 2 Daar ik moet zien, hoe snoodaards uwe wet 119 . 27
Daarna toog Israël, gedreven.....105 . 13
Daarom deed Hij in ijdelheid hunn' dagen . 78 . 17 Daarom heeft zich mijn kwijnend hart verblijd ; 16 . 5 Daarom, o Heer' zal ik U eer bewijzen; . 18 . 15 Daarvaltdevreesheiiaan,enbrcekthunn'kracht,14 . 5
Daar wordt uw lof verbreid ,.....26 . 7
«Daar zal Ik David, door mijn' kracht, . 132. 11 Daar zal ons 't goede van uw' -woning . . 65. 3 Daar ziet men hen dan zaaijen; . . . . 107. 19 'k Dacht, hoe 'k God met vreugd voordezen 77 . 4
D'afgoön van het Heidendom,.....135. 9
D'algoede God, die door zijn groote kracht 115. 8 D'algoede God zij ons genadig, .... 67 . 1 D'alwijze God beproeft wel eens d'opregten , . 11.3 Dan dachten zij, hoe 't eeuwig Opperwezen 78 . 18 Dan, dan wordt Gods trouw verheven, . 102 . 10 Dan doet uw toornig aangezigt . . . . 21 . 9 Dan ga ik op tot Gods altaren, . . . . 43. 4 Dan hadden zij ons levendig vernield; . . 124. 2 Dan had geen mensch naar onze klagt gehoord; 124 . 3 Dan maakt Hij weêr woestijnen . . . . 107 . 18 »Dan moogt g'in zegepraal uw' voet . . 68 . 12 Dan peinst de ziel: is 't waar? zou God. . 73 . G Dan vindt Gij in enz' offeranden lust, . . 51 . 10
3
VS.
4
39 . 6 . 8
, 3
Ps. 40 119 55
35
36
1 *
Dan vloeit mijn mond steeds over van uw eer, 119 . 8G Dan wandel ik vol moeds op ruimer baan, 119.23 Dan wordtdemenschdoor'trijzend morgenliclit 104 . 12 Dan wordt gena van waarheid blij ontmoet, 85 . 4 Dan wordt mijn naam met lofgejuich geprezen; 87 . 5 Dan zal de Vorst van al uw schoon getuigen; . 45 . 6 Dan zal ik elk , die 't heilspoor bijster is , . 51 . 7 »DanzalIkhen,die dwaasof'wrev'ligovertreên, 89 . 14 Dan zal, na zoo veel gunstbewijzen,. . . 72 . 10 Dan zal 't gejuich ten hemel dringen, . . 20 . 3 Dan zingen zij, in God verblijd, .... 138. 3 Dan zou ik voor uw godlij k oog, ... 63 . 3 Dan zullen alle menschen vreezen; . . . 64 . 9 Dan zult gij regt naar 't outer treden, . . 4.3 D'aseh verstrekt mijn kwijnend harte . . 102 . 5
Dat Bazans hemelhooge borg.....68 . 8
Dat, die godloos zijn, sidd'rend vreezen, . 141 . 11 Dat elk verdrukt' uw' bijstand eens erlang'; 74. 20 Dat hen de dood als schuldheer veile, . . 55 . 9 Dat hen, o God! uw gramschap sla, . . 83 . (5 Dat ieder, die U vreest, zich tot mij keer',. 119 . 40
Dat ieder schaamrood zij ,......97 . 4
Dat Israël nu zegge, blij van geest: . . 124. 1 Dat Isrel op den Heer vertrouw', . . . 131 . 4 Dat mij, o Heer! uw' goedertierenheid . . 110.21 Dat niets uit Gods gedachtenisse . . . .109 Dat op uw' klagt de hemel scheure! . .20.1 Dat 's Heeren zogen op u daal, . . . . 134 . 3 Dat slaan zal mij het hoofd niet breken; . 141 . 6 Dat vred' en aangename rust, .... 122 . 3
Dat vrij , als groene telgen,.....92 . 4
Dat zal den Heer veel aangenamer zijn . . 69 . 13 Dat zich de hemelen verblijden; . . . . SG. 8 Dat Zions berg weêrgalm' van vreugd; . . 48 . 5 De bergen zullen vrede dragen, . . . . 72. 2 De bitt're smart verteert mijn leven; . . . 31 . 8 De booze keurt zich vrij van alle bandon, . 12. 8 De booze leugensprekers dolen, .... 58 . 3 De booze neemt, door hebzucht aangedreven , 37 . 11 De dag is d'uw'; ook vormdet Gij den nacht. . 74 . 10 ü'oenvoudigcn wil God steeds gadeslaan; . 1IG. 4
o
DEE—DEH.
D'Eersten van den Staat,......47
De Filistijn , de Tyriër, de Mooren , . . 87
De goddelooze zal dit goede.....112
De God des heils wil mij ten herder wezen; 23
De godheid sprak, en donderd' in de lucht! 104
De godsrivier doet G'overvloeijen, 65
De gouden zon weet, waarzij schuilmoet gaan. 104 . 10 De groote God, die 't regt verdedigt, sloeg 14. 2
De groote Schepper aller dingen .... 33 . 7
De harten der Egyptenaren,.....105 . 14
De heemlen zijn getuigen van zijn regt; . 50 . 3
De Heer betoont zijn welbehagen.... 147 . 6
De Heer bewaart de ziel, die Hem bemint; 145. 7
De Heer, de God der legerscharen, . . 46 . 4
De Heer, de God der legerscharen, . . 46 . 6
De Heer, die goed , doch ook regtvaardig is, 129 . 3 De Heer , die 't waar van 't valsch' kan onder-
scheijen, ..........12.3
De Heer heeft zich, als d'allerhoogste Koning, 103 . 10 De Heer is aan de spits getreden . . .118.4
De Heer is God! erkent, dat Hij . . . 100 . 2
De Heer is groot, een heerlijk God, . . 95 . 2
De Heer is groot; elk zing' zijn' lof . . 48. 1
De Heer is mijn genoegzaam deel, mijn goed; 119 . 29
De Heer is mij tot hulp en sterkte; . . . 118 . 7
Do Heer is regt in al zijn' weg en werk; . 145 . 6
De heerlijkheid der hoogste Majesteit . . 104 . 16
De Heer, mijn Bondgod , was voordezen . 94 . 12
Do Heer regeert! de hoogste Majesteit, . . 93 . 1
De Heer toch slaat der menschen wegen ga, . 1.4
De Heer verlost en spaart......34 . 11
De Heer wild' op mijn kermen .... 6.9 De Heer wou mij wel hard kastijden, . .118. 9
De Heer zal hem , op 't ziekbed neêrgestort, . 41 . 2
De Heer zal in dit moeilijk leven . . . . 94 . 8
De Heer zal opstaan tot den strijd; . . . 68 . 1
De Heer zal steeds uw regterhand verzeilen; . 110. 5
De Heer zal u steeds gadeslaan, . . . 121 . 4
De Heer zal zijn een hoog vertrek ... 9.9
De heid'nen zijn, door waan misleid, . . 9 . 15
De hemel blijft nog met den aardkloot staan,. 119 . 46
vs.
5
3
6 1
4 7
DEH—DIE.
Ps. vs.
De hemel looft, o Heer! uw' wond'ren dag en
nacht;...........89 . 3
De koningen, hoe zeer geducht, ... 68 . 6
De Koning rust op uwe trouw, . . . . 21 . 7
De lofzang klimt uit Zions zalen . . . 65. 1
De mensch zal eerlang vrolijk zeggen: . . 58 . 8
Denk aan 't vaderlijk meêdoogen, . . . 25. 3
'k Denk aan U, o God! in 't klagen, . . 42 . 4
Der boozen schaar heeft lang op mij gewacht, 119 . 48
Der goden God verheft zijn' stem met magt, . 50 . 1
De rijkdom zal zijn huis verzeilen; . . . 112 . 2
De schrik des nachts doet u niet vliên, . . 91 . 3
Des Heeren Engel schaart......34 . 4
Des Heeren vrees is rein;......19 . 5
Des Heeren werken zijn zeer groot; . . 111 . 2
Des Heeren wet nogtans......19 . 4
Des Heeren woord is rein , en al zijn spreken 12 . 6
De snoodste laster stroomt d'ontaarden . . 59 . 4
De sprinkhaan en de kever kwamen, . . 105 . 19
De stammen, naar Gods naam genoemd, . 122 . 2
De stedelingen zullen bloeijen.....72 • 9
De steen, dien door de tempelbonwers . . 118 . 11
De stem des honers moet ik hooren; . . 44 . 9
De stoute zondaars zullen snel.....9 . 17
De trotsche dwaas zegt in zijn boos gemoed: 14. 1
De trotsche dwaas zegt in zijn boos gemoed: 53 . 1
De trotschen, nijdig om mijn' zegen, . . 140. 5
De velden zijn bedekt met kudden; . . . 65 . 9
De volken zullen. Heer! U loven, . . . 67 . 3
De volken zullen U belijden......67 . 2
De vromen zullen U verhoogen, . . . 140 . 13
De vruchten van hun huw'lijksbed . . . 21 . 10
De vijand dorst, bij al ons leed , ons tergen ;. 137 . 2
De waatren keerden in hun kolk; . . . 106 . 7
De wet zijns Gods is in zijn hart geschreven, 37 . 16
Dewijl Hij hen verzaadde,.....107 . 5
Dewijl zijn' ziel Mij teêr bemint, . . . 91 . 7
De wijnstok werd door hagel neergesmeten ; . 78 . 24
De zondaar zal verdelgd zijn op Gods wenk; . 104 . 18
De zotten overtreden ........107 . 9
Die de Vorsten, trotsch van moed, . . . 136 . 18
DIE—DOC. |
7 | ||
vs. |
Ps. |
VS. | |
Die door dien verdeelden plas .... |
13G |
14 | |
3 |
Die glans straal Efraïm in d'oogen; . |
8Ü. |
2 |
G |
z Die gunst heeft God zijn volk bewezen, . |
105. |
24 |
7 |
Die hier bedrukt met tranen zaait, . . . |
126. |
3 |
1 |
Die hun land, dat d'oogen streelt, . . . |
130. |
21 |
8 |
Die Hij van ver uit d'oorden,..... |
107. |
2 |
3 |
Die in onzen lagen stand...... |
136. |
23 |
4 |
Die in zijn' wandel zich opregt .... |
15 . |
2 |
18 |
, Die liefdegeur moet elk tot liefde nopen, . |
133. |
2 |
1 |
Die met zijn'tong niet achterklapt, . |
15. |
3 |
2 |
Die nooit zijn geld op woeker geeft, Die onnatuurlijk' offerand',...... |
15. |
5 |
3 |
106. |
21 | |
4 |
Die ons , onder 't leed gebukt, . |
136. |
24 |
5 |
Dies heb Ik, door hun tergend kwaad . |
95. |
7 |
2 |
Dies hebt G', o God! hunn' last verligt. Dies zwoer d'Almagtige, dat Hij . . . . Die, tot wering van 't geweld, . . . . |
106. |
25 |
4 |
106. |
15 | |
6 |
136. |
17 | |
4 |
Die voorheen mij teêr beminden, . . . |
38. |
11 |
9 |
Die vorst Faro's legermagt..... |
136. |
15 |
2 |
Die , wars van 'tkwaad,niet inde zonde leeft, |
119. |
2 |
9 |
Die zal, door 's Heeren gunst geleid , . |
24. |
3 |
1 |
Die zeggen: »Wij , wij zullen zegepralen . |
12. |
4 |
9 |
Die zijn volk als bij de hand..... |
136. |
16 |
7 |
Dikke wolken goten water;..... |
77. |
10 |
1 |
Dit alles spoorde God tot wraak. |
106. |
22 |
I |
Dit doet Jozefs zaad........ |
81 . |
5 |
5 |
Dit duurde , tot ik uit dien drom |
73. |
9 |
9 |
Dit hoorde God, en heeft, op 't felst ontstoken, DithoordeGod, en werd op'thoogst verbolgen; |
78. |
30 |
3 |
78. |
11 | |
2 |
Dit is de dag, de roem der dagen, . . . |
118. |
12 |
3 |
Dit is, dit is de poort des Heeren; . Dit loon krijg' elk van 'sHeeren handen. |
118. |
10 |
0 |
109. |
12 | |
2 |
Dit lot is u beschoren........ |
128. |
3 |
7 |
Dit overstelpt mijn' geest met rouwe; . |
143. |
4 |
6 |
Dit zag de zee met bevend' oogen aan, . |
114. |
2 |
5 |
Doch gij , mijn ziel! het ga zoo 't wil, . . |
62. |
4 |
7 |
Doch Jozefs tent liet Hij veracht'lijk varen; . Doch om zijns naams wil, om zijn' magt . Doch op U zien mijn' schreijend' oogen; |
78. |
34 |
4 |
106. |
6 | |
8 |
141 |
9 | |
9 |
Doch, riepen z'in d'ellenden..... |
107. |
7 |
Doch, riepen z'in d'ellenden..... |
107 |
10 |
8 DOE—EEN.
Ps. VS.
Doe bij uw' harp de psalmen hooren; . . 98 . 3
Doe bij uw' knecht weldadigheid, o Heer ! . 119 . 9
Doe een teeken mij ten goede, .... 86 . 9
Doe hen altoos onzeker gaan......35 . 3
Doe hen beschaamd staan en bezwijken, . 71.9
Doe misdaan toe tot al hunn' euveldaan; . 69 . 12
Doe mij niet meê vergaan,......26 . 10
Doe mij op 't pad van uw' geboden treén ; . 119 . 18 Doe 't kwade , bij hen ondernomen, . . 28 . 3 Doe tot vergelding, Heer der heeren! . .140. 9 D'onpeilbre zee bergt in haar ruimen schoot . 104 . 13 D'ontembre zee houdt stand, waar 't God gebiedt;........................104. 5
Door al uw' deugden aangespoord, . . . 138 . 2
Door Gods gena wordt mijne ziel gered, . 57 . 3
Doorgrond m', en ken mijn hart, o Heer ! . 139 . 14
Door 's Hoogsten arm 't geweld onttogen , . 66 . 6
Door uw' arm en alvermogen.....77 . 9
Door uwen toorn vergaat ons kwijnend leven; 90 . 4
Door uw' gramschap , fel ontstoken, . . . 38 . 3
D'opregte sla mij zonder vreezen, . . . 141 . 5
Draagt Gij , o God! hen nog geduldig? . . 5 . 10 «Durft gij bestaante twisten met mijn' kracht? 2 . 3
Dus hebben z'ook doldriftig, onbesuisd,. . 74 . 6
Dus heeft de Heer tot mijnen Heer gesproken: 110. 1
Dus krijg ik van mijn' pligt,.....19.6
Dus toog 't verkoren volk des Heeren . . 105. 23
Dus wil d'Almagtig', op hun smeeken , . . 149 . 4
Dus wordt gewis in 't veilig zamenleven . 11.2
Dus zij 's Heeren naam geprezen, . . . 102 . 12
E.
Ps. VS.
Een dikke rook ging op, waar Hij zich keerde, 18.3
Een godloos rot heeft mij ten roof gesteld; 119 . 31
Een lasteraar, een leugenspreker . . . . 140. 11
Een listig volk heeft, boos en trotsch van aard, 119.43
Eenmaal sprak God tot mij een woord, . 62 . 8
Een net belemmerd' onze schreden; . . . 66 . 5
Een stroom van ongeregtigheden . . . . 65. 2
Een vuurgloed gaat Hem voor, . . . . 97. 2
EEE—GEE.
Ps.
Eerlang gedenkt hieraan het wereldrond; . 22 .
«Eert geen' uitlandsch' god;.....81 .
Egypteland zag al het eerstgeboren' . . . 78 . 't Eind der aard werpt dampen uit . . . 135 . Elk, die Hem vreest, hoe klein hij zij of groot, 115 . Elk mogt zijn brood, zoo mild hem toegemeten, 78 . Elkwoedtonistrijd,cntoontzichonbeschroomd; 74 . En Ik, die Vorst, met zoo veel magt bedoeld, 2 . 'kErken nogtans, Gij, Gij zijt heilig, Heer! 22.
Ps.
Fnuik Gij, o Heer! der goddeloozen kracht; 10.
Ps.
»Gaat niet de mensch, als in een beeld, daarheen, 39 . Gaat tot zijn' poorten in met lof, . . . 100 . Gansch anders is 't met hem, die 't kwaad
Gansch Gilead behoort aan mij; . . . .108. Gansch Moab buigt zich dienstbaar neêr, . 108.
Gansch Zion was verheugd......97 .
't Gebergte smelt als was.......97 .
't Gebruisch der zee doet Gij bedaren, . . 65 . Gedenk aan David, aan zijn leed; . . .132. Gedenk aan 't woord, gesproken tot uw' knecht, 119 . Gedenk den smaad, dien elk van uwe knechten lijdt............89 .
Gedenk niet meer aan 't kwaad, dat wij bedreven; ...........79.
Gedenk, o Heer! gedenk aan d'Edomiten, . 137. Gedenk, o Heer! hoe zwak ik bon , hoe kort
van duur;..........89 .
Geduchte God! hoor mijn' geboden; ... 43 . Geef dat mijn oog het goed' aanschouw', . 106 . Geef Gij ons hulp in togenhoên; . . . . GO . Geef, Heer! den goeden uwen zegen; . .125. Geef, Heer! den Koning uwe regten; . . 72. Geef, Heer! opdat van angst en strijd . .60. Geef ons gena, geef ons gena, o Heer! . 123.
GEE—GOD.
Ps. vs.
Geeft dan eeuwig' eer.......99 . 8
Geeft d'eer aan 't eeuwig' Opperwezen! . 96 . 5 Geeft den God des Hemels eer! .... 136.26 Geef 't wild gediert', dat niets in 't woên
ontziet,...........74. 18
Geen ding geschiedt er ooit gewisser, . . 33 . 5 Geen druk beschaamt hunn' hoop in bange tijden; 37 . 10 Geen geval, geen zorg, geen list, . . . 75. 4 Geen kwaad gerucht zal Hem ontzetten; .112. 4 Geen leeuw is hoeter op de jagt, . . . 17. 6 Geen onheil zal de stad verstoren, . . . 46 . 3 Geen vader sloeg met grooter mededoogen . 103 . 7 Geen ijd'le zorg doe u van'theilspoor dwalen; 37. 3 Geleid door 's Heeren alvermogen, . . . 105. 8 Geloofd zij God, die zijn'genade . . . . 31 . 17 Geloofd zij God met diepst ontzag! . . . 68 . 10 Geloofd zij God, wiens open ooren . . . 28 . 5 Geloofd zij Isrels groote God! . . . .106.20
Gelijk de pijlen in de hand.....127 . 4
Gelijk een duif door 't zilverwit, .... 68 . 7 Gelijk een sprinkhaan omgedreven, . . . 109 . 14 Gelijk hot gras is ons kortstondig leven; .103. 8 Gelijk 't gebergt', dat hoog gerezen . . 125 . 2 Gelijk zich die niet laat bezweren, . . . 58 . 4
Gemeene lieden immers zijn.....62 . 6
Genaak, genaak in gunste tot mijn' ziel; . 69 . 8 Gena, o God! bescherm mij door uw' hand; 56 . 1 Gena, o God! gena, hoor mijn gebed: . 51 . 1 Gena, o God! gena, hoor mijn' gebeên; . 57 . 1 Geregtigheid en regt heb ik gedaan; . . 119.61 't Geroep des vijands doet mij beven; . • 55 . 2 't Getal van mijn' vervolgers is zeer groot, 119.79 Getrouwe God! de heid'nen zijn gekomen; . 79 . 1 Getrouwe Heer! Gij wilt mijn goed, mijn God, 16. 3 Gewis, Gij zult all'eeuwen door . . . 21 . 6 Gewis, hoe hoog de nood mag gaan, . . 68 . 11 Gezegend zij de groote Koning, . . . . 118. 13 Gezegend zij de Heer, die t'allen tijde . . 144. 1 God baande door de woeste baren . . . 66. 3
God bragt na tegenheden......107 . 4
God breidd' een wolk uit, om zijn'scharen 105.21
10
GOD—GOD. 11
God deed zijn volk met wisse treden, . . 105.20
God, de Heer, regeert!......99 . 1
God, die helpt in nood,......99 . 2
God, die het regt met kracht verdedigt, sloeg 53 . 2
God, die op 't regt zijn' troon wil stichten, 7 . 6
God, die vreeslijk is en groot, .... 135. 5 God geeft den wijn, tot vreugd voor 'thart
God geeft zijn gunstvolk moed en krachten; 28 . 6
God heb ik lief; want die getrouwe Heer . 11C. 1
God heeft bij ons wat groots verrigt; . . 126 . 2
God heeft de waapnen aangegrepen, . . 7.7 God heeft voor 't groote licht, ....19.3
God heerscht als Opperheer;.....97 . 1
God is bekend bij Juda's stam, . . . . 76. 1
God is een toevlugt voor de zijnen, . . . 46 . 1
God is goed; looft Hem te zaum! . . . 135. 2
God is groot; ik weet, dat Hij .... 135. 3
God is mijn licht, mijn heil, wien zou ik vreezen? 27. 1 God is op 't hoogst geducht in zijner Heilgen
God is 't verbroken hart,......34 . 9
God laat hen nooit in 's haters wreed vermogen, 37 . 17
God roeit hen uit, die 's vromen rust verstoren; 37 . 5
God schiep aan des hemels trans .... 136 . 7
God slaat een gram gezigt......34 . 8
Gods magt verbreekt den arm der goddeloozen, 37. 9
Gods offers zijn een gansch verbroken geest, 51 . 9
God sprak, en deed den Vorsten weten: .105. 9
Gods regterhand is hoog verheven; . . . 118 . 8
God stilt alom het oorelogen;.....46 . 5
Gods verborgen' omgang vinden ... . 25. 7
Gods vriend'lijk aangezigt......97 . 7
Gods wagens boven 't luchtig zwerk, . . 68 . 9 Gods wraak ontwaakt, cn trekt de trotschen
God vaart voor het oog......47 . 3
God wil al 't vee steeds spijzen, laven; . 147. 5
God zal hen zelf bevestigen en schragen , . 87. 4
God zal mij hooren, en hen plagen, . . 55 . 11
God zal mijn hoofd nu boven 's vijands benden 27 . 4
12 GOD—GIJH.
God zal u voor zijn' wraak doen bukken, . 52 . 4 God zal zijn' waarheid nimmer krenken; . 105 . 5 God zorgt, als 't leed genaakt, . . . 34 . 10 God zij altoos op 't hoogst geprezen! . . 66 . 10 G'omringt mijn gaan en liggen. Gij, . . 139. 2 G'onthoudt, o Heer! dan uw' barmhartigheên 40 . 6 Gord, gord, o Held! uw zwaard aan uwe zijde, 45 . 2 Groot en eeuwig Opperwezen! .... 38 . 1 Gun leven aan mijn' ziel, dan looft mijn mond 119 . 88 Gij boozen! wijkt, opdat ik steeds 't gebod 119.58 Gij deedt hem wel een weinig tijds beneden 8 . 5 Gij deedt mij veel benaauwdheid smaken, . 71 . 15 Gij, die geducht zijt in vermogen, ... 5.4 Gij, die God vreest, gij allen, prijst den Heer! 22 . 12 Gij, die hem gunstig hebt gered, . . . 21 . 3 Gij doet ons bevend rugwaarts wijken, . . 44 . 6 Gij doet ons tot een spreekwoord strekken 44 . 8 Gij evenwel, Gij blijft dezelfd', o Heer! . 74 . 12 Gij geeft, dat d'uitgang van den morgen . 65 . 6 Gij geeft hem wijd en zijd in alle landen . 8.6 Gij grieft mij door uw' schampre woorden, 52 . 3
Gij hebt en medgezcl en vrind.....88 . 11
Gij hebt m'in 't hart meer vreugd gegeven, 4.4 Gij hebt mij, Heer! met kracht omgord tot
strijden;...........18 . 12
Gij hebt mij in den kuil gelegd, . . . . 88 . 4 Gij hebt mijn gansch gestel doorgrond,. . 139. 7 Gij hebt mijn' weeklagt en geschrei . . . 30 . 8 Gij hebt mijn' ziel beveiligd voor den dood; 56. 6 Gij hebt mij uit den twist des volks verheven, 18 . 13 Gij hebt mij van mijn' kindsche dagen . . 71 . 12 Gij hebt, o Heer! in 't dood'lijkst tijdsgewricht 116. 5 Gij hebt uw land, o Heer! die gunst betoond, 85 . 1 Gij hebt uw' troon van eeuwigheid gegrond. 93 . 2 Gij hebt uw volk een harde zaak . . . 60 . 2 Gij hebt van acht'ren mij bezet; .... 139. 3 Gij hebt veel goeds bij uwen knecht gedaan; 119 . 33 Gij hebt weleer van hem, dien Gij geheiligd
hadt,............89. 9
Gij hebt, wijl niets uw oog weerhoudt, . 139. 9 Gij, Heer! Gij zet den boozen palen, . . 55 . 14
Ps. VS.
Gij, Heer! verdelgt den logenspreker; . . 5.6
Gij hemel, aard en zee! vermeldt Gods lof! 69 . 14
Gij immers, Heer! Gij zijt het, door wiens magt 22 . 5
Gij koningrijken! zingt Gods lof! . . . 68 . 16
Gij maakt eerlang mij 't levenspad bekend, 16. 6
Gij , met hen begaan........99 . 7
Gij overstroomt het menschdom, zijn vermogen 90. 3 Gij scheldt en straft vervloekte hoovaardij, . 119.11 Gij schiept het barre noord' en 't zoele zuiden zaam;..........89 . 6
Gij scholdt de heid'nen keer op keer, . . 9.5
Gij, 's Heeren knechten! looft den Heer! . 113. 1
Gij spleet weleer dc schelfzee door uw'kracht; 74 . 13
Gij spot vergeefs, beschimpende den raad . 14 . 6
Gij temt de woeste zee, zij luistert naar uw' wil; 89 . 5 Gij toch, Gij zijt hunn' roem, de kracht van
hunne kracht..........89 . 8
Gij toetstet mij bij dag en nacht; ...17.2
Gij, volken! hoort, waar g'in de wereld woont, 49 . 1
Gij volk, uit Abraham gesproten, . . . 105 . 4
Gij vondt in ons een welbehagen; ... 80 . 6
Gij! vreeslijk zijt Gij in 't gerigt, ... 76 . 4
Gij weet, o God! hoe 'k zwerven moet op aard: 56 . 4 Gij zalft mijn hoofd. Gij doet mijn' blijdschap
groeijen,....... ... 23 . 3
»Gij(zalhijzeggen)zijtmijnVadcrenmijnGod, 89. 12
Gij zelf, o God! die uit uw' woning . . 44. 3
Gij zit, gij spreekt van uwen broeder kwaad; 50. 8
Gij zoldert in de waatren uwen troon. . . 104 . 2
Gij zult aan d'een' en d'and re hand . . . 91 . 4
Gij zult met luister mij omringen, . . . 71 . 16
Gij zult nieuwe dagen voegen, . . . . 61 . 5
»Gij zult nogtans het leven derven, . . . 82 . 4
Gij zult opstaan, ons beschermen. . . . 102. 7
Gij zult uw volk een schuilplaats wezen; . 31 . 16
Gij zult uw volk in bange tegenspoeden, . 12.7
Gij zijt alleen (wat zou ik vreezen?) . . 3i . 3
Gij zijt mij, Heer! ter schuilplaats in gevaren; 32 . 4 Gij zijt mijn God, U zal ik loven, . . .118. 14
Gij zijt, o Heer! van d'allervroegste jaren 90. 1
Gij zijt volmaakt, Gij zijt regtvaardig. Heer! 119 . 69
HAA—HER.
'kHaat ranken, vol van kwad' en bitt're vrucht; »'k Had hunn' haters ras ......
'k Had om mijn' haters 't kleed gescheurd,
» 'k Had u dan tot spijz'.......
't Hart schokt in mij heen en weder, .
» Haters van den Heer.......
'kHeb aan dit volk, dat Mij vergat, . . 'k Heb and'ren al de regten van uw' mond gt; 'k Heb eens gezworen bij mijn' eigen' heiligheid: 'kHeb, Heer! des nachts aan uwen naam gedacht, 'k Heb hunne Regters vrij gelaten; .
»'kHcb hunn' hals bevrijd.....
Heb ik mijn' ziel niet stil gezet, .
'k Heb in mijn hart uw' rede weggelegd, . 119. 'kHeblangdenlleer in mijnen druk verwacht; 40 . 'kHeb mijn' tranen, onder 't klagen, . . 42. 'kHeb U voorwaar in 't heiligdom . . . 63 . 'kHebuw'geboón,mijnGod!diesmeerdangoud, 119 . Heeft dan dit volk, dat groeit in euveldaan , . 14 . Heeft dan dit volk , dat groeit in euveldaan , . 53 , Heeft dan, o Heer! uw gramschap nimmer end ? 85 , Heer, ai! maak mij uwe wegen .... 25 , Heer! doe mij spoedig ademhalen, . . . 143, Heer! door goedheid aangedreven, . . . 86, 's Heeren goedheid kent geen palen; . . 25 , 's Heeren stem ontbloot het woud , . . . 29 , 'sHeeren stem, op 't hoogst geducht, . .29, 's Heeren stem verbaast natuur; .... 29 's Heeren wonderstem verbreekt, .... 29 Heer! ik voel mijn' krachten wijken. . . 38 Heer , onze Heer, grootmagtig Opperwezen! 8 Heer, onze Heer , grootmagtig Opperwezen ! 8 Heer ! open Gij mijn'lippen door uw'kracht, 51 , 'k Hef mijn' ziel, o God der goden! . . . 25 Heft uwe handen naar omhoog; . . . .134 Heilig zijn, o God! uw'wegen ; .... 77 Helaas! het best van onze beste dagen . . 90 . Hen, die op mijne ziele loeren, . . . . 71 , Herdenk de trouw, aan ons voorheen betoond; 74
14
Ps.
119
81 , 35 , 81 , 38 81 , 05. 119. 89, 119. 141 , 81 . 131 ,
3/ 16
7 18 10 17
6 7 15
28 7 6 2 6
1
2 2
64 4 4 2 2
7
3
4
5 2 4 3
22 quot;l 9
8 1 2 8
6 7 2
HER-HOE. 15
Herdenk, mijn God! herdenk die wonderdaan. 74 . 17
Herinnert u , gij roekeloozsn!.....4.2
Het aardrijk zij regtvaardigen en vromen . 37 . 15 Het brieschend paard moet eind'lijk sneven, . 33 . 9 Het donker bosch weergalmt op 't hecsch geschreeuw ..........104.11
Het heidendom werd voor hen weggedreven : 78 . 28
Het heil is ver van 't goddeloos geslacht, . 119 . 78
Het heillot, dat regtvaardigen verkregen , . 37 . 20
Het kost'lijk bloed van uwe gunstgenooten , 79 . 2
Het nuttig vee en 't roofziek bosehgediert', . 104 . 6
Het onderpand van 't heerlijk alvermogen , 78 . 31
Het ruime hemelrond.......19. 1
Het trotsche Moab, overheerd , .... 60 . 5
Het trotsch gedrag des boozen doet . . . 36 . 1 Het vogeltje vindt schuilplaats in hun loof, .104. 9
Het volk, dat Gij hebt uitverkoren, . . 44 . 7
Het vuur verslond de strijdbre jongelingen; 78.32
Het woeste volk zal voor Hem knielen; . 72 . 5
Hier raakten zij aan 't kwijnen .... 107 . 3
Hoe blinkt het alles door vertooning . . 96 . 4
Hoe dierbaar zijn m'uw' wonderdaan; . . 139. 10
Hoed mijn' ziel, en redt z'uit nooden; . . 25 . 10
Hoe goddelijk en schoon......19 . 2
Hoe groot en schitt'rend is zijn eer, . . 21.5
Hoe groot, hoe vreeslijk zijt G'alom, . . 68 . 17
Hoe groot is 't goed, dat Gij zult geven . 31 . 15
Hoe groot zijn , Heer ! uw' werken; . . . 92 . 3
Hoe Hij zijn oog op hen had neergeslagen, 78 . 22 Hoe kleeft mijn' ziel aan 't stof; ai! zie mijn'
nood;............119 . 13
Hoe lang, Heer! zullen dan do boozen, . 94 . 2
o God! zal in dit zwaar verdriet 74 . 10
o Heer der legermagten! . . 80 . 3
o Heer! mijn toeverlaat, . . 13.1
o wreedaards! zoekt gij dan . 62 . 2
Hoe lang zal ik door tegenheên . . . . 13 . 2
Hoe lang zult Gij in gramschap zijn ontstoken ? 79 . 3
Hoe lief heb ik uw' wet; het is mijn doel, . 119 . 49
Hoe lieflijk , hoe vol heilgenot, . . . . 84 . I
Hoe menigmaal hebt G'ons uw' gunst betoogd, 74 . 15
Hoe lanB, Hoe lang, Hoe lang, Hoe lang,
I's. vs.
Hoe vreeslijk groeit, o God! .... 3.1 Hoewel zijn weg niets is dan ijdelheid, . 49 . 5 Hoe wonderbaar is uw getuigenis; . . . 119 .65 Hoe worden zij tot ieders schrik, . . . 73 . 10 Hoezaligislietvolk, dat naar uw'klanken hoort! 89 . 7 Hoe zoet zijn mij uw' redenen geweest; . 119 . 52 't Hoogmoedig volk dicht leugens tegen mij; . 119 . 35 Hoopt op den Heer, gij vromen! . . . 130 . 4 Hoor , Heer ! mijn stem naar uw' goedgunstigheid, ............119 . 75
Hoor mijn gebed, mijn bang geroep, o Heer! 39 . 8 Hoor mijn geschrei; 'k ben uitgeteerd , . . 142 . 6 Hoor mij, o Heer! uw' goedertierenheid . 69 . 7 Hoor naar mijn' stem en kermend smeeken , . 28 . 2 Hoor, o Hoer! verhoor mijn smeeken; . 102 . 1
«Hoort mij,quot; zei ik toen,......81 . 9
'tHoovaardig volkheeft mij op 'tfelst bespot; 119 . 20 Houdt dan uw' tong in loom, .... 34 . 7 «Houdt uw geslacht mijn heilverbond, . . 132 Hun drift, aan snood bedrog verbonden, . 64 . 6 Hun hart vergat den Opperheer, . . . 106 . 12 Hun hart was boos, vervuld met slinksche
streken;........_ • • • 78 . 19
Hun mond is vol van last'ren en van liegen; . 144 . 4 Hun mond tast zelfs den hemel aan; . . 73 . 5 Hunn' aanslag is verwoed en boos; . . . 83 . 2
Hunn'hand, hoefraaibewerkt, tastnooitiets aan; 115 . 4
Hunn' tafel word', o God! hun tot een' strik, 69 . 10 Hunn' tong, die and'ren durfd' onteeren, . 64 . 8 Hunn' tongen scherpen zij als slangen; . . 140 . 3 Hun vijand heeft hen wreed verdrukt; . . 100 . 2o Hun zwaard deed hen dit land niet erven; 44 . 2 Hun zijt Gij goed , die goedertieren liand'len ; 18.8 Hij dacht in gunst, door hunne ramp bewogen, 78 . 20 Hij deed vol kracht hen voor zijn' pijlen
zwichten;..........18.5
Hij deed zijn' knecht van achter 't vee zich
spoeden,..........78 . 30
O
Hij, die op Gods bescherming wacht, . . 91 . 1 Hij , die uw' naam in waarheid kent, . . 9 . 10 Hij, die vol ijdelheid......
20 . 4
HUD—HIJZ.
Hij doet de grooto waatren zwellen , . . .
Hij doet den storm bedaren......
Hij gaf aan Jakob zijne wetten; . . . . Hij geeft m'op nieuw een danklied tot zijn' eer, 't Hijgend hert, der jagt ontkomen , . . . Hij heeft de kracht zijns werks getoond . Hij heeft den vloek op zich genomen ; . . Hij heeft een' diepen kuil doen delven; . Hij heeft gedacht aan zijn' genade; . . . Hij heeft, o God! van U begeerd . . . Hij heeft voorheen aan Mozes zijne wegen, Hij heeft zijn' wortels uitgeschoten; . . Hij heelt gebrokenen van harte, ... Hij is , al treft u 't felst verdriet, . . . Hij is, door elk beroofd, den nabuur tot een'
smaad;...........
Hij kan dien prijs der ziele , dat rantsoen . Hij kreeg van Faraü in handen . . . . Hij ligt verbrand en afgehouwen.
Hij loert, en houdt zich in het donker schuil, Hij maakte, Hij , die heerlijk is, . . . Hij schept in 't heilig regt behagen; Hij slaat zijn' handen aan zijn' vrinden; . Hij sprak: »Ik zal de schoonste landen , . Hij strooit steeds uit aan alle zijden, . .
Hij verbaasde Faro's hof:.....
Hij vleit zich, dat de godheid dit vergeet, . Hij wekt, met slechts te spreken, . . , Hij wil in gunst uw heil bewerken, . . Hij will' uw' offerspijz' gedenken; . . . Hij zal dit kwaad, dit boos bestaan . . Hij zal, eeuwig in vermogen , ....
Hij zal in alle ramp en pijn.....
Hij zal mijn' haters weren......
Hij zal naar 't regt de woeste hcid'nen rigton, Hij zal noch wank'len noch bezwijken , Hij zal op weg eens drinken uit de beken , Hij zal uit 's vogelvangers net . . . . Hij zal zijn volk niet eindeloos kastijden, . Hij zelf zal aan het wereldrond . . . . Hij zendt op aarde zijn'bevelen; , , . .
17 | |
Ps. |
VS. |
33 |
. 4 |
107 |
. 15 |
147 |
. 10 |
40 |
. 2 |
42 |
. 1 |
lil |
. 4 |
109 |
. 10 |
7 |
. 8 |
98 |
. 2 |
21 |
. 4 |
103 |
. 4 |
80 |
. 7 |
147 |
2 |
121 |
y |
89 |
. 17 |
49 |
, 3 |
105 |
. 12 |
80 |
. 10 |
10 |
. 5 |
111 |
. 3 |
33 |
. 3 |
55 |
. 12 |
105 |
. 7 |
112 |
. 5 |
135 |
. ö |
10 |
. (3 |
107 |
. 13 |
147 |
. 7 |
20 |
. 2 |
54 |
. 3 |
61 |
. 6 |
9! |
. 8 |
(i |
. 10 |
110 |
. (i |
125 |
. 1 |
110 |
. Cl |
91 |
. 9. |
103 |
. 5 |
•) |
8 |
147 |
• 8 |
2 |
Ps. VS.
Hij ziet zijn' dag, de dag zijns oordeels, komen; 37 . 7 Hij zocht alom, maar ach! Hij vond er geen; 14.3 Hij zocht alom, maar ach! Hij vond er geen; 53 . 3 Hij zocht en Hij gedenkt het bloed, . . 9 . 12 Hij zond een heir, doorniemands handteweren, 78 . 23 Hij zond, in quot;plaats van vruchtbren regen, . 105 . 18
Ps. VS.
Ik ben als dood in 't hart vergeten, . . 31 . 10 Ik ben een vriend, ik ben een medgezel .. 119 . 32 Ik ben, helaas! een' led'ren zak gelijk, . 119 .42 Ik ben nooddruftig, arm en naakt; . . . 70 . 3 Ik ben, o Heer! een vreemd'ling hier beneên; 119 . 10 Ik ben op 't diepst verdrukt; ai! schenk mij.
Heer! . . . . .......119.54
Ik ben uw knecht, geef mij dan regt verstand, 119 .03 Ik ben verblijd , wanneer men mij . . . 122 . 1 Ik ben verstomd, en zal mijn' mond voortaan 39 . G Ik ben wel klein , veracht, maar niet verleid; 119.71 Ik blijf den Heer verwachten; .... 130 . 3 Ik dacht in mijn verdriet te smoren; . . 140 . 6 Ik denk in 't midden der gevaren . . . 143 . 5 Ik derf mijn' vrienden tot mijn' straf; . . 88 . 5 Ik haat bedrog en valschheid van gemoed; 119 .82 Ik heb bedaard mijn' wegen nagegaan, . . 119 .30 »Ik hebquot; dit was uw' taal, »een vast verbond
gemaakt...........89 . 2
Ik heb geloofd , dies sprak ik tot Gods eer; .116. 6 Ik heb het lot eens dwing'lands waargenomen: 37 . 18 Ik heb mijn' mond begeerig opgedaan, . . 119 .66 Ik heb mijn vleesch met eenen zak bekleed, 69 . 5 Ik heb mijn' voet geweerd van kwade paan, 119 .51 Ik heb somtijds het scheemrend morgenlicht . 119 . 74 Ik heb , te moedloos neergebogen , . . . 31 . 18 Ik heb voor mij al uw' getuigenis, . . . 119 . 56 Ik hef mijn' handen naar den hoogen; . . 143 . 6 Ik hef tot U, die in den hemel zit, . . 123 . 1 »Ik, ik ben de Heer! ....... 81 . 11
Ik kan met U door sterke benden dringen, 18 . 9 Ik ken uw' gunst, ik ken uw' trouw hieraan, 41 . 6
Pk.
i lag, en sliep gerust,......3 .
c lag gekneld in banden van den dood, . 116 . £ loof den Heer , mijn' God; .... 34 . £ loof eerlang U in een' groote schaar . 22 . £ overtref mijn' leeraars in beleid, . . . 119 . £ riep tot U, ik zeid': »o Heer! . . . 142 . £ riep U aan, oHeer! met al mijn hart; . 119. k roem in God; ik prijs 't onfeilbaar woord ; 56 . k. roem, o eeuwig Alvermogen! . . . . 71. k roep tot God , den Koning van 't heelal; 57 . k roep tot U,. o eeuwig Wezen! ... 28 . k. sla, op die getrouw in'tland zijn, d'oogen; 101 . k sprak, door mijn geluk misleid: . . . 30 . k steun op God, mijn toeverlaat; . . . 91 . k vrees niet; neen, schoon ik door duist're
dalen............23 .
k wasch, aan U verpand......26 .
k was verstomd , ik sprak van 't goede niet; 39 . k weet, dat God, getrouw in 't rigten, . 140 . k weet, o Heer! dat uw' gerigten zijn . 119 . k werd benaauwd van alle zijden , . . .118. k werd verlost van 's vijands legerscharen 18 . k zag met nijdig' oogen aan , .... 73 . k zal blijmoedig henen tredeu . . . . 71 . Ik zal de heerschappij doen duren bij zijn zaad, 89 . k zal den Heer, die mij getrouwen raad . 16 . k zal den Heer op 't hoogste prijzen; . . 109 . k zal, door ijvervuur aan 't blaken , . . 5 . k zal het brandaltaar doen rooken . . . 66 . k zal het eeuwig' Wezen prijzen, ... 7 . Ik zal integendeel, al wie hem wederstaat, 89 .
k zal in tegenwoordigheid.....35 .
k zal in U, mijn God! van vreugd . . 9 . k zal met al mijn hart den Heer ... 9 . k zal met hart en mond , o Heer! . . . 30 . k zal met vreugd in 't huis des Heeren gaan, 116 . k zal mijn' wraak godloozen ieder' morgen . 101 . k zal, o God! bepeinzen uwe wet, . . 119 . k zal, o Heer! dien ik mijn'Koning noem, 145 . k zal, o Heer! uw' wonderdaan, . . . 108 . k zal, omdat G'in bange dagen ... 59 .
2*
20 IKZ—JAI.
Ik zal opregt van hart uw'naam, o Heer! . 119 . 4 Ik zal uw' naam met dankerkentenis . . 116 . 10 Ik zal, zoo lang ik 't levenslicht geniet, . 104 . 17 Ik zei: »nu zal ik letten op mijn' paan, . 39 . 1 Ik zet mijn'treden in uw spoor, . . . . 17 . 3 Ik zie mijn'ziel vervolgd door snoodcn; . 143 . 3 Ik zoek den vreê steeds aan te kweeken , 120 . 4 In d'achtbre Godsvergaderingen .... 82 . 1 Indien ik zeg; »de donkerheid . . . . 139 . 6 Indien men op hunn' voorspoed let: . . 73 . 4 In God is al mijn heil, mijn' eer, . . . 62 . 5
In haar paleizen vestigt God.....48 . 2
In hunne grijze dagen.......92 . 8
In plaats van troost vervolgt mij'svijands blaam; 41 . 3 In plaats van uw'doorlucht'en vrome vad'rcn, 45. 8 In 't bitter leed, dat wij verduren , . . . 80 . 4 In't stille graf zingt niemand's Ileeren lof; . 115. 9 In uwe hand zijn mijne tijden; . . . . 31 . 12 In zijne tent, rondom Hem zoo vol luister , . 18 . 4 't Is al bedrog en valschheid, wat zij spreken, 12.2 't Is de Heer, die 't regt der armen, . . 146 . 5 't Is de Heer , die vreemdelingen . . . 140 . 7 't Is de Heer van alle hoeren, .... 146 . 8 't Is de Heer , wiens alvermogen . . . 140 . 4 't Is de Heer, wiens mededoogon . . . 146 . 6 't Is God , aan tijd noch plaats verbonden , 33 . 8 't Is God , die mij mot sterkte wil omgorden ; 18 . 10 'tls God, wiens hand debergen water schenkt; 104. 7 't ls God , wien w'onzen Iledder noemen , . 44 . 5 't Is goed voor mij, verdrukt te zijn geweest, 119 . 36 't Is niet alleen dit kwaad, dat roept om straf; 51 . 3
Israëliërs! looft al t'zaam......135 . 11
Isrel kwam door 'sHoogstcn hand . . . 135 . 7 't Is 't kwaad, waarin z'elkandren sterken, . 64 . 5 'tlstrouw, al wat Hij ooit beval; . . . 111 . 5
Ja, elk der Vorsten zal zich buigen, . .72. 6 Ja, hadden w', in dien druk gezeten, . . 44. 11 Ja, ik ben als een, wiens ooreu . . . . 38 . 14
JAT—LAA.
Ja, 't lust' U, Heer der legerscharen, . . Ja waarlijk! God is Isrel goed, . . . . Ja, zonder vrees mogt Isrel veilig trekken; Jeruzalem! dat, zoo ik u vergete, . . . Juich, aarde! juich alom den Heer! . . Juich, aarde! juich met blijde galmen, . . 't Juich' al voor 't aangezigt des Heeren; . Juicht elk om strijd met blijde galmen; Juicht, o volken! juicht,......
Keer eind'lijk, Heer! toch weder; . . .
Keer weer, o God der legermagten! . . Kom mij te hulp! mijn' ziel, die U verbeidt,
Komt, kind'ren! hoort naar mij; . . . .
Komt, laat ons zamen Isrels Heer, . , .
Komt, luistert toe, gij Godgezinden! . .
Komt, maakt God met mij groot; . . .
Laat al de stroomen vrolijk zingen, . . . Laat allen, die met schamp'ren spot . . Laat Arons huis Gods goedheid loven, . o Laat dien om al zijn' handelingen . .
Laat d'ijverige tempelreijen......
Laat, Heer! uw bijstand niet vertragen; , Laat hen eerlang bij d'uitkomst weten,
Laat hen niet zeggen in het hart:
Laat hen, o God! om spijz' verlegen, . . Laat ieder 's Heeren goedheid loven, . . Laat kwaad op kwaad zijn huis omringen; Laat mij uw' dierb're goedheid prijzen,
Laat nooit des boozen wensch gelukken, Laat nooit mijns vijands wensch gelukken; Laat ons alom zijn' lof ontvouwen;
Laat ons den rustdag wijden . .
Laat ons, o God der legermagten!
Laat over mij uw aanschijn lichten;
Laat 's Heeren lof ten hemel rijzen;
21 | |
Pst |
VS. |
59. |
3 |
73. |
1 |
78. |
27 |
137. |
3 |
100. |
1 |
06. |
1 |
96. |
9 |
105. |
2 |
47. |
1 |
Ps. |
VS. |
0. |
4 |
80. |
9 |
119 . |
87 |
34. |
6 |
95. |
1 |
66. |
8 |
34. |
2 |
P?. |
VS. |
98. |
4 |
70. |
2 |
118. |
2 |
109. |
11 |
149. |
2 |
59. |
2 |
59. |
8 |
35. |
12 |
59 . |
9 |
118. |
1 |
109 . |
7 |
143. |
8 |
140 . |
8 |
143. |
12 |
33 . |
11 |
92. |
1 |
80. |
5 |
31 . |
13 |
147. |
1 |
22 LAA—LOO.
Ps. vs.
Laat toch het kwaad der goddeloozen . . 7.5 Laat uwe gunst mij niet begeven; . . . 143. 11 Laat uw' gena ons met haar troost verrijken, 90 . 9 Laat vromen, juichend t' allen tijd', . . . 35 • 13 Laat vrij het schuimend zeenat bruischen, . 46 . 2 » Laatzeiden zij,»laat ons het gansche land, 74. 8
Laat zulken eer bewijzen......107 . 8
Laat zulken eer bewijzen......107 .11
Laat zulken eer bewijzen......107 . 16
Laat zijne kinderen als weezen, . . . . 109. 5 Leer mij naar uw' wil te hand'len; . . . 86. 6 Leer mij, o God van zaligheden! . . . 143 . 10 Leer mij, o Heer! den weg, door U bepaald; 119 . 17 Leid mij. Heer! ik zou in 't stijgen . . . 61 . 2 Leid mij in uw' geregtigheden .... 5.8 Let toch, en zie op vromen en opregten; . 37 . 19
»'kLiet hen dies, veracht,.....81 . 14
Loof, aarde! loof Gods wonderdaan; . . 148. 3 Loof Hem, die u, al wat gij hebt misdreven, 103 . 2 Loof Hem, die u vergunt, uw zielsverlangen 103. 3 Loof, loof den Heer, gij heidendom! . .117. 1 Loof, loof den Heer! mijn ziel, met alle
krachten; ..........103. 1
Looft den grooten God, wiens troon. . . 136 . 2 Looft den Heer, die wond'ren werkt; . . 29 . ö Looft den Heer, want Hij is goed; . . .136. 1 Looft den Heer, wiens heerschappij . . . 136. 11 Looft den Heer, wiens sterke hand . . . 136 . 12
Looft der heeren Opperheer!.....136 . 3
Looft God, den trouwen Opperheer! , . 106. 1 Looft God in zijn' gemeent'alom, . . . 68 . 13 Looft God! looft zijn' naam alom; . . . 150. 1 Looft God met bazuingeklank; . . . . 150. 2 Looft God naar zijn hoog bevel, , . . 150. 3 Looft Gods magt, die onbeperkt . . . . 136 . 4 Looft Gods wijsheid: door zijn woord . . 136. 5 Looft God! zingt eeuwig 's Heeren lof, . 148 . 1 Looft, halelujah! looft den Heer! . . . 111. 1
Looft Hem, die den Amoriet.....136. 19
Looft Hem, die Egypte's staat .... 136. 10 Looft Hem, die het roode meir . . . . 136.13
LOO—MAA.
Ps.
Looft Hem, looft Hem, al wat leeft! . . 136 .
Looft Hem, nu die erfenis......136 .
Looft Hem, wiens geduchte magt. . . . 136 . Looft Isrels God! roept door all' eeuwigheên 41 . Looft, kruipend, wild en tam gediert'! . .148. Looft, looft den Heer der legerscharen! . 66 . Looft, looft den Heer, dien onbedwongen . 149 . Looft, looft den Heer gestadig! . • . . 107 . Looft, looft den Heer, gij, zijne legerscharen! 103 . Looft, looft met waar erkentenis . . . .148. Looft, looft nu aller heeren Heer! . . .134. Looft, looft verheugd den Heer der heeren! 105.
Looft met hart en stem !......99 .
Loutre goedheid, liefdekoorden, .... 25 .
M.
Ps.
Maak, dat dit volk geen' rustplaats vind'; . 83 .
Maak hen gelijk aan 'tligtverdorrend gras, 129 .
Maak in uw woord mijn' gang en treden vast, 119 .
Maak uwe weldaan wonderbaar, ... 17 . Maak z'als dat gras, waarmee de maaijer nooit, 129 .
Maan en sterren, min in pracht, . . . 136 .
i Maar ach! hier is het regt vergeten; . . 82 . Maar ach, mijn God! waar blijkt uw' trouw
Maar (blij vooruitzigt, dat mij streelt!). . 17 .
Maar d'altoos wijze raad des Heeren . . 33 .
Maar de Heer zal uitkomst geven, ... 42 .
Maar die nu hulp'loos kermen, . . . . 107 .
Maar d'Opperheer, die zijn' geduchten stoel 2 .
Maar elk, die snood, door listige bedrijven . 101 .
Maar geef uw' dierbren gunstelingen, . . 5 .
Maar God, aanschouwend' al hunn' lagen, 64 .
Maar God zond Mozes, die te voren . . 105 .
Maar Gij , Heer! Gij zijt lankmoedig, . . 86 . Maar Gij , o Heer! tot wien mijn' ziel zich
Maar, Heer! Gij zijt nabij , Gij ziet mij aan; 119.
Maar, Heer 1 Gij zijt veel sterker dan 't geweld 93 .
Maar ik ben in d'ongelukken, .... 38 .
24 MAA—MIJN.
Maar ik , ik ben opregt;......26 . 11
Maar ik zal als d'olijfboom groeijen . . 52 , 6 Maar in dit smartelijk verdriet . . . . 13 . 5 Maar, Israël! vertrouw gij op don Hoer; .115. 5
»Maar mijn volk wou niet......81 . 13
Maar mijn' vijand zie ik leven , . . . . 38 . 19 Maar mij ontmoet uw mededoogen; ... 5.7 Maar schoon zij dus Gods goedheid ondervonden ............78. 9
Maar 's Hoeren gunst zal, over die Hem
vreezen...........103 . 9
Maar 't aardrijk opende zijn' mond, . . . 106 . 16 Maar 't heilig' volk , dat op deez aarde leeft, 16 . 2 Maar toen G'U slechts een oogenblik . . 30 . 6
Maar , trouwe God! gij zijt.....3.2
Maar 't vrome volk, in U verheugd, . . 68 . 2 Maar wat klaag ik, Heer der heeren ? . . 38 . 9 Maar wil dit volk niet bukken . . . . 107 . 20 Maar word' ik ooit met bange vrees belaan , . 56 . 2 Maar wij, om uwentwil verdreven, . . 44.12 Maar zij vergaten 's Heeren werk; . . . 106 . 8 Men denkt niet meer aan hunn' verleden' staat, 49 . 6 »Men heeftmij felbenaauwdvanjongsafaan.quot; 129. 1 Men heeft mijn' rug door ploegers diep geploegd ;...........129. 2
Men heeft ons wreed van een gereten, . . 141 . 8 Men neem hen, daar hunn' lastermonden . 59 . 7 Men spreekt van U zeer heerelijke dingen, 87 . 2 Men telt veeleer de haren van mijn hoofd, . 69 . 2 Men voer' dien God geschenken aan , . . 76 . 7 Men zag hen zelfs, door drift verblind, . 106 .20 Men zal die boozen door 't geweld . . 63 . 6 Men ziet U blij in statelijke reijen, . . 45 . 5 Merk op, mijn' ziel! wat antwoord God u geeft; 85 . 3 Met hen trekt Ammon éëne lijn, . . . 83 . 5 Mijn' beê met opgeheven handen . . . 141 . 2 Mijn'beend'ren kan ik tellen één voor één; . 22 . 9 Mijn' beend'ren spreken tot uw' eer; ..33.5 Mijn' broed'reu ben ik vreemd, door elk
onteerd ............69 . 4
Mijn geroep uit angst en vreezen . . . 77 . 1
MIJN—MIJN. 25
Mijn God ! Gij hqbt mij op mijn' klagt . 30 . 2 Mijn God! Gij hebt uw' wond'ren groot gemaakt ;...........40 . 3
Mijn God, ik steun op mvvermogen; . . 43 . 2 Mijn God! mijn God! waarom verlaat Gij mij , 22 . I
Mijn God! U zal ik eeuwig loven, ... 52 . 7 Mijn God ! wat is de mensch dan op deez aarde? 8 . 4
Mijn God! zoo 'k immer hebb' bedreven . 7.2 »Mijn' hand zal, hoe 't ook ga, hem sterken
dag en nacht;.........89 . 10
Mijn hart kleeft vast aan waarheid en aan
deugd;...........119.16
Mijn hart, o Hemelmajesteit!.....108 . 1
Mijn hart verfoeit en haat......20 . 5
Mijn hart verheft zich niet, o Heer ! . . 131 . 1
Mijn hart, vervuld met heilbespiegelingen , . 45 . 1
Mijn hart voelt ween en bange neepen; . . 55 . 3
I Mijn hart zal steeds op IJ vertrouwen; . . 71 . 10 Mijn hart zegt mij , o Heer! van uwentwege: 27 . 5 Mijn' kracht is als een scherf van sap beroofd; ...........22 . 8 Mijn hart zal steeds op IJ vertrouwen; . . 71 . 10 Mijn hart zegt mij , o Heer! van uwentwege: 27 . 5 Mijn' kracht is als een scherf van sap beroofd; ...........22 . 8
Mijn' lippen zullen juichend roemen . . 71 . 17
IMijn' ontstoken' ingewanden.....38 . 7Mijn' ontstoken' ingewanden.....38 . 7
Mijn' oogen treuren om mijn leed, . . . 88 , 6
Mijn'oogen zijn bezweken, roodgeschreid, . 119.62
Mijn oog is roodgekreten ......6.7
Mijn oog zal hen aanschouwen, . , . . 92 . 6
IMijn' voet hebt Gij doen in de ruimte treden; 18 . 11Mijn' voet hebt Gij doen in de ruimte treden; 18 . 11
Mijn vijand, dorstig naar mijn bloed, . . 35 . 6
Mijn vijand roem' op zijn vermogen, . . 59 . 5
Mijn vijand word', eer hij 't verwacht, . . 35 . 4
Mijn'weerpartijders, zeer te duchten , . . 31 . 9
Mijn ijver heeft van smart mij doen vergaan , 119 . 70
Mijn'ziel bepeinst uw' wonderdaan , . . . 139 . 8
Mijn' ziel bewaart uw' trouw' getuigenis ; . 119 . 84
Mijn' ziel bezwijkt, zij is gansch afgemat , . 119 . 41
Mijn' ziel, der tegenheden zat, . . . . 88 . 2
Mijn' ziel, die naar den vrede haakt, . . 131 . 3
Mijn' ziel, gansch neêrgebogen , ... 6.3
Mijn' ziel grijpt moed ; wijkt, boozen ! . . 6.8
Mijn'ziel, hoe treurt ge dus verslagen? . 43 . 5
Ps. VS.
Mijn' ziel is immers stil tot God; . . . 62 . 1 Mijn' ziel is in mijn' hand steeds in gevaar; . 119 . 55 Mijn' ziel kleeft U standvastig aan; . . . 63 . 5
Ps. vs.
Naar Gods wijs bestel,......47 . 2
»'k Nam te Meriba........81. 8
Neem, Heer! mijn' bange klagt ter ooren; 5 . 1 Neem, Isrels Herder! neem ter ooren, . 80 . 1 Neem, o mijn volk! neem mijne leer ter ooren; 78 . 1 Neen , dwaas! de Heer weet uw' gedachten, 94 . 6 Neen, dwaas! uw' hoop zal ras vergaan ; , 9.7 Neen, gij , gij zijt het, dien ik eerde, . 55 . 8 Neen, gij smeedt ongeregtigheden , .
Neig nooit mijn hart tot kwade zaken.
Neig, o Heer! uw' gunstig' ooren, . . .
Niet ons, o Heer ! niet ons, uw' naam alleen
Niets is, o Oppermajesteit!.....
Nogtans is God het doel van onzen lof; .
Nogtans was God met hen begaan; . . Nooddruftigen vergeet God niet, .... Nooddruftigen zal Hij verschoonen; . . .
Nooit klaagd' Ik 't u, indien ik honger had;
Nu dan , o Heer! wat is 't, dat ik verwacht ? .
Nu moet uw tong de heid'nen nooden;
Nu stap ik rustig aan;.......
Nu stelt God waterbeken......
Nu zal ik voor de weldaan, die 'k genoot.
Nu zal mijn' ziel, nu zullen al mijn' zinnen, .
Nu zie ik Gilead gered
O Babyion! wij zien eerlang u straffen;
Och! daalde 't heil uit Zion spoedig néér . Och! daalde 't heil uit Zion spoedig neêr .
Och! dat ik klaar en onderscheiden zag , . . »Och! gaf mij iemand duivenvleug'len ; . .
«Och! had naar mijn' raad.....
Och Heer! ik ben, o ja! ik ben uw knecht,.
58 |
. 2 |
O lt; |
141 |
. 4 |
O |
86 |
. 1 |
O ( |
115 |
. 1 |
O ( |
139 |
. 1 |
O |
115 |
. 2 |
O |
106 |
.24 |
o : |
9 |
. 18 |
o : |
72 |
. 7 : |
01 |
50 |
. 5 |
O 1 |
39 |
. 5 |
o : |
96 |
. 2 |
O ] |
26 |
. 12 |
o : |
107 |
. 17 |
O 1 |
116 |
. 8 |
O 1 |
18 |
. 1 |
»0 |
60 |
. 4 |
OI |
O ] | ||
O I | ||
Ps. |
VS. 'f |
OI |
137 |
. 5 |
Om |
14 |
. 7 |
.Oi |
53 |
. 6 |
c |
119 |
. 14 |
Om |
55 |
. 4 |
Om |
81 |
. 15 |
0 i |
116 |
. 9 |
0 ] |
OCH—OMIJ.
»Och Heer! och, wierd mijn' ziel door U
gered!quot;...........
Och ! laat hen in hun kwaad niet groeijen , . Och! mogt ik in die heilige gebouwen Och! neig tot mij uw' gunstig' ooren; Och! schonkt Gij mij de hulp van uwen geest; 119 O God! die ons ten schilde zijt, . . . quot; O God! die 'slands benaauwdheid ziet; . O God! Gij zijt mijn toeverlaat; . . . O God! hoe hebben wij getreurd, . . . O God , mijn God! Gij , aller Vorsten Heer! O God mijns heils , mijn Toeverlaat! . . O God! neem mijn gebed ter ooren, . . O God! toen Gij met majesteit .... O God! uw God heeft mild U overgoten . O God! verlos en red mij uit den nood; . O God ! verlos mij uit den nood, . . . O God! wij mogten met onz' ooren . . . O God , zoo waardig mijn' gezangen! . .
O gij vergadering! gezeten.....
O Heer ! de Koning is verheugd ....
O Heer! doe Gij mij regt;.....
O Heer! Gij wilt, door goedheid aangespoord, O Heer! Gij ziet het, zwijg niet stil;
O Heer! Gij zijt weldadig;.....6
O Heer ! jaag hun vervaardheid aan, . O Heer, mijn God, volzalig Wezen! . O Heer, mijn rotssteen , mijne sterkte!
O Heer, mijn toevlugt! hoor mij klagen; , »O Heer! ontdek mijn levenseind' aan mij ; O Heer! sla toch op mijn geschrei uw oog, O Heer! uw woord bestaat in eeuwigheid, O Heer ! verlos mij uit de banden,. . , O Heer! wil mijn' gebeden hooren; , , Omdat hij tegen zijn geweten .... «Omdat mijn volk verwoest wordt en verdreven ............
Omdat mijn vijand, hoe geducht, . . . Omdat zij nooit naar 't werk des Heeren . O mijn' ziel! wat buigt g'u neder? . . , O mijn' ziel! wat buigt g'u neder? . . .
27 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
vs. . 2 . 8 . 1 . 1 . 1 , 6 . 7 . 8 . 2 . 4 , 1 , 1 , 1 , 2 .24 . 18 . 7 . 5 , 5 . 2 . 12 . 17 . 8 . 1
. 5 7 ! . 6 I . 14 » . 4 . 15 9
28 ONS—REG.
Ps. vs.
Ons hart heeft zich van U in nooden . . 44 . 10 Ontzet mij ; red mij uit der vreemden handen, 144 . 5 Ontzondig mij met hyzop, en mijn' ziel . . 51 . 4
Onz' ouders, in Egypteland.....10G . 5
Ook deed God uit de waterstroomcn. . . 105 . 17 Ook hebt Ge mij niet wcggestooten , . . 31.0 Ook spleten zelfs do rotsen op zijn' wenken; . 78 • 8
Ook was Samuël ........99 . 5
Ook zond Hij toorn, verbolgenheid en nooden, 78 . 25 O onze God ! o vast vertrouwen .... 05 . 4 Ooren ziet men aan hun hoofd, . . . . 135 . 10 Opdat de vijand, die mij haat, . . . . 13. 4 Opdat ik , Heer ! U blij te moê . . . . 9 . 14 Opdat z'op God Imnn' hope stellen zouden; . 78 . 4
Opdat zij weten en belijden ......109 . 16
» Opent uwen mond .........81 . 12
Op God alleen betrouw ik in mijn' nooden; . 11 . 1 Op 't heug'lijkst zien zijn' gunstgenooten . 149 . 3 Op't onverwachtst zijn zij in angst gebragt; . 53 . 5 Op U betrouw ik , Heer der heeren! . . 31.1
»Op uw noodgeschrei.......81 • 7
Op wagens, paarden, en op helden . . 20 . 4 O vijand! hebt gij door uw' magt ... 9.6
'i
Perst eens de bitt're tegenspoed .... 30 . 4
Prijs den Heer met blijde galmen; . . . 146 . 1
Prijst den naam van uwen God, .... 135 . 1
Psalmzingt, Gods gunstgenooten! geeft, . 30 . 3
Ps. vs.
Red mij, o God! uit 's vijands handen; . 59 . 1
Red mij van hen, die kwaad bedenken, . 140 . 2
Red mij van hen, die 't ruim genot . . . 17 . 7
Reeds verlangen uwe knechten, . . . . 102 . 8
Regtvaardig is de Heer in al zijn'handel: . 11.4
't Regtvaardig' volk, gered uit lijden, . . 58 . 7
Regtvaardig volk! verhef uw'blijde klanken, 32 . 6
't Regtvaardig' volk zal bloeijen, . . . . 92 . 7
REG—STE.
Ps.
't Regtvaardig' volk zal welig grocijen; . . 72 . 't Eegtvaardig' volk zal zich verblijden, . . 64 .
't Eegtvaardig' volk zult Gij beloonen, . . 5 .
'k Eiep tot den Heer in 't midden dier ellenden, 18 .
'k Eiep tot den Heer met luider stem; . . 142 . 'k Eiep tot den Oorsprong aller dingen, . 120.
Eoemt nu met nieuwe lofgezangen . . . 33 .
Eoemt nu onzen God;.......99 .
'kEoep, Heer! in angst tot U gevloden: . 141 .
Eoept in den nood tot Mij, uw'God en Heer; 50 .
Euk door uw' magt mij uit het slijk; behoed, 69 .
IEuk spoedig aan, verdubbel uwe schreên; Euk spoedig aan, verdubbel uwe schreên; 74 .
Eijs op, o God! rijs op, toon uw gezag; . 74 .
'k Schatte mij geheel verloren; . . . . 77 . Schold met uw' stem het wild gediert', . . (!8 . Schoon hij zich op deez aard in wellust baadt, 49 . Schud , daar zij dus mijn' roem verkorten , 140 . ; Slaap wecrhieldt gij van mijn' oogen ; . . 77 . 'k Sla d'oogen naar 't gebergte heen , . . 121 . Sla hen en hunne Prinsen, Heer! . . . 83 . Sla ieder'zucht, mijn hart ontgleden, . . 5. Sla ik naar 't ruim der held're hemelbogen , . 8 . .Sla op mijn' ellenden d'oogen ; . . . .25. 'k Sloeg, eer ik word verdrukt, hot dwaalspoor in;..........119 .
'k Slijt den nacht in eenzaam waken, . . 102.
Smelt hen tot water, laat ze drijven, . . 58.
Springt op van vreugd, verheft zijn' lof, . 68 .
' Sta op , o God ! toon medelijden ; . . . 44 .
Sta op, o Heer! en laat den mensch . . 9.
i Sta op , verlos mij , Heer !.....3 .
Stap ik vol moeds ten ooreloge, ... 44 .
Stel hunnen hoogmoed perk en paal; . • . 139 .
Stel op den Heer in alles uw betrouwen; . . 37 .
Stort over hen uw'gramschap uit; vertoon . 69.
Stouthartigen zijn daar beroofd; , . . . 76 . Straks leidt men haar in staatsie uit haar
I
Terwijl zij zamen zich verbinden, . . . 31 . 11 Thans is de Heer bekend alom, . . . . 9. 16 Toen aten zij en werden zat van eten ; . 78 . 15 Toen daalde 't vleesch als stof en digte regen; 78 . 14 Toen dreigde God hen met den dood; , . 106 . 13 Toen heeft Hij hen met vleesch gevoed, . 106 . 9 Toen hij door 't godlijk alvermogen . . 105. 11 Toen ik de heid'nen aan zag rukken, . .118. 5 Toen Israël 't Egyptisch rijksgebied , . .114.1 Toen 'k zweeg , en U mijn' ongeregtigheden, 32 . 2 Toen stond God op met gunstige gedachten, 78 . 33 Toen 't zwellend' hart met ongeduld . . 73 . 11 Toen Vorsten mij vervolgden zonder reên, 119.81 Toen weerde Pinehas de straf, . . . . 106 . 17 »Toont aller goden God te vreczen; . . 82 . 2
Tot het dom en dwaas geslacht.....75 . 3
»Tot ik een' rustplaats voorden Heer . . 132 . 3 Tot staving van de waarheid deed . . . 132 . 7 Twist met mijn' twisters , Hemelheer ! . . 35 . 1
Ps. vs.
U alleen, U loven wij;......75 . 1
U heeft de Heer, wien 't nocit berouwt, gezworen , ...........110 . 4
Uit diepten van ellenden......130 . 1
Uitgeteerd door al mijn' klagten, ... 38 . 8 Uit Zion zal de Heer uw' scepter zenden, . 110 . 2
Uit zijn heiligdom,........99 . 6
U mag men zalig heeten,......128 . 1
U smeekten zij , van menschenhulp ontbloot, 22 . 3 Uw aangezigt vertoon' aan uwen knecht . 119 . 68
Uw' echtvriendin zal bloeijen,.....128 . 2
Uwer knechten trouwe zonen.....102 . 16
Uw God, o Isrel! heeft de kracht . . . 68 . 14
Uw' goedertierenheid,.......26. 3
Uw' goedheid, Heer! is groot en hemelhoog;. 57 . 7 Uw' goedheid, Heer! is hemelhoog; . . . 36 . 2 Uw' goedheid kroont de jaargetijen; . . 65. 8
30
Uw'gunst is groot, zij is bestendig; . . . Uw' gunst sterkt meer dan d'uitgezochtste
spijzen;...........
Uw' hand heeft mij gemaakt en toebereid; . Uw' hand, o God! heeft veilig mij geleid, . Uw' heerschappij verduurt zelfs d'eeuwigheid; Uw heiligdom is door het vuur verteerd ; . Uw' heilleer wordt door mij alom verbreid; . Uw' hoop, uw' kudde woonde daar; . . Uw' magt is groot, uw' trouw zal nooit vergaan :............
Uw' mogendheid heeft sterkte willen gronden Uw' oppermagt, die wij ootmoedig eeren, . Uw' pijlen, fel van uwen boog gedreven, . Uw' sterke hand heeft 's Leviathans woên . Uw' sterke hand zal onverwacht . . . .
Uw' strenge geeselroede.......
Uw' tong, die toelegt om te schaden . Uw volk zal op uw' heirdag tot het strijden . Uw vijand heeft ter plaatse van 't gebed . Uw' wonderkracht heeft in den morgenstond Uw' woord is mij een' lamp voor mijnen voet, «Uw ijz'ren staf, die al hunn' magt verplet,
Van daar de zon in 'toosten straalt. Van geslachte tot geslacht .... Verbazend hof van d'Opperheer ,
Verberg mij voor de listigheden . . Verbergt G', oGod! uw glansrijk aangezigt. Verberg uw oog van mijn bedreven kwaad , . Verborgenheên met diep ontzag te melden , 'tVerbrijzeld' volk, o Heer! moet bukken. Vergeef mij al mijn' zonden, . , . . . Vergeefs op bouwen toegelegd; . . . . Vergeefs van 's morgens vroeg geslaafd . Vergeet niet. Heer! dien onverdraagbren
hoon, . ..........
Verhardt u niet; neemt zijn' gena . . . Verhef, o God! verhef U hemelhoog; .
31 | |
I's. |
VS. |
109. |
13 |
8 | |
119. |
37 |
57. |
5 |
145 . |
5 |
74. |
7 |
40. |
5 |
68. |
5 |
93. |
4 |
8. |
2 |
90 . |
2 |
45. |
3 |
74. |
14 |
21 . |
8 |
6. |
6 |
52. |
2 |
110. |
3 |
74. |
4 |
104. |
3 |
119. |
53 |
2. |
5 |
Ps. |
VS. |
113. |
2 |
135. |
8 |
148. |
2 |
64. |
2 |
104. |
15 |
51 . |
5 |
78. |
2 |
94. |
3 |
6. |
2 |
127. |
1 |
127. |
2 |
74. |
22 |
95. |
5 |
57 . |
4 |
32 VER—WAA.
Verheug liet volk, verblijd hen allen, Heer! 40 . 8
Verhoog, o Heer! uw' naam en kracht; . 21 . 13
Verhoogt, o poorten! nu den boog; . . 24 . 4
Verhoogt, o poorten! nu den boog; . . 24. 5 't Verkeerde hart, in wien 't mij ook moog
Verklaar hem schuldig in 't gerigte; . . 109 . 4
Verlos mij van den leeuw, die woedt en tiert; 22 . 11
Verschijn nu blinkend. God der wrake! . 04. 1 Versmaadheid breekt en scheurt mij 't hart
Verstaat dit toch, vergeters van Gods wet; . 50. 9 Verterend vuur gaat voor zijn aanzigt heen ; 50 . 2 Vertrouwt op God , gij allen, die Hem vreest! 115 . 0 Vertrouwt, wat uw' begeert' ook zij, . . 02. 7 Vervolg ze dus van oord tot oord, . . . 83 . 9 Verwerp mij niet in hooger' jaren; . . . 71 . (.! Verwerp mij van uw aangozigt toch niet; . 51 . (gt; Vest op Prinsen geen betrouwen, . . . 14(5. 2 't Voegt ons, met blijde klanken . . . 92. 2 'k Voel de krachten mij begeven, . . . 102 . 3 'k Voel door stinkend' etterzweren . . . 38 . 5 Voer mij uit mijn' gevangenis, . . . . 142. 7 Vraagt naar den Heer en zijne sterkte ; . . 105 . 3 Vreest quot;s Heeren magt, en dient zijn' majesteit ;............2. (gt;
Vreest, vreest Hem fallen tijd , . . . . 34 . 5
w.
Waak op, mijn' eer! waakt op, mijn' harp
Waak op, mijn' ziel! loof d'Oppermajesteit. 104 . 1
Waar ik door ongeregtigheden . . . . 66. 9 Waar liefde woont, gebiedt de Heer zijn'
Waarmede zal de jongeling zijn pad, . .119. 5
Waarom, daar wij uw' bijstand vergen, . 44. 13':
Waarom hebt Gij zijn' muur verbroken? . 80 . 8-
Waarom is 't, dat Gij mij verstoot? ... 88 . 9
Waarom, o God ! zijn wij in eeuwigheid . 74, 1
Waf Wa£ Wae mi Waa Waa Waa Waa Wan Wan Wan Wan Wan Wan Wan Wan z-w Wan Wan Wan Wan ter Wan Wan Wan Wan Wam Wanl Wam Wanl Wanl Wanl Wanl Want Want Want loo Want Want mo Want
WAA—WAN.
Waarom, o Heer! blijft Gij van verre staan? Waarom ontrooft de lasteraar Gods eer? . Waarom zou zich der heid'nen magt ver-meêren ?.......
trr •• '••••••
Waarschapen zijn, of ossen in de -weiden; Waartoe u dus beroemd in 't kwade, Waarvan ook geen voorbijgaand' wandelaar , Waar zou ik uwen geest ontvliên?
Wanneer de Heer uit 's vijands magt .
Wanneer G'uw arm verheft,.....
Wanneer ik in den nacht ontwaak, . .
Wanneer ik op mijn' legersteê.....
Wanneer ik zei: »mijn' voelen glijden;quot; Wanneer ik zelfs door Vorsten werd betigt. Wanneer uw straf op eenen sterv'ling stort, Wanneer uw' toorn en gramschap ons bezwaren ..........
Want des Hoeren hand besluit Want deze God is onze God; . .
Want dit is 't bevel.......
Want elk ging voort, in God op 't snoodst te
tergen............
Want God, de Heer, zoo goed , zoo mild, Want God heeft zijn' getuigenis gegeven Want God wil mij zijn' bijstand biên;
Want goedertieren is de Heer!
Want hoe de boozen zich doen schromen Want hoe het ga, de logenmond .
Want Hij is onze God, en wij .... Want hij zal zijn gelijk een frissche boom', ! Want ik gevoel de grootheid van mijn kwaad; Want mijn hoofd is als bedolven .... Want mijn leeftijd is door weenen . 1 ] Want naar uw allerheiligst regt .
Want, o Heer! ik ben aan 't zinken, . Want op zijn' wensch beroemt zich 't srod-
loos rot; ..........
Want, o trouw en eeuwig Wezen!
Want schoon ik zelfs van vader en van
moeder........
Want 'sHeeren wegheb ik getrouw bewandeld.
33
VS. 1
, 7
5 7 1
6
. 4 . 1
. 9 11 . 4 . 10
, 12 7
5
5
6 4
21 0
3
4 4
3 7
4 2 2 4 2 4
17
2 15
6 7
Ps. 10 10
79. 8, 52. 129. 139 . 126. 20. 139. 63.
94. 119.
39.
90. 75. 48. 81 .
78. 84. 78. 54. 100. 125. 63.
95. 1 .
51 . 38. 102. 9. 38 .
10 .
38.
27. 18
WAN—WEL.
Want tegen U heeft dit geslacht . .
Want uw alziend en toornig oog . .
Want uw' goedheid, die wij loven , .
Want uw' goedheid, hoogst gerezen,
Want uw' pijlen doen mij dragen . .
Want vreemden steken 't hoofd omhoog Want wie kan na 't verscheiden . .
Want zamen zijn zij 't eens geraakt; .
Want Zion is van God begeerd, . . 'k Was als een wonder in elks oogen; Wat blijdschap smaakt mijn' ziel, . . Wat drift beheerscht het woedend heidendom, Wat hij U smeekt' uit 's harten grond,. . Wat in de lucht, opd'aard, in't water leeft, Wat is do mensch ? wat is in hem te prijzen , Wat kon de boog den besten schutter baten? Wat vooglen door den ruimen luchtkring zweven ,.............
Wat voordeel zal 't bedrog u baren , . . Wat vree heeft elk , die uwe wet bemint! . .Wat vijand tegen hem zich kant', . . . Wat was 't, o zee ! dat u zoo vlugten deed ? Wat zal ik, met Gods gunsten overlaan , . Wat zou mij toch doen vreezen in een' tijd, . Wee mij , die rust en hulp moet derven, . Weêrhoud , o Heer ! uw' knecht, . . . Weer snood bedrog , o God! van mijn gemoed; Weer van mij af de smaadheid, die ik vrees; Wees dan mijn hulp , houd U niet ver van mij; Wees Gij mijn steun; dan zal ik vrij van leed Wees mij een' rots , om in te wonen; . . Wees over't heil der boozen niet ontstoken; Welhaast had ik de vlugt genomen, . . . Wel hem , die steeds zich zal erbarmen, . Welzalig elk, die 't regt betracht; . . . Welzalig hij , die als een held .... Welzalig hij , die al zijn' kracht .... Welzalig hij, die in der boozen raad . . Welzalig hij , die zich verstandig draagt Welzalig hij , wiens zonden zijn vergeven; . Welzalig is het volk, dat dus gezegend
34
Ps. |
VS. |
21 . |
11 |
21 . |
12 |
Cl . |
4 |
80. |
7 |
38. |
2 |
54. |
2 |
6. |
5 |
83 . |
4 |
132 . |
9 |
71 . |
5 |
26. |
8 |
2. |
1 |
21'. |
2 |
1Ü4. |
14 |
144. |
o |
78. |
5 |
8. |
8 |
120 . |
2 |
119. |
83 |
132 . |
12 |
114. |
3 |
116. |
7 |
49. |
2 |
120. |
3 |
19. |
7 |
119. |
15 |
119. |
20 |
22. |
6 |
119 . |
59 |
71 . |
2 |
37. |
1 |
55. |
5 |
112. |
3 |
10G. |
2 |
127. |
5 |
84. |
3 |
1. |
1 |
41 . |
I |
32. |
1 |
144. |
7 |
WEL—WIJZ. 35
Welzalig zij , die naar zijn' reine leer . . 2.7 Welzalig zijn d'opregten van gemoed, . .119. 1 Wend, wend mijn oog van d'ijdelheden af; 119 . 19
't Werd alles door zijn groot vermogen . 105 . K!
Wie heeft lust den Heer te vreezen, . . 25 . 6
Wie heeft mij zoo veel heils bereid? . . 108. (5
Wie helpt mij tegen al die boozen , 94 . 9
Wie is aan onzen God gelijk,.....113 . 4
Wie is gelijk aan onzen Heer, . . . . 113. 3
Wie kan Gods wijs beleid doorgronden? . . 105 . 1(1 Wie kent uw' toorn? wie zijn' geduchte
krachten?...........90 . 7
Wie klimt den berg des Heeren op ? . . . 24 . 2
Wien heb ik nevens U omhoog? . . . . 73 . 13
Wiens oog verworpenen veracht, . . . . 15.4
Wie roemt niet 's Heeren wond'ren trouw , . 113 . 5
Wie tocli is als Gij weldadig ?.....86 . 2
Wie U durft wederstreven ....... 92 . 5
Wie, ver vanU, de weelde zoekt, . . . 73 . 14
Wie vet is eet, en knielt voor Isrels Heer; . 22 . 15
Wie voert mij in een' vaste stad,. . . . CO . 6
Wie wijs is, merk' die dingen, . 107 . 22
Wie zal uw' wond'ren, uw beleid . . . 88 . 8
Wie zal verkeeren, groote God! . . . . 15. 1
Wie zinloos , zonder t'overwegen .... 5.5
Wie zou niet voor Gods grootheid bukken ? .147. !gt; 'k Wil mijn' misdaan , die U tergen, . . . 38 . 18 Wil mij , wanneer ik roep, verhooren , . . 4.1 Wil, o God ! mijn' bede hooren; . . . . (31 . 1 Wil toch niet stug gelijk een paard weerstreven .............32. 5
Wil uwen knecht, door schuld verslagen, .143. 2
Woedt nog de wraaklust onbeschroomd, . 76. 6 W'ontkwamen haast des vogelvangers net, .124. 4
'k Wou vlugten, maar kon nergens heen, . 142. 4
Wij hebben God op 't hoogst misdaan : . . 100 . 4 Wijk af van 't kwaad, en sta met al uw'
krachten ............37 . 14
Wij, o verheven' Majesteit!......48 . 4
Wij zaten neêr, wij weenden langs de zoomen .............137 . 1
3«
Ps. VS.
Wij zien aan ons na al dit ongeval . . ; 74. 9 quot;Wij zullen in zijn' woning gaan, . . . . 132 . 5
Ps. VS.
't Zachtmoedig volk zal eens den vollen vrede 37 . 6 Zag ik mij door een' vijand jagen, . . . 55. 7 'k Zal dan door mijn' blijde galmen, . . . 61.7 'k Zal dan gedurig bij U zijn , .... 73 . 12 'k Zal dit melden, quot;k zal altijd .... 75 . 6 'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertie-
renheên;...........89 . 1
'k Zal gedenken, hoe voordezen .... 77 . 7
Zalig hij , die in dit leven......146 . 3
'k Zal in uwe tent verkeeren ,.....Cl . 3
'k Zal in uw' goedheid mij verblijden ; . . 31.5 'k Zal met blij gejuich Hem loven , . . . 102 . 11 'k Zal met mijn gansche hart uw' eer . . . 138 . 1 ;k Zal met vermaak naar 't kwaad niet overhellen , ............101 . 3
'k Zal met verstand den weg betreen der
vromen;............101 . 2
'k Zal over hem, die achterklapt, mij belgen; . 101 . 5 'k Zal'savonds klagen, zuchten, stenen; . 55.10 'k Zal tot God , mijn' steenrots , spreken: . 42 . 6 quot;k Zal uit uw huis geen var , noch uit uw' kooi 50 . 4 'k Zal uw' geboon, die ik opregt bemin , . . 119 . 24 'k Zal uw'geregtigheid verheffen, . . . . 71.18 'k Zal van de deugd der milde goedheid
zingen,..........'■■■ ^
j 'k Zal Zions , 'k zal der armen spijz' . . . 132 . 10 Zeer groot is onze Heer, vol krachten; .147. 3 Zegt, om de heid'nen te verligten: . . . 96 . 7 'k Zei: laat nooit mijn bitter lijden . . . 38 . 16 Zelfs hij,op wien ik voormaals heb vertrouwd, 41 . 5 Zelfs vindt de musch een huis, o Heer! . 84 . 2 Zend , Heer ! uw' licht en waarheid neder , . 43 . 3 Zet, Heer! een'wacht voor mijne lippen;. . 141. 3 'k Zie in rouw en ongenugten . . . . 102. 6 Zie mij , Heer! wien elk moet duchten , . . 38 . 21 Zie mijn' cllond', o Heer ! eu help uw'knecht; 119 . 77
Zie op mij in gunst van boven; 25 . 8 Ziet daar Gods toom gelijk een vuur ontstoken; ............78.16
Ziet gij een' dief, gij loopt met hem, en steelt; 50 . 7 Ziet, 't blij gerucht der ark liep voort, . 132 , 4 quot;Ziet,quot; zeggen zij, «hij ligt verschoven; . 71 . 8 »Zie,quot; zal men zeggen, n zie den dwazen, , 52 . 5 Zingt beurtelings , en dankt den Heere!. . 147 . 4
Zingt des Hoogsten eer .......47 ; 4
Zingt een' psalm, en geeft......81 . 2
Zingt nu blij te moê........81. 1
Zingt vrolijk , heft de stem naar boven; . 33 . 1 Zingt, zingt den Heer, die eeuwig leeft, . 9. 11 Zingt, zingt den lof van 't Opperwezen! .112. 1 Zingt, zingt een nieuw gezang den Heerc! 96 . 1 Zingt, zingt een nieuw gezang den Heere, 98 . 1
Zion, loof met dankbre stem.....135 . 12
Z'omringden mij met booze woorden, . . 109. 2 Zoo gaat het elk , dien God bemint. . . . 127 . 3 Zoo Gij in 't regt wilt treden, . . . . 130. 2 Zoo Gij , van dat ik werd geboren, , . . 71 . 4 Zoo heb ik dan vergeefs gestreên, . . . 73. 7 Zoo hoog zijn troon moog boven d'aarde
wezen........... .103. 6
Zoo ik dit zeggen staven zou, .... 73 . 8 «Zoo ik in mijne woning treê .... 132. 2 Zoo ik niet had geloofd, dat in dit leven . 27 . 7 Zoo leeft de Heer; mijn rotssteen zij geprezen! ...........18. 14
Zoo leert hij zich geduldig dragen; . . , 94 . 7 «Zoo moet' de Koning eeuwig leven!quot; . . 72. 8 Zoo moet mijn vijand op de hielen ... 7.3 Zoo word' in 't land de handel ruim gedreven, 144 . 6 Zoo word' uw dierbaar volk in 't end . , 108. 3 Zoo zacht als olie is zijn spreken ; . . . 55 . 13 Zoo zal de heerlijkheid der vromen . . . 149 . 5 Zoo zoeken mij vergeefs, o God! . . . 17. 5 Zoo zullen wij, de schapen uwer weiden, . 79. 7 Zoo zullen zich geheele scharen .... 7.4 Zou dan de Schepper , die onz' ooren . . 94 . 5 Zou de Heer zijn' gunstgenooten, ... 77 . 5
38 ZOU—ZIJR.
Zou God zijn' gena vergeten?.....77 . 6
»Zou in den kuil 't ontzielde stof . . . 30 . 7 Zou 'k hen niet haten in mijn hart, . . . 139 . 13 Zou ooit de stoel der schand'lijkheden . . 94. 11 Zult gij aan dooden wond'ren doen ? . . . 88 . 7 Zwijg Gode; wacht op't eind van's Heeren
wegen,...........37. 4
Zwijg niet, o God! houd U niet doof; . 83 . 1
Zij dansen, wagg'len, vallen,.....107 . 14
Zij , die de zee bevaren......107 . 12
Zij, die gebonden zaten......107. 0
Zij , die kwaad voor goed vergelden , . . 38 . 20 Zij , die mijnen dood bejagen, .... 38 . 12 Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort; 84 . 4 Zij hadden mij omringd als bijën, . , . 118. 6 Zij hebben kwaad voor goed vergolden, . 109 . 3 Zij hebben mij bijkans op aard vernield; . 119.44 Zij hebben 't langgewenschte land . . . 106 . 14
Zij hebben vol arglistigheid.....142 . 3
Zij hebben wel een' mond, doch die niet
spreekt;...........115. 3
Zij hebben zich voor 't vloekaltaar, . . 106.16 Zij komen aan, door godlijk licht geleid, . 22 . 16 Zij leggen lagen voor do vromen, . . . 64. 4 Zij maakten zich, den Heer ten spot, . . 106. 11 Zij momp'len zaam, vervuld met bitt'ren haat; 41.4 Zijn' almagt wist de zee van een te scheiden, 78 . 7* Zijn' grondslag, zijn' onwrikbre vastigheden . 87 . 1 Zijn' handelwijs baart altijd smart op smart, . 10.3 Zijn' is de zee : z'is door zijn' kracht . . 95 . 3 Zijn magtig' arm beschermt de vromen, . 33. 10 Zijn mond is vol van vloek, bedrog en list; . 10.4 Zijn naam is heilig en geducht; . . . . 111 . 6 Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen; . . 72 . 11 Zijn' schoonheid is vergaan; zijn troon ligt
neergestort;..........89 . 18
Zijn wacht, waarop men hopen mag, . . 121 . 3 Zijn' wonderdaan, door niemand af te meten , 78 . 6 Zij raadslaan slechts, vervoerd door haat . 62 . 3 Zij rotten zaam en houden boozen raad , . 56 . 3 Zij rukken aan met opgesperden mond , . 22 . 7
Ps. v.s.
Zij sloegen 't oog op God......34. 3
Zij spaarden volken , tot Gods hoon, . . 106 . 19
Zij spraken stout: »kan God in wildernissen 78 . 10
Zij spreken nooit van vrede; neen, . . . 35.10
Zij tergden twistend Gods gena, . . . . 100 . 18
Zij weken af door trouweloozen handel, . 78 . 29
Zij werden daaglijks begenadigd .... 105 . 22
Zij weten doorgaans van verdriet.... 73 . 3
Zij zeggen, stout op hun vermogen : . . 94 . 4
Zij zeiden stout, en heet op buit: . . . 83 . 3
Zij zullen U eerbiedig vreezen, .... 72 . 3
Zij zullen u, Gods gunstgenoot, . . . . 91 . 6
Zij zullen uit de volheid van 't gemoed, . 145. 3
VS.
Behoed het ganscheChristendom; Avondzang. ... 6 Bescherm ons in den bangen tijd » .... 5
VS.
Dat wij onz'ambt en pligt, o Heer! Morgenzang. . . . 3
Dos Heeren arm is sterk ; . . Lofzang v. Maria. 4
Die stout zijn op hunn' magt, » » » 5 Dus wordt des Heeren volk
geleid........Lofz. v. Zacharias. 4
vs.
Een licht, zoo groot, zoo schoon, Lofzang v. Simeon. 2
40 GED—JAA.
«Gedenkt en viert met vee en vs,
magen.......De tien Geboden. 5
Geef heden ons ons daaglijksch
brood ;.......Gebed des Heeren. 5
Geheiligd word' uw naam , ai!
geefj 9 d ^
'k Geloof daarbij in Jezus , onzen
Heer........Geloofsart. 2quot; Ber. 2
'k Geloof in God, den Vader ,
die 't heelal..... gt; » » 1
'k Geloof in God, den Vader,
groot van magt, . . . . » P » 1 'k Geloof ook in den Heilgen
Geest, die één . . . , gt; 2e s 4 'k Geloof ook in den Heilgen
Geest, dien w'eeren, . . gt; P » 2 God had hun tot hunn' troost
gemeld ........Lofz. v. Zacharias. 2
«Gij zult niet doodslaan, noch
u wreken;......De tien Geboden. 7
«Gij zult uw'ouders ned'rigeeren, » » » 6
VS.
Hoe heilig is zijn naam! . . Lofzang v. Maria. 3
Houd ons gemoed voor U bereid. Avondzang. . . 4
Hij heeft na lang geduld . . Lofzang v. Maria. 6
Hij speld'ons, dat wij t'aller tijd, Lofz. v. Zacharias. 3 Hij stond weêr op, ons tot gc-
regtigheid,......Geloofsart. 2quot; Ber. 3
1.
»Ik ben de Heer, uw God en vs.
Koning........De tien Geboden. 2
VS.
Ja, Amen! trouwe Vader! ja, Gebed desHeeren. 10
VS.
Leid ons in geen' verzoeking ooit; Gebed des Heeren. 7 Lof zij den God van Israël! . Lofz. v. Zacharias. 1
s Misbruikt geenszins den naam vs.
des Heeren;.....De tien Geboden. 4
Mijn' ziel! herdenk met heilig
Mijn' ziel verheft Gods eer: . Lofzang v. Maria. 1
vs.
O allerhoogste Majesteit! . . Gebed des Heeren. 1 Och! of wij uw' geboón volbrag-
ten;........De tien Geboden. 9
O God! die onze Vader zij t, . Bedez. v. d. Pred. O groote Christus, eeuwig
licht!.......Avondzang. . . 1
O Heer! wij danken U van
harte ........Dankz. n. h. Eten.
O Vader! dat uw' liefd' ons
blijk;.......Avondzang. . . 7
O Vader! die al 't leven voedt, Bedez. v. h. Eten.
Schenk uwen zegen bij uw vs.
woord;.......Morgenzang, . . C!
Toon ons uw' goedheid en uw' vs.
mao^........Avondzang. . , 2
Troost allen , die in nood en
smart.......Morgenzang. . . 7
»Uw hart zal nimmer iets be- vs.
geeren,.......De tien Geboden. 8
Uw Koningrijk koom toch, o
Heer!.......Gebed desHcercn. 3
Uw wil geschied', uw wil alleen, ........» t ■ f 4
V.
Vergeef ons onze schulden, vs.
Heer !.......Gebed des Heeren. 6
Verkwik ons door een' zoete
Verleen ons na genoten' rust . Morgenzang. . . 2
Verlicht ons hart, dat duister is; » . . 5
Verlos ons uit des boozen magt; Gebed des Heeren. 8 »Voor beeldendienst zult gij u
wachten;......De tien Geboden. 3
Voor elk, die in het duister
dwaalt........Lofz. v. Zacharias. 5
w.
Want uw' is 't Koningrijk, o vs.
Heer !.......Gebed des Heeren. 9
Want ziet, om 's Heeren daan . Lofzang v. Maria. 2
Wij danken U, barmhartig' God! Morgenzang. . . 1
Ta.
vs.
Zie op ons neder in gen;i, . . Morgenzang. . . 4
Zoo laat Gij , Heer! uw' knecht, Lofzang v. Simeon. 1
Zijn' goedheid klom ten top ; . Lofzang v. Maria. 7
VAN EEMGE
die btj bijzondere gelegenheden kunnen gezongen avorden.
VOOR LAND EN KERK.
In tijden van overvloed..... » tijden van schaarschte..... » tijden van onweder...... quot; tijden van besmettelijke ziekten quot; tijden van vervolging..... de Lente......... den Zomer......... den Herfst......... den Winter........ tijden van oorlog...... tijden van overwinning. . . tijden van vrede...... tijden van verdrukking der Kerk tijden van verlossing dor Kerk. |
Ps. 65. 67. » 33. 107. 145. 146. quot; 91. 121. quot; 10. 12. 13. 14. 44. 94. 123. 65. « 65. 67. » 3. 27. 83. quot; 46. 74. 108. 124. « 85. 147. » 46. 79. 80. ■■ 124. 126. |
VOOU BIJZONDEKE PERSONEN.
Boetpsalmen. In tn-ijfelmoedigheid. . . . Over het geloofsvertrouwen. |
Ps. 6. 25. 32.38.51. 130. 143. « 77. 88. » 56. 57. 62. 121. 125. 138. |
In gebrek aan toegang tot de open bare godsdienstoefeningen. . Tot bestrijding over der goddeloozen voorspoed.......... Tot opbeuring tegen laster. . . In verdrukking door vijanden.. Gebed om heiligheid des levens. In krankheid......... Dankzegging voor genezing . . |
42. 63. 84. 37. 49. 73. 92. 94. 7. 120. 4. 7. 17. 26. 31. 64. 25. 86. 119. 143. 6. 38. 39. 41. 30. |
44 VOOR BIJZONDERE PERSONEN.
In den ouderdom.........Ps. 71. 92, de pauze.
Bij het huwelijk.........» 127. 128.
Bij het aanvaarden van ambten.. . - 75. 101.
Bij de bevestiging of intrede van
Opzieners...........» 115, de pauze. 122.
132, de pauze. 133. 134. 138.
BIJ PLEGTIGE GELEGENHEDEN.
Op het Kersfeest.........Ps. 89, het begin. 98. 132,
de pauze, do Lofzangen.
Bij de predikatiën over quot;s Heilands
lijden.............» 16. 22. 40. 41. 55, de
pauze. 69. 109, het begin.
Op het Paaschfeest........» 16. 22,3epauze. 40,de
pauze. 69, 3e pauze. 118, 3e pauze.
Op den Hemelvaartsdag......» 8.47.68,2epauze. 110.
Op het Pinksterfeest........» 45, de pauze. 68, 2e
pauze. 72, de pauze. 87. 133.
Bij de Belijdenis-predikatiën. ...» 19. 86, de pauze. 119.
de Berijmingen der 12 Geloofsart.
Bij de voorbereiding tot het H.
Avondmaal...........« 15. 24. 25. 26.27.32.
139, de pauze.
Bij de bediening van het H. Avondmaal..............» 23. 42. 43. 63. 65.
84. 130.
Bij de dankzegging na het H. Avondmaal..............» 66,depauze. 103. 106,
het begin. 116. 118.
Op Bededagen..........» 60. 79. 80. 85. 144.
Op Dankdagen..........» 66. 81. 107. 136. 147.
Op den eersten dag des jaars.. . . « 39. 90. 144.
BIJ HET VERKLAREN VAN DEN HEIDELBERGSCHEN CATECHISMUS.
Zond. 1. Van den eenigen troost. . Ps. 73, 2e pauze. « 2. » de kennis der ellende
uit de wet...... » 19, 'de pauze.
» 3. quot; den oorsprong der ellende........»51, het begin.
BIJ H. VERKLAREN V. D. HEIDELB. CATECHISMUS. 45
Van de straf der zonde, de voldoening . . . den Middelaar. . . het geloof..... God....... de H. Drieëenheid. de schepping. . . de Voorzienigheid, den naam Jezus. . den naam Christus, den naam Christen. Gods eeniggeborenen Zoon, onzen lieer. . 's Ileilands ontvangenis cn geboorte. . . 's Ileilands lijden, 's Ileilands dood, be-gravenis, en nederda-ling ter helle. . . . 'sHeilands opstanding. 'sHeilandshemelvaart. 'sHeilands zitten aan Gods regterhand. . . 's Ileilands veder-komst ten oordeel. . don Heiligen Geest. . de heil. alg. Chr. Kerk. de gemeenschap der heiligen....... de vergeving der zonden......... de opstanding des vlee- sches........ het eeuwige leven. . de regtvaardiging door het geloof...... de ongenoegzaamheid onzer goede werken voor God..... do Sacramenten.. . den H. Doop. . . den kinderdoop. . het H. Avondmaal, de wederlegging dei transsubstantiatie. |
Ps. 5, het begin. 11. » 49, het begin. » 25. 36. 130. » 2, de pauze. quot; 139, het begin. 145, het begin. » 33, het begin. » 115,depauze. 136,het begin. 146. » 33. 104. 147. Lofzang v. Maria. Ps. 2, het begin. 89. quot; 45, de pauze. 72, de pauze. quot; 2, de pauze. 45, de pauze. 72, de pauze. Lofzang v. Maria. Ps. 22. 16, 118, 3C pauze. 47. 68, 3quot; pauze. UO. 9G. de pauze. 119, 2C pauze. 143, 48. 133. 32. 49. de pauze. 73, 2e pauze. 84. de pauze. 32. 103. 130. 19, de pauze. 143. 111. 51. 71, 2e pauze. 87. 23. 119, 3e pauze. |
46 BIJ H. VERKLAREN V. D. HEIDELB. CATECHISMUS.
Zond. 30. Van de paapsche mis. . Ps. • de vereischten, om tot het H. Avondmaal te gaan . 31. « de sleutelen des he melrijks..... 32. quot; de noodzakelijkheid der goede weiken. 33. » de bekeering. . . 34. « de wet der tien ge boden...... quot; het eerste gebod.. 35. « het tweede gebod. 36. quot; het derde gebod. . 37. » den eed..... 38. quot; het vierde gebod. 39. » het vijfde gebod. . 40. » het zesde gebod. . 41. » het zevende gebod. 42. * het achtste gebod. 43. quot; het negende gebod. 44. » het tiende gebod . /' de noodzakelijkheic der wetprediking. 45. » de noodzakelijkheic en vereischten de gebeds..... 46. « de aanspraak van he gebed des Heeren. 47. » de eerste bede. . 48. » de tweede bede. . 49. » de derde bede. . 50. » de vierde bede. . 51. » de vijfde bede. . 52. quot; de zesde bede. . « het besluit van het gebed des Heeren. . |
25, de pauze. 26 . de pauze. 15. 24. 65. 119, het begin. 119, 8e en 21e pauze. 81, le pauze. 115. 145, de pauze. 24. 63. 84. 92. 34, le pauze. 78, het begin. 50, de pauze. 51, de pauze. 119)4(: pauze. 62, de pauze. 19, de pauze. 65, 145, do pauze. 103, de pauze. 89, het begin. 72, het begin. 145, de pauze. 141, het begin. 5, het begin. Ps |
DER
DIE 01' DEZELFDE WIJZE WORDEN GEZONGEN.
5, 64. 14, 53. 17, 63, 70. 18, 144. 24, 62,95, 111. 28, 109. 30, 76, 139. 31, 71. |
Ps. 33, 67. » 36, 68. » 46, 82. » 51, 69. quot; 65, 72. « 66, 98, 118. « 74, 116. |
Ps. 77, 86. » 78, 90. 100, 131, 142, Morgenzang. » 117, 127. » 140, De tien Geboden. |
DER KEUZE VAN DE BERIJMING
Uit de Bevijming Tan JOHANNES EUSEBIUS VOET.
Ps. 1, 3, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 14, 15, 16, 18, 20, 21, 22, 25, 27, 28, 30, 31, 32, 36, 38, 39, 40, 41, 44, 45, 48, 50, 51 , 53, 54, 55, 57, 58, 60, 62, 63, 65, 68, 69, 72, 73, 76, 77, 78, 81 , 83, 84, 85, 86, 87, 89, 94, 95. 96, 98, 99, 101, 103, 107, 109, 110, 111, 112, 114, 116^ 117, 118, 119, 124, 129, 131, 132, 133, 137, 138, 141, 142, 144, 147, De tien Geboden, Lofzang v. Maria, Gebod des Heevcn, Geloofsart. 2e Ber.
| Uit de Berijming van het Genootscliai):
LAUS DEO, SAXUS POPULO.
Ps. 2, 5, 11, 13, 17, 19, 23, 24, 26, 29, 33, 34. 35, 37, 42, 43, 46, 47, 49, 52, 56, 53, 61, 64, 66, 70, 71, 74, 79, 80, 88, 90, 91, 92, 93, 97, 102, 104, 105, 106 108, 113, 115, 120, 121, 125, 127, 128, 134, 135, 136, 139, 140, 143, 145, 146, 148, 149, Lofz. v. Zacharias, Lofzang y. Simeon.
Uit de Berijming van HENDRIK GHUSEN.
Ps. 4, 67, 75, 82, 100, 122, 123, 126, 130, 150, Geloofsart. le Ber., Bcdez. v. d. Pred., Morgenzang, Bedez. v. h. Eten, Bankz. n. h. Eten, Avondzang.
Gez. vs.
Aanbidt Hem, zondaars! als uw'vriend, . 46.34
Aan hoeveel kwaads ik schuldig sta, . . 132. 4
Aan mijn laatste snikken......57 . 3
Aan 't aardsch genot.......40. 5
Aarde ! ken uw' Heer;.......138 . 3
Aarde! zing des Hoogsten lof; . . . . 116. 2
Aarde! zucht niet meer.......143 . ]
Ach! daar onregt en geweld.....176 . 3
Ach, Heer! waar straalt erbarmen, . . 26 . 2
Ach! hoe dwaas is 't, met vertrouwen .133. 1
Ach! hoe zwaar viel Hem dit lijden, . . 133. 3
Ach! om mij voor 't verderf te winnen, . 37 . 3
Ach ! ons schamel lied........48 . 6
Ach! ons verstand, door waan misleid, . . 34 . 2
Ach! 't hart is vol van snoode listen, . . 73. 10
Ach! zal dit booze vleesch nog woelen , . 54 . 4
Al ben ik niet als Abrams zonen . . . 61 . 3
Al blijft in alles, wat zij zegt, . . . . 80 . y
Al d'eeuwen liggen bloot voor Hem, . . 46 . 54
Algoede God ! och, leer ons zien, . . . 66 . 7
Allen, volk en overheên .......176 . 5
Alle roem is uitgesloten!......38. 1
Aller scheps'len mededoogen.....85 . 5
Almagtig' God! door waar berouw bewogen, 35 . 1
Al moest het gansch' heelal bezwijken, . . 45 . G
Als burger van zijn vaderland, . . . . 46. 14
Als de nacht van bange zorgen .... 24. 1
Als een herder wil Hij trouw.....39 . 3
Als één van ziel, als één van zin, . . . 69 . 4
Als gevaren mij omringen .......51 . 5
Als ik dien troost des levens mis, ... 42 . 5
4
ALS—BIJT. Als ik dit wonder vatten wil,. . . Als ik met vreugd zijn' wil betracht, Als ik, wanneer mijn sterfuur slaat. Als mij 't gevoel der zonde krenkt, . Als wij de doodsvallei betreen, . . Als wij in stroom of waterval, . Al 't hemelheir , geheel de hel , . Al vloekt de boosheid Hem het meest Al wie Gods woord niet houdt, en zegt Al wordt de ziel door zondenschuld Amen! Amen! ik geloove; . . . Amen! Jezus Christus! Amen! Armzalig' aard ! verblijf van leed en rampen. Baart liefd' alleen hier reine deugd , Bedreigt mij leed, ontmoet mij smart. Bekommeringen ken ik niet . 'k Ben 't eigendom van 's Vaders Zoon 't Bepaald' getal van onze levensjaren Bepaal Gij zelf ons zwerfziek hart, . Beproef, of ooit in schooner licht Beschaam den grootsten heldenmoed, Beveilig onze vastigheden, . . . . Bewaar mijn' tong voor logenspreken; Bewaar, o God! hunn' ziel en zinnen, Bewaar ons, dat w'U nooit bedroeven; Bezielt u liefde jegens God, . . . Bidt aan , verbaasd, verrukt van geest 'k Bleef Gods roeping nog weerstreven; Blijf in leven en in sterven . . . Blijf mij in die hoop versterken; . . Breekt G'eens van ons graf de kluister Broeders, komt! de Heiland noodt; . 't Brood, hetwelk ik daar zag breken, Buig, zondig menschdom! buig u neêr; Bij eiken pligt, getrouw betracht, Bij onze godsdienstoefeningen,. . . Bij 's werelds aanvang sprak uw mond Bij 't zwijmen van het zonnelicht , . 50 |
|
Christen! juich, Hij leeft, . . . , Christen ! schaam u dan, die boozer , Christ'nen! treurt niet meer, , . .
Daar die verwachting in ons leeft, , . Daar G'U voor mij hebt in den dood gegeven, Daar hangt mijn Midlaar , Zoon van God, Daar laat Gods liefdestem zich hooren, . Daar roept, o! mogt mij God dit geven, . Daar stroomt zelfs uit uw' donderlucht, . . Daartoe wordt g'onder smart en strijden . Daar zal Gods heilige beschikking .
Daar zal ik met de blijde scharen .
Daar zal 'k in helder licht betrachten, Daar zal na quot;t licht geen' duisternis meer
komen;...........
Daar zie 'k zijn lijf gescheurd, mismaakt; . Daar zullen wij den troon omringen, Dan draag ik allen last, .... Dan draag ik al wat mij de Heer . Dan drink ik met geduld .... Dan dulden w'allen haat, . . . . Dan,Heer ! een waar gevoel van onze zonden, Dankt, feestgenooten! dankt den Vader ; Dank, Vader! dank voor die genade; . Dan rust ik in uw' Vaderschoot .... Dan scheen de zee hen aan te wrokken, . Dan zal de dood mij niet verschrikken , Dan zal de zond' in mij verkwijnen, Dan zal ons hart het stof verachten , Dan , zoo geheiligd in 't gemoed, . Dan zult Gij 't vaderland verschoonen Dat berg en heuvel nederstort', . . Dat dan geen donker oogenblik. .
Dat de tijd hier 't al verover'; . . Dat dulden in uw' smart .... Dat hebt Gij zelf, o God ! verklaard ;
51
Gez. |
VS. |
138. |
2 |
133. |
4 |
143. |
4 |
Gez. |
VS. |
20. |
5 |
118. |
11 |
125. |
2 |
169. |
1 |
192. |
11 |
163. |
7 |
31 . |
3 |
192. |
6 |
192. |
9 |
192. |
7 |
190. |
3 |
125. |
3 |
192. |
8 |
131. |
5 |
132. |
3 |
131 . |
(! |
131 . |
4 |
35 |
3 |
153. |
3 |
180. |
3 |
23. |
9 |
171 . |
7 |
37. |
12 |
37. |
11 |
31 . |
8 |
77. |
5 |
169. |
8 |
8. |
(i |
79. |
3 |
100. |
4 |
131 . |
2 |
41 . |
4 |
4*
DAT—DER.
Dat heet gadelooz' ontferming,
Dat ieder dan het zorgen staak, Dat ieder oogenblik van 't leven
Dat ik in U roeme......
Dat mijn' ziel met woord en daden Dat niemand zegg':»ik heb te zwaar misdaai Dat nu elk d'Algoedheid prijze; . . Dat ons hart uw' Geest verbeide, Dat onze hand graag tranen droog', . Dat ras al d'aard U roem'; . . . Dat slechts bij voorspoed of bij leed Dat steeds in ons dit vast geloof . . Dat steeds, o hoogste Majesteit! . . Dat steeds ons hart op U vertrouw', Dat sterk' ons in den vasten grond, Dat uwe zorg en trouwe hoede, . Dat uw' gena met zachte kracht mijn hart Dat vrees noch angst ons hart beknell' Dat w'U deez dag , o Jezus ! wijden, Dat wij in welstand of in nood . Dat wijsheid hier haar majesteit, . De deugd, o ja! ik vind ze schoon De dood verbreekt zijn' banden, .
Deed Hij aan het kruis ....
Deez aarde zij een tranendal,
Deez aard, waar Gij uw lijden leedt, De grond, die lang verstorven lag, De grootheid, daar de menscli op ziet De Heer is God! de Heer is God! . De Heer is God, en niemand meer; De Heer is regt, een wreker van het kwad^ De Heer is waarlijk opgestaan, . De liefde tot den hoogen God . . De maat van onze levensjaren,
De magt, de lof, d'eerbiedenis Den Heilgen Geest zij eer en prijs! . Den hoogen God alleen zij eer! . . Denk ik, wat ramp mij hier nog wacht Den mensch verkwikt een' zachter' lucht
Der sterren pracht.....
Do rijke , vrolijke natuur . .
52
Gez.
38. 162. 161 . 57 . 51 . 102 . 175. 94. 82. 152. 82. 82. 82. 168.
142. 12. 76. 139.
90. 82. 159. 74. 187.
143. 30 . 47 . 163.
46. 178.
4, 118. 149 , 89 . 19 135 2 2. 188 163 83 15
VS. 6
7 2
5
6 2 1 2
8 6
11 4 6 4 4 6 4 3 1 12 6 2 2 8 1 3 2
3 1 1
4 1 8
3
4
4 1
5 3 2
Des hemels Heer, des menschen Zoon De spotter mag de waarheid smaan , De spotter smaadt uw' Zoon, o God ! De tijd kan ook verbeetring baren; .
De tijd snelt aan, en Gij voorspelt uw' banden; De vreemdste volken zelfs getuigen: . De wereld kleedt haar schand'lijk kwaac De zorg eens aardschen vaders spreidt Die alle lofspraak scherp verbood, . Die eer was aan deez aard beschoren ; Die eeuwig' onrust van mijn harte, . Die hoop leert wijs en heilig leven; Die hoop moet al ons leed verzachten; Die in ons oog de moeite leest, . Die kracht zij U, zij ü alleen geheiligd
Die ons bij de hand......
Die ons door zijn bloed .... Die ons , gewasschen in uw bloed, . Die onverschrokken: wee u! zegt,
Diepe wijsheid zijn uw' paden; .
Diep, o God ! in 't stof gebogen, . Dierbre Heiland! die mijn' smarte , . Dierbre Heiland! hoor mijn smeeken Dierbre Jezus ! zoo weldadig ,.
Dies loven w'U , Immanuël! . . . Die vreugd in 't hart kweekt ware deugd Dit aanzijn zal u ras begeven;
Dit aardrijk, ja! heeft U zien leven, Dit Amen geeft U eer; .... Dit diep' bederf, die bron van all' ellenden Dit geeft lust en moed en krachten, . Dit geloof geeft moed en krachten, . Dit graf houdt Hem niet lang geborgen Dit is de dag, dien God ons schenkt, Dit is de dag, dien God ons schenkt. Dit is mijn dank, dit zijn behagen : Dit maakt mij hier reeds zalig door gelooven; Dit moet mij tot den strijd steeds moedig maken. Dit slaat mijn' trots, al mijn' verdienste, neder, Doe ons gelooven op uw woord , ... Door der stormen loeijend woeden . . .
Gez. vs.
145. 2 156. 3
188 73 111 153 75
30 46.13
45. 4 37. 2
189. 5 189. 6 46.58 108. 3 48. 5 48. 4
44. 2
46. 19 21 . 4
130. 1 191 . 3 84. 11 107. 8 114.11 30. 4
31 . 4
45. 5 87. 5 35. 2 51 . 4 84. 10
134. 4 112. 1 112. 11 12. 5
118.17
118.18 118. 5
82. 2 175. 2
DOO—ERK.
Door ééne misdaad vielen wij; . Door éénen Heer zijn onze harten , D'oorlogsvlam stijgt in de lucht; Door U geleerd, ken ik in God .
Door uwe magt......
Door uwen goeden Geest geleid, Door uw leven vrijgesproken,
Door zinlijkheid......
Door zijn' vredeboden .... Duizend bitt're hartetranen, . .
Gez. |
VS. |
80. |
1 |
23. |
2 |
60. |
6 |
74. |
4 |
52. |
7 |
105. |
5 |
13. |
2 |
135. |
6 |
189. |
2 |
46. |
4 |
43. |
3 |
138. |
4 |
52. |
13 |
29. |
2 |
149. |
3 |
13. |
6 |
46. |
11 |
46. |
36 |
8. |
2 |
12. |
4 |
122. |
4 |
82. |
15 |
105. |
3 |
63. |
3 |
26. |
7 |
10. |
8 |
75. |
6 |
78. |
4 |
Een ander zij vervuld met schrik, . Een blik op d'eindelooze baan . . Een hart, voor dwaze zelfsmin doof, Een held? maar ach! wat ben ik ras? Eenmaal zal Hij wederkomen;
Eens komt de tijd, o ja! zoo wis «Eens wordt de sterkste rots vergruisd Eens zonder zonde, ramp of pijn Eens zullen wij met Jezus leven; Een vorst heet groot, wien alles dient, 't Eeuwig leven, eind'loos heerlijk, .
Eeuwig leven wij .......
Eeuwig, onbegrijp'lijk Wezen! . .
Elke dag geeft mij genoegen, . . . Elk heff met ons een' lofzang aan: . Elk leez dit als het woord van God, En al zijn strijd is voor Gods eer; . En daar ook blijft uw Jezus groot: . En dan, als van 't gesloopt heelal . En dezen God zou ik niet eeren?. En hij, die Jezus gangen weet, . . En is ons eind' eens daar, o Heer! . En U, mijn Vriend! U zou ik niet . En wij mogen ons beroemen . . En zou dan 't hart versagen, • . . Erbarmer! o, die liefdemagt . . . 'kErken, 't geloof is zwak, maar Gij, Erkent'nis van Gods albestuur . .
54
140 40, 36, 84 ,
3 3 2 3
Gez. vs.
Gedachte vol van zaligheid,.....112.8
Gedenk aan onze nieuwe leden, . . . . 99 . 5 Geef, dat wij op uw' vadertrouw, . , . 82. 3 Geef, Heer! dat ik in al mijn' wandel, . 61 . 11 Geef, Heer! dat ik mijn' ouders cere, . . öl . 8 Geef, Jezus! dat ik in mijn' nood . . . 25 . 1 Geef mij Jezus Geest in 't lijden, . . . 85 . 8
Geef nu, dat voor zijn licht.....152 . 5
Geef ons, dat uw' getuigenis.....82 . 5
Geef ons, dat wij in geloof.....70 . 5
Geef ons naar uwe liefd' en trouw . . 159 . 4
Geeft ware Christuszin.......87 . 4
Geen' aanklagt laat Jeruzalem.....122 . 3
Geen beeldendienst kan mij bekoren, . . 61 . 5 Geen' de minste lust tot zonden .... 32 . 2 Geen' dwaze vrees beklemm' het harte,. . 56 . 9 Geen' dwaze vrees beklemm' uw harte;. . 56 . 1
Geen' genade zijn wij waard;.....39 . 2
Geen' heerschzucht vormt Hem tot den troon, 46 . 10 Geen' heiligheid wordt hier gevonden, . . 54 . 2 Geen' mensch, hoe groot zijn' schuld ook waar, 46 . 20 Geen' nieuwe zon schoot nog haar licht. . 0.2 Geen'ontrouw, die Gij in ons ziet, . . . 100 . 5 Geen opzet baat, waar z'aan komt lokken; 37 . 4 't Gelaat van 't aardrijk is verheugd; . . 163. 4 't Geloof aan God verhoogt den moed, . , 88 . 8 't Geloof, dat door het woord ontstaat,. . 59 . 2 Geloofd, die komt in 's Heeren naam! . .112. 6 Geloofd zij God, die ons bemint, . . . 114. 12 Geloofd zij 's Vaders eenge Zoon! ... 2.3
Geloof Gods stem!........115. 4
Geloof! gij heft ons hemel waart; . . . . 135. 5 't Geloof, ja, leert ons heilig leven,. . . 54 . 3
't Geloove juich',.........40 . 7
Genaakt de tijd, dat onze ziel, ontbonden .108. 4 Gevallen' zondaars! ziet op Hem, . , . 126 . 3 Gewis, mijn misdrijf is geboet; . . . .-8.9 Gezuiverd door des Heilands bloed, . . . 59 . 3 God blijft in ons, en wij in Hem, . . . 59 . 5
■BT
Goddelijke liefdekoorden. . . .
God des ned'rigen en stillen, . .
God , enkel licht.......
gt; God, God!quot; roept elk, » ons wrocht zijn' hand; God! Gij zijt mijn God, ik kniele . God heeft ons zijn woord gegeven; .
God is mijn lied,.......
God kan alleen dat hart doorgronden; God kent alleen het naaste pad, . . God mensch voor ons! voor menschen?
God! oneindig in gena,.....
Gods Eng'len zweven Jezus na, .. .
Gods heiligheid, op aard verdonkerd. God sprak (men steil' op berg en rots Gods wil geschiedt. Wat schriktooneel
aarde! .........
God wenkt, daar storten regenvloeden God ziet zelfs Vorsten op den troon God! zou ons hart het ooit vergeten,
Gord Gij ons aan met nieuwen moed. Gij , aardrijks woest gewemel, Gij, algenoegzaam in U zelv',
Gij alleen zijt alles waardig, . . Gij, almagtig' God! wiens wil Gij, al ons heil, ons hoogste goed, Gij, boven 't perk der eindigheid Gij, Christen! die op Hem vertrouwt, Gij, die als Hij de zonde hait, .
Gij, die geen vogelken vergeet, .
Gij, die ons bidden ziet, .
Gij, die op zee de stormen doet bezwijken. Gij, die 't gesternt' voor U ontbiedt, Gij, door die liefd' ondenkbaar groot.
Gij drenkt het land,......
Gij geeft al wat ons hier verheugt, . Gij, Gij behoudt natuur in haren stand Gij, Gij verandert nimmermeer; . . Gij hebt, o albestierend' Koning!
Gij hebt ons, Heer! oneindig veel vergeven; Gij, Heer! schenkt alles; Gij verzadigt, . Gij huwd' aan zonde smarte,.....
ja I op |
|
_
GUI—HAL.
Gij, Isrels Vorst, Gods eigen'Zoon! . . Gij, Jezus! die ons zaam verbindt, . . . Gij , Jezus! die , ten troon verheven, . . Gij , Jezus! hebt den last gedragen, . . Gij, Jezus! moet ons hulpe biên, . . . Gij leeft, o Jezus! welk verblijden, . . Gij offert zwakk're driften Gode, . , .
Gij, o Jezus! Gij onschuldig , ....
Gij, op den troon van 't groot heelal gezeten, Gij roept de wolken over 't land, . . . Gij schept de vrucht van struik en boomen; Gij schonkt hun nog oneindig meer; . . Gij schreeft natuur haar wetten voor, . . Gij sterft, en laat dien troost ons na: . . Gij strijdt, zoo als geen mensch ooit streed; Gij toch, o Heer! die slaat, en ook geneest,
Gij, 't offer, dat aan God behaagt, . . .
Gij trokt mij, Heer! en steldet mij . . .
Gij, van allen eens verlaten,.....
Gij vindt, daar Gij Gods troon verlaat,
Gij weet, hoe graag wij naar uw voorschrift
leefden, ...........
Gij, wien 's hemels reine scharen, . . . Gij zaagt reeds van all' eeuwigheid . . .
Gij ziet de kracht, het woelen onzer lusten,
Gij ziet mij bij de zaamgevloeide schaar, .
Gij ziet ook duizend, duizend zielen . . .
Gij zit in heerlijkheid aan 's Vaders regter-
hand, ............
Gij , Zoon van God! Gij mensch als wij; .
Gij zijt al 't geen Gij eeuwig waart, . . 8 , Gij zijt, en niets bestaat als Gij, ... 8 . Gij zijt het dan, op wien ik hoop . . . 75 . 8 Gij zijt regtvaardig, heilig, goed; ... 4.7 Gij zijt regtvaardig; ook bescheiden? . . 73 . 9
Gcz. v?.
Halléluja! den Geest zij eer!.....1.3
Halleluja! eeuwig dank en eere, .... 90 Halléluja! Jezus dood.......101 . 5
57
Gez. vs.
10. 5 119.11
133. 6 46.26
18. 6 106. 5 6. 3 18. 5 170. 2 45. 2
3. 5 47. 2 4 3
Halléluja Halléluja Halléluja Halléluja
Halléluja! onze zangen
Halléluja! 't loflied rijze !......
'k Heb aan 's Heilands disch gezeten, . . 'kHeb Jezus lief! de blijde dag genaakt, . 'k Heb Jezus lief! Hij heeft Gods regt voldaan; 'k Heb Jezus lief! Hij is mijn' licht en kracht, 'k Heb Jezus lief! Hij leidt mij langs zijn pad , 'k Heb Jezus lief! Hij reinigt mijn gemoed . 'k Heb Jezus lief! Hij zal mij door zijn' raad . 'k Heb Jezus lief! ik zal verruimd van hart . Hebt G'ons in dit droevig leven .
Heeft het goed der aarde . .
Heeft uwe hand......
't Heelal getuig' van Jezus lof! .
't Heelal zag nooit gehoorzaamheid Heel 't Englenheir knielt voor Hem neêr Heer! hoevele blijde dagen . . .
Heer! maak mij in mijn lot tevreden Heer! reinig Gij mijn' hart en daden ;
Heer ! nw' schepping, aard en hemel
Heer! waar dan heen ?.....
Heer! wat Gij over ons bescheidt, .
Heft aan! God geeft ons juichensstof; Heiland ! eind'loos van ontfermen! , Heiland! Gij hebt aan uw' Kerk . . Heiland! laat mij waardig komen , . Heiland ! Liefdebron vol liefde, . . Heiige Jezus ! mij ten leven, . . .
Heiige Jezus! vorm mijn'leden , . . Heiligen van vroeger' jaren . . . Heilig' God! doe ons gelijken . . . Heilig' God ! voor wien steeds waarheic Heilig, heerlijk Opperwezen ! . . . Heilig, heilig, heilig Wezen! . . .
Heilig is , o God ! uw wezen , . . Helaas ! dat zwerven der gedachten;
Help de ziel, die raadloos schreit, .
HAL—HEL.
lofgezongen . . lof zij den Heer! lof zij den Zoon ! looft den Heer !.
50, 107, 65, 65, 65. 65. 65,
3 1 7 2 1
4 3
65. 6 65. 5 29. 9 57. 8 97. 3 122. 1 46.40 145. 3 29. 4 61 . 13 61 . 10 32. 1
83. 3 188. 7 178. 2
84. 7
93, 106,
2 4
64. 6 62. 1 62. 9 186. 4 11
11 .
21 . 130 . 11 , 86, 101
HEL—HOE.
Help, God! de nood is hoog gerezen; . . Hem looft nu onze blijde tong, . . . . Herinner u met vreugd, mijn geest! . . Het aardrijk dorst, het zucht tot God omhoog; ............
Het goed te doen , het kwaad met zorg te mijden .............
Het hart omhoog! \vij vieren 't heug'lijkst feest, Het heug'lijk tijdstip nadert wéér,
Het kind vertrouwt zich aan zijn' vader, . »Het Lam verwon al wat op aard . . . i) Het Lam, voor ons op aard geslagt, . . Het stof moog met den wind verwaaijen , . Het vleesch is zwak; doch doet Gij maar .
Heugelijke tijding.......
Hier ben ik, om aan uwe smart,
Hier danken w'U met al uw' leden,
Hier gaf een' zachte ned'righeid,
Hier is het nog beproevingstijd , . .
Hier klaag ik vaak U dag en nacht .
Hier leert Hij ons reeds in zijn'jeugd,
Hier moesten zij 't geweld verduren .
Hier op deez aard , die wij bewonen,
Hier opent Hij Gods raadsbesluit,
Hier rust Hij uit van al zijn lijden;
Hier, waar de godsvrucht vaak moet lijden, . Hier zoeken wij, 't wordt ginds gevonden, Hier zullen wij ons met uw' vrinden, . Hoe blinkt in bloem, in gras , in kruid, .
Hoe blinkt uw' majesteit alom.....
Hoe diep in 't stof zonk quot;t nakroost neder . Hoe duur is 't mensehdom U verpligt! . . Hoe gansch onwaard w'Uw' gunst ook wezen
mogen............
Hoe groot U uw' verned'ring maakt, . . Hoe heerlijk zijn uw' werken, Heer! Hoe heerlijk zijt G', o Heer, mijn God! . Hoe hijgt ons 't hart, om , van dit vleesch
ontbonden...........
Hoe ik dieper poog te delven, . . . . Hoe klimt de nood; zij hebben wreed . .
59
TS. 1 6 1
Ocz.
174
125 135
172. 1
118. 150 100 56 46 . 46. 31 185 . 36. 105. 90. 46, 75 . 188. 46 . 171 .
45.
46. 134 . 192. 192 .
90 .
14.
15. 171 . 113.
35 . 46 . 14. 145.
190. 84. 119.
10 1 1
4 51 48
5
6 1 1
3 8 1
4 7 4 7
53
3
4
5 2
6 1 9
3
4
23 7 4
1
6 7
HOE—HUK.
Hoe naauw ik mij aan U verbind', .
Hoe na is hij dan bij zijn' val, . .
Hoe nietig klein was hun vermogen,
Hoe ook afgezworven........36 . 3
Hoe ras of traag de tijd verdwijnt, . . . 44 . 4 Hoe rilt, hoe beeft op dat gezigt, . . . 158 . 3 Hoe 't ongeloof zich onder 't roemen . . 37 . 7 Hoe vaak gaaft Gij mij raad en licht . . 33 . 3
Hoe zacht zien wij de vromen.....187 . 1
Hoe zal 't mij dan, o ! dan eens zijn, . . 181 . 1 Hoe zal 't mij dan, o! dan eens zijn. . . 181 . 6 Hoezeer is mijn verstand verblind, . . . 33 . 2
Hoe zondig zij..........97 . 2
Hoe zond' ik ooit mijn' broeders durven haten,
Hoog, omhoog , het hart naar boven! . .
Hoop op Hem! uit al de zorgen,. . . .
Hoor 'k ooit uw kruis door wereldwijzen doe
men ,
Houdt Christus zijne Kerk in stand, Hij, de kenner van 't verborgen', . .
Hij, des menschen Zoon ,.....
Hij, die als Hoogepriester leeft, . . . Hij, die, daar hem zijn' deugd begeeft. Hij, die der zee haar palen zet, . . Hij , die de zonde nooit verbloemt . . Hij, die ons gansch' bestaan doorziet, . Hij , die ons leidt door 't aardsche dal, Hij, die voor ons zijn leven gaf, . . Hij , die, zelf God , wat God is weet, . Hij, die zijn' eigen' weg wil gaan, . . Hij , gansche nachten in 't gebed , . . Hij geeft gewillig schot en lot, . . . Hii geeft ons zijnen Geest, het pand , . Hij ging ons voor met lijdzaam lijden , . Hij, God, werd mensch; . . . Hij is, en blijft al wat Hij is,
Hij is, hoe ver Hij schijnen moog. Hij is 't, die al ons lief en leed .
Hij is 't, die op de wolken komt; Hij kent ons hart, . . . . . . Hij komt, behoeftig en gering .
60
Gez. vs.
74. 1 74. 5 171 . 2
118. 13 43. 1 24. 3
118.20 156. 1 58. 2 143. 5 46.56 158. 5 46. 6 46. 18 20. 2 20. 6 139. 2 46.24 20. 3 46. 12 78. 5 42. 9 148. 3 115. 3 4. 2 4. 5 46. 59 46.62 16. 8 46. 5
HUK—IKK.
Gcz.
Hij komt, die 't beeld des Vaders draagt, 114.
Hij komt, en draagt de gloriekroon; . . . 46 .
Hij meet de maat van al de smart, . . . 46 .
» Hij overwon met leeuwenmoed .... 46 .
Hij plaatst U aan zijn' reglerhand, . . . 46 . Hij riep de zon, en sprak: keer weder . .166.
Hij, schoon met almagt aangegord, . . . 46 .
Hij spreekt als Heer ........16 .
Hij sterft, en geeft zijn' Vader d'eer, . .46.
Hij sterft, gelijk Hij heeft geleefd, . . . 46 .
Hij sterft voor ons, o Christenscharen! . 129.
Hij stond gewillig 't leven af; . . . . 142.
Hij troost en leert de zijnen,.....187.
Hij verrees ten derden dage ......52 .
Hij voer op ten hoogsten hemel, . . . . 52 .
Hij voer weêr op, 't gestarnt' voorbij , . . 149 .
Hij , vol van God , aan allen goed ,. . . 46 .
Hij vonnist, en de hemel juicht: .... 46 .
Hij vonnist, Hij, de vriend van God, . . 46 .
Hij , voor uw' schuld aan 't kruis gestorven , 134 ,
Hij wenkt, en millioenen wezens .... 5 .
Hij werd, zelfs toen Hem God verliet,. . 122.
Hij zelf verheft uw' heiligheid, .... 46 .
Gez.
Ieder woelt hier om verand'ring, . . . . 22 . Ik ben den dienst der valsche goden, . . 61 . Ik ben een vreemd'ling op deez aard, . . 188 . Ik ben uw lid. Gij zijt mijn Hoofd; . .184.
Ik buk in 't stof; op U, mijn' rotssteen, bouw
Ik geloof, dat dit mijn ligchaam, . . .52.
Ik geloof de schuldvergeving.....52 .
Ik geloof een eeuwig leven......52 .
Ik geloof een' Kerk, die heilig, .... 52 .
Ik geloof in God, den Vader,.....52 .
Ik geloof in Jezus Christus......52 .
Ik geloof van ganscher harte.....52 .
Ik ken 't verderf, dat in mij woelt,. . . 179.
62 IKM—JAB.
Gez. vs.
Ik mag, hoezeer een ander schrikk', . . 80. 11
Ik nader voor uw'heilig' oogen, . . . . 61 . 1
Ik neem, geloof, en val aanbiddend neêr; . 102. 3
Ik verheug mij, Heer! met beven, . . , 106 . 3 Ik vind mij, Heer! zoo broos en zwak van
aard,............76 . I
Ik voel mijn' zwakheid; ja mijn God! . . 74 . 6
Ik weet, aan wien ik mij vertrouwe, . . 180 . 5
Ik weet het, dat mijn Heiland leeft, . . 42 . 12
Ik wil geen' haat met wederhaat vergelden , 118 . 14
»Ik wil niet, dat de zondaar sneev,quot; . . 157. 1
Ik zal dan op dcez statelijken dag . . . 170 . 1
Ik zie mijn' tijd daarhenen snellen, . . . 161 . 3 Immanuël! o doelwit onzer zangen! . . .111. 1 Immanuël! o doelwit onzer zangen! . . .111.6
In gras en halm.........16 . 12
In Hem is God onz' aller God; . . . . 69 . 3
In mensch en dier, in bloem en kruid . . 15 . 3
In welken oord men vromen vindt, . . . 69 . 1
Is dat, is dat mijn Koning!.....123 . 1
Is de nood zoo hoog gerezen,.....28 . 2
't Is God, die 't licht heeft voortgebragt, . 159. 1
Is God mijn schild,........16 . 15
't Is hier, waar niets dan zonde woont, . 114. 5
Is Hij ons Hoofd, zijn wij sijn' leden,. . 148. 2
't Is ligt voor God , en wie zal 't wraken, 17 . 5
Is ons zielverdervend eigen.....68 . 2
't Is't grootst in God, genade te bewijzen; 118. 8
Is 't hart niet altijd even blij, . . . . 42 . 16
Is voorbereiding 't groote doel .... 179 . 3 't Is waar, de vrome smaakt op aarde . . 192 . 2
't Is waar, mishand'ling te vergeten . . . 71 . 3
't Is waar, wij durfden vaak zijn' stem . . 81 . 4
't Is waar, wij hebben zwaar misdaan, . . 173. 3
Gez. vs.
Ja, Amen! ja..........83 . 4
Ja, Amen ! Jezus is in 't leven ! ... 136 , l
Ja, Amen! Vader! ja,.......87 . 1
Ja, bron en steun mijns levens, . . . . 26 . 4
JAD—JAW. 63
Gez. vs.
Ja, dan alleen, dan zullen wij gewis . . 170 . 5 Ja , d'Eng'len zingen daar een lied , . . . 46 . 42
Ja, die keus is nu bezworen.....104. 10
Ja, dierbre Jezus, vriend in smart! . . 110. 5 Ja, eeuwig blijft Gij 't geen Gij zijt, . . 6.5 Ja, God des vredes! blijf ons bij ; . . . 178. 4 Ja, groote Schepper van 't heelal! . . . 14 . 4 Ja, Gij gedenkt aan onzen nood , . . . . 145 . 7
Ja, Halleluja! 'tis volbragt!.....126. 1
Ja, Halleluja! wat verkeere ......128. 1
Ja! Hij leed voor zulke snooden . . . . 130 . 3
Ja , ik kost Hem die slagen,.....123 . 2
Ja, in duizend bange stonden.....28 . 5
Ja , in U is redding, leven ,......84 . 8
Ja , Jezus! Gij gevoelt, en daarom klaagtGij, 111 . 10
Ja, Jezus ! Gij gevoelt, en daarom strijdt Gij , 111, 8
Ja, Jezus ! Gij , ja , Gij alleen.....122 . 6
Ja, Jezus heerscht! het ongeloof verstomm'; 150. 4
Ja, Jezus is beproefd als 't goud, . . . 122 . 7 Ja, Jezus leeft! dat voelt ons harte, . . . 136 . 4 Ja, Jezus leeft! veel duizend harten . . 136. 5 Ja! Jezus sterft, aan 't kruis geklonken, . 129. 1 Ja, 'k weet het, U geheel te minnen , . . 61 . 14 Ja, nu spreekt mijn hart mij vrij , ... 39 . 6 Ja , Schepper van dit wereldrond, . . . 179 . 2 Ja, 't is volbragt! en Gij, mijn Vader! . 128. 3
Ja , tot in den hemel dringt.....101 . 6
Ja , 't was uw* lust, een mensch te zijn ! . 49 . 2 Ja , U behoor ik , U, mijn God , . . . 8 , 10 Ja, U bewond'ren, U vertrouwen, . . . 9.4
Ja , U kiest ons hart........48 . 10
Ja , uw bevel is weldaad , Heer ! ... 88 . 5 Ja , uw' gehoorzaamheid , zoo groot . . . 46 . 44 Ja, uw' liefd', uw' zondaarsmin .... 70 . 2 Ja, Vader! ja, ons lied zijt Gij! .... 2.2
Ja Vader, trouwe Vader !......26 . 8
Ja, verleidend is 't vermogen.....58 . 8
Ja, wereldvreugd is smart hierbij, . . . 30 . 2 Ja, wie met godsvrucht immer spott', . . 46 . 9 Ja, wij bukken voor dien wijzen, . . , 21.9 Ja, wij zien ontelbre scharen.....155. 3
JAZ—KOM.
Ja, zondaars zijn wij, diep bedorven; Ja , zoo ik ooit mogt waardig zijn, . Ja , zijn verbond staat eeuwig vast,
Jezus! bron dier hemelvreugde ,
Jezus Christus heeft geleden, .
Jezus Christus is gestorven ,
Jezus Christus ! met het bloed,
Jezus , die uw leven ....
Jezus! die voor doemelingen .
Jezus is mijn Heer en Koning ,
Jezus leeft! dit is gewis; . .
Jezus leeft! en wij met Hem; .
Jezus leeft ! Hij is verrezen; .
Jezus leeft! nu is de dood . .
Jezus leeft! ons hoogste goed;
Jezus leeft! wie nu nog vreest,
Jezus leeft! zijn' is hot rijk ; .
Jezus neemt de zondaars aan!.
Jezus neemt de zondaars aan; .
Jezus, onze Zaligmaker,
Jezus , liedder onzer zielen! .
Jezus streed, en leed onschuldig Jezus! uw verzoenend sterven Jezus vrienden zelfs bezweken,
Jezus wil zijn' roem verhoogen.
Juich , Christen! juich, in uwen
heugd; .......
Juich in uw lot!.....
Juich nu , Christenschaar! .
Juicht, Christ'nen ! juicht tot God omhoog ! .
Juicht dien Koning aan .......
Juicht, heemlen ! op een' hoogen toon , .
K.
Kan een' vrouw haar kind vergeten. Kan het hart die liefde roemen, . . . . Keer, hand'laar! zee- en landman! keer . Kniel, aarde! kniel voor Jezus neêr; Knielt, Christ'nen! voor uw' Redder neêr; Kom, Christenschaar! kom , knielen wij .
64
Go/.. 99.
42 . 13.
43 . 85. 58.
176. 57. IÜ9 . 51 . 137. 137. 182. 137. 137. 137 .
137. 39 . 39, 52.
144 , 85 , 130 , 133, 155,
150 115,
138. 113
48 41 ,
VS. 2 15 7
5
6
5
6 6 1 1
5 1 2
6 4
3 2 1 7
4 3 7 0 2 2
3 2 1 1 3 1
God
Gez.
38, 130. 178 121 121 46
VS.
7 4
3
4 1 1
KOM—LEE.
Christenscliaar! kom, waken wij ; Christenschaar! kom, zingen wij : Christ'ncn! laat ons Jezus loven! . Christ'nen! toont met woord en daad, gij allen! komt tot Hem; . . . . heffen w'ons eerbiedig hemelwaart; . heffen w'onzen lofzang aan: . . . knielen wij voor Jezus zamen, . . sterken wij dien liefdeband! . . . strijdgenooten! ook een lied . . . treên wij dan gemoedigd voort, . . vallen wij voor Jezus neder; . . volgen w'onzen Heiland na; . . . wandelaars op 't zelfde spoor!
geloof aan uwe liefde.....
Laat, die zich met toeverzigt, . . .
Laat eens de glans van zon en maan Laat mij, o Heer! altijd, . . . .
Laat nimmer mij iets zwaarder wegen,
Laat nimmer ons te dwaas begeeren.
Laat ons die weldaan uit uw' handen Laat ons, HeerI uw' dood gedenken,
Laat ons Hem met aanbidding eeren.
Laat ons van uwe voorzorg zingen, .
Laat ons zaam met blijde klanken Laat ons zijne grootheid zingen, .
Laat ons zijn' trouw, zijn' gunst verheffen; Laat uwe hand mij nu ook dekken, .
Laat zorg of liefde mijn gemoed . .
Lacht ons op aarde voorspoed aan, .
Lacht u hier ware grootheid aan,
Land- en veeman! looft nu God;
Leef, o Koning! leef;.....
Leer elk, hoe hij is afgeweken; .
Leer Gij ons dan ootmoedig smeeken,
Leer mij naar mijn' volmaking streven. Leer mij, o God! hier streven Leer mij, o Heer! dien pligt betrachten.
6o | |
Gez. |
VS. |
40 . |
67 |
114. |
7 |
148. |
1 |
78. |
1 |
39. |
4 |
102. |
1 |
139. |
1 |
127. |
1 |
69. |
6 |
46. |
52 |
20 . |
9 |
129 . |
3 |
125. |
7 |
69 . |
5 |
191 |
5 |
Gez. |
v.s. |
101 . |
3 |
15. |
a |
131 . |
3 |
61 . |
6 |
19. |
7 |
167. |
5 |
104. |
1 |
136 . |
2 |
164. |
1 |
107. |
3 |
140 . |
2 |
169 . |
4 |
180. |
4 |
185. |
8 |
82 . |
10 |
89 . |
3 |
177. |
4 |
143 . |
10 |
169. |
7 |
86. |
6 |
161 . |
4 |
187. |
7 |
128 . |
4 |
Kom, Kom, Komt, Komt, Komt, Komt! Komt! Komt! Komt, Komt, Komt! Komt! Komt! Komt, Kon 't
66 LEE—MAA. | |||
Gez. |
VS. | ||
Leer mij, o Heer! uw lijden regt betrachten; |
118. |
1 |
a |
Leer mij stil op paden wand'len, .... |
67. |
2 |
a |
Leer ons dan steeds op U vertrouwen, . . |
19. |
8 |
n |
Leer ons, dat wie U Vader noemt, . . |
66. |
11 |
a |
Leer ons hart zijn' ontrouw kennen . . . Leer ons, hoe bij al 't aardsch verdriet |
133. |
7 |
n |
66. |
10 |
3 | |
Leer ons, hoe 't kwaad ons zelv' verlaagt, . |
66. |
9 |
a |
Leer ons, hoe 't zaad, met smart gezaaid, Leer ons. Vader! U verbeiden,..... |
66. |
8 |
s |
27. |
1 |
m | |
Leer ons warsch zijn van het zorgen, . . |
27 . |
2 |
ii |
Liefde! Gij moest spottaal hooren, . . . |
120. |
3 |
3 |
Liefde! met wat medelijden..... |
120. |
2 |
3 |
Liefdevolle Hemelvader!...... |
85. |
1 |
3 |
Liefd'! in U is al ons leven;..... |
120. |
4 |
3 |
Lieve Jezus! zie ons zaam..... |
93. |
1 |
3 |
Ligt breekt dat uur nog lang niet aan; . . |
181 . |
5 |
3 |
Lof en dank en heerlijkheid..... |
116. |
1 |
3 |
Lof zij Hem, die ons onthaalde, . . . . |
107 . |
4 |
3 |
Lof zij Hem, die, opgetogen..... |
107. |
5 |
3 |
Lokt mij 't gevlei der lusten in zijn' strikken, |
118. |
19 |
3 |
Loof Hem, dierbaar Vaderland! . . . . |
177 . |
2 |
3 |
Loof, mensch! uw' God;...... |
115. |
7 |
3 |
Looft den Heer! zingt Hem nu psalmen; . |
140. |
7 |
3 |
Looft den Koning, alle volken! . • . . |
144. |
1 |
I |
Looft God! laat ons zijn' naam ter eer . . |
163. |
1 |
I |
Looft God met verrukten geest! . . . . |
177. |
1 | |
Looft Gods Zoon, den doodvertreder! . . |
140. |
1 |
j |
Looft God! want Hij is ons nabij ; . . . |
163. |
5 |
I |
Looft Hem, visschers aan het strand! . . |
177. |
3 |
1 |
't Lust ons, naar zijn welbehagen, . . . Lijden w'immcr om uw' zaak; . . . . |
107. |
7 | |
70. |
4 | ||
M. | |||
Gez. |
VS. | ||
Maak door uw woord ons zoo bekend . . |
92. |
3 | |
Maak hen gevoelig voor den druk . . . |
157. |
4 | |
Maak ons volvaardig op hunn' klagt . . |
72. |
4 | |
Maakte God in vroeger jaren..... |
154. |
O | |
Maar ach! dat dierbaar, godlijk woord |
157. |
2 | |
Maar ach! Gij kent uw maaksel, Heer! . |
110. |
6 | |
Maar ach! men bleef zijn' goedheid tergen; . |
169. |
5 |
Maar ach! ons hart, zoo hard als steen, . 81 . 2
Maar ach! wat smart;.......83 . 5
Maar als ik in 't geloove roeme, . , . 61 . 2
Maar die op uw' genade bouwt, . . . . 66 . 5
Maar die reingeschapen menschen, 32 . 3
Maar door U aan 't niet onttogen, . . . 160 . 3
Maar Gij , Gij streedt met hunne scharen, .171. 5
Maar Gij, Heer! woudt U ontfermen . . 175 . 3
Maar Ilij, wiens adem 't aardrijk schudt, . 46 . 37
d Maar kan een' moeder haren zoon,. . . 41.3
Maar 'k wijt het aan geen' Pharizeen, . . 125. 4
Maar meest in uw genaderijk.....10 . 6
Maar o ! hoe ras word ik ontrust . . . 74 . 3
Maar o! wat haalt getuigenis.....122 . 5
Maar toen die God voor mij, godloozen, . 5.4
Maar, Vader! daar wij om U heen . . 23 . 8
Maar wat lot, of dood of leven, . . . . 58 . 9
Maar wat weldaan ons omringen, . . . 29 . 7
Maar wie, o God! zal daar bestaan, . . 158 . 4
Mag uw naam maar eer ontvangen, . . 68 . 7
Matig in uw' levenswijze.......62 . 8
Meer verkwikking smaak ik nimmer, . . 109 . 2
Men blijv' eerbiedig God verbeiden, . . 17 . 3
Men had Hem eeuwen lang verwacht, . .112. 2 Men hoort, als God zijn' gramschap toont,
't Menschdom, om die gunst verheugd, . . 176 . 9
Menschen, juicht! de hooge God, . . . 116. 3
Menschlieid! tot Gods troon verheven, . . 144 . 2
Men zag uw bloedzweet in den hof . . . 185 . 5
Met mijn' zwaren val bewogen, .... 38 . 2
Met U, o Heer! kan ik bestaan, ... 75 , 7
Met U verzoend in Jezus dood, .... 179. 5
Met uwe zomerzon stroomt leven . . . 164. 3
Met wat geduld, wat teederheid . . . . 157 . 6
Middelpunt van ons verlangen, . . . . 120 . 1
Moest mijn' eigen' deugd mij schoren, . . 84 . 4
Moet gij steeds met onspoed strijden, . . 28 . 1
Mogt ik maar onder tegenheên . . . . 25. 5
Mogt overheid en burger nu.....78 . 10
Mogt vooral ons hart van dank .... 177 . 6
5*
MIJH—NEE,
Gez.
Mij heeft Hij zijn' Zoon gegeven; ... 58 . Mij naar alles stil te voegen, .... 67. Mijn eerst' gevoel zij dankbaarheid, . . . 179. Mijn God! hoe kracht'loos , hoe ontaard . 33 . Mijn God! wat ooitin mij verdoov', . .53. Mijn goede Vader stelt zijn' eer . . . . 80 . Mijn hart bezwijkt van vreugd daarbij; . 135. Mijn Heer en Heiland! welk een' dank. . 105. Mijn Heiland, aan geen' misdaad schuldig, . 71 . Mijn Heiland! dat uw' toekomst mij . .158. Mijn Heiland, Davids Zoon en Heer! . . 125. Mijn Heiland! hoor mijn angstig smeeken; . 37 . Mijn Heiland! laat uw' Geest mij telkens
leeren............118.
Mijn Jezus! schoon 'k U niets kon toonen , . 37 . Mijn ligchaam sterft, maar niet mijn geest; . 6 . Mijn opzet is wel toe te zien, .... 75 . Mijn' schuld is zwaar en veel en groot, . 184 . Mijn trouwe Vader, die zijn kind, ... 80. Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, . . . 124. Mijn Verlosser hangt aan 't kruis; . . . 124. Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, . . . 124. Mijn Verlosser hangt aan 't kruis; . . . 124. Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, . . .124. Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, . . . 124. Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, . . .124. Mijn Verlosser hangt aan 't kruis, . . .124. Mjjn Verlosser hangt aan 't kruis; . . .124. Mijn Verlosser hangt aan 't kruis; . . . 124. Mijn' verwachting zal niet wijken, . . . 51 . Mijn' ziel! pleeg met d'ervaring raad, . , 23 .
Gez.
Naauw ben ik gevaar ontvloden, ... 85 .
Na eene proef van weinig' dagen . . . 192.
Katuur voelt op uw enkel woord . . . 10.
Neem dan vrij mijn stof, o aarde! . . . 191 .
Neemt en eet, gij eet zijn brood; . . . 101 .
«Neemt, het brood wordt u gegeven;quot; . . 104.
Neen, dezen troost der Christenheid... 42 •
68
VS.
3 1 1 1 1
3 7 2 2 7 1
5
9 10
6
4 2 2 1 2
3
4
5
6
7
8 9
10 3 3
VS.
3
2 2 2 7
Neen, 'k heb den prijs nog niet verkregen, . 73 . 1
Niets doet zijn' heilzon tanen; . . . . 187. 4
Niet slechts bij aardsche bezigheden , . . 86 . 2
Niets met al, niets zijn wij waardig; . . 68 . 4
Niets, niets is 't mijn', ....... 16 . 10
Nieuwe broeders, Jezus leden! .... 154. 5
Nog heeft de schepping schooner' glans . 15 . 4
Nog immer zweef ik in gevaar, .... 33 . 7
Nog juicht ons toe die zaalge nacht, . . 114. 1
Nog leeft, nog werkt in u het kwade;. . 56 . 3
Nog spreekt uw'almagt: «Er zij licht!quot; . . 14 . 5
Nog zijn ons veel zwaarder' pligten . . . 133 . 5
Nooit kan 't geloof te veel verwachten; . 189 . 4
Nooit kunt G'iets beminnen. Vader! . . 11 . 3
Nooit viel mijn' Heiland kruis te zwaar, . 132 . 1
Nooit voelen wij de kleinste zielesmarte, . 18 . 4
Nu dalen onder zangen,......187 . 6
Nu eens scheen zelfs de hoop verloren, . 171 . 6
Nu juichen wij uit onzen nood; . . . . 110. 2
Nu leeft Gods zoon in menschlijk vleesch; . 49 . 3
Nu, nu juichen onze harten,.....175 . 5
Nu plaagt hem veege ligchaamssmarte, . 192. 3
Nutter ging nog een' der dagen . . . . 21 . 10
Nu zal u 't graf ten rustbed strekken; . 134. 5
Nu zegepraalde Jezus leer,.....151 . 4
Gez. vs.
als ik, Heer! om mijne zonden beve, 118.22 brak die dag ook spoedig aan, . . 151 . 6
43. 6 110. 7 152. 3
118.15 91 . 3 66. 2 31 . 6 63. 5 157. 3 99. 4
Och Och Och Och Och Och
brak die dag ook spoedig aan, dat aller menschen tongen, .... dat de Geest, door U beloofd, . .
dat die heilfontein,......
dat mijn hart naar 't uw' in reinheid
zweeme............
Och! dat uw Geest den Leeraar sterk'. Och! dat uw Geest ons hart verlicht'. Och! dat wij nimmermeer vergeten, . . Och! drong eens dat alvermogen . . . Och, Heer! och, Heer! leen ons gehoor; . Och! heilig ons dan in uw waarheid; . ,
OCH—OGIJ.
Och! hoor ons, en bewaar ons, Heer! . . Och! leer mij in mijn' nooden . . . . Och! mogt mijn pligt mij steeds ter harte
gaan; ...........
Och! of ons God haast derwaarts t'huis
wou halen,..........
Och! versterk in mij die hope, . . . . Och! volgd' ik steeds dat voorbeeld na, . Och! waren w'aan uw' Geest . . . Och! was ik zoo uit God geboren, Och! wil mij hier bij brood en wijn Och! zie ons aan uw' voeten weenen, O dag van schrik en heerlijkheid!
O dag des levens, dag der weelde!
O! dat kinderlijk vertrouwen,
O! dat uw voorbeeld elk en mij,
O! dat van mijne levensdagen . O denkbeeld, dat ons leven geeft!
O! die dag breekt aan;
O! dit geeft mij nieuwen moed . O eindelooze Majesteit! ....
Of roept hem God tot hooger' staat Of wel, bestemd' uw albestier Of zou de gloed dier majesteit . Of zouden w'aan uw liefdemaal, .
O Geest van Vader en van Zoon!
O God! bewaar het veldgewas, .
O God! dat kwaad grieft ons zoo zeer O God! dat zooveel liefd' ons trefP, O God! die, eind'loos goed en groot, O God! die mij d'onsterflijkheid . . O God! eer 't aardrijk was gegrond, O God! geef onze beê gehoor; . . O God! gelijk Gij ons het leven O God! hoe zalig is 't voor 't hart, O God! ik beef; zoo moest ik wezen, O God! sta met uw' Geest ons bij, O goedheid Gods, nooit regt geprezen O groote God, die t'aller tijd . . O Gij, aan wien wij deugd en leven O Gij, der vaadren vast vertrouwen!
70
Gez. |
TS. |
173. |
4 |
26. |
3 |
76. |
5 |
190 . |
2 |
191. |
6 |
132. |
2 |
152. |
4 |
56. |
6 |
105. |
4 |
86. |
5 |
158 . |
2 |
166. |
5 |
84. |
9 |
78. |
8 |
161. |
1 |
42. |
l |
143. |
11 |
39. |
5 |
14. |
1 |
78. |
6 |
82. |
14 |
4. |
8 |
100. |
6 |
151. |
1 |
173. |
1 |
81 . |
3 |
113. |
5 |
66. |
1 |
6. |
8 |
8. |
1 |
157. |
8 |
19. |
1 |
81. |
1 |
61 . |
15 |
77. |
4 |
12. |
1 |
82. |
1 |
31. |
7 |
171 . |
8 |
Gez. vs.
O Gij ! die mijn' ellende,......26 . 1
O Gij , die onze schuld wondt boeten . . 54 . 5
O! Gij ziet het, wat ik lij de.....84. 2
O Heer! die hemel, zee en aard , . . 145. 5
O Heer! hoe heug'lijk is het lot, . . . 79. 1
O Heiland! dood van onzen dood, . . . 185. 2
O ! hoe blij te moede,.......57 . 1
O ja! dat moeten wij belijden.....169 . 6
O ja, Gij leeft! Gij ziet ons hopen; . . 136. 3
O Jezus! dat ik nooit vergeet, .... 158. 1
O Jezus! die den strijd volstreedt, . . . 79. 5
O Jezus! doe ons meer de kracht . . . 142. 3
O Jezus! groot, waar 't oog hier staart, . 121. 2
O Jezus! man van smarten,.....123. 3
O Jezus! troost in alle leed,.....72. 3
Omdat een drift u niet kan roeren, . . 73. 5
Omdat Gij uit het graf verreest, . . . . 184. 4
»0 mensch! geloof aan uwen God!quot;, . . 88 . I
Om Hem in het graf te vinden, . . . . 140 . 5
Om hem zijn' wrevel moê te maken, . . 71 . 5
Om Jezus wil maak ons van schulden vrij; . 183 . 3
Om mij in 't rond ........16. 6
Om ons bij 't leven te bewaren, . . . 167. 2
Om te sterven aan de zonden, ; . 38. 5
Om van zond' ons te bevrijden, . . . . 130 . 5
Onbegrijp'lijk hoog beramen, . . . lt; . 21 . 8
Oneindig' God! bij uw' genade .... 37. 9
Oneindig' God! het nietig' stof . . . . 10. 1
Oneindig' God! wiens onbegrensde magt . 183. 2 Oneindig heil! Gij leedt voor ons ten goede, . 118 . 16 Oneindig, onbegrijp'lijk Wezen! .... 5.1
Oneindig Wezen! door geen' tijd ... 6.1 Ons hart bezwijkt, het beeft en doet ons
deinzen;...........118. 3
Ons hart, dat zich op U verlaat, . . . 147 . 3 Ons hart herhaal nog eens dat lied; . .114. 6 Ons hart verheugt zich, dat bij God . . 20 . 1 Ons hart, waarin de zonde leeft, ... 34 . 3 Ons land ligt in geen' vloed bedolven; .169. 3 Ons oog is op uw' Zoon.......87 . 3
72 ONS—PEA. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Kaad, dien scheps'len nooit doorgronden, . Red, schraag, versterk door uw vermogen, Reeds daalt met een omwolkt gezigt Regtvaardigheid hield aan om straf,
Reine Jezus! geene togten . . .
Roem, Christen! aan mijn' slinke Roem, hemel! dien geboortedag, .
Rust, mijn' ziel! uw God is Koning Rust, mijn' ziel! uw God is Koning Ruwe stormen mogen woeden,
Schenk daartoe uw' Geest, bekeer, . Schenk ons uwen Geest, wiens kracht Schenkt Hij mij hier een sober deel.
Schiet ik aan moed of kracht te kort. Schonk God ons zijn' geliefden Zoon, Schoon alles om mij heen vergaat, . Schoon geen oog Hem ziet, . .
Schoon Gij, God zelf, Gods eenge zijt, . Schoon 'k vergeten, ongeprezen, . . . . Schoon niets mijn' snoodheid evenaarde, . »Schoon 't alles 't onderst boven raak, Schoon 't kinderhart geen' weet heeft van gevaren ..........
Sla, o God vol mededoogen! . . Sla 'toog, mijn' ziel! op 'tander' leven. Snel Hem, ziel! geloovig tegen, .
Snelt dan, jaren! snelt vrij henen, . Spoedig zal het uurtje komen.
Starren, zon en maan!.....
Stedelingen! looft den Heer! .
Steeds aan mijn' zij',......
Steeds arbeidzaam, vol van zorgen, . Sterk, waar verzoeking lokkend lacht. Sticht huizen, geef daar d'armoè brood Stille rustplaats van Gods dooden! .
Stort eigen' dwaasheid ons in smart,
73
Gez. |
VS. |
21 . |
7 |
171 . |
11 |
165. |
1 |
125. |
5 |
62. |
7 |
7. |
4 |
112. |
10 |
22. |
1 |
22. |
3 |
58. |
7 |
Gez. |
VS. |
177. |
7 |
176. |
7 |
80. |
6 |
80. |
7 |
42 . |
17 |
6. |
7 |
143. |
7 |
119. |
2 |
67. |
3 |
37. |
6 |
13. |
5 |
Ill . |
3 |
94. |
1 |
12. |
3 |
106. |
2 |
160. |
6 |
186. |
1 |
143. |
2 |
177. |
5 |
16. |
7 |
62 . |
3 |
82 . |
9 |
60. |
3 |
182. |
1 |
79. |
4 |
STO-UDI.
74
Gez. vs.
Stort ons die liefde tot U in, . . . Stort, Vader! ons dien kinderzin, Straks leerdet Gij door hunnen mond, Strijden moest ik, maar mijn' krachten Stijg' nu mijn loflied, daar de Heer .
82. . 88, . 151 . . 85. . 145.
7 9
3
4 1
Thans nog gedrukt door 't zwaar gewigt, . 188. 2
Toen in d'ochtendschemeringen .... 140 . 4
Toen Jezus alles hier op aard .... 151 . 2
Toen kindsch' eenvoudigheid......152 . 2
Toon Neêrlands volk uw vaderhart, . . 159 . 5
Treed nu toe, verloste ziele!.....100 . 1
»Treedt heen door gloeijend vuur en vlam, 13. 3
«Treedt stout door 't ijslijk schrikdal heen . 13 . 4
Treed vrolijk voort op 's Heeren wegen, . 17 . 6
Treuren wij; want wie zou 't wagen, . . 32 . 4
Treurigen, het hoofd naar boven! ... 55 . 3
Treurig' oogenblikken lijdens.....186 . 2
b Triomf! als Priesters naadren wij, . . . 46 . 50
Triomf! de Heer is opgestaan! .... 141 . 3
Triomf! die ons het graf ontsloot, . . . 46 . 61
Triomf! die voor ons stierf, regeert; . . 46 . 60
Triomf, Halleluja! triomf!......146 . 1
Triomf, Halleluja! triomf!......146. 2
Triomf, Halleluja! triomf!......146 . 3
Triomf, Halleluja! triomf!......146. 4
Triomf! triomf! Immanuël......141 . 1
Triomf! wij zien op 't moordveld neêr, . . 141. 2
Trotsche bergen zullen wijken, .... 55 . 2
Trots de wereld en haar laster, . . . . 58. 6
Twijfling, zwijg; zwijg, bange smarte! . 58. 1
IJ.
U al uw' zonden te vergeven, .... 56 . 2
TJ, Christus, onzen Heer, bekleed met majesteit! 3 . 4
ü, die als Heer der heerlijkheid . . . , 44. 3
U, die ons steeds ten vader zijt, . . . 165. 4
U, die voor ons geboren zijt,.....112. 5
UGO—VAA. 75
Gez. vs.
U, God en Heer!........97 . 1
U, groote God! die eeuwig leeft, . . . 159 . 2 U looft d'Apostelschaar in heerlijkheid, o
Heer!............3.2
U loov en dank' wat in ons is, . . . . 110. 1
U opregt te vreezen,........57 . 7
Uren, dagen, maanden, jaren.....160. 1
U te danken zijn wij schuldig, . . . . 68 . 5
U te loven, U te danken,......104. 7
U, Vader! U zij lof en prijs.....95
U, Vader! U zij lof op een' verhoogden toon! 3 . 3
U, Vader, Zoon en Geest zij prijs! . . 1.4
Uw alziend oog aanschouwt ons in genade; 18. 2
Uw' alziend'oogen, Heer! doorloopen . . 9.3
Uw alziend oog schrikt ra'af van 't kwade, 9. 5
Uw' dankbre Christenschaar......152. 1
Uw eerdienst zij mijn zielverlangen, . . . 61 . 7
Uw' eer, ons heil zij 's Leeraars doel; . . 92. 5
Uw' goedheid werk' het willen en het doen, 76 . 3
Uw Heiland wordt in 't graf geborgen; . 134. 1
Uw' liefde, die aan ons nog dacht . . . 100. 2
Uw' liefd'is groot, is groot als Gij, . . 46.31
Uw' liefd', Ontfermer! kent geen peil; . . 162. 3
Uw' oppermagt reikt verder. Heer!. . . 10. 2
Uw' trouwe zorg wou mij bewaren, . . . 180 . 2
Uw' tusschenkomst hebb' eeuwig eer! . . 100. 4
Uw Vader is met U voldaan; . . . . 46.45
Uw' verd're zorg is louter trots, .... 23 . 6
Uw' voorraadschuren opent Gij, .... 165. 3
Uw' vreê bij mijnen laatsten snik . . . 185 . 7
Uw' wereld duurt reeds eeuwen voort,. . 6.4
Uw wil riep zonnen uit het niet, . . . 10. 4
Uw zweet wordt bloed. Gij bukt in 't stof 119. 3
U zelv' genoeg, U zelv' gelijk, . . . . 8.5
Gez. vs. 21. 6 73. 4 75. 2
Vaak, door eigenheid bedrogen, . Vaak is het kunst en ijdel pralen. Vaak nemen zonden d'overhand, .
76 VAA—VOE. |
Gez. |
VS. | ||
Vaak slaapt in 't hart de drift ten kwade,. |
73. |
6 |
Vo Vo Vo Vo Vo Vo Vo Vr Vr | |
Vaak waant gij in het eenzaam leven, . . |
73. |
7 | ||
Vader onder al mijn' nooden,..... |
160. |
5 | ||
's Vaders wil was boven allen, . . . . |
62. |
2 | ||
Vader, vol van mededoogen!..... |
84. |
1 | ||
Vader, vol van mededoogen!..... |
130. |
7 | ||
Valt hier op aard........ |
16. |
14 | ||
Van den Heilgen Geest ontvangen, . . . |
52. |
3 | ||
Van de velden, uit de stroomen, . . . |
29. |
6 | ||
Van haren arbeid rust onz' aarde; . . . |
166. |
3 | ||
Van 't wonder zamenstel der zon . . . |
42. |
3 | ||
Veiligheid in onze landen,..... |
29. |
8 | ||
Veracht den doodschrik dan, mijn geest! . |
181. |
3 |
Wi \v w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w w A\ TV w | |
Verberg hier vrij uw' majesteit, .... |
119. |
5 | ||
114. |
10 | |||
Verbreek in mij nu voor altijd .... |
33. |
6 | ||
Verdienen? neen!........ |
40. |
6 | ||
Verfiaauw ik, help mij, zwakken, gaan; . |
33. |
8 | ||
Vergrijp u dus niet aan den schijn, . . |
60. |
7 | ||
Verheerlijkt op den troon van God , . . |
78. |
9 | ||
Verheft u, Christ'nen! boven 'tstof; . . |
147. |
1 | ||
Verhef, verhef uw' zegezangen, . . . . |
153. |
1 | ||
'k Verheug m', en echter beeft mijn hart; . |
181 . |
2 | ||
Verhoogde Heiland! trek ons hart . . . |
103 | |||
Verkwik mij in den laatsten nood . . . |
185. |
4 | ||
Verlicht daartoe genadig ons verstand, |
170. |
6 | ||
Verlosser, Vriend! o hoop, o lust . . . |
49 . |
1 | ||
Verlosten, juicht! hebt Jezus lief, dat wij, . |
65. |
8 | ||
Vertoef; och! wil die spotters niet verteren; |
118. |
21 | ||
Vertoon hun, hoe hun ledig hart . . . |
157. |
5 | ||
■ |
Vertoont ons worm, en rups, en mier. |
15. |
7 | |
Vervul mijn hart met lof eu dank, . . |
42. |
14 | ||
Verzorger! God van al wat leeft, . . . |
168. |
3 | ||
Vest in bang' en droeve dagen . . . . Vier blij van geest,........ 'k Vier gedacht'nis van uw lijden, . . . |
28. |
3 | ||
115. |
1 | |||
106. |
6 | |||
'i |
Vloei nu, laat u niet bedwingen, . . . |
29. |
1 | |
1 |
Vloeit nu, laat u niet bedwingen. |
29. |
10 | |
Voeg bij geduld godzaligheid, . . . . |
77. |
3 | ||
j, |
Voeg, Christen! bij geloove deugd, . . |
77. |
2 | |
1 |
Voel alle dankbaarheid voor Hem, . . |
135. |
2 |
VOE—WAT.
Voert Gij ons ooit in ongeval of lijden, Vol van schulden en van zonden . .
Vol van uw' genade,......
Voorgeslachten kwijnden henen, . .
Voor onze voet baant Gij ons effen' wegen, Voor wie? voor heilig' Eng'len? neen! . Vorm tot uw' dienst ons hart, o heilig' God! Vragen wij, wat goed of kwaad is, . Vrome, vroeg gestorven' vrinden! . . .
Waak, Christen! waak, blijf in 't geloof; W'aanbidden U! Gij wankelt niet, . . Waar blijkt ongeduld, ontsteken . .
Waar blijkt ons oprcgt verlangen, . . Waar dringt de reinste menschenmin Waarheen in 't rond onz' oogen weiden. Waar is een' vreugd, een' kalmt', een heil. Waar is vlijt, die uw behagen ... Waar ons geen schepsel helpt, helpt Hij, Waartoe toch al dat angstig schroomen? Waartoe u dan beangst, bedroefd . . Waar vindt de mensch in zijn verdriet Waar vindt g'een' God, een' Majesteit, Waar, waar is dan uw roof, o graf! . Waar waren wij, had zijne kracht .
Waar wordt aan uw beklemd gemoed . Waar zou ons hart in eiken nood, . . Waar zijn de wijzen, die mij zeggen . Wacht, o ziel! dan met vertrouwen Wanneer de dood, 't zij traag of ras, . Wanneer 't geloofsoog op U ziet, . . Waren w'in onz' eigen' oogen . . . Was doen bij Hem alleen de pligt, . . Wat baat ons al 't zwaarmoedig vreezen?
Wat bitter zielverdriet......
Wat d'oude godspraak deed verwachten.
Wat Gij ons geslacht,.......
Wat heil voor zondaars! welk een' eer. Wat immer ons op aard ontbreekt . .
77 | |
Gcz. |
VS. |
18. |
7 |
104. |
6 |
57. |
9 |
160. |
2 |
18. |
3 |
114. |
4 |
183 . |
4 |
68. |
6 |
182. |
4 |
Gez. |
VS. |
77. |
1 |
119. |
10 |
64. |
4 |
64. |
2 |
89. |
6 |
164. |
2 |
49. |
5 |
64. |
3 |
20. |
7 |
54. |
1 |
23. |
4 |
89. |
10 |
89. |
5 |
184. |
5 |
4. |
4 |
89. |
9 |
88. |
3 |
9. |
1 |
104. |
9 |
188. |
6 |
162. |
5 |
104. |
5 |
60. |
5 |
17. |
2 |
131. |
1 |
127. |
3 |
48. |
8 |
79. |
2 |
30. |
W |
WAT—WIE, Wat Jezus deed, was welgedaan; . . . Wat Jezus doen moest, is volbragt; . . Wat klaag ik, die uw woord ontving . Wat klaag ik in 't verdwaasd gemoed, Wat leeft en ademt, loov den Heere! Wat oogst de mensch hier zonder deugd? Wat troonen zinken. Heer der heeren! . Wat uw rein verstand ooit denke, . . Wat, wat zien w'in 't stof, .... Wat wisten wij met zekerheid .... Wat wij hebben of vermogen, . . . . Wat ziet gij van de toekomst toch, . . Wat zou ons naauwbeperkt verstand, Wat zwoegt een handvol stofs, tot mensch Wat zwoegt g', o mensch! naar goud of eer. Wat zijt gij , ondermaansche kwalen! Wees door de grootheid van uw' geest Wees niet vermetel, waak ten strijde, 'kWeet niet, wat uur het wezen moog 'kWeet, zijn woord is Ja en Amen, Weg dan met uw' bange zorgen; . . Wel hem, die zich verstandig draagt, Welk een licht hier schijn', .... Welk een' liefde, wat meêdoogen. Welzalig die U toebehoort; .... Welzalig hij, die op U bouwt, . . Werwaarts zouden wij ons wenden, . Wie beev, hij beeft niet voor 't gerigt, Wie blijft U geen' liefde schuldig, . Wie bragt, o licht! op 't enkel woord Wie, buiten U, zal voor den val Wie deez ellend' ook looch'nen moog, Wie had in 't weemlend stof des doods. Wie helpt ons dit met moed bestrijden. Wie hier zijn' kracht der zonde wijdt, Wie kan mij helpen? Gij alleen; Wie kan uwe liefde peilen? . . . Wie kan zijn eigen hart vertrouwen, Wie kent de pracht,...... Wie maar den goeden God laat zorgen, Wie, wie van alle mensclieukind'ren 78 |
|
WIE—WIJP.
quot;Wie wil voor Hem niet gaarne leven, Wie wou mij wonderbaar bereiden? . Wie zal bij uw' majesteit .... Wie zou, daar Jezus voor ons stierf, Wie zou dan uw doen bedillen? . . Wie zou dien nu nog verklagen, . . Wie zou Hem geen' dank bewijzen. Wil door een vast geloof ons hart, . Wil, groote God! in onze lofgezangen Wil, Heer! in ons dien ijver wekken; Wil Hij mij somtijds door verdriet . Wil in dit jaar, weldadig' Heer! . . Wil mij door uw' genade sterken Wil mij, wanneer mijn sterfuur naak, 'k Wil nimmer iemands nadeel zoeken, Wil nu aan verleegnen denken, . .
Wil ons beleid........
Wil ons op aard, ontfermend' God!
Wilt Gij, boven 'tgeen ik denken,
'k Wil U, o God! mijn' dank betalen
Wil, U ter eer, . ......
Woord, waarop wij bouwen, . . .
Word ik ook bij mijne vaadren . . Wij, allerhoogste Majesteit! . . . Wij bidden U, wil ons om Jezus hooren: Wij blijven op uw' voorzorg bouwen. Wij buigen ons ootmoedig neêr . . Wij buigen ons op Gods bevel, . . Wij danken U, barmhartig' God en Vader Wij hebben regt door dezen dood . Wij hebben zaam aan Jezus disch gezeten Wij juichen. Heer! om uwe daden; .
Wijk, aardsch geluk vol wisselvalligheên, . Wij knielen neder op die aarde, . . Wij knielen voor uw' zetel neêr. Wij komen nogfans tot uw' troon . Wij loven U, oGod! wij prijzen uwen naam Wij mogen alles van Hem wachten; Wij mogen 't heil voor Jezus Kerk, Wij naderen tot ëénen troon, . . . Wij pleiten, Heer! op uw' genade, .
79 | |
Gez. |
VS. |
56. |
8 |
12. |
2 |
70. |
3 |
149. |
4 |
21. |
5 |
58. |
4 |
107. |
6 |
92. |
4 |
18. |
1 |
148. |
4 |
80. |
10 |
159. |
3 |
73. |
13 |
185. |
1 |
71 . |
1 |
175 - |
6 |
97. |
5 |
72. |
2 |
29. |
5 |
180. |
1 |
83. |
6 |
36. |
5 |
186. |
5 |
92. |
1 |
98. |
2 |
164. |
6 |
147. |
2 |
114. |
9 |
98. |
1 |
41. |
2 |
108. |
1 |
169 . |
2 |
183. |
1 |
45. |
3 |
44. |
1 |
34. |
4 |
3. |
1 |
56. |
7 |
149. |
5 |
69 . |
2 |
171 . |
10 |
WIJT—ZIE. Wij treén een' nieuwen tijdkring in; . . Wij voelen 't, Vader! onze lof . . . . Wij, weerspannig, tegenstrevend, . . . Wij werpen ons voor U ter neêr, . . . Wij willen needrig Gode leven, . . . . Wij wijden, gunstrijk' Opperheer! . . . Wij zegenen, o Hoer! uw' goedheid al den dag! Wij zelv', wier vaderen voorheen .... Wij zinken voor uw' voeten neêr, . . . IJdel was, o ja! ons pogen,..... Ijlings wouclt Gij uitkomst schenken; . . Z'aanbidden Hem als 's werelds licht, . . 'k Zal daar den vriend mijn' dank betalen, 'k Zal dan met zorg den misslag mijden, . Zal een kind zijn' vader minnen, . . Zal eens 't graf mijn stof verzaamlen, Zalig, die 't gelooven; . . . Zalig heil, dat w'eenmaal erven! Zalig, zalig, niets te wezen . . 'k Zal, in uw leên, .... 'k Zal met zin en lusten . . . 'k Zal mij in uw heil verblijden, Zal onze leeftijd hier voortaan . 'k Zal zijn' liefde nooit vergeten; Zeg nimmer in uw' droefenissen: 't Zegt weinig, dat ons zoekend oog 't Zegt weinig, of de geest in 't end, Zelfs gij kunt onzen God niet kennen. Zelfs mijn' tranen en gebeden . . . Zet ons harte door dien Geest . . . Zich zijner roeping steeds bewust, Zie, daar wij in uw' naam vergaren, Zie erbarmend op ons neêr! .... Zie mij voor uw' troon gebogen, . . Zie naar omhoog, en bid Hem aan! . 80 |
|
Zien wy al die gruw'len aan......176. '4
Zie ons dan, Vader! in den nood . . . 81. 5
Zie ons ootmoedig tot U naadren, . . . 171. 1
Zie ons te zaam uw' naam belijden, . . . 99. 1
Ziet, heemlen! ziet Gods eengen aan, . .119. 9
Ziet, boe geducht zijn lijden is.....46. 35
Ziet, Hij komt, om alle volken.....155. 4
Ziet! Hij zegepraalt,........143. 3
Ziet^ o, ziet Hem na!.......143. 6
'k Zie ü. God zelv', in eeuwigheid geprezen, 118 . 2
Zing, Christenschaar! de schoonste stof, . 47 . 1 Zingt, aard en hemel! zingt uw' Heer! . 2.5
Zingt des Hoogsten Zoon, ......48. 2
Zingt, gij afgelegen' landen!.....155. 1
Zingt, zingt blij te moê,......48. 1
Zinkt haast ons vleesch in 't graf ter neder, 189 . 3
Zondaar! hoor zijn' stem,......143. 9
Zonde, zwakheid, angst en zorgen . . . 51. 2
Zoo bidden w'U, voor wie regeert, . . . 78 • 11
Zoo blij de landman, moê van 't ploegen, . 189 . 1
Zoo brak 'tgewenschte tijdstip aan, . . . 142. 1
Zoo gjj, in ijver tot uw' pligt, .... 60. 1
Zoo heffen dalen, wouden, velden, . . .164. 5
Zoo, Heiland! zijt Gij voorgegaan, ... 78. 7 Zoo ik d'ontelbre starrenheiren, . . . . 9.2
Zoo juich ik midden in 't verdriet, . . . 25. 6
Zoo kan mijn geest Gods hoogen raad . . 42. 4
Zoo 'k in zijn woord Gods zin niet ken, . 42. 6
Zoo lang ik omzwerf door dit leven, . . 73. 2 Zoo mogen wij, naar 't voorschrift van uw
Zoo slaat G'uw oog,........40. 1
Zoo 't hart dan nog voor sterven vreest, . 185. 3
Zoo treur' in ons een diep getroffen harte, 35. 5
Zoo 't zondaars redt, zijt Gij bereid . . . 46. 29
Zoo uw' gena niet voor mij henen gaat, . 76. 2
Zoo vaak dan 't hart tot Jezus vlugt, . . 10. 7
Zoo, vlijtig in zijn eigen werk, .... 78. 3
Zoo word' uw' gunst, uw' vadergunst geprezen, 98. 3
Zoo wijd op aarde scheps'len leven, . . . 167. 1
Zoo wijkt de zomer met zijn' pracht, . .165. 2
6
82 ZOO-ZIJZ. |
Gez. |
v*, | |
Zoo zal ons hart den dood verachten, . . |
19. |
9 | |
Zoo zegepraalt op aarde Jezus eer, . . . |
150. |
2 | |
Zoo ziet Gij ons, zoo blijft Gij voor ons waken |
18. |
9 | |
Zoo zinken wij in 'teind ook mede . . . |
166. |
4 | |
Zoo, zoo lief had God de wereld, . . . |
38. |
3 | |
Zoo, zoo zien wij 't Godsrijk komen; . . |
155. |
5 | |
Zoo zy voor ons deez dank- en bededag . |
170. |
7 | |
Zou die ootmoed ons niet voegen? . . . |
21. |
3 | |
Zoudt g'om een wuft geluk hier slaven, • |
31. |
2 | |
Zou ik door ongeloof versmaden .... |
128. |
2 | |
Zou ik in 't prangen van mijn' nood . . Zou ik mijn leed in kommerlijke dagen, . |
25. |
4 |
T i |
118. |
12 | ||
Zou ik naar die kroon niet streven, . . |
182. |
3 | |
Zou ik, wie ooit hier twijflen moog, . . |
23. |
7 | |
Zou, met het oog tot U gewend, . . . |
25. |
2 | |
Zou mij dood en graf doen beven? . . . |
191. |
1 | |
Zou ons geloof en liefde nu,..... |
42. |
13 | |
Zou 't zondig stof aan zich nog denken, . Zwaar zijn onze wanbedrijven; . . . . |
37. |
8 | |
104. |
4 | ||
Zij, die nooit van Jezus hoorden, . . . |
154. |
3 |
Aa |
't Zij klein of groot, ........ |
16. |
5 |
Go( |
Zijn afval bragt.......... |
40. |
2 |
quot; |
Zijn' grootheid schittert niet door pracht, . |
46. |
2 | |
Zijn immer zonden mij tot smart, . . . |
80. |
8 |
_ |
Zijn kalm, gerust geweten...... Zijn' Kerk, gevestigd in zijn bloed, . . Zyn kleed is 't licht, ........ |
187. |
3 |
— |
46. |
55 |
— | |
16 . |
3 | ||
Zijn niet alle mijne zinnen...... |
29. |
3 |
_ |
Zijn' onschuld is 't, die voor ons strijdt, . |
122. |
9 | |
Zijn' troon omringt een glansrijk licht, . . |
4. |
3 | |
Zijn' trouwe vaderoogen....... |
7. |
2 | |
Zijn' wensch is d'eisch van Gods gebod, . |
46. |
15 |
Lof Goc |
Zij overklimt onz' eindige gedachten, . . |
118. |
7 | |
Zij sluit het oog voor 's naasten kwaad, . |
60. |
9 |
Rus |
Zij zijn 't, die God in gunst aanschouwt, . |
59. |
4 |
Tev De Teg |
Ben | |||
One | |||
Tro | |||
Dar | |||
Blij |
DER
GELEGENHEDEN,
WAAROP DE
TOEPASSELIJK ZIJN.
I. VAN GOD EN ZIJNE VOLMAAKTHEDEN.
Gcz.
Aan God......................—3.
Gods volmaaktheden................................4,
- grootheid....................................5,
- eeuwigheid....................................5,
- overaltegenwoordigheid........................7.
- onveranderlijkheid..............
- alwetendheid..................................9,
- almagt...................
- heiligheid......................................]1.
- goedheid....................................12.
- getrouwheid..................................j3_
n. VAN DE SCHEPPING EN VOORZIENIGHEID.
Gez.
Lof des Scheppers................14, 15.
Gods voorzienigheid................ g_j 9.
Kust in Gods bestuur..............................20.
Tevredenheid ia Gods beschikking................21.
De beste keuze..................................22.
Tegen onmatige zorgen..........................23.
Bemoediging....................................04.
Onder rampen..............•. . . . 25_27.
Troost in twijfelmoedigheid........................28.
Danklied........................................29.
Blijdschap in God................................30.
84 AANWIJZING DEK GELEGENHEDEN, WAAROP
III. ELLENDE EN VERLOSSING.
Gez.
Onze bestemming................................31.
Staat der regtheid en val..........................32.
Zedelijk bederf..................................33, 34.
Belijdenis van zonden............................35.
Het Evangelie..................................36.
Zonde en genade................................37.
Alles is genade..................................3S.
Verlossing......................................39, 40.
De Ontfermer....................................41.
Troost der verlossing............................42.
Zielverheffing tot Jezus............................43.
Aan Jezus......................................44, 45.
Jezus grootheid..................................46.
Jezus lof op aarde................................47.
Aan den Verlosser..............................48.
Aan Jezus den Verlosser..........................49.
Aan Jezus......................................50.
Jezus trouw......................................51.
Gez.
52.
53.
54.
55.
56.
57.
58.
IV. GELOOF EN VERTROUWEN.
De geloofsartikelen............
Geloof aan God..............
Noodzakelijkheid des geloofs in Jezus Christus
Vaste grond der hoop........
Opwekking tot kinderlijk vertrouwen .
Blijdschap des geloofs........
Geloofsroem.............
V. HET DANKBAAR LEVEN VAN DEN CHRISTEN.
Gez.
Werkdadig geloof................................59.
Bron van goede werken..........................60.
Wet van God....................................61.
Jezus voorbeeld..................................62.
Liefde tot God..................................63.
Liefde tot Jezus...................................64, 65.
Afmaning van de zonde..........................66.
Ootmoed........................................67.
Zelfsverloochening................................68.
Hroederliefde....................................69.
Liefde tot vijanden................70, 71.
Mededeelzaamheid................
Waakzaamheid..................................quot;3.
Geestelijke strijd..................................74(
DE EVANG. GEZANGEN TOEPASSELIJK ZIJN. 85
Toevlngt in verzoekingen..........................75.
Om bijstand van Gods genade........... 76.
Christenpligt.................. 77.
De ware Christen de beste burger......... 78.
VI. OEFENING EN VOORDEELEN DES GEBEDS.
Gez.
Nuttigheid des gebeds.............. 79.
Kinderlijk toeverzigt............... SO.
Om opgewektheid tot bidden........... SI.
Dagelijkseh gebed....................82.
Bede om geloof en heiligheid........... S3.
Zucht om meerdere heiliging........... 84.
Gebed in verzoekingen.............. 85.
Tegen verstrooijing van gedachten..................86.
Vn. BIJ DE VIERING VAN DE OPENBARE GODSDIENST.
Gez.
Voortreffelijkheid der openbaring boven de rede.. SS.
Voortreffelijkheid van Jezus leer................89.
Vóór do Predikatie............................90—94.
Na de Predikatie . . . .......................95, 96.
Bij den H. Doop..............................97.
Na den H. Doop..............................98.
Bij de Belijdenis-predikatie......................99.
Bij de Voorbereiding tot het H. Avondmaal. . . 100.
Bij het II. Avondmaal............101—106.
Dankzegging na het H. Avondmaal.......107—110.
VUL OP CHRISTELIJKE FEESTDAGEN.
Gez.
Jezus vrijwillige vernedering...............111.
A. Gezangen op Jezus Geboorte.
Op Jezus geboorte...............112—116.
Engelenzang..................................117.
B. Lijdensyezangen,
Op het lijden van Jezus............118, 119.
Jezus liefde in zijn lijden......................120.
Jezus grootheid in zijn lijden....................121.
Jezus onschuld................................122.
Zie den mensch................................123.
De Verlosser aan het kruis......................124.
Kruislied......................................125,
86 AANWIJZING DEB GELEGENHEDEN, ENZ.
Gez.
Jezus op Golgotha..............................120.
Het is volbragt................................127, 128.
De stervende Jezus............................129, 130.
Geduld naar Jezus voorbeeld..........131, 132.
Menschelijke zwakheid..........................133.
Op Jezus begrafenis............................134.
C. Gezangen op Jezus Opstanding.
De opstanding van Jezus........................135—142.
D. Gezangen op Jezus Hemelvaart.
De hemelvaart van Jezus........................143—148.
E. Gezangen op de uitstorting van den Heiligen Geest, en verdere gevolgen van Jezus verhooging.
De uitstorting van den Heiligen Geest............149—153.
Uitbreiding der Kerk..........................154, 155.
Bewaring der Kerk............................156.
Om bekeering van zondaars......................157.
Het laatste oordeel............................158.
IX. OP BIJZONDERE TIJDEN EN GELEGENHEDEN.
Gez.
Op het nieuwe jaar............................159—162.
Op de Lente..................................163.
Op den Zomer................................164.
Op den Herfst..................................165.
Op den Winter................................166.
In den Oogst..................................167, 168.
Op eenen Bededag...............169—171.
In groote droogte..............................172.
Bij overvloedigen regen........................173.
In watersnood..................................1'4.
Na storm en watersnood........................175.
In oorlog......................................176.
In vrede......................................177, 178.
Morgenzang....................................1quot;9*
Avondzang....................................180.
X. DOOD EN EEUWIGHEID.
Gez.
Op den dood.................181—186.
De dood van den Christen......................187.
Het tegenwoordige en toekomende leven..........188.
De hoop der zaligheid..........................189.
Het verlangen naar den hemel..................190.
De opstanding..................................191.
Troost des eeuwigen levens......................192.
DER
1gt;IE OP DEZELFDE WIJZE WOKDEN GEZONGEN.
Gez. 2, 14, 15, 47. 53, 113, 141, 146, 147.
» 4, 6, 25, 33, 72.
» 5, 12, 00, 99, 123, 153, 1S9.
» 8, 145, 149, 168.
» 9, 127, 180.
» 11 , 43, 55, 130.
« 17, 73, 161, 164, 171, 192.
» 19, 45.
,/ 20, 114.
» 21, 52, 120, 160, 182.
» 23, 81, 184, 185.
» 27, 64.
» 28, 84, 104.
« 29, 58, 67, 191.
» 31, 71, 129.
« 32, 62, 144.
» 36, 57.
» 38, 50, 63.
« 39, 101, 137.
» 40, 97.
» 48, 143.
» 51, 85, 94. 133, 175.
88 AANWIJZING DER EVANG. GEZANGEN, ENZ.
Gez. 54, 61, 166.
. 68, 154, 155, 186.
» 74, 75, 157.
» 76, 102, 170, 172.
. 77, 89, 91, 151, 158.
» 92, 110, 121. 139.
» 95, 103, 126.
» 98, 108, 111.
» 112, 135.
- 116, 117, 177.
» 119, 165.
» 136, 167.
» 163, 188.
• 178, 181.
VAN DE
DER
(Naar het Handschrift van den Secretaris der-Commissie tot de Verzameling.)
Gez. Gez. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
NAAMLIJST VAN DE Gez. G. Brandt. 115. Ass. Doijer. 90 Gez. 48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69. 70. 71. 72. 73. 74. 75. 76. 77. 78. 79. 80. 81. 82. 83. 84. 85. |
DICHTERS J, P, Drijfhout, H, van Alphen. R. Feith, R, Feith, A, van den Berg. H. A. Bruining. A, van den Berg. R, Feith, A. Rutgers. A. Rutgers. A. Rutgers, A, Rutgers, R, Feith, A. Rutgers, A, Rutgers A, van den Berg. H. van Alphen. H. van Alphen. A. van den Berg. A. van den Berg. A. van den Berg. B. de Bosch. H. van Alphen. A, Rutgers, R, Feith, P, L. van de Kasteele. P. L. van de Kasteele, R, Feith, P, L, van de Kasteele. A. van den Berg en A. Rutgers. H, A. Braining. A. Rutgers, P, L. van de Kasteele, P. L. van de Kasteele. J. Rutger Schutte. R. Feith. P. L. van de Kasteele, J, Scharp, A, van den Berg, J, Vollenhoven, |
|
GEZANGEN. P. L. vandeKasteele. R. Feith. P. L. van de Kasteele. B. van Weemen. A. van den Berg. A. van den Berg. W. Bilderdijk. R. Feith. J. C. Boot. J. C. Boot. J. Ruiger Schutte. J. Jordens. R. Feith. R. Feith. E. M. Engelberts. W. van de Velde. W. van de Velde. A. van den Berg. A. van den Berg. A. Rutgers. R. Feith. H. A. Bruining. A. van den Berg. W. de Roo. Mej. P. Moeus. A. van den Berg. W. Sluiter. A. van den Berg. R. Feith. A. van den Berg. A. Rutgers. W. Sluiter. R. Feith. A. van den Berg. 91 |
OP DE
Aan U, die ons het heil bereidt,. . Ach! wat weet de wereld toch, . . Al hebt G', o God! vermenigvuldigd Al ligt Hij op een bed van stroo, Al mogt gy diep geroerd niet knielen
de voeten.........
Als 'k eens van d' aarde scheide, Als mijn ligchaam zinkt in d' aard, Al snellen onze jaren heên, . . . Altijd zal de rouw niet duren! . . Alzoo was 't en alzoo zij 't! . . , Amen, trouwe Vader! Amen! . . . Apostlen hebt Gy uitgezonden, . .
Gez. vs.
223 . 6 206 . 4 229. 2 230 . 5
234 . 2 271. 7 269. 5 253. 4 247. 1 251 . 5 210. 2 215. 2
aan
Gez. vs.
Behoed uw Kerk, zet uit, o God! haar palen; 239 . 1
Bereidt, bereidt uw harten...........228 . 1
gt; Bereid zijnquot; klinkt de last; zoo neemt dan
zaüm de vouwen................254. 7
Beveel gerust uw wegen,............273 . 1
Bewaar, o Heer! ons volksbestaan! . . . 259 . 6 Blikt op, zwaarmoedigen! wat zegt de
smart der aarde ?................234 . 4
Blijf bij ons. Heer! met uwen Geest, . . 243 . 5 Blijf door uw trouw ons zwak geloof beschamen ;......................239. 3
Blijf, o God! in onze dagen..........237 . 4
Breng door hem tot ons den vrede, . . . 213. 3
Brengt u d' aanvang luttel zegen, . . . 248 . 5
Gez. vs.
Bron der hoogste zaligheden, ..... 272. 1 Bron van licht en kracht te gaderl . . , 221. 3
Gez. vs»
Daalt de dienaar eens in 't graf, . . . 216. 5
D' aarde was in nacht verzonken; . . . 231 . 1
Daar is uit 's werelds duistre wolken . . 229. 1
Daarom herhaal het duizendwerven, . . . 205 . 4
Daar trékken z' uit in alle landen, . . . 238 . 2
Dag van Christus' heerlijkheid! .... 200. 6
Dan blijft mijn ziel voor U gewonnen, . . 205 . 6
Dank, aanbidding, prijs en eere .... 260 . 3
Dank, Vader! voor dat heilryk woord! . . 212. 3
Dat heeft Jezus ons gehoon...........206. 6
Dat 's vijands magt.................267 . 6
Dat vertroost ons onder 't lijden, . . . 263 . 4 Dat vrij dan eens al 't aardsche mij be-
geve!........................233. 5
Davids zoon en Davids Heere! . . . . 247 . 7
De bede rijst met vollen toon; .... 253 . 5
De broederkring is wijd getrokken, . . . 249 . 4
De Geest, dien Gij doet dalen, . . . . 236 . 2
De heemlen schiept Gij door uw woord: 193. 5
De Heer is God, een eenig Heer, . . . 193 . 1
De Heer is mijn Herder! ...... 198. 1
De Heer is mijn Herder! ......198. 2
De Heer is mijn Herder!......193 . 3
De Heer is myn Herder!......198 . 4
De Heer is mijn Herder!......198 . 5
?Dc lendenen omgord en brandende de lampen!quot; .......... ^ . 254. 1
De lendenen omgord! schikt weg wat u zou
hindren................254 . 2
De levensblos der wangen,.....271 . 3
De magt der duisternis bezweek; ... 242 . 5
Den Heer moet gij vertrouwen, . . . . 273 . 2
Des Heecen woord behoudt zijn kracht, . 243. 4
De stem,1 die fluistert in onz' ooren, . . 249. 3
De wereld is uw akker. Heer! .... 214. I
Deze wereld gaat voorbij:...... 262 . 1
Geï. »».
Deze wereld gaat voorbij262 . 7
Deze zon verdwijnt niet weder, .... 231. 2
Die kroon zij d' onz', o HeerI , ■ . . . 234. 7
Dienaar! tot u spreekt Gods mond: . . . 316. 4
Dien vindt het nu, ........ 218 . 7
Dies heffen w' aan, met blij gemoed: . . 255. 4
Door Christusmin.........218 . 3
Door Hem gekocht, door Hem verlost, zyn
wquot; allen...............239 . 2
Doornen, to't een krans geweven, . . . 202 . 3
Door uwe trouw..................267 . 2
D' oude gaven keeren weder.......247. 5
Dreigt, waar ik moog staren, .... 261. 2
Gez. vs,
Eëne kudde zal 't eens zijn...... 200. 1
Eén geslacht, één heilig volk..... 262 . 6
Een jaar zinkt in der tijden nacht; . . . 253. 1
Een rijsje, dat zoo woest een storm bewoog, 232 . 2
Een stem weêrklinkt er schoon en luid, . 241. 1
Een vaste burg is onze God......264. 1
Een weg hebt G' allerwegen!..... 273 . 4
Eindloos houdt Gods liefde stand! . . . 196. 1
Eindloos houdt Gods liefde stand! . . . 196. 2
Eindloos houdt Gods liefde stand! , . lt; 196. 3
Eindloos houdt Gods liefde stand! . . . 196. 4
En grimd' ook d' open hel ons aan, . . 264. 3
En mogt dit jaar mijn laatste wezen, . . 250'. 7
Gez. vb.
Gaat, waar uw God u roept en laat zijn
wenk u leiden!...... . . . 254 . 6
Gedankt zij God, zijn naam zij d' eer! . 243. 1 Geef, Heer! dat w' in uw waarheid staan, 244, 2 Geef mij , o HeerI die moede ben van't staren , 233. I Geef uw dienaar licht en kracht! ... 216 . 2 Geen aardsche magt begeeren wy; . . '. 264 . 2 Geen duistre schaduw van den dood, . . 201 . 3
GEE—HEP.
Geest des Heeren! kom van boven! . Gelijk een lam, dat stil ter slagtbank gaat,
Gezalfde Heer en Koning,......
Gezegend d' echt,.........
Gezegend 't huis..........
Gezegend zijt gij, knecht des Heeren I . . God des vredes! heil en vrede .... God en Vader! neem dit kroost .... God is liefde! 't hoogst geluk, ....
God is liefde! wélk gevoel:.....
Grods heiligheid, en Gods ontferming tevens, Gods liefde had den dag gewekt; . . . Gods woord houdt stand in eeuwigheid. . God! uw dienaar staat gereed; . . . . God! uw woord heeft eeuwig waarde; . .
Goedertieren is de Heer!......
Groot blijft G' in al uw werken, Heere! . Gy blyft als Koning hooggezeten, . . . Gfl bl\jft de steun, de troost der armen, .
Gy, edel aangezigte, ........
Gij gaaft uw doop;........
Gy, Gy zijt de beste gave,.....
Gy hebt den heilgen band van d' echt, Gij kent steeds mijne neoden, .... Gij wilt met vrede tol ons komen, . . . Gij zijt ten hemel opgestegen, ....
Halleluja! dankt den milden Yader, Halleluja! God en Heer! .... Halleluja! huid' en eer geboden . . Halleluja! prijst den Onbegonnen, . 'k Heb den goeden strijd gestreden . Hebt Gij, toen wij nog zondaars waren Heer! by 't genot van wijn en brood, Heer der Heeren! hoor ons staamlen, 's Heeren heilwoord kan niet falen; Heerlijk ruischen d' Englenklanken;
Heer! tot ü vlugt. ......
Hef); aan, heft aan den luiden zang!
95 | |
Gez. va. | |
265. |
1 |
232, |
5 |
236. |
1 |
224. |
2 |
224. |
3 |
215. |
4 |
211. |
1 |
217. |
1 |
262. |
5 |
262. |
4 |
233. |
3 |
241. |
3 |
264. |
4 |
216. |
I |
210. |
1 |
266. |
1 |
258. |
2 |
258 . |
3 |
258. |
4 |
271. |
2 |
218 . |
2 |
272. |
3 |
226. |
1 |
194. |
2 |
229. |
4 |
215'. |
1 |
Gez. |
VS. |
252 . |
2 |
266. |
3 |
252. |
3 |
252. |
1 |
202. |
1 |
222. |
3 |
223. |
5 |
248. |
6 |
248. |
3 |
231 . |
3 |
267. |
4 |
O co |
1 |
7* |
HEF—IER.
_____ ^ Gei. Tfc-
Heft aan, het hart vol dank en lofl . 230 . 6
Heft aan, verheugt n, Christnen! zamen, 238 . 1
Heft kloekmoedig, vol vertrouwen, . . . 246 . 2
Heft na dankend 't hart naar boven! . . 213. 1
Heft uw oogen langs de velden, . . . . 256. 1
Heiland! reinig door uw bloed.....217. 2
Heiland! schenk ons uw genade! ... 247 . 9
Heiige Geest! wil vroeg en sp4 .... 217. 3
Heilig licht en Gids ten leven! . . . . 265 . 2
Het ga ten leven, 't ga ten doode, . . . 249 . 2
Het hoofd omhoog! naar boven 't hart! . 240 . 2
Het huis is rijk,.........218. 4
Het kruis te zalun..................234 . 4
Het leven is aan 't licht gebragt, . . . ' 235 . 2
Het wintergraan, met zorg vergaard, . . 255. 3
Het zwerk blyft somber nederhangen; . . 258. 1
Hier treên wy reeds den hemel in, . . , 235 . 4
Hier wordt het woord des heils vernomen, 215. 3
Hoe blinkt, verheven op een rots, . . . 242 . 2
Hoe d' afgrond ons bestrijde,..........270 . 8
Hoe digter ik nader,.........261 . 4
Hoe ook 't gevoel van zond' en schuld. . 223 . 2
Hoe ? staat in 't ontoegacklijk licht . . . 212. 2
Hoe straalt uw goedheid telkens weêr, . 259 . 1
Hoe wordt door Hem mijn hart verkwikt! 201 . 2
Hoe zal ik u ontvangen........ 270. 1
Hoe zal 't mij zijn, als ik betreed . . . 201 . 5
Hoe zwak ons staamlend loflied zij, . . 255 . 5
Hoopt op God! Gij hebt zyn trouw . . . 251 . 3
Hoor ons, Heer! uw trouw verkonden; . 213 . 2
Hoor onze smeekgebeden!............273.11
Hoort den blijden juichtoon galmen: . . 256 . 2
Houdt moed! Al heeft de God der eeuw , 240 . 3
komt, maar zoekt geen trotsch paleis, 230 . 3
Gex. vs.
Ik ben stof; dit sterflijk vleesch .... 269. 4
Ik hoor, o Heer! uw liefdetaal; .... 223. 4
Ik kan mij zelf geen wasdom geven: . . 205. 3
Jk reis paar den hemel, ......261. 1
96
INH—LAA.
ïn Hem verschijnt, uit Hem zal spreken . In 's Heilands naam kom ik U smeeken: In 's Vaders eeuwig huis, waar reeds uw
zaalgen wonen.........
In uw hoede zijn wjj wèl geborgen; . . 't Is Godes zaak, waarvoor gij strijdt: ,
't Is heil wat uw verbrijzeling verkondt, .
't Is zoet en zalig, neêr te knielen, . .
Gez. vs.
Ja, Amen, Vader! wij verbeiden, . . . 225 . 2
't Jaar heeft haast zijn loop volbragt; . . 251. 1
Ja, moog geheel de schepping zwijgen, . 258 . 5
Ja ook Uw liefd', o God van zegen! . . 250. 2
Ja, schrijf dat in uw harte...........270 . 6
Ja, wij gedenken, blij van zin, . . . . 259 . 2 Ja zalig, wie niet ziet en nogtans blijft
gelooven!.......... . 234. 1
Jezus Christus! heil der aarde! . . . . 221. 1
Jezus Christus! wij gelooven, . . . . 221. 4
Jezus is mijn toeverlaat!............269. 1
Jezus leeft, en door Gods kracht.... 262 , 3
Jezus, mijn Verlosser, leeft!..........269. 2
Jezus' vrienden altemaal.............206. 5
97
Gez. vs.
229 . 6 250 . 4
234. 5 204. 3 268 . 2 232. 4 5
Gez. vs.
214. 5 200. 3 247.10 274 . 4 241 , 4 227 . 3 274. 1 250. 1 193. 7
Kom, dienaar Gods! uw taak is schoon! Kom, getrouwe Herder! kom, . . Kom Gij, Heer! Uw heil bereiden:. Komt, broeders! voortgetreden! . . Komt, feestgenooten! één van zin, . Komt, hefien wij tot God omhoog . Komt, laat ons voortgaan, kindren! Komt, laat ons zamen nederknielen . Kom tot Hem zamen, Adams kroost!
Gez. vs.
Laat, Heer! ü 'a dienaars werk behagen, 215. ö
Ge», vs.
Laat Hem besturen, waken 1..........373 . 7
Laat, liefdrgk God! by Uw genademerk,. 219. 3
Laat m' in ü blyven, groeyen, bloeijen, . 205. 1
Laat my, met U gestorven en verrezen,. 233 . 4
Laat ons niet ons kwaad verbloemen; . . 247. 8
Laat ons zaam met Jezus leven, .... 204. 4
Laat ons zaam met Jezus lijden, .... 204. 2
Laat ons zaam met Jezus sterven, . . . 204. 3
Laat ons zaam met Jezus wandlen, . . . 204. 1
Laat wereldmin en menschenwaan . . . 243 . 3
'k Lag magteloos gebonden...........270 . 4
Liefde dringt en blijft u leiden, .... 246. 4
Maar nu, nu zullen w'ons verblijden, Maar zoo uw trouw mag blyken,
Moog eens de mond,......
Moog ons de weg vermoeijen , . . Moog ons die Geest doordringen! Moog op de plek, u toebetrouwd, . Moog u d' aard geen eer bewijzen, . Mijn goede Herder is de Heer! . . Myn Heiland! Gy, die dooden deedt
waken .....
Myn lijdend hart blijv* hopen, . .
6ez. vs. 229. 3 273 . 9 218. 8 274. 3 236. 4 214. 6 246 . 5 201. 1
233. 2 273 . 5
ont-
Gez. vs.
Naby of ver, — wij zijn verbonden; . . 238. 4
Neem aan ons staamlend dankgebed: . . 253 . 2
Neen, Heer! ik wil van U niet scheiden, 205 . 5
Niet lang zal 't lijden duren;..........274 . 8
Nog drukt d' aard een bange stonde, . . 248. 2
Nog eenmaal zal Hij komen..........270 . 9
Nu gaat, dan komt een heilgezant; . . 214. 3
Nu hebt gij niet te vragen...........270 . 7
Nu klinkt ons vrolyk lofgeschal: . . . 235. 1
Gez. vs.
Och, dat wij toch ten allen tijd, . . . 259 . 5
O dag, aan groote vreugde ryk! ... 235 . 5
O dag, dien God ons komen doet, . . 242 . 6
O God! het weldoen is Uw vreugd; . . 226 . 3
O God! tot wien het oog zich rigt, . . 226 . 2
O God I verhoor .........224. 5
O Heiland! dns gefolterd door mijn kwaad, 232 . 7
O, hoe zult gij vroljjk juichen, .... 247 . 6
O hoofd, bedekt met wonden.....271 . 1
O magtig' Evangelie-woorden! .... 245 . 2
O Man van smart! dat ieder voor U, kniel'! 232 . 3
O mogt ik TJ beminnen.......194 . 4
O, mijn ziele! wees verheugd! . . . . 269. 8 Ons heeft de Heiland vergewist, . . . 268. 3 Ons leven is een staSg verreizen en vertrekken; ...... ..... 254. 3
Ons lot rust veilig in uw handen; . . . 225 . 3 Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit
de doón!...........199. 1
Ontwaak, gij die slaapt in de zonde, met
spoed I............199 . 2
Onz' eerste toon vermeld' uw eer, . . . 212. 1
Onze God heeft voor de zijnen . . . . 263. 1
't Oog bestraald door hemelsch licht, . . 269 . 6
Ook mijn uiterst ademhalen '..........202. 4
O, onze regterhand vergeet..........259. 3
Op d' outers lag een zwarte nacht; . . 242 . 3
Op, gij strijders, als Gods helden, . . 246 . 3 Op, uit uw woning naar het stroodak in
de verte!......................254 . 4
Op uw woord, o Leven van ons leven! . 209. 2 Op, van de plek der rust in 't kampperk
van het leven!............254. 5
O Vredevorst! Gy kunt gebieden, . . , 229. 7
Gez. vs.
Prijst dan, prijst der liefde magt, . , . 196.. 5
Rampzalig hij, die U weérstaat, . .
Reeds vóór wij U iets vragen, . . Reeds zeegnen duizenden van tongen
Roemt 's Vaders welbehagen, . . .
Rotsen, waar wij op vertrouwden, .
Rust hier, gij bigden! droeven! . . 't Rijpend ooft in gaard en hoven
Rgst, vorsten! van uw troonen op .
Schaart u om den goeden Herder! . . . Schep moed! zeg aan uw smarte .... Schoon wjj de starren tellen konden, . . Sch\jnt de togt ook lang te duren, . . . Slaat d' oogen naar 'tgebergte henen! . . Slechts wat zondig is veracht! .... Sta op uit de dooden, o zondaar! en leef! Steeds straald' op mijn wegen .... Steekt uwe lampen aan, — ook zoo een
zon van zegen.........
Straks groeten w' onze moederstranden . . Straks roept de Heer zijn welbeminden
Gez. vs.
193, 4
194. 3 238 . 3 208. 1 202 . 2 208 . 8 256 . 3 230 . 2
Gez. vs. 220. 1 273 . 6 250 . 3 263 . 2 245. 1 269.10 199. 3 261 . 3
254 . 8 249. 1 249 . 6
Gez. vs.
Toch heerscht Hij over 't vorstenhof, . . 230. 4 Toen was 't volbragt, volbragt voor zondaars , Heer!....................232. 6
Toont u moedig, uitverkoornen! . . . . 248 . 4
Tot wakkre helden riep Gods mond: . . 242 . 4
Treedt moedig voorwaarts, kindren! . . 274. 7
Treed toe en spreek, gy dwaas geslacht, 193. 6
Triomf! de Heer behoedt zyn Kerk; . . 244. 1
Gez. vs.
Uit den hoogen wordt G' als regen, . . 272 . 2
Uit duizend, duizend monden rijst . . . 241 . 2
Uw Golgotha doet ons U eeren, . . . 222. 2
Uw Heiland zal verschijnen;..........228 . 2
Uw Sion strooit U palmen..........270 . 2
Uw trouw en uw genade.............273. 3
Uw trouw heeft ons, o God! altijd behoed, 219. 2
U zal ik eeuwig eeren.......194. 5
U zeegne God!..................224 . 1
U zij altijd......................267. 1
U zij altijd......................267 . 3
U zij altijd......................267 . ö
U zjj de dank mijns harten,.....271 . 6
Gez. VS.
Vader! zie ons met gewonde zielen . : 252. 4
Van al den last dier plagen......271 . 4
Van schuldvergeving spreekt het bloed . 223 . 3
Van U zijn alle dingen,......194, 1
Verheerlijkt Hoofd,........218 . 1
Verheft den Heer! zjjn dag komt nader; 238 . 5
Verhoogd zij 'tdal, de berg geslecht, . . 227. 1
't Verloste volk verheft tot U zijn hart, . 232. 8
Verrys, o licht! aan 's hemels trans, . . 242. 1
Verschijn dan aan mijn sponde; .... 271 . 8
Versterk ons hart by alle nooden, . . . 250 . 6
Ver van den troon der troonen .... 270 . 3
Vloeit die stroom van zegeningen . . , 256. 4
'k Voel mij door den naauwsten band . 269. 3 Volhardt tot in den dood, gij aan den Heer
getrouwen!....................234 . 3
Volk, met d' Eeuwige verbonden! . . . 247. 3
Voorwaar! al 't mensehdom is als gras, . 257 . 2 Vreest niet, gelooft alleen! wat treurt gij
diep verslagen...................234 . 6
Vrij ga door den tijd verloren .... 263 . 3
Vry moogt gij aan dood en graf .... 269. 9
p
Waarom op een zwart verschiet . . Waar vloodt g', o vriendlijk jaargetij! Wachter! is de dag nog ver?
Wachter op de heiige muren, . .
Want Redder is uw groote naam; Wat deed uit 's hemels zalen, i Waterstroomen wil ik gietenquot;, . Wat God doet, dat is welgedaan; Wat God doet, dat is welgedaan; Wat God doet, dat is welgedaan; Wat God doet, dat is welgedaan; Wat Grod doet, dat is welgedaan; Wat God doet, dat is welgedaan; Wat heil! een Kind is ons geboren Wat hier krank is, zucht of kwijnt Wat is de Geest des Heeren?
Wat kan ooit de wereld geven, . Wat klaag ik, dat mijn jeugd verdween Wat, mannen broeders! heft gij 't oog Wat ontbreekt u? Hij zal 't geven! Wat stof tot zielsverblijien, . . . Wat vruchten zal de landman plukken Wat woelt de magt der duisternis? . Wat wordt van 't kind, .... Wat wij eenmaal wezen zullen . . Wat zegt het, zoo 'k met big ontzag Wat zou mij nog hindren? .... Wat zijn uw giften veel en ryk! Wat zjjt Gij groot, wat zijt Gy goed! Weder knoopt God heiige banden, . . Wee hem, wiens boezem ootmoed mist, Wees gegroet, gij eersteling der dagen. Wees, goede Herder! wees geloofd I
Wees in de stille woning.....
Wees niet vervaard, gij kleine stoet! Weest gezegend, trouwe boden, . . Weest het zout, het licht der aardel Weet, als u geen roede spaart, . .
Gez. v8. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Gez. vs.
Wel kan zijn hulp vertragen,............273 . 8
Welk een liefde, vol van leven, . . . . 195. I
Welk een zegen zal ontspruiten .... 237 . 5
Wél straalt de zon van 's hemels tinn', . 257 . 3
Wel u, gy kind der trouwe!..........273.10
Welzalig de vrome, die wandelt in 't licht, 199. 4
Welzalig 't huis, dat ryk met vreugd gezegend, 207. 5
Welzalig 't huis, o Heiland onzer zielen! . 207 . 1 Welzalig 't huis, waar men de huwlijks-
panden! ......................207 . 3
Welzalig'thuis, waar U de dienstbren eeren, 207 . 4
Welzalig, waar uw liefd', o Heer! de band is, 207 . 2
Werpt uw zorgen nu op God! . . . . 251 . 4
Wie heeft op aard do prediking gehoord, . 232. 1
Wie hier niet treedt op 's Heilands baan, 235. 3
Wie in zulk een hoop mag leven . . . 195. 3
Wie, o God van magt en sterkte! . . . 237 . 3
Wie 't zaad hier uitstrooi' of besproei', . 214. 4
Wil door uw zegen ons verblijden, . . . 250 . 5
Wil uit ons midden weren............208 . 4
Wischt de tranen uit uw oogen I .... 247 . 2
Wordt maar ons geloof niet flaauwer, . . 220. 5
Wij houden 't oog op ü gewend; . . . 214. 2
Wjjk thans, o wereld 1 uit mijn oog. , . 223. 1
Wij reizen met elkander..............274. 5
Wij voelen in deez' avond weêr .... 253 . 3
Wjj willen zaam.........218 . 5
Wij zingen juichend 't lied der hope. . . 258 . 6
Gez. vs.
Zal een herfst ons zijn beschoren? . . . 256 . 7
Zalig die, als ware vromen, ..... 203 . 8
Zalig, die barmhartig deelen..........203 . 5
Zalig, die berouwvol treuren............203 . 2
Zalig, die in Christus sterven, . . . . 260. 1
Zalig, die zachtmoedig dragen, . . . . 203 . 3
Zalig zg, die vrede maken...........203 . 7
Zalig zijn de geestlijk armen,..........203. 1
Zalig zyn de reine harten,............203 . 6
Zalig z\|n die dorstend smachten, ... 203 . 4
Zalig ïijn d' ontslapen vromen, . . Zegen allen, die hier naadren; . . Zeg niet, o stervling! zeg niet meer: Zend uw Geest van 's hemels troon, Zie, de neevlen gaan voorbij, . . . Zie de woning hier verrezen . . . Zie, hoe 't graf zijn schoot ontsluit; Zie, Jezus 1 in 'den geest ons zamen, Zielen, die den hemel zoekt, . . . Zien wij menig plant versterven,
Zien wij soms ook distien bloeijen, . Zie op ons neêr naar uw barmhartigheii Ziet g' een uit zwakheid vallen, . . Ziet, hier is de beste weide; . . . Ziet, Hij komt eens met de wolken. Ziet! vertoont zich uit het donker Zóó de liefdeband gesloten! . . . Zoo maar de Heer zijn stemme gaf; Zoo weêrklink' U 't lofgezang, . . Zoo zij het, God van liefd'! uw vrede Zonden wy niet haastig kiezen? . . Zon, Jezus! U ons hart vergeten, . 't Zuchtend menschdom, eeuwen lang Zgt gy meerder dan Gods zoon, . . Zij zal ons niet berouwen ....
Geï. vs. 260 . 2 211. 3 227 . 2 216. 3
200 211 200 222 206
4 2
5 4 1
256 . 6 256 . 5 219. 1 274 . 6 220 . 2 248 . 7 237 . 2 213. 4 193. 2 266. 2 225. 1 220 . 4 222. 1 262 . 2 206. 3 274 . 2
id,
DSB
GELEGENHEDEN
VOOR BB
GEZANGEN IN DEN VEEVOLGBTJNDEL.
Gez,
193.
194.
195.
196.
197.
198.
199.
200. 201, 202.
203.
204.
205.
206.
207.
208.
209.
210. 212. 213.
215.
216. -219. 221. 223. -226.
227.
228. 229.
231.
232.
233.
234.
235.
236.
238.
239.
240. -244,
245,
211,
214.
217-220, 222, 224-
230,
237, 241-
29
liOfpsalm, naar Jes. 45........
Lofzang aan God...........
Des Vaders groote liefde, naar I Joh. 3: I en volg Eindloos houdt Gods liefde stand ....
Wat God doet is welgedaan......
Het lied van den goeden Herder, naar Fs. 2! Ontwaak gij die slaapt, Efes. 5:14 ....
Jezus houdt wat Hij belooft........
De goede Herder, naar Ps. 23 en Joh. 10 . Aan den Eindpaal, naar 2 Tim. 4:7.... De zaligsprekingen, naar Matth. 5: 3—12 .
Gemeenschap met Jezus..........
Laat me in CT blijven, naar Joh. 13: 1—8 . Christelijke liefde. Joh. 15: 17 en volg. . .
Het christelijk huisgezin..........
De dag des Heeren............
Zondagslied...............
Evangelie-prediking............
By de inwgding eener kerk........
Bij de bevestiging van een Evangeliedienaar. Bg de komst eens Evangeliedienaars .... BQ de intrede van een Evangeliedienaar . .
Bij den doop...............
Bij bevestiging van lidmaten........
Bij het avondmaal............
By eene huwelijksinzegening........
Voorbereiding tot het Kersfeest, naar Jes. 40
Voorbereiding tot het Kersfeest .'.....
Kerspsalm, naar Jes. 9 ......... .
Op Jezus geboorte............
Het Lam Gods, naar Jes. 53.......
Op den Goeden Vrijdag. . ........
Jezus* opstanding. Gelooven zonder zien. Joh. 20
Op Jezus' hemelvaart...........
Op het Pinksterfeest...........
Uitbreiding der Kerk.....
Bede om uitbreiding en eenheid der Kerk. .
In donkere tijden.............
Kerkhervorming.............
^endelingslied..............
^{ndiyig onder de Heidenen........
246.
106 AAHWUZINO OEB GELEGENHEDEN, ENZ.
Gei.
Zending onder Israël...................247.
Bekeeriog van Israël ...... ..............248.
Lied voor zendelingen. . .....................249.
Bg de wisseling des jaars................350.
Ondejaarsarond............... . 251—253.
Aan den ingang des jaars......................254.
In de lente..................................255.
In den zomer................................256.
In den herfst...........................257.
In den winter ..............................258.
Op een' vaderlandschen gedenkdag ....... 359.
Zalig zijn de dooden, die in den Heer sterren. . 360.
Verlangen naar den hemel. ................261.
Heerlijkheid des toekomenden levens ...... 263.
Bnste Gods.............................363.,
AANHANGSEL VAN DEN VERVOLGBUNDEL,
BEVATTENDE KENIGE VERTAALDE KLASSIEKE! LIEDEREN.
Een vaste bnrg is onze God. Lnther ...... 364.
Bede om den Heiligen Geest. (Veni creator). Lnther. 365.
Uitbreiding der Kerk. Luther..................366.
Geloofsverbindtenis. Leo Judae..................367.
Vrees niet, gij klein kuddekei Gnstaaf Adolf. . 368. De hope der opstanding. Louise Henriëtte van
Brandenburg, geb. Prinses van Oranje .... 369.
B\j de nadering van het Kersfeest. Paul Gerhard. 270.
Op het krnis des Heeren. Paul Gerhard. ... 371.
Op het Pinksterfeest. Paul Gerhard........373.
Beveel den Heere uwe wegen. Paul Gerhard. . 373.
Op de vreemdelingsreis. Tersteegen. ...... 374.
GEZANGEN IN DEN VERVOLGBUNDEL, DIE OP DEZELFDE WIJZE WORDEN GEZONGEN. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
VAN DB
DER
GEZANGEN IN DEN VERVOLGBUNDEL.
(Vólgens opgave van den Secretaris der Alg. Synode.)
Gez. |
Gez. | |||
193. |
N. Beets. |
■ 215. |
R. Bennink Jans* | |
194. |
J. de Liefde. |
sonius. | ||
195. |
J. J. L. ten Kate. |
216. |
R, Bennink Jans- | |
196. |
J. H. Bok (naar L. |
sonius. | ||
C. Lentz). |
217. |
R, Bennink Jans- | ||
197. |
Petr. Moens. |
sonius. | ||
198. |
J. J. L, ten Kate. |
218. |
R, Bennink Jans- | |
199. |
P. Parson. |
sonius. | ||
200. |
W. A. Dwars. |
219. |
B, de Bosch. . | |
201. |
N. Beets. |
220. |
R. Bennink Jans- | |
202. |
J. J. L. ten Kate. |
sonius. | ||
203. |
J. J. L. ten Kate. |
221. |
W, H, Warnsinck | |
204. |
W. A. Dwars. |
Bz. | ||
'205. |
J. J. L. ten Kate. |
222. |
C. S. Adama van | |
206. |
J. J. L. ten Kate. |
Scheltema, | ||
207. |
B. ter Haar (naar |
223, |
W. H. Warnsinck | |
A. Kehrer en J. |
Bz, | |||
A. D. Molster. |
224. |
N. Beets, | ||
208. |
P. Parson. |
225. |
B, ter Haar. | |
209. |
J. J. L. ten Kate. |
226. |
R. Bennink Jans- | |
210. |
B. Bennink Jans- |
sonius. | ||
soniua. |
227. |
C. S. Adama van | ||
211. |
R. Bennink Jans- |
Scheltema. | ||
sonins. |
228, |
R, Bennink Jans- | ||
212. |
R. Bennink Jans- |
sonius. | ||
sonius. |
229. |
N, Beets, | ||
213. |
A. Francken. |
230. |
H. Tollens Cz. | |
214. |
R. Bennink Jans- |
231. |
R. Bennink Jans- | |
sonius. |
sonius. |
Gez. 251. 252. 253. 254. 255. 256. 257. 258. E. Bennink Jans- 263. sonius. 264. R. Bennink Jans^ 265. sonius. 268. E. N. Meppen, s 267 W. B. Veder. J. Scharp. J. J. L. ten Kate. ^ 274. J. J. L. ten Kate. 108 Gez. 232. 233. 234. 235. N. Beets. J. A. D. Molster. B. ter Haar. B. Bennink Jans-sonius. B. Bennink Jans-sonius. B. Bennink Jans-sonius. B. Bennink Jans-sonius. f. C. G. Withuys. B. Bennink Jans- 237. 239. 240. 241. 242. 243. 244. 245. 246. 247. 243. 249. 250. |
B. Bennink Jans-sonius. A. Francken. S.~ J. van den Bergh. P. A. de Génestet. B, ter Haar. B. ter Haar. B. ter Haar. B. ter Haar. S. J. van den Bergh. W. A. Dwars. H. van Alphen. M. P. Elter, geb. Woesthoven. J. J. L. ten Kate. J. J. L. ten Kate. -J. J. L. ten Kate. J. J. L. ten Kate. B. Bennink Jans-sonius. E. J. Potgieter. B. ter Haar. J. J. L. ten Kate. B. ter Haar. H. J. Koenen. B. ter Haar. B. ter Haar. HAAUUJST VAK DB DICHTKES KHZ. |
f BIBLIOTHEEK I NED. HESV. KERK
0\lt;Qgt;amp;c\SQ ^
Ém
BI8LIOTH££lt; NED. HERV. XËRK