-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

Iedere M a a n d.

TEIE. I33ES.S:

VAN IIET

a HART VAN JESUS

r- quot;i -quot; b ~ -

-•ï|S^5A,0

^ ■'^p. G.

». I ■--. ' \'kV^n,

G. MOSMANS Senior, 's-Bosch.

. : W« e#?#

-ocr page 6-

I ttl jUL-j !H ;e i H1-

Ultrajecti 1 Maii 1878.

J. H.

W

e ii s i n g ,

Etner

Prof. Lïbr. Cens.

fv V

-ocr page 7-

STICHTELIJKE LEZINGEN

VOOR DEN

EERSTEN VRIJDAG VAN ELKE MAAND.

EERSTE VRIJDAG VAN JANUARI.

liet Hart gt;aii Jesus is de Honing der harten.

Leve de Xoning! Leve mijn Konitiff en Heer! In leven en in dood, zal uw dienaar aan uwe zijde staan.

Het Hart van Jesus is in twee opzichten de Koning der harten. Eerstens, wijl het het beste van alle harten is; vervolgens, wijl het Hart van Jesus alleen het recht heeft, anderen harten het gebod der liefde op te leggen.

1. Het Hart van Jesus is het beste der harten ! Een goed hart! Ziedaar, wat wij boven wetenschap, talenten, genie, grootheid en macht beminnen. Een open hart, dat in zich laat lezen en

1*

-ocr page 8-

zich vertoont gelijk het is; een medelijdend hart, dat door het ongeluk bewogen wordt; een rechtschapen hart, dat niets zijne eer en plicht zou doen verzaken; een edel en grootmoedig hart, dat zich door niets in zijne aandrift laat tegenhouden, een goed hart: ziedaar den schat, naar welken wij zoolang wij leven zoeken. Wij kloppen aan de deur van alle menschelijke harten, en als wij meenen, hetgeen wij zoeken gevonden te hebben , als God ons vergunt in eenig vriendenhart te rusten, dan helaas ! moeten wij erkennen, dat de goede harten niet alles voor ons kunnen doen, wat zij wel zouden wenschen, dat zij ook anderen in hunne genegenheid moeten doen deelen. . . Dikwijls hebben wij ze te laat gevonden; en nog vóór het verstrijken van onze ballingschap, worden zg ons weder ontnomen.

Doch troosten wij ons, het Hart der harten, de Koning der harten, het hart, dat met eene liefdewond gekroond is, het hart, dat aan al de behoeften van het onze zal beantwoorden, dat met ons den ganschen levensweg zal afwandelen, is het Hart van Jesus. Het is geopend, Hij heeft ons al deszelfs ge-

-ocr page 9-

5

heimen laten lezen; alles wat Hij van Zijn Vader wist, heeft het ons geopenbaard. Hoe groot een mededoogen is het Zijne! Om beter ons lijden te kénnen, heeft Hij zelfs den lijdenskelk tot op den bodem ledig gedronken. Hij heeft ons eene ongeveinsde liefde toegedragen ; want Hij heeft onze zwakheid en broosheid op zich genomen, en in Zijne grootmoedigheid is Hij marteling en dood te gemoet gesneld, om dezelver prikkel te verstompen en het vergift er van te ontnemen. De liefde, die Hij allen toedraagt, doet die voor mij niet verminderen. Hij heeft mij bemind, voordat mijn hart in staat was Hem wederliefde te schenken, en tot aan mijn laatsten zucht, zal Zijn Hart aan de ontboezemingen van het mijne beantwoorden.

In den tijd, toen de Franschen hunne koningen beminden gelijk zij van hen bemind werden, troostten zij zich, wanneer zij door ondergeschikte beambten gekweld werden, met dezen uitroep: Ach! indien de koning het wist! Verblijden wij ons, want onze koning weet alles, Hij volgt ons op den voet; voor elke kloppingen van onze harten is het

-ocr page 10-

6

Zijne gevoelig, Hij weet de beleediger van den beleedigde te onderscheiden en zal een ieder loon naar werken geven. Verblijden wij ons; Hij kan alles, en daarom zal Hij niet zoo verlegen staan en niet die droefheid ondervinden als goedhartige zielen doen, tegenover onherstelbare rampen. Verblijden wij ons: onze koning kan en wil alles wat tot ons geluk kan bijdragen.

O Koning der koningen, en Heerschappij voerder der heerschappij voerders, het blijkt, dat Gij Uwe onderdanen lief-hebt, wijl Gij hun Uw Hart geeft; wijl Gij hun Uw gewond Hart tot schuilplaats aanbiedt. O mijn Koning en mijn God, aan U alleen wil ik mij vasthechten!.. Mijn Koning leeft, mijn Koning en Heer leeft in al Zijne macht en majesteit, wat Zijne vijanden ook mogen doen om Hem scepter en kroon te ontnemen ; in leven en dood zal Uw dienaar aan Uwe zijde staan. O Heer, o ousterielijke Koning der eeuwen, Uw rijk is niet afgepaald in deszelfs uitgestrektheid, noch afgemeten in deszelfs duur, gelijk die der koningen dezer aarde! Koning der engelen. Koning van geheel het menschelijk geslacht,

-ocr page 11-

7

Uw rijk is niet van deze wereld, waar alles sterft en vergaat, en niemand kan het U ontrooven. Gij regeert van eeuwigheid tot eeuwigheid. De heerschappij van onzen God zal geen einde hebben, gelijk de H. Kerk zingt: Et regni ejus non erit finis. En dat is de rechtmatige reden van de vreugde Uwer dienaren , van hunne gerustheid in de gevaren en hunne minachting voor de genoegens der wereld.

2. Het Hart van Jesus alleen heeft het recht anderen harten te gebieden te beminnen Welke koning werd ooit zoo bemind, zoo geëerd, zoo gehoorzaamd als Jesus, onze Koning ? Welke koning dorst ooit dit bevel uitvaardigen: „Gij zult de Heer (uwen koning) uwen God uit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel, uit al uwe vermogens liefhebben.quot; Alles wat de aardsche koningen kunnen vorderen, is de uiterlijke onderdanigheid, terwijl het hart en de genegenheid vrij blijven zich al of niet te geven. De eene mensch kan tot den anderen zeggen: Gij moet buigen , gij moet gehoorzamen, gij moet sterven , en hem daartoe dwingen ; maar niemand kan zeggen; Gij moet mij beminnen, en dat van hem

-ocr page 12-

8

verkrijgen ondanks zijn wil. Niemand buiten U, mijn Heer en mijn God, is er, die groot, machtig, beminnend genoeg is , die genoeg gedaan en geleden heeft om gerechtig te zijn het gebod van te beminnen uit te vaardigen. Het is ook Uw eerste gebod: Diliges. . . gij zult hem.innen. En alles wat de eeuwen aan edele harten, heldhaftige zielen hebben opgeleverd, heeft aan die Goddelijke oproeping beantwoord, allen hebben uitgeroepen: Ik zal u, mijn Heer en mijn God, mijne sterkte beminnen; U, die mijn beschermer, mijn steun en heil, mijne toevlucht en mijn bevrijder zijt! Diligam te Domine, forti-Indo mea, Dominm firmarmentum meum et refugium meum et liberator mens. (Ps. 17, v. 1)

Wat wilt Gij, dat ik doen zal, dat ik zal lijden om ü mijne liefde te bewijzen? Quid me vis facere? Spreek, Heer, Uw dienaar luistert. Wilt Gij, dat ik alles zal verlaten, om U te volgen? Dan zal ik aan de gansche wereld vaarwelzeggen. — Dat ik verborgen en onbekend zal leven ? Mijn hart is als een woud. — Wilt Gij, dat ik mijne lichaamskrachten zal uitputten

-ocr page 13-

9

in de verpleging en verzorging mijner lijdende broeders? Hier ben ik.— Wilt Gij, dat ik al de vermogens van mijn geest zal ten beste geve om afgedwaalde verstanden op den rechten weg te brengen? Leg mij Uwe woorden in den mond, en als een waakzaam wachter zal ik niet moede worden te roepen.— Wilt Gij, dat mijne onnuttigheid in deze wereld een hulde zal wezen van mijne nietigheid aan Uw alleen noodzakelijk bestaan? Dat Uwe wil geschiede. — Wilt Gij, dat ik, zelfs voor mijne broeders een voorwerp van tegenspraak zijnde, gehoond, gelasterd en uitgejouwd zal worden? Dat is te veel eer voor mij ; dat is Uw deel hier op aarde geweest. — Wilt Gij, dat ik onder folteringen den geest zal geven? O mijn Koning, neem mijn leven; op eene gewelddadige wijs te sterven gelijk Gg, is het toppunt van eer en roem.

En Gij hebt Uw schitterend heir van martelaren gehad... Met welk een blij gemoed snelden zij den dood, een zekeren, een pijnlijken, een smadelrjken dood, te gemoet, aangevuurd door Uwe Goddelijke blik, in het binnenste van hun hart zeggende: Laat ik sterven,

-ocr page 14-

10

indien Hij maar regeert; want daar Hij het eerst is gestorven, Hij, de Heer, de Koning, welk eene schande zou het dan voor Zijne soldaten zijn, bijaldien zij Hem hun leven niet ten offer zouden willen brengen!

En Gij hebt U we manhaftige belijders gehad, die, alle hulpmiddelen der menschelijke welsprekendheid versmadende, met de eenvoudige woorden, welke Gij hun in den mond gaaft, Uwe zaak voor de vorsten en grooten dezer aarde verdedigden. Ook hebt Gij Uw ontelbaren maagdenstoet gehad, dat sieraad van Uw Hare, die om U van menschelijke liefde hebben afgezien. En Gij hebt er gehad uit alle rangen en standen en van eiken leeftijd, en bij duizenden, die christen helden, voor wier heldenmoed elk andere, die niet door de liefde tot U is ingestort, in het niet zinkt.

O Christenen, kinderen der heiligen, zonen der martelaren, ziedaar het gewonde hart van onzen Koning-martelaar. Laten wij het dan vereeren en beminnen ; kom, laat ons nederknielen, en aanbidden wij het: want het is het hart van een God. Laten wij alles wagen,

-ocr page 15-

11

wat de liefde ons zal kunnen ingeven; want het is boven allen lof verheven, en nooit zullen wij het zooveel eer kunnen bewijzen, als het toekomt.

Schietgebed. O Koning, dat üw rijk ons toekome! Adveniat regnum iuum.

EERSTE VRIJDAG VAN FEBRUARI.

Het Kart van Je sus openbaart zich aan de zuivere harten.

Beali mondo corde quoniam ipsi Deum videbunt.

Zalig zijn zij, die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.

Zoolang wij door de banden des licbaams worden teruggehouden, zal het ons onmogelijk zijn te begrijpen, met welk eene overgroote liefde het Hart van Jesus ons harten tot de ver-eeniging met het Zijne uitnoodigt. Ja, ik zeg het, schrijft de H. Catharina van Genua, God bemint Zijne schepselen op zulk eene volmaakte wijze, dat er nooit zulk een engelachtig ver-

-ocr page 16-

12

stand geweest is of zijn zal, dat het kleinste vonkje van die liefde zou kunnen begrijpen. Indien God evenwel wilde, dat eene ziel het zou begrijpen, dan moest Hij haar lichaam met onsterfelijkheid omkleeden, want hier op deze wereld zou hare zwakke natuur nooit den aanblik er van kunnen uitstaan .... Ik zie, dat God zulk eene groote overeenstemming met het redelijk schepsel heeft, wijl het naar Zijn evenbeeld geschapen en Zijn schepsel is, dat, bijaldien de duivel zelf zich van de zonde kon ontdoen. God zich op hetzelfde oogenblik met hem zou vereenigen, en hem, door hem in Zijne goedheid te doen deelen, zou maken, wat hij zich zeiven wilde doen: gelijk aan God. Ik zeg hetzelfde van den mensch: Ontdoe hem van de zonde en laat hem vervolgens aan onzen zoo zachtmoedigen en goedertierenen God over. Ja, men ziet het duidelijk, het is, alsof Hij niets anders te doen heeft, dan Zich met ons te vereenigen; en wel zoodanig, dat het door de vertrouwelijke en liefderiike ingevingen, die Hij ons in overvloed doet geworden, bijna schijnt, alsof Hij zich blootstelt

-ocr page 17-

13

onzen wil geweld aan te doen. En hoe meer de meusch Hem nadert, hoe meer hij ziet, dat het zoo is, zoodat ik niet weet, hoe hij , zulke onvergelijkelijke wonderen ziende, kan leven.quot;

Deze vereeniging van den Schepper met het schepsel, welke door het Hart van Jesus zoo vurig begeerd wordt en naar welke wij, zonder het te weten, onophoudelijk streven, zoowel door ons verlangend uitzien naar het geluk als door de hopeloosheid van ons hart, deze Goddelijke vereeniging ontmoet slechts één beletsel, en dat is : de zonde.

Het is onmogelijk, dat God en de zonde, hoe gering die zijn mocht, te zamen kunnen wonen. Gelijk een stofje in het oog belet de zon te zien, evenzoo belet de geringste vlek op de ziel de Goddelijke klaarheid. Eene ziel derhalve , die zich met God wil vereenigen, moet helder , zuiver en ongekunsteld wezen en er moet geene vrijwillige zonde aan haar zijn, waarvan zij niet door het berouw, de biecht en de voldoening volkomen gezuiverd is. Al onze werken zijn onvolmaakt en gebrekkig, bezoedeld en besmeurd; het heldere water zelfs, dat wil zeggen de Goddelijke

-ocr page 18-

14

genade, wordt door ons door onze eigenliefde troebel gemaakt.quot; (H. Cath. van Genua.)

Moet dat alles onze ziel in droetheid dompelen en haar den moed benemen ? Neen, neen. Indien het ellende, onwetendheid, kwaadwilligheid, ongetrouwheid is, dat wij, zoolang wij zijn, op den bodem van ons hart vinden; wat blijft ons anders over, dan ons in het Hart van Jesus te werpen, ons aan Hem ten offer te brengen, ons in Zijne handen te stellen en aan Hem over te geven, opdat Hij zelf in ons dat zuiver hart moge scheppen, aan hetwelk Hij het eenigst benijdenswaardig geluk beloofd heeft, namelijk, van zelfs hier in dit ballingsoord God te zien. Wie kan hem, die in zonde is ontvangen geworden, en wiens wegen van zijne jeugd af ten kwade leidden, zuiver maken ? Alleen Hij, die alleen zuiver, rechtvaardig en heilig is, en wiens goedheid zoodanig is, dat Hij ons uitnoodigt Hem te naderen onder de verzekering, dat Hij dan ook tot ons zal naderen: appro-pinquaie Deo et appropinquabit vobis. Jac. 4 v. 8. Wat meer is dan dat: Hij zal zich aan ons openbaren, zoodat wij Hem

-ocr page 19-

15

niet alleen in al de aantrekkelijkheid Zijner menschelijke natuur zullen zien, maar ook dat wij in de geheimen Zijner Godheid ingewijd zullen worden: het is Jesus Christus zelf, die hier Zijn woord verpand: „Zij zullen God zien.quot;

Maar wie zullen die gelukkigen zijn, voor wie God met geen sluier bedekt is? Hi] zegt het ons: „De zuiveren van harte.quot; God verlangt van ons dus noch wijsheid, noch kennis, noch buitengewone werken, die ons bereik te boven gaan en onze krachten overtreffen; de eenige voorwaarde, waaronder Hij Zijne gunsten verleent, is de zuiverheid des harten.

Maar wat is een zuiver hart? Het is niet alleen het hart van een mensch, die nooit eene zonde begaan heeft; helaas! welk mensch is vrij van zonden ? En aan menschen was het, dat de Goddelijke Meester deze onschatbare belofte deed: „Zalig zijn de zuiveren van harte, want zij zullen God zien.quot; Het zuivere hart is dat, wat zich haast zijne zonden uit te wisschen, dat ze verafschuwt, dat ze niet in zich laat wonen en onmid-delijk na zijn val tot God terugkeert. Wat de uitverkorenen van de verwor-

-ocr page 20-

16

pelingen onderscheidt, is, dat dezen , wanneer zij vallen, niet weder opstaan, terwijl de uitverkorenen onder tranen van berouw zich beijveren om tot God terug te keeren; en dikwijls is de genade van terugkeer krachtdadiger dan de eerste genade. Alles wat wij dus te doen hebben is ons te verootmoedigen en weder op te staan, ons te reinigen en alles van God af te wachten.

Langs welken weg zijn de heiligen tot die hooge volmaaktheid gekomen en tot al het geluk, dat met dit leven vereenigbaar is ? Zij zijn begonnen, en daarmede voortgegaan, met hunne zielen van elke vrijwillige zonde, elke neiging tot de zonde, hoe gering die ook schijnen mocht, vrij te houden; en toen God hen vrij en ledig vond, toen heeft Hij hen vervuld en met Zijne gaven overstelpt; toen heeft Hij zich zoo betooverend schoon aan hen vertoond, dat hunne harten voor immer aan de bedriegelijke vreugde dezer wereld ontrukt zijn geworden. Indien het waar is, dat — zoo weinig is de luister der Goddelijke majesteit geschikt voor sterfelijke oogen — geen levend mensch God kan zien , zonder te sterven ;

-ocr page 21-

17

kan men ook zeggen, dat niemand Hem kan zien, zooals Hij zich aan de zuiveren van harte vertoont, zonder aan zich zeiven en al het geschapene af te sterven.

De H. Gertradis vermeed met eene bijzondere zorg elke fout, elke overhaasting , waardoor de kalmte van haar hart en geest verstoord kon worden. Dit maakte haar zoo aangenaam aan Christus, dat, toen een zeer godvruchtig man Hem eens smeekte Hem te openbaren, wat Hem in Zijne welbeminde Gertrudis het meest beviel, God hem antwoordde: „Dat is de vrijheid van haar hart.quot; — En ik, Heer, hernam geheel verwonderd deze heilige man, ik meende, dat het U welgevalligst in die ziel de volmaakte kennis van hare nietigheid was, alsmede de groote liefde, waartoe zij door Uwe genade geraakt is. — Het is waar, zeide de Verlosser, dat zijn twee bewonderenswaardige volmaaktheden; maar die vrijheid des harten, die iets van beider natuur heeft, is eene kostbare gaaf, en zulk een uitnemend goed, dat zij de ziel tot den hoogsten trap van heiligheid verheft; zij is het, die het hart van Gertrudis

2

-ocr page 22-

18

geschikt maakt om elk oogenblik haars levens nieuwe gunsten te ontvangen: zij is het eindelijk, die haar belet haar hart te hechten aan eenig ding, dat mij mishaagt of mij de oppermacht er over zou kunnen betwisten.quot;

Oefening voor de zuiverheid des harten, De geringste fout en de minste onvolmaaktheden schaden aan de ziel, wanneer zij vrijwillig zijn, op vierderlei manier: le. Zij verduisteren en verblinden haar meer en meer. 2e. Zij besmeuren haar. 3e. Zij verontrusten en belemmeren haar. 4e. Zij verminderen hare krachten en verzwakken haar. De oefening van de zuiverheid des harten brengt de vier tegenovergestelde uitwerkselen teweeg.

De kortste en zekerste weg om tot de volmaaktheid te geraken, is ons liever toe te leggen op de zuiverheid des harten, dan op de bijzondere deugden; want God is bereid ons allerlei genade te schenken, mits wij er geen beletsel aan stellen.

De ware zuiverheid des harten heeft drie trappen: le. Niets doen, waaraan een schijn van zonde is. 2e. Zijne genegenheid aan niets hechten, noch

-ocr page 23-

19

kwaad noch goed, dat een beletsel voor de geheele vriiheid des harten zou zijn; maar zich toeleggen op eene volkomen onthechting van alle geschapen dingen. 3e. Geen enkele onnutte handeling doen, geen toegang verleenen aan eenige ij dele gedachte; maar zich altijd bezighouden met iets, dat tot de eer van God kan bijdragen.

Schietgebed. Cor mundum crea in me Deus et spiritum rectum innova in visce-ribus mets. Ps. 50.

„O God, schep in mij een zuiver hart en vernieuw den rechten geest in mijn binnenste.quot; Deze uitroep van den koninglijken profeet was het, welken de H. Catharina van Sienna onder de visioenen, waarmede zij begunstigd werd, dikwijls herhaalde, terwijl zij den Heer smeekte, haar haar hart en wil te ontnemen. Dit onophoudelijk herhaald verzoek was den Heiland zoo aangenaam, dat Hij haar verhoorde en haar door de onschatbaarste van alle gunsten beloonde: Hi] schonk haar Zijn eigen Hart, zoodat zij kon zeggen: „Mijn God, ik bemin U met geheel Uw Hartquot;, en met den H. Paulus: „ Ik leef niet meer, maar Jesus Christus leeft in mij.quot;

2*

-ocr page 24-

20

EERSTE VRIJDAG VAN MAART.

De doodsstrijd van Jesus aan het kruis.

Het is volbracht! En Hij boog het hoofd, en gaf den geest.

Wat hebben wij veel gekost aan het Hart van Jesus! Wij moeten Hem Ziine belooning er voor geven. De belooning voor den Schepper, voor den Verlosser is het heil van Zijn schepsel. Het oogenblik, dat onherroepelijk over ons lot beslist, is dat des doods. Jesus wil, dat wij in alles aan Hem gelijk zullen zijn. Vangen wij vandaag Zijn laatsten zucht op; denken wij er eens over na, ten einde den onzen aan den Ziinen gelijkvormig te doen zijn. Jesus heeft tweemaal den doodsstrijd gestreden, twee beslissende strijden gestreden , aan welke wij een voorbeeld moeten nemen: die in den Hof Grethsemani, toen Hij nog vol leven was, en die aan het kruis, toen Hij den geest gaf.

In den Hof Gethsemani strekt Hg ons tot voorbeeld voor de worstelingen in den loop van ons leven, gedurende hetwelk wij alle beproevingen en ont-

-ocr page 25-

beringen moeten aanvaarden en lijden, gelijk Hij zelf die aanvaard en geleden heeft.

De doodsstrijd aan het kruis dient ons meer bijzonder tot een voorbeeld voor onzen laatsten strijd. Wij zullen slechts dan de overwinning in denzelven behalen, wanneer wij manmoedig den strijd des levens gestreden hebben. Wanneer de bijl aan den wortel is, zal de boom vallen naar dien kant, naar welken hij overhelt. Dit moeten wij wel in aanmerking nemen, opdat wij niet met een laatdunkend vertrouwen op de genade in het uiterste zouden rekenen, zonder er iets voor te doen om die te verkrijgen, alhoewel Christus ons aan het kruis in den boosdoener, die de eer genoot aan Zijne zijde te sterven, een schitterend voorbeeld van Zijne oneindige barmhartigheid heeft gegeven.

Mijne ziel, beschouw aandachtig uw Heer en God. Drie uur lang hangt Jesus tusschen hemel en aarde, het bloed vloeit uit al Zijne wonden; Hij gaat sterven.. .. En nogtans slaakt Hij een geweldigen kreet; Hij verheft Zijne stem uit al Zijne macht. Clamavi in

-ocr page 26-

22

toto corde meo. Welk een wonder! Ik weet wel, dat Hij Zijn leven opgeeft, wijl Hij het wil, dat niemand het recht heeft het Hem te ontnemen; doch, menschelijkerwijze gesproken, zijn Zijne krachten werkelijk uitgeput : hoe nu dien machtigen kreet te verklaren? Bij de stervenden is de laatste zucht zoo zwak, de laatste beweging van het hart zoo weinig waarneembaar, dat het oogenblik, waarop de ziel van het lichaam scheidt, aan het oplettendst oog ontsnapt. De laatste zucht van Jesus echter is integendeel eene krachtige stemverheffing. V\ aartoe die laatste inspanning van liefde, die machtige kreet, die tot den hemel stijgt? Mijn God, Gij hebt het menigwerf in Uwe heilige boeken gezegd, dat het geroep van den arme, van den wees, van den onderdrukte tot den hemel opstijgt! Is het de kreet van alle ongelukkigen, dien Gij met den Uwen wilt vereenigen om van den Vader voor allen hulp te erlangen? Of wel, zijt Gij zelf de armste onder de armen, de verlaten wees ? Bezwijkt Gij onder den druk van lijden? — Het is dat alles te zamen. Uw hart barst bij de gedachte aan de

-ocr page 27-

23

beproevingen Uwer beminde schepselen. Al die bezoekingen, al die smarten der menschheid zijn in Uw Hart overwogen geworden, zij zijn de Uwe; Gij hebt gewild, dat er geen rampspoedige op de wereld zou zijn, die zich bij de beschouwing vao Uw veelsoortig lijden niet zou kunnen bemoedigen. De gramschap des hemels is op eene ortzettende wijze over U losgebarsten: In me tramierunt irae tuae; zij richt al hare geesels op U, en geene smart is er, die de Uwe kan evenaren. Is ook Uw gansche leven geen aanhoudend maar stil geroep geweest; doch op het laatste oogenblik roept Gij uit al Uwe macht. Ik heb uit geheel mijn hart geroepen; verhoor mij, o Heer, o God, dien ik mijn Vader niet durf noemen, want ik ben voor U als een verlaten wees.. Ik ben arm geweest van mijne jeugd af en tot den arbeid verplicht. In de dagen van mijne omwandeling onder de menschen was ik als een teeken van tegenspraak onder hen, en in mijne laatste oogenblikken hebben allen mij verlaten tot zelfs Gij, die mij nooit had alleen gelaten.

Jesus is in Zijne smarten verlaten

-ocr page 28-

24

geweest. Zijn Hart heeft Hem in schijn verlaten, cor meum dereliquit me, opdat wij zeiven het niet zouden zijn in onze zonden, in onze bekoringen, en inzonderheid in de laatste van alle, op het oogenblik, dat wij voor Zijn rechterstoel zullen moeten verschijnen, en Hem rekenschap van al onze werken geven,

O Heer, ik weet het, op dat hoogst plechtig uur is Uw kreet géhoord geworden, en hij is om den oneindigen eerbied, waarmede Gij hem Uwen Vader toestuurde en Uwe oneindige verdiensten, ook vérhoord geworden. Ik begrijp nu, waarom de Kerk zonder ophouden in haar dagelijksch gebed herhaalt: — „Dat mijn geroep kome tot U. Et clamor mens ad ie veniat.quot; Ik wil dien alles vermogenden kreet, dien laatsten kreet, dien laatsten zucht tot den mijnen maken, dien onophoudelijk herhalen en met de H. Kerk mijn geroep noemen.

Er is in het heelal niets grooters en verheveners dan Jesus Christus; er is niets grootera en verheveners in Jesua Christus dan Zijn offer; en in Zijn offer is er niets grooters en verheveners dan Zijn laatste zucht, en het oogenblik, waarop Zijne heilige ziel van Zijn aan-

-ocr page 29-

26

biddelijk lichaam scheidde. Het was op dat voor de hel zoo noodlottig, en voor de Kerk zoo heilriik oogenblik, dat, de gansche Oude Wet hebbende opgehouden en al de beloften van het Oude Testament bevestigd wordende, — hetgeen niet anders kon geschieden dan door het voleindigen van het offer van den Middelaar, — al de oude dierenoffers hunne kracht verloren, al de kinderen der belofte alstoen hunne plaatsen met den Verlosser innamen en, slachtoffers wordende , hun dood , die tot toen niets dan eene straf had kunnen zijn, in dien van Christus van natuur veranderde en een offer werd. Alles is volbracht, roept Hij ons toe, en de dammen, die mijn hart omsloten, weggenomen zijnde, gaat mijne liefde de kracht van mijn offer in matelooze mate over het heelal uitstorten. Alles is volbracht, en de dood mijner mystieke ledematen zal, vereenigd met den mijnen, voortaan slechts de verwezenlijking mijner beloften en mijner plannen ten opzichte van hen zijn. Alles is volbracht, en de voltrekking van hun leven in hun laatste oogenblik moet door mijn dood de kracht ver-

-ocr page 30-

26

krijgen van een volmaakt offer, dat hulde brengt aan alle volmaaktheden der Godheid. In dien zin is het, dat de Apostel het begreep, toen hij tot de Hebreers zeide: „Want door ééne offerande heeft Hij in altoosdurendheid voleindigd degenen, die geheiligd worden (Hebr. X : 14),quot; dat wil zeggen: dat de dood der ware Christenen, die in den doop tot slachtoffers geheiligd zijn, in dien van Jesus Christus een volmaakt offer is geworden, en dat er van hunne offerande en Zijne slechts ééne offerande is gemaakt.

Ziedaar het doeleinde van de genade der Sacramenten en van den ganschen godsdienst. Het is dus daar, dat alle doodsstrijd ophoudt, en het groote offer van Jesus Christus is de voorbereiding of, als men het zou mogen zeggen, het luisterlijk voorspel er van. Christus is de opperpriester er van; laat ons er niets natuurlijks in zien; en eene der voornaamste verrichtingen van Zijn offeraarschap tot aan de voleindiging der eeuwen zal niet alleen daarin bestaan, dat Hij in het H. Sacrament Zijner liefde Zijn offer hernieuwt en voortzet, maar ook in den dood van alle waregeloovigen.

-ocr page 31-

27

Derhalve wordt alzoo de Christen, die zich alsdan niet alleen in het H. Sacrament met het aanbiddelijk lichaam van Christus vereenigt, maar, door zich aan Zijne plannen te onderwerpen en daarmede in te stemmen, door over zijn persoon en zijn leven niet anders te willen beschikken, dan de groote Offeraar er over beschikt, zich ook met Zijn geest en hart vereenigt, bij zijn verscheiden priester met Hem, en voleindigt in die laatste oogenblikken het offer, waaraan hij was toegewijd en hetwelk hij elk oogeoblik zijns levens heeft moeten voortzetten.

Op die wijze is het, dat de woorden conmmatnm est werkelijk waarheid worden zoowel in de ledematen van Christus als zij het in Hem zei ven zijn. Welk eene verhevenheid, welke voorrechten van genade, welke wonderen van liefde, waarmede men eerst na den dood bekend zal worden. De Christen vindt ze in Jesus Christus. Daar de zielen in dezelfde mate als de genade haar met Christus vereenigd zal hebben en haar in Zijne gevoelens en in Zijn geest zal hebben doen deelen , aan de Goddelijke aanvulling zullen

-ocr page 32-

28

deelachtig worden, wat voor den door de ziekte verzwakte lijder eene onschatbare tegemoetkoming moet zijn; zoo is het dus van het uiterste gewicht, dat men gedurende zijn leven zich met dien geest ver vuile, door zijn gedrag naar de gevoelens, leerstellingen en voorheelden van den Verlosser te regelen.

Oefening. Den eersten Vrijdag der maand toewijden aan de herinnering van den doodsstrijd en dood aan onzen Goddelijken Zaligmaker. Minstens een uur er voor afzonderen om zich in ver-eenigicg met Jesus dood aan het kruis tot den dood voor te bereiden.

Schietgebed. — Bomine, exaudi ora-tionem meam, et clamor mens ad te venial. Heere, verhoor mijn gebed, en mijn geroep, dat van den stervenden Jesus, kome tot U.

EERSTE VRIJDAG VAN APRIL. D« doodsstrijd van Jesus aan het kruis.

„Daar Jesus Christus wilde, dat in Zijn lijden de menschelijke natuur,

-ocr page 33-

29

waarmede Hij zich bekleed had, bij Zijn dood in Hem zou doen wat zij in andere menschen doet, en aan het kruis dien doodsstrijd streed, was het in de laatste oogenblikken, die tusschen het schoonste leven en den kostbaarsten dood verliepen, dat Hij, na Zijn geest in de handen Zijns Vaders te hebben aanbevolen, Zijn hoofd neigde, ten einde aan Zijne ziel doorgang tot Zijn hart te verleenen, de laatste inspanning der natuur ondervond , en Zijne Goddelijke ziel, die zich eindelijk geheel in Zijn Hart bevond, scheidde er zich van af om zich ten derden dage bij Zijne glorierijke verrijzenis weder daarmede te vereenigen.

De Christenen hebben zulk een groot belang bij de kennis der Goddelijke geheimen , en het is zoo van het uiterste gewicht voor hen, de gevoelens, en gezindheid van Jesus in alle omstandigheden Zijns leven aan te nemen, dat zij zich onafgebroken daarop moesten toeleggen; maar inzonderheid op die verhevene en ontzettende verborgenheden van Zijn lijden en dood, waarmede Hij door de verlossing het werk onzer zaligheid voltrokken heeft en Zijn allerheiligst leven geeindigd

-ocr page 34-

30

„ Aangezien er geen gewichtiger ©ogenblik is dan dat van ons verscheiden, hetwelk dat is, waarin over ons lot voor de eeuwigheid wordt beslist; zoo is het ook dat, waaromtrent God en de duivel de grootste plannen smeden, voor en tegen ons; het is eindelijk dat, hetwelk alle geleden verliezen kan herstellen, omdat, wijl er alsdan in de gevoelens der ziél niets middelmatigs is, het de tijd is om de grootste en verhevenste deugden gelijk aan die, waarvan Jesus ons toen het voorbeeld gegeven heeft, op eene grootsche en heldhaftige wijze te beoefenen.

„De Verlosser had zich.niet alleen belast met de zonden , maar ook met al de belangen, verbintenissen en alle verplichtingen Zijner kinderen en Zijner ware mystieke ledematen. Aan het kruis aanschouwde Hij met de oogen van Zijn Hart onderscheidelijkhun doodsstrijd ; Hij zag aan welke krankheid zij zouden sterven, en daar Hij wist hoezeer de uitwerkselen eener hevige of plotseling opgekomen ziekte met de zintuigen tevens de edelste vermogens der ziel aan banden zou leggen en dezelve zwak en onmachtig maken in

-ocr page 35-

31

hunne kwijning: wie kan de uitgestrektheid en de inspanning begrijpen der liefde, met welke Hij hun doodsstrijd als onafscheidelijk van den Zijnen beschouwde? Alles wat Hij toen deed, deed Hij tot kwijting hunner verbintenissen en tot aanvulling van hetgeen zij alsdan niet zouden kunnen doen. In Zijn persoon heiligde Hij de natuurlijke smart, welke de ziel gevoelt, wanneer zij door de sombere en ontzettende gedachte aan eene onvermijdelijke scheiding wordt aangegrepen ; Hij droeg die op in een geest van onderwerping en boetvaardigheid , en als offer van hulde aan de oppermacht Zijns Vaders. Hij droeg dien doodsstrijd Zijner kinderen, met hetgeen daaruit zou volgen, op uit eene aandrift van liefde, welke Hij hun van toen af, indien zij in staat zijn er deel aan te hebben, mededeelde, en welke Hij voor, de oogen en in den schoot Zijns Vaders aan hen overdroeg tot aanvulling van hun onvermogen, indien hunne verduisterde rede hen onbekwaam maakte om zich daadwerkelijk in eene gemoedstemming te brengen als de Zijne Indien zij die gevoelens niet in zich zeiven kunnen

-ocr page 36-

32

hebben, dan hebben zij die in Christus, en ze in Hem te hebben staat, rechtens de vennootschap, welke de genade hunner vereeniging met Hem tusschen Hem en hen daarstelt, gelijk alsof zij die zeiven hadden.quot;

1. „Het is waar, dat de geringste graad van heiligmakende genade, welke de zielen aan Christus verbindt, haar deelhebbenden maakt aan alles wat Hij voor haar ia Zijn doodsstrijd aan het kruis gedaan heeft. Daarin ligt een groote troost voor zoovele zielen, die door hare eenvoudigheid met de grootheid en verhevenheid van het Christendom onbekend zijn. Deze zielen zullen, indien zij naar de maat hunner geestvermogens en kennis de wet van God onderhouden hebben, die aanvulling naar evenredigheid van hun vroom geloof en schuldelooze onwetendheid in Christus vinden. De kracht van Jesus bepaalt zich noch bij de Sacramenten, noch bij de bedienaars, noch bij het bewustzijn dergenen, die er belang bij hebben. Hij doet ons goed, zonder het ons te zeggen; omdat, daar Hij het Woord is, en de Vader door Hem spreekt, Hij het ons hiernamaals zal

-ocr page 37-

33

zeggen om ons in de eeuwigheid in verrukking te brengen. Nogtans is het niet minder waar, dat die groote bevoorrechting van liefde aan die zielen, die er door eene nauwer vereeoiging van geest en gevoelens meer toe gerechtigd zijn, veel rijker en overvloediger ten deel valt. Die band, welke tevens een gemeenschapskanaal is, zal, naarmate van sterkte en grootte, druppels, beken, stortvloeden, ja geheele stroomen van genaden en barmhartigheid uit het Hart van Jesus Christus aan de getrouwe ziel toevoeren.''

2. „De andere regel, die men bij stervenden in acht behoort te nemen, is, dat men in plaats van het den ziel-togenden uit een verkeerden ijver met honderderlei willekeurig gekozen oefeningen lastig te maken , hen af en toe op eene zachte wijze opmerkzaam te maken op hetgeen Christus is voor hen en zij voor Hem zijn; hun daardoor een volkomen vertrouwen in Hem en hetgeen Hij voor hen gedaan heeft inboezemen, en hun Hem toonen , hoe Hij met hen zieltoogt, en zich met hunne belangen en verbintenissen belast; in hen het verlangen opwekken naar eene vereeni-

3

-ocr page 38-

34

ging met Hem in al de gevoelens en in de geheele gemoedsstemming bij Zijn doodsstrijd en verscheiden; en wanneer men hun oefeningen van berouw, onderwerping , vertrouwen en liefde laat verwekken , moet men hen in die oefeningen nooit van Jesus Christus scheiden, maar bij voorbeeld tot hen zeggen: Het Hart van Jesus is in Zijn lijden met droefheid over uwe zonden vervuld geweest; gij moet deel aan die droefheid nemen, u er mede vereenigen en er om vragen; dezelve opdragen tot aanvulling van het gebrekkige van de uwe; terwijl het om dezelve in hen op te wekken goed is gebruik te maken van een formulier, dat in weinig woorden dat gevoelen uitdrukt. Nogtans moet men hun zeggen, dat zij eene dusdanige bewoording ziel en leven moeten bijzetten door de gedachte aan de onderworpenheid van Christus, die, toen Hij in Zijn dood bewilligde en dien opdroeg, den hunnen heeft aangenomen en aan Zijn Vader opgedragen. Zeg hun, dat Hij, toen Hij Zijn leven in de handen Zijns Vaders slelde, Hij het ook het hunne deed; dat Hij dit in hunnen naam gedaan heeft en al de verbintenissen er van

-ocr page 39-

35

vervuld. Zij moeten dan met Hem zeggen , en dit doen met de bedoeling om het met dezelfde gevoelens als Hij dit deed te doen: In mantis iuas, Domine, commendo spiritum meum. Vader ! in Uwe handen beveel ik mijnen geest!quot;

3. „Eindelijk, de regel betreffende de godsvrucht tot den doodsstrijd van Jesus is, dat men al de gevoelens van Zijn Goddelijk Hart in dien toestand vereert, zich er aan toewijdt, de kracht en het vermogen derzeive voor zich afsmeekt en zich voor die oogenblikken met zijne gansche ziel daarmede vereenigt; en daar die gevoelens van het Hart van Jesus vervat en op profetische wijze, voor het meerendeel in dezelfde bewoording als Mij ze aan het kruis uitsprak, zijn uitgedrukt in Ps. XXI en XXX, moet men, omdat de Zaligmaker het gedaan heeft, dezelve dikwijls met hart en mond uitspreken, en als men het niet in der-zelver geheel kan doen, dan ten minste de voornaamste verzen.quot; (Bossuet.)

Schietgebed. — Met Jesus zeggen : In tnanus tuas, Domine commendo spiritum meum. Heer, in Uwe handen beveel ik mijnen geest.

Oefening. — Om drie uur in het Hart

3*

-ocr page 40-

36

van Jesus binnengaan, ten einde Zijn laat-sten zucht te ontvangen. En door de verdiensten van den doodsstrijd van Jesus de genade van een goeden dood vragen voor de ongeveer tachtig duizend men-schen, die dagelijks over de geheele aarde stervea. Dit getal is niet overdreven en steunt op vertrouwbare berekeningen.

Gebed. — O allerbarmhartigste Jesus, Gij, die van zulk eene vurige liefde tot de zielen brandt, ik smeek U door den doodsangst van Uw beminnelijk Hart en de diepe smart van Uwe onbevlekt ontvangen Moeder, reinig in Uw bloed al de zondaars, die heden met den dood worstelen en vandaag moeten sterven, Amen.

O Clementinme Jesu, amator animarum , ohsecro te per agoniam Cordis tui santissimi et per dolores Matris tuae Immaculetae, lava in sanguine tuo peccatores totius mundi, nunc posit as in agonia et hodie morituras. Amen,.

Cor Jesu in agonia factum, miserere morientivm. Honderd dagen aflaat en eenmaal in de maand volle aflaat voor degenen, die, dit gebed driemaal daags gebeden hebbende, eene kerk of kapel zullen bezoeken.

Zieltogend Hart van Jesus, ontferm U over de stervenden, (driemaal).

-ocr page 41-

37

Aan het Hart van Jesus toegewijde zielen, bij de liefde, waarvan dat Goddelijk Hart brandt, bidt voor de zieltogende zondaars, die vandaag sterven. Zij behoeven om de hel te ontgaan slechts eene goede biecht te spreken, of een grondig berouw te verwekken. Vraagt dat vandaag voor hen; doet het liever dadelijk, er is geen tijd meer te verliezen! Morgen zal het te laat zijn. De zielen, die gij op die wijze van den rand des afgronds gered hebt, zullen ook u in uw laatste uur niet vergeten.

EERSTE VRIJDAG VAN MEI.

Het II. Hart ran Jesus, het onbevlekt Hart van Maria.

Zoo wij wisten, wat voor ons is het Hart van Jesus, het Uart van Maria, die twee Harten bijeen! Zoo wij dat geheim van leven en eenheid kenden, dat beide Harten voor ons in zich bevatten , in welk eene verrukking zouden wij geraken, hoe dankbaar zouden wij zijn! Trachten wij dat tweevoudig geheim van vernedering en verheffing te

-ocr page 42-

38

doorgronden. De menschheid is eene verzameling van wederzijds verplichte wezens, een geheel, dat, ofschoon uit zoovelerlei bestanddeelen samengesteld, in de oogen van God slechts één hart, ééne ziel en één bloed heeft. Toen de eerste zonde deze gansche menigte besmette en haar in den afgrond van zelfzucht en begeerlijkheid stortte, wilde God zich een kiem en wortel van genade en zaligheid voor de wereld bereiden De kiem, in welke alle geslachten zullen gezegend worden, is het vleeschgeworden Woord. God had voor het Woord een weg bereid, langs welken Hij onder de menschen kon komen : een weg, hoedanig voor Hem. nooit iemand betreden had, en na Hem nooit betreden zal: die weg was de onbevlekt ontvangen Maagd Maria.

Dit voorrecht behoort aan Maria; nogtans is het een voorrecht voor allen. God heeft een heiligdom voor de Zon der gerechtigheid in den schoot der menschheid willen bereiden, ten einde eenmaal het licht en de liefde tot God, welke onder den invloed van de duisternis van het ongeloof en het kwaad der zonde verbleekte en verkoelde ,

M 'r

-ocr page 43-

39

weder te ontsteken en aan te wakkeren.

De H. Maagd, de Koningin van het menscheliik geslacht, is na Christus het middelpunt en het hart van het menschdom. Nemen wij dit altijd in aanmerking: het geheele menschdom vormt ééa lichaam. — Wij zijn allen één lichaam, zegt de II. Paulus. Welnu, deze menschelijke eenheid heeft een hart. Dat hart is de ziel van Jesus Christus, die zich met de ziel van Maria verhouden heeft; Maria is de zuiver menschelijke zijde van het hart van dit herhoren menschdom; Jesus is er zoowel de menschelijke als de Goddelijke zijde van. Deze ziel of, liever, die twee zielen, dat middelpunt der zielen, die twee zielen, welke de erfsmet nooit besmeurde, zijn de kiem van het nieuwe leven voor de wereld geworden.

De ziel van Jesus, de ziel van Maria, twee zielen in eene, zijn het hart der menschheid! Indien men wist, wat een hart is, zelfs dat stoffelijke en zichtbare hart, dat het middelpunt van het menschelijk lichaam is! Het hart is de oorsprong des levens; het voert onophoudelijk leven aan al onze

-ocr page 44-

40

ledematen toe, die nit zich zeiven ten doode geneigd zijn. Er is geen enkel oogenblik, dat niet elk onzer ledematen sterft en uit zich zelve het leven uitput en den dood te gemoet gaat; maar het hart, die bron van het leven, houdt ook geen oogenblik op deze voortdurende afneming van levenskracht te herstellen. Het hart voert bij elk van deszelfs kloppingen het leven naar elk lid van het lichaam en neemt de kiem des doods, die zich er in ophoopte, te gelijker tijd weg. Elke hartklopping is tweevoudig en bestaat in twee bewegingen : eene der twee trekt het verzwakte bloed uit de organen terug, terwijl de andere er nieuw en krachtig bloed in werpt. Dat het hart zelf dubbel is, komt wijl er twee harten in één zijn: het eene is meer werkend, het andere meer lijdend; het eene, dat het leven toezendt, en het andere, dat den dood opneemt om plaats voor het leven te maken. Het eene verlevendigt, en het andere zuivert.

Zoodanig is ook onder het herboren menschdom de ziel van het hart, van dat hart, hetwelk uit twee tot één vereenigde levende zielen bestaat; de

-ocr page 45-

41

ziel van Jesus en de ziel van Maria, De ziel van Jesus is de leven aanvoerende zijde van het hart der wereld, en het hart van Maria is, door de genade van Jesus, die zijde, door welke hetgeen dood is ten leven gaat. Zij brengt het doode hloed der mensehheid tot Dengenen, die het leven zelf is, opdat het leven zich er in stortte en Jesus het levend en vergoddelijkt naar de wereld terug zou zenden.

Daar ik dus die twee harten, het hart van Jesus en het hart van Maria, tot mijn dienst heb; die harten, die mij onophoudelijk tot het leven terugroepen , mijne zwakheden herstellen en mij met den God mijns levens vereenigen, tot hoe hoog kan ik mijne hoop en verwachting niet opvoeren? O Jesus, o Maria, o mijn hart, o mijne opstanding en mijn leven, ik wil, ik moet slechts van Uwen ademtocht, van Uw leven leven.

Deze Goddelijke eenheid van het hoofd en de ledematen, welk een wonder-gewrocht, dat alle wonderen in zich bevat! Mijn God, ik zou wenschen immer in het licht dier groote waarheden te leven; doch hoe zelden gebeurt

-ocr page 46-

42

het, dat een vonkje van dat licht mijn geest verlicht! Het verwondert mij niet. Ik denk aan alles, behalve aan de waarheid. Ik besteed mijn tijd aan alles, uitgenomen aan de studie van den godsdienst en deszelfs bewonderenswaardige geheimen. Ik sta een groot derde gedeelte van mijn leven aan den slaap af. Om het te voeden, sta ik aan mijn lichaam verscheiden uren van mijn wakend leven toe. Maar wie besteedt dagelijks een half uur om de waarheden van den godsdienst te overdenken? Wanneer is er, volgens de uitdrukking van de H. Schrift, een half uur stilte in mijne ziel geweest, om naar God te luisteren? Indien die stilte van den geest en die bespiegeling der ziel soms in vervlogen dagen heeft plaats gehad, blijft mij lang de herinnering er van bij, en het is mij, of ik mij nog in die plechtige oogenblikken van een waar leven bevond. En waarom niet getracht die terug te vinden? Waarom mij niet toegelegd om alle dagen mijne ziel in God te laten rusten ? Waarom niet de Goddelijke waarheid, dat heilig licht, waarvan de geringste straal de ziel zoolang verlevendigt en voor immer den

-ocr page 47-

43

geest verlicht, waarin hij is binnen -gedrongen, door het gebed zien te verkrijgen? Is het niet door het gemis van deze inwendige helderzienendheid, dat ik maar al te dikwijls niets begrijp van de boeken, van de leerredenen, van het Evangelie en van de waarheden, welke de H. Kerk mij voorstelt?

O Maria, gij, die het maagdelijk middelpunt der zielen wereld zijt, leer mij al de vermogens mijner ziel naar dat punt richten, vanwaar de waarheid zich laat hooren. Ondersteun mij in het besluit, dat ik maak, om het uitwendige van het leven te laten rusten, ten einde tot de kern er van door te dringen; en minstens een uur daags mij aan de inwendige duisternis te ontrekken om dat inwendige licht te zoeken, hetwelk God in dat middelpunt stort, waar de geest in het hart wortelt, het hart in God: dat dit mij ge worde, o onbevlekt ontvangen Maagd Maria, door uw hart en dat van Jesus

Schietgebed. Heilig Hart van Jesus , onbevlekt Hart van Maria, zijt mijn hart.

-ocr page 48-

44

EERSTE VRIJDAG VAN JUNI.

lt;iave bij uitnemendheid van het Hart vau Jesus: de Heilige (ieest.

God heeft de wereld zoozeer bemind, dat Hij haar Zijn Zoon gegeven heeft. En die eenige Zoon heelt, toen Hij een der onzen is geworden, ons zoozeer liefgehad, dat Hij ons den Heiligen Geest, in alles aan Hem gelijk. God gelijk de Vader en de Zoon , geschonken heeft. De gave van den Heiligen Geest is eene vrucht van Zijn dood, een geschenk uit Zijne band, eene oneindige belooning voor Zijne oneindige verdiensten, en als de laatste zucht van Zijn Hart, dien Hij stervende Zijne Kerk toestuurde om haar daarmede te bezielen. Ziedaar de gave bij uitnemendheid van het Hart van Jesus: eene te weinig bekende gave, eene gave, door welke wij van God leven. God beminnen, zonder het te weten. De Heilige Geest, in wiens naam, met den Vader en den Zoon, wij door de herboring des doopsels kinderen Gods zijn geworden; de Heilige Geest, door wiens Goddelijke zalving wij bij het ontvangen des vormsels in

-ocr page 49-

45

de Christelijke strijdbenden zijn opgenomen ; dien Geest roepen wij nooit in en kennen ternauwernood Zijn aanbid-delijken naam. En nogtans is het onmogelijk om tot de volmaaktheid, ja zelfs tot de zaligheid te geraken, zonder volgzaamheid aan de leiding van den Heiligen Geest; wij kunnen, zegt de Apostel, zonder Hem, zonder de genade, van welke Hij de uitdeeler is, geen enkel verdienstelijk werk verrichten, zelfs niet geloovig den naam van Jesus uitspreken.

De Heilige Geest, is de onontheer-* lijke aanvulling van het verlossingswerk. Het Evangelie verkondigt dan ook Zijne komst al in den beginne De heilige Voorlooper, na aller blikken op Jesus te hebben doen vestigen, zeggende: „Ziet het Lam Gods! Ziet, die wegneemt de zonden der wereld!quot; voorspelde ook de komst van den Heiligen Geest. — „Ik doop u wel, zeide hij , de bewondering quot;t» die zijn bovenmenschelijk leven en zijne prediking verwekte , afwijzende , „Ik doop u wel met het water tot boetvaardigheid ; maar die na mij komt, is machtiger dan ik, en ik ben niet waardig Hem Zijne schoenzolen na te dragen;

-ocr page 50-

46

die zal u doopen met den Heiligen Geest en het vuur.quot;

In den aanvang van Zijn openbaar leven verkondigt Jesus zelf de noodzakelijkheid van de tusschenkomst van den Heiligen Geest in het werk der verlossing: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Tenzij iemand weder geboren worde uit water en den Heiligen Geest, kan hij in het rijk Gods niet ingaan.quot; Ook zal de overvloedige uitstortingen van dien geest van liefde in matelooze hoeveelheid geschieden over degenen, die in Christus gelooven: Die in my gelooft, gelijk de Schrift zegt, uit diens binnenste zullen stroomen van levend water vloeien; en de evangelist, aan wien de zin deze woorden verklaard werd, voegt er bij: „Dit nu sprak Hij van den Geest, welken zij, die in Hem geloofden , ontvangen zouden .Toen Jesus de vervolging, waaraan zij in hunne bediening zouden blootstaan , aan Zyne apostelen voorspelde, geeft Hij hun deze voor immer gedenkwaardige waarschuwing, en doet hun deze Goddelijke belofte, waaruit de belijders des Geloofs , wanneer zij voor de machtigen dezer aarde gebracht werden, zooveel

-ocr page 51-

47

moed geput hebben : „Eu voor landvoogden en koningen zult gij om mijnentwil worden geleid, hun en den volke tot getuigenis. Maar als zij u overleveren , zijt niet bezorgd, hoe of wat gij zult spreken: want u zal in die ure gegeven worden, wat gij spreken zult. Want niet gij zijt het die spreekt, maar het is de Geest uws Vaders, die in u spreekt.''

' Hoe treffend en hoogst belangrijk zijn niet de gerechtelijke vexhooren der martelaren! Hoe gevoelt de ziel zich niet bewogen, opgetogen en versterkt, als men hoort, hoe ongekunsteld maar verheven tevens zij zich in 'hunne antwoorden uitdrukken ! Neen , dat is de taal der menschen niet, maar het zijn de woorden van den Heiligen Geest, hun volgens de belofte van Christus in den mond gelegd; en menigwerf gebeurde het, dat de Heidenen tot het Geloof bekeerd werden, daar zij voor de belijders een opengeslagen boek zagen, waaruit zij de antwoorden lazen, die hunne rechters in verlegenheid brachten.

In die bewonderenswaardige toespraak van Jesus na het Laatste Avondmaal, die het kort begrip Zijner geheele leer

-ocr page 52-

48

is, en waarin Hij al de geheimen Zijner liefde ontvouwt, laat Hij zich op eene treffende wijze over deze Goddelijke gaaf uit; Hij zegt tot hen: „Indien gij mij lief hebt, onderhoudt mijne geboden! En ik zal den Vader bidden en Hij zal u eenen anderen Vertrooster geven, opdat Hij met u blij ve in eeuwigheid. Ik zal u niet als weezen achterlaten quot; Zijne tegenwoordigheid zal niet van korten duur zijn, gelijk mijne lichamelijke , maar Hij zal „met u blijven in eeuwigheid.quot; Het zal de geest der waarheid zijn, welken de wereld, die door den geest der leugen geregeerd wordt, niet kan ontvangen, wijl zij Hem niet ziet; want de zinnelijkheid, waarin de wereld gedompeld ligt, maakt haar onbekwaam om over de Goddelijke gaven te oordeelen. Zij kan dezelve niet ontvangen, omdat zij ze niet kent; want de wereld acht zich te wijs om de oogen te openen voor dat groote licht, dat den kleinen is geopenbaard geworden. „Gij echter zult Hem kennen , want Hij zal bij u blij ven, en in u zijnquot;; Hij zal als de ziel van uwe ziel wezen.

Om Zijnen apostelen te doen begrij-

-ocr page 53-

49

pen, wat zij van zulk eeneu gast te wachten hebben, aarzelt Hij niet er bij te voegen: „Het is oorbaar, dat ik ga; want indien ik niet wegga, zal de Vertrooster niet tot u komen; maar indien ik wegg'a, zal ik Hem u zenden.quot; Schijnt het niet, alsof wij, indien wij in de plaats der apostelen geweest waren, in onze onwetendheid aangaande die onschatbare gave en in onze liefde voor den Heiland, geantwoord zouden hebben: O Heer, blijf Gij, dat is genoeg en niets zal ons ontbreken — Maar Jesus verklaart Zijne gedachte en beantwoordt de onze. Wij kunnen niet tot Hem komen, Zijne leer begrijpen, Hem verheerlijken, dan door den Heiligen Greest. — Het is waar, ik heb voor u, gelijk men aan vrienden voor wie men niets verborgen houdt, mijn hart opengelegd; en nogtaus: „Nog veel, veel heb ik u te zeggen, maar gij kunt het nu niet dragenquot;; uw verstand is nog te duister en uw hart te bekrompen daarvoor. Maar wanneer gij door de kracht des Heiligen Geestes, die in u zal nederdalen, andere men-schen zult zijn geworden; wanneer die geest gekomen zal zijn, „die zal u

4

-ocr page 54-

50

alles leeren, en u indachtig maken, hetgeen ik tot u gesproken heb.quot; Nu zijt gij onmachtig om mij te verheer-liiken, weldra gaat gij zelfs allen mij verlaten; voordat de haan zal gekraaid hehben, zal Petrus mij driemaal verloochend hebben; „maar wanneer de Vertrooster zal gekomen zijn, die ik u van den Vader zenden zal, den Geest der waarheid, die van den Vader uitgaat, die zal van mij getuigenis gevenquot; in uwe harten; Hij zal deze zoodanig vernieuwen, dat ook gij van mij getuigenis zult geven, met eene onverschrokkenheid en volharding, waarvan gij u nu nog geen denkbeeld kunt maken.

Nauwelijks is de Goddelijke Verlosser verrezen, of Zijn vurig verlangen naaide vervulling der groote belofte maakt, dat de daartoe gestelde dagen Hem als het ware te lang zijn en Hij gevoelt behoefte om een aanvang er mede te maken; Hij verschijnt aan Zijne apostelen en zegt: „Vrede zij u! Gelijk de Vader mij gezonden heeft, zen de ik ook u.quot; Als Hij dit gezegd had, blies hij op hen, en sprak tot hen; „Ontvangt den Heiligen Geest!'' En gelijk

-ocr page 55-

51

de God-Schepper het schepsel, dat uit Zijne handen voortkwam, in het aardsch paradijs den adem des levens inblies; ziedaar nu, de God-Verlosser, die door den ademtocht van zijn Hart den vrij-gekochten mensch naar het beeld Zijner menschheid herschapen, het nieuwe leven inblaast, van hetwelk de Heilige Geest de bron zal zijn.

Toen Hij ten Hemel klom, vernieuwde Jesus Zijne belofte, Zijnen apostelen bevelende, dat zij te Jerusalem de kracht uit de hoogte moesten verbeiden; „want Joannes heeft wel met water gedoopt, maar gij zult met den Heiligen Geest gedoopt worden, niet lang na deze dagen.quot; En tien dagen daarna vervult Jesus van uit de hoogte des hemels alles wat Hij beloofd had. De H. Schrift zegt: „En er ontstond plotseling een gebruis uit den hemel, als van eenen opkomenden geweldigen wind, en vervulde het geheele huis, waar zij zaten. En er verschenen hun verdeelde tongen, als van vuur, zich nederzettende op ieder van hen. En allen werden vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen in verschillende talen te spreken , naar dat de Heilige Geest hun

4*

-ocr page 56-

52

gaf uit te spreken.quot; De Kerk , door Christus gegrondvest, zal voortaan verlicht en bestuurd worden door den Heiligen Geest, en wij zullen onze Vaders in het geloof, de apostelen, op de eerste Kerkvergadering, die van Jerusalem, hooren zeggen; „want het heeft den Heiligen Geest en ons behaagd.quot;

Sedert dien heeft het der Kerk nooit aan dien bijstand ontbroken, en nooit zal hij haar ontbreken.

Schietgebed. — Emitte Spiritum luum et creabuntur, et renovabis faciem terrae. O Jesus, zend Uwen Heiligen Geest, en Gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen.

Oefening. — Bewijs van dankbaarheid jegens de Heilige Drievuldigheid: De Broederlijke liefde.

De weldaden der aanbiddelijke Drievuldigheid, de gemeenschap van ieder der drie personen is voortdurend — De Vader, door ons te herscheppen, te onderhouden, te bewaren, en door dit prachtig heelal, 's menschen woning, onafgebroken voor ons in stand te houden en steeds te vernieuwen. — De Zoon, door zich van den opgang tot aan den

-ocr page 57-

53

ondergang der zon -voor ons te slachtofferen, en steeds bereid te zijn om ons met Zijne menschelijke en Goddelijke natuur te voeden. — De Heilige Geest, door altoos op onzen geest en onzen wil in te werken, om ons op ieder uur het goede te doen kennen en volbrengen... O donim Bei hominibus ! O allerverhevenst geschenk van God aan de menschen! O gave, driewerf heilig, driewerf Goddelijk! Zouden wij, die mateloos veel, die altoos ontvangen, niet vurig verlangen iets terug te geven. Wat zal ik den Heer wedergeven! Niets, ik kan Hem slechts geven, wat ik van Hem gekregen heb. — Na Hem door den Zoon en den Heiligen Geest daarvoor geprezen te hebben, zal ik naar mijne mede-menschen gaan en hun van de ontvangen gaven mededeelen, en mij dienstbaar maken om hun dengenen, van wien wij alles ontvangen hebben, te doen kennen en beminnen. Zonder dat be-teekent mijne naastenliefde niets, zij is eene tot mij zeiven beperkte liefde, zij daalt niet af, ten einde tot haar oorsprong te kunnen opklimmen. Wat deden de apostelen? Pas zijn zij vervuld met de liefde, den Heiligen Geest,

-ocr page 58-

54

of zie, daar gaan zij aan 't werk, haar den Joden verkondigende, het groote gebod des Heeren , de naastenliefde, vervullende. De Meester immers had gezegd: „ Dit gehied ik u, dat gyj elkander lief leltquot; Ik heb u bemind, door mij aan u mede te deelen, door u al hetgeen ik van mijnen Vader weet, aan u bekend te maken, door voor u te lijden en te sterven: want, „die mijne geloden heeft, en die onderhoudt, hij is het, die mij liefheeft'.' O ziel, die onophoudelijk gekweld wordt door dat grievend verwijt: ik doe niets voor God, ik geef Hem niets weder, ik heb slechts woorden maar geen daden; de weg is u aangewezen, deins voor niets terug om aller harten voor God te winnen, en de Heer zal al hetgeen gij aan Zijne Hem zoo dierbare schepselen gedaan hebt, beschouwen als aan Hem zeiven gedaan, en de menigte uwer ongerechtigheden zal bedekt worden en u volkomen worden kwijtgescholden.

-ocr page 59-

55

EERSTE VRIJDAG VAN JULI.

De Heilige Ceest is het Hart, waarmede wij Vod bemiiiuen.

En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods uitgestort is in onze harten door den Heiligen Geest, Die ons is gegeven.

Spes autem non confundit: quia charitas Dei difussa est in cordihus nostris per spiri-turn sanctum qui dolus est nobis. (Ad. Rom. 5, v. 5.)

Mijn God, met hoeveel recht raag de H. Kerk van U zeggen: Gij hebt de raenschelijke zelfstandigheid op eene bewonderenswaardige wijze geschapen, en Ciij hebt haar op eene nog meer bewonderenswaardige wijze hervormd! Hoe bewonderwaardig was hare schepping; met nog meer praalvertoon dan die van het heelal, dan die van de engelen zelfs! Met in den boezem der aanbiddelijke Drieëenheid genomen raadsbesluit luidde: Laat ons den raensch scheppen. En hoe danig? Naar ons beeld en gelijkenis. Met hoeveel zorg, met welk een eerbied nam God het slijk en vormde daaruit het lichaam.

-ocr page 60-

66

Vervolgens zich over het werk Zijner Goddelijke handen buigende, blies Hij het op deszelfs gelaat den levensadem in... En de ziel, gesproten uit het Hart der Godheid, de praecordiis divini-tatis, schaduw der ziele Gods, animae Dei wmbram, de verwezeliiking van Zijn woord, oris operam , ademtocht van Zijn geest, spiritus auraw, kwam leven en beweging schenken aan dat schoone lichaam, O wonder! welke gevoelens moeten er in de ziel van Adam opgerezen zijn, toen hij zich zeiven bewust werd en Zijn God en Schepper leerde kennen. En dat bevoorrecht schepsel wandelde met God door den lusthof, waarin Hij het geplaatst had; onderhield zich met Hem en vernam uit Zijn mond de verborgenheden der Godheid. Wie staat niet opgetogen van bewondering bij zulk eene meegaande goedheid, zulk eene innemende gemeenzaamheid!

En dien gevallen mensch, hoe hoog hebt Gij Hem weder opgeheven! O God, hoe onnaspeurbaar zijn CJwe wegen 1 Gelukkige schuld! Ziedaar Adam aan U gelijk, een zelfde God met U. . . Niet de Adam uit den lusthof, niet de Adam, die uit God was, qui fuit Dei;

-ocr page 61-

57

maar de Adam, die zelf God is, God-mensch, Mensch-God, uit Maria op dit treurend aardrijk geboren , Want Gij hebt Uw Zoon gezonden om dit voor alle eeuwigheid beminde schepsel weder op te heffen... En het woord is vleesch geworden , en het heeft onder ons gewoond.. . En de Heilige Geest is ons gegeven geworden en Hij woont in ons. De liefde heeft ons geschapen, de liefde heeft ons vrijgekocht, de liefde heeft ons geheiligd. De geheele aanbiddelijke en allerheiligste Drieeenheid is uit de hoogte des hemels nedergedaald om haar nietig schepsel te vergoddelijken! En het is ons geoorloofd tot God den Vader te zeggen: Onze Vader; tot God den Zoon: Onze Broeder; tot God den Heiligen Geest: Onze Bruidegom.

Hoe niet weggesleept te worden van bewondering! Hoe zouden wij den God niet beminnen, die ons zoozeer heeft lief gehad I En hoe zuilen wij doen , om Hem liefde voor liefde te schenken ? — De liefde Gods kan tweeledig opgevat worden, zegt de JI. Thomas; „Men kan er onder verstaan de liefde van God jegens ons:'' en de bewijzen van

-ocr page 62-

58

deze liefde omringen ons, beschamen en verpletteren ons. „Men kan er ook onder verstaan onze liefde jegens God.quot; En ziedaar nu iets, wat al ons begrip te boven gaat en ons in verrukking moest brengen: Indien de Heilige Geest de liefde is, die ons bemint, is deze Goddelijke Geest tevens het hart, waarmede het ons vergund en mogelijk is God te beminnen. Op deze wijze wordt het woord van den Apostel bewaarheid, wanneer hij zegt: „dat de liefde Gods uitgestort is in onze harten door den Heiligen Geest, die ons is gegeven quot; Ja, Jesus heeft, toen Hij ons verlaten had. Zijne belofte gehouden. Hij heeft ons dat Hart van God, die gave van den Allerhoogste, dat geschenk van liefde, die gift des harten, schenking van gelijke waarde als de Schenker gezonden, opdat wij God met het hart van God zouden beminnen, Amemus Deum de Deo; opdat de zoo rechtmatige klacht: „Wat zal ik den Heer wedergeven voor al het goede, waarmede Hij mij overladen heeft,quot; die in het binnenste der zielen, die over de onschatbare weldaden Gods hadden nagedacht, weerklonk, zouden ophouden.

-ocr page 63-

59

Wat zal ik aan God den Schepper, aan God den Verlosser, aan den God, in het aanbiddelijk Sacrament des altaars verborgen, wedergeven ? En zie, na door het bloed van Jesus den Verlosser uit de slavernij bevrijd te zijn geworden, hebben wij den Geest der Goddeliike aanneming ontvangen; den Geest der kinderen Gods, door welken wij in den hoogsten nood, of in ten toppunt gestegen bewondering uitroepen: „Mijn Vader, mijn Vader.'' Ja, wij kunnen het nu zeggen: „Ik heb mijn hart gevonden, om tot mijn God te bidden.— Ik heb in mij het gebed om tot den God mijns levens te bidden. Indien er geen gebed, geene liefde zonder verzuchting kunnen zijn, zie, de Heilige Geest vraagt voor ons, bidt voor ons, en bemint voor ons door onzeggelijke verzuchtingen. Spiritus postulal pro nobis gemetibus inenarrabilibus.quot; (Rom.)

Zonder den Heiligen Geest, geene liefde, en bijgevolg het eerste gebod: „Gij zult beminnen,quot; te volbrengen, eene onmogelijkheid. En God, die niets gebiedt wat onmogelijk is, heeft door hun den H. Geest te schenken, het middel geworden om zich op eene God-

-ocr page 64-

60

%

delijke wijze van Zijne schepsels te doen beminnen. Dat is de gaaf bij uitnemendheid, en ook al de uitwerkselen daarvan in de ziel worden er naar genoemd. Het eigenaardige van den Heiligen Geest is, eene gaaf te zijn, zich te verspreiden en mede te deelen. Als zijnde onder de drie personen der aanbiddelijke Drieeenheid, de eenige, die, om het zoo te noemen, zonder bediening is, voortgebracht en niet voortbrengend; zoo moet Hij zich uitstorten, en het is over de menschen, dat Hij zulks met eene eindelooze mildheid doet Het is de gaaf der liefde, welke alles, wat in de leer van Christus het strijdigst is met onze natuur, mogelijk en gemakkelijk maakt. Want de vrees is eene liefde, die wegvlucht bij het zien van het goede, welks grootheid haar doet ontstellen, of van het kwade, dat het opperste goed zou kunnen verdrijven. De waarheid is eene liefde, die zich verlustigt in godvruchtige oefeningen, die de eer van God en Zijn dienst raken. — De kracht is eene liefde, welke de ziel door eene groothartige geringschatting boven alle wel en wee des levens verheft. — De

-ocr page 65-

61

Wijsheid, het Verstand, de Wetenschap en de Raad zijn gelijk de vier vurige tongen, door welke de ziel, in verrukking gebracht, ontvlamd, verlicht en op al hare wegen geleid wordende, op de school van den Heiligen Geest de Goddelijke wetenschap der liefde leert.

Indien wij de gaven Gods wisten te waardeeren, zouden wij haar niet onbenut in onze ziel laten liggen. Zie, wij hebben een nieuw hart, het hart van God, den Heiligen Geest, om God te beminnen, en wij weten met zoo groot een goed ons voordeel niet te doen. „Onder alle gaven Gods, zegt de H. Augustinus, is er geene zoo uitstekend als de liefde. Het is het eenige, dat de kinderen van het rijk der eeuwigheid onderscheidt van de kinderen dei-eeuwige verwerping De Heilige Geefet deelt nog andere milde gaven onder ons uit, maar zonder de liefde doen ze ons geen nut.quot;

De Heilige Geest geeft zich aan alle rechtvaardigen, en ieder, die in staat van genade is, bezit de bij den doop ontvangen ingestorte krachten, en al die Goddelijke gaven, welke de apostelen in andere menschen herschiepen.

-ocr page 66-

62

De Heilige Geest is ook het beginsel van al onze bovennatuurlijke werken. Hij is bet, die dezelve voortbrengt door de aandrift der dadelijke genade, welke alles wat Goddelijks in ons is verlevendigt en oes helpt het daadwerkelijk te maken. Meestal is Hij onder ons en in ons als eene verzegelde bron, als een gesloten hof; nogtans, Hij is er, Hij handelt, Hij bidt, Hij bemint in ons, zonder dat wij het weten.

Vanwaar komt het toch, dat wij, met zulk een schat tot onze beschikking, evenwel zoo arm zijn; dat wij met zulk een uitstekenden Meester zoo weinig vorderingen in de Goddelijke wetenschap hebben gemaakt; dat wij, met dat Goddelijk vuur in ons binnenste, nog zoo koud zijn? Wij hebben gezondigd in Adam, wij zondigen dagelijks door een uitwerksel van onzen eigen wil: ziedaar de dagelijks zich vernieuwende beletselen voor de wonderbare uitwerkingen der genade van den H. Geest. De zonde moet wel een ontzettend en onbegrijpelijk groot kwaad zijn om een dam op te werpen, die machtig genoeg is den stortvloed der eindelooze barmhartigheid te keeren; om de uitstorting

-ocr page 67-

63

te beletten eener alvermogende liefde, die naar niets meer verlangt dan zich mede te deelen. De H. Kerk draagt dan ook dagelijks het aanbiddelijk offer op tot uitwisscbing onzer zonden, onzer beleedigingen en ontelbare nalatigheden ; en in al hare gebeden vraagt zij onder verschillende vormen aan haar Opperhoofd om de bevrijding van de grootste aller rampen: Libera nos a mulo. Vereenigen wij ons met die stem, die immer gunstig wordt aangehoord. O Heilige Geest, kom Gij zelf in ons roepen, verzuchten, vragen, de kwijtschelding onzer zonden verkrijgen, en dat de werking Uwer Goddelijke barmhartigheid onze harten besture j dat smeeken wij U , omdat wij zonder U noch onze vijanden kunnen afslaan, noch onze ziel zuiveren, noch iets doen wat welgevallig is aan Uwe Goddelijke Majesteit.

Indien de zonde een beletsel stelt tegen de Goddelijke mededeelingen, zoo schort zij die evenwel slechts dan, wanneer zij zwaar en doodelijk is. En zoo uitermate, zoo onbegrijpelijk is de overdaad der liefde van God, dat Hij zich gewaardigt ons te bezoeken, bij ons aan te dringen, wat zeg ik, in ons te blij-

-ocr page 68-

64

ven in gezelschap van die onverzoenlijke vijanden: de dagelijksche zonden en de onvolmaaktheden.

De H. Gertrndis verhaalt, dat, toen zij eens de zou beschouwde, die in haren vollen luister scheen, zij tot zich zelve zeide: Indien Grod de zon geschapen heeft, indien, gelijk de H. Schrift zegt, Gods schoonheid de bewondering wekt van de zon en de maan, indien God, die een verterend vuur is, werkelijk in mij was; hoe zou het mogelijk zijn, dat mijn hart zoo koud bleef als ijs, en ik zulk een zonderling en misdadig leven onder de menschen leidde ? Gij, wiens onderhoud zoo ver -rukkend is, en wiens woorden mij destijds zooveel te aangenamer waren, wijl zij kalmte schonken aan mijn verontrust gemoed, Gij gaaft mij onmiddellijk dit antwoord; Waarin zou ik mijne almacht laten uitschitteren, indien ik door haar niet vermocht mij zeiven in mij zei ven te verbergen, zoodat ik noch gekend, nooh waargenomen word, dan voor zooverre de omstandigheden van tijd en personen dit medeorengt? Want sedert de schepping van den hemel eu van de aarde, heb ik mij in het geheele

-ocr page 69-

65

n- verlossingswerk meer bediend van de ju vindingriikheid mijner liefde dan van de kracht van mijn alvermogen; en dat ;n het nog dezelfde liefde is, die mij leidt, [n blijkt inzonderheid ten duidelijkste uit •h het geduld, waarmede ik, al hunne e- onvolmaaktheden verdragende, in on-I. volmaakte harten blijf, totdat ik hen ,

e. zonder hun vrijen wil geweld aan te tii doen, op den weg der volmaaktheid 31 gebracht heb.

o- Oefening van volgzaamheid aan de

sf ingevingen van den Heiligen Geest. —De in Heilige Geest, die de Kerk bestuurt, n ' bestuurt ook iedere ziel, die zich aan

f. Zijne heerschappij onderwerpt. Zijne 3- inspraken ontbreken ons nooit, maar jl door onze gewone verstrooidheid kunnen t- wij dezelve noch onderscheiden , noch k volgen.

^ Laten wij dat licht, dat ons gegeven

k is geworden, getrouw zijn, en het zal

n steeds toenemen. Leggen wij ons toe

^ op eene groote zuiverheid des harten ,

en de wolken onzer onvolmaaktheden zullen ons niet meer van den luister van de zon der gerechtigheid berooven.

IKeeren wij voortdurend terug in het binnenste van ons hart, waarin GodKeeren wij voortdurend terug in het binnenste van ons hart, waarin God

5

-ocr page 70-

66

woont, en wij zullen de wegen, die Hij ons wil laten bewandelen, leeren kennen.

Sluiten wij onze zinnen af voor de uitwendige dingen , onzen geest voor de ijdelheid, ons hart voor de aanlokkingen der schepselen, en de Heilige Geest zal ons hart met Zijn liefdevuur, ons verstand met Zijn licht, en tot zelfs onze zinnen met Zijne Goddelijke volheid vervullen.

Schietgebed. O Geest van liefde, bid in mij door Uwe onuitsprekelijke verzuchtingen.

-ocr page 71-

67

EERSTE VRIJDAG VAN AUGUSTUS.

Afmeting der liefde (iods.

Om deze onrzake buig ik mijne knieen voor den Vader van onzen Heere Jesus Christus... Dat Christus door het geloof wone in uwe harten, en gij geworteld en gegrondvest zijt in de liefde, opdat gij bij machte zijt met met alle de heiligen te bevatten, welke de breedte, en de lengte, en de hoogte, en de diepte zij. {Ad. Eph. 3, v. 14. 17,18.)

De gave des Heiligen Geestes staat in nauw verband tot godsvrucht tot het Heilig Hart; want die Goddelijke liefde, van welke Jesus den sluier, die haar aan onze oogen verborg, toen Hij ons Zijn Hart openlegde, heeft weggenomen, is de Heilige Geest. „De Heilige Geest is de persoonlijke liefde, of, gelijk de H. Bernardus zegt, het hart van den Vader en den Zoon in de aanbiddelijke Drieeenheid. En alhoewel het schijnt, dat God alleen zich zeiven moest beminnen, aangezien Hij

-ocr page 72-

V *•

68

alleen liefde waardig is, zoo bemint

Hij desniettemin ook Zijne schepselen aa

met dezelde liefde, waarmede Hij Zijn oc

Zoon bemint en van Zijn Zoon bemind de

wordt: zoodat Hij door u te beminnen,- Cl

den Heiligen Geest voortbrengt.quot; Welk g(

een wonder! Is het wel zoo ? Bedrieg ^

ik mij niet ? Wie zou zulk een wonder 0j

kunnen gelooven, zoo het niet de be- hf

vestiging van Christus zeiven daar was , ei om ons geloof te doen slaan aan zulk eene onbegrijpelijke liefde? Sicut dilexit

me pater, ego delexi vos: „Gelijk de v; Vader mij heeft liefgehad, zoo heb ik

ook u liefgehad.quot; Hoe bemint de Vader u-

den Zoon? Door Hem te kennen, en ^

uit deze kennis ontstaat de liefde, de £

Heilige Geest Indien dan de Zoon 0

ons bemint gelijk Zijnen Vader, brengt h Hij , door ons te beminnen, den Heiligen

Geest voort; en de Vader wrocht, d

door ons ook te beminnen, hetzelfde j,

wonder Welk eene afdaling voor God, 0 welke eene verheffing voor ons! En

deze liefde is zonder grenzen in hare j uitgestrektheid, eeuwig in haar duur!

Op den grooten Apostel Paulus heeft f

dit wonder dan ook zulk een diepen j

indruk gemaakt, zoozeer grijpt de be- ^

i

-ocr page 73-

69

wondering er over hem aan, dat hij aan de Ephesiers schreef: „Om deze oorzaake buig ik mijne knieën voor den Vader van onzen Heere Jesus Christus.., Dat Christus door het geloof wone in uwe harten, en gij geworteld en gegrondvest zijtin de liefde, opdat gij hij machte zijt met alle de heiligen te bevatten, welke de breedte, en de lengte, en de hoogte, en de diepte zij.quot;

Overweeg dan, mijne ziel, de diepte van de liefde van God, en zie, hoe Hij afdaalt om zich uit liefde tot ons met ons te vereenigen en de hoedanigheid Vader over ons a:in te nemen. Dat de liefde altijd afdaalt, maar nooit opklimt, is een stelregel, die bewaarheid wordt in alle vaders, die meer liefde voor hunne kinderen hebben, dan hunne kinderen voor hen; doch inzonderheid is zulks het geval ten opzichte van God : zoo groot is de ver-wijdermg tusschen Hem en Zijne door Hem beminde schepselen. — Van den hoogsten trap van het zijn, daalt Hij tot het stof van ons niet af, terwijl Hij ons verlooft of, liever gebied, Hem Vader te uoemen. En de koning, en

-ocr page 74-

70

de bedelaar, en de heer en de slaaf, allen zeggen: Onze Vader, die in de hemelen is.

Uit die hoogte Zijner oneindige volmaaktheid, daalt Hij af tot in den afgrond onzer onvolmaakheid. Hoeveel domme, lompe, onbeschofte en verstan-delooze menschen, die niets mensche-lij ks aan zich hebben dan de gedaante, zijn er niet, en niettemin God bemint ze. Die schoone geest, die schitterender is dan het licht, slaat ze met welgevallige en liefdevolle [blikken gade. Wat al treurige en naargeestige gemoedsgestellen , onuitstaanbaar zoowel voor zich zeiven al voor anderen, zijn er niet, en niettemin, God bemint ze. Dat edel en grootmoedig hart neemt ze op in Zijn schoot, streelt en liefkoost ze als Zijne kinderen. Hoeveel mismaakte, gebrekkige en met zweren overdekte lichamen zijn er niet, niettemin God bemint ze. Hy, die het wezen der schoonheid zelve is, versmaadt het niet ze te omhelzen , hun beschermer, verdediger, behoeder en vader te zijn,

VcCn het toppunt Zijner heerlijkheid daalt Hij af tot onze ondankbaarheid, want Hij bemint ons vurig in weerwil

-ocr page 75-

71

van al onze koelheid; Hij biedt ons Zijne gunsten aan, in weerwil van onze weigeringen; Hij verplicht ons voortdurend aan Zich, en wij weten Hem geen dank er voor; Hij denkt steeds aan ons, wg denken nooit aan Hem.. .

Hij daalt nog lager af, Hij bemint ons niettegenstaande wij Hem dagelijks beleedigen : ik bedoel met onze dagelijksche zonden, welker getal bijna onnoembaar is; zooveel tronweloosheid, geheime afgunst, ongeduldigheid, logen, veinzerij , spotternij, koelheid, listen en streken, die de heiligheid van Zijn geest pijnlijk aandoen, doen Hem niet met ons breken, en mocht Hij ons al eens Zijne voelbare tegenwoordigheid onttrekken, tot een volslagen scheiding gaat Hij niet over. Hij is steeds gedachtig, dat Hij vader is; Hij ontwijkt ons gelijk het hert, dat al vluchtende de oogen op den jager gevestigd houdt; Hij kan het niet van zich verkrijgen, Zijne oogen niet te slaan op degenen, die Hem beleedigen. En indien de doodzonde zulk een diepe afgrond van boosheid is, dat de liefde van God in zulk eene ziel niet kan wonen, is het nogtans niet juist deswegens , dat Hij David, Paulus

-ocr page 76-

72

en Augustinus is gaan opzoeken? En om het in een woord te zeggen: is het niet daaruit, dat al Zijne uitverkorenen gekomen zijn: niet een toch is er, die niet in zonde is ontvang'en geworden , die niet zoo geboren, zoo veroordeeld; zoo kind der menschen , zoo vijand van God; zoo in het leven geroepen, zoo oiider de dooden gerangschikt is se-worden.

Besluit. O mijn Heer, ik wil een voorbeeld aan U nemen, en wijl Gij zoo laag zijt afgedaalt om mij te beminnen, wil ik afdalen, altoos afdalen en mij het bewustzijn van mijne nietigheid zoo diep in mijn hart prenten, dat nimmer ijdele hoogmoed IJ nood-zake mijne ziel te verlaten: want ik weet, dat Gij Uwe oogen met welgevallen gevestigd houdt op de nederigen, en hen, die hoogmoedige gedachten in hun hart koesteren verre van U houdt.

Schietgebed. Ik zal afdalen en ik zal gelijk zijn aan het allerootmoedigst Woord van God, dat de geringste der menschen is geworden. Uescendam et sinmilis ero hutnüissimo. (St. Aug.)

-ocr page 77-

73

EERSTE VRIJDAG VAN SEPTEMBER.

Afmeting van de liefde Gods.

Om deze oorzake buig ik mijne knieën voor den Vader van onzen Heere Jesus Christus. DatChris-tus door het geloof wone in uwe harten, en gij geworteld en gegrondvest zijt in de liefde, opdat gij bij machte zijt met alle de heiligen te bevatten, welke de breedte, en de lengte, en de hoogte, en de diepte zij.

(Ad. Eph. 3, v. 14,17,18.)

Overweeg de verhevenheid der liefde van God jegens Zijn schepselen , en tot welk een hoogen trap Hij hen verheft door hen te beminnen. Op het oogenblik, dat de Heilige Geest de liefde in eene zondige ziel doet herleven, draagt deze levende vlam, hare vlucht hemelwaarts nemende, haar gelukkiglijk in haar middelpunt en verheft haar zoo hoog, dat er noch in de zichtbare noch in de onzichtbare wereld eene grootheid is, die waardig is daarbij vergeleken te worden. Wanneer zij met de genade

-ocr page 78-

74

bekleed is, is zij daardoor in zulk een edelen en hoog aanzienlijken stand geplaatst, dat zij slechts God alleen boven zich ziet.. .. Haar leven is zoo kostbaar en alles wat zij doet zoo hoogst verdienstelijk, dat, wat zij ook doe en hoe gering het zij, God het op geene andere wijze naar waarde kan beloonen, dan door zich zeiven te geven. Een rechtvaardige geeft uit liefde een glas water aan een arme. Welke waarde heeft die daad? Eene kroon ? Een koningrijk ? dat is te weinig. Eene wereld ? Millioenen werelden? Dat is niet genoeg. De minste gaaf der genade is meer waard dan alle goederen der natuur. Groote God, Gij bezit ontzettende, ein-delooze rijkdommen, maar een goed werk kunt Gij niet naar waarde betalen, indien Gij u zei ven niet tot belooning daarvoor geeft. En God geeft zich aan de ziel in den tijd; zij bezit Hem, zij heeft genot van Hem. God is haar schat, haar steun en troost. En God zal zich aan die ziel in de eeuwigheid geven; de glans der heerlijkheid zal haar koning-lijk purper zijn, de ver heerlijkste deugden zullen eene sterrenkroon voor haar wezen, het bloed van Christus zal haai

-ocr page 79-

75

een luister van schoonheid bijzetten, welke de oogen der engelen in verrukking zal hrengen; eindelijk , zal zij, op de innigste wijze met Hem vereenigd, God in haar hart dragen, zonder gevaar Hem ooit te zullen verliezen. Dit heeft de H. Basilius doen zeggen, dat ieder heilige een God was, zoozeer is hij aan zijn oorsprong gelijkvormig: Beun est quisque santorum!

O mijne ziel, in dat geluk zijt gij betrokken, gij zult er toe geraken, indien gij u door eene edelaardige geringschatting derzelve boven de schepselen weet te verheffen. Het hart van God staat voor u open, treed er onbeschroomd binnen en tracht er eene aanzienlijke plaats te verkrijgen. Vrees niet, dat Hij u zal afwijzen, Zijn hart is ruim genoeg voor de gansche wereld.

Overweeg de breedte, de uitgestrektheid der liefde van God. God, die alle schepselen bemint, en gelijk een voortreffelijk werkman behagen schept in het werk Zijner handen, draagt ze allen in Zijn hart, zonder een enkel er van te verachten. En na deze er in geborgen te hebben, blijft er nog tot in het oneindige toe plaats genoeg voor andere werel-

-ocr page 80-

76

den. Er bestaat dat verschil tusschen het hart van God en het hart van den mensch, dat het hart van dezen laatste zeer eng is, en vandaar komt het, dat, als het onder velen verdeeld is, zwakker wordt naarmate het zich uitzet. Het menschelijk hart heeft dit gebrek, dat, wanneer het deszelfs liefde over verscheidenen uitstrekt, daze van hare warmte verliest: hetzij wijl de gelijkvormigheid van de geesten, waardoor men liefde voor iemand opvat, even zeldzaam is als de gelijkenis van het gelaat; hetzij wijl zijne liefde, daar zij beperkt is, afkoelt, naarmate zij zich verdeelt, en zij van hare kracht verkiest in de verhouding van haar aanwinnen in omvang.

Vandaar dat men zich niet moet verwonderen, indien God ijverzuchtig op onze liefde is, en indien Hij alleen in ons Hart wil wonen: Hij toch is reeds te groot om het te vervullen. Maar wat ons betreft, wij hebben geene reden jaloersch te zijn, indien God nog anderen dan ons bemint. Zijn hart is groot genoeg voor allen; Hij bemint ieder onzer met evenveel vuur, alsof er geen ander voorwerp was, dat in

-ocr page 81-

77

Zijne genegenheid kon deelen, en waarop Hij liefdevol kon nederzien. De menigvuldigheid verdeelt Zijne krachten niet, de geringheid van getal doet haar niet inkrimpen, de menigvuldigheid is haar niet tot last, de zorgen baren haar geene moeite, de kommer stoort hare rust niet. Zij benaarstigt zich op zoodanige wijze voor een enkele, dat zij zich er niet aan verbindt; zij geeft zich op zoodanige wijze aan velen, dat zij zich niet verdeelt. Vandaar is het, dat alle menschen eene eervolle plaats in Zijn hart vinden, en er is niemand voor wien Hij geene onsterfelijke kroon bestemd heeft. Wat de vergankelijke goederen dezer wereld betreft, Hij schuift ze op zijde, Hij acht ze hoegenaamd niet, Hij denkt er om zoo te zeggen niet aan aan, Hij laat ze zoek raken; en zoo iemand er Hem om vraagt, moet Hij soms de geheele wereld overhoophalen om ze te vinden. Maar wat Zijne liefde aangaat, die geeft Hij aan die er om vraagt, Hij geeft haar aan die haar verlangt, en Hij schenkt haar voor immer. De laatste afmeting Zijner liefde is hare lengte.

Indien Hij ons een enkel oogenblik

-ocr page 82-

78

van Zijne eeuwigheid had afgestaan om aan ons te denken, dan zou dat reeds eene onvergelijkelijke gunst zijn; maar Hij heeft ons de geheele eeuwigheid afgestaan, en daar Hij ons reeds beminde voor wij waren, heeft Hij ons even aanhoudend bemind als zich zei ven.

De vriendschap der menschen lijdt aan drie gebreken. Zij begint te laat, wijl er een groot gedeelte van 'smenschen leven verstrijkt, alvorens hij een ware vriendschap heeft gesloten. Zij eindigt spoedig, omdat zij weinig levensvatbaarheid en veel onbestendigheid in zich heeft. De mensch bemint weinig, omdat hij een klein hart heeft. De liefde van het hart van God is echter eene liefde zonder wederga. Zijne liefde tot ons heeft geen aanvang gehad, gelijk Hij ons zelf verklaard heeft: „Ik heb u met eene eeuwige liefde bemind.quot; Voor alle eeuwigheid heb ik het plan tot uwe schepping, tot uwe verlossing, tot uwe heiligmaking gevormd.

Dit vooraf beminnen legt ons eene liefdeverplichting op jegens God, van welke wij ons nooit zullen kwijten; nimmer zullen wij , al konden wij Hem beminnen met de harten van alle engelen

^ ^ I

-ocr page 83-

79

en heiligen, eene liefde vergelden, hoedanig Hij ons heeft toegedragen: want Hij heeft ons het eerst bemind, Zijne liefde is de onze eene eeuwigheid vooruit.

Hij heeft ons zonder tusschenpoozing bemind. Het eigen belang verandert dikwijls het hart van den mensch, de hartstocht dooft de warmste vriendschap uit, de menschelijke zwakheid gedoogt geene aanhoudende inspanning; maar wat God betreft, Hij is aan die gebreken niet onderhevig. Hij bemint niet uit eigenbelang of uit hartstocht, noch uit grilligheid, maar uit eene opperste wijsheid en eene oneindige goedheid, die immer handelende, nimmer hartstochtelijk is. Hij bemint ons zonder einde, want Zijne liefde berouwt Hem niet; en de heiligmakende genade, die de band der met Hem en ons gesloten vriendschap is, is ons onherroepelijk geschonken en zal ons nooit ontnomen worden, wij kunnen haar alleen door onze eigen schuld verliezen.

Schaam u, dat gij zoo weinig liefde hebt voor zulk een trouwen en beminnens-waardigen vriend, en zeg met den H. Bernardus: „De onmetelijkheid bemint ons, de eeuwigheid bemint ons, de

-ocr page 84-

80

liefde, die alle wetenschap overtreft, bemint ons; God, wiens grootheid oneindig, wiens wijsheid onvergelijkbaar is, de onbegriipelijke vrede voor alle geesten bemint ons; en wij, wij stellen grenzen aan onze liefde.quot; Geven wij ons dan, ten einde aan zooveel liefde te beantwoorden, geheel aan God , zonder korting of voorbehoud. Is het zulk eene groote zaak voor den mensch, die slechts een handvol stof is, dat hij, om aan zulk eene overgroote liefde, de liefde van zulk een vriend te beantwoorden, al zijne krachten bijeenroept, om zich dankbaar te betoonen voor de liefde eener oneindige Majesteit, die hem voorkomt en zich geheel aan het werk zijner zaligheid wijdt.

Schietgebed. — O Geest van. liefde, geef mij die liefde, waarmede Gij mij bemint, opdat ik U wederliefde moge schenken.

EERSTE VRIJDAG VAN OCTOBER.

Hlijn Zoon gncf mij uw ibart.

Fili praebe mihi cor iuum. Een der liefelijkste gevoelens van de getrouwe ziel is de dankbaarheid; en

-ocr page 85-

81

daar er niets milder is dan de liefde, die in het hart van God huisvest, zoo is er ook niets erkentelijker dan die zelfde liefde, wanneer zij het hart van het schepsel vervult. Maar wat kunnen wi] wedergeven aan Christus onzen Heer, die ons Zijn hart, Zijn leven gegeven heeft, en Zijn lichaam en bloed om ons te voeden? De H. Bernardus geeft een uitmuntend antwoord daarop, wanneer hij zegt, dat vrij niets heters kunnen doen, dan ons hart te geven aan Hem, die het gemaakt heeft.

Het is eene zaak der overweging waardig, dat God, hoe rijk Hij is, niet ophoudt den mensch te vragen en, als het ware, met Zijn verzoek lastig te vallen, alsof Hij niet huiten hem kon. En wat vraagt Hij ? Zijn hart, — Mijn zoon, geef mij uw hart! — Het schijnt, dat geheel het geestelijk leven niets anders is, dan een onderhoud van God met de ziel, en van de ziel met God; van God, die aan de ziel om haar hart vraagt, van de ziel, die haar hart aan God geeft. God zegt tot de voorbeschikte ziel: „Bereid uw hart voor den Heer, maak u gereed om den weg te bewandelen, welken mijne voor-

6

-ocr page 86-

82

zienigheid u zal aanwijzen; maak u bekwaam om mijne gunsten te ontvangen,. — En de ziel antwoordt aan God; Miin hart, o Heer, is gereed, het is bereid vertroosting en verlatenheid , voor- en tegenspoed, hardheid en zachtheid uit Uwe hand te ontvangen.— | God zegt tot de voorbeschikte ziel: Bekeer u tot mij; verlaat de genoegens dezer aarde, omdat gij die des hemels hebt; verlaat de schepselen, omdat gij den Schepper hebt. — En de voorbeschikte ziel zegt tot God; Met geheel mijn hart zal ik mij tot ü keeren, o Heer, ik zal Uwe goedheid en mijne boosheid belijden. Uwe weldaden en mijne ondankbaarheid, Uwe barmhar-tigbeid en mijne ellende. God zegt tot de voorbeschikte ziel: Jerusalem, reinig uw hart, wisch de vlekken uit, die het besmeuren: want mijne liefde is buitengewoon zuiver, mijne genade is zuiver en mijn geest is zuiver. — En de ziel zegt tot God: O God, schep in mij een zuiver hart. O God, springbron van zuiverheid, wasch mijn hart in Uw bloed, zuiver het in de vlammen der vurigste liefde. — God zegt tot do voorbeschikte ziel: Dat

-ocr page 87-

83

de vrede Gods, die alle denkbeeld overtreft, uw hart en geest beware. Plaats den vrede aan den ingang van uw hart, gelijk de cherubijn aan den ingang van het aardsch paradijs, om er de toegangen van te bewaken en alles er uit te verbannen, dat maar eenigszins deszelfs rust, die elk zingenot verre overtreft, zou kunnen storen. En de voorbeschikte ziel antwoordt: Wanneer eene gansche vijandelijke legermacht tegen mij oprukte, mijn hart zou niet bevreesd worden. God is in mij, ik zal niet aan het weifelen gebracht worden. Waarom zooveel vragen en antwoorden, zooveel uitlokking en wederzijdsche verbintenissen, zooveel navraag en liefderijke toenadering? Omdat er niets is, wat wij meer het onze kunnen noemen, niets wat meer geschikt is om aan God te geven dan het hart; omdat er niets is, wat meer aan God toekomt, wat Hij met meer recht kan vragen.

1. Het is het hart, dat ons meester van ons zeiven maakt: die zijn hart bezit, bezit een koningrijk. Wij be-hooren ons zeiven het meest toe En daar nu het hart het voornaamste van

6*

-ocr page 88-

84

alle goederen is, is het ook de voornaamste van alle gaven; het is slechts gemaakt om te geven, omdat het slechts gemaakt is om te beminnen. De liefde is uit haar aard verkwistend; zij geeft alles wat zij heeft, en na al hare schatten uitgeput te hebben, geeft zij zich zelve. Zoo heeft Jesus gedaan, en indien Hij ons Zijn hart gegeven heeft, indien Hij de gift van Zijn hart in haar geheel geheel aan den mensch heeft gegeven, is het dan niet billijk, dat de mensch zich wederkeerig ook geheel aan Hem overlevert? Overigens zijn God onze diensten niet welgevallig, indien zij niet uit het hart voortkomen. Dat is de sikkel des heilig-doms, waarmede Hij wil, dat al onze handelingen zullen gewogen worden; en indien wij met God hadden te deelen, dan zou Hij zich met ons hart tevredenstellen en ons gaarne het overige laten. God heeft onze goederen niet noodig; aan uw vasten en verstervingen heeft Hij geene behoefte, maar Hij is jaloersch op uw hart, zegt de H. Augus-tinus. Het eerste geschenk, dat God ons doet, is niet het leven, noch de goederen der natuur en der genade, die

-ocr page 89-

85

ons te gelijker tijd gegeven worden ; maar Hij heeft ons lang te voren, door zich zei ven aan ons te geven, reeds verplicht; Hij heeft zich aan ons gegeven, door ons Zijn hart te schenken, door ons met dezelfde liefde te beminnen, waarmede Hij zich zeiven van alle eeuwigheid bemint. En daar nu liefde slechts met liefde kan vergolden worden, is het niet redelijk, dat wij Hem voor alle dingen ons hart aanbieden, en dit het eerste blijk van onze erkentelijkheid zij, gelijk het de eerste weldaad is. die wij van Hem genoten hebben?

2. Maar indien er niets is, dat meer aan ons zei ven behoort dan ons hart, zoo is er ook niets, dat meer aan God behoort. — Wanneer Jesus ons hart vraagt, dan vraagt Hij dit niet alleen als eene schatting, welke de liefde ons oplegt, maar als iets, waarop Hij recht heeft. Het behoort Hem, het komt Hem toe als Ziin meesterstuk en Zijre verovering. Er is niets, waarop de werkman meer recht heeft dan op het werk zijner handen. Welnu, ons hart is het werk van God , en opdat niemand Hem het bezit er van zou kunnen betwisten, heeft Hij, toen Hij het vormde, deze

-ocr page 90-

86

eigenaardige merkteekens er in gedrukt,

die den maker doen kennen : vatbaarheid voor God, en gelijkenis op God. Deze vatbaarheid heeft geene grenzen, en daardoor is het hart geheel voor God en God voor het hart, en slechts Hij, die het gemaakt heeft, is in staat het te dige vullen. Daarom is het voortdurend in beweging en heeft geen rust, voordat het tot deszelfs oorsprongis teruggekeerd. Bewonderenswaardige gelijkenis, weswege God het als Zijn meesterstuk liefheeft, boven alles wat Hij heeft gemaakt. Onder al het geschapene, zegt de H. Bernardus, is er niets verheveners,

niets edelers, niets dat meer op God gelijkt dan het hart. Daarom is het,

dat Hij ons niets anders vraagt. Het hart is, als ik het zoo mag zeggen, in ons, wat God in het heelal is.

Het hart behoort aan God niet alleen als zijn meesterstuk, maar ook als Zijne luisterrijkste verovering. Gij behoort u zeiven niet meer toe, zegt de H Paulus, de Zoon Gods heeft u vrijgekocht. Hij heeft voor den prijs van Zijn onschatbaar bloed de hoedanigheid van uw verlosser verworven, en daar het hart het belangrijkste gedeelte dezer ver-

-ocr page 91-

87

overing is, stelt Hij ook daar Zijne grootste eer in. Daarom is het, dat de Profeet het bi] uitnemendheid den pijl der Goddelijke liefde noemt; want nadat God, gelijk de H. Chrysostomus aanmerkt, om die sterkte te overweldigen zonder veel gevolg pijlen van vuur en bedreiging had aangewend, is eindelijk Zijn dierbare Zoon als een keurpijl recht op het doel toegevlogen, dat wil zeggen, op het hart van den mensch, dat Hij door Zijne liefde gewond heeft.

Door dezen pijl was het, dat de H. Petrus gewond was, toen hij zeide: Heere, gij weet, dat ik U liefheb; door dezen pijl was het hart van H. Paulus getroffen, toen hij zeide: „Wie zal ons scheiden van de liefde van Jesus Christus?quot; Het is ook door denzelfden pijl, dat de H, Kerk zich getroffen voelt, wanneer zij in heilige verrukking uitroept: „'Mijn hart is van liefde gewond.quot; Gelukkige pijl, overwinnende liefdeschicht van Jesus, wat hebt gij, toen gij uit Zijn hart kwaamt, eene wonderbare opening in Zijne borst gemaakt, en wat maakt gij dagelijks nog kostbare wonden in de onze! Ach! wie belet mij voortaan, dat ik tot in het

-ocr page 92-

88

binnenste doordringe van die plaats, waarin gij zulk eene heilrijke opening gemaakt hebt? Wie belet, dat Zijn hart door deze wond ga en in het mijne zich vestige om er heerschappij te voeren.

Voorbeeld en oefening. — Helaas! mijne dochter, zeide eens de Zaligmaker tot de H. Theresia, wat zijn er weinig, die mij oprecht beminnen! En indien zij mij beminden, gelijk zij verplicht zijn, voorwaar, ik zou hun mijne geheimen niet verbergen. Maar weet gij, waarin de ware liefde tot mij bestaat? Zij bestaat daarin, dat men gelooft, dat alles wat mij niet aangenaam is, niets dan logen is.

Schietgebed. — Mijn God, ik geef ü mijn hart. Dit hebben wij's morgens bij ons ontwaken, en 's avonds als wij ons te rust begaven gezegd. Hoeveel maal ? En nogtans hebben wij nog geen ernstig begin gemaakt met deze schenking van geheel ons zeiven aan God. Waarover loopen onze gedachten, nadat wij dit formulier, dat wij in onze kindsheid geleerd hebben, hebben uitgesproken? Beproeven wij het dan eens om van woorden tot daden over te gaan: dat

-ocr page 93-

89

dit dagelijksch gebed ten minste een verzoek zij, indien hel nog geene werkelijkheid is.

Mijn God, maak, dat ik U mijn hart, mijn geheele hart geve. Indien ik het U niet weet te geven, en indien ik het U niet geven wil, neem het dan zelf, dat hid ik U, hewaar en verherg het in het Uwe, opdat niet een schepsel het wage om het uit zulk eene veilige plaats weg te nemen. Bezit mijn hart alleen, vul Gij alleen de ruimte van dat hart, dat naar Uwe afmeting gemaakt is, en Gij alleen kunt gelukkig maken. Amen.

EERSTE VRIJDAG VAN NOVEMBER.

Onze bemiddelaars bij het Hart Tan Jesus.

Daar de liefde en vergoeding het wezen van de godsvrucht tot het Hart van Jesus is, welke heilige is er, die dezelve niet op het innigst beoefend heeft, zelfs alvorens zij gelijk in onze dagen geopenbaard is geworden. Nogtans kunnen wij het er ook voor houden, dat zij, die zich door liefde en ijver bijzonder

-ocr page 94-

90

V

gekenmerkt hebben, onder alle het ver-mogendst zij n om den waren geest dezer godsvrucht voor ons te verkrijgen.

De eerste, wiens naam zijne plaats naast de geheiligde namen Jesus en Maria komt innemen, is natuurlijk de H. Joseph: Joseph, de man van Maria, uit welke geboren is Jesus, de meest bevoorrechte onder de stervelingen. Joseph, bewaarder der onbevlekt ontvangen Maagd, beschermer van Jesus, welke innige en liefelijke betrekkingen ontstonden er tusschen u en het vleesch geworden Woord! Wie kan twijfelen aan de teedere liefde van Jesus voor dengenen, dien Hij Zijn Vader noemde; voor den gelukkigen man, die het Woord van God zijn Zoon kon noemen, die Hem op zijne armen had gedragen, die in die innige vertrouwelijkheid als tusschen leden van hetzelfde gezin bestaat , met Hem geleefd had. Joseph zag Jesus aan en Jesus Joseph, en hunne harten verstonden elkander; en Joseph regelde al zijne handelingen naar het Goddelijk voorbeeld, dat de Heer hem in Zijne overgroote barmhartigheid voor oogen stelde. Dertig jaren lang duurde die vertrouwelijke omgang, en zou

-ocr page 95-

91

Joseph op zulk eene goede school niet alles wat het inwendige leven betreft geleerd hebben! Ja, met Jesus is hem alles in zijne handen gesteld; hij heeft de geheimen van Zijn hart gekend, Zijne smarten, Zijne vreugd, Zijne verdiensten. Gaan wij dan tot Joseph, indien wij in keunis van het Hart van Jesus en in liefde tot hetzelve willen toenemen.

En de groote Joannes de Dooper, die Jesus gekend heeft, zelfs voor Hij op de aarde verscheen; die in Zijne tegenwoordigheid van vreugde opsprong, voordat hij zijn hart nog voor eenige geschapen vreugde had geopend; die bijna zijn gansche leven in de eenzaamheid des harten gesleten heeft; die met zooveel ootmoed getuigenis van het Lam Gods heeft afgelegd; zou hij niet alles vermogen op dengenen, die gezegd heeft: „Leert van mij, dat ik ootmoedig van harte ben?quot; Hij is het, die ons ook eene nieuwe hoedanigheid van Jesus geopenbaard heeft; de liefelijkste en teederste van alle, zegt Bossuet, is die van bruidegom Jesus neemt die hoedanigheid aan, en laat zich wat zijn voorlooper gezegd heeft welgevallen.

-ocr page 96-

92

Toen Hij Zijne leerlingen tegen de schijnheilige gestrengheid in bescherming nam, zeide Hij : „Kunnen de bruiloftskinderen rouwen, zoolang de bruidegom met hen is?quot; En Johannes de Dooper noemt zich den Vriend van den Bruidegom. Toen zijne leerlingen er bedroefd om werden, dat allen hem verlieten en tot Jesus gingen, zeide hij hun: „Een mensch kan niets nemen, tenzij het hem van den hemel gegeven is. Die de bruid heeft, is de bruidegom; maar de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms. Zoo is dan mijne bliidschap vervuld geworden.quot; O eervolle vriendschap! Wie kon zich ooit op zulk een vriend beroemen! En waar wordt vriendschap gesloten, tenzij in het hart. Het Hart van Jesus heeft zich dus aan het hart van Joannes geopenbaard; het hart van Joannes heeft zich in het Hart van Jesus uitgestort. En wij kunnen met vertrouwen tot den grootste van de kinderen der menschen gaan, om de liefde van het Hart van Jesus van hem te leeren.

En die andere Joannes, de welbe-

-ocr page 97-

93

minde leerling, die ons deze bewonderenswaardige verklaring van God heeft gegeven: „God is liefde,quot; aan hem vooral, en door hem aan ailea, is het, dat Jesus den weg naar Zijn Hart gewezen heeft. Ook is hij de apostel der Goddelijke en der broederlijke liefde. Hij is het, die al de woorden, waarmede Jesus ons, het Sacrament Zijner liefde belovende, het leven en de liefde beloofde, uit Zijn mond heeft opgevangen. Hij is het, die op den dag van de vervulling dezer wonderbare belofte, gedurende het laatste Avondmaal aan het hart van Jesus rustte. O Joannes, getuige van den doodsstrijd van Jesus; Joannes; getrouwe vriend van Jesus tot aan het kruis; Joannes, aan Maria geschonken als de eerste der kinderen Zijner smarten en liefde; Joannes, die het hart van uwen Goddelijke Meester hebt zien doorsteken en er getuigenis van gegeven hebt; onderwijs ons in de liefde van het Hart van Jesus, verwerf eene plaats voor ons bij u in dat heilig der heiligen, waar de werking der genade alle waarheid leert, tot elk offer bekwaam maakt!

En gij Magdalena, van wie Jesus getuigde, dat gij veel hadt liefgehad,

-ocr page 98-

94

en u daardoor vele zonden werden vergeven ; gij, die dat Goddelijk Hart aan het kruis hebt zien verwonden; gij hebt dat geheim van liefde begrepen, uw hart is in het Hart van Jesus eene toevluchtsplaats gaan zoeken, en gij wilt, dat allen het zullen beminnen gelijk gij. Bid dan voor ons.

Hij, wiens lans het Hart van Jesus voor ons opende, Longinus,. die gelukkige soldaat, zou het Hart van Jesus niet gekend hebben'? Hg heeft die wond gemaakt, hij heeft die hemelpoort geopend, het licht en de liefde zijn met het bloed en het water uit die heilige bron gevloeid, en een geheel nieuwe staat van denkbeelden en gevoelens is aan den soldaat geopenbaard geworden. Aan deze heilige wond was voor hem de herinnering aan den wonderdadigen geheelen ommekeer van geheel zijn wezen verbonden, en hoe zou men er aan kunnen twijfelen, dat het berouw, de dankbaarheid en de liefde hem niet voor immer aan de zijde van Jesus zullen hebben yastgekluisterd. Longinus aan de zijde van Jesus! Ja, er is niet aan te twijfelen, hij vestigde er zijn verblijf, al zijne gedachten , al

-ocr page 99-

95

zijne vreugde, al zijne smarten liepen daarop uit. Hij had daar het levenslicht gezien, hij gaf er zijn geest. Mochten wij door zijne voorspraak naaizij n voorbeeld tot aan onzen laatsten zucht voortaan onafgebroken in die dierbare schuilplaats rusten.

Ik hoor den H. Paulus, aan de Galaters schrijvende, tot ons zeggen : „Overigens valle niemand mij lastig; want de merk* teeken van den Heere Jesus draag ik in mijn lichaam.quot; En geheel zijn leven al zijne woorden, doen ons zien, dat hij ze draagt als een waardig navolger van den God van den Calvarieberg; hij zegt het: „God verhoede, datikroeme, tenzij in het kruis van onzen Heere Jesus Christus, door Wien de wereld aan mij, en ik aan de wereld ben gekruist.quot; Paulus is zoodanig door liefde opgetogen , dat hij van niets dan van liefde spreekt. De liefde tot Jesus dringt hem; het is niet meer voor zich zei ven, dat hij leeft, maar voor dengenen die hem veel meer bemind heeft, hij voegt er bij: „Ik leef niet meer, maar in mij leeft Christusquot; Hij vreest niet al het geschapene uit dagen: „Wie zal ons scheiden van de liefde van Jesus

-ocr page 100-

96

Christus? Verdrukking? of beangstiging? of honger? of naaktheid? of gevaar ? of vervolging ? of zwaard ? Maar dat alles overwinnen wij door Hem, die ons heeft liefgehad.quot; O Goddelijke Paulus, welke is die derde hemel, waarin gij zijt opgenomen geworden, en waar gij woorden gehoord hebt, welke het geen levend mensch geoorloofd is uit te spreken? Wat zou er verheveners en grooters in den hemel zijn dan het hart van den koning des hemels? Breng ons over in dat heilig der heiligen, waar wij met u de hoogte, de diepte, de lengte, de breedte der liefde, die onzen Heere Jesus Christus verteert, zullen leeren kennen.

En onder degenen , van wie wij de liefde zullen leeren, en die haar door hunne gebeden voor ons zullen verwerven , waarom zouden wij daaronder niet rekenen den leeraar der liefde, den H. Augustinus, die ons met zijn vlammend hart, het zinnebeeld van zijn leven en de ingever van zijne leer, in de hand wordt voorgesteld? De H. Augustinus, die in eene omschrijving der deugd den grondslag en het wezen van alle deugden en goede werken in het

-ocr page 101-

97

enkel woord liefde samenvat, en eiken Christen uitdaagt om wegens dit woord de beoefening van de werken van het Christelijk leven te schromen, zeggende: „Wie is er, die zal zeggen; ik kan niet beminnen.quot; O gij, groote heilige, gij die zoozeer bemind hebt, leer ons beminnen , boezem ons de liefde in, verkrijg haar voor ons.

Indien Paulus ons uitnoodigt onze blikken op Jesus Christus te vestigen, om ons door het verlangen naar eene volmaakte overeenkomstigheid met Hem te verheffen, en onze ziel in al Zijne gemoedsbewegingen en indrukken van Zijn Hart te doen dealen; welke heilige moet dieper in verborgenheden, in de smarten, in de vurige liefde van het Hart van Jesus zijn doorgedrongen, dan dat wonder der middeleeuwen, de H. Franciscus van Assisië, wiens geheele persoon liefde tot God ademt de en de dwaasheid des kruises, en die dan ook de wonden des Heeren in zijne handen, voeten en zijde met zich omdroeg? O serafijnsche Franciscus, leer ons beminnen, verkrijg de liefde voor ons !

Het leven van de H. Gertrudis (13e eeuw) is vol openbaringen van

■■

7

-ocr page 102-

98

het Hart van Jesus, van betuigingen Zijner oneindige liefde en belofte van genaden aan degenen, die zich tot het verkrijgen der Goddelijke liefde tot die heilige zouden wenden. „Wanneer ik u geheel in mij zal opgenomen hebben , zeide Christus tot haar, zullen de menschen ter wille van u de aantrekkelijkheid mijner genade gevoelen. — En zij, die mijne barmhartigheid en de liefde, waarmede ik u heb uitgekozen om tl tot zulk een buitengewonen staat van genade te verheffen, u met zooveel zachtheid heb tot mij getrokken en uw hart tot aan het einde van uw leven bezeten, zullen prijzen; dezen zal ik al hunne verzoeken inwilligen en alles geven, wat zij voor-deeligs voor hunne zaligheid zullen wenschen.

Wat Margaretha Maria Alacoque betreft, de bewaarster der geheimen van het Hart van Jesus, aan deze deed de Zaligmaker deze opmerkenswaardige toezegging: „Ik maak u erfgename van mijn hart en al deszelfs schatten voor tijd en eeuwigheid, en sta u toe naar uw verlangen daarvan gebruik te maken. Ik beloof u, dat het u alleen dan aan

-ocr page 103-

99

hulp zal ontbreken, wanneer het mij aan macht ontbreekt.1'

Alle Gods lieve Heiligen, wij zouden u allen moeten noemen, indien wij allen van u wilden noemen, die door de oneindige liefde, die ons bemind heeft en zich voor ons heeft overgeleverd, te beminnen, het Hart van Jesus bemind hebben. Is de hemel niet het rijk der liefde? Ach! verkrijgt dan voor ons een vonkje van die liefde, welke u verteert, In onze groote liefdeloosheid verheffen wij tot u onze smeekingen, om de ware liefde in onze zielen op te wekken. Onze dierbare beschermers, wij leven met u in de herinnering, en daar wij uwe heerlijkheid niet kunnen aanschouwen, vereeren wij met diepen ootmoed, wat ons van uw stoffelijk deel is overgebleven, en wij noemen de dagen onzer ballingschap hier op aarde naar die van uwe zegepraal in den hemel. Leeft met ons, trekt ons tot u, sluit ons nu reeds op in het hart van den God, dien gij bemint, terwijl gij Hem aanschouwt, en dien wij liefhebben, zonder Hem gezien te hebben.

Voorbeeld. Godvruchtige gewoonte van

den gelukzaligen Tlenricus Suso, dominicaan,

7*

-ocr page 104-

100

gedurende zijne maaltijden. De Gelukzalige had de gewoonte om, voor hij zich aan tafel zette, zich voor de diepe wijsheid van God te vernederen, en uit den grond van zijn hart verdocht hij Hem, met hem te willen aanzitten en zijn maal met hem te deelen. O mijn allerheminnelijkste Jesus, zeide hij, met al de liefde, die in mij is, noodig ik U daartoe uit, en smeek U aan mijne tafel plaats te willen nemen, i Gij, die mij zoo liefderijk aan de Uwe voedt; en wanneer hij zich nederzette, verbeeldde hij zich, dat hij tegenover, of 1 naast Jesus zat. Ook hield hij de oogen I zijner ziel voortdurend op Hem gevestigd I en soms boog hij ootmoedig zijn hoofd, j als wilde hij het laten rusten aan de borst, die om onze misdaden met eene lans is doorstoken geworden. Bij elk gerecht, dat men hem voordiende, hief hij zijne oogen ten hemel om deze spijs aan God aan te bieden en Hem te verzoeken, dezelve te willen zegenen. Ja, zeide hij : Gij , die mij zoozeer bemint, Gij mijn Jesus en mijn God, laat ons samen eten, zegen mijn maal, en deel het met mij. Wanneer hij dronk, bood hij zijn glas aan Jesus aan en verzocht

-ocr page 105-

101

Hern er ook uit te willen drinken. Het weinige dat hij dronk, nam hij in vijf teugen ter eere van de vijf wonden van den Zaligmaker, en de laatste teug verdeelde hij in tweeën ter eere van het bloed en water, dat uit de zijde van den Heiland gevloeid is. Onder zijne maaltijden hield hij zijn geest met eenige godvruchtige gedachte bezig; maar de eerste en laatste bete, nam hij altijd in vereeniging met de liefde van den hoogst verhevenen Serafijn in den hemel en het meest van liefde brandende hart hier op de aarde, en smeekte God om zijne ziel van deze vurige en dubbele liefde van den hemel en de aarde te willen doordringen. Wanneer hij de eene of andere spijs onsmakelijk vond, plaatste hij die dadelijk in het gewonde Hart van Jesus en at ze vervolgens moedig op.

Oefening. — Het lezen van de Levens der Heiligen. Er is wellicht geen heilzamer lektuur, dan die. Hoevele heiligen danken zeiven hunne beköering en volmaking aan het lezen van de levens van andere heiligen. De vijand der zielen weet wel, wat hij er bij wint, wanneer hij in onze eeuw de stichtende verhalen, die ons met de vrienden van

-ocr page 106-

102

God doen leven, in wantrouwen brengt. Zonder dat wij het weten ondergaan wij den invloed van de ketterij, die de genade zelfs in de heiligen vijandig is. Daardoor wordt het leerstuk der gemeenschap der heiligen in hetgeen het het troostrijkste bevat, verzwakt; en de vrienden, die wij zoo zeldzaam hier op aarde ontmoeten, kunnen wij in den hemel niet meer vinden. Zij zijn er echter, zij beminnen ons, met bezorgdheid slaan zij ons in onzen strijd gade, zij reiken ons eene behulpzame hand toe. — Maar wij kennen hen niet, wij beminnen hen niet, wij roepen hen niet aan. — Wij maken onze studie van de groote mannen, van de groote geesten der verloopen eeuwen en knoopen in hunne geschriften en de verhalen hunner daden vriendschap met hen aan. — En onze vrienden voor de eeuwigheid, die ware groote mannen, de heiligen, het is, alsof zij er niet zijn. Men zal zeggen; in het leven van sommige komen genadebewijzen van een geheel bij zonderen aard voor, die wi] niet aan God moeten vragen, alsmede daden, zoo grootsch en verheven, dat wij ze onmogelijk kucnen navolgen. Zeer waar, maar hoeveel andere daden

-ocr page 107-

103

zijn er, die wij wel bij machte zijn na te volgen? Bepalen wij ons hierbij : loven wij God voor Zijne toegevendheid jegens Zijne schepsels; bewonderen wij Hem in de heiligen, die Hij tot het brengen van zulke offers bekwaam heeft gemaakt, en verootmoedigen wij ons over onze lafhartigheid, welke de grenzen der oneindige barmhartigheid voor ons vernauwt, en wij zullen er veel voordeel uit getrokken hebben.

EERSTE VRIJDAG VAN DECEMBER.

Oproeping van het Hart van Jesus.

Venite ad me omnes.

Komt allen tot mij.

Venite ad me omnes qui laboratis el onerati estis , et ego reficiam vos. „Komt allen tot mij , die belast en beladen zijt, en ik zal u verkwikken.quot; Sedert achttien eeuwen klinkt deze oproeping, deze Goddelijke oproeping, welke alleen een God in staat is te doen, wijl Hij alleen de macht heeft den zin er van tot waarheid te maken; en hoevele ter nedergeslagen zielen heeft zij tot

i.

-ocr page 108-

104

troost verstrekt, hoevelen die dreigden te vallen hebben steun in dezelve gevonden , hoevelen zijn door dezelve ten leven opgewekt geworden! OJesus,Gij alleen kunt zoo iets uitwerken! O God, mijn God, het is ternauwernood, dat de machtigen dezer aarde, degenen, die zich door toewijding en liefde daartoe voelen opgewekt, tot hun personen laten doordringen; maar de armen, de ellendigen, de ongelukkigen uit te noodigen, bij hen aan te dringen, hen te noodzaken bij Hem hulp te komen zoeken, hen bij hunnen naam te roepen : Proprias oves vocat nominatim ; ziedaar wat slechts een God kan doen, omdat Hij alleen vader van allen is , Hij alleen het geneesmiddel voor hunne kwalen bezit. Het werd aan de H. Ca-tharina van Genua getoond, hoe God nooit ophoudt aan 's menschen hart aan te kloppen, om er binnen te komen en al zijne werken te heiligen; en dat niemand zich ooit zal kunnen beklagen, dat God niet onophoudelijk om zijn hart bij hem heeft aangedrongen, omdat Hij zonder uitzondering tot een ieder komt en allen tot zich trekt.

„Komt allen tot mij, die belast en

-ocr page 109-

105

beladen zijt.quot; — Wie werd niet getroffen door deze liefdeamende woorden, toen hij ze voor het eerst hoorde en de bewonderenswaardige zin, die er in ligt opgesloten, in deszelfs geheele volheid in zijn hart weerklonk. Was het voor hem niet als eene openbaring van de onuitsprekelijke liefde van het Hart van Jesus, van Zijne deernis met onze ellende, en der wonderen Zijner almacht ter gunste van hen, die aan zulk eene liefdadige oproeping gehoor geven. Komt allen tot mij, roept Hij, gij vooral arme zielen, die geplaagd en gekweld wordt; komt vooral als de de beproevingen u overstelpen en gij onder haar gewicht bezwijkt; wanneer de harten der menschen zich aan u onttrekken, en wanneer uw leven vreugdeloos is en de droefheid tot in uw gebeente is doorgedrongen. Komt gij, die zoolang ver van mij in een woest en verlaten land, dat zijn inwoners verslond , op ongebaande wegen, zonder water, zonder schuilplaats hebt rondgedoold.

Komt allen tot mij, komt aan mijn hart, dat voor u is doorstoken geworden. Ziedaar, wat Jesus heden aan de op-

-ocr page 110-

106

roeping, die Hij bij Zijn leven gedaan heeft toevoegt. De liefelijkheid en aantrekkelijkheid van Zijn heilig Hart was in de vorige eeuwen een geheim, dat Hij alleen aan Zijne uitverkoren vrienden , als een Bernardus, eene Gertrudis en eene Mechtilda, had geopenbaard; maar in onze dagen weerklinkt door de gansche wereld deze nieuwe uitnoo-diging: Fenite cuncti currite, ad cor Jem mitissimum. Cunctos, vocat conüdite. Komt, snelt allen naar het allerzoetste Hart van Jesus; allen zijn geroepen, nadert met vertrouwen. Dat Hart is geen gesloten hof, geene verzegelde fontein meer; deszelfs geheimen zijn voor allen, gelijk het voor allen van liefde brandt, gelijk het voor allen is gewond geworden, gelijk het zich voor allen heeft uitgeput, gelijk het voor allen deszelfs laatsten droppel van het bloed, dat in Zijn Hart eene schuilplaats gezocht had, gestort heeft, Gaan wij dan allen, die gelooven aan de liefde van onzen God, en schenken wij liefde voor liefde aan Zijn Goddelijk Hart; gaan wij allen, want wij alleen hebben het door onze zonden gewond, en betalen wij het de schatting van eerherstel, welke het van

-ocr page 111-

107

ons verwacht. Gaan wij allen, want allen zuchten en weeklagen wij onder den zwaren last des levens, en het is voor de ongelukkigen, dat Jesus Zijn Hart opent.

O Heer, Gij zegt tot mij: „Kom,quot; maar Gij weet, dat ik niet tot U kan komen, indien Gij zelf mij niet vasthoudt; zonder U kan ik niet in Uw Hart, in Uwe liefde, leven en sterven.

O Heer, o Christus, Zoon van den levenden God, ik verlang tot ü te gaan, en tot wien anders zouden wij gaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. Deze woorden, die in Uwen mond geest en leven zijn, zeg ze voor ons, geef aan dezelve de uitwerking, welke zij moeten voortbrengen, omdat zij niet zonder vrucht kunnen en mogen terug-keeren.

Komt tot mij, en ik zal u verkwikken. Et ego reficiam vos. Komt tot mij, zeggen ook de schepsels tot ons; maar het is niet om ons te verkwikken, maar om ons in een afgrond van nooit te bevredigende begeerte te storten; van zingenot, dat het hart uitput,.in plaats van het te vervullen en nieuwe kracht te schenken. Doch ziehier, het Hart,

-ocr page 112-

108

de liefde van Jesus, die tot ons zegt: Komt tot mij , uwen God, en ik, die u door mijn almachtig woord en eeuwige liefde geschapen heb, ik zal u verkwikken, Ik zal u naar ziel en lichaam herscheppen, gij zult in dat land van ballingschap door beproevingen, en zelfs door wederwaardigheden des levens, die schijnbaar uw volkomen ondergang moesten bewerken, tot uw hart terug-keeren. En ik zal u ooren geven, en gij zult hooren ; ik zal u een nieuw hart, het mijne, geven, en gij zult begrijpen. Alsdan, zult gij mij prijzen in het land uwer ballingschap, en mijn naam gedachtig zijn, dien gij vergeten hadt. En ik zal een ander verbond met u aangaan, een eeuwig verbond, opdat ik uw Koning zij en gij mijn volk. (Baruch. 3.)

Ziedaar, wat het Hart van Jesus dooiden mond Zijner profeten beloofd heeft; ziedaar, wat Hij in den beginne in Zijne Kerk gedaan heeft, en, door ons Zijn Hart te openbaren, in onze dagen wil hernieuwen. Ilij wil het liefdevuur, dat in de meeste zielen is uitgedoofd weder ontsteken. Hij wil ons herscheppen , gelijk Hij herschapen heeft die uitverkoren zielen, die Hij plotse-

-ocr page 113-

109

ling en op een wonderbare wijze in haren loop gestuit heeft, en die de gaven, welke zij aan de dwaling en ij delheid verspilden, tot eer van God hebben aangewend, zooals eene Magdalena, een Paulus, een Augustinus, een Ignatius, eene Catharina van Genua en zoovele anderen. De stem der ware liefde, der Goddelijke liefde heeft zich in hunne harten doen hooren, en zij hebben slechts van hare vlammen geleefd. Ziedaar, wat zij eiken dag, elk uur op eene minder schitterende maar niet minder zekere manier in de zielen, die onder haar invloed staan, uitwerkt. Zij doet dezelve in wasdom toenemen, gelijk het kind, dat grooter wordt, zonder er van bewust te zijn. Na het vuur der begeerlijkheid trapsgewijze in haar te hebben verminderd en uitgebluscht, hervormt Christus haar naar het beeld Zijner heilige mensch-heid, en gaat steeds voort Zijn werk meer en meer te volmaken tot op den dag, waarop Hij haar de volheid Zijner mannelijken leeftijd zal doen bereiken en het verachtelijk lichaam, dat hare zielen tot hulsel dient, hervormen. Wie onzer gevoelt geene behoefte aan deze geestelijke gedaantehervorming, aan deze

-ocr page 114-

110

geestelijke wedergeboorte? Alles sterft in onze zielen: het geloof, de hoop en alle deugden, en alle toewijding. Begeven wij ons dan tot het Hart van Jesus, geven wij ons aan Zijne liefde over; vragen wij om Zijne liefde met een vurig verlangen, en Hij zal ons haar geven. En Hij zal het aanschijn der aarde vernieuwen, en alles wat zij bevat zal de uitwerking gevoelen van deze liefdevolle woorden: „Komt allen tot mij die belast en beladen zijt, en ik zal u verkwikken.quot;

Schietgebed. — Hier ben ik Heer, ik kom tot U, omdat Gij mij geroepen hebt.

Akte van eerherstelling aan het Heilig Hart

vau Jesus.

Doordrongen van de levendigste droefheid, o mijn dierbare Jesus, en ziende, dat Uw aanbiddelijk Hart, dat in den Bof Gethsemani in bitterheden lag gedompeld en gedurende Uw heilig lijden met versmaadheden is verzadigd geworden, nu in het heilig Sacrament des al taai's door de oneerbiedigheid, ontheiliging en heiligschennis, waaraan het meerendeel der Christenen zich schuldig maken, nog grievender hoon ondergaat;

-ocr page 115-

Ill

werp ik mij met een gebroken hart voor U neder, om U voor zooveel be-leedigingen, U in het Sacrament Uwer liefde aangedaan. vergoeding aan te bieden. Ach! ken ik, mijn dierbare Verlosser, U door mijne huldebewijzen vergoeding schenken voor de minachting, die men voor Uwe liefde en weldaden aan den dag legt! Ach! mocht ik de misdaden, die men tegen U pleegt, met mijne tranen nitwisschen! Maar mijn onvermogen wederstreeft mijn verlangen ; ik zal ü, o mijn Jesus, ten minste mijne gebeden, mijn lijden en al mijne werken in den geest van eerherstel en vergoeding voor de beleedigingen, welke men üw Goddelijk Hart in het heilig Sacrament des altaars aandoet, opdragen; en om aan te vullen wat mij door onmacht ontbreekt, draag ik U de aanbidding op, welke Uw Hart Uwen hemelschen Vader voortdurend aanbiedt, de liefde en de aanbidding van het hart van Maria, Uwe heilige Moeder, alsmede de hulde van alle engelen en heiligen. Ziedaar, o mijn Goddelijke Verlosser, wat voortaan mijne aangenaamste bezigheid zal zijn. Moge zij aangenaam zijn aan Uw Hart en de oogen Uwer harm-

-ocr page 116-

112

hartigheid op mij en alle harten, die IJ beleedigen, doen vestigen. Amen.

Akte van toewijding aan het Heilig Hart van Jesus.

O aanbiddelijk Hart van Jesus, het teederste, het grootmoedigste van alle harten, doordrongen van dankbaarheid bij het aanschouwen Uwer weldaden, kom ik mi], zonder voorbehoud, voor immer aan U toewijden. Ik wil mijn persoon en al mijne krachten en vermogens aanwenden, om Uwe vereering voort te planten en zoo mogelijk alle harten voor U te winnen. Ontvang heden het mijne, o mijn Jesus, of neem het liever zelf, verander en zuiver het, opdat het U aangenamer en Uwer waardiger zij; maak het ootmoedig, zachtmoedig, geduldig, getrouw en edelmoedig als het Uwe, door al het vuur Uwer liefde er in te ontsteken. Verberg het in Uw Goddelijk Hart, met al die harten, die U beminnen en U zijn toegewijd, en gedoog niet, dat ik het ooit terugneem. Ach! liever sterven, dan ooit Uw aanbiddelijk Hart te bedroeven. Ja, Hart van Jesus, U altoos beminnen, U altoos eeren, U altoos dienen, altoos geheel

-ocr page 117-

113

aan ü toebehooren, dat is de wensch mijns harten hij leven en dood en in alle eeuwigheid. Amen.

Opdracht van zich zeiven aan het Hart vau Jesns.

O mijn beminnelijke Jesns, ik N. N., geef IJ, om U mijne dankbaarheid te betuigen en mijne tekortkomingen en ongetrouwheden te herstellen , mijn hart; ik wijd mij geheel aan U toe, en ik maak het vaste voornemen om met behulp Uwer genade nooit meer te zondigen.

Eenmaal daags honderd dagen aflaat; eens in de maand een volle aflaat. — NB. Dit gebed moet voor een afbeeldsel van het H. Hart gebeden worden. De aflaat kan aan de afgestorvenen worden toegevoegd.

8

-ocr page 118-

MANIER

OM

zycis TE HOOREIST,

Aanbiddelijke Drievuldigheid, in Uwen naam en om TJ de verschuldigde eer en hulde te betoon en, woon ik deze heilige offerande bij.

O mijn God, Gij alleen zijt mijne vreugde, mijn geluk en mijne hoop. De menigvuldigheid en afschuwelijkheid mijner zonden maken mij onwaardig Uw heilig altaar te naderen; maar Gij roept mij tot U, zoodat ik U, mij met Uwen dienaar vereenigende, het aanbiddelijk zoenoffer voor onze zaligheid kan aanbieden.

Ik beken, o mijn God, dat ik onwaardig ben, bij deze allerheiligste offerande tegenwoordig te zijn; maar een vermorzeld en rouwmoedig hart, zult Gij niet versmadsn. Ik belijd mijne zonden en vraag ootmoediglijk

-ocr page 119-

115

vergiffenis voor dezelve. Ik hoop deze vergiffenis te zullen verkrijgen door de verdiensten van het slachtoffer , dat tot uitwissching onzer zonden zal opgedragen worden,

Conliteor.

Ik, een rampzalige zondaar, werp mij voor Uw aanbiddelijk aanschijn neder, U, almachtigen God, belijdende, dat ik tegen U en in Uwe tegenwoordigheid gezondigd heb. Ik belijd voor de H. Maria, de zuiverste der maagden , den H. Aartsengel Michaël, den H. Johannes den Dooper, de H. Apostelen Petrus en Paulus en alle heiligen, wier voorbeeld ik niet heb nagevolgd, de geloovigen, aan wie ik ergernis gegeven heb, voor al deze belijde ik, dat ik grootelijks gezondigd heb door gedachten, woorden en daden. Ik heb geene verontschuldiging tot mijne rechtvaardiging bij te brengen. Niet de geringste reden had ik, een God te belee-digen, die eene oneindige liefde waardig is; ja, eerder had ik Hem duizendmaal het offer van mijn leven moeten brengen Ik kan alleen vergiffenis hopen door die oneindige barmhartigheid, die

8*

-ocr page 120-

116

ik uit mij zeiven niet waardig ben. Het is daarom, dat ik de H. Maria, altijd Maagd, den H. Aartsengel Michaël, den H. Johannes den Dooper, de H. Apostelen Petrus en Paulus, en alle heiligen smeek, den Heer onzen God voor mij te bidden. Moge de almachtige God, mij mijne zonden vergeven en mij tot het eeuwig leven geleiden. Amen.

Introïtus.

O mijn God, Gij hebt gezegd: Ik wil den dood des zondaars niet, maar dat hij zich bekeere en leve. Uwe beloften, o Heer, kunnen ons nooit misleiden. Hoevele zegeningen hebt Gij niet op ons, Uw volk, doen nederdalen, sinds Jesus voor ons de gedaante van een dienstknecht aannam, opdat wij ons zouden verheugen in de zoete vrijheid der kinderen Gods,

Kyrie.

O mijne ziel, smeeken wij met luider stem de barmhartigheid van den Heer onzen God af, roepen wij Hem luide aan, zonder bevreesd te zijn van afgewezen te worden. O God, mijn Heer en Schepper, heb deernis met mij; Gij

-ocr page 121-

117

hebt mij geschapen, ontferm TJ over het werk Uwer handen.

Barmhartige Vader, vergeef Uw straf-waardigen dienstknecht.

O Jesus, beminnelijke Zaligmaker, oneindig liefderijke Middelaar, sla een blik van ontferming op onze ellende; vergeef ons onze zonden, en bevrijd ons van de vijanden onzer zaligheid.

O Heilige Geest. Gij zijt onze hoop, onze sterkte, ons licht, onze troost; ge-waardig U ons van onze ongerechtigheden te zuiveren.

Uloria.

Glorie zij Gode in het allerhoogste, en op aarde, vrede den menschen, die

Ivan goeden wille zijn. Wij prijzen U, wij zegenen U, wij aanbidden U, wij verheerlijken U , wij zeggen U dank voor Uwe groote glorie, o Koning dei-eeuwige heerlijkheid! O Heere Jesus, eeniggeboren Zoon des Vaders, Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, erbarm U onzer! Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, neem onze smeekingen gunstig aan en verhoor ons. Gij die zit aan de rechterhand des Vaders; want Gij alleen zijt heilig. Gij alleenvan goeden wille zijn. Wij prijzen U, wij zegenen U, wij aanbidden U, wij verheerlijken U , wij zeggen U dank voor Uwe groote glorie, o Koning dei-eeuwige heerlijkheid! O Heere Jesus, eeniggeboren Zoon des Vaders, Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, erbarm U onzer! Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, neem onze smeekingen gunstig aan en verhoor ons. Gij die zit aan de rechterhand des Vaders; want Gij alleen zijt heilig. Gij alleen

-ocr page 122-

118

zijt de Heer, Gij alleen, o Jesus, zijt te zamen met God den Heiligen Geest het hoogste in de glorie van God den Vader. Amen.

Terwijl de Priester de Collecte leest.

O Heer, neem genadiglijk aan de gebeden , welke Uw dienaar in naam Uwer Kerk voor al de geloovigen tot U opzendt. Mij met deze gebeden vereeni-gende, smeek ik U, mij vergiffenis mijner zonden te willen verleenen, de overwinning over mijne hartstochten en booze neigingen, een werkdadig geloof en eene vurige liefde, opdat ik voortaan getrouwer moge zijn in het onderhouden Uwer geboden, en in de vervulling der plichten van mijn staat. Ik ben niet waardig door U verhoord te worden, maar ik verzoek het ü door de verdiensten van Jesus Christus, Uwen Zoon, die met U en den Heiligen Geest leeft en heerscht in alle eeuwigheid. Amen.

Epistel.

O mijn God, die ons door Uwe profeten en apostelen het licht Uwer waarheid hebt doen kennen, opdat wij de wagen der ongerechtigheid zouden verlaten, onze zon-

-ocr page 123-

119

dige neigingen onderdrukken en de paden der gerechtigheid bewandelen; wees allen, die hier tegenwoordig zijn en den naam van Christenen dragen , genadig, opdat wij alles wat in strijd is met het verheven voorrecht, waarover wij ons ver-Wijden, van ons verwijderd houden ; door onze werken de Goddelijke aanneming, eer aandoen en al de plichten aan dezen heiligen staat, waartoe Gij ons geroepen hebt, verbonden, met nauwgezetheid vervullen.

Evangelie.

Ik geloof vastelijk, o mijn God, al de waarheden, die Gij aan Uwe heilige Apostolische Katholieke Kerk, die in Uwen naam spreekt, geopenbaard hebt. Ik geloof, o Heer, nogtans smeek ik U om mij te hulp te komen en de zwakheid van mijn geloof te versterken. Ik aanbid Uw heilig Woord en ik verlang het tot richtsnoer van mijn gedrag te te maken, hoe moeilijk het mij ook moge vallen. Geef, o mijn God, dat ik niet slechts zij een Christen door het geloof, maar ook een door de werken; dat ik mij dien naam waardig toone door eene oprechte liefde tot U, en

-ocr page 124-

120

dat het uitwerksel dier liefde moge zijn eene getrouwe vervulling Uwer geboden en stipte naleving Uwer voorschriften, opdat ik in de eeuwigheid zien en bezitten moge het oneindig goed, dat Gij mij nu in deze wereld slechts door de oogen des geloofs hebt laten zien en leeren kennen, en verhopen.

Credo.

Ik geloof in God den Vader Almachtig, Schepper van hemel en aarde, en alle zichtbare en onzichtbare dingen; en in één en Heer Jesus Christus, den eeniggeboren Zoon van God, uit den Vader voor alle eeuwen geboren ; God van God, licht van licht, waarachtig God van den waarachtigen God, geboren en niet gemaakt; die om ons menschen en om onze zaligheid uit den hemel is nedergedaald en het vleesch heeft aangenomen , door den Heiligen geest, uit de Maagd Maria, en is mensch geworden. Hij is ook voor ons gekruist onder Pontius Pilatus; Hij heeft geleden en is begraven, en ten derden dage is Hij verrezen, volgens de Schriftuur. Hij is opgeklommen ten hemel, en zit aan de rechterhand des Vaders. Hij zal

-ocr page 125-

121

met heerlijkheid wederkomen om levenden en dooden te oordeelen, wiens Rijk geen einde zal hebben. Ik geloof in den Heiligen Geest, den Heer en Levend-maker, die uit den Vader en den Zoon voortkomt, die met den Vader en den Zoon te zameu aangebeden en verheerlijkt wordt, die door de Profeten gesproken heeft.

Ik geloof in ééne heilige Katholieke en Apostolische Kerk. Ik belijd een doopsel tot vergiffenis der zonden, en ik verwacht de verrijzenis der dooden en het eeuwig leven. Amen.

Offertorium.

Ontvang, hemelsche Vader, almachtige God, dit vlekloos offer, U door de hand des priesters aangeboden, in naam Uwer geheele Kerk en ter herinnering aan de groote offerande, welke Uw Zoon Jesus Christus op den Calvarieberg heeft voltrokken, en die hernieuwd wordt onder de gedaante van brood en wijn, welker zelfstandigheid nu door Zijn alvermogend woord veranderd zal worden in die van Zijn aanbiddelijk lichaam en kostbaar bloed.

Aanvaard, o mijn God, dit vlekloos

-ocr page 126-

122

slachtoffer, hetwelk ik U opdraag als eene erkenning Uwer opperheerschappij over mij en alle schepselen, en tot dankzegging voor al Uwe weldaden. Ik smeek U tevens, mij vergiffenis mijner zonden te verleenen en de noodige hulp om mijne zaligheid te bewerken.

In vereeniging met dit onbevlekte offer, draag ik mij zei ven geheelen al op tot Uwe eer en glorie: mijn lichaam en mijne ziel, mijn leven en alles wat ik van U ontvangen heb. Ik offer mij aan U op in deiv geest van vernedering en boetvaardigheid, uit droefheid U beleedigd te hebben, en met het vaste voornemen U voortaan met groote liefde en getrouwheid te dienen.

Ora(« fnifrcs.

Neem goedgunstig aan. oHeer, deze offerande, welke wij U tot eer en glorie van Uwen aan bid del ij ken naam, voor het welzijn van ons en dat Uwer ge-heele Kerk opdragen.

Profafic.

O almachtige en goedertierene God, trek ons af van alle aardsche geneigdheden en hof onze harten tot U op, opdat wij,ons

-ocr page 127-

123

alleen bezig houdende met het ontzaglijk geheim, dat op het altaar zal plaats grijpen, U als werkelijk tegenwoordig aanbidden. Wij betuigen ü onzen dank, wij prijzen en verheerlijken Uwe Oppermajesteit, God Schepper vaa het Heelal! Almachtige God, ontvang door Uwen welbeminden Zoon, onzen Heere Jesus Christus, onze ootmoedige vereering, vereenig ze met die der zalige geesten; verwarm onze harten door het vuur hunner liefde en ijver, en vergun ons, dat wij, met hen Uwe oneindige volmaaktheden prijzende, eeuwig mogen zingen ; Heilig, heilig is de lieer onze God, de lieer der legerscharen! Hemel en aarde zijn vol van Zijne heerlijkheid, llossanna in het allerhoogste, hemel en aarde zijn vol van Zijne glorie. Gezegend is Hij , die daar komt in den naam des Heeren!

Chiiuii.

Eeuwige en allergoedertierenste Vader, wij smeeken U ootmoediglijk door Jesus Christus, Uwen Zoon, deze heilige offerande van Zijn allerheiligst en kostbaar bloed aan te nemen. Luister naaide gebeden, die wij voor U we heilige

-ocr page 128-

124

Katholieke Kerk tot U opzenden; schenk haar viede, en vereenig al hare kinderen door den band der liefde, opdat zij slechts één hart en ééne ziel mogen zijn. Bestuur haar zelf door het licht Uwer wijsheid; maak, dat alle volkeren dei-aarde hare wetten kennen en dat, overeenkomstig de beloften van haar Godde-lijken Stichter, de poorten der hel haar niet overweldigen.

Zegen onzen H. Vader, den Paus; onze bisschoppen, de gansche geestelijkheid en alle geloovigen, die aan hunne zorgen zijn toevertrouwd. Bijzonder beveel ik U aan N. N.; allen, die bij deze H. Offerande tegenwoordig zijn; mijne ouders, bloedverwanten, vrienden en weldoeners; alsmede allen, die ik mocht beleedigd hebben, alsook mijne vijanden, zoo ik die hebben mocht.

Vereenigd door de banden van een heilig lidmaatschap met de allerheiligste Maagd Maria, de H. Apostelen en Martelaren en alle Heiligen, met wie wij, met onzen Heer Jesus Christus, één en hetzelfde lichaam uitmaken, smeeken wij U, ons door hunne verdiensten Uwe bijzondere bescherming te willen ver-leenen. Ontvang goedgunstiglijk de

-ocr page 129-

125

offeranden en gebeden van Uwe geheele Kerk, en dat wij, voor de eeuwige verdoemenis behoed, tot het getal Uwer uitverkorenen mogen behooren en met U leven, U bezitten en prijzen in alle eeuwigheid, door den zelfden Jesus Christus , Uwen Zoon. Amen.

Consecratie.

O mijn Jesus, ik geloof vastelijk, dat door de kracht van de Goddelijke woorden , welke de priester in Uwen naam uitspreekt, het brood en de wijn wezenlijk en waarachtig veranderd worden in Uw allerheiligst Lichaam en Bloed, gelijk dit op den vooravond van Uw lijden door U zeiven geschiedde.

Opheffiing van Hostie.

Ik aanbid U, o eeuwig Woord des Vaders , uit liefde tot mij gelachtofferd. Ik erken U hier wezenlijk en zelfstan-diglijk tegenwoordig onder de schijn-gedaanten van brood en wijn: U, wien de engelen van het eerste oogenblik Uwer vleeschwording aanbaden; ü, die in den stal van Bethlehem de aanbidding der Wijzen uit het Oosten ontvingt en die in dit Goddelijk Sacrament het voor-

-ocr page 130-

126

werp ouzer voortdurende aanbidding zijt. Gij zijt mijn Heer, mijn Verlosser en mijn God; in U stel ik al mijn troost, al mijne hoop, ik bemin U uit geheel mijn hart, en ik offer mij den hemel-schen Vader op in vereeniging met U.

Vraag gedurende deze onschatbare oogenblikken aan God de bijzondere gunsten, die gij voor u noodig acht; vraag ze met een levendig geloof en een vast vertrouwen door de verdiensten van het slachtoffer, dat voor u wordt opgedragen.

0|iherfiiig tau den kelk.

Ik aanbid U , o Jesus, U, die mij verlost hebt, en door Uw kostbaar bloed de zonden der wereld hebt weggenomen. Gij leverdet U zeiven aan den dood over, om mijne ongerechtigheden te niet te doen; Gij stondt van den doode op ter mijner rechtvaardiging; Gij aijtten hemel opgestegen, om den prijs van Uw lijden in zekerheid te brengen; Gij regeert daar met den Vader, den Heiligen Geest, en ten jongsten dage zult Gij komen om te oordeelen de levenden en de dooden.

Deze verheven geheimen gedenkende, waag ik het, o hemelsche Vader, Uwe

-ocr page 131-

127

ontferming over mij af te smeeken. Uw Goddelijke Zoon is het voorwerp van Uw welbehagen. Ik offer Hem U op, want Ilij alleen is een vlekkeloos offer, heilig en zonder smet; het eenigst slachtoffer, Uwer Oppermajesteit waardig ; het slachtoffer, waardoor alleen vergiffenis mijner zonden te bekomen is en de noodige kracht cm in mijne zwakheid staande te blijven.

nemenfo der Afgestorvenen.

Gedenk, o Heer, Uwe dienaren, die-• deze wereld verlaten hebben, die ons zijn voorafgegaan en met het teeken des Geloofs in Uwe genade zijn gestorven, zonder echter hunne zonden volkomen te hebben afgeboet, en nu in het zuiveringsoord Uwe barmhartigheid verbeiden. Erbarm U over deze lijdende zielen, o mijn God, inzonderheid over die van N. . .. , alsmede over alle, die geene bijzondere voorspraak op deze wereld hebben. Zij zijn Uwe schepselen, Uwe kinderen, Uwe uitverkorenen; Gij bemint ze, en het bloed van Jesus , Uwen welbeminden Zoon, is voor hen vergoten. Geef haar, smeek ik U, den vrede, de verkwikking, het licht en

-ocr page 132-

128

de gelukzaligheid, welke de Kerk, in vereeniging met het vlekkeloos slachtoffer, voor haar van U vraagt.

Nobis (|uoi|iie peccatorllms

Hoe zondig wij ook zijn, wij vertrouwen desniettemin op ü, God van goedheid. Onze ellende is groot, maar Uwe barmhartigheid is oneindig, en de hoop, die wij hebben van eenmaal opgenomen te zullen worden in het gezelschap Uwer Heiligen, berust niet op onze eigen verdiensten, maar op die van onzen Heer Jesus Christus, die met U en den Heiligen Geest leeft en heerscht in alle eeuwigheid. Amen.

Pater Koster.

Leen, smeek ik U, o Heer, goedgunstig het oor aan het ootmoedig gebed van Uw afgeweken kir.d, dat zich rouwmoedig voor U nederwerpt. Ik waag het U, mijn Vader, mijn teederen Vader te noemen; want de uitdrukkelijke woorden van Uwen Zoon geven mij daartoe het recht. Moge Uw rijk gevestigd worden in de harten van al Uwe schepselen, en Uw heilige wil, waaraan ik zoo dikwerf weerstand bob

-ocr page 133-

129

geboden, volbracht worden op de aarde, gelijk hij volbracht wordt in den hemel. Geef mij dagelijks het brood, dat ik noodig heb; maar vooral dat van tranen en vermorzeling des harten, zoo heilzaam en onontbeerlijk voor een zondaar. Vergeef mij mijne zonden, gelijk ik van harte vergeef aan allen, die mij beleedigd hebben. Behoed mij van opnieuw in de zonden te hervallen, door de bekoringen en gevaarlijke gelegenheden, aan welke ik ben blootgesteld, van mij verwijderd te houden; en bevrijd mij van het eenigst ongeluk, waarvoor men bevreesd moet zijn, namelijk, het verlies Uwer genade in deze wereld en Uwe heerlijkheid in de toekomende.

Agnus Dei.

Lam Gods, dat U zeiven aan het kruis ten offer bracht en daarmede op onze altaren voortgaat, ten einde de zonden der wereld uit te wisschen, erbarm U onzer, vergeef ons onze zonden, en geef ons den vrede, welkende wereld niet geven kan: vrede met U, door eene volkomen verzoening en ge-heele onderwerping; vrede met ons zeiven, door de overwinning over onze

-ocr page 134-

130

hartstochten; vrede met onzen naaste, door den band eener ware liefde; vrede in Uwe Kerk, door de uitroeiing dei-ketterijen, scheuringen, oorlogen, en alles wat de katholieke eenheid, broederlijke liefde en openbare rust kan verstoren.

Domine, non snm dignus.

Heer, ik ben niet waardig, dat Gij, door mij Uw heilig lichaam en bloed bij de H. Communie tot spijs en drank te geven, in mijn hart komt. Van ganscher harte verfoei ik de zonden, die mij zulk eene groote weldaad onwaardig maken; slechts Grij, o mijn God, kunt mij de vergiffenis derzeive schenken. Spreek slechts één woord, en ik zal gezuiverd zijn van die menigte zonden, die mij onbehagelijk maken in Uwe oogen. Veroorloof mij ten minste, dat ik de kruimels opraap, die van Uwe tafel vallen. Schenk mij een 'klein gedeelte der genade, welke Gij in dit aanbiddelijk Sacrament den geloovigen mededeelt. Geef mij een levendig geloof, eene vaste hoop, eene vurige liefde, opdat ik geestelijker wijze met U ver-eenigd moge worden. Vernietig in mij

-ocr page 135-

A «VÖfrJwZb «tC''

131

alles wat U eenigszins mishaagt; heersch Gij alleen in mijn hart en maak mij waardig om Uw heilig lichaam en bloed te ontvangen ; word Gij het leven mij ner ziel, door haar in Uwe genade te bewaren en haar het onderpand des eeuwigen levens te geven.

Post-Commic.

O almachtige God, ik loof en prijs Uwe oneindige wijsheid en macht, waardoor G-ij zulk een hemelsch voedsel voor mij bereid hebt. Ik zeg U dank voor deze edelmoedige goedheid mijwaarts, Ik aanbid Uwe Oppermajesteit, die het niet versmaad heeft tot mijne nietigheid af te dalen. Doch hoe, o mijn God, kan ik U mijnen dank betuigen voor alles wat Gij voor mij gedaan hebt ? Ik wil mi] met U, o J esus, vereenigen, U wen heiligen naam aanroepen en in alle eeuwigheid loven en prijzen. Nu Gij U met zulk eene bovenmatige edelmoedigheid aan mij hebt gegeven, wijd ik mij van dezen dag af voor immer geheel en onherroepelijk aan U toe.

7.egen.

O almachtige God, Vader, Zoon en

-ocr page 136-

132

Heilige Geest, gewaardigt U door het groote offer, dat U is opgedragen geworden, ons voor tijd en eeuwigheid te zegenen.

Evangelie ran den H. Johannes.

Ik aanbid, o Jesus, Uwe eeuwige geboorte, in den schoot Uws hemelschen Vaders, en üwe geboorte in den tijd, in den schoot der allerzuiverste Maagd Maria. Daar Gij mij naar het vleesch gelijk geworden zijt, en TJ gewaardigd hebt, mij naar den geest een kind Gods te maken, zoo maak mij zulk eene ver' heven bestemming ook waardig; doe mij in U herboren worden, U kennen, beminnen en als het ware licht volgen, opdat ik de genade dezer Goddelijke aanneming, bij den heiligen Doop ontvangen, hehoude. Kom tot mij door de machtige genade van Uw verheven Sacrament; neem Uwe woonplaats in mijne ziel en heersch daar in de glorie als de eenige Zoon des Vaders, vol wijsheid en waarheid.

-ocr page 137-

INHOUD.

STICHTENDE LEZINGEN VOOK DE EERSTE VRIJDAGEN DER MAAND.

blgt;.

Vrijdag van Januari. — Het Hart van Jesus is de Koning dor

tarten.........3

„ van Februari. — Het Hart van Jeaus openbaart zich aan de zuivere harten .... 11 „ van Maart. — De doodsstrijd van het Hart van Jesus aan

het kruis........20

,, van April. — De doodsstrijd van het Hart van Jesus aan

het kruis........28

„ van Mei. — Het Heilig Hart van Jesus, — Het onbevlekt

Hart van Maria.....37

„ van Juni. ■— Gave bij uitnemendheid van het Hart van Jesus: de Heilige Geest . . 44 „ van Juli. ■— De Heilige Geest is het hart, waarmede wij

God beminnen.....55

„ van Augustus. — Afmeting

van de liefde Gods. ... 67

-ocr page 138-

bli.

1. Vrijdag van September. ■— Afmeting

van de liefde Gods.... 73 1. „ van October. — Mijn Zoon,

geef mij uw hart, .... 80 1. „ van November. — Onze bemiddelaars bij het Hart van

Jesus.............89

1. „ van December. — Oproeping

van het Hart van Jezus. . 103 Akte van eerherstel aan het Heilig Hart van Jeans . . 110 Akte van toewijding aan het

Hart van Jesus.....112

Misgebeden......114

-ocr page 139-
-ocr page 140-
-ocr page 141-
-ocr page 142-

L

-ocr page 143-
-ocr page 144-