VAX ÜKN
j3 R I N S DER ƒ; P OSTEUE N.
ar AAK HET PHAHSOH.
DOOR
BIBLIOTHEEK DER RÜKSUN'iVERSITEIT ------------------U-T-R ECHT
Uitgever. |
's Hertogenbosch Boskhanclelaar. |
do-vej de: dil do dilt; mi
'
Simon, de vissclifr van Galilca;
Cl^l^ imou, de zoou van Joauues of Jonas, Ysjty/ was te Bethsaida, een dorp van den stam Nephtali, aan liet meer Genezareth ö in Ópper-Galüea, geboren. Dit dorp, door den viervorst Herodes veel vergroot en verfraaid, werd vereerd met een bezoek van den goddelijken Verlosser, die er kwam prediken en mirakelen doen. De bewoners waren doof voor zijn stem, en wisten van de genade, die bun aangeboden werd, geen gebruik te maken.
Simon en zijn broeder Andreas, beiden rein van zeden, waren te midden van een dom en vleescbelijk volk den geest van den godsdienst getrouw gebleven. Zij oefenden, even als on-
«»
HET LEVEN VAN
getwijfeld lum vader deed, het nederig beroep van visscher uit.
Simon verliet hun oorspronkelijke verblijfplaats Betlisaida, en ging zich te Capharnaüm vestigen.
Het wordt er algemeen voor gehouden, dat dit bij gelegenheid van zijn huwelijk geschiedde. Zeker is het althans, dat daar zijn schoonmoeder woonde, waarvan wij later zullen zien, dat de Godmensch te haren behoeve een wonder deed. Capharnaüm, even als Bethsaida, aan het meer Genezareth en dicht bij de monding van den Jordaan gelegen, had een voor de vischvangst gunstige ligging. Simon en Adreas, die hem gevolgd was, gingen voort er hun vroeger bedrijf uit te oefenen. Daar trachtten die eenvoudige en vreedzame mannen, terwijl zij zich aan hun dagelijksche bezigheden wijdden, tevens aan Gode de hulde te brengen, die hem verschuldigd was; getrouw aan de voorschriften der wet van Israel, leefden zij in de zekere verwachting van den Messias, die hun natie beloofd was.
Het was nu ten tijde, dat de heilige Joannes-Baptista, de voorlooper des Zaligmakers, in de woestijn van Jadea predikte, zeggende: ïDoet boetvaardigheid, want het rijk der hemelen is nabij.quot; »Joannes, zegt de evangelist, droeg een kleed van kemelshaar en een lederen gordel om de lendenen, en leefde van sprinkhanen en wilde honig. Men ging naar hem
4
DEN H. PETRUS
toe uit Jerusalem, uit geheel Judea en de gansclie landstreek rondom den Jordaan, en terwijl men zich van zijn zonden beschuldigde, ontving men van hem het doopsel in den Jordaan.quot; (1) Andreas, die het eerst dooide goddelijke genade bezocht werd, liet zk;i onder de leerlingen van den heiligen Joannes-Baptista opnemen. Toen hij op zekeren dag zijn meester, op Jesus wijzende, had hooren zeggen: »Ziedaar het Lam Gods,quot; volgde bij met een anderen leerling van Joannes den Zaligmaker, en bleef het overige gedeelte van den dag bij hem. Zijn gesprekken met Jesus overtuigden hem weldra, dat hij waarlijk de Christus en de Verlosser der wereld was. Nadat hij hem verlaten had, liep hij in aller ijl naar zijn broeder Simon, en zei hem vol blijdschap : » Wij hebben den Messias gevonden!quot; Simon geloofde dadelijk in Jesus Christus. Yol ongeduld om hem te zien en te hooren, vertrok hij oogenblikkelijk met zijn broeder om hem op te zoeken. Jesus bemerkte hem het eerst, zag hem aan, en noemde hem bij zijn naam, zeggende : »Gij zijt Simon, de zoon van Jonas: gij zult Cephas heeten, — hetgeen Petrus be-teekent,quot; voegt het Evangelie erbij. (2) Als de beide broeders eenigen tijd met den Zalig-
(1) De heilige Mattheus, III. 5, 6.
(2) De heilige Joan. I. 42. ■— Cephas beteekent in dc Syro-Chaldeeuwsche taal, die in Judea gesproken werd, een rots, in het Latijn Petrus.
HET LEVEN VAN
maker verkeerd hadden, keerden zij naar hun netten terug, vast besloten, dat zij weer naaide goddelijke woorden, die uit zijn mond vloeiden, zouden gaan luisteren, doch niet vermoedende, welk een verheven roeping zij weldra zouden te vervullen hebben.
Ziedaar het eerste tafereel, dat ons het leven van den heiligen Petrus, die roemrijke Prins der Apostelen, oplevert; ziedaar de eerste bladzijde van de geschiedenis dier algemeene Kerk, waarvan hij de grondslag moet worden. Welk een nederig begin! Twee broeders, eenvoudige visschers van een meeroever, verlaten een oogenblik hun netten om de voetstappen van Jesus te volgen, dien zij als den aan Israel beloofden Messias herkennen. Jesus werpt op een hunner een dier goddelijke blikken, die tot de geheimste plooien des harten doordringen; en in hem de kiem der deugden van geloof en liefde ontdekkende, die voor de volbrenging der groote onderneming noouig zijn, zegt hij hem terstond: »Ziedaar den man, dien ik uitgekozen heb!quot; Die man is slechts een eenvoudig visscher, maar wat nood? hij zal de steenrots worden, waarop het heerlijkste gebouw wordt opgetrokken ; hij wordt de hechte grondslag dier algemeene Kerk, waartegen de machten der aarde of der hel nimmer iets zullen vermogen. Gij wilt het aldus, mijn God, om duidelijk te toonen, dat dit gebouw
6
DJ5N H. PETRUS
van zgn oorsprong af een goddelijk werk was in zgn samenstelling, zooals het goddelijk zal zijn in zijn vestiging en eeuwigen duur. Gij koost een eenvoudig visscher tot eersten apostel en tot hoofd van een godsdienst, die te Rome op de puinhoopen van de tronen der Cesars moet
heerschen.....Welk een zonderlinge omkeer!
welk een schitterend bewijs voor de goddelijkheid uwer Kerk !,.. .
Hoofilfs tuit II.
Roeping ran Simon-Pelrus lol hel Aposlelschap.
n het eerste jaar zijner zending ging de Verlosser op zekeren dag langs het meer Genezareth, en zag twee X scheepjes aan den oever liggen; de visschers waren beueden en bezig met hun netten te wasschen. Door den drang van het volk, dat in menigte toestroomde om zjjn goddelijk woord te hooren, besteeg Jesus een van die scheepjes, namelijk dat van Simon-Petrus. Hij verzocht hem, een weinig van den oever af
7
HET LEVEN VAN
8
te steken, en neergezeten zijnde, onderwees hij bet volk van uit het scheepje. Zoodra hg uitgesproken had, zeide hg tot Simon: »Begeef u in volle zee, en werp uw netten uit om te visschen.— Meester, antwoordde hem Simon, wij liebbeu den gansehen nacht vergeefs gewerkt zonder iets te vangen; maar, nogtans, omdat gij het zegt, zal ik het net uitwerpen.quot; En toen zij het uitgeworpen hadden, vingen Simon en zijn broeder Andreas een zoo groote menigte visschen, dat hun net scheurde. Zij gaven nu hun makkers, die op bet andere scheepje waren, door een teeken te verstaan, dat zij moesten komen helpen; deze kwamen terstond, en de scheepjes werden zoo vol geladen, dat zij bijna zonken. Dit ziende, wierp zich Simon-Petrns aan Jesus' voeten , zeggende: » Ga weg van my , Heer, want ik ben een zondig mensch.quot; Hij was, even als zijn medegezellen Jacobus en Joannes, de zoon van Zebedeus, geheel verschrokken van de vangst, die zij gedaan hadden. Maar Jesus zeide tot Simon: »Wees niet bevreesd; voortaan is het uw ambt, menschen te vangen.quot; En bun scheepjes naar den oever brengende, verlieten zij terstond alles om hem te volgen. (1)
Dit is, volgens den heiligen evangelist Lucas, het verhaal der wonderbare viscbvangst, die
(1) De H. Luc. V.
DEN H. PETEUS
de roeping der beide eerste apostelen Simon-Petrus en Andreas voorafging: de Zaligmaker Toegde liun bijna op hetzelfde oogenblik Jacobus en Joannes toe. Dit wonder was een afbeeldsel ran het overgroote succes, dat de apostelen eenmaal zouden hebben, als zij op menschen vischten. De heilige Mattheus en de heilige Marcus verhalen de roeping van Simon-Petrus minder omslachtig. gt;Jesus dan, zeggen zij, ging langs hot meer van Galilea, en zag twee broeders, Simon, dien men Petrus noemt, en zijn broeder Andreas, die hun netten in zee wierpen, want zij waren visschers. En hij zeide hun: » Volgt mij, en ik zal menschen-visschers van u maken.quot; Hun netten daarlatende , volgden zij hem terstond. (1)
Die verschillende verhalen der evangelisten bewijzen, dat Simon-Petrus en Adreas dadelijk aan de stem des Zaligmakers, die hen roept en dien zij voortaan niet meer zullen verlaten, gehoorzamen. Zij volgen zijn schreden met een zoo volmaakte gesteldheid des harten, dat Petrus later gerust zal kunnen zeggen: »Gy ziet. Heer, dat wij alles verlaten hebben, om u te volgen; wat zal dan onzo belooning zijn?quot; (2) Men weet welke de belooning is, die de Zaligmaker beloofde aan hem, die om
(1) De 11. Matth. IV. — De H. Marc. I.
(2) De H. Matth. XIX.
9
HET LEVEN VAJf
10
zgn naam alles vaarwel gezegd zal hebben, namelijk; het honderdvoud hier op aarde, en na dit leven de eeuwige zaligheid. Gelukkig dus de mensen, die naar de stem Gods luistert, als zij tot zijn hart spreekt om hem alles wat hij bezit ten offer te doen brengen! De beide toekomstige apostelen bezaten slechts een scheepje en vischnetteu; dat was schijnbaar zeer weinig, doch het maakte hun gansche bezit uit. En hoe gering 's menschen bezit op deze wereld ook zijn moge, is hij er toch met lijf en ziel aan gehecht; zelfs hoe armer hij is, des te meer schijnt hij het geringe erfdeel , dat de Voorzienigheid hem liet, aan te kleven. Een schuit en eenige netten zijn voor den eenvoudigen visscher een schat, kostbaarder dan kasteelen en landerijen voor hem, die door de fortuin begunstigd is.... Wachten wij ons dus wel, in het voorbeeld, dat Petrus en Adreas ons hier geven, een gering offer te zien. Zij verzaken naar geest en hart aan de wereld ;• zij verzaken bovendien aan zich zeiven en aan hun eigen wil. Als een voorbeeld van volmaakte gehoorzaamheid aan dc stem der genade, die hen roept, zullen die beide eerste apostelen voortaan ook tooubeelden van den volmaakten leerling ziju. Dat schouwspel wordt ons inzonderheid aangeboden door Simon-Petrus, als hij Jesus Christus volgt van af den dag zijner roeping tot het apostelambt tot
DEN H. PETRUS
11
op den dag zijner drievoudige verloocliening, die hij door zooveel tranen en het storten van al zijn bloed zoo roemrijk heeft geboet.
HooiHs;trilt III.
Simon-Pclrus als leerling des Zali(jmakcrs.
aat ons, alvorens wij den heiligen Petrus zijn goddelijken meester blijken van zijn geloof en vurige liefde zien geven , den Zaligmaker zelf aanschouwen, als hij zijn dierbaren leerling met een treffend bewijs van teedere genegenheid jegens hem voorkomt. Toen Jesus te Capharnaüm gekomen was, vereerde hij het huis van Simon en Andreas met zijn tegenwoordigheid; hij begaf zich met zijn leerlingen Jacobus en Joannes daarheen. De schoonmoeder nu van Simon lag in een felle koorts, en men smeekte hem, haar bij te willen staan. Jesus trad naar haar toe, »gebood de koorts, zegt de evangelist, en de koorts verliet haar.quot; Hij nam de zieke bij de hand, zij stond oogen-
HET LEVEN VAN
blikkelijk op, en begon haar gasten te bedienen. (1)
Toen Jesus na bet Paascbfeest van bet jaar 31 den naebt in gebed had doorgebracht, riep hij, zoodra de dag aanbrak, zijn leerlingen, en koos er twaalf ouder hen uit. aan wie hü den naam van apostelen gaf, te weten: Simon, dien hij Petrus noemde, en zijn broeder Andreas, Jacobus en Joannes, Philippus en Bar-tholomeus, Mattheus en Thomas, Jacobus, zoon van Alpheus, en Simon, bijgenaamd de IJveraar; Juda, broeder van Jacobus, en Judas Iscariot, die Jesus verried. Men ziet, dat den heiligen Petrus reeds van den beginne af de eerste plaats werd aangewezen. Bij de opnoeming der twaalf apostelen zetten de evangelisten Petrus altijd voor de overigen; tot hem richt de Zaligmaker gewoonlijk het woord, en door hem wordt uit naam zijner gezellen geantwoord. Voortdurend wordt hij met de voorliefde zijns goddelijken Meesters (2) vereerd, met wien hij vaker en gemeenzamer sprak dan de anderen.
(1) De n, Luc, IV. — De H. Marc. I.
(2) Ouder Tele andere voorbeelden kan men dat aantalen, waarin Petrus, Jesus naderende, zeide: „Heer, hoe dikwijls zal ik mijn broeder, als hij mij beleedigt, vergeven? Zal ik dat zeven malen doen?quot; Men kent het sehoone antwoord des Zaligmakers; Ik zeg u niet zeven malen, maar zeventig maal zeven malen (dat wil zeggen altijd)quot;
De H. Matth. XVII.
12
DEN H. PfcTRUS
Jesus Christus doet hem altijd onder al zijn leerlingen uitkomen: aan hem zal hij na zijn verrijzenis verschenen, voordat hij zich aan de overige apostelen vertoont, hem eindelijk zal hij bijzonder met de zorg voor het weiden zijner kudde belasten. Een der meest in het oog springende feiten in het Evangelie is voorzeker dat oppergezag van Petrus over de andere leerlingen des Zaligmakers. Daardoor wilde God reeds de gemoederen voorbereiden op het groote leerstuk betreffende het pausdom, dat een der grondbeginselen van ons geloof uitmaakt. Op het voorbeeld van Jesus Christus stellen de schrijvers der eerste kerk op hun beurt den heiligen Petrus als den aanvoerder, den voorzitter, het hoofd der apostolen voor. Wat zgn zij derhalve blind, die geen geloof willen hechten aan de goddelijke instelling van een apostolischen stoel, wiens oorsprong in iedere schrede van het leven des Verlossers duidelijk te lezen is!
Laat ons het voetspoor diens goddelijken Meesters volgen, ons aan het verhaal van het Evangelie vasthouden, en ons de schitterende blijken herinneren, die de doorluchtige heilige, wiens geschiedenis wij schetsen, van zijn geloof en zijn liefde jegens God gaf. Geloof, liefde en ijver voor het heil der zielen zijn de voornaamste deugden van een waren leerling van Jesus Christus. Welke leerling leverde daar
13
HET LEVEN VAN
14
meer voorbeelden van op dan de heilige apostel Petrus? Op zekeren dag gingen vele leerlingen des Zaligmakers, bij gelegenheid van eenige moeilijkheden over de leer van het Allerheiligste Sacrament, van hun meester weg. Als Jesus hen heen zag gaan, zeide hij tot de twaalf: 3gt; En gij, wilt gij ook niet weggaan?quot; Nu verhief Petrus uit naam zijner medeleerlingen zijn stem, en riep in de vurigheid zijns geloofs uit: »Heer, tot wien zouden wij gaan? gij hebt de woorden des eeuwigen levens. W y hebben hem gezien, en wij hebben hem herkend: gij zijt de Christus, de Zoon Gods.'' Toen Jesus bij een andere gelegenheid zijn leerling naar de openbare meening te zijnen opzichte vroeg, antwoordden zij: 2 Sommigen zeggen, dat gij Joannes de Dooper zijt, anderen Elias, nog anderen Jeremias of een der profeten.quot; De Heer voegde erbij: 2gt;En gij, wie zegt gij, dat ik ben?quot; Simon Petrus nam alsnu het woord, en zeide: »Gij zijt Christus, de Zoon van den levenden God!quot; Jesus hervatte: »Gij zijt gelukkig Simon, Jonas' zoon; want niet het vleesch en bloed hebben hem aan u geopenbaard, maar mijn Vader, die in den hemel is. En ik zeg n, gij zijt Petrus, op die steenrots zal ik m:jn Kerk bouwen, en de poorten der hel zullen niet tegen haar vermogen. Ik zal u de sleutels van het rijk der hemelen geven: al wat gij op
DEN H. PETRUS
aarde gebonden zult hebben, zal ook in den hemel gebonden zijn, en alles wat gij op aarde zult ontbonden hebben, zal ook in den hemel ontbonden zijn.quot; (1)
Welke heerlijke beloften! Wie is toch de man, tot wien een God zulk een vreemde taal spreekt ? 't Is, zooals wij gezien hebben, een eenvoudig visscher uit Galilea; hij zal de eerste schakel wezen dier lange keten van driehonderd opperpriesters, die van af den tijd van den heiligen Petrus tot in onze dagen met die verheven macht bekleed zijn. De apostel, die tot zulk een macht geroepen werd, was nog niet verlicht door dat goddelijk licht, dat later zijn ijver zou doen ontvlammen en al zijn daden leiden. Evenals de overige apostelen werd Petrus slechts langzaam van den nieuwen geest doordrongen, dien hij zoo krachtdadig op aarde moest helpen voortplanten, en hij begreep de voordeelen nog niet van bet lijden en het kruis, waardoor het geheim onzer verlossing voltrokken moest worden.
Op zekeren dag, toen Jesus op den weg van Cesarea naar Philippe met zijn leerlingen over het lijden en den dood, die hem te Jerusalem Avachtten, sprak, nam Petrus zijn Meester ter zijde, en begon hem verwijtingen te doen: Ach! Heer, moge dat ons niet overkomen!
(1) De H. Matth. XVI.
HET LEVEN VAN
zeide hij. Neen, dat zal niet gebeuren.quot; Die ijver van den apostel, die niet met het geloof strookte, werd door den Zaligmaker ten hoogste afgekeurd: »Ga weg van mij, satan, zeide hij tot Petrus, terwijl hij hem van zich afduwde: gij zijt mij een voorwerp van ergernis; want gij smaakt niet wat uit God, maar wat uit den mensch is.quot; (1)
Laat ons evenwel niet uit het oog verliezen, dat Petrus zich steeds de minst schroomvallige, de minst weifelachtige der apostelen betoonde. Wie hunner wist, zelfs voor de uitstorting der gaven van den Heiligen Geest, zijn meester meer blijken van geloof, van edelmoedige liefde, van vrijwillige toewijding te geven! Als getuige van zijn glorie op den berg Thabor en van zijn doodelijke droefheid in den tuin van Gethsemani, als het voorwerp zijner voorliefde altijd op den eersten rang geplaatst en openlijk tot het bestuur der Kerk geroepen, schijnt ons Petrus altijd toe als een model van een trouwen en bevoorrechten leerling.
16
Jesus nam Petrus, Jacobus en zijn broeder Joannes met zich, en geleidde hen naar een hoogen berg: daar werd hij in hun tegenwoordigheid van gedaante veranderd: zijn aangezicht was glanzend als de zon, en zijn kleederen werden zoo wit als de sneeuw. Te-
(1) De H. Matth. XVI. De H. Marc. VIXI.
DEN H. PETRUS
17
gelijkertijd zagen de drie apostelen Mozes en Elias, die met hem spraken. Petrus, alsmi het woord nemende, zei in de vervoering zijner liefde tot Jesus; »Heer, het is ons goed, hier te zijn: als gij wilt, laat ons hier drie tenten houwen, een voor u, een voor Mozes en een voor Elias.'' (1) Alsof hij had willen zeggen: Wij zijn gelukkig, goddelijke Meester, als wij altijd bij u zijn en den luister uwer glorie kunnen aanschouwen. Zooals wij zooeven zeiden, begreep de apostel nog niet, door welken moeilijken arbeid en lijden dat geluk gekocht moest worden.
Diezelfde greuzsnlooze liefde bracht er den heiligen Petrus toe, zich tweemaal in de zee te werpen om Jesus tegemoet te gaan. Bij het zien van zijn Verlosser was hij zich zeiven niet meer meester, en zijn vurig verlangen om bij hem te zijn belette hem te wachten totdat het scheepje aan wal was. Zoo werd op zekeren dag, toen de apostelen ten gevolge van het mirakel van de vermenigvuldiging der brooden het meer overgestoken waren, terwijl Jesus het volk heenzond, het scheepje, waarop zij zich bevonden, door de golven heen en weer geslingerd, want men had tegenwind. Op den vierden dag nu, ging Jesus, over de zee wandelende, naar hen toe. Als
(1) De H. Matth. XVII.
2
HET LEVEN VAN
de apostelen hun meester zoo over het water zagen gaan, waren zij ontsteld: »'t Is een spook,quot; zeiden zij, en slaakten een kreet van angst. Doch Jesus stelde hen dadelijk gerust, zeggende: »Weest niet bevreesd, ik ben het.—• Heer, riep Petrus in de vervoering zijner blijdschap uit, als gij het zijt, beveel mij dan, u over het water tegemoet te treden. -— Kom, zeide de Zaligmaker tot hem, en Petrus, zijn scheepje verlatende, liep over het water, om naar Jesus te gaan. Maar toen hij zag, dat de wind hevig woei, was hij bevreesd; en daar hij begon te zinken, riep hij uit: »Heer, red mij!quot; Op hetzelfde oogenblik stak Jesus zijn banden uit, ondersteunde hem en sprak: » Klein gel oo vigewaarom hebt gij getwijfeld?quot; Zoodra zij in het scheepje gestegen waren, hield de wind op. (1)
Helaas! wie zou gedacht hebben, dat een apostel, zoo rijk aan deugden, en met zooveel genaden begunstigd, eenmaal zoo ver
O O O '
18
zou komen, dat hij den goddelijken Meester verloochende, waaraan hij zoo teeder gehecht was? De geschiedenis van den val van Petrus is een gedenkwaardige les voor die christenen, die, te veel op zich zeiven en hun eigen krachten vertrouwende, verzuimen zich met gebed en waakzaamheid te wapenen om
(1) De II. Matth. XIV.
DEN H. PETRUS
19
de aanvallen der bekoring te knnnen weerstaan. Hoe velen heeft men er aldus zien vallen, na van hun standvastige liefde en getrouwheid hoog opgegeven te hebben! Gelukkig nogtans de christenen, die, na Petrus in zijn misslag te hebben gevolgd, hem ook in zijn bewonderenswaardig berouw weten na te volgen !
Trloofclst^ils: ÏV-De I!. Pelrus tijdens li?! lijden des Verlossers.
e tijd was gekomen, waarop Jesus, de goddelijke Zaligmaker, na hier op aarde zijn zending volbracht te hebben, deze wereld zou verlaten, om langs den weg van vernederingen, lijden en den kruisdood tot zijn hemelschen Vader terug te keeren. Hij had heilige leerstellingen en een verhevene zedenleer vefkondigd; maar zijn leerstellingen en zedenleer werden voor godslasterend, afkeurenswaardig en goddeloos gehouden. De ongeloovige Joden hadden zijn dood gezworen;
HET LEV3N VAN
een trouweloos apostel had zijn goeden Meester verraden. De voorzeggingen betreffende het bloedig offer van den Zaligmaker der menschen zouden dan vervuld worden. Het Paasckfeest was nabij. Jesus, nu, wetende, dat zijn uur gekomen was, beminde hen tot het einde toe (1),»gelijk hij de zijnen, die in de wereld waren, bemind had, en gaf zijn leerlingen door de instelling van het Allerheiligste Sa-krament het grootste blijk zijner goddelijke liefde. Na dat laatste avondmaal ging Jesus, van tafel opstaande, en een doek voor zich leggende, zijn apostelen de voeten wasschen, die hij vervolgens afdroogde. Toen hij bij Simon-Petrus was gekomen, kon deze leerling niet dulden, dat zijn Meester zich met dat nederig werk onledig hield : »Hoe, Heer! zeide hij, gij zoudt mij de voeten wasschen? — Thans begrijpt gij niet, wat ik u doe, antwoordde Jesus, maar later zult gij het beseffen. — Gij zult mij nooit de voeten wassehen, zei Petrus. — Als ik u niet wasch, antwoordde Jesus, zult gij met mij geen deel hebben. — Heer, zei nu Simon-Petrus, wasch mij niet alleen de voeten, maar ook hoofd en handen.quot; (2)
Na die bewonderenswaardige samenspraak, waarin Petrus andermaal zijn nederigheid en
(1) De H. Joh. XIII.
(2) ld.
20
DEN H. PETRUS
21
zijn vurige liefde jegens zijn Meester doet uitblinken , zeide de Zaligmaker tot zijn apostel, terwijl hij lieni zijn aanstaanden val aankondigde : Simon, Simon, Satan heeft ulieden begeerd om als tarwe te ziften; maar ik heb voor u gebeden, opdat uw geloof niet wankelen zou. En gij ook, eens bekeerd zijnde, versterk dan uw broeders. — lieer, zei Petrus, ik ben bereid èn de gevangenis èn den dood met u in te gaan.quot; (1)
Volgens het verhaal van een anderen evangelist zeide Jesus na het avondmaal tot zijn apostelen: »Heden nacht zult gij allen om mijnentwil geërgerd worden, waarop Petrus, dadelijk het woord nemende, antwoordde: »A1 zouden ook alle anderen om uwentwil geërgerd worden, wat mij aangaat, ik zal nooit worden geërgerd.quot; Zoo sprekende, steunde Petrus op zijn moed en zijn natuurlijke krachten, in plaats van nederig zijn zwakheid te erkennen, en van God alleen al zijn steun te verwachten. De Zaligmaker, die zijn val voorzag, en hem door een heilzame vernedering wilde genezen, vermaande hem dan ook met de woorden: »Voorwaar, ik zeg u, dat gij mij heden, dezen nacht, voordat de haan tweemaal gekraaid heeft, ~ driemaal zult verloochend hebben.quot; De apostel,
(1) De H. Lucas XXII.
HET LEVEN VAN
stond over die woorden, die hem als een be-leediging toeschenen, verwonderd, en riep nog harder uit: »A1 zou ik zelfs met u moeten sterven, ik zal u nimmer verloochen.quot; (1) Een ijdele en verwaande belofte, die weldra door het woord eener eenvoudige dienstmaagd te niet gedaan zal worden.
Petrus, Jacobus eu Johannes, die van de gedaanteverandering des Zaligmakers getuigen waren geweest, hadden ook het voorrecht, hem naar den tuin van Gethsemani te volgen; zij waren dicht bij hem, toen hem het bloedig zweet uit zijn aanbiddenswaardig lichaam vloeide. Maar omdat zij in slaap vielen, voegde Jesus hun teedere verwijtingen toe, als hij, bij hen terugkomende, tot Petrus zeide: »Simon slaapt gij? Kunt gij dan geen enkel uur met mij waken? Waak en bid, opdat gij niet in de bekoringen valt; want de geest is gewillig, en het vleesch is zwak.quot; Hij kwam tot driemaal toe terug, en steeds de apostelen slapende aantreffende, zeide hij: »Slaapt nu, en rust, het is genoeg, het uur is gekomen. De Zoon des menschen zal in hauden der zondaars overgeleverd werden. Komaan, staat op: daar is hij, die mij overleveren moet.quot; (2)
Hij sprak nog, toen een groot aantal met
(1) De H. Marc. XIV.
(2) ld.
22
DEN H. PETRUS
degens en stokken gewapende mannen onder aanvoering van Judas den verrader hem naderden, en zich op het teeken van een trou-weloozen kus van den persoon van Jesus Christus meester maakten. Petrus trok in zijn vurigen ijver voor zijn goddelijken Meester zijn degeu, trof een der dienaren van den hoogepriester, met name Malchus, en hieuw hem het ooi-af. Jesus berispte hem daarover terstond, en leerde hem, dat alleen geduld en nederigheid de wapenen zijner leerlingen moesten zijn. Toen verlieten hem de apostelen, en namen allen de vlucht.
Hoe toch! de heilige Petrus, die apostel zoo vol toewijding is ook onder dat getal? zal hij, die gezworen heeft, voor zijn dierbaren Meester te zullen sterven, hem even als de overigen durven verlaten? Helaas! ja. Hij heeft te veel op zijn eigen krachten gesteund, hij versmaadde, tot gebed en waakzaamheid zijn toevlucht te nemen, en nu is hij, zwak en hulpeloos, in een noodlottige lauwheid vervallen; als hij Jesus nog volgt, is het slechts uit de verte, zooals de evangelist opmerkt. Hij vreest nu, in zijn ongenade en het lot, dat hem wacht, te zullen deelen. Een lauwe ziel loopt groot gevaar, dat zij in de bekoring zal bezwijken.
Petrus, aan het hof van den hoogepriester Caiphas gekomen zijnde, had zich onder diens bedienden en verdere vijanden van Jesus begeven.
23
HET LEVEN VAN
Een dienstmaagd sprak hem aan, zeggende: »Gij waart ook bij Jesus den Galileer!quot; Maar Petrus ontkende liet voor iedereen, en antwoordde: »Ik weet niet wat gij zegt.quot; Toen hij aan de deur stond om heen te gaan, zeide een andere dienstmaagd, die hem zag, tot hen, die om haar stonden: »Deze was ook bij Jesus van Nazareth.quot; Petrus ontkende het ten tweeden male, en zeide onder eede; »Ik ken dien man niet.quot; Een weinig later naderden eenige personen, en zeiden tot den leerling: »Zeker, gij behoort ook tot die lieden; want uw taal verraadt u.quot; Petrus sprak nu nieuwe verwenschingen uit, en begon andermaal te zweren, dat hij dien man niet kende. Dadelijk kraaide de haan; en de Heer, zich omkeerende, zegt het Evangelie, quot;zag Petrus aan. Toen herinnerde zich Petrus wat de Heer hem gezegd had «Alvorens de haan kraait, zult gij mij driemaal verloochend hebben.quot; En uitgegaan zijnde, weende hij bitter. (1)
De tranen, die de schuldige leerling stortte, kwamen uit een diep bedroefd hart. Zijn goeden Meester, dien hij zoo zeer beminde, verloochend te hebben! welk een pijnlijke gedachte! welk een wreede smart! »Hij begon te weenen,quot; zegt de evangelist, (2) ja van toen af hegon
(1) De H. Matth. XXVI. — de H. Lnc. XXII.
(2) Cwpit -fiere. De II. Marc. XIV.
24
DEN H. PETRUS
hij, en hij begon ovi niet meer op te houden. Die tranen waren oprecht, zij herhaalden zich in zijn volgend leven zoo vaak, dat zij op zyn gelaat een zichtbare vore achterlieten als een onwraakbare getuige van zijn wroeging en berouw. O kostbare tranen! gij hebt den rauwmoedigen apostel een volkomene vergiffenis voor zijn misstap doen verkrijgen; gij hebt hem onherroepelijk in de beoefening der nederigheid en barmhartigheid bevestigd; en door hem geheel en al te reinigen van de smet, die zijn ziel besmeurd had, hebt gij voor hem die wonderbare genaden en voorrechten verkregen, die hem weldra tot toonbeeld voor de herders, tot gids en aanvoerder van het kolegie der apostelen zouden verheffen.
Als men in onze dagen de eerbiedwaardige figuur van den heiligen Petrus op het doek brengt, plaatst men soms op zijn schouder het afbeeldsel van een haan, als wereldsch getuige en beschuldiger van den val van den prins der apostelen. Dat beeld verwekt aanvankelijk een gevoel van droefheid; maar wanneer wij de voor der smart, door de tranen op zijn wangen geploegd, aanschouwen, vergeten wij dadelijk den misstap, om slechts aan het berouw te denken, eu dan schijnt ons de heilige Petrus zoo groot, onze hulde zoo waardig, alsof hij altijd de getrouwste leerling des Zaligmakers gebleven was. Hoe groot is toch de
25
HET LEVEN VAN
26
kracht, het verwonderlijk vermogen van het berouw, dat aan een ziel de witheid, den reinen glans der onschuld terugschenkt, en haar de hoogste gunsten des Hemels toe doet vloeien!
De heilige Pelrus na de verrijzenis van Jesus Clirislus.
e Verlosser der menschen had zijn sterfelijke loopbaan voleindigd, en was, overeenkomstig zijn belofte, deu derden dag na zyn dood levend en glorierijk uit het graf opgestaan. Magdalena en de overige heilige vrouwen hadden zich met welriekende kruiden naar het graf begeven om het lichaam van Jesus te balsemen; zij zagen, dat de steen afgewenteld was, en een engel, die haar in schitterend gewaad verscheen, zeidehaar, dat Jesus van Nazareth verrezen was. De heilige vrouwen gingen vol blijdschap die tijding aan de apostelen boodschappen; maar deze hielden haar verhaal voor een droom, en geloofden het niet. Nogtans
DEN H. PETRUS
liepen Petrus e.a Johannes, de teergeliefde leerling, meenende, dat de vrouwen waarheid spraken, naar de grot, waarin men het lichaam van hun goddelijken Meester begraven had. De liefde gaf hun, om zoo te zeggen, vleugelen. Johannes was er het eerst. Doch Petrus ging vóór hem in het graf, en voorover buigende, zag hij slechts het doodskleed op den grond liggen. Dan keerde hij terug, God lovende en hetgeen er geschied was bij zich zelf bewonderende. (1)
Na bet vertrek der beide leerlingen verscheen Jesus aan Maria-Magdalena, die zich buiten bij het graf bevond en weende. Dienzelfden dag verscheen hij tegen den avond te midden dor apostelen, die vergaderd waren in een huis, waarvan de deuren uit vrees voor de Joden gesloten waren; hij wenschte hun den vrede toe, en na hun zijn handen en zijn zijde getoond te hebben, gaf bij hun den Heiligen Geest met de macht om de zonden te ontbinden of te houden. Eindelijk verscheen de Zaligmaker acht dagen later aan Thomas, die ditmaal bij de overige leerlingen was en niet geloofde; hij liet hem zijn handen en zijn zijde aanraken, en zeide toen tot hem: »Wees niet
ongeloovig meer, maar geloovig.....(2) Die
dubbele verschijning van den verrezen Jesus
(1) De H. Luc. XXIV.
(3) Do H. Joh. XX.
27
HET LEVEN VAN
aan zijn leerlingen werd door een derde gevolgd, waarbij Petrus de voornaamste rol vervulde. Wij zijn hier tot een der treffendste verhalen, een der heerlijkste bladzijden van het Evangelie genaderd. Wij zullen het woordelijk aanhalen. Ieder menschelijk woord zou de verhevene eenvoudigheid dier goddelijke taal slechts verzwakken.
Simon-Petrus was naar zijn scheepje en zijn netten teruggekeerd. Doch vol vertrouwen op het woord van Jesus, zijn Meester, twijfelde hij niet, of hij zou eenmaal de Verlosser van Israel en de Zaligmaker der wereld worden. Maar hoe zal die verlossiug worden bewerkstelligd ? Dat alles was voor hem nog een geheim. Hooren wij, hoe de heilige apostel Johannes dit verhaalt:
»Op een anderen keer verscheen Jesus aan zijn leerlingen op de oevers der zee van Tiberias, en ziehier hoe hij verscheen : Simon-Petrus en Thomas (genaamd Didymus), Nathanael van Cana in Galilea, de zonen van Zebedeus en twee andere leerlingen van Jesus waren bij elkander. Simon-Petrus zeide hun: »Ik ga visschen. — Wij gaan met u,quot; zeiden zij tot hem. Zij gingen en bestegen het scheepje, doch vingen dien nacht niets.
»Toen het dag was, verscheen Jesus op den oever. De leerlingen bemerkten echter niet, dat het Jesus was. Hij zeide dan tot hen:
28
DEN H. PETRUS
»Kinderen, hebt gij daar niets te eten? — Neen,quot; antwoordden zij. Hij zeidehun: »Werpt liet net uit rechts van het scheepje, en gij zult vinden.'' Zij wierpen het toen uit, en konden het niet meer ophalen, zooveel visschen zaten erin.
Dadelijk zeide de leerling, dien Jesus beminde , tot Petrus: Het is de lieer. Simon-Petrus, hoorende, dat het de Heer was, omgordde zich met zijn bovenkleed (want hij had zijn kleederen uitgetrokken) en wierp zich in het water. De andere leerlingen nu kwamen met het scheepje en sleepten het net voort, dat vol visschen zat; want zij waren niet ver van het land verwijderden slechts op een afstand van tweehonderd elleboogslengten.
»Toen zij op den oever gegaan waren, zagen zij daar gloeiende kolen met een visch erop en ook een brood liggen. Jesus zeide hun: »Brengt van den visch, dien gij zoo even gevangen hebt, mede.quot; Simon-Petrus ging in het scheepje, en haalde het net, dat met honderd drieënvijftig groote visschen gevuld was, naaiden oever, en niettegenstaande een zoo groote hoeveelheid, scheurde het net niet. »Komt en eet,quot; zeide hun Jesus. En geen een van hen, die daar neerzaten om te eten, durfde hem vragen Wie zijt gij ? wel wetende, dat het de Heer was. Jesus trad nader, en het brood nemende, gaf hg hun daarvan en ook van den visch.......
29
HET LEVEN VAN
»......Nadat zij dan gegeten hadden, zeide
Jesus tot Simon-Petrus; »Simon, Johannes'zoon, bemint gij mij meer dan deze mij beminnen ? — Ja, Heer, antwoordde hij, gij weet, dat ik u bemin,quot;' Jesus zeide hem: »Weid mijn lammeren.quot; Hij zeide hem opnieuw; »Simon, Johannes'zoon, bemint gy mij? — Ja, Heer, antwoordde hij, gij weet. dat ik u bemin. — Weid mijn lammeren,quot; zeide Jesus tot hem. Hij zeide hem ten derden male: »Simon, Johannes'zoon, bemiut gy mij?quot; Petrus werd bedroefd, omdat Jesus ten derden male tot hem gezegd had : Bemint gij mij ? en hij antwoordde : »Heer, gij kent alle dingen, gij weet, dat ik u bemin.quot; Jesus zeide hem: »Weid mijn schapen. Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, toen gij jonger waart, omgorddet gij u zeiven, en gingt gij, waar gij wildet; maar als gij oud geworden zult zijn, zult gij uw handen uitstrekken, een ander zal u omgorden, en u brengen, waar gij niet wilt.quot;
»Jesus nu zeide dat, voegt er de evangelist bij, om te kennen te geven, door welken dood Petrus God zou verheerlijken. En na die woorden zeide hij hem: »Volg mij.quot; (1)
30
Ziedaar het verhaal van het verheven en treffend tafereel, waarbij wij den Verlosser Simon-Petrus als het opperhoofd zijner Kerk
(1) De H. Joh. XXI.
DEN H. PliTEUS
31
zien aanstellen, en hem de zorg voor het ■weideri. zijner lammeren en schapen, dat wil zeggen, de zorg voor zijn gansche kudde zien opdragen. Staan -vvi] hier een oogenhlik stil; laat ons vooreerst den vurigen ijver van den apostel bewonderen, die zich in de vervoering van blijdschap en liefde in het water werpt, en naar zijn goddelijken Meester zwemt. Laat ons tevens de dienstvaardige goedheid van Jesus bewonderen , die zelf op den oever voor zijn leerlingen een maaltijd in gereedheid brengt... . En nu Jesus driemaal aan Simon-Petrus vraagt, of hij hem meer bemint dan de overige apostelen, welk antwoord verwacht gij nu van hem? Ach! ongetwijfeld, dat hij zal uitroepen en met eed bevestigen: Ja, Heer, ik verklaar, dat ik u meer bemin dan een uwer vrienden. Doch neen, de herinnering aan zijn va] heeft zijn hart met diepe droefheid vervuld. Hij weet bij ondervinding, hoe weinig hij op zich zeiven kan rekenen. Eu daarom durft hij, ondanks al het vuur zijner liefde, niet bevestigen wat hij in zijn binnenste gevoelt. Weet hij overigens ook wel, wat er in de ziel der overige leerlingen omgaat? Hoe volmaakter zijn gesteltenis is, des te meer vreest hij, des te zediger is hij. Uit zijn taal blijkt duidelijk, dat hij de hulp der genade inroept, om zijn Meester uit al zijn krachten te kunnen bdminnen. Op de drie achtereenvolgende vragen des Verlossers ant-
HET LEVEN VAN
woordt hij eenvoudig: »Ja, Heer, gij weet, dat ik u bemin.quot; En de derde maal is hij bedroefd en ontsteld, omdat hij dezelfde vraag moet hooren, en daar hij vreest, dat er in de gevoelens zijns harten hier of daar een geheime onvolmaaktheid zou schuilen, roept hij de alwetendheid zijns Meesters als getuige zijner liefde in, zeggende: »Gij kent alle dingen, Heer, gij weet dus, dat ik u bemin.quot; Eerst na die drievoudige betuiging zijner liefde, die volgens de bemerking eens kerkvaders de ergernis zijner drievoudige verloochening wegnam, voegde zijn Meester er terstond bij: »Weid mijn lammeren, weid mijn schapen.quot;
Door het vuur van zijn ijver en door een nog volmaaktere liefde had Petrus dus verdiend, dat God hem de zorg voor het weiden zijner gansche kudde opdroeg. De goddelijke liefde, tot een hoogere macht verheven, een vurige ijver voor de eer van God en het heil der zielen moeten derhalve de deugden zijn van hen, die het heiligdom binnentreden. Als zij daardoor niet geleid worden, zijn zij slechts huurlingen; men kan ze niet onder de herders der zielen, onder de ware leerlingen van Jesus Christus tellen. Als Petrus niet meer dan de overigen den Zaligmaker bemind had, als hij niet van ijver voor de belangen zijner glorie had geblaakt, zou hij dan wel tot de uitstekende waardigheid van algemeen herder zijn
32
DKN H. PETRUS
33
verheven geworden? Door de gedenkwaardige woorden: »Weid mijn lammeren, weid mijn schapen,quot; werd Petrus dan als hoofd van het kerkelijk bestuur en als stedehouder van Jesus Christus op aarde aangesteld. Als opperherder over de door den goddelijken Zaligmaker vrijgekochte kudde, werd hij belast met ze naar den hemelschen schaapstal te geleiden, door ze met zijn raadgevingen en voorbeelden voor te gaan, haar de leer zijns Meesters voor oogen te houden, en zoo noodig zijn leven voor haar ten beste te geven. Heeft Petrus zich op waardige wijze van die taak gekweten? Dat hebben wij thans na te gaan, door het toonbeeld der herders in de loopbaan, die hem na de glorierijke hemelvaart van Jesus Christus geschonken werd, verder gade te slaan.
3
Nedcrdaling van den Heiligen GcesL — Begin Tan het apostelambt van den heiligen Petrus.
adat de Zaligmaker der wereld zijn leerlingen bevolen had alle volkeren te gaan leeren en doopen, had hij zich op den berg der Olijven in een wolk aan hun gezicht onttrokken, en was ten hemel opgestegen om daar aan de rechterhand van God, den vader, neer te zitten. Van de tegenwoordigheid huns goddelijken meesters beroofd , waren de apostelen uit Galilea naar Jeruzalem teruggekeerd; en daar wachtten zij met Maria, de moeder van Jesus, in afzondering en gebed de gaaf van den Heiligen Geest, die hun beloofd was. Intusschen stelde Petrus aan zijn broeders, die ten getalle van ongeveer honderd en twintig personen vergaderd waren, voor, dat zij in plaatsVan Judas, den verrader, een anderen apostel zouden kiezen. Tot die verkiezing ging men over door het lot te werpen, dat op Mathias viel. (1)
Tien dagen na de hemelvaart des Zaligmakers waren de apostelen in de eetzaal bij elkander.
(1) Handeliiigcn der Apostelen
DEN H. PETRUS
35
en hoorden plotseling een groot gedruisch gelijk dat van een onstuimigen wind; vurige tongen verschijnen boven hun hoofden en blijven bij ieder hunner staan. De Heilige Geest was nedergedaald over die maunen, wier verheven zending eindelijk zon beginnen. Welk een gedenkwaardige dag ! Na achttien eeuwen wordt hij door de Kerk nog als de eerste en schoonste harer dagen gevierd, als de dag, die de aarde zag beven, den hemel opengaan, en den Geest Gods over eenvoudige visschers nederdalen om hen tot veroveraars der wereld te maken. Van toen af werden de apostelen inderdaad nieuwe mannen: door de waarheid voorgelicht, en met den reinsten en vurigsten ijver voor de voortplanting van het geloof van Christus bezield, stellen zij zich dadelijk ten taak, den volkeren het Evangelie te gaan verkondigen. Op dien dag, zijnde de vijftigste na Paschen, vierden de Hebreeuwen het feest van Pinksteren, ter plechtige jaarlijksche herdenking van den dag, waarop de wet werd afgekondigd op den berg Siuaï, waar zij Gode de eerstelingen van den nieuwen oogst opdroegen. De verwachting van den Messias, waarvan de tijd vervuld was, misschien ook hetgeen men aangaande Jesus van Nazareth verhaalde, en vooral de leiding der Voorzienigheid, hadden dat jaar naar den eenigen tempel, waar de ware God aangebeden werd, van alle punten
HET LEVEN VAN
der aarde een buitengewonen toevloed van getrouwe Joden doen toesnellen. Zij verzamelen zich in menigte, en verdringen zich rondom de apostelen.
Hoe groot is hun verrassing, hun bewondering niet, als zij hen in alle soorten van talen hooren spreken! »Zijn de mannen, die daar spreken, niet allen Galileërs ? zeggen zij tot elkander; hoe hoort dan ieder van ons. Parthen, Mediërs, Elamiten, bewoners van Mesopotamië, van Judea, van Cappadocië, van Pontus en Azië, van Phrygië, van Pamphylië, van Ro-meinsch Egypte, Cretenzers en Arabieren, hen allen in het taaleigen zijns lands de groote dingen, die God gedaan heeft, verhalen? Wat beduidt dit ?quot;
Doch eenige anderen, spotters en gekscheer-ders, zeiden: »Het zijn dronken lieden.quot; Toen verhief Petrus, die daar met de elf overigen stond, zijn stem, en sprak hun aldus toe: »Mannen uit Judea en gij allen, die te Jeruzalem woont, aanhoort wat ik u zeggen zal, en verleent aan mijn woorden uw oor. Deze lieden zijn niet dronken, zooals gij denkt, want het is het derde uur van den dag (1); maar gij ziet slechts, wat door den profeet Joël
voorspeld is......Mannen van Israel, luistert
naar hetgeen ik u te zeggen heb: Gij weet,
(1) Het derde uur van den dag was het uur des gebeds, waarbij de Joden nuchter tegenwoordig waren.
36
DEN H. PETE US
dat Jesus van Nazareth een man was, dien God onder u vermaard maakte door de wonderen , die hij door hem en in uw midden deed. Gij hebt hem gekruisigd en door de handen der boozen doen sterven, als zijnde hij u op een uitdrukkelijk bevel van Gods wil overgeleverd ; maar God heeft hem doen opstaan, en hem van de straf van het graf verlost, waarin
hij onmogelijk kon opgesloten blijven........
Het zij mij vergund, broeders, het u stoutweg te zeggen, de aartsvader David is gestorven, hij is in het graf gelegd, en de plaats zijner begrafenis is onder u thans nog te zien. Dus profeet zijnde, wetende, dat God hem onder eede verzekerd had, dat een zijner nakomelingen op zijn troon zou zitten, en door een profe-tischen geest de verrijzenis van Christus ziende, heeft hij gezegd, dat de Christus in het graf niet verlaten is geweest, en dat zijn vleesch geen bederf heeft ondergaan. Dien Jesus heeft God weer opgewekt, en wij zijn er allen getuigen van. Door de macht Gods ten hemel opgeklommen, na van zijn Vader de belofte van den Heiligen Geest ontvangen te hebben, heeft hij dien Geest, dien gij nu ziet en hoort,
uitgestort...... Het gansche huis van Israel
wete dus zeer zeker, dat God dien Jesus, dien gij gekruisigd hebt, Heer en Christus gemaakt heeft.quot; (1)
(1) Handelingen der Apostelen, II.
37
HET LEVEN VAN
Op die toespraak gevoelden zich de toehoorders rouwmoedig gestemd. »Broeders, zeiden zij tot de apostelen, wat moeten wij doen ?quot; Petrus antwoordde hun : »Doet boetvaardigheid, en laat ieder uwer in den naam van Jesus Christus tot vergeving zijner zonden het doopsel ontvangen, en gij zult de gave van den Heiligen Geest deelachtig worden.......quot; Hij
onderrichtte hen in menige toespraak en spoorde hen aan, zich van de ongeloovige Joden af te scheiden, zeggende: »Verwijdert u uit den kring van dat bedorven geslacht.quot;
Die krachtige en mannelijke woorden brachten een wonderbaar uitwerksel te weeg. Zij, die aan de toespraak van den apostel gehoor gaven, ontvingen het doopsel, en dien dag, voegt er de gewijde tekst bij, bedroeg het getal ongeveer drieduizend. (1)
38
Dat waren de eerste geloovigen der opkomende Kerk, die weldra in haar schoot een talrijke menigte zielen zou opnemen, er naar hakende, in haar goddelijke leer de waarheid te putten, waarnaar zij dorst hadden. Zij gaat zich over alle oorden des heelals uitstrekken en de wereld, bekeeren; en die bekeering der wereld, die door geen nienschelijke macht, hoe groot men zich die ookdenke, tot stand te brengen was, waardoor werd zij bewerkt ? — Door de prediking
(1) Handeliugeu der Apostelen, I.
DEN H. PETEUS
van twaalf arme, onwetende mannen, wien het aan allen zichtbaren steun ontbrak, en wier leidsman en hoofd die eenvoudige visscher van Betsaïda was, die voor zijn roeping tot het apostelambt niets dan zijn scheepje en zijn netten kende. Welk een wonder! nogtans zullen die mannen niet alleen over de listen, mishandelingen en verdrukking der heidenen zegevieren, maar ook over de wijsheid der filosofen, de welsprekendheid der redenaars, het almachtig gezag der vorsten, de kracht van de vooroordeelen, de staatsmanswijsheid, het bijgeloof, het eigenbelang en alle menschelijke hartstochten! En wat zullen de wapenen dier veroveraars zijn? — Niets anders dan de kracht van den Heiligen Geest, die hun ziel zal doen gloeien, niets dan de heiligheid huns levens, hun geduld en hun moed in het doorstaan der pijnen, die zij om Jesus' naam zullen lijden. De strijd zal lang, wellicht bloedig zijn; maar eindelijk zullen Petrus en zijn medeapostelen de overwinning behalen, en zal de verovering
der wereld hun werk genoemd worden...... O
goddelijke Voorzienigheid! dat alles is blijkbaar uw werk: gij steundet uw nederige gezanten met de schitterende wonderen uwer genade; want, zooals men zoo juist gezegd heeft, zou de bekeering der heidensche wereld tot het christendom zonder wonderen, op zich zelf het grootste aller wonderen zijn. Bij het zien van
39
HET LEVEN VAN
40
zooveel wonclereu kan ik niet nalaten, met een heiligen leeraav uit te roepen: »Als ik in mijn geloof kon dwalen, zoudt gij zelf, o mijn God, voor dia dwaling verantwoordelijk zijn, want mijn geloof berust op de zoo zichtbare teekenen uws heiligen wils.quot;
Genezing van den lamme aan de Sclioone Deur. — Tweede prediking van den heiligen Pelrus. — Hij wdl gevangen genomen. — Tafereel der eerste Kerk.
e Heilige Geest, die het hart van onzen apostel bezielde, bevestigde zijn prediking met schitterende wonderen. Op zekeren dag , zegt de gewijde schrijver, gingen Petrus en Joannes voor het negende uur naar den tempel op. Daar nu, zat een man, die van zijn geboorte af lam was, en dagelijks naar de deur des tempels, de Sclioone Deur genaamd, gebracht werd, om er aalmoezen te vragen. Die man, dien iedereen kende, zag Petrus en Joannes den tempel binnentreden,
BEN H. PETEUS
en smeekte hen, hem by te willen staan. Petrus, zijn oogen op dien ongelukkige vestigende, sprak tot hem: »Ik bezit geen goud of zilver; maar wat ik heb, geef ik u: in naam van Jesus Christus, sta op en wandel.quot;
Op hetzelfde oogenblik nam Petrus hem bij zijn rechterhand en hielp hem opstaan; en dadelijk werden zijn beenen. en voeten gezond, en ging hij wandelende met de apostelen den tempel binnen, om God te loven en te danken. Bij het zien van den genezen lamme, die voor zijn weldoener van vreugde opsprong, stonden allen verrukt. De menigte liep naar de apostelen toe, die onder den zuilgang van Salomon stonden. Petrus haastte zich de bewondering, waarvan hij zelf het voorwerp was, op God terag te wijzen.
»Mannen van Israël, sprak hij tot het volk, waarom staat gij hierover verwonderd! en waarom ziet gij ons aan, alsof wij door onze kracht of macht dien man hadden doen gaan? De God van Abraham, Isaak en Jakob, de God onzer vaderen, heeft zijn Zoon Jesus verheerlijkt, dien gij overgeleverd en voor Pilatus geloochend hebt, toen deze van oordeel was hem los te laten. Doch gij, gij hebt den Heilige en Regtvaardige verloochend en geëischt, dat u een moordenaar wierde geschonken; gij hebt den Maker des levens ter dood gebracht; maar God heeft hem weer op doen staan, en wij zijn er
41
HET LEVEN VAN
getuigen van, en op het geloof in zijn naam heeft zijn naam aan den man, dien gij ziet en kent, krachten geschonken; het geloof in Jesus heeft in u aller tegenwoordigheid die volkomene genezing bewerkstelligd. Overigens, mijn broeders, weet ik thans, dat gij, zoowel als uw hoofden uit onkunde deedt wat gij gedaan hebt. Maar God heeft aldus vervuld, wat hij door den mond der profeten voorzegd had, dat zijn Christus zou moeten lijden. Doet dus boetvaardigheid en bekeert u, opdat uw zonden
u vergeven worden......Gij zijt de kinderen
der profeten en van het verbond, dat God met onze vaderen aanging, toen hij tot Abraham zeide: Alle volkeren der aarde zullen in uw nakomelingschap gezegend worden. Allereerst voor u heeft God ziju Zoon verwekL; hij heeft hem gezonden om u te zegenen, opdat ieder uwer van ziju ongerechtigheid afzie.quot; (1)
Tengevolge van die tweede prediking schaarden zich vijfduizend personen onder het getal leerlingen van Jesus.
42
Doch Petrus en Johannes worden gegrepen en naar de openbare gevangenis gevoerd. Bij het vernemen van het nieuws van een zco schitterende genezing en van den indruk, dien zij op de menigte gemaakt had, waren de
(1) Handelingen der apostelen III.
DEN H. PETRUS
Joden ontsteld: wat heeft het hun gebaat den God-mensch ter dood te brengen, als de kracht des Gekruisten hem overleeft, en zich met dezelfde sterkte bij zijn leerlingen openbaart? In hun naijver op het succes, dat de apostelen behaalden, hadden dan de priesters en sadda-cieën den hoofdman der tempelbewakers overgehaald , zich van de apostelen meester te maken, 's Anderendaags waren de overheden, de ouderlingen en schriftgeleerden met het gansche priestergeslacht te Jeruzalem vergaderd, en lieten Petrus en Johannes voor hen verschenen. »Uit krachte waarvan, en iu wiens naam hebt gij die genezing gedaan?quot; vroegen zij hun.
Dan zeide hun Petrus vol van den Heiligen Geest: «Luistert, hoofden des volks en ouderlingen. Nu men ons heden, brl gelegenheid van het goede, dat wij aan een lamme deden, langs gerechtelijken weg vraagt in wiens naam die man genezen werd, verklaren wij voor u en het gansche volk van Israel, dat de man, die voor n staat, genezen is in den naam van Jesus Christus, onzen Heer, dien gij gekruisigd hebt, en die door God weer van den dood verwekt is. Diezelfde Jesus is de steen, dien gij weggeworpen hebt, doch die de hoeksteen geworden is. En in geen anderen is heil te vinden; want aan den mensch op aarde is geen andere naam gegeven, door wiens kracht wij moesten zalig worden.quot;
43
HET LEVEN VAN
44
Toen de rechters de standvastigheid dei-heide apostelen zagen , en wisten, dat zy slechts onwetende en lompe menschen waren, stonden zij verwonderd en beschaamd. Zij wisten ook, dat zij met Jesus geleefd hadden, en bovendien stond de man dien zij genezen hadden, daar voor hen, en legde een onwraakbare getuigenis van de waarheid der woorden van Petrus af. Wat konden zij derhalve nog aanvoeren? Daar zij niets wisten te antwoorden, lieten zij de apostelen wegvoeren. Na met elkander beraadslaagd te hebben, riepen zij hen terug, en vergenoegden zich met hun bet zwijgen op te leggen en te verbieden, voortaan in Jesus' naam te prediken. Maar Petrus en en Johannes antwoordden: »Oordeelt of het billyk is, u meer clan God te gehoorzamen; want wij kunnen niet nalaten te spreken van hetgeen wij gezien en hetgeen wij gehoord hebben.quot; Men liet hen onder bedreigingen quot;heengaan. (1)
Toen de beide apostelen in vrijheid gesteld waren, begaven zij zich naar de broeders, die met elkander voor hen zaten te bidden en ongerust waren over den afloop dier eerste vervolging. Als zij hoorden, wat er geschied was, verhieven zij allen hun stem tot God, zeggende : »Heer, gij hebt den hemel, de aarde en
(1) Handelingen der Apostelen VI.
DEN H. PETRUS
de zee gemaakt met al wat zij bevatten. Door den Heiligen Geest liebt gij deze woorden in den mond van David, onze vader en uw dienaar, gelegd: » Waarom hebben de natiën gesidderd, en de volkeren ijdele dingen verzonnen. De koningen der aarde zijn opgestaan en de vorsten hebben samengespannen tegen den Heer
en zijn Christus.......quot; Nu dan, Heer, zie
hun bedreigingen, en geef uw dienaren, dat zij met alle vertrouwen uw woord verkondigen; daardoor dat gij uwe hand uitstrekt opdat er in den naam ven Jesus, uw heiligen Zoon, genezingen en wonderen schitteren.quot;
Nadat zij hun gebed geëindigd hadden , begon het huis, waarin zij vergaderd waren, te schudden. Zij beschouwden dien onverwachten schok als een teeken van de goddelijke bescherming; de geloovigen gevoelden zich met nieuwen moed bezield, en allen predikten vol van den Heiligen Geest vrijmoedig het woord Gods. De Heer luisterde naar hun stem en vervulde hun wenschen: het Evangelie werd verkondigd, de wonderen en leerlingen werden talrijker. lederen dag, zegt de gewijde schrijver, deed de Heer anderen dezelfde levenswijs omhelzen, ten einde hun zaligheid te bewerken. Het getal dergenen, die in hem geloofden, zoowel mannen als vrouwen, nam meer en meer toe.
Jeruzalem was van tal van wonderen getuige, die door de apostelen onder het volk werden
45
HET LEVEN VAN
46
gewrocht. De zieken werden op de straat gebracht en op bedden en legersteden neergelegd, opdat, als Petrus voorbij zou gaan, zijn schaduw ten minste een van hen zou aanraken, en zij van hun ziekten zouden genezen worden. Ook kwam men in menigte uit de naburige steden naar Jeruzalem, en bracht de zieken mede, die door onreine geesten gekweld werden, en allen herkregen hun gezondheid. (1)
Aan die wonderbare feiten, in het boek der Handelingen opgeteekend, sluit zich het treffend tafereel van de zeden dier ontluikende christenheid van Jeruzalem aan , die niet alleen de eerste, maar ook het toonbeeld van alle Kerken was. Die gansche schare van geloo-vigen had slechts één hart en één ziel. Geen hunner beschouwde zich als meester van hetgeen hij bezat; maar alles was onder hen gemeen. Ook waren er onder hen geen armen. Zij, die landerijen of huizen bezaten, verkochten ze, en kwamen de opbrengst ervan voor de voeten der apostelen leggen. Eu deze deelden ze vervolgens onder de broeders uit, naarmate zij er behoefte aan hadden. Allen bezochten dagelijks met denzelfden geest den tempel. Zij braken samen het Brood des altaars, en namen met blijdschap en in de eenvoudigheid huns harten hun voedsel, terwijl zij God beminden'
(1) Handelingen der apostelen II en V.
DEN H. PETRUS
en zich bij het geheele volk bemind maakten. (1)
Dat tafereel komt ons denkbeeldig voor, zoo ver is het van ons verwijderd. Nogtaus kunnen wij aan ziju wezenlijkheid niet twijfelen.. Ja, die orde v£,n zaken, door de volheid van den evangelischen geest bezield en levendig gebonden, heeft bij de christenen der eerste Kerk eenigen tijd bestaan, vooral onder de geloovigen van Jeruzalem, uit wier midden zij overigens nooit verbannen werd. Zij heeft zich later in de kloosters en de godsdienstige
genootschappen bestendigd......O beminnelijke
eenvoudigheid der apostolische tijden! o heilige liefde der eerste christenen, hoe verrukkelijk is het, ons die verre herinneringen nog eens voor den geest te roepen! Wel verre, dat het in onze dagen zoo zij, hebben zich helaas lauwheid, onverschilligheid en baatzuchtigheid van de maatschappij meester gemaakt. Trotsche overweldigers heerschen als vorsten, en de kinderen der heiligen arbeiden ieder voor zich zeiven, zij leven afgezonderd van elkander en kennen nagenoeg hun broeders niet. Een akelige winter schijnt in de laatste eeuwen de aarde te drukken en al onze leden te verstijven.
47
O zoete lente des geloofs, wanneer zult gij de wereld en onze harten weer komen verwarmen ?
(1) Haiidelingeri der Apostelen IV en IJ.
Vervolg van Petrus' apostelschap lol zijn eerste reis naar Rome.
Sli I e vreuo^e over die gelukkige harmonie DtJiiJ werd eeu oogeublik gestoord door eeu vreeselijk voorbeeld van de goddelijke rechtvaardigheid, die, zooals de gewijde schrijver zegt, de gansche Kerk en allen, die er over hoorden spreken, met schrik vervulden. (1) Een man met name Ananias en zijn vrouw Saphira, hadden een akker verkocht en zeiden tot de apostelen, dat zij er hun de geheele opbrengst van ter hand stelden, ofschoon zij heimelijk en in overleg met elkander een gedeelte ervan terughielden. Petrus zei, door een straal van boven voorgelicht, tot Ananias: »Hoe komt het, dat Satan uw hart zoo ver verleidt, dat het u voor den heiligen Geest doet liegen en u gedeeltelijk den koopprijs, dien gij voor uw akker ontvingt, terug doet houden? Behoorde hij u vóór den verkoop niet toe? en waart gij daarna geen meester van het geld? Waarom hebt gij dergelijk plan gemaakt? Gij hebt niet de menscben,
(1) Handelingen der Apostelen V.
DEK H. PETRUS
maar God belogen.quot; Op die woorden viel Ananias ter aarde en was dood. Drie uren daarna kwam zijn vrouw binnen, zonder te weten wat er geschied was. Na haar over den koopprijs van haar akker ondervraagd te hebben, zei Petrus tot haar: »Hoe zijt gij het zoo samen eens geworden den geest des Heeren te beproeven ? Zij, die uw man begraven hebben, staan daar aan de deur, en zullen u ook ter aarde dragen.quot; Op hetzelfde oogenblik zonk Saphira aan zijn voeten neer en gaf den geest. (1) — Laat ons sidderende de geheime raadsbesluiten van God aanbidden, zonder ze te willen doorgronden; laat ons bedenken, dat zich tusschen die raadsbesluiten en onze zwakke oordeelvellingen onpeilbare afgronden bevinden. Door dat vreese-lijk voorbeeld wilde de Heer ongetwijfeld beletten, dat de geest van huichelarij en veinzerij zijn ontluikende Kerk in haar eersten bloei besmette.
Maar de vorderingen dier Kerk verontrustten en verbitterden de joden meer en meer. Bij het vernemen der talrijke mirakelen, die de zending der apostelen bevestigden, werden de hoogepriester en andere hoofden van den sanhedrin (2) woedend, en toen zij zagen, dat
(1) Handelingen der Apostelen V.
(2) Joodsch gerechtsliof.
49
4
HET LEVEN VAN
die mannen, zonder op hun bevelen te letten , voortgingen het Evangelie te verkondigen, lieten zij hen grijpen en naar de openbare gevangenis voeren. Doch een engel opende 's nachts de deur voor hen, en stelde hen in vrijheid, zeggende: 5gt;Gaat, en predikt in den tempel die woorden des levens gerust voor het volk.quot; De apostelen gingen dan bij het aanbreken van den dag naar den tempel, en begonnen hun onderricht. Zij werden andermaal gevangen genomen, en verschenen voor den raad. »Wij hadden u uitdrukkelijk verboden, zeide hun de hooge-priester, in Jesus' naam te onderwijzen; en toch vervult gij Jeruzalem met uw leer : gij wilt ons zelfs voor het bloed van dien man verantwoordelijk stellen.quot; Maar Petrus en de overige apostelen antwoordden: »Wii moeten God meer gehoorzamen dan de menschen. De God onzer vaderen heeft Jesus, dien gij, door hem aan een kruis te doen sterven, ter dood hebt gebracht, weer uit zijn graf doen opstaan. Hij is het Opperhoofd en de Verlosser, dien God door zijn almacht heeft verwekt om Israël te bekeeren en de zonden te vergeven. Wij zgn er getuigen van, alsook de Heilige Geest, dien God gegeven heeft aan allen, die hem gehoorzamen.quot;
Als de leden van den raad zagen, dat zij mannen voor zich hadden, die in hun besluiten onwankelbaar waren , ontstaken zij in toorn,
50
DEN H. PETEUS
en maakten zich gereed hen ter dood te veroor-deelen, toen een farizeër, met name Gamaliel, een wetgeleerde, die bij het volk zeer in aanzien stond, in de vergadering oprees, en na verzocht te hehhen, dat men de apostelen een oogenblik zou verwijderen, aldus sprak: »Israëliten, neemt u wel in acht bij hetgeen gij met die lieden gaat beginnen. Eenige jaren geleden verscheen er een zekere Theodas, die zich voor een buitengewoon man uitgaf. Ongeveer vierhonderd mannen sloten zich bij hem aan; maar hij werd gedood, en geheel zijn aanhang verspreid en vernietigd. Na hem verscheen Judas van Galileo, ten tijde der volkstelling; hij haalde vele lieden tot zijn partij over; maar ook hij kwam om , en al zijn aanhangers werden verstrooid. Dit is derhalve mijn oordeel: Vervolgt die mannen niet, en laat hen met rust: want als dat werk van de menschen komt, zal het van zelf te niet gaan; maar als het werk van God is, kunt gij het niet verdelgen. Vreest dan u te bezondigen met tegen God te strijden.quot;
De leden van den raad waren het met dien geleerde eens; de apostelen werden teruggeroepen. Zij werden gegeeseld en het werd hun verboden, op welke wijze ook in Jesus' naam te spreken; daarna werden zij in vrijheid gesteld.
Dat vonnis, door de voorzichtigheid inge-
51
HET LEVEN VAN
geven, bracht niet liet uitwerksel te weeg, dat de vergadering ervan verwachtte. De apostelen verlieten den raad, zich ten zeerste verheugende, dat zy waardig bevonden waren geworden, om Jesus' naam beleedigingen te ondergaan; en eiken dag leerden en predikten zij Jesus Christus zonder ophouden in den tempel en in de huizen. (1)
Wij moeten hier opmerken, dat Gamaliel eenige jaren na dit voorval christen werd.
52
Het getal leerlingen van Jesus Christus nam van dag tot dag toe; zelfs omhelsden vele priesters onder de Joden het geloof, en die overwinning van het woord Gods verwekte te Jeruzalem een groote vervolging. De heilige Stephanus ontving er het eerst de kroon der martelaren. Het meerendeel der geloovigen zocht zijn heil in de vlucht. Zij begaven zich naar Damascus, naar Antiocïnë, naar Phenicië, naar het eiland Cyprus en vele andere landen. Wat de apostelen betreft, zij bleven te Jeruzalem, ten einde door hun tegenwoordigheid allen, die zich verborgen hielden, aan te moedigen en in het geloof te versterken. Maar datzelfde geloof, door de geloovigen overal waar zij heenvlucht-ten, verkondigd, verspreidde zich allerwege. Zoo bracht hun verspreiding, ver van het heilig vuur, dat de Verlosser op aarde was komen
(1) Haudelingeu der Apostelen V.
DEN H. PETRUS
ontsteken, uit te blusschen, er wonderdadig toe bij om het overal te verbreiden. Omstreeks dien tijd bekeerde de diaken de heilige Philippns vele Samaritanen en doopte hen. Daarna kwamen de heilige Petrus en de heilige Joannes naar Samarië om de nieuwe leerlingen in het geloof te bevestigen. »Zij legden hun de handen op, zegt de gewijde tekst, en deze ontvingen den Heiligen Geest.quot; (1) Wij hebben hier het eerste voorbeeld van de toediening van het Sakrament des Vormsels aan de reeds gedoopte geloovigen. In hetzelfde Samarië streed de heilige Petrus voor het eerst tegen Simon den Toovenaar, waarvan wij elders de geschiedenis zullen verhalen.
De vervolging was niet van langen duur. Zij hield te Jeruzalem op na bekeering van den heiligen Paalus. Tiberius, die te Rome regeerde en uit de berichten van Pontius-Pi-latus de heiligheid en mirakelen van Jesus Christus kende, verbood, dat men diegenen, welke zijn leer volgden, zou aanhouden of hinderen. Deze voor de Christenen zoo gunstige beschikkingen konden niet missen, op het gedrag der bestuurders van Jxidea van invloed te zijn.
53
Toen de rust in de Kerk hersteld was, vertrok de heilige Petrus van Jeruzalem, om de geloovigen der naburige steden te gaan bezoeken,
(1) Handelingen der Apostelen VIII.
HET LEVEN VAN
die mannen, zonder op hun bevelen te letten, voortgingen het Evangelie te verkondigen, lieten zij ben grijpen en naar de openbare gevangenis voeren. Doch een engel opende 's nachts de deur voor hen, en stelde hen in vrijheid, zeggende: »Gaat, en predikt in den tempel die woorden des levens gerust voor het volk.quot; De apostelen gingen dan bij het aanbreken van den dag naar den tempel, en begonnen hun onderricht. Zij werden andermaal gevangen genomen, en verschenen voor den raad. »Wij hadden u uitdrukkelijk verboden, zeide hun de hooge-priester, in Jesus' naam te onderwijzen; en toch vervult gij Jeruzalem met uw leer: gij wilt ons zelfs voor het bloed van dien man verantwoordelijk stellen.quot; Maar Petras en de overige apostelen antwoordden: »Wij moeten God meer gehoorzamen dan de menschen. De God onzer vaderen heeft Jesus, dien gij, door hem aan een kruis te doen sterven, ter dood hebt gebracht, weer uit zijn graf doen opstaan. Hij is het Opperhoofd en cle Verlosser, dien God door zijn almacht heeft verwekt om Israël te bekeeren en de zonden te vergeven. Wij zijn er getuigen van, alsook de Heilige Geest, dien God gegeven heeft aan allen, die hem gehoorzamen.quot;
Als de leden van den raad zagen, dat zij mannen voor zich hadden, die in hun besluiten onwankelbaar waren, ontstaken zij in toorn,
50
DEN H. PETRUS
en maakten zich gereed hen ter dood te veroor-deelen, toen een farizeër, met name Gamaliel, een wetgeleerde, die bij het volk zeer in aanzien stond, in de vergadering oprees, en na verzocht te hebben, dat men de apostelen een oogenblik zou verwijderen, aldus sprak: »Israëliten, neemt u wel in acht bij hetgeen gij met die lieden gaat beginnen. Eenige jaren geleden verscheen er een zekere Theodas, die zich voor een buitengewoon man uitgaf. Ongeveer vierhonderd mannen sloten zich bij hem aan; maar hij werd gedood, en geheel zijn aanhang verspreid en vernietigd. Na hem verscheen Judas van Galilea ten tijde der volkstelling; hij haalde vele lieden tot zgn partij over; maar ook hij kwam om , en al zijn aanhangers werden verstrooid. Dit is derhalve mijn oordeel: Vervolgt die mannen niet, en laat hen met rust: want als dat werk van de menschen komt, zal het van zelf te niet gaan; maar als het werk van God is, kunt gij het niet verdelgen. Vreest dan u te bezondigen met tegen God te strijden.quot;
De leden van den raad waren het met dien geleerde eens; de apostelen werden teruggeroepen. Zij werden gegeeseld en het werd hun verboden, op welke wijze ook in Jesus' naam te spreken; daarna werden zij in vrijheid gesteld.
Dat vonnis, door de voorzichtigheid inge-
51
HET LEVEN VAN
geven, bracht niet het uitwerksel te weeg, dat de vergadering ervan verwachtte. De apostelen verlieten den raad, zich ten zeerste verheugende, dat zij waardig bevonden waren geworden, om Jesus' naam beleedigingen te ondergaan; en eiken dag leerden en predikten zij Jesus Christus zonder ophouden iu den tempel en in de huizen. (1)
Wij moeten hier opmerken, dat Gamaliel eenige jaren na dit voorval christen werd.
52
Het getal leerlingen van Jesus Christus nam van dag tot dag toe; zelfs omhelsden vele priesters onder de Joden het geloof, en die overwinning van het woord Gods verwekte te Jeruzalem een groote vervolging. De heilige Stephanus ontving er het eerst de kroon der martelaren. Het meerendeel der geloovigen zocht zijn heil in de vlucht. Zij begaven zich naar Damascus, naar Antiochie, naar Phenicië, naar het eiland Cyprus en vele andere landen. Wat de apostelen betreft, zij bleven te Jeruzalem, ten einde door hun tegenwoordigheid allen, die zich verborgen hielden, aan te moedigen en in het geloof te versterken. Maar datzelfde geloof, door de geloovigen overal waar zij heenvlucht-ten, verkondigd, verspreidde zich allerwege. 2ioo bracht hun verspreiding, ver van het heilig vuur, dat de Verlosser op aarde was komsn
(1) Handelingen der Apostelen V.
DEN H. PETRUS
ontsteken, uit te blusschen, er wonderdadig toe bij om het overal te verbreiden. Omstreeks dien tijd bekeerde de diaken de heilige Philippus vele Samaritanen en doopte hen. Daarna kwamen de heilige Petrus en de heilige Joannes naar Sarnarië om de nieuwe leerlingen in het geloof te bevestigen. »Zij legden hun de handen op, zegt de gewijde tekst, en deze ontvingen den Heiligen Geest.quot; (1) Wij hebben hier het eerste voorbeeld van de toediening van het Sakrament des Vormsels aan de reeds gedoopte geloovigen. In hetzelfde Sarnarië streed de heilige Petrus voor het eerst tegen Simon den Toovenaar, waarvan wij elders de geschiedenis zullen verhalen.
De vervolging was niet van langen duur. Zij hield te Jeruzalem op na bekeering van den heiligen Paulus. Tiberius, die te Rome regeerde en uit de berichten van Pontius-Pi-latus de heiligheid en mirakelen van Jesus Christus kende, verbood, dat men diegenen, welke zijn leer volgden, zou aanhouden of hinderen. Deze voor de Cbristenen zoo gunstige beschikkingen konden niet missen, op het gedrag der bestuurders van Juclea van invloed te zijn.
53
Toen de rust in de Kerk hersteld was, vertrok de heilige Petrus van Jeruzalem, om de geloovigen der naburige steden te gaan bezoeken,
(1) Handelingen der Apostelen VIII.
HET LKVJSN VAN
54
even gelijk een veldheer de ronde doet, zegt Joannes Chrysostomus, om te zien of alles in orde is. (1) De reis van dien prins der apostelen kenmerkte zich door schitterende mirakelen: te Lydda, een stad vau den stam van Ephraïm, genas hij een lamme met name Eneas, die acht jaren het bed had moeten houden. Dat wonder had de bekeering der bewoners van Lydda en Sarone ten gevolge. Te Joppe had nog een treffender mirakel plaats. Zien wij hoe dat eenvoudig en treffend verhaal in het boek der Handelingen is opgeteekend.
»Er woonde te Joppe een vrouw, die tot de leerlingen behoorde, en Tabitha, dat wil zeggen Dorcas, heette. Zij was rijk aan goede werken, en gaf veel aalmoezen. Te dien tijde werd zij ziek en stierf, en nadat men haar gewasschen had, werd zij in een zaal gelegd. Daar Lydda by Joppe lag, zonden de leerlingen, toen zij vernomen hadden, dat Petrus zich daar bevond, twee mannen naar hem toe, om hem dit verzoek te doen: Kom zonder uitstel naar ons. — Petrus, zich onverwijld op weg begeven hebbende, kwam met die twee mannen, en zoodra hij aangekomen was, brachten zij hem naar de zaal. Daar verzamelden zich alle weduwen al schreiende rondom hem, en toonden hem de hemden en kleederen, die Dorcas voor
(1) Hom XXI in Acta.
DEN H. PETRUS
]iaar maakte. — Nadat Petrus iedereen naar buiten gezonden had, viel bij op zijn knieën, en bad; daarna zich tot het lijk wendende, sprak hij: Tabitha, sta op. Dadelijk deed zij haar oogen open, en toen zij Petrus gezien had, ging zij overeind zitten. Petrus gaf haar nu de hand en hielp haar opstaan, en na alle heiligen (1) en de weduwen weer binnen geroepen te hebben, stelde hij haar levend aan hen voor.
Toen nu dat mirakel door geheel Joppe bekend werd, geloofden velen in den Heer. Petrus bleef vervolgens geruimeu tijd bij zekeren Simon, een leerbereider.': (2)
Hoe aangrijpend, hoe bekoorlijk is dat verhaal in al zijn eenvoudigheid! De bekeering van Cornelius, den hoofdman over honderd, die in de geschiedenis van den heiligen Petrus en de eerste Kerk een zoo groote rol speelt, is nog een dier aloude en leerrijke tafereelen, die men nooit moede wordt te bewonderen. Wij zullen het, even als dat van Tabitha aanhalen, zooals het door den schrijver van het boek der Handelingen, dien eenvoudigen en trouwen schilder van de eerste eeuw van ons geloof, is geschetst.
(1) Dat wil zeggen de geloovigen, die toen met den naam van heiligen werden aangeduid.
(3) Handelingen der Apostelen IX.
55
HET LEVEN VAN
»Cornelius, hoofdman bij een Romeinsch legioen, was heiden geboren. Hij bewoonde Cesarea, was een godsdienstig man en vreesde God, hij en geheel zijn huisgezin: hij gaf het volk veel aalmoezen, en bad God onophoudelijk.
»Na, omstreeks het negende uur van den dag had hij een vizioen : een engel Gods verscheen hem, en zeide tot hem: »Cornelius!quot; Hij, den engel aanziende, en door schrik bevangen, antwoordde: »Wat is er. Heer? — Uw gebeden en aalmoezen, hervatte de engel, zijn tot God opgestegen, en hebben hem uwer indachtig doen zijn. Aldus, zend terstond mannen naar Joppe, en laat zekeren Simon, bijgenaamd Petrus, komen. Hij woont bij zekeren Simon, een leerbereider, wiens huis dicht bij de zee staat. Hij zal u zeggen, wat gij doen moet.quot;
»Cornelius zond terstond twee dienaren uit en een zijner soldaten, dien de vreeze Gods die zending waardig maakte.
»Van een anderen kant werd Petrus den volgenden dag op het zesde uur, terwijl hij op een bovenkamer onder het gereed maken zijner spijzen zat te bidden, plotseling in den geest verrukt. Hij zag den hemel open, en als een onmetelijk linnen laken, dat, aan de vier hoeken opgehangen, tot de aarde afhing, en allerlei soort van viervoetige dieren, kruipende dieren en vogelen des hemels bevatte. Te
56
DEN H. PETRUS
gelijker tijd zeide hem een stem : »Sta op, Petrus, sla dood en eet. — Neen, Heer, antwoordde Petrus, want ik lieb nooit iets onreins of besmets gegeten. — Noem niet onrein, hervatte de stem, wat God gezuiverd heeft.quot; Het vizioen herhaalde zich driemaal, daarna werd het laken wederom opgenomen ten hemel.
»Terwijl Petrus over de heteekenis van dat vizioen nadacht, zeide de Geest tot hem: »Daar zijn drie mannen, die naar u vragen, sta dus op, ga naar beneden, en aarzel niet met hen mede te gaan; ik zelf heb hen gezonden.quot; Petrus ging naar beneden, en toen hij het doel van hun bezoek vernam, schonk hij hun gastvrijheid, 's Anderendaags vertrok hij met hen, in gezelschap van eenige der broeders, uit Joppe.
»Cornelius wachtte hen te Césarea te midden zijner bloedverwanten en vrienden, die hij in grooten getalle in zijn huis bijeengeroepen had. Toen Petrus binnenkwam, ging hij hem tegemoet, en wierp zich voor zijn voeten om hem te aanbidden; doch Petrus, hem bij de hand nemende, sprak: »Sta op, ook ik ben slechts een mensch.... Gij weet, voegde Petrus erbij, hoe hatelijk het voor een jood is met een vreemdeling te verkeeren en zelfs hem te naderen; maar God heeft mij geleerd, geen enkelen mensch ontwijd of onrein te noemen. Zeg mij dus met
57
HET LEVEN VAN
welk doel gij mij hebt doen komen ?quot; — Cornelius verhaalde zijn vizioen. Alsdan wendde zicli Petrus tot allen, en zeide: »Voorwaar, ik zie, dat God niet op de personen let, maar dat, al wie hem vreest en werken van rechtvaardigheid doet, hem bij iedere natie aangenaam is. God heeft zijn woord aan de kinderen van Israel gezonden , terwijl hij hun door Jesus Christus, die aller Heer is, den vrede verkondigde......En wij, wij leggen getuigenis af
van alles wat hij in Judea, in Jeruzalem gedaan heeft, en dat hij door de handen der Joden, aan een kruis gehecht, gestorven is. Doch na hem den derden dag te hebben doen opstaan, heeft God gewild, dat hij zich openbaarde, niet aan het gansche volk, maar aan de getuigen , die hij gekozen heeft, aan ons, die na zijn verrijzenis met Lem gegeten en gedronken hebben. Hij heeft ons zelf gelast voor het volk te prediken, en te getuigen, dat hij door God als rechter over de levenden en dooden is
gesteld.......quot;
»Terwijl Petrus nog sprak, daalde de Heilige Geest neer over allen, die deze toespraak aanhoorden, en ook zij begonnen verscheidene talen te spreken en God te loven. De Joden, die met Petrus gekomen waren, stonden er zeer over verwonderd, dat de genade van den Heiligen Geest zich ook over de Heidenen uitstortte. Doch Petrus zeide toen: »Mag
58
DEN H. PETRUS
men het doopsel . des waters weigeren aan diegenen, die even goed als wij den Heiligen Geest ontvangen hebben ?quot; En op zijn bevel werden zij in den naam van den Heer Jesus Christus gedoopt. De nieuwe leerlingen verzochten den apostel, eenige dagen bij hen te blijven. (1)
Te Jeruzalem teruggekeerd, verhaalde Petrus aan de verwonderde geloovigen zijn vizioen te Joppe en al wat daarop gevolgd was. Als zij dat hoorden, twistten de geloovige Joden niet meer, maar verkondigden Gods lof, zeggende: God heeft dus zelfs den Heidenen toegestaan boetvaardigheid te doen, ten einde tot het leven te geraken.quot; (2)
59
Ziedaar het trouw verhaal van de schitterende bekeering van den hoofdman, die voor de hei-densche wereld als het sein werd voor den overgang van den afgodendienst tot den dienst van den waren God. De beweging ging van Antiochië uit. Geloovigen, die door de vervolging uit Jeruzalem verjaagd en verspreid waren, maakten den Heer Jesus in die stad bekend, en de genade deed er een groot aantal harten overwinnen, niet alleen onder de Joden, maar ook onder de Grieken. Te Antiochië droegen de geloovigen voor het eerst den naam van Christenen.
(1) Handelingen der Apostelen X. (3) Handelingen der Apostelen XI.
HET LEVEN VAN
De Heilige Petrus kwam zicli zelf aan het hoofd dier bloeiende Kerk stellen, die de Moederkerk van het Oosten werd. »Het was zeer passend , zegt de heilige Chrysostomus, dat een stad, waar de geloovigen het eerst den naam van Christenen ontvangen hadden, den prins der apostelen tot eersten herder had.quot; Petrus hield er verscheidene jaren verblijf, en doorliep intusschen al predikende de verschillende landstreken van Klein-Azië.
Maar weldra houdt een hooger, een stouter plan den geest van den vurigen leerling des Verlossers bezig. Hij gaat de afgoderij zelfs in de hoofdstad der wereld tot op haar troon bestoken. Het Oosten is weldra voor zijn ijver niet genoeg meer. Ook het Westen zal hij overwinnen. Petrus verlaat dus Antiochit, en slaat den weg naar Rome in.
60
Eerste reis van den heiligen Pelrus naar Rome.
Is op de wegen naar de Romeinselie stad, die zooveel consuls, zooveel keizers voorbij zagen trekken en van zoo menige zegepraal getuigen waren, der wereld ooit een grootsch en zonderling schouwspel werd geboden, was het zeker dat van den eenvoudigen Galileeschen visscher, die, na zooveel anderen, op zijn beurt naar die stad heeutoog. Waar gaat toch die nieuwe veroveraar heen? Welke zgn zijn wapenen, zijn soldaten? Wat durft hij zoo alleen zonder kracht of steun onderstaan? Wat is dat voor een zonderlinge leer van een gekruisigden God, die hij den
koningen der wereld wil opdringen ?.......
Hier denkt de verbeelding aan een tafereel, dat vaak op den kansel wordt geschetst, en stelt zij zich een wijsgeer voor, die met Petrus aan de poorten van Rome staat te redetwisten, en in ieder antwoord op zijn vragen een bewijs te meer vindt van de ongerijmdheid en dwaasheid der reusachtige onderneming, die de apostel durft beproeven.
»Onverschrokken apostel, zeggen wij daarom met een godvruchtig schrijver, hebt gij inder-
HET LEVEN VAN
62
daad uw krachten niet overscliat ? wordt gij thans niet door de voorzichtigheid, die u veeleer door den Heiligen Geest dan door de natuur werd geschonken, verlaten ? gaat gij God niet op de proef stellen, gaat gij zijn werk niet in gevaar brengen en vernietigen ? Tiberius, wien het niet mocht gelukken, Jesus Christus door den senaat in de rij der goden te doen opnemen, is niet meer. Rome gehoorzaamt Claudius, en Claudius de eerlooze Messaliua, en op de treden van den troon staat reeds een prins, wiens naam weldra geheel het menschelijk geslacht met afgrijzen zal vervullen: de bloeddorstige Nero!.... Zal de nieuwe godsdienst, hetzij hg geduld of in de verte verfoeid wordt, de beheerschers der wereld niet verbitteren ? Als hij onder de oogen des keizers die goden aan durft randen, die door den arm des gezags worden gesteund, en zich aan de herinneringen van acht eeuwen van overwinningen en roem durft vergrijpen, moet hij dan niet vreezen, in zijn wieg te zullen worden gesmoord? Hoe zult gij u, onbekend met de menschelijke kunsten en wetenschappen, in dat Rome voordoen, dat nog met het uitgelezen schoon zijner eeuwen schittert? Zult gij de gelijkheid der menschen voor God prediken te midden van een volk, dat duizende slaven geketend aan zijn voeten heeft liggen? zult gij liefde, nederigheid, versterving en reinheid des harten bevelen in een
DEK H. PETEUS
maatschappij, die hartstochtelijk op zwaardge-vechten gesteld, door hoogmoed en welïust bedwelmd is, en waarin de losbandigheid van zeden en de schaamteloosheid der ondeugd alle tot dus ver bekende grenzen hebben overschreden ? Is er voor den Calvarieberg wel plaats tusschen het Capitolium en het eiland Caprea, tusschen het amphitheater en die paleizen, waar ongebondenheid en bloedschande huisvesten? Als uw onderneming u niet van boven werd ingegeven, is zij de dwaasste, die er ooit bestond. Doch neen; alvorens die wereld het Evangelie te laten verkondigen, heeft God niet zonder doel alle volkeren tot een enkel volk vereenigd, en Rome tot beheerscheres der wereld gemaakt. Bovendien is voor een buitengewone kwaal een buitengewoon geneesmiddel noodig; uw dwaasheid is de dwaasheid van het kruis: »Ga dus heen. Petrus, God is met u.quot;
Op de goddelijke beloften en de kracht van het kruis vertrouwende, treedt de eenvoudige apostel inderdaad het trotsche Home binnen. Op dat gezicht beeft het oude heidendom eindelek op zijn vermolmde grondvesten; het wankelt en schrikt; van nu af gaat tusschen de heidensche en de nieuwe wereld die voor altijd gedenkwaardige strijd beginnen, die er eenmaal toe zal leiden, dat de troon dier keizers wordt ingenomen door de opvolgers van dien armen Galileeschen visscher, die dan op hun
63
HET LEVEN VAN
beurt de vorsten der eeuwige stad en de vreedzame beheerschers der wereld zullen zijn.
Van nieuwen ijver brandende, predikt Petrus den gekruisten Jesus in de hoofdstad des rijks; eerst brengt hij de goede tijding aan de in Rome verspreide Joden, daarna aan de Heidenen, en bevestigt alom zijn zending met mirakelen. Binnen eenige maanden is hij er in geslaagd, een talrijke en godvruchtige schare van geloo-vigen te vormen. Van dat oogenblik af is Petrus' stoel gevestigd. Het heidendom heeft uitgediend: Rome heeft in zyn schoot het goddelijk zaad ontvangen, dat, door het bloed der martelaren bevrucht, die groote boom zal worden, wiens lommer het heelal zal overschaduwen. Rome zal voor altijd de zetel en de godspraak van den godsdienst worden; en de erfgenaam van dien eersten apostel zal zelf weldra de hoogepriester zijn, voor wien koningen en volkeren zich buigen.
De christelijke oudheid heeft ons over die eerste reis van den heiligen Petrus naar Rome weinig bijzonderheden nagelaten. Naar alle waarschijnlijkheid had zij plaats in het jaar 46, het twaalfde jaar na den dood des Zaligmakers. Het is een onbetwistbaar feit, dat de heilige Petrus te Rome gekomen is, er gepredikt en een zetel gevestigd heeft, waarvan hij zelf de eerste bisschop was, en ook dat hij er den marteldood onderging. Het is een groote on-
64
DEN H. PJSTKUS
gerijmdheid, aan een geschiedkundig feit te twijfelen, dat door alle christelijke schrijvers en in de eerste plaats door den heiligen Ignatius, den leerling van den heiligen Petrus, wordt verhaald. En toch zijn vele Protestanten zoo ver gegaan, dat zij niet alleen de vestiging van dien stoel te Rome, die door de oude conciliën de Stoel van Petrus genoemd wordt, ontkennen, maar ook beweren, dat die prins der apostelen nooit te Rome geweest is. 't Is een van die geschiedkundige dwalingen, die men onbestaanbaar zou noemen, als men niet wist hoever partijzucht geest en hart op het dwaalspoor kunnen leiden. Men vindt echter ook andere zeer geleerde en meer te goeder trouwe Protestanten, die deze zonderlinge twijfelaars bestrijden en aan de kaak stellen. Hooren wij wat een der hunnen, de vermaarde Grotius, daaromtrent zegt:
»Geen oprecht christen, zegt hij, zal ontkennen , dat de heilige Petrus te Rome geweest
is........ Brower is, op het voetspoor van
eenige Protestanten, zoo ver gegaan, dat hij bijna openlijk ontkent, dat de heilige Petrus ooit te Rome zou geweest zijn : ik verwijs naar hetgeen ik daaromtrent in mijn drie verhandelingen (blz. 53) gezegd heb. Baratier bewijst onomstootelijk, wat bisschop Pearson reeds vóór hem gedaan had, dat de heilige Petrus te Rome geweest is. Dat feit getuigt
5
65
HET LEVEN VAN
66
ons de geheele christelijke oudheid, en het is een schande voor den protestant, dat het ooit door iemand van zijn godsdienst in twijfel werd getrokken. Die handelwijs, waaruit blijkbaar partijdigheid spreekt, bewijst, dat Bower het juk der vooroordeelen van sommige Protestanten niet heeft afgeschud, zooals een man, die zich voor een onpartijdig geschiedschrijver uitgeeft, had moeten doen; en daardoor heeft hij het protestantismus, in plaats van het te dienen, veel nadeel toegebracht.quot; (1)
Volgens Eusebius, den heiligen Hieronymus en den ouden Romeinschen almanak van Bu-cherius zetelde Petrus vijfentwintig jaren te Rome\ maar in dat tijdsverloop was hij vaak afwezig om in verschillende oorden zijn apostolische bediening te gaan uitoefenen. Volgen wij hem op eenige dier tochten op zijn schreden , en wij zullen ruimschoots gelegenheid hebben, zijn geloof, zijn ijver, zijn standvastigheid in de vervolgingen, en zijn vurige naastenliefde te bewonderen.
(1) Annot. in J, Peir.
üe beilige Petrus wordt te Jeruzalem gevangen genomen. Zijn wonderbare bevr jding. — Het eerste concilie van Jeruzalem.
e heilige Petrus was naar het Oosten teruggekeerd. Hij was omstreeks Paschen van het jaar 44 te Jeruzalem , terwijl er in die stad een nieuwe verdrukking heerschte. Herodes.-Agrippa, een jood van geboorte, bestuurde toen Juclca uit naam der Romeinen. Hij was kleinzoon van Herodes den Groote, die den kindermoord bevolen had , een neef van Herodes-Antipas, die het bloedende hoofd van den heiligen Joannes den Dooper aan de wraakzucht eener vrouw had overgeleverd. Als een waardig erfgenaam van den geest zijner familie, deinsde Agiippa voor de gedachte aan een misdaad niet terug. Om aan de voornaamsten onder de joodsche natie te behagen, had hij Jacobus den Meerdere , broeder van Joannes, door het zwaard doen ombrengen. Ten einde een nieuw bewijs van zijn ijver te geven, laat hij Petrus grijpen en in de gevangenis werpen: de bewaring wordt aan zestien soldaten toevertrouwd, met
HET LEVEN VAN
het doel hem na cleu Paasehtijd voor het volk op te brengen.
Maar de Kerk van Jeruzalem hield niet op, voor den gevangen apostel gebeden ten hemel te zenden. Denzelfden nacht nu, na welken hij voor het volk zou worden opgebragt, lag Petrus, met twee ketenen gebonden, tusschen twee soldaten te slapen, terwijl andere voor de deur der gevangenis de wacht hielden. Plotseling blonk er een schitterend licht in het hok, en er verscheen een engel des Heeren, die Petrus met de hand aanraakte om hem nit zijn slaap te doen ontwaken, en sprak: »Sta ijlings op.quot; De ketenen vielen oogen-blikkelijk van zijn handen. De engel voegde erbij: »Neem uw gordel en uw kleed, trek uw schoenen aan uw voeten, en volg mij.quot; Petrus gehoorzaamde, doch meende slechts met een vizioen te doen te hebben. Na den eersten en tweeden wachter voorbijgegaan te zijn, kwamen zij aan de ijzeren deur, die naar de stad geleidde en van zelf voor hen openging. Uitgegaan zijnde, bereikten zij het einde der straat. De engel verliet hem nu terstond. Petrus, tot zich zeiven komende, begreep eindelijk, dat God zijn engel gezonden had om hem uit de handen van Herodes te verlossen, en hem aan de misdadige plannen der Joden te onttrekken.
Zetten wij volgens het boek der Handelingen
68
DEN H. PETRUS
het verhaal der wonderbare verlossing voort. Welk een treffende eenvoudigheid in het tafereel , dat wij nog te schetsen hebben!......
Toen de apostel alleen gelaten was, begaf hij zich naar het huis van Maria, moeder van Joannes bijgenaamd Marcus, waar vele geloo-vigen vergaderd waren en den Heer baden. Hij klopte op de deur, en een meisje met name Rhode trad naar de deur om open te doen. Als zij de stem van Petrus herkende, was zij zoo verheugd, dat zij vergat open te doen, en ia huis ging boodschappen, dat Petrus daar was. »Gij hebt uw verstand verloren,quot; zeide men haar. Daar zij volhield en verzekerde, dat hij het was, zeiden zij in huis: »Het is zijn engel.quot; Doch Petrus ging voort met kloppen; men deed eindelijk voor hem open, en toen de geloovigen hem zagen, stonden zij zeer verbaasd. Maar Petrus stelde hen gerust, door hun te verhalen, hoe de Heer hem uit de gevangenis verlost had; na hun vervolgens bevolen te hebben, de tijding zijner verlossing aan Jacobus en de broeders te gaan brengen, verliet hij Jeruzalem.
Herodes wreekte zich op de wachters, die hij ter strafplaats liet voeren. Maar hij kon zelf de goddelijke gerechtigheid niet ontgaan. Te Cesarea, zijn gewone verblijfplaats, teruggekeerd , ontving die vorst op zekeren dag met groote praal de afgevaardigden van' Tyrus en
69
HET LEVEN VAN
70
Sidon. Met zijn koninklijk gewaad omhangen en op zijn troon gezeten, liet hij hun zoo heerlijke woorden hooren, dat het volk in toejuichingen losbarstte, en uitriep: »Wie daar spreekt is een God, en niet een mensch.quot; Maar hij werd terstond door den engel des Heeren getroffen, en stierf door de wormen opgevreten. (1)
Weer in vrijheid zijnde, bereisde de heilige Petrus op nieuw menig land in het Oosten , stichtte er kerken, en stelde er bisschoppen aan. Vervolgens keerde hij naar Rome terug. Maar in het jaar 49 was hij genoodzaakt het te verlaten, toen keizer Claudius, bij gelegenheid van eenige oulusten, de Christenen en Joden uit de stad verjoeg, waar zij echter weldra weer terugkeerden. De ijver voor het geloof voerde Petrus naar Judea terug en naar dat Jeruzalem, dat, zoo het niet meer de zetel van den godsdienst was, er toch de bakermat van uitmaakte. Daar hield zich de apostel met de bekeeriug der Joden bezig, die op het voorbeeld en bevel zijns goddelijken Meesters bij voorkeur het voorwerp zijner bijzondere zorgen waren. Aan een anderen, namelijk den grooten Paulus, den apostel der volkeren , had God meer bijzonder de zending opgedragen om van oord tot oord aan de af-
(1) Handelingen der Apostelen XII.
DEN H. PETRUS
godische volkeren en heidenen het geloof te gaan brengen.
Maar er was een hevig geschil in de kerk van Antiochië opgerezen. Geloovigen, die uit Judea gekomen waren, beweerden, dat men de Heidenen, die het geloof omhelsden, aan de besnijdenis en alle door Mozes voorgeschreven gebruiken moest onderwerpen. Paulus en Bar-nabeus destyds te Antiochië bestreden die eischen met kracht. Daar men echter niet veel naar hun stem luisterde, werd er besloten, dat zij het geschil naar Jeruzalem zouden overbrengen, waar zich eenige andere apostelen. Petrus, Joannes en Jacobus, zoon van Alpheus, bisschop dier stad, bevonden. Dit was het eerste concilie der christelijke kerk, dat in het jaar 51 aehoaden werd. Petrus was voorzitter en bracht vóór alle anderen met evenveel wijsheid als gezag zijn oordeel uit, dat aangenomen werd. De beweringen der Joden werden van de hand gewezen; doch uit ontzag voor hen haudhaafde men het verbod van gesmoord vleesch en bloed. Opmerkenswaardig is de formule van het besluit: Het heeft den Heiligen Geest en ons goedgedacht , n geen andere lasten op te leggen, dan die welke noodig zijn, enz.quot; De Heilige Geest, die alle waarheid leert, leidde derhalve toen reeds de besluiten der kerkvergadering. Diezelfde goddelgke Geest heeft later altijd de besluiten der andere conciliën, die naar het
71
HET LEVEN VAN
72
voorbeeld van dat van Jeruzalem op andere plaatsen gehouden werden, ingegeven. Welk een geruststelling voor den christen, den trouwen zoon der Kerk! Hij staat in zijn leer niet aan het wisselvallige bloot. Vol geloof in de woorden, die de Zaligmaker tot zijn apostelen sprak, »Ziet, ik ben met u (leerende en doopende) alle dagen , tot aan de voleinding der eeuwen, (1) weet hij, dat hij de hemelsche haven inzeilt in het scheepje van Petrus, waarvan de Geest der waarheid steeds het roer bestuurde, en dat daarom nimmer op de noodlottige klippen van de dwaling of den leugen kan stranden. Buiten den schoot der Kerk of dat goddelijk scheepje, zwaddert de mensch in een rank en door alle winden voortgezweept bootje rond...... Gelukkig wanneer hij, den storm moede, en naar kalmte hakende, zich eindelijk vol liefde in dat scheepje van Petrus werpt, met den zinkenden apostel uitroepende: »Heere, red mij!quot; De beschermende ark zal hem in haar schoot opnemen en hem veilig in de haven sturen, steeds geleid door de hand van Hem, aan loien de winden en de zee gehoorzamen.
Weldra verliet Petrus dat dierbaar maar ondankbaar Jeruzalem, dat hij niet meer terug zou zien. De tijd naderde, waarop de god-moordende stad, de goedheden van den Verlosser
(1) Matth. XXVIII; 20.
DEN H. PETRUS
73
verachtende, »clie zoo vaak zijn kinderen wilde verzamelen, gelijk een hen haar jongen onder haar vleugels verzamelt,quot; door haar ondergang de grootste der gruweldaden moest boeten. Toen de apostel zich van haar muren verwijderde, moest hij over haar weenen, gelijk de goddelijke Meester hij de gedachte aan het lot, dat haar wachtte,. . .. Hij ging zijn eerste kudde te Antiochië bezoeken. Daar at hij in den beginne onverschillig met de bekeerde Heidenen, zonder op het door de wet van Mozes voorgeschreven verschil in spijzen te letten. Doch weldra volgde hij een andere handelwijze om de van Jeruzalem gekomen besneden geloovigen niet te stooten. De heidenen ergerden zich over een gedrag, dat met de door hem zelf uitgelokte beslissing in strijd scheen te zijn. De heilige Paulus, de apostel der volkeren, maakte zich ongerust over het verkeerd uitwerksel, dat de apostel der Joden door die inschikkelijkheid te weeg bracht. Hij berispte hem daarover zeer en Petrus, wiens eenig doel was geweest de zwakheid der bekeerde Joden te ontzien, maakte dadelijk een einde aan verschooningen, die zoo verkeerd werden uitgelegd. De heilige Augustinus wijst ons op de schoone lessen, die de beide apostelen ons bij die gelegenheid geven. »Men kon, zegt hij, de billijke vrijheid van den heiligen Paulus en de nederige zedigheid van den
HJST LEVEN VAN
heiligen Petrus niet genoegzaam bewonderen. In den laatsten moeten wy een deugd bewonderen , die nog bewonderenswaardiger, nog moei -lijker na te volgen is. Het is tocb inderdaad gemakkelijker datgene, wat in een ander berispelijk is, te zien, dan een openbare bekentenis van zijn fouten af te leggen en zicb te beteren? (1) »Petrus, zegt hij op een andere plaats, kon ons geen schooner les in de deugd geven, omdat hij ons de liefde door de nederigheid leert behouden.quot;
Doch voegen wij er onverwijld bij, dat die omstandigheid in geen enkel opzicht de gevoelens van achting en genegenheid, die de beide apostelen vereenigden, kon krenken. Met denzelfden ijver voor hetzelfde werk bezield, voedden zij slechts één gedachte: het optrekken van het groote gebouw, waarvan zy de voornaamste steunpilaren moesten worden. Dat gebouw verhief zich ten gevolge van hun gemeenschappelijk streven. Door het voorbeeld aan de overige apostelen te geven, bracht ieder hunner dagelijks eenige nieuwe steenen aan......
74
Als hun taak volbracht was, begroeven zich beiden weldra in hun zegepraal, door de voltrekking van het gebouw met hun bloed te bezegelen. Beschouwen wij dit laatste tafereel, en volgen wij tot dat einde andermaal den
(1) S. August, in Galat. II
DEN H. PETRUS
75
prins der apostelen naar de Romeinsche stad, die ditmaal het schouwtooneel van zijn roem-rgken marteldood zal worden.
De heilige Pelrus Ie Rome. Hij bescliaamt Simon den Toovenaar. Zijn glorierijke marleldood.
e Rome teruggekeerd zijnde, verzamelde Petrus zijn door de ballingschap verstrooide kudde, en trachtte er steeds nieuwe schapen aan toe te voegen. Volgens een oude overlevering werd het huis van een senator, die met zijn geheel gezin door den apostel bekeerd was, in een kerk veranderd, thans den naam van Sint-Petrus-Banden dragende. Men stelle zich die eerste christenheid te Rome voor, in dien godvruchtigen kring vergaderd, naar de leerredenen van den apostel luisterende, en onder het bezielde woord van den doorluchtigen prediker der goede tiding dagelijks zoowel in getal als in heiligheid toenemende. Daar zaten ze in gesloten gelederen,
HET LEVIN VAN
die geloovigen, die zich -weldra voor het zwaard der vervolging zullen verbergen, en hun eere-dienst en geheimen in de katakomhen zullen gaan begraven. De verbeelding ziet hier wonderen en treffende herinneringen van de eerste Kerk, zooals daar zijn: vervolging der Christenen, vurige naastenliefde, alles is daar te
aanschouwen......Het is een volslagen drama,
waarbij altijd de grootsche figuur van Petrus in het oog valt, als hij te midden zijner dierbare bekeerlingen staat, die hij weldra langs den bloedigen weg des lijdens naar het verblijf der gelukzaligen zal voorgaan.
De zorg van den apostel bepaalde zich niet tot de geloovigen van Rome alleen. Als hoofd der Kerk omvatte bij de gansche christenheid. Hij heeft twee zendbrieven, uit Rome gedag-teekend, nagelaten, en tot hen, die Fontus, Galatië, Cappadocië, Azie en Bithyniê bewoonden , gericht. Later zullen wij eenige fragmenten aanhalen uit die bewonderenswaardige brieven, die door de Kerk steeds als een barer kostbaarste schatten worden beschouwd.
De laatste dagen van het apostelschap van den heiligen Petrus kenmerkten zich door een zegepraal, die aan een lang gevoerden strijd een einde maakte, en den haat van Nero tegen de Christenen verwekte. Ik bedoel de schitterende beschaming van Simon den Toovenaar, wiens geschiedenis wij hier moeten verhalen.
76
DEN H. PETRUS
77
Toen de diaken Philippus omstreeks een jaar na de verrijzenis des Zaligmakers te Sa-marië het Evangelie ging verkondigen, bevond zich in die stad een toovenaar, met name Simon, wiens toovenarijen den eerbied en de bewondering des volks hadden afgedwongen; allen, van den grootsten tot den kleinsten luisterden naar hem, en hij werd de groote kracht Gods genaamd. Verbaasd als hij stond over de mirakelen, die in den naam van Jesus Christus gedaan werden, en in den diaken Philippus een macht ziende, die de zijne zoo ver overtrof, vroeg en kreeg hij alsmede zijn landgenooten het doopsel. Maar kort daarna, toen Petrus en Joannes, zooals wij gezien hebben, van Jeruzalem naar Samarië kwamen om den geloovigen de gaven van den Heiligen Geest mede te deelen, ontsluierde hg, bij het zien van het opleggen der handen , zijn boosheid en huichelarij. Hij kwam de apostelen opzoeken, en hun geld aanbiedende, zeide hij: »Schenk mij ook de macht om door het opleggen der handen allen den Heiligen Geest te doen ontvangen. — Verga met al uw geld, riep Petrus verontwaardigd uit, omdat gij geloofdet, dat de gave Gods met geld te verwerven is!quot; Daarna bij het verwijt een liefderijke vermaning voegende, sprak hij tot Simon: »Gij hebt op die bediening niet de geringste aanspraak, want uw hart is voor God niet oprecht. Doe dus boetvaar-
HET LEVEN VAN
digheid over de misdaad, die gij begaan hebt, en bid God, dat hij u, zoo mogelijk, die gedachte uws harten vergeve, want ik zie, dat gij vol bitteren gal én een slaaf der ongerechtigheid zijt. — Bid gij zelf den Heer, antwoordde Simon, opdat mij niets overkome van hetgeen gij mij gezegd hebt.quot; (1)
Maar wat vermochten de gebeden van den ongelukkigen slaaf der ongerechtigheid? Simon vertrok uit Samarië, en na zijn dwalingen en bedrog over verschillende provinciën verspreid te hebben, ging hij zich te Rome vestigen, waar hij weldra de menigte begoochelde en een grooten naam verwierf.
Petrus vond derhalve in de groote stad dien ouden bedrieger terug, die onbeschaamd de ganst der menigte, de achting der patriciërs en de bescherming van keizerin Messalina genoot. Zelfs hadden hem keizer Claudius en de senaat, volgens het verhaal van verschillende kerkvaders, op het Tiber-eiland een standbeeld opgericht, ten opschrift dragende: Aan Simon den heiligen God.
78
Die dwaas wist zich later in te dringen bij Nero, de moordenaar zijner moeder Agripina. Nero, het grootste monster van ondeugd en wreedheid, dat ooit het menschelijk geslacht onteerd heeft, was zelf in de hoogste mate op de
(1) Handelingen der Apostelen. VIII.
DEN H. PETRUS
bijgeloovigheden der tooverkunst verzot; hij had die duivelsche kunst hartstochtelijk lief, en schonk zijn gunsten volgaarne aan iemand, waarvan de faam wonderen verhaalde. In de bedwelming van zijn hoogmoed maakte Simon bekend, dat hij op zekeren dag, die voor openbare vermakelijkheden bestemd was, zich door zijn eigen kracht in de lucht zou verheffen , onder voorgeven, dat hij langs dien weg de hemelvaart van Jesus Christus zou nabootsen.
Op den bepaalden dag kwam de ongeduldige menigte toegeschoten. Ook Nero was erbij tegenwoordig. De toovenaar nam werkelijk zijn vlucht: maar Petrus en Paulus begonnen vol verontwaardiging te bidden, en deden een beroep op God. De begoocheling verdween oogen-blikkelijk : de bedrieger viel ter aarde, zelfs op het balkon van Nero, en brak zijn beenen. Eenige dagen later stierf hij.
Dat voorVal verdubbelde, volgens het verhaal der kerkvaders, den haat, dien Nero tegen de Christenen voedde. Reeds had het gekroonde monster het bloedig tijdperk dier vreeselijke vervolgingen tegen hen geopend, die drie eeuwen lang te vergeefs het door Jesus Christus en de apostelen gestichte gebouw trachtten te doen instorten. Na heimelijk verscheidene wijken van Rome in brand te hebben doen steken, alleen om zijn oogen het schouwspel van den
79
HET LEVEN VAN
brand te verschaffen, liet Nero de vermoedens, die deze daad verwekte, op de leerlingen van Jesus neerkomen. Een groot aantal Christenen werd op zijn bevel onder vreeselijke pijnen ter dood gebracht; maar de hoofden van den nieuwen godsdienst leefden nog, en die doorluchtige slachtoffers moesten aan de rust van den dwingeland worden opgeofferd.
De Zaligmaker had den heiligen Petrus voorzegd, dat hij hem met het offer zijns levens verheerlijken, en met den kruisdood navolgen zou; later openbaarde hij hem zelfs het oogen-blik waarop hij zou sterven. Aau vervolgingen ter prooi, had de vurige apostel zich vaak door de vlucht daaraan onttrokken; maar door een hooger licht vernemende, dat het oogeublik zijner marteling eindelijk daar was, ging hij moedig den roemrijken dood, die hem met zijn goddelijken Meester vereenigen zou, tegemoet. Maar als de geloovigen het groote gevaar zagen, dat Petrus liep, smeekten zij hem, het door de vlucht te vermijden, ten einde een leven te sparen, dat voor de pas ontluikende Kerk, en vooral op dat oogenblik, zoo onmisbaar was. Na in den beginne geweigerd te hebben, gaf de apostel eindelijk met weerzin aan hun dringende beden toe. Hij verliet de stad; doch nauwelijks was hij buiten de maren, op den Appiaanschen weg, of Jesus Christus verscheen hem. »Waar gaat gij heen. Meester?
80
DEN H. PETRUS
riep de leerling. — Naar Rome, om er opmeuw gekruisigd te wordenantwoordt de Zaligmaker. Petrus begreep oogenblikkelijk de beteekenis dier woorden, en sprak bij zich zei ven : »O mijn Meester! ja, ik begrijp u, gij wilt in den persoon uws leerlings ten tweeden male gekruisigd worden.quot; Beschaamd en vol ijver keert de apostel op zijn schreden terug, en gaat den geloovigen bekend maken, dat hij bevel gekregen heeft, den marteldood tegemöet te gaan.
O teergeliefde leerling! de godsvrucht der christenen heeft de treffende overlevering dier goddelijke ontmoeting gewijd, door op den-zelfden grond, dien de voetstappen des Zaligmakers drukten, dat allerliefst kerkje, Domine quó vadis ? te stichten, waaraan ieder pelgrim nog zoo gaarne een bezoek brengt. Maar wie zal ons de vreugde van uw hart beschrijven, dat brandde van de begeerte om voor uw goeden Meester te sterven ? Blakende van liefde en hoop, gaat gij den marteldood tegemoet, gelijk gij weleer met Joannes naar het graf van den verrezen Verlosser heensneldet. Thans, evenals toen, gaf de liefde u krachten. Daar
wacht u het kruis.........maar het is het
kruis mijns goeden Meesters en de deur des hemels; ik wil het omhelzen, en er ook aan sterven. Lafaard en dwaas, die ik ben, hoe heb ik ooit een anderen dan den koninklijken weg kunnen zoeken, de weg des heiligen kruises ?
81
HET LEVEN VAN
Zoo sprak ongetwijfeld de heilige apostel bij zich zeiven, toen hij bij de zynen terugkeerde. Hij werd weldra gegrepen en aan den voet van het Capitolium in de gevangenis geworpen. Doch hij werd niet alleen daarheen gevoerd; een doorluchtig medegezel was bij hem, namelijk Paulus, de apostel der Heidenen, die zich sedert eenigen tijd te Rome bevond, en hem met krachtdadigen ijver ter zijde stond. Zelfs in hun boeien overwinningen behalende, bekeerden de beide glorierijke belijders twee hunner bewakers alsmede ze venen veerticr andere
o
personen van beiderlei geslacht. Na een harde gevangenschap van verscheidene maanden werden Petrus en Paulus ter dood verwezen, en naar hun strafplaats gevoerd. De heilige Petrus, die veroordeeld was om gekruisigd te worden , moest volgens de Romeinsche wetten vooraf een wreede geeseling doorstaan. Toen hij de plaats der marteling bereikt had, en het kruis aanschouwde, dat de bloedige ladder moest worden, waarlangs hij ten hemel op zou stijgen, gevoelde hij zich met een hemelsche blijdschap vervuld. Welk een geluk voor hem, denzelfden dood te mogen sterven als zijn goddelijke
Meester!...... Maai- tevens gevoelt hij zich
zulke eer onwaardig, en zijn nederigheid, gepaard aan zijn levendige begeerte om nog meer voor Jesus Christus te lijden, doet hem verzoeken met het hoofd naar beneden gekruisigd te wor-
82
DEN H. PETRUS
den. Hij verzocht dit, zooals Bossuet zegt, »oin de gevoelens zijner diepe nederigheid jegens zijn Meester des te levendiger te kennen te geven, voor zijn vroegere ontrovm-boete te doen, en hem iu de volmaaktste zelfverloochening te vereeren, zoo waar is het, dat de liefde van den heiligen Petrus thans zoo sterk is als de dood.quot; (1) De apostel wordt dan volgens de voorzegging des Zaligmakers en overeenkomstig zijn verlangen aan het kruis gehecht, en strekt zijn handen en armen uit; zijn hoofd, dat den grond bijna raakt, ontvangt het bloed, dat uit zijn voeten vloeit, maar in die verheven vernedering blijft zijn van hoop stralend gelaat naar den hemel gewend, die weldra zal geopend worden om den welbeminde van Christus in zijn schoot op te nemen. (2)
Zoo stierf naar alle waarschijnlijke gissingen op den leeftijd van negenenzeventig jaren, de bevoorrechte leerling, die door God werd uit-
(1) Lofrede op den heiligen Petrus.
(2) De heilige Petrus onderging dcni 29 Juni van het jaar G3 (volgens de gewone tijdrekening) den marteldood. Betreffende de plaats zijuer marteling wordt in de oudste ceremonieboeken en maandvvijzers gezegd, dat de heilige Petrus op den Vati-kaanschen berg bij het paleis van Nero gekruisigd en begraven werd, op dezelfde plaats, waar thans de groote basiliek verrijst , die zijn naam draagt. De tijdrekening der geschiedenis van den heiligen Petrus heeft tot menige geleerde verhandeling aanleiding gegeven. Wij hebben ons echter iu dit eenvoudig werkje daarmede niet bezig te houden.
83
HET LEVEN VAN
verkoren om ziju Kerk te bestieren, nadat hij in zulke mate blijken van zijn geloof gegeven had, dat hij zich die heerlijke en verhevene keuze had waardig gemaakt.
Laat ons uit dat voorbeeld leeren alles te verlaten om Jesus Christus te volgen, wanneer hij ons roept. Laat ons in die school ook leeren, dat een onvolmaakte liefde tot trotschheid en verwaandheid leidt, en tot menigen treurigen val voert, maar ook, dat nederigheid en wantrouwen van zich zeiven den mensch sterk en onoverwinnelijk maken, en een liefde, die door boetvaardigheid versterkt wordt, door het offer van den marteldood wordt geheiligd. Zoo doet zich Petrus aan ons voor in den drievoudigen toestand der liefde, die hij voor Gods Zoon gevoelde. Maar wat zijn er, helaas! weinigen, die dezen doorluchtigen leerling tot den derden
O O
en laatsten trap z^ner vurige liefde volgen!
»Welk een kontrast, broeders, tusschen ons en dien grooten apostel, roept Bossuet uit. Als iemand ons vroeg evenals hun gevraagd werd: »Bemint gij mij? Amas meiquot; wie zal dan antwoorden: Heer ik bemin u? Allen zullen het zeggen; maar nemen wij cns in acht: de huichelarij zegt het, maar zij veinst, de verwaandheid zegt het, maar zy schept zich droombeelden; de liefde voor de wereld zegt het, maar zij volgt haar eigenbelang, dat Jesus Christus slechts bemint om op aarde
84
DEN H. PETRUS
85
gelukkig te zijn. Wie zijn zij, die het in waarheid zeggen ? Zij, die hem tot aan het kruis beminnen, zij, die bereid zijn alles te verliezen om hem getrouw te blijven, alles te lijden om in zijn liefde op te gaan.quot; (1)
De heilige Petras was, toen hij tot heb apostelambt geroepen werd, evenals sommige andere apostelen, gehuwd. Hij was te Ca-pharnaum in het huwelijk getreden met de dochter van Aristobulus, die dood was, en woonde, zooals wij elders gezegd hebben, met zijn broeder Andreas bij zijn schoonmoeder. Het Evangelie maakt geen melding van zijn vrouw, omdat hij, gelijk alle gehuwde mannen, die in die eerste tijden de evangelische bediening aanvaardden , in vrij willigen weduwnaarsstaat leeide. De heilige Chrisostomus, die zijn godsvrucht en bewondering niet bedwingen kan, als hij van de liefde van den heiligen Petrus voor zijn goddelijken Meester spreekt, aarzelt niet dien goddelijken leerling des Verlossers ook als een doorluchtig toonbeeld van kuischheid voor te stellen. Men meent, dat de vrouw-van den heiligen Petrus voor het geloof den marteldood onderging, en wel op aanmoediging haars echtgenoots. die bij de pijniging tegenwoordig was.
(1) lofrede op den 11. Petrus.
üc Zendbrieven van den Iieiligen Pclrus.
a dan vele jaren de Kerk bestuurd te hebben, was Petrus langs den bloe-vJ(amp; digen weg des kruises ten hemel op-geklommen, hij was nogtans niet geheel en al verdwenen. Terwijl hij zijn dierbaren leerlingen zijn hart en het voorbeeld zijner deugden naliet, liet hij ook twee Zendbrieven achter, als een soort van verheven testament, dat de vrome nagedachtenis aan zijn woorden en raadgevingen van eeuw tot eeuw moest bestendigen. De kerk heeft met blijdschap en dankbaarheid dien heiligen schat ontvangen en met allen eerbied bewaard; 't is een onuitputtelijke bron, die door alle heiligen en kerkleeraars met eerbiedige liefde werd bejegend. Zoo had, onder anderen, Bonifacius, apostel van Duits (Mand en Friesch martelaar der VIII0 eeuw, zooveel eerbied voor de Zendbrieven van den heiligen Petrus, dat hij zich tot een abdis, met name Eadburge, wendde met het verzoek ze hem in gouden letteren geschreven te willen toezenden. Maar gouden letteren zijn niet genoeg voor een werk van zoo onschatbare waarde: zoo mogelijk, moesten de stralen dei: zon,
DEN H, PETRUS
volgens de uitdrukking van een godvraclitigen en geleerden uitlegger, bij het schrijveu dier bewonderenswaardige Zendbrieven gebezigd worden.
De eerste brief, die omstreeks het jaar drieenveertig geschreven is en gedagteekend uit Rome, door den apostel om de velerlei bijge-loovigheden, waarvan het toen het tooneel was, Babijlon genoemd, is tot de Joden en Heidenen gericht, die over Pontas, Galatië, Cappadocië, Azië en Bithijnië verspreid waren. Het doel van deu heiligen Petrus is, beu in het geloof te bevestigen, en hun te leeren hun leven naar de heiligheid van het Evangelie te schikken. Na hun de voortreffelijkheid van het hemelsch erfdeel, dat hun toegezegd is, en de hechte grondslagen hunner hoop te hebben aangetoond, vermaant hij beu, tot Jesus Christus te naderen, levende steenen, en priesters-koningen te zijn, en zich rein en heilig te gedragen. Vervolgens schrijft hij dienaren en gehuwden hun plichten voor; hij noodigt de christenen uit, in volmaakte eendracht te leven, blijmoedig te lijden, te waken en te bidden, en altijd door den Geest Gods te leven. Verder waarschuwt hij de geloovigeu, over de kwellingen, die zij lijden, niet verwonderd te staan, maar zich veeleer daarover te verheugen. Voorts vermaant hij de herders, Gods kudde met toegenegenheid te weiden, en niet als mannen,
87
De Zendbrieven van den lieilinen Petrus.
a dan vele jaren de Kerk bestuurd te hebben, was Petrus langs den bloe-digen weg des krnises ten hemel opgeklommen, hij was nogtans niet geheel en al verdwenen. Terwijl hij zijn dierbaren leerlingen zijn hart en het voorbeeld zijner deugden naliet, liet hij ook twee Zendbrieven achter, als een soort van verheven testament, dat de vrome nagedachtenis aan zijn woorden en raadgevingen van eeuw tot eeuw moest bestendigen. De kerk heeft met blijdschap en dankbaarheid dien heiligen schat ontvangen en met allen eerbied bewaard; 't is een onuitputtelijke bron, die door alle heiligen en kerkleeraars met eerbiedige liefde werd bejegend. Zoo had, ouder anderen, Bonifacius, apostel van Didtschlaud en Friesch martelaar der VIII0 eeuw, zooveel eerbied voor de Zendbrieven van den heiligen Petrus, dat hij zich tot een abdis, met name Eadburge, wendde met het verzoek ze hem in gouden letteren geschreven te willen toezenden. Maar gouden letteren zijn niet genoeg voor een werk van zoo onschatbare waarde: zoo mogelijk, moesten de stralen der zon,
DEN H, PETRUS
volgens de uitdrukking van een godvmchtigen en geleerden uitlegger, bij het sclirijveu dier bewonderenswaardige Zendbrieven gebezigd worden.
De eerste brief, die omstreeks het jaar drieenveertig geschreven is en gedagteekend uit Rome, door den apostel om de velerlei bijge-loovigheden, waarvan het toen het tooneel was, Bahijlon genoemd, is tot de Joden en Heidenen gericht, die over Pontus, Galatië, Cappadocië, Azië en Bithijnië verspreid waren. Het doel van deu heiligen Petrus is, hen in het geloof te bevestigen, en hun te leeren hun leven naar de heiligheid van het Evangelie te schikken. Na hun de voortreffelijkheid van het hemelsch erfdeel, dat hun toegezegd is, en de hechte grondslagen hunner hoop te hebben aangetoond, vermaant hij ben, tot Jesus Christus te naderen, levende steeuen, en priesters-honingen te zijn, en zich rein en heilig te gedragen. Vervolgens schrijft hij dienaren en gehuwden hun plichten voor; hij noodigt de christenen uit, in volmaakte eendracht te leven, blijmoedig te lijden, te waken en te bidden, en altijd door den Geest Gods te leven. Verder waarschuwt hij de geloovigen, over de kwellingen, die zij lijden, niet verwonderd te staan, maar zich veeleer daarover te verheugen. Voorts vermaant hij de herders, Gods kudde met toegenegenheid te weiden, en niet als mannen,
87
HET LEVEN VAN
die over het erfdeel des Heeren den scepter willen voeren. Den jongen lieden beveelt hij aan, onderworpen te zijn aan de ouderen. Eindelijk spoort hij alle geloovigen aan, de nederigheid ie beoefenen, door zich aan de goddelijke Voorzienigheid over te laten, en langs den weg der matigheid en des geloofs aan den duivel te weerstaan.
Laat ons eeuige plaatsen uit dien schoonen zendbrief aanhalen, en ze bij het einde van dit verhaal als een bundel geurige bloemen samenvatten , die men bij het verlaten van een lustoord zoo gaarne met zich medevoert.
»......Weest heilig in geheel uw levenswandel , gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, want er staat geschreven: Weest heilig, omdat ik heilig ben. En daar gij dengenen, die zonder aanzien des persoons iedereen naar zijn werken oordeelt, als uw Vader aanroept, behoort gij zorg te dragen, gedurende den tijd, dien gij op aarde doorbrengt, in de vreeze te leven: wetende, dat gij niet door vergankelijke dingen, zooals goud of zilver, van die ijdele begoochelingen, waarin gij op het voorbeeld uwer vaderen leefdet, zijt vrijgekocht, maar door het kostbaar bloed van Jesus Christus, als van het Lam zonder vlek of smet......
»Bemint elkander meer en meer in eenvoud des harten, door de wet der naastenliefde en het liefhebben uwer broeders te volgen, na uw
88
DEN H. PETKUS
zielen te hebben gereinigd. Gij hebt nieuw leven verkregen, niet uit een vergai)kelijk zaad, maar uit een zaad, dat door het woord van den levenden en eeuwigen God onvergankelijk is. Want alle vleesch gelijkt de plant; als de plant verdord is, valt terstond de bloera af. Maar het woord des Heeren blijft eeuwig duren, en dat woord is u verkondigd geworden. (1)
»Ontdoet u dan van alle boosheid, van bedrog , veinzerij, afgunst en kwaadsprekendheid; haakt even als pasgeboren kinderen naar de zuivere melk der wijsheid, opdat zij u ter zaligheid doe opgroeien, als gij althans gesmaakt hebt, hoe zoet de Heer is,
»......Wat u betreft, gy zijt een uitgelezen geslacht, een koninklijk priesterdom , een heilige natie, een verwonnen volk, opdat gij de volmaaktheden zoudt verkondigen van Hem, die u uit de duisternissen tot zijn bewonderenswaardig licht geroepen heeft......
»......Teergeliefden, ik smeek u, n als
89
vreemdelingen en reizigers van de begeerten des vleesches , die den geest den oorlog aandoen , te onthouden, u onder de heidenen op heilige wijze gedragende, opdat zij, inplaats van kwaad van u te spreken, alsof gij slechte menschen waart, door de goede werken, die
(l) C. I.
HET LEVEN VAN
90
zij u zien doen, aangespoord worden, den Heer ten dage van zijn bezoek te prijzen.
»Laat ons dus ter liefde Gods aan allen onderworpen zijn, hetzij aan den koning, als boven alles gesteld, hetzij aan de gouverneurs, als door den vorst gezonden om te straffen wie kwaad doet, en brave lieden in eere te houden. Want het is de wil Gods, dat gij om uw goed leven, den onwetenden en dwazen den mond sluit; als vrije mannen handelende, niet om u van uw vrijheid te bedienen als een voorwendsel om het kwaad te doen , maar om als dienaren des Pleereu te handelen. Eert alle soorten van menschen, bemint uw broeders, vreest God, eerbiedigt den Koning. Weest, als dienaren, uw meesters onderdanig, niet alleen hun, die goed en zachtaardig, maar ook hun, die lastig van aard zyn; want het is een verdienste, wanneer men onrechtvaardig lijdt, spijtige dingen te verdragen om aan God behagelijk te zijn. Inderdaad, waarop zult gij groot gaan, als gij om uw fouten beleedigingen te verduren hebt? Maar als gij, het goede doende, met geduld lijdt, is dat een verdienste bij God. Want tot lijden zijt gij geroepen, omdat Jesns Christus zelf voor ons geleden heeft, u een voorbeeld nalatende, opdat gij zijn voetstappen zoudt drukken.......(1)
(l) C. li.
DEN H. PETEÜS
»......Vrouwen, weest uw mannen onderdanig , opdat zij, als sommigen hunner niet aan het woord gelooven, zonder behulp van het woord door het gedrag hunner echtgenooten
gewonnen worden......
»......Eu ook gij, mannen, leeft verstandig
met uw vrouwen; haar met eer en onderscheiding behandelende als de zwakste kunne en al-, medeërfgeuamen van de genade, die het leven geeft, opdat uw gebedeu rein eu zonder onrust zijn. Hebt allen eindelijk een zelfden geest, wederzijdsch medelijden, broederlijke liefde, barmhartigheid, zedigheid en nederigheid; geen kwaad met kwaad of beleediging met beleediging vergeldende; maar die daarentegen met zegeningen vergeldende, omdat gij daartoe geroepen zijt, ten einde erfgenamen van Gods zegen te worden. Want als iemand gaarne gelukkige dagen wenscht te hebben, laat hij dan zijn tong beteugelen, opdat zij niet tot kwaadspre-kendheid overga, en zijn lippen, opdat zij geen bedriegelijke taal spreken. Dat hij zich van het kwade afwende en het goede doe; dat hij den vrede zoeke, en arbeide om hem te verwerven : want de Heer houdt zijn oogen op de rechtvaardigen gevestigd, en zijn ooren luisteren naar hun gebeden; maar de boozen ziet hij toornig aan. En wie zal in staat zijn u kwaad te doen, als gij er slechts aan denkt het goede te verrichten ? Als gij desniettegen-
91
HET LEVEN VAN
staande om de gerechtigheid lijdt, zijt gij gelukkig. (1)......
»......Weesl matig en waakzaam, want
de duivel, uw vijand, loopt als een brieschende leeuw rond, zoekende wien hij verslinden zal. Weerstaat hem, door standvastig te blijven in het geloof, wetende dat uw broeders, die over de wereld verspreid zijn, dezelfde kwellingen doorstaan als gij. Maar God, de maker aller genade, die ons in Jesus Christus tot de eeuwige glorie geroepen heeft, zal ons, nadat wij een weinig geleden hebben, zelf volmaakt, standvastig en onwrikbaar maken. Hem zij de glorie en hoogste macht in de de eeuwen der eeuwen. Amen.quot; (2)
In den tweeden brief, dien de heilige Petrus later tot de geloovigen richtte, tracht hij hen in een onkreukbare gehechtheid aan de leer en overlevering der apostelen te bevestigen, en hen tegen de verleiding der valsche leeraars te wapeneu. Men gelooft, dat hij voornamelijk over de leeriugen van Simon den Toovenaar en de nicolaïten wil spreken. De stijl van dien tweeden brief verschilt van dien des eersten, omdat onderwerp en beweegredenen er ook van afwijken. Maar de toon is er even vast en verheven van, zooals dit het hoofd van
(1) c. III.
92
DBN H. PETEUS
het apostolisch kollege betaamt. De apostel schreef dien brief kort voor zijn dood; wij moeten hem met de Kerk als zijn testament beschouwen en als de laatste woorden, die hij haar achterliet.
Na dè aaneenschakeling van de goddelijke deugden, die met het geloof geboren en door de liefdadigheid gekroond worden, te hebben aangetoond, dringt de heilige Petrus er bij de geloovigen op aan, dat zij zouden trachten, hun roeping meer en meer door goede werken te bevestigen, om het rijk van Jesus Christus te kunnen ingaan, waarvan de gedaanteverandering op den heiligen berg hem tot een eeuwige gedachtenis moet strekken. Vervolgens waarschuwt hij hen tegen valsche leeraars, wier kenmerken hij beschrijft alsmede de straf, die hen wacht. Hij voorspelt, dat er in de laatste tijden verleiders, spotters en kluchtspelers, slaven van hun hartstochten, zullen opstaan. En eindelijk de geloovigen op de algeheele vernietiging van al het bestaande wijzende, trekt hij daaruit het besluit, dat het leven der Christenen onberispelijk en heilig moet zijn, en geheel gewijd aan de toenemende kennis van onzen Heer en Zaligmaker, Jesus Christus.
Laat ons ook daaruit eenige fragmenten aanhalen. In het hier volgende kondigt hij zijn aanstaand einde aan, en beveelt hij ons
93
HET LEVEN VAN
staande om de gerechtigheid lijdt, zijt gij gelukkig. (1)......
»......Weest matig eu waakzaam, want
de duivel, uw vijand, loopt als een brieschende leeuw rond, zoekende wien hij verslinden zal. Weerstaat hem, door standvastig te blijven in het geloof, wetende dat uw broeders, die over de wereld verspreid zijn, dezelfde kwellingen doorstaan als gij. Maar God, de maker aller genade, die ons in Jesus Christus tot de eeuwige glorie geroepen heeft, zal ons, nadat wij een weinig geleden hebben, zelf volmaakt, standvastig en onwrikbaar maken. Hem zij de glorie en hoogste macht in de de eeuwen der eeuwen. Amen.quot; (2)
In den tweeden brief, dien de heilige Petrus latei-tot de geloovigen richtte, tracht hij hen in een onkreukbare gehechtheid aan de leer en overlevering der apostelen te bevestigen, en hen tegen de verleiding der valsche leeraars te wapenen. Men gelooft, dat hij voornamelijk over de leeringen van Simon den Toovenaar en de nicolaïten wil spreken. De stijl van dien tweeden brief verschilt van dien des eersten, omdat onderwerp en beweegredenen er ook van afwijken. Maar de toon is er even vast en verheven van, zooals dit het hoofd van
(1) C. III.
92
DEN H. PETRUS
het apostolisch kollege betaamt. De apostel schreef dien brief kort voor zijn dood; wij moeten hem met de Kerk als zijn testament beschouwen en als de laatste woorden, die hij haar achterliet.
Na de aaneenschakeling van de goddelijke deugden, die met het geloof geboren en door de liefdadigheid gekroond worden, te hebben aangetoond, dringt de heilige Petrus er bij de geloovigen op aan, dat zij zouden trachten, hun roeping meer en meer door goede werken te bevestigen, om het rijk van Jesus Christus te kunnen ingaan, waarvan de gedaanteverandering op den heiligen berg hem tot een eeuwige gedachtenis moet strekken. Vervolgens waarschuwt hij hen tegen valsche leeraars, wier kenmerken hij beschrijft alsmede de straf, die hen wacht. Hij voorspelt, dat er in de laatste tijden verleiders, spotters en kluchtspelers , slaven van hun hartstochten, zullen opstaan. En eindelijk de geloovigen op de algeheele vernietiging van al het bestaande wijzende, trekt hij daaruit het besluit, dat het leven der Christenen onberispelijk en heilig moet zijn, en geheel gewijd aan de toenemende kennis van onzen Heer en Zaligmaker, Jesus Christus.
Laat ons ook daaruit eenige fragmenten aanhalen. In het hier volgende kondigt hij zijn aanstaand einde aan, en beveelt hij ons
93
HET LEVEN VAN
aan, de werken aan het geloof te paren, en veroordeelt hij de afzonderlijke verklaring dei-heilige Schrift.
»Broeders, tracht uw roeping en uw keuze meer en meer door de goede werken te verzekeren. Daardoor zult gij voor de zonde gevrijwaard zijn; het is het middel om u tot het eeuwig rijk van Jesus Christus, onzen Heer en Zaligmaker, toegang te verschaffen. Ik zal niet ophouden u zulks aan te hevelen, hoe vast gij ook staan moogt in de waarheid, waarover ik u spreek. Ik geloof daarenboven, dat het, terwijl ik in de teut van dit lichaam vertoef, billijk is, dat ik u door mijn waarschuwingen doe ontwaken, verzekerd zijnde, dat deze tent weldra verwoest zal worden, zooals onze Heer Jesus Christus mij zulks heeft doen weten. Ik zal het echter zoo aanleggen, dat gij zelfs na mijn dood het middel hebt. om u deze waarheden weer te binnen te brengen. Niet door fabels en fijn uitgedachte verdichtsels hebben wij de macht en de komst van Jesus Christus doen kennen, maar wij zijn zelf van zijn majesteit getuige geweest. Hebben wij hem door God, zijn Vader, niet vereerd en verheerlijkt gezien, toen zich, te midden van een zijner waardige glorie , die stem van boven liet hooren: Dit is mijn welbeminde Zoon, het voorwerp van mijn welbehagen; luistert naar hem!quot; En wij zelf hebben die hemel-
94
DEN H. PETRUS
sche stem gehoord, wij, die met hem op den borg waren ; hebben wij daarenboven het woord der profeten niet, wier gezag nog beter gevestigd is ? Daarop moet gij uw blikken vestigen als op de fakkel, die in een duistere plaats licht verspreidt, totdab de dag opkomt en de morgenster in uw harten opgaat. Maar begrijpt vooral, dat geen voorzegging der Schrift van de uitlegging van een bijzonderen persoon afhangt. (1)
Halen wij eindelijk nog de gedenkwaardige woorden des apostels aan over de tweede komst des Verlossers on de verwoesting van de wereld. Welk een roerend tafereel! Maar welk een liefde, welk een vuur in de woorden van het opperhoofd der Kerk, dat de harten door die heilzame gedachten weer wil doen ontwaken!
95
»Mijn welbeminden, zegt hij, ziehier den tweeden brief, dien ik u schrijf; en in beiden tracht ik uw oprechte zielen door mijn waarschuwingen te doen ontwaken; opdat gij u de woorden der heilige profeten, die ik u reeds gezegd heb, zoudt herinneren, alsmede die, welke uw apostelen u gezegd hebben, en de voorschriften van hem, die de Heer en Zaligmaker is. Weet vooral, dat er bij het einde der tijden listige verleiders, slaven van hun eigen hartstochten, zullen opstaan, en u
(i) C. I.
HET LEVEN VAN
zullen zeggen: » Waar is zijn belofte? waar is zijn wederkomst ? want sedert onze vaderen overleden zijn, blijven alle dingen, zooals zy van het begin der wereld geweest zijn.quot; Ook willen zij er zich onkundig van houden, dat de hemelen van alle eeuwigheid door het woord Gods bestaan, en dat de uit het water getrokkene aarde te midden van het water zelf bestaat, en daardoor de wereld, door den zondvloed verzwolgen , verging. De hemelen nu en de tegenwoordige aarde worden door hetzelfde woord behouden, en zijn bestemd om ten dage van het oordeel en den ondergang der goddeloozen door het vuur verslonden te worden.
»Wat u betreft, mijn welbeminden, vooral een ding behoort gij te weten: namelijk, dat een dag in de oogen des Heeren als duizend jaren is, en duizend jaren als een dag. De Heer stelt de vervulling zijner belofte niet uit, zooals sommigen zich verbeelden; maar hij gebruikt geduld met u, daar hij niet wil, dat iemand verloren ga, maar dat allen boetvaardigheid doen. Nu, de dag des Heeren zal komen als een dief; op dien dag zullen de hemelen met buitengewone snelheid verdwijnen, de elementen zullen door de werkzaamheid des vuurs worden opgelost, en de aarde zal met al de werken, die zij bevat, verteerd worden. Daar dus al die dingen moeten vergaan, hoedanig behoort gij dan niet te zijn in het belijden van een heilig leven en
96
DEN H. PETRUS
in de oefeningen van godsvrucht, gij, die de komst van den dag des Heeren verwaclit, en met vuur naar hem verlangt, naar dien dag, waarop de hemelen door een brand zullen vergaan, en de elementen door de hevigheid van het vuur zullen worden verteerd! Maar wij wachten, volgens zijn beloften, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar de gerechtigheid haar woontent maakt.
»Mijn geliefden, maakt, in afwachting van die dingen, dat God u door een rein en onberispelijk lever, in vrede aantreffe. En weest wel overtuigd, dat Gods langmoedigheid uw geluk is.....quot; (1)
97
Zoo zijn de Zendbrieven van den heiligen Petrus. Zij prijken door de eeuwen heen als een kostbaar gedenkteeken van den ijver, de christelijke liefde en de verlichte wetenschap van hem, die van een eenvoudig visscher apostel en opperherder der Kerk werd, en tot wien de Heer eenmaal zeide: Weid mijn schapen, weid mijn lammeren.
(1) C. III.
7
Gedcnklcckens Ier cerc Tan den heiligen Petrus te Rome.
edert den dag, -waarop de doorluchtige apostel, na Jesus Christus de stichter der christelijke Kerk, den marteldood onderging, zijn achttien eeuwen voorbij gegaan. Ook de barbaren , die Rome verwoestten, zijn niet meer, en lieten slechts puinhoopen en verwoesting achter. Wat Nero, den vervolger der apostelen, betreft, van hem bleef in de wereldstad, even als in de overige landen der wereld niets over tenzij een gevoel van eeuwigdurende verontwaardiging. Maar de nagedachtenis van Petrus daarentegen , die door allen gezegend en in eere gehouden wordt, staat als met gouden letteren in de harten der volkeren gegrift; vooral te Rome wordt zij met den heerlijksten glans omstraald. Ouder alle heiligen, waaraan Rome zijn hulde brengt, wijdt bet een bijzonderen eeredienst aan Petrus en Paulus, zijn doorluchtige beschermers. Dankbaarheid , godsvrucht en liefde hebben in de oude stad allerwege het voetspoor hunner schreden met treffende gedenkteekens gewrd. Het heidensch Rome bracht hen ter dood; het christelijk Rome bewijst hun een buitengewone
DEN H. PETRUS
hulde, grooter dan de koningin der steden er ooit aan haar goden of overwinnaars bracht.
Volgen wij in den geest een vroom pelgrim in de stad der apostelen, en blijven wij met hem een oogenblik stilstaan bij de talrijke ge-denkteekens, die aar. den arbeid, de weldaden, het lijden of den dood der beide heldhaftige martelaars herinneren. Welk een rijken schat van herinneringen verwekt die pelgrimstocht niet! De nagedachtenis van Panlus , den apostel der volkeren, vermengt zich met die van Petrus. Wijden wij tlians een bijzondere aandacht aan de groote figuur van den prins der apostelen. Een anderen keer beschouwen wij die van zijn roemrijken medegezel.
Hier staan wij op den drempel van het oude Forum, aan den voet van het Kapitool. Ziet gij, onder het kerkje van den heiligen Jozef, dat somber en ineengedrongen eerbiedwaardig heiligdom, waarin altijd eenige godvruchtige geloovigen nederig zitten neergeknield? Die kapel was eertijds een Romeinsche kerker: 't was de vreeselijke Mamertijnsche gevangenis. Daar stierf Jugurtha van honger en schaamte, daar werden Syphax, koning van Numidië. en Perseus, koning van Macedonië, opgesloten; daar werden Catilina's medeplichtigen zonder vonnis ter dood gebracht, terwijl de stem van Cicero hen in den tempel der Eendracht beschuldigde. Al die groote mannen hadden
99
HET LEVEN VAN
Rome durven beleedigen; hun spoedig daarop gevolgde straf getuigde van de kracht en macht van de koningin der steden.
Maar nog andere mannen werden in dat afschuwelijk hok opgesloten. Als booswichten gevangen genomen en in boeien geklonken, werden Petrus en Paulus er op hun beurt heen gevoerd, om er verscheidene maanden te verblijven. En die kerker, door hun tegenwoordigheid geheiligd, is een eerbiedwaardige en voor de Romeinen dierbare kapel geworden. Hoeveel arme werklieden gaan 's avonds na volbrachte dagtaak in het voorbijgaan in dat kleine heiligdom neerknielen, en vinden er verlichting na de vermoeienissen des daags! Men ziet er een bron; volgens de overlevering is het de wonderbare fontein, die de apostelen lieten ontspringen om er hun bewakers, den heiligen Processus en den heiligen Martinianus met de zeven en veertig martelaren, hun medegezellen, te kunnen doopen. Verlaten wij dat somber en vochtig heiligdom, en begeven wij ons naar het forum van Trajanus. Daar ziet men te midden van prachtige bouwvallen een sierlijke kolom, van boven met een standbeeld prijkende, verrijzen; dat is de Tra-jaansche zuil waarop het standbeeld van den prins der apostelen dat van den machtigen keizer vervangt, terwijl op de Antoninische kolom het beeld van den heiligen Paulus dat
100
OEN H. PETIIUS
; van den bliksemendea Jupiter heeft onttroond.
Van alle heuvelen. binnen de afsluiting of buiten de muren van Rome gelegen, ontwaart l bet oog in de lucht die beide statige figuren,
, en dat gezicht alleen herinnert ons oogenblik-
t kelijk aan de zegepraal van waarheid en geloof
3 in de stad, waar dwaling en bedrog zoo
lang den schepter zwaaiden.
s Doch volgen wij onzen pelgrim. Op den
ouden Appiaauschen weg, die naar de baziliek a van den heiligen Sebastianus geleidt, niet ver
(t van de vallei van Egerië, dicht bij de bad-
ir plaatsen van Caracalla en het graf der Scipio's,
! zien wij een kerkje, welks naam aan die tref-
g fende overlevering uit het leven van den prins
u der apostelen herinnert, welke wij reeds v^r-
n haald hebben, namelijk die van Domine quo
is vadis? (Heer, waar gaat gij heen?). Op een
3- der muren leest men het verhaal van dat feit;
ij een half verheven beeldwerk stelt dat aandoenlijk
:n tafereel voor, en op den grond draagt een
ir met een ijzeren rooster belegde steen de sporen
sn van twee voetstappen, die aan den afdruk van
m die des Zaligmakers herinneren. De geloovige
i- knielt in het voorbijgaan op dien steen, en
;n kust vol eerbied de heilige voetstappen van
m Hem, die op aarde omwandelde, alom het
tie goede doende.
at Te Rome teruggekeerd, is onze pelgrim naai
de schoone kerk van den heiligen Petrus in
101
HET LEVEN VAN
Vineoli opgegaan. Eeu oogeublik staat hij stil voor het verheven werk van Michel Angelo's genie, dat aan het marmer leven wist te geven. Zijn verwonderd oog aanschouwt dat bewonderenswaardig beeld van Mozes, dat boven de prachtige graftombe van Julius II verrijst; maar weldra keert hij zich om, om een ander nog kostbaarder gedeukteeken in oogenschouw te nemen, namelijk de boeien, waarmede de lidmaten van den prins der apostelen in de gevangenis te Jeruzalem gebonden werden, en die op sommige dagen voor de geloovigen ter vereering worden uitgesteld. Vooral op die feestdagen verdringt zich de menigte rondom de kapel, die dezen gewijden schat bevat; maar te allen tijde is het den vromen pelgrim vergund, die boeien te aanschouwen, ze om zijn hals te leggen en te omhelzen; gelukkig hij, die deze eer mag hebben! Laat hem vooral dan komen, om die heilige ketenen te naderen, als hij zucht of lijdt: hij zal zich in het ongeluk verlicht en gesterkt gevoelen, als hij de boeien van den edelmoedigen martelaar van Jesus Christus zal verbroken hebben.
Niet ver van de prachtige baziliek van de heilige Maria de Meerdere roepeu de schoone en rijke kerken van de heilige Pudentiënna en de heilige Praxeda op haar beurt treffende herinneringen in onzen geest terug. Zij zijn op de puinhoopen of in de nabijheid van het
102
DEN H, PETRUS
huis van den Romeinscb.en senator Padens gebouwd, bij wieu de heilige Petrus woonde, en dien hij met zijn geheel gezin tot het ware geloof bekeerde. Als waardige dochters van den doorluchtigen patriciër ondergingen Puden-tiënna en Praxeda een heldhaftigen dood, na van duizende martelaren, die door haar zorgen in den tuin baars vaders begraven waren, het bloed en de beenderen te hebben bijeengezameld. In de kerk der heilige Pudentiënna ziet men nog den put, waarin die beide zusters baai-kostbare reliquiën verborgen; in die der heilige Praxeda vereert men de kolom, waaraan de goddelijke Zaligmaker werd vastgebonden om gegeeseld te worden. Hoeveel zoete, vreeselijke en troostrijke herinneringen verdringen zich bier in menigte binnen de muren van dat dubbel gedenkteeken, opgericht ter nagedachtenis van jouge maagden en haar door den heiligen Petrus bekeerde familiën.
Laat ons voortgaan en het hoogste punt van den Janiculus beklimmen, om op den heuvel, thans Montorio genaamd, een oogenblik te verwijlen. Daar onderging de prins der apostelen volgens de overlevering zijn roemrijken marteldood. De godvruchtige geloovigen hebben die plaats in hun dankbaarheid met een gedenkteeken versierd. Een schoone kerk, die van Sint Petrus in Montorio genaamd, verrijst op het tooneel van dat gedenkwaardig offer. Da-
103
HET LEVEN VAN
gelijks bestijgen pelgrims dien heiligen berg, van wiens top het oog vol verrukking over de gansche eeuwige stad waart; zij komen in het aan de kerk grenzende klooster den grond vereeren, die met het bloed van den grootmoe-digeu martelaar werd gedrenkt; een cirkelvormig tempeltje, een sierlijk en bevallig meesterstuk van Bramante, staat op dien kostbaren bodem. Arme kloosterlingen van den heiligen Franciscus zijn ter bewaking van die vrome plaats aangesteld. Daar roept dagelijks hun stem van af dien bloedigen heuvel den dauw des Hemels af over de stad, die door het bloed van zooveel christene helden vruchtbaar gemaakt is, en waar thans de erfgenaam van dien eenvoudigen Galileeschen visscher heerscht, dien Rome om het leven bracht, en dien Rome thans als zijn roemrijksten beschermer vereert.
Laat ons, alvorens de baziliek van den heiligen Petrus, het einde van onzen pelgrimstocht, te bereiken, het doorluchtig heiligdom van den heiligen Joannes van Latranen binnentreden, die Kerk des Zaligmakers, die gouden Kerk, die moeder van alle Kerken van Rome en van het gansche heelal. Ook daar knielt de pelgrim neder, om aan kostbare schatten zijn hulde te brengen. Het zijn niet meer de sporen van het lijden en den dood van Petrus en Paulus, maar hun eerbiedwaardige overblijfsels zelf. Daar, boven het hoofdaltaar,
104
DEN H. PETRUS
onder een prachtig paviljoen van gebeeldliouwd marmer, door vier porfieren zuilen gedragen, rusten de doorluchtige hoofden der beide heldhaftige martelaren. Op datzelfde altaar bewaart men de eenvoudige houten tafel, waarop de heilige Petrus het goddelijk offer opdroeg, de gewijde tafel, waarop alleen de opvolger van den prins der apostelen op hooge feestdagen het heilig Slachtoffer van uit den hemel
O O
doet nederdalen.
Zoo schitteren te Rome allerwege, zoowel buiten als binnen de muren, herinneringen aan de doorluchtige beschermers der eeuwige stad. Maar er is op een der binnen de muren liggende bergen een tempel, waarin zich op een bepaalden dag des jaars een talrijker menigte verdringt, en de dierbare nagedachtenis van den heiligen Petrus en den heiligen Paulns met bijzondere eerbewijzingen bejegent. In dien tempel met zijn kostbare overblijfselen, en vooral op dien dag, brengt het christelijk Rome zooals wij zooeven zeiden, aan onze vreedzame helden een buitengewone hulde, zooals de koningin der wereldsteden er nimmer aan haar goden of zegepralende overwinnaars bewees.
Eenige jaren geleden mocht ik ta Rome het feest van den heiligen Petrus bijwonen.
»......Het was den 29 Juui 18... De
stad was in feestdos, de bevolking verkeerde in opgeruimde stemming, allerwege heerschte
105
HET LEVEN VAN
een ongewone bedrijvigheid. Dat alles toonde duidelijk, dat weer een dier feesten, die het Romeinsche volk zoo dierbaar zijn, op handen was. Eeeds den vorigen dag had zich op het fort van den heiligen Engel het gedonder van het geschut, met klokgelui doormengd, doen hooren; en op de naburige brug, bij het praalgraf van Augustus, waren de prinsen der kerk in al den luister hunner grootheid voorbijgetogen, om aan den Opperpriester op het Vatikaan hun eerbiedige hulde te gaan bewijzen. En 's avonds was diezelfde heuvel van het Vatikaan, waar eertijds de renbaan en de tuinen van Nero lagen, geheel verlicht. De gevel van den fraaisten tempel der wereld, zijn statige toren, zijn prachtige zuilenrij, allen op bewonderenswaardige wijze verlicht, hadden een onafzienbare schare, op den hoogsten top van den berg vergaderd, in do oogen geschitterd; ook had een lichtend kruis zijn stralen verspreid, en aldus aan de stad en omstreken het aannaderen van het groote feest der christenheid verkondigd. Dat waren nogtans slechts de toebereidselen tot dat feest: de volgende dag zou de dag der zegepraal zijn.
»Die zoo schoone en voor het volk van Rome zoo dierbare dag was aangebroken; het was de dag waarop Petrus en Paulus, achttien eeuwen geleden, de kroon der martelaren ontvingen; andere kronen zullen hun hoofden
106
DEN H. PETRUS
Lier op aarde sieren. Vroeg reeds in den morgen begaf ik mij naar de onmetelijke ba-zilick; zij was geheel met groen en bloemen en kransen getooid. Een tallooze menigte geloovi^en uit de stad en den omtrek was reeds binnen haar muren vergaderd; talrijke pelgrims, die van verre gekomen waren, verdrongen zich in hun gelederen. Blijdschap en geluk lagen op aller gelaat te lezen. Sommigen stonden in menigte rondom een groot bronzen beeld geschaard, dat op zijn troon zat, en de tiaar benevens het pauselijk gewaad droeg; en vol godvruchtig verlangen trachtten zij den voet van het beeld te naderen om hem eerbiedig te kussen. De voet, nu, van dat beeld, is, gelijk die van den Christus van Michel Angelo, door de vrome kussen der
gelooviseu reeds lanp; versleten. Anderen liggen
• p ^
nederig geknield voor een prachtige graftombe, die dag en nacht door honderdvijftig brandende lampen omgeven is, en bidden godvruchtig ter eere van de glorierijke beschermheiligen
van Some.
»Maar daar klinkt een vroolijk trompetgeschal. Knielt christeue volkeren; opent uw gelederen, en laat den Opperpriester door. Hij wordt door twaalf bedienden, op zijn gulden troon gezeten, gedragen: vóór hem treden de prinsen der Kerk, de hoofden der geestelijke orden; in schitterend gewaad gehuld en door groote
107
HET LEVEN VAN
lieeren omstuwd, doorklieft hi] de menigte in al de praal van den machtigsten monark. Iedereen knielt bij zijn doortocht, en zijn eerbiedwaardige hand zegent allen, grooten en kleinen, rijken en armen.
»Maar hoe dan! is hij, die aldus de baziliek binnenkomt, een halve godheid of een eenvoudig sterveling? Is hij niet veeleer de God, dien men in dezen tempel vereert?.... Neen, hij is slechts een mensch, de algemeene vader
der gelOovigen............ Hij nadert het
altaar, en draagt voor de geheele Kerk het heilig misoffer op. Langs de gewelven van het heiligdom ruischen dan de woorden , voor achttien eeuwen door een god-delijken mond gesproken: »Gij zijt Petrus, en op die rots zal ik mijn Kerk bouwen, en de poorten der hel zullen tegen haar niets vermogen.quot;
»En terwijl de Opperpriester bidt, liggen duizende christenen geknield en bidden met hem; en door het gansche heelal vereenigen millioenen geloovigen, aan zijn wetten onderworpen, hun stem met die der inwoners van Rome, en slaan een blik van dankbaarheid en liefde op dien man met zijn wonderbare macht, op hem, tot wien God eenmaal sprak: »Ik zal u de sleutels van het rijk der hemelen geven.quot;
108
DEN H. PETRUS
»Eindigen wij hier, en brengen ook wij onze nederige hulde aan den doorluchtigen Heilige, tot wien die buitengewone eerbewijzingen gericht zijn.
nvrPKiavLA-mm.
HOEVEN, hac 9 Ang. 1878.
C. VAN DEK VEEKEN,
Libr, Censor.
109
Biz.
Hoofdstuk I. Simon, de visscher van
Hoofdstuk II. Roeping van Simon-Petrus
Hoofdstuk III. Simon-Petrus als leerling '
Hoofdstuk IV. De H. Petrus tijdens
het lijden des Verlossers......19
Hoofdstuk V. De heilige Petrus na de
verrijzenis van Jesus Christus.....26
Hoofdstuk VI. Nederdaling van den heiligen Geest. Begin van het apostelambt
van den heiligen Petrus.......34
Hoofdstuk VIL Genezing van den lamme aan de Schoone Deur. Tweede prediking van den heiligen Petrus. Hij wordt gevangen genomen. Tafereel der eerste Kerk. 40
Hoofdstuk VIII. Vervolg van Petrus' apostelschap tot zijn eerste reis naar Rome. 48
INHOUD
Biz,
Hoofdstuk IX. Eerste reis van den heiligen Petrus naar Rome.......'jl
Hoofdstuk X. De heilige Petrus wordt te Jeruzalem gevangen genomen. Zijn wonderbare bevrijding. Het eerste concilie
Hoofdstuk XI. De heilige Petrus te Rome. Hij beschaamt Simon den Toovenaar.
Zijn glorierijke marteldood......75
Hoofdstuk XIL De Zendbrieven van den
Hoofdstuk XIII. Gedenkteekens ter eere van den heiligen Petrus te Rome . . . 98