1 01.-
--
rwi
«-
. V ' '
• • • ;
I
.
• - |
li;-j! ; ' i
!! ■■■ ,
j» ■ ?; '
■ .«-'A
i -
1
-
te
J
wmm
---
GESCHIEDENIS
VAN DE HEILIGE
CATHARINA VAN SENEN.
EIGENDOM.
A.Ue rechten voorbehouden.
XciMn mijn liart . o ntijn uothlr li | k»* Piiu i»l«' f\\ occi ui 11 Im'I u vvo .
VAN DE HEILIGE
der Derde-Orde van den heiligen Dominicus (1347 -- 1380).
ERRW. PR. RAYMUNDUS ROMMENS .'
van de Orde der Predikheeren
BIBLIOTHEEK DER RIJKSUNIVERSITEIT
U T R E C hi T
ÈCOLL. THOMAASSE
MECHELEN, E.-F. VAN VELSEN . drukker - uitgever. Q 1 376. |
BREDA, EDUA.RD VAN WEES , kath. tbeol. boekhandeJ. |
GOEDKEURINGEN.
Uit last van den Zeer Eerw. Pater Petrus Van Bbrkel, Provinciaal der Paters Predikheeren in Beigii1, hebben wij, ondergeteekenden. een handschrift gelezen, getiteld : « Geschiedenis van de heilige Catha-rina van Senen, maagd der Derde-Orde van den H. Dominicus, door dev Eerre. Pr. Raymundus 'Rammens, van de Orde der Predikheeren. * Wij oordeelen het nuttig om gedrukt te wordeu.
Leuven den quot;7 Mei, laatsten dag der octaaf van de heilige Cathariua van Senen, 1876.
Fr. A. M. Dummermhth, Lector in de heilige Godgeleerdheid, Fr. J. M. Gallens, Prior van het klooster van Thienen.
Imprimatur,
Pr. Petrus Van Berkel , Sacr. Theol. Lector-et Prior Provinci» Sanetse Rosse Ord. Prsed.
Datum Lyrse in conventu Squot; Thomae Aquin. die 8,a Maii 1876.
Imprimatur.
Uechlini». 21 Julii 1876.
J. B. LAUWHBS, vic. qkn.
De Heilige wier geschiedenis ik ilcn lezers aanbied, inag vergeleken worden aan cene van die zeldzaamheden welke schier door iedereen en noglans door weinigen gekend zijn. In de godvruchtige wereld namelijk weet men dat de heilige Calharina van Sonen een alleruitmuntendst voorbeeld is geweest van het mystiek godvruchtig leven waarvan de XIII en XIV eeuwen ons de wonderlijkste gedachtenis hebben nagelaten. Al de geestelijke schrijvers beijveren zich om de deugden van haar inwendig leven te melden en tot navolging voor te stellen. Men houdt haar doorgaans voor eene groole Heilige ; doch weinigen weten hoe zij lot zoo een verheven toppunt van heiligheid is gekomen , en bijna niemand weet dat zij, zonder ooit een oogenblik van de innigste eenzaamheid des harten te verliezen, in de gebeurtenissen der middeleeuwen zoo een belangrijk deel heeft genomen, dat men moeilijk zou kunnen onderscheiden welk van beiden, of haar buitengewoon heilig leven of hare krachtdadige medewer-
king aan hel heil der Kerk en der maatschappij, haar den grootslen roem verworven heeft.
De Serafijnsche maagd van Senen is niet enkciijk eene van die aan God toegewijde zielen welke gansch afgezonderd van de wereld met Christus in God verborgen leven : neen, zij is oene van die zeldzamen , om niet te zeggen, de eenigste Heilige van haar geslacht, die het verborgend-ste godvruchtig leven met hei. ambt van apostel wonderlijk heeft vereenigd , die met recht de drievuldige kroon, namelijk van maagd , van leeraar en van apostel heeft verdiend.
Deze geschiedenis moet, zoo mij dunkt, nuttig wezen ; nuttig, vooral op ecu tijdstip dat de ware en grondige mystieke godsvrucht die, in de XIII eu XIV eeuwen, zulke wondere Heiligen heeft gekweekt, in de harten der godminnende zielen door eene oppervlakkige godsvrucht vervangen is. Nuttig, op een tijdstip d:il de onverschilligheid ten opzichte van godsdienstige zaken , als een maatschappelijke kanker, zich uitbreidt en vele boezems verknaagt. Nuttig, op een tijdstip dal, gelijk ten tijde van Catharina van Senen, de rechten en wellen der Kerk en de tijdelijke macht van den Paus miskend, onderdrukt en overweldigd worden. Nuttig moet dus zijn het voorbeeld van eene heldin des geloofs, die niet vreesde den Paus uitzijn ballingschap le gaan verlossen en op zijnen wettigen troon te herstellen, die in het midden der bloedzuchiige verdeeldheden , zonder het gevaar des levens te schroomen, de gezworene vijanden met den heiligen Stoel verzoende , die, met eenen ijver van heilige
liefde voor de Kerk bezield, de tijdelijke macht van den Paus bij de prinsen en machtigen der aarde die haar tegenstreefden, durfde voorstaan en verdedigen, die , in een woord, aan de instandhouding van het Pausdom te Rome en aan de hervorming van den godsdienst en van de maatschappij meer heeft medegewerkt, dan ooit sterveling het heefl gedaan. Geen wonder dus dat onze heilige Vader Pius IX deze zoo edelmoedige Beschermheilige der Kerk de tweede Patrones van de hoofdstad des Kristendoms en diensvolgens des Pausdoms heeft gesteld, en dat hij hare brieven , wanneer zij hem in het fransch vertaald aangeboden wierden, uit eerbied op zijne lippen drukte en uitriep ; O Calharina van Senen! hel is zij die de Pausen bemind heefl! God yave dal hare schriften gekend werden !
Deze beweegreden hebben mij aangespoord om deze geschiedenis wijdloopiger te beschrijven dan ik, toon ik zo aanving , voornemens was. Zij za! des te nuttiger en zelfs, ik twijfel cr niet aan, den lezer des te aangenamer wezen.
Het leven van eene Heilige die door de geschiedkundigen het wonder harer eeuw genoemd wordt, ten halve doen kennen, terwijl God al de noodige oorkonden schijnt bewaard to hebben om ze. te volledigen , zon een piichtige onachtzaamheid zijn van, wanneer men kan, mede te werken om aan de nakomelingen te doen zien hoe wonderlijk God is in zijne Heiligen.
Reeds lang had ik met eene zekere heilige afgunst benijd cat, terwijl er in verschillige talen meer dan veertig levensbeschrijvingen van deze Heilige gevonden worden.
er bij mijne wete slechls ecne zeer onvolledige in onze Nederduilsche (aal bestond. Ik herinner mij niet van ooit liever den wil mijner oversten volbracht te hebben , dan toen ik dit werk ondernam. De vergenoeging dezer bereidvaardigheid nam steeds loe naar mate dat ik vorderde, omdat ik er meer en meer de belangrijkheid van zag.
Ik hoop mijne taal- en landgenooten dienstig te zijn met hun een leven dat door elkeen verdient gekend en bewonderd te worden, te vervaardigen in eene taal die door meer dan twee derde Belgen gesproken wordt, in eene taal van Kristenen die verre uit het godvruchtigste deel onzer landgenooten uitmaken.
Het is inderdaad opmerkenswaardig dal er onder de menigvuldige levens van de 11. Catharina er niet een volledig te vinden is. Al de geschiedschrijvers schijnen de verhalen van de eerste legenden of levensbeschrijving, door den zaligen Raymundus van Capua, gevolgd te hebben, met het onkel verschil van opstel en schrijftrant. Allen schijnen een en hetzelfde oogwit (ongetwijfeld zeer voortreffelijk en lofwaardig) gehad te hebben ; zij schetsen allen wijdloopig af die gansch inwendige deugden welke eenen gemeenzamen omgang van God met den mensch en van den mensch met God kenmerken. Als in eene verrukking over de mirakels , verschijningen, over al wat buitengewoon is sprekende, zou men wellicht zeggen , dat zij hebben vergelen te melden welken zedelijken invloed een zoo wonder leven op de tijdgenooten heeft gehad, vermits zij de zeden en gebeurtenissen dier
— b —
eeuw niet met de openbare werkzaamheden van Catharina in verband hebben gesteld.
Nauwelijks treft men hier en daar in het leven, door Raymundus van Capua opgesteld, eenige voetstappen aan op de menigvuldige reizen die zij op bevel der Pausen om hare apostolische 'zending uit te voeren, heeft ondernomen. Zijne bladzijden aan hare gedachtenis toegewijd, anderszins, wanneer hij over hare heiligheid en godvruchtigheid handelt, zoo vol verf en zalving, maken eer een verhaal van deugden uit dan eene volstandige geschiedenis der gebeurtenissen waarin zij gedurende haren levensloop een zoo roemrijk deel heeft genomen. Hoe geleerd hij ook was. toont hij zich nogtans ervarenere zielbestierder dan geschiedkundige. Men zou wellicht onderstellen dat hij al zijne aandacht scheen gevesligd te hebben op de werking der ziel van zijn biechtkind , dat hij en-kelijk ooggetuige geweest is van hare gebeden , veropenbaringen en opgetogenheden, en dat hij zich uitsluiteiijk heeft bezig gehouden met de wonderen eener verborgene heiligheid welke de geest Gods in de Serafijnsche maagd van Senen op eene zoo buitengewone wijze uitwerkte, zoodat het overige, zonder een bijblijvend geheugen, hem ontgaan is. Wanneer men zijn boek, na het gelezen te hebben, sluit, zou men, indien men nooit hare brieven gelezen heeft, moeilijk kunnen gelooven dat eene nederige zuster der Derde-Orde van den heiligen Domini-cus, niettegenstaande hare schier aanhoudende gebeden, hare gedurige vereeniging met God, hare menigvuldige ontgeestingen, hare zoo groote verstervingen dat zij zich
- 6 —
volkomen van voedsel onlhield, nog tijd hefift kunnen vinden om door openbare betrekkingen en onderbande-lingen meer dan iemand barer lijdgenoolen de belangen van Kerk en Staat te handhaven. Ternauwernood vindt men er in aangestipt, zelfs schijnt hij te verbergen, dat zij, gelijk een Apostel, dorpen en steden doorliep om de zondaars te bekeeren, dat zij pauselijke gezandsehappen heeft uitgevoerd , den vrede tussehen ciemeenebesten , konink-
o? 7 C
rijken en sleden heeft hersteld, dat de geleerdste mannen, de prinsen en mogendheden van haren tijd haar kwamen raadplegen, en dat men in de gewichtigste zaken hare tasschenkomst ter hulp riep. Hierin zou men Paler Ray-mundus van Capua eenigszins mogen vergelijken aan die godvruchtige bedevaartgangers die een prachtig kerkge-b .w binnentreden, zich rechtstreeks vóór den miraculeu-zen altaar begeven, en zich enkelijk met godvruchtige dingen bezig houden, zonder eenen oogslag te werpen op de kunstwerken der kerk. Gansch verslonden in de schoonheid der deugden harer ziel , schijnt hij de wonderheden harer werken niet bemerkt te hebben.
De godvruchtige schrijver toon! de maatschappelijke werkzaamheden van Catharina eer in hunnen oorsprong dan in hunne uitwerksels ; want hel inwendig leven is als de ziel van het uitwendig. Bovendien had hij voornamelijk voor oogwit te doen zien, dat zij de eer verdiende van op de altaren gesteld te worden. Hij heeft zijn boek opgesteld bij wijze van verslaggeving ; hij brengt telkens bewijzen en getuigen bij van hetgeen hij verhaalt. Degeleerde HeerCartier merkt zeer wel op dat Raymundus van
Capua cnkclijk het inwendig of verborgen leven van Calharina, aan hem beter dan aan iemand en aan anderen weinig gekend, heeft geschreven, en onnoodig geoordeeld heeft van de gebeurtenissen en daden te moeten opsommen welke zijne tijdgenooten genoegzaam wisten, en als vóór hunne oogen hadden zien geschieden. Gelijk vele geschiedkundigen, die voor hunne lijdgenooten schrijven, heef! hij dus nageialen ie melden de gebeurtenissen welke, toen des lijds onnoodig te verhalen , na verloop van tijd door do vergetelheid uil het geheugen verdwenen , voor de nakomelingen de belangrijkste gedenkstukken worden.
Had ik, gelijk degene die voor mij het leven van de heilige Calharina geschreven hebben, enkelijk den zaligen Raymundus van Gapua gevolgd, dan zou mijn werk, uitgenomen dat het in het vlaamsch is, weinige belangrijkheid opgeleverd hebben, mits het slechts eene herhaling zou geweest zijn van hetgeen anderen voor mij gezegd hebben en voorzeker beter dan ik het kan doen.
Gelukkig trof ik in de inleiding van hare brieven deze woorden van Mijnheer Cariier aan ; De geschiedenis van de heilige Calharina van Scnen is geheel in hare brieven, maar men moet ze er voelen in te ontdekken. Deze raadgeving was de sleutel van baar openbaar leven dat ik zoo vurig verlangde te kennen, ten einde hare geschiedenis te kunnen volledigen. Hare menigvuldige brieven zijn als zoovele dagschriften, die ons volgens eene zekere tijdorde melden op welke wijze zij de zending , haar door de Voorzienigheid toevertrouwd, heeft uitgevoerd ; zij laten ons genoegzame berichten na om ie kunnen oordeelen
— 8 —
waarom en wanneer de nederige dochter van eenen verwer, die nooit door eenen sterveling in wereldlijke kennissen was onderwezen geweest, met de Pausen, de koningen, mogendheden, met de voornaamste overheden zoo van het wereldlijk als kerkelijk gezag, over de gewichtigste zaken van Kerk en Staat, onderhandelingen hield ; zij doen ons zien in welke moeilijke tijdsomstandigheden zij haren raad en gebeden kwamen afsmeeken ; zij toonen ons met welk eene voorzichtigheid en met welk eenen ijver zij de verbetering der zeden, het behoud van den godsdienst en de handhaving der geestelijke en burgerlijke rechten, heeft helpen bewerken. De hoofdstoffen van hare geschiedenis zijn in hare brieven te vinden, maar men moet de gebeurtenissen van haren tijd er mede doen overeenstemmen ; zij zijn er in aangeduid en niet uitgelegd. Men ziet in deze brieven dat Catharina, alhoewel wijzer dan al de staatkundigen van haren lijd, niet te werk ging, gelijk die mannen welke ontwerpen maken, maatregels uitdenken, middelen berekenen en hun vernuft door redevoeringen ten toon stellen ; neen, al hare oogmerken zijn onder het opzicht, van God aangelegd ; al hare staatkunde is zijne voorzienigheid ; al hare middelen zijn het gebed, de goede raadgevingen en stichtende voorbeelden. Dus moet men hare brieven, om er eene geschiedkundige waarde aan te geven, met de gebeurtenissen vermengen en ze in verband stellen met de personen en zaken. Door middel dezer ineenmenging, heb ik kunnen aanvullen wat er in de legenden ontbreekt. Deze ineenmenging heb ik bovendien trachten op te hel-
deren met al de noodige inlichtingen wegens den toestand der Kerk en des Pausdoms van dit tijdstip, welke ik ontleend heb van Pater Aiphonsus Capecelatro, oratorie-religieus (i). Deze geschiedenis, die een korl begrijp is van de kerkelijke geschiedenis, betrekkelijk op de gebeurtenissen waarin Catharina deel genomen heeft, is de beste welke er bestaat, zegt Mijnheer Cartier. Deze schrijver, alsof hij ondersteld had, dat hel inwendig leven van Catharina reeds genoegzaam gekend w;is, geeft er slechts hier en daar in het voorbijgaan eenige trekken van. Hij is mij evenwel van groot nut geweest, want, gelijk het in- en het uitwendig leven moeten samenwerken en door elkander voltrokken worden, zoo heb ik, met het eene in het andere Ie lasschen en als in een te smelten, de eene geschiedenis met de andere kunnen voltooien. Nogtans verklaar ik vele min belangwekkende zaken achtergelaten Ie hebben ; bijaldien men eene volledige geschiedenis van Catharina van Senen wilde opstellen waarin alles omstandiglijk verhaald wordt, dan zou zij gewis een werk van drie boekdeelen uitmaken.
Er bleef nog eene andere uitlating die men in de geschiedenis door den zaligen Raymundus van Capua aantreft, aan te vullen ; in de verhalen der gebeurtenissen is er noch gevolg noch orde van tijd gevolgd. Zij zijn, om zoo te spreken, eene verzameling van bijdragen zonder tijdrekening of aaneenschakeling. Doorgaans vindt men de deugden afzonderlijk verzameld, zoodat elk hoofd-
(f) Histoire de saime Catherine de Sienne et de la Papauté de sou temps.
stuk veeleer eene verhandeling nu over deze en dan over gene deugd schijnt te wezen, dan een ordelijk gevolg van gebeurtenissen , gerekend volgens den tijd dat zij plaats hebben gehad. Eene dusdanige geschiedenis in eene behoorlijke en juiste tijdorde brengen, zou moeilijk of liever onmogelijk geweest zijn, had ik hel. geluk niet gehad eene tijdrekening van de voornaamste voorvallen te vinden die Mij nheer Cartier als een aanhangsel gevoegd heeft bij de inleiding tol hare brieven die hij in het fransch vertaald heeft. Hierin vindt men de hoofdzaken jaar voor jaar, en zeer dikwijls maand voor maand aangeduid, en de schrijvers bij welke zij te vinden zijn, aangewezen.
Behalve de schikking van deze tijdorde en behalve het inlasschen en bijvoegen van hetgeen ik uit hare brieven en uil de gebeurtenissen van hare eeuw heb genomen, heb ik voornamelijk Raymundus van Capua gevolgd, zelfs heb ik nuttig geoordeeld in zekere omstandigheden hem zelf zijne verhalen Ie laten vertellen.
Er beslaat geene levensbeschrijving waaraan met meer zekerheid geloof mag gehecht worden. Als biechtvader van Catharina, was hij beter dan iemand van hare geheimen onderricht. Hij had haar op gehoorzaamheid geboden van hem geheel haar leven te verhalen, en hern alles te openbaren telke reize er iets ongewoons voorviel. En zij, nauwgezet van geweten, gelijk zij was, zou er zonde van gemaakt hebben hem hel minste geheim verborgen te houden. De lezer zal dan niet verwonderd zijn in deze geschiedenis van die verholenheden, zoo als veropenbaringen en verschijningen, welke tusschen God en Calha-
rina alleen geschied zijn, aan te treffen en er huiselijke gebeurtenissen omslandiglijk in verhaald le vinden.
Dc godvruchtige en geleerde Raymundus van Capua scheen de man, als door de Voorzienigheid beschikt le zijn om het leven van Cötharina van Senen te schrijven. Behalve dat hij, als vertrouwelijke geheimkenner harer ziel, bewust was van die bovennatuurlijke betrekkingen waarin zij met God zoo menigmaal was , had de Paus hem aangesteld om haar, als een zichtbare engelbewaarder , te vergezellen, wanneer zij in Frankrijk en in al de steden van Italië die belangrijke zendingen voor de eendracht der Kristenen, tot uitroeiing der scheuring en voor den vrede der Kerk te verrichten had.
Hij was één van de drie biechtvaders, door den Paus benoemd en volmachtigd om de menigvuldige zondaars die zij zoo wonderlijk wist te bekeeren, te ontslaan van de kerkelijke straffen, aan den heiligen Stoel voorbehouden. Hij heeft dus , als ooggetuige kunnen schrijven wat hij gehoord cn gezien had. Hij was daarenboven niet van die lichtgeloovigen welke eene waarschijnlijkheid voor waarheid aannemen. Hij verklaart zelf dat hij in het begin aan de bovennatuurlijke voorvallen geen geloof kon geven. Om zich le verzekeren ten einde niet bedrogen te worden , vraagt hij door de tusschenkomst van haar die hij onder den invloed van beguicheling vermoedt te zijn, een buitcn-gewoon kenteeken van leedwezen over zijne zonden en , wanneer hij dien overvloed van heilige tranen tot bewijs van een volmaakt berouw, iets dat de booze geest voorzeker niet kan uitwerken , verkrijgt , twijfelt hij nog ; het
is alsdan, gelijk hij verhaalt, dat hij eensklaps het aangezicht van Catharina ziet veranderen in het aangezicht van Onzen Heer zeiven, die hem strenge blikken van berisping om zijne ongeloovigheid toewerpt. De manier op welke hij over de bovennatuurlijke onthouding van Catharina , over haren geest van voorzegging en over hare veelvuldige Communiën spreekt, toont dat hij deze zaken door het licht der Godgeleerdheid onderzoekt en beoordeelt en door de voorzichtigheid waarborgt. In zijne verhalen merkt men zoo eene eenvoudige openhartigheid en rechtzinnige meening op dal men niet kan laten van er geloofquot; aan te hechten. Ziehier met welk eene goede trouw hij zijn oogmerk in de voorrede verklaart ; « Ik Frater Ray-mundus van Capua , ootmoedige Meester en Dienaar van de Orde der Predikheeren, heb, ter oorzake der wondere dingen welke ik gehoord, gezien en vernomen heb, onder eenen indruk van verbaasdheid, besloten, om tot bewondering en navolging der geloovigen, het leven te schrijven van eene maagd, Catharina genaamd, geboren te Senen, eene stad in Toskane. Het voornaamste oogmerk dat ik beoog, is dat de tegenwoordige en toekomende eeuwen, vernemende de wonderen welke de Almogende heeft uitgewerkt in eene vrouw, vervuld met genaden en thans met glorie bekroond, hem in zijne Heiligen loven en gebenedijden, volgens de menigte zijner grootheden, en aangespoord worden om hem, uit al hunne krachtenen bovenal inwendig en uitwendig te dienen zonder een oogenblik te onderbreken.
» Voor al die dit boek zullen lezen, verklaar en neem ik
— lo
de onfeilbare waarheid tot getuige dat er geen enkel verdichtsel, geene enkele onechte waarheid in verhaald is ; zij mogen voorzeker houden dat al de gebeurtenissen er zoo getrouwelijk in gemeld zijn als mijn geheugen het mij maar heeft kunnen toelaten. Tot bewijs der echlheid heb ik achter elk hoofdstuk de getuigen aangeduid. »
Do namen dergene welke hij als getuigen bijbrengt, toonen dat hij niet alleen heeft geschreven wat hij zelf gehoord en gezien heeft, maar ook vele andere gebeurtenissen welke hij van de leerlingen, van de moeder eu zusters van Catharina vernomen heeft.
Het leven van de heilige Catharina door Raymundus van Capua is geloofwaardig genoeg geoordeeld om tol grondstof te dienen voor de zaak der heiligverklaring, en de Bul van Pius II behelst al de voornaamste wonderheden, die er letterlijk uit overgenomen zijn.
De zalige Raymundus van Capua had waarlijk al de hoedanigheden van eenen bekwamen en geloofwaar-digen schrijver. Zeer jong in de Orde der Predikheeren getreden, heeft hij verscheidene gewichtige bedieningen uitgeoefend. Tweemaal wierd hem in het klooster van Minerva het ambt van Prior toevertrouwd. Na vier jaren het klooster der Preekheeressen te Montepulciano bestierd te hebben, wierd hij naar Senen gezonden om er de heilige Godgeleerdheid te onderwijzen. Het was daar dat hij de biechtvader van Catharina wierd. Hij heeft haar op al hare reizen vergezeld. Hij was de vertrouwelijke raadsman van Urbanus VI, die hem in zijnen naam de moeilijk-
sle zaken van den heiligen Sloel liet vereffenen. In 1380, het jaar dat de heilige Calharina overleed , wierd hij algemeene overste van de Orde der Prcdikheeren gekozen, die hij gedurende 18 jaren loffelijk bestierde. De jaarboeken melden dat hij door zijn wijs en voorzichlig bestuur deze Orde in eenen bloeienden staat heeft gebracht. De Pausen hebben hem meermaals lot kerkelijke waardigheden willen verheffen; maar hij stelde het ne-deris; kloosterleven voor alle eerambten.
Vanwege de beoordeelkunde dus genoegzaam verzekerd, mag ik, zoo mij dunkt, eenen schrijver van dusdanig gezag vrijelijk volgen en zijne berichten der gebeurtenissen overnemen, zonder een verder geschiedkundig onderzoek te moeten doen en bewijzen van hunne echtheid aan te halen. Het gezag van zoo eonen geloof-waardigen schrijver zal mij insgelijks in eene soort van veiligheid stellen tegen alle vermoede van lichlgeloovig-heid, wanneer zekere verhalen wat naïef of ongekunsteld voorkomen ; ik heb ze somtijds volgens den letterlijken zin beschreven om er zoo zeer mogelijk de eigenaardige omstandigheden van te behouden die, hoe eenvoudig zij mogen schijnen, iets behagelijk en zelfs iels schoons hebben. Sommige beschrijvingen der legende van den zaligen Raymundus mogen eenigszins vergeleken worden bij die kerken der middeleeuwen wier bouwtrant behaagt zoo om de overeenstemming van het geheel als om de kunstwerken der kleinste deelen en welke merkelijk van hunne waarde zouden verliezen, indien menereenige veranderingen aan toebracht.
— 15 —
Daarenboven heb ik nog gedenkwaardige inlichtingen kunnen pullen uil de schriften welke de leerlingen van de heilige Catharina hebben nagelaten. Raymundus, om niel te lang le zijn, heeft, gelijk hij zelf meermaals bevestigt, vele zaken achtergelaten. Deze leerlingen hebben eene verzameling van gebeurtenissen opgesteld waarin zij melden de zaken die zij gehoord en gezien hebben en die iu de/elt;/enc/en niet te vinden zijn. Mijnheer Cartier heeft ze benevens het leven in hel fransch vertaald en als aan-hangels er bijgevoegd. Ook heb ik de akten en schriften welke lot de processen der heiligverklaring hebben gediend, kunnen raadplegen. Er hebben mij dus geene oorkonden ontbroken om de geschiedenis van die Heilige, welke hel wonder der Voorzienigheid was in de XIV eeuw, zoo echt en zoo volledig mogelijk te maken.
De mirakels welke er in aangehaald worden, zijn allen door getuigen bevestigd en van zoohaast de heilige Kerk ze als dusdanige erkent, zijn zij voorzeker zoo geloofwaardig als alle gebeurtenissen dei* natuur , alhoewel zij moeten aanzien worden als uitwerksels eener kracht welke de natuur le boven gaal en alleen aan de Almacht Gods kan toegeschreven worden. Ik oordeel mij te mogen ontslaan van de twijfelingen welke een te klein geloof zou kunnen verzinnen , te verhandelen en op le lossen , gelijk zij in deverhandeld en opgelost zijn , met de verzekering le geven dat ik in zaken van gebeurtenissen, hetzij natuurlijke hetzij bovennatuurlijke, alles heb bijgebracht, gelijkvormig aan de oorspron-kelijke gedenkschriften welke ik heb geraadpleegd.
— 16 —
Bij hel eindigen dezes berichls, verklaar ik, mij met hart en geest le onderwerpen aan de schikkingen der heilige Roomsch-Katholieke Kerk, zoo onder het opzicht der benamingen van Heilisren als van hel verhaal van heiden-deugden en wondere werken welke door het oppergezag van den Stadhouder van Jesus-Christus voor zulks nog niet bekrachtigd zijn.
P. F. R. Rommeks , van de Orde der Predikheeren.
Sarte-bij-Huy den 50 April. feestdag van de heilige Catharina van Senen 1873.
I. HOOFDSTUK.
GEBOORTESTAD, AFKOMST KiN OUDERS VAN CATHARINA VAN SENEN.
Sencn, gelegen te midden van Italië, in een landschap, doorgaans gekend onder de benaming van Grool-Uerlog-dom van Toskane, is , uilgenomen Florencië deszclfs hoofdstad, de schoonste en merkwaardigste stad v. i dit aangenaam en schilderachtig oord. Op het toppunt van eenen tooverachtigen heuvel en romantieker wijze gebouwd, verbeeldt zij een afstandzicht, gelijk aan eene van die middeleeuwsche domkerken die de menigte hunner kunstelijk bewerkte torentjes boven al de andere gebouwen opsteken, alsof zij schijnen roem te willen dragen over hunnen ouderwetschen bouwtrant. De hemel is er helder; de lucht zuiver en de gesteldheid der jaargetijden, aan geene schielijke veranderingen onderhevig, is er steeds gematigd. De inwoners , onder den invloed van eene zoo weldoende luchtstreek opgegroeid, zijn grootendeels vreedzaam en zachtmoedig van aard. En alhoewel de lieden van beide geslacht even gezelachtig en vriendelijk van manieren zijn, zoo onderscheiden nogtans de vrouwen zich doorgaans door minzaamheid en de mannen door wellevendheid.
Senen is ecuo der oudste en eene der eerst door het geloo!' beschaafde steden van Italië. Reeds in het begin der IVe eeuw bozal zij cenen bisschoppelijken zetel. Het evangeliezaad schijnt er in goede aarde gevallen te zijn; op zijnen lijd heeft het er rijpe vruchten voor den hemel voortgebracht. Bij hel hooren van dit woord Sene7i, herinnert, men zich terstond eenen heiligen Bernardinus, eenoii gelukzaligen Ambrosius Sansedonius, eenen gelukzaligen Colombinus en meer andere heiligen die, omdat zij door hunne uitstekende geleerdheid en wondere heiligheid hunne geboortestad roemwaardig hebben gemaakt, onder den bijnaam van Senen als eenen tilel van adeldom, gekend zijn.
Wanneer men de straat Oca opklimt om naar het klooster der Predikheeren te gaan , ziet men aan den rechterkant, nevens een nederig huisje, eene bidplaats of kapel. Elke voorbijgai;0er, die noch godloochenaar u ch vrijdenker is, treedt er binnen om er een gebed te storten. Bij het binnentreden ontwaart het oog, behalve eenen groeten toeloop van bedevaartgangers, eene menigte van zilveren en andere kostelijke offer- en beloftebeelden en soortelijke geschenken, onder allerlei gedaante en vormen op en rond den outaar en muur gehangen en gerangschikt. En terwijl men, op het zicht dezer schitterende voorwerpen van opdracht, het hart door eenen indruk van heilige gewaarwordingen geraakt voelt, komt. er dit gedacht te binnen ; « Deze God gewijde plaats is ongetwijfeld door wondere gebeurtenissen geheiligd. »
Het was daar dat omtrent het midden der XlVe eeuw, Gatharina van Benincasa het eerste daglicht zag. Het is deze maagd, de gansche kristene wereld door met den naam van Catharina van Senen gekend, die door een leven, dat van zijn begin tot het einde voor een wonder
i
— 19 —
van heiligheid mag aanzien worden, bovendien dat zij hare geboortestad heeft vermaard gemaakt, de roem van de Orde der Predikheeren , de luister van de heilige Kerk en de beschermheilige van den pauselijken Stoel geworden is.
Nimmer ware het genoeg te bejammeren, indien de geschiedenis ons geene meerdere zeldzaamheden van het leven dan van de afkomst der Serafijnsche maagd te bewonderen had nagelaten. Eenige hedendaagsche schrijvers, misschien om den lof der deugd door de melding van wereidschen roem meer te doen uitschijnen , beweren dat de Benincasas afstamden van den Itaiiaanschen adel, die onder den titel van Borghèse eenc roemvolle plaats in de geschiedenis heeft (ij. Anderen willen doen gelooven dal hun geslachtboom zijnen adeiijken wortel op den franschen bodem geschoten heeft (2).
Wat er ook van /ij, volgens andere geschiedk wdigen die, als tijdgenoolen, met deze familie persoonlijk in gemeenzame betrekking zijn geweest, waren de ouders inboorlingen van Senen. De vader Jakob en de moeder Lapa genaamd, alhoewel van don burgerstand, hadden onder hunne stadgenooten eenen zekeren rang van aanzien, en waren volgens hunnen staat tamelijk wel bemiddeld. Jakob, een treffelijk, rechtschapen en godvreezend man, hield zich volgens zijn beroep bezig met kleuren te bereiden, die moesten dienen om wollen stoffen te verwen, en daarom gaf men hem doorgaans den naam van blauwver-wer (5). De dochter van eenen verwer moest dus de bruid worden van den Koning der Hemelen, die de nederigheid aanzien heeft van deze die zich dienstmaagd noemde en haar voor zijne Moeder heeft verkozen.
(1) Paler Capecelatro. (2) E. Carticr. (3) Pater Rayrnundus van Capua.
1
— 20 --
Uit geloofwaardige oorkonden hebben wij bovendien bewijzen kunnen bijeen brengen, voldoende genoeg om te verzekeren dat de ouders van Catbarina in bunnen huwelijken slaat, als vredelievende buisgenooten, als eerzame burgers en als oprechte kristenen leefden. Lapa was eene godvruchtige vrouw7 en levens eene werkzame en bezorgde huismoeder. Beiden, de man en de vrouw, waren met gelijke zorgvuldigheid beijverd oin hunne kinderen , hoe talrijk zij ook waren, godsdienstig en deugdzaam op te brengen. Jakob, met welken ijver hij zijne huiszaken ook waarnam , was er nogtans min op uit om zijn gezin te verrijken dan om zijne kinderen volgens de ziel gelukkig te maken ; dit zijn oogwit was een weinig verschillend van de inzichten zijner echtgenoote, die het lijdelijk voordeel der huishouding met eene soort van belangzuchtigen en bekommerden ijver najoeg. Op haar gedrag, dat wel is waar menschelijke gebn ken te verbeteren liet, viel noy-tans niets berispelijks op te merken.
De zachtmoedigheid, de bedaardheid en onbaatzuchtigheid, de eigenaardige deugden van haren man, lieten niet na van bij gelegenheid op haar eenen voordeeligen invloed te hebben. De plicht van vermaning wierd er op tijd en stond ten stipste nagekomen. Jakob, hoe weinig van zeggen hij anderszins was, liet nimmer eene overdrevenheid van ongeduld, van twistrede of baatzucht onberispt. Wanneer hij iemand zijner huislieden in gramschap zag of woorden van verbittering hoorde spreken, was hij er terstond bij en, om hem te bedaren , zegde hij met vriendelijk gelaat ; «Alzóo gaat men hier niet te werk, mijn vriend ! vergram u niet en voer geene onbehoorlijke reden opdat de zegen van God met u zij. »
Hij was zoo een ijverzuchtige minnaar van vrede en eendracht dat hij de schade, hem ten onrecht toegebracht.
— 21 —
verdroeg niet alleen zonder vergoeding te eischen, maar zelfs zonder eenige klacht te doen. Een zijner medeburgers had hem zoo in zijne eer als in zijne goederen merkelijk beschadigd. Ten onrecht, had hij don braven huisvader eene aanzienlijke somrne golds afgeêischt. Gelijk de Irouwlooze arglistigheid gewoon is de onrechtvaardigheid te hulp te komen om , door middel dor eerroovende lastertaal, de bedriegerij voor recht en de onschuld voor onrecht te doen aanzien, zoo poogde deze valschhartige geldeischer den goeden naam van Jakob bij zijne vrienden en kalanten door achterklap en leugentaal zwart temaken. Door deze booze listen was do toestand zijns huisgezinsop het punt van tot armoede tovervallen. Rade iemand zijner vrienden hem aan van zijn recht op schadevergoeding te doen gelden, dan gaf hij, gelijk hij in dergelijke gevallen gewoon was, tot antwoord : « Het is beter het ongelijk te verdragen, dan met zich te verdedigen, de eendracht on de liefde te breken. »
Verre van er zich over le beklagen, kon hij zelfs niet hooren dat men van zijnen vijand kwaad sprak. Lapa, meer aan de aardsche goederen verkleefd, wat lichter geraakten opgewonden dan hij, kon niet laten van hare tong te roeren, te morren en over de hekel te trekken degene welke de goedheid van haren echtgenoot zoo trouwloos misbruikten. Maar hij, de stoor- en kommerlooze Jakob, bracht haar telke roize hij heure klacht- en knor-stem hoorde, tot zwijgen en tot vreedzamere gevoelens, haar met zijne gewone bedaardheid zeggende ; « Laat hem geworden, mijne liefste, laat hem geworden... heb geduld... God zal zijnen zegen over u storten , vroeg of laat zal hij zich deze zaak aantrekken... tegen hem zal hij wraak en voor ons verdediging nemen, met de waarheid van zijnen misslag en van onze onschuld le doen zien. »
i
Gelijk hij zegde, is hot geschied ; de echtheid van het ongelijk en van het recht is ais door mirakel ontdekt ; de püchtige, van zijne onrechtvaardige vervolgingen overtuigd , werd veroordeeld.
Gelijk do vader nauwgezet was in de korzelige en ongeduldige reden te beletten, zoo nam hij met een nog veel waakzamer oor aandacht op onbetamelijke gesprekken. Onder de zijnen had hij de gewoonte eener kiesche omzichtigheid ingevoerd wegens woorden eenigszins slrijdig aan de zedigheid. Er wordt in do geschiedenis verhaald dal zijne kinderen, voornamelijk die van het vrouwelijk geslacht, aangaande het punt der eerbaarheid, eene opvoeding van zoo loeder gowetensgevoel hadden ontvangen, dat zij, verre van ooit een enkel woord, hoegenaamd strijdig aan deze deugd, over hunne lippen Ie laten gaan, bij liet hooron oener zedelooze spraak, onpasselijk wierden.
De oudste zijner dochters, Bonaventura, was uilgehuwd met oenen jongman van Senen met naam Nicolaus. Deze jonge echtgenoot ontving somwijlen vrienden van zijnen leeftijd. Gedurende deze bezoeken wierden er niet zelden lichtzinnige redeneringen gehouden. Bonavenlura, zoodra deze ontstichtende straatvertelsels hare ooren bin-nendrongon, werd schaamrood, rilde, beefde, sidderde alsof zij voor de eerste maal oen ondier zag dat zij onder de schrikverwekkendste gedaanten had hooren afschilde-ron en, door den indruk der gruweling gansch ontsteld, viel zij in onmacht. Men zag haar dag voor dag wegkwijnen van droefheid wier geheime oorzaak haar alleen bekend was. Haar echtgenoot, vol onrust, vraagde haar de oorzaak van heure kwaal. Zij antwoordde hem zonder omwegen ; « Nimmer heb ik in mijn oudershuis eene taal hooren spreken, die den kristenen en zelfs eiken eerbaren mensch afschrik en walg inboezemt. Ik ben, geloof
— 23 —
mij, ik ben zoo niet opgebracht... van mijne kindschheid ben ik gewoon gemaakt schroom en gruwel te hebben voor heigeen ik hier dagelijks hoor... Wees zeker , indien eraan die oneerbare gesprekken binnen kort geen einde gesteld wordt, zal ik welhaast van verdriet sterven. » Deze woorden, cf liever deze openhartige en hartroerende vermaning, maakte, gelijk men wellicht beseffen kan,op haren echtgenoot, die anderszins brnaf en wel van leven was, eenen diepen indruk en bracht heilzame gevolgen teweeg. Nicolaus vatte van dit oogenblik af eenen grooten eerbied op voor zijne vrouw en ook voor hare ouders. Bij dc eerste gelegenheid gaf hij aan zijne makkers een uitdrukkelijk bevel, met bedreiging van het luiis ontzegd te worden, van te zijnent gcene woorden hoegenaamd meer te spreken die aan zijne vrouw zouden kunnen mishagen bobben. Nimmer heeft iemand hunner no? ^ewaasd een
O cj cJ
onbetamelijk woord in hare tegenwoordigheid te reppen. Aan de goede huisbestiering van Jakob was het a:ewis
cj öJ C?
te danken dal deze ongeoorloofde vrijheid in het huis van Nicolaus, zijnen schoonzoon , uitgeroeid en de gewoonte van omzichtigheid in woorden, strijdig aan de zedigheid, ingevoerd werd. God gave dat deze ioffelijke gewoonte de grondsteen van het zedelijk bestuur aller huisgezinnen ware !
Hel huwelijk der godvreezende ouders, Jakob en Lapa, werd gezegend met vijf en twintig kinderen. Ouder de laalsten van dit talrijk kroost waren er tweelingen, beide dochters. De eene, met eene innemende bevalligheid geboren, werd bij den doop Catharina, en de andere Joanna genoemd. Het sterfelijk leven van de laatste was van korten duur ; na weinige dagen, ging Joanna den naam en de reine onnoozelheid van haar doopsel in den hemel verengelen.
— 24 —
De moeder, gelijk zij zelve meermaals verklaarde , voelde haar hart voor Calharina, van zoohaast zij dit engelachtig wichtje.aanschouwde, door eene, zij kon niet zeggen welke teerderheid ingenomen. Was haar hart misschien vanwege de Voorzienigheid met deze uitzonderlijke ingenomenheid voorkomen, om haar als door eene drijfveer van meer dan moederlijke liefde aan te dringen , ten einde dal zij die voorbeschikt was eens de welbeminde bruid van haren Schepper en een wonder van heiligheid te zijn, het voorwerp wezen zou van hare zonderlinge inachtneming en bezorgdheid? Wolken oorsprong de beweegkracht dezer voorkeurige genegenheid ook mocht hebben, Lapa nam, zonder eene menschelijke aanzoeking, op zich van Calharina, hare meest beminde dochter, bij uitzondering van al hare andere kinderen, zelve met haar moederlijk voedsel op te kweeken, door eigene liefkozingen te zoenen en hare opvoeding door eigenhandige dienstbaarheid en zelfbezorgdzaamheid te omringen. Calharina was nogtans niet het jongste der kinderen dat, door eene soort van geboortevoorrecht, gewoonlijk moeders kind is ; want, gelijk de geschiedenis meldt , werd er naderhand nog eene dochter geboren die, ter gedachtenis der tweelingzuster , korls na hare geboorte overleden, den naam van Joanna ontving.
De lezer zal uit deze beschrijving van het gedrag en huishouding der ouders van Calharina van Senen, hoe kort zij ook is,- genoegzaam kunnen oordeelen dat dit huwelijk, als eene goede aarde, waardig was eene heilige plant voort te brengen. Gaan wij, na den aard en deugdzaamheid van den stamboom een weinig onderzocht te hebben, over om den voornaamsten zijner takken met zijne bloemen en vruchten in al zijne bijzonderheden te beschouwen.
— 25 —
OMSTANDIGHEID DER GEBOORTE VAN CATHAUINA. — HARE
WONDERE KINDSCHHE1D EN VROEGTIJDIGE GODSVRUCHT. _
ZU WORDT DOOR DE ENGELEN GEDRAGEN. — 1347-1332.
Toen Catharina ter wereld kwam, woedde er in Europa eene besmellclijke ziekte, de zwarte pesl genaamd. In Italië dat het mikpunt scheen te wezen waarop deze vernielster van het menschelijk geslacht de slagen harer moorddadige roede gericht had , maakte zij ontelbare slachtoffers. Zekere schrijver, in aanmerking nemende dat, volgens do getuigenis der geschiedenis, deze geesel-kwaal te Senen alleen, op den tijd van ruim een jaar, meer dan tachtig duizend slachtoffers neervelde, aarzelt geenszins aan eene weldaad der Voorzienigheid toe te schrijven dat de dochter van Lapa, als voor zoovele en voor zoo groote dingen voorbeschikt, is gespaard geworden (i).
Geboren in 13/1-7, kwam zij, gelijk een regenboog die tusschen de onweders een gunstig weer voorspelt, ten voorschijn in het midden der wraakneming welke God alsdan scheen uil te voeren tot straf der ondankbaarheid en trouweloosheid der vooreeuw ten opzichte Van zijne plaatsvervangers op de aarde. Geboren den 2a Maart, verjaardag der blijde boodschap van de verlossing des menschdoms uit de slavernij dos duivels (2), en op een tijdstip dat eene oproerige en eerzuchtige staatkunde den zetel van den Opperherder, te Rome door den Prins der
(1) Pater Capecelatro. (2) Er bestaal in de Orde der Predikheeren eene overlevering dat zij den 23 Maart, dat jaar juist eenen Palmen-zondag geboren is.
2
Apostelen gevestigd die van op de zeven heuvelen gedurende veertien achtereenvolgende eeuwen niet had opgehouden de geheele wereld door een zegenend en heilverspreidend bestuur gelukkig te maken , na eene langdurige verdrukking, in een vreemd land verbannen had en den Paus en de Kerk met hem gevangen, onder de dwingelandij eener wereldlijke macht hield , bracht zij als een Engel van vrede de belofte zijner verlossing of liever zij verscheen als de voorbeschikte verlosster zelve. Had de kristene wereld, op den stond van de geboorte der Serafijnsche maagd, de besluiten of oogmerken der goddelijke schikking gekend, dan zou zij en vooral de heilige Kerk, in eene verrukking van blijdschap, zonder twijfel uilgeroepen hebben ; « Glorie aan God in den hoogsten en vrede aan de menschen op de aarde. — Onze verlossing is nabij. — De barmhartigheid en dc waarheid zijn elkander te gemoet gekomen en de rechtvaardigheid en de vrede hebben zich met malkaar reeds verzoend. » Inmiddels ontbraken er geene teekens die de moeder, behalve de gewaarwording eener schier ongekende teeder-heid waardoor zij haar hart bij den eersten oogslag doordrongen gevoelde, meer en meer deden gelooven dat haar dochterlje met den zegen van God geboren was. Van in de wieg zag men in hare natuurlijke geaardheid reeds het zaad der deugd ontwikkelen dat eens uitgele-zene vruchten voortbrengen moest. Als iets nooit gehoord of nooit gezien, bewonderde elkeen dat dit engelachtig kind niet onderworpen was aan dc krankheid van weenen of schreien, aan kinderen in hunnen kweektijd zoo eigen als het leven. De minzaamheid die uit hare oogen straalde en de roosverwige blos die over hare wangen gleed , werden nimmer door tranen verduisterd of weggevreven ; de vriendelijke glimlach die op hare lippen zweefde, liet
— 27 —
zijne plaats nooit door trekken van droefheid of van misnoegen innemen. Zij scheen hare tranen, de eenigste middels haar door de natuur gegeven om hare noodwendigheden bekend te maken, te besparen om ze, in eenen gevorderden ouderdom, des le overvloediger te kunnen storten over de zonden der wereld en over de rampen der Kerk.
De eerstelingen van de vermogens der natuur werden besteed om belijdenis van den naam des Scheppers te doen, de eerste woorden die hare tong, van zoohaast zij losgemaakt werd, moest vormen, het eerste geluid dat hare mond moesl uitbrengen, de eerste klanken waren de namen van Jesus en Maria. Had men datgene wat dagelijks op dit kindje de bewondering trok, onder het opzicht vgn godsvrucht willen beschouwen, dan zou men van toen af reeds de kiem van ingekeerdheid, van eenzaamheid en van geduid, er in kunnen bespeuren hebben. Hoe of door wien hel behandeld wierd ; hoe of wal het leed of le lijden had ; liet men hel alleen ; was hel in de wieg of op den school, allijd was en bleef het even tevreden , gerust en stil.
De kenmerken eener uitgezonderde zegening Gods waren niet min wonderlijk dan de kindschheid van Ca-tharina ; aan haar, meer dan aan eenigen sterveling, mochl deze lofspraak toegepast worden ; Het kind groeide op in wijsheid en in jaren voor God en voor de men-schen(i). De veredeling der uitmuntende gaven waarmede de geboorte der natuur en de zegen des hemels haar lichaam en hare ziel verrijkt hadden, scheen naar evenredigheid grootere vorderingen le doen dan hare toeneming in jaren. De edele minzaamheid van hare gelaatstrekken ,
(l) Luc. II. -10.
— 28 —
altoos even vriendelijk, hare aangename , lieftallige en levens zedige spraak en manieren gaven aan haren persoon een engelachtig voorkomen, en namen de harten in van al die haar kenden en zagen. Zeer innemend van gemoedsaard en uitermate verstandig volgens haren ouderdom, werd zij, de kleine Calharina, geliefdkoosd en aangetrokken van vrienden , gebaren en bloedverwanten die in hare tegenwoordigheid en gesprekken oen dusdanig behagen schepten dat zij haar, toen zij nauwelijks kon alleen loo-pen , mede naar hun huis leidden. Haar gezelschap , hare samenspraken en onderhandelingen hadden iets zoo beha-gelijk en zoo vreugdewekkend, dal zij haar in plaats van Calharina Euphrasina noemde , dal wil zeggen vergenoeging ; niet die vergenoeging van een tijdverdrijvend verzet, dat men in den omgang met kinderen gewoonlijk zoekt, maar eene welke tot troost, stichting en bewondering diende ; zij die haar ondervraagd en hooren spreken hadden, stonden verbaasd over zulk eene wijsheid en over zulke verstandige antwoorden. Onder den invloed van bewondering hare woorden nadenkende, vraagden zij eikanderen ; Wat lock, denkt gij, zal dit voor een kind worden ? De zegen van God is wezenlijk met haar! (i)
De geschiedenis, alhoewel zij niet uitdrukkelijk verhaalt welkerhande redeneringen zij hield bij de lieden welke om de gelegenheid van ze te hooren schenen te wedijveren , geeft nogtans, wanneer zij er den indruk en uitwerksel van meldt, genoeg te kennen dat zij, van toen af aan, zich reeds begon te oefenen in de bediening van haar toekomende apostelschap. ® Hare kindschheid begon, zegt de schrijver van haar leven, (2) wat hare bejaardheid tot stand bracht.» De wijsheid en voorzichtigheid waarvan
(d) Luc. I. 66. (2) Pater Raymundus van Capua.
— 29 —
hare samenspraken, van toen zij nog een kind was, vergezeld waren,gaven aan hare woorden zulk eene aangenaamheid dat zij alsof zij met kostelijke reukwerken waren gebalsemd geweest, rondom haar eenen geur van heilige vreugde verspreidden, zoo zoet en zoo welriekend dat er geene gedachte van te maken is, laat staan van het te kunnen uitspreken ; zij alleen die het geproefd hadden konden het begrijpen. In hare woorden en onderhandelingen was er eene, men wist niet welke inneemkracht, die de ziel naar God trok. Ophet oogenblik dal men met haar sprak, verdween de droefheid uit het hart, was alle verdriet vergeten en men genoot een zoo buitengewonen vrede dal men, in eenen overvloed van vergenoeging, wellicht deze woorden van den berg Thabor zou herhaald hebben : «Het is goed hier Ie zijn. » En geen wonder , want hij die den heiligen invloed zijner tegenwoordigheid in den persoon zijner bruid aldus liet gewaar worden, was volstrekt dezelfde die den heiligen Petrus, gedurende zijne gedaanteverandering op den berg, in geestverrukking had gebracht.
Dezelfde schrijver zegt dal de moeder zich somtijds beklaagde en bedroefd was, omdat zij het aangenaam gezelschapvan haar dochtertje moest missen, ter oorzake dat andere menschen, begeerig om in hare gesprekken genoegen te scheppen, baar medeleidden. Dus zou Catharina, was zij van hare voorbestemming bewust geweest, aan hare moeder, wanneer zij zich over het derven van hare tegenwoordigheid beklaagde, hebben mogen zeggen : « quot;Wist gij dan niet dat ik mij moest bezig houden met de zaken der zending die ik eens zal moeten vervullen ? »
Volgens meer andere teekens te oordeelen, kon men blijkbaar opmerken, dat de goddelijke werking van dit gezegend kind een wezenlijk meesterstuk van genade
— 30 —
wilde maken. In hare wezenstrekken en in hare kindsche manieren stonden er zekere uitdrukkingen, zekere eigenaardig godvruchtige houdingen te lezen die eene zielsaandoening verrieden welke haar naar God neigde. ,
Geheel haar voorkomen, geheel haar persoon duidde eene geneigdheid, eene gesteldheid van ingetogene zedigheid aan die van in hare kindschheid aan ontlook, en den bloemknop van godsvrucht reeds begon open te spreiden op eenen tijd zoo vreemd aan haren ouderdom, alsof eene lelie in de voorlenle, wanneer al de andere bloemen nog levenloos schijnen, haar zesbladerig kelkje reeds zou ontsluiten. In eenen ouderdom dat het kind de gebeden, door zijne moeder herhaalde malen voorgezegd , slechts nasta-melt zónder te weten wat het zegt, bad Catharina duidelijk en klaar, niet alsof zij eene les van buiten opzegde,
maar met aandacht en eerbied, zelfs met eene godvruchtigheid welke zij niet kon geleerd hebben en niet geleerd had tenzij onder de leiding van den onzienlijken Meester,
die zijn vermaak scheen te nemen in hare geestelijke opvoeding, door zijne ingevingen te vormen eerdat er iemand aan gedacht had. Het was in het inwendig heiligdom , in het geheim harer ziel dat haar, toen reeds en in eenen gevorderden leeftijd, de verborgenheden der godsvrucht geleerd wierden. De heilige Geest die haar het vurig verlangen had ingeboezemd van zich van kindsbeen af aan den dienst des Heeren toe te wijden, ja , eer de bekwaamheid harer jaren het toeliet, scheen zich gespoed te hebben om haar de geheimen die aan de wijzen der wereld verborgen zijn, te openbaren. Hare ouders die de godsdienstige opvoeding hunner welbeminde dochter nogtans i genoegzaam ter harte namen, en al de huisgenooten ondervonden en moesten vol bewondering bekennen dat zij gt; eerder en meer wist dan men haar zou kunnen of willen
— 31 —
leeren hebben, en dat in dit bevoorrecht kind alles, kennis, inwendige genegenheden , oefeningen van godsvrucht ver te boven gingen de vatbaarheid des verstands die men in kinderen van zoo eenen jeugdigen ouderdom doorgaans aantreft. God die haar voor zich alleen wilde , had in hare ziel plaats genomen voor alle andere kennis, voor alle andere liefde. Hare ziel had reeds lang de heilige aantrekkelijkheden der goddelijke liefde gesmaakt, eerdat zij teekens van leven gaf aangaande aardsche genegenheden.
Van hare drie jaren zocht zij de eenzaamheid en stilte om zich des te vrijer en geruster aan het gebed over te kunnen geven ; zij bad zoo ingekeerd en zoo ingetogen dat zij met den geest als in God verslonden was. Onder alle andere gebeden was de Engelsche groetenis hare geliefkoosde oefening van godsvrucht. Alhoewel de geschiedenis het niet uitdrukkelijk zegt, laat zij eenigszins onder-bellen dat dit haar gebed van voorkeur de Rozenkrans was, doordien dit gebed eene gedurige herhaling is van Wees-gegroels. Nauwelijks vijf jaren oud , zegt de legende (V), herhaalde zij aanhoudend de Engelsche groetenis. De trappen op-en neerklimmende,knielde zij op el-ken trap, telkens zeggende ; Wees gegroet Maria. Waren hare gesprekken op eenen zoo jeugdigen leeftijd reeds zoo aangenaam aan de menschen, dan behaagden voorzeker aan God oneindig meer de vurige gebeden van zoo een beminnelijk en onschuldig hart dat nog aan niets gedacht had tenzij aan Hem alleen. God die geen glas water , in zijnen naam gegeven, ongeloond laat, wilde bij wijze van vergelding zulke heilige beginselen aanmoedigen door gevoelige genade. Zeer dikwijls gebeurde het dat Catha-
(1) Door legende verstaat men de geschiedenis door Raymundus van Capua geschreven.
rina, wanneer zij de trappen opklom, door de Engelen naar boven gedragen wierd, zonder dal hare voeten de trappen raakten, met eene dusdanige snelheid dat hare moeder, eiken keer zij dit zag, vreesde voor ongelukken. Zulks geschiedde meestal, wanneer zij eenig gezelschap en wel voornamelijk van manspersonen ontvluchtte.
Het was aldus dat, de heilige Geest deze jeugdige plant, voorbeschikt om in den boomgaard der heilige Kerk eens een prachtige Cederboom te worden, met zijnen hemel-schen dauw besproeide.
III. HOOFDSTUK.
HEMELSCHE VERSCHIJNING. — DOOR EENE GODDELIJKE INGEVING LEERT CATHARINA DE LEVENS VAN DE OÜDVADERS DER WOESTIJN EN VAN ANDERE HEILIGEN. — ZIJ VLUCHT NAAR DE WILDERNIS EN WORDT OP EENE BOVENNATUURLIJKE WIJZE NAAR DE STAD TERUGGEBRACHT. — GEVOLGTREKKENDE BEMERKING OVER DEN STAAT DER KWIJNENDE LIEFDE. —
13ö2-(5)- 13o3-(6).
Wanneer men de lijn der inzichten opvolgt waarom God eenigen zijner uitverkorenen somtijds heeft begunstigd met buitengewone verschijningen , ontmoet men doorgaans teekens van voorbestemming, van vergelding en aanmoediging die, indien men er den oorsprong van opzoekt, altoos de liefde voor middenpunt hebben.
De levens der Heiligen geven ons menigvuldige voorbeelden waaruit men desaangaande duidelijke bewijzen kan afleiden. God verscheen aan Saulus op den weg van Damascus in de gedaante van een hemelsch licht. Saulus was als een vat van uitverkorenheid bestemd om zijnen Naam voor de volkeren, voor de koningen en de kinderen van Israël te dragen (i). Op den berg Thabor verscheen hij aan de drie voornaamste Apostelen in de gedaanteverandering van een aanschijn schillerend gelijk de zon , en van kleederen zoo wit als sneeuw (2). Onder deze drie bevoorrechte leerlingen was Petrus, die, na hel antwoord : Gij zijt de Zoon van den levenden God, uil den mond van den God-mensch mocht hooren : Gij zijl Petrus en op deze steenrots zal ik mijne Kerk bomcen en die uil zijne handen de sleutels des hemels ontving (3). En die
(1) Act. Apost. IX. 3-14. (2) Matth. XVII. 2. (3) Ibid. XVI. 16-18-49.
— 34 —
om de drievuldige belijdenis zijner overgroote liefde belast werd om zijne schapen te voeden (i). Een tweede was Joannes, de leerling dien Jesus bij voorkeur lief had en die in het, laatste avondmaal op zijne borst rusten mocht (s). Eindelijk Jacobus die met zijnen broeder ondervraagd, antwoordde : Wij kunnen dezen kelk, te weten der marteldood, drinken (5).
Eene van die uitverkorene zielen, eene apostolische maagd, een steunpilaar van de steenrots der Kerk, die nevens de heilige Apostelen Petrus en Paulus als beschermheilige der hoofdstad der kristenheid aanroepen wordt — eene Serafijnsche maagd die, op het oogenblik dat de goddelijke Zaligmaker heur den trouwring van het geestelijk' huwelijk aan den vinger stak, uit zijnen mond deze woorden hooren mocht : « Ik, uw Schepper, en Zaligmaker, trouw u heden in het geloof en gij zult dit echtverbond ongeschonden bewaren totdat wij in den Hemel samen het bruiloftsfeest zullen vieren.» — Eene wondedragende maagd die in hare doorwonde lidmaten al do pijnen van haren met doornen gekroonden en gekruisigden Bruidegom leed — de maagd van Senen waarin God een voorkeurig behagen genomen had — de heilige Catharina, zuster van de Derde-Orde van den heiligen Dominicus, werd niet met eene, maar met eene menigte van dergelijke verschijningen vereerd en begunstigd.
Toen zij vijfjaren oud was, werd zij met haren kleinen broeder Stephanus naar hare zuster Bonaventura gezonden om er eene boodschap te gaan doen. In het terugkomen de helling der vallei, Piatla genaamd , afdalende , zag de jonge maagd, hare blikken hemelwaarts richtende, aan
(1) Joan. XXI. 17. (2) Matlh. XX. 20. (3) Matth. XX. 20.
— 33 —
den overkant, boven den gevel van de kerk der Predik-heeren, eensklaps onzen Heer J. C. op eenen koninklijken troon gezeten, met eene pauselijke kroon op hel hoofd, omhuld met opperpriesterlijk gewaad en omgeven van eene hemelsche klaarheid. Aan zijne zijden stonden de heilige Petrus , Paulus en Joannes Evangelist, de drie verschijning begunstigde Apostelen. Catharina in eene verrukking van bewondering blijft staan — zij beschouwt Dengenen die zich aan haar op zoo eene beminnenswaardige wijze vertoont, met al de liefde waarvoor haar kinderhart vatbaar is. De Zaligmaker vestigt op haar een blik vol majesteit, met trekken van eenen allerlieflijksten glimlach doorstraald, verheft zijne rechterhand en geeft haar bij wijze van een kruis den zegen.
Terwijl zij met den geest in de hemelsche zaken welke zij ziet, verslonden is, gevoelt zij in haar hart eene zoo aangename en tevens zoo machtige vreugde, dat zij van verrukking schier in onmacht valt. Deoogen hemelwaarts gestaard, het hoofd onbeweegbaar, het lichaam als levenloos, blijft zij in eene opgetogenheid die niet zou geeindigd hebben, was zij er door iets uitwendigs niet uitgetrokken geworden. Stephanus, haar broedertje, die intusschen-tijd zijnen weg voortzette, in de gedachte dat zijne zuster volgde, wierd gewaar dat zij achtergebleven was. Hij keert zich om en ziet haar onbeweeglijk naar boven staren. Hij roept uit al zijne krachten ; maar hij krijgt noch taal noch teeken. Op zijne slappen wederkeerende, roept hij, maar te vergeefs, Hij nadert bij haar, neemt haar bij de hand en zegt : « Wat doet gij daar toch, mijne lieve zuster ? — Waarom komt gij dan niet f » Catharina schiet als uit eenen diepen slaap, beziet hem een oogenblik en antwoordt : « O ! indien gij al die hemelsche schoonheden kondet zien welke ik zie, gij
— 36 —
zoudt u wel wachten van mij alzoo te komen stooren ! » Zij keert hare oogen op nieuw naar omhoog ; maar tot haar groot spijt, alles is verdwenen. Zij begint bitterlijk te weenen en verwijt zich van zoo onbedacht geweest te zijn van hare oogen van daar gewend te hebben.
Van dien stond af geleek de kleine Catharina, alhoewel nog maar vijf jaren oud, aan geen kind meer. Zij bezat deugden, manieren en versland van eenen rijpen ouderdom. Al hare werken waren gelijkvormig aan de regels van het Evangelie.
Naderhand had zij eene andere hemelsche verschijning waarin haar, gelijk zij aan Pater Raymundus van Capua, haren biechtvader, heeft verklaard, de levens der oud-vaders der woestijn en dit van den H. Dominicus geleerd werden. Hierdoor kreeg zij zoo eene vurige begeerte om hen na te volgen dat zij aan niets anders meer denken kon. Zij zocht de verholendste schuilhoeken des huizes en bad aanhoudend. Haar hart wierd dusdanig door liefde voor heilige zaken gedreven dat zij zich niet alleen aan alle gezelschap onttrok, maar zich zelfs wilde verwijderen van al wat haar, door iets uitwendigs te hooren of te zien, zou hebben kunnen stooren in de verkeering van hare gedachten in den hemel. Zij dacht haar verlangen te kunnen bereiken, met zich in de eene of andere spelonk buiten de stad te gaan verbergen, waar zij niets ter wereld meer zou hooren of zien , in de hoop van in eene dergelijke eenigheid den vrijen loop te kunnen geven aan de goddelijke verzuchtingen harer ziel, zonder ooit nog door iemand uit de opgetogenheid in de hemelsche beschouwingen getrokken te worden. Het middel was haar aangewezen en Gods wil aanzag zij als door den heiligen Geest haar veropenbaard, met haar te leeren hoe de kluizenaars in de woestijnen van Egypte leefden.
Gelijk aan de mystieke bruid van het boek der Gezangen die, na den nacht in kwijning slapeloos te hebben doorgebracht, voor den dageraad hare legerstede verliet en de straten der stad doorliep om haren welbeminde te zoeken, vertrekt Calharina, nog maar zes jaren oud, op eenen vroegen morgen , voor levensmiddelen enkelijk een brood mededragende
Hoe menschenschuw en hoe onbekend aan den weg zij ook is, gaat zij voor den eersten keer van haar leven alleen de poorten der stad uit. Wanneer zij buiten de stad vallei-waarts afdaalt, klopt haar verlangend hart al meer en meer van blijdschap naarmate zij de woningen verder van elkander verwijderd ziet, in hoop van welhaast die onbevolkte woestijn welke het doelwit harer reis is, en, ware het mogelijk, eene plaats zoo eenig als builen de wereld, te vinden. Een weinig verder bespeurt zij onder eene rots een spelonk. In verrukking roept zij uit : « Daar is de plaats eener stoorlooze rust — deze verkies ik voor mijn eenzaam verblijf; hier wil, hier ga ik voor altijd wonen. » Zij treedt er binnen, knielt en, een gebed van dank en offer tot God sturende, zegt zij ; a O God , Heer van hemel en aarde ! ik dank u omdat gij uwer gewaar-digd hebt deze nederige dienstmaagd met uwe verschijning te vereeren en met zooveel minzaamheid te zegenen.— Heb ook dank omdat gij mij do gedachte hebt ingegeven van deze eenzaamheid te zoeken en van mij ze te laten vinden. Ik ben voornemens, zoo het aan uwen heiligen Wil behaagt, van ze nimmer te verlaten. ■gt;
God, die dit kind tot eene andere levenswijze had bestemd , was tevreden met haren goeden wil gelijk eertijds, toen hij aan Abraham, om zijne deugd op de proef te stellen , bevel gegeven had van zijnen eenigen zöon Isaac te slachtofferen. Niettemin wilde hij (oonen dat heure
— 38 —
offervaardigheid hem zeer aangenaam was. Catharina, nauwelijks haar gebed begonnen, voelt zich van de aarde tot legen het welfsel der spelonk opgeheven worden. In deze opgetogenheid bleef zij tol den middag. Bevreesd dat deze opneming van de aarde misschien een list van den duivel zou kunnen zijn om haar te verstrooien en haar af-keerig te maken van haar besluit, begon zij des te vuriger le bidden. Zij daalde neder en God maakte haar bekend dat de lijd harer opoffering nog niet gekomen was, en dat zij hel huis harer ouders nog niet mocht verlaten.
Den avond aanslaande, en zich moedermensch alleen en zoo ver van de slad bevindende, wierd zij benauwd en nog meer beangsl wegens hare ouders die, ter oorzake van hare buitengewoon langdurige afwezigheid, wellicht zouden gemeend hebben dat zij verloren was. Zij zet zich op nieuw aan 't bidden en beveell zich aan God die haar het besluit had ingegeven en haar er deed van afzien. En zie, op slaanden voel wordt zij opgenomen en op hetzelfde oogenblik wordt zij, zonder le welen hoe, aan de poorten der slad neergezel. Zij snelde spoedig naar huis en hare ouders, in de gedachte dat hunne dochter dien dag bij hare getrouwde zuster had overgebracht, wisten niets van hetgeen er geschied was ; maar Catharina heeft zelve aan hare schoonzuster Liza , en in eenen gevorderden ouderdom aan haren biechtvader, deze gebeurtenis omstandig-lijk verhaald.
God scheen Catharina van hare kindschheid af te willen begunstigen met die hemelsche verrukkingen die hij de zielen welke zich met vurigheid op de verhevene beschouwing toeleggen, niet zelden laai genieten. Reeds was zij, zou men mogen zeggen, tot dezen trap van vereeniging der liefde gekomen dat de ziel bemint en gelijktijdig bemind wordt, zoekt en gezocht wordt, roept en geroepen
wordt. Onder den invloed van heilige kwijning of van vurig verlangen om nog meer te beminnen en bemind te worden, het eerste uitwerksel dat de goddelijke liefde in dc ziel voortbrengt, had zij eene walg en eenen tegenzin voor al wat niet God of niet voor God is ; zij had noch rust noch duur tenzij in God alleen, even als de godminnende bruid der Gezangen die, alsof zij met eene ongeduldige afgunst het geluk benijdde der zielen welke reeds in volle bezitting der liefde van hunnen goddelijken Bruidegom waren en zich getrokken voelde om in dit hun voorrecht deel te hebben, uitriep : O Dochters van Jerusalem ! ik smeek u, zegt toch aan mijnen Welbeminde, indien gij hem gevonden hebt, dat ik van liefde kwijn (i). « O gelukkige kwijning ! O heiligmakende ziekte ! roept de heilige Thomas, de engelijke Leeraar, uit, gij doet niet alleen de kiem of den wortel der zonde, maar ook onzen zinnelijken honger sterven! » En de heilige Barnardus ; « O dood ! niet van strengheid maar van liefde, hoe verlangenswaardig zijt gij toch ! Mochte mijne ziel, indien ik het mag zeggen, de dood der engelen sterven opdat ik verlost, niet alleen van de verlangens, maar ook van alle gedachte wegens de geschapene voorwerpen, even als de hemelsche geesten niet anders meer kunnen verlangen of beminnen dan God en God alleen ! » De kwijnende liefde verandert en ontaardt, om zoo te spreken, de gevoelens des harten zoodat er geen verlangen meer inblijft dat niet voor den Hemel is. Wat kan er, helaas ! eene ziel die van eene dusdanige kwijning sterft, op aarde nog bevredigen !
Wanneer de ziel door den overvloed van liefde in den staat van kwijning is, kan zij buiten God niets meer
(1) Cant. V. 8.
verlangen ; zij bemint hem, zij verzucht naar hem, zij brandt voor hem, zij is in hem verslonden en zij gelooft met hem alles te bezitten. Zij is steeds verzaad zonder ooit verzaad te wezen. Al haar pogen, al haar streven, is hem nog meer te beminnen ; hare eenigste betrachting is van haar zoo innig mogelijk met God te vereenigen, dat het laatste einde der liefde is.
IV. HOOFDSTUK.
EIGENAARDIGE GESTELDHEID VAN CATHARINA VOOR HET GEESTELIJK LEVEN. — ZIJ DOET BELOFTE VAN ZUIVERHEID. - OM DEZE DEUGD DES TE BETER TE BEWAREN
SCHUWT ZIJ ALLE GEZELSCHAP, ONDERHOUDT ZIJ EENE STRENGE MATIGHEID EN BEWAAKT ZIJ HARE ZINNEN. — GODSVRUCHT VOOR DEN HEILIGEN DOMINICUS EN EERBIED
VOOR DE PREDIKHEEREN. - ZIJ NEEMT HET BESLUIT OM
IN DEZE ORDE TE GAAN OM ZIELEN VOOR JESUS-CHRISTUS TE WINNEN. — VAN DIT ONTWERP WEERHOUDEN, VERGADERT ZIJ JONGE MEISJES DIE ZIJ HET GODVRUCHTIG LEVEN LEERT. — WIJZE ANTWOORD AAN HARE MOEDER. — 1354-1337.
Eene godminnende ziel is door middel der innige gemeenschap mf1'God oneindig beter in staal dnn de wijzen der wereld, om de goddelijke geheimen te doordringen en te leeren. De heilige Paulus die van ondervinding kon spreken, hier van de reden gevende, zegt; Iemand die met God vereenigd is, wordt met hem één van geest (V). En op eene andere plaats ; De geest doordringt alles, zelfs de verborgendste geheimen van God. En hij voegt er bij ; Wie der menschen kent de inwendige verholenheden van een ander tenzij de geest van dien mensch die in hem is ? Aldus kent er niemand wat er in God is tenzij de geest Gods, dat is de H. Geest zelve, door wien God het ons veropenbaard heeft (2).
De liefde, de goddelijke liefde, is dus de wezenlijke gesteltenis die eene ziel tot het beschouwend leven bekwaam maakt; zij vereenigt ze met God , maakt haar van zijnen
I Ad Cor. VI, il (2) Ibid. II, 10-U.
— 42 —
geesl deelachtig , bezorgt haar de kennis, geeft haar de ondervinding, den smaak, den moed en de kracht om alle soorten van deugden te oefenen. Het is dan niet te bewonderen dat ervan die heilige zielen, zooals eene heilige Theresia , Catharina van Ricci, eene Catharina van Senen, gevonden worden welke voor het mystiek godvruchtig leven, en zelfs voor de verhevendste beschouwingen schijnen geboren te zijn.
Men zou waarlijk zeggen dat onze Serafijnsche maagd , aan hare vernuftige oefeningen der deugden te oordeelen, eene ingeborene kennis der goddelijke waarheden bezat en door eene heilige hebzucht bezeten was, wanneer het er op aankwam om aan harengoddelijkenBruidegom te behagen. Naarmate de liefde Gods in haar teeder hert toenam, voelde zij zich meer en meer getrokken tot de hemelsche ver-eeniging. Al hare oogmerken, al hare betrachting, hadden, als tot een eenig do Iwit gericht, uitsluitelijk vo;;.1 einde een leven te leiden, geheel en gansch verslonden in de liefde van Jesus-Christus en van zijne Moeder, de allerheiligste Maagd Maria. De heilige Geest scheen zich te haasten om dezen haren heiligen geestdrift, die werkende drijfkracht der liefde, door nieuwe brandstoffen aan te vuren, met haar in te geven en ledoen begrijpen in welke deugden God een voorkeurig behagen neemt. In eenen ouderdom dat de rede slechts begint te ontwikkelen , leerde hij haar kennen en begrijpen dat onder al de deugden de maagdelijke zuiverheid de deugd is die den mensch op aarde hel volmaaksl mogelijk aan de Engelen gelijk maakt — eene deugd die het lichaam verlost van de slavernij der zinnen en kwellingen des vleesches.
Gelijktijdig veropenbaarde hij haar dat deze heilige deugd de verdeeldheid der liefde tusschen den Schepper en het schepsel wegneemt en te wege brengt dat de ziel
— 45 —
welke God voor Bruidegom verkiest, geene andere gedachten heeft, als om aan hem te behagen. Welen dal de heilige deugd van zuiverheid het voorwerp van Gods welbehagen is, was voor onze jonge maagd genoeg om zonder uitstel aan de inspraak der genade te beantwoorden.
Calharina, ofschoon slechts zeven jaren oud, volbrengt haar besluit met voorzichtigheid en met aide beradenheid van eenen verstandigen ouderdom. Eer zich door eeuwige belofte te verbinden, overweegt zij er de waarde, de voor deelen en verplichtingen van ; zij bereidt zich tol deze zoo belangrijke onderneming Vooral neemt zij haren toevlucht tot dé Koningin der Maagden en der Engelen ; zij aanroept en smeekt haar om voor haar bij God den bijstand , de verlichting en gesteltenis te willen bekomen die zij noodig heeft om haren goddolijken Zoon voor eeuwigen Bruidegom te verkiezen, op eene wijze die aan zijne Majesteit '!o aangenaamste en voor de zali.rheid harer ziel de voordeeligste zou wezen. Wij mogen Pater Ray-mnndus van, Gapua dank wijten dat wij den lezer te overwegen kunnen geven het gebed waarin zij haren maagdom aan God en aan Maria toegewijd en eeuwige zuiverheid beloofd heeft.
Op zekeren dag, zegt hij, deed zij, eenzaam in hare kamer geknield, met al de vurigheid harer ziel dit gebed aan Maria ; lt;■ O gelukzalige en allerheiligste Maagd, die de eerste onder de vrouwen uwen maagdom door eeuwige belofte aan God hebt opgedragen en u aldus waardig gemaakt hebt de Moeder van zijnen Zoon te worden , ik smeek uwe goedertierenheid van mij , zonder op mijne onwaardigheid en verworpenheid aandacht te nemen , de gunst te willen doen van mij tot Bruidegom te geven Dengenen dien ik uit al de krachten mijner ziel verlang, uwen allerheiligslen Zoon, mijnen eenigen Heer en Meester ,
_ 44 —
Jesus-Ghristus. Ik beloof aan Hem en aan U nimmer eenen anderen bruidegom le aanvaarden en voor zooveel ik vermag, mij rein en vlekloos le bewaren.
Welk een volmaakt en verhoorenswaardig gebed van een kind van zeven jaren ! Waar is er een sterveling le vinden die met zoo eene heilige gesteltenis bidt ? Welk een krislene vraagt er iets dat zoo aangenaam aan God on zoo voordeelig Ier zaligheid zijn kan? Gatharina , dit wonder kind des gebeds, stuurt uil de eenzaamheid barer kamer heure verzuchtingen ten hemel ; zij wendt zich tot de Uitdeelster der goddelijke genaden ; zij aanroept die machtige en teerhartige Voorspreekster welke bij God door haar gebed alvermogend is en welke nooit iemand , hetzij zondaar hetzij rechtvaardige, le vergeefs heeft aangeroepen. Hoe zou Maria de smeekingen niet gunstig aanhooren van zoo een godvruchtig kind, wiens engelachtige ziel nog mei le reine onschuld des Doopsels versierd is, zij die zelfs de zondaars niet versloot ? Waarom zou zij die de eerste onder de menschen belofte van eeuwige zuiverheid deed, de opdracht dezer heilige deugd niet goedkeuren en ontvangen ? Gelijk de heilige ziel van het boek der Gezangen, vraagt Gatharina geenszins de gaven en zegeningen van haren goddelijken Bruidegom, maar Hem zeiven, zij begeert onafscheidelijk aan hem toe te hehooren. Kan er iets nuttiger tèr zaligheid gevraagd worden ? Zij bidt met ootmoedigheid en om de volharding te verzekeren , verbindt zij zich door eeuwige belofte. Zij werd verhoord, gelijk haar gebed verdiende, zij bekwam wat zij gevraagd had. De lezer zal naderhand in deze geschiedenis vernemen dat haar geestelijk huwelijk, door de bemiddeling der allerheiligste Moeder van Jesus-Christus bewerkt, op eene bovennatuurlijke wijze werd gesloten.
— 45 —
De heilige Kerk, als eene zorgvuldige Moeder, heeft ten allen tijde onder hare bijzondere bescherming genomen diegene harer kinderen welke op hun kuisch voorhoofd den naam des Lams geschreven dragen, als een kenmerk dal zij op eene gansch uitgezonderde manier aan God zijn toegeheiligd. De maagden die, zoo om de zuiverheid van hun hemelsch leven als om de reinheid van hunne eerbare zeden, haar beste deel en haren luister uitmaken , sluitzij zoo eng op en bewaart zij, als uitgezochtste bloemen als in eene gezegende aarde geplant, in eenen zoo vastge-sloten hof, dat zij niet zelden, onbewust van de boosheid der menschen en van het bederf der wereld, in den hemel aanlanden.
Catbarina, hoe hoog zij anderszins in Gods gunst scheen te staan, mocht geen aandeel hebben in het voorrecht dat de Kerk aan de keurbende harer godgewijde maagden gewoonlijk toestaat. Alhoewel door belofte van eeuwige zuiverheid verbonden, was zij, uit hoofde der zending waartoe de goddelijke Voorzienigheid haar had bestemd , genoodzaakt om in de wereld, in den schoot harer familie, den maagdelijken staat te beleven totdat zij met hare hemelsche gezellinnen het Lam zou volgen waar het gaal. In eenen gevorderden ouderdom, voelde zij zich geneigd om in een klooster der Predikheeressen te treden, maar deze haar roep, telkens zij hem zocht te aanvaarden, werd haar door de Pausen Gregorius XI en Urbanus VI ontraden.
quot;Welk hare beslemming wezen mocht, liet de heilige Geest niet na zijn meesterstuk te voltooien. Hij had haar de waarde der maagdelijke zuiverheid hoog leeren achten; hij leerde haar ook door welke middelen zij dezen koste-lijken schat die in brooze vaten gedragen wordt , ongeschonden bewaren kon. De middelen welke dienen moes-
— 46 -
ten om de ondeugden , aan hare geliefkoosde deugd strijdig, te voorkomen, waren haar gelijktijdig zeer dienstig om op den weg van het beschouwend leven groote vorderingen te doen. Catharina, niet min getrouw dan leerzaam, volgde stiptelijk de lessen van haren goddelij-ken Meester.
Alhoewel zij op haren kindschen leeftijd den strijd van het vleesch legen den geest nog niet had kunnen ondervinden , en waarschijnlijk nog niet kende, begon zij op haar lichaam alle soorten van strengheden en boelwer-ken le oefenen ; zij zocht de verborgendste plaatsen van het huis om haar teerder on onschuldig lichaam , ais een wederspannig dier, met kleine koorden ten bloede toe te kastijden en le geeselen. Zij sprak min en gansch tegenovergesteld van de gewoonte der kinderen die, na evenredigheid dal zij grooter worden, meer voedsel nemen , ai zij van dag tot dag min ; zij onthield zich volstrekt van vleesch ; werd er haar opgediend, dan gaf zij het aan haren kleinen broeder Sleplianus of wierp het onopgemerkt voor de kat. Zij wist, om hare verstervingen en onthoudingen voor anderen le verbergen, groolere behendigheid en listigheid aan den dag te leggen, dan de kinderen gewoon zijn te gebruiken om aan lekkernijen te geraken, ten einde hunnen snoeplust le voldoen. Een zoo streng boetvaardig leven van oen kind is des te meer te bewonderen, merkt de godvruchtige schrijver van haar leven op , omdat zij in haar ouders huis nooit iets diergelijks gehoord, gezien of geleerd had. Doch de Heiligen hebben zoovele buitengewone werken verricht die zij in de wereld nooit gehoord of gezien hadden en die, in geval zij te hooren of te zien zijn , door weinigen volgens hunne inzichten gewaardeerd, door velen met eenen grimlach op de lippen voor kleingeestig en overbodig
1
gehouden, en door sommigen met eene lasterende tong bespot worden. Men schijnt hedendaags niet meer te weten of misschien niet te willen weten dat hot vasten en vleesch derven , dat eene strenge matigheid eene der voornaamsle gesteltenissen is om de verlichtingen des hemels te bekomen, om de ziel tot God te verheffen, en om in hel gebed en in de overweging ze te gemakkelijker met hem te vereenigen. De strenge leefwijs, heden zoo weinig gekend en nog min begrepen, werd om hare verhevene inzichten door de Heiligen hooggeacht en met geestdrift onderhouden. De profeet Daniël onthield zich van vleesch te eten en van wijn te drinken ; hij verstierf zich in al wal in de spijzen, zelfs in het brood, smakelijk is, ten einde zich door de onlhouding dezer spijzen tot de verlichtingen des hemels bekwaam te maken (i).
De heilige Calharina, gelijk zij niet zonder eene goddelijke ingeving belofte van zuiverheid had gedaan en wist dal zij beslemd was om hier beneden eenen hemelschen geest te bezitten, scheen even zoo wel begrepen te hebben dat eene volstrekt noodzakelijke voorwaarde om zuiver te leven en dezen geest te bekomen, is het lichaam aan den geest onderworpen te houden door middel van de strenge tuchtiging der onthouding, en dat men aan den geest geeft al wal men aan het lichaam onttrekt.
Niet min streng was zij in hel bewaken der zinnen die als zoovele deuren zijn langswaar de vreemde en zondige gedachten binnensluipen. Gelijk Job, scheen zij met hare oogen een verbond aangegaan te hebben van nooit iels te bezien dal gelegenheid zou hebben kunnen geven van gedachten , strijdig aan de zuiverheid (2). Steeds hield zij de vermogens zoo van den geest als van hel lichaam met
iets nuttigs onledig, en meest altoos met iets godvruchtigs. Aldus was zij , gelijk eene versterkte en bewaakte stad , nooit in gevaar van door den vijand der ziel verrast te worden.
Hare omzichtigheid wegens de uitwendige gelegenheden was zoo groot dat zij niet alleen alle gezelschap van personen van het ander geslacht schuwde, maar terstond zonder eenig menschclijk opzicht verliet, wanneer zij er zich gevalüglijk in bevond. Nooit zou zij de werklieden van haar oudershuis genaderd hebban. Tol bewondering van al die het zagen is het somiijds geschied dat zij, wanneer zij kwamen waar zij was, ging vluchten alsof zij schrikdieren zag. De deur of vensters om iets, hoe buitengewoon ook, te zien, naderde zij nooit. Buiten huis was zij niet te zien, tenzij de gehoorzaamheid, de plichtvervulling van godsdienstigheid en somtijds de liefde tot den naaste zulks vereischten. In hare zedige manieren scheen eene zekere statige houding door, welke op haar een aanzien v;in eerbied trok. In eene getuigenis die tot hare heiligverklaring gediend heeft, zegt Pater Bartholomeus van Dominicus, Predikheer (i) : » Ik had mol Catharina, van toen zij nog een kind was, kennis ; ik zocht haar gezelschap, wanneer ik de gelegenheid kon vinden, omdat zij mij de grondregels van het geestelijk leven leerde kennen. Ik was ook nog jong ; zij was steeds lieftallig, altoos even opgeruimd en had steeds eenen glimlach op het gelaat. Hare tegenwoordigheid boezemde mij eenen ik weet niet welken eerbied in ; nooit kwam er iels oneerbaars in de gedachte, zelfs voelde ik alle kwade gedachten ver-
(1) Pater Bartholomeus van Dominicus was geboortig vanSenen , van den ouderdom van Catharina, en had haar van jongs af gekend. Deze getuigenis is gedagteekend van den 29 october U12. Hij was dus 67 of 68 jaren oud.
— 49 —
dwijnen van zoohaast ik met haar in onderhandeling was. Ik heb vele personen, zoo geestelijken als wereldlijken , haar later tijd zien komen bezoeken ; zij waren allen onder denzelfden indruk van heilige gewaarwordingen gelijk ik. Haar aanzicht en hare spraak boezemden niet alleen heiligen eerbied in, maar deelden aan al die haar naderden, om mij zoo uit te drukken, eene engelijke reinheid mede.»
Den Heiligen die zich onderscheiden hebben door eene voorbeeldige zuiverheid, droeg zij eene godsvrucht van zonderlingen eerbied toe. Voornamelijk eerde en aanriep zij den heiligen Dominicus die, gelijk men in het officie leest, de kroon der maagden met die der leeraren veree-nigd heeft en die zich, met deze engelijke deugd vlekkeloos te bewaren, der zuiverheid van een gansch bevoorrecht leven waardig heeft gemaakt. Gelijk zij voor dezen H. Patriarch ingenomen om zijne uitstekende heiligheid en om zijnen apostolischen ijver, haar door God kenbaar gemaakt, eene voorkeurige godvruchtigheid had, zoo beminde zij zijne Orde uitermate; aan zijne geestelijke kinderen droeg zij eene zoo groote achting toe dat zij, telkereize zij eenen Pater Predikheer zag gaan, aandachtig naspeurde waar hij ging, om daarna zijne voetstappen uit eerbied te gaan kussen. Om haren onverzadelijken ijver voor de glorie Gods en voor de zaligheid van den naaste te kunnen voldoen, kreeg ^j het vurig verlangen om in de Orde der Predikheeren te treden die tot een dergelijk einde is ingesteld. Doch, doordien zij het inzicht van haar verlangen, als onvereenigbaar met haar geslacht, niet uitvoeren kon, wist zij op eene andere manier haar apostolisch oogmerk eenigszins te bereiken.
In eene stille plaats van het huis vergaderde zij jonge meisjes ; zij onderwees hen in het godvruchtig leven en leerde hun de manie^van te bidden, van verstervingen en
V. HOOFDSTUK.
LAPA LEGT ER OP AAN OM HARE DOCHTER TOT DEN HUWELIJKEN STAAT TE BESTEMMEN. — CATHARINA BLIJFT STANDVASTIG IN HAAR BESLUIT. — DOOR HARE ZUSTER OVERGEHAALD, BEGINT ZIJ ZICH WAT OP TE SCHIKKEN.— HAAR SPIJT. — HERNEMING VAN HARE EERSTE VURIGHEID. — HARE GODSVRUCHT TOT DE HEILIGE MARIA-MAGDALENA. — OP RAAD VAN EENEN KLOOSTERLING SNIJDT ZIJ ZICH DE HAREN AF. — VERBITTERING VAN HARE MOEDER EN BROEDERS. —13S7-13S9.
De beste toetsteen der liefde is de beproeving, gelijk de heilige Schrift getuigt, wanneer zij zegt : God laat u beproefd worden opdat gij door klaarblijkende teehens zoudet toonen of gij hem bemint of niet (i). Indien de edelmoedige werken overtuigende kenmerken van liefde zijn, zegt de heilige Thomas , dan is ongetwijfeld de beproeving er een veel zekerder bewijs van. Eene godminnende ziel gebruikt de gelegenheid der beproeving om hare standvastige verkleefdheid te doen geiden ; verre van terug te wijken voor tegenkantingen , of verre van in de uitvoering barer ondernemingen zich door tegenstrevin-gen te laten overhalen of wederhouden, blijft zij ondanks alle dwarsdrijverij, met verdubbelden ijver in haar besluit volharden. Het was aldus dat de Bruid de Gezangen, wanneer zij haren geestelijken Welbeminde zocht, des te vuriger wierd, hoe grooter de hinderpalen waren welke zij ontmoette ; 'twas immers op het oogenblik dat zij, in de handen der stadbewaarders gevallen, mishandeld, gewond en van al wat zij bezat, beroofd wierd, dat zij voor hemel en aarde belijdenis deed , dat zij van liefde kwijnde (2).
(1) Deut. X1H, 3. (2) Cam. V. 7-8.
Onze Serafijnsche maagd wierd op hare beurt ook op den toetsteen gesteld om bewijzen eener getrouwe liefde te geven. Doch op de proef gesteld, gelijk al die godvruchtig willen leven, had zij, alhoewel nog kind zijnde, hare ziel, gelijk er gewaarschuwd wordt, tot de beproeving vaardig gemaakt. In alles aan God alleen zoekende te behagen, liet zij er zich weinig aan gelegen of zij aan de wereld mishaagde of niet. Hare kleederdracht was zoo eenvoudig en nederig mogelijk , ja , zelfs onder den staat van hare afkomst. Zij vluchtte alle gezelschap en ging nooit alleen uit, gelijk het betaamt aan dochters die in zuiverheid leven. Terwijl Catharina zoo heiligen schier op eene hemelsche wijze leefde, vormde hare moeder het ontwerp van hare dochter in het midden der kwellingen en bekommeringen der wereld te steken.
De ouders waren van zin hunne dochter, toen zij den ouderdom van tien jaren bereikt had, tot den huwelijken staat te beschikken (i), gansch strijdig aan hare oogmerken, gelijk zij, ofschoon van hare belofte van zuiverheid onbewust, uit hare buitengewoon godvruchtige levenswijze genoegzaam konden opmerken. De moeder hoopte voor hare dochter, die zoo volgens het lichaam als volgens den geest met de uitmuntendste hoedanigheden begaafd was, eenen treffelijken en deugdzamen bruidegom te bekomen en aldus eene loopbaan, zoo eerlijk als voordeelig voor de familie, te doen intreden. Lapa was ééne van die moeders welke, meer het tijdelijk dan het geestelijk welzijn hunner kinderen beoogende, zelfs diegene welke zich aan God willen toewijden , aan de wereld in plaats van aan God pogen te doen behagen, en aldus
(1) Er bestond alsdan een gebruik dat de ouders hunne kinderen op eenen dergelijken leeftijd aan ieraand ten huwelijk bestemde; het huwelijk werd echter maar aangegaan in eenen gevorderden ouderdom.
— Si
de inzichten die de Voorzienigheid wegens hunne kinderen heeft, tegenwerken en niet zelden verijdelen.
Met het inzicht om hare dochter des te eerder en te beter te kunnen uithuwen, legde .zij, zoo door haren invloed als door hare medewerking, er op aan om haar volgens den zwier der wereld op te schikken en op te pronken, gelijk de personen die, wanneer zij zoeken te behagen , hunne lichamelijke schoonheid , door middel der ijdele opfooiing, pogen des te bevalliger te doen voorkomen. Gatharina oordeelde voor hel oogenblik geraadzaam het geheim des verdrags met haren onzienlijken Bruidegom niet te moeten openbaren, om hare ouders niet te misnoegen ; doch zonder vrees of opzicht wederstond zij aan de pramende aanzoekingen barer moeder, en had liever dooreene nederige eenvoudigheid aan God dan door eene prachtige oppronking aan de menschen te behagen. De moeder, vol spijt in hare verwachting bedrogen, riep de tusschenkomst te hulp van hare oudste dochter Bona-ventura, die getrouwd was en die zij wist door Gatharina zeer bemind te wezen. Bonaventura deed door voorbeelden en door woorden al wat in haar vermogen was, om hare jonge zuster wat meer volgens den geest der wereld ledoen leven. Om haar over te halen, begon zij haar voor te houden dat gekleed gaan-volgens haren staat en ouderdom zeer wel met de deugd en het godvruchtig leven kan samenstaan, en dat eene gemeene kleederdracht eene oorzaak van schande en misnoegen voor de ouders en voor de familie was. De zedige bruid van Ghristus, vermoeid door deze verwijlingen en aanzoekingen, welke zij dagelijks te hooren had, stemde eindelijk aan een gedeelte der verlangens barer zusier toe ; zij gedoogde dat er een weinig meer werk van hare kleeding zou gemaakt worden , met hel inzicht nogtans, van aan hare belofte steeds ge-
trouw te blijven. Doch nimmer liet zij zich innemen door de minste gedachte van wereldsche ijdelhcid of van aan de menschen of aan iemand in 't bijzonder te behagen. Gedurende den weinigen tijd dat zij uit teerharligheid voor hare zuster zich liet inwilligen, bleef zij nogtaus altoos even getrouw aan hare gebeden en verstervingen ; inmiddels scheen hare vurigheid een weinig er door geleden te hebben.
God die de godvruchtige zielen met hel inzicht van e,ene meerdere overtuiging hunner zwakheid niet zelden laat beproefd worden, ten einde hen aan te sporen om met eene des te grootere omzichtigheid en standvastigheid aan den voortgang hunner volmaaktheid te werken, gedoogde evenwel niet dat de aan hem toegewijde maagd aan zijne liefde zou onttrokken worden ; neen : hij had liever het voorwerp of de oorzaak die hare hemelsche vereeniging wilde verhinderen, uit den weg te ruimen. Deze vrouw, die, anderszins deugzaam, eenigen ujd het werktuig van den duivel was geweest, stierf een weinig daarna in den bloei des levens aan eene smartelijke ziekte, en, gelijk aan hare zuster werd geopenbaard, tot straf omdat zij eene maagd, aan God toegeheiligd, tot de ijdelheid der wereld had willen trekken. Calharina die niet ophield bij God om barmhartigheid te smeeken, had het genoegen door eene veropenbaring te vernemen dat hare zuster, in de vlammen des vagevuurs heure fout had uitgeboet, en dat zij het geluk dat zij in den hemel bezat, aan hare gebeden verschuldigd was.
De fout, uit toegevendheid voor hare zuster bedreven en derzelver vroegtijdige dood, als eene verdiende straf, boezemden haar eene zoo groote walg in voor al wat eenige betrekking heeft met ijdelheid, dat zij van de wereld niets hoegenaamd meer wilde hooren , zien of
- S6 —
weten. Wegens de zuiverheid harer ziel was haar gewe-tensgevoel zoo kiesch dat zij de weinige oogenblikken die zij, niet aan zondige vermaken , maar om eene schier onschuldige ijdeiheid had besteed, haar als zoovele smadelijke beleedigingen aan God schenen. Deze fout of eerder deze onvolmaaktheid, de grootste en zelfs de eenigste welke zij ooit bedreven heeft, aanzag zij als eene misdaad die, gelijk zij haar vast liet voorstaan, zij door tranen en boetvaardigheden nooit genoeg kon uitwis-schen. Gansch haar leven heeft zij ze beweend , en aanhoudend beschuldigde zij er zich van , telkens met eene droefheid en met een leedwezen alsof zij eene gruweldaad geweest ware. Te vergeefs poogde haar biechtvader haar er gerust over te stellen. Wanneer hij haar verzekerde dat eene diergelijke daad slechts eene lichte fout is, dan riep zij, handen en oogen hemelwaarts geheven, al zuchtende uit; « O Heer ! wat voor eenen zielbestuurder heb ik gekozen die de grootheid der zonden verbergt! »
Gelijk eene rouwhartige Maria-Magdalena, wierp zij zich vóór het beeld van den gekruisten Zaligmaker neer, en smeekte om genade en barmhartigheid eiken keer zij hare fout herinnerde , ten einde deze troostelijke woorden te mogen hooren : Uwe zonden zijn u vergeven. Van dan afkreeg zij tot de heilige Maria-Magdalena eene bijzondere godsvrucht die steeds toenam ; zij verkoos en aanriep ze als patrones om voor haar een zoo groot leedwezen te verwerven als het hare. Naar het voorbeeld dezer levens-durend berouwhebbende boetpleegster, bleven hare tranen en boetvaardigheden steeds getuigen door welke eene leedwezige droefheid haar hart voor eene zoo geringe fout doordrongen was. Alhoewel meer dan ooit mistrouwig van haar zelve geworden, liet zij zich nogtans niet overmeesteren door kleinmoedigheid. Het is alsdan dat de
— 87 —
mensch uit zijnen val voordeel trekl, wanneer hij uit rouwharligheid voor zijn voorgaande leven over zich dil streng oordeel strijkt dat hem voor het toekomende in eene volstreKte onafhankelijkheid houdt van nimmer te verslappen en van zich te vernederen zonder moedeloos te worden. Het is door de ootmoedige belijdenis der zwakheid dat de mensch, gelijk de heilige Catharina in hare schriften getuigt, zijne voornaamste sterkte bekomt. De ootmoedige rouwhartigheid is zoo aangenaam aan God, dat zij voorzeker de vergiffenis verkrijgt, en de heilige Geest neemt bij voorkeur zijn verblijf in eene nederige en leed-wezige ziel om ze te troosten en te versterken (i),
Catharina had vast besloten van in den geest van boetvaardigheid te verdragen al wat haar te lijden zou overkomen. Dit besluit diende haar tot bereiding van verduldigheid en kloekmoedigheid in harde beproevingen, die zij door de toelating van God weldra moest onderstaan van wege hare moeder, die hare dochter tegen wil en dank met eenen jongman van hun bloedverwantschap wilde doen trouwen. Na reeds allerhande listen aangewend te hebben, nam zij, om des te beter in haar oogmerk te gelukken, hare toevlucht lof eenen Pater Predikheer die een bijzondere vriend van het huis was; zij verzocht hem van door al wat mogelijk was hare toestemming te doen inwilligen. Deze voorzichtge kloosterling ondernam het eerder met het inzicht om deze jonge maagd te beproeven, dan om haar tot eenen dusdanigen staat over te halen.
Hij deed haar zien hoe noodig het was met ernstig nadenken te onderzoeken of zij de zoo strenge en afgezonderde levenswijs welk zij had aangenomen, zou kunnen uithouden. Hij toonde haar al de listen en lagen waaraan de
(1) Isa. LVI1, 15.
s.
maagdelijke staat, zoo van den kant der wereld als van den kant des duivels en des vleesches, is blootgesteld ; hij deed haar bovendien zien hoe zwak de mensch is en welke schande en schaamte hij op zich trekt, die na de hand aan de ploeg geslagen te hebben, zich berouwt en achterwaarts ziel. De geschiedenis , zondereene omstandige melding te maken van de reden welke Gatharina op deze opmerkingen gaf, zegt dat zij, na ze met de grootste belangstelling aanhoord te hebben, met zulke wijze en vastberadone woorden antwoordde, dat deze Pater het zich eenen gewetensplicht oordeelde haar de volharding in naren froep te moeten aanraden en haar den volgenden raad gaf ; « Wilt gij door eene enkele daad een einde stellen aan de hoop die uwe naastbestaanden koesteren van u tot den huwelijken te brengen ? Welnu ! snijd uwe schoone haarlokken teenemaal af. » Deze raadgeving was voor haar als een bevel dat van den Hemel kwam.
Zij neemt terstond eene schaar en, verheugd, gelijk iemand die het merk van tegenhandteekening op een aangegaan verdrag dat zijn toekomende geluk verzekeren moet, stelt, snijdt zij zich de haren af die zij met een leedwezig hart verfoeide, als de gelegenheid geweest zijnde van eene zoo grove fout van ijdelheid. En tegen de gewoonte der jonge dochters dekte zij haar hoofd met eenen sluier. De moeder, zoohaast zij deze vreemde manier van doen opmerkt, vraagt waar die sluier om haar hoofd voor dient. Gatharina, uit vreeze van te liegen en ook van de waarheid te zeggen, mompelt iets onverstaanbaars binnensmonds. De moeder rukt den sluier van het hoofd en , het kaal geschoren hoofd ziende , wordt zij vergramd en bedroefd, en roept al zuchtende uit: «Ach! mijne dochter, wat hebt gij toch gedaan ? » Gatharina neemt den sluier en gaat, zondereen woord te spreken, heen.
Intusschen huilt en tiert Lapa alsof er een ongeluk gebeurd is. De vader en broeders , op dit gejammer en geschreeuw toegesneld en vernemende wat er gaande was, schieten in eene hevige gramschap en vallen tegen haar in eene taal van hoon en laster uit : « Boos meisje dat gij zijt! verwijten zij haar. Gij denkt misschien dat gij, met uwe haren aldus af te snijden, niet zult gedwongen zijn onzen zin te doen — uwe haren zullen, willens of onwillens, aanwassen — wees verzekerd dat, zoolang gij blijft weigeren aan het voordeelig huwelijk dat wij begee-ren , toe te stemmen, gij geene rust meer zult hebben. » Dit zachtmoedig kind aanhoorde en verdroeg al deze ver-smaadheden en bedreigingen in eene stille onderwerping en verliet zich gansch op God en, zich als een slachtoffer opdragende, bad zij ; « O oneindig goede God ! ziehier uw zwak en behoeftig schepsel dat deze beproeving uit uwe vaderlijke hand aanvaardt als het beminnenswaardigste en kostbaarste kenmerk uwer liefde. Indien ik dezen kelk van bitterheden moet drinken , als een zieke die genoodzaakt is eenen bitteren drank te nemen om de kwijning zijner ziekte te verdrijven, dat uw wil en niet de mijne geschiedde. — De eenige zaak die ik u dringend verzoek, is dat, doordien ik zonder u niets vermag, uwe hulp mij versterke en gij uwer zoudet gewaardigen mij de genade te verleenen om de vervolgingen die mij wachten, te verdragen volgens de inzichten van uw aanbiddelijk welbehagen. »
VI. HOOFDSTUK.
HUISELIJKE VERVOLGING TEGEN CATHARINA OMDAT ZIJ DEN HUWELIJKEN STAAT WEIGERT. — ZIJ WORDT VAN HARE KAMER BEROOFD EN BELAST OM AL DE HUISWERKEN ALLEEN TE DOEN. — ZIJ MAAKT ZICH EENE INWENDIGE GEL EN WEET DE MENIGVULDIGE BEZIGHEDEN, HAAR OPGELEGD OM HARE GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TE BELETTEN, TOT HAAR GEESTELIJK VOORDEEL TE DOEN DIENEN. — TERWIJL ZIJ BIDT, ZIET HAAR VADER EENE DUIF BOVEN HAAR HOOFD. — IN EENE VERSCHIJNING ZIET ZIJ DEN HEILIGEN DOMINICUS DIE HAAR TROOST EN AANMOEDIGT. — VAST BESLOTEN VAN HET KLEED DER DERDE-ORDE VAN DEN HEILIGEN DOMINICUS TE AANVAARDEN, VERKLAART ZIJ HARE BELOFTE VAN ZUIVERHEID. — DE VADER KEURT HAREN STAAT GOED. — I3S9-1361.
Hoe meer hel vleesch door lijden verpletterd wordt, zooveel te meer wordt de geest versterkt door de inwendige genade. De hemelsche Vader, wanneer hij eene ziel uitkiest om eens de bevoorrechte bruid van zijnen eeuwigen Zoon te worden, doel haar doorgaans door den vuuroven der volmaaktheid gaan. Haar als door eenen vloed van folteringen en van allerlei pijnelijkheden, gelijk het goud door het vuur , van alle eigene voldoening willende zuiveren en louteren, schijnt hij haar in een ziedend bad van bitterheden te werpen, te dompelen en, om zoo te spreken, te weeken te zetten, zoodat zij met David zou mogen zeggen : Al uwe stormen en baren zijn over mij neergestort. Deze ziel ontvangt al de kruisen welke haar » overgezonden worden, met liefde en dankbaarheid. Ja , somtijds wordt zij door de liefde voor het lijden en den tegenspoed, waardoor zij begeert gelijkvormig te zijn aan
— 61 -
den gekruisten Jesus, zoodanig versterkt dal zij zonder pijn of kwelling niet zou willen leven ; omdat zij meent zooveel te aangenamer te zijn aan God, naarmate zij meer voor hem kan lijden, en omdat zij des temeer bewijzen heeft van onder zijne welbeminden gerekend te zijn in de overtuiging dal hij kastijdt dien hij liefheeft. Zulks was de beslemming, dusdanig was ook de gesteltenis van de heilige Calharina van Senen, toen zij op de pijnbank der haisclijke vervolging gezet wierd.
Als eene lievelinge van het huis genoot zij tol dan toe alle voorrechten en vrijheden ; zij had eene kamer waarin zij , volgens haar goeddunken, al de stonden , zoo van den nacht als van den dag, vrijelijk mocht besteden in hel gebed , in handwerk, in lijfkaslijdingen, in alle soorten van godvruchtige oefeningen, bezigheden waarin hare ouders tot dan toe een zeker behagen schenen te nemen. Welk eene verandering ! Al deze bezigheden, al deze oefeningen worden aanzien voor onwilligheden en weder-spannigheden en worden gelasterd en verwenscht als zoovele verdachte oorzaken van teleurstelling van hun huwelijksontwerp. Er wordt beraamd over middelen om, kost wat kost, er een einde aan te stellen ; te dien einde wordt er besloten van haar te berooven van al de rechten en vrijheden van kind des huizes. Hare kamer waarin zij als in eenen Hemel hare verkeering en innige onderhandelingen met God gewoon is te houden, wordt haar ontzegd. Om haar geen oogenblik vrijen tijd te laten om te bidden of geestelijke oefeningen te verrichten, gelijk haar vurigst verlangen is , wordt zij, tot straf voor hare weder-spannige ongehoorzaamheid, gelijk zij haar verwijten, als dienstmeid tot de geringste en vernederendste werken gebezigd. Men legt haar de taak op van alleen al de werken van de keuken te doen en van daarbij nog de orde
— 62 —
en zuiverheid der huishouding te verzorgen. Deze hare werken waren , ter oorzake dat het huisgezin zeer lijlrijk was, zoo overtollig dat twee werkmeiden de handen er aan vol hadden. Bovendien had zij aanhoudend woorden van verachting en smaad te verdragen. Hare gedurige weigering van den huwelijken staat die zij eene ongehoorzaamheid noemden, gebruikten zij om hare godvruchtigheid van schijnheiligheid te beschuldigen ; ver-smaadheden, bedreigingen, beloften, alle bedenkelijke middelen, in een woord, wierden er in het werk gelegd , in hoop van haar, op welke wijze het ook mocht wezen, van gedacht te doen veranderen.
Zij zagen hunne verwachting even als hunne pogingen te leur gesteld ; zij hadden niet. gerekend op do goddelijke liefde die sterker is dan de dood. De zuivere bruid van Christus, die in alles den wil en de liefde Gods beschouwde , verdroeg de berooving van hare geliefkoosde eenzaamheid, den overlast van den zwaarsten arbeid en de smadelijke vervolgingen barer naaste bloedverwanten met eene wonderbare zachtmoedigheid en meteen onvergelijkelijk geduld. Zij was in den Heer verheugd de gelegenheid gevonden te hebben van door lijden hare liefde aan God te kunnen betoonen, en gelijktijdig verzekerd te mogen zijn dat hij' zich gewaardigde haar door beproevingen blijken zijner zonderlinge liefde te geven. Zij was vol van vertroosting en vloeide over van vreugde in al hare beproevingen omdat, gelijk de hemelsche Vader aan zijnen Zoon een kruis gaf tot bewijs dat hij hem beminde en oneindig liefhad, zij alzoode vernederingen, beleedigingen en bespottingen welke zij te verduren had , aanzag als zoovele liefdegeschenken en in deze overtuiging achtte zij haar gelukkig van uit liefde te mogen lijden.
Hel was ter deze gelegenheid dat de zoo streng beproefde jonge maagd die merkwaardige levenswijs uitvond of misschien door eene ingeving van den heiligen Geest in oefening stelde, welke al de geestelijke schrijvers sedert dan als den bekwaamsten regel aanbevelen, om in het midden van den kommer en slommer van huiselijke werkzaamheden hel inwendig en beschouwend leven te onderhouden.
Zij maakte, zegt de Legende, in het binnenste van haar harteen geestelijk kamertje of geheimzinnige cel waarin zij, zelfs gedurende do. verstrooiendsle bezigheden en in weerwil der hinderpalen die men haar stelde om haar het gebed onmogelijk te maken, zich zoo eenzaam en ingekeerd met God vereenigd hield alsof zij alleen in de wereld ware geweest. Door middel dezer levensmanier wist zij hel werkend leven van eene Martha met het beschouwend leven van eene Maria te doen gepaard gaan; zij werkte ijverig in de keuken, gelijk Marlha, zonder verstrooiende bekommernis, en gelijktijdig hield zij , gelijk Magdalena , zich inwendig met haren goddelijken Bruidegom bezig ; zij werkte aanhoudend, terwijl zij gedurig zonder verstrooiing bad, en bad aanhoudend , terwijl zij gedurig werkte. Met alzoo door de vurigheid barer liefde steeds in Gods tegenwoordigheid te wandelen en haar altijd innig met God bezig te houden , verbrijzelde zij den dwarsboom dien men haar gespannen had ten einde haar in onmogelijkheid te houden van te bidden. Op deze wijze wist zij de schade die zij door de berooving van hare vrijheid en van hare eenzame kamer geleden had, rijkelijk te vergoeden. Ook was zij gewoon aan persoren die zich beklaagden dat zij om den overlast hunner bezigheden noch tijd noch gesteltenis hadden om te bidden, dezen raad te geven : Maakt u eene cel in uw hart
-Bi-
en gaat er nooit uit , dan zult gij op alle stonden en op alle plaatsen in staat zijn van te bidden.
Om in het midden der wederwaardigheden de rust en den vrede der ziel , gesteldheid tot de beschouwing hoogst noodig , des te gemakkelijker te bewaren , voedde zij haren geest met heilige inzichten, overeenstemmig met het werk welk zij op dat oogenblik verrichtte. Zij stelde zich in den persoon van haren vader Jesus-Christus voor , in hare moeder beschouwde zij de allerheiligste Maagd Maria, en hare broeders, zusters en andere lieden van het huis aanzag zij als de Apostelen en de leerlingen van Jesus-Christus. Steeds onder den invloed van het een of het ander der heilige denkbeelden, diende zij hen die haar als een verachtelijk schepsel behandelden , met liefde en met eenen ijver en eene vergenoeging die tot aller verwondering strekten. Hoe vernuftig is de liefde! Als middelen om het beschouwend leven te vergemakkelijken, weet zij haar te bedienen van de huiselijke werkzaamheden die, als de meest verstrooiendste bezigheden, er het grootste beletsel aan stellen. Terwijl zij de legenstrevingen en den overlast van werk met eene heilige blijdschap ondergaat en uitstaat, wint zij door haar engelachtig geduld de gemoederen van hare vervolgers.
De ouders en broeders van Catharina, na verloop van tijd niet zonder bewondering ziende dat de standvastigheid hunner dochter en zuster verre van ooit te wankelen, aangroeide naar evenredigheid dat zij beproefd en tegen-gestreefd wierd, waren genoodzaakt zich overwonnen te geven. En door hare altijd evengelijke tevredenheid, en nog meer door de goedhartigheid en de liefde waarmede zij, niettegenstaande hunne onmenschelijke behandeling, hun hulp en dienst bewees, getroffen, konden zij niet laten van hare deugd hemelhoog fe prijzen en te verheffen.
— 6S —
Niel zelden worden er ouders gevonden die hunne kinderen, ofschoon zij in hunne manier van leven genoegzaam kunnen bespeuren, dat zij niet voor de wereld geschapen zijn, tegen wil en dank volgens den geest der wereld willen opvoeden, en die de geestelijke en godvruchtige oefeningen waarin zij ai hun genoegen vinden , tegenwerken en beletten. Wisten deze beproefde zielen hel voorbeeld van de heilige Catharina na te volgen, zij zouden gelukkig, ja duizendmaal gelukkig wezen! Indien zij hunne ouders , hoe zeer deze hen vervolgen en tegenstreven , altijd met gelijken eerbied en met gelijke liefde ten dienste staan en in hun geduld onveranderlijk blijven, mogen zij verzekerd zijn van vroeg of laai hunne gemoederen, hunne achting en hunne liefde te winnen. Zij zullen zich en hunne ouders veel ongenoegen en hartzeer sparen, en God zal hun geduld en dienstvaardigheid beloonen , mei hen uit den staat vnn dwang te verlossen, opdat zij hem zonder vrees in heiligheid en gerechtigheid zouden kunnen dienen al de dagen van hun leven, gelijk aan de kinderen van Israel ten tijde hunner vervolging beloofd werd.
Hel is , zoo mij dunkt, billijk, hier te doen opmerken, dat Jakob, de vader van Catharina, een welmeenend man gelijk hij was, slechts als ooggetuige in de langdurige vervolging zijner dochter had deelgenomen ; haar wonder deugdzaam gedrag reeds lang naspeurende, was hij ten volle overtuigd dat zij niet te werk ging volgens ingebeelde eigenzinnigheid, gelijk zekere godvruchtige lieden die, met zeldzaam te willen schijnen, de deugd zeer dikwijls bespottelijk maken, maar volgens de ingevingen van den heiligen Geest. Deze zijne gedachte werd van tijd tot tijd nog meer versterkt door de eene of andere wondere gebeurtenis, zoo als deze volgende ; op zekeren keer, terwijl zij in het gebed verslonden was , zag hij boven
— 66 —
haar hoofd eene duif, zoo wit, als sneeuw die, ter oorzake zijner tegenwoordigheid wegvloog : hij vraagde haar wat deze voor eene duif was? Zij antwoordde dat zij noch duif noch eenigen vogel gehoord of gezien had (i). Al wat hij wegens de heiligheid van zijn godvruchtig kind zag en vernam , bewaarde en overwoog hij in zijn hart, in-tusschenlijd eene gepaste gelegenheid afwachtende om hare verdediging aanlelrekken.
Onze Serafijnsche maagd , nauwelijks veertien jaren oud, hield zich al ernstig en ernstiger bezig met eenen leefregel uitte denken, die het beste zou geschikt zijn om de belofte te vervullen , waardoor zij haar geheel en gansch aan God had toegewijd. De bijzondere godsvrucht tot den heiligen Dominicus en de verkleefdheid aan zijne Orde, haar als ingeboren en met haar opgegroeid, hadden van hare kindschheid af in haar godminnend hart het verlangen naar hot heilig kleed dezer Orde gekweekt en gevoed. Vuriger en vuriger stierde zij gebeden teu Hemel om onder de kinderen van dezen heiligen Aartsvader aangenomen te mogen worden. God , alsof hij wilde too-nen dat hij behagen nam in deze jonge maagd, die zoo manhaftig streed in het strijdperk der zuiverheid en die er zoo edelmoedig op aanhield om hem alleen aan te kleven, liet haar verlangen niet langer meer te leur gesteld ; hij wilde haren ijver aanmoedigen door eene troos-telijke verschijning. In haren slaap scheen zij eene menigte stichters van geestelijke Orden te zien. Onder allen erkende zij den heiligen Dominicus aan de lelie, schitterende van reinheid, die hij als zinnebeeld zijner
(1) De Legende verhaalt dal de vrienden en geburen dikwijls eene duif boven haar hoofd zagen. Daardoor kregen zij voor haar zulken eerbied dat zij de ouders schoon kwamen spreken om hunne dochter toch zoo niet te kwellen of te vervolgen.
— 67 —
uitstekende zuiverheid in zijne hand hield en die brandde zonder te verteeren , gelijk de braambas van Moyses. Nadat zij haar allen de ééne na den anderen gevraagd hadden welke voor eene Orde zij wilde verkiezen, keerde zij zich naar den heiligen Dominieus 'ais om hem te ge-moet te gaan ; maar hij kwam zelf lot haar en , haar het kleed toonende der zusters zijner Derde-Orde, die toen des tijds te Senen zeer talrijk waren, sprak hij haar deze troostelijke woorden toe ; Schep moed, mijne welbeminde dochter, geene beletsels meer gevreesd ; wees verzekerd, gij zult, volgens uw verlangen , dü heilig kleed eens dragen. Zij bedankte haren heiligen Vader met eene overvloedige aandoening van liefde , en de tranen van blijdschap die over hare wangen rolden, ontwaakten haar en deden haar tot bewustheid komen.
Door deze verschijning zoo zeer getroost en aangemoedigd, alsof zij in de Derde-Orde van den heiligen Dominieus reeds aangenomen ware geweest, neemt zij het besluit van de belofte die zij gedaan had aan hare familie kenbaar te maken. Op denzelfden dag nog roept zij haren vader, hare moeder en broeders bijeen en spreekt hun , met eene kinderlijke eenvoudigheid, maar tevens met eene volslagene bescheidenheid en wijsheid, deze woorden toe ; « Sedert lang hebt gij mij , gelijk gij onder u besloten hebt , met geweld den hüwelijken staat willen doen aanvaarden — Gij hebt u reeds genoeg kunnen overtuigen dat zulks volstrekt tegen mijne gedachte is , gelijk mijne manier van leven u dagelijks getuigt — Daarvan heb ik zelfs eenen uitersten afkeer — Nogtans heb ik u de reden daarvan niet gegeven, uit vreeze van, met u wellicht te misnoegen, te ontbreken aan den eerbied dien God wil dat men aan zijne ouders toedrage; maar, althans meer in jaren gevorderd , dunkt mij dal het tijd is dat ik spreke :
— 68 —
— Ik ga u mijn hart rechlzinniglijk openen en u duidelijk verklaren het besluit dat ik, niet van over eenigen lijd , maar reeds van in mijne kindschheid , genomen heb. — Welnu, toen ik nog geen zeven jaren oud was, heb ik belofte van eeuwige zuiverheid gedaan.—Niet lichtzinniglijk gelijk gij, volgens een dusdanigen ouderdom oordeelende, zoudt kunnen onderstellen. — Neen , het was met een rijpe beraadslaging en met eene volle kennis der zaak.— Ik heb deze belofte gedaan aan Onzon Heer den Zaligmaker der wereld en aan zijne glorierijke Moeder. — Ik heb hun plechtig beloofd van nooit eenen anderen bruidegom te nemen dan Jesus-Christus. — Nu ouder geworden en tot volkomene kennis gekomen, vernieuw en bevestig ik, met Gods genade , mijn besluit en ik roep u tot getuigen. — Ik verzeker u dat men eerder steenen zal verzachten dan mij van 'gedachte doen veranderen. — Ziet dus van uw ontwerp af, ik smeek het u en verkwist uwen tijd en uwe moeite niet vruchteloos , met middelen te beramen en aan te wenden om mij tot het aanvaarden van oenen staat in de wereld te dwingen ; het is mij onmogelijk hierin uwen wil te volgen ; aangezien men meer aan God dan aan de menschen moet gehoorzamen. — Wilt gij mij als dienstmeid in uw huis houden, met vreugde zal ik u onderdanig wezen; ik ben, gelijk tot heden toe, bereid u al de diensten te bewijzen welke mijne krachten zullen vermogen. — Ja zelfs , wilt gij, omdat ik den huwelijken staat blijf weigeren , mij ten huize uitjagen , gij moogt verzekerd zijn dat ik daarom niet een zierlje van mijn besluit zal afwijken. — De bruidegom dien ik verkozen heb, is rijk, is machtig. — Zijne Voorzienigheid die de nietigste diertjes voedt, die de aarde met groen en bloemen bekleedt, zal niet toelaten dat er mij iels ontbreke; zij zal mij als een verlaten weeskind aantrekken en mij bezorgen wat ik noodig heb. »
— 69 —
Bij het hooren dezer stellige beslissing , barsten aller oogen in tranen los, men hoort niet anders tenzij een luidruchtig gezucht, gejammer en geween ; niemand is er in staat om een enkel woord lot antwoord te uilen. En voorwaar welke opmerkingen of welke wederleggingen zouden er tegen zoo eene uitdrukkelijke verklaring in te brengen zijn ? Deze jonge maagd , lot dan toe vreesachtig en zoo weinig van zeggen , bevestigde met zooveel kalmte en beradenheid liever ten huize uitgejaagd te worden, dan aan hare belofte te ontbreken. Aan hel huwelijk viel er dus nimmer gedacht te worden.
Wanneer de gemoedsontstellenis een weinig gestild was, nam de vader die de deugd zijner dochter meer dan de anderen waardeerde en bewonderde, het woord en sprak in dezer voege : « Verre van ons, lieve dochter, dat wij de vermetelheid hebben van ons tegen den goddeiijken wil van welken uw besluit voortkomt, te verzetten! Uwe langdurige en onveranderlijke verduldigheid heeft ons genoeg bewezen, en wij hebben heden nog meer de overtuiging dat gij niet uit willekeurigheid of eigenzinnigheid, maar wel door de ingeving der genade te werk gaat.
— Volbreng dus vrijelijk uwe belofte, volgens dat gij het zult noodig oordeelen en de heilige Geest u ingeven zal.
— Nimmer zullen wij aan uwe goede werken en godvruchtige oefeningen beletsel stellen. — Enkelijk verzoeken wij u voor ons te willen bidden, opdat wij in ons laatste uur der beloften mogen waardig worden van den hemelschen Bruidegom die u in eenen zoo leederen ouderdom verkozen heeft. » Daarna keerde hij zich tot zijne vrouw en kinderen en zegde hun met nadruk ; « Ik zal nimmer gedoogen dat iemand uwer mijne beminde dochter Catharina nog tegenspreke, of haar door wat het ook zou mogen wezen van haar besluit aftrekke. — Achten
- 70 —
wij ons veeleer gelukkig ; nimmer zouden wij op aarde voor haar eenen dergelijken bruidegom kunnen vinden. » Allen waren genoegzaam overtuigd en tevreden ; de moeder nogtans die hare dochter te zeer natuurlijk beminde, kon er geene rede van maken en wist hare droefheid niet te matigen. Catharina, uitermate verblijd , bedankte God omdat hij haar had laten zegepralen over de uitwendige vervolgingen tegen hare belofte en zij besloot de vrijheid die haar toegestaan was te gebruiken om de vervolgingen van het vleesch tegen den geest meer dan ooit te bestrijden.
VII. HOOFDSTUK.
BOETVAARDIGE LIEFDE VAN CATHARINA. — HARE BUITENGEWONE VERSTERVING IN SPIJS, DRANK EN SLAAP. — HARE LIJFKASTIJDINGEN. — HARE MOEDER POOGT VRUCHTELOOS HARE VERSTERVINGEN TE MATIGEN. — HAAR DRINGEND AANZOEK VOOR DE DERDE-ORDE VAN DEN HEILIGEN DOMI-NICUS. — HARE MOEDER LEIDT HAAR MEDE NAAR DE BADEN MET HET INZICHT OM ZE IN DE WERELD TE LOKKEN. — HOE CATHARINA MET HET INZICHT VAN VERSTERVING TE DOEN, IN ZIEDEND WATER BAADT. — ZIJ OVERWINT DEN DUIVEL DIE , OM HAAR TOT IJDELHEID TE BEKOREN , EEN PRACHTIG KLEED AANBIEDT. — ONZE HEER GEEFT HAAR
EEN KLEED DAT HIJ UIT ZIJNE ZIJDE HAALT. - HARE
MOEDER STEMT TEGEN HAREN DANK TOE AAN HAREN ROEP.
— ZIJ WORDT GEVAARLIJK ZIEK. — DEZE ZIEKTE DIENT TOT GELEGENHEID OM IN DE DERDE-ORDE AANGENOMEN TE WORDEN. — GEDURENDE DEZE ZIEKTE KOMEN DE ZUSTERS VAN BOETVAARDIGHEID HAAR WEGENS HAREN ROEP ONDERZOEKEN. — ZIJ NEMEN HAAR AAN. — ZIJ ONTVANGT HET KLEED DER DERDE-ORDE VAN DEN HEILIGEN DOMINICUS.
— lo61-(U)- 1362-0 3).
Niemand, hetzij rechtvaardige, hetzij zondaar, is van dit dreigend gebod uilgenomen : Indien gij geene boetvaardigheid doet, gij zuil allen vergaan (i).
In allen graad van deugd, hoe verheven ook, moet er versterving gepleegd worden. Zijn er niet altijd overgeblevene straffen van dadelijke zonden te boeten , zoo zijn er toch altijd overblijvende neigingen van erfzonden te versterven. De vrees des Heeren begint
_ 72 —
doorgaans de boetvaardigheid; maar het is de liefde welke de boetplegende vrees opvolgt, die ze met vurigheid omhelsten met edelmoedigheid pleegt. De vrees, die de beginnende liefde Gods genoemd wordt, is te krachteloos om den geestelijken mensch met genoegzame snelheid voort te drijven ; om de ingeboreue neiging tot het kwaad op weinigen lijd te vernietigen, om den ouden mensch in eenen nieuwe of vergeestelijkte te herscheppen, is er vurigheid , is er eene hevige liefde van noode. Magdalena beminde op eenen stond veel en daarom wier-den er haar vele zonden vergeven. Gelijk er onder de stoffelijke wezens niets bekwamer is om ie vernietigen dan een stoomtuig dat door een hevig vuur voortgestuurd wordt, zoo is er, in eenen geestelijken zin, niets zoo krachtig om de driften tot in hunnen wortel toe te dooden dan eene versterving die geoefend wordt in den geest of uit beweging eener vurige liefde. Even als vuur wordt zij door niets weerhouden ; zij verbijzelt al wat haar tegenstreeft. Het is daarom dat zij al de schichten der versterving richt legende natuur, als zijnde de oorsprong der beletsels welke zij ontmoet op den weg om rechtstreeks naar God te vliegen.
Behalve dat de heilige Catharina al de beproevingen in den geest van boetvaardigheid verdroeg, wierd zij door enne bovennatuurlijke beweging die uit de vurigheid barer liefde voortsproot, aangespoord om boetvaardigheid te doen. Vreezende, gelijk al de Heiligen, dat het vleesch, de raadsman der begeerlijkheid , tegen den geest zou opslaan, legde zij er haar op toe om het, door al de middelen welke er in het bezit der versterving zijn, onder bedwang te houden. Reeds verzekerd van eens aanvaard te zullen worden in de Derde-Orde van den Heiligen Do-minicus, wilde zij, alsof zij er reeds deel van maakte , de
— 73 —
gestrengheden van haren heiligen Vader navolgen en de levenswijs der Derde-Ordclingen onderhouden. Een der voornaamsle eigenschappen dezer Orde is de geest der versterving. De Derde-Orde van den heiligen Dominicus, bij uitmuntendheid Orde van Boetvaardigheid genaamd, zegt een schrijver, drijft onder al de anderen tot de versterving aan, omdat haar regel de middelen voorschrijft om God volmaakter te dienen. Zonder verloochening, zonder versterving is hel onmogelijk God volmaakt te dienen. Die geenen moed genoeg heeft om zich te verloochenen, is onwaardig om zijnen dienaar te zijn.
Volgens de belofte van haren vader, kreeg zij haar eenzaam kamerlje weer, waar zij vrij was om haar hart op te halen in alle soorten van godvruchtige oefeningen en lijf-kaslijdingen. Het is onmogelijk om te zeggen met welke vurigheid zij de tegenwoordigheid van haren goddelijken Bruidegom zocht, en wat al gestrengheden zij op haar teeder lichaam pleegde. De eenzame kamer van Catha-rina zag de oude wonderen van boetplegingen der woestijn vernieuwen. Reeds hebben wij eenige eerstelingen van boetvaardigheid, uit de kiem harer kindschheid ontsproten, om hunne vroegtijdigheid bewonderd; het zal niet ontijdig zijn hier, vooraleer wij den hof van haar heilig leven doorloopen, eenige vruchten van versterving harer jeugd bijéén te verzamelen om ze, als in eenen bloemruiker te zamen vereenigd, te beschouwen. Bij gelegenheid zullen wij er nog anderen te bewonderen ontmoeten. Beginnen wij met hare buitengewone verstervingen in spijs en drank.
Van in hare kinderjaren at Catharina, gelijk wij gezien hebben, zelden of schier nooit vleesch. Wanneer zij veertien jaren oud was, at zij hoegenaamd geen meer; in hel punt van vleesch derven was zij met den tijd zoo
— 74 —
ver gekomen dal zij door doszelfs reuk onpasselijk wierd. Hooren wij Raymundus van Capua , haren geestelijken Bestuurder, spreken : «Op zekeren dag, zoo spreekt deze ooggetuige, vond ik haar in eene uiterste verzwakking, omdat zij niets nam dal versterken kon; ik deed in het waler dat zij dronk een weinig suiker doen; bij den eersten teug werd z!j het gewaar en zegde mij ; a Ik zie wel dal gij het weinig leven dat in mij nog is, gansch wilt uitdooven. » Wanneer ik haar de rede er van vraagde, gaf zij mij voor antwoord dat zij zoodanig gewend was aan smakeloos voedsel te nemen, dat alle suikerachtige smaak haar deed ongemakkelijk worden. Al de voedzame spijzen deden haar walgen, gelijk de smaak van iets dat bedorven is. Den wijn mengde zij met eene zooveelheid van water, dat hij noch reuk noch smaak en zelfs nauwelijks de kleur van wijn behield. Wanneer zij vijftien jaren oud was, dronk zij niets anders meer dan water. Haren leefkost allengs meer en meer verminderende, bestond zij eindelijk op een weinig droog brood en eenige rauwe kruiden zonder andere toespijs. In den ouderdom van ongeveer twintig jaren, nam zij niets tenzij kruiden. Op hare laatste jaren nam zij noch spijs noch drank hoegenaamd.
» Alhoewel haarlichaam aanhoudelijk aan ziekelijkheid en pijnen onderhevig en door vermoeienissen onderdrukt was en hare maag niet meer in staat was om hare werking te doen, behield zij nogtans, ofschoon zij bijna geen voedsel nam, hare krachten. Zij hield het uit om gedurende verscheidene weken, nachl en dag, arme zieken te dienen en bij te staan zonder te slapen. Zij droeg somtijds aan de armen die in nood waren, bij donkeren avond, een gewicht van eetwaren en andere levensmiddelen dal een sterke man niet zou kunnen dragen. Haar leven quot;was
— 75 —
een geheim dat door geene menschelijke kennis kon begrepen en nog veel min uitgelegd kon worden, gelijk de geneeslieeren mij menigmaal verklaard hebben. Van al den tijd dat ik het geluk gehad heb van getuige te zijn van hare zoo wonderlijke levenswijs, zoo gaat dezelfde godvruchtige schrijver van haar leven voort, nam zij noch spijs noch drank, voedzaam genoeg om in het leven te kunnen blijven, nogtans doorstond zij altoos even vergenoegd en even kloekmoedig de smartelijkste pijnen en den lastigsten arbeid. Overtuigd dat haar voortdurend levensbehoud niet natuurlijk kon wezen, heb ik mij altijd laten voorslaan dat zij leefde»door tie vurigheid harer ziel die uit de liefde Gods en uit hot gedurig gebed aanhoudend nieuwe krachten putte, welke gansch haar lichaam door verspreid en aan al hare lidmaten medegedeeld wierden. » Zoo spreekt en zoo legt haar levensbeschrijver de bovenmatige onthouding en schier onbegrijpelijk le-vensbestaan van zijn biechtkind uit.
Ettelijke planken zonder eenig deksel dienden haar tot bedstede. Zij sliep met hare kleederen die allen van wollen stoffen waren. Zij bracht het grootste gedeelte van den nacht over in het gebed ; slechts in den morgenstond legde zij hare vermoeide leden op de harde berden voor eenige oogenblikken te rusten neer. Zij overwon en overmeesterde den slaap allengs zoodanig dal zij eindelijk op den tijd van twee dagen ter nauwer nood een halve uur sliep, en deze weinige rust nam zij maar, wanneer zij door de uiterste vermoeidheid van haar zwak lichaam er toe genoodzaakt was. En dan berouwde zij zich nog tel-kfens over de stonden welke de noodzakelijkheid van den slaap haar voor de heraelsche beschouwing had doen verliezen, en alsof zij er vergiffenis voor scheen te willen vragen, deed zij bij hel ontwaken het een of het ander
— TG-
gebed van leedwezen in dezer voege ; « Helaas ! hoe zwak is mijn bedorven vleesch ! O afgrond van goedheid en van liefde Mijn Heer en God ! — Gij bemint en bewaart mij steeds zonder eenige tusschenpoozing, en ik ellendig schepsel, ik heb u al wederom vergeten ! verlos mij toch van deze zwakheid des lichaams. »
Om haar lichaam door lijfkastijdingen te tuchtigen bediende zij zich van eene geesel of tuchtroede, gemaakt van eene menigte koorden aan wier uiteinden ijzeren punten waren, die moesten dienen om haar lichaam te verhakkelen en verscheuren. Na het voorbeeld van den heiligen üominicus, was zijtgewoon eiken dag driemaal eene bloedige lijfkastijding te nemen. De eerste voor haar zelve, de tweede voor de levenden en de derde voor de overledenen. En dit telke reize gedurende een anderhalve uur en zoo geweldig dat somtijds het bloed van de schouders op den grond vloeide. Zij heeft zulks blijven doen tot dat hare aanhoudende ziekelijkheden het haar beletten (i).
Zij droeg daarenboven een haren boetkleed ; doch, doordien zij uitermate veel zweette, ter oorzake van hare overgroote zwakheid en bijzonder veel hield van eene kiesche reinheid, het afbeeldsel van de inwendige zuiverheid, hare geliefkoosde deugd, verwisselde zij naderhand dit haren boetkleed door eene ijzeren keling, voorzien van scherpe prikkels, die zij, bij wijze van riem, zoo vast
(1) Pater Thomas, Predikheer, in het huis der ouders van Catharina als weeskind opgevoed, en die naderhand eeaigen lijd haar biechtvader en gelijktijdig haar leerling geworden is, verklaart in een getuigschrift dal tol hare heiligverklaring heeft gediend de gemelde tuchtroede of discipline gezien te hebben. Zij zag er uil, zegt hij, alsof zij langen tijd in eeit bloedbad geweekt en daarna gedroogd was geweest. Derhalve heeft hij gezien eenen ijzeren ring, langs den binnenkant met puntjes die zij om haren arm droeg, en eenen riem mei ijzeren kruisjes voorzien waarmede zij haar lichaam omgord had.
om het lichaam gegord droeg dat de puntjes tot in het vleesch doordrongen. Wanneer, op het einde van haar leven, de verslapping des lichaams zoo toenam dat zij schier van krachlen uilgeput was, gebood haar biechtvader haar deze ijzeren keling af te laten. De gewoonte dezer boetpleging achterlaten, zegt hij, kostte haar veel spijl en droefheid; doch, voegt hij er bij, alhoewel zij driftiger was om verstervingen en gestrengheden te doen, dan de wereldminnoars om vermaken te genieten, zoo waren nogtnns al hare boelplegingen en lijfkaslijdingen altijd vergezeld met eene diepe ootmoedigheid, volkomene gehoorzaamheid en eene volstrekte onderwerping van haren wil. Zij ging bovendien in het verrichten harer boetoefeningen met eene vreesachtige voorzorg en met eene nauwkeurige omzichtigheid wegens do zedigheid of eerbaarheid te werk.
Terwijl Catharina hare verkregr-ie vrijheid met al de vurigheid harer ziel besteedde, om door verstervingen en gebeden de deugden en sterkte te bekomen om in het geestelijk leven steeds nieuwe vorderingen te doen, om God volmaakter eh volmaakter te dienen en beminnen, vond de duivel dien zij in het berokken van den huwelijken slaat reeds zoo manhaftig overwonnen had . andere listen uit om haar le beletten van boetvaardigheid te doen.
De booze geest wendt zich lot Lapa als dochter van Eva, en bedient zich van haar als werktuig om zijn oogwit le bereiken ; door middel der natuurlijke liefde die haar het lichaam harer dochter meer dan hare ziel deed liefhebben, geeft hij haar de gedachte in om hare strengheden wat in te korten en wellicht teenemaal te doen slaken, indien hel mogelijk ware. Wanneer déze eigenbelangzuchtige vrouw de kletsende geeselslagen der lijfkastijdingen
— 78 —
hoorde snorren en kletsen, riep zij jammerende en weende uit : « Ach ! mijne dochter! wat doet gij toch, rampzalig kind? Matig uwe wreedheden toch of gij gaat u welhaast vermoorden. — Blijft gij u zoo ongenadig behandelen, dan hebben wij binnen kort een lijk in huis. — Mij dunkt dat ik u alreeds dood zie. — Moet ik dan mijn kind op zoo eene ongehoorde wijze verliezen. — Helaas ! hoe heb ik toch verdiend van zoo ongelukkig te zijn ! » Alzoo weende, snikte en jammerde deze armzalige vrouw en trok zich de haren uil het hoofd, gelijk een wanhopig mensch. Zoo is het somtijds gebeurd dat de geburen dit akelig gejammer en geschreeuw hoorende, kwamen ge-loopen om te zien of te weten wat voor een ongeluk er in haarhuis overkomen was. Calharina, die van haren vader de volle vrijheid had om te doen wat zij goedvond en die niets buitengewoons deed zonder haren zielbestierder te raadplegen, liet niets van hare oefeningen achter, enke-lijk nam zij wat meer voorzorg om ze w'at meer in hel geheim te verrichten. Vond Lapa hare dochter somwijlen op de planken liggen, dan trok zij ze met alle geweld naar hare kamer en deed haar in een bed nevens het hare slapen. Calharina gehoorzaamde ; maar zoohaast hare moeder sliep, verliet zij het bed, legde zich op de planken of wel zij bracht den nacht met bidden over. Na verloop van eenige dagen gaf Lapa het op, ziende dat hare pogingen, in plaats van hare standvastigheid te ontmoedigen, steeds nieuwe gelegenheden waren om bewijzen van volharding te geven, en zij liet haar de goddelijke ingevingen volgen, gelijk zij het goedvond.
Calharina verdubbelde hare vurigheid naarmate men haar in heur godvruchtig en boelplegend leven legen-werkte. Zij droeg aanhoudend zuchten en smeekingen aan God op, om het habijt dal de heilige Dominicus haar be-
— 79 —
loofd had, le mogen ontvangen, omdat zij zich liet voorstaan dat zij hare belofte, geestelijke oefeningen en versler-vingeu maar gerust en vrij zou kunnen volbrengen, wanneer zij het dragen zou. Bij elke gunstige gelegenheid sprak zij er van aan hare ouders ; zelfs had zij bij de Zusters der boetvaardigheid van den heiligen Dominicus reeds aanvraag gedaan om onder hen aangenomen te worden. Zij hadden haar weinige hoop gegeven, omdat het gansch tegen hun gebruik was jonge dochters te aanvaarden. De moeder was om hare aanhoudende smeekingen zeer misnoegd ; nogtans durfde zij het niet volstrek! weigeren ; maar zij zocht tijd le winnen.
De vijand der zaligheid gaf hel niet op ; hij wilde den spoedigen voortgang welke Catharina in het godvruchtig leven dagelijks deed, tegenhouden en, ware het mogelijk, haar den geest er van doen verliezen, en de goede Lapa, wd'icht zonder erg, was de dienstwillige uitvoerster zijner inzichten. Er moest nog eene onderneming gewaagd worden. De moeder, om geen vermoeden te geven, kreeg de gedachte van hare dochter onder voorwendsel van gezondheidsmiddel in de vermaken der wereld te lokken. Zij zegde haar dat zij baden noodig had en dat zij haar met zich zou nemen; zij hoopte van haar misschien alzoo min of meer van hare ontwerpen te verwijderen en haar tot andere gedachten te brengen.
In de omstreken van Senen worden er solferachtige waters gevonden die, ter plaats waar zij ontspruiten , ziedend heet zijn ; zij worden voor de gezondste van die gewesten gehouden en trekken eene menigte baders derwaarts. Gelijk men in badingplaatsen gewoonlijk ziet, was de groote toeloop van volk eene gedurige gelegenheid van vreugdefeesten en van allerlei vermaken en betrekkingen met de wereld.
— 80 —
Daar heen leidde Lapa hare dochter, aan wereld-sche ijdelheden nog zoo weinig gewend, als een pas geboren kind. De godvrcczcndc dochter vergezelde hare moeder, maar liel zich aan al wat er te hooren en te zien was, zoo weinig gelegen als een dood lichaam dat , alhoewel het in de wereld, en zelfs hij de menschen is , verre van aan iets deel te nemen, geen aandacht neemt op hetgeen er rondom gebeurt. Zelfs wist zij de listen die harer deugd gespannen wierden, tot haar geestelijk voordeel te doen dienen. Zij vond en gebruikte een nieuw middel om haarlichaam meer dan ooit te pijnigen.
Om volkomen vrij en gerust te zijn, vraagde zij om alleen te gaan baden, waanneer al het volk reeds vertrokken was, en naderde tot dicht hij de bron waaruit de solferachlige waters sproten ; zoodat zij door de geweldige hitte van het ziedend water meer pijn leed dan zij ooit (^xgt;r hare lijfkastijdingen had geleden. Wanneer haar biechtvader, aan wien zij dit naderhand verklaarde, vraagde hoe zij die ijselijke pijnen had kunnen uitstaan, antwoordde zij hem op deze eenvoudige wijze : lt;■ Wanneer ik de pijn van dit heet water begon gewaar te worden, dacht ik aan de pijnen der hel en des vagevuurs ; ik bad God dien ik zoo schandelijk beleedigd had, dat hij voor de straffen welke ik voor mijne zonden had verdiend, de pijnen zou hebben willen aanvaarden welke ik vrijwillig uitstond ; en de gedachte alleen dat zijne barmhartigheid mijn verzoek goedvond, vervulde mij met eenen zoo grooten troost dal ik mij verheugde in het midden mijner pijnen. »
De duivel , door ondervinding overtuigd dat hij door de medehulp van Lapa meer verloor dan won, poogde haar door eene verschijning te bedriegen of misschien tot ijdelheid te bekoren. Op zekeren dag dat zij vóór een
— 81 —
kruisbeeld bad, verscheen de duivel haar in eene men-schelijke gedaante , met een kostelijk zijden kleed in de hand dat hij haar wilde aandoen. Calharina verwierp hel met afkeer en maakte het teeken des heiligen kruises ; de duivel nam de vlucht, maar liet haar de bekoring van ijde-len opschik in den geest. Zij werd er door ontsteld ; doch hare belofte van zuiverheid terstond herinnerende, nam zij hare toevlucht tot God en zegde : «Gij weet, o mijn welbeminde Bruidegom ! dat ik nooit eenen anderen bruidegom heb verlangd dan u ; verleen mij de noodige sterkte om deze bekoring te overwinnen : ik vraag niet om er van verlost te worden, maar alleenlijk dat gij in uwe barmhartigheid, uwer gewaardigt mij er te laten aan weder-staan. » Nauwelijks had zij deze woorden gezegd of de Moedor Gods , de Koningin des Hemels, verscheen haar en haar dacht dal zij uit de zijde van haren gokruisten Zoon een prachtig kleed trok dat zij zelve geborduurd en met schitterende edelgesteenten gestikt had; en, haar dit kleed aandoende, zeide zij : « Weet, mijne dochter, dat hel kleedsel dat uit de zijde van mijnen Zoon komt, al de anderen kleederen overtreft, in glans en in schoonheid. » Op dit oogenblik verdween de bekoring en de gelukzalige maagd, in eene verrukking van troost en vergenoeging, bedankte de allerheiligste Moeder Gods en haren godde-lijken Zoon.
Al de heilige betrachtingen van Catharina , al de vertangens welke haar van liefde kwijnend hart al meer en meer naar eenen staat van volmaakt geestelijk leven deden haken en zuchten, bleven in hunne verwachting teleurgesteld, door de tegenstrevende pogingen eener moeder die niet scheen indachtig te wezen dat de kinderen meer aan God dan aan hunne ouders toebehooren en dat zij moeten afgestaan worden, van zoohaast zij tot den dienst des Heeren geroepen worden. «.
— 82 —
Doch de legenslrevingen , de beproevingen die de flauwe en besluilelooze zielen zeer dikwijls ontmoedigen , versterkten de edelmoedige en de vast beradene postulante van de Derde-Orde van den heiligen Dominicus. Hoe meer wederstand Catharina ontmoette , des te meer drong zij er op aan om h.el habijt der Zusters van boetvaardigheid te bekomen , in hoop van niet alleen verlost te zijn van de hinderlagen der schepselen, maar ook van nieuwe middelen ter hand te hebben om des te krachtdadiger aan haren geestelijken voortgang te arbeiden. Geenen dag liet zij voorbijgaan zonder aan God deze genade en aan hare moeder de toelating te vragen. Lapa, eindelijk door tijdige en ontijdige aandringingen overgehaald, stemde toe en ging zelve, alhoewel tegen haren zin, bij de Zusters om hen te verzoeken van hare dochter te willen aanvaarden. De Zusters gaven haar voor antwoord dal zij hare dochter die nog geen zestien jaren oud was, niet mochten aannemen , omdat het geen gebruik was het habijt te geven aan jonge dochters, maar enkelijk aan weduwvrouwen van eenen zekeren ouderdom die zich aan God wilden toewijden ; zij gaven voor reden dat zij geen klooster hadden , en dat elke zuster in hare familie, bij hare ouders of alleen in een huis moest wonen , en diensvolgens haar zelve moest welen te beslieren. Lapa , zonder verder aanzoek te doen , of zonder tegen de beweegreden dezer weigering de deugd en goede hoedanigheden barer dochter die voor eenen volstaanden ouderdom konden gelden, bij te brengen , kwam, gelijk men lichtelijk onderstellen kan , met een antwoord weder dal aan haar min pijnelijk was dan aan hare dochter. De bruid van Jesus-Chrislus gaf daarom den moed niet verloren ; zij had in de belofte welke zij van den heiligen Dominicus uit den Hemel had ontvangen , het vast be-
— 83 —
trouwen dat zij wei eens zou gelukken. Zij bleef hare moeder schoon spreken dat zij bij de Zusters nog eene aanvraag, dringender dan de eerste, ging doen ; doch voor het oogenblik kreeg zij geen meerdere verzekering.
Te vergeefs poogt men de oogmerken te verijdelen die God wegens de bestemming zijner uitverkorenen heeft. Hij iaat somtijds wel toe dat zijne inzichten tegengewerkt en dat degene welke hij voorbeschikt, beproefd worden ; maar, wanneer de lijd, om zijne oogmerken uit te voeren, gekomen is, trekt hij het zich aan, en door gebeurtenissen waaraan niemand zou denken, helpt hij de uitvoering vergemakkelijken en zelfs somtijds buiten verwachting verhaasten. De heilige Catharina was eene van die zielen welke, ofschoon zij volgens hunnen geest en gesteldheid tot het kloosterleven geroepen schijnen, genoodzaakt zijn in de wereld godvruchtig te leven. De Voorzienigheid die haar niet alleen tot eene zeldzame heiligheid , maar ook tot de zaligheid van eene menigte zielen beschikte , had haar in de Derde-Orde van den heiligen Dominions eene wel versterkte schuilplaats bereid, waar zij zou beschut zijn legen de aanvallen van den duivel en van de wereld , en waaruit zij des noods op allen stond zou kunnen vertrekken, telken keer er zieken te bezoeken, bedrukten te troosten , onwetenden te onderwijzen, zondaars te bekee-ren, vijanden van den godsdienst aan te vallen en te overwinnen zouden zijn ; in een woord , zij was bestemd tot eenen staat waarin het klooster tot haar zou komen , omdat zij zelve niet naar het klooster kon of mocht gaan, tot eenen staat waarin elke kamer eene cel en elk huis een klooster wordt, en waarin men steeds vrij is de zaligheid der zielen en de belangen der Kerk te helpen bewerken.
De hinderpalen welke tot dan toe de vervulling barer verlangens tegenhielden , wierdon als door eene onvoor-
lt;
— 84 —
ziene schikking dor Voorzienigheid uit den weg geruimd. God liet toe dat Calharina door eene kinderziekte, gewoonlijk de pokken genaamd, zoo geweldig aangetast wierd dat zij schier onkennelijk was ; deze kwaal, tevens vergezeld van brandende koortsen, verergerde zoodanig dat er weinige hoop van er door te komen overbleef. Groot waren het medelijden en de droefheid der gansche familie; de moeder was er van aangedaan tot in het diepste des harten. Geen oogenblik verliet zij het ziekbed, en met de grootste liefde was zij aanhoudend in de weer om hare dochter met alle bedenkelijke verzachtingen en verloostin-gen te voorkomen en te verzorgen. Calharina, door welke pijnen en smarten zij ook overvallen was, hield zich niettemin met het voorwerp van haar vurigst verlangen bezig. Zij oordeelde de zoo bereidvaardige gesteltenis harer moeder die op dat oogenblik haar niets weigeren kon , eene gunstige gelegenheid ; zij nam ze zonder uitstel te baat , haar op eene zachte en aandoenelijke wijze zeggende ; «Mijne teer beminde Moeder ! indien gij wilt dal ik mijne gezondheid welhaast weerkrijge , tracht dan, bid ik n, voor mij hel habijt der Zusters van boetvaardigheid van den heiligen Dominicus ten spoedigste le bekomen. — Ik verzeker u dat deze groote Heilige, die voor mij bij den Heer den roep zijner Orde heeft verworven, voor mij ook de genezing verkrijgen zal. Ik heb dit verzekerd voorgevoel. — Anderszins zullen God en deze heilige Vader die mij roepen, maken, dat gij mij noch dit kleed noch een ander welkdanig ook zult zien dragen. •
Afgrijselijke woorden voor een moederlijk hart en bekwaam om zelfs eene vrouw, al ware zij min zachtaardig en min liefhebbend dan Lapa, te bewegen ! De bedrukte moeder, onder eenen angstigen invloed, gelijk iemand die zonder uitstel tusschen leven en dood te verkiezen
i
É
— 85 —
heeft, snelt in alle haast naar de Zusters. Alsof zij genade voor oenc ter dood veroordeelde af te smeeken had, valt zij hun zuchtende en weenondG te voet; zij bidt hen met al de vurigheid harer zie! dat zij de aanvraag harer medelijdenswaardige dochter zouden gelieven in te willigen, indien zij door eene volstrekte weigering hare dood niet willen verhaasten. Deze godvreezende Derde-Ordelingen, meer door de overmaat harer droefheid dan door het gesmeek harer woorden bewogen, stemmen eindelijk aan haar verzoek toe en antwoorden haar onder deze voorwaarde : «Is 't dat zij niet te schoon en niet te bevallig is, zullen wij uwe dochter aannemen ; maar, indien zij wat fraai en lieftallig is, zou het niet billijk wezen; want wij moeten de zwarigheden vermijden die, ter oorzake der boosheid en bedorvenheid der wereld, de rust en vrede onzer godvruchtige vergadering zouden kunnen stooren » (i). Lapa zegt hun hierop ; « Komt haar zien, dan kunt gij zeiven er over oordeelen. » Vier der voorzichtigste Zusters gingen met haar mede om de schoonheid en den roep van Catharina te onderzoeken. Weinig aandacht wierd er op haren persoon genomen; gelukkiglijk dat zij die zeer minnelijk en innemend van manieren, gedaante en gelaat was, op dat oogenblik geheel en gansch misvormd was door de pokziekte. God had het zoo geschikt, opdat zij zich min met de gedaante en met den persoon dan met de deugden van hot heilig kind zouden
(1) De gedenkschriften en de beeldschilderingen van dien tijd, ons door groote meesters nagelaten, beelden de heilige Catharina doorgaans af, onder de gedaante van eene uitstekende schoonheid, maar gelijkertijd van eene schoonheid, door de zedigheid, door de ingetogenheid en door eene soort van geestelijke droefgeestigheid zoodanig hervormd, dat geheel baar persoon een levend afbeeldsel schijnt te zijn van eene heilige verstorvenheid en engelachtige deng-d, en op wiens aanschouwen men lot eerbied en godvruchtige gewaarwordingen bewogen wordt.
bezighouden. Wanneer zij haar hoorden spreken, stonden zij groolelijks verwonderd over hare buitengewone kennis wegens het geestelijk leven, over hare diepgrondige wijsheid en over de goede gesteltenis wegens haren roep. Zij waren ten volle overtuigd dat de rijpheid des verstands en de vorderingen welke zij in de volmaaktheid reeds had gedaan, hare minderjarigheid genoegzaam goed konden maken en dal er weinige personen gevonden worden zoo rijk in deugden voor God. Zij maakte geene de minste moeilijkheid om eene uitneming te maken aan het gebruik dat tol dan toe bij hen in voege was geweest, met eene maagd te aanvaarden die den ouderdom van zestien jaren nog niet bereikt had,
De Zusters keerden geslicht en voldaan weder en gaven bij hunne wederkomst aan de anderen verslag van hetgeen zij gehoord en gezien hadden. Na de Paters der Orde geraadpleegd te hebben, gingen zij tol den keus der aanneming over en Calharina wierd door algemeene stemmen lol de kleeding aanvaard. Terstond deden zij aan de moeder en aan hare dochter den uitslag hunner beslissing melden, mei bericht dat Calharina, zoohaast zij hersteld zou zijn, naar hunne vergadering, die gewoonlijk in de kerk der Predikheeren gehouden wierd, mocht komen, om volgens de gewone plechtigheden hel kleed der Derde-Orde te ontvangen. Onbeschrijfelijk was de blijdschap van Calharina bij het vernemen van de zoo vurig verlangde tijding. In den overvloed van vreugde had zij een iwistgevoel van verlangen te beslissen ; uitermate begee-rig om aan God zonder ophouden offerande van allerlei pijnen te kunnen opdragen, zou zij nog langen lijd de smarten harer ziekte hebben willen lijden en gelijktijdig haakle zij om genezen le zijn ten einde het voornaamste doelwit harer verlangens bereikt te hebben. Doch de liefde
— 87 —
voor het lijden, hoe vurig zij ook was, moest voor de liefde om het heilig ordekleed te ontvangen wijken. Door de voorspraak van den heiligen Dominicus smeekte en bekwam zij hare genezing; op weinige dagen was zij volkomen hersteld.
Het was een Zondag van het jaar 1362; al de Zusters van de Derde-Orde van Senen waren vergaderd in de kerk der Predikheeren , in eene afgezonderde kapel , waar zij dagelijks gezamentlijk de Mis kwamen hooren en waar hunne vergadering tot het vcrricliien der oefeningen gewoonlijk gehouden wierd. Hadden de Zus-Iers op dit oogenblik geweten welk eene verdienstrijke dochter zij voor medezuster gingen ontvangen, dan zouden zij ongetwijfeld eikander geluk gewenscht en God bedankt hebben met deze woorden van den heiligen Joannes uit het Boek der veropenbaring : Verheugen en verblijden wij ons en geven wij glorie aan God; want hel bruiloflsfeesl des Lams is gekomen en zijne bruid is bereid. O zalig bruiloflsfeesl des Lams{\), waar de huwelijksgiften en de pracht der kleeding deugden en genaden waren ! Lapa was met hare familie op dien dag, door eene vergunning bij uitneming, ter vergadering genoodigd. De geschiedenis meldt niet met welke gemoedsgesteltenis zij de plechtige aanneming van hare dochter in de Derde-Orde bijwoonde ; maar voorzeker dacht zij toen niet dat zij naderhand zich eens gelukkig zou achten van deel te maken van eene Orde, van welke zij hare dochter met zoovele listen had willen aflrekken. Calharina, de van liefde brandende Postulante, kwam naar deze plechtigheid, het gelaat glinsterend, men zou niet kunnen af schilderen, van welke hemelsche vroolijkheid en den geest
(1) XIX. 8-9.
— 88 —
in goddelijke boderkingen opgetogen ; zij trad de knpel binnen met eene houding, engelachtig van ingetogenheid en v.^n zedigheid. Uit het vurig verlangen dat wij haar in zekere omstandigheden hebben zien toonen, kan men wellicht afleiden dal haar hart met onuitsprekelijke vertroostingen moest aangedaan zijn, toen de Patcr-Bestmir-der van de vergadering der Zusters, door de gebeden van zegening, te dien einde voorgeschreven, haar plechtig aan God toeheiligde. Hoe gemold de heilige aandoeningen welke bare ziel verrukten, wanneer zij, door hare aanneming, hei recht ontving om het wit habijt, het zinnebeeld der onschuld en der zuiverheid , en den gewijden scapulier die, als een schild van zuiverheid, haar moest beschermen tegen de aanlokkingen en verleiding van den boozen vijand, te mogen dragon ? Hoe opgeteld al de heilige voornemens, al de innige verlangens welke zij op dien gelukkigen dng vormde om geheel en gansch aan Jesus toe te behooren ? Onmogelijk zou hot zijn om al de verzuchtingen van liefde en van vurigheid uit te drukken ; het vervolg dezer geschiedenis zal , wanneer wij ze haar zullen zien werkstellig maken, dezelfde beter doen begrijpen dan wij^ ze hier zouden kunnen verhalen. Wie zou op het oogenblik, toen Catharina waarlijk de dochter van den heiligen Dominicus wierd, gedacht hebben dat zij, nauwelijks in haar vijftiende jaar getreden, de uit-muntendste vrouw van haar tijdstip zou worden en de Orde van haren heiligen Vader zoo roemrijk maken zou door haren naam ?
Te alle tijden hebben de Derde-Ordelingen het zich tot roem gerekend de heilige Catharina als de Patrones hunner Orde te eeren en, door haar voorbeeld aangemoedigd , hebben zij met des te grooleren ijver aan hunnen geestelijken voortgang gearbeid, volgens de voorschriften van
— 89
denzelfden regel dien zij zoo vurig verlangd, met zooveel liefde omhelsd en met zooveel nauwkeurigheid onderhouden heeft.
Zij scheen den zegen over de Derde-Orde gelrokken te hebben ; van dan af zag men meer dan ooit personen van beide geslacht , met den geest van den heiligen Domini-cus en van de heilige Catharina bezield, den regel omhelzen, door den heiligen Stichter uitgevonden en door zijne geestelijke dochter nageleefd , en het is opmerkenswaardig, zegt een schrijver, dat men van dien tijd af onder de leden dezer Orde onophoudelijk rechtvaardigen in den geur van heiligheid heeft zien leven en sterven.
— 90 —
VIII. HOOFDSTUK.
DE HEILIGE CATHARINA BRENGT DRIE ACHTEHEENVOLGENDE JAREN U1TSLUITELIJK IN GEBEDEN EN BESCHOUWINGEN OVER. — HARE VEREENIGING MET GOD. — DE ZALIGMAKER VERSCHIJNT HAAR EN LEERT HAAR DE WARE V^N DE VALSCHE VERSCHIJNINGEN ONDERSCHEIDEN. — BOVENNATUURLIJKE TEEKENS DAT HARE VERSCHIJNINGEN VAN GOD KOMEN. — BEMERKING OP HET KRACHTDADIG MIDDEL , NOODIG TOT DE BESCHOUWING. 1363-(16).
Eer dal men mag rekenen op den weg van het beschouwend leven te wandelen, wordt er eene volkomcne uit-denwegruiming van alle gehechtheid en verkleefdheid aan uiterlijke en vergankelijke zaken ondersteld, en moeten do hartstochten teenemaal overmeesterd en geregeld zijn.
Hel beschouwend leven is het leven van eene ziel , die dood aan haar zelve, dood aan de natuur en aan de zinnen, slechts leeft door de beweging der genade en zich alleenlijk bezig houdt met het overdenken, bewonderen en aanbidden der onuitsprekelijke schoonheid, goedheid en andere volmaaktheden van God die de rede begint te bespeuren , en het geloof volmaakter veropenbaart, maar die de liefde nog beter doet kennen dan het geloof omdat de liefde tot in het binnenste der goddelijke goedheid doordringt door eene zekere gewaarwording welke zij er van doet gevoelen en met de ziel te doon smaken hoe zoet de Heer is. Een dusdanig leven, zegt de heilige Thomas , is het begin of de voorsmaak der gelukzaligheid des Hemels.
Het inwendig leven bestaat , van den eenen kant, in eene nauwkeurige inaandachtneming op de beweging of
— 91 —
inspraken der genade van God en, van den anderen kunt, in eene getrouwe beantwoording aan de verlichtingen en ingevingen der genade. Er wordt dus eene gesteltenis vereischt waardoor de ziel welke zich lot de beschouwing getrokken voelt, zich heeft voorbereid door de eenzaamheid en ingekeerdheid ten einde in staat te zijn om de indrukkingen der genade te ontvangen.
Om in het gebed der gemeenzaamheid en der innige betrekking met God waardig te worden , om zijne ingevingen als te gevoelen, is het noodig dat men , gelijk de heilige Thomas voorschrijft aan al die zich aan de beschouwing overgeven, zijn hart teenemaal vrijhoude van alle ijdele begeerten en genegenheden welke de inwendige rust stooren : ten tweede, moeten uit den geest gesteld en verwijderd worden alle vreemde denkbeelden , bekommerende gedachten en nadenkende redeneringen welke aan de goddelijke verlichtingen beletsei stellen : eindelijk moei de wil ontstoken zijn door eene vurige begeerte of door eene oprechte meening van zich met God door de liefde te vereenigen ; het is door de liefde dat eene ziel, die zoo volgens den geest als volgens het lichaam eenzaam is, van de gemeenzaamheid met God en van de veropenbaring zijner geheimen deelachtig wordt.
Onze Serafijnsche Ordezuster had zich volgens deze grondregels altoos in hel geestelijk leven geoefend ; men zou mogen zeggen dat zij van kindschheid af, gelijk iemand die in de kennis der mystieke godsvrucht grondig ervaren is, een gansch met Christus in God verborgen leven had geleid. De nieuwe verbintenis welke zij op haar genomen had, was voor haar eene beweegreden te meer om de grondregels van hel geestelijk leven des te nauwkeuriger le volgen. Zeer wel wist zij dat zij thans toebehoorde aan eene Orde die het afgezonderd leven met
— 92 —
hel nposlelschap verecnigt, ten einde de gewijde kennissen, na ze in do bron der beschouwing gepul te hebben , aan anderen mede te deelen.
Na hare intrede in de Derde-Orde, beijverde zij met al de vurigheid barer liefde om meer verborgen en nauwer met haren goddelijken Bruidegom vereenigd te leven. Om er zich nog meer toe aan te moedigen , sprak zij aan zich zelve deze vermaning toe : « Wees steeds indachtig •• dat , sinds dat gij het heilig ordekleed draagt, gij een » geestelijke persoon zijt ; dus zijt gij verbonden van vol-» maakler te leven dan tot heden toe ; het leven der » wereld heeft voor u zijnen lijd gehad, dit uwer professie » begint. — Met in de Derde-Orde te treden, hebt gij » de verbintenis aangegaan van een levensgedrag te on-quot; derhouden, geheel en al gelijkvormig aan uwen regel; » —het wit kleed dal gij draagt, vermaant u onophou-» delijkvanin onsch''d en zuiverheid te leven en uw » zwarte mantel zegt u dat gij dood zijt voor de wereld. — » Herinner u voortaan dat gij den smallen weg, den » weg van boetvaardigheid bewandelen, en zoo nauw-igt; keuriglijk mogelijk de voetstappen volgen moet van « uwen heiligen Vader Dominicus , die u lot uwen staat gt;• geroepen en aangenomen heeft. — »
De heilige Dominicus die wilde dat zijne kinderen, volgens den geest van zijnen regel, zich gedurig zouden oefenen in het beschouwend leven , gaf bij uitersten wil, benevens de aanbeveling der deugd van zuiverheid , de raadgeving van nooit te spreken tenzij van God of met God. Catharina die dezen Heilige, nu zij kind zijner Orde geworden was, meer dan ooit voor haren Patroon en Vader hield, scheen deze zijne vermaningen volgens hunne letterlijke beleckenis te willen volgen. Om hare zuiverheid in eene des te meerdere veiligheid te stellen, en om de
— 93 —
inzichten der goddelijke waarheden des te beter le doorgronden en begrijpen, besloot zij de eenzaamste afzondering en de strengste stilzwijgendheid le onderhouden en nimmer te spreken tenzij met God, met haren Biechtvader en over heilige zaken. Gedurende drie jaren , zegt de. te^erirfe, onderhield zij dit besluit ten slipste en zij zou het waarschijnelijk al de dagen van haar leven onderhouden hebben, had God haar uit de eenzaamheid tot het openbaar leven niet geroepen. Zij bleef aanhoudend in haar kamertje ; zij verliet hot enkelijkom naar de kerk te gaan , zelfs niet om de weinige ongekookte kruiden te nemen welke zij, na ze met tranen besproeid te hebben, in de uiterste noodzakelijkheid nam (i).
Het was alzoo dut zij, in haar huis eene woestijn en in het midden van het gewoel der stad eene zoo groote eenzaamheid als in een allerafgezonderdst klooster wetende te vinden , naar de leltor volgde deze vermaning van den grooten Meester van het beschouwend leven : Indien gij bidt, treed in uwe kamer en bid den Vader in het verborgen met gesloten deuren (2). Men moet altoos bidden en nimmer ophouden (3). Al de dagen en nachten van drie achtereenvolgende jaren aldus in oefeningen van het inwendig leven doorgebracht ! Wie zou dan kunnen verhalen al haar nachtwaken, al hare gebeden, overdenkin-
(1) Pater Bartholomeus zegt in zijn getuigschrift der heiligverklaring ; m Zeer dikwijls h^b ik Pater Thomas, deu eersten Biechtvader van Catharlna vergezeld, wanneer hij haar ging bezoeken in het klein kamertje dat zij schier nooit verliet. Do deur en de venster waren altijd gesloten. Er was geen ander licht in dan eene lamp die dag en nacht brandde voor de beelden van Onzen Heer, van Onze Lieve Vrouw en van andere Heiligen. Al de huisraad waren cenige planken welke dienden voor bed. Aan hel hoofdeinde stond dit vers van David :
«Verlicht mijne oogen opdat zij niet ter dood inslapen. » Ps. Xll. i-
(2) Matth. VI. 6. (5) Luc. XVIII. 1,
gen en verzuchtingen ? Wat al bovennatuurlijke verlichtingen en inspraken, wat al genaden en sterkte om heilig te leven, moest zij, die met God gedurig in gemeenzame onderhandeling was, al niet ontvangen hebben ! God en God alleen weet het ! Hij die deze zoo zuivere, verstorvene en ingekeerde ziel, met al die hemelsche ingevingen en zoetigheden begunstigd heeft. Meermaals zullen wij naderhand de gelegenheid hebben om de vruchten van hare gebeden en beschouwingen te bewonderen, wanneer wij haar, op bevel van God, eens heur afgezonderd leven, waarin zij al de stonden haars levens zou hebben willen overbrengen, zullen zien verlaten, om de bediening van apostel uit te oefenen.
Aide noodwendigheden van haren tijd hadden deel in hare aanhoudende gebeden ; de duidelijke kennis welke zij had van de grootheden en heiligheid van God, van de onbegrijpelijke kostbaarheid eener ziel , door het bloed van Jesus-Christus vrijgekocht, en van de boosheid der zonden , had haar hart door eenen brandenden ijver ontstoken ; de uitbreiding van hel Rijk Gods en de vernieling van het rijk der zonde waren de vurigste vérlangens van hare gebeden en verzuchtingen. Diep, zeer diep, gingen haar ter harte de rampen en onheilen welke de Kerk destijds te verduren had ; de smeekingen en lijfkastijden die zij zonder ophouden aan de goddelijke Majesteit opdroeg om de vermeerdering zijner glorie, de bekeering der zondaars, den vrede der Kerk en den gewenschten uilslag der aanbevelingen die er haar steeds van alle kanten gedaan wierden, te bekomen, waren vurig en tevens zoo menigvuldig en langdurig dat zij geheel en gansch scheen verslonden te wezen in bidden , weenen en zuchten. De zon die, bij haren ondergang, haar gewoonlijk in het gebed verliet, vond, bij haren opgang ,
— 95 —
haar nog met dezelfde vurigheid in het gebed volharden. Wegens haar waken en bidden verhaalt de Legende het volgende ; « Zij woonde nevens de kerk der Predikheeren; wanneer zij den tweeden keer voor de Metten hoorde luiden en nooit eerder, zeide zij aan haren hemelschen Bruidegom ; « Heer, mijne broeders hebben tot nu toe gerust, — in hunne plaats heb ik in uwe tegenwoordigheid gewaakt en voor uwe lofzangen zorg gehad ; — ik heb voor hen gebeden opdat gij hen van alle kwaad en van de listen des duivels zoudet bevrijden ; — zij slaan op om uwen lof te gaan zingen ; — bescherm hen en gedoog dat ik wat ruste. » Dan legde zij haar afgemat lichaam op de planken en haar hoofd op eenen houten blok neer om eenige oogenblikken te rusten.
Onze Heilige die oefende wat zij leerde spreekt aldus over de manier van bidden ; « Alwie met weinige aandacht bidt, verkrijgt weinig ; alwie met vele aandachtigheid bidt, verkrijgt veel. Het volmaakt gebed bestaat geenzins in de veelvuldigheid van woorden , maar in de vurigheid des verlangens die de ziel lot God verheft. Men moet aanhoudend bidden. Al de woorden en werken, aan de zaligheid van den naaste besteed, zijn als zoovele verdienstige gebeden. AI wat men uit liefde tot God of mot eene zuivere nieening, hetzij voor anderen hetzij voor zichzelven doet, mag een gebed genoemd worden ; want, gelijk do heilige Paulus zegt, houdt men niet op van bidden, zoolang men niet ophoudt van goed te doen. Het gebed is des te volmaakter en des te aangenamer aan God, hoe vuriger de liefde is (i). » De liefde tot God is dos de regel of toetsteen des gebeds ; de liefde en het gebed zijn, om zoo te zeggen, één en dezelfde zaak ; het is de liefde die in het gebed de ziel met God vereenigt.
(1) Samenspraken. I.XV1.
— 96 —
De ingekeerdheid van Catharina.of liever hare vereeni-ging met God, was aanhoudend. Op zekeren dag kwam een barer broeders haar iets wegens de zaken der huishouding vragen ; gedurende een oogenblik dat zij genoodzaakt was hierop aandacht te geven en te antwoorden, verloor zij de gedachte op God. Terstond, wanneer zij deze verstrooidheid van aanhoudend aan God te denken gewaar wierd, was zij er zoo bedroefd over, dat zij van spijt uitriep : « Ach ! ellendig schepsel dat ik ben. — Ik zou door alle menschen onder de voeten willen getreden worden, gelijk ik het verdien. — Ik ben waarlijk allerlei smaad en verachting waardig ; ik ben zelfs niet bekwaam om enkelijk en alleenlijk aan God te denken die in zijne voortdurende Voorzienigheid steeds aan mij denkt en die mij van alle eouwigheid, ja, voordat ik hem kon kennen en beminnen, met zijne oneindige liefde voorkomen heeft. » En nogtans had zij gedurende deze ettelijke stonden niets ijdels of niets onnuttigs gepeinsd of gezegd. Pater Thomas della Fonle. haar eerste biechtvader, die haar van toen zij nog een kind was heeft gekend, verklaart in zijne aanteekeningen die hij over haar heeft nagelaten, dat men nooit een enkel ijdel, onnuttig en veel min eenig berispelijk woord uit haren mond heeft hooren komen; integendeel al hare woorden, hare manier van spreken, zelfs hare innemende beleefdheid en vriendelijkheid, alles, met een woord, was in haar gedrag en omgang slichtend en ademde niets uit dan heiligheid.
Gedurende gansch haar leven is zij zoo ingetogen en in God verslonden geweest, dat zij telkens groole moeite had om hare ziel uil de beschouwing te wikkelen. Sprak men over zaken der wereld, hoe onschuldig zij ook waren, dan gaf zij noch spraak noch antwoord alsof zij dood ware geweest; maar, wanneer zij voor of over God kon
— 97
spreken, dan was zij vol leven en vurigheid, gelijk de zalige Raymundus van Capna in hare levensbeschrijving verhaalt; « Had zij personen gevonden, zegt hij, bekwaam om hare samenspraken te begrijpen, dan zou zij, zonder eenig voedsel en zonder eenigo rust te nemen, gehcele dagen en nachten over God gesproken hebben ; de godvruchtige gesprekken, hoe lang zij ook duurden, in plaats van haar te vermoeien, schenen haar te versterken en te vervroolijken. De stonden welke zij, met over God of over goddelijke zaken te spreken, kon overbrengen, waren de genoeglijkste van haar leven, gelijk zij mij menigmaal verklaard heeft en, gelijk wij die het geluk hadden er getuigen van Ie wezen, dikwijls hebben ondervonden. Waar hel hart van vol is, spreekt de mond. Menige keeren, zoo gaat dezelfde schrijver voort, hebben wij opgemerkt dat zij, zoolang zij over heilige dingen sprak en de welriekende geuren uitwasemde der liefde Gods, waar haar hart van overstroomde, teenemaal herleefde en met al de kracht en vurigheid harer jeugd bezield werd ; maar van den slond dal zij ophield, wierd zij krachteloos en zonk zij in onmacht neer. »
Hare vereeniging met God, men mag het met waarheid zeggen, was zoo volkomen als het op aarde mogelijk is ; haar versland was met hem vereenigd door eene nimmer onderbrokene overdenking zijner oneindige volmaaktheden, haar geheugen door gedurige herinnering zijner onuitsprekelijke weldaden, haar wil door eene volmaakte vervuiling van den zijne, de gevoelens van haar hart door eene onverbreekbare verkleefdheid van liefde. De vereeniging van al de krachten harer ziel in de liefde met God hadden op hare woorden, werken en gedachten, ecnen invloed dal z j niet kon spreken dan van God, niet kon denken dan aan God, dat in een woord haar leven
— 98 —
gehoel en gansch in God verslonden was, zoodat zij, even als de heilige Paulus, mocht zeggen ; Ik leef, maar ik ben hel niet die leef; hel is Jesus-Christm die in mij Icefl (i). En ik behoor geheel aan mijnen Welbeminde (2).
Gelijk Calharina, zonder een enkel woord, werk of gedachte uillenemen, geheel aan God wilde zijn, zoo deelde God van zijnen kant zich aan haar door eene wondere verecniging van gemeenzame onderhandelingen mede. Hoe overvloedig sommige Heiligen onder het opzicht der genade ook bevoorrecht zijn geweest, zoo heeft er niel een misschien meerdere en wonderbaardere gunsten ontvangen. Hoe verder wij in haar leven treden, hoe meer wij gaan zien dat hare kortstondige loopbaan een gedurig wonder of mirakel is geweest, en dat de oneindig Machtige die wondere Heiligen maakt, krachtdadige middelen van nieuwe volmaaktheden geeft aan zielen die er een heilig gebruik van weten te maken. De Hemel scheen voor onze Serafijnsche maagd geene geheimen meer tc hebben. Wanneer zij zich in hare eenzame kamer opsloot, ging Jesus , haar goddelijke Bruidegom, zoo innig en zoo gemeenzaam mot haar om, als eertijds met die geliefkoosde familie van Bethanie, met Lazarus, Maria en Martha ; hij sprak mot haar, somlijds op haar armoedig tafeltje gezeten, somtijds al wandelende in haar kamertje; hij wierd haar Bestierder en Meester.
In het begin dat Hij aan haar verscheen was zij, gelijk Maria bij de verschijning van den Aartsengel, bevreesd; zij wist dat de duivel somlijds zich in de gedaante van eenen engel vertoont. Onze Heer, verre van dit vreesachtig vermoeden ongunstig te nemen, prees hare voorzichtigheid. Zij bad hem van haar te willen loeren hoe zij de
(1) Galat. 11. 20. (2) Cant. II. 16.
— 99 —
verschijning van God van eerie verschijning des duivels ondersdjoiden kon. De Zaligmaker antwoordde haar ; « Zonder eenige uillegging zon ik u op eon oogenblik den oorsprong en hel verschil van dusdanige verschijningen kunnen doen kennen; maar lot. uw nul en lol nul van anderen, zal ik u de grondregels aanloonen welke de godgeleerden die mijne waarheden uitleggen, deswege leeren . Mijne verschijningen baren in don beginne vrees, en geven vervolgens allengskens meer en meer gerustheid; bij bunnen aanvang doen zij eene zekere bitterheid gewaar worden die weihaas! in zoetigheid verandert. Gansch het tegenstrijdige geschiedt in de verschijningen van den boozen geest; in het begin geven zij eene soort van vergenoeging die altoos door vrees en onslellenis opgevolgd wordt; en dit is niet te bewonderen, want on^e wegen zijn tcenemaal verscliillcnd. Do weg der boelvaardigheid en van mijne geboden schijnt op het eerste gezicht ruw en moeilijk ; maar hij wordt zacht en gemakkelijk naarmate men er in vordert. Do weg der ondeugd, m togen deel, schijnt eerst aangenaam, maar weldra on-derymdt en beproeft men hoe pijnlijk en gevaarlijk hij is.» De Zaligmaker ging voort met haar nog meerdere uitloggmg ie geven, zeggende : « Ik ben de Waarheid » diensvo gens moeten mijne verschijningen aan de ziel altijd de waarheid loeren ; en doordien de kennis der waarheid haar noodig is om mij en zich zeiven le kennen, zoo leert zij door deze Iweevoudigckennis zichzelven klein ach (en en mij bovenal eeren en dienen , en het is ei^-en-'J dal de ootmoedigheid voortkomt. Gevolglijk
maken mijne verschijningen de ziel ootmoediger, omdat zij haar doen begrijpen hoe verworpen en hoe verachte-hjk zij is. In de verschijningen van den kwaden geest heeft juist het tegenovergestelde plaats. Aangezien hij de
— 100 —
vader der leugentaal en de prins der hoovaardigheid is en niet anders geven kan dan hij heeft, zoo brengen zijne verseliijningen in de ziel allijd eene zekere eigenliefde of eigenachling voort, die haar opblaast door hoogmoed en IJdelheid. Houd dus voor een onfeilbaar teek en dal de verschijningen die van de waarheid komen de ziel ootmoediger maken; integendeel degene , die van de leugen voortkomen, maken haar allijd hoovaardig. » De Zaligmaker, na deze onderrichting geeindigd te hebben, verdween.
Deze verschijning, gelijk de uitlegging der aangeduide kenteekens genoegzaam laat onderstellen, was slechts een voorspel of voorbereiding. Haar Biechlvader, aan wien Galharina al de geheimen van diergelijke verschijningen en al hare bovennatuurlijke gebeurtenissen met eene kinderlijke rechtzinnigheid kenbaar maakle , zegt dat de hemelsche verschijningen en veropenbaringen van dan af zoo menigvuldig waren, dat er in de drukste samenspraak tusschen twee vrienden niet zou kunnen verhandeld worden al wat er in eene onderlinge betrekking tusschen Galharina en haren goddelijken Bruidegom omging. Op alle stonden, zoo van den nacht als van den dag , werd zij , nu op deze dan op gene wijze , met de eene of andere veropenbaring begunstigd ; somtijds ten tijde van het gebed of overdenking , somlijds terwijl zij waakte of sliep. Dikwijls is het gebeurd dat Onze lieer aan haar verscheen en met haren geest in onderhandeling was; wanneer zij met iemand in gezelschap of in gesprok was , dan , terwijl hare lippen de woorden welke zij reeds begonnen had, nog uitstamelden, stierf hare spraak allengs. Hare ziel, door de aan haar zichtbare tegenwoordigheid van haren Welbeminde in geestverrukking gebracht, werd van het gebruik der zinnen beroofd en was opgetogen ; haar lichaam, gelijk aan een levenloos iets ,
— 101 -
bleof gedurende al dien tijd zonder de minste beweging. Gedurende die opgntogenheden welke somtijds twee en somtijds drie uren duurden , was het dat zij, gelijk Maria-Magdalena die, aan de voeten des Hoeren gezeten , zijne woorden aanhoorde , met Jesus in de gemeenzaamste onderhandelingen bleef , en uit zijnen mond die wondere wetenschap der Heiligen ontving welke zij, na ze in oefening te hebben gesteld, ons schriftelijk hoeft nagelaten. Op zekeren dag zegde zij aan haren Biechtvader ; « Ik mag u verzekeren. Eerwaarde Vader, dat er mij hoegenaamd geene wetenschap betrekkelijk op het geestelijk leven door de menschen is geleerd geworden; het is mijn Heer en Meester, de Welbeminde mijner ziel, die mij, door zijne inspraken en verschijningen, in alles onderwezen heeft. Hij sprak met mij op dezelfde manier, gelijk ik op dit oogenblik met u spreek. »
liaar zielbestierder, de zalige Ilaymundus, was een voorzichtig man en zeer moeilijk om iets waarvan hij geene genoegzame bewijzen had , te gelooven. In het eerste kon hij geen geloof hechten aan al die wondere verschijningen welke zijn biechtkind, zoo uit vrees van brguicheling als uit kracht der gehoorzaamheid hein schier dagelijks kwam verhalen. Hij schrijft deswege als volgt: « In het begin dat ik met haar in betrekking kwam, vernam ik zulke wonderheden dal ik ze als onmogelijk om te gelooven aanzag. Ik zocht door allerhande wetenschappelijke middelen te onderscheiden, of die zeldzaamheden door de tusschenkomst van God of door eene andere oorzaak wierden voortgebracht, of zij waarachtig of valsch mochten wezen. Er zijn op ons tijdstip schijnheiligen genoeg en ik heb er meermaals aangetroffen, voornamelijk onder de vrouwen, met een verdraaid hoofd en gemakkelijk om door den duivel misleid te worden. Niettegen-
— 102 —
staande al mijne navorsching, bleef ik twijTolmoodig. Ik was ten uiterste bogeerig om uit dozc onzekerheid getrokken te worden door het eon of ander tccken v:in Hem die niet kan bedriegen noch bedrogen worden. Mijn wensch wierd volbracht ; ik ontving welhaast een onfeilbaar bewijs van hare heiligheid. God had het toegelaten tot een meerder goed. Eensklaps komt er mij deze gedachte te binnen : « Indien ik door de gebeden van Catharina een gevoelig bewijs van een groot en buitengewoon berouw over mijne zonden kon verkrijgen, zulks zou een zeker leeken zijn dat hare gezichten en verschijningen, en al die ongehoorde gebeurtenissen van den heiligen Geest komen ; want zonder den heiligen Geest kan men geen berouw hebben , en alhoewel men niet zeker kan welen of men haat of liefde waardig is, zoo is het leedwezen des harten een bewijs dat men in staal van gratie is. ® Zondereen woord te zeggen van de gedachten waarmede ik mij bekwelde en bekommerde, ging ik Catharina spreken , en zegde haar : — « verkrijg voor mij van den Heer do vergiffenis mijner zonden » Zij antwoordde mij met liefde en eenc zekere blijdschap : — « Voorzeker, Eerwaarde Vader, gaarne zal ik dat doen. » — «Ja maar, zegde ik, mijn wensch zal niet voldaan wezen tenzij dat ik van die vergiffenis een zoo onfeilbaar teeken heb alsof zij mij door eene Pauselijke Bul van Rome werd toegezonden. » Glimlachende vraagde zij mij welk teeken ik daardoor verslond? Ik antwoordde : « Een groot en buitengewoon leedwezen over mijne zonden.» — Zij beloofde mij aansionds dal zij dit zou doen. Ik liet mij op dit oogenblik vast voorstaan dal zij al mijne gedachten doordrong, en dat zij alles begreep gelijk ik hel voor had. Het was legen den avond. 'S anderendaags bevond ik mij zoo ziek dat het mij onmogelijk was het bed te verlaten. Ik
— 103 —
was toen jnistbezis: met hel visiel van het klooster onzer Zusters, in de ntibijheid van het huis harer ouders. Ik had eenen leekebroeder bij mij die mij diende. Calharina zonder dal iemand buiten het klooster hel wist, had eene volkomcnc kennis van mijne ziekte. Alhoewel zij dcor de koorls en andere ongemakken overvallen, zieker was dan ik, stond zij 's morgens eensklaps van haar bed op en zegde aan cene harer medezusters der Derde-Orde: « Laat ons Pater Raymundus gaan bezoeken ; hij ligt ziek te bedde. » Wanneer zij bij mij kwam, zegde zij : « Wal hebt gij dan? » Alhoewel ik moeite moest doen om aan mijnen ziekendienaar te spreken, deed ik mij geweld aan om haar te kunnen antwoord geven , [zeggende: « Waarom toch komt gij mij bezoeken, mijne Zuster ? gij zijl zieker dan ik. » Dan begon zij, volgens hare gewoonte, over God, over zijne weldaden en over onze ondankbaar hei^ waarmede wij zijne goedheid boleedigen, te spreken.
Terwijl zij sprak, kwam er mij een wonder klaar gezicht van mijne zonden voor oogen ; ik scheen vooreenen groolen Rechter te staan , on ik wist niets tot mijne verdediging bij te brengen en ik erkende mij der dood plich-tig, gelijk die kwaaddoeners welke door het recht der menschen veroordeeld zijn ; maar ook zag ik de goedheid, de langmoedigheid van mijnen Rechter die, niettegenstaande mijne misdaden, mij niet slechts van de straf vrijsprak, maar zelfs mij mei zijne kleederen dekte, in zijn huis ontving en voedde, mij tol zijnen dienst aannam en die door de kracht zijner genade de dood door hel leven, de vrees door de hoop, de droefheid door de vreugde en de schande door de glorie deed vervangen. Deze aanmerkingen, of om rechtuit te spreken, deze gezichten van mijnen geest vermurwden de versteendheid mijns harten dusdanig dat ik, uit leedwezen over mijne zonden, stroomen
— 104 —
van tranen begon te storten ; ik zuchtte, ik huilde, ja mijne droefheid was zoo nijpend dat ik vreesde dat mijn hart en mijne borst er van gingen bnrsten. Calharina, tevreden dat zij haar oogwit had bereikt, zweeg en liet mij zuchten en weenen. Eenige oogenbükken daarna, verwonderd over de nieuwigheden die in m:j plaats hadden, herinnerde ik mij het verzoek dat ik haar don vooravond had gedaan als ook hare belofte ; ik keerde mij tol haar, zeggende ; «Is dit nu de bul welke ik u gisteren gevraagd heb? — Het is ze, gaf zij mij voor antwoord. » Zij stond op, bracht hare hand aan mijne schouder, zeggende ; « Gedenk de gaven Gods » en ging heen ; ik bleef alleen met mijnen gezel die hierover verheugd en geslicht was. Ik neem God tot getuige dat hetgeen ik zeg, de waarheid is. »
« Korts daarna, zoo gaat dezelfde schrijver voort, had ü. een ander bewijs van hare heiligheid dat ik lot hare eer en tot mijne schande ga verhalen. Terwijl ik nog in het gemeld klooster verbleef, liet zij, ziek en bedlegerig gelijk zij veeltijds was, mij ten haren huize ontbieden om mij rekening le geven nopens eenige veropenbaringen , gelijk zij gewoon was in persoon le komen doen, wanneer hare gezondheid hel toeliet. Ik ging er heen ; zoodra ik haar bed naderde, begon zij, ofschoon door eene hcvige koorls overvallen, volgens hare gewoonte over God le handelen en mij uil le leggen al wat er haar dien dag was veropenbaard geworden. Zij verhaalde mij toch zulke wonderheden dal ik, niet wetende wat zeggen of oordeelen, aan mij zeiven inwendig vraagde : moet men geloof geven aan al wal zij daar vertelt ? Terwijl ik haar al twijfelende bezag, verandert eensklaps haar aanzicht in dit van eenen sluurschen mensch die mij met eene soort van verwijling aanstaarde; een schrik, eene rilling zonk er door mijne
— 105 —
leden tot in de beenen. Zijn langronclig aanzicht gaf een voorkomen van eenca man van middclbarigen ouderdom te kennen; zijn dunharige baard had een tarwachtige kleur en al zijne gelaatstrekken waren gekenmerkt door uitdrukkingen van die majesteit welke de tegenwoordigheid Gods verraadt. Ik liet mij zeker voorslaan zijn aanschijn te zien. Gansch verbijsterd onderden indruk, ik zou niet kunnen zeggen van welke vreesachtigheid , riep ik, handen en armen hemelwaarts opgeheven , uit; Wie toch beziel er mij alzoo ? Eene slalige slem antwoordde met nadruk ; Hij die is. Terstond verdween de verschijning en ik zag het aanzicht van Calharina, dat ik een oogenbük van te voren niet meer bespeurde, wederom duidelijk. Mijn verstand wierd door zoo groole klaarheid opgehelderd, dat er mij geen de minste twijfel meer overbleef. En hoe nog getwijfeld , nadat ik met mijne oogen het aanschijn had gezien van Hem die eertijds aan Thomas, om hom uit zijne ongeloovigheid te trekken, zijne wonden liet zien en aanraken ? Riep Thomas, na zulk bewijs van zekerheid uit; Mijn Heer en mijn God ! dan mag ik, op mijne beurt, om belijdenis van mijne overtuiging te geven, ook uitroepen ; O waarachtige bruid en getrouwe leerlinge van mijnen Heer en God ! » Zoo spreekt, zoo getuigt deze godvruchtige en wijze zielbestierder.
God, die van zijne bruid een uitverkoren vat van heiligheid wilde maken, hield zich niet tevreden haar te dien einde met zijne gunsten en onderrichtingen te voorkomen ; maar daarenboven, gelijk wij zoo even hebben gezien, wilde hij door zichtbare teekens bevestigen dat hij, gelijk hij de oorsprong is van alle goed, het ook was van hare buitengewone heiligheid. Deze bovennatuurlijke getuigenis is gelijkiij lig eene bevestiging voor de menigvuldige verschijningen en veropenbaringen welke wij
— 106 —
naderhand nog zullen te bewonderen hebben en waarvan Calharina en God alleen gelnigen waren. Bemerk, lieve lezer, dat ik zeg bewonderen en niel navolgen, gelijk men van deugden sprekende, gewoonlijk zegt; want de wonderen der Heiligen navolgen is niet in 's menschen vermogen. Zonder eene zonderlinge, genade Gods is het onmogelijk om, gelijk Calharina, lot eenen graad van innige vereeniging te gcraknn lol dusverre van met God op de aarde, om te gaan, gelijk dc Heiligen in den hemel. Er valt echter niet Ie denken dat men lot een zoo verheven slaat van heiligheid komt en er aanhoudelijk blijft in vorderen, zonder eene edelmoedige en standvastige medewerking of heanlwoording aan de genade welke God aan alle menschen ter zaligheid noodig,en aan sommigen tot het bereiken eener bijzondere bestemming, geeft. Eene groole en uitstekende volmaaktheid onderstelt allijd eene getrouwe oefening der deugden, gelijk de heilige Thomas, de bekwaamste Meester van het beschouwend leven, zegl. Degene, zegt deze Kerkleeraar, die door middel der beschouwing tot de innigste vereeniging met God willen geraken, moeten eerst en vooral, als in een strijdperk, zich oefenen door alle soorten van deugden, namelijk die deugden welke de driflen bestrijden en bel hart zuiveren van ongeregelde neigingen en begeerten, zooals de ootmoedigheid, de verstervingen verloochening; want, aangezien de staat, waar zij naar streven, eene soort van gelukzaligheid is, zoo is hel ook billijk dat zij hem bij wijze van vergelding trachten te verdienen door de beoefening der deugden en goede werken. B;j gebrek van deugden te oefenen, zegt de geleerde Gajetanus, zien wij er velen die, omdat zij zich de moeite zoeken te sparen om op de wegen van God Ie wandelen , na vele jaren zich toegelegd te hebben op het beschouwend leven dat
zij enkelijk als eene bespicgoling van geest oefenen, zoo ijdel van deugden worden Levenden als iemand die zoo even hrefi begonnen ; komt men hun in het punt van hunne onverslorvene driflen wat le bij, dan worden zij onverduldig, grammoedig en hoovaardig. Op dezelfde wijze spreekt de heilige Catharina, de zoo edelmoedige beijveraarsler der volmaaktheid : «Ik geloof niet, zegt zij in het wonderschoon book der Samenspraken, dat iemand tot den slaat der volmaaktheid komen kan, indien hij niet teenemaal verstorven en onlhecht is, indien hij de beoefening aller dengden niet aanhoudend behartigt, indien hij zich niet beijvert om God uil geheel zijn hart en uit geheel zijne ziel en uit al zijne krachten te dienen, zonder aan zijn eigen belang te denken. »
— 108 —
IX. HOOFDSTUK.
DE ZALIGMAKER GEEFT AAN CATHARINA EENIGE HEILZAME ONDERRICHTINGEN DIE HAAR TOT GHONDSLAG VAN HET INWENDIG LEVEN MOETEN DIENEN. — ZIJ VRAAGT DE DEUGD VAN STERKTE. — AFGRIJSELIJKE KWELLINGEN EN BEKORINGEN. — DE BOOZE GEESTEN VLUCHTEN. — VERSCHIJNING VAN JESUS AAN HET KRUIS. — IN EENE GEMEENZAME ONDERHANDELING MET HEM, WORDT ZIJ GETROOST EN VERSTERKT. — ANDERE VERSCHIJNINGEN. — ONZE HEER LEERT HAAR LEZEN. — 1565 (16).
De ootmoedigheid die de trotsche wereld als eene moedeloosheid veracht, is de stevigste grondzuil van hel geestelijk leven. Wilt gij het bouwwerk der deugd en heiligheid hoog optrekken, zegt de heilige Augustinus, vergeet dan niet van eerst en vooral de ootmoedigheid lot grondsteen te leggen. Men is des te machtiger tegen de vijanden der ziel, hoe meer men overtuigd is dat men van zich zeiven niets is en niets kan. De heilige Paulus, hij die het ondervonden had, zegt, dal al zijne steriele in de zwakheid bestond (i). liet was daarom dat hij over zijne zwakheid roem droeg opdat de sterkte van Jems-Christus in hem icone (2) ; dat is, opdat de genade alleen in hem heerschc.
Gelijk God de eerst beginnendon in zijnen dienst , eerdat hij hun den kelk der beproeving te drinken geeft, zijne zoetigheden gewonelijk laat smaken, zoo had hij zijne uitverkorene bruid, Catharina, tot nu toe met gevoelige genaden begunstigd of, om beier te zeggen, langs den aangenamen weg, met rozen van verlröostiugon be-
(1) II. Cor. XU. 10. (2) Ibid.
— 109
slrooid, geleid. Doch alvorens haar van groolere voorrechten deelachtig le maken, wilde hij haar op do proef der bekoring stellen, ten einde door de overtuiging van hare zwakheid haar te beletten van iels aan hare eigene verdienste toe te schrijven. Als een voorkom^nde Meesier, wilde hij haar te voren de ootmoedigheid in haren oorsprong leeren en zelfs de menschelijke zwakheid doen gevoelen.
Op zekeren dag, terwijl zij met hare gewone vurigheid bad om te weten waardoor zij aan God het meeste zou kunnen behagen, verscheen haar Onze Heer en stelde haar eenen grondregel te overwegen voor, die haar als middel om de deugd van ootmoedigheid te bekomen dienen moest, door deze woorden ; Weel gij, mijne dochter, wie gij zijl en wie ik hen? «Gelukkig zult gij zijn, indien gij u wel overtuigt dat gij diegene zijtdie niet is en dat ik Diegene ben die is. Indien gij u van deze twee hoofdwaarheden wel doordringt, zal de vijand u niet kunnen bedriegen en gij zult al de strikken zijner arglistigheid ontwijken ; nimmer zult gij toestemmen aan iets dat aan mijne geboden strijdig is en zonder moeite zult gij de gratie, de waarheid en den vrede bekomen. » Welke veel beduidende woorden ! hoe uitgestrekt is deze leering, hoe eenvoudig zij ook schijnt! Welk eene grondige overtuiging der menschelijke meligheid en der goddelijke grootheid geven ons deze woorden; Gij zijt een met en God is die is, indien men ze ernstig nadenkt ! Wrat al beweegredenen van zich te vernederen, als men zich wel overtuigt dat men van zich zeiven slechts zwakheid, bedorvenheid , een niemendal is, dat wij zonder God in wien wij leven, in wien wij ons bewegen en zijn, niets kunnen. Die zich inbeeldt iets te wezen, daar hij niets is, bedriegt zich
Calharina nam doze heilzame les niet alleen in aandacht, maarz'j overdacht ze, en ze aan zich toepassende, legde zij zo bij elke gelegenheid Ie werk. Maar uit vrees dal deze grondregel, indien liij overdreven wordt, soms wel eeno k'ip van kleinmoedigheid zou kunnen worden, smeekte zij God om sleods op het middenpad tusschen de wanhoop en de vermetelheid te wandelen. Do goddelijke Mcert^r wilde de oo!moedigheid die hij in hare ziel als don groiidsleon der geestelijke volmaaktheid had gelegd, ondersteunen en versterken door het betrouwen. «Mijne dochter, zegde hij hoar in eene andere verschijning, denk aan mij, ik zal steeds aan u denken. » Volgens deze troostelijke woorden welke zij gansch haar leven als gedragslijn heeft blijven volgen , doordrong zij zich van de ged.itlile van Gods tegenwoordigheid ; zij aanzig deze woorden denk aan mij als een gebod ; om haar hel best van deze geduchtcri le overtuigen, verbeeldde zij zich dat zij, gelijk visschen in het water, in deze heilige tegenwoordigheid leefde, er zich in bewoog en er van omringd was; en niets ter wereld was er in slaat om deze ge-dachio, baar zoo eigen als hej leven, voor een enkel oogenblik van haar te verwijderen. Deze woorden : Ik zal .steals aan u denken, hadden haar eer. zoo groot betrouwen op God ingeboezemd, dat zij in eene volkomene overgeving aan di' goddelijke Voorzienigheid, niets anders foekendu dan aan haren hemelschen Bruidegom te behagen, met voor hem te arbeiden of te lijden, zondereenig inzicht van vergelding, maar enkelijk om baar leven te mogen overbrengen in de innigste vereeniging met hem.
Dit haar onbeperkt betrouwen was niet alleen hot richtsnoer barer inzichten en werken, maar ook van hare raadgevingen en onderrichtingen ; wanneer iemand haar eenige vrees of kommer te kennen gaf, hei haalde zij
telkens d^ze woorden : « Waartoe dient toch al uwe be-kommering? Laat de Voorzieniglieid geworden ; in het midden der grootste gevaren heeft zij de oogcn op u gevestigd — heb betrouwen — zij zal n steeds behoeden.» Van hel betrouwen op de Voorzienigheid was zij dusdanig doordrongen, dal zij er schier aanhoudend van sprak. Ook heeft zij in het hoek dat zij opgesteld heeft, eene onnavolgbare verhandeling over de Voorzienichoid geschreven, waarin zij de eigenschappen en regels der volmaaktste overgeving aan den goddelijken wil beschrijft, met die verhevene en tevens vatbare denkwijze welke al hare schrifien onderscheidt.
Hoe aangenamer eene ziel aan God en hoe meer zij aan zijnen dienst verknocht is, des te meer is de afgunstige vijand der zaligheid er op uit om haar door allerlei bekoringen te beslrijden. God, alhoewel hij niemand bekoort. Iaat somlijds de bekoringen toe, zonder noglans tegedoo-gen dat men boven zijne krachten hekoord worde. De bekoringen zijn voordeelig en zelfs dikwijls noodzakelijk, om den mensch in den staat van ootmoedigheid te houden. De heilige Ponlus, gelijk hij zdve getuigt, werd door den prikkel des vleeschns geteisterd, ten einde dat de menigte der veropenbaringen hem niet zouden verhoovaardigd hebben. De Heer , nadat hij hem driemaal had gevraagd om er van verlost te worden, gaf hem voor antwoord : Mtme tralie is u genoeg ; nxml de deugd wordt in de zwakheid versterkt (i). God, nadat hij Calharina genoegzaam onderricht had om met betrouwen legen de bekoringen te strijden, gaf haar de gelegenheid om zijne lessen werkstellig te maken. Hij liet den duivel toe den strijd te beginnen. De oude slang, reeds lang woedend van af-
(4) If. Cor. xn. 7.
gunst en schuimbokliRnd , gelijk een bloedzuchlig dier dat, aan kelencn vaslgckluisterd, zijne prooi beloert, viel de heiiigo bruid van Jesus aan door allerhande middelen van bekoringen , bekwaam genoog om zielen die niet beschut en gewapend zijn met hel misltouwen van zichzelven en mei hel bcironwenop God, te overwinnen. Calhariaa, in do school van haren goddelijkcn Meester onderwezen , was overtuigd dat zij uit haar zelve zwak en krank was en dat zij, wou zij zegepralen, de genade wnardoor men alles vermag , van noode had. Daarom bad zij God om de gave van sterkte ; zij bleef ze, gedurende verscheidene dagen aanhoudend afsmeeken, en God, door haar vurig en standvastig gebed bewogen, gaf haar de volgende onderrichting ; ii Wilt gij de sterkte bekomen, mijne dochter , dan moet gij mij navolgen.— Door mijne almacht zou ik de pogingen van den duivel gemakkelijk kunnen beletlen, en ik zou ze nog door andere middelen kunnen verijdelen; ik heb u door mijne voorbeelden willen onderwijzen ;ik heb de macht dor hel door het kruis overwonnen ; het is daarom dal ik u door den weg des kruises wil doen leeren zegepralen. Het kruis dus tot beschutting genomen, en gij zult machtig zijn tegen den vijand. — Verdraag de pijnen en kwellingen niet alleen met geduld, maar met behagen. Houd uil liefde tot mij dc zoetigheden voor bitterheden en de bitterheden voor zoetigheden , en wees verzekerd dat gij altoos sterk zult wezen.» Van dan af ontving de leerzame maagd de beproevingen met vreugde en dankbaarheid ; zij scheen geen ander genoegen te hebben dan in smarten en ellenden. Dc gebeden welke zij schriftelijk nagelaten heeft, getuigen dat al haar verlangen was meer en meer te mogen lijilen ; zij had noch rust noch duur, wanneer zij zonder pijnen was , omdat zij zich als eene onnuttige en onwaardige dienstmaagd des Hcercn aanzag,
— 113 —
eu omdat zij wist dat de sterkte en de verdiensten door de kruisen moeten bekomen worden.
Zekerlijk, indien er voor de zaligheid der menschen iets beter, iels nuttiger ware geweest dan het lijden, Cliristus zon hel door zijn woord en door zijn voorbeeld geloond hebben. Maar zijn gansch leven is een kruis en eene marteling geweest. Nu vermaant hij al degene die hem wenschen te volgen, gelijk eertijds zijne leerlingen die hem volgden , lot het dragen van hel kruis en zegt; Indien iemand na mij vjil komen, dal hij zich zeiven ver-loochene , dat hij zijn kruis opneme, en mij volge (i).
Gelijk Calharina dus moei men op God betrouwen , ten einde de slerkle van boven (e verwerven en het vleesch in onderwerping le houden ; en bovendien moet men met het geloof gewapend en met het kruis van Jesus-Christus, geteekend zijn om den helschen vijand niet le vreezen te hebben.
Nadat de Heer zijne welbeminde bruid de middelen van sterkte had geleerd, liet hij den duivel geworden. Hoe hij haar die zijne belangen eens zoo edelmoedig zou moeten verdedigen, met alle soorten van voorrechten anderszins ook voorkwam, zoo nam hij noglans haar niet uit van den strijd dien de grootste Heiligen zelfs hebben te overwinnen gehad. De onschuldige maagd wierd, gelijk eene stad die men stormenderhand poogt in le nemen, aangevallen en belegerd, door eene menigte helsche gedrochten welke op haar vergiftige schichlen van onkuischheid uitwierpen. Zij word overvallen en als omringd van alle slag van onoerbare denkbeelden en ingevingen die op hare maagdelijke inbeelding, steeds gewend aan goddelijke verschijnsels, zoo eene levende ind-ukkiug maakten
(1) Luc. IX. K.
- m —
dnt z:j wezenlijk onfuclUige woorden scheen te, hoorea en voo:- hnre oogen schandige voorwerpen schoen le zien. Alsof z:j bczelen ware geweest van den onzuiveren geest, wierd zij nacht en dag en overal waar zij zich wendde of keerde, door die verleidende denkbeelden gekwollen en tol zonde aangelokt. De; kloekmoedige minnares der zuiverheid verfoeide de ingevingen van den duivel en begon met eene verdubbelde slrengheid hare zinnen en zintuigen als zoovele huisvijandeu le bestrijden, om het kwaad in zijnen oorsprong te dempen ; zij verstierf, kastijdde en goeselde haar zwak lichaam met eene ijzeren kelen en met eene roede van ijzeren punten voorzien zoodanig, dat hei blof'd ter aarde slroomd ', en om het geen oogenblik rust meer le geven, beroofde zij zich teenemaal van den slaap De bekoorders zagen daarom van hunne lot zonde lokkende onderneming niet af. Om haar met nog meer arglistigheid in hunn; strikken te trekken, namen zij de gedaante aan van personen die, alsof zij met haar medelijden hadden, haar kwamen beklagen en raad geven ; « Ellendig schepsel dat gij zijl., zegden zij haar, waarom u zoo nulleloos geplaagd? — Met al uwe overtollige strengheden zult gij niets winnen ! — Denkt gj het alzoo te kunnen blijven uilhouden? — Met uw lichaam op zoo eene onmenschelijke wijze le mishandelen en uwe handen met uw bloed le besmeuren, maakt gij u aan zelfsmoord plichlig. Zie dus van die uitzinnigheden af eer dat gij er onder bezwijkt. — Gij kunt in do wereld nog zooveel vermaak en zoovele wellusten smaken. — Gij zijt jong en fraai. — De bloem van den schoonsten leeftijd ontluikt nog maar ; de natuur is nog niet zoo zeer verslapt cn uitgeput, dal gij, zoo gij onzen raad volgt, binnen korten lijd alle uwe krachten zult hernomen hebben. — Ga den huwelijken slaat aan en, gelijk zoo vele andere
— 115 —
vrouwen, zult gij den eindpaal van uw creluken genoegen niet kennen. — Gij verlangt aan God Ie behagen ; welnu, hoevele vrouwen zijn er in den echlenslaat heilig geworden, zooals eene Sara, Rebecca, Lia, Rachel en meer anderen ? Waarom eenen levensstaat verkiezen waarin gij zekerlijk niet zult kunnen volharden ? gt;gt;
Calharina gaf aan deze verleidende redeneringen noch gehoor noch antwoord ; zij wist hoe lichl men bedrogen wordt, wanneer men met de bekoringen redekavelt ; omdat do vijand er steeds op aanlegt om, van zoohaast men op zijne aanloksels aandacht neemt, door de behendigheid van twistreden te bedriegen en te overwinnen. Onze voorzichtige maagd deed gelijk elko ziel doet, die door de liefde met God vereenigd is ; den bekoorder niet kunnende ontvluchten, verachlle zij zijne ingevingen, en ▼luchtte zij door het gebed tot haren Bruidegom. Hem hare belofte van zuiverheid bevelende, bad zij aanhoudend zoolang de bekoring duurde ; « Mijn God, red, help mij, ik verga, laat mij niet aan mijne zwakheid over. — Zonder u kan ik niets en door u vermag ik alles. » Zij bad niet om er van verlost te worden, gelijk de heilige Paulus, maar zij smeekte de noodige sterkte af om er aan te wederstaan.
De booze geesten, ziende dat zij door redekavelen niets wonnen, ondernamen eene andere soort van bekoring, Zij verschenen aan h?ar, verbeeldende mannen en vrouwen die in hare tegenwoordigheid de eerlooste wnlpschheid bedreven en haar hoofd , oogen en ooren door hunne oneerbaarheden verbijsterden en deden duizelen; zij volgden haar overal, haar door streelende aanlokkingen uitnoodi-gende om in hunne gruweldaden deel te nemen. God alleen weet wat al afgrijselijke folteringen hare zuivere «iel, gedurende de bekoringen legen die heilige deugd
— 116 —
voor welke zij eene eerzuchtige liefde had, niet heeft te doorslaan gehad 1 Zij had schoon oogen en ooren te sluiten, die afschuwelijke verbeellenisseu zweefden allijd voor haren geest. Terwijl zij de bekoringen, naarmate zij toona-men, zoo door strengheden als gebeden bestreed wierd zij door de kwelling van kleinmoedigheid overvallen.
Doordien haar goddelijke Bruidegom, die haar zoo menigmaal placht te bezoeken, te troosten en raad te geven , haar geenen bijstand hoegenaamd, heizij zichtbaren heizij onzichlbaren, scheen te geven, wierd zij door de droevige gedachLe gekwollen dal zij verlaten en verstoeten was van Hem die heieenig voorwerp harer liefde was. Deze bekoring was, gelijk al de anderen, onbekwaam om haar betrouwen te verminderen. Met denzelfden ijver bleef zij 'n hare gewone oefeningen volharden, ondanks de walging, den tegenzin en de dorheid die zij in het gebed te boven had le komen, uaar hel voorbeeld van Jesus die , wanneer hij bedroefd was tot de dood toe, zijn gebed verlengde. Het was ook dit middel dat zij naderhand gewoon was anderen aan te bevolen : « Het gebeurt somwijlen, zegde zij dikwijls aan hare leerlingen, dat eene ziel die God bemint, hare vurigheid voelt verflauwen ter oorzake van zekere bekoringen welke de Voorzienigheid toelaat. Heeft zij het ongeluk van hare geestelijke oefeningen, gebeden, overwegingen en verstervingen achler te laten, omdat zij gelooft van de gevoelige verlrooslingeu beroofd le zijn, dan is zij in de naaste gelegenheid van lauwheid. Deze oefeningen slaken , terwijl men door bekoringen bevochïen wordt, is de wapens van Jesus-Chrislus, die ons onoverwinnelijk maken, afleggen in het midden van den strijd, wanneer zij het meeste noodig zijn. Eene getrouwe ziel, wanneer zij hare vurigheid voelt verslappen, hoe droog, hoe dor zij haar ook gevoelt,
— 117 —
verre van iets van hare geestelijke oefeningen te verminderen of te verkorten, in de gedachte dal zij niels goeds verricht, volhardt en verdubbelt ze zeifs. » Dusdanigen raad gaf Calharina aan anderen, dusdanigen regel volgde zij, wanneer zij zich in eenen staal van dorheid bevond. Nooit gaf zij in dergelijke omstandigheden zich aan moedeloosheid over; integendeel, volgens de raadgevingen van haren goddelijken Meester, wekte zij legen haar zelve eenen heiligen haal op, zich in dezer voege toesprekende : «O verachlelijksle aller schepselen ! Gij durft u inbeelden eenige vertroosting waardig le z jn ! Herinnert gij uwe zonden niet meer? — ^Vat stelt gij u voor, rampzalige die gij zijl ? —Gij wilt vertroostingen smaken, gij die in plaats van zoetigheden, nog gevoeligere bilterhe-den verdiend hebt! — Gelukkig zult gij u mogen achten, zoo gij, met uw leven lang dorheden en duisternissen te verdragen, de eeuwige veroordeeling zult ontgaan. — Waarom u dan ontmoedigd en bedroefd alsof gij verongelijkt wordt ? — Indien gij de hel ontsnapt, zal de eeuwigheid dan niet lang genoeg zijn om door Jesus-Christus getroost te worden ? — Niet om op aarde zoetigheden te genieten hebt gij verkozen hem le dienen, maar om hem eens te bezitten in den hemel. — Bedank God omdat hij u waardig oordeelt om beproefd le worden. » I!oe zeer zij den prins der hoovaardigheid door deze ootmoedige belijdenis beschaamd maakte, zoo bleven de bekoringen haar nogtans voortdurend kwellen ; zij waren hel hevigste in hare kamer; het was daarom dal zij zooveel tijd mogelijk in de kerk overbracht, omdat zij daar meer gerust gelalen werd.
Op zekeren dag, terwijl zij in het gebed was, zegde één der booze geesten haar : « Ellendig schepsel, wat wilt gij doen ? — Rekent gij geheel uw leven in dezen
— Ii8 —
ongelukkigcn slaat over to brengen ? — Wij zullen niel ophouden u te kwellen zoolang g'j aan ons verzoek niet toestemt. » Het was aisdan dat zij indachtig wierd de raadgeving welke God haar had gegeven, toen zij hem de gaaf van sterkte vraagde en, den bckoorder me!, kracht toesprekende, zegde zij ; « Ik heb de kwellingen en smarten verkozen voor m jne verlroostingen ; dus in plaats dal het mij verdriet, is en zal het mij altijd aangenaam zijn uwe kwellingen, j t, zelfs nog geweldigere aanvallen te mogen lijden uit liefde voor mijnen Zaligmaker, zoolang het aan Zijne Majesteit zal behagen. — Al mijn bolrou-wen is in mijnen lieer en God. » Op deze woorden nemen de duivelen vol schaamte de vlucht en het afgrijselijk onweer der bekoring dat haar, gedurende verscheidene dagen, zooveel smart en angst had doen uitstaan, verdween eensklaps, en zij bedankte haren Verlosser die haar, met haar sterkte te geven, den zegepraal had doen behalen.
Op ditzelfde oogenblik wordt hare kamer door eene hemelsche klaarheid bestraald ; in het midden van dit schillcrend licht, verschijnt do Zaligmaker, op hel kruis genageld, gansch misvormd en met wonden en bloed overdekt. Onze Heer, haar bij den naam noemende, zegt: « Mijne dochter, Ca (har r na, aanschouw en zie wal ik al heb moeten lijden uil liefde tot u, en het zal u niet lastig vallen om voor mij le lijden. » Calharina, deze teedere woorden hoorende, is verbaasd en valt op haar aanzicht plat ter aarde en zegt ; «Heer, hel is dus voor mij dat gij deze wonden ontvangen hebt; zie, ik ben bereid om tot uwen dienst en tol uwe glorie al de pijnen te lijden welke gij voor mij en voor mijne zaligheid geleden hebt. » Deze verschijning verdween of liever de Zaligmaker nam de gedaanle aan waarin hij gewonelijk aan haar
— 119 —
verscheen. Hij sprak met haar geineonzamclijk ; haar trooslcnde cn aanmoedigeiule om in de bekoringen allijd te bi.lden, beloofde hij haar van steeds mei hnar le zullen wezen, om haar in den slrijd le ondcrsleunen en de overwinning 1« helpen behalen. Op ditzelfde oogenblik wierd zij de genade dezer belofte gewaar ; al hare kwellingen cn duislernissen verdwenen, gelijk de sdiadtiwe voor de zon, en in eene verrukking van dankbare vreugde riep zij uil ; « Waar waart gij, fleere, loen mijn hart door die menigie van onzuiverheden gekwollen werd ? De Zaligmaker antwoordde : — Ik was in uw hart. — Calharina hernam ; — Met al den eerbied dien ik aan de waarheid uwer woorden cn aan uwe Majesteit toeken, neem ik de vrijheid u le vragen, hoe het mogelijk was dat gij in mijn hart waart, terwijl het met de viiilsle en schaiuligste gedachten vervuld was? — Toen vraagde de Zaligmaker haar ; — De gedachten of bekoringen hebben die in uw hart vreugde of droefheid, vermaak of verdriet veroorzaakt? — Ach ! Heer, riep Calharina uit: de grootste droefheid, de grootste smart. — Welnu, zoo ging de Zaligmaker voort, hel was omdat ik in uw hart was dat deze gedachten u onverdragelijk waren en u bedroefd maakten ; gij hadt er oenen afschrik van en het was daarom dat gij ze zocht te verwijderen, en omdat gij zulks niet konde, waart gij bedroefd. Ik verdedigde uw hart, terwijl ik u uiterlijke aanvallen loeliel voor zooveel zij u Ier zaligheid konden dienstig zijn. W.mneer nu de tijd, voor den strijd bestemd, vervuld was, zond ik mijne stralen van buiten, en de helsche duisternissen verdwenen ; want z:j kunnen met het licht niel beslaan. Ik h-'b u immers geleerd dal de beproevingen dienstig zijn om de sterkte le bekomen en dat gij ze, volgens m jn welbehagen, mef vreugde lijden moest. Door de verschijning
— 120 —
mijner tegenwoordigheid zijt gij er van verlost, omdat gij ze rael zooveel bereidwilligheid ontvangen hebt. En-kelijk het lijden op zich beschouwd behaagt mij zoo zeer niet, maar het is voornaineiijk de wil die het kloekmoe-diglijk verdraagt. Tol vergelding uwer edelmoedigheid in hel bestrijden, zal ik u voortaan dikwijlder en gemeenzamer bezoeken. »
De verschijning verdween, en Calharina bleef onder den invloed van zulk eene vreugde en zoetigheid , dat het door geene woorden kon uitgesproken worden. Doordien het de eerste maal was dal Onze Heer haar bij den naam noemde, was haar hart verrukt, wanneer zij deze woorden : Mijne dodder Calharina, haar met zooveel minzaamheid hoorde toegestierd worden. Meermaals heeft zij aan haren biechtvader verklaard dat al de krachion harer ziel eene nieuwe aandoening van vreugde gevoelden, telkens dat de gedachte dezer gunst haar in 't geheugen kwam.
God liet naderhand van tijd tot tijd nog toe dat de duivel haar kwam bekoren ; maar, geiijk hij haar beloofd had, wist zij eiken keer hem door de wapens en het schild des gebeds te overwinnen. Ook was zij gewoon deze middels aan te raden. « Het gebed, zegde zij, is een schild dat ons in den strijd beschermt en verdedigt ; het gebed versterkt de ziel in de hevigste bekoringen. »
Wanneer zij op zekeren dag aan haren biechtvader over eene menigte gunsten die zij ontvangen had, sprak, verhaalde zij hem, dat zij, zoo menigmaal zij zich door hevige bekoringen voelde aangevallen worden, haren welbeminden Heer smeekte van haren val niet loe te laten, maar hare lichamelijke kwalen , zooveel hij hel zou goedvinden, te willen vermeerderen ten einde dat zij.
— 121 —
doorziekte en pijnen overvallen, beter in staat zou wezen om de aanloksels lot zonden te bestrijden ; omdat , zegde zij , het lijden het krachtigste wapen is om de aanvallen van haren vijand te verijdelen. Haar goddelijke Meester verhoorde haar verzoek ; dikwijls is het gebeurd dat zij op het oogenblik dat zij bekoord werd, eensklaps ziek viel en dat zij schielijk genas, zonder ooit eenige geneesmiddelen te gebruiken. God gedoogde dit alles tot hare meerdere heiligheid; hare ziekte zoo wel, als hare genezing was een oprecht wonder. » Dikwijls, zegde zij op eenen anderen keer aan haren Biechtvader , maken de duivels gebruik der toelating om mij te bestrijden ; maar door de kracht Gods die niemand boven zijne krachten laat bekoord worden , worden zij weerhouden mij tot zonden te brengen ; maar ik laat hun toe dat zij mij allerlei inwendige pijnen doen lijden. » Zij verdroeg ze met eene groote kalmte van geest, zonder er zich over te beklagen ; integendeel zij dreef den spot met de laagheid en uitzinnige woede der helsche machten.
De hcmelsche Bruidegom, gelijk hij aan Catharina beloofd had, bezocht haar van dien stond af met eene gemeenzaamheid die, indien men niet wist dat God wonderlijk is in zijne Heiligen, ongeloofelijk zou schijnen. Hij verscheen haar nu vergezeldschapt van zijne heilige Moeder, dan van den heiligen Dominicus en niet zelden van beide te gader ; somtijds van de heilige Maria-Mag-dalena of van den ééue of anderen Heilige en somtijds van verscheidenen te zamen ; doch meerendeels kwam hij alleen en hield met haar de drukste en gemeenzaamste onderhandelingen, gelijk twee boezemvrienden. De welwillende lezer zal, zoo ik hoop, het mij niet ten kwade duiden, al is 't dat ik er eene menigte min belangwekkend voorbijga.
£
— 122 —
De Voorzienigheid had het waarschijnelijk zoo geschikt ; Calharina, alreeds zestien jaren oud , had zich nooit in de lees- of schrijfkunde geoefend. Van stonden af dat zij zuster geworden was van de Derde-Orde, begon zij haar toeteleggen om te leeren lezen ten einde do uren der kerkelijke getijden te kunnen zeggen, volgons het gebruik der Orde (i). Na eenigo weken met ééne harer medezusters besteed te hebben in het leeren der letters, kreeg zij de gedachte om de gave te vragen ten einde zonder lijd te verliezen te leeren lezen.
Op zekeren morgen in hol gebed , zegde zij lot God ; «Heer, indien het u behaagt dat ik de uurgelijden leze en uwe lofzangen zinge, leer mij dan al wat ik niet alleen leeren kan. Is het u aangenamer dal ik onwetend blijve , ik onderwerp mij volkomenlijk aan uw welbehagen ; met genoegen zal ik aan de overweging besteden al den lijd dien gij tot mijne beschikking zult laten. » Gedurende ditzelfde gebed leerde onze Heer haar zoo goed da l zij van op dit oogenblik alle soorten van geschriften zoo vlug en zoo duidelijk lezen kon als de geleerdste personen. Het wonderste van al nog ! Zij las uitermate wel , zonder dat zij de letters afzonderlijk noemen of de woorden spellen kon. God liet dus een altijddurend bewijs van het wonder dat hij willen doen had.
Catharina, om zoohaast mogelijk de leeskunde die zij bovennatuurlijker wijze had aangeleerd, te benuttigen , bezorgde haar getijdenboeken en zij begon de Psalmen en al wat tot de kerkelijke uurgebeden behoort, te lezen. Gelijk er niets bij toeval geschiedt, zoo mag men onder-
(1) Van den lijd af dat de Derde-Orde ophield van krijg te zijn, doet een schrijver opmerken, wierd het gebruik ingevoerd van de Onze Vaders die in het begin voorgeschreven wierden, te vervangen door de kerkelijke getijden en veelal door het officie van 0. L. V.
— 125 —
stellen dat Catharina tot dien ouderdom toe door ceno schikking van God ongeletterd was gebleven. Was het om zijne almacht te doen uitschijnen of om zijne uitverkorene bruid met zichtbare voorrechten te begunstigen ? God weet zijne inzichten ! Wat er ook van zij ; alsof hij geheel hare opvoeding op zich genomen had, wilde hij haar niet alleen in de geestelijke, maar ook in de letterkundige wetenschappen onderwijzen. Het is aldus dat God, alhoewel hij al zijne Heiligen met zonderlinge genaden voorkomt , aan ieder hunner niet dezelfde gaven verleent, opdat zijne almacht en goedheid zoowel afzonderlijk in elkeen in 't bijzonder, als algemeen el ijk in allen uitschijnen. Even als de veelvuldigheid der schepselen een des te grooter bewijs van Gods grootheid is omdat er, zelfs onder dc eenslachtigen, niet een gevonden wordt dat aan een ander gelijkt, zoo mag men zeggen van de Heiligen die allen van malkaar onderscheidel ijk zijn door kenmerken van bijzondere genaden, die elk hunner ontvangen heeft, en daarom is het niet te bewonderen dat er van sommigen dingen gemeld worden, die men noch gehoord noch gezien heeft.
X. HOOFDSTUK.
CATHARINA DOET DE GESCHAPENE ZAKEN DIENEN OM IN HAAR
GEDACHTEN VAN GOD OP TE WEKKEN. - HOE ZIJ GOD
ONMIDDELLIJK IN ZIJNE VOLMAAKTHEDEN BESCHOUWT. — HARE VERRUKKINGEN EN OPGETOGENHEDEN. — HARE VERSCHILLENDE 'UITERLIJKE BEWIJZEN. — VERSCHEIDENE VERSCHEIJNINGEN EN HEMELSOIIE ONDERHANDELINGEN. — WAT MEN HAAR GEDURENDE DE GEESTVERRUKKINGEN HOORT ZEGGEN. — HARE WONDERE ZIEKELIJKHEDEN EN GENEZINGEN. —1364 - (17).
De heilige Thomas leert dat de beschouwing, in den hpogsten graad geoefend, zoo lang men op aarde leeft, niet aanhoudend wezen kan, maar dat hare uitwerksels duurzamer zijn. Deze zijn voornamelijk de liefde waardoor het hart ontstoken is en het licht dat de ziel, terwijl zij in het aanhoudend overdenken verzameld en verslonden is, overvloedig ontvangt en bijblijvend geniet in het opspeuren der goddelijke volmaaktheden welke in de schepselen uitschijnen. Catharina had door de nauwkeurige uitvoering der raadgeving, welke haar goddelijke Meester heur gaf, zeggende : Denk aan mij, de gewoonte aangenomen van alle zichtbare zaken te doen dienen om haar hart en haren geest met godvruchtige en heilige bedenkingen bezig te houden. Al wat zij hoorde, al wat zij zag, al de schepselen en voorwerpen waren als zoovele spiegels waarin zij de volmaaktheden, dc grootheid , goedheid en liefde van den Schepper afgebeeld zag, waren als zoovele beweegredenen om hem dadelijk en aanhoudelijk te loven en te beminnen. Dikwijls zag men haar in overdenking staan bij bloemen , waarin zij bijzondere stof van godvruchtige bedenkingen scheen te vinden. Na ze een
— 12b —
weinig beschouwd te hebben, keerde zij haar aanzicht, en hare oogen hemelwaarts en hare armen kruisgewijze op hare borst gedrukt, scheen zij den Schepper dezer planten te bewonderen , te loven , en te aanbidden ; in deze houding van aanbidding door de goddelijke liefde in kwijning gebracht, hoorde men haar somtijds met volle stem en cp eenen zoetluidenden toon lofzangen zingen, die haar door den heiligen Geest schenen ingegeven le zijn. Op die oogenblikken van heilige aandoening, was haar aanzicht ontstoken en hare oogen glinsterden van eene aangename klaarheid. Men kon haar in dien slaat van opgetogenheid niet zien, zonder ingenomen te worden door de aantrekkelijkheid der goddelijke liefde, waar zij van overstroomde.
Het was alzoo dat zij op op alle tijden en plaatsen stof vond, zoo wel om over God te spreken als om aan hem te dekken. Eene plant, een miertje zelfs was haar genoog om Gods werken te doen bewonderen, zeggende : « Deze diertjes zijn zoowel als wij voortbrengsels van Gods heilige gedachte; om ze te doen beslaan, heeft hij zooveel zorg besteed als om de Engelen le scheppen, » Wanneer zij weiden in den bloei zag slaan, zegde zij ; « zie en bewonder, hoe alles God verheerlijkt en zijnen lof verkondigt. De roode bloemen die gij daar open ziet staan, verbeelden ons de bloedverwige' wonden van Jesus. » Zij wist uit alles gelijkenissen te trekken, welke zij om godvruchtige gedachten te doen hebben, aan deugden of iets stichtend toepaste ; zoo zag zij in de lelie die zij uitermate lief had, het zinnebeeld der zuiverheid, in de roos dit der liefde, in de violotten dit der ootmoedigheid.
Met eene zekere behendigheid wist zij bloemen samen te vlechten bij wijze van kruisjes en van dergelijke voorwerpen van godvruchtigheid die zij uitdeelde om de liefde
— 126 —
Gods in de harten op te wekken. De Legende die dil verhaalt, voegt er bij, dal het gebruik welk er in Italië bestaat, van hare beelden en autaren met bloemen te versieren, daarvan is voortgekomen.
Eene beschouwende ziel werpt hare blikken somtijds wel eens op de werken Gods, naar het voorbeeld van David, den arend van het beschouwend leven, en zegt. somwijlen ; Uwe werken , o mijn God .' zijn wonderbaar, en mijn hart is innig aangedaan door al wat ik er van he-grijp (i). Maar, wanneer de ziel tot een hoogeren graad van beschouwing komt, maakt zij slechts in hel voorbijgaan gebruik van de beschouwing van Gods werken, als van den eersten trap eener leer, om rechtstreeks naar God op te klimmen. Men moet de beschouwing der schepselen niet oefenen als eene loutere nieuwsgierigheid, zegt de heilige Augustinus ; men moet er trappen van maken om hooger en hoogcr op te klimmen tol de kennis der goddelijke waarheden. Het was in dezen zin dal David, toen hij in de overdenking van de schepselen lot God opsteeg, hem zegde ; Ik heb beschouwd al wat gij gedaan hebt ; ik heb de werken uwer handen nagedacht; ik heb mijne handen tol u opgeheven. Hij was van liefde ontstoken in de beschouwing der schoonheid, de grootheid en orde van al de zienolijke dingen.
Het was in dien spiegel der geschapene zaken, waarvan de H. Paulus spreekt, dat Catharina de goddelijke schoonheden beschouwde ; alles bracht haar lot de gedachte van God. Doch, God beminnende met eene liefde die boven alle maat overloopt, deed zij op den weg der volmaaktheid een zoo snellen voortgang dat zij eer scheen te vliegen dan te loopen. Hare onverplichlende mondge-
(1) Ps. CXXXVI1I. 2. 3.
— 127 —
beden allengs achterlatende, hield zij zich bezig met louter goddelijke zaken te overdenken ; hare gebeden waren eene soort van beschouwing waarin de ziel, door eene heilige vervoering van liefde gedreven, haar rechtstreeks tot God verheft en door het licht des geloofs hare blikken op hem gevestigd houdt als op een wezen oneindig schoon, oneindig goed, oneindig beminnenswaardig, Alsof zij God door het geloof aanschijn aan aanschijn zag, verslonden in de bewondering zijner onbegrijpelijke schoonheid en volmaaktheid, nam zij, als door de kracht van één zekeren zeilsteen getrokken, hare vlucht naar omhoog, om ze van zoo nabij mogelijk te aanschouwen; door de hevigheid des verlangens om er mede vereenigd te zijn, vervoerd, verhief zij hart en geest uit al hare krachten boven het aardsche om ware het mogelijk geweest, hemelwaarts op te vliegen, even als de visschen di.'v in het water zwemmende, in rgt;ne soort van vreugdevervoering, somwijlen zich boven het water werpen alsof zij zich boven de grenspalen, hun door de natuur voorgeschreven, wilden verheffen.
Van zoohaast de Godminnende bruid van Christus de bidwijs van loutere beschouwing, zonder het voorstellen van denkbeelden, oefende, wierden hare geestverrukkingen menigvuldiger ; nauwelijks begon zij te bidden of zij was ontgeest en van het gebruik der zinnen beroofd. Dikwijls is het gebeurd dat de enkele gedachte van God haar door de verrukking van inwendige vreugde vervoerde en dat zij, door de zoetigheid der vertroosting als overstroomd, in eene overmaat van liefde bezweek (i). Zulks geschiedde meestal ten tijde van het gebed en tel-kereize na de heilige Communie wierd en blijf zij som-
(1) Ps. lxxvi . i.
— 128 —
tijfis gedurende drie uren ontgeest. Dan zonk zij zachtjes in één, gelijk iemand die in onmacht valt. Aan geheel hare gesteldheid te oordeelon zou men wellicht gezegd hebben dat hare ziel, zoo zeer het kon, van het lichaam gescheiden was. Al hare lidmaten waren onbeweeglijk, onbuigzaam en stijf; de uiterste deelen des lichaams, zoonis de handen en voeten, trokken in één en werden gevoelloos; hare vingers klampten en grepen zich met geweld vast aan al wat zij raakten, en men zou ze eer gebroken dan los gekregen hebben ; hare oogen waren zonder te blikken gesloten ; haar hals was zoo stijf dat men hem zonder breken , niet zou kunnen verroeren hebben. Hare moeder die zich weinig verstond aan ont-geesting, wilde op zekeren keer haar hoofd dat zoo deerlijk voorover gebogen hing , wat oplichten. Ééne der medezusters van Catharina er gelukkiglijk aanwezig, verzocht van haar niet te verroeren uit vreeze van haar leed le doen ; inderdaad, Catharina heeft, nadat zij tot haar zelve gekomen was, verklaard , dat zij in haren hals zulk een hevige pijn gevoelde alsof men haar een zwaren slag toegebracht had en dat, bijaldien hare moeder had gepoogd haar hoofd met geweld op te heffen, haar hals ongetwijfeld zou gebroken zijn geworden.
Menigmaal heeft men niet zonder verwondering, opgemerkt, wanneer zij met de vurigheid des harten bad en wel voornamelijk, wanneer zij uit hoofde van dringende noodwendigheden, hare smeekingen met eene soort van heilig geweld scheen hemelwaarts te willen sturen, dat haar lichaam drie en vier voeten boven den grond werd opgeheven en, zonder door iets natuurlijks ondersteund le zijn, in eene biddende houding, onbeweeglijk tnsschen hemel en aarde bleef hangen ; het was, zou men mogen zeggen, alsof het lichaam de ziel, die, terwijl zij bad.
— 129 —
in den hemel als in God verslonden was, scheen te willen volgen. Gedurende die stonden van verrukking en opgetogenheid, had men schoon haar lichaam te trekken, te schudden, te stooten, zelfs te slagen, met naalden te doorsteken en te wonden, zij was en bleef ongevoelig en onbeweeglijk.
De stem der gehoorzaamheid alleen hetzij van haren zielbestierder hetzij van eenen op haar gezaghebbenden persoon kon haar uit dezen staat tot bewust zijn roepen. Zij bad altijd geknield zonder stoel of leunbank. Somtijds had zij hare handen samen gevouwen een weinig opgeheven tot tegenover haar aanzicht ; somtijds de armen zoo hoog mogelijk hemelwaarts uitgereikt, maar dikwijlen bad zij ze kruisgewijze op hare borst gedrukt; somtijds had zij de oogen neergeslagen en het hoofd voorover gebogen, en zeer dikwijls had zij het aanzicht en de oogen naar omhoog gericht, onbeweeglijk starende alsof zij den hemel open en God op zijnen troon van Majesteit zag. Deze hare biddende houding geleek zeer wel aan een beeld van eenen engel in aanbidding. Zij bleef gewoonlijk in dezelfde houding, wanneer zij van de aarde werd verheven. De schuilhoeken waren hare voorkeurige bidplaatsen. Wanneer zij op zekere vastgestelde uren van den dag in de kapel der Derde-Orde benevens hare medezusters niet op hare plaats moest knielen, dan bad zij in den eenen of anderen hoek der kerk, zoo dicht mogelijk bij een autaar.
Ons dunkt dat wij al de buitengewone gunsten welke God haar gedurende heure verrukkende gebeden schonk, niet onopgemerkt mogen voorbijgaan. Wij geven er hier eenigen welke wij aangeteekend gevonden hebben in de schriften harer leerlingen die tot de heiligverklaring hebben gediend. Terwijl zij op zekeren dag in de kerk
- 150 —
der Predikheeren in beschouwing was, verscheen haar de heilige Dominicus, en hield mei haar de gemeenzaamste onderhandelingen; daarna vergezelde hij haar van de kerk naar haar oudershuis, haar onderwege met eeno groole goedheid trooslende en aanmoedigende. Calharina was zoo verheugd dat zij wenschte te mogen sterven om met haren heiligen Vader naar het rijk der gelukzalige eeuwigheid te gaan. Wanneer zij op eenen anderen keer in dezelfde kerk bezig was met bidden, zag zij eensklaps onzen Heer nevens haar ; uit zijn hart kwam een schitterend licht dat de geheele ruimte van hel kerkgebouw met stralen vervulde. Op dit zicht wierd hel hart der maagd van onuitsprekelijke vertroosting overstroomd. Het licht verdween en onze Hoer leidde haar in den geest naar den hemel en liet haar gedurende eenigen tijd de vreugde der Gelukzaligen smaken. Deze voorbarige vergenoeging van haar geluk deed haar spijlen dat zij naar de ellenden der wereld moest wederkeeren ; maar haar welbeminde Bruidegom antwoordde dat hij aan haar verlangen niet voldoen kon, en dat zij zich moest tevreden houden met zijnen zegen, dien hij haar gaf als eenen verzekerden waarborg van zijnen goddelijken bijstand. Wanneer Ca-tharina tot het gebruik der zinnen kwam, zag zij zich gansch alleen in de kerk. Het gewoon uur van naar huis te keeren was reeds voorbij ; zij ging op staanden voet heen. Onder wege scheen zij bedwelmd te zijn van he-melsche genoegten. Zij wist niet ^aar zij ging, alsof zij door eene bovennatuurlijke kracht of hand geleid wierd.
Calharina, den vooravond van het feest van den heiligen Dominicus, in opgetogenheid zijnde, zag den heiligen Patriarch van heerlijkheid omgeven; eene menigle heilige zielen en dienaren Gods, welke de Orde der Predikheeren aan de Kerk en aan de hemel had gegeven, scheen er uit
— 151 —
zijn hart te komen. De heilige Petrus, Martelaar en de heilige Thomas overtroffen al de anderen in luister. Terwijl zij het geluk dezer verschijning genoot, wierd zij, ter oorzake dat zij hare oogen op iemand die in de kerk kwam, liet vallen, voor een oogenbiik verstrooid. Deze lichte fout stond haar duur; want terstond verdween de, verschijning, ofschoon zij er nauwelijks de oogen van gekeerd had. Van deze verschijning die ter oorzake harer verstrooidheid schielijk verdween, sprekende, zegde zij aan haren Biechtvader dat de heilige Maagd Maria, hare welbeminde Moeder, haar strengelijk had berispt, over hare zwakheid. Zij voegde er bij : « Ik was hierom zoodanig vernederd dat ik verwonderd ben niet gestorven te zijn van schaamte en droefheid. » Zij was en bleef ontroostbaar alsof er haar een onherstelbaar ongeluk overkomen was; zij beschuldigde zich in de Biecht van deze zwakheid, welke de menschen voor eene beuzeling zouden aanzien, als van eene grove zonde. Zij zegde aan haren Biechtvader ; « Zie, eerwaarde Vader, hoe krank en ellendig ik toch ben ; ik ben de schuld geweest dat ik deze verschijning die mijne ziel met eene onuitsprekelijke zoetigheid vervulde uit het oog verloren heb. Ach ! ongelukkige ! was ik op dit oogenbiik gestorven, mijne ziel zou het geluk niet gehad hebben van God onmiddelijk na mijne dood te gebenedijden en te aanschouwen. Dit haar leedwezen en spijt, bleven de gansche maand van Augustus voortduren. Men zou mogen gelooven dat de droefheid die haar zoo nauwgesteld geweten ontrustte, eenigzins gegrond was ; want Onze Heer alsof hij om deze onachtzaamheid zich beleedigd wilde toonen, bleef gedurende het overige der maand zonder met haar nog gemeenzame onderhandelingen te houden. Eene smartelijke berooving voorwaar voor eene ziel die gewoon is zich dagelijks in zulke hemelsche vergenoegingen te verlustigen.
Wanneer Onze Heer naderhand zijne gewone onderhandelingen hernam, vraagde Catharina hem van haar het, middel te willen leeren om nimmer van hem gescheiden te worden en van verzekerd te mogen zijn van hem, zonder verstrooidheid, aanhoudend in haren geest en in haar hart te bezitten. De goddelijke Meester beloofde haar van aan haar verlangen te voldoen en van haar, te dien einde, zonder ophouden te dwingen van, niettegenstaande de zwakheid en de loomheid der natuur, die waarachtige goederen te zoeken welke de vurigheid van de heilige liefde en van de ware godsvrucht bewaren. Hare onderhandelingen met Onzen Heer ontstaken haar meer en meer, en zij smeekte hem van haar welhaast uit deze wereld te trekken, waar zij zoovele gelegenheden van te verdwalen en te verslappen ontmoette ; maar zij ontving tot antwoord ; « De lijd is nog niet gekomen. — Ik heb het in mijne eeuwige raadsbesluiten anders beschikt. » God had voor oogwit haar te gebruiken om eene menigte verdoolde zielen zalig te maken ; hij wilde dat haar buitengewoon heilig leven zou dienen als een voorbeeld en opwekking lot de godsvrucht voor degene, welke gelijk blinden dwaalden.
Eens, terwijl zij bad, verscheen er haar een Engel, eenen krans van welriekende leliën in zijne hand houdende. Hij was, gelijk hij haar veropenbaarde, belast om, tot bewijs en vergelding van hare vlekkelooze zuiverheid, haar hoofd er mede te kronen. Deze hemeische leliën, zegde zij, overtroffen de onze in pracht en geur zoodanig dat zij geene woorden vinden kon om er de schoonheid van uit te drukken. Het was haar genoeg, voegde zij er bij, aan dezen kostelijken bloemenkrans te denken om inwendig door zulke vreugde overstroomd te worden dat zij van verrukking in onmacht viel.
— 133 —
Op eenen anderen dag, wanneer zij al knielende bad in hare kamer, gevoelde zij eensklaps eene drukking op haar hoofd. Verbaasd over zoo een ongewoon iets, recht zij zich terstond op en ziet aan haren rechterkant Onzen Heer die den heiligen Dominicus aan zijnen rechterkant had. In eene verrukking van liefde begint zij zachljes te zingen. Onze Heer en de heilige Dominicus beginnen met haar mede te zingen en alzoo zingen zij gedriën eenstemmig dit welluidend gezang eenigen tijd voort. Zij zongen waarschijnelijk de lofzangen welke de goddelijke Wijsheid den Engelen ingeeft die den troon van den Eeuwige omringen. God scheen haar te leeren en te gewennen aan al wat de Heilgen in den hemel doen.
Zij verhaalde eens aan haren Biechtvader dat zij do lofzangen der Heiligen in den hemel gehoord had. De welluidendheid hunner tonen was zoo zoet en aangenaam dat zij zich gansch verrukt gevoelde ; maar zij verstond de woorden niet van die hemelsche gezangen. « Gij moet niet gelooven, voegde zij er bij, dat deze hemelsche geesten allen op dcnzelfden toon zingen. Zij die op aarde het opperste Goed het vurigst hebben bemind, hebben in den hemel de schoonste en de verbevendste stem. » Het scheen haar dat de gezangen en stemmen van de heilige Maria Magdalena en van den heiligen Joannes Evangelist die der anderen overtroffen, omdat zij zich onder de anderen door hunne liefde voor den Zaligmaker onderscheiden hadden. Terwijl zij bezig was met hem te zeggen, dat de Heiligen Godin den hemel gedurig loven, omdat zij door loutere genade en barmhartigheid in het bezit der eeuwige gelukzaligheid zijn aangenomen geweest, wierd zij eensklaps door eene heilige aandoening getroffen en hare stem tot God verheffende, riep zij uit : «Ja, gij zijt Degene die zijne barmhartigheid toont aan al degene die het Lam al zin-
gende volgen en die de kronen van hunne hoofden nemen en aan de voeten des Lams neerleggen. » Dan zegt zij aan haren Biechtvader ; lt;■ Eerwaarde Vader, hoort gij nu die welluidende stemmen niet? Hoort gij Maria Magdaiena niet boven al de anderen uit? Hoe welluidend is hare stem en hoe wel doet zij in het koor der Gelukzaligen ? » Dan bleef zij onbeweeglijk naar deze hemelsche gezangen luisteren alsof zij ze inderdaad hoorde. Haar Biechtvader aan wien zij uit gehoorzaamheid alles bekend maakte, zegt dat zij, om zoo te zeggen, nooit zonder verschijningen of onderhandelingen met hemelsche geesten was ; zulks had doorgaans nog meer plaats ter gelegenheid van zekere plechtige feestdagen, waartoe zij haar met alle vurigheid bereidde om ze met des te meerdere godvruchtigheid te vieren, een gebruik dat, volgens de instelling der heilige Kerk, te allen tijde door de oprechte Kristenen is gepleegd eeworden. Catharina was reeds lans; voor het feest der
O QJ
Hemelvaart der Moeders Gods bezig met zich te bereiden. Eenige dagen voor de plechtigheid verscheen haar de Koningin der Engelen en liet haar zien hoe zij in het Rijk der Hemelen op eenen prachtigen troon van glorie aan de zijde van haren Zoon gezeten was. In deze verschijning zag zij tusschen den Zoon en de Moeder duidelijk een bloedig kruis opgericht worden. De dag brak eindelijk aan en Catharina verlangde vuriglijk om dit feest bij te wonen. Niettegenstaande dat hare ziekelijkheid erger was dan naar gewoonte, begaf zij zich op weg om naar de kerk te gaan, maar zij was genoodzaakt onderwege bij eene harer medezusters die insgelijks ziek was, zich op te houden. Echter wilde de Heer haar troosten. Van zoo het lichte dag begon te worden, liet hij haar, terwijl zij in dat huis verbleef, de uitwendige muren der groote kerk die den titel droeg der Hemelvaart, zoo duidelijk zien
— 135 —
alsof zij er bij was, niettegenstaande zij zeer ver daarvan verwijderd was. Catharina hief, op dit zicht, hare handen hemelwaarts, en dankte den Hepr, omdat hij haar had willen troosten met haar de kerk te toonen, die zij niet kon bezoeken. Doch de goddelijke Goedheid bepaalde zich niet slechts bij deze gunst ; wanneer de kerkelijke diensten begonnen waren, liet hij haar, hoe ver zij er van verwijderd was, de welluidende tonen der heilige gezangen die, op dusdanige feestdagen, onze heilige plechligheden verluisterlijken , hooren ; en wanneer zij , alsof zij er tegenwoordig ware geweest, den priester deze woorden hoorden zingen ; Et te in Assumptione beata Maria, wierd zij in geestverrukking opgetogen en zij zag de Allerheiligste Maagd die met haar eenigen lijd innige onderhandelingen hield.
Gedurende vele jaren, voelde zij zich alle dagen tegen den avond naar God getrokken door eene bovennatuurlijke kracht ; onmogelijk was 't haar te wederstaan aan de beweging van den heiligen Geest die haar aanvuurde. Hare opgetogenheden wierden van dag tot dag menig-vuldiger en duurden gewoonlijk zes uren. Het was alzoo dat zij als op den schoot en in de armen van God rustende, in eene geestverrukkende sluimering scheen verslonden te zijn , terwijl bijna de gansche wereld in slaap gedompeld lag en, terwijl het meestendeel dergene die waakten, slechts bezig waren met God in overdaad en on-gebondendheid te vergrammen.
Gedurende dien tijd dat al de werkingen der zintuigen van haar lichaam opgeschorst waren, ging hare ziel gemeenzaam met haren Welbeminde om. In het midden van hare opgetogenheden, kon men nu en dan eenige woorden van hare goddelijke onderhandelingen bijeen rapen. Melden wij eenigen van die woorden welke de
— 136 —
personen die, sommigen uit loutere nieuwsgieigheid, en anderen uit eenen godvruchtigen eerbied haar kwamen bewonderen,gehoord hebben. Deze woorden wierden door haren Biechtvader of door hare leerlingen, welke bij haar in dergelijke omstandigheden aanwezig waren, nauwkeurig aangeleekend.
Op zekeren dag hoorde men haar, terwijl zij opgetogen was, zeggen ; « Heer, ik verwonder mij niet over de doling van sommige menschen ; mij hebt gij met gunsten overladen ; gij hebt mijn hart door uwe volmaakte liefde gewond, gij hebt het steeds behoed en altijd zuiver bewaard. Ach ! indien al degene die zich door de zinnelijke vermaken en wellusten laten verblinden, de onuitsprekelijke zoetheid uwer heilige liefde eens gesmaakt hadden, zij zouden zonder uitstel verzaken aan de schandige voldoeningen des vleesches; loopen zouden zij doen, om zich in de bronnen uwer heilige zoetigheden te verzaden. Helaas ! waarom volgen zij de voetstappen uwer welriekende geuren niet ? » Dan zweeg zij een oogenblik, alsof zij op het antwoord van haren goddelijken Bruidegom luisterde dat de aanwezigen niet konden hooren; maar aan hetgeen Catharina daarna zegde te oordeelen, konden zij besluiten dat God haar toestond al wat zij hem verzocht. De Heilige hernam : «Ik begrijp u, o eeuwige Goedheid ! indien de menschen wel overwogen en aanhoudend herinnerden de overvloedige weldaden welke gij hun alle dagen schenkt, zij zouden zich volgaarne overgeven aan de heilzame genoegelijkheden uwer liefde ; en men zou hen vermaak zien nemen in de verlustigingen uwer zoetigheden. gt;■
Op eenen anderen dag was zij met eenige medezusters harerOrde in de kerk der Predikheeren. Zij verwijderde haar in eenen hoek der kerk, waar zij verscheidene uren
— 137 —
in opgetogenheid bleef; in het midden van die geestverrukkingen begon zij de verhevendsle dingen te verhandelen en over voorwerpen te spreken allerbekwaamst om de ware en grondige godsvrucht in te boezemen.
Hare gezellinnon en de andere aanwezige personen naderden om haar te zien en te hooren; wanneer zij die schoone en aandoenelijke onderrichtingen hoorden, waren zij er diep van getroffen en konden zij hunne zuchten niet inhouden, wanneer zij lot het gebruik der zinnen gekomen was, en van haren Biechtvader, en van hare medezusters vernam wat er geschied was, wierd zij rood van schaamte, zij verliet terstond de kerk en keerde in alle haast naar huis weder.
Zekeren dag dat zij in hare kamer in opgetogenheid was, hoorde men haar roepen ; lt;1 O Liefde, gij trekt mij tol u', gij trekt mijn hart. Gij weet dat , indien iemand in nood zich to' mij wendt, uwe genade en barmhartigheid niet toelaten dat hij mij verlate zonder geholpen te zijn, welk zijne smart ook moge wezen. » Dan begon zij te bidden en wel voornamelijk voor eenen persoon die zich in hare gebeden had bevolen. De Heer antwoordde haar dat die persoon voor welken zij bad , hem niet zocht. Calharina hernam : « Ik beken het, Heer ; gij weet hoe menigmaal ik hem vermaand en gezegd heb dat de zaak welke hij beoogde, indien hij ze zoo drifiig bleef najagen, eene gelegenheid zou wezen om zich en om u te verliezen. » Onmiddellijk daarna heeft dezelfde persoon verklaard dat hij , op hel oogenblik dat Calharina dil gebed deed , in zijne ziel eensklaps eene bailengewone verandering gewaar wierd. Terwijl men haar deze woorden ; «Heer, hoe menigmaal heb ik hem vermaand» hoorde uitspreken , had hij inwendig den hevigen drift die aan zijne geestelijke en tijdelijk belangen zoo nadeelig was, teenemaal voelen bedaren.
— 138 -
Zij heeft aan haren Biechtvader dikwijls bekend dat de Heer hare gebeden met eene groote welwillendheid verhoorde ; maar zij voegde er bij dat zij nooit gunsten of genaden zou durven vragen, die haar niet billijk of niet nuttig schenen, en wel voornamelijk, wanneer zij duidelijke bewijzen had dat dit wat zij te vragen had, niet met Gods welbehagen overeenkwam. Wanneer zij met eene vaste meening voor haar zelve of voor anderen bad, werden hare smeekingen door hevige verzuchtingen tot God onderbroken ; men hoorde haar somtijds met een kinderlijk betromven luidop zeggen ; « Heer, ik zal voor uwe voelen niet opstaan, ik zal uwe tegenwoordigheid niet verlaten, zoolang uwe goedheid mij niet zal toegestaan hebben wrat ik vraag, zoolang het u niet zal behagen te doen wat ik verlang. » Alsdan nam haar welbeminde Heer zijn behagen in haar te verleenen hetgeen zij met veel vurigheid en verzii -'itingen vraagde. Haar Biechi vader verzocht haar eens van eenen godvruchligen persoon die in eene groote zonde gevallen was aan God te bevelen. « Zeer gaarne, antwoordde Gatharina ; ik zal uit gansch mijne ziel bidden. » Zonder een oogenblik tijd te verliezen, zette zij zich aan het bidden, zonder dat zij bemerkt had dat eene harer medezusters er tegenwoordig was die al wat zij gezien en gehoord had, naderhand nauwkeurig-lijk heeft verhaald. Zij begon met teekens van eene groote droefheid te geven ; zij zuchtte, zij snikte, zij weende, dan haar hart uitstortende, zeide zij; « Pijnig, kastijd mijn lichaam, o Heer ; veroordeel het om zoovele pijnen en ziekten te doorstaan als het in dit sterfelijk leven maar uitstaan kan ; zie, ik ben bereid om mijn lichaam tot voldoening uwer rechtvaardigheid te slachtofferen en over te leveren aan al de folteringen welke de fouten van dezen ongelukkigen zondaar zullen kunnen uitboeten ; ik
— 159 —
smoek u om zijne vergiffenis ; dat uwe genade hom tot u wederbrenge en hem op den goeden weg zclte , waar hij van afgedwaald is. » Wanneer zij uil hare opgelogenheid kwam, scheen haar aanzicht zoo wit ais sneeuw en zij gaf teekens van eene groole vreugde. «O liefde! 0 liefde! riep zij uit, ik heb u door uwe liefde zelfs overwonnen : het is nogtans uwe begeerte dal ik met volharding vrage datgene wat gij door eene enkele akle uwer goedheid uitvoeren kunt. » Zij bekwam Nval zij vraagde ; de zondaar bekeerde zich, om zoo te zeggen, op hetzelfde oogenblik.
Dikwijls zag men haar, overvloedige tranen stortende, de bekeering der zondaars afsmeeken, en zij aanriep gewoonlijk de drie goddelijke personen dor heilige Drievuldigheid. Zij beval hen aan God den Vader, zeggende ; « O eeuwige Vader, gij weet dal deze ongelukkige zondaars uwe schepselen zijn en dat zij aan u, als hunnen oppersten MeesL':1 toebehooren. » Dan wendd ■ zij haar tot den Zoon ; « O Zoon, gebenedijde Koning, gij kunt niet ontkennen dat deze rampzaligen uwe veroverde eigendommen zijn ; gij hebt ze voor den oneindigen prijs uwer verlossing vrijgekocht; aanhoor mij dan, o allerge-hoorzaamste Zoon ! aanhoor mij en loon u gunstig aan mijne gebeden ; wanneer ik mij voor uwen Vader ver-loon, de handen vol van do verdiensten van uw bloed en van uw Bitter Lijden, hij zal mijne smeekingen niet kunnen verstoolen. » Zij aanriep don heiligen Geest, zeggende : « Kom mij ler hulp, o heilige Geest! Dezen ellendige , niettegenstaande zij met afgrijselijke misdaden bezoedeld zijn, hooren aan u toe ; indien gij ze van uwe goedheid wilt deelachtig maken, zult gij bon winnen. » God zegde haar : « Waarom verheft gij uwe gebeden tot voor den troon mijner aanbiddelijke Drievuldigheid : » Catharina antwoordde : « Heer, gij weet waarom ik met
— 140 —
zulk een groot betrouwen tot u roep ; het is omdat het medelijden en de liefde waarvan gij mijn hart vervuld hebt, mij noodzaken om mij voor u neer te werpen ; uwe woorden, ja, geven mij de verzekering dat gij bereid zijt om mij te verhooren. Ik zie, helaas ! zoovele zielen die zich dagelijks zoo moedwillig in hun eeuwig ongeluk smijten. Deze gedachte doorgrieft, breekt mij het hart; het medelijden overmeestert mij en ik kan mij niet weerhouden hun ongeluk te beweenen alsof ik zelve in den modderpoel hunner ondeugden gevallen ware. Ik weet wal ik zal doen, en u welbeminde Zoon keurt het goed; ik zal al de smarten en ellenden in eenen bundel samen binden en ze aan de voetbank van den troon uwer oneindige barmhartigheid neerleggen.» Alsof zij te vrijpostig gesproken had, riep zij : « Mijne arme ziel wie zijt gij ? Wie heeft u waardig gemaakt van de Majesteit van uwen Schepper te zien ? Arh ! Heer, zeg mij wat ik ben en zeg mij dan wat gij zijt. » Dan zweeg zij eenigen tijd alsof zij hoorde spreken en dan ging zij voort: « Ja, het is waar, gij hebt mij doen kennen wat ik wezenlijk ben, toen gij mij zegde dat ik ben die niet is ; gij zegt de waarheid, ik ben een louter niet. »
Op eenen anderen keer van 's morgens vroeg tot den middag toe in opgetogenheid hoorde men haar God be-scheidelijk bedanken, omdat hij zich had gewaardigd haar te toonen welken trap van glorie zij in het rijk der gelukzalige eeuwigheid zou hebben, en deze graad was dezelfde tot welken hare allerliefste medezuster de heilige Agnes van Montepulciano verheven was. Daarna, alsof zij deze hare voorbeschikte plaats aanschouwd had, herhaalde zij met den heiligen Paulus : «Ik heb Gods wonderheden gezien... of mijne ziel op dat oogenblik met mijn lichaam vereenigd of er van afgescheiden was, weet ik niet en kan
— 141 —
ik niet onderscheiden ; maar ik vond mij bedrogen, want ik had de vasle hoop dat gij mij naar mijn lichaam nimmer zoudet doen weerkeeren hebben. » En dan , hare klachten in eens slakende, alsof zij verbaasd stond op 't zicht der nieuwigheid van iets zeldzaams dat hare oogen ontwaarden, sprak zij God aldas wederom aan : « Weihoe ! gij brengt mij wederom bij mijn sterfelijk deel en gij vertoont het mij versierd met eene kroon van klaarheid welke gij mij daarna op het hoofd hebt gezet. » Zij voegde er bij ; « Neen, Heer, indien ik naar mijn lichaam wederkeeren moet, wil ik geene kroon voor mij ; neen, ik verkies den smaad, den laster en al de pijnelijk-heden die uw allerliefste Zoon op aarde doorstaan heeft. Gij antwoordt mij. Heer, dat gij mijn gesmeek en gezucht nu niet kunt verhoeren en aan mijn verzoek niet kunt voldoen ; gij hebt mij nogtans het verlangen ingegeven van onafscheidelijk met u vereenigd te zijn en te blijven. Nu weet ik dat gij het vurig verlangen wilt matigen dat mijne ziel heeft om verlost te zijn van dit doodsgevang. Dat het geschiedde volgens uw welbehagen. Sta mij dan toe dat ik steeds alle soorten van pijnen en ziekte moge lijden; ik bedank u, omdat gij mij aanhoudelijk pijnlijkheden overzendt en ik zou willen dat mijn lichaam van dag tot dag nog meer gepijnigd wierde. »
Het was alzoo dat zij , door het vurig verlangen om , gelijk haar goddelijke Bruidegom, te mogen lijden aangedreven, bad en smeekte ten einde dat zij, doordien God haar niet kon toestaan het leven terstond te verlaten, al den tijd van haar ballingschap in smarten en kwellingen zou mogen doorbrengen. Gelijk al hare andere gebeden , wierd haar gebed om te mogen lijden verhoord. Hare ziekelijheid en kwijning die haar nimmer verlieten, namen gedurig toe. Hare krachten waren somtijds zoo uitge-
— 142 —
put dat men niet begrijpen kon, hoe hel mogelijk was, dat zij gaan kon. In onmogelijkheid van haar recht te houden, was zij genoodzaakt to bedde te blijven. Zeer dikwijls zag men haar overvallen en als geheel overstelpt van alle slag van in- en uitwendige kwellingen. Hare kwalen en ziekten kwamen uit bovennatuurlijke oorzaken voort. Haar slaat van kwijning en van ontgeesting kwam voort uit het geweld dat zij zich aandeed, wanneer God al de krachten van haren geest en van haar lichaam tot zich trok ; zij bleef niet zelden geheeie dagen van het gebruik van hare zinnen beroofd. In dien staat had zij somtijds jagingen en kloppingen des harten, gelijk iemand die door stuiptrekkingen aangerand is. Eens, zegt haar Biechtvader , waren al de aanwezigen door verbaasdheid geslagen, omdat het hun scheen dat de gelukzalige ontgeeste in eenen doodsangst was ; zij scheen door zulke bevangingen aan hot hart gedrukt en geperst te zijn dat men haar slechts eenige stonden te leven gaf. Elkeen die haar zag , zeide : zij sterft... zij sterft. Doch men wist weldra, waaruit deze drukkende overvallingen , die men in andere personen van stuiptrekkingen zou aanzien , voortkwamen. Haar Biechtvader , zoohaast zij tol haar zelve kwam, vraagde haar wat zij gevoeld had ; zij antwoordde : « Mijn hart gevoelde zich te eng en te klein om de hemel-sche liefde te bevatten die het deed opzwellen ; het kon niet ontvangen of inhouden den overvloed der onuitsprekelijke zoetigheden welke er met stroomen over mijne ziel uitgestord wierden, dusdanig dat niet alleen geheel mijn lichaam er van doordrongen was, maar dat zelfs mijne in- en uitwendige zinnen er door gestremd waren. Mijn geest was als gedompeld in de bron van alle goed, dat God is. » Dikwijls hoorde men in hare borst zekere hartkloppingen ; Haar Biechtvader, zonder te toonen dat
— 145 —
hij dit opgemerkt had, vraagde haar of dal zij in haar niets vreemds gewaar wierd. Zij antwoordde hem met eene kinderlijke rechzinnigheid, dat, op dit oogenblik zelfs, God haar harl een zoet geweid aandeed ; maar zij was deswege geenszins verwonderd, voegde zij er bij, want zij gevoelde alle dagen op dalzelfde uur dergelijke hartkloppingen. In de innigste onderhandelingen met God was zij altoos onder eenon invloed die, indien God haar niet had versterkt, haar lievig moest doen lijden. Men zag haar somtijds eensklaps van kleur veranderen, nu scheen zij bleek en soms wit gelijk sneeuw ; dan werd zij rood, gelijk aan een gloeiend vuur. Zeer dikwijls stroomden er uit hare oogen beken van tranen ; deze tranen geleken niet aan natuurlijke tranen ; zij rolden van hare wangen, gelijk druppelen bloed. Dikwijls heeft men, wanneer zij met al de hevigheid barer ziel bad, een zweet, roodachtig alsof bet met bloed gemengd was, langs haar aanzicht zien afdrijven. In eenen dusdanigen staat zag men haar, niet eens, maar op sommige tijdstippen, bijkans dagelijks in eene soort van krisis waaraan, natuurlijker wijze, de menschelijke zwakheid niet wederstaan kon, en waaraan zij, zonder een mirakel, niet wederstond. Daarenboven nam zij, om haar afgemakt, gepijnigd en gefolterd lichaam te kunnen versterken, geen voedsel ; eenige ongekookte kruiden, waar zij het sap uitzoog, omdat hare maag niets wat spijzen betreft, kon inhouden , en, nam zij somtijds uit gehoorzaamheid eenige spijs hoe luttel ook, dan was zij , zoolang hare maag ze niet uitgeworpen had, lot der dood toe ziek er van.
Door welke lichamelijke kwellingen of ongemakken zij ook overvallen was, bleef zij altoos even welgemoed en opgeruimd, en hare ziel was zoo gerust en tevreden alsof haar lichaam de allerbeste gezondheid genoot. Wanneer
— 144 —
men wegens hare gezondheid vernam en haar vraagde , volgens het gebruik , hoe het ging, antwoordde zij , zelfs al was zij van smarten overvallen, met een blij en vrolijk gelaat ; «Allerbest, dank aan mijnen goeden Jesus. » Al die haar kwamen bezoeken vonden haar in dezelfde kalmte en overgeving. Nooit wilde zij geneesmiddelen of geneesheeren ; dikwijls herhaalde zij deze schoone woorden van de heilige Agatha ; « Mijn zoete Heer Jesus-Christus dien ik zoo innig met mijne ziel vereenigd houwd, zal mij wel genezen , wanneer hij wil; door een enkel order zijner almacht kan hij, indien hij het wil, mij de gezondheid geven. » Inderdaad , van zoohaast de omstandigheden het vereischtcn, was zij op een oogen-blik geheel hersteld, zonder de minste kwijning te gevoelen, welke den slaat der genezing gewoonlijk vergezelt. Het gebeurde eens dat zij kweelde aan verscheidene ziekten en koortsen. Jesus-Ghristus kwam haar met de heilige Maria-Magdalena bezoeken ; de hemelsche Geneesmeester raakte het lichaam der gelukzalige maagd slechts met zijne goddelijke handen en zij was genezen; zij had de aanraking nauwelijks gevoeld of zij stond uit haar armelijk bed op waarin zij kween, en eensklaps hernam zij hare krachten en werkzaamheden.
Haar Biechtvader, ziende dat hare gezondheid zoo zeer leed door al die verhevene beschouwingen en geweldige opgetogenheden, beval haar somtijds van hare eenzaamheid te verlaten en wat in het gezeldschap van deugdzame en godvruchtige personen te verkeeren ; met volle onderwerping gehoorzaamde zij terstond. Maar zij was niet in staat om in het gezelschap van menschen te zijn ; het was haar onmogelijk om aan het vuur der liefde dat steeds in hare ziel brandde, te wederstaan. Steeds was en bleef zij bij de menschen even alsof zij alleen was, in God ver-
— 145 —
slonden. Zij was haar zelve geen meester. Zoo is het gebeurd dal zij, wanneer zij wederom tot God getrokken wicrd, aan haren Biechtvader oorlof vraagde om aan den eenen kant te mogen gaan ; het wierd haar geweigerd. Terstond kwam zij in opgetogenheid en viel zij in onmacht in de kamer waar zij was. Wanneer zij tol haar zelve kwam, zegde zij aan haren Biechtvader ; « G j ziet wel, mijn Vader, dat ik met de menschen niet kan verkeeren of omgaan , wanneer ik mij aldus geroepen voel door mijnen Zaligmaker Jesus die mij zelfs beroofd van het gebruik der zintuigen mijns lichaams. Ik smeek u dus oot-moediglijk van mij nimmer te laten uitgaan.» Op eenen anderen keer, hem smeekende dat hij haar toch zou ontslagen hebben van dien vervelenden en pijnelijken omgang melde menschen, zegde zij hem ; «De heilige Maria Magdalena, de welbeminde van Christus, wilde zelfs met de engelen geene onderhandelingen hebben ; wanneer zij in hare tegenwoordigheid verschenen, zoide zij hun : « Het is met uwen en mijnen Schepper allee!; dat mijn hart die volmaakte vreugde smaakt welke het verzaden kan. Iloe dus zou ik die deze Heilige zoek na te leven, mij met stervelingen kunnen bezighouden? »
Slechts' geven wij eenigen van die bovennatuurlijke ge-beurlenissen, om den lezer te doen zien, hoe deSerafijnsche maagd den tijd van haar beschouwend leven doorbracht; want, om al wat er in hare opgetogenheden geschied is, te verhalen, gelijk de Legende doel opmerken, zou eerder de tijd dan de slof onlbreken. Pater Thomas de Fonte, de eerste Biechtvader van Gatharuia, heeft vier schrijfboeken nagelaten, waarin ontelbare van die wondere verschijningen en de verhevendste veropenbaringen aange-teekend zijn. Op onze dagen dat men den geest en de achting voor de mystieke godsvrucht verloren heeft, zal
— 146 —
menigeen denken en zullen sommigen misschien zeggen ; Waarvoor die overdrevendheden en opgetogenheden verhalen ? Men zou kunnen antwoorden waarom heeft God zelf ze willen bekend maken? Ondersteld dal God Gatharina die er zich van waardig had gemaakt, had willen vergelden, zou hij zulks voorzeker hebben kunnen doen op eene wijze dat alles lusschen hem en haar geheim bleef. Hoe zeer zij alles zocht verborgen te houden, en zelfs er dikwijls om gebeden had, schikte God dat er de menschen ooggetuigen van waren. De Ler/em/e verhaalt dal Gatharina zich eens beklaagde, zeggende ; « Twijfelt gij, Hoere, wegens mijn vast geloof? Waarom geeft gij mij dagelijks nieuwe bewijzen der waarheid, alsof ik ongeloovig was?» Jesus antwoordde om haar te troosten ; « Het is niet voor u dat ik u al die verschijningen veropenbaar, maar het is voor degene die in het geloof moeten versterkt worden; het is door u dat ik dergelijke wonderheden wil doen zien aan eene menigte personen die gij bemint en die ik bemin, ten einde hen meer en meer van de goddelijke waarheden te overtuigen. » Gatharina hernam : « Indien gij door deze hemelsche verschijningen en wonderheden hel geloof in mij niet vermeerdert, gij vermeerdert evenwel uwe liefde daardoor in mijn harl. gt;• Velen die haar uit loutere nieuwsgierigheid en niet zelden met den spotlach op de lippen kwamen zien, keerden weer, niet alleen onder den invloed van bewondering; maar zelfs met een leedwezig hart. Vele zondaars zijn er bekeerd, enkelijk door het zien van die onbegrijpelijke gebeurtenissen.
— 147 —
XT. HOOFDSTUK.
CATHARIIU WORDT UIT AFGUNST VOOR HARE HEMELSCHE
GUNSTEN VERVOLGD , MISHANDELD EN BUITEN DE KERK
GEZET. — HAAR GEESTELIJK HUWELIJK MET ONZEN HEER.
— 1365-(18).
Om de verhevenheid van iemands heiligheid te waar-deeren, moei men ze niet afmeten volgens de veropnnba-ringen, de vertroostingen en andere voorrechten waarmede hij somtijds begunstigd wordt. Velen , zegt de goddelijke Zaligmaker, zullen er in den laalsten dag zeggen : Heere, Heere, hebben wij in uwen naam clan geene voorzeggingen gedaan, hebben wij in uwen naam de duivelen niet uitgejaagd en niet menigvuldige andere wondere werken verricht ? Dan zal ik hun antwoorden : ik heb u nooit gekend... Hij die den wil mijns Vaders volbrengt, deze zal ingaan in het rijk der hemelen, (i) Behalve de geboden van God en de plichten van eiken staat, zijn de beproevingen en kwellingen de zekerste kenteekens van den goddelijken wil. Om dus te onderscheiden of iemand de deugd van ware godsvrucht bezit, moet men onderzoeken of hij liever bitterheden dan zoetigheden te ontvangen heeft, of hij liever verachting en versmaadheid heeft uit te staan dan geëerd en geprezen te worden; in een woord, of hij inderdaad verduldig is; want het is door eene standvastige verduldigheid dat, niettegenstaande alle bedenkelijke vervolgingen , de liefde van God en van den naaste bewaard wordt : e In de verduldigheid zult gij uwe zielen bewaren » (2) zegde de Zaligmaker tot zijne leerlingen. En volgens den grooten Apostel,
(1) Matth. Vil. 2-2. (2) Luc. XXI. 19.
V
— 148 —
is de verduldigheid de eerste eigenschap der liefde ; « De liefde is geduldig. » De heilige Kerk, wanneer er over heiligverklaring gehandeld wordt, onderzoekt meer de werken dan do mirakelen der Heiligen ; en in hunne werken neemt zij voornamelijk acht op de akten van verduldigheid, omdat deze akten meer de liefde en de heiligheid bevestigen dan al de andere daden. Men bedriegt zich dus, wanneer men den slaat van volmaaktheid afmeet volgons de geestelijke vertroostingen, die vergund worden, doorgaans tot aanmoediging in het verdragen der wederwaardigheden des levens en somtijds ook tot vergelding van dienstvaardige opofferingen. Gelijk een krijgsman held genoemd wordt, omdat hij dapper gestreden heeft en niet, omdat hij de eerteekens zijner overwinningen draagt, zoo ook is men eigentlijk niet godvruchtig omdat men, al ware het zelfs tot vergelding, zekere he-melsche gunsten geniet, maar wel voornamelijk omdat men de deugd dadelijk oefent. Het was alzoo dat de heilige Paulus meer bewijzen van heiligheid gaf, toen hij in den kerker met ketenen beladen was, dan wanneer hij was opgeheven lot in den derden hemei. Het is niet op den Thabor, maar op den Kalvarieberg dal de grootste Heiligen gevormd worden.
Alhoewel deSerafijnsche maagd van Senen met alle soorten van voorrechten begunstigd was, zoodat zij in hemel-sche verlustigingen scheen te zwemmen , zoo moet men echter niet onderstellen dat zij daarom min begunstigd was met voordeelen van kruisen. God die dengenen welken hij bemint, kastijdt, gaf aan zijne uitverkorene bruid genoegzame gelegenheden om de bitterheden, die zij bij voorkeur der zoetigheden verkozen had , te proeven. Doordien wij de orde van lijd zooveel mogelijk volgen, zullen wij, wanneer de omstandigheden voorkomen, meermaals over hare onvergelijke verduldigheid handelen.
— 149 —
De zalige Raymundus van Capua die al wat op deze deugd betrekking heeft in een hoofdstuk meldt, aarzelt geenszins te zeggen dat de verduldigheid van Catharina de grootste glorie van haar leven uitmaakt. Reeds hebben wij in het voorbijgaan doen opmerken dat heur goddelijke Bruidegom haar het geestelijk huwelijk had beloofd. Alsof hij haar door kruisen wilde bereiden, scheen hij, naarmate de lijd om zijne belofte te voltrekken, naderde, de beproevingen en wederwaardigheden te vermenigvuldigen. De kruisen die wij haar gaan zien dragen , waren des te smartelijker, omdat zij de oefeningen van hare godsvrucht die al, ja hare eenigste vergenoeging uitmaakten, tegenwerkten en te leur stelden. De vijand der zaligheid, alhoewel door ondervinding geleerd dal de in de deugd versterkte maagd al zijne listen en bekoringen tol haar geestelijk voordeel wist te doen dienen, gnf hc: evenwel niet op ; hij waagde oenen nieuwen aanval. Door middel der afgunst ondernam hij tegen haar eene vervolging op te rokken, ten einde den invloed harer alom beruchte heiligheid te dwarsboomen ; hij gelukte maar te wel; hij verbitterde tegen haar de gemoederen van eenigen van die soort van menschen welke beter doen zouden den balk uit hunne eigene oogen te trekken, eerdat zij in de oogen van den naaste eenen splinter zoeken te vinden. Zekere zoo gezegde godvruchtige lieden, waaronder cenige Zusters der Boetvaardigheid, aanzagen met een nijdig gemoed dat Catharina, nauwelijks achtien jaren oud , al de anderen te boven ging, door hare strenge en afgezonderde levenswijze, door de vurigheid harer gebeden en beschouwingen, en wel voornamelijk, omdat zij van elkeen om hare bovennatuurlijke gunsten bewonderd word. Zij beknibbelden geheel haren handel; door hunne vergiftige longen verspreidden zij wegens haar gedrag
— 150 —
bcleedigende achlerdocht; zij poogden al do goede werken die zij in het oponbaar verrichtte, te doen aanzien voor schijnheiligheid. Bij de oversten der Predikheeren. die mei hare bestiering belast waren, gingen zij haar valschelijk besciuildigen en zwart maken. Weigerde men hun te ge-looven, trok iemand hare verdediging aan, prezen en bevestigden sommigen hare deugd, bijbrengende hare werken , die elkeen zien kon, cn voor heilig en voor iets bovennatuurlijks hield, dan hielden zij niettemin hunne vooroördeelen staan,bewerende, gelijk do Schriftgeleerden en Fariseërs van den goddelijken Zaligmaker zegden, dal zij van den duivel bezeten was en door do tusschenkomst van Beelzebud, den prins der duivelen, te, werk ging.
Deze eerroovende werktuigen der afgunst brachten het welhaast zoover dat degene , welke de beleedigde en de ten onrecht beschuldigde onschuld zouden moeten verdedigen, aanmoedigen en troosten hebben , hunne bestiering begonnen te schikken alsof deze lastering waarheid ware geweest. Catharina wierd van allen geestelijken troost, beroofd ; de toegang van het klooster der Predikheeren waar zij, om niet bedrogen te worden in de bovennatuurlijke veropenbaringen, gewoon was, onderwezen te worden ; haar gewone Biechtvader, alsof hij oorzaak ware geweest van haar in beguichelingen gehouden te hebben, wierd vervangen door eenen anderen, die, gelijk hij zelf bekend heeft, zich aan dit alles niet verstond (i). Eene
(I) De eerste Biechtvader van Catharina was Pater Thomas de Konte; de tweede T'ater Bartholomgus van Dominicus van Senen, professor in de godgeleerdheid en de derde Pater Raymundus van Capua ; deze drie van de Orde der Predikheeren waron hare gewone Biechtvaders, [n hunne afwezigheid biechtte zij zich somtijds aan Pater Joannes , leeraar in de godheid van de Orde van den H. Augustinus en somtijds aan den Abt van Sint-Anthin, beiden voorbeeldig van leven en van groot aanzien.
levenswijs, aan hare gewone gansch strijdig, wierd haar voorgeschreven. Hare voorkenrige oefeningen van gods-vsucht moest zij achterlaten. Het smartelijkste van al voor deze godminnende ziel was beroofd te worden van de heilige Communie. Nooit verlangde, nooit haakte eene ziel vuriger om zoo innig mogelijk met God vereenigd te zijn. Zoolang zij in het ballingschap van het sterfelijk leven vertoeven moest , was haar eenigste troost van dikwijls, en zelfs dagelijks haren Welbeminde met een liefdevol gemoed te mogen ontvangen. Om eenigszins de grootheid der smart dezer berooving te begrijpen zou men, (de volgende woorden zijn van het boek der Navolging) moeten ondervonden hebben « hoe groot de menigvuldigheid der zoetigheid is, welke de Heer bespaart voor die hem met al de vurigheid der liefde in de heilige Communie ontvangen. Sommige zielen naderen tot de hi: ge Tafel met zoo eene godsvrucht en liefde dat zij, getrokken en ontroerd door de hevigheid van hun verlangen en door de gevoelige liefde des harten, hunne tranen niet kunnen weerhouden ; zij snakken naar de bron der levende waters me! den mond des harten en des lichaams gelijkelijk ; zij kunnen hunnen honger niet stillen of verzadigen voordat zij het heilig Lichaam met alle verheuging en geestelijke gretigheid hebben ontvangen. Deze godminnende zielen verkrijgen uit het dikwijls ontvangen van dit allerwaardigste Sakrament eene- bijzondere genade van godsvrucht eo van groote liefde voor de deugd ; die genade is somtijds zoo groot dat, uit de volheid der verworven godsvrucht de ziel niet alleen, maar ook het zwakke lichaam zijne krachten voelt vermeerderen. » Deze woorden beschrijven de gesteldheid van Catharina zoo juist dat men wellicht zou zeggen dat dit boek van haar spreekt. Men kan dus oordeelen hoe pijnelijk
- - 132 —
hel moest vallen, wanneer de heilige Communie ontzegd wierd aan eene ziel die brandde van verlangen.
Liet men haar somwijlen eens toe van tol de tafel des Heeren te naderen, dan was het telkens met bevel van hare gebeden terstond te eindigen en de kerk te verlaten ; aan dezen eisch beantwoorden was haar met don besten wil der wereld onmogelijk; zij ontving de heilige Communie met zoo eene godvruchlige gesteltenis en met zulke vurigheid van liefde dat zij onmiddelijk daarna in geestverrukking viel en verscheidene uren van hare lichamelijke krachten beroofd bleef. Hare beknibbelaars, van zoohaast hunne valsche beschuldigingen verhoord wierdon , lieten niet na van het voorwerp hunner afgunst, al waar zij konden, te bewaken en af te spieden en van haar, wanneer de onrechtvaardige bevelen niet sliptelijk nagekomen wierden, van stijfhoofdigheid aan te klagen. Zij brachten het zoover dat, wanneer zij in opgetogenheid bezweken lag, op eene ruwe wijze opgenomen, voortgeslepen en als een verachtelijk schepsel buiten de kerk gesmeten wierd. Daar aan de brandende zon en aan de bespotting en mishandeling van kwaadaardige voorbijgangers blootgesteld, bleef zij liggen, totdat zij tot haar zelve kwam. Zij liet zich lasteren, sleuren en met voeten stampen zonder een woord van verdediging, ja, zonder eene enkele klacht te laten hooren : nimmer sprak zij van deze onmenschelijke mishandelingen of beleedigingen tenzij om de personen, die met haar zoo ru wel ijk waren te werk gegaan, te ver-schoonen en ontschuldigen.
Haar goddelijke Bruidegom, zoo om hare heiligheid als om hare onschuld te toonen, trok eindelijk hare verdediging aan; hij strafte hare vervolgers strengelijk en op eene zichtbare wijze. De geschiedenis meldl onder anderen dat zekere vrouw die Gatharina, toen zij in ontgeesting
— 1S3 —
bezweken lag, uil verachting met de voeten had gestampt, onmiddellijk daarna bij het intreden van haar huis , door hevige pijnen werd overvallen en terstond, zonder de heilige Sakramenten te kunnen ontvangen, stierf. Een boosaaardig mensch sleepte haar buiten de kerk, wanneer zij in onlgeesting was ; schupte en stampte haar, terwijl hij legen haar alle soorten van smaad- en schimpwoorden uilbraakte. Zijne straf was afgrijselijk, maar evenaardig aan zijne misdaad. Deze ellendeling wierd weinige dagen, nadat hij Calharina op eene uitzinnige wijze mishandeld had, in eene soort van wanhoop woedend, g;?lijk een van den duivel bezelene. Onder eenen indruk van vrees van gevangen en onthoofd te worden , huilde en schreeuwde hij nacht en dag om hulp. Door de wanhoop overmeesterd, heeft hij zich om het leven gebracht, gelijk Judas. Der gewijde aarde onwaardig, wierd zijn lichaam onder eenen mesthoop begraven.
Calharina had bovendien, door hare standvasligheid en verduldigheid in de vervolgingen, zich waardig gemaakt om zoo een volmaakt en krachtdadig geloof te verkrijgen dat geen vijand hoegenaamd bekwaam wezen zou hetzelve te doen wankelen. Gelijk de goddelijke Meesier haar geleerd had, hebben wij haarde kruisen voor vertroostingen, de billcrheden voor zoetigheden zien verkiezen. Zij had de proef doorstaan en door de daad bewijzen van getrouwheid gegeven. Thans gaan wij de belofte zien voltrokken worden welke Jesus-Christus door deze woorden : Ik zal u mijne bruid maken door hel geloof, eiken keer vernieuwde, dat zij dit gebed ; Heer, vermeerder het geloof in mij, herhaalde.
Deze plechtige gebeurtenis heeft de geschiedenis ons met al hare omstandigheden nagelaten. Calharina was gewoon de dagen van den Vastenavond in verstervingen
7.
— 134 —
6n gebeden over te brengen ; zij sloot zich in hare cel op, terwijl de minnaars der wereld zich aan buitensporige en uitzinnige vermaken overgaven, en zuchtte en weende over de misdaden welke, gedurende die Heidensche feesten, meer hemeltergend dan op andere dagen, om wraak roepen. Eens dat de getrouwe dienares, op één dezer dagen met meer kracht dan ooit om een volmaakt geloof bidt, en eenen vloed van tranen stortende, zoo jammerlijk zucht en weent over den ongelukkigen staat van zoovele godvergetende zondaars, verschijnt haar de Heer en noo-digt haar uit om zijne bruid te worden met deze troostelijke woorden : « Omdat gij de ijdelheden der wereld en begeerlijkheden des vleesches vlucht en al de verlangens van uw hart in mij alleen vestigt, wil ik , terwijl uwe naastbestaanden in maaltijden en wereldsche feesten zich verlustigen , met u het huwelijk plechtig vieren dat mij voor altijd met uwe ziel moet vereenigen. Ik ga u dus, volgens mijne belofte , mijne bruid maken door het geloof. »
Terwijl de hemelsche Bruidegom nog bezig is met spreken, verschijnt dc Koningin der Engelen, zijne glorierijke Moeder, gevolgd van den heiligen Joannes Evangelist, van den heiligen Paulus, van den heiligen Dominicus en van den profeet David die zoetluidende en verrukkende tonen op zijne harp speelt. De allerheiligste Maagd nadert, neemt de rechterhand van Catharina , de Serafijnsche Bruid , biedt ze aan haren Zoon met verzoek van haar te trouwen door het geloof. De Zaligmaker geeft met liefde zijne toestemming en biedt haar eenen gouden ring aan , versierd met vier kostelijke gesteenten, waar een prachtige diamant tusschen schittert. Den ring aan den vinger stekende , zegt hij haar ; « Zie, ik uw Schepper en Zaligmaker, neem u lot mijne bruid door het geloof en gij zult
— 155 —
het ongeschonden bewaren, loldat wij samen het eeuwig bruiloftfeest in den hemel zullen vieren. — Stel u met moed te werk, mijne dochter ; — onderneem en voltrek onbeschroomd de zending die mijne Voorzienigheid u zal toevertrouwen. — Voor niets gevreesd, met het schild des geloofs zult gij al uwe tegenstrevers overmeesteren. » De hemelschc verschijning verdween, maar de ring bleef aan den vinger der in het geloof gehuwde bruid ; doch hij was alleen voor haar zichtbaar. De gebeurtenis dezer verschijning aan haren Biechtvader uit gehoorzaamheid verhalende, voegde zij er bij, dat deze ring haar nimmer verliet en dat zij hem eiken keer met eene nieuwe bewondering beschouwde.
De heilige Kerk heeft aan de gansche Orde der Predik-heeren toegestaan de gedachtenis van het geheimzinnig huwelijk van de H. Catharina van Senen jaarlijks te vieren op den Donderdag die den Vastenavond onmiddellijk voorgaat ; hierbij heeft Pius IX naderhand het feest der vervoering van haar lichaam gevoegd.
De zusters der Derde-Orde van den heiligen Dominicus te Venetië, zegt de Legende, bewaren in eene kostelijke reüquiënkas den vinger waaraan deze ring gestoken werd. Pater Thomas, die hem gezien heeft, zegt dat deze vinger geheel recht is en hij voegt er bij, dat Stephanus Maconi, alsdan Prior der Karthuizers, een der voornaamste leerlingen van Catharina hem verzekerd heeft dat, toen hij, onmiddellijk na hare dood, haar lichaam in de kerk der Predikheeren van het klooster van Minerva droeg, om ten toon gelegd te worden , hare armen over hare borst gekruist lagen en dat al hare vingers waren toegevouwen . uitgenomen deze , welke alleen recht gebleven is, om aan te duiden dat hij de vinger was, die den trouwring van den hemelschen Bruidegom ontvangen had.
— 156 —
Door bruiden van Jesns-Chrislus worden doorgaans verstaan heilige zielen. Deze benaming Irofl men in de heilige Schrift zeer dikwijls aan, voornamelijk in het boek der Zangen en der Openbaring. In do echte beteekenis van den zin beschouwd, is de heilige Kerk en zijn die Heiligen welke reeds in den Hemel door de eeuwigdurende liefde met God vereenigd zijn, eigentlijk de bruiden Gods. Doch zeldzaam zijn zij die gedurende hun sterfelijk leven blijkbare kenmerken van dezen liefdevollen naam ontvangen hebben.
Het is opmerkenswaardig dat het meest al diegenen zijn welke veel hebben te lijden gehad en welke zich hel meest hebben verloochend. Het was alzoo dat God met de heilige Catharina het geestelijk huwelijk aanging na eene voorbereiding van beproeving, nadat zij over den duivel, de wereld en het vleesch gezegepraald had. Tot belooning harer overwinningen en om haar onoverwinbaar te maken in de strijden , die zij nog te leveren zou hebben, schonk hij haar de genade van sterkte in 't geloof. De ring was het teeken dezer sterkte, die zeer wel afgebeeld wordt door het diamant, het sterkste der metalen. De vier kostelijke parels, waarmede deze ring omzet was, zijn het zinnebeeld der vier soorten van zuiverheden van Catharina, zuiverheid van meening, zuiverheid van gedachten, van woorden en van werken, die in gansch haar leven uitschijnen. Dit geestelijk huwelijk schijnt eene soort van bevestiging in de goddelijke genade te wezen. Zij moest zich tusschen de stormen en woedende baren der wereld gaan begeven om eene menigte zielen, aan het gevaar van te vergaan blootgesteld, te redden, zonder dat zij voor schipbreuk zou moeten schroomen. Dikwijls veropenbaart God, door een bijzonder voorrecht, aan sommige Heiligen die hij tot eene buitengewone zending voorbeschikt, dat.
— 157 —
zij in zijne liefde on in zijne gralie zullen volharden , om-dal hij hen wil zenden om in hef midden der bedorven wereld le strijden voorde verheerlijking van zijnen Naam en voor de zaligheid der zielen. Het was alzoo dat de Apostels op Sinxendag een klaarbiijkend teeken hunner zending ontvingen en dat er aan den heiligen Paulus gezegd wierd ; Mijne genade is u genoeg.
Catharina , alhoewel van het vrouwengeslacht, moest als een ware Apostel in de wereld aan het heil der zielen, aan de glorie van God en aan de verdediging der Kerk arbeiden. Zij ontving een zichtbaar teeken der genade ten einde die verhevene zending die haar ging toevertrouwd worden, met meer moed te volbrengen. liet teeken dei-genade dat voor anderen onbestendig en voorbijgaande was, bleef haar voortdurend en steeds zichtbaar bij. Waarschijnelijk had de goddelijke Voorzienigheid het alzoo geschikt, omdat hare heilige onderneming , die , ter oorzake der zwakheid van haar geslacht, der zeldzaamheid van hare zending en der goddeloosheid van haar tijdstip, aan haar grooterc moeilijkheden dan aan anderen moest opleveren, vereischte dat zij krachtdadiger en aanhoudender ondersteund en versterkt zou worden.
— 158 —
XII. HOOFDSTUK,
GOD VOORKOMT CATHARINA, HAAR LEERENDE HET BESCHOUWEND MET HET WERKEND LEVEN PAREN. — HOE ZIJ OP BEVEL VAN GOD TOT HET OPENBAAR LEVEN GEROEPEN WORDT. — ZIJ BEGINT DE ZWAARSTE HUISWERKEN TE VERRICHTEN. — TERWIJL ZIJ DE KEUKEN BEREIDT , IN ONTGEESTING GERAAKT , EN IN EEN GLOEIEND VUUR GEVALLEN , WORDT ZIJ ONGEHINDERD GEVONDEN. — DE DUIVEL WERPT HAAR VERSCHEIDENE MALEN IN HET VUUR, ZIJ WORDT TELKENS WONDERLIJK GESPAARD. —1566-(19).
Nimmer is er in de godvruchtige wereld een volmaakter afbeeldsel van deze Godspraak : Ik zal haar in de eenzaamheid leiden en haar aan het hart spreken (i) te zien geweest dan de heilige Catharina van Seaen. In de school van den Goddelijken Meester gevormd en onderwezen, had zij, van haren eersten leeftijd af, de vergankelijke dingen leeren versmaden en de eeuwige beminnen, de wereld vergeten en ai hare verkeering in den hemel zoeken.
Alhoewel zij somwijlen verplicht was de uitwendige eenzaamheid te verlaten, om haar met de geestelijke en tijdelijke noodwendigheden des naastes bezig te houden, bleef zij nogtans aanhoudend in God verslonden, hoe verstrooiend hare werkzaamheden ook waren. Over iets aardsch hooren spreken verdroot haar tot walgen toe en aan den nooddruft des lichaams te moeten voldoen verveelde haar als een slaven dwangarbeid. Wij hebben haar, gedurende de drie jaren dat zij gebruik maakte van de vrijheid, door hare ouders haar toegestaan , uitsluitelijk
(1) Osée XII. u.
— 139 —
op de beschouwing zien toeleggen en haar een leven zien leiden, geheel en gansch met Christus in God verborgen (i). Zij verlangde vuriglijk al de dagen van haar leven in dien slaat van eenzaamheid en beschouwing over le mogen brengen ; maar de Voorzienigheid had wegens haar andere inzichten.
De Heer had zijne getrouwe dienares, gedurende eene soort van proeftijd, geoefend, geleerd ^cn aangemoedigd ; hij had haar te strijden gegeven en laten zegepralen ; hij had haar aan het bitter en aan het zoet gewend. Zij was voorkomen met de sterkte des geloofs en met de wetenschap der liefde tot God en tot den naaste, en geoefend in het vak der deugd. Een zoo schitterend licht kon voorzeker niet bestemd zijn om in het verborgen te blijven. De tijd was gekomen dat hij het op den kandelaar wilde stellen om voor allen te schijnen. Catharina had thans den ouderdom van negentien jaren bereikt.
Na het geestelijk huwelijk onderhield de goddelijke Zaligmaker met haar zijne gewonelijke onderhandelingen. Wanneer hij op 't punt was van haar de eene of andere taak op te leggen, voorkwam en onderrichtte hij haar telkereize. Zoo gaf hij haar op zekeren keer eene dergelijke onderrichting;« De geestelijke eigenliefde bedriegt er velen en wel voornamelijk deze, welke op de vertroostingen en verschijningen , die ik aan mijne dienaars somwijlen vergun, zoodanig uitzijn dat zij den evenmensch, wanneer zij hem in geestelijken of tijdelijken nood zien, verzuimen bij te staan en te helpen, onder voorwendsel van den vrede der ziel te verliezen en hunne godvruchtige oefeningen niet te kunnen onderhouden, gelijk zij dat gewoon zijn. Zij gelooven dat zij misdoen omdat zij hun
(1) Ad Colloss. UI. 5.
— 160 —
gewoon getal, gebeden niet afbidden en geene gevoelige godvruchtigheid gewaar worden, zij lalen zich bedriegen door de geestelijke eigenliefde ; want zij mishagen mij meer met do werken van liefde te verwaarloozen dan met al hunne godvruchtige oefeningen te lalen varen. De ge-gebeden die ik vraag en aanbeveel zijn slechts middelen om de liefde tot mij en tot den evenmensch te verwerven, en om in deze liefde te volharden. Zij vergrammen mij meer met den dienst des naastes achter te laten om te kunnen bidden en den vrede te bewaren, dan wanneer zij hunne oefeningen achterlaten om den naaste te helpen. IJet is in de liefde des naastes dat de ziel mij vindt, terwijl zij mij verliest in de vertroostingen waarin zij mij zoekt. Want met den naaste bij te slaan, vermeerdert daardoor zelfs de liefde tot den naaste. Van zoohaast de liefde lot den naaste vermindert, vermindert ook mijne liefde voor haar en met mijne liefde vermindert ook de vertroosting. » Deze onderrichting, gelijk men wellicht begrijpen kan, was de inleiding tol het werkend leven.
Om haar allenskens meer en meer aan hel openbaar leven te gewennen, deed hij haar nu en dan met de menschen in betrekking kQmen. Sedert haar volstrekt afgezonderd leven, was zij niet meer gewoon met de huislieden aan tafel te komen ; zij nam in hare cel slechts eenige kruiden en somtijds een weinig brood. In eene verschijning, na haar over zijne Kerk gesproken en met hare eenige gebeden gezegd te hebben, zegde Onze Heer Jesus-Christus tot Catharina (i) : « Het is 't uur van het
(1) De/.t; belangrijke onderhandeling geven wij woordelijk volgens den zaligen Raymundus ; zij behelsl niet alleen haren roep tot het werkend leven, maar zij is ook eene veropenbaring der goddelijke raadsbesluiten, een kenmerk der onderwerping van de nederige dienares en een bewijs van hare vurige liefde voor de eenzaamheid.
— 161 —
middagmaal ; uwe ouders zetten zich aan tafel ; ga terstond mei hen hot maal nemen en keer dan bij mij weer. » Zij werpt zich, bij het hooren dezer woorden, plat ter aarde en zegt, snikkende van weenen ; « Helaas ! mijn weelbeminde Bruidegom, waarom toch mij uit uwe tegenwoordigheid verdrijven ? Is het omdat ik uwe Majesteit be-leedigd hebt?— ziehier mijn verachtelijk lichaam — slraf hel, op staanden voel; — ik ben bereid om alles te aanvaarden ; — doch spaar mij, ik bid u , de smart van verwijderd van u te moeten wezen , al was het maar een oogen-blik ! Wat zal, wat kan ik aan tafel gaan doen ? Ik neem een voedsel, welk zij, met welke gij mij doet gaan eten, niet kennen. Het brood geeft alleenlijk sterkte aan het lichaam, maar de woorden die uit uwen mond komen, zijn geest en leven voor de ziel. — Gij weet dat ik om u, die mijn Heer en God zijl, te vinden, alle gezelschap van menschen heb gevlucht. Ik heb barmhartigheid verworven ; hoe onwaardig ik ook ben, bezit ik uwe genade ; moet ik nu dien onwaardeerbaren schat verlaten om mij nogmaals in de zaken der wereld te wikkelen, om in mijne onwetendheid le hervallen, en om misschien aan u te mishagen ? Ach ! neen, o Heer nooit zal uwe oneindige goedheid iemand eene bediening opdringen die de ziel van u verwijdert.» Bij deze woorden had zij het hart van zulke droefheid overstelpt dat zij, zonder nog een woord te kunnen uitbrengen, in eenen vloed van tranen losbarst.
Jesus neemt het woord op en zegt om haar moed en troost te geven : «Bedaar u, mijne welbeminde dochter ; 't is billijk dat gij mijne gratie niet in u, maar ook in anderen vruchtbaar maakt; in plaats van mij van u te willen scheiden, wil ik mij nog nauwer mei u vereenigen door de liefde tol den naaste, gelijk ik u in mijne voorgaande onderrichting reeds heb te verstaan gegeven. Mijne
1
— 162 —
liefde, gelijk gij weet, heeft twee geboden, gij moet mij en gij moet uwen evenmensch beminnen. Gelijk men om te gaan twee voeten en om te vliegen twee vleugelen moet hebben , zoo zijn deze twee geboden noodig om in den hemel te komen. Het is niet mogelijk mij te beminnen, zonder uwen evenmensch lief te hebben. Gij herinnert u ongetwijfeld nog wel dat de ijver voor de zaligheid der zielen, dien ik in uw hart gestort en ontwikkeld had, reeds van in uwe kindschheid u zoozeer aandreef dat gij had besloten manskleederen aan te trekken om in de Orde der Predikheeren te kunnen gaan, ten einde aan de bekeering der zondaars te kunnen werken. Hoe vurig hebt gij naar het kleed verlangt dat gij nu draagt. » Was het niet uit eene voorkeuriga godsvrucht voor mijnen getrouwen dienaar, den heiligen Dominicus, omdat de Orde welke hij heeft gesticht, de zaligheid der zielen voor oogwrit heeft? Waarom u dan zoo ontsteld... Waartoe dan al die klachten, wanneer ik u beveel datgene wat gij in uwe kindschheid zoo vurig verlangde : » Catharina, door deze woorden tot bedaardheid gebracht, antwoordt, vragende gelijk Maria aan den Aartsengel : « Hoe zal zulks geschieden ? En de Heer zegt: «Gelijk mijne goedheid het zal willen en schikken. » En de dienslmaagd herneemt; Niet mijne, maar uw heilige Wil geschiedde in alles ! Gij zijt het licht en ik ben slechts duisternis ; gij zijl het leven en ik ben het niet, gij zijt de wijsheid des Vaders en ik ben de onwetendheid. » Catharina meer uit voorzichtigheid dan uit mistrouwen , niet begrijpende , hoe een vrouwspersoon eene dergelijke bediening uitoefenen kon , gaat voort : « Gedoog, o Heer, dat ik u vrage hoe ik uwe bevelen zal volbrengen ? — Hoe kan ik, zwak en ellendig schepsel gelijk ik ben , aan de zielen van eenig nut zijn ? Mijn geslacht stelt er beletsel aan ; de vrouwen hebben geen
— 163 —
hoegenaamd gezag en de welvoegelijkheid duldl zelfs niel van met zekere sloch van menschen menigvuldige betrekkingen te hebben. »
Onze Heer, na haar, gelijk de Engel Gabriel aan Maria, geantwoord te hebben, dat er bij God niets onmogelijk is , geeft haar verdere inlichtingen , zeggende ; « Ben ik niet Diegene welke de wereld geschapen en den man en de vrouw gcnr.akf. heeft? Mijne genade werkt waar ik wil ; voor mij is er geen onderscheid tusschen geslacht of afkomst. Ik kan zoo gemakkelijk oenen Engel als eene mier, nieuwe hemelen als eenen aardworm scheppen ; daar staat van mij geschreven dat ik heb gedaan al wat ik wilde (n); niets is mij onmogelijk ; ik vermag meer dan het verstand zou kunnen uitdenken. Waarom u dan zoo bekommerd met hel middel ? Ik weet dat het uit ootmoedigheid en geenszins uit onwilligheid is dat gij alzoo spreekt. Weet, mijne dochter, dat de hoogmoed van de kinderen der wereld en wel voornamelijk van diegene welke zich voor wijzen en geleerden doen doorgaan , op dit huidige tijdstip , zoo overdreven is dat mijne rechtvaardigheid het nimmer kan gedoogen en hen door eene welverdiende straf gaal beschaamd maken ; doch , voor aleer hen de strengheid mijner rechtvaardigheid te doen ondergaan, wil ik een heilzaam middel gebruiken , opdat zij zich zouden beschamen en vernederen, gelijk eertijds de Joden en de Heidenen, wanneer ik hun menschen zond , die noch aanzien noch kennis hadden , maar die met mijne Wijsheid vervuld waren. Ja, ik zal hen te rechten wijzen door vrouwen , van naluurswege , wel is waar, onkundig en zwak , maar die, door den bijstand mijner genade ondersteund, wijs en machtig
(1) Ps. cxm. 5.
— 164 —
genoeg zullen wezen om hunne trotschheid te vernederen. Indien zij zich lalen overtuigen, indien zij tol inkeer komen, indien zij voordeel trekken uit de onderrichtingen die ik hun in brooze, maar heilige vaten zal vervaardigen, dan zal ik genadig met hen handelen ; maar, hebben zij het stout bestaan van deze los van beschaming te miskennen, dan zal ik hun de eene vernedering na de andere overzenden , ik zal hen zoo voraclUeiijk doen worden dat zij aan do gansche wereld lol spot zullen dienen. Het is de billijke straf die de hoogmoedigen doorgaans te ondergaan hebben ; hoe meer zij zoeken zich te verheffen, hoe dieper ik hen doe dalen. Wat u betreft, mijne dochter , volbreng zonder vrees mijne bevelen, ik wil dat gij in het openbaar verschijnet ; ik zal u overal vergezellen , ik zal u in al wat gij zult te doen hebben, blijven bestieren. »
Catharina onderwierp zich raet eene kinderlijke gehoorzaamheid ; lersiond verliet zij hare kamer , begaf zich bij hare familie aan tafel , alhoewel zij geen voedsel nemen kon, gelijk de Zaligmaker hot haar had bevolen. En ofschoon zij met het lichaam bij de menschen was , zoo verliet zij evenwel met hare ziel het gezelschap van haren hemelschen Bruidegom niet. Nooit verliet zij de eenzaamheid tenzij op een uitdrukkelijk bevel van Jesus-Christus. Zij heeft aan haren Biechtvader verklaard dat zij, eiken keer de Heer haar het bevel gaf van in het openbaar te verschijnen, zoo eene geweldige droefheid gevoelde dat haar hart er van scheen te breken. Zoodra zij hare bezigheden afgedaan had, snelde zij naar hare eenzaamheid, als naar haar middenpunt weer.
De heilige Catharina van Senen mag gehouden worden voor het wezenlijk afbeeldsel van den regel van hel beschouwend leven welken de heilige Thomas aan de godminnende zielen voorschrijft. Wanneer iemand die
— 165 —
zich op hot beschouwend leven toelegt, zegt deze heilige Leeraar der school, tot het werkend geroepen wordt , mag hij de oefeningen van zijneo eersten staat niet laten varen ; want het werkend leven is geene ophouding noch staking; het is slechts eene bijzaak, gevoegd hij het beschouwend. Een godvruchtige heschouwer, alhoewel hij het volmaakste deel verkozen heeft, mag ook niet vergeten dat hij, even als elkeen, met den dienst van den naaste belast is, en in de zorg van een ander mag hij zich ook niet zoo diep wikkelen dat hij door de beschouwing met God niet meer vereenigd blijft. Deze twee bezigheden samen gepaard, dan heldert de beschouwing de werkzaamheid op en het werk maakt de beschouwing des te verdienstiger.
Van zoohaast Catharina , op het bevel van haren god-delijken Meester, het gemeenschnppcüjk leven hogen te volgen, verrichtte zij , zich alles voor allen makende , de nederigste en de beslommerendste huiswerken ; zij zocht en nam vervolgens alle gelegenheden waar om liefdadige werken te doen, waaraan zij, gelijk wij verder zullen zien, met eene onvergelijkelijke zelfopoffering toewijdde, en in zulk eene uilgestrektheid dat men van haar zeggen mag ; zij doorliep steden en vlekken, goed doende aan alleman (i). En nogtans wist zij, door hare nooit onderbrokene ingekeerdheid, het zoo te schikken dat zij, gelijk in hare eenzaamste afzondering , hare gebeden en verstervingen onderhield.
De lastigste huiswerken, zooals vagen, schuren, dwij-len, het tafelgerief wasschen en kuisschen en de keukenwerken doen, waren hare aangenaamste bezigheden. ITet is meermaals gebeurd dat zij de dienstmeid, wanneer deze ziek was, in alles verving en dat zij daarbij nog hel
(1) Act. X. 38.
— 166 —
middel vond om haar op te passen en te verzorgen, zoodat zij somtijds het werk van twee personen afdeed. In de overlast dezer veelvuldige werkzaamheden , verloor zij haren hemelschen Bruidegom zelfs voor geen oogenblik uit de gedachte ; zij was eu bleef zoo innig aan hem en hij aan haar dat de zoetigheid harer samenhandeling noch door de drukte der bezigheden, noch door de uiterlijke betrekking, noch door de vermoeidheid van den arbeid kon onderbroken, verhinderd of gestoord worden. Gelijk aan het vuur dat natuurlijker wijze opwaarts stijgt, zoo werd hare ziel, door de goddelijke liefde ontstoken, uit eene soort van gewoonte aanhoudend gedreven naar onzen Heer Jesus-Christus die gezeten is aan de rechterhand zijns Vaders. In hare ontgeestingen die steeds even menigvuldig bleven, hadden er zeer dikwijls wondere gebeurtenissen plaats.
Op zekeren dag, terwijl zij in de keuken bezig was met koken en braden, volgens hare gewoonte in den Heer verslonden, geraakt zij in ontgeesting en haar lichaam valt geheel en gansch op de gloeiende kolen van hel hevig vuur. Hare schoonzuster komt bij geval in de keuken en, haar in hel vuur vindende liggen, roept in verbaasdheid uit ; « Helaas ! Calharina is verbrand ! » Zij loopt bij haar, trekt haar uit hét vuur. Hare verbaasdheid verandert in bewondering, ziende dal, niettegenstaande hel vuur hevig gloeit, haar lichaam en kleederen niet het minsle geschonden zijn. Geen leeken of reuk van branden en zelfs geene assche was er aan haar te bespeuren, alhoewel zij , naar alle waarschijnelijkheid eenen ruimen tijd op het vuur gelegen had. Men zou wellicht onderstellen dat het hemelsch vuur waarvan hare ziel blaakte , de uitwerksels van het vuur der aarde had weerhouden om het wonder der drie kinderen in den vuuroven te
— 167 —
vernieuwen. Voor het overige was het niet de eenigste keer dat zij door het vuur wonderlijk gespaard werd.
Hoe zeer de duivel die, gelijk een brieschende leeuw , rondloopt, alle deugdzame Kristenen zoekt te verslinden, zoo scheen hij het echter bijzonderlijk op Gatharina gemikt te hebben. Om haren voortgang in de deugd te beletten had hij reeds vergeefsche pogingen aangewend. Nu hij zijn rijk door haren roep lot het openbaar leven bedreigd zag, kon hij zijnen wrok niet langer meer verkroppen. Gatharina begon de zending die zij, om het geloof in de harten te doen herleven , van God ontvangen hadj bij elke gelegenheid uit te voeren. De duivel alsof hij er van het begin af een einde wilde aan stellen, zocht haar van kant te helpen. Dikwijls en op verscheidene plaatsen is het gebeurd, zegt de Legende, dat, terwijl zij het volk in de kristelijke leering onderwees, zij in de tegenwoordigheid der aanhoorders eensklaps opgenomen en in het vuur geworpen wierd ; zij die het zagen, verschrikt, lieten eenen schreeuw en snelden bij om haar te redden ; maar zij richtte zich alleen op en kwam uit de vlam waarvan zij omringd was, zonder dat zij eenig leed en zonder dat hare kleederen eenige beschadiging hadden geleden, en, al glimlachende, zeide zij ; « weest niet bevreesd, het is de kwade beest » alzoo noemde zij den duivel. Eens stond er nevens hot bed waarop Gatharina ziek zijnde lag, een groote aardepot , vol brandende kolen ; de duivel smeed haar mei zulk geweld op het vuur dat de pol door den slag van haar hoofd in verscheidene stukken brak ; en niettegenstaande den harden slag en het brandend vuur, had haar hoofd geen het minste letsel; zij stond op zonder eenig ongemak, en alsof zij met haren vijand den spot wilde drijven, hoorde men haar herhaalde malen zeggen ; •gt; O gij kwade beest! «
— 168 —
CATHARINA VRAAGT E?lt; KRIJGT VAN HAREN VADER DE VOLLE
VRIJHEID OM AALMOEZEN TE GEVEN. - HARE OVERGP.OOTE
LIEFDADIGHEID VOOR DE BEHOEFTIGEN. — GOD VERLEENT HAAR, ZIEK TE BEDDE LIGGENDE, KRACHTEN GENOEG OM AAN EENE WEDUWE IN DEN UITERSTEN NOOD LEVENSMIDDELEN TE GAAN DRAGEN. — ONZE HEER VRAAGT HAAR IN DE GEDAANTE VAN EENEN ARME AALMOEZEN EN KLEEDING EN TELKENS VERSCHIJNT HIJ HAAR NADERHAND. — WONDERLIJKS VERMENIGVULDIGING VAN WIJN IN HET HUIS HARER OUDERS. — 15CG-(19).
Zonder dc liefde tot dea eveamensch is het onmogelijk om aan God te behagen ; zij is één en dezelfde deugd die God en zijn schepsel tol voorwerp heeft. Zij is gelijk aan een tweeloopige bron, die haren eenen waterloop naaiden Hemel tot God doet opklimmen, en haren anderen op de aarde laat ten dienste van den naaste die het beeld en de gelijkenis van God is. Dc liefde tot den naaste bestaat eigentlijk niet in eene zekere gemoedgesteltenis, die ons voor iemand doet genegenheid hebben welke men hem somwijlen , door woorden van vriendschap betuigt ; de liefde, namelijk de oprechte , is even als het geloof door de werken vergezeld. De heiligeCatharina, dit overvloeiend vat van liefde Gods, was ook vol van teerharligheid voor haren evenmensch. Gelijk zij al hare werken uit eene beweegreden van liefde verrichtte, zoo beijverde zij de liefdadigheid bovenmate, omdat zij in den mensch alleenlijk het beeld en de gelijkenis van God beschouwde. Haar medelijdend hart nam in al de smarten van het mensch-dom deel ; al dc ellenden, al de noodwendigheden, zoo van ziel als van lichaam, doordien zij ze zich als in den
— 169 —
persoon van God voorstelde, vonden in haar cene hulp-biedende bescherming. Onmogelijk is hel to verhalen al wat zij voor den naaste heeft gedaan. Wij zullen ons bij de merkwaardigste liefdedaden bepalen, en meer de orde van zaken dan van tijd volgen. Gelijk men natuurlijk van hel volmaakte lot hel volmaaktste opgaat, zullen wij eerst over de lichamelijke en vervolgens over de geestelijke werken van barmhartigheid spreken ; bovendien zullen wij afzonderlijk melden wat zij voor de zieken en wat zij voor de armen gedaan heeft. Beginnen wij met de wondere zaken welke zij voor de behoefligen heeft verricht.
Calharina scheen waarlijk het bezielde werktuig te zijn der goddelijke Voorzienigheid ; op het tijdstip dat zij van God hel bevel ontving van de zending van haar openbaar leven te beginnen, was de behoefte drukkend, waren de menschelijke ellenden menigvuldig. In de voorhelft der veertiende eeuw, werd hot menschdom geweldig geteisterd en gefolterd door oorlogen, omwentelingen, door duurte van levensmiddelen, door aardbevingen en nog het meest door moorddadige pestziekten. Behalve eene menigte andere rampen was er eene uiterste armoede onder de klas der werklieden die, niettegenstaande zij de aarde met hun zweet besproeiden en spaarzaam leefden, aan hun noodig onderhoud niet geraakten en genoodzaakt waren de milddadigheid te hulp te roepen ; eene menigte huis-armen, niet voor behoeftig.} gekend en, schamende hunnen nood te klagen, hadden, zonder onderstand, grievende ontberingen te verduren.
Reeds in hare jeugd had Calharina geen arme kunnen zien, zonder dat haar hart daardoor van smart doorboord werd; dit haar medelijden, met haar opgegroeid, nam van dag lot dag nieuwe ontwikkelingen, naarmate zij de behoefte zag toenemen ; de ellenden der arme ledematen
8
— 470 —
van Jesus-Christus verzachten was welhaast hare voornaamste zorg en kommer.
Alhoewel de Derde-Orde in de wereld het niet voorschrijft, had Gatharina, gelijk de religieuzen in het klooster, zich door de drie kloostergeloften verbonden. Uit kracht der gelofte zoo van gehoorzaamheid als van armoede, was zij dus verplicht van eiken keer, dat zij aalmoezen zocht te geven , de toelating aan hare ouders te vragen, zelfs voor zaken waarover zij recht had te beschikken. Zij vraagde haren vader de algemeene toelating om, volgens haar geweten, te mogen beschikken over het deel der goederen van de familie dat aan de armen toekwam. De vader, overtuigd dat zijne welbeminde dochter in alles volgens de ingevingen van God te werk ging, gaf haar de yolle vrijheid om over alles te beschikken wat er in zijn huis was; zelfs verwittigde hij al de huisgenooten van deze toelating, door deze woorden : «Ik geef aan mijne dochter Gatharina de volle vrijheid van aalmoezen te geven ; volgens haar goeddunken mag zij over al wat er in mijn huis is, beschikken. Ik gedoog niet dat iemand haar hierin belette. »
Gatharina maakte van deze milddadige vergunning ruimschools gebruik ; zij deelde aan den arme uit al wat tot het noodig onderhoud des huisgezins niet volstrekt noodzakelijk was. Doch, gelijk zij gewoon was al haar doen en laten met voorzichtigheid en wijs beleid te overleggen, zoo gaf zij alleenelijk aan degene, welke het waarlijk van noode hadden en, wanneer zij schamele huisgezinnen in gebrek wist, ging zij, ongevraagd, terstond onderstand brengen. Zij legde het altoos zoo voorbedachle-lijk aan dat niemand weten kon , wie de aalmoes deed en zoo voorkwam zij de schaamte van vele noodlijdenden die liever van gebrek vergaan dan (e vragen. Reeds
— 171 —
voor den dageraad stond zij op om, terwijl elkeen nog sliep, aan do bchoeftigen graan, wijn, o!io en al wat zij noodig hadden te dragen ; en, terwijl het nog duister was, ging zij alleen naar het huis dezer gebreklijdende lieden. God opende voor haar de deur die zij achter zich sloot, na haren voorraad binnen neergelegd to hebben, en zij maakte hnar zoo spoedig mogelijk van kant om niet bespeurd te worden. Wij laten hier een van dergelijke gevallen, die zeer dikwijls plaats hadden, volgen rnet al zijne omstandigheden.
Catharina lag eens ziek te bed en leed gansch haar lichaam door zoodanig dat het opstaan haar onmogelijk was. Op dien toestand vernam zij dat er in de nabijheid eene weduwe, mooder van verscheidene kinderen, in don uitersten nood was. Zij werd door een zoo diep medelijden geraakt dat zij den ganschen nacht God, zuchtende en weenende, bad dat hij haar genoegzame gezondheid zou willen geven om deze ongelukkige vrouw in persoon onderstand to kunnen brengen. Zij staat 's morgens vroeg op, vuit een zakje met graan, neemt eene tlesch wijn, eene kruik olie en al de eetwaren die zij bereid vindt. Dit alles in hare kamer bijeen verzamelen was gemakkelijk, maar alles in eens dragen zon zulks mogelijk zijn? Hiermede bekommert zij zich niet. Alhoewel het voor haar, menscheüjker wijze geoordeeld, onmogelijk is om dezen voorraad allegelijk in eens naar het huis dezer schamele vrouw te dragen, belaadt zij er zich mode ; zij neemt een doel op hare schouders, maakt een ander doel aan haren gordelriem vast; dat er nog overblijft, neemt zij gedeeltelijk, in hare rechter- en gedeeltelijk in haro linkerhand ; en rekenende op den bijstand Gods, licht zij deze vracht op, daaromtrent honderd pondon zwaar. Zoodra de klok het morgenduur slaat, voor
— 172 —
hetwelk hel niet was toegelaten in de stad le gaan, begeeft zij zich op weg met dezen zwaren last; niettegenstaande al hare ongemakken, draagt zij het zoo gemakkelijk alsof zij niets te dragen heeft. Eerdat zij de deur nadert, wordt deze voorraad, die de liefde een weinig te voren zoo licht had gemaakt, eensklaps zoo zwaar dat zij genoodzaakt is hem neer te leggen, Zij begint vuriglijk te bidden dat zij dit liefdadig werk. voordat het licht wordt, zou mogen voltrekken. Haar gebed wordt verhoord ; zij neemt het pak wederom op en zij nadert gemakkelijk het huis. De bovenhelft der deur open vindende, opent zij langs binnen de andere helft en legt hare milde aalmoes in huis neer. Hoe stil zij het ook had aangelegd, zoo had het gerucht nogtans de arme vrouw ontwaakt. Catharina, zoohaast zij deze levensmiddelen in 't geheim had neergelegd, poogde te vluchten , maar God belette hel haar ; hij ontnam haar de krachten, die hij zoo even had toegestaan om dit zwaar pak te dragen. Zij wierd zoo krachteloos dat zij hare voelen schier niet meer kon voorlzelten.
Intusschen dat zij , zich al voortslepende, haar poogde te verwijderen, was de behoeflige weduwe opgestaan en zag hare weldoenster die zij van ganscher harte bedankte over de liefdadigheid, meteene meening van enkele liefde bewezen.
Catharina bad en smeekte ten einde naar huis te kunnen weerkeeren, zonder door de voorbijgangers gezien le worden. Zij bekwam evenwel krachten genoeg om , voordat het dag was , in haar huis te geraken. En zij legde zich, lijdend en even zoo ziek als den vooravond, te bedde. Hare ziekten, gelijk wij reeds opgemerkt hebben, volgden den gewonen loop der natuur niet; God schikte ze volgens zijn welbehagen. Telkens dat er noodlijdenden te verhelpen waren, had zij, alhoewel zij ziek le bed lag.
— 175 —
altoos krachten genoeg om de lastigste liefdewerken te doen. Bovendien waren de liefdadigheden der onver-raoeielijke weldoenster van den gebrekhebbenden naaste zeer dikwijls door eenige wonderlijke gebeurtenissen voorgegaan, vtrgezeld of opgevolgd.
AIzoo is God, alsof hij aan Catharina, gelijk eertijdgt; aan den heiligen Mart:nus, ziehlbare teekens wilde geven van het behagen dat hij nam in de meening van Jesus-Christus in den persoon der armen te aanzien, haar menigmaal verschenen om deze zijne woorden, om zoo te spreken, letterlijk te bevestigen ; a Ik heb honger gehad en gij hebt mij gespijsl; ik heb dorsl gehad en gij hebt mij te drinken gegeven ; ik was naakt en gij hebt mij gekleed; ik was ziek en gij hebt mij bezocht... Ik zeg u voorwaar, zoo dikwerf gij dit aan eene der minsten van deze mijne broeders hebt gedaan, hebt gij het aan mij gedaan» (i). Op zekeren dag kwam een arme mensch in de kerk haar eene aalmoes vragen ; omdat zij nooit geld op zich droeg, had zij niets om hem te geven. Zij verzocht dezen arme van mede naar haar huis te gaan, belovende van, zooveel zij zou kunnen, hem Ie helpen. « Indien gij iets hebt om mij te geven, hernam deze bedelaar, geef het mij dan, om de liefde Gods, terstond ; want wachten is mij onmogelijk. » Catharina om hem niet ongetroost te laten gaan , bedacht en zocht, aanstonds een middel. Hare oogen vallen op het zilveren kruisje van haar Pater-Nosler. Zij goefl het aan den arme die het met veel dankbaarheid aanneemt en zoo vergenoegd heengaat alsof hij al heeft wat hij verlangt. Den volgenden nacht, toon Catharina , volgens hare gewoonte bezig was met bidden, verscheen haar Onze Heer, een kruisje, met kostelijke
(1) Mallh. XXV. 35-40.
— 174 —
gesteenten verrijkt, in zijne hand houdende en vraagde : « Kent gij dit kruisje , mijne dochter? — Voorzeker ken ik het, antwoordde Catharina, maar het was onlangs zoo schoon niet. — Gisteren , zegde de Zaligmaker, heeft uw hart het mij met liefde gegeven en het is deze liefde, welke door die kostelijke gesteenten verbeeld wordt. Ik beloof u dat ik, op den dag des oordeels, het u in de tegenwoordigheid der engelen en menschen zal weergeven, gelijk gij het nu ziet, opdat het u tot glorio strekke ; in dat plechtig oogenblik zal ik bekend maken en doen zien wal gij in den persoon der armen voor mij gedaan zult hebben. » Na deze woorden verdween hij en Catharina, van erkentelijkheid doordrongen, wTas meer dan ooit bereid om dusdanige aalmoezen te doen.
Op zekeren keer was de heilige Catharina in de kerk der Predikheeren, nadat de diensten geeindigd waren, met eene harer medezusters eenigen tijd blijven bidden. Wanneer zij uit de kapel der Zusters kwam om naar huis te gaan, naderde haar een jongeling van ruim dertig jaren die er zeer armtierig uitzag en vreemdeling scheen te zijn. Hij smeekte haar in Gods naam om wat kleederen ; hij was half naakt. Catharina die, wanneer er een goed werk te doen was , nooit iets weigerde , zeide hem : q Wacht hier een oogenblik, mijn vriend, totdat ik weder uit de kapel kom en ik zal u een kleed geven. » Terstond keerde zij weder in de kapel en deed met de hulp van hare medegezellin een kleed zonder mouwen uit dat zij, om haar voor de koude le beschutten, onder haren mantel droeg, en blijgemoed ging zij het aan den arme geven. Doch, hiermede niet tevreden, zegde hij haar : « Jufvrouw, gij hebt mij een wollen kleed gegeven ; ik ben er u van harte dankbaar voor; maar zoudt gij mij ook niet een dergelijk linnen kleedsel kunnen bezorgen ? — Volg
— 17S —
mij, hernam Catharina, en ik zal aan uw verzoek voldoen.» t' lluis gekomen, liep zij naar de plaats waar haar vader en hare broeders gewoonlijk hun lijnwaad legden ; zij nameen hemd, onderbroeken, en droeg dit spoedig aan den arme, die, ofschoon hij meer kreeg, dan hij gevraagd had, nog niet voldaan scheen. « Maar, Jufvrouw, zoo ging hij met vragen voort, wat zal ik doen met dit kleed zonder mouwen? Indien gij mij nu nog mouwen wildot geven, dan zult gij mij geheel en gansch in staat gesteld hebben. » Deze vraag, hoe vrijpostig zij ook wras, verre van haar te vervelen, vermeerderde haren ijver. Zij zocht totdat zij eindelijk een nieuw kleed aan den muur vond hangen ; zij nam het, sneed er de mouwen uit en bracht ze aan den arme, die haar zegde ; « Zie, goede Jufvrouw, gij hebt mij wel goed van kleederen voorzien ; ik dank u in den naam van Hom voor welken gij ze mij hebt gegeven ; maar in het gasthuis heb ik eenen gezel die insgelijks gebrek aan kleederen heeft : zoudt gij er hem ook niet wat kunnen bezorgen ? ik zal ze hem van uwentwege gaan dragen. Zonder eenige opmerking te maken, zette Catharina zich op nieuw aan 't zoeken ; maar le vergeefs! al de huisgonooten, de vader alleen uitgenomen, waren, alhoewel zij volle vrijheid had, ontevreden, omdat Catharina zoovele aalmoezen uitdeelde, en hadden al wat hun toebehoorde weggesloten, uit vrees dat zij het aan de armen zou geven. Zij vond niets meer als het kleed waaruit zij zoo even de mouwen gesneden had ; maar zij mocht het niet weggeven, Nvant zij was indachtig geworden dat het aan de dienstmeid toebehoorde. Na ernstig overdacht te hebben of het betaamde het eenig kleed dat zij onder haren mantel droeg, aan den arme te geven, ging zij tot hem en zegde ; « Zie, mijn lieve, vriend, indien ik het kleed missen kon dat ik aan heb, ik
— 176 —
zou het u volgaarne geven ; maar gij begrijpt zoo wel als ik, dat zoo iets onmogelijk is, cn voor het oogcnblik vind ik niets anders meer ; ik bid u dus van u tevreden te houden. Ware het in mijn vermogen, ik zou u al geven wat gij vraagt. » Do arme, mot ecnen vriendelijken glimlach op het gelaat, zogde haar ; « Inderdaad, ik zie da,( gij goedhartig geeft al wat gij ter hand hebt ; vaarwel, dat God u loone. » Wanneer hij heen ging, geloofde Ca-tharina aan eenige teekens te bemerken dnt het Dezelfde was, die zich gewaardigde met haar dikwijls gemeenzame onderhandelingen te houden ; haar hart was er ganscli-van aangedaan en ontstoken ; maar hare ootmoedigheid overtuigde haar dat zij een dusdanig geluk onwaardig was en zij ging voort met de oefeningen welke zij eiken dag gewoon was te verrichten.
Den volgenden dag verscheen haar Onze Heer Jesus-Ghristus in de gedaante van den arme, dien zij gekleed had, het kleed dat zij hem had gegeven in de hand houdende, geheel doorwerkt met paarlen en schitterende van kostelijke gesteenten. lt;■ Mijne welbeminde dochter, zeide hij haar, gisteren gaaft gij mij dit kleedsel met eene groote liefde ; uwe liefdadigheid heeft mij tegen de koude beschut. Ik wil u nu een kleed geven dat de menschen niet zien zullen, maar dat gij gevoelen zult. Het zal uwe ziel zoowel als uw lichaam tegen de koude behoeden totdat gij, in de tegenwoordigheid der engelen en menschen, zult bekleed wezen met eer en glorie.» En :erstond haalde hij uit de wonde zijner zijde een kleedsel, met zijn bloed gepurperd en schitterend van licht. Met zijne heilige handen bekleedde hij er haar mede, zeggende ; «Ik geef u op aarde dit kleedsel met zijne eigenschappen, als zinnebeeld en onderpand van het kleed der verheerlijking, dat gij in den Hemel eens dragen zult. Van dat oogenblik
— 177 —
af heeft Catharina, gelijk zij zelve verklaard heeft, geene koude hoegenaamd meer gewaar geworden en ging zij, in het koudste van den winter , gekleed gelijk in het heetste van den zomer. Het was alzoo dat God toonen wilde, hoe aangenaam hem de liefdeweiken zijn die mei eene zuivere meening gedaan worden, gelijktijdig willende doon zien , dat hij aan zichzelven waarlijk toerekent de diensten, die uit liefde tol hem aan zijne behoeftige ledematen bewezen worden. Hare werken van barmhartigheid verheerlijkten God en de wondere gebeurtenissen, welke ze opvolgden, verheerlijkten Catharina.
Gelijk haar openbaar leven van zijn begin af aan een leven van zelfopoffering was ten dienste van den naaste, zoo behelst de geschiedenis eene menigte van wonderheden te lang om ze allen te melden ; wij zullen er bij gelegenheid nog ontmoeten ; echter oordeelen wij hiH gepast hier nog eene wondere gebeurtenis, als een gevolg-van het bovengemelde , te moeten aanstippen. Tijdens dat Catharina gevolmachtigd was aan de armen uit te dee-len alwat zij goedvond , is het in haar oudershtiis eens gebeurd dat het stuk wijn, waarvan men aan tafel dronk, bedorven was. Catharina die, in zaken van wijn, brood en andere eetwaren, gewoon was het allerbeste aan de gebreklijdenden te geven, ontgon een ander stuk, waarvan nog niemand gebruikt had, en lapte er alle dagen eene groote hoeveelheid van. Deze Ion, volgens hare grootte gerekend, bevatte zooveel wijn dat de gansche familie die zeer talrijk was, met hel spaarzaam aan te leggen, er vijftien of ten langste twintig dagen van drinken kon. Lang eerdat het huisgezin er van begon te gebruiken, had Catharina er van uitgedeeld ; niemand van het huis had het recht om hel te beletten. Men begon welhaast van dit stuk voor de geheele familie te tappen, en Catharina
9.
— 178 —
bleef niel te korl om haar dce! voor do behoeftige zieken er van te nemen ; zij was des te vrijer omdat, nu elkeen er van nam, hare milddadigheid des le minder opspraak zou te lijden gehad hebben. Niel slechls vijftien, twintig dagen, ja eene gansche maand verliep er, zonder dal hel vvijnstuk scheen te ledigen. De goede hoedanigheid des wijns was een zoo even groot wonder als deszelfs vermenigvuldiging ; al die er van dronken verklaarden van de eerste teug , nooil zuiken aangenamen en goeddoendeii wijn gedronken te hebben. Elkeen was verwonderd en niemand begreep den oorsprong. Catharina die alleen in het geheim van den Weldoener was, deelde aan al de arme menschcn, welke zij maar vinden kon, er overvloedig van mede. Na verloop van drie, van vier maanden gaf de ton dezelfde hoeveelheid en dezelfde goede hoe-nigheid van wijn. Eindelijk nadert de wijnoogst; men is bezig met de tonnen te bereiden om ze met den nieuwen wijn le vullen ; al de ledige stukken zijn reeds gevuld ; maar zij kunnen a! den wijn niet inhouden ; men oordeelt noodig het sluk dat nog aliijd mei denzelfden overvloed loopt, le ledigen om den wijn die reeds uit de pers vloeit, er op le doen. Er wordt besloten het stuk te openen, te onderzoeken en, indien er nog op is, op flesschen té trekken, en met nieuwen wijn le vullen. Maar groot was de verwondering. De ion die den avond le voren zuiveren wijn met overvloed gaf, was zoo droog alsof zij verscheidene maanden ledig ware geweest. Wanneer men de uiterste droogte der ton, van welke men tot op dien stond toe zooveel en zulten goeden wijn getrokken had, beschouwde, waren al die er getuigen van waren, het eens om le erkennen dal het een werk der goddelijke Voorzienigheid was, die de overgroote milddadigheid van Calharina en de gulhartige toelating van haren vader
gt;
— 179 —
wilde beloonen en zegenen. De huisgenooten die, nu en dan, over dal overvloedig uildeelen hunne ontevredenheid wel eens hadden geuit, veranderden van gedachte en van taal. De faam der heiligheid van Calharina verspreidde zich meer en meer, door het gerucht van dil wonder, dat welhaast de gansche stad door gekend was.
— 180 —
KIV. HOOFDSTUK.
GROOT MEDELIJDEN VAN DE H. CATHARINA VOOR DE BEHOEFTIGE ZIEKEN.—ZIJ DIENT EENE MELAATSCHE VROUW, BETRAPT HARE ZIEKTE EN, TERWIJL ZIJ HAAR BEGRAAFT, WORDT ZIJ SCHIELIJK GENEZEN. — ZIJ VERZORGT EENE VERKANKERDE VROUW DIE HARE EER DOOR SCHROOME-LIJKE LASTERINGEN BENEEMT. - OPENBARE EERHERSTELLING. — OM DEN TEGENZIN DER NATUUR TE OVERMEESTEREN, DRINKT ZIJ DEN ETTER DIE UIT DE VERKANKERDE WONDE VLOEIT. — DOOR HARE GEBEDEN BEKEERT ZIJ EENE HAATDRAGENDE VROUW. — GOD TOONT HAAR DEZE GELUKZALIGE ZIEL EN VERLEENT HAAR DE GAVE VAN DEN-STAAT DER ZIELEN TE KENNEN. — 1567-(20).
Het modelijden is eene gesteltenis der ziel die het h:irt beweegt om in de rampen van anderen dusdaniglijk deel te nemen dat men, gelijk do heilige man Job, weent met den bedroefde en lijdt met den behoefiigo (i). De werken van barmhartigheid, met deze liefdevolle gesteltenis gedaan , zijn niet alleen van eene des te grootere waarde bij God , maar hebben op den ellendige, behalve dat de aalmoes of de dienst hem veel aangenamer is, eenen zekeren invloed van troost. Wanneer men waarlijk doordron-isvan medelijden , een gevoel dat de kristelijke liefde in het hart stort, dan heeft men ook de bereidvaardige gesteltenis om den evenmensch te beminnen gelijk zich zeiven, dan is men aangedreven tot edelmoedige opofferingen. Neem de liefde van eene goede en teerhartige moeder eens in aandacht ; welke zorg en welken ijver wendt zij al niet aan om haren zoon in zijne noodwendig-
(1) XXX. 35.
— 181 —
heden bij te staan! Welke goedheid in het verdragen zijner gebreken ! Nu iijdt zij dezelve met geduld; dan berispt en bestraft zij die met rechtvaardigheid ; somüjds verbergt en ontveinst zij ze met voorzichtigheid. Zie , met welke vreugde zij deel noemt in zijn geluk en door welke droefheid zij is aangedaan, wanneer hem een onheil overkomen is ! Zijne vreugde en zijne smarten gaan haar zoo diep , ja zelfs dieper dan hare eigene ter harte. Met welke vurigheid bidt zij voor hem ! Met welke be-langlooze liefde omringt .zij hem met hare zorgen ! Haar zelve vergetende, schijnt zij niet te leven dan voor haren lieveling. Om teederder te zijn voor hem, is zij wreeder tegen haar zelve.
De heilige Catharina had voor den naaste waarlijk hel hart eener moeder. Ecne moeder kan aan de smarten van haar kind niet zoo gevoelig wezen, als Catharina het was aan de ellenden van het lijdend menschdom. De liefde, waarmede wij haar de armen ter hulp hebben zien snellen, is onvergelijkelijk minder dan het medelijden , dan die geduldige en onvermoeielijke zorgen waarmede wij haar hot ziekbed der lijdenden gaan zien omringen.
Er was destijds te Senen eene oude arme vrouw , Tecca genaamd, ziek ; uit hoofde barer overgroote armoede was zij genoodzaakt, eene schuilplaat^ in het gasthuis te zoeken. Dit arm ziekenhuis kon haar nauwelijks van het noodzakelijke voorzien : hare gesteldheid verergerde ; haar lichaam werd gansch met melaatschheid overdekt. De besmettelijkheid en verpestende stank boezemden eenen zoo gruwelijken afschrik en walg in, dat niemand het ziekbed durfde naderen. Er werd besloten deze melaatsche buiten dn stad te voeren, uit voorzorg om eene algemcenc besmetting te voorkomen, gelijk men voor dusdanige ziekten gewoon was.
— 182 —
Nauwelijks heeft onze heilige Moeder der lijdenden dit vernomen of zij snelt in alle haast naar het gasthuis ; zoohaast zij de ellendige melaatsche bespeurt, valt zij haar , zonder aandacht te nemen op hare afgrijselijke gesteldheid, om den hals, omhelst haar en belooft, met verzoek van haar in eene afgezonderde plaats te leggen , haar te bezorgen al wal zij noodig heeft, en haar te dienen en bij te staan tot het einde van haar leven. Zij volbracht, wal zij beloofde ; tweemaal daags, des morgens en des avonds, ging zij haar bezoeken en haar brengen al wat haar onderhoud en ziekte vereischten. Des morgens, wanneer zij van de kerk kwam, maakte zij haar bed , wasehte en reinigde zij de melaalsche en de kamer , kookte hare spijzen, hielp haar in al wal zij verlangen kon en bereidde haren nooddruft voor den geheelen d'ig. Des avonds deed zij hetzelfde voor geheel den nacht. In deze melaalsche vrouw beschouwde zij den Bruidegom barer ziel, die zelf zich in dc profeten als eenen melaat-schen verbeeldt.
De overgroole ootmoedigheid en dienstwilligheid van Calharina boezemden aan deze, zoo wel verzorgde zieke, allengskens eene zekere verwaandheid of onbeleefde vrijheid in. Alsof onze dienslwillige Heilige door oenen plicht van rechtvaardigheid was verbonden te doen wat zij uit louler gevoel van medelijden deed, beschouwde en behandelde deze meesterachtige vrouw haar welhaast als hare dienstmeid ; wanneer zij een weinig later kwam dan naar gewoonte, wanneer alles niet juist was, gehjk zij het begeerde , bekeef zij hare weldoenster, en niet zelden beleedigde zij haar met smaad- en spotwoorden. Calharina, altijd even kalm en bedaard van gemoed, poogde haar tevreden te stellen, en antwoordde haar telkens, mot dezelfde zoetaardigheid en minzaamheid even alsof zij aan
— 183 —
hare moeder sprak : « Mijne lieve inooder, zeide zij haar, om de liefde Gods, onlslel u niet ; ik heb wat lang vertoefd, ik zal mij haasten om al wat tol uwen dienst noo-dig is in te halen. » Terstond onslak zij h%l vuur, maakte het water warm , bereidde de spijzen en deed zij al het werk zoo spoedig af dat de arme vrouw, hoe onverduldig zij ook was, niet kon laten haar te bewonderen.
Deze ziekte was van langen duur, en alhoewel de ijverige maagd dagelijks met nieuwe ondankbaarheden beloond wierd, bleef zij haar met hetzelfde geduld en met dezelfde bereidvaardigheid verzorgen en oppassen. Eene zoo he-langlooze liefde, waar zal men zo vinden ?
Terwijl elkeen haar bewonderde, omdat zij deze vrouw, die met zoo eene aanzeltelijke zickle besmet was, mei zooveel liefde en onbeschroomdheid diende , was hare moeder ontevreden en kon niet laten hare klachlen te uiten. « Mijne dochter, indien gij die vrouw büjft verzorgen , gaal gij voorzeker hare besmettelijke ziekte betrappen en in ons huis brengen : ik wil niet dal gij ze nog langer dienet. gt;■ Maar Calharina, die al haar betrouwen op God stelde, trachtte hare moeder te bevredigen en gerust te stellen, haar zeggende dat er niels te vreezen was en dat zij van deze bediening, die haar door de Voorzienigheid was aanbevolen, en die zij beloofd had , niet kon noch mocht afzien.
God liet toe dat Calharina, gelijk hare moeder vreesde , deze besmettelijke ziekte betrapte; zij kreeg de me-laalschheid aan hare handen die met het lichaam van Tecca gedurig in aanraking waren. Doch zij, die haar lichaam als vuiligheid aanzag , liet er zich weinig aangelegen, met welke ziekte zij besmet was, als zij maar aan God behagen kon. Zonder iets van hare liefdewerken, achter te laten en, zonder ooit te klagen, verdroeg zij deze ziekte
— 184 —
ecnen gernimcti tijd. Nadat God eenigen lijd zijn behagen genomen had in de edelmoedigheid van zijne getrouwe dienares , wilde hij eon einde aan hare beproeving stellen. Tecca slierfoen Catharina stond haar in den doodstrijd bij. Hoe afgrijselijk dit lijk ook was, reinigde, waschte en kleedde zij het met de grootste zorg ; zij zelve bestelde het ter aarde. Zoohaast zij dit laatste werk van barm-hartigheid had geeindigd, verdween eensklaps hare kwaal; er bleef geen het minste teeken meer van over, hare handen zelfs schenen zuiverder en gezonder dan te voren.
Op het tijdstip dat Catharina zich aan den zieken-dienst der armen toewijdde, was er te Senen eene andere weduwvrouw, zuster van de Orde der boetvaardigheid, door eene schrikverwekkende kwaal aangetast ; haar naam was Andrea : haar boezem werd door eenen gruw-zamen kanker doorknaugd ; do wond wazemde zoo eenen verpestenden slank uit dat men, zoo men haar naderde, zonder don neus te stoppon , in onmacht viel ; verre van haar op te passen en dienst ledocn, durfde haar niemand komen bezoeken. Catharina, die de verlatene armen als door God lot haren dienst bestemd aanzag, nam de taak op zich, ging haar bezoeken en bood haren dienst aan. Deze medezuster was ten uiterste tevreden en vergenoegd; want zij was schier van allen verlaten. .Met eene moederlijke zorg bewees zij haar al den noodigen dienst , al is 't dat de slank van dag lot dag onverdragelijker wierd. Zonder acht te nemen op de walgelijke uitwaseming der verzwering, ontbloot, zuiverl, wascht en vermaakt zij eiken dag tweemaal de wonde ; on zij doet dit alles met zoo eene blijgoestigheid en met zoo eenen zorgvuldiger) ijver dot de zieke vrouw haren moed en de overtolligheid van hare liefde grootelijks bewondert.
De duivel, verbitterd om den heldenmoed van zoo eene
— 185 —
jonge maagd, gebraiktr; eene listom er hao.r eenon afkeer van te doen opvatten. Op zekeren dag dat zij de verkankerde wonde, om zo te vermaken, ontdekte, kwam er een buitengewoon walgelijke stank uit; hare maag scheen om te keeren in haar lichaam en dreigde over te geven. Zoohaast zij dit gewaar wordt, schiet zij tegen haar zolve in eene soort van gramschap en, zich deze lafheid verwijtende, zegt zij, tot haar zolve sprekende ; « Weihoe ! zuil gij afkeer hebben van uwe zuster die door hot bloed van uwen Zaligmaker vrijgekocht, is ! Kunt gij niet ziek worden , gelijk zij ? zoudt gij geeno kwaal kunnen krijgen, zelfs besmcttelijker dan diegene welke zij heeft? Leve de; Heer ! Gij zult hot duur betalen. »
Terstond stelt zij haren mond op de opening der verzwering en houdt er hem zoolang togen totdat zij het minste gevoel van walg heeft uitgedoofd en over den tegenstand der natuur teenemaal zegepraalt. » TToud op , mijne lieve zuster, riep de zieke , houd toch op, ik wil niet dat gij u , met een zoo afgrijselijk voedsel vergeven zoudet. » Maar Catharina hield slechts op, nadat zij den vijand overwonnen had. Hij liet haar eenigen tijd gerust ; doch in tusschentijd beraamde hij een ander middel.
De duivel hoopte de lijdende vrouw gemakkelijker over te kunnen halen dan do manhaftige jonge maagd. De zaaier van hel onkruid begon met den geest dezer arme weduwe, die even zoo ziek was als haar lichaam , vol te blazen van alle slach van kwade vermoedens; hij deed haargelooven dat Catharina, op den tijd dat zij bij haar niet was, om haar te dienen, zich aan de schandelijkste onkuischheden overgaf. Doordien zij ootmoedig van harte was en meer op God betrouwde dan op haar zelve, viel het haar niet zwaar ; ook liet zij er zich weinig aangelegen en stelde ook weinig prijs op al wat de menschen van
— 186 —
haar oordeelden ; zij zag nicl anders als haren Bruidegom en ging met denzelfden ijver voort, gelijk zij begonnen had. Dan poogde do duivel den geest dezer oude vrouw meer en meer le verblinden en het gelukte hem van haar zoodanig le verbitteren dat zij Catharina openbaarlijk begon te lasteren op eene schandige wijze en haar vermoeden aan andere vrouwen bekend le maken.
Deze eerroovende lastering werd allengs door de stad verspreid, bij zoover dat eenigen van de oudste zusters der Derde-Orde van den heiligen Dominicus, die met het bewaken der anderen belast waren, bij de zieke vrouw wegens dit gerucht kwamen inlichtingen nemen. Andrea vertelt hun al wat de duivel aan hare inbeelding ingeeft. Deze zusters, vergramd, ontbieden Catharina dat zij zich bij de overste moet komen verantwoorden. Do bitterste vermaningen ontvangende , werpt zij zich op de knieën en, zonder zich le biklagen over devalsche betichlujgen, antwoordt zij met hare maagdelijke schaamte en met hare eenvoudigheid eener duif ; « Vergeef het mij , mijne moeder, maar ik weet niet hoe het mij zou mogelijk zijn de fouten te bedrijven van welke gij mij spreekt ; want met de genade des lleeren, zou ik liever slerven dan God te vergrammen en vooral op eene wijze, gelijk gij het zegt. Ik heb mijnen maagdom aan God, aan Maria en aan den heiligen Dominicus opgedragen ; ik mag u verzekeren dal ik met de gratie Gods altijd maagd ben. s De overste, hare ooimoedigheid en kinderlijke eenvoudigheid ziende , liet haar in vrede saan.
Catharina, in hare kamer wedergekeerd, nam heure toevlucht tot haren goddelijken Bruidegom en hare ziel drukte hare smart in dezer voege uit: gt; O almogende Heer, mijn welbeminde Bruidegom ! gij weet hoe kiesch de eer eener maagd is en hoe bezorgd uwe bruiden moe-
- 187 —
lcn wezen ten einde deze deugd onbevlekt le bewaren. Hel was daarom dal gij uwe glorierijke Moeder aan den heiligen en zuiveren Joseph hebt toevertrouwd. Gij weel insgelijks, welke pogingen de vader der leugentaal in iiel werk legt, om mij le doen afzien van hetgene uwe liefde mij heefl doen ondernemen. Kom mij dan le hulp, mijn Hoeren God, gij kent mijne onschuld ; gedoog niet dal de oude slang, die gij door uwe dood overwonnen hebt, iels legen mij vermoge. » Terwijl zij alzoo weenende bad, verscheen haar de Zaligmaker der wereld en bood haar eene gouden en eene doornen kroon aan ; Gulharina nam de doornen kroon en drukte ze met zulk geweld op haar hoofd dat de doornen er van alle kanten indrongen, ïuen zegde haar de Heer ; « Laat u niet gelegen , mijne dochter, aan het oordeel der menschen, wanneer uw ge-welen getuigenis geeft van uwe deugd en onnoozelheid. — Paulus , mijn Vposlel, had wel zijn best gei! an om de anderen le stichten en aan hunne zaligheid gearbeid voor zooveel in zijne macht was : doch hij heefl niet kunnen beletten dal hij van sommige menschen veroordeeld en gelasterd wierd. Hij heeft alles bevolen aan mij , aaq wien alles bekend is, en heeft door de verduldigheid en de ooimoedigheid zich verdedigd legen de longen der kwaadsprekers, en legen de ijdele en leugenachtige vermoedens dergene, die alles wal hun boos harl hun ingaf legen hem uitstrooiden. — Alles is mij mogelijk ; gelijk ik deze lastering heb toegelaten, zoo kan ik ze lerslond doen ophouden. — Ga voort in den dienst dien gij ondernomen hebt, en zwicht den duivel niet die hel u belellen wil; ik zal maken dal gij eene luisterlijke overwinning op hem behaalt, en dat al de listen, welke hij u legt, tegen hem keeren, tol zijne schande en tol vermeerdering uwer verheerlijking.» Na deze woorden verdween de Zaligmaker uit haar ge-
— 188 —
zicht. De dienares des lleeren was er geheel en gansch door opgebeurd en had nieuwen moed.
Lapa, hare moeder , had inlusschen al de maren vernomen welke de zieke vrouw onder de zusters had verspreid ; zij was verzekerd en gerust wegens de onschuld harer dochter ; maar niet weinig gestoord over den laster dien men aangaande hare eerbaarheid had uitgestrooid , sprak zij lot Calharina : « Hoe menigmaal heb ik u gezegd, mijne dochter, dat gij dat boos wijf.verlaten moest ! Gij ziet nu wel op welke wijze zij al uwe diensten beloont ! Zij heeft u zwart gemaakt bij uwe medezusters en bij andore lieden. Indien gij haar nog blijft dienen, indien gij bij haar nog gaai, dan noem ik u nimmer mijne dochter.» Dit was nogmaals eene list van den boozen geest om Calharina in haar edelmoedig werk van liefde te hinderen. Wanneer zij dit hoorde, zweeg zij een oogenblik ; dan nadert zij hare moeder , werpt zich voor hare voeten en zegt haar ootmoediglijk : «Mijne allerliefste moeder, laat God zijne zon zoowel niet schijnen over de ondankbare zondaars die hem dagelijks vergrammen als over de rechtvaardigen die hem dienen ? Heeft onze Zaligmaker , toen hij aan het kruis hing, het werk van de verlossing der wereld niet voltrokken , niettegenstaande hij gelasterd en valschelijk beticht wierd ? Verlaat ik deze zieke vrouw, niemand zal haar aantrekken en , zonder onderstand en zonder hulp, zal zij van gebrek vergaan en sterven. Oedoog dus niet dat wij do oorzaak van hare ellendige dood zijn. Wat deze ongelukkige betreft, zij is door den duivel misleid geweest; God gaat haar verlichten , en zij zal met groot leedwezen hare dwaling erkennen. » De moeder, door deze woorden bedaard geworden, liet hare dochter doen wat zij verlangde en gaf haar den zegen. Catharina keerde op den gewonen tijd tot hare zieke lerug,
— 189 —
en diende haar met zulke welwillendheid en liefde alsof zij nooit kwaad van haar gesproken had. Andrea was verwonderd van haar zoo opgeruimd en tevreden te zien ; reeds had en begon zij al meer en meer spijl te krijgen omdat zij den ijver van hare weldoenster dagelijks zag vermeerderen. Men mag met reden onderstellen dat Calha-rina, zoo ijverzuchtig voor de zaligheid der zondaars, gelijk zij was, niet alleen het ongelijk vergaf, maar ook vurige gebeden hemehvaarls slierde lot bekeering van deze vrouw, ongelukkig volgens ziel en lichaam.
God had eindelijk medelijden met deze ellendige en , zoowei tot verheerlijking zijner bruid als lot bekeering van deze zondares, zond hij haar de volgende verschijning. Op zekeren dag, toen zij te bed lag, zag zij, op het oogenblik dat Calharina in hare kamer trad en bij haar naderde , een zoo schoon, zoet en aangenaam licht dat zij al hare pijnen vergat. Terwijl zij te allen kanten rond blikte om te onderzoeken wat het voor een licht mocht wezen, ontwaarde zij eensklaps het aanschijn van deze die haar gewoon was te dienen. Maar met verbaasdheid bespeurde zij dat zij van gedaante zoo zeer veranderd was dat zij niet meer geleek aan Calharina, de dochter van Lapa. Haar aanschijn schitterde van majesteit, gelijk dit. van eenen engel, en zij was van eene hemelsche klaarheid omgeven op eene wijze dal zij er mede scheen bekleed te zijn. Op dit zicht voelde zij het leedwezen over haren misslag vermeerderen en zij verweet zich bitterlijk van zoo een heiligen persoon zoo schandiglijk le hebben gelasterd. Deze verschijning verdween en liet de zieke onder eenen indruk van spijt en droefheid. Door de droefheid overmeesterd, barst zij in weenen en snikken uit en, erkennende dat zij legen haar gezondigd had, met haar niet alleen valschehjk, maar bovendien zoo schandelijk le be-
— 190 —
schuldigen, vraagde zij haar ootmoediglijk vergiffenis. Calharina valt dc rouwhartige zieke om den hals, omhelst en troost haar, met haar te verzekeren dat' zij, verre van ooit do gedachte van haar te verlaten ontwaard te hebben, zelfs geen gevoel van afkeer tegen haar had gevoeld. « Ik woel zeer wel, mijne lieve moedor, zegt zij haar, dat de vijand der zaligheid al deze ontstichtingen opge-rokkend en u bedrogen heeft. Het is dus niet aan u, maar aan hem die er de oorzaak van geweest is, dat ik het toe moei wijten. « Na haar aldus van haren kant alle verzekering gegeven to hebben, bewees- zij haar al den noodigen dienst, en om geenen tijd te verliezen, keerde zij spoedig naar huis weder.
Andrea, vol leedwezen, ontbood den volgenden dag al de personen aan welke zij hare valsche oordeelen kenbaar gemaakt en kwaad van Catharina gesproken had : al weenendo beleed zij dat zij, door den duivel misleid, grootelijks had misdaan ; zij verklaarde bovendien dat deze van welke zij al dat kwaad had gezegd, niet alleen onschuldig, maar zelfs eene heilige was, vervuld met den geest Gods. En toen men haar vraagde welke reden haar aangaande de heiligheid van Catharina verzekerde, begon zij breedvoerig te verhalen al wat zij daags te voren gehoord en gezien had. Door deze rechtzinnige bekentenis werd de eer van Catharina niet alleenelijk de gansche stad door hersteld, maar men begon haar al meer en meer te bewonderen en als eene groote heilige te roemen. Catharina liet er zich weinig aangelegen of zij geprezen of veracht wierd ; had hel haar vrijgestaan, zij zou de lasteringen voor de lofbetuigingen verkozen hebben. Zij ging met denzelfden geestdrift in hare liefdewerken voort.
De duivel, alhoewel overwonnen, gaf het niet op ; gelukte hij niet in deze list, zoo legde hij haar eene andere ;
— 191 —
door zijne lasteringen had hij meer verloren dan gewonnen, evenwel kwam hij haar nogmaals kwellen met den opstand der natuur. Wanneer zij op zekeren keer de afgrijselijke verzwering bloot maakte om do wonde te zuiveren, wasemde zij oenen verpestenden stank uit. Haar hart ontroerd, walgde er van en hare ziekelijke maag begon te braken; zij gevoelde in haar eencn hevigen afkeer, door den duivel verwekt, ontslaan. Hare voorgaande overwinning terstond indachtig geworden, schoot zij togen haar lichaam in eene heilige woede en zegde lol zich zelve: « Leve God, leve de Bruidegom mijner ziel! inzwelgen zult gij, of het u lief of leed is, hetgeen u zoo afkeerig doet worden. gt;gt; Terstond verzamelt zij den etter die uit de verkankerde wonde loopt, in eenen lepel ; zij begeeft zich een weinig aan den eenen kant en neemt dien otter en die vuiligheid met eene teug in. Van dan af, gelijk zij bekend heeft, werd zij van niets meer afkeer gewaar.
Den volgenden dag verscheen haar de Zaligmaker om hare edelmoedigheid te beloonen ; haar de vijf heilige wonden die hij voor ons aan hel kruis ontving, toonende, sprak hij haar aldus toe ; « Mijne welbeminde dochter, voor mij hebt gij reeds harde strijden doorslaan en door mijne hulp hebt gij altoos de overwinning behaald ; het is daarom dat gij mij meer en meer behaagt. Gisteren vooral hebt gij mijn hart uitermate verheugd; niet alleen hebt gij de zinnelijke vermaken versmaad, niet alleen hebt gij allen menschelijken lof veracht en de aanvallen des duivels verijdeld; maar met uil liefde tot mij eenen zoo walgelijken drank in te zwelgen, hebt gij de natuur overwonnen. — Welnu ! aangezien gij eene bovennatuurlijke daad hebt verricht , wil ik u eenen bovennatuurlijken drank laten proeven. » Dan bood hij haaide heilige wonde zijner zijde aan en liet haar daar-
— 192 —
uit de zoetigheden der eeuwigheid met volle teugen drinken. Hare ziel wierd daardoor met zoo eenen overvloed van genaden overgoten dal haar lichaam er van vervuld en er door versterkt was. Van dan af kon hare maag geen stoffelijk voedsel meer nutten of verdragen. Vraagde men haar waarom zij niet meer at, dan zegde zij : « De Heer heeft mij lot straf mijner zonden met eene wondere ziekte geslagen, zoodat ik niet meer eten kan, alhoewel ik zou willen. Bidt dus voor mij, opdat hij de zonde die de oorzaak mijner ontsteltenis zijn, zou gelieven te vergeven.» Zoo wist zij hetgeen voor haar eene reden was van zich te verheffen, tol slof van vernedering te doen dienen.
Op denzelfden lijd was er te Senen eene vrouw Pal-merina genaamd, die godvruchtig scheen en vele aalmoezen gaf. Niettemin had de duivel er zijne slavin van weten te maken. Haar bij haren zwakken kant nemende, maakte hij gebruik van een overblijfsel van hoogmoed dien zij , hoe godvreezend zij voor het overig ook was , nooit genoeg had overmeesterd. Door den prilkel eener geheime afgunst gekwollen en ingenomen, had zij tegen onze heilige maagd eenen vijandelijken haat opgevat die steeds toenam, naarmate de roem harer heiligheid ruchtbaarder wierd. Als van den duivel bezeten , grijnsde zij van woede, wanneer zij het voorwerp van haren haat zag ; haren naam hooren uitspreken was genoeg om haar woedend te maken. Zoo wel in het openbaar als in 't geheim , beknibbelde en verachtte zij haar. Zij scheen door eene helsche arglistigheid begaafd te zijn om aan hare valsche uitvindingen en lasterende logentaal eenigen schijn van waarheid te geven, om die door het klein volk, dat meer genegen is om het kwaad dan het goed voor waar te houden , te doen gelooven. De deugdzame en welmeenende lieden en hare ouders waren hierover
— 195 —
veronlwaardigd en niet weinig gestoord ; maar voor Ca-tharina was hel als iets dat haar niet aanging. Het verlies harer faam ging haar min ter harte, dan dit van eene ziel voor wier zaligheid zij op eiken stond bereid was haar leven ten beste te geven. Zij liet de verdediging van haren naam gansch aan God over en inmiddels poogde zij deze, die niet ophield haar te lasteren en to verwenschen , door zachtaardigheid en ootmoedigheid te winnen en te bedaren ; maar te vergeefs. Alsdan nam Catharina hare toevlucht tot het gebod en smeekte, gelijk het Evangelie beveelt, om barmhartigheid voor diegene welke haar lasterde en vervolgde. Eerdat God barmhartigheid deed, wilde hij de lasteraarster zijner dienares zijne rechtvaardigheid doen ondergaan. Hij kastijdde het lichaam van Palmerina als middel om hare ziel te genezen. De doodelijke ziekte dezer stijfhoofdige vrouw genas echter haar haatdragend ziek hart niet; haar haal scheen integendeel toe te nemen.
Van zoohaast Catharina de ziekte vernam , ging zij haar bezoeken en zocht haar door alle teekens eener rechtzinnige teederheid en liefde te winnen ; zij stond haar bij, troostte haar en bewees haar al de diensten, welke zij uitdenken kon. Zij liet niets onbeproefd , zij vernederde zich in hare tegenwoordigheid om eeuig gevoel van berouw in te boezemen aan deze ziel, welke ieder oogenblik voorden eeuwigen rechterstoel stond te verschijnen ; alles was vruchteloos ; harder dan eene rots, bleef zij ongevoelig aan de woorden en werken, welke eene zoo teedere liefde voor oorsprong hadden. Deze zieke scheen, gedurende de drie dagen, dat zij met de dood worstelde, hare spraak maar te behouden om met dezelfde schaamteloosheid do zuivere bruid van Christus te lasteren, vuil te maken en haren oaverzoenlijken haal te voldoen. Haar haat ging eindelijk zoover dat zij aan Catharina heihuis
9
— 194 -
ontzegde. De oppersle Rechter liet alsdan de loodzware hand zijner wraakneming op de vijandin der liefde neerdrukken. Eensklaps verlieten haar de krachten en zij viel in eene soort van doodstrijd, en was in het uiterste gevaar van, zonder de laatste heilige Sakranienten te hebben ontvangen, te sterven en veroordeeld te worden. Catharina die het hart in zijn teederste gevoel, in het gevoel van medelijden getroffen had, sloot zich in hare kamer op en begon , met al de vurigheid van haar liefdebrandend hart, te bidden en te srneeken dat God niet zou toelaten, dat er om harentwil eene ziel zou verloren gaan. God verschijnt haar, als eene ongenadige rechter; hij toont haar de menigvuldige zonden dezer achterklapster en brengt tegen de smeekingen van Catharina, die niet ophoudt zijne oindelooze barmhartigheid in te roepen, de wraakneming zijner rechtvaardigheid in. Er schijnt eene soort van twistrede te ontstaan, gelijk eertijds tusschen God en Moyses. God had in zijne gramschap besloten de kinderen van Israël om hunne wederspannigheid testraffen ; Moyses riep, de handen ten hemel geheven , aanhoudend om genade, zeggende : Bedaar toch uwe gramschap , o Heer, en vergeef hun hunne ongerechtigheden.— Laat mij geworden, zegde God, laat mij toe, dal ik mijne icoede tegen hen uitwerke en hen ver de!ge (i). God, niettegenstaande zijn stellig besluit, liet zich bewegen en spaarde zijn straf-plichtig volk. Gelijk Moyses, volharde Catharina in 't gebed , niettegenstaande God haar uitdrukkelijk verklaarde dat zijne rechtvaardigheid zoo eenen onrechtvaardigen en onverzoenlijker! haat niet ongestraft kon laten ; « O Heer, riep zij uit, ik zal niet ophouden om genade te smeeken, zoolang ik niet verzekerd ben, dat gij hare ziel van de
(1) Exod. LXXXII. 10.
— 195 -
eeuwige dood verlossen zult.. O alle.rgenadigste Zaligmaker, in den naam uwer goedheid en barmhartigheid, smoek ik u van toch niet te gedoogen, dat hare ziel van hel lichaam scheide, voordat zij vergiffenis verkregen , voordat zij de heiligmakende gratie bekomen heeft. » Zoo bad, zoo smeekte zij, en haar gebed had eene dusdanige kracht dat dc zieke niet kon sterven. Haar doodstrijd duurde drie dagen en drie nachten. Gedurende ai dien tijd hield Catharina geen oogeablik op van voor haar ten beste te spreken. Eindelijk overwint zij den Onoverwinnelijke. De tranen der nederige dienstmaagd zegepralen over de wraakneming van den Almachtige, die, door haar gesmeek bewogen, zijn vonnis introk ; hij liet eene straal van genade nederdalen , die deze ziel in den doodstrijd verlichtte, en haar heure misdaad deed kennen ; zij kreeg een volmaakt berouw en de vergiffenis van hare zonden. Catharina vernam dit alles door eene veropenbaring. Terstond snelde zij naar het huis; de zieke, zoohaast zij haar zag, gaf haar de teederste blijken van liefde en van eerbied ; zij bekende hare misdaad en vraagde haar vergiffenis en, na de laatste heilige Sakramenten met de beste gesteltenis ontvangen te hebben , stierf zij de dood dei-rechtvaardigen.
Onze Heer toonde aan Catharina de ziel dezer vrouw, welke zij door hare gebeden bekeerd had, zeggende; «Ziehier , mijne dochter, de ziel die gij, toen zij verloren was, mij hebt doen wedervinden. Schijnt zij u niet zeer schoon en zeer kostelijk ? Wie zou er, om zoo een volmaakt schepsel te winnen, niet alle soorten van pijnen willen uitstaan? Deze ziel loon ik u , om u aan te moedigen ten einde gij met des te grooteren ijver aan de zaligheid van den naaste arbeiden zoudet. »
Onze heilige zielbeminnende maagd bedankte haren
goddelijken Bruidegom met de uitstorliug van een vergenoegd harl, en zij verzocht hem ootmoediglijk van voortaan haar te willen doen zien de schoonheid van al de zielen, die onderhandeling met haar zouden hebben, opdat zij nog ijverzuchtiger zou worden voor hunne zaligheid. De Heer stond dit buitengewoon voorrecht toe en zegde haar: « Omdat gij den zinlijken mensch volkomen verloochend hebt om mij, die een volmaakte geest ben, innig-lijk aan te kleven, en, omdat gij voor de zaligheid van deze ziel met zooveel betrouwen en met volharding hebt gebeden, maak ik u deelachtig van mijn bovennatuurlijk licht dat u zal doen kennen, en doen zien den staat £n de schoonheid van al de zielen welke gij zult ontmoeten. Uwe inwendige zinnen zullen den staat der geesten bespeuren, evenals uwe uitwendige zinnen de gesteldheid des li-chaams bemerken. Gij zult harten en nieren doorgronden en den staat kennen van de zielen van al de personen, zoo onbekende als bekende , zoo afwezige als aanwezige, die zich aan u zullen bevelen en wier zaligheid gij, door uwe zorgvuldigheid of door uwe gebeden, zult behartigen. »
Van dat oogenblik af, zag zij wezenlijk de zielen van al die haar naderden, gelijk menigvuldige gebeurtenissen ons gedurende den loop van haar apostelschap zullen getuigen ; zij zag ze zelfs beter dan de lichamen. Ziehier een voorbeeld : hare wondere heiligheid boezemde wegens heurea persoon zoo grooten eerbied in, dat sommige lieden voor haar knielden. Haar Biechtvader deswege onderricht, zegde haar op zekeren dag, dat zij zulks verbieden moest, en zij gaf lot antwoord: ■lt; Ik mag u verzekeren, eerwaarde Vader, dal ik geenszins zie wat de menschen doen. Wanneer mij personen komen spreken of mij naderen , dan houw ik mij zoodanig met hunne zielen bezig, dat ik
— 197 —
hoegenaamd geene acht neem op hunne lichamen. •• — « Hoe zoo ! hernam haar zielbeslierder, ziet gij dan de zielen 1 — «Ik beken, antwoordde zij, dat mijn Zaligmaker zich gewaardigd heeft mij die genade toe te staan, toen hij de gebeden verhoorde, welke ik voor de bekeering van eene ziel deed. Hij heeft mij de schoonheid dier ziel geloond en sinds ken ik den inwendigen staat van elkeen dien ik zie. » Dikwijls is het gebeurd, zegt de zalige Raymundus van Capua , en ik ben er ooggetuige van geweest, dat zekere personen die er treffelijk en deugdzaam uitzagen en voor dusdanigen aanzien wierden, maar in 't geheim eon zondig leven leidden, met haar over geestelijke zaken zochlen te spreken , alsof zij heiligen waren; Catharina, die den inwendigen staat huns gewetens beter zag dan hunne geveinsde houding van schijnheiligheid, wilde hen niet bezien, noch hun antwoord geven. Drongen zij er echter op aan, dan zegde zij hun : « Eerdat wij over God handelen, moet gij uwe ziel zuiveren van zonden en de banden verbreken, waarmede gij u aan den duivel gehecht, hebt. »
Wij zien in Catharina nogmaals verwezenlijkt worden de leering van den heiligen Thomas, die zegt dat God, wanneer hij iemand tot een ambt of tot eene waardigheid bestemt, hem altijd de hoedanigheid en bekwaamheid geeft om er de bedieningen gevoeglijk van uit te oefenen. Gelijk God zijne uitverkorene bruid tot eene buitengewone zending had bestemd, zoo voorkwam hij haar ook met buitengewone begaafdheden ; hij scheen zelfs al de buitengewone gaven in haar te willen vereenigen, om haar tot het uitoefenen van menigvuldige bedieningen bekwaam te maken. Wij zullen bij gelegenheid zien hoe wonder deze gaven haar gediend hebben lot de zaligheid der zielen.
— 198 —
XV. HOOFDSTUK.
GROOTE IJVER VAN DE HEILIGE CATHARINA VOOR DE ZALIGHEID DER ZIELEN. — ZU BEKEERT EEN EN JONGELING, ANDREAS NADDINO GENAAMD, DIE C-EDÜREMDE ZIJNE ZIIOKTE HARDNEKKIG HAD GEWEIGERD TE BIECHTEN. —- DOOR HAREN BIECHTVADER ONDERVRAAGD . LEGT ZIJ HEM OMSTANDIGLIJK UIT OP WELKE WONDERE WIJZE DEZE BEKEERING GESCHIED IS. — ZIJ BEKEERT EENEN EDELMAN VAN TACHTIG JAREN, DIE SLECHTS EENS IN ZIJN LEVEN GEBIECHT HAD ; ZIJNE WONDERE VERZOENING EN LEVENSVERANDERING. — TWEE VERSTEENDE MISDADIGEN, TER DOOC VEROORDEELD, BEKEE-REN ZICH SCHIELIJK, TERWIJL ZIJ NAAR DE STRAFPLAATS GEVOERD WORDEN. — lo68-(21).
Be ijver die een overvloed van liefde is, wanneer hij voor oogwit heeft zielen te zaligen, is eene dadelijke bewerkstelliging van alle mogelijke middelen die kunnen dienen om zoowel den geestelijken voortgang als de zaligheid van don naaste te bezorgen. Gelijk de liefde is de ijver vurig en zoo vindingrijk, dat hij alle gedaanten weet aan te nemen en alle pogingen aanwendt ten einde, als ware het zich te vermenigvuldigen, in eene zoo groote uitgestrektheid mogelijk, al de zielen, volgens de gelijkenis van het Evangelie, in zijne netten te vangen. Ziehier hoe de heilige Catharina, hel onvergelijkelijk voorbeeld van ijver voor de zielen , den ijver beschrijft : « Eene ziel , zoo spreekt zij , die hongerig is naar de eer van God , houdt zich niet tevreden met een zeker gedeelte visschen, maar zij zoekt ze allen te vangen. Zij verlangt de goeden, opdat zij haar zouden helpen visschen vangen; zij verlangt de onvolmaakten met liefde, opdat zij zouden volmaakt worden; zij verlangt de zondaars, opdat zij zich
— 199 —
bekeeren zouden ; zij verlangl de ongeloovigen, die nog in de duisternissen der dwaling verzonken liggen, opdat, zij tol hel licht van hel cenig waar Geloof zouden geraken ; in een woord, zij verlangt alle menschen , van welken staat of ouderdom zij ook zijn, omdat zij hen, geschapen door' de goedheid Gods, en vrijgekocht door hel goud der liefde cn door het kostbaar bloed van Je-sus-Cbristus, aanschouwt in de goddelijke natuur » (i). Zij had waarlijk dien honger welken zij hier beschrijft; de ijver voor de zaligheid der zielen verteerde haar. Geen wonder ; want, behalve dal zij met deze zending belast was, kende zij er de waarde beter van dan iemand; zij zag er de schoonheid en de leelijkheid van, beter zelfs dan wij die der lichamen zien. Zij wist en zij begreep, door eene bovennatuurlijke kennis, dat God elke ziel oneindig bemint en zij beminde ze zoozeer dat zij op eiken slond bereid was haar leven er voor ten beste lo geven ; wani. hc. is de liefde eigen lief te hebuen dit, hetgeen de persoon dien wij beminnen, lief heeft.
Wanneer er versteende zondaars te bekeeren waren, hield zij noch nacht noch dag op te bidden en te smeeken. Ziehier een van de menigvuldige gebeden, welke hare leerlingen, wanneer zij in ontgeesling was, geschreven hebben ; lt;t O mijn allerminnelijkste Zaligmaker, herinner u dal gij mij uwen bijstand beloofd hebt om zielen zalig le maken ; gij weet dal mijn vurigst verlangen, dat mijn eenige troost is van de zondaars tol u te zien weerkeeren ; het is de eenigste zaak die mij, gedurende uwe afwezigheid, kan troosten. Versloot toch mijne smeeking niet. O allergoederlierenste Heer . zoo gij mij deze voldoening weigert, wal zal er dan, helaas! van mij geworden ? Red mijnen broeder, door uw dierbaar bloed vrijgekocht, trek hem uil zijne versteendheid ! »
(1) Samensp. CXLVI. 5.
— 200 —
Dergelijke gebeden en verzuchtingen deed zij aanhoudend en hoorde men haar zeer dikwijls doen, totdat zij de bekeering bekomen had. God had liet haar beloofd ; in eenc veropenbaring had hij gezegd dal hare tranen en gebeden genade voor de zondaars zouden verwerven en hem bewegen zouden om hun de vergiffenis der zonden toe te staan.
De zalige Rtiymundus van Capua zegt dal men verscheidene boeken zou moeten schrijven, om al do wondere bekeeringen te verhalen, welke God door de medewerking van zijne ijvervolle bruid heeft voortgebrachl. Het is onmogelijk op te lellen de menigvuldige ongelukkigen, die zij van de eeuwige pijnen der hel bevrijd, de versteende harten diu zij getroffen en ai degene die zij uil den afgrond der ondeugd gelrokken heeft , zoo door hare welsprekendheid en roem van hare heiligheid als door hare cr^beden, tranen en boelplegingen. Men kwam van alle kanion om haar le zien en le hooren ; zeer dikwijls is het gebeurd dat hare tegenwoordigheid alleen genoeg was om de rouwharligste gevoelens van leedwezen in le boezemen. Treden wij in cenige bijzonderheden ; andere oin-slandigheden zullen er ons nog le verhalen geven.
Wanneer de aposlolieke maagd, in den ouderdom van 21 jaren, al haren ijver besteedde voor de zaligheid van den evenmensch , leefde er te Senen een jongeling, Andreas Naddinogenaamd. Van adellijke afkomsl en, door de fortuin met overvloedige rijkdommen begunstigd, kon hij genieten al wat hel vergankelijk leven wenschen kan ; doch ontbloot van kristelijke deugden, was hij doodarm van geestelijke goederen. Zonder vreeze Gods, was hij onderhevig aan alle slag van ondeugden ; hij was verzot op het spel en verslaafd aan de wulpschheid; hij geloofde noch aan God, noch aan zijne oordeelen. Nooit stelde hij
— 201 —
zijnen voet binnen de kerk ; jaren en jaren waren er ver-loopen sedert dat hij lol de heilige Sukramcnten genaderd was ; openbaarlijk dreef hij den spot met de Kerk en den godsdienst.
Door boosheid verblind, had hij de misdadige gewoonte aangenomen van, op eiken stond en als uit vermaak, de gruwzaamste godslasteringen uit te braken; in een woord, hij was gelijk aan die geloofshatende vrijdenkers van onze dagen. Overmeesterd door de driften, gaf hij zich over aan de afgrijselijkste goddeloosheden. Men verhaalt zelfs dal hij, razend van woede, omdat hij in het spel een verlies had ondergaan, een kruisbeeld vastgreep, op den grond smeet en, tusschen vervloekingenen verwensehingen, onder zijne voeten vergruisde. Deze ongelukkige godver-zaker werd, loen hij twintig jaren oud was, door eene doodelijke ziekte aangetast; zijn staal verergerde ; er bleef geene hoop van genezen meer over. Deze rampzalige zondaar was dus bedreigd met de dood des lichaams en met de eeuwige dood der ziel.
Zijne bloedverwanten deden in alle haast eenen priester roepen ; de Pastoor der Parochie kwam hem terstond bezoeken ; hij deed hem zijn gevaar zien , poogde hem tot eene zalige dood te bereiden , met hem op te wekken tot leedwezen en lot eene goede en rechtzinnige Biecht. Doch hij, die en de priesters en hunne raadgevingen altijd versmaad had, versmaadde in zijne uitersten ook de heilzame vermaningen en hem die ze hem gaf.
Andere priesters worden ontboden en pogen, de eene na den anderen, om hem het gevaar van zijne ziel en van zijn lichaam te verliezen te doen begrijpen ; maar noch bedreigingen der eeuwige vlammen, noch de hoop op Gods barmhartigheid, niets, in een woord, is in staat om zijn v ersteend hart te raken. De Pastoor komt nogmaals ,
9.
— 202 —
•wendt op nieuw pogingen aan , maar vruchteloos ; hij \vi! noch van zijne woorden, noch van zijne tegenwoordigheid. Hij geeft zich gansch aan de wanhoop over ; niets bleef er hem meer over als de straf van het onwederroepeiijk vonnis.
De ouders komen op de gedachte om Pater Thomas te ontbieden, die alsdan de Biechvader was van Catharina ; omdat men toen over hare wondere werken en over hare heiligheid geheel de stad door veel sprak. Pater Thomas, wat hij ook doet of zegt, kan insgelijks zijne versteendheid niet vermurwen. Ziende dat de zieke weinigen lijd meer te leven had, ging hij in het weerkeeren naar het klooster, langs het huis van Catharina.. Doch hij vond haar in ontgeesting, gelijk alle avonden voorviel ; haar niet willende stooren en niet kunnende wachten, omdat de nacht naderde , belastte hij eene der gezellinnen van Catharina van haar, zoodra zij het gebruik harer zinnen hernemen zou, het uiterste gevaar uit te leggen , waarin deze ziel was van eiken stond in de hel neer te storten, en zeg haar, voegde hij er bij, dat ik haar gebied van voor hare bekeering te bidden.
Slechts diep in den nacht kwam Catharina tot haar zelve; de zuster, die haar bijstond, gaf haar terstond kennis van al wat heur Biechtvader haar had gezegd. Catharina, door liefde en medelijden gedreven, begon op staanden voet den Heer te bidden en uit al de krachten harer ziel om zijne bekeering te smeeken, tot den morgenstond toe , of om beter te zeggen, tot dat Andreas zijnen laatsten snik gegeven had, namelijk nadat hij zijne zonden met een leedwezig hart gebiecht en de zaken van zijn geweten en van zijne goederen ten beste geschikt had. Van in den morgenstond liep het gerucht door de stad dat Andreas, alom gekend om zijne rijkdommen en nog meer om zijn
- 203 —
openbaar goddeloos leven, zich had gebiecht en in eene wondere gesteltenis van overgeving gestorven was. Men bewonderde even zoozeer de wijze schikking, welke hij had genomen in hel verdeelen zijner goederen, iels dat hij wederspanniglijk had geweigerd, nietlegenslaande de dringendste aanzoekingen zijner ouders en vrienden. Paler Thomas, van zoohaast hij dit buitengewoon nieuws vernam, wilde zich verzekeren of de gezellin van Catharina zijne aanbeveling had volbracht, gelijk hij hel verzocht had. Hij begaf zich lol Catharina en ondervraagde haar deswege. Hij kreeg tol antwoord, dal zij ze nog bij tijde ontvangen had en dat zij uil gehoorzaamheid, zooals haar was opgelegd, voor de zaligheid van dezen eliendigen zieke had gebeden. Bovendien verzekerde zij hem, dal hij van de goddelijke barmhartigheid de vergiffenis zijner zonden had bekomen en dat hij, door middel van zijn leedwezen en van zijne biecht, van de eeuwige pijnen der hel was bevrijd geworden. Haar Biechtvader, verwonderd van haar zoo stelliglijk te hooren spreken, zegt haar : « Hoe hebt gij die zekerheid van de bekeering, van de dood en van de zaligheid van Andreas? Op gehoorzaamheid beveel ik u van mij deze gebeurtenis, voor zooveel zij u gekend is, le verhalen. »
De heilige maagd die, vermits zij in den geest alles gezien had, beter van hetgeen er was geschied onderricht was dan iemand die er in persoon aanwezig was geweest, begon mei eene kinderlijke eenvoudigheid alles te verhalen en sprak aldus : « Met alle waarheid mag ik u verzekeren, eerwaarde Vader, dat Andreas bekeerd is door Onzen Heer, die hem is verschenen en dat hij God oolmoediglijk om barmhartigheid heeft gebeden. Jesus-Chrislus vertoonde zich aan hem in de hoedanigheid en mei hel voorkomen van eenen strengen rechter ; zijne
— 204 —
gruweldaden, zegde hij hem, kon hij niet ongestraft laten en zijne rechtvaardigheid eischte vergoeding ; maar hij liet nogtans zijne rechtvaardigheid en zijne barmhartigheid inwilligen door de tusschenkomst van eenen persoon die hem lief was. (Om haar zelve niet te moeten noemen, spreekt zij, gelijk een Joannes Evangelist, in den derden persoon alsof zij van iemand anders sprak.) En deze uitverkorene middelares, zoo ging zij voort, had beslaan genoeg om de zaak met Onzen Heer af te handelen ; zij zegde hem ; « Heer, ik wil en Legeer do strengheid uwer rechtvaardigheid op mij nemen, indien gij aan dezen zondaar wilt genade schenken, [ndien het aan uwen heiligen wil behaagt, ben ik bereid om voor dezen ongelukkige de pijnen der hel te onderstaan, ingeval ik zijne vergiffenis op geene zachtere voorwaarden kan verwerven. Ik zal smeekende aan uwe voeten blijven liggen, totdat gij mij zult toegestaan hebben hetgeen ik u, zoo dringend afsmeek. Ik ben evenwel verzekerd dat gij mij verhooren zult, omdat ik weet dat gij mij ingeeft wat ik u verzoek en, omdat gij zelf deze verlangens in mij hebt opgewekt; hel is immers de gehoorzaamheid die mij lot u zendt omdat gij zelf, die door de gehoorzaamheid spreekt, mij hebt aangezet ten einde dat ik mij tot u zou wenden.» De gebeden van dien persoon, zoo ging Calharina voort, zijn door den algoeden God verhoord geworden; hij liet zich verzoenen lot zoover, dat hij hem een leedwezen schonk, voldoende om van de eeuwige straffen bevrijd te zijn. De goddelijke barmhartigheid bracht hare uitwerking voort; op hetzelfde oogenblik, dat het gebed en de twistrede van deze middelares met Onzen Heer eindigden, veranderde de stervende eensklaps in eenen anderen mensch ; hij deed aanstonds eenen priester roepen aan welken hij al zijne zouden met een rouwhartig leed-
— 205 —
wezen biechlle en, na over zijne erfgoederen wijselijk beschikt le hebben, stierf hij eene vreedzame dood. «
Pater Thomas, gelijk men onderstellen kan, stond als van de band Gods geslagen, toen hij Catharina dit alles zoo nauwkeurig en zoo omstandiglijk hoorde vertellen, beter zelfs, dan dal zij in persoon dit alles had gezien. Om zich volkomen te verzekeren of zij het door veropenbaring wist of wel volgens hare inbeelding sprak, ondervraagde hij haar wegens iets dal haar gansch onbekend was. « Was Andreas misschien voor God aan groole misdaden plichlig?—Ja, antwoordde de Heilige, aan afgrijselijke misdaden ; hij was een godslasteraar, een heiligschender, zelfs heeft hij uit boosheid een kruisbeeld onder de voeten getrapt. » Dan vraagde hij haar wal voor eenen persoon Andreas was ; hij wist dat zij hem nooit gekend had, en zegde haar ; Kenkt gij iets van den persoon, van den staal en hoedanigheid van dezen meusch en van zijn huis? » Alsdan begon zij de trekken van zijn gelaat, de grootte der kamer, waarin hij gestorven was, de pracht en kostelijkheid van den huisraad, de kleuren der beddebehangsels, gelijk alles wezenlijk was, af te schilderen, alhoewel zij nooit in dit huis haren voet had gezet, en zonder dat iemand haar hiervan ooit gesproken had.
Er was daaromlrent dien lijd te Sonen een edelman, met naam Franciscus, meer dan lachlig jaren oud. Nooit was hij lot de Tafel des Heeren genaderd en slechts eens in zijne jeugd had hij, gedurende eene zware ziekte, zich gebiecht. Deze ouderling had eene schoondochter, Alesia of Alexia genaamd (i) die de getrouwe gezellin en leer-
(1) Alexia, bijgenaamd Saraseni, geboren te Senen, was eene weduwe die in den geur van heiligheid leefde. Na de dood van haren echtgenoot nam zij het kleed der Derde-Orde van den heiligen Dominicus; zij was eene der verkleefdste gezellinnen van onze Heilige. Zij heeft haar op
— 206 —
linge was van de heilige Calharina. Deze godvreezende vrouw zelte haren schoonvader dikwijls aan tot het onderhouden der geboden van God en van de heilige Kerk. Maar, doordien zij op zijnen geest niets won, verzocht zij de heilige Catharina van eenigen tijd bij haar te komen verblijven ten einde dat zij, gedurende de lange winteravonden, de gelegenheid hebben zou om met den ouderling onderhandelingen over zijne zaligheid te hebben ; Catharina stemde volgaarne toe en ondernam deze moeilijke bekeering. Lang en hevig had zij te strijden ; deze stijfhoofdige zondaar dreef den spot met al hare godvruchtige vermaningen en heilzame lessen. Catharina ging altoos mei dezelfde zachtaardigheid en denzelfden ijver voort; eindelijk kon hij niet meer wederstaan ; zijn versteend hart wierd geraakt en gelijk was verzacht, door het vuur van heilige en van liefdeovervloeiende woorden, en hij zegde haar ; «Ik ben bereid mij te biechten ; maar ik moet u eerst zeggen , dat ik tegen den Pastoor van eene kerk zulken haat draag, dat ik sedert lang alle middelen zoek om hem te vermoorden. » Catharina deed hem des aangaande eene zoo hartroerende onderrichting, dat hij begon te weenen en uitriep ; « Zie, ik ben bereid om al te doen wat gij mij zult bevelen, gij hebt maar te spreken. » — Om de liefde van Onzen Heer Jesus-Christus wil ik, dat gij aan dezen Pastoor alles vergeve en dat gij u met hem gaat verzoenen. ■■ Hij beloofde hel. Den volgenden dag in den vroegen morgen, neemt hij een valk, dien hij bovenmate lief had, en hij gaat alleen naar de kerk, waar hij wist dat deze Pastoor was. Maar deze neemt terstond de vlucht. De ouderling belastte eenen
al hare reizen, naar Frankrijk, Pisa, Rome enz. vergezeld. Na de dood van Catharina is zij, gelijk de Heilige had verzocht, te Rome overste der Derde-Orde aangesteld en aldaar in 1390 heiliglijk gestorven.
— 207 —
kanunnik van hem te gaan zeggen, dat hij niet gekomen was om hem eenig kwaad te doen, maar integendeel om met hem eene goede zaak te verhandelen.
Zoohaast de Pastoor vernam, dat hij niet gewapend was, ontbood hij eenige personen in zijne kamer en liet zijnen bezoeker binnenkomen. Bij zijne intrede groette hij hem met beleefdheid en zegde hem ! « De genade Gods heeft mij getroffen en ik ben gekomen om mij met u verzoenen ; om n te bewijzen dat ik rechtzinnig spreek, verzoek ik u dezen valk, den aangenaamsten schat dien ik bezit, te willen aanvaarden. » Zij verzoenden zich met malkaar en de ouderling kwam aan Catharina zeggen : « Ik heb gedaan wat gij mij bevolen hebt, gebied mij wat ik nog te doen heb, ik zal u in alles gehoorzamen. » Dc Heilige zegde hem ; « Ga u nu biechten aan Pater Bartholomeus. Zijne generale biecht duurde drie dagen. Zijn Biechtvader wist niet welke penitentie hij hem zou opleggen, omdat hij zoo oud en, alhoewel edel, minheb-bend was. Hij gaf hem eene kleine penitentie en zegde hem : « Ga tot deze welke u gezonden heeft en de penitentie, welke zij u geven zal, geef ik u ook. gt;• Zoo gezegd, zoo gedaan. Catharina zegde hem dat hij eenen zekeren tijd alle dagen 's morgens vroeg moest opstaan , en in stilzwijgendheid naar de hoofdkerk gaan, en eiken keer honderd Onze Vaders en honderd Wees-gegroets lezen. Zij gaf hem eene koorde met honderd knoopen, die hem daartoe moest dienen. De brave ouderling volbracht alles stiptelijk. Hij die te voren nooit ig de kerk kwam, die nog bad, noch vastte, bracht, niettegenstaande zijne tachtig jaren, eiken dag verscheidene uren aan den voet des autaars in het gebed over, hij onderhield den vasten van de Kerk nauwkeurig en hij woonde al de goddelijke diensten en al de sermonen, die er in de kerken der stad
-- 208 —
gedaan wierden, ijverig bij. Hij volharde in deze godvruchtige oefeningen, gedurende een jaar, en hij stierf in den vrede des Heeren.
Eene niet min merkwaardige bckeering had er insgelijks, op eenen anderen lijd, plaats te Senen. Twee mis-dadigen waren veroordeeld om op eene afgrijselijke wijze te sterven. Zij wierden op eenen wagen, aan eenen paal gebonden , naar de strafplaats gevoerd en onderwege verscheurden de beulen hun lichaam aanhoudend met gloeiende nijptangen. Ten tijde van hun gevang en zelfs bij het naderen hunner doodstraf, hadden zij al de priesters, die hun van biechten spraken , afgewezen. Terwijl zij, volgens het gebruik, openbaar door de straten der stad rondgevoerd wierden, om vrees in te boezemen voor de wetten , hielden zij niet op hun ongelukkig lot en de strengheid van het gerecht te vervloeken en verwenschen, met tegen God en zijne Heiligen de gruwelijkste lasteringen uit te braken. De geheele stad hield er zich mede bezig. Op dien stond was Catharina in het huis van hare medezuster Alexia, zoo even gemeld, toen deze veroordeelden daar voorbij gevoerd wierden. Zoohaast Alexia hen zag en den ellendigen staat hunner ziel in aandacht nam, beval zij hen in de gebeden van Catharina, die bij de venster ging en eene menigte duivelen rondom deze ongelukkigen bespeurde. Door diep medelijden voor hunne zielen getroffen en, terwijl eene menigte menschen hunne nieuwsgierigheid voldeed aan het schrikverwekkend tooneel, alleen bezig met de zaligheid dezer twee moordenaars, stortte zij de bitterste tranen en verdubbelde zij de vurigheid harer gebeden, zeggende; « Ach Heer, zult gij die zoo goedaardig en genadig zijt, deze schepselen, naar uw beeld geschapen en door uw dierbaar bloed vrijgekocht, laten verloren gaan? Hunne lichamen lijden zulke smartelijke pijnen.
— 209 —
« Gij laat hen bovendien nog zulke geweldige en wreede aanvallen der booze geesten uitstaan ! De moordenaar die nevens u aan het kruis hing, had ook de dood en de hel verdiend ; maar gij hobt hem evenwel genadig geweest ; op het oogenblik, dat uwe apostelen wankelachtig waren, heeft hij, in het midden van den smaad en der verachting van uw bitter Lijden, belijdenis van uwe Godheid gedaan en hij is waardig gevonden geweest de belofte dezer troos-telijke woorden uit uwen mond mogen hooren : Heden zult gij met mij zijn in hel. Paradijs (i). Gij hebt hem dit openbaarlijk beloofd om aan degene, die zich in eenen der-gelijken staat zouden bevinden, hoop van vergiffenis in te boezemen. Gij hebt op Petrus, die u verloochend had, een blik van medelijden geworpen. Maria Magdalena, die groote zondares, hebt gij geenszins verstooten , maar lol u getrokken ; hebt gij Matthseus , den tollenaar , de cana-neesche vrouw e.n den rijken Zachseus verworpen ? Neen ! integendeel gij hebt ze geroepen. Ik beroep mij op uwe oneindige barmhartigheid, en ik smeek u deze zielen te willen redden. » En zie, zij bewoog het hart van Hem die gaarne heeft bewogen te worden. De bron van genade ging open en de heiiigmakende balsem der vergiffenis be-sproeidde deze iwee ongelukkigen op eene wonderlijke wijze, Calharina bekwam de genade van hen in den geest bij le slaan en tot de poorten der stad te vergezellen. In-tusschentijd ging zij voort met bidden en weenen, totdat de Heer haar bekend maakte, dal hij hare gebeden had verhoord. De duivelen wierden welhaast gewaar, dat Calharina bij hen was, en woedend geworden, zegden zij haar ; « Indien gij ons niet laat geworden, zullen, wij en deze twee veroordeelden, u zoodanig kwellen dat gij zult
(1) Luc. XXIII. 45.
— 210 —
bezeten worden. » Calharina anlwoordde ; « Ik wil al wat God wil; ik zal voor niels Ier wereld ophouden te doen heigeen ik heb begonnen. »
Wanneer zij aan de stadspoort kwamen, verscheen de Zaligmaker aan deze wanhopige zondaars ; hij had zijn lichaam gansch doorwond en met bloed overdekt. Hij maande hen lot bekeering aan en beloofde hun vergiffenis te zullen schenken, indien zij met een rouwig hart tot hem weerkeerden. Het goddelijk licht der genade bestraalde terstond hun hart ; zij vraagden beiden eenen priester, biechtten hunne zonden rechtzinnig. Hunne lasteringen veranderden in godvruchtige woorden ; zij beleden hunne misdaden openlijk. In plaats van hunne beulen te beleedigen , gelijk zij een weinig te voren deden , bedankten zij God, die in zijne barmhartigheid toeliet door lijdelijke pijnen te kunnen voldoen voor de eeuwige vlammen, welke zij door hunne zonden verdiend hadden. Zij gingen zoo blijgeestig en welgemoed ter strafplaat;., alsof zij ter feest gingen, in de hoop van door deze kortstondige pijnen des te eerder tot de eeuwige vreugde te geraken. Al de aanschouwers stonden over zoo eene schielijke verandering verbaasd ; de beulen zelfs waren getroffen en, die zoo buitengewone gesteltenis bespeurende, verminderden zij hunne pijnigingen , maar niemand wist den oorsprong der wondere werking der genade (4). Eenige dagen na de dood van deze twee bekeerlingen , hoorden eenige gezellinnen Catharina, terwijl zij bad, zeggen : «Heer, ik be-
(1) Do priesler die deze twee zondaars vergezelde, hunne biecht gehoord en hen tot het einde toe heeft bijgestaan , heeft alles omstandig-lijk aan Pater Thomas bekend gemaakt, die hierover Alexia ondervraagd heeft. Men heeft aidusbestatigd dat do veroordeelden den geest gaven juist op hetoogenblik dat Catharina ophield met bidden en uit de ontgeesting kwam. Daarenboven heeft Catharina zelve deze, gelijk al de andere gebeurtenissen, uit gehoorzaamheid aan haren Biechvader verhaald die dit alles heeft opgeteekend.
— 21 I —
dank u, omdat gij hen nit eon tweede gevang veriest hebt.» Haar Biechtvader vraagde haar wal zij door deze woorden te verstaan gaf ; zij antwoordde dat deze twee kwaaddoeners naar het vagevuur waren gegaan ; maar dat zij sedert hunne dood niet hpd opgehouden van voor hen te bidden en boetvaardigheid te doen, en dat zij hunne verlossing had verkregen. Gelijk God haar in eene veropenbaring beloofd had, waren hare gebeden, tranen en bloed-plegingen voor de zondaars zoo vermogend, dal hij als gedwongen was hun vergiffenis te verleenen.
Hare bezigheden en werkzaamheden om den naaste zoo in zijne geestelijke als tijdelijke noodwendigheden bij Ie staan, scheen zij te vermenigvuldigen; terwijl zij aanhoudend scheen te bidden en in geestverrukking scheen te
Izijn, zou men noglans gezegd hebben, dat zij gedurig en alleenelijk met do zaligheid der zielen bezig was. Wist zij eenen zieke, zij stond hem bij; wist zij eenen zondaar, zij was met zijne Lekeering bezig. Zij onderwevs de god-vruchtigen in do volmaaktheid. Wanneer de dienst van God of de zaligheid van den naaste haar ergens riepen , i was zij gereed en niols kon haar beletten ; zij begaf zichzijn, zou men noglans gezegd hebben, dat zij gedurig en alleenelijk met do zaligheid der zielen bezig was. Wist zij eenen zieke, zij stond hem bij; wist zij eenen zondaar, zij was met zijne Lekeering bezig. Zij onderwevs de god-vruchtigen in do volmaaktheid. Wanneer de dienst van God of de zaligheid van den naaste haar ergens riepen , i was zij gereed en niols kon haar beletten ; zij begaf zich
oogenblikkelijk op weg, en zelfs wanneer hot regende dat het water stroomde, ging zij droog en ongehinderd tus-schen de hevigste vlagen door. Zulks geschiedde zoo menig-werf dat, hoe vreemd en wonder het in 't eerste voorkwam, men er op het einde geene aandacht meer op nam. Eens, wanneer zij van de kerk der Predikheeren naar huis kwam, viel er, gedurende eene dondervlaag, een stortvloed van water. Wanneer hare moeder Lapa , haar van verre zag aankomen, riep zij haar toe : « Mijne dochter , waar komt gij vandaan met een weer dat niemand durft buiten komen ? » — Van de kerk der Predikheeren, » antwoordde Catharina ootmoediglijk. Maar groot was de
— 212 —
Tcrwondering van Lapa, loeii zij hare dochter van de voeten tot het hoofd bezag en op hare kleederen geen het minste teeken van nutheid bespeurde. Op eenen anderen dag vernam Catharina dat een arme man in doodstrijd, en in gevaar was van het lijdelijk en het eeuwig leven te verliezen. Er viel op dat oogenblik een stortregen. Catharina,zonder aandacht op hel weer te nemen, ging ten huize uit, haastte zich om de ziel die in gevaar was, te helpen; zij stond den stervende bij , totdat hij den laatsten adem gaf en , terwijl het nog altijd even zeer regende , keerde zij naar huis weder, zonder dal zij nat geworden was. Lapa was eindelijk zoo gewoon van zulks le zien, dat zij haar liet uilgaan en t' huis komen zonder aandacht op hel weer te geven. Wij hebben reeds gezien dat Catharina, toen zij nog een kind was, de trappen opklimmende en, op eiken trap al knielende een wees-gegroet zeggende, door de Engelen naar boven gedragen wierd ; alzoo hebben geloofwaardige ooggeluigeu verklaard dal zij, van de eene plaats naar de andere gaande, om een werk van liefde of van gehoorzaamheid te verrichten , dikwijls door eene onzichtbare hand van den eenen tot den anderen kant van eene rivier overgedragen wierd, zonder daler eenig nat of slijk aan den boord van hare kleederen of aan hare voeten te zien was. He' is alzoo dat God, om de kracht zijner genade en zijner wonderen meer le doen uitschijnen, zielen, volgens de wereld zwak en zelfs verachtelijk, gebruikt tot zijne werken ; maar zielen, indien men ze onder een geestelijk opzicht beschouwt, die vervuld zijn met liefde , zielen die geene andere gedachte hebben dan God , dan zijne pijnen en zijnen smaad ; zielen, in een woord, die verstorven zijn en alleen voor God leven.
— 313 —
XVI. HOOFDSTUK.
CATHARINA IS ALTOOS GEESTELIJK VERGENOEGD. — HAAR VURIG VERLANGEN NAAR DE VEELVULDIGE COMMUNIE. — WONDERLIJKE COMMUNIËN. — GOD GEEFT HAAR ZIJNEN WIL. — ZIJ BEKOMT DE VERZEKERING DER ZALIGHEID VAN HAREN BIECHTVADER EN TOT KENTEEKEN DEZER VERZEKERING ONTVANGT ZIJ IN HARE HAND EENE WOND. — ZIJ LEEFT ENKELIJK BIJ DE HEILIGE COMMUNIE. —WOORDENWISSELING TUSSCHEN HAAR EN HAREN BIECHTVADER WEGENS HARE ONTHOUDING VAN VOEDSEL. — WAT ZIJ TER OORZAKE VAN ZONDER SPIJZEN TE LEVEN DOOR BEKNIBBELING EN OPSPRAAK TE LIJDEN HEEFT. — 1569-(22).
Waar liefde is daar is ook vreugde. Het is alzoo dal de liefde Gods, wanneer zij van een hart bezit neemt, er eene geestelijke vreugde inbrengt en eene soort, men zou niet kunnen zeggen, van welke hemelsche vergenoeging doet gewaar worden. In dezen zin sprak Onze Heer aan zijne leerlingen, waaneer hij hun zegde ; Ik zeg u deze dingen, opdat mijne vreugde in u verblijve en opdat moe blijdschap volkomen zou wezen (i). De vreugde welke hij hun beloofde, is dezelfde die in het geluk van hem te bezitten gelegen is. « Welk is het geluk — welk is de vreugde van eenen God te bezitten ? » Vraagt de heilige Thomas en hij antwoordt ; Hel is beminnen en alzoo bemind worden. De ondervinding alleen kan begrijpen welke verrukking van vreugde eene ziel gevoelt, wanneer zij voorzeker gelooven mag dat zij God bemint, dal zij van hem bemind wordt en dat zij bemind wordt met dezelfde liefde, waarmede hij zich zeiven bemint. Eene
(1) Joan. XV. H.
— 2U —
ziel die alzoo bemint en bemind wordt, is en blijft tevreden en vergenoegd, zelfs in den tegenspoed, in lijden en in smarten, zoodal zij met den grooten Apostel kan zeggen : Ik ben vol van verlroosling en ik vloei over van vreugde in al mijne beproevingen (i).
De heilige Catharina was van de liefde Gods zoozeer verzekerd, als men het op aarde wezen kan. Do menigvuldige voorrechten, de verschijningen, veropenbaringen, en gemeenzame onderhandelingen met God waren, als zoovele waarborgen eener voorkeurige liefde, even zoovele beweegredenen van vreugde. Gedurig was zij onder eenen invloed van vergenoeging die in de trekken van haar altijd even blij en ingetogen gelaat zichtbaar bespeurd wierden ; niet zeiden was haar hart van zulke vreugde overstroomd, dat zij van verrukking scheen te bezwijken en met den koninglijken Profeet uit te roepen : Mijn lichaam en mijn hart bezwijken, o God van mijn hart, mijn aandeel, mijn God voor eeuwig ! (2) Hare vreugde scheen eene zekere kracht te hebben van zich mede te declen aan al die haar naderden. Een hart, hoe zeer het door smart en droefheid geprangd en in één gekrompen was, verwijdde zich en ging open, wanneer men het geluk van hare tegenwoordigheid en van haar gezelschap genoot, gelijk een bloemenknop, door de kil-ligheid van den nacht gesloten, zoohaast de weldoende morgenzon hem bestraalt. Nooit, zegt de zalige Raymun-dus, heeft men in hare woorden of manieren het minste teeken van misnoegen of ongeduld kunnen bemerken ; hetzij dat zij opspraak of ongelijk te verdragen had, hetzij dat zij ziek of gezond was, hetzij dat zij zondaars berispte of bedroefden vertroostte, altoos was zij even
(1)11. Oor. VII. i.
(2) Ps. LXXII. 26.
— 245 —
lieftallig en beleefd, altijd zweefde dezelfde vriendelijke glimlach op hare lippen ; on elkeen ging van haar getroost en opgebeurd heen.
Deze hare vreugde , evenals de hevigheid harer liefde, was, wanneer zij tot de heilige Tafel naderde, overvloedig en somwijlen zoo bovenmatig, dat hare tranen den over-stroomenden vloed van zielsgenoegen heur kwijnend hart moesten verlichten. Gelijk, volgens den heiligen Thomas, door het nutten van dit heilig Sakrament, de geestelijke zoetigheid in haren eigen oorsprong wordt gesmaakt, zoo was zij in de bron van liefde ten volle verzadigd en steeds hongerig om dikwijlder dit heilig Sakrarnont van liefde te mogon ontvangen. Hij die haar verzadigde, wilde dit haar verlangen, alsof hij er behagen in nam, nog vermeerderen. In eene verschijning gaf God haar hot verlangen der veelvuldige Communie te kennen. F,n Catharina verlangde niets zoozeer dan Hem, die door zijne tegenwoordigheid den heiligen Joannes in den schoot zijner moeder van vreugde had doen opspringen, en die haar lichaam zoowel als hare ziel verheugde, zoo dikwijls mogelijk te kunnen ontvangen. Er scheen tusschen Catharina en haren goddelijken Meester eene nitnoodiging plaats te hebben van een verlangen dat vuriger schoen dan deze algemeene uitnoodiging ; Die mijn vleesch cel en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik in hem (i). Eene uitnoodiging die zeer wel gelijkt aan die, van welke de heilige Joannes spreekt, wanneer hij de volgende onderhandeling verhaalt : De heilige Geest en de ziel zeggen : Komt. Dc ziel zoodra zij dit verlangen kent, zegt: ja ik kom. Kom ook, o Heer Jesus (2). Geen verlangen is vuriger dan dat der liefde ; want zij verlangt met ongeduld. De heilige Communie
(1) Joan. VI.
(2)Apocal. XXII. 17-20.
— 216 —
was voor haar eene bron van liefde en eene tron van onuitsprekelijke vreugde. Haar levend geloof deed de ylammen van liefde, waarmede de heilige Geest hare ziel ontstoken had, meer en meer ontbloeien. Zoolanar het haar
o c*
niet was toegelaten dö volheid der vreugde te genieten , namelijk van in het Vaderland haren goddelijken Bruidegom te bezitten, gelijk zij vurig verlangde, voldeed zij aan dit verlangen door de veelvuldige Comnjiinie. Het was daarom dat zij gewoon was dagelijks tot de Tafel desHeeren te naderen, tenzij ziekte, de gehoorzaamheid of werken van liefdadigheid het haar beletten; zij haakteen snakte naar dien stond, gelijk iemand die door eenen hevigen honger gekwollen wordt. Zoo lang zij aan haar verlangen niet voldaan had, kwijnde zij, gelijk een zieke die ophot hulpmiddel van genezing wacht, en geene rust heeft voordat hij het genomen heeft, en, zoodra zij dit goddelijk voedsel had ontvangen, was zij hersteld en verlicht.
Pater Bartholomeus, haar tweede Biechtvader, die haar dikwijls de heilige Communie had gegeven, zegt : « De vurigheid van haar verlangen en van hare liefde was èoo groot dat ik, op het oogenblik van haar de Communie te geven, de heilige Hostie tusschen mijne vingers voelde bewegen en mij met eene zekere driftigheid voelde ontsnappen. In het begin was ik er door ontroerd, vreezende eiken keer dat de heilige Hostie op den grond zou vallen ; maar, als door een zeilsteenkracht getrokken, vloog zij in haren mond. Vele priesters hebben mij gezegd dat zij zulks hadden ondervonden. » Op zekeren dag, dat zij honger had, gelijk zij gewoon was te zeggen, bekoorde de duivel haar door twijfel wegens de waarheid der heilige mysteriën. De Heilige nam, gelijk zij gewoon was, hare toevlucht lol het gebed. Terstond kwamen twee engelen haar in den strijd versterken. Zij droegen in eenen lijn-
waden doek, schitterende van witheid het lichaam van Jesus-Christus onder de Sakramenteele gedaante. Maar zoohaast zij het zag, veranderde het in een zoet en minzaam kind dat door zijne^ hemelsche iiefkoozingen de on-steltenis harerziel in nieuwe vreugde veranderde, en haar sterkte gaf, om de kwellingen van den boozen geest te overwinnen.
Menigmaal is het gebeurd, dat God op eene bovennatuurlijke wijze aan haar vurig verlangen van te commu-niceeren voldeed, wanneer het haar door de menschen geweigerd werd. Eens woonde zij het heilig Misoffer bij van haren Biechtvader. Hij had haar dien dag, om haar te beproeven, de toelating van ie communiceeren geweigerd. Terwijl zij uit eerbied voor de gehoorzaamheid zich geweld aandeed om hel driftig verlangen te matigen , wendde zij hare oogen van lijd tot tijd naar het autaar. Eensklaps zag zij eenen Engel tot haar komen die de heilige Hostie op eene soort van gouden doek droeg ; de Hostie veranderde in een allerschoonste kind, dat zij ontving en eenigen tijd in hare armen hield. Hare ziel werd overstroomd door onuitsprekelijke zoetigheden welke zij, telkens dat zij aan deze ongewone gunst dacht, voelde vernieuwen. Op het einde der Mis, terwijl dc priester hel heilig Lichaam en Bloed des Heeren nutte en zij geestelijk communiceerde volgens hare gewoonte, zag zij een kind van eene wondere schoonheid ; zij werd met eenen hemelschen troost vervuld, die in hare ziel den honger naar dit goddelijk Sakrament, den eenigsten honger dien zij had, verzadigde.
Eens, toen zij ziek was, had zij het vurig verlangen van hare ziel door de heilige Communie te versterken ; zij poogde 's morgens op te staan ; welke moeite zij zich ook gaf, was het haar onmogelijk eenen voet buiten hare kamer
10
— 218 —
te zetten. In deze onmogelijkheid van naar de kerk te gaan, liet zij haar aan de goddelijke Voorzienigheid over, en, aisof zij wezenlijk in de kerk was, begon zij te bidden. Eensklaps wordt zij opgetogen en bevindt zich in eene soort van heiligdom, waar een priester juist op den stond dat zij er binnen komt, de Mis begint. Wanneer de Mis aan de nutting is, geeft de priester haar leekcn van lot de heilige Tafel te naderen ; zij gaat en ontvangt met eene bijzondere godvruchtigheid het heilig Lichaam des Hee-ren. Catharina heeft naderhand aan haren Biechtvader verklaard, dat zij in deze geheimzinnige Communie de overvloedigsle genaden gevonden en zoo eene groote zoetigheid gesmaakt had, alsof zij uit de handen van eenen sterfelijken priester het hemeisch brood had ontvangen.
Acht dagen waren er verloopen sedert deze wondere Communie, en zij voelde haar hart wederom zoo brandend haken om 's morgens tol de heilige Tafel te naderen. Zij poogde zich op te rechten ; maar zonk krachteloos in één. Aan de beproeving dezer berooving, hoe pijnelijk zij haar ook viel, zich ootmoediglijk onderwerpende, verhief zij hare ziel tot God en zeide ; « Indien het u niet behaagt, o Heer, dat ik ter kerk ga, dan laat ik hel verlangen, dat ik heb om er heen te gaan, aan de schikking uwer Voorzienigheid over. » Haar gebed ternauwernood geëindigd, voelt zij haar door onzichtbare handen opgenomen en naar de kerk gedragen worden, op het oogenblik dat een priester, die van niets verwittigd is, bezig is met zich te kleeden om Mis te lezen. De ootmoedige maagd biedt zich aan om eerst den zegen en de absolutie te ontvangen. Zij hoort vervolgens de Mis, waarin zij met hemelsche vertroostingen overstroomd wordt, en, nadat haar zielenhonger door het ontvangen van het Brood der Engelen teenemaal verzaad is, wordt zij op
— 219 —
dezelfde wijze naar huis gedragen, zonder te weten hoe zij op een oogenblik tijds had kunnen terug zijn.
Gedurende dezelfde ziekte haakte zij op zekeren nacht wederom vurig naar de heilige Communie. Terwijl zij te dien einde bad , wierd er haar geopenbaard, dat zij ze den volgenden dag voorzeker ontvangen zou. Zoohaast zij deze verzekering had , smeekte zij den Hoer van hare ziel te willen zuiveren en bereiden om een zoo groot Sakrament des te waardiger te mogen ontvangen. Op ditzelfde oogenblik voelde zij op hare ziel eene soort van regen,' met bloed en vuur gemengd, nedervloeien ; deze bovennatuurlijke regen zuiverde hare ziel niet alleen van de minste vlek, maar ook van alle kwade neiging. Wanneer het morgen wierd, was hare ziekte dusdanig verergerd dat hel, menschelijker wijze gesproken, onmogelijk was van op te staan. Maar vol betrouwen op de belofte die haar van Gods wege gedaan was, stond zij, gelijk zij gezond zijnde gewoon was , op en ging tot verwondering van iedereen naar de kerk.
Volgens eene schikking der oversten was er een bevel gegeven, dat Catharina de Communie alleenelijk mocht ontvangen gedurende de Mis van haren Biechtvader, die telkereize er te voren van verwittigd moest worden. Catharina plaatste zich nevens een autaar , waar zij niet gewoon was te knielen. Terwijl zij daar zat, hield zij zich bezig met het verlangen, dat haar Biechtvader zou komen Mis lezen aan het autaar, waar zij zich bevond. Haar Biechtvader had juist dien dag het besluit genomen van geene Mis te lezen, en bovendien wist hij niet dat Catharina naar de kerk gekomen was. Haar Biechtvader krijgt in eens eene onwederstaanbare neiging om Mis te lezen ; hij wil terstond aan de inspraak der genade beantwoorden ; hij bereidt zich en gaat aan het
— 220 —
autaar, waar Catharina, hem verwacht, alhoewel hij niet gewoon is aan dat autaar Mis te lezen. Met verwondering ziet hij zijne geestelijke dochter die, zoo hij meent, ziek te bed ligt en welke hem ootmoedig smeekt te Communie te mogen gaan. Hij zag in dit alles, eene schikking der Voorzienigheid , en hij gaf haar in de Mis de heilige Communie. Wanneer Catharina het autaar naderde, was haar aanzicht rood en schitterend ; tranen en zweet vloeiden er over hare wangen ; zij ontving de heilige Hostie met eene godvruchtigheid, die haren Biechtvader trof en deed verbaasd staan. Daarna bleef zij langen lijd geheel en gansch in God verslonden en opgetogen in hemelschö onderhandelingen, en gedurende dien dag, zelfs, nadat zij het gebruik der zinnen'had weergekregen, was het haar onmogelijk een enkel woord uit te brengen.
Den volgenden dag, vraagde heur Biechtvader wat haar op het oogenblik der Communie was overkomen, wanneer haar aanzicht er zoo buitengewoon rood uitzag : « Ik weet niet, eerwaarde Vader, wat voor eene kleur ik had, maar ik verzeker u dat, op het oogenblik dal ik de Communie uit uwe handen ontving, mijne oogen geene lichamelijke of gekleurde dingen zagen, maar mijne ziel aanschouwde eene schoonheid en smaakte eene zoelheid die door geene woorden kan uitgedrukt worden. Datgene welk ik zag, heeft mij dusdaniglijk verrukt, dat al wat er hier beneden is, mij vuiligheid schijnt. Van dat oogenblik af, doet de gedachte alleen van de rijkdommen der aarde en der vermaken des lichaams en zelfs de vergenoegingen van het hart en van den geest mij walgen. Ik vraagde aan God om er teenemaal van beroofd te wezen, ten einde geen ander behagen meer te hebben dan in hem alleen. Ik smeekte hem, opdat hij mij mijnen wil zou ontnomen en door den zijnen zou verwisseld hebben : Hij ant-
— 221 —
woordde mij ; « Mijne dochter, ik geef u mijnen wil ; ziehier er het bewijs van ; Voortaan zal geen uiterlijke toeval u kunnen ontstellen of kunnen doen veranderen. » Deze belofte van God is volkomenlijk volbracht , gelijk al die haar kenden, hebben getuigd. Zij was en bleef altijd even tevreden en vergenoegd, wat er ook voorviel of wat er haar ook mocht overkomen.
Eenigen tijd later, wanneer zij op eenen morgen te Communie ging, terwijl zij met den priester zegde ; Heer ik hen niet waardig, dat gij in mij komt, hoorde zij eene slem die haar scheen te antwoorden : En ik, ik ben waardig om in u te komen. Dit was slechts het bovennatuurlijk voorspel. Wanneer zij te Communie ging, scheen het haar dat heure ziel in God en God in heure ziel veranderd was, even als een visch, die in het water gansch van het water doordrongen is ; als iemand die dronken is, had zij de groalste moeite om in hare kamer te geraken. Zij legde haar op de planken, die haar lot bed dienden, neder en bleef alzoo langen lijd zonder haar te bewegen ; daarna werd haar lichaam opgenomen en bleef eenigen tijd, zonder door iets ondersteund te zijn, in hel bijwezen barer medezusters, in de lucht 'opgeheven. Eindelijk zonk haar lichaam zachtjes op het bed neer en zij begon mei eene zachte stem en mei de zoetste en aangenaamste woorden te spreken. De personen, die er tegenwoordig waren, dit alles ziende en hoorende, waren zoo diep getroffen, dat zij tranen stortten van aandoening. Daarna begon zij te bidden voor verscheidene personen ; zij noemde er eenigen van bij den naam, onder anderen haren Biechtvader, die op dal oogenblik in de kerk der Predikheeren bezig was met bidden. Hij was zeer ongevoelig en dor, en eensklaps wierd hij eene wondere verandering gewaar ; hij wierd zoo in den Heer verslonden en srevoelde zulke vurigheid
— 222 —
dat hij er over verbaasd slond. Terwijl hij onderzocht wat er de oorzaak van mocht wezen, kwam er gevalligiijk eene der gezellinnen van Catharina, die van dat alles ooggetuige was geweest, om hem te spreken ; zij vertelde hem dat Catharina op een zeker uur veel voor hem had gebeden. Alsdan begreep hij de oorzaak van zijne-zoo buitengewone godvruchtigheid. Hij ondervraagde deze zuste:' verder wegens hetgeen zij had gehoord en gezien en zij verhaalde hem; dat Catharina in het gebed dat zij voor hem en voor nog andere personen gedaan had , God de belofte had afgesmeekt van hunne eeuwige zaligheid en dat zij met uitgereikte armen aldus zegde : « Beloof mij dat gij mij het zult toeslaan : » Terwijl zij de eene hand uitstak, scheen zij eene hevige pijn te lijden, die haar deed uitroepen ; i Onze Heer Jesus-Christus zij geloofd! » gelijk zij gewoon was te zeggen, wanneer zij eene geweldige pijn uit te staan had.
Wanneer haar Biechtvader haar kwam bezoeken, verplichtte hij haar op gehoorzaamheid van hem de gansche gebeurtenis van hare wondere verschijning bekend te maken. De slem der gehoorzaamheid was voor haar de slem van God ; zij verklaarde hem al wat wij zoo even gemeld hebben, en zij voegde er bij : « wanneer ik uwe eeuwige zaligheid afsmeekte, beloofde God het mij. Hoe zeker ik mij op zijne belofte ook betrouwde , verlangde ik evenwel er eene gedachtenis van te bewaren en ik zegde hem ; « Heer, geef mij een kenmerk dat mij uwe belofte steeds zal doen geheugen ; » en hij antwoordde mij : « Reik mij uwe hand toe. » Ik bood hem mijne hand. Hij nam eenen nagel van zuiver goud, maar met eenen scherpen punt, stelde hem in het midden van mijne hand en drukte hem er met zulk geweld in, dal hij mijne hand van den eenen kant tot den anderen doorboorde. Ik gevoelde
— 223 —
en gevoel er eene zoo groole pijn in alsof hij mot eenen hamer er was ingeslagen. God zij dus gedankt; ik heb nu zijne heilige wond in mijne rechterhand. » Voordat zij de andere wonden ontvangen had , heeft zij, wanneer de gehoorzaamheid haar verplichtte , dikwijls bekend dat hare rechterhand met eenen nagel doorboord was en dat zij er de pijnen onophoudelijk van leed ; maar dat de overvloedige troost, dien zij in dit lijden genoot, er de smart van deed vergelen ; en die nagel, voegde zij ei-somtijds bij, was de voorbode der barmhartigheden, welke God mij naderhand zoo mildadig heeft geschonken.
Op zekeren dag, hoe vurig zij verlangde, om den honger harer ziel te verzadigen, wierd zij door gedachten, dat zij er onwaardig toe was , weerhouden. Eensklaps wierd zij door eene onzichtbare hand opgenomen van uit eenen hoek der kerk en voor hef autaar geplaatst. God wilde luiar daardoor te kennen geven, ('at zij niet moest vreezen haren honger naar dit hemelsch voedsel te stillen. Maar Catharina, altijd vooringenomen door nederige gevoelens wegens haar zelve, begon heuren welbeminden Bruidegom dringend te verzoeken van haar eene algemeene vergiffenis van hare zonden te willen verleenen. Er daalde alsdan een hemelsch vuur over haar neer dat hare ziel ontstak ; daarna, om dien hevigen brand te matigen, viel er een manna van eene onuitsprekelijke zoetheid van den hemel.
Catharina, gansch getroost en geheel gerust gesteld, riep uit: « O allerminnelijkste Bruidegom, mijn Welbeminde, mijn zoele en goede Jesus ! » Op ditzelfde oogen-blik, wierd haar veropenbaard dat zij geheel en gansch gewasschen en gezuiverd was door het bloed van Jesus-Christus op eene dusdanige wijze, dat de uitwendige krachten van haar lichaam wierden toegelaten, om deel te nemen in de zoetigheden, waar hare ziel van overstroomde.
— 224 —
Nadat zij Ie Communie was geweest, verspreidde haar lichaam eenen zoo welriekenden geur, dat eenigen harer medezusters, die daar tegenwoordig waren , er van doordrongen, hun eigen hart door hemelsche zoetigheden en vertroostingen vervuld gevoelden. Eene harer gezellinnen, vuriger dan de anderen, zegde haar : « Ik hid u, Catha-rina, gelief mij aan den Hoer, uwen I,cederen Bruidegom, te hevelen , opdat ik voortaan mijn leven verbetere. » De, Heilige , verlicht door den heiligen geest en door de gave van voorzegging, antwoordde haar ; « Ut verzeker u dat de Heer, in zijne barmhartigheid , u al de zonden heeft vergeven, welke gij bedreven hebt. Maak het vast besluit van u steeds naar den goddelijken wil te voegen. Geef mij de hand, mijne zuster. ;gt; Zij nam hare hand vast. zeggende ; « In den naam der Goddelijke goedheid, be-* loof ik u het eeuwig leven. » Dikwijls is het gebeurd dat, wanneer Catharina in de tegenwoordigheid van het Allerheiligste was of het ontving, er in hare ziel eene zoo groote blijdschap oprees, dat heur hart in haar lichaam opsprongen door kloppingen van liefde zoo jaagde, dat de zusters die bij haarwaren, het duidelijk hoorden.
Van zoohaast zij hare Communiën begon te vermenigvuldigen, vloeide hare ziel van genaden en hemelsche vertroostingen zoodanig over, dat haar lichaam er van mede deelde. De krachten der levensgesteldheid ondergingen daardoor eeno verandering, die de natuurlijke werking merkelijk verminderde ; wanneer zij door het hemelsch voedsel gespijsd was, kon zij niet alleen het tijdelijk voedsel missen, maar het was haar zelfs onmogelijk om eenige spijs te nemen. Wat meer is, de spijzen welke zij tegen heug en meug nam, veroorzaakten haar groote pijnen en ja, benadeelden hare gezondheid. Dwong men haar om spijs te nemen, dan was zij er van ontsteld.
— 22S —
Onmogelijk is het om le doen begrijpen wat deze maagd , van den kant van God zoo bevoorrecht, van wegens de menschen al niet heefl moeten lijden, omdat zij geen voedsel kon nemen.
In hel begin scheen het aan iedereen, zelfs aan hare ouders en vrienden ongeloofclijk ; allerhande gissingen , de uitzinnigste onderstellingen zelfs wierden er deswege gevormd. Sommigen aanzagen deze buitengewone gunst als eene oogenverblinding of kunstgreep, anderen noemden ze eene bekoring of bedrog van den duivel. Geestelijken en wereldlijken bemoeiden er zich mede ; niemand verstond er zich aan , de geleerden zelfs konden dit ongehoord wonder niet uitleggen. Men maakte eindelijk haren Biechtvader verantwoordelijk. Alhoewel hij overtuigd was, dat zijne geestelijke dochter door God bestierd wierd , wilde hij haar nogtans beproeven ; om alle onzekerheid weg te nemen, verbood hij haar te luisteren naar de ingevingen der visioenen. Catharina had schoon hem te zeggen dat zij gezonder en sterker was, wanneer zij niet at, dan wanneer zij tegen heug en meug voedsel nam ; hij dwong haar te eten. Catharina die, al had het haar leven moeten kosten, het minste bevel van haren zielbestierder niet zou overtreden hebben, zette zich gelijk de anderen aan tafel, en deed wat zij kon om eenige spijs te nemen. Het was alsdan dat het wonder meer en meer zichtbaar wierd. Nauwelijks had zij iets genomen of zij werd onpasselijk ; hare maag verteerde geen voedsel hoegenaamd ; dikwijls was zij er gevaarlijk ziek van, zoolang hare maag al wat zij genomen had, niet had overgegeven, en dit somtijds met zulk geweld, dat de pijnelijke brakingen haar tol stervens toe deden lijden. Zoohaast hare maag ontlast was, her-kwam zij en was zij wederom welvarend en gezond. Ter oorzake van uit gehoorzaamheid voedsel te nemen, wierd
10.
— 226 —
zij krachteloos en ziek lot dusverre, dat men voor haar leven sterk begon te vreezen. Eindelijk zoo afgemarteld dat zij niet meer kon, ontbood zij haren Biechtvader en, hem hare gesteltenis uitleggende, zegde zij : lt;x Mijn Vader , in onderstelling dat ik in gevaar was van te sterven, door overtollig te vasten, zoudt gij mij het vasten niet verbieden ten einde eene zelfsmoord te beletten ? — Ongetwijfeld zou ik het u verbieden , antwoordde haar geestelijke Bestuurder. — Welnu, hernam Catharina, is het geen even zoo groot kwaad zich van het leven te berooven door te eten dan door te vasten ? Indien gij dus ziet en als ooggetuige moet bekennen, dat ik mij vermoord met voedsel te nemen, waarom verbiedt gij hét mij dan niet , gelijk gij mij verbieden zoudt te vasten, indien ik mij door het vasten de dood zou veroorzaken ? » Togen eene dergelijke redenering viel er niets opgeworpen te worden ; haar Biechvader, het gevaar ziende waaraan zij was blootgesteld , en door de geneesheeren verzekerd dat alles bovennatuurlijk was, zeide haar ; * Doe voortaan wat de heilige Geest u zal ingeven ; want ik ontmoet dagelijks in u nieuwe bewijzen, dat God groote dingen in u bewerkt. »
Catharina hield volkomenlijk op van tc eten en wierd wederom gezond en sterk, zonder eenigen schijn van zwakheid of onpasselijkheid. Het was van in het begin van den Vasten tot op Onzes Heeren Hemelvaarldag, dat zij enkelijk bij de heilige Communie leefde. Op dien plechtigen feestdag, kon zij, met de toelating des Heeren , een weinig eten. Daarna hernam zij hare gewone onthouding van spijzen die zij, na ze in het begin van tijd tot tijd onderbroken te hebben, eindelijk aanhoudend onderhield, zoodat er somtijds maanden en zelfs jaren verliepen zonder eenig voedsel te nemen. Terwijl zij haar lichaam van spijzen onthield, poogde zij hare ziel meer
— 227 —
en meer te versterken ; zij naderde schier dagelijks tot de heilige Tafel en eiken keer kreeg zij nieuwe genaden, die, terwijl de natuurlijke werking der levenskrachten schenen te slaken, en hare ziel en haar lichaam verlevendigden. Zij gevoelde in haar somtijds de vurigheid eener levenskracht vernieuwen, zeide zij zelve, die haar terug scheen te brengen tol den ouderdom van vier of vijfjaren.
Hoe verder men komt in hel leven van de Serafijnsche maagd, is men meer en meer overtuigd, dal niet alleen hare werken, maar ook haar bestaan, dat niet alleen haar geestelijk, maar ook haar tijdelijk leven, dal, in een woord, in haar alles een gedurig wonder is geweest. « Dikwijls, zoo zegt de zalige Raymundus van Capua, dikwijls heb ik haar zwak lichaam in eene uiterste flauwte gezien ; gebeurde het, dat er op hel oogenblik dat zij, menscherlijker wijze geoordeeld, op het punt van sterven was, een werk ter eere van God of voor de zaligheid des naaste zich aanbood, hernam zij, indien zij ziek was , terstond hare gezondheid en , zonder dat zij de minste vermoeidheid scheen te gevoelen, ging, werkte en was zij bezig , met meerderen ijver en moed , dan de gezondste en sterkste menschen. Hoe eene dergelijke doenwijs uitgelegd tenzij door de werking van den heiligen Geest, die het lichaam gelijkelijk door de krachten der ziel ondersteunde ? » In het eerste, zoo gaat de schrijver van haar leven voort, dal zij volstrekt zonder voedsel begon te leven, vraagde ik haar eens of zij somtijds geenen honger gewaar wierd. » God, zoo antwoordde zij, God verzaadt mij in de heilige Communie dusdanig-lijk dat ik, verre van honger of verlangen naar eenig lichamelijk voedsel te hebben , eene walging gevoel , wanneer ik spijzen riek of zie. s Wanneer ik haar vraagde of zij dan, wanneer zij niet te Communie ging, ten
— 228 —
minste gecnen honger had , zeide zij : « Wanneer ik de heilige Communie niet kan onïvangen , dan is de tegenwoordigheid van Onzen Heer in het heiligSakrament alleen genoeg om mij ten volle te verzaden ; het zien van eenen priester die Mis beeft gelezen, van iemand die te Communie geweest is, dit alles is genoeg om mijne verlangens te voldoen, om mij te vergenoegen.» Calharina is duseene Heilige, die nooit hierin haars gelijke heeft gehad; zij was gelijktijdig nuchter en verzaad , uitwendiglijk van alles beroofd en inwendiglijk overvloedig gevoed, volgens het lichaam dorstig en volgens de zie! dronken door stroomen van levend water, altijd zwak en ziekelijk van gesteldheid, maar, wanneer hel er op aankwam, altijd kloek en gezond van krachten.
De nijdige vijand der zielen scheen verbitterd te zijn om zoo eene buitengewone gunst van den hemel; hij maakte gebruik van de afgunst en nam hare volkomene onthouding van voedsel te baat om al die haar kenden, op te maken en zelfs de priesters , kloosterlingen en geestelijke personen op te hitsen tegen de dienares des Heeren. Sommigen, niet schijnende te weten , dat bij God die in zijne Heiligen wonderbaar is, alles mogelijk is, beweerden, dat niemand den goddelijken Zaligmaker of zijne heilige Moeder Maria kan evennaren , veel min overtreffen, welke aten en dronken, noch de Apostelen aan welke hij beval te eten en te drinken wat hun opgediend wierd. Aan deze had men deze woorden der eeuwige waarheid mogen toepassen : Waaraan zal men dit slag van menschen vergelijken? Aan kinderen die, op openbare plaatsen gezeten1, de eenen aan de anderen zeggen : « wij hebben op de fluit gespeeld en gij hebt niet gedanst; wij hebben rouwtonen gezongen en gij hebt niet geiceend. Onze Heer voegt er bij : Joannes-Baptisla. is
229
gekomen, hij at geen brood en dronk geenen wijn en gij zegt : Deze mensch is van den duivel bezeten. De zoon des menschen is gekomen en hij at en hij dronk en gij zegt: het is een eter en drinker (i). Heefl de Zaligmaker dan niet gezegd dat de Heiligen de wonderen, die hij deed en zelfs grootere dan hij heeft gedaan , zouden uitvoeren ? Anderen zegden dat men gelijk de Heiligen door hunne woorden en werken hebben geleerd, vermijden moet van zich door iets zonderlings te onderscheiden en van door zeldzaamheden te zoeken uit te schijnen. In het algemeen gesproken, is hel eer berispelijk dan prijsbaar uit eigene beweging zeldzaam te willen schijnen en uitzonderingen ten toon te willen stellen. Maar zou men zich niet aan ongetrouwheid aan de genade plichtig maken, indien men de inzichten weigert te volgen die God ons veropenbaart? Zegt de heilige Geest dat de rechtvaardige niet moet zoeken wat buiten zijn hereik is, zoo voegt Hij er terstond b'j : vele dingen zijn er u geopenbaard die het begrijp van het algemeen der menschen te boven gaan («). Geene zeldzaamheid kan er dus bestaan in Gods wil te volgen, wanneer hij hem bekend maakt.
Vraagde men aan Catharina somtijds waarom zij niet at, dan was zij gewoon te zeggen : « Het is God die het alzoo wil ; Hij heeft mij om mijne zonden gestraft met eene ziekelijkheid die mij belet voedsel te nemen ; ik zou willen dat ik kon eten , maar het is mij onmogelijk. Anderen schenen hare goede meening te willen eerbiedigen , maar geloofden dat het eer 't werk van den duivel, dan wel van God was, en zegden dat zij door eene. valsche beguicheling of misleiding was bedrogen. Dergelijke lasteringen wierden haar mondelijk en schriftelijk
(1) Luc. vn. 32-53-3i. (2) Eccl. Hf. 22-95.
i
gedaan, somtijds onderden dekmantel van voorzichtigheid. Ziehier met welke wijsheid, zachtmoedigheid en ootmoedigheid zij op eenen dezer brieven antwoordt; de schrijver dezer was een religieus van Florencië die, hare wonderlijke onthouding voor een bedrog aanziende, haar scheen te willen verwittigen. Zij begint haren brief met haren tegenspreker te bedanken, voor den heiligen ijver en kommer die hij voor hare ziel heeft. Zij die, wanneer de lastering tastelijk was, altijd de meening ten goede uitlegde, was overtuigd dat hij enkelijk hare zaligheid voor oogwit had. Dan gaat zij aldus voort ; « Gij vreest dat ik onder den invloed van bcguicheling ben wegens mijne onthouding ; deze uwe vrees, eerwaarde Vader, verwondert mij geenszins; ik mag u verzekeren dat, indien gij vreest, ik schrik en beef, dusdanig vrees ik do bedriegerijen van den duivel. Maar ik stel al mijn betrouwen in de goedheid van God, en voor het overige leg ik alle mogelijke omzichtigheid te werk, omdat ik overtuigd ben dat ik van mij zelve niets goeds te verwachten heb. Gij vraagt mij of ik geloof of niet geloof van door den duivel bedrogen te kunnen worden, en terstond voegt gij er tot gevolgtrekking bij dat, zoo ik het niet geloof, het een teeken is dat ik reeds bedrogen ben. Ik beken u ronduit dat ik, niet alleen aangaande deze zaak die de krachten der natuur te boven gaat, maar ook aangaande al mijne andere werken, vol angst en vrees ben, zoowel ter oor-zake der snoodheid des duivels als ter oorzake mijner zwakheid. Ik geloof dat ik kan dolen ; ik weet en ik ben overtuigd dat de duivel de gelukzaligheid en geenszins de kennis verloren heeft ; ik begrijp dat hij door zijne arglistigheid meer dan genoeg in staat is om mij te misleiden; maar ik hecht, ik kleef mij aan het heilig Kruis vast, en ik heb het zeker betrouwen dat, zoolang
— 231 —
ik, door de nagels der liefde en der ooimoedigheid, er oji gespijkerd en er aan vast gekluisterd blijf, de gansche hel niet in staat is om tegen mij iels te vermogen ; maar dit mijn vast betrouwen is niet gesteund op mijne verdiensten, maar op de verdiensten van het lijden en van de dood van Jesus die voor ons gekruisigd is (i) » In dezer voege antwoordde de nederige en voorzichtige maagd aan brieven vol van hoonende lasteringen. Maar hare antwoorden wonnen telkens hare vervolgers. Hare hevigste tegensprekers wierden hare getrouwste leerlingen en, hare beproefde deugd bewonderende, achtten de geleerdslen zich gelukkig hare wijze lessen en raadgevingen te mogen aanhooren.
Inmiddels bevond zij zich ter oorzake der opspraak en lasteringen in eenen netelachtigen staat, gelijk iemand die twee meesters te dienen heeft. Door hare gesteldheid genoodzaakt, was zij genoegzaam verzekerd van den wil van God, maar zij was bevreesd en bekommerd om de menschen te ontslichten. Om geene aanleiding tot beknibbeling te geven, kwam zij, alhoewel zij geen voedsel nemen kon, eensdags aan tafel en nam eenige kruiden in haren mond, waaruit zij het sap zoog en het overig wierp zij weg. In deze en dergelijke omstandigheden , zeide heur Biechtvader haar ; « Laat de menschen praten en spaar u al die moeite en pijnen. » Calharina antwoordde hem onder eenen glimlach ; «Is het niet beter, eerwaarde Vader , nu mijne zonden te boelen, dan hierna er eeuwig voor gestraft le worden ? De oordeelen der menschen zijn mij zeer voordeelig ; zij geven mij de gelegenheid om door vergankelijke pijnen voor eeuwige straffen te voldoen ; zekerlijk is het eene groole gunst van God toe te laten
(1) 513* Brief.
— 232 —
dat ik mijne zonden in deze wereld uitboeten kan. » Het was alzoo dat Calharina zoowel de aanvallen des duivels als de vervolgingen der menschen tot haar geestelijk voordeel wist te doen strekken. In wederwaardige toevallen was zij gewoon te zeggen ; « O ! indien wij altijd goed gebruik wisten te maken van de genaden welke God ons geeft, wat al voordeel zouden wij trekken uit al wat ons overkomt! Zoo in voorspoed als in tegenspoed moet men zeggen : ik zal er eenige winst voor mijne ziel mede trachten te doen, en, indien men elke gelegenheid op dusdanige wijze benuttigt, dan zal men welhaast schatten voor den hemel bezitten. » Kunnen wij de wonderdaden van Calharina niet navolgen, trachten wij ten minste deze hare heilzame les, die in het bereik van elkeen is, in het werk te stellen !
— 253 —
XVII. HOOFDSTUK.
HERVORMING VAN DE HEILIGE CATHARINA IN ONZEN HEER
JESUS. — HIJ VERWISSELT HAAR HART MET HET ZIJNE. —
UITWERKSELS DEZER VERWISSELING. — HAKE GODSVRUGHT
TOT HET HEILIG HART VAN JESUS. — DE HEER GEEFT
HAAR MARIA MAGDALENA VOOR MOEDER. — EENE WONDERE
VERSCHIJNING OP DEN FEESTDAG DER REKEERING VAN DEN
HEILIGEN PAULUS. — VELERHANDE VERSCHIJNINGEN. — v
EENE BELANbRIJKE VEROPENBARING WEGENS DEN HEILIGEN DOMINICUS. — OP HAAR VERZOEK LIJDT ZIJ AL DE PIJNEN WELKS DE ZALIGMAKER GELEDEN HEEFT. — DOOR EENE OVERMAAT VAN LIEFDE STERFT EN HERLEEFT ZIJ. — MIRAKEL TOT BEWIJS. — 1569-(22).
De liefde, zegt, de heilige Thomas, kan geen grooler meesterstuk voer:brengen dan de hervorming in Onzen Heer Jesus-Christus. Deze gedaanteverwisseling, om mij zoo uit te drukken, die de verhevenste staat, ja, het kroonwerk is van het geestelijk leven, heeft voor uitwerking dat God in de ziel en de ziel in God leeft. Onder den indruk eener dusdanige hervorming was, de Apostel der volkeren, toen hij in geestverrukking uitriep : Ik leef, neen, ik leef niet meer, maar hel is Christus die in mij leeft (i). Wanneer eene ziel tot dezen staat gekomen is, vervult God haren geest, zoodat zij aan hem alleen denkt, haren wil, zoodat zij hem alleen bemint, haar hart, zoodat zij geen ander behagen heeft dan in hem alleen. Hoe was de heilige Paulus tot zoo eene uitmuntende verandering gekomen ? Het was, gelijk hij zelf verklaart, omdat hij met Christus op het kruis genageld was (2). De Serafijn-
(1) Galat. II. 20. (-2) Ibid. lt;9.
— 234 —
sc he maagd , mocht, gelijk de groote Apostel zeggen : quot; Ik ben met Christus aan het kruis genageld. » Zij begreep dat, om in Christus hervormd te worden , het noodig is zichzelven te verlaten, zijnen wil te verloochenen, zijn kruis op te nemen en Christus te volgen. In dezen zin schreef zij aan Pater Thomas della Fonte , haren eersten Biechtvader en naderderhand haren leerling : « Ik verzoek u, eerwaarde Vader, van te willen voldoen aan het vurig verlangen dat ik heb van u geheel en gansch met God vereenigd en in hem hervormd te zien. Maar om zoover te geraken , moet ons hart, moeten a! onze begeerten gegrift zijn op de liefde van den gekruisten Zoon Gods. Wanneer wij God beminnen, zijn wij in de liefde vereenigd en hervormd, en wij gaan door de deur van den gekruisten Jesus en, gelijk hij aan zijne leerlingen gezegd heeft; Ik zal komen en mijn verblijf in hem nen.cn (i), zoo is al mijn verlangen u in dit verblijf en in deze hervorming te zien. Maar als eene noodzakelijke voorwaarde, verzoek en smeek ik u van aan het kruis gehecht en genageld te blijven (2) ! Ziedaar het geheim der goddelijke hervorming in Catharina. Zij was geënt op de liefde van Jesus aan het kruis. Met zich volkomen te verloochenen en te versterven, had zij den geest Gods verkregen, en was zij er dusdanig van vervuld dat zij, gelijk wij reeds hebben bewonderd en nog zullen te bewonderen hebben, zich geweld moest aandoen om aan iels anders dan aan God te denken, en dat zij uit de volheid des harten van niets dan van hem sprak.
Catharina, toen zij wederom eens in de beschouwing verslonden was, riep in de vurigheid harer liefde, gelijk dn koninglijke Profeet, uit.; Schep in mij, 0 God, een zui-
(1) Joan. XIV. 23. (ï) 131e Brief.
ver hart en vernieuw den oprechten geest in mijn binnenste (i). Zij smeekte den Heer vooral dat hij haar eigen hart en eigen wil zou gelieven weg le nemen. Terstond wierd er aan haar verlangen voldaan door de volgende verschijning : Het dacht haar dat Jesus-Christus tot haar kwam, die hare linkerzijde opende en haar hart er uil-nam : zij gevoelde inderdaad haar hart niet meer. Na verloop van eenige dagen, toen Calharina, na in de Pre-dikheerenkerk hare gebeden te hebben geëindigd, zich bereidde om naar huis te gaan, zag zij haar eensklaps van een helder licht omringd dat van den hemel daalde, en in dit licht verscheen haar de Zaligmaker ; hij hield in zijne heilige handen een roodverwig en blinkend hart. De Heilige, op dit gezicht gansch ontsteld, valt plat ter aarde. Onze Heer nadert haar, opent nogmaals hare linkerzijde en plaatst er het hart, dat hij' in zijne handen draagt, in, zeggende ; « Mijne welbeminde dochter, eer-dags heb ik u het hart ontnomen, vandaag geef ik u het mijne en dit zal voortaan voor het uwe dienen. » Na deze woorden sloot hij hare zijde, maar lot gedachtenis van dit wonder liet hij de wonde open.
Men moet niet denken dat het eene loutere inbeelding was; tot aan hare dood toe bleef het lidteeken dezer wonde in hare linkerzijde zichtbaar, gelijk er van hare medezusters altemets hebben kunnen opmerken ; ook heeft zij deze wondere gebeurtenis uit gehoorzaamheid aan haren Biechtvader bekend , en zij voegde er bij dat zij, wanneer zij bad , niet meer zegde ; « Mijn God, ik beveel u mijn hart, » maar : « Mijn God, ik beveel u uw hart (t).
(1) Ps. L. 12.
(2) De mystieke godgeleerden, dit bovennatuurlijk iets uitleggende, zeggen dat dit han wel hetzelfde hart was dat de Heer te voren uit het lichaam van Catharina genomen had ; maar het gansch veranderd had
— 236 —
Al deze dingen zijn groot en verheven en schijnen aan de vrijdenkers ongeloofelijk, omdat zij, hunne oogen voor het licht des geloofs sluitende, noch willen noch kunnen begrijpen dat de inzichten van God wegens zijne Heiligen zoo verschillig zijn van den geest der wereld, als de hemel van de aarde verwijderd is. Maar zij die door het geloof verlicht zijn, weten en zijn overtuigd dat dergelijke bovennatuurlijke zaken voor God gemakkelijker zijn, dan door de kracht van een woord hemel en aarde van niet te scheppen.
Na deze wondere verandering des harten, geleek Catha-rina niet meer aan haar zelve. De overvloed der genade waarvan zij vervuld was , maakte hare uitwendige werken volmaakter en vermenigvuldigde voor het inwendige de goddelijke veropenbaringen. Nimmer naderde zij het autaar of zij zag«iets bovennatuurlijks, en wel voornamelijk, wanneer zij de heilige Communie ontving. Alsuf zij van haar zelve verwonderd was , zeide zij eens aan haren Biechtvader : « Bemerkt gij niet, mijn Vader, dat ik niet meer dezelfde ben ? Ach ! wat ben ik veranderd ! wist gij toch eens wat ik gevoel! Indien men begreep wat er in mij omgaat, niets, al ware het harder dan metaal, zou er aan kunnen wederstaan. Mijne ziel stroomt van geluk en vreugde zoodanig over, dat ik verwonderd ben dat zij in mijn lichaam blijven kan. De liefde die in mijn hart
met er nieuwe gesteltenissen of hoedanigheden aan le geven. Zoodat, zeggen zij, Catharina in zekeren zin haar hart een nieuw hart noemen mocht, evenals God zegt dat hij op den dag des oordeels nieuwe hemelen en eene nieuwe aarde zal scheppen; om te doen verstaan dat hij aan dezelfde hemelen nieuwe hoedanigheden, meerdere schoonheid enz. geven zal. Zij kon ook met waarheid haar hart het hart van Christus noemen, omdat hij het veranderd, vernieuwd en het aan het zijne gelijk gemaakt had; dus was het hem op eene zonderlinge wijze eigen.
— 257 —
brandt, is zoo hevig dal de hitte van het natuurlijk vuur er niets bij is; geen hart, al was het van steen of ijzer, zou er aan kunnen wederstaan, indien God er niet in voorzag. De liefde, die ik voor den naaste gevoel, is zoo groot en neemt zoo toe, dat mijne grootste vreugd zou wezen voor iemand te kunnen sterven. De vurigheid heeft mijnen ijver zoodanig vernieuwd, dat ik het vuur der jeugd in mij voel herleven. » Zij zeide dit alles vertrouwelijk aan haren Biechtvader, en hield het voor anderen zoozeer mogelijk verborgen.
Uit den overvloed des harten, zegt de heilige Schrift, spreekt de mond, en Catharina scheen uit don overvloed des harten van haren goddeiijken Bruidegom te spreken, Eene menigte van dergelijke verhandelingen treft men in hare brieven en schriften aan ; in eenen barer brieven spreekt zij aldus : « Men bemint met het hart ; verzaak dus aan alle teederheid en liefde voor u zeiven en voor de schepselen. Treed in de wonden van den gekruisten Jesus; daar is de heilzame plaats waar de wijze bruid de lamp van haar hart vullen kan. Het is gelijk aan eene lamp die van onderen eng en smal, en van boven wijd en breed is; voor de wereld moet de liefde eng en gesloten zijn , maar langs boven moet zij ruim en ver openstaan , flat is te zeggen, dat het hart zich uitwijden moet in den gekruisten Jesus, door hem, met eenen heiligen en oprechten ijver, te beminnen en te vreezen. Dan zal men zijne lamp aan de zijde van Jesus kunnen vullen ; deze zijde, die altijd open is, toont ons het geheim van dat hart, hetwelk ons uit loutere liefde alles maakt en alles geeft. Wijd uw hart aan Jesus toe en ik verzeker u, dat nog de duivel noch de schepselen u ooit zullen hinderen ; want de duivels vluchten een hart dal brandt van de liefde Gods.
Eene vlieg waagt het nooit van bij eenen bak kokend
- 238 —
water te naderen, uitvreeze van door de hitte des waters gedood te worden ; maar, wanneer het water lauw is , durft zij niet alleen naderen, maar zij zoekt zelfs zich er in te voeden. » Aldus spreekt de beminnende bruid van Jesus hart schier in al hare schriften en brieven over de wonden en over de liefde van dit heilig Hart, alsof zij elkeen tol deszelfs godsvrucht wilde opwekken.
Niemand kon voorzeker beter over deze godsvrucht spreken ; zij had ze in de wonde van het heilig Hart geput , wanneer zij, gelijk bij het naderen tot de heilige Communie menigmaal is gebeurd, het Goddelijk bloed uit de opene wonde der zijde des Zaligmakers drinken mocht. In het Goddelijk Hart dat zij ontvangen had, gevoelde zij dat God ons had lief gehad tot de dood des kruises, zij gevoelde het door den drift van liefde die haar hart zoo geweldig deed jagen en kloppen, dat de personen die omtrent haar waren het duidelijk hoorden. Haar Biechtvader, hiervan onderricht, heeft, na deze zaak nauwkeurig onderzocht te hebben, verklaard, dat dit hart, haar op eene bovennatuurlijke wijze gegeven , op eene bovennatuurlijke wijze klopte. Hij had haar eens bevolen van het liefdegezucht en gesnik dat uit haar hart opsteeg, wat in te houden, omdat het de menschen in de kerk somtijds stoorde. Catha-rina , alhoewel door oudervinding overtuigd dat zulks onmogelijk was, ontschuldigde zich nogtans niet ; maar, om zooveel in haar was te gehoorzamen, zette zij zich in eenen hoek der kerk en intusschentijd bad zij den Heer dat hij haren Biechtvader zou hebben willen doen ondervinden, dat het in hare macht niet was de liefdezuchten te bedwingen van een hart dat haar niet toebehoorde. Haar gebed wordt verhoord ; haar Biechtvader , terwijl hij beleed , dat hij eene dergelijke aanbeveling nimmer zou gedaan hebben, verklaarde dat hij door eene heilzame
— 239 —
ondervinding, die hij, misschien uit oolmocdighcid, verzwijgt, geleerd had dat het onmogelijk is, de liefdezuchten van een vergoddelijkt hart in te houden.
Door de vurigheid der liefde, of liever door het vuur dat de Zaligmaker op de aarde was komen brengen en dat hij in alle harten wenschte ontstoken te zien , als een stoomtuig voortgestuwd, werd zij door het vurig verlangen aangedreven om dit heilig Hart te doen beminnen. Zij zocht en nam alle gelegenheden te baat om over de liefde van dit Hart te spreken. Bijna in al hare brieven, maakt zij er melding van. Zij scheen het Goddelijk vuur dat in haar hart brandde, in alle harten te willen overzetten en te doen branden. Zij was door kennis en ondervinding in het geheim van het heilig en aanbiddelijk Hart. Maar, hoezeer zij arbeidde om de godsvrucht van het heilig Hart te doen kennen, was de lijd, door de Voorzienigheid bestemd om aan de wereld de rijkommen van het heilig Hart van Jesus bekend te maken, nog niet gekomen; de alomuitbreiding van eene meer bepaalde godsvruch t ter vereering van het goddelijk Hart werd bespaard tol een tijdstip, dat meer dan ooit voor de noodwendigheden der Kerk er de wonderen van zou eischen. God verklaarde deze inzichten omtrent vier eeuwen later aan cene andere godvruchtige en getrouwe ziel. Tot deze moeilijke zending verkoos hij de zalige Margarita Alacoque , die voorgenomen liad de voorbeelden van de allereerste ijverige minnares van het heilig Hart na te streven. Eens werd aan eene kloosterzuster der Visitatie geopenbaard dat zuster Margarita, door hare deugd en geestelijke volmaaktheid, wonderwel aan de heilige Galharina van Senen geleek.
De geschiedenis van den eeredienst van het heilig Hart getuigt dat God deze bevoorrechte Heilige, onlangs door den Paus Pius IX op onze heilige autaren geplaatst, op de
aarde gezonden heeft om de godsvrucht van het heilig Hart, door de Serafijnsche maagd van Senen zoo ijverig betracht, onder de menschen te verspreiden. Men mag dus onderstellen dat deze Heilige, bestemd om de verlangens en gevoelens van het heilig Hart te doen kennen en beminnen, eene zekere gelijkvormigheid hebben moest met het Hart van Jesus, en diensvolgens is het licht te begrijpen dat de heilige Margarita, met den goddelijken schat van haar hart, zeer wel aan Catharina gelijken moest.
Van dien tijd af waren hare ontgeestingcn menigvuldig. Den feestdag der Bekeering van den heilige Paulus , zegt de Legende, was haar geest in de beschouwing van hemel-sche zaken dusdanig verslonden, dat haar lichaam, gedurende drie dagen en drie nachten, zonder eenige bewegingen zonder eenig gevoel bleef ; velen der aanwezigen geloofden dat zij dood of op hel punt van sterven was. Anderen, wat beter onderwezen, zegden dat zij met den Apostel tot in den derden hemel was opgetogen. Wanneer zij tot haar zelve was gekomen, was en bleef haar geest zoovol van al wat zij gezien had, dat zij geen bewustzijn had van de zaken der aarde, en in eene soort van slaap of bedwelming was, waaruit men haar niet kon krijgen. Terwijl dit plaats had, besloot Pater Thomas , om met eenen anderen Pater, eenen heiligen Kluizenaar, die in de omstreken woonde, te gaan bezoeken. Wanneer zij zich op weg begaven, kwamen zij langs hel huis van Catharina en traden er binnen ; zij vonden haar in die heilige slaperachtigheid. Om haar te ontwaken zegden zij haar ; « Wij zijn voornemens den kluizenaar , die op het veld woont , te gaan bezoeken; wilt gij medegaan ? » Catharina , in die sluimering niet wetende wat zij zeide , antwoordde van ja. Nauwelijks was het
— 241 —
woord over de lippen, of zij begreep dat zij tegen hare raeening had gesproken, en terstónd begon zij er zich over te berouwen, als over eene wezenlijke leugen. Zij wierd schier zinneloos van droefheid en beweende deze fout, zooveel dagen en nachten, als zij in ontgeesting was gebleven ; men hoorde haar deze en dergelijke woorden tot haar zelve spreken ; « O gij, booste en plichtigste aller vrouwen, is het alzoo, dat gij beantwoordt aan de genaden, welke de oneindige goedheid Gods u heeft verleend ! Is het alzoo, dat gij de waarheden benuttigt, welke gij in den hemel hebt geleerd ! De verhevene onderrichtingen welke de heilige Geest u heeft willen mededeelen , hebben u dus tot niets anders gediend, dan om u te leeren liegen, van zoohaast gij op de aarde zijt weergekeerd. Gij wist dal gij met deze Paters niet wilde medegaan, en niettemin zegt gij hun van ja. Gij hebt aan uwen Biechtvader gelogen. Welk eene boosheid ! » Alzoo zuchtte en weende zij zoolang hare opgetogenheid had geduurd, Hoe wonderlijk zijn de inzichten der goddelijke Voorzienigheid en hoe heilzaam hare middels. Opdat de verhevenheid der veropenbaringen, die zij ontvangen had, Gatharina niet zou verhoovaardigen, laat God toe, dat zij eene soort van leugen bedrijft, indien men een onbedacht woord eene leugen noemen mag. Deze vernedering dient om haar den schat die haar is toevertrouwd, des te beter te doen bewaren, en haar lichaam dat, om zoo te zeggen , was bezweken geweest onder de opgetogenheid van den geest, herleeft teenemaal ter oorzake dezer verootmoediging.
Doch de Hemel schonk aan de verootmoedigde maagd welhaast eene andere soort van vertroosting en aanmoediging. De Koning der koningen en de Koningin, zijne heilige Moeder, verschenen haar vergezeld van de heilige Maria-MagdalenS ; Onze Heer, haar het woord toostu-
— 242 —
rende, vraagt haar ; « Wat wilt, wat verlangt gij ? » Calharina begint te weenen en antwoordt, gelijk de heilige Petrus ; « Heer gij weet wat ik wil, gij weet dal ik geenen anderen wil heb, dan den uwen en dat uw hart hel mijne is. » Dan komt er haar eensklaps in de gedachte dat Maria-Magdalena haar teenemaal aan den Zaligmaker had opgedragen, toen zij zijne voelen met hare tranen besproeide en , dezelfde liefde en dezelfde verlangens gevoelende, welke deze Heilige alsdan gevoelde, houdt zij hare oogen op haar gevestigd. De Heer, alsof hij hare begeerte wil voorkomen, zegt haar ; « Mijne welbeminde dochter , tot uwen troost en bijstand, geef ik u Maria-Magdalena voor moeder en beschermster; met volle betrouwen moogt gij u tot haar wenden ; ik belast haar, dal zij u onder hare bijzondere bescherming zou nemen. » Naden Heer de innigste dankbaarheid betuigd te hebben , wendt zij zich tot Maria-Magdalena, beveelt zich aan haar, met verzoek van over hare zaligheid te willen waken , omdat de Zoon Gods haar aan heure zorgen toevertrouwd had.
Van dan af, had zij voor deze Heilige eene zonderlinge godsvrucht en aanriep haar altijd met den zoeten naam van Moeder. Van jongs af, had zij haar voor patrones verkozen, in de overtuiging dat zij, doordien zij zich voor eene groote zondares aanzag, met een des te grooter betrouwen, moest aanroepen eene heilige boetpleegster, die haren goddelijken Meester zoozeer beminde, dat heure liefde hare fouten overtrof. Van deze gunst sprekende, zeide zij somwijlen , dat eene zondares voor dochter gegeven was aan eene Heilige, die eertijds ook gezondigd had, ten einde dat deze moeder, de zwakheid der natuur en de barmhartigheid des Heeren herinnerende, met de krankheid van haar aangenomen kind des te meer medelijden
zou hebben, en des te meer zou bezorgd zijn, om voor haar vergiffenis le venverwen. Zij beminde Maria-Magdalena omdat, zeide zij, na vergiffenis bekomen te hebben, zij nimmer hervallen was, en, omdat zij drie en dertig jaren in de wildernis in de verhevenste beschouwingen had doorgebracht zonder eenige spijzen te nemen. De heilige Maria-Magdalena , van haren kant aan de goddelijke aanbeveling getrouw, hield met Catliarina zeer dikwijls innige en gemeenzame onderhandelingen, en zij legde haar uit welke soort van leven zij in de wildernis had geleid ; Gatharina vond daarin ecne onuitsprekelijke vertroosting en zocht hare patrones in alles na te leven.
De eene verschijning volgde na de andere ; nu bracht de Heer hare ziel in de wonde van zijne zijde en onderwees haar wegens het mysterie der heiligeDrievuldigheid ; dan laafde zijne glorierijke Moederbaar met heur maagdelijk voedsel en vervulde haar met onuitsprekelijke zoetigheden ; Maria-Magdalena kwam haar de goddelijke veropenbaringen verhalen, welke zij in de woestijn eiken dag zevenmaal van Gou ontving ; somwijlen kwamen zij al drie le zarnen. Menigvuldige andere Heiligen kwamen haar beurtelings gezelschap houden, zoo als de heilige Paulus, de heilige Joannes Evangelist, niet zelden de heilige Dominicus, dikwijls de heilige Thomas van Aquinen, maar nog het meeste de heilige Agnes van Montepulciano.
Twee harer verkleefdste gezellinnen, zusters van de Derde-Orde, kwamen op zekeren dag in haar kamertje eenen soberen maaltijd nemen ; er stond daar eene tafel waarop Gatharina gewoon was hel hoofd te laten leunen, wanneer zij noodig had wat rust te nemen. Terwijl hunne moeder en meesteres bezig was alles met goedhartigheid te bereiden, begon eene van beiden te zeggen ; « Och ! wat is deze tafel heilig. 5 Galharina, als om haar over eenen spot-
— 2M —
streek te bekijven, viel haar in de rede ; « O ! indien gij wist, wie er op deze tafel gezeten heeft, dan zoudt gij wat ernstiger spreken. Verwonderd van Catharina die altijd zoo omzichtig was in het spreken, zoo eene taal te hooren voeren, vraagden de twee medezusters haar : «Wie heeft er dan op deze groote tafel gezeten ? » Caharina antwoordde ; « Jesus-Christus en de heilige Magdalena hebben er op gerust. Gij moet weten dat, wanneer ik in den namiddag in den hof eens wat lucht ging scheppen, Jesus-Christus mij verscheen, vergezeld van de heilige Magdalena. Hij gewaardigde zich eenigen lijd met mij gemeen-zameniijk te onderhouden en met mij te spreken, gelijk ik nu met u spreek ; maar in het midden onzer onderhandeling, wierd ik gewaar, dat het laat begon te worden en de avond naderde. Ik nam de vrijheid van aan Jesus te zeggen ; « Meester, mij dunkt dat het niet betaamt dat ik zoo laat in den hof blijf. « Hij antwoordde mij : « Mijne dochter, gij moogt in uwe kamer gaan of waar gij zult willen.» Ik begaf mij terstond naar mijn kamertje en hij deed mij de eer van mij te vergezellen. Hij ging aan den eenen kant en de heilige Magdalena aan den anderen. Jesus-Christus trad met mij binnen on zette zich op deze tafel, waarop ik mijn hoofd te rusten leg ; de heilige Magdalena zat aan den anderen kant, zoodat ik tusschen hen beiden was. Heb ik dus geene rede van te zeggen dat deze tafel heilig is. »
Indien wij niet vreesden de aandacht des lezers te vervelen, met haar zoolang bezig te houden met allerhande verschijningen en veropenbaringen, zouden wij er nog eene menigte anderen kunnen verhalen, die wij voorbijgaan. Echter oordeelen wij dat het hem niet onaangenaam wezen zal er eene wegens den heiligen Dominicus met hare uitlegging te laten volgen.
— 245 —
Den vooravond van het feest van den heiligen Vader Dominicus, terwijl Calharina, zijne godvruchlige dochter, in de Predikheerenkerk al biddende zich tot dil feest bereidde, had zij buitengewone veropenbaringen wegens dezen grooten Patriarch en ook wegens verscheidene Heiligen zijner Orde. Deze veropenbaringen of visioenen waren zoo dadelijk en levend, dat zij naderhand in haren geest verbeeld bleven en dat, wanneer zij ze aan haren Biechtvader vertelde, zij ze nog als zichtbaar voor hare oogen zag. Het scheen haar dat zij God den Vader uit zijnen mond zag voortbrengen den Zoon, even eeuwig ge ijk hij was, toen hij de menschelijke natuur aannam. En, terwijl zij hem beschouwde, zag zij uit de borst des Vaders den gelukzaligen Patriarch Dominicus , omringd en glinsterende van klaarheid en gelijktijdig hoorde zij eene stem, zeggende ;» Mijne welbeminde dochter, ik heb twee zonen voortgebracht; den eenen door de luiiuur en den anderen, door ee^e teedere en beminnelijke aanneming. » Calharina stond verbaasd en aanzag als iets ongeloofelijks zoo eene uitmuntende vergelijking, dieeenen Heilige eenigszins aan Jesus-Christus deed evenaren. Terwijl zij er de onbegrijpelijkheid van nadacht, begon de slem, die deze onbegrijpelijke woorden had gezegd, de beleekenis dezer overeenkomst uit le leggen ; «Mijn Zoon, die van alle eeuwigheid door de natuur is voortgebracht, heeft, wanneer hij zich met de menschelijke natuur bekleed had, mij in alles volkomen gehoorzaamd, ja tot de dood deskruises. Mijn aangenomen zoon, Dominicus, heeft, van den stond zijner geboorte tot zijnen laatsten levensadem , mijnen wil in alle zaken ten stipste nagekomen. Zonder ooit het minste mijner geboden le overtreden, zonder ooit de maagdelijke lelie van zijne ziel en van zijn lichaam te bevlekken, heeft hij de genade ,
— 246 —
heeft hij de onschuld des Doopsels altoos ongeschonden bewaard. Mijn Zoon, door de natuur, die het eeuwig woord van mijnen mond is, heeft aan de wereld openbaar gepredikt al wat ik hem had bevolen , en, gelijk hij het aan Pilatus vrijmoedig heeft verklaard, heeft hij getuigenis aan de Waarheid gegeven. Dominicus, mijn zoon van aanneming, heeft aan de wereld insgelijks de waarheid van mijn woord gepredikt ; zoo door zijne eigene stem als door de stem van anderen, heeft hij lot ketters en geloo-vigen het woord gevoerd. Zijne prediking werd in zijne zonen voortgezet ; hij predikt nog gedurig en zal tot aan hel einde der wereld aanhoudend prediken. Mijn Zoon, door de natuur, heeft zijne leerlingen door geheel de wereld gezonden , en mijn zoon van aanneming zijne kloosterlingen ; mijn Zoon door de natuur is mijn Woord, mijn zoon van aanneming is de gezant , is de leeraar van mijn Woord. Aan zijne geestelijke kinderen heb ik daarenboven eene bijzondere kennis gegeven om mijne woorden te verstaan, en ik heb hen met de getrouwheid versterkt, op-dar zij de waarheid mijner leering steeds standvastig zouden volgen. Mijn Zoon door de natuur heeft, zoo door zijne voorbeelden als door zijne leeringen, al wat mogelijk was gedaan, om de zaligheid der zielen te bewerken ; Dominicus, mijn aangenomen zoon, heeft, om de zielen uit de ondeugd, uit de onwetendheid en doling te trekken , al zijnen arbeid en zelfs zijn leven verpand. De zaligheid van den naaste was zijn voornaamste oogwit, wanneer hij zijne Orde instelde en uitbreidde. Het is daarom dat ik hem vergeleken heb aan mijnen Zoon door de natuur, wiens leven hij wonderwel heeft nagevolgd, zelfs, gelijk gij ziet, heeft zijn lichaam eene zekere gelijkvormigheid met het heilig Lichaam van mijnen goddelijken Zoon. » Toen zij aan haren Biechtvader deze veropenbaring, gelijk wij
— 247 —
ze verhaald hebben, verleide, deed zij opmerken , dat zij op datzelfde oogonblik den heiligen Dominicus duidelijker en onderscheidenlijker zag dan haren Biechtvader met wjen zij sprak.
De overtollige veropenbaringen en geestverrukkingen, die zij op dat tijdstip had, vervulden hare ziel met eene dusdanige liefde, dat haar leven een staat van loutere kwijning was. Deze kwijning nam tol dusverre toe , dal het haar onmogelijk wierd om het bed te verlaten. Sleeds onder den invloed van liefdeverrukkingen, hoorde men haar, als buiten haar zelve, deze en dergelijke verzuchtingen en schietgebeden uitspreken ; « O allerzoetste, o aller-minnelijkste Jesus , Zoon van God ; » somtijds voegde zij er bij : « Zoon van de allerheiligste Maagd Maria. » De goddelijke Bruidegom, die dat vuur in haar hart had ontstoken om hel al meer en meer te doen branden , bezocht haar schier zonder tusschenpoozing. Calharina, door vu-n^iieid als dronken , zeide hem eens : « O mijn welbeminde Meesier, waarom toch moet ik , ter oorzake van dit mijn ellendig lichaam , zoolang van uwe volkomene ver-eeniging beroofd blijven ? Niets kan er mij, helaas ! bevredigen in dit droevig ballingschap ; u alleen zoek , verlangen betracht ik; en, indien ik buiten u iets beoog , dan is hel om u, uit liefde tot u. Laat toch dil verachtelijk lichaam aan mijn geluk niet langer meer beletsel stellen , ik bid, ik smeek het u. O ! beste der meesters, haal mijne ziel uit haar gevang, verlos mij van dit sterfelijk lichaam.» Op deze woorden, door gezucht en geween onderbroken, antwoordde de Heer : « Mijne welbeminde dochter , toen ik onder de menschen leefde, deed ik geenszins mijnen wil, maar enkelijk den wil mijns Vaders , gelijk mijne leerlingen, die er getuigen van waren, bevestigd hebben ; hoe vurig ik wenschte om het laatste Paaschmaal met hen
— 248 —
te houden, heb ik nogtans mei geduld afgewacht het oogenblik dat mijn Vader daartoe had bepaald. Het is alzoo dat gij, tegen wil en dank van het vurig verlangen, dat gij hebt om volkomenlijk met mij vereenigd te zijn , mijn uur met volle overgeving moet afwachten. » Catharina , die geenen wil meer had, antwoordde ; « Gelijk gij hel goedvindt, o lieer ! dat uw wil geschiede. Gedoog nogtans dat ik u een enkel verzoek doe : Sta mij toe dat, hetzij gij mij eenen korten, hetzij eenen langdurigen levensloop bepalen zult, ik deel hebbe in al de pijnen en in al de smarten, welke gij tot uwe dood toe geleden hebt. Is het mij niet toegelaten om van stonden af met u in den hemel te wezen, gun mij dan ten minste, dat ik op aarde met u in uw lijden moge vereenigd zijn.»
Haar gebed, zegt de zalige Raymundus, werd verhoord ; zij begon al meer en meer , zoo in de ziel als in het lichaam, te lijden de pijnen en smarten welk Onze Heer , gedurende zijn sterfelijk leven, geleden had. Deze staat van lijden duurde verscheidene dagen ; hare lichamelijke krachten verzwakten , maar de vurigheid harer liefde groeide steeds aan. Door het onderstaan dezer hevige en ontelbare pijnen begreep zij duidelijker en klaarder, en ondervond zij zelfs op eene gevoelige wijze, hoezeer de Zaligmaker haar en de rnenschen bemind had, en deze kennis deed in haar hart het vuur der liefde zoodanig branden, dat het niet meer kon wederstaan aan eene liefde, sterk als de dood, en barste open, gelijk eene flesch, gansch vol van eene krachtige vloeistof, die in gesting komt en stierf.
Bij deze hare dood, waren vele menschen tegenwoordig ; eenige medezusters van de Derde-Orde van den heiligen Dominicus, die Catharina bijstonden, hare dood ziende naderen, deden in alle haast haren Biechtvader
— 249 —
roepen ; hij kwam terstond met nog eenen anderen Pater toegesneld ; haar in hel uiterste gevaar ziende, begonnen zij onder eenen vloed van tranen de gewone gebeden der stervenden te lezen. Het gerucht dat zij in doodstrijd lag verspreidde zich welhaast ; een andere Predikheer met eenen leekebroeder, Joannes genaamd, kwam insgelijks geloopen. Terwijl deze vier religieuzen met de lieden van het huis en andere personen weenden en baden , gal Calharina haren geest. Geburen en kennissen, mannen en vrouwen, zoohaast zij hare dood vernamen, snelden van alle kanten toe; allen beweenden het verlies van eenezoo heilige maagd. AI die er aanwezig waren en die het lijk kwamen beschouwen, hadden, gelijk zij naderhand met eed bevestigd hebben, geen den minsten twijfel of zij was wezenlijk dood. De Legende verhaalt dat de leekebroeder Joannes, op het oogenblik, dat hij haar zag sterven, door eene zoo hartscheurende droefheid bevangen wierd, dat er door het geweld van zuchten en weenen in zijne borst eene ader opensprong; hieruit volgde zoo eene overvloedige bloedspuwing, dat er weinige hoop van levensbehoud overbleef. Deze smartelijke gebeurtenis vermeerderde de droefheid der aanwezigen. De Biechtvader van Catharina zeide alsdan met een vast betrouwen aan Broeder Joannes : «Ik ken het groot vermogen dat onze Heilige bij God heeft. Gedurende haar leven, bekwam zij al wat zij vraagde, des te meer zal zij het nu verkrijgen. Het enkel aanraken van hare hand aan de plaats waar gij lijdt, fs genoeg om te genezen. » Broeder Joannes deed het terstond in de tegenwoordigheid van eene menigte omstaanders en, op staanden voet, was hij zoo volkomen hersteld alsof hem niets was overkomen.
Laten wij deze wondere gebeurtenis verder verhalen door den zaligen Raymundus, gelijk hij ze uit den mond
— 2oO —
van zijn biechtkind heeft vernomen. « Ik had moeite, zegt hij, om zoo iets te gelooven. Ik ben Catharina gaan ondervragen, en ik heb haar verplicht van de waarheid te zeggen. Wanneer ik haar daarover begon te spreken, vie! zij dusdanig aan het zuchten en hét weenen, dat zij geen enkel woord uitbrengen kon ; eindelijk zeide zij ; « Mijn Vader, onderstel eene ziel die van eenen donkeren kerker heeft mogen overgaan tot het verblijf van een oneindig geluk en van eene uiterste klaarheid, en die dan eensklaps opnieuw in die afgrijselijke duisternissen wordt neergestort; zoudt gij het lot dezer ziel niet beklagen en er groot medelijden mede hebben? Zulk een ongeluk is mij overkomen ! De goddelijke Voorzienigheid heeft het alzoo laten geschieden ter oorzake mijner zonden : — Uwe ziel is dan waarlijk van uw lichaam gescheiden geweest? hernam haar Biechtvader. —Ja, zonder twijfel, het hart, dat in dit broos lichaam zit, is van liefde gebroken geweest; het was inderdaad in tweeën verdeeld. Mijne ziel van het lichaam gescheiden , was reeds de eeuwigheid ingetreden, was in den schoot van God gevlogen. Ik heb de Goddelijke verborgenheden gezien. » Aanhoudend herhaalde zij ; « Ik heb de Goddelijke verborgenheden gezien. » Zonder er een ander woord bij te voegen. — Ik vraagde haar ; « Wat hebt gij gezien ? waarom herhaald gij altijd dezelfde woorden, zonder uitleg? » — « Het is mij onmogelijk, antwoordde zij, uitte leggen wat ik heb gezien. Ik zou vreezen God te lasteren en te ont-eeren, indien ik door woorden verhaalde wat ik gezien heb. Weet, mijn Vader, dat mijne ziel in eene onbekende wereld was en dat zij de glone der rechtvaardigen en de straf der verdoemden zag en begreep. Maar, helaas ! wal wil ik zeggen, het geheugen ontbreekt mij, de woorden zijn ontoereikend om dergelijke dingen uit te drukken.
— 231 —
Ik zal u noglans verhalen wat ik kan. Ik verzeker u het goddelijk Wezen gezien te hebben, en het is daarom dat ik zoo vurig verlang om van dit sterfelijk lichaam verlost te zijn. Indien ik niet wist dat God mij tot het leven teruggezonden heeft , om voor zijne liefdeen voor die van den naaste te arbeiden, ik zou van droefheid sterven. Mijn grootste troost is te lijden, omdat ik nu beter dan ooit begrijp, dat het lijden een allerkrachtigste middel is om een des te volmaakter aanschouwen van het goddelijk aanschijn te verdienen. Ik heb de pijnen der hel en des vagevuurs gezien ; zij zijn zoo hevig, zij zijn zoo smartelijk, dat zij door geene woorden uit te drukken zijn. Oh ! of de mcnschen er eenige gedachte van hadden, liever zouden zij duizendmaal sterven, dan hierna de geringste pijn, al was het maar voor eenen dag alleen, te moeten lijden.»
Catharina, nadat zij nog meer andere dingen, die zij gezien had , verhaald had, ging aldus voort : a Terwijl ik geloofde en mij vast liet voorstaan, dat ik voor eeuwig in 't bezit was van al die schoonheden en van al die glorie, welke ik met zooveel verrukking aanschouwde, zeide de goddelijke Meester mij : « Gij ziet welke glorie zij verliezen, die mij vergrammen en welke straffen zij to verduren hebben. Keer dus lol het leven weer en toon hun hunne doling en gevaar. » Doordien mijne ziel schroom had om tot haar lichaam weder te keeren, voegde de Heer er bij : « De zaligheid van eene menigte zielen eischt het. Gij zult niet meer leven gelijk voortijds ; de tijd is gekomen dat gij uw kamertje zult moeten verlaten, en dat gij van de eene stad tot de andere zult moeten reizen , volgens dat ik u aanduiden zal. Ik zal de eenen tot u en u tot de anderen zenden ; gij zult in het openbaar spreken en mijne waarheden aan de volkeren verkondigen. Vrees niet, ik zal steeds met u wezen ; wees altijd
— 2S2 —
bereid om mijnen wil te doen. Ik vertrouw u de verheerlijking toe van mijnen naam. Mijne leering zult gij prediken en voorhouden zoo aan de groeten als aan de kleinen, zoo aan de geestelijken als aan de wereldlijken. Aan uwe woorden zal ik zulke kracht van welsprekendheid en van wijsheid geven, dat er geen mensch zal kunnen aan weerstaan. Ik zal u tot de Pausen, lot de Kerkvoogden, tot de Keizers, Koningen en volkeren zenden, ten einde den hoogmoed der grooten en machtigen aldus te besAamen, gelijk ik gewoon ben te doen. » Terwijl God tot mijne ziel aldus sprak, bevond ik, zonder het gewaar te worden, mij eensklaps met mijn lichaam vereenigd. Het was alsdan dat ik door zoo eene geweldige droefheid overvallen wierd, dat ik, gedurende drie dagen en drie nachten, niet ophield overvloedige tranen te storten.« Hoelang is uwe ziel van uw lichaam gescheiden geweest ? ■gt; vraagde ik haar. Zij antwoordde mij ; « De personen, die bij mijne dood tegenwoordig waren, hebben mij gezegd dat ik vier ur^n ben gebleven voor tot het leven te komen. Vele vrienden en geburen waren mijne ouders komen troosten; maar mijne ziel was reeds de eeuwigheid binnen getreden. Wanneer ik er aan denk, kan ik, zonder te weenen, mijne droefheid niet bedwingen. Gij ziet dus, mijn Vader, dat de zaligheid des naastes de oorzaak is, dat ik beroofd ben van het eindeloos geluk, dat ik reeds genoot en dat ik dacht voor eeuwig te bezitten. Ik bemin de zielen, welke God mij heeft bevolen te bekeeren zoo vurig omdat zij mij zoo duur staan ; zij hebben mij beroofd van het geluk der aanschouwing van het goddelijk aanschijn, voor hoelang, weet ik niet; maar niettemin zijn zij, gelijk de heilige Paulus het zegt, mijne vreugde en mijne kroon (i). gt;gt; Hier eindigt de verhaling welke Catharina uit
(I) Phil. IV, i.
— 253 —
gehoorzaamheid aan haren Biechtvader heeft gedaan ; echter hebben wij, om niet te lang te zijn, er eenige min belangwekkende omstandigheden van achtergelaten. De zalige Raymundus, nadat hij dit alles breedvoerig heeft aangehaald, zegt dat hij met goedkeuring zijner medebroeders goedgevonden had deze gebeurtenis verborgen te houden, zoolang Catharina leefde; maar dat hij na hare dood het zich eenen plicht geoordeeld had eene zoo wondere gunst kenbaar te maken, zoo tot verheerlijking van God als tot lof van Catharina. Tot bewijs der waarheid deed hij dit zeldzaam wonder onder eed bevestigen en bekrachtigen door al de personen, die ooggetuigen van hare dood en herleving waren geweest.
— 254 —
LIEFDE VAN CATHARINA VOOR HARE OUDERS. — MET WELKE LIEFDE ZIJ HAREN VADER IN ZIJNE LAATSTE ZIEKTE EN DOOD BIJSTAAT. — ZIJ BEVRIJDT HEM VAN HET VAGEVUUR. — ZIJ VERWEKT HARE MOEDER VAN DE DOOD. — WONDERE BEKEERING DER FAMILIE THOLEMEÏS. — 1370-(23).
Wanneer God zijne wel, in lien geboden verdeeld, aan zijn volk le verkondigen gaf, scheen hij eene orde van liefde te willen bepalen. Na den plichl van aan hem eene liefde van opperste hulde te bewijzen, gaf hij den voorrang aan den plicht van aan den oorsprong van het levensbeslaan eene voorkeurige liefde toe te dragen, dat is, van aan de ouders aan welke wij na God het leven te danken hebben, meer dan eemg ander schepsel le beminnen. Om le toonen dat wij onze ouders na hem bovenal lief moeien hebben, gebiedt hij, op den eersten regel der tweede tafel of der geboden wegens den naasle, vader en moeder te eeren (i). Hel is hel eerste gebed, merkt de heilige Paulus op, waarvoor eene bijzondere vergelding is beloofd (2). Geen ander gebod beslaat er dat een lang leven voor belofte heeft. Aan de kinderen, die hunne ouders eeren, slaat God niet alleen toe een lang leven, iels dat het aandeel is van sommige onredelijke schepselen, maar iets belangrijker, hij belooft hun een geestelijk voordeel. De gebeden van een kind dat zijne ouders eert, zegt de heilige Geest, zullen altoos verhoord worden (z). Deze belofte gaan wij letterlijk en op eene wondere wijze zien volbracht worden in de geschiedenis van de heilige Calharina van Senen. Gelijk wij gaan zien, verkreeg zij
^l) Exod. XX. 12. (2) Ephes. VI. 2. (3) Eccli. lil. 6.
— 2S5 —
de buitengewone weldaden of voorrechlen welke zij voor hare ouders vraagde.
Met eene liefde van eerbied, van gehoorzaamheid en behulpzaamheid beminde Catharina hare ouders. Naarmate zij in jaren vorderden, voorkwam en omringde zij hen met hulp en troost. Hunne zaligheid was vooral het voorwerp harer zorg. Zij scheen haren vader bijzonder lief te hebben; het is der liefde eigen wederkeerig te beminnen. Gelijk wij reeds gezien hebben , had de goedaardige Jakob voor zijne dochter die hij voor een heilig kind aanzag, eene teerhartige genegenheid ; hij stond haar alle vrijheid toe om aalmoezen te doen en om haar met God bezig te houden; hij gaf aan de zijnen bevel van zijne dochter in hare heilige oefeningen niet te beletten.
Het is dan niet te verwonderen, dat de wederzijdsche liefde tusschen den. vader en de dochter dagelijks toenam. Catharina liet geenen dag voorbijgaan, zonder voor de zaligheid van haren vader te bidden. Jakob nam in de uitstekende godsvrucht zijner geliefde dochter een heilig behagen, en de hoop die hij koesterde van, door hare verdiensten, bij God genade te verwerven, wierd op het einde zijner dagen met de heilzaamste zegeningen begunstigd. Jakob werd door eene zware ziekte overvallen ; men bemerkte welhaast dat zijn einde naderde. Zijne dochter, hem in dezen staat ziende, nam volgens gewoonte hare toevlucht tot het gebed en vraagde aan haren hemelschen Bruidegom de genezing voor hem, die haar zoo dierbaar was. Haar gebed wierd niet volgens haar verlangen verhoord. Er wierd haar geopenbaard dat het voor haren vader zaliger was te sterven, dan nog langer te leven. Catharina onderwierp haar aan deze uiterste beslissing en zij ging hem terstond de tijding zijner
— 256 —
aanstaande dood aankondigen ; zij vond hem zoowel gesteld, om de wereld zonder tegenzin te verlaten, dat zij er God van ganscher harte voor bedankte.
Zij was wel tevreden, maar hare liefde voor zijne zaligheid was nog niet voldaan, zij zocht nog eene zaak of gunst te bekomen, namelijk van haren vader zonder vagevuur in den hemel te brengen. Zij zette zich met eene nieuwe vurigheid aan het bidden, en smeekte God dat hij zich gewaardigen zou van aan haren vader niet alleen al zijne fouten te vergeven, maar hem ook alle overgeblevene straf van zonden kwijt te schelden, en hem aanstonds na zijne dood in den hemel te ontvangen. Er wierd geantwoord dat de rechtvaardigheid voldoening eischte en dat eene ziel, eer zij het aanschouwen van het goddelijk aanschijn genieten kan, teenemaal zuiver moet wezen : o Uw vader, zeide haar de Heer, heeft den huwelijken staat voldoende beleefd ; vele zaken heeft hij gedaan die mij aangenaam waren ; ik heb altijd behagen genomen in zijne gedoogzame en oprechte handelwijs jegens u ; maar volgens mijne rechtvaardigheid moet zijne ziel, alhoewel aan geene merkelijke zonden plichtig, door het vagevuur gaan, ten einde gelouterd te worden van overgeblevene straf en van de vlekken , die zij in de wereld opgedaan heeft.» —« O minnelijke Zaligmaker, riep Catha-rina uit, hoe hartscheurend is het mij te moeten denken, dat door zulke afgrijselijke vlammen gepijnigd zal moeten worden, hij dien gij mij voor vader gegeven hebt, hij die mij gevoed, die mij beschermd en met zooveel zorg heeft opgebracht en die geheel mijn leven voor mij altijd even goed en teerhartig geweest is ! Ik smeek uwe oneindige goedheid van toch niet te gedoogen, dat zijne ziel van het lichaam scheide, voordat zij , op de eene of andere wijze, zoo volkomen gezuiverd zij, dat er haar niets meer te
— TÓ7 —
boeten overblijft. » De doodstrijd duurde intusschen en bleef tot aller verwondering voortduren. Alhoewel Jakob volkomen uitgeput was van krachten, scheen de ziel van het lichaam niet te kunnen scheiden, zoolang de twistrede duurde tusschen Onzen Heer, die zijne rechtvaardigheid bijbracht, en tusschen Catharina, die zijne barmhartigheid inriep. Eindelijk zeide zij ; o Indien ik deze genade niet bekomen kan, zonder dat er aan uwe rechtvaardigheid voldaan worde ; zie, ik ben bereid de voldoening, die uwe rechtvaardigheid eischt , op mij te nemen ; volgaarne zal ik voor mijnen vader al de pijnen lijden , welke uwe goedheid mij zal gelieven over te zenden. » Onze Heer zeide haar ; « Uit hoofde uwer liefde tot mij, neem ik uw voorstel aan. Ik ontsla de ziel uws vaders van alle uitboeting ; maar ik zal u , zoolang gij leven zult, de pijnen doen lijden , welke hij in het vagevuur zou te boeten hebben. » Catharina riep van vreugde uit ; « Dank, o Heer, dank voor uwe mededoo-gendheid wegens mijnen vader... dat uw wil geschiede !»
Zoodra Catharina haar oogwit had bereikt, ging zij bij haren vader die op punt van sterven was ; zij sprak hem moed en vreugde in met hem te verzekeren van zijne eeuwige zaligheid, en bleef hem troosten en aanmoedigen totdat hij den laatsten snik gegeven had. Op het oogen-blik dat zijne ziel uit het lichaam ging, gevoelde zij in de ingewanden eene hevige pijn, die haar tot aan hare dood toe bijbleef, zonder eenige tusschenpoozing van verzachting, gelijk zij zelve meermaals heeft bekend en al die met haar omgingen, zagen er de blijkbare teekens van ; maar haar geduld was grooter dan hare kwaal. Wanneer elkeen de dood van Jakob, den alom beminden huisvader, beweende, was Catharina gerust en opgeruimd en zeide ; « God zij gedankt ; ik zou wel in zijne plaats
willen wezen. •lt; Zij troostte hare moeder en andere naast-bestaanden, zoo blijgemoed als iemand die aan deze dood vreemd was. Zij had de ziel van haren teerbeminden vader het gevang van haar lichaam zien verlaten en het eeuwig licht gelukkig en zegepralend zien binnen vliegen, en dit gezicht verheugde haar des te meer, omdat zij, niet lang geleden, het geluk der hemelsche klaarheid aanschouwd en beproefd had. Nog lang nadien verscheen de ziel van haren vader haar dikwijls om haar te bedanken.
De schikking der Voorzienigheid, hoe wonderlijk is zij ! Zoowel als de ziel van den goeden moordenaar, die aan Onzen Heer op het kruis belijdenis deed, onmiddellijk na zijne dood van het hem beloofde Paradijs bezit nam , zoo kon zij ongetwijfeld Jakobs ziel op eene andere manier zuiveren en terstond in de glorie des hemels doen treden ; maar zulks wilde zij doen door de pijnen, welke Catharina vrijwillig op haargeuomen had, ten einde hare verdiensten en de parels aan hare kroon te vermenigvuldigen ; want het lijdt geenen twijfel, dat Catharina die, om de ziel van haren vader van het vagevuur te bevrijden, uit liefde verkoos deze pijnen zelve te lijden , moest lot vergelding der overmaat van deze hare liefde zich eener vergoeding waardig maken; behalve dat God de pijnen, die men voor anderen lijdt, als voor zich geleden rekent, heeft hij die een goed werk voor den naaste verricht, er altijd de verdiensten van ; het is enkelijk de voldoening, die aan anderen wordt toegevoegd. Nooit heeft zij zich over deze zoete en liefelijke pijnen, gelijk zij die noemde , beklaagd ; de gedachte dat de ziel haars vaders het geluk des hemels genoot , deed haar hart, in het midden der smarten, van vreugde overvloeien.
De gebeurtenis, die wij gaan verhalen , zal aan zekere
— 2Ö9 —
lieden misschien wel wat te wonderlijk om te gelooven voorkomen. Het is, helaas ! de ziekte van ons tijdstip, de zoo gezegde verlichte eeuw genoemd ; er worden heden van die eigenwijzen gevonden, welke onbescheidenlijk geloof hechten aan nieuwsmaren van dagbladeren , ja , zelfs aan drogreden, als zij maar met hunne meening overeenkomen; maar welke vol twijfelmoedigheid zijn telkens er gehandeld wordt van zaken, die door Gods almogendheid gekenmerkt zijn. De geloofsvijanden, om de bovennatuurlijkheid, bewijs dat onze godsdienst op een goddelijk gezag gesteund is, te kunnen loochenen, wenschen dal er geene wonderen geschieden en daarom beweren zij in hunne verblindheid dat er geene mirakels bestaan , of zij geven er ten minste geen geloof aan ; men zou dil slag van uitzinnigen zeerwel mogen vergelijken aan diegene welke, omdat zij wenschen dat er geen God zij, zeggen : Er is geen God. Hoe zou het kunnen mogelijk zijn dateene gebeurtenis heden min geloofbaar is, omdat er eenigen, ten einde het bovennatuurlijke te kunnen loochenen, ze voor ongeloofbaar willen doen doorgaan, daar zij altijd voor geloofwaardig aanzien is geworden 1 Eene welmeenende kristene, beter onderricht, gelooft dat het bovennatuurlijke mogelijk is, omdat hij overtuigd is, dat God wonderbaar is in zijne Heiligen en dat hunne gebeden op Hem, die almachtig is, zulken invloed hebben, dat hij hun toestaat wat menschelijker wijze onmogelijk is. Hij weet bovendien dat de heilige Kerk niet iederen geest vertrouwt, maar eerst beproeft en ernstig onderzoekt ot hij van God komt; wanneer hij dan verneemt, dat de heilige Kerk, alleen bemachtigd om uitspraak' te doen, eene gebeurtenis als bovennatuurlijk bevestigt, dan verheugt hij zich en bedankt God, gelijk de koninklijke Profeet, die in eene soort van bewondering uitriep : Uwe
— 260 —
vrienden, o Heer, zijn bovenmate verheerlijkt, omdat hunne macht oneindig groot is (i) / Ziedaar de gesteltenis met welke men niet alleen de volgende gebeurtenis, maar geheel de geschiedenis der heilige Catharina, om zoo te zeggen, lezen moet.
Lapa, de moeder van Catharina, was, gelijk wij meermaals hebben kunnen opmerken , eene goede en deugdzame vrouw, maar meer ingenomen voor de vergankelijke dan voor de eeuwige goederen, meer verkleefd aan het tijdelijke dan aan hel geestelijke ; het was daarom dat zij eenen grooten schrik had om het leven te verlaten. In de maand October 1370, weinigen tijd na de dood van haren echtgenoot, viel zij ziek en haar slaat verslechtte ellengs dusdaniglijk, dat men grootelijks begon te vreezen. Catharina , meer bedacht op de zaligheid dan op de gezondheid, was enkelijk in de weer om hare moeder te bevelen aan den Beschikker van ditgene wat het zaligst is. Zij baden bleef bidden. De Heer gaf haar eindelijk ic verstaan dan hare moeder zou zalig wezen , indien zij van die ziekte stierf, en dat zij bovendien zou bevrijd zijn van eene menigte beproevingen die, indien zij langer zou leven, te verwachten had. Catharina poogde hare moeder met alle mogelijke liefde te bewilligen van haar met volle overgeving te onderwerpen aan den heiligen wil van God ; maar Lapa, door de gedachte, dat zij alles moest gaan verlaten, verschrikt, liet zich niet overhalen ; integendeel, zij verzocht hare dochter van den Heer om hare genezing te willen smeeken, en haar van de dood nimmer te spreken. Catharina, mistroostig over deze gebrekkige gesteltenis , bad God van hare moeder van de wereld niet te halen zoolang zij niet zou tevreden zijn om te sterven , en zij
(I) Ps LXVII. 36.
- 261 —
hield niet op haar dringend aan te manen van haar voor leven en dood aan de goddelijke schikking over te laten. Hare gebeden vermochten meer op God, dan hare vermaningen op den geest der zieke. De Heer zeide haar ; « Verwittig uwe moeder dat zij, die nu eenen zoo groolen afschrik heeft van de dood, eens vurig zal verlangen te sterven, zonder te kunnen sterven. »
De vermaningen van wegens God troffen het hart van Lapa evenzoo weinig als de smeekingen van hare dochter. God wilde zijne bruid op de proef stellen ; hij scheen haar te weigeren wat hij haar eerst had toegestaan. Na den stond der dood eenigen tijd verschoven te hebben, gelijk zij gevraagd had, liet hij, om hare verdiensten te meer te doen uitschijnen, toe dat Lapa stierf, zonder dat zij de HH. Sakramenten ontvangen had. Welke harde slag ! welke smartelijke beproeving voor een kind , dat de zaligheid zijner moeder meer acht dan al wat niet God is! Terstond verheft Catharina hare zuchten en smeekingen ten Hemel en onder eenen tranenvloed roept zij uit : « Helaas ! mijn Heer en God, moet ik lt;lan dc teleurstelling zien der belofte welke gij mij deed, toen gij mij zoo genadiglijk verzekerde dat er niemand der mijnon verloren zou gaan ? Waar is thans uwe barmhartigheid , die zich verplicht heeft, onder voorwaarde van mijne moeder maar te laten sterven, wanneer zij het zou verlangen ? En zie, zij is zonder kerkelijke rechten overleden ! Gedoog toch niet, bid ik u in den naam uwer oneindige goedheid dat mijne verwachting te leur gesteld blijve; wees mij, wees mijne moeder genadig. Hier voor uwe voeten zal ik blijven liggen, totdat gij mij mijne moeder wedergevet. » Drie gebuurvrouwen waren aanwezig, wanneer Lapa den geest gaf. Na verzekerd te zijn, dat er geene teekens van leven meer te bespeuren waren, bewezen zij aan het
— 262 —
lijk de laatste zorgen. Eer zij echter overgingen tot de bereidsels voor de begraving en voor den lijkdienst , wachtten zij af welken uitslag de gebeden van Catharina zouden hebben ; want zij kenden haar groot vermogen bij God ; zij hadden bovendien uit hare gebeden, welke zij somtijds verstaanbaar hoorden, begrepen dat er spraak was van eene belofte die God haar scheen gedaan te hebben ; zij zagen Catharina altijd met hetzelfde betrouwen voortbidden.
Gelijk degene die het lijk van den zoon der weduwe van Naïm ter begraving droegen, bleven staan, wanneer de goddelijke Zaligmaker de baar, waarop zij het lijk droegen, aanraakte, zoo ook schenen zij die op het pnnt waren het lijk ter aarde te gaan bestellen, te wachten om te zien wat Catharina zou verkrijgen en wat de Zaligmaker zou doen. Intusschen hield Catharina het vol. De God der barmhartigheid en derquot;vertroostingen verhoorde eindelijk haar gebed. Het lichaam van Lapa komt eensklaps in beweging, herneemt het leven en het volle gebruik van hare zinnen en krachten ; en, alsof zij niet ziek geweest was, begint zij te eten, te drinken en te werken, gelijk zij doorgaans gewoon was.
Lapa heeft den hoogen ouderdom van negen en tachtig jaren bereikt. «Ik met nog vele anderen , zegt de zalige Raymundus, kunnen getuigen, dat de voorzegging die hare dochter van wegens God gedaan had, volbracht is. Zij heeft in de zaken en personen, welke haar lief en dierbaar waren, waarlijk zooveel moeten lijden, dat het leven haar verdroot. Door de burgeroorlogen is hare familie tot armoede gekomen ; eenigen harer kinderen hebben, om hun leven in veiligheid te stellen, hunne geboortestad moeten verlaten en te Florencië eene schuilplaats moeten gaan zoeken. Meermaals, voegt er de godvruchtige schrijver bij, heb
— 263 —
ik haar hooren zeggen ; « Mijne ziel schijnt zoo vast in mijn lichaam geworteld te zijn, dat het onmogelijk is om er van af gescheiden te worden. Ik heb moeten getuigen zijn zoowel van de laatste als van de eerste onheilen, welke mijne familie heeft moeten doorstaan. Hoevele kinderen en kleinkinderen heb ik alreeds zien sterven ! Het is alsof ik ze allen moest overleven, om in de droefheden en in de dood van allen deel te hebben » (i). Lapa was haar leven schuldig aan haar, aan wie zij het leven had gegeven. Van dan af stelde zij zich geheel en gansch onder de bestiering van hare dochter ; zij achtte zich (en uiterste gelukkig van aanvaard te zijn geworden in de Derde-Orde van den heiligen Dominicus ; zulks had zij, verre van het le verlangen, voorzeker niet gedacht, wanneer zij zooveel pogingen en zelfs listen aanwendde, om hare dochter van den roep tot deze Orde af te trekken. Catha-rina werd dus de geestelijke moeder van hare moeder en Lapa de leerlinge van hare dochter (2).
Doorgaans aanziet men de verrijzenis van eenen doode voor een der grootste wonderen van Gods almacht ; een doode tot het leven verwekken is nogtans min buitengewoon dan eenen zondaar bekeeren. Do HH. Vaders aarzelen geenszins te verklaren, dat de goddelijke Almacht meer uitschijnt in de bekeering eener ziel, dan in de ver-
li) Er beslaan nog vier bneven die Catharina, wanneer zij om ge-wichlige zaken somtijds moest afwezig zijn, aan hare moeder heeft geschreven. Gelijk men in deze brieven kan opmerken, had zij steeds voor oogwit hare moeder te troosten en aan te moedigen tot geduld in al hare beproevingen.
(2) Pater Capeceiatro zegt in zijne geschiedenis, dat de naam van Lapa op hel register van de Derde-Orde van Senen van dien tijd nog te vinden is; bovendien, zegt hij, bestaat er eene Breve van Gregorins XI gezonden aan Lapa, weduwe van Senen en zuster van boetvaardigheid van de Orde van den heiligen Dominicus, waardoor deze Paus haar bijzondere gunsten toestaat.
— 264 —
wekking van een lichaam , in de verrijzenis van een lichaam zeggen zij , kan er van den kant der natuur nooit wederstand ontmoet worden ; in de bekeering van eenen zondaar integendeel kan de vrije wil van den mensch wederstaan aan de werking der genade. Bovendien , gelijk de ziel het lichaam oneindig overtreft, zoo is de bekeering van eenen zondaar ook veel waardiger en verdienstiger dan de verwekking van eenen doode. Wanneer men een lichaam tot het ieven verwekt, herleeft er iets stoffelijks dat in stof moet wederkeeren ; maar in eene bekeering verrijst de ziel om eeuwig te leven en gelukkig te zijn. Zondaars, aan de eeuwige dood plichtig, vrijspreken, zielen, op het punt van in do helsche vlammen neer te storten, redden is zekerlijk iets groots, is een werk van uitstekende verdiensten. En hoe menigvuldige zielen heeft God door de gebeden, door de slichtende voorbeelden en door de welsprekendheid van de heilige Calha-rina van de eeuwige dood verlost en van de hel bevrijd ! Op geen tijdstip heeft de barmhartigheid des Allerhoogsten zich rijkelijker medegedeeld ; nooit heeft de zalving zijner genade met meer overvloed gestroomd. Ouder de ontelbare genaden van bekeering die zij bekomen heeft, oor-deelen wij niet te mogen voorbijgaan de bekeering der familie Tholemeïs, die verdient omstandiglijk verhaald te worden.
Er woonde destijds te Senen zekere Franciscus Tholemeïs ; zijne vrouw wrierd Rabes genoemd ; zij hadden een aantal kinderen. De oudste zoon, met name Jakob, was zeer ondeugend. Hij was zoo wreedaardig dat hij , ofschoon nog jong, reeds zijne moorddadige handen in hel bloed van twee zijner slachtoffers had gewasschen. Al die hem kenden, waren verschrikt en bevreesd , wanneer zij hem zagen. Van den geest der boosheid als bezeten, be-
— 26S —
dreef hij de eene euveldaad na de andere. Noch de vrees van God noch het opzicht der menschen , niets kon hem weerhouden. Hij had twee zusters; de oene, Ginoccia genaamd , was geheel en gansch verslaafd aan de ijdelheid en aan de wellusten der wereld. Al hare zorg was haar lichaam en haar hoofd oppronken en versieren om haar behagelijk te maken. Zonder vrees voor de oordeelen Gods bedreef zij de eerlooste zonden ; had zij den maagdom bewaard, het was enkelijk uit eerbare schaamte voor de menschen. Hunne moeder, eene oprecht deugdzame vrouw, was steeds vol angst en kommer wegens de zaligheid harer kinderen. Nadat zij reeds lang vruchteloos vermaand, gebeden en geweend had, ging zij Catharina verzoeken, om hare twee dochters en wei voornamelijk Ginoccia eens ernstig over den staat hunner zaligheid te spreken. Catharina, de beijveraarster der zielen, nam volgaarne deze taak op zich en bracht ze , zoo door hare wijze en dringende vermaningen als door hare vurige gebeden , zoowel ten uitvoer, dat Ginoccia aan al de ijdelheden der wereld verzaakte ; zij sneed hare haarlokken af, nam het kleed der zusters van boetvaardigheid van den heiligen Domi-nicus aan. Gelijk haar wulpsch leven tot dan toe aan de gansche stad van Senen tot ergernis had gediend , zoo werd het een openbaar voorbeeld van stichting. Het gebed en de boetpleging waren hare eenigste bezigheden ; zij dreef de gestrengheden zoover, dat de zalige Raymundus van Capua, haar Biechtvader, genoodzaakt was haren te te grooten ijver te beteugelen; en zij bleef met eene steeds toenemende vurigheid in haar boetvaardig en godvruchtig leven volharden. Catharina gelukte even zoowel om hare zuster Francisca , die hare wereldsche en zondarige voorbeelden had nagevolgd , de voorbeelden van hare bekeering en van hare godvruchtigheid te doen nastreven.
M
Het was wonderbaar en stichtend om deze twee gezusters de ijdelheden der wereld, die zij nog onlangs met zooveel geestdrift beminden en najaagden, in hunnen persoon met zooveel moed en standvastigheid te zien boeten en bestrijden. Zij schenen hun lichaam en de wereld des te meer te haten en te verfoeien, hoe grooter de drift was geweest waarmede zij er de vermaken en wellusten van gezocht en voldaan hadden.
De bekeering dezer twee gezusters was geschied, terwijl hun broeder Jakob voor eenigen tijd op een buitengoed zich was gaan verlustigen : het gerucht ter oorzake der schielijke en buitengewone levensverandering werd overal verspreid. Van zoohaast Jakob het vernam, kwam hij , razend van woede, met eenen zijner jongere broeders naar de stad. Gelijk een brieschende leeuw in zijnen hoogmoed gekwetst, braakte hij schuimbekkende van verbittering de schrikkelijkste bedreigingen uit ; bij hemel en aarde zwoer hij het heilig kleed dat zijne zusters droegen, hun van het lichaam te scheuren en hen met hem mede te leiden, om ze te onttrekken aan den invloed der-gene welke hen van leven hadden doen veranderen. De kleine broeder zeide hem, als dooreene ingeving van den Hemel ; « Ik verzeker u , Jakob, dat, indien gij naar Senen gaat, gij u zult bekeeren en biechten, evenals uwe zusters. » Doch hij, het kind mishandelende en verwen-schende, zeide ; « Ik mij bekeeren ! Eer zal ik beide mijne zusters, al de Priesters en Paters vermoorden. » Het kind hield zijne voorzegging staan en Jakob hield het vol met te vloeken en te verwenschen. Zij komen eindelijk in de stad, en Jakob treedt, als een razend mensch , het huis zijner ouders binnen en begint met de wreedste bedreigingen te eischen, dat beide zijne zusters het habijt van de Derde-Orde van den heiligen Dominicus afleggen
en hem op staanden voet volgen. Rabes, zijne moeder, brengt hem, door veel bidden en smeeken , noglans een weinig lot bedaren en, om lijd te winnen, tracht zij hem tot den volgenden dag te bevredigen. Des anderdags gaat, zij's morgens Paler Thomas, alsdan den Biechtvader van Catharina , verwittigen die, gevalligiijk Pater Barlholo-meus van den heiligen Dominions voor gezel nemende , zich terstond tot Jakob begeeft ; hij poogt hem over le halen en tol betere gevoelens te brengen ; maar hij wint niets op zijn versteend gemoed.
Catharina intussohentijd, die bovennatuurlijker wijze wist al wat er omging, bad op dat oogenblik uit al de krachten harer ziel voor de bekeering van Jakob. De Heer verhoorde haar gebed en raakte het hart van dezen on-gelukkigen jongeling. Een oogenblik le voren aan de vermaningen van Pater Thomas met hardnekkigheid wederstaande , liel hij , gelijk een gedwee kind , zich door Pater Bartholomeus overhalen; eensklaps, als door de hand Gods geslagen, was hij zoo diep getroffen, dat hij begon te weenen en te huilen en van leedwezen in tranen losbarste; hij had noch rust noch duur, voordat hij zijne zonden met een rouwig hart gebiecht had. De wolf was in een lam veranderd ; de wreede leeuw was zoo ge voegzaam en zoo ootmoedig geworden,gelijk een onnooze! kind. Zonder eenig menschelijk opzicht, kweet hij zijne godsdienstige plichten openbaarlijk, en, wanneer de gelegenheid zich aanbood, was hij de eerste en heetste voorstaander van den godsdienst.
Al die hem zagen stonden verbaasd. De moeder, niet wetende waar zij het had, zoowel van blijdschap als van bewondering, geloofde wellicht onder den invloed van eenen droom te wezen. Zijne twee zusters, verheugd alsof zij in den hemel waren, wenschten hem geluk en
- 268 —
geheel hel huisgezin bedankte God. De Iwee kloosterlingen , evenzeer vergenoegd , spoedden zich om deze blijde tijding aan Catharina te gaan brengen. Maar zij, die deze .wondere bekeering had bewerkt, had ook alles in den geest gezien. Gedurende al dien tijd was zij in opgetogenheid geweest; een weinig voordat de twee Paters in hare kamer kwamen, was zij tot haar zelve gekomen en had zij aan hare medezuster gezeid ; «Wij moeten den goeden God hartelijk bedanken ; Jakob Tholemeïs is dezen morgen van de slavernij des duivels verlost; hij heeft al zijne zonden aan Pater Bartholomeus rechtzinniglijk gebiecht. » Wanneer de twee religieuzen bij de intrede de rede hunner vroolijkheid verhaalde, antwoordde de gezellin van Catharina ; « Zij zelve heeft mij daar zooeven gezeid hetgene gij vertelt. » Dan zeide Catharina hun met hare gewone omzichtigheid ; « Ja, Eerwaarde Paters, wij zijn onzen goeden Meester veel dankbaarheid schuldig, omdat hij de gebeden verhooren wil van zijne dienaars en bereid is de verlangens te bewilligen , dio hij zelf hun ingeeft. »
Ginoccia is een voorbeeld van godsvrucht en van versterving gebleven tot aan hare dood ; na eene duurzame en pijnlijke ziekte, niet alleen met geduld, maar zelfs met vreugde doorstaan te hebben, ontsliep zij vergenoegd in den Heer. Francisca, hare zuster, leefde haar in alles na en, gelijk zij haar voorbeeld gevolgd had, zoo volgde zij haar ook welhaast in het gezelschap der Heiligen. Zij was altijd tevreden en opgeruimd ; met denzelfden zoeten glimlach op de lippen, die gedurende eene smartelijke ziekte hare blijdschap steeds deed uitschijnen , gaf zij haren geest. Matthaeus, de broeder die op Jakob volgde, verliet de wereld en trad in de Orde der Predikheeren, waar hij, door eene stipte onderhouding der regeltucht
— 269 —
tot stichting aan zijne medebroeders heeft gediend. Jakob ging naderhand den huwelijken staat aan en was en bleef een deugdzame, zachtaardige en vreedzame huisvader. Wat vermag eene rechtvaardige en heilige ziel bij God al niet ! Of liever hoe oneindig goed en barmhartig is God ! Niettegenstaande men hem beleedigt en ver-gramt, verleent hij aan de wereld eene Heilige die, door hare deugd en gebed, waardig en machtig genoeg is om hem te bewegen, te verzoenen en voor den zondaar, op het oogenblik dat hij nog bezig is met hem te tergen en te hoonen , genade en vergiffenis verwerft. God scheen Catharina waarlijk bestemd en begaafd te hebben, om het menschdom in alle soorten van ellenden te verhelpen, en wel voornamelijk om den prins der wereld te verdrijven en zijne macht te verijdelen ; zij verjaagde den duivel niet alleen uit de zielen, maar uil de lichamen, gelijk wij zullen zien.
— 27U —
XIX. HOOFDSTUK,
HET GROOT VERMOGEN VAN CATHARINA OM DE DUIVELS UIT DK BEZETENEN TE JAGEN. — ZIJ VERLOST EEN MEISJE EN EENE VROUW DIE VAN DEN DUIVEL BEZETEN ZIJN. — DOOR HARE GEBEDEN REDT ZIJ TWEE PREDIKHEEREN UIT DE HANDEN DER STRUIKROOVERS. — 1571 quot;(24).
De Zoon Gods doorliep de steden en vlekken, goed doende aan alleman, de duivelen uitjagende, de zieken genezende en de dooden verwekkende ; want de kracht Gods was in hem (i). Deze kracht Gods heeft hij aan zijne Kerk willen overzetten tot een eeuwigdurend kenmerk van hare goddelijke stichting. Hij heeft haar immers de macht beloofd van dezelfde wonderheden die hij gedaan had , te doen , ja , zelfs nog grootere, wanneer hij zegde ; Voorwaar, voorwaar zeg ik u, hij, die in mij gelooft, zal de werken die ik doe, zelf ook doen, ja, hij zal er nog grootere doen dan ik gedaan heb (2). Onmiddellijk voor zijne Hemelvaart vernieuwde hij deze zijne belofte in de tegenwoordigheid van al zijne Apostelen plechtiglijk , alsof hij hun deze macht overliet, als een bewijs van den laatsten zegen dien hij hun gaf. Na hun met de zending van zijn Evangelie door de gansche wereld te verkondigen belast te hebben, zeide hij hun : Zij die zullen geloofd hebben, zullen in mijnen naam de duivelen uitjagen, nieuwe talen spreken... zij zullen de handen leggen op de zieken en zij zullen genezen zijn. Na deze woorden gezegd te hebben, klom hij ten Hemel (3). Deze algemeene macht schijnt echter niet genoegzaam te zijn , om alle slag van duivelen uit te jagen , gelijk de Zaligmaker aan zijne
(1) Act. X. 38. (2) Joan. XIV. 12. (3) Marc. XVI. 17-18-19.
leerlingen uitdrukkelijk heeft verklaard, toen hij op zekeren dag eenen bezetenen van den duivel verloste ; Dit slag , zeide hij , kan maar uitgejaagd worden door gebed en vasten (i).
Niet alleen was de kracht Gods in de heilige Catharina of liever Jesus-Christus zelve die in haar hart woonde, gaf dagelijks meer en meer blijken van zijne tegenwoordigheid door zondaars te bekeeren, zieken te genezen, dooden te verwekken en van die wonderen te doen, welke hij in persoon deed, toen hij nog op de aarde leefde; maar zij was daarenboven, door haar levend geloof, vurig gebed en aanhoudend vasten, machtig om de duivelen niet alleen uit de zielen, maar ook uit de lichamen der bezetenen te jagen. Men zou mogen zeggen dat in den hemel, op de aarde en in de hel, alles boog in den naam des Heeren die in haar verbleef.
Kr was te Senen een zekere rijke heer, met name Michael van Molando, die twee dochters had. Hij nam met toestemming zijner echtgenoote, het besluit van beide zijne kinderen aan den dienst des Heeren toe te heiligen. Om ze van jongs af volgens den geest van godsvrucht op te voeden, plaatste hij ze in een klooster, onder de bestiering van religieuze personen. Eene dezer dochters, Lau-rentia genaamd, die omtrent acht jaren oud was, werd eensklaps van den duivel bezeten. De vijand der zaligheid folterde dit kind afgrijselijk en stoorde de rust van geheel het klooster. De zusters verzochten Michaël van zijn dochtertje weer te nemen. De duivel hield daarom niet op van dit kind te kwellen.
De ouders ontroostbaar, zochten al soorten van middelen om haar er van te verlossen. Zij gebruikten de reli-
(t) Marc. (X. 27.
— 272 —
kwiën der Heiligen, die tegen den boozen geest aanroepen worden. Voornamelijk hadden zij een groot betrouwen in den gelukzaligen Ambrosius van de Orde der Predik-heeren, dien God sedert meer dan honderd jaren door menigvuldige genezingen vereerde en die , gelijk hel meermaals had gebleken, eene bijzondere macht had om de duivels te verdrijven. Dikwijls was het gebeurd dal de bezetenen enkelijk door hel aanraken van zijnen mantel of scapulier, die met groolen eerbied bewaard wierden, van den duivel verlost wierden. De ouders leidden hunne kleine Laurentia naar de kerk der Predikheeren, stelden haar op het graf van den gelukzaligen Ambrosius, legdm zijne kleederen op haar en smeekten God vurig om hare verlossing ; maar te vergeefs. De gelukzalige Ambrosius scheen de eer dezer verlossing aan Calharina Ie willen overlaten, om hare heiligheid meer en meer te doen uil-schijnen. Op het aanraden van verscheidene personen, boden de ouders Laurenlia aan Calharina aan ; zij gaf hun tot antwoord : « Helaas ! hoe wilt gij dat ik een ander van den duivel verlosse , ik die alle dagen door de duivels gekwollen word ? » Calharina maakte zich van kant en verborg haar zoowel, dat zij niet meer te vinden was. Deze hare ootmoedigheid boezemden aan de ouders een des te grooter betrouwen in wegens hare heiligheid. Zij bleven aanhouden om haren bijstand af le smeeken. Doordien zij aan al hare gezellinnen bevel gegeven had van haar nimmer over deze zaak te spreken, waren zij in onmogelijkheid om haar hunne smeekingen te doen toekomen. Dan kwamen zij op de gedachte van de tusschenkomst van haren Biechtvader te gebruiken. Zij gingen hem schoon spreken en verzoeken van Calharina op gehoorzaamheid te willen verplichten om hen te helpen. Deze geestelijke Bestuurder had groot medelijden met
— 273 —
hun rampzalig lol ; maar ofschoon Catharina hem in alles gehoorzaam was, had hij nogtans de macht niet om haar te verplichten om mirakels te doen ; omdat hij hare ootmoedigheid vreesde, gebruikte hij het volgende middel : op eenen avond, dal hij wist dat Catharina afwezig was, leidde hij het bezeten kind in hare bidplaats en hij zeide aan eene der gezellinnen, die in het huis bleef: «Zeg aan Catharina , wanneer zij weerkomt, dal ik haar op gehoorzaamheid beveel van dit kind gedurende den nacht bij haar te houden en het wel gade te slaan. » Catharina kwam korts daarna weder en vond de kleine Laurentia rn hare kamer. Zij bemerkte terstond dat zij van den duivel bezeten was, en zij vermoedde dat zij het was die zij niet had willen zien. Zij zeide aan hare gezellin : » Wie heeft dit dochtertje hier gebracht ? i Wanneer zij het bevel van haren Biechtvader vernam, dacht zij aan geene uil-vluchlsels meer ; zij begon te bidden en deed het kind nevens haar knielen om met haar te bidden. De gansche nacht wierd doorgebracht om den vijand te bestrijden. Wanneer de dag aanbrak, was de duivel, niettegenstaande zijnen hevigen wederstand, door de goddelijke kracht, overwonnen en het kind was volkomenlijk verlost. Zoohaast hare gezellin dit 's morgens vernam, ging zij den Biechtvader onderrichten , dat Laurentia van den duivel verlost was. Hij ging het aan de ouders boodschappen en zij begaven zich te zamen naar Catharina. Zij bevonden Laurentia geheel en gansch genezen ; tranen van blijdschap stortende, bedankten zij God en Catharina. Zij wilden hun mede naar hun huis nemen ; maar Catharina, wetende wat er zou gebeuren, zeide hun ; •lt; Laat dit kind nog eenige dagen bij ons, want zulks is noodig voor zijne zaligheid.» Zij aanvaardden dit voorstel en gingen vergenoegd henen.
— 274 —
Calharina gaf inlusschentijd aan Laurentia heilige raadgevingen ; zij leerde haar dikwijls en met vurigheid bidden ; zij verbood haar van onder geen hoegenaamd voorwendsel uit le gaan, voordat hare ouders haar zouden komen halen. Het kind was gehoorzaam en wierd alle dagen beter en beter gesteld ; Laurentia verbleef niet in het huis van Catharina, maar in dat van hare gezellin. Alexia, die niet ver van het huis van Catharina woonde. Zij hadden de kleine Laurentia aan de zorg eener dienstmeid toevertrouwd. Het gebeurde eens dat Catharina met Alexia eenen geheelen dag in haar huis verbleef. Wanneer het avond geworden was, riep Catharina eensklaps Alexia en beval haar van opstaanden voel haren mantel te nemen, omdat zij naar het kind wilde gaan, dat aan hen was toevertrouwd. Doch deze deed haar opmerken dat het niet geraadzaam was voor vrouwspersonen zoo laat uit te gaan ; maar Catharina antwoordde : « Laat ons spoedig gaan, want de helsche wolf heeft het lam, dat wij hem ontnomen hebben , wederom aangevallen. » Zij begeeft zich terstond op weg met Alexia. Wanneer zij daar kwamen, vonden zij Laurentia woedend, het aanzicht geheel verward en ontstoken. ■gt; Ach ! vervloekte slang, riep Catharina uit, gij hebt het gewaagd om wederom in dit onnoozel kind te komen ; ik heb betrouwen in Jesus-Christus, mijnen Zaligmaker en mijnen Bruidegom ; gij zult er dezen keer uitgejaagd worden, om er nimmer in weer te keeren. « Terwijl zij dit zeide, leidde zij het kind in de plaats, waar zij gewoon was te bidden ; na eenige oogenhlikken bracht zij het teenemaal verlost weder. 'S morgens zond zij om de ouders en deed zij hun zeggen : « Nu moogt gij uwe dochter gerust komen halen, en gij moogt zeker zijn dat er haar voortaan niets dergelijks meer zal overkomen. » Deze voorzegging is vol-
— 27 ;gt; —
bracht ; Laurenlia is naar het klooster wedergekeerd en heeft er God lot het einde van haar leven in rust en vrede gediend.
Haar Biechtvader, begeerig om wegens de bijzonderheden dezer gebeurtenis onderricht te wezen, vraagde haar naderhand, waarbij het kwam, dat de duivel had kunnen blijven wederstaan aan de macht der relikwiën en aan de gebeden der bezwering. Zij antwoordde hem dat de booze geest zoo hardnekkig was geweest, dat zij met hem den ganschen nacht tot vier uren van den morgen toe had te strijden gehad ; hij weigerde zelfs hardnekkiglijk uit dit kind te gaan , wanneer zij hem in den naam des Zaligmakers bezwoer. Wanneer de duivel eindelijk zag, dat hij op het punt was van op te moeten trekken, begon hij Catha-rina te bedreigen , zeggende; « Indien ik hier uitga, kom ik in u. » Zij gaf hem lot antwoord : « Indien God het toelaat,; want ik ben verzekerd , dat gij niets kunt zonder zijne toestemming ; wat mij betreft, ik zal mij wel wachten van mij, zelfs in de geringste zaak, legen zijnen heiligen wil te verzetten. gt;• De geest van hoogmoed, door het bewijs van eene zoo diepe ootmoedigheid als verplet verloor al de macht, die hij op dit kind had; hij hield hel noglans zoolang hij kon bij de keel vast, zoodat zij er van opgezwollen was : Catharina bracht hare hand aan den hals, maakte er het teeken des kruises op en oogenblikke-lijk verdween het gezwel.
Ziehier een ander mirakel dat nog klaarder doet zien wat vermogen Catharina van God ontvangen had, om de duivelen uit te jagen. Eene zekere vrouw van den duivel bezeten, werd zoo schrikkelijk gemarteld, dat al die haar zagen, tot weenen toe medelijden hadden. Elkeen raadde aan van Catharina te voet te vallen, ten einde ze te verlossen ; doch eene opzichtige vrees voor hare ootmoedigheid
— 276 —
wederhield hen. Telkens men haar iets dergelijks verzocht te doen , zag men haar in eene zekere pijniging en droefheid. Echter wierd er op raad van hare gezellinnen besloten van deze bezetene vrouw in hare tegenwoordigheid te brengen, opdat zij, met deze ongelukkige te zien, zou bewogen en aangezet worden , om ze uit dezen smartelijken toestand te redden. Wanneer men deze vrouw bij Catharina bracht, was zij bezig met de zaak der verzoening van twee vijanden, die malkaar den oorlog aandeden ; op het oogenblik dat men bij haar kwam , was zij gereed om in de nabijheid te gaan om den vrede te sluiten. Zoodra zij de bezetene, die men bij haar bracht, zag, begreep zij dat alle ontschuldigingen vruchteloos zouden wezen; nogtansgaf zij aan eene dame, die de voornaamste aanleidster was , te kennen hoe pijnlijk het haar viel : « God vergeve het u, Mevrouw , zeide zij haar , wat hebt gij toch gedaan ? Weel gij niet dat ik zelve dikwijls dooide duivels gekwollen word ? Moet ik mij aan het gevaar blootstellen , met een ander te redden ? » Dan keerde zij zich naar de bezetelinge, zeggende : « Vermaledijde die gij zijt, gij wilt de verzoening die ik ga bewerken , beletten, stel u hoofd hier en blijf al zoo onbeweeglijk, totdat ik wederkome.» Op deze woorden, stelde de bezetene vrouw haar hoofd zoo gedwee, gelijk een gehoorzaam kind , op de borst van Pater Mattheeus, die, om zijn voorbeeldig leven gewoonlijk de heilige genoemd wierd. Intusschen ging Catharina het goed werk dat zij ondernomen had, voltrekken. De duivel begon door den mond der bezetene vrouw te roepen ; « Waarom houdt gij mij hier ? Laat mij heengaan, ik bid u, want ik word te wreedelijk gefolterd. » De aanwezigen antwoordden ; « Waarom vertrekt gij niel ? De deur staat open. » De booze geest zeide ; « Ik kan niet ; die vermaledijde houdt mij vastgeketend. » Wan-
— 277 —
neer men hem vraagde ; wie hij aldus noemde? wildoen kon hij het niet zeggen. Hij zeide enkel ijk ; Het is mijne grootste vijandin. Pater Matthaeus, die het hoofd van de bezetene ondersteunde, vraagde hem ; Is zij machtig, uwe vijandin ? Hij antwoordde ; « Zij is de vreeselijkste die ik in de wereld heb. » Wanneer de personen, die er tegenwoordig waren, dit geroepen geschreeuw wilden doen ophouden, met te zeggen : « Zwijg, Catharina komt. » gaf hij den eersten keer tot antwoord; « Zij komt nog niet, zij is op die plaats. » En hij duidde wezenlijk de plaats aan, waar zij was. Men vraagde hem wal zij deed ; « Iets, zeide hij , dat mij uitermate mishaagt en dat zij gewoon is te doen. » En dit zeggende, riep hij nog geweldiger ; « Waarom mij toch hier houden ? » Dit alles geschiedde, zonder het hoofd der bezetelinge van de plaats te verroeren, waar Catharina bevolen had bette plaatsen. Een weinig daarna zeide hij : « Zij die ik vervloek, ga komen — en hij duidde de plaats aan, waar zij was — zij is reeds aan den dorpel der deur »; het was juist gelijk hij zeide. Wanneer zij in de kamer trad , begon hij uit al zijne krachten te roepen ; « Waarom houdt gij mij hier?» «Richt u op, gij rampzalige, zeide Catharina, ver--trek ten spoedigste, laat dit schepsel van onzen Heer Jesus-Christus in vrede en heb nimmer het stout bestaan van haar nog te kwellen, n Op deze woorden , verliet de booze geest al de deelen des lichaams, uitgenomen de keel die hij afgrijselijk deed opzwellen. Alsdan maakte Catharina het heilig kruisteeken er op en verjoeg den duivel teenemaal. Deze vrouw was deerlijk afgemat en verzwakt, omdat zij vee! had moeten lijden. Catharina nam haar eenigen tijd in hare armen en op hare borst ; daarna beval zij van haar te eten te geven en ze naar huis fe geleiden. Zij bedankte hare verlosster van ganscher harte.
— 278 —
Onze Heer verloste er eene menigte anderen door de bemiddeling van Catharina. Wij melden slechts deze twee genezingen, als genoeg om te toonen welke bijzondere macht zij had om de duivelen te verjagen.
De macht, die God aan zijne getrouwe dienares had gegeven, had niet alleen eenen krachtigen invloed op de booze geesten der hel, maar ook op de booswichten dei-aarde. Twee Predikheeren, de Biechtvader van Catharina en Pater Georgius Naddo, waren eens op weg om naar Montepulciano te gaan. Wanneer zij in een afgelegen en eenzaam bosch kwamen, wierden zij door eene bende van tien struikroovers aangevallen. Na hen beroofd te hebben van al wal zij hadden, beraamden zij hel middel om hun schelmstuk te kunnen verborgen te houden. Er was geen twijfel of zij hadden besloten hen te vermoorden en hunne lichamen in den grond te delven, opdat er geen spoor van hunne euveldaad meer zou te vinden zijn. De Paters, toen zij bespeurden, dat zij al dieper en dieper het bosch ingeleid wierden, begonnen bij hunne smeekingen de beloften te voegen, dat zij nooit een enkel woord van deze gebeurtenis zouden gerept hebben. Niettegenstaande wierden zij verder het bosch ingesleept. Buiten het bereik van alle menschelijke hulp, begonnen zij God om bijstand te smeeken. In dit zoo akelig gevaar, herinnerde de Biechtvader van Catharina, dat zijne geestelijke dochter een zoo groot vermogen bij God had en hij zeide inwendig : « O mijne allerteerhartigste dochter, Catharina, gij die aan God zoo aangenaam zijt, kom ons toch in dit uiterste gevaar te hulp. » Nauwelijks had hij deze inwendige verzuchting tot zijne geestelijke dochter gestuurd, of de roover, die het naaste bij hem was en naar alle waarschijnlijkheid belast was om hem te dooden , begon eensklaps te zeggen ; « Waarom deze goede Paters
— 279 —
ter dood brengen ? Zij hebben ons nooit het minste kwaad gedaan. Zulks zou waarlijk eene gruweldaad wezen. Laten wij hen in den naam Gods ongehinderd heengaan ; het zijn brave lieden, die ons niet zullen ^verklappen. » Allen waren het eens om beide deze kloosterlingen vrij te laten gaan ; zelfs gaven zij hun de kleederen, de twee paarden, in een woord, al wat zij hun ontnomen hadden, uilgenomen een weinig geld, weder. Zij zetten hunnen weg ongehinderd en gelukkig voort.
Zoohaast zij te Senen kwamen, wilden zij zich verzekeren of zij waarlijk door de tusschenkomst van Catharina verlost waren geweest. Zij bevonden inderdaad, dat Catharina op hetzelfde oogenblik, dat hij inwendiglijk haren bijstand had ingeroepen, aan hare gezellin die bij haar was, had gezegd : « Mijn eerwaarde Vader roept mij, en ik weet, dat hij thans groot gevaar loopt.» Terstond begaf zij zich naar hare bidplaats en begon met alle vurigheid te bidden. Het was zonder twijfel op dat oogenblik en door de kracht barer gebeden, dat er eene schielijke en wonderbare verandering in den geest dezer booswichten wierd te weeg gebracht. Zij liet niet af van bidden, zoolang zij aan de twee Paters hunne vrijheid en al wat zij hun ontnomen hadden, wedergaven. Is het waarlijk niet troostelijk in eene nauwe vriendschap te zijn met personen die, gelijk de Engelen, alles weten en zien en die derhalve met eene goddelijke macht bekleed zijn, om ons in al onze gevaren bij te staan ? Maar wat vermag de heilige Catharina nu in den hemel, zij. die reeds op de aarde zoo machtig was !
— 280 —
XX. HOOFDSTUK.
KENNIS DER GEHEIMEN EN VOORZEGGINGEN VAN CATHARINA. — ZIJ MAAKT AAN HAREN BIECHTVADER BEKEND WAT SOMMIGEN IN HARE AFWEZIGHEID OVER HARE VOLSTREKTE ONTHOUDING ZEGGEN. — ZIJ KENT HET VERLANGEN VAN EENE VROUW, VERSCHIJNT AAN HAAR EN GEEFT HAAR RAAD. — ZIJ KENT DE KWELLINGEN EN GEEFT DOOR EENEN BRIEF RAAD. — ZIJ VERHAALT WAT ER IEMAND OP ZIJNE REIS IS VOORGEVALLEN EN WAT HIJ OP EEN ZEKER UUR VAN DEN NACHT DEED. — ZIJ BEKEERT EENEN RIDDER EN MAAKT HEM DE ZONDEN, DIE HIJ HEEFT VERGETEN TE BIECHTEN, BEKEND.—
1370-(24).
God voorkomt degene welke hij voorbeschikt heeft, om op eeae bijzondere wijze de zaligheid der zielen te helpen bewerken, doorgaans met zeldzame gaven. Aan sommigen wordt de gaaf van welsprekendheid gegeven, aan sommigen die van genezing, aan anderen die van mirakelen, aan anderen die van geesten te onderscheiden en aan eenigen de gaaf van voorzegging (i). God aan Catharina, tot eene apostolische zending bestemd, de priesterlijke macht, de macht om in zijnen naam van zonden te ontslaan en van het brood en den wijn in zijn bloed te veranderen volgens een gewettigd gebruik dezer heilige Orde niet wel kunnende geven, deelde haar alle andere macht en, om zoo te zeggen, alle gaven mede ; hij gaf haar eene bijzondere gaaf, de gaaf van voorzegging en van de zielen te doorgronden en hunnen staat te kennen.
Deze buitengewone gaven zijn nogtans geen volslagen bewijs van eene volstandige heiligheid ; want niet al de
(1) I. Oor. XII. 10.
— 281 —
de wonderdoeners zullen in hel rijk der hemelen ingaan ; Velen, zoo spreekt de opperste Rechter , velen zullen mij op dien dag, in den dag des oordeels, zeggen : Heere , Heere, hebben wij in uwen naam dan geene toekomende dingen voorzegd, hebben wij in uwen naam de duivels niet uitgejaagd en geene mirakels gedaan ? En ik zal hun zeggen: ik ken u niet, gaat van mij (i). Eene dergelijke gaaf is zelfs geene genade die de ziel heilig en aangenaam aan God maakt. Zonder twijfel behaagt aan God een werk uit liefde tot hem gedaan meer dan een mirakel in zijnen naam verricht. De liefdebeüjdenis van den heiligen Petrus, toen hij aan zijnen goddelijken Meester, die hem vraagde: Petrus, bemint gij mij ? antwoordde : Ja, Heer, gij weet dal ik u bemin (2) , was voorzeker God oneindig aangenamer, dan wanneer hij aan den kreupelgeborene zeide ; In den naam van Jesus-Christus sta op en wandel (3). Deze gaven hebban voornamelijk voor oogwit de zaligheid der zielen, of gelijk de heilige Paulus zegt, aan dezen wordt die gaaf en aan genen eene andere gaaf verleend, volgens dat het nut der heilige Kerk het vereischt, tot teeken dat iemand den H. Geest ontvangen heeft (4). Men mag dus zeggen, dat Catharina, gelijk zij vol ijver was voor de zielen en voor de belangen der Kerk, naar evenredigheid vervuld was van den H. Geest, die de liefde is van welke hare ziel overstroomde.
Catharina had den geest van eene volkomene kennis der geheimen ; zij wist en kende al wat haar aanging en al wat degene betrof, met welke zij onderhandeling had, of welke zich tot haar wendden voor zaken hunner ziel ; zij wist al wat men in hare afwezigheid deed of zeide , hetzij goed hetzij kwaad, zoowel alsof zij het gezien ol
(1) Matth. Vil.22-23. (2) Joan. XXI. 15. (3) Act. III. 6. (4) I. Cor. Xli. 7.
— 2852 —
gehoord had. Wat nog wonderlijker is , niet zelden is het gebeurd, dat zij aan iemand zijne inwendige gedachten zeide alsof zij in zijn hart las : « Ik verklaar en ik beken het tot hare meerdere glorie, zegt de zalige Raymundus van Capua, dat zij mij over zekere gedachten berispt heeft, op het oogenblik zelfs, dat zij mijnen geest bekwelden. » Wanneer ik somtijds de eene of andere zaak voor haar wilde verborgen houden, zeide zij mij: « Waarom verborgen houden hetgeen ik veel duidelijker zie en weet dan gij die het denkt ? Terstond sprak zij over die zaak en gaf zij mij deswege de heilzaamste raadgevingen. Zulks is mij zeer dikwijls voorgevallen; Hij die alles weet, is er getuige van.»
Mannen, ervaren in godgeleerde weienschappen en in het volmaakt geestelijk leven, hielden zich bezig met het zoo buitengewoon leven van Catharina, die geen voedsel hoegenaamd nam. Velen, die haar leven niet als een werk Gods aanzagen, beeld l(?n zich in dat het louter bedrop: was en beweerden, dat zij in 't verborgen zonder dat iemand het wist, voedsel nam. Van hier alle soorten van opspraak, laster en beknibbeling. Haar Biechtvader, die al dat gemor en gepraat vernam, was hierover spijtig en droevig in zijn hart zonder haar daarvan te durven spreken. Op zekeren dag, vraagde zij hem met een kinderlijk vertrouwen : «Met welke kommervolle gedachten houdt gij u thans bezig ? lt;• Hij antwoordde haar dat zekere gedachten hem kwelden die hij haar niet uitleggen mocht. Dan zeide zij hem : « Spreek vrijmoediglijk; want ik weet alles. gt;• Dan begon zij hem wijd en breed uit te leggen al wat er was overgebriefd wegens hare onthouding van spijzen. Daarna verhaalde zij hem nog vele andere zaken die hij niet wist. Zij noemde al de personen op, alhoewel zij ze niet kende en zelfs nooit gezien had ; zij wist hem le zeggen welke met eene goede en welke
— 283 —
met eene kwade meening over haar spraken. Zelfs zeide zij hem dat zekere personen, in den schijn godvruchtig en zeer ervaren in geestelijke zaken , zeiden dal hij haar niet wist te bestieren en hare en zijne handelwijs afkeurden en misprezen. Ik heb mij willen verzekeren, zoo ging zij voort, ik heb God gebeden ten einde dal hij u en mij zou verlichten ; de Heer heeft zich gewaardigd mij te verzekeren, dat wij beiden volgens zijne heilige inzichten wandelen en dat al onze schreden gericht zijn volgens zijn welbehagen. »
Stephanus Maconi, een van hare getrouwste leerlingen zegt : c; Dikwijls is het mij gebeurd , dat ik haar ging spreken over inwendige ongerustheden en dat ik, bij haar komende, het mij nimmer kon herinneren. Terstond begon zij mij dit alles beter uit te leggen, dan ik het zelf had kunnen doen. Zij zag, zoo voegt hij er bij, beter de zielen, dan wij de gedaanten des lichaams. Wij konden haar niets verbuigen. Op zekeren dag, zeidc ik haar; « Mijne moeder , het is inderdaad gevaarlijk om bij u te zijn, wantgij ziet al onze geheimen.» —« Weet, mijn zoon, zeide zij mij, dat ik, door eene bijzondere toelating des Heeren, de minste vlek en den schijn van een gebrek in de zielen, en voornamelijk in die welke mij zijn toevertrouwd, beter zie, dan ik uwen persoon hier voor mij tegenwoordig zie, zelfs in de zielen der personen welke ik niet zie. »
Eene zekere vrouw van Florencië, in dienst bij eene edele dame, had het vurig verlangen, om Catharina, van welke zij zoovele wonderen had hooren verhalen, te zien, en met haar eene onderhandeling te hebben. Zij hoopte van haar die alsdan de verwondering van geheel Toskane was, eenige verlichtingen te ontvangen wegens twijfelmoedigheden , die de rust van haar geweten dikwijls
— 284 —
sloorden ; maar doordien zij onder het gezag van anderen stond en arm was, mocht zij er niet aandenken om enne reis naar Senen te ondernemen. Catharina wist wat zij verlangde en voorzag in de onmogelijkheid. Wanneer deze vrouw op zekeren dag God om verlichting in hare gewetensangsten bad, zag zij eensklaps Catharina voor haar verschijnen, in de gedaante van een hemelsch licht. Wanneer de Heilige in de kamer was, waar de arme vrouw eenzaam bad, zette zij zich nevens haar en begon haar met troostelijke woorden aan le moedigen ; zij aanhoorde de twijfels, die zij haar voorstelde en zeide haar wat zij doen moest, om de rust der ziel te bekomen en te bewaren ; zij gat haar bovendien nog eenige heilzame onderrichtingen en verdween, en deze arme vrouw was en bleef verlicht en getroost.
Een Karthuizer, van een heilig en voorbeeldig leven, werd hevig gekwollon door gewetenstwijfels, door vreesachtige kleinmoedigheid en allerhande angstige gedachten. Hij zou eene onderhandeling gewild hebben met de heilige Catharina, alom bekend voor de troosteres der bedrukte zielen, om door hare wijze raadgevingen verlicht te worden ; maar het streng slot dat, volgens hunnen regel, niet toelaat het klooster le verlaten, verbood hem van zijn verlangen werkstellig te maken. Catharina was door eene veropenbaring wegens al de geestelijke noodwendigheden van dezen kloosterling volstrekt onderricht. Na voor hem licht en bijstand gevraagd te hebben, schreef zij hem eenen brief vol van heilige onderrichtingen en van eene verlichte en wondere leering.
Pater Thomas della Fonte, van de Orde der Predikhee-ren, moest eens zaken gaan verhandelen vijf uren van Senen. Bij zijne weerkomst vertelde Catharina hem ai wal er hem overkomen was en al wat hij gedaan had.
— 285 —
Dikwijls wanneer de gelegenheid er zich toe aanbood, zeide zij hem wat hij gedaan, zelfs wat hij gedacht had op dit uur, op die plaats, in die omstandigheid en wegens dio zaak en wegens eenen dnsdanigen persoon, zoo juist, alsof zij dit alles gehoord en gezien had.
Catharina nam in eene onderhandeling, die zij met Pater Thomas hield, eens de vrijheid van hem te vragen wat hij ten drie ure van den voorgaanden nacht deed. Deze kloosterling verwonderd over deze vraag, zeide haar : « Wat zou ik gedaan hebben ? Ik zou moeten nadenken om te weten wat ik toen deed.» — «Waarom mij hdt verbergen ? antwoordde zij hem ; ik kan u juist zeggen waarmede gij u op dat oogenblik onledig hield ; gij schreeft, niet waar?» «Schrijven is wellicht het woord niet», hernam de Pater.— «Inderdaad,zoo ging Catharina voort, gij schreeft zelfs niet, maar gij zeide voor aan uwen medegezel die voor u schreef. » De Pater, ondervindende dat zij waarlijk een zeker bewustzijn had van hetgeen hij deed, wilde zich grondiger verzekeren, en hij begon haar opnieuw Ie ondervragen , zeggende : o Doordien gij beweert te welen aan welke godvruchtige bezigheid ik mijnen lijd besteedde, zeg mij eens wat wij op dat oogenblik op het papier stelden. » Op deze vraag scheen zij, gelijk iemand die door eene zekere schaamte wederhouden wordt, niet te durven antwoorden. Pater Thomas beval haar van geen opzicht (e hebben en drong er op aan , om een antwoord te ontvangen. Catharina verplicht te gehoorzamen, antwoordde alsdan ; « Gij waart bezig met in eene goede orde le stellen de buitengewone gunslen en genaden, welke God, in zijne oneindige barmhartigheid , aan zijne onnuttige dienstmaagd gelieft le schenken.» Pater Thomas heeft verklaard dat deze antwoord wezenlijk de waarheid was ; want, op het uur
— 286 —
door haar aangeduid , was een Predikheer bezig met, volgens dat Pater Thomas het hem voorzegde, te schrijven en in eenen regelmatigen vorm te stellen, de wondere genaden, met welke God, volgens zijn welbehagen, Catha-rina, zijne getrouwe dienares en bruid, dagelijks verheerlijkte.
Hare zuster Lysa, haar geweten eens in eenen staat van volle gerustheid willende stellen, had eene generale biecht gesproken aan eenen buitengowonen biechtvader die haar niet kende ; zij had derhalve, om niet gezien te worden, de voorzorg genomen van zich in eenen verborgen hoek der kerk te zetten. Van de kerk wederkee-rende, komt hare zuster Catharina haar buitengewoon blijgeestig te gemoet en zij wenscht haar geluk met eene groetenis van hartelijke vriendschap, zeggende : « Ach ! mijne lieve zuster, vandaag zijt gij oprecht wijs geweest. » Lysa, zich niet verstaande aan eene zoo zeldzame vriendelijkheid, vraagt ; « Waarom groet gij mij thans zoo vroolijk? Zij begreep welhaast uit haar gezegde, dat hare zuster alles wist wat er dien morgen was omgegaan. Eindelijk zeide Catharina haar deze troostelijke woorden : « Ter oorzake van datgene wat gij dezen morgen gedaan hebt, heb ik u meer dan ooit van harte lief en ik zal u voortaan altijd des te liever zien. »
Meermaals is het gebeurd, dat de eene of de. andere van hare broeders buiten huis of in huizen van vreemden iets kwaads of somtijds eene zonde bedreven hadden ; zoohaast zij t' huis kwamen, vermaande Catharina hen en, om hen te overtuigen en te beschamen , zeide zij hun welke zonde of welk kwaad zij hadden gedaan en op welke plaats.
Op zekeren dag dat Catharina naar de kerk gegaan was en al de dienstboden afwezig waren, kwam er een arme vrouw aan de deur harer ouders eene aalmoes vragen ;
— 287 —
Lapa was alleen t' huis ; zij hoorde of wilde wellicht niet hoeren dat deze vrouw aanhoudend klopte en smeekte ; na langen tijd vruchteloos gesmeekt en geklopt te hebben, ging zij ontevreden henen. Wanneer Catharina van de kerk kwam, ging zij hare moeder zeggen al wat er opzich-tens deze arme vrouw gebeurd was. Zij verzocht haar ootmoediglijk van nimmer toe te laten, dat voortaan een arme mensch zonder aalmoes doorgezonden wierd. Hare moeder was verwonderd ; maar de woorden van hare heilige dochter waren niet zonder vrucht ; want van dat oogenblik af, ontvingen al de armen, die iets kwamen vragen, telkens eene milde aalmoes. Duizende menschen kwamen Catharina spreken ; sommigen om haar te raadplegen over zaken van hun geweten en van hunne zaligheid , sommigen om bij haar troost te zoeken in hun huiselijk verdriet of in wederwaardigheden in hunnen handel of bedrijf, anderen om hare gebeden te verzoeken en velen uit enkele nieuwsgierigheid om h'iar te zien. Catharina las in de gedachten van elkeen de beweegreden van hun bezoek. Zij legde aan allen de oorzaak van hun verdriet, van hunne ongerustheden en bekommernis bloot, zonder dat iemand noodig had zijnen staat uit te leggen. Zij onderrichtte, zij vermaande, zij gaf raad, moed of troost, volgens dat de geestelijke of tijdelijke noodwendigheden van elk in het bijzonder vereischten. Niemand verliet haar gezelschap zonder geestelijke voordeden. De versteende zondaars, die haar uit loutere nieuwsgierigheid waren komen zien, werden door hare onderrichtingen tot leedwezen bewogen, maar de schaamte wederhield hen somtijds, om hunne euveldaden en schelmstukken aan eenen Biechtvader kenbaar te maken. Daar waren er somtijds die aan de dienares Gods zeiden ; « Beveel , leg ons op al wat u zal goeddunken; niets is te lastig, niets is te zwaar, als wij de
— 288 —
genade, de verzoening Gods maar kunnen bekomen ; maar aan eenen menseh gaan bekend maken hetgeen wij voor ons zeiven zouden willen verbergen, zulks is iets dat onmogelijk is. — Wat gij onmogelijk noemt, antwoordde alsdan de Heilige, zal ik gemakkelijk maken, indien gij hel mij toeslaat, en zij begon hun ieder in het bijzonder al hunne zonden uil le leggen alsof zij zelve ze zou gebiecht hebben met getal, met al de omstandigheden van tijd , van plaats en van hoedanigheid van personen, ineen woord, zij zegde hun hunne volledige biecht voor. Daarna, alsof hunne long ais ontbonden was, gingen zij zonder schaamte de belijdenis van hunne zonden doen aan den bedienaar van Jesus-Christus, nadat zij er de eersle schaamte in de tegenwoordigheid van zijne bruid van doorstaan hadden.
Zekere Don Stephanus , die zelve van ondervinding kon spreken, verzekert dat dergelijke gevallen menigmaal hebben plaats gehad en dat hij verscheidene personen hooren verklaren heeft, dat God alleen aan de heilige Calharina had kunnen veropenbaren hetgeen zij hun wegens hun geweien en wegens hunne inwendige gesteltenis ondekt heeft.
Er was le Senen een ridder, die zijne adellijke afkomst met krijgsdaden had verluislerlijkt, Nikolaas genaamd. Na het grootste deel van zijn leven in den krijgsdienst en in oorlogen doorgebracht te hebben, was hij naar zijne geboortestad gekomen met het inzicht, om het overige zijner dagen aan wellusten en vermaken le besleden. Zijne deugdzame echtgenoote, en eenige godvruchtige bloedverwanten ondernamen, om hem aan le zetten tot de biecht en boelvaardigheid lol uitboeting der zonden welke hij tijdens de oorlogen had bedreven ; maar hij, gansch overgegeven-aan de ijdelheden en vermaken der wereld, dreef den spot met deze wijze raadgevingen en trok zich
de zaak zijner zaligheid weinig aan. Op dal tijdstip stichtte Catharina geheel de stad van Senen door hare deugden, en was zij gekend door dc bekeering der versteende zondaars. De personen, die de zaligheid van den Ridder behartigden, ziende dat zij niets wonnen, raden hem aan van ten minsteeensin onderhandeling te treden met Catharina ; maar hij antwoordde hun met verachting : « Wat heb ik uitstaan met die goede vrouw ? Welken dienst zou zij mij kunnen bewijzen? » Zijne vrouw, die met Catharina innige betrekking had, ging haar spreken, legde haar den staat van haren man uit, en verzocht haar van God voor zijne bekeering te bidden.
Op zekeren nacht had hij oenen droom, waarin Catharina hem verscheen, en zij maande hem dringend aan de raadgevingen zijner echtgenoote tevoigen, in Hen hij de eeuwige straffen der hel wilde ontgaan. Wanneer hij ontwaakte, zeide hij tot zijne vrouw : •lt; Dezen nacht heb ik in oenen droom, ongetwijfeld die Catharina gezien, van welke gij mij zoodikwijls gesproken hebt. Ik zou met haar eene onderhandeling willen hebben, om te zien of zij het is, die mij is verschenen. » Zijne vrouw, verheugd gelijk zij was, ging naar Catharina, bedankte haar en vraagde, wanneer beur man haar zou mogen spreken. Kortom , de man spreekt met Catharina, bekeert zich oprecht en belooft van zoohaast mogelijk zijne zonden te biechten. Hij was getrouw aan de genade en hield zijn woord. Zoohaast dc oude veldoverste zijne biecht gesproken had, ging hij Catharina vinden en zeide haar met eenen diepen eerbied : «rik heb gedaan wat gij mij bevolen hebt ; ik heb al mijne zonden gebiecht, gelijk gij het mij gezegd had ; ik zal de boetple-ging, mij opgelegd, trachten te volbrengen. » Catharina antwoordde hom; « Ik wensch u geluk mol de zaligheid uwer ziel ; schouw mi al wat gij voorheen deed, en strijd
13
— 290 —
f
voortaan voor Jesus-Christus, gelijk gij tot heden toe voor de wereld gestreden hebt. » Zij voegde er bij: « Heer Ridder, hebt gij al gezegd wat gij gedaan hebt ? » Niettegenstaande hij haar verzekerde al gezegd te hebben wat hij indachtig was, herhaalde zij ; « Onderzoek eens wel of gij alles gezegd hebt. » Doordien hij haar opnieuw verzekerde, liet zij hem heengaan. Wanneer hij een weinig verwijderd was , riep zij hem terug en zeide hein ; « Onderzoek nogmaals uw geweten, bid ik u, om te zien of gij de eene of andere zonde niet hebt vergeten.» Nadat hij nogmaals verzekerd had dat hij alles had gebiecht, maakte zij hem eene zware zonde indachtig, die hij in het geheim bedreven had, en zij zeide hem zelfs, waar en wanneer. De krijgsman , grootelijks verwonderd, bekende dat het waar was, en dat hij ze had vergeten te biechten. Hij begaf zich terstond tol zijnen Biechtvader en voleindigde zijne biecht. Deze zoo wondere veropenbaring had hem dusdaniglijk getroffen, dat hij aan al die hem wilden aanhooren, er van sprak ; hij scheen te zeggen, gelijk de de Samaritanes van het Evangelie : « Komt en ziet deze maagd, die mij mijne geheimste zonden heeft ontdekt: is zij niet eene Heilige en eene Profetes ? Ja, waarlijk ! want de zonde, die zij mij heeft indachtig gemaakt, was zoo geheim dat ik alleen ze kon kennen. » Van dien stond af was de krijgsman aan Catharina zoo gehoorzaam, als een leerling aan zijnen meester. De dood toonde weldra hoe noodzakelijk deze gelukkige bekeering was. Nog hetzelfde jaar werd hij door eene pijnlijke ziekte overvallen, die een einde aan zijn leven stelde, en hij gaf zijne ziel aan God in de allerbeste gesteltenis.
Er was op dit tijdstip te Senen een jongeling van edele afkomst, maar ter oorzake van zijn goddeloos leven een ellendig en verachtelijk schepsel. Een zijner vrienden, die
— 291 —
leerling was van Galharina, had medelijden met zijne ziel en zelle hem aan om met hem de onderrichtingen, die Catharina op zekeren vaslgestelden lijd gewoon was le doen, te gaan bijwonen ; hij gelukte er in van hem somtijds mede te kunnen krijgen. De heilzame lessen behaagden hem , terwijl hij ze aanhoorde ; maar daarna gaf hij zich telkens wederom over aan de gewoonte van zijn zondarig leven. Galharina , dit alles wetende , zeide hem op zekeren dag in de vurigheid van haren ijver ; « Gij komt dikwijls mijne raadgevingen aanhooren en terstond keert gij, gelijk een roofvogel, tol uwe ondeugden weder ; vlieg zooveel gij wilt, er zal een oogenbiik komen, dat God mij zal toelaten ketenen om uwen hals te leggen, die u wel zullen weerhouden. Deze voorzegging werd volbracht na de dood van Galharina. Deze ellendige jongeling viel en herviel in zijne zonden ; maar zij die hem ophielp, deed voor hem in den hemel meer, dan wanneer zij hem op de aarde onderrichtingen gaf. De dood van eenige personen, die de voornaamste hinderpalen zijner bekeering waren , deed hem tol inkeer komen. De genade begon in zijne ziel krachtdadiger te werken. Zijne bekeering was zoo buitengewoon, dat zij aan de gansche stad van Senen, niet alleen lol stichting, maar zelfs tol bewondering diende. Hij verliet de wereld en omhelsde den kloosterlijken staat. Tot zijne dood toe, is hij een voorbeeld van heiligheid geweest. Hij heeft bekenden steeds blijven bekennen, dat hij zijne bekeering had te danken aan haar die ze voorzegd had.
— 292 —
XXI. HOOFDSTUK.
CATHARINA BEGINT HARE ZENDING VAN VREOEMAKING. — OVERZICHT WEGENS DEN TOESTAND VAN DEN HEILIGEN STOEL EN VAN DE STATEN VAN ITALIË IN DE VOORHELFT DER XIV EEUW. — ONEENIGHEDEN EN BURGEROORLOG-SLAGEN IN TOSKANE. — CATHARINA POOGT DOOR BRIEVEN
DE VERBITTERDE GEMOEDEREN TE BEDAREN. -ZIJ SCHRIJFT
AAN STADHOUDERS VOOR HOE ZIJ VOLGENS DE RECHTVAARDIGHEID MOETEN BESTIEREN. — 1372-(23).
Jesus-Christus, toen hij op aarde met de racnschcn verkeerde, scheen voornamelijk voor zending te hebben het rijk van vrede in de harten te doen heerschen. Zijne komst in de wereld, onder vooruitzicht van vrede voorzegd en verlangd, werd als eene tijding van vrede door de Engelen aangekondigd. Bij den aanvang zijner opeubare zending of, om mij met den Evangelist uit te drukken, zijnen mond openende, begon hij van den vrede te spreken ; want zijne eerste leerrede over de acht Zaligheden , indien men ze met aandacht overweegt, mag beschouwd worden als een kort begrijp van de middelen en van de vruchten van den vrede die alle begrijp overtreft. Geheel de inhoud desEvangelies, dat hij, gedurende de driejaren van zijn openbaar leven, niet ophield te verkondigen, komt op den vrede uit. Den vooravond van zijn lijden, bad hij zoo vurig om eene eenheid van liefde, gelijk aan die welke er tusschen de drie goddelijke Personen bestaat. Ik smeek u, o mijn Vader, zoo bad hij, opdal-al do geloo-vigen in eene zoo volkomene eenheid leven, gelijk wij (i). Aan het kruis verzoende hij den hemel met de aarde, bad
(1) Joan . XVII. tl.
— 295 —
hij om vergiffenis voor zijne beulen, nam den scheidsmuur weg die de Joden en de Heidenen verdeelde, en maakte van hen beiden een voik. Ten hemel klimmende, voleindigde hij zijne zending, mcl te zeggen ; Ik hat ü mijnen vrede, ik geef u mijnen vrede; maar ik geef u eenen vrede, gelijk de wereld er geenen geven kan (i).
Gelijk de Engel, toen Jesus op de aarde verscheen, zijne geboorte aankondigde, met te zeggen : Vrede op de aarde den menschen van goeden wil (2), zoo verscheen de heilige Catharina op de aarde om den vrede, als een Engel aan te kondigen en als een Apostel te prediken. In het midden der bloedige oneenigheden en burgeroorlogen, kwam de nederige Zuster der Derde-Orde van den heiligen Dominions kloekmoedig ten voorschijn, bood zij zich aan, als de bodin van vrede en, terwijl zij niet ophield hare zuchten en hare handen hemelwaarts te verheden, om de eenheid tusschen de volkeren af te smeeken, trad zij manhaftig ten krijgstocht op, om zonder slrijden de verdeelde partijen te vereenigen, en den scheidsmuur van vijandschap weg te nemen. Wanneer het kwaad ten hoogste gestegen is en alle hulpmiddelen ontoereikend schijnen, dan weet God op eene schier onopmerkelijke, doch krachtige wijze, door geringe middelen, zulke wondere veranderingen te weeg te brengen, dat de wijzen der wereld , dat de ervarenste staatsmannen verbaasd staan en, indien zij spraken, gelijk zij meenen, zouden zeggen ; « De vinger Gods is hier. »
Zoo was de voorhelft der veertiende eeuw verloopen in de grootste onlusten en , menschelijker wijze geoordeeld, was cr geen uitzicht op betere tijden te voorzien. Italië werd geschokt door do bloedigste burgeroorlogen. De
(1) Joan. XIV. 27. (2) Luc. XI. li.
Heilige Stoel werd in 130S tot schande en onheil der gansche kristenheid naar Avenio (i), eene stad in Frankrijk overgevoerd. Eene eerzuchtige staatkunde had hel verblijf van den Stadhouder van Jesus-Ghristus op aarde in de hoofdstad der kristene wereld onmogelijk gemaakt. Een schrandere en doorslepen staatsman, de stoutmoedigste en trotsche die er immer was, Philip, bijgenaamd le Bel, koning van Frankrijk, had deze noodlottige overvoering door listen en geweld bewerkt. Hij had zich niet geschaamd de Majesteit van den Paus,-in den persoon van Bonifacius VIII, te hoonen, en tot spot en beleodiging te doen dienon ; dezen eerbiedwaardigen Ouderling had hij te Rome van schaamte en droefheid zien sterven ; maar hij had het oogwit van zijne onverzadelijke eerzucht nog niet bereikt.
Gedurende de regeering van Benedictus XI werd de woede des overweldigers van den pauselijken troon een weinig ingetoomd. In dezen Paus ontmoette hij eenen wijzen en edelmoedigen verdediger der rechten van de Kerk ; zijne listen en geweld vermochten niets tegen deze Steenrots. Deze heilige Opperpriester, had de lijd het hem toegelaten, zou zijne goddelooze plannen waarschijnlijk voor altijd verijdeld hebben; maar zijn pontificaat duurde slechts acht maanden en zeventien dagen (2).
Onmiddellijk na zijne dood, verdubbelde hij nieuwe pogingen om zich van het bestuur der Kerk meester te maken. Om des te zekerder te gelukken, legde hij al zijnen
(1) Avenio is eene stad van Frankrijk in Provence, eertijds de hoofdstad van het graafschap van dien naam. De Pauzen van Rome, te beginnen van Clemens V tot Grcgorius XI, inbegrepen , zijn er (van 1305 tot 1377) verbleven. Zij is gelegen 163 uren zuid-oost van Parijs en 185 uren van Rome.
(2) De heiligheid van Benedictus XI, van de Orde der Predikheeren, is door vele mirakelen bevestigd. De Paus Clemens XII heeft 7:jnen eerdienst goedgekeurd en zijn feest wordt gevierd den 7 Juli.
— 29:; —
invloed en al zijne macht te werk, ten eindeeenen opvolger le doen kiezen, dien hij gemakkelijk in zijne staal kundige netten zou kunnen vangen. De kiezing viel uit volgens zijnen wensch. De Kardinalen, voor het meeren-deel Franschgezinden, kozen eenen Paus die, uit ecne te groote vrees of liever uit eene te groote toegevendheid voor den trouwloozen Philip, zijnon landgenoot, den apostolischcn zetel in de stad van Avenio verplaatste. De Franschen, die doorgaans meer uil zijn voor hunne eigene eer, dan voor de belangen der Kerk, verheugden zich in 't begin eenen Franschman voor Paus le hebben, die zijnen zetel in zijn vaderland gevestigd had ; maar zij hadden niet genoegzaam nagedacht, dat een onheil voor het Pausdom nooit zegen aan hun vaderland kon bijbrengen. De kristenen der andere landen en vooral de Italianen hielden niet op er over te zuchten, als over oe:i oncreluk, dat woedende burgeroorlogen en wellicht eene sciiouring in de Kerk na zich zou sleepen. Zij hebben, helaas ! te beweenen gehad wat zij vreesden.
De Paus, de heilige en uitverkoorne Stad verlatende, was ongetrouw aan de inzichten der Voorzienigheid ; hij had zich verwijderd van hel graf der Apostelen waar hij, als opvolger van den heiligen Petrus, door eene geheiligde deelmaking van den pauselijken Stoel, dagelijks nieuwe krachten moest pulten. Het Pausdom , afhankelijk van zijnen vervolger en onderdaan geworden van den koning van Frankrijk, had die glorierijke Opperheerlijkheid verloren van met volle vrijheid al de volkeren der wereld te bestieren en te zegenen. Als Bisschop van Rome was hij verplicht bij zijne kudde aanwezig te blijven. Met van zijnen post te vluchten, was de opperste Kerkvoogd in de oogen der volkeren niet meer die getrouwe Stadhouder van Christus op de aarde ; hij wierd niet meer aanzien
— 2% —
als die onafhankelijke rechter, welke uitspraak doet over allo vraagstukken en welke aan alle twisten een einde slelt; deze zinspreuk : Rome heeft gesproken, de zaak is beslist, had het gezag van hare letterlijke waarheid verloren, zinspreuk nogfans die de gansche wereld door, als eene godspraak geëerbiedigd wordt.
Van het oogenblik af, dat do Paus zijn verblijf op eenen vreemden bodem verplaatst had, aanzag de staatskundige wereld hem voor eenen Franschgezinde, die zich , gelijk het zand der zee, liet medesleepen door don stroom der willekeurige denkwijzen van een volk, waaraan hij onderworpen was. Zelfs Frankrijk, hoezeer hel zijnen roem draagt over zijne verkleefdheid aan den Heiligen Stoel, had voor den Opperprins der geloovigen niet meer dien eerbied van onderdanige kinderen voor hunnen alge-meenen Vader. De wereldlijken van Frankrijk beoordeelden hem, gelijk eiken anderen, prins die een prachtig paleis bewoont en omringd is van eene menigte hofbedienden; zij hadden zelfs geen opzicht hem te beschuldigen dal hij, om zich aanhangers te maken, benoemingen deed, zonder aandacht Ie nemen op verdiensten of bekwaamheden, en dat hij den geloovigen belastingen afeischle om zijne koffers te vullen.
Het gezag der geestelijken, in plaats van door de tegenwoordigheid van hun Opperhoofd te winnen, had veel verloren; de leerlingen waren niet. beter dan hun meester; evenals hij, stonden zij onder het bedwang der wereldlijke macht. De bevelen der pauselijke bescherming tegen de willekeurigheden dor prinsen, waaraan de Kerk in Frankrijk onderworpen was, hadden te Avenio niet meer dien alvermogenden invloed van eertijds , toen zij uit Rome afgevaardigd wierden.
De ballingschap van den Paus was wezenlijk de ramp-
— 297 —
zaligste gebeurtenis, die de Kerk en Italië ooit hebben doorstaan. Vooral was Italië te beklagen ; bet had zijnen Beschermer, zijnen Weldoener, zijnen Vader verloren. Rome was gelijk een lichaam zonder ziel. Deze stad en voornamelijk de omtrek, aanhoudend geteisterd door bura:croorlo2:en tusschen de edelen en het volk, die elkan-
öD iD 1
der het recht van bestuur betwistten, geleken aan puin-hoopen eener verwoeste plaats. Van het oogenblik dat de Paus aan welken, toen hij den zetel van den heiligen Petrus bekleedde, de gansche wereld met eerbied gehoorzaamde , Rome verliet, had eene altijddurende staatsomwenteling, nu deze en dan gene, de regeering vervangen. De gemeenebesten van Toskane verscheurden elkander. De rechten en vrijheden, door den Heiligen Stoel bezorgd, toegestaan en tot dan toe gehandhaafd, weerden ongestraft geschonden en ontkend. De rechtvaardigheid moest voor het geweld en voor de overmacht der dwingelanden wijken. Ontelbare benden van stroopers en roovers doorkruisten, zoo vrij alsof zij alleen de meesters waren, die gewesten en zetten ze in vuur en vlam ; moorden en branden waren het nieuws van eiken dag.
Florencië en Senen, de twee voornaamste steden van Toskane, waren uit afgunst tegen elkaar reeds lang verbitterd ; zoo de eene als de andere dezer steden wedijverde naar den voorrang. Nauwelijks had de Paus zijne staten verlaten of de oorlog barstte los ; de Florentijners en de Senenaars, gelijk woedende honden die, zoohaast de tegenwoordigheid huns meesters hen niet meer intoomt, op hunnen buit losrukken, wierden handgemeen. Na eenen bloedigen veldslag, behaalden de inwoners van Senen de overwinning. Do bloedstorting hield op, maaide haat nam met meer woede dan ooit toe. Florencië, de hoofstad van Toskane, heeft de schande dezer nederlaag
13.
— 298 —
nooit kunnen verkroppen, en Senon kon den roem van zijne zegepraal niet, dragen.
Senen droeg, ter oorzake van zijne willekeurige bestiering, in zijnen school reeds de kiem van inwendige verdeeldheden. Het bestuur, gelijk na de verplaatsing van den pauselijken Stoel in al de steden van Italië, was aan gedurige veranderingen onderhevig ; nu had de eene en dan weerom de andere partij de overhand, en telkens had de partij die onder was, het juk van dwang en onderdrukking, lief of leed, te dragen. Elke maand schier had Senen eeno andere regering. Somtijds waren de edellieden, dikwijls do burgers, en niet zelden was het gemeen volk aan het hoofd en dit volgens dat hunne partij door geweld, door lislefi of bedrog er wist aan (e geraken. En de overwinnende en de overwonnen partijen werklcn malkaar aanhoudend tegen of om het bewind in handen te houden of om het in handen te krijgen. Gedurig waren de gemoederen opgewonden door eenen vijandelijken haat die niet te verzadigen was, tenzij door bloed van medeburgers.
Catharina, alhoewel dood aan de wereld, had hare geboortestad lief, en daarom nam zij deel in de smarten en onheilen barer stadsgenooten, te meer, omdat de haat en nijd zoovele zielen deden verloren gaan. Gedurende deze afgrijselijke wanorde der zaken van de Kerk en van den Staat van Italië, had zij niet opgehouden te zuchten, te weenen en om redding te smeeken. Zij had eene buitengewone zending te vervullen ; zij wist hel ; zij oordeelde dal de tijd gekomen was om ze te ondernemen , om ze uit te voeren. Met mannenmoed begon zij te arbeiden, om de onheilen, die hare geboortestad met eenen geestelijkenen tijdelijken ondergang bedreigden, af te weren, om de gemoedoren van hare medeburgers te bedaren en eenen
— 299 —
algemeenen vrede , dien de wereld niet geven kan , le maken. Het was haar bede dag en nacht; het was het voornaamste doel harer zending ; zij had van God al de gaven en eene wondere macht om ze uit te voeren, ontvangen. Zich alles voor allen maken was minder dan niots voor eene edelmoedige ziel, die zonder vrees en opzicht ondernam, te bestieren, zelfs diegene welke de stad regeerden, opdat het goed dat hare heilzame raadgevingen zouden voortbrengen , op hunne onderhoorigen eenen gelukkigen invloed hebben zou. Het was door brieven dal zij hare vredemaking met de bestuurders van hare geboortestad aanving. Echter moet men in opmerking nemen dat het meerendeel harer brieven, niet door haar eigenhandig, maar op haar voorzoggen door andere personen geschreven is. Wij zullen op een ander tijdstip zien, hoe zij op eene bovennatuurlijke wijze heeft leeren schrijven, gelijk zij heeft leeren lezen. Men verhaalt, dat zij gelijktijdig aan drie verschillige geheimschrijvers verschillige zaken le schrijven voorzeide , zonder te haperen of zich te verwarren.
Alhoewel zij over tijdelijke of staatskundige zaken schreef, wist zij ze altijd onder het opzicht van den godsdienst en van de zaligheid der zielen voor te dragen. Aan allen en aan ieder in 't bijzonder, zeide zij onbewimpeld wal zij te doen en te laten hadden, indien zij hunne zielen wilden zaligmaken. De menigvuldige brieven, die zij aan hare stadsgenoolen om den vrede te maken zond, getuigen de verhevenheid van haar hart en de innemende krachi van hare welsprekendheid. Geven wij onder anderen eenen tot voorbeeld, waarin zij de gevolgen van den haat toonende, hun schreef: « Den naaste haten is eene belee-diging tegen God ; wij moeten eenen gruwel hebben van allen haat, omdat hij de waarheid versmaadt, die ons ver-
— 50(1 —
biedt te haten degene die ons verongelijken. Deze haal is tegen ons; want alwie eenen onverzoenlijken haat draagt, haat zich zeiven meer dan zijnen vijand. Overweegt dus wel, dat het kwaad dat gij aan u zelvendoet, niet iemand le haten onvergelijkelijk grooter is , dan het kwaad dal u geschied is. In onderstelling dat men mijn lichaam heeft gekwetst en dat ik eenen haat opvat voor het ongelijk dat mij daardoor is aangedaan , dan kwets ik mijne ziel en ik breng haar de dood toe, omdat ik haar beroof van het leven der genade en, indien ik in dien haat kom te sterven, gelijk ik te vreezen heb, .is en blijft zij voor eeuwig dood. Welk een oneindig verschil tusschcn do ziel en het. lichaam! Het lichaam is bederfelijk en vergaat, gelijk veld-kruid. Het is de ziel, de schat dien het draagt, die er leven en waarde aan geeft. Wanneer het van deze kostelijke parel beroofd wordt, dan blijft er enkelijk eene klomp rottigheid over, lot aas der wormen bestemd. Ik wil dus niet meer dat gij om een ongeüjk, aan dit zoo armzalig en verachtelijk lichaam toegebracht. God bcleediget en uwe ziel doodet, met in haat en in wraakzucht te leven (i) »
Alzoo schreef zij brieven aan bestuurders van steden, aan wethouders en aan andere gezaghebbende personen. « Men kan deze brieven niet lezen, merkt Pater Touron zeerwel op, zonder de vurige liefde der Heilige, zonderde juiste en klaarziende denkwijs van haren geest te bewonderen, en wel voornamelijk die vurigheid van ijver, welke haar bezielde om de eendracht der Kristenen en den vrede der Kerk te bewerken. » Aan raadsleden schrijvende , toonde zij dat, om anderen wel te bestieren , hel noodig was zich zei ven welen te bestieren. Zonder vrees of opzicht gaf zij hun strenge onderrichtingen en leerde zij
(1) 77 Brief.
— 501 —
hun regeeren, volgens de grondregels van het Evangelie ; « Helmiddel om andoren te bestieren, zoo schreef zij hun, is van zich zeiven wel te bestieren. Hoe zoude de eene blinde den andere kunnen geleiden? Hoe zon een doode eenen doode kunnen begraven, de eene zieke den andere bezorgen, en de eene arme den andere voorthelpen ? Zulks is immers onmogelijk ? Ja, weledele Heeren, hij die zich door driften laat geleiden, hij die zijn verstand door een zondig leven heeft verduisterd, kan noch zich zeiven noch God kennen. Onmogelijk is het hem de fouten zijner on-derhoorigen te zion, hoe zal hij ze dan kunnen verbeteren ? En, zoo hij ze nog zou willen verbeteren , zal hij zulks doen mei dezelfde verblindheid en met dezelfde onvolmaaklheid, welke zijne eigene verbetering gebrekkelijk maken. En zijne woorden , indien zij door zijne voorbeelden gelogenstraft, worden, wat invloed zullen zij hebben ? Alwie zich zeiven zoekt, , is doorgaans weinig beducht voor de vrees dos Heeren die het begin der wijsheid is ; in plaats van de gerechtigheid na te streven , bedrijft hij menigvuldige ongerechtigheden. Lichtelijk iaat hij zich het hoofd verdraaien , hetzij door geld hetzij om met hem die eenen dienst vraagt, wel te staan ; van hier onrechtvaardigheid op onrechtvaardigheid. Een Stedehouder, die zich zeiven niet weet te beslieren, zal de ellenden der armen, die hij verplicht is aan te trekken, meteen onverschillig oog aanschouwen. Indien hij gelijk de heilige Paulus niet kan zeggen : « Wie is er in lijden, met wien ik niet lijd. » Zal hij hunne rechten ontkennen met gelijk te geven aan dengenen die ongelijk heeft. Zou het te bewonderen zijn dat dusdanigen ongerechtigheden bedrijven ? Vermits zij wreed te werk gaan opzichlens hen
(1) 62 Brief.
— 502 —
zeiven, met in slemperij te leven, gelijk zekere dieren in hunne vuilnis. Aan alles zijn zij ongevoelig, ja, zijn zoo trotsch dal zij niet kunnen verdragen, dat men hun de waarheid onder het oog legt (i). »
Met dezelfde vrijheid schreef zij aan de rechters van Senen : « AVeest waarachtige rechters en magistraten in het ambt, waar God u in geplaatst heeft; en geeft aan den arme, gelijk aan den rijke, wat hem toekomt, volgens den eisch der heilige rechtvaardigheid, die altoos met eene voorzichtige mededoogendheid moet gepaard gaan. Indien gij de rechtvaardigheid voor richtsnoer stelt van uw gedrag, dan zult gij in uwe ziel den vrede en tusschen uwe stadsgenooten de eendracht en de rust bewaren. Indien gij rechtzinnig oordeelt, moet gij bekennen dat, ter oorzake der schending van de rechtvaardigheid , er over ons zoo menigvuldige rampen en onheilen zijn neergestort en er nog dagelijks neerstorten. Het is daarom, dat ik zoo vurig wensch van ze onder ons te zien heerschen, hel is daarom dat ik u bid en smeek van alles, — in — en volgens de rechtvaardigheid, te oordeelen, uit te wijzen en te beslissen » (a).
Te wijdloopig zouden wij zijn, zoo wij aanhaalden en melden wat zij door raadgevingen en briefwisselingen al niet aan den dag heeft gelegd om, niet alleen de regels van een rechtvaardig bestuur aan te duiden, maar ook om de kwalen en wonden te ontdekken, die alsdan den boezem der maatschappij, als een kanker afknaagden en zoo gruwzaam deden bloeden. De wijsheid waarmede zij aan elkeen volgens zijn ambt de wezenlijke oorzaken der rampen voor oogen stelde en de middelen als met den vinger aanwees, om de gezaghebbende macht op de hoogte
(1) 62 Brief. (2) 212 Brief.
— 005 —
van haren echten oorsprong te brengen, toont blijkbaar dat zij, behalve een edelmoedig hart, eene diepgrondige kennis en een scherpzinnig verstand bezat. Overtuigd, dat men de volkoren, wil men hen beter en gelukkig maken, langs den weg der rechtvaardigheid moet geleiden, arbeidde zij aanhoudend om deze deugd, der maatschappij zoo noodzakelijk , tijdig en ontijdig aan te prediken, ten einde ze aan aller geest in te prenten. En als middel, om dit oogwit te bereiken, moedigde zij ai degene die aan het roer des bestuurs zaten, vuriglijk aan tot hel onderhouden der geboden Gods. In eenen brief aan eenen raadsheer van Senen spreekt zij aldus ; « De eeuwige waarheid heeft de heilige geboden aan allen Ie onderhouden voorgeschreven ; noch edeldom, noch rijkdom, noch macht, noch grootheid, in een woord, niets ter wereld kan of mag deze onderhouding beletten of er iemand van ontschuldi-gen. Wees altoos een oprechte dienaar der rechtvaardigheid, eerst wegens u zeiven en dan wegens de anderen, opdat gij voor den allerrechtvaardigsten Rechter eens met een gerust geweten verschijnen moget. Alwie op-zichtens zich zeiven niet rechtvaardig is, kan het ook niet zijn opzichtens anderen ; want alle daad, om rechtvaardig te wezen , moet uit een rechtzinnig hart en uit eene oprechte meening voortkomen. O mijn beminde Broeder in Jesus-Christus, volg het voorbeeld van het schuldeloos Lam dat voor de zonden van anderen voldaan heeft met de rechtvaardigheid op zich uit te oefenen. Hebben wij niet duizendmaal meer rede, om onze eigene zonden uit te boeten, met ons te behandelen volgens de rechtvaardigheid ? Stel u dus voor den rechterstoel van uw geweten, ondervraag en eisch u rekening af van uwe woorden, werken en gedachten, waaraan gij u voor God hebt plichtig gemaakt; wek uwen wil op tol leedwezen over het on-
- 304 —
gelijk den Schepper aangedaan, en vraag er ootmoedig vergiffenis over. Is uw leedwezen rechtzinnig, dan zal het verstand gereed zijn. om de boetpleging te bepalen, die het hart en het lichaam te volbrengen hebben ; hel zal ze met ijver toepassen ; het is alsdan dat gij den rechtvaardigen Rechter zult verzoenen. Niet alleen zal hij het ongelijk vergeven, ?iiaar van dengenen, die zich zeiven met rechtvaardigheid zal beoordeeld hebben, zal hij ook eenen wijzen en voorzichtigen rechter voor de anderen maken en, indien wij de wetten der gerechtigheid alzoo eerst aan ons zeiven toepassen , zullen wij allen goede bestuurders worden » (i). Dergelijke brieven schreef zij aan de wethouders en raadsleden der andere steden van Italië. Zij deed bovendien zien dal alle macht van God komt en dat men ze enkel ijk ten voordeele des naasten gebruiken moet: « Al wie meester is van zich zeiven, schreef zij, oefent de macht uit met eene heilige vrees, met eene welgeregelde liefde en niet willekeurig, evenals iets dat hem is toevertrouwd en hem niet toebehoort. Hij zal deze macht bewaren met eerbied voor Hem, van wien hij ze ontving. Vergeet nimmer dat het van God alleen is, dat gij ze ontvangen hebt » (2).
Door middel der heilzame onderrichtingen poogde onze heilige vredebewerkster nieuwe ongelukken af te keeren en burgeroorlogen en staatsomwentelingen te beletten. Gelijk men uil haar schrijven kan opmerken, legde zij er op aan om een rechtvaardig bestuur tot stand te brengen ; omdat zij begreep, dat zulks het middel was om het vuur der twisten en verdeeldheden dat in het hart der Sene-naars, ter oorzake der willekeurige regeeringen, maar al te dikwijls wierd ontstoken, in de zoetigheid van den vrede en van de liefde uil te dooven.
(1) 64 Brief. (2) 202 Brief.
— 50o —
Zij hield zich niet tevreden met door brieven aan den vrede te werken ; maar, wanneer zij wist dat er vijandschappen of oneenighedcn te vereffenen waren, of het er op aankwam, om een goed werk van dien aard te verrichten, doorliep zij, zonder eenige voorzorg wegens haren persoon, de omstreken van Senen. Nauwelijks was zij iri de eene stad of zij wierd naar eene andere geroepen. Eens dat zij naar Montepulciano (i) ontboden was, om een geschil te vereffenen, dat niemand had kunnen bijleggen, na eenige dagen vaardigden die van Senen haar cenen gezant af met verzoek van aanstonds naar hare geboortestad te willen weerkeeren. De brieven, welke hij haar overhandigde smeekten deze die zich door eenen heiligen ijver de liefdadige moeder harer medeburgers had gemaakt , van haar ten spoedigste mogelijk tot hen te begeven, ten einde eeno vijandschap te staken die moorddadige gevolgen voorspeelde en van het oogwit dei-zending die men haar verzocht te komen vervullen, ernstig te willen onderzoeken ; in dezelfde smeekschriften wierd haar aanbevolen de belangen Ie behartigen van hare geboorteplaats, zoomenigmaal geteisterd door jammerlijke verdeeldheden en zoomenigwerf besproeid met het bloed der inboorlingen; eindelijk van de bovennatuurlijke macht, die zij van God ontvangen had te willen gebruiken ten voordeele der Senenaars, wier zielen zij zoo wonderwel wist te bestieren. Catharina schreef hun aldus ; « In antwoord op den brief, die mij van uwentwege behandigd is, welbeminde Broeders en Heeren-Bestuurders, dank ik u van harte voor de goedwilligheid, om uwe medeburgers te bevredigen. Volgens uw verzoek zal ik naar Senen komen , zoohaast ik de gemoederen te Montepulciano
(1) Montepulciano eene kleine slad van Toskane (llalir) 10 uren zuidoost van Senen gelegen.
— Ö06 —
bedaard heb, ten einde de zending waarmede gij mij beiast, te ondernemen. Gij vraagt mij door welke middels men tot den vrede moet geraken. Ik erken mij onwaardig bekwaam geoordeeld te worden , om het vuur van al den haat en van al de gramschappen uit te dooven. Maar ik zal God laten geworden en mijn hoofd buigen, volgens dat do heilige Geest mij aan uwe bevelen zal laten gehoorzamen. en mij zal laten gaan, alwaar gij het zult noodig oordeelen ; want altoos zal ik den wil Gods voor dien der menschen stellen. Ik zal komen van zoohaast God mij het zal toelaten en in zijnen naam ondernemen en doen wat mogelijk is, om uwe bevelen na te komen. Hebt steeds moed en geduld. Laat uw hart en uwen geest nimmer overmeesteren door al die gedachten welke van den duivel komen. Hij zou de eer van God, de zaligheid der zielen, uwen vrede en uwe rust willen beletten. Het is door hot betrouwen dat wij zullen zegepralen. Nooit is het betrouwen overwonnen geweest ; hel heeft steeds gezegevierd en het is altijd meesier gebleven (i) » Deze uittreksels van hare brieven toonen welk gezag Catharina bij hare medeburgers bad. Zonder vrees of opzicht, gaf zij hun strenge vermaningen en sprak zij aan staatkundigen de taal van het Evangelie.
Hare liefde zonder palen, ondersteund door de macht van den Hemel, die zij loonde in het bewerken van den vrede tusschen de grootste vijanden, maakle haar machtig genoeg, om de moeilijkste verzoeningen te weeg te brengen. Zij volbracht hare zending van liefde en vrede met zooveel moed, zelfs in het midden der woedendste oproeringen en van menigvuldige gevaren, dat men zou gezegd hebben, dat zij niet een mensch, maar een engel was, van God gezonden tot den vrede der menschen.
(1) 60 Brief.