-ocr page 1-

f

Fr. JMMS mm BECÉKS.

amp;

Ordinis^Fratrum Minorum'7 Es^ollectorum Provinciae Germaniae Inferioris,

CARMINA GRATULATÓRIA

ouitill,S AüMoDUM VENERAND,[ PATRIS

'A

4* , quot; .

o-mmti et .^tatinnis lloüiomapms,

-J / '•■IV.' Al» quot;

. Annus Jubilaeus, sea qranquagesimus a suaoepta religions toairfucs celebmtur.

je ,'f ïm .

■Mt' ** ^ ' ■ ' r'V J ^ 'quot;■*gt;?. h '

f r lt;: NOVIOMAOI TtlR 10 MENTIS smTKÜWteS; f

i' ' 'Hv 1 ' ®

MDCCCLXXJI. .:gt;■.,

Mg ' ' '

| •'Per DeÜeM LUstra mt Joannes Ia 71a

«Ml quot; . Si ' . ■

F ranCIsCI.

Vak 94

-ocr page 2-
-ocr page 3-

,

*

-ocr page 4-

Wm HHH

.i?rfl ■ quot;(i».

..... 'tgt;ï''--

,,.■ 'La-

i

m .........

Mb.....

0^}'^

#6gt; -

-ocr page 5-

1' »;•

7'/ , yvy

CARMINA GRATULATORIA

QUIBÜS ADMODUM VENERANDI PATR1S

Fr. JdAWKS HENKICI BECKEBS,

Ordinis Fratrum Minorum Hecollectorum Provinciae Gsrinaniae Inferioris,

Plssionarii (L:mmti rt ^rtualis |la;itoriü Stationi;; ^0wmira|«tsis,

Annus Jubilaens, seu quinquagesimus a suscepta religione SempMca celebratur.

NOVIOMAGI DIE 10 MENDIS SEPTEMBRIS.

/

MDCCCLXXII.

Per DeCeM LUstra IVIt Joannesln

Vla FranCIsCI.

-ocr page 6-

confratres et socii

SanCtI FhanGIsCI fILIo JoannI BeCkers JUbILaeUM CeLebrantI.

-ocr page 7-

JUbiLarlo In OrDIne SeraphICo Laetl CongratULaMUr.

En gralulemur hodie Fraternis choris, inclyto

Quo gaudes, Jubilarie! Honori bene merito.

Per decern lustra decori Francisci Patris militas,

Ex quibus sex Neomagi Impendis Pastor operas.

Confratrum votis consonis, Exultet illa Static,

Quam curis tanti temporis Beasti tuis spatio.

Anuos impleto Nestoris Diebus integerrimis;

Tandem jungendus Superis Laboris gaude meritis.

-ocr page 8-

IbiWiainit» «ocjbïls Ojon-fratrj itfitrs.

lo! vivat intonemus, Nam Joannes jubilat;

Claras dotes enarremus Quibus Pater rutilat!

Aequam semper vitam duxit, Rectus, pius, humilis;

Cuivis semper probus luxit Lenis et affabilis.

Indefessus operando,

Zelum zelans Domini,

Dignus nobis est laudando, Datur locus carmini.

Eja ergo nunc plaudamus Patri voce cordibus!

Pia vota jam feramus Infucatis mentibus.

En Noviomagum totum Sese jungit coetui:

Virum supra astra notum Celebrare singuli.

-ocr page 9-

Quorum corda arete strinxit

Multis benefieiis,

Quorum animos devinxit Plurimis obsequiis.

Serta neetunt, spargunt ilores,

Soeii et exteri;

Deprecantur coeli rores

Reverendo capili,

lit florescat ot virescat Sauus et incolumis;

Magis alque magis crescat Dignis eoelo mentis.

Ergo, o Joannes, Frater!

Hunc craterem sumimus; Tuam in salutem Pater!

Laeti hunc ebibimus.

Vitae, omnes acclamamus,

Procul absit terminus! Novum liaustum resumamus: VlVAT JUBILARIUS!

-ocr page 10-

jIOAMNJ BEPKBRS Ey'C BENE PoRpE pONFRATRpyVi.

Quantas audcs dato laudes Musa inter jubila.

Gaudeamus et plaudaraus, Depellantur nubila.

Vir decorus et canorus Exaltetur laudibus.

Voces sonent, hymni tonent, Et lassemur plausibus.

Animosus, gcnerosus, Hie Joannes inclytus,

Deo gratus et amatus; Nam virtute praeditus,

Pius totus et devotus,

Plenus est dementia,

Aequitate, probitate,

Zclo, sapientia.

Deeoretur et cantetur Ergo Jubilarius,

Exaltetur ac laudetur Hodie hilarius.

Honoretur, coronetur Jam virenti laurea

Vir benignus, coelo dignus Dupla posthac aurea.

Nunc praestetur, ei detur Summa laus a Fratribus.

Dum laudamus, repleamus Acthra laetis vocibus.

Dum cantamus, mox clangamns Vivat! semper vigeat!

Dum gaudemus, nunc optemus In aeternum floreat.

-ocr page 11-

ExOeLsI KeOtor üeCJs nobis g-ratTJJVC Ooronet.

lo clange, plectra tange, Canta Clio versu pio,

Lege rosas nunc formosas, Quels ornatur, decoralur, Honoratur, coronatur, Noster Jubilarius.

Fratrura coclus esto laelus, Funde bona cordis dona, Hulc benigno, viro digno: Modo gaude, modo plaude, Summa laude, sine fraude, Cum Joannes jubilat.

Coelo dante, qui constante Corde vixit, et addixit Se quot;virtuti, ct saluti, Rariora, clariora,

Altiora, laetiora Hujus sint praeconia.

-ocr page 12-

Lux serena, pace plena Hoc in solo, dante Polo,

Ipsi crescat et nitescat:

Nobis grains el amalns Si I bealus, conservalns Tempus ad Nesloreum.

Exlra luclnm, spero , duclum Pro labore Dens fore Ul coronet, alque donel Dulce lumen, vilae fliunen; Ad cacumen coeli Numen Fralrem ducal gloriae.

-ocr page 13-

patri BcCkcrs, Vlro proVInCIac DILcCtlsslMo, fallsla.

Flora, gratis hue o pratis

Heliconis auream Decantando, jubilando

Nobis adfer lauream: Nympha clange, Musa pange

Modulamen varium, Ut decores et honores Patrem Jubilarium.

Jubilaei datur ei

Posse frui gloria.

Hinc fulgebit et manebit

Posteris memoria.

Noster coetus totus laetus

Collaudabit gnaviter,

Bonis votis , sonis, notis Decantabit suaviter.

Personate, exoptate Celebranti Jubila;

Annis crescat et senescat.

Et recedant nubila; Et mortem quaerat sortem

In coelesti lumine:

Linquat solum, visat polum, Fruiturus Numine.

-ocr page 14-

heIL

aan onzen broeder

psex,quot;toiquot; boolalors

pastoor

op zIJn

Vijftigjarig JUbeLfeest aLs franCIskaan.

Koera vrij, gelukkig Best, op rijken, vruchtbr'en grond, Gij, die deez' kostbr'e vrucht aan Christus bruid mogt gegeven.

Gegroet, aanvallig oord, waar Beckers zich verbond Aan 's Serafs legerschaar, gij Palestrina's dreven.

U grijze ïiberstad , die hem het eerst zaagt staan Om 't vlekk'loos Offerlam den Vader op te dragen,

U, Home, danken wij, terwijl we een weemoedstraan, Uw droevig lot gewijd, uit 't dankbaar oog ons vagen,

Waar, vraagt gij, bleef die man, die priester zoo vol deugd, Die vuur'ge kloosterling, een zoon, Franciscus waardig?

Waar strekt hij zijnen God, zijn orde en kerk tot vreugd? Waar schittert zijn geloof, zoo sterk en offervaardig?

Hoor, dierbaar paus'lijk erf, kiinke onze vreugdetoon Als antwoord tot u door; hoor ons het loflied zingen,

Ter zijner eer getoond, die steeds als trouwe zoon In uwen wijngaard werkt, met Jesus' volgelingen.

Do liefde tot de» grond, die zijne wieg eens droeg,

Trok hem naar Nederland; zijn pligt, gehoorzaam wezen,

Deed hem met vleug'len gaan, waar men zijn ijver vroeg, Om 's braven gids te zijn, en zondaars te genezen.

-ocr page 15-

Het volkrijk Amsterdam cn 't Aramerzooilsche land Verheugden zicli in hom, cn zagen zijne werken;

In Nijmeegs vest bloeit nog deez' Seraphijnsehe plant, Om met haar zoeten geur het Christenhart te sterken.

Hier, waar Joannes' naam in goud reeds stond gegrift, Tooit hem thans 't gouden loof dor vijftig schoone jaren,

Kranciscus' roem gewijd, toon hij met eed'le drift In 't ordensschecpje trad, om veiliger te varen.

O schoone tijd, besteed, om rijken, eeuw'gcn schat Te zuam'len uit een mijn, ontbloot van goud voor de aarde,

Die diamanten geeft aan hem, die 't goud vertrad;

't Is de armoe, die ik meen, waarin de schat van waarde. Gehoorzaamheid, zich spièg'lend in den stroom van bloed, Op Golgotha gestort, weerkaatste op hem haar stralen.

Verlichtte steeds zijn paan, en geeft den schoonston gloed Aan de cemv'go kroon, die hem eens wacht in 's hemelszalen.

Do reine leliebloem , door Jesus' hand gekweekt,

Bevochtigd door den daauw der Seraphijnsehe velden.

Geeft frischheid aan zijn krans, bleef immer on/erbleekt. Daar liefde en ook gebed als sehuts zich om haar stelden.

Gehoorzaam, arm eu kuisch te zijn, hier op deze aard; Wat schoone harmonie van liefelijke accoordeu

Voor 't Jesus minnend hart! 't Zijn schatten, alles waard, Die uit deez' rijke mijn Joannes' handen boorden.

Geniet' hij steeds don vree, dien God de ziele schenkt. Die Hem als bruidschat gaf dit drietal edelstcenen.

Totdat de Bruidegom zijn bruid ten hemel wenkt.

Om daar in eeuwigheid haar met zich te vcreenen.

-ocr page 16-

FranCIsCUs lieerLIJkhelD zij eens het Deel Van Den lUbeLaar.

c-ub'lend klinkt l'rauciscus' lofzang, O n'lcr 't hemclsch fcestaccoord, gt;an Gods goedheid opgedragen; Zn zijn beden zijn verhoord.

Z'i toch heeft een zoon zijn voetspoor, mervol vijftig jaar gedrukt,

COtrijdend onder zijn banieren.

^emcllauw'ren steeds geplukt,

fTlven als zijn lieil'ge Vader Zederig, gehoorzaam, kuiseh,

30ijk in deugden, arm aan rijddora, — s hij 't sieraad van Gods huis. glimmend stijgt thans, Jubilaris, Cit het broederhart de bee:

Wterk, o God, uw eed'len strijder.

03 lijf hem bij in 'taardsche wee, rnu na 'tstrijden hier beneden, Oherubs, voert hem dan tot God. Tsroon, Eraneiseus, daar uw volg'ling, m euwig deel' hij iu uw lot,

33ein en zuiver, ecuwig schoon,

ü) iere U daar de gloriekroon.

-ocr page 17-

heILWensCh

AAN ONZEN EDELEN JIMLARIS PATER

J. H. BeCkers,

Pastoor te NlJMegen.

Wat gulden dageraad, wat hel'dre zonnestralen Beginnen op deez' stond aan de oosterkim te pralen! Wat statig feestgezang, wat treffend jubelkoor,

Klinkt in Franeisous' kerk ter zijner eere door!

Hoe juieht ïranciseus' kroost, wat jub'len 's Serafs zonen. Nu zij uw zil'vren lok met jubelgoud zien kroonen.

Nu zij na vijftig jaar die immer lieil'gen stond Gedenken, die uw' ziel als bruid aan God verbond. Dat uur der reinste vreugd, van hemelzoet verblijden. Dat gij u in 't Serafs kleed aan 's lleeren dienst mogt wijden. Uit Sions lustwarand. der lieil'gen eeuw'ge woon,

lluisoht ook een vreugdezang, een blijde jubeltoon: Zij juigen met ons mee, die zaal'gc hemeiingen.

En spanne harp en snaar om 's Heeren lof te zingen Voor 't overgroot geluk, dat zijne hand n sehonk.

Toen heden do eerste straal in 't blozend oosten blonk. — O zaal'ge geesten, spant, bij 't trotsehe feesttijvieren, Ook mijne lier, om hem mijn hartewensch te stieren. — O Jubilaris, heil, geluk op dezen dag.

Den sehoousten, dien uw oog nog ooit op aarde zag. Wat ongekende vreugd moest u door de ad'ren glocijeu. Welk lof en dankgezang uw jub'lend hart ontvloeijen.

Toen deez' verheven dag in rijke praeht en glans Voor uw verlangend oog verscheen aan 'shemels trans! Wie zal dat groot geluk, die zoete vreugde malen.

Die u op dezen stond in 't harte neer kwam dalen!

-ocr page 18-

Is 's racnsclien geest op aard' nog eed'ler heil bereid? Kan üod een rijker loon hier geven aan uw vlijt?

Vermag Hij wel iets meer dan zegenvolle jaren,

Als edel sieraad, aan deez' jubelkroon te paren ?

Komt. Broeders, knielen wij in 't heiligdom ter neêr, En smeeken we op deez' stond die gunst van d' Opperheer, Dat zijne vaderhand haar rijksten hemelzegen.

Weldadig als een dauw, doe vloeijen langs uw wegen; Dat Hij uw jub'lend hart nog vele dagen schenk',

En in dit ballingsoord met rein genoegen drenk',

Dat zij op 's werelds zee u immer trouw geleide ;

En eens in Sions zaal een eeuw'ge kroon bereide. — Aanbiddend wend ik mij tot U almagtig God,

Bestuurder onzer baan, besehikker van ons lot,

Zie met uw vaderoog . zoo liefdevol en teeder,

Op deze, onz' stille beê, met welgevallen neder;

Schenk onzen Jubilaar op aard' de zoetste vreugd,

Beloon voor 's werelds oog nog meer zijn eed'le deugd; Wil de onvermoeide hand voortdurend nog versterken. Om aan het zielenheil met jong'lings vuur te werken.— O Maagd en Moeder van het Godgeboren kind.

Beschouw hem, die U steeds zoo vurig heeft bemind,

Blijf immer zijne schreên in 't tranendal bewaken.

Doe hem in 's levens herfst de lentevreugde smaken. — Eu Gij Erancisous, die in eeuw'gen wellust baadt,

Eu bij uw God en al uw minnend hart verzaadt.

Wil langs de baan uws zoons de schoonste bloemen strooijen, En haar voor de eeuwigheid met rijke vruchten tooijen. En leid zijn trouwe ziel van dit beproevingsstrand Tot 't eeuwig jubelfeest, in 't hemels vaderland.

-ocr page 19-

LIED.

Wijze; JI'iis ist das deuhcUe Valeriand.

Komt, juichen wij met blijden zin. Komt, stemmen wij een loflied in ( En wensohen wij met hart en geest Joannes heil op 't huidig feest.

Heft aan uw lied, {pis).

Verbergt van daag uw vreugde niet.

Weest, ]iroedcrs, thans opregt verheugd. Aan 't minnend hart past reine vreugd , Groet nu Joannes' eerekroon. Hem sierend als rranciscus' zoon.

Heft aan uw lied, (fiisj,

Verbergt van daag uw vreugde niet.

Pat Godes hand hem steeds behoed' Voor elke ramp en tegenspoed, Dat hij slechts reine vreugd geniet', En waar geluk ontbreek' hem niet.

Heft aan uw lied, (/its).

Verbergt van daag uw vreugde niet.

Dat de Almagt hem nog menig jaar Tot onze vreugd in 't leven spaar', En zijne ziel aan Sions reê Eens wenk' tot 't eeuwig jubelee,

Heft aan uw lied, {bis)

Verbergt van daag uw vreugde niet.

---

-ocr page 20-

wijze : Ifien Ncerlands Hoed.

Komt, stellen wij, vereend van zin.

Met opgetogen geest. Een broederlievend feestlied in.

Op 't lieug'lijk broederfeest;

Ziet, hoe een gouden gloriekrans.

Het zilv'ron hoofdhaar siert, Eu door zijn ongekenden glans Op 't gulden feesttij zwiert.

Een tal van vijftig jaren vlood,

Sinds het plegtig morgenuur,

Toen hij zich zelv' ten offer bood.

Bezield door hooger Vuur; Hij zwoer in 's Heeren heiligdom,

Zijn Jesus eeuwige trouw ,

En koos zijn God tot Bruidegom. In 't kleed van boete en rouw.

Franciscus op zijn gouden troon.

Met paarlen rijk omzet.

Hij blikke neer uit Sions woon.

Verhoor thans ons gebed; Hij smeeke wijsheid, moed en kracht.

En zegen voor u af.

En de eeuw'ge vreugde, die u wacht Aan gene zij van 't graf.

-ocr page 21-

Wijze; Pius nanus. O Joaimes, dicrbre liroedcr, Zoo gelukkig in den stond Toen ge een liefdevolle Moeder Eu een heil'gcn Vader vondt. Toen gij plegtig hadt gezworen Wars van werelds ijdlen schijn, Eeuwig Jesus toe tc hooren, Arm, gehoorzaam, kuiseh te zijn.

Juigend, jublend moogt gij staren Op dien lang vervlogen tijd.

Want een reeks van vijftig jaren Hebt ge aan Jesus dienst gewijd; Opgetogen met gedachten In het hemelsch Heiligdom ,

Bleeft gij vol betrouwen wachten Aller zielen Bruidegom.

O omringd van eeuw'gen luister, Elikt een Vader op u neer. Die u ziet bij licht en duister. Die u mint oneindig teer:

led're zweetdrop op uw wangen, led're zueht voor Hem geslaakt. Wordt door Eng'len opgevangen, Tot de dag der glorie naakt.

-ocr page 22-

Dan; dan zal hel kruis versohijnen, Op de wolken zal liet staan,

En de wereld zal verdwijnen , En haar roem in rook vergaan; Maar uw sciioone ziel zal blinken Als de gouden middagzon ,

En door alle eeuwen drinken Aan der liefde levensbron.

strIJD JUiiELaiiIs Jauen noo, aLs Waar pranCIsCUs zoon DIe staao Voor JesUs WettIg strIJDt ontVaNgt een eeUWgk

kroon.

-ocr page 23-

WIJ/.K: V 'en Neerlands Hoed.

Wien clirislcn bloed in dc aders vloeit,

Hij juiche en jubel' blij,

Wiens hart voor God en godsdienst gloeit,

Verheff' den zang als wij;

Hij stemm' met ons vereend van zin.

Met opgeruimden geest,

Die immer blijde toonen in,

Op 't gouden jubelfeest.

i

Verhoor, o God, de vuur'ge beê,

Tot uwen troon gerigt,

Dat immer reine zielenvroê,

Joannes bier verlicht';

Dat elke tegenspoed of smart,

Verdwijne van zijn baan;

-ocr page 24-

Triomf! hoc vreugdevol, hoe blij,

Was ieders geest, als 't feestgetij Voor ons verlangend oog aan d' oosterkimme glom!

Hoe talrijk trok de cliristeuscliaar Met u, geachte Jubilaar,

Naar 't ned'rig heiligdom!

Triomf! wat was het heerlijk schoon,

Als u de gouden jubelkroon Versierde in 't kerkgebouw, Franeiscus toegewijd !

Bewogen knielde uw' kudde ncêr En ieder smeekte van den Heer :

„Spaar hem nog langen tijd 1quot;

Triomf! enz' VAËR jubileert.

Een gouden kruk is hem vereerd,

Een gouden lauwer siert JOANNES zil'vren lok!

Zoo juichte nog decz' brocd'ren rij.

Als ze aan des dicrb'ren Jub'laars zij,

Naar deze woning trok.

Triomf! nog ruischt de jubeltoon.

Met onzen wensch tot Sions woon Voor u, HENRICUS, bij dit vriendemaal!

Nu klinke een toost der broedersehaar Op vaër BECKERS JUBILAAR In teed're vriendeutaal.

-ocr page 25-

Triomf! dat 't gouden jubeltij!

Nog lang op aarde uw' vreugde zij,

Dat nog een gouden krans uw eed'len slapen drukk'.

Eranciscus, bid voor deez' uw' zoon,

Dat hij in 's hemels jubelwoon Eens d'eeuw'gen palmtak plukk'.

Wat eDeL Loon WeLk zaLIg Lot ! UW sLapen sIert Deez kroon UW hart ontVangt UW goD.

-ocr page 26-

Mm

Broeders! laat ons feest nu vieren, Vaër BECKERS jubileert,

Een gouden lauwer moet licm sieren. Een gouden kruk is hem vereerd.

Daarom doet een juichtoon hooren, Klink hij over stad en land.

Doet uw beê door 't luchtruim boren. Opgevoerd door Engleuhand.

Hij toch is het overwaardig,

Om zijn liefde steeds betoond.

Om zijn goedheid immer vaardig.

Door geen mensch genoeg beloond.

Vijftig herfsten mogt hij gareu, Van der Mindren deugden boom.

Welkers diep geschoten aren,

Wortlen aan den armoestroom.

Stemt daarom, Ekanciscüs zonen. Uw zoo vaak zoetluidend lied;

Eert met uwe vreugdetoonen Hem, dien God uw vader liet.

Smeekt dat zijn zoo ijverig zorgen Voor een ieders zielsgeluk,

In den eeuwig blijden morgen, 'd ünverwelkbren palmtak plukk'.

-ocr page 27-

LIED.

Wijze; Schept vreugde in 't leven.

Komt laat ons zingen,

Komt juichen wij thans onbevreesd, Met 's hemellingen.

Op dit jubelfeest.

Ja, juichen, jublen wij ter eer Van eenen vriend van God den lieer. Die eens met een driedubblen baud Zich bond aan zijn verlosser.

Komt laat ons enz.

Hij zwoer hem toen dc Zuiverheid, En huwde met Gehoorzaamheid,

En de Armoe maakte 't drietal vol Van 't geen dat hij beloofde.

Komt laat ons enz.

Maria was hem steeds ten beeld.

Terwijl hij met Eiianciscus deelt.

En zoo hun beiden deugdenspoor Genadig na blijft volgen.

Komt laat ons enz.

En woede dc bekoring fel.

En kwam de wereld, 't vleeseh, dc hel, Hij hield het Vijftig Jaren vol.

En mag thans jubileren.

Komt laat ons enz.

-ocr page 28-

Dus siere hem de Gouden Kroon, Tot dat hij eens liet eeuwig loon Ontvangt, uit 's Alraagts eeuw'gc hand In 't vaderland der braven.

Kom laat ons enz.

Ekn JUbkLkroon

Is thans het LOO.v,

Dat GoD '/.IJnt kneCiit Eex PranCIskaan, Op zIJne baan Heeft WeggeLeqD.

-ocr page 29-
-ocr page 30-
-ocr page 31-

'

,

n •

■ - •• , , gt; quot;'-I.

••■-S'W MtiiÉIMüfe ••-quot;-•■Wh

,

v?. .fv.,, ..re- .„„,r.. ,

■•quot; quot;.............. ■ ■

-ocr page 32-