-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

DE STER

DER NEGENTIENDE EEUW.

DE HEILIGE JOSEPH.

ZIJNE LEVENSGESCHIEDENIS.

-ocr page 6-

— EIGENDOM. —

GULPEN, SNELPERSDRUK VAN M. ALBERTS.

-ocr page 7-

LM.

DEK NEGEStlEBDE EEUW.

DE H. JOSEPH.

ME lEÏESSGESCHlEDESlS.rts.s,^

O J * gt;\ • ^

IK DES ALLEjj.^'RRBpJ^BS^r / y

V'

CEVOLGD VAN DE

TER EERE VAN DE\ II. JOSEPH,

noon DEN H. ALPIIONSUS.

Joseph, virum Maria;, de. qua naln* ent Je sus . qui vocutur Christus.

Joseph, den man van Maria, uil welke geboren is Jesus, die Christus genoemd wordt. Mattii. i. Ifi.

AMSTERDAM,

K. II. .1. BEKKER, BOEKHANDELAAR Vijzelstraat X. 107.

1871.

DOOR J. 11 O

PRIESTER VAN DE CONGREGATIE

-ocr page 8-

Goedkeuring der eerste uitgave

van zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid Victor Augustus Deciiajips, Aartsbisschop van Mechelen, Primaat van België.

Volgens het gunstig verslag van twee door ons benoemde godgeleerden, hechten wij volgaarne onze goedkeuring aan het werkje getiteld: „De Ster der negentiende eeuw; De II. Joseph. Zij» leven, door J. Bouvtj, It. K. Pr.quot;

De grondige redenecring, altijd steunende op de H. Schrift, de HH. Vaders of andere gezaghebbende schrijvers maakt het allergeschiktst om de verhevenheid van den II. Joseph meer en nicer te doen kennen; terwijl de godsvrucht des schrijvers zich in zalvende bewoordingen meededeelt aan de harten der lezers. AVij bevelen het dan ook met nadruk onzen geloovigen ter lezing aan.

Mechelen, 20 Februari 1869.

-ocr page 9-

Goedkeuringen der tweede uitgave.

Bij speciale commissie ons opgedragen door Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid M?' PAREDIS, Bisschop van Roermond, in dato van 2 . December 1870, hebben wij ingezien het werkje getiteld: • De Ster der negentiende eeuw. De H. Joseph. Zijne levensgeschiedenis, door J. Bouvy, Priester van de Congregatie des Allerheilig sten Verlossers, gevolgd van de negendaagsche oefening ter cere van den II. Joseph, door den II. Alphonsus, • en hebben er niets in gevonden strijdig met de zuivere leer en goede zeden, en daarenboven betuigen wij, dat dit godsdienstig werkje zeer nuttig is om den eeredienst van - en het betrouwen in den H. Joseph te vermeerderen en op te wekken.

C al opia', hac 30 Januarii 1S7I.

provinciaal van de congreqat1e des alleiïll. verlossers in nederland.

can. eccl. cath. rur/emündensis, pastor-decaaus ad s. petrum gai.ol'i/e.

Krachtens de macht ons door den HoogEerwaarden Pater N. Mauron, Generaal onzer Congregatie, verleend, laten wij toe, dat het werkje: quot;De Ster der negentiende eeuw. De II. Joseph. Zijne levensgeschiedenis, door J. Bouvy Priester van de Congregatie des Allerheiligsten Verlossers, gevolgd van de negendaagsche oefening ter eere van den den H. Joseph, door den H. Alphonsus,» gedrukt worde.

Amsterdam, 25 Dec. 1870.

-ocr page 10-

VERKLARING.

Dat ik den 11. Joseph • Sier » noem, moei niemand bevreemden.

Jesns wordt «Zon der rechtvaardigheid» golieetcn, Maria wordt vergeleken bij t du Maan, » moet dus niet Joseph, onafscheidelijk met hon vereenigd, onder alle Heiligen, die als zoo vele sterren den hemel der Kerk versieren, met bijzonderen glans vonkelen?

De reden waarom ik er bijvoeg: • van de 19e eeuw • is duidelijk: nooit werd die ster zóó goed en in al haren luister waargenomen als thans; vandaar die snelle verbreiding der devotie tot den II. Joseph, cene devotie, welke met die der allerheiligste Maagd, zooals onze roemrijk regeerende Paus Pms IX zegt, onze bedorven eeuw moet redden.

Wat verder den inhoud van dit werkje betreft, onderwerp ik mij als gehoorzame zoon der II. Kerk aan al bare oordeelvellingen en besluiten.

Dr Schrijver.

-ocr page 11-

OpDtrt-cfsfc.

AAN

JESUS CHRISTUS,

DEN

Menschgeworden Zoon

DES

EEUWIGEN VADERS,

EN

MARIA

DE

ONBEVLEKTE BRUID

VAN DEN HEILIGEN GEEST,

ZIJ

DIT NEDERIG WERKJE, TER EERE VAN

JO SEPllt

JESÜS' VADER EN BRUIDEGOM VAN MARIA , TOEGEWIJD!

-ocr page 12-

AAN JESUS.

En wien beter dan U, beminde Verlosser, zou ik dit werkje kunnen opdragen? Het spreekt immers van Joseph, die voorbestemd van alle eeuwigheid, waardig bevonden werd in den tijd uw voedstervader te zijn; van Joseph, dien Gij met zoo veel luister in den hemel gekroond hebt; van Joseph, van den uitverkoren man, dien gij Vader noemdet, en als Vader wildet eeren en beminnen? Wat heeft immers dit geschrift anders ten doel, dan de verbreiding der ware devotie tot dien grooten Heilige, eene devotie, welke, volgens uwe goddelijke raadsbesluiten, meer bijzonder voor onze eeuw blijkt geëigend te zijn? Zegen dus, beminnelijke Verlosser, deze mijne pogingen, en neem ze aan uit de handen uwer heilige Moeder.

AAN MARIA.

0 allerzuiverste der maagden, verhevene bruid van God den II. Geest, die den kuischen Joseph als bruid en moeder onzes Heeren zijt toevertrouwd; die door hem in het maagdelijk huwelijk ongeschonden voor uwen God bewaard bleeft, ontvang het nederig offer, dat ik U aanbied; en stel gij zelve mijne bede, van uwe machtige voorspraak vergezeld, aan uwen Jesus voor: moge dit werkje iets bijdragen tot meerdere verheerlijking van uwen bruidegom en zijnen vader, den grooten heiligen Joseph!

-ocr page 13-

VOORWOORD

VAN Me' J. Tn. LAURENT.

Het is eene in alle ledematen van Christus' geheimzinnig lichaam diepgewortelde overtuiging, dat de H. Geest, welken de Heer aan zijne kerk gezonden heelt en die Hem ten allen tijde in haar verheerlijkt, aan deze kerk in de laatste tijden eene duidelijkere kennis van de waardigheid en macht van Maria, Gods Moeder, heeft meêgedeeld en tevens een sterker vertrouwen op de voorspraak en bemiddeling dezer algemeene Moeder aller christenen heeft ingeboezemd. In een innig verband met deze vermeerdering van devotie tot Maria ziet de kerk onder hare kinderen, ook de vereering van den H. Joseph, haren bruidegom, meer en meer in onze dagen toenemen. Dewijl nu alle plantsoenen op den akker der kerk enkel en alleen ontkiemen uit de haar inwonende levenskracht, uit den bezielenden adem des H. Geestes, kan men terecht ook in deze soort van nieuwe openbaring der heiligheid en voor-

-ocr page 14-

biddhigskracht van Christusquot; heiligen voedstervader een bijzonder plan der goddelijke barmhartigheid zien. Dit plan is licht te gissen, wanneer men de betrekkingen van dit nieuwe heilmiddel tot de tegenwoordige behoeften van het christenvolk in aanmerking neemt. De hoofdkwaal van onzen tijd is onbetwistbaar gelegen in de algeheele uitstorting der gemoederen op het uiterlijke; in hun afkeer van de geestelijke en eeuwige dingen; in hunne strekking om zich in het zinnelijke en tijdelijke te verdiepen; in hunne geringschatting van alles wat God raakt; eindelijk in hunne overschatting van alles wat de menschen doen en drijven. Deze richting openbaart zich zoowel in de lagere als hoogere standen. Zij teelt in dezen den overmoed der verzadigdheid; in genen den prikkelhonger der begeerlijkheid; zij doet de rijken met verachting zich afkeerig betoonen aan de armen., terwijl zij de armen met nijd en haat tegen de rijken opzet. Wat zou dus meer geëigend kunnen wezen om de zoozeer vanéén gescheurde standen der maatschappij met elkander te verzoenen ; om de rijken los te maken van hunne aangekleefdheid aan de aardsche goederen, om den armen in hunnen druk onder de aardsche

-ocr page 15-

XI

rampen heil en troost te verschaffen; om de eenen tot medelijden on weldoen te bewegen, de anderen daarentegen, tot dankbaarheid en geduld te stemmen— wat, vraag ik, zou hiertoe meer geëigend kunnen wezen, dan dat men hun allen het levensbeeld des H. Joseph's meer van nabij aanschouwelijk maakt? Immers deze rechtvaardige man was de wettige erfgenaam van David's koningstroon en tevens de vreemdeling, welken men buiten David's geboortestad heeft gesloten. Hij was diegene, welke voor het gansche volk Israël en voor alle volken der aarde den Heiland bewaarde, en tevens met den arbeid zijner handen in het zweet zijns aanschijns dezen Verlosser moest voeden. Hij was diegene, welke van de engelen des hemels boodschappen en waarschuwingen ontving, hoe hij ten aanzien van zijn pleegzoon te handelen had en die Hem eventwel voor de machtigen der aarde door de vlucht moest redden en verhelen. Hij was diegene, aan wien de Heer der Heeren onderdanig, de gezegende onder alle vrouwen toevertrouwd was, en die eventwel in een arm huisje zonder roem leefde en zonder eenigen naroem stierf. En bij al deze zware en schijnbaar tegen elkander

-ocr page 16-

— xn —

strijdende schikkingen Gods heeft hij met volmaakte gehoorzaamheid en onwrikbare zachtmoedigheid het hoofd gebogen en daarin berust. Is deze rechtvaardige niet de man van het meest verdienstvolle en tegelijk van het meest verborgen leven; die voor God en zijnen Gezalfde het meest gedaan en geleden heeft; hij, die bij het volste recht op koninklijke eer en welvaart hierbeneden zijne vreugde vond in het lot eens armen timmermans en zich met het vooruitzicht op de eer en vreugden des hemels wist te vergenoegen? Zijn niet alle tegenstellingen van toestand, die in onzen tijd zoo hard en zoo vijandig op elkander afstooten, in zijn leven als te zaam gesmolten en overwonnen? Heeft de huishouder, de ekonoom der H. Familie niet de tegenwoordig veelbesprokene huishoudkundige kwestie, heeft niet de timmerman van Nazareth de tegenwoordige arbeiders-kwestie grondig opgelost? Is hij in zijne gevoelens en handelingen niet het toonbeeld van hen die dienen vooral, maar ook van hen die gebied voeren? In dezelfde punten nu waarin de H. Man den christenen met zijn voorbeeld ten gids strekt, daarin kan hij hun ook door zijne voorspraak behulpzaam zijn, namelijk in de navolging van

-ocr page 17-

— XIII —

het nederig, armoedig en gedaldig leven onzes goddelijken Verlossers, die ons in zijne daden eerst alles toonde, wat Hij ons daarna met woorden leerde.

Van deze veelvermogende, vaak wonderdadige hulp des II. Joseph's in verschillende geestelijke en tijdelijke noodwendigheden zijner vereerders geven zelfs eenige tijdschriften in zoo vele artikelen bericht. En ziet men het aantal boeken, die den lof des H. Joseph's verkondigen en tot deszelfs vereering aansporen, immer toenemen, men wete, dat dit beantwoordt aan eene altoos rijzende behoefte der geloovigen. Daaraan heeft dan ook bijzjjnd boekje zijn ontstaan te danken, een boekje, dat onder de ter eere van S' Joseph verschenen litteratuur-produkten geenszins de laatste plaats zal innemen. In een klooster op de grenzen van Duitschland en Nederland, alwaar de hoog-en nederduitsche talen in elkander vloeien, werd het in de laatste dezer talen vervaardigd en wel van een Priester der Congregatie van de Missionarissen des allerh. Verlossers, aan j wien zijn II. Stichter Alphonsus met de voor

liefde tot de maagdelijke moeder Gods Maria, ook de geheel zonderlinge vereering van haar

-ocr page 18-

XIV

kuischen Bruidegom, den voedstervader van Christus, als erfpand heeft nagelaten. Tegelijk met den ijver voor de eere des II. Joseph's was het ook de ijver voor het welzijn van het goede geloovige volk, hetwelk alle soort geestelijk voedsel in dat klooster komt zoeken, die den schrijver aanspoorde dit werkje uit te geven en hem ook deed besluiten het in 't hoog-duitsch te laten vertalen. Eenvoudig is het en toch niet droog, gemoedelijk maar tevens grondig; het vloeit uit een warmkloppend hart voort en treedt door dat alles in de voetstappen der HH. Vaders en ojoote godgeleerden, ten einde datgene, wat de H. Schrift ons van Joseph's leven verhaalt, met het licht der overlevering toe te lichten en daaraan het vuur der godsvrucht te ontsteken. Moge het den H. Joseph vele vereerders aanwinnen, en aan deze vele genaden door deszelfs vermiddeling verwerven!

Aken, op het Patroonfeest van St Joseph 1869.

-ocr page 19-

INLEIDING.

Joseph, virum Ma vice, de qua natas est Jesus, qui vacatur Christus 1).

Joseph, den man van Maria, uit welke cjeboren is Jesus, die Christus cjenoemd wordt.

Weinige maar gewichtige woorden, met welke de H. Geest ons de verhevenheid schetst van den H. Joseph! — Meerdere HH. Vaders overwogen dien tekst, en vonden er zulk een' rijkdom van voorrechten, zulk eene onbegrijpelijke grootheid in uitgedrukt, dat zij luide hunne stem verhieven, om den geloovigen de waardigheid en de verhevene deugden van den H. Joseph te prediken.

Dat goddelijk woord gaf den eersten toon

1) Malth. I, 16.

-ocr page 20-

— XVI —

aan van het verheven lied dat, door alle eeuwen heen, door alle geslachten zou worden voortgezet. Want geloof niet, beminde lezer, dat de eeuwen, die op de HH. Vaders volgden, van Joseph's grootheid zwegen. Verre van daar! Bijna geen godvruchtig geleerde verscheen in Jesus' Kerk, of hij verkondigde Joseph's lof en prees zijne deugden ter navolging aan. Hunne taal, door de liefde bezield, was het voortdurend lied van vroegere eeuwen, het trillen der ééne snaar door Gods vinger eerst geroerd.

Hoe bekoorlijk zou het zijn, de ontboezeming dier achttien eeuwen, die duizenden van tonen, zoo rijk in verscheidenheid, in wonderbare eenheid te hooren samensmelten! Mocht ik er in slagen dien zoeten klank weer te geven! Mocht ik ten minste den indruk teruggeven, dien hij op mijn gemoed maakte!

Wel voel ik mijne onmacht; toch wil ik het beproeven; want het geldt hier den H. Joseph, dien ik hartelijk lief heb, en wien de poging mijner liefde niet onaangenaam zal wezen. Ik noodig u uit, beminde lezer, te luisteren naaiden Hauwen weerklank, dien ik van dat loflied zal beproeven te geven.

-ocr page 21-

— XVII —

Om daarbij elk wangeluid te vermijden zal ik nooit ongegronde meeningen, zoo als men somtijds aangehaald vindt uit schrijvers zonder gezag of apocrieve boeken, in dit werkje opnemen. Ik zal ze met stilzwijgen voorbijgaan, zoo dikwijls ik mij niet gedwongen voel het tegendeel te beweren. Waar twee gevoelens zich voordoen, zal ik, mits beide waarschijnlijk zijn, meer letten op de algemeenheid van het gevoelen, dan wel op den graad der waarschijnlijkheid; en dus bij voorkeur omhelzen, wat meer algemeen onder het christenvolk geloofd wordt.

Verwacht echter niet van mij, dat ik de aangehaalde plaatsen altoos letterlijk vertale: dit tocli zou in vele gevallen, om de meerdere kieschheid onzer taal, volstrekt ondoenlijk, en zeer dikwijls voor eene vloeiende lezing aller-hinderlijkst wezen. Ik zal mij daarom meestal vergenoegen, met den zin dier schrijvers weer te geven. Overigens, om den lezer het naslaan te vergemakkelijken, zal ik de plaats der aanhaling zoo duidelijk mogelijk doen kennen. Reeds hier mogen daartoe eenige opmerkingen dienen: De UIL Vaders worden steeds aangehaald volgens de uitgave van Migne.

-ocr page 22-

— XVIII —

« Suaves » beteekent altijd het 19 '° deel zijner werken, volgens de uitgave van Vivès: « De mysteriis vita; Christ!. »

« Bcnedictus XIV» duidt altijd aan diens werk: « De festis D. N. J. C. et B. M. V.» volgens de Romeinsche uitgave van 1786.

Mocht ik van een dezer beide schrijvers een ander werk bedoelen, dan zal ik dat uitdrukkelijk vernielden. Tot grooter gemak van den lezer, en in het bijzonder van hen, die deze werken niet bezitten, zal ik de voornaamste aanhalingen onder aan de bladzijde er bij voegen.

Wat de verdeeling van dit werkje betreft, zij vloeit als van zelve uit mijn onderwerp voort. Joseph's grootheid is: man van Gods Moeder te wezen.

Daardoor was hij groot op aarde; daardoor is hij groot in den hemel.

Op aarde was hij man en een waarduj man van Maria: dit zullen we zien uit zijn leven en zijne deufiden.

hi den hemel is de waardige man van Maria, na haar, de verhevenste onder de heiligen: groot moet dus zijne macht zijn, doch groot ook onze verplichting hem te vereeren.

-ocr page 23-

— XIX —

Ik zal dan aclitereenvolgens in vier deelen handelen over Joseph's leven, Joseph's deugden, Joseph's macht en Joseph's vereering; zóó nogthans, dat ieder deel op zich een geheel vorme en afzonderlijk te verkrijgen zij; terwyl zij te zamen alles behelzen zullen, wat op den H. Joseph betrekking heeft.

Moge de zuivere bruidegom van Maria, de machtige voedstervader van Jesus, mijne pogingen zegenen; moge door dit werk zync vereering bevorderd worden, en ik zal mij ruimschoots voor mijne navorschingen beloond achten.

Aldus schreef ik vóór twee jaren, toen dit werkje voor het eerst het licht zag. Nu ik het geluk heb de tweede uitgave te doen verschijnen, kan ik niet nalaten het catholiek publiek mijn hartelijksten dank te betuigen voor het gunstig onthaal, aan de eerste uitgave te beurt gevallen. Ik dank in het bijzonder al diegenen, die door hunne goedwillige aanmerkingen getuigenis hebben gegeven van de belangstelling, welke zij voor mijn geschrift hebben opgevat. Ik heb getracht met die vriendelijke wenken

-ocr page 24-

mijn voordeel te doen. Ik heb dan ook in deze tweede uitgave vele wijzingen aangebracht en vele nieuwe bewijsgronden aan de reeds bestaande toegevoegd. Men leze, onder andere, liet XIIquot; hoofdstuk, waar wij spreken over Joseph's opneming in den hemel met lichaam en ziel. Wij hebben hier vooral uitvoeriger willen zijn, om reden dat een duitsch maandschrift zich op scherp critieken toon tegen dit gevoelen geuit heeft.

God geve ook aan deze uitgave zijne mildste zege. Ik vraag niets meer.

-ocr page 25-

DE

STER DER NEGENTIENDE EEUW.

pE j^EILIGE jIoSEPH,

Zijne levensgeschiedenis.

EERSTE HOOFDSTUK.

VOORBESTEMMING VAN DEN H. JOSEPH.

Het ligt in de natuur des menschen geene zaak van eenig gewicht te omiernemen, zonder vooraf het plan te beramen. Alles wordt gewikt en gewogen en overeenkomstig het doel geordend, alvorens men de hand aan het werk slaat en de uitvoering begint. Zoo bestaat het gebouw reeds lang in de gedachte van den architect, vóór nog de eerste steen gelegd is. lieeds is alles bepaald: waar de ingang zal wezen; hoeveel verdiepingen er zijn zullen; welke versieringen men zal aanbrengen; in

-ocr page 26-

— 22 -

één woord, alles is zóó geregeld, dat de uitvoering niets anders zal zijn dan de verwe-zentlijking zijner gedachte. En wat nu in groo-tere ondernemingen zoo tastbaar is, datzelfde heeft plaats bij iedere handeling, ook de kleinste, welke de mensch overeenkomstig zijne redelijke natuur verricht. De mensch, een redelijk wezen zijnde, handelt altijd met een vooraf bepaald doel.

Diezelfde wijze van handelen passen wij op God toe, hoewel er een oneindig verschil bestaat tusschen de handelingen van God en die des menschen. God is eeuwig: bij Hem bestaat dus geene opvolging van tijd. God is en doet alles in het onverdeelbaar nu zijner eeuwigheid. Dat is voor ons menschen een ondoordringbaar geheim! Wel weten en begrijpen wij, dat hef zoo is en zijn moet; doch daar wij God in dit leven niet kermen gelijk Hij is, (een voorrecht den gelukzaligen alleen weggelegd,) moeten wij over God spreken overeenkomstig onze wijze van denken. Van daar dat wij in God het eene vóór het andere veronderstellen, hoewel eigentlijk bij God het eene het andere niet voorafgaat.

In dien zin nu zeggen we, dat God iets voorbestemt, en ook in dien zin spreken wij hier over de voorbestemming van den H. Joseph.

Van alle eeuwigheid besloot God zijne goedheid in den tijd aan den mensch mede te

-ocr page 27-

— 23 —

deelen. Van alle eeuwigheid voorzag Hij ook Adam's val, en besloot Hij, dat het Woord vleesch zoude worden; dat het onder ons wonen, en ons, door het vergieten van zijn onschuldig bloed, zou verlossen. Ook bepaalde Hij, dat eene Maagd het goddelijk kind zou ontvangen en baren, en Maria was het, die van alle eeuwigheid werd voorbestemd, om Moeder te worden van den Zoon van God. Deze Moeder van God moest maagd blijven en toch in het huwelijk treden met den H. Joseph; dat was het plan van God, zoo als wij later breedvoerig zullen zien. Voor het oogen-blik diene slechts het volgende bewijs van Bossuet: «Het was de maagdelijke zuiverheid van Maria, die Jesus Christus uit den hemel deed nederdalen. Maar wijl liet den eeuwigen Vader behaagde, den maagdelijken staat van Maria onder den sluier van het huwelijk met den H. Joseph te verbergen, daarom kon hare maagdelijke zuiverheid niet behouden worden zonder hem, en was dus Joseph eenigzins noodzakelijk voor de menschwording. Van alle eeuwigheid was dus de H. Joseph in Gods gedachten onafscheidbaar vereenigd met Jesus en Maria, en tevens afgescheiden van alle andere kinderen van Adam. » 1) Zoo ook luidt de leer van den grooten Suarez, die ongeveer op de volgende wijze redeneert: « Er zijn vele

1) 1quot; Panégyriquc dc S. Joseph. 1 point.

-ocr page 28-

— 24 —

bedieningen in Gods Kerk: zoo mochten de profeten den Verlosser der menschen voorspellen; zoo was het den apostelen gegeven, over de geheele wereld hunne stem te verheffen ter verkondiging van de blijde boodschap der menschwording; maar tot die menschwor-ding medewerken, vermocht niemand hunner; dat was voorbehouden aan Maria en Joseph. Daarom behooren beiden tot de orde, die men bij uitstek de orde der menschwording noemt, eene eer die zij slechts met den Zaligmaker deelen. » 1)

Hoewel nu de H. Joseph in die orde als het ware op den laagsten trap staat, is hij toch daardoor alleen reeds oneindig ver boven de andere heiligen verheven, en onderscheiden van al de kinderen der menschen.

Doch wat Joseph vooral verheft, en het hart zijner getrouwe dienaren van vreugde vervult bij het zien zijner grootheid, is, dat hij waardifi was tot die orde te behooren. God die hem, uit loutere liefde, zonder zijne verdiensten, uitkoos tot Voedstervader van zijnen Zoon, zorgde er ook voor, dat hij het noodige bezat, om als waardig voedstervader

1) Süarez, disp. XIII; sectio I, nquot; 10. Sunt ministeria

(|ua) altingunt ordinem imionis hypostatic®..... et in

hoe ordine intelligo inslitutum csso ministenum S. Joseph, et esse veluti in infimo gradn illius, et ex hac parte excedere reliqua, tanquam in superiori ordine existens.

-ocr page 29-

— 25 —

van Jesus op te treden. Zoo handelt God altijd, ja moet Hij handelen; want wie het doel wil, moet ook de middelen willen. Daarom zegt de H. Bemardus van de Moeder Gods, dat, toen God besloten had, de menschelijke natuur aan te nemen, en alzoo eene vrouw tot moeder van God te verheffen, Hij zich zulk eene moeder kiezen, ja maken moest, dat zij waardig zou zijn zijne moeder te wezen, en Hem als zoodanig te behagen. 1)

Om diezelfde reden zegt dan ook de Heilige Alphonsus: «Wijl God den H. Joseph bestemd had, om de betrekking van vader ten opzichte van den persoon des menschgeworden Woords te vervullen, moet men voor seher houden, dat Hij hem al de gaven van wijsheid en heiligheid schonk, die voor zulk een ambt betaamden. Men moet er dan niet aan twijfelen; de Heer heeft hem verrijkt met al de genaden en voorrechten aan de andere heiligen verleend.» 2)

Van alle eeuwigheid besloot dus God aan den H. Joseph al de voorrechten, zoowel natuurlijke als bovennatuurlijke, te schenken.

1) Hom. 2a super Missus. Tom. 1S3, col. 61. Proinde factor hominum ut liomo lieret, nasciturus de liomine, talem sibi ex onmilms debuit deligere, imo condere mii-trem, qualcm et se dcccro sciclmt, et sibi noverat pla-ci tu ram.

2) Preek over den 11. Joseph 2'lc punt.

2

-ocr page 30-

— 26 —

die hem een waardig Voedsterrader van zijnen Zoon zouden doen wezen. Wijke dan de vrees, als zou ik den grooten Joseph te veel verheffen 1 Hij toch is, van den eenen kant, boven alle heiligen verheven, en, van den anderen kant, kan zijne verheerlijking geen afbreuk doen aan Maria's grootheid. Ver staat hij altijd achter bij Maria, als de Voedstervader bij de ware Moeder. Maar dat aangenomen, dan is Joseph's grootheid Maria's eer, en hoe meer wij hem verheffen, hoe meer Maria's glorie stijgt, terwyl hun beider lof, eene verheerlijking is van Hem, die beiden zoo groot maakte, zonder iets van zijn rijkdom te verliezen.

Wat God van alle eeuwigheid voorbestemt, dit voltrekt Hij in den tijd. Dan weet Hij met onverwinbare * kracht en met beschermende zachtheid, alles hier op aarde zóó te leiden, dat het plan, hetwelk Hij zich voorstelt, ver-wezentlijkt wordt. Die uitvoering zullen wij thans beschrijven.

-ocr page 31-

TWEEDE ElOOFDSTÜK.

BOVENNATUURLIJKE VOORRECHTEN AAN DEN H. JOSEPH VÓÓR ZIJNE GEBOORTE VERLEEND.

Misschien ware hier de plaats om de redenen aan te geven, die God tot het huwelijk van Maria met Joseph deden besluiten; doch het kwam mij gevoegelijker voor daarmede te wachten, ten einde later alles, wat op dit huwelijk betrekking heeft, achtereenvolgens af te handelen. Intusschen begin ik met aan te toonen, hoe God den H Joseph daartoe voorbereidde.

Bij het lezen van hetgeen ik thans ga zeggen over buitengewone voorrechten des H. Joseph's, van welke zoo wel de H. Schrift als de Kerkvaders zwijgen, moet men zich voor twee uitersten wachten. Het eerste zou zijn: al wat ik in dit hoofdstuk zeg, als onbetwistbare waarheid op te vatten, terwijl het slechts godvruchtige gevoelens zijn, en ook slechts als zoodanig door mij worden voorgesteld. Maar ook een ander, en niet minder onvoorzichtig uiterste zou het. wezen om gevoelens, die door zulke bondige redenen gestaafd en door zulke bekwame godgeleerden omhelsd worden, onvoorwaardelijk te verwerpen.

Twee heiligen zijn er, van welke de H. Schrift, volgens de overlevering, verklaard dat zij reeds

-ocr page 32-

— 28 -

vóór hunne geboorte van de smet der erfzonde bevrijd werden.

De profeet Jeremias verhaalt zijne roeping in dezer voege; « Het woord des Heeren kwam tot mij, en Hij zeide: Eer gij ontvangen waart, heb ik u gekeild; en eer gij geboren luerdt, heb ik u geheiligd. 1)» Op deze woorden, gelijk de zoo gunstig bekende schrijver Muró te recht bemerkt 2), steunt het zeer algemeen gevoelen, dat Jeremias vóór zijne geboorte, ofschoon na zijne wording, van de besmetting der erfzonde is gereinigd geworden.

Eveneens sprak de engel, toen hij aan Za-charias de geboorte van Joannes den Dooper verkondigde: «En met den H. Geest zal hij vervuld worden, terwijl hij noq wezen zal in den schoot zijner moeder. 3)»

Deze genade, door God aan Jeremias en Joannes geschonken, hoe groot dan ook, is niet gelijk te stellen met de onbevlekte ontvangenis van Maria; want het blijft waar, dat ook op hen, in het oogenblik dat hunne ziel met het lichaam vereenigd werd, de vlek der erfzonde kleefde. Het groote voorrecht djer heiligen bestond dus niet daarin, dat zij van de smet der zonde bewaard gebleven, maar

1) Jerem. I. 4. 5.

2) Muré, Bijbelsche geschiedenis. I. Deel, 2quot; stuk, hladz. 190.

3) Luc. I. 15.

-ocr page 33-

nog vóór hunne geboorte van die smet bevrijd zijn. 1) Indien wij derhalve aan den H. Joseph de zuivering in den schoot zijner moeder toekennen, deelt hij slechts het voorrecht van Jeremias en Joannes, niet dat van Maria's onbevlekte ontvangenis.

Doch op welken grond kennen wij den 11. Joseph dat voorrecht toe? 't Is waar, Joannes moest de voorlooper zijn van Jesus Christus, hij zou den Joden het Lam, dat de zonde der wereld wegneemt met den vinger aanwijzen; en wie zou beter kunnen getuigen, dat Jesus van Nazareth de verwachte Verlosser was, dan hij, die meer dan de andere menschen de vruchten der verlossing genoten bad? Voorwaar indien het God behaagde iemand te zuiveren vóór zijne geboorte, wien dan moest dat voorrecht ten deel worden, zoo niet hem, van wien de Zaligmaker getuigt: «Onder de kinderen der vrouwen is niemand grooter profeet dan Joannes de Dooper » ? 2) In amp;;n woord, om mij uit te drukken met geleerde schrijvers, die gaarne, na het feit bewezen te hebben, de redenen zoeken, waarom God zóó en niet anders handelde: het was betamelijk, dat Joannes in zijne verhevene boedanigheid vóór zijne geboorte gezuiverd werd, ten einde

1) Dehakbe, Gcloofs- en Zcdelcer. II Deel, bbdz. 38. volgens Dankclman's vertaling.

2) Luc. VII, 28.

-ocr page 34-

-SO-

des te gemakkelijker het volk tot den Messias te kunnen voeren.

Doch nu komt de vraag: bestaat diezelfde beweegreden ook voor den H. Joseph? Met andere woorden: is vooreerst zijne waardigheid te vergelijken bij die van den H. Joannes? en vervolgens: zou dat voorrecht, bijaldien het hem door God geschonken ware, ook anderen nuttig zijn ?

Met Suarez I) antwoord ik bevestigend op

1) SfAREz. üisj). VIII. Seel. I, IN'0 7. 8—10. Jam vero (ilïicmni hoc cum aliis conforendo, dubitiiri potest an haei; (lignltas major sit qnani dignitas Praecuruori.quot;, vrl Apos-tolorum, aut Evangelistarum, quod ad mumis et officium attinct, ut gratiam et sanctitatcm omittamus, de qua statim.

Ratio dubitandi esse potest, quia hoc ininisteiium Jo-sephi videtur I'uisse proxime conjunctum cum ipsamet Christi pertona. Item videtur maxime accessisse ad dignitatem matris Dei. Item videtur fuis.-e aptissimum ad perfectius exercendas omnes actiones vit® activa; et con-lemplativae, quam uilum aliud munus purse creatura;, sola Dei malic excepta. De quo enim tam propria, sicut de Joseph, potest dieere Christus: Esurivi, et dedisti. mihi manducare? etc. Itaqae illud fuit excellens in munere hujiis sancti viri, quod omnes fere laborcs et actiones suas proxime circa Christi personam exercebat. Unde, sicut peccatum crucifigentium Christum, maximum in suo genere fuit propter person® dignitatem, ita opera pietatis et beneficentia; circa personam Christi, in hoc viro fue— runt eximii eujusdam valoris, tanto majori ratione, quant» ipse ex perfecta cognitione et amore illius person® ope-rabatur.

-ocr page 35-

__ 31 -

het eerste gedeelte dezer vraag. Ja waarlijk, Joseph's waardigheid is niet slechts met die van Jesus' voorlooper te vergelijken, maar overtreft haar verre.

Drie redenen schijnen, volgens Suarez, te bewijzen, dat de waardigheid van den H. Joseph voortreffelijker is dan die van den voor-looper van Jesus Christus.

Vooreerst stond de H. Joseph in zijne betrekking van Voedstervader rechtstreeks in verband met den persoon van Jesus; niet zoo Joannes. Immers als wij het Evangelie open slaan, zien wij wel, hoe Joannes aan de toegestroomde menigte de goddelijke zending van Jesus verkondigde en zijne leerlingen tot Hem voerde, of liever, hoe hij rechtstreeks in betrekking stond tot het volk, opdut het in den Messias gelooven zoude; maar slechts éénmaal lezen wij, dut het hem vergund was, iets rechtstreeks voor Jesus te doen, als Hij hem namelijk doopte in de wateren des Jordaans.

Aliunde vero simnl cum line parte vilnc activ.e, liabnit statuin accommodntissimum ad fruendam meliori parte vitse contemplativEe. Naai imprimis ia matrimonio virginitatem vovit, et talem duxit iixorem, ut sola ejus socictas et frequens familiaritas satis esset ad virtutem omnem, et praesertim religionem et pietatem erga Deum addiscendam.

Cni si adjungalsir diulurna Chiisti conversatio, frequens et intiina, et quasi continua oecasio audiendi divina myste-ria ex ore ejus, et orandi ad illum et euin illo, nihil eerte inagis ad perfectionem vita; eonteinplativa! desiderari potest.

-ocr page 36-

— 32 —

De II. Joseph daarentegen leefde gedurende dertig jaren in persoonlijk verkeer met Jesus, zoodat schier al wat hij gedurende die dertig jaren deed, den persoon des Zaligmakers ten doel had. Matte hij zich af om een stuk brood te verdienen, het was om Jesus te voeden; vluchtte hij naar Egypte; keerde hij terug naar Judea en Galilea, het was om den persoon des goddelijken Verlossers te zekerder tegen alle gevaar te beveiligen; zwerft hij met Maria, drie dagen lang, in bittere droefheid al zoekende rond, het is altijd om Jesus, om Jesus, die heimelijk achtergebleven was, terug-te vinden. Duidelijk is het dus, dat onder dit opzicht Joseph's waardigheid die van Joannes overtreft.

Vervolgens stond de II. Joseph niet alleen als voedstervader van het menschgeworden Woord, maar ook als de waarachtixje man van Maria, krachtens zijn met haar aangegaan huwelijk, tot Jesus in eene betrekking, die door geen schepsel, zelfs door geen engel, gedeeld wordt. Zijne waardigheid komt dus het meest Maria's moederschap nabij; wijl hij, als man van Maria, als voedstervader van Jesus, in zekeren zin noodzakelijk was voor de menschwording des Woords. Dat kan van Joannes niet gezegd worden.

Eindelijk het is zeker, dat geene waardigheid geschikter was, om alle deugden zoo wel van het werkzame als van het beschouwende

-ocr page 37-

— 33 —

leven te beoefenen, dan juist die van den H. Joseph 1). Tot wien kan de Zaligmaker, op den laatsten oordeelsdag, met meer waarheid zeggen, dan tot zijnen voedstervader: « Ik had honger en gij gaaft mij te eten; ik had dorst, en gij gaaft mij te drinken 2)? Want, gelijk ik reeds zeide, schier alles wat Joseph deed, had rechtstreeks den persoon van Christus ten doel; en daarom waren zijne werken van barmhartigheid des te verhevener. Was niet de zonde van hen, die den goddelijken Zaligmaker kruisigden, in hare soort, de grootste om de waardigheid van den persoon? Eveneens waren Joseph's deugden de verhe-venste, wijl zij jegens den verhevensten persoon uitgeoefend werden. En hoezeer stijgen zij nog in waarde, als men bedenkt, dat hij steeds handelde met eene volmaakte kennis van Jesus' waardigheid, en met al de vurige liefde, van een vader voor zijn kind.

Kon hij de deugden van het werkzame leven op de volmaakste wijze beoefenen, hy had ook tevens de beste gelegenheid om zich op het

1) Onder het beschouwende leven verstaat men gewoonlijk de levenswijze van personen, die zich hoofdzakelijk met het gebed en de overweging bezig houden; wanneer zij zich echter hoofdzakelijk op lichamelijke werken van barmhartigheid toeleggen, noemt men hunne levenswijze het werkzame leven.

2) Matth. XXV. 35.

-ocr page 38-

— 34 —

hcschjuwende leven toe te leggen. Immers het huwelijk, met Maria, de zuiverste der maagden aangegaan, was voor hem geenszins een beletsel om den heiligen maagdomsstaat te beleven, wijl beiden zich daartoe door gelofte verbonden hadden.

Die echtgenoote, door God hem toevertrouwd, was buitendien zóó volmaakt, dat de omgang met haar reeds alleen voldoende was, om alle deugden, en wel inzonderheid de godsvrucht en de liefde tot God, aan te kweeken. Of zou men bij het vuur kunnen verwijlen zonder zich te verwarmen? Even ongeloofelijk is het, dat de liefdevolle Joseph met Maria kon verkeeren, en niet reeds daardoor meer en meer ontvlamde in liefde, bij den gloed van haar minnend hart.

Voeg nog daarbij liet langdurig en innig verkeer met Jesus, hef menschgeworden Woord,, waardoor het hem vergund was, de heilige geheimen van den godsdienst ieder oogenblik uit Jesus' mond te hooren, met zijnen zoon God te smeeken, ja, zijn eigen zoon ieder oogenblik als zijn God te aanbidden; en her wordt meer dan duidelijk, dat er geen ambt bestaat, meer geschikt voor het beschouwend leven, dan het vaderschap van den grooten H. Joseph. Tot hier Suarez. — Het zij mij vergund eene andere gedachte iiier bij te voegen, tot lof van Jesus' Voedstervader.

Het lijdt geen twijfel, of het beschouwende

-ocr page 39-

— 35 —

leven overtreft het werkzame verre in verhevenheid. — Hier is van toepassing het woord des Zaligmakers: « Maria heeft het beste deel verkoren. » 1) Maar toch, er is iets, wat ook het beschouwende leven in volmaaktheid te boven gaat: het gemengde leven namelijk, hetwelk bestaat in de innigste vereeniging met God door de overweging zijner oneindige volmaaktheden, terwijl men tevens zich er op toelegt, om, door de verkondiging van Gods woord, Jesus Christus op geestelijke wijze, in de zielen te doen geboren worden. Doch hoe verheven deze levenswijze ook zij, nog verhevener is het vaderschap van den II. Joseph, die Gods Zoon in persoon mocht opvoeden, voor diens levensonderhoud mocht zorgen. Hem voor alle gevaar behoeden, zonder daarom een enkel oogenhlik zijn allerinnigst verkeer met God te onderbreken. Verhevener is dat vaderschap; want velen zijn de aangenomen kinderen, een slechts is de welbeminde Zoon, in wien de Vader zijn welbehagen genomen heeft, en die ééne gaat al de anderen oneindig ver te boven!

En zelfs het geestelijk vaderschap, waarvan ik zoo even gewaagde, ontbreekt aan Joseph niet. Immers, verdiende Joseph, de onderkoning van Egypte, den naam van redder des volks, omdat hij de granen, welke gedurende den hongersnood zoo noodzakelijk waren, had

1) I-nc. X, 42.

-ocr page 40-

- 36 -

saamgegaard; mot hoeveel meer recht mogen wij dan niet zeggen, dat de H. Joseph ons aller geestelijke redder is geworden, door ons Jesus Christus te behouden, als Herodes het kind zocht om het te dooden? Joseph werkte dus mede tot onze wedergeboorte; hij predikte door zoo veel monden, als de door hem behouden Zaligmaker leerlingen door de gansche wereld uitzond. Servator Salvatoris mundi, ora pro nobis! Redder van den Redder der wereld, bid voor ons!

Vrij mag ik dus bevestigend antwoorden op het eerste gedeelte mijner vraag. Ja, Joseph's waardigheid overtreft verre de waardigheid van Joannes den Dooper.

Maar — zou dit voorrecht den H. Joseph geschonken, ook aan anderen nuttig zijn zoo als dat van den H. Joannes? En nogmaals durf ik antwoorden: Ja!

De zuivering van den H. Joannes vóór zijne geboorte kon aan de Joden niet verborgen blijven. Noch Zacharias, noch Elisabeth hadden er belang bij dit geheim te houden; men mag veeleer onderstellen, dat zij het bij gelegenheid der besnijdenis, aan hunne vrienden en geburen verhaalden. Toen immers waren allen verwonderd, en zeiden: «Wie zal toch dit kind zijn» 1)? wijl de machtige bijstand van God zich op eene buitengewone wijze ver-

1) Luc. I, 66.

-ocr page 41-

— 37 —

toonde in alles, wat om en met het kind gebeurd was. 1) Ook zien wij in het Evangelie, hoe zijne heiligheid aan zijne woorden kracht gaf, en iets aantrekkelijks had voor de scharen.

Doch ook in den H. Joseph moest dit voorrecht blijken. Het moest eerst en vooral bekend worden aan Maria, opdat zij des te inniger Joseph zou lief hebben, naarmate hij meer op haar geleek, en des te meer God zou danken voor de hem geschonkene gaven. En zou niet die reden alleen reeds voldoende zijn? Was Maria niet zóó groot in het oog van God, dat Hij om haar een man te geven harer waardig, Joseph zuiverde vóór zijne geboorte? De geleerde schrijvers Gerson 2) en Collet 3) zeggen uitdrukkelijk, dat wijl voor een geschikt huwelijk, onder anderen, de evenredigheid van rijkdom en aanzien gevorderd wordt, God die vereischte vervuld heeft in het volmaakste huwelijk, dat ooit werd aangegaan, in het huwelijk van Maria met Joseph. Nu is het wel waar, dat wij den II. Joseph niet onbevlekt mogen noemen: Maria alléén wordt door de IL Kerk uitgezonderd van Adams val. Doch

1) BeelIïn, t. d. p.

2) Gersox. Sermo deNativitate V. Mari» in cxordio. Dcciiit lit Josepli tanta prajrogativa polleret, quae similitudincm et convenicntiam exprimeret talis sponsi ad talem sponsam Mariam, de qua natus est Jcsus ijui vocatur Christus.

3) Pancgyriijuc de S. Joseph. I point.

-ocr page 42-

— 38 —

niets belet ons te houden, dat hij reeds vóór de geboorte, reeds in den schoot zijner moeder van de erfzonde gezuiverd werd; en daarom zeggen wij: liet betaamde, dat God hem dit voorrecht verleende.

Niet slechts voor Maria, ook voor ons zou dit voorrecht allernuttigst wezen en het moet der wereld blijken vooral ia onze negentiende eeuw. De hedendaagsche maatschappij verbreekt de familiebanden, en riciit zoo de familie zelve ten gronde. Het huwelijk kan volgens de hedendaagsche wetgeving ontbonden worden, hoewel de Zaligmaker uitdrukkelijk gezegd heeft: «Wat God dan heeft samengevoegd, dat scheide de mensch niet.» 1} De werkman en huisvader wordt opgenomen in genootschappen, waarin men hem leert spotten met God en diens heilige geboden, en waarin men hem doet gelooven, dat hij van geen schepsel, dus ook van vrouw noch kinderen afhankelijk is; dat hij naar willekeur handelen kan. Wie zal dan niet erkennen, dat het de Voorzienigheid is, die in dezen laatsten tijd eene bijzondere godsvrucht heeft opgewekt voor de H. Familie, opdat men, het heiligste huisgezin tot voorbeeld nemende, zou leeren, hoe men in alle standen gelukkig kan zijn, in den schoot van zijn gezin, aan den eigen huiselijken haard. Dit is ontegenzeggelyk waar!

1) Mutth. XIX, G.

-ocr page 43-

— 39 -

Eerst «adat het geloof aan Christus overal veld gewonnen en d;epe wortelen geschoten had, kwam de devotie tot Maria meer en meer op, tot dat Jesus' Moeder eindelijk in haren vollen glans begon te schitteren; doch ook nu is de tijd gekomen waarin God op eene bijzondere wijze den H. Joseph verheerlijken wil. Dat ligt in het plan der Voorzienigheid; getuigen daarvan de mirakelen, onder zijne aanroeping, nu meer dan ooit, verkregen; getuigen zoo vele godgeleerden en heiligen, wien God ingaf zijnen lof te verkondigen; getuige, eindelijk, de zoo wondervol snelle uitbreiding zijner vereering door de gansche Kerk.

Zal echter de H. Joseph meer bemind en gediend worden, naarmate hij door God meer bemind en bevoorrecht is; zal hij de aandacht trekken der geloovigen, die hein met welgevallen zullen aanschouwen, in het gezelschap van Jesus en Maria; dan betaamt het, dat God hem het voorrecht der zuivering hebbe geschonken. Immers, indien wij, bij het aanschouwen der heilige Familie, Jesus, de heiligheid zelve, en zijne Moeder, de onbevlekte Maagd, zagen verkeeren met eenen man, heilig, wel is waar, maar op verre na niet den heiligsten onder de menschen, zou dat, volgens onze opvatting van Gods goedheid en heiligheid, niet misstaan? zouden wij niet het oog afwenden van onzen Heilige, om het met

-ocr page 44-

— 40 —

meer welgevallen te laten rusten op den voor-looper van Jesus? Joseph moge minder bevoorrecht zijn dan Maria, dat kan ons gevoel niet kwetsen; hij is slechts voedstervader, zij is de waarachtige Moeder; maar dat er na Jesus' Moeder één schepsel bestaan zou, meer bevoorrecht dan Joseph; dat ééne ster meer zou vonkelen aan het gewelf der Kerk dan de zijne, en iemand geschikter eene plaats zou innemen naast Jesus en Maria, dat is niet te gelooven!

Neen! neen! o mijn teedergeliefde vader, H. Joseph, gij zijt te groot in de plannen van Gods alwijze voorzienigheid, dan dat dit voorrecht u geweigerd zij! Gij, van reinheid schitterende lelie, wien dat kleinood des Hemels, de kuischheid der onbevlekte Moedermaagd, moest worden toevertrouwd; gij, zoon van David, die door Jesus, God en mensch, zoudt vader genoemd worden ; gij, bevoorrechte voedstervader, die met Jesus en Maria het allerheiligste geheim der macht, der wijsheid en der liefde van God, den Vader, den Zoon en den H. Geest, op het allervolmaaktst moest afbeelden op aarde; gij, die, om uwe innige vereeniging met Jesus, even als uwe bruid door alle geslachten zoudt worden zalig geprezen, II. Joseph, gij zijt de grootste onder de heiligen! Gij zijt verheven boven de Apostelen, boven de Profeten, boven den Voor-looper van Christus! Gij zijt dan ook gezui-

-ocr page 45-

verd van de smet der zonde, reeds vóór uwe geboorte!

Doch waartoe zoo Teel redeneeren? zullen hier wellicht velen vragen; de rede geeft ons trouwens geene zekerheid omtrent een feit, dat geheel en al afhankelijk is van Gods vrijen wil. En ik moet geredelijk toestemmen, dat die bewering niet ten eenemale onjuist is. Wij kunnen redeneeren, zoo veel wij willen; het mag ons ook nog zoo passend en waarschijnlijk voorkomen, dat het God betamen zou, zóó en niet anders te hebben gehandeld; de vraag: heeft God dat ook gedaan? wordt daardoor niet met volle zekerheid opgelost. Die zekerheid kunnen wij alleen uit de openbaring, en bijgevolg, waar de H. Schrift zwijgt, alleen uit de overlevering verkrijgen.

Bestaat die overlevering omtrent de zuivering van den II. Joseph? We kunnen noch mogen hier omtrent beslissen. Zeker is liet intusschen, dat velen zich, omtrent het al of niet vervat zijn eener waarheid in de overlevering, een zeer verkeerd denkbeeld vormen. «Men vindt schrijvers, dié altijd te werk gaan,» schreef de te vroeg ontslapen Bisschop van Brugge, «als konde slechts ddn de overlevering tot bewijs eener waarheid strekken, wanneer men die door eene opeenvolging van uitdrukkelijke getuigenissen, door alle eeuwen, kan bevestigen. Die gedachte eventwel is onjuist, zoo niet eene dwaling. De Kerk leeft.

-ocr page 46-

- 42 —

en zij leeft door het leven van Jesus Christus, wiens lichaam zy is; zij leeft, door het leven van den H. Geest, wiens bruid zij is. Zoodra iets aicjcmccii in de II. Kerk wordt aangenomen, dan is die algemeene getuigenis der levende Kerk een onfeilbare regel, dat die waarheid in de overlevering begrepen is, en wel onafhankelijk van eenig monument in de oudheid, en van iedere redeneering.» 1)

Weten we dus niet of de zuivering van den H. Joseph in den beginne uitdrukkelijk geleerd werd; zeker is het, dat men sinds eeuwen onder bijzondere leiding van den II. Geest, door Christus gezonden om aan de Kerk alle waarheid te leeren, dat voorrecht van Jesus' voedstervader overal begon te verkondigen. De geleerde Bisschop Laurent aarzelt dan ook niet te zeggen ; «Zoo durven wij met vele verlichte leeraars in de Kerk aannemen, dat de kuischheid van den II. Joseph voortkwam uit zijne reiniging in den schoot zijner moeder, reiniging welke de Heer aan zijnen voedstervader, even als aan zijnen Voorlooper, om Maria verleenen wilde.» 2)

Eenige weinigen wil ik aanhalen ter bevestiging van dit gevoelen.

1) M8r J. B. Mai.ou. L'immaculée Conc. de Marie. Tom. I, (quot;hap. 2.

2) Ilagiol. predigten. I. Theil, H. Joseph, n'4.

-ocr page 47-

- 43 —

Op de eerste plaats noem ik den H. Alphon-sus, wijl hij, zoo als Rohrbaclier getuigt: «om zijne werken niet alleen verdient eene plaats in te nemen onder de Vaders en de leeraren der Kerk, maar ook door dezelve voortzet de onafgebroken keten der catholieke overlevering». 1) Dit is geheel en al overeenkomstig het gevoelen van den wereldberoem-den Perrone, als hij schrijft: «Alphonsus is door eene bijzo7idere goddelijke voorzienigheid, in deze laatste tijden, aan de Kerk geschonken ; . .. ten opzichte zijner werken durf ik gerust de woorden bezigen , waarmede de Pi. llieronymus de schriften van den H. Ilila-rius aanbeval: lees en herlees de werken des 11. Alphonsus', daar is geen gevaar te vreezen » 2).

Ziehier de woorden van dien Heilige: «Wijl dus God den H. Joseph bestemd had, om de betrekking van vader ten opzichte van den persoon des menschgeworden W'oords te vervullen, moet men het voor zeker houden, dat Hij hem al de gaven van wijsheid en heilig-

1) Ilist. Eccl. Livre LXXXIX.

2) Perronk Prslect. theol. de virtute Religionis, pag. 95, § 219. üivina special! providenlia poslremis liisce temporibus Ecclesia; datus est (S. Alphonsus).... de cujus opcr bus libenler usm piibo verba , qua: in commcndationem scriptoium S. Hilarii Piclaviensis protulit S. llieronymus: S. Alphonsi libros inojfenso decurral pede.

-ocr page 48-

_ 44 —

heid schonk, die voor zulk een ambt betaam-den. Men moet er dus niet aan twijfelen, of de Heeft heeft hem verrijkt met al de genaden en al de voorrechten, die Hij aan de andere heiligen verleende. » Daarop, volgens zyne zedige en der overlevering zoo overeenkomstige gewoonte, de woorden van een ander tot de zijne makende, gaat hij voort: «Gerson verklaart, dat de H. Joseph onder anderen drie bijzondere voorrechten ontving: het eerste van geheiligd te worden van den schoot zijner moeder af, zooals Jeremias en de H. Joannes de Dooper----» 1)

De beroemde kanselier Gerson, door den H. Alphonsus aangehaald, zegt inderdaad; «Van Joseph, den maagdelijken man van Maria, kan men, hoewel het niet geheel zeker is, godvruchtig gelooven, dat hij in den schoot zijner moeder geheiligd is, vóór dat hij geboren werd. » 2)

Ook de H. Leonardus ji Porta Mauritio is dezer meening toegedaan: «Besluit daaruit,» zoo spreekt hij, « dat, zoo de H. Joannes de Dooper in den schoot zijner moeder geheiligd

1) Preek over den II. Joseph, 2« punt.

2) Ghkson. Senno de Nativitale V. Maria;, considerallo 2'. Maria (de qua natus est Jesus) sicut luit in utero sancti-ficata prius quam nascerelur, ita de Joseph virginali viro auo pia credulilate credi potest, quamvis non oninino scitur.

-ocr page 49-

— 45 —

werd, de H. Joseph hetzelfde voorrecht heeft mogen genieten. De kanselier Gerson «zoo gaat hij voort» bevestigt dit met vele anderen. Hij grondt zich daarop, dat het betaamde dat, wijl Maria heilig was geweest reeds bij hare ontvangenis, Joseph het ten minste heeft moeten wezen bij zijne geboorte. » 1}

Eckius, zoo beroemd door de publieke wederlegging van Luther's dwalingen, en Collet 2), de vermaarde godgeleerde, zijn van hetzelfde gevoelen: «Ik spreek,» zoo drukt zich de laatste uit, «met de grootste nauwkeurigheid, als ik zeg, dat Joseph, na Jesus en Maria, van alle heiligen de meest bevoor-reciite is.» «Zouden wij, » voegt iiij er verder bij, door een heiligen ijver meegesleept, «zeggen, dat de H. Joseph , om meer op Maria te gelijken, geheiligd is van den schoot zijner moeder af; wij zouden slechts dat verkondigen, wat de beroemde Gerson predikte ten aanhoore van eene algemeene kerkvergadering.» Nog vele andere schrijvers deelen deze godvruchtige meening. 3)

1) Sermon sur S. Jos. 1. Point, trad. Labis.

2) Pancgrique de S. Josetili. 1. point.

3) Onder anderen: Binet , S. J.: Le tableau des divines faveurs accordées a S. Joseph. Chap. 8, § 2.

Coket S. J.: Joseph Ie plus aimable et le plus aimant des hommes. I. Partie, chap. II.

-ocr page 50-

Men ziet dus hoe dit gevoelen algemeen begint te worden, ondanks de opwerpingen van sommige geleerden. Het is dan ook overtuigd als ik ben door de aangegevene redeneeringen, en in die overtuiging bevestigd door groote geleerden, dat ik met geluk dit gevoelen omhels, zoo lang de II. Kerk my niet verplicht liet tegenovergestelde te houden.

Wat al andere voorrechten volgen uit dit eerstel Want éénmaal aangenomen, dat Joseph , om zijne waardigheid van voedstervader van Jesus, reeds in den schoot zijner moeder gezuiverd is, dan valt het niet moeielijk,

Jacob. Christopolytus in Cant. Magnificat; 4' dignit. Deipurse.

Petrus Morales in cap. I. Matth., lib. 3, tract. 2, nquot; 13. de Carthagena. De sacris arcanis Deiparse Mari® et Joseph!. Lib. IV, hom. 3.

d'Argentan. Grandeurs de Ia S'6 Vierge. Tom. I. pag. 2J0. Lancicius. Opera spirit. Torn. I. pag 291.

Ventura. Paraboles de l'évangile. Serm. de S. Joseph. Tom. I. pag. 45.

Suffren. S. J. L'année chrét. Tom. II. Médilat. Sur la fête de S. Joseph.

Justinus Michioviensis. Discarsus priedicab. sup. litanias lauret. Discnrs. 116. N° 10 et 11.

Bernardinus de Bustis. Mariale. Parte 4. Serm. 12. Aloïsius Novarinus. Urnbra vlrginea. Excursus. 116. Hallez. Cours triennal d'instructions.Tom. IV. p. 213. 215. Huguet. Le propagateur de la dévot. a S. Joseph. Tom. I. pag. 39.

-ocr page 51-

— 47 —

de uitroeiing, of wat waarschijnlijker is, de onderdrukking der booze begeerlijkheid in hem aan te nemen. Immers dezelfde redenen gelden ook hier; en groote geleerden, onder welke Gerson en de H. Alphonsus, zeggen het uitdrukkelijk.

Gerson zegt: «Voegen wij er bij, dat Joseph, daar hij een rechtvaardig man was, en daarenboven de prikkel der erfzonde in hem of onderdrukt of uitgeroeid was » enz. 1) De H. Alphonsus spreekt nagenoeg in dezelfde bewoordingen. 2) De Gz. Canisius is eveneens van dit gevoelen. Hij maakt zich de opwerping of het voor Maria en Joseph niet wellicht gevaarlijk kon wezen onder één dak voortdurend met elkander te wonen, daar dergelijke gemeenzame omgang doorgaans de driften opwekt. En dan antwoordt hij: « Wat zouden zij duchten ; aan welke gevaren konden zij bloot staan, zij, die door zulke hechte en stevige hulp der goddelijke genade onderschraagd waren, dat hunne wederzijdsche en heilige liefde onder geenerlei opzicht aan den invloed der begeerlijkheid onderworpen was? Wie weet niet hoe Gerson van Joseph schrijft, dat in dezen even rechtvaardigen als kuischen man de prikkel der

1) Gersok , t. a. p. Consideratio 3*. Addamus quod Joseph, cum esscl vir Justus, cum pisclerea fomitem oii-ginalis peccati vel repressurn vel exlincluni haberet.

2) Preek van den II. Joseph.

-ocr page 52-

— 48 —

erfzonde of uitgeroeid of onderdrukt geweest

is.......Dit wordt waarschijnlijker nog wanneer

men aanneemt, wat. sommigen beweren, dat namelijk Joseph in den schoot zijner moeder van de erfzonde gezuiverd werd. » 1) Diezelfde meening wordt nog voorgestaan door den H. Leo-nardus a Portu Mauritio. «Zegt, » zoo spreekt hij zijne toehoorders aan in zijne feestpreek op onzen Heilige, «zegt, dat gedurende zijn gansche leven niet alleen nooit de minste doodzonde de zuiverheid dier schoone ziel bezoedelde; maar dat de prikkel der kwade begeerlijkheid in hem was uitgeroeid, zoodat niet de geringste opwelling van zinnelijkheid zich tegen de rede kon verzetten en hij niet gelijk Paulus behoefde te zuchten: « Een prikkel mijns vleesches is mij gegeven. » (2 Cor. XII. 7) 2).

Voeg nog daarbij het vroegtjjdig gebruik der rede , zelfs van het oogenblik der zuive-

1) Tom. 11. Lib. II. Cap. 13. Qui'l autem illi mctuerent; rnjus incontinenliae pcriculo subjacercnt, tam firmis et solidis divinffi grati® pra-'sidiis coinmumti, ut lex carnis et fliVaMiis conrupisccntia sanctum et divinum in illis amorem nulla ex parte innninueret atque labefactaret? De Joseph sanè seribit Gerson, in hac justo et «qnè casto viro peceati originalis fomitem vel exstinetum vel depressum fuisse, scd et prorsüs decuisse, ne pncslans Virginis forma et eoliabitatio familiaris, ipsum ad libidi-nem solieitaret ae aliqua ex parte commoveret, quem pneterea nomiulli in matris utero sanctilicatum appellant.

2) Paneg, de S. Joseph. 1. Point, trad. Labis.

-ocr page 53-

- 49 -

ring af. Algemeen toch wordt dit aangenomen van den II. Joannes den Dooper, die den Verlosser gekend zou hebben bij den groet van Maria; want « hij kende Hem zeker toen hij van vreugde opsprong,» zegt de II. Am-brosius 1). Eu hoe! zou God dat niet verleend hebben aan den voedstervader van Jesus, vooral als men daarbij de gevolgen van dit voorreclit, met betrekking tot zijne heiliging, berekent? liet kind immers, hoe zuiver en hoe heilig ook, kan de genade niet vermeerderen, zoo lang het niet tot de jaren van verstand gekomen is. Wat schat van heiligheid en verdiensten voor Joseph, als hij reeds van dat oogenblik aan de genade kon beantwoorden! Tel al de oogenblikken, die in Joseph's leven het tijdstip voorafgingen, dat hij volgens den gewonen loop der natuur tot het gebruik der rede zou gekomen zijn; verdubbel steeds de genarie, aan welke hij zoo getrouw beantwoordde, en verbazend wordt de schat der verdiensten, waarmede hij zich verrijkte. Te meer, wijl wij zonder aarzelen mogen aannemen, dat de groote II. Joseph, even als de Voorlooper van Christus en de Apostelen, in de genade bevestigd was.

Hoe verheugt zich mijne ziel, o heilige beschermer van Jesus en Maria, als ik de voor-

1) S. Ambrosius in Lucam I. 76. Tom. 15. Col. 1564. Mabebat inlelligendi sensum qui exullandi habebat affectum.

-ocr page 54-

— 50 -

rechten overweeg, waarmede God u begiftigde I Wat groeit mijn vertrouwen, als ik bedenk dat uwe macht aan uwe verdiensten beantwoordt, en ik daarbij uwen bijstand inroep! Moge ik steeds meer op u vertrouwen en onder het getal uwer getrouwste dienaren geteld worden!

-ocr page 55-

DERDE HOOFDSTUK.

DE GEBOORTE VAN DEN H. JOSEPH, ZIJN LEVEN VÓÓR HET HUWELIJK.

God wilde in zijne oneindige wijsheid, den man voorbereiden, die een waardig voedstervader van zijn Zoon, een waardig man der onbevlekte Maagd moest worden. Daartoe werd Joseph, zooals wij in het vorige hoofdstuk zagen, niet alleen reeds vóór zijne geboorte, met genaden en voorrechten verrijkt; maar bleef hij steeds een voorwerp van Gods byzondere gunst, van de teederste zorgen zijner voorzienigheid. De geboorte van Joseph, zijn leven, zijn handwerk, zijne betrekking in de maatschappij, alles beantwoordt aan dat verheven plan.

Onder het vele, wat omtrent de geslachtslijsten des Zaligmakers in het onzekere gelaten wordt, is toch dit algemeen aangenomen, dat we in het evangelie van den H. Matthams de afkomst van den 11. Joseph met zekerheid leeren kennen. Zijne geslachtslijst begint dMr met Abraham, gaat van Abraham tot-^f 'J' Salomon en de Koningen van Juda eindigt, na eene lange rij, met man van Maria, uit welke qehorm Welk eene eer voor dezen heilige rC?! uit zoo'n edel bloed gesproten te

-ocr page 56-

— 52 —

zijne voorouders te tellen Patriarchen, Koningen en Profeten 1

Zeker, het is belachelijk, zich op zijne edele afkomst iets te laten voorstaan, zoo die niet vergezeld gaat van den adeldom der ziel, door welken alleen men een waardig afstammeling van roemrijke voorvaders heeten mag; doch wanneer edele hoedanigheden van geest en hart den adeldom des bloeds verhoogen, diin wordt de vader in den zoon geëerd, en de afstammeling door zijn adellijk geslacht veredeld. De 11. Joseph behoort tot deze laatsten. «Waarlijk,» roept de H. Bernardus uit, «hij is van Davids stamhuis, gesproten uit koninklyken bloede; edel van geslacht en nog edeler van geest; zoon van David en zijns grooten vaders waardig; zoon van David, niet alleen naar liet vleesch, maar ook naar den geest, door geloof, heiligheid en godsvrucht; in wien de Heer als een anderen David vond, een man volgens zijn hart; wien hij veilig het verborgenste en heiligste geheim zijns harten kon openbaren. Als eenen anderen David openbaarde Hij hem de geheime en verborgene plannen zijner wijsheid, en liet hem niet onkundig omtrent het geheim, dat niemand onder de vorsten dezer wereld gekend heeft. Hem werd het gegeven te zien en te hooren wat vele koningen en profeten wenschten te zien en niet gezien hebben, te hooren en niet gehoord hebben; en niet alleen was het hem vergund den Verlosser te zien en te hooren.

-ocr page 57-

maar te dragen, te geleiden, te omhelzen, te kussen, te voeden en te verzorgen.»]) Tot hier de H. Bernardus.

De Joden zeiven, door hun gedrag, bevestigen Joseph's roemrijke afkomst. Immers zij wisten, dat de Messias Zoon van David zijn moest; wijl zij nu in de meening verkeerden, dat Joseph de natuurlijke vader van Jesus was, zouden zjj zonder twijfel den Verlosser gewezen hebben op zijne afkomst van Joseph, om zóó het duidelijk bewijs te leveren, dat hij de beloofde ftlessias niet wezen kon: doch neen, zij hielden het voor onbetwistbaar, dat Joseph van David afstamde.

Deze eer, van uit koninklijken bloede gesproten te zijn, ging in Joseph vergezeld van

1) S. Bernaudus. Homil. 2a super Missus. Tom. 183 , col. 70. Vore cnim de domo David, vare de regia stirpe descendit vir iste Joseph, nobilis genere, mente nobilior. Plane fil lus David, non degenerans a patre sno David. Prorsus, inqnam, filius David, non tantum carne, sed fide, sed sanctitate, sed devotione : qnem tanquam alterum David Dominus invenit secundum cor suum, cui tuto com-mitteret secrelissimum alque sacratissimum sui cordis arcanum : cui tamquani alteri David incerta et occulta, sapiential sua? maniiestavit, et dedit illi non ignarum esse mysterii, qnod nemo principum hujus sa?culi agnovit: cui denique datum est quod mulli reges et prophetaï, cum vellent videre, non viderunt; audire, et non audierunt; non solum videre et audire, sed etiam portare, deducere, amplecti, deosculari, nutrire ut custodire.

-ocr page 58-

— 54 -

eene hoedanigheid, die door de wereld weinig geacht, ja dikwerf verminacht wordt: Joseph was arm I Doch ook hierin moeten we Gods wijsheid bewonderen. Jesus zou door zijne menschwording de armoede veredelen, haar verheffen tot eene deugd, door welke de arme volgens de wereld rijk zou worden in het oog van God! Jesus zou arm en in smarten zijn van af de dagen zijner jeugd: Pauper sum ego et in laboribus a juvetitulc mea. 1) Geen wonder dan, dat ook Joseph en Maria volgens Gods plan arm moesten zijn.

Joseph was een ambachtsman, die met handenarbeid zijn brood verdiende. Volgens het meest algemeen gevoelen was hij timmerman 2), en de II. Ambrosius geeft ons hiervan eene zeer treffende reden. «Het was,» zegt die H. Vader, «als wilde God in Joseph toonen, dat Jesus Cliristus, ook volgens zijne goddelijke natuur, tot vader heeft een werkman, die de geheele wereld bouwde. Er is wel een oneindige afstand tusschen het menschelijke en het goddelijke; maar toch bestaat hier eene groote gelijkenis. Want ook de Vader van Christus werkt door vuur en geest: als een goed werkman schaaft Ilij de ondeugden onzer ziel weg en zet tijdig de bijl aan den wortel

1) Ps. LXXXVII, 16.

2) Suakez. Disp. VIII. Inlroduclio. llicc opinio, vcluti communis quscdam conceplio omnium fere animis insedit.

-ocr page 59-

— 55 -

der onvruchtbare boomen; Hij is bedreven in het wegsnoeien van het nuttelooze en in het beschutten van het vruchtbare; Hij smelt door het vuur van zijnen geest de versteende harten en weet alle menschen, door de verscheidenheid der bedieningen, tot verschillende doeleinden te vormen. » 1)

Wij stellen belang in alles, wat op onze vrienden betrekking heeft, ook in hunne kleinste aangelegenheden. Van daar de vraag, door Joseph's vereerders gesteld; hoe oud was hij, toen hij met Maria in het huwelijk trad? Hier loopen de gevoelens zeer uit elkander 2).

1) S. Abbrosius in Luc. Ill, 23. Tom. 15. Col. 1589.

..... Non alienum etiam videtur ut qua ralione fabrum

patrem habuerit, declaremus. Hoc enim typo eum patrem sibi esse demonstrat qui fiibricalor omnium condidit nmn-dum, juxta qnod scriplum est: In principio fecit Deus ccelum el teram (Gen. I, 1.). Nam etsi humana non sunt comparanda divinis; typus tarnen inleger est quod Pater Cbristi igne operatur et Spiritu, et tamquam bonus aniin» faber vilia nostra circumdolat, cito securim admovens arlioribus infoecundis, secarc doctus exigua, culminibus servare sublimia, rigida mentium spiritus igne mollire, et in varies usus omne humanum genus diversa ministeriorum qualitate formare.

2) Suarez. Disp. VII. Seet. III. n0 3-5. De state S. Jft-seph fuit sententia Epiphanii, li®res. 78, eum fuisse ut minimum oetogenarium, quando virginem duxit. Sequitur

Nieepli. etc...... Huic sententia; favet antiqua pietura,

qua: non eontemnendam auctoritatem habere solet. Sed liiec sententia probari certe nullo modo potest. Primo,

-ocr page 60-

— 56 —

Volgens sommigen zou hij 80 jaren oud geweest zijn ; en inderdaad vele beelden en schilderyen schijnen deze meening te staven. Desniettegenstaande houdt men het er thans algemeen voor, dat hij veel jonger, waar-schijniijk slechts tusschen de dertig en veertig jaren oud was.

Ziehier de gronden , waarop dit gevoelen steunt. Het huwelijk stelt eene soort van gelijkheid daar tusschen echfgenooten en dat

quia decuit ut in matrimonio illo scrvaretnr ca pro-porlio inter virum et uxorem, qnie cotnmuiii usu et consuetudine servari solet. Secunda, quia oportuit ut Joseph esset in a-late ad gencrandum idonea, quia alias non posset sub illius umbra fama et acstimatio Virginis illasa servari. Tertio, oportuit ipsum esse viribus valen-tiorem, ut posset lot peregrinationes sustinere, et ad familiam suam alendam et sustentandam laborare; ad hos ergo fines aetas octogenaria erat valde improportionata.... quinto, etiam scriplura nonnihil favet, nam... Luc. cap. 3 dicitur: ut pulabalur filius Joseph. Profecto, si ille octo-genarius fuissetvel non tam facile ha;c fama percrelmisset, aut certe virgo in suspicionem aliquam venisset. Unde Isai. cap. 62 de tempore adventus Messia; dicitur: Uabilahit jutenis cum virgine, quod non incommode ad hoe r.iyste-

rium applicant gloss, ordinar., ct Nicol. Lyr.....

'Et bine facile respondetur ad conjecturas conlrariac sentenlise. Illa enim consuctudo picturoe propter quarndam decentiam et ad vitandam vulgi opinionem inlroduci potuil. Vel fortasse, cum Joseph esset matura; a?tatis, et vir Justus, partim laboribus, partim corporis afflictionibus effcccrat, ut provoctioris quam revera esset astatis apparerct.

-ocr page 61-

— 57 —

onder alle opzichten; te groote ongelijkheid van stand, fortuin of ouderdom wordt in den regel als een gebrek beschouwd. Men ziet ongaarne een grijsaard in het huwelijk treden met eene jonge dochter. Betaamde het dus niet, dat ook in dit huwelijk, het toonbeeld aller huwelijken , eenige evenredigheid van ouderdom bestond tusschen bruid en bruidegom? Daarenboven, indien Maria's bruidegom zoo oud geweest ware, hoe dan verklaren, dat hy de vermoeienissen eener reis als die naar Egypte verduren, en vervolgens gedurende zoo vele jaren in het zweet zijns aan-schijns zijn brood verdienen kon? Zou Maria's goede naam bewaard zijn gebleven, als zij moeder werd niettegenstaande haar man een hoog bejaard grijsaard was ? En toch de Joden hielden het voor zeker, dat Jesus de zoon was van Joseph, en wel, zoo als de H. Augusti-nus 1) zegt, wijl hij uit hem scheen geboren te zijn.

Deze redenen zijn ongetwijfeld reeds van groote waarde; doch wat meer is, wij worden in die meening bevestigd door de oudste schilderstukken. P. Garucci 2), die zich bijzonder

1) S. Augustinus lib. V contra Julianuni: Cap. Xll. § 4,7. Tom. 44, Col. 811. Dicit aiitem Lucas Evangelista de Domino quod pulabatur Filius Juseph (Luc. III, 23.); quia ita putabalur, ut per ejus concubitum genitus crederetur.

2) Cfr. Annales de S. Joseph, 3e annee, page 353 et suiv.

-ocr page 62-

— 58 —

op dat punt der gewijde wetenschap toelegde, verklaart, dat men, vóór het einde der zesde eeuw, den H. Joseph drie en twintig maal afgebeeld vindt, doch steeds als man, soms zelfs als jongeling, nooit als grijsaard. Dat men in latere tijden onzen Heilige als een grijsaard voorstelde, is licht te verklaren. Wellicht meende men, en niet zonder grond, dat de II. Joseph door de vele vermoeienissen en ontberingen reeds vroegtijdig vergrijsd was, en onder den last der zorgen gebogen ging: of wel, zoo als Trombelli 1) met Suarez verklaart, zochten de schilders meer het zinnebeeld dan wel het beeld van Joseph weer te geven. Zij stelden de H. Maagd als zeer jong voor, niet alleen om aan te duiden, dat zij nooit een man bekend had, maar ook opdat men daardoor als tastbaar beprijpen zou, dat zij eene schuldelooze maagd was, vrij van alle zonde. En hierin verdient de schranderheid der schilders allen lof; immers, zoo het waar is (wat door velen verstaan wordt), dat de schrijver van het eerste boek der koningen , geene betere uitdrukking vond, om Saüls godsvrucht en onschuld aan te duiden, dan dat woord: «Saül was een kind van één jaar» 2); waarom zou dan een schilder of beeldhouwer

1) Diss. X, qiifcst. 3quot;, cap. 3, n0 11. (Migno, Suramn aurea do laud. B. 31. V. Tom. X, col. 377.)

2) I. Re5. XIII. 1.

-ocr page 63-

- 59 -

Maria niet als zeer jeugdig mogen afbeelden, om haren heiligen maagdom en hare vlekke-looze reinheid beter te doen uitkomen ? En Joseph? wordt hij niet daarom als grijsaard afgebeeld, opdat men in die gelaatstrekken lezen zou én zijne voorzichtigheid en zyne onthouding, én al de andere deugden den eerbied-waardigen ouderdom eigen? Eene andere reden geeft ons de Gz. Canisius: «De vindingrijke oudheid, zegt hy, deed dit wellicht, opdat men den H. Joseph, hoewel jonger geweest zynde dan hij afgebeeld wordt, toch voor ouder houden zon, ten einde zoo allen twijfel omtrent Maria's maagdom te voorkomen.» 1)

Joseph en Maria hadden, zoo als wij weldra zullen zien, gelofte van zuiverheid afgelegd, en waren zóó heilig, dat door hun weder-zijdsch verkeer beider deugd moest toenemen, zonder dat daarbij het minste gevaar bestond voor Maria's of Joséph's maagdom.

Ik zeg Joseph's maagdom; want als maagdelijke bruidegom trad hij in den echt met Maria. Eenigen beweren, wel is waar, dat de H. Joseph reeds vóór dien tijd gehuwd, en in dat eerste huwelijk met kinderen zou ge-

1) B. Canisius, Tom. II ile corruptelis verb! Dei; lib. II. cap. XIII. Fortasse ingeniosa velustas dedit hoe populi simplicitati, ut eliamsi Joseph junior fuisset qnam pingitur, tarnen pro seniore vulgo habcretur, ad depellendain vide-Heet rei amatoriaj et conjugalis congressus suspicionem.

-ocr page 64-

— GO -

zegend geweest zijn; ja, dat het die kinderen zijn uit Joseph's eerste huwelijk, welke in het H. Evangelie 1) de broeders van Christus genoemd worden. Doch reeds de H. Hieronymus

1) Mattli. XU, 46.

De Broeders van Christus van welke het Evangelie spreekt, zijn Jesus' naaste bloedverwanten, die volgens Hebreeuwsch spraakgebruik broeders genoemd worden.

Reeds de 11. Hieronymus (t. d. p. Tom. 26, eol. 84) verklaarde deze en alle dergelijke tekstwoorden nagenoeg op de volgende wijze: „Sommigen ineenen, dat deze broeders des Heeren zonen zijn van Joseph, uit eene andere vrouw; zij volgen daarbij „de dwaasheden van apoerieve schrijvers,quot; die zich een zeker vrouwspersoon met name Jleleha of Ëscha inbeelden; wij echter houden de broeders des Heeren niet voor zonen van Joseph, maar voor neven tan den Zaligmaher, kinderen van Maria, de tante des Heeren van moederszijde. Diezelfde Maria wordt ook genoemd de moeder van Jacobus den Mindere, van Joseph en van Judas, die ook allen, o|) eene andere plaats van het Ifc Evangelie, broeders des Heeren heeten. Het gebruik der benaming van broeders voor neten is trouwens in de geheele II. Schriftuur zichtbaar.quot;

Quidam fratres Domini de alia uxore Joseph lilios suspi-cantur, seqnentes deliramenla apocryphorum, et quamdam Melcham vel Escham mulierculam confingenles. INos autem sient in libro, quem sontra llelvidium scripsimns, eonti-netur, fralres Domini, non filios Joseph, sed consobrinos Salvaloris, Maria; liberos Intelligimus malerlerse Domini quEB esse dicitur maler Jacobi minoris et Joseph et Jnda? quos in alio Evangelii loco fratres Domini legimus ap-pellatos. Fratres autem consobrinos diei, omnis Scriptura demonstrat.

-ocr page 65-

— 61 —

verklaarde daaromtrent uitdrukkelyk aan Hel-vidius: «Gij zegt, dat Maria geen maagd gebleven is; ik ga nog verder en zeg, dat zelfs de H. Joseph is maagd gebleven door Maria, opdat uit een maagdelijk huwelijk, de maagdelijke zoon zou geboren worden. Onmogelijk toch is het in Joseph, den gerechte, eene misdaad te veronderstellen als de echtbreuk; en van eene andere vrouw, behalve van Maria, is geen sprake. Voor Maria nogtans, die men in alles voor zijne vrouw hield, was hij eerder bewaarder dan man; en dus vólgt hieruit, dat met Maria ook hij maagd is gebleven, die verdiend heeft Vader des Heeren genoemd te worden. » 1)

De grootste heiligen en godgeleerden hebben aan deze woorden recht laten wedervaren. En geen wonder! Jesus beminde de zuiverheid zoo zeer, dat Hjj zich niet alleen, door een wonder zijner almacht, tot Moeder verkoos eene Maagd, die maagd zou blijven; maar zelfs wilde dat zijn Voorlooper, de H. Jo-

1) S. IIieronymüs , lib. de perpetua virginitate B. Maria;. Tom. 2.3. Col. 203. Tu dicis Mariam virginem non permansisse: ego milii plus vindico, etiam ipsum Joseph virginem fuisse per Mariam, ut ex virginali eoujugio virgo filius nasceretur. Si eniin in virum sanctum fornicalio non cadit, et alium eum uxorem liabuisse non scribitur; Maris autem, quam pulatus est habuisse, custos potius fuit, quam maritus : relinquitur, virginem eum mansisse cum Maria, qui pater Domini meruit appellari.

-ocr page 66-

— 62 —

annes, maagd zou wezen. Toen het uur was aangebroken, dat Hij zyne Moeder hier op aarde zou achterlaten, beval Hij haar, hoewel reeds bejaard, ter verzorging aan den maag-delyken Joannes. Zou dus diezelfde Jesus, vraagt hier Gerson met den Gz. Canisius 1), niet tot bruidegom van Maria verkozen hebben, een man, die tevens maagd was, en maagd bij uitstekendheid? Dertig jaren toch moest hij haar bewaren en met haar wonen, toen zij noch jeugdig was. 2)

En Jesus? Zou Hij zich gewaardigd hebben den H. Joseph tot voedstervader te kiezen, in zijne armen te worden gedragen, onophoudelijk met hem om te gaan, indien Joseph vroeger gehuwd ware geweest?

Het is om wille van dien verheven graad van kuischheid, dat de H. Joseph steeds als een bijzonder patroon dier heilige deugd werd aangeroepen. Duizende hebben reeds het krachtdadige van zijnen bijstand mogen ondervinden. Ik kan mijnen lezer hierom niet genoeg aanbevelen om dikwijls, en vooral in oogen-blikken van gevaar tot den kuischen bruidegom van Maria te vluchten, en zijnen machtigen naam niet te scheiden van de zoete namen van Jesus en Maria.

-ocr page 67-

VIERDE HOOFDSTUK.

HET HUWELIJK VAN DEN IT. JOSEPH 1).

Het. is boven allen twijfel verheven, dat er een waarachtig huwelijk bestond tusschen de Moeder Gods en den voedstervader van Jesus. Zoo lezen wij in het Evangelie: « en Jacob teelde Joseph den man van Maria, uit welke geboren is Jesus, die Christus genoemd wordt» 2). En verder: « Joseph nu, uit den slaap opgestaan zijnde, deed zoo als de engel des Ileeren hein bevolen had, en nam zijne vrouw tot zich» 3)#

Wij lezen ook dat de Joden den Zaligmaker beschouwden als den zoon van Joseph, den timmerman: «Van waar heeft deze die wys-heid en die krachten? Is deze niet de zoon van den timmerman?» 4). «Is deze niet Jesus, de zoon van Joseph?» 5). En de geleerde Estiusö), merkt te recht op, dat die meening der Joden, omtrent het vaderschap van den

1) Cfr. Bencd. XIV, lt;lo Desj). 15. M. V.

2) Matth. I, 16.

3) Matth. I, 24.

4) Mallli. XIII, 54, 55.

5) Jonnn. VI, 42.

0) In 4 sciitent. Disp. XXX, § G.

-ocr page 68-

— 64 —

H. Joseph, hoewel valsch, toch voortkwam uit hunne overtuiging, dat er een waar huwelijk tusschen Joseph en Maria bestond; anders hadden zij Jesus zeer zeker de schande zijner geboorte verweten.

De gelofte van zuiverheid, door de Moeder Gods afgelegd, was voor haar geen beletsel om dit huwelijk aan te gaan, daar zij slechts op bijzondere ingeving van God te werk ging. «De zalige Maagd,» zegt de H. Thomas, «werd, vóór dat zij het huwelijk met Joseph aanging, van Godswege verzekerd, dat ook Joseph voornemens was zijne maagdelijke zuiverheid te bewaren; en daarom stelde zij zich, door te huwen, geenszins bloot aan het gevaar hare gelofte te schenden » 1). — « Wel is het over 't algemeen waar, dat de vrouw, die zich door gelofte van zuiverheid aan God heeft toegewijd, het recht over zich zelve niet meer aan een man mag afstaan door het huwelijk; doch in het bijzonder geval,» zegt Benedic-tus XIV, «dat ook de bruidegom besloten is, voor altijd in maagdelyke zuiverheid te leven, en dit van Godswege verzekerd wordt; in dat geval houdt het ongeoorloofde op; en dat had

1) D. Thomas in 4 sentent. Dist. XXX. qii. 2, art. 1, quaestiunc. 2, ad 2m. Diccndum, quod Beata Virgo an-tequam conlraheret cum Joseph, fuit certificata divinitus quod Joseph in simili proposito erat; et ideo non se coinmisit periculo nubens.

-ocr page 69-

— 65 —

zeker plaats bij het huwelijk der zalige Maagd met den H. Joseph. » 1)

Maria was dan door God zeiven gerust gesteld omtrent liare heilige gelofte, alvorens zij met den H Joseph het huwelijk aanging; en dat wel, omdat die heilige bruidegom met dezelfde gevoelens bezield was 2). Van daar de meening van Suarez 3) en anderen, dat de H. Joseph even als Maria zyne zuiverheid plechtig aan God toewijdde. Niet als of hij eerst nu die gelofte deed: — men mag veilig aannemen, met den II. Franciscus van Sales 4), dat hij zich reeds vroegtijdig aan God had toegeheiligd; — maar alleen, dat hij, even als Maria en met haar, dat offer plechtig hernieuwde.

1) I5f,ned. XIV. üe festo Desp. n0 12. Goneralim enim verissimum est, ncfas esse, corporis, quod Deo per virgi-nitalis votum fosmina consecraverit, matrimonium ineimdo potcstalem viro dare; sed ininiine id verum est in hoe singulari easu, in quo qui virginitatem vovit, divinitus cognovit, alteri conjugi jam certum esse virginitatem per-petuo colere, ut plane contigit in conjugio B. Virginis cum S. Joseph.

2) SiUREz. Disp. VII, sect. I, nquot; 9. Eadem autem re-vclalione intellexit B. Virgo suum sponsum libenter in peipetuam virginitatem luisse eonsensurungt;, nullumque delrimentum perfeetioni sua; virginitatis allaturum.

3) Suarez. Disp. VIII, sect. 1, n* 8. Nam in matrimonio virginitatem vovit.....

4) Entretiens. Entret. XIX.

-ocr page 70-

- 66 —

Dat die gelofte het huwelijk niet in den weg stond maar het veeleer veredelde, wordt ons voortreffelijk verklaard door den H. Kerkvader Augustinus; «Verre van ons te gelooven dat de huwelijksband gebroken wordt door hen, die het door onderlinge toestemming goedvinden zich voor immer te onthouden I Integendeel zal die band des te hechter zijn, naar mate de gehuwden zulkdanige verbintenissen met elkander aangaan, welke Juist daarom grootere liefde en eensgezindheid veronderstellen; daar zij niet vervuld worden door zingenot maar door de liefde van het hart. Want niet te vergeefs sprak de engel tot Joseph: (^Wees niet beschroomd Maria uwe huisvrouw tot u te nemen. » (Matth. 1. 20.) Vrouw wordt zij genoemd krachtens het eerstgegeven trouw woord, zy, die hij nog niet bekend had, noch ooit bekennen zou. Al heeft dan zulks tusschen hen niet plaats gehad en al zou zulks nooit plaats hebben, de benaming van vrouw hield daarom niet op en was ook niet een ijdel woord. Trouwens die maagd was juist daarom op meer heilige en wondervolle wijze hoogst liefelijk aan Joseph, omdat zij, ofschoon vruchtbaar geworden zonder toedoen van eenig man, zoo dat het kind van haar alleen was, toch zijne trouwe echtgenoote bleef, 't Is hierom, dat de beide ouders van Christus een trouw huwelijks-paar mochten genoemd worden; niet alleen die moeder, maar ook zijn vader, als zijnde de

-ocr page 71-

— 67 —

echtgenoot zijner moeder; beiden verdienen dien naam uit het standpunt des gemoeds, niet uit dat des vleesches beschouwd. Maar hetzy gij genen vader noemt naar den geest alleen; hetzij gij deze zijne moeder noemt naar den geest en het vleesch tevens, in alle geval zij zijn slechts zijne ouders onder het opzicht zijner nederige, en niet zijner verhevene natuur; onder het opzicht van zijne zwakheid, niet van zijne godheid. Immers het evangelie liegt niet waar het zegt: « En zijn vader en zijne moeder waren verwonderd over hetgeen van Hem gezegd werd.» En elders: «En zijne ouders gingen elk jaar naar Jerusalem. » En iets verder: «En zijne moeder zeide totllem: Zoon, waarom hebt Gij ons zoo gedaan? Zie, uw vader en ik zochten U met smarte.» 1)

1) De nuptiis cl concup. lib I. cap. XI. Tom. 44, col. 420. Qiiibus vero placuerit ev consensu, ab usu carnalis concupiscentiie in perpetumn continere, absit ut inter illos vinculum conjugale rumpatur; imo finuius crit, qno magis ea pacta secum inierinl, qua; charius concordiusquc servanda sunt, non voluplariis nexibus corporum, sed voluntaiüs affectibus animoium. Ncque eniiu fallaciter ab angelo dictum est ad Joseph „Noli limcre accipere Mariam conjugem tuamquot; (Matth. I, 20). Conjux vocatur cx prima fide desponsationis, quani concubitu nee cognoverat, nee fuerat cogniturns: nee perierat, nee mendax manserat conjugis appellatio ubi nee fuerat, nee futura erat earnis ulla comniixtio. Erat quippe illa virgo ideo et sanctius

-ocr page 72-

— 68 -

En dus, besluit Augustinus: «Alle huwe-lijksbestanddeelen zyn in het huwelijk van Christus' ouders terug te vinden: de huwelijksvrucht, de huwelijkstrouw, de huwelijksband. De huwelijksvrucht, wij kennen ze, 't is Christus onze Heer, (wat wij in het zesde hoofdstuk breedvoerig zien zullen); de huwelijkstrouw, daar hier geen overspel heeft plaats gehad: de huwelijksband, daar er geene echtscheiding bestaan heeft.»

Voorwaar een bewonderenswaardig huwelijk 1 «Een schouwspel,» roept Bossuetuit, «waar-by geheel de natuur verstomt! Een hemelsch huwelijk door de Voorzienigheid bestemd, om

et mirabilius jucunda suo viro, quia etiam foBcunda sine viro, piole dispar, fide cotnpar. Prepter quod fidele con-Jugium parentes Clnisti voeare ambo meruerunt, et non solum ilia maler, vernm etiam ille pater ejus, sicut con-jux matris ejus, utrumque niente, non carne. Sive tarnen ille pater sola meute, sive lila mater et carne, parentes tamen ambo humilitatis ejus, non sublimifatis; infirmitatis. non divinitatis. Neque enini mentilur Evangelium, ubi legitur: „Et eraut paler ejus et mater mirantes super lus qua; dicebantur de illo.quot; Et alio loco: „Et ibant parentes ejus per omnes annos in Jerusalem.quot; Item paulo post „El dixit mater ejus ad ilium: Fili, quid fecisli nobis sic? Ecce pater tuus et ego dolentes qiixrebamus te.quot; .... Omne itaque nuptiarum bonum inipletum esl in illis parenlibus Chrisli; proles, fides, sacramentum. 1'rolein cognoscirnus ipsum Dominum Jesum: fidem, quia nullum adulteriuin: sacramentum, quia nullum divorlium.

-ocr page 73-

— egde maagdelijkheid te beschermen en daardoor Jesus Christus aan de wereld te schenken! En inderdaad, » zoo gaat de groote redenaar voort, terwijl hij den H. Augustinus tot leidsman neemt, «in het huwelijk van den H. Joseph vindt men dat heilig verbond, waardoor zij zich wederkeerig het recht over zich zeiven afstaan; en in dat waarachtig huwelijk bewondert men den triomf der maagdelijke kuisch-heid! Maria immers behoort aan Joseph, en Joseph behoort aan Maria, en wel zóó, dat hun huwelijk zeer waarachtig is door het recht, dat zij elkander geschonken hebben. Maar op welke wijze hebben zij zich geschonken? Zuiverheid, ziehier uw triomf! Zij geven elkander wederzijds hunne maagdelijke zuiverheid; en het is op dien maagdom, dat zij wederkeerig hun recht aan elkander afstaan. Welk recht? Het recht om elkander dien schat te bewaren. Ja, Maria heeft het recht Joseph's zuiverheid te bewaren, Joseph heeft het recht de zuiverheid van Maria te bewaren. Noch de een noch de andere kan in dit punt beschikken, en al de getrouwheid vain dit huwelijk bestaat in de bewaring der maagdelijkheid; ziedaar de beloften die hen vereenigen, ziedaar het verdrag waardoor zij gebonden zijn. Het zijn twee maag-delijkheden, die zich vereenigen, om elkander eeuwig te bewaren, door de kuische overeenstemming van zuivere begeerten; en het is mij, als zag ik twee sterren, die alleen daardoor

-ocr page 74-

— 70 —

in verbinding treden, omdat hare kleuren zich aanvullen.» 1)

Maar waarom dan wilde God een huwelijk, waarbij twee maagden zich vereenigen, om eeuwig maagd te blijven? Gewichtige vraag! Bijna alle HH. Vaders vroegen zich hetzelfde af. Het zij mij geoorloofd hier eenigzlns wijd-loopiger te zijn dan naar gewoonte, én omdat de overlevering mij meer stof aanbiedt, én omdat dit punt zoo zeer strekt tot verheerlijking van den II. Joseph.

De H. Thomas vat alles, wat de overlevering daaromtrent zegt, samen, en leert ons, waarom het betaamde, dat de Zoon van God het vleesch aannam in eene maagd, die een huwelijk had aangegaan. Er bestonden gewichtige redenen van den kant van Jesus, zoowel als van den kant van Maria en van ons menschen 2).

1) 1quot; Panégyr. de S. Jos. 1 Point. — Bossuet zinspcell hier waarschijnlijk op het feit, dat de dubbelster u t twee sterren bestaat, wier kleuren somtijds, hoewel verschillend, elkander aanvullen, en zóu slechts écne ster schijnen.

2) D. Thomas. III. qu. 29, a. 1, in corp.— Jligne 18il. Dicendum quod conveniens fuit Christum de desponsata Virgine nasci, turn propter ipsum, turn propter matrem, tuin etiam propter nos. Propter ipsum quidem Christum quadruplici ratione. Primo quidem ne ab infidelibus tam-quam illegitime natus abjiceretur. Secundo ut consueto modo ejus genealogia per virum describeretur. Uiide dicil Ambrosius super Luc. cap. III. sup. illud: El ipse Jesus

-ocr page 75-

I

- 71 -

Christus was waarachtig mcnsch, zoowel als Hij waarachtig God was; en even gelijk Hij soms zijne godheid door wonderen toonde, zoo bewees Hy ook meestal zyne menschheid door zich geheel als mcnsch te gedragen Het was daarom betamelijk, dat Hij uit eene gehuwde maagd geboren wierde. Als onwettig kind geboren te zijn, wordt voor eene onuit-wischbare schande gehouden; en toch die schande zou op Jesus' naam gekleefd hebben,

erat, etc. „qui in saeculmn venit, sïcculi dcbuit more dcscribi. Viri aulem persona quajritur, qui in senatu el reliquis cnriis civitatum generis asserit dignitatem. Con-suetudo etiam nos instruit srripturarum, qua; semper viri originem qnajrit.quot; Tertio, ad tutelam pueri nati, ne diabolus contra eum veheinenlius nociimcnta procuraret.... Quarto ut a Josepli nutriretur: unde et pater ejus dictus est quasi nutrltius. Fuit etiam conveniens ex parte Virginis. 1'rimo qnidem, quia per hoe redditnr immunis a poena, ne scilicet lapidaretur a Judccis lamquam adulter a, ut llieronyinus dlcit sup. Matth. cap. I. Secundo, ut per boe ab inl'amia liberaretur.... Tertio, ut ei a Joseph ministerium exhiberetur.... Ex parte etiam nostra hoe luit conveniens. Primo qnidem, quia testiinonio Joseph comprobatum est

Christum ex virgine natum..... Secundo, quia ipsa verba

virginis matris magis credibilia redduntur suam virginila-lem asserentis.... Tertio, ut tolleretur excusatio virginibus,

qus propter suam incautelam non vitant infamiam.....

Qtiarlo, quia per hoe signillcatur universa ecclesia..... Po-

test eliam et qninta ratio esse quod mater Domini fuil desponsata et virgo, quia in persona ipsius et virginitas et matrimonium honoratur contra lutrelicos alleri horum (letrahenles.

-ocr page 76-

— 72 —

ware Hij algemeen als onwettig beschouwd geworden. De Joden, die Hem reeds zoo dikwijls lasterden, zouden Hem in dat geval met smaad en schande overladen hebben; en zeker, in het oog der wereld, niet zonder reden. Daarenboven vraagt de H. Ambrosius 1): « met welk recht had Hij kunnen zeggen:» «Meent niet, dat ik gekomen ben, om de wet of de Profeten af te schaffen» 2) indien Hij ook slechts den schijn had willen aannemen, van door eene overtreding der wet ter wereld te » zijn gekomen ? «Om dus Christus voor die schande te vrijwaren, moest de Maagd, uit welke Hij zou geboren worden, gehuwd wezen.

Volgens den H. Martelaar Ignatius 3) wilde God zulks ook, opdat de geboorte des Zaligmakers voor den duivel verborgen zou blijven. De duivel wist zeer goed uit den profeet Isaias 4), dat de Maagd zou bevrucht worden en eenen zoon baren, wiens naam Emmanuel, of God-met-ons, zou wezen. Ware nu de allerheiligste Maagd buiten het huwelijk bevrucht geworden, dan werd het den duivel bekend,

1) S. Ambrosius in Luc. I. 2C, 27. Tom. 15, Col. 1553. Quemadmodnm autem ipse diceret: Non veni legem solvere, sed adimplere (Matth. V. 18); si videretur cojpisse a Legis injuria, cum partus innupta; lege damnetur (Deut. XXIII, 17)?

2) Matth. V. 17.

3) S. Hicron. in Matth. I, IS. Tom. 2G, col. 21. i) Isaias VII. 11.

-ocr page 77-

— 73 —

dat eene maagd ontvangen en gebaard had; immers (zóó zou hij redeneeren) zij heeft ontvangen buiten het huwelijk, en dat wel zonder tegen de kuischheid te zondigen, dit toch ware mij, die de oorzaak dier zonde ben, niet verborgen gebleven; zij heeft dus ontvangen van den H. Geest 1). Doch nu Maria gehuwd was, werd daardoor het wondervolle van de geboorte des Zaligmakers aan zijne aandacht onttrokken. «Maar hoe!» roept de H. Bernardus uit, «kon dan God niet, in zijne almacht, door een openbaar wonder, of door een buitengewoon tee-ken, de onschuld der Moeder, en de oer van haar kind, boven alle verdenking stellen? Moest Hij tot zulk een middel zijne toevlucht nemen? Volstrekt niet, «antwoordt die H. Vader» ; maar zou God het den menschen openbaren , dan kon het ook den duivel niet verborgen blijven. En toch dit verlangde God; niet, als vreesde Hij, dat de duivel zijn plan zou verijdelen, bijaldien Hij het openlijk doorzette'; maar omdat Hij, die niet alleen met macht, doch ook met wysheid, alles, wat Hij wil, uitvoert, en daarom in al zijne werken, om de schoonheid der orde, zekere betrekkingen van tijd en dingen in het oog houdt, ook in het groote werk onzer verlossing, niet alleen zijne macht, maar tevens zijne wijsheid wilde toonen. God had dus zeker op eene andere

1) Eslius in i scnlenl. Dist. XXX, § 7.

-ocr page 78-

— 74 —

wijze, naar goeddunken, dat werk hunnen voltrekken; doch Hij wilde, in zijne oneindige wijsheid, den mensch verlossen in diezelfde orde, volgens welke de mensch door den duivel in het ongeluk gestort was. Even als nu de duivel eerst Eva verleidde, en vervolgens, door de verleiding der vrouw, Adam overwon, zoo ook zou hij nu eerst in eene vrouw, die maagd was, bedrogen worden, om daarna door den man, Christus, volkomen te worden verslagen. » 1)

Eindelijk Jesus zou ter wereld komen als een zwak en hulpbehoevend kind, onderworpen aan al de menschelijke ellende: want voor onze zonden wilde Hij voldoen, en daarom heeft Hij waarlijk onze zwakheden op zich genomen, en onze smarten, het gevolg der zonde, gedragen. Doch ook daarom was het

1) S. Bernardus. Hom. II. Sup. Missus. Tom. 183, col. 67. Sed nonne poterat, inquis, Deus apertum aliquod ostendere signum, quo videlicet fieret ut ejus nee ortus infamaretur, nee mater criminaretur? Poterat utique; sed non poterat latere daBmoi-^s, quod scirent homines. Oporlebnt autem a principe mundi aliquandiu celari divini consilii sacra-mentum: non quod Deus, si palam opus suum facere vellet, impediri posse ab illo metueret; sed quia ipse, qui non solum potenter sed etiam sapienter qusecumque voluit fecit, sicut in omnibus operibus suis quasdam reruni vel temporum congmentias propter ordinis pulchritudinem servare consuevit, ita in hoe quoque tam magnifico opere suo, nostra; videlicet reparationis, non tantum potentiam

-ocr page 79-

— 75 —

noodig, dat Maria een huwelijk had aangegaan. Jesus toch kwam als wees ter wereld, zonder vader « sine patre n, gelijk de Apostel Paulus zegt 1); wel had Hij een Vader in den hemel; maar zie, hoe die hemelsche Vader Hem verlaat! Het is, als^kende God de Vader zijn Zoon niet meer. Éénmaal zal Jesus, hangende aan het kruis, zich daarover beklagen, wanneer Hy, Hem zijn God en niet zijn vader noemende, zeggen zal: « mijn God ! mijn God! waarom hebt gij mij verlaten » ? 2) Doch wat Hij slechts éénmaal en bij zijn sterven zeide, dat had Hij reeds bij zijne geboorte hunnen zeggen, wijl zijn Vader Hem van het eerste oogenblik af aan de ellenden, aan de vervolgingen prijs gaf. Wie nu zou voor Christus zorgen, als de H. Maagd Maria geen huwelijk hadde aangegaan? Het betaamde dan, om aan Christus een voedstervader te schenken, dat Joseph de man was van Maria,

Bestonden echter zoo vele redenen van den kant van Christus; ook om wille der godde-

suam, scd et prudentinm ostendcre voluit. Et quamquam illud alilcr, quomodo vellet, perficere poluisset, placuit ei tarnen eo potius et modo, et ordine hominem sibi re-conciliare, quo noverat cecidisse; ut, sicut diabolus prius seduxit foeminam, et postmodum virum per foBminam vicit, ita prius a foDmina virgine seduceretur, et post a viro Christo aperte debcllaretur.

1) llebr. VII, 3.

2) Malth. XXVII, 46.

-ocr page 80-

- 76 —

lijke Moedermaagd was dit huwelijk hoogst betamelijk. Volgens de wet 1) moest de vrouw, die overtuigd werd, hare maagdelijke zuiverheid vóór het huwelijk, door de zonde te hebben verloren, buiten het huis haars vaders geworpen en gosteenigd worden. Maria zou dus ongetwijfeld die straf ondergaan hebben, ware zij niet gehuwd geweest. Doch ook in geval, dat zij van die straf verschoond gebleven ware, moest zij een man hebben, opdat de schande van zulke zonde op haar niet kleven zou. Liever duldde Christus, dat sommigen zouden twijfelen aan zijne wonderbare geboorte, dan dat de zuiverheid zijner Moeder twijfelachtig zou voorkomen. Hij kende voorzeker het teedere dier deugd, en wist maar al te wel, dat met betrekking tot een kuisch leven, de goede naam zeer gemakkelijk gekrenkt wordt. Hij begreep de waarheid zijner geboorte niet te moeten bewijzen, met den schijn dier oneer, zelfs voor korten tijd, in zijne Moeder te dulden. 2)

Buitendien had God al de moeielijkheden voorzien, waarmede de Moeder Gods te kam-

1) Denier. XXII, 23, 21.

2) S. Amhrosius 1. c. Maluil antem Doniimis aliquos de suo orlu quam de matris pudore diibilare ; sciebat enim teneram esse virginis verecundiam, et lubrieam famam pudoris : nee putavil ortus sui fidern matris injuriis ad-struendam.

-ocr page 81-

— 77 —

pen zou hebben, moeielijklieden zoo groot, dat het haar, menschelijker wijze gesproken, onmogelijk zijn zou, alléén haar kind op te voeden en tegen alle gevaar te behoeden. Daarom dus moest zij in het huwelijk treden; daarom werd Joseph haar als man gegeven, opdat zij van hem hulp en bijstand ontvangen zou in de vele moeielijklieden en gevaren, aan de opvoeding van het kindje Jesus verbonden. 1)

Het is om ons menschen, dat het Woord is vleesch geworden, en onder ons gewoond heeft; om ons menschen te verlossen, werd hij als kind geboren; voor ons was iedere gedachte, ieder woord, ieder werk van geheel zijn leven; niets is in Jesus, of het beantwoordt aan dat ééne doel; en van daar dat God alles, wat op Hem betrekking heeft, gewild heeft om onzentwille. Geen wonder dan, dat de UIL Vaders ook van de zijde der menschen redenen van betamelijkheid vinden, waarom de Moeder van Jesus, die altijd Maagd zou blijven, eventwel gehuwd moest wezen.

Dezelfde reden, zeggen zij, waarom God den twijfel toeliet in zynen Apostel, den H. Thomas, dezelfde reden bestaat ook voor het huwelijk der H. Maagd, slechts met dit onderscheid: in het eerste geval was het enkel Gods toelating,

1) S. IIieronymüs in Matth. I, 18. Tom. 26, col. 24. Ut in jEgyptum fiigiens, haberct solatium mariti.

-ocr page 82-

-IS —

daar hij den twijfel zeker niet kon willen; in het tweede echter was het zijn wil, omdat het huwelijk van Maria, onder geen enkel opzicht, eene onvolmaaktheid was. Gelijk de H. Thomas, een Apostel van Jesus, door zijn twijfel aan de verrijzenis des Zaligmakers, een onloochenbare getuige zou worden voor de waarheid van dat geloofspunt; zoo zou de H. Joseph, als man van Maria, door zijn twijfel omtrent haar, de geloofwaardigste getuige zijn harer maagdelijke zuiverheid. Thomas, die niet ge-looven wil, dan wanneer hij zal zien en voelen, die slechts na een ernstig onderzoek voor de waarheid zal getuigen, dwingt ons het onloochenbare der verrijzenis van Jesus met hem te belijden; maar ook Joseph, beangst, als hij ziet, dat Maria ontvangen heeft, besloten haar te verlaten, zoo hij niet overtuigd wordt van hare onschuld, is ons, door zijne toestemming in het woord des Engels, een getuige boven allen twijfel verheven!

En hoeveel meer schittert niet de geloofwaardigheid van Maria! Hare eigene bekentenis kon nu niet de minste achterdocht verwekken. Hadde zij als maagd ontvangen buiten het huwelijk, men had hunnen veronderstellen, dat zij hare

' KJ

schuld trachtte te verbergen door een leugen; doch nu zij gehuwd was, kon niemand haar schuldig wanen: integendeel kinderen zijn de zegen des huwelijks, en de onvruchtbaarheid werd destijds tot schande gerekend. Zij had

-ocr page 83-

— 79 -

er dus in het oog der wereld geen belang by het tegendeel te verklaren; of althans van die zijde kon niet de minste twijfel omtrent hare waarheidsliefde blijven bestaan.

Bovendien, zegt de H. Ambrosius, 1) wilde God verhoeden, dat ooit zijne maagdelijke Moeder tot voorwendsel genomen wierd door zulke maagden, welke in een zoo teer punt, als de heilige kuischheid, genoodzaakt zijn haren goeden naam te verdedigen. Of zou het betamelijk zijn, dat zij, wier lichtzinnigheid aanleiding geeft lot verdenking harer deugd, zich konden verontschuldigen en zeggen: de heiligste aller maagden, Maria zelve, werd door de menschen verdacht? Zou het betamelijk zijn vooral, dat zij, door dat voorbeeld zich geruststellend, de wereld zouden laten spreken, gelijk men zegt, in plaats van zich op zulke wijze te gedragen, dat niemand ten harer opzichte in eene zoo kiesche zaak, zelfs kwaad vermoeden konde? En ziedaar wat God wilde leeren aan de christelijke maagden, door het huwelijk van Maria.

Ook moest Maria ons allen tot voorbeeld strekken. De zuiverheid der maagd en de vruchtbaarheid der moeder maakten ha.ar tot

1) S. Ambkosius I. c.....Nee decuit sinistra virginibus

opinione viventibus velamen excusalionis relinqui, quod infamata matei' quoque Domini videretur.

-ocr page 84-

- 80 -

het volmaaktst en levend beeld der Kerk 1), die, maagd en moeder zijnde, als zoodanig in ons allen, als in hare ledematen, leven moet. De H. Kerk is maagd en tevens bruid van Jesus Christus. Zij baart Hem kinderen ten eeuwigen leven: «want ik heb u,x- zegt Pau-lus tot de kerk van Corinthe, « aan éénen man verloofd, om u als eene reine, eene ongeschonden maagd aan Christus uwen bruidegom voor te stellen » 2). Maar ook ieder christen moet, in zekeren zin, en maagd zijn door de innige vereeniging met Christus, het hoofd der Kerk, én tevens vruchtbaar in goede werken ter zaligheid. Wie waren bijv. de grootste heiligen in de Kerk? Wie de grootste missionarissen, de grootste ordestichters? Zij waren het, die, volgens Maria's voorbeeld, op het innigst met Jesus verbonden waren door de genade en ook daarom, zoowel voor zichzelven als voor anderen , de rijkste vruchten ter eeuwige zaligheid voortbrachten 3).

1) S. AuGusirtNus lib. de sancta virginitate, Cap. 11. Tom. 40, col. 397. Cum ipsa igitur universa Ecclesia virgo sit desponsata uni viro Christo , sicut dicil Aposlolus H. Cor. XI, 2.

2) II ad Cor. XI, 2.

3) Het doel, wat ik mij voorstelde, gedoogt niet dat ik langer bij deze verhevene gedachte verwijle. De H. Thomas drukt /e met een enkel woord uit; wie echter daaromlrent meer verlangen zou, leze het meester-

-ocr page 85-

— 81 -

Eindelijk, zegt de H. Thomas, kan men hier bijvoegen: God heeft, ook ten opzichte van ons menschen, het huwelijk van Maria gewild, opdat wij door haar voorbeeld zouden leeren, dat het huwelijk, zoowel als de maagdelijke staat heilig is; en dus, opdat in haar reeds bij voorbaat de ketters zouden veroordeeld zijn, die of den echtelijken, of den maagdelijken staat zouden aanranden.

Van daar dat een godvruchtig schrijver 1), verschillende beweegredenen samenvattend, te recht aanmerkt: God wilde dit huwelijk, omdat Maria de tweede Eva wezen moest, de moeder van alle levenden. Allen moesten ze dus in Maria een voorbeeld ter navolging vinden ; en zie, door het maagdelijk hmvelijk met den II. Joseph, dien zij overleefde, werd Maria een voorbeeld voor alle standen: voor de uitverkorenen, die hunne maagdelijke zuiverheid aan God toewijden, voor de gehuwden en voor hen, die in den weduwstaat leven.

Verheven is de bemerking van den H. Augus-

stuk van den onslerielijken Hooglccraar Broere „Maria.quot; De Katlioliek. Deel XXVII.

1) Trosibelli. Hist. Mariana. Dissert. X, quspst. 5* eap. I, n0 9. (Migne Summa aurea de laud. B. M. V. Toni. I. col. 3S8.) Ut Virgo Maria, et piicllis innupta et inulie-ribus nupla, et deinceps Josepho destituta, eximia prae-beret viduis virtutum exempla.

-ocr page 86-

— 82 —

tinus 1), welke ik nog ten slotte hier bijvoeg. God wilde dit huwelijk, zegt die groote kerkleeraar, om den geloovigen, die gehuwd zijn, te leeren, dat een huwelijk bestaan en een waar huwelijk zijn kan, zelfs als beide echt-genooten de gelofte der heilige kuiscliheid onderhouden. De maagdelijke zuiverheid, tot dan toe den gehuwden geheel en al onbekend, de maagdelijke zuiverheid in het huwelijk, moest door het heiligst paar, dat ooit zou bestaan, den menschen geleerd worden. Wij bewonderen dan ook in de catholieke Kerk die heldhaftige deugd: wij zien eene II. Cecilia met haren gemaal Valerianus; eene Cunegundis met Hen-ricus; eene Delphina met Elzear; eene Pul-cheria met Marcianus in maagdelijke zuiverheid leven, als zoo vele parels, die de heiligheid der ééne ware Kerk met meer luister doen stralen! Voorbeelden voorzeker, die niet door allen kunnen of mogen gevolgd worden, doch die aller bewondering in den hoogsten graad verdienen.

Heb ik mij lang opgehouden bij dit heilig huwelijk, dan was het vooral, omdat deszelfs gevolgen gelijk wij in den loop zijns levens zien zuilen ^ zoo groot zijn voor den H. Joseph,

1) S. Augustinus lib. II, de consensu Evang. Cap. I. Tom. 31. Col. 1071. Iloc enim exemplo inagnifice insi-nuatur fidelibus conjngalis, cliam servata pari consensu continentia posse permanere vocarique conjugium.

-ocr page 87-

Dit hoofdstuk mag ik echter niet sluiten zonder te wijzen op de waardigheid van hem, die de man van Maria genoemd wordt en inderdaad is 1).

De man is het hoofd der vrouw 2); daarom ook moeten de vrouwen aan hare mannen onderdanig zijn, gelijk Sara aan Abraham gehoorzaam was, hem fteer noemende 3). Joseph is dus het hoofd, de heer van Maria. God zelf kent hem die rechten toe: hem wordt opgelegd het goddelijk kind een naam te geven 4); hij wordt door de engelen onderricht, zoo dikwijls God iets verlangt, wat de H. Familie betreft; door hem is het, dat Maria den wil van God

1) Suarez. Disp. VIII, scct. I, n0 5. B. Joseph aliquo modo fuit caput et superior Virginis, et Christi. ut hominis. Primum palet, quia, teste Apostolo, I ad Cor. XI, 3. Caput mulieris tir. Propier quod Petrus, I. Can. Cap. Ill, 1, 6. praeipit vt mulieres suhdilce sint viris suis, afferens exem-pluui Sar®, qua; Abraha; obediebat, euinque dominuin suum vocabat, Gen. XVIII; ergo et B. Virgo agnoscebat et reverebalur sponsum suum tamquam virum et caput

suum..... Ad ilium enim fainili» gubernatio pertinebat.

Unde quando aliquid hujusinodi agendum erat ex divino instinctu, illi üebat revelatio, ut patet de fuga in yEgyptum, et de reditu ex yEgypto; unde etiam impositio nominis Jesu illi injuncta est, Matth. I, 21 ef vocabis nomen ejus Jesum.

2) I. Cor. XI. 3.

3) I. Petr. Ill, 1, 6.

4) Matth. I, 21.

-ocr page 88-

- 84 -

verneemt; aan hem, dat ze in alles onderdanig is. En wie nu is er, die, Maria's grootheid beschouwend, niet vol bewondering staart op de verheven waardigheid van den 11. Joseph? Welk schepsel is zoo verheven, na de mensch-heid van Jesus Clirisfus, als Maria? God kon in zijne almacht duizende werelden voortbrengen, die de onze in schoonheid duizendmaal overtreffen; doch een zuiver sciiepsel vormen, inniger met God vereenigd; verhevener in waardigheid dan de Moeder van God, dat kon God niet. En nu, van dat verheven wezen, van dat pronkjuweel der schepping, van die zoo na aan God grenzende grootheid, is Joseph het hoofd, de heer, in één woord: dc man. Van haar kind, van Gods Zoon, wordt hij de vader genoemd; van dat goddelijk huisgezin is hij tot lieer en vorst gesteld! Hoe schoon zingt dus niet de heilige Kerk 1): «Joseph, sieraad der hemellingen, zekere hoop onzes levens en behoud der wereld, ontvanjr

' o

goedgunstig den lof, dien wij verheugd u toezingen.

«U heeft de schepper aller dingen gesteld tot bruidegom der kuisclie maaird; Hij heeft gewild, dat gij de vader van het Woord zoudt genoemd worden: u heeft hij gegeven als bewerker des heils.

1) Brcv. Kom. in festo S. Joseph. XIX Mart. ad Jlatul.

-ocr page 89-

«Den Verlosser, dien de profeten zoo lang voorspeld hadden, aanschouwt gy in heilige vreugde, in een stal gelegen; en nederig aanbidt gij den als miïnsch geboren God.

«De Koning, der koningen God, de Beheer-scher van het heelal, op wiens wenk de hellemacht beeft; wien de hemelen nedergebogen dienen. Hij onderwerpt zich aan u.»

BEMERKING.

Misschien baart het bij sommigen eenig opzien, dat ik hoegenaamd niet gewaag van Joseph staf, die ter,' teeken zijner uitverkiezing zou gebloeid hebben. Ludolph van Saxen I) verhaalt die gescliiedenis op de volgende wijze.

1) Ludolph. Snxonius. — In vitam Cliristi, Cap. 111. Itaijiie sic usque ad annum XIV pervenit Maria. Tune Pontifex publice denunliavit, ut virgines, qua; in leuiplo constituta' liane aetatem implevissent, domum revertereutur ae nuptiis operam darent. Cui cum ea;terae prone paruissent, sola Virgo Maria hoc se facere non posse respondit. Siquidem et parentes suos se dixit Domini servitio inan-cipasse et insuper se ipsani Domino virginitatem vovisse. Pontifex igitur in angustia posilus , cum neque contra Scriptnram, quae dicit Vovele el reddile, votum infrin-gendum putaret, neque niorein (ieisti instielum introducere auderet, consilium habuit cum priaioribus, quid esset faciendum; omnibusque in commune placuit, Dorninum super hoc esse consulendum. Et ceteris qtiidem orutioni incumbentibus Pontifex ex more ad consulendum Dotninnm

-ocr page 90-

— 86 —

« Als Maria, de Moeder Gods, veertien jaren oud was, verkondigde de hoogepriester, dat zij en al de jonge dochters van dien ouderdom den tempel zouden verlaten, en naar huis terug keeren, ten einde een huwelijk aan te gaan. Alle gehoorzaamden terstond ; slechts de Maagd Maria verklaarde, dat zij zulks niet doen mocht, wijl zij door hare ouders aan God toegewijd was en zij zelve gelofte van zuiverheid had afgelegd. Toen de hoogepriester zulks vernam, wist hij niet wat te doen. Haar wcqzendcn zou niet overeenkomen met de H. Schrift, die uitdrukkelijk zegt: «schend uwe geloften niet;» en haar in den tempel laten kon hij niet, zonder iets in te voeren tegen de gewoonte des volks. Hij hield daarom raad met de ouderlingen, en allen waren van meening, dat men den Heer moest raadplegen. Terwijl de overigen baden, trad de opperpriester het heilige binnen om God te ondervragen. Terstond klonk eene stem. van het

accessit. Nee mora et ciinctis audientibus de propitiatorii loco vox facta est, Isaia; vaticinio requirendiim esse, cui Virgo eommendari et desponsari deberet; illo scilicet:

Egredietur virga de radice Jesse elc.....Cnnctosqne de

domo et familia David nnplii habiles non conjugatos virgas suas ad altare jussit allaturos. Erat aiilem inter eaHeros homo, nomine Joseph, cui cum virgam suam attulisset ct ipsa illico llorem germinasset atque in ejus cacumine columba de coilo veniens consedisset, liquido omnibus patuit, ipsi Virginem desponsandam fore.

-ocr page 91-

— 87 —

verzoendeksel ten aanhoore van allen, dat men volgens de voorspelling van Isaias: « een spruit zal opschieten uit den wortel van Jesse, » enz., moest onderzoeken, aan wien men haar verloven zou. De opperpriester beval dan, dat ieder huwbaar en ongetrouwd man van David's huis zijnen staf zou brengen voor het altaar. Onder hen bevond zich een man, met name Joseph, wiens staf, zoodra hij hem aanbracht begon te bloeien, terwijl een duif er op kwam zitten. Daardoor zagen allen duidelijk in, dat de Heer hem tot Maria's bruidegom bestemd had. »

Waarom liet ik deze geschiedenis onvermeld? Het was, wijl schrijvers van het hoogste gezag dit feit met stilzwijgen voorbij gaan, hoewel zij overigens alles vermelden, wat slechts eenig-zins betrekking op Maria's huwelijk kan hebben. Suarez, Vasquez, Benedictus XIV kunnen hier voor vele anderen tot getuigen dienen

Anderen gaan verder en verwerpen die geschiedenis uitdrukkelijk; zoo Molanus 1), zoo Billuart 2) zoo de Bollandisten, als zij zeggen: «al het andere, wat door sommigen uit eenige apocrieve schriften van Oosterlingen wordt aangehaald, moet geheel en al als onzeker beschouwd worden. Is het ook al, dat sommige

1) Dc Ilistor. imagiuum. lib. 111. cap. 12.

2) In Supplcinento Tract, dc mystcriis vita; Chiisti. Diss. I. art. 2.

-ocr page 92-

— 88 —

heilige Vaders die legenden niet volstrekt schijnen te verwerpen, 't is geene reden om ze hier over te schrijven, te meer omdat zij niet geheel en al strooken met den tekst van het evangelie. Zulkdanige legende is die van den staf des H. Joseph's, die onder alle staffen van Maria's bloedverwanten even als die van Aaron, zou gebloeid hebben, door welk wonder de priesters des tempels zouden geweten hebben dat Joseph van Gods wege bestemd was om met de allerh. Maagd het huwelijk aan te gaan. De allerh. Maagd, men weet het, wordt door den profeet Isaïas beschreven onder het zinnebeeld van een staf, die zou opgaan uit den wortel van Jesse. Deze staf Maria, welke door een ongehoord wonder de vruchtbaarheid met den maaudom vereenigde, heeft op mirakuleuze wijze gebloeid. Toen nu deze uit kracht der huwelijkswet in het recht en bezit van Joseph was overgegaan, heeft men gemeend (de gelegenheid bood zich immers natuurlijk daartoe aan) eene figuurlijke spreekwijze voor eene afgedane zaak te mogen nemen en aan Joseph een dorren staf te mogen toedichten, die door de goddelijke kracht des H. Geestes zou hebben gebloeid. — Anderen wederom hebben gemeend dat er noodzakelijk een of ander won-derteeken moet hebben plaats gevonden, om Joseph, die afkeerig was van een vleeschelijk huwelijk , aan te zetten Maria tot vrouw te nemen. Maar wij zullen later bewijzen, dat

-ocr page 93-

- 89 —

het aan goddelijke beschikkingen is toe te schrijven, dat geen van beide, wilden zy de wet volbrengen, zich aan het huwelijk onttrekken mocht, zoodat hier geene spraak geweest kan zijn van lot werpen of van vrije verkiezing hetzij voor de H. Maagd, hetzij voor de priesters of Maria's naastbestaan-den.» 1)

1) XIX. Martii § 1, N0 8. Econlra inccrtissima prorsus aestimari dehent, quaccumque pra'tcr jam drcla habent nonimlli ex apocrypliis quibusdam Oricntalium scriptis. ïalia aiiU'in, si sanctornm Patrum aliqni visi simt non omnino rejicerc, non propteiea fuenint hue transcribenda, maxime eum Evangelieo textui non usquequaque sint con-furmia. Quale est illud de S. Joseplii viiga pr® csetcroruin omnium cognalórum virgis, instar Aaronicae illius, fron-dente;quo prodigin cognoverint sacerdotes templi, Virginis beatissimae conjugio ipsum esse pra; omnibus divinitus destinalnm. Nempe bealissima Virgo Maria al) Isaïa pro-plieta describitur sub figiira virga; de radice Jesse egre-dientis, quie inu^itato prodigio foecunditatem jungens virginitati, mirabililer floruit: quie eadem eum malrimonii lege in jus possessionemque Josephi transiisset, data est oecasio loculionem liguratam quasi pro re facta aceipiendi, et aridam virgam trihuendi Josepho , quae divina Spiritus Saniti virtute vinierit. Visum etiam aliquibus et simili aliquo signo opus fuisse, ut alieiuis a nuptiis carnalibus Joseplius uxorem sibi vellet ascissere. Sed nos infra ostensuri sumus divina dispensatione factum fuisse, ut salva legis observantia neutri liceret subterfugere matri-monium; adroque nullum bic vel sorti vel liberie virginis aut sacerdotum afliniumve elcctioni locum fuisse.

6

-ocr page 94-

- 90 -

Dit laatste nu betoogen zij inderdaad eenige bladzyden verder (§. IV,), waar zij volgender wijze redeneeren. Zij bemerken vooreerst, hoe al de IIH. Vaderen, schier met dezelfde woorden aannemen, dat Maria en Joseph uit denzelfden stam afkomstig zijn, waaruit ontegensprekelijk volgt dat beider geslachtslyst dezelfde is. 't Is hierom voldoende, zeggen zy, dat de evangelist de afstamming van Joseph uit het geslacht van David aanwijst, al heeft hij dan ook, als zijnde alleen Jesus' voedstervader, geen aandeel gehad in zijne geboorte. Daardoor zelf trouwens, zeggen zij, is ook Jesus' afstamming van David bewezen. Maria immers, als zijnde eene erfdochter, moest wel volgens de joodsche wet met haar naasten bloedverwant, met Joseph huwen. Want als erfdochter stond Maria algemeen bekend. Anderzijds was het geenszins onbekend wie tot David's geslacht behoorde; daar immers tot aan de regeering van Herodes toe het staatsgebied onafgebroken in die familie had blijven berusten, en de geslachtsregisters , bijzonder dit van David's afstammelingen nauwkeurig bewaard werden.

Ook zien wij in het evangelie dat eenieder zich bij de volkstelling naar de plaats zyner voorvaderlijke afstamming moest begeven, om zich aldaar te laten opschrijven. Elke familie moest dus noodzakelijk de geboorteplaats van haar stamvader kennen.

Meerdere schriftuurplaatsen eindelijk doen

-ocr page 95-

— 91 —

duidelijk zien, dat het joodsche volk Jesus voor een zoon, een afstammeling van David hield.

Het Evangelie onderstelt dus, dat Joseph en Maria als naaste bloedverwanten met elkander moesten huwen en dat die bloedverwantschap algemeen bekend was. Dit in aanmerking nemende blijkt het, dat die gansche legende van Joseph's bloeienden staf niet slechts nutteloos moet heeten, maar, volgens de uitdrukking van de voornoemde Bollandisten, zelfs eenig-zins gewaagd is.

En in der daad de meeste oude schrijvers, die voor deze geschiedenis gewoonlijk worden aangehaald, spreken er of in het geheel niet van, of spreken elkander tegen.

Intusschen, al vervalt die geschiedenis, het blijft toch immer onbetwistbaar, dat Maria het voornemen van Joseph, om als maagd te blij-van leven, door goddelijke ingeving kende; hoewel de wijze waarop God haar dit openbaarde ons onbekend is.

-ocr page 96-

VIJFDE HOOFDSTUK.

maria ontvangt van den h. geest.

Joseph's vreeze.

«De voortbrenging van den Christus was aldus: als zijne moeder Maria gehuwd was aan Joseph, werd zij, vóór hun samenkomen, bevonden bevrucht te zijn uit den H. Geest. Joseph nu, haar man, daar hy een rechtvaardige was, en niet wilde haar in opspraak brengen, was van zin, in het geheim van haar te scheiden. Doch terwijl hij dit dacht, zie, zoo verscheen hem in den droom een Engel des Heet en, en zeide: Joseph, zoon van David, schroom niet, Maria, uwe vrouw, fot u te nemen, want wat in haar geboren is, is van den H. Geest. En zij zal eenen zoon baren, en gij zult zijnen naam heeten Jesus; want Hij zal zijn volk zalig maken van hunne zonden ; . . . Joseph nu uit den slaap opgestaan zijnde, deed zoo als de Engel des Ileeren hem bevolen had en nam zijne vrouw tot zich I» 1)

Ziedaar de korte woorden, in welke de H. Evangelist Matthseus, Joseph's vrees beschrijft, als hij zyne heilige echtgenoote bevrucht zag. Wie zal al het pijnigende dier vrees verklaren? — Joseph, niet bekend met het geheim der

1) Matth. I. 18, 19, 20, 24.

-ocr page 97-

— 93 —

menschwording, en overtuigd van de deugd zijner heilige gade, was aan dui/.end anïsten en twijfelingen blootgesteld. Doch latrn wij de ge-heele toedracht der zaak nagaan.

Als nu het huwelijk van den 11. Joseph volgens de ceremoniën der wet voltrokken was, en zij bij elkander woonden in het stadje Nazareth 1), zond God een gezant uit den hemel tot Maria, om hare inwilliging te vragen in de menschwording van zijnen Zoon.

Nauwelijks had zij het jawoord gegeven, of het Woord van God had in haren maagdelijken schoot de menschelijke natuur aangenomen. Daar de engel bij die gelegenheid haar tevens-bekend maakte, dat ook hare niclit Elisabeth, door een wonder van Hods almacht, ontvangen had, nam zij aanstonds het besluit hare nicht te gaan bezoeken, en begaf zich met spoed naar de bergstreek, naar eene stad van Juda, Hebron genaamd, waar Elisabeth woonde. liet Evangelie verhaalt ons niet of de H. Joseph de Moeder Gods op deze reis vergezelde, en, bijaldien hij haar vergezelde, of hij zich met haar bij Elisabeth ophield; doch wat hiervan ook zij, zeker is het, dat de 11. Joseph niets wist van Maria's goddelijk moederschap. Wie nu zal de gemoedsgesteldheid van Joseph beschrijven, in 't oogenblik dat Maria, zijne heilige echtgenoote, na een verblijf te Hebron van

1) Cfr. Suahez. Disp. VU. Sect. 11. n0 2, 5, 7.

-ocr page 98-

- 94 —

omtrent drie maanden, tot hem terugkeerde, en hij bevinden moest, dat zij ontvangen had? «Twijfelen aan de zuiverheid der Maagd» zegt de H. Alphonsus, «kon hij niet; maar toch, wijl hij niets wist van het geheim, dacht hy er aan, haar te verlaten.» 1) Die zielsangsten moeten onbeschrijfelijk geweest zijn! Nu eens dacht hij aan de deugd dier engelachtige huisvrouw; stelde zich hare zedigheid, hare ge-gehoorzaamheid, hare godsvrucht voor oogen; overwoog hoe zij uren en uren in het innigst verkeer met God doorbracht, en dan sprak hij zich zeiven toe: neen het is niet mogelijk; aan zonde valt hier niet te denken! Dan weder vroeg hij zich af: doch van waar het kind, dat zij draagt? of zou ik mij bedrogen hebben? neen, het is zeker, zij heeft ontvangen, en ik weet niet hoe! Vreeselijke tweestrijd! Zij is onschuldig, — en — van waar haar kind? Treurige toestand van den II. Joseph, die hem bitter moest kwellen! En toch geene klacht ontsnapte aan zijne lippen; hij was er zeker van, dat God hem volgens eene bijzondere voorzienigheid tot man van Maria bestemd had; hij vertrouwde dus, dat dezelfde God ook nu tusschen beide zou treden. De Moeder Gods, ofschoon zij zeker het innigst medelijden met Joseph gevoelde, verzweeg om hare nederigheid het

13 Over de deugden v;m .Maria, §1, hare nederigheid.

-ocr page 99-

— 95 —

groote, wat God in haar gewerkt had. Zij begreep dat God, die haar een engel gezonden had en het Zeïf aan hare nicht had veropenbaard, ook ter geschikter uur den H. Joseph onderrichten zou. Zij bleef zwijgen. Ook God zond niet aanstonds een hemelbode; Hij tvi/de den twijfel des H. Joseph's, zooals wij reeds vroeger bemerkt hebben, om des te stelliger Maria's maagdelijke zuiverheid te toonen; want «dit is Maria tot getuigenis, dat Joseph, kennende hare kuiscliheid, en zich verwonderende over hetgeen gebeurde, met stilzwijgen datgene verbergt, waarvan hij het geheim niet kende.» 1) Wat moest de arme Joseph nu doen? Hij was te rechtvaardig, te deugdzaam, om Maria, die hij onschuldig kende, bij den priester aan te klagen; en toch de angsten langer uitstaan, die hem zoo lievig kwelden, kon hij niet; hij dacht er daarom over na, haar in het geheim te verlaten en in een ander land te gaan wonen. Zoo leert bepaaldelijk de abt Rupertus: «Hoe is het te verstaan, dat die zoo rechtvaardige Joseph haar (Maria) heimelijk wilde verlaten, die hij toch ondertrouwd had? in dien zin, dat hij het plan had naar eene of andere streek

1) S. IIieronvmis in Mutth. I, 19. Tom 26, Col. 24. Sed hoc testimonium JIariae est, quod Josepli seiens illius castitutem, et adtnirans quod evenerat, eelat silentio, cujus mysterhim neseiebat.

-ocr page 100-

— 96 —

te vertrekken. » 1) Dat immers kon al den schijn hebben, als ware het om bezigheden van zijn beroep, of om andere redenen, noodzakelijk ; en bij zou daardoor tevens haar leven en hare eer redden. 2) Met die gedachte en vertrouwende op Gods voorzienigheid, begaf hij zich ter ruste. Doch zie, terwijl hij slaapt verschijnt hem in den droom een Engel des Heeren, en zegt: Joseph, zoon van David, schroom niet, Maria, uwe vrouw, tot u te nemen; want wat in haar geooren is, is van den H. Geest.

Droomgezichten door God geschonken, zijn van dien aard, dat zij met volle zekerheid onderscheiden kunnen worden van natuurlijke droomen, zoodat zij niet den minsten twijfel aan derzelver wezenlijkheid achterlaten; ja, zij schenken zulke overtuiging, dat zelfs de mogelijkheid van twijfelen niet meer bestaat. Joseph wist dus, dat God door zijnen engel tot hem gesproken had, en hij geloofde aan het woord des Heeren. Verdwenen was nu

1) In Matth. Tom. 108. Col. 1324: Quomodo islo Justus Joseph occulte dimittere aam voluit, quam liabebat de-sponsatam, nisi proficisceretur in regionem aliquam ?

2) Maldonatus in Mülth. I, 16. Credil)iiius, quod alii dicnnt, esse arbilror, voluntarium in aliam regionem se-cessum cogitasse, ut per specicm peregrinationis ita di-initteret, ut non vilio aliquo repudiassc, sed necessitate deseruisse videretur.

-ocr page 101-

— 97 -

zijne vrees; verdwenen de gedachte om haar te verlaten. Wij kunnen ons liclit voorstellen, hoe onder een vloed van tranen, die éene heilige vreugde hem uit de oogen persle, zijn dankgebed tot God opsteeg voor de groote gunst hem bewezen. Hoe groeide nu zijne bewondering voor Maria aan! Zjjne liefde, die tot nu toe vurig was, en teeder en heilig, zij steeg nu nog meer, naarmate zij meer beproefd was: meer nog omdat hij in haar vereerde de woonstede Gods, een tempel, heiliger dan het heilig der heiligen te Jerusalem.

H. Joseph, schenk mij één vonkje van het liefdevuur waarvan uw hart voor Maria gloeide, en verkrijg mij de gunst dat ik met Jesus en Maria steeds u beminne!

« BEMERKING.

Om de vrees van den H. Joseph te verklaren, heb ik in dit hoofdstuk gebruik gemaakt van de uitlegging, welke het meest overeenkomt met den tekst van het H. Evangelie, zoowel als met den eerbied aan den H. Joseph en zijne H. Bruid verschuldigd.

Volgens eene andere verklaring, vreesde Joseph bij Maria te blijven, wijl hij zich onwaardig achtte, met de moeder van zijnen God om te gaan. Hij zou dus het geheim der menscli-wording gekend hebben, en zijn voornemen om Maria te verlaten zou voortgesproten zijn uit

-ocr page 102-

- 98 —

zijne nederigheid. Dit gevoelen wordt omhelsd door den H. Bernardus 1) en eenige andere heiligen en godgeleerden, die zich meestal op HH. Vaders beroepen.

Ik heb evenwel deze zienswijze niet kunnen deelen, eerst en vooral omdat geene IiH. Vaders met zekerheid daarvoor aangehaald kunnen worden, en vervolgens omdat verreweg de meeste der grootere schriftuurverklaarders en godgeleerden dit gevoelen beoordeelen als in strijd met het H. Evangelie. Zoo zegt onder anderen Suarez, nadat hij de gedachten van den H. Bernardus uiteengezet heeft: «Dit gevoelen komt niet overeen met de woorden des engels: « Joseph, zoon van David, schroom niet, Maria, uwe vrouw, tot u te nemen, ivant wat in haar geboren is, is van den H. Geest.» Deze reden immers zou hier niei passen, indien Joseph reeds vroeger geweten had, dat zij van den II. Geest had ontvangen, en daarom bevreest geweest ware met haar te blijven. » 2)

1) Hom. 2quot; super Missus. Tom. 18;!, col. 68.

2) Suarez. Disp. VII, sectio 11,^1° 6.....Sed hoe non

est consentaneurn illi.s verbis angeli: Joseph, fili üavid, noli timere accipcre Mnriam conjiiyem luam, iiuod enim in ea nalum est, de Spü'itu Sancto est. Ila;c enim ratio non fnisset conveniens, si antea Joseph hoe agnovisset, et ea de causa cum Virgine permanerc et cohabitare ti-inuisset. Neqne illa verba : Invent a est in ulero hah ens de Spiritu Sanclo, ita intelligenda sunt, ut Joseph invenerit et inteiie.verit ipsam eoncepisse de Spiritu Sancto, scJ

-ocr page 103-

- 99 —

Evenzoo spreekt de H. Bernardinus van Siëna. 1)

Ook de H. Paschasius Radbertus zegt uitdrukkelijk: «'t Is geene ongerijmdheid te vragen, waarom Joseph naderhand, als twijfelachtig van geest, er aan denkt om haar te verlaten. Hieruit blijkt vooorwaar, dat zij door hem gekend werd als bevrucht zijnde. Maar of het van den H. Geest was of langs een anderen weg, hieromtrent was hij volstrekt onkundig. Hij wist wel, dat hij haar als maagd gehuwd en als dusdanig ongeschonricn bewaard had. In zijn twijfel nu omtrent haar, koos hij een middelweg, waardoor hij het vermoeden van zich verwijderde, alsof hij iets verhelen wilde, wat hij niet kende, en de verplichting ontweek om haar als schuldig ter straffe over te leveren, haar die hij bepaald als onschuldig steeds gekend had... Joseph dan, hoewel hij overtuigd was, dat zij niet bevrucht was op de gewone wijze, wist echter niet dat zij het was van den H. Geest. Dit maakte hem wy-felend tusschen beide uitersten en deswege koos hij, gelijk ik gezegd heb, het middelpad. Hij wilde haar zonder opspraak verlaten, dewijl hij niet achterhalen kon tot dan toe van waar

ut invenerit et cognoverit, Mariam, qu® cx Spiritu Sanclo conceperat, esse prEegnantem.

1) Senno de S. Joscpho. Cap. I.

-ocr page 104-

— 100 —

het kwam of wat het was, hetgeen hij in Maria bespeurde » 1)

Wat nu het door mij behelsde gevoelen in het bijzonder aangaat, meen ik dat genoegzaam door het gezag te hebben gestaafd, behalve den H. Bernardinus van Siëna, Pascha-sius Radbertus en Suarez, zoo even vermeld, haalde ik daarvoor a:in den H. Hieronymus, den II. Alplionsus en Maldonatus, Voeg hier bij al de latere uitleggers der H. Schrift, die duidelijk voor hun gevoelen uitkomen, en met name den zoo grondigen hoogleeraar Beelen.

1) Tom. 120. Col. 107. Non absurde (juEEntiir, cur poslea velut dubius cogitando secum deliberet earn dimittere. Quo profeclo palet quia inventa est ab eo habens in utcro; sed utrum de Spiritu Sanrto, aut alio ipiolibet ex faclo, fenilus ignorahat, sciebat nami|ue se virginem accrpisse, et servasse intactam, de qua tarnen dubius eligit aliquod medium , per quod eiruijeret ne videretur celare quod ignorabat, et ne traderet velut ream ad poen am, quam

procul dubio inculpabilem noverat...... Joseph aiitein

quamvis nosset earn non habere ex carnali concubitu, tarnen ignorabat quod esset de Spiritu Sa net), et ideo dubius inter utrumque, niediam, ut dixi, eligit viam, ul occulte dimitteret earn, quia unde vel quid osset in ea profectó hactenüs nesciebat.

-ocr page 105-

ZESDE HOOFDSTUK.

DE H. JOSEPH, VADER VAN JESUS CHRISTUS.

Van het oogenblik af dat de engel aan Joseph zeide: «Gij zult zijnen naam heeten Jesus », werd hij door God zeiven aangesteld tot voedstervader van het menschgevvorden Woord. Niettegenstaande hij de moeilijkheden voorzag, welke hem de opvoeding van Maria's zoon noodzakelijk veroorzaken moesten, besloot hy grootmoedig en vol vreugde waarlijk een voedstervader voor Jesus te zijn. Aanstonds begon hij voor Hem te werken, en al de daden, in het H. Evangelie van hem geboekt, getuigen, dat hij van dat oogenblik af slechts leefde voor Jesus en Maria.

Doch veel meer was hij voor Jesus dan een gewoon voedstervader voor zijn aangenomen kind. Een voedstervader heeft niet medegewerkt tot de geboorte van zijn aangenomen kind; Joseph integendeel werkte eenigermate tot de menschwording van Gods Zoon mede. Ik verklaar mij. Op dit glibberige pad zij echter Bossuet mijn gids 1).

God, wiens Woord, van eeuwigheid, door eene maagdelijke geboorte uit Hem voortkomt,

1) Cfr. Bossuet. Pancgyriquc de S. Joseph. 1 cl 2 point.

-ocr page 106-

- 100 —

het kwam of wat het was, hetgeen hij in Maria bespeurde » 1)

Wat nu het door mij behelsde gevoelen in het bijzonder aangaat, meen ik dat genoegzaam door het gezag te hebben gestaafd, behalve den H. Bernardinus van Siëna, Pascha-sius Radbertus en Suarez, zoo even vermeld, haalde ik daarvoor a:m den H. Hieronymus, den II. Alplionsus en Maldonatus. Voeg hier bij al de latere uitleggers der H. Schrift, die duidelijk voor hun gevoelen uitkomen, en met name den zoo grondigen hoogleeraar Beelen.

1) Tom. 120. Col. 107. Non absurde quacritiir, cur postea velut dulmis cogitando secum deliberet earn dimittere. Quo profccto patet quia inventacst ab eo habens in uleio; sed ulrum de Spiritn Sando, aut alio qnolibet ex facto, penitus ignorahat, sciebat nam!|ue se virginem acei pisse, et servasse intactani, de qua tarnen dubius digit aliqnod medium , per quod eiïuueret ne videretur celare quod iguorabat, et ne traderet velut ream ad pceiiam, quam

procul dubio inculpabilem noverat...... Joseph autem

quam vis nosset cam non habere ex carnali concubitu, tarnen ignorabat quod esset de Spiritu Sancto, et idoo dubius inter utrumque, niediam, ut dixi, eligit viam, ut occulté dimitteret earn, quia unde vel quid esset in ea profectó hactenüs neseiebat.

-ocr page 107-

ZESDE HOOFDSTUK.

DE H. JOSEPH, VADER VAN JESUS CHRISTUS.

Van het oogenblik af dat de engel aan Joseph zeide: « Gij zult zijnen naam heeton Jesus », werd hij door God zeiven aangesteld tot voedstervader van het menschgevvorden Woord. Niettegenstaande hij de moeilijkheden voorzag, welke hem de opvoeding van Maria's zoon noodzakelijk veroorzaken moesten, besloot hij grootmoedig en vol vreugde waarlijk een voedstervader voor Jesus te zijn. Aanstonds begon hij voor Hem te werken, en al de daden, in het H. Evangelie van hem geboekt, getuigen, dat hij van dat oogenblik af slechts leefde voor Jesus en Maria.

Doch veel meer was hij voor Jesus dan een gewoon voedstervader voor zijn aangenomen kind. Een voedstervader heeft niet medegewerkt tot de geboorte van zijn aangenomen kind; Joseph integendeel werkte eenigermatc tot de mensclnvording van Gods Zoon mede. Ik verklaar mij. Op dit glibberige pad zij echter Bossuet mijn gids 1).

God, wiens Woord, van eeuwigheid, door eene maagdelijke geboorte uit Hem voortkomt,

1) Cfr. Bossuet. Panégyriquc dc S. Joseph. 1 ct 2 point.

-ocr page 108-

— 102 —

wilde, dat ook in den tijd zijn Zoon uit eene maagd zou geboren worden; «de Maagd zal ontvangen en eenen zoon baren» 1), zóó had de profeet voorspeld. Doch wat kon God hiertoe bewegen? Waarom wilde Hy, dat zijne Moeder eene maagd zoude wezen? Het antwoord op die vraag ligt in de geheime kracht der maagdelyke zuiverheid, welke op het hart van God zulk eenen onvveerstaanbaren invloed uitoefent, dat Hij zich gedwongen zag, door middel van haar, de menschelijke natuur aan te nemen.

Maar wat is dan toch die maagdelijke zuiverheid? Alle oud vaders antwoorden hier als uit éénen mond: zij is eene navolging van het leven der engelen; zij verheft den mensch boven zijn lichaam, welks genoegen hij versmaadt, zelfs als hij dat door het huwelijk op geoorloofde wijze zou kunnen genieten; zij veredelt het lichaam, dat ze als het ware vergeestelijkt; want, zoo als de H. Augustinus zegt: «zij die de maagdelijke zuiverheid beoefenen, bezitten in hun vleesch iets, wat niet vleeschelijk is » 2). De maagdelijke zuiverheid verheft daarom den mensch boven den mensch; zij maakt hem als een midden-wezen tusschen geest en stof. De geest heeft geeu lichaam,

1) Isaias. VII, 14.

2) De sancta Virgin. Cap. 13, Rom. 10, col. 102. Halient aliquid jam non carnis in carnc.

-ocr page 109-

— 103 —

kan dus niet deszelfs lusten voldoen; de maagd heeft wel is waar een lichaam, maar wil deszelfs genot niet smaken. En ziedaar hoe de maagdelijke zuiverheid, de menschwording van Gods Woord vergemakkelijkte. De natuur van God, die geest is, en de natuur des men-schen, die Hij zoude aannemen, zijn twee uitersten: eenerzijds het onsterfelijk schoone, anderzijds het bederf des vleesches. Doch in de maagd zag God een vleesch, dat niet des vleesches was, en daarom verkoos Hij eene maagd tot moeder.

Doch waai toe dit alles? Om te toonen dat de maagdelijke kuischheid niet alleen den mensch verheft, en hem zijne vlucht tot God doet nemen; maar ook de oorzaak is, waarom God niet weigert onder ons te wonen. Zij is de heilige band van 's menschen omgang met God. Door hare kracht verbindt zij twee van natuur zoo zeer verwijderde dingen, als God en den mensch 1).

Waarom dit alles? Om te toonen , dat Maria, alleen om hare maagdelijke zuiverheid. Moeder van Jesus is; dat hare maagdelijkheid de oorzaak is van haar moederschap; de voor-

1) S. Grkgokius Nïss. de Virginitale. Tom. 4G, col. 323.

____Atque adco hominum cum Deo fnmiliaritatis vinculum

quoddam virginitas cum sit; ct ca, qua; vicissim natura valdc distant, ipsa coucilians, iu conscnsum concordiam-que redigat.

-ocr page 110-

— 104 —

waarde, door God gesteld, bij de menschwording zijns Zoons; om te toonen, dat Jesus is de vrucht der heilige maagdelijkheid. 1).

Doch indien het waar is, dat Maria maagd moest zijn, om moeder te wezen; indien het waar is, dat God die maagdelijkheid zijner Moeder wilde doen bestaan in een waarachtig huwelijk 2), wat is dan de man in dat huwelijk ten opzichte van Jesus? De bewaarder dier maagdelijkheid, en ziedaar zijn recht; en daardoor wordt hij ook de noodzakelijke medewerker in de volvoering van Gods plannen, bij de menschwording van Gods Woord.

Ziet gjj. Lezer, hoe Joseph's maagdelijke zuiverheid noodzakelijk was voor de maagde-lijkheid van Maria; en deze weer voor de geboorte van Jesus? Ziet gij hoe Joseph niet alleen voedstervader is, maar door zijne heilige kuischheid den Godmensch mede doet geboren worden?

Ja, Joseph was meer een vader dan een voedstervader. Immers, zoo redeneert zeer diepzinnig Suarez, wijl bij een waarachtig huwelijk met Maria had aangegaan, was hij de rechtmatige bezitter van haar lichaam , gelijk Paulus zegt: «De vrouw heeft geeoe macht

1) S. Fulgentius. Epist. Ill ad Prol), cap. IV. Tom. 65, rol. 326. Sanctae virginitatis fructus.

2) Zie hoofdstuk 4.

-ocr page 111-

— 105 —

over haar lichaam, maar de man» 1). De vrucht van Maria's maagdelijk lichaam behoort dus toe aan Joseph. Of zegt de wet niet uitdrukkelijk : « Al wat op den grond eens anderen wast of gebouwd wordt, is het eigendom van den eigenaar van dien grond » ? 2) « Zou op wondervolle wijze eene bron in een land ontspringen, dan ware die bron het eigendom van hem, wien het land toebehoort.» 3) Tot zoover Suarez. Zou het gebeuren , dat eene duif, eene dadel in haren bek dragende, over eenen tuin vloog en daar die dadel vallen liet; dan ware de palmboom, die daaruit ontspruiten zou, het eigendom van den eigenaar des

-ocr page 112-

- 106 —

tuins 1). Welnu Jesus is de boom, die vruchten voortbrengt ten eeuwigen leven; Jesus is de bron des levenden waters, en wie drinkt van het water uit die bron, zal niet dorsten in eeuwigheid; Jesus is dat paleis door God gebouwd en door de H. Drievuldigheid bewoond. En wien behoorde het land, waar die boom groeide , die bron ontsprong, dat paleis gebouwd werd? Wien behoorde Maria, zoo niet aan Joseph ? Joseph mocht dus met meer recht, dan eenig ander scliepsel, Gods Moeder alliién uitgezonderd, Jesus zijn Jesus noemen. Wij mogen dus Joseph, niet volgens de natuur, niet volgens het vleescli, maar volgens de waarachtigheid van dit maagdelijk huwelijk, den vader noemen van Jesus! Of korter: Joseph is waarachtig de man van Maria, Jesus is waarachtig het kind van Maria, in dit huwelijk ontva7igen en geboren; Joseph is derhalve eenigszins de vader van Jesus.

Joseph was meer dan een gewoon voedstervader. « Door den huwelijksband worden

nalem copulam efliciantur una caro, taincn per vinculum ipsum efficiuntur utium cor, una voluntas. Undc fit ut bona habcant qiiodammodo communia, ita ut quod est sub unius dominio el potestate, ad alterum ex consequent! aliquo inodo pertineat. Quia ergo B. Virgo vera fuit Mater Christi, nou potuit Joseph vei ns ejus sponsus rationcm parentis non participare, carnali semper generatione excepla.

1) C. Fhanc. ue Sales. Entretien XIX.

-ocr page 113-

— 107 —

immers man en vrouw één hart, één .wil, zegt verder nogmaals Suarez; daarom hebben zij gemeenschap van goederen, zoodat het eigendom des mans ook eenigermate aan de vrouw toebehoort, en omgekeerd. Jesus, de waarachtige zoon van Maria, was dan het eigendom van Joseph, en Joseph moest, zonder vader te zijn volgens de natuur, den naam van vader di agen. » 1)

Joseph was meer dan enkel voedstervader. Ziehier wat Augustinus aanmerkt op die woorden des evangelies: «en zijn vader en zijne moeder waren verwonderd over hetgeen van Hem gezegd werd. » Terwijl de evangelist zelf verhaalt, dat Christus geboren is, niet uit eene huwelijksvereoniging met Joseph, maar uit Maria als maagd , hoe kan hij hem dan zijn vader noemen, zoo niet omdat wij ons Joseph krachtens de verbintenis des huwelijks alléén zoer goed als Maria's man kunnen denken en als zoodanig veel meer den vader van Christus, die uit deszelfs echtgenoote geboren is, dan wanneer Hij van elders als zoon ware aangenomen. » 2) — Laten wij hierover nog

1) t. a. p.

2) Lib. II. De Cons, evangelist. Cap. I. Tom. 34. Col. 1072. Et erant pater ejus et mater mirantes super his qua; diccbantur de illo. Cum igitur ipse evangelista nar-ret, non ex concubitu Joseph, sed ex Maria Virgine na-tum Clirislum, undc cum Patrom ejus appellat, nisi quia

-ocr page 114-

— 108 —

den H. Bernardinus en den geleerden bisschop Haymo hooren. Bernardinus van Siëna zegt: «Wij lezen in het evangelie, dat de allerheiligste Maagd Joseph den vader van Jesus

noemt____Mag volgens de menschelyke door

God goedgekeurde wetten een vreemdeling iemand tot zoon aannemen; dan betaamt het ook en nog veel meer, dat de Zoon Gods die aan Joseph in zijne allerheiligste Bruid onder liet wondervol geheim van een maagdelijken echt gegeven is, deszelfs Zoon genoemd worde, en moet men vast gelooven, dat het gevoel eener vaderlijke liefde in zyn hart geweest is.» 1) En Haymo: «Op denzelfden grond, dat Joseph Maria's man genoemd wordt ofschoon hij haar niet heeft bekend, wordt hij ook Jesus' vader genoemd, ofschoon hij Hem niet heeft geteeld. Wij kunnen hier bijvoegen, dat hij met veel meer nadruk en grond Jesus'

ct virum Maji® rectè intelligimus sine commixtione car-nis, ipsa copulatione conjugii: et ob hoe eliam Christi Patrem multo conjunctius, qui ex ejus conjuge natus sit, quam si esset aliunde adoptatus.

1) Art. II. Cap. II. Hie legilur Virginem Joseph appel-lasse patrem Jesu.... Si enim secundum humanas leges divinitus approbatas potest extraneus aliquem adoptare in filium; multo magis Dei filius, datus ipsi Joseph in sua sanctissima sponsa sub virginalis matrimonii admirabili sacramento, debet ejus filius appellari, et eliam eredi, quod in co fuerit gustus pateinalis amoris.

-ocr page 115-

— 109 —

vader genoemd mocht worden, dien hij wist uit Maria als maagd geboren te zijn, dan wanneer hij Hem van elders hadde aangenomen als Zoon. Daar trouwens de openbare wetten toestaan, dat vreemde kinderen die men als zonen heeft aangenomen aanspraak maken op de poederen van den vermeenden vader, even als de eigen zoon dit mag, hoeveel meer dan is men niet gerechtigd Jesus den Zoon van Joseph te heeten. Hem, die uit zijne maagdelijke bruid geboren was! Immers wij plegen ook de voedstervaders en toezichtvoogden vaders te noemen , niet alsof zij naar het vleesch onze vaders waren, maar omdat zij door ons op te voeden eene vaderlijke bezorgdheid jegens ons aan den dag leggen. » 1)

Joseph was meer dan een gewoon voedster-

1) Homil. XIII. Dom. infr. Oct. Nativ. Tom. 118. Col. H3. Eoenim tnodo ejus pater appellatus est, cüni euin non genuerit, quo et vir Jlarise du'tus est, cüm cam non cognovei'it. Ubi et hoc dieere possumus, quia el multó expressiüs et consultiüs ejus pater dici potnit, quem ei sua sponsa virgine noverat natuin, quam si esset aliunde adoptatus. Cum enim publicae leges permittant ut extran-eis filiis in adoptionem assumtis, omnia qua? simulati pa-tris sunt, ita sibi vindieare, quasi proprius filius possit; multó etlam viciniüs Alius Joseph dici potuil, qui de sua sponsa virgine 1'uerat natus. Nam et nutritios et bajulos patres eonsuevimus appellare, non quod carnaliter nobis patrlt;,s sunt, sed quod nutriendo paternum in nos osten-dant alleclum.

-ocr page 116-

— 110 —

vader door het ware vaderhart, dat in hem klopte. Een voedstervader kan zijn aangenomen kind vurig beminnen, een ouderhart heeft hij niet. De natuur schenkt het hem niet, zich zeiven kan hij het niet geven. Geheel anders is het met onzen Heilige: in hem klopte het vaderhart. Van waar dat hart, als de natuur het iiera niet schonk? Gods almacht is hier in het werk. God vormde het met eigen handen. God, van wien geschreven staat, dat Hij het hart des konings in zijne handen heeft, en het wendt naar zijn welgevallen 1). Doch laat ik dit meer aanschouwelijk maken. De koninklijke profeet David leert ons, dat God het is, die der menschen harten één voor één vormt; natuurlijk niet in dien zin zoo als ieder lidmaat in 's menschen lichaam door God gevormd wordt: de profeet drukt hier eene bijzonderheid uit in het vormen des harten. Hij beschouwt dat hart als den zetel der neigingen en dor hartstochten, en als zoodanig tusschen Gods handen als eene vochtige, weeke klei, die gehoorzaamt 2) aan den minsten indruk der vingeren en de gedaante aanneemt, welke de vormer haar geeft; zóó ook, zegt David, vormt God het hart des menschen 3).

1) Frov. XXI, 1.

2) Verschillende schriftuuruitleggers verklaren dezen tekst op dezelfde wijze als Bossuet.

3) Ps. XXXII, 15.

-ocr page 117-

- Ill -

God is het dus, die den mensch een harf: van vleesch schenkt, als Hij een door de zonden versteend hart week maakt en smelt door het vuur der goddelijke liefde. Zoo verklaart zich God zelf bij den profeet Ezechiël: « en ik zal u een nieuw hart schenken.. .., en het steenen hart zal ik uit uw vleesch wegnemen, en ik zal u een hart van vleesch geven. » 1) Bij anderen versteent God het hart, als Hij den zondaar, tot straf zijner zonden, de overvloedige genaden, waardoor hij zich bekeeren zou, onttrekt. Daarom sprak God tot Moyses; «Ik zal zijn (Pharao's) hart verharden. » 2)

God is het, die aan alle christenen een kinderhart schenkt, door hun zijnen geest te geven, in wiens genade zij God, vol vertrouwen, hunnen Vader noemen.

Zie hoe de Apostelen sidderen van angst, hoe ze allen de vlucht nemen als Jesus wordt gevangen genomen. Doch hoe zijn die harten veranderd; hoe is hun moed onvenvinnelijk, nadat God zijnen Geest over hen had uitgestort op Pinksterdag!

Wie vormde in Saül het hart van een koning? Hoe laag, hoe klein waren Saüls gedachten, toen hij de kudden zijns vaders hoedde. Doch God verheft hem tot koning van Israël en door de heilige zalving, die over zijn hoofd

1) E/.echiel. XXXVI. 28.

2) Exoil, VII, 3.

-ocr page 118-

— 112 —

wordt uitgestort, verandert Hij zijn hart 1), zoodat Saül gevoelt, dat hij koning is. Het volk, ontevreden over eenen vorst van zoo lage afkomst, wil hem niet gehoorzamen: doch Gods vinger raakt de harten van eenigen onder hen en ziet, hun hart is veranderd; zij erkennen Saül als koning, en volgen hem. quot;

Diezelfde God is het, wiens hand in Joseph een vaderhart, en in Jesus, het hart van een kind vormde, op liet oogenblik, dat Hij hem tot vader over zijnen Zoon aanstelde. Als de engel hem zegt: «en gij zult zijnen naam heeten Jesus» 2), is het als of hij hem zegt: « hoewel het kind uw zoon niet is, zult gij tocli als een vader voor Hem zorgen, en daarom voeg ik u als vader mijnen Zoon toe, van dit oogenblik zelf, dat ik u den last geef Hem zijn naam te geven » 3). Bij dat woord was Joseph's hart veranderd. Daarom gehoorzaamt Jesus aan Joseph, en vreest Joseph niet aan Jesus te gebieden. Van waar die stoutmoedigheid om aan zijnen Schepper te bevelen? Het is omdat de eigenlijke Vader van Jesus Christus, de God die Hem van alle eeuwigheid

1) Reg. X, 9 , 28.

2) Mil[lli. I, 21.

3) S. Joankes Chrys. in Malth. I, 21. ïom. 57, col. 47. lu enim vocabis illmn. Etsi natnque tuns fiiius non sit, lu paternam erga illum geres curain. Ideo vel ab ipsa Hominis impositione, nato te parentis loco adjungo.

-ocr page 119-

— 113 —

voortbrengt, Joseph heeft uitgekozen, om in de volheid der tijden, aan zijnen Zoon tot vader te dienen. Daarom liet Hij, als het ware, een vonk van de oneindige liefde, waarmede Hij zijnen Zoon bemint , in het hart van Joseph nedervallen. Dat is het wat zijn hart verandert; daardoor heeft hij de liefde eens vaders; daardoor gevoelt Joseph, dat in zijn boezem een vaderhart klopt, en hij het gezag eens vaders bezit; doch ook dat verklaart ons de zorgvolle vaderliefde van Joseph.

Op zekeren dag had Jesus zijne ouders verlaten zonder hen te waarschuwen, en gedurende drie dagen blijft Hij voor hen verloren. Wat deed Josepli? Wie zal hier zijne klachten beschrijven? Mocht iemand nog twijfelen aan het vaderschap van Joseph, hij beschouwe de tranen die hij stort, de smarten die hij verduurt; en hij zal beseffen dat hij vader is. Zijn verdriet doet hem wel kennen voor hetgeen hij is, en Maria zegt met volle recht: «Zie uw vader en ik zochten U met smarte.» 1) 6 Mijn zoon, zegt zij tot den Zaligmaker, ik vrees niet hem vader te noemen, alhoewel ik niet in het minst de zuiverheid uwer geboorte wil krenken. Ik noem hem vader om de zorgen en de ongerustheid, die hij voor U toonde en die in hem het vaderhart bewezen; zijne smart was a/s de mijne, die waarachtig uwe

1) Luc. II, 48.

-ocr page 120-

— 114 -

moeder ben, en daarom zeg ik: «uw vader en ik, zochten U met smarte!» 1)

«Ja terecht,» zegt Theophylactus, «terecht noemde Maria Joseph den vader van Jesus. 't Was of de H. Geest zelf hem met dien eerenaam vereerde. Hij toch droeg zorg voor Hem als een waarachtige vader; hij ging met Hem om, en verzorgde Hem al het noodige voor zijn levensonderhoud. » 2)

Doch genoeg; wij hehben het gezien: Joseph werkte mede tot de geboorte van zijn aangenomen kind: dat kind behoorde hem reeds toe, als zoon van zijne vrouw; hij had voor zijnen Jesus al de gevoelens van eenen natuurlijken vader voor zijn zoon; Joseph was dus vrij wat meer dan een gewoon voedstervader voor Jesus Christus; hij verdiende Vader genoemd te worden!

Welk eene eer! Hij gebiedt en de Schepper gehoorzaamt; «ei erat subditus Hl is, en Hij was hun gehoorzaam.» 3) 't Is wel waar, de

1) S. Bernabdinus Senbxs. Senno de S. Josepho. Art. II, Cap. II. Ubi notanier advertendmn, quod hie solum 1c-^itnr virginem Joseph appellasse Patrem .Tcsu; quia sensns (loloris, qnem habuit de Jesu perdito, vcruin in co mon-stravit patris alTeelnm.

2) In Luc. Cap. II. Tom. T23. Col. 733. Vel aliter, quo-niam velnt pater curam pueri gerebat et simül couver-sando ministrabat, merito nominavit ilium Patrem, tam-quam lionorante illum Spiritu Sancto patris vocabulo.

3) Luc. II, 51.

-ocr page 121-

— 115 -

Zaligmaker was onderworpen, omdat Hij het wilde, niet zoo zeer omdat Hij zulks moest doen; immers, foen Hij mensch werd, bleef Hij God, en kon dus eigentlijk aan geen schepsel onderworpen zijn; maar het is geene geringe eer voor Joseph, dat de Zaligmaker, enkel als mensch beschouwd, rechtens aan Joseph onderworpen was, en dat Hij, hoewel om zijne godheid uitgezonderd van den algemeenen regel, toch feitelijk aan Joseph onderdanig ■wilde wezen, hem eeren en gehoorzamen als zijnen Vader en Overste. I)

Uit het bovenstaande blijkt tevens duidelijk, met hoeveel juistheid de vereerders van den H. Joseph hem den naam van Patriarch schenken. Uitdrukkelijk toch zegt Benedictus XIV, dat Joseph Patriarch genoemd kan worden. En zie hier waarom: «Zoowel volgens de HH. Vaders, als volgens de oude en nieuwe schrijvers worden zij Patriarchen geheeten,

1) SuAREit. Disp. VIII, Scct. I, n0 5. Luc. II. Et eral subdilns UI is. Quamquam cnim hoc magis signified usum qnani debitum, quia revcra Christus, propter dignitatem sua; persomc, nulli homimim proprie sulijectus fnit, tarnen ad dignitatem Joseph declarandaiu satis est quod, pra:cise considerata Humana conditione et origine, Christus futurus erat jure subditus Joseph, et quod, licet ratione divinitatis esset exemptus, tamen de facto voluit illi esse sulijectus eique tanquam patri ac superiori obedicntiarn honoremque deferre.

-ocr page 122-

— 116 —

die voorouders waren van geheele familien. welke het volk Gods samenstelden.» 1) Wijl nu Joseph de Voedstervader is van Jesus Christus, het hoofd aller voorbestemden en uitverkorenen, wordt hem met volle recht de naam van Patriarch gegeven en wordt hij onder dienzelfden titel door de meeste schrijvers genoemd. En voorwaar, het zijn niet alleen de kinderen volgens het vleescli, die eigenlijk den Patriarch vormen. Abraham is vader van allen, die door hun geloof geestelijke kinderen van Christus

1) Benbdictus XIV. De servorum Dei bcatil'. et canon. Lib. V, pars. II, cap. XX, nquot; 52. Qnod aulem S. Joscpli dici valeat Patriarclia ex eo probalur; qnod Patriarcba juila Sanclos Patres et anli(|uos recenlesque scriptores fuerint illi, qui totidem faniiliarum Protaparentes exstite-runt, quibus Dei populus constabat, uti late ostendit Cclada. de Bencdictionilnis Patriarcharum, in Pr®fat. K0 2. Cum igilur S. Josepli fnerit Pater putativus Christi Domini, qui praedeslinatorum et electorum caput est, hac de causa iionien Patriarch® jure ac nierito S. Joseplio attrlbuitur, et boe eodem nomine ipse appellatur a plerisquc scripto-ribus, bic inutiliter non congerendls. (ISee obstat superius allata assertio (iuyeti dicentis , sancto Joseph tilulum Patriarch® non debeii, loquitur enim nulla allata ratione. nee ulla allata authoritate. Cnmqne unicum l'nndamentum, cui inniti potest, constitutnm sit in boe, quod sanctus Joseph non fuerif Pater naturalis Christi Domini, nee eum generaverit, id solum probare potest, cum non fuisse Patrcm fidelintn generatione naturali, uti ca'teri Patriarch® fuerunt, sed non impedit, quin fuerit Patriarcba perfection et altlori modo, juxta ea qu® modo dicta sunt.)

-ocr page 123-

- 117 -

zyn, om het even of zij volgens den bloede Abraham's kinderen zijn of niet. Ook allen bidden door den mond der priesters, allen, afstammelingen der heidenen zoowel als zij, die uit het geslacht van Abraham tot Christus bekeerd zijn: «omen Patriarch Abraham.» 1) Joseph is dus Patriarch om de geestelijke nakomelingschap van Jesus Christus, die ons allen voortbracht ten eeuwigen leven.

6 Joseph, moge ik een uwer ware kinderen wezen; en gij, o groote Patriarch, ge-waardig u te toonen dat gij mijn Vader zijtl

1) Patriarchic nostri Abraha;. (In den canon der H. Mis.)

-ocr page 124-

ZEVENDE HOOFDSTUK.

GEBOOKTE DES ZALIGMAKERS.

Het was vrede in het Romeinsche keizerrijk, en dus over bijna gelieel de toen bekende aarde. Keizer Augustus regeerde te Rome.

aEn het geschiedde in die diigen,» zegt de H. Evangelist Lucas, « dat er van keizer Augustus een gebod uitging, dat de gansche wereld opgeschreven zou worden.» 1) In Judea, destijds reeds aan de Romeinen onderworpen, moest dus ook de volkstelling geschieden. Waarom die volkstelling? Sommigen meenen, dat het enkel was om het getal der burgers van het Romeinsche rijk te kennen; anderen, dat het te doen was, om eene schatting bij hoofdelijken omslag te heffen. Doch welk ook het inzicht der menschen geweest zij, zeker is het, zegt Benedictus XIV, dat hier Gods wijsheid op bewonderenswaardige wijze uit-schittert. Hij laat den niensch naar goeddunken handelen, maar bestuurt alles zóó, dat 's menschen vrije handelingen de vervulling van het goddelijk raadsbesluit bevorderen. Welke reden Augustus ook bewoog de krachten van zijn rijk te berekenen, zeker is het, dat God daardoor

O l-iic, II, i.

-ocr page 125-

— 119 —

aan de gansche wereld wilde toonen, dat Jesus uit koninklijke bloede gesproten is, en bewerken, dat Hij in David's stad geboren wierde. 1)

Toen dit bevel werd afgekondigd, woonden Joseph en Maria te Nazareth, eene kleine stad in Galilea. Terstond waren beiden bereid, om aan het gebod des keizers te gehoorzamen. Wijl nu ieder zich moest laten opschrijven in de stad, waar zijne familie oorspronkelijk te huis behoorde; en Joseph, zoowel als zijne vrouw, uit het huis en liet geslacht van David waren, gingen zij op van Galilea. uit de stad Nazareth, naar Judea, naar David's stad, die Bethlehem genoemd wordt.

In weerwil van het ongunstige jaargetijde, niettegenstaande den langen weg van vier dagreizen, en de armoede die hem verhinderde een lastdier te huren, nam de H. Joseph zijne echtgenoote met zich. Misschien wel omdat Maria, eene erfdochter zijnde uit David's huis,

1) Benedictus XIV. I)c fcsto die iiiitiili 1). N. J. C. n0 11. In hao coiilrovcraiii nullas partes pi uiiteniur nos sequi, sed cum Lamy sapienliam Dei siispicimus sane mirificam, qui homines iUi sinit ea facere, qua; sibi facicnda cen-seant, ut eonuii res gesta; a;lerno divinoque numini et consilio obsecundont; quod quidem in hac re luculentis-sime apparet: nam qmccumque causa fuerit, qua impulsus Augustus imperii vires recenscrc voluerit, certe ex eo censu \oUiit Dt'iis certisshmim exstare testimoniu:n, Christum Jesum regio Davidis prognatum sanguine.

-ocr page 126-

— 120 —

haar geslacht moest vertegenwoordigen 1); maar ook omdat Joseph wist, dat de Zaligmaker te Bethlehem moest geboren worden. Immers men mag godvruchtig met Suarez 2) aannemen, dat God de voornaamste omstandigheden van tijd en plaats, betrekkelijk Christus' geboorte, aan Joseph en Maria vooruit veropenbaard had; het betaamde trouwens, zoo als de H. Thomas zegt, «dat zij onderricht waren omtrent Christus geboorte, vóór Hij ter wereld kwam, omdat zij hunnen eerbied aan dit kind betuigen moesten, toen hij nog in den schoot der moeder gedragen werd, en het moesten dienen bij zyne geboorte 3); dus kan men met de meeste waarschijnlijkheid besluiten , dat zij ook weten moesten waar en hoe dat kind zou geboren worden, ten einde zich, zooveel zij konden, tot het vervullen van dien plicht voor te bereiden.

1) Zoo Beelen t. d. p.

2) Suauez. Disp. XVI. Introductio. An vero ciicumstan-tise hiijus nalivilatis, scilicet locus, tempus, et reliquse, revelatse fuerint B. Maris et Josepho ante Christi orlum, incertum est; pie tarnen ila credi potest, Ratio enim D. Thomae hoc etiam probabiliter persuadet, oportuisse, scilicet, Iiaec etiam illis prius manifestari, ut convenientius et opportunius nasciturse proli deseivirent.

3) D. Thomas III. qu. 36, a. 2, ad Dicendum quod Maria et Joseph instruendi erant de Christi nativitate, an-Eequani nasceretur, quia ad eos pertinebat reverentiam ex-liibere proli concepta; in utero et eliam obsecui nasciturtc.

-ocr page 127-

— 121 —

Als nu het heilig paar in Bethlehem aankwam , was die stad reeds met vreemdelingen vervuld, zoodat er voor hen geene plaats meer was in de herberg. Waren zij rijk geweest, zeker men had al licht eene plaats voor hen ingeruimd; doch arm zijnde zochten zij te vergeefs naar een onderkomen. Trouwens het. was Gods heilige wil, dat de geboorte des Zaligmakers aanvankelijk aan slechts weinigen bekend zou worden, en daarom verkoos Mij een afgelegen oord. Nabij Bethlehem, dat op een berg gebouwd was, bevond zich eene grot in den rots gevormd, welke den herders tot veestal diende. In den wand was dan ook eene kribbe uitgehouwen, in welke zich, ten tijde van Jesus geboorte nog eene andere kribbe Van hout bevond 1). In dezen op zijn minst genomen vochtigen stal, waar geen ander bed te vinden was dan een weinig stroo, moesten Joseph en Maria overnachten I

En het geschiedde, toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat Maria baren

1) Dj houten kiibhe, in welke Jesus bij zijne gelnorte gelegd werd, wordt nog thiins te Rome bewaard in de Liberiaansclie Basiliek, ook kerk van Maria Maggiore ge-heeten.

Praesepe enim illnd extat in Liberiana B isiliea, atipie c ligno esse constat. Vos supra dm mus, praesepe ('uisse e petra; nunc vero adiimus, iu illud quasi aliud praesepe e ligno iiijectum, quo l So n e nunc asservatnr.

BKNEDicrus XIV. üe fetto die iN'.it. 1). J. C, n* 31.

s

-ocr page 128-

- 122 -

zou; en zij baarde haren eerstgeboren Zoon, en wikkelde hem in doeken, en legde Hem neder in eene kribbe. Aanbiddelijk geheim! Het eeuwig Woord des Vaders is diiar een sprakeloos kind geworden! Een os en een ezel verwarmen door hunnen adem het van koude verkleumende wicht; want het was winter, en nacht, en dus bitter koud voor een pas geboren kind!

Nauwelijks heeft de H. Joseph het goddelijk kindje gezien, of hij geraakt in vervoering van liefde. Hij aanbidt zijnen God, kust Hem, besproeit Hem met tranen van vreugde en medelijden, terwijl hij uitroept; mijn God! en mijn Zoon! Ja ik neem U aan als mijn kind; voor U zal ik zorgen al de dagen mijns levens!

Terwijl Joseph en Maria hunnen Zoon aanbaden, werden zij eensklaps aangenaam verrast door het bezoek der herders. Deze waakten, zoo als het H. Evangelie ons verhaalt, in datzelfde oord, en hielden wacht bij hunne kudde. « En zie, een Engel des Heeren stond hij hen, en Gods lichtglans omstraalde hen, en zij vreesden met groote vreeze. En de Engel zeide tot hen: Vreest niet, want zie, ik verkondig u iets, wat voor heel het volk van Israël eene stof tot groote blijdschap zyn zal; heden is u een Zaligmaker geboren, welke is Christus de Heer, in David's stad. En dit zij u het teeken: Gij zult een kindeken vinden in doeken gewonden en liggende in eene kribbe.

-ocr page 129-

— 123 —

En plotseling was daar bij den Engel, eene menigte van engelen, God lovende en zeggende: Eere in den hooge aan Godl en op aarde vrede aan de mensciien van goeden wil! En het geschiedde, toen de engelen van hen waren weggegaan ten hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons doorgaan tot Bethlehem, en deze zaak zien die geschied is, welke de Heer ons heeft bekend gemaakt. En zy kwamen met spoed, en zij vonden Maria en Joseph en het kindeken liggende in de kribbe.» 1) Zoo verhaalt ons het 11. Evangelie met onvergelijkelijke eenvoudigheid.

Wat viel er voor tusschen de herders en de ouders van het goddelijk wicht? Met grond mogen wij ons voorstellen dat Maria en Joseph met heilige blijdschap en warme dankbaarheid jegens God de reden van hun bezoek vernamen; en dat ook zij, op hunne beurt, de herders over de wondervolle geboorte des Verlossers onderhielden. De herders beschouwden het kind met liefde, aanbaden het vol geloof, en keerden dan tot hunne kudde weder, terwijl zij God verheerlijkten en loofden over alles wat zij gehoord en gezien hadden.

Toen het dag geworden was zag de H Joseph ongetwijfeld naar een beter verblijf om, doch te vergeefs. Het stadje Bethlehem was

l) Lhc. 11. 9—1G.

-ocr page 130-

— 124 —

klein; bovendien was het ^etal vreemdelingen dat dagelijks toenam, vrij groot, en daarom was er voor den armen Joseph en zijne vrouw geene andere schuilplaats te vinden, dan een beestenstal. 1) Diep had het goddelijk Woord zich vernederd, de vorm van eenen dienstknecht aannemende; en Joseph, zoo wel als Maria, deelden in de vernedering van hunnen Zoon. Nooit waren zij tot dan toe genoodzaakt geweest in eeren stal te huizen, en thans nu de Koning des hemels persoonlijk met hen was, moesten zij verscheidene dagen daar verblijven. Verscheidene dagen, zeide ik; want zoo als de H. Paula, eene heilige der vierde eeuw, ons verhaalt: in de grot is hij geboren en in doeken gewonden, dilar is hij door de herders aanschouwd, dddr ook, op aanwijzing der ster, door de Wijzen qevonden en aangebeden. 2) Datzelfde bevestigt de H. Chrysosto-

1) Corn, a Lapidk in Matth. II, 11. Cum enim census ab Augnsto loli populo imlictus per multos dies, imo septimanas et menses agerelur, per singulos dies, afflncntc alia et alia divitum censendorum turba, B. Miiri® et Christo, utpote panperibus, nullus erat locus in diversorio, usque ad diem terlium deciinum ab ortu suo.

2) Inter opera S. )1ierokymi. Epist. 46. Paula; Eustorbia; ad Jiarcellam. Tom. 22, col. 490. Eccc ii lioc parvo lerrpe foramine coelorum conditor natus est: bic involutus pannis, hie visus a pastoribus, hic demonstratus astella, hic adoralns a Magis.

-ocr page 131-

— 125 —

mus 1), die het geloof der drie Koningen vooral daaruit aantoont, dat zij ondanks het zien eener kribbe, eener grot, en eener arme moeder, toch in Jesus hunnen God aanbaden. Dertien dagen dus, want niet vroeger kwamen de Wijzen te Bethlehem, dertien dagen minstens , bleven zij aan duizend ontberingen blootgesteld 1

Doch waarom zoo lang vertoefd? Het was Gods heilige wil! Geene andere reden kunnen wij daarvoor geven. Waarom, bij voorbeeld, wilde God dat de herders het kind zouden vinden in arme doeken gewonden en liggende in de kribbe? Hadden wij het niet liever gezien, verwarmd aan Maria's moederhart, of gekoesterd in Joseph's vaderarmen? O neen! God wist, in zijne oneindige wijsheid, alles zóó te leiden, dat Jesus, bij zijn eerste verschijnen in deze wereld, door zyn voorbeeld, zoude leeren, wat hij later luide zou verkondigen: «De wereld is vijandin van Jesus; wat zij hoogschat dat veracht God.» Het zwakke en kleine volgens de wereld, zal hij kiezen, om de sterken en grooten te beschamen; en

1) S. Joannes Chrysost. Hom. 8 in Matth. Tom. 57, col. S3. Ideo autem nihil eoruin qua; sub sensum cadunt ibi magnum orat, sed prasepe, tugurium, mater inops, ut nudam Magorum pliilosophlam perspicias, atque discas, eos non ut hominetn purum, scd ut Uuurn et bcnelicum ipsum adiissc.

-ocr page 132-

— 126 —

zijne groote leerrede zal Hij openen met het: « Zalig zijn de armen 1» — Zalig zij, die wee-nen!» — «Zalig zij, die vervolging lijden om de rechtvaardigheid I»

En inderdaad lijden, ziedaar het deel van Jesus op aarde; lijden, ziedaar het middel dat Hij gekozen had, om ons zalig te maken : van de kribbe tot het kruis, zou zijn leven slechts één lijdensweg wezen.

Acht dagen na de geboorte moesten de kinderen ter uitwissching van de vlek der erfzonde besneden worden. Jesus, de Heilige der Heiligen, was zeker niet aan die wet onderworpen: doch Hij wilde het zijn. Hij was gekomen om de mensch door het vergieten van zijn bloed te verlossen. Den achtsten dag dan werd het goddeljjk kind in Bethlehems grot 1) besneden, of wel door den H. Joseph, of wel door Maria zelve met behulp van haren heiligen bruidegom 2): en terwijl dat onschuldig bloed ter verdelging onzer zondenschuld vloeide, gaf de H. Joseph het kind den naam van Jesus, dat is Verlosser.

De H. Ephrem houdt bepaaldelijk dat Jo-

1) S. Epiphanius. Hacrescs XX. Tom. 41, col. 274. Inde Bethlehemi in luccm editus, atque in specu circumcisus Hierosolymis oblatus est.

2) Bknedicus XIV. De Circumcisione Domini, n* 14. Ex quibus omnibus aflirmari posse videtur, vel a B. Virgine, vel a S. Joscpho Christum Dominum fuisse circuincisum.

-ocr page 133-

- 127 —

seph zelf den Verlosser heeft besneden. Immers hij vraagt: «Was Jesus' vleesch geen waarachtig vleesch, maar wien heeft Joseph dan besneden? » 1)

Ja, Jesus was gekomen om zijn volk te verlossen van hunne zonden; doch niet alleen de de Joden, ook de heidenen zouden geroepen worden. Ook voor hen, die in de duisternis des geloofs zaten, zou een liclit opgaan, en aldus wilde God reeds nu de zoo diep vernederde H. Familie opbeuren en troosten; want God slaat om te heelen, en nimmer verlaat hij geheel en al zijne vrienden.

Op het oogenblik, dat de Zaligmaker ter wereld kwam, werd eene ster in het Oosten waargenomen door drie Wijzen, ook koningen genoemd. Daar zij zich bijzonder op de sterre-kunde toelegden, bemerkten zij aanstonds, dat de ster, die daar schitterde, vroeger niet geschenen had. Geholpen door de genade, en indachtig het woord van Balaam: «eene ster zal opgaan uit Jacob, en een schepter zal verrazen uit Israël » 2), geloofden zij , dat | de verwachte Godmensch geboren was. Terstond begaven zij zich op reis om den nieuwgeboren koning der Joden te gaan bezoeken; zij namen goud, wierook en mirre, als geschenken voor

1) Orat. lt;lc transfigurat. „ Si non cral vera rai o, quoin ergo Joseph circumcidil.quot;?

2) Num. XXIV, 17.

-ocr page 134-

— 128 —

den koning met zich; want, volgens het Oos-tersch gebruik, kon men zich nooit zonder geschenken bij eenen vorst aanmelden. De ster toonde hun den weg naar Jerusalem. Daar gekomen vroegen zij openlijk naar den nieuwgeboren koning der Joden, « want,» zoo zeiden zij, «zijne ster hebben wij in het Oosten gezien en wij zijn gekomen om Hem te aanbidden. Toen nu de koning Ilerodes dit hoorde, werd hij ontsteld en heel Jerusalem met hem. Terstond vergaderde hij al de opperpiesters en schriftgeleerden des volks, en vroeg van hen, waar de Christus moest geboren worden. Zij zeiden hem: in Bethlehem van Juda; want zoo is er geschreven door den Profeet: «en gij Bethlehem, land van Juda, geenszins zijt gij de minste onder de vorsten van Juda, want uit u zal uitgaan een vorst, die mijn volk Israël besturen moet» 1). Toen Herodes zulks vernomen had, riep hij de Wijzen heimelijk bij zich, en vernam van hen nauwkeurig den tijd, waarop de ster hun allereerst verschenen wasquot;, ten einde daarnaar den tijd van de geboorte des kinds te kunnen berekenen. Hy zond hen dan naar Bethlehem, zeggende: gaat en ondervraagt zorgvuldig naar het kind; en als gij het zult gevonden hebben, boodschapt het mij, opdat ook ik kome en het aanbidde.

1) Miclisas. V. 2.

-ocr page 135-

, _ 129 —

Nauwelijks hadden zij dit uit 's konings mond. vernomen, of zij hervatteden hunne reis; en zie, als zij Jerusalem verlieten, zagen zy eensklaps, tot hunne groote blijdschap, de ster weder, welke zij in liet Oosten gezien hadden en die nu vóór hen uitging, tot zij kwam en stil stond boven de plaats waar het kind was.» 1)

Diit was dan het paleis van dien grooten koning! Daiir in die grot zou de menschge-worden God verblijven! Hij, wien de hemelen ten dienste stonden, die door een buitengewoon licht zich zelven had aangekondigd, zou daar in een koud en duister verblijf verborgen zijn! Zóó hadden wellicht de Koningen gedacht, hadde niet, in hunnen geest, een ander, een bovennatuurlijk licht, het licht des geloofs geschenen!

Nu kon de schijn hen niet bedriegen; zij gingen binnen, en vonden het kind en zijne moeder; en ter aarde vallende, aanbaden zij hunnen God, en oiïerden Hem hunne geschenken: goud, wierook en mirre!

En die geschenken waren aanzienlijk. Immers het waren de kostbaarste voortbrengselen van hun land, en men begrijpt, dat zij, die eenen koning, door het geloof als God erkend, wilden vereeren, met geene kleinigheden voor-

1) Matth. II.

-ocr page 136-

— 130 -

zien waren toen zij eene zoo verre reis ondernamen 1). Zóó zorgde Gods voorzienigheid, dat Joseph in staat gesteld werd, om in de eerste behoeften te voorzien, en eene andere woning te zoeken.

De drie Koningen keerden langs eenen anderen weg terug, en boodschapten niets van hetgeen zij bevonden hadden aan Herodes. God wilde diens plannen verijdelen, en had hen daarom in den slaap verwittigd.

Heilige Joseph, altijd vol vertrouwen op Gods voorzienigheid, en daarom nooit van God verlaten, mocht ik door uwe voorspraak de genade verwerven, om altijd, en in alle omstandigheden mijns levens, op God te vertrouwen !

1) Maldonatus. in Matlh. II, 4. Ncc cnim verisimilc est reges , qui ex oriente usque venisse, et thesauros aperuissc dicuntur, paruin quiddam olHuIisse.

-ocr page 137-

ACHTSTE HOOFDSTUK.

OPDRACHT VAN JESUS IN DEN TEMPEL.

God had den Joden eene wet gegeven, waarby zij verplicht werden, alle eerstgeborenen van het mannelijk geslacht den Heer op te offeren 1). Die toeheiliging der eerstgeborenen van het mannelijk geslacht bestond oorspronkelijk daarin, dat zij bestemd werden om dienaars te zijn van 's Heeren heiligdom; toen echter naderhand de geheele stam van Levi door God tot die bediening werd uitgekozen, moesten de eerstgeborene zonen, die niet tot den stam van Levi behoorden, wel in het heiligdom gebracht en den Heer opgedragen worden, zóó nogtans, dat zij voor eenen zekeren losprijs van hunnen oorspronkelijken dienstplicht werden vrijgekocht 2). De Zaligmaker kon niet onder de termen dier wet vallen 3), Hy wilde zich nogtans daaraan onderwerpen, om ons tot voorbeeld te strekken in het stipt onderhouden van Gods geboden.

Eene andere wet verplichtte de moeder, om zich bij de geboorte eener dochter, na tachtig

1) Exod. XIII, 2. — Luc. II. 22, 23.

2) Beelen in li. 1.

3) Suabf.z. Disp. XVI, sect 1, n0 5.

-ocr page 138-

— 132 —

dagen, en bij die van eenen zoon, na veertig dagen, ter reiniging naar den tempel te begeven: gewoonlijk had, tegelijk met de reiniging der moeder, de opdracht plaats van het kind. Dit geschiedde ook thans: Maria wilde zich, hoewel niet daartoe gehouden, even als haar Zoon aan de wet onderwerpen 1).

Volgens het H. Evangelie gingen dan Maria en Joseph, den veertigsten dag na Jesus' geboorte, ter vervuiling van beide wetten, naar Jerusalem op; waarbij de II. Joseph zonder twijfel het losgeld voor het goddelijk kind betaalde, en zich met Maria vereenigde toen zij haren Zoon den hemelschen Vader opdroeg.

De geleerde Paus Benedictns XIV noemt het eene allerwaarschijnlijkste meening dat Jesus' ouders voor het goddelijk kind Jesus inderdaad het verplichte losgeld betaald hebben. «Ofschoon men in het evangelie des II. Lucas' niets leest omtrent het offeren der vijf sikkels, zoo is het toch allerwaarschijnlijkst, «zegt hij», dat Jesus even als quot;ii zich wilde opofferen, ook in de overige punten de wet hebben willen vervullen, gelijk dan ook Calmet (op het 2d' hoofdstuk van Lucas) en Suarez aanmerken. » 2)

1) Suakez. Disp. XVI, sect. 2, nquot; 3.

2) De festo Purific. nquot; 16. Et quamquain in Liiceb evan-«elio nihil de quinque siclorum oblatione habratur, veri-simillimum tarnen est, voluisse, qucmadinodum se prae-

-ocr page 139-

- 133 —

Doch welk verschil tusschen het offer van Joseph en Maria en dat van andere ouders! Voor anderen was die wet nog slechts eene plechtigheid, eene ceremonie; zij wisten dat het kind, door den losprijs vrijgekocht, hun zou worden weergegeven, en geene vrees bleef hun dan over, dat kind nog ooit ten offer te moeten aanbieden. Joseph integendeel offerde het kind Jesus inderdaad op om te sterven; even als Maria, wist hij met zekerheid uit de H. Schrift, dat éénmaal die offerande zou worden voltrokken , en Jesus al zijn bloed zou vergieten.

Hoe moest dus heider ziel op dit oogenblik met droefheid vervuld zijn! Te meer nog daar zij zagen, dat Jesus, die gekomen was om Israël te verlossen en die reeds onder de zijnen woonde, door de zjjnen niet werd ontvangen; dat God zelf zijnen tempel binnentrad, en er, zij alléén uitgezonderd, niemand gevonden werd , om Hem goddelijke eer te bewijzen ! Doch God wilde hen eenigszins vertroosten.

Er woonde te Jerusalem een rechtvaardig en godvreezend grijsaard, met name Simeon. Met vurig verlangen verbeidde hij sedert lang de komst van den beloofden Messias, en zijn heilig verlangen ging met zoo vurige verzuch-

sentando, ita ctiam in rrliquis a dimple re legem, ut notat Calmetus cap. 2. Lues et Suarez.

-ocr page 140-

— 134 -

tingen gepaard, dat hij door eene openbaring van den H. Geest ten antwoord ontving: hij zou den dood niet zien, tenzij hij eerst den Christus (den Gezalfde) des Ileeren aanschouwd hadde. En nu de tijd daar was, waarop God zijne belofte zou vervullen, kwam hij, op ingeving des 11. Geestes, in don tempel. Nauwelijks werd het kind Jesus door zyne ouders binnengebracht, om den Heer te worden opgedragen , of Simeon erkende het goddelijk kind; nam het in zijne armen en loofde God. Joseph en Maria aanbaden in stilte Gods al-wijze voorzienigheid, die de godheid van Jesus deed belijden, op het oogenblik, dat Hij als menschenzoon werd opgeofferd. Intusschen sprak Simeon: « Nu laat Gij, Heer, uwen dienaar gaan, naar uw woord in vrede 1 Want mijne oogen hebben uw Heil gezien, dat Gij bereid hebt vóór het aangezicht van alle volken; een Licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van uw volk Israël. » 1) Vol verwondering luisterden Maria en Joseph naar de bezielde taal van den grijsaard, die ook tot hen het woord richtte en hen gelukkig prees om het bezit van zulk een kind!

Welk een troost voor de heilige echtgenoo-ten! Welk een balsem in het zoo di:ep gewonde hart I Doch niet lang mocht de vreugde duren.

1) Luc. II. 29-32.

-ocr page 141-

— 135 —

God schept er behagen in, zijne uitverkorenen in dit leven, door afwisseling van smart en lijden, tot hunne eeuwige bestemming te voeren l Simeon, die zoo even hen getroost had, zou ook door een profetisch woord hun hart bedroeven. En zie hier hoe dat gebeurde: Wel wisten Maria en Joseph dat hun kind God was, dat die God was mensch geworden om ons door zijn kostbaar bloed te verlossen; doch welke omstandigheden in het bijzonder het verlossingswerk zouden vergezellen, was hun onbekend 1). Met te meer aandacht en verwondering luisterden zij dus naar Simeon's woorden, toen de grijsaard, zich tot Maria richtend, op plechtigen toon sprak: « Zie dit kind is gesteld tot geestelijk heil of onheil van velen in Israël en tot een teeken, dat wedersproken zal worden; ook door uwe eigene ziel zal een zwaard gaan, opdat uit vele harten

1) Corn, a Lapide in Luc. II, 50. 1'lane tam ad B. Vir-ginem, quam ad Josepli liaoc referenda sunt: licet enim ipsi nossent Jesum suum, esse Christum Dei (ilium et salvatorem nutndi: tarnen ignorabant qua ratione illud munus obitnrus esset, sen qua: illa essent negotia Patris in particulari, in qnibus ipse dixerat oportcre se versari nimirum an, quando, quomodo docturus , victurus, mo-riturus, crucifigendus esset pro salute mundi: h®c enim eis a Deo necdiim rcvelata erant, sed ea ipsa progressu temporis, vel per experientiam, vel per revclationcm Jcsn didicerunt.

-ocr page 142-

— 136 —

de gedachten zich openbaren , en het alzoo blijken zou, hoe elk gezind is. » 1)

De H. Joseph mocht die woorden wel hoo-ren; maar voor hem persoonlijk golden zij minder, hij zou derzelver vervulling niet beleven. Toch moest een zwaard van droefheid op dat oogenblik ook zijne ziel doorboren. Hoe? dat voorwerp zijner liefde, Jesus, dien hij meer dan zijn leven lief had, zou moeten lyden en sterven, en dan nog tot val strekken van velen? Bittere gedachten,'die al de vreugde van den H. Joseph gedurende geheel zijn leven vergalde.

Behalve Simeon, was nog eene godvruchtige vrouw in Jerusalem, eene deugdzame weduwe, de profetes Anna, die geheel haar leven God gewijd had. Altoos was zij in den tempel, God dienend nacht en dag; ook zy ■was bij Jesus' opdracht tegenwoordig; ook zij erkende en verkondigde luide Christus' godheid, en sprak over den Messias met allen, die Israel's verlossing verwachtten; ook zij dus strekte Maria en Joseph tot vreugde, en deed het scherpe zwaard wat minder bloedend snijden.

Alvorens ik dit hoofdstuk over Jesus' opdracht sluit, moet ik no» met een enkel woord het offer van Maria vermelden; want, zegt de II. Evangelist: «toen zij alles volbracht had-

1) Luc. 11. 34. 35.

-ocr page 143-

den, volgens de wet des Heeren, keerden zij terug naar Galilea, naar hunne stad Nazareth » 1). Maria volbracht dus ook wat by de wet bevolen was, en offerde, als eene arme vrouw, twee tortelduiven of twee andere jonge duiven; dit toch was liet offer der armen; de meer gegoeden moesten een éénjarig lam en eene jonge duif of tortelduive offeren. Doch waarom bracht Maria het offer der armen, zij, die nog geen vier weken te voren, rijke schatten ontvangen had? De oorzaak is licht te veronderstellen. Zij brachten liet offer der armen, omdat zij inderdaad arm waren; en waarschijnlijk hadden Joseph en Maria, na in hunne uiterste behoeften voorzien te hebben, al wat hun overbleef of aan den tempel geschonken 2), of aan de armen uitgedeeld 3); zij gaven zich geheel over aan de Voorzienigheid die hun nog nooit ontbroken had; — ook wilden zij geen offer brengen dat hunnen stand te boven ging; en zij wisten reeds genoegzaam hoe dierbaar de armoede was aan den Ver-

1) Luc. II, .quot;9.

2) Maldonatus in Mattli. II, 11. Placet mihi qnotl a quibusdam dictum est, thesaurum illum Deo fuisse al) illis consecratum.

3) Estius in Luc. II, 24. Qiiod aurum illud statim, ut crat misericordi® maler, in elecmosynas paiiperum ex-penderit, pra?sci'lim cum tempus cssct bruttialc.

-ocr page 144-

— 138 —

losser der wereld, wien zij in alles behagen wilden.

Welk een voorbeeld van nederigheid en gehoorzaamheid geeft gy mij, o H. Joseph! Geef dat ik niet alleen getroffen zij by het zien uwer deugden, maar ze ook navolge zoo veel als het eenen armen zondaar mogelyk is!

-ocr page 145-

NEGENDE HOOFDSTUK.

VLUCHT NAAR EGYPTE.

Het duurde niet lang, of de vervulling van Simeon's voorspelling nam een aanvang. Herodes, zooals wij reeds gezien hebben, verwachtte dat de Wijzen, op hunne terugreize, hem zouden boodschappen, wat zij van het kind vernomen hadden. Hij had zorgvuldig zijn plan verborgen en voorgegeven, dat ook hy zoude komen en het kind aanbidden, hoewel reeds toen zijn doel was, den Zaligmaker te vermoorden. Om zyn troon te bevestigen, zag de trotsche wreedaard tegen niets op, zelfs niet tegen het vermoorden van eigen bloedverwanten. Toen nu de Wyzen niet terugkwamen, verkeerde hij waarschijnlijk eerst in de meening, dat zij het kind te vergeefs hadden gezocht, en zij dien ten gevolge , over het mislukken hunner pogingen beschaamd, langs eenen anderen weg naar hun land waren teruggekeerd. Zóó althans is het te verklaren, ■waarom hy niet zelf een onderzoek deed instellen, daar Bethlehem nauwelijks twee uur van Jerusalem verwijderd was.

Ondertusschen werd het gebeurde bij de

-ocr page 146-

— 140 -

opoffering van Jesus in den tempel ruchtbaar, en kwam ter ooren van Herodes. Het kind was dus wel degelijk geboren, en hy was door de Wijzen bedrogen!

Wreede teleurstelling voor den vreesachtigen on bloeddorstigen tiran! liet gold hier zijne kroon; zoo hij dit kind liet leven, zag hij zich in zijne verbeelding reeds van zijnen troon neergestort! Hij neemt dus ook een besluit, een' tiran ten volle waardig: alle mannelyke kinderen van twee jaren en daar onder, die in Bethlehem en al deszelfs landpalen woonden , moesten vermoord worden. Er mocht dan bloed stroomen, ja, veel en onschuldig bloed, hij zou zeker den Koning der Joden treffen, en dus geen mededinger naar den troon te vreezen hebben!

God verijdelde eventwel liet plan van Herodes; toen het moordbevel werd uitgevaardigd, was het kindje Jesus reeds in veiligheid. Joseph woonde met Maria en het kindje te Nazareth, ver genoeg van Betiilehera, om het onmiddelijk gevaar ontkomen te zijn ; doch wat zou de achterdochtige Herodes niet aanwenden, om zich van het welslagen zijner onderneming te verzekeren? Wijl het uur nog niet gekomen was, waarop Jesus zijn leven wilde offeren, zond God een engel tot Joseph, die hem in den slaap zeide: « Sta op, neem het kind en zijne moeder, en vlucht naar Egypte; en wees aldaar, tot dat ik het u zeggen zal; want

-ocr page 147-

— 141 —

Herodes gaat het kind zoeken om het te doo-den. » 1)

Voorwaar een vreeselijk bevel voor eenen armen huisvader, die zijn brood moest winnen in het zweet zyns aanschijns: zijne nederige woning te moeten sluiten, om naar een vreemd land te trekken; daarbij nauwelijks voorraad genoeg te hebben om tot in Egypte te komen; en dat met eene teedere vrouw en een zoo jeugdig kind! Een ander hadde teruggedeinsd voor zulk eene onderneming; niet zóó onze Heilige. Zonder morren, zonder bedenking gehoorzaamt hij aan Gods bevel, en werpt zich vol betrouwen in de armen der Voorzienigheid; nog dienzelfden nacht 2) staat hij op, neemt het kind en zijne moeder, en vlucht naar Egypte.

Op reis moesten zij tallooze ontberingen uitstaan. Hun rustbed was vaak de harde grond, hun dak de bloote hemel; hun voedsel een stuk hard brood, uit Nazareth medegenomen of onder weg gebedeld.

En ware slechts deze reis het einde der tegenspoeden! Doch neen! bangere zorgen wachten hem nog in Egypte. Immers, hoewel wij daaromtrent niets geboekt vinden, kunnen wij ons toch voorstellen, met welke moeielijkheden de

1) Matth. H. 13.

2) Beclen, t. d. p.

-ocr page 148-

— 142 —

H. Joseph, vooral in den beginne, moest te kampen hebben. Waar toch zou hij in een vreemd land werk vinden, om met handenarbeid in het onderhoud van het heilig huisgezin te voorzien ? Vele vernederingen moest hij daarbij ondervinden; hier voorbij gezonden, ginds beschimpt worden: een vreemdeling, die arm is, moet helaas, zoo veel verduren! Hoe droevig voor hem, als hij Maria en het kind honger en dorst moest zien lijden I Honger is een scherp zwaard; maar duizendmaal wree-der was het vooi Joseph, dat te moeten aanschouwen in Jesus en Maria, dan zelf den hongerdood te moeten sterven ! Hoe pijnlijk voor hein, als hij het kind Jesus, grooter geworden doch nog te jong om te arbeiden, aan de hand der allerheiligste Maagd moest zien bedelen, om een stukje brood!

Bij dat lichamelijk lijden, voegde zich nog zielesmart. Egypte was diep gezonken in de afschuwelijkste afgoderij, zoodat zelfs dieren aanbeden werden. Hoe hartverscheurend voor Joseph en Maria, die gruwelen te moeten zien, en daarbij den hoon te overwegen , hunnen God en huh kind aangedaan! En dat verblijf in Egypte moest van langen duur zyn. De engel had zich voorbehouden .den tijd des terug-keers te bepalen: «blijf d^ar,» had hij gezegd , «tot zoo lang ik het u zeggen zal.» Hoe lang moest die tyd niet vallen aan Joseph en Maria! en wat al tranen zyn er gestort, ge-

-ocr page 149-

— 143 —

durende de zeven jaren, die zij ongeveer daar verbleven 1 1)

Toen nu Herodes gestorven was, verscheen een engel in den droom aan Joseph, en gebood hem: (v sta op, neem het kind en zijne moeder met u, en trek naar het land van Israël; want zij, die het kind zochten te dooden, zijn gestorven.» 2)

Ook nu gehoorzaamde Joseph zonder toeven; hij begaf zich op weg, zooals de engel bevolen had. Iloe verheugd hij ook wezen mocht het land der afgoderij te kunnen verlaten , moest hem toch deze reis bijzonder veel smart veroorzaken. liet kindje Jesus was nu te groot om altijd te worden gedragen, en toch het was te klein om eene zoo verre reis te voet af te leggen. Wie zal beschrijven, wat Joseph uitstond, als hij den lieven Jesus vermoeid zag? als hij zien moest, hoe het afgematte kind zich op den grond nederlegde om een weinig te rusten? Tranen van medelijden vloeiden dan over zijne wangen, en hij verlangde vurig naar het einde dier lange reis. Eindelijk zou dat verlangen vervuld worden.

1) Het is niet met zekerheid bekend hoe lang de 11. Familie in Egypte verbleef; doch het meest waarschijnlijke gevoelen is, dat zij ongeveer zeven jaren daar vertoefden. Suarez. Disp XVII. sect. 2.

2) Ma'tli. II. 20.

-ocr page 150-

- 144 —

het leed was bijna overkomen: zij naderden de grenzen van Israël.

Ziedaar dan het land in hetwelk de ware God aanbeden wordt ! Ziedaar het land waar God zyn huis heeft, waar Hij met zijn volk woont! Ziedaar het land, waar jaarlijks het volk ten tempel stroomt om God te aanbidden en Hem zijn offer te brengen! Genoegelijke herinneringen, vreugdevol wederzien voor Joseph! Ook hij had jaarlijks den tempel bezocht, en nu, zeven jaren daarin verhinderd, wenschte hij op zijne lange terugreis eerst naar Jerusalem te gaan, ten einde God voor de gelukkige tehuiskomst te bedanken en eene offerande op te dragen 1); zijne bruid deelde met hem in dit verlangen. Toen zij echter in Judea aankwamen, en Joseph vernam, dat de wreede Archelaüs regeerde, vreesde hij daar heen te gaan; en de engel des Heeren verscheen hem op nieuw, en beval hem zich naar de streken van Galilea te begeven. Hoe gaarne zij ook den tempel bezocht hadden, wisten toch die heilige echtgenooten, wat het zeggen wilde: God om God te verlaten; en Joseph deed gelijk hem bevolen was, en vestigde zich met der woon in het stadje Nazareth.

1) Jansenius Gand. Comment, in Concordiam Evang. Cap. XII. Aut voluisse quidem ire in Judseam, non ad habitandum; sed ut gratias Deo solemnes ageret in Jerusalem.

-ocr page 151-

— 145 —

Heilige Joseph, toonbeeld der volmaakste gehoorzaamheid, die in alles Gods heiligen wil met vreugde volbracht hebt, verwerf mij de onschatbare genade, altijd en in alles Gods roepstem te volgen; dan zal ik eens by u, in het ware vaderland komen, om Jesus en Maria voor eeuwig met u te beminnen.

-ocr page 152-

TIENDE HOOFDSTUK.

VERLIES VAN JESUS 1).

In de wet van Moyses had God bevolen, dat alle mannen bij de drie hoogfeesten naar Jerusalem zouden opgaan, om te offeren 2). Hoewel volgens die wet slechts Joseph gehouden was naar Jerusalem te gaan, zien wy toch uit het Evangelie, dat ook Maria, bij gelegenheid van het Paaschfeest, haren echtgenoot gewoonlijk vergezelde. Daarbij geeft de H. Lucas genoegzaam te verstaan, dat zij ook jaarlijks het kind met zich namen 3). Toen nu Jesus den ouderdom van twaalf jaren bereikt had, gingen Joseph en Maria, volgens de gewoonte van het feest, naar Jerusalem. Als het Paaschfeest, dat acht dagen duurde, voleindigd was, keerden zij terug; doch het kind

1) Lucas II, 42-53.

2) Exod. XXIII, 14-17.

3) Maldonatis in I.iic. II, 42. Est proljabilius per sin-gulos aimos Chrislum cuni parentibus ascendisse, idque mihi videtnr Evangelista, obscure licct, indicare, cum non dicit, eo anno ascendisse, sed remansisse in Jerusalem, quasi insinuans, aliis annis ascendisse quidem, sed nou remansisse: et quasi satis esse pulaverit diceie, ascendisse parentes, ut et puerum ascendisse intelligcremus.

-ocr page 153-

- 147 —

Jesus bleef in Jerusalem achter. Zulks geschiedde buiten weten, hoewel zonder schuld, van Joseph of Maria. Zij hadden Jesus tus-schen het reisgezelschap gezien, doch niet bemerkt, dat Hij zich, vóór zij Jerusalem verlieten , weer daarvan verwijderd had. Zij meenden dan, dat Hij zich tusschen de bloedverwanten en bekenden bevond, waar zij Hem ook later zochten, gelijk de Evangelist opmerkt. «Dit moet ons niet bevreemden, want de ouderdom van twaalf jaren moet ons, de vroege lichaamsontwikkeling der Oosterlingen in aanmerking genomen, niet doen denken aan een kind, dat de zijde zijner ouders nooit verlaat, maar aan een genoegzaam volwassen jongeling, die van de vrijheid van handelen, welke zijn leeftijd hem toestaat, gebruik maakt» 1).

Toen zy na de eerste dagreize in de plaats, waar zij zouden vernachten, waren aangekomen, zochten zij het kind Jesus onder hunne vrienden en bekenden: doch te vergeefs. Al vragende vernamen zij, tot hunne groote droefheid, dat men het niet meer gezien had, sedert het reisgezelschap Jerusalem had verlaten. Wat gedaan? In den nacht konden zij het kind niet zoeken: bij wien toch zouden zij aankloppen? waar vragen? Zy moesten dus wachten tot den morgen, ó Lange nacht voor die bedroefde harten! Wat al angsten hebben Joseph

1) Muré, Bijbelsclie Gesch. V' deel, bladz. 46.

-ocr page 154-

— 148 —

en Maria niet uitgestaan! De eerste stralen dei-zon zagen hen reeds op weg naar Jerusalem, vol droefheid over hun verlies, nauwelijks in staat elkander te troosten. Doch van waar die droefheid, zou misschien iemand kunnen denken? wisten zij dan niet, dat hun Zoon God was, en als zoodanig geene menschelijke zorg behoefde? Zeker wisten zij dit; maar zij wisten ook, dat Jesus Christus mensch was, en dat Hij zicli als zoodanig gedroeg. Hij zou dus honger en dorst lijden ; Hij zou ook in eene vreemde plaats rond dwalen en de grootste vermoeienissen uitstaan, tenzij iemand Hem voedsel en huisvesting verleende 1). Geen wonder dus, dat zij met angst en droefheid naar het voorwerp hunner vurige liefde zochten.

Het was reeds avond, toen zij in Jerusalem aankwamen; en hoe pijnlijk alle uitstel hun ook viel, waren zij toch verplicht tot den volgenden dag te wachten. Ongetwyfeld, zoo meenden zij, bevond hun Zoon zich in een der rondom den tempel opgetrokken gebouwen.

1) Jansenics Ipr. in Luc. 11', 15. Sed cur tauta solli-citudo de illo, quein üeum osse non ignorabant? Nimiruin quod, sicuti ceetera corporis Incoinmoda, fainem, sitim, inibecillitatem ambulandi , et similia patiebatur, instar pueroruni cseteroium, nisi parentnm cura arcerentur: ita merito solliciti erant, ne et istis itineris ct eirorum in-commodis subjaceret, quibus eseteri pueri tolent : nee enim divina potestas ejus parentes a sollicitudine et cura paterna eximebat.

-ocr page 155-

- 149 —

Den volgenden dag begaven zij zich zoo spoedig mogelijk naar den tempel, en ziel daar vonden zij Hem in een der nevengebouwen, zittende onder de leeraaren, luisterende naar hetgeen zij zeiden, als ware Hij een hunner leerlingen geweest. Als de leeraren Hem ondervroegen, antwoordde Hij met zulke wijsheid, dat allen, die Hem hoorden, verbaasd waren over zijn verstand en over zyne antwoorden. Joseph en Maria waren geheel verwonderd Hem onder de leeraren te vinden; daaruit toch begrepen zij al dadelijk, dat Jesus met opzet in Jerusalem gebleven was. Dan sprak Maria tot Hem : Kind! waarom deedt Gij ons alzoo, dat Gij ons vóór ons vertrek niet zeidet, dat Gij zoudt achterblijven? Zie, uw vader en ik zochten U met droefheid. En Hij zeide hun; Waarom zocht gij Mij? Dewijl Ik u niet vergezelde op de terugreis, kondet gij toch wel denken, dat Ik bezig was met de aangelegenheden van mijnen hemelschen Vader; want gij weet, dat Ik moet behartigen en verrichten wat mijn Vader Mij gebiedt 1). Noch Maria, noch Joseph begrepen deze woorden; immers, hoewel zij veel omtrent den Verlosser wisten, kenden zij toch niet ten volle welk zijne werkkring wezen zou; ook zagen zij niet in, hoe die handeling van Jesus met zijne goddelijke zending in betrekking

1) Bcplen, t. d. p.

-ocr page 156-

— 150 —

stond. In stilte aanbaden zij Gods raadsbesluiten , en Jesus keerde met hen weder naar Nazareth.

Heilige Joseph, om uwe bittere droefheid bij het verlies van uwen Jesus, dien gij zonder uwe schuld verloren hadt, sta mij bij, bid ik u, opdat ik nimmer het ongeluk hebbe mynen Jesus door de doodzonde te verliezen; zou ik echter ooit zoo ongelukkig zijn, o lieve Heilige, verkrijg mij dan de genade, om spoedig mynen Jesus door eene oprechte bekeering terug te vinden.

-ocr page 157-

ELFDE HOOFDSTUK.

VERBOEGEN LEVEN EN DOOD VAN DEN H. JOSEPH.

Na het verlies en het weder vinden van Jesus in den tempel, geeft het H. Evangelie ons nog slechts één woord over het geheele leven des H. Joseph's in Nazareth: «Jesus,» zoo staat geschreven, «was hun onderdanig».

Wel is dat woord van veel beteekenis; het bevat in zich Joseph's onbegrijpelijke waardigheid, die zijnen God mocht gebieden; het is eene lofspraak, die zijne betrekking tot Jesus op het krachtigste voorstelt; de betrekking van Voedstervader wordt daar met die der waarachtige Moeder in één en hetzelfde woord uitgedrukt, omdat Jesus hem als zyn vader beminde en eerbiedigde! Doch hoeveel ook in dat woord ligt opgesloten, het onttrekt Joseph aan onze oogen, en stelt hem in staat, om met meer recht, dan ieder ander heilige te zeggen: «Mijn leven is verborgen met Christus in God » 1).

-ocr page 158-

- 152 —

echtgenooten, in onderlinge liefde en eendracht, voor het dagelijks onderhoud zorgden; hoe zii het kind Jesus, dat in alles aan andere kinderen wilde gelijk zijn, onderrichtten en opvoedden; hoe Joseph en Maria door de zuiverheid der meening hun arbeid in gebed veranderden , terwijl hun hart onafscheidelijk met God vereenigd bleef; hoe Joseph in zijnen arbeid werd bijgestaan door Jesus, die hem als kind gehoorzaamde; hoe Joseph, als hoofd der H. Familie, zich onder alle opzichten vol-maaktelijk gedroeg, «omdat hij rechtvaardig

was, cum essct vir Justus » 1)-

Hoe groot was dat huiselijk geluk 1 Zij alleen kunnen zich daarvan een zwak denkbeeld vormen, in wier huisgezinnen de zoete vrede woont, als vrucht van den waren godsdienst. Wat zuiver genot moet het voor Joseph geweest zijn, na den arbeid van den dag, den avond door te brengen in heilige gesprekken met zijne H. Bruid en het kind Jesus! Hij mocht dan arm zijn, en genoodzaakt, in het zweet zijns aanschijns voor een schamel woonvertrek en een armoedig voedsel te arbeiden, hii bezat een onwaardeerbaren schat: het huiselijk geluk, in de liefde van Jems en Maria. Rustig vloeide dus dat leven voort, verborgen vóór het oog der menschen, maar groot in de oogen van God.

1) Miitlh. I. 19.

-ocr page 159-

— 153 —

ó Heilig Huisgezin! arm in aardsclie maar rijk in hemelsche goederen, met hoeveel welgevallen rustte het oog van God op u!

Toonbeeld der christelijke familie, door de wederzijdsche liefde der echtgenooten, de quot;waakzaamheid des Vaders, de zorgvuldigheid der Moeder, de gehoorzaamheid en kinderlijke liefde des Zoons, mocht uvv voorbeeld door velen betracht worden! mocht de catholieke familiegeest, die in onze bedorven eeuw bijna uitgedoofd is, op nieuw herleven door uwe vereering!

Ongeveer achttien jaren verliepen aldus ongestoord voor dit heilig drietal. Jesus was nu nagenoeg dertig jaren oud en wilde zijn openbaar leven beginnen. Joseph had den plicht, door God hem opgelegd, tot het einde toe volbracht; de vaderzorgen werden nu overbodig, God wilde hem dan ook het loon schenken voor zijne getrouwheid.

«Het was voor Jesus' openbaar leven «zegt de H. Epiphanius», dat Joseph van deze wereld scheidde, 't Is hierom dat er in het evangelie niet gezegd wordt: «Zijn vader en zijne moeder, en zijne broeders», maar: «Zie uwe moeder en uwe broeders staan buiten » (Luc. VIII. 20). Vandaar nog, dat toen men Hem aansprak in Galilea: «Niemand die zulke dingen doet, zoekt in het verborgene te blijven, indien gij zulke dingen doet, toon u dan in het openbaar» Hij (de evangelist) niet zegt: zijn

10

-ocr page 160-

— 154 —

vader en zijne broeders, maar enkel zijne broeders, wyl Joseph had opgehouden televen. Ook staat er in het evangelie van Joannes, dat Christus op 't einde zijns levens, toen Hij aan het kruis hing en den leerling zag dien Hij liefhad, hem zeide omtrent Maria: « Zie uwe Moeder:» en aan deze: «Zie uw Zoon.» Voorzeker, zoo Maria kinderen hadde gehad, of zoo haar man nog by leven ware geweest, zou Hij Maria dan wel aan Joannes en Joannes aan Maria hebben aanbevolen?» 1) Anders toch had het H. Evangelie, dat meermalen gewag maakt van de allerheiligste Maagd en van andere bloedverwanten des Zaligmakers, zeker nog gesproken van den H. Joseph. Wij zouden hem gezien hebben bij Jesusquot; dood. Nooit, geloof ik.

-ocr page 161-

— 155 —

zou Joseph, bijaldien hij nog geleefd hadde, bij het sterven van zijnen beminden Verlosser afwezend gebleven zijn.

Toen dus de laatste dag zijns levens was aangebroken, lag de H. Joseph op eene armoedige legerstede uitgestrekt. Het eerbiedig hoofd, door zorg en kommer meer nog dan door den last der jaren vergrijsd, rustte in de armen van Jesus en Maria. O zalig sterven! O kostbare dood des rechtvaardigen! O zoet verscheiden van mijnen heiligen vader! bijgestaan door zijnen God, die hem opbeurt en versterkt in de overgeving aan Gods heiligen wil; die hem bijstaat in het volmaakt offeren van zich zeiven in dat laatste oogenblik; die stroomen van genade in zijne ziel uitstort, om hem des te heerlijker te kunnen kroonen in den hemel; die hem altijd meer en meer in liefde ontvlamt, tot zoo lang die heilige ziel door de onweerstaanbare kracht der liefde zich losrukt van het stof, en van deze wereld scheidt!

«Ja hij stierf,» zegt de H. Alphonsus 1), met den H. Franciscus van Sales 2), «hij stierf van zuivere liefde tot God.» «Hoe zou men er aan kunnen twijfelen,» vraagt de laatstgenoemde Heilige, «of het dierbaar kind zijns harten, zijn veelgeliefd pleegkind stond hem

1) Zesde raeditutie ter eerc va» den II. Joseph.

2) Traité dc 1'amour do Dien. Livre VII. Chap. 13.

-ocr page 162-

— 156 —

bij? — Zalig zijn de barmhartigen want zij zullen barmhartigheid verwerven 1). Hoe zacht, hoe liefdevol, hoe barmhartig was die goede voedstervader voor den Zaligmaker, toen Hij als klein kind ter wereld kwam! Wie zou niet voor zeker houden, dat zijn pleegkind hem honderdvoudig beloonde, door hem een he-melsch genot te verschaffen bij zijn verscheiden uit deze wereld? Toen de Zaligmaker nog klein was, hadden Joseph, zijn voedstervader, en de allerzaligste maagd Maria, Hem dikwijls gedragen, vooral toen zij vluchtten naar Egypte 5 en wie gelooft niet, dat die heilige vader, hij het einde zijner dagen, wederkeerig door zijn pleegkind gedragen werd in den schoot van Abraham, om hem van daarbij zijne hemelvaart over te brengen in de glorie des hemels? Een Heilige, die zoo innig bemind had gedurende zijn leven, kon slechts van liefde sterven I Te midden aller verstrooiingen dezer wereld kon dat hart zijn lieven Jesus niet beminnen, zoo als het zulks verlangde; toen dus Jesus niet meer jong was en Joseph's hulp niet meer behoefde, bleef dezen slechts ovei tót den eeuwigen Vader te zeggen: «Vader, ik heb het werk volbracht, dat gij mij gegeven hebt om te doen» 2) : en tot God den Zoon; mijn kind, zooals uw hemelsche Vader

1 Mattli. V. 7. 2) Joan. XVII. 4.

-ocr page 163-

— 157 —

uw lichaam in mijne handen legde op den dag uwer komst in deze wereld , zóó beveel ik mijn geest in uwe handen, nu ik van deze wereld scheiden zal.» 1)

Zóó ontsliep de man van Maria, de voedstervader van Jesus!

11. Joseph, om uw heilig sterven; om den bijstand, dien gij daarbij van Jesus en Maria mocht ondervinden, sta ook mij bij in dat laatste uurl Geef dat ik sterven moge in uw gezelschap en dat van Jesus en Maria, opdat ik eenmaal met u, Jesus en Maria, een eeuwig danklied zinge, en u met hen eene gan-sche eeuwigheid moge beminnen, loven en prijzen! Amen.

1) t. a. p.

-ocr page 164-

TWAALFDE HOOFDSTUK.

DK H. JOSEPH TEN HEMEL OPGENOMEN.

Tot hiertoe zagen wij den H. Joseph in zijn leven en sterven; wij zagen zijne ziel, rijk in verdiensten, gebracht in den schoot van Abraham, bij de patriarchen en de heiligen van het Oud Verbond, om met hen de verrijzenis van Jesus af te wachten; wantJesus, de eerstgeborene onder de dooden, moest nog den hemel openen.

Welke vreugde was de komst van Joseph voor die oudvaders en heiligen, als hij hun de tijding bracht, dat zijn Zoon, hun Verlosser, zou sterven, en opstaan van de dooden, en hen allen met zich voeren in de glorie des hemels! AVelke eerbied moet hen vervuld hebben voor dc verhevene waardigheid van den voedstervader van Jesus! Zij begroetten hem als den prins van 's hemels hof, die, even als hij door God gesteld was over zijn huis op aarde, zoo ook heerschappij zoude voeren met zijn pleegkind in den hemel!

Intusschen werd het stoffeljjk overblijfsel van den H. Joseph, zijn heilig lichaam, ter aarde besteld.

Dat graf was heerlijk, omdat de Heer der Heeren, Jesus Christus, die tranen storten zou

-ocr page 165-

— 159 —

bij het graf van eenen vriend, het vereerde als de rustplaats van eenen dierbaren vader! Dat graf was heerlijk, omdat de allerheiligste Maagd Maria, het verhevenste aller schepselen, de Koningin der heiligen, het met eerbied beschouwde, als de woonplaats van haren verheven Bruidegom! Dat graf was heerlijk, omdat er rustte een heilig lichaam, dat bij uitstek de tempel geweest was van den IT. Geest, en bestemd om eens verheerlijkt te worden, omkleed met glorie, de hoogste na die van Jesus en Maria!

Dat graf was heerlijk!! En toch vermeldt de geschiedenis niet, dat de menigte daar toestroomde om het heilig graf te vereeren; dat zy het stof van dat graf als een heiligdom met zich voerden; dat daar ontelbare gunsten en genaden werden verworven; dat het stoffelijk overschot, het gebeente des H. Joseph's, als van zoo vele andere heiligen, op de altaren vereerd werd. Van waar die tegenstrijdigheid ?

ITet valt niet moeielijk zulks te verklaren. God, die gewild had, dat het leven van den II. Joseph, meer dan dat van eenig ander heilige, verborgen zou zijn; wilde ook vooralsnog de heiligheid des H. Joseph's verborgen houden. Trouwens Jesus was nog niet verrezen ; de Godmenscli, door wien alle heiligen groot zijn, was nog niet verheerlijkt, en daarom bleef het graf, zoo waardig vereerd te worden, der wereld onbekend.

-ocr page 166-

— 160 —

Doch nu ten minste worden de stoffelijke overblijfselen, de reliquieën des H. Joseph's vereerd? Waar bleef later zijn lichaam?

De geschiedenis zwijgt hier. Met zekerheid kunnen wij daaromtrent niets zeggen: doch zie hier het gevoelen van den H. Bernardinus van Siëna 1),

1) S. Bernard. SeN. Sermo de S. Joseph. Art. 3. Pie quidem credendum est, non tarnen asserenduin, quod piissimus Filiiis Dei Jesus pari privilegio decoravit suum putntivum Putrem sicut suam sanctissimam Matrem, ut sicut illam assumpsit in ooclum in corpore et anima glo-riosam: sic etiam in die Resurrectionis snlt;b sanctissimum Joseph in gloria resurreclionis secuin: ut sicut illa sancta familia, scilicet, Christus, Virgo el Joseph in laboriosa vita, et amorosa gratia siniul vixerunt in tenis, sic in amorosa gloria nunc, et corpore, et anima regnat in cuelis. Juxla regulam Apostol. 2 Cor. 1. Sicut socii pas-sionum estis, sic erilis et consoltilionis; scriptum est enim Matth. 27. Multa corpora Sanctorum surrexerunt qui dormierant, idest obierant, secundum enim Joann. line factum fuit Domino resurgente, quia Domsnus fuil primoyenilus mortuorum, et princeps reymn tcrt'd', ut dicitur Apoc. I. Hie nihilominus enarratur per anticipa-lionein , ut ostendatur quod virtute et merito passionis ejus hoc extitit factum. Surrexerunt, inquam, cum Lhristo tanquani testes resurrectionis ejus. Et hoc Slalth. aperte subdit quuni 27. cap. ait: Et exevntes dc mcnumentis post resvrrcclionem ejus venerunt in sanctam civilfttem, et apparuerunt mvltis. Inter quos suscitatos pie credendum est quod fuerit sanctissiinus iste vir. Quserit Remigius quod factum est de his qui surrexerunt cum Christo. Et respondet quod omnino credendum est, quod postea nou obierunt, scilicet cum Christo ad ccelum ascendente pa-riter ascenderunt, et hoc reetse consonat rationi.

-ocr page 167-

— 161 —

dat, volgens Suarez 1), door velen gedeeld wordt.

« Het is godvruchtig aan te nemen, hoewel niet met zekerheid te bevestigen, dat Jesus., die ouderlievende zoon, zynen voedstervader hetzelfde voorrecht verleende, als aan zijne heilige Moeder, en hem liet deelen in zijne glorievolle verrijzenis, even als Hij haar met lichaam en ziel ten hemel zou opnemen. Zóó immers zou de H. Familie: Jesus, Maria en Joseph, op deze wereld in zorgvollen wandel en liefdevolle genade verbonden, eveneens in den hemel met ziel en lichaam heerschen in de liefdevolle glorie, volgens den stelregel des Apostels: «dat gelijk gij deelgenooten zijt des lijdens, zoo ook (deelgenooten) wezen zult der vertroosting. » 2) Want er staat geschreven: « en vele lichamen van ontslapen heiligen stonden op. » 3) Volgens het Evangelie van den H. Joannes geschiedde zulks bij de verrijzenis des Zaligmakers, omdat de Heer was, zoo als in het boek der openbaring gezegd wordt: «de

1) Suarez. Disp. VIII. sect. II. n0 8. Illud vero advertere non pi'ietermitlam , ex qundam satis recepta sententia, piobaliile fieri, Sanctum liunc coipore et animo glonoso cum Christo regnaie, quia, cum ante Christum mortuus fuerit, verisimile est fuisse unum ex illis qui tempore mortis vel resurrectionis Cliristi surrexcrunt, quos multi sen-tiunt ad immortalem vitam animi et corporis transiisse.

2) 11 Cor. I, 7.

3) Mattli. XXVII, 52.

-ocr page 168-

— 162 —

Eerstgeboren der dooden en de Vorst van de koningen der aarde.» 1) In het Evangelie des H. Mattheüs' wordt dit bij vervroeging gezegd, als geschiedde liet reeds bij den dood des Zaligmakers; opdat wij beseffen zouden, dat het gebeurde door de kracht en de verdiensten van zijn lijden. Edoch zij verrezen niet Christus, gelijk ik zeide, als getuigen zijner verrijzenis; en de II. Mattheüs zelf doet zulks duidelijk zien, als hij zegt: « en uit de grafsteden gaande, na zijne verrijzenis, kwamen zij in de heilige stad en verschenen aan velen. » 2) Dat onder deze opgewekten die heilige man was, moet men godvruchtig gelooven. « Wat is er geworden van hen die met Christus verrezen? » vraagt nu Ilernigius, en hij antwoordt, «dat men volstrekt gelooven moet, dat zij later niet meer gestorven zijn, doch tegelijk met Christus ten hemel zijn opgevaren.»» Zeer merkwaardig zijn hieromtrent de volgende woorden, die men aantreft in de Acta Sanctorum van Bollandus (XIX Martii § VIII. N0 55.) «Andere reliquieën van den II. Joseph... zoekt niemand op, of zegt ze te bezitten. Geen wonder voorwaar, indien (zoo als de II. Bernardinus van Siëna,— 'tis Ber-nardinus de Busfis die het verhaalt — in eene toespraak aan het volk van Padui, uitriep) de 11. Joseph met ziel en lichaam, glorievol

1) Apoc. I. 5.

2) Maltli. XWII, 53.

-ocr page 169-

— 163 —

in den hemd troont. En waarom zou dit onmogelijk wezen? Wij lezen (zegt Gerson in zijne predikatie over Maria's geboorte) dat veie lichamen van heiligen zijn opgestaan en in de heilige stad zijn gekomen en aan velen verschenen zijn. De vrome christen vrage zich nu af, of men niet moet aannemen, dat ook de rechtvaardige Joseph een van hen geweest is en dat hij aan zijne teergeliefde bruid zal verschenen zijn om haar te troosten!» 1) De vrome Justinus Miechoviensis is van hetzelfde gevoelen. 2) Ook de om zijne diepe geleerdheid beroemde Barradius ziet er niets tegen, dat Joseph met lichaam en ziel ten hemel zou zijn opgenomen 3); terwijl de diepzinnige godgeleerde Sedlmayer dit feit voor allerwaarschijnlijkst houdt. 4) De H. Leonardus a Portu Mau-ritio zegt uitdrukkelijk, dat de II. Voedstervader

1) Alias S. Joscplii rcliquiiis ..... ncmo requirit vel

habere se (licit; nee miriini si (([nod S. Bernardinus Se-nensis, Bernardius de 15iisto referente, ad concionem populi Patavini clainabat) in anima el corpora S. Joseph in cmlis gloriosus est. Cm'veio non fit? Lecjimiis, inqnit Gerson, Sermo de Nativitate Marl®, mulla corpora sanctorum resxirrexisse et venisse in sanctam civitatem, et apparuisse multis. liecoyitet, oro, pius animus, sijustus Joseph ulis ex illis pulandus est, qui apparuerit ca-rissima sponsai eamque consolatus sit.

2) Discnrs. pnedicali. sup. Litan. Lauret. Disc. 121, nquot; 3.

3) Tom. I, lib. 6, cap. 8.

4) Theolog. mariana. p. II. qn. 1. a. 13. n0 969.

-ocr page 170-

— 164 -

onzes Heeren met ziel en lichaam ten hemel is opgenomen: Joseph, zegt hij, was dit bijzonder voorrecht waardig. 1)

Al deze geleerde en vrome schrijvers gaan in hunne bewering uit van het feit, dat bij Jesus' dood de graven zich openden en de daarin rustende lichamen der heiligen, óf in het oogenblik van Jesus' verrijzenis óf althans kort daarna, uit dezelve zijn opgestaan en aan velen in de heilige stad Jerusalem verschenen zijn.

Maar wie toch waren deze heiligen? Sommigen verzekeren ons, dat het de profeten waren, als zijnde de heiligste personen des Ouden Verbonds; anderen beweren, dat het de voorouders van Christus geweest zyn. Suarez echter merkt te recht aan, dat het hier eene buitengewone genade geldt, die niet immer juist aan de heiligsten, als dusdanig, geschonken wordt; weshalve men hier meer te letten heeft op het doel, dat God waarschijnlijk met die verrijzenis der lichamen beoogd heeft. Algemeen houdt men het er voor, dat zij opgestaan zijn om getuigenis te geven van Jesus' verrijzenis: bijgevolg is het waarschijnlijker dat het destijds bekende personen waren 2).

1) Sermon de S. Joseph 1. P.

2) Qu. 53. art. 3. Commentar. n0 8. Haec extraordinaria privilegia non semper dantur propter inajorem sanctitatem, sed vel juxta beneplacitum divina; bonilalis vel propter

-ocr page 171-

— 165 —

't Is overigens den lezer niet onbekend , dat in het Nieuwe Testament al degenen, welke in Christus gelooven, onder den algemeenen naam van heiligen worden aangeduid (Aldus gaan-dewegs o. a. in de brieven der Apostelen).

Mogen wij dus niet besluiten, dat Jesus bij voorkeur den H. Joseph tot zijne dierbare Moeder Maria heeft gezonden; den H. Joseph, dien Hij immers voortdurend in alles bevoorrechtte? Zeker is het, dat de vermaarde Paus Benedictus XIV er niet aan twijfelt. Inderdaad hij onderstelt als zeker, dat de II. Joseph uit het graf is opgestaan, toen de Zaligmaker verrees uit zijn graf. Het eenige wat hij betwijfelt is, of hij daarna neg gestorven is, dan wel of hij ten hemel is opgenomen. Immers hij zegt, dat de vraag, of Joseph met lichaam en ziel in den hemel is, van die andere vraag afhankelijk is of namelijk de heiligen die met Christus uit het graf zijn opgestaan ook met lichaam en ziel met Christus ten eeuwigen leven zijn ingegaan, dan wel of zij later op nieuw gestorven zijn: «Ook een ander voorrecht nog ('t zijn Benedictus' eigene woorden) kan men hier in overweging nemen. Het is, of de heilige Joseph met lichaam en ziel ten hemel opgegaan en

iilins spccialcs rationes, ut verbi gralia, si forlasse re-

sunexcnmt____ qui miper erant mortiii, et potermit esse

testes m-igis noti.

-ocr page 172-

— 1G6 —

dicht bij Christus onzen Heer aan de zijde der allerheiligste Maagd op een verheven glorie-

troon geplaatst is____Daar echter de beslissing

van dit punt afhangt van de onder de kerkvaders en godgeleerden beroemd gewordene strijdvraag, of zij namelijk, die met Christus onzen Heer zijn verrezen (volgens den tekst van Matth. 27. » «de graven openden zich en vele lichamen der heiligen die ontslapen waren stonden op ») of deze namelijk tot het onsterfelijke leven des lichaams en der ziel zijn overgegaan, dan wel of zij verrezen zijn om

later op nieuw te sterven____daarom kan men

het niet als zeker staande houden 1) enz. (t. w. dat Joseph dit nieuwe groote voorrecht heeft mogen genieten).

De vaderen en godgeleerden, zegt dan Paus Benedictus, zijn liet aangaande dit vraagstuk onder zich niet eens. Onnoodig hier aan te merken dat hunne verdeeldheid alléén slaat op diegenen, welke bij Christus' verrijzenis van den dood zijn opgestaan. Immers omtrent de

1) Lib. IV, p. 2, cap. 20, ii° 32 et 33. Posset alia quoque considerari prarogativa, quod sanctus videlicet Joseph corpore et anima ad coelos ascenüerit et propè Cliristum Dominum post beatissimam Virginem in sublimi

glori» throno fuerit collocatus..... At cum id pendeat a

celebri ilia inter Patres et theologos conlroversia, an illi qui cum Clirislo Domino resurrexerunt (juxta illud Matth. 27. monumenta aperta sunt et multa corpora sanc-tormu qui dormierant surrexerunt) ad immortalem corporis

-ocr page 173-

— 167 —

vóór dien tijd verrezenen, zooals een Lazarus, één jongeling van JNaïm en anderen, niemand hunner twijfelt er aan of deze zijn bepaald later op nieuw gestorven. Maar wat houden dan de schrijvers aangaande de verrezenen, die wij op de eerste plaats genoemd hebben?

Onder vele anderen, die ons gevoelen aankleven, bepalen wij ons slechts de volgende aan te voeren.

De UIL Hieronymus 1) en Epiphanus 2) lee-ren het uitdrukkelijk. Ook de Ecrw. Beda omhelst het gevoelen van Hieronymus 3). Ook de H. Thomas van Aquine in zijne Commentariën op Matth. 27. houdt deze meening als zeer gegrond. Ziehier zijne woorden: «En vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, zijn opgestaan ». Men pleegt de vraag te stellen of zij opgestaan zijn om weer te sterven of om niet meer te sterven. Het is buiten twijfel dat sommigen verrezen zijn om daarna ■weer te sterven; zoo Lazarus. Van genen echter kan men zeggen, dat zij zijn verrezen om niet andermaal te sterven, daar zij enz .... Derhalve zijn zij verrezen om met Christus

et anima; vitam ti'ansierint, vel potius resurrexcrint iterum niorituri.....asseri idoirco tutó nequit, etc.

1) Eo. 60. Tom. 22. Col. 591.

2) IliEies. 75. Tom. 42. Col. 511.

3) Comm. in h. 1. Mallii.

-ocr page 174-

— 168 —

den hemel binnen te gaan.» 1) Hoe stellig deze verklaring des engelachtigen leeraars hier ook zij, toch kan hij niet doorgaan als een onvoorwaardelijke voorstander van dit gevoelen. Trouwens in zijne Summa helt hij meer over tot het gevoelen des II. Augustinus', die het tegendeel beweert. 2) Omtrent die tweezijdigheid van meening bij den H. Leeraar hoore men Sylvius. Terwijl hij de aangehaalde plaats der Summa bespreekt, zegt deze vermaarde godgeleerde: «Aangaande het gegeven antwoord op de tweede tegenwerping blijft de moeilijkheid bestaan of namelijk de heiligen, die met Christus verrezen zijn, op nieuw zijn gestorven. De schrijver [H. Thomas), den H. Augustinus hier volgende, antwoordt bevestigend. En toch de ontkennende meening, die hijzelf heeft omhelsd in het 4'le boek, 43. Onderscheiding, art. 3., meening, die hij aangeeft in zijne Catena aurea (gouden aaneenschakeling) en geput heeft in de woorden van Remigius — en ik voeg er bij, die hij even-

1) In Matth. „Et multa corpora sanctorum, qui ilor-mierant, surrexerunt.quot; De illis solel esse qiitcslio, utiüm resurrexerint iterüm nioritun, vel non morituri. Constat aliquos resurrexisse ut post morerenlur, ut Lazarus. Sed lt;le istis potest dici quod surrexerunt non iterum morituri,

quia etc..... Ideo surrexerunt tamquam intraturi cum

Christo in ccclum.

2) 3 qu. 53. a. 3 ad 2.

-ocr page 175-

— 169 —

eens in zijne aanteekeningen op Mattheüs omhelst— die meening is meer waarschyniijk.» i) Vervolgens staaft Sylvius zijne bewering door verschillende bewijsgronden, die ik eventwel kortheidshalve voorbij ga. Evenzoo onthoud ik mij de bewijzen van Suarez voor dit gevoelen aan te halen: immers mijn geschrift zou er al te uitvoerig door worden. Dit slechts zij nog aangestipt, dat ofschoon de II. Augustlnus, (gelijk wij bereids, den 11. Thomas aanvoerende, deden opmerken,) het gevoelen van Ilieronymus en Epiphanius verwerpt, hij dit enkel doet op grond der H. Schrift. Welnu de voornaamste schriftuurverklaarders van latere tijden vinden in de door Augustinus aangehaalde schriftuurplaatsen de voorgewende bezwaren niet. Zie Cornelius a Lapide 2), Mal-donatus 3) Jansenius Gandavensis 4) en anderen. Van Jansenius zegt de geleerde Estius: «Jansenius houdt het er voor op deze plaats en betoogt zeer wel, dat deze met Christus

1) Comment, in D. ïhotn. h. I. Circa responsionem ad 2.)quot;™ difficultas est an sancti, qui cnm Christo resun-cxc-runt, iterum sint mortui. Auctor hie Angnstinum secutus affirmat. Pars tarnen negativa, quam ipse docuit in 4. Dist. 43. art. 3, quamque refert in Catena ex verbis Re-migii probabilior est.

2) Comment, in li. 1.

3) Comment, in h. I.

43 Concord, evang.

i 1

-ocr page 176-

— 170 -

verrezen zijn tot een onsterfelyk leven.» 1) t Is hierom ook dat de vermaarde hoogleeraar Beelen in eené kantnoot op de aangehaalde plaats van Matth. 27. besluit: «Voorts, men kan om goede redenen gelooven, dat die opgewekte heiligen verrezen zijn in verheerlijkte lichamen. En eveneens kan men op goede gronden aannemen, dat die heiligen, zonder wederom te sterven, met ziel en lichaam opgevaren zijn ten hemel. » 2)

Al deze redenen en getuigenissen, welke wij des noods nog merkelijk zouden kunnen vermenigvuldigen hadden wij ons niet willen beperken , moeten iederen onbevooroordeelden lezer overtuigen, dat de meening van de ten-hemel-opneming met lichaam en ziel dergenen die met Christus verrezen zijn een hoogen graad van waarschijnlijkheid heeft, en met hoe veel meer recht mogen wij dus niet van den H. Joseph met den H. Leonardus a Portu Mauritio zeggen, dat hij met ziel en lichaam in den hemel troont!

Wij kunnen dus, volgens eene godvruchtige meening, den H. Joseph reeds met lichaam en ziel verheerlijkt in den hemel beschouwen. En hoe genoeglyk is het voor zijne vereerders

1) Comment, in h. 1......Jansenius ibidem senlit et

liené probat; quod bi cuin Cluisto resunexerunt ad vitam imiiiorlalem.

2) Hot Nieuwe Testament enz. t. a. p.

-ocr page 177-

— 171 —

te denken aan het geluk, waarin die groote Patriarch deelt in het bijzijn van Jesus en Maria! Boezemt het ons menschen niet meer vertrouwen in, als wij denken, dat Joseph, onze beschermer, met ziel en lichaam voor Gods troon onze zaak bepleit? Dat hij aan Jesus, ter verhooring van zijn gebed, de armen kan toonen, waarop hij Hem droeg, de borst, waartegen hij Hem als kind zoo0dikwerf drukte? Ja, zulk gebed moet wel verhoord worden om den eerbied, dien Jesus hem toedraagt!

H. Joseph, die zoo gelukkig waart, reeds hier op aarde in een onafgebroken verkeer mef Jesus en Maria te leven, ik bid u, verkrijg mij de genade, van het overige gedeelte mijns levens aan al de aanvallen der hel weêr-stand te bieden; met mjjnen God altijd ver-eenigd te blijven; en te' sterven in de liefde van Jesus en Maria! dan zal ik eens, niet u, hunne tegenwoordigheid genieten in het eeuwig rijk der gelukzaligen. Amen.

-ocr page 178-
-ocr page 179-

ZEVEV GOliVUlCHTItiE OVEIIVVEGINGEX

AANGAANDE HET LEVEN VAN DEN DOOR DEN

H. ALPHONSÜS.

EERSTE OVERWEGING.

OVER DE REIS NAAR BETHLEHEM, WAAR JESUS GEBOREN WERD.

Asccndit autcm et Joseph a Galilea, de civitate Nazareth, in civitatem David, qua: vacatur Bethlehem. 1)

En ook Joseph ging op van Galilea, uit dc stad Nazareth, naar Judea, naar David's stad, die Bethlehem genoemd wordt.

Beschouw welke zoete gesprekken Maria en Joseph hielden gedurende deze reis; zij spraken over de barmhartigheid van God, die zijnen Zoon in de wereld zond, om het menschdom vrij te koopen; en over de liefde van dien Zoon, die in dit tranendal kwam, om door

1) LHC. II, 4.

-ocr page 180-

- 174 -

zijn lijden en sterven, voor de zonden der menschen te voldoen.

Beschouw verder de smart van Joseph, als hij in dien nacht, waarin het Woord van God zou geboren worden, met Maria te Bethlehem verstoeten werd, zoodat zij genoodzaakt waren in eenen stal te verblijven. Welke droefheid voor Joseph, zijne heilige Bruid, die ieder oogenblik haar kind kon ter wereld brengen, te zien sidderen van koude in die vochtige en van vele zijden opene grot.

Doch hoe groot moest zijn troost zijn, toen Maria hem toeriep en zeide: «kom, Joseph, kom en aanbid ons goddelijk kind, dat zoo even geboren is in deze spelonk. Zie hoe schoon Hij isl Beschouw in deze kribbe, op dit weinig hooi, den Koning der wereld. Zie hoe hij beeft van koude. Hij, die de Serafijnen doet branden van liefde; zie hoe Hij weent, Hij, die de vreugde des hemels is. »

Beschouw thans de liefde en de teederheid van Joseph, nu hij met eigene oogen aanschouwde den Zoon van God, als kind geboren; nu hij te gelijker tijd de engelen hoorde zingen bij hunnen menschgeworden Koning, en de grot van licht zag schitteren! Dan viel Joseph, tot tranen verteederd, op zyne knieën. «Ik aanbid U,» zeide hij, «ja! ik aanbid U, mijn Heer en God! Hoe groot is mijn geluk U, na Maria het eerst by uwe geboorte te mogen aanschouwen en te weten dat Gij in deze wereld mijn

-ocr page 181-

— 175 —

Zoon genoemd en voor mijn kind gehouden wilt worden! Duld dan ook, dat ik U zoo noeme, en van dit oogenblik af U zegge: mijn God en mijn Zoon, U wijd ik mij (jehcel en ol toe. Mijn leven zal niet meer het mijiie, maar geheel en al het uwe zyn; tot niets anders zal het mij nog strekken, dan om ü, mijn Heer, te dienen ! »

Hoe moest vervolgens Joseph's vreugde klimmen. toen hij, in dienzelfden nacht, de herders zag komen, door een engel vermaand om hunnen nieuwgeboren Zaligmaker te gaan bezoeken; en later toen de heilige Wijzen uit het Oosten, den Koning des hemels kwamen vereeren, die op aarde gekomen was, om ons, zijne schepselen zalig te maken.

GEUED.

Mijn heilige Patriarch, ik bid u, om de droefheid, die gij verduurd hebt, toen gij het goddelijk Woord zaagt geboren worden in eenen stal, zoo armoedig, zonder vuur, zonder windsels; toen gij het hoordet schreien om de koude die het te lijden had; ik bid u, zeg ik, mij eene ware droefheid te verwerven over mijne zonden, die de oorzaak geweest zijn van Jesus' tranen. En om den troost, dien gij gesmaakt hebt, toen gij voor het eerst Jesus als kind in de kribbe aanschouwdet, zoo schoon en zoo beminnelijk, dat uw hart van dat oogenblik af, door eene overgroote liefde

-ocr page 182-

- 176 —

jegens een zoo beminnelijk en liefdevol kindje begon te branden; verkrijg mij de genade, dat ook ik Hem met eene groote liefde beminne op deze aarde, om Hem eenmaal te bezitter in den hemel.

En gij, o Maria, moeder van God en mijne moeder, beveel mij aan uwen Zoon; verkrijg my de vergiffenis van al de beleedigingen, die ik Hem heb aangedaan, en de genade Hem nooit meer te beleedigen.

En gij, mijn geliefde Jesus, vergeef rnij ter liefde van Maria en Joseph; schenk mij de genade, U eens te aanschouwen in den hemel, om daar uwe goddelijke schoonheid, en uwe goedheid, die U bewogen heeft uit liefde tot mij kind te worden, eeuwig te loven en te beminnen. Ik bemin U, oneindige goedheid. Ik bemin U, mijn Jesus; ik bemin U, mijn God, mijne liefde, mijn al!

-ocr page 183-

TWEEDE OVERWEGING.

OVER DE REIS NAAR EGYPTE.

Angelus Domini apparuit in somnis Joseph, dicens: surge et accipe pucrum et matrem ejus, et fuge in jEgyptum. 1)

Een engel des IIeer en verscheen in den droom aan Joseph en zeide: sta op, en neem het kind en zijne moeder met u, en vlucht naar Egypte.

Daar de heilige drie Koningen Herodes verwittigd hadden, dat de koning der Joden reeds geboren was, vaardigde die barbaarsche vorst het bevel uit, om alle kinderen, die toen in den omtrek van Bethlehem waren, te vermoorden. God, die vooralsnog zijn Zoon van den dood wilde bevrijden, liet daarom door een engel aan Joseph weten, dat hij het kind zou nemen en de moeder, en vluchten naar Egypte.

Beschouw hier de bereidwillige gehoorzaamheid van Joseph; die, hoewel de engel geen tijd voor het vertrek bepaalde, zich onmidde-lijk tot de reis gereed maakte, en dat zonder eenige vraag te doen, noch omtrent den tijd, noch omtrent de wijze van zulke reis, noch

1) Matth. II, i:i

-ocr page 184-

— 178 —

ook omtrent de plaats, waar hij zich in Egypte vestigen zou.

Onmiddellijk maakte hij het bevel aan Maria bekend; en nog in dienzelfden nacht, zoo als Gerson met juistheid bemerkt , verzamelde hy, voor zoo veel hij die dragen konde, zijne armoedige gereedschappen, om zijn arm huisgezin in Egypte te onderhouden. Alleen en zonder gids, ondernam hij, met Maria, zijne Bruid, de zoo lange reis (men schat vier honderd mijlen) naar Egypte, over bergen, langs moeilijke wegen en door de woestijn!

Welke smart moest Joseph op deze reis ondervinden, als hij zijne geliefde Bruid zoo zag lijden. Immers, zij was niet gewoon te gaan; bovendien droeg zij haar dierbaar kind in hare armen, dat nu Maria, dan Joseph, op deze vlucht, beurtelings dragen moesten; daarbij kwam de vrees, van bij iederen stap de soldaten van IJerodes te ontmoeten, en dat alles in den strengsten wintertijd, door wind en sneeuw. Waarmede moesten zij zich voeden op deze reis, tenzij met een stuk brood, van huis medegenomen, of als aalmoes gebedeld! Waar moesten zij des nachts slapen, tenzij in eone of andere ellendige hut, of op den grond, onder den blooten hemel, onder eenen of anderen boom!

We^ hield de II. Joseph zich geheel en al vereenigd met den wil des eeuwigen Vaders, die wilde, dat zijn Zoon reeds als kind begon

-ocr page 185-

— 179 —

te lijden, om voor de zonden der menschen te voldoen; maar toch kon het teedere en liefdevolle hart van Joseph niet ongevoelig blijven voor smart, als hij dat goddelijk kind zag beven, als hij het hoorde schreien van koude en van de andere ongemakken, welke het moest verduren.

Beschouw eindelijk, hoeveel Joseph lijden moest, gedurende een oponthoud van zeven jaren In Egypte, te midden van een heidensch, barbaarsch en vreemd volk; want daar had hij noch bloedverwanten, noch vrienden, die hem konden ondersteunen; zoodat de H. Patriarch, gelijk de H. Bernardus zegt, dag en nacht zich moest afmatten, om voedsel te verschaffen aan zijne arme Bruid en aan datzelfde goddelijk kind, dat alle menschen en dieren der aarde van spijzen voorziet.

GEHED.

Mijn heilige Beschermer, om die bereidwillige gehoorzaamheid, die gij altyd aan den wil van God betoondet, verkrijg mij van uwen Jesus de genade, om volmaakt te gehoorzamen aan de goddelijke geboden. Verkrijg mij, dat ik op mjjne reis naar de eeuwigheid, te midden van zoo vele vijanden, nooit, tot aan het laatste oogenblik mijns levens, het gezelschap verlieze van Jesus en Maria. In dat gezelschap zullen de kwellingen

-ocr page 186-

— 180 —

van dit leven, ja, zelfs de dood, mij zoet en aangenaam zijn.

O Maria, moeder van God, om het lijden dat gij, teedere Maagd, op die reis naar Egypte, hebt uitgestaan, verwerf mij de kracht, om alle ongemakken en wederwaardigheden, die mij overkomen, met geduld en onderwerping te verdragen.

En Gij, mijn lieve Jesus, heb medelijden met mij; mijn God! Gij onschuldige, die mijn Heer zijt en mijn God, hebt zooveel willen lijden voor mij toen Gy nog een kind waart; en ik, zondaar, die zoo dikwijls de hel verdiend heb, hoe ontevreden en ongeduldig ben ik niet geweest, als ik slechts het minste voor U moest lijden. Vergeef mij, mijn Verlosser; voortaan wil ik verduren zoo veel als het L behaagt; en van dit oogenblik af, bied ik mij aan voor alle kruisen, die Gij mij zult willen overzenden. Help mij daartoe met uwe genade, anders zal ik U niet getrouw zijn. Ik bemin U, mijn Jesus, mijn schat, mijn al, ik wil U altijd beminnen; om ü te behagen wil ik alles lijden, wat Gy verlangt.

-ocr page 187-

DERDE OVERWEGING.

OVER HET VERLIES VAN JESUS.

Jlemansit pner Jesus in Jerusalem. et non cognovcrunt parenten ejus 1).

Het kind Jesus bleef in Jerusalem achter; en zijne ouders wisten het niet.

Toen de tijd gekomen was, om uit Egypte terug te koeren, zie, daar verschijnt opnieuw de Engel en bcodschapt aan Joseph, dat hij met het kind en de moeder zou wederkeeren naar Judea. De heilige Bonaventura bemerkt, dat het lijden van Joseph en Maria, bij dit terugkomen, grooter was dan bij het heengaan; nu immers was Jesus ruim zeven jaar oud, en dus te groot, om op de armen gedragen te worden, en daarentegen te klein, om een langen weg te voet af te leggen. Het beminnelijk kind was dan ook gedwongen, dikwijls stil te staan, en zich van vermoeienis op den grond neer te leggen.

Beschouw verder de smart van Joseph en Maria, na hunne terugkomst, toen zij Jesus bij hun bezoek in den tempel, verloren hadden. Joseph was gewoon de zoete aanschou-

1) Luc. II. 13.

-ocr page 188-

— 182 —

wing en het bijzijn van zijnen beminden Verlosser te genieten; hoe groot was dus zijne droefheid, als hij gedurende drie dagen zich daarvan beroofd zag, zonder te weten of hij Hem ooit zou wedervinden, en, (wat hem het meeste griefde), zonder de oorzaak er van te kennen. Immers de heilige Patriarch vreesde in zijne diepe nederigheid, dat misschien, ter oorzake van eene of andere door hem bedre-vene fout, Jesus besloten had, niet langer in zijn huis te wonen, als achtte hij hem onwaardig voor zijn gezelschap, voor de eer om Hem te verzorgen en een zoo grooten schat te bewaren. Er is geen grooter leed voor eene ziel, die al hare liefde aan God gesclio-iken heeft, dan de vrees Hem mishaagd te hebben.

In al die drie dagen konden Joseph en Maria geenc rust vinden; het was een voortdurend weenen en zoeken naar hunnen lieveling, zoo als de 11. Maagd zelve bij het terugvinden in den tempel tot Hem zeide: «Füi quid fc-cisti nobis sic? ecce pater tuus et ego dolen-tes qneerebamus te.» Mijn Zoon, welke bittere

smarten hebt Gij ons in deze dagen doen uit- i

staan, toen wij daar ronddwaalden, weenende ]

en altijd U zoekende, zonder U te vinden, of ]

iets omtrent U te mogen te vernemen? I

Beschouwen wij daarentegen de vreugde, t

van Joseph, toen hij nu Jesus wedervond en c vernam, dat de reden zijner verwijdering niet

lag in eene fout van zijnen kant, maar in het i

1

-ocr page 189-

— 183 —

verlangen van Jesus, om de glorie zyns eeuwigen Vaders te bevorderen.

GEBED.

Gij weent, mijn heilige Patriarch, omdat gij Jesus verloren hebt; maar toch gij hebt Hem altijd bemind, en Hij heeft u altijd bemind, zoo zeer zelfs, dat Hij u verkozen heeft als voedstervader en als beschermer van zijn leven. Laat mij weenen, die, om wille van de schepselen en van mijne booze lusten, zoo dikwijls de goddelijke genade verachtte, en daardoor mijn God verliet, en Hem verloor. O mijn Heilige, om de verdiensten uwer smart bij het verlies van Jesus, verwerf mij tranen om de beleedigingen, mijnen God aangedaan, altijd te beweenen En om uwe vreugde bjj het weêr-vinden in den tempel, verkrijg mij het geluk. Hem ook weder te vinden en Hem, nadat lly met zijne genade teruggekeerd is in mijne ziel, nooit meer te verliezen.

En gij, mijne Moeder Maria, gij, de toevlucht der zondaren, verlaat mij niet: heb medelijden met mij. Indien ik uwen Zoon be-leedigd heb, het is mij nu van ganscher harte leed ; ik ben bereid liever duizendmaal het leven, dan nog ooit zijne goddelijke genade te verliezen. Bid Hem, dat Hij mij vergeve en mij de heilige volharding schenke.

En Gij, mijn lieve Jesus, zoudt Gij mij nog niet vergeven hebben, vergeef mij dan nu!

-ocr page 190-

- 184 -

Ik haat en verfoei al de beleedigingen, die ik U heb aangedaan! Zij zijn mij leed, en ik zou van droefheid willen sterven.

Ik bemin ü, en omdat ik U bemin, schat ik uwe liefde en uwe genade meer dan alle koningrijken der wereld. Heer, help my, opdat ik U altijd beminne en U nooit meer be-leedige!

-ocr page 191-

VIERDE OVERWEGING.

OVER HET VOORTDUREND VERKEER VAN DEN H. PATRIARCH MET JESUS.

Et descendit cum eis, et vcnit Nazareth, et erat subditus illis 1).

En Hij ging met hen af, en kwam te Nazareth, en Hij was hun onderdanig.

Jesus, door Maria en Joseph in den tempel wedergevonden, keerde nu met hen naar hun huis te Nazareth terug, en leefde daar met Joseph tot aan diens dood, hem steeds gehoorzamende als zijnen vader.

Overweeg hier het heilig leven, dat Joseph dóór leidde in het gezelschap van Jesus en Maria. In dit huisgezin was geene andere bezigheid, dan de vermeerdering van Gods glorie; waren geene andere gedachten of verlangens, dan om aan God te behagen; was geen ander onderhoud, dan over de liefde, welke de men-schen aan God verschuldigd zijn, en over die, welke God den mensch toedraagt, in het bijzonder, door zijnen ééngeboren Zoon in de wereld te zenden, om voor de zaligheid van het menschelijk geslacht te lijden en zijn leven te eindigen in eene zee van smart en schande.

1) Luc. IT, 51.

12

-ocr page 192-

— 186 —

Ach, onder welken vloed van tranen moesten Maria en Joseph, zoo ervaren in de H. Schrift, in de tegenwoordigheid van Jesus spreken over zijn smartvol lijden en sterven! Met hoeveel weemoed zeiden zij tot elkander, dat hun lieveling, eens volgens de voorspelling van Isaïas 1), de man van smarten en verachting zijn zou; dat zyne vijanden Hem zoo deerlijk zouden misvormen, dat Hij, die nu zoo schoon was, niet meer kenbaar zou wezen; dat zijn vleesch zoodanig zou verwond en verscheurd worden door de geeselslagen, dat Hij gelyk zou zijn aan een met wonden overdekten melaatsche; dat hun allerliefst kind dit alles met geduld verduren zou, zonder zelfs den mond te openen, om zich over zoo groote mishandeling te beklagen; dat Hij zich als een lam ter slachtbank zou laten leiden; dat Hij eindelijk aan een eerloos hout, tus-schen twee moordenaars, door overmaat van smart zyn leven zou eindigen.

En beschouw nu de gevoelens van droefheid en liefde, die zulke gesprekken in het hart van Joseph verwekken moesten.

GEBED.

Mijn heilige Patriarch, om de tranen die gij gestort hebt, als gij het toekomstig lijden van uwen Jesus overwoogt; verwerf mij een

1) Isaias. LUI.

-ocr page 193-

gedurig en teeder aandenken aan de smarten van mijnen Zaligmaker. En om het heilig liefdevuur, dat bij zulke gedachten en gesprekken in uw hart ontvlamde, bid ik u één vonkje daarvan mede te deelen aan mijne ziel, die door hare zonden zoo grootelijks medewerkte tot het lijden van Jesus.

En gij, Maria, om uw groot en bitter lijden te Jerusalem, bij het zien der smarten en der dood van uwen beminden Zoon, verkrijg mij eene groote droefheid over mijne zonden.

En Gij, mijn lieve Jesus, die zooveel geleden hebt, en gestorven zijt uit liefde tot mij, geef dat ik nimmer eene zoo groote liefde vergete. Mijn Zaligmaker, uw dood is mijne hoop. Ik geloof, dat Gij voor mij gestorven zijt. Ik hoop door uwe verdiensten zalig te worden. Ik bemin U uit geheel mijn hart, ik bemin U boven al; ik bemin U meer dan mij zeiven; ik bemin U, en uit liefde tot U ben ik bereid alles te lijden. Niets bedroeft mij meer dan dat ik U, het opperste Goed, beleedigd heb. Ik verlang niets anders dan U te beminnen en U te behagen. Help mij. Heer, en laat niet toe, dat ik mij nog ooit vim U scheide.

-ocr page 194-

VIJFDE OVERWEGING.

OYER DE LIEFDE VAN DEN H. JOSEPH TOT MARIA EN JESUS.

Et descendit cum eis ct vcnit Nazareth et er at subditus HUs 1).

En Hij ging met hen af, en kwam te Nazareth en Hij was hun onderdanig.

Beschouw vooreerst de liefde van Joseph voor zijne heilige Bruid. Zij was onder de vrouwen de schoonste, die ooit leefde; zij was de nederigste, de zachtmoedigste, de zuiverste, de gehoorzaamste en de meest Godminnende, die ooit was of zijn zal onder alle menschen en alle engelen; daarom verdiende zij ook al de liefde van Joseph, die de deugd zoo zeer lief had.

Voeg daarbij de liefde, met welke hij zich wederkeerig bemind zag door Maria, die ongetwijfeld haren bruidegom lief had boven alle schepselen. Hij beschouwde haar bovendien als de welbeminde van God, die haar uitverkoren had tot moeder van zijnen ééngeboren Zoon.

1) Luc. II, 51.

-ocr page 195-

- 189 —

Overweeg nu hoe groot, onder al deze opzichten, de genegenheid zijn moest, die het rechtschapen en dankbaar hart van Joseph voor deze zijne zoo beminnelijke Bruid moest koesteren.

Beschouw op de tweede plaats, hoe groot Joseph's liefde was voor Jesus. quot;Wijl God onzen Heilige bestemd had, om de plaats van vader te bekleeden ten opzichte van Jesus, moest Hij zeer zeker in dat hart een liefde instorten van een vader, en wel van een vader van zulken beminnelijken Zoon, die tevens God was. Derhalve was de liefde van Joseph niet eene bloot menschelijke, gelijk die van andere vaders, maar eene bovenmenschelijke, daar hij in denzelfden persoon én zijnen Zoon én zijnen God erkende.

Joseph wist zeer wel, door zekere en goddelijke openbaring van den engel, dat het kind, hetwelk hij altijd aan zijne zijde zag, het goddelijk Woord was, uit liefde tot de menschen, en wel inzonderheid uit liefde tot hem, mensch geworden. Hij wist, dat datzelfde kind hem onder alle menschen verkozen had tot beschermer zijns levens, en zijn Zoon wilde genoemd worden.

En nu overweeg, welk heilig liefdevuur Joseph's hart moest verteren, als hij dat alles overwoog en zag, dat zyn Heer en Meester als een werkman hem diende; nu eens den winkel opende of sloot; dan eens hem hielp

-ocr page 196-

— 190 —

in het hout zagen of het arbeiden met schaaf en bijl; dan weder de krullen verzamelde of het huis uitkeerde; in één woord, als hij zag hoe Jesus gehoorzaamde aan al zijne bevelen, en niets deed dan afhankelijk van zijnen wil.

Welke gevoelens moesten het hart van Joseph vervullen, als hij dat lieve kind in zijne armen droeg, als hij het liefkoosde of deszelfs liefkozingen ontving! Als hij uit dien mond mocht hooren woorden des eeuwigen levens, die, als zoo vele liefdepijlen, zyn hart doorboorden; en vooral als hij de heilige voorbeelden van alle deugden in den goddelijken jongeling beschouwde. Een vertrouwelijk verkeer van langen duur verkoelt dikwijls de liefde tusschen personen, die elkander beminnen, omdat de menschen, naarmate zij langer met elkander omgaan, ook meer en meer elkanders gebreken leeren kennen. Niet zoo was het met Joseph; hoe meer hij met Jesus omging, des te beter kende hij diens heiligheid. Tracht daaruit de liefde te berekenen, waarmede hij Jesus beminde, daar hij, zooals de schrijvers zeggen, vijf-en-twintig jaren lang dat heilig gezelschap mocht genieten.

GEUED.

Mijn heilige Patriarch, ik verheug mij over uw geluk en uwe verhevenheid, dat gij waardig bevonden zijt, Hem als vader te mogen

-ocr page 197-

— 191 —

gebieden, en u door Hem te doen gehoorzamen, aan wien heiael en aarde onderworpen zijn. Heilige Joseph I wijl dus een God u dienen wilde, wil ook ik mij in uwen dienst begeven. Ik wil van nu af u dienen, eeren en liefhebben als mijn meester. Neem mij onder uwe bescherming en beveel mij al wat u behaagt. Ik weet dat al wat gy mij zeggen zult, tot nijn welzijn strekken zal, en tot meerdere glorie van mijnen en uwen Verlosser. O hei-lije Joseph, bid Jesus voor mij; u zal Hij zeker nooit iets weigeren, daar Hij reeds op aa-de gehoorzaamde aan uwe bevelen. Zeg Hen, dat Hij mij de beleedigingen die ik Hem aangedaan heb, vergeve. Zeg Hem, dat Hij mij onthechte van de schepselen en van mijzelven, en rny ontvlamme door zijne heilige liefde, en verder met mij doe wat Hem behaagt.

En gij, allerheiligste Maagd, om de liefde die Joseph u steeds toedroeg, neem mij onder uwe bescherming, en bid uwen heiligen Bruidegom, mij voor zijnen dienaar aan te nemen.

En gij, mijn lieve Jesus, die om mijne ongehoorzaamheid te boeten , U wildet vernederen en gehoorzamen aan eenon mensch, geef mij, om de verdiensten uwer gehoorzaamheid aan Joseph op deze aarde betoond, de genade om van nu af te gehoorzamen aan al uwe goddelijke geboden; en om de liefde, die Gij Joseph toedroegt, en welke hij voor ü koesterde, verleen mij eene groote liefde

-ocr page 198-

— 192 —

jegens U, oneindige Goedheid, die uit alle krachten verdient bemind te worden. Vergeet de beleedigingen, die ik U heb aangedaan, en heb medelijden met mij. Ik bemin U, Jesus, mijne liefde; ik bemin U, mijn God, altijd wil ik U beminnen.

-ocr page 199-

ZESDE OVERWEGING.

OVER DE DOOD VAN DEN H. JOSEPH.

Pretiosa in censpectu Domini mors sanctorum ejus I).

Kostbaar is in de oocjcn des Ilecrcn dc dood zijner uitverkorenen.

Beschouw hoe de 11. Joseph in het huisje van Nazareth het einde zag naderen van zijn leven, dat hij geheel had besteed in den trouwen dienst van Jesus en Maria.

Daar, omgeven van de engelen, en bijgestaan door den Koning der engelen, Jesus Christus, en Maria zijne bruid, die de eene aan deze, de andere aan gene zyde van zijn armoedig bed geplaatst zijn, verlaat hij, vol hemelschen vrede, in deze zoete en verhevene omgeving dit ellendig leven.

Door de tegenwoordigheid van zulk eene bruid en van zulk een zoon, (want zoo ge-waardigde de Verlosser zich te noemen,) was Joseph's dood buitengemeen zacht en kostbaar. En hoe zou ooit de dood kunnen bitter wezen voor hem, die den geest gaf in de armen van het Leven? Wie zal ooit kunnen uitdrukken of beseffen het zuiver genot, de vertroostingen, de gelukzalige hoop, de akten van overgeving,

1) I's. CXY. 5.

-ocr page 200-

— 194 —

de liefdevlammen, welke in het hart van Joseph ontstoken werden door de woorden des eeuwigen levens, die Jesus en Maria hem in de laatste oogenblikken beurtelings toespraken! Zeer gegrond is dus de meening van den H. Franciscus van Sales 1) dat de H. Joseph stierf van zuivere liefde tot God.

Dusdanig was de dood van onzen Heilige: geheel kalm en zacht, zonder angst en zonder vrees, omdat zyn leven altijd heilig geweest was. liet is waar, zóó kan de dood niet zyn voor hen, die ooit in hun leven God beleedig-den en de hel verdiend hadden; maar toch groot zeker zal de troost zijn van hem, die zich op zijn sterfbed zal zien bijgestaan door den H. Joseph; want hij zal de duivels verdrijven en hen beletten zijne vereerders te bekoren; aan hem immers, wien een God in den tijd gehoorzamen wilde, moeten ook zeker de duivels onderworpen zijn.

Zalig de ziel, die op dat oogenblik door zoo'n machtigen voorspreker wordt bijgestaan.

quot;ij stierf in de armen van Jesus en Maria: hij redde het kind Jesus als uit doodsgevaar door de vlucht naar Egypte; en daarom werd hem dat voorrecht geschonken, patroon voor eene goede dood te wezen, en zijne getrouwe vereerders, bij hun sterven, van het gevaar der eeuwige dood te bevrijden.

1) Amour de Dien. Livr. VII. Chap. 13.

-ocr page 201-

— 195 —

GEBED.

Mijn heilige beschermer, gy hadt recht op eene zoo heilige dood, want geheel uw leven was heilig. Mij zou te recht eene ongelukkige dood ten deel worden, omdat ik ze door mijn zondig leven verdiend heb. Doch als gij my bijstaat, zal ik niet verloren gaan. Gij zijt niet alleen een goede vriend van mynen Rechter: gij zijt nog zijn beschermer en voedstervader; zoo gij mij aan Jesus aanbeveelt, kan Hij mij niet veroordeelen.

Mijn heilige Patriarch, na Maria verkies ik u tot myn eersten voorspreker en beschermer, en ik beloof het u: gedurende den tijd, die mij noch te leven overblijft, zal ik iederen dag iets bijzonders ter uwer eer verrichten, en mij onder uwe bescherming stellen. Wel ben ik het niet waardig; doch, om uwe liefde tot Jesus en Maria, neem mij voor altijd als uwen dienaar aan.

Om het troostvol gezelschap, dat Jesus en Maria u gedurende uw leven gehouden hebben, wees mij altijd in mijn leven een beschermer, opdat ik mij nooit, door het verlies der genade, van mijnen God verwijdere; en om den bijstand, dien Jesus en Maria u verleenden by uwe dood, bescherm mij vooral in het uur van sterven, opdat ik den geest geve in het gezelschap van u, van Jesus en

-ocr page 202-

— 196 —

Maria, en u eens in den hemel moge danken, en in uw bijzijn uwen God in alle eeuwigheid jsrijze en beminne!

Allerheiligste Maagd, mijne hoop, gij weet reeds, dat ik hoop eene zalige dood te sterven en mijne zaligheid te bewerken, eerst en vooral door de verdiensten van Jesus Christus, en vervolgens door uwe voorspraak. Mijne Moeder, verlaat mij nooit, maar vooral sta mij bij in het gewichtig oogenblik mijner dood: verkrijg mij de genade den geest te geven onder het liefdevol aanroepen van u en van Jesus.

En gij, mijn geliefde Verlosser, die eens mijn Rechter zult wezen, ach vergeef mij al de beleedigingen, die ik U heb aangedaan; ze zijn mij leed uit den grond mijns harten; doch vergeef mij spoedig vóór dat het uur mijner dood aanbreekt, en ik door U zal geoordeeld worden. Ach ellendige, die ik ben! hoevele jaren heb ik verloren, toen ik U niet beminde! Geef mij de genade ü te beminnen, en veel te beminnen, zoo lang ik nog leven zal, het moge lang of kort zyn; en als het oogenblik komen zal van mijn overgang uit den tijd in de eeuwigheid, laat mij dan sterven brandende van liefde tot U. Ik bemin U, mijn Verlosser, mijn God, mijne liefde, mijn al, en ik vraag U geene andere genade, dan die van U te beminnen. Ik verlang en vraag den hemel, om U te beminnen uit al mijne krach-

-ocr page 203-

- 197 —

ten en gedurende de gansche eeuwigheid. Amen! zoo hoop ik! zoo zij het!

Jesus, Joseph en Maria, U geef ik mijn hart en mijne ziel.

Jesus, Joseph en Maria, laat mij in dien laatsten doodstrijd in uw gezelschap sterven.

-ocr page 204-

ZEVENDE OVERWEGING.

OVER DE GLORIE VAN DEN H. JOSEPH.

Euge serve bone et flJelis, quia super pauca f'uisti fidelis.,. intra in gaudium Domini tui I).

Zeer wel gij goede en getrouwe dienstknecht, omdat gij over weinig getrouw zijt geweest... ga in de vreugde uws Heeren.

De heerlijkheid, welke God zijnen heiligen in den hemel schenkt, is in evenredigheid met de heiligheid van hun leven op aarde. Om zich van Joseph's heiligheid een denkbeeld te vormen, behoeft men slechts te bedenken, wat het Evangelie er van zegt: «.Joseph autem, vir ejus, cum esset Justus. «Joseph nu, haaiman , daar hij een rechtvaardige was.» 2) Een rechtvaardige wil even zoo veel zeggen, als; iemand die alle deugden bezit; wie te kort blijft in slechts ééne enkele deugd, k;*n niet meer rechtvaardig genoemd worden.

Indien nu de H. Geest Joseph reeds rechtvaardig noemt toen hij tot bruidegom van Maria verkozen werd; bedenk dan, hoe zeer

1) Maltli. XXV. 21.

2) Malth. I, 19.

-ocr page 205-

— 199 —

de liefde tot God en alle andere deugden in hem moesten toenemen, door de gesprekken en het voortdurend verkeer met zijne heilige Bruid, die hem een volmaakt voorbeeld was in alle deugden. Was een enkel woord van Maria voldoende, om Joannes den Dooper te heiligen, en Elisabeth te vervullen van den H. Geest; wat verheven trap van heiligheid moet dan de schoone ziel van Joseph niet bereikt hebben, door den vertrouwelijken omgang met Maria, die volgens de overlevering vijf-en-twintig jaren duurde!

En bovendien, moest Joseph nog niet veel meer in deugd en verdiensten stijgen, daar hy zoo lange jaren en zonder ophouden omging met de Heiligheid zelve, met Jesus Christus, dien hij diende, dien hij voedde, dien hij in alles op deze wereld zijne hulp verleende? Indien God loon beloofd heeft aan hem die eenen arme, uit liefde tot God ook slechts één glas water geeft, bedenk dan welke glorie Hij in den hemel zal geschonken hebben aan Joseph , die Jesus verloste uit de handen van Herodes; Hem voorzag van kleederen en voedsel; Hem zoo dikwijls in zijne armen droeg en met zooveel liefde verzorgde.

Wij moeten zeker gelooven, dat het leven van Joseph, onder de oogen en in de tegenwoordigheid van Jesus en Maria, een gedurig gebed was, rijk in akten van geloof, van hoop, van liefde, van onderwerping en van opoffering.

-ocr page 206-

— 200 —

Welnu, als het loon evenredig is aan de verdiensten des levens, hoe groot moet dan Joseph's glorie in het Paradijs niet wezen I

De II. Augustinus vergelijkt de andere Heiligen bij sterren, maar den H. Joseph bij de zon. P. Suarez 1) zegt, dat de meening zeer gegrond is, welke den H. Joseph, na Maria, boven alle heiligen verheft in verdiensten en in glorie; en de eerbiedwaardige dienaar Gods, Bernardinus de Bustis 2), leidt daaruit af, dat de H. Joseph, in zekeren zin, aan Jesus en Maria in den hemel gebiedt, zoo dikwyls hij eene genade voor zijne vereerders wil verwerven.

GEBED.

Mijn heilige Patriarch , gij, die thans in 's hemels vreugde zetelt op een verheven troon, in de nabijheid van uwen geliefden Jesus, die u op aarde onderdanig was, heb medelijden met mijl Ik leef hier omringd van zoo vele vijanden, van den duivel en mijne booze hartstochten, welke my onophoudelijk bestrijden, om mij Gods genade te doen verliezen.

Om het geluk, dat u op aarde te beurt viel het voortdurend gezelschap van Jesus en Maria te mogen genieten, verkrijg mij de genade, om gedurende de dagen, die mij nog overig blijven, altijd met God vereenigd te leven,

1) Disp. VIII, sect. 2.

2) Mor. parle IV, sect. 12.

-ocr page 207-

- 201 —

door aan alle aanvallen der hel weêrstand te bieden, en daarna te sterven in de liefde van Jesus en Maria, opdat ik mij zoo éénmaal met u in hun gezelschap moge verheugen in het rijk der gelukzaligen!

Allerheiligste Maagd en mijne moeder Maria, wanneer zal het oogenblik aanbreken, dat ik, vrij van de vrees nog in zonde te vallen, uwe voeten zal mogen omhelzen, om mij nooit meer van u te verwijderen? Help mij, want door u moet ik eens dat geluk verkrijgen.

Mijn beminde Jesus, mijn lieve Verlosser, wanneer zal ik U genieten in den hemel, en U beminnen van aanschijn tot aanschijn, verzekerd U niet meer te kunnen verliezen! Zoo lang ik leef ben ik in gevaar. O mijn Heer, myn eenig goed, door de verdiensten van den H. Joseph, dien Gij in den hemel zoo bemint en verheerlijkt; door die uwer lieve Moeder, en meer nog door die van uw leven en sterven, waardoor Gy mij alle goed en alle hoop verdiend hebt, laat niet toe, dat ik mij nog ooit hier op aarde van uwe liefde scheide, opdat ik eens moge ingaan in dat vaderland der liefde, om U daiir te bezitten en uit alle krachten te beminnen, zonder mij ooit meer, gedurende de gansche eeuwigheid, van uwe tegenwoordigheid en van uwe liefde te scheiden. Amen ! zoo hoop ik! zoo zij het!

13

-ocr page 208-

OVERWEGING

OP HET FEEST VAN DEN H. JOSEPH.

I.

Hoe machtig de voorspraak van den H. Joseph bij Jesus zijn moet, zien wij uit dat enkel woord van het Evangelie: « Et crat subditus illis. En Hij was hun onderdanig.» 1) Gedurende zoo vele jaren iiad dus de Zoon van God geene andere bezigheid, dan stipt te gehoorzamen aan Joseph en Maria. Een enkel woord van Joseph of een teeken, dat zijn verlangen omtrent iets uitdrukte, was reeds genoeg: Jesus gehoorzaamde onmiddelijk. Hoe zeer doet ons die nederige gehoorzaamheid van Jesus Joseph's waardigheid kennen! Zij verheft hem boven alle heiligen, de goddelijke Moeder alleen uitgezonderd.

II.

Ilooren wij wat de H. Teresia zegt over het vertrouwen, dat wij allen moeten stellen in de bescherming van den H. Joseph: «Aan andere heiligen schijnt de Heer het voorrecht

o O

verleend te hebben, in éene soort; van nood

ij Luc. II, 51.

-ocr page 209-

— 203 —

te helpen; doch de ondervinding bewijst, dat de II. Joseph in allen nood te hulp komt. God wil ons daardoor toonen, hoe hij in den hemel alles doet, wat de H. Joseph vraagt, even als Hij op aarde geheel en al aan diens wil wilde onderworpen zijn. Ook andere personen, wien ik aanraadde, zich den II. Joseph aan te bevelen, hebben datzelfde ondervonden. Ik heb nooit iemand gekend, die hem op bijzondere wijze vereerde, en niet meer en meer voortgang maakte op den weg der deugd. Ik smeek ter liefde Gods, hen, die het niet ge-looven, het zeiven te vallen beproeven. Ik voor mij begrijp niet, hoe men kan denken aan de Koningin der engelen, hoeveel zij uitstond gedurende Jesus' kindschheid, zonder daarbij dank te zeggen aan Joseph, voor de hulp, die hij, in dien tijd, aan de moeder en aan het kind verleende. » 1)

III.

Wij moeten den II. Joseph vooral vereeren, opdat hij ons eene goede dood verwerve. Wijl hij Jesus als kind gered heeft uit de hinderlagen van Herodes, heeft tiij het bijzonder voorrecht de stervenden te bevrijden van de hinderlagen des duivels. Wijl hij daarenboven gedurende zoo vele jaren Jesus en Maria bijstond, en hen door zyne zorgen van woning

1) Haar leven, door haar zelve, lloofdst. VI.

-ocr page 210-

— 204 —

en levensonderhoud voorzag, heeft hij het voorrecht zijne vereerders den bijzonderen bijstand van Jesus en Maria te verwerven in het uur van hunne dood.

Heilige Joseph, mijn heilige-beschermer, door mijne zonden heb ik eene ongelukkige dood verdiend; doch als gij mij verdedigt, zal ik niet verloren gaan. Met alleen zijt gij een groote vriend van mijnen Rechter, maar ook zijn beschermer en voedstervader; beveel mij aan uwen Jesus, die u zoo zeer bemint. Ik stel mij ondor uwe bescherming, neem mij voor altijd aan als uwen dienaar.

Om het heilig gezelschap van Jesus en Maria, dat gij in uw leven mocht genieten, vraag voor mij de genade, om mij nooit meer van hunne liefde te scheiden.

Om den bijstand, dien Jesus en Maria u bij uwe dood verleenden, wil ook mij bij mijn sterven een. bijzonderen bijstand van Jesus en Maria bekomen.

Heilige Maagd, om uwe liefde tot Joseph, uwen bruidegom, verlaat mij niet in mijne laatste oogenblikken.

-ocr page 211-

BLADWIJZER.

kladz.

Opdracht ........ .VIII

Voorwoord van JI»' Laurent.....X

Inleiding ......... XV

I. Hoofdstuk. Voorbestemming van den H. .losepli 21 „ Bovennatuurlijke voorrechten aan den II. Joseph vóór zijne geboorte verleend . . , .27 quot;I. ,, De geboorte van den H. Joseph,

zijn leven vóór het huwelijk . 51 n l'et huwelijk van den II. Joseph . 63 v- „ Maria ontvangt van den H. Geest.

Joseph's vreeze . . . .92 ij Ue 11. Joseph, vader van Jesus

Christus ..... 101

i) Geboorte des Zaligmakers . . 118 VIH. „ Opdracht van Jesns in den Tempel. 131

IX- n Vlucht naar Egypte . . . 139

X- n Verlies van Jesus .... 146 XI- i) Verborgen leven en dood van den

H. Joseph.....151

XII- De H.Joseph ten hemel opgenomen 158

-ocr page 212-

— 20G —

blauz.

Zeven godvruolitige overwegingen .aangaande het leven van den II. Joseph, door den H. Alphonsus. I. Overweging. Over de reis naar Bethlehem, waar

Jcsus geboren werd . . . 1T3 II. „ Over de reis naar Epypte . • 177

III. „ Over het verlies van Jesus . . 181

IV. „ Over het voortdurend verkeer van

den II. Patriarch met Jesus. . 185 V. „ Over de liefde van den H. Joseph

tot Maria en Jesus . . • 183

VI. „ Over de dood van den H. Joseph . 193

VII. „ Over de glorie van den H. Joseph. 198

Overweging op hel feest van den il. Joseph . . 202

-ocr page 213-
-ocr page 214-
-ocr page 215-
-ocr page 216-
-ocr page 217-
-ocr page 218-
-ocr page 219-