DER
SEDEEDUITSCHE HERVORMDE GEMEENTE TE AMSTERDAM,
DOOR
EENIGEN VAN HARE PREDIKANTEN.
j. H. amp; G. VAN HETEREiNf.
GEACHTE MEDELEDEN.
De kerkeljjke toestand in ons midden, waarbij zoo gewichtige belangen op het spel staan, noopt ons een woord tot ii te richten.
Is het van ons bekend dat wij de zoogenaamde moderne beginselen voorstaan, wij vragen toch niet alleen gehoor bij hen die in denkwijze met ons overeenstemmen, quot;Wij richten het woord tot allen die, met de vrijheid des geloofs, ook het recht van bestaan der verschillende richtingen op godsdienstig gebied erkennen en waardeeren en die dit recht ook in den schoot van ons kerkgenootschap gehandhaatd willen zien.
Ernstig en hachelijk is de tegenwoordige tijd voor geheel de STederlandsche Hervormde kerk. Immers de strijd der beginselen dringt steeds meer tot een oplossing, die voor hare toekomst beslissend zal wezen. Greldt dit van geheel do kerk, het is mede en niet het minst van toepassing op onze Amsterdamsche gemeente, de grootste
4
in het vaderland en in wier midden het verschil der meeningen zich zoowel in de scherpste tegenstellingen als in al zijn schakeeringen openbaart.
Overeenkomstig Art. 23 van het Algemeen Reglement onzer kerk is de gemeente zelve geroepen geworden om, door middel harer gemachtigden, ouderlingen en diakenen te benoemen en predikanten te beroepen. Wij betreuren dit niet. Moge de wijze van uitvoering voor verschillende beoordeeling vatbaar zijn, wij blijven gelooven dat de zaak der waarheid het best wordt gediend waar de werkelijke toestand, en dus ook het verschil der meeningen, de meest getrouwe en volledige uitdrukking kan vinden en waar aan den strijd zijn vrij beloop wordt gelaten,
Intusschen, vele, zeer vele gemeenteleden in ons midden maakten tot dusver van hun stemrecht geen gebruik. Vooral de vrijzinnigen bleven, naar wij mee-nen, nalatig. Telt de gemeente omstreeks 15000 stemgerechtigde leden, dooreengerekend namen nog geen 5000 aan de stemming deel; en de verhouding van orthodoxen tot liberalen was, bij de laatst gehouden stemming, ongeveer als van 3300 tot 1300.
Gaat dat zoo voort, dan zal binnen weinige jaren het kerkelijk bestuur alhier geheel in handen der confessio-neelen zijn: zoowel de kerkeraad als de diaconie; het regentschap over het weeshuis en het oudemannen- en vrouwengesticht; de diaconie-scholen; het beheer over de kerkgebouwen, goederen en inkomsten der gemeente. Naar hoogere kerkelijke besturen zullen, voor zoover de Amsterdamsche invloed reikt, alleen confessioneelen worden afgevaardigd. De hoofdstad zal al het hare doen om ook het bestuur over geheel de kerk in de macht
5
der exclusieven te doen komen. Men bedenke wel waartoe dit alles leiden moet. Er zullen alzoo besluiten en bepalingen worden uitgelokt die aan de vrijheid in de kerk voorgoed een einde maken. Hier ter stede zullen inmiddels geen andere dan orthodoxe predikanten beroepen worden. De gelegenheid om een evangelieprediking te hooren of godsdienst-onderwijs te ontvangen in vrijzinnigen geest, zal allengs verminderen, straks geheel ontbreken.
Wenscht, wilt gij dat.' Keurt gjj dat in liet wezenlijk belang der gemeente?
Indien niet —, moogt gjj dan lijdelijk toezien waar dit alles niet slechts in de toekomst dreigt, maar reeds voor een goed deel begint verwezenlijkt te worden? Kunt gij het voor uw geweten verantwoorden indien gij bij dit alles werkeloos blijft en door uwe werkeloosheid-zelve helpt tot stand brengen wat gij veroordeelt, terwijl gij toch door uw toetreden tot de gemeente de verplichting hebt aanvaard om mede naar uw vermogen hare belangen te behartigen?
Ziedaar vragen, die wij u met den meesten ernst in overweging geven.
Wij maken er den confessioneelen in het minst geen verwijt van, dat zij voor hunnen invloed de uitsluitende heerschappij zoeken te verkrijgen. Integendeel, op hun standpunt kunnen, volgens hunne beginselen mogen zij niet anders. Wie toch meent dat de alleenzaligmakende waarheid krachtens een bovennatuurlijke openbaring eens
6
voor al omschreven en afgekondigd is, moet het er wel voor houden dat hij, door zich met andersdenkenden te vereenigen, een verdrag met dwaling en leugen zou sluiten. Wie geen andere Hervormde kerk erkent dan die hare aloude belijdenis als geloofsregel handhaven en er hare leden aan binden wil, moet ons wel beschouwen als zulken die ten onrechte onder die leden geteld willen worden.
Wij willen evenmin ontkennen dat de tegenwoordige stand van zaken in sommige opzichten aan de liberalen zei ven te wijten is; en wel deels, voor zoover vroegere illiberaliteit verbittering gewekt en tot verzet geprikkeld heeft — wij denken aan de soms tergende terugzetting van orthodoxen en met name aan het jarenlange verwijl met de invoering van hot der gemeente toekomende kiesrecht —, deels en vooral voor zoover veler onbeslistheid of onverschilligheid aan den confessioneelen ijver te ruimer baan heeft gelaten. Doch dit is slechts een reden te meer om hetgeen alzoo bedorven werd te herstellen en niet langer werkeloos te blijven, waar het de handhaving van zoo veelbeteekenende en ons heilige beginselen geldt.
Men versta ons wel! Men beschouwe dit woord niet als een noodkreet, als meenden wij dat de waarheid, dat de godsdienst zelf in gevaar verkeerde. !Neen! de godsdienst, wij weten het, is aan geen kerk, hoe ook genaamd, gebonden ; het waar geloof is boven den strijd van meeningen en partijen verheven. Het geldt hier slechts de Hervormde kerk, die nooit hoogere roeping kan hebben dan voor haar deel de zaak van waarheid en godsdienst te dienen. Bijaldien die kerk inderdaad, althans in liet overwegend meerendeel harcr
leden, zoozeer van het levensbeginsel van het protestantisme vervreemd bleek te zijn dat zij, den eonfessionee-len invloed volgende, tot den Roomscben leerdwang terug wilde koeren. dan zouden wij de gevolgen, waartoe dit leiden moet, getroost aanvaarden. Wij verlangen geen vereeniging, die slechts zou voortduren ten koste van waarheid en recht. Mocht het den confessioneelen gelukken maatregelen te nemen of uit te lokken waardoor ons geweten geweld werd aangedaan, wij zullen — het behoeft nauwelijks gezegd te worden — nooit onze overtuiging opofferen aan onze betrekking tot de kerk. Werpt deze ons uit, de nieuwe toestand zal dan nieuwe eischen stellen, waarin wij met alle gelijkgezinden alsdan zullen hebben te voorzien.
Doch zoover is het nog niet gekomen. En naar onze overtuiging mogen wij het daartoe ook niet laten komen, zonder dat wij al het onze hebben gedaan om zulk een uitkomst te verhoeden. Vergunt ons u kortclijk te zeggen waarom wij dit onzen plicht achten.
Ons recht in de kerk; de betrekking die wij op haar gevoelen; de geestelijke voordeelen aan hare instandhouding verbonden; de roeping die wij jegens haar te vervullen hebben, dit alles weegt ons op het hart, en wij meenen dat het ook u verplichtingen oplegt die u heilig moeten zijn.
Ons recht in de eerste plaats. Hoort men van con-fessioneele zijde niet zelden van »do gemeentequot; gewagen als waren het alleen de orthodoxen die haar uitmaakten, men miskent alzoo wat toch voor ieder openbaar is. Ook wij, ook wij hebben ons lidmaatschap langs wettigen
weg verkregen, en wel zonder dat ons daarbij voorwaarden zijn gesteld die onze christelijke vrijheid zouden binden. Onze kerk heeft bij monde van hare officieele vertegenwoordigers, hoe weifelend vaak hunne houding mocht wezen, toch bij herhaling en openlijk uitgesproken, dat zij geenszins gezind was om de vrije niting ook van uiteenloopende overtuigingen te verbieden of te verhinderen. Ja, ons recht heeft nog dieper en vaster grond. Onze Nederlandsche Hervormde kerk wil toch zeker vóór alles een christelijke zijn en een protes-tantsche; zij verklaart dat zelve in hare statuten luide en nadrukkelijk. Nu dan, de zegepraal der zuiver-christelijke, der echt-protestantsche beginselen met al ons vermogen te bevorderen, dit en niet anders dan dit is het wat wij zoeken en bedoelen. Wij beweren dus vrijmoedig, dat men, door ons uit de kerk te drijven, zoowel in wettelijken als in zedelijken zin onrecht zou plegen.
Doch niet enkel om de handhaving van een goed recht is het ons te doen. Wij gevoelen ook betrekking op onze Hervormde kerk; en wij, juist wij hebben daar reden toe. Zij was en is toch in menig opzicht een te waardige en krachtige vertegenwoordigster van het pro-testantsche christendom; zij heeft voor het groote beginsel der gewetensvrijheid, met name in vroeger dagen en naar het toen gegeven licht, te veel gedaan engeleden; wij hebben te veel aan haar te danken, dan dat wij haar anders dan uit nooddwang zouden kunnen prijsgeven aan een invloed, die haar het schoonste kenmerk van haar verleden wil doen verloochenen.
Wij willen al verder niet uit het oog verliezen dat onze kerk, en in het bijzonder onze gemeente, buiten de
9
confessioneel en tal van leden telt, die, ofschoon in onze zienswijze niet deelende, ja misschien nauwelijks tot de vrijzinnigen zich rekenende , toch evenmin of nog minder met de eigenlijk gezegde orthodoxen willen medegaan. En nu verhinderen niet alleen onze beginselen ons niet om ook met andersdenkenden vereenigd te blijven, maar wij houden het er voor, dat het samenzijn en samenwerken vooral met de zoo even genoemden wederzijds groote voordeelen oplevert, die wij niet lichtvaardig mogen opofferen. Elke richting heeft hare eigene verdiensten , maar ook hare eigenaardige eenzijdigheid. Daarom kunnen juist zij die onderling verschillen, mits zij elkander waardeeren, elkander nuttig zijn. — Doch er is meer! Men vergete toch vooral niet, welk een macht in den lande onze Hervormde kerk nog altijd vertegenwoordigt, hoe grooten invloed zij uitoefent op den volksgeest en geheel het maatschappelijk en staatkundig leven. En wij zouden ons wettig deel aan die macht en dien invloed voor niets achten? Wij zouden ze door onze nalatigheid geheel of grootendeels overgeven in de handen van hen die, naar onze overtuiging, bijgeloof voeden en schier op ieder gebied, in naam van het goddelijke (zooals het heet), de vrije ontwikkeling van het menschelijke belemmeren? Men klaagt, en helaas! nietten onrechte, dat de kerk de ware verlichting dikwijls meer in den weg gestaan dan bevorderd heeft. Maar zal zij dat minder doen, wanneer de vrijzinnigen zich van haar afkeeren? Neen! de kerk zal niettemin blijven en slechts te armer worden aan hetgeen haren invloed ten goede keert. Daarom willen wij de gelegenheid aangrijpen, die ons nog altijd in haar openstaat, om dien waren ernst, die vrije vroomheid
10
aan te kweeken, die liet licht niet schuwt maar liefheeft en een gezonde volksontwikkeling in de hand werkt.
Eindelijk: wij gevoelen diep en erkennen volmondig, dat onze kerkelijke inrichting in menig opzicht hervorming behoeft. Maar zal het daartoe komen, dan moeten juist de voorstanders van ontwikkeling en vooruitgang hier een roeping erkennen, waaraan zij allerminst zich mogen onttrekken. En evenmin mogen zij vergeten dat, gelijk iedere, zoo ook deze hervorming gewis het best wordt verkregen, wanneer zij langs geleidelijken weg en door veler samenwerking tot stand komt. Wij mogen niet voorbarig iets nieuws in het leven willen roepen, maar hebben integendeel al het mogelijke te doen opdat het betere zich ontwikkele uit het bestaande.
Of wij in deze beschouwingen recht hebben, hierover roepen wij uw eigen oordeel in. Maar indien gij met ons instemt, dan behoort ieder uwer, wien godsdienst, christendom en protestantisme ter harte gaan, mede in onze Hervormde kerk belang te stellen en van die belangstelling te doen blijken.
Met aandrang wekken wij u daartoe op. Met ernst verzoeken wij u, maakt gebruik van uw stemrecht.
Voor zoovelen gij wel stemgerechtigd zijt, maar nog niet als zoodanig erkend, verzuimt niet langer u aan te geven. De gelegenheid zal u eerlang wederom openstaan. Van 27 tot 31 Maart kunnen de daartoe dienende formulieren aan de verschillende kerkgebouwen worden afgehaald. Van 3 tot 5 April moeten zij daar worden ingeleverd.
11
Op den tweeden Dinsdag in de maand Mei zullen de stemgerechtigden te beslissen hebben over de vraag: of zij het recht tot verkiezing van kerkeraadsleden, gelijk tot dusver, zeiven door middel van een kiescollege willen blijven uitoefenen, dan of zij, voor de volgende tien jaren, den bestaanden kerkeraad daartoe willen machtigen.
Zal die beslissing van grooten invloed zijn, dat zjj niet zonder u genomen worde! Helpt de thans gevolgde wijze van verkiezing in stand houden, opdat wij niet andermaal in de ongerijmdheid vervallen van een zich-zelve verkiezende vertegenwoordiging. In dezen tijd van verwarring en worsteling is het meer dan ooit wenschelijk en noodig dat de stem der gemeente gehoord en steeds duidelijker gehoord worde.
Nog eens, wij wenschen en bedoelen niet anders dan waarheid ook in onzen kerkeljjken toestand, opdat liet rijk der waarheid, opdat het Godsrijk ouder ons kome. Is dat doel ook liet uwe, zijt dan getrouw elk in het hem aanbevolene. Anderen door allerlei kunstmiddelen naar de stembus te drijven, achten wij beneden ons. Ieder moet in dezen handelen uit overtuiging. Maar hebt gij een overtuiging, dat die zich ook in handelen openbare!
Met achting noemen wij ons
Uwe dienaren,
F. W. B. VAN BELL. PH. R. HUGENHOLTZ. T. MODDERMAN Az.
H.P. BERLAGE. P. H. HUGENHOLTZ J*. F. C. A. PANTEKOEK.
G. VAN GORKOM, L. S. P. MEYBOOM. J. P. STRiCKER.