m
OM DE KINDEREN'
TOT DE
DOOR
VERTAALD NAAR DE DERDE DUITSCHE UITGAAF EN VERBETERD DOOR
Pastoor van Tilleur (Bisdom van Luik).
G. MOSMANS ZOON. — 's-HERTOGENBOSCH.
V..
.J
96
OM DE KINDEREN TOT DE
OM DE KINDEREN
TOT DE
DOOR
VERTAALD NAAR ÜE DERDE DUITSCHE UITGAAF EN VERBETERD DOOR
Pastoor van Tilleur (Bisdom van Luik).
G. MOSMANS ZOON. —
's-H K RTOGEN BC )SCH.
Goedkeuringjdes Aartsbisdoms van Mechelen.
Meclilinia;, 28 Februarii 1870.
Wij hebben de fransebe vertaling der « Leerwijze om.de kinderen lot de eerstell. Communie voor te bereiden, van J. Schmitt, doen onderzoeken en de verzekering bekomen dat deze vertaling in België met hetzelfde nut zal kunnen gebruikt worden als de oorspronkelijke uitgaaf in Duitschland. Derhalve achten wij hel ons tot plicht ze goed te keuren en den vertaler Mr L. H. Schoofs, pastoor te Tilleur-bij-Luik geluk te wenschen van zijne ledige uren besteed te hebben aan een zoo aanbevelingswaardig gewrocht. Inderdaad, het bereiden der kinderen tot de eerste H. Communie is zoo gewichtige zaak, dat wij geene gelegenheid laten voorbijgaan deze in onze aanspraken tot de geestelijken en in onze sijnodale vergaderingen aan te bevelen.Met recht heeft het boek van J. Schmitt van wege Z. Hoogw. Mgr. den Aartsbisschop van Freiburg eene welverdiende goedkeuring bekomen, aan dewelke wij ten volle onderteekenen.
Gegeven te Luik op 4 Maart 1869.
t THEODORÜS, Bisschop van Luie.
VAN ZIJNE HOOGWAARDIGHEID MGR. HERMAN VJCARI, AARTSBISSCHOP VAN FREIBURG.
Het ons voorliggende Boek : Leerwijze om de kinderen tot de eerste Communie voor te bereiden, door J. Schmitt, te Freiburg in Brisgau, ver-leenen wij niel alléén met vreugd onze kerkelijke goedkeuring, maar wij bevelen het ook op het warmste aan de weleerwaarde geestelijken der parochie-kerken,wien het de loffelijkste diensten zalbewijzen in eenehunner gewichtigste eh invloedrijkste ambtsbedieningen, in het vormen der lieve kleinen.
De god delijke kindervriend zegene den hoogw. Heer schrijver, voor zijnen voortreffelijken arbeid.
Freiburg 2 Haart 1865.
f HERMAN, Aartsbisschop.
DER EERSTE HOOGDUITSCHE UITGAAF.
Dewensch, aan mijne hoogwaardige medebroeders, in een der gewichtigste takken hunner herderlijke'bediening, eenige hulp en verlichting aan tebieden, deed mij besluiten, voorlig-genden arbeid in het licht te geven. Ik heb slechts weinige woorden vooraan te stellen.
De Catechismus welke tot grondslag gediend heeft aan de onderwijzingen over hetAllerheiligste Sakrament desAutaars, is die van P. Deharbe, in het bisdom van Mainz aangenomen. Bij deszelfs verklaring volgde ik den grondregel mij uitslui-telijk aan het catechismuswoord te houden, en mij in 't algemeen te bedienen van eene spraak welke verstaanbaar is voor de kinderen. Tevens wilde ik den catechiseerder niet enke-lijk stoffen aanbieden, welke hij eerstmaal zou moeten bewerken om ze in de eigenaardige taal der kinderen over te brengen, maar iets wat onmiddelijk ter onderrichting bruikbaar is.
Ofschoon de leerwijze met vragen en antwoorden doorgaans de voorkeur boven alle anderen verdient (doch wanneer men zich tot hart en wil der kinderen wendt, is de aaneen-hangende aanspraak beter), heb ik ze echter uit licht begrijpelijke beweegreden niet vooruitgesteld ; ook heb ik mij me-
LKKRWIJZE, ENZ. I
]I VOOKWOOKI».
nigmaal van breedvoerigere uitleggingen bediend, dan er in de gewone catechisnuisleer toegelaten zijn.
De rede waarom ik mij bepaald heb bij de onderwijzingen over het heilig Sakrament des Autaars en eenige deelen van het heilig Sakrament van boetvaardigheid, zonder er andere leerstukken in te mengelen (zooals het veelal geschiedt, en zooveel mogelijk geschieden moet in de voorbereidende onderwijzingen aan de eerste-communicanten), is enkelijk hierin gelegen, dat ik mij bijhet noodzakelijkste zocht te beperken, en indien ik die verschillige stoffen in mijn werk had willen opnemen, is het te denken dat men ze niet overal zou hebben kunnen gebruiken, vermits hun belang van plaats en omstandigheden afhangt.
De voorbeelden en verhalen welke tusschen de onderwijzingen gemengd zijn, heb ik grootendeels ontleend aan de Onderwijzingen en Sermoonen van J. E. Smidt, P. Deharbe, Hunolt en anderen. Ik heb als overtollig aanzien, iedermaal de bron van het aangehaalde voorbeeld te doen kennen.
Moge Gods zegen het boekje begeleiden.
St-Pieter, 20 februari I860.
HER TWEEDE IIOOGDUITSCHE UlTGVAK.
Weinige maanden nadat do eersto uitgaaf van dit werkje in 2000 afdruksels verschenen was, ontving ik de tijding dat eene tweede uitgaaf noodzakelijk werd. Zij verschijnt in weinig veranderden vorm. Doorslaande veranderingen in te brengen hield ik als onnoodig, omdat zij van gcene kanten gevraagd werden, ja de onverwachte gunst met dewelke mijn werk opgenomen werd, bewees genoegzaam het voordeel ig gebruik des oorspronkelijken vorms.Opmerkingen enaantee-keningen, die mij, betrekkelijk eenige punten, door mijne eerwaardige ambtgenooten overgemaakt zijn, heb ik met dankbaarheid benuttigd, voor zooveel ik ze als gegrond kon aanzien.
Gods zegen, wien alleen den gunstigen uitslag, tot nu bekomen, toe te schrijven is, moge ook in het toekomende aan het boekwerkje niet ontbreken.
St-Pieter, 27 september I860.
DE SCHRIJVER.
1gt;ER DEROE II00GDU1TSCHE UITGAAF.
Wezenlijke veranderingen werden ook bij het aanleggen dezer nieuwe uitgaaf niet opgenomen. Daarentegen werd het boekje aanzienlijk vermeerderd, door het bijvoegen van een groot getal voorbeelden die aan den catechiseerder gelegenheid verschaffen om zijne leerwijze af te wisselen, alsmede aan de predikers dienstig kunnen zijn (want ik weet dat dit werkje hier en daar door hen tot dit einde gebruikt wordtj. Daarna heb ik er als bijvoegsel eene reeks plannen doen op volgen, die zouden kunnen voorkomen op den dag der eerste Communie en gedurende het octaaf van het heilig Sakra-ment.
Ik beveel andermaal deze nieuwe uitgaaf aan Gods zegen en bescherming, alsook aan de welwillendheid mijner eerwaardige medebroeders.
St-Pieter, 14 mei 1868.
DE SCHRIJVER.
OM DE KINDEREN TOT DE
VOOR TE BEREIDEN.
AANWIJZINGEN VOOR DEN CATHECH1SEERDER.
I. GEWICHTIGHEID DER EERSTE COMMUNIE EN DER VOORBEREIDENDE ONDERWIJZING TOT DE EERSTE COMMUNIE.
Deze weinige bladzijden kunnen onmogelijk eene volledige verhandeling opleveren, over de manier op welke de herders de kinderen tot de eerste Communie moeten bereiden, noch ook eene grondige navorsching van alle de daartoe behoo-rende vraagpunten; wij willen enkelijk, Salvo semper meliori aan onze eerbiedwaardige medebroeders eenige bemerkingen en aanwijzingen ter overweging en behartiging aanbieden.
Dat de eerste heilige Communie oprecht waardiglijk ontvangen worde, dat zij rijke vruchten drage en eenen zegenrijken invloed op het overige des levens uitoefene, hangt vooral af van de voorbereiding der kinderen,en deze zal beter of geringer zijn, namate dat het ^voorbereidend onderwijs welk de kinderen genoten hebben, beter of geringer is. Dus al wat de gewichtigheid der eerste heilige Communie bewijst, bewijst insgelijks de gewichtigheid en de noodzakelijkheid, van het goed onderwijs der eerste communicanten.
6 LEEUVVUZE
Xli dan (It* gewichtigheid der eerste heilige Coinniuiiie wordt klaai'hlijkend indien wij betrachten:
i) De kinderen. Op het tijdstip dat deze voor de eerste maal tot de heilige Communie toegelaten worden, bevinden zij zich aan den ingang diens ouderdoms, welke den grondzuil legt van hel luokomende levensgebouw. Dan nadert de levenstijd waarin eene geheimzinnige gisting in 's menschen ziel begint, waarop zich hartstochten vertoonen welke zij tot daartoe nog weinig of niet gevoeld hadden, waarop eene vrijmoedigere en meer persoonlijke werking de plaats gaat nemen van het bedwang waarin men ze tot dan toe gehouden had Wat de lente voor den wijnstok en andere gewassen is, dat zijn de jeugdige jaren voor's menschen leven: de jeugd beslist volgens gewone regel over het gansch daarop volgende leven (t). Zoo ook beslist in algemeenen regel de eerste Communie over de jeugd. Een heidensche dichter heeft daarop reeds gezinspeeld wanneer hij,om tetoonen hoe diep de eerste indrukken inde ziel geprint blijven, zegde: Quo seniel est imbuta recens serva-hil odorem testa diu; en elk lieeft het bij zich zeiven kunnen ondervinden. Hoe belangrijk is het dus niet dat de kelken dezer frisch ontluikende bloemen,de zielen der kinderen, zich aan het hemelsch licht en den dauw der goddelijke genade openen, in plaats van den giftigen adem der verderfelijke grondbeginsels en ondeugende gewoonten in tezwelgen! Hoe belangrijk is 't niet, dat de eerste die in deze jonge harten toegang vinden, niet Belial, maar Jesus Christus zij!
Van welk gewicht het onderwijs en de opvoeding der kinderen is, toont zich hedendaags klaarder dan ooit. Welnu : de eerste Communie en gevolglijk de onderwijzing die er toe voorbereid, is de kroon dezer opvoeding der jeugd. Want ai wat de opvoeding tot doel heeft, te weten de kinderen tot God op te leiden, wordt als bij vervroeging in de heilige Com-munie bereikt.
De ondervinding hestatigt zulks volkomenlijk. Juist met de eerste heilige Communie, gaat bij vele kinderen de liefe-
1Vdolescons juxla viam suani, vlium cum sonuerit, non letedel al) ea.
l'rov. 22. ö.
VOOll DE EEKSTE COMMUNIE.
lijke ster op, welke hen op het pad der zaligheid voert, en zich nooit meer aan hunne blikken zal verbergen; voor hen gaat alsdan een nieuw bovennatuurlijk leven op, eene godsdienstige blijmoedigheid, een vrede des harten die hen innig en vast aan Jesus Christus vastketent, en hen tegen dwn.üng en ondergang b waart. Zelfs ook voor die kinderen welke zich te midden der levensstormen aan hunnen Zaligmaker lieten ontrukken en schipbreuk leden, is derhalve eene heilige en waardige eerste Communie niet verloren. Evenals de opvoeding door eene oprechte deugdzame moeder gegeven, eenen zegenrijken invloed heeft, en het verdoold schaap weer gemakkelijker op het rechte pad terughelpt: zoo ook is hetmet eene goede en waardige eerste Communie. Hoe dikwijls doen zich in het hart van zulk ellendig kind zuchten en spijt op, bij het aandenken van zijne eerste heilige Communie, van de onschuld, de heilige vreugde en den goddelijken vrede, die alsdan in zijn hart heerschten! Hoe dikwijls knoopen zich daar gruwende gewetensangsten aan, hoe dikwijls het besluit van den verloren zoon : Surgam et ibo ad Patrem (Luc XV, 18)! Bij velen, ja bij velen reikt de hartwortel van hunne gelukkige of rampzalige eeuwigheid tot aan hunne eerste heilige Communie.
Voeg er bij, dat tijdens het eerste-Communie onderwijs de kinderen zich bijzonder gewillig, buigzaam en oplettend toonen, en dat de goede God hen op dit tijdstip overvloedige genaden verleent. Gelijk de zon voor haren opgang reeds een lieven rooskleurigen schijn vooruitschikt, die hare komst voorbereidt en aankondigt: zoo ook handelt de Zaligmaker,alvorens Hij, als hemelsche genadezon, in deze jeugdige harten opgaat. Ook elke priester, die ooit kinderen tot de eerste Communie voorbereid heeft , zal de opmerking gemaakt hebben, hoe veel aandachtiger, vlijtiger, stiller de kinderen zijn, hoe veel zorgvuldiger in het afbreken hunner fouten, hoe veel meer ingetogen en ieveriger in gebed en godvruchtige oefeningen. Deze tijd en gelegenheid moeten dus wel benuttigd worden ; — zij zullen zich later niet meer aanbieden.
2. Voor het overige der parochie is de eerste Communie
7
LEERWIJZE
en het voorbereidend onderwijs ook van groot aanbelang.
Ik wil hier niet zeggen, hoe de feest der eerste Communie, als zij wel gedaan wordt, eenen zeer beweeglijken, opbeurenden en ontstellenden indruk maakt op de harten der volwassenen, zelfs dergenen welke anders niet licht aan dergelijke gevoelens toegankelijk zijn. Ook zoek ik niet breedvoerig voor te dragen, hoe de kinderen, welke zich tot de eerste heilige Communie bereiden, meermaals als kleine apostelen, door hunnen iever, hun levendig geloof, hun tee-der geweten, hun gebed, hunne aanbevelingen in hunne fa-miliën werken {i).
Slecht op één punt zou ik de aandacht willen trekken ; Men jammert veel over de bedorvenheid van het hedendaagsche geslacht, over het toenemen van ongeloof, goddeloosheid en lergelijken. Zijn deze klachten gegrond, zoo is het klaar, dat .Tien bij voorkeur dien toestand moet verbeteren, met verdubbelde zorgen aan de opvoeding van het opkomende geslacht te besteden, — dat er in het jeugdige nageslacht geloof, godsdienstigheid en zedelijkheid geplant, bezorgd en behouden moet worden. Nu , daartoe is juist de eerste H. Communie een hoofdmiddel. Gelijk in 't algemeen de eerbied voor het allerheiligste Sakrament en de nadering tot de H. Tafel niet alléén de maatstok is van het godsdienstig leven, maar ook één der krachtigste middelen om er voortgang in te doen; zoo is de eerste H. Communie de proefsteen om te weten tot hoeverre een christelijk leven in de kinderen ontwaakt is, en haar waardiglijke nutting, de beste borg, dat zij het ook later herhaaldelijk zullen doen. Zoo is 't dat het leven hunner ziel zich als eene bloeiende plant zal ontluiken, en uitgekozene vruchten van deugden zal voortbrengen. Namelijk zal eene waardige eerste Communie in vele kinderen den grondsteen leggen van eene teedere godvruchtigheid jegens het heilig Sakrament des Autaars — en
(1) Er zijn mij eenige dergelijke gevallen bekend, waar, bij voorbeeld, een eerste-communicant geene rust had, vooraleer hij zijne ouders met de geburen verzoend had, of waar soms de bekeering van verschillige leden der lamilie Ier gelegenheid der eersle Conimunie eens kinds te wege gebracht werd.
8
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 9
zulks is van onberekenbare gewichtigheid. De hoofdvijand welken onze eeuw te bevechten heeft, is het naturalismus en het materialismus onder alle vormen. Daartegen moet, in de wetenschap, de bovennatuurlijkheid van het christendom in zijnen oorsprong, geloof, leven en doel vooruit gesteld worden ; — moet, in de oefening, het leven volgens bovennatuurlijke grondregels, het leven des geloofs en der genade, vooruit gestelden onderhouden worden, tegenovergesteld aan dien hedendaagschen zucht naar zinnelijke genoegten en de zoo genaamde burgerlijke rechtschapenheid. Nu dan terwijl er geen geloofspunt is, waarin de bovennatuurlijkheid en de verhevenheid van onzen godsdienst boven de rede, zoo sterk bewezen, zoo klaar aan ons verstand voorgedragen is en eene zoo volkomene onderwerping vereischt, dan in het geloofspunt der wezentlijke tegenwoordigheid van Jesus in het H. Sakrament des Autaars; zoo toont zich in geene andere instelling des Christendoms zoo duidelijk als in deH. Communie, dat het leven eens christen, een bovennatuurlijk, een geheimzinnig met God verbonden, van God afstammende en door hem gevoed leven moet zijn. In geene andere instelling vindt dit bovennatuurlijk leven volgens het geloof en de genade zoo veel en zoo rijk voedsel, zoo zekere versterking en kracht, als wederom in de heilige Communie. Daarom is de hoofdzaak van onze tijden, den eerbied tot het allerheiligste Sakrament, en het gedurig naderen tot de H. Tafel, zoo veel mogelijk uitte breiden en te vermeerderen. Immers wanneer de Kerk in hare leden zich innerlijk vernieuwt en versterkt, wanneer het leven der genade in vernieuwde krachtige stroomen door hunne aderen vloeit, dan is de zegepraal nabij, dan zal zij in gedurig verdere kringen het bovennatuurlijk licht weten te ontsteken, en het bovennatuurlijk leven op te wekken. — Doch indien de mensch nu niet eens bij de eerste Communie geleerd heeft waardiglijk te commu-niceeren; indien hij daar niet eens die godsdienstige blijmoedigheid en die vurige liefde tot den Zaligmaker in zijn H. Sakrament gevoeld heeft : hoe zal zulks zonder eene bijzondere hulp Gods later nog mogelijk zijn ?
3. Eindelijk voor den Catechiseer der zeiven is de zorgvuldige
IQ LEKRWIJZE
voorbereiding der eerst-cominunicanteii van liet grootste aanbelang, zoowel voor zijne overige herderlijke bedieningen als voor zijne eigene zaligheid. Door de zorg welke hij de kinderen toewijdt, wint hij allergemakkelijkst de harten der ouders, en baant hij zich op die wijze den weg tot menigen zegerijken invloed. Hij ketent aan zich de harten der kinderen — en wat heeft men niet gewonnen, als deze hem met kinderlijke liefde en vertrouwen aankleven, hem hun hart rechtzinnig openen, hem trouwelijk de bekoringen en de gevaren welke hen bedreigen mededeelen ! En hoeveel krachtdadige middelen bereidt zich de priester daar niet, om deze kinderen latertijd te vatten, van het kwaad te wederhouden, en op nieuw aan te winnen !
Doch ook op zijne eigene ziel zal eene gewetensvolle mede-deeling van het eerste-Communie onderwijs, eene verfris-schende, verkwikkende, levendige en vernieuwende werking uitoefenen Wanneer hij aan de kinderen de liefde des Zaligmakers afschildert, en het geluk dat hen verwacht; wanneer hij ziet hoe vast hun kinderlijk geloof, hoe innig en gloeiend hun verlangen is ; dan moet ook zijn geloof, zijne liefde frissclier, kinderlijker, vreugdiger worden. Gelijk het zoet geblaas der lentewinden en de warme straal der lentezon de koude verdrijft, leven, bloeisel en bloemen verwekt; zoo zal ook zijn hart weeken verzacht worden, menige killigheid en dorrigheid zal verdwijnen, menig knopje en bloempje dei-liefde zal zich vertoonen. En mochten er ook wind, stormen en regenbuien komen — mocht hij ook innerlijk bittere verwijtingen zooals deze gevoelen : waarom zijt gij niet gebleven, gelijk deze kinderen ? Waarom hebt gij deze eerste bloemen laten verwelken en afvallen ? uwen priesterlijken iever laten verkoelen? Ziet, zoo teederlijk en gewetensvol bereiden zich deze kinderen voor hunne eerste Communie, en gij! gij zijt onverschillig en lauw geworden ; waarom betreedt gij het altaar niet meer meteen zoo zuiver hart en een zoo gloeiend verlangen? — Ach deze stormen zouden heilzaam zijn, want zij voeren helderen hemel en zonneschijn aan.
En indien de zielzorger deze kinderen beschouwt met de oogen des geloofs, indien hij ze bemint met de liefde eens
VOOR UK EERSTE COMMUNIE. H
goeden herders, eens geestelijken vaders, en bedenkt dat hij ze tot den goddelijken minnaar der kinderlijke zielen, tot den oppersten herder moet geleiden, en voor den zoeten Jesus eene woningin hun hart moet bereiden ; indien hij ze in dezen geest voorbereidt, en wanneer hij ziet, met welke liefde en dankbaarheid die kinderen aan hem hangen ; hoe bereidwillig en gewetensvol zij zijne vermaningen aannemen; en hoe de vruchten der beternis zich vertoonen, en wanneer hij tegelijker tijd den invloed van den H. Geest en de geheimzinnige werkingen der goddelijke genade in deze jeudige harten bespeurt en erkent, hoe bij vele kinderen de kiem van een rijk godsdienstig leven zich reeds aanlegt en ontwikkelt: — o welke bron der ruimste en schoonste vreugden stroomt er dan voor dat priesterhart! In waarheid! zijne vreugd mag nog reiner en schooner zijn, dan de vreugd hunner lieve ouders. Wat mij betreft, ik beken dat ik onder de schoonste uren mijns levens reken, die welke ik besteed heb aan het onderwijs der eerste-communicanten en den dag dat ik ze voor de eerste maal tot de heilige Tafel zag naderen.
Moet ik nog afzonderlijk doen uitschijnen, hoe verdienstelijk dit heilig werk voor den priester is? Hoe de Zaligmaker dengene loonen zal, welke hem zijne lievelingen zal toegevoerd, de tuinen hunner zielen bewerkt, Hem zijne tempels versierd, zijne schaapjes, — dierbare prijs zijns bloeds, zal gered hebben? Ü welke geruststelling moet het den priester geven in leven en bij dood, indien door hem, zelfs maar eenige dezer jonge zielen in onschuld en zuiverheid bewaard en dei-zaligheid deelachtig zijn geworden? En integendeel welk folterend gedacht indien hijzich van zijne plicht niet gekweten heeft; welke verantwoordelijkheid, welk streng oordeel hij te verwachten heeft, dewijl hij de voorbereiding dezer kinderen veronachtzaamd heeft, en aldus medeplichtig is aan hun eeuwig verderf! — Mochten toch deze en dergelijke gedachten ons bewegen om, volgens het verlangen onzer Moeder de heilige Kerk, alle mogelijke zorg aan de waardige voorbereiding der kinderen tot de eerste heilige Communie te besteden.
LEERWIJZE
li. AANBEVELINGEN AAN DE CAÏECHISEEHDERS.
Na gezegde begrijpt zich van zelfs, dat alle aanbevelingen welke den catechiseerder moeten gedaan worden nopens de manier van het godsdienstig onderwijs te geven, hier nog in verhevener graad en maat gelden. Is er altoos en vooral vlijt noodig in het geven van het godsdienstig onderwijs, vlijt in de voorbereiding, zieleniever, zuivere meening, liefde tot de kinderen om er in te gelukken, deze hoedanigheden worden hier dubbel en driedubbel vereischt. Daar wij de breedvoerige uitlegging van al deze punten hier moeten opgeven, zij het ons toegelaten op eenige derzelver de aandacht te roepen.
Is elk droog onderwijs over de christelijke leering, dat zich enkel en alléén tot het verstand wendt en het hart der kinderen koud laat, gebrekkelijk: zoo is, bij het eerste-com-municanten onderricht, dat op zulke wijze zou gegeven worden, het lucrum cessans en damnum emergens onberekenbaar groot. Immers het geldt hier, de kinderen ee-nen grooten afschrik voor de zonden in te planten, heiligen eerbied en innige liefde voor den Zaligmaker in het heilig Sakrament des Autaars en een groot verlangen naar de vereeniging met Hem op te wekken, verbetering des levens te wege te brengen, heilige vreugd, godsdienstig leven, oefening der deugden, het gedurig aandenken aan Gods tegenwoordigheid te beoogen, eenen scheidmuur te maken tegen de vervoering en het hervallen in de zonde. Zulks echter wordt niet bereikt door dorre verklaringen, maar wel door een warm, een levendig woord, dat aan het hart der kinderen gesproken wordt. Doch men brengt niets tot het hart en in het hart, dan wat uit het hart voortkomt. Nu dan slechts wanneer de catechiseerder zelf een warm hart heeft, en ingenomen is door de waarheden welke hij voordraagt, slechts dan wanneer hij zich in heilige gesteltenis bevindt, zal hij de kinderharten verwarmen, innemen, en ze tot heilige en verhevene gesteltenis kunnen overhalen. Slechts dan wanneer hij zelf eenen heiligen afschrik voor de zonden gevoelt, innige liefde tot den Zaligmaker, vurigheid voor het gebed in de ziel draagt, zal hij zulks in de kinderen kunnen doen ontvlammen.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 13
Daarom zoeke de catechiseerder voornamelijk ten tijde van het eerste-communie onderwijs zulke deugden en gesteltenis der ziel in zijne eigene ziel te doen herleven, op zich zeiven te waken, vantijd tot tijd te mediteeren over de gewichtigheid, de verantwoording, de verdienstelijkheid zijner taak; hij trachte zich bij middel van het inwendig gebed in de gesteltenis te behouden welke hij de kinderen zoekt in te boezemen, en voede voornamelijk in zich zeiven, met verdubbelden iever, den eerbied en de liefde jegens het Allerheiligste Sakra-ment des Autaars. En vermits wij moeten overtuigd zijn, dat wij, bouwmeesters, tevergeefs bouwen, indien de Heer het huis niet oprecht, dat zonder zijnen zegen al onze moeite geene vruchten draagt, zal de catechiseerder dikwijls en aandringend tot het gelukken zijns onderrichts, voor de eerste-communicanten bidden. Dit zal hij voornamelijk indachtig wezen in zijne getijden, onder de heilige mis en de bezoekingen aan het heilig Sakrament des Autaars. Doelmatig en zegenrijk ware het gewis ook, indien hij bij den aanvang van dit onderwijs het heilig Sacrificie voor de kinderen opdroeg; deze en door hen hunne ouders opmerkzaam wilde maken om met hem voor hunne kinderen te bidden. In sommige bisdommen is het gebruikelijk dat de pastoors van den predikstoel de eerste-communicanten in de gebeden der parochianen bevelen.
Andere aanbevelingen, nopens den omgang met de kinderen, de handelingen in den biechtstoel en zoovoorts, komen later ter sprake.
III. WELKE KINDEREN MOGEN TOT DE EERSTE HEILIGE COMMUNIE TOEGELATEN WORDEN?
Wat de toelating tot de eerste heilige Communie en het ontvangen van een heilig Sakrament betreft, dit is eene loutere kerkelijke zaak, waarmede de staats- of gemeente-voorschrif-ten niets te stellen hebben. Zelfs daar, waar de Staat tijd en ouderdom bepaalt, waarop de kinderen de school mogen verlaten, kan zulks op de toelating tot de Communie geenen rechtstreekschen invloed hebben. De vraag is: Bestaat er een kerkelijk voorschrift, wanneer en welke kinderen tot de
-14 leekwuze
eerste heilige Communie moeten toegelaten worden? [ie vierde kerkvergadering van Latranen heeft vastgesteld, dat alle christenen van beide geslachten, nadat zij tot de jaren der onderscheiding (ad annus discretiomsjgekomen zijn, ten minste eens jaars omtrent Paschen tot de tafel des Heeren moeten naderen. De scnlmlia communissima elprobabilior der theologanten verstaat onder dit annus discretionis, op welk do verplichting de heilige Communie te ontvangen begint, met van den tijd waarop de kinderen het gebruik des verstands hebben bij zooverre dat zij reeds kunnen zondigen en het Sakrament van boetvaardigheid ontvangen, maar van het tijdstip waarop zij in staat zijn, het lichaam des Heeren \an ge-woonlijkespijs te onderscheiden en het met eerbied en vrucht te ontvangen, bit tijdstip valt in algemeenen regel tusschen de 10 en 14 jaar, bij sommigen wat vroeger, hij anderen een weinig later (i). Het ware dus eene dwaling, bij hel aannemen tot de eerste Communie, enkelijk op den ouderdom acht te geven en voor alle kinderen een bestemd jaar te willen \ast-stellen, om ze te aanvaarden. Wat men hier bijzonderlijk in aanmerking moet nemen is, of het kind genoegzaam gevorderd is in de kennis van den heiligen godsdienst en in zulke zedelijke gesteltenis, dat men met grond op een waardig en vruchtdragende ontvangen der heilige Communiemag hopen. Daarenboven mag natuurlijk het minimum of maximum des ouderdoms, door de geestelijke overheid daartoe vastgesteld, door den pastoor alléén, zonder er toe gerechtigd te zijn, niet overschreden worden (2).
Zwakkere kinderen moeten, des noods, afzonderlijk onder-
(I) Cfr. S. Alphonse de Liguori, Theol. Mor. Lil). 6, tract. 3 Cp. iN» 301.
(-2) « Pro rudibus, ignaris et tardo ingenio impeditis, annus extendalur, quantum tirri polerit, usque ad coniplemcnLum, tumque fiat serium examen, au si-: instructi sint, ul üceat sperare, eos, licet catechesi fere vale-dicturos, tarnen esse in ofliciis vita; chrislianse suflicienter perseveraturos. Si ejusmodi spes non aflulgeat, pra'paratio ad aliuni annum prolongetur.
_Ultra amium quartum decimum prima Comniunio a parochis, inconsulto
ordinario, non differatur. — In mortis periculo prima Communio per mo-dum Viatici ad arbitrarium parochi anticipetur. »Ibidem Aquot; 179.
VOOR DE EERSTK COMMI'XIE.
richt worden, opdat zij ten minste in hun veertiende jaar in stüat zouden zijn, de heilige Communie te ontvangen. Luie en andere boosaardige kinderen, al hadden zij ook de ver-eischte kennissen, mogen niet toegelaten worden, voordat zij proeven van beternis gegeven hebben. Men doet zeer wel de toelating tot de eerste heilige Communie aan de kinderen voor te stellen, als belooning van vlijt, van een zedig en godvreezend gedrag, en hen met deszelfs verschuiving te bedreigen als straf hunner ledigheid en ondeugd : een en ander zal door de kinderen als prikkel tot eene goede voorbereiding benuttigd worden.
Overigens neme de catechiseerder, reeds langen tijd voor het begin van 't eerste-communicanten, onderwijs eene bijzondere aandacht op de kinderen, welke hij als bekwaam om te communiceeren beschouwt; hij houde een waakzaam oog op hen in de school, in de kerk, op hun gedrag in den biechtstoel en elders ; volgens de omstandigheden wekke hij de kinderen op, om meer dan do anderen kinderen vrijwillig tot den biechtstoel te komen, en bediene zich met een woord van de toekomende eerste Communie tot opwekking, tot vermaning en verbetering, met hun bij voorkomende misslagen te toonen, hoe onbetamelijk zulks is voor een kind dat zijne eerste Communie moet doen.
IV. WAAR, WANNEER EN WAARIN MOET MEN DE KINDEREN TER EERSTE COMMUNIE ONDERWIJZEN?
Als plaats om het voorbereidend onderwijs aan de eerste-communicanten te geven, zal de school het beste geschikt zijn. Uit onderricht in de kerk geven, is weinig aan te raden omdat het grootendeels 's winters moet gebeuren, en alzoo de koude in de kerk aan de gezondheid van ziekelijke kinderen schadelijk, en aan de oplettendheid en goede gesteltenissen zeer nadeelig kan zijn. Integendeel zul hetj zeer doelmatig zijn, de onmiddellijke voorbereiding voor de geestelijke afzondering en de generale biecht, waarvan wij later zullen spreken, in de kerk te ondernemen.
Wat den tijd betreft, dat is te zeggen, den duur van het
15
LEERWIJZE
eerste-communicanten onderwijs, vindt men vele verschil-lige gebruiken. In sommige streken begint het eerst met den Vasten; in andere na nieuwjaar; in anderen wederom op Allerheiligendag; eenige pastoors doen het een jaar lang duren, ja men heeft het zelfs tot twee jaar lang willen uitrekken. Hierin moet men zich gedragen volgens de plaats en de omstandigheden waarin men zich bevindt. En doch dit. alles ter zijde gelaten, schijnt ons de verplichting van de kinderen één jaar of zelfs twee jaar lang dagelijks den catechismus te doen bijwonen, niet eischbaar, deswegensomdathette vreezen is, dat door den langen duur de opmerkzaamheid en de deelneming der kinderen verslappen. Van den anderen kantis het gewis te laat, dit onderwijs eerst te doen beginnen met den Vasten; het is bijna niet mogelijk op dien korten tijd de lee-ringnopens het Allerheiligste Sakrament des Autaars grondig en op verstaanbare wijze te behandelen. Mij dunkt, na Allerheiligen of (indien de omstandigheden het niet toelaten) ten laatste moet dit onderricht begonnen worden na nieuwjaar. De vraag, hoeveel uren wekelijks daaraan te besteden zijn, hangt af van deze andere, of het gewoon godsdienstig onderwijs, benevens het voorbereidend onderwijs der eerste-Com-municanten, nog wordt voortgezet. Is zulks het geval (wat doorgaans geschiedt, als de kinderen uit verschillige schoolklassen, en niet alle kinderen eener klas tot de eerste heilige heilige Communie toegelaten worden), zal men er slechts drie of vier uren wekelijks aan te besteden hebben ; anderszins zouden er vijf of zes uren kunnen toe benuttigd werden.
Waarin moet dit voorbereidend onderwijs bestaan? Nadat de kinderen den ganschen catechismus geleerd hebben, gedurende twee jaren, doet men hun denzelven herhalen van den Advent tot den Vasten; en van dan af, dat is te zeggen, eenige weken voor de eerste Communie,geeft men hun grondige onderrichtingen over het heilig Sakrament des Autaars; men herhaalt de leering over de genade, over de heilige sakramenten in het algemeen, en men zegt ten minste eenige woorden over het heilig Doopsel. Blijft er tijd overig, dan herhaalt men de leering betrekkelijk de schepping der wereld, den val van Adam en het mysterie der Verlossing; ter gelegenheid der
16
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 17
generale biecht zou men de tien geboden kunnen herzien, om de kinderen in hun gewetensonderzoek te helpen. Natuurlijker wijze zullen er punten zijn die min noodwendig, andere die meer treffender zijn en dieper behooren ingeprint te worden. Echter is het vooral noodig, dat de onderwijzingen zooveel mogelijk betrek hebben op het Allerheiligste Sa-krament en de eerste heilige Communie; dat men die betrekkingen doe uitschijnen en op eene klare manier aan de kinderen voorbrenge.Zeer bevoegd zou het ook zijn, wanneer zulks mogelijk is, de overige leerstukken van den catechismus, die men niet genoegzaam heeft kunnen uitbreiden of geheel overzien, te herhalen, zoodanig dat het onderwijs volledig wordt en een geheel uitmaakt, en de kinderen nog een algemeen overzicht bekomen van den ganschen inhoud dei-christelijke leer. In alle geval, is het beter, den inhoud in 't kort maar grondig te herhalen, dan zich zeiven en de kinde-ren door al te veel stof te overladen en oppervlakkig te worden.
V. MANIER VAN ONIIERWUZEN.
Men zal begrijpen dat men hier niet gaat aantoonen hoe in 't algemeen het godsdienstig onderwijs moet gegeven worden, welke leerwijze te volgen is, enz.;maar enkelijk hoe het voorbereidend onderwijs voor de eerste Communie in het bijzonder moet geschieden.
Hier moet vooral het gedrag van den Catechiseerder tegen over de kinderen, gansch doordrongen zijn van innige liefde en heiligen ernst. Koudheid en onverschilligheid, scherpte en strengheid zouden eenen zeer nadeeligen invloed op de kinderen uitoefenen, en de gemoedsgesteltenis verhinderen, waarin zij moeten gesteld worden. De hoofdzaak is hier, eerst vooral de harten der kinderen te winnen; zij worden gewonnen, indien zij zien, dat de catechiseerder hen oprecht lief heeft en dat hun onderwijs, hunne voorbereiding tot de eerste heilige Communie hem waarlijk ter harte gaat, hem ware vreugd bereidt. De kinderen moeten zoo gestemd zijn,
LEEItWUZE
dat ecue enisliije vermaning, eene berisping met betrek op do aanstaande heilige Communie voldoende zij ^4).
Namelijk traehte men mild en geduldig te zijn met zwakkere kinderen, zonder van hen meer te vereischen dan zij kunnen opleveren; men zoeke ze aan te moedigen, hun vertrouwen in te boezemen en op die manier hunnen iever aau-te sporen (2).
Zoowel als scherpte en strengheid te vermijdenzijn, zoo ware het ook een grove misslag, te gelooven.dat de kinderen moeten gewonnen worden door boerterij, vleierij en streeling, door schertsen, vertellingen om te lachen, enz. Zulks ware niet alleen eenen allerkostbaarsten tijd verspillen, maar zelfs een beletsel stellen aan de godvruchtige gesteltenis welke deze jonge harten moet bezielen, en ze tot tuchteloosheid en wan orde aanzetten. Neen, eene heilige ernstigheid moet geheel het gedrag des Catechiseerders doordringen ; de kinderen moeten reeds kunnen merken, dat er iets heilig en hoogwaardig behandeld v ordt, dat de Catechiseerder ze nu met gansch andere oogen beschouwt, ik zou bijna zeggen, dat er nu een heilige eerbied in de gansche onderrichting heerscht. — Overigens kunnen wij slechts herhalen ; de Catechiseerder moet trachten zelf in die ware stemming te zijn, dan zal hij ook den rechten toon vatten, de ware manier aantreffen om bij de kinderen de noodige gesteltenis te verwekken.
Vroeger werd reeds opgemerkt , dat het voorbereidend onderwijs tot de eerste Communie, in 't geheel geen dor on-
(1) Eens gebeurde hel mij, dat op zekeren dag een groot getal kinderen, terwijl zij meer verstrooienis gehad hadden dan na gewoonte, de hun opgelegde les niet geleerd hadden. Ik verklaarde hun, dat zulks mij met eerste-eouimunicanteu noch nooit voorgekomen was, en toonde mij zoo bedroefd, alsof ik niet bekwaam ware geweest de volle onderrichtings-uur uit te houden ; in plaats van de gewone bezoeking moesten zij aanstonds voor het Allerheiligste Sakrament vergiffenis afsmeeken en dan naar huis gaan. — Zulks maakte eenen diepen indruk op de kinderen, en nimmer had ik nadien grond om over hen te klagen.
(2) Gansch zwakke kinderen en van beperkt begrip, behoeven bijzondere zorgen, ja, een herder die voor de zaligheid hunner ziel bezorgd is, zal ze in het alzonderlijk onderrichten.
18
VOOl! UK EERSTE COMMUNIE. 19
derwijs mag zijn dat zich enkel tot het verstand wendt, maar dat het zich van harten wil der kinderen moet meester maken. Derhalve zoeke de Catechiseerder, nadat hij al de grondregels en waarheden, in een ontwerp opgesloten, aan het verstand blootgesteld heeft, door eene warme aanspraak, door het verhaal van Lrelfende voorbeelden, gelijkluidende gevoelens met deze waarheden in de harten der kinderen te verwekken, en ze tot gepaste voornemens te bereiden. Eveneens moeten geestelijke oefeningen met het onderwijs hand in hand gaan. Zonder deze blijft het meeste deel slechts bespiegelende kennis zonder oefening, zonder verwezenlijkt en in het leven tot nut gebracht te worden. Onder deze oefeningen, neemt de Bezoeking van het Allerheiligste Sakrament de eerste plaats in ; zij kun gevoeglijk naar elke onderrichtingsuur in't algemeen plaats grijpen. De manier om deze bezoeking met vrucht te doen, zal in de inleiding aan hot onderwijs over het H. Sakrament des Autaars aangetoond worden. Eene aanmerking welke niet mag uit het oog verloren worden, is, dat bij deze bezoeking de Catechiseerder gelegenheid heeft om, door een gebed luidop gedaan, gelijkstemmende bewegingen met het gegeven onderwijs uit te drukken, of om de kinderen aan te zetten om in stil gebed dergelijke akten op te zeggen (zooals bijv. dankbaarheid voor de instelling van het heilig Sakrament des Autaars, verlangen na hetzelve, afschrik van eene onwaardige Communie enz.). Hierdoor wordt bekomen , hetgene van 't grootste aanbelang is : dat de kinderen leeren bidden. Wordt dit punt veronachtzaamd, dan zijn er de gevolgen zeer noodlottig van, zooals een vermaarde schrijver het zeer wel uitdrukt in de volgende woorden : « In onze tijden van vooruitgang, nu men zoo zeer in beschaving wil vervoorderd zijn, heerscht er op schrikkelijke wijze in de gemoederen een kwaad, dat wij niet anders kunnen aanwijzen, dan onder de benaming van geestelijke en godsdienstige onbeschaafdheid. Evenals een onbeschaafd man in een hoffelijk gezelschap niet weet hoe spreken noch hoe zich te gedragen, en hem derhalve het verblijf in zulk gezelschap verdrietig valt; zoo gaat het hedendaags ook met vele christenen, wanneer de godsdienst moet
LEERWIJZE
uitgeoefend, wanneer er met God en over de hemelsche zaken moet gesproken worden. Het valt hun lastig, pijnlijk, zij hebben er eenen afkeer van, en waarom ? Om geene andere reden, dan omdat zij in dien godsdienstigen luchtkring niet weten hoe zich te bewegen of hoe te leven. Doch nergens toont zich deze inwendige onbeschaafdheid, deze domheid der ziel in al wat bovennatuurlijk en goddelijk is, treffender, dan bij de heilige Communie, omdat de mensch daarin op het on-middellijkste met God in aanraking komt, en het geloof aan zijne wezentlijke tegenwoordigheid de innigste en vurigste godsvrucht vereischt.»
Van groot aanbelang is verder, dat bij het begin der voorbereidende onderwijzing en tijdens den loop derzelve de kinderen waardiglijk het heilig Sakrament der Biecht ontvangen. Van 't begin af maakt men ze opmerkzaam dat er nu een nieuw tijdstip in hun leven begint, dat zij de voorbereiding tot de eerste Communie moeten beginnen met het afleggen hunner oude gebreken en met eene ernstige levensverbetering; daartoe zal hun de lieve Zaligmaker in het heilig Sakrament van boetvaardigheid behulpzaam zijn. Om hunne biechten te hooren wordt er groote voorzichtigheid, geduld, liefde en iever vereischt van den kant des biechtvaders (i). Gebrekkig biechten mag dan nog minder geduld worden dan vroeger; met hartelijke aanspraak toone men het kind, hoezeer zijne fouten, namelijk zijne hoofdgebreken aan den goeden Zaligmaker mishagen, en de oorzaak zouden zijn dat hij niet gaarne noch met zoo rijken zegen tot hun zou komen; men verwekke in hetzelve een vast besluit deze fouten afteleggen, en geve hem daartoe de bestgeschikte middelen. Nalatigheid, ongeduld enz. van den kant des biechtvaders, zou hier de jammerlijkste gevolgen hebben.
Andere oefeningen (welke tijdens de onderrichting en in de biecht aan te raden en voor te schrijven zijn) bestaan in :
(1) Een vermaarde Missionnaris, zoo ervaren als welsprekend, zegde, dat hem niets meer afsclirikte, dan kinderbieebten. Wat goed kan er daar te wege gebracht worden, doch ook hoeveel kwaad gesticht! Velen leeren hun leven lang niet ordentelijk biechten, omdat men hel hun in hunne kinderjaren niet behoorlijk onderricht heeft.
20
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 21
het opzeggen van zekere gebeden om de genade van eene waardige heilige Communie te bekomen (de Onze Vader, Memorare, het Rozenhoedje, lofspraken tot het Allerheiligste Sakrament, Anima Christi en andere, wanneer de kinderen deze gebeden van buiten kennen of een gebedenboek hebben) ; bijzondere vereering der H. Maagd Maria, van Sint Joseph, Aloysius enz., in het hooren der heiligeMisse met dit inzicht, eenige kleine bedevaarten ; het dagelijksch onderzoek des gewetens vervoegd met het vast voornemen en het afzonderlijk onderzoek eeniger hoofdgebreken, waarover bijzonderlijk in den biechtstoel te waken is.
Verder zullen de kinderen zich gewennen aan zedigheid in geheel hun gedrag, aan gehoorzaamheid en vreedzaamheid •— met zich steeds te herinneren het voorbeeld van Jesus en hunne aanstaande heilige Communie ; ingevolge de omstandigheden kan men de ouders over hun gedrag ondervragen. Ook moeten er verstervingen uitgeoefend worden, want hier ook lijdt het rijk des hemels geweld. De eerste en de nood-wendigste is, dat de kinderen zich niet veel bekommeren over de kleederen welke zij voor hunne eerste Communie zullen krijgen. Men doe hun dus wel begrijpen, dat de Zaligmaker in 't geheel geene aandacht neemt op de kleederen, maar wel op de reinigheid en het deugdensieraad des harten; op de bloemen eener heilige godsvrucht en de vurigheid in 't gebed; doe hun zien hoe hij zelf arm was, en arme, gering gekleede schaapherderskinderen eerst voor al tot zijne kribbe riep, enz., haal opwekkende en afschrikkende voorbeelden aan van brave en van verwaande kinderen. Men vordere van de kinderen als eene opoffering, door dewelke zij aan den Zaligmaker kunnen doen zien, of zij hem liefhebben, of zij meer om Jesus dan om schoone kleederen beducht zijn;—dat zij hunne ouders niet zouden lastigvallen en plagen om deze of gene kleederen aan te koopen, dat zij er in 't geheel niet zouden naar vragen,noch onder elkander spreken over de kleederen welke deze of gene zal bekomen. Indien de ouders hun aangaande de kleederen spreken, zullen zij zeggen : « Vader, moeder, dat laat ik aan u over;»indien onverstandige lieden erover beginnen, hun antwoorden :« Daarover
I.EKRWIJZK
bekommer ik mij niet, als ik anders maar waardig ben. » Waar het gebruik is, dat allo de kinderen (ten minste de meisjes) gelijkvormig gekleed tot de H. Tafel naderen, houde men er streng aan, en men late geene verandering desaangaande invoeren ; waar het zoo niet is, trachte men het allengskens in te brengen. Onbetamelijkheden in het kleedsel worden onverbiddelijk van de hand gewezen. Echter mag men ook niet de ouders vergeten, die soms hierin de ijdelheid nog verder drijven dan de kinderen, en hun nog tot ergernis strekken; men make hen dus op dit punt opmerkzaam en men bidde hen dringend, dat zij door geen onverstandig gevlei, door aanstootende kleederpracht en dergel'jken, de godsvrucht en de genade van dien heiligen dag voor hunne kinderen zouden verminderen of gansch wegnemen (i).
Verdere oefeningen van versterving zijn : niet rondzien in school of kerk; niet schouwen naar personen of zaken waartoe de nieuwsgierigheid hunne oogen trekt enz.;afstand doen van eenige spijs, vooral 's vrijdags (wel te verstaan zonder dat iemand het merke); wat vroeger en regelmatiger opstaan; op bestemde tijden of bij zekere gelegenheden stilzwijgen; geene klachten doen over het eten; over vermoeienissen, beleedi-gingen, die aan Jesus opofferen enz. in hoeverre de liefdewerken kunnen geoefend worden, hangt van de kinderen of beter van de ouders af. Waarlijk schoone en groote zegen zou nederdalen, wanneer kinderen van welgegoede ouders, deze kunnen overhalen tot ondersteuning van arme eerste-communicanten (met hun kleeding te verschaffen), of op den eersten communiedag ter tafel te noodigen, enz.
(1) Hoe gewichtig dit punt is, voornamelijk in de steden, toont een aan mij bekend voorval. Een jong maagdeken dat zijne eerste Communie ging doen, zegde op den morgend van dien schoonen dag, dat het de gansche nacht niet had kunnen slapen, omdat het gedurig aan het schoon kleed had moeten denken, dat het ging dragen. Daarentegen weet ik ook gevallen, dal door de goede vermaningen van den Catechiseerder jonge meisjes die echter tot ijdelheid overhelden, zooverre gebracht waren, dat zij niet eens spraken over hunne eerste comniuniek leederen, en wanneer de moeder de kleederen aankocht, er zich geenszins over bekommerden; 't was slechts na dat de kleederen vervaardigt waren, dat zij wisten wat men voor hun gemaakt had.
22
VOOR OR EEIISTK COM.MUNIE.
Natuurlijk mogen de kinderen door dergelijke oefeningen niet overlast worden, 't Is de zaak van den Catecliiseerder te ondervinden welke derzelven, hic et nunc voor alle of voor eenige kinderen toepasselijk schijnen, dezelve aan te raden, sommigen op te leggen, en dan zooveel mogelijk te waken dat zij onderhouden worden. Ook zou het goed zijn aan de kinderen uitdrukkelijk te doen verstaan dut deze oefeningen geene strenge plicht voor hun uifmaken, en zij dus met die achter te laten niet zondigen.
VI. ONMIDDELBARE VOORBEREIDING.
De christelijke onderwijzingen moeten ten minste eene week voor de eerste Communie geeindigd zijn, om den nog overigen tijd uitsluitelijk aan godvruchtige oefeningen te kunnen besteden. In de parochiën waar eene openbare beproeving ter toelating tot de eerste Communie vooraf gaat, moet deze geschieden ten minste veertien dagen voordat de kinderen tot de heilige Tafel naderen (i). Men mag immers noch kinderen, noch ouders langer in onrust laten verwijlen, of die beproeving doen dienen om hunne wetenschap tentoon te stellen; noch er gebruik van maken om de kinderen honende en krenkende verwijlen toe te sturen. Voornamelijk in de volkrijke parochiën is deze tusschenruimte wel noodig om zich met de kleeding bezig te houden. Daarenboven moet de priester zonder dit onderzoek reeds in regel zijn nopens hunne bekwaamheid. Dit onderzoek, waarop de ouders soms in groot getal aanwezig zijn, kan benuttigd worden, om hen te vermanen, dat zij van dan af in de tegenwoordigheid hunner kinderen alles moeten vermijden en wegruimen wat aan deze tot verleiding zou kunnen dienen, derzelver godsvruchten ingetogenheid stooren of verhinderen ; dat zij hun den noodigen tijd en gelegenheid moeten verschaffen om de geestelijke afzondering bij te wonen, dat zij met de
(t) De ergste misslag onder dit opzicht, en ik mag er bijvoegen, een barbaarsch gebruik moet in zekere streek bestaan hebben, waar de priester deze beproeving tol op den dag zelf der eerste Communie vor-schoof.
23
LEERWIJZE
andere parochianen nu hunne gebeden moeten verdubbelen voor de kinderen die zich ter eerste Communie bereiden (i).
Doch waarin moeten die geestelijke oefeningen nadat het eigenlijk onderwijs geëindigd is, bestaan? Moet er eene regelmatige geestelijke afzondering aan de kinderen gegeven worden? in Italië en Frankrijk is zulks veeltijds het geval. De kinderen zonderen zich eenige dagen in daartoe aangewezene huizen of kloosters af om er de geestelijke oefeningen te verrichten. Hoe voordeelig en wenschelijk zulks ook zij,zoo begrijpt nogtans iedereen,dat d i t i n alle parochiën niet uitoefen-baar is,om redenen die hier niet aan te halen zijn. Nogtans kan men hetzelfde doel bereiken, zonder dit hulpmiddel. Zoo bijvoorbeeld in de onderstelling dat de kinderen hunneeerste Communie doen veertien dagen na Paschen, zouden de kinderen na de diensten der Goede-Week en de Meditatiën over het bitter lijden bijgewoond te hebben, in eene kerk of kapel kunnen vergaderen, na den paaschtijd; dan zouden de beuken vrij zijn en de priester zich niet meer op te houden hebben dan met de eerste-communicanten. Hij kan ze 's morgens en 's namiddags verzamelen om ze tot de eerste Communie voor te bereiden; door bondige, warme en indrukmakende toespraken zal hij ze tot volherding aanzetten en tot de generale biecht oefenen.
Ik twijfel of er nog wel eenen ieverigen en tevens ervaren herder onder ons te vinden zij, die het gebruik der generale biecht voor de eerste Communie zou durven afkeuren. De gewichtigste beweegredenen spreken er voor, niet céne ernstige spreekt er tegen. De heilige Kerk heeft hare meening en haar inzicht desaangaande duidelijk genoeg te kennen gegeven (door bisschoppelijke voorschriften, goedgekeurde catechismusboeken, door het gebruik van de ieverig-ste en godvruchtigste kerkvoogden en priesters). Het belang der omstandigheid schijnt daartoe van zelfs aan te leiden. De
(1) Overigens, wat hier nopens dit openbaar onderzoek gezegd is moet niet als rechtvaardiging of lof van hetzelve aanzien worden. Ik houd zulke beproevingen voor oneigen en niet gepast, en wilde slechts eenige aanduidingen desaangaande geven, voor die plaatsen waar zij ingebracht en niet gemakkelijk of zoo aanstonds kunnen afgeschaft worden.
24
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
ondervinding leert, hoe eene generale biecht dikwijls volstrekt noodig is, wanneer kinderen wezenlijk zware zonden of zulke welke zij door valsch geweten voor zware zonden hielden, verzwegen hebben, of soms lichtzinnig, zonder bo-vennaluurlijk berouw en vast voornemen van zich te beteren te biechten geweest zijn. Vele kinderen (te recht of ten onrecht?) tijdens het voorbereidend onderwijs tot de eerste Communie, komen tot overtuiging of hebben ten minste angstigen twijfel, dat hunne vroegere biechten nietgeldig waren, zoodat de generale biecht voor hun eene noodzakelijkheid des harten is. En al is zij dan ook bij menige kinderen niet volstrekt noodzakelijk, zij helpt de kinderen om zich beter te kennen, wekt hen op tot meer ootmoedigheid, tot waar berouw, tot versterving, en dient alzoo om de heilige Com munie waardiger en met meer vrucht te ontvangen, en voornamelijk tot geruststelling voor het toekomende leven. Het eenigste wat zou doen gelooven dat de generale biec ht niet aan te raden is, en daartegen zou kunnen ingebracht worden, te weten, — dat men de kinderen angstig maakt, — kan bijna niet als ernstig aanzien worden. De kinderen zijn meestendeels in zulke gesteltenis niet, dat verkeerde ongerustheid en twijfelmoedigheid zouden te vreezen zijn : en ware zulk gevaar te vreezen, dan kan een verstandige en voorzichtige biechtvader, het met kleine moeite bestrijden en afkeeren.
Wanneer moet nu deze generale biecht geschieden? Ik kan niet goedkeuren, het hier en daar ingevoerd gebruik, van de generale biecht reeds vier of zes weken voor de eerste Communie te stellen. Zekerlijk kan de generale biecht zoo vroegtijdig gedaan, niet even goed uitvallen, vermits de godsdienstige en onmiddellijke voorbereiding slechts laterj grondig kan waargenomen worden, zoodat den heilzamen indruk door de generale biecht te wege gebracht, zekere aandoeningen welke het hart raken en bewegen, hunne bijzonderste uitwerksels verliezen, wanneer deze te verre van de eerste Communie afgezonderd worden. Mijns dunkens moet deze slechts weinige dagen de eerste Communie voorafgaan en samenvallen met de geestelijke oefeningen waarvan wij reeds
LEhRWUZE, EMZ. J
2»
LEERWIJZE
gesproken hebben. Daags voor de plechtigheid der eerste Communie kunnen dan de kinderen (aan wie bij tijdgebrek niet gevoeglijk op dezen dag eene generale biecht kan opgelegd worden) de fouten sedert hunne generale biecht bedreven, of hetgene zij er in vergeten hebben, biechten, om de absolutie te ontvangen. Doch wat heeft nu de Catechiseerde!' te doen om tot de voorbereiding en het hooren dezer generale biecht bij te dragen.
Men zal de leering over het heilig Sakrament van boet-vaardigheid nog eens herhalen, wanneer en voor zooveel zulks noodig is : edoch moet men bij voorkeur alle zorg aanwenden dat zij op eene praktische wijze geschiede, met aanwijzing van de oprechte manier om het gewetensonderzoek te doen, met opwekking tot een rechtzinnig berouw enz. Natuurlijker wijze moet er een onderricht voorafgaan over de generale biecht in 't algemeen, wat zij is, wanneer zij noodzakelijk is, waarom zij in alle geval voor alle eerste communicanten te wenschen is. Men moet in de kinderen het verlangen opwekken van zulke biecht te mogen doen ; de angst alsof zij niet in staat zouden zijn om zulke biecht wel te verrichten, moet in zijne kiem verstikt worden. Men toone dat het zoo lastig niet is, men roepe hunne aandacht op eerste communicanten van vroegere jaren, die dat toch ook gedaan hadden en er dan zoo welgemoed over waren, en vooral verzekere men de kinderen op de liefderijkste wijze dat men in de onderwijzing en in den biechtstoel alles doen zal om ben te helpen ; dat zij maar op te passen en te volgen hebben, dat alles dan wel zal gaan.
Het gewetensonderzoek moet de Catechiseerder zelf aan de kinderen voordoen. Na eerst het licht des heiligen Geestes ingeroepen te hebben, zullen de kinderen zich onderzoeken, of al hunne vroegere biechten wel geldig geweest zijn, terwijl kortbondig, stiptelijk en duidelijk verklaard en in voorbeelden moet getoond worden, wanneer de biecht ongeldig en van geener waarde is. Dan zal de Catechiseerder toonen, hoe een kind zich zeiven moet bevragen, om met zekerheid te weten of en hoeveel het slechte biechten gedaan heeft, en dan worden de tien geboden doorloopen. Vooreerst
26
VOOR l»E EERSTE COMMUNIE.
-21
wordt voorgedragen wat door elk gebod bevolen of verboden wordt — hetgene menigmaal gelegenheid verschaft om van den eenen kant de schoonheid der deugden welke opgelegd worden in eenige treffende schetsen af te malen, zooals de godsvucht, de gehoorzaamheid, kuischheid, enz. hoe aangenaam deze aan God zijn, hoe gelukkig de menschen die ze oefenen; — van den anderen kant, de hatelijkheid en verderfelijkheid der tegenovergestelde ondeugden, zonden, voornamelijk in betrek met de aanstaande eerste Communie, en om aldus reeds tot berouw te bewegen. Daarbij handelt men afzonderlijk over die zouden welke bij de kinderen gewoonlijk voorkomen, of die in zulke gemeente meer geschieden. Op eene bijzondere duidelijke wijze moet er getoond worden dat het behoorlijk is het naaste getal van die zonden te verklaren die alhoewel niet dood^lijk echter grove zonden uitmaken; ook, welke zonden in zich zeiven of door de omstandigheden doodelijke ofdagelijksche zonden zijn. Rakende het zesde gebod spreke men met heilige vreugd en verwondering van de kuischheid ; — met zichtbaren afschrik, in 't kort en met afgemeten woorden, van de onkuischheid. In de verklaring nopens de opgaaf der zonden moet men zich streng aan het textwoord van den Catechismus houden, en met nadruk aan de kinderen doen verstaan, dat, in geval van twijfel, zij zich in den biechtstoel moeten bevragen. In bijzonderheden treden , al te duidelijk over zekere zonden spreken, ware gansch onbetamelijk zoo niet gevaarlijk, en recht onvoorzichtig. De biechtstoel is de plaats, waar men zulks des noods, met het kind alleen moet bespreken. Zijn de tien geboden en de geboden der heilige Kerk doorloopen, voor zooveel zij de kinderen kunnen betreffen (wat de hoofdzonden enz. aangaat, deze worden gemakkelijk tot een of ander gebod teruggebracht) leert men de kinderen navorschen, waaruit de meeste zonden die zij bedrijven hunnen oorsprong nemen, nelk hun hoofdgebrek is, alsook de voornaamste bekoringen en gevaren waaraan zij blootgesteld zijn. Men ma.3 niet toelaten dat de kinderen zich van gedrukte onderzoekingen des gewetens bedienen, zooals deze in gebede-boeken voor volwassenen te vinden zijn. Beter ware het er
LEEKWUZE
hun een voor te schrijven. Dat de kinderen hunne zonden opschrijven, mag men hun niet beletten — enkelij k moet er zorgvuldig gewaakt worden dat zij dit geschrift geheimhouden en onmiddellijk na de biecht vernietigen.
Om de kinderen tot leedwezen op te wekken, hetgene het voornaamste van al is, moet men hun de beweegredenen van berouw levendig onder het oog brengen, hun aantoonen op welke manier zij zich tot leedwezen kunnen opwekken met die beweegredenen te overdenken; en een akt van berouw in hunne tegenwoordigheid verwekken; dan, als men met grond mag verhopen dat de kinderen zich in goede stemming bevinden, laat men ze in stilte bidden (wel ta verstaan in de kerk waar de beweegredenen van berouw bij wijze van ser-moon de kinderen aan 't hart gelegd zijn geweesti en men zegt hun een toepasselijk gebed voor. Voor den uitleg van deze beweegredenen kan men zich wenden tot den Mechel-schen Catechismus, of kan men de bekende statiën doen, door welke de heiligeCaroius Borromeus zich gewoonlijk tot leedwezen opwekte.
Het vast voornemen van in de zonden niet te hervallen en zich te beteren moet als de proef van het rechtzinnig berouw aanschouwd worden en maar één met hetzelve uitmaken. Een ander punt waarop men nog moet aandringen, is dat de kinderen, benevens het algemeen voornemen liever alles te verliezen, alles te lijden, dan nog ooit eene zware zonde te bedrijven, en benevens het vast en welberaden besluit van zelfs volgens zijne krachten de geringste zonden te vermijden , bijzondere voornemens maken nopens de volgende punten :
1° Hoe zij tegen hunne hoofdgebreken zullen ingaan en ze bestrijden;
2° Wat het gebed aangaat — welke gebeden zij dagelijks zullen verrichten — wanneer — hoe — welke wekelijksche oefeningen (bij voorb. lezing, of bezoeking van het allerheiligste Sakrament enz.) zij doen zullen. Het grootste getal kinderen zou zich, ten minste in 't algemeen, een dagorde ot levensregel kunnen voorschrijven.
3° Wat het gebruik der heilige Sakramenten betreft, voor-
28
VOOR ÜE EERSTE COMMUNIE.
namelijk voor die welke de school staan te verlaten of naar vreemde landen gaan vertrekken. Zelfs diewelke nog de school blijven bezoeken, kunnen volgens de omstandigheden het voornemen maken van meer tot de heilige Sakramenten te naderen dan zij er in gemeenen regel toe verplicht zijn (i). Daarenboven moet de kinderen aanbevolen worden dat zij niet al te veel en te lichtzinnig voornemens maken, liover wat minder,en dat zij deze wel onderhouden.Hunne voornemens zullen zij in de generale biecht den biechtvader mede-deelen en aan zijne goedkeuring onderwerpen. — Misschien is het goed ter dezer gelegenheid of in eene aanspraak over de volherding,de kinderen opmerkzaam te maken, dat zij wel mogelijk in vele fouten zullen hervallen, doch deswegens den moed niet mogen opgeven, maar integendeel wederom spoedig moeten opstaan, enz.
Wal de 6e/ï/lt;/e«is of betreft, moet men er op aandringen, dat de kinderen hunne zonden met bestemd orde biechten, en dat zij na best weten en geweten liet getal der zonden opgeven; hun opmerkzaam makende dat zij zulks ook zouden doen voor zonden die opentlijk geene doodzonden zijn, omdat, indien zij zich als kinderen aan zulke nauwkeurigheid niet gewennen, zij het later ook niet zullen doen, hadden zij dan zelfs groote zonden te biechten. Op eene bijzondere manier moet den angst en de valsche schaamte, die tot verzwijgen van zonden aanleiding geeft, tegengewerkt worden, met te toonen van welke valsche schrikbeelden zich hier de booze vijand bedient, welke rust en vrede de loon is eener rechtzinnige biecht, welke gewetensknagingen en verschrikkelijke gevolgen, de verdiende straf zijn eener heiligschen-dende biecht. Heeft men rede van achterdenken, dat soms eenige kinderen zouden zonden verzwijgen, uit vrees van niet
li) 't Is al gebeurt, dal men de kinderen op den dag hunner eerste Communie aanraadde, belofte te doen van hun leven gedurende viermaal 's jaars tot de H. Tafel te naderen. Zulks schijnt mij, zacht gesproken, in 't geheel niet raadzaam — omdat het bij velen lot zonde zou strekken, die toch hunne belofte niet zouden houden. Beter ware die belofte, voor die het verkiezen, in den biechtstoel voor een jaar te aanvaarden, en deze jaarlijks ter gelegenheid der paasch-Communie te laten vernieuwen.
29
LEEUWIJZE
tot de eerste heilige Communie toegelaten te worden, zoo kondige men reeds acht dagen voor het afhooren der generale biechten plechtig aan, dat zij allen tot de heilige Communie toegelaten worden, en dat niet eene wegens de biecht kan uitgesteld worden. Men beure de kinderen op, door de liefdrnjke verzekering dat hunne rechtzinnigheid de grootste vreugd aan den biechtvader zal verschaffen, dat hij voor hun niet het minste gevoel van misprijsing, maar eene allergrootste achting zal hebben. Is er iets wat hun bijzonderlijk op 't hart weegt, zet men ze aan dit eerst vooral te verklaren, of' ten minste te zeggen ; Eerwaarde biechtvader, ik heb iets te zeggen dat mij bijzonderlijk bezwaart. Zelfs hunne twijfels moeten zij verklaren, en voor het toekomende het besluit nemen, wanneer zij eene sterke bekoring hebben of groot gevaar lijden van te zondigen, zulks al spoedig aan den biechtvader te kennen te geven. Het verstaat zich van zelfs dat de kinderen in de generale biecht de zonden moéten vooraf bekennen welke zij sedert hunne laatste biecht bedreven en nog niet verklaard hebben.
Voldoening voor de zonden. Alvorens tot den biechtstoel te gaan, zullen dekinderen reeds trachten voor hunne zonden te voldoen, vooral tijdens de goede week, door werken van boetvaardigheid die met hunnen ouderdom overeenkomen, bij voorbeeld, door gebeden, bezoek van kerken, kleine onthouding in eten en drinken (wel mogelijk zou men zich een of andermaal kunnen onthouden van te ontbijten, of minder dan naar gewoonte te eten om zich in het nuchterblijven te oefenen), stilzwijgen, dienstbewijzen aan den evenmensch; dan, waar zulks doenlijk is ^), de ouders om vergiffenis smeeken, (schadevergoeding, indien er te doen is, moet reeds in de voorgaande biecht geregeld zijn).
Om de biecht te hooren bepalemen nauwkeuriglijk den tijd aan de kinderen zonder er te veel in eenmaal te stellen. Overhaasting in 't biecht hooren,zou nergens meer misplaatst zijn dan hier. De biechtvader moet zich tot deze biechten voorbereiden door het gebed, door het ernstig nadenken, wat hij
il Soms is zulks ondoenlijk, min wegede kinderen dan wege do ouders.
VOOK DE EEKSÏE COMMUNIE.
aan de kinderen zal zeggen, welke beweegreden tot berouw hij vooruit zal stellen, welke middelen tot beternis aan te raden zijn, welke voldoening hij zal opleggen, en hij mag aan het toeval niet overlaten wat hem alsdan in't gedacht zal komen. Ook moet hij trachten tot het hooren dezer biechten iu bevoegde gesteltenis te verkeeren. Op den biechtdag zouden de kinderen de heilige misse moeten bijwonen en de gebeden aangeduid worden welke zij gedurende dezelve God zullen opdragen. Zij moeten in goede orde den biechtstoel intreden. Daar zal de biechtvader ze ontvangen met de grootste zachtmoedigheid en liefde, wel bezorgd van niet het minste ongeduld of tegenzin te laten blijken of harde woorden te gebruiken. De opgelegde boef mag niet te groot zijn en moet eensdeels gericht worden tegen het hoofdgebrek, ook moet zij welgeschikt zijn om den goeden geest te onderhouden. Indien men het geraadzaam oordeeltkan meneenige kinderen afzonderlijk ofwel allen in het algemeen vermanen van in den biechtstoel geenen schrik te hebben.Valt hun naar de laatste biecht noch iets in, dat zij niet zeker zouden weten eene zware zonde te zijn, noch of zij ze wel oprecht goed gebiecht hebben, dan mogen zij gerust tot de heilige Tafel naderen.
Eindelijk, eenige dagen voor de eerste Communie, zal men aan de kinderen de ceremoniën of plechtigheden der heilige Communie uitleggen en er hen met zorg in oefenen. Een regel van gedrag op de straat, in huis, kan hun voorgeschreven worden op den vooravond der eersteComniunie,ook de gedachten met dewelke zij moeten inslapen en zich 's morgens, bij het ontwaken, bij het aankleeden, en wanneer zij zich naar de vergaderplaats hegeven, zich moeten bezig houden. Kinderen die in elkanders gebuurte wonen zullen twee en twee na de vergaderplaats begeven, om aldus aan minder gevaar van onnuttig gepraat blootgesteld te zijn. Daar zendt men ze voort met eenige hartelijke woorden, die hun stille vreugd en heilig verlangen opwekken.
VII. DE EERSTE-C0MMUN1E DAG.
De ceremoniën der eerste heilige Communie moeten geschieden volgens dediocesane voorschriften indien erdesaan-
31
LEERWIJZE
gaande bestaan ; overal en altijd moeten zij met do grootste plechtigheid en heilige deftigheid verricht worden,
Eenigen tijd voor het begin der Misse zullen de kindereu zich in het schoollokaal of in de pastorij verzamelen, en men moet zorgen dat in dat lokaal geene nieuwsgierigen toegelaten, en er de kinderen in heilige stilte en ingetogenheid gehouden worden. Van daar worden zij processiewijs uit de kerk afgehaald en plechtiglijk lot hunne plaatsen geleid. Deze moeten hun reeds te voren aangewezen worden. Hier wachte de pastoor zich wel voedsel te geven aan de ydelheid, of menschelijke beweegreden in rekening te brengen, met aan de kinderen der voornaamste ingezetenen den voorrang te geven ! 'tBesteis, de kinderen naar hunne gestalte te rangschikkende beginnen met de kleinste.De plechtigheid begintmet do vernieuwing dor doopbeloften. Indien er tijdens deze verniou-wingof na het Evangelie eeneaanspraak tot de kinderen en aanwezigen gedaan wordt, moot zij altoos kortbondig zijn, en meer tothet hart dan tot hel verstand der kinderen gericht zijn, om in hen godvruchtige gevoelens op te wekken, ze door Helde te doen ontvlammen, en bij de overige aanhoorders overeenkomstige gedachten en besluiten mot de plechtigheid te wege te brengen. Drie, vier aanspraken doen of langdurige ser-moonen enz., past niet en stoort de godsvrucht; hot is eone plaag voor de kinderen en ook voor de andore aanwezigen.
De kinderen gedurende de heilige Mis te laten zingen, schijnt mij, niet mogen toegelaten te worden omdat het strijdig is aan de heilige ingetogenheid en godsvrucht. De kinderen moeten stil uit het hart of in hunnen gobedonhoek bidden (t). Wanneer na de consecratie, voor en na de Communie met luider stem voorgebeden wordt, mag zulks niot door een dor kinderen gedaan worden, — het zou de godsvrucht
ii)De zielzorger moei acbl nemen, dal voor de kinderen goede en voor iien passende gebedenboeken aangesebafl worden Zulks is van grooler aanbelang dan men wel denkt. — Misschien ware hel goed iemand in de parochie, bijv. den koster le gelasten om zulke door den pastoor goedgekeurde boeken aan de kinderen le verkoopen. Aan sommige kindè-ren zou de pastoor ze reeds voor hunne eerste Communie kunnen geven, als belooning.
32
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
\an dit kind stooren, hetzelve gelegenheid geven tot hoogmoed en de anderen tot ijverzucht; — maar, in de parochiën waar meer dan een geestelijke is, door den priester of zelfs door den schoolmeester indien hij godvreezend is.
Natuurlijker wijze moeten de kinderen zich 's namiddags wederom tot de kerk begeven. Welgepast is in sommige bisdommen het gebruik de kinderen 's namiddags op den dag hunner eerste Communie in het broederschap van het heilig Sakrament des Autaars of van de gedurige aanbidding in te schrijven. Na deze plechtigheid deelt de pastoor hun eene gedenkenis uit : hetzij een boek, een print of medalie, enz.
t Is aanstootelijk te zien, hoe op sommige plaatsen de tijd na het lof door de eerst-communicanten overgebracht wordt. Ik ken plaatsen waarde kinderen 's namiddags op den dag hunner eerste Communie de herbergen bezoeken, zelfs zonder door iemand bewaakt te zijn (het kwaad ware reeds groot genoeg, indien zulks onder de oogen en het toezicht der ouders gebeurde), en er zich verlustigden tot dronkenschap toe. Ook herinner ik mij vernomen te hebben dat zij in zekere gemeenten rondzweefden in alle de huizen der overige eerst-communicanten, en daar met koeken en wijn onthaald werden. De herder stelle zicli uit alle zijne krachten tegen zulke misbruiken. Waar het mogelijk is, trachte hij den ganschen namiddag de kinderen in zijne tegenwoordigheid te houden. Wat men voor het beste en het gelijkvormig-sto aan dien schoonen dag konde doen, ware hem te eindigen met eene korte bedevaart tot de eene of andere kerk of kapel, metonderwege de kinderen door warme aanspraken te vervrolijken, en in de kerk hen door gemeenzaam gebed en gezang-te stichten en te verheugen
VIII. NA DE EERSTE COMMUNIE.
Evenals het gemakkelijker is, door eene geestelijke iMissie vruchten van zaligheid in eene gemeente voort te brengen, dan na de Missie er de uitwerksels en vruchten van te bewaren; zoo is het ook gemakkelijker de kinderen tot eene waardige eerste Communie voor te bereiden, dan derzelver vruchten en het nieuw leven dat zij in hen deed ontstaan
83
LEKllWIJZK
ti.' oewaren. Deswegens is de werkzaamheid van den lier-der voor zijne eerst-communicanten, met den dag der eerste communie niet geëindigd. Niet alleen moet hij herhaaldelijk op dien schoonen dag, den indruk welken hij gemaakt heeft, terugroepen, er hunne werken aanknoopen, hun doen herinneren aan de voornemens die zij alsdan gemaakt hebben, enz.; maar ook moet hij zorg dragen dat die eerste nutting van het Lichaam des Heeren tot eene voortdurende gewoonte overga, dat de kinderen in het godsdienstig christelijk leven, door het gedurig naderen tot de heilige Tafel, blijven volharden. Tot dit einde zal hij later meermaals de kinderen geza-mentlijk tol de heilige Communie opleiden, en eiken keer eene gemeenzame bereiding laten voorafgaan, waarin hij namelijk het geheugen hunner eerste Communie, in hunne harten doet herleven, de gevoelens afschetsen welke hen op dien schoonen dag bezielden, hen helpende onderzoeken nopens het onderhouden der goede voornemens welke zij alsdan opgevat hebben ; nopens de lauwigheid die misschien alreeds in hunne harten geslopen is, om ze aldus tot hunne eerste vurigheid terug te roepen. Tot deze algemeene Communie moet men ook voornamelijk, en zooveel mogelijk die kinderen uit-noodigen, welke de school verlaten; zij hebben meest noodig dat hunne godsvrucht ondersteund worde, en dat eene teerhartige liefde jegens Jesus in het Allerheiligste Sakramcnten de heilige Moeder Gods door alle middelen in hen onderhouden worde (\).
Vooral moet de zielzorger een waakzaam oog houden op zulken die eenen stiel leeren of in eenen dienst zoeken te treden. Hij moet met de ouders trachten af te spreken opdat de kinderen slechts in zulke huizen zouden gaan, waar hun
(1) Ik heb verscheidene ervaren zielzorgers den wensch hooren uiten, van het onderwijs der eerste communicanten, nog wel twee of drie weken te zien voortzetten na de eerste Communie, in de parochiën waar de omstandigheden het toelaten ; men zou dezen tijd allerbest kunnen besteden aan het overzien der deugden en der christelijke volmaaktheid. Zulks ware zelfs'wenschelijk, vermits de kinderen welke men na hunne eerste Communie geprezen en gevierd heeft, soms een weinig moedwillig worden, en men hunne vorige gebreken lichtelijk op nieuw ziet te voorschijn komen, hetgene door een voortgezet onderwijs bestreden wordt.
VOOIl ÜE EERSTE COMMUNIE.
33
geloof en hunne zeden geen gevaar loopen, en waar hun de toelating vergund worde hunne christelijke plichten te volbrengen en op tijds tot de heilige Sakramenten te naderen. Kan hij er zelf toe bijdragen om de arme kinderen die tot den vreemde overgaan, bijzonder tot de groote steden, aan de geestelijkheid dezer plaatsen aan te bevelen, hij mag zich daartoe geene moeite sparen, enz. Wat de zorg aangaat, welke in den biechtstoel aan te wenden is voor de volwassene en rijpere jeugd, hoe de biechtvader daarin de oogen moet open houden om de insluipende ondeugden en de dreigende gevaren aanstonds te bemerken en af te weeren—.dit is hier de plaats niet, om daarover breedvoerig te handelen.
OVER HET ALLERHEILIGSTE SAKRAMENT DES AUTAARS.
INLEIDING.
Lieve Kinderen ! Met hartelijke en inwendige vreugde zie ik u hier heden voor de eerste maal vergaderd om van mij het voorbereidend onderwijs tot uwe eerste heilige Communie te ontvangen. Ik dank God, die mij dit jaar wederom de genade verleent, u dit onderwijs te mogen mededeelen. Eu waarom is mijne blijdschap zoo groot? Waarom bedank ik God? — Omdat het mij gegeven is, aan den lieven Jesus eene woning in uwe harten te bereiden ; omdat ik u, lieve kinderen, mag voorbereiden tot die groote vreugd, die gij allen gaat genieten, op den schoonsten dag uws levens. Aan den keizer Napoleon werd eens gevraagd , welken den schoonsten dag zijns levens geweest was. Hij, die een zoo groote en machtige monark was, die over veel duizende en milioenen menschen bevel voerde, die geld en goed in overvloed had; kortom, die alles bezat wat zich de menschen ook kunnen wenschen, had nogtans in 't midden aller zijner rijkdommen en wellustigheden geenen zoo schoonen, zoo vrolijken dag gehad, dan de dag waarop hij als een eenvoudig doch deugdzaam en godvruchtig kind, voor de eerste maal tot de H. Tafel naderde.
Over een paar jaren heb ik een meisje bezocht dat zeer ziek was en vele smarten te lijden had. Men zou gedacht hebben dat het moestgaan sterven.Toen ikhetden eersten keer aansprak begon het bitter te weenen. Ik vroeg het zachtjes waarom het weende, of het was wege de pijnen, ofwel omdat
LEERWIJZE VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 37
het bevreesd was van te sterven? Wat zoudt gij denken, dat het kind mij geantwoord heeft? « Ik vrees dat ik zal sterven voor den dag der eerste Communie, eer ik den lieven Zaligmaker kan ontvangen. » « Ja, maar indien gij eerst mocht communiceeren, zoudt gij dan liever sterven? » vroeg ik. «0 ja,«hernam het kind, en zijne oogen fonkelden van blijdschap, « dan zou ik met vreugde sterven. » Het heeft dan ook de H.Communie kunnen ontvangen, en 't was te midden van al zijne smarten blijmoedig en gelukkig als een engel. Het is toch niet gestorven, onze lieve Heer heeft het wederom gezond gemaakt.
Nog een ander kind heb ik op zekeren keer, een paar dagen voor de eerste Communie zien weenen, en ik heb het ondervraagd, waarom het zoo weende. Lieve kinderen,het weende van blijdschap over zijn groot geluk, maar het had ook verdriet, omdat de eerste Communiedag welhaast weêr voorbij zou zijn. Dan heb ik het getroost, zeggende, dat voor een braaf kind dit groot geluk gedurig wederkomt.
Ziet, lieve vrienden, zoo hebben zich deze kinderen verheugd over hunne eerste Communie. Doch gij zeiven zult er misschien al iets van gevoeld hebben in uwe harten. Toen gij, een jaar geleden, op den dag der eerste Communie in de kerk waart en daar de eerst-communicanten gezien hebt, hoe opgeruimd, hoe godvruchtig en gelukkig zij waren, niet waar, dat gij dan reeds bij u zeiven gedacht hebt: O, dat de dag mijner eerste heilige Communie ook maar spoedig aan-quot; kvvame! En wanneer uw oudste broeder of zuster hunne eerste Communie deden, hebt gij misschien gezien, hoe gelukkig zij waren, hoe vader en moeder weenden van blijdschap.
Waarom nu zijn alle dezen zoo gelukkig geweest? Waarom is de dag der eerste heilige Communie een zoo blijde dag? 0, gij weet het, lieve kinderen, omdat Jesus-Christus, uw lieve Zaligmaker zich gewaardigt alsdan tot u te komen. Hij, die zoo oneindig groot en machtig is. Hij, voor wien de aarde beeft, en de engelen in aanbidding nederval-len, maar die toch zoo oneindig liefderijk, zoet en nederig is : Hij wil tot u komen. Hij noodigt u tot zijne tafel, Hij
LKKKWUZK
wil zich in heilige liefde zoo innig met u vereenigen, dat geene tong het uitspreken kan. Met welke inwendige blijdschap en verlangen moeten de herders tot de kribbe niet gesneld zijn, als de engelen hun zegden : « Ziet, ik verkondig u eene groote blijdschap.... Gij zult een kindje in doeken gewonden, in eene kribbe vinden liggen — 't is Christus onzen Heer. » Aan u ook wordt dezelfde blijde tijding gebracht. (iij zult den zoeten Jesus vinden, die onder de gedaante van brood op den autaar verborgen ligt. Ja, gij zult hem daar niet alleen mogen aanbidden, gelijk de herders, niet alleen met blijde oogen hem mogen aanschouwen, zelfs niet alléén hem op uwe armen nemen : maar in uwe harten zal hij komen ; daarin, gelijk vroeger in de kribbe, wil hij rusten, daarin wil hij zijne woning nemen. Lie/e kinderen, hoe groot is uw geluk!
Daarom verheugt, ja verheugt u ui*, ganscher harte, op den dag uwer eerste heilige Communie. Verheugt u niet, bij voorbeeld, omdat gij alsdan nieuwe kleederen bekomen zult, een kroontje, geschenken, en wat weet ik! — Neen, verheugt uomdat de lieve Jesus zich gewaardigen zal tot u te komen; Hij, die voor uwe zielen een veel schooner kleed zal brengen dan alle aardsche kleederen, eene kroon veel schooner dan de kostbaarste bloemen, veel rijkere geschenken dan de rijkste koningen u zouden kunnen geven. Indien uwe ouders ubeloofden zeggende: zoo gij braaf zijt,zult gij binnen eenige weken meê naar de stad mogen gaan, er veel schoone dingen zien, schoone nieuwe kleederen, boeken enz., bekomen: hoe zoudtgij u daarover niet verheugen en dan braaf zijn, ja, hoe nader de dag zou komen, hoe meer gij er zoudt aan denken, 's nachts zoudt gij er van droomen en bijna zelfs niet meer kunnen slapen. 0 kinderen, hoe veel meer moet gij u dan verheugen, terwijl u iets veel heerlijker toegezegd is. Ja, denkt er dikwijls, denkt er geerne aan.
Edoch voor zulke kinderen alléén, die den Zaligmaker oprecht waardiglijk ontvangen, is de dag der eerste Communie een overheerlijke dag van hemelsche vreugde; maar voor die hem onwaardig ontvangen, is het een dag van afgrijsselijk schelmstuk, een dag van vloek en verdoemenis. Lieve kin-
;j8
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 39
deren! Gij weet dat ik u van harte liefheb. Nogtans liever zou ik udood zien dan in leven, indien gij onwaardig moest com-municeeren. Mij is opgelegd tot strenge plicht, voor zooveel ik kan, te waken, dat niet eene van u daartoe onwaardig nadere. Weest dus ook verzekerd, dat ik een vast besluit genomen heb, niemand van u toe te laten, die zich dezer genade onwaardig zou toonen. Alleen diegenen onder u, die zich waarlijk moeite zullen geven, om waardig te worden, zullen tot de eerste H. Communie mogen naderen.
Gij zult mij misschien vragen, wat moeten wij doen om waardig te worden? Voor vandaag zeg ik u het volgende ;
a) Het verstaat zich van zelfs, dat gij het voorbereidend onderwijs vlijtig zult bijwonen, dat geene mag ontbreken, tenzij dat hij door ziekte of soms een andere gewichtige reden belet ware. Zoo ook verwacht ik van u dat gij tijdens het onderwijs oplettend en aandachtig zult zijn, en dat gij stiptelijk de lessen die ik u opleg, zult leeren. Ik zou wel droef zijn, indien ik zelfs maar eene onder u moest bemerken, die lui, onoplettend en klapachtig zou zijn. Zoo iets zou voor mij een bewijs zijn, dat zulk een kind geene blijdschap, geenen iever heeft voor de eerste heilige Communie.
b) Maar, lieve kinderen, nog gewichtiger is , dat uwe harten wel bereid gemaakt worden. Gij weet immers toch wel dat de goede Zaligmaker niets zoo zeer haat dan de zonde, en dat hij niet geerne tot u zou willen komen, tenzij gij eerst de zonden uit uwe harten verbandt.Gij weet dat onze lieve Heer, alleen godvruchtige en deugdzame kinderen bemint, en dat hij alleen geerne tot u komen wil, wanneer gij u toelegt om oprecht godvruchtige en brave kinderen te worden. Verder moet gij op den dag uwer eerste heilige Communie de plechtige beloften hernieuwen dat gij aan den duivel en de zonde verzaakt om uwen lieven Zaligmaker in trouwe liefde uw leven lang aan te kleven. Om deze beloften met goed geweten te kunnen afleggen, moet gij reeds te voren afgebroken hebben met de zonde, uwe harten gezuiverd, de toeneiging tot de zonde daaruit verdreven hebben, enz. Gij moet de gewoonte hebben afgelegd van zondigen, bijv. van liegen, van gramschap, onkuischheid enz.
40 LEERWIJZE
Gelooft gij, lieve kinderen, dat het dan genoeg zij, indien gij daags voor uwe eerste H. Communie te biechten gaat? Neen? Deze gewoonten moeten langen tijd te voren bestreden worden. En voor degenen, die zulks tot hiertoe nog niet gedaan hebben, is het nu hoogst tijd. Van nu af moet gij daaraan met alle vlijt beginnen, van nu af moet gij andere menschen worden. Waart gij tot hiertoe grammoedig — gij moogt het niet meer zijn; waart gij logenachtig— gij moogt het niet meer doen; waart gij ongehoorzaam, nu moet gij gewillig luisteren enz. Men zal niet lang moeten vragen : Is dat een eerst-communicant? Neen, men moet het in gansch uw gedrag in uwe houding kunnen waarnemen. Uwe ouders -— broeders en zusters — leermeester — kameraden : alle moeten het merken. En moest ik wegens iemand van u, door zijne ouders of meesters vernemen (ik zal er mij over bevragen) dat hij nog zoo ondeugend is als te voren, dat hij zich niet wil beteren ; zulk kind zoo ik niet kunnen noch mogen tot de eerste H. Communie aanvaarden.
Doch hoe zult gij het nu aanleggen, om aan zulke beternis te werken?
1° In den loop van de naaste week zult gij allen te biechten gaan (t). Het betaamt dat gij het onderwijs nopens het Allerheiligste met zuivere harten ontvanget, dat gij er te voren de oude zonden uit verbannet en zoo aan uwe beternis begint te werken. Bij het onderzoek uwer gewetens, het verwekken van berouw en vast voornemen, moet gij bijzonderlijk op twee soorten van zonden acht nemen ; Op de zonden tegen de zuiverheid, en op de zonden die met de tong geschieden, zooals vloeken, zweren, liegen enz.; immers zuiver moet het lichaam, de tong en bijzonder de ziel zijn die den Allerzuiversten Zaligmaker gaat ontvangen ; en hoe zoudt gij het durven wagen, het lichaam des Heeren op uwe tong te ontvangen, indien gij korts te voren die tong nog misbruikt hadt,om hem te beleedigen !
(1) Of hel belamelijker zij, in 'l begin van liet voorbereidend onderwijs, alle de kinderen gezamentlijk op eenen dag te laten biechten, of wel van hun tusschen genielden lijd vrije verkiezing te laten van den eeneu of den anderen dag afzonderlijk te gaan, zulks kan de zielzorger volgens de omstandigheden wegen en beslissen.
VOÜK 1)E EERSTE COMMUNIE,
Bevinden er zich onder u die tegen de deugd van zuiverheid (door gepeinzen, woorden of werken), of met de tong gezondigd hebben,zoo moeten zij bijzonderlijk een vast voornemen maken, deze zonden in het toekomende te vermijden. Vraagt aan den biechtvader, hoe gij het moet aanleggen, en volgt getrouw en stiptelijk hetgene hij u voorschrijft (i).
20Uw gebed moet gij van nu af tol uwe eerste H.Communie met waren iever en stiptelijk verrichten, zooals het morgenen avondgebed, en voornamelijk voor en na de onderwijzing met groote aandachtigheid medebidden. Doch daarmee is het nog niet genoeg. Gij moet ook in 't bijzonder bidden om de genade van u tot de H. Communie wel te mogen voorbereiden. Ik smeek u, lieve kinderen, voegt dan bij uw morgengebed nog altijd een buitengewone Onze Vader, met de lofspraak ; « Geloofd en gebenedijd zij ten allen tijde het allerheiligste Sakrament des Autaars » tot dat inzicht; in de heilige Misse, waarin gij, zoo mogelijk, dagelijks zult tegenwoordig zijn, bidt eiken keer om deze genade. Gaat gij voorbij de kerk en hebt gij er tijd toe, bidt een oogenblik tot Jesus in het allerheiligste Sakrament, en aanroept ook dikwijls de lieve Moeder Gods ; evenals zij den Zaligmaker met een heilig en zuiver hart ontvangen heeft, zoo zal zij ook voor u dezelfde genade afsmeeken. — Na elke voorbereidende onderwijzing gaan wij allen gezamentlijk tot de kerk om een bezoek aan het allerheiligste Sakrament des Autaars af te leggen. Wat wij daar zullen bidden, en wat gij er stil voor u zeiven vragen moet, zal ik u later zeggen.
3° Doch, lieve kinderen, ook met het gebed is het nog niet genoeg. Gij moet bovendien uwen goeden Zaligmaker ook nog behagen door goede werken, indien gij hem oprechtelijk bemint en zijn voorbeeld stiptelijk zoekt te volgen. Vooral moet gij op de straat, onderwege de school, ingetogen, zedig, stil en bescheiden zijn.Vrolijk en blijmoedig
(1) Is de Catechiseerder le gelijk de eenigste biechtvader der kinderen, /.ooals hel gebeurt in kleine buitenparochiën, dan is hel onnoodig op voormelde vragen aan le dringen. Volgens de omstandigheden kan van lijd lot lijd de aandacht ingeroepen worden, op de zonden die onder de kinderen bijzonderlijk voorkomen.
41
LEEItWIJZK
moogt gij u wel vertoonen; doch mogen er tijdens de voorbereiding geene tierende spelen, wildheden of dwaasheden bij ii voorkomen.Ziet hier of daar van een spel af,dat u op eenen anderen tijd wel zou toegelaten zijn, en besteed hem lieveraan bidden en leeren. Onthoudt unu en dan van sommige spijs die gij zoudt kunnen gebruiken, of eet een weinig minder, denkende : « Lieve Jesus ! uit liefde tot u zal ik dit voedsel niet eten, om u des te waardiger te mogen ontvangen. » Maar wat ik nu nog 't meest van u verlang, en waarmee gij den Zaligmaker het best zult behagen, is dit: denkt niet aan de kleederen die gij voor uwe eerste Communie gaat bekomen. De lieve Zaligmaker let in 't geheel niet op de kleederen, hij ziet alleenlijk naar hel hart. Hij ook is maar arm geweest, en heeft geringe en armzalige kleederen gedragen. Tot een kind, hoe gemeen en gering zijne kleederen dan ook zijn, als het maar deugdzaam en braaf is, nadert hij geerne; integendeel een kind dat de kostelijkste kleoderen aan heeft, en daarbij ijdel en weinig godvruchtig is, behaagt hem niet. Tracht enkelijk, lieve kinderen, uwen Zaligmaker deze vreugd te verschaffen, hem die opoffering te doen, van nu af het vast voornemen te maken, niet eens te vragen, welke kleederen men van zin is u te geven, noch er uwe ouders om te plagen. Uwe ouders zullen daar wel voor zorgen. En kwamen uwe ouders u te vragen, welke kleederen zij u zouden aan-koopen, antwoordt dan : « Lieve ouders, dat zult gij het best weten ; al wat gij voor mij koopt, is wel genoeg. » Spreken er u andere menschen over, zegt hun ; « Daarover bekommer ik mij niet; het is ons opgelegd, dat wij er niet mochten aan denken. » Ook zult gij er onder elkander geene spraak hebben, wegens de kleederen die gij bekoomt.
En nu, lieve kinderen, heb ik u de hoofdzaak gezegd, wat gij van nu afmoet weten en onderhouden, namelijk — hoe groot het geluk is enz. (Hier herhaalt de Catechiseerder bondig de verschillige punten, en verzekert zich door vragen of de kinderen het noodigste wel onthouden hebben)
Nu gaan wij aanstonds naar de kerk.De jongens vooraan, twee
(1) Er kan ook heengewezen worden op het voorbeeld der Heiligen
42
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
en twee, dan de meisjes. De kerk binnen komende, zult gij wijwater nemen, God biddende dat hij uw hart oprecht zou reinigen, om Jesus waardiglijk te ontvangen. Eer gij in de banken gaat, maakt gij voor den autaar, waar het H. Sakra-ment des Autaars berust, eenen eerbiedigen knieval, zooals u vroeger al geleerd is geworden. En wanneer gij dan alfen op uwe plaatsen gekomen zijt, zeg ik een gebed Yoor, dat gij stil in uwe harten zult medebidden. Luistert welk gebed het is :
« Allerliefste Jesus, gij die hier in het allerheiligste Sakra-ment tegenwoordig zijt! Toen gij nog op aarde verkeerdet, hebt gij de kinderen zoo liefderijk rond u verzameld en hun uwen zegen geven. Zie, wij ook, arme kinderen, verzamelen ons hier rondom u met eerbiedige en dankbare harten en bidden u wel ootmoediglijk en innig om uwen zegen. Gij wilt ons de genade verleenen, welhaast in onze harten woning te nemen. Innig danken wij u voor deze liefde. Maar ach! wij zijn nog zoo vol gebreken, die u mishagen, nog zoo arm aan deugden, daar gij u welbehagen zoudt kunnen in hebben. Niemand kan ons rein, deugdzaam en goed maken, dan Gij alléén. Daarom bidden wij u ootmoediglijk : kom ons bezoeken met uwe genade en help ons onze harten bereiden,
Uoe deze zich in hunne jeugü tot de eerste heilige Communie voorbereidden.
Als de H. Maria Magdaleua van Pazzis 10 jaren oud was, werd haar aangekondigd dat zij op de aanstaande plechtigheid van Maria's Boodschap voor de eerste maal tot de H. Tafel mocht naderen. Hare blijdschap was onbeschrijfelijk, doch ook hare voorbereiding ten uiterste zorgvuldig en ieverig. Hare grootste bezorgdheid was, zoo waardig mogelijk te communiceer en. Zij onderzocht haar geweten streng en nauwkeurig, en was zoodanig doordrongen van leedwezen, dat zij tijdeus de biecht niet kon ophouden van te weenen, alhoewel zij slechts kleine fouten te belijden had enz.
De gelukzalige Maria ab Incarnalione, dankte desgelijks op hel warmste den lieven Heer, zoodra zij vernam, dat zij te Pasclien voor de eerste reis mogt communiceeren. Zij bereidde er zich zorgvuldig toe. Dadelijks verwekte zij een akt van berouw over hare zonden. Behalve de haar door deu biechtvader opgelegde Penitentie, verrichtte zij nog vrijwillige werken van boetvaardigheid en bad immer meer, immer ieveriger. Daarom ook voelde zij in de heilige Communie zulke vreugd, dal zij zegde, voor alle de schatten der wereld deze vreugd niet te willen ruilen.
43
LEERWIJZE
opdat gij geerne tot ons zoudt komen. Wij beloven u uit een oprecht hart, dat wij met uwe genade zullen medewerken, om goede en brave kinderen te worden, die u behagen. »
Dit gebed bid ik luid voor en gij bidt het stil meê. Dan zal ik een paar minuten ophouden en intusschentijd bidt eenieder in stilte tot den lieven Jesus en zegt hem, hoe zeer gij bemint en wenscht deugdzaam en goed te worden ;dan wekt men zich op tot leedwezen over zijne zonden, bijzonderlijk over zijne grootste gebreken, en men maakt het vast voornemen dezelve tot de toekomende bezoeking te mijden. Wie, bij voorbeeld, onderworpen is aan ongehoorzaamheid, zou op deze manier kunnen bidden: « Lieve Jesus! (iij waart altoos, bijzonderlijk als kind, zoo gehoorzaam, en hebt alleen vreugde in gehoorzame kinderen — en ik die nog zoo ongehoorzaam ben, moet u welhaast gaan ontvangen. Gij weet, dat het mij leed doet, zoo boos geweest te zijn. Ik bid u, help mij toch, opdat ik van nu af een gehoorzaam kind worde. Ik zal mij daartoe vandaag bijzondere moeite geven. Indien de bekoring tot ongehoorzaamheid komt, zal ik denken : Jesus, uit liefde tot u wil ik luisteren.En indien ik dan toch uit lichtzinnigheid of'onbedachtzaamheid wederom ongehoorzaam ware, dan zal ik aanstonds een Wees gegroet bidden tot boete. » Gelijkerwijze voor wie aan gramschap enz. onderhevig is.
Daarna verrichten wij te zamen de geestelijke Communie. Later zal ik u daarover meer zeggen. Voor heden, merkt enkelijk op : dat gij de geestelijke Communie dan verricht, wanneer gij in u zeiven een oprecht geloovig, rouwhartig verlangen en de begeerte opwekt,om uwen Zaligmaker te ontvangen. Deze geestelijke Communie is zeer aangenaam aan den goeden Zaligmaker, en een der beste middelen om u tot
(1) In een der volgende uren, geetl de Catechiseerder, (met korten uitleg der akten) de kinderen aanwijzing, hoe zij in 't kort (vergelijk hieronder vraag 124) de geestelijke communie in de heilige Misse en ook te huis kunnen verrichten. Ook in den biechtstoel kan hij de geestelijke Communie aanraden bij zeker getal kinderen volgens hunne gesteltenis en bij zekere omstandigheden.
44
VOOR DE HEUSTE COMMUNIE.
de wezentlijke Communie voor te bereiden (i).Deze geestelijke Communie zullen wij daaromtrent zoo verrichten: « O mijn Jesus! Ik geloof vastelijk en levendig, dat gij in het allerheiligste Sakrament tegenwoordig zijt, zijnde dezelfde Jesus, die als kind in de kribbe gelegen heeft, die aan het kruis voor ons gestorven en nu in den hemel verheerlijkt is... Ik aanbid u met den diepsten eerbied, en zou wenschen u zoo te aanbidden, gelijk de Engelen en Heiligen, gelijk Maria, uwe lieve Moeder.... Met innigste verlangen tracht ik er na, U te mogen ontvangen... Met smart betreur ik al mijne zonden, waardoor ik u, mijnen liefsten, mijnen besten God en Zaligmaker, beleedigd heb, en wenschte zoo zuiver te zijn, als uwe lieve Moeder Maria, om u in goede gesteltenis te mogen ontvangen ; ook neem ik mij vast voor, u nooit meer wetens en willens te vergrammen...Terwijl ik u nu niet wezenlijk mag ontvangen, zoo vraag ik u toch met diepe ootmoedigheid en van harte : kom op eene geestelijke wijze tot mij, blijf in mij, en bereidt mijn hart zoo wel dat gij op den schoonen dag mijner eerste Communie geerne op eene wezenlijke manier tot mij zoudt kunnen komen. Daartoe bid ik u door de liefde van uw goddelijk Hart, waarmede gij dit heilig Sakrament ingesteld hebt, en door de verdiensten aller Heiligen, die het op het allerwaardigste ontvangen hebben. O Jesus, aan U behoor ik toe—o Jesus,voor U wil ik leven—voor LT,o Jesus .wil ik sterven — o Jesus, aan U in leven en dood. Amen (i). »
Dan, lieve kinderen, bidden wij luid op vijfmaal Onze Fa-(Zer (2),opdat gij allen het geluk zoudt bekomen van waardiglijk te communieeeren, en de Zaligmaker u liever zou doen sterven, dan toe te laten dat iemand van u de heilige Communie onwaardig zou ontvangen. Ook zoudt gij in dit gebed alle kinderen der geheele aarde kunnen begrijpen, die dit jaar voor de eerste maal communiceeren. Daarop volgt de lofspraak: Geloof en gebenedijd enz., na dewelke wanneer gij den Zaligmaker nog afzonderlijk tot afscheid zult gegroet
(1) Deze gebeden moeten voorgelezen, en zoo noodig in'l kort uitgelegd worden.
(2) In plaats van de vijf Onze Vaders zou men overhands een tientje van den Rozenkrans, de Litanie van O. L. V. van Loretlen enz. kunnen lezen.
4o
I.EEKWUZE
hebben, gij twee en twee de kerk kunt verlaten, en u stilzwijgend en ingetogen naar huis of tot de school begeven.
Nu gaan wij zoo even tot de kerk.
I. VAN DE TEGENWOORDICHEIl» VAN CHRISTUS IN HET ALLERHEILIGSTE SAKRAMENT DES AÜTAARS.
Heden beginnen wij nu, lieve kinderen, de onderrichting over het verheven Mysterie, dal de Engelen zeiven met verwondering aanschouwen zonder het te kunnen begrijpen of te verstaan.Ach ! ik wilde wel,dat een engel des hemels u in mijne plaats deze geheimen kwam uitleggen. Ondertusschen dat de goede God mij de réchte woorden en den waren geest ver-leene en u het hart opene, opdat gij het onderwijs niet alleen moget opvatten met den geest, maar het ook opnemen in uw hart om het met zorg te benuttigen als eene waardige voorbereiding tot uwe heilige eerste Communie. Laat ons dan het gebed voor het onderricht in deze meening met aandachtigheid verrichten.
(Vraag) :]V. Van welk heilig Sakrament handelt vandaag de onderwijzing? Waarom noemt men dit Sakrament : des^du-taarsl Als de priester de heilige Communie wil uitreiken, waar haalt hij het heilig Sakrament? Zeerwel; op den Autaar. Daar wordt het bewaard in den spijskelk (ciboriekelk) — en deze staat in het tabernakel. Tabernakel beduidt in 't vlaamsch tent of hut. Gelijk God (in het oud verbond), zijne tegenwoordigheid bijzonderlijk deed gevoelen in de tent waarin de ark des verbonds berustte, zoo is de Zaligmaker op eene nog meer wonderbare wijze tegenwoordig in het Allerheiligste Sakrament des Autaars. Aldus wordt het heilig Sakrament op den autaar bewaart. Doch hoe komt het daar? Wat doet de priester als er geene heilige hostiën meer overig zijn? Hij consacreert er, dat is te zeggen, hij verandert het brood in het ware lichaam onzes Heeren, in het heilig Sakrament. En waar geschiedt zulks? In de consecratie, onder de heilige Misse. En deze wordt gelezen —? Aan den autaar. Zie, nu kunt gij antwoorden op de vraag: Waarom noemt men dit Sakrament, Sakrament des Autaars? Omdat het op den autaar bereid fop-geofferdj en bewaard wordt. Dit heilig Sakrament heeft
46
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
nog vele andere namen, omdat het zoo wonderbaar en verheven is, dat geen naam het oprechtelijk kan uitdrukken. Wie weet hoe men dit heilig Sakrament nog noemt? Goed zoo, soms het Allerheiligste (in het latijn sanctissimum), omdat het onder alle heilige zaken die wij hehhen (zooals beelden, kruisen, wijwater, Sakramenten), het allerheiligste is; want God zelf de Allerheiligste is er in. Het hoogwaardigste goed, — omdat het onder onze grootste schatten, ons Opperste goed is, — en waardig hoog vereerd en aanbeden te worden.
Men noemt het ook: Brood der engelen of spijs der engelen, — niet alsof de engelen communiceerden maar — gelijk Christus als God, het geestelijk voedsel, de zaligheid der engelen is, zoo is hij in dit heilig Sakrament als God-mensch onze zielspijs, onze zaligheid op deze wereld. Ook noemt men dit Sakrament spijs der engelen, omdat het zoo heilig is, dat eigenlijk alleen menschen, zoo rein als engelen, het zouden mogen ontvangen. Het heet verder II. Hostie—(slagofl'er), omdat Jesus zich daarin aan zijnen hemelschen Vader opoffert. Hoe noemt men eindelijk dit heilig Sakrament, wanneer het naar de zieken gedragen wordt? Reispenning of berechting (*) omdat het een kostelijke penning is onderwege, als de zieke op reis gaat naar de eeuwigheid. Zoo bijna gelijk uwe ouders als gij eene lange en bezwaarlijke reis af te leggen hebt, u geld medegeven om op weg voedsel aan te schatten ; zoo heeft de goedeZaligmaker ons dit heilig Sakrament gegeven als eenen penning op die lastige reis naar den hemel, bijzonderlijk wanneer de laatste standplaats dezer reis, de dood, toenadert. Dan komt hij zelf, reikt den zieken de hand toe, versterkten troost hem opdat hij zonder vrees den overgang doe naar de andere wereld.
Lees nu eens het antwoord op de vraag?
V. 1. Wat is het H. Sakrament des Autaars?
A. Het H. Sakrament des Autaars — is het waarachtig
lichaam en het waarachtig bloed onzes Heer en Jesus-
(') DU woord berechting beteekent dat de priester aan den stervenden draagt dal waaraan de/.e recht heelt eer hij sterve.— Daarsm /egt men : hij heeft al zijne rechten ontvangen.
47
48 LEERWIJZE
Christus die onder de gedaanten van bruod en wijn tot
voedsel onzer ziel waarlijk en ivezenlijk tegenwoordig is.
(Dus, wie is hier tegenwoordig? Wanneer? Tot wat einde? Hoe?)
Gij zegt dan : het waarachtig lichaam', wat wilt gij er mede zeggen? Ziet eensnaar hier (de Catechiseerder wijst op het crucifix). Wie hangt hier? Onze Heer God, Jesus-Christus — en wel zijn lichaam. Doch is dit zijn waarachtig lichaam? Neen, 't is maar een beeld van Jesus' lichaam, 't is zijn waarachtig lichaam niet (want het waarachtig lichaam van Jesus bestaat niet uit hout, zooals dit crucifix, maar uit vleesch en bloed). Men vindt ook christenen die zeggen, : in het H.Sakrament des Autaars is alleenlijk(in het brood en denwijn)een beeld van Christus' lichaam. Is dat waar? Neen, in het H. Sakrament des Autaars is niet alleenlijk een beeld van 't lichaam van Christus, maar 't waarachtig lichaam onzes Heeren Jesus-Christus, hetzelfde lichaam dat in de krib gelegen, aan het kruis gehangen heeft, en nu in den hemel is. Zoo : nu kunt gij ook mijne vragen beantwoorden : Wat wilt gij er mede zeggen ; Het waarachtig lichaam, enz.? Ik wil zeggen ; Het is niet alleenlijk een beeld vun het lichaam van Christus, maar het wezenlijk lichaam van Christus, dat in de kribbe gelegen, aan het kruis gehangen heeft en nu in den hemel is.
Het waarachtig bloed (gansch op dezelfde wijze uit te leggen; — niet alleen een afbeeldsel van het bloed maar wel het wezentlijk bloed dat in het lichaam van Christus was, dat aan het kruis vergoten werd en nu in zijn luistervolle lichaam in den hemel is.
Dit waarachtig lichaam en dit waarachtig bloed van Christus is tegenwoordig in hetH. Sakrament des Autaars « onder de gedaanten van brood en wijn » dat zal u later nauwkeuriger uitgelegd worden. Voor vandaag merkt alleen dit op : Indien ik zeg: Deze jongeling heeft eene krachtige, eene bloeiende gedaante, dan wil ik zeggen : Deze jongeling ziet er krachtig, bloeiend uit. Zoo even als ik zeg: Hetlichaain van Christus is tegenwoordig onder de gedaanten van brood en wijn, heelt
voor de eerste communie.
(voor onze oogen) de gedaanten van brood en wijn, dan wil dat zoggen : hij ziet er uit als brood en het bloed van Christus ziet er uit als wijn. Toen Christus nog op aarde verkeerde, heeft zijn lichaam er uitgezien gelijk het lichaam van andere menschen, en hij ziet er nu zoo nog uit in den hemel— doch luisterlijk en klaarblinkend,vol onuitsprekelijke heerlijkheid ; in het H. Sakramcnt des Autaars integendeel ziet hij er uit a's brood en wijn. Wanneer de priester de H. Communie uitdeelt, wat ziet gij dan? Iets rond — wit — het was te voren brood (geen zwart brood gelijk gij eet, maar wit uit tarwe meel zonder zuurdeeg) (i) en het ziet er nu nog zoo uit — nogtans is het geen brood maar wel het lichaam van Christus. En wanneer de priester uit den heiligen kelk drinkt, en gij er kondet inzien, gij zoudt iets zien dat u als wijn zou voorkomen, nogtans is liet geen wijn maar wel het bloed van Christus.
Jesus Christus is in het heilig Sakrament des Autaars opregt tegenwoordig. Gij droomt 's nachts dat gij uwen broeder gezien hebt, die in een verafgelegen land woont; 's morgens vertelt gij het en zegt: Dezen nacht heb ik onzen Karei gezien, — zoo levendig alsof ik hem nu nog voor oogen had; zeg eens: Hebt gij uwen broeder opregt gezien? Neen, gij hebt het u alleen zoo voorgesteld, ingebeeld, het is u zoo voorgekomen. Is het nu in 't heilig Sakrament des Autaars ook zoo, beelden wij ons enkel in, dat Jesus daar is? Neen wij stellen het ons niet enkel zoo voor, maar Jesus is lichamelijk daar. Dus Jesus is opregt tegenwoordig, wil zeggen, enz.
Verder zegt men: Jesus Christus is wezentlijk tegenwoordig in het heilig Sakrament des Autaars, dat is te zeggen, met zijn gansch wezen, zijn gansch bestaan. Het wezen van iets, zoo bij voorbeeld van den mensch, noemt men datgene, waaruit de mensch bestaat, wat den mensch uitmaakt. Jesus Christus is met zijn gansch wezen tegenwoordig, wil dus
11) Hier zou men aan de kinderen kunnen verhalen, met welken heiligen eerbied het brood dat in het lichaam van Christus moest veranderd worden, voortijds in de kloosters is bereid geworden, en hoe zelfs machtige vorsten het zich tot eer rekenden, aan deze voorbereiding te helpen, zoo als b. v. de H. Wenceslaüs. Cfr. Brev. Rom. 28 septembris.
LEERWIJZE, ENZ. 3
49
LEERWIJZE
zeggen : hij is tegenwoordig met alles wat Jesus uitmaakt, en hem onderscheidt van alles wat er is. Wat behoort nu tot Jesus? Wie is Jesus? God-mensch. Wat behoort tot Hem? Waaruit bestaat Hij ? Uit godheid en menschheid. En wat behoort tot de menschheid? Lichaam en ziel. En wat behoort tot het lichaam? Vleesch en bloed. Dus is Jesus Christus wezenlijk tegenwoordig, dat is te zeggen, hij is tegenwoordig met zijn gansch wezen,met godheid en menschheid, met ziel en lichaam, met vleesch en bloed; of omgekeerd: met vleesch en bloed—lichaam; lichaam en ziel — mensch; menschheid en godheid — God-mensch, Jesus Christus.
Dus Jesus Christus is op die wijze tegenwoordig, waar? Onder de gedaanten van brood en wijn, daar waar het Allerheiligste Sakrament des Autaars is. Als God is hij, volgens zijne goddelijke natuur, overal tegenwoordig; met godheid en menschheid, of volgens zijne menschelijke natuur, rfiet lichaam en ziel, is hij enkel tegenwoordig in den hemel en op de plaatsen, waar het heilig Sakrament des Autaars rust; dus hier — in de naaste parochie, — in N. — kortom in elke kerk, op elke plaats, waar het heilig Sakrament des Autaars berust. Uoch waartoe is Jesus Christus daar zoo tegenwoordig?« Tot voedsel onzer zielen » dus, om onze zielen te voeden, te spijzen. Nu dan, dat het lichaam voedsel noodig heeft, dat weet gij: waartoe? Wat geschiedt er, als de mensch nietmeer eet? Hij sterft, verliest het leven. Wij hebben dus voedsel noodig om het leven te behouden. Wel nu,kinderen, uit de les over de Genade, weet gij, dat wij een dubbel leven hebben : een lichamelijk, natuurlijk, aardsch leven, dat iedere mensch heeft en dat bij de dood ophoudt (als de ziel van het lichaam scheidt);en een geestelijk (leven der ziel), bovenatuurlijk hemelsch leven, dat alleen de kinderenGods hebben,en dat door de geestelijke dood, door de doodzonden verloren gaat, en dit leven is de heilig-makende genade. (Waar het noodig is, eene korte herhaling over de heiligmakende genade en hare uitwerksels.) Merkt dan wel op : om het lichamelijk, natuurlijk, aardsch leven te bewaren, moet men 1 chamelijk, natuurlijk, aardsch voedsel gebruiken; bij voorbeeld, brood, dat van de aarde komt, dat het lichaam voedt enz.; maar om het geestelijk, bovennatuurlijk.
so
VOOli DE EERSTE COMMUNIE.
hemelsch leven te bewaren, is ons noodig een geestelijk voedsel (dat de ziel voedt), een bovennatuurlijk, hemelsch voedsel «brood dat uit den hemel is nedergedaald,» en dat is Jesus Christus zelf. (Hieruit kunt gij op nieuw begrijpen welk overheerlijk geschenk Gods de heiligmakende genade zijn moet, vermits Jesus Christus zelf in ons hart komt om ze ons te bewaren en dezelve te vermeerderen.
V. 2. Vindt men in het heilig Sakrament des Autaurs ook alles ivat er lot een Sakrament vereischt wordt?
A. Ja: 1° het uitwendig teeken, te ivelen de gedaan ten van brood en ivijn ;
2° De onzichtbare genade — Jesus Christus zeiven, de oorsprong en gever aller genaden;
3° 'Je goddelijke instelling door Jesus Christus.
Het heilig Sakrament des Autaars is een der zeven heilige Sakramenten. Wat een Sakrament is, weet gij. — N... gij, zeg het mij in't kort.—Allerbest. En hoeveel punten behooren tot een Sakrament? Drie; te weten: 1° een uitwendig teeken; 2quot; eene onzichtbare genade; 3° de goddeljke instelling door Jesus Christus. Indien het heilig Sakrament des Autaars dus een oprecht Sakrament is, zoo moet het ook deze drie voorwaarden hebben. En dit is inderdaad het geval. Het heeft:
1) Een uitwendig teeken — de gedaanten van brood en wijn. Deze zijn uitwendig, zichtbaar—men kan ze zien. (Men ziet niet het lichaam van Christns — ook niet het brood en den wijn, vermits deze er niet meer zijn, maar wel enz.) Zij zijn ook eenlt;ee/rm,dat is te zeggen,zij hetvekenen iets,zij toonen iets aan. Wat dan?Brood is bestemd tot eten, wijn tot drinken, — zoo toonen die gedaanten van brood en wijn aan, dat wij hier iets te eten ofte drinken bekomen voor onze zielen — te weten het lichaam, het bloed onzes Heeren.
2) In de overige Sakramenten ontvangen wij genade, dat is, eene bovennatuurlijke hulp en gaaf,waardoorGod ons helpt, opdatwij zouden heilig, hem welbehagend wezen,zijne kinderen worden,zijne geboden onderhouden,goed doen,en zoo :n
31
LEERWIJZE
den hemel kunnen komen. Ook in het H. Sakrament des Autaars ontvangen wij zulke genade — doch wij ontvangen nog veel meer ; wij ontvangen Jesus Christus zeiven, den oorsprong der genade (dat is te zeggen : die de genade geschapen heeft; gelijk God de oorsprong is der wereld — die de wereld geschapen heeft)en den Gever der genaden, dat is te zeggen : die alle genaden uitdeelt (gever der aalmoezen enz.). Verondersteld, lieve kinderen : twee menschen die op eenen dag van uitermate hitte,water hebben om hunnen dorst te stillen ;de eene heeft er een weinig in eene kruik,deandere heeft eenen put, eene fontein;wie is er best aan?Wel nu, let op, in het H. Sakrament des Autaars hebben wij eene fontein die nooit uitdroogt, waaruit alle genaden voortvloeien. Dezelfde Jesus die eenen H.Aloysius, eene H. Catharina enz. met zoo rijke schatten van genade overlaadde, die behoort in het H. Sakrament des Autaars gansch aan u. Oordeelt dan van nu af, lieve kinderen, hoe rijk gij gaat worden, welk groot vertrouwen, welke groote hoop gij moogt stellen op dit H. Sakrament, op die H. Communie welko gij staat te ontvangen.
3) De goddelijke instelling door Jesus Christus. Daarover ga ik u aanstonds verder spreken.
V. 3. Wanneer heeft Jesus dit H. Sakrament ingesteld?
A. Hij heeft het ingesteld in hel laatste Avondmaal, op den avond voor zijn bitter lijden.
(Verhaal eerst vooral aan de kinderen de geschiedenis dezer instelling volgens het H. Evangelie.)
Wanneer geschiedde dat? Op welken dag? Op witten Donderdag. De verjaardag der instelling van het H. Sakrament des Autaars is eigenlijk de donderdag in de goede week. Nogtans wij vieren met veel luister deze instelling op eenen anderen dag, die ook op eenen donderdag valt — op heilig Sakramentsdag. Maar om welke rede vieren wij ze niet liever op witten donderdag? De instelling van het H. Sakrament des Autaars is voor ons een zeer vrolijk feest(zooaIs gij naderhand zult hooren) — maar de witte donderdag valt in de goede week, in die droeve week, tijdens dewelke wij aan het bitter
52
VOOR DK EERSTE COMMUNIE. S'i
lijden van Jesus en aan onze zonden denken, die hem dat lijden aangedaan hebben. Vermits wij ons dus op dien tijd niet oprecht zouden kunnen verheugen, daarom heeft de H, Kerk die plechtigheid en vrolijke feest op eenen anderen dag verschoven.
Waarom nu heeft de Zaligmaker het H. Sakrament des Autaars ingesteld op het laatste avondmaal dat hij nu t zijne Apostelen hield ? Luistert, lieve kinderen! Alle jaren te Paschen, hielden de Joden een avondmaal tot aandenken van hun vertrek uit Egypte, waar zij zoo lang in ballingschap en ellende gezucht hadden; om dit te herinneren, slachtten en aten zij alsdan het Paaschlam (immers in denzelfden nacht dat zij uit Egypte uittrokken, hadden zij een lam moeten slachten en eten en met zijn bloed de deuren hunner huizen teekenen, en de huizen die met het bloed des lams geteekend waren, bleven bevrijd tegen Gods gramschap; daarin stierf niemand). Dit paaschlam was een afbeeldsel van Jesus Christus, het verbeeldde Jesus op voorhand. (Waarom men Jesus doorgaans bij een lam vergelijkt, wordt als bekend voorbijgegaan.) Gelijk toen de Joden uit de slavernij van Egypte zijn verlost geworden, zoo worden wij door Jesus verlost uit de slavernij des duivels. Gelijk het bloed des lams de Israëliten tegen de dood bewaarde, zoo bewaart ons het bloed van Jesus-Ghristus tegen de eeuwige dood. Gelijk het lam geslacht, geofferd werd, en terzelfder tijd tot voedsel diende, zoo werd het Lam Gods, Jesus Christus gedood, op eene bloedige wijze geofferd aan het H. Kruis, en het offert zich op eene onbloedige wijze in de heilige Misse en geeft zich aan ons tot voedsel in de heilige Communie. — Wel nu, dit Paaschlam at Jesus eerst met zijne Apostelen, en daarna stelde hij het heilig Sakrament des Autaars in.
Als de zon bij haren ondergang is, dan zendt zij ons nog hare schoonste stralen, haren lieflijkstcn glans in prachtig avondrood. Zoo ook heeft onze goddelijke Zaligmaker ons het heerlijkste bewijs zijner liefde gegeven kort voor zijne dood. Stelt u nu eens voor, lieve kinderen, dat gij in de eetzaal toegelaten waart, juist op het oogenblik dat Jesus dit heilig Sakrament instelde. Zoo even heeft de Zoon
LEERWIJZE
Gods, voor wien zich alle knieën buigen, in oneindige ootmoedigheid en liefde de voeten zijner Apostelen gewas-sciien, ten einde hen ganseh rein en waardig te maken, om het heilig Sakrament des Autaars te ontvangen. Hij wist dat zijn bitter lijden nu welhaast moest beginnen en dat hij kortelings van zijne Apostelen moest scheiden. Wanneer een vader zich van zijne kinderen wil verwijderen, om eene verre en langdurige reis te ondernemen, of wanneer hij de dood voelt naderen—dan verzamelt hij ze nog eens allen rond zich, en in ernstige, in weemoedige liefde spreekt hij nogmaals tot hen, en geeft hun eene gedenkenis, een beeld, eenen ring, opdat zij des te meer en te levendiger aan hunnen vader zouden denken. Zoo heeft Jesus gedaan. Eer dat hij de aarde verliet, eer hij de smartelijke kruisdood onderging voor onze zonden, heeft hij zijn testament gemaakt, en ons eene gedenkenis willen achterlaten— doch niet slechtseen beeld, niet zijn kleed, gelijk Elias aan Elisajüs zijnen mantel achterliet, zelfs niet eenen kostbaren ring, neen, maar het kostbaarste dat er bestaat in den hemel en op de aarde,zijn heilig lichaam en zijn bloed, zich zeiven heeft hij ons achtergelaten. Zoo liefheeft hij ons gehad, dat hij ons in 't geheel niet wilde verlaten. Gelijk hij bij zijne menschwording op de aarde kwam, zonder den hemel te verlaten, zoo wilde hij ten hemel opvaren, zonder de aarde, zonderde kinderen der menschen,welke hij zoo innig beminde, te verlaten. Ja, terwijl hij in zijn aardsch leven maar enkel op eene plaats vervolgens was, bij voorbeeld, te Jerusalem en niet terzelfder tijd te Nazareth, is hij in het heilig Sakrament des Autaars te gelijker tijd op vele plaatsen tegenwoordig, opdat tiij kort bij alle menschen zou wezen. Up het Tabernakel ziet men soms eenen vogel afgebeeld, bijna gelijk eene zwaan die zich de borst openpikt:het is de pelikaan waarvan eertijds verhaald werd, dat hij zijne borst openscheurt om zijne hongerige jongskens met zijn eigen bloed te voeden. Wat van dezen vogel verhaald wordt, dat heeft Jesus wezenlijk gedaan en doet het nog heden (daarom is die vogel een zinnebeeld van Jesus in het heilig Sakrament); hij voedt ons, zijne kinderen, met zijn eigen vleesch en bloed.
Luistert nog verder, lieve kinderen ; wanneer Jesus ons dit
VOOR DE RERSTK COMMUNIE.
hoogwaardig Sakrament achterliet, toen heeft hij, die alles weet, aan alle menschen gedacht, die ooit dit heilig Sakrament zouden ontvangen; hij heeft ook aan u, aan elk van u gedacht in oprechte goddelijke liefde en ook voor u dit kostbaar geschenk achterlaten. Hij heeft wel geweten, dat de menschen door hunne schrikkelijke zonden hem aan 't kruis zonden nagelen,dat vele duizenden zijne liefde met de afschuwelijkste ondankbaarheid zouden vergelden, hem in het heilig Sakrament zouden lasteren, onwaardig ontvangen en op het gruwelijkste beschimpen; hij heeft ook uwe zonden voorzien, waardoor gij hem alreeds zoo zeer beleedigd hebt en nog beleedigen zult; hij heeft misschien — o schroomelijke gedachte ! — van menigen onder u voorzien, dat zij onwaardig zouden communiceeren. Denkt, hoe smartelijk hom zulks moet geweest zijn. Hoe zeer zou het u leed doen, indien gij een ander kind zeer bemindeten na het alle goed gedaan,en zelfs een geschenk gebracht te hebben, indien hot u nu in hot aanzicht kwam beschimpen ? Wat zoudt gij doen, indien gij vooruit wist, dat zulk kind u gedurig zwaar leed zou veroorzaken?—En toch heeft hij het heilig Sakrament des Autaars ook voor u ingesteld. Een rijke man had een arm verlaten kind tot zich genomen, het opgekweekt en met weldaden overladen. Dat kind werd een jongeling; doch in plaats van dankDaar te zijn, deed deze zijnen weldoener veel kommer aan ; ja, hij mishandelde hem eens, bracht hem eene doodelijke wonde toe, en liep dan van hem weg uit vrees voor straf. Na een paar dagen werd hij gevonden, en vreesde nu dat hij streng bestraft zou worden. Doch hoe verwonderde hij zich, dat zijn weldoener, door hem om het leven gebracht, smeekend had gebeden, dat men hem niet zou straffen, ja zelfs dat hij hem al zijn geld en goed vermaakt had. 0 kinderen! denkt niet dat dit maar enkelijk eene gelijkenis is; het is waarheid. Jesus Christus is de man, die ons zoo veel weldaden bewezen heeft; wij hebben hem door onze zonden de bittere dood toegebracht, et hij heeft bij den hemel-schen Vader voor ons om vergiffenis gebeden, en korts voor zijne dood in zijn testament ons alles, alles, zichzelven achtergelaten. Kinderen ! Welk eene liefdel Waret gij voor zulke
LEEIIWIJZE
liefde nog niet dankbaar, wat voor menschen zoudt gij zijn ! Denkt wel na ; indien gij in de eetzaal geweest waart, en de Zaligmaker u ook geroepen en gezegd had : Neem, mijn kind en eet, want dit is mijn lichaam ; wat zou er in u omgegaan zijn? Hoe waren de Apostelen gesteld? Hoe zeer moesten zij verstomd staan over deze oneindige liefde, en vol heiligen eerbied en dankbaarheid tot Jesus opzien! Als wij vandaag naar de kerk zullen gaan, dankt dan oprecht innig den lieven Zaligmaker, omdat hij ook aan u gedacht, ook vooru dit wonderbaar mysterie ingesteld heeft, en hernieuwt uw vast voornemen en uw innig gebed, om uwen Zaligmaker waardig en welbereid te ontvangen!
V. 4. Hoe heeft hij dit heilig Sakrament ingesteld ?
A. Jesus nam brood, en gedankt hebbende, brak het en gaf het aan zijne Apostelen, zeggende: « Neemt en eet, dit is mijn lichaam. » Daarna nam hij den kelk met wijn, en gedankt hebbende, reikte hem aan zijne Apostelen, zeggende:« Drinkt daaruit allen; dit is mijn bloed. » — Doet dit tot mijner gedachtenis!
V. 5. Wat geschiedde er met het brood en den wijn, als Jesus daarover deze woorden sprak: « Dit is mijn lichaam — dit is mijn bloed? »
A. Het brood werd in het waarachtig lichaam, en de wijn in het waarachtig bloed van Jesus Christus veranderd.
Wel. Aldus wat heeft Jesus in de hand genomen? Brood. En hoe heeft hij gezegd? Dit (wat ik hier in handen heb, u te eten geef) is mijn lichaam. Wanneer Jesus iets zegt, dan moet het waar zijn, terwijl hij alles weet en niet kan liegen. Bijgevolg, wat was dan hetgene Jesus in zijne handen had,nadat hij deze woorden uitgesproken had? 't Was zijn lichaam ('ware het niet zijn lichaam geweest, maar nog altijd brood, dan had Christus gelogen — wat men in 't geheel niet mag denkenj. is het altijd zijn lichaam geweest? Neen,—dus, is het
S6
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. S7
maar alsdan't lichaam van Jesus geworden. ('Deze vlinder is nietaltoos een vlinder geweest, hij was te voren eene rups; hij is dus van eene rups een vlinder geworden J Tc voren was het brood — nu het lichaam van Christus; 't is dus van het brood liet lichaam van Christus geworden (i). Hoe kan ik nog zeg-gfn, in plaats van, de rups is een vlinder geworden? De rups is in een vlinder veranderd geworden. Zoo, in plaats van te zeggen:het brood is het lichaam van Christus geworden,kan ik zeggen: Het brood is wranrferrf geworden in het lichaam van Christus. (Verklaring in het voorbeeld der verandering van water in wijn op de bruiloft van Cana in Galileë.j En waardoor geschiedde deze verandering? Door de woorden van Christus. (Op dezelfde manier moet daarna de verandering van den wijn in het bloed van Christus uitgelegd worden.)
V. 6. Art deze tvoorden van Christus, wat bleef er van het brood en den wijn nog overig ?
Was er nog brood (of wijn)? Neen ; het brood (en zoo ook de wijn) is veranderd geworden in het lichaam ,en bloed) van Christus. Was er van het brood en den wijn in 't geheel niets meer overig? Alleenlijk de gedaanten van brood en wijn.
V. 7. Wat ivordt er verstaan onder de gedaanten van brood en wijn ?
A. Alles wat bij het brood en den wijn onder de zinnen valt, zooals de vorm, het kleur, de smaak, de reuk enz.
Hoeveel zinnen hebt gij ? Noem ze. Wat valt nu onder den zin van het gezicht? Hetgene ik zie. Wat ziet gij nu b. v. aan dit boek? Dat het vierhoekig, dik is, enz. — Wel, dat noemt men zijn vorm; verder dat hij zwart is enz. — dat is zijn kleur. Gl'i] begrijpt aldus dat vorm en kleur onder den zin des gezichts vallen. WTat valt onder den zin van den smaak?
(1) Wel verstaan, wordt het brood liier uiet als materia ex qua, maar als terminus a quo beschouwd.
58 LEEKWIJZE
Hetgeiie ik proef in het eten,den smaak b.v.of eene spijs zoet of zuur is. Wat onder het gevoel? Hetgene ik voel, zoo b. v. of dit voorwerp glad of ruw is, week of hard enz.
Let nu op ; alles wat op die wijze onder het bereik der zinnen valt in de HII. Sakramenten, de vorm enz.dat is nog van brood en wijn,maar niet van het lichaam vanChristus; dit wil zeggen : het heilig Sakrament des Autaars ziet er nog uit als brood en wijn,laat zich voelen gelijk brood en wijn ; aan onze oogen, onze tong, onze handen komt het voor gelijk brood en wijn; en nogtans is het geen brood of wijn meer, maar wel het waarachtig lichaam en het waarachtig bloed van Jesus.
Doch waarom heeft Jesus Christus dan niet in zijne eigene gedaante in het H. Sakrament willen tegenwoordig zijn? Waarom heeft hij er zich, om zoo te zeggen, willen verbergen?
1quot; Opdat ons geloof verdienstelijker zou zijn. Gij weet, dat na Jesus' verrijzenis Thomas niet heeft willen gelooven, dat Jesus verrezen was, tot dat hij hem zelve zag. Daarover heeft Jesus hem berispt en gezegd : « Zalig zijn zij die niet zien, en toch gelooven. » Indien wij Jesus met onze lichamelijke oogen konden zien in het H. Sakrament des Autaars, dan zouden wij wel moeten bekennen (en zouden het niet kunnen loochenen) dat hij er tegenwoordig is. Maar nu zien wij alleen de gedaanten van brood, en onze zinnen zouden ons willen doen gelooven, dat het niets dan brood is. Indien wij dit niettegenstaande toch vastelijk gelooven, dat het Jesus' lichaam en bloed is, dan toonen wij, dat wij aan de woorden van Jesus meer geloof geven dan aan onze eigene zinnen en aan ons verstand ; wij eeren daardoor onzen lieven Zaligmaker en zullen er ook door hem om beloond worden.
2° Jesus heeft zich onder de gedaante van brood verborgen, opdat wij in ons een gedurig grooter verlangen zouden opwekken, om hem in den Hemel te zien. Gelijk eene moeder zich verbergt en het kind Iaat zoeken om haar te vinden, zoo verbergt Jesus zijne zichtbare gedaante, zijne heerlijkheid, opdat in ons een oprecht groot verlangen zou ontstaan, om hem eens in den hemel te zien.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 59
•3quot; Jesus heeft zich onder de gedaante van brood verborgen updat wij met des te grooter vertrouwen tot hem zouden komen en hem ontvangen. Ware hij in het H. Sakrament tegenwoordig vol heerlijkheid en majesteit, gelijk hij nu in den hemel is, wie zou zich dan vertrouwen tot hem te komen? Wanneer de goede God tot het volk van Israël sprak onder bliksem en donder, waren de menschen uitermate bevreesd en zegden:«;J)at toch deHeer met ons niet meer spreke, opdat wij niet sterven. » Zoo ook hebben de Apostelen zeer bevreesd geweest, toen Jesus verheerlijkt werd, en de schaapherders van Bethleëm wanneer: « de heerlijkheid des Heeren hen omstraalde. » Zoo zouden wij dan ook vol vrees zijn, indien Jesus zich in het H. Sakrament in zijne heerlijkheid vertoonde. Om nu allen angst weg te nemen, wat heeft hij gedaan? Even als hij eertijds zijne godheid te Bethleëm verborgen heeft onder de gedaante van een arm, zwak kindje, zoo verbergt hij zich hier onder de kleine, armzalige gedaante van brood. Hoe groot is toch de liefde van Jesus tot ons, dat hij zulk wonder verricht, alleenlijk opdat wij hem zonder vrees zouden durven naderen en hem met een oprecht kinderhart zouden kunnen beminnen! Gelijk de herders hierdoor zonder vrees in hartelijke liefde het zoet kindje Jesus zullen aanschouwd, begroet, en op hunne armen genomen hebben, zoo kunt gij ook met hartelijk vertrouwen en innige liefde tot hetH.Sakrament komen; immers uit liefde totu heeft Jesus zich daar verborgen. En als wij vandaag naar de kerk gaan, verbeeldt u, dat gij met de herders tot de krib nadert, aanbidt het kind Jesus met hartelijke liefde en blijdschap; en bidt hem met volle vertrouwen, om alles wat gij van noode hebt.
4° Jesus heeft zich onder de gedaante van brood verborgen, opdat wij hem op die manier als voedsel zouden kunnen ontvangen, en om ons reeds door't uitwendig teeken te beduiden, wat wij voor onze ziel ontvangen. Want wat het brood voor het lichaam is, en uitwerkt, dit zelfde is en werkt op onze ziel, het H. Sakrament. Edoch daarover zal ik later den uitleg geven.
LEEKWUZE
V. 8. Hoe weten wij, dat Christus door de woorden « Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed » aan de Apostelen zijn waarachtig lichaam en zijn ivaarachtig bloed gaf.
1) vermits Christus reeds te voren aan zijne Apostelen be
loofd had hun zijn vleesch waarachtiglijk te eten, en zijn bloed waarachtiglijk te drinken te geven (i);
2) vermits hij in 't laatste avondmaal uitdrukkelijk ver
klaarde. dat hetgene hij hun tot voedsel toereikte, waarlijk zijn lichaam en zijn bloed was;
3) omdat de Apostelen het zoo geleerd hebben (2) en
4) omdat de Katholieke Kerk van toen af het zoo geloofd
Er zijn christenen, lieve kinderen, die niet gelooven, dat Jesus waarachtig, opregt en wezenlijk in het H. Sakrament tegenwoordig is, maar denken, dat er in 't heilig Sakrament maar brood en wijn is, om ons te herinneren aan Jesus' lichaam en bloed, of aan het laatste avondmaal en aan de dood van Jesus; ofwel dat wij ons Jesus enkel verbeelden,
(1) « Het lirood dat ik geven zal, is mijn vleesch, voor het leven der wereld. Üe Joden twistten dan onder elkander, zeggende : Hoe kan deze ons zijn vleesch te eten geven? Jesus zeide dan tot hen : Voorwaar, voorwaar zeg ik u : tenzij gij het vleesch van den Zoon des mensehen eet en zijn bloed drinkt, zult gij het leven in u niet hebben. Want mijn vleesch is waarlijk spijs, en mijn bloed is waarlijk drank. Joan VI. 32 en volg.
(2) Zoo schrijft de H. Paulus : « Is niet de kelk der zegening, dien wij zegenen, eene gemeenschap met het bloed van Christus? En het brood dat wij breken, is het niet eene gemeenschap met het lichaam des Heeren? »
1 Cor. X, 16.
(3) De leer der algemeene Kerk, blijkt uil hare godsdienstige gebeden en ceiemoQien,uit de verklaringen der Kerkvergaderingen, uit talrijke getuigenissen der heilige Vaders en kerkelijke schriftgeleerden Eene ge-•wichtige getuigenis van de eenheid der Katholieke leer, legt hierin, dat de afgescheurde Grieksche Kerk gausch hetzelfde gelooft en leert.
lt;30
voor dk eerste communie. 61
wanneer wij het H. Sakrament ontvangen, aliioewel het in waarheid Jesus niet zijn zou, maar wel brood en wijn. Zij zeggen : de woorden van Jesus, « Dit is mijn lichaam » zou men zoo moeten verstaan : Dat beteekent mijn lichaam. Hebben zij daarin gelijk? Neen. En waarom is hunne meening valsch? Van waar weten wij enz.?
1°) Vermits Jesus beloofd en voorzeid had, dat hij ons zijn vleesch (geen brood) waarlijk (niet enkel in zinnebeeld) te eten zou geven. En wanneer Jesus iets belooft, dan volbrengt hij het ook. Indien hij dus toegezeid beeft dat hij ons waarlijk zijn vleesch te eten wilde geven, dan heeft bij ons ook in het heilig Sakrament niet alleen een afbeeldsel zijns lichaams (geen brood), maar wel zijn waarachtig lichaam tot spijs gegeven.— Doch heeft Jesus dat wel inderdaad beloofd? — Eens waren er vele, zeer vele menschen den lieven Jesus opgevolgd, om zijne leer te aanhooren; doch die arme menschen hadden niets medegenomen om te eten en waren uitgehongerd. Jesus had medelijden met hen, en verrichtte een uitstekende wonderwerk. Te weten, hij vermenigvuldigde vijf broodenen tweevisschen zoodanig dat 5000 menschen er door verzadigd werden en er nog twaalf volle korven overbleven. Zulks beviel aan die menschen; en daarom hebben zij Jesus tot koning willen maken, denkende dat zij dan altijd zoo te eten zouden krijgen, zonder te moeten werken. Daarom zijn zij des anderendaags wederom Jesus opgevolgd. Doch Jesus zeide tot hen: « Gij zoekt mij omdat gij geëten hebt en verzadigd zijl » (aldus wegens aardsch voedsel). Daarna heeft hij ze vermaant, dat zij zich niet zoo zeer om aardsche spijzen voor het lichaam te bekommeren hadden, maar dat zij na de hemelsche spijs moesten trachten,welke hij hun geven zou,en die oneindig kostelijker zijn zou,dan het Manna,dat de Joden in de woestijn van God bekomen hadden. En welke spijs bedoelde hij alsdan?
« Het broud (—het voedsel, Conf. dagelijksch brood), dal ik u geven zal, is mijn vleesch voor het leven der wereld,» dat is te zeggen; hetzelfde vleesch dat ik aan't kruis zal ten beste geven, opdat de wereld, dat is, de menschen het leven zouden hebben, op deze wereld het leven der genade, in de andere we-
LElillWUZE
rold het leven der eeuwige zaligheid. Gij ziet het, kinderen, Jesus heelt daar beloofd, dat hij ons zijn vleesch, hetzelfde vleesch dat gekruist is geworden tot voedsel zou geven.
Hoort nu verder: « De Joden twistten dan onder elkander, » waarom hebben zij getwist? Zij wilden 't niet gelooven, denkende dat zulks in 't geheel onmogelijk was, dat Jesus hun zijn vleesch te eten zou geven : « Hoe kan deze ons zijn vleesch te eten geven? » Verondersteld, nu eens, lieve kinderen, dat Jesus ons enkel brood, als een zinnebeeld zijns lijdens wilde geven : Wat had hij dan toen tot de Joden moeten zeggen? Als de meester zegt ; « Voor de naaste week zult gij mij den catechismus stiptelijk vanbuiten leeren » en een kind al grommelende zou zeggen : Hoe is dat toch moge-gelijk? — hoe kan ik op eene week geheel den catechismus vanbuiten leeren ? Wat zou de meester moeten antwoorden : « Gij hebt mij slecht verstaan, ik spreek van den ganschen catechismus niet. » Wel, zoo had ook Jesus, indien hij ons niet waarlijk zijn vleesch tot voedsel wilde geven tot de Joden moeten zeggen ; « Gij hebt mij kwalijk verstaan, — ik wil u maar een afbeeldsel van mijn lichaam, en-kelijk brood te eten geven. » Doch, heeft Jesus zoo gesproken? Neen; hij is bij zijne woorden gebleven, en heeft ze zelfs door eene soort van eed bevestigd; Voorwaar, voorwaar, dat is te zeggen ; wat ik u gezegd heb en nog eens herhaal, is de opregte waarheid : « Indien gij het vleesch van den Zoon des menschen niet eet en zijn bloed niet drinkt, zult gij het leven in u niet hebben, » dat is te zeggen, gij zult op deze wereld het leven der genade niet hebben, en in de andere wereld het eeuwig leven verliezen ; ziet, lieve kinderen, zoo heeft Jesus hen bedreigd, en heeft hij zelfs zijne woorden, die zij niet wilden gelooven, nog door eene schrikkelijke bedreiging bekrachtigd, En nu voegt hij er nogmaals eene bezwering bij: « want mijn vleesch is waarlijk spijs en mijn bloedis waarlijk drank. » Kon de lieve Jesus duidelijker spreken? En velen uit zijne discipelen hebben hem bij tdeze woorden verlaten, omdat zij niet wilden gelooven dat hij hun wezenlijk zijn vleesch te eten zou geven; zij zijn heengegaan, en hebben zich aldus aan de zaligheid onttrokken. Doch, Jesus heeft ze laten gaan, ja
VOOR DE EEliSTE COMMUNIE.
zelfs zeide hij tot zijne Apostelen, dat, indien zij zijne woorden niet wilden gelooven, zij hem ook maar moesten verlaten ; zoo vast steunde hij op zijne woorden. Ondersteld eens, dat Jesus enkelijk had willen zeggen, dat zij het brood, als zinnebeeld zijns lijdens moesten nutten, of daarbij aan hem, aan zijne dood gelooven; ware het niet gruwelijk geweest, indien Jesus gemerkt had, dat die arme lieden hem kwalijk begrepen (en zij konden hem in 't geheel niet anders verstaan), en hij hen toch zou hebben laten verwijderen en verloren gaan, liever dan hun enkelijk te zeggen ; « Gij begrijpt mij kwal ijk?» Mag men zelfs ook maar zoo iets van den lieven Zaligmaker denken, hij die toch altoos zoo goed geweest is, en gekomen is, om de menschen van het verderf te redden? Neen, lieve kinderen, de Zaligmaker heeft het duidelijk genoeg gezegd, dat wij zijn vleesch moeten eten, — en die zijn woord niet gelooven willen, die verlaten hem, gelijk de on-geloovige Joden ;doch wij zullen tot Hem zeggen met Petrus: « Heere, gij hebt het woord des eeuwigen levei.s, wij gelooven en bekennen, dat gij Christus, de Zoon Gods zijt, — wij gelooven uw woord, omdat gij de eeuwige waarheid zijt (i).
2°) Jesus heeft in het laatste avondmaal « uitdrukkelijk » verklaard dat...ditopregt zijn lichaam is enz., dat is te zeggen, hij heeft het niet op eene onduidelijke en twijfelachtige manier gezeid, maar op de duidelijkste en klaarste wijze, zoo-
(1; Dat (ie calechiseerder nadeiike ol'hel hier wel de piaals is de op-uierking tegeu le yaan, wegens deze woorden van Chrislus ; « Hel vleesch is van geen nul, enz.» In dil geval ware de besle uilleg dezei piaals: De Joden hebben den Zaligmaker zeer wel verslaan nopens de hool'dzaak, le welen dal zij zijn vleesch inoeslen elen. Daarom heefl de Zaligmaker ze ook niet le rechl gewezen, hun enkelijk zeggende, dal zij zijne woorden moeslen gelooven; zulks hadden zij moeien doen, zonder verder le vragen: Hoe zal hij ons zijn vleesch le elen geven? Zij hadden moeien deuken, — Jesus zal hel wel goedmaken. In piaals van dil le doen, hebben zij gaan nadenken en gepeinsd: dal Jesus hun zijn dood lichaam stukswijze wilde te elen geven. Daarover berispte hen Jesus, zeggende : het vleesch zonder den geest, dat is le zeggen, hel dood, levenloos lichaam is van geen nut,— de geest is hel, die (hel vleesch) levend maakt — Ik wil u mijn dood vleesch niet te elen geven ; neen, mijn levend vleesch hetwelk mei den geest, met de zielen de godheid vereenigd is, dat zult gij op eene geheimzinnige wijze ontvangen.
63
LEERWIJZE
dat ze hem allen hebben kunnen verstaan. (Vergelijk den uitleg der 4de vraag) (i).
3°) Gij hebt het gehoord, de woorden des Heeren toonen duidelijk dat hij ons wezentlijk zijn lichaam tot spijs gegeven heeft; er blijft daaromtrent niet de minste twijfel. Doch ware er nog eenige twijfel mogelijk, of de goede Jesus misschien zoo moest verstaan worden : dit is een afbeeldsel mijns lijdens ; bij wien zouden wij ons daarover moeten bevragen? Ei, ongetwijfeld bij diegenen, tot wie hij zelf gesproken heeft, wien hij zijne leeringen toevertrouwd heeft, de Apostelen en hunne opvolgers, de bisschoppen der heilige Katholieke Kerk. Wal zeggen ons nu vooreerst de Apostelen? De heilige Paulus zegt: « De kelk der zegening, enz., dat is, — die uit den gezegenden kelk (over denwelken Jesus' woorden doorden priester zijn uitgesproken)drinktdie neemt deel aan het bloed van Christus; en die van het ( gezegend, geconsacreerd, waarover de heilige woorden gesproken zijn) brood breekten eet, die neemt deel aan het lichaam van Christus (2). En van dengenen,die onwaardig conimuniceert,zegt de heilige Paulus; « Hij is plichtig aan het lichaam en bloed des Heeren, » hij randt het lichaam en bloed des Heeren aan. Het lichaam des Heeren zou hij niet kunnen aanranden, indien het niet waarlijk in het heilig Sakrament tegenwoordig ware. (Zoo kunt gij eens anders lichaams (door mishandeling
(l)De heilige Johanna-Francisca, nog een teeder maagdeken zijnde, voerde op zekeren keer een ketlersche man ongeloovige taal nopens liet heilig Sakrament des Autaars. Aanstonds ging de jeugdige Francisca er tegen in met deze woorden! Weihoe ? Gij gelooli niet dat Jesus in hel Allerheiligste Sakrament tegenwoordig is? Nog tans hij zelf heelt het gezeid. Gij geeft hem dus voor leugenaar uit? Üurfdet gij den koning van leugentaal beschuldigen, gij zoudt lot eenezware straf'veroordeeld worden. Wat hebt gij dan te verwachten, indien gij God zelfs van leugentaal beschuldigt? »
(2, Doch waarom zegt de heilige Paulus: « Hel brood » dal wij brekeu? 'I Is immers geen brood meer, maar wel hel lichaam van Christus. — !• Brood in 'l algemeen — spijs cfr. ons dagelijksch brood,»zoo is hel lichaam des Heeren ook eene spijs; 2° Hel was brood en blijft dien naam voortdurend bewaren — gelijk de blindgeborene welke Jesus genas iJoan. IX;, nog altijd de blinde heette, zelfs toen hij reeds ziende was. 3° Men kan het brood noemen, omdat het er als brood uitziet.
(54
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 65
of versmading) slechts aanranden, wanneer hij zelf in persoon opregt hij u is.
4quot;) Gelijk de Apostelen, zoo heeft de gansche heilige Katholieke Kerk van toen af altoos de woorden van Jesus op die wijze verstaan, dat hij ons waarlijk zijn lichaam en bloed gegeven heeft.Zulks heeft de katholieke Kerk niet alleen geloolil in onze tijden, maar immer van het begin af, zoo wij het zien « door de godsdienstige gebeden en ceremonien. »Gelijk de priesters nu misboeken hebben, waarin er geschreven staal hoe zij de godsdienstige plechtigheden moeten verrichten, zoo bestaan er nog oude misboeken, waarin men geschreven vindt, hoe de godsdienst gevierd werd van de eerste tijden af. Ku dan zijn er gebeden in deze laatste boeken, die aantoonen dat de katholieke Kerk van eerst af aan dt; wezentlijke tegenwoordigheid van Jesus in het li. Sakrament des Autaars geloofd heeft, zoo b. v. de gebeden welke de priester voor de H. Consecratie uitsprak : « Maak dat dit brood hel kostbaar lichaam uws Gezalfden worde, en hetgene in den kelk is het kostbaar bloed van Christus uwen Zoon,—deze verandering bewerkende door uwen heiligen Geest. » Of wanneer de priester het H. Sakrament toonde voor de Communie, moest hij zeggen : « Dit is het waarachtig, heilig lichaam en het waarachtig kostbaar bloed van Jesus Christus den Zoon Gods. Amen. » Ook hebben zij van het begin af dezelfde « ceremonien,» dezelfde oefeningen gehad voor het H. Sakrament, als wij; zij hebben b. v. ook de knieën gebogen tot teeken van aanbidding — indien zij echter geloofd hadden dat het Jesus' lichaam niet was, maar enkelijk brood : zouden zij dan voor dat brood de knieën hebben durven buigen, en het aanbidden?
Wij leeren nog kennen hetgeen de katholieke Kerk altijd geloofd heeft, door de verklaringen der kerkvergaderingen. Zooals het u bekend is, men noemt algemeene kerkvergaderingen de verzamelingen, waarin de bisschoppen der katholieke Kerk onder het oppergezag des Pauzes bijeenkomen, en uitspraak doen, over het waarachtig katholiek geloof, dat van Christus en de Apostelen is geleerd geworden, en dat door alle katholieke geloovigen moet geloofd worden. Wan-
LEEIUVUZE
neer de Bisschoppen met den Paus zulke uitspraak doen, dan kunnen zij er niet in falen, hunne uitspraak is onfaalbaar. DezeheiligeKerkvergaderingen hebben insgelijks eenpariglijk geleerd, dat in het H. Sakrament het waarachtig lichaam en het waarachtig bloed van Jesus Christus is. Zoo leerde de 11. Kerkvergadering van Ephesen, die reeds over meer dan 1400 jaren gehouden werdt : « Wij vieren het onbloedig sacrificie (de H. Misse) in de kerken en naderen tot de geheimvolle Tafel en worden geheiligd, vermits wij deelachtig worden aan het heilig lichaam en kostbaar bloed onzes Zaligmakers. » De laatste kerkvergadering van Trente leerde : « Indien iemand loochent, dat in het H. Sakrament des Autaars het lichaam en het bloed onzes Heeren Jesus-Christus, te zamen met zijne ziel en zijne Godheid, en gevol-gelijk Christus geheel en gansch, waarachtiglijk, werkelijk en wezentlijk opgesloten is.... die zij vervloekt, die zij in den ban (dat is te zeggen uit de heilige Kerk gesloten).
Welkdanig het geloof en de leering der katholieken is, leeren wij eindelijk kennen door de talrijke getuigenissen der heilige Vaders en Kerkleeraars. Zooals gij weet, lieve kinderen, hebben de Apostelen zich niet tevreden gehouden met de leering van Christus te schrijven, maar zij hebben deze leering ook mondelings aan hunne opvolgers overgeleverd, en deze laatsten dan ook wederom aan de hunne enz. Wel, er zijn heilige, van God verlichte mannen gekomen die een gedeelte dezer overleveringen of erfleeringen opgeschreven hebben in boeken, die wij nog heden bezitten en die getuigenis geven over hetgene de katholieke Kerk in hunnen tijd geloofde.
Zulke heilige Vaders en Kerkleeraars zijn er geweest van de tijden der Apostelen af, en allen getuigen dat de katholieke Kerk altoos geloof gegeven heeft aan de waarachtige tegenwoordigheid van Jesus Christus in het 11. Sakrament des Autaars. Hunne getuigenissen zijn zoo menigvuldig, dat men er gansche boeken vol van heeft, zij zijn zoo klaar en zoo duidelijk, dat men in 't geheel geen twijfel meer kan hebben. Ik zal er u hier geen groot getal van aanhalen — gij zoudt
66
VOOU OF. EEHSTK COMMUNIE.
ze toch niet kunnen onthouden. Ik zal er u slechts eenige van niededeelen.
De H. Bisschop Cyrillus van Jerusalem, die over 1500 jaren leefde, heeft ook kinderen tot de eerste Communie opgeleid, en leerde hun alzoo wegens het H. Sakrament des Autaars ; « Vermits Christus zelf van het brood zegt; dit is mijn lichaam; wie durft er nog aan twijfelen? En vermits hij zelf liet verzekert en zegt : dit is mijn bloed, wie zal nog twijfelen en durven zeggen; het is zijn bloed niet? Eens heeft hij water in wijn veranderd, en nu hij wijn in zijn bloed veranderd heeft, zou men hem niet willen gelooven?... Daarom moeten wij met volle zekerheid en vertrouwen het lichaam en het bloed van Christus ontvangen. Immers onder de gedaante van brood wordt u het lichaam, en onder de gedaante van wijn het bloed van Christus gegeven... Beschouwt het dus niet meer als enkel brood en wijn: want 't is het eigen lichaam en het bloed van Christus volgens de eigene woorden des Heeren. Want alhoewel uwe zinnen het u opgeven (als brood te zijn), zoo moet u evenwel het geloof u versterken, om niet volgens den smaak te oordee-len, maar om, ingevolge het geloof, als zeker te houden, dat u het lichaam en het bloed van Christus geschonken wordt, zonder daarover eenigen twijfel aan te nemen... Weet het dus en houdt het voor zeker, dat dit brood, welk door ons gezien wordt (dal ons brood schijnt),geen brood is, alhoewel de smaak het zoo doet schijnen, maar wel het lichaam van Christus; en dat de wijn, die door ons gezien wordt, geen wijn, alhoewel het als wijn aan den smaak voorkomt, maar wel het bloed van Christus is, » Zegt nu zeiven eens, lieve kinderen ; zou ik u met duidelijker woorden de katholieke leering kunnen uitdrukken ?
De H. Joannes Chrysostomus die omtrent hetzelfde tijdstip leefde, schreef: Laat ons met vrees en groote zuiverheid toenaderen (tot het H. Sakrament des Autaars)..... dit is het
lichaam dat met nagels doorboord... met geesels geslagen... met bloed overgoten, en met de lans doorstoken werd... Dit is het lichaam dat de drie koningen toen het nog in de kribbe lag, aanbeden hebben... dit zelfde lichaam heeft hij ons tot spijs gegeven. » Eu wederom zegt dezelfde heilige :
67
LRERWIJZE
« O! hoe velen zijn er die zeggen, ik wilde wel zijne gedaante, zijne kleederen, zijn schoeisel zien. Wel, gij moogt hem zien, aanraken, genieten. Gij verlangt slechts zijne kleederen te zien, en hij, hij geeft zich zeiven aan u, niet alléén zoo, dat gij hem kunt zien, maar dat gij hem zelfs aanraakt, en in u hebt.»En zulke getuigenissen van heilige Vaders,lieve kinderen, zijn er met duizenden. Oordeelt nu eens : of deze heilige, van God verlichte mannen, die korten tijd na de Apostelen leefden, niet beter zullen geweten hebben, welk het oprecht geloof is, dan menschen, die in onze dagen komen zeggen : Christus en de Apostelen hebben niet gemeend dat het lichaam van Jesus waarachtiglijk in het H. Sakrament tegenwoordig is (i).
Gij begrijpt dus klaar, lieve kinderen, dat Jesus ons waarachtig zijn lichaam en zijn bloed in hetH.Sakrament gegeven heeft. Doch zijn er menschen die zeggen : Hoe kan het wel mogelijk zijn, dat het lichaam van Christus hier zou wezen: mijne oogen, mijn smaak zeggen mij, dat het brood is. Wat zullen wij daarop antwoorden ? Hoort, lieve kinderen, wat de H. Joannes Chrysostomus tot dusdanigvn zegt :« Laat ons altijd aan God gelooven en hem nooit wederstaan, zelfs dan, wanneer ons datgene wat hij zegt, aan onze zinnen en aan ons verstand als ongeloofbaar voorkomt; aan zijn woord moeten wij meer prijs hechten dan aan onze zinnen en aan ons verstand. Overal maar voornamelijk bij de H. geheime-
(I) Het bewijs uil de overeensteniming der afgescheurde grieksche Kerk en der secten 'getrokken) kan hier gevoeglijk achtergelaten worden. Indien men het aanhaalde, zie bier hoe men bet omtrent zon kunnen uitleggen. Ondersteld dat een reiziger in Amerika eene gebeele gemeente lieden ontdekt, die allen hetzelfde kleedsel dragen, niet zooals in Amerika, maar in Holland of Belgie gebruikelijk is, en dat hij verneemt dat deze inwoners over 30 jaren uit de Nederlanden daar gekomen zijn. Zoo zal hij aanstonds denken. Indien deze lieden uitwijkelingen zijn, moet men in de Nederlanden hetzelfde kleedsel gedragen hebben, want'tis klaarblijkend dat zij ze van daar medegebracht hebben; zoo zijn er ketters, die hetzelfde geloof nopens bet H. Sakrament des Autaars bobben als de katholieken, alhoewel zij over meer dan 1400 jaren den schoot der katholieke Kerk verlaten hebben.
Zoo dus moet het geloof aan de tegenwoordigheid van Christus in het H. Sakrament des Autaars over 1100 jaren bestaan hebben, anders hadden zij het met zich niet kunnen nemen.
68
VOOR DE EEIiSTE COMMUNIE. 69
nissen (Sakramenten) moeten wij zoo doen, en ons dus niet alleen houden aan hetgene wij zien en voor onze oogen hebben (de gedaante van brood) maar vooral aan zijne woorden. Immers zijne woorden kunnen ons niet bedriegen, terwijl onze zinnen licht te bedriegen zijn ; zijne woorden kunnen niet in doling brengen, onze zinnen verkeeren meermaals in doling. Vermits hij dus gezegd heeft : Uit is mijn lichaam, laat ons dan in 't geheel niet meer twijfelen, maar gelooven.» Ja, lieve kinderen, zoo is het : onze zinnen, ons verstand kunnen dolen — maar God niet. Veeltijds komt aan onze zinnen iets geheel anders voor, dan het inderdaad is. Een stok in helder water staande, schijnt ons gebroken en krom te zijn, en nogtans is hij het niet. liet komt ons voor, alsof de zon rond de aarde draaide, en toch is het omgekeerd enz. Wat wij zeker weten, is, datJesus' woord waar blijft in eeuwigheid. Daarom moeten wij veel vaster overtuigd zijn, dat Jesus in het H. Sakrament is, als van 't gene wij met onze oogen zien. Dit laatste zeggen ons enkel onze oogen, die zich kunnen bedriegen; maar datJesus in het H. Sakrament tegenwoordig is, dit zegt ons God, die niet kan dolen. En komt iemand anders u zeggen : Hoe is 't mogelijk, dat het brood kan veranderd worden in het lichaam van Christus? Dat Christus terzelfder tijd op verschillige plaatsen tegenwoordig zij, enz.? laat ons met den Engel zeggen (Luc. 1. 37j. « Geen ding is bij God onmogelijk. » En al kunnen wij dan ook niet verstaan, hoe dit geschiedt, dat het brood in Christus' Lichaam verandert; kunnen wij dan beter verstaan, op welke manier uit de kern des appels een groote prachtige boom voortkomt? Begrijpen wij, hoe het brood dat wij eten, zich verandert in ons vleesch en bloed? Begrijpen wij hoe het water in wijn kan veranderen, enz.? En niettemin gelooven wij dit altemaal niet, ofschoon wij het niet begrijpen ?
Neen, lieve kinderen, wij gelooven aan God meer, dan aan onze zinnen en ons verstand. Als wij vandaag naar de kerk gaan, laat ons voor het H. Sakrament een akt van vasten levendig geloof aan de tegenwoordigheid van Jesus verwekken, zeggende : (i) « 0 Jesus, ik geloof vastelijk en levendig, dat
(1) Zulk een vast geloof had de H. Lodewijk, koning van Frankrijk
gij in dit H. Sakrament tegenwoordig zijt, alhoewel ik u niet zie, noch begrijpen kan hoe zulks mogelijk is. Ik geloof het zoo vast alsof ik het met mijne oogen zage, en ik ben bereid, liever te sterven, dan dit, mijn geloof, te verloochenen of te verliezen. Ik geloof het, omdat gij, de onfaalbare waarheid, zelf gezegd hebt ; üit is mijn lichaam, dit is mijn bloed. » Daarna zullen wij dan ook nog een Onze, Vader bidden, bijzonderlijk voor die ongelukkige menschen, die niet aan de tegenwoordigheid van Jesus in het II. Sakrament gelooven, en aldus de grootste genade welke God ons verleend heeft, het grootste geluk vrijwillig verliezen. Ja, bidt dat God ze moge verlichten,opdat zij ook tot den lieven Zaligmaker komen, en genade en zaligheid vinden (l).
V. 9. Heeft Christus ook aan zijne Apostelen de macht gegeven, om het brood en den wijn in zijn H. Vleesch en Bloed te veranderen?
A. Ja, deze macht heeft hij hun gegeven met de woorden : « Doet dit tot mijner gedachtenis. »
Tot hier toe hebt gij gehoord, lieve kinderen, dat Jesus zelf het brood en den wijn in zijn vleesch en bloed veranderd
(volgens anderen zou het den graaf van Montfort geweest zijn). Wanneer men hem riep om spoedig te komen zien, dat in de kerk Jesus zich op eene mirakuleuze wijze in eigene pedaante vertoonde in het H. Sakrament, — antwoordde hij: Dat die gaan zien, die niet gelooven dat Jesus er tegenwoordig is. Voor mij, ik geloof het vaster, dan indien ik het met eigene oogen zag.
(t) Behalve de hier aangehaalde bewijzen, kan ook verwezen worden tot de menigvuldige wonderen, die God reeds bewerkt heeft tot bewijs van de tegenwoordigheid van Christus in 't H . Sakrament; b.v. de verschijning eens kinds in de H Hostie, of het aangehaalde voorval in hel leven van den H. Antonius ii Padua^ van een muilezel, die na drie dagen lang zonder voeder geweest te zijn, op bevel van den heiligen, het aangeboden voeder versmaadde, voor het H. Sakrament knielde en zoo de ketters beschaamd maakte. Ook behooren daartoe de ontelbare wonderwerken, die God door hel Allerb. Sakrament verricht heeft, bijv. de wonderbare spijziging van den gelukzaligen Nikolaus van der Flue; de bekende voorval uil hel leven der H. Clara (Brev. Rom. J2 Aug. led. b). Ook kan men op de HH. Martelaren verwijzen, die voor het geloof aan de tegenwoordigheid van Christus in hel H. Sakrament hun bloed vergoten hebben, zooals b. v. op 9 Juli 1572,17 priesters en 2 leeken in Holland.
70
VOOll UE EKIISTE COMMUNIE.
heeft. Nadat hij zulks gedaan had, zegde hij tot de Apostelen: « Üoet dil tot mijner gedachtenis. » Wat wilde hij er mede zeggen? Dat zij hetzelfde moesten doen, wat hij gedaan had. Doch wat ha t hij gedaan ?Hij had brood en wijn genomen, de woorden gesproken :« Uit is mijn lichaam — mijn bloed » en daardoor hel brood en den wijn veranderd in zijn lichaam en bloed. Ditzelfde moesten nu ook de Apostelen doen. Eveneens moesten zij nu ook brood en wijn nemen, de woorden uitspreken : « Dit is enz. » en daardoor het brood en den wijn veranderen in het lichaam en bloed des Heeren. Maar dit kan uit zich zeiven geen mensch, daartoe behoort goddelijke macht en gezag. Deze macht hebben de Apostelen dus niet uit zich zeiven ; God alleen kon ze hun geven. Heeft hij ze hun inderdaad gegeven? Ja, want hij heeft hun opgelegd, dat zij het brood zouden veranderen enz., dus moest hij er hun ook de macht toe geven, anders hadden zij het immers niet kunnen doen. (Indien vader u zendt om iets te gaan koopen, dan moet hij u ook geld geven, want zonder geld kunt gij het niet koopen, enz.)
V. 10. Tot wien is deze macht van de Apostelen overgegaan ?
A. Zij is overgegaan tot de bisschoppen en priesters.
Dit beteekent : de bisschoppen en de priesters hebben van de Apostelen deze macht bekomen. Dat de Apostelen de macht hebben, om het brood in het lichaam van Jesus te veranderen, enz., hebt gij gehoord; Jesus zelf heeft hun die macht gegeven. Maar zou Jesus van anderen, van bisschoppen en priesters niets gezeid hebben? Wij zullen zien. Weet gij nog, hoe Jesus sprak toen de Joden niet wilden gelooven, dat zij zijn vleesch moesten eten? « Tenzij gij het vleesch van den Zoon des menschen eet, en zijn bloed drinkt, zult gij het leven in u niet hebben. » Betreft dat enkelijk de menschen, die alsdan leefden ? Neen, alle menschen tot op het einde der wereld. Vermits Jesus wil hebben, dat alle menschen christenen worden, dat allen zijn lichaam in het heilig Sakrament ontvangen; zoo wil hij ook dat ten allen
71
LEERWIJZE
tijde dit H. Sakrament, die goddelijke spijs bereid worde; dit geschiedt echter door de verandering van het brood in het lichaam vanJesus; aldus wil Jesus ook, dan ten allen tijde het brood in zijn lichaam veranderd worde;aldus wil hij ook dat er ten allen tijde menschen bestaan, die daartoe de macht hebben. Maar de Apostelen zijn sinds lang gestorven ! daarom ook heeft Christus niet alleen deze macht aan de Apostelen gegeven, hij heeft hun ook opgelegd dat zij dezelfde zending en hetzelfde gezag aan anderen zouden geven. Dit hebben de Apostelen gedaan, met godvreezende mannen tot bisschoppen en priesters te wijden. In het Sakrament des priesterschaps hebben zij hun deze macht medegedeeld. Die bisschoppen hebben er op hunne beurt anderen tot bisschoppen en priesters gewijd, en zoo tot op den dag van heden. Van wien heb ik b. v. die macht? Van den bisschop die mij tot priester gewijd heeft. En deze bisschop? Van den bisschop die hem wijdde. En deze? Enz. Zoo komen wij tot de Apostelen en tot Christus zeiven. En zoo heeft elke priester zijne macht van Christus. (Indien iemand, die geen priester is, de heilige woorden over brood en wijn uitsprak, zou hij ook het brood en den wijn veranderen ? Neen, want hij heeft er de macht niet toe, en door de onteering der heilige woorden zou hij eene groote zonde bedrijven).
V. 11. Wanneer oefenen de bisschoppen en de priesters deze macht uit ?
A. In de heilige Misse, als zij over het brood en den wijn deze ivoorden uitspreken : « Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed. »
De bisschoppen en priesters oefenen, dat is te zeggen, gebruiken deze macht, wanneer zij datzelfde doen wat Christus gedaan heeft. Wat heeft Christus nu gedaan? Hij heeft brood genomen, enz. (Herhaling). Dit alles doet nu ook de priester in de 11.Misse, waarvan u later zal gesproken worden, en wel in de H. Consecratie. Daar neemt de priester ook brood, enz. »
72
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
V. 12 Is er dan na de Consecratie geen brood of wijn meer op den autaar ?
A. Neen; op den autaar is hel waarachtig lichaam en het waarachtig bloed van Jesus Christus onder de gedaanten van brood en wijn.
De priester doet, zooals gij gehoord hebt, in de H. Consecratie, hetzelfde wat Christus gedaan heeft; dus moet ook in de H. Consecratie hetzelfde geschieden, wat in het laatste Avondmaal geschied is; dus moet na de Consecratie op den autaar hetzelfde tegenwoordig zijn, wat in het laatste avondmaal, volgens de woorden van Jesus, op de spijstafel in zijne handen was. (Vergelijk met 4',c vraag).
V. 13. Hoelang blijft Christus met vleesch en bloed tegen-ivoordig ?
A. Zoolang als de gedaanten bestaan.
Christus wordt tegenwoordig zoohaast een priester de heilige woorden over brood en wijn uitspreekt. Van brood en wijn blijven er dan alleen de gedaanten overig (Vraag 5.). Zoolang nu deze gedaanten blijven, dat is te zeggen, zoolang het er uitziet, riekt, smaakt, als brood en wijn, zoolang ook blijft Christus tegenwoordig. Doch zoohaast het er zoo niet meer uitziet, enz., zoohaast de gedaanten bedorven zijn, houdt ook Christus op tegenwoordig te zijn. (Waarom? Christus is tegenwoordig in het H. Sakrament. Maar tot het Sakrament behoort noodzakelijk een uitwendig teeken; dit zichtbaar teeken is in het H. Sakrament des Autaars de gedaanten van brood en wijn, wanneer deze er niet meer zijn, dan bestaat er ook geen uitwendig teeken meer, dus ook geen Sakrament meer, en dus ook is Christus niet meer tegenwoordig).
Meermaals hebt gij gehoord : het brood wordt veranderd in het lichaam, de wijn in het bloed van Christus. Het zou dus schijnen dat onder de gedaante van brood enkelijk het
LEERWIJZE, EJ(Z. i
73
74 LEERWIJZE
lichaam, en onder de gedaante van wijn enkelijk het bloed van Christus zou tegenwoordig zijn. Is dit zoo?
V. 14. Is onder de gedaante van brood alleenlijk het lichaam van Christus, en onder de gedaante van wijn alleenlijk zijn bloed tegenwoordig ?
A. Neen; onder iedere gedaante is Christus geheel en onverdeeld tegenwoordig, gelijk hij geheel en onverdeeld in den hemel is.
Onder iedere gedaante, dat is te zeggen, zoowel in de H. Hostie als in den kelk, is Christus je/ieeHegenwoordig, dus met alles wat tot hem behoort, met vleosch en bloed, lichaam en ziel, godheid en menschheid. tn hij 13 onverdeeld tegenwoordig. Indien in de hostie enkelijk het lichaam van Christus en in den kelk enkelijk zijn bloed ware, dan zou in elk van beiden slechts een deel van Christus zijn, dan zou Christus niet meer levend zijn; want als men het bloed van het lichaam scheidt, sterft de mensch. Cij kunt u dit ook op deze manier voorstellen ; In de II. Hostie is het lichaam \an Christus, dat in den hemel isj dus het levende lichaam. Welnu in een levend lichaam is er bloed; dus is in de H. Hostie het lichaam, en in het lichaam het bloed van Christus—en lichaam en bloed zijn verbonden met de ziel en de godheid (anders ware het lichaam dood — of het ware niet het lichaam van den Zone Gods.) Indien gij dus in de H. Communie enkelijk de H. Hostie krijgt, ontvangt gij dan ook het bloed van Christus? Waarom?
En in den kelk is het bloed van Christus, het bloed vau den levenden Christus. Welnu, het bloed van eenen levenden mensch is in zijn lichaam. Dus is in den kelk het bloed van Christus in zijn lichaam. Hij, die enkelijk den kelk zou ontvangen, zou niet alléén het bloed, maar ook het lichaam
van Jesus ontvangen.
Zoo is ook in de groote hostie die de priester op den au-taar heeft, niet meer dan in de kleine; gelijk in eenen kleinen spiegel uw gezicht zich even zoo goed afspiegelt als in eenen
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 7o
grooten. In twee hostiën is niet meer dan in eene, en die twee hostiën zou ontvangen, ontvangt niet meer dan die er ééne bekomt! quot;t Is altijd maar één en hetzelfde lichaam va» Christus. Ditiseen groot wonder, lieve kinderen, denkt eens: Duizenden en millioenenmenschen ontvangen op de goheele wereld hetzelfde lichaam des Heeren, en nogtans do eene ontvangt niet meer dan de andere, — en het lichaam des Heeren wordt niet geringer (niet verteerd). Ziet welke wonderbare mirakelen Jesus uitgewerkt heeft, en nog dagelijks uitwerkt uit liefde tot ons?
Dat mirakel vindt zijne voorbeelding jn het manna. (Haal de geschiedenis aan van het manna in de woestijn,). Die er veel van verzameld had in een groot vat, had daarom toch niet meer, dan die er maar weinig van verzameld hadden.
V. 15. Als de priester de heilige Hostie breekt of verdeelt breekt hij dan ook het lichaam van Christus ?
A. Neen; hij breekt of verdeelt alleen de gedaanten; het lichaam van Christus zelf is in elk deel geheel en levend legenwoordig.
Men kan niets breken,dan hetgene men kanzien,aanraken, vatten, grijpen, enz. (Daarom kan men bij voorbeeld, den wind, de ziel, enz. niet grijpen). Hetgene men hier kan zien en aanraken, zijn de gedaanten van brood, en niet het lichaam van Christus. (Vraag 6.). Dus kan men het lichaam van Christus niet breken, maar wel de gedaanten van brood. — Dit kunt gij ook hieruit besluiten; Indien het lichaam van Christus gebroken ware, dan zou hij immers dood zijn.Maar Christus kan niet meer sterven, dus kan zijn lichaam ook niet gebroken worden. Zeg mij dan eens, gij N.; Als de priester de heilige Hostie breekt, wat houdt hij dan in de rechter, wat in de linker hand? Is het misschien het half lichaam van Christus? Neen; waarom niet?—Iets dergelijks vindt gij wederom in den spiegel. In den spiegel is uw afbeeldsel (wanneer gij er voor staat). Hreekt gij nu den spiegel, zal dan ook uw afbeeldsel gebroken zijn? Neen, in elk deel van den gebroken spiegel, is uw albeeldsel weer geheel en gansch te vinden.
76 LEERWIJZE
Y. 16. Wet vereischt van ons die tegenwoordigheid van Christus in het heilig Sakrament ?
A, Dat wij hem dikwijls bezoeken en hem met de diepste ootmoedigheid, met de vurigste liefde aanbidden.
De heilige Vincentius a Paulo begaf zich eens in de gevangenis eener stad, waar de grootste misdadigers opgesloten waren. Zij waren meest allen in smalle, duistere en stinkende kamers of beter in holen, half door het ongediert afgeknaagd, en als zij ziek waren, hadden zij niemand om hen te verzuive-ren en te troosten. De heilige had medelijden met hen, en daar hij ze voor den oogenblik niet ten volle kon helpen, zooals hij,, wenschte, wilde hij ten minste hunne harde slaapsteden lichter maken. Hij gaf hun wat in zijn vermogen was, ging zelfs zoo verre dat hij zich met hen in zulke afschuwelijke gevangenis opsloot, opdat zij toch iemand bij hen zouden hebben, om hen te beminnen, te onderrichten, te troosten, te verzorgen, wien zij hunnen nood konden klagen, bij wien zij verlichting en verkwikking konden zoeken. En alhoewel cr in 't begin onder deze ongeluk-kigen nog zulke waren, die hem voor al zijne liefde be-spotteden en beschimpten, liet hij zich nogtans niet afschrikken, hij bleef in hun midden. Niet waar, lieve kinderen, 't was eene groote, eene heilige liefde, welke deze heilige Vincentius voor de arme menschen had? — Oneindig grooter liefde nog heeft de Zoon Gods aan ons arme menschen bewezen. Wij ook verkeeren hier op deze ellendige en dorre aarde als in eene gevangenis, en hebben vele smarten te dulden als straf onzer zonden. En ziet, de Zoon Gods, vol medelijden met onze ellende, is uit den hemel nedergedaald en heeft ons de genade bekomen opdat wij,na de kortdurige gevangenis van dit leven,in de eeuwige vreugdenen zaligheid zouden opgenomen worden. Doch opdat onze ellende eenigerwijze verlicht worde zoolang wij op aarde zijn, heeft hij zich zeiven teenemaal met ons opgesloten, en is zelf een gevangene geworden ; ja, alhoewel hij bij vele menschen niets dan ondank, beschimpingen en beleedigingen tot loon bekomt, laat hij zich toch niet afschrikken, dag en nacht verblijft hij in het tabernakel.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
En wat doet hij daar? Hij bidt den hemelschen Vader voor ons. Hij zendt, om zoo te zeggen, de verlichtende en verwarmende zonnestralen zijner genade in de harten van allen die tot hem komen, om bij hem verlichting, troost, kracht en zegen te vinden. Daarom brandt ook onophoudelijkeenelamp voorhet heilig Sakrament, om ons te herinneren, dat hier het licht der wereld, de zon der genade is. Even als de verdoolde reiziger in de duisternis des nachts zich na het licht wendt, dat hij in de verte ziet schijnen om eene schuilplaats en hulp te vinden, zoo moeten wij ook tot Jesus in het heilig Sakrament snellen, om hulp en troost te vinden en weder voor altoos op den rechten weg te komen.
Dus onzentwege is Jesus tegenwoordig in het heilig Sakrament. Wat vereischt nu van ons deze zijne tegenwoordigheid, wat zijn wij hem derhalve verschuldigd? Hem dikwijls te bezoeken, dikwijls tot hem te gaan. Tot deze bezoekingen van het Allerheiligste Sakrament zal ons opwekken :
1°) De liefde en dankbaarheid jegens Jesus. Wanneer een kind in dezelfde stad of in 't zelfde dorp woont(hetzij in dienst of getrouwd),waar zijne ouders verblijven,en dit kind deze in 't geheel niet of maar zelden gaat bezoeken; heeft het liefde tot zijne ouders? Neen, anders zou het dikwijls gaan .Nudan, Jesus onze allerliefste Vader, woont zoo ook nabij ons, in ons midden. Wat voor kinderen zouden wij zijn, indien wij hem niet wilden gaan bezoeken ? Als gij iemand liefhebt,zijt gij gaarne bij hem; en die niet gaarne tot Jesus komt, heeft hem ook niet Jief. Veronderstelt eens: indien het heilig Sakrament zich alleenlijk op ééne plaats bevond, bij voorbeeld te Rome, en men u zulke tijding kwam aanbrengen, o welk verlangen zoudt gij niet hebben om eens tot Jesus in het heilig Sakrament te kunnen gaan, ja, hoe velen zouden gaarne die verre, bezwaarlijke en gevaarvolle reis willen maken, hun geld en tijd, ja misschien er hun leven aanwagen? Vele duizende pelgrims .trekken jaarlijks naar Jerusalem, veeltijds onder de ontzagge-lijkste vermoeienissen, enkelijk om de plaatsen te beschouwen, waar Jesus geleefd en geleden heeft; en eens daar gekomen, o hoe juicht hun hart, o hoe bidden zij met vurige godsvrucht! Menige is er zelfs gestorven van overmatigen
77
LEERWIJZE
liefdegloed; en wie er niet naartoe kan gaan, benijdt hun dat geluk. 0 kinderen ! In liet heilig Sakrament hebt gij niet en-kelijk zoo iets als eene herinnering aan Jesus, iets, wat hij door zijne tegenwoordigheid eens geheiligd heeft, zooals, zijne kribbe, zijn heilig kruis, enz., maar gij hebt daar den waarachtigen, levenden Jesus zeiven. O, indien gij dat oprecht gelooft, dan zult gij ook ongetwijfeld gaarne dikwijls tot hem komen en met innige liefde tot hem bidden.
Daarbij is hij nog tegenwoordig voor ons, omdat hij ons zoo liefheeft, en om ons zijne genade mede te deelen. Veronderstelt eens : een vader heeft een kind in den vreemden ; vol teerhartige liefde, doet hij de verre reis, om zijn kind te gaan bezoeken,er mede te spreken, en wat aangenaams hem te brengen. Het kind groet vluchtig zijn vader, loopt aanstonds met zijne gezellen de spelen en vermakelijkheden na, en laat vader alleen; zegt eens, kinderen, hoe zeer moet zulks den vader bedroeven! Lieve kinderen ! wij ook zijn in den vreemden; de hemel is ons waar vaderland,en Jesus onze liefderijkste vader, is nu uit teerhartige liefde, uit het hemelsch vaderland gekomen, om ons te bezoeken en ons genaden te brengen ; denkt gij dat het hem ook geen leed zou doen, indien wij hem alleen lieten, ons meer met lustigheden, met spel en poetsen bekommerden dan met hem, en maar zelden, als gedwongen tot hem kwamen? O ja, daarover heeft ook de Zaligmaker geklaagd : « De gansche dag heb ik mijne handen uitgestrekt tot een ongeloovig en wederstreiig volk ! (d) »
2°) Tot veelvoudige bezoekingen van het Allerheiligste Sakrament zal ons bewegen het gewin van groote voordeden en grooten zegen. Tot de hoofdstad waar de
(I) Omgekeerd kau men zich ook beroepen op de vreugd, welke wij den Zaligmaker bereiden, door veelvoudige en godvruchtige bezoekingen. Een vorst, wanneer hij in vernedering, ballingschap, verlatenheid, enz., is, zal de huldebewij/.en welke hij ontvangt, veel hooger schatten, dan die welke hem gebracht worden terwijl hij in volle macht en pracht verschijnt. Gelijkerwijze moeten den lieven Zaligmaker, die hier ook in hei Allerheiligste Sakrament in eenen staat van vernederingen, enz. verschijnt, de huldebe-w ijzen welke hem hiergebracht worden, op zekere manier aangenamer zijn, dan de eeib iwijzingen der gelukzaligen in den hemel.
'8
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
koning woont, komen gedurig een aantal menschen, zij leggen eene verre, moeielijke reis af, om van hem eene gunst, eene weldaad te bekomen. Meermaals gelukken zij er zelfs niet in om met hem te kunnen spreken ; en al verkrijgen zij soms een verhoor van eenige oogenblikken, veeltijds bekomen zij toch niet wat zij verlangen. Nudan, kinderen, ziet; in het heilig Sakrament is de koning des hemels en der aarde, die ons alles geven kan, wat ons dienstig en aangenaam mag wezen voor ziel en lichaam; wij hoeven geene verre reis te ondernemen, of hebben geene vrees van te worden weggezonden ; integendeel allen, zelfs de armste en de verachtelijkste mogen met hem spreken en hij heeft hun vooruit beloofd ; Al wat gij ook zult vragen, dat zal u gegeven worden, — en ach ! zoo weinigen komen tot hem om te bidden; zij bidden en bedelen liever bij de menschen, bij wien zij toch niet veel goeds kunnen bekomen. Kinderslhandeltgij op die wijze niet. Hebt gij eenigen nood, hetzij lichamelijke (gezondheid, voedsel, smart, zieke ouders, enz.), het zij geestelijke (bekoringen, zonden, enz.), komt dan tot Jesus, dieu toch zoo gaarne aanhoort, met zooveel liefde helpt; komt en klaagt hem uwen nood, gij zult zien dal gij niet tevergeefs bidt. Wanneer eene dochter bij voorbeeld, in eenen dienst is, waar zij zwaren arbeid te verrichten heeft en daarbij maar hard behandeld wordt,—wat doet het dat arm kind goed, van tijd tot tijdeens terug naar moeder te kunnen gaan en aan dezelve haren nood te klagen, al kan de moeder daar toch niets aan verhelpen. Welnu, lieve kinderen! Als het hart vol is, als kommer en zorgen en bekoringen (die toch niet wegblijven) u angstig maken, ziet : in het heilig Sakrament is Iemand die u wel duizendmaal liever ziet, dan vader en moeder, die u met zooveel liefde helpen wil en helpen kan. 0 komt tot Hem, gij zult niet zonder troost en genade hem verlaten.
(l)Men /.ou ook de aandacht kunnen inroepen op de menigvuldige wonderbare genezingen, en allerhande genaden die door bet heilig Sakrament bekomen zijn. Zoo werd over weinige jaren eene edele Jongvrouw, Anna van Clery, te Metz, sinds vele jaren lam en door de doctoors ongeneesbaar verklaard, plotseling voor bet heilig Sakrament verlost van hare ziekte, in lt;le kerk waarin men ze gedragen had tijdens de uitstelling van het Aller-
79
LEERWIJZE
3°) Terwijl die bezoeking zoo aangenaam aan Jesus en zoo voordeelig voor ons is, hebben heilige, vrome mcn-schen deze ook altoos met vlijt geoefend en daarbij groote, zeer groote genaden bekomen. Hoe vele voorbeelden zou ik u daarvan niet kunnen aanhalen! De heilige Franciscus Bor-gias heeft alle dagen ten minste zevenmaal het heilig Sakra-ment bezocht. De heilige Alphonsus, toen hij zeer oud geworden was, bracht nog dagelijks zeven en zelfs acht uren over voor het Allerheiligste. De heilige Franciscus Xaverius, wanneer hij den geheelen dag gepredikt en gedoopt had, en doodmoede was, is dan nog halve en soms heele nachten voor het H. Sakrament blijven waken {■!). En wat hebben deze heiligen dan voor het H Sakrament gedaan? Wat zullen wij er doen, als wij Jesus gaan bezoeken? (Aan eene zeer godvruchtige kloostervrouw die gansche dagen voor het Hoogwaardigste bad, werd op zekeren keer gevraagd, wat zij daar zoolang deed : « Mijn God, » antwoordde zij, « wat doet een bedelaar, als hij eenen rijken, weldadigen man toenadert? Wat doet een zieke voor den geneesheer, een hongerige voor eene tafel die met rijke spijzen beladen is? [Korte uitleg en toepassing.] Wat zoudt gij gedaan hebben, lieve kleinen, indien gij met de kinderen der herders tot de kribbe van Jesus waart toegelaten geweest? Gewis zoudt gij Jesus met geloof aanbeden hebben, en verwonderd geweest zijn, dat een zoo groote, zoo heilige en zoo vreeselijke God, uit liefde tot u, arme en zondarige kinderen, uit den hemel gekomen zij ; gij zoudt gedacht hebben ; hoe heb ik zulks verdiend, terwijl ik hem toch zoo menigmaal vergramd heb?
heiligste voorde Geduiige Aanbidding. Ook is het zeer bevvonderingswaar-dig, hoevee! bekeeringen van ketters en ongeloovigen juist in hel heilig Sakrament hunnen oorsprong hebben.
()) Welbekend is het antwoord van den franschen soldaat, in Orleans, die dagelijks ten minste eene uur voor het allerheiligste Sakrament overbracht Op zekeren keer door zijnen hoofdman bevraagd, wal hij daar deed, antwoordde hij : Ik sla op schilüwachl voor hel huis van mijnen goeden God. Hel speel mij, te zien, hoe de l'refekt vier schildwachten had, de generaal twee, en de goede God niet eene. Daarom wil ik dagelijks Ion minste eene uur lang, in dien dienst voorzien.
80
VOOR DE EEHSTE COMMUNIE. 81
Ongetwijfeld zoudt gij hem van harte bedankt hebben, gij zoudt hem voorzeker beloofd hebben van hem niet meer te willen vergrammen, maar hem altijd vreugde te verschaften ; ziet : dit alles moet gij nu doen voor het allerh. Sakrament. Aanbidt hem « met de diepste ootmoedigheid n (vergel. v.14). wel nadenkende, dat gij maar arme, zondarige kinderen zijt, die Jesus zoo dikwijls vergramd hebt — hoe Jesus groot en uitermate heerlijk is — en dat hij echter uit liefde tot u in het H. Sakrament tegenwoordig is. Aanbidt hem met de « vurigste liefde, » u in hem verheugende dat hij zoo goed en zoo lief is, hem ook belovende, dat gij hem nooit meer zult vergrammen, en maakt altemaal het voornemen, uit liefde tot hem op dezen dag iets bijzonders te doen, bijzonderlijk iets buitengewoon tebidden,oprecht stil en verduldig te zijn, sliptelijk te gehoorzamen, u een weinig te versterven in eten en drinken, iets te geven aan een arm kind, met toestemming uwer ouders enz. Ook kunt, ja zult gij den lieven Zaligmaker smeeken, gij zult hem uw lijden, uwe bekoringen enz. klagen, en hem met volle vertrouwen aanroepen, gelijk eertijds de melaatsche ; Heer, indien gij wilt, kunt gij mij zuiveren » mij helpen. O niet waar, lieve Zaligmaker, gij hebt toch altoos zoo goed geweest,—gij zult mij nu ook helpen enz.
Dergelijke bezoekingen, zooals gij weet, zullen wij nu in 't vervolg gezamentlijk afleggen ; later, hoop ik, zult gij ze niet achterlaten. Ten minste zouden wij die kunnen doen op de zon- en feestdagen, na de hoogmisse of de vespers; en zij die nabij de kerk wonen, hebben daar ook gelegenheid toe op de werkdagen (i). Maakt reeds van nu af het voornemen, hoe-gij dat later van zin zijt te doen. Hetgene gij bij elke bezoeking nog zoudt kunnen verrichten, is de geestelijke Communie, waarover ik u welhaast nog beter zal onderrichten.
Edoch zijn er nog bijzondere gelegenheden, om uwen lie-
(1) Kinderen die verre van de kork wonen, kan men opwekken (indien zij niet aanstonds na hunne eerste Communie de school verlaten), dat zij onmiddellijk voor het hegin of na het eindigen der school, eene korte bezoeking aan hel II. Sakrament zouden afleggen.
S2 LEEUWIJZF,
ven Zaligmaker in het H. Sakratnent uwen eerbied en liefde ti; betoonen. Niet alleen moet gij u in de kerk met grooten eerbied gedragen, u ontdekken en het hoofd buigen iedere maal dat gij voor eene kerk voorbijgaat; nederknielen en in stilte bidden, wanneer gij hoort kleppen onder de Consecratie, of als het H. Sakrament tot de zieken gedragen wordt enz. maar ik wil spreken voornamelijk van de volgende gevallen :
1°) Wanneer het H. Sakrament ter aanbidding uitgesteld is, en de benedictie of zegen er mede gegeven wordt. L)e personen die te Rome geweest zijn, achten zich gelukkig, den zegen van den H. Vader bekomen te hebben. Doch wanneer u •de benedictie met het Allerheiligste Sakrament gegeven wordt, dan zegent u Degene van wien de Paus maar alleen opperste dienaar en plaatsvervanger is. Hoe moet gij u dus bevlijtigen om de benedictie bij te wonen! Met welken eerbied, met welk betrouwen zult gij ze ontvangen ! Gij moet op dit oogen-blik gesteld zijn, gelijk de Apostelen wanneer Jesus, ten hemel opvarende, zijne handen zegenendervvijze over hen uitstak. Namelijk zult gij eene aanbiddingsuur verkiezen voor den dag der gedurige aanbidding en deze godvruchtiglijkinde kerk doorbrengen. In ons bisdom is dit op zulke wijze ingericht, dat elke dag in eene verschillige parochiekerk het Allerheiligste ter aanbidding uitgesteld wordt, zoo dat er geene dag in het jaar is waarop de lieve Zaligmaker in het H. Sakrament niet de behoorlijke eerbewijzingen ontvangt. Om dezelfde rede is ook het broederschap van het H. Sakrament des Autaars ingericht : eenige godvruchtige christenen vereenigen zich en nemen onder elkander het voornemen van den goeden Zaligmaker in het allerheiligste Sakrament des Autaars behoorlijk te eeren ; ook lezen zij dagelijks een O/ue Vader met de lofspraak : « Geloofd enz.; » zij onderhouden getrouwelijk hunne aanbiddingsuur op den dag der gedurige aanbidding; zij ontvangen dikwijls en waardiglijk de H. Communie. In dat Broederschap zult gij u allen kunnen laten Opschrijven op den dag uwer eerste H. Communie. Bidt van nu af (zooals ik u in de eerste onderwijzing gezegd heb) het Onze Vader met de lofspraak, om er reeds aan gewoon te zijn
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
en het niet te vergeten, wanneer ik u in het broederschap zal opnemen.
2quot;) Er bestaat ook, zooals gij vroeger reeds gehoord hebt, (vr.3)een bijzondere feestdag door deH. Kerk voorgeschreven, om de instelling van het H. Sakrament des Autaars te vieren, te weten : H. Sakramentsdag. Alsdan wordt er met groote plecht cene processie gedaan waarin het allcrh. Sakrament, gedragen wordt in eene monstrans waarmede meermalen de benedictie gegeven wordt. Tüt wat einde geschiedt zulks? Daardoor willen wij ons geloof aan Jesus-Christus in het allerheiligste Sakrament des Autaars en onze dankbaarheid voor deszelfs instelling openlijk en feestelijk te kennen geven. Iedereen moet alsdan kunnen merken dat wij aan de tegenwoordigheid van Jesus gelooven, daarin onze grootste blijdschap vinden, en te gelijker tijd noodigen wij alle schepselen der bosschen, velden, weiden en lucht uit, om ook, zoo wel als zij kunnen, den lieven Zaligmaker te loven. Daarom worden er vrolijke en heilige liederen gezongen, de straten worden met boomtjes beplant, de huizen met bloemen en licht versierd, de benedictie gegeven aan rijkversierde autaars onder het vreugdegeschut des kanons. Daardoor zoeken wij ook aan den lieven Zaligmaker eene herstelling aan te bieden voor al de oneer en de beleedigingen die hem gedurig in het H. Sakrament aangedaan worden, door ongeloovigen, ketters, vloekers en heiligschenders. Wanneer vader of moeder door een boos kind groot leed en verdriet aangedaan worden, dan zoekt een braaf kind hun des te meer vreugde te verschaften. Zoo ook enz. Aan dit alles moet gij dus denken, iedere maal dat gij op H. Sakramentsdag of op eenen anderen dag de processie bijwoont. Weest dan oprecht blij dat gij aan den lieven Zaligmaker deze eer kunt bewijzen, en wacht u wel van hem door oneerbiedigheid te onteeren of te beleedigen, in plaats van hem te eeren en te bedaren (d).
(1) Indien het de tijd toelaat zou men eene omstandige beschrijving kunnen maken van de processie /.ooals deze in de voornaamste parochiën op H. Sakramentsdag geschiedt. Zie Walsch: Les féles chretiennes.
83
LEEKWIJZE
3°) Wanneer het H. Sakrament tot een zieken gedragen wordt en gij hetzelve te gemoet komt, knielt dan aanstonds neder, bidt ootmoediglijk den lieven Zaligmaker aan, door de lofrede : « Geloofd en gebenedijd enz. » bidt om den zegen, blijft zoolang knielen, totdat den priester u met het Hoogwaardigste voorbij is; bidt dan sfil een Onze Vader voor den zieken en vervoordert in stilte uwen weg. Kunt gij het H. Sakrament tot den zieken vergezellen en daar medebid-den, zoo is het nog beter. De graaf Rudolf van Habsburg was eens op jacht gereden, toen een priester die het H. Sakrament droeg, hem ontmoette. Gezwind sprong Rudolf van het paard, knielde ootmoedig neder, en liet den priester op het paard naar den zieken rijden. Wanneer de priester nu latei-het paard te huis bracht, wilde hij 't niet meer aanvaarden, zeggende, niet te betamen dat hij nog ooit op een paard zat dat zijnen Zaligmaker gedragen had. God heeft zijne godvruchtigheid, reeds op deze wereld, beloond. Hij is een groote, machtige Keizer geworden, van wien de keizers van Oostenrijk afstammen. Dergelijke voorbeelden van keizers en koningen zou ik u nog vele kunnen aanhalen, en u toonen met welken eerbied zij het H. Sakrament tot de zieken vergezelden en aanbaden. Hoe beweenlijk, hoe ondankbaar, hoe versmade-lijk is het integendeel, wanneer menschen zich schamen, voor het heilig Sakrament de knieën te buigen, alhoewel zij aan de tegenwoordigheid van Jesus gelooven ! Het zijn lafhartige menschen, die meer bevreesd zijn voor de menschen, dan
(I, Zoo verLaalt b. v. in deze taaiste tijden (1857) een ooggetuigen, hoe de koning der beide Siciliên te Napels den liemet droeg over bel H. Sa-kramer.l des Autaars,dat door den priester tot een zieken soldaat gedragen werd, enihoe de koninklijke prinsen met de grootste eerbiedigheid het allerheiligste vergezelden. Hetzelfde word ook aan onzen H. Vader, Pius IX, toegeschreven. Doch ook kan hier een tegenovergesteld feit aangehaald w orden :
Over eenigen tijd droeg een priester het Allerheilligste toteenen zieken. Onderwege kwam hem een man tegen, die, zoohaast hij hem gezien had, zijdelings in hot bosch sprong. De koster had hem gemerkt, en murmelde : Die man moet geen gerust geweten hebben, anders zou hij van hier niet wegloopen. Als nu de priester en de koster ter plaatste kwamen, waar de man zijdelings in het bosch gesprongen was, hoorden zij gekerm en
84
VOOR DE EEP.SÏE COMMUNIE. 83
voor hunnen Zaligmaker en die hem liever beleedigen, dan zich voor de menschen te laten bespotten. Deze worden zelfs beschaamd gemaakt door redelooze dieren, die meer dan eens op eene wonderbare manier hunnen eerbeid aan het H. Sakrament bewezen hebben (het lam van den H. Francis-cus, de muilezel van den H. Antonius). Maar, lieve kinderen, gij vreest niet, uwen Zaligmaker altoos en overal behoorlijken eerbied te betuigen ; peist dikwijls op zijne woorden ; « Die mij erkennen zal voor de menschen, dien zal ik ook erkennen voor mijnen Vader, die in den hemel is; maar die mij verloochend zal hebben voor de menschen, dien zal ik ook verloochenen voor mijnen Vader, die in den hemel is. » Jlatth. X, 30 en volg.
V. 17. Is Christus in het heilig Sakrament des Autaars alleen daarom tegenwoordig om er ook volgens zijne menschheid met 07is te verblijven?
A. Hij is er ook tegenwoordig om zich voor ons :
1) in de heilige Mis te slachtofferen;
2) in de heilige Communie als spijs onzer zielen te geven.
De lieve Jesus handelt gelijk een rijk man, die eenen armen landbouwer in zijne hut gaat bezoeken. De rijke weet wel, dat de arme man niets heeft om hem aan te bieden. Daarom brengt hij zelfs mede hetgeen de arme man hem niet kan aanbieden en voorsteilen (wijn, spijzen,enz.) en laat hem daarbij nog mede eten en drinken ; ziet, zoo bezoekt ons Jesus, en daar hij weet, hoe arm wij zijn, dat wij niets hebben om God tot offerande op te dragen, zoo geeft hij ons zijn eigen zeiven in het heilig Sakrament, opdat wij eene offe-
eene zwakke stem om hulp roe|ien. Aanstonds sneliJen zij derwaarts en vondenden man zwemmende in zijn bloed. De ongelukkige verlangde seffens te biechten (sinds lo jaren had hij zulks niet meer gedaan). Terwijl de priester zijne biecht afhoorde, haalde de koster eeiien geneesheer, aan wiens zorg de priester den ongelukkigen alsdan overliet Deze was een ondeugend man, een bespotter van kerk en godsdienst, en was in het bosch gevlucht om voor het H. Sakrament niet te moeten knielen. Hij had over den wortel van eenen boom gestruikeld en was met het hoofd tegen eenen paalsteen geslagen. Des anderendaags stierf hij.
LEEUWHZE
rande zouden aan God aan te bieden hebben, eene gave die hem aangenaam is ; en terzelfder tijd geeft hij ons zijn eigen zeiven tot spijs onzer zielen. Het eerste doet hij in de heilige Mis ; het tweede in de heilige Communie. Over beiden hebben wij nu afzonderlijk te handelen.
II. OVER DE HEILIGE MISOFFERANDE.
Zooals gij de laatste keer gehoord hebt, is Jesus in het heilig Sakrament des Autaars tegenwoordig, om zich in het heilig sacrificie der Mis als slachtoffer voor ons op te dragen. Opdat gij dit ten volle zoudt begrijpen moet u vooreerst uitgelegd worden wat eene offerande is.
A. In hel aUjemeen is een offerande of Sacrificie eene zichtbare gift die aan God opgedragen wordt om hem als onzen Oppersten meester te eerenen te aanbidden.
Gij weet, lieve kinderen, dat gij uwen evenmensch, ja zelfs eenige personen op eene gansche bijzondere wijze (bij voorbeeld, uwe ouders, meesters, enz. ) moet eeren. Gij bewijst hun mwenrf/j/e eer, met ze hoog te achten, goed van hen te denken ; doch deze uwe gevoelens legt gij uiterlijk aan den dag, bij voorbeeld, met hen te groeten, en alsdan bewijst gij hun uitwendige eer. Eene bijzondere manier om iemand te eeren, bestaat hierin, dat men hem eene gift doet, een geschenk opdraagt. Zoo was het, hij voorbeeld, bij de oude Persen het gebruik, wanneer de koning door eene zijner provinciën reisde, dat deszelfs inwoners hem geschenken opdroegen, om daardoor te toonen dat zij hem als Heer en eigenaar van hun land en goed erkenden, en om hem dus als hunnen Heer te vereeren.
Gij weet ook, dat wij den goeden God meer moeten eeren dan de menschen, omdat hij onze Opperste Heer is, wien wij toebehooren met ziel en lichaam, aan wien wij in alles moeten onderworpen zijn,en gehoorzamen,meer dan aanonzeouders, aan den koning, enz. Wij bewijzen hem inwendige eer, met eerbiedig aan hem en aan zijne volmaaktheden te denken, ons aan hem te onderwerpen; wij bewijzen hem uitwendige
86
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
eer, met hem onzen eerbied en onderwerping uiterlijk aan den dag te leggen op zichtbare, hoorbare wijze; bij voorbeeld, door woorden, in 't gebed, door buiging derkniëen, het vouwen der handen, enz.
Indien wij nu aan de menschen onzen eerbied reeds betuigen, niet alleen door woorden en gebaarden, maar zelfs door zichtbare giften; indien voortijds de onderdanen door zichtbare gaven, moesten betuigen dat zij hunnen koning als heer des lands erkenden; hoeveel meer moeten wij God ook door gaven vereeren, God wien hemel en aarde en alles toebehoort, ja, die met veel meer waarheid de lieer der wereld is, dan een koning de heer zijns lands.
Maar, lieve kinderen, erbestaat een groot verschil tusschen de giften welke wij aan God, en die welke wij aan de menschen opdragen. Aan de menschen willen wij door het opdragen van giften alleen eene soort van kleine eerbewijzen, als uan oversten, als aan zulken, van wien wij tijdelijke goederen hebben, aan wien wij in tijdelijke zaken moeten gehoorzamen; maar God vereeren wij door onze gaven als Opperheer, van wien wij teenemaal afhangen, wien wij in alles moeten gehoorzamen, als aan den meester over ziel en lichaam,over leven en dood; wij bewijzen hem de opperste eer, wij aanbidden Hem. Derhalve zijn wijgewoon de gaven die wij aan demenschen schenken, eenvoudig aan te bieden, terwijl de giften welke men aan God opdraagt, vernietigd worden (i).Zoo,bij voorbeeld, wanneer de joden een lam opdroegen, brachten zij het in den tempel, daar werd het door den priester geslacht, het bloed vergoten, en het dood dier gansch of gedeeltelijk verbrand. Waarom dat ? Had de offeraar het alleen aan^eèorfcn, dan hadde hij daardoor enkelijk willen zeggen:dat lam behoort mij niet, maar aan God: doch niet alleen dat lam, maar alles wal ik bezit, heb ik van God en ben ik hem verschuldigd, alles zou ik hem willen en moeten geven, indien hij zulks verlangde. Maar door Afslachting en het verbranden des lams wordt integendeel het volgende uitgedrukt : God is de Meester over leven en dood
(I) Om dit gemakkelijker aan de kinderen te doen begrijpen, dat de catechiseerder hun uitlegge de offerande der kaarsen onder de lijkmissen.
87
88 LEERWIJZE
van dit lam, over leven en dood aller schepselen ■, zeik over mijn leven. Eigenlijk zou ik verplicht zijn mijn leven aan God op te dragen; doch omdat hij dit niet wil, geef ik hem het leven van dit lam in plaats van mijn leven, en daardoor betuig ik bereid te zijn, ook mijn leven voor God ten beste te geven ; indien hij zulks verlangt.
Daar nu, zoo ais gij vernomen hebt, de geschenken welke wij aan God opdragen,te weten : deotteranden of sacrificiën,de opperste eer bewijzen, en teekens zijn van aanbidding, zoo is het van zelf te begrijpen, dat men zulke ott'eranden aan God alléén mag opdragen. Geschenken wel is waar mag men ook aan menschen geven. Zoo hebben ook de eerste christenen aan hunne keizers geschenken moeten opdragen,om ze als keizer, als landoverste te vereeren, doch hebben zij hun nooit offeranden opgedragen; liever hadden zij de marteldood te ondergaan, dan hun de goddelijke eer te bewijzen, want zulks ware afgoderij, afgodendienst geweest.
Aanmerking. Indien hij die de offerande doet, daarbij geen ander inzicht heeft, dan God te eeren, dan noemt men het een lofoffer ; heeft hij benevens dit inzicht nog de bijzondere meening van God te danken, dan doet hij een dankoffer. Dan is het even alsof hij zegde: 0 God, ik weet en ik erken dat gij de opperste Heer zijt, van wien alle goed voortkomt, van wien ik alle goeed, ook deze weldaad, bij voorbeeld, een rijken oogst bekomen heb. Ik zou verplicht zijn u dat alles weder te geven, en ik ben er ook toe bereid. Doch terwijl gij het niet verlangt, breng ik u dit lam, deze vruchten, enz., tot teeken, dat ik alles van u heb, dat ik u dankbaar ben, en bereid alles voor u te geven, indien gij het verlangt. Indien de offeraar iets bijzonders van God wil afsmeeken, bij voorbeeld, de gezondheid, dan doet hij een bidoffer. 't Is alsof hij zegde: Gij zijt de opperste Heer, van wien alle goed voortkomt, van wien ik ook alle goed, zelfs deze gaaf die ik u schenk, heb bekomen. Van niemand anders kan ik de ge-gezondheid terug bekomen, dan van u alléén. Daarom bid ik u,gcef ze mij,enz. Wil de offeraar God verzoenen,God dien hij door de zonden bcleedigd heeft,dan doet hij een zoenoffer 't Is alsof hij zegde: Gij zijt de opperste Heer, wien allen moeten gehoorzamen, aan wien ik mij ook had moeten onderwerpen;
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
doch ik heb dit niet gedaan; ik heb gezondigd en u daardoor beleedigd en uwe straffen verdiend. O Heer, ik zou deze belee-diging willen herstellen, u op nieuw willen bevredigen, u wederom zoo veel eer en blijdschap aandoen, als ik u door de zonden oneer en misnoegen toegebracht heb — indien ik maar kon. Ik zou verplicht zijn, u mijn leven, mijn bloed tot verzoening op te dragen, ik heb de dood verdiend. Ik bid u, laat de dood van dit dier gelden in plaats van mijne dood, van de straf welke ik verdiend heb. Tegelijk beken ik hierdoor dat ik u wederom als mijnen oppersten Heer erken, en u wil volgen, dat ik bereid ben mijn leven ten beste te geven, indien gij het verlangt (4).
V. 2. Hebben er ten allen tijde offeranden bestaan?
A. Van het beginsel der wereld hebben er offeranden bestaan en in de oude wet ivaren zij door God streng bevolen.
In de gewijde geschiedenis hebt gij hooren uitleggen, dat Kaïn en Abel korts na de schepping der wereld reeds aan God offeranden opdroegen, — en sedert zijn er altoos offeranden gedaan. Ja, gelijk er nooit een volk zoo wild en onbeschaafd geweest is, of het geloofde aan God (al ware hetdan ook aan valsche goden) zoo is er ook niet een volk geweest of het droeg aan zijnen God, of aan zijne goden offeranden op. Zulks is ook gansch natuurlijk. Immers gelijk het verstand ons zegt, dat wij niet alleen de menschen moeten vereeren door het opdragen van geschenken, maar dat wij ook God op deze wijze moeten eeren en de opperste eer betoonen ; zoo heeft ook bij de heidenen, hun verstand altoos hetzelfde gezeid. Ja, God zelve heeft de sacrificiën goedgekeurd en er eene strenge verplichting van gemaakt voor de Joden. Door Moïses heeft God hun gezeid welke offeranden zij hem moesten opdragen. Het waren gedeeltelijk bloedige offeranden—wanneer een diergeslacht en deszelfs bloed vergoten
(1) Volgens gezegde zal het gemakkelijk zijn, de kinderen klaar voor oogen te brengen het verschil tussehen offeranden en aalmoezen die aan God niet gedaan worden), gebeden en leedwezen ldie geene zichtbare gaven zijn;.
89
LEERWIJZE
werd; gedeeltelijk onbloedige— wanneer er brood, meel, wijn, enz. opgeofferd werd. — Waarom zoudt gij denken, mag God deze sacrificiën zoo streng bevolen hebben?
1quot;) Opdat de Joden nooit zouden vergeten, dat God hunne opperste Heer is, wien zij alles te danken hadden, van wien alléén zij alle goed ontvangen en te verwachten hadden, dien zij verplicht waren te eeren, ja, voor wien zij zelfs hun leven moesten geven.
2°) Zooals men u vroeger getoond heeft, had God afzonderlijk aan de Joden den toekomenden Messias beloofd. Op • dat zij dan ook deze beloften nooit vergeten zouden, en altijd een vurig verlangen naar deszelfs komst zouden bewaren, beeft God de sacrificiën ingesteld, voornamelijk de zoenoffers. Door het opdragen dezer sacrificiën schenen zij te zeggen : Wij zijn zondaren. God bemint ons niet meer, en wij hebben te vreezen dat hij ons geweldig zal straffen, tenzij wij hem verzoenen en van hem vergiffenis bekomen. Te gelijker tijd hebben zij toch ook begrepen, dat zulke slachtofferanden van dieren niet bekwaam waren om hen met God te verzoenen,noch om hunne zonden weg te nemen. Daarom zijn zij Gods belofte indachtig geworden, hun iemand te zullen zenden, die zich zeiven tot slachtoffer zou aanbieden, die de zonden der were'd op zich zou nemen en ons door zijne dood van zonden en straffen zou bevrijden, en zoo is het verlangen van hem spoedig te zien komen, bij hen ontstaan. Die sacrificiën hebben hen dus opgewekt tot berouw over hunne zonden, tot geloof aan den toekomenden Zaligmaker, tot verlangen naar zijne komst, en door dit geloof en dat berouw heeft God ten opzichte van Jesus-Christus en zijne kruisdood,hunne zonden vergeven.
V, 3. Waarom zijn de Sacrificiën van het oud Verbond afgeschaft geworden ?
A. Omdat zij enkelijk zinnebeelden waren van het onbevlekt Sacrificie van het nieuw Verbond, en daarom niet langer dan het oud Verbond moesten duren.
De Sacrificiën van het oudVerboi d (welk God door 3Ioses met
90
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
91
de Joden gesloten had), waren niet voldoende om God op-rechtelijk te eeren en hem te behagen. Ziet, lieve kinderen, ik vereer een kind met het een beeldeken te geven : — maar zou ik een koning of keizer ook kunnen vereeren met hem een beeldeken te geven?Neen; hem behoort iets grooters, eene koninklijke of keizerlijke gift en eer. Doch welk geschenk, welke eer komt dan aan God toe? Eene goddelijke eer, die zoo groot is als God, eene oneindige gaaf en eer. is nu de offerande van een lam, van eenen stier, een geschenk, eene eer, gelijk ze aan God toekomt? Voorzeker niet. Daarbij waren dezen, die hunne offeranden opdroegen, zondarige menschen, meestal vijanden Gods — en hoe kan God in de gaven der zondaren , zijne vijanden , vermaak scheppen? Neen. Indien, dit niettegenstaande. God nogtans de Sacrificiën tijdens de oude wet gaarne aangenomen en bevolen heeft, waarom heeft hij zulks gedaan? Enkelijk daarom, omdat zij voorafgaande beelden waren, van het onbevlekt, zuiver en heilig Sacrificie der nieuwe wet, waarin alléén God zijn welbehagen neemt. Wat is dat te zeggen, voorafgaande beelden? Ziet, dit crucifix is ook een beeld van Jesus den gekruisigden, 't is hem gelijkend, en wijst op hem aan, doch het is eenna-beeld, het is slechts na de kruisdood van Jesus gemaakt geworden, het wijst op hem terug. De Sacrificiën der oude wet zijn ook beelden Tan Jesus den gekruisigden geweest, edoch voorafgaande beelden, zij bestonden reeds, voordat Christus is gekruist geworden, zij hebben vooraf op zijne dood heengewezen, ja, aan de menschen getoond dat hij zou komen- en voor ons sterven zou (Zie de voorgaande vraag). Daarom beeft men ze dan ook niet meer gebruikt, nadat de lieve Jesus zelve gestorven was — zooals men geene profeten meer van noode had die Jesus voorzegden, nadat hij gekomen was. De oude wet moest maar bestaan, totdat de Zaligmaker (door haar beloofd) gekomen was en hij het nieuw verbond met de menschen gesloten had. Zoo is het ook met de Sacrificiën der oude wet, enz.
LEERWIJZE
V. 4. Welk is de offerande of het Sacrificie der nieuwe wet?
A. De Zoon Gods zelve, Jesus-Christus, die door zijne dood aan het kruis, zich voor ons aan zijnen hemelschen Vader heeft opgeofferd.
Gij weet, lieve kinderen, dat God reeds van de eerste menschen eene soort van Sacrificie verlangde; zij mochten van de verbodene vrucht niet eten; zij waren op zekere wijze verplicht dezelve aan God op te dragen, met er zich van te onthouden, en daardoor te toonen dat zij God als hunnen oppersten Heer aanvaardden en wilden vereeren, ja hem in alles gehoorzamen. Edoch hebben onze stamouders hem deze opoffering niet willen doen (i). Zij hebben aan God de eer en de gehoorzaamheid welke hem toekwamen, niet bewezen, zij hebben God eene oneer, eene beleediging toegebracht, hem zeker misnoegen (een verdriet) veroorzaakt, oneindig groot gelijk God zelf is. Daarvoor heeft de Zoon Gods voldaan, dat is : zoo veel gedaan als er noodig was, om God te bedaren; hij heeft hem zoo veel eer bewezen, zoo veel voldoening gegeven, als Hem de zonden oneer aangedaan en mishaagd hadden, zelfs nog meer. Voor de ongehoorzaamheid van Adam en de anderen, is hij gehoorzaam geworden. Adam had zijnen wil aan God niet willen onderwerpen, noch hem eene opoffering doen, en hoe menigmaal hebben wij ook eveneens Gods wil overtreden om een gewin, eene armzalige vreugd, eene ingebeelde eer! Jesus heeft zijnen wil teenemaal aan God onderworpen, hij heeft alles verzaakt, waaraan de menschen soms zoo zeer gehecht zijn, en waardoor zij alzoo God heleedigen (vermaken, rijkdom, eer enz.^hij heeft aan zijnen hemelschen Vader het duurbaarste dat hij bezat, zich zeiven,zijn leven,zijn lichaam, zijn bloed opgedragen ; hij heeft de straffen gedragen, welke wij voor onze zonde verdiend hadden. En dit alles heeft hij zijnen hemelschen Vader opgeofferd, om hem te eeren en met ons te verzoenen, hij heeft dit gedaan voor ons, in onze plaats. Het was alsof hij zeide: He-
(1) Hetzelve geschiedt ook bij elke zonde; iedermaal weigert de zondaar aan GoJ de opoffering der gehoorzaamheid.
92
VOOR DE EEUSTE COMMUNIE.
melsche Vader, de menschen hebben u niet geëerd, zij zijn u ongehoorzaam geweest, hebben uwe straffen verdiend — quot;t is waar. Doch zie!Ik eerU nu in hunne plaats, ik ben u gehoorzaam, ik geef mijn leven ten beste volgens uwen wil, ik lijd alles voor hen. Neem dus mijn leven voor hun leven, de eer welke ik u bewijs, in plaats der eer welke zij u hadden moeten bewijzen, mijn lijden in de plaats der straffen welke zij te onderstaan hadden — en vergeef hun, neem ze wederom als uwe kinderen aan enz. Dit sacrificie alléén, lieve kinderen, heeft God oprechtelijk geëerd, heeft hem eene oneindige, eene goddelijke eer bewezen. Wie heeft het opgedragen? De Zoon Gods, de Allerheiligste, in wien God zijn innigste welbehagen schept. En wat heeft hij aangeboden? Eene offerande die waarlijk God waardig, ja goddelijk is, — zich zeiven. Dit sacrificie is aan God oneindig behaaglijk geweest, en daarom heeft hij ons op nieuw genadiglijk aanschouwd, en is hij bereid geweest ons vergiffenis te verleenen en ons op nieuw zijne gaven te schenken (i).
0 lieve kinderen ! wat ware van ons geworden, indien Jesus zich niet voor ons ten besle gegeven had! Nooit, nooit meer hadden wij genade kunn»n vinden ; eeuwig, ja eeuwig waren wij uit den schoonen hemel uitgesloten geweest, eeuwig met Gods gramschap beladen, eeuwig verloren geweest. Indien wij nu kinderen Gods zijn, en hem onzen lieven vader noemen, indien wij wederom blijmoedig den hemel mogen aanschouwen, en wij eens de oneindige gelukzaligheid des hemels bereiken, dit alles, ja alles hebben wij den lieven Zaligmaker alléén te danken ! Door zijn sacrificie, door zijne pijnlijke kruisdood heeft hij ons op nieuw genade en zaligheid verworven. En waarom heeft hij dit alles voor ons gedaan? zoo veel voor ons geledaii? Uit zuivere liefde, omdat hij medelijden had met onze ellende. Er was eens een christen, met naam Serapion... Deze, vol medelijden voor de arme heidenen, en om er eenige te redden, is heengegaan om zich
(I) Daar deze leering in de les over de erfzonde en de verlossing uil-gelegd geweest is, mag deze korte herhaling hier als toereikend gehouden worden.
93
LEERWIJZE
als slanf aan eenen heiden te verkoopen. Dezen heeft hij trouw gediend, ja, door zijn gebed, door zijne zachtmoedigheid en zijne lieftallige gesprekken heeft hij het zoo verre gebracht, dat zijn meester christen geworden is Daarna heeft deze hem in vrijheid gesteld en veel geld aangeboden — doch Serapion wilde niets aanvaarden behalve zijne vrijstelling. Aanstonds is hij zich op nieuw aan eenen anderen heiden gaan verkoopen, om dezen ook te gewinnen. Niet waar, lieve kinderen, dat het eene groote, groote liefde was? Doch veel grooter was de liefde van Jesus. Serapion was maar een arme mensch— Jesus is de Zoon Gods; Serapion had enkel zijn arm viderlijk huis verlaten —Jesus, den prachtigon hemel : Serapion had alleen het lijden eens bezwaarlijken diensten verdragen — Jesus, de vreeselijkste pijnen en smarten; Serapion heeft daardoor een groot voordeel bekomen : de dankbaarheid zijns meesters en den eeuwigen loon — Jesus, werd door het grootste getal men-schen slechts met ondank beloond, en voordeel bekwam hij geen — de hemel behoorden hem zonder dat. Daarom, lieve kinderen, vergeet nooit wat Jesus voor u gedaan en geleden heeit vandaag, in de kerk komende, zullen wij hem daarvoor op eene bijzondere wijze danken), groet hein van harte, wanneer gij een kruisbeeld voorbijgaat, en bidt gaarne dit schoon gebedeken :
ik dank u, Jesus, le allen lijd Gij die voor mij gestorven zijt,
O laat uw bloed en uwe pijn Voor mij toch niet verloren zijn.
V. 5. Moesten bij de dood van Jesus alle Sacrificiën ophouden ?
A. Neen; er moest ook onder de nieuwe wet van genade een altijddurend Sacrificie bestaan, om hetgene, welk aan quot;t kruis eens volbracht werd, altijd te vertegenwoordigen, en ons de vruchten van hetzelve toe te eigenen.
Gij weet het, L. K. : het Sacrificie der nieuwe wet is Jesus Cliristus, die zich door zijne dood aan het kruis voor ons
94
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
aan den hemelschen Vader opgedragen heeft. Doch zóó is Jesus maar ééns gestorven—zoo heefthij zijn leven maar ééns ten beste gegeven. Moest het er nu mede ophouden, zoodat er na Jesus' dood geen Sacrificie meer zou bestaan? Geenszins er moest onder de nieuwe wet een altijdurend Sacrificie bestaan, dat immer voortduurt, want ook onder de nieuwe wet behoeven wij een dagelijks Sacrificie. Waarom? Gij hebt gehoord, dat het Sacrificie, de beste en de voornaamste manier is om lt;lod te vereeren ; nu dan, indien in het christendom, dit niemwerbond der genade {welkiiod met de menschen gesloten heeft, en waarin de genade ons veel rijkelijker toegevoegd wordt dan in de oude wet) er zulk Sacrificie niet bestond, dan ware de christelijke godsdienst onvolmaakter dan de joodsche, die sacrificiën had. Wij konden aan God do oprechte eer niet meer bewijzen (en toch is de Zaligmaker deswegens gekomen, opdat wij God wederom oprech-telijk zouden kunnen erkennen, beminnen en eeren : « Glorie aan God in het allerhoogste. » ) Dus moet de christeno godsdienst ook een Sacrificie hebben, dat dagelijks aan God opgedragen wordt en waardoor de christenen aan God de oprechte eer bewijzen.
Doch zou het misschien wederom zulk sacrificie zijn, gelijk de sacrificiën der Joden waren, dieren enz.? Neen, lieve kinderen! De christelijke godsdienst is de allervolmaakste, hij moet dus ook een gansch volmaakt, ja een allervolmaakste Sacrificie hebben,(immers, had hij een geringer Sacrificie,dan de Joden in hunnen godsdienst, of in 't algemeen een gering, onvolmaakt Sacrificie, zoo ware hij niet teenemaal volmaakt geweest; — even als een mensch, die alhoewel schoon zijnde, eenig krom lidmaat heeft, niet volmaakt schoon kan gezegd worden). Doch gij hebt reeds gehoord, dat de sacrificiën van dieren God niet eeren noch hem behagen konden. Een enkel sacrificie is er, dat gansch rein is, dat God volkomen eert, waarin hij 't grootste behagen schept : 't is het Sacrificie van Jesus-Christus. Niets anders zouden wij hem kunnen aanbrengen, met niets zouden wij hem oprecht kunnen verheugen, dan met zijnen lieven Zoon. Daarom, vermits de christene godsdienst een altijddurend Sacrificie moest heb-
93
90 LEERWIJZE
ben, zoo heeft het geen ander kunnen zijn, dan het Sacrificie van' Jesus Christus. Merkt dus heden op, kinderen ; Wij moeten een Sacrificie hebben, dal wij dagelijks, gedurig, aan God kunnen opdragen — en aldus kan dit Sacrificie geen ander zijn, dan het Sacrificie dat Jesus aan het kruis opgedragen heeft. Hoe is zulks dan mogelijk? God heeft in zijne wonderlijke wijsheid en liefde mogelijk gemaakt, hetgene aan de menschen onmogelijk schijnt. Hij heeft ons een Sacrificie gegeven, waardoor het Sacrificie dat Jesus eens aan het kruis volbracht, altijd vertegenwoordigd wordt. —^at wil dat zegden? dat het Sacrificie van Jesus, wclkhij verre van ons te Jerusalem, en over meer dan 1800 jaren volbracht heeft, in de kerk hernieuwd wordt op den autaar, op eene heel geheimzinnige en wonderbare manier,zoo dikwijls als het Sacrificie der nieuwe wet opgedragen wordt.—Eveneens, gelijk dezelfde Jesus, die over 1800 jaren aan het kruis hing, op ecne heel wonderbare manier hier daar — op al de plaatsen is waar het H. Sakrament zich bevindt ; zoo wordt ook op even wonderbare wijze het Sacrificie van Jesus' kruisdood overal vernieuwd, waar het H. Sacrificie der Misse opgedragen wordt. En vermits het Sacrificie van Jesus' kruisdood zoo vertegenwoordigd wordt in de H. Mis, zoo worden wij in het heilig Sacrificie der Mis op do krachtigste manier aan Jesus' kruisdood indachtig gemaakt. Gelijk God eertijds wilde, dat de Joden gedurig aan het toekomend Sacrificie van Jesus, zouden indachtig gemaakt worden, zoo wil hij nog veel meer, dat wij onophoudelijk aan dit H. Sacrificie zouden denken, ons er mede vereenigen en het hem opofferen. Doch het grootste getal menschen, zouden het welhaast vergeten zijn, daar dit bloedig Sacrificie vele honderde uren van ons ' en vele eeuwen voor ons geschied is. Daarom heeft God gezorgd dat het ons allen vertegenwoordigd wierde.Vermits wij op den Kalvarienberg niet hebben kunnen tegenwoordig zijn, noch onzen stervenden Zaligmaker aan het kruis beschouwen en aan God opoH'ercn, zoo heeft God gemaakt, dat deze Zaligmaker en zijn heilig Sacrificie aan eenieder dikwijls en herhaaldelijk voor oogen gesteld wordt. En zoo worden wij nu gedurig aan Jesus kruisdood herrinnerd, en kunnen deze den hemelschen Vader opdragen.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 97
Het kruisoffer van Jesus wordt ons immers in de heilige Mis vertegenwoordigd « om ons deszei fs vruchten toe te eigenen» dat is te zeggen, opdat wij deel zouden hebben aan de voor-deelen en den zegen welke het sacrificie des kruis voor ons hebben moet. Door een voorbeeld ga ik u dat klaar maken. Een bedelaar die geweldig door den honger geplaagd wordt, smeekt den zoon eens rijken mans om hulp. Deze geeft hem eenen brief voor zijnen rijken vader, opdat hij hem om zijns zoons wille brood geven zou. Is de honger des bedelaars daarmede reeds gestild ? Neen ; vooreerst moet de brief, of het handteeken des zoons den vader voorgelegd worden, dan moet deze don bedelaar brood geven—en daarmee is hi j eerst geholpen. Hoort nu:wij verkeerden in zware,bittere ellende; Jesus, de Zoon des almachtigen Gods, heeft medelijden met ons gehad, en door zijne dood aan het kruis ons tegelijk met zijn bloed eenen brief, een handteeken geschreven aan zijnen hemelschen Vader, opdat deze ons genade verleene. Hij heeft ons dus alle genade,welke wij van noode hebben,verdiend of bekomen. Doch hebben wij nu reeds deze genade? Neen, wij moeten het handteeken des Zoons, zijne kruisdood, zijne
verdiensten, aan den hemelschen vader voorleggen_en dit
geschiedt in het heilig Sacrificie der Mis; daar toont de lieve Zaligmaker aan den hemelschen Vader, wat hij voor ons gedaan en geleden heeft, hem zeggende: Zie, o hemelsche Vader, ook voor deze menschen heb ik geleden, ben ik gestorven, en ik offer mijn lijden, mijne dood voor hen op, opdat giju hunner ontfermet, en hun de genade verleenet welke ik voor hen verdiend heb. En deze genade geeft ons de hemelsche Vader eigentlijk in de heilige Sakramenten, in liet heilig Sacrificie der Mis en in 't gebed.
V. 0. Was zulk sacrificie ons ook toegezegd?
A. Jtt, veeds in de oude wet was het doov de offei'cinde van Melchisedech voorgebeeld (i), en door den propheet Malachias voorzegd geworden (2).
I) Daarom is er van Christus geschreven : « Gij zijt priester in eeuwigheid volgens de wijze van Melchisedech.» Ps. cix,
(2) Ik heb mijn welbehagen in u (Joden) niet meer,zegi de Heerderheer-
LEERWIJZE, ENZ. s
LEERWIJZE
Optweederlei manieren, lieve kinderen, is dit geheimzinnig Sacrificie der nieuwe wet voorzegd geworden.
1°) Het is op voorhand verheeld geworden door Melchise-dechs offerande. Deze was namelijk priester en koning te samen, en heeft eene offerande van brood en wijn opgedragen.Daardoor heeft hij op voorhand eene dergelijke offerande aangeduid, welke Christus (die ook koningen priester is),zou opdragen. Immers de H. Geest zegt van Christus: « Gij zijt priester in eeuwigheid na de wijze van Melchiscdech,»dat is: gij zult geduriglijk, tot het einde der wereld, een Sacrificie opdragen, gelijkend aan dat van Melchisedech (want gij zijt priester — gij offert; het hoofdambt des priesters is, dat hij offere;— evenals ook bij ons de priester niets heiliger, niets gewichtiger heeft, dan de heilige Mis te lezen). Zoo is daar ten opzichte van Christus te voren aangetoond, dat hij een gedurig Sacrificie zou opdragen. Is dit misschien zijne bloedige dood aan het kruis? Neen ; want deze heeft hij maar ééns geleden ; 't is het heilig Sacrificie der Mis ; dit draagt hij gedurig op tot het einde der wereld. En dit is ook aan de offerande van Melchisedech gelijkend — vermits .lesus zijne offerande opdraagt onder de gedaanten van brood en wijn.
2°) De profeet Malachias heeft het heilig Sacrificie der Mis voorzegd. God heeft door hem verkondigd, dat hij de Jood-sche offeranden niet meer wilde, maar dat hij in dezer plaats eene andere offerande verlangde, welke is deze? «Van den opgang der zon tot haren ondergang (dat is, zoo verre als de zon schijnt, overal) zal hem een rein spijsoffer opgedragen worden, waardoor zijn naam heerlijk, dat is, waardoor hij vereerd en verheerlijkt zal worden, volgens het hem toekomt. » Ditoffer kan niets anders dan het offer van Christus zijn—want geen ander is in de plaats der Joodsche offeranden getreden, geen ander is gansch rein,noch verheerlijkt God waarachtig.Of is het misschien het sacrificie des kruises ? Neen ; want dit is
scharen, en ik zal geene offeranden van uwe handen meer aannemen want van den opgang der zon tot haren ondergang zal mijnen naam verheerlijkt worden onder de volkeren, en op alle plaatsen zal aan mijnen aaam geofferd en een spijs (offer) opgedragen worden. Malach. I, 10, 11.
98
voor de hekste communie.
enkel op ééne plaats ( op Calvarienberg) en op öcnen dag opgedragen geweest, terwijl de propheet zegt: dat het nieuw Sacrificie op alle plaatsen enten allen tijde zal opgedragen worden. Ook is het Sacrificie des kruises geen spijsoffer. Welk is nu behalven dat, het ander Sacrificie van Christus ? Het heilig Sacrificie der Mis. Dit is 1°) eene gansche reine, heilige offerande en zij verheerlijkt God oneindig (zooals gij later zulthooren); 2°) 't is een spijsoffer, vermits het lichaam des Heeren, dat geofferd wordt, te gelijker tijd in de heilige Communie tot spijs der zielen dient; 3°) het wordt opgedragen « van den opgang der zon tot haren ondergang » dat is, in alle landen die zich op den aardbodem bevinden, bij de wilde Mooren in Afrika, bij de Chinezen, enz., zoowel als bij ons, — want overal zijn er christene priesters, die het opdragen ; en cc van den opgang der zon tot haren ondergang » dat is : er is geene uur, geene minuut waarop het niet opgedragen wordt. Wanneer het bij ons avond is, is het aan de andere zijde van den aardbol morgen en dan wordt daar de heilig Mis gelezen ; en wanneer het bij ons nacht is, is het wederom op eene andere plaats morgen; kortom, geene minuut is er, waarop op de eene of de andere plaats der aarde dit heilig Sacrificie niet opgedragen wordt. Zoo plechtig en zoo stiptelijk is de voorzegging des propheets volbracht geworden. Denkt eens na, hoe schoon het is, dat God aldus op elke minuut verheerlijkt wordt, dat op elke minuut de lieve Zaligmaker zich voorons aan den hemelschen Vader opoffert, dat op elke minuut Gods genade over ons afgesmeekt wordt. O hoe groot, hoe oneindig heerlijk is God toch — hoe groot, hoe oneindig groot de liefde van Jesus — hoe groot, hoe oneindig groot ons geluk!
V. 7. Welk is dit altijddurend Sacrificie, door Malachias voorzegd?
A. 't is het H. Sacrificie der Mis.
Het woord cc Misse, Misoffer » om ons H. Sacrificie (e beduiden, komt voort van het latijnsch woord Missa, dat zoo veel wil zeggen als vrijlating. Zoo noemde men de H. Mis,
99
jOO LEERWIJZE
omdat alle ongeloovigen en openbare zondaren uit de kerk gelaten wierden, en zich moesten verwijderen, zoohaast het H. Sacrificie begon. De naam is reeds oud; over meer dan 1500 jaren was hij algemeen in gebruik, en doet ons herinneren, dat het H. Sacrificie der Misse iets hoogwaardig is, dat men niet dan met heilige, eerbiedige en godvruchtige gesteltenis mag bijwonen (d).
V. 8. Wie heeft het H. Sacrificie der Mis ingesteld?
A. Jesus-Christus heeft het H. Sacrificie der Mis inge-gesteld , wanneer hij zich zeiven in het laatste avondmaal onder de gedaanten van brood en wijn aan zijnen hemehchen Vader opofferde, en hij aan zijne Apostelen bevool zijn Sacrificie voortaan te blijven opdragen.
De eerste H. Mis is dus opgedragen geweest in het laatste avondmaal. Ongetwijfeld heeft Jesus niet dezelfde gebeden en ceremoniën gebruikt, van welke zich nu de priester bedient als hij Mis leest: maar wat de zelfstandigheid, de hoofdzaak betreft , heeft Jesus hetzelfde gedaan, wat in elke H. Mis geschiedt. (Men kan de hoofddeelen der H. Mis aantoonen : Offerande, Consecratie en Nutting). Jesus heeft, zooals gij weet, het brood en den wijn veranderd in zijn lichaam en bloed, en dit zijn lichaam en bloed onder de gedaanten van brood en wijn, dus zich zetven heeft hij aan zijnen hemelschen Vader opgeofferd, zich opgedragen voor ons. Deswege heeft hij gezeid : Dit is mijn lichaam dat voor u geleverd wordt — dat ik morgen ter dood overlever, en nu reeds aan mijnen hemelschen Vader opoffer, aanbied, overlever, opdat hij u moge genadig zijn; en gelijkerwijze : dit is mijn bloed dat voor u zal vergoten worden tot vergiffenis der zonden—dat ik morgen voor u zal vergieten, doch dat ik
(1) Eene andere uillegging dan deze bovenstaande vraag schijnt redelij -ker: Het woord Mis komt voert van het latijn mittere, hetgeen beleekent zenden; immers onder het heilig Sacrificie wordt Christus ons als gezonden op den aütaar, en de christenen zenden hem aan den hemelschen Vader weder als een zoenoffer.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
heden reeds op eene geheimzinnige wijze op voorhand voor u vergiet, opoffer, opdat gij de vergiffenis uwer zonden moget bekomen. Ook heeft Jesus niet alleen zelf het H. Sacrificie opgedragen, maar hij heeft er bijgevoegd : « Doet dit » dat is te zeggen : doet hetzelfde wat ik gedaan heb, dus gij ook verandert het brood en den wijn in mijn lichaam en bloed en offert het den hemelschen Vader op. — Hij heeft hun dan be;olen voortaan (van dan af immer voort) het H. Sacrificie der Mis op te dragon (plechtiglijk met heiligen eerbied te vierenj.
V. 9. Wat is dan het H. Sacrificie der Mis?
A. Het H. Sacrificie der Mis, is de altijddurende offerande der nieuwe wet, wnarin zich Christus, onze Heer, onder de gedaanten van brood en wijn opoffert aan zijnen hemelschen Vader door de handen des priesters op eene onbloedige wijze, gelijk hij zich eens aan het kruis bloedigerwijze opgeofferd heeft.
Dit alles, lieve kinderen, heb ik getracht u reeds klaar uitte leggen. Nu wil ikenkelijk zien of gij hetnog onthouden hebt: het H. Sacrificie der Mis is eene offerande : Wat behoort tot eene offerande? 1) Eene zichtbare, eene uitwendige gaaf, 2) die aan God opgedragen wordt, 3) om hem als de opperste Heer te erkennen.Zijn deze drie voorwaarden in de H. Mis te vinden? Welke is de uitwendige gaaf?... Ja; doch kan men het lichaam van Christus wel zien ?Hij is zichtbaar niet door zich zeiven, maar door de gedaanten van brood en wijn? Wien wordt deze gaaf opgedragen? Tot wat einde? Verder noemt men de H. Mis een altijddurend sacrificie : Waarom? Der nieuwe wet; waarom? Waarin zich onze Heer Christus opoffert: Hoe? Wat offert hij? Aan wien? Tot wat eïndel Onder de gedaanten van brood mwijn—dus niet in zijne eigene gedaante, niet zoo dat men hem zien kunne, gelijk de menschen hem zagen, toen hij aan 't kruis hing, neen,—maar hoe? Op eene onbloedige wijze, dat is, zonder dat hij nog we-zentlijk zijn bloed vergiet, zonder dat hij nog sterft. Door de handen des priesters.Wanneer een rijke man aan zijn kind geld
101
LEEHWUZE
geeft, om het eenen armen tot aalmoes uit te reiken: wie dan heeft de aalmoes aan den armen gegeven? De rijke man. Doch heeft hij het door zich zeiven alléén gegeven ?Neen; hij heeft't gegeven door de handen zijns kinds; hij heeft zich daarbij van zijn kind bediend, hij heeft deszelfs bemiddeling gebruikt. Zoo is het ook altoos Jesus-Christus die het H. Sacrificie der Mis opdraagt; hij offert zijn lichaam, zijn bloed, wordt te-gemvoordigop den autaar en offert zich aan zijnen hemelschen Vader. Zoo dus gelijk de man aalmoezen gaf door de handen zijns kinds,—zoo offert zich Jesus door de handen zijns priesters; en gelijk het kind aalmoezen geeft als plaatsvervanger en terzelfder tijd, als werktuig zijns vaders, zoo draagt de priester het H. Sacrificie der Misse alleenlijk op als plaatsvervanger en als werktuig, waarvan zich Christus bedient. Daarom zegt men : de priester offert in den persoon van Jesus-Christus, of Christus door hem; daarom ook onder de H. Consecratie, wanneer het Sacrificie eigenlijk geschiedt, zegt de priester niet: Dit is het lichaam van Christus, maar ; Dit is mijn lichaam, tot teeken, dat hij in naam van Christus spreekt en offert, dat Christus door hem offert. Christus offert zich in de H. Misse op eene onbloedige manier, gelijk hij zich eens aan het kruis bloedigerwijze geofferd heeft — hij sterft niet meer, vergiet zijn bloed niet meer lichamelijker-wijze — maar buiten dat is het gansch hetzelfde Sacrificie, zooals gij aanstonds zult vernemen.
V. 10. Wat verschil is er lusschen het H. Sacrificie der Mis en het Sacrificie des kruises ?
A. Het H. Sacrificie der Mis is wezentlijk hetzelfde Sacrificie, alleenlijk is de manier van offeren ver-schillig.
(Daarom zegt de H. Paulus, in vergelijkenis met de sacrificiën dnr oude wet : « Christus heeft zich maar eens geofferd (Hebr. VII. 27). » Want het christendom heeft maar een enkel Sacrificie, dat eenmaal aan het kruis de verlossing bloedigerwijze bewerkt heeft, en welker vruchten ons voortdurend in de H. Mis toegevoegd worden).
102
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 103
Het heilig Sacrificie der Mis, is wezenlijk hetzelfde Sacrificie-, het wezen van het Sacrificie, wat tot het Sacrificie behoort, is in de H. Mis en het Sacrificie des kruises, hetzelfde. Het is dezelfde, die het Sacrificie opdraagt — Jesus Christus ; hij offert dezelfde offergaaf — zijn lichaam en zijn bloed; hij offert het aan denzelfden — aan zijnen hemelschen Vader; hij offe.' het tot hetzelfde einde — om God te eeren en ons genade te bekomen. De manier van offeren, dal is, de wijze, hoe Jesus zich aan zijnen hemelschen Vader opdraagt, is verschillig, gelijk gij reeds in de vorige vraag vernomen hebt. Ja, lieve kinderen, het is gansch dezelfde Jesus, die aan het kruis hing; hij is daar met hetzelfde liefderijk hart, dat hem aandreef, om voor ons ter dood te gaan. Met dezelfde ootmoedige gehoorzaamheid jegens zijnen hemelschen Vader, als toen hij zich tot de versmadelijke kruisdood vernederde, vernedert hij zich nu tot de gedaante van brood, aanbidt hij den hemelschen Vader, erkent zijne Opperste Majesteit. En dewijl hij op nieuw zijn leven niet kan geven ter eere zijns Vaders, toch toont en offert hij hem gelijkerwijze zijn lichaam dat aan 't kruis gestorven is, zijn bloed dat aan 't kruis vergoten is en al de gehoorzaamheid, al de eer, die hij hem daardoor bewezen heeft; ja alle de verdiensten die hij er door verworven heeft, stelt hij den hemelschen Vader voor. Hij doet dit, niet om ons nog eens te verlossen, niet om ons nogmaals de genade te verdienen — zulks heeft hij aan 't kruis gedaan, maar opdat de Vader om zijner kruisdoods wille, om zijner verdiensten wille, ons de genade wezenlijk geve en toereike, welke Jesus ons verdiend heeft, waartoe hij ons, om zoo te zeggen, een handschrift gegeven heeft.
Gij ziet het, kinderen! De H. Mis is dus geen ander Sacrificie dan het Sacrificie des kruises; wij hebben in het christendom geene twee sacrificiën, neen, er is maar een Sacrificie. dat Christus aan het kruis door zijne dood volbracht heeft,omons te verlossen, en dathijop honderde en duizende plaatsen, op eene gansch wonderbare, geheimzinnige wijze vernieuwt en zijnen hemelschen Vader voorstelt. 'tZijn geene twee lichamen van Christus, het lichaam dat hij in den
LEERWIJZE
hemel, en het lichaam dat hij in 't heilig Sakrament heeft; neen, 't is een en hetzelfde lichaam, in den hemel in eigene gedaante, in het 11. Sakrament onder de gedaante van brood — zoo zijn het ook geene twee sacrificiën, het Sacrificie des kruises en dat der H. Mis; neen,'t is maar één Sacrificie, waarin zich Christus aan het kruis hloedigerwijze in zijne eigene gedaante offerde, in de H. Misse onbloedigerwijze onder de gedaante van brood.
Lieve kinderen! Indien wij dit immer rijpelijk overdachten, zoo dikwijls wij de H. Mis bijwonen,welke eerbied zou ons vervullen! In denH. Kersnacht, herrinnert ons alleenlijk een kribbeken aan Jesus' geboorte, doch maakt niet dat Jesus werkelijk geboren wordt, werkelijk als kind tegenwoordig is. Het H. Sacrificie der Mis integendeel herinnert ons niet enkelijk aan het Sacrificie des kruises van Jesus, maar het maakt ook dat dit H. Sacrificie voor onze oogen tegenwoordig wordt, dat wezenlijk hetzelfde geschiedt wat op Calvarien-berg geschied is. Wat moet de H. Magdalena aan den voet des kruises in haar hart gevoeld hebben! Hoe groot zou uwe aandoening geweest zijn, indien gij bij de dood van Jesus tegenwoordig geweest waart, wetende, wie hij was die daar stierf, ja, dat hij voor onze zonden stierf! Zeker hadt gij met heete tranen uwe zonden beweend, welke den Zaligmaker zulke smarten toebrachten, gij hadt den lieven Zaligmaker om verzoening gebeden, hem voor zijne oneindige liefde gedankt en hem beloofd, dat gij hem nu vast en zeker trou-welijker zoudet gehoorzamen, en hem geen verdriet meer aandoen. O doet dat alles nu, lieve kinderen, in de H. Mis — want onthoudt het: daar is dezelfde Jesus, die voor u aan het kruis gestorven is, daar brengt hij zijn voor u gekruisigd lichaam, zijn voor uwe zonden vergotene bloed aan den he-melschen Vader ten offer. Daarom heeft de H. Bisschop Wilhelmus, wanneer hij de H. Mis las of hoorde, altijd bittere doch tevens zoete tranen van leedwezen en liefde gestort. « Immers,» zegde hij, « wanneer ik in de H. Mis bedenk, dat Jesus Christus op den autaar zich zeiven aan den hemel-schen Vader als slachtoffer aanbiedt, dan gevoel ik geene mindere smart, dan indien ik hem op Calvarienberg aan het kruis
104
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
•105
uitgerekt zag sterven.» Ik zal u nog eene geschiedenis verhalen, die hierwel past: In zekere gemeente, waar de nienschen zeer boos waren, zijn eens twee missionarissen aangekomen, om ze door sermoonen tot berouw en boetvaardigheid te bewegen. Doch hun prediken diende tot niets; de nienschen hebben hen aanhoord; maar zich beteren of bekeeren wilden zij niet. Daarom wilde eindelijk een der beide priesters nog eene laatste uitnoodiging doen; hij heeft den predikstoel beklommen en heeft zoo geweldig, met zulke krachtdadigheid gepredikt, dat hem eene ader in de borst losgeborsten is en het bloed hem uit den mond stroomde. — Stervende droeg men hem van den predikstoel af. Daarna heeft de andere zendeling het kleed van den overleden genomen, dat gansch met bloed overdekt was en toonde het van den predikstoel aan de nienschen met deze woorden : « Dit bloed hebt gij vergoten, gij zijt de schuld van zijne dood. » Dit bracht eenen geweldigen schrik onder die nienschen. « Zoo zeer heeft hij onze zonden ter harte genomen, hij stierf voor onze zonden, » riepen zij uit, « en wij, wij zijn zoo onverschillig en willen geene boetvaardigheid doen. » — Alsdan stroomden zij tot den biechtstoel en hebben zich oprechtelijk bekeerd. Nu ziet, lieve kinderen, in de H. Mis, onder de Consecratie toont u de priester — niet het kleed van Christus in zijn bloed gedoopt — maar bet lichaam dat voor u met gees-sels ontvleeschd, met nagels doorboord is geworden; dat bloed, welk onder de vreeselijkste pijnen voor u is vergoten geworden. En gij zoudt onverschillig zijn en koelnioedig in uwe zonden voortleven? O neen, neen! Zoo dikwijls gij in de H. Mis zijt, en de priester toout u het lichaam en het bloed des Heeren in de H. Consecratie — denkt, dat Jesus voor uwe zonden veel geleden heeft en gestorven is; dat hij nu den henielschen Vader zijn gekruisigd lichaam, zijn vergoten bloed opoffert; klopt rouwhartig op uwe borst en zegt: «Jesus, wees mij genadig, Jesus, wees mij barmhartig! Jesus, vergeef mij mijne zonden. » Belooft hem beternis en trouwe lieide met de woorden : «Jesus, voor u leve ik! « Jesus, voor u sterve ik! Jesus aan u ben ik dood en le-« vend. »
5.
106 LEEltWlJZk
V. 11, Waarom is het Sacrificie der Mis hetzelfde Sacrificie, als het Sacrificie des kruises?
A. Omdut in beiden dezelfde offert en geofferd wordt — Jesus Christus, onze Heer.
V. quot;12. Hoe is de manier van offeren in beiden verschil-
A. Aan het kruis offerde zich Christus bloedigerwijze; terwijl hij zich in de heilige Mis onbloedigerwijze offert, vermits hij het Sacrificie, aan het kruis volbracht, hernieuwt, zonder nog te lijden of te sterven.
(Deze vragen zijn bij de verklaringen der voorgaanden reeds uitgelegd ; eindelijk de uitdrukkingquot; hij vernieuwt » is uit te leggen — hi j doet op nieuw wat hij aan 't kruis ge daan heeft, hij oftert den hemelschen Vader zijn lichaam en zijn bloed zonder daarom nog op nieuw te sterven.)
V. 13. Indien Christus niet meer sterft, hoe kan dan door de heilige Mis, het Sacrificie dat hij aan 't kruis volbracht heeft, vernieuivd worden?
A. Het wordt vernieuwd, omdat in de heilige Mis Christus zich wezenlijk en waarachtig opoffert onder het zinnebeeld der bloedige dood,welke hij aan 't kruis geleden heeft, te weten : onder d» gedaanten van brood en wijn van elkander gescheiden.
Het Sacrificie les kruises, heeft hierin bestaan, dat Jesus zich zeiven heeft overgeleverd aan de pijnlijkste dood,om God te eeren en te verzoenen. Hoe kan dat Sacrificie des kruises nu vernieuwd worden, vermits Jesus niet meer kan sterven? Vooreerst, lieve kinderen, wilt opmerken, dat er hier van iets wonderlijks, iets geheimzinnigs gehandeld wordt, dat geen mensch bekwaam is ten volle uit te leggen. Doch kunt gij er toch iets van verstaan; indien Jesus op nieuw te sterven kwam, dan waren het Sacrificie des kruises en het Sacrificie der Mis eigentlijk niet een Sacrificie maar wel twee; ook kan Jesus in 't geheel niet meer sterven. Aan 't kruis is zijn
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
bloed gevloeid en is wezenlijk van hetlichaam gescheiden geworden maar zulks is niet meer mogelijk; doch op den Aulaar geschiedt dit ook eenigszins op eene zinnebeeldige wijze(door een uifwendigteeken). Jesus Christus is zelf tegenwoordig onder de yerfatrnfew van brood en wijn van elkander gescheiden,dat is, afzonderlijk onder de gedaante van brood en afzonderlijk onder de gedaante van wijn. Wel is waar, de geheele Christus met lichaam en bloed, is in de H. hostie gelijk in 't H. bloed (vr. 14), doch de gedaante van brood fzijnde iets vast, als spijs) duidt eukelijk aan, stelt enkelijk voor het lichaam van Christus; en de gedaante van wijn (zijnde vloeibaar, als drankjtoont nietaan, steitniet voorhet lichaam van Christus, maar enkelijk zijn bloed. De heilige hostie stelt ons dus afzonderlijk voor zijn lichaam, de kelk zijn bloed, dat is te zeggen, zijn bloed van het lichaam afgescheiden. Waar werden lichaam en bloed gescheiden? in zijne bloedige dood aan het kruis. Dus stellen ons de afgescheidene gedaanten ons het lichaam en het bloed van Jesus zoo voor, gelijk zij aan het kruis geweest zijn, waar hij de bloedige dood onderging. De Zaligmaker is dus tegenwoordig met hetzelfde lichaam dat aan het kruis gestorven is, met hetzelfde bloed, dal aan het kruis vergoten wierd, en hij is tegenwoordig gesteld onder het zinnebeeld der bloedige dood, dat is, zoo voorgesteld (door de afgescheidene gedaanten), gelijk hij aan het kruis stierf, waar zijn bloed zich van zijn lichaam scheidde. En zoo oflert hij zich nu aan den hemel-schen Vader wezeniijk(n\et alleen met het ons zoo voor testellen), en waarachtig (dat is te zeggen dat het geen enkel afbeeldsel is van zijn Sacrificie, om ons alleenlijk aan het Sa-crilicie des kruises te doen denken); hij oflert zich met dezelfde onderwerping, met dezelfde gehoorzaamheid, dezelfde ootmoedigheid en liefde, die hij aan het kruis toonde.
V. 14. üoe bewijzen wij, dat sedert de Apostelen af, het
H. Sacrificie der Mis altijd opgedragen werd ?
i) Door de woorden van den H. Paulus, welke klaar bewijzen dat reeds sedert de apostolische tijden.
107
LEERWIJZE
de christenen hunne eigene offeraltaren hadden (i); derhalve waar een offeraltaar is daar moet ook een offer zijn;
2° Door de onloochenbare getnigenis der heilige Vaders, de beslissingen der kerkvergaderingen . de aloude Misgebeden en door vele andere kerkelijke gedenkstukken uit Oost- en Westland.
Er zijn menschen, die aan Christus gelooven, de H. Schriftuur als Gods woord aanzien, en toch denken, dat er geen H. Sacrificie der Mis bestaat. Dat deze ongelijk hebben, weet gij reeds van vroeger, wanneer ik u getoond heb,dat God het H. Sacrificie der Mis in het oud verbond heeft beloofd (en wat God belooft, dat volbrengt hij ook) en dat Jesus-Christus het H. Sacrificie der Mis ingesteld heeft. Vandaag zal ik u nu nog toonen, dat van de tijden der Apostelen af, het H. Sacrificie der Mis altijd in de H. Kerk door de christenen is opgedragen geworden.
1° De U. Apostel Paulus schrijft: Wij christenen, wij heb-Len eenen Autaar, waarvan zij die het tabernakel bedienen, te weten de Joden, geen recht hebben om te eten » Een offeraltaar is een altaar waarop men offert, waar een offer opgedragen wordt. Bedoelt de Apostel misschien het kruis? Neen — want hoe zouden wij van het kruis kunnen eten? Hij bedoelt eene offertafel, waarop men spijzen legt, waarvan de christenen, en wel de christenen alléén, mogen eten. Dus h d-den de christenen ten tijde van den Apostel Paulus een offer, en wel een heilig spijsoffer, van 't welk de christenen alléén mochten eten. Nu dan dat kan enkel het H. 31isoffer wezen.
2° Wij hebben onloochenbare getuigenissen der heilige Vaders (2), dat is te zeggen, uitspraken der heilige Vaders, van welke men in 't geheel niet loochenen kan, of zij leggen getuigenis af over het H. Sacrificie der Mis. Vele heilige Vaders verhalen ons hoe dit U.Ofi'er bij hun opdragen werdt,
(li « Wij Christenen, wij hebben eenen autaar, waarvan zij, die het tabernakel bedienen, te weten, de Joden, geen recht hebben om te eten. » Hebr. XIII, 10. Vergelijk met I Cor. X, 18-2JL
(2) Zie dezelfde bewijzen vr. 8, lsle hoofdstuk
308
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 109
als ook dat God dikwerf wonderbare genezingen en genaden door het H. Misoffer schonk, zoo b. v. de H. Gregorius van Nazianze, hoe zijn vader door het H. Misoffer plotselijk van eene ziekte genezen werdt. De H. Augustinus verhaalt, hoe zijne moeder, de H. Monica, voor hare dood bad, dat men haar toch aan den autaar zou gedachtig zijn, dat is, in de H. Mis voor haar bidden; en hoe na hare dood « het offer onzer verlossing » voor haar is opgedragen geworden. Ja, dezelfde groote en heilige kerkleeraar Augustinus (over meer dan 1400 jaren) zegt: In plaats van alle deze offeranden en gaven (der oude wet) wordt nu het lichaam van Christus opgedragen, en aan hun, die er deel aan nemen (die communiceeren) uitgedeeld. » De H. Bisschop en martelaar Iremeus, die in het christene geloof onderwezen wierd, door eenen leerling van den H. Apostel Joannes, en vervolgens de leer der Apostelen wel moest kennen, schrijft: « Christus nam brood en zeide : Dit is mijn lichaam; en gelijkerwijze zegde hij van den kelk, dat het zijn bloed was. Gij ziet het: Zoo leerde hij het nieuw sacrificie des nieuwen verbonds, dat de Kerk van de Apostelen ontvangen heeft, en in degeheelen wereld aan God opdraagt, dat door de profeet Malachias reeds lang te voren voorzegd was enz.» — Doch ik zou niet uitscheiden, moest ik hieromtrent alle de getuigenissen der H. Vaders aanhalen.
Van de uitspraken der kerkvergaderinyen, heb ik er u reeds eene medegedeeld (vr. 8). Nog twee zal ik er u aanhalen.
De eerste heilige, algemeene kerkvergadering van Nictea (u 3i§) heeft verboden aan de diakens (geestelijken die nog niet priester zijn, die wel de H. Communie mogen uitreiken, doch geenszins het H. Misoffer mogen opdragen) de H. Communie aan de priesters uit te deelen « want zulks heeft noch het voorschrift noch de gewoonte (der Kerk) overgeleverd, dat zij die opofferen, (de priesters) het lichaam van Christus zouden ontvangen uit de handen van hen (de diakens) die de macht niet hebben tot otteren. » En de H. Kerkvergadering van Trente zegt: Al wie beweert dat in de H. Mis niet een waarachtig en eigenlijk offer opgedragen wordt, die zij in den ban.»
De aloude misgebeden, die gedeeltelijk van de tijden der
LEERWIJZE
H. Apostelen afkomen, leggen eveneens getuigenis af voor het H. Misoffer, (het zijn veelal gansch dezelfde gebeden, die nog heden in het Misboek staan).Zoo staat er in dergelijke aloude misboeken, na de H. Communie : « Wij hebben u (o God) opgedragen het onbevlekt lichaam en het kostbaar bloed van onzen grooten God en Zaligmaker Jesus-Christus. » En in eenen anderen: «Laat ons bidden, danken en loven het levende Lam Gods, dat op den Autaar geofferd wordt. » En wederom : « Wees genadig, o God, de zielen der overledenen, voor welke wij u dit H. Offer opdragen. » En, « gij zijt het (Jesus-Christus die hier offert en opgeofferd wordt, die (dit offer) aanneemt en die uitgedeeld wordt » (in de H. Communie). Overal, gelijk gij wel ziet, is er spraak van het heilig offer des lichaams en des bloeds van Christus, dat aan God opgedragen wordt; dus van het H. Misoffer.
Eindelijk getuigen voor het H. Misoffer, vele andere kerkelijke gedenkstukken uil het Oosle en het ll7t'slt;ew,dat is te zeggen, vele voorwerpen, beelden, autaren enz., die ons bewaard zijn geworden uit oude tijden, en ons aan de Kerk dier tijden herinneren en zeggen, hoe het gebruik alsdan in de Kerken in Asia, Afrika en Europa is geweest. Zoo b. v. zijn nabij de stad Rome de zoogenaamde Catacomben (i); deze zijn onderaardsche gangen die zich uren en uren verre onder den grond uitstrekken; daar hebben de christenen in de eerste tijden hunne dooden, de heilige martelaren begraven, en hunnen godsdienst uitgeoefend, omdat zij de openbaarheid vreesden van wege de heidenen. Daar zijn nog hedendaags autaren te zien, waarop de christenen het H. Misoffer gevierd hebben. Ook is nog heden te Rome den autaar waaraan de H. Petrus en de pauzen na hem de II. Mis gelezen hebben. — Het is maar een eenvoudig houten berd — doch wordt het natuurlijk hoog in eer en als heilig gehouden—zoodat de Paus alléén over dezen autaar de II. Misse mag lezen.
Gij ziet dus, lieve kinderen, reeds in de oudste tijden en
(1) Waar de tijd het toelaat, zou ongetwijfeld eene korte afschildering der Catacomben, zooals deze uit Mgr Wisemans, « Fabiola » of Spencers Korthcote : « De Roomscbe Catacomben, » lichtelijk kan genomen worden, voor.de kinderen zeer aantrekkelijk, leerrijk en stichtend zijn.
110
VOOR DE tERSTE COMMUNIE.
altijddurig is het H. Misoffer opgedragen geworden — het kan dus niet dan van de Apostelen afkomen, en deze kunnen het niet dan van den lieven Zaligmaker ontvangen hebben.
V. 15. Wien dragen wij het H. Misoffer op?
A. Wij dragen het aan God alléén op; nog tans vieren wij daarbij ook de gedachtenis der Heiligen.
Vroeger (v. 1) hebt gij reeds gehoord, waarom men aan God alleen offers mag opdragen, omdat wij door het offer, dengenen, wien wij het opdragen, als onzen oppersten Heer eeren : God alleen is onze opperste Heer. Het ware eene afgoderij indien wij het H. Misoffer aan iemand anders dan aan God, bij voorbeeld, aan eenen heiligen opdroegen. Doch hebt gij nog niet gehoord, dat de menschen soms zeggen : de priester moet eene Mis lezen ter eere der lieve Moeder Gods, enz? Ongetwijfeld; doch zulks wil niet zeggen, dat het H. Misoffer haar opgedragen wordt, maar dat daarin de gedachtenis der lieve Moeder Gods gevierd wordt, dat is : wij denken daarin plechtiglijk, in heilig gebed, aan de lieve Moeder Gods.
V. 16. Hoe vieren wij in de heilige Mis de gedachtenis der heiligen?
A. 1°) Met God te danken over de genade en de zaligheid welke hij hun verleend heeft;
2quot;) Met hen om hunne voorspraak te aanroepen.
Wanneer de priester, een heilige Mis leest bij voorbeeld, ter eere van de Onbevlekte Ontvangenis der heilige 3Ioeder Gods, dan draagt hij het heilig Offer enkelijk aan God op, doch dankt hij er God door.gelijk voor alle weldaden, bijzonder hierom, dat hij aan Maria eene zoo groote genade verleend heeft en ze nu in den hemel zoo hoog heeft verheven ; en te gelijker tijd bidt hij dat God, door de voorspraak der heilige en onbevlekte Maagd Maria, ons zijne genade verleene, opdat wij, gelijk zij, zuiver en onbevlekt, en eens bij haar eeuwig zalig mogen zijn. Daardoor wordt ongetwijfeld Maria
m
LEERWIJZE
vereerd, terwijl wij aan hare genade, deugd en heerlijkheid denken, — doch wordt zij op zulke wijze niet geëerd, alsof wij haar het heilige Misoffer opdroegen, want deze eer komt aan God alléén toe. Ook wanneer de Mis niet ter eere van eenen of anderen heilige gelezen wordt, wordt er toch altijd eene gedachtenis der heiligen in de Mis gehouden. In denzelfden zin heeft de heilige Augustinus reeds geschreven : « Het christene volk houdt de gedachtenis der martelaren met godvruchtige plechtigheid, om zich tot hunne navolging op te wekken,om deel te hebben aan hunne verdiensten en door hunne voorspraak ondersteund te worden, doch op zulke wijze, dat wij aan geenen der martelaren, maar enke-lijk aan den God der martelaren offeren, ofschoon wij bij de gedenkplaatsen (de graven, waar de lichamen der martelaren rustenj autaren oprichten.
V. 17. Tot wat einde dragen wij aan God het heilig Misoffer up ?
\) Als lofoffer tot zijneeeren verheerlijking; % Als dankoffer voor alle de genaden en de weldaden van hem ontvangen;
3) Als zoenoffer voor de menigvuldige beleedigingen hein
4) Als bi do ff er, om vun hem hulp af te smeeken in alle
noodwendigheden van ziel en lichaam.
Het heilig Misoffer is dus: 1) Een lofoffer, opgedragen om God te loven, te eeren en te verheerlijken.
Wij zijn allen, lieve kinderen, schepsels van God, tot zijne eer geschapen. Derhalve is het onze plicht, strenge plicht, God te eeren. Doch welke soort van eer zullen wij aan God bewijzen? Eene eer, zooals er hem toekomt. Een kind kan ik eeren met een beeldeken te geven. Verhevener moet de gaaf zijn, indien ik eenen man van aanzien eer wil bewijzen. Eenen vorst, eenen keizer, komt eene vorstelijke, eene keizerlijke gaaf en eer toe. Welke gaaf en
112
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 113
eer komt nu aan God toe? — Eene goddelijke — eene gaaf, eene eer, die oneindig groot, zuiver en verheven is, waarin God zich oneindig kan behagen. Doch hoe kunnen wij zulke gaaf, zulke eer aan God opdragen? Indien alle engelen en menschen duizende jaren lang God onophoudelijk loofden en prezen, indien zij allen hun leven voor God opofferden, zulks ware nog in verre na geenë' eer, gelijk er aan God toekomt; — want alle deze zijn enkele schepsels, die zooveel als niets zijn inde oogen van God. Om met ons te beginnen, wat zijn wij? Wij zijn maar arme, ellendige schepselen, voor God veel armzaliger dan het verachtelijkste diertje vergeleken met den verhevensten der engelen. En daarbij zijn wij nog ellendige^ondaars, die den driemaal heiligen God zoo dikwijls en zoo veel vergramd hebben, van wien hij eigenlijk zijne oogen met afschrik zou moeten afwenden. Hoe zouden wij (iod kunnen loven en eeren? Waarlijk wij zijn daartoe veel minder in staat, dan de arme dienstknecht (Math. XVIII. 24) in staat was aan zijnen meester tienduizend talenten(veel millioenen tranken)te betalen. Doch, lieve kinderen, hoe arm wij uit ons zeiven ook zijn, zoo rijk zijn wij door de heilige Mis. Immers hierin schenkt ons Jesus Christus zich zeiven, zijn offer, zijne verdiensten — en ziet : nu kunnen wij God wederom de eer bewijzen, welke hem toekomt, vermits wij hem Jesus zeiven opdragen — den allerheiligsten, allerreinsten, aan wien geene schaduw van zonde is, diezelfGod is, oneindig groot, heilig en verheven, gelijk de Vader ; wij offeren hem al de gehoorzaamheid, waarmede Jesus zich aan zijnen hemelschen Vader onderworpen, zijne heilige majesteit geëerd en verheerlijkt heeft; alle zijne gebeden, zijnen arbeid, zijn lijden, zijne bittere dood, die hij om zijnen Vader te eeren geleden heeft; en dewijl de Vader er oneindig welbehagen in nam toen deZoon deze verrichtte, zoo moet hij ook oneindige vreugd hebben,alsde Zoon zehem op nieuw opdraagt. Ja, lieve kinderen! denkt eens na; indien de Allerheiligste Maagd Maria, indien de glinsterende choor der heilige engelen, de wonderliefelijke scharen der heiligen allen voor Gods troon traden, indien zij hem opdroegen alle de vurige gebeden die zij verricht hebben en alle de lofzangen die
LEERWIJZE
ooit in het heilig hemelpaleis weergalmden ; indien de heilige Apostelen hem opofferden al den arbeid welken zij voor hem gedaan hebben, de heilige martelaren alle de pijnen, die zij uitstonden, de heilige belijders alle hunne gebeden en werken van boetvaardigheid, de heilige maagden hunne lelie-reine zuiverheid ; ja, indien de goede God nog mil-lioenen hemelen schiep vol heilige engelen, en alle deze kwamen hem duizendc en duizende jaren lang loven, zij zouden God niet zooveel eer bewijzen, als eene enkele heilige Mis; immers in de heilige Mis looft en eert Jesus Christus zelf, de eeuwige goddelijke Zoon, den hemelschen Vader, hij offert hem eene gaaf van oneindige waarde, waarin de Vader zijn oneindig welbehagen neemt.
Ja wij zeiven eeren nu God, gelijk hij 't verdient. Want Jesus'offer is ons offer; hij heeft het ons geschonken. Hij offert zich voor ons, looft en eert den hemelschen Vader in onzen naam. En wij allen mogen hem en zijn offer op geestelijke wijze mede-offeren, hem met den priester aan God opdragen. De heilige Ignatius en eenige andere heilige mannen hebben eens eene reis afgelegd; onderwege kwam hen een arme landsman te gemoet,en deze was niet tevreden vooraleer hij hun reisgoed mocht dragen. Wanneer zij allen uren lang nederknielden en baden, heeft die arme man ook den gan-schen tijd ook met hen geknield. Nieuwsgierig om te weten, wat de man op al dien tijd gebeden had, ondervroegen zij hem, en hij antwoordde : « Ik zeg tot den goeden God : Zie, lieve God, ik ben eigenlijk maar het lastdier dezer heilige mannen, ik kan niet bidden, als zij; daarom offer ik u op al wat zij bidden; neem het zoo aan, alsof ik ook zoo bade. » Ziet, lieve kinderen, zoo kunnen en moeten wij het ook doen in de H. Misse. Wij ook moeten tot God zeggen: « Zie, lieve Heer, wij zijn arme zondaars; wij kunnen u niet oprecht loven en eeren, zooals wij het wel zouden willen. Doch wij hebben hier uwen goddelijken Zoon; zie dezen offeren wij*u op; zijne gebeden welke hij tijdens zijn leven verricht heeft, zijnen arbeid, zijn lijden, zijne dood, zijne liefde, zijne gehoorzaamheid, enz.; dat alles heeft hij ons geschonken, en wij dragen het u hier op; neem dat alles aan.
H4
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 11Ö
alsof wij het gedaan hadden; — met hem vereenigen wij onze zwakke gebeden, onzen arbeid welken wij vandaag verrichten, ons lijden, dat wij heden zullen te dulden hebben, en zouden u gaarne daardoor zoo eeren, u zooveel vreugd aandoen, als uw goddelijke Zoon. O neem het goedgunstig aan enz. »
2) De H. Mis is een dankoffer.Wanneer gij van iemand weldaden ontvangt,is het uwe plicht te bedanken,en gij moet des te meer uwe dankbaarheid betoenen, naarmate de weldaden, welke gij ontvangen hebt, grooter zijn. Men bedankt veel meer voor een gouden dan vooreen koperen geldstuk; ja, hij die u het leven gered heeft, verdient meer dankbaarheid dan hij, die u slechts eene aalmoes gegeven heeft. Nu, denkt eens, welke gaven en weldaden hebben wij van God 1 Vooreerst de lichamelijke weldaden, zooals het dagelijks voedsel; — hoe velen lijden bitteren honger ! ja in de stad Londen gaat er geen dag voorbij zonder dat er een ellendige van honger en gebrek sterft — en gij hebt voedsel genoeg. — Gezondheid. Hoe ongelukkig zoudet gij zijn, indien gij blind waart enz. ? — Dan de genaden voor uwe ziel, zooals gij er dagelijks vele, vele bekomt : de genade des heilig doopsels, waardoor gij tot kinderen Gods, tot erfgenamen des hemels aangenomen zijt, enz. Ziet, lieve kinderen, eene enkele zulker genaden is meer waard dan de gansche zichtbare wereld. En dan vooral die genade, dat God zijnen eeniggeboren Zoon voor u, arme kinderen, aan de bittere dood des kruises overgeleverd heeft, en hem u welhaast zal geven tot spijs uwer zielen. Ja, lieve kinderen, gemakkelijker zouden wij de sneeuwvlokken kunnen tellen in den winter,en de waterdruppelen der zee,— dan Gods weldaden. Daarvoor zijn wij hem dan ook dank schuldig, en zulken dank, die zooveel waard is, als de weldaden die wij van hem ontvangen hebben. Doch wat zouden wij hem kunnen, wat zouden wij hem willen geven? De jonge Tobias vroeg ook zoo, wanneer hij huiswaarts keerende, zijnen reisgezel van wien hij zooveel goeds ontvangen had, iets uit dankbaarheid wilde schenken. Hij bood hem de helft van alle zijne bezittingen aan, wel ingezien dat zulks niet voldoende was. Maar wij dan, wat zullen wij aan God geven?
LEERWIJZE
Indien wij hem al ons vermogen, ons leven zelfs wilden ten beste geven ; wat is dat voor God? — en het behoort hem buitendien toch. — Nu dan ziet, lieve kinderen ! wederom komt Jesus Christus ons ter hulp. In het H. Misoffer schenkt hij ons zich zeiven en alle zijne verdiensten, en nu kunnen wij den hemelschen Vader iets opdragen dat zooveel waard is als zijne weldaden, nu kunnen wij hem waardiglijk danken. Nu kunnen wij hem zeggen : « Zie, lieve Vader, door ons zeiven zouden wij u niet kunnen danken voor alle uwe genaden en weldaden — doch beschouw hier uwen lieven Zoon; hij dankt voor ons. Wij offeren u. Hem en alle zijne dankzeggingen welke hij gedurende zijn gansch leven u opgedragen heeft en nog heden opdraagt— neem het aan als onzen dank, wij vereenigen er onze dankzegging mede voor
deze.....deze.....en alle uwe weldaden, en zullen u immer
en eeuwig dankbaar prijzen. »
3) Dell. Misse is een zoenoffer, een offer om ons met God te verzoenen, indien hij vergramd is over de menigvuldige beleedigingen welke hem toegebracht worden. Ach, lieve kinderen, hoe vele zonden worden er dagelijks bedreven, hoe vele hebben wij er reeds bedreven sinds dat wij leven? En denkt nu eens wat eene enkele zonde is voor Gods oogen! Wegens ééne zonde heeft hij ontelbare engelen, die zoo onuitsprekelijk schoon en gelukkig waren, in de hel gestort, waar zij zoo hatelijk, zoo schrikkelijk ongelukkig zijn, dat geene tong het kan uitspreken! (De straffen van Adam enz.) En aan hoe vele zonden kennen wij ons plichtig! En zoo zouden wij voor Gods oogen durven treden. God dien wij zoo grootelijks vergramd hebben! Wat zullen wij geven om hem te verzoenen? Ons leven — het heeft geene waarde voor God ; en al gaven wij het hem in de pijnlijkste kwalen — nog ware het geene straf, die voldoende is voor de beleediging van den oneindig heerlijken, heiligen God. Wij zouden de rechtvaardige straf voor onze zonden moeten ondergaan, ja, voor eeuwig verloren gaan, indien wij in Jesus Christus niet een middel hadden om God teverzoenen.Wanneereen treffelijke kapitein, Alphon-sus, met vele lieden zich op zee bevond in een schip, ontstond er een hevige storm, zoodat men vreesde, het schip op
116
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
117
eiken oogenblik te zien verbrijzelen, en met allen te vergaan. Alsdan, in het dringenste gevaar, nam die kapitein een klein kind, dat op het schip was, hief het ten hemel en riep : « Indien wij, wel is waar, zondaren zijn, en uwe gramschap verdienen, dit kind is toch onschuldig en gij hebt het lief; ten aanzien van dat kind,wees ons ook bermhartig ! » En ziet, de storm bedaarde en allen werden gered. Indien God zich door zulk onschuldig kind liet verzoenen, hoeveel meer moet hij verzoend worden,wanneer de priester tot hem zijnen eigen goddelijken Zoon, zoo onschuldig, zoo heilig, ten hemel opheft. Jesus Christus in persoon, roept zijnen hemelschen Vader toe : « O Vader, het is waar, de menschen hebben u grootelijks vergramd, en verdienen geene bermhartigheid — doch om mijnentwil, vergeef hun! Gedenk dat ik, om hunne ongehoorzaamheid uit te boeten, drie cn dertig jaren gehoorzaam was, gehoorzaam tot den dood des kruises! Ja, wees gedachtig dat ik de straf welke zij verdiend hebben, op mij genomen en geleden heb! Zie hier mijne wonden, zie het bloed dat ik voor hunne zonden vergoten heb — cn ontferm u hunner! straf ze niet, maar geef hun genade en vergiffenis ! » En de Vader ontfermt zich om zijns Zoons wille, en houdt de bliksem zijner wraaknemende rechtvaardigheid terug. Ja, kinderen, aan de H. Mis hebben wij het te danken, dat God ons aan zijne rechtvaardige oordeelen niet overlevert, maar ons met zoo veel langmoedigheid tijd tot boetvaardigheid en beternis overlaat. Tijdens het oud verbond strafte God dikwijls met eene vreeselijke strengheid : David zondigde door hoogmoed — eene afschuwelijke pest welke zeventig duizend.menschen uit zijn koningrijk wegsleepte, was er de straf van : hedendaags heerscht de hoogmoed wijd en breed, en nogtans spaart God de plichtigen. De zonen van Benjamin bedreven eene onkuische daad — en vijftig duizend moesten daarom eene schrikkelijke dood sterven: heden geschieden er met duizende zonden van onkuischheid, en toch komen zulke straffen niet. De Bethsamiten bedreven eene oneerbiedigheid met op de ark des verbonds eenen stouten en verwaanden oogslag te werpen — en vijftig duizend moesten deze heilig-schending met de dood bekoopen : heden zijn er duizenden
LEERWIJZE
die niet alleen eenen oneerbiedigen oogslag werpen op de ark des verbonds, maar op het allerheiligste, op den Zoon Gods in het H. Sakrament des Autaars, die hem op onwaardige en heiligschendende wijze durven ontvangen — en God spaart, hij wacht, hij geeft tijd tot beternis. Waarom straft God hedendaags veel minder, waarom is hij, om zoo te zéggen, geduldiger en langmoediger, dan hij 't was voor de Joden? Omdat alle dagen, ja, op elke uur, de Zoon Gods in het H. Misoffer de gramschap des Vaders stilt en zijnen straffenden arm wederhoudt.
Daarom, lieve kinderen, laat ons ook de heilige Mis wel benuttigen, om vergiffenis te bekomen. Wij zullen God zijnen goddelijken Zoon toonen en opdragen, zeggende : « O Vader, ik heb u vergramd en straffen verdiend — doch spaar mij en wees mij genadig om Jesus'wille! Zie hier uwen Zoon, en om zijne heilige gehoorzaamheid, om zijne kuischheid en onschuld, vergeef mij mijne ongehoorzaamheid, mijne zonden; zie hier zijne wonden, zijn bloed, en wees gedachtig dat hij ook alles voor mij geleden heeft, en schenk mij vergiffenis; straf mij niet, maar verleen mij genade en tijd om mijne zonden te beweenen en te biechten, en aldus op nieuw uw kind te worden, 't Is mij leed uit den grond mijns harte, dat ik u
beleedigd heb, bijzonder door deze.....zonden, en ik maak
het vast voornemen, een ander, een beter mensch te worden, en u niet meer te vergrammen, enz.»
4°) Het heilig Misoffer is eindelijk een bidoffer, om hulp in alle noodwendigheden naar ziel en lichaam te bekomen. Zulke noodwendigheden en behoeften waar ons hulp van noode is, zijn er ontelbare. Dagelijks behoeven wij nooddruft en kleeding, gezondheid enz., en hoe vele gevaren hebben wij te ondergaan, hoe vele ziekten, armoede, enz. In alle deze hebben wij Gods hulp noodig, ja, zonder haar kunnen wij geen oogenblik leven. Nog meer hebben wij Gods hulp noodig voor de ziel. Zonder Gods genade, zooals gij wel weet, kunnen wij zelfs de minste bekoring niet overwinnen, niet het minste goed verrichten, om er den hemel mede te verdienen. Indien God ons niet gedurig bijstond — sinds lang al zouden wij verlo-
118
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
119
ren zijn! Dagelijks, ja op eiken oogenblik hebben wij Gods hulp van noode, — derhalve moeten wij er dageljks om bidden. Doch zal God ons wel willen aanhooren, wij, die hem zooveel beleedigd hebben, die zoo menigmaal zijne weldaden tot boosheid misbruikt hebben? Hier, wederom, lieve kinderen, komt Jesus Christus onze zwakheid en armoede te hulp. Hij schenkt ons zich zeiven en alle zijne verdiensten: en zoo hebben wij iets om den hemelschen Vader te kunnen opdragen en waardoor wij hem met zekerheid kunnen bewegen om ons te helpen. — Er was eens een vader, wiens eenige, teergeliefde zoon vertrok naar een verafgelegen land. Daar leerde de zoon zekeren mensch kennen, die vroeger tijd zijnen vader zeer vergramd had, doch nu in de grootste ellende verkeerde. De zoon had er medelijden mede; hij nam hem aan als vriend en broeder en beloofde hem bij zijnen vader ten beste te zullen spreken, opdat deze hem zoude helpen. Later werd de arme man door roevers aangevallen—de zoon snelde hem ter hulp, beveiligde hem, doch werdt zelf doodelijk gewond. Stervende nam hij eenen ring welken hij van zijnen vader bekomen had, doopte hem in zijn bloed en zegde tot zijnen vriend: « Ga heen, toon hem aan mijn vader, zeg hem dat ik uit liefde tot u dat bloed vergoten heb, en om mijnentwil zalhiju kwijtschelden en alles geven wat gij noodighebt.» Denkt gij, kinderen, dat de vader, wanneer hij dezen ring zal gezien hebben, niet aanstonds met liefde om zijns zoons wil aan dien vijand van vroeger alles zal vergeven hebben? Welnu luistert: die vader is God, die zoon is Jesus Christus,die vijanden zijns Vaders zijn wij—doch hij heeft ons liefgehad, en uit liefde tot ons, om ons van Satan te verlossen, heeft hij zijn bloed vergoten, en ons niet enkelijk eenen ring, neen, zich zeiven. zijn lichaam, zijn bloed heeft hij ons nagelaten, opdat wij het zijnen hemelschen Vader opdragen, en deze ons om zijns zoons wille alles geve. Denkt gij, dat de Vader ons iets zou kunnen afslaan indien wij hem zulk geschenk aanbieden ? Al brachten wij hem de gansche wereld; het ware niets, want voor hem is de gansche wereld een zandkorreltje; op een oogenblik kan hij duizende en millioenen werelden scheppen.Doch er is iemand,aan wien zijn hart gehecht is met
LEEUWUZE
120
oneindige, met goddelijke liefde — en deze eene is zijn zoon, dien wij hem opdragen in het heilig Misoffer. Indien wij hem dan zulk groot geschenk aanbieden zou hij ons wel de kleine genade en de hulp kunnen weigeren, om dewelke wij bidden ?lk denk het niet. Daarom, was een godvruchtige priester gewoon te zeggen onder de heilige Mis: « Zie hier, lieve God, uw Zoon; hij is aan mij, — ik schenk hem u, doch schenk mij ook deze... genade. » Ja, kinderen, op het oogenblik dat het heilig Misoffer voor ons opgedragen wordt, draagt Jesus zelf onze gebeden tot zijnen hemelschen Vader voor ons en zegt hem:« Zie Vader, deze menschen bidden om uwe genade ; ik weet het, zij verdienen ze niet; doch geef hun om mijnentwil, wat zij u afsmeeken.lk heb hen zoo iief, dat ik voor hen dit alles... geleden heb, en ik heb deze genade voor hen verdiend. Daarom geef ze hun uit liefde tot mij. » Indien gij wist, lieve kinderen, dat op zekere uur de Allerheiligste Maagd met alle engelen en heiligen voor Gods troon trad, om voor u te bidden: zoudt gij dan geen groot vertrouwen gevoelen en zeiven met.iever en vurigheid medebidden? Welnu ! ziet in elke Mis, welke gij godvruchtiglijk bijwoont, bidt Jesus Christus zelf voor u,— en dit is meer dan dat alle engelen en heiligen zouden bidden. Daarom, lieve kinderen, laat ons met het grootste vertrouwen onder het heilig Misoffer God bidden in alle onze akeligheden en noodwendigheden,gevaren en bekoringen; zeggen wij hem : « Zie, lieve Vader, in dezen grooten nood, kom ik u tot u, en bid om deze... genade. Wel is waar, ik verdien ze niet, doch offer ik u hier uwen goddelijken Zoon op, welken gij zoo onuitsprekelijk liefhebt en met hem al zijne verdiensten; geef mij dan, om zijnentwil, hetgene ik verzoek, indien het tot uwe eer en mijne zaligheid strekt. Ja, gij zult, gij moet het mij geven, en ik laat niet af, er u om te bidden, want uw Zoon zelf heeft mij beloofd, dat gij mij verhooren zult, indien ik in zijnen naam bid! Lieve kinderen, in het heilig Misoffer is voor ons eene ware bron der goddelijke genade geopend; uit dewelke wij mogen scheppen. Hoe vele genaden heeft God ons reeds verleend, krachtens het heilig Misoffer; misschien ons of onze ouders enz. in het leven behouden, van zonden gered, enz. En hoe
LEERWIJZE VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 121
veel meer genaden hadden wij bekomen indien wij altijd met ware godsvrucht het heilig Misoffer bijgewoond hadden ! En hoeveel kunnen wij bekomen, indien wij in 't vervolg hetzelve wel hooren, en zoo bidden, gelijk Jesus het wil; met godvruchtigheid, ootmoedigheid, met vertrouwen en onderwerping aan Gods heiligen wil (wel te verslaan wanneer wij om tijdelijke zaken bidden)!
V. 18. Welke uitwerksels heeft de heilige Mis als zoenoffer?
A. Daar van de goddelijke bermhartigheid hekomen wij:
1°) De genade van berouw tot vergiffenis der zonden;
2°) Ontslag der tijdelijke straffen welke wij door de zonden verdiend hadden.
Vermits de heilige 31is als zoenoffer zulke uitnemende kracht heeft, zou iemand kunnen denken : Dan heb ik niet meer noodig mijne zonden te biechten — ik woon de heilige Mis maar bij, en dan worden zij mij vergeven. Neen, lieve kinderen, de zonden (ten minste de doodzonden) worden alleen vergeven door het heilig Sakrament van boetvaardigheid. Doch om in het heilig Sakrament der biecht vergiffenis te bekomen, moeten wij, gelijk gij wel weet, een oprecht berouw hebben. En deze genade van een oprecht berouw ontvangen wij, met de heilige Misse godvruchtig bij te wonen.
Daarom, zegt de catechismus, dat wij door het heilig Misoffer (wanneer het voor ons opgedragen wordt of wij het godvruchtiglijk bijwonen), bekomen:
\0 De genade van berouw tot vergiffenis onzer zonden, dat is te zeggen : God geeft ons dadelijke genaden, die ons in staat stellen, om onze zonden oprechtelijk te beweenen en er boetvaardigheid over te doen. Dagelijksche zonden vergeeft hij ons dan alreeds door dit berouw en boetvaardigheid; ver-keeren wij in doodzonde, zoo geeft hij ons de genade, om het heilig Sakrament van boetvaardigheid te kunnen ontvangen, en door de absolutie bekomen wij dan vergiffenis (ij.
U; Tol vergiffenis der zonden behoort veel. Vooreerst moet er aan God
LEERWIJZE, ENZ. 6
-122 LEERWIJZE
2° Ontslag der tijdelijke zondestraffen. Tijdelijke zondestraffen zijne zulke sti att'en welke wij nog te lijden hebben wanneer ons reeds de zonden en de eeuwige straften vergeven zijn. De tijdelijke (vermits zij slechts eenigen tijd duren, niet eeuwig) straffen, kunnen wij ofwel in deze wereld betalen, of afboeten door verduldigheid in lijden, oefening van boetvaardigheid, gewinnen van aflaten, enz.— of indien wij zulks niet doen, dan moeten wij in, 't vagevuur lijden, totdat zij uitgeboet zijn. Nogtans, wij hebben in de heilige Mis een gemakkelijk middel om deze straffen te betalen, en ons zoo tegen de schromelijke pijnen des vagevuurs te verzekeren. Want indien wij de heilige Mis godvruchtiglijk bijwonen, laat God ons vrij van de tijdelijke straffen,welke wij verdiend hebben. 0, hoe menige mensch zou, in plaats van nu in'tvagevuur te moeten lijden, reeds in den hemel zijn , indien hij zich de kleine moeite niet gespaard had, dikwijls en godvruchtiglijk de heilige Mis bij te wonen ! Indien het die arme zielen toegelaten was nog eens op aarde weder te keeren en het heilig Misoffer bij te wonen, hoe gaarne, en hoe godvruchtiglijk zouden zij het niet doen! Gij kunt het nog, dus, enz.
voldoening gegeven worden, hij moet bewogen worden om ons wederom vergiffenis le geven. Zulks geschiedde door het kruisoffer van Christus; daarin heeft Christus voor alle zonden van de geheele wereld voldaan, de straf er vooi geleden, de vergiffenis verdiend. Doch derhalve zijn onze zonden ons nog niet vergeven — anders leefde er geen mensch meer in zonde, vermits Christus voor alle voldaan heelt. Zijne voldoening moe' ons eerst toegepast, de genade der rechtvaardigniaking, der vergiffenis medegedeeld worden. Zulks geschiedt door de heilige Sakramenten. Bij kindereu is tot toepassing der verdiensten van Christus, niets anders van noode, dan dat zij het heilig Doopsel ontvangen. Volwassenen integendeel moeten ter ontvangst van doopsel en biecht zich voorbereiden, namelijk door leedwezen, anders bekomen zij geene vergiffenis. Verder tot leedwezen hebben wij genade noodig — en deze verleent ons God voornamelijk door het heilig Misoffer. Hel heilig Misoffer beweegt God, ons de verdiensten van Jesus, waarvan wij ons door herhaalde zonden onwaardig gemaakt hadden, wederom toe te voegen, ons niet aanstonds te straffen, maar tijd te geven tot boetvaardigheid, en gelegenheid tol het ontvangen van hel heilig Sakramenl van boetvaardigheid, zoowel als de genade van berouw ever onze zonden. De wezenlijke vergiffenis onzei zonden, bekomen wij alleen in de heilige Sakramenten.
VOOR OE EERSTE COMMUNIE. 123
V. 19. Wien worden de vruchten der H. Mis toegevoegd?
A. De algemeene vruchten worden toegevoegd aan de geheele Kerk, aan levenden en dooden; de bijzondere vrttchten komen toe :
1°) aan den priester die het H. Offer verricht;
2°) aan die voor dewelke hij dit bijzonderlijk opdraagt;
3°) aan allen die hetzelve godvruchtiglijk bijwonen.
De vruchten des booms, des akkers inzamelen,is de reden, waarom men den boom plant, den akker bebouwt; 't is het voordeel dat men eruit trekt. Nu dan de vruchten derH. Mis, zijn het nut, de voordeden welke het H. Misoffer aanbrengt. Hetzelve heeft algemeene vruchten, dat is, het bevat een geestelijk nut, dat aan alle katholieke christenen gemeenzaam is, een nut voor geheel de H. Kerk, voor de levenden, (voor de rechtvaardigen doch ook voor de zondaars) en voor de overledenen, die in het vagevuur zijn. Alle dezen bekomen krachtens het offer van Jesus voortdurende rijkelijke genaden, de arme zielen afkorting en ontslag hunner straffen. (Ja, in mindere graad is het H. Misoffer zelfs voordeelig aan dezen, dieniet tot de Kerk behooren. Immers krachtens het H.Offer zijns Zoons spaart God hen en geeft hun de noodige genaden, om tot het waar geloof te geraken.)
Maar het H. Misoffer heeft nog een gansch bijzonder en rijkelijker nut, dal niet aan allen toekomt. Een bijzonder voordeel en bijzondere genaden trekt uit het H. Misoffer :
1° De priester die de H. Mis opdraagt. Hij is ook het naasste bij de genadebron — hij ook heeft die genade meer van noode, uit hooide van den lastige arbeid zijns beroeps.
12° Een bijzonder voordeel hebben dies, voor dewelke de priester het H. Misoffer in 't bijzonder opdraagt (want in 't algemeen draagt hij 't op voor geheel de katholieke Kerk) — het zij levenden het zij overledenen. Derhalve verzoeken goede christenen den priester dikwijls, dat hij de H. Mis zou lezen voor hen of voor hunne naastbestaanden,in deze en gene noodwendigheid... tot het bekomen dezer... genade; daartoe
124 LEERWIJZE
geven zii den priester eene kleine som gelds.Doch letwel op dat dit geene betaling is voor de H. Mis, zooals onverstandige lieden soms zeggen : « Hoeveel moet men betalen voor eene Mis? » of « wat kost eene Mis? «Eene Mis is eene heilige zaak, die men voor geen geld kan koopen, eene oneindig kostbare zaak, die met geen geld te betalen is. Neen, een of twee franken welke men den priester geeft, zijn eene soort van aalmoes of een geschenk voor den priester, opdat hij zelf behoorlijk zou kunnen leven en ondersteuning verschaffen aan den armen.
3° Eindelijk komt een bijzonder nut toe aan degenen die het H Misoffer godvruchtiglijk bijwonen. En des te meer voordeel trekken zij er uit, naarmate hunne godsvrucht grooter is. In de 11 Mis is Jesus bereid, de stroomen zijner genade mede te deelen; - doch gelijk hij alleen veel water aan de bron put, die eene groote ledige kruik met zich brengt : zoo bekomt hij ook vele genaden die een hart met zich brengt, dat ledig is van booze, van zondange neigingen, doch groot en breed door oprechte begeerte om godvruchtig te
zijn en God te behagen.
Op zekeren keer is het zoete kind Jesus aan den eerw. Pater Alvarez zichtbaar in het H. Sakrament verschenen met de handen vol kostbare perels en edelgesteenten, zeggende ; « Ach wilde toch iemand deze schatten aannemen! » Ziet, lieve kinderen, zoo is Jesus in het H. Misoffer bereid om ons de kostbaarste schatten zijner genade mede te deelen, ja, hij verlangt dit met groote begeerte en ach! zoo weinige men-schen bekomen deze genadeschatten, omdat er zoo weinige met oprechte godsvrucht des harten dit H.Misoffer bijwonen. Tracht gij, ten minste, lieve kinderen, dikwijls met alle mo-aeliike godsvrucht daarin tegenwoordig te zijn, en u aldus deszelfs riike vruchten deelachtig te maken. Doch hierover zal ik u meer zeggen, als wij (le les over het H. Misoffer zullen uitgelegd hebben.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
'V. 20. Welke zijn de bijzonderste deelen der H. Mis?
A. De bijzonderste deelen der H. Mis zijn : 1) de Offerande; 2) de Consecratie;%) de Nulling.
Nu ga ik u, lieve kinderen, kortbondig het voornaamste beschrijven, wat in de H. Mis geschiedt. Let nu wel op. Als de priester den kelk op den autaar geplaatst, en den boek opengelegd heeft, begint hij de H. Mis met een gebed dat hij beneden aan den voet des autaars zegt; 't is de Confiteor of belijdenis. Onder hetzelve, op zijne horst kloppende met den rouwhartigen tollenaar, bekend hij zich zondaar, die onwaardig is het H. Misoffer op te dragen en bidt om vergiffenis,opdat God hem waardiger make.Op dat oogenblik kunnen wij ook een akt van berouw verwekken over onze zonden, en aan God de genade vragen om de heilige Mis met vrucht te hooren. Dan klimt den priester op tot den Autaar, en na een Tcort gebed, volgt het; « Kyrië eleison, » dat is te zeggen ; « Heer, ontferm u onzer—eene herinnering aan de ellende van het menschdom voor Christus' komst; dan volgt (Indien het geenemis der overledenen is,waarin het vreugdegebed niet zou passen) de Gloria, een heerlijk vreugde-en dankgebed, dat begint met de woorden welke de engelen bij Jesus' geboorte zongen ucEer zij aan God in den hoogsten enz.» Onder dat gebed zouden wij kunnen denken aan Jesus' geboorte en kindsch-heid, en God met oprechtheid des harten loven en prijzen, met alle engelen en heiligen en door Jesus Christus, omdat hij ons zijnen Zoon als Verlosser gegeven heeft. Daarna volgen eenige gebeden en dan de Epistel — eene lezing, meestal getrokken uit de brieven der heilige Apostelen of uit het Oud Testament, en dan het Evangelie. Onder het Evangelie rechten wij ons op, tot teeken van eerbied voor Gods woord (zooals gij ook opstaat wanneer de priester in de school komt, uwen naam noemt, met u spreekt), en tot teeken, dat wij ook bereid zijn te vervullen, hetgeen het Evangelie ons gebiedt. (Zoo staat gij op, wanneer u iets opgelegd wordt, en gij haast hebt om het te verrichtten enz.)In't begin van'tEvan-gelie, maken wij op voorhoofd, mond en borst het teeken des heilig kruises, willende daardoor beteekenen, dat wij de
m
LEERWIJZE
leering van Jesus,den gekruisigden, niet ons verstand geloo-ven, met den mond belijden, en met het hart getrouwelijk willen bewaren en uitoefenen. Daarop volgt in de plechtige Missen de Oerfo,dat is te zeggen: de geloofsbelijdenis. Onder den Epistel, het Evangelie en den Credo moeten wij overdenken hoe Jesus drie jaren lang gepredikt heeft, en in ons het geloof aan zijn heilig Woord opwekken. Al wat ik u tot hiertoe beschreven hebben, noemt men de voormis, omdat het aan de eigenlijke Mis voorafgaat.
Nu begint het eerste der drie bijzonderste deelen van de H. Mis : de Offerande. Doch moet gij het zoo niet verstaan, alsof Jesus daarin reeds geofferd wierde: dit geschiedt eigent-lijk in de H. Consecratie, op het oogenblik dat Jesus op den autaar tegenwoordig komt.In de offerande wordt maar brood en wijn aan God opgedragen opdat hij dat zegene, wat naderhand moet veranderd worden in het lichaam en bloed van Jesus. Gedurende de offerande kunnen wij, zooals de Catechismus het opgeeft, ons zeiven met Jesus Christus aan God opdragen, dat is te zeggen, hem beloven, dat wij, gelijk Jesus, hem zullen gehoorzaam zijn; gelijk hij, alles wat wij hebben, geld, goed, handen, tong, verstand, hart, tot Gods eer besteden, nooit meer tot zonde misbruiken ; wij zullen hem met ziel en lichaam toebehooren, in tijd en in eeuwigheid. Na de offerande volgt de Prefacie, een lofzang en plechtige dankzegging tot God voor zijne weldaden, die met het Sanclus of, heilig, heilig, heilig... eindigt, waarin wij God begroeten door hetzelfde gezang waarmede de heilige Engelen hem loven. — Ondertusschen kunnen wij God danken over zijne ontelbare goedheden en genaden, welke hij ons reeds bewezen heeft, en nog dagelijks bewijst naar ziel en lichaam.
Dan begint het tweede hoofddeel derH. Mis. Vooreerst zegt de priester het Memento voor de levenden op; dat is te zeggen, hij stort een gebed dat begint met het woord : Memento, wees gedachtig, o Heer, uwe dienaren en dienaressen. In dit gebed bidt hij God voor den Paus, den bisschop, voor alle katholieke christenen, voor alle aanwezigen, en voor alle die, welke hij bijzonderlijk wil aanbevelen — laten wij ook bidden
126
VOOH DE EERSTE COMMUNIE. 127
daaronder voor onze ouders indien zij nog in leven zijn, bloedverwanten, weldoeners, paus, bisschop, geestelijken, armen, ongelukkigen. Nu komt het heiligste en het plechtigste oogenblik der H. Misse aan : de Consecratie, wanneer Jesus-Christus door de woorden des priesters tegenwoordig komt en zich aan zijnen hemeischen Vader opoffert. De priester verandert vooreerst het brood in het lichaam, en d.in den wijn in het bloed van Jesus, en toont beiden aan het volk ter aanbidding. Daarin stellen wij ons voor alsof wij Jesus aan het kruis zagen hangen, wij aanbidden hem ootmoediglijk en smeeken hem vergiffenis af voor onze zonden (zie vr. 10). Na de Consecratie bidt de priester voor de overledenen — hetgene wij ook met hem kunnen doen. Dan bidt hij de Pater Noster of gebed des Heeren en het Agnus üei, dat is,«o Lam lt;iods,dat wegneemt de zonden der wereld,ontferm u onzer.»
Daarna begint het derde hoofddeel der H. Mis — de Nutting. Na eenige gebeden waarin de priester bidt om de genade van waardig te communiceeren, zegt hij driemaal: « Heer ik ben niet waardig enz. » en aanstonds ontvangt vol eerbied het H. Sakrament.
Ondertusschen zullen wij de geestelijke Communie verrichten ; dat is, een oprecht verlangen verwekken, om den Zaligmaker te mogen ontvangen en innig met hem vereenigd te worden. Dan zegt de priester nog eenige gebeden tot dankzegging, en geeft den zegen; laten wij ons dan voorstellen dat het Jesus zelf is die ons zegent en hem met vurigheid om zijne genade bidden voor den ganschen dag. Ten slotte leest de priester het begin van St-Jans Evangelie, waarin de menschwording van den eeuwigen Zone Cods ons verkondigd wordt, en hij knielt onder deze woorden : « En het Woord is vleesch geworden. » Ondertusschen bedanken wij den goeden God, dat hij ons de H. Mis heeft laten bijwonen, waarin de Zoon Gods tot ons is nedergedaald en waarachtig onder ons gewoond heeft — en vragen wij hem vergiffenis over alle de fouten die wij onder het hooren der H. Misse zouden kunnen bedreven hebben (i).
(1) Waar eene breedvoerigere beschrijving der plechtigheden van hei
LEERWIJZE
V. 21. W at is wegens de ceremoniën te denken, welke de Kerk bij het heilig Misoffer gevoegd heeft ?
A. De ceremoniën der heilige Mis hebben haren oorsprong in de oudste, velen zelfs van in de Apostelsche tijden; en haren verheven, geheimnisrijken zin moet ons hart met godsvrucht en eerbied vervullen.
Ceremoniën zijn heilige gebruiken, die bij de heilige Mis geschieden, bij voorbeeld, dat er lichten ontstoken worden , dat de priester meermaals het heilig kruisteeken maakt, den Autaar kust, enz. Deze heilige ceremoniën moeten wij niet alleen in eer houden, omdat zij tot plechtigheid en eerbiedige viering des heilig Offers bijdragen, maar ook:
1) Omdat zij ons van de oudste tijden, vele van de heilige Apostelen afkomen. En, iets wat ons door de heilige Vaders, ja door de Apostelen zeiven is overgeleverd,moeten wij ongetwijfeld in eere houden. Indien wij, bij voorbeeld, eenen kelk hadden waaruit de heilige Petrus reeds gedronken had, het zwaard waarmede de heilige Paulus is onthoofd geworden, enz., hoe zouden wij deze voorwerpen in eere houden! Nu ziet, de heilige gebruiken onder het Misoffer, zijn zulke gedenkteekenen, vermits de Apostelen er zich reeds van bedienden en ze ons overgeleverd hebben.
2) De heilige ceremoniën hebben voor ons een groot nut; zij dragen bij, om ons het heilig Offer beter te doen bijwonen, en ons grootere genade te doen ontvangen. Zij hebben een verheven geheimenisvollen zin, dat is, zij duiden aan, zij herinneren ons aan verhevene zaken. Hun zin, hunne beduidenis is rijk aan geheimenissen, dat is : aan verborgene waarheden, herinnert ons aan geheimenissen van ons geloof.
Alwie op dezen zin acht neemt, voelt zijn hart vol godsvrucht (dat is, hij zal aan God en de heilige waarheden den-ken, hij zal zich met heilige en met geene onnutte gedachten
H. Misoffer mogelijk is cd geeigend schijnt, in het eerste-communicanlen-ouderricht, zal de Catechiseerder lichtelijk kunnen bijvoegen hetgene hier voorbijgegaan is, en, in alle geval later in den Catechismus van volharding moet bijgevoegd worden.
128
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
bezig bouden), vol eerbied (dat is, hij zal met heiligen schrik en eerbied vervuld zijn voor het heilig Offer, en het met eerbiedigheid bijwonen). Dit zal ik u in een voorbeeld toonen. Deze lichten beduiden 1) dat Christus, het licht der wereld, op den Autaar tegenwoordig is; 2) zij toonen ons hoe wij zijn offer moeten bijwonen: zij duiden immers het geloof aan (dat klaar maakt, verlicht), de hoop (die naar boven strekt), de liefde (die verwarmt, ontsteekt). Gij ziet het, dit is een verhevene geheimenisvolle zin, en die hem overweegt, zal zeker met heilige, godvruchtige gepeinzen vervuld worden, en meteen eerbiedig hart dit hoogwaardig offer bijwonen. Gelijkerwijze duiden de heilige kruisteekens, die onder de Mis gemaakt worden, aan, dat dit offer een en hetzelfde is met hetgene dat aan 't kruis volbracht werd, zij herinneren aan de bloedige kruisdood vanJesus^en toonen ons dat wij slechts door de kruisdood van Jesus, genade, vergiffenis, zaligheid kunnen bekomen. En zoo is het met alle andere heilige ceremoniën (i). Indien gij ze ook nu nog niet allen verstaat,denkt dan enkelijk dat het heilige, geheimenisvolle gebruiken zijn en beschouwt ze met grooten eerbied. Later, als gij ouder zult geworden zijt, en de zaak beter begrijpen, zal ik er u meer van uitleggen.
V. 22. Waarom wordt de heilige Mis in de latijnsche taal gelezen ?
A. *) Omdat deze taal uit Rome komt, vanwaar het geloof ons gebracht is;
2) Omdat zij met den tijd niet verandert gelijk onze
3) Omdat daardoor ook de eenheid in den godsdienst en de
eenigheid der Kerk op de gansche aarde betuigd en vervoorderd worden.
Als de priester onder de heilige Mis vele gebeden met lui-
(1) De overige ceremonièn, gemakkelijk om uit te leggen aan de kinderen, zijn : het gebed aan den voet des autaars, de borstklopping, het knielen, het Uomniusvobisaim, enz.
129
iljO LEÊKVVIJZE
der stem uitspreekt of zingt, verstaat gij hem toch niet; waarom? Hij leest de heilige Mis niet in onze vlaamsche taal, die gij verstaat, maar in 't latijn. Waarom is dat?
1) Omdat deze (de latijnsche taal) uit Rome komt, van waar het katholiek geloof ons overgebracht werd. De groote genade van het heilig Misoffer hebben wij, of beter onzeouders, te gelijker tijd met het katholiek geloof bekomen. De heilige mannen die over meer dan 1SOO jaren naar Belgie en Holland kwamen,om de daarin wonende heidenen tot het katholiek geloof te bekeeren, hebben ook het heilig Misoffer bij ons ingevoerd. Deze heilige mannen zooals de heilige Aman-dus, Bonifacius, Remigius en anderen, hadden van den heiligen Vader, den Paus van Rome, de volmacht en de zending bekomen, om het geloof in onze landen te verkondigen, 't Is dus aan Rome, aan den heiligen Vader dat wij die oneindige weldaad, het katholiek geloof, het heilig Misoffer, te danken hebben. Nu, ten tijde wanneer het geloof en de heilige Mis ons van Rome gebracht werden, sprak men te Rome latijn. Daarom gebruiken wij nog heden die taal in de heilige Mis, om ons met dankbaarheid te herinneren aan de plaats van waar ons deze genade gekomen is.
2) Wij behouden die taal voor de heilige 3Iis, omdat zij niet met den tijd verandert gelijk de volkstalen.. Volkstalen zijn zulke talen, die ergens bij het een of ander volk gesproken, in het dagelijks leven gebezigd worden ; bij voorbeeld, de vlaamsche,de fransche, de hongduitsche, enz. Deze volkstalen veranderen met den tijd, dat is, de woorden worden anders uitgesproken, de menschen noemen eene zaak nu anders, dan ze die vroeger genoemd hebben. Indien menu,bij voorbeeld, een boek toereikte dat over 100 jaar in de vlaamsche taal gedrukt is (daar staat alles in, juist gelijk de menschen over 100 jaar gesproken en geschreven hebben), gij zoudt er maar weinig van verstaan, omdat de taal zeer verschillig is van degene welke men hedendaags spreekt. Ja, gaf ik u een boek van over S00 of 600 jaren, waarin de taal van dien tijd gebruikt wordt, gij zoudt er bijna geen enkel woord van verstaan, alhoewel het ook de vlaamsche taal is. Ziet, zoo is de vlaamsche taal veranderd, en zoo veranderen met den tijd alle volkspraken.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
Indien de heilige Mis nu in zulke taal gelezen werd, dan zou men gedurig de lezingenen gebeden ook wederom moeten veranderen, en zoo zouden er lichtelijk ook onnauwkeurige valsche, ketterachtige zaken kunnen insluipen. Opdat zulks niet geschiede, heeft de katholieke Kerk vastgesteld, dat de heilige Mis inde latijnsche taal moet gelezen worden. In deze kan zulke verandering niet meer voorkomen, zij is geene volkstaal meer, zij wordt niet meer gesproken; men leest ze nog slechts in de boeken, en wat in de boeken gedrukt staat, dat verandert niet meer met den tijd. Daarom staat in de misboeken en leest de priester heden nog juist hetzelfde gelijk over driehonderd jaren.
3) Ik onderstel, lieve kinderen, iemand van u trekt naar Engeland; nergens hoort hij een woord vlaamsch; hij ziet ook weinig, godsdienst in 't dagelijks leven : hij voelt zich gansch afgezonderd, en hij begint droef van geest te worden. De zondag is daar — en hij gaat naar de kerk ; daar ziet hij den priester, juist in dezelfde kleeding, hoort hem juist op dezelfde wijze zingen en bidden, gelijk in zijn vaderland Nu ziet hij klaar en duidelijk; Dezen hebben,God zij dank, denzelfden godsdienst en hetzelfde geloof, gelijk bij ons; van dan af bevindt hij zich op zekere wijze wederom te huis, ja, heeft hij nog eenig gevoelen, hij moet zich gelukkig achten en vreugde hebben, dat hij tot de groote, heilige, katholieke Kerk behoort, die overal in de geheele wereld eene en dezelfde is, dat hij overal te huis is, waar zich een katholiek kerkje verheft, en dit gedacht boezemt hem nieuwe liefde in voor zijne Kerk. des te liever en met meer blijdschap woont hij wederom de godsdienstige plechtigheden bij. Daarom zegt de Catechismus : Door de latijnsche taal wordt ook de eenheid in den godsdienst eu de eenigheid der Kerk, betuigd, dat is, daaruit, dat bij de katholieke christenen overal de it. 3iisse in latijnsche taal geschiedt, zien wij, dat de katholieke Kerk een is, eu overal denzelfden godsdienst heeft, in alle plaatsen en ten allen tijde, en dat alle katholieke christenen, zoowel in geloof als in godsdienst eenig zijn. En door het gebruik der latijnsche taal, wordt deze eenheid en eenigheid der Kerk ver-voordert, dat is te zeggen, dat de kerken der verschillige
131
LEERWIJZE
landen zich nog vaster aan elkander en aan de Roomsche Kerk hechten, en de katholieke christenen worden nog meer in de eenigheid bevestigd, bekomen grootere vreugd en meer iever, om aan hunne heilige Kerk en hunnen godsdienst vast te houden. (Gelijkerwijze zullen twee menschen die zich op reis bevinden in een vreemd land en bemerken dat zij land-genooten zijn en dezelfde taal spreken, zich aan elkander sluiten, liever te zamen zijn, dan bij andere).
Gij ziet dus, het is zeer heilzaam, dat de H.Mis in de latijn-sche taal gelezen wordt: Men hoort soms wel onverstandige lieden zeggen : deswege ware het toch goed, dat zij in 't vlaamsch gelezen wierde, opdat men er dan toch iets zou van verstaan. Doch zulks is niet waar; want om den priester te kunnen verstaan, zou hij dan nog veel luider moeten spreken ja roepen, gelijk op den predikstoel —dat ware echter niet betamelijk voor den goddelijken dienst; men zou in 't geheel niet kunnen bidden; en indien hij stil bad, naar behooren, dan zou men hem toch niet verstaan al sprak hij vlaamsch. Daarbij, elke katholieke christen, kan het voornaamste verstaan van hetgene de priester aan den autaar bidt; want eenieder wordt onderricht nopens het gewichtigste, dat in de H. Mis gebeden wordt, ja in bijna alle gebedenboeken kan men het vinden.
V. 23. Waarom heeft de Kerk een bijzonder kleedsel voorgeschreven aan den priester als hij Mis leest ?
A Om ons indachtig te maken, dat de priester aan den Autaar niet in zijnen persoon handelt, maar den plaatsvervanger van Jesus is, en eene heilige, goddelijke geheimenis viert.
De priester handelt door zijnen eigen persoon, wanneer hij b.v. eet, drinkt, arbeidt, 's avonds bidt enz.; dat doet hij gelijk elke andere mensch. Maar aan den autaar handelt hij niet door zijnen eigen persoon, in zijnen naam, voor zich zeiven, maar als plaatsvervanger van Christus, hij bidt, consacreert, offert in den naam van Christus of Christus offert door hem (vr. 9). Hij viert eene heilige, goddelijke geheimenis; immers op ge-
132
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
heimzinnige, verborgene wijze offert hij Dengenen, die de Allerheiligste, de Zoon Gods, God zelf is. En dit moet men ook uiterlijk kunnen merken. Daarom heeft de Kerk voorgeschreven, dat hij een bijzonder kleedsel moest dragen. Gij zeiven zoudt het reeds voor onbetamelijk aanzien, naar de prijsuitdeeling te komen in uwe dagelijksche werkkleederen, omdat de prijsuitdeeling voor u eene plechtigheid is; ook ais de menschen te Communie gaan, trekken zij betere kleederen aan, omdat de communie eene heilige plechtigheid is. Hoeveel te meer zou het ongeschikt zijn, indien de priester met zijne gewoonlijke kleederen waarmede hij eet, wandelen gaat enz. tot den autaar naderde, om de hoogwaardige, goddelijke geheimenis der Mis te vieren 1 Wanneer de ambtenaar in 't openbaar verschijnt, in naam des konings, dan moet hij ook een bijzonder kleedsel aanhebben; de officier mag in burgerskleeding zijnen dienst niet verrichten, hij moet zijn soldatenkleed aantrekken. Welnu de priester nadert tot den autaar in dienst en naam van den oppersten Heer — dus betaamt hem dan ook een bijzonder heilig kleedsel. Peist dan, lieve kinderen, als gij den priester aan den autaar^ziet: hij draagt het dienstkleed, de liverei van Jesus Christus; 't is zijn eigen offer niet dat hij verricht; neen, al is hij zelf een zondarige mensch toch is het offer heilig : want het is Jesus die zich door hem op den autaar offert.
Nu heb ik u, lieve kinderen, bet noodzakelijkste nopens bet H. Misoffer geleerd; er blijft mij nog overig, u van harte te vermanen en te bidden, dat gij dit H. Offer altoos met liefde en godvruchtigheid zoudet bijwonen.
1) Ik zeg,gij moet het mei liefde bijwonen. Het verstaat zich van zelfs, dat gij op zon- en heiligdagen naar de Mis moet komen ; daartoe is, gelijk gij weet, elke katholieke christen, die niet wettelijk ontslagen is, op doodzonde verplicht. Maar bovendien meen ik, zult gij ook de goddelijke diensten op de werkdagen bezoeken, zoo dikwijls als 't u mogelijk is. Ik ken weinige oefeningen die aangenamer aan God en voordeeliger
(1) Laat de tijd het toe,dan kan hier de beduidenis van elk priesterlijk gewaad en der verschillige kleuren bijgevoegd worden — zulks kan den Catechiseerder geene zwarigheid opleveren.
133
LEERWIJZE
voor u zouden zijn. Hoe groote vreugd God heeft aan het vlijtig bezoek der H. Mis, heeft hij reeds door wonderen bewezen. De H. Isidorus was een arme landman, die het veld van eenen rijken heer te bezorgen had. Dagelijks woonde hij de H. Misse bij. Deswege klaagden hem eenige moedwillige menschen aan, alsof hij te veel tot de kerk liep, en daardoor zijnen arbeid verzuimde. De heer vertoornde zich, ging op 'tveld, en wilde den H. Isidorus bekijven. Doch hoe verbaasde hij, in de plaats van Isidorus, eenen jongeling, in wit linnen gekleed, te zien ploegen! God had eenen engel zichtbaar afgezonden, om te toonen hoe lief hem Isidorus' godvruchtigheid was! ü ook, lieve kinderen, zal God veel liever zien, indien gij vlijtig, en zoo dikwijls het u mogelijk is, de 11. Misse bijwoont. Hij zal u rijkere genaden geven om braver en godvreezender te worden (evenals de heiligen zeer dikwijls uit het H. Misoffer zoo rijke genaden geput hebben, en zoo volmaakt geworden zijn). Indien alle menschen een vijffrankstuk bekwamen, elke keer dat zij de H. Misse bijwonen , o voorwaar! dan zouden er dagelijks menschen genoeg in de kerk te vinden zijn. Ach God! hoe gering is toch het geloof der menschen ! Is Gods genade dan niet meerder waard dan een vijffrankstuk ? En is ook niet menigmaal tijdelijk voordeel, de goddelijke zegen in tijdelijke zaken, eene vrucht des H. Misoffers? Er was eens een vrome, echt christelijke handwerker, die het altoos wel maakte, een vrolijk en vreedzaam leven sleet. Üp zekeren keer vroeg hem een gebuurman : « Zeg mij toch, gij moet een geheim bezitten ; gij slaaft niet meer dan ik, gij hebt vele kinderen op te brengen en nogtans zijt gij altoos tevreden en gij wordt een welhebbend man —en ik met al mijn slaven, kom niet tot stand, ik ga gedurig achteruit, ik kan bijna mij zeiven niet voeden, en wordt er nog droefgeestig en mismoedig bij. Gij moeteen geheim bezitten, om zoo welhebbend te worden.» « Ja, dat heb ik ook, » antwoordde de eerste, « en wilt gij het kennen, kom dan maar morgen vroeg tot mij. » Wanneer de andere 's anderdaags kwam, nam hij hem mede naar de H. Mis, en raadde hem daarna vlijtig aan het werk te trekken. Hetzelfde deed hij den tweeden en derden dag.
VOÜK DE EEKSTE COMMUNIE.
Toen men eindelijk de gebuur zegde:« Den weg totde kerk kan ik alléén vinden, deswege kom ik niet tot u, opdat gij mij tot de kerk zoudt begeleiden : 't is uw geheim dat ik zou willen kennen. » « 0 lieve gebuur, » hernam de brave man hierop, « merkt gij het dan niet? Daarin is juist mijn geheim gelegen ; dat ik alle dagen godvruchtig de H. Mis hoor — daardoor is het dat God aan mij en aan mijnen arbeid zulken zegen verleent, dat ik vrolijken tevreden kan leven (i). »— Zulks hebben ook heilige en brave christenen altoos ondervonden, hoe zeer het hooren der H. Mis aan God aangenaam is, welke groote genade en rijken zegen hij er aan verleent; daarom woonden zij altijd zoo veel heilige Missen bij als zij maar konden. De H. koning Lodcwijk IX, de heilige hertogin Hedwigis, de godvruchtige keizerin Maria ïheresia hoorden te midden van hunne menigvuldige en lastige bezigheden, ten minste dagelijks twee Missen. De H. dienstmaagd Zitta was gewoon eiken morgen zeer vroeg op te staan, zij onderbrak haren slaap, om dagelijks de H. Mis te hooren. Over eenige jaren is er een geestelijke uit de afgelegenste landen van Asia (China), waar de christenen op wreede wijze vervolgd en gemarteld werden, herwaarts wedergekeerd, li ij verhaalde hoe de christenen daar met den grootsten iever de H. Mis bijwonen, welke de priester slechts in't geheim en niet gevaar zijns levens kan lezen. Zij waren overtuigd, dat zij daardoor zich in gevaar stelden, van gevangen en vermoord te worden, en toch lieten zij zich niet afschrikken. O lieve kinderen ! Die menschen zullen ons eens beschaamd maken voor den rechterstoel van God indien wij ons nalatig en onverschillig toonen, in het hooren der H. Mis, wij die daarvoor toch niet met het minste gevaar bedreigd zijn; indien wij
(t) Hier kan ook aangehaald worden de welbekende legende van den staatsjonker der H. Elisabelli, die de slof geleverd heell aan een van Schiller's meesterstukken.— De gelukzalige Antonius a Strunconio, wilde nog in hoogen ouderdom 's morgens vroeg opstaan, om de H. Misse niet te verzuimen. Wanneer zijne kloosterbroeders wegens zijnen hoogen ouderdom en krankheid hem daarvan wilden alhouden, zegde hij : O, mijne broeders! Indien gij wistel welk gewin de ziel des menschen bekomt, die de H. Mis hoort, gij zoudet verwonderd staan en gij zoudct er mij niet meer zoeken afte houden.
135
LEERWIJZE
de H. Mis verzuimen, omdat wij iets of wat meer weg af te leggen hebben; indien wij om reden eener kleine onpasselijkheid niet ter kerk gaan, liever wat langer te bed blijven enz. (i). Ik bid u, derhalve, kinderen, maakt van nu af het vast voornemen op alle zon- en heiligdagen, en zoo mogelijk, ook op de werkdagen de H. Mis bij te wonen. Bidt van tijd tot tijd uwe ouders, opdat zij het u toelaten. Wanneer gij later misschien in dienst zult treden, stelt voor eerste voorwaarde, dat men u op zon- en heiligdagen de H. Mis moet laten bijwonen; geeft den voorkeur aan zulke diensten waar men u daartoe ook van tijd tot tijd 's werken-dags de toelating geeft. Ik ken brave en deugdzame dienstboden, die liever wat minder loon trokken, om de toelating te verkrijgen nu en dan ook eens in de week naar do Mis te mogen gaan of tot de H. Tafel naderen; ook heeft God er hen rijkelijk voor gezegend. Doch is het u volstrekt onmogelijk haar te kunnen bij wonen, verwekt er dan toch een vurig verlangen toe : 0 indien ik toch de H. Mis vandaag konde bijwonen! Sluit u aan met alle H. Missen, die op dezen dag gelezen worden, en hebt het verlangen, die alle aan God tot zijne eer en uwe zaligheid op te offeren.
2) Maar 't is niet genoeg, kinderen, het H. Misoffer bij te wonen, men moet ze ook met eene goede gesteltenis bijwonen, te weten met aandachtigheid, eerbiedigheid en godvruchtigheid
(1) Ook mag hier aangehaald worden, het voorbeeld der eerste christenen, die met levensgevaar de H. Misse in de Catacomben bijwoonden. — In de parochie Rocbon (bisdom Grenoble) leefde in 't begin dezer eeuw een man, die, alhoewel hij eene uur verre van de kerk woonde, echter altijd een der eerste was in de parochie-mis. In de laatste jaren zijns levens kon hij wegens eene pijnlijke voetziekte bij wintertijd niet ter kerk komen; doch van Paschen tot Allerheiligen stond hij om i of 2 uren 's morgens op en ging naar de kerk, waar hij na i uren moeilijken gang aankwam. Hij stierf einde December 1809 in den ouderdom van 75 jaren.
Toen de gelukzalige Joannes Berchmans zeven jaren oud was, werd hy tot de latijnsche school gezonden. Men bemerkte nu welhaast dat hij 's morgens zeer vroeg opstond en het huis verliet. Toen men hem daarover ondervroeg, bleek het, dat de godvreözende knaap dagelijks meerdere missen hoorde (gewoonlijk diende hij ze) om Gods zegen te bekomen over zijne studiën.
136
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 137
(zie 2e gebod der H. Kerk'. Ik zeg met aandachtigheid, dat is te zeggen, dat gij moet aandacht nemen op hetgeen aan den autaar geschiedt, niet op uwe makkers, kleedsel enz.; gij moogt niet rondkijken enz. Met eerbiedigheid. — Gij moet u zoo gedragen, dat iemand die u beziet moet zeggen : hij denkt aan God en wil hem eeren; hij heeft eene heilige vrees voor den tegenwoordigen Zaligmaker. Lieve kinderen ! Zelfs de heidenen hebben eenen verheven eerbied getoond in hunne godsdienstige plechtigheden; de Joden wierpen zich dikwijls met het aangezicht ter aarde zonder te durven opstaan (4). En de eersten hebben toch, valsche goden aanbeden, de laatsten, enkel dieren geofferd en hebben geen H. Sakrament des Autaars gehad, gelijk wij. Maar in onze kerken is ons God op onuitspreekbare wijze nabij, geheimzinnig tegenwoordig; het heiligste wordt er gevierd, dat in den hemel en op aarde geschieden kan; er zijn onzichtbare heilige engelen bij scharen tegenwoordig, die het Lam Gods aanbidden, dat zich voor onze zonden op den autaar opoffert (2). Zou men wel voor mogelijk kunnen houden, dat christenen, die dat alles gelooven, zich nogtans zeer oneerbiedig gedragen, lachen en klappen, ja, zich zoo vertoonen, gelijk zij het niet zouden durven betrouwen in 't bijzijn van een aanzienlijk man. 0 kinderen! hebt gij zeiven in uwe
(1) Men kent de geschiedenis van eenen heidenschen jongeling die onder een ofler door Alexander den Groote opgedragen,eenen gloeienden kool op arm of been ontving en hem er niet durfde afschudden, uit vrees van d« plechtigheid te storen.
De Mahometanen toonen grooten eerbied onder 't gebedj in hunne Moskeen (kerken). Zij houden zich onbeweeglijk, zij durven niet eens hoesten of spuwen. Wanneer onder het gebed den naam van hunnen profeet genoemd vrordt, neigen zij diep bun hoofd, en bij Gods naam buigen zij zich tot op den grond. Zij plegen te zeggen: « Indien gij u in tegenwoordigheid van den pacha (landbestierder] zoo zedig en eerbiedig gedraagt.hoeveel meer moet gij het doen in tegenwoordigheid (in het huis) Gods, wiens majesteit alle menschelijke grootheid oneindig overtreft.
(2) « Wie onder de geloovigen, zou kunnen twijfelen, » zegt de H. Paus Gregorius, « dat op het oogenblik des offers, op de stem des priesters, de hemelen zich openen, en de chooren der Engelen bij deze geheimenis van Christus tegenwoordig zijn ? » Eveneens de H. Ambrosius, Chrjsostomus en anderen.
LEERWIJZE
lichtvaardigheid u op zoo onbehoorlijke wijze onder hetH.Misoffer gedragen, bidt heden, als wij in de kerk zullen komen, bidt oprechtelijk den lieven Zaligmaker om vergiffenis, en belooft hem u voortaan altijd met heiligen eerbied in de kerk te zullen gedragen. Tijdens de Mis zult gij knielen (behalve onder het Evangelie); zitten onder de H. Mis mogen alleen zulke menschen die het anders uit ziekelijkheid niet zouden kunnen uithouden. De godvruchtige keizerin Eleonora van Oostenrijk knielde voortdurend onder de H. Mis. Op zekeren keer waagde het iemand haar te zeggen, van zich zoo niet te vermoeien, maar liever neer te zitten. Doch met nadruk antwoordde de edele keizerin : « Weihoe, niet een mijner hovelingen durft in mijne tegenwoordigheid nederzitten, en ik die toch maar eene arme zondares ben, ik zou zitten voor mijnen Heer en God? » — Woont eindelijk de H. Mis ook bij met godvruchtigheid, dat is te zeggen, geeft u moeite om te denken aan hetgene in het H. Offer geschiedt, niet dan heilige, godvruchtige gedachten te hebben, en de gedachten aan andere dingen, aan 't spel, eten, werkzaamheden aanstonds te verdrijven, zoohaast gij ze bemerkt. Onderwege moet gij reeds denken aan de plaats waartoe gij u begeeft, en aan datgene wat gij er te doen hebt. Stuurde men u tot een voornamen heer,om hem iets te vragen, gewis zoudet gij onderwege reeds denken, voor wien gij komt, wat gij hem zult zeggen, hoe gij hem zult aanspreken. Nu ziet, wanneer gij u tot de H. Mis begeeft, bevindt gij u voor den allervoornaamsten Heer, voor hem die u eens zal oordeelen tot de eeuwige verdoemenis of tot de eeuwige zaligheid; gij moet hem bidden voor alles wat gij noodig hebt naar ziel en lichaam. Denkt daaraan dan reeds onderwege. Bij het intreden der kerk doet gelijk de H. Abt Stephanus, die elke keer aan de kerkdeur zegde : « Gij, aardsche gepeinzen, zorgen en bezigheden, blijft nu bulten, totdat ik wederkeer; in de kerk heb ik voor u geen tijd. »
Doch wat zult gij zoo al bidden onder de H. Mis? Vooreerst in 't begin der H. Mis zult gij altoos het inzicht hebben, van ze, in vereeniging met het bitter lijden van Jesus aan God op te offeren 1) als lofoffer tot zijne eer en verheer-
138
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
lijking; 2) als dankoffer voor zijne weldaden, bijzonderlijk omdat gij tot het katholiek geloof zijt geroepen geworden, dan ook voor de bijzondere weldaden, die God reeds aan u, aan uwe ouders, enz,, aan geheel de katholieke Kerk bewezen heeft; 3°) als zoenofier voor alle zonden, door dewelke God beleedigd wordt, namelijk voor uwe zonden, bijzonderlijk voor deze...., met het vast voornomen....; 4quot; als bidoffer, om alles voor u en uwe geliefden af te smeeken wat noodig is naar ziel en lichaam, en bidt daarbij altijd om eene bijzondere genade, welke gij of anderen juist van noode hebt. Dan kunt gij op verschillige manieren bidden. Eene manier om de H. Mis met vrucht te hooren en te bidden, heb ik u reeds aangetoond (vr. 20). Eene andere manier bestaat hierin, dat gij een gebedenboek met u neemt, en godvruch-tiglijk de gebeden der Mis leest. Na eene korte lezing, houdt stil en zegt aan den lieven God, met uwe eigene uitdrukkingen, wat gij in het boek gelezen hebt.
'I Is ook eene wonder schoone en passende oefening, onder de H. Mis de vijf droeve mijsteriën van den Rozenkrans te bidden. Waarom dat? De H. Mis is eene plechtige gedachtenis van het bitter lijden en de bloedige kruisdood van Jesus, en in de droeve mijsteriën overwegen wij juist zijn lijden, van het bloedig zweet, in den doodstrijd in het hofken vanOliveten,af tot zijnen iaatsten snik op den galgenboom des kruises. In de H. Mis offert Jesus door de handen des priesters zijn lichaam en zijn bloed op aan den hemelschen Vader, stelt hem zijn lijden voor, opdat hij ons vergiffenis schenke — in de droeve mijsteriën van den Rozenkrans offeren wij ook dit heilig bloed op, stellen wij ook dit lijden aan den Vader voor, bidden wij ook, dat hij ons genadig zij om den wil van Jesus, die voor ons bloed gezweet heeft — die voor ons gegeeseld is enz. Indien gij de vijf droeve Mijsteriën van den Rozenkrans onder de H. Mis wilt bidden, ziehier hoe gij dit doen kunt : In 't begin der Mis, maakt de meening, die ik vroeger aangewezen heb. Dan, als gij met het eerste Mijsterie begint, en bij elk nieuw Mijsterio, blijft een weinig stil om overliet H. Mijsterie na te denken.Bij v.b. stelt u voor, alsof gij Jesus zaagt, neergeknield, bleek, met
139
LEEKWUZE
bloedig zweet overdekt in het hofken van Oliveten, denkt aan de vreeselijke smarten welke hij daar geleden heeft, en zegt : « O mijn Jesus — daarvan ben ik de schuld geweest, mijne zonden, voornamelijk deze.... Het is mij leed uit den grond mijns harten, dat ik God zoo beleedigd en u zulke smarten veroorzaakt heb. O hemelsche Vader! Ik offer u het bloed op, dat Jesus voor mij op den berg der Olijven vergoten heeft, en ik bid u om vergiffenis, door dat dierbaar bloed. Ik maak ook het vast voornemen u niet meer te beleedigen. » En gelijkerwijze bij elk tientje (i), iedere keer dat gij dan het : « Glorie zij den Vader enz. » bidt, zult gij uwe goede meening vernieuwen en uw gebed op nieuw met Jesus' gebed en offer vereenigen. Tracht ook langzaam en godvruchtig te bidden; al kondet gij maar een of twee tientjes uitlezen, dit is nog beter, dan den geheelen Rozenkrans vluchtig en zonder aandacht te bidden. Komen er van tijd tot tijd verstrooiende gedachten onder het gebed, zegt aanstonds: « O Heer, help mij wel bidden. »
Er zijn nog verschillige andere manieren om de H. Mis met vrucht te hooren. Later zal ik aan degenen die oprecht braaf zijn en zich moeite geven om wel te bidden, in den biechtstoel nog andere manieren leeren, waardoor zij veel genoegen zullen hebben en zekerlijk rijke genaden zullen verwerven. Voor nu, legt u maar toe, om wel te doen hetgene ik u daarover tot nu toe gezegd heb.
§ III. VAN DE HEILIGE COMMUNIE.
Dat Jesus in het H. Sakrament des Autaars tegenwoordig is, om ook volgens zijne menschheid gedurig bij ons te zijn, en om zich als offer voor ons op te dragen, is u tot hiertoe
(1) Bij elk mijste.rie zou men ook gevoeglijk zijne aandacht kunnen vestigen op bijzondere zonden, bij v. b. bij het eerste — lauwheid, verstrooiingen, godvergetenheid, enz.;bij het tweede:onkuischheid en onmatigheid : bij het derde :hoovaardigheid en ondeugende gepeinzen; bij het vierde: gramschap, onverduldigheid,vloeken; bij het vijfde: ongehoorzaamheid en alle andere zonden — en daarna een akt van opoffering, berouw en voornemen verwekken.
140
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
uitgelegd. Maar Jesus is ook in het H. Sakrament om in de Communie de spijs onzer ziel te zijn. Ziedaar wat ik u nu nog moet uitleggen.
A. De H. Communie is het waarachtig gebruik des li-chaams en bleeds van Jesus Christus tot voedsel der ziel.
« Communie » is een latijnsch woord en beteekent in 'tvlaamsch « vereeniging. » In de H. Communie worden wij waarlijk vereenigd met Jesus, dien wij ontvangen ; en (alhoewel in eenen anderen zin) wij worden ook vereenigd met alle onze medechristenen, die dezelfde heilige spijs ontvangen. De 11. Communie is inderdaad het waarachtig gebruik des lichaams en hloeds van Jesus Christus, dat is te zeggen, zij bestaat hierin, dat wij het lichaam en het bloed van Christus genieten, als spijs ontvangen, tot voedsel onzer zielen, dat is, opdat onze ziel er zich mede voede, opdat het bovennatuurlijk leven der genade haar behouden (en in haar vermeerderd) worde (zie § IV, 1.). En wij ontvangen het lichaam van Christus waarachtiglijk, wij stellen het ons niet enkelijk voor, wij herinneren ons niet enkelijk aan Christus, neen, het waarachtig lichaam van Jesus Christus gaat als spijs in onzen mond, in ons hart. Als wij het lichaam van Jesus niet waarachtiglijk ontvangen, maar slechts in gepeinzen en begeerte, dat is, als wij een waar verlangen hebben, van Jesus toch tot ons te zien komen, om zich met ons te vereenigen, en wij ons voorstellen, alsof hij reeds tot ons kwame, dan ontvangen wij de Communie van begeerte (vergelijk hiermede het doopsel van begeerte), de geestelijke Communie, waarover ik u reeds meer gezegd heb (i). De beste manier waarop gij ze kunt verrich-
(i) Men noemt ze « geestelijke » omdat zij slechts in den geest, inwen-diglijk geschiedt. De krachten des geestes zijn verstand en wil. Met ons verstand denken wij geloovig daaraan, dat Jesus in hel H. Sakrament tegenwoordig is ; met den wil verwekken wij eene begeerte, een verlangen, om hem te ontvangen. Deze twee akten; geloof en begeerte, zijn de kern der geestelijke Communie; doch gewoonlijk worden hier, gelijk bij
141
LEERWIJZE
ten, is, u voor te stellen, dat gij u reeds in de kerk bevindt op het oogenblik dat de priester de H. Communie begint uit te reiken. Gij verwekteen korte akt van geloof aan de tegenwoordigheid van Jesus in het H. Sakrament, en bidt hem aan. Dan betreurt gij van harte uwe zonden, die hem zoo zeer vergramd hebben, en oorzaak zijn dat hij niet gaarn tot u komt. Eindelijk verwekt gij in ueene oprechte liefde totJesus, en hartelijk verlangen :« O indien ik nu mijnen Jesus mocht ontvangen! » Dus geloof— berouw — verlangen. Daarna verbeeldt gij u dat de priester u het H. Sakrament toereikt, gij bedankt Jesus en bidt hem, dat hij toch in uwe harten zou blijven. Alle datgene kunt gij in 't kort zoo bidden : « O mijn Jesus in 't heilig Sakrament — ik geloof aan u en aanbid u. Smartelijk betreur ik alle mijne zonden. Van harte bemin ik u en betracht niets vuriger, dan dat gij bij mij zoudet komen en bij mij zoudet blijven. 0 Jesus, voor u leve ik — voor u sterve ik — aan u ben ik dood en levend! Ofwel kunt gij het ook zóó doen : Driemaal zegt gij het; « Heer ik ben niet waardig. » De eerste maal denkt gij bijzonderlijk aan het woord «Heer»en verwekt dan in u het geloof in dezen Heer; de tweede maal aan :« doch spreek alleenlijk een woord » en verwekt dan liefde en verlangen. Dan verbeeldt gij u, dat gij aan de communiebank knielt, dat de priester u het lichaam des Heeren toereikt, en gij bidt: « Het lichaam onzes Hee-ren Jesus Christus beware mijne ziel ten eeuwigen leven. Amen. »
Deze oefening der geestelijke Communie, lieve kinderen, is vooreerst zeer gemakkelijk — in een paar oogenblikken is het geschiedt; van de oprechte Communie kunt gij dikwijls verhinderd worden, kunt gij ze alleen in de kerk ontvangen, nuchter zijnde enz. ; van deze geestelijke Communie kan u niemand afhouden; gij kunt ze verrichten op iedere plaats, in de kerk, te huis, op 't veld; op eiken tijd, bij dag en bij nacht, of gij nuchter zijt of niet. Zij is zeer aangenaam aan God. Ue Zaligmaker verscheen eens aan eene godvruchtige
de wezenlijke Communievoorbereidende akten verwekt, en eene dankzegging er bijgevoegd.
142
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
kloostervrouw die zeer dikwijls communiceerde maar nog meer de geestelijke Communie verrichtte, en toonde haar twee vaten,een gouden en een zilveren.ln het gouden,zeide hij,bewaar ik uwe wezentlijke, in het zilveren uwe geestelijke Communiën Hierdoor wilde hij haar toonen hoe kostbaar in zijne oogen en hoe lief deze H. Oefening hem was. Ja het is ook al gebeurd dal hij deze godvruchtige begeerte op eene gansch wonderbare manier beloonde. De H. Stanislaüs, een engel van zuiverheid, had eene brandende begeerte, om den Zaligmaker te ontvangen,doch boozemenschen wederhielden hem er van. Doch zijn verlangen wras den lieven Jesus zoo aangenaam, dat hij eenen engel aanstelde om hem de H. Communie toe te reiken (i). Doch gelijk de geestelijke Communie aangenaam is aan Cod,zoo is zij ook zeer voordeelig voor ons. Zij maakt dat Jesus ons meer bemindt, ons rijkere genaden toedeelt, en zij is eene zeer goede voorbereiding tot de wezenlijke Communie. Het gebeurt dat gij op twee verschil-lige plaatsen bloedverwanten hebt; de eene herhalen u meermaals, dat gij ze toch zoudt komen bezoeken, en toonen, hoe aangenaam hun dat zou zijn; de andere zeggen nooit iets: lot dewelke zoudt gij liefst gaan? Zoo komt Jesus ook liefst in een hart dat een oprecht groot verlangen heeft om hem te ontvangen, dal hem dikwijls en vuriglijk uilgenoodigd heeft. Daarom, lieve kinderen, verricht dikwijls deze heilige oefening. Er zijn vele godvruchtige zielen, die ze alle uren verrichten. Ik bid u enkelijk om het volgende ;
1) Als gij 's morgens de H. Misse bijwoont, doel de geestelijke Communie, als de priester communiceert aan de de nulling. Doch is het u onmogelijk de H. Misse bij te wonen,sluit u onder hel morgengebed in't kort hij de H.Misse aan, verwekt een verlangen om ze te kunnen bijwonen, en verricht de geestelijke Communie.
2) 's Avonds eer gij te bed gaat, biecht eerst op eene geestelijke manier, dal is, onderzoekt uw geweien, hebt leedwezen over uwe zonden, klaagt u voor den lieven Zaligmaker aan
(1) Welbekend zijn de wonderbare spijzingen der H. Calharina vanSiena, en der H.Juliana. (Voor deze laatsle, zie den Rom. Brevier 19 juni).
143
LEERWIJZE
met hot vast voornemen, van morgen deugdzamer te zijn, en bidt om vergiffenis.Daarna communiceert op geestelijke wijze en denkt: Kwam ik dezen nacht schielijk te sterven, laat dit dan, o lieve God, als mijne biecht en reisgeld gelden.
3) Zoo dikwijls gij het Allerheiligste bezoekt, verricht ook eene geestelijke Communie, — zooals wij het vandaag wederom gezamentlijk doen zullen.
V. 2. Is ons de H. Communie door God of enkelijk door de
H. Kerk geboden ?
A. Zij is ons ook door God geboden, want Christus de Heer zegt uitdrukkelijk : « Voorwaar, ik zeg het u, indien gij het vleesch van den Zoon des menschen niet eet en zijn bloed niet drinkt, zult gij het leven in u niet hebben. Joan. VL 54.
Dat de Kerk ons de H. Communie geboden heeft, weet gij uit het vijfde gebod der heilige Kerk. Doch God heeft ze ons ook geboden. Immers de Zaligmaker zegt; « Indien gij het vleesch, enz., » dat is : gij moet mijn vleesch eten — anders zult gij het leven, dat is, het leven der ziel, de heiligmakende genade in u niet hebben ; God zal u niet beminnen, en na de dood zult gij het eeuwig leven niet bekomen. Dus : zoowel God als de Kerk heeft ons de H. Communie geboden. God heeft in 't algemeen bevolen, dat wij moeten communiceeren, zonder nauwkeurig te bepalen,wanneer en hoe dikwijls. Zulks was vroeger ook niet noodig : want de eerste christenen waren zoo ieverig, dat zij meest allen dagelijks, later ten minste alle zondagen communiceerden. Eerst toen de menschen lauwer werden, en niet meer van zelfs ieverig te Communie gingen, heeft de H. Kerk nauwkeuriger bepaald, hoe dikwijls elke christen moet communiceeren, en heeft in haar vijfde gebod vastgesteld, dat wij ten minste eens 'sjaars, te Paschen, de H. Communie moeten ontvangen. Dus is elke christen, die den vereischten ouderdom bereikt heeft (kleine kinderen mogen niet communiceeren), op doodzonde verplicht ieder jaar, omtrent Paschen, ten minste eenmaal te communiceeren, en ook wanneer hij in doodsgevaar verkeert.
144
VOOlt DE EERSTE COMMUNIE. 143
b. v. door eene zware ziekte. Doch zullen wij dan ook maar ééns 's jaars communiceeren? Dat is liet minste, dat moeien wij doen; maar de H. Kerk wenscht dat wij in 't jaar meermaals het II. Sakrament ontvangen. Doch hierover zal ik u later breedvoeriger spreken.
V. 3. Moeten ivij om het bloed van Christus tenutten, ook den kelk drinken?
A. Neen; ivant onder de gedaanten van brood ontvangen wij ook %ijn bloed, terwijl wij hem gansch met. zijne Menschheid en Godheid ontvangen.
Oi'mürking. Daarom lieefi Clirisins ook hel eeuwig leven toegezegd, aan dengenen die hem alleenlijk onder de gedaante van brood omvangt : « Die dil brood eet, zal eeuwig leven. Joan. VI. 52 eu 59. »
Vroeger hebt gij gehoord, dat de Zaligmaker gezegd heeft : « Indien gij het vleesch van den Zoon des Menschen niet eet, en zijn bloed niet drinkt, enz. Dus moeten wij dan ook zijn bloed ontvangen. Doch is daartoe noodig, dat wij, behalve de gedaante van brood, ook nog den kelk bekomen? Neen ; inderdaad, enz. (herhaling der vraag 14 §. I). Als gij eens tot de H. Tafel zult gaan, zult gij dan ook het bloed van Christus in den kelk ontvangen, onder de gedaante van wijn? Ontvangt gij het dus in 't geheel niet? —Waar? Waar is dus het bloed van Christus? In zijn lichaam? En in hetzelve? Waarin ontvangt gij dus het bloed van Christus (i) ?
Zoo vervullen wij reeds het gebod van Christus, zijn lichaam en zijn bloed te nutten, wanneer wij het H. Sakrament alleenlijk onder de gedaantevan brood ontvangen. Daarom ook heeft de goede Zaligmaker het eeuwig leven beloofd aan degenen die hem maar onder de gedaante van brood ontvangen, hetzelfde dus wat hij in 't algemeen beloofd heeft aan alle degenen, die hem waardiglijk ontvangen.
(1) Waar het gebruikelijk is aan de eersle Communicanten, na dat zy liet H. Sakrament ontvangen h.ibben, wijn toe te reiken, moet men uitdrukkelijk aan de kinderen, zeggen, dat dit het bloed van Christus niet is.
-146 leerwijze
y. 4. Wauvom heeft Christus dun het H. Sakrament des
autaars onder beide gedaanten ingesteld '!
R. Omdat hij het te gelijker tijd ingesteld heeft als offer, waartoe beide gedaanten noodzakelijk zijn.
Bemerking. Vervolgons is hel geen algemeen gebod, wanneer Christus zegt; « !gt;rinlvt er allen uil » ; zulks gaal enkelijk de Apostels aan, en degenen die hun in 'l priesterschap, als offerpriesters opgevolgd zijn. Derhalve Communieeeren de priesters ook maar onder eene gedaante, als zij de H. Mis niet zelf opdragen.
Het zou kunnen schijnen, lieve kinderen, indien wij het bloed van Christus reeds in zijn lichaam onder de gedaante van brood ontvangen, alsof liet niet noodig geweest ware, dat de Heer ons nog afzonderlijk zijn H. bloed gaf, onder de gedaante van wijn, — dat hij dus het H. Sakrament onder beide gedaanten instelde. Daarenboven ware het daartoe niet noodzakelijk geweest dat wij den lieven Zaligmaker gansch ontvangen. Alleenlijk, zoo gij weet, is Jesus in het H. Sakra-men niet enkel tegenwoordig als spijs onzer zielen, opdat wij hem ontvangen, maar ook als offer, vermits hij zijne kruisdood op onbloedige wijze vernieuwt. En hiertoe is noodig dat beide gedaanten daar zijn. Want alleenlijk hierdoor, dat die beide afzonderlijke gedaanten, ons het lichaam en het bloed als van elkander gescheiden voorstellen, zijn zij zinnebeelden der bloedige dood, welke Jesus aan 't kruis geleden heeft, en stellen alsdan zijn kruisoffer voor. (Zie§. II. V. 13).
't Is alleenlijk in het laatste avondmaal, wanneer hij den kelk aan zijne Apostelen toereikte, dat Christus gezegd heeft: « llrinkt daaruit allen. » Heeft hij daardoor aan alle christenen niet bevolen, dat zij ook den kelk moesten drinken ? Neen, zoomin als hij door deze woorden ; « Doet dit tot mijne gedachtenis » (§. II. V. 8), aan alle christenen opgelegd heeft het brood in zijn lichaam enz., te veranderen, en de H. Mis op te dragen. Het eene zoowel als het andere woord, gaat dus niet alle christenen aan, maar enkelijk de Apostelen en hen, die hun in 't priesterschap opgevolgd zijn : de offerpriesters; dat is te zeggen, de priesters als zij Mis doen ; want dan moet de priester den kelk
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
drinken. Doch wanneer een priester communiceert, zonder dat hij de H. Mis opdraagt, dan communiceert hij ook alleenlijk onder de gedaante van brood, gelijk de overige geloo-vigen (zoo bijv. op wittendonderdag, daar waar verschillige priesters zijn. of als een zieke priester berecht wordt).
Gij ziet dus, lieve kinderen, Jesus heeft aan de geloovige christenen enkelijk bevolen dat zij hem, zijn lichaam en zijn bloed moesten ontvangen, maar niet bevolen dat zij onder een of onder twee gedaanten moesten communiceeren, dat zij enkelijk de hostie, ofwel de hostie en den kelk moesten ontvangen. Tegenovergesteld heeft de Kerk het nu zoo bepaald, dat de geloovigen (ter uitzondering der priesters die Mis lezen) de H. Communie slechts onder eene gedaante, te weten onder de gedaante van brood zouden ontvangen, en den kelk niet drinken. Waarom heeft de H. Kerk zulks bevolen?
V. o. Waarom geeft de katholieke Kerk aan de geloovigen de Communie alleen onder eene gedaante?
A. 1. Om het H. bloed tegen onteering te bewaren.'
2. Om het ontvangen des H. Sakraments aan allen te vergemakkelijken.
ó. Om daardoor tegen de ketters te toon en dat Christus onder elke gedaante gansch tegenwoordig is.
Bemerking. Reeds in de eerste lijden der Kerk ontvingen de zieken, gevangenen en allen die l'liuis conimuniceerden, hel H. Sakramenl alleen onder de gedaante van brood.
De Kerk reikt de H. Communie aan de geloovigen niet onder de gedaante van wijn :
1) Om het H. bloed tegen onteering te bewaren. Het doet u pijn, als men uwe ouders oneer aandoet; gij zoudt als zonde vreezen, een kruisbeeld in'tslijk te laten vallen ; waarom? — Het H. Sakrament des Autaars is het liefste wat de Kerk heeft, en te gelijker tijd het heiligste.Zou het dan voor de Kerk, zou het voor ons niet jammer zijn, indien dit H. Sakrament ont-eerd werdt? Zulke onteering zou er geschieden indien het H. bloed uitgestort werd. En zulks zou gansch onvermijdelijk
147
LEERWIJZE
zijn, indien al do communiceerendeook uit den kelk moesten drinken, bij v. wanneer er vele menschen te zamen aan de communiebank komen, de eene opstaan, de andere neèrknie-len, dat de eene den anderen stoot, terwijl hij drinkt, voornamelijk wanneer oude, bevende of soms sukkelachtige menschen komen. Welnu opdat het H. bloed deze onteering niet onderga, laat de Kerk aan hare geloovigen den kelk niet toereiken (i).
2°) Om het ontvangen der H. Sakramenten aan allen te ver-gemakkelijken, dat is, de Kerk wil maken, dat allen gemakkelijker het H. Sakrament zouden kunnen ontvangen. Want indien alle de communicanten den kelk moesten drinken, dan ware het voor velen niet gemakkelijker, maar integendeel lastiger te communiceeren. Waarom? Vooreerst, omdat erin vele plaatsen, bij v. in koude landen of in het verre Azië gee-nen wijn te vinden is, en men er alleen aan hooge prijzen bekomen kan. Indien de menschen, zoo dikwijls zij daar wilden te communie gaan, den kelk moesten drinken, dan zou er veel wijn noodig zijn zoo zij meermaals kwamen, en arme kerken zouden die onkosten in'tgeheel niet kunnen uitstaan. En op die wijze zou het voor die menschen lastiger zijn dikwijls te communiceeren. Verder: er zijn vele menschen die den wijn en dus ook de gedaante des wijns niet zouden kunnen verdragen — en voor deze ook zou het slecht aankomen, te communiceeren, indien zij verplicht waren onder beide gedaanten te communiceeren.Ook zou men de gedaante des wijns in 't geheel niet kunnen tot de zieken dragen, zonder gevaar van uitstorting, enz (2). Daarom heeft de Kerk vastgesteld, de H. Communie slechts onder eene gedaante uit tereiken, en dit is voor velen gemakkelijker, enz. (Want brood heeft men overal — brood kan iedereen verdragen — onder de gedaante
(1) Ook zou beteene onteering zijn indien hel H. bloed onder de gedaante van wijn moest bewaard worden en bedierf (en zulks ware in 'l geheel niet te vermijden).
Ook, indien het doelmatig schijnt, zou men tol bewijs kunnen aanhalen, dal velen met walg en tegenzin zouden willen drinken uit eenen beker, waaraan anderen reeds voor hen gedronken hebben.
148
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
van brood kan men de H. Communie gemakkelijk tot de zieken dragen).
3°) Er zijn menschen geweest, die beweerd hebben,dat men ook den kelk moet drinken; dat men anders enkelijk het lichaam en niet hel bloed van Christus ontvangt. Deze leering is keltersch, valscb : en die zoo leeren zijn keilers. Indien de Kerk aan het verlangen dezer ketters had toegegeven, dan zouden de christen, n hebben kunnen denken, dat die ketters immers gelijk hadden. Zoodat de Kerk de H. Communie maar onder eene gedaante uitreikt, en daardoor rerA/aari, ja toont zij: dat het niet noodzakelijk is onder twee gedaanten te communiceeren ;ook onder de gedaante van brood is Christus gansch tegenwoordig.
Zoo is het reeds vele eeuwen in de Kerk gehouden geweest, j;!,van de eerste tijden af gelijk altoos,heeft de katholieke Kerk geloofd, dat de Communie onder de gedaante van brood alléén genoeg is. Want allen die niet in de kerk konden communiceeren, zoo als zieken, gevangenen, ontvingen deH. Communie alleen onder de gedaante van brood ; eveneens diegenen aan wien de priester het H. Sakrament mede naar huis gaf (zulks was geoorloofd om reden der vervolgingen, want toen konden die arme menschen dikwijls in langen tijd den Godsdienst niet bijwonen, noch eenen priester hebben om hen de H. Communie uit te reiken ; — heden is zulks niet meer noodig en streng verboden).
Wat zoudt gij nu zeggen, lieve kinderen, indien een ketter u zegde: «Waarom ontvangt gij het gansche avondmaal niet?» 1) Wij ontvangen Christus gansch ook onder de gedaante van brood alleen. 2) Christus heeft ons niet opgelegd of wij onder eene of onder beide gedaanten moeten communiceeren,maar hij heeft aan de H. Kerk overgelaten daarover te beslissen. 3) DeH. Kerk heeft zeer gewichtige beweegreden om welke zij ons het H. Sakrament slechts onder eene gedaante laat toereiken.
V. 6. Welke genaden deelt ons de H. Communie mede ?
\) Zij vereenigt ons op het innigste met Christus, en vermeerdert de heiligmakende genade ;
149
LEERWIJZE
2) Zij verzwakt onze booze neigingen, en geeft ons lust en kracht tot het goede;
3) Zij reinigt ons van dagelijksche zonden en bewaart ons tegen doodzonde;
4) Zij is voor ons de onderpand onzer toekomende verrijzenis en eeuwige zaligheid (Joann. VI, 35.).
In Italië was eens een godvreezende schilder die het laatste avondmaal op eene groote schilderij wilde verbeelden. Vooreerst teekende hij de Apostelen; maar toen hij den lieven Zaligmaker wilde voorstellen, en overdacht welke oneindige majesteit, welke teedere liefde, welke goddelijke heiligheid op het aanschijn des Zaligmakers moest wederstralen, bij de instelling van het H. Sakrament, en hoe hij dit alles moest afschilderen, — dan werdt hij kleinmoedig ; en bevend legde hij zijn schildergereedschap weg, zich niet vertrouwende den Zaligmaker na behooren te verbeelden.
Lieve kinderen! iets dergelijks overkomt mij vandaag. Ikmoetuin woorden een afbeeldsel geven van hefgene delieve Jesus bewerkt in de ziel van dengenen die de 11. Communie waardig ontvangt. Edoch, kinderen, dat is iets zoo verheven, iets zoo geheimzinnig, dat geen engel dit verklaren kan. Immers, 'tis eene goddelijke geheimenis; God zelf is het, die in ware goddelijke liefde, in 'smenschen hart nederdaalt om daar de wonderen zijner macht en liefde te werken. Ik wil het wagen, lieve kinderen, vertrouwende op den bijstand des goddelijken Zaligmakers,u deze geheimzinnige werkingen der H. Communie uit te leggen, zoo goed als ik in staat ben het te doen (i).
1) De H. Communie vereenigt ons op het innigste met Christus, dat is, zij maakt ons één met Christus, zij maakt, dat wij
(1) Het zou goed zijn vooreerst de woorden van den catechismus uil te leggen (waarbij dit hoofdgedacht moet doorschijnen : Wat het lichamelijk voedsel voor het lichaam en het natuurlijk leven is, dat is de H. Communie voor de ziel en het bovennatuurlijk leven) en dan Subunn bij wijze eener aanspraak datgene, wat zich tot hart en gemoederen der kinderen wendt. Om herhaling te vermijden, verbinden wij hier een en ander.
150
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 151
in Christus zijn, en dat Christus in ons is. Het lichamelijk voedsel, dat wij dagelijks genieten, wordt met ons lichaam vereenigd, het gaat over in ons vleesch en bloed. Zoo gaat J. C. in onze ziel in, woont in haar, blijft bij haar. « Die mijn vleesch eet, » zegt Jesus zelf, « en mijn bloed drinkt, blijft in mij, en ik in hem. Toen Eliseus een dood kind wilde verwekken, ging hij heen en legde zijnen mond op den mond des kinds, zijne oogen op deoogen des kinds en deelde aan 't zelve op zulke wijs van zijne warmte, zoo ook van zijn levenmede (IV. Reg. IV, 32.).
Gelijkerwijze, lieve kinderen, maakt het de lieve Zaligmaker, om ons aan zijn heilig, hemelsch leven te laten deel nemen. Zijn goddelijk hart slaat aan ons koud, ellendig hart, om ons met de vlammen der liefde te ontsteken,door dewelke Jesus' hart ontstoken is.En indien wij hem dikwijls en waardig ontvangen, en hom door zonden niet bedroeven of verdrijven, dan zal in vervulling komen, wat de H. Paulus zegt : « Ik leef, doch niet ik, maar Christus leeft in mij. » Dan zullen wij hem gansch gelijkend worden ; zooals in de heldere zee de blauwe hemel en de stralende zon en het glinsterende sterrengewelf zich spiegelen:zoo zal in onze zielen de heilige ziel van Christus stralen. Wij zullen alleen vreugde hebben aan datgene waaraan Christus vreugde heeft, alleen doen waartoe hij ons aandrijft. En ons gebed, onze goede werken — de hemelsche Vader zal er vreugde en welbehagen in hebben, even alsof Christus ze verricht hadde, en gelijk 't vuur het ijzer door en door verhit, doorgloeiend en zelfs vurig maakt; zoo zal Christus onze zielen geheimzinniglijk doordringen en ze met zijn leven, met zijne liefdegloed vervullen. 0 kinderen; welk geluk! Hij, die de zaligheid der engelen is in den hemel, hij wil in onze herten zijn en wonen en leven! Wat was de II. Joannes toch gelukkig, toen hij mocht rusten aan Jesus borst! —doch zijn wij vrijelijk niet gelukkiger, daar Jesus wil rusten in onze borden, in onze harten,et nooitjiooit meer van ons wijken? Al wien Jesus lief heeft, moet dit gedacht alleen met heilige vreugde vervullen ; Mijn Jesus komt tot mij, — is aan mij— blijft bij mij! Derhalve zijn brave kinderen ook immer zoo onuit-
LEERWIJZE
sprekelijk gelukkig op den dag hunner eerste H. Communie. Een oprecht goed kind zegde eens : « De hemel moet wel een eeuwige eerste-communiedag zijn — immers het konde zich geen grooter geluk bedenken.En het had gelijk,dit braaf kind. Want in den hemel hebben wij Hem in zijne heerlijkheid, Hem dien wij in het 11. Sakrament bezitten,onder dege-daante van brood verborgen. De H. Communie is iets uit den hemel op deze wereld.
De H. Communie vermeerdert in ons de heiligmakende genade, zij maakt dat wij nog meerder, nog rijkelijker heiligmakende genade bekomen (i), — zooals de spijs maakt dat wij in leven blijven, opwassen en toenemen, nog meer leven en levenskracht bekomen. Wanneer voortijds, toen de ijzeren wegen nog niet in voege waren, een rijke vorst door arme gewesten wilde reizen en er moest vernachten, nam hij met zich de zaken waarvan hij zich wilde bedienen, zijn bed, den noodzakelijksten huisraad, zijn eten, enz. Hij wist toch wel, dat die arme lieden hem geene kamer en eten, enz. zouden hebben kunnen verschaffen, gelijk het hem toekwam. Zoo maakt het de lieve Zaligmaker. Hij wil in onze harten woning nemen, doch Hij weet wel, dat wij ons hart niet zouden kunnen versieren zooals het voor Hem betaamt. Daarom brengt Hij zijn rijk hemelsch sieraad met zich, en siert ons hart op het schoonste tot zijne woning op. En wanneer wij Hem in onze harten hebben : ó met welke vreugde moet de hemel-sche Vader op ons nederzien, wanneer Hij in onze harten verblijft, aan wien Hij zijn innigste welbehagen heeft! En hoe
(1) Dit moet reeds vooraf in den uitleg der leering over de Sakramen-ten in het algemeen uitgelegd geworden zijn. Hier eene korte herhaling : door de heiligmakende genade zijn wij gerechtvaardigd en heilig, hebben wij onuitsprekelijke schoonheid der ziel. God heeft aan ons zijn innigste vreugde—door de vermeerdering der heiligmakende genade in de Communie worden wij nog heiliger, schooner. God heeft ons nog veel liever, door de heiligmakende genade zijn wij kinderen Gods— duor de H. Communie worden wij nog lievere kinderen, voor dewelke God nog met veel meer tcederheid zorgt;door de heiligmakende genade zijn wij erfgenamen des Hemels — door de H. Communie worden wij nog veel zekerder en wij hekomen eene nog hoogere plaats iu de hemelsche heerlijkheid.
152
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
zou Hij ons alsdan iets kunnen weigeren wanneer wij, met Jesus in 't hart, zijnen Vader daarom bidden.
2°) De ƒ/. Communie verzwakt onze booze neigingen, dat is, zij maakt dat onze neigingen en onze lust tot boosheid (b. v. onze neiging tot traagheid, tot gramschap, vermaak aan oneerbare dingen, aan ijdelheid,) zoo sterk niet meer zijn, en dat wij sterk worden, meer kracht hebben, om deze neigingen te overwinnen, en zij geeft ons lust en kracht lot het goed, dat is, zij maakt dat wij willenen kunnen goed doen. Dat wij gaarn goed doen en recht, gelijk God wil. Wen een dienstbode of daglooner den ganschen morgen niets te eten bekwam, en zwaar moest arbeiden ; denkt gij dat deze ook 's namiddags, ik zeg niet straf, maar zelfs licht zou kunnen arbeiden?Voorzeker niet. Doch indien hij een krachtig middagmaal gehad heeft, dan zal hij weer liever arbeiden, en ook wederom wel kunnen arbeiden. Dat eten heeft hem nieuwen lust en kracht tot arbeid gegeven. Zoo geeft ons de bovennatuurlijke spijs, de H. Communie lust en krachtom bovennatuurlijk te arbeiden met de ziel voor den Hemel; dus, om gaarn en wel te bidden,om blijmoedig en puntig te gehoorzamen, enz. AI wie dikwijls waardig communiceert, bij hem zal de lust en vreugde tot boosheid gedurig meer afnemen, daarentegen zal hij gedurig meer vreugde aan God en aan het goed bekomen, en een nieuw schoon leven zal in hem opgaan. Beschouwt, lieve kinderen, deaarde bij wintertijd ; hoekoud is't,en hoe stil en verlaten is alles, hoe eenzaam en treurig; men zou vast denken dat alles dood is. En beschouwt ze nu wederom een paar maanden later. Hoe is het toch gansch anders, reeds zijn bosch, weiden en bodem groen, veelkleurige bloemen versieren hoven en weiden, de vogeltjes zingen en jubelen — men denkt bijna niet dat het dezelfde aarde is. Wie heeft deze verandering te wege gebracht? De zon; hare warme, milde stralen zijn recht tot de aarde gekomen en hebben sneeuw en ijs gesmolten, bloeisel, bloemen en nieuw leven verwekt. Wat de zon doet aan de aarde, dat doet J. G., lieve kinderen, aan uwe harten, indien gij Hem dikwijls en waardig ontvangt. Hij zal de koude en lauwigheid te gelijk smelten, gij zult helder en klaar zien, hoe datgene wat gij te voren hoog acht-
133
LEEKW1JZE
todet ijdelheid is, hoe pracht, eten en kleêren en gold, hoe dat alles nietig is, en verdwijnt gelijk smeltende sneeuw—hij ^al de bloemen der liefelijke deugden,het bloeisel der heilige godsvrucht in uwe harten opwekken; eene nooit voorgevoelde blijdschap en vrede en zaligheid zal in uwe harten intrekken, zoodanig dat gij zult denken gansch andere menschen geworden te zijn, of dat gij nu eerst begint te leven. En gij zult dan een nieuw leven ingaan, een leven in en met God. Licht en zoet zal alle arbeid en het gebed u worden; ja zelfs in uw lijden en de ellenden, zullen de vrede en de blijdschap uit uwe harten niet gaan gelijk het vlammekender eeuwige godslamp, dat flikkert terwijl buiten wilde stormen loeien. Uwe vreugden zullen veel schoon en edeler zijn, dan de vreugden der zondaars, waarop slechts bittere rouw volgt — gelijk de leeuwerik, die tot den blauwen hemel opvliegende en zijn loflied aan den Schepper zingende en jubelende, eene veel scboonere vreugd heeft, dan hel zwijn,dat in den modder woelt. Gij zult iets vandehemelsebe vreugde gevoelen welke de heilige vrome zielen reeds zoo dikwijls gevoelden bij de H. Communie; van de vreugde welke eenH. AIoisiusvoorhetH.Sakramentgevoelde, zoodat hij, wanneer hij de kerk na een zeer langdurig gebed moest verlaten, telkens uitriep : « 0 .lesus. Iaat mij gaan, houd mij niet langer! » Van de blijdschap in dewelke de H. Franc. Xav. uitriep: « 0 Heer houd in, het is te veel blijdschap,— ik sterf anderszins! » (i) — 0 kinderen, lieve kinderen! hoe ge-
(1 Zeer toepasselijk kan men hier aanhalen de gelijkenis van den wijnstok. Wordt dezen niet sterk aan eenen paal of boom gebonden, dan kruipt hij ellendig langs den bodem heen, en heeft noeli lucht noch licht, en kan geene vruchten voortbrengen ; hij versmacht in het slijk. Tegenovergesteld, wanneer hij eenen sterken paal of eenen beogen boom omslingert, dan klimt hij vrolijk hemelwaarts en brengt de kostbaarste druiven voort. Onze ziel is de wijngaard. Slingert zij zich niet vast om Jesus, dan kruipt zij langs de aarde heen, zonder hemelsch lirbten hemelslust, zonder geloof, liefde en gebed; zij kan geene vruchten voortbrengen voor het eeuwig leven Zij wordt verteerd door het ongediert der booze gedachten en vergaat in bet slijk der ondeugd. De ziel die zich door herhaalde communiën aan den Goddelijken Zaligmaker vastklemt, die streeft vrolijk hemelwaarts en verheugt zich eu leeft in het hemelsch licht en brengt zoete, kostelijke vruchten voort voor het eeuwig leven.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
lukkig zoudt gij kunnen worden! Alhoewel van nu af er zich zoo menige hooze neigingen in uw hart opdoen, en het u zeer bezwaarlijk zal worden deze te bevechten ; indien gij nu maar moedig strijdt, welhaast zal Jesus tot u komen en u versterken en indien later de bekoringen als geweldige stormen over u losbreken, o komt maar altijd tot de II. Communie; daar ontvangt gij Uengene die eens aan den storm gebood en aan de baren ; Hij zal u in uwe herten rust en vrede verschaffen. En wanneer sommige menschen zeggen om zich te verschoonen : Ik heb veel te hevige bekoringen en booze neigingen, ik kan bijna niet bidden, ik kan er niet in gelukken : de Zaligmaker zal hun eens vragen :« Waarom zijt gij niet meer lot mij gekomen ? Waarom hebt gij u geene kracht en lust en iever aangehaald?.»
8°) De Communie reinigt ons van dage lijkschc zonden, (maakt ons rein, maakt dal zij ons vergeven worden) en bewaart ons voor doodzonde (maakt dat wij niet in doodzonde vallen). Wanneer een mensch bijna geen ol' gansch slecht voedsel heeft, dan zal hij krank worden, en indien hij zoo voortgaal, eindelijk sterven. Doch geeft men hem gezond, krachtig voedsel, het zal hem van zijne krankheid genezen en tegen de dood bewaren. De krankheden onzer ziel zijn de dagelijksche zonden ; de dood voor de ziel, de doodzonden. De hemelsche spijs der H. Communie reinigt ons van de dagelijksche zonde en bewaart ons voor de doodzonde.
Menigen verstaan er zich in 't geheel niet aan, als men hen zegt dat de Communie ons van de dagelijksche zonden reinigt. Wat is dat, denken zij, eene dagelijksche zonde? Cod heeft eens op eene wonderbare wijze geloond aan de H. Ca-tharina, wat een enkele dagelijksche zonde is in zijneoogen. Edoch dit vertoog was zoo schrikkelijk dat de 11. Catharina gezegd heeft, liever haar leven lang barvoets op gloeiende kolen te willen loopen,dan zoo iels nog te zien. Denkt het na, kinderen,zoo is eene enkele dagelijksche zonde voor Cod! Is dat dan eene kleinigheid, indien wij van zulke zonden, van dewelke wij er misschien honderden op ons hebben, bevrijd worden. Ja bevraagt de arme zielen des Vagevuurs, wal zij wegens dagelijksche zonden te lijden hebben: pijnen, erger
155
LEERWIJZE
dan rle schrikkelijkste tandpijnen, krankheden, ja dan de pijnen der HU. Martelaren ! Is de dagelijksche zonde, die zulke straffen veroorzaakt, eene kleinigheid, of is het eene kleinigheid, van zulke bevrijd te worden?
En wat is nu eerst eene doodzonde? Ach, kinderen! dat kan geene tong oprecht uitleggen. Ik zeg enkelijk: de doodzonde is het die uit engelen duivels gemaakt heeft; de doodzonde is het die over geheel het menschelijk geslacht ellenden op ellenden gebracht heeft; de doodzonde is het, wege dewelke honderden en duizenden en millioenen in de hel pijnen lijden, zoo schromelijk dat geen mensch ze begrijpen kan — eene gan-sche eeuwigheid lang. Is het aldus eene kleinigheid, van dit vreeselijk kwaad, waarbij alle aardsche kwaad en ongelukkige voorvallen niets zijn, bewaard te worden? Wat al onkosten doen de menschen niet, welk geld en moeite en zorgen besteden zij niet om van krankheden genezen, tegen de dood bewaard te worden, en het helpt len laatste tocli niets. Tegen de krankheden en de dood der ziel, die wel duizendmaal erger zijn dan de krankheden en de dood des lichaams, hebben wij een gemakkelijk en onfeilbaar middel: wij behoeven slechts dikwijls en waardig te communiceeren. En niettegenstaande willen de menschen dat gemakkelijk middel niet aanwenden.
Lieve kinderen! ik moet het bekennen, meermaals ben ik oprecht droef en benauwd geworden voor u. Gij weet nog niet veel van de bekoringen en de gevaren, die op u wachten. Ach, zij zijn zoo groot en zwaar! Gij zult komen bij booze menschen die u willen verleiden ; in uwe harten zelfs zullen zich booze begeerten opdoen, de helsche geest zal u bekoren; en gij zijtzoo onervaren en zoo zwak — en nogtans, gingt gij in zware zonden vallen, het kleed der onschuld verliezen, den Zaligmaker zwaar beleedigen, naar dat hij u zulke liefde bewezen heeft, moest gij verloren gaan : ach dat ware verschrikkelijk. Het enkel gepeis is zoo vreeselijk dat mij menigmaal de wensch in het gemoed komt dat God u toch spoedig na uwe eerste 11. Communie zou laten sterven, eerder dan u in dit schromelijk ongeluk te laten vallen. Nogtans misschien zal niemand van u zoo spoedig sterven, liet grootste gedeelte zal gezamentlijk de gevaren
VOOK DE EERSTE COMMUNIE.
onderstaan en de bekoringen ondervinden. En wie, wie zal u, zwakke en arme kinderen bijstaan in dien schrikkelijken strijd, in dat schromelijk gevaar? Lieve kinderen! ik weet een middel waardoor gij met zekerheid dit gevaar kunt overwinnen en van dit schrikkelijk ongeluk der doodzonde kunt bewaard worden : Communiceert dikwijls en waardig en ik kan u met zekerheid toezegden, gij zult van de doodzonde bewaard blijven. De Zaligmaker zelf zal tot u komen in de H. Communie, Hij zal u eenen heiligen afschrik van de zonde inboezemen. Hij zal u met de heilige liefde veryullen; zijne hand zal u vasthouden, u beschermen en in s hemelsch vaderland voeren. Lieve kinderen? indien gij afschrik hebt van dat schromelijk ongeluk in zware zonden te vallen en eeuwig verloren te gaan,maakt dan van nu af het vast en het rechtzinnig voornemen van waarlijk, dikwijls en waardig tot de H. Communie te gaan (Ik zal u later zeggen hoe dikwijls). Dan kunt gij rustig en blijmoedig alle gevaren te gemoet gaan, onder Jesus' bescherming zijt gij zeker (i).
4) De II. Communie is de onderpand onzer toekomende verrijzenis en eeuwige zaligheid. Wanneer de meester eenen knecht huurt, geeft hij hem b. v. een vijffrankstuk. Dit is de onderpand, dat hij hem gewis in dienst neemt. Even alsof hij hem zegde : zoo zeker als ik u dit vijffrankstuk geef, zoo zeker neem ik u in dienst. Zoo geeft ons dan Jesus in de H. Communie eenen onderpand, dat in de toekomst ons lichaam glorierijk zal verrijzen en dat wij eeuwig zullen zalig worden. Terzelfder tijd zegt hij ons : zoo zeker als gij mijn lichaam waardig ontvangt, zoo zeker zal ik u van de dood verwekken en in den hemel opnemen (indien gij er u niet zelve door zware zonden later onwaardig van maakt); of: zoo zeker als ik nu tot u kom in uw hart, zoo zeker zult gij eens tot mij komen in den hemel. Hij heeft immers beloofd : « Die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt die heeft het
(I) Wanneer men den H. Oarolus Borromeus vroeg, wat hem midden onder de uitgelatene lieden en de vreeselijke gevaren en bekoringen van het studentenleven zoo rein en zoo standvastig in het goed bewaard hadt, antwoordde hij: « Dal heeft de H. Communie gedaan, welke ik alle zon-en feestdagen ontvangen heb. »
137
LEEKWIJZE
eeuwig leven en ik zal hem verwekken in den jongsten dag. » (En het kan vast ook niet anders zijn. Indien de H. Communie ons zoo innig met Jesus vereenigt, zoo moeten wij dan toch ook eens daar komen, waar hij is. En indien zijn lichaam zich zoo dikwijls met ons lichaam vereenigt, dan moet voorwaar ons lichaam ook aan het zijn gelijkend worden, klaarblinkend en verheerlijkt worden, gelijk het zijne is).
Welke troostelïjke belofte, lieve kinderen! Hoe beangstigen zich dikwijls menigen en denken : « Indien ik wiste, of ik in den hemel zal komen ; indien ik er maar zeker van ware! » Gij hebt niet noodig u te beangstigen; gij komt er zeker indien gij dikwijls en waardig communiceert. Gij hebt immers het woord, de belofte des Heeren dat gij zeker in den hemel komen zult.
En nu, kinderen! denkt heden nog eens in het kort na wat ik van de werkingen der H. Communie gezegd heb (herhaling) en zegt: kind, kunt gij uwen Zaligmaker genoeg bedanken dat Hij u tot dit gastmaal wil toelaten! Kunt gij u innig genoeg verheugen over het geluk dat u voorhanden is? — Nog iets moet ik hier bijvoegen! Meermaals, terwijl ik u de werkingen der H. Communie uitlegde, heb ik gezegd : al wie dikwijls en waardig communiceert. Waarom dat? Elke waardige Communie bekomt iets van deze werkingen, gelijk ook elke gezonde en krachtige spijziging tot behoud, tot de wasdom, tot versterking enz. bijdraagt. Doch, gelijk het niet voldoende is, b. v. eens in het jaar voedsel tot zich te nemen, zoo moet men om de volle en rijke vrnchten van dit H. Sakrament te ontvangen, dikwijls communiceeren. Later spreken wij er nog meer over.
V. 7. Ontvangt eenieder met de H. Communie ook die genaden (i) ?
A: Neen; die de Communie onwaardig, dat is, in staat
(I) Vergelijk hierhij en hij de 2 volgende vragen : JONG, De gronte dag nadert 5e, (ie en 7C brief, waaruit verschillige der hier aangehaalde voorbeelden ontleend zijn.
138
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
van doodzonden ontvangt, trekt integendeel de verdoemenis op zich.
« Die onwaardig dit brood eet of den kelk des lleeren drinkt, die is plichtig aan het lichaam en bloed des lleeren,... die eet zichen drinkt zich een vonnis, omdat hij het lichaam des lleeren niet onderscheidt (1 Cor. 11, 27, 29). »
(Vergelijkenis met de ark des verbonds welke de vrome Israëliten geluk en zegen, aan de goddelooze Philistijnen ongeluk en vloek bracht).
Hoe zegenrijk, hoe weldadig is voor ons het vuur! het geeft ons licht in duistere nachten, het dient tot de bereiding, tot het koken onzer spijzen en tot honderd andere zaken. Het verwarmt ons, en beletonsdood te vriezen.Doch hoe verschrikkelijk werkt datzelfde vuur wanneer het onredelijk gebruikt wordt. Welke schromelijke pijn in het vuur te moeten sterven! Welke schromelijke verwoesting is eene brandramp! Zou men zich wel inbeelden, dat het dat zeilde vuur is dat zulke werkingen heeft? — Insgelijks ging het met de ark des verbonds. Aan de vrome Israëliten bracht zij rijken zegen. God zelf beschermde door haar zijn volk tegen hunne vijanden en verschafte hun raad en troostte hen in al hunne noodwendigheid. Doch, wanneer de goddelooze Philistijnen de ark des verbonds roofden — zoo werd vloek en straf hun aandeel in plaats van zegen. Duizenden stierven aan eene afschuwelijke ziekte, en niet eerder werden zij van die plaag verlost voordat zij de ark des verbonds uit hun midden wegzonden. Gelijkerwijze, lieve kinderen, gaat het met de H. Communie. Welken rijken zegen, welke verhevene hemelsche gaven de H. Communie aanbrengt, wanneer zij waardig ontvangen wordt, hebt gij gehoord ; doch even zoo groot is het onheil en den vloek welke de onwaardige Communie veroorzaakt. De onwaardige Communie bewerkt juist het tegenovergestelde van dat wat de waardige Communie aanbrengt. De waardige vereenigt ons met Christus en vermeerdert de heiligmakende genade. — De onwaardige trekt ons van Christus af. Stelt ons in vijandschap met Hem en rooft ons gedurig meer en meer zijne
1S9
LEERWIJZE
genade, maakt ons gansch onwaardig van hem. Gene verzwakt onze booze neigingen en geeft ons lust en kracht tot het goed; — deze maakt dat wij slaven worden onzer slechte begeerten, rooft ons lust en iever tot het goede, den vrede en de blijdschap des harten ; gene zuivert van dage-lijksche en bewaart tegen doodzonden. — Deze is eene nieuwe zware zonde en maakt ons tot alle ondeugden bekwaam; gene is den onderpand der toekomende verrijzenis en eeuwige zaligheid. — Deze is eveneens een handgeld van den boozen vijand waardoor wij ons zeiven aan hem toezeggen; onze verdoemenis zeker maken. Daarom zegt de catechismus in 't kort: Die de Communie onwaardig, dat is, in staat van doodzonde ontvangt (die eene doodzonde bedreven heeft en er zich niet van gezuiverd heeft door eene waardige biechtj, die trekt de verdoemenis op zich. En de H Apostel spreekt dat schrikkelijk woord : « Die onwaardig dit brood eet of den kelk des Heeren drinkt, die is schuldig aan het lichaam
en bloed des Heeren.....dieeeten drinkt zich een vonnis,
(dat is de verdoemenis) omdat hij het lichaam des Heeren niet onderscheidt (dat is omdat hij het niet onderscheidt van gewoonlijke spijzen, vermits hij het zonder zuiverheid des harten, zonder voorbereiding ontvangt, gelijk eene ge woonlijke spijs). Wat wil de Apostel daarmede zeggen : Hij eet en drinkt zich een vonnis? Hij eenige volkeren was het voortijds een gebruik, wanneer een misdadige ter dood veroordeeld was, dat zijn doodvonnis geschreven werd en hij verplicht was het papier met zijn oordeel te eten, in te zwelgen. Hierdoor moest uitgedrukt worden, dat zijn vonnis in hem overgegaan was, dat hij er niet meer van losgemaakt, niet meer kon van bevrijd worden. Door deze vreeselijke woorden wil de Apostel dus zeggen : Zulk eene draagt zijn eigen doemvonnis reeds in't hart; er is voor hem geen oordeel van Godswege meer noodig. Zoo zeker als hij het lichaam des Heeren onwaardig geëten heeft, zoo zeker is hij verdoemd (indien hij in deze zonde sterft).
Doch waarom, lieve kinderen,eene zoo schrikkelijke bedreiging, eene zoo vreeselijke straf? Vermits de onwaardige communie eene afschuwelijke eene vreeselijke zonde is.
160
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
\T. 8. Wat voor eene zonden begaat degene, die zich
verstout, onwaardig te communiceeren ?
A i) Hij begaat gelijk Judas, eene schromelijke heilig-schenderij omdat hij zich schuldig maakt aan het lichaam en bloed des II eer en (I Cor. 11-27.).
2) Hij maakt zich aan den zwaarsten ondank plichtig, vermits hij aan den goddelijken Zaligmaker den groot sten smaad aandoet,wanneer hij van hem het grootste bewijs der liefde ontvangt (PS. LIV. V. 13.).
1) Eene heiligschenderij bedrijft eeniegelijk, zooals gij vroeger geleerd hebt, die iets heilig, iets dat aan God toegewijd is, onteert. — Die de zaal, de beelden zijns konings onteert, vergrijpt zich aan den eigendom zijns heeren, en brengt hem zeiven eene oneer toe;doch die den koning zeiven in'tgezicht slaat, die brengt hem eene oneindig, grootere oneer toe, hij vergrijpt zich aan het lichaam zijns heeren. Zoo onteert hij ook God, hij die bijv. eene kerk ontheiligt, het H. Sakra-ment der biecht onwaardig ontvangt : hij zondigt, vergrijpt zich aan Gods eigendom; maar hij die de H. Communie onwaardig ontvangt,die doet aan God den schromelijksten smaad aan. Hij zondigt tegen het eigen lichaam en bloed zijns Zaligmakers, ja, hij bedrijft in den eigenlijksten zin eene « heiligschenderij ygt;,eene godsroof. Rooven is iets met geweld aan iemand ontnemen dat hij niet afgeven wil. De onwaardig communiceerende,rooft C.od, dat is,hij neemt het lichaam van Jesus, dwingt den Zaligmaker in zijn afschuwelijk hart te komen, waar Hij niet in wil. Welke afschuwelijke boosheid ware het, iemand vast te hechten in eenen grafkuil aan een afschuwelijk afgerot lichaam ! Een veel grootere afschuw dan wij voor het verachtelijkste lichaam hebben, heeft God voor de doodzonde. En de onwaardig communiceerende dwingt Jesus in zijn hart te komen, waarin de hatelijkste, de afschuwelijkste doodzonde- woont. En zulks doet hij aan den Zone Gods, die hem gedurig in zijne macht heeft, die hem oogenblikkelijk kan laten sterven en hem in den afgrond der hel smijten!
161
LEERWIJZE
De misdaad eens onwaardig communiceerenden gelijkt gansch aan het schelmstuk van Judas. Hoort zelfs : Judas ging tot de vijanden van Jesus : « Wat wilt gij mij geven, indien ik hem u overlever? » En zij gaven hem dertig zilverlingen.— Het kind, dat onwaardig wil communiceeren, vraagt aan den duivel : « Wat geeft gij mij, indien ik u Jesus overlever. » — « Gij hoeft deze... zonde niet te biechten, »
zegt de duivel; « gij kunt in deze____ondeugd voortleven. »
En het ellendig kind besluit ertoe!
De Zaligmaker waarschuwt Judas in het laatste avondmaal; Hij toont hem dat hij zijn boos voornemen kent; Hij zegt openlijk : « Een van u zal mij verraden, » — en vermits Judas de stoutmoedigheid had, hem te vragen : « Heer ben ik het?»zegt Jesus hem duidelijk : « Ja, gij hebt het gezeid : hij wil hem afschrikken, hem van zijne zonde afhouden, door deze vreeselijke bedreiging : « Wee den mensch, door wien de Zoon des menschen zal verraden worden; beter ware het voor zulk eenen, indien hij niet geboren was! » Doch Judas laat zich niet waarschuwen ; hij blijft bij zijn verschrikkelijk voornemen.— Jesus vermaant ook het heiligschendende kind dat onwaardig wil communiceeren, hij vermaant het door innige inspraken, door de verwijtingen zijns gewetens; hij schrikt het af door de bedreigingen welke het gedurende het voorbereidend onderwijs hoort, waardoor het verneemt welke verschrikkelijke boosheid de onwaardige Communie is; hij vermaant het door den mond des biechtvaders in het H. Sacrament van boetvaardigheid : tevergeefs ! — het ongelukkig kind laat zich niet waarschuwen; de boosheid is besloten.
Judas komt met de vijanden van Jesus, en in den hof der Olijven, nadert hij zijnen goddelijken Meester toe, en drukt zijne duivelsche lippen op het aanzicht van het onschuldig Lam Gods, en Jesus weigert dezen kus niet die Hem zoo verschrikkelijke pijn doet, hij zegt in de diepste droefheid : « Vriend ! waartoe zijt gij gekomen? Met eenen kus verraadt gij den Zoon des menschen ?»En Jesus' vijanden vallen op Hem aan, en verzamelen niets dan smaad en smarten, beschimpingen en pijnen aller aard op zijn goddelijk hoofd. — Het
162
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
onwaardig communiceerende kind, het komt in de kerk, met de doodzonde en den vader der zonden. Satan, in 't hart; voor de oogen van den alwetenden God, in het aanschijn der Engelen die op onzichtbare wijs tegenwoordig zijn en die met droefheid hunne aanzichten verbergen, voor zijne ouders, zusters en broeders, makkers, nadert hij tot den God-delijken Zaligmaker, die het voor de laatste maal alzoo waarschuwt : « Kind! waartoe zijt gij gekomen? Ik bemin u zoo zeer ; doet gij dat aan uwen Verlosser? » Doch het ongelukkig kind, het laat zich niet ontroeren ; schijnheiligerwijze nadert het, het stelt zich alsof het den grootsten eerbied en liefde tot Jesus hadde, het ontvangt de H. Communie, het drukt zijne heiligschendende lippen op het kostbaar lichaam des Heeren, het neemt Hem op in zijn hart, het levert hem zoo even aan Satan over die in zijn hart de heerschappij voert, — en volbracht is de schromelijkste boosheid, ontheiligd het Heiligste wat er bestaat. Satan zegepraalt, en het... Wee ! wee!... klinkt uit den mond van den wraakengel— neen, van den Goddelijken Zaligmaker zeiven. Wee, roept hij, de zoo goed hartige, oneindig liefderijke Verlosser. — « Wee over dit kind ! voor hetzelve ware het beter indien het niet geboren was! »
2) Hij maakt zich aan den 2M)aars?en(verachtelijksten,afschu-welijksten) ondank plichtig, enz. Ondankbaar is hij, die voor eene ontvangene weldaad niet dankt. Ondankbaarder die ze met boosheid vergeldt; de ondankbaarste is die de weldaad zelve tot versmading des weldoeners misbruikt. Een vader heeft zich dag en nacht moede gewerkt, zich zeiven maar half gevoed, om voor zijne kinderen kleederen te kunnen koopen. Het eene zijner kinderen neemt het kleed, dat de vader hem geeft, en zegt geen woord; het tweede dankt evenmin en daarbij ishet op denzelfden oogenblik ongehoorzaam aan den vader! het derde werpt het kleed dat het ontvangt, op den grond, trapt het met de voeten, ja werpt het onder schimp- en smaadwoorden in 's vaders gezicht; welk is het ondankbaarste?— O kinderen! Jesus heeft oneindelijk meer voor ons gedaan dan ooit een vader. Hij heeft niet alleen gearbeid en zich afgemat drie en dertig jaren lang. Hij heeft niet alleen zijn
163
LEERWIJZE
leven voor ons ten beste gegeven. — Neen, Ilij heeft zich zeiven gansch voor onze zaligheid willen leveren : Hij reikt ons zijn lichaam,zijn bloed tot zielespijs. Een groote ondankbaarheid is't wanneer een Christen daarvoor niet dankt den ganschen lijd zijns levens ; eene grootere, indien hij zijnen Zaligmaker ongehoorzaam is, hem door zonde beleedigt; de allergz-ootste en afschuwelijkste ondankbaarheid bedrijft de onwaardig communiceerende, want bij vergrijpt zich aan den Zaligmaker zeiven ; het lichaam dat voor hem is gekruisigd geworden, dat hem tot spijs gegeven wordt — hetzelfde lichaam misbruikt hij, om den Zaligmaker den schrome lijksten smaad aan te doén, op denzelfden oogenblik,waarop de Zaligmaker zich aan hem in wonderbare liefde overlevert^).
Er was eens een voorname heidene; Julius Cesar; vele hadden gezworen hem te vermoorden. Wanneerzijnevijanden met dolken op hem aandrongen zette (lij zich kloekmoedig te weer. Alsdan ontdekte hij op eens onder hen, die hem aangrepen, Brutus, wien hij als kind aangenomen, vaderlijk bemind en met weldaden overladen had. Wanneer hij dezen zag, greep eene onuitsprekelijke droefheid over zulken ondank zijn hart, en in de diepste smart riep hij uit : « En gij ook, mijn zoon? » — Dan verweerde hij zich niet meer; hij verborg zijn hoofd en stierf onder de moordpriemen zijner vijanden. Lieve kinderen ! zou de Zaligmaker alzoo niet moeten spreken, indien iemand van u hem de schrikkelijke boosheid der onwaardige communie aandeed, zou hij hem niet moeten toeroepen:«Ook gij, mijn kind, dat ik zoo zeer liefkoosde, ook gij zijtonder mijne vijanden, ook gijbeschimpt
(1) Een hier toepasselijk voorbeeld is ook het volgende : Een jonge mensch was door roovers uitgeplunderd en opgehangen geworden Een koopman rijdt er voorbijziet dat er nog een weinig leven in den vermoorden is, snijdt de koord af met het mes dat hij op zich draagt, brengt hem weder lot zicb zeiven, door het laven met wijn, laat hem achter zich op het paard zitten en neemt hem mede, om verder voor hem te zorgen. De ellendige, welke hij gered heeft, merkt dat zijii weldoener eene somme gelds bij zich heeft, ontneemt hem heimelijk het mes, en steekt zijn weldoener dood met hetzelfde mes waarmede deze hem het leven redde!
164
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
mij? » Dat de heidenen !Iem lasteren, dat de ongeloovigen Hem smaad aandoen — zulks is reeds verschrikkelijk, maar dat een kind welk hij zoo bemind heeft, aan 't welk hij zulke liefde, zulke weldaden bewezen heeft, zijn moordenaar worde, met zijne geweldigste vijanden samenzwere
— zulks moet zijn goddelik hart oneindelijk wee aandoen (i).
Welke schrikkelijke zonde de onwaardige communie is, kunt gij verderzien uit de straffen,dieGod daarmede verbindt.
V. 9. Welke zijn meermaals de gevolgen der onwaardige
A. Verblinding en versteendheid des harten, ook bijwijlen schielijke dood en andere tijdelijke straffen.
Voorb ; Rampzalig einde van Judas, van denwelken den Zaligmaker zegde : « Beter ware het hem, indien hij niet geboren was. » St. Math. Ch. :26 V. 24. vergelijk in Cor, Chap. II. V. 30.
De gewoonlijke straf die welhaast na de onwaardige communie haren aanvang neemt, zijn de grievende verwijten der conscientie.Dit ongelukkig kind heeft den Zaligmaker verraden
— en nauwelijks is de schrikkelijke daad geschied, of de vloek, de weedom vertoont zich reeds in 't hart. Nooit, nooit meer kan zulk kind (indien het geene ware boetvaardigheid doet) oprechte vrede des harten bekomen. Een ellendig leven zonder vredeen vreugde is zijn deel. Maar God is gewoon,alhoewel niet altijd, toch meermaals nog andere straffen op de onwaardige Communie te laten volgen. Die onwaardig communiceert, diens hart wordt verblind, dat is blind; gelijk de blinde geenen weg ziet, gerust den afgrond iidoopt waarvan andere die hem zien, zich vermijden : zoo wordt hij, die onwaardig gecommuniceerd heeft, dikwijls blind naar de ziel; hij ziet in 't geheel niet meer in welken verschrikkelijken toestand hij is. Hij denkt niet meer aan hemel of hel, hij denkt
(1) Zoo moot hel ook een vader, die bezwaarlijk ziek en door de smarten zeer geplaagd is, meer pijn doen, dan alle smarten, indien zijn eigen kind, dat hij zoo liefgehad heeft, hem verwijtingen doet, hem beschimpt, enz.
163
LEERWIJZE
niet aan beternis zijns levens — en gaat zoo het zeker verderf, den afgrond der hel te gemoet. Hij wordt versteend van harte. Versteend is hij, die onbuigzaam op zijnen boozen weg blijft, zich door geene vermaning,gebed, waarschuwing,bedreiging, noch straf zich daaraan laat afleiden. (Voorb. Pharao, Judas.) Zulke menschen weten en zeggen dikwerf «ik ben op slechten weg —ik ga mijn eeuwig verderf te gemoet— ik verdoem mij indien ik niet biechte en mij niet betere : » Maar (het is verschrikkelijk) zij willen niet biechten, zij willen zich niet bekeeren — zij verharden hun hart tegen Gods stem. Deze versteendheid is een der vreeselijkste strafvonnissen Gods en het volgt niet zelden op de onwaardige communie. Judas had reeds langen tijd voor het laatste avondmaal gezondigd door gierigheid en bedrog; hij had reeds voorgenomen den Zaligmaker te leveren. Jesus had nog altoos geduld met hem. Doch nadat hij onwaardig gecommuniceerd had, dan, zoo verhaalt het H. Schrift, dan (het is een schrikkelijk woord) voer de duivel in hem. Hij stortte in de verachtelijkste zonde der Gods-moord, daarna ging hij heen en hong zich op. — Er was eens een jonge mensch die zich aan een zeer slecht leven had overgegeven ; maar hij voelde dikwijls nog gewetensknagingen, hij sidderde eiken keerdat hij eene nieuwe schandige daad wilde volbrengen, en voelde zich aangemaand tot boetvaardigheid. Zulks beleed hij aan eeuen ouden, in zonden grijs geworden booswicht. En deze gaf hem dan den duivelschen raad vanon-waardig te communiceeren. Dezen raad heeft de ongelukkige dan ook ingevolgd — en van dan af heeft hij geenen gewetens angst,geenen roep lot boetvaardigheid meer gevoeld,integendeel kon hij zonder beven de vreeselijkste zonden bedrijven. Hij was op zijnen boozen weg gevestigd: hij was versteend.
En het allerverschrikkelijkste is; zulke menschen sterven in hunne versteendheid en onboetvaardigheid; zij willen van biecht noch bekeering niet weten, en meermaals laat God ze zoo schielijk sterven dat zij er gansch geenen tijd meer toe zouden hebben, al wilden zij het dan ook nog. Reeds de H. Cyprianus (over 1600 jaren) verhaalt, dat eene vrouw, die onwaardig ter H. Communie ging, eensklaps op den grond nederstortte en onder schrikkelijke stuiptrekkingen
166
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
den geest gaf. — Ik zal u nog een paar voorbeelden aanhalen die nog maar over weinigen tijd voorgevallen zijn.
In eene stad van Frankrijk gingen de kinderen ter eerste II. Communie. Zoo even hadden zij hunnen Zaligmaker ontvangen — daar stort plotselijk een dat pas gecommuniceerd had op den grond. Het lag daar als dood, en met allerijl bracht men het in het naaste huis; de priester trachtte het tot het leven terug te roepen,en als het de oogenopsloeg,zocht hij het moed in te boezemen, te troosten, aan zijn geluk te herinneren. — Doch het ongelukkig kind bracht uit zijne blaffe lippen enkel deze woorden voor : « Ik heb onwaardig gecommuniceerd, » — en het was een lijk (i).
Een man die langen tijd in zonden geleefd had, werd gevaarlijk ziek; men haalde den priester; hij biechtte. Doch als de geestelijke hem de II. Communie wil toereiken, weert de ongelukkige hem met de handen af en roept: « Ca heen, mijnheer, ik heb in mijn leven maar eenmaal gecommuniceerd, en deze communie was onwaardig. » Na deze woorden vervalt hij in de afschuwelijkste folteringen ; wanneer men hem wil aanspreken verbergt hij het hoofd onder het deksel, en als men hetzelve oplicht — is hij dood.
Een brave, vlijtige jongen had het ongeluk met slechte, onkuische, bedorvene kerels samen te komen, en liet zich door hen tot zware zonden vervoeren. Zijne goede ouders hadden er niet het minste achterdenken in. De tijd kwam aan waarop hij tot de eersteH. Communie moestgaan. Hij woonde het onderricht bij, hij biechtte — doch op heiligschende wijze en zoo naderde hij tot de Tafel desHeeren. Na deze onwaardige communie, was hij oogschijnend veranderd. Somber en treurig kwam hij van daar (immers de gewetensangst liet hem geene rust),hij werdt ongehoorzaam en weder-spannig jegens zijne meesters, onverdraaglijk, grammoedig jegens zijne gezellen, zoodat hij ten laatste tot straf opgesloten
(1) Bij Let verhaal van bovenstaande voorval, zal de catechiseerder, wanneer zulks noodzakelijk schijnt, door eene bemerking voorkomen dat men nooit, indien een kind na de H. Communie kwalijk wordt, de slechte gepeinzen mag voeden dat dit kind onwaardig zou gecommuniceerd hebben.
167
168 LEERWIJZE
werd. Wanneer de tijd aankwam hem uit de kamer te laten waarin !iij opgesloten was, luisterde de man die hem moest opendoen aan de deur; alles was stil. Hij klopt, doch bekomt geen antwoord. Eindelijk doet hij de deur open en (gij kunt denken welke schrik) vindt den ongelukkigen jongen dood —hij had zich opgehangen (i).
Bedenkt dan eens, lieve kinderen, indien het lot der onwaardig communiceerende zoo ellendig is reeds op deze wereld: hoe zal het zijn in de andere, waar de dag der wraak en der straffen eerst aanbreekt! Niet over iedereen breken de strafvonnissen Gods reeds op deze wereld los; niet iedereen sterft schielijk, nieteenieder treffen tijdelijke straffen zooals krankheden en gevoelige kastijdingen Gods, doch op allen (die zich niet bekeeren noch boetvaardigheid doen, en ach ! hoe zelden geschiedt dat,hoe zelden bij zulken die onwaardig communi-ceeren, vooral bij zulken die onwaardig hunne eerste communie doen) — op allen komt in de andere wereld de verschrikkelijke straf, wegens dewelkeJesus aanJudas het schrikkelijk « Wee » toegeroepen heeft! Kinderen! Judas lijdt reeds meer dan 1800 jaren voor eene heiligschenderij de ijselijkste pijnen, en wanneer er weder 1800 jaren zullen om zijn, ja 1800 ecuwen — zal hij immer voortlijden. O kon ik u eenen oogslag naar beneden laten werpen in de afschuwelijke afgronden der hel, cn u de ongelukkige verdoemden toonen, die daar voor onwaardige communiën in wanhoop lijden, ja de gansche eeuwigheid lijden zullen!
Welnu, kinderen ! overdenkt heden nog eens wat ik u over
(1) In eene kleine stad van het Groot-Hertogdom Baden, leeft nog heden-
daags eene bezetene K_____ die haren schromelijken toestand oogschijnlijk
door eene onwaardige communie op zich getrokken heeft. Als 22jarig meisje, nadat zij met meer andere bij haar wonende vrouwspersonen gemeenzaam gebiecht had, geraakte zij in twist met dezelve en mishandelde er eene. Alle de andere verzoenden zich, gingen voor de H. Communie nogmaals tot den biechtvader, en vermaanden dan ook de ongelukkige K.... tot hetzelfde. Deze alleen antwoordde;«ik wil onwaardigcommuniceeren, ik wil weten hoe dat is. » Zij communiceerde inderdaad, kwam naar huis, legde zich te bed, at en dronk in verschillige dagen niets, zoodat men haar den mond moest openbreken, en van dan af begon hare jammerlijke toestand waarin zij zich nog heden bevindt.
VOOR DE KERSTE COMMUNIE. 169
de onwaardige communie gezegd heb — welke schrikkelijke Judas-zonde zij is en hoe vreeselijk zij gestraft wordt. Denkt eens indien eronder u een heiligschendend kind ware! en onmogelijk is dat niet, (was niet ook onder de twaalf apostelen een Judas?) hoe zoudt gij gemoed zijn? Doordringt niet eene heilige vrees uw hart? Zoudt gij niet met de Apostelen angstig mogen vragen: « Ben ik het, Heere? »
O kinderen ! indien ik wist dat er een Judas onder u was : ik zou den Heer vuriglijk en innig bidden dat Hij dit kind toch zoude laten sterven voor den eerste-Communiedag, eer het zulk schelmstuk bedreef. Lieve kinderen ! bidden zullen wij vandaag allen voor liet Hoogwaardigste Sakrament en zeggen uit don diepsten grond onzer harten : « Ach Heer ! mijn liart siddert van angst en vrees wanneer ik denk, dat ik misschien onwaardig zou kunnen Communiceeren.Laat toch niet toe dat ik voor u een Judas worde, laat mij liever te voren in uwe genade sterven !» En bidden zullen wij, eenieder voor allean-deren, gelijk de HH. veertigMartelaarsgebeden hebben ; « lieer [het getal der \slecommunicanten wordt yenoemd) zoovelen zijn wij, zoovelen hebt gij uitverkozen; laat ook zoovelen u waardig ontvangen; maar laat niet toe dat er een Judas onder ons zij.» — Doch voor allen zullen wij Hem vragen : « Heer, watzal ik doen, opdat ik tegen dit verschrikkelijk ongeluk bewaard worde; zie, ik ben bereid; wat gij van mij verlangt, wil ik gaarne doen, het mag mij nog zooveel moeite kosten (i) ! »
En indien gij zoo gestemd zijt, lieve kinderen, dan kan ik u deze troostelijke verzekering geven; Neen, gij zult niet onwaardig totde tafel des Heeren naderen. Immers, indien gij zelfs tot nu toezondarige kinderen waart, indien gij zelfs door zware zonden uwen Zaligmaker vergramd en uw hart besmeurd hebt;
(tj Wanneer de Catecliiseerder rede Ueel't om te vreezen dal er sums anystige kinderen onder zijne eerste comiuunicauten /.ouden zijn, moet liij reeds hier, geiijk later tijdens de voorbereiding tot de yeneralt: biecht, uitdrukkelijk verklaren, dat hij alleen onwaardig communi-ceert die wetens en willens (nant van eene ignorantia culpabilis kan hier niet opreeht spraak zijn) met eene doodzonde op het hart den Zaligmaker ontvangt, dat dus niemand moet angst hebben van onwaardig te kunnen communieeeren, zonder het te weten of te willen.
LEERWIJZE, ENZ, g
470 LEERWIJZE
er is een middel dat u zeker wederom rein maakt, dat u met den Zaligmaker verzoent, dat u voor de onwaardige Communie bewaart. De Cathechismus noemt dit middel, wanneer hij zegt;
V. 10. Wat moet men dus doen wanneer men eene zware
A. Men moet voor de H. Communie eene goede biecht spreken.
« rgt;e mmsch bcprocvc zich zei ven, en zoo ele hij van dal brood, en drinke hij van den kelk, » I Cor. 1.-28.
Ja, eene goede biecht, eene biecht die waarde heeft voor God' eene rouwhartige, rechtzinnige biecht moet gij afleggen voor de H . Communie. Zij zal u het geluk wederom vergunnen van een rein, een gansch rein hart, zoodat gij zuiver en heilig, gelijk Christus het wil, tot zijne Tafel, tot zijn Hart kunt naderen. Verheugt u oprechtelijk over deze biecht, en zegt van nu af, tot den dag uwer eerste H. Communie dagelijks een gebed om de genade te bekomen u waardig te mo-quot;•en biechten; vreest niet zulke biecht niet wel te kunnen doen ; ik zal u alles zeggen wat daartoe noodzakelijk is, en God zal u helpen. Neemt maar het vast voornemen van stiptelijk te doen hetgeen ik van u verlang, en ik beloof het u, gij zult waardig biechten en waardig communiceeren (i).
' Tot biertoe heb ik u enkelijk gezegd, wat men doen moet, opdat de Communie niet onwaardig zij ; alwie eene zware zonde op het geweten heeft,moet biechten.Maar kunten moet gij u daarmede alleen tevreden houden ? Neen, lieve kinderen, het is niet genoeg, dat men van zware zonden zuiver zij. Rein als eene zonnestraal, volgens de uitdrukking van den H. Joannes Ghrysostomus, moet hij zijn, die den Allerreinste ontvangt; engelachtige reinheid en engelachtige godsvrucht moet bij hebben, die het brood der engelen geniet. Indien wij ook zulke reinheid en godsvrucht niet hebben, dan zullen wij ten minste doen hetgeen wij in staat zijn te doen. Daarom vraagt de Catechismus :
(I) De voorbereiding tot de biecht volgt in hel 3de deel.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
V. li. Hoe moet men zich verders volgens de ziel voorbereiden ?
A. Men moet '1) trachten het hart ook van dagelijksclte zonden te zuiveren; 2) iever en godsvrucht in hetzelve op te wekken.
Wij moeten flus moeite aanwenden, 1) om ons hart vandu-gelijksche, geringe zonden te zuiveren. (Hetgeen geschiedt wanneer wij door rouwhartige biecht.door hethooren derH.Mis, door het dikwijls verwekken van het berouw, enz.zoeken vergiffenis te bekomen voor de bedrevene zonden en geene nieuwe meer vrijwillig bedrijven) ; 2) Om iever (een oprecht verlangen, begeerte, vreugde) en godsvrucht te verwekken (wanneer wij gaarne aan de H. Communie denken, gaarne om deze genade bidden, ijdele, nuttelooze gedachten ver van ons verwijderen enz.).
Vooronderstelt, lieve kinderen, dat er iemand in uw huis een bezoek moet komen afleggen, iemand wien uwe ouders zeer hoog achten en van harte beminnen, die hun reeds milde en groote weldaden bewezen heeft; wat zullen uwe ouders doen ? Zij zullen hem voorwaar eene schoone kamer aanbieden, deze volstrekt zuiver maken, niet alleenlijk van de grofste vuilnis, maar zelfs ook van de geringste vlekken, van slof, enz., voor zooveel het mogelijk is. Doch in eene kamer waarin niet dan vier naakte muren zijn, zou een gast niet gaarne wonen, bijzonder wanneer het een deftig man is; daarom zullen uwe ouders ze ongetwijfeld versieren, er schoone meubelen, bloemen en beelden inbrengen enz. Ook in uw hart, lieve kinderen, wil een gast intrekken, en er woning in nemen. Een zeer voorname en rijke, een lieve en goede gast: Jesus wil tot u komen. Doch daartoe moet gij liet kamertje uwer harten voor alles;
1) Oprecht o/)5w«(;eri'n. Zoo inin het eenen gast bevallen kan in eene vuile onreine kamer te verblijven, zoomin ook kan Jesus vreugde hebben in eene zondarige ziel. Ja, Hij haat de zonde op het allerergste ; hoe hatelijk zelfs eene dagelijksche zonde is in zijne oogen, heb ik u vroeger verhaald. Hoe rein
171
172 LEEUWIJZE
moeten de heilige vaten zijn, de ciborie, de kelk, en andere dingen met dewelke het heilig Sakrament aangeraakt wordt of waarin het bewaard wordt! Doch gij zult levende vaten zijn, in dewelke het lichaam des Heeren gelegd wordt. Daarom bid ik u op nieuw ; reinigt u ! neemt niet enkelijk voor, ook uwe geringe fouten rouwhartig te biechten, maar vooral bestrijdt ook uwe dagelijksche fouten met nieuwen moed ! Eiken morgen vernieuwt krachtdadiglijk uw voornemen, zooals men u vroeger geleerd heeft. Eiken avond ziet, door een zorgvuldig onderzoek des gewetens na, of het stof en de modder der dagelijksche zonde zich niet op nieuw, gedurende den dag, aan uwe zielen vastgekleefd heeft, en zoekt door oprecht berouw en voornemen, dit stof der zonden er wederom af te wasschen.
2) Zoekt uw hart oprechtelijk te versieren, met alles wat den lieven Zaligmaker waarlijk vreugde kan aandoen. Versiert het met bloemen, dat is met godvruchtige gebeden en oefeningen, die zich liefelijk voor God uitwasemen, gelijk kostbare bloemen. Bidt met hartelijke godsvrucht de gebeden welke ik u reeds vroeger opgegeven heb ; woont de heilige Mis met altijd grootere godsvrucht bij ; bezoekt het Allerheiligste, verricht namelijk dikwijler en vuriger de geestelijke Communie, enz. En versiert uw hart met beelden, met afbeeldsels der heiligen. Hoe kunt gij dat? Indien gij de deugden der heiligen oefent. Bij voorbeeld indien gij u wel oefentin de deugd der heilige zuiverheid, dan hebt gij in uwe harten een beeld van den heiligen Aloysius ; oefent gij vlijtig de zachtmoedigheid, dan hebt gij in u het beeld van den heiligen Franciscus van Sales, enz. Maar, een beeld moet gij vooral in u hebben, het beeld van het vroom, gehoorzaam kind Jesus. O vele grootere vreugde, dan gij hebt aan de prachtigste aan de schitterendste beelden, heeft de Zaligmaker aan zulke beelden der heiligen in uwe harten. Dus geeft u waarlijk moeite, kinderen, om zulke deugden te oefenen. Weest stipte-lijk gehoorzaam, om den lieven Zaligmaker blijdschap aan te doen; oefent hier en daar eene versterving in het eten, enz. (Stilzwijgen, vredelievenheid, — liefdewerken jegens den naasten). Laat nu geenen dag meer voorbijgaan zonder u
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
zulke eene oefening op te leggen. En vermits gij maar arme kinderen zijt, die weinig bezit en vermoogt, legt het dus aan gelijk arme menschen het gewoonlijk aanleggen ; bedelt bij de rijken, bij de lieve heiligen in den hemel, die zullen u (door hunne voorspraak) helpen, dat gij de deugden bekomet die den lieven Zaligmaker in hen zoo zeer bevallen. Bidt bijzonderlijk wel bij de Lieve Moeder Gods, bij den heiligen Joseph, lili uwe patroonen en bij den heiligen Aloysius; deze engelachtige heilige heeft altijd 's zondags gecommuniceerd, en zich iedermaal drie dagen te voren daartoe voorbereid, door de vurigste godsvrucht, gebeden en goede werken, en dan heeft hij drie dagen na den zondag er dank over gezegd. Daarom heeft hij ook zoo wondere rijke genaden door de heilige Communie ontvangen. Immers, merkt dat wel, k inderen, gij zult des te meer genaden in de heilige Communie ontvangen, naarmate gij beter voorbereid zijt; en gij zult.des te minder genaden bekomen, naarmate uwe voorbereiding geringer is. Een en dezelfde regen valt op vele velden :op het goed bebouwde veld zal hij eenen rijkelijken oogst bijbrengen, op het zorgeloos bebouwde, min, en op de steenachtige bergen zal hij tot niets dienen. Zoo komt een en dezelfde Zaligmaker in vele harten ; in de wel voorbereide zal hij rijkelijker genade uitdeelen, in de slecht voorbereide zal hij maar weinig zegen brengen. Daarom zegt de heilige Bonaventura : « Ik geloof, dat men door eene enkele communie met goede voorbereiding meer voordeden ontvangt dan door herhaalde Communiën met mindere voorbereiding (i). » Derhalve staat er in den catechismus ;
V. 12. Makende dagelij ksche zonden de heilige Communie ook onwaardig?
A. Zij maken ze niet onwaardig noch heiligschendend, maar zij verminderen hare genadewerkingen.
Wie dagelijksche zonden bedreven en zich niet door de
(1) De H. Margarelha, dochter des konings van Hongariën biechlle niet alleen mei de grootste godsvrucht voor dat zij communiceerde, trachtte niet alleen haar hart op het zorgvuldigste te zuiveren, zij bracht zelfs den ganschen nacht voor den Communie-dag in gebed over. Op den Communie-dag zeiven bleef zij nuchter tot den avond, enz.
173
LKF.nWUZE
biecht of op eene andere manier (door het rouwmoedig aan-hooren der heilige Mis, werken %'an boetvaardigheid, enz.) daarvan gezuiverd heeft en zoo communiceert, die ontvangt de H. Communie niet onwaardiglijk, maar de dagelijksche zonden verminderen de uitwerkselen der genade, dat is te zeggen; zij maken dat de heilige Communie aan zulken minder genade brengt, dan zij hem zou gebracht hebben, indien hij beter had bereid geweest, 't Is zoo dat een bestoven enbedampt vensterglas het zonnelicht wel niet teenemaal belet in de kamer te dringen, maar het laat het licht daar met al zijne helderheid niet inschijnen; insgelijks, enz.
V. 13. Hoe kan men de vurigheid en de godsvrucht in het
A.. Door godvruchtige meditatiën en christelijke oefeningen of akten.
Mediteeren beteekent : eenigen tijd zijn gedacht op een voorwerp vestigen, hetzelve opmerkzaam overpeinzen. Zoo wanneer gij het kruisbeeld beschouwende, begint te overpeinzen, na te denken, al wat Jesus Christus voor u geleden heeft, de liefde welke Hij u betuigd heeft met voor u aan het kruis te sterven, de voorbeelden van verduldigheid, zachtmoedigheid, onderwerping, enz., die Hij tijdens zijn bitter lijden gegeven heeft, dat heet mediteeren.
Christelijke oefeningen of akten verricht gij, wanneer gij zekere deugden oefent of verwekt, zooals ik het u in de volgende vraag zal toonen. Op zulke godvruchtige gepeinzen, zulke meditatiën, zulke oefeningen moet men zich reeds toeleggen, op den vooravond der eerste heilige Communie, 's Avonds voor dien grooten dag slapengaande, zult gij inwendig tot u zeiven zeggen ; « Morgen zal mijn liefderijke Jesus tot mij komen ! » Daarna zult gij u verheugen, vuriglijk rerlangen hem te mogen ontvangen, enz. 's Morgens ontwakende, zal uw eerste gedacht zijn :« Vandaag komt mijn Jesus tot mij. » Onder zulke gepeinzen zult gij u aankleeden en u tol de kerk begeven, iedere maal dat gij communiceert. Maar voornamelijk in de kerk zelve, een weinig voor de heilige
174
VOOR UE EERSTE COMMUNIE.
Communie zult gij zorgen om dergelijke akten met veel godsvrucht en vurigheid te verwekken.
V. 14. Welke zijn de beste akten voor de H. Communie? A. Het zijn de akten: 1° van geloof en aanbidding; 2n van ootmoedigheid en berouw; 3° van hoop, liefde en verlangen.
Deze akten, lieve kinderen, zijn, om zoo te zeggen, de antwoorden uwer ziel, op deze drie vragen: 1° Wie is het die tot mij komen wil? ('t Is Jesus, mijn God en mijn Zaligmaker.) 2° Tot wien wil Hij komen? (Tot mij,arm en zondig kind). 3° Waarom wil Hij komen? (Omdat Hij mij liefheeft en mij zalig wil maken).
1° Wie is Hij die komen wil? 't Is Jesus.En wie zegt u dat? Uw geloof.
A. Dit geloof moet gij vooral opwekken. Herrinnert u dus voornamelijk dat Jesus Christus zelf gezegd heeft ; « Dit is mijn lichaam. » Welnu hetgene hij gezegd heeft, is zekerder, dan de tegenwoordigheid der zon die aan den hemel schittert, want onze zinnen en ons verstand kunnen zich bedriegen, maar Jesus' woord kan nooit bedriegen. Verwekt dan, lieve kinderen, een zoo vast en levendig geloof in uwe harten, alsof gij in de eetzaal van 't laatste avondmaal tegenwoordig waret, alsof gij Jesus met uwe lichamelijke oogen zaget en uit zijnen mond dit woord hoordet : « Dit fs mijn lichaam. » Zegt hem : « 0 Jesus, gij die de eeuwige waarheid zijt, gij hebt gezegd : dit is mijn lichaam; aan dit heilig woord geloof ik meer dan aan al wat mijne eigene zinnen en mijn verstand mij voorhouden; ja, ik geloof vastelijk èn levendig, dat gij in dit heilig Sakrament waarachtig, wezenlijk en zelfstandiglijk tegenwoordig zijt, — dat gij dezelfde Jesus zijt, die eens aan het kruis hingt en nu in den hemel zijt. Dit geloof ik zoo vastelijk, dat ik liever mijn leven zou laten, dan van dit geloof af te zien.» De heilige Vincentius a Paulo en andere heilige zielen, hadden een zoo levendig geloof, dat, wanneer zij voor het heilig Sakrament neêrknielden,men zou gezegd hebben: zij zien Jesus met hunne lichamelijke oogen, zij spreken met Hem aanschijn aan aanschijn, zoo zeer gloeide
173
LEERWIJZE
hun gelaat, zoozeer vergaten zij alle aardsche dingen, zoozeer was hun hart gansch aan Jesus vastgehecht.
B. Wie is het die tot u komt? 't Is Jesus, uw God en uw Zaligmaker. Wat zijt gij hem daarvoor allermeest schuldig? Aanbidding.
Bedenkt het wel,lieve kinderen! Hij komt tot u,Hij,diemet een enkel woord hemel en aarde uit den niet getrokken heeft, en die ze met een enkel woord wederom zou kunnen te niet doen;— Hij, voor wiens aanschijn degansche aardbol slechts een zandkorreltje is, de zee een onzichtbaar dauwdruppeltje dat aan een blad hangt; — Hij komt tot u, Hij, die de zon als eene onuitdoofbare lamp aan het firmament hangt, en aan de sterren hunne baan wijst welke zij te volgen hebben ; Hij, voor wien de aarde beeft, en de orkanen zich stillen; — Hij, voorwien de heilige engelen sidderend hun aanschijn verbergen ; — Hij komt tot u, die u eensdaags oordeelen zal; — die u in de hemelsche zalen zal doen intreden, of u met de verdoemden tot de hel zal verwijzen. Moest gij voor eenen koning dezer aarde verschijnen, gij zoudt vol angst zijn, en met den diepsten eerbied tot hem naderen; en nogtans is een koning maar een mensch gelijk gij. Tn de heilige Communie geeft Hij zich aan u, voor wien de machtigste vorsten, koningen en keizers der aarde veel minder zijn dan een druppeltje water, vergeleken bij de uitgestrektheid der zee. Lieve kinderen! Wanneer gij dit altemaal bedenkt, welke moeten uwe gevoelens zijn, vvelke de gesteltenis uws harten? Dezelfde gelijk die van den heiligen Thomas, die. nadat hij den verrezen Zaligmaker herkend had, aan zijne voeten neerviel en met eerbied uitriep: « Mijn Heer en mijn God! » dezelfde gelijk die van den heiligen Petrus, wanneer hij bij de mirakuleuze vischvangst, den almachtigen Zoon Gods herkennende, sidderend op de knieën viel en uitriep: « Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig mensch!» Aanbidt dan ook den god-delijken Jesus met denzelfden eerbied en zegt hem : « Heer, almachtige God, voorwien hemel en aarde zich buigenen de heilige engelen sidderend hun aanschijn bedekken ; met den diepsten eerbied werp ik mij voor uwe voeten en aanbid u als mijnen Zaligmaker en mijnen Hechter! » — En daar gij
176
VOOn OE EERSTE COMMUNIE.
zeiven niet in staat zijt om Mem te aanbidden gelijk het behoort, roept de lieve engelen en de gelukzaligen ter hulp, smeekt hen opdat zij Hem in uwe plaats zouden eeren, loven en aanbidden gelijk Hij het verdient.
2. Tol i/n'en komt Jesus? Tot mij, arm zondig kind. Verwekt dus in u :
A. Gevoelens van ootmoedigheid (i). Bedenkt, lieve kinderen, dat het de oneindig groole God is, die tot u komt! Voor Hem zijn de edelste en de verhevenste geesten, als een stervend vonkje vuur tegenover de prachtige zon.Opeenoogenblik zou hij millioenen menschen en engelen kunnen scheppen, die duizend en millioenmaal beter zouden zijn dan gij. En niettemin komt Hij tot gij die ellendige schepsels zijt, zöo armzalig voor God, dat geene vergelijkenis het kan uitdrukken ; —tot M,die daarbij nog zulke arme zondaren zijt, met zooveel fauten beladen, met zooveel zonden besmeurd, zonden welke voor Gods oogen eene afschuwelijkheid uitmaken! Hoe zou een arme, zieke man, vol melaatschheid zich bevinden,indien de Paus of de Keizer hem kwam bezoeken in zijne hut, om hem te troosten en rijke geschenken te brengen? Hij zou van verwondering en schaamte geen woord kunnen uitbrengen. En Hij, die tot u komt, lieve kinderen, is oneindig grooter dan paus en keizer! — Een hoofdman had op zekeren dag aan Jesus gevraagd, dat hij toch zijnen knecht zoude gezond maken ; Jesus in zijne overgroote goedheid zegde : « Ik zal komen en hem genezen. » üe hoofdman verschrikt door het gevoel zijner nietigheid en ellende, bij de gedachte, dat de Zoon Gods tot hem zou komen, antwoordde alsdan tot Jesus ; «O lieer, ik ben niet waardig dat gij komt onder mijn dak, doch spreek een enkel woord, en mijn knecht zal gezond worden.» Zoo ook moet gij zeggen (de priester zegt u immers
(1) De Calechiseerder, indien bij zulks goed vindt, kan eerst vooral, bij wijze van bondige herhaling, uil het voorbeeld van den tollenaar (Luc. xviii) doen zien, wal ootmoedigheid is; dat hij ootmoedig is, die zijne eigene nietigheid, zwakheid en schuld begrijpt, die bekent, dat alle goed in hem alleen van God komt, die zich voor geringer aanziet dan de anderen zijne eigene verdiensten niet overdrijft, den evenmensch niet veracht enz. Gelijkerwijze kan men melde volgende deugden doen.
177
8.
LEERWIJZE
driemaal deze heilige woorden voor); 0 Hoer, almacliligo God! Ik ben niet'waardig dat gij in mijn liart komt, gij zijt immers de groote God, de sterke God, de heilige en vreese-lijke God, voor wien de hemelen niet zuiver zijn,en ik, ik ben een zwak en ellendig schepsel, een arm kind, een zondaar, die u zoo dikwijls vergramd heb. Mijn liart is nog zoo ver van die reinheid, van die godsvrucht, liefdeen andere deugden die u behagen. Doch spreekt een enkel woord, zoo wordt mijne ziel zuiver en waardig om u te ontvangen.
Verwekt insgelijks in u ;
B. Gevoelens van berouw en leedwezen. Toen de verloren zoon in den vreemde was en bitteren honger moest lijden, speet het hem deerlijk, zijnen vader bedroefd en het vaderlijk huis zoo lichtzinnig verlaten te hebben. Hij keerde terug, en zou zich waarlijk gelukkig geacht hebben, indien zijn vader hem enkel onder het getal zijner dienstboden had willen aannemen. Doch wanneer de vader hem bij zijne terugkomst te gemoet ging, hem omhelsde, kustte, een gastmaal oprechtte, en hem nog meer beminde dan te voren, wat moest er alsdan in het hart van den zoon omgaan? Ach ! boe moet het hem alsdan leed gedaan hebben, eenen zoo goeden, zoo liefderijken vader,zooveel verdriet veroorzaakt te hebben? Alsdan waren zijne zonden hem eerst oprecht leed, niet om den ellendigen staat waarin zij hem gedompeld hadden, maar uit liefde tot zijnen vader! Lieve kinderen! maakt er nu de toepassing van op u eigen zeiven. Ook gij, zijt gelijk de verloren zoon, aan den hemelschen Vader, aan den lieven Zaligmaker ongehoorzaam geweest; gij hebt Gods genade lichtzinnig verloren; gij hebt uwen God en uwen Verlosser vergeten. Ja, geen dag is voorbijgegaan, waarop gij hem niet vergramd hebt. Heeft Hij u gestraft gelijk gij het verdiendet? Heeft Hij u in den ellendigen slaat uwer zonden gelaten? heeft Hij u verstooten? Neen, Hij roept u dooreene inwendige stem, dat gij tot Hem zoudt wederkeeren, en dan in de heilige biecht vergeeft Hij u alles.....Hij wil zelfs in 'tgeheel niet
meer aan uwe boosheid denken; Hij neemt u wederom aan tot -zijne geliefde tot zijne duurbare kinderen; en in de heilige Communie, wil Hij zelf, met al zijne liefde en genade in uw
178
VOOlt HE EERSTE COMMUNIE J
hart komen. En dezen zoo oneindig goeden,liefderijken God en Zaligmaker, hebt gij zoo lang kunnen vergeten, zoo zeer vergrammen; gij hebt zijn goddelijk hart kunnen bedroeven ! (Beschouwt de vijf heilige wonden in zijn lichaam, dat gij zult ontvangen — die hebt gij Hem toegebracht, enz. Daarom beweent al het kwaad dat gij gedaan hebt, haat, verfoeit uwe zonden nit den grond uws harten, en zegt: « U Jesus; mijn zoete Jesus! Schaamte en smart doorgrieven mijn hart, wanneer ik bedenk, hoe ik mij jegens u gedragen heb. Ach! hoe lang heb ik u vergeten! hoe menigmaal u vergramd, met uwe geboden onder de voeten te treden ! En gij zijt nogtans zoo goed! gij hebt mij niet gestraft! Gij hebt mij alles vergeven, en gij gewaardigt nu nog in mijn hart te komen. O lieer! wat kan ik doen, dan aan uwe voeten vallen met Magdalena, en mijne zonden bitterlijk beweenen, u belovende, van u nooit meer wetens en willens te zullen vergrammen ,1). » — Bevraagt u zeiven daarna :
3° Waarom komt Jesus tot mij? Omdat hij mij liefheeft en mij eeuwig gelukkig wil maken.
A. Ziet daar wat uwe hoop of uw betrouwen moet levendig maken.
Lieve kinderen, alleen overdenkende hetgene ik u tot hiertoe uitgelegd heb, zoudtgij door vrees en angst kunnen aangedaan zijn, en nooit zoudt gij u durven vertrouwen, tot Jesus te komen.
Doch gij hebt u maar te herinneren ; 1° Al wat Jesus voor u gedaan heeft; denkt aan de kribbe, waarin hij reeds als kind, zoo veel voor u geleden heeft; — denkt aan de drie en dertig jaren van zijn lastig, arm en vermoeiend leven; — denkt aan dit bloedig zweet, aan die smartelijke geeseling, aan die pijnlijke kruisdood, en zegt mij : Moet gij Hem nog vreezen, die dat alles voor u verdragen heeft? Zou hij ook niet kunnen zeggen ; « Mijn kind, wat hadde ik nog meer
(1) Men zou ook de aandacht der kinderen kunnen inroepen, op de gevoelens welke de heilige Petrus moet gehad hebben, wanneer de Zaligmaker niet alleen zijne verloücnening verzweeg, maar hem te gelijker-lijd met verwondering en troost vervulde, vragende : « Simon, bemint gij mij?»
179
^80 I.KRi W IZE
kunnen doen, om te toonen, hoe lief ik u lieh, lioe zeer ik geneigd ben om alles voor u te floen? Denkt 2° hoe liefderijk en goed Jesus zich altijd vertoonde jegens de armen,... de kranken,... de zondaars; hoe zeer Hij deze onder zijne bescherming nam, hen genas en zegende; denkt maar aan dat één voorbeeld, waarin hij tot Magdalena, die groote zondares, deze zoo zoete woorden sprak : « Ga heen in vrede, uwe zonden zijn u vergeven ! » en zegt mij nu eens: Moogt gij niet alles van Hem verhopen? Al zijt gij nog zoo arm. Hij is machtigen rijk; al zijt gij ook waarlijk krank naaide ziel, met een woord kan Hij ze gezond maken. Zijt gij tot hiertoe booze, zeer booze kinderen geweest, het is juist voor de zondaars, dat Hij op aarde gekomen is, enz. — Denkt 3quot; hoe bijzonderlijk Hij de kinderen liet had; hoe liefderijk Hij ze op de armen nam en zegende; op welke wijze Hij die eeuwig bedenkenswaardige en voor u zoo troostelijke woorden sprak : « Laat die kleinen tot mij komen en wilt ze niet beletten, want voor hen is het rijk der hemelen. » Daarom zal Hij u ook zekerlijk gaarne ontvangen. — Denkt eindelijk 4° dat Hij juist dit heilig Sakrainent ingesteld heeft, opdat wij met volle vertrouwen tot Hem zouden gaan, en opdat Hij ons hulp, troost en zegen zou kunnen brengen, zooals Hij 't zelf beloofd heeft: « Uie mijn vleesch eet, en mijn bloed drinkt, die blijft in mij en ik in hem, — die heeft het eeuwig-leven : » en gelijk Hij ons nog uit zijn tabernakel toeroept: « Komt tot mij gij allen die belast en beladen zijt, en ik zalu verkwikken. » Wanneer gij dit alles nadenkt, lieve kinderen ! kunt gij dan nog schrik hebben? Neen; verwekt in u een oprecht hartelijk vertrouwen; zegt (naar het voorbeeld van den melaatschen): O Heer, ik ben zeer arm en zeer misdadig, 't is waar; ik ben inderdaad nietwaardigdatgij tot mij komt; doch Heer, ik weet, dat gij almachtig zijt; indien gij wilt, kunt gij mij reinigen ; gij zijt oneindig goed : 't is uit overmaat van liefde dat gij tot mij wilt komen, en gij hebt mij zelfs uwe genade beloofd. Daarom betrouw ik vastelijk, dat gij mij die genade zult brengen; dat gij mij alles zult geven, wat ik van noode hebt om deugdzaam te worden en mijne ziel zalig te maken. Wekt bijzonderlijk op :
VOOR DE EERSTE COMMU «IE.
B) Uwe liefde. Lieve kinderen, gij bemint al wat schoon, al wat goed is. Wanneer gij op een hoogen berg staat, en van daar de zon langzamerhand ziet opkomen, midden eener lucht die glinstert als goud en vuur, en wanneer de zon zich dan spiegelt in millioenen dauwdruppelen als in zooveel wonderbarekleurspiegels, en dan de vogelen gezamenlijk hun morgenlied beginnen te zingen ; wanneer gij hoort dat alles zoo stil en feestelijk is in de velden, in bosch en vallei, alsof er Mis gelezen werd in eene groote kerk : niet waar, dat is schoon, dat doet uw hart opengaan, zulk schouwspel is u aangenaam? Nu dan, ziet, lieve kinderen, al deze s.hoonheid op aarde, is maar een zwakke weerglans van Gods schoonheid; zij is tegenover de schoonheid van God, gelijk een vlammetje der lamp tegenover de zon, die t' allen kant hare fonkelende stralen verspreidt. En wanneer gij een oprecht braaf, deugdzaam en onschuldig kind ziet, zijt gij genegen het tc beminnen, gij kunt niet anders. Bij den heiligen Aloysius, bij de heilige Agnes en andere heiligen, straalde de zuiverheid der ziel, de liefde tot God, de engelachtige zachtmoedigheid zoodanig in hunne oogen en aanschijn, dat men verplicht was hen te beminnen. Maar, lieve kinderen, wat is de reinheid van eenen heiligen Aloysius tegenover de reinheid van Jesus? de liefde van eenen heiligen Franciscus-Xaverius, de zachlmoedigheid van eenen heiligen Franciscus de Sales, tegenover de zachtmoedigheid van Jesus? Hoeveel meer moet gij dus hem beminnen, die « de schoonste is onder de kinderen der men-schen;» Hij dieglinstert in de glorie deropperste schoonheid en onuitsprekelijke zaligheid?
Gij bemint uwe ouders, omdat zij u veel goed gedaan en zooveel liefde bewezen hebben. Doch wat is al deze liefde, wat zijn al deze weldaden, tegenover de liefde en de weldaden waarmede Jesus u overladen heeft? Wat heeft Jesus voor u gedaan? Wat heeft hij geleden, en wat wil hij nog voor u doen ? Denkt aan zijne kribbe, aan het kruis.... aan de heilige Communie! Hebben uwe ouders ook voor u, onder de bitterste pijnen, hun bloed vergoten, enz. ? Wien zijt gij dus meer liefde schuldig? Onderstelt eens, lieve kinderen! dat gij 's nachts in diepen slaap zijt; eensklaps berst er brand uit in het
181
LEERWIJZE
huis dat gij bewoont, en vooraleer gij liet nog gemerkt hebt, staat alles in vuur en vlam; de trap is reeds in brand, en nergens is geen uitweg meer, geen middel meer om te ontvluchten. Alsdan komt een vreemde man, stapt moedig in het vuur, wentelt u in zijnen natgemaakten mantel en draagt er u veilig uit; — doch met u te redden verbrandt hij zich aangezicht, handen en voeten, zoodat hij naderhand onder vreeselijke smarten met zijne brandwonden te bed moet blijven liggen. Zegt mij eens, zoudt gij dien man, die u zoo veel liefde bewezen heeft, niet beminnen? Zoudt gij niet zelf gewillig willen lijden, om hem gezond ie maken? Zoudt gij uit liefde tot hem niet alles willen doen, dat hem maar eenigs-zins aangenaam kan zijn? Hoeveel meer moet gij uwen god-delijken Zaligmaker beminnen ? Hij heeft u gered uit het eeuwig vuur der hel, maar uwe redding heeft hem vreeselijke pijnen, ja, de dood gekost. Daarom bemint hem uitganscher harte; denkt dikwijls en gaarne aan Hem, bidt hem met heilige vreugde, toont hem uwe liefde, met gewillig te doen, wat hem aangenaam is; — weest gehoorzaam, ootmoedig, verdraagzaam, en brengt Hem nu en dan eene kleine offerande uit ware liefde. — Dan, voor de heilige Communie, zegt Hem met een hart vol liefdevlammen ; « O mijn Jesus! gij, de God aller schoonheid, aller heiligheid en heerlijkheid, gij, die uit liefde tot mij, zooveel gedaan hebt, en u op dit oogen-blik nog met mij wilt vereenigen, hoe zal ik u al deze liefde kunnen vergelden?O Heer, ik wil u wederliefde schenken, uit een getrouw en onverdeeld hart; uit liefde tot u, wil ik alles vermijden wat u zou kunnen mishagen of bedroeven; uit liefde tot u wil ik bidden, werken, lijden, ja, alles doen, wat ik weet door u bevolen te zijn ; uit liefde tot u wil ik leven en sterven! »
C. Akte van verlangen. Indien uw vader of broeder, die gij van harte liethebt, langen tijd afwezig ware geweest in vreemde landen, en er u thans een brief toekwame, om u aan te kondigen, dat hij op komst is en allerlei schoone dingen voor u medebrengt, ja, dal hij toekomende zondag reeds bij u zal zijn, o! hoe zoudt gij u verheugen en naar den zondag verlangen ? ja, ternauwernood zoudt gij hem kunnen
182
VOOR I)E EERSTE COMVLN1E.
afwachten ; gij zoadt bijna niet slapen van verlangen, zelfs in uvvdroom zoudtgijer aan denken, en hoe nader die gelukkige dag zou komen, hoe heviger ook uw verlangen worden zou. En ziet, lieve kinderen ! uw hemelsche Vader en Broeder, uw welbeminde Jesus, heeft u laten zeggen, dat Hij binnen weinige dagen tot u zal komen, en u rijke, ja zeer rijke geschenken medebrengt. 0 ! hoe zeer moet gij u verheugen , trachten en snakken naar zijne spoedige komst! De heilige 3Iechthildis zegde dikwijls ; « Om de heilige Communie te kunnen ontvangen, zou ik door eenen brandenden vuuroven willen loopen; » en de heilige Catharina wanneer zij niet kon communiceeren, werd gansch krank, door het louter verlangen en de verzuchtingen die haar hart ontstelden. Gij ook, lieve kinderen, verwekt in u een oprecht en vurig verlangen naar de heilige Communie; verricht van nu af dikwijls met vurigheid de geestelijke Communie; stuurt van tijd tot tijd korte schietgebedekens tot Jesus, bij voorbeeld : « 0 Jesus, kom spoedig! » « 0 Jesus, kom! hoe lang valt mij de tijd tot uwe komst! » « 0 Jesus! kom, kom in mijn hart! » En voor de heilige Communie, zegt dan : « O Jesus, gij wilt thans komen. Heer, ik hijg naar u, gelijk de dorstige hert naar de waterbronnen snakt. Zonder u, mijn Jesus ! kan ik niet leven. O, kom tot mij; kom en wacht niet langer meer! Kom en blijf bij mij! Amen ( i).»
Tot hiertoe, lieve kinderen, hebt gij gehoord hoe men zich volgens de ziel tot de heilige Communie moet voorbereiden. Nu moeten wij ook nog onderzoeken, welke voorbereiding er volgens het lichaam noodig is.
V. 15. Hoe moet men zich vervolgens ten opzichte des lichaums voorbereiden ?
(I) De/e akten kunnen zeer wel aangeknoopt worden aan het driemaal herhaald gebed! u Heer ik ben niet waardig, enz.; » waarbij meu de eerste maal, de gevoelens van gelooi'en aanbidding opwekt, zeggende: « Heer; t — de tweede maal, ootmoedigheid en leeuwezen, zeggende : « ik ben niet waardig; » —de derde maal, hoop, liefde en verlangen, zeggende: « doch spreek een enkel woord, enz. » Vergelijk met V. 1. over de heilige Communie.
183
184 LEEKWUZE
A. Men moet 1° nuchter zijn, dat is, sedert middernacht niets meer gegeten of gedronken hebben; 2° eerbaar gekleed aan de heilige Tafel verschijnen.
Indien gij wilt communiceeren, moogt gij van 's nachts twaalf uren niet het minste deeltje spijs of drank meer genut hebben; zoo dus, noch kotfij, noch melk, noch soep, noch water, noch zelfs medecijnen. En indien gij uit onbedachtzaamheid of verstrooidheid iets zoudt gegeten of gedronken hebben, onthoudt het wel, dan moogt gij niet communiceeren. Indien gij onpasselijk werdt of in onmacht vielt, zou men u geene vleeschsoep mogen te drinken geven, en gaf men er u toch, dan zoudt gij dien dag niet mogen communiceeren. Volgens den heiligen Augustinus, zijn het reeds de Apostelen geweest, die het gebod van nuchter te moeten blijven, voorgeschreven hebben ; overigens het zou onbetamelijk zijn, dat die goddelijke spijs, het lichaam des lleeren, niet voor de aardsche en gewone spijs genut werdt.
Verder, moet hij die communiceeren wil, eerbaar gekleed zijn, elk volgens zjine staat en middelen; men zal dus niet met gescheurde of vuile kleederen tot de heilige Tafel naderen. Nogtans wil dat niet zeggen dal men prachtig en met ijdelheid moet opgepronkt zijn. Neen, lieve kinderen, want indien het besmeurd kleedsel zou toonen dat gij geenen eerbied hebtvoor den driemaal-heiligen God; zoo zou de hoovaardige kieeding toonen dat gij voor Hem geene liefde hebt,ja,dat kljederpracht en ijdelheid u meer aan 't hart liggen. Hoe gij u op uwen eerste communiedag ten opzichte van de kleeding te gedragen hebt, heb ik u reeds gezegd ; en ik bid u nogmaals, niette veel aan uw kleederen te denken, maar bijzonderlijk bezorgd te zijn om uwe harten te versieren.
V. 16. Wie zijn ontslagen van het gebod van nuchter te
A. Degenen die gevaarlijk ziek zijnde, de heilige Communie als reispenning ontvangen.
Het gebod van nuchter te zijn, welk ik u kom uitteleggen, is zeer streng, en geen biechtvader, noch zelfs de bisschop
VOOll HE EERSTE COMMUNIE.
kan u toelaten te communieeeren, indien gij denzelfden dag iets gegeten of gedronken hebt. Alleen diegenen mogen communiceeren, zonder te moeten nuchter zijn, die gevaarlijk ziek zijn, dat is te zeggen, die in gevaar zijn van welhaast te sterven en wien men de heilige Communie als laatste reispenning toereikt.
V. 17. Hoe zal wen tot de tafel des Werven naderen ? A. Met de grootste eerbiedigheid, met samengevoegde handen en nedergeslagen oogen.
Wan neer, hoe en in welke orde gij utot de Tafel des Heeren moet begeven, enz. dat zal ik u allen later nog wel aanwijzen. Vooreerst aan uwe uiterlijke houding, aan uwe handelwijze, moet men kunnen zien, dat heilige eerbied uw hart vervult en dat uwe gepeinzen bij Jesus zijn. Derhalve zult gij de handen samenvoegen, tot teeken van aanbidding, de oogen nederslaan, tot teeken van ootmoedigheid, en om door het bezien van anderen niet verstrooid te worden. Daarbij moet gij u inbeelden, dat gij tot de kribbe nadert, waar de Heilige Moeder Gods u het goddelijk kind Jesus op de armen gaat geven.
V, 18. Hoe moet men zich bij het ontvangen der heilige
Hostie gedragen?
A. Men moet het Communiekleed voor de borst nemen, het hoofd recht houden, de tong op de onderste lip brengen, en dan de heilige Hostie op de eerbiedigste wijze nutten.
Bkmerkinc. Men moet acht nemen, van de heilige Hoslie niet in den mond Ie houden lotdat zij gansch verteerd is ; indien zij aan hel ^e-hemelle van den mond blijft plakken,moet men ze los maken, niet met den vinger, maar met de tong.
Ik zal u toonen, hoe gij dat altemaal moet doen. Eens aan de communiebank gekomen, doet een eerbiedigen knieval en wacht dan met gevoelens van godvruchtigheid en verlangen, totdat de priester u het heilig Sakrament toereikt. Terwijl gij neergeknield de heilige Hostie ontvangt, bidt met den
185
LEERWIJZE
priester in stilte :«Het lichaam onzes Heeren,Jesus Christus, beware mijne ziel ten eeuwigen leven, Amen. »— Wacht dan, totdat de gansche rei gecommuniceert heeft, recht u op, doet eenen eerbiedigen knieval en gaat tot op uwe plaats terug, op dezelfde manier gelijk gij gekomen zijt (i). »
V. 19. Wat moet men doen, na de heilige Communie ontvangen te hel'bm ?
A. Men moet zich met de grootste zedigheid tot eene stille plaats in de kerk begeven, en zich daar nog eenigen tijd in godvruchtig geied ophouden.
Bemerking. Geen lijd is kostbaarder en rijker aan genaden dan de lijd na de heilige Commnnie; derhalve moet men hem zoo goed mogelijk trachten waar te nemen. Ongetwijfeld zon het een slecht teeken zijn, indien men geene halve uur of ten minste een kwartier bij den lieven Jesus bleef bidden.
Het is zeer gew ichtig, lieve kinderen, dat gij eenen tijd lang (eene halve uur of ten minste een kwartier uurs) na de heilige Communie in slil dankgebed blijft overbrengen. Zulks vereischt van u :
i0 De eerbied, de dankbaarheid en de liefde, welke gij aan Jesus verschuldigd zijt.
De heilige Philippus Nerins, zag eens eenen mensch, aanstonds na gecommuniceerd te hebben, de kerk verlaten, zonder de minste dankzegging. Ook stuurde de heilige hem twee misdienders met brandende flambouwen achterna. Vol verwondering, vroeg de mensch wat zij wilden. De kinderen antwoordden, dat pater Philippus hen gezonden had. IJlings liep hij dan tot den heiligen, en vroeg hem wat zulks betee-kende : « Mijn zoon, » zegde Philippus, clt; wanneer het
(1) De rede waarom de heilige Hostie niet in den mond mag behouden worden totdat zij verteerd is, kan aan de kinderen niet gevoeglijk uitgelegd worden, 't Is omdat anderszins de tegenwoordigheid van Jesus-Christus zou ophouden voor de inzwelging (manducatio); en gevolgelijk zou bet ete?i van Jesus' lichaam, waaraan nog genade en sakramenteele werkingen verbonden zijn, geene plaats hebben — Tegenovergesteld zou het goed zijn de kinderen indachtig te maken, dat zij zich eenigen tijd na de heilige Communie moeten onthouden van te spuwen.
186
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
Lichaam des lleeren lot cerien kranken gedragen wordt, dan vereisclit de eerbiedigheid, dat men een licht voor het heilig Sakrament drage. Welnu, gij zijt uit de kerk weggeloopen, terwijl het Lichaam des Heeren nog in uw hart rustte, derhalve betaamde het ook, u met brandende flambouwen te doen begeleiden. » Die heilige wilde daardoor doen zien, hoe zeer zij tegen den verschuldigden eerbied misdoen, zij die de dankzegging na de heilige Communie achterlaten.
Inderdaad, stelt het geval, lieve kinderen, dat een voortreffelijk en hooggeplaatst man, die u reeds veel goed gedaan heeft, in uw huis zou komen, alleenlijk met het inzicht om u te bezoeken, en gij, na hem haastiglijk gegroet te hebben, zoudt hem aanstonds alleen laten, om uwe bezigheden of vermaken na te loopen; zou dat niet van uwen kant eene beleediging of minachting, eene ondankbaarheid en onbeschoftheid zijn, die hem zeer zou moeten bedroeven ? Ongetwijfeld. —
Nu ziet! lieve kinderen, in de heilige Communie komt Jesus, uw God en uw Heer, uw grootste weldoener, die u 200 innig bemint, om u te bezoeken. Indien gij dan na een kort gebed uit de kerk wegloopt, of in plaats van te bidden, u met wereldsche en ijdele gedachten bezig houdt, en den Zaligmaker, om zoo te zeggen, gansch alleen laat, moet Hem dat geen leed doen? Zou dat geen teeken zijn, dat gij noch eerbied, noch dankbaarheid, noch liefde voor Hem hebt? — Diensvolgens zou het, gelijk de Catechismus zegt, geen slecht teeken zijn?
2° Uw eigen voordeel vereischt ook dat gij dankzegging doet na de heilige Communie. Indien gij aan eenen bedelaar eene rijke aalmoes gaaft, en hij u niet eens bedankte, zoudt gij hem den volgenden keer nog zoo gemakkelijk en zoo milddadig geven? Indien gij Jesus, voor de onschatbare aalmoes, welke hij u in de heilige Communie gegeven heeft, niet of slecht bedankt, zal hij u later zulke rijke genaden nog geven? — En nogtans hoe vele genaden zoudt gij na de heilige Communie door vurig gebed kunnen bekomen ! En alle deze verzuimd en verliest gij, met de dankzegging na te laten. De tijd na de heilige Communie is, gelijk
187
188 LEERWIJZE
lt;le Catechismus, volgens de uitdrukking der heilige Teresia zegt, de kostbaarste tijd, die voor u meer waarde heelt, dan de grootste goederen der aarde; en waarom is hij zoo kostbaar? Omdat hij de genaderijkste is, omdat gij alsdan de meeste genaden kunt bekomen. Onderstelt eens, lieve kinderen, dat een uitermate rijke koning u met zich name in zijne schatkamer en zegde : « Hier hebt gij nu eene halve uur tijds; ;il het geld dat gij in deze halve uur Umt tellen, is voor u. » Zoudt gij dan gedurende deze halve uur, in plaats van geld te tellen, uwen tijd verspillen met aan het venster te staan kijken, schilderijen te bezien of niet te praten? Zekerlijk neen! En indien gij het ook gedaan had, dan ben ik zeker, dat gij er later spijt zoudt van hebben. Luistert! Als gij de heilige Communie ontvangen hebt, leidt Jesus Christus u ook, om zoo te zeggen, in de schatkamer van zijn goddelijk hart, en wekt u op, om voor u zeiven genaden te kiezen, om ze Hem af te smeeken, vermits Hij u alles geven wil. Welk verlies zou het voor u niet zijn, indien gij dezen kostbaren tijd met beuzelachtigheden doorbrachten zoo deze geestelijke voordeden kwaamt te verliezen ! En hoe bitter zoudt gij het u later eens verwijten, als God u in het oordeel zou toonen hoe veel genaden gij aldus verwaarloosd hebt!
Dit alles hebben de Heiligen wel geweten; daarom ook hebben zij altijd lange en vurige dankgebeden gedaan na de heilige Communie, meestendeel eene geheele of zelfs meerdere uren lang. Gij ook, lieve kinderen, besteedt telkens na uwe heilige Communie, eene halve uur, of toch ten minste, indien gij zooveel tijd niet hebt, een vierde uurs om Jesus-Christus te bedanken en te aanbidden.
Doch hoe zult gij deze dankzegging verrichten? Of, gelijk de Catechismus vraagt:
V. 20. Welke gebeden moei men na de heilige Communie
A. Zulke, door welke men zich voor den Heer vernedert, Hem dunkt, zich aan Hem opoffert. Hem bemint en Hem om genaden aanroept.
Wanneer gij te communie geweest hebt, verbeeldt u dan,
VOOK DE EERSTE COMMUNIE.
dat gij op dat oogenblik, gelijk eertijds de oude Simeon, het zoete kind Jesus op uwe armen draagt, of wel dat gij op Jesus' borst rust, gelijk eertijds de heilige .loannes in het laatste avondmaal. En begroet uwen lieven Jesus dan met de teederste liefde, met de hartelijkste vreugde; stuurt Hem inwendiglijk in uw hart woorden toe van eerbied, van liefde, van dankbaarheid, enz., zooals God u die zal ingeven. Vreest niet, dat gij te weinig beleefd zijt om met Jesus te spreken. Hij verlangt geene schoone, geene gladde woorden, maar woorden die uit het hart komen. Houdt u met zulke gedachten bezig, zoolang als gij kunt. Daarna kunt gij uw gebedenboek nemen en de dankgebeden opzeggen, doch langzaam, bij elke zinsnede of na elke bladzijde stil blijvende, om den Zaligmaker met uwe eigene woorden te herzeggen, wat gij gelezen hebt.
iNog wil ik in 't kort eene manier aantoonen, om de dankzegging te doen zonder gebedenboek. Het zijn wederom (gelijk in de voorbereiding) drie vragen, op welke gij in uw hart kunt antwoord geven, te weten ; 1° Wie is Jesus
— en wie ben ik? 2quot; Wat heeft Jesus voor mij gedaan — en wat heb ik voor Hem gedaan? 3° Wat verlangt Jesus van mij
— en wat kan ik van Hem verlangen?
189
1° Mïe is Jesus? De Zoon van den levenden God, de Onaf-meetbare, de Schepper der wereld, de opperste Heer aller schepselen, — mijn Rechter. — En wie ben ik? Een ellendig wormpje dat langs de aarde kruipt, — een zondaar die meer dan eene reden heeft om voor den God aller heiligheid te sidderen (i). En nogtans is deze zoo groote, zoo heilige God, in zijne liefdB en onuitspreekbare goedheid in mijn hart nedergedaald. Daarna (gelijk ik u geleerd heb) verwekt akten van geloof, van ootmoedigheid, van verwondering en van heilige vreugde. Als Maria, de heilige Moeder Gods, hare nicht Elisabeth ging bezoeken, riep deze met verwondering uit:« Van waar komt mij dit geluk, dat de moeder mijns Heeren tot mij komt? » Hoeveel meer redenen hebt gij niet, om u te verwonderen en aan den Zaligmaker te vragen : « Van waar
(1) Zie den uitleg van deze gedacblen, V. 14, op de heilige Communie.
LEKRVVIJZE
komt mij dit geluk, dat (lij, o mijn God en Heer! tot zulk een arm kind, tot zulk een boos schepseltje komt als ik ben. » De oude koning Maximiliaan van Beijeren, was een zeer milddadige vorst, die zelfs met de armste menschen wist om te gaan. Eens op wandeling, trof hij onderwege eenen armen man aan, die bezig was met kasseisteenen te kappen voor de straat. De koning knoopte met hem een gesprek aan, en sprak hem zoo goedhartig aan, dat de steenkapper alle vrees vergetende, ten laatste zeer vertrouwelijk aan den koning vroeg, of hij met hem zijn middagmaal niet zou willen deelen? Alsdan zette de koning zich naast den armen werkman op eenen steenhoop, en begon met den ouden ijzeren lepel te eten van den eenvoudigen kost van den steenkapper. Als de arme man dat zag, was hij zoo zeer getroffen door de vernedering en de goedheid zijns konings dat hij met betraande oogen zich midden in de straat op de knieën wierp en uitriep: « Lieve God! Nooit kan ik het mijnen koning vergelden, die zoo goed en zoo liefderijk is jegens mij, armen mensch. Doch gij, o mijn God, vergeld het hem door rijke zegeningen! » — Indien het dezen armen man zoo zeer verwonderde en ontroerde, dat zijn koning met hem wilde eten, hoeveel meer zoudt gij moeten verwonderd staan en getroffen zijn, daar de koning des hemels en der aarde met u, arme kinderen, niet alleen wil eten, maar u zelfs tot spijs wil dienen? Daarom aanbidt Hem met diepe ootmoedigheid, met groote liefde en heilige blijdschap, en dewijl het voor u niet mogelijk is, hem te aanbidden gelijk Hij't verdient, verzoekt alle heiligen en engelen, en vooral de heilige Moeder Gods, dat zij u helpen Jesus aanbidden en zegt met een vurig verlangen ; « O indien ik ook mijnen Zaligmaker kon aanbidden, gelijk de gelukzaligen het doen in den Hemel! »
2° Wal hee/1 Jesus voor mij gedaan? Da lieve Zaligmaker, welken gij in de heilige Communie ontvangt,is voor u in eene kribbe gelegd geweest; daar heeft Hij voor u honger, koude, enz. geleden; eindelijk na een leven vol ellende en smarten, heeft hij uwe zonden uitgeboet in den hof der Olijven, — aan de geeselkolom, — op den weg naar
•190
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. '191
Calvariën en op het kruishout, waar Hij onder de vree-selijkste pijnen, zijne edele, zijne heilige ziel uitademde. En dit alles heeft Hij geleden, niet omdat Hij moest, niet omdat er eenig profijt door bekwam, maar uit zuivere liefde tot u. En het was Hem zelfs niet genoeg, u den Hemel te openen, neen; Hij wilde u nog, om zoo te zeggen, aan zijne hand in het hemelsch paradijs leiden; daarom heeft Hij in 't heilig Sakrament desAutaars bij u willen verblijven,en als goddelijke spijs in uw hart nederdalen.
Gedenkt het wei, lieve kinderen! waar is de mensch, die ooit het duizendste deel daarvan, voor eenen anderen mensch gedaan heeft? En dat heeft de Zoon Gods nogtans voor u gedaan!—Gij bedankt degenen die u eenigevruchten of stukken geld geven; — gij bedankt degenen die u komen bezoeken, als gij eene zware ziekte hebt;—gij zoudt niet weten hoe uwe dankbaarheid betuigen, indien iemand u het leven redde. Nu, ziet! uwe goddelijke Zaligmaker, heeft oneindig meer voor u gedaan; iiij is nu zelfs in uwe harten, en gij zoudt hem niet bedanken? 0 ja! dankt hem uitliet diepste uwer ziel, en verzoekt wederom alle Heiligen, alle Engelen en Maria, dat zij Hem voor u zouden danken, en offert den lieven Jesus alle deze dankzeggingen op.
En wat heb ik voor Jesus gedaan? Wat zoudt gij doen, voor iemand die u het leven gered hadde en u latertijd om eene kleinigheid, om eenen geringen dienst kwam vragen? Zoudt gij hem iets durven weigeren ? Welnu Uesus, die vooru zoo oneindig veel gedaan heeft, hoeft u zoo dikwijls dooide stem uws gewetens gezegd : « Mijn kind! doe dat... uit liefde tot mij; verricht uwe gebeden... wees gehoorzaam... vlucht deze gezellen uit liefde tol mij » En is het geen schande voor u, dat gij zoo weinig niet hebt willen doen, voor Hem die u van de eeuw ige dood gered heeft, voor uwen Zaligmaker! Wat meer is ; gij hebt geweten, dat de zonde hem zulke schrikkelijke pijnen veroorzaakt had; gij. hebt
geweten, hoe zeer Hij deze.....zonde haat, en gij liebt ze
toch bedreven ! Wat had gij verdiend voor uwe ondankbaarheid? Het minste dat. Jesus kon doen was u te verlaten. Nogtans heeft Jesus het niet gedaan. Alles, alles, heeft Hij u
192 LEEUWUZE
vergeven! en is daarbij nu nog in uw hart gekomen om teene-maal aan u te behooren. 0, lieve kinderen, hoe zeer zoudt gij u moeten schamen, hoe diep betreuren, van aldus met uwen goddel ijken Zaligmaker gehandeld te hebben! Een jonge officier ontmoette eens eenen trappist (kloosterling), aan wien hij den weg vroeg om naar de naburige stad te gaan. De monnik, aan wien zijn regel verbood te spreken, wees hem de straat met den vinger aan. De officier meenende dat de monnik niet sprak uit verachting jegem hem, sprong van zijn paard, en mishandelde den armen monnik zoodanig, dat deze bebloed op den grond neerviel Toen wilde de wreedaard in snelle vlucht wegrijden; maar zijn paard was zoo wild en zoo onwillig geworden, dat het hein onmogelijk was er op te springen. Als de arme monnik dat zag, stond hij met veel moeite op, en hield nog den stijgbeugel voor dengene, die hem zoo geweldig mishandeld had. Hoe moet de officier zich alsdan geschaamd hebben, hoe moet hij zijne onbeschofte gruwzaamheid betreurd hebben (i). Lieve kinderen! gij hebt Jesus veel erger mishandelt; — en nogtans overlaadt hij u nog met zoo vele en zoo groote weldaden! Hoe zeer zoudt gij u moeten schamen ; hoe zeer uwe zonden betreuren!
Doch hiermede is het nog alles niet. Zult gij in het toekomende den lieven Zaligmaker nog op nieuw beleedigen? Neen! Bevraagt liever u zeiven :
(1) In plaats va» (JU voorbeeld, mag ouk hel volgende uil deze jongste tijden verhaald worden. Ten tijde dit de cholera te Parijs woedde, werd eens eene Zuster van Barmhartigheid door eenen halfdronken werkman op de straat, op de onedelste wijze beschimpt en bespot. De goede zuster verdroeg den hoon stilzwijgend, 's Anderendaags bracht men in het hospitaal, waar juist deze zusier van dienst was, eenen cholera-zieken, in wien zij aanstonds den werkman herkende, die haar zoo onbeschott beieedigd had. Men wilde den zieken niet aannemen, omdat hel hospitaal vol lag en alle de bedden ingenomen waren; doch de goede Zuster bad zoo lang, totdal men hem eindelijk aanvaardde. Zij zelve bereidde hem zijn bed, eu pleegde hein dag en nacht mei de wonderbaarste zelfopoffering, tol 'hij genezen was. Maar de zuster werd zelve hel slachtoffer barer liefde, en stierf. — Ongetwijfeld bidt en weenl deze werkman dagelijks op het graf der edelmoedige non.
VOOli DE EEltSTE COMMUNIE, 193
3°) Wat oer lang t Jesusvanmij? Luistert! Hij heeft voor u zoo oneindig veel gedaan, u zooveel blijdschap veroorzaakt! zult gij niet ook op uwe beurt iets voor Hem doen? Hem eenige vreugde verschaffen? Oja! hij heeft zich gansch aan u geschonken : zijn lichaam, zijn bloed, zijne ziel, zijne godheid alle zijne verdienstenschenkt Hem dus alles,wat gij zijten hebt. Schenkt hem uwe oogen, met Hem te beloven, van voortaan niets meer te aanschouwen dat slecht is, maar ze alleenlijk tot goed te gebruiken ; eveneens uwe ooren, tong, handen ; uw verstand... uw hart... uwen wil... uw geid, enz. Vraagt Hem :« Allerliefste Jesus! wat wilt gij dat ik doe? Gewis zal Hij 't u zeggen, wat Hij van u wil; b. v. dat gij deze zonden... deze gezellen zoudt vermijden, deze deugden oefenen, — op dit tijdstip wederom tot de heilige Sakramen-ten naderen. Maak er dan ook een vast voornemen van, zeggende ; (c Ja, lieve Jesus! ik beloof het u op nieuw; uit liefde tot u, zal ik mij alle moeite geven, om te doen, wat gij van mij vraagt. » En dan, wanneer gij Jesus' wil vervult, zal hij ook uwe gebeden verhooren. Lgt;och gij zult mij zeggen : In mijne gebeden.
Wat moet ik aan Jesus vragen? Lieve kinderen! na de heilige Communie, bijzonderlijk na de eerste heilige Communie hebt gij eene soort van heilige macht op het hart van uwen Zaligmaker. Indien gij wel bidt, rechtzinnig en met veel betrouwen, dan kan hij u niets weigeren. O bidt dan, ja bidt! Eerst vooral, lieve kinderen ! moet gij bidden om de genade van braaf te mogen blijven en geene doodzonde te bedrijven. Ja, zegt met vurigheid en dringend : « 0 liefderijke Jesus! Gij, de vreugde mijns harten, mijn God en mijn Al! Ach iaat toch niet toe, dat ik L1 nog ooit doodelijk vergramme, laat mij liever te voren in onschuld en reinheid sterven !» Daarna bidt voor uwe ouders, zusters en broeders, bloedverwanten, meesters en weldoeners; bidt dan ook een weinig voor mij. En is 't dat u iets van belang op het hart ligt, bij voorbeeld, dat gij droef zijt, omdat een uwer naastbestaanden of vrienden op eenen slechten weg is en verloren loopt; o, bidt dan en laat niet af, het hart uws Zaligmakers te bestormen. Menig kind heeft op den dag zijner eerste Communie groote, zeer groote
LEERWIJZE, ENZ. 9
494 LEERWIJZE
genaden bekomen, zelfs voor anderen, bidt dus wel en met groot vertrouwen, mits gij door Jesus alles bekomen zult; zegt hem : « Lieve Jesus, gij bemint mij zoo zeer, dat gij in mijn arm hart gekomen zijt; zult gij inij nu deze... genade weigeren ! Neen, gij zult, gij moet ze mij geven ; ik laat niet af te bidden; ik beroep mij op uw eigen woord: « Indien gij iets vraagt in mijnen naam, het zal u gegeven worden. »
V. 21 Hoe moet men den Cornmuniedag overbrengen?
A, Men zal hem zooveel mogelijk overbrengen in godvruchtige oefeningen, en de wereldsche vermaken en ivel-lustigheden mijden?
Op den eersten Communiedag,na de morgendiensten,breng ik u wederom in de pastorij of in de school, om er u eene gedenkenis uwer eerste heilige Communie te schenken. (1) Daarna begeeft gij u zedig naar huis. Gij moogt dan wel oprecht vrolijk zijn; want het is toch de schoonste dag uws levens. Doch vooral, lieve kinderen ! vergramt den lieven Jesus niet; weest matig in eten en drinken. En denkt dan: wat helpt het dat men in eene kamer met geweld vuur stookt,indien men kortelings daarop alle deuren en vensters openzet? De hitte zal vervliegen en de plaats zal koud worden gelijk te voren. Wacht u insgelijks door ijdel gezwets, door deelneming aan woelige en tierende vermaken, wellustigheden of spelen de heilige warmte uws harten te doen vervliegen ! Integendeel denkt dikwijls aan den lieven Zaligmaker; groet Hem met korte schietgebeden en zegt Hem : « 0 Heer, blijf bij mij, verlaat mij niet! » 's Namiddags keert dan terug tot de kerk, om de vespers, het lof en de vernieuwing der doopbeloften bij te wonen. Daarna gaan wij gezamenlijk tot eene kapel der heilige Moeder Gods, zingen er eenige lofzangen, en bidden er den Rozenkrans. Daar stelt gij u op nieuw onder de bescherming der lieve Moeder Maria, en belooft hare goede, getrouwe kinderen te zijn. Vervolgens gaat elkeen naar zijn huis, of hebt gij misschien nog bloedverwanten te bezoeken.
(1) Op sommige plaatsen geschiedt zulks na de vespers.
VOOIt DE EERSTE COMMUNIE.
houd er u niet al te lang op, en weest op uwe hoede, van noch in eten noch in drinken onmatig te zijn. Wijn of sterke dranken moogt gij in 't geheel niet of ten hoogste maar met toelating uwer ouders en in kleine hoeveelheid gebruiken. Hel bezoek eener herberg is u natuurlijk streng verboden ; zoo ook alle wellustigheden en vermaken, die aan de heilige vreugde, aan de deftigheid van dezen dag niet passen! 's Avonds leest gij t' huis nog in het eene of andere godvruchtig boek, vernieuwt meermaals uwe dankgebeden en goede beloften, bijzonderlijk in het avondgebed, door hetwelk gij dien schoonen dag zult trachten te sluiten (i).
0 mocht gij allen dezen dag sluiten en in aandenken houden, gelijk de godvreezende Honoria,een meisje.dat overom-trent dertig jaren hare eerste Communie deed. Allen die haar zagen, waren getroffen over de onschuld, het geloof, de heilige godsvrucht, die zich op haar gelaat afspiegelden, l ij de heilige Communie bad zij den lieven Zaligmaker, dat Hij haar toch eerder zou laten sterven, dan hare onschuld te verliezen. Tot herinnering aan de eerste Communie, bewaarde Honoiia zorgvuldig het kleedsel en de boeken welke zij op dien dag gebruikt had. Meermaals kuste zij dezelve met eerbied, en als men haar vroeg, waarom zij dat deed, antwoordde zij:«Deze voorwerpen herinneren mij aan den dag waarop ik zoo zeer met Jesus vereenigd, zoo gelukkig was, dat ik nog iets van dit geluk gevoel, wanneer ik deze kieederen enz. slechts beschouw. »
Dat godvruchtig kind bekwam hetgeen zij op haren eersten Communiedag gevraagd had ; het stierf met het onbevlekt kleed der onschuld, in haar vijftiende levensjaar. Lieve kinderen ! Mocht de dag uwer eerste Communie bij u ook steeds in zulke blijde herinnering blijven; mocht gij ook, gelijk dat godvruchtig kind, het bruidkleed der reinheid, welk de
(1) Bij de voorbereiding lot latere Communiën moet aangewezen worden hoe de kinderen zich gedurende den dag moeten gedragen ;\vat zij moeten vermijden ; wat zij kunnen lezen, enz. Vooral moet men ze aanzetten, om uit dankbaarheid eenig goed werk te verrichten, bij voorbeeld, eene al-moes geven ; indien zij 'szondags gecommuniceerd hebben, 's namiddags een armen zieken gaan bezoeken, enz.
193
LEERWIJZE
196
Zaligmaker u ongetwijfeld op dezen dag geschonken heeft, zonder vlek voor zijnen troon brengen, waar de oprechte, de eeuwige Communiedag u dan voor altijd met Hem in onvergankelijke blijdschap en heerlijkheid zal vereenigen!
DE VOORBERE[DING TOT DE GENERALE BIECHT (i).
I. — ONDEUWIJZINGEN OVER DE BIECHT IN HET ALGEMEEN.
A — NOODZAKELIJKHEID EN VOORDEEI.EN DER GENERALE BIECHT.
Lieve kinderen ! toen ik u bij het onderwijs over de eerste Communie, heb moeten spreken van de onwaardige Communie of heiligschenderij : welk groot schelmstuk zij is, welke vervaarlijke straffen, welk schrikkelijk oordeel zij na zich trekt: dan zijt gij met schrik bevangen geweest (ik heb het wel kunnen bemerken) ; uw hart was benauwd en angstig geworden, bij het gepeins alléén, dat gij ook, deze zonde zoudt kunnen bedrijven, dezen vloek op u trekken. Ja zelfs heeft zich bij meer dan een de wensch der Gerazeners bijna opgedaan (Matth. VIII. 34), te weten : dat Jesus hun maar zou voorbijgaan, in hun hart niet zou komen. O neen ! lieve kinderen, wenscht dat niet. Immers wat zoudt gij zijn zonder Jesus? Zou het niet oneindig droevig zijn, zonder Hem te leven ; zonder het heil, zonder het geluk, zonder den vrede, zonder den zegen, welke Hij alléén geven kan, en waarover ik zoo lang gesproken heb in de vorige onderrichtingen. En
(1) Het zou ons te verre wegleiden, moesten wij hier een volledig onderwijs over het heilig Sakrament van boetvaardigheid laten volgen; ten anderen zulk onderwijs moet reeds meermalen aan de kinderen medegedeeld geworden zijn, voor hunne eerste Communie. Wij houden ons te vreden met hier tusschen den uitleg te mengelen de grondregels, die uit-sluitelijk begrepen zijn in de vragen van den Catechismus welke er betrek, op hebben.
LEEItWIJZE
nogtans indien gij hem onwaardig ontvingt dan zou het ongeluk nog veel grooter zijn. — Is dat dan niet te voorkomen? Schijnt er dangeene liefelijke zonnestraal van troost door die duistere onweerswolken die u met vrees en beangstiging vervullen ?
Toch wel ! lieve kinderen, er bestaat een middel dat u met volle /lt; kfrheid tegen den vloek der onwaardige Communie bewaren en tot eene waardige Communie helpen zal. Gij hebt dit middel maar rechtzinnig te gebruiken, en daarom moogt gij er u reeds op voorhand over verheugen. En welk is dit middel ? — Het heilig Sakrament van boetvaardigheid.
Doch gij hebt dit heilig Sakrament reeds meermaals ontvangen, en menig een, verre misschien van er grooten troost in gevonden te hebben, heeft integendeel niet dun vrees, benauwdheid en beschaming ontmoet. Ja, lieve kinderen, ik geloof het; maar alsdan hebt gij het heilig Sakrament van boetvaardigheid niet ontvangen, gelijk gij het nu ontvangen zult, zooals ik hoop. Alsdan begreept gij nog niet genoegzaam, welk geluk het is een rein hart te hebben,—van zijne zonden vrijgesproken te worden. Maar nu daar gij weet, dat men in staat van doodzonde zonder een rein hart, den Zaligmaker op eene onwaardige manier zou ontvangen, nu, ik ben er zeker van, is uwe gesteltenis teenemaal anders, nu zegt gij al zuchtende:«Ach! bekwame ik toch maar vergiffenis! Ware ik toch maar rein ! » Daarom zult gij nu ook met veel meer overlegging, met eene gansch andere voorbereiding het heilig Sakrament der biecht ontvangen. Daarbij, zult gij nu ook eene gansch andere biecht kunnen afleggen, dan vroeger : niet alleen zult gij de zonden kunnen biechten, welke gij sinds uwe laatste biecht bedreven hebt, maar ook eene generale biecht kunnen spreken, dat is te zeggen ; eene biecht van geheel uw leven. Daarin zult gij alle uwe zonden sedert de jaren van verstand (ten minste de voornaamste) op nieuw biechten, met uwe vroegere biechten te herhalen. En waarom moet gij zulke biecht afleggen ?
Omdat voor sommigen van u zulke biecht, toteene waardige eerste Communie misschien volstrekt noodzakelijk is. Gij hebt hot vroeger reeds geleerd ; aan hem die eene slechte biecht
198
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
gedaan heeft, zijn geene zonden vergeven geworden ; integendeel, hij heeft op nieuw eene schrikkelijke zonde bedreven. Wil zulk eene nu vergiffenis bekomen,er valt niet te kiezen : hij moet alle zijne slechte biechten herhalen en rechtzinnig biechten van den tijd af, dat zijne biechten niet goed waren.
Lieve kinderen, bevindt er zich in 't geheel niemand nuder u die dezen twijfel heeft, en zegt; misschien heb ik eertijds ook ongeldig gebiecht? Niemand, die eene slechte biecht gedaan heeft, met zijn geweten niet nauwkeurig te onderzoeken? Met te biechten zonder waarachtig, bovennatuurlijk berouw? Niemand, die eene groote zonde uit valsche schaamte verzwegen heeft? — Misschien, nadat ik het u zal uitgelegd hebben, zal menig een de overtuiging bekomen, dat ook hij niet goed gebiecht heeft. Welnu, voor al wie deze overtuiging heeft, is eene generale biecht volstrekt noodzakelijk om vergiffenis te bekomen en waardig te kunnen de heilige communie ontvangen.
Doch ook voor de anderen, die altijd wel gebiecht hebben, is zulke biecht zeer voordeelig. Om een enkel punt aan te halen : zal uw berouw, uwe liefde tot Jesus niet veel grooter worden, wanneer gij te gelijker tijd, als met eenen oogslag, alle die ontelbare misdaden en zonden van uw geheel leven beschouwt, en overziet hoe er bijna geen dag is voorbijgegaan op welken gij Jesus niet mishaagd hebt? — Wanneer gij van den anderen kant herkent, hoeveel geduld en medelijden Jesus u tot hiertoe getoond heeft; hoe, niettegenstaande uwe fouten, Hij u nogtans niet verstooten, maar umet weldaden overladen heeft, ja zelfs op ditoogenblik totu wil komen?En met welke gerustheid der ziel,met welken troost, zult gij dan daarna kunnen denken aan die eerste heilige Communie en zeggen ; « God lof! nu heb ik eene goede biecht gesproken ; nopens mijne kinderjaren mag ik ten volle gerust zijn! »
Nu dan, lieve kinderen, terwijl deze generale biecht voor velen zoo noodzakelijk, voor allen zoo voordeelig is,—daarom hebben ook alle kinderen die ik vroeger tot de eerste heilige Communie voorbereid heb, te voren zulke biecht gesproken.
199
leerwijze
en ik hoop dat gij hun voorbeeld met blijdschap zult volgen.
Doch kon bij den eenen of anderen soms het gedacht komen : zulke biecht moet eene lastige zaak zijn, wie wreet of ik er in gelukken zal? — Neen, lieve kinderen, desaangaande moet ^ij geenen angst hebben. Indien zoo vele honderde kind ri'ii voor u, er in gelukt zijn, waarom zoudt gij het niet kunnen? Vreest niet; weest zonder achterdenken : ik zal u alles zeggen, wat gij daarvoor te doen hebt; en als gij uwe biecht zult spreken,zal iku voorzeker met alle liefde behulpzaam zijn. Ik beloof u, indien gij maar doet wat ik zeg, ja, op mijn woord ; gij zult zonder den minsten twijfel eene goede generale biecht spreken en waardig communiceeren. Dus geene vrees, geen onnoodig achterdenken ; maar verblijdt u, acht u gelukkig, zulke biecht te kunnen spreken. Ik ben zeker, dat zij u rijken troost, rijken zegen zal bijbrengen. Maar gij moet van nu af, dagelijks bidden om de genade van deze biecht wel te mogen afleggen. Ook zal ik met u en voor u bidden.
B. — De noodzakelijke deelen van het heilig sakrament
DER BIECHT.
üij weet nog, lieve kinderen, welke voorwaarden er ver-eischt worden, tot het waardig ontvangen van het Sakrament der boetvaardigheid, te weten : 1° Het onderzoek des gewetens ; 2° het berouw; 3° het vast voornemen; 4° de biecht of belijdenis; 5° de voldoening. Deze verschillige deelen die tot het heilig Sakrament van boetvaardigheid behooren, zullen wij afzonderlijk overzien en uitleggen.
I. — Het onderzoek des gewetens.
Wat is: zijn geweten of conscientie onderzoeken? Zijn geweten onderzoeken is, zijne zonden rijpelijk nadenken, om ze wel te kennen. In de biecht moet gij uwe zonden bekennen, verklaren ; daarom moet gij ze eerst wel kennen ; en om ze wel te kennen, moet gij er over nadenken ; en zelfs rijpelijk, dat is te zeggen : met alle de opmerkzaamheid en de zorg welke men besteden moet voor eene zaak van aangelegenheid. Wan-jiciT iemand rekening moet afleggen, wegens geld dat men
200
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
hem toevertrouwd heeft, zegt hij tot zich zeiven : indien ik niet alles juist kan afleggen, dan word ik gestraft; daarom houdt hij zich niet tevreden, met er vluchtig aan te denken, en zich te bevragen ; hoe heb ik dat geld besteed? Maar hij overdenkt langen tijd en rijpelijk totdat hij alles nauwkeurig gevonden heeft.Eene veel gewichtigere zaak dan rekening doen over uitgaaf van geld, hebt gij voor handen. Wanneer gij wilt biechten, moet gij rekening afleggen, over het gebruik der goddelijke genade, over het gebruik van tijd, over uw leven, over uwe zonden, en gij weet zeer wel, indien.gij het niet goed doet, dat gij in plaats van vergiffenis, straf bekomt. Daarom, lieve kinderen, moogt gij u niet vergenoegen, met een weinig over uwe zonden na te denken, op het oogenblik dat gij in de kerk verschijnt; maar dit onderzoek uws gewetens voor eene generale biecht, moet gij reeds verschillige dagen te voren beginnen, en er eiken dag omtrent eene halve uur aan besteden. Gij zoudt die dagen eene halve uur vroeger, dan naar gewoonte kunnen opstaan, zoo zult gij tijd gewonnen, en tevens een klein werk van boetvaardigheid uitgeoefend hebben.
Maar hoe zult gij uw geweten onderzoeken?
Begint met den heiligen Geest te aanroepen; want zonder zijne genade kunt gij volstrekt niets doen tot uwe zaligheid, en namelijk uwe zonden niet wel kennen. Immers indien Hij u niet verlicht, indien hij geen licht schiet in het diepste uwer ziel, hoe wilt gij alle de fouten ontdekken, die gij sedert zooveel jaren bedreven hebt, op dewelke gij gedeeltelijk ten minste, misschien nooit aandacht genomen hebt? Zonder de hulp van den heiligen Geest; zoudt gij nog veel minder, oprecht berouw kunnen hebben over uwe zonden, want daartoe is noodzakelijk, dat gij de zonden, b. v. de onmatigheid, de onbeschaamdheden, waar gij tot hiertoe uw vermaak in genomen hebt, teenemaal verfoeit, haat en vreest; dat uw hart dus omgekeerd worde — en zoo iets is zonder Gods genade niet mogelijk. Verder, zonder den bijstand van den heiligen Geest, zoudt gij uwe zonden niet rechtzinnig kunnen biechten. Inderdaad, valt het u somtijds zwaar, kleine fouten te moeten belijden, die alreeds bekend
201
LEEK WIJZE
zijn, — hoeveel bezwaarlijker valt het niet, groote zonden te bekennen, die men misschien bij u in 't geheel niet vermoed. Aanroept dus eerst vooral den heiligen Geest, met dit kort gebed :« Kom, o heilige Geest, verlicht enz. » Zegt daarna het gebed des Heeren, ter eere van den heiligen Petrus en de heilige Magdalena, opdat zij door hunne gebeden, voor u de genade bekomen,om uwe zonden wel te kennen, ze te mogen beweenen en rechtzinnig te biechten.
Van de eerste dagen af, moet gij u zeiven ondervragen, of gij tot hiertoe wel altijd goede biechten gesproken hebt. Goed is uwe biecht geweest (zij heeft u bij God vergiffenis doen bekomen), indien gij nauwkeurig de vijf voorwaarden volbracht hebt, die noodig zijn om het heilig Sakrament van boetvaardigheid waardig te ontvangen. Slecht is uwe biecht geweest, indien er eene dezer vijf voorwaarden ofwel teene-maal aan ontbroken heeft, of slecht is volbracht geworden. Gij hebt dus eene slechte biecht gesproken, in de volgende gevallen :
1° Indien gij uw geweten met lichtvaardigheid en onverschilligheid onderzocht hebt (alhoewel gij grove zonden bedreven hadt, of niet wetende dat gij er bedreven hadt). B.V., gij zijt haastig naar de kerk gekomen; hebt u aanstonds aan den biechtstoel geplaatst, denkende : Wat zal ik gaan biechten?— ofwel hebt gij een paar zonden uit een gedrukt onderzoek des gewetens, of zelfs van de biechtbriefjes van andere kinderen afgeschreven of onthouden, en die zijt gij aan den biechtvader gaan zeggen, zonder u te voren wel te bedenken of gij deze en geene andere bedreven hadt; dat waren zoo vele slechte biechten, omdat het onderzoek des gewetens ontbrak.
2° Uwe biecht is slecht en van geene waarde geweest, indien gij geene oprechte, inwendige en bovennatuurlijke droefheid over alle uwe zonden gehad hebt ,ten minste over alle uwe doodzonden); dus indien gij u tevreden gehouden h. bt met de gebeden over het berouw uit een gebedenboek te lezen, zonder in uw hart oprecht spijt gehad te hebben, dat gij God vergramd hadt; indien uwe zonden u leed waren, niet omdat gij er de hel door verdiend, Gods vriendschap en
202
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
den hemel verloren hadt; omdat gij God, uwen liefsten Vader en Zaligmaker vergramd hadt, maar alleenlijk omdat gij de straffen uwer ouders, de beschaming voor den biechtvader vreesdet, enz.
3° Uwe biecht is slecht geweest, indien gij dit vast en rechtzinnig voornemen niet gemaakt hebt: Ik zal voortaan deze zonden (welke gij bedreven hadt), niet meer doen,ik wil liever alles lijden, dan zelfs nog eene doodelijke zonde op nieuw te bedrijven. » Uwe biecht is slecht geweest, is 't dat gij van eene groote zonde gedacht hebt: « ik zal het nog doen ; » indien gij het vast voornemen niet gemaakt hebt, de naaste gelegenheid van doodzonden te schuwen, alhoewel de biechtvader u gezegd heeft: « Met deze gezellen — op die plaats moogt gij niet meer gaan. »
4° Uwe biecht is slecht geweest, indien gij uit valsche schaamte eene doodzonde verzwegen hebt,of iets wat gij voor doodzonde aanzaagt, of ten minste sterk twijfelde dat het doodzonde kon zijn; of nog, indien gij deze zonden met voordacht op zulke wijze gezegd hebt, dat de biechtvader u niet kon verstaan,of de zaak teenemaal anders opgegeven hebt, dan zij inderdaad was; b. v. indien gij gezegd hebt; « ik heb onzuivere gepeinzen gehad, » wanneer gij ook onkuische woorden gesproken of oneerbare werken gedaan hadt, zonder er iets over te zeggen, {indien gij dagelijksche zonden verzwegen hadt, of zelfs doodzonden zonder uwe schuld vergeten hadt, dan zou die biecht daarom niet slecht en ongeldig zijn. Alleenlijk moet gij de vergetene doodzonde in de volgende biecht belijden, indien zij u ingevallen is).
S0 Gij hebt eene slechte biecht gesproken, indien gij in den biechtstoel, als de priester u eene penitencie oplegde, bij u zeiven gezegd heb : « die zal ik toch niet volbrengen; » indien gij den wil niet gehad hebt, de merkelijke schade, welke gij anderen toegebracht hebt te herstellen, gestolene zaken terug te geven, enz. ( Hebt gij den wil gehad de penitencie te volbrengen, enz., doch het later uit onachtzaamheid vergeten, dan was de biecht wel goed, maar gij moet er u in de volgende biecht over beschuldigen).
Hebt gij dan het ongeluk gehad, aldus eene slechte biecht
203
LEKUWUZU
te spreken, dan moet gij de geheele biecht die op zulke wijze is gedaan, herhalen; alle de doodzonden die gij alsdan gebiecht hadt op nieuw zeggen, mits u niet eene enkele zonde, zoomin als die gij verzwegen of achtergelaten hadt, is vergeven geworden, en gij moet zeggen, dat uwe biecht slecht is geweest. Verder (indien gij wetens en willens eene slechte biecht gedaan hebt, en zulks u bij de latere biechten ingevallen is, zonder het noijtans gezegd of de slechte biecht herhaald te hebben) zijt gij verplicht alle de biechten, die sedert de eerste slechte biecht geschied zijn, te herhalen, omdat zij allen slecht geweest zijn. Wanneer ik mijnen toog toe-knoop, en den eersten knop in een verkeerd knopgat steek, dan zullen al de volgende knoppen ook verkeerd ingeknoopt zijn,en ik ben verplicht ze allen op nieuw los te doen (tot den eersten toe die verkeerd ingeknoopt was), en dan op nieuw toe te knoopen Zoo ook met de biechten:gij moet sedert de eerste slechte, ze allen herhalen. Antwoordt mij nu eens in stilte ; Had ik straks ongelijk te zeggen, dat bij velen van u eene biecht van geheel hun leven wel zou kunnen noodzakelijk zijn?
Ondervraagt u zeiven nu, tijdens het onderzoek des gewetens: Hoeveel slechte biechten heb ik gesproken? Eene of verschillige? Wanneer heb ik ze gedaan? Heb ik wel geweten, dat ik eene slechte biecht deed ? Hoe dikwijls heb ik sinds gebiecht ? Heb ik die biecht nooit hersteld? Heb ik sedert lang geweten, dat ik ze moest herstellen? — Daarna bevraagt u in 't algemeen : Hoelang ben ik braaf gebleven? Waarom ben ik slecht lichtzinnig, ondeugend geworden? Hoelang ben ik het gebleven ?
Doorloopt alsdan de tien geboden; eiken dag zoudt gij twee of drie geboden kunnen doorloopen,op de manier die ik u zal aanwijzen (i).
(Ij Wanneer de tijd niet ontbreekt, moet de Catecbiseerder, bij elk gebod de pliubten en de zonden in 't kort uitleggen; zicbxelven door vragen overtuigen ot alle kinderen ze nog weten, en over eene zonde sprekende, niet korte woorden schetsen, hetgeen bijzonder geschikt is om tot berouw over die zonden 0(1 te wekken; bij voorbeeld, waaromzij bijzonderlijk aan
VOOIt l)E EEIISTE COMMUNIE. 20o
I Gebod. Heb ik eenen afkeer gehad van het gebed? Heb ik morgen-en avondgebed, het gebed voor en na het eten achtergelaten? Ben ik misschien langen tijd gebleven zonder een enkel gebed te doen? Hoe lang? Heb ik langen tijd nagelaten, akten van geloof, hoop en liefde te verwekken? Heb ik mij onder het gebed ook moeite gegeven om aan God te denken? Of wel, heb Jk vrijwillig aan andere dingen gedacht? Heb ik rondgezien, gelachen? Heb ik de gewoonte gehad, zonder aandacht te bidden? Hoe lang duurt die gewoonte, enz.? Heb ik nagelaten, voor het kruisbeeld de muts af te nemen, voor het Allerheiligste te knielen, het teeken des heilig kruises te maken, uit vrees dat anderen mij zouden bespotten ? Heb ik mij in de kerk oneerbiedig gedragen? gelachen? geklapt ? lieb ik de anderen niet verstrooid of anderszins moedwilligheden bedreven? Hoe dikwijls ? Was het eene gewoonte? Sedert wanneer? Sedert wanneer doe ik het zoo dikwijls niet meer?
Heb ik gaarne geluisterd naar slechte redevoeringen van anderen, tegen geloof en godsdienst? Heb ik mij nooit verstout vrijwillig te denken of te zeggen: dat kan ik niet gelooven, alhoewel God het gezegd heeft? Heb ik de twijfels tegen het geloof aanstonds verdreven, of heb ik er mij vrijwillig in opgehouden ? Hoeveel keeren? Heb ik het bijwonen van den Gatechismus verwaarloosd, of was ik er lui en onoplettend in?
Als ik zondigde, heb ik nooit gedacht: Dat doet niets, ik kan het toch biechten! of wel, God zal mij 't wel vergeven, ik zal mij later beteren? Is dit meermaals voorgevallen ? Hoe
Jesus mishaflj;!; boe zij van God in deze of gene omstandigheid is gestiaft geworden, enz.
(In de vragen welke men de kinderen voorstelt, om te weten of zij deze of gene zonden bedreven hebben, is het beter de vraag op bekennende dan op ontkennende wijze voor te stellen ; want gemeenlijk als de vraag op ontkennende wijze aan het kind is voorgedragen zal hel ook ontkennend antwoorden. Vraagt men bij voorbeeld, hebt gij niet gestolen? zal het aanstonds zeggen: neen; integendeel zegt men: hebt gij somtijds gestolen? zal het kind zich bepeinzen, en nauwkeurigantwoorden, indien de schaamte den mond niet stopt.Deze opmerking is belangrijker dan men wel denkt.)
(Bem. der fransche vertaling.)
206 LEERWIJZE
dikwijls? (Heb ik van Gods goedheid en barmhartigheid gewanhoopt of mistrouwd, denkende: God is niet goed jegens mij;Hij zal mij niet helpen, Hij zal mij nooit vergeven?)Heb ik van God afkeerig geweest? Heb ik tegen Hem gemord, bij voorbeeld, als het slecht weder was, enz.? Heb ik ontevredenheid getoond, wanneer er over God of goddelijke zaken gesproken werd ?
II. Gebod. Heb ik de gewoonte lichtzinnig, bij elke gelegenheid de heilige namen ;God,Jesus en Maria uit te spreken? Heb ik er andere woorden bijgevoegd ? Dewelke? Heb ik aldus gevloekt, als ik in gramschap was? Sedert wanneer heb ik deze gewoonte? Hoe dikwijls doe ik het dagelijks? (Wekelijks?) Heb ik mij nooit gebeterd? Sinds wanneer heb ik moeite gedaan om mij deze zonden af te wennen?
Heb ik iemand vermaledijd? Heb ik mij zeiven of anderen verwenscht ;dat is te zeggen, heb ik aan anderen groot kwaad toegewenscht? Welk kwaad? Heb ik daarbij geene heilige woorden misbruikt? Hoe dikwijls? Heb ik nooit over Uod, de Heiligen en geheiligde zaken met verachting gesproken? Gespot met heilige zaken, gebruiken ? Meermaals ?
Heb ik gezworen : God is mij getuige, — bij mijne ziel, — ik wil sterven, als het niet waar is, enz.? Uit gewoonte? Heb ik iets gezworen dat valsch was of waar ik aan twijfelde? Hoe dikwijls? Heb ik anderen tot zweren aangezet?
Heb ik eene belofte gedaan en ze niet gehouden? Welke?
III. Gebod (le en 2'' gebod der heilige Kerk). Heb ik op zonen feestdagen de heilige Mis verzuimd door mijne schuld? Waarom? Hoe dikwijls? Ben ik te laat gekomen of te vroeg uitgeloopen? Heb ik onder de Mis onaandachtig geweest ? anderen verstrooid? Heb ik 's namiddags met ondeugende kinderen rondgezwierd? Heb ik den dag des Heeren door
zonden ontheiligd ?
IV. (ieftorf. Heb ik mijne ouders (meesters, oversten) in mijn hart veracht? Heb ik over hunne gebreken gespot, en ze aan anderen verteld? Heb ik hen plomp en stout aangesproken ? Heb ik hun misschien zelfs schimpnamen gegeven? Hoe dikwijls? Heb ik voor hen gebeden? Heb ik afkeer of haat tegen hen gehad? Heb ik hun kwaad, de dood, enz. toege-
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
wenscht? Heb ik ze bedroefd of vergramd? Hoe dikwijls? Heb ik hun ongehoorzaam geweest, bijzonderlijk in gewichtige zaken? Heb ik met hunne vermaningen gelachen? Mij verzet tegen hunne straffen ?Heb ik hen misschien zelfs durven mishandelen? Hoe dikwijls?
Gebod. Heb ik mij zeiven schade toegebracht, aan de gezondheid, door onmatigheid, uitgelatenheid in het spel, gevaarlijke spelen, waaghalzerij in het klimmen op de boomen enz.? Misschien uit ijdelheid? Heb ik mij zeiven de dood toe-gewenscht? Waarom? Hoe dikwijls? Heb ik misschien gepeinsd of gezegd: Ik zal mij verdrinken, of doe mij zulke dood aan? Hoe dikwijls?
Heb ik gezondigd door hevige gramschap? Dikwijls? Heb ik anderen benijd ? Was ik gelukkig anderen kwalijk te zien varen? Heb ik ze overgedragen en beschuldigd om ze te doen straffen ? Hoe dikwijls? Heb ik haat tegen hen gedragen? hun kwaad gewenscht? gezocht hen te beschadigen? Aan hoe velen? Hoe dikwijls? Hoe lang? Heb ik ze beshimpt, geslagen? Heb ik oude, arme ofgebrekkelijke menschen bespot? Heb ik iemand in zijn leven of in zijne gezondheid benadeeld, door mishandelingen? Hoe dikwijls? Heb ik geene arme dieren moedwillig geplaagd? Heb ik niemand naar de ziel beschadigd, door ergernis (vreemde zonden)? Anderen tot zonde, bij voorbeeld, tot liegen, stelen, onbeschaamdheden aangezet? Hoe velen? Heb ik in tegenwoordigheid van anderen onzedige dingen gezegd, gezongen of gedaan? Heb ik stil gezwegen bij groote zonden mijner zusters, broeders of dienstboden, als ik er mijne ouders had moeten van verwittigen?
VI. era IX.Geftorf. Heb ik gaarne geluisterd, als er over onbetamelijke zaken gesproken werd? Heb ik er mede gelachen of zelf mede gesproken? Heb ik, alleen zijnde, over zulke zaken gaarne nagepeinsd ? Ze niet aanstonds uit den geest verdreven als ik het bemerkte? Heb ik den wil, de begeerte gehad, iets onzedelijks te zien of te doen? En aan zulke dingen vermaak genomen? Heb ik, gelijk Cham aan mij zeiven af aan anderen iets onbeschaamds aanzien of mij zoo laten zien? Bijzonderlijk bij het aan-en uitkleeden, baden of zwemmen? Heb ik mijn lichaam of het lichaam van anderen oneer-
207
l.EEItWIJZE
baar aangeraakt of laten aanraken ? Heb ik misschien eene andere groote zonde tegen de eerbaarheid bedreven? (Bij al deze vragen : voegt er bij : hoe dikwijls ? Of wanneer ben ik eerst met zulke zonden bekend geworden? Hoe langen tijd heb ik ze bedreven) ?
Vil.en X. yeftod.Heb ik gestolen ? Hoe dikwijls? Wat?l!eb ik aan mijne ouders geld, eetwaren enz. ontnomen ? Heb ik aan diefstallen deel genomen? Den wil of de begeerte gehad om te stelen ? Heb ik gestolen goed ontvangen ? bewaard ? Niet teruggegeven ? gevonden goed gehouden ? het met anderen gedeeld ?
Heb ik akkers, weiden, hoven, boomen, hagen, huizen enz. beschadigd? Hoe? Waarom ? Hoe dikwijls ? Heb ik (als herder of dienstbode) iets van mijne meesters laten bederven ? den arbeid verwaarloosd ?
VIII. gebod. Heb ik gelogen ? Is het liegen bij mij eene gewoonte ? Waarom lieg ik meestendeels? Sinds wanneer? Heb ik er schade mede veroorzaakt ? Heb ik de schijnheilige gespeeld, met mij voor godvruchtiger en braver uit te geven dan ik was ?
Heb ik de fauten en gebreken van anderen bekend gemaakt ? Waarom ? — Heb ik iemand aan zijne eer en goeden naam beschadigd ? Aan meer dan eenen ? Hoe dikwijls ? Heb ik anderen valschelijk fauten toegeschreven ? hunne fauten en gebreken vergroot? Waarom? Hoe dikwijls? Heb ik de fauten van anderen onderzocht ? Heb ik, zonder het met zekerheid te weten, kwaad van anderen uitgestrooid of voortgezegd ? slecht van hun gedacht, zonder dat ik er redenen toe had ? Heb ik twist en tweedracht veroorzaakt door mijn gezwets ?
Het eerste en tweede gebod der heilige Kerk, hebben wij overzien bij het derde der goddelijke geboden ; op het derde, ondervraagt u nu nog alleenlijk, of gij op verboden dagen vleesch gegeten hebt, hoe dikwijls en waarom ?
Rakenderfe hoofdzonden, onderzoekt u zeiven nog, of gij gezondigd hebt door hoovaardigheid (of gij u geroemd hebt, wegens afkomst, verstand, kleeding, schoonheid, rijkdom uwer ouders, — of gij anderen veracht hebt) ; door gulzig-
208
VOOR DE EEKSTE CO MM LM K. 209
hcid (bijzonderlijk in wijn, bier of zelfs sterke dranken te gebruiken) ; door gierigheid (met onmedoogend te zijn jegens de armen), traagheid (luiheid in het leeren, opstaan, werken).
Gij moet u ook, ten minste bij de groote zonden, bevragen nopens het getal, en nadenken : Hoe dikwijls heb ik dat gedaan ? Bij sommige groote zonden die gij maar zelden bedreven hebt, zult gij het getal gemakkelijk indachtig worden. Kunt gij het getal niet juist weten, tracht dan ten minste te weten hoe dikwijls de zonde omtrent geschied is. Bij zonden die gij langen tijd en uit gewoonte bedreven hebt, is het genoeg u te bevragen : Wanneer heb ik deze zonde beginnen te bedrijven? Hoe lang heb ik deze gewoonte gehad ? Hoe dikwijls heb ik het gedurende dezen tijd wekelijks of dagelijks gedaan ? Gij kuntu ook beschuldigen,als volgt: bij voorbeeld : sinds mijn negenste jaar tot over drie maanden heb ik dat... gedaan, ten minste alle dagen eens, dikwijls ook minder (te weten, na de biecht heb ik het altijd een of twee weken achtergelaten).
Ook moet gij bij de doodzonden nadenken nopens de omstandigheden ; te weten, zulke omstandigheden waardoor de zonde veel erger wordt, of te gelijk tegen verschillige geboden strijdt; bij voorbeeld indien gij iets gestolen had in de kerk; want dan zoudt gij niet alleen tegen het zevende, maar ook tegen het eerste gebod gezondigd hebben ; indien gij on-kuischheid bedreven hadt in tegenwoordigheid van anderen, bijzonderlijk onschuldige kinderen, die van zulke vuiligheden nog niets wisten ; dat zou niet alleen tegen het zesde, maar ook tegen het vijfde gebod zijn.
Wanneer gij aldus twee of drie geboden doorloopen hebt, verwekt dan een rechtzinnig berouw over de zonden waaraan gij u plichtig gevonden hebt; bidt den lieven Jesus om vergiffenis, en belooft hem van ze nooit meer te bedrijven.
Eindelijk, na alle geboden overzien te hebben, ondervraagt u zeiven ; welke is mijne grootste zonde ? Welke is degene, die ik het meest bedrijf? Welke is het die mij meest tot andere zonden verleidt ? (bij voorbeeld : de hoovaardig-
■
LEERWIJZE
heid leidt tot ongehoorzaamheid, twistzucht, nijd, gevloek, leugentaal, schijnheiligheid ; traagheid tot verzuimenis zijner gebeden, tot ongehoorzaamheid, tot het vergrammen van ouders en meesters, enz.; onkuischheid tot achterlaten des ge-beds, verstrooinissen, heiligschenderij, (omdat men dikwijls bekoord wordt om die zonde te verzwijgen) tot ergernis, enz. Wftlke moet ik dus bijzonderlijk in het vervolg bevechten ?
Ik kan dit punt niet verlaten, lieve kimleren, zonder u nog eens indachtig te maken, dat gij u toch allen moet trachten te gewennen, aan de schoone oefening, die ik u reeds vroeger heb aangeraden, en die bestaat in eiken avond op eene geestelijke wijze te biechten, dat is te zeggen, u zeiven te onderzoeken, hoe gij den dag overgebracht hebt. Weihoe ! gij reinigt wel alle dagen uwe handen, uw gezicht, ja zelfs uwe schoenen, — en wegens de reinheid, de zuiverheid uwer ziel zoudtgij min bekommerd zijn? 0, hoe gemakkelijk zoudt gij u eiken keer tot de heilige biecht kunnen voorbereiden, indien gij zorg droegt, van eiken avond uw geweten te onderzoeken ? Doet het dan, lieve kinderen, bid ik u, uitliefde tot uwen welbeminden Zaligmaker, Jesus Christus.
2. — Het berouw.
Het berouw is het allergewichtigste en noodzakelijkste punt, bij het ontvangen van het heilig Sakrament der biecht. Zonder berouw is het nu, noch ooit mogelijk vergiffenis te bekomen van de bedrevene zonden. Nooit of door niets kan het vervangen worden. Op het berouw moet gij dus bijzonderlijk acht geven. Wat is nu het berouw? Het berouw is een leedwezen der ziel en eene verfoeiing der bedrevene zonden. Het is een leedwezen, eene smart, het moet u pijn doen, leed zijn, dat gij gezondigd hebt. Nogtans is het geene smart des lichaams, maar wel integendeel, eene smart derate/; het is dus inwendig, in de ziel, in het hart, dat gij moet droef zijn! 't Is juist niet noodzakelijk dat gij deze smart gevoeld, tranen stort, gelijk b. v. bij de dood van vader of moeder; maar het is noodzakelijk (en daaraan kunt gij erkennen of gij berouw hebt), 't is noodzakelijk, zeg ik, dat gij de zonde verfoeit en er afkeer van hebt, gelijk van een venijnig dier
210
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
dat zich aan uw kleed zou gehecht hebben ; dat gij derhalve meer spijt hebt, van gezondigd te hebben, dan over alle aardsche kwalen; meer dan over eene harde bestraffing of beleediging;—en dat gij vast voornemens zijt, nooit meer (ten minste niet grootelijks) te zondigen.
Gij weet nog, dat het berouw 1° inwendig moet zijn. Hij die slechts met den mond eene akte van berouw afleest, gelijk zij in het kerkboek gedrukt staat, maar toch in zijn liarl de zonde niet haat en verfoeit—die heeft geen berouw.2° Het berouw moet algemeen zijn,dat is te zeggen : dat alle zonden,ten minste alle doodzonden u moeten leed zijn. Al wie zelfs maar eene'enkele doodzonde niet betreurt, die nog in eene enkele doodzonde vermaak schept, er nog altijd aankleeft en ze niet wil laten,—die heeft geen waar berouw, hem wordt niet eene enkele zonde vergeven. 3° Het berouw moet bovennatuurlijk zijn; dat is : de zonden moeten u leed zijn, niet om natuurlijke, tijdelijke beweegredenen, b. v. : omdat zij u schande op den hals gehaald hebben, omdat gij straf bekomen hebt van uwe ouders, omdat zij u zekere schade veroorzaakt hebben. Dan zou het maar een natuurlijk berouw zijn, en aan hem die er zulk een heeft, worden in 't geheel geene zonden vergeven. Neen, de zonden moeten u leed zijn, uit bovennatuurlijke beweegredenen, dat is te zeggen,uit beweegredenen, welke de goddelijke openbaring ons leert en het geloof ons voorhoudt; b. v. : omdat wij door de zonde God, onzen besten Vader vergramd hebben, zijne vriendschap, den hemel verloren, de hel verdiend hebben, enz.
Maar nu, lieve kinderen, komt de hoofdvraag : Wat moet men dan doen, om dit bovennatuurlijk berouw te bekomen, dat zoo volstrekt noodzakelijk en onmisbaar is tot de biecht?
Eerst vooral, moet gij God dringend bidden om zijne genade.
Oprecht berouw is alleen mogelijk door de genade Gods; zonder haar kunt gij zoo min bovennatuurlijk berouw hebben, als iemand zou kunnen zien, zonder oogen. Ja, de genade als een oprecht berouw, is een der grootste genaden, welke God ons verleenen kan. Docli alwie eene genade van God wil
211
LEERWIJZE
bekomen, moet ze Hem vragen door het gebed. Bidt dus van harte, bidt van nu af, dagelijks, om deze genade. Bijzonderlijk, lieve kinderen, woont godvruchtig de heilige Mis bij, gelijk ik u vroeger gezegd heb, en denkt aan alles, wat de lieve Jesus voor uwe zonden geleden heeft; want door de heilige Mis bekomen wij voornamelijk de genade van berouw en boetvaardigheid fot vergiffenis der zonden.
Doch het is niet genoeg, dat gij om berouw bidt, gelijk het niet genoeg is dat de akkerman bidt, om de veldvruchten wel te doen gelukken. De landman moet ook nog medewerken, en zoo moet gij ook met Cods genade medewerken, doen wat gij kunt, om een waar berouw te bekomen. Daarom moet gij te voren rijpelijk nadenken, overwegen, wat het geloof leert over de boosheid en de rampzalige gevolgen der zonden. Immers indien gij eens de zonden en hare straffen oprecht kent, dan zult gij ze van zelfs haten en verfoeien.
Eene gemakkelijke manier om u tot berouw op te wekken, ga ik u in 't kort aantoonen! 't Is de manier, van welke de heilige Carolus Borromeus zich bediend heeft, wanneer hij wilde te biechten gaan. Doet, evenals die heilige Bisschop, vier statiën :
1° Plaatst u eerst en vooral voor eene doodkist, die sedert eene maand in de aarde gestoken heeft. Verbeeldt u dat men de planken oplicht in uwe tegenwoordigheid : gij ziet daar een verrot lichaam afgeknaagd door millioenen wormen, zoo afschuwelijk dat gij het nauwelijks durft bezien. Ja ! lieve kinderen, dusdanig wordt de mensch, de koning der aarde, het edelste en voornaamste schepsel dezer wereld — een hoop modderachtig gebeente, het voedsel der wormen. En wat heeft hem zoo afschuwelijk gemaakt? De dood. En wie heeft de dood in de wereld gebracht? De zonde. Zonder haar had er geene dood bestaan; zij is 't, die het edel lichaam des menschen in dezen stinkenden modderhoop veranderd heeft; zij is 't die van de Engelen des Hemels op een oogenblik, hetverachtelijkste wangedrocht gemaakt heeft wat er bestaat— duivels. Denkt dus, lieve kinderen, wat de zonde moet zijn! Hoe afschuwelijk moet zij wezen mits zij zoo afschuwelijk
212
VOOR 1)E EERSTE COMMUNIE.
maakt, al wat door haar aangeraakt wordt! Er wordt verhaald, dat in de oude tijden, zeker gruwzame en barbaar-sche dwingeland, om zijnen vijand de schrikkelijkste pijnen te bereiden, denzelven levendig met een lijk had laten samenbinden. Ach, kinderen ! welke pijn ! welke foltering i Een rot en stinkend lijk, dag en nacht met zich moeten rondslepen ! En nogtans, oneindig verfoeilijker dan zulk lijk is de ziel, in staat van doodzonde. En zulke ziel hebt gij, zulke zonden hebt gij misschien lang — zeer lang in uw harfljedragen ! Gij hebt ze misschien nog in 't hart! Hoe moet het dus gesteld zijn voor Gods oogen ? Verschrikt u dat niet? En zoudt gij zulke zonden nog op nieuw willen bedrijven ? — Werpt nog eens eenen oogslag tusschen de planken van die doodkist. Hetzelfde zal ook eens van uw lichaam voortkomen . een walgelijk voedsel der wormen. En voor dit ellendig lichaam, om hetzelve eenige korte wellustigheden aan te doen : om deszelfs vuile begeerten en driften te voldoen, hebt gij gezondigd — hebt gij uwe onsterfelijke ziel vergeten en verwaarloosd — hebt gij ze aan den duivel overgeleverd ! —
2° Klimt met den geest opwaarts, ten hemd. Verbeeldt u, lieve kinderen, het schoonste en het verrukkendste dat er bestaat: eenen allerliefsten lusthof, met de prachtigste bloemen ; eene stad, zooals S' Jan schrijft, waar de straten van goud, de deuren van peerlen, de muren van fonkelende edelgesteenten zijn; — dit alles is tegenover de pracht en de heerlijkheid des hemels als een ellendig lampvlammetje tegenover de stralende zon. Verbeeldt u dan, dat een mensch alléén, op denzelfden oogenblik alle de vreugden en alle de vermaken geniete, welke al de menschen te zamen, Adam medebegrepen, ooit geproefd hebben ; — alle deze vreugden, zijn tegenover de vreugde en het geluk des hemels, als een druppeltje bij de onafmeetbare zee vergeleken. En ziet! alle deze heerlijkheid, alle deze vreugden heeft God voor elk van ons bestemd. Niemand, is zoo gering, zoo ellendig, dat God hem niet inlaten zou. Niets kan ons van dit geluk be-rooven,dan de zonde alleen. Maarook.eeneenkeledoodzonde... en alles is verloren ! Ach mijn God ! Wat moet de zonde zijn,
213
LEERWIJZE
dat zij ons die treffelijke goederen ontrooft! En gij, kinderen, gij hebt dat geweten, en toch hebt gij gezondigd ! Gij hebt geweten, toen gij dat geld staalt, toen gij die zonde van onkuischheidbedreeft,datgij den Hemel verloort—en nogtans hebt gij gezondigd. Voor een klein gewin, eenig geld, voor een vuil vermaak hebt gij uwen hemel verkocht. Toen Esaü, door honger geplaagd, t' huis kwam, toen verkocht hij voor eenen kruidkoek zijn eerstgeboorterecht, en al de voorname voorrechten die daarmee verbonden waren. Niet waar, dat hij dwaas en uitzinnig handelde? Daarom, zegt de heilige Schrift « huilde Esaü ook later met groot geschrei » als hij zijne dwaasheid herkende. Ach kinderen ! Gij hebt veel dwazer gehandeld ; gij hebt immers uwe hemelsche erfenis, die meer van waarde is dan de ganscheaarde, verkocht, voor veel minder dan een kruidkoek, voor een zondig vermaak, waarover gij thans schaamrood wordt. En indien God u had laten sterven, — dan was voor altijd —ja voor altijd de Hemel verloren ? Zou u dat geen spijt moeten doen ? En zoudt gij in het toekomende den Hemel voor zulke... of zulke zonde nog willen verliezen ?
3° Daalt nu met den geest in de hd neder en beschouwt de schrikkelijke tormenten, welke de verdoemden er lijden. Wanneer men zich maar hand of vinger verbrandt, dat doet reedf geweldig pijn ; ja, voor al het geld der wereld, zoudt gij zelfs uwen vinger nog geene uur lang in het vuur willen houden. Wanneer men ergens leest, dat er menschen levend verbrand geworden zijn, en men er over nadenkt, is men verschrikt over die vreeselijke smarten, en nogtans zijn deze maar kort geweest. De verdoemden lijden in een veel schrikkelijker vuur, oneindig gruwzamere pijnen, en hoe lang? Judas brandt reeds 1800 jaren — zonder een oogenblik rust of verkoeling — en als hij nog 1800 — ja 18,000 —en 18 millioenen jaren zal geleden hebben, — zal hij nog geen oogenblik rust genoten hebben ; — nooit zullen zijne pijnen eindigen ; — zijne smarten en kwellingen zullen in eeuwigheid duren ! O, dit gepeins is schromelijk, het zou iemand, indien hij het lang nadacht, bijna tot wanhoop voeren! En vraagt nu eens,lievekinderen! aan eenen verdoemden, wie hem
214
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
in deze vreeselijke pijnen gestort heeft? — 't Is God. Hoe? de barmhartige, de algoede God? — Ja ! hij zelf. — En dit waarom ? Om de zonde, misschien om eene enkele doodzonde. Ach ! lieve kinderen, wat moet de zonde dan toch iets afgrijselijks zijn ? daar wij niet eens kunnen begrijpen, hoe God, de liefderijkste en genadigste vader, daarvoor eene zoo schrikkelijke straf bestemd heeft. En gij, kinderen ? Hebt gij geene redenen om te vreezen, dat gij ook zulke zonden bedreven hebt? Peinst er wel op! indien gij daarin gestorven waart, dan zoudt gij nu ook in den vuurpoel begraven, verdoemd, verloren zijn — voor eeuwig ! Schrikt en beeft gij niet bij deze gedachte? Hebt gij niet den minsten afschrik van de zonde, die zulk jammerlijk lot veroorzaakt? En zult gij nog wel ooit zulke zonde bedrijven ? Neen, nooit meer ! Nog is het tijd ; o, belooft het vastelijk : liever sterven, dan nog eens eene doodzonde te bedrijven.
4° Komt nu met den geest op Kalvariënberg, en beschouwt Jesus aan het kruis. Hij lijdt zulke vreeselijke pijnen, dat, al was hij uw grootste vijand geweest, gij er medelijden zoudt mede gehad hebben. Beschouwt hem van het hoofd tot de voeten: — geen lidmaat zijns lichaams, dat niet is verscheurd geworden : er is geene gezonde plaats meer aan gansch zijnen persoon ! Zijn hoofd is doorsloken met scherpe doornen, zijn mond gekweld door brandenden dorst; zijne handen en voeten doorboord met nagels; zijne ziel is ook in droefheid en in de folteringen der dood gedompeld. Een wormpje kan zich nog inkrimpen,, wanneer het vertreden wordt, — doch Jesus kan zich niet eens meer beroeren aan het kruis. En wie is't die zoo vreeselijk mishandeld wordt? Is 't een misdadiger, een roover ? Indien hij zelfs de verachtelijkste aller misdadigers was, dan nog zoudt gij tot medelijden moeten bewogen zijn. Maar neen! hij is het reinste en heiligste wezen, dat er bestaat; hij is de Zoon van den almachtigen God. Hij zat in den hemel, op den troon zijner almacht verheven, en nu zucht hij, nu jammert hij in schromelijken doodangst, als in eene hel van smarten. En wie heeft hem zoo behandeld? De Joden. Vervloekt de Joden! Vervloekt zijn verrader, die hem ter dood geleverd heeft! Houdt op, lieve kinderen ! Gij hebt ongelijk. Niet de Joden zijn eigenlijk schuldig aan zijne dood, niet
213
216 LEERWIJZE
Judas, — want zij zouden hem niet het minste leed hebben kunnen toebrengen, indien hij 't niet gewild had. Neen, de zonde en de zonde alléén, is de oorzaak zijner dood geweest. Immers om onzer zonden wil, heeft God hem geslagen, heeft Jesus aan't kruis zijn bloed vergoten; 'twas om onze zonden uit te boeten, om ons aan de hel te onttrekken dat hij, in heilige, goddelijke liefde, zijn leven ten beste gegeven heeft. En gij hebt dat geweten, lieve kinderen ; gij hebt geweten, dat de zonde aan uwen Zaligmaker zulke vreeselijke smarten bereidt; dat gij hem met tfeesels slaat door ontucht, met doornen kroont door slechte gepeinzen, hem het kruis oplaadt door vloeken, enz.... en toch hebt gij de zonden bedreven. De Zaligmaker had u nogtans gebeden, zoo dringend door de stem des gewetens bezworen, dat gij hem die vreeselijke tormenten niet zoudet aandoen — en toch hebt gij het gedaan. Ach! lievje kinderen, aanschouwt hem aan het kruis hangende: hij ziet op u neder met zijne betraande en bebloedde oogen; hij vraagt u met droefheid, onder weemoedige verwijtingen : « Waarom hebt gij mij aldus mishandeld? Ik heb u zoo in- 1 nig en zoo vurig bemind; ik heb zoo oneindig veel voor u gedaan, en ach ! hoe hebt gij mij bedankt?
Ik heb eertijds kinderen gekend, die, wanneer men hun voor de eerste maal vertelde, hoe de wreede Joden Jesus mishandelden, de beeldender Joden op de statiën van den kruisweg wilden verbrijzelen, en zulks uit haat en gramschap tegen de beulen van den lieven Zaligmaker? Die kinderen wisten niet beter. Doch gij! gij weet, wie eigenlijk Jesus doen lijden heeft; de voorname beul van Jesus, is de zonde. Haat ze; verfoeit ze uit den grond uws harten ! Heden nog knielt voor het kruis neder, en smeekt uwen lijdenden Zaligmaker om medelijden met u; vervloekt uwe zonden en belooft hem nooit meer te vergrammen. Zegt hem : « O Jesus! nooit, neen nooit meer, zal ik u zulke smart bereiden! 't Is mij van harte leed, ualdus mishandeld, u zulke tormenten veroorzaakt te hebben ; liever zou ik mij zeiven aan het kruis willen laten nagelen, dan nog eens wetens en willens uw hart door eene doodzonde te bedroeven (d).
(1) Men verhaalt dat een oude pachter zijnen zoon, die soldaat was, in de stad wilde gaan bezoeken. Hij kwam laat in den avowd aan, en vernam
VOOR IIE EERSTE COJIMUNIE. ^17
En nu, lieve kinderen, zou ik uwe aandacht nog op een punt willen inroepen, te weten op het volkomen of volmaakt berouw Dit berouw is van de grootste aangelegenheid. Want heeft men eene doodzonde bedreven,en is men niet meer bekwaam om ze te biechten,dan kan men er vergiffenis van bekomen, zelfs zonder de biecht, door het volmaakt berouw met de begeerte en het vast voornemen van zoohaast mogelijk te biechten (1).
Wanneer hebt gij nu een volmaakt berouw ? — Gansch kort zeg ik het u : — als gij uwe zonden beweent om God, dat is te zeggen, als het u leed is, God, het opperste Goed, den oneindig grooten, heiligen, beminnenswaardigen, algoeden God, uwen besten Vader, uwen grootsten Weldoener, uwen Jiefderijksten Zaligmaker, enz. welken gij boven al bemint, vergramd te hebben, hem misnoegen,smart, enz. aangedaan te hebben —vervolgens, wanneer uw berouw uit eene volmaakte liefde tot God voortkomt.
Integendeel, indien gij droef zijl over de zonde omdat gij daardoor u eigen zeloeu zooveel schade toegebracht hebt: de
dat zijn zoon juist aan het buskruid-magazijn op schildwaclit stond. Hij liep er aanstonds naartoe, om hem le omhelzen. De zoon, die natuurlijk niet wist dat zijn vader komen zou^ riep ; wie daar ? en eisdite het orderwoord.De grijsaard die het niet kende, en zijnen zoon aangenaam zocht te verrassen, ging voorwaarts, zonder iets te vermoeden. De soldaat schoot, en velde den ouden man dood neder. Als men toegeloopen kwam, en de soldaat bij het aangebracht licht kon zien, dat hij zijnen eigen vader doodgeschoten had, werd liij krankzinnig van droefheid, on verloor het verstand. — Wij ook hebhen in blinde godvergetelheid onzen besten vader vermoord, Hem aan het kruis genageld. Wat zouden wij dan moeten gevoelen, hem aan het kruis ziende hangen, de misdaad die wij bedreven hebben erkennende ? —
(I) Over eenige jaren werd ik geroepen om eenen man le berechten die schielijk door eene bloedstorting getroffen was. Toen ik daar kwam, was hij leeds overleden. De zoon, een eerste-Communicanl verhaalde mij later, dat, terwijl de anderen rond het bed stonden te jammeren, hij gezwind een Crucifix van den muur had genomen, het den stervenden vader voorgehouden en hem vermaand had, om een volkomen berouw le verwekken met de begeerte van te biechten en de laatste sakramenlen te bekomen, en hem als dan de akte van volkomen berouw voorgelezen had,volgens den Catechismus. — Dit voorval was mij een nieuw bewijs, hoe gewichtig het is, de kinderen op dit punt wel opmerkzaam te maken.
LEERWIJZE, ENZ. 10
LEERWIJZE
onschuldigheid, Gods genadü, den hemel verloren, de hel verdiend hebt; dus, wanneer gij ze meest uit vrees verfoeit, omdat gij het verlies van Gods genade, de hel vreest—dan is uw berouw een onvolmaakt berouw. — Zoo was het berouw van den verloren zoon in 't begin onvolmaakt: — 't was hem leed,den vader beleedigd te hebben, mits hij daardoor in ellende gekomen was ; doch later werd zijn berouw een volmaakt berouw : hij was bedroefd, eenen zoo goeden en zoo liefderijken vader, zoo geweldig mishandeld te hebben. Zoo ook had Petrus een volmaakt berouw ; want het was hem leed, dat hij zijnen lieven, zijnen goeden meester welken hij zoo zeer beminde, beleedigd had.
Wat moet gij dus doen. Lieve kinderen, om een volmaakt berouw te bekomen ?
Vooral tracht God altijd boven alles te beminnen ;jvant het volmaakt berouw spruit voort uit de liefde tot God. Daarom, verwekt eiken morgen eene akte van geloof, van hoop en van liefde. Wanneer gij iets bekomt, dat u aangenaam is, denkt dan, hoe God oneindig goed is, die u zoo veel goede dingen schenkt. Denkt dikwijls aan het bitter lijden van Jesus, en hoezeer hij u bemind heeft. Dan zult gij niet lichtelijk in doodzonde vallen. En indien gij het ongeluk haddet, in eene doodzonde te vallen, dan zoudt gij er welhaast berouw over hebben. Denkt terstond aan zijne weldaden.... Aan de liefde van Jesus, aan zijn kruis en lijden, aan de ondankbaarheid welke gij hem betuigt! aan zijne gramschap, welke gij verwekt, aan de droefheid welke gij hem aandoet en maakt het vast voornemen het nooit meer te doen, en te biechten, zoohaast mogelijk.
En wanneer moet gij zulk volmaakt berouw verwekken ? Zoo dikwijls gij in eene doodzonde gevallen zijt. 't Is verschrikkelijk om zien, met welke lichtzinnigheid de menschen soms in zonde blijven voortleven. Nooit zijn zij zeker van hun leven ; op elk oogenblik kan de dood hen tretfen ; zij weten dat, indien zij in doodzonde sterven, zij eeuwig verdoemd zijn ! En echter leven zij dagen, weken, maanden, jaren lang in hunne doodzonden, alsof zij eenen verzekeringsbrief tegen de dood hadden. Ach ! lieve kinderen, volgt deze schrikke-
218
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 2'J9
lijke en verderfelijke dwaasheid niet; integendeel, hebt gij het ongeluk gehad, in eene doodzonde te vallen, verwekt er aanstonds een volmaakt berouw over. — Doet hetzelfde indien gij ooit in doodsgevaar verkeert, bij voorbeeld,met een rijtuig, op water, enz. opdat, indien gij misschien eene doodzonde op uw geweten haddet, God u die gewaardige te vergeven. Doch vermits gij niet weet, wanneer gij sterven zult, en in gedurig gevaar zijt van sterven, neemt daarom de loffelijke gewoonte aan, eiken avond, na het onderzoek des gewetens, een volmaakt berouw te verwekken.
3. — Ihi voornemen.
Het goed voornemen is de vaste wil, van leven te veranderen, zich te beteren en niet meer te zondigen. Ik heb niet noodig, lieve kinderen, u desaangaande veel te zeggen. Het goed voornemen is eigenlijk niet anders dan het berouw in betrekking op de toekomst. Gelijk gij door het berouw de be-drevene zonden verfoeit en wenscht ze nooit bedreven te hebben, — zoo verfoeit gij in het vast voornemen de zonden die gij in 't vervolg zoudt kunnen bedrijven en gij neemt een vast besluit, van ze niet meer te bedrijven. Wie derhalve een waar berouw heeft, die heeft ook een goed voornemen, üf, hoe zou iemand zijne zonde oprechtelijk kunnen verfoeien, en nogtans den wil behouden,ze in 't vervolg nog te bedrijven? Dus, vermits het voornemen zoo noodzakelijk met het berouw verbonden is, kunt gij juist aan uw voornemen zien, of uw berouw wel echt en waarachtig is. Ja, indien het u waarlijk leed is, God vergramd te hebben, dan zult gij :
1° Vast besloten hebben hem niet meer te vergrammen, geene zonden (ten minste doodzonden) meer te bedrijven. Gij weet welk verschrikkelijk kwaad de doodzonde is. Daarom moet gij bereid zijn, liever alles te verliezen, alles te lijden, en al viel het u nog zoo bezwaarlijk, al kostte het u nog zoo veel moeite, dan nog eene doodzonde te bedrijven. Doch er is geen twijfel aan, gij zoudt in die zonde hervallen, indien gij de naaste gelegenheid van zonde niet vlucht. Dus moet gij ook zeer vast voorgenomen hebben, de naaste gelegenheid der zon-
220 LEEKVVUZE
den te vluchten. Al wie dezen wil niet heeft, heeft ook geen rechtzinnig berouw noch voornemen, en hij bekomt geene vergiffenis.
Doch wat is dat voor iets : naaste gelegenheid ? De naaste gelegenheid is datgene, wat altijd of bijna altijd tot zonde (doodzonde) aanleidt. Bij voorbeeld, tot hiertoe zijt gij altijd tot zonden van onkuischheid verleid geworden, door eenen medeleerling, die u zeer lief is. Welnu ! de vertrouwelijke verkeering met dezen makker, is voor u de naaste gelegenheid tot die zonde welke ik niet durf noemen ; dien gezel moet gij vluchten. — « Maar, » zult gij zeggen : « ik verzeker u dat ik de zonde niet meer zal bedrijven ; ik kan echter nog wel met dien vriend gaan,zonder daarom te zondigen. «Neen, duizendmaal neen ; want gij zoudt zekerlijk in hetzelfde schelmstuk hervallen. Er is niets tegen in te brengen; gij moet vast besloten hebben,dezen omgang te mijden,anderszins is uw voornemen niet goed, uwe biecht is slecht en ongeldig. — Zoo dikwijls gij aan dit spel medegedaan hebt, hebt gij u tot twist, tot vloekwoorden enz., laten verleiden ; dit spel is voor u eene naaste gelegenheid : gi j moet dus niet alleen het voornemen maken, niet meer te vloeken maar ook in dit spel niet meer te deelen. Onderzoekt dus, lieve kinderen, wat u tot hiertoe tot groote zonden verleid heeft, wat voor u eene naaste gelegenheid geweest is, en neemt het vast besluit, dat in het vervolg te vluchten. Wat moeite zulks u ook moge kosten, gij moet er toe overgaan. Jesus Christus heeft het gezegd : « Indien uwe hand u ergert, houw ze af; » dat is te zeggen, indien u iets (een persoon, een spel, enz.) zoo lief is, als uwe eigene hand, doch voor u eene gelegenheid is, om in zonde te vallen, gij moet het vermijden, er u van ontmaken, — of gij zult in den hemel niet komen. Nogtans zijn er soms gelegenheden, die gij niet ontvluchten kunt, bij voorbeeld : den omgang met zusters en broeders ; vraagt dan in den biechtstoel, wat u te doen slaat, en maakt het vast voornemen, den raad des biechtvaders te volgen.
Het voornemen van ook de dagelijksche zonden te vluchten, is, wel is waar, niet volstrekt noodzakelijk tot geldigheid der biecht (wel te verstaan, wanneer men tegelijker tijd dood-
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 221
zonden en dagelijksche te biechten heeft) ; doch ik bid u dringend, lieve kinderen, maakt ook het vast voornemen, zelfs de dagelijksche zonden (vooral die, welke gij meest bedrijft) te vluchten, ze wetens en willens nooit meer te bedrijven. Want ook de dagelijksche zonde, gelijk ik u later breedvoeriger zal toonen, is eene beleediging jegens God en een groot kwaad, en al wie geen aandacht neemt op de dagelijksche zonden, zal ongetwijfeld ook in doodzonden vallen.
20Gij moet vast besloten hebben de nooA'x^cmiddelen tothe-iermsaan te wenden,te weten,hetgeen er voor u noodig is,om betere menschen te worden, uwe zonden en slechte gewoonte af te leggen. De biechtvader zal aan ieder in 't bijzonder zeggen, wat hij te doen heeft, en gij, van uwen kant moet den vasten wil hebben, te volbrengen hetgeen hij u voorschrijft. De biechtvader is de geneesheer uwer zielen. Evenals gij nu ziek zijnde, uit verlangen om gezond te worden, alle de voorschriften des doctoors stiptelijk onderhoudt, zoo moet gij ook het vast voornemen maken, van alles stiptelijk te vervullen, wat de geneesheer der zielen, u tot gezondmaking uwer ziel opleggen zal. Van nu af kunt gij een besluit maken, hoe gij q opzichtens twee voorname punten zult gedragen: het gebed en het. (gebruik der heilige Sakramenten. Beslist van nu af, welke gebeden gij verrichten zult 's morgens als gij opstaat; welke godvruchtige oefeningen gij gedurende den dag, en welke gebeden gij 's avonds voor het slapen gaan verrichten zult. Stelt vast hoe dikwijls 's jaars, gij na uwe eerste Communie zult biechten en communiceeren. Hierover zal ik u later nog meer zeggen. Dit is voor het oogenblik genoegzaam Ik raad u dus allen, indien het mogelijk is, alle maanden tot de heilige Communie te komen. Langer dan vier maanden mag niemand wachten. Indien gij niet oprecht weet waaraan u te houden, vraagt dan uwen biechtvader, hij zal u zeggen, welk voornemen gij desaangaande zoudt kunnen maken (i).
(1) Een arm schoolkind had bij zijne eerste Commuiiie dit vast voornemen gemaakt: Indien ik ooit het ongeluk heb, in eene doodzonde te vallen,zal ik nog denzelfden dagte biechten gaan. » Op zekeren dag had het wezenlijk het ongeluk van in eene doodzonde te vallen.Het was onstui-
LEERWIJZE
3° Gij moet eindelijk den vasten wil hebben om de voldoening of penitencie tevolbrengen en het ongelijkdat gij iemand aangedaan hebtte/imte//en ; dat is,de boetpleging te verrichten welke de biechtvader u oplegt en het ongelijk, dat gij door uwe zonden veroorzaakt hebt, te herstellen.
Om te toonen, lieve kinderen, dat uw voornemen rechtzinnig gemeend is, begint het van nu af, uit te voeren. Ik onderstel gaarne, dat gij u reeds eenige moeite gegeven hebt om de zonden (vooral de zonde van gew'oonte) en de naaste gelegenheden te vermijden. Doch van nu af, kunt gij ook reeds eenige werken van boetvaardigheid uitoefenen, bijvoorbeeld, met een weinig vroeger op te staan, knielende te bidden, u in .het eten eenigszins te versterven, u van sommige spelen en vermaken te onthouden, denkende: Ik wil dat doen als boet-pleging over mijnezonden, opdat God mij te vroeger vergiffenis en genade schenke. Bijzonderlijk zoudt gij reeds kunnen trachten een halven of zelfs heelen voormiddag nuchter te blijven; dan zal u dat later minder moeite kosten, op den dag uwer eerste Communie. Doch moet gij voornamelijk uit alle uwe krachten de schade trachten te herstellen, welke gij den evenmensch in zijne tijdelijke goederen toegebracht hebt, met hem de gestolen of gevonden voorwerpen terug te geven, enz.; — in zijne eer, met te bekennen dat gij gelogen hebt toen gij een ander lasterdet, en leugenachtig van hem kwaad spraakt; — naar de ziel, met voor diegenen te bidden, w-elke gij misschien tot zonden verleid hebt, en met hun te zeggen, indien het mogelijk is, dat zij zulks niet meer mogen doen, dat het zonde is. Ook hoop ik, dat gij allen, voor uwe generale bicht, uwe ouders om vergiffenis zult bidden ; zegt
mig weder en de priester woonde ver. Hel arm kind worstelde langen tijd tegen de natuurlijke traagheid en de honderde uitvluchten, welke men in zulke gevallen bij de hand heeft. Eindelijk bad hij een Wees gegroet, en ging biechten. Onderwege ontmoette-hij eene vrouw van kennis, en vertelde haar, met de blijdschap op het gelaat, wat hij kwam te doen. Gelukkig voor hem ; want 's anderendaags stond hij niet vroeg op. De moeder wilde hem wekken, doch vond h.im dood in't bed. Had hij nu zijn voornemen niet gehouden, ja zelfs zijne biecht maar eenen dag verschoven, hoe schrikkelijk zou hij 't niet hebben moeten boeten?
222
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
liun:« Lieve Vader, —Moeder! ik ben van zin te gaan biecli ten; daarom bid ik u, vergeeft mij al mijne ongehoorzaamheden; alle de fouten en beleedigingen, waardoor ik u verdriet heb aangedaan; ik beloof' dat ik voortaan een braaf en gehoorzaam kind zal worden.» Indien gij denkt,niet in staat te zijn om eene schade te herstellen, welke gij veroorzaakt hebt, omdat gij de gestolen zaak niet meer bezit, noch ycld hebt om ze tu vervangen of te betalen, vraagt dan in den biechtstoel, wat gij te doen hebt.
4. — De Biecht.
Wat de biecht is,weet gij allen, ja allen hebt gij u reeds ver-schillige keeren gebiecht. Gij herinnert u ook, dat de biecht moet volledig zijn, dat is te zeggen, dat gij alle de zonden, ten minste de doodzonden moet biechten, met hun getal en noodige omstandigheden. Zij moet rechtzinnig zijn ; dat wil zeggen; gij moet u zoo aanklagen, gelijk gij u voor God schuldig kent; gij moogt niet eene zonde verzwijgen die zou kunnen doodelijk zijn, noch ze verkleinen, noch ze bewimpelen, met aan den priester te doen verstaan dat de zaak zoo èrg niet geweest is. Gij moet u ook niet verschoonen met te zeggen : ik heb het wel gedaan, maar deze heeft er mij toe gedwongen. — Ook moet de biecht duidelijk zijn; zegt uwe zonden op de manier, dat de biechtvader kan weten wat gij bedoelt, de zonden met eigen naam noemende. Gij moogt niet eenvoudiglijk zeggen: Ik ben stout geweest, ik heb kwaa 1 gesproken. In dit geval zou de biechtvader niet weten, wat gij wilt zeggen ; welke slechte woorden gij gesproken, hebt, ofhet onzuivere, leugenachtige, eerroovende enz., waren.
Dit alles, lieve kinderen, kan ik in 't kort samenvatten en u zeggen: Nadat gij u geweten behoorlijk onderzocht hebt, verklaart dan uwe zonden zoo,gelijk gij ze bij botonderzoek zult gevonden hebben. Biecht volgens orde der tien geboden, gelijk ik het u getoond hebt, bij het onderzoek des gewetens. Vergeel ook niet het getal op te geven ; want alhoewel het zoo dikwijls gezegd wordt, blijven sommigen toch altijd biechten.
223
I.KKPVV JZE
zonder getal op te geven. Die zijne zonden op een briefje wil schrijven, mag het doen, — doch hij moet zich wel wachten ditbriefje aan iemand anders te laten lezen; bijzonderlijk opletten dat het in niemands handen valt,en het aanstonds na de biecht verbranden.
Opeen zeker punt, lieve kinderen, moet ik nogtans nog bijzonderlijk aandringen, om het u nauwkeuriger uit te leggen en het u diep in te prenten; gij zult toch niet, gelijk sommige kinderen, door valsche schaamte, uwe zonden verzwijgen, zeverkleinen of bewimpelen.
Niemand bekent gaarne zijne fouten, voornamelijk groote fouten, en in het bijzonder indien het fouten zijn die men bij hem niet vermoedt. Het gebeurt, dat kinderen, die voor het overig braaf zijn, wanneer zij in eene groote zonde gevallen zijn, deze niet willen bekennen, er in 't geheel niets van biechten, of wel ze trachten te verkleinen. Ach mijn God! hoe ongelukkig zijn die arme kinderen ! Voor het overig zijn zij zoo puntig, beschuldigen zich van de minste fouten, geven zich moeite om oprecht braaf te zijn, zich gerust te stellen, enz.;— en dat alles helpt hun niets; zoolang zij niet alles rechtzinnig biechten, is er voor hen geene vergiffenis. Lieve kinderen! misschien is er ook wel iemand hier onder u, die tot hiertoe zonden verzwegen heeft. Ach! ik ben er zeker van : nu hebt gij den vasten wil, zulks nooit meer te doen, maar wel alles openhartig te bekennen ; gij weet immers, dat gij anderszins geene vergiffenis kunt bekomen ; integendeel gij bedrijft eene nieuwe zonde, eene schromelijke zonde, gij doet eene onwaardige Communie, en gij trekt de vreeselijkste straffen van God op u ! Doch, alhoewel gij nu ook vast van wil zijl, zal u de duivel op nieuw komen bekoren, hij zal om zoo te zeggen, u op nieuw den mond zoeken te sluiten; en daarom is 't, dat ik u op voorhand op zijne listen en influisteringen opmerkzaam wil maken,opdat,indien hij u bekoorde, gij in stjat zoudt zijn, om hem aanstonds te verjagen.
Eerstvooral zal de duivel u inblazen ; « Deze zonde is te groot; die kunt gij niet zeggen,— gij zoudt u te zeer moeten schamen. » Lieve kinderen ! gelooft den bedrieger niet. Toen gij de zonde bedreven hebt, heeft hij u ingeblazen, dat gij ze
224
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
maar stoutelijk zoudt doen ; dat het zoo groot kwaad niet was, dat het niets was ; en nu gij die zoudt moeten biechten, zoekt hijzetevergrooten en ze afgrijselijk te maken. Misschien is het volstrekt geene groote zonde, is het slechts eene kleinigheid.
Men vindt kinderen, die zich inbeelden dat iels doodzonde is, en liet dan niet biechten, en 't is mogelijk, dat het zelfs iets onbeduidend is. (Maar gij zijt toch verplicht er u van te beschuldigen, juist hierom, terwijl gij twijfelt, of gelooft dat het eene groote zonde is.). En dan, lieve kinderen, al was het oprecht eene zeer groote zonde; gij hebt u toch niet geschaamd om ze te bedrijven, waarom u schamen om ze te zeggen? (jij hebt bij voorbeeld onkuische woorden in tegenwoordigheid van anderen gesproken ; nu is er geene verplichting, dezelfde woorden le herhalen, neen, gij moet alleenlijk zeggen; Vader, ik beschuldig mij, ontuchtige woorden gesproken te hebben. Welnu ! Is dat eene zoo groote schaamte? Neon. Eene schande is het, de zonde te doen, eene eer, ze rechtzinnig te belijden.
« En wat zal de biechtvader van mij denken ? Hij zal zeer verwonderd staan van't geen ik hem zal zeggen.»—Liefkind, gewoonlijk zal hij volstrekt niets over u denken. Immers de biechtvader kent alle de menschen niet, die zich in den biechtstoel aanbieden, en al kende hij u, zal hij na uwe biecht op niets meer denken. Gij begrijpt immers wel, dat hij, die zooveel honderde biechten te hooren heeft, niet kan onthouden wat ieder afzonderlijk gebiecht heeft. Is er een gedacht dat hem bezig houdt, dan is het ongetwijfeld dit : « O God dank, dat kind heeft zich rechtzinnig gebiecht, met het hart in de hand ! 't lleeft hem veel moeite gekost; doch het heeft zich zeiven overwonnen; dit kind heeft ongetwijfeld een rechtzinnig berouw ; hot heeft zeker vergiftenis zijnerzonden bekomen, en zal ook waardig Gommuniceeren ! » En ik zeg u, dat hij nog meer achting en liefde voor u zal hebben dan vroeger.
« Doch de biechtvader zal mij bekijven. » Neen, mijn kind ! Prijzen za! hij u wel niet over uwe zonden ; hij moet u de gesteltenis uwer ziel voor oogen houden, u de boosheid uwer zonden aantoonen ; maar wanneer hij ziet, dat gij beta.
22S
LEERWIJZE
quot;wogen en droef zijt, zal hij u troosten, zal hij u vriendelijk lt;•0 lieftallig toespreken; maar u bekijven, bespotten, bele?di-gen, versmaden ? Neen, dat zal hij in geen geval doen.
« Nogtans vrees ik die zonde te biechten, omdat zij misschien zou kunnen openbaar worden, en aan anderen bekend geraken. » O lief kind ! hoe bedriegt gij u! Wanneer gij uwe zonde biecht, 't is juist dan dat zij verborgen blijft, en wilt gij ze verzwijgen, dan wordt zij openbaar bekend. Als gij ze biecht, aan wie zegt gij ze dan? Aan den biechtvader. Welnu, denkt gij dat hi j er iets van zou durven voortzeggen ? De biechtvader mag niet het minste uit de biecht spreken, al kon hij er aan honderde menschen het leven doorredden.
Indien iemand hem kwam biechten ; dat hij eenen waterput vergiftigd had, — de biechtvader zou de menschen niet mogen waarschuwen, dat zij er niet meer mogen van drinken. Het is voorgevallen, dat de broeder eens priesters val-scbelijk beschuldigd werd, eenen koopman vermoord te hebben en vervolgens ter dood veroordeeld werd. Een paar dagen voor de uitvoering van het doodsvonnis, kwam de moordenaar des koopmans tot den priester, en beschuldigde zich van de moord. Denkt eens ! lieve kinderen, wat er in 'thart van dien priestermoest omgaan! Klaagde hij den moordenaar aan, dan was zijn broeder gered, hij zou vrijkomen. Doch uit de biecht mocht hij niet spreken, en twee dagen later stierf zijn broeder op het schavot, men kapte hem het hoofd af. De echte moordenaar heeft dit latertijd zelf verhaald, anders zou het nooit iemand geweten hebben. Zoo ook heeft de heilige Joannes Nepomucenes liever de marteldood ondergaan, dan het geheim der biecht bekend te maken. Ja, lieve kinderen ! zoo streng moet de biechtvader zwijgen. Neen, zelfs met u niet, indien hij zich later met u alleen bevond buiten den biechtstoel, zou hij mogen spreken, over hetgeen dat gij gebiecht hebt. Al wat gij in den biechtsteol gezegd hebt, is alsof gij het in een graf gezegd hadt; zoo min als een doode, zegt de biechtvader iets voort; wal gij hem zegt, is vergeten, verbolgen voor eeuwig. Integendeel, indien gij uwe zonden niet biechtte, dan zouden zij openbaar worden — op den jongsten dag zouden zij bekend w-orden aan Engelen
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
en menschen. Ja, kinderen ! uwe ouders, broeders en zusters, gezellen, enz., allen zouden weten dat gij die zonde bedreven — en ze in den biechtstoel verzwegen hebt. Wel hoe ! zullen zij uitroepen : dat kind dat zoo braaf scheen, heeft zulke dingen gedaan ? Wie zou dat ooit gedacht hebben? Welkschan-dig, welk schijnheilig kind ? 0 mijn God ! welke zou alsdan uwe schaamte zijn? Eene kleine beschaming voor den biechtvader zoudt gij willen vermijden, om voor de geheele wereld met schande bedekt te worden ! zoudt gij dat willen ?
En nu, lieve kinderen, overdenkt welk groot onderscheid er beslaat,tusschen een kind dat zijne zonden rechtzinnig biecht, en een, dat zelfs maar eene enkele doodzonde verzwijgt. Hel rechtzinnig en openhartig kind wordt zuiver gewasschen van zijne zonden ; het stapt uit den biechtstoel zoo vroolijk en ligt, alsof er een pletterend gewicht van zijn hart genomen ware ;Gods vrede woont in zijne ziel, en 's anderendaags ontvangt het waardiglijk, heiliglijk, blijmoedig zijn goddelijken Zaligmaker. Het kind, dat niet rechtzinnig is, doet eene schijnheilige biecht; het verlaat den biechtstoel niet eene nieuwe zonde, eene zware zonde op het geweten, en wordt daarbij door de hevigste knagingen gemarteld ; het nadert onwaardiglijk totde heilige Tafel; het leefde in angst en gewetenspijn, het sterft in wanhoop ; het wordt tot schande aan engelen en menschen, en het zal zijn schelmstuk in de eeuwige tormenten moeten boeten (i) ! Aan welk van beiden wilt gij gelijken ?
In Holland was er een man, die eene schandige zonde tegen de eerbaarheid bedreven had, en zich schaamde deze te biechten. Zijn geweten ontrustte hem geweldig; hij zocht het te stillen in vermaken en Wellustigheden ; maar tevergeefs ; daarna wilde hij den vrede terugvinden in werken van boetvaardigneid, met vasten, enz. ; door liefdadige werken, aalmoezen, enz. maar ook tevergeefs. Eindelijk om zich van deze geweldige knaging des gewetens te ontmaken, besloot hij, zich het leven te benemen. Ondertusschen leidde de
(1) Roept de aar,dacht in op het ongeluk, van deu jongeling die, na op Ueiligschende manier gebiecht en gecommuniceerd te hebben, zich in zijne kamer ophiog.
227
LLLIt WIJZE
i^ot'dc (iod hem bijeenen braven priester; deze merkte weid ra dat de ongelukkige iets op het liart had, en ondervroeg hem zoo ver, dat de ellendige bekende, dat hij voornemens was zich zeiven om het leven te brengen, omdat hij beschaamd was zich te biechten en nu de verwijten zijns gewetens niet meer kon uitstaan. De priester troostte hem,en noemde hem ver-schillige zonden, onder andere ook die,welke de man bedreven had, « Ja, die is t', » riep de ongelukkige luidop ; « die is 't, welke mij zoo geweldig knaagt ». — « Welnu », antwoordde de priester, « nu hebt gij ze mij reeds gezegd; nu zuil gij u zekerlijk niet meer schamen, die te biechten. » — En iuderdaadde arme zondaar biechtte ze, en was naderhand zoo gelukkig, zoo blij, dat hij er God zijn leven lang niet genoeg kon over bedanken.
Lieve kinderen! Tracht ook dit geluk te vinden. Biecht u met groote rechtzinnigheid. Is er iets dat u drukt, dat u in angst brengt, handelt dan op deze manier ; liiecht eerst de zonden welke gij sedert uwe laatste biecht bedreven hebt, en zegt daarna tol den priester ; Nu zou ik eene biecht willen spreken over mijn geheel leven. Sedert dat jaar.... heb ik slechte biechten gesproken. Ik heb deze zonde... verzwegen. Gij zult het ondervinden, als dat gezegd is dan gaat het overige zoo veel te gemakkelijker. Misschien weet gij niet wel op welke manier die zondeuit te di'ukken?zegt dan ; « Eerw, biechtvader ! ik heb eene zonde (tegen.... dit gebod) en ik weet niet hoe ze te noemen ». De biechtvader zal u in dat geval ondervragen, en dan hebt gij hem maar rechtzinnig te antwoorden.
Twijfelt gij ergens over, ol het wel zonde is, doet juist op dezelfde manier, en zegt: « Vader, ik heb iets, waar van ik niet oprecht weet of het wel zonde is ».
Biecht dus, lieve kinderen, met alle rechtzinnigheid, en gij zult het ondervinden ; Gods vrede zal in uwe ziel nederdalen. Weestook zonderde minste vrees. Indien gij den vasten wil hebt, rechtzinnig te biechten, en er valt u na de biecht in, dat gij deze.... zonde vergeten hebt, vreest daarom niet dat uwe biecht slecht zou geweest zijn. Hetgeen gij vergeten hebt, zult gij dan biechten 's zaterdags voor uwe
12^8
VOOK DE EERSTE COMMUNIE. 2i!9
eerste Communie. Ja, indien gij zelfs dan nog iets vergeet, dat u eerst invallen zou op den dag zei ven uwer eerste Communie (ten ware dat gij met zekerheid wist, dat het eene doodzonde is, welke gij te voren nooit wel -gebiecht hebt) moogt gij nogtans gerust te Communie gaan. Daarenboven had er nog iemand een gegrond achterdenken, zou hij mij 's zondags 's morgens nog kunnen spreken in den biechtstoel, voor de Communie ; of, indien zulks niet wel meer mogelijk is, mij ter zijde roepen in de Sacristij om te zeggen wat hem ongerust maakt.
5. — De voldoening.
Door voldoening, verstaat men in het heilig Sakrament van boetvaardigheid, gelijk gij het geleerd hebt, het volbrengen der pemtencie, die door den biechtvader opgelegd is, waarom ? tot wat einde wordt deze penitencie opgelegd ? 1° ïquot;olt; uitboeting der tijdelijke zondestraffen, 2° tol beter nis van ons leven (opdat wij daardoor, tegen het hervallen in onze oude zonden bewaard en in veiligheid zouden gesteld worden tegen nieuwe zonden; verder om er ons door op te wekken tot een godvruchtiger, deugdzamer leven, bij voorbeeld, tot versterving, gebed, onderzoek des gewetens, enz.) Ik zegde vooreerst; tot uitboeting der tijdelijke zondestraffen. Hoe zoo? Zijn er dan, nadat wij het heilig Sakrament van boetvaardigheid waardig ontvangen hebben, nog straffen te boeten ? Wel is waar, door het waardig ontvangen der heilige absolutie, is de zonde u vergeven geworden, alsmede de eeuwige straffen der hel, welke gij door uwe doodzonden verdiend jhad. Jlaar van den anderen kant, scheldt God u niet alle tijdelijke straffen kwijt (die maar een tijd duren). God is barmhartig ; daarom vergeeft hij aan den zondaar zijne zonden, en de schrikkelijke, eeuwige straffen der hel ; maar God is ook terzelfdertijd rechtvaardig, en daarom wil hij, dat zij, die na het doopsel zoo lichtvaardig en zoo groo-telijks gezondigd hebben, er ook eene straf voor onderstaan. En hoe goed is het, dat onze Heer het op die manier gesteld heeft ? De menschen zijn maar al te boosaardig ; zij
LEERWIJZE
maken schier niels uit de zonde, omdat zij welen, dat zij door liet Sakrament van boetvaardigheid op nieuw vergiffenis hunner zonden kunnen bekomen. Doch tot welke zonden zouden zij niet overgaan, indien zij dezevergiffenis, zonder de minste straf of penitencie bekwamen! God handelt hier als een wijze en voorzichtige vader. Deze schenkt met liefde vergiffenis aan zijn kind, als het gemist heeft; hij toont op nieuw zijne tee-dere genegenheid voor zijn kind, maar hij legt niettemin eene straf op, opdat het kind beter zou begrijpen, hoezeer het misdaan heeft, en in 't vervolg heter op zich zeiven lette. Welnu, deze tijdelijke straf moeten wij boeten ; wij moeten ze,om zoo te zeggen, betalen met werken van boetvaardigheid te verrichten. Zulks kan geschieden, met de penitencie te volbrengen, welke de biechtvader ons oplegt ; dan ook met vrijwillige verstervingen te doen, welke wij ons zeiven opleggen ; en eindelijk met ons verduldig te onderwerpen aan de boetplegin-gen welke God ons oplegt; dat is te zeggen: wanneer wij met verduldigheid verdragen, als straffen voor onze zonden, de beproevingen welke God ons toezendt, zooals : ziekten, armoede, droefheden, enz.
Door deze werken van boetvaardigheid, moeten wij voldoen ; dat is te zeggen dat wij zooveel boetplegingen moeten doen, totdat het genoeg is, voldoende is, om de tijdelijke straffen, die wij door de zonden op ons getrokken hebben, uit te boeten. En voldoen wij in deze wereld niet, dan zullen wij in de andere wereld, in het vagevuur moeten lijden, totdat wij alle tijdelijke straffen uitgeboet hebben.
Doch, lieve kinderen, hoeveel tijdelijke straffen hebben wij dan wel door onze zonden verdiend en na de biecht nog uit teboeten?Nauwkeuriglijk kan u dat niemand zeggen ; nogtans zult gij er u een gedacht kunnen van maken, als ik u zal gezegd hebben welke boeten in de eerste eeuwen der heilige Kerk aan de zondaars opgelegd werden,om voor de tijdelijke straffen te voldoen welkezij verdiend hadden. Ik zal u slechts twee voorbeelden aanhalen : Hij die door onvoorzichtigheid den Naam Gods misbruikt had, om te zweeren,moest zeven dagen te water en te brood vasten; deed hij zulks voorde tweede of de derde maal, vijftien dagen ! hij die in de kerk onder de
230
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 231
heilige Mis praatte, —tien dagen ; die zijne ouders mislian-delde, moest drie jaar lang, boetvaardigheid doen. Een kind, dat met zich zeiven alleen zijnde, oneerbaarheid bedreven had, moest vijftien dagen vasten ; was het boven de vijftien jaren, honderd dagen. Al wie eene kleinigheid stal, moest voor de eerste of tweede maal, een jaar lang boeten, enz.
Bedenkt er u over, lieve kinderen ! Hoe menigmaal hebt gij zulke en dergelijke zonden niet bedreven ! Iloevele tijdelijke straffen zoudt gij dus moeten uitboeten? Indien gij dat overdenkt, zult gij lichtelijk begrijpen dat de penitencie, welke de biechtvader u gewoonlijk oplegt, in verre na niet toereikende is, om de tijdelijke straffen uwer zonden uit te boeten. Opdat gij dus in het ander leven, in het vagevuur niet veel zoudt te lijden hebben, wat zult gij doen?
1° De penitencie die u door den biechtvader is opgelegd, zult gij gewillig, stiptelijk en ieverig volbrengen. — gelijk het ook uwe plicht is: want met ze achter te laten, zoudt gij zondigen. Gij zoudt zelfs nog meer kunnen doen: gij zoudt zelfs den biechtvader kunnen bidden (naar In t voorbeeld van sommige christenen) u eene grootere penitencie te willen voorschrijven. De werken van boetvaardigheid welke de biechtvader ons oplegt, hebben immers meer waarde voor de oogen van God, dan alle de andere.
2quot; Gij zult u zeiven vrijwillige werken van boetvaardigheid opleggen, met bij voorbeeld, vroeger op te staan, iets minder te eten, bijzonderlijk op de vrijdagen ; u eenige vermaken te ontzeggen, eenige gebeden le verrichten, de heilige Mis godvruchtig bij te wonen, en andere goede werken te verrichten.
3° Met volle geduld en onderwerping de beproevingen lijden, welke God over u laat komen; zooals bij voorbeeld: smarten, ziekten, armoede, vervolgingen, enz., denkende: Helaas! ik heb honderdmaal meer verdiend voor mijne zonden; ik heb liever nu hier te lijden, dan in de andere wereld, in 't vagevuur.
4° Gij moet trachten aflaten te winnen : 't is een gemakkelijk middel voor u om voor de tijdelijke straffen te betalen en u misschien de langdurige straften des vagevuurs te sparen.
2.)2 LEEliWUZE
Velen van u, lieve kinderen, kennen het vertelsel van dat kind, dat bij heeten zomerdag met zijnen vader langs het veld ging en het hoefijzer weigerde op te rapen dat zij onderweg vonden, omdat het kind te lastig vond, zich te moeten bukken. De vader raapte het alsdan op, verkocht het in een naburig dorp, en om dat geld kocht hij kersen. Terwijl zij hunnen weg vervoorderden en de brandende hitte der zon bij den zoon geweldigen dorst veroorzaakte, liet de vader, die vooruitging, eene kers op den grond vallen. — Aanstonds bukte de zoon zich, om ze op te rapen; korts daarna de tweede, — en zoo voort, totdat hij ze allen opgeraapt had. Dan keerde de vader zich om en zegde: « Mijn zoon! hoe weinig begrip hebt gij getoond? Iladt gij u eens willen bukken om het hoefijzer op te rapen,dan hadt gij u niet honderdmaal moeten bukken naar de kersen. » Lieve kinderen, evenals dat kind, handelen sommige menschen, die geene werken van boetvaardigheid willen verrichten ; zij zullen het zich later geweldig beklagen. Hadden zij hier boetvaardigheid gedaan dan waren zij door lichte en gemakkelijke verstervingen van hunne straffen ontslagen geweest, en zouden zich daarbij nog verdiensten en loon verworven hebben in den hemel; doch in het vagevuur zullen zij veel geweldiger en langduriger te lijden hebben, zonder er verdiensten of loon van te hebben. Handelt zoo dwazelijk niet, maar oefent gewillig werken van boetvaardigheid, zooals ik het u kom aan-te raden.
Hoe gij de schade en het ongelijk aan den evenmensch toegebracht, moet herstellen, en welke middelen tot beternis gij moet aanwenden, heb ik u reeds gezegd ; zoo ook (en later zal ik er u nog over spreken), — zal ik u onder andere zeggen, wat gij te doen hebt, om de genade te bewaren welke gij in het heilig Sakrament der biecht ontvangt: alsmede de genade welke gij zoo wonderbaar in de heilige Communie gekregen en vermeerderd hebt, en om eens het kleed der zuiverheid onbevlekt voor Gods troon te brengen. Voor hel oogen-l)lik,heb ik alleen een wensch uit te drukken,dat is, u stipte-lijk te zien volgen, wat ik u nopens de generale biecht gezegd heb, opdat gij er zegenrijke vruchten door zoudt bekomen.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
233
en tot de Tafel des Heeren zoudt naderen, met eene zuiverheid, eene reinheid, eene heiligheid waardig van den God welken gij gaat ontvangen.
VOOR DE KINDEREN TIJDENS DE VERTREK (RETRET)-WEEK.
Lieve Kinderen!
De laatste week voor uwe eerste Communie is gekomen ; nog eenige dagen en gij zult den vurig verlangde, denschoon-sten en aangenaamsten dag uws levens zien aanbreken. Ook zijn deze laatste dagfin van de grootste aangelegenheid. Tijdens deze dagen, zult gij door de generale biecht met God ten volle verzoend zijn; gij gaat om zoo te zeggen, de rekening van geheel uw leven sluiten, om een nieuw leven te beginnen. O ! lieve kinderen! hoeveel hangt van deze biecht,— van deze uwe eerste Communie af! Voor velen de eeuwige zaligheid of de eeuwige verdoemenis!
Gij weet, lieve kinderen, hoe zeer ik u bemin,hoe zeer uwe voorbereiding tot deze biecht en heilige Communie mij aan het hart ligt; ja, ik heb het u reeds gezegd, dat ik daarover voor Gods rechterstoel eens strenge rekening zal moeten afleggen.
Om dus alles voor u te doen, wat in mijne macht is, zal ik u deze week dagelijks hier in de kerk vergaderen, en dan met ueenige waarheden overwegen, die meest geschikt zijn, om uwe harten met haat jegens de zonde te vervullen, u waardig tot de generale biecht te bereiden, en in u het vast
(1) Deze onderwijzingen moeten zooveel mogelijk in de kerk geschieden. Vooraf zal meniederen keer, door een gemeenzaam gebed, den heiligen Geest aanroepen. Na de onderwijzing zullen de kinderen in stilte en knielende, nadenken over de onderwijzing, berouw verwekken, voornemens maken, enz. Daarna kan de catechiseerder luidop een gebed voorlezen, dat toepasselijk is aan den inhoud der onderw ijzing; ook eene litanie een tientje van den rozenkrans, enz. te zamen met de eerste Communicanten opzeggen.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
voornemen op te wekken, nooit die genade welke God u mededeelen zal, meer te zullen verliezen, en van nu af een godvruchtig, rein en God toegewijd leven te leiden. Daarom bid ik u aanhoudend, neemt wel aandacht op de woorden die ik tot u zal spreken; overweegt ze naderhand nog, terwijl gij hier in stilte zult bidden in de kerk, denkt er ook t' huis nog rijpelijk aan. Verder, moet gij tijdens deze week, zooals ik u reeds gezegd heb, stiller, meer ingetogen zijn dan ooit, on-noodig gepraat vermijden, meer bidden, enz. Dan zult gij menige gelegenheid hebben om te herpeinzen, op hetgeen ik u hier ga zeggen. Vandaag zullen wij beginnen met het laatsteeinde, of de bestemming van den mensch.
I. — s Menschen bestemming.
Laat ons eerst vooral den heiligen Geest aanroepen, door een vurig gebed, dat hij mij en u zijn licht en zijne genade schenke; aan mij, opdat ik u behoorlijk zou künnen toespreken en uw hart raken; aan u, opdat gij alles wat ik u zeggen zal, goed zoudt verstaan en er nut zoudt uittrekken, tot zaligheid uwer zielen.
Welke is uwe bestemming, lieve kinderen?Waartoe zijtgij op aarde? Gij weet het al lang: de catechismus heeft het u geleerd: ik ben op aarde, om God te kennen, hem te beminnen, hem te dienen, en daardoor na mijne dood in den hemel te komen. Gij zijt hier niet, evenals de dieren, om eeni-gen tijd lang op deze wereld te leven, te werken, te eten, te drinken en daarna te sterven; gij zijt hier ook niet uitsluite-lijk om allerhande kennissen te bekomen, het land wel te bewerken, treffelijke werklieden te worden, geld te verdienen, met anderen de plezieren en de vermaken bij te wonen. Neen, gij hebt eene redelijke, eene onsterfelijke ziel; gij zijl geschapen voor een eeuwig leven, om de eeuwige zaligheid te bereiken en in den hemel te komen; dat is tezeggen, om er eene heerlijkheid en zaligheid te bekomen, zoo groot, zoo oneindig schoon en verrukkend, dat de heilige Schrift zegt: « Geen oog heeft het gezien, geen oor heeft het gehoord, noch het is ooit in 's menschen hart gekomen, » dat is te zeggen ; al het schoonste dat een mensch ooit ergens gezien heeft, het
23o
LEERWIJZE
liefelijkste dat 's menschen oor wel ooit gehoord heeft, de zoetste vreugde welke ooit een hart, ja zelfs alle harten der menschen gevoeld hebben, is niets, tegenovergesteld aan de heerlijkheid en het geluk, dat gij in den hemel genieten zult. En hoelang zal dit geluk wel duren? Zal het misschien één jaar zijn? 0, voor één volle jaar geluk, zou men wel zijn leven lang mogen arbeiden en zwoegen, het zou de moeite wel waard zijn; of honderd? — of duizend jaren? Neen, dit geluk zal zonder einde, eeuwig duren. Wat is zij dus schoon en glorierijk, lieve kinderen, de bestemming tot welke God u geroepen heeft?
Doch wat moet gij doen, om dit doel te bereiken ? God beminnen en hem dienen , zijnen wil volbrengen, zijne geboden onderhouden. Immers: « geen oog heeft het gezien,enz.» zegt de Apostel, « wat God bereid heeft voor degenen die hem beminnen, » en zij alleen zullen in den hemel komen, die den wil van den hemelschen Vader volbrengen. Maar om God te kunnen beminnen en zijnen wil te volbrengen, wat is daartoe noodzakelijk? Vooreerst moet gij God kennen; want indien gij niets van God kendet, hoe zoudt gij hem kunnen beminnen? Indien gij zijne geboden niet kendet, hoe zoudt gij ze onderhouden? Dus uwe bestemming, tot welke God u geschapen heeft,is: hem te kennen, te beminnen, te dienen, en daardoor in den hemel te komen.
Om u daartoe gemakkelijker te laten komen, heeft God nog vele andere schepsels voortgebracht: planten, dieren, de zon, enz., alle deze zullen er u toe helpen, om uwen God te leeren kennen,enz. Het onafmeetbaar hemelsgewelf, de schitterende zon, het ontelbaar sterrenheer, waarvan de kleinste nog grooter zijn dan onze geheele aardbol, — zullen u zeggen, hoe oneindig groot God is, die ze met een enkel woord geschapen heeft; zij zullen u opwekken, om ook dien God, wien de zon en de sterren des hemels gehoorzamen, getrouwelijk te dienen. De liefelijke bloemen, de schoone watervallen, het blijde gezang der vogelen, de verrukkende kleurpracht, de betooverende schoonheid der muziek,enz.,— alles zal u God verkondigen, hoe oneindig schoon en glorierijk uw üod is ; hij, van wiens schoonheid dit alles slechts
236
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
eene flauwe schaduw is; ja, alles wekt u op om dien schoo-nen, dien verrukkenden God, van liarte te beminnen. De appelboom met zijne smakelijke vruchten ; het korenveld met zijn stroom van wiegelende aren ; do ontelbare dieren, die ons zoo nuttig, ja, noodzakelijk zijn.... allen schijnen u toe te roepen : « Ziet, hoe goed uw God is; dat alles heeft hij voor u geschapen, omdat hij u bemint, om u blijdschap aan te doen,u gelukkig te maken; o! bemint hem dan ook rechtzinnig, den goeden f.od, en gehoorzaamt aan zijne stem.
Gij ziet het dus, lieve kinderen, deze zoo groote en prachtige wereld heeft God geschapen, om u te helpen, hem te kennen, te beminnen, te dienen en zoo in den hemel te komen. Verder heeft hij u, met hetzelfde inzicht, een hemel-schen geest, een heiligen Engel tot beschermer en bewaarder aangewezen. Maar hij heeft nog veel meer gedaan: toen het gansche menschdomfen dus gij ook) in zonde was en den hemel verloren [had, is zijn eeniggeboren Zoon uit den hemel nedergedaald, heeft de gedaante van eenen slaaf aangenomen, onuitsprekelijke pijnen geleden, en is aan het kruis onder vreeselijke tormenten gestorven. Hij heeft de heilige Kerk gesticht; de heilige Sakramenten ingesteld; doet u zijn heilig woord verkondigen, verleent u dagelijks ontelbare gratiën,— en wil nu zelf in uw hart komen! En dat alles heeft hij gedaan, opdat gij uwe bestemming zoudt kunnen bereiken: God kennen, hem beminnen, hem dienen en zoo in den hemel komen, of, gelijk men nog zegt, om uwe ziel zalig te maken. Welke oneindige waarde moet uwe zied dus hebben, vermits (Jod zooveel Jvoor haar doet! Daar Gods Zoon uit den hemel nederdaalt en de schromelijkste pijnen lijdt, om ze te redden! Daar hij zijn bloed en zijn leven opoffert, om ze in den hemel te brengen. Hoe belangrijk moet het dan niet zijn dat uwe ziel zalig worde !
Ja, lieve kinderen, dit eenige is hierbeneden noodzakelijk, dat gij God dienet, in den hemel kornet en zoo uwe ziel zalig maket. Al wat gij tot dit einde doet heeft groote, heeft oneindige waarde voor God en voor de eeuwigheid. Het minste gebed, het geringste werk..., dat gij uit liefde tot God verricht, zal u een prachtigen,een eeuwigen loon verwerven.
237
LEERWIJZE
En indien gij dit eenige wel bezorgt: God dient, uwe ziel zalig maakt, — o, dan zijt gij gelukkig, al waret gij anderszins arm, ellendig, veracht, ziek, enz.; want gij hebt het eenig noodzakelijke gedaan, gij zijt zalig voor eeuwig. Maar verzuimt gij dit eenige, verwaarloost gij God te dienen, — dan helpt u al het overige niets. E'ke uur waarin gij God niet dient is verloren ; elk werk dat gij niet uit liefde tot God verricht,is verloren ; voor de eeuwige zaligheid nutteloos, gelijk het kaartenhuisje door een kind opgebouwd, dat het minste geblaas omwerpt. Ook kunt gij anderszins doen al wat gij wilt, rijkdommen verzamelen, bij duizendenen millioenen, bevallig zijn en wellustig leven, uitgezochte spijzen eten, alle vermakelijkheden bijwonen, welke de mensch kan uitdenken; gij kunt dag en nacht arbeiden ; kennissen bezitten meer dan de verstandigsten der wereld; indien gij God niet dient, uwe ziel niet zalig maakt, dit helpt u niets; gij hebt het eenig noodzakelijk verwaarloosd, gij hebt uwe ziel, uwe eenige ziel verloren, alles verloren — gij zijt ongelukkig, verdoemd, voor eeuwig.
Om dat nog beter te begrijpen, lieve kinderen, denkt eens aan de heilige Martelaars, bij voorbeeld, den heiligen Lauren-tius; hij heeft op aarde veel, zeer veel moeten lijden; hij is eene vreeselijke dood gestorven ; hij werd levend op eenen ijzeren rooster gebraden.Zegt nu zeiven eens, waarin hebben alle die pijnen hem benadeeld? Zij duurden ten-hoogste eenige uren — en nu geniet hij daarvoor sedert meer dan 1600 jaren eene onuitsprekelijke vreugde en heerlijkheid en zal ze genieten zonder einde — eeuwig. Indien God verzocht, dat gij ook, gelijk de heilige Laurentius, de marteldood ondergingt, ofwel gedurende uw gansch leven, twintig, vijftig, honderd jaren lang dCjgeweldigste smarten moest lijden; zoudt gij het niet met liefde en gewillig moeten doen? Wat is immers tijdelijk lijden, tegenover de hemelsche vreugde? Wat zijn honderd jaren bij de eeuwigheid vergeleken? De eeuwige zaligheid des hemels zou wel waard zijn, dat men tot den laatsten dag des oordeels alle pijnen verduurde! En inderdaad,^ndien een verdoemde nog eens op de wereld kon komen, hij zou gaarne alle bedenkelijke pijnen willen
238
VOOR DE EEUSTE COMMUNIE.
lijden, kon hij er maar in den hemel mede komen. Doch God vraagt zooveel van u niet, lieve kinderen, hij verlangt alleenlijk, dat gij zijne geboden getrouwelijk zoudt volbrengen ; het gering lijden dat hij u oplegt, verduldig zoudt verdragen, en daarvoor wil hij u den eeuwigen loon geven in den hemel ! Zult gij dat niet willen doen? Dc arbeid is gering en kort — de loon zoo oneindig groot en eeuwig. O, denkt eens, als uwe sterfuur daar is, a! waart gij nog zoo arm, zoo ellendig, zoo veracht geweest indien gij lt;quot;.od maar trouw gediend hebt; welke schade kan u dat toebrengen? Gij hebt heteenige noodwendige gedaan... gij hebt God gediend en uwe ziel zalig gemaakt, en ziet! de eeuwige poorten der schitterende hemelszalen openen zich voor u, en gij zijt zalig—eeuwig zalig. O! hoe zult gij u dan verheugen, God gediend te hebben! de zonden vermeden, zijn heiligen wil getrouwelijk vervuld te hebben!
Integendeel, lieve kinderen ! denkt eens rijpelijk, indienjgij die eenige noodzakelijke zaak verwaarloosd hadt, wat zou er van-u geworden? Een vader zendt zijn kind naar de naburige stad, om er eene gewichtige zaak te verrichten. Het kind, in plaats van zijne boodschap te doen, zwerft in de stad^rond, blijft aan de winkels staan zien, en het geld dat moest voor 'thuishouden besteed worden, wordt versnoept aan lekkernij, aan speelgoed, enz. 's Avonds t' huis komende, heeft het niets aangekocht, het geld verkwist. Hoe zal het bij vader afloopen,? Ongetwijfeld zal liet zware strafontvangen. Nu dan, ziet, lieve kinderen, de goede God, uw hemelsche Vader heeft u hier op aarde gezonden, en u eene gewichtige taak opgelegd, te weten ; God te kennen, enz., — of met een woord, uwe ziel zalig te maken. Hij heeft u geld medegegeven, te weten de krachten van ziel en lichaam, verstand, vrije wil, uwe tijdelijke goederen en zoovele gratiën,om den hemel in te koopen. Indien gij nu uw leven op aarde doorbrengt, met geld in te zamelen, u te vermaken, enz.,en daarbij dezaligheid uwer ziel verwaarloost; dan gelijkt gij aan dit onverstandig, lichtzinnig kind; gij verspeelt uw kostbaar geld, dat is: de edele krachten van ziel en lichaam, de genaden, den prijs van het duurbaar bloed van Christus,—aan zaken die niet beter zijn, dan
239
LEERWIJZE
snoeperijen en speeltuig. — En als de avond zal gekomen zijn — de uur des doods — en gij voor uwen goddelijken Vader moet rekenschap afleggen ; wee, wee! hoe zal het met u afloopen? Wat zal het u helpen al hebt gij nog zooveel in boeken geleerd? al zijt gij nog zoo rijk en aanzienlijk, al hebt gij alle plezieren genoten ; wat zal u dat baten? Alles is voorbij gelijk rook. Koning Lysimachus, door zijne vijanden achtervolgd,kwam op eene plaats,waargeen water te vinden was. Daar hij schrikkelijken dorst leed, gaf hij zich gevangen aan zijne vijanden en stond zijn rijk af, voor eenen dronk water. Als hij nu zijnen dorst gelaafd had, riep hij jammerend uit; « Acli! hoe kort was het genot, waar ik mij zeiven met mijn rijk om verkocht heb! « 0 ! hoeveel ellendiger zult gij u als dan voelen !Gij hebt u zelvon, uwe ziel, uwe zoo kostbare ziel, uw hemclsch rijk verkocht, voor een ellendig vermaak, dat voorbijgegaan is als damp — en nu komt de vreeselijke lange eeuwigheid 1 Gij hebt het eenige noodzakelijke verzuimd ! — nu is alles verloren. Dat kind, waar ik zoo even van sprak,kon men desnoods nog naar dé stad terugzenden,en ander geld toevertrouwen; — maar gij, gij kunt geene tweede maal op de wereld terugkomen, gij heht geene tweede ziel. Gij hebt uwe eenige ziel verloren — alles verloren. Ja, zoo groot de zaligheid van zulken zal zijn,die God trouweiijk gediend hebben,zoo groot zullen ookuwe pijnen en smarten zijn, gij zijt verloren, verdoemd voor eeuwig! Daarom heeft de Zaligmaker dit streng en indrukwekkend woord gesproken : « Wat baat het den mensch, dat hij de gansche wereld wint, doch schade lijdt aan zijne ziel: of welk losgeld zal de mensch voor zijne ziel geven? »
Ja, lieve kinderen, ik herhaal het nog eens : Eene zaak is noodzakelijk ; God dienen, uwe ziel zaligmaken, verwaarloost gij dat —wat baat al het overige? Gelukt gij in die eenige zaak, — wat kan u al het overige hinderen ?
Bevraagt nu u zeiven eens : hoe hebt gij u hierin lot heden gedragen? Er kwam eens een oude bedelaar tot eenen priester en vroeg hem eene aalmoes. De priester vroeg hem, hoe oud hij was ? « Dertig jaren, » antwoordde de bedelaar. « Hoe? » hernam de priester « gij moet ten minste zestig of zeventig
240
VOOR DE ERRSTE COMMUNIE.
jaren oud zijn, » « 't Is zoo, » antwoordde de bedelaar,« doch dertig of veertig jaren mijns levens, heb ik God niet gediend, niet voor den hemel geleefd — dezen tijd reken ik niet, hij was verloren. » — Lieve kinderen ! indien men aldus bij u wilde rekenen, hoe oud zoudt gij nu zijn ? Van de dagen, weken, maanden, jaren, welke God u tot hiertoe verleend heeft, hoeveel hebt gij er aan den dienst van God besteed ? Is het bij u altijd de hoofdzaak, uw grootste verlangen geweest. God te beminnen ? Hebt gij eiken dag met het gebed begonnen en geeindigd ? Hebt gij bij alle uwe werken, uwe bezigheden, het inzicht gehad. God te behagen en zijnen heiligen ■wil te vervullen ? Of hebt gij daarin langen tijd geleefd, zonder zelfs wel eens oprecht aan God te denken ? Is bij u niets anders de hoofdzaak geweest, waar gij meest uwe gedachten op steldel? Eten, drinken, spelen, schoone kleederen, of misschien wereldsche en ten slottenogzondige dingen?Lievekinderen ! Indien God u thans liet sterven, en rekening afeischte, hoe gij tot hiertoe uwe ziel, uw lichaam, uwen tijd, de menigvuldige gratiën besteed hebt, welke hi j u gegeven heeft, wat zoudt gij er van denken ? 0 ! dankt, ja dankt God, dat hij ii nog niet heeft, laten sterven, dat hij u nog ti jd gegeven heeft, om den hemel te kunnen verdienen. Vraagt hem vergiffenis hem tot hiertoe zoo weinig gediend te hebben.
Doch laat ons eens zien, hoe zuil yij het in 't vervolg aanleggen? Zult gij nog zoo lichtzinnig blijven voortleven? Uwe ziel, den dienst van God verwaarloozen ! Een turksche Keizer had twee zonen, die op zekeren dag een streng gebod huns vaders overtreden hadden, zoodanig, dat de vader in uiterste gramschap beval ze beiden ter dood te brengen. Nogtans een zijner ministers bemerkende, dat, indien hij ze beiden ter dood liet brengen, hij geen opvolger meer zou hebben, om naar zijne dood den troon te beklimmen ; — stemde hi j eindelijk toe, dat een der beide zonen mocht blijven leven. Maar welke ? In een zijner eetzalen, deed hij twee tafels opdekken ; op eene dezer schitterde de prachtige Keizerskroon met het overig gewaad van Keizer, en op de andere een ijzeren ketingen de bijl des beuls. Dan liet hij zijne zonen komen, en met de teerlingen werpen. Hij die won, bekwam de
LËERW IJ/.K, EXZ. )1
242 LEERWIJZE
keizerlijke kroon en werd zijn opvolger — deze die verloor, moest aanstonds ter dood gebracht worden. Was dat niet een vreeselijk spel ? Lieve kinderen! uw leven is een soort van spel, dat nog veel vreeselijker is. Wint gij? — Zoo wacht u de eeuwige kroon; verliest gij ? — Zoo dreigt u niet alleenlijk de bijl des beuls, maar de eeuwige pijn der hel. Doch neen ; het is geen spel ; gij hebt de keus ; gij moogt zelf beslissen ; eeuwige vreugde — of eeuwige pijnen ? En vergeet het niet, gij zijt geenen oogenblik zeker, gij moogt geen oo-genblik uitstellen; want indien God den draad uws levens afsnijdt, — zal uw lot zijn, hetgeen gij zult gekozen hebben. Hebt gij God wel gediend — de eeuwige kroon ; — hebt gij God niet gediend — het eeuwige vuur. En misschien eerdat er één jaar zal verloopen zijn, is voor sommigen van u de teerling gevallen — voor eeuwig. 0 kinderen, lieve kinderen ! Doordringt eene heilzame vrees het merg uwer beenderen niet? Voelt gij niet in uwe harten, den vasten en onwe-derroepelijken wil, van God te dienen en uwe ziel zalig te maken, kost wat kost?
Welaan dan,lieve kinderen ! knielt dus neder; bidt en belooft rechtzinnig en plechtig aan uwen goddelijken Zaligmaker te handelen als volgt:«Mijn Heer en mijnGod! ik beken met vrees en angst, dal ik u tot hiertoe nalatig of volstrekt niet gediend heb; dat ik mijne ziel aan het ijselijk gevaar der eeuwige verdoemenis blootgesteld heb,en betreurhet uitliet diepste mijner ziel.Ik dank u hartelijk, dat gij tot nu toe met mij geduld gehad hebt; dat gij mij nog niet hebt laten sterven.Van nu af, o mijn God,heb ik vast besloten, voor u alléén te leven, u trouw en ijverigte dienen. Eiken dag zal ik beginnen met het gebed, met het goed voornemenen de meening van alles u op te dragen en voor u te doen. ik zal werken, strijden, lijden, wat gij wilt, gelijk gij het wilt, om u te dienen en uwen heiligen wil te volbrengen. Bekoort mij de aanlokkelijkheid der zonde, komt de traagheid en lauwheid mij aanvallen, dan zal ik uwe woorden gedachtig zijn: « Wat baat het den mensch dat hijdegansche wereld wint, dochschadelijdt aan zijneziel?» Ik wil mijne ziel redden, koste wat kost. — En nu, o Heer, bid ik u nog om iets; Indien gij voorzaagt, dat ik eens ophouden zou u te
VOOR DE EEKSTE COMMUNIE. 243
dienen, dat ik in zware zonden zou vallen en den hemel verliezen, als ik langer in leven bleef, o zoo bid ik u dringend, laat mij liever aanstonds na mijne eerste Communie sterven, alvorens ik ééne doodzonde bedrijf. Want U wil ik dienen ; voor U leven, voor U sterven, aan U zijn in eeuwigheid. Amen.
2. — De Doodzonde.
De laatste keer hebt gij gehoord, lieve kinderen, dat gij geschapen zijt om God te dienen en in den hemel te komen, om uwe ziel z^ligte maken. Er is slechts ééne zaak die u van dit doel aftrekken, uwe ziel verdoemen en u den hemel ontroo-ven kan : de doodzonde. Over deze zullen wij vandaag handelen. Zooals gij weet, bedrijft men eene doodzonde met de geboden van God of van de heilige Kerk te overtreden in eene gewichtige zaak (bij voorbeeld iemand die eenen valschen eed doet, die God lastert,zijne ouders grootelijks vergramt,zich in onzuivere gepeinzen ophoudt, of vuile woorden spreekt, on-kuische werken bedrijft),wel te verstaan wetens en willensldat is: die dat weet, often minste zou kunnen en moeten weten, dat het eene groote zonde is, bij voorbeeld : in onzuivere gepeinzen toestemmen en vermaak scheppen of slechts nalatig zijn om ze te verdrijven.) l)e doodzonde is het grootste kwaad dat er op aarde bestaat; het grootste ongeluk waarin men hier beneden kan vallen, en om er u eenen grooten afkeer van in te boezemen zal ik u vandaag toonen, hoe boos en strafwaardig de doodzonde is (i).
1. Waarin bestaal de boosheid der doodzonde?
A) De doodzonde is eene zware beleediying van God onzen upperslen Meester. Hij die doodelijk zondigt, overtreedt Gods gebod. Hij weet dat God hem zegt: gij moogt niet stelen,
(I) Indien men aan een kind dat een edelgesteente, een diamant verloren heelt, zegde, dat dit erger is, dan dat alle de appelen van de markt, al ue koeken in de bakkerij bedorven waren, liet zou zulks noch begrijpen,nocli willen gelooven. Zoo ook willen menige Christenen niet gelooven, dat eene enkele doodzonde (welke ons van de heiligmakende gratie heroolt;erger U, dan hel verlies aller lijdelijke goederen, ja zells des levens.
244 LEERWIJZE
geene onkuischheid bedrijven, enz.; en de zondaar doet het niettemin. Hij weet dat God zulks niet hebben wil ; dat God hem daarvoor met eeuwige straffen bedreigt, en doet het toch. Aan de eene zijde staat God, en belooft hem de eeuwige zaligheid — aan de andere de duivel en belooft hem eene ellendige, zondige wellustigheid, eenige guldens, en de zondaar veracht God — en gehoorzaamt aan den duivel! Als zegde hij tot God : Ik weet dat gij dit (onkuischheid, vloekwoorden) verbiedt, ik weet dat ik u vergram, ja, ik weet dat gij mij eeuwig kunt straffen; maar ik geef niets om u, ik gehoorzaam u niet, ik geef niets om uwen hemel, niets om uwe hel; ik doe wat ik wil. Lieve kinderen! Welke schrikkelijke smaad! En wien brengt den zondaar dezen smaad toe, wien beschimpt hij aldus?'t Is de almachtige God, die met één enkel woord hemel en aarde uit den niet getrokken heeft, die de sterren des hemels bestiert op hunne loopbaan, voor wien de gansche aardeals een zandkorreltje is,de onstuimige Oceaan als een dauwdruppel, de duizende millioenen menschen als een hoop mieren die langs de aarde kruipen; voor wien de edelste engelen uit eerbied beven,en met verhuld aanschijn aanbiddend neervallen. En wie doet God dezen smaad aan ? Een mensch, een ellendige mensch, door God geschapen, welken God gansch in zijne handen heeft, welken hij op eiken oogenblik kan straffen, vernietigen, in de hel storten !—Deze heeft de stoutmoedigheid, onder Gods oogen, in zijne heilige tegenwoordigheid, hem de gehoorzaamheid te weigeren, hem in 't gezicht te beschimpen. Indien een soldaat aldus met zijn generaal deed, hij werd aanstonds door den kop geschoten; indien een onderzaat aldus met zijn koning handelde, geene straf zou hard genoeg zijn voor den misdadigen ! Doch wat verdient een mensch, die aldus met zijnen God handelt, tegenover wien alle vorsten der aarde als stofjes zijn in vergelijking bij denganschen aardbol? Begrijpt gij nu, lieve kinderen, wat gij gedaan, wat gij verdiend hebt door de zonde?
By De doodzonde is eene schandige ondankbaarheid jegens God, onzen besten Vader. God is onze Vader, en welke Vader? Aan uw eigen vader, hier op aarde hebt gij veel te danken.
VOOR UE EERSTE COMMUNIE. 243
hij doet veel voor u : hij werkt, hij slaaft voor u ; doch wat is dat in vergelijkcnis der weldaden, die gij aan uwen hemel-schen Vader te danken hebt?
Hoeveel menschen leven in bitteren nood; hoe veel sterven er de bittere dood des hongers? Voor u heeft God gezorgd, gij hebt dagelijks voedsel in overvloed. Hoe ongelukkig K fen arme blinde? — hij ziet niets van de schoone aarde, v.m de kleurpracht, van het lenteveld,van den schitterenden sterrenhemel,ziet nooit het aanschijn van anderen, die hem lief zijn, hij leeftin eeuwigen nacht en duisternis! Hoe ongelukkig een stomme, een lamme, enz.? Gij hebt. God lof! gezonde oogen, tong, ledematen ; dagelijks geeft God ze u om zoo te zeggen op nieuw, enz. — Wat zal ik u zeggen nopens de weldaden welke God aan uwe ziel bewezen heeft, en nog dagelijks bewijst? Van de ontelbare gratiën, welke hij u sr.henkt? Zou ik u moeten herinneren, hoe hij zelfs zijnen eeniggeboren Zoon niet gespaard, maar hem voor u overgeleverd heeft aan de bloedige kruisdood.y En dit alles deed en doet God, zonder er het minste voordeel uit te trekken voor zich zeiven, hij doet het uit zuivere liefde tot u, arme kinderen ! zegt mij dan zelf: welke dankbaarheid zijt gij hem daarvoor schuldig?Hoe bedankt een man, die waarlijk arm is, als men hein een paar ellendige guldens geeft? Hoe dankbaar zoudl gij zijn, indien gij blind geboren waart, en er iemand zoogoed, zoo behendig was, om u het licht der oogen terug te bezorgen? Zelfs de dieren zijn dankbaar ! Hoe zoekt de hond niet zijne dankbaarheid te betuigen, voor het voedsel dat zijn meester hem toereikt? Ja, meer dan een heeft, om zijnen meester te verdedigen; het leven verloren; meer dan een is, na zijns meesters dood, van deszelfs graf niet willen weggaan, heeft geen voedsel meer willen gebruiken, en is van verdriet op het graf zijns meesters gestorven. Welken dank zou dan de mensch aan God, den besten der meesters moeten bewijzen?
Doch! de mensch die de doodzonde bedrijft, dankt God niet, hij bespot en vergramt hem, ja, hij gebruikt de weldaden welke zijn hemelsche Vader hem gegeven heeft, om hem te tergen. De oogen, welke God hem gaf, gebruikt hij tot oneerbare en verwaande oogslagen ; de tong tot vuilen klap, tot
LEEUWIJZE
vloeken en zweren, enz, In de heilige Schrift staat er; « Het oog dat zijn vader veracht... zal door de raven uitgepikt, door de jongskens der arenden gevreten worden. » Wat verdient een zondaar, die de oogen, de tong welke God hem gegeven heeft, gebruikt om hem te bespotten! Wat hebt gij dus verdiend?
Vcihi eldt u een vader, die een eenig kind heeft; hij werkt er voor, doet er alle goed aan, dat maar eenigszins mogelijk is; als zijn kind ziek is,bezorgt hij't, zelfs met gevaar voor zijn eigen leven. Het kind geneest, en in plaats van dankbaar te zijn, is het ongehoorzaam, bejegent den vader met grove, barsche woorden, enz. Zegt eens, welke pijn voor den vader, zulk ondankbaarheid te moeten onderstaan van wege zijn kind, dat hij zoo zeer bemint? Moet het niet oneindig meer pijn doen aan God, dat gij, die hij bemint als de appel zijns oogs, voor wie hij zoo oneindig veel gedaan heeft, hem belee-digt en in 't aanschijn besp it? — Lieve kinderen! Indien gij uwe ouders zoozeer vergramd had, dat zij over u moesten weenen en zeggen: « Nooit had ik hel kunnen denken, dat mijn kind mij aldus zou behandeld hebben? » Zoudt gij er niet droef en treurig om zijn ? En het zou u niet leed doen dat gij uwen hemelschen Vader zooveel verdriet aangedaan hebt (I)?
C) Dedood/.onde is eme vloekwaardige trouweloosheid jegens Jesus-Christus onzen liefderijksten Zaligmaker. Trouweloos is hij, die zijne belofte niet houdt. Zoo is het reeds schande, zijn woord niet te houden opzichtens een gewonen mensch ; zoo ook desoldaat,die zijn woord aan den koning gegeven heeft
(I) Ja, hij die de doodzonde bedrijft,beleedigt God juisl omdat hij barmhartig, (angmoedig is. Of zoudt gij, bij vooi beeld, eene doodzonde durven bedrijven, indien gij met zekerheid wist, dat u aanstonds daarna, de hand zou afgekapt worden ? Zekerlijk neen ! Nog veel minder zoudt gij er durven bedrijven, indien gij vast overtuigd waart, van onmiddellijk daarna in de hel te zullen vallen. Welnu, wat geeft u, ni^t de zekerheid, maar de hoop,dat gij nietaaustonds sterven zult? 't Is de gedachte dat God gewoonlijk den zondaar niet op hetzelfde oogenblik straft; dat hij naderhaud nog vergiffenis schonk aan een groot getal; dus omdat hij langmoedig en barmhar-lig is. Zoodat gij de zonde bedrijft met zulke lichtvaardigheid en zooonbe-■jreesd, omdat God zoogoed, zoo toegevend,zoo barmhartig is.
246
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 247
en het niet houdt,wordt vooreerloos aangezien en duchtig gestraft; nog grooter is de trouweloosheid, wanneer iemand de belofte breekt, welke hij zijnen grootsten weldoener,den redder zijns levens gedaan had. Uw goddelijke Zaligmaker, lieve kinderen, is uw koning, hij is een machtige monark, heilig, groot, zonder weerga; hij is ook uw grootste weldoener, hij heeft u vrijgekocht van de slavernij des duivels, van liet eeuwig verderf, en daarbi j heeft hij zijn eigen leven onder de gruwzaamste tormenten ten beste gegeven. Wat zoudt gij al niet doen voor iemand die u uit het vuur zou gered heb-ben? Ja, indien Jesus uw leven gevraagd had, gij zoudt het hem gewillig moeten opofferen.' Doch zoo veel verlangt hij van u niet; gij moet hem maar beminnen, zijne geboden onderhouden — en hij belooft u daarvoor nog eenen oneindig rijken loon. En gij hebt het hem ook plechtig beloofd in het heilig Doopsel en naderhand meermaals, bijzonderlijk bij elke biecht. Doch hebt gij deze, uwe plechtige belofte gehouden? uwe belofte aan uwen koning, uwen weldoener, uwen verlosser van dood en hel? Lieve kinderen! zoo dikwijls als gij eene doodzonde bedreven hebt, hebt gij uwe belofte gebroken. Ja, wat meer is : gelijk Judas hebt gij uwen Zaligmaker verraden ; gij hebt, gelijk de apostel Paulus zegt ■« De Zoon Gods op nieuw bespot en gekruisigd! »
Gij zijt ingenomen tegen de Joden, die Jesus zoo zeer mishandeld hebben, doch uwe eigene misdaad is op zekere manier nog grooter. De Joden wisten niet, geloofden niet dat Jesus de Zoon Gods was; anderszins zouden zij volgens de getuigenis van den heiligen Paulus, den Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben; gij integendeel gelooft het, gij hebt geweten hoe zeer hij u bemind heeft; gij hebt geweten, dat de zonde hem zoo schrikkelijk bedroeft,en echter hebt gij gezondigd. Verbeeld u, lieve kinderen, dat Jesus op dit oogenblik zichlbaaraan u verschijnt ;Hoe bleek is zijn gelaat,ganse,h met bloed overgoten, de doornen kroon perst zijn hoofd,zijn geheel lichaam is gansch ontvleeschd; en hij aanschouwt u zoo weemoedig, maar toch zoo liefderijk, en zegt u : « Mijn kind, zie hoe vreeselijk ik geleden heb! Daarvan draagt gij de schuld; door uwe slechte gepeinzen, door uwen hoogmoed hebt gij
I.KKKWUZK
mijn hoofd met doornen gekroond ; door uwe oakuischheid hebt gij mij gegeeseld,enz. Waarom behandelt gij mij aldus? Ik heb u zoozeer bemind, mijn leven voor u ten beste gegeven; en gij vergeldt mij aldus? »Ach ! lieve kinderen ! hoe zou alsdan uw hart overloopeu van liefde, van smart en berouw, daar gij uwen Zaligmaker aldus hebt kannen beleedigen? 0 ziet! (1. zelfde Zaligmaker, welken uwe zonden mishandelen, is hier tegenwoordig in het heiligSakrament des Autaars; werpt u dus voor zijne voeten en bidt hem : « 0 Jesus! mijn Jesus! hoe heb ik toch zoo kunnen zijn jegens u! mijne zonden hebben u zooveel droefheid veroorzaakt; mijne ondankbaarheid heeft uweoogen met tranen vervuld; ik verdien ongetwijfeld den vloek, welken uw heilige Apostel uitspreekt, over eenieder die u niet bemint. 0 allerliefste Jesus, het is mij thans leed uit den grond mijns harten,dat ik u beleedigd heb,en ik beloof u rechtzinnig, dat ik u nooit meer, namelijk door deze... zonde beleedigen zal! »
Uit hetgeen ik u tot hiertoe gezegd heb, lieve kinderen, hebt gij reeds kunnen begrijpen welke snoodheid, welke misdaad de doodzonde is. Nogtans het teenemaal begrijpen, zulks kunt gij niet.Neen, geen enkel mensch kan het; zoo min iemand oprecht begrijpen kan, hoe groot God is, hoe groot de vreugden des hemels, hoe groot de pijnen der hel zijn, zoo min kan hij begrijpen, hoe groot de boosheid der doodzonde is, die God vergramt, ons den hemel ontneemt, en ons aan de hel overlevert. Er is slechts één wezen, dat het volstrekt begrijpt, 't is God zelf. Luistert dan op welke manier God de doodzonde beschouwt; wat zij in de oogen van God is.
H. Als gij vernomen hebt, dat iemand die u bekend was tot eene gevangenis van vele jaren veroordeeld is, of zelf ter dood, dan denkt gij, die man moet eene schrikkelijke misdaad bedreven hebben, mits hij zoo geweldig gestraft wordt. Uit de strengheid der straf, leidt gij de boosheid der misdaad af. Nudan, luistert, hoe God de doodzonde gestraft heeft, en gij zult kunnen afmeten hoe groot hare boosheid in zijne oogen moet zijn.
A.) Overweegt vooreerst de straf der Engelen. Voor de zoude.
248
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 249
waren de Engelen zoo onuitsprekelijk schoon, zoo schoon dat geene tong het kon uitdrukken (daarom zegt men: schoon als een Engel) ; eene enkele zonde bedrijven zij — en zij zijn zoo hatelijk, zoo afgrijselijk geworden dat het evenmin uit te drukken is (leelijk als een....). Te voren waren zij zoo gelukkig, zoo zalig. God had ze zoo lief — eene enkele zonde bedrijven zij ; en nu zijn zij zoo schrikkelijk ongelukkig, dal de vreeselijkste pijnen der aarde eene ware verkwikking, een lust zijn in vergelijking hunner ellende. Zij zijn verdoemd, zonder hoop, zonder genade, voor eeuwig ! Ziet daar de straf ecner enkele doodzonde.
B) Ondervraagt ook de straf onzer stamouders.
Ach ! hoe rustig hoe vreedzaam en gelukkig leefden zij in het Paradijs ! Geene smart, noch honger noch dorst, noch krankheid plaagde hen ; al wat hun hart verlangde, hadden zij; God beminde hen ; hij sprak met hen gemeenzaam, als een vader met zijne kinderen ; ja, na een stil, gelukkig leven, zonder ziekte of dood, zouden zij, met ziel en lichaam, tot de eeuwige zaligheid overgebracht zijn geworden.—Zij bedreven eene enkele doodzonde, en ziet! God die hen zoo onuitsprekelijk bemind had, stiel ze met afschrik van zich ; verloren was zijne genade; verloren het paradijs; verloren het gel uk, den vrede en de vreugde. En sinds deze enkele zonde is op de wereld een ware zondvloed van noodwendigheden, smarten, ellenden en krankheden gestroomd. Denkteens, welk verschrikkelijk lijden de hongersnood bereidt. Gij weet eigenlijk nog niet wat de honger te wege kan brengen. Doch in de stad Londen alleen sterft bijna dagelijks een mensch van honger. Men heeft er gezien eenevrouwhet been ontrukken dateenhond op de straat gevonden had,en het zelve afknagen.En denkt eens aan allerhande ziekten, door dewelke millioenen menschen op een lijdensbed liggen, soms in de schromelijkste smarten, zoodat er menige aan de omstaanders vroegen, hen uit medelijden dood te slaan. Denkt aan den oorlog, aan de ellende, welke de dood veroorzaakt; — aan het jammergeschrei dat men dikwijls hoort bij een sterfgeval, ofbij de lijkbegrafenis op het kerkhof. — En merkt nu wel op, lieve kinderen ! alle deze ellenden, deze schromelijke vloed van jammeren ellende
LEERWiJZK
is over hetmenschdom gestort, ten gevolge eener enkele zonde. Had do eerste zonde niet bedreven geweest, alle die onheilen zouden nooit bestaan hebben.
'j) Herinnert u dan, wat de verdoemden moeten lijden als straf der doodzonde. Het zijn pijnen, zoo vreeselijk, zoo af-schuwelijk, dat het enkel gedacht daaraan, in staat is om iemand van zijn verstand te berooven (t).
En nu vraag ik : Wie is 't die de doodzonde aldus straft aan de afgevallen Engelen, aan onze stamouders ? Wie straft ze aldus aan de verdoemden? Het is God : de zoo oneindig liefderijke, milddadige en barmhartigeGod, die ongetwijfeld duizendmaal liever te weinig straft, dan te veel. Wat moet dus de doodzonde zijn, indien God ze zoo schromelijk straft ? En gij hebt er misschien vele bedreven ! Wat hebt gij verdiend ?
D) Doch het schrikkelijkste van al, komt voor, als gij overweegt, wat Jesus Christus heeft moeten lijden voor onze zonden. Werpt eens een oogslag op het kruis, en ziet wat Jesus lijdt. Hij is in eene zee van smarten gedompeld ; alle zijne ledematen zijn verscheurd ; zijn geheel lichaam met wonden bedekt; zoo donker als de onweerswolken omgeeft de nacht der troosteloosheid zijne ziel, en gelijk de nagels, welke zijne handen en voeten doorboorden, zoo doorboren hem het hart de afkeer, de hoon, de spotternij der menschen, welke hij zoo teeder bemint; — In de overmaat zijner pijnen roept hij uit; « Mijn God! mijn God ! waarom hebt gij mij verlaten ? » En wie is hij, die zoo bitter lijdt? 't Is de eeniggeboren Zoon Gods, zijn eenige welbeminde Zoon ! En wie heeft hem aldus gekastijd ? Zijn eigen vader, die hem zoo innig bemint, heeft hem overg leverd aan de dood des kruises.En waarom?Jesus was onschuldig en heilig, meer dan iemand : maar hij stond in, hij had borg gesproken voor onze zonden ; hij had onze zonden op zich genomen, en wegens deze, wegens onze zonden is het, dal God hem aan die schromelijke tormenten heeft prijs gegeven.«Wegens de zonden mijns volks heb ik hem geslagen (Isaias LUI. 8). » 0 ! lieve kinderen, hoe schrikkelijk moet dan de zonde zijn, indien God deswegens zijn eenigen,
(1) Zie de beschrijving dezer strafl'cn in de volgende ondenvijzing.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
welbeminden Zoon zoo schrikkelijk gestraft heeft (i)! — En bekent het zelf; Hoe zal liet eens metons afloopen, indien wij met doodzonden belast, voor Gods rechterstoel verschijnen ? Indien hij zijn eigen welbeminden Zoon aldus behandeld heeft, hoe zal hij met ons te werk gaan, wij ellendige, ondankbare slaven ? indien hij den onschuldigen Zaligmaker wegens vreemde zonden heeft laten kruisigen, wat zal hij ons doen, indien wij, met eigene zonden belast voor zijnen rechterstoel komen, en daarbij nog het duurbaar bloed van Jesus Christus veracht, onteerd en met de voeten getreden hebben ?
Lieve kinderen! misschien hebtgij ook tot hiertoe de zonde voor eene kleinigheid aanzien, en ze lichtvaardig bedreven. O neen, neen ! Het is geene kleinigheid, wat den hemelschen Vader zoo beleedigt, wat Jesus zulke vreeselijke pijnen toegebracht heeft. Aan elk kruis kuntgij op zekere wijze, met bloedige letters aangeteekend vinden : 0 mijdt toch de zonde ; zij heeft den Zaligmaker aan het kruis gebracht, zij zal u in de hel werpen ! » Neemt dus dit vast voornemen : Nooit geene doodzonde meer ! Liever duizendmaal sterven, dan er nog eene enkele te bedrijven ! Beweent in de bitterheid uwer ziel de zonden welke gij bedreven hebt,en maakt het vast voornemen zoo wel mogelijk de generale biecht te verrichten, om vergiffenis te bekomen. Belooft op nieuw de gelegenheden die u in zonde hebben doen vallen, te vluchten..., vlijtig te bidden,... de heilige Sakramenten te ontvangen.....en gewent u aan het schoon schietgebed : « Alles, Heer ! doch geene zonde ! « of« liever sterven dan zondigen » Amen.
3 — De gevolgen der doodzonde.
Den laatsten keer hebben wij gezien, hoe groot do boosheid en de strafwaardigheid der doodzonde is. Vandaag zal ik u toonen, welke er de gevolgen van zijn, welke onbeschrijfelijke schade zij aan de ziel toebrengt. Verwondert u niet, lieve
(i) In plaats der aangehaalde manier om die slof le medileeren, kan men ook voorstellen, hoe de pijnen en het lijden van millioenen martelaars, niet toereikend zouden geweest zijn, zelfs om voor eene enkele doodzonde
251
Ll.t.liWlJZl-
kinderen, dat ik zoo veel over de doodzonde spreek : zij is liet «enigste, dal uwe eerste communie onwaardig zou kuniiuii maken, zij is liet grootste kwaad het ergste der ongelukken, waartegen gij koste wat kost, moet bewaard worden. Ik bun wel geneigd om te gclooven dat velen onder u, (misschien het grootste getal) nog geene doodzonden bedreven hebben ; zij ook zullen uit de onderwijzing over de doodzonde voordeel kunnen trekken. Zij ook hebben immers wel eens onvoorzichtig geweest, hebben kleinere zonden bedreven en zich daardoor in gevaar gesteld van doodzonden ; zoodat zij ook, indien God hen niet bijzonderlijk beschermd had, ongetwijfeld in doodzonden zouden gevallen zijn; zij moeten dus ook van harte spijt en berouw verwekken. Daarbij, zult gij allen latertijd blootgesteld zijn aan het gevaar, van zware zonden te bedrijven,en ik zou,koste wat kost,in u het vast voornemen willen doen opstaan, van liever te sterven, dan ooit in e«ne enkele doodzonde toe te stemmen.
Eerst, lieve kinderen, overwegen wij de gevolgen der doodzonde op deze wereld, dan, hare schrikkelijke gevolgen in de andere wereld.
1. Van oorlog, hongersnood, ziekten, rampen, lijden en andere plagen, welke God wegens de doodzonde over liet menschdom zendt, zal ik hier niet spreken (denkt aan den zondvloed, aan Sodoma, aan de verwoesting van Jerusalem enz.) ; zulke straffen gebeuren wel is waar dikwijls, maar toch niet altijd. Ik wil u slechts twee straffen aanhalen, die onvermijdelijk volgen, en dit wel op het oogenblik, dat men de doodzonde bedrijft.
A.) Üe mensch, die de doodzonde bedrijft, verliest de hei-ligmakende gratie. Dat is zoo gemakkelijk om te zeggen, dat wordt met zooveel onverschilligheid aangehoord, en nogtans ligt er iets schrikverwekkend in die weinige woorden opgesloten. Wat heeft dan eigenlijk de mensch,die in staat van gratie isïZijne ziel is onuitsprekelijk schoon en liefelijk Evenals de
le voldoen; hoe de Zoon Gods alléén, door zijn bitter lijden zulke voldoening aan den Hemelschen Vader aangeboden heeft. Welke krank lieid, die sleebls door zulken geneesheer en zulke middelen kon genezen worden !
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
zon zich spiegelt in blinkende dauwdruppels en hare stralen in prachtigen kleurglans terugkaatst, zoo spiegelt zich in de ziel van den rechtvaardigen, het heilig afbeeldsel Gods, en deelt haar eenewonderbare,geheinizinnigeschoonheid mede. Zóó schoon is de ziel in staat van gratie, dat God zelf met het innigste welbehagen op haar nederziet. De mensch in staat van gratie is een kind Gods ! Bedenkt het wel ; ja, een kind van den grooten, roemrijken, almachtigen God ! Gelijk de ouders hun kind beminnen, op hetzelve niet teedere bezorgdheid acht nemen, het alles geven, wat het noodig heeft : zoo bemintGod den rechtvaardigen met zulke groote,zulke goddelijke liefde, dat men het niet kan uitdrukken. Dag en nacht waakt zijn vaderlijk oog op hem, en hij geeft hem overvloedig al wat tot zijne zaligheid strekt. Hoe schoon, hoe gerust, hoe gelukkig leeft de godvreezende! Hij kan zich onophoudelijk deze zoete getuigenis afleggen : God bemint mij, ik mag zijn waar ik wil, toch altoos is hij bij mij ; geen haar kan er van mijn hoofd vallen, zonder zijne toelating. — De ziel die in staat van gratie is, gevoelt eene vreugde, een troost, waarvan de zondaar zelfs niet het minste voorgevoel heeft, en die alle de vreugden dezer wereld verre te boven gaan. En komt die mensch te sterven, zijn einde is nog schooner dan zijn leven ; het is gelijk de zon, die bij haren ondergang in liefelijk avondrood haren schoonsten glans verspreidt. De goddelijke Zaligmaker leidt hem opwaarts, in de zalige woning des hemels.
Verbeeldt u nu eens, lieve kinderen, dat zulke mensch die zich lot hiertoe in staat van gratie bevonden heeft, eene doodzonde bedrijft; welke schromelijke verandering op dat oogen-blik in zijne ziel! In plaats der engelachtige schoonheid, eene afschuwelijkheid, erger dan die van een verrot lijk; in plaats van Gods beeld, draagt hij in zijne ziel — zou ik het durven zeggen? — het afbeeldsel des duivels. Met afschrik wendt God zich van hem weg; uit een kind Gods, is hij een vijand, een hateling van God geworden.
Lieve kinderen ! Welk beweenlijk ongeluk? Een kind dat teederlijk door zijne ouders bemind werd, heeft ze zoo geweldig vergramd, dat de ouders het verstooten, uit het va-
263
LEERWIJZE
derlijk huis verbannen, en het niet meer als hun kind willen erkennen : ouderloos, zonder woonplaats, dwaalt het rond als een verlaten weeskind. 0! hoeveel grooter is het ongeluk van hem, die door den hemeischen Vader verstooten wordt! En hoe zou er alsdan nog vrede kunnen wonen in het hart des zondaars? Sinds Caïn zijnen broeder vermoord had, zwerfde hij woelig rond; het minste gedruis, het gelispel der bladeren, deed hem sidderen, uit vrees, dat het iemand kon zijn, die Gods strafvonnis over hem kwam uitvoeren. Hij die doodelijk zondigt, weet dat hij God vergranit; dat hij een vijand van God is en geen oogenblik zeker, of God hem niet zal doen sterven. Ja, indien ik kwam te sterven, denkt hij — dan was ik voor eeuwig verdoemd, verloren voor eeuwig. Een misdadiger, die weet dat hij ter dood veroordeeld is, dat elk oogenblik den scherprechter kan aanbrengen; zulks is voor hem een afgrijselijk gepeins : hoe veel erger moet de gedachte zijn : Ik ben van God veroordeeld ; op eiken oogenblik kan de dood komen, om mij in de hel te storten.
B.) De doodzonde onlroo/t ons alle de verdiensten die wij verworven hadden. Verbeeldt u een arm meisje, lieve kinderen, dat vijftien jaren lang gediend, en elk jaar vijftig franken gespaard heeft. Deze zevenhonderd vijftig franken, maken haar gansch bestaan uit.Üat geld, door hare onachtzaamheid, wordt haar op zekeren nacht ontstolen. Hoe groot moet haar spijt niet zijn? Welnu,voor het minste goed werk, b. v. voor een gebed, bekomt de christen bij God eene belooning die van grootere waarde is, dan alle het geld der wereld. Doch hoe groot moeten zijne verdiensten niet zijn, indien hij in staat van gratie, een — twee — tien jaren lang dagelijks goede werken verricht heeft? Welken rijken loon zou hij te verwachten hebben?Bedrijft nogtans deze mensch een enkele doodzonde, zoo verliest hij op hetzelfde oogenblik alle zijne verdiensten; alle zijne vorige goede werken dienen hem tot niets meer. Mijn God! welk verlies!
G.) Gelijk een stortregen of eene overstroming niet alleen de vruchten eens wijnsbergs, die reeds voorhanden zijn, verwoest: maar denzelven zoo zeer vernielt, dat hij in langen tijd geene vruchten meer kan voortbrengen ; zoo ook ont-
VOÜIt HE EERSTE COMMUNIE.
rooft de doodzonde aan den mensehniet alleen de verdiensten welke hij reeds verworven had, maar zij ontneemt hem daarbij nog de bekwaamheid om in 't vervolg iets voor den hemel te kunnen verdienen. Want zoolang de mensch in staat van doodzonde is, kan hij zoomin iets voor den hemel verdienen, als een lijk zou kunnen werken. Al wat hij in dezen staat verricht, bidt of lijdt — zou hem overgrooteu loon bijgebracht hebben, indien hij zulks gedaan had in staat van gratie : doch nu heeft hij er niet den minsten loon in den hemel van te verwachten. Lieve kinderen ! Hoeveel zoudt gij reeds hebben kunnen winnen voor den hemel? Hoeveel hebt gij door uwe zonden reeds verloren !
II. Maar de schrikkelijkste straf der doodzonde volgt later ; in de hel. Laat ons dus overwegen ;
A.) Wat de verdoemden in de hel lijden.0,lieve kinderen! wie kan dat afschilderen? De verdoemden zijn van God vervloekt, voor altijd van zijn heilig aanschijn verbannen ; van het aanschouwen zijner schoonheid (i) beroofd, uitgesloten van alles wat licht en leven, lust en vermaak heet; zij zijn in eene zee van de schrikkelijkste smarten gedompeld. Er is geen lidmaat huns lichaams, geene kracht hunner zie!, die niet hare eigenaardige pijn heeft. Zij worden gepijnigd door het eeuwig vuur. Welke schromelijke smart : verbrand worden ! Een heilige missionnaris werd door de wilde Indianen gemarteld. Rond hem hadden zij een groot vuur aangestoken, zoodat hij langzamerhand door den gloed gebraden werd, zonder terstond dood te zijn. Onder zijne voeten en op zijn hoofd legden zij gloeiende kolen. In alle zijne lidmaten staken harde houtsplinters welke zij deden branden, zoodat zijne verkoolde huid aan stukken viel. En op die manier pijnigden zij hem verschillige dagen lang. Was dit niet eene schromelijke pijn? Ja, men zou denken, dat Satan alléén bekwaam was aan die wilde menschen zulke wreedheid in te
(I) Men houdt een blinden voor ongelukkig, omdat bij den blauwen iicmel, de groenende weiden enz., kortom de schoonheid der wereld niet kan zien : hoeveel ongelukkiger is deze, die in alle eeuwigheid de oneindige heugelijke en zaligende schoonheid Gods niet mag aanschouwen?
23o
LEERWIJZE
blazen. En nogtans, lieve kinderen! zijn alle deze pijnen, om zoo te zeggen, niet te achten tegenover die van het helsch vuur. Ja, denkt al de smarten uit, die ooit een mensch geleden heeft; alle pijnen der heilige martelaars, enz., neemt ze allen te samen: zij zijn tegenover de pijnen eens verdoemden, gelijk een kaarsvlammetje vergeleken bij de vlam van denreus-achtigen vuuroven eener ijzersmelterij. Voegt daarbij nog, de pijnen welke bij de verdoemden de gedachte moet verwekken : Ik zelfben de schuld mijns ongeluks.—Veronderstelt een kind, dat zich niettegenstaande alle vermaningen, slecht gedragen heeft, en nu, terwijl men in huis vrolijke feest houdt, in den kelder opgesloten is. Het hoort, hoe de andere kinderen zoo lustig zingen, spelen en vrolijk gerucht maken, terwijl het eenzamig, verlaten en hongerig in de duisternis zit te denken : 0, indien ik gehoorzaam geweest was, dan zou ik nu ook dat geluk deelen !—Hoe droevig is dit gepeins eens verdoemden : Ik hadde nu ook kunnen in den hemel zijn! Zoo velen mijner broeders,zusters,gezellen, enz. zijn daar! Hoe dikwijls heeft God mij gewaarschuwd ! Hoe gemakkelijk hadde ik kunnen gehoorzamen !Hoe dikwijls heb ik gelegenheid gehad om te biechten en mij te beteren ! Doch ook die kleine moeite was voor mij to veel. Had ik mij zeiven eenig geweld willen aandoen, dan zou ik nu ook in den hemel zijn, daar ik nu tol de schromelijkste pijnen verwezen ben.
B.) En hoelang lijden de verdoemden ? Als een zieken de hevigste pijnen voelt, getroost hij zich nog, denkende ; het zal eens ophouden, ik zal eens beter kunnen slapen als de pijnen over zijn; en de missionnaris van denwelken ik u gesproken heb, had ten minste 's nachts nog eenige rust, en kon denken : binnen een paar dagen brengt de dood mij de eeuwige rust. Maar de verdoemden? Ach ! lieve kinderen, — zij hebben geene rust, geene verzachting, noch hoop dat hunne pijnen zelfs maar een oogenblik zullen ophouden. En hoelang zullen zij moeten lijden ? Misschien eenen dag ? Denkt eens : een ganschen dag in't vuur! Misschien een jaar? Indien men aan iemand, die zelfs niets heeft dan eene geweldige tandpijn, zegde : zoo zult gij een geheel jaar moe-
256
VOOK UE EERSTE COMMUNIE.
ten lijden, zonder rust of verpozing; hij zou antwoorden : neen, zulks kan ik niet uithouden — nog liever sterven. En denkt dan eens : Een jaar in de vlammen ! Of honderd , duizende jaren? Neen, lieve kinderen, en daarin is ook het vreesehjkste der helsche pijnen gelegen : zij houden nooit op, — zij duren zoolang als God in den hemel zal zijn — zonder einde, eeuwig. Indien men aun de verdoemden k .v.un aankondigen : God heeft vastgesteld alle duizend jaren een vogeltje te zenden tot de onuitputbare zee, om er een druppeltje van te drinken, en zoohaast het de geheele zee uitgedronken heeft, dan zullen uwe tormenten ophouden. Lieve kinderen ! denkt eens hoe vele druppeltjes er reeds in een glas gaan; hoe vele in eenen vijver — hoe veel in de zee? — En alle duizend jaren een druppeltje? Hoeveel tnillioenmaal millioenen jaren zou dat «luren? En nogtans indien dat aan de verdoemden beloofd wierde : O hoe blij zouden zij zijn? hoe zou hunne pijn verlicht worden, want zij zouden ten minste eene straal van hoop hebben! — Doch neen, zij hebben er geene. In de hel slaat de uur : altijd! altijd! — nooit! nooit! Altijd pijnen! Nooit rust! Lieve kinderen ! is dat niet een schrikverwekkend gedacht? En aan zulke pijnen hebt gij u blootgesteld, met zoo lichtvaardig te zondigen!
C.) En waarom lijden de verdoemden deze onzettende , eeuwige straffen? Voorde doodzonde : omdat zij onkuisch-aards geweest hebben , omdat zij haat en nijd gedragen hebben, gevloekt, gestolen hebben,... omdat zij in de biecht, zonden verzwegen, onwaardig de heilige absolutie en de heilige Communie ontvangen hebben, enz.; — vervolgens voor zonden welke misschien sommigen van u reeds bedreven hebben; maar ik kan niet gelooven, dat er iemand van u voornemens zou zijn zulke zonden nog te bedrijven,onwaardig te biechten en te communiceeren. Nogtans, lieve • kinderen, er bevinden zich verdoemden in de hel, veel jonger dan gij,—kinderen die misschien veel min gezondigd hebben dan sommigen van u. Onlangs heb ik gelezen, dat een braaf kind, door omgang met een slechten vriend zich tot onzuivere gesprekken en begeerten had laten verleiden ; het stierf
257
LEERWIJZE
schielijk en (eene verschijning getuigde het) werd in de hel begraven.
Lieve kinderen! Verwijt het geweien u niet, dat ook gij reeds dergelijke zonden bedreven hebt?... En indien gij het gedaan hebt, mijn God! aan welk schromelijk gevaar hebt gij u zeiven blootgesteld? Eiken dag haddet gij kunnen sterven — en dan waret gij eeuwig verloren geweest. En gij hebt daarin zoo gerust kunnen voortleven. — Men verhaalt, dat tijdens een koude winter er eens een ruiter in zeker dorp, op weinig afstand van eenen grooten vijver gelegen, paan de inwoners vroeg, hoeveel weg hij nog af te leggen had tot aan het water. De lieden hem uitvragende, ontdekten dat hij door sneeuw en nevel, zonder het te weten,over den vijver gereden was, en zegden hem:«Waarlijk! gij moogtGod danken, in welk gevaar hebt gij verkeerd? Waren de dunne ijsschollen onder het gewicht gebroken, dan laagt gij reeds nu met uw paard in den ijskouden plas begraven.» Toen de ruiter dat vernam, verschrikte hij zoodanig over het gevaar waarin hij verkeerd had, dat hij ter plaatse dood viel. Lieve kinderen ! zijt gij niet langen tijd in nogveel vreesel ijker gevaar geweest? Zoudt gij niet moeten schrikken en beven, wanneer gij daaraan achteruit denkt? — 0 dankt, ja dankt God uit den grond uws harten, dat hij u niet heeft laten sterven ; dat hij u nog ■tijd tot boetvaardigheid verleent. Neemt de gelegenheid waar die God u thans aanbiedt, om u door de generale biecht zooveel mogelijk te reinigen van alle uwe zonden. Biecht zoo, alsof gij met zekerheid wist, dat gij kortelings daarna onvoorziens zoudt sterven.
En in het vervolg, wacht u nog ooit te zondigen! De zonde is het eenigste kwaad. Zij ontrooft u meer dan geld en goed; meer dan vader en moeder, meer dan gezondheid en leven ; zij ontrooft u de hemelsche goederen en verdiensten; zij scheidt u af van den besten, liefderijksten hemelschen Vader; zij ontrooft u het leven der ziel en stort u in de eeuwige dood —in de hel. Dus, geene enkele doodzonde meer! En moestgij (doch ik kan het niet gelooven), moest gij het ongeluk hebben, nog in doodzonde te vallen; ach! lieve kinderen, wacht dan geenen dag, stelt geen uur uit, u met God te verzoenen.
258
VOOR UK EERSTE COM Ml ME.
— In eene stad van Frankrijk had eene geestelijke Missie plaats. Gedurende den maaltijd, kwam men eenen der mis-sionnarissen roepen, om een weinig in een ander kamertje te willen komen, een officier verlangde dringend met hem te spreken. Als de missionnaris binnen was, grendelde de officier zorgvuldig de deuren vast en zegde: « Eerwaarde Heer. gij zult deze. kamer niet meer verlaten, alvorens gij mijne biecht gehoord hebt.» «Waarom zulken spoed?»vroeg de missionnaris. « Gij hebt vandaag over de hel gepredikt, » antwoordde de officier, « en over het schrikkelijk gevaar van eiken zondaar, van eeuwig verdoemd te worden — en ik ben in staat van doodzonde. Zou ik niet dezen nacht, of nog de volgende uur kunnen sterven? En wat zou er dan van mij geworden ? Ik heb geene rust meer — ik moet biechten.» Volgt dit schoon voorbeeld na, lieve kinderen, indien gij ooit in doodzonde valt, verwekt aanstonds een volmaakt berouw met het vast voornemen, van zoohaast mogelijk te biechten; en biecht dan bij de eerste gelegenheid.
Ten slotte; het zijn mijne laatste woorden, denkt dikwijls aan de hel. Wordt gij bekoord tot zonde, denkt dan: « Korte vreugde, eeuwig lijden. »
Wanneer het verdriet en de tegenspoed u onverdraaglijk schijnen, denkt dan aan hetgeen een godvreezende priester dikwijls herhaalde: «0 ! het is nog in verre na geen vuur, gelijk ik verdiend heb. » Daalt dikwijls tijdens uw leven met den geest in de hel (door rijpelijke overweging der hel-sche straffen); 't is het beste middel, om er na uwe dood niet in te komen — waarvan de goede God u allen beware. Amen.
4. — De dagelijksche zonde.
Lieve kinderen! gij hebt vernomen welk schromelijk kwaad de doodzonde is,en ik ben wel overtuigd.dat gij allen vastbesloten hebt, ze te vermijden, ze te vluchten als vergift en dood. Maar er bestaan ook nog andere zonden: geringere, welke men dagelijksche zonden noemt. Gij weet het: men bedrijft eene dagelijksche zonde, als men een der goddelijke geboden overtreedt in eene geringe zaak; bij voorbeeld, als men ver-
259
LEEKWIJZE
strooid is in het gebed, onverduldig is, eenige grove woorden spreekt, liegt om te lachen of zonder iemand schade te ver-oorzaken,eene kleinigheid steelt, enz. Ook bedrijft men dage-lijksche zonde, als men in grooteen gewichtige zaken zondigt doch niet gansch vrijwillig, bij voorbeeld : iemand heeft onzuivere gepeinzen, zonder er veel acht op te nemen, zonder er veel behagen in te scheppen, maar zonder er zich genoegzaam tegen te verzetten. Wel is waar, bij de doodzonde vergeleken is de dagelijksche zonde maar klein in de schade welke zij veroorzaakt, —doch zij is groot in zichzelven; gelijk het ook een groot verlies is in zich zeiven, vier of vijfhonderd franken kwijt te worden, alhoewel het maar eene geringe schade is, tegenover het verlies der gezondheid of des levens. Ik zal u vandaag in 't kort doen zien, dat de dagelijksche zonde in verre na geene kleinigheid is, daar men lichtelijk mag overstappen, met u tegenovergesteld te doen begrijpen hoeveel boosheid er in de dagelijksche zonde ligt, en hoeveel schade zij den mensch toebrengt.
1. Lieve kinderen! de boosheid der dagelijksche zonde herkent zich hieruit: dat zij ook eene beleediging is van God, onzen Oppersten Meester, onzen besten Vader, onzen minnelijken Zaligmaker.
A). Hij die ééne dagelijksche zonde bedrijft, die stelt zich, wel is waar, niet in opstand tegen den almachtigen God ; weigert hem niet teenemaal de gehoorzaamheid; maar nog-tans doet hij iets, dat God niet wil; slaat iets af dat God verlangt. God zegt hem, bij voorbeeld : bidt godvruchtig, wees verdraagzaam, enz. en de mensch doet het niet, luistert niet naar Gods stem ; de ellendige mensch, dat onbeduidend schepsel waagt het, tegen den grooten, tegen den vreeselijken God te handelen ! Als de koning iets oplegt aan eenen zijner onderdanen, en deze hem de gehoorzaamheid weigert, zoo bespot hij hem, hij onteert hem, en bedrijft eene groote misdaad; doch wanneer hij den wensch zijns konings niet vervult, hem eenen dienst afslaat, die den koning zou aangenaam zijn, verdient hij ook geene straf?
B). Wanneer een kind de hand tegen zijne ouders opheft, ze beschimpt, slaat of mishandelt, dat is een afschuwelijk.
260
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
vloekwaardig gedrag ; — doch verdient een kind ook geeno berisping, indien het zich in 't geheel niet ontziet zijne ouders in kleine zaken te beleedigen, hun spijtige en onbetamelijke antwoorden te geven ? Kan men onderstellen dat een kind veel achting voor zijne ouders heeft, indien het bij zich zeiven durfde denken; Zoo zeer wil ik mijne ouders wel niet vergrammen dat zij mij wegjagen,maar hen van tijd tot tijd in kleine zaken misnoegen aan te doen, daar zie ik niet op. Zou het eenen vader niet bedroeven, indien hij iets verzocht aan zijn kind, dat hij zoo zeer bemint, aan hetwelk hij zoo veel goed gedaan heeft, — en het kind doet het niet, geeft hem geen of wel een onaangenaam antwoord? — En moet God ook niet bedroefd zijn, lieve kinderen, wanneer gij die zoo zeer van Gud bemind en met zoo vele weldaden zijt overladen geworden, — wanneer gij nu en dan eene kleinigheid uit liefde tot uwen hemelschen Vader weigert te doen? bij voorbeeld : godvruchtig bidden, stiptelijk gehoorzamen, enz., wanneer gij er in 't geheel niets uitmaakt, zonden te bedrijven, van dewelke gij weet dat zij hem mishagen en bedroeven.
C). Onze liefderijke Zaligmaker haat ook de dagelijksche zonde; ook voor haar heeft hij moeten lijden; ook de dagelijksche zonden hebbenhem bloedig zweet uitgeperst, hebben hem aan't kruis genageld.En gij weet dat hij zulke zonden haat; gij weet, hoe pijnlijk zij hem vallen, en gij bedrijft ze toch! Is zulks dan liefde hebben voor Jesus, indien gij zoo lichtvaardig zonden op zonden hoopt die hem bedroeven, en er geen gewicht aanhecht,als gij maar in de hel niet valt? Ja, de Zaligmaker kan ook over u klagen ; « Mijn kind ! zie wat ik voor u gedaan heb: bloed en leven heb ik voor u ten beste gegeven : u mijn lichaam tot spijs nagelaten, — en gij wilt niet eens eene kleinigheid voor mij doen; mij eene kleine vergenoeging, eene gemakkelijkheid opofferen, een weinig vroeger opstaan, beter bidden? Smaad en bespotting, ja de gruwelijkste smarten heb ik geleden, en uit liefde tot u heb ik alles verduldig en blijmoedig verdragen, en gij wilt zelfs geene kleine onaangenaamheid, geen bitter woord voor mij verdragen, uit liefde voor mij; integendeel gij wordt
261
LEERWIJZE
onverduldig, grammoedig en beleedigt mij. Is dat de dank baarheid voor uws Zaligmakers liefde? — Zegt eens, lieve kinderen, hebt gij deze verwijtingen niet duizendmaal verdiend? En doet het u geene pijn, zoo lichtzinnig uwen Meester, — uwen Vader, uwen Zaligmaker bedroefd te hebben ?
Ja, lieve kinderen! vergeet het dan nooit, ook de dagelijk-sehe zonde is eene beleediging Gods, — en daarom zouden wij ze meer moeten haten, vreezen en vluchten, dan de grootste tijdelijke straffen, dan de smartelijkste krankheden, dan de dood zelve. De heilige Catharina van Genua heeft daartoe betrekkelijk gezegd; dat zij liever alle de pijnen dw hel zou willen lijden, dan vrijwillig eene enkele dagelijksche zonde te bedrijven (t). .la, indien wij door eéne enkele dagelijksche zonde, bij voorbeeld, door eene leugen, aan duizende men-schen het leven konden redden, of ze van doodzonde, van de hel konden bewaren, — wij zouden het niet mogen doen; want elke dagelijksche zonde is eene beleediging Gods. Welnu, het zou een geringer kwaad zijn, dat de gansche wereld verging, dan dat God beleedigd wierde (2). En zegt nu eens : Gelooft gij nog, dat de dagelijksche zonden eene kleinigheid is, daar men zich niet behoeft over te ontrusten? Gij zult zien dat het gansch wat anders is, nadat gij zult begrepen hebben
(1) De uitmunile dienaar Gods, Julius Thomas, hertog van Parma, op hel punt van een verdrag te sluiten, gevoelde eenigen angst in zijn geweten, of er soms geene zonden kon tusschen loopen. Aanstonds raadpleegde bij de godsgeleerden ; en toen enkelijk één hunner van gedacht was, dat er ten hoogste ééne zeer kleine zonde kon in bestaan, verklaarde de godvree-zende henog oogenblikkelijk : in eeuwigheid zal ik dit verdrag niet aangaan.
(2) Wanneer eene mug iemand steekt en hij ze krijgen kan, beneemt hij haar 't leven. Doch waarom aan dit arm diertje het leven, het kostbaarste dat het heeft,benemen,wegens zulke kleine smart? Eene mug is in vergelijking met den mensch zoo klein en zoo verachtelijk, dat het beter schijnt, dat de mug het leven verliest, dan zelfs eene kleine smart aan den mensch te laten lijden. Welnu, de mensch, ja de gansche wereld is, in vergelijkenis met God oneindig geringer en ellendiger, dan eene mug tegenover den mensch. Daarom is het beter dat alle menschen vergaan, dan dat God zelfs maar in het minste bedroefd of beleedigd worde.
262
VOOU DE EERSTE COMMUNIE.
II. de schadelijke gevolgen der dagelijksche zonde.
A.) De dagelijksche zonde berooft ons van vele goddelijke gunsten. Dat wil zeggen : indien wij dagelijksche zonden bedrijven, beletten wij vele gratiën van God tot ons te komen, welke hij ons anderszins zou gegeven hebben. Een vader heeft twee kinderen : niet een van beiden doet hem ooit veel misnoegen aan. Alleenlijk ontziet zich het een niet, hier en daarin kleine zaken aan den vader ongehoorzaam te zijn; terwijl het ander zelfs in de minste onderdanig is, den minsten wenk zijns vaders volbrengt. Welk kind zal de vader nu liefst hebben; aan welk zal hij de meeste geschenken geven? Ongetwijfeld aan't geen dat hem ook in kleine zaken gehoorzaam is; het ander zal hij ook wel beminnen, maar toch zód niet, en er veel minder aan geven dan aan het braaf kind. — Zoo ook de hemelsche Vader. Diegenen, welke hem zelfs in de minste zaken stiptelijk gehoorzamen, o hoe liefheeft hij die! Welken overvloed van gratiën stort hij over hen uit! Daarom heeft hij eenen heiligen Aloysius , eene heilige Catharina van Genua en anderen zoo rijkelijk begenadigd, hun reeds op deze wereld een vrede des harten, eene zoetigheid en vrolijkheid medegedeeld, waarvan wij, arme zondaars, bijna geen gedacht hebben. En nu, lieve kinderen, denkt eens,hoe lief zou God u hebben, hoe vele gratiën zoudt gij ook ontvangen hebben, hoe veel beter zoudt gij zijn, met welk genoegen zoudt gij vurig bidden, welke zoete vreugde zoudt gij niet genieten, — indien gij u niet zoo lichtzinnig aan dagelijksche zonden had plichtig gemaakt! Dat alles hebt gij door uwe lichtzinnigheid verloren. Indien gij door onbedachtzaamheid eenig geld verloren had, dat nu aan een ander kind te beurt gevallen is, hoe zou u dat reeds spijten? Moet gij 4an niet veel meer bedroefd zijn, zooveel gratiën verloren te hebben, waarvan de minste meer waarde heeft dan al het geld en goud der wereld?
B.) De dagelijksche zonde wordt van God strengel ijk gestraft,—dikwijls reeds in deze wereld.—Gedenkt hoe God een klein mistrouwen aan Mozes — een kleine ijdelheid aan David gestraft heeft (i). Hoe vele krankheden, rampen, smar-
(1) Indien men met rede denkt, dat de kinderen Ue/.e feiten niet kennen, kan men ze bier in 't kort verhaleo.
263
26i LEERWIJZE
ten, als straffen voor dagelijksche zonden, zendt God ons niet? Doch het is voornamelijk in de andere wereld dat God de dagelijksche zonde straft; denkt eens aan het vagevuur. Wat moeten er de arme zielen lijden! Meer dan ooit een mensch , zelfs in de pijnlijkste ziekte, meer dan ooit een heilige martelaar geleden heeft. En zoo straft God de zielen dergenen, die nogtans in zijne gratie gestorven zijn, en die hij diensvolgens bemint; zoo straft ze God die echter zoo goed, zoo barmhartig is, om hunne dagelijksche zonden. Wat denkt gij er van, lieve kinderen, kan de dagelijksche zonde eene kleinigheid zijn, indien God ze zoo schrikkelijk straft? Ach ! hoe zuilen die arme zieien het betreuren, dat zij zoo lichtzinnig dagelijksche zonden bedreven, zoo onoplettend gebeden, zoo lichtvaardig gelogen hebben, zoo ongehoorzaam, onverduldig geweest zijn enz.; ja, indien zulke ziel nog eens uit het vagevuur op de wereld kon terugkomen ;hoe zoude zij ook deze fouten vermijden en vluchten, met meer zorg dan vergift en dood !—Gij hebt nog tijd, lieve kinderen! Beweent nu, biecht nu met rouwmoedig hart, ook uwe dage-lijkste zonden van gewoonte, en maakt het vast voornemen, daartegen te strijden, om er u in deze wereld van te ontwennen, opdat gij hiernamaals niet verplicht zoudt wezen, die in wreede en bittere smarten te moeten uitboeten.
C.) Edoch ik heb u het droevigste uitwerksel der dagelijksche zonde nog niet aangehaald. Alwie lichtvaardig dagelijksche zonden bedrijft, zal onmisbaar ook in doodelijke zonden vallen, en zoo eindelijk verloren gaan.
Zekere pachter wilde naar de stad rijden, en daar hij zoo even op het paard wilde springen, bemerkte hem de knecht: « Wacht een weinig, meester, er ontbreekt een nagel aan een hoefijzer. » « Wat geeft dat, dat er een nagel ontbreekt?» antwoordde de meester, «het ros heefier nog andere genoeg» en hij reed voort. De weg was steenachtig, en het duurde niet lang, of het paard verloor zijn hoefijzer waaraan de nagel ontbrak. « Dat geeft er niet aan » zegde de pachter, « het heeft nog drie hoefijzers, » en in plaats van het te laten beslagen, reed hij verder, 's Anderendaags was het paard kreupel en onbruikbaar geworden voor altijd. De pachter had geen acht willen geven op eene kleinigheid —en aldus zijn paard
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 265
verloren. Zoo gaat het met hem, die geen erg vindt in dagelijksche zonden. Hij zal gedurig in grootere fouten vallen, en, gelijk de Zaligmaker zegt, eindelijk geheel en al verloren gaan. Hoe menige dief heeft begonnen met pennen, griffels, naalden en dergelijke kleinigheden te stelen, — en heeftin de gevangenis of aan de galg geëindigd ? Een vuurvonk waarop men geene aandacht neemt, kan het gansche huis in asch leggen. Daarom, lieve kinderen! neemt wel acht, zelfs op uwe kleine fouten. Gij zult fouten bedrijven, zoolang gij leeft— doch er is een groot onderscheid temaken tusschen de manier van ze te bedrijven. Indien gij ze lichtzinnig bedrijft, en er weinig om geeft, dan doet gij slecht, dan zult gij in gedurig grootere zonden vallen en eindelijk verloren gaan. Integendeel, indien gij slechts in kleine fouten valt, uit menschelijke krankheid, onbedachtheid, en ze door een oprecht leedwezen aanstonds tracht uit te boeten, u moeite geeft om ze in 't vervolg zorgvuldiger te vermijden, dan zal uwe ziel meer en meer rein worden. God zal u gedurig meer beminnen en u zijne gratiën toestaan. Daarom bezweer ik u nogmaals, beweent en biecht met groote droefheid, zelfs uwe dagelijksche zonden. De heilige Aloysius nog een kind zijnde, beweende reeds zoo zeer zijne kleine fouten (ik heb u daar reeds over gesproken) dat hij in onmacht viel aan de voeten van den biechtvader, toen hij er eene generale biecht over sprak. Maakt ook het vast besluit, doch ernstiglijk, op uwe hoede te zijn tegen de minste fouten, namelijk tegen uwe zonden van gewoonte, en tracht er u van te zuiveren met eiken avond een goed gewetensonderzoek te doen en met ze dikwijls rouwhartig te biechten; — dan zult gij ook nooit in groote zonden vallen, maar een leven slijten, aangenaam aan God, gelukkig en vrolijk voor u, en eens de prachtige kroon bekomen, welke beloofd is aan dezen, die zuiver van harte zijn. Amen.
o. — De Verloren Zoon.
Tot hiertoe heb ik u geloond, lieve kinderen, dal gij geschapen zijt om God te kennen, te beminnen, hem te dienen en zoo in den hemel te komen; daarna hoe gij door de zonde
LEERWIJZE, ENZ il
266 LEERWIJZE
van dit edel doel afwijkt en hoe ongelukkig gij daardoor geworden zijt. Maar gijmoogt in de zonde, indien eliendigen staat niet blijven. Gij moet wederkeeren tot God, uwen Vader, welken gij, wel is waar, vergramd hebt, maar die u nogtans zal ontvangen met opene armen, met liefde, met barmhartigheid, ja zelfs met de vurigste blijdschap. Dit alles zullen wij vandaag in 't kort overwegen, in de gelijkenis van den verloren zoon. Overweegt :
I. De misdaad van den verloren zoon. Stout en onbeschoft eischte hij van zijnen vader het aandeel der erfenis, welke hem eigenlijk nog niet toekwam ; daardoor beschimpte hij zijn vader, even alsof deze hem niet gave wat recht en redelijk was.Was zulke reden genoeg om het hart des vaders, die hem teeder beminde, die zoo vaderlijk voor he.'.n gezorgd had, te bedroeven, ach! het moest hem nog meer bedroeven, dat de zoon hem teenemaal verliet, zich van hem niets meer aandroeg; dat hij meer luisterde naar anderen en meer liefde had voor ontuchtige gezellen en booze men-schen, dan voor zijn eigen vader. —Lieve kinderen! Hebt gij zoo ook niets gedaan? Gij ook hebt zoo dikwijls en zoo grootelijks het hart uws hemelschen Vaders bedroefd; gij ook hebt niet langer bij hem willen blijven; hebt hem niet meer willen gehoorzamen! Hij nogtans die u geschapen heeft, tot zijne kinderen aangenomen,met weldaden overladen heeft, en die u daarbij nog een zoo rijk hemelsch erfdeel belooft. Gij ook hebt God verlaten, hebt hem vergeten, veracht; dagen en weken lang hebt gij overgebracht zonder aan hem te denken; slechte gezellen, ellendige vermaken, beuzelachtige tijdverdrijven hebt gij liever gehad dan God. —Ach! lieve kinderen! welke ondankbaarheid ! welke beleediging hebt gij uwen hemelschen Vader aangedaan!
II. Overweegt de ellende waartoe de verloren zoon gekomen is. Hij verkwist het geld dat hij van zijnen vader ontvangen had, met wulpsch en losbandig te leven. Tot de uiterste noodwendigheid vervallen, moest hij, zoon van een rijk man, zich als dienstknecht verhuren, de varkens hoeden, en was ten laatste zoo uitgehongerd, dat hij wenschte met varkenskost zijnen honger te mogen stillen. Half naakt, verma-
VOOR DE EEIISTE COMMUNIE.
gerd, een waar afbeeldsel der ellende, zou men hem nauwelijks nog herkend hebben voor dezen, die vroeger in overvloed leefde in zijns vaders huis.— Lieve kinderen! Gij ook hebt de goederen verspild, welke de hemelsche Vader u gegeven had; gij hebt den kostbaren tijd verkwist, welken God u gegeven had, om den hemel te verdienen ; gij hebt geheele dagen, weken, maanden, en zelfs jaren overgebracht, zonder wel eens rijpelijk aan God en aan de zaligheid uwer zielen te denken. Gij hebt zooveel gratiën verkwist, welke God u gegeven had, welke Jesus u door zijn duurbaar bloed verworven had ; zoovele inwendige insprekingen, zoovele vermaningen van uwe ouders, en van den priester in het godsdienstig onderwijs, in den biechtstoel; zooveel heilige Missen die gij bijgewoond, zoovele biechten die gij gesproken had. In plaats van beter, zijl gij slechter geworden; in plaats van den hemel te winnen hebt gij u zeiven aan de hel prijs gegeven,of zijt erteu minste toe genaderd. Gij, de kinderen van den Allerhoogste, de lievelingen van den levenden God, zijt slaven der zonde geworden, slaven des duivels, wiens wil gij volbracht hebt; gij hebt gedaan wat hij u door uwe slechte begeerten en hartstochten ingeblazen heeft, ( iij ook hebt gewenscht het voedsel der varkens ;gij hebt misschien den wilgehad onreine dingen te doen, waarvooreen dier zich zou moeten schamen, indien het verstand had. Ook uwe ziel, dit afbeeldsel van God, uwe ziel versierd met eene edele, hemelsche schoonheid, met Gods vriendschap begunstigd, is een afbeeldsel der boosheid geworden, een werktuig van schande, zoo afschuwelijk als een halfverrot lijk en zoodanig dat de heilige Engel bewaarder in u het kind niet meer kende, dat gij in het heilig Doopsel waart, maar zijne oogen met tranen van u moest afwenden. O lieve kinderen ! Verloren zonen en dochters! Wat zijt gij toch geworden door de zonde!
ill. De verloren zoon is nogtans in zijne zonde, in zijne ellende niet gebleven; hij is opgestaan, en tot zijnen vader teruggekeerd. En hoe heeft hij dit aangelegd? Eerst heeft hij begonnen zijne ellende te overdenken;« Hoeveel daglooners enz..., en ik sterf hier van honger!» Het deed hem bitter spijt dat hij eenen zoo goeden, zoo liefderijken vader belee-
267
LEERWIJZE
(ligd en verlaten had; hij maakte aanstonds dit vast voornemen: « Ik zal opstaan en tot mijnen vader gaan ; » en hij heeft den vasten wil gehad van te zeggen: « Vader,ik heb gezondigd,» enz... Hij wilde dus zijne zonde, zijne misdaad bekennen, voortaan beter gehoorzamen, en door een voorbeeldig leven, als knecht in zijns vaders huis, zijne vorige fouten herstellen ; en hij heeft zijn voornemen gehouden; hij is wezenlijk tot zijnen vader teruggekeerd. — Gij ook, lieve kinderen, wilt voorwaar in de zonde en in de ellende in dewelke zij u gedompeld heeft, niet blijven steken. Voor u ook staat de weg open, om tot uwen hemelschen Vader terug te keeren; 't is dezelfde weg, welken den verloren zoon bewandeld heeft: de weg van boetvaardigheid en leedwezen. Hoe gij naar het voorbeeld van den verloren zoon, eerst uwe zonden en uwen el-lendigen staat dooreen naarstig onderzoek des gewetens moet trachten te kennen; hoe gij van harte droef moet zijn uwen lieven Vader en Zaligmaker aldus beleedigd te hebben; hoe gij het vast voornemen moet maken van weder te keeren en een beter leven aan te leggen, God uwen Vader nooit meer te vergrammen, over uwe zonden boetvaardigheid te doen, enz.; dat alles heb ik u al voorgehouden en gij hebt het ook volbracht. Nu is de dag gekomen, waarop gij, gelijk de verloren zoon, uw voornemen ten uitvoer moet brengen, u voor de voeten van den hemelschen Vader, van den lieven Zaligmaker en deszelfs plaatsbekleeder (den priester) moet werpen en zeggen :« Vader ik heb gezondigd, »dat is ; de dag is daar waarop gij met rechtzinnigheid en oprecht berouw uwe zonden moet biechten. Zonder deze rechtzinnige biecht van alle uwe doodzonden en dwalingen, is eene verzoening met God niet mogelijk. Edoch opdat gij te liever en te openhartiger zoudt biechten, zullen wij nog overwegen hoe God u zal ontvangen, welke treffelijke voordeden, welke gratiën gij door de biecht en absolutie zult bekomen.
IV. Op welke manier heeft de vader den verloren zoon ontvangen? Heeft hij hem niet gestraft, often minste eenige harde, verwijtende woorden nopens zijne onuitlegbare lichtzinnigheid toegestuurd ?Neen, hij had maar een gedacht: zijn verloren kind was teruggevonden; alle smart hem aangedaan
268
VOOR I)E EERSTE COMMUNIE.
was vergeten van blijdschap dat hij zijn kind terug had; hij heeft niet afgewacht totdat de zoon bij hem was; hij zelf is hem te gemoet geloopen, heeft hem omhelsd, het beste kleed aangedaan, hem met een gouden ring versierd en hem een prachtig gastmaal bereid; — niet als eenen knecht, neen, maar als zijn duurbaar, teergeliefd kind heeft hij hem ontvangen. O hoe moet de zoon alsdan diep getroffen geweest zijn! Welke blijdschap, welke liefde, welk berouw moesten alsdan zijn hart ontroeren en overstroomen!
En gij, lieve kinderen! Hoe zult gij door den hemelschen Vader ontvangen worden? Op dezelfde manier als de verloren zoon in het Evangelie door zijn vader opgenomen werd ; ook uw Vader is u reeds te gemoet gekomen. Niettegenstaande al de smart die gij hem aangedaan had en nog alle dagen aandeed, heeft hij u niet vergeten. Wat zoudt gij doen, indien iemand u dagelijks beschimpte en beleedigde, en zulks jaren lang?Zou het geduld u ten laatste niet ontbreken! En nogtans heeft God jaren lang geduld gehad met u ; hij heeft u niet gestraft voor uwe menigvuldige zonden; ja, wat meer is, even alsof hij zonder u nietgelukkig kondezijn,heeft hij geene rust genomen, voordat hij u in zijn vaderlijk huis teruggeroepen en aan zijn vaderlijk hart gedrukt had. Hij heeft u geroepen, om deel te nemen aan het voorbereidend onderwijs tot de eerste (quot;ommunie ; hij heeft u zoo dikwijls inwendig toegesproken ; hij boezemt u nu den wil, het voornemen in om eene goede generale biecht te spreken. En als gij tot hem zult komen, en openhartig biechten ; ó! hoe minzaam, hoe goedhartig en genadig zal hij u opnemen ! Hij zal u geene verwijtingen doen over uwe zonden, alhoewel gij ze verdiend hebt— neen, vergeten, vergeven is alles. Hij zal tot u spreken door den mond des priesters, en inwendig door de zoete stem der gratie in uwe harten u zeggen «Mijn zoon, mijne dochter,gaat heen in vrede, uwe zonden zijn u vergeven. » Hoe gelukkig moet Magdalena geweest zijn, toen zij deze woorden uit den mond van Jesus hoorde ! Hoe gelukkig ook, moet gij u zeiven voelen, als hij dezelfde woorden tot u zal spreken! Herinnert u nog eens, lieve kinderen, welk schrikkelijk kwaad eene enkele doodzonde is! en ziet, op een oogenblik zijt gij van allen
269
LEERWIJZE
ontslagen. AI zijn uwe zonden nog zoo groot geweest, gij zult rein worden, uwe ziel zal afgewasschen zijn in het bloed des Lams, zij zal wit zijn als de pas gevallen sneeuwvlokken. En daar uwe ziel te voren afschuwelijk was door de zonde, wordt zij thans door Gods hand versierd, met het kleed zijner gratie omhangen; zij wordt zoo schoon, zoo verrukkend, dat God zelf en de heilige Engelen ze met innige vergenoeging zullen beschouwen. En daar gij vroeger te vreezen had voor God, den rechtvaardigen rechter, welken gij zoo dikwijls vergramd had, voor zijn schrikkelijk oordeel en de hel, moogt gij nu wederom gerust en vrolijk uwe oogen, uwe handen en uw hart ten hemel verheffen, en den God aller grootheid en heiligheid, met den zoeten naam van « Vader » begroeten. Met hemelsche vreugde zal hij zijne oogen op u laten vallen; met de teerhartigste liefde zal hij u beminnen; hij zal zoo nabij u blijven, dat gij met hem zult kunnen spreken, zoo dikwijls als gij maar wilt in het gebed. En, gelijk hij zich in den hemel met alle engelen en heiligen verheugt over uwe boetvaardigheid (wantin den hemel is er vreugde voor eenen zondaar die boetvaardigheid doet), zoo ook bereidt hij u op aarde een heilig gastmaal, een wonderbaar feest; gij weet welk heilig gastmaal ik bedoel; het avondmaal, naar hetwelk uw hart reeds zoo lang en zoo vurig getracht heeft: de heilige Communie.
Ja, gij zult er waardig en rein mogen toe naderen ; gij zult den zoeten Jesus mogen ontvangen, en met hem zal voor u de hemelsche genadezon in uwe harten opgaan. Gelijk de zon in het voorjaar knoppen, bladeren en bloemen verwekt en een frisch en vrolijk leven over bosch en velden verspreidt, zoo ook zal God in uw hart een nieuw en gelukkig leven doen opstaan; knoppen,bladeren des heiliggebeds, der liefelijkste deugden, der heiligste gepeinzen en zaligste werken verwekken. En Gods vrede zal in uwe ziel wonen; gij zult een geluk smaken, waarvan gij vroeger niets kendet of zelfs niets vermoeddet, en gij zult aan u zeiven ondervinden hoe waar dit woord van den heiligen Bernardus is ; « Geene tong kan het uitspreken, geen verstand kan beseffen, men moet het ondervonden hebben, wat het is, o Jesus! u te beminnen ! »
270
VOOR DE EERSTE COMMUNIE,
En nadat gij aldus een stil en gelukkig leven zult overgebracht hebben, dan wenkt u de kroon des eeuwigen levens op dewelke gij wederom aanspraak en verzekering gekregen hebt.—Onder den Griekschen keizer Leo.werd een voorname man met naam Michaël, beschuldigd, tegen den keizer samengezworen te liebbeii, en deze veroordeelde hem ter dood. De keizerin smeekte met tranen, den ongelukkigen het leven te schenken ; doch tevergeefs. Het eenigste wat zij bekomen kon, was dat de doodstraf tot na de feestdagen van Kersmis zoude uitgesteld worden. Middelerwijl borst er een oproer los; het volk vermoordde den keizer Leo en riep Michaël in zijne plaats tot keizer uit. Als deze het woelig en jubelende volk tot zijne gevangenis hoorde naderen, dacht hij dat zijne laatste uur gekomen was, dat men hem kwam halen om de dood te ondergaan, en sidderende wachtte hij op den beul. Alsdan openden zich de deuren, — de voornaamsten des volks traden binnen, en begroetten hem als hunnen keizer. Welke verandering! Over eenige stonden een gevangene, van allen veracht, mishandeld, ter dood veroordeeld; nu met jubel en eerbied begroet; — met goud en purper bekleed; tot het keizerlijk paleis, tot den troon geleid. Hoe moest alsdan zijn hart van blijdschap opspringen! Lieve kinderen! nog grooter is de verandering, die bij den zondaar, en ook bij u plaats grijpt, als gij eene goede biecht spreekt. Waart gij te voren een voorwerp van afschuw in Gods oogen, met de banden des duivels geboeid, nu zult gij als geliefkoosde kinderen aan het hart des hemelschen Vaders mogen rusten; waart gij te voren verlaten van Engelen en Heiligen, betreurd door uwen Engel bewaarder, nu zult gij door hen, als hunne broeders met heilige vreugde begroet en beschermd worden. Waart gij over korten tijd nog op den weg der hel, nu zijt gij op den weg tot het rijk der zaligheid, tot de hemelsche keizerskroon.
Lieve kinderen, welk geluk, welke vreugde zal uw hart doordringen, als gij de heilige absolutie zult ontvangen. Opdat gij dit geluk, die vreugde zoudt genieten, maakt op dit oogenblik nog eens het vast voornemen, wel openhartig en met zoo veel berouw mogelijk, te biechten, en smeekt den
271
LEKRWUZE
goddtilijken Zaligmaker in het heilig Sakrament des Autaars dat hij zich gewaardige u zijne gratie te schenken. En indien gij oprecht dezen wil hebt, begeeft u dan gerust en zonder eenig achterdenken tot den biechtstoel : gij zult er, evenals de verloren zoon, eenen vader vol liefde en barmhartigheid aanln llen. Amen.
6. — De volharding.
Lieve kinderen! Gij zijt nu met den goeden God verzoend en weldra, ja, weldra verschijnt de zalige uur waarop uw Zaligmaker zijne woonplaats in u zal vestigen; zijn hart en het uwe zijn vol verlangen en heilige blijdschap. 0, hoe gelukkig zijt gij! — Nogtans, ik kan het niet verbergen, een droevig gepeins biedt zich in mijnen geest aan en poogt mijne vreugde te storen; met achterdenken vraag ik mij zeiven : zullen zij in dien staat blijven? Morgen misschien zal de zon schemerend zich in prachtigen glans verheffen, den ganschen hemel met blozend morgenrood bestralen en helaas! wie weet of een weinig later er geene kille en vochtige dampen opstijgen, die de zon omsluieren en aan onze oogen bedekken, om een donkeren, regenachtigen dag aan te brengen.
Zoo ook, lieve kinderen, zal de zon der goddelijke gratie schitterend in uwe harten opgaan; doch helaas! zullen de giftige dampen der zonde ze niet komen verduisteren? Hoe vele achttien- en twintigjarige jongelingen zijn reeds onbeschoft en losbandig! hoe vele meisjes verwaand en uitgelaten, om niets erger te zeggen! En nogtans hebben zij ook eens hunne eerste Communie gedaan, misschien met evenveel leedwezen, liefde en goede voornemens als gij. En zoudt gij ook niet zoo ongelukkiglijk kunnen omtuimelen? Ach! hoe schrikkelijk zou het zijn, indien zulks moest gebeuren! Indien gij aan uwen goddelijken Zaligmaker ontrouw werdt, indien gij uwe heilige en plechtige beloften kwaamt te breken, aan zijn aanbiddelijk hart zulke wond, zulken smaad toebracht; indien gij uw lichaam, uwe ziel misbruiktet om zonden te bedrijven! dit lichaam en die ziel welke hij om zoo te
272
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
zeggen, door de heilige Communie tot zijn eigendom gemaakt, en tot heilige werktuigen ingewijd heeft! Indien gij Jesus uit uwe harten kwaamt te verstooten om er den duivel toegang te vergunnen! indien gij eindelijk u zeiven gingt verdoemen, verdoemen voor eeuwig! Ik ben overtuigd, lieve kinderen, dat gij vast besloten hebt zulks te beletten, en daarom wil ik u vandaag in 't kort toonen, wat gij te vluchten en wat gij te doen hebt, om in de gratie welke gij gaat ontvangen, te volharden.
I. Wat moet gij vluchten? Dat gij verplicht zijt de zonde, vooral de doodzonde te vluchten, ja ook zooveel mogelijk de vrijwillige dagelijksche zonden, dat heb ik u reeds gezegd. Insgelijks zijt gij ook gehouden de naaste gelegenheden te vluchten; dat is ; de huizen, makkers, spelen, enz., die u tot hiertoe tot zonde verleid hebben, en u nog zouden verleiden indien gij ze niet met zorg vluchttet. Maar nietalleen hetgeen u vroeger tot zonde verleid beeft, moet gij vluchten ; ook alles wat u later tot zonde zou kunnen aanzetten, alles wat uwe ziel in gevaar zou kunnen brengen. Wilt gij in de gratie volharden, moet gij in het bijzonder vluchten :
A.) Allen omgang met goddelooze, bedorvene en zelfs lichtvaardige menschen. Wanneer iemand slechte gesprekken voert over het geloof, de godsvrucht bespot, zich onzedige werken veroorlooft, u tot onbetamelijke en schandige zaken wil aansporen, met hem moogt gij niet gaan, laat hem ter zijde; en zoo gij u in een huis, op eene plaats bevindt waar gij zulke lieden naast u aantreft, bij voorbeeld dienstboden, geeft er onmiddellijk kennis van aan uwe ouders of meesters en vooral aan uwen biechtvader, opdat zij u zouden kunnen waarschuwen, hoe gij u in zulk geval moet gedragen. Indien gij hel niet doet, zult gij ongetwijfeld bedorven worden. Neemt den besten, den gezondsten appel, en legt hem nevens eenen rotten, de rotte zal niet gezond, maar de gezonde'zal rot worden. Eveneens hoe wijs en deugdzaam gij zijt of niet, indien gij met slechte en bedorvene menschen vertrouwelijk omgaat, gij zult ze niet deugdzaam, maar zij zullen u slecht maken. Zoo ook mogen de jongens nooit met de meisjes of de meisjes met de jongens gemeenzaam omgaan, of met elkander spelen.
ü.
273
LEERWIJZE
B.) Vlucht de gevaarlijke plaatsen. Begeeft u in geene huizen waar kwaad of lichtzinnigheid omgaat. Wacht u wel in herbergen te gaan, of latertijd de danszalen te bezoeken, al ware het enkel en alleen uit nieuwsgierigheid, om alles af te zien. Wacht u 's nachts rond te zwerven of uit te blijven. Neemt geenen dienst bij meesters of werkbazen waar noch godsdienst noch opzicht in huis is. —
Bij onderstelling, dat gij een kostbaar flesje met duur reukwerk te dragen hebt : zoudt gij er lichtzinnig mede omspringen, er u mede op het ijs wagen, in gedachte : Ik kan er toch acht op nemen? Zekerlijk neen : gij zoudt het niet doen. Welnu, lieve kinderen, gij ook draagt iets oneindig kostbaar, iets, dat Jesus-Christus met zijn duurbaar bloed afgekocht heeft, uwe ziel, uwe onschuld, draagt gij in zeer broze vaten; de onschuld verliest men zoo lichtelijk, en nooit koopt men ze terug, nooit vindt men ze weer als zij eens verloren is. Zou het dan geene onbegrijpelijke onvoorzichtigheid zijn, u op plaatsen te begeven, waar gij gemakkelijk kunt vallen, waar gij te gelijk onschuld en ziel zoudt kunnen verliezen? Onthoudt wel deze spreuk van Jesus-Christus: « Die het gevaar bemint, zal er in vergaan. »
C.) Vlucht het lezen van slechte boeken. Indien gij er tijd toe hebt, leest,bijzonderlijk 's zondags 's namiddags, in goede en stichtende boeken, (bij voorbeeld de levens der heiligen, Plnlolea en andere;. Ik ben bereid om goede en aangename boeken te laten lezen, aan allen die er mij zullen vragen. Die lezen wil, moet maar afkomen, en geene vrees hebben. Tegenovergesteld, leest toch geene slechte boeken, in welke geloof en godsdienst bespot worden, of daar zaken in te lezen staan, die met de heilige eerbaarheid strijden. Zulke boeken zijn een waar venijn voor de ziel. Leest nooit zulke boeken, waarover gij zoudt te vreezen of u te schamen hebben, indien ik er u mede betrapte. Hebt gij twijfel of een boek wel goed en toegelaten zij, toont het mij dan, ik zal het u aanstonds zeggen. — Doch wil ik mij niet langer ophouden, met u aan te toonen wat gij te vluchten hebt, ik moet u ook nog aan het hart leggen ;
11. Wat gij te doen hebt, om de gratie te bewaren.
274
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 2quot;D
A.) Het eerste en het noodwendigste van al, is het gehed (i). Verbeeldt u, lieve kinderen, dat iemand van ueen prachtigen bloempotten geschenke ontvangt, en deze gaat hem aanstonds in een oud, donker hol plaatsen, waar bijna geene lucht aan kan; wat zal er gebeuren? de bloemplant zal kwijnen, de bloemen zullen verbleeken, verwelken en sterven. Waarom? Omdat zij geene lucht hebben, geen licht of warmte der zon. Lieve kinderen! gij allen bekomt ook eene oneindig schoone en.kostbare hemelsbloem ten geschenke : het leven, dal Gods gratie in uwe ziel opwekt; God zelf heeft deze bloem in uwe ziel geplant, haar besproeid met het bloed van zijn eenigge-boren Zoon, en uwe ziel is gelijk aan de bloemplant. Doch indien gij na uwe eerste Communie, uwe ziel in de aardsche bezigheden, wellusten en begeerlijkheden gingt dompelen, indien gij u maar weinig meer met God en zijne gratie liet bekommerdet, dan is het, alsof gij deze hemelsbloem in een duisteren bedampt hol plaatstet: dan ontbreekt haar de lucht en het licht des hemels; dat is te zeggen ; liet gebed ontbreekt u, en zoo zal dit schoon leven der genade in u kwijnen, verwelken en sterven; gij zult welhaast in uwe vorige, ja in nog veel droevigere zonden valK-n, Gelooft mij, lieve kinderen, en neemt wel aandacht op hetgeen ik u heden zeg: indien gij het gebed begint te verzuimen en achter te laten, of het slechts gewoonheidshalve en met lauwigheid verricht, dan is uwe ziel in geen goeden staat meer. En indien gij gewaar wordt dat de geest des gebeds bij u verzwakt of ophoudt, dan is het tijd hem op nieuw op te wekken, u met nieuwen iever aan het gebed te begeven (2). — Zegt toch
(I) Een boompje dat geplant wordt op eene plaats, die aanstormen wind blootgesteld is, moet diepe wortelen schieten, of aan een stcvijren paal gebonden worden. Zoo moet gij ook, mits gij allen vroeg of laat in gevaarlijke omstandigbeden zult komen, diepe wortelen in de godvruchtigheid schieten door volhardend gebed, en gestaafd worden door de steunstokken van goede gewoonten en het veelvoudig gebruik der heilige Sakramenlen.
i2) Al wie bij wintertijd een langen weg af te leggen heeft, krijgt bekoring om neer te zitten. Let er eens wel op : Geeft hij aan dc bekoring toe en zet bij zich neer, dan slaapt hij in en bevriest. Zoo hebben wij, die In de killige wereld wandelen, ook lichtelijk de bekoring om in het goede
LEERWIJZE
nooit: « Ik heb geen lijd om te bidden. » — Ik verlang van u niet, gij zult het gaan hooren, dat gij langen tijd aan het gebed besteden zoudt. Luistert dan eens wel ; Een vader had zijnen zoon tot de naburige stad gestuurd, om het hor-logiemaken te leeren, en als de leertijd om was, vroeg hij : « Kunt gij nu een uurwerk maken? » « Ik kan het nog niet al te wel, » antwoordde de zoon,«ik heb er geen tijd genoeg toe gehad : ik had te veel andere zaken te leeren en te veel te werken. » — Zal de vader hem niet zeggen : « Deugeniet, domme jongen ! waarom heb ik u dan op het ambacht gesteld? » Zal God u dat ook niet opwerpen, indien gij zegdet dat gij geen tijd gehad hebt om te bidden :« Hooze kinderen, waartoe heb ik u dan op de wereld gesteld? Wist gij dan niet. dat eene zaak alléén noodzakelijk is: God te dienen? En daartoe hebt gij den tijd niet gehad?» En wat zult gij daartegen inbrengen? Hebt gij niet ook tijd om te eten? Ongetwijfeld; omdat het noodzakelijk is. Doch, lieve kinderen! Zoo noodzakelijk als het eten voor liet lichaam is, zoo noodzakelijk is ook hel gebed voor de ziel. En is de ziel in uwe oogen dan niet meer waard dan het lichaam? — Dus, bidden moet gij; 't is volstrekt noodzakelijk, indien gij de gratie wilt bewaren en in den hemel komen. Doch welke gebeden moet gij opzeggen? Wanneer moet gij bidden?
s' Morgens, zoohaast als gij ontwaakt, denkt aanstonds aan den goeden God; maakt het teeken des heilig kruises ; staat vlijtig op uit liefde voor God; en terwijl gij u op eerbare wijze aankleedt, bidt een Onze Vader : knielt daarna neder om uw morgengebed te zeggen. Denkt daarbij, dat God u wederom eenen dag schenkt, van denwelken hij u rekenschap zal vragen, en maakt het vast voornemen u dezen dag van alle zonden (bijzonder van uwe zonde van gewoonte) te onthouden; wekt in u het goed inzicht op alles uit liefde tot God te denken, te zeggen, te doen en te lijden. Beveelt u ook bijzonderlijk in de bescherming der lieve Moeder Gods Maria en
niet meer voort te slappen, onze gebeden en geestelijke oefeningen achier te talen. Stemmen wij loe — dan vatten wij in den gevaarlijken staap der geestelijke traagheid. Het heilig vuur verdooft zich in onze ziel en zij sterft, om zoo le zeggen, van koude.
276
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
«ler heilige Engelen bewaarders. Gedurende den dag : denkt van tijd tot tijd aan God, en groet hem met korte schietgebedekens ; bij voorbeeld :« 0 Jesus! voor u wil ik leven, enz. » « O God, liever sterven dan zondigen! » « 0 mijn God ! alles uit liefde tot u ! » en andere. Zegt die voornamelijk als gij tot zonde bekoord wordt en ook als het uur slaat. Gaat niet ter tafel gelijk het dier totden voederbak, maar bidtgodvruchtig-lijk voor en na het eten. 's Avonds, alvorens u te ontkleeden, knielt ook neêr en zegt uw avondgebed. Dankt God vooral wat hij u tijdens den dag gegeven heeft. Onderzoekt uw geweten eu verwekt een berouw over uwe zonden, met het vast voornemen 's anderendaags beter te leven. Denkt ook van tijd tot tijd : Hoe zou het met mij afloopen, indien ik dezen nacht kwam te sterven? (Geestelijke biechten communie. Zie § III, I vraag). — Ontkleedt u dan met zedigheid ; in het bed zijnde, beveelt u aan Gods bescherming, en tracht al biddende in te slapen.
Behalve deze dagelijksche gebeden, beveel ik u nog bijzonderlijk, zoo dikwijls mogelijk het heilig Sacrificie der Mis bij te wonen, dikwijls een bezoek af te leggen aan het heilig Sa-krament des Autaars, ten minste op de zondagen (over een en ander heb ik u reeds gesproken — herinnert u, wat ik u alsdan zegde); hebt eene groote liefde en teedere godvruchtigheid tot Maria, de Moeder Gods, de koningin des hemels, de bijstand der Christenen. Ja, hebt haar oprecht lief, haar die u ook zoo teer bemind,haar die u reeds zoo vele gratiën bekomen heeft, en in 't vervolg nog meer voor u verwerven kan en wil. Stelt vooral uw kostbaarste schat, uwe reinigheid, onder de bescherming der allerzuiverste Maagd. Maakt u gewoon aan het schoon gebruik van 's morgens drie Wees Gegroeten te bidden om door Maria's voorspraak de gratie te bekomen, de zuiverheid altijd ongeschonden te mogen bewaren. Bidt godvruchtiglijk 's morgens, 's middags en 's avonds den Engel des Heeren. Verricht ook gaarne het Rozenkransgebed (i), en nadert met liefde tot de heilige Sakramenten op
(I) Misschien zal liet goed zijn de kinderen in den levenden Rozenkrans op te nemen of ze in een broederschap aan te schrijven.
277
LEERWIJZE
de feestdagen der heilige Maagd. Dit brengt mij tot het tweede |)unt, dat ik u dringende zoek aan te bevelen :
B.) Nadert dikwijls tot de biecht en hel heilig Sukrament des Autaars, en bereidt er u altoos zorgvuldig toe. Vooral weest rechtzinnig in uwe biechten. Neemt de gewoonte aan, niet alléén alles te biechten, wat zekerlijk zonde is, maar ook datgene waarover gij twijfel hebt, bekent ook de gevaren en bekoringen aan welke gij meest blootgesteld zijt : bij voorbeeld, indien u iemand tot zonde wil aanzetten, of uwe eigene booze neigingen u lot zonde of losbandig leven aansporen. Ach ! hoe menig kind, dat in groote zonden gevallen is, zou rein en braaf gebleven zijn, indien het aanstonds de gevaren die het bedreigden, aan den biechtvader uitgelegd had? De biechtvader zou hen alsdan hebben kunnen zeggen hoe zij zich moesten gedragen : doch zij hebben zoolang gezwegen, tot dat het te laat was. Hoe gij u tot de biecht en Communie moet voorbereiden, is u reeds bekend.
Vroeger heb ik u reeds gezegd, dat gij dikwijls moest Communiceeren (dus ook te biechten gaan). Doch hoe dikwijls moet gij het doen? Düt kan ik u hier niet nauwkeurig zeggen. Men moet u dat al gezegd hebben in den biechtstoel, indien gij er u (volgens mijne vermaning) over bevraagd hebt. Nogtans ziet hier wat ik u desaangaande kan zeggen :
Ten eerste : Biecht alle maanden, zoolang gij den catechismus bijwoont; —'t is wel geen gebod der heilige Kerk, maar toch een loffelijk gebruik, in onze parochiën in voege, met goedkeuring der geestelijke overheid; en mijn vurigste verlangen is, dit schoon gebruik onder ons altijd te zien voortduren.
Ten tweede : Die tijd en iever hebben, zouden zich aangenaam maken aan God, en zich zeiven kostbare voordeden bereiden, indien zij later tijd, met toestemming van hunnen biechtvader, alle veertien of zelfs alle acht dagen Communiceerden.
En om welke redenen, lieve kinderen, zet ik u aan om zoo dikwijls tot de heilige Tafel te naderen? Wat moei u daartoe overhalen? Vooreerst de wil, het uitdrukkelijk verlangen van Jesus. Toen Jesus op het punt was te Bethleëm ter wereld te komen, klopte hij er door de hand zijner moeder op de deur
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
van vele inwoners, en verlangde bij hen ingenomen te worden;— doch velen lagen in slaap en hoorden hem niet; of zij hadden wel plaats voor rijke lieden, voor kisten en kassen, maar voor den armen Jesus niet. « Hij kwam in zijn eigendom, en de zijnen namen hem niet aan. » 0 hoe moest zulks aan Jesus pijn doen! Welnu, lieve kinderen, Jesus klopt ook aan uwe harten, ook bij u wil hij inkeeren; ook tot u richt hij die woorden : « Komt tot mij, gij allen die belast en beladen zijt, equot; ik zal u verkwikken. » Ook tot u zegt hij : « Ik heb vurig verlangd, den paschen met u te eten;» zou het hem dan ook niet oprecht leed doen, indien gij, in tijdelijke bezigheden en vermaken verslonden,gingt weigeren naar zijne stem te luisteren, u liever ophield niet makkers, plezieren en wellusten dan met Jesus, en gij zijne uitnoodigingenverstiet?Zou dat de dankbaarheid zijn, voor het groot geluk, dat Jesus u thans bereidt? Neen, lieve kinderen ! Indien gij Jesus bemint, dan zult gij ook dikwijls en met blijdschap tot zijne heilige Tafel naderen (i).
Vervolgens moet gij het ook doen, omdat uw eigen geluk er van afhangt. Vandaag zijt gij gelukkig, en toekomende zondag zult gij nog veel gelukkiger zijn. Zoudt gij niet wenschen, dat dit geluk altijd bleve duren? Gij kunl het doen voortduren als gij maar wilt. Zegt eens : wat maakt u zoo gelukkig? — Dat gij nu zuiver van zonden zijt, en dat uw lieve Zaligmaker tot u wil komen. Doch kunt gij later hetzelfde geluk niet blijven hebben? Zoudt gij u niet zuiver van zonden kunnen houden, en u regelmatig zuiveren van uwe dagelijksche fouten,door het heilig Sakrament van boetvaardigheid? Zoudt gij den lieven Zaligmaker niet al zijne liefde en genade niet dikwijls in uw hart kunnen ontvangen? Komt dan dikwijls, komt met lieide tot de tafel des Heeren, dan zal het geluk uwer eerste heilige Communie u,alseene liefelijke ster, blijven
(1) Een keizer noodigt een armen landbouwer ter tafel. Maar de/.e laat den keizer weten dal liij niet komen kan, dat hij eenig voeder moet maaien, mest uitvoeren enz. Zou dat nieteene beleediging zijn voor den keizer? Zou de landman niet doen zien,dat zijn smerige arbeid en klein gewin hem van grooter aangelegenheid ziju dan de gunst en genade des keizers? (Toepassing).
279
LEKlt WIJZE
geleiden gedurende uw geheel leven. (Herrinnert u ook welke kostbare vruchten de heilige en waardige Communie, voortbrengt; — en hetgeen ik u gezegd heb ; dat zij alleen deze vruchten ten volle bekomen, die de heilige Communie dikwijls ontvangen.) Indien iemand u ergens een middel aanwees, en u kon verzekeren dat, met het alle drie of vier weken te gebruiken, gij niet zoudt ziek worden, en met zekerheid een lang en gezond leven zoudt hebben; zoudt gij dit middel, al viel het zelfs nog lastig, niet met liefde gebruiken? Nu dan, in de heilige Communie hebt gij een zoo gemakkelijk en zoo aangenaam middel, om u met zekerheid tegen de krankheid en de dood der ziel te bewaren, om met zekerheid het eeuwig leven des hemels te bereiken : en dit middel zou u te veel zijn? Is de ziel u dan niet meer waard dan het lichaam? En daar gij alle dagen aan uw lichaam zijn voedsel toereikt, zult gij uwe ziel maanden lang naar haar voedsel laten hongeren? Neen, lieve kinderen! Draagt zorg voor uwe ziel; komt dikwijls tot de tafel des Heeren. Volgt het voorbeeld na van alle godvruchtige en heilige zielen, die zoo dikwijls communiceerden als het hun toegelaten werd en zij er gelegenheid toe hadden. Zegt niet ; ik heb geen tijd. Cij hebt tijd tot vele andere zaken, die niet zoo noodzakelijk zijn. Indien men u een vijffrankstuk gaf voor eiken keer dat gij te biechten gingt, niet waar, dan zoudt gij wel tijd vinden. Doch is Jesus, is zijne gratie u dan niet meerwaard dan een ellendig stuk geld (1)? Nogtans indien
(l)Eeii jonge pater uit het gezelschap van Jesus, werd door zijn oversten naar een Collegie iu Liefland gestuurd, om daar de letische taal aan te leeren, opdat bij dan later in deze taal zou kunnen prediken en biecht hoo-ren. Daar hem die studie groote bezwaarlijkheden opleverde, en hij er bovendien niet veel smaak in vond, deed hij ook niet veel voortgangen had na vele maanden nog maar weinig aangeleerd.Op zekeren dag, een kleinen uitstap doende, trof hij een uitlandsuhe jood aan, die de letische taal zeer vloeiende sprak. Hij vroeg hem hoe lang hij reeds in 't land was? Zes weken, antwoordde de jood. — En reeds spreekt gij deze zwierige taal zeer wel? - Ei, sprak de Israëliet, als heter om te doen is (terwijl hij met de vingeren eene geldtelling aanduidde), dau leert men spoedig. De jonge Jesuiet schaamde zich te zien dat de lielde Gods bij hem niet zooveel had kunnen bewerken, als de liefde tot hetgeld bij den jood; van toen af leerde bij spoedig en werd een der bekwaamste missionarissen. (Toepassing.)
280
VOOK DE EEHSTE COMMUNIE.
uwe ouders of meesters u niet gewillig lieten gaan, bidt ze, smeekt ze dan u dit voorrecht te willen vergunnen (gij kunt ze in andere gevallen ook wel lastig vallen en iets afbedelen dat gij verlangt); zegt hun : dat gij liever een anderen dag zult t' huis blijven, dat gij vroeger zult opstaan, of wel meer werken, enz.
Maar er zullen menige uwer makkers zijn die u zullen bespotten en uitlachen,indien gij zoo dikwijls biechten communiceert! — En zult gij er u daardoor laten van afhouden? Houdt gij dan meer aan de achting van zulke ellendelingen, dan aan die van uwen goddelijken Zaligmaker? Doch gij luistert er na, goed ! — Zuilen zij u dan misschien ook helpen, als het vroeg of Iaat eens met u voor Gods rechterstoel zal te doen zijn? Ach! draagt u weinig van soortgelijke menschen aan, — dat zij u loven of misprijzen, daaraan is weinig voor u gelegen, indien God u maar bemint. Verder denkt aan die woorden van den goddelijken Zaligmaker: « Al wie zich over mij zal schamen, wegens dit zondig en eerloos geslacht, over hem zal de Zoon des menschen zich ook schamen, wanneer hij in de heerlijkheid zijns Vaders met dc heilige Engelen komen zal. »
Sommige kinderen hebben bij hunne eerste Communie belofte gedaan van alle maanden te communiceeren. Dat raad ik u niet aan. Maar gij kunt daar een ernstig voornemen van maken, zonder belofte te doen, en dit voornemen op den dag uwer eerste Communie aan den Zaligmaker, als dankbetuiging voor zijne oneindige liefde, opdragen.
Schrijft de bijzonderste voornemens welke gij thans gemaakt hebt, of nog maken zult, op een stuk papier — en telkens dat gij op nieuw te communie gaat, herleest deze voornemens, onderzoekt of gij er getrouw aan gebleven zijt, en hernieuwt ze in de tegenwoordigheid van uwen lieven Zaligmaker.
Zietdaar, lieve kinderen, nu heb ik het onderwijs voleind, dat ik u moest mededeelen, als voorbereiding tot uwe eerste heilige Communie (i); en ik weet het niet beter te sluiten,
(1) 't Is enkel tijdens de laatste dagen dat de kinderen in de verschillige ceremoniën moeten geoefend worden. Het formulier voor de Vt-rnieuwing der doopbeloften moet hun uitgelegd worden, als ook de manier van zich
281
LEERWIJZE VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
dan met de woorden van den heiligen Apostel Paulus, toen hij van de priesters dor stad Ephesen afscheid nam : « Ik betuig u heden, dat ik rein ben van uw bloed (dat ikonplichtig ben, indien er iemand van u zou verloren gaan), want ik heb niet nagelaten, u het gansch raadsbesluit van God te verkondigen... Waakt en weo.st gedachtig hoe ik... eenieder van u met tranen vermaand heb.En nu beveel ik u aan God en aan het genadewoord van hem, die machtig is op te bouwen (te voltrekken wat hij in u door mij begonnen heeft) en (u) de hemelsche erfenis te geven met alle heiligen. Amen (i). »
le houden als men naar de communiebank gaat; bun moet aangewezen worden hoe /.ij het commuuiekleed moeten houden, den mund openen, de tong op de onderste lip brengen, het hoofd recht, de oogen neergeslagen houden, enz. Op den dag zelven,'s morgens alvorens naar de kerk te gaan, kan men dat nog in 't kort herhalen, en daarna afscheid van hen nemen, met liefderijke en tevens opbeurende woorden.
(I) Wij voegen hier geene aanspraken bij over het heilig Sakrament des Autaars, over de liefde welke Jesus-Christus ons daarin betuigt, over de uitwerksels der heilige Communie, over de onwaardige communieenz. Deze stollen zijn breedvoerig door ons behandeld geworden in de onderwijzingen betrekkelijk het heilig Sakrament des Autaars.Wie daarovereene reeks onderwijzingen zou willen doen, zal er toereikende stof in vinden. — Eene aanspraak over het bitter lijden van Christus zou allerbest te pas komen in de laatste dagen der goede week; ofwel zou men de oefening van den heiligen kruisweg kunnen doen, met bondigen uitlegen verzuchtingen tot den lijdenden Zaligmaker.{Er beslaat eene verzameling van oefeningen om den Kruisweg te doen, onder den titel: de ziel op den Kruisiccg, gedrukt bij Vanwest te Sl Truiden. Wij kunnen dit boek niet genoeg aanbevelen om deszelfs eenvoudigheid en zalving.;
*
282
op den dag der eerste communie.
Lieve Kinderen,
Onze goddelijke Zaligmaker had eens, volgens zijne gewoonte, den ganschen dag voor de zaligheid der menschen gebeden, gepredikt, gearbeid. Vermoeiden afgemat, had hij rust noodig. Eenige godvruchtige vrouwen kwamen hem alsdan nog opzoeken, en hadden hare kinderen medegebracht, opdat Jesus hun de handen zou opleggen en hen zegenen. Jesus'leerlingen waren er misnoegd over, ziende dat men geene rust verleende aan hunnen Meester, en wilden de moeders beletten met hare kinderen tot bij Jesus doorte dringen. Doch de goddelijke Zaligmaker, die de kinderen zoo hartelijk liefhad, sprak met onuitdrukkelijke goedheid en zoetaardigheid : « Laat die kleinen tot mij komen, want voor zulken is het rijk der hemelen i » (Marc. X. 14.) Dan slool hij de kinderen in zijne armen en zegende hen.
A.) Lieve kinderen! Hetzelfde geluk, dat die joodsche kinderen overkwam, wat zeg ik, ja een veel grooter geluk nog, is u vandaag ten deel gevallen. Indien gij u op dezen dag in de kerk aangeboden hebt — (en hoelang hebt gij er alreeds met blijdschap aan gedacht!), het is om tot Jesus opgeleid te worden. En dezelfde Zaligmaker, die de kinderen zoo liefderijk onthaalde, is hier in het heilig Sakrament des Autaars tegenwoordig; hij wacht op u, met de vurigste liefde, en uit het diepste des tabernakels roept hij ook tot u die heilige
LEERWIJZE
woorden: « Laat die kinderen tot mij komen, en weert ze niet af. » En niet uwe moeders, neen, de heilige Engelen zullen u tot den goddelijken Zaligmaker opleiden; niet alleen zal hij u, gelijk die kinderen, in zijne armen nemen, maar gij zeiven zult hem ontvangen in uwe armen, op uwe tong, in uw hart! 0 kinderen, lieve kinderen! hoe groot is uw geluk, lioe groot moet ook uwe blijdschap zijn! — Diejoodsche kinderen moesten zich aanstonds wederom van den Zaligmaker verwijderen, en hebben waarschijnlijk in hun leven tot hem niet meer mogen komen. Maar u wil de goddelijke Zaligmaker niet meer veriaten. Hij wil in uwe harten blijven met zijne goddelijke hulp en zijne gratiën, zoolang gij zelve er hem niet uit verdrijft; hij zal u geleiden op den weg des levens, totdat het avond wordt en de dag begint te dalen, om u dan tot de eeuwige rust der zaligheid over te voeren. En zoo dikwijls als gij wilt, moogt gij tot Hem wederkeeren. Hem op nieuw ontvangen, Hem nogmaals ontvangen. Ja, ik herhaal het nog eens; Hoe groot moet dan uwe blijdschap zijn, hoe vurig uw verlangen, hoe teerhartig uwe liefde! O lieve kinderen, in deze weinige oogenblikken, die u nog overblijven, bereidt uwe harten met de grootste zorg om uwen Zaligmaker te ontvangen met geloof en eerbied, met ootmoedigheid en leedwezen, met liefde en vurig verlangen, zooals gij gehoord en geleerd hebt.
Ik twijfel er niet aan, lieve kinderen, gij hebt uw hart reeds bereid en zult het bereiden ; ik ben overtuigd dat gij uwen welbeminden Zaligmaker waardig en godvruchtiglijk zult ontvangen. Maar eilaas! wat zal het later zijn? Bij al de blijdschap die ik gevoel over het geluk dat u vandaag gaat overkomen, sluipen er vrees en droefheid in mijne ziel, als ik denk: arme kinderen, wat zal er latertijd van u voortkomen? Hoe vele kinderen, eerbiedig nedergeknield als gij, die dezelfde plechtige beloften gedaan hadden als gij, — heeft men niet schandelijk zien afvallen, hunnen Zaligmaker verloochenen ! Hoe lichtelijk zou dat ongeluk u ook kunnen voorvallen ! De gevaren die op u wachten zijn zoo groot, de bekoringen zoo geweldig, de booze menschen zoo listig, en gij — gij zijt arme, zwakke, onervarene kinderen? Hoe lichtelijk
284
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
zoudt gij ook kunnen vallen, boos worden, — en hoe groot, hoe afschuwelijk zou alsdan uwe ondankbaarheid zijn, hoe groot en jammerlijk uw ongeluk! Herinnert u wat ik u meer dan eens gezegd heb : « Hoe lief gij mij allen ook zijt, liever zou ik u nogtans vandaag zien sterven, dan u in eene enkele doodzonde te zien vallen. » Doch, wie zal u van dat ongeluk bewaren ?
Toen men de kinderen tot Jesus bracht,sloot hij ze in zijne armen en omhelsde ze. 0 lieve kinderen !bidt vandaag, op den schoonstcn dag uws levens, bidt vandaag den lieven Zaligmaker, nu, nu hij u niets kan weigeren, bidt hem dringend, hij zal u in zijne armen sluiten, en de duivel zal onmachtig zijn cm u van hem af te trekken; hij zal u zijnen zegen mede-deelen, opdat gij er door versterkt, aan alle bekoringen zoudt kunnen wederstaan en in godsvrucht, in deugd, in onschuld, in zachtmoedigheid, enz, zoudt aangroeien, lielooft hem nogmaals al wat gij hem gisteren beloofd hebt in de heilige biecht, vernieuwt onder andere, nog eens het vast voornemen dat gij gemaakt hebt, van dikwijls e.i waardig tot zijne heilige Tafel te blijven komen. Üan moogt gij gerust en getroost wezen, al zijn de gevaren nog zoo groot, — want uw Zaligmaker is met u, Hij die veel grooter en sterker is dan al de gevaren; zijne hand zal u beschermen, u zegenen en u voeren tot de hemelsche tafel, tot den hemelschen maaltijd, tot de eeuwige zaligheid.
B.) En gij, vaders en moeders van deze hoogbegenadigde kinderen ! Gij brengt vandaag uwe kinderen tot Jesus, gelijk de moeders in het Evangelie, en gij zult ze uit zijne handen terugkrijgen, geheiligd, gezegend, met gratiën overladen. Verheugt u, en bedankt uwen Zaligmaker met deze kinderen uit het diepste uws harten. Maar luistert ook, bid ik u, naar het woord der vermaning dat de Zaligmaker utoeroept:« Laat deze kinderen tot mij komen, en weert ze niet af. » Deze kinderen zijn nu braaf en godvruchtig, en de Heer zal er strenge rekenschap over afeischen. Opdat gij u dus voor zijn oordeel te beter zoudt kunnen verantwoorden, opdat gij eens met blijmoedig hart die kinderen aan Jesus Christus zoudt kunnen aanbieden in den hemel, is het niet genoeg te waken.
28S
LEERWIJZE
krachtdadig te waken over hunnen handel en wandel, over hun gedrag, enz.; 't is niet genoeg voor hen te bidden. Neen, wilt gij uwe kinderen braaf en deugdzaam houden,dan moeten zij dikwijls tot Jesus blijven komen, zijne gratiën, zijne zegeningen gaan zoeken in het heilig Sakrament des Autaars. Daarom bid ik u, in Jesus' naam, laat die kinderen tot hem gaan, en weert ze niet af, stelt er u niet tegen, tl ij, ouders en meesters, weigert hun toch dit paar uren niet, na verloop van vier wieken, om ze op nieuw tot de Tafel des Heeren te laten naderen. (lij zult er geene schade door lijden; de Heer zal door zijne zegening rijkelijk vergoeden, al wat er aan arbeid zou verzuimd of achtergelaten zijn. Ja, indien de kinderen van zelfs er niet aan denken dat zij tot de heilige Communie zouden moeten gaan, draagt zorg van het hun indachtig te maken, ze daartoe op te wekken, en God zal u daarvoor reeds in deze wereld loonen; dan zult gij brave, werkzame en eerlijke kinderen, gehoorzame, trouwe en eerbiedige dienstboden hebben ; mnar den oprechten loon,de ware zegening zult gij er eerst voor bekomen in den hemel. Geeft hun ook zelf het goed voorbeeld, want indien gij zelf het gebed en het gebruik der heilige Sakramenten niet ter harte neemt, dan zal uw voorbeeld kinderen en dienstboden ook maar al te gemakkelijk bederven. Dusnogeens: Laat die kinderen tot Jesus komen, en verzet er u niet tegen.
C.) En gij ook, mijne broeders, mijne bemindeprochianen, gij die deze heilige plechtigheid bijwoont, tot u ook stuurt de Heer een woord van verwijting, van vermaning en van troost, quot;ij zegt ; « Het rijk der hemelen is voor zulken, die aan deze kinderen gelijken, »of, gelijk hij zich bijeene andere gelegenheid uitdrukte:« Indien gij u niet bekeert en niet gelijk wordt aan deze kinderen,kunt gij in'trijk der hemelen niet ingaan.» Daarin licht vooreersteen verwijt: Waarom zijt gij niet meer gelijk deze kinderen? Eertijds nogtans waart gij ook zoo : gij ook hebt daar neergeknield op uw eerste-Communiedag; gij ook waart met een feestgewaad bekleed, gij ook droegt den krans der onschuld op uw hoofd en Gods vrede in uw hart. Maar ach! welke verandering, welke droevige verandering bij velen! Het kleed der zuiverheid is besmeurd of verloren, de
286
VOOU DE EERSTE COMMUNIE.
krans der onschuld is verwelkt of vertreden, Gods vrede is verdwenen. Hoort gij geene stem die u uit het diepste uwer ziel toeroept : Waarom zijt gij niet een vroom, een onschuldig kind gebleven? Ach! waart gij tenminste vroegtsr gestorven, gij zoudt op uw voorhoofd evenals op uw graf de schoonste maagdenkroon bekomen hebben ; uwe ziel zou voor Gods troon verschenen zijn met den lelienkrans der zuiverheid, en nu zoudt gij tusschen de blinkende maagdenscharen zijn die het Lam overal volgen, die in wit gewaad prijken, en daar een nieuwen lofzang zingen, welken niemand zingen mag dan zij alleen. Doch gij hebt dien heiligen krans uit een gereten en de perels voor de varkens geworpen.
Echter ligt in deze woorden van verwijting ook eene liefderijke vermaning : O! wordt op nieuw als een dezer kleine kinderen! En er ligt een zoete troost in : Ja, gij kunt nog een kind worden door zuiverheid en godsvrucht, door zachtmoedigheid en geduld, door gehoorzaamheid en vertrouwen. Lastig is het wel, maar toch mogelijk; Jesus Christus zelf wekt er u toe op, en zal er u ook toe helpen; en zoo zult gij in eenen zekeren zin het geluk van uwen eersten Communiedag terugvinden ; Gods rijk zal op nieuw in u komen : vrede en blijdschap, welke gij verloren hadt, zullen terug in uw hart komen; en roept de dood u van hier, dan zal het zoet woord des Zaligmakers in uw oor klinken : « Laat deze ziel, die op nieuw een kind geworden is, tot mij komen; want het rijk der hemelen is voor degenen die hun gelijken! »
En nu, o Jesus, goddelijke vriend der kinderen ! zie, wij brengen deze kinderen tot u, gelijk vroeger de moeders in het Evangelie. Gij zelf hebt het gezegd ; « Laat de kinderen tot mij komen,en belet ze niet, want voor zulken is het ri jk derhe-melen.»0! laat dan ook deze kinderen tot u komen, en breng in hunne harten uw hemelsch rijk, het rijk uwer liefde, uwer gratie en uws vredes. Evenals die joodsche kinderen, sluit ze allen in uwe aanbiddelijke armen, en spreek over hen uw goddelijken zegen uit, opdat, hetgeen ik thans in uwen naam uitspreek, door uwe almacht bekrachtigd en uitgevoerd worde : De zegen des Almachtigen Gods, des Vaders f, des Zoons en des heiligen Geestes dale over u neder, bereide
287
288 LEERWIJZE
uwe harten, begeleide alle uwe voetstappen, en brenge u over tot Jesus in het hemelsch rijk. Amen.
Lieve kinderen!
Het gebeurt nu en dan dat een koning zijn land doorreist en zien wil hoe de bewoners van zijn rijk, zijne onderdanen, hem onthalen. Is hij waarlijk een goed koning, een milde vorst, en beminnen de menschen hem derhalve rechtzinnig-lijk, dan stellen zij alles te werk om hem waardig te ontvangen ; overal worden de stralen langs dewelke hij doortrekt met sluiers, bloemen en vlaggen versierd; met jubel en vrolijke toejuichingen wordt hij onthaald. De koning, bij het vertoog dezer liefdebewijzen, gevoelt eene groote blijdschap, en verleent hun weldaden en genaden in rijke hoeveelheid. — Gij weet wel, lieve kinderen, wie de koning is, die u, zijne onderdanen, vandaag bezoeken wil : Het is Jesus Christus, de koning van hemel en aarde, de monark van de geheele wereld. Daartoe hebt gij uwe harten door het heilig Sakra-ment van boetvaardigheid opgezuiverd (ik heb er de vaste overtuiging van), om hem waardiglijk te ontvangen; evenals gij uwe hoofden met bloemen versierd hebt, hebt gij inwen-diglijk uwe harten versierd met de liefelijkste bloemen der deugd en godvruchtigheid. De Zaligmaker zal dan ook de volheid zijner gratiën en zegeningen voor u medebrengen.
Welke gratiën Hij u eigenlijk in de heilige Communie zal medebrengen,dat zou ik u vandaag nog, ten minste in 't kort, willen voorhouden. Alhoewel u dat reeds wijdloopiger gezegd is geworden in het voorbereidend onderwijs, wil ik er u nogtans nog eenige woorden over zeggen, opdat gij, lieve kinderen, uwen Zaligmaker zoudt ontvangen mei grooter vertrouwen, met vuriger verlangen en innigere blijdschap, en opdat zij ook, die reeds meermaals gecommuniceerd hebben, zich zouden herinneren welken schat van gratiën God hun in de heilige Communie aanbiedt.
I.) Het eerste uitwerksel der gratie in de heilige Communie is dit : zij vereenigt ons op het innigste met Jesus Christus
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 289
en vermeerdert in ons de heiligmakende gratie. Hoe snakt het kind, dat langen tijd van zijne lieve ouders verwijderd moest wonen, hoe snakt het naar vader en moeder, naar zusters en broeders! Het denkt dag en nacht aan hen, weent meermaals van heimwee, en droomt van hen in zijnen slaap. En als het eindelijk in het vaderlijk huis terug is, o hoe verblijdt het zich,hoe gaarne is het bij hen, wat weet het al niet te zeggen en te vertellen, hoe gelukkig is het! Lieve kinderen! Gij ook hebt al lang gesnakt naar den dag uwer eerste heilige Communie, waarop gij uwen Zaligmaker, Jesus Christus, die u meer aan 't hart moet liggen dan vader en moeder, in uwe ziel gaat ontvangen. Binnen eenigu oogenblikken, geene uur meer, dan komt hij tot u, de zoete Jesus, die als kleinkind in de krib gelegen heeft, die door de herders en den ouden Simeon op de armen genomen werd ; hij komt tot u en zal zich met u veel inniger vereenigen dan met de herders en Simeon, mits hij in uwe harten zal rusten. Hij zal tot u komen en bij u blijven, zoolang gij hem behoudt; hij zal u de hand toereiken, om u langs den doornachtigen weg van dit aardsch pelgrimschap te geleiden tot het he-melsch Vaderland. Lieve kinderen ! hoe gelukkig zijt gij heden!
En Jesus komt niet met ledige handen, in vroegere tijdei., toen er nog geen ijzeren wegen bestonden, en de koningen soms zeer arme gewesten moesten doorreizen, dan voerden zij gewoonlijk metzichdedingen die zij noodighadden,zooals tapijten, meubels, fijne spijzen, enz., omdat zij wel wisten, dat zij in arme herbergen niet zouden vinden, wat zij verlangden, en volgens dat hunne waardigheid vereischte. Zou ook doet Jesus. Hij weet wel, dat uw hart niet zoo goed gesteld is, niet zoozeer met deugden versierd is, zooals het voor Hem zou betamen ; daarom brengt hij zelf de versiering, welke hij gaarne in uwe harten zou verlangen, met zich mede. Hij vermeerdert i n u de heiligmakende gratie! Hoe schoon en hoe prachtig zijn de woningen, welke men voor de koningen bereidt! Hoe glinstertdaarallesvan goud en spiegels! Van alle kanten spreiden zieh tluweelen en zijden behangsels uitschitteren kostbare tapijten en schilderijen ! Hoe schoon moet dan
LEEK WIJZE, ENZ. 13
290 LEEKWUZE
voornamelijk de woning niet zijn, welke de rijkste, de machtigste en milddadigste der koningen, de opperste Meester des hemels zich bereidt ! Hoe schoon, hoe verrukkende schoon moet eene ziel wezen, in welke Jesus met zijne gratie zijn intrede gedaan heeft! Hoe schoon moet zij daarbij nog worden, door herhaalde waardige Communiën! En met welk zoet welbehagen, moet de hemelsche Vader zijne oogen op u, lieve kinderen, laten vallen! met welke teedere vaderoogen moet hij u beschouwen, wanneer Degene in uwe harten schuilt, in wien hij al zijn welbehagen gesteld heeft.
2) Verder bewaart de heilige Communie ons tegen de doodzonden.
Over eenige jaren kwam ik voorbij een dorp gegaan, waar het alleszins vrolijk en aangenaam uil zag; doch niet lang geleden heefteen brand het geheel dorp in asch gelegd. Het was een treurig vertoog, üe woningen, te voren zoo liefelijk, waren nu verwoest; niets was er van overgebleven dan een paar zwarte muren en verkoolde balken die nog rookten; de bewoners, vroeger zoo welhebbend, waren nu tot den bedelzak vervallen, en hier en daar zag men ben nog treurig rond de puinen dwalen. — Veel grooter nog is het ongeluk, veel scbrikkelijker in Cods oogen de verwoesting door de doodzonde in eene ziel veroorzaakt. Daar is ook verwoest de vroegere schoonheid, waarin de engelen zich verheugden, daar is ook verdreven de vrolijkeen opgeruimde zin; het geluk bij God en in het gebed is weg, de goede werken en verdiensten voor den hemel zijn vernietigd; — er is niets ingebleven dan de hatelijke uitwerksels der zonde, de stinkende dampen der ondeugd En wat nog het ergste is ; zulke ziel indien Cod ze niet van de dood verwekt, is verloren voor eeuwig, tot het eeuwig verderf vervallen. Vele menschen denkende en wel inziende,dat zij eindelijk ook nog in doodzonde zouden kunnen vallen, hebben den wensch uitgedrukt: 0 was ik alreeds gestorven, gestorven in Gods gratie, opdat ik toch in zulk ongeluk niet valle! — En liever zouden zij alle ledematen hebben willen verliezen, dan eene enkele doodzonde te bedrijven ; zoo een schrikkelijk kwaad is do doodzonde in hunne oogen. En nogtans hoe lichtelijk kan de
VOOR TIE KERSTE COMMUNIE.
mensch, hoe lichtelijk zoudt gij ook, arme kinderen, er kunnen invallen? Hoe vele gevaren en bekoringen wachten op u, en gij zijt zoo zwak? Wie zal u beschermen, wie zal u behoeden, wie zal u de hand toereiken en u geleiden opdat gij niet zoudt vallen? Jesus Christus is het, uw Zaligmaker; daarom ook komt hij tot u; en indien gij u maar vast aan hem houdt, indien gij dikwijls en waardig tot zijne heiligeTafel terugkomt dan moogt gij zeker zijn, dat gij in geene groote zonden zult hervallen. Belooft het dus vandaag op nieuw, gelijk gij het gisteren reeds beloofd hebt : dat gij welhaast en dikwijls in het vervolg zult terugkomen tot Jesus in het heilig Sakrament; belooft het met eene heilige rechtzinnigheid Zegt met eene ware, met eene oprecht kinderlijke godvruchtigheid : 0 minnelijke Jesus! gij ziet welk arm, zwak kind ik ben. Daarom blijf bij mij, lieve Jesus! blijf bij mij en verlaat mij niet; laat mij liever nog heden in onschuld en zuiverheid sterven, dan u te verlaten en voor eeuwig verloren te gaan.
3) De heilige Communie geeft ons lust en kracht tot het goed, eene heilige blijdschap en zoeten vrede in het hart. L)e kinderen dezer wereld, de menschen die niet hijgen dan naar de goederen der aarde, denken, dat een godvruchtig leven, een bezwaarlijk en verdrietig leven is, dat men daarin geen vermaak heeft, dat men het hoofd moet laten hangen, droefgeestig zijn, enz. 0 hoe zeer dwalen die menschen! Hadden zij maar ééns geproefd hoe zoet de lieer is voor dezen die Hem zoeken ! Wie het eenmaal door Cods gratie bekomen heeft, waarlijk rechtvaardig en deugdzaam te zijn, voor hem is het, alsof hij uit eene donkere, vuile, bedampte gevangenis, in de vrije, warme lentelucht gekomen ware. 't Is hem zoo blij en weelderig inliet hart, dat hij't veeltijds luidruchtig zou willen uitjubelen, ja, aan iedereen vertellen, hue gelukkig hij is en hoe goed de lieve Cod is. Menig een heeft reeds gezegd : Thans begin ik eigenlijk eerst te leven; mij dunkt, dat ik een gansch andere mensch geworden ben. En deze heilige vreugde, dezen zoeten vrede bekomen wij juist door het dikwijls en waardig Communiceeren. Door de heilige Communie komt Jesus in ons hart, gelijk hij eertijds tot zijne leerlingen kwam, en hij brengt ons ook den vrede, den
291
LEERWIJZE
vrede des hemels, welken de wereld ons niet geven maar ook niet ontnemen kan. Al wie dezen vrede eens gevonden heeft, heeft de grootsten der schatten gevonden, een geluk tegenover hetwelk deze wereld als ijdel stof en asch is dat met den wind wegvliegt. En tot dit geluk, lieve kinderen, heeft Jesus u vandaag geroepen; indien gij hem, volgens uwe belofte dikwijls en waardig ontvangt, dan zal dit geluk deze vrede, stil en zachtjes in uwe harten bloeien als eene wonderbaar schoone bloem. Dan zult gij niets gemeens meer willen hebben met de zondige vermaken dezer wereld, die zoo zeer nagejaagd worden, door hen die sen zoogenaamd lustig leven voeren. Uwe vreugde zal eene gansch andere zijn. De kikvorsch vergenoegt zich in de moerassen; het zwijn woelt en wroet in de modderpoelen; — de leeuwerik integendeel, vliegt hoog ten hemel op, tot de glinsterende zon en kweelt uit jubelende borst een loflied aan zijnen Schepper in den hemel. Zoo zult gij ook, lieve kinderen, de zondige vermaken, die aan modder en moeras gelijken, voortaan versmaden, uwe vreugde zoeken in Jesus en zijne goddelijke liefde, door heilige begeerten, in de hoop en den voorsmaak des hemels, der eeuwige zaligheid!
Ik kan u de overige uitwerksels der heilige Communie niet verder uitleggen, — de tijd is te kort. Ik vermaan u alleenlijk nog, lieve kinderen, dat gij de weinige oogenblikken die uvoor de heilige Communie nog overblijven goed zoudt benuttigen, om u nog beter en beter door vurige gebeden en godvruchtige verlangens te bereiden. Want hoe beter uw hart bereid is, hoe ieveriger uw gebed, hoe gloeiender uwe begeerten tot de heilige Communie zijn, hoe rijker ook de zegeningen, hoe kostbaarder de gratiën zullen zijn, welke Jesus Christus u zal brengen.
En nu nog een woord tot u, lieve broeders, gij die u reeds meermaals aan de tafel des Heeren neergezet hebt; hebt gij ook in u de uitwerksels der heilige Communie gevoeld, zooals ik ze daareven afgeschilderd heb? Herinnert gij u nog wel den schoonen dag, waarop ook gij voor de eerste maal uwen Zaligmaker ontvangen hebt? Waarom is dit geluk en deze zaligheid verdwenen, en willen zij niet terugkomen ? Misschien
292
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
dat zich hier en daar wel iemand van u ingebeeld heeft, dat men ook een deugdzaam en christelijk gedrag kan hebben zonder daarom juist een pater of eene kwezel te zijn {gelijk sommige menschen alle godvruchtige personen noemen); dat het genoeg was alle jaren eens tot de heilige Tafel te naderen ; daarna is hij zijn geluk, ?ijnen troost elders gaan zoeken. Lieve broeder, lieve zuster! Hoe zeer hebt gij u bedrogen ! Gij hebt de bron der levendigmakende waters verlaten, om langs dorre en schrale woestenijen af te dwalen, gij hebt u ingebeeld, dat gij alléén den weg des hemels zoudt gevonden hebben, en gij hebt den hemelschen leidsman, het hemelsch voedsel verlaten. Ach ! keert weder op uwe voetstappen. Misschien dat op dit oogenblik eenezoeteaandoening eene heilige droefheid uw hart ontroert. Er ontspringt eene verzuchting naar die deugdzame en schoone kinderjaren, naar den dag uwer eerste Communie, 't Is de stem van den goeden Herder, die u,arm verdoold schaapje, tot den schaapstal terugroept! Luistert naar zijne stem, volgt zijnen roep! Komt spoedig en komt dikwijls tot Hem terug; zoekt uw geluk, uwe vreugd op zijn hart! Dan zal de kinderlijke onschuld, de kindervrede en vreugde op nieuw in uwe harten komen wonen, en uw eerste-Communiedag zal terugkomen met alle zijne zoete aandoeningen.
Doch misschien zijn er hier ook sommigen, die dikwijls Communiceeren, en nogtans de uitwerksels en den zegen niet ontvangen welke men zou mogen verwachten; en waarom dat? Ik zal er u de oorzaak van aantoonen : Ziet deze kinderen : zij hebben zich weken lang tot deze heilige Communie bereid ; 't was hunne eenigste vreugde, hun grootste verlangen ; zij hebben vlijtig gebeden, hebben zich veel moeite gegeven, om in deze dagen alles te vermijden, wat den Zaligmaker eenigszins zou kunnen bedroeven. Daarom komt Jesus ook zoo gaarne tot hen, en brengt hun zoovele gratiën en zegeningen, en vrede en blijdschap. Bereidt u zeiven ook, met dezelfde godsvrucht, tot elke Communie die gij doet, als of het uwe eerste was (zulk Communie, eerae enkele, zal u meer voordeel bijbrengen, dan tien andere zonder goede voorbereiding), en gij ook zult de vruchten der heilige Communie, in hunne gansche volheid smaken.
293
LEKKWIJZE
Doch gij, o goddelijke Zaligmaker, o aanbiddelijke Jesus ! gij die in dit heilig Sakrament verborgen blijft en er do rijkste schatten uwer genade in opgesloten hebt, werpt een milden en goedjonstigen oogslag op deze kinderen, welke gij uitverkoren hebt, om hun den rijkdom uwer gratiën en zegeningen te openharen. Versterk hun geloof, vermeerder hunne hoop, ontsteek hunne liefde, verbreed hun hart, ontvlam hun verlangen, opdat gij met de gansche volheid uwer genaden bij hen zoudt kunnen inkeeren. 0, zegen ze met onzichtbare hand, van uit uw tabernakel, gelijk ik het hier zichtbaar in uwen naam ga doen : De zegen des ahnachtigen Gods, des Vaders, f des Zoons en des heiligen Geestes dale over u neder, bereide uwe harten, bescherme u in alle gevaren en geleidde u tot het eeuwig leven. Amen.
Lieve kinderen!
Als de heilige drie Koningen uit verre landen kwamen, om het Jesuskind op te zoeken én te aanbidden, was een wonderbare ster hun wegwijzer; op deze ster was hunne oog gericht, terwijl zij getroost den langen weg aflegden en de menigvuldige zwarigheden der reis blijmoedig overwonnen — totdat zij eindelijk Jesus vonden, en het goddelijk kind met heiligen eerbied aanbaden en het met onuitspreekbare vreugde liefkozend op hunne armen namen. Zulk eene vriendelijke ster, lieve kinderen, was tot hiertoe voor u het gepeins aan uwen eerste-Communiedag. Hoe dikwijls hebt gij er uwe oogen heen gericht, hoe dikwijls er aan gedacht, hoe hartelijk hem verlangd; hoe gelukkig geweest als gij hem zaagt toenaderen! Ja, ik weet het, en ik heb mij met u verheugd! En ziet, nu heeft die ster u tot Jesus gebracht; de eerste-Communiedag is gekomen, en naar het voorbeeld der heilige drie Koningen, moogt gij vaiidaag tot het lief Jesuskind binnentreden en hem uwe harten ten ofler brengen ; gelijk de heilige drie Koningen moogt gij den minnelijken Jesus op uwe armen nemen ; — doch neen: gij zijt veel gelukkiger: in uw hart moogt gij Hem ontvangen. De drie Koningen moesten zich daarna van Jesus afscheiden, en zij konden nader-
294
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
295
hand tot Hem niet meer terugkeeren, terwijl Jesus bij u komt en bij u wil blijven ; ja zoo dikwijls als gij wilt, en het verlangen zich in uw hart opdoet, moogt gij terugkomen, om uwen Heer en waren God te ontvangen. Daarom is deze dag voor u een dag der schoonste en reinste vreugde ; waarlijk « een dag weiki n de Hoer gemaakt heeft, » welken h j u zelf in zijne almogendheid en liefde voorbereidt, een dag waarop « gij u moogt verheugen en vervrolijken »; want heden valt u het grootste geluk ten deel; heden komt uw minnelijke Zaligmaker tot u en wil bij u zijne woning vestigen ; heden daalt voor u de Zaligmaker uit den hemel af, de Engelen om-ringelen u, danken God met u, verheugen zich met u. Daarom zijt gij heden met bloemen versierd, met kransen bekroond : bloemen en kransen zijn immers het teeken der vreugde; en gelijk op den dag der processie, de huizen der straten langs dewelke de lieve Zaligmaker voorbijgaat, de autaars waarop hij geplaatst wordt, met bloemen behangen worden, zoo zijt gij versierd geworden, omdat dezelfde Zaligmaker heden in uw hart intrekt. Doch, lieve kinderen, deze bloemen moeten u nog aan iets anders doen gedenken, gelijk gij ook uit de onderwijzingen geleerd hebt: zij maken u indachtig, dal gij uw hart moet versieren met de teedereen liefelijke bloemen der deugden, met het welriekend bloeisel der heilige godsvrucht, die schooner en liefelijker zijn dan de fraaiste bloemen der gansche wereld. Gij hebt uwe harten wel gezuiverd door het heilig Sakrament van boetvaardigheid, daarvan ben ik overtuigd, en God zelf heeft ze met zijne genade verrijkt. Nogtans, lieve kinderen, blijft er u nog eenigen tijd overig, alvorens tot de tafel des Heeren te naderen; besteedt hem wel; hij is kostbaar. — Herinnert u, wie het is, die tot u komt: 't is Jesus, uw God en uw Zaligmaker, en verwekt in uwe zielen een geloof zoo levendig alsof gij hem zelf hoordet zeggen: « Dit is mijn lichaam »; aanbidt hem met den diepsten eerbied, met heilige godsvrucht, naar het voorbeeld der heilige drie Koningen, der godvreezende schaapherders, en des ouden Simeons. Herinnert u daarna tot wien Jesus komen wil: tot u, arme, zondige kinderen, en zegt hem met den Hoofdman in de diepste ootmoedigheid: « 0 Heer, ik ben niet
LEEI'.W.JZE
waardig dat gij tot mij komt; ik ben immers toch maar een arm, zondig kind, en gij zijt de almachtige God. » En verwekt nog eens een rechtzinnig leedwezen, eene ware droefheid over uwe zonden. — Denkt dan eindelijk, waarom Jesus tot u wil komen; 't is omdat hij u bemint en u gelukkig wil makiü. Hebt dus vertrouwen in Jesus die u zoo teeder bemint, neemt hem zonder angst en zonder vrees in uwe harten op; — bemint hem met al de liefde tot dewelke gij bekwaam zijt; schenkt hem nog eens geheel uw hart, en belooft hem, dat gij hem altijd zult beminnen, hem stiptelijk gehoorzamen en nooit meer door de zonde vergrammen. Dan verheugt u, en zucht naar het oogenblik zijner komst, en roept hem, dat hij tot u kome.
En hij zal komen, de minnelijkeZaligmaker, hij zal komen, binnen weinige oogenblikken ; maar, lieve kinderen, zal hij ook bij u blijven? Zult gij door godsvrucht en reine levenswijze hem en zijne gratie in uwe harten behouden — of zult gij hem daaruit verdrijven door de lauwigheid, de zinnelijkheid en de zonde? Ik weet het wel, lieve kinderen ; nu hebt gij de beste voornemens; nu belooft gij uwen Zaligmaker alles; doch hoe zal het later zijn? Zult gij uwe beloften houden? Zult gij in staat zijn om alle de bekoringen en de gevaren, die als huilende stormen rond u zullen woeden, of die u als listige slangen zullen omslingeren, zult gij ze allen overwinnen ?
In het Oud Testament lezen wij, dat de jonge Tobias eens een verre en gevaarlijke reis moest ondernemen. De Heer, die dezen deugdzamen jongeling bijzonder liefhad, schikte hem tot leidsman den aartsengel Raphaël, onder de gedaante eens jongelings. Deze heilige Engel vergezelde Tobias op reis, hielp hem zijne zaken bezorgen, beschermde hem tegen alle gevaren, en bracht hem eindelijk gezond terug in het vaderlijk huis. Ach ! lieve kinderen, mocht God zich ook gewaar-digen u eenen heiligen Engel tot leidsman te geven, om u te behoeden tegen alle gevaren, en u gelukkig in het hemelsch Vaderland te doen aanlanden !
Lieve kinderen ! Jesus is jegens unog veel milddadiger, dan jegens Tobias. Hij zendt u vandaag niet enkel eenen Engel
296
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 297
om u te geleiden; neen : Hij zelf, de koning der Engelen, komt heden tot u, Hij zal uwen leidsman zijn op den weg des levens. Komen de gevaren — Hij zal u beschermen; komen de bekoringen — Hij zal u versterken en aanwakkeren ; komt het lijden — Hij zal u helpen en troosten; komt eindelijk het laatste uur— Hij zal u zalig maken en met zich nemen in zijn hemelrijk. Daarom, lieve kinderen, houdt u altijd vast aan dien hemelschen leidsman. Belooft hem vandaag, dat gij Hem getrouwelijk gehoorzamen, alle gevaarlijke gelegenheden vluchten zult; dat gij wel zult blijven bidden, dikwijls en allijd na eene goede voorbereiding tot de heilige tafel zult terugkomen. Indien gij dat getrouwelijk doet, dan mogen bekoringen, gevaren en stormen komen : gij zijt in veiligheid tusschen Jesus' armen, aan Jesus' hart; en mocht gij dan ook arm worden, lijden en verlaten zijn op de wereld ; gij zult altijd rijk zijn gelukkig en hoog in eer, want Jesus is bij u ; en de dag uwer eerste Communie zal, als eene verkwikkende lentezon, in uw geheel leven doorschijnen, heUelve helder, aangenaam en vrolijk maken ; ja, hij zal zijnen glans nog verspreiden op uw sterfbed op de laatste uren uws levens, die zullen zijn, als de avond van een godvruchtig en zoet leven op deze aarde, en de dageraad van een eeuwig gelukzalig-leven in den hemel.
Geliefde ouders dezer gelukkige kinderen! Hoe menigen dag is er reeds voorbijgevlogen, sedert dat gij voor de eerste maal deze uwe kinderen, hier in de Kerk aan den Heer aangeboden hebt, opdat zij door het heilig Doopsel ook zijne kinderen zouden worden! Hoe menige dag is door u in arbeid, in kommer en zorgen doorgebracht! Gij hebt dus wel recht om u te verheugen en dankbaar te zijn, dat gij dezen gelukkigen dag nog beleeft, waarop gij voor de tweede maal uwe kinderen aan den Heer moogt aanbieden, om hunnedoopbeloften te vernieuwen, en gij ze uit zijne handen rijk gezegend en dubbel geheiligd zult terug ontvangen. Ach! denkt eens hoe groot uw geluk zijn zal, indien gij ze eens aan den goddel ijken Zaligmaker in den Hemel zult kunnen aanbieden en Hem zeggen ; « Zie, Heer, daar zijn ze allen, die gij mij toevertrouwd hadt, niet een is er verloren gegaan. »
LEERWIJZE
3Iaar ook, welk schromelijk ongeluk, welke vreeselijke verantwoordelijkheid, indien één dezer kleinen aan den Zaligmaker moest ontnomen worden, en verloren ging door uwe schuld! Opdat zulks niet geschiede, en gij ze allen voor (Jods troon moogt brengen, belooft vandaag aan den Heer, dat gij over hen waken zult; waken over hunne zeden, over hunnen omgang, hunne betrekkingen, enz. over hun gansch leven. Indien gij verplicht zijt, ze aan vreemde menschen toe te vertrouwen, dan bid en bezweer ik u : plaatst ze dan toch bij godvreezende meesters, bij wie christelijke godsvrucht, christelijke zedetucht, christelijk toezicht, christelijke zeden heerschen, en blijft altijd nazien, hoe uwe kinderen zich gedragen. Verders, gij ouders en meesters, zorgt dat deze kleinen niet door andere dienstboden geërgerd of bedorven worden, en geeft hun de gelegenheid, bid ik u, ja wekt ze zelfs op, om nog dikwijls de heilige Communie te komen ontvangen.
Docli gij allen, lieve christenen, gij die later met deze kinderen zult moeten omgaan ; wacht u wel, een dezer kleinen te ergeren! Toen eens Attila, de koning der Hunnen, een gruwzame en bloeddorstige vorst, aan het hoofd van vele duizende soldaten tegen de stad Rome optrok, om ze uit te plunderen en te verwoesten — ging hem een arme, zwakke grijsaard te gemoet, zonder wapenen, met zijn herderlijken staf. De heilige l'aus Leo deed verwijtingen aan den gruwza-men dwingeland, en zette hem aan, om van zijn zondig plan af te zien, en met zijn leger van Home te wijken. En ziet! l)ie anderszins zoo woeste koning, die voor de dapperste krijgs-kgers niet had teruggeweken, deinsde achteruit voor eenen zwakken grijsaard. Weet gij waarom hij beefde? Nevens den Paus, zag hij den heiligen Apostel Petrus staan, die hem met zwaaiende zwaard, met de dood bedreigde. Dat verschrikte hem zoodanig, dat hij aan de vermaning van den Paus gehoor gaf. Allerliefsten ! nevens den Paus Leo stond de heilige Petrus ; nevens elk van deze kinderen staat zijn heilige Engel bewaarder, ja, Christus zelf, de Allerhoogste staat aan hunne zijde. Vandaag neemt hij deze kinderen onder zijne bescherming, en alwie een dezer kleinen zou durven verleiden of bederven,
■298
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 299
die heeft met den Zaligmaker te doen, die deze bedreiging uitgesproken heeft : « Wee hem die een dezer kleinen ergeren zal, voor zulken ware het beter, dat hij met eenen molensteen aan den hals in het diepste der zee geworpen wierde. » Denkt daaraan, gij, die in tegenwoordigheid van kinderen, zoo lichtvaardig zijt in uw gedrag : die u niet schaamt oneerbare woorden in hun bijwezen te spreken, hun slechte voorbeelden te geven, en zoo door het vergift der ondeugd deze onschuldige zielen te verderven. Indien de liefde welke gij aan uwen goddelijken Zaligmaker en aan deze kinderen verschuldigd zijt, niet bekwaam is om u van de ergernissen te wederhouden, laat u ten minste afschrikken door het zwaard van wraak, dat de Zaligmaker over het hoofd zwaait, van ieder die een dezer kleinen ergert, en belast u niet met den vreeselijken vloek, met welken hij zulke bedervers bedreigt.
En gij, o minnelijke Zaligmaker, gij die u deze kinderen uitverkoren hebt: die hun vandaag zulke onuitsprekelijke liefde betuigt: werpt op hen eenen genadigen oogslag ! Gelijk gij eertijds uwen Vader gebeden hebt voor uwe leerlingen, zeggende : « Heilige Vader, bewaar ze in uwen naam ! » Zoo ook smeeken wij u nu, ze in uwen naam te bewaren,en te zorgen, dat niet een van hun verloren ga. Bekrachtig floor uwe machtige hand, hetgeen wij in uwen naam gaan uitspreken, en giet den stroom uwer zegening in deze harten, die gij u vandaag tot uwe woning verkozen hebt. De zegen des almach-tigen Gods, des Vaders f, des Zoons en des heiligen Geestes, dale over u neder, bereidde uwe harten, beware u op alle uwe wegen, bescherme u inde gevaren en geleidde u ten eeuwigen leven. Amen.
II.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE EN DE PLECHTIGHEllEN VAN HET HEILIG SAKRAMENT DES AUTAARS.
WAARSCHUWING.
Sommige priesters, die lange jaren in dezelfde parochie de zielen bestieren, bevinden zich wel eens in verlegenheid, om aanspraken en Sermoonen toepasselijk op de plechtigheid dei-eerste Communie, bij de hand te hebben. In de voorafgaande dagen,blijft hun weinig tijd overom erzich toe te bereiden;en het valt dan zoo gemakkelijk niet, terstond een nieuwen vorm te vinden die aantrekkelijk is en deugdelijk kan onthouden worden, voor eene stof waarvan de hoofdzaak altijd dezelfde is.
De hierna volgende schetsen,worden aangeboden als poging om in deze moeilijkheid te voorzien ; men zal er Sermoonen in vinden die op den dag der eerste Communie, vooral 's middags, en tijdens de plechtigheden ter eere van het heilig Sa-kramentdes Autaars kunnen gepredikt worden.
Met terugzicht op den aard van dit boekwerkje, waartoe deze schetsen als bijvoegsel moeten dienen, en om deszelfs formaat niet al te veel te overdrijven, heb ik er de stotfen uitgesloten, die geen rechtstreeks betrek hebben op het heilig Sakrament des Autaars (bij voorbeeld : eenige bijzondere deugden, de gevaren, de middelen van volharding enz.), en ook die, betrekkelijk de heilige Mis, weggelaten.
De meeste schetsen zullen op het eerste gezicht te omvangrijk schijnen, vermits de aanspraken op den dag der eerste
leerwijze voor de eerste communie. 301
Communie niet al te lang mogen duren. Nogtans is die uitgestrektheid eeniger plannen enkel in den schijn (ik zelf heb er verschillige van uitgebreid, in Sermoonen die nauwelijks eene halve uur duurden). Plannen, in welke men slechts de hoofd-verdeelingen opgeeft, zijn inderdaad korter, maar ook veel lastiger om te bewerken ; integendeel, hoe meer onderverdeelingen men opgeeft, tot in de minste bijzonderheden, hoe vruchtbaarder ook de schetsen worden, en hoe beter geschikt ter uitbreiding ; hoe meer gemak zij ook zullen opleveren aan de predikanten, ter benuttiging. Ten andere zijn er vele plannen die kunnen gedeeld worden, en stof opleveren voor meer dan eene aanspraak. Ook zal men gemakkelijk eenige onderverdeelingen kunnen weglaten of ze maar enkel in het voorbijgaan aanraken.
Voor- en sluitreden, evenals afzonderlijke toepassingen op de kinderen die hunne eerste Communie doen, op hunne ouders of op de overige toehoorders zijn menigmaal aangeduid geworden; soms ook aan het oordeel des predikers overgelaten.
1. verschijning van jesüs-chr1stüs.
Niet tevergeefs wordt vandaag het Evangelie van de verschijning des Heeren voorgedragen (Joan XX. 19-31). Want het geen heden voor onze oogen geschiedt, wordt op zekere wijze aangeduid en afgebeeld in het aangehaald Evangelie.
I. De verschijning van jesus-chr1stus — is een afbeeldsel der heilige Communie, vooral bij deze kinderen.
a) Jesus Christus verschijnt aan zijn leerlingen, v. 19. — Zoo vertoont hij zich aan deze kinderen (en in 't algemeen aan allen die waardig commuuiceeren), hij komt tot hen, spreekt met hen, blijft bij hen.
b) Jesus toont zijne wonden aan zijne leerlingen, v. 20._
Hij toont aan deze kinderen zijne oneindige liefde, welke hem deze wonden toebracht, eigent hun de verdiensten toe, welke hij door deze wouden verworven heeft.
leerwijze
c) Jesus verleent aan zijne leerlingen macht om de zonden te vergeven, v. 23. — Zoo geeft hij aan deze kinderen vergiffenis van de overblijfsels der zonden.
d) Jesus belooft aan zijne leerlingen den heiligen Geest, v. 22. —Zoo brengt hij aan dezecommunicanten de rijke gratiën des heiligen Geestes.
e) Jesus wenscht en brengt aan de leerlingen den vrede, v. 19. — Zoo ook brengt hij deze kinderen rusten heiligen vrede.
f) Jesus vervult het hart der leerlingen met vreugde (gavisi sunt discipuli viso Domino), v. 20. — Ook het hart dezer kinderen overstroomt hij met zoete en heilige blijdschap.
II. het gedrag der leerlingen — is een afbeeldsel onzer voorbereiding.
a) De leerlingen waren verzameld met gesloten deuren, v. 19. —Zoo ook moet de deur van ons hart gesloten zijn voor de zonde, voor de booze neigingen, en de uitgela tenheid.
b) Zij moesten hem onthalen met standvastig geloof {noli esse incredulus sed fidelis), v. 27. — Zoo ook moeten wij een vast en levendig geloof in ons hebben en verwekken.
c) Zij aanbaden Hem (l)ominus meus el Deus meus), v. 28. — Zoo moeten wij Hem ook met heiligen eerbied aanbidden.
d) Zij aanschouwden zijne heilige wonden [ostendit eis manus et latus), v. 20. — Zoo moeten wij ook ieverig overwegen.
e) Zij zagen den Heer met heilige vreugde, v. 20. —Zoo moeten mij Hem ook met vurig verlangen en heilige vreugde ontvangen.
Sluitrede. 1) Gij, lieve kinderen, communiceert dikwijls en altijd met eene goede voorbereiding, dan zal Jesus u eiken keer verschijnen, u vrede en geluk aanbrengen.
2) Gij ouders, indien gij uwe kinderen liefhebt, zult hun dit geluk niet beletten, maar hen er toe aanraden.
302
vook l)e eerste communie.
3) En voor u overigen, in uwe Communiën is Jesus Christus ook tot u gekomen ; doch heeft u misschien noch vrede, noch blijdschap gebracht; waarom? Sluit uw hartbeter, verwekt op nieuw geloof, en iever tot het gebed. — Zoekt uw geluk niet in ongeoorloofde dingen enz , dan zal de Heer ook aan u wederom vrede en blijdschap brengen.
2. kerkwijding (i).
Te recht wordt de huidige feestdag met toeloop gevierd ; wij vieren immers vandaag de kerkwijding, en te gelijker tijd de inwijding van zoo vele levende tempels van God (Cfr. I, Cor. ill. 16; VI, 19). Laat ons in vergelijking stellen de in-wijdig (doch ook de ontwijding) dezer kinderharten, met de inwijding (en ontwijding) der kerken.
I. De inwijding,
a) der kerk.
1) De duivel en deszelfs invloed wordt verdreven.
2) De kerk wordt God opgedragen, toegewijd (zij wordt Gods eigendom, Gods woning).
3) God heeft er zijne intrede gedaan (in het heilig Sakra-ment.).
b) dezer kinderen.
1) Zij verzaken den duivel en zijne werken.
2) Zij wijden zich aan God toe, beloven hem te gehoorzamen en hem trouwelijk te dienen.
3) God zelf doet zijne intrede in hunne harten, door de heilige Communie.
c) Gevolgen :
1) De Kerkwijding is een vrolijke feestdag. — Zoo is het vandaag een vrolijke dag.
(1) Dit plan kan gevoeglijk tot twee sermoonen omgewerkt worden, welker eerste van de inwijding en het tweede van de ontwijding der kerken lou handelen ; met toepassing van elk punt op de harten der kinderen. Op dezelfde manier kan men verschillige hierna volgende plannen verdee-len.
303
LEERWIJZE
«) voor de kinderen zeiven,
(S) voor de ouders,
y) voor de gansche parochie (voor al wie Christus bemint).
2) De kerk is de plaats van godsdienst en gebed.
*) Derhalve, gij. kinderen, bidt met iever, ontvangt de heilige Sakramenten, woont vlijtig de godsdienstige oefeningen bij.
/}) Gij ouders, zorgt dat zij het getrouwelijk doen. y) En gij, beminde parochianen, '.rekt hen er niet af.
3) Men moet diepen eerbied toonen voor de kerk zoo ook voor de kinderen.
») Gij lieve kinderen, eerbiedigt u eigen zeiven, houdt
ziel en lichaam heilig en rein.
/3) Gij ouders, moet insgelijks heiligen eerbied hebben. Zuilen Jesus Christus en Belial onder een dak wonen ? Zoudt gij de zonden in uw huis willen dulden, terwijl Jesus Christus onder uw dak woont, in de harten dezer kinderen.
y) Gij allen, lieve parochianen, beschouwt ze als eigendom van Jesus Christus, die eene ontheiliging niet ongestraft laat.
II. De ontwijding,
a) der kerk.
1) Waardoor zij geschiedt :
«) door moord en bloedstorting,
/8) door ontuchtigheid.
2) Welke gevolgen zij heeft ;
«) God vlucht uit de ontwijdde kerk (het H. Sakra-
ment des Autaars wordt er uitgenomen).
/3) Alle versiering en vreugde verdwijnen (kaarsen,
bloemen enz.).
y) Zij is van allen zegen ontbloot (geen misoffer, geene goddelijke diensten, geen zegen meer).
b) dezer kinderen.
304
voor de eerste communie. 305
1) Waardoor zij geschiedt.
«) Door elke groote zonde, die den doodsteek geeft aan de ziel, het bloed van Jesus Christus vergiet; doch voornamelijk.
/3) door ontuchtigheid.
2) Gevolgen dezer ontwijding :
u) God trekt uit deze ziel — en Satan trekt er in. p) Schoonheid en blijdschap verhuizen om plaats te maken aan de leelijkheid en aan de droefheid der knaging.
y) De zegen trekt er uit; de vloek (voor tijden eeuwigheid) trekt er in.
c) Besluit.
1) Gij, kinderen, wacht u van zulke ontwijding,
«) want zij zoude
aa) een vreeselijke euveldaad zijn,
bb) eene euveldaad met ongelukken vervoegd, /3) derhalve
aa) sluit de deuren van dezen tempel, dat is, van uwe harten (door waakzaamheid tegen uwe verleiders,) en vlucht de slechte redevoeringen enz.; bb) roept om hulp (bidt, bijzonderlijk in de bekoring) ;
cc) bewaart er den hemelschen wachter in (dikwijls Communiceeren).
2) Gij ouders, waakt,
») dit vereischt van u uwe strenge verplichting, /3) uw tijdelijk voordeel,
y) uw eeuwig geluk.
3) Gij allen, beminde parochianen, wacht u wel deze kleinen te ergeren, bijzonderlijk door slechte gesprekken, slechte voorbeelden, verleiding, want
«) het zou een afgrijselijk schelmstuk zijn,
p) dat Gods vloek op u zou trekken.
sluitrede. Gebed, gelijkend aan dat van den bisschop die
LEERWIJZE
de kerkwijding doet. Hat het kruisonoverwinnelijkopdezekin-deren zij en geteekend blijve... Dat onrust, tegenspoed, aanvallender booze geesten van hen wijken,dat de blijdschap,de vrede, de eendracht, de vrees des Heeren, en al wat heilzaam
is in hen wone.....Dat de volheid zijner goederen hen over-
stroome; dat de bekoringen des duivels verre van hen blijven, en dat de engel des vredes, der kuiscliheid, der liefde en der waarheid bij hen verwijle, hen tegen alle kwaad beware, hen bescherme en verdedige, door Jesus Christus -onzen Heer.
(Vergelijk hiermede ook Salomon's gebed, II Paral. VI, 14).
3. DE VERHEEHLUKING VAN J.-C. (TRANSFIGURATIE.)
De wonderbare gebeurtenis aangehaald bij Matth. XVII,1-9, kan vergeleken worden met hetgene heden bij deze kinderen, en in 't algemeen bij elke waardige Communie geschiedt.
I. Ook bij ons geschiedt op zekere manier hetgeen bij de Verheerlijking plaats greep.
a) Jesus' kleederen werden wit als de sneeuw— zoo wordt in de heilige Communie het kleed onzer ziel gezuiverd, wit gewasschen.
b) Zijn aanzicht schitterde als de zon — zinnebeeld van de schoonheid, den luister der ziel, in welke Jesus Christus, de genade zon, opgaat, inkeert.
c) Moses en Elias verschijnen en spreken met Hem. — Bijzondere vereeniging der communiceerende met de heiligen (voornamelijk Maria; — bescherming dezer heiligen).
d) « Wij zijn hier goed. » — Voorsmaak en onderpand der hemelsche zaligheid in de heilige Communie.
II. Maar dan alléén, wanneer wij :
a) gelijk Petrus gelooven en berouw hebben ;
b) gelijk Jacobus bidden en vol iever zijn ;
c) gelijk Joannes beminnen en verlangen (ofwel : gelijk Joannes zuiver van harte zijn en eene vurige liefde hebben).
306
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
4. HET FEESTGEWAAD DER EERSTE COMMUNICANTEN.
Gij zijt vandaag feestelijk opgekleed. Niet is ijdelheid er de beweegreden van, noch ook alleenlijk de plechtigheid van dezen dag. Neen : het feestgewaad dat gij draagt heeft eene bijzondere bediedenis.
I. Uwe witte kleederen verbeelden (benevens de herinnering
aan het kleed des doopsels) :
a) de zuiverheid des harten met dewelke gij tot het heilig Sakrament des Autaars moet naderen;
b) de moeilijkheid om deze zuiverheid te bewaren (witte kleederen worden lichtelijk bevlekt) derhalve ook
c) de zorg, welke gij moet aanwenden, om deze zuiverheid niet te kwetsen of te verliezen.
II. De bloemenkransen verbeelden :
a) den krans van deugden, welke gij moet aanbrengen :
1) de lelie der zuiverheid,
2) het viooltj^der ootmoedigheid,
3) de roos der liefde,
4) de klokbloem der godsvrucht,
5) het vergeet-mij-nietje eens heilig en vast voornemens ;
b) de gratiën, welke de Zaligmaker over u zal uitstorten; —die dan indien gij ze bewaart en benuttigt, u zullen bezorgen
c) de kroon, die u in den hemel wacht.
III. De brandende kaarsen verbeelden (behalve de kaars des doopsels, en de gewijde kaars die u wacht op uw sterfbed) ;
a) het licht der wereld, de zon van genade, die vandaag in uwe harten opgaat;
b) de zegeningen welke zij u aanbrengt (vergelijk plan 43).
c) de gevoelens met dewelke gij Jesus moet ontvangen;
1) het licht geeft klaarte — gevoelen van geloof,
2) het licht streeft hemelwaarts — gevoelens van godvruchtigheid en hoop.
307
LEERWIJZE
3) het licht ontvlamt... — gevoelens van liefde, verzuchtingen,
d) dat gij van nu af in het licht moet wandelen, en uw
licht moet laten schijnen voor de menschen;
e) het eeuwig licht dat eens voor u schijnen zal.
sluitkede. Gelijk de godvruchtige Honoria de kleederen
bleef bewaren, welke zij op haren eerste-communiedag gedragen had, bewaart ook, in geestelijken zin, uw gewaad van heden (zuiverheid, krans van deugden, godvruchtigheid). Bij elke communie welke gij in 't vervolg zult verrichten (en gij zult dikwijls communiceeren)Sziet na, of gij het gewaad nog hebt, namelijk bij eiken verjaardag uwer eerste communie. Gelukkig, indien gij het in uwe stervensuur, aan den goddelijken Zaligmaker zult kunnen toonen.
Gij ouders, waakt ten minste met zooveel bezorgdheid op de zielen en de geestelijke versiering dezer kinderen, als op hun lichaam en op hunne kleederen.
En gij,beminde toehoorders, waar is uweerste-Communie-kleed? — Gevoelens van dankbaarheid o^ berouw en vast voornemen. — Wacht u wel het kleed dezer kinderen te besmeuren; — dezen deugdenkrans aan stukken te trekken, dit licht uit te blazen; — anderszins zoudt gij er aan Hem moeten rekenschap over geven, die deze sieraden afgekocht heeft doorzijn duurbaar bloed.
5. blijft in mij (Joan. XV, 4. (i).
Ingang. Jesus Christus is de wijnstok, wij zijn de ranken. Heden zijn deze kinderen op geheimzinnige wijze op den he-melschen wijnstok ingegriffeld. Maar de hoofdzaak is, dat zij aan hem vastblijven.
I. Beweegredenen. (Jesus zelfwijst die aan. Joan. XV. 4.)
a) Indien gij dit doet (in Christus blijft),
1) zult gij vruchten, vele vruchten dragen (v. 5);
2) gij zult er God door verheerlijken (v. 8);
3) gij zult u dankbaar toonen, omdat Jesus Christus u zoo zeer bemind heeft (v. 9);
(1) Naar Cornelius a Lapide. Uitleggingen van St. Jans XV kap.
308
voor de eerste communie. 309
4) gij zult zijne leerlingen zijn (v. 8);
8) gij zult in zijne liefde blijven (v. 9);
6) gij zult alles verkrijgen, wat gij vragen zult (v. 7);
7) gij zult Jesus' blijdschap volkomen genieten (v. H). b) Indien gij het niet doet,
■1) dan zult gij geene vruchten dragen, (v. 4);
2) gij zult verworpen worden (uit Jesus' hart) (v.6);
3) gij zult verdroegen (leven, liefde, blijdschap verliezen (v. 4 en 6) en
4) in 't vuur geworpen worden (v. 6).
11. Manier om met Jesus vereenigd te blijven.
a) Laat u van den wijnstok niet aftrekken; dus:
1) Vermijdt al wat er u zou kunnen aftrekken,te weten: u) de doodzonde,
/3) de gelegenheden der zonde.
2) Hebt gij het ongeluk gehad, in doodzonde te vallen, biecht ze zoohaast mogelijk (en buiten dat geval,biecht ook dikwijls en zorgvuldig).
b) Laat u van den hemelse hen hovenier besnoeien; derhalve :
1) Verdraagt geduldig de kwellingen des levens.
2) Versterft u, bijzonderlijk in uwe booze neigingen.
3) Snoeit de nuttelooze gesprekken, de traagheid, enz. weg.
c) Zoekt het sap des levens uit het goddelijk Hart van Jesus
in te zuigen:
1) met dikwijls te communiceeren ;
2) door het heilig sacrificie der Mis, bezoek, aanbidding des heilig Sakraments,
3) in 't algemeen door het gebed.
6. iikt brood der ziel,
Inleiding: Waarom heeft de lieer ons zijn aanbiddelijk li-chaam onder de gedaanten van brood achtergelaten?
Omdat het heilig Sakrament des Autaars voor de ziel is.
leerwijze
wat het brood voor ons lichaam is. Laat ons de vergelijkenis daarstellen.
I. Natuur van een en ander.
a) Brood is het gemeenste voedsel, van algemeen gebruik. — Zoo moeten allen het brood des levens nutten, (Joan. VI. 84).
b) Men kan het blijven gebruiken zonder tegenzin; het smaakt altijd goed aan ieder. — Die waardig communiceert, krijgt geen tegenzin van deze hemelsche spijs, maar vindt ze integendeel altijd zoeter en aangenamer.
c) De manier van het brood te bereiden, verbeeldt;
1) Wat Jesus gedaan heeft om ons voedsel te zijn, {gra-
num frumenti cadens in ter ram). — (Joan. XII, 24).
2) Wat wij moeten doen.
a) De tarwe wast op uit het verrot graankorreltje,— dat verbeeldt onze geestelijke verrijzenis; afstand der zonde.
/3) De tarwe wordt gemalen, gekneed, — zoo ook moet ons hart door leedwezen gebroken, gekneed worden.
y) Het meel wordt met water bevochtigd, — dit verbeeldt eensdeels de tranen der boetvaardigheid, — anderdeels de broederlijke liefde, die ons met elkander moet vereenigen.
£) De deeg wordt door het vuur gebakken — dit verbeeldt het vuur der liefde tot God, dat onze harten moet vervullen.
II. Uitwerksels.
a) Het brood gaat in ons over, vereenigt zich met ons; — zoo vereenigt Jesus Christus zich op het innigste met ons in de heilige Communie;
b) Het herstelt de verloren krachten; — zoo neemt de heilige Communie de zwakheden der ziel, de dagelijksche zonden weg.
310
voor de eerste communie. 3h
c) Het bewaart leven en gezondheid; — zoo bewaart de heilige Communie tegen doodzonde en behoudt het leven der ziel.
d) Het versterkt tegen den arbeid; — zoo geeft de heilige Communie ons lust en moed tot het oefenen van goede werken, tot een deugdzaam leven.
Slotrede. Om deze uitwerksels te ondervinden, moeten wij :
a) ons onthouden van giftige, schadelijke spijzen;
b) hongerig zijn (vurig na de heilige Communie verlangen: — Geestelijke Communie);
c) wezenlijk en dikwijls eten (even als het niet genoeg is, eens brood te eten, enz.).
7. « komt en ziet » (Joan. I. 39).
De uiterlijke zintuigen mogen wij in zaken des heilig Sakraments niet betrouwen ; doch laat ons daartoe de krachten der ziel (door het geloof verlicht) raadplegen :
1 Wat zien wij ?
a) Jesus.
1) Zijn lichaam :
«) De oogen, — de handen, — de voeten, die zooveel voor u gedaan hebben; 't hart dat u zoo zeer bemind heeft. — Verwekt liefde, dankbaarheid. /3) De wonden, welke hij wegens onze zonden ontvangen heeft; —berouw, vertrouwen.
2) Zijne ziel met alle de schatten
«) van deugd — beschaming, voornemen ;
,s) der gratiën — vurige verlangens.
3) Zijne godheid, hij is een met den Vader en den Heiligen Geest, — eerbied, aanbidding.
4) Zijne bezigheden :
«) hij verheerlijkt God — volgt hem na,
/3) hij bidt voor ons — bidt ook gij,
v) hij deelt gratiën uit — zoekt ook voor anderen gratiën te verkrijgen.
leerwijze
b) De scharen van 't hemelsch hof.
Hoe aanbidden zij? — hoe gij ?
11. Wat hooren wij?
a) Woorden van onderrichting: Dit is mijn lichaam (Matth). XXVI, 26). — Geloof.
b) Woorden van verwijting : Mijn volk, wélk '.eed heb ik u aangedaan? (Mich. VI, 3). — Gij kunt zelfs niet eene uur met mij waken (Matth. XXVI, 40). Gij zijtnoch koud noch heet, enz. (Apoc. III, 18). — Berouw.
c) Woorden van vermaning enz.: Leert van mij enz, (Matth. XI, 29). Die mij avH navolgen enz. (3Iatth. XXVI, 24). — Moedig besluit.
d) Woorden van troost en uitnoodiging : Wees getroost, mijn zoon, uwe zonden zijn u vergeven (Matth. IX. 2). Die tot mij komt, zal ik niet buitenstooten (Joan. VI, 37). Komt tot mij, gij allen die belast enz. (Matth. XI, 28).
e) Woorden van beloften : Hebt vertrouwen, ik heb de wereld overwonnen (Joan. XVI, 33). Indien gij iets vragen zult (Joan. XIV, 14; XV1,23). Weestgetrouwtot de dood, ik zal u de kroon des levens geven (Apoc. H, 10). — Hoop, gebed en volharding.
8. HET MANNA.
De goddelijke Zaligmaker zelf, vergelijkt het heilig Sakra-ment des Autaars bij het manna. Wij zullen de betrekkingen van beiden leeren kennen, met te overwegen :
I. DEN OORSPRONG, DE NATUUR, UE BESTEMMING Vail beiden.
a) Het manna was een voedsel, dat uit den hemel viel. — In meer verheven zin, kan men hetzelfde zeggen van het heilig Sakrament des Autaars.
b) Een en ander geschiedt tijdens den nacht (het heilig Sakrament in de duisternis des geheims).
c) Een en ander op mirakeleuze wijze.
d) Een en ander zijn wit en aangenaam.
312
VOOIt DE EEKSTE COMMUNIE. 313
e) Een on ander smaakt anders dan dat wat het inderdaad is (het manna smaakte als honig ; het heilig Sakrament des Autaars smaakt als brood, en echter is het geen brood).
f) Van een en ander hebben de ontvangende evenveel ; of zij eene grootere of mindere hoeveelheid bekomen hebben, 't is gelijk.
g) Van een en ander wordt een deel bewaard (het manna in de ark; het heilig Sakrament in het tabernakel.
h) Een en ander dienen tot voedsel in de woestijn, op de reis naar het land van belofte (het heilig Sakrament in de woestijn van dit aardsch leven, op de reis naar het hemelsch vaderland).
II. Uitwerksels.
a) Smakelijk, — volgens de noodwendigheden van eik (het manna had den smaak, welken degenen die het aten, wenschten ; het heilig Sakrament verleent de gratie, den troost, welken de ontvangende noodig heeft).
b) Versterking, (liet manna versterkte de Joden in hunne reis en in den strijd ; — zoo ook voor ons de heilige Communie).
c) Bewaring der gezondheid (het heilig Sakrament bewaart de gezondheid dor ziel).
lil. VooRitERKiDiNG — Voorwaarden om er behoorlijk van te genieten. Wij ook moeten
a) Egypte verlaten, — de zonde achterlaten ;
b) door de Roode zee trekken, — het bezwaarlijk doopsel der boetvaardigheid onderstaan ;
c) in de woestijn gaan, — ons in eenzaamheid, ingetogenheid en gebed voorbereiden.
d) voor den dag opstaan, — er met iever toe naderen ;
e) er dagelijks verzamelen, — dikwijls Communiceeren.
9. VIER WENSCHEN.
Wat wereldsgezinde ouders aan hunne kinderen plegen te wenschen, dat bekomen vandaag, in veel verhevener zin deze
LEERWIJZE, ENZ. 13
314 leerwijze
kinderen, in de heilige Communie. Ouders wenschen aan hunne kinderen veeltijds :
I. Eer.
a) Eer, volgens hen, maakt gelukkig, omdat zij
1) aan de menschen eene verheven bediening verschaft,
2) hen boven de anderen verheft,
3) maakt dat anderen hen eerbiedigen, vreezen, bewonderen. Doch
b) tijdelijke eer kan ze niet gelukkig maken ; want
1) zij is in haar zeiven niets, zij is ijdel,
2) zij tergt het verlangen, in plaats van het te stillen.
3) Zij gaat voorbij als rook.
c) Tegenovergesteld bekomen deze kinderen oprechte eer bij God ; want heden worden zij
1) de hovelingen, de lievelingen des hemelschen Ko-nings.
2) De tafelgenooten der hemelsche geesten.
3) De erfgenamen der hemelsche kroon.
II. Rijkdom.
a) Want met geld kan men
1) veel kwaad en ellenden afweren;
2) vele genoegens en vermaken bekomen. Doch inderdaad
b) is het geld onvermogend, want
1) het kan slechts de kleinste rampen afweren ; slechts weinige en ellendige vreugden aanbrengen ;
2) het onttrekt zelfs veel blijdschap en brengt droefheid (angst, gedurige zorgen) ;
3) heden kunt gij rijk zijn, morgen een bedelaar.
c) Doch hier vinden wij de
1) ware schatten, die oneindig, onuitputbaar zijn ;
2) geneesmiddelen tegen alle oprecht kwaad ;
3) middelen om alle ware goederen te bekomen.
III. Vermaken.
a) Het plezier maakt gelukkig, want 1) plezieren wil iedereen.
voor de eerste communie. 315
2) voor plezieren geeft men alles.
b) Nogtans de aardsche plezieren zijn veeltijds maar
1) schijnbaar,
2) met bitterheid gemengd,
3) korststondig, vluchtig.
c) doch hier (in de heilige Communie) zijn er
1) ware, edele, die den mensch niet vernederen, maar hem wezenlijk veredelen, verheffen; die
2) in staat zijn om alle lijden te verzachten of weg te nemen, ja zelfs in blijdschap te veranderen,
3) die duurzaam, ja eeuwig zijn.
IV. Gezondheid, lang leven,
a) dit schat men hoog, want
1) zonder gezondheid helpt al het overige niet;
2) een lang leven is de voorwaarde, om oprechtelijk iets te kunnen genieten (plezier, eer...),
b) Maar voor het gezond verstand, is dit alles
1) onvoldoende voor hier beneden (laat iemand nog zoo gezond zijn, is hij krank naar de ziel — dan heeft hij den vrede niet, geen oprecht plezier enz.);
2) onvoldoende voor daar boven (eeuwigheid).
c) In de heilige Communie bekomen de kinderen
1) de gezondheid, het leven der ziel,
2) den middel om het le bewaren,
3) den onderpand om het eeuwig te bezitten.
Slotrede : 1) Gij, liéve kinderen, bewaart deze eer, deze vreugden enz.; verkoopt ze niet voor een medelijdenswaardig aardsch genot.
2) Gij, ouders, indien gij uwe kinders waarlijk liefhebt, zorgt dan, voor zooveel het aan u ligt, dat zij aan deze schatten deelachtig blijven, en ze gedurig vermeerderen.
3) En gij beminde parochianen, hebben de wereldsche plezieren enz. u gelukkig gemaakt? Zoekt het geluk daar, waar het alléén te vinden is.
leerwijze
10. de geschenken van chhistus en de onze.
I. Wat heeft jesüs christus ons gegeven?
a) Wat heeft hij gegeven? (quid)
1) Hetgeen hij zelf verworven heeft (verdiensten, gratiën),
2) hetgeen hij van zijne Moeder bekomen heeft (zijn vleesch en zijn bloed),
3) hetgeen hij van zijnen hemelschen Vader bekomen heeft (ziel en godheid).
b) Wie heeft het gegeven ? [quis)
1) de God van oneindige majesteit,voor wien deengelen beven, voor wien de aarde als een stofje is, enz.;
2) de Alwetende, de Almachtige die ondanks zijne alwetendheid en zijne almacht,ons niets beters geven kon;
3) de Algoede, die ons niets geringer wilde geven.
c) Wien heeft hij 't gegeven? (cm)
1) aan den mensch, zijn schepsel, en wel aan alle men-schen, zelfs aan de ellendigste,
2) aan ondankbaren (aan de apostelen, van dewelke hij wist, dat zij hem zouden verlaten, verloochenen, verraden, en aan ons, die hetzelfde zouden doen),
3) aan heiligschenders die l.em schrikkelijk zouden onteeren.
d) Wanneer heeft hij het gegeven? (quando) in qua node tradebatur.
e) Waarom heeft hij 't gegeven? (cur) uit loutere liefde tot ons.
II. Wat zullen wij hem geven ?
a) Onze goederen. — Met ze niet te misbruiken, met er een heilig gebruik van te maken.
b) Ons lichaam — goed gebruik der zinnen, geduld in lijden.
c) Onze ziel — ons verstand door het geloof; ons hart door de liefde; onzen wil door de gehoorzaamheid.
316
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 317
H. ZACCHEUS.
Ketrekking van het hedendaagsch feest, met de bij Lucas,
XIX, 1-10, verhaalde geschiedenis.
I. Wat deed Zaccheüs om Jesus te zien en te kunnen herbergen '!
(En wat moeten wij doen?)
a) « Quaerebat videre » — verlangen (zoo moeten wij ook, enz.).
b) « Pusillus erat » — ootmoedigheid;
c) « Pruecurrens » — iever, overwinning van het mensche-lijk opzicht;
d) te Ascendit » — vurigheid in het gebed;
e) « Excepit gaudens » — heilige vreugde.
II. Wat, verkreeg hij? (En wat verkrijgen wij?)
a) « In domo tua oportet me manera » — hij verkreeg Jesus zeiven.
b) « Venit filius hominis salvum facere quod perierat» — vergiffenis der zonden;
c) « Salus domui huic facta est » — heil, geluk, zegen.
III. Hoe toonde hij zich dankbaar? (zoo moeten wij ook, enz.)
a) « Reddo quadruplum » — herstelling der misslagen, trouwe plichtvervulling.
b) « Dimidium bonorum meorum do pauperibus. k—Hij deed meer dan hij schuldig was. Zoo moeten wij ons ook niet bepalen, bij het vervullen van hetgeen waartoe wij streng gehouden zijn, maar ook enz.
12. HET LIEFUEGESCHENK (l).
On dit wonderbaar geschenk, de heilige Communie eenigs-
zins te kunnen waardeeren, zullen wij overwegen:
I. De goedheid des gevers, die zich toont in :
a) zijne oneindige vernederingen,
b) zijne volstandige opoffering,
c) zonder eenige vergelding,
d) aan ondankbaren zondaars.
(1) Naar den heiligen Thomas Aquinas.
318 leerwijze
II. De waarde des geschenks
a) in zich (het lichaam en bloed van den God-Mensch, zijne verdiensten, enz.);
b) vergeleken bij andere geschenken (hij heeft ons de zichtbare wereld tot eigendom, een Engel tot beschermer, Jlaria tot Moeder, zijn bloed tot losgeld gegeven — doch hier geeft hij ons meer).
III. Voordeelen voor hem die ontvangt: hij is
a) gezuiverd,
b) begenadigd,
c) geheiligd,
d) vergoddelijkt.
13. het licht (i).
Hoe schoon is de opgang der zon! Heden geschiedt er iets dergelijks, mits de goddelijke zon, het licht der wereld, volkomen in het hart dezer kinderen opgaat. Breedvoerige uitlegging, over de vergelijkenis van Jesus Christus met het licht (de zon).
I. Natuur des lichts.
a) 1) Het licht is ons gansch nabij; zonder hetzelve zouden
wij niet kunnen leven; — en echter weet geen mensch, wat eigenlijk het licht is.
2) Zoo is Jesus Christus onuitsprekelijk dicht bij ons (als God is hij overal tegenwoordig; door het heilig SakramentdesAutaars is hij in onze kerken, ja in onze harten) en nogtans: generationem ejus quis enarrabit?
b) 1) Het licht komt uit de zon (wordt voortgebracht door
de zon enz.) en is nogtans even oud als de zon. 2) Zoo komt de Zoon van den Vader, wordt van hem geteeld en is nogtans even eeuwig.
c) 1) Het licht daalt op de aarde, zonder nogtans de zon te
verlaten :
2) De Zoon komt op aarde, zonder den hemel te verlaten.
d) 1) Wanneer het licht door een gekleurd glas straalt.
.(1) Het eerste gedeelte kan achtergelaten worden.
voor de eerste communie. 319
neemt het deszelfs schijn aan, zonder nogtans het glas te beschadigen enz. (als licht bestaat het zoo lang als de zon : als gekleurd licht, sinds het door het glas straalt).
2) Jesus Christus nam van Maria de menschelijke natuur aan, zonder hare maagdelijke zuiverheid te verhinderen (als God is hij eeuwig, als mensch maar sinds hij uit 3Iaria geboren is).
e) 1) Wanneer de zon zich achter eene wolk verbergt, dan wordt haar licht zachter, zij is in zichzelve onzichtbaar, doch bemerkt men ze door de klaarte en de warmte welke zij verspreidt.
2) Zoo ook Jesus Christus onder de wolk der sakramen-teele gedaanten : hij is verborgen doch bemerkbaar door de verlichting en de gratiën die hij verspreidt.
II. Uitwerksels des lichts.
a) Zijne klaarheid.
1) Het licht maakt klaar, helder; het doet ons de voorwerpen onderscheiden, de wegen, voetpaden vinden, enz.
2) Zoo ook Jesus Christus,
a) door zijn goddel ijk woord (verdrijft hij de duisternis
des heidendoms);
/3) in het heilig Sakrament des Autaars. Zijt gij in twijfeling, onberaden, enz. Gaat tot Hem. — Ook voor u heeft hij woorden des eeuwigen levens.
b) Zijne warmte en vruchtbaarheid.
1) Zonder zon, zou de aarde een koude, vochtige, onvruchtbare klomp zijn — door haar, duizende bloemen, vruchten enz.
2) Jesus Christus.
«) Wat was de wereld, 's menschen ziel zonder Jesus Christus? (het heidendom). Welke bewonderenswaardige vruchten van heiligheid heeft Christus voortgebracht, in de gansche wereld, in alle zielen in 't bijzonder?
LEEKWUZË
/3) Deze vruchten brengt ook de Sakramenteele Zaligmaker in u voort, wanneer gij, enz. (Uitwerksels der heilige Communie bij den heiligen Aloysius, enz).
c) Zijne vrolijkheid, zijne schoonheid.
1) Het licht maakt dat de aarde zoo schoon wordt (bij lententijd), dat de vogelen zoo lustig zingen, verheugt de menschen.
2) Zoo ook Jesus Christus.
u) Toen hij nog op aarde leefde en naderhand; treurigheid der wereld en der ziel zonder Jesus Christus;
/8) dat doet hij ook in 't heilig Sakrament des Autaars — hoe verrukkende schoon, de ziel in dewelke hij door zijne gratie woont; welke hemelsche vreugden brengt hij haar! (Voorbeeld van den heiligen Aloysius.
Sluitrede. Maakt dat de goddelijke Zon nooit in uwe harten verduisterd worde, door de giftige nevels en de donkere wolken der zonden : schrikkelijkzouden de gevolgen zijn. Zorgt dat zij gedurig in uwe harten strale.Dan zal uwe dood (laatste Communie) eens schoon zijn, als een liefelijk avondrood, en terzelfdertijd de glorierijke dageraad, der voor u opgaande eeuwige Zon, dageraad der hemelsche glorie.
14. doopsel en eerste communie.
Het hedendaags feest herinnert op velerlei manieren aan het heilig doopsel, en heeft er inderdaad vele betrekkingen en bijzondere overeenkomst mede. Laat ons overwegen :
1. Hare uitwerksels.
a) Door het doopsel bekomen wij :
1) vergiffenis der zonden;
2) aanneming als kinderen Gods ;
3) inlijving in het lichaam van Jesus Christus ;
4) recht tot de hemelsche erfenis.
b) Door de heilige Communie worden wij :
320
voür de eerste communie. 821
1) gezuiverd van onze zonden;
2) op eene bijzondere wijze, geliefde kinderen Gods;
3) op het innigste met Jesus Christus vereenigd — aan hem ingelijfd als lidmaten van hetzelfde lichaam;
4) wij bekomen den onderpand der eeuwige zaligheid.
II. Verplichtingen.
a) Bij het doopsel hebben wij de verplichting op ons genomen :
1) aan den duivel en aan de zonden te verzaken;
2) vastelijk te gelooven, en ons geloof standvastig te belijden;
3) aan de heilige Kerk gehoorzaam te zijn.
b) Bij de eerste heilige Communie nemen wij de verplichting op :
1) den duivel en zijne werken te verzaken, bijzonder aan de «) onkuischheid,
/3) hoovaardigheid en y) onmatigheid,
2) Aan Jesus Christus te gelooven, en ons geloof standvastig te belijden; derhalve zijn wij verplicht
«) ten opzichte des geloofs,
aa) alles te vermijden, dat ons geloof in gevaar brengt (het lezen van slechte boeken — den vrijen omgang met de vijanden des geloofs, met godde-loozen, die het geloof bespotten);
bb) dikwijls akten van geloof te verwekken, den Catechismus bij te wonen;
/3) het geloof te belijden, bijzonderlijk aa) als het bespot wordt;
bb) wanneer wij te vreezen hebben, dat men onzen heiligen godsdienst beschadige, en wij het kunnen beletten;
cc) door een christelijk leven.
3) aan de heilige Kerkte gehoorzamen,door
«) het onderhouden harer geboden (vasten, de hei-
is.
LEERWIJZE
lige mis op Zon- en feestdagen bijwonen, jaarlijks biechten, enz.);
jS) eerbied en gehoorzaamheid aan de geestelijke overheid.
15. HET SAKRAMENT VAN LIEFDB.
I. De liefde heeft Jesus Christus in het heilig Sakrament gebracht (dat is te zeggen, dat de liefde hem bewogen heeft om het heilig Sakrament des Autaars in testellen, en in hetzelve bij ons te verblijven). Hij heeft het ingesteld
a) om altijd bij ons te zijn en ons te herinneren aan al wat hij voor ons gedaan heeft,
b) om zich aan ons te geven;
c) om ons de schatten zijner gratie mede te deelen.
II. De liefde moet ons tot het heilig Sakrament brengen.
a) Waarom?
1) Omdat wij hem daardoor vreugde aandoen, in zijne liefde aangroeien.
2) Anderszins bedroeven wij hem, verliezen wij zijne liefde.
b) Hoe?
1) Met hem te bezoeken ;
2) godvruchtig de heilige Mis bij te wonen ;
3) dikwijls te communiceeren (wezenlijke en geestelijke Communie).
III. Het heilig Sakrament {voornamelijk in de heilige Commu
nie) zal ons de liefde brengen.
a) De overweging alléén, van hetgene wij ontvangen, moet ons met liefde jegens Jesus Christus vervullen;
b) nog meer de kracht van het heilig Sakrament, die
1) de beletsels der liefde wegneemt;
2) ons nabij het middelpunt der liefde (het goddelijk hart van Jesus) brengt en de liefde in ons ontsteekt ;
3) ons de opofferingen en de volharding mogelijk maakt.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
16. DOEL DER INSTELLING.
I. Voor het verleden.—Het heilig Sakrament des Autaars herinnert ons aan het leven en de dood van Jesus Christus, en wel
a) aan zijne menschwording en verborgen leven (de Consecratie herinnert ons aan de menschwording; het heilig Sakrament als reisgeld tot de kranken gedragen, de bezoeking, het verborgen leven in het heilig Sakrament, aan het verborgen leven van Jesus Christus te Nazareth enz.);
b) aan zijn openbaar leven (hier gelijk toen, onderwijst Jesus, werkt wonderen, geneest kranken enz.);
c) aan zijn lijden en dood (de Consecratie onder de twee gedaanten van elkander gescheiden, stelt ons zijne bloedige dood voor; de onwaardige Communie vernieuwt Judas' verraad enz.);
d) aan zijne glorieuze mijsteriën (hier gelijk toen is zijn lichaam verheerlijkt; de heilige Communie herinnert aan de verschijning van Christus, — Cfr lste plan. —).
II. Voor het tegenwoordige, opdat wij hem bij ons zouden
hebben :
a)|als God, welken wij aanbidden ;
b)Jals offer dat wij opdragen (om God te verzoenen enz.);
c) als vriend en vertrooster; tot welken wij ons wenden ;
d) alsjuitdeeler der gratiën, bij welken wij hulp vinden.
III. Voor het toekomende,
a) als voorbereiding tot den hemel en
b) borg onzer deelneming aan zijne glorie.
17. WAT HEEFT JESUS CHRISTUS GEDAAN, WAT MOETEN WU DOEN?
I. WAT HEEFT JESUS CHRISTUS GEDAAN OM TOT ONS TE KOMEN? a) Wat heeft hij gedaan? Laat ons overwegen
1) zijne menschwording,
2) zijn lijden en dood.
323
3^4 LEEllWIJZE
3) de menigte der wonderbare mirakelen welke hij in de heilige Consecratie bewerkt.
b) Waarom heeft hij het gedaan?
1) Zijne eenigste beweegreden was de reinste liefde.
2) Zijn doel was, God te verheerlijken, en ons met meer zekerheid de eeuwige zaligheid te doen bereiken.
II. Wat moeten wij doen, opdat jesus Christus bij ons
blijve?
a) Bidden (Mane nobiscum. Luc. XXIV, 29);
b) waken (tegen de vijanden, tegen uitwendige en inwendige gevaren);
c) ten opzichte der zonden :
1) ons geweten onderzoeken, ze aanstonds trachten te kennen;
2) zooveel mogelijk door berouw en vast voornemen, ze herstellen en uitboeten (met ons zeiven eene boetple-ging op te leggen);
3) door de biecht (regelmatige, en in geval van doodzonde zoohaast mogelijk) vergiffenis halen.
18. het bl0emru1kertje.
Evenals men voor een eerbiedwaardigen gast, om hein ze aan te bieden, die bloemen verzamelt, welke hem meest behagen, verzamelt zoo ook vandaag in uwe harten, en brengt aan den goddelijken gast, welken gij verwacht, die deugden, welke hij meest bemint, welke hij meest geprezen heeft, enz.
I) De zuiverheid en onschuld der heilige Maagd.
2t Het geloof van den hondersten Man (Matth. VIII).
3) De ootmoedigheid van den heiligen Petrus (Exi a me Luc. V, 8), van den tollenaar (Luc. XVIII.).
4) Het leedwezen van Maria Magdalena.
5) Het vast voornemen en den iever tot boetvaardigheid van Zaccheüs (Luc. XIX.).
6) De liefde van den heiligen Joannes.
7) Het verlangen,de verzuchtingen van Simeon (Luc. II.).
8) De milddadigheid en standvastigheid der heilige drie koningen (Matth. II).
voor de eerste communie.
19. de ark des verbonds.
Vergeleken met het heilig Sakrameut.
I. In haar zelven,
a) De ark des verbonds was het grootste heiligdom der Joden. — Zoo ook het heilig Sakrament is het grootste heiligdom der Kerk ; derhalve
b) mochten de joodsche priesters alléén de ark aanraken; eveneens mogen de katholieke priesters alléén het heilig Sakrament des Autaars aanraken. En waarom zijn beiden zoo heilig?
c) God zelf was boven de ark des verbonds op geheimzinnige wijze tegenwoordig,—maar in het heilig Sakrament is hij nog veel geheimzinniger tegenwoordig en ons veel dichter nabij, vermits de Zone Gods er zelf tegenwoordig is, met vleesch en bloed tot ons komt enz.
d) Aanbiddende cherubienen waren op de ark geplaatstenz; — voor het heilig Sakrament zijn wezenlijk engelen, met den diepsten eerbied aanbiddend, tegenwoordig.
e) In de ark des verbonds bevonden zich de tafels der wet, het manna en Aaron's roede. — In het heilig Sakrament des Autaars bevindt zich de opsteller der wet van liefde, de zoete spijs der ziel, de ondersteuning onzer pelgrimsreis (soort van altijd groenende roede, die de leliën der zuiverheid doet ontluiken enz.).
II. IN hare uitwerksels,
a) ten opzichte van Gods volk.
1) Bij de ark des verbonds vond Gods volk raad en verlichting. — In|het heilig Sakrament vindt de christen het waarachtig licht, enz.
2) De ark des verbonds werd bij de Joden vooraan gedragen, om ze in het land van belofte te brengen. — Het heilig Sakrament des Autaars voert ons tot den hemel.
3) De ark hielp de Israëlieten zegevieren. — Het heilig Sakrament des Autaars versterkt ons in den strijd en maakt dat wij onze vijanden overwinnen.
325
leekwijze
b) ten opzichte van Gods vijanden,
1) De verwaande Bethsamieten werden strengelijk gestraft. — Zoo gaat het ook met hen die het heilig Sa-krament stoutmoedig willen doorgronden en er mede spotten.
2) Oza boette zijne oneerbiedigheid, — en zullen de Christenen diezich zoo oneerbiedig gedragen in de kerken, tijdens het heilig Sacrificie der Mis, ook niet zeer strengelijk gestraft worden?
3) Aan de Philistienen die de ark des verbonds weg-roofden bracht zij niet dan vloek en ongeluk. —Aan de heiligschenders brengt het heilig Sakrament slechts onheil en verdoemenis.
20. de bloehvloeiende vrouw.
(Matth. IX, 20-22, vergel. Marc. V. 2o Sq.; Luc. VIM, 43.)
i. hoe nadekde zij tot jesus?
a) Met geloof en vertrouwen (« als ik alleenlijk den zoom van zijn kleed zal hebben aangeraakt »);
b) met heiligen moed en volle vertrouwen : (« zij zegde hem de gansche waarheid voor al het volk »);
c) met eerbied en ootmoedigheid : (« zij trad van achteren toe. »)
II. wat verkreeg zij?
a) Vergiffenis, zaligheid : « uw geloof heeft u zalig gemaakt. »
b) gezondheid, welvaren (« zij werd gezond ») ;
c) vertroostingen, blijdschap (« Wees getroost, mijne dochter »).
(N. B. Past dit alles toe, om te toonen:
I. Hoe wij in de heilige Communie tot Jesus moeten naderen.
II. Wat wij in de heilige Communie bekomen.
Sluitrede. 1) De geschiedenis verhaalt, dat de genezen
vrouw, uit dankbaarheid, een standbeed aan den Zaligmaker deed oprechten. Gij ook, lieve kinderen, moet een ge-
denkbeeld aan den Zaligmaker oprechten in uwe harten.
326
voor de eerste communie.
Beschouwt derhalve dikwijls den Zaligmaker, volgt hem na, tracht zijne trekken in uwe harten te prenten door de veelvuldige Communie.
2) Gij anderen leert daaruit:
a) Vroeger had de vrouw elders om genezing gezocht, doch tevergeefs, en zij had er haar vermogen aan verkwist. — Hoelang zult gij elders blijdschap en vrede zoeken? Hebt gij er nog niet genoeg aan ingeschoten? Komt tot Jesus.
b) Velen raakten Jesus aan, maar deze vrouw alléén voelde eene genezende kracht. — Want zij alleen had zulk vast geloof enz. Het is dus niet genoeg Jesus' heilig lichaam aan te raken inde heilige Communie; gij zult er slechts de genezende kracht van ondervinden, wanneer gij er met vast geloof, na rouwhartige en rechtzinnige biecht toe nadert.
21. Jesus gezocht, gevonden, bewaard (Luc. II. 42-52).
I. Met welken iever Maria en Joseph Jesus zochten.
a) Waarom
1) zochten zij hem zoo ieverig? 't Is dat zij «) hem wel kenden,
/3) hem beminden,
y) zonder hem niet konden gelukkig zijn.
2) Met denzelfden iever moeten wij hem zoeken (in het heilig Sakrament), want
») ook wij kennen hem,
/3) beminnen hem,
y) kunnen zonder hem niet gelukkig zijn.
b) Hoe
1) Maria en Joseph hem zochten?
lt;*) Zij keerden terug,
/3) zij spaarden geene moeite,
y) zij gingen naar den tempel.
2) Zoo ook moet gij
«) omkeeren (boetvaardigheid doen),
/3) moeite doen,
y) bidden, enz.
327
leerwijze
II. Met welke blijdschap zij hem vonden,
a) Maria en Joseph vonden ook in hem 4) de liefde huns harten,
2) de blijdschap huns huizes,
3) den zegen huns levens.
b) Zoo zult gij ook Dezen vinden
1) Die u zoo teeder bemint, en alléén beminnenswaardig is,
2) Die alléén u vrede en blijdschap geven kan,
3) Die u met zegen en gratiën overstroomen zal.
III. Met welke zorgvuldigheid zij hem bewaarden.
a) Maria en Joseph
1) hadden zulks niet noodig;
2) echter deden zij het met alle mogelijke zorg, want u) zij zagen dikwijls naar hem,
/3) spraken dikwijls met hem,
y) hielden zich zoo veel mogelijk bij hem.
b) Wij
\) hebben het noodig hem te bewaren, want «) duizende vijanden willen ons Jesus ontrooven, /3) wij zijn zoo zwak, enz.
v) het verlies zou onherstelbaar zijn, enz.
2) Daarom moeten wij ook a) dikwijls naar hem omzien aa) door het onderzoek onzes gewetens, om te weten of hij nog daar is,
bb) door goede voornemens om te weten, wat hij van ons wil;
/8) veel met hem spreken, door het gebed;
y) hem tot ons nemen, en bewaren door veelvuldige Communiën.
22. krib en altaar.
Toen, bij Jesus' geboorte een Engel aan de herders verscheen, zegde hij hun; « Ziet, ik verkondig u eene groote blijdschap. » En inderdaad, hoe groot was de blijdschap, het
328
VOOR DE EEltSTE COMMUNIE. 329
geluk der herders niet? Doch mag onze blijdschap ook wel zoo groot zijn? Ja: want alhoewel wij het lieftallig kind niet zien niet de oogen des lichaams, zegt het geloof ons nogtans, dat dezelfde Jesus op het altaar tegenwoordig is, die eens in de krib lag.
I. Jesus op het altaar in 't heilig sacrament is heden nog dezelfde als in de krib; overwegen wij slechts :
a) Zijne ontmoedigheid,
1) in de krib :
«) de oneindig rijke— armer dan het armste kind, is op eene handvol strooi,enz.;
/3) de eeuwige Wijsheid — is stom, weent;
y) de Almacht — in windels gebonden, wordt naar beliefte door zijne moeder gedragen.
2) in het heilig Sakrament :
«) De God der glorie, de Heer des hemels rust in arme kerken, in ellendige tabernakels,
/3) de oneindige Majesteit — verbergt zich onder de gedaante van brood;
y) Hij, die alles bestiert, gehoorzaamt aan de woorden des priesters, laat zich in de armste hutten dragen, daalt neder in heiligschendende harten, enz.
b) Zijne liefde,
1) in de krib ;
«) hij is in onze gevangenis nedergedaald, onze reisgezel geworden, heeft onder ons geleefd;
/8) aan allen heeft hij zijne liefde bewezen, hulp gebracht ;
y) hij heeft oneindig geleden;
J) en dit alles uit zuivere liefde.(lmmers welke belooning kreeg hij?)
2) in het heilig Sakrament:
«) hij verblijft in ons midden ;
/3) hij is toegankelijk voor allen, zelfs de arm-sten;
leerwijze
y) hij offert zich gansch voor ons op (in de heilige Mis, allen smaad verdragende (heiligschenderijen); J1) en dit alles uitzuivere liefde.(Welke is immers zijne belooning?)
11. Doch ook de menschen zijn hedendaags jegens hem nog dezelfden :
a) De onverschilligen.
1) Te Bethleëm klopt hij (door Maria's en Joseph's hand) aao zoo veel deuren, doch
a) sommigen hoorden het niet — zij waren in slaap verzonken;
/3) sommigen wilden niet opstaan — uit luierdij; y) anderen eindelijk, hadden geene plaats voor den armen Jesus, — maar zij hadden er voor kisten en kassen, voor rijke bloedverwanten.
2) Ook in het heilig Sakrament klopt Jesus aan bij zoo velen, maar
«) een groot getal slapen, hooren hem niet — zij zijn
in aardsche zaken verzonken,
/3) anderen zijn te lui om tot hem te komen, om open te doen,
y) de derde soort heeft geene plaats om hem aan te bieden, — hun hart is vol zondige neigingen, vol booze inzichten, Jesus kan daar geene plaats vinden.
b) De vijanden.
1) Het goddelijk kind vond reeds vervolgers in a) de bloeddorstige soldaten, gezonden van /3) den huichelaar Herodes.
2) Ook in het heilig Sakrament wordt Jesus vervolgd,
«) door personelijke aanvallen tegen zijn aanbiddelijk Sakrament (zinspelend op de Garibaldisten en hunne schromelijke schelmstukken).
/3) door hen die op heiligschendende wijze Commu-niceeren.
330
VOOR l)E EEliSTE COMMUNIE. 331
c) De vrienden.
1) Het kindje Jesus had echter ook trouwe zielen «) die het bezorgden (Maria, Joseph);
/3) die het met eerbied aanbaden, offergiften aanbrachten (de herders, de heilige drie koningen);
y) die het met heilig verlangen opnamen (Simeon).
2) Ook in het heilig Sakrament vindt Jesus zulke trouwe zielen, die
oc) zorg dragen voor de versiering van zijn huis, hem
gezelschap houden, voor zijne eer wedijveren ; /3) de heilige Mis met iever bijwonen;
y) de heilige Communie met vurige begeerten in een zuiver hart ontvangen.
Sluitrede; Tot welke soort wilt gij behooren? De onverschilligen hebben de zaligheid verre van zich verstooten. — Herodes is ellendig gestorven — terwijl de godvruchtige herders de Engelen hebben hooren zingen : « Vrede aan de menschen » enz. O zorgt dat gij, aan de herders gelijkend, blijmoedig, vol eerbied en met een zuiver hart tot Jesus komt, dan ook zal de hemelsche vrede u deel worden hier en hiernamaals.
23. 0 SACRUM CONVIVIUM.
Het hoogwaardigste Sakrament, dat gij vandaag voor de eerste maal gaat ontvangen, wordt door de heilige Kerk begroet door de volgende schoone Antiphoon: O sacrum convi-vium, in quo Christus sumitur, recolilur memoria passionis ejus, mens implelur gratia, ei fuluree glorise nobis pignus dalur. In deze Antiphoon wordt aangeduid (en volgens den uitleg der heilige Kerk zullen wij het overwegen) :
I. De maaltijd waaraan gij deel neemt (O sacrum convivium).
a) Wie geeft den maaltijd?
b) Welke is de spijs (eenekoninklijke, engelachtige, goddelijke spijs).
c) Welke zijn de genoodigden, de gasten ?
d) Wie zijn de dienaars?
332 LEERWIJZE
II. Het doel en de uitwerksels.
a) Christus sumitur, dus
1) Christus komt tot ons;
2) wij vereenigen ons op het innigste met hem, om
3) gansch in hem te leven (Gal. II. 20).
b) recolilur memoria passionis ejus. Dit hoogwaardig Sakra-ment is
1) eene gedachtenis van Christus' lijden in zich zeiven,
2) eene gedachtenis van hetgeen hem tot het lijden bracht (zijne liefde en onze zonden),
3) wat hij tijdens zijn lijden verdroeg, vernieuwt zich hier (verraad, bespotting enz.).
c) Mens impletur gratia :
1) gratia — welke menigte, welke rijkdom aan gratiën;
2) impletur — daarom moet de ziel te voren ledig zijn van zonden, booze en aardsche begeerten, verstrooinis-sen, enz.
d) futuree gloria; nobis pignus datur.
1) Grootheid van dezen onderpand en het daardoor aan ons verzekerde eeuwig geluk ;
2) doch alleenlijk wanneer deze onderpand getrouw bewaard wordt, enz.
24. ONS HART GELIJKT AAN CHRISTUS' GRAF.
Het hart van den communicant, in hetwelk ook Christus' lichaam gaat gelegd worden, moet aan het graf des Zaligmakers gelijken. Dit graf was :
I. Nieuw; dus
a) moet de zonde van het hart'verwijderd zijn;
1) de doodzonde en
2) zooveel mogelijk de vrijwillige dagelijksche zonden;
b) men moet afbreken met de slechte gewoonten;
c) de begeerten, gesprekken, handelingen enz. moeten nieuw
zijn.
II. In eenen hof. Het hart moet inhouden
a) de bloemen en het bloeisel der godsvrucht.
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 833
b) de vruchten van een deugdzaam leven.
III. In eene rots. Dit toont
a) de standvastigheid des voornemens;
b) de getrouwigheid in het te bewaren.
IV. Toegezegeld en bewaakt', het hart moet zijn
a) toegesloten aan de inblazingen
1) des duivels,
2) des vleesches,
3) der wereld, der booze makkers, der verleiders.
b) welbewaakt door de wachters, namelijk door
1) de vrees des Heeren (gebed, gebruik der heilige Sakra-menten);
2) de zedigheid, de vlucht der slechte gezelschappen en gevaarlijke gelegenheden.
Indien wij Jesus Christus altijd op die wijze ontvangen, dan zal hij ook in onze harten verrijzen, hij zal er glorierijk in leven en heerschen, en ook deze voorzegging des profeets zal zich in onze harten verwezenlijken : et erit sepulcrum ejus gloriosum (Isa. XI, 10).
25. OORZAAK DER ONVRLCHTCAARHEID VAN SOMMIGE COMMUNIËN.
De uitwerksels, de vruchten der heilige Communie zijn zoo buitengewoon overvloedig en heerlijk. En echter brengen zoo vele Communiën,die nogtans niet heiligschendend zijn,slechts weinig of geene vruchten voort. Wat mag wel de oorzaak dezer onvruchtbaarheid zijn? De oorzaak ligt niet in de heilige Communie, maar in den communiceerenden.'t Is;
I. Gebrek aati geloof,
a) aan kennis des geloofs (men verzuimt het onderwijs);
b) aan verwekking des geloofs (men benuttigt het niet);
c) aan overweging das geloofs (betrachting, behartiging, aandacht).
II. Gebrek aan hoop:
a) door gebrek aan begeerten ;
LEERWIJZE
b) door het streven naar andere voorwerpen (slechte meening) ; aangekleefdheid aan de tijdelijke goederen;
c) door kleinmoedigheid en verwaandheid.
111. Gebrek aan liefde:
a) als het hart vol is van hetgeen de vriendschap kan breken, vol dagelijksche zonden;
b) lauwigheid, gebrek aan voorbereiding, — onverschilligheid bij het ontvangen en bij de dankzegging;
c) kleinhartigheid, gebrek aan opofFeringsgeest.
Laat ons deze beletsels wegruimen, ons met de tegen over-gestelde deugden in het hart aanbieden, en wij zullen in ons de wonderen der gratie voelen, wij zullen proeven hoe zoet de Heer is.
26. EERSTE EN LAATSTE COMMUNIE.
I. De eerste Communie.
a) Hoe schoon is zij!
b) Wat maakt haar zoo schoon ? Wat teekent haar voor anderen uit?
1) Dat zij de eerste van allen is;
2) dat de voorbereiding gewetensvol is. Bijzonderlijk
3) de grootere zuiverheid des harten; en
4) de grootere vrijheid en onthechting van aardsche begeerten. Vandaar dan ook
5) eene grootere hoeveelheid van gratiën.
Hoe schoon zou het zijn, indien gij altijd zóó commu-niceerdet! Dan zoudt gij ook getroost mogen te gemoet zien
II. de laatste Communie.
a) Hoe beweeglijk is deze ; overwegen wij
1) de laatste Communie van den rechtvaardigen (die de onschuld zijner kinderjaren trouw bewaard heeft); laatste Communie van den heiligen Aloysius.
2) de laatste Communie van den zondaar, die zich bekeerd heeft. Doch werpen wij ook een oogslag op
334
voor de eerste communie.
3) den zondaar die zonder Communiceeren of onwaardig communiceerende wegsterft.
b) Hoe zal onze laaste Communie zijn?
1) Mocht gij allen, lieve kinderen, voor de laatste maal communiceeren gelijk de heilige Aloysius! Wel dan : a) bewaart, gelijk hij, uwe onschuld (of communiceert
altoos zoo christelijk als vandaag);
/3) communiceert dikwijls en godvruchtig, gelijk hij (of wel : communiceert dikwijls en zoo heilig, zoo godvruchtig als heden);
y) bidt dagelijks en bijzonderlijk bij elke Communie, om de gratie van volharding.
2) Doch gij, die reeds in zonden gevallen zijt, mocht gij ten minste de laatste heilige Communie ontvangen als boetvaardige zondaars. Daarom
«) hebt hartelijk leedwezen en biecht recbtzinniglijk van nu af;
/3) communiceert waardiglijk en regelmatig;
y) wacht u van te hervallen.
3) Het rampzalig einde des zondaars, wacht hen allen
«) die zich vrijwillig in de gevaren en gelegenheden
der zonden werpen ;
/3) dietrotsallevermaningen en waarschuwingen,waarmede zij misschien zelfs den spot drijven, op hunnen zondeweg voortwandelen ;
y) die door onwaardige Communiën en ergernissen de maat hunner zonden vol maken.
Sluitrede. Gebed tot God,opdat deze eerste Communie der kinderen hunne laatste zou wezen (dat zij aanstonds daarna stierven),liever dan het einde der ellendige zondaars te bekomen. Krachtdadige voornemens van wege de onschuldigen, en van wege hen die reeds in groote zonden gevallen zijn.
27. het beeld van JeSUS'heilig hart.
Hoe oneindig Jesus ons in het heilig Sakrament bemint,hoe zeer hij ons daarin begenadigt, doch ook wat wij hem daarvoor verschuldigd zijn en hoe wij helaas! er integendeel mis-
333
LEERWIJZE
bruik van maken, dat wordt ons allerschoonst voorgedragen in het beeld van Jesus' heilig Hart (beschrijving van ditbeeld). Laat ons onderzoeken wat elke bijzonderheid beteekent:
I. Het hart zelf is het zinnebeeld
a) der oneindige liefde van Jesus tot ons, hij die
1) als goede Herder het verdoold schaapje opzoekt (Luc XV. 4);
2) als teerhartige Vader het verloren kind dat terugkomt, opneemt (Luc. XV, 4);
3) als een trouwehen, het onderdo vleugels zijner liefde houdt.
b) der wederliefde welke wij hem moeten bewijzen
1) met gepeinzen, — dikwijls aan het heilig Sakrament denken, er naar verlangen, geestelijke Communie;
2) met woorden, — gaarne en eerbiedig over het heilig Sakrament spreken, schietgebeden;
3) met werken — bezoekingen. Mis, Communie.
II. De stralen die het omgeven, beteekenen
a) hoe Jesus
1) ons verlicht
a) door zijn voorbeeld,
/8) door zijne woorden,
y) door zijne gratie (inspraken);
2) met licht en glorie omgeven is.
b) hoedat wij moeten
1) in dit licht wandelen,
u) door de navolging zijner voorbeelden,
/3) door de overweging zijner leering,
v) door het goed gebruik der inwendige inspraken, waardoor wij dan ook
2) in het licht zijner glorie komen zullen.
III. De vlammen die er aan ontschieten, toonen
a) hoe Jesus brandde van verlangen
1) om voor ons te lijden: Owomorfocoarcfor, (Luc.XII.50),
336
VOOR DE EERSTE COMMUNIE. 337
2) om zich met ons te vereenigen : Desiderio dcsicleravi (Luc. XXII. 18.);
3) om de eer zijns henielschen Vaders te vervoorderen : Zelus domus tux comedit me (Ps. LXV1II, 10,
Joan. II. 17);
4) om onze zaligheid te bewerken : Sitio (Joan. XIX.28). b) hoe wij ook moeten branden van verlangen,
1) om Jesus te ontvangen,
2) om iets voor hem te doen en te lijden,
3) om Gods eer, vooral de vereering van het allerheiligste Sakrament te verbreiden,
4) onze eigene zaligheid en die van anderen tejbewerken.
IV. De doornen kroon maakt ons indachtig
a) het verdriet dat Jesus in 't heilig Sakrament lijdt
1) van wege de ongeloovigen,
2) van lauwe en oneerbiedige christenen,
3) van heiligschendende onteerders;
b) hoe wij eerherstelling moeten doen
1) door veelvuldige akten van geloof en moedige belijdenis van ons geloof,
2) door onzen iever in hem te aanbidden en te ontvangen;
3) door missen en communiën van verzoening.
V. De wonde toont ons
a) hoe Jesus
1) het uiterste voor ons gedaan (zijn laatste druppel bloed vergoten) heeft;
2) ons een toevluchtsoord bereid heeft;
3) ons eene bron van gratiën geopend heeft;
b) hoe wij
1) ten minste het weinige moeten doen dat hij verlangt.
2) in alle bekoringen er onzen toevlucht toe nemen,
3) uit deze bron vlijtig moeten scheppen.
VI. Het kruis toont
a) hoe Jesus 1) door de liefde tot het kruis gebracht werd ;
LEERWIJZE, ENZ 14
3o8 LEERWIJZE
2) en ons op den weg des kruises voorging;
b) hoe wij ook
1) liefde tot het kruis moeten hebben,
2) hem op den weg des kruises moeten volgen (lijden, vrijwillige verstervingen, enz. gehoorzaamheid).
28. WAT HET HEILIG HART VAN JESUS VOOR ONS IS.
I. Onze liefde, onze schal, onze blijdschap,
a) want het is
1) de oorsprong aller schoonheid en deugd,
2) de bron aller lieldebewijzenf jegens ons,
3) de schatkist van al wat ons gelukkig kan maken.
b) daarom moeten wij
1) dit hart tecderlijk beminnen en eeren,
2) het dankbaar zijn,
3) er onze blijdschap in zoeken (gebed, communie).
II. Het is ons voorbeeld (Discite a me. Matth. XI.29).
a) vooral in
1) de zuiverheid,
2) de liefde (godsvrucht, iever),
3) de zachtmoedigheid, ootmoedigheid en gehoorzaamheid.
b) Derhalve is het voordeelig
1) het dikwijls te beschouwen,
2) ons hart met het zijne te vergelijken,
3) tot zijne navolging streven.
III. Het is voor ons eene genadebron,
a) Het geeft ons
1) het kinderschap Gods en alle de goederen die daarmede verbonden zijn,
2) de gratie van te strijden en vooruit te stappen,
3) de sterkte om te overwinnen.
b) Derhalve moeten wij
1) dit kinderschap trouw bewaren;
VOOR DE EERSTE COMMUNIE.
2) deszelfs inspraken vlijtig volgen ;
3) daartoe onzen toevlucht nemen in de bekoringen, om
de gratie van volharding te bekomen.
29. BEWEKCREDENEN VOOR EN TEGEN DE VEELVOUDIGE COMMUNIE.
I. Voor,
a) De wil van Jesus-Christus
1) voortvloeiend uit zijne woorden (Joan. VI, 33, Luc.
XXII, lb en 19; I. Cor. XI, 24, vergel. Prov. VIII, 4;
2) te besluiten uit de natuur der zaak :
«) Gelijk het hem te Bcthleëm moest pijn doen, dat de zijnen hem niet ontvingen, zoo ook moet het hem pijn doen, als wij, voor wien hij zoo veel gedaan heeft, hem niet of maar zelden in ons hart ontvangen, terwijl hij ons daartoe zoo dikwijls uitnoo-digt.
/3) Gelijk het eene moeder moet verdriet aandoen, dat hare dochter die in dezelfde plaats woont, haar nooit komt bezoeken, zoo ook moet het den Zaligmaker verdriet aandoen, indien zijn geliefkoosd kind, dat zoo nabij hem woont, nooit tot hem komt, die het zoo dikwijls en zoo dringende uit-noodigt.
y) Jesus Christus wil onze zaligheid, dus wil hij ook, dat wij er de middelen toe aanwenden. Daartoe behoort voornamelijk de heilige Communie.
b) Uitspraken der heilige Kerk.
I) Gewichtigheid dezer uitspraken.
a) Zij weet wat de wil van Christus, de leering der Apostelen is, enz.
/3) Men raadpleegt geenen schoenmaker over meka-niek, enz. zou men dus in de allergewichtigste zaak, die menschen moeten raadplegen die zelfs niet eens hunnen catechismus kennen, in plaats van dezen die er bijzonderlijk mede belast zijn ; wien deze zorg door den goddelijken Zaligmaker opgelegd is?
340 LEERWIJZE
12) Hoe luiden deze uitpraken? (Cfr. Trid. Sess. 13 de Euch. Cap. 8; Sess. 22 de sacrif. Missae Gap. 6.)
c) Leering en oefening der heilige en oprechte christenen : 4) der eerste christenen,
2) der grootste zielzorgers en kerkleeraars,
3) der volmaaksten (grootste heiligen).
d) Ons eigen voordeel.
1) Hoe meer wij goed communiceeren.hoe meer ook wij «) aan God behagen,
/3) gratiën bekomen,
v) verdiensten inzamelen.
2) Het is alleenlijk de veelvoudige Gommunie, die de overvloedige uitwerksels des heilig Sakraments voortbrengt, even als de gedurig herhaalde spijsneming tegen de dood bewaart, en de zonneschijn gevolgd door herhaalde regens, vruchtbaar maakt; onder andere uitwerksels
«) bewaart de veelvoudigeCommunie tegen doodzonde, (wat zouden de menschen niet willen geven om tegen de dood bevrijd te zijn ?)
/3) zij bezorgt zoeten, innigen vrede,
y) de verzekering der eeuwige zaligheid.
3) De veelvoudige Gommunie is de hemel op deze wereld. Inderdaad
«) zij veredelt, verlicht, verzoet het lijden;
p) zij brengt de schoonste,de reinste vreugden;
lt;J) zij vereenigt ons met de heiligen.
II. Beweegredenen welke men tegen de veelvoudige Communie inbrengt.
a) Ik heb geen tijd.
1) Dit is een leugen — gij hebt tijd om rond te zwerven, u te vermaken enz.
2) Al hadt gij ook veel te doen—voor het noodwendigste, moet gij tijd zoeken,
3) Bemin Jesus uit ganscher hart en gij zult tijd vinden.
voor dë eerste commumk 34r
b) Ik ben niet waardig.
1) Huichelaar: is dat de ware beweegreden? (Cfr. Achaz Non tentabo Dominum. Is. VII, 12).
2) Zult gij met langer weg te blijven,waardiger worden ?
3) Juist de heilige Communie (en het is toch in uwe macht u telkens waardig voor te bereiden) zal u gedurig waardiger maken.
c) « Dikwijls Communiceeren is goed voor kwezelaars en
oude wijven. »
1) Dit is een goddeloos gezegde (Cfr. plan I).
2) Waren de heilige bodewijk, Karei de Groote en zooveel helden, zooveel dappere krijgsoversten (nog in deze jongste tijden) dan ook kwezelaars?
3) Ik heb nooit gehoord dat er een bijzondere hemel voor de kwezelaars en oude wijven bestond,of een bijzondere weg om in den hemel te komen. Komt gij in dezen hemel niet, gij komt er in geenen.
d.)\De menschen zullen met mij lachen, mij « pater » hceten.
1) Misschien, — doch veel zullen u hoogachten in .hun hart.
2) Gij zoudt hun eenvoudig kunnen antwoorden : beter een pater dan een deugniet.
3) Zoudet gij uw gedrag naar hunne gezegden inrichten, dat ware
a) hoon voor God, op wien gij zulke ellendige spotters de voorhand geeft;
eene jammerlijke lafhartigheid,
y) noodlottig voor u, want
aa) wie zal u ten slotte oordeelen?
bb) Wie zal u bijstaan, als gij op uw doodsbed zult liggen?
cc) Wat zult gij alsdan wenschen gedaan te hebben ? Wien zult gij wenschen gehoorzaamd te hebben ?
30. bezoek aan het allerheiligste.
I, Beweegredenen die er ons moetën toe aanzetten.
a) Liefde en dankbaarheid,
LEEIUVUZE
1) Eene dochter die hare moeder (in dezelfde plaats wonende) nooit bezoeken zou, zou niet toonen dat zij haar bemint, enz.,
2) Die bemint verwijlt gaarne in het bijzijn der beminden.
3) Bijzonderlijk terwijl Jesus daar alleenlijk om onzent-wil tegenwoordig is.
b) Ons voordeel. Hier vinden wij
1) hulp in onze noodwendigheden,
2) troost in ons lijden,
3) sterkte in den strijd.
c) Voorbeelden der heiligen (H.Franciscus de Borgia, H.Mag-
dalenavan Pazzis, H.Alphonsus de Liguorio, enz).
II. Manier om het te doen.
a) Voorbereiding:
1) onderwege — houdt u ingetogen (moest gij tot den koning, gij zoudt nadenken wat hem zeggen; dan zijt gij op weg tot den oppersten koning, denkt dus na, enz.);
2) bij uwe intrede in de kerk neemt wijwater, begroet eerbiediglijk den goddelijken Zaligmaker, knielt neder;
3) op uwe plaats aangekomen, — stelt u levendig voor den Zaligmaker die tegenwoordig is, midden van engelenscharen.
b) Godvruchtige oefeningen tijdens het bezoek.
1) Hebt een bijzonder doel:
a) looft en bedankt;
/3) smeekt en hebt leedwezen ;
y) vraagt genaden en bijzondere weldaden;
2) ingevolge de kerkelijke tijden, bij voorbeeld:
«•) rond Kersmis, denkt aan Jesus in de krib; doet wat gij zoudt gedaan hebben, indien gij met de herders tot den stal genaderd waart, enz.
fi) Tijdens den Vasten of op de vrijdagen, stelt u een mijsterie des lijdens voor — hebt medelijden — berouw — voornemens enz.;
342
VOOK DE EERSTE COMMUNIE
3) of wel in 't algemeen stelt u Jesus Christus voor als geneesheer— u zeiven als een kranken (Jesus Christus als een rijke koning—u zeiven als een armen bedelaar; — Jesus-Christus als de zon der waarheid — u zelven als blind; —Jesus Christus als den goeden herder — u zelven als het verdoold schaap, enz.);
«) onderzoekt — bekent — beweent uwe ziekte, uwe
ellende — uwe hoofdgebreken;
/3) beschouwt met vertrouwen den hemelschen geneesheer, zijne wijsheid, zijne almacht, zijne goedheid ; v) verwekt in u een groot verlangen naar genezing, bidt, belooft hem uwen heerschenden drift te zullen bestrijden.
c) Slot:
1) Bedankt voor de laatste Communie.
2) Verricht de geestelijke Communie, en vraagt gratie om de volgende Communie wel te mogen doen.
3) Begroet de allerheiligste Maagd.
4) Vraagt vergiffenis voor de bedrevene fouten.
5) Bidt Jesus u te zegenen, te begeleiden, enz.
31. DE GEESTELIJKE COMMUNIE.
De geestelijke Communie is ;
I. Zeer gemakkelijk te doen. Dit volgt
a) uit hare bestanddeelen (leg de manieruitvan ze tedoen),
b) omdat zij in verre na dezelfde beletsels niet heeft als de
wezenlijke Communie,
1) ten opzichte der plaats — niet alléén in de kerk;
2) ten opzichte des tijds — niet alleen 's morgens;
3) der daartoe noodige personen — gij hebt noch priester, noch koster noodig;
4) der vernieuwing — niet alleenlijk eens ter week, 's voormiddags ;
5) der voorbereiding — gij moei niet nuchter zijn, niet op voorhand biechten, niet lang te voren bidden.
II. Zeer aangenaam aan God,
a) De begeerten zijn heilig of zondig, volgens het voorwerp
343
leerwijze
dat ik verlang. Hier verlang ik het heiligste dat er is; dus enz.
b) De akten die bij de geestelijke Communie voorkomen, zijn juist akten der deugden die God het meest behagen.
c) Daarom heeft God ook op mirakuleuze manier getoond, hoe aangenaam hem deze heilige oefening is (H. Stanislaus, H. Catharina van Siena, enz.).
III. Zeer voordeelig
a) in 't algemeen :
1) God beloont elk werk dat hem aangenaam is.
2) Elke goede akte verdient vermeerdering van heilig-makende gratie en hemelschen loon — hoeveel meer deze samenhang der heiligste akten?
3) Gelijk het doopsel van begeerte gelijke uitwerksels met het wezenlijk doopsel heeft; gelijk de begeerte van te biechten hetzelfde uitwerksel heeft als de wezenlijke biecht, zoo moet ook de geestelijke Communie of de Communie van begeerte gelijke uitwerksels hebben met de wezenlijke Communie (Trid. Sess. XIII. Gap. 6.).
b) In het bijzonder brengt zij ons
1) grootere liefde (vrienden die elkaar nooit bezoeken of schrijven, verkoelen ; omgekeerd, enz.);
2) betere voorbereiding tot de wezenlijke Communie, (Jesus-Christus komt gewis liever tot dezen, die hem meest verzoekt).
3) gratiën voor ons en voor anderen. (Hoe inniger wij aan God verbonden zijn, hoe nader aan zijn hart, hoe vruchtrijker ook onze gebeden. Ja, de leeraars van het geestelijk leven zeggen ; dat eene geestelijke Communie, met vurigen iever verricht, meer gratiën kan brengen dan eene wezenlijke doch lauwe).
Sluitrede.
1) Verricht dikwijls de geestelijke Communie, bijzonderlijk :
«) 's morgens — u bij alle missen aansluitende, enz. /3) bij elke heilige mis die gij hoort; bij elk bezoek;
344
VOOR DE EERSTE COMMUNIE 343
y) 's avonds (geestelijke biecht en Communie als reisgeld; (§111, 1« Vr.).
2) Verzuimt nogtans de wezenlijke Communie niet (anderszins zou uwe geestelijke Communie eene soort van leugen zijn; even als iemand die veel spreken zou over zijn groot verlangen om u te bezoeken, zonder ooit te komen, ofschoon hij tijd en gelegenheid beeft, enz.).
32. DE GEDURIGE AANBIDDING.
Op den feestdag der gedurige aanbidding onzer parochie, moeten wij met waren iever bezield zijn, om er deel aan te nemen;
daartoe zal ons opwekken het verlangen :
I. Om aan Jesus de behoorlijke eer en dankbaarheid te bewij
zen.
a) Eer.
1) Eer die men eenen koning bewijst (schildwachten voor zijn paleis).
2) Jesus Christus, de koning der koningen bezoekt ons.
3) Derhalve zou de kerk noch dag noch nacht mogen ledig zijn.
4) Doch vermits zulks niet doenbaar is, heeft men de plechtigheid der gedurige aanbidding ingesteld.
b) Dankbaarheid en liefde.
1) Hoe dankbaar zijn wij soms voor eene kleinigheid !
2) Welke oneindige weldaad bewijst ons Jesus Christus in het heilig Sakrament!
8) Hoe zouden wij er hem dag en nacht moeten voor danken?
II. Om aan Jesus de behoorlijke voldoening en eerherstelling
te bewijzen.
a) Jesus Christus wordt dikwijls in het heilig Sakrament beleedigd,
1) door de goddeloozen;
2) door de ongeloovigen, uit rede
lt;*) hunner onverschilligheid bij in het ontvangen ;
leerwijze
/8) hunner oneerbiedigheid in de kerk ;
y) hunner vloeken en godslasteringen;
J) hunner onwaardige communiën.
b) Wat moeten wij dus doen?
1) Wanneereene moeder door een ontaard kind is belee-digd en mishandeld geworden, dan tracht het goed kind haar des to meer blijdschap aan te doen ; zoo
2) zullen wij als brave kinderen,
«) om vergiffenis smeeken voor onze eigene misdaden ;
voor de fauten van anderen ;
y) enJesus des te meer blijdschap trachten aantedoen.
III. Ons zeiven voordeelen te verschaffen.
a) Vandaag is het groote verhoordag;
b) beloften des Heeren ;
c) milddadigheid van Jesus, die onze geringe moeite rijkelijk zal beloonen.
Sluitrede.
1) Bevlijtigen wij ons dus aan Jesus de behoorlijke eer te bewijzen (versiering der kerk, deel nemen aan het liefdewerk der arme kerken, aan de biduren; de pro-cessiën bijwonen, enz.).
Doch vermits wij weten dat « de lof niet rein is in den mond des zondaars « (Eccl. XV, 9)
S) laat ons de gelegenheid van dezen feestdag waarnemen om ook tot de heilige Sakramenten te naderen, (hetgeen zelfs vereischt wordt om den vollen aflaat te kunnen verdienen);
3) Iaat ons dan ook godvruchtig de biduur waarnemen, gedachtig dat wij hier, volgens het woord der heilige Schrift, den Heer loven in het aanschijn der Engelen (Ps. 137,1).
346
VOOR DE EERSTK COMMUNIE
33. BROEDERSCHAP VAN HET ALLERHEILIGSTE SAKRAMENT DES AUTAARS (l).
I. Waarom is het ingesteld ?
a) Om eene openbare belijdenis van ons geloof aan dit heilig Sakrament te doen, en hetdoor gemeenzame godsvrucht te versterken.
b) Om aan den Zaligmaker de hem toekomende eer, dankbaarheid, enz. openlijk te betuigen.
c) Tot openbare eerherstelling.
d) Om hem in 't openbaar en gemeenzaam onzen nood te klagen, en zijne hulp af te smeeken.
II. Wat moeten wij doen om dit doel te hereike.nl
a) Godvruchtiglijk en ieverig de oefeningen des broeder-schaps bijwonen (waarom? — hoe?);
b) de heilige Sakramenten dikwijls en waardig ontvangen;
c) nooit op oneerbiedige wijze over het heilig Sakrament spreken; — nooit ons zeiven voor het heilig Sakrament ongodsdienstig gedragen; zulks naar krachten bij anderen beletten enz.;
d) door onze goede voorbeelden en gesprekken, anderen aanzetten om in het broederschap te komen.
34. HART EN' LELIE.
Men treft soms een liefelijk beeldje aan, waarop aangetoond wordt hoe een kind in witte kleederen aan de lieve Moeder Gods zijn hart opdraagt, terwijl deze daarvoor eene prachtige lelie schenkt. Daar ligt voor u eene dubbele les in, die zeer gewichtig is:
(1) Eenige andere schetsen en plannen van sermoenen, betrek hebbende op het heilig Sakrament, kunnen gemakkelijk uit de onderwijzing over het heilig Sakrament ontleend worden. Bij voorbeeld over de dankzegging, § lil, 20 vr.; over de voorbereiding, 14 vr.; over de uitwerksels der heilige Communie, C vr.; over de onwaardige Communie, 8 vr.; (welke laatste stof echter niet ex-professo op den dag der eerste Communie mag behandeld worden).
LEERWIJZE
I. Zoolang gij de lelie der zuiverheid bewaart, zal Maria uwe
harten bewaren.
a) De zuiverheid behaagt aan Maria.
1) Zij was het allerreinste der schepselen : liever had zij de Moeder Gods niet te worden, dan hare zuiverheid te verliezen;
2) hare maagdelijke zuiverheid werd zelfs door een mirakel bewaard;
3) sedert dan heeft zij altijd de zuivere zielen beschermt.
b) Bewaart derhalve de zuiverheid,
1) want:
«) zij is een allerkostbaarste schat, die zoo gelukkig maakt;
/3) welken men zoo lichtelijk verliest;
y) en welker verlies onherstelbaar is;
2) daarom :
«) Bewaart altijd hoogachting voor deze engelachtige deugd;
fi) waakt (tegen uitwendige en inwendige vijanden); y) bidt (vraagt dagelijks deze gratie; ontvangt dikwijls de heilige Communie « het brood der uitverkoren, den wijn die maagden voortbrengt » (Zach. IX, 17). Doch vooral hebt grooten eerbied voor Maria, want;
II. Zoolang gij uw hart aan Maria laat, zal zij u de zuiver
heid bewaren.
a) De godsvrucht en liefde tot Maria, is het beste middel
om de zuiverheid te bewaren. Inderdaad
1) Maria toont ons
u) welke eer, welk geluk het is de heilige zuiverheid te bezitten;
/3) hoe zorgvuldig men ze bewaken moet. (Hoe zorgvuldig waakte Maria; zij bad, hield zich in de nabijheid van Jesus ! Zoo ook moeten wij dus enz.)
2) Zij verkrijgt ons de daartoe noodige gratiën.
348
VOOR DE EERSTE COMMUNIE
b) Daarom eert Maria
1) door veelvoudige overweging, rozenkrans, gebed, enz.),
2) door vurige aanroeping,
3) door ieverige navolging barer deugden.
Dan zal Maria uw hart beschermen tijdens uw leven en in uwe stervensuur; en kunt gij haar alsdan de lelie der zuiverheid vlekkeloos aanbieden, dan zal zij u daarvoor, uit de handen van haren goddelijken Zoon, de kroon der eeuwige glorie toereiken.
349
Voorwoord der eerste hoogduitsche uitgaaf . . . i » der tweede » » . . . . n
» der derde » » .... it
Aanwijzingen voor den Calechiseerder.
1. Gewichtigheid der eerste Cominuuie en der voorbereidende
onderwijzing ....... 5
2. Aanbevelingen aan de Catechiseerders . . .12
3. Welke kinderen mogen tot de eerste heilige Communie toegela
ten worden? ....... 13
4-. Waar, wanneer en waarin moet men de kinderen ter eerste
Communie onderwijzen? . . . . .13 ö. Manier van onderwijzen . . . .17
6. Onmiddelbare voorbereiding .23
7. De Ëerste-Communiedag ...... 31
8. Na de eerste Communie ...... 35
Tweede afdeeling.
Onderricht over het Allerheiligste Sakranicnt des Aulaars. Inleiding. 3tgt;
1. Van de tegenwoordigheid van Christus in het Allerheiligste
Sakrament ....... 46
2. Over de heilige Misofferande . . .86
3. Van de heilige Communie. . . . . .140
De Voorbereiding tot de generale Biecht.
1. Onderwijzingen over de biecht in 't algemeen . . . 197
a. Noodzakelijkheid en voordeelen der generate biecht . ibid.
b. De noodzakelijke deelen van het heilig Sakrament der biecht. 200
1. Het onderzoek des gewetens . . ibid.
4. De biecht ...... 2'2ï
5. De voldoening ..... 229 M. Onderwijzingen tijdens de bereidings-week . 234
1. 's Menschen bestemming .... 235
2. De doodzonde ..... 243
3. De gevolgen der doodzonde. . . .231
4. De dageh'jksche zonde .... 259
5. De verloren zoon ..... 265
6. De volharding ..... 272
)
IXHOUDS-TAFEL.
1. Eeuige aanspraken op den dag der eerste Communie
2. Schetsen van Sermoonen voor de eerste Communie en de plech
tigbeden van 't Allerheiligste Sakrament Waarchuwing.
1. Verschijning van Jesus Christus
2. Feest der kerkwijding
3. De Verheerlijking van Jesus.
4. Het feestgewaad der eerste Communicanten
5. Blijft in Mij .
tgt;. Het brood der ziel .....
7. Komt en ziet......
8. Het Manna ......
9. Vier wenschen . . . .
10. Giften van Jesus Christus en van den Christen
11. Zacheus ......
12. De gaaf der liefde ..... 15. Het licht ......
14. Het doopsel en de eerste Communie
15. Het Liefde-Sakrament .... 1b. Oogmerk der Instelling . .
17. Wat heelt Jesus gedaan, wat moeten wij doen?
18. Een bloemtuillje .....
19. De Ark des Verbonds. ....
20. De bloedvloeiende vrouw ....
21. Jesus gezocht, gevonden en bewaard
22. De kribbe en de autaar ....
25. O sacrum convivium .....
24 Uns hart moet Jesus' graf gelijken .
25 Oorzaak der onvruchtbaarheid van sommige Communiën
26. Eerste en laatste communie ....
27. Het beeld van Jesus'heilig hart
28. Wat Jesus' hart voor ons is .
29. Redenen voor en tegen de veelvoudige Communie.
50. Bezoek van 't heilig Sakrament
51. De geestelijke Communie
52. Gedurige Aanbidding. .... 55. Broederschap van 't Allerh. Sakrament
54. Het hart en de lelie .....
Brussel, pauselijke drukkerij van H. Goemaere.
•S' Ï •
352