RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
^ i
HANDBOEKJE VOOR D£ LEDEN.
DER
V1EUDB DilUK,
j -i
UITGAVE VAN
J. B. VAN'-^'EES, Jr.quot;, Boekhauclelaar to Utreolit.
IMPRIMATUB.
Enter. Pro/. Libr. Ccus.
quot;iauoTHEEK obr' POCSUNJ VERS/TE JT
I.
GEVOELENS
VAN BEN
B, AlPDONSÜS IIAItIA DE LiGDORI,
OVER DE
//Ten tijde van Noë,quot; zegt deze heilige en geleerde bisschop, ,/verslond de zondvloed alle volkeren //slechts acht personen konden zich redden met in i/de ark te vluchten: in onze dagen is de aarde //QTerstroomd door een vloed, niet van wateren, //maar van zonden, die eene menigte zielen in het //verderf storten.quot; Om de geloovigen tegen dit ongeluk te. beveiligen, heeft de Kerk godvruchtige Vereenigirigen daargesteld, die men als zoo vele arken kan beschouwen, waarin de personen, die in de wereld leven, een veilig toevluchtsoord vinden tegen de vijanden hunner ziel. Overtuigd van haar groot nut, hebben de Pausen van Kome haar met vele gunsten en aflaten verrijkt, en hebben de bisschoppen alles in het werk gesteld, om die in hunne diocesen op te richten en te verspreiden. De heilige rranciscus vaa Sales (Inleiding, d. 2 h. 15.) drong
4
met klem bij de geloovigen aan, opdat zij er deelge-nooten van zouden worden, en de heilige Carolas Borrorneus verlangde, dat al zijne priesters hunne onderhoorigen zouden overhalen, om zich te doen inschrijven, dewijl die Vereenigingen zekere wegen zijn, om het pad der deugd te bewandelen. Van het gewicht dier geestelijke Vereenigingen ben ik tijdens de missiën overtuigd geworden, daar ik menigmaal ondervonden heb, dat die personen, uit welken deze waren samengesteld, gewoonlijk de onschuldigste en deugdzaamste varen. Ook wanneer mij iemand in
•• T
de wereld vraagt, wat hij moet doen om zijne zaligheid te verzekeren, raad ik hem aan lid eener Ver-eeruging te worden , waar een priester geestelijke conferenliën geeft, omdat zij is; „de toren van David, waaraan duizend schilden hangen, met alle soorten van wapenen voor de dapperste lcrij(jsliedenH (Hoog. IV, 4), dat wil zeggen: dat zij een middel is van zaligheid, die alle andere, zelfs het onfeil-baarste , insluit; zoodal een lid van zu'k eene \'er-eeniging op zich de woorden der Wijsheid kan toepassen (Vil, 11:) al de goederen zijn ■mij met haar ioerjeJcomen. In der daad, het is een groot middel van zaligheid voor een' mensch der wereld, dikwijls het woord van God te hooren. De heilige Vaders gaan zoo ver, dat zij hen, die dit zouden verachten, voor verloren houden, omdat de schapen van Jezus Christus het heilig woord met vermaak hooren,
5
volgens deze uitspraak van den Zoon Gods: „mijne | schapen Jworen yaarne. mijne stemquot; (tl. Joan. X, 27). flet vergeten der eeuwige waarheden, is oorzaak van den ondergang der zielen, aegt de profeet Jeremias (XII, 11): de verwoestiny heeft zich over de aarde verspreid, omdat niemand zijn hart opent voor de gedachten der zaligheid. Doch zij, die de geestelijke Vereenigingen bijwonen, kunnen niet in dit ongelukkig verzuim vervallen; ds conferentiën de onderwijzingen, de preken, welke zij hooren, bewaren hen daarvoor.
Een tweede middel ter zaligheid is het gebed. Het gebed is voor hen, die tot de jaren van verstand gekomen zijn, onmisbaar om zalig te worden; hij die bidt, wordt zalig; hij die nieÊ bidt, gaat verloren. De uitverkorenen zijn alleen in den hemel gekomen, omdat zij gebeden hebben; en de verdoemden zijn alleen daarom verloren omdat zij verzuimd hebben te bidden. Om den hemel te verkrijgen, moet men hem vragen; vraagt en gij zult verhrijgen, zegt Jezus Christus (Joan XVI, 24). Dit doen de leden der Vereenigingen, en God verhoort hen te spoediger, l omdat Hij zelfs belooft heeft zijne genade vooral aan fc hen te schenken, die vereenigd bidden, volgens deze woorden : indien twee van u zich vereenigen, om eene genade aan mijnen Vader te vragen, xveest verzekerd dat Hij die zal geven (H. Math. XVIII, 18), Waarbij de H. Ambrosius voegt: indien vele zwakken zich
6
vereeuigeu, dan maken hunne vereenigde krachten dikwijls eene oiiverwinlijke sterkte uit, omdat deze één is.
Ten derde, de geestelijke Vereenigingen maken het menigvuldig gebruik der heilige Sakramenten gemakkelijker, hetzij uithoofde der vastgestelde regels, hetzij uithoofde der goede voorbeelden, die men gedurig voor oogen heeft. Welnu, de Communie is een hemelsch brood, dat het leven der ziel bewaart. Dit is de leer van de Kerkvergadering van Trente die het heilig Sakrament des Altaars noemt; een tegengift, dat ons van de dagelijksche zonden verlost, en ons van de doodzonde bevrijdt. (Zitting
Behalve het menigvuldig gebruik der Sacramenten worden in de christelijke vereenigingen nog eene menigte godvruchtige oefeningen gehouden, als liefdewerken jegens de arme of lijdende medebroeders, en die nemen het hart van God in.
Eindelijk worden de leden der Vereenigingen vooral die de heilige Maagd Maria bijzonder vereeren, met genoden overladen door deze heilige Moeder die de uitdeelster is der hemelsche gunsten, volgens, deze woorden, welke de heilige Iverk op Maria
toepast: hij mij zijn ctlle schatten, opdat Ui Jien veTfijke,
die mij quot;beminnen (Roek der Spreuken. AH, 21). Van daar dat de heilige Bonaventura ons zegt; Hij, die de gunsten van Maria wint, wordt door de Engelen
van het paradijs erkend, en liij, die in zich het teeken van kind van Maria draagt is opgeschreven in het boek des levens. Dit moet bijzonder van hen verstaan worden , die leden zijn van Vereenigingen, waarin de heilige Maagd vereerd wordt; en men kan zeggen, dat ingeschreven te zijn in de registers van die Vereenigingen hetzelfde is, als ingeschreven te zijn in het boek des levens, zoodat niets meer noodig is, dan te volharden met die bij te wonen , en er de regels van na te leven.
Ieder lid moet zich dus bovenal twee voorwaarden opleggen: de eerste van in de Vereeniging opgenomen te worden , alleen om zich aan de dienst van God en Maria toe te wijden, en daardoor den hemel te verkrijgen; do tweede, van nooit zonder groote noodzakelijkheid en zonder voorkennis van den Bestuurder, uit de bijeenkomst te blijven. Dat hij vervolgens zijn best doe zooveel personen als mogelijk is voor de Vereeniging te winnen , als ook om hem te weerhouden, die op het punt zoude staan de Vereeniging te verlaten; want, ik herhaal het, zij , die in den dienst van Jezus en Maria volharden , zullen met geestelijke en dikwijls met tijdelijke weldaden overladen worden. Pater Auriem-ma haalt een groot getal voorbeelden aan van gunsten , waarmede Jezus en Maria hunne dienaren begunstigen (deel 2 kap. 4.) Pater Grasset verhaalt van een' persoon , die lid was eener Vereeniging,
8
eu die de laatste oogenblikken van zijn leven lievig ] te strijden had tegen de vijanden zijner zaligheid.
//O, riep hij zegenvierend uit, wat is het goedJezus 1
en Maria in eene Vereeniging gediend te hebben!'' j
En zoo stierf hij vol vrede en troost. De hertog (
van Popoli zeide stervende aan zijn' zoon; //Mijn ]
zoon, als ik in mijn leven eenig goed gedaan heb, (
dan ben ik dit verschuldigd aan de Vereeniging, 1
waarvan ik lid ben; ik laat u geen rijker fortuin (
na, dan de Vereeniging van Jezus en Maria; ik i
ben trojseher, daarvan lid te zijn geweest, dan wel i de hertogelijke kroon gedragen te hebben.^
Daar de Paters van de Congregatie dos Allcrhei» \
ligsten Verlossers in de gevoelens deelden van huilquot; 1
nen heiligen Tnsteller, richtten zij, met het doel om ]
de heilige Familie Jezus, Maria, Jozef te vereeren, ]
in 18 tO , in hunne kerk te Luik, eene geestelijke e Vereeniging op, onder den titel van de heiligg
Familie ; om door deze aan de mensehen van goeden i
wil, maar voornamelijk aan de werklieden, een heil- (
zame gelegenheid te verschaffen, om met zekerheid ^
den weg der godsvrucht en der deugd te bewan- i
delen, door middel van het woord Gcds , van het i
gebed, van het menigvuldig gebruik der heilige i
Sakramenten, der goede werken, van do godsvrucht £
tot de allerzaligste Maagd Maria, van het zingen t van psalmen en van geestelijke liederenwelke de
II. Alphonsus eu de heilige vaders met zoo veel (
9
nadruk aanbevelen. //O, liet is goed,quot; zeide de H. Bornardus, God te verheerlijken door het zingen van psalmen en geestelijke liederen!quot; Worden wij gevoed en gesteikt door het gebed, wij worden ook aangemoedigd en verblijd door het zingen dev psalmen. Het is in den kerkelijken zang, dat de droevige zielen vreugde, de afgematte geest verkwikking, do lauwhartigen een begin van vurigheid de zondaren genegenheid tot berouw vinden. Hoe versteent het hart van den wereldling ook moge wezen, wanneer hij een schoon psalmgezang hoort, voelt hij altijd tea minste eeno beginnende liefde voor de zaken van God. Men vindt er zelfs die tranen van berouw en bekeering storten op het hooren zingen van psalmen, waarnaar zij gingen luisteren , alleen om eene natuurlijke voldoening te smaken.quot;
//O Heer \quot; roept de H. Augustinus uit, //wat heb ik geweend bij het hooren zingen van uwe lofzangen en van uwe liederen ! o hoe vele hevige ontroeringen brachten die zachte stemmen uwer Kerk in mij niet te weeg ! Op hot zelfde oogenblik, dat die stemmen mijne ooren binnen drongen, doordrong uwe waarheid mijn hart, en daaruit werd uwe liefde geboren , die mij bezielde en ontvlamde ; ik stortte tranen, en ik was gelukkig, die te storten.quot; De Vereeniging van de heilige Familie is dan bestemd, om aan de menschen van goeden wil, en voorname-
10
lijk aan de werklieden hunne zaligheid te verzekeren. Maar zou men ook niet moeten zeggen, dat zij hun op deze aarde reeds het geluk moet bezorgen, omdat zij de vrede en blijdschap doet smaken van een goed geweten; omdat zij het lijden verzacht met hun hoop te geven op het toekomende geluk, en dikwijls zelfs in de schoot der familie den welstand terugbrengt; want menigmaal is de ellende het gevolg der wanorde. Zoo is dan het doel van deze Vereeniging middelen te verschaffen , om als goede christenen, als voortreffelijke jouge lieden of als uitmuntende huisvaders te leven, en daardoor aan den Staat goede burgers, aan de Kerk volmaakte christenen en aan den Hemel uitverkorenen zielen te geven.
God liet niet na, spoedig bewijzen te geven, dat Hem dit werk welgevallig was, Ilij bekroonde het met een' opgang, die alle verwacliting te boven ging, en die Zijno Doorluchtige Hoogwaardigheid, den bisschop van Luik, overhaalde, om het kerkelijk op te richten. Van dien tijd ondervond de Vereeniging eene waarlijk verbazende uitbreiding, want nauwelijks waren er eenige maanden verloopen, of zij telde zeven tot achthonderd leden. Een werk, dat zulk een goddelijk kenteeken had, kon nooit verborgen blijven; de groote vruchten, welke het droeg, kwamen ter kennis van den Opperherder der Kerk, en Pius IX, die nieuwe belijder van het Geloof, nam
11
he onder zijne hooge besclierming, verrijkte het met bijzondere aflaten, en gewaardigde zich door gene buitengewone gunst het te verheffen tol Aartsver-eeniging of Aartsbroederschap, terwijl hij liet ter zelfder tijd de macht gaf, om andere Vereenigingen , onder denzelfde naam en met hetzelfde doel opgericht, in zijn schoot op te nemen.
13
w
van het broederschap der heilige familie st
bi
v£
A
Art. 1. Het doel van de Vereeuiging is de ver- di eerirtg van de heilige Eamilie Jezus, Maria., Jozef, v: die drie personen, welke zoo dierbaar zijn aan liet gc hart van God; en aan de katholieken van eiken ouderdom , van beide geslachten, van iedere betrekking di eene heilzame gelegenheid te verschaffen, om met éc zekerheid deu weg van het goede en der deugd te ai bewandelen, lu Art. 3. De middelen bij de Vereeniging in ge- d( bruik. om het edele en nuttige doel, dat zij zich voorstelt, te bereiken, zijn : /iet nehecl, de prediling k( van het woord Gods en het menigvuldig naderen tot B de heilige Sacramenten. te Art. 3. De Vereeniging is onder het gezag en w onder de bescherming gesteld van den bisschop Lk van het diocees, waar deze is opgericht.
13
Art, 4. De Vereeuiging wordt in het algemeen bestuurd door den tijdelijkeu Pastoor der Parochie waar het Broederschap gevestigd is, of door eecen door hem benoemden Priester.
Art. 5. Zij wordt verdeeld in afcïeelingen, bestaande uit een zeker getal leden.— Iedere afdeeliüg wordt onder de bescherming gesteld van eeu' heiligen imtroon, — Aan het hoofd van iedere afdeeling bevindt zich een FrejeM, door den bestuurder gekozen. De prefekt heeft eenige plichten te vervullen van liefde en zorg , welke hem worden opgelegd.— Aan den prefekt wordt eeu Onderprefekt toegevoegd, die uit dezelfde afdeeling gekozen wordt; de plicht van dezen is , don Prefekt bij te staan en hem in geval van afwezigheid te vervangen.
O O
Art. G. De bestuurder van de Vereeuiging kiest daarenboven ouder de leden, die haar uitmaken, één of meer Secretarissen, als ook de andere be-arnbten, aan welke de Congregatie behoefte zoude hebben, fiij kan dezen naar willekeur door anderen doen vervangen.
Art 7. De vereeuiging van de heilige Familie komt éens in de week bijeen, op den dag door den Bestuurder bepaald. Deze bijesnkomsten worden toegewijd aan het gebed en het aanhooren van het woord Gods ; het is eeue algemeeue afwisseling van het eene- en het andere.
Art. 8. Tedere afdeeling moet in de kerk van de
Vereéniging de plaats innemen, die aan haar is on
aangewezen, en ieder lid van de Congregatie het afc nummer bewaren van de afdeeling, waarin hij ge-
plaats is, ten minste voor zoo lang de bestuurder dej
ihem geene andere plaats aanwijst. hem geene andere plaats aanwijst. aai
Art. 0, De leden van de Vereeniging moeten zich vai
wel overtuigen dat zij allen kinderen zijn van de Con- toe
gregatie van de heilige Familie, en bijgevolg Iroeders, dil-
onder wie de hartelijkste liefde moet heerschen. Dat te
zij dus weten, dat er geen onderscheid bestaat He
tusschen de afdeeling, waarin zij geplaatst zijn, want be
de laatsten zijn zooveel als de eersten, en de eersten de
Deze quot;rangschikking, waaraan men veel gewicht stu
moet hechten , is eene noodzaJcelijJce voonoaarde voor Da
de instandhouding der goede orde in eene talrijke Co
Congregatie, die zonder dit middel niets anders zoa uu
zijn dan eene groote verwarring. ter
Art. 10. De oefening van godsvrucht , die ge- dei
woonlijk in de bijeenkomsten zullen gehouden wor- sel
den, zijn: de Litanie van de heilige Familie; het te geled, Gedenk o goedertierenste Maagd; een gedeelte
van hef rozenhoedje ; het onderzoek van geiveten; dc bei
geestelijke communie; de aanroeping van de heilige hei
Fatronen des jaars en van de afdeeling en. De bijeen- hie
komsten worden gesloten met het geven van den me
aegen met het heilig Saerament. vei
Art, 11. Men kan zich van de bijeenkomst niet lev
15
onthouden, zonder den Prefekt of onderprefekt de|-afdeeling er van verwittigd te hebben.
Art, 12, Iedere Prefekt, vergezeld van zijn Onderprefekt , moet ééns in de maand, op den hem aangeduiden dag, aan den Bestuurder rekening geven van de afdeeling, die aan zijn liefderijke zorgen is toevertrouwd. Hij moet hem bekend maken, hoe dikwijls iemand, zonder reden en zonder voorkennis te geven , van de bijeenkomsten afwezig is geweest. Het wordt vervolgens aan het oordeel van den bestuurder overgelaten , of men de in gebreke zijnde leden buiten de Vereeniging moet sluiten. De Sekretarissen vereenigen zich insgelijks met den Bestuurder op een gestelden dag van iedere week. — Daarenboven vereenigen zich alle beambten der Congregatie viermaal in het jaar, op een bepaald uur van den Zondag , die onmiddeliik op den quatertemper volgt, om samen te bidden, en om van den Bystuurder onderrichtingen te ontvangen, die geschikt zijn om den ijver van de geheele Congregatie te onderhouden.
Art. 13. Hij, die in de Vereeniging met eene bediening belast is, zal, indien hij de uitgestrektheid van zijne plichten begrijpt, wel verre van hieruit een reden te trekken, om zich boven zijne medebroeders te verheffen, integendeel zich meer verplicht gevoelen, om hen door een voorbeeldig leven , maar vooral door eene stiptere naleving der
16
regels en verordeningen van de Congregatie, te : sticliten,
: Art. 14. II ij, die zou verlangen in de Congre-] gatie van de heilige Pamilie opgenomen te worden , 1 moet zich door een lid van gezegde Vereeniging of door eene ander aanbevelenswaardig persoon doen i aanbieden aan den Bestuurder, die, na over zijne i zeden, over zijne woonplaats en over zijne betrekking
lt; ingelicht te zijn, hem tot de beproeving zal kunnen J toelaten.
1 Art. 15. I\Ta den proeftijd, die onbepaald zal duren ( en afhangen van het goede gedrag, als ook van de vlijt, i waarmede hij, die verzoekt aangenomen te worden,
de bijeenkomsten bijwoont, zal hij zijne p/echlirje i intrede doen in het BroedexscJiap, door het ont-
lt; vanyen der Saleraménten, door de aide van opofle-
lt; ring aan Jezus , Maria , Jozep. Daarna zal hem 1 eene akte van aanstelling als lid van het Broederschap
gegeven worden.'— Baarenboven krijgt hij het recht i om het onderscheidingsteeken te dragen, dat eigen c is aan het Broederschap.
t Art. 17. De verplichtingen, welke de leden der ( Vereeniging op zich nemen, zijn verplichtingen ge-g heel van liefde; in het algemeen moeten zij als goedo i christenen als voortreffelijke jonge lieden, of wsi
1 als uitmuntende huisvaders leven. De gevaarlijks
2 gezeldschappen . het lezen van slechte boeken of dagbladen de gevaarlijke speelplaatsen en alles wat
17
hen tot zoude zoude kunnen brengen, moeten zij altijd vermijden.
In het bijzouder zullen zij iederen dag, behalve het vervullen der plichten van een goed christen nog 1. iederen morgen de werken van den dag aan Jezus Maria, Jozef opofferen, en deze opoffering van tijd tot tijd door den dag vernieuwen: 2 's avonds moeten zij hun geweten onderzoeken en de yeestelijhe communie doen.
Art. 17. Als een der leden ziek wordt, moet hij hiervan kennis geven aan den Bestuurder, opdat deze dit doe weten aan de medebroeders, die allen en altijd in elkanders, lijden moeten deel nemen, en slechts één lart en ééne ziel uitmaken, gelijk de eerste geloovigen van het christendom. Men zal hen alle aan de liefde, aan de kostelijke liefde mosten kunnen onderscheiden, en nadat zij elkander in het leven bemind hebben, zullen zij elkander beminnen na den dood; want de Vereeniging zal een lijkdienst doen verrichten voor ieder lid, dat tot aan don dood in de Congregatie zal volhard hebben.
Art. IS. De heilige Patronen van het jaar worden aan elk lid door het lot toegewezen, in de bijeenkomst die onmiddelijk den eersten Januari voorafgaat.
1.) De verplichtingen, welke een Prefekt by tie aanvaarflins; zijner bpdie-ning op zich neemt, kunuen naar den geest tier otatuioa tot de volgende gebracht roïden,-
3
18
Art. 19, Het Feest van den titel der heilige Familie, dat ook het Patroonfeest is vau het Aartsbroederschap, is bepaald op den tweeden zondag
1°. De Prefekt wake zorgvuldig op de gotrou-n-c nakoming der regels in zijne afdeeling; hij traohtc steeds hare leden daartoe op te wekken door een voorzichtigen eu lief-devollen ijver.
So. Hij zorge ook voor do handhaving dor eenmaal bepaalde raugsohikking en plaatsing van de leden zijner afdeeling. Hij kan zonder uitdrukkelijk verlof van den Bestuurder hierin nimmer eene verandering maken.
3°. Den Prefekt is tevens opgedragen eene nauwkeurige aanteekening te houden van namen, voornamen, beroep en woonplaatsen der leden zijner afdeeling, en den Bestuurder keunis te geven van de verhuizingen, beroepsveranderingen , enz.
4°. Mede wordt den Prefekt dringend aanbevolen, mot de meeste nauwgezetheid op een daartoe ingerichte lijst aan te teekenen, wie der leden met of zonder voorkennis, -waarvan in art. 11, de wekelijksche bijoenkomstea niet heeft bijgewoond, als ook wie zonder eenige gegronde redenen bijna altijd den lijkdienst verzuimt.
5quot;. Is de onderlinge liefde den Broeders algemeen voorgeschreven , (art. 9) veel meer zij het den Prefekt jegens de leden zijner afdeeling; daarom vorzuime hij niet gedurende het jaar hen nu eu dan te bezoeken, vooral ir. ziekte of andere rampen.
Cquot;. Wil do Prefekt of Onderprefekt op eene waardige en voor den hemel verdienstvoile wijze zijn ambt waarnemen, dan geve hij aan de leden zijner afdeelingeu het voorbeeld van een oprecht christelijk eu deugdzaam laven, in het bijzonder dat eener stipte nakoming van de statuten der broederschap.
19
van Juli — op den feestdag heeft gewoonlijk plaats de algemeene Communie en de plechtige aanneming der leden van de Yereeniging door akten van opoffering aan Jesus; Maria, Jozef.
Art. 20. De overigen feesten van het Aartsbroederschap zijn; Be maandag van Tiniest erf/n, het fees/' van de oprichting der Congregatie (op dezen dag vernieuwt men plechtig de doopbeloften), het feest van de Onbevlekte Ontvangenis, de dag waarop de Congregatie van de plaats harer opkomst werdt overgebracht naar de kerk van Onze Lieve Vrouw van de Onbevlekte ontvangenis.
Be zondag na den 7 April, het feest van de kerkelijke oprichting der Yereeniging door Mgr. den Bisschop van Luik, in het jaar 1845, ~ de feesten van Kersmis, — Driekoningen, — de Opdracht van Christus in den tempel, — de vlucht naar Egypte (4dei1 zondag van April), — van Paschcn, Onzes Heeren Hemelvaart. — Heilige Sakramentsdag het heilig Hart — den allerheiligsten Verlosser (3den zondag van Juli), —• van Kruisverheffing,
7o. Volgens art. 5 is aan den Onderprefekt opgedragen, zijnen Prefekt bij te staan en in geval van afwezigheid te vervangen. Do Onderprefekt kan dus zonder voorkennis van den Prefekt nooit ambtshalve niet de loden zijner afdeeiing spreken of ze bezoeken. Evenwel is het den Prefekt hoogstens aan te raden zijnen medehelper in de vervulling zijnar plichten te doen doelen,
20
Maria Geboorte, Hemelvaart, en Onze Lieve Vrouw
der 7 Smarten (vrijdag na Passie-zondag en 3® zondag van September), — van den heiligen Jozef en der bescherming van den heiligen Jozef 3iei1 zondag na Paschen), •— van den H. Michaël, — van den H. Gabriel, — van de heilige Engelen-Be-sraarders, — van de heilige Petrus en Paulus, — van den 11, Alphonsus Maria de Liguori, — van den H. Carolus-Borromeus, van de H. Theresia, — van de heilige Juliana van Carnillon — van Allerheiligen, en Allerzielen.—
Ieder lid der Vereeniging behoort met ijver de Maand van Maria le vieren.
Eindelijk is de dag van den heiligen Fafroon van het jaar voor ieder lid een feestdag, zoowel als het feest van den Beschermhe-ilige der Afdeelmj de afdeeling in het algemeen.
Art. 21. De leden zullen op de verschillende feestdagen de oefeningen, bij de Vereeniging in gebruik vervullen, zonder evenwel verplicht te zijn zich van hun gewoon werk te onthouden; indien deze feesten op een werkdag vallen, worden zij altijd uitgesteld tot den eerstvolgenden zondag.
Art. 22. Ieder lid wiens gedrag berispelijk is, en dat, niettegenstaande do herhaalde vermaningen van den geestelijken Bestuurder, zich niet wil verbeteren, moet buiten de Vereeniging gesloten worden.
Art. 23. Indien andere regelen en verordeningen ,
T
21
in vervolg van tijd, door de ondervinding nuttig of noodzakelijk zullen geoordeeld worden, zullen deze bij wijze van bijvoegsel in liet boek worden aangeteekend, na alsvorens de goedkeuring van Z. D, Hoogwaardigheid te hebben erlangd.
22
LIJST DER AFLATEN, VERLEEND DOOR ZIJNE HEILIGHEID PIUS IX
AAN HET AAKTSBEOEDERSCHAP VAN DE
HEILIGE FAMILIE.
Alsook aan al de Vereenigingen, samengesteld vAt geloovrgen van heïder geslacht, die in bovengenoemd AartsbraedersclMp zijn opgenomen.
1°. Op den dag dat, de leden hunne akte van opoffering doen eu opgenomen worden in liet Aarts-broederscliap, indien zij, waarlijk boetvaardig, hunne zonden biechten, en de heilige Communie ontvangen (Regels en Verord, Art, 15).
2°. In het uur des doods, indien zij ten minste rouwmoedig met den. mond of, zoo z.ij dit niet kunnen, met het hart, den heiligen naam Jezus aanroepen.
3°. Op den feestdag van de Allerheiligste Familie vastgesteld op den tweeden zondag van de maand Juli (Art. 19).
23
4. Op PinJcster-Maandag, zijnde het instellingsfeest vau het broederschap (Art. 30).
5°. Op den feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis (8 December), zijnde de dag, waarop het Broederschap is overgebracht naar de Tterk van Onze Lieve fromo van de OnhevleJcte Ontvangenis te Luik.
6°. Des zondags na den 7 April, het feest van de Tiericclijhe oprichting des Broederschaps.
7°. Op het feest van Kersmis, zijnde de dag waarop de heilige Famillie door het gezang der engelen begroet en door de arme herders bezocht
O O
werd.
8°. Op het feest van Brie-koningen, de dag waarop do heilige ïamilie aan de wereld bekend gemaakt en door de Wijzen van het Oosten vereerd werd (6 Januari).
9°. Op het feest van de opdracht in den tempel van onzen Heer Jezus Christus, zijnde de dag waarop de heilige Familie door den heiligen ouderling Simeon zoo hoog geprezen werd (2 Februari).
10°. De vlucht naar Egypte, toen de heilige Familie vervolgd en naar een vreemd land verbannen werd (4dlt;ffl zondag van April,)
11°. Op het hoogtijd van Paschen.
12°. Op het feest der hemelvaart van onzen Heer Jezus Christus.
13°. Op heiligen Sahamentsdag (donderdag na het feest van de heilige Drievuldigheid,)
24
14°. Op het feest van het heilig hart van Je sus (vrijdags na het octaaf van het heilig Sakrament.)
15°. Op het feest van den Allerheiligsten Verlosser 4aen zondag van Juli.)
16°, Op Kruisverheffing (14 September.)
17°. Op het feest van de geboorte van Maria, de verhevene Moeder der heilige Familie (8 September.)
18°. Op liet feest van het medelijden van Maria (vrijdags na Passie-zondag).
19°. Op Onze Lieve Vrouw van Smarten 3den zondag van September).
20° Op het feest der Hemelvaart van Maria (15 Augustus.)
21°. Op het feest van den heiligen Jozef, het eerbiedwaardig hoofd van de heilige Familie (19 Maart.)
22°, Op het feest der lescherming van den heiligen Jozef 3deu zondag na Pasehen.)
23°. Op het feest van den heiligen Aartsengel Michael, een der bijzondere patronen van het Aartsbroederschap (29 September.)
24ï. Op het feest van den heiligen Aartsengel Gdbri'él, die met de heilige Familie in zulke innige betrekking stond (18 Maart.)
25°. Op het feest van de heilige Engelen-Be-waarders l8ten zondag van September.)
26°. Op het feest van de heilige Apostelen Petrus en Faulus (29 Juni.)
25
2 7o. Op het feest van de heilige Juliana van Carnillon (5 April).
28o. Op het feest van Allerheiligen (1 November).
29°, Op Allerzielen*
30°. Voor liet vieren van de Maand van Maria.
81°. Op den feestdag van den heiligen patroon van het jaar, voor elk lid, in het bijzonder. — Kostelijke schat van aflaten voor alle dagen des jaars, waaruit ieder lid, op het feest van zijnen heiligen Patroon , een vollen aflaat kan putten (Art. 18 en 20.)
32°. Op het feest van den heiligen patroon en heschermheilige van 'iedere afdeeling, voor de ge-heele afdeeling in het algemeen (Art. ó en 20).
1. Om de aflaten hierboven vermeld te verdienen wordt er vereischt;
1°. Dat men met ware gevoelens van boetvaardigheid zijne zonden biechte en communiceere.
2°. Eat men de kerk , of kapel of bidplaats be-zoeke, waarin het Broederschap is opgericht, tusschen de eerste vespers van de feestdagen en zons ondergang van den dag; en dat men daar godvruchtig bidde voor de eendracht der christene vorsten, voor
26
de uitroeiing der ketterijen en voor de verheffing van onze Moeder de heilige Kerk.
II. Wanneer deze feesten op eenen werkdag invallen, kan men de aflaten den eerstvolgenden zondag verdienen, mits men de twee zoo even gemelde voorwaarden volbrenge (Art. 21),
III. Al deze volle aflaten, gelijk ook de gededte-lijie,, die hierna volgen, kunnen aan de geloovige zielen van het vagevuur toegevoegd worden.
Gedeeltelijke Aflaten van Honderd dagen.
1. Met de bijeenkomsten des broederschaps bij te wonen.
2. Met eenig ander goed werk te verrichten, bij de Vereeniging in gebruik.
Onder de goede werken, waartoe de leden der quot;Vereeniging zich leenen, zulleo wij de volgende aanhalen, door welke men de bovengenoemde gedeeltelijke aflaten kan verdienen.
1, foor al de leden der Vereeniging in het algemeen.
1. Met eiken morgen de werken van den dag aan Jesus, Maria, Jozef op te dragen (Segels en Verord., Art. 16).
3. Met 's morgens en 's avonds de 8 Wees ge-
27
groeten te bidden,, welke de heilige Alphonsus zoo zeer aanbeveelt;
3. Met 's morgens en 's avonds het Onze Vader en Wees gerjroet te bidden, ter eere van den heiligen Patroon des jaars (Art. 18):
4. Met de geestelijke communie te deen Art. 16); quot;
5. Met 's avonds, alvorens men- zich ter rust begeeft zijn geweten te onderzoeken (Ibid.);
6. Met op de werkdagen in de heilige Mis tegenwoordig te zijn;
7. Met zieken, armen, gevangenen en hospitalen te bezoeken (Art, 17);
8. Met den lijkdienst, welken het broederschap voor de overledenen laat verrichten, bij te wonen Ibid.);
9. Met zich bereid te toonen om hen te vergezellen, die zich aanbieden om in het Broederschap te worden opgenomen (Art. 17);
10. Met de gevaarlijke gezelschappen te vluchten, anderen aan te moedigen om die te vluchten , alsook met het lezen van kwade boeken en dagbladen, gevaarlijke vermaken, bijeenkomsten, enz., te rer-mijden Art. 16),
11. Met vijanden te verzoenen (Art. 17).
12. Met geduldig de vernederingen, de verachting en de beleedigingen te verdragen, enz. (Ibid.);
13. Met de lichamen der overledenen ter begraafplaats te vergezellen.
14. Met eenig werk van ijver en liefde jegens het Broederschap uit te oefenen;
15. Met zich godvruchtig te vereenigen om lofzangen en geestelijke liederen aan te leeren, enz.
16. Met het allerheiligste Sakrament te vergezellen , ■wanneer het aan zieken gebracht of in processie rondgedragen wordt;
17. Met het allerheiligste Sakrament te bezoeken, bijzonderlijk in de kerken, waar het tijdens het veertig uren fjeoed uitgesteld is;
13. Met preken, octaven, of novenen bij te wonen.
19. Met zijn best te doen om de godslasteringen te helpen uitroeien ,
20. Met een armen zondaar van zijnen dwaalweg terug te brengen,
II foor de Fr efel ten, Onderprefecten, SeJcreiaris-sen en anderen, die eene bediening in luet Broederschap ivaarnemen.
1. Met de bijzondere bijeenkomsten; waarvan de Eegels Art. 12 spreken , bij te wonen;
2, Met de liefdeplichten, aan hunne bediening verbonden , uit te oefenen;
3. Met de zieken hunner afdeeling te bezoeken.
4. Met de leden hunner afdeeling aan te moedigen om de heiligen Sakramenten te ontvangen op de feestdagen van het Broederschap.
Gegeven te Eome, bij dc heilige Maria de Meerdere, onder den Visschersring, den ;20 April, 1847.
Voor zijne Eminentie den Kardinaal Lambruschini ,
A. Picciiio:si, Substituut,
Aan het Aartsbroederschap der heilige Familie door zijne Heiligheid Paus Pius ix.
Breve: Volgens verzoek (2) in bijzonder gehoor, heeft Zijne Heiligheid Pius IX uitdrukkelijk verklaard, dat hij gaarne de gunst toestond van een dagelijks een eeuwig geprivilegieerd altaar onder den titel van de heilige Familie, zoodanig dat ieder priester die op dit altaar de heilige Mis offert voor de zielen der overledenen van de Vereeniging, hunne verlossing uit het vagevuur kan verkrijgen...*
Gegeven te Kome, in het Sekretariaat van de H. Vergadering der Aflaten, den 9 Juli, 1850,
P. Cakd- Asquiniüs, Pref.
Jac, Galio, Sekr.
1) Een altaar is, geprivilegiëerd of bevoorrecht, wanneer de volle aflaat, die vergund wordt voor de geloovige zielen, niet aan den priester persoonlijk, maar aan het altaar zelf is gehecht.
2) Vau de Oversten der Vergadering van den Allerliei-ligsten Verlosser iu België,
11
81
Op verzoek van dezelfde Oversten der Vergadering van den Allerlieiligsten Verlosser in Belgie, heeft Zijne Heiligheid Pius IX nog de volgende aflaten verleend, met de toestemming en bepaling der dagen van den Ordinarns:
1. Op den feestdag van het allerheiligste en onle-vlekle Hart van Maria (zondags na het octaaf van
Onze Lieve Vrouw Hemelvaart.)
2. Op don feestdag van den heiligen Joachim (zondags onder het octaaf van onze Lieve Vrouw Hemelvaart.)
3. Op den feestdag van de heilige Anna (26 Juli.) (1)
4. Op den feestdag van den heiligen Patroon der plaats, alwaar het Broederschap ts opgericht.
5. Op den feestdag van den heiligen Alphonsus de Liguori (2 Aug.)
6. Op den dag, wanneer de vereenigiug tot Aartsbroederschap is verheven (22 April).
Verder een vollen aflaat voor hen die, op den dag der processie van het allerheiligste Sacrament, het vergezellen.
Deze aflaten worden niet alleen vergund aan de
1) Zie art. 21, bladz. 20, en aanmeiking II, blad. 2G,
32
leden der heilige Familie, maar ook aan de geloo-vigen van beider geslacht, die gebiecht en gecommuniceerd hebbende, de kerk, openbare bidplaats of kapel der Vereeniging zullen bezoeken, van de eerste Vesperen des vooravonds af tot zonsondergang van den feestdag , en daar eenigen tijd zullen bidden tot de gewone intentiën.
Al deze aflaten knnnen aan de zielen in het vagevuur toegevoegd worden.
Gegeven te Eome, in het Sekretariaat van de H. Vergadering der aflaten den 13 Juli 1850.
E. Card, asqtiintus , Pref.
A. Arc hip. Pkinzivalli, Subst.
; ,
Breve: Zijne Heiligheid Pius IX heeft in eea bijzonder gehoor gaarne toegestemd aan het bezoek der smeekers (1) en goedgunstig verleend aan alle leden der heilige Familie, zoo van het Aartsbroederschap opgericht te Luik, als van de Broederschappen die er mede vereenigd zijn in verschillende plaatsen, al de aflaten, zoo volle als gedeeltelijke, gezegd der
1) De Oversten van do Vergadering van den Allerheiligsten Verlosser in Belric.
33
statiën van Rome, op de bepaalde dagen in het Romeinsche Misboek, en gelijk zij omschreven zijn in het besluit van de heilige Vergadering der aflaten, den 9 Juli, 1777 (3), op voorwaarde dat de voorzegde leden met de vereischte gesteltenissen de kerk, kapel of openbare bidplaats bezoeken der bovengenoemde Vereeniging, en daar eenigen tijd bidden volgens de intentiün Zijner Heiligheid, van de eerste quot;Vesperen tot zonsondergang van den volgenden dag. Al deze aflaten kunnen aan de geloovige zielen toegevoegd worden.
Deze vergunning is voor eeuwig geldend zonder eenige afvaardiging van een brief.
Gegeven te Home, iu het Sekretariaat van de H. Vergadering der Aflaten, den 23 Juli 1850,
E. Cath). Asquinius, Pref.
A. AÉchip, Phiszivalli, Subsi.
2] Zie de volgende lijst.
3
34
LIJST UER AFLATEN,
verleend aan de dagen der Statiën van Rome, volgens een besluit van de II. Vergadering der Aflaten van den 9 Mi 1777.
VOLLE AFLATEN.
1. Op witten Donderdag.
2. Op Paaschdag.
3. Op 's Heeren Hemelvaartsdag.
4. Op Kersmisdag.
GEDEELTELIJKE AELATEN.
1. Op Asch woensdag en den 4den zondag van de vasten, 15 jaren en 15 quadragenen.
2. Op Palm zondag, 25 jaren en 25 quadragenen.
3. Op Goeden-vrijdag en Zaterdag voor Paschen, 30 jaren en 30 quadragenen.
4. Op de andere dagen van de Tasten, welke boven niet genoemd zijn, zoo op de zon- a!s werkdagen, 10 jaren en 10 quadragenen.
5. Alle dagen, van Paasch-maandag tot Zondag van Beloken Paschen medebegrepen, 30 jaren en 30 quadragenen.
i
35
6. Op de Vigilie van Pinksteren, 10 jaren en 10 quadragenen.
7. Op Pinksterdag en volgende dagen tot den volgenden zaterdag mede begrepen, 30 jaren en 30 quadragenen.
8. Op den Isten^ 2den en 4deii zondag van den Advent, 10 jaren en 10 quadragenen.
9. Op den Sdeu zondag van den Advent, 15 jaren en 15 quadragenen.
10. Op de Vigilie van Kersmis, op Kersmisnacht, en in de eerste Kersmis, 15 jaren en 15 quadragenen.
11. Op de drie dagen die Kersmis volgen, op de Besnijdenis, Drie-koningen, de zondagen van Septuagesima, Sexagesima en Quinquagesima, 30 jaren en 30 quadragenen.
12. Op de drie dagen van eiken quatertemper, 10
ar! jaren en 10 quadragenen,
13. Op den feestdag van den H. Marcus en op
a* de drie Kruisdagen.
m
'g
36
aanroeping van den heiligen geest.
allen. Kom, heilige Geest daal in dit uur {fiis.) In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.
Komt gij onze oogen niet verlichten,
Dan dwalen wij van 't ware pad,
Geen mensch zoo wijs, die niet moet zwichten; (fós.)
Als gij aan zijn verstand uw licht onttrokken hadt. Allen. Kom, Heilige geest, enz.
De hel alleen kon niet ons hart vermannen :
Zij riep om hulp de list der wereld aan;
En meer dan duizend strikken zijn gespannen;
Ach God! help ons, opdat wij niet vergaan, ibis.) Allen. Kom, Heilige Geest, enz.
Verlicht ons hart door uwer wijsheid stralen,
Dan missen wij hel; ware welzijn niet, Dan nimmer doet de blinde jeugd ons dwalen,
En de oude dag kent geen verdriet.
Allek. Kom, heilige Geest, enz.
*
37
VOOR DE FEESTDAGEN. Lofzang; Veni, Crea/or, Spiritus, etc.
Veni, Creator, Spiritus, Meutes tuorum visita, Imple superna, gratia Quae tu crasti pectora. Qui diceris paraelitus, Altissimi, douum Dei, Pons yivus, ignis, oharitas. Et spiritaiis unctio. Te septiformis munere. Digitus paternae dexterae, Tu rite promissum Patris, Sermone ditans guttura. Acccude lumcn sensibus, lufunde amorem cordibus, Infirma nostri corporis Virtute 'firmans perpeti. Hoste m repellas longius, |
Kom. Schepper, Heilige Geest, bezoek de harten dergenen, die u toebehoo-ren; en vervul met uwe genade de harten, die gij gevormd hebt. Gij die de vertrooster, de gave van den allerhoog-sten God, de levende bron, het vuur, de liefde en de geestelijke zalving genoemd wordt. Gij zijt zevenvoudig in uwe gave, gij zijt de vinger van 's Vaders rechterhand, gij zijt do belofte des Vaders, gevende aan de tong allerlei spraken. Ontsteek uw licht in onze zinnen, stort uwe liefde in onze harten, versterk de zwakheden van ons vleesch met eene voortdurende kracht. Verdrijf den vijand ver |
38
Pacemque dones protinus, Ductore sic te praevio, Vitemus omne noxium. Per te seiamus da Patrom, Nosoamus atque Filium, Teque utriusqne Spiritual Credamus omni tempore. Deo Patri sit gloria, Et Filio, qui a mortuis Snrrexit ac Paraelito, lu saeculorum saecula. Amen. |
van ons. en geef ons haas-tiglijk vrede, opdat wij onder uw geleide ontvluchten wat ons sehadelijk is. Geef dat wij door u den Vader en den Zoon kennen, en dat wij ten allen tijde gelooven, dat Gij de Geest van beiden zijt. Glorie zij God den Vader, en den Zoon, die van den dood verrezen is, en den Vertrooster, den Heiligen Geest, in alle eeuwen der eeuwen. Amen. |
v. Emitte spiritum tuum, et creabuntur. e. Et reiiovabis faciem terrae,
DeuSj qui corda fidelium Sancti Spiritus illus-quot;tratione docuisti, da nobis in eodem Spiritu recta sapere et de ejus semper consolatione gaudere. Per Christum Domiuum nostrum, r. Amen.
Kom, Heilige Geest, vervul de harten uwer ge-loovigen , en ontsteek in hen het vuur uwer liefde.
v. Zend uwen geest uit, en zij zullen geschapen worden.
39
a. En gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen.
laat ons bidden.
O God! die de harten der geloovigen door de verlichting van den H. Geest hebt onderwezen, geef ens, dat quot;ij in donaclfdcn Geest do ware wijsheid bezitten, en ons altijd over zijn vertroosting mogen verblijden. Door Christus onze Heer. e, Amen.
TOT DE HEILIGE PATRONEN VAN HET JAAR EN VAN D£ APDEELINGEN.
v. Bidt voor ons, heilige Patronen van onze Congregatie.
k. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.
laat ons bidden.
O God, die ons ieder jaar eenigen van uwe hemel-lingen tot Patronen schenkt, geef genadiglijk, dat wij en al onze naastbestaanden, vrienden en vijanden- door de tusschenkomst der heiligen, welke wij dit jaar van uwe goedertierenheid tot Patronen ontvangen hebben, voor het tegenwoordige den bij-
40
stand uwer genade mogen gevoelen, opdat wij, door de hulp van diezelfde genade versterkt, de deugden mogen beoefenen, welke zij ons door hunne voorbeelden geleerd hebben.
( Wij smeeken U, o lieer, dat al uwe heiligen ons overal bijstaan, opdat wij hunne voorbidding mogen gevoelen, terwijl wij hunne verdiensten vereeren. Door Jezus Christus, onzen Heer. a. Amen. v. Heilige Patronen van onze Congregatie.
e. Bidt voor ons.
in
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. God Heilige Geest, ontferm u onzer.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer. Jezus, Maria, Jozef, wij nemen allen onze toevlucht tot U.
41
Jezus, Maria, Jozef, waardige voorwerpen van
eeredienst en liefde,
Jezus, Maria, Jozef, die door de taal van al de
eeuwen de Heiligen genoemd wordt,
Jezus, Maria, Jozef, voor altijd gezegende namen van 'den Vader, van de Moeder en van het kind, welke de heilige Familie uitmaken,
Jezus, Maria, Jozef, nieuwe Bruidegom, nieuwe Bruid, nieuw Kind , die de familie, welke vervallen was voor het christendom, hersteld hebt, 3
^ Jezus, Maria, Jozef, afbeeldsel van de aanbid- £ 'J delijke Drievuldigheid op aarde, §
Heilige Familie, beproefd door de grootste we- S derwaardigheden, o
Heilige Familie, beproefd op uwe reis naar Bethlehem,
Heilige Familie, van iedereen verstoeten en ge- c:
noodzaakt in een stal te gaan herbergen.
Heilige Familie, begroet door het gezang der Engelen,
Heilige Familie, bezocht door arme herders.
Heilige Familie, vereerd door de drie Koningen, Heilige Familie, hooggeprezen door den heiligen grijsaard Simeon,
ro
ct-
O
Heilige Familie, vervolgd en naar eeu vreemd
land verbannen,
Heilige Familie, verborgen en onbekend te Nazareth,
Heilige Familie, zeer getrouw aan de wet des Heeren,
Heilige Familie, voorbeeld van de christelijke familie.
Heilige Familie, waarin vrede en eendracht heer-schen,
Heilige Familie, van wie het Hoofd een voorbeeld
is van vaderlijke waakzaamheid.
Heilige Familie, van wie de Bruid is een voorbeeld van moederlijke zorgvuldigheid,
Heilige Familie, van wie het Kind is een voorbeeld van gehoorzaamheid en kinderlijke liefde. Heilige Familie, die een arm, werkzaam en
boetvaardig leven hebt geleid.
Heilige Familie, die uw brood hebt gewonnen
in het zweet uws aanschijns.
Heilige Familie, arm in aardsche, maar rijk in
hemelsche goederen,
Heilige Familie, versmaad bij de menschen, maar
groot in de oogen van God,
Heilige Familie, onze steun gedurende het leven
en onze hoop in het uur des doods,
Heilige Familie, patrones en beschermster van onze Vergadering,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons. Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, : verhoor ons , Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ^ ontferm U onzer!
LA.A.Ï ONS BIDDEN.
God van goedheid en barmhartigheid, die U ge- j 4 waardigd hebt ons te roepen tot deze godvruchtige Vergadering van de hsilige Familie, verleen ons de genade van Jezus, Maiia en Jozef, altijd te vereeren j en na te volgen, opdat wij, na hun aangenaam ge-1 1 weest te zijn op aarde, hunne tegenwoordigheid mogen genieten in den hemel; door denzelfden Jezus 1 Christus, onzen Heer. Amen.
MEMORARE VAN DE H. MAAGD, |,
Gedenk, 0 goedertierenste Maagd ! dat het nooit . gehoord is, dat iemand, die tot ü zijne toevlucht : nam, uwen bijstand verzocht of uwe voorspraak inriep, door U is verlaten geworden. Bemoedigd door dit vertrouwen, snel ik tot U, 0 maagd der j Maagden, en zuchtende onder het gewicht mijner lt; zonden, werp ik mij rouwmoedig voor uwe voeten !i neder. O Moeder des eeuwigen Woords, versmaad ■
I
' mijne gebeden niet, maar neem die gunstig aan ên gewaardig ü die te verhoorea. Amen.
MEMORAEE VAN DEN H. JOZEF.
1 \
Herinner U, o beste, beminnelijkste, zoetste eu barmhartigste Vader, iieilige Jozef, dat de groote heilige Theresia verzekert, dat zij nooit hare toevlucht tot uwe bescherming genomen heeft, zonder, verhoord ' te zijn geweest. Aangemoedigd door dit betrouwen, o mijn zeer beminde heilige Jozef, kom ik en neem ik tot U mijne toevlucht, en zuchtende onder het zwaar gewicht van mijne menigvuldige zonden, werp ik mij voor uwe voeten neder; o allermeedoogenste Vader! verwerp mijne arme en zwakke gebeden niet, maar aanhoor die gunstig en gewaardig ze te verhoeren. Amen.
IV.
Één Wees gegroet om de genade te verkrijgen van vrucht te trekken uit do Conferentie.
Gezang van eenige verzen, door den Eerw. Be-' stuurder aan te wijzen.
43
VI.
DE CONFERENTIE.
De conferentiën hebben tot onderwerp den godsdienst, beschouwd in zijne leerstellingen, in zijne zedeleer en in zijne godsvereering; het leven en de deugden van Jezus Christus ; het leven en de voorbeelden van de allerheiligste Maagd Maria en der Heiligen, enz.
VII
ONDERZOEK VAN GEWETEN.
Onderzoeken wij ons geweten om de fouten te kennen, welke wij gedurende dezen dag bedreven hebben, en vragen wij er uit den grond van on; hart aan God vergiffenis over.
VIII-
AKTE VAN BEROUW.
O, God, van oneindige barmhartigheid, uit den grond onzes harten beweenen wij de zonden, die wij dezen dag en in ons vorig leven bedreven hebben. Ook is het ons innig leed, dat wij zoo vele gelegenheden om in uwe liefde te vorderen nutteloos hebben
46
laten voorbij gaan. Dit alles is ons leed, o God! niet zoo zeer uit vrees voor de straf; maar uit liefde tot ü, omdat wij U de opperste goedheid beleedigd,
en ons jegens U ondankbaar getoond hebben; dan, voortaan zullen wij U getrouw blijven, geef ons hiertoe uwe heilige genade. Door Jezus Christus onzen Heer. Amen,
IX.
AANEOEPING TOT JEZUS, MARIA, JOZEF. si
Jezus, Maria, Jozef, ik geef u mijn hart en mijne ziel.
Jezus, Maria, Jozef, staat mij bij in mijn doodstrijd.
Jezus , Maria, Jozef, geeft dat ik in uw gezelschap in vrede sterve.
[300 dagen aflaat voor iederen keer, en deren aflaat kan men aan de gelüovige zielen toevoegen. Pius Vil 1807-]
X.
Kom, Heer Jezus, ik bemin U, ik verlang naar U,
kom in mijn hart, ik bind mij aan U, ik vereenig mij met U, scheid U nooit van mij af.
Do
et
nc
47
XI
Laudate, pueri, Dominum, — laudate nomen Domini.
Sit nomen Domini benedictum, — ex hoc nunc et usque in saeculum.
Laudate, pueri. etc.
A solis ortu usque ad occasum, — laudabile nomen Domini.
Laudate, pueri. etc.
Ex celsus super omnes gentes Dominus, — et super coelos gloria ejus.
Laudate, pueri. etc.
Quis sicut Dominus Deus noster, qui in altis habitat, — et humilia respicit in coelo et in terra ?
Laudate, pueri. etc.
Suscitans a terra inopem, —gt; et de stercore erigens pauperum.
Laudate, pueri. etc.
Ut collocef eum cum principibus, — cum prin-cipibus populi sui,
Laudate, pueri. etc.
Qui habitare facit sterilem in domo, — matrem filiorum laetantem,
Laudate, pueri, etc.
Gloria, Patri, etc,
Sicut, erat. etc.
46
laten voorbij gaan. Dit alles is ons leed, o God! niet zoo zeer uit vrees voor de straf; maar uit liefde tot U, omdat wij U de opperste goedheid beleedigd, en ons jegens U ondankbaar getoond hebben; dan, voortaan zullen wij U getrouw blijven, geef ons hiertoe uwe heilige genade. Door Jezus Christus onzen Heer. Amen,
is.
AANEOEPING TOT JEZUS, MARIA, JOZEF.
Jezus, Maria, Jozef, ik geef u mijn hart en mijne ziel,
Jezus, Maria, Jozef, staat mij bij in mijn doodstrijd,
Jezus , Maria, Jozef, geeft dat ik in uw gezelschap in vrede sterve.
[300 dagen aflaat voor iederen keer, en decen aflaat kan men aan de geloovige zielen toevoegen. Fins Vli 1807.]
X.
GEESTELIJKE COMMUNIE.
Kom, Heer Jezus, ik bemin U, ik verlang naar U, kom in mijn hart, ik bind mij aan U, Ik vereenig mij met U, scheid U nooit van mij af.
XI
Laudate, pueri, Dominum, — laudate nomen Domini.
Sit nomen Domini benedictum, — ex hoc nunc et usque in saeculum,
Laudate, pueri. etc.
A solis ortu usque ad occasum, — laudabile nomen Domini.
Laudate, pueri. etc.
Excelsus super omnes gentes Dominus, —• et super coelos gloria ejus.
Laudate, pueri. etc.
Quis sicut Domirus Deus noster, qui in altis habitat, — et humilia respicit in coelo et in terra ?
Laudate, pueri. etc.
Suscitans a terra inopem, —• et de stercore erigens pauperum.
Laudate, pueri. etc.
Ut collocetf eum cum principibus, — cum principibus populi sui,
Laudate, pueri. etc.
Qui habitare facit sterilem in domo, —» matrem filiorum laetantem.
Laudate, pueri. etc.
Gloria, Patri. etc.
Sicut, erat. etc.
48
XIL
Vóór den zegen met het heilig Sakrament:
'ijanturn ergo Sacrainen-tum VenereKur cernui: Et antiquum documentum Novo cedat ritui; Preestet fides suplemen-tum Seusuum defectui. |
Genitori, Genitoque. Laus et jubilatio. Salus, honor, virtus quo-que Sit et benedictio; Procedenti ab utroque. Compar nt laudatio. Amen. |
v. Panem de coelo prreslitisti eis.
a. Omne delectameutum in se habentum.
OREMUS.
Deus, qui nobis sub saoramento mirabili passionis tuae memoriam reliquisti: tribuc quaesumus; ita nos Corporis et Sanguinis tui sacra mysteria venerari, ut redewptonis tuae fructum in nobis Jugiter sentiamus. Qai vivis, . . .
Oefeniwj voor de tmandeljicsnhe vergaderingen der 'Prefehten en Onderprefeklen, 1)
(Art. 13.)
1». OpcniiiK der vergadering met liet gebed;
Kara, heilige Geest! vervul euz., biz. 30 en drie maal het Wees gegroet.
3°. Overzicht der lijsten, waarop de met of zonder voorkennis afwezig geblevene leden zijn aan-geteekend.
De Bestuurder kan hier gewoonlijk die heilzame aanmerkingen en bepaalde verordeningen aan üe vergaderingen mededeelea, welke hij voor haar belang en werkkring noodzakelijk of nuttig oordeelt,
3°. Sluiting dezer vergadering met het volgende gebed:
Ouder uwe bescherming nemen wij onze toevlucht, o heilige Moedor Gods! verwerp onze bede niet in onze noodwendigheden; maar bevrijd ons altijd van alle gevaren, o roemwaardige en gezegende Maagd!
a. Bid voor ons, heilige Moeder Gods!
v. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.
1) Bij afwezigheid van den Bestuurder wordt deze vergadering uitgesteld.
50
laat ons bidden,
Wij bidden u, o Heer! stort uwe genade in onze harten; opdat wij, die door de boodschap des Engels de meuschwording van Christus, uwen Zoon , gekend hebben, door zijn lijden en kruis tot de heeilijkheid der verrijzenis gebracht worden. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
Oefeningen voor de a/gemeene vergaderingen der l'refekten en Onderprefecten. 1)
(Art. 13.)
1°. Opening dezer vergadering met het gebed: Kom, heilige Geest! vervul enz. Daarna: 2°. De Litanie der aller heiligste Maagd. 3°. De conferentie.
4°. Zevenmaal het Wees gegroet ter eere van de zeven smarten der Moeder Gods, waarna onmid-delijk volgt:
a. Bid voor ons, o smartvolle Maagd!
v. Op dat wij waardig worden de beloften van Christus.
laat ons bidden.
o God! om wiens lijden, volgens de voorzegging
1.] Deze vergatleriug wordt gewoonlijk 's Zondags en, zoo veel mogelijk, in de kerk gehouden.
van Simeon, de allerteederste ziel van de verheer-lijkste Maagd eu Moeder Gods Maria, die met een zwaard van droefheid doorboord werd, verleen goedgun-stiglijk dat wij, die eerbiedig hare smarten herdenken, de gelukkige uitwerksels van uw lijden mogen ondervinden. Die leeft in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Oefeningen voor de plechtige opdracht der leden.
(/Vrt. 15.)
1°. Het gebed van den 11. Eozenkrans, als naar gewoonte.
2°. De afkondiging der Patroons-feesten, enz.
3°. Het Yeni Creator, (geheel of gedeeltelijk) met de gebeden.
4o. De Litanie der H. Familie met de gewone gebeden. 1.)
5°. Het gezang der broederschap.
6°. De toespraak, waarna de plechtige opdracht en aanneming der leden. 2)
1) Als de plechtigheid te lang zou duren, kan men deze gebeden achterlaten.
2) Deze akte van opoffeting wordt van den predikstoel langzaam voorgelezen, en na ieder rustpunt door de ledea herhaald.
52
AKTE VAN OPOFFERING.
in de tegenwoordigheid — van geheel het he-melsch Hof, — kies u oj) tleaea dag — tot mijne Patronen en Beschermers; — ik offer u op, — en heilig u plechtig in deze congregatie toe, — mijlichaam en mijne zie!, —• alles ivat ih heb, — en alles wat ih hen; — ik maak het vaste besluit — als een goed christen te zullen leven, — om als een uitverkorene te kunnen sterven. — Welk een geluk voor mij, — eens uit de armen — van Jezus, Maria en Jozef, — van deze aarde overgebracht te worden — in de armen van den Vader, — den Zoon, en den heiligen Geest in den Hemel, — en dat voor alle eeuwigheid! — Dit hoop ik. — Amen, zoo zij het!
7°. Onmiddelijk na deze akte, leest of zingt de Ew. Directeur of bestuurder de volgende formule van aanneming.
Et ogo, in Nomine En ik, in naam der Sauctissimec Trinitatis et allerheiligste Drieëenheid ex falcultate mihi con- en door de mij verleende cessa, vos omnes ad- macht, neem u allen aan
scribo Archisodalilati {vel in het Aartsbroederschap
Soldalitati) Sanctse Tami- (of broederschap) dei
li» Jesu, Marise, Jo- heilige familie Jezus,
seph, in hac nostra Ecgt; Maria, Jozef, in deze
clesia canonice erectae, onze kerk wettig opge-
vosque parfcicipes decla- richt, en verklaar u decl-
ro omnium gratiarum achtig aan alle gunsten
he- et Indulgentiarum quae en aflaten, welke door
jne Archisodalitati ejusdem Zijne Heiligheid Paus
— Sancfae, Familise Leodii Pius .IX, verleend zijn
— in Ecclesia B. M. V. Im- aan hetzelfde Aartsbroe-ik maculataï, a Sancta sede derschap der H. Pamilie
iet Apostolica similiter erec- te Luik, door den heiligen
len tse, a Summo Pontifice Apostolischen Stoel in de
er- Pio Papa IX concessse kerk van de heilige en
de sunt: Deum ac Dominum onbevlekte Maagd Maria
ze nostrum Jesutn Chris- insgelijks opgericht: on-
in tum cnixe deprecans, ut zen Heer en God, Jezus
jst vos in Sancto Dei ser- Christus, vurig smeeken-
— vitio confortare, in pace de, dat Hij u in den heili-mutuaque charitate con- gen dienst van God gelieve
le servare, et perseveran- te sterken, in onderlin-
le tiam in fide, operibus- ge vrede en liefde te
que bonis concedere dig- bewaren, en do volhar-
3r netur. ding in het geloof en in
d goede werken te ver-
e leenen.
n
Jü
54
quot;
Daarna lesproeie men de leden met mjwater,
zeggende:
In nomine Patris, et In den naam des Va-1'ilii, t et Spiritus saucti. ders , en des Zoons , t Amen. en des heiligen Geestes.
Amen.
Middelerwijl men zicli tot de zegening der Di-plomen en Medaljes gereed maakt, worden eenige strofen van een lied gezongen.
8°. De zegening en uitdeeling der Medaljes en Diplomen.
GEBED DER ZEGENING.
v. Adjutorium nostum in nomine Domini. K Qui fecit coelum et terram. v. Dominus vobiscum. ii. Et cum spiritu tuo. |
v. Onze hulp is in den naam des Heeren. E. Die hemel en aarde gemaakt heeft, v. De Heer zij met u. k. En met uwen geest. |
55
iter, OREMUS. ya Omnipotens sempiter-ne Deus, qui Sanctorum |.eg imagines sculpi aut pingi non reprobaj, ut, quoties illas ociilis corporis intue-mur, toties eorum actus quot;i* et sanctitatum ad imitan-quot;S6 dum, memoriae oculis meditemur; has quaesu-en mus imagines in honorem et memoriatn unigeniti Eilii tui Domini nostri Jesu Christi, Beatissimae Virginis Marias et Beati eil Josephi adaptatas, bene t dicere et sancti- t Scare [e digneris, et pnesta: ut quicumque coram illis u_ uaigenitum Pilium tuum, J. Beatissimam Virginem, et gloriosum Josephuin suppliciter colere, et ho-norare studuerit, illorum meritis et obtentu, a te gratiam in prtesenti, et |
LAAT ONS BIDDEN. Almachtige en eeuwige God, die het maken of schilderen van afbeeldingen der Heiligen niet verbiedt, opdat zoo dikwerf wij ze met de oogen des lichaams beschouwen , wij de navolging hunner daden en heiligheid met de oogen des geestes zouden overwegen, wij bidden u, ge waardig deze afbeeldingen, ter eere en ter gedachtenis van uwen eeniggeboren Zoon onzen tleer Jezus Christus van de allerzaligste Maagd Maria en van den heiligen Jozef vervaardigd, te ze t genen en te hei t ligen, en verleen, dat allen die vóór, haar uwen eenigea Zoon, de allerzaligste Maagd en den heiligeu |
56
Jozef ootmoediglijk zullen trachten te vereeren , door hunne verdiensten voor het tegenwoordige uwe genade, en voor de toekomst de eeuwige verheerlijking mogen genieten. Door denzelfden Christus onzen Heer. Amen.
De Medaljes, na met wijwater besproeid te zijn, worden te gelijk met de Diplomen uitgedeeld.
Bij het omhangen der Medaljes zegt de eerw. Bestuurder:
feternam gloriam obti-neat in futuro. Per eum-dem Christum Dominum noslrum. Amen.
Accipe, Frater hoe numisma benedictum, singulare signum Archi-sodalitatis sacra; Familise Jesu, Mariae , Joseph , ut ita indutus, sub eoruin patrocinio perpetuo vivas. Benedictio Dei omni-potentis, Pal ris et Pilii |
Ontvang, mijn broeder , deze gezegende me-dalje, het onderschei-dingsteeken des Aarts-broederschaps van de heilige Familie Jezus, Maria en Jozef, opdat gij, het dragende, voortdurend onder hunne bescherming levet. De zegen van den al-magtige God, den Va- |
57
t et Spiritus Sancti, des der, den Zoon t en den cendat super vos et ma- heiligen Geest, dale over neat semper. Amen. u neder en verb lijve im
mer bij u. Amen.
9°. Een woordje van gelukwensching, indien de tijd het toelaat.
10°. De sluiting dezer plechtigheid met den zegen van het allerheiligste Sakrament.
Oefeningen van de generale Communie.
(Art. 19.)
I0. De lofzang Vini Creator wordt gezongen tot aan het Evangelie, waarna:
2°. De preek en voorbereiding tot de Communie.
3°, Onder de Communie het gezang Magnificat, enz.
4°. Na de Communie dankzegging en een woordje van opwekking tot volharding.
5°. De zegen met het allerheiligste Sakrament.
6°. Ten slotte een lied.
Oefeningen voor de Retraite.
's MOEGENS.
1°. Eene stille H. Mis waarna:
2°. Eene korte onderrichting van een half uur, 3°. Eene stille H. Mis of de zegen met het Allerheiligste.
1°. De rozenkrans, volgens gewoonte.
2°. Twee strofen van het Veni Creator, of Kom, Heilige Geest.
3°. De predikatie.
4°. De zegeu met het Allerheiligste.
59
DAT JEZUS LEEv' !
Dat Jezus leev'!
Dit is de kreet des harten,,
Dat Jezus leev'! de leeraar aller deugd, Naam, dien ik nooit tou mijn lippen laat vloeien. Zonder de liefde in mijn hart te doen gloeien.
Dat Jezus leev'! {bis.)
Dat Jezus leev'!
Dit is de kreet der dapp'ren,
Die 't trouwe volk tot zijne vanen roept; Gij, Jezus, zijt al mijn schat, al mijn leven, 'k Volg u, waarheen ge u ook mogt begeven. Dat Jezus leev'! (lis.)
£i
60
3.
Dat Jezus leev'!
Dit is de kreet der hope Voor 't schuldig hart, dat zijne misdaad voelt. Hij zet den boetling meer moed bij en sterkte; Hij kroont het goed, dat zijn hulp in hem werkte. Dat Jezus leav'! (his.)
Dat Jezus leev'!
Op dezen kreet der sterkte Vlucht ver van ons het helsche leger weg. Jezus ! uw naam aan uwe dienaars zoo teeder. Ploft in den afgrond de duivelen neder.
Dat Jezus leev'! [bis.)
5.
Dat Jezus leev'!
Dit is de kreet der dap'pren.
God, die voor 't oog slechts brood op 't altaar zijé; 'k Weet, 't is alleen om mijne liefde te winnen, 'k Wil van nu af U met warmte beminaen.
Dat Jezus leev'! {bis.)
61
Dat Jezus leev'!
Zijn lieve Moeder leve!
Ze is moeder ook van 't uitverkoren volk Zoo ik haar min als een kind zijne moeder , Dan min ik Jezus, haar' zoon, mijnen broeder. Dat Jezus leev'! ^(ïis.)
Dat Jezius leev' !
Triomf! dat zegepralend ,
Die naam verwinn' wat kwaad en boosheid heet. Wijl 'k door dien Naam eens den hemel moet erven, Zoo wil ik ook voor hem leven en sterven.
Dat Jezus leev' ! (i/'s.)
II.
TOEWIJDING AAN DEN HEER,
O groote God, wat zijn uw tabernakels
Voor mijne ziel verrukkelijk en schoon !
Daar openbaart Gij ons uw heil-orakels.
Daar heft geloof en liefde zich ten troon, (iis.)
62
Gelukkig hij, die U daar mag beschouwen,
En aan den voet van uwe altaren smacht!
Wat is een eeuw in aardsche praalgebouwen Bij 't oogecblik, bij U hier doorgebracht, ? (bis.)
Ik baad als in een zee van zaligheden.
En mijne ziel geniet al 't hemelheil.
o Goede God, hoe voeren zwakke beden
Voor mij den stroom van gunsten boven peil! (fos.)
Ja, de almacht tart door duizend zegeningen, Die zij mij schenkt, de wenschen mijner ziel;
Ik voel het vuur der liefde mij doordringen,
Terwijl ik hier in zuchten nederkniel. {bis.)
Een talloos heir van Eng'len, die me' omringen, Bewond'ren stil Gods tegenwoordigheid
In mijne ziel, terwijl er duizend zingen,,
Het hoofd gebukt voor de Oppermajesteit, {bis.) '
En zou een goed dat vlucht, mijn hart bekoren, Mijn hart, dat thans den Godmensch in zich draagt!
Neen, neen, mijn God! ik zal u gansch behooren, Zoo uwe kracht mijn zwakheid onderschraagt, {bis.)
63
'
Heersch over mij, als Heer van dood en leven, Heersch over mij, vooral door 't liefderecht.
Wijk wereld, wijk, die mij geen heil kunt geven, lE-' Mijn hart blijft steeds aan Jezus vastgehecht, {lis.)
III.
VOORBEREIDING TOT DE H. COMMUNIE.
o Bron van leven !
Wat is uw liefde groot!
Gij wilt u geven Aan mij in schijn van brood. Tk kniel aanbiddend neer, Gij zijt mijn Opperheer ; Maar door 't geloof gesteven, Rijs ik met hope weer, o Bron van leven! {bis.)
o Teed're Vader !
, Mijn zonde baart mij smart, Ik treed u nader Met rouw en leed in 'thart.
64
Verteer, o God'lijk Lam! Mij door uw liefdevlam. Snijd af mijn levensader, Eer ik U nog vergram, o Teed're Vader! {Bis.)
Heil aller menschen ! o Kustpunt mijner ziel!
Ach, of mijn wenschen Uw gunst ten erfdeel viel!
Mijn hart, vol liefdegloed, Smacht, reikhals naar een goed, Dat de eeuwen niet verflensen. Ach, nader daü met spoed Heil aller menschen !
IV.
VOOU DB HEILIGE COMMUKIE.
Jezus; Mijn gastmaal is bereid,
'kWensch feest met u te houëu;
Vergeet mijn majesteit.
En nader met vertrouwen.
Ik wacht met ongeduld; kom, mijn Geliefde, kom! Beminnen wij elkaar, als bruid en bruidegom.
65
AKTE VAN VERLANG EK.
De Ziel: o Kostelijke disch,
Waar 't vleesch en bloed mijns Hoeren Der zielen feestmaal is ,
Wie zou U niet begeeren ?
. 'k Ben hongerig en arm , mij n ziel vergaat van dorst, Ach help haar, lesch haar toch! en druk haar aan
uw borst.
AKTE VAN GELOOF.
Vervloek mijn zwak geloof Wat ook de zinnen tuigen ,
'k blijf voor hun reed'nen doof,
'k moet voor uw waarheid buigen.
Mijn God is waarlijk spijs , in 't heilig Sacrament: O liefde niet bemind, o liefde niet gekend!
AKTE VAN BEROUW EN HOOP.
Welaan liet uur is daar,
Mijn Bruidegom gaat komen,
Hij wacht mij op ^t altaar,
De hand vol zegenstroomen.
Hier ben ik, kom mijn God ! Maria sta mij bij , Ontvlam me in warme liefde ! o Eng'len schut mijn zij
De Godheid woont in mij : mijn ziel besef uw waarde ,,,, Aanbid uw bruidegom, verhef u boven de aardej Keer ganschlijk in u zelf, verzamel hart en geest,
Dank Jezus , die voor u zoo lieflijk is geweest.
Een God met mij: kan 't zijn! zoo niet 't geloof
mij 't leerde.
Met mij , die vroeger Hem zoo stout den rugge keerde
o Godheid zonder peil, verheven boven smaad,
Gij haat den zondaar niet; 't zijn zonden, die Gij haat,
Ik bid U ned'rig aan, vernietigd en verlegen Mijn God, mijn Bruidegom, vervul mij met uw zegen. Gij gaaf me ü eigen zelv'! het meerdere , hoe dan Is 't mooglijk , dat uw hart mij 't mind're weig'ren kan. r»
Wijk wereld, zonde wijk, vergeefs komt gij bekorea Ik heb om u helaas! mijn goeden God verloren,
ï
67
Doch van deez' stond af aan, ben ik in eeuwigheid. Geheel en on verdeelt aan Jesus toegezeid.
YL
DANKZEGGING NA DE H. COMMUNIE, l.
Welkom geheeten Mijn Jesus, in ons hart,
o Eein geweten.
Gij lenigt druk en smart. Ja Jezus eeuwig goed ,
Dio met uw vleesch ons voedt. Herhalen wij die kreten:
Wees welkom, Jesus zoet. Welkom geheeten. (Ms.)
Dan zaï ik zingen,
Zijn bloed was mij ten drank,
o Hemelingen!
Zegt gij met mij Hem dank. Die aan zijn oppermacht Een eeuwig loflied bragt. Gij , Jesus zendelingen.
Die op mijn danklied wacht. Dank zal ik zingen, {bis.)
68
Aau Jesus geven Zal ik mijn. hart en ziel,
Yoor heel mijn leven. Wat mij ten deele viel Is meer dan goud en land, Kan door geen menschenhand Ooit worden neergeschreven, 'k Wil ziel en hart ten pand Aan Jesus geven, (óis.)
VII.
Aan Jesus denken is reeds zoet; 't Is reine weelde voor 't gemoed;
Maar vergaat 't boven alle goed Wat Jesus vriendelijk bijzijn doet.
Niets zoeter, dat de tonge kweelt ;
Niets zoeter, dat ooit de ooren streel, Niets zoeter, dat 't verstand zich beeldt Dan Jesus, Godes eigen teelt.
69
O hoop vap die in boete klaagt,
O Jezus mild voor die u vraagt,
Goed voor die zoekend naar U jaagt! Maar wat voor die in 't hart ü draagt ?
O Jezus , bron die eeuwig leeft. 't Verstand verlicht, 't hart zoetheid geeft, Die alle heil te boven streeft,
Wat ooit de mensch gezonnen heeft.
Geen tonge, die het ooit vertelt,
Geen stifte, die 't in letters spelt; Het minnend hart laat onvermeld Hoe zoet 't van Jezus liefde zwelt.
'k Zoek Jezus hier in de eenzaamheid. In mijn gesloten hart bereid;
'k Zoek Jezus, waar Gods hand mij leid'. Wat lot mij in de wereld beid'.
70
VIII.
Aan Jezus eer !
Zoo stijge ons dankbaar smeeken , Aan Jezus eer! door aarde en hemelheer! O zoete naam, dien ik nimmer kan spreken, Of 'k voel te feller in liefde me ontsteken. Aan Jezus eer! {bis.)
2
Aan Jezus eer!
Is 't lied der christen scharen,
Aan Jezus eer! Hem onzen God en Heer Die al wie trouw om hem henen vergaren, Trouw in den strijd voor zijn naam zal bewaren Aan Jezus eer! {bis.)
Aan Jezus eer!
Zoo mag de zondaar zuchten,
En tot zijn Heer ga hij rouwmoedig woer; Geen boetling, neen ! heeft zijn wrake te duchten : Hij heeft alleen in zijne armen te vluchten; Aan Jezus eer! {bis.)
Aan Jezus eer!
Is 't lied van 't zielsvertrouwen, Aan Je/iis eer! 7,60 roepen we immer weer ; Hoe langer toch wij zijn wonden beschouwen Hoe meer ons ook onze zonden berouwen Aan Jezus eer! {bis.)
f
Aan Jezus eerl Is 't lied der hemelzalen En de englen vallen diep aanbiddend neer; Dat moet heel d'aard met haar tongen en talen Dat al wat is door alle eeuwen herhalen ;
Aan Jezus eer ! (iis.)
I
6.
72
Aan Jezus eer,
Zoo blijve ons danklied stroomen,
Aan Jezus eer , voor eeuwig onzen Heer, I
Hij, ja, Hij zelf is in ons nu gekomen ,
Hij zelf heeft ons tot de zijnen genomen:
4an Jezus eer 1 {bis.)
IX.
Broeders, welk geloof hebt gij ?
Zegt uw Credo; antwoordt mij.
Credo 't Evangelie Gods Met de vastheid van de rots Credo! Credo.
Zegt mij dan op welk gezag Zulk een vastheid steunen mag.
Op mijn Gods waarachtigheid,
Die niet faalt en niet misleidt. i
Credo ! Credo !
Maar van waar , uit welken mond Weet gij wat God heeft verkond?
73
Uit den mond van Jezns Bruid, Die zich mild voor mij ontsluit, Credo , Gredo,
Ja maar wijst de bron mij dan, Waar de Kerk uit putten kan.
't Woord van God, dat God haar liet 't Zij 't geschreven staat of niet. Credo , Credo,
Maar wat baatte nog die bron , Zoo de kerk eens falen kou ?
Jezus woord blijft eeuwig waar; Dat Hij altijd is met haar. Credo. Credo.
Zal uw Credo van dit uur, Broeders , zijn van langen duur?
En in voorspoed, en in nood Credo, Credo tot mijn dood. Credo. Credo.
Laat ons , God , eens zien bij u Wat wij hier gelooven nu.
Laat ons, God, eens zien bij u, Wat wij hier gelooven nu. Credo, Credo.
76
Ik helaas, ben zoo hoovaardig, Dat Gij zonder waarde zijt In mijn zondig oog ; hoezeer ook Ge ü vertoont in need'righeid. Ach, mijn God. enz.
Ach, hoe vaak drukte ik de doornen
In uw schoon aanbidd'lijk hoofd ; En van welken schoonen hemel
Heeft die misdaad mij beroofd. Ach mijn God, enz.
Door 't verachten der genade
Heb 'k U slagen toegebracht, 'k Heb verscheurd uw god'lijk lichaam.
En uw goedheid zoo veracht. Ach mijn God. enz.
'k Dorst dan zoo wreedaardig wezen, Dat ik U aan 't kruishout klonk, 'k Heb vermoord in koele bloede
Hem, die mij het leven schonk. Ach mijn God, enz.
77
En toch groeide uw' liefde sterker, Hoe ik meer U heb veracht;
En het bloed door U vergoten
Heeft mijn hoop weer aangebracht!
Ach mijn God. enz.
'k Moest om mijne schuld te boeten Branden in de helsche vlam,
En was hopeloos verloren
Zoo 'k ooit in dien vuurpoel kwam
Ach mijn God. enz.
Wat zou mij dan 't klagen baten ? Wat het weenen, zoo mijn ziel
Eeuwig tot den brand verwezen In het vuur der helle viel,
Ach mijn God. enz.
Uwe liefde, o mijn Verlosser, Het vergieten van uw bloed.
Deed de wanhoop van mij wijken Schiep in mij weer nieuwen moed.
Ach mijn God. enz.
72
Aan Jezus eer,
Zoo blijve ons danklied stroomen.
Aan Jezus eer , voor eeuwig onzen Heer, 1
Hij, ja, Hij zelf is in ons nu gekomen ,
Hij zelf heeft ons tot de zijnen genomen:
4an Jezus eer ! [bis.)
IX.
AKTE VAN GELOOF.
Broeders, welk geloof hebt gij ?
Zegt uw Credo; antwoordt mij.
Credo 't Evangelie Gods Met de vastheid van de rots Credo! Credo,
Zegt mij dan op welk gezag Zulk een vastheid steunen maquot;.
Op mijn Gods waarachtigheid, ^
Die niet faalt en niet misleidt. j
Credo ! Credo !
Maar van waar , uit welken mond Weet gij wat God heeft verkond?
Uit den mond van Jezns Bruid, Die zich mild voor mij ontsluit, Credo, Gredo,
Ja maar wijst de bron mij dan, gt; Waar de Kerk uit putten kan.
't Woord van God, dat God haar liet 't Zij 't geschreven staat of niet. Credo, Credo,
Maar wat baatte nog die bron , Zoo de kerk eens falen kou ?
Jezus woord blijft eeuwig waar; Dat Hij altijd is met haar. Credo. Credo.
Zal uw Credo van dit uur, Broeders , zijn van langen duur?
En in voorspoed, en in nood Gredo, Credo tot mijn dood. Credo. Credo.
Laat ons , God , eens zien bij u Wat wij hier gelooven nu.
Laat ons, God, eens zien bij u. Wat wij hier gelooven nu. Credo, Credo.
74
X.
Wij zondaars, voor U neer geknield ,, Het hart van waar berouw doordrongen ,
Door ü met zoete hoop bezield,
En als tot wedermin gedwongen ,
Wij bidden U zie toch, o Heer, Met mededoogen op ons neêr.
Wij bidden U zie toch, o Heer ; Met mededoogen op ons neêr.
Gij kwaamt, o Eedder onzer ziel, Het menschdom van het smartelijkst lijden Waarin 't door Adams schuld verviel, Ten koste van uw bloed bevrijden. Wij bidden U enz,
ïoen onze ziel door 't snood bestaan Van satan !ag bedekt met wonden,
Hebt Ge ons als de Samaritaan,
Gezalfd en liefderijk verbonden.
Wij bidden ü enz.
75
Het schaap van 5t heilspoor afgedwaald, Hebt Gij zoo minzaam en zoo teder,
Alom gezocht en achterhaald ; — Gij bracht het op uw schoudren weder. Wij bidden U, enz.
Gij wilt den dood des zondaars niet. Maar dat hij, wars van 't zondig streven,
't Genot dat hem de zonde biedt, Verzake, en inga tot het leven. Wij bidden U, enz.
Ik, ik ben die booze zondaar.
Die God uit mijn harte dreef. En nu in het slijk gezonken.
Ver van mijn Verlosser leef. Ach mijn God! wil 't mij vergeven,
Wat ik tegen u misdeed;
Schenk, o God, mij uw genade.
Want de zonde zijn mij leed.
76
Ik helaas, ben zoo hoovaardig,
Dat Gij zonder waarde zijt In mijn zondig oog ; hoezeer ook gt;
Ge ü vertoont in need'righeid.
Ach, mijn God. enz.
Ach, hoe vaak drukte ik de doornen
In uw schoon aanbidd'lijk hoofd;
En van welken schoonen hemel
Heeft die misdaad mij beroofd.
Ach mijn God, enz.
-i.
Door 't verachten der genade
Heb 'k U slagen toegebracht,
'k Heb verscheurd uw god'lijk lichaam.
En uw goedheid zoo veracht.
Ach mijn God. enz.
'k Dorst dan zoo wreedaardig wezen,
Hat ik U aan 't kruishout klonk,
'k Heb vermoord in koele bloede
Hem, die mij het leven schonk.
Ach mijn God, enz.
'i
77
En toch groeide uw' liefde sterker, Hoe ik meet U heb veracht; quot; En het bloed door U vergoten
Heeft mijn hoop weer aangebracht! Ach mijn God. enz.
'k Moest om mijne schuld te boeten
Branden in de helsche vlam,
En was hopelooa verloren
Zoo 'k ooit in dien vuurpoel kwam ! Ach mijn God. enz.
IWat zou mij dan 't klagen baten ?Wat zou mij dan 't klagen baten ?
Wat het weenen, zoo mijn ziel Eeuwig tot den brand verwezen In het vuur der helle viel,
Ach mijn God. enz.
9-
78
'k Ben beschaamd, gedrukt, verslagen,
Om de zonde die ik deed.
Daar ik ver van U verwijderd
Ver van 't leven, 't leven sleet. Ach mijn God. enz.
Wil me, o God; aan U nu boeien
Eeik mijn toe uw Vaderhand,
Bind mijn wil aan uw verlangen
Door uw gouden liefdeband. Ach mijn God. enz.
Geen rechtvaardig vonnis vraag ik,
'k Vraag alleen barmhartigheid, 'k Smeek bij 't storten mijner tranen.
Dat Gij mij genadig zijt.
Ach mijn God. enz.
T
79
XII.
Welkom, lief Kind, dat Maria ons baarde, Komt, stervelingen, staat biddende stil:
Glorie aan God in den hooge, op aarde Vrede aan de menschen van deugdzamen wil.
'k Haak, al heb ik dons noch doeken, U in 'tstalken te bezoeken,
't Kindje vol bevalligheid.
Dat ons door uw komst verblijdt. God, mijn hart begint te branden,
't Reikt zoo lieflijk mij zijn handen, 't Kindje vol bevalligheid.
Dat ons door uw komst verblijdt.
Welkom, lief Kind. enz.
Mocht ik eens wat nader treden,
Raken aan die teed're leden.
Kindje, waarom lacht Gij zoo In uw arme wieg op stroop
Maar ziet eens dat borstje jagen. Hoort die zuchtjes troosting vragen , Ach aan mijn geprangd gemoed Doen zijn' zuchtjes zoo een goed, Kindje, ziet Gij dan de smarten In het binnenste mijns harten ? Ach, aan mijn geprangd gemoed quot;Doen zijn zuchtjes zoo een goed. Welkom, lief Kind, enz.
Kindje, kunt Gij hen die lijden En die zuchten, zoo verblijden ?
Voel mijn hart, hoe 't lichter wordt, Kindje, daar Gij tranen stort!
Laat die rollen op mijn wangen. Die daar aan uwe oogjes hangen ,
Voel mijn hart, hoe 't lichter wordt, Kindje, daar gij tranen stort. Welkom, üef Kind, enz.
81
'k Ga die lieve moeder vragen. Kindje, die U heeft gedragen, Of 'k mag blijven tot den dood Aan uw' zijde op haar schoot. Wees! o Jezus, Gij mijn Broeder, En die lieve Maagd mijn' Moeder! Aan uw zijde op haren schoot Wil ik blijven tot den dood. Welkom, lief kind, enz.
XIII.
o Held're nacht! die ver de schoonste dagen
In hoogen roem en luister overstraalt:
o Schoone nacht, waarin een rein behagen, En zoete vreugd in onze harte daalt, {bis.)
Een Moedermaagd, uit Juda's stam, verkoren.
Vereert ons met een' goddelijken schat;
Gods eeuwig Woord, uit haar als mensch geboren. Verschijnt voor ons in David's oude stad. (its.)
6
82
■
o Israël met uw nageslachten,
Staak uw gezucht: o Jakobs telg schep moed. De Heiland, dien uw vad'ren lang verwachten, Is opgestaan uit Jesse's edel bloed, {bis.)
Maar neen, de held tot koning ons geschonken,
Is niet vergund aan Jakobs zaad alleen,
Zoo ver als ooit de zon en sterren blonken
Wordt haast zijn rijk aan ieder volk gemeen, {bis.)
o Vredevorst, o Koning aller vorsten!
Dat satan's rijk voor uw vermogen zwiclit! o Heiland, laat ons hart niet langer dorsten Kaar 't zoet genot van uw genadelicht, {iis.)
o Ja, Gods zoon, doe de oude boosheid wijken
Voor godsdienst en voor ware zaligheid,
Dus staat uw rijk tot heil van alle rijken En groeit en bloeit en praalt in eeuwigheid, {iis.)
83
XIV,
Herders! hoe! ontwaakt gij niet? Wat is op die uur geschied?
Eene stem van hemelingen Klonk door de ongemeten kringen: Gloria!
Gloria!
o Wat wonder mag deez' nacht Op den aardbol zijn volbracht! Want een vreugdespellend' glans, Straalde van den hemeltrans.
Ach! ik hoorde een Eng'lenstem, Zij riep ons naar Bethlehem, quot;Van een maagd door God verkoren, Is daar 'quot;t heilig Kind geboren, Gloria,
Gloria!
O, de Schepper van 't heelal Ligt daar in een beestenstal;
Laat ons spoeden naar dat Kind, Toonen dat ons hart Het mint.
84
Wat gesclienken neem ik me ? Denk toch aan geen offervee; Gij moet een goed hart opdragen , Di: kan 't goddelijk kind behagen. Gloria,
Gloria!
Ach, welk offer is te groot Yoor dat Kind, dat God ons bood ! Komt Iaat ons te samen gaan. Biddend voor zijn wiegje staan.
Welkom, Kindje, wees gegroet, Daar Ge uw liefde ons blijven doet: Welkom, dierbaar Kind, in 't leven! Mogen we U ons harten geven? Godd'lijk Kind,
Dat ons bemint.
Voor ons vloeit uw eerste traan, Neem onz' harten gunstig aan, Voor uw' krib, o Opperheer!
Leggen wij deez' giften neêr.
Lieve Moeder van dit Wicht, Dat in Harme wiegje ligt,
Boven allen uitgelezen.
Moest gij Jesus Moeder wezen: Zuiv're Maagd, Moeder-Maagd!
85
Als ge in liefd' gevoel verrukt 't Lieve Kind aan 't harte drukt. Bied Het dan de harten aan, Die voor U en Jerus slaan!
XV
G EDEWKLIEjD'AAHquot; 'S HEEBEW LIJDEN 1
Gansch des Heeren aardsche leven
Was een kruis en marteling;
't Voegt zijn knecht, Hem na te streven Op den Kruisweg , dien Hij ging.
'k Zal dan al mijn levens dagen
Denken aan 't geen Jezus deed, Denken aan de wreede slagen.
Die mijn lieve Jezus leed. {Lis.)
Wat al lijden U doorgriefde,
Is 't voor mij niet uitgestaan?
O hoe groot was uwe liefde.
Die ten kruisdood ü deed gaan.
86
'k Zal uw kruis gedachtig blijven, Nagels, rietstaf, kroon en speer; In mijn hart uw wonden schrijven, Liefdeteekens van den Heer
'k Zal aan spons en edik denken ,
Laafdrank van mijn bruidegom! quot;Wat zal ik Hem wederscheuken ? . . Vraagt uw smart geen smart wéér om
W
z/Zie Mij aan en tel de wonden ,
,/Die Ik voor mijn dienstknecht draag; //Boet in tranen uwe zonden;
//Zou 't te veel zijn, wat Ik vraag,
//Wil dan 's werelds vreugde derven,
//Neem den rampspoed willig aan; ^Wil met Mij aan 't kruishout sterven //Om mijn leven in te gaan.quot;
O mijn hoop van 't eeuwig leven !
's Vaders glorieluister Gij;
Hoe ge IJ meer hebt weggegeven Pas te dierbrei zijt 6e ook mij,..
87
Schame 't lid zich 'fc aardsclie verblijden.
Als men 't hoofd in doornen klonk, 's Levens Vorst den kelk van 't lijden Voor de zijne ledig dronk.
Lof en glorie gansch ons leven
Zij Maria's Zoon gebracht,
Voor zijn volk aan 't kruis geheven , 't Faaschlam voer hun schuld geslacht!
XVI.
Het offer der Congregauisten aan de H Familie,
{Eene stem.) Het Eer zij God ! in Juda's dreven, Gezongen door der Engelen stem. Deed eenmaal blijde herders streven, Naar d'armen stal van Bethlehem.
{Allen.) Komt snellen wij o Broeders ! henen , Op 't spoor der stille herderwacht, ' Ons offeruur is thans verschenen , Het offer voor de Krib gebracht.
88
[Bene stem) Ook wij, wij hooren heden zingen,
Den mensch zij vreê, en lof aan God !
1 Ook wij, wij mogen binnendringen, o Beth'lem! in uw arme grot.
Allen. Komt snellen wij o broeders! licnen, Op 't spoor der stille herderwacht. enz,
[Eene stem) Maria luistert, diep bewogen,
Bij de arme krib naar 's Ileeren klacht Eu Jozef leest, in 's kindjes oogen, Dat het hun offer tegenlacht,
[Allen) Komt snellen wij o broeders! henen. Op 't spoor der stille herderwacht enz,
(Eene stem.) De herder biedt geen wierookwolken, Geen myrrhe of goud het kindje aan. Maar tranen zijn de stille tolken, Die het zijn zuchten doen verstaan.
{Allen) Komt snellen wij o broeders! henen.
Op 't spoor der stille herdervacht enz
Eene stem) Maria's stem roept weer zoo teder, Ons naar de krib waar 't kindje ligt.
89
Komt, knielen wij daar weenend neder Bij het van koude scheiend wicht.
{Allen.) Komt snellen wij o broeders! henen,
Op 't spoor der stille herderwacht. enz.
[l{ene sl.eiii) Zie Jozef wijst ons op den Koning, ])en Heer en Schepper van 't Heelal, En smeekend vraag hij Hem een woning o Broeders! voor den armeu stal,
(Allen.) Komt snellen wij o broeders! henen,
Op 't spoor der stille herderwacht, enz,
[Bene stem) Ons offer is dan uitgelezen.
Door 't Kind, den Grijsaard en de Maagd Ja 't offer moei de woning wezen. Die ons de heilige Jozef vraag.
{Allen) Komt snellen wij o broeders! henen.
Op 't spoor der stille herderwacht. enz.
{È'ene slem.) Kom heilig drietal bij ons leven,
Kom, daal ons aan het harte neer, Dit is de woning, die wij uw geven. Het is het onze thans niet meer.
(Allen.) Komt snellen wij o broeders, henen,
Op 't spoor der stille herderwacht, enz.
90
XVII.
LIED VAN ONS BROEDERSCHAP. 1.
O Godsgezin, o drietal leden,
Die aller heilig toonbeeld zijt, Wij komen weer tot u getreden,
Die allen u zijn toegewijd.
Vergun dat we op uw schuldloos leven
Eerbiedig onze blikken slaan,
Om stil de deugden na te streven, ) Waarin gij ons zijt voorgegaan ) 2S'
Wat reinheid, wat een hemel vrede ,
Wat zachte rust van zaligheid, Gedurig gaan en oog en bede
Omhoog naar de Oppermajesteit. Wat ijver in uw plichtbetrachten ,
Van d' eersten tot den laatsten stond. Op God alleen zijn uw gedachten, ),^ Nooit wijkt zijn lof uit hart of mond ) zs'
O, dat wij dan, tot lid verheven Van 't Allerheiligst Huisgezin,
91
Naar hun drievoudig toonbeeld streven
Van vader — moeder — kindermin, Onze arbeid ook zij God geheiligd,
Op God zij altoos hari, en oog; De beê, die ons voor 't kwaad beveiligt, ) Ga met hun lofgebed omhoog. )
O Jesus, God en mensch te gader!
Maria , reine Moeuprinaagd ; O Jozef, 's Heeren Voedstervader;
Hoort wat dit broeiirental u vraagt: Laat ons u stil en trouw beminnen,
Geliefde Vader, Moeder, Zoon, Dat we eens met onze huisgezinnen ) U eeuwig zien in 's hemels woon. )
XVIII.
Aanroeping lot Jezus Maria Jozef.
Gegroet te samen. Geprezen Namen:
Jezus! Maria! Jozef!
Bij de engelscharen Nu opgevaren,
Jezus! Maria! Jozef!
92
Wie liiei op aarde Roemt u naar waarde ? Jezus! Maria! Jozef
Gij troost bij suiarte 't vertrouwend harte, Jezus! Maria! Jozef!
Gij delgt de zonden En lieelt hear wonden, Jezus, Maria, Jozef,
Op u mijn hope, Hoe 't ook mij ioopc, Jezus, Maria, Jozef.
'k Stel in uw handen Mijne beste panden, Jezus, Maria, Jozef.
Bedauwt mijn wegen Met uwen zegen, Jezus, Maria, Jozef.
Staat mij ter zijden In 't lange strijden, Jezus, Maria, Jozef.
Doet mij bij 't sterven De kroon verwerven, Jezus, Maria, Jozef.
93
Zij mij gegeven Het eeuwig leven, Jezus, Maria, Jozef.
Om u ginds boven Daarvoor te loven, Jezus, Maria, Jozef.
Gezin, het heiligst wat tot heden
Ooit heeft op 't ondermaansch bestaan, Wij richtten 't u waarts onze schreden,
Wij klopten bij uw woning aan ; En gij naamt Hollands eerstelingen
Als huisgenooten bij u op, En Utrechts jeugd en ouderlingen ) ^ Verhellen blij uw vaan in top. )
Wij zijn bereid u na te streven
Met u te ontvlieden zonde en kwaad, Met u in matigheid te leven.
Met u te zwoegen vroeg en laat.
94
Met u ons zweet den Heer te wijden.
Mei ü tc Irotsfii leed en pijn,
Met u te zwijgen en rte lijden , ) ,. En in Gods tand gerust te zijn. ) IS
3
Komt mannen , klampen wij als braven,
De deugd steeds aan ons werktuig vast, Om staag op Utrechts zoom te staven,
Dat deugd en viyt den werkman past, o Jezus, krooii der Jongelingen,
Maria , toonhi eld voor de vrouw , o Jozef, steun d r ouderlingen, ) ^■ Voor eeuwig blijven we u getrouw )
4.
Getrouw, wij tuigen 't duizendwerven.
Getrouw, tot onzen jongsten snik,
Laat nooit onz' ziel door zonde sterven.
Verlaat ons niet een «ogenblik. En eeuwig zulien we u beminnen,
Ach, of dc dag dra ■ oor ons schijn, Dat wij, o bloem der huisgezinnen, ) 7-, Verheugd met u ten hemel zijn. ) lS
93
XX.
ÏER EERE DER H. FAMILIE.
DE H. FAMILIE, JEZUS, MARIA, JOZEF.
U, Jozef. w:jk ik mijneu zang. Maria zing ik levenslaiiK U dicrbre Jezus is 't meer. Allen Wien ik met mijnen zang vereer, o Heilig Huisgezin,
Daar eer ik Jozef in,
Ik eer Maria, Moedermaagd, Met haar godlijk Kind, Dat ons teder mint,
En niets van ons dan liefde vraagt.
Was ooit een huisgezin zoo groot. En te gelijk in dieper nood,
Dan 't allerheiligst huisgezin? Dit boezemt troost bij 't lijden in. o Heilig, enz.
Was ooit een huisgezin op aard, Zoo heilig, zoo ons' achting waard ? Het hoofd gebogen in liet stof ,
Zing ik dit heilig drietal lof.
Was ooit op aarde een huisgezin Zoo mild , zoo rijk aan menschenmiu ? Ik werp daarom voor U; o Heer , Mij zelv' als dankbaar offer neer. o Heilig, enz.
'lill i I
Is arbeid 't lot, dat God ons heeft beschoren,
7t Is zoet, voor wie den Godmensch werken ziet, 't Is de erfenis van Jezus uitverkoren,
Is dit geen troost in kommer en verdriet r'
97
o Huisgezin, tot voorbeeld ons geschonken. Wij komen thans uw deugden gadeslaan. Mocht dit gezicht in ons de deugd ontvonken Mocht nieuwe moed in ieders ziel ontstaan !
Ach denken wij, als ons ellenden drukken : //Ook Jesus zelf was arm zoowel als wij.quot; o Heilig Drietal, al onze ongelukken
Zijn minder zwaar als men ze draagt als gij. o Huisgezin, enz.
Wij willen nooit naar ijd'len rijkdom streven.
En de armoê blijft ons dierbaar steeds en schoon; Geeft de arbeid ons veel moeite hier in ;'t leven, Eens wordt 't geluk des hemels ons tot loon. o Huisgezin, enz.
De smart duurt kort, de vreugde is zonder palen;
Komt, lijden wij een oogenblik met vreugd.
Geeft Jesus ons zijn zegen in onz' kwalen. Dan worden ze eens veranderd in geneugt. o Huisgezin, enz.
■ I
96
Was ooit een huisgezin op aard. Zoo heilig, zoo ona' achting waard ? Het hoofd gebogen in het stof ,
Zing ik dit heilig drietal lof.
o Heilig enz.
Was ooit op aarde een huisgezin Zoo mild, zoo rijk aan menschenmiu ? Ik werp daarom voor U: o Heer , Mij zelv' als dankbaar offer neer. o Heilig, enz.
XXL
DE H. FAMILIE ONS VOORBEELD.
Is arbeid 't lot, dat God ons heeft beschorsn,
't Is zoet, voor wie den Godmensch werken ziet, 't Is de erfenis van Jezus uitverkoren,
Is dit geen troost in kommer en verdriet?
97
o Huisgezin, tot voorbeeld ons geschonken, Wij komen thans uw deugden gadeslaan. Mocht dit gezicht in ons de deugd ontvonken Mocht nieuwe moed in ieders ziel ontstaan !
Ach denken wij, als ons ellenden drakken : «Ook Jesus zelf was arm zoowel als wij.''
o Heilig Drietal, al onze ongelukken
Zijn minder zwaar als men ze draagt als gij. o Huisgezin, enz.
Wij willen nooit naar ijd'lcn rijkdom streven.
En de armoê blijft ons dierbaar steeds en schoon; Geeft de arbeid ons veel moeite hier in ''t leven. Eens wordt 't geluk des hemels ons tot loon, o Huisgezin, enz.
De smart duurt kort, de vreugde is zonder palen;
Komt, lijden wij een oogenblik met vreugd. Geeft Jesus ons zijn zegen in onz' kwalen. Dan worden ze eens veranderd in geneugt. o Huisgezin, enz.
7
98
XXII.
Vreedzaam wandelt ster bij ster Door den blauwen liemel.
Twist en tweedracht zijn daar ver, Ver het krijgsgewemel.
Vreedzaam vloeit het beekje hier Door de grocno dalen
En weerkaatst liet sterrenvier, 't Breekt hun gouden stralen.
De aard' roept met den hemel meê Menschen leeft in vrede,
,/Och, dat niemand rust en vreê ,/Met den voet vertxede.quot;
Vreedzaam willen wij dus zijn, En als broeders leven,
Steeds met eendracht vrolijk zijn, Leed aan niemand geven.
Dan zal, aan decz' beek gelijk.
Stil ons leven loopen.
Tot dat God in Jt sterrenrijk. Ons den hemel open'.
bis.
lis.
bis.
H
bis.
I !
I
bis.
99
XXIII.
HULDE AAN HET KRUIS.
Jesus stierf voor ons: welk een vrind, Is Hij dus onz' liefde niet waardig?
Meer dan zich heeft Hij ons bemind, , Daarom stierf Hij zoo bereidvaardig.
Christ'nen, zingt luid hier in Gods huis:
Leve Jesus, leve zijn kruis.
O
Aan dit goddelijk kruis zij eer,
Sedert Jesus 't zich heeft verkozen,
Is het kruis niet meer als weleer Iets dat ons doet huiv'ren en blozen.
Christ'nen, enz.
Aan dit goddelijk kruis zij eer.
Boom, wiens vrucht vol zoetheid en sterkte
't Kwaad verliep, dat 't menschdom weleer De eerste vader Adam bewerkte.
Christ'nen, enz.
Aan cït goddelijk kruis zij eer,
Vruchtbre bron van alle genaden,
100
Waarin 't bloed van God, onzen Heer
Afwiesch 's werelds zonden en kwaden Christ'nen, enz.
Aan dit goddelijk kruis zij eer,
Leerstoel tot beschaving der wijzen,
Waar ik Hem zijn godd'lijke leer Zonder spreken hoor ouderwijzen. Christ'nen, enz.
Aan dit goddelijk kruis zij eer,
'k Wil de eer aan 't hout zelf niet betoenen
Maar ;k aanbid mijn Heiland en Heer, Die ik op dat kruishout zie troonen, Christ'nen, enz.
TER EfRE ÏAS DE ALLEBBEILIGSTB 1A6»
O BEELD DER SCHOONE LIEPDE,
o Beeld der schoone liefde.
Maria, Jozefs bruid, Gij vraagt mij wederliefde
En stort uw gunsten uit. 'k Wil eeuwig u beminnen, ;
o Groote Koningin, f
Prent diep in hart en zinnen Mij uw gedacht'nis in
o Jozefs bruid, mijn Moeder,
Mijn troost, mijn toevluchtsoord Uw Zoon is mijn behoeder. Die immer u verhoort. Wil eeuwig, enz.
| Sis.
3.
o Had ik zoo veel monden Als sterren in de lucht,
Ik zou uw lof verkonden Met innig zielsgenucht.
;k Wil eeuwig enz.
o Had ik zoo veel zielen
Als korrels zijn op 't strand; Als immer druppels vielen,
'k Schonk ze u met milde hand, Jk Wil eeuwig, enz.
Hoe moet ik mij beklagen, , Daar ik armzalig mensch , U zoo niet kan behagen
Gelijk ik vurig wensch.
'k Wil eeuwig, enz.
MAEIA, ONBEVLEKT ONTVANGEN. 1.
Laat ons moeder van den Heer, Laat ons om uw zetel dringen ,
103
Laat uw kind'ren u ter eer 't Zielverrukkend feestlied zingen ,
't Moet weerklinken luid en blij:) ^ Moeder onbevlekt zijt gij. ) '
't Heeft reeds 't wijde wereldrond Sn herscheppend overklonken
't Woord door Pius' mond verkond ; En uw kind'ren vreugdedronken Jub'len op uw feestgetij ) ,
Moeder onbevlekt zijt gij. )
Neen dat loflied zwijgt niet meer : Tot aan 's werelds verste palen Zullen met het hemelsch heer Al uw kinderen 't luid herhalen 't Woord van 't zalig Jubeltij ; ) Moeder, onbevlekt zijt gij. )
Eu we voegen dank en beê Aan de blijde feestgezangen ;
Wie, wie dankt niet met ons meê Yoor al 't heil door u ontvangen In het zalig Jubeltij:
Moeder, onbevlekt zijt gij. )
104
Zonnezuiv're Moedermaagd Om de glorie u gegeven,
Hoor ook wat ons hart u vraagt Dat we na een schuldloos leven
Eeuwig jubelen aan uw zij: ) /. Moeder, onbevlekt zijt gij. ) Jls'
III
MARIA LEVE ! 1.
bis.
Maria leev', wat glans en luister meng'len,
Zich in dit hart van alle vlekken vrij,
Maria leev', de koningin der Eng'len,
De Moedermaagd aan 't hoofd der maagdenrij. Maria leve Met God haar kind
Leve Maria,
Die ons als Moeder mint.
li
Maria leev', komt laat ons vóór haar knielen;
Ze is dochter Gods, Gods Moeder, Godes bruid.
105
Maria leer', ze is 'quot;t heilverbond der zielen, Door hare hand stort God zijn gunsten uit. Maria leve, enz.
Maria leev', zou 'k immer haar verlaten ?
Was liever dood en lag in 't duister graf; Wat, zonder haiir, wat zou mij 't leven baten? ïveen, God, breek eer den draad mijns levens af. Maria leve, enz.
Maria leev', laat me in haar liefde leven.
Met haar vereend vrees ik noch dood noch pijn De laatste zucht die op mijn lip zal zweven , Zal liefdezucht voor Ü, Maria; zijn.
Maria leve, enz.
HÏÜ
li
IV.
O MOEDER GODS.
o Moeder Gods , o Reinste Maagd,
Naar 't voorbeeld onzer vad'ren
106
Vertrouwen wij,
Nooit vruchteloos, ü smeekende te nad'ren. (bzs.)
Wij bidden u , o Koningin ,
Wend minzaam toch uwe oogen Van 't glorielicht. Waarin gij troont Op ons in 't stof gebogen, (bs.)
Wij quot;zuchten in Dit tranendal , Van noodgevaar omgeven, En moeten vaak In druk en smart En bange zorgen leven, (bzs.)
Maar gij o troost, o Hulp in nood, Wil onzér u erbarmen,
En berg ons, voor 't Gevaar beschut, In uwe moederarmen, (bw.)
107
■
De duivel zoekt Ons ten verderf Zijn strikken uit te zetten.
Maar gij, o kum.
Wil met uw voet Zijn' helschen kop verpletten, {bis)
ü
De wereld tracht Door schijngeluk Ons aan de deugd te onttrekken; Maar geef, dat wij Nooit onze zie!
Door 't aardsche slijk bevlekken {his.)
Het vleesch is zwak En steeds geneigd Bedrogheil na te jagen.
Maar bid dat wij Als 't hoogst geluk God zoeken te behagen, {dis,)
108
Maria, bid,
Bid uwen Zoon,
Dat wij, hoezeer omgeven
Van zonde en kwaad, Toch nimmer rein Voor Godes aanschijn leven {bis.)
o Bid, dat wij Aan 's levens eind, In Jesus liefde sterven.
En na den dood,
Met u vereend.
Het rijk des hemels erven, {bis.)
V,
AVONDGROET TOT 1IAKIA.
Maria's beeld te midden
Van vrolijk schitt'rend licht, Noodt ons te komen bidden Bij 't altaar haar gesticht.
109
Komt, laat ons tot haar ijlen, Een kleine poos daar wijlen, Maria, {bis) Moeder zegen ons.
Wij vallen aan uw voeten,
Neem ons genadig aan; Ontvangt onz' laatste groeten
Voor dat wij huiswaarts gaan, Dan gaan we blij te moede, Vertrouvrend op uw hoede. Maria, (Bis.) enz.
VTij wijden u onz' harten.
Voor 't goede dat ge ons doet; In blijdschap en in smarten,
In voor- en tegenspoed.
Steeds willen we u vereeren, En uwen roam vermeeren, Maria, {6ü) enz.
o Stort met moederhanden, Uw zegen op ons neer. Verbreekt des zondaars banden
En brengt tot God hem weer, Dan ziet ge ons morgen weder , o Moeder goed en teeder ! Maria, (Ois) enz.
110
LOFZANG EN OPDRACHT AAN HET HEII.IG HAnT TAN 5IAEIA.
o Maagd, o schoonheid nooit volprezen, o Moeder van 't Oneindig Wezen,
Wat luister schittert van uw troon! De Seraf, aan zich zelv' onttogen,
Juicht, voor uw grootheid neergebogen; o Koningin, wat zijt gij schoon! (Sis.)
Al mist Maria 't aardsche duister,
Het schouwspel van uw grootschen luister.
Ons koestert toch uw liefdegloed.
Ja, de Engel roeme uw heerlijkheden. Wij juichen, jub'len hier beneden „•
o Moedermaagd wat zijt gij goed ! (i/g.)
Dank, dank voor zoo veel liefdedaden. Voor zoo veel duizende genaden,'
Gevloeid door uwe liefdehand!
Ontvang, voor al die zegeningen,
Maria, voor al die lievelingen
flun hart tot eeuwig ondtrpand, (6/s.)
o Moeder, altoos even teeder ,
o Zie met welbehagen neder
Op 't offer van uw dierbaar troost Schrijf iu uw hand ons aller namen INTeem in uw hart onz' harten samen
Dan Moeder lief, zijn wij getroost! [his.)
Dan mogen vrij de winden tieren , De bliksems door het luchtruim gieren.
En monsters jagen door de zee j Vergeefsch hun razen, hunne woede. Wij zeilen onder uwe hoede
Beveiligd naar de hemelreê. {bis,)
Daar zal geen vrees ons hart meer klemmen Daar zingen wij met blij der stemmen.
Geschaard om uwen zegen troon , Uw naam tot lof en God ter eere:
Maria, Moeder van den Pleere.
Wat zijt gij goed, wat zijt gij schoon, {his.)
UAKIA TROOST O^S.
1
Allen, Moeder des Heeren, 'k Wil u vereeren , o Troost voor 't hart. In smart ,
Beste der moed'ren, Schenk me alle goed'ren , Wat zijt gij goed ) En ïoet. )
|!|!i si1
hls.
Gij schenkt troost aan 't bedroefd geweten.
Gij komt tot ons in angst en nood. Gij slaakt des zondaars ijz'ren keten,
Jin redt hem dus van d' eeuw'gen dood, Moeder des Heeren, enz.
Uw zoete hand droogt af onz, trane:a.
Uw naam zoo zacht geneest ons wee , Ja zelfs uwe ijv'rige onderdanen Doen blij op 't kerkhof hunne bee, Moeder des Heeren, enz.
113
Uw teecTre ziel kan 't geenszins lijden,
Dat iemand ooit ellendig zij;
Gij komt met ons in 't sterfuur strijden, En voert tot God ons naast uw zij. Aioeder des Heeren, enz.
U wijd ik dus, wat me ooit moog' kwellen,
U draag ik al mijn kruizen op;
'k Weet, dat mij niets dan kan ontstellen. Wijl 'kzoo .de bron van weemoed stop. Moeder des Heeren, enz.
MARIA, WEES GEGROEl.
Maria, wees gegroet, (bw.)
Twee Kom, nog een tweede maai. 2quot;
stemmen. Kom, nog een honderd maal; 1)
Welaan, nog duizend maal,
Neen, zonder eind of paal: S'
1) Na elk, herhalen allen: Maria, wees gegroet.
114
i
Van eiken serafijn,
quot;Van alken cherubijn;
quot;Van gansch het Eng'lenkoor, 'i Klink' heel den hemel door; Tan ieder' steen, hoe klein, Van ieder' korengrein;
Van 't bloempje langs den stroom, Van 't blaadje op den boom;
Van 't kleinste spiertje gras,
Van 't diertje uit 't kleinste ras; Van heel het vog'lenheer.
Van 't kleinste vischje in 't meer: Kortom, van al wat leeft,
Van alies, wat er zweeft,
Van iedsr aardsche vrucht. Van water vuur en lucht;
'k Laat U ook kiezen vrij,
Wat (J behaagt in mij;
Dan hoop ik na mijn dood Te zingen in uw' schoot;
£3
Allen. Maria, wees gegroet.
IX.
D E MEI M A A N D. #
Juicht nu, blijde Sion's kooren, Laat uw jubelzangen hooren,
|
115
Door het ruim der hemelwoon! Meimaand, stijg ten bloementroon, Om de heil'ge Maagd te tooien, Wil ze blad en bloem ontplooien; Gansch natuur vereert de Maagd, Die het kleed der onschuld draagt
Gulden Zonne, doe uw stralen Van 't azuur des hemels dalen: Bloemengeur, doorzweev' den hof, Tot Maria's eer en lof.
't Heilig kind, heur roem en eere, Nu haar Zoon nog, eens haar Heere, Drukt zij aan haar vroom gemoed. Moeder Gods, o, wees gegroet.
Voorbeeld van de moederliefde.
Zelfs nog toen zijn kruis U griefde. Op U staren wij met vreugd, Leidsvrousv op het pad der deugd. Ja, uw vlek'loos heilig leven Is ten gids aan ons gegeven 't Zij in vrede of bangen strijdj Uwer zij ons hart gewijd.
116
Laat ons met een zoet verrukken, 't Schoonst gebloemd der Meimaand plukken. En ü met verheugde Geest,
De offers biên van 't lentefeest.
Zie wij tiad'ren om te toonen,
Ifoe we U, 's Heilands Moeder, kroonen Gij die de uilverkoor'ne waart,
En den Eedder schonk aan de aard'-
X.
MEILIED.
Heuvels, dalen, bosschen, velden, Vloeden, wilt den lof vermelden. Doet den prijs der deugden gelden, Van Maria morgenschoon, (bü)
Beekjes met het lief geklater. Van uw zilverkleurig water, Vogeltjes met zoet geschater,
Zingt Maria 't loflied toe. (bw,)
117
Zingt o Moeder-koninginne ,
Schoonste Maagd en rijksvorstinne.
Maak dat ik U steeds beminne,
Eer aan God , wijl Hij U schiep, {bis.)
Gij zijt door uw liefdestralen Eene zon der hemelzalen,
Niets kan bij uw reinheid halen,
o Gij maan van 't hemelrijk, (bw.)
Geur verspreidt gij als de rozen, 't Hoogste schoon moet voor U blozen Lelie onder vlekkeloozen,
Toonbeeld van lieftalligheid.
God ziet onder duizendtallen U de ootmoedigste van allen.
't Is met eind'loos welgevallen Dat Hij op uw schoonheid ziet. (b?$.)
118
Heilige Maria, Moeder,
Dochter van den Albehoeder ,
Wees uw' kind'ren immer goeder, Bij uw' Jezus, bij uw' Zoon. (Jz«.)
Onbevlekt zijn de Eng'len-reien,
Voor des Hoogsten heiligen troon,
Maar nog schooner zijt ge o Moeder ? Van Jehova's een'gen Zoon,
Gij Maria! neêrgezeteld !
In het Hetnelseh vaderland,
A's de voorspraak van het menschdom, Aan des Hoogen rechterhand.
Daar verheven boven de Eng'len,
Kent uw harte leed, noch druk;
Daar smaakt steeds uw zuivre boezem } 't Ongestoordst en reinst geluk;
119
En van daar, wijl ge aan de wereldj Den Bevrijder ebt gebaard,
Blikt ge steeds, het oog vol liefde, Neder op de ellendige aard!
Worden wij dcor storm geslingerd, Op des levens Oceaan,
Ja, dan hoorc Gij medelijdend,
Onze bange kreten aan;
Is de kalmte oas weer gegeven, Staam'len wij een dankend lied.
O dan weigert ^t Moederharte,
Harer kind'ren buide niet.
Zie dan van aw' hemelzetel,
Moeder van den Opperheer .
Op uw hier vergaarde kind'ren. Met een teed'ren oogwenk neer ,
Schoon bewust van vele zonden , Schoon met zware schuld belaan,
Smeeken wij, — hoor toch genadig , Onzen zwakken lofzang aan!
Zie toch Hemel Koninginne !
Zie ons innig harteleed,
Over 't kwaad van ons uw kind'ren, Dat uw Zoon eens lijden deed;
120
Ja dat kwaad heeft uwen Jezus,
Zijnen doornen kroon gevlecht.
't Heeft Hem zoo ontaard gegeeseld. En aan 't schand'lijk kruis gehecht
Ach, verwerf ons nu vergeving,
Door uw zoete moederstem,
Want één woord, één zucht uws harten Heeft de grootste kracht op Hem;
Toon Hem al zijn bitter lijden ,
Toon Hem 't bloed dat Hij vergoot;
Wijs Hem op zijne wreede wonden, Wijs Hem op zijn' bitt'ren dood.
Wees gegroet! o Koninginne !
Moeder van het hoogste goed !
Hemelswellust, vreêbodinne,
Werelds hoopster, wees gegroet.
Hoor de stem van Eva's zonen Van 't gebannen Adams kroost,
Luister naar hun droeve toonen, Moeder! hoor ! zij vragen troost!
121
Ver verwijderd van de dreven, Van het lieve vaderland.
Zuchten wij hier in dit leven. Kwijnend op dit vreemde strand;
Uwaarts uit dit dal van smarten. Aan uw hand ten kamp geleid.
Heffen wij en blik en harten,
Naar het oord der zaligheid.
. Moeder van het Alvermogen,
Ouze voorspraak bij den Heer!
Werp een blik van mededoogen. Op het lijdend menschdom neer:
Sla uw blik o dierb're Moeder ! Van uw zwervend kroost niet af.
Daar aan 't kruishout de Albehoeder, U aan ons tot Moeder gaf.
Voer ons uit dit zwervend leven. Uit dit aak'lig ballingsoord.
Naar des Hemels schoone dreven, Waar geen droefheid 't harte stogrt.
123
Toon ons Hem naar wien wij haken, Jesfis uw' geliefden Zoon,
Laat ons zijne liefde smaken,
Eeuwig juichen voor zijn' troon,
Met een kinderlijk vertrouwen, Staam'len wij dit smeekend lied, Goedertierendste aller vrouwen! O versmaad uw kinderen niet!
Uw geliefden te zien kampen.
Pijnigt steeds uw teêr gemoed.
Maar hen helpen in hun rampen, Ts voor het moederharte zoet.
XIII.
o Gij, die boven de Eng'lenkooreu ,
Verheven zit naast Jesus troon, In eeuw'gen luister Hem ziet glorea.
Dien gij aanbidt, uw' eigen Zoon: o Koningin der hemellingen !
Die 't eindloos heilig loflied hoort, Waar Serafs uwen Naam bezingen, Wees om onz' zangen niet gestoord.
123
Helaas ! van uit het dal der aarde
Zien wij naar Sions burcht omhoog ; Hoe nietig is daar al de waarde ,
Wat ook onz' zwakke menschheid poog'! Wij btaam'len , uwen Naam ter eere,
Met kinderstem een sterflijk lied ; o Mocht ons zang den lof vermeeren Yan U en hem, die 't hart doorziet !
Hij , die voor ons al zijne luister
Verliet en daalde in uwen schoot; Hij , die op 's werelds aak'lig duister
Zijn redding aan ons menschen bood, Hij stierf voor ons, die Albehoeder ;
Zijn kruis werd ons een zoenaltaar ; Toen gaf zijn mond ons U tot Moeder; Sinds zijn we uw' kindren altegaur.
Dit doet ons op uw' liefde hopen , o Teed're Moeder van ons all'! Gij stelt voor ons uw hart steeds open ,
Wat leed of ramp ons overval'. Uw' hulp wordt nimmer afgebeden ,
Of gij toont, dat ge uw' kindren mint Gij smeekt voor hen in tegenheden ; Uw' bede is machtig bij uw kind.
124
Aan U is den loop der dagen
De schoonste maand des jaars gewijd, Die de aarde bloem en krans doet dragen
En 's menschen oog en hart verblijdt; üw' schoonheid in der zaal'gen dreven Verrukt hel hart der maagden rei, Ü eerde in ieder jaargetij.
Gij spreidt den zachten geur der rozen
In 's Heeren lusthof om U heen ,
Daar, waar geen onschuld heeft te blozen;
En 't deugdzaam oog heeft uitgestreen, Gij doet den gloed der lelie pralen ,
VVien maagd'lijk wit verheft uw glans, Ver-schietend uwe zilv'ren stralen ,
Tot aan des hemels hoogsten trans.
Betrouwend bieden we U onz' beden
o Lelieblanke Moedermaagd !
Als kind'ren tot hun moeder treden, Vreest nimmer 't hart voor 't geen het vraagt Waak over onze lentedagen,
Bewaar in ons die schoone deugd , Die we in zoo brooze vaten drager?. Zij blijve ols sieraad onze vreugd!
Wil ons voor eiken strik bewaren,
Dien helsche .list onze onschuld spreidt, Behoed ons voor dc zielsgevaren,
Waartoe des werelds geest verleidt;
Laat ons ons eigen hart mistrouwen , Wiens neiging tot de zonde helt,
Maar op die heil'ge Harten bouwen, Die Kind en Moeder openstelt.
Wij allen zijn Maria's kind'ren
Onder 't kruis nam zij ons aan,
Zijn wij bij baar , niets kan ons hind'ren,
En onze harten zijn voldaan !
Maria ,
Allen zijn we uw kind'ren,
Maria.
'H
1;|
Lacht ons als Moeder aan.
We aanschouwen U , met de armen open De hand omstraald met 't noodig gratie-licht? Wat mag uw' kind van U niet hopen ?
126
Gcd heeft uw' troon naast zijnen Iroon gesticht
Wij allen zijn Maria's kinderen, enz.
Een sterrenkrans blinkt om uw' schedel, Uw glans verdooft den felsten zonnegloed,
Gij trapt de maan , zoo lief, zoo edel ; De helsche draak ligt plassend in zijn bloed.
Wij allen zijn Maria's kind'ren enz.
Komt schrik ons teeder hart bespringen, Op 't zien van satans list en boos geweld...,
Wie kan ons uit uwe armen wringen P Uw liefde j uw' macht is tusschen ons gesteld.
Wij allen ziju Maria's kind'ren enz.
De wereld toont haar brooze goed'ren,
Roemt 't schijn geluk, dat hare minnaars streelt,
Terwijl Gij , Moeder aller moed'ren ,
Het ware goed aan uwe kind'ren deelt.
Wij allen zijn Maria's kind'ren, enz.
Weg, ver van hier, gij schandvermaken, Die lach en dans met zucht en tranen paart.
127
Men kan uw doodend gift niet naken , Waar Jezus liefde ons ware vreugde gaart Wij allen zijn Maria's kind'ren. enz.
Trek steeds tot U ons hart en zinnen, o Koningin van 't zalig hemelhof,
Dat wij, naast Jezus, ü beminnen. En eeuwig meer verheffen uwen lof. Wij allen zijn Maria's kind'ren , enz.
| 'Mi
DE MAAND VA.1S MA.ïilA.
Zie ons Moeder ! opgetogen
Heden voor uw troon geschaard ; Sla op ons uw zaalgende oogen,
Zijn wij ook die gunst niet waard. Hoor ons juichen, de Albehoeder
Kwam ons nieuwe gunsten biên; 't Is weêr Mei! wat schoonheën Moeder! Lusthof is 't al wat wij zien. (bfj.)
God riep weer uw beeld in 't leven,
In dien overschoonen hof.
Die in 't Hooglied staat beschreven ,
Lezen we uw verdienden lof,
Nooit gaaft ge onkruid uit te rukken :
Immer bood uw rijke grond ,/Schooner bloem en vrucht te plukken, Dan God ooit op aarde vond.
Dan, natuur roept ook ons tegen : tfMoet ge zelf geen hofjen zijn? ,/Schonk u God geen zaad en regen ,
z/Malschen dauw en zonneschijn ? ,/Bij wat vruchten, bij wat bloemen, ,/Ziet, hoe 't onkruid welig schiet ! z/Kunt gij op uw hofjen roemen ?
//Neen Maria volgt ge niet.quot;
Ja 't is waarheid ; — zie , we vallen ,
Moeder ! rouwig voor U neer : Bid voor ons, en in ons allen
Bloeie een eeuw'ge lente weer !
Laat uw geest ons hart doordringen j
't Worde zoo een schoone hof, Bloemen, vruchten zullen zingen Jezus en Maria's lof.
129 X7I.
AAN DE H. MOEDER GODS.
Lieve Moeder onzes Heeren , Die ook onze Moeder zijt. Door gezang met U verkeereu Boeit het hart, U toegewijd.
o Gij , Moeder vol genade ,
Moeder van het godd'iijk kind;
Ons bijzonder slaat Gij gade,
Daar Gij 't jeugdig hart bemint.
3.
Ja , Maria lacht ons tegen ,
o Maria is zoo goed ;
A ch ! Maria geef ons zegen, Vlietend mild uit Jezus bloed,
4.
Want zij is voor heel het leven Ons ter hulpe in allen Bood,
En als moeder ons gegeven.
In het uur van onzen dood.
130
Goede Moeder, nooit volprezen Bid bij uwen lieven Zoori^^^
Dat de dienst, aan Hem bopnara^.
Eens ons schenke de eeip'ge Kroon,
XVII.
O Goede Moeder Van onzen Broeder Van Jezus onzen troost Zie liefdrijk teeder Op ons hier neder Uw aangenomen kroost, {bis.)
Elk sterv'ling die hier leeft op aarde, Verblijv' hij in paleis of stulp ;
Vindt steeds bij haar, die Jezus baarde, Naar ziel en lichaam troost en hulp. O goede Moeder, enz.
Hem die in druk en tegenheden
Voor 't oog der wereld bleef veracht,
Maar tot Maria heeft gebeden.
Heeft steeds haar liefde troost gebiacht. O goede Moeder, enz.
131
Die op een woeste zee moet varen,
Blijft toch voor wisseo dood behoed Zoo hij bij 't zwalken op de baren Maria als zijn heilstar groet.
O goede Moeder, enz.
Als satan met zijn helsche schichten Een vrome ziel den dood bereidt.
Moet hij steeds voor Maria zwichten, Die hem met hooger kracht verbeidt. O goede Moeder, enz.
Die op een leger ligt van smarten.
Door felle pijnen overmand,
Kan vrij den bangsten doodstrijd tarten, Verdedigd door Maria's hand.
O goede Moeder, enz.
XVIII.
Vreugd der kinderen van Maria onder hare besfcherming.
Kind'ren van Maria,
Zwaait de zegevaan,
Zingt het alleluja,
Nooit kunt gij vergaan !
132
Uit hare open liauden
Vloeit een zegestroom , Maar op zielsvijanden
Sling'ren zij den schroom. Kiud'ren van Maria, enz.
Leger i» slagorde ,
Vol ontzaglijkheid , O verplet de horde,
Die ten afgrond leidt. Kind'rcn van Maria, enz,
Voorbodin der zonne ,
Schoone dageraad ,
Die 'k mijn harte gonne ,
Met een blij gelaat. Kind'rcn van Maria, enz.
Licht der duisternissen,
Liefelijke maan :
Kan men 't voetpad missen
't oog op IJ geslaan ? Kind'ren van Maria, enz.
Mild in zegestralen ,
Zonne der naiuur , Moeder, kom ons halen
In ons steffvensuur , Kind'ren van Maria, enz.
DAT JOZEF LEEV^!
Dat Jozef leevM die üaam doet liefde ontvonken. Dat Jozef leev'! die naam vervoert obs hart; Dat Jozef leev'! 'k voel van liefde me als dronken, Dat Jozef leev'! die naam verjaagt de smart. Dat Jozef lee/! [his.)
Dat Jozef leev'! zoo zingen de eng'lenscharen, Dat Jozef leev'! zoo zingt de sterveling, Dat Jozef leev'! geknield aan zijn altaren, Dat Jozef leev'! zoo dikwijls als ik zing. Dat Jozef leev'! {bis.)
134
Oat Jozef leev'! naam dien de kind'ren minnen. Dat Jozef leev'! die naam geeft steun en klem. Dat Jozef leev'! die naam helpt ons verwinnen, Dat Jozef leev'! ik leef en sterf voor hem. Dat Jozef leev'! [bis.)
Dat Jozef leev'! als droefheid mij komt plagen, Dat Jozef leev'! als 't gaat naar wil en schik , Dat Jozef leev'! bij nachten en bij dagen, ^at Jozef leev'! tot aan mijn laatsten snik. Dat Jozef leev'. [bis.)
f
beland ik eens in 't rijk der zaligheden ieniet mijn ziel eens 't eeuwig zalig goed , Han is 't uw naam, o Jozef 't zijn uw beden vVaar aan ik deels mijn heil verdanken moet. Dat Jozef leev'. (ii's.)
Leev' Jozef, voedstervader Tan Jezus onzen Heer,
135
Wij treden biddend nader
En knielen voor u neêr, Gij draagt op vaderarmen
Het God'lijk Jezus kind. Wil onzer u erbarmen ) j. o Dierbre zielenvrind. ) ls'
Richt, Jozef, onze dagen
En schik ons verder lot, Naar Jezus welbehagen, En Godes heilgebod. Wil door uw zorg ons geven ;
o Zeek're toeverlaat Dat we onzen roep beleven En heilige onzen staat. )
Wij smeeken u te gader, Patroon van Nederland.
Blijf Jozef, ons tot vader,
Bewaak 't u dierbaar pand. Blijf altoos ons behoeder,
En toevlucht in den nood, Met Jezus en zijn Moeder, ) ,• Van nu tot in den dood, ) 1£'
136
III.
Hoe ontroerd , o eed'le grijsaard , Zit gij naast de Moedermaagd,
Die op 't kribje ligt gebogen,
Dat haar sluim'rend kindje draagt, IJeil'ge Jozef, uitverkoren , Tot bescherming van den Heer . Zeg, —waarom ziet ge in de kribbe. Met een1 droeven glimlach neër.
flGroote God , roept gij verteederd, Vorst der vorsten , welk een troon , z/Ach vergeef het! 'k heb niets anders ,/Dan de kribbe voor uw' Zoon...,quot; Treurend blijft zijn oog nog starend, In de kribbe van het kind : — ,/k Heb niets anders ! Goddelijk Kir,dj ,/Hoe mijn hart U ook bemint-''
Zuchtend, zwijgt hij, maar de kleine. Voelt zijn sluimering verstoord,
Want al slapend, heeft zijn' Godheid, Jozefs klachten aangehoord.
Met een lachje op de lippen,
Ziet het Kindje Jozef aan,
En het wil zijn uitgestoken Armpjes, om den Grijsaard slaan.
137
Jozef ziet het, en omhelzend,
Drukt hij, — in 't uur van zaligheid ! Aan zijn jagend hart het Kindje, Jezus, Vorst van Majesteit. Hoe wordt nu zijn' zie! ontstoken, Door den feilen Hemelgloed,
Dien de Godheid, langs de lippen. Van het Kindje vloeien doet.
i
Heil'ge Jozef! zie, wij komen, Nederknielen in den stal;
Naast Maria voor het Kindje,
Voor den schepper van 't Heelal; Leer ons, leer ons heilige Grijsaaïd, Leer ons bidden tot dien God,
lieer ons met uw' zuchten klagen , Leer ons deelen in zijn lot,
Leer ons zuchten, leer ons lijden, Daar het pas geboren Wicht,
Onze God in eene kribbe.
Lijdend op een stroobed ligt.
188
Hulde en bede aan den H. Jozef.
Wees gegroet o voedstervader
Van Gods mensch geworden Zoon Duld dat ons gezin u nader ,
U vol eerbied huldetoon U aan wien de Heer van 't heelal Zijn geliefden Zoon beval, (bis.)
Wees gegroet o trouwe Hoeder Van Gods uitverkoren Maagd Die haar' Jezus onzen broeder
In haar Moeder-armen draagt Koninglijke Bruidegom
Hoofd van 's werelds heiligdom, [bis.)
O Jozef, Voedstervader Van Jesus onzen Heer,
Wij treden biddend nader En knielen voor u neer.
139
Want in uw vaderarmen
Draagt gij het godd'lijk Kind 't Zal onzer zich erbarmen.
Wijl 't uw gebed bemint.
Wil, Jozef, voor ons vragen.
Dat wij in 's levens lot Ons naar zijn wil gedragen. Getrouw aan zijn gebod. Wil door uw bee verwerven
O trouwe toeverlaat,
Dat wij den hemel erven , Als eens ons sterfuur slaat.
Wij smeeken u te gader, Patroon van Nederland ,
Blijf, Jozef, ons ten vadei,
Bescherm 't u dierbaar pand , Vraag ons met Jezus Moeder
Zijn hulp in allen nood, En blijf ons trouw ten hoeder Van nu tot in den dood.
IV.
Heil'ge Jozef vol vertrouwen Brengen we U ons ned'rig lied.
140
Waat van aangenomen kind'ren
Smaadt gij 't dringend ssmeeken niet. Waker van den kleinen Jezus.
Hoed ons ook in teed're jeugd, Dan gewis voor God en menschen Groeien we op in eer en deugd.
9
Mogen we altoos Jezus volgen
Van de wieg tot aan het graf. Die van ootmoed en van liefde
Ons het schoonste voorbeeld gaf. Waker enz.
Ach, bescherm ons heel het leven,
Sta ons bij in ramp en smart.
Toon ons altijd, beste leidsman.
Toon ons steeds uw vaderhart. Waker, enz.
Wij treden u nader,
O Heilige vader,
TJ ter eer
Knielen wij neer. Ach! hoor onze beden.
141
Versmaad ze toch niet Gij die hier beneden
Geen wezen ons liet.
Met harte zoo droef en snikkende, lagen
Geknield te Boulogne weleer De broeders en — weenende zagen
Zij op eene sponde ter neer;
Die sponde, die sponde-wij treden haar nader-
Wat klemt zij in d'arman zoo teer ?.....
Een Vader, een stervende Vader,
Ligt daar voor zijn kind'ren neer. Wij treden u nader, enz.
Wat mag er, wat zal er o Hemel geworden
Van 't uaauwelijks ontkiemende zaad?
Wat zult ge, gij spruiten der orde ?
Als nu reeds de zon u verlaat ?
Ach, teedere spruiten! ach wilt niet verkwijnen,
Hoe zij zich in wolken verloor. —
Haast breekt zij, om eeuwig te schijnen,
De zon haren sluier weer door.
Wij treden u nader, enz.
,/Wat treurt'ge mijn kind'ren, ach , wilt naar mij hooren,
„Uw Vader, uw Vader is blij;
z/Hoe zoudt gij mijn vreugde verstoren ? — /,.Ach lieven verheugt u met mij :
142
I Mijn ziel was zoo moei van het aardsche gewemel. Zij zocht naar een rustiger oord, Mijn ziel was zoo moei van het aardsche gewemel. Zij zocht naar een rustiger oord,
Daar riep mij — een stem naar den hemel,
Mijn ziel heeft die stemme gehoord.
Wij treden u nader, enz.
Ik heb hier op aard u in 't harte gedragen
Ik draag u daarboven ook mee j Och, laat mij, — het uur heeft geslagen
'k Vertrek naar een betere stee,
Och, houdt me mijn lieven, niet langer beneden,
Mijn harte bemint u zoo teer ,
Daar boven verhoor ik uw beden
Ik word er uw Vader nog meer.
Wij treden u nader, enz,
ADORO TE.
Adoro te devote latens Deitas,
Qaae sub his figuris vere latitas,
Tibi se cor meum totum subjicit,
Quia te comtemplans totum deficit.
Ave Jesu , pastor fidelium,
Adauge fidem omnium in te credentium.
In cruce latebad sola Deitas Sed hic latet simul et liumanitas,
Ambo tamen credens alque confitens ,
Peto, quod petivit latro poenitens. t Ave Jesu, etc.
Pie pellicane, Desu Domine,
Me immundum munda tuo sanguine Cujus una stilla saivum facere Totum mundum quit ab omni scelere.
Ave Jesu, etc.
Psalu 116.
Laudate Dominum , omnes gentes — laudate enm, omnes populi.
Quoniam canfirmata est super nos misericordia ejus, — et verita- Domini manet in aeternum.
Gloria Patri, etc,
Sicut erat in principio, etc.
144
GEZIKG VAJST DE HEILIGE MAAGD.
Magnificat — anima mea Dominum.
Et exultavit spiritus meus —- ia Deo salutari meo.
Qnia respexit liumilitatem ancillae suae: — ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes generationes
Quia fecit mihi magna qui potens est: — et sanctum nomen ejus.
Et misericordia ejus a progenie in progenies — timentibus eum.
Eecit potentiam in brachio suo: — dispersit superbos mente cordis sui.
Deposuit potentes de sede, — et exaltavit humiles.
Esurientes implevit bonis, — et dmtes dim isit inanes.
Suscepit Israel puerüin suum, — recordatus mi-sericordiae sure.
Sicut locutus est ad patres nostros, — Abraham , et semini ejus in saecula.
Gloria patri, et Filio, — et Spiritui Sancto.
Sicut erat in principio et nunc et semper, — et in saecula saeculorum. Amen.
145
LITANIE TER EERE VAN DE ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA.
Kyrie, eleïson. Christe, eleïson. Kyrie, eleïson. Christe, audi nos. Christe, exaudi. Pater de coelis Deus, miserere nobis. Eili Rcdemptor mundi Deus, miserere nobis. Spiritus sancte Deus, miserere nobis. Sancta ïrinitas uiius Deus, miserere nobis. Sancta Maria, ora pro nobis. Sancta Dei Genitrix, Sancta Virgo Virginum. Mater Christi Mater divinae gratise S Mater purissima, quot;S Mater castissiina, Mater inviolata, o ^ '' 1 Mater intemerata, Mater amabilis. Mater admirabilis. Mater Greatoris, Mater Salvatoris, |
Heer, ontferm U onzer. Christus, ontferm u onzer. Heer, ontferm U onzer. Christus, hoor ons. Christus, verhoor ons. God, hemelsche Vader, ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld ontferm ü onzer. God, H. Geest ontferm Ü onzer. H. Drievuldigheid een God ontferm ü onzer. H. Maria, bid voor ons. Heilige Moeder Gods. Heilige Maagd der Maagden. Moeder van Christus. Moeder der goddelijke genade. er Allerreinste Moeder, ^ Allerzuiverste Moeder, S Ongeschondene Moeder ° Onbevlekte Moeder, § Minnelijke Moeder,' Wondervolle Moeder. Moeder des scheppers, Moeder des Zaligmakers, 10 |
146
quot;Virgo prudentissima. Virgo veneranda, Virgo prsedicanda, Virgo potens. Virgo clemens, Virgo fideli-i, Speculum justitias, Sedes sapieiitia;, Causa nosfraj iaetiliae Vas ppiriiuale, Vas lionorabile, Vas insigne devotionis, Rosa mystica, 1 Turris davidica, Turris cbarnea, J^omus aurea, I'ajderis area, .lanua Cdili, Stella matutina, Salus infirmorum, Eefugium peccatorum, Consolatrix afflictorum, Auxilium Christianorum, Rpgina Angelorum, Regina Palriarcharum, ]iegin-a Prophetarum, llegina Apostolorum, Regina Martyrura, Regina Confessorum, £fgiiia Virgin um, O cr |
Allervoorzichtigste Maagd Eerwaardige Maagd, Lofwaardige Maagd, Machtige Maagd, Goedertierene Maagd, Getrouwe Maagd, Spiegel der rechtvaardigheid, Sioel der wijsheid, Oorzaak onzer blijdschap. Geestelijk vat. Eerwaardig vat, Uitmuntend vat van devotie, Geestelijke roos. Toren van David, Yvoreu toren, Guldenhuis, Arke des verbonds, o Deur des Hemels, S Morgenster, Behoudenis der kranken, Toevlucht der zondaren. Troosteres der bedrukten, Hulp der Christenen, Koningin der Engelen. Koningin der Patriarchen Koningin der profeten. Koningin der Apostelen, Koningin der martelaren, Koningin der belijders, Koningin der Maagden, cr lt; O O |
147
Eegina sanctorum omnium Eegiua sin labe originali concepta. Régina Sacratissimi Eo-sarii. Eegina Sacratissimi Eo-sarii. Agnus Dei, qui tollis pec-cata mundi, paree nobis Domine, Agnus Dei, qui tollis pec« cata mundi, exaudi nos, Domine Agnus Dei, qui tollis pec-cala mundi, miserere nobis Christe, audi nos, Christe exaudi nos. v. Ora pro nobis, sanc-ta Dei Genitrix. R. Ut digni efficiamur-promissionibus Christi. OKEUüS. Defende, qusesumus Domine , beata Maria semper quot;Virgine intercedente, is-tam ab omni adversitate familiam et toto corde tibi prostratam ab liostium j propitius tuêre clementer insidiis, per Christum Do-minum nostrum. Amen, j |
Koningin van alle heiligen Koningin zonder vlek ontvangen. Koningin van den H, Eo- zenkrans. Koningin van den H. Eo- zen krans. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons, lieer. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, verhoor ons. Heer. Lam Gods dat wegneemt, de zonden der wereld ontferm U onzer, Christus hoor ons. Christus verhoor ons. v. Bid voor ons, heilige Moeder Gods. R. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus GEBKD. Wij bidden U, Heer door de tusschenkomst der heilige Maagd Maria, behoed deze heilige Familie van alle tegenspoed en gewaar-dig ze te bevrijden van alle hinderpalen harer vijanden Door Christus onzen Heer, Ameu, |
148
MAGNiriCAT.
Magnificat anima mea Dominum.
Et exultavit spiritus meus * in Deo saluiari meo.
Quia respexit humilitatem ancillse suse: * ecce euim ex hcc beatam me dicent omnes generationes.
Quia fecit iiiilii magna qui potens est, * et sanctum nomen ejus.
Ei misericordia ejus a progenie, in progenies, * timentibus eum.
Eecit potentiam in brachio suo, * dispersit superbos meute cordis sui.
Deposuit poteutes de sede * et exaltavit humiles.
Esurientes implevit bonis * et divites dimisit inanes.
Suscepit Israël puerum suam, recordatus mise-ricordise suse.
Sicat locutus est ad patres nostros * Abraham et semini ejus in ssecula.
Gloria Patri, etc.
YI
O SANCTISSIMA.
O sanetissima, o piissima, dulcis virgo Maria,
Mater aniata, intemerata, ura, ora, pro nobis, ïu solatium et refugium Virgo Mater Maria,.
Quidquid optamus, per te speramus ora, ora pro nobis, Ecce debiles perquam fiebiles salva nos, o Maria,
149
Tolle Imiguores, pelle dolores, ora, ora pro nobis, Virgo respice, Mater aspira, audi nes, o Maria, Tu medicinam prsebes divinam, ora, ora pro nobis, Taa Gaudia, et suspiria juYent nes, o Maria, In 4e speratnus , ad te clamamus, ora, ora pro nobis.
voor de overledenen van het Iroederschap , Psalm, 50. 1)
Miserere - mei - Deus, — secundum magnam - misc-ricordiam tuam.
Et secundum - multitudinem - miserationum tua-rum; — dele iniquitatum meam,
Amplius la7e me ab iniquitate mea, * et a pec-cato meo munda me;
Quoniam - iniquitatem - meam - ego cognosco ; — et peccatum meum - contra me est semper.
Tibi soli peccavi - et malum coram te feci: — ut justificeris - in sermonibus tuis - et vincas - cum udicaris.
Ecce enim - in iniquitatibus conceptus sum: — et in peccatis - concepit me mater mea.
Ecce enim - veritatem dilixisti; — incerta - et occulta - sapientiae tuae - manifestasti mihi.
Asperges me hyssopo - et mundabor; — lavabis me - et super nivem dealbabor.
I) De streepjes duiden de rustteekens aan, welke men bij het zingen moet in ach nemen.
150
Auditui ineo - dabis gaiidium - et laetitiam ; — et exultabunt - ossa humiliata.
Averte - faciem tuam - a pecatis meis, — et omnes iniquitates meas dele.
Cor mundutn crea - in me, Deus; — et spiritum rectum - innova - in visceribus meis.
Ne projicias me - a facie tua; — et Spiritum sanctum taum - ne auferas a me.
Eedde, mihi - laetitiam - salutaris tui; — et spiritu-principali confirma me.
Docebo iniquos - vias tuas , — et impii - ad te con-i'ertentur.
Libera me - de sanguinibus Deus, - Deus salutis meae, — et exultabit lingua mea - justitiam tuam,
Domine, - labia mea aperies, — et os meum-annuntiabit laudem tuam.
Quoniam - si voluisses sacrificium, - dedissem uti-que ; — holocaustis - non delectaberis.
Sacrificium Deo - spiritus contribulatus ; — cor contritum - et bumiliatum, - Deus, non despicies.
Benigne fac - Domine, - in bona voluntate - tua , Sion, — ut aedificentur - muri Jerusalem.
Tunc acceptabis ■ sacrificium justitiae - oblationes et liolocausta ; — tune imponent - suber altare tuum vitulos.
Bequiem aeternam — dona eis, Domine.
£t lux perpetua — luceat eis.
151
De profandis - claraavi ad te, Domine; — Domine, exaudi vocem ineam.
Fiant aures tuae - intendentes, — in vocem - de-precationis meae.
Si iniquitates - observaveris, Domine, — Domine, -quis sustinebit?
Quia apud te - propitiatio est, — et propter -legem tuam - sustinui te Domine.
Sustinuit anima mea - in verbo ejus : — speravifc -anima mea in Domino.
A eustodia matutina - usque ad noctem , — speret Israël in Domino.
Quia apud Dominum - misericordia, — et copiosa -apud eum redemptio.
Et ipse redimet Israël, — ex omnibus • iniquita -tibus ejus.
Requiem aeternam — dona eis, Domine.
Et lux perpetua — luceat eis.
Pater noster, etc, Onze Vader , enz.
v. Et ne nos inducas v. En leid ons niet in
in tentationem. bekoring.
k. Sed libera nos a male k. Maar verlos, ons van
den kwade.
v. A porta inferi. v. Van de poort der hel.
B. Erue, Domine, — r. Verlos Heer hunne
animas eoram. zielen.
153
'
n. Amen. v. Domine, exaudi ora- tionem meam. K. Kt clamor mens — ad te veniat. v, Dominus vobiscum. li. Et cum spiritu tuo. OREMUS. Absolve, qufesmnus Domine, animain famuli tui N. ut defunctus saj culo tibi vivat : et qute per fragilitatein carnis huranna conversatione commisit, tu venia misericord issim re pietatis absterse. Deus, venia; largitor, et humana) salutis ama-tor, qusesnmus clemen-tiam tuam, ut nostree Congregationis fratres, propinquos, et benefacto-res qui ex hoe sajeulo |
k. Amen. v. Heer verhoor mijn gebed. 11. En mijn geroep kome tot U. v. De Heer zij met u. k. En met uwen geest. LAAT ONS BIDDEN. Verlos, bidden wij TJ, o Heer, de ziel Van uwen dienaar N. van alle banden der zonde, opdat hij, r.a gescheiden te zijn van deze wereld, voor IJ leve, en alle gebreken, welke hij gedurende dit leven door de zwakheid van bet vleesch bedreven heeft, worden uitge-wischt door de vergeving uwer allerbannhartigste goedheid. ü God, die den zondaar vergeving scheukt, en de zaligheid der men-schen bemint, wij smee-ken uwe goedertierenheid , dat de broeders, naast bestaauden en wel- v. Requiescant in pace. v. Dat zij in vrede rusten |
153
ransierunt, beata Maria semper Virgine i'iter-cedente cum omnibus Sanctis tuis, ad perpe-tuEe beatitudinis consor tium perveuire concedas. doeners gregatie, wereld g door de de H. en van tot de ken. |
van onze con-die uit deze escliodden zijn, voorspraak van Maagd Maria , alle Eleiligen , deelneming der zaligheid gera- |
Eidelium Deus omnium conditnr et Eedemptor, animabus famulorum, la-muiarumque tuarum re-missionem cunctorum tri-bue peccatorum, ut indul-gentiam quam semper opxaverunt piis supplica-tionibus consequantur. Qui vivis et regnas in sfecala sscculorum. r. Amen. |
God, Schepper en Verlosser aller geloovigen, verleen aan de zielen van uwe dienaren en dienares sen de vergiffenis van al hunne zonden , opdat zij de kwijtschelding waarnaar zij steeds verlangden door ootmoedige smee-kingen mogen verwerven Die leeft en heerscht in eeuwigheid der eeuwigheden. e. Amen. |
v. Requiem astern am dona eis, Domine.
eeuwige rust.
R. Et lux perpetua luceat e. Eu het eeuwige licht
eis.
R. Amen.
v. Heer, geef hun de
verschijne hun.
v. Eequiescant iu pace. v. dat zij rusten in vrede.
r, Amen.
154
JESU SALVATOR.
JSenigen. Jesu Salvator mundi, exaudi preaes sup-plicum.
Allen. Miseremini mei, miseremini mei, saltern vos amice mei , quia manus Domini tetigit me.
Heninen Pelli mese, consumptis carnibus, adhsesit os meum.
Allen. Miseremini, etc.
Eenigen Quare persequimini me sicut Deus, et carnibus meis saturamini.
Allen. Miseremini, elc.
1* De gewone oefeningen bladz. 36, tot aan du afkondiging der Patroon beiligen ingesloten.
2°. Eene korte en voorbereidende toespraak over het lijden van Jezus.
3°. De oefeningen van den H. Kruisweg.
4° De zegen met bet Allerheiligste of met de reliquie van bet H. Kruis,
c LAAT ONS BIDDEN.
Wij bidden U, Heer! voorkom onze werken door den invloed uwer genaden, en voltrek die door
1) Deze wordt tweemaal gedurende het jaar plechtig gehouden: in de eerste vergadering na den 3 Mei en 14Septemb.
_
155
uwe medewerking, — opdat al onze gebeden en werken altijd door U beginnen, en , door U begonnen zijnde, voleindigd worden; door onzen Heer Jezus Christus, uwen Zoon, die met Uw leeft en heerscht in de eenheid des heiligen Geestes, God, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
AKTK VAX BEHOüW.
O God, neergeknield voor uw aangezicht, belijd ik voor ü dat ik dikwijls en zwaar gezondigd heb, door gedachten, door woorden, door werken en door verzuimenissen. Ik vrees het oordeel en uwe gestrenge rechtvaardigheid , maar Gij, o Heer zijt barmhartig: Gij hebt uwen eeniggeboren Zoon voor zondaars gegeven , en mijn Zaligmaker heeft ook voor mij zijn kruis gedragen en zijn bloed vergoten.... Mijne zonden zijn mij van harte leed.... Ik heb er berouw over, niet alleen omdat ik de hel verdiend en den hemel verloren heb, maar voornamelijk, omdat ik U o God, mijn hoogste Goed, die alle liefde waardig zijt, niet bemind , maar vertoornd en versmaad heb. Ik neem vaste-lijk voor , met uwe genade, de zonden te vermijden, en uwe H. geboden nauwkeurig te volbrengen.
Help mij , o Jesus, den kruisweg oefenen in den geest van boetvaardigheid, en met de meening, waartoe deze is ingesteld. Mijn hartelijk verlangen is, de aflaten en gunsten, die hieraan ver-
156
bonden zijn, te mogen genieten voor mij .... en de overige voor de zielen in het Vagevuur N. N., of voor hen, aan wie ik volgens recht ea liefde het meeat verplicht ben.
I. STATIE.
JEZTIS WOEDT TER DOOD VEROORDKELD.
Wij aanbidden U, Christus, en loven U.
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost helt.
Overweeg, hoe de onschuldige Jezus, door de Joden valschelijk beschuldigd, — voor de rechtbank
van Pilatus onrechtvaardig veroordeeld werd.....
De joden verzaakten hunnen lang verwachten Messias . . . Pilatus kende de waarheid, hij kende de onschuld van Jezus, —• en toch stelde hij Hem met Barrabas gelijk , hij liet he:n geeselen, met doornen kroonen, en ten laatste veroordeelde hij Hem uit ontzag voor de joden, tot den schandelijken kruisdood. Hoe bitter moest dit voor onzen Zaligmaker zijn. 0 . .
{Hier mediteert men eenige oogenhliJcJcen in. stilte, evenzoo hij de volgende Statiën)
O Jezus! behoed ons door de verdiensten van deze versmading voor het ongeluk , van ooit de waarheid te miskennen of te verachten; bevrijd ons hart van ijdele menschenvrees, opdat wij ons nimmer schamen, ons heilig geloof en U, onzen goddelijken meester, voor de wereld te belijden; want uwe uit-
157
spraak is rechtvaardig: //Wie Mij verloochent voor de menschen, dieu zal Ik ook verloochenen voor mijnen Vader, die in den hemel is/' Math. X 33.
Onze Vader. Wets gegroet.
Ontferm U onzer, Heer ! Ontferm V onzer.
O God! viees ons zondaars genadig.
'Dat de zie/en der overledenen door Gods larm» hartigJieid in vrede rusten. Amen.
II. STATIE.
JEZUS NEEMT ITEÏ KKLIS GP ZIJNE SCHOUDEREN.
Wij aanhidden U, Christus, en loven U.
Omdat Gij door mo kruis de wereld verlost lieht.
Overweeg de bereidvaardigheid, waarmede uw Zaligmaker het zware kruis op zijne doorwoude schouderen neemt, het was de wil van zijnen hemelschen Vader, — en Hij is gekomen, om dieu wil ta volbrengen.
O Heiland en Zaligmaker Jezus Christus! verwerf ons door deze uwe gehoorzaamheid de genade, dat wij steeds bereid mogen zijn den wil Gods, zijne heilige geboden , nauwkeurig te volbrengen; geef ons de kracht, om den weg, dieu de Yoor-zienigheid ons aanwijst, gewillig te bewandelen, en altijd getrouw te mogen ziju aan uwe vermaningen: /yDie Mij wil volgen, verloochene zich zeiven, eu neme ziju kruis op, en volge Mij na.quot; Marc. VIL 34.
158
Onze Vader. Wees gegroet.
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U onzer.
O God.' wees ons zondaars genadig.
Bat de zielen der overledenen door Gods larm-hartigheid in vrede rusten. Amen.
JEZUS VALT DE EERSTE MAAL ONDER ZIJN KRUIS.
Wij aanlidden Ü, Christus, en loven U.
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost helt.
Overweeg, hoe uw Verlosser, uitgeput door lijden , bezwijkt onder het zware kruis en hoe Hij itiishandeld wordt door zijne wreede geleiders. — Evenwel neemt Hij het kruis op nieuw geduldig aan en vervolgt onder de grootste smarten, zijnen weg....
Uw val, o Jezus! zij onze troost, uwe zwakheid onze sterkte, — Gij zijt de Hoogepriester, in alles beproefd, Gij weet medelijden te hebben met onze zwakheid; — geef ons dan de genade, dat wij nimmer verflauwen op den weg der deugd, al treft ons kruis en lijden, — en dat wij niet moedeloos worden in den zwaren strijd, tegen den duivel, de wereld en het vleeseh; maak ons steeds indachtig aan uw heilig woord ; ,/JJie volhardt tot aan het einde zal zalig worden.quot; Matth. X. 23.
Onze Vader. Wees gegroet.
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm V onzer.
O God! wees ons zondaars genadig.
Bat de zielen cler overledenen door Gods larni'
hartigheid in vrede rusten. Amen,
159
JEZUS ONTMOET ZIJNE BEDEOEFDE MOBDEB.
Wij aanbidden ü, Christus, en loven Li.
Omdat Gij door uw hruis de wereld verlost hebt.
De heflige maagd Maria had haren goddelijken Zoon aan de Herders en aan de Wijzen uit het Oosten vertoond, toen deze Hem kwamen aanbidden , — zij zag Hem op de armen van Simeon . — en nu zag zij Hem met het kruis beladen,... O, hoe smartelijk moest het zwaard van droefheid haar [moederlijk hart doorboren, en tevens het gevoelig hart van haren Zoon treffen! — Jezus zag haar aan, maar Hij klaagde niet.
Geef ons, o Zaligmaker! door dit uw innerlijk lijden, de genade, om steeds geduldig en standvastig te blijven, als zware slagen ons treffen, of groote offers van ons gevorderd worden, leer ons bij tegenspoeden, met een onderworpen gemoed te kunnen zeggen ; ,/De Heer heeft het gegeven, de Heer heeft het genomen..., de naam des Heeren zij gezegend.Job I 31,
Onze fader, Wees gegroet.
Ontferm V onzer, Heer\ Ontferm U onzer.
O God ! ivees ons zondaars genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods harm ■ hartigheid in vrede rusten. Amen.
160
JEZUS WORDT GEHOLPEN DOOK SIMON VAN CYEEKEN.
Wij aanbidden V, Christus, en loven U.
Omdat Gij door im kruis de v:ereld verlost hebt.
Stel ?i voor, hoe groot de ellende van onzen Zaligmaker was, toen zij , die Hem ter dood geleidden, zelfs voor een te schielijk einde vreesden. Men dwong Simon van Cyrenen.,.. Het schepsel helpt zijnen Schepper. — Ja waarlijk het Woord is vleesch geworden; — Hij heeft zich zeiven vernietigd, en de natuur van een' dienstknecht aangenomen, — Hij is gehoorzaam geworden tot den dood, ja tot den dood des kruizes. Zie, Hij heeft geene schoonheid noch luister, Hij is veracht , als de geringste der menschen. — als een melaai-scho, die van God geslagen en vernederd is.
Herdenk, christene zie!, zijn Woord: //Zalig die zich in Mij niet ergert, — mijn rijk is niet van deze wereld, — en hebben zij Mij vervolgd, zij zullen ook u vervolgen.quot; — Geef ons dan, o Jezus, als de wereld over U en over uvre heilige instellingsn schijnt te zegevieren, een onwrikbaar geloof en vast vertrouwen, want Gij zelf hebt aan uwe leerlingen gezegd: ,/In de wereld zult gij verdrukking lijden, maar vertrouwt, Ik heb de wereld overwonnen.'quot;' Joan, XVI, 33.
Onze fader, Wees gegroet.
Ontferm U onzer, lLeer\. Ontferm U onzer.
O GW! wees ons zondaars genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten Amen,
VL STATIE.
JEZUS AANGEZICHT TTORDT DOOR VERONICA AFGEDROOGD,
Wij aanbidden L Christus, en loven Ü.
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost hebt.
Ziedaar eene sterke vrouw ! — Zij schaamt zich niet voor de bespotting des volks, zij vreest geene krijgsknechten of beulen, om het aangezicht van Jezus af te droogen. Wat zag zij dan ? — Zij zag het aanschijn van een veroordeelden door smarten ontkenbaar geworden — maar met het oog des geloofs zag zij in Hem, den glans der heerlijkheid en het leeld van Gods zelfstandigheid, — den eenigge boren Zoon des Vaders, den tweeden persoon in de Godheid, die de menschelijke natuur heeft aangenomen, om onzen Verlosser te zijn.
Geef ons, o Jezus! de genade, dat ons geloof bij de groote geheimen van onzen Godsdienst nimmer wankele, — dat wij U altijd erkennen en belijden, als de eeuwige waarheid, als de bron van leven en gelukzaligheid; — dat dit geloof steeds in ons vermeerdere, en onzen handel en wandel
II.
besture, opdat wij mogen verkrijgen, wat Gij zelf beloofd hebt; //Zalig die gelooven zonder gezien te hebben.''' Joan. XX, 29.
Onze Vader, Weesgegroet.
Ontterm U onzer, Heer! Ontferm U onzer.
O God! ivees ons zondaars genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten, Amen.
YII. STATIE.
JEZUS VALT TEN TWEEDE MALE ONDEE HET KRUIS.
Wij aanbidden V Christus en loven U.
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost helt.
Als gij onzen Zaligmaker Jezus Christus herhaaldelijk ziet vallen onder het kruis, herdenk dan dat Hij de zonde en boosheid van het menschelijk geslacht vrijwillig op zich genomen heeft. De goddelijke rechtvaardigheid is waarlijk zeer gestreng ; engelen zondigen , — en de hel wordt voor eeuw-wigheid voor hen geopend; de mensch zondigt, — en de menschgeworden Zoon Gods wordt zelf niet gespaard. Zie, hoe bitter Hij lijdt, om voor de
zonde te voldoen.
Behoor ik ook onder diegenen, die het krais van Jezus zwaarder maakten, — zwaarder door mijne onrechtvaardigheid? — O God! zie op het lijden van uwen Zoon, onzen Zaligmaker Jezus Christus;
163
doe ons, door zijne verdiensten, de boosheid- en afschuwelijkheid onzer zocden kennen en beweenen opdat wij niet onboetvaardig sterven, en dan het verschrikkelijk woord moeten hooren: Ga weg van Mij, gij vervloekten, in het eeuwige vuur, hetwelk voor den duivel en zijne engelen bereid is.quot;
Math. XXV, 41
Onze fader. Weesgegroet.
Ontferm U onzer, lleer\ Ontferm U onzer\ 0 God\ wees ons zondaars genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods harm-hartigheid in vrede rusten. Amen.
VIII. STATIE,
JEZUS SPREEKT TOT DE WEENENDE VROUWEN,
Wij aanbidden U Christus, en loven U.
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost helt. Weent niet over Mij,quot; zeide Jezus, //Maar weent over u zeiven en over uwe kinderen,quot; — Hij wijst haar op de dagen, die komen zullen, waarin men zal roepen, bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons, want geschiedt zoo iets aan het groene hout, wat zal met het dorre geschieden ?quot; Lijdt de onschuldige Jezus, om vreemde zonden af te boeten, zulke smarten; hoe verschrikkelijk zal dan de straf des zondaars zijn, — als hij, den tijd der genade versmadende, in alle eeuwigheid het voorwerp van Gods straffende rechtvaardigheid moet zijn?
164
Open, o Jezus! de schatten uwer barmhartigheid
voor onze verdorde harten ; — geef ons de genade e
van een oprecht en bovennatuurlijk berouw; want ! ^
Gij zijt de goede herder, die het verdoolde schaap v
op zijne schouders neemt; — Gij wilt den dood j v
des zondaars niet, //maar dat hij zich bekeere (van c
zijnen weg,) en leve.quot; Ezech, XXXIII, 11. 1
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U onzer, i O Gocü wees ons zondaars genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods ha rm -hartigheid in vrede rusten. Amen.
IX. STATIE.
JEZUS VALT TEN DERDE MALE ONDER HET KRUIS.
Wij aanbidden TI Christus en loven V.
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost hebt Yerbeeld u, hoe onze Zaligmaker herhaaldelijk,
ja ten derde male met zijn heilig lichaam onder den zwaren last des kruizes ter aarde valt. Hij wil het bitterste van den kelk des lijdens drinken , om ons de afschuwelijkheid der zonde en zijne over-groote liefde te doen gevoelen. De zonde is de vreugde der duivelen, de versmading en bespotting van Gods oneindige goedheid en volmaaktheid.
O God! ons opperste Goed! wij hebben U te lang veracht; — maar aanzie onze zwakheid en
165
ellende, — kom ons met uwe genade te hulp: dat wij niet alleen onze zonden uit liefde tot U verfoeien, maar ook het vaste voornemen vormen van ü nimmer wederom le beleedigen. Bewaar ons o liefderijke Jesus! door uwen derden val onder bet kruis, voor alle ontrouw en voor de zoo gevaarlijke hervaliing in onze bedrevene zonden, opdat met ons //het laatste niet erger worde dan het eerste .//Math. XII 45.
Onze Vader, Wees gegroet.
Ontferm ü onzer, Heer! Ontferm V onzer.
O God\ wees ons zondaars genadig.
'Bat de zieden der overledenen door Gods i'arm-Iiartigheid in vrede rusten. Amen.
JEZUS WORDT ONTKLEED EN MET GAL GELAAFD.
Wij aanbidden V Christus, en loven U.
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost helt,
Overweeg, hoe men onzen Zaligmaker de kleederen van zijn doorwond lichaam scheurde, — zijne heiligheid kwetste — en dgt; bitterheid der gal deed proeven.
Waarlijk, o Jezus! Gij zijt de man van smarten: — Gij zijt arm geworden, om ons rijk te maken, en van uw kleed beroofd; om ons te bekleeden met dat der heiligmakende genade. O! mochten wij,
166
door dit uw nieuw en bitter lijden, het bruiiofts-kleed der ziel, in het doopsel ontvangen, toch nimmer wederom met zonden bevlekken. Geef ons den geest van verachting der wereldsche zaken, — den geest van boetvaardigheid en versterving. — Knielend smeeken wij, met den koninklijken Profeet: wSchep, o God! in mij een zuiver hart, en vernieuw in mijn binnenste dea goeden geest. Verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uwen heiligen geest niet van mij weg.quot; Ps. L. 12, 13.
Onze Vader. Wees gegroet.
Ontferm ü onzer, Heer\ Ontferm, V onzer.
0 GodX wees ons zondaars genadig.
Dat de zielen der over ledenen door Gods larm-lartigheid in vrede rusten. Amen.
XI. STATIE.
JEZUS WOEDT AAN HET KRUIS GENAGELD.
Wij aanbidden L, Christus en loven U:
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost hebt.
Ziedaar het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Hij wordt opgeofferd, omdat Hij zelf het wilde; als een schaap ter slachtbank geleid, en als een lam stom voor zijnen scheerder, opent Hij zijnen mond niet... Beschouw de nagelen, waarmede zijne handen en voeten doorboord worden — zie het bloed, hetwelk uit zijne wonden stroomt, en vraag
167
u zeken : Is er eene liefde, welke met deze liefde kan vergeleken warden ?
Zend, o Jezus! een vonk van dit heilig vuur der liefde, welke U als zoenoffer verteerde in het hart van alle menschen ; voor allen toch hebt Gij geleden, en voor allen uw bloedvergoten. — Vereenig ons in geloof, hoop en liefde, opdat wij allen aan het eeuwig leven mogen deelachtig worden. /;God is de liefde, en wie in de liefde blijft, die blijft in God, en God in hem.quot; I Joan. IV, 16,
Onze Vader. Wees gegroet.
Ontferm V onzer, Heer, Ontferm V onzer.
O God! wees ons zondaars genadig.
Bat de zielen der overledenen door Gods larm-liartigheïd in vrede rusten. Amen.
XII. STATIE.
JEZUS STEEFT AAN HET KRUIS.
Wij aanbidden IJ, Christus, en loven V.
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost heht.
Er werden ook twee andere boosdoeners met Hem geleid, om gedood te worden. En gekomen ter plaats, die Kalvarie genoemd wordt , hebben zij Hem daar gekruizigd en de boosdoeners, eenen aan zijne rechter- en den anderen aan zijne linkerhand. En Jezus zeide: Vader vergeef het 'hun, want zij wetea niet wat zij doen. Luk. XXXIII, 32—34. Na drie uren levend aan het kruis gehangen te heb-
168
ben, riep Hij met luider stem; Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest. En dit zeggende, boog Hij zijn hoofd en stierf.
O Jezus, die aan het kruis den goeden moordenaar het paradijs beloofdet, geef aan allen, die op hun doodsuur in staat van zonde leven, de genade van een volmaakt berouw; verleen ook aan hen , die in staat van genade zijn, de gaaf der volharding, opdat uw bloed niet vruchteloos vergoten zij. — Heilige Maria, Moeder Gods, die onder het kruis van uwen Zoon hebt gestaan, bid voor ons, zondaars, nu en in het uur onzes doods, Amen.
Onze Vader. Wees gegroet.
Ontferm V onzer, Heer\ Ontferm TJ onzer.
O God! wees ons zondaars genadig.
Bat de zielen der overledenen door Gods Ij armhartig hei d in vrede rusten. Amen.
XIII. STATIE.
JEZUS WOEDT VAN HUT KRUIS AFGENOMICN.
Wij aanbidden V, Christus, en loven U.
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost helt.
//Jozef van Arimathea, een rijk man, maar goed en rechtvaardig, schaamde zich niet het lichaam van den gekruisten Jezus aan Pilatus te vragen. Men nam het met den grootsten eerbied van het kruis, om het, volgens gebruik der joden, te
I
ill
5
169
begraven.... De ziel van onzen Zaligmaker was nedergedaald, naar den voorburcht der hel, om de rechtvaardigen des ouden tijds , die naar zijnen dag verlangd hadden, daaruit te verlossen, en weldra
met zich ten hemel te voeren.
O Jezus! zie ook neer op de zielen der overledenen,... bijzonder van dit broederschap, die om hunne zonden of zondenschuld nog in de zuiveringsplaats van Gods aanschijn terug gehouden worden. Zij hebben verzuimd, gedurende hun leven, uit de overvloedige bron van uwe oneindige verdiensten naar behooren te putten; maar ach, o minnelijke Jezus! wees uwer barmhartigheid gedachtig, en zie op het smeeken van hunne medeleden; — open hun verblijf van smarten, op dat aan hun verlangen voldaan worde, en zij in alle eeuwigheid U en uwen godelijken Vader met den H. Geest mogen loven en prijzen. Amen //Het is eene heilige en heilzame gedachten, voor de overledenen te bidden ; opdat zij van de zonde ontslagen worden/' 2 Mach. XII: 46.
Onze fader. Wees gegroet.
Ontferm V onzer Heer! Ontferm TJ onzer,
O God\ wees ons zondaars genadig.
Dat de zielen der overledenen door Gods harm.' hartigheid in vrede rusten, Amen,
170
JEZUS WOEDT IN HET GRAF GELEGD.
Wij aaiibidden U Christus en loven IJ.
Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost hebt.
Overweeg, — met welken eerbied het heilig lichaam van Jezus Christus behandeld werd. Bij zijnen dood was de ziel wel van het lichaam gescheiden. maar zijne godheid bleef met zijne ziel en met zijn lichaam vereenigd- De rijke Jozef van Arimathea kocht nieuw en zuiver lijnwaad ; — de raadsheer Nicodemus bracht omtrent honderd ponden mirre en aloë; — de vrouwen bereidden kostelijke kruiden en zalven, om het lichaam van Jezus te balsemen. —- Men legde het in een nieuw steenen graf, in eene rots uitgehouwen , waarin nog niemand begraven was. — Nu wentelde men eenen grooten steen voor den ingang van het graf.
O Jezus ! geef mij de genade, dat ik U in het heilig Sacrament des altaars altijd moge ontvangen met een hart, zuiver als dat lijnwaad, versierd met deugden, ongedeeld, — en gesloten voor den indruk der wereld, opdat ik ten volle moge verkrijgen, wat Gij beloofd hebt: //Die mijn vleesch eet, en mijn bloed drinkt, heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.quot; Joan. VI, 55.
171
Onze Vader. Wees gegroet.
Ontferm Tj onzer, Heer\ Ontferm U onzer.
O God! wees ons zondaars genadig.
Bat de zielen der overledenen door Gods barmhartigheid in vrede rusten. Amen.
Teruggekeerd voor liet Altaar, bidt men, ter eere van de vijf wonden van onzen Zaligmaker vijf Onze vaders en Wees gegroets, waarbij telkens Glorie zij den Vader, enz. gevoegd wordt; bovendien bidt men tot intentie van Zijne Heiligheid, den Paus, één Onze Vader en Wees gegroet, met het Glorie zij den fader , enz.
Eindelijk kan men besluiten met het volgende gebed.
Hij heeft waarlijk onze ellende op zich genomen
En onze smarten heeft Hij zelf gedragen.
wij bidden u, o Heer! zie neder op uw volk voor hfetwelk onze Heer Jezus Christus niet geschroomd heeft zich in de handen der goddeloo-zen over te geven , en den wreeden kruisdood le ondergaan: die met ü leeft en heerscht in de eenheid des heiligen Geestes, God, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
172
STA BAT MATER.
Stab at Mater dolorosa Juxta crucem lacrymofa Dum pendebat Eilius.
Cujus animam gementem Contristatam et dolentem Pcrtransivit gladins.
O quam tristis et aquot;'ita Fuit illa benediota Mater unigeniti.
Qua moerebat, et dolebat. Et tremebat, eum videbat .Nati poenas iclytieu.
Quis est homo, qui non fleret Christi Matrem si videret In tanto supplieio?
Quis posset non contristari, Piam Matrem oontemplari Dolentem cum Filio?
Pro peccatis suse gentis Vidit Jesum in tormentis Et flagellis subditum.
Vidit suum duleem Natura Morientem desolatum, Dum emisit spiritum.
Bja Mater, fons amoris , Me sentire vim doloris
Fao, ut tecum lugeam, Fac ut ardeat oor meum In amando ehristum Deuni, Ut sibi complaseam.
Sancta Mater, istud agas Crneitixi flge plagas Cordi meo valide
173
ïui Nati vulnerati,
Tam dignati pro me pati .Poenas mecum divide.
Tac me vere tecum ilere,
Cracifixo condolere,
Donec ego vixero.
Juxta cruccm tecum stare,
Te libenter sooiare lil planetum desidero.
quot;Virgo Yirgitium praeclara,
Milii jam non sis amara,
Fac me tecum piangere :
ïac ut portem Christi mortem ,
fassionis fac consortem,
Et plagas recolere.
Fac me plagis vuluerari,
Cruce hac inebriari,
Ob amorem Filii.
Inllammatus ut aecensus,
Per te, Virgo, sim defensus In die judicii.
Fac me cruce oustodiri,
Mortc Christi praemuniri,
Coufoveri gratia ,
Quando corpus morietur,
Fac ut animae douetnr Paradisi gloria. Amen.
v. Ora ])ro nobis Virgo doloro^isima.
a. Ut digni elEciauiur promissionibus Christi.
ORE M U S.
• Interveniat pro nobis quresumus Doinine Jeza
Christi, nunc et in hora mortis nostrae apad tuam clementiam B. virgo Maria, Mater tua, cujus sa-ciatissimam animam in hora tuae passionis doloris gladius pertransivit.
v. Vere languores nostros ipse tulit.
a. Et dolores jiostros ipse portavit.
Eespice quaesumus Domine, super hanc familam tuam, pro qua Dominus, noster Jesus Christus non dubitavit manibus tradi nocentium, et crucis subire tormentum Per Christum Dominum etc. Amen.
VAN HET HEILIG HUISGEZIN.
Ziet de feestvaan weêr op heden .
Broeders! prijken voor ons oog,
't Zegt ons, hoe dit ürietal Leden
Door den strijd ter glorie toog,
Stijg' met onze dankgebeden 't Plechtig vaandellied omhoog!
Ziet het Toonbeeld ons gegeven
In dat Heilig Godsgezin,
Schndloos, werkzaam, huislijk leven,
Vader-, Moeder-, kindermin.
Al hun deugden na te streven .
Dat heeft onze strijdvaan in!
Trouw met Jozef dan gestreden.
Met Maria, met baar kind/
'tHoogst heeft dat Gezin geleden,
Schoon liet hoogst door God beminc!.
Wie ter glorie op wil treden;
't Is de Kruisvaan, die haar wint.
f
Op die vaaa dan 't oog geslagen.
Waar ons Toonbeeld op ons ziet. En ons wenkt vol welbehagen, Zoo dan roep ik: „Wat geschied',
j-nben! in il mijn levensdagen,
/,Neen ! 'k verlaat mijn vaandel niet. 1.
Als 't eerste duister breekt.
Ontwaakt mijn hart eu spreekt, Geloofd zij Jezus Christus!
Be heil'ge feestklok luidt En roept het plechtig uit:
Geloofd zij Jezus Christus!
Wat is de schoonste klank ? De zoetste toon van dank?
Geloofd zij Jezus Christus!
In 's Heeren heilig huis Is 't eerste beêgesuis :
Geloofd zij Jezus Christus!
In mijn gelukkig uur Zing ik met liefde vuur.-Geloofd zij Jezus Christus!
15ij al wat ik begin.
Hoep ik mot hart en zin ;
Geloofd zij J ezus Christus!
En wat mijn werk ook zij Ik zeg er vrolijk bij;
Geloofd zij Jezus Christus !
176
De schoonste vruchten kweekt Het hart dat altijd spreekt. Geloofd zij Jezus Christus.
Bij spijzen en bij drank Is dit miju vrome dank, üeloofd zij Jezus Christus.
Zoo ging ik vroeg en spa. Als 'k bid of -werken ga, Geloofd zij Jezus Christus.
En nooit verveelt de groet Zoo schoon, zoo wonder zoet, Geloofd zij Jezus Christus.
Als treurigheid mij plaagt, Dan roep ik onversaagd : ■Geloofd zij Jesus Christus,
Hij s' levens zielsverdriet.
Vind ik mijn troost in 't lied Geloofd zij Jezus Christus.
In nood en bittere smart Roep ik met mond en hart. Geloofd zij Jezus Christus.
Droef om mijn schuld te moe. Zucht ik mijn Jezus toe. Geloofd zij Jezus Christus.
De macht der helle vliedt Voor dit mijn zoete lied: Geloofd zij Jezus Christus.
De liefelijkste lof Is ook in 's hemels hof. Geloofd zij Jezus Christus.
177
Des Vaders eeuwig woord Klinkt daat en eeuwig voort: Geloofd zij Jezus Christus.
Zingt, mensohenkind'ren! luid. Zingt jubelend het uit:
Geloofd zij Jezus Christus.
Heel 't aardrijk in het rond Weerklinke telken stond. Geloofd zij Jezus Christus.
m
|f;
Als 't licht ten einde spoedt. Zij dit de laatste groet. Geloofd zij Jezus Christus,
De duisternis wordt dag.
Voor wie slechts zingen mag. Geloofd zij Jezus Christus.
Mijn hart houdt sluim'rend wacht, 't Zingt in den stillen nacht. Geloofd zij Jezus Christus.
Ja, nog mijn ziele spreekt. Als reeds mij 't harte breekt. Geloofd zij Jezus Christus.
Zingt, hemel, aarde, zee,
Zingt al wat ademt mee.
Geloofd zij Jezus Christus.
't Weerklinke wijd en luid Voor Hem eeuw in eeuw uit. Geloofd zij Jezus Christus.
178
HULDE AAN MARIA.
Wondersclioon, prachtige. Wondergroot, machtige,
Lieflijk volzalige hemelsche Vrouw!
Wie'kmij als teeder kind, Li'efdevoJ toe verbindt,
Ja, mij met ziel en met lichaam vertrouw. Goed bloed en leven Wil ik u geven ;
Alles, ja al wat ik ben van af nu,
Geef ik met vreugde Maria aan u.
Sterren omglanzen u.
Zonnen omkranzen n,
Troostende ster in de nachtelijke vaart. Voor de betreurende, 't Menschdom besmeurende. Zondesmet heeft u Gods almacht bewaard. Zalige Moeder ,
Jezus onz' Broeder,
Heiland en Eedder van Adams geslacht, Hebt gij uit /Son op aarde gebracht. Hemelsche Koningin,
's Eeuwigen Voedsterin, Wonderbaar. Moeder en Maagd te gelijk! Sterkte der strijdenden.
Zalving der lijdenden.
Levende bróu in vertroostingen rijk! TJ, o getrouwe.
Machtige Vrouwe ,
Schouwen wij hopend en rouwmoedig aan. Moeder och voer ons op zekeren baan I
179
Gij zijt en heil en troost,
Voor 't u steeds minnend kroosf. Vorstin des hemels en Moeder van God! Spiegel der Zuiverheid.
Bijstand der Christenheid,
Ark des verbonds, en geleidster tot God! Werp op mij neder,
Moeder zoo teeder;
Moeder! Ja werp toch uwe oogen op mij ! Leer mij in ootmoed zoo wand'len gij.
In lijden geoefende.
Kent gij bedroevende Rampen, en pijnen en- innige smart Niemand verlaat_gij ooit:
Kind'ren verstoot gij nooit; Niemand veracht ooit uw moederlijk hart. Troost ons in 't lijden.
Sterk ons in 't scheiden.
Bid ook voor ons wen God'lijken Zoon, Als hij ons roept voor zijn' eeuwigen troon.
OP DE
MEDALJE DER CONGREGATIE,
Wijze: O, Schoone heeld der liefde.
Op 't hart vaa oorlogshelden Prijkt 't vorst'tijk ridderlint Om 't wapenfeit te melden Dat roem op 't krijgsveld wint.
180
Zoo prijkt ons op de kleêren Ons Congregatie-lint Om luide te bezweren Dat God de deugd bemint.
*t Zij eervol te behagen Aan 's Konings majesteit £n na den strijd te dragen Het kruis van dapperheid,
't Is schooner te behagen Aan Godes majesteit En 't heilig merk te dragen Van deugd en schuld'loosheid.
Hoe ziet met welbehagen De krijger op het beeld Dat hem, om 't steeds te dragen. Zijn vorst heeft toegedeeld!
Met immer grooter vreugde Draag ik steeds Jezus beeld Dat mij op 't veld der deugden Door God is meêgedeeld.
Medalje! kostbaar teeken Van mijn verbond met God Blijf moed me in 't harte spreken Want strijden blijft mijn lot!
Medalje! laat me n dragen Als kleinood mijner deugd En denken alle dagen Aan Jezus mijne vreugd! —
181
Twee dierb're teekeningen Omarmen 't Godd'lijk Kind Dat 'k onder 't samenzingen Op mijn medalje vind.
Die dierb're teekeningen Zijn Jozef en de maagd Die 't smeeklied medezingen Dat om volharding vraagt.—
Drie harten staan gedreven ïer keerzij' van het pand En vergen dat mijn leven Voor God van liefde brand'.
Het zij zoo. God beminnen ! Want in dit tranendal,
Weet ik niet vrat te winnen Zoo 'k God niet dienen zal.
Den strijd der braven strijden, Ziedaar mijn plicht en eer. Aan God mijn leven wijden En sterven in den Heer.
Dan wordt mij na dit leven, Voor moed en vroom beleid. Een godd'lijk merk gegeven Dat prijkt in eeuwigheid.
Gevoelens van den H. Alphonsus Maria de Liguori
over de christelijke vereenigingen ... 1
Regels en verordeningen van het Broederschap ] 2
Lijst der aflaten. — Nieuwe vergunde aflaten . 30
Bijeenkomst der week, aanroeping van den ïl. Geest 86
Gebed tot de H. If. Patronen van hel jaar en van
Litanie van de H.' Familie.....40
Memorare van de H. Maagd.....43
Oefeningen voor de maandelijksche vergaderingen
der Prefekten en Onderprefekten ... 49 Oefeningen voor de algemeene vergaderingen
der Prefekten en Onderprefekten ... 50
Oefeningen voor de plechtige opdracht der leden 51
Oefeningen voor de generale cominnnie . . 57
Dat Jezus leev'........
¥
59 61
63
64 66
67
68 70
Toewijding aan den Heer, o groote God . Voorbereiding lot de H. Communie. oBron van leven
naa! is bereid.
Voor de H. Communie. Mijn gast Na de H. Communie. Dankzegging na de H. Communie Jesu dulcis memoria Aan Jezus eer
De berouwhebbende zondaar . . . „ . 75
Kerslied. Welkom lief Kind.....79
n Herders hoe ontwaakt gij niet . . 82
Gedenklied aan 's Heeren lijden .... 85
Het ofler der congreganisten aan de H, Familie. 87
Lied onzes broadersciiaps, o Gods gezin . . 90
Aanroeping tot Jezus, Maria, Jozef ... 91
Lied van het broederschap. Gezin het heiligst enz. 93 TER EERiï VAN DE H. FAMILIE.
U Jozef wijd ik mijnen zang.....95
De H. Familie ons voorbeeld. . . . , 96 De vrede met ons allen. Vreedzaam wandelt ster
TER EERE VaN DE ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA.
O beeld der schoonè liefde . . , . . 101 Maria onbevlekt ontvangen. Laat ons moeder
Avondgroet tot Maria . o' . . . • 108 Lofzang ea opdracht aan het H. Hart van Maria —-
o Maagd o schoonheid nooit volprezen . . 110
Maria wees gegroet...... , 113
Meilied.........
Maria onze Beschermster. . * . .
Gebed tot Maria......
Aan Maria in de maand Mei .
De kinderen van Maria.....
De maand van Maria , . . . , Aan de fj. Moeder Gods . . .
O Goede Moeder......
quot;Vreugd der kinderen van Maria,
Ter eere van den H. Jozef, dat Jozef leev' Leev' Jozef voedster Vader .... St. Jozef bij de Kribbe . . . .
Hulde en bede aan den H. Jozef Bede aan den H. Jozef, o Jozef voedstervade Lied tot den H. Jozef . , . . . Ter eere van den H. Dominicus.
Adoro te .
Gezang van de H. Maagd Magnificat Litanie van de Allerheiligste Maagd .
Magnificat........
O Sanctissima .......
Gebeden voor de overledene van het Broederscha
Jezus Salvator.......
Oefeningen van den Heiligen Kruisweg .
Stabat Mater '.....
Vaandellied van het Heilig huisgezin.
Geloof zij Jezus Christus .... Hulde aan Maria *...#« Slotzang op de Medalje der congregatie .
Cj
XJ
DEK
UITGAVE VAN
J. H. VAN WEES Jr.
Boekhandelaar te Utrecht.
Boekliandei van J. H. VAN WEES Jr. Bakkersteeg te Utrecht.
Liedjes voor de Maand Mei en Maria dagen. . prijs 10 et. Maria ons voorbeeld of door Maria tot Jezus overwegingen, litanien en gebeden voor iederen dag
der Meimaand. . . . . . . . P 50 „
De Meimaand geheiligd . . . . . , 50 „
— in linnen bandjes. . . . . . „ 70 ,
Schoonheden van den H. Naam van Maria . . , 15 ,
Teedere uitdrukking tot het Hart van Maria . „ 2 ,
Alles voor Jezus, morgen en avond gebeden . r 3 „
Kroon van den H. Joseph . . . . . r 2 ,
Godvr. oef. H. Joseph . . . . . . r 2 v
De eerste H. Communie voorbereiding en geb . „ 10 „
Groote sorteering van Doodprentjes en tot zeer voordeelige prijzen.
Rozenkransen in alle soorten, alsmede Rozenkransdoppen, KERKBOEKEN in beste en ordinaire banden, Kantenprentjes, Kruisjes, Medailles, Busjes H. Joseph, O. L. V. van Lourdes O. B. O. enz.
De Heer is God.....
Gebed voor de H. Communie .
r na . r . .
Geloof', Hoop, Liefde en Berouw .
Eerbied voor Gods naam.
H. Hart van Jezus ..... Geluk der Congreganisten
Opdracht......
Geluk der Congreganisten Te Deum ......
Stabat Mater Dolorosa ....
Aan Onze Lieve Trouw van den H. Rozenkr Aan Maria ......
Maria, o Maria......
Aan het H. Hart van Maria .
Maria bloem .....
Maria onze Hoop ..... Ter eere van de allerzaligste Maagd Maria De Naam van Maria .... Moeder Gods zonder erfsmet ontvangen. Onbevlekte Ontvangenis van Maria Naamfeest van Maria ....
Aan Maria mijn onbevlekte Moeder .... 214
Hemelvaart van Maria.......215
Aan m;jn onbevlekte Moeder......217
■ Bede tot de H. Maria . . . . . 219
'Ter eere van den H. Joseph ...... 220
l^an den H. Dondnicus ... ... 221
Tot de Heiligen der Preêkheeren orde .... 223
•Smeeklied voor onzen H. Vader ..... 225
2e Smeeklied voor onzen H. Vader. .... 226
'Jesu Dulcis Memoria ....... 228
185
De Heer is God! de Heer is God! Laat de aarde vroolijk juichen , Voor Hem alleeu zich buigen: Het kille uoord, het gloeiend zuid , Eoept, Hem aanbiddend , uit:
De Heer is God! de Heer is God!
Hem dekken donkerheid en nacht, Hij wenkt, en bliksemschichten Doen de aarde sid'drend zwichten Geschokt tot in het ingewand, Erkent zij 's Heeren hand,
En roept ontsteld : de Heer is God!
Maar om den troon des Heeren straalt Gerechtigheid en waarheid, Bij Hem is licht en klaarheid, De glans van zijnen troon verblindt: Het niet is menschen kind.
De Heer is God! de Heer is God!
Wee hem, die God den Heer veracht, En zijnen Naam durft honen, God zal zijn macht hem toonen, En hem beschamen in zijn waan : Gij volken, bidt Hem aan.
De Heer is God ! de Heer is God!
Aan Maria mijn onbevlekte Moeder .... 214
Hemelvaart van Maria.......quot;215
Aan mijn onbevlekte Moeder . . . . .217
■Bede tot de H. Maria . . . quot; . . .219
Ter eere van den H. Joseph ...... 220
Aan den H. Doigt;.inieus ... ... 221
Tot de Heiligen der Preêkheeren orde .... 223
Smeeklied voor onzen H. Vader ..... 225
2e Smeeklied voor onzen H. Vader. .... 226
Jesu Dulcis Memoria ....... 228
185
De Heer is God ! de Heer is God ! Laat de aarde vroolijk juichen , Voor Hem alleer zich buigen : Het kille noord, het gloeiend zuid, Eoept, Hem aanbiddend , uit;
De Heer is God ! de Heer is God !
Hem dekken donkerheid en nacht, Hij wenkt, en bliksemschichten Doen de aarde sid'drend zwichten Geschokt tot in het ingewand, Erkent zij 's Heeren band,
En roept ontsteld: de Heer is God!
Maar om den troon des Heeren straalt Gerechtigheid en waarheid , Bij Hem is licht en klaarheid , De glans van zijnen troon verblindt: Het niet is menschen kind.
De Heer is God ! de Heer is God !
Wee hem, die God den Heer veracht, En zijnen Naam durft honen , God zal zijn macht hem toonen , Eu hem beschamen in zijn waan : Gij volken , bidt Hem aan.
De Heer is God ! de Heer is God !
186
Maar heil hem , die Jehova vreest: Gods hand zal hem beschermen , Hem leiden met ontfermen ; Uit eiken nood, uit elk gevaar Kedt God hem wonderbaar. De Heer is God! de Heer is God!
Gelijk een hert zich dorstend zoekt te drenken, Zoo dorst mijn ziel naar ü, o levensbron ,
Naar U die mij het ware heil kwam schenken, En door Uw Bloed mijn minnend harte Avon. Kom dan , o kom , ontdaan van gloriestralen,
Terwijl de schijn van brood uw glans omhult, Kom Jezus, kom , wil in mij nederdalen , ) ^ In mij voor U van wedermin vervuld. j '
Ja christ'nen komt, wilt biddend nederknielen, Waakt nu en buigt, Hij komt, Hij komt de Heer De glorievorst, de Bruid'gom onzer zielen ; Hij waakt, Hij daalt op 't heilig altaar neer , Ja christenen wilt van reine liefde blaken ,
/En gaat uw Vorst, uw Koning te gemoet Hij komt, Hij komt uw zielen zalig maken ) ^ U voeden met zijn dierbaar Vleesch en Bloed. ) ' *
187
V.
Geloofd zijt Gij door deze blijde tooneu ,
O Jezus, vriend en Bruid'gom mijner ziel;
Gelooft zijt Gij , die in mijn hart wilt troonen , Voor Wien ik hier aanbiddend nederkniel.
Gij hebt bij mij uw intrek nu genomen ,
Gij hebt mij met uw eigen vleesch gevoed, Gij deedt mijn' ziel een nieuwe krach doorstroomen / ^ En stort in mij uw kostbaar Godd'lijk Bloed. j
Geloofd zijt Gij, mijn Redder en mijn Voeder, O rijke bron van zaligheid en heil,
Geloofd zijt Gij , mijn leidsman en mijn hoeder , Gij hadt uw bloed uw leven voor mij veil.
Gij hebt mij 't rijk van bovenaardsche leven Beloofd , een schat een stroom van hemelvreugd, Gij hebt me uw vleesch tot onderpand gegeven, } ^ O zoete hoop die 't droevig hart verheugt. j
V.7il nu mijn' ziel, met jub'lend koor der Euglen; Wier lofzang klinkt, waar 't Opperwezen troont, Uw ned'rig lied , maar blij en dankbaar menglen , Ter eer van Hem , die in uw harte woont. Hij kwam tot ü, in liefdegloed ontstoken, Eu schonk zich U , gehuld in schijn van brood Nooit worde meer die liefdeband verbroken ) , O blijft met Hem vereend tot in den dood. (
188
GELOOF, HOOP. LIEFDE EN BEBOUW.
Wijze : Moeder nc?n.
Ik geloof, o God almachtig ,
Dat Uw Kerk houdt voor waarachtig , Omdat Gij dit hebt gezeid ; {his.)
Niet kunt liegen , niet kimt falen ,
Gij de wijsheid zonder palen ,
Gij de waarheid zelve zijt. {his.)
Heer ik hoop , dat G' ons zult geven Door üw hulp , het eeuwig leven , Eu hetgeen ons daartoe dient; {his.) Gij belooft dit, die zijt machtig,
Goed tot ons , getrouw . waarachtig ,
Jezus heeft voor ons verdiend, {bis.)
Heer, ik min U , om Uw wezen ,
Om Uw goedheid nooit volprezen,
Min ik U met hart en zin; {his.)
Alle goed ik aan U wensche ,
Aangezien ik alle menschen,
Om U als mij zeiven min. {his.)
't Is mij leed , dat ik o Heere ,
U vergramd heb menig keeren ,
Die mijn God zijt en mijn al, {his.)
Uit zuiv're liefde wil ik haten ,
Alle zonden , 'k zal ze laten ,
Doodzond' 't meest ik vluchten zal. {his.)
189
Heilig , heilig , klinkt daar boven ,
Door het ruim der heem'len heên ; 't Eng'lenkoor om God te loven,
Mengt zijn' toonen ondereen.
Maar terwijl hun zangen rijzen
Tot den troon van 't eeuwig Licht, Dekken z' om Gods Saam te prijzen Yol van eerbied 't aangezicht.
Slechts de duivel , hij , de booze
Vloekt de naam van zijnen God, En met hem de goddelooze,
Die op aard dien naam bespot.
Ja de mensch zoo dicht bij d' Eng'len ,
Spant met duiv'len rot te saam ; Eu in plaats van 't loflied meng'len, Lastert hij Gods Heil'geu Xaam.
't Leven heeft hem God gegeven,
Om te wand'leu tot zijn lof:
Eu met d' Eug'leu eens te leven
In het zalig Hemelhof,
Maar al vloekend vraagt d' ontaarde
Van dien God van heiligheid, Die hem voor den Hemel spaarde Een rampzalig' eeuwigheid.
190
Lage vloekaard , roep : genade ,
Lasteraar , o , ween van spijt, God laat zich niet lang versmaden Door een snoodaard als gij zijt. . Straks slaat u zijn bliksem neder ,
Of gij valt ter aarde dood. . .
Koep : genade , overtreder ,
Want de hel spant u haar schoot.
Voor 't hart van Jezus zinge Mijn hart op blijden toon Dat mijn lofstem driuge Tot in de Hemel-woon !
Refrein O Hart van Jezus zoet!
Zijt liefdevol gegroet!
Gegroet van op deez' aarde, gegroet in eeuwigheid
O Hart! voor mij gebroken
Op 't kruis in diepen druk ,
Met eeue lans doorstoken Voor mijn zwaar zonden-juk.
O Hart laat mijn hart gloeien
Van zuiver liefdevuur !
Wil het aan 't Uwe boeien Tot in mijn stervensuur!
191
Wil 't mijn naar 't Uwe vomica,
O Toonbeeld aller deugd! Om eens na 's levens stormen Met U te zijn in vreugd.
Juicht, juicht met ons, o, Hemellingen,
Wij zijn Maria toegewijd.
Die nimmer haar beschermelingen, Zal laten zwichten in den strijd! o Stond van heil en zegeningen,
Die over ons haar mantel spreidt!
Laat ons te saam Maria zingen,
Maria zoo vol minzaamheid!
't Is zij, die onzen Albehoeder,
Als schepsel bracht den Schepper voort Zij, die als Dochter, Bruid en Moeder,
Naast aan de Godheid toebehoort, o Stond van heil, enz.
't Is zij, die ons met moederoogen Bewaakt van haren glorietroon.
En wier gebeden al''vermogen
Bij Jezus, haren lieven Zoon.
o Stond van heil, enz.
192
't Is zij, die als de woeste bareu
Ons slingeren op klip en strand, Als fonk'leud' zeester de gevaren
Verdrijft en toont ons 't Vaderland, o Stond van heil, enz.
Haar naam zij dan in ieders liarte Geprent met letteren van viuir, En nooit vermind'ren tijd noch smarten Een' liefdegloed, ons hart zoo duur. o Stond van heil, enz.
ü , Jezus zoet beschermer ons gegeven , ü, reine Maagd, U, Josef, bruidegom,
U, heilig drietal, schenken wij ons leven En kiezen w' als Patronen wederom.
Kefrein: O wat een rein genoegen.
Te zingen uit een' mond:
Jezus, Maria , Jozef!
Ik sluit met IJ voor eeuwig een verbond.
Ontvangt onz' opdracht, dierbare Patronen, Wij off'ren U in waarheid, niet in schijn;
Wij wijden U, als waar', oprechte zonen Al wat wij hebben en al wat wij zijn.
193
Ontvangt 'tbesluit, voor 't altaar neergeschreven Door 's Priesters woord, geheiligd in uw Naam 't Besluit als goede christenen te leven,
Dan zijn we gens uitverkorenen te saam.
Wat een geluk voor ons, eens uit uw armen,
Jezus, Maria, Jozef! blij van geest,
Gebracht te worden, door uw mild erbarmen, In d' armen van den Vader, Zoon en Geest!
O zoet genot van eene Congregatie!
O troostrijk lot van dit vereend gezin! Ach, broederen! wat schatten en wat gratie, Wat blijdschap sluit zij voor ons allen in.
Wij smeeken U, o Jezus! om uw zegen ;
Uw voorspraak, dierbre Moeder! zij ons deel. Bescherm ons, groote Jozef! op onz' wegen; Wij vragen veel, maar immers niet te veel?
o Zoet genot van 't heilig huis des Heeren,
Waar, rond 't altaar, de reine Moeder-Maagd Haar mantel spreidt om die haar komen eeren, En Jezus toont, dien ze op haar armen draagt Wat zoeten zegen.
Stort ze op ons uit.
Als zomerregen
Op het versmachtend kruid.
194
'k Wil hier 't gevoel der wereld gansch vergeten,
Die voor de jeugd verleidingsrozen strooit, lu stille rust voor uw' altaar gezeten;
Maar, Moeder, U, neen, U vergeet ik nooit. Wat zoeten zegen enz.
Gij, die alreeds de wakende eng'len schaarde
Eond onze wieg. eer zich ons oog ontsloot, o Koningin van hemel en van aarde.
Wij blijven ü getrouw tot aan den dood. Wat zoeten zegen enz.
Te Deuni.
Groote God, ü loven wij, .j
Onbepaald is uw vermogen;
Yoor uwe opperheerschappij Buigt zich 't aardrijk opgetogen
Gij bestondt voor allen tijd.
Blijvende eeuwig wat Gij zijt.
Alles heft een loflied aan:
Cherubijnen, Serafijnen.
Duizende Engelen, die staan Kond uw troon, om ü te dienen.
Alles roept ü, nimmer moê,
Heilig, heilig, heilig! toe.
195
Al wat op uw vruchtbaar woord, Grooto God der legersehareu.
Uit het niet sprong dankend voort, Alle scheps'len, die ooit waren:
Hemel, aarde en oceaan,
Alles heft een danklied aan.
Op verrukkelijken toon,
Zingt het heer der nilverkooren,
Neergebogen voor uw' troon, Martelaars, Apostelkooren .
Alles juicht in lofgeschal:
Opperkoniug van 't heelal.
Grondkracht. waarop 't aardrijk draait, Door wiens hand ontelb're zonnen.
Zijn door 'tmaatloos ruim gezaaid. Hoort Ge uw lof o Onbegonnen,
Een'ge Vader van 't bestaan,
Door der Christenen citer slaan?
Lof 't Drievuldig in persoon,
't Eenig onbesefbaar Wezen,
Lof ü. 's Vaders een'ge Zoon , Op denzelfden toon geprezen;
Lof ü. Geest die 't al vervult,
Waart en zijt en wezen zult.
Gij, des Vaders eeuwig Woord,
En te Bethlehem geboren,
Gij. dien eene Maagd bracht voort Door U, zelv' daartoe verkoren. Gij vergroot uw dierbaar Bloed, Mn verwierft ons 't hoogste goed.
196
Aan des Vaders rechterhand Zijt Ge in heerlijkheid gezeten,
In ontzaggelijken stand,
Zult Gij, Kechter, ons geweten, Na het laatst trompetgeschal. Openbaren aan 't heelal.
Sta dan uwe dienaars bij, Die voor U en met U strijden;
Die Gij met uw Bloed kocht vrij Toen U Golgotha zag lijden:
Stel ons, na dit tranendal, Ondév 't juichend Eng'lental. Zie uw volk genadig aan.
Help het; zegen Heer, uw erve,
Leid ons op de rechte baan, Dat geen vijand ons verderve:
Open ons de gloriezaal,
Wij zijn uwe zegepraal.
Alle dagen zullen wij Uwe wond're goedheid prijzen Aan uwe opperheerschappij Eicdeloozen dank bewijzen Help in d'allerlaatsten strijd, Wie uw' heil'gen Naam belijdt
Zoete Jezus, onze Heer,
Stort meêdoogend uwen zegen
Op de Ohristenvolk'ren neêr; Zie, ons hart klopt onverlegen: Op U, Jezus hopen wij;
Dat die hoop nooit ijdel zij.
197
Naast het kruis met schreiende oogen Stond de Moeder, diep bewogen,
Waar de Zoon doornageld hing:
Toen door ziel en zuchtend harte,
Overstelpt van wee en smarte, Een doorborend slagzwaard ging.
Hoe bedrukt hoe neergeslagen,
Moest die teed're Moeder klagen
Om Gods eenig Kind, haar Zoon, Ach! hoe streed zij, ach hoe kreet zij, En wat boezempijnen leed zij,
't Koemrijkst Kind aan 't Kruis ten toon.
Wie kan tranen wederhoüen,
Jezus Moeder zoo te aanschouwen
Door zoo grievend leed verscheurd? Wie kan zonder diep erbermen,
Jezus Moeder hooren kermen ,
Daar zij haren Zoon betreurt?
Voor de zonden van de zijnen Zag zij Jezus zoo in pijnen.
Door de felle geeselstraf;
'tDierbaar Kind zag zij hier lijden,
Gansch verlaten dood'lijk strijden,
Eer de geest Hem nog begaf.
198
Geef, o Moeder, bron vau liefde,
Dat ik 'tleed dat u zoo griefde.
Met U voelde en met U klaag'; Dat zijn gloed mijn harte winne,
Dat ik Jezus, Godmenscli, minne. Dat ik ook aan Hem behaag'. »
Heil'ge Moeder, wil mij geven Wonden diep in 'thart gedreven;
Jezus kruis zij steeds mijn doel. Dat ik schuilende in zijn Avonden, Dus gefolterd, om mijn zonden,
Deelend zijne smart gevoel.
Mocht ik klagen al mijn dagen, Waarlijk al die smarten dragen.
Tot mij 't sterfuur overviel!
Mij bij 't kïuis met ü vereenen,
Met ü sterven, met U weenen!
't Is de wensch van mijne ziel.
Maagd der Maagden roem en zegen! Wees, ach wees mijn zucht niet tegen;
Gun mij dat ik met ü klaag', Doe mij strijden, doe mij lijden! Christus striemen langs de zijden:
Dat ik steeds daarvan gewaag' Doe mij door die slagen wonden. Dronken van dit kruis, verkonden.
Wat de liefde uws Zoons vermag: 'k Ben ontvlamd, in liefde ontsteken; Wil toch zelve voor mij spreken In den jongsten oordeelsdag.
199
Doe mij door het kruis besvaren Jezus kruisdood moet mij sparen,
Wiens genade mij verheugt.
Als mijn ligchaam komt te sterven Geef, dat mijne ziel raag erven 's Hemels glorierijke vreugd.
ka Onze Lieve Vrouw van den H. Rozenkrans.
Gegroet, Gij zuivere Moedermaagd,
Wier hoofd de rijke kroone draagt. Als Koningin des Rozenkrans,
Gegroet gij in uw hemelglans.
Wij zingen om uw troon geschaard, De vreugden, die Gij vindt op aard. Wij treuren om uw bitter wee.
Wij jublen in uw glorie mee.
Blij is de groet te Nazareth,
't Bezoeken van Elisabeth ,
De baring, de opdracht van uw Kind,
Dat Gij met vreugde wedervindt.
Hoe foltrend is voor 't Moederhart Uw Jezus angst en geeselsmart.
En kroon, en kruis en bittre dood:
Om ons draagt Gij dien wreeden nood.
Maar glorievol verrijst uw Zoon,
Klimt van deze aard ten hemeltroon,
Stort in uw hart den Heilgen Geest,
Kroont ü Vorstin van 't eeuwig feest.
200
Kom, pluk u bloemen, Christenschaar , Van deez' geheimen rozelaar,
Vlecht geurge kransen Haar ter eer, De lieve Moeder van den Heer.
ü begroet ik dra bij mijn ontwaken.
Lieve Moeder, Hemelkoningin:
ü beveel ik vrienden, zorgen , zaken,
Bid en werk en zing verheugd van zin; ü gedenk ik, vol van zoet vertrouwen.
Als mijn blik zich tot den Hemel rigt, 'k Durf de zee, de booze zeeën bouwen: 'kHoud mijn star, Maria, in 't gezigt 'kHoud mijn star, Maria, in 't gezigt.
O hoe wel is 't mij te moede,
Als Ge uw kind uw Moederarmen biedt; Dat de storm in dolle vlagen woede.
Aan haar borst vergaat de Christen niet! O hoe vaak bedwong Zij mijne, tranen,
Kuste 't Kind met duizend kussen blij, Dwaalde ik af, zoo kwam Zij mij vermanen. Strafte soms, maar bleef mij altoos bij.
Lieve Moeder, dat mijn tong verstijve.
Dat mijn blik verkwijne door het leed. Dat mijn lijk de prooi der wormen blijve; Zoo ik ü, mijn grootsten schat, vergeet.
201
Blijf met mij, strooi bloemen langs mijn wegen
Die ik ü, als hulde, weder bied' —
Dreigt de hel, zoo stroome uw licht mij tegen Aan Uw borst vergaat de Christen niet.
Maar vooral zult Gij Uw kind gedenken Bij mijn broeder, bij mijn Jezus zoet,
Moog' Hij ons de zege-palmen schenken
Die Gij kweekt, en voor ons plukken moet; O wat vreugd, wat ongekend genieten,
Eén te zijn, te heerschen met zijn God, Altoos klaar de vreugdebron zien vlieten, Eeuwig juichen, eeuwig — welk genot?
U aanroep ik, als de zonnestralen,
Treffend beeld van 's werelds ijdelheid,
Altoos verder tot in d' afgrond dalen,
En de nacht zijn sombren sluier spreidt; Waar Maria, troost en leven spellend
De aard genaakt, daar wijkt alras de nacht, Morgenstar, de schoonste Zon verzwellend. Treedt vooruit, de bange landman wacht.
'k Breng Maria mijne laatste groeten,
Eiken avond — en slaap zorgloos in,
Om bij 't opstaan Haar het eerst te ontmoeten,
Haar behoort het einde, — het begin;
Na dit leven daagt een andere morgen.
Maar dien morgen kent den avond niet. Broeders, wilt voor 't andre leven zorgen,
Leert reeds nu het eeuwig Morgenlied.
202
Maria, bron van vreugdeu,
O maak ous blij van zin,
Maria , bron van (lengden ,
Stort ons uw deugden in;
Zoodra wij troostloos kwijnen,
Maria, o Maria,
Moge ons uw licht beschijnen, Moge ons uw licht beschijnen.
Gij palm der schoonste zege, Gij, Balsem sterk en zoet. Gij , Koos van Godes wege
In Jericho gevoed;
Wie kan genoeg IJ roemen,
Maria, o Maria!
En al uw deugden noemen?
o Ed'le spruit van Jesse, o Lusthof goed bewaakt,
o Ceder o Cipresse,
Die nooit den wasdom staakt.
Geef schauw en frissche geuren, Maria, o Maria!
Den planten, die hier treuren!
o Koningin van smarten,
Die naast het kruishout stond, Genees zoo vele harten,
Door Satans list gewond;
203
Ous alien zult Gij lieelen
Maria , o Maria !
In Uw geltik doen deelen
o Moeder ! hoog verheven ,
Hoe heerlijk is Uw kroon... Gij glanrgt; van 't eeuwig leven ,
Zoo machtig bij Uw Zoon: Wil opwaarts ons doen streven,
Maria , o Maria !
Ons 't eeuwig leven -geven.
Maria, zio wij wijden De vruchten van ons lijden , Den buit van al ons strijden, Ons hart, aan ü alleen , Den buit van al ons strijden . Ons hart, aan U alleen.
Wil ous het Uwe geven, Doe ons naar 't Uwe leven Steeds verder, verder streven In liefde voor Uw Hart.
Het doet de piju verdwijnen, Een koestrend zonlicht schijnen Yoor hen die hooploos kwijnen, En beven voor den dood.
204
Uw Hart, vau elk vergeten , Door 't zwaard van een gereten , Heeft moedig zich gekweten Van d' echten Liefdeplicht.
üw Hart, op God vertrouwend , Zijn wil alleen beschouwend, Niet op de wereld bouwend, Leert ons het waar geluk. Moog 't onze er op gelijken , Met alle deugden prijken ,
Voor hel nog wereld wijken , Het zij een heilig hart!
Een bloempje zie ik bloeien Op altoos groenen grond, Ik zag er nooit een groeien ,
Dat zóóveel minnaars vond : Zoo vaak wij ons verblijden ,
Veredelt het ons feest,
Doch waar wij hooploos lijden , Daar is het bloempje 't meest.
Wel hem die met vertrouwen De schoone plant genaakt, Haar dikwijls mag beschouwen . Haar zachte geuren smaakt. —
205
Behoef ik ze te noemen ? —
Oneindig is haar faam ; De nederigste aller bloemen : Maria is haar naam.
Wat pracht de Hemel toone ,
Wat heerlijks de aarde bied', Het komt niet bij die schoone,
Het is Maria niet.
„Haar heb ik uitgelezen
Zoo sprak de Hovenier, , 't Heelal moog' schittrend wezen „Mijn Meesterstuk is hier''.
Bloei naar mijn stervens sponde,
o Bloem , die God mij gaf, In mijne laatste stonde,
Pluk ik U zeker af.
Dan komt Gij mij te stade: —
Ik stamel eene bee,
En sterf — en vind genade ,
Mijn bloempje nam ik mee.
Gedenk , Maria , teedre Moeder ,
Dat Gij nooit voor Uw kindren bad , En niet Uw beê bij d'albehoeder, Den zegenrijksten invloed had (bis.)
206
[k buig, ik werp me in 't stof. Ootmoedig aaü uw voeten Ter neder voor uw trooa met hemelglans omhuld , ' Om U , o reine Maagd, hier als de hoop te groeten, Die in deez ballingschap mij 't hart met troost vervuil
't hart met troost vervuld.
Van 't feest van Cuna af, tot op den dag van heden,
Hoe diep ook 't vorschend oog de wolk des tijds doorboort Heeft nooit een sterv'liug Uw voorspraak afgebeden. En zag o Moeder, met zijn bee door U verhoord. Gedenk , Maria , enz.
De vrome mag vooral op uwe goedheid roemen ,
De vrome , die zijn God met Englen onschuld dient, Hij mag met alle recht ü zijne moeder uoemen ,
Die met uw Godlijk Kind als broeder is bevriend. Gedenk , Maria , enz.
Maar ook de booze , ofschoon met schuld op schuld beladeil Blijft ü o Maagd , nog steeds 't in smart gewonnen kind:; En wordt door U , al heeft hij God en plicht verraden. Met een weemoedig hart, maar teeder toch bemind. Gedenk , Maria , enz.
Gij zaagt eens onder 't kruis de dierbre drupplen vloeien
De drupplen van dat reiu en zondendelgend bloed; Gij voeldet toen Uw hart van teedre liefde ontgloeien, Toor Hem wiens boosheid door dit offer werd geboet. Gedenk , Maria , enz.
mij
207
Neem mij clan gunstig op , o Moeder van ontferming Red mijne onsterfelijke en zoo duur gekochte ziel; Bedek mij, zondaar, met Uw mantel van bescherming Daar ik vermorseld voor Uw voeten nederkniel. Gedenk , Maria , enz.
Wees Gij mijn troost in smart, mijn steun in zielsgevare Eeik mij üw moederhand , tot helpen steeds bereid ; En schenk mij eens aan 't eind der vlugge levensjaren De nooit verwelkbre kroon der eeuwige zaligheid. Gedenk , Maria , enz.
Ter cere van de allerzaligste Maagd Maria.
Het stroome uit volle longen,
Het God gevallig lied;
't Zij telkens weer gezongen ,
En sterve , kwijne niet,
Heilige Maria , Heilige Maria , 't Zalig leven , dat Gij leidt, Worde ook ons door ü bereid, Worde ook ons door ü bereid,
God zelf heeft ü verheven
Tot heil van Israël: Tot moeder LT gegeven Aan zijn Emmanuel;
Heilige Maria , enz.
208
O zuiverste aller vrouwen ,
Maria , Moeder Maagd ,
Verhoor wat met vertrouwen Het kinderhart U vraagt;
Heilige, Maria , enz.
Er drijven zwarte wolken
Om outer en om traan ;
Zwaai over alle volken
Den scepter van uw Zoon ,
Heilige, Maria, enz.
Een enkele uwer stralen ,
Waarvoor het zonlicht taant, Moge op de wereld dalen ,
Dan is haar weg gebaand;
Heilige, Maria, enz.
Zij proeve van Uw beker, En smake uw zaligheid ,
Dan is haar redding zeker —
Geen drift meer, die haar vleit;
Heilige, Maria, enz. Dat Jezus wil geschiede
Geheel de schepping door; Wat ons de zonde biede, Wij blijven doof er voor;
Heilige, Maria, enz.
Gij zult de tweedracht sluiten.
Ons leeren, dat slechts Deugd d' Onbreekbrenbond doet sluiten Van Welvaart, Werk en Vreugd;
Heilige, Maria, enz.
209
üw naam is 't Maria,
Die heden wordt gevierd, Oüs hare zij als een Outer, Ter eer van ü versierd.
Tot kroon strekt ü Maria, Een lichte sterren krans, Gij schittert boven de Englen Met ongekenden glans.
In spijt van Hel en dwaling,
Maria, wordt uw naam,
Heel de aarde rondgedragen, Op 't wiekgeklep der faam! Uw Naam is 't, enz.
Waar Jezus naam mag klinken
In 't afgelegendst oord,
Wordt ook die van Maria Tot aller vreugd gehoord, üw Naam is 't, enz.
Uw naam is groot en machtig.
Van boven neergedaald; Hij heeft steeds do overwinning Op dood en Hel behaald, üw Naam is 't, enz.
310
üw Naam is voor den zondaar Die om vergeving vraagt,
Een spoorslag tot bekeering, Hoe lang ook soms vertraagt, üw Naam is 't, enz.
üw Naam is zoo zoet als honig, Die in de korven vloeit;
Een naam zoo zoet en teeder, Die 't Hart in liefde ontgloeit, üw Naam is 't, enz.
üw Naam is als een Balsem, In alle levenssmart;
Hij kalmt en zalft en lenigt De diepste wond van 't hart. üw Naam is 't, enz.
.Maria,quot; sprak Gods Engel, Met een verrukt gemoed.
Als afgezant des Heeren:
,Maria, wees gegroet.quot; üw Naam is 't, enz.
Wij roepen, wij , üw kind'ren, Met zuivren liefdegloed,
Naar 't voorbeeld van Gods Engel ,Maria, wees gegroet!quot; üw Naam is 't, enz.
211
Moeder Gods, zonder erfsmet ontvangen!
BID VOOR, OINTS.
Maagd, een God-mensch zoudt gij baren, Daarom moest Hij ü bewaren Voor de kleinste zondesmet;
Moeder, hoor de zwakke beden Van Uw kindren hier beneden,
Gansch verstrikt in satans net.
Help ons door dit dal van smarten,
Giet uw balsem in de harten,
Door de zonde wreed gewond;
Allen zijt Ge een Moeder, allen, Hoe verdwaald, hoe diep gevallen: Niemand, die Uw hulp niet vond.
Wil ons in den strijd verkwikken Richt uw liefdevolle blikken
Ook op mij. Uw armen zoon, —
Heilig, vlekkeloos zij ons leven:
Opwaarts, opwaarts steeds ons streven Tot den Hemel, tot Uw troon.
Steun der zwakken, vreugd der sterken. Moge niets Uw zorg beperken,
Moogt gij waken bij ons graf.
Als het doodsuur is gekomen,
Strale Uw licht, met volle stroomen, Op onz stervend wezen af.
212
Onbevlekte Ontvangenis van Maria.
Triutnf, de donders slapen,
Eu 't onweer is voorbij;
Heel de aarde juicht herschapen,
Zij ademt eind'lijk vrij.
Triumf- en dankgezangen!
De lang verwachte Maagd Is onbevlekt ontvangen! De gouden eeuwe daagt.
Triumf! de nacht is over;
De schootiste dageraad Eijst op en glimt door 't loover,
In volle feestgewaad!
Zoo rees en blonk voor dezen
De vroegste regenboog; En 't menschdom, als verrezen , Zag dankend naar omhoog.
Zoo rijst in vollen luister
Een tempel uit het puin. Ziedaar, daar ligt de kluister!
Hef, Libanon, uw kruin ! Nu rollen Tan de wangen
De blijde tranen at:
Triumf- en dankgezangen! Wij rijzen ook uit 't graf.
213
O Lelie, die beladen
Met dauw, zoo lieflijk bloeit, Bij doornen, tusschen blad'ren. Door zonnegloed geschroeid; Vergeet niet de woestijne.
Die door uw gunst herleeft; Gedoog niet, dat zij Icwijne, Die ü gedragen heeft.
Uw' zoeten naam,
Maria, 'k heb dien 't eerst geweten,
Uw' zoeten naam Aanriep ik al de handjes saam. Nog staamlend in de wieg gezeten. En 'k zal in 't doodsuur niet vergeten . Uw zoeten naam.
Uw zoete naam Is allerliefst muziek in de ooren ,
Uw zoete naam Is meer dan honig aangenaam. De duiv'len kunnen hem niet hooren; Hij is het merk der uitverkoor'nen, Uw zoete naam.
214
Uw zoete naam Staat eeuwig in mijn hart geschreven,
Uw zoete naam Is zielespijs en drank te saam. Hoe troostelijk verlaat ik 't leven, Nog op mijn doode lip zal zweven Uw zoete naam.
Aan Maria mijne onbevlekte Moeder.
o Lelie, schoon en uitgelezen,
Alleen van Adams vlek bevrijd,
U, reine Maagd, nog nooit volprezen, U zij mijn jubeltoon gewijd.
Ik voeg mij bij de Hemellingen,
Schoon nog bekleed met 't nietig stof; Ja, 't lust me uw reinheid te bezingen. Tot eer van God, tot uwen lof.
Uit U, op wie alle eeuwen staren, Ontlook een roos , en 't zachte rood
Kaatste op het wit der lelieblaren , Wier kelk zich geurig rein ontsloot,
Wie is zoo groot en zoo verheven, Zoo ned'rig en zoo vlekkeloos;
Aan wie werd grooter gunst gegeven, Dan U, die God tot Moeder koos?
o Duif, o lelie , tusschen doren',
Besloten hof, zoo wonder schoon,
Gij kimt alleen mijn hart bekoren;
Ontvang mijn' zwakken jubeltoon ,
Getuige mij oer zwakke krachten.
't Beminne ü steeds uit gulle borst,
Hoe meer 'k uw zoetheid mag betrachten, Hoe meer 'k naar aardsche onthechting dorst.
O, schoone zonder wedergade ,
Die zelfs een Godheid tot u trok,
IJ smeek ik slechts om een genade,
Ontroof mijn' ziel aan helschen wrok;
Ach, zoo gij ziet dat satans strikken, Dat de afgrond voor mij open staat
Snijd af, het zijn mijn laatste snikken , Snijd heden af mijn levensdraad.
Wie zie 'k hier van de aard' vertrekken
In de hoogte weggevoerd. Met juweelen zonder vlekken,
En met paarlen rijk besnoerd
216
quot;Wie komt daar dus opgetreden,
Door Gods krachten ondersteund , Glinstrend' vol bevalligheden,
Daar ze op haar beminde leunt ?
Staak, mijn' ziel, ja, staak uw vragen;
'tis die uitgelezen Maagd,
Waardig 's hemels kroon te dragen,
Want zij heeft Gods oog behaagd; Maagd, uit duizenden verkoren:
Baarde zij den Heer van 't al;
Uit haar werd Gods Zoon geboren ,
In een' armen beestenstal.
Wie zal haren lof niet roemen ,
Die haar danklied heeft betracht, Die men haar zou zalig noemen,
Tot het laatste nageslacht ?
Wie wordt dan niet opgenomen.
Wiens gemoed wordt niet verrukt? Wie wenscht niet bij haar te komen, Schoon het vleesch den geest nog drukt?
Volg, mijn ziel, in al uw streven
't Voorbeeld van deez' Moedermaagd, Die, ten hemel opgeheven.
Daar thans kroon en schepter draagt. Daar zult gij, het puik der vrouwen , 's Heilands Moeder, die gij groet, Eind'loos 't aanschijn Gods beschouwen, En genieten 't eeuwig goed.
217
Wij prijzeu vol vreugde de zuiverste Maagd,
Wij prijzen ze in vrolijke zangen,
Haar schoonheid heeft eeuwig haar Schepper behaagd,
Zij werd zonder zonde ontvangen.
O Eeinste der maagden, U prijze mijn lied. Versmaad, ach versmaad mijn zangen toch niet.
Van 't hoogste des hemels zag God op U neêr,
Zijn oog sloeg U liefderijk gade;
Keeds vóór uw geboorte werdt gij door den Heer
Vervuld met de grootste genade;
Gij bleeft steeds van iedere zonde bevrijd. En eeuwig uw' Heer en uw' Schepper gewijd.
Gelijk onder doornen de lelie bekoort.
Zoo zijt gij het sieraad der vrouwen: Ach, mocht ik, o Moeder van 't eeuwige Woord
Toch al uwe schoonheid aanschouwen, o Vlekk'looze Moeder, wat zijt gij toch schoon Gij deelt in de schoonheid van Jezus uw Zoon.
Nu leeft gij daarboven in eind'looze vreugd,
Waar de Eng'len U juichend omringen; De hemel wordt thans door uw schoonheid verheugd.
Die Cherubs en Serafs bezingen,
o Luister des hemels, gij glinstert van licht. God zelfheeft uw troon naast den zijne gesticht.
218
o Maagd'lijke Moeder, o vlekk'Iooze Maagd,
Tot boven de sterren verheven,
Bekom ons die deugd, welke 't meest U behaagt
En leid ons tot 't eeuwige leven:
Daar zingen wij eeuwig rondom uwen troon: o Reinste der maagden, wat zijt gij toch schoon.
Wees gegroet, vol van genade,
o Maria, Moedermaagd,
Die op een bijzoud're wijze, Aan den Schepper hebt behaagd.
Gij die onder alle vrouwen Uitverkoren zijt geweest Om den Zoon van God te baren, Door de kracht van zijnen Geest.
Met ü zij de Vrucht gezegend,
Die uw maagdelijke schoot Aan het menschdom heeft geschonken. Tot verlossing van den dood.
o Maria, om uw deugden
Thans verheven bij Gods troon, Moeder Gods, stort uw: gebeden Voor ons, zondaars, bij uw' Zoon.
219
Bid, terwijl we in ziels gevaren Zwerven in dit aardsche dal;
Bid voor ons, in 't uur bijzonder, Als de dood ons raken zal.
Bied, o Moeder, bied uw kind'ren Zoo uw liefderijke hand.
Dat zij veilig dan vertrekken Naar het hemelsch Vaderland.
Amen, amen, het geschiede, Wat ons kinderhart U vraagt:
O, dan juichen we eeuwig, eeuwig Met ü, glorierijke Maagd.
O Maria liefste Moeder,
Zie toch op uw kind'ren neer! Draag ons op aan d'Albehoeder, Uwen Zoon, ons aller Heer Neem ons steeds in uw beschermin Och geleid' ons op ons pad;
Smeek bij Jezus om ontferming, Koningin der Hemelstad,
Wil ons Moeder steeds bewaken, Drijf den duivel van ons af Laat geen vijand ons genaken. Moeder maagd, tot aan het graf.
220
0 dan zullen we eens daarboven Uwen Zoon voor zijn gena , Eeuwig prijzen, eeuwig loven Met een schoon Halleluja,
Uit den Hemel nederdalend,
Koos zich 't Mensch te worden Woord, De onbevlekte Maagd tot Moeder,
Door een wonder ongehoord.
Maar wie zal de leidsman wezen. Wie op aard de hartevrind,
Wie der reinste Maagd haar bruid'gom, Wie bewaker van haar Kind.
'tls de lelie reine Jozef, Als rechtvaardig man geroemd,
Wien de Moedermaagd haar Bruid'gom, Wien Gods Zoon zijn Vader noemt.
O hoe groot moet Jozef wezen, Hij bewaker van Gods Zoon,
H. Jozef wij ook kiezen,
U tot schutsheer en patroon.
221
Wil ook ouze schreden leiden , Sta ook ons in rampspoed bij , Dat uw voorspraak onze toevlucht, Uwe macht ons steunpunt zij.
Was in hongersnood een Jozef, Eedder van 't Egypten land,
Veel meer biedt in stervens strijden Gij ons Jozef hart en hand.
Zou dan satan ons bedreigen. Als Herodes 't Goddelijk Kind,
Neen niets heeft een Ziel tevreezen, Die U Jozef eert en mint.
(resp. o spem miram).
O, wat wondervol betrouwen ,
Mocht ge in 't uur van uwen dood In der droeven hart ontvouwen,
Wien ge uw laatsten zegen boodt.
Gij beloofdet na uw sterven
't Overdierbaar broed'rental,
Gunst en Hulpe te verwerven Op den weg door 't tranendal.
220
O dau zullen we eens daarboven IPwen Zoon voor zijn gena, Eeuwig prijzen, eeuwig loven Met een schoon Halleluja,
Uit den Hemel nederdalend,
Koos zich 't Mensch te worden Woord, De onbevlekte Maagd tot Moeder,
Door een wonder ongehoord.
Maar wie zal de leidsman wezen. Wie op aard de hartevrind,
Wie der reinste Maagd haar bruid'gom. Wie bewaker van haar Kind.
'tTs de lelie reine Jozef, Als rechtvaardig man geroemd,
Wien de Moedermaagd haar Bruid'gom, Wien Gods Zoon zijn Vader noemt.
O hoe groot moet Jozef wezen , Hij bewaker van Gods Zoon,
H. Jozef wij ook kiezen,
U tot schutsheer en patroon.
221
Wil ook onze schreden leiden, Sta ook ons in rampspoed bij , Dat uw voorspraak onze toevlucht, Uwe macht ons steunpunt zij.
Was in hongersnood een Jozef, Kedder van 't Egypten land.
Veel meer biedt in stervens strijden Gij ons Jozef hart en hand.
Zou dan satan ons bedreigen, Als Herodes 't Goddelijk Kind,
Neen niets heeft een Ziel tevreezeu, Die U Jozef eert en mint.
(resp. o spem miram).
Ö, wat wondervol betrouwen ,
Mocht ge in 't uur van uwen dood In der droeven hart ontvouwen,
Wien ge uw laatsten zegen boodt.
Gij beloofdet na uw sterven
't Overdierbaar broed'rental,
Gunst en Hulpe te venverven Op den weg door 't tranendal.
222
Yader! laat uw blijde woorden
Altijd In vervulling gaan,
Blijf ons in deez' ballingsoorden , Met uw beê ter zijde staan.
In ontelb're lichaamskwalen,
Deedt gij, groot in wondermacht, 's Hemels bijstand nederdalen,
Hebt gij uitkomst aangebracht.
O wij smeeken, door de zonden
Zwak en krank naar hart en geest, Dat gij onze zielewonden.
Door uw Jezus hulp geneest.
Eere zij den eeuw'gen Vader,
Eere zij den eeuw'gen Zoon, Met den H. Geest, te gader!
Lof en dank en jubeltoon!
Beschermer der Kerk.
Wees gegroet, o Voedstervader!
Van Gods menschgeworden Zoon, Duld, dat ik ü heden nader',
ü een nieuwe huid' betoon:
223
TJ Patroon der Kerk verklaard,
Door haar zichtbaar Hoofd op aard'.
Wees gegroet , o trouwe Hoeder, Van Gods uitverkoren Maagd;
Hoed ook Jesus' Kerk, onz' Moeder, Die van ü thans bijstand vraagt. Zie, hoe Jesus bruid nu lijdt. Red haar uit den bangen strijd.
O Beschermer! help haar strijden Tegen 's vijands helsche macht, Die haar immer zal benijden,
Nu toch meer haar wet verkracht. Red de Kerk, zoo duur gekocht. Met haar Hoofd ten dood gezocht.
Help ons in dit treurig leven,
In dit droevig lijdensoord.
Toon ons 's Hemels schoone dreven. Waar geen smart meer 't harte stoort. Ach! versmaad uw kind'ren niet. Zoo, zoo smeekt dit need'rig lied.
Tot de Heiligen der Preêkheereii-Orde.
*
Jub'lend zingen wij u lof,
Christus trouwe bloedgetuigen
224
Die gekroond in 't hemelhof,
Zalig voor Gods troon moogt juichen. Refrein: Met vertrouwen smeeken wij:
Help ons dierb're zaal'genrij!
Onder ü vereert ons hart Tal van eed'le zendelingen,
Die om God de felste smart, 't Wreedste lijden ondergingen.
O! hoe blinkt dat heilig koor Van die vrome kloosterlingen.
Die met vreugd op 't bloedig spoor Huns gekruisten Jesus gingen.
Even heerlijk is uw loon, Onbezweken Christus' helden!
God schonk U de glorie-kroon, Om uw deugden te vergelden.
D'eigen straalkrans siert uw hoofd Zuiv're God, getrouwe Maagden!
Zwakke vrouwen, wier gelooi'
Zelf den moed van sterk'ren schraagde.
üwaarts slaan wij 't smeekeni oog, Zuchtend onder druk en lijden;
Dat uw' hulp onz' tranen droog', Ons van elke ramp bevrijde!
225
VOOR ONZEN
t
Moeder! neen, 't is niet vernomen, Dat men, tot uw troon gekomen,
Daar geen redding vond in nood; (bis) En, o neen! 't zal nu niet wezen,
Dat ge een beê, tot u gerezen.
Dat ge een kinderbeê verstoot, (his)
't Geldt het Hoofd der Christenscharên, Die zich om uw troon vergaren.
Voor hun Vader, zoo bemind; (bis)
Voor hun Vader, die zijn leven Tot een offerand wil geven,
En zich gansch verlaten vindt! [lis)
't Geldt hem , die zijn liefde u toonde , U als Onbevlekte kroonde,
Door Gods gunst van erfsmet vrij; (bis) Hem, door wien tot 's werelds palen Al uw kind'ren 't luid herhalen :
„Moeder! Onbevlekt zijt gij.quot; (bis)
't Geldt den Grijsaard , die tot heden Onbezweken heeft gestreden
Voor Gods Kerk en altaartroon, (his) Die den Erfgrond nog beveiligt.
Door het martelbloed geheiligd Der belijders van uw Zoon. (bis)
326
En nu ! naar die heiligdommen Dringen snoode legerdrommen
Altijd dichter om hem heen ; (hts) Ach zijn luttel trouwe strijders Sneven straks als kruisbelijders ,
En uw Pius staat alléén ! (bis)
Hoor dan, Moeder! hoor ons smeeken , Wil bij Jezus voor hem spreken ,
Dat Hij 's vijands macht beschaam'; (lis) Dat hij Pius Lang nog spare,
Petnis' Erfdeel ons beware ,
Eer geve aan uw Moedernaam! (his)
VOOR ONZEN
Almachtig God en Opperheer!
O zie op onzen Vader neêr,
Die, waar geen aardsche redding daagt, 't Gebed weer van zijn kind'ren vraagt.
227
De hellemagt bespringt alom Uw eeuwenheugend heiligdom En stoot eerlang, verhoedt Gij quot;t niet, Vorst Pius uit zijn Erfgebied.
Kijs, Jezus! red zijn koningstroon,
Bewaar hem zijn driedubb'le kroon,
Bewaar uw Kerk, zoo duur gekocht, Thans, met haar Hoofd, ter dood gezocht.
Rijs , Jezus! eu verstrooi de magt. Die alle recht en wet verkracht; O zie, hoe voor uw aangezicht Daar onze Vader nederMgt!
O zie, uw Moeder naakt uw troon, En zegt U, hoe uw gunstbetoon Der Onbevlekte Ontvangenis Door Pius woord verheerlijkt is.
Zii bidt, dat Gij haar dienaar redt, En nogmaals Satans kop verplet, En aarde en hemel bidden meê. Rijs, Jezus rijs, en hoor die bee.
228
Jesu dulcis memoria, Dans vera cordi gaudia: Sed super mei et omnia, Ejus dulcis presentia.
Nil canitur suavius, Nil auditur jucundius, Nil cogitatur dulcius. Quam Jesus Dei Filius.
Jesu, spes poenitentibus Quam pius es petentibus! Quam bonus ïe quserentibus Sed quid invenieutibus.
Nee lingua valet dicere, Nee littera exprimere: Expertus potest credere, Quid sit Jesum diligere.