VAN
TEGEN DE DOOR DE
DER
NEDERLANDSCIIE HERVORMDE KERK TEN JARE 1871 GENOMEN BESIUITEN,
BETREFFENDE
regeling van het beheer der kerkelijke goederen en fondsen bij de Hervormde gemeenten,
IN DE
Voorjaavszitling der Algemeene Synodale Commissie van 1872 ingediend
DOOR
Mr. A. van der LAAN,
Griffier der Staten van Friesland, toen lid dier Commissie.
TE LEEUWARDEN, BIJ
H. KUIPERS.
1873.
Reeds sedert 1848 en kort vooraf werd de zaak van eene herziening der Kerkelijke Organisatie door de Synode aangevat.
Het zakelijk register harer Handelingen van 4841— 1850 raadplegende, zal men daarin den geheelen loop van 't onderwerp, die aan de voorloopige vaststelling in 1850 van een Reglement op het beheer der Kerkelijke fondsen en goederen voorafging, kunnen zien. Reg. blz. 77, 79.
De Synodale Commissie van 1850 nam bij meerderheid als hoofdbeginsel aan: »de Kerk wordt bestuurd »door wetten en verordeningen,' die zij zich zelve «geeft, zoowel in hare stoffelijke als geestelijke be-slangen.quot;
Door Kerk werd hier kennelijk verstaan de Synode. Dus: »L'église c'est moi.quot;
Tegen dat beginsel stemden de president, deheeren van Hoorn van Durgh en Telling, die namelijk de woorden: «zoowel enz.,quot; als in het hoofdbestuur alle gezag concentrerende, niet wilden toelaten.
4
De meerderheid der Synode handhaafde 't beginsel harer bevoegdheid, om ook de stoffelijke belangen te reglementeren.
't Concept voor het beheer werd in 1850 provisioneel gearresteerd. Men kent er het lot van. 'tKwam wegens veelzijdig verzet niet tot stand.
De Synode was echter, na deze mislukte proef, niet gezind hare magtstoeëigening te laten varen.
In het Algemeen Reglement voor de Hervormde Kerk van 1852 kwam de bekende alinea van art. 65.
Nu de Regering de bij de goedkeuring van dit reglement gemaakte reserves heeft ingetrokken, komt de Synode weer voor den dag.
Ze heeft, meent ze, met de intrekking, nu de handen vrij. Art. 55 van 't Algemeen Reglement, 't welk vroeger nooit anders geïnterpelleerd is dan als alge-meene bestuursbelangen rakende, is haar wapen.
Hierin dwaalt ze. Had de Synode vóór de intrekking der reserves het regt van beheersregeling niet, ze heeft dat niet gekregen door de intrekking. Die intrekking was niets dan eene eenzelvige handeling der Regering, welke geen fons juris voor de Synode schiep. Ze hief het eeuwenoude onderscheid tusschen bestuur en beheer niet op. Ze bragt de zaak eenvoudig terug tot haar natuurlijken toestand.
De fameuse besluiten der Synode van 7 Augustus 1871 kwamen in de wereld, die intusschen alleen nog eene sententia declaratoria bevatten. Opmerkelijk is het, dat ze met eene betrekkelijke, niet groote meerderheid zijn genomen.
't Algemeen Collegie van toezigt wordt zoo maar aan
den kant gezet, — een Gollegie, let wel, welks Algemeen Reglement onder medewerking van zes afgevaardigde leden der Synode tot stand kwam en waarin een lid der Synode zitting heeft!
De Synodale Commissie heeft in hare najaarszitting van 1871 wijselijk begrepen, dat dergelijke onverhoed-sche aanval — hij moge van moed of liever van overmoed getuigen — 't oordeel van voorzigtig beleid niet medebrengt ; dat althans ernstige nadere beschouwing van het punt der bevoegdheid overweging verdiende,
lloe men ook over een en ander denke, te ontkennen valt niet, dat de Synode, handelende zoo als ze deed, eigenmagtig wil afbreken wat ze zelf mede opbouwde.
Maar de Synode is onbevoegd.
Bestuur en beheer zijn, van zelfs vóór de reformatie, in Friesland althans, altijd gescheiden geweest.
Dit punt staat in factis en in jure vast.
In factis, blijkens de geheele geschiedenis van het kerkelijk wezen.
In jure, omdat de verordeningen ter zake het beheer vroeger steeds van het politiek gezag zijn uitgegaan of niet anders dan met zijne medewerking tot stand kwamen.
Hoe komt dan nu de Synode eensklaps aan hare gestelde bevoegdheid?
Ze kan niet zeggen: meo jure, want ze was tot dus ver voor het beheer niet regtsmagtig.
Steunde de Kerkelijke Organisatie van 1816 op hare aanneming door de Kerk, dan is het ook volkomen waar, dat men die aanneming niet mag splitsen, maar
6
haar moet opvatten zoo als ze was, te weten met de in haar vervatte onderscheiding tusschen bestuur en beheer — art. 90. Hierop dient vooral te worden gelet.
Waarop grondt dan nu de Synode haar regt om, met terzijdestelling daarvan, autocratisch op te treden voor het beheer?
Hare interpretatie van art. 55 van 't Algemeen Reglement voor de Hervormde Kerk is eigendunkelijk, in strijd met den geheelen historischen loop van de zaak der kerkelijke goederen.
De toepassing van art. 55 op deze wijze heteekent ook niets, want zij is inderdaad het eenzijdig scheppen van een titel van gezag voor de gemeenten uit krachte eener bepaling, tegen welker toepassing in den nu verlangden zin in der tijd tal van gemeenten met kracht is opgekomen.
Doch men zegt: de gemeenten zijn integrerende gedeelten van de geheele Kerk als een universum. In dien zin en ook niet anders hebben ze autonomie. Zij zijn steeds onderworpen aan de algemeene voorschriften der Kerk.
Maar:
1°. Wie is hier Kerk? - de Synode? - Ik ontken dit ten sterkste.
2°. Genoemd stelsel berust inderdaad op eene theologische abstractie, eene tot het summum imperium leidende agglomeratie van gemeenten, die alle wezenlijkheid mist. 't Staat in verband met de vroeger in de leerboeken verkondigde onderscheiding tusschen zigt-hare en onzigtbare Kerk. 't Is zeer geschikt, om een
7
schijnwapen aan de Synode Ic geven; maar 't is onwaar. De gemeenten zijn op zich zelve staande cor-poratiën, die wel door den gemeenschappelijken band van één doel werken, maar zonder hare vrije medewerking niet zijn gebonden, wal betreft de administratie der plaatselijke kerkelijke goederen.
3°. Voor de Synode geldt het: tantum permissum quantum commissum. Haar commissum nu is geestelijk besturend, met inbegrip van wat daartoe onmiddellijk behoort, - niet verder stoffelijk beheerend. De magt tot dit laatste heeft ze nooit gehad en kan ze zich zonder medewerking der gemeenten niet verschaffen.
4°. De Synode dus handelende, zoo als zij doet, miskent ten eenenmale het democratisch beginsel, waarop de regeling van het beheer steunt - de vrije medewerking van de stemgeregtigden der gemeenten» De gemeenten zullen dit gewis niet gewillig gedoogen; men make zich daaromtrent geene illusiën.
5°. De Synode, handelende zoo als zij doet, misbruikt het woord Kerk. Hoe verschillend de opvatting van 'tbegrip daarvan moge zijn, zeker is het niet synoniem met Synode.
Doch men beweert, dat de Synode wel zoo moet, om de gemeenten met vrij beheer onder behoorlijk toezigt te krijgen. Het Algemeen Collegie kan ze niet daaronder brengen.
Maar kan zu het wel? Iets anders is het een reglement daaromtrent te vervaardigen, iets anders dat op verbindenden regtsgrond te bouwen en in verbindende uitvoering te brengen.
8
Zoo als nu de zaken slaan, is de meerderheid der gemeenten onder 't Algemeen Collegie. Er zullen meer onder komen. Maar gesteld, dit geschiedt niet, kan zu. Synode, de gemeenten dwingen?
Als zij daartoe jure zal kunnen handelen, dan moet zij geheel anders worden geconstitueerd, dan moet het stoffelijk element in haar, uit vrije verkiezing der gemeenten, vertegenwoordigd zijn.
Had nu de Synode reeds vóór of met het Koninklijk besluit van 9 February 1866 zich in geheel demo-cratisch-vrijzinnigen geest gereconstrueerd; had ze het clericaal element niet doen boven drijven; had ze uitgelokt en bevorderd de versterking van het leeken-element in haar, - wie weet, of dan geen amalgame van bestuur en beheer had kunnen ontstaan, mits met vrije medeiverking van de stenigeregtirjden der gemeenten. Maar dit is niet gebeurd. Integendeel, ze heeft zelf krachtig medegewerkt, om een afzonderlijk Algemeen Collegie van toezigt in 't leven te roepen.
Thans zij de Synode voorzigtig. Er verheffen zich reeds stemmen, die haar geheel tot het leeken-element willen brengen. Zie de beoordeeling door mr. van Ver-schuer van het werk van prof. Prins.
De Synode bewandelt hierbij een gevaarlijken weg, ook voor hare bestuurs-quotisatie. Het eene knoopt zich aan het andere, 't Onderzoek naar hare bevoegdheid in zake het beheer zal krachtig terugwerken op dat van hare magt in zake hel bestuur.
Quid, als gemeenten quotisatie weigeren?
'tls waar, er bestaat nog een reglement daaromtrent, vreemdsoortig door den Minister gecontinueerd;
9
maar de reglsgeleerde critiek zal hier ook niel uitblijven.
Hierbij komt, dat de zamenstelling der Synode allerongelukkigst is, alle stabiliteit van wetgeving mist, op een geheel abnormalen en geestelijk overheerschen-den grondslag berust; dat ze dringend hervorming behoeft.
Als men dit alles nagaat, dan heeft de Synode van 1871 kennelijk een grooten misstap begaan,
èn omdat ze totaal onbevoegd was tot haar besluit
van 7 Augustus 1871;
èn omdat ze daarbij tracht af te breken, wat ze zelf mede opbouwde: een zelfstandig ligchaam voor beheer en toezigt;
èn omdat ze, bij de vele gebreken, die haar eigen bestaan aankleven, bij het wankele zelfs van dat bestaan, ontijdig en stoutmoedig een uitval doet op een niet onder haar dadelijk gebied vallend terrein, bij wege van coup d'état;
èn omdat met zekerheid is te voorzien, dat de gemeenten zich daaronder niet gewillig zullen neêrgeven; èn eindelijk omdat ze daardoor den verwarden stand
van zaken wel verergert, maar niet verbetert. Maar hoe dan nu de gemeenten met vrij beheer onder den band van toezigt te krijgen?
Die gemeenten zijn niet te dwingen door een reglement, dat de Synode eigenmagtig in't leven wil roepen.
Wat in 1850 gebeurde zal weer gebeuren door zoo goed als algemeen verzet.
De eenige regtsgrond, welke hier kan worden geschapen, is die van de vrije medewerking der gemeenten
10
door slemgemjligden. De Synode hebbe in dit opzigt niet autocratisch te hevelen.
't Algemeen Collcgie heeft dit ook niet gedaan. Het heeft de vrijwillige toetreding van de aammerkelijke meerderheid der gemeenten gekregen.
Men zegt, dat die gemeenten weer kunnen terugtreden. 'tZij zoo; maar heeft de Synode magt om ze te binden? Zeer zeker niet, tenzij de gemeenten zelve eene beheersorganisatie aannemen, die haar den weg tot terugtred afsnijdt.
'tls waar, de wijze, waarop de Regering zich aan de beheersregeling onttrok, heeft de groote schuld aan den tegenwoordig gedeeltelijk ongeregelden toestand; maar klagten daarover baten niet. In dit opzigt bestaat fait accompli.
Wat moet er dan nu geschieden?
De Synode moet totaal gereconstrueerd worden. Ze moet ophouden meer een ligchaam te zijn met sterk sprekend geestelijk overwigt, dat wantrouwen bij de gemeenten wekt.
Het wereldlijk element moet, zoo niet geheel in haar bovendrijven, dan althans in overwigtig gehalte in haar worden vertegenwoordigd.
Is dat vooraf bevorderd door de vrije werking van stemgeregtigden, de vraag zal kunnen rijzen, of dan niet het Algemeen Collegie van toezigt zijne taak vervuld heeft als afzonderlijk ligchaam, - of dan niet bestuur en beheer onder één hoofdgezag kunnen komen, welke kerkelijke benaming men dan ook aan dat gezag wille geven.