-ocr page 1-

SPECIMEN TIISTOllICUM JURIS GENTlU]\r

DK

RHENI ISTAYIGATIONE^
«

QüOLgt;,

ANNUENTFO SUMMO NUMINE,

KX AUCTORITATE UECTOU18 MAGNIFICI,

HENRICI EGBERTI VINKE,

TIItOL. DOCT. ET PBOF. OKD,
NEC KON

AMl'LTSSIMI SENATUS ACADEMICI CONSENSU,

ET

NOBILISSIMAE FACULTATIS JURIDICAE DECRETO,

PRO GTJADU DOCTORATUS,

SUMMISQUE IN JURE ROMANO ET ]I0I)1ERN0 IIONORIBUS AC PRIVILEGIIS,
IN ACADEÄIIA IIIIENO-TKAJECTINA,

UITE AC LEGITIME CON8EQUESDIS,
PUBLICO AC SOLEMN! EXAMINI SUBMITTET

JOANNES LEONAIIDUS WOLTERBEEK, DANIKLIS FILIUS.

AMSTELAEDAMENSIS.
AD DIKM XXXI M. MA.II MDCCCLIV, HOllA I—II,
IN AUDITORIO MAJORI.

AMSTELODAMI,
APUI) FUEDEUIK MULLEU.

MIMJCCLIV.

-ocr page 2-

1/ I ■ 1 a • - I 1/ I I M * gt;

■ * F gt;r :')llt;;i(l 1 i ■ \ I- n

TYPIS C. A. SPIN KT TIUI.

-ocr page 3-

PARENTIBUÖ,

OPTIMIS, CARISSIMIS.

IIASCE STUDIORUSI PRIMITIAS ,
D. 1). D.

-ocr page 4-

m ^ ■■

■fv.

r/'irrivi /ƒ rïiA A7MMaiJ'gt;

p-vCi:.-

m-r-r-

•. - quot; s - -

.. Xii

t.. :

rnbsp;. r

V •««nbsp;«V

i^Toajï ao -^l 'tovn-a VfAV fiAAfl» m(\

. aonn:'gt;«.iróoo« .^no^THnsÄTO

te-.

.■-■'■quot;^(é 'j~ ' •quot; m- •■nbsp;r»\t

M ■■

y

, f/ AC! «axeM Anbsp;K

-ocr page 5-

PllOEVE EENEll GESCHIEDENIS

SCHEEPY AARTWETGEVING

DEN R IJ N.

EENE PROEVE

TOT VERKEIJOINO VAN

DEN GKAAl) VAN DOCTOll IN DE REGTEN

utrechtsche iioogesciiool,

J. L. WOLTERBEEK, D'sz.

AMSTERDAM,
FREDERIK MULLER,
1854.

-ocr page 6-

- lt;4' ■•

Si:

; lt; L .

U tOH/lC

/.Tlnbsp;I'V V.l*;« lt; .nbsp;Jh l ift ,tü AiiVo •

_ __• »» »IVKltf ■nbsp;. s -nbsp;.

ti ...nbsp;- IKIXAHKMH

■i.ijnfjii-vi.tx mvj/' i.sii Mw.iiw^.i-io/njOH na

rlc^i-ïir :iT m rT;)zi}iMMic».raB 31« MO

Ti: A....- ...tfv;nbsp;j;. .Hi .XUTaQ'îOOU ,

■■. ■

fe;

/^».T^ryo SI»/ n îjtk;:ivlt;«ngt; -».«TMaM 30 «avo iquot;

laüafl

-•m vgt;..., ■ - ■ gt;i -H ff/f J.lçuç^JrM.ritBlTA^
fsi Vnbsp;.........\....................Hi

'.lÄtf;:.:;-quot;.

;

sv ■)

-ocr page 7-

INHOUD.

lNI,i:iUING...........................................Blz. ].

hoofdstuk 1.......................................... 13.

OVElt ME BELEMMEKINOES VAN DE KIJNVAART EN VAN DEN
KIJNHANDEI..

hoofdstuk ii.......................................... 31.

OVElt DE 1'OOINOEN, WEI.KE IN HET WEUK ZIJN GESTELD
OM DIE BELEMMERINGEN Ol' TE HEFFEN.

hoofdstuk iii........................................ 57.

OVER DE MESTZEK CONVENTIE, HAAR ONTSTAAN EN HARE
WIJZIGINGEN.

HFÜLUIT EN STATISTIEKE TABELLEN........................ 1]4.

rijl.agkn i—xii....................................... 121.

-ocr page 8-

l;t (juid (luacquc ferat regio, et quiil qnaeque reciisct,
llic scgctes, illic veniunt felicius uvac:
Arborei fetus alibi, atque injussa virescunt
Orainina. Noiinc vides, croceos ut lquot;molus odores,
India inittit cbur, molles sua iura Sabaci?nbsp;■: )(i

At Chalybes nudi fcrrum.........

Ista in regiones descripta sunt, ut necessarium mortalibus osset'''
inter ipsos commercium, si invicem alius ab alio aliqnid'ijctcret.'li

■ 'nbsp;SKNtCA, Epist. 87.'

.1

. / ! ■

- M 'quot;tii ■gt;'
■ ' .• ■

-f-nr .7' . : ;il
T' ■gt;!•

. .. : . • 1 . ..!

-ocr page 9-

1 N 1. E I D I. N G.

ücccls van de vroegste tijden af zijn de oevers der
rivieren de eerste woonsteden der mensclien geweest. Om
zich van de waarheid dezer stelling te overtuigen, be-
hoeft men slechts de wereldkaart te overzien. De bouw-
vallen van Babyion en Ninive zijn nog daar, als de
onwedersprekelijkste bewijzen voor de grootheid van het
Babylonische en Assyrische rijk. De Egyptcnaren be-
woonden slechts eenc smalle strook lands, maar langs
de hoorden des Nijls. En om eenige voorbeelden uit
de latere tijdvakken der geschiedenis aan te halen, noem
ik, uit vele andere steden, slechts Keulen, Tiel,
Dordrecht, Hamburg, Bremen, welke aan Hijn, Elbo
of Weser gelegen, juist aan deze ligging hare grootheid
te danken hebben.

In de warmere luchtstreken lokten de rivieren den
mensch aan, door de meerdere vruchtbaarheid harer
oevers. Met betrekking tot de gematigde luchtstreken
waren het geheel andere redenen, welke den menschcn
aanleiding gaven, om zich hij voorkeur aan de oevers
der stroomen te vestigen. Uit hoofde van de vroegere

1

-ocr page 10-

geringe aardrijkskundige keunis en van de weinige en
gebrekkige middelen, welke den menschen ter beschik-
king stonden, zoowel ter voorziening in hun onderhoud,
als ter verhuizing van de eene landstreek naar de an-
dere , waren zij in het laatste geval wel genoodzaakt den
loop der stroomen te volgen. Op dezen konden zij zich
veilig verlaten; daar zij in hem niet alleen een goeden
wegwijzer vonden, maar hij hun tevens de geschiktste
gelegenheid aanbood, om des noods daarheen terug tc
keeren, van waar zij gekomen waren. De bevolking der
aarde gaat langzaam maar gestadig voort. De geschie-
denis van het bevolken van bijna alle landen draagt
66n
algemeen kenmerk: dat, toen men allengs het zwervende
herdersleven verlaten had, het eerst de oevers der rivie-
ren zijn bewoond geweest, dat men bij toenemende be-
volking dezelve is afgevaren, en zich ten laatste langs
do kusten der zee gevestigd heeft. Natuurlijk heeft het
menschdom in den staat der eerste kindsjlj^heid ccni^zins
instinctmatig, althans zonder er zich juiste rekenschap
van tc geven, die wegen gevolgd, welke de natuur aan-
wees, Door het toenemen der bevolking ontstaat feene
daaraan gecvenredigde uitbreiding van den landbouw;
uit den laiulbouw ontstaat ruiling van voortbrengselen;
ruiling van voortbrengselen is handel; door den handel
ontstaat wrijving en verkeer, eerst tusschen naburige,
daarna tusschen meer verwijderde natiën; hieruit wordt
wederom beschaving geboren; de beschaafde of verstan-
delijk ontwikkelde mcnseh weet zich door zijn vinding-
rijk vernuft alles tc vcrschalfen, wat noodig is tot vol-
doening van zijne slcods vernicerdcreudo behoeften, en

-ocr page 11-

met deze tot nog verden; uitbreiding dier beschaving,
üe middelen ca wegen, welke de natuur voor de eerste,
menschengcslachtcn tot voldoening van hunne nog ge-
ringe behoeften openstelde, zijn in vele opzigten, ook
nog in onzen tijd de meest geschikte ter voldoening on-
zer uitgebreide behoeften; hoezeer dan ook door de voort-
gegane ontwikkeling en beschaving het gebruik dier
wegen en middelen gewijzigd en beter toegepast is. De
slotsom van deze opmerking is: dat de stroomen bestemd
zijn tot natuurlijke en gemecnscliappelijkc handelswegen
tusschen de verscliillendc oeverbewoners.

Heeft het gebruik, lietwelk de natiën van de stroo-
men gemaakt hebben, aan deze bestemming beantwoord ?
Dc oplossing dezer vraag moet gezocht worden imde
Staatsregtelijke en de, daarmede in zeer naauw verhand
staande, geschiedenis des Handels.

iiMet het oog op dc geschiedenis des Handels dus,
meen ik de Staatsregtelijke in deze drie groote tijdvak-
ken te mogen'jafdeelen:

II hot eerste, bevattende de geschiedenis der Oude
iirWereld en de eerste tijden der Middel-eeuwen totjop
dc hcKt der negende eeuw na Christus geboorte, oj)
!i welkI tijdstip men kan aannemen, dat liet leenstelsel
»izich ontmkkeld heeft;nbsp;..(ti!

het I tweede omvat de acht volgende eeuwen, en
wordt gesloten door den Westphaalschen Vrede;

het derde eindelijk reikt tot op onzen tijd.
In elk dezer drie tijdvakken heeft een hoofdbeginsel
geheerscht, hetwelk ze juist vatbaar maakt voor zulk
eene strenge afscheiding.

-ocr page 12-

Do geschiedenis van het eerste tijdvak draagt het
kenmerk van overlieersching van ééne natie over allo
andere. Eene natie verschijnt op het -wereldtooneel, be-
oorloogt hare zwakkere naburen, sticht een rijk, stijgt
in betrekkelijk korten tijd tot eene schier ongcloofelijke
hoogte, doch verliest hare inwendige sterkte, naarmate
haar grondgebied in uitgestrektheid toeneemt, en is door
innerlijke verdeeldheid alras de prooi van eencn nog jeug-
digen en kraclitigcn volkstam, welke met geringe moeite
het groote rijk vernietigt, en zich in deszelfs plaats stelt.
Rome, het uitgebreidste van die rijken der Oudheid,
heeft ditzelfde lot ondergaan, en op hare puinhóopen
heeft zich het Bjzantijnsche rijk in het Oosten verhe-
ven , en heeft Karei do Groote ten AVesten en ten Noor-
den'zijn Erankisch-Glermaansche rijk gevestigd.'UiMiiti:)'»')

Van Volkenregt was bij de Romeinen nog geen sprake.
Er bestond slechts eene aanraking tusschen de verschil-
lende natiën, versterkt en bevestigd door tractateu; eene
regtelijke wederkeerige verhouding was er niet
üquot;

Ten opzigte der bevaarbare rivieren namen de Romein-
sche regtsgeleerden aan, dat deze
staatseigendom waren
en wel op grond, dat vlietend water (aqua profluens)
niet vatbaar is voor privaat-eigendom. Aan eiken staats-
burger zonder onderscheid kwam dus rcgtens het ge-
bruik der bevaarbare rivieren toe, tevens met uitsluiting
van vreemden. Met het principale regt van bevaren gin-

gt; P. Laurent, Histoire du droit des gens ct des relations internatio-
nales. 111. p. 330 ct suivants.

» Flmnina autem puWica sunt. Inst. II. lit. I. § 2; L. V. pr. Dig.
de reruin divisione (1. 8).

-ocr page 13-

gen die regteu gepaard, welke uoodig zijn, om van liet
principale dat gebruik te maken, waarop men regt had.
De bepalingen, welke in de regtsverzamelingen der Eo-
meinen hieromtrent voorkomen, hebben dan ook alleen
ten doel, het onbelemmerd genot van het regt op de
riviervaart aan de burgers te waarborgen \

In dit tijdvak was de handel betrekkelijk nog zeer
weinig ontwikkeld. Wel hoort men de geschiedschrijvers
der Oudheid gewagen van den uitgebrciden handel van
Pliraiiciërs, Grieken en Carthagers; maar deze bestond
toch voornamelijk uit eene kustvaart in de IMiddelland-
sche zee en een weinig voordeeligen karavaanhandel met
Indië en Arabië. Ten opzigte van Midden- en Noorde-
lijk-Europa, hetwelk sedert de verovering van Galliö en
Gcrmanië door de Romeinen meer hekend en door de
groote volksverhuizingen der vijfde eeuw meer bevolkt
werd, neme men in aanmerking, dat, gelijk wij vroeger
zeiden, de rivieren bijna do eenige middelen van ge-
meenschap waren.

Van de Eriezen, Chamaven en Franken, doch voor-
namelijk van dc eersten, wordt gemeld, dat zij voor den
ondergang van het Westersche Rijk reeds cenen, voor
die tijden altlians, vrij aanzienlijken handel dreven, voor-
namelijk hierin bestaande, dat zij in dc behoeften van
iIqiRomeinsclie benden aan den Rijn gelegerd, moesten
voorzien., quot;Wij vinden,quot; zegt Mr. I. Dirks quot;hier-

' L. I §. 2. 3. Dig. dc fliuninibus (4;3. 12), cn L, un. §. 1. Dig. ut in
iluminc cct. (43. 14).

' IMr. J. Dirks, Gcschicdltuudig onderzoek van den Koophandel der
Friezen van de vroegste tijden af, lot aan den dood van Karei den

-ocr page 14-

— () —

van een bewijs bij Eunienius, in liet midden der ü^lc
eemv geboren, en schrijver eener lofrede op Flavius
('onstans Chlorus Caesar. Deze meldt ons, dat dc Cha-
mavcn en de Priczcn de llomeinsclie markten, welke in
of bij de castra aan den llijn gehouden werden, met
hun vee ter verkoop bezochten. Dit moet op het einde
der derde eeuw hebben plaats gehad, vermits Constan-
tius de Pranken (of liever Friezen) omstreeks 29G
dwong het eiland der Batavieren te verlaten, en hierdoor
den toevoer uit het Noorden weder opende. Doch uit
deze plaats van Eumenius blijkt ons tevens, dat de Prie-
zen zich bij voortduring op den landbouw toelegden en
ook ten behoeve der lloineinen koren bouAvden.quot;

Een eigenlijk handelssysteem was toen nog niet be-
kend; voor zoo ver dc handel niet lütsluitond 5 binnen-
liuulsch was, werd er, gelijk de Staatshuishoudkundigen
het gewoonlijk uitdrukken, van de eene zijde een ak-
tieve, en van de andere zijde een passieve handel gedre-
ven. Waar de krachten zoo ongelijk zijn, kan geen
conventioneel systeem bestaan; w il men echter den toen-
iiialigen toestand des handels omschrijven, dan kan mon
liet er gerust voor houden, dat de handel nnn geene
l):)ii(l(:ii hoegenaamd was gelegd, en dat in het algemeen
atgehcele gelijkheid en vrijheid Averd toegestaan.

Met de verdeeling van het rijk van Karei den (ïrootc
door het verdrag van Verdun in treedt het tweede,
door mij aangewezene, tijdvak in. Door de splitsing
vun (lat rijk, en niet minder door dc zwakheid der oji-

nroote. IHrcclit 184G, j). quot;.'S; en passim over de liaiKlclslohckkinfcoii
iHcr lijilcii lusschcn Gcriii.-\ni(^ (ïallii- rii Üiittiinjc.

-ocr page 15-

volgers van Karei den Groote, welke nog buitendien,
door de onrust hunner minder beschaafde naburen, van
hunne zorg voor de inwendige rust en eenheid hunner
rijken werden afgehouden, nam in dezelfde mate, als
de magt der Vorsten verminderde, die der llijksgrooten
toe. Het leenstelsel bragt te weeg, dat de Duitschc en
Fransche rijken in even zoo vele kleinere en grootere
staten werden verdeeld, als er rijksleenen werden af-
cestaan. De leenmannen matigden zich spoedig de ter-
ritoriale hoogheid over de leengoederen geheel aan, het-
geen hun eene aanleiding was, om met de grootst moge-
lijke willekeur hun eigenbelang te behartigen en hunne
hebzucht tc bevredigen. Onvermijdelijk was het, dat
het algemeen en vooral het handelsbelang hierbij geheel
en al uit het oog werd verloren.

In dit tijdvak heeft hetzelfde grondbeginsel als in het
eerste gegolden. Alleen de letterlijke uitlegging en de
al te enge toepassing, aan hetzelve door de cigenraagtige
leenmannen gegeven, maakten het eer drukkend voor
den handelstand, dan dat deze daarin, gelijk vroe-
ger het geval was, een waarborg vond voor zijn goed
regt. Hieruit ontstond deze belangrijke wijziging, dat
de rivieren, die verscheidene staten doorloopen, ge-
acht werden in zoo vele stukken gedeeld te zijn, als
hare oevers aan verschillende Souvereinen toebehoorden,
en dat elk dier Souvereinen een uitsluitend regt van
eigendom had op den stroom voor de geheele lengte van
zijn oevcrgebied Dit beginsel was het schier onver-

1 Dn Groot, Inlciiling tol ilc Holl, rcgtsgcl. II. 1. 15. «I)c gansche

-ocr page 16-

mijdclijk gevolg vaii de i'eodalisclic verbrokkeling van
Europa, van de daarmede gepaard gaande, en aan die
eeuwen geheel eigene verblinde en zelfzuchtige staatkunde
der kleine Souvereinen, die wel verre van Imn waar be-
lang onafscheidbaar van het welzijn hunner onderdanen
te rekenen, integendeel alleen hun geldelijk voordeel oj)
het oog hadden, cn dit trachtten te bevorderen door hunne
naburen te krenken en te henadeelen.

Vcjietië in het Zuiden eii de Hanze in het Noorden
vormen in de liandelsgeschiedenis den schakel tusschen
de ]\Iiddel-eeuwen en den Nieuwcrcn tijd. Gelijk bekend
is, Avaren de Venetianen van de lOi^ö tot de lö^c eeuw,
wat dc Nederlanders in de cn 17'^c eeuwen waren,
namelijk de vrachtvaarders voor geheel Europa.
.„Niettegenstaande de pauselijke bullen allen omgang
en aanraking met de Ongcloovigen verboden, hadden
dc Venetianen handelsbetrekkingen aangeknoopt met
de bewoners van Egypte en Klein-Azië, waardoor zij
den Europccsch-Oost-lndisclien handel geheel in hun-
den hadden. Als icquivalent voor de specerijen cn an-
dere waren, die zij uit Alexandrië, Smyrna cn de Zwarte
Zee aanvoerden, hragtcn zij veelal de voortbrengselen
der Erieschc, later der Vlaamsche nijverheid, welke hun

biirgerlike gcincenschap tusschen Holland en West-Vriesland komen
toe de stroomen, aU de Itijn, do AVael (die men ook de
Merwé noemt),
dc aMaes, dc Yssel, dc Lek, voor sooveel die loopen Linnen dc palen
van Holland;quot; en ibid. 17. quot;Oversulks Iieeft het land van Holland
en West-Vriesland regt om over dc bewaring van dezelve stroomen,
lollen en andere ongelden op te seltcn, alsoo dc vreemden het gebruik
van dezelve btroomen hebben bij 's Lauds toelating.quot; Verg. C. 1'. Kieh-
horn, Dnulsclie Staats- und Kei'hl.sgcschielitr, :i()2 f. cn t

-ocr page 17-

in het hegiii meest over hmtl werden toegezonden, doch
later door hen zelve uit Antwerpen, een van de voor-
naamste stapelplaatsen der Hanze, geliaald werden.

])e zeevaart was dus ten tijde van Venetiëns bloei
slechts een ondergeschikt hulpmiddel. Eerst toen Vasco
de Gama den zeeweg naar de Oost-Indiën en Columbus de
Nieuwe Wereld ontdekte, werd de zeevaart verheven tot
een hooldelement van den groothandel. J)e handel ver-
koos natuurlijk den gemakkelijker en goedkooper zee-
weg boven de oude landwegen. Venetië was het slagtoll'cr
van de gehechtheid aan zijne vroegere handelsbetrek-
kingen en wegen.

Door dit een en ander werden de havens, aan den
Atlantischen Oceaan gelegen, de hoofdmarkten van de
Oost- en West-Indische waren voor Europa, en er ont-
stond in den waren zin des woords een wereldhandel.
Deze plotselinge verandering moest van een onbereken-
baren invloed zijn ook o]) den Europcschen binnen- en
rivierhandel, en wel in de eerste plaats in dier voege,
dat de handel, die zulk eene onmetelijke uitbreiding van
zijn 'ötoüelijk gebied had erlangd, tevens ook aan de be-
krom])ene, enge staatkundige beginselen der Middel-eei}-
wen ontwassen was. De kort daarop gevolgde Kerkher-
vorming scheen, uit een staatkundig oogpunt, bestemd
om het groote voorrcgt, in de ontdekking van Amerika
geschonken, inderdaad eene aanwinst voor den handel
tc doen zijn. Zij was immers te gelijk het middel om
den burgerstand te verlichten, het aanzien en gezag des
adels tc docin zinken, en het strenge beginsel van alleen-
hcersching, hetwelk iii die tijden de bovenhand liad,

-ocr page 18-

— lo-
te verzwakken. De tachtigjarige oorlog tusschen Ne-
derland en Spanje, aangevangen voor de Godsdienstvrij-
heid, verkreeg door den tijd meer een staatkundig karakter,
en deed de zeven Geünieerde Provinciën zich tot den
rang der eerste mogendheden van Europa verhellen. De
nieuwe staat huldigde voor die tijden de meest vrijzin-
nige handelsbeginselen. De Westphaalsclie Vrede einde-
lijk verhief tot een erkend beginsel, tot een geschreven
regt, wat eene eeuw lang slechts in de volksovertuiging
geleefd had

Men zoude zich nogtans bedriegen, indien men meen-
de, dat nu dadelijk bij het begin der derde periode de
nieuwe beginselen als door een tooverslag in allen op-
zigte ook op den rivierhandel ten volle werden toege-
past. Pehalvc het onmogelijke zoude het niet wensche-
lijke dajirvan gemakkelijk na te gaan zijn. Want even-
min iils in de stollelijke natuur, dc plant plotselhig uit
het zaad geboren wordt, maar eerst door eene langzame,
doch juist daarom des te sterker ontwikkeling moet voor-
bereid worden, om de vereischto voedingsappen te ver-
zamelen , — even zoo weinig kan in de maatschappelijke en
zedelijke wereld een oud lang gekoesterd begrip plotse-
ling door een nieuw worden vervangen; maar moet de
kiem van eenig beter beginsel door langzamcn, doch
voortdurenden vooruitgang de noodigc kracht verkrijgen,
om bij haar optreden in dc wereld den stormen der voor-
oordeelen weerstand te kunnen bieden. Wat meer is,
de sluiting der Schelde voor de Zuidelijke Nederlanden,

-ocr page 19-

ten voordeelc.dcr Vereenigde ProvincÜiii, kraclitetis den
Munsterschen A''rede bewijst voldoende op welken
lagen trap van ontwikkeling de wet^mschaji van het Vol-
kenrcgt toen nog stond. De voornaamste vrucht echter
van de onderhandelingen te Munster, ten minste wat
het algemeen staatkundig belang van Europv betreft, is
de instelling van het staatkundig evenwigt1. Dit kan als
cene toenadering beschouwd worden tot het hoofdbegin-
sel des Volkenregts: dat de verschillende souvereine sta-
ten van Europa te zamen één groot statenstelsel vormen,
welks leden dus ook regt hebben, de algcmeene belan-
gen van Euroi)a gezamenlijk te behartigen. Derhalve
moet ook dc staatkundige verhouding tusscheii die vcr-
schillendc'lstatcn onderling door al de Europesche Mo-
gendheden te zamen bepaald worden. Dienovereenkom-
stig werd op het Vredescongres te Rijswijk in 1697 en
door den vrede te llastadt-Baden in 1714 de vaart fop
den Rijn vrij verklaard ', waarvan de noodzakelijkheid
meer en meer algemeen ingezien en niet minder drin-
geiul gevorderd werd. Wij zien hieruit, dat reeds voor

-ocr page 20-

ruiui aiiderlmlve eeuw de oogeu der staatsUedeii geojjeiid
waren voor het handelsbelang van Europa; alleen de
veelvuldige staatkundige verwikkelingen, waaronder ons
werelddeel toen nog gehukt ging, en welke vooral door
de ijverzuchtige politiek van Erankrijks staatslieden wer-
den veroorzaakt, hehhen dit gedeelte der uitvoering van
dc Westphaalsche en Rijswijksche vredestractaten doen
achterwege hlijven. •

Eene geheele eeuw bleef dc rivierhandel nog zuchten
onder den ondragelijken last, hem door Middeleeuwsche
willekeur en dwingelandij op de schouderen gelegd. Het
eerst, dat het mildere beginsel weder in de vergaderza-
len van Europa's diplomaten werd uitgesproken, was op
liet Congres te Rastadt in 1798, door den afgevaardigde
der Eransclic Republiek. En sedert is bij dke gelegen-
heid, dat dc algemeene belangen van Europa zijn be-
sproken, dit onderwerp lierinnerd, tot dat het Wee-
ner Congres in deszelfs Acte final art. 108—118, en
in dc quot;Articlcs concernant la hbre navigation des riviè-
res,quot; No. XVI. der afzonderlijke tractaten, bepaaldelijk
als grondbeginsel, waarop de regeling der riviervaart
moest berusten, stelde:
dat de vaart op bevaarbare
alroomen, die verschillende landen doorloopm of van
elkander afscheiden, ten opzigte van den handel aan
niemand mag geweigerd ivorden.

-ocr page 21-

HOOFDSTUK L

OVEK DE BELEMMEUINGEN VAN DE lUJNVAAIlT
EN VAN DEN RIJNIIANDEL.

Do'rtudstolvan alle belemmeringen zijn ongetwijfeld ^de
tollen.'alnderdaad', de riviertollen zijn even oud als het
bevaren der rivieren zelf; reeds de Romeinen schijheri',
toen' zij'^cielilaaii de beide Rijnoevers gevestigd hadden,
de schëépvaart aan de zorg van daartoe aangestelde pr®-
feeten te'ihebben toevertrouwd, en ook reeds tollen of
Bcheepvaartbelastingen te hebben gevorderd; onder ande-
ren moet to'Keulen reeds in 71 u. C. een riviertol door
de Romeinen geheven zijn \ Het eerst echter, dat men
met zekerheid en meer bijzonderlijk van riviertollen in
Duitschland en Prankrijk, onder de I'rankische heer-
schappij, in de geschiedenis gewag gemaakt vindt, is in
de Capitularia van Karei den Groote ^ Deze Capitularia

1 Zie Mr. J. Dirks t. a. pL, blz. 92 cn dc aldaar aangehaalde plaats
uit Tacitus' Ilistoriac.

^ Haluzii, Cap. reg, Krane., T, I, blz. 23, 402, 42(5, 'JG9.

-ocr page 22-

werden uitgevaardigd met het doel, om reeds hestaaude
instellingen te regelen en perk tc stellen aan de wille-
keur en knevelarij der tolbeambten. Eene voorname be-
paling derzelve was, dat de tollen in aantal niet ver-
meerderd, noch in bedrag verhoogd mogten worden, en
dat er geenc tollen geheven mogten Avorden dan wegens
eene bcwezene dienst. In de Cajiitularia Avorden vermeld:
een
harganaticum of hargcntol, waarschijnlijk hetzelfde,
M-at later onder den naam van
recognitie voorkomt;
ripaticum, dat is oever- of landinggeld; en portaticum
of havengeld. Deze tollen werden in het algemeen van
elk schip, zonder inachtneming van deszelfs grootte of
van de waarde der inhebbende lading gevorderd; ook
stond het den schipper, die geen baar geld had i Vrij ,
den tol in goederen te betalen; zoodat het zelfs regel
schijnt geweest te zijn vóór de dertiende eeuw, dat'do
tollen en andere dergelijke heffingen in wijn, huiden,
kaas, zalm, haring, was of peper (van daar waarschijnlijk
de benaming
pepertollen) werden betaald. Het oudsto
Avatertoltarief, dat geheel naar een maatstaf van gemunt
geld is ingerigt, komt voor in den Schwabenspiegel,
welko van 1250 dagteekent. Als eene bijzonderheid kan
hier nog gemeld worden, dat de Schwabenspicgel be-
])aaldc, dat de schip])er mögt voorbijvaren, indien de
tolbeambte niet op zijn driemaal herhaald geroep verscheen.

De riviertollen , oorspronkelijk tot de rijksinkomsten '

' In 1217 bezaten de Duitschc Keizers onder anderen nog deu tol tc
ïiel. Kluit, lloll. Staatsregering, IV, blz. 4151. en Bondam, Cliarter-
Lock van Gelrc, I, Wz. 317. Verg. II. B. Opiicnheini, Der freic T)nut-
schc Rliein, 1842, \gt;. 'il f.

-ocr page 23-

belioorciide, waren althans in de negende eeuw niet van
(hen aard, dat uit dezelve een werkelijk bezwaar voor
den handel voortsproot. Na de verdeeling van het rijk
van Karei den Groote begonnen de tijden, in welke
sommigen uit den adelstand zich aan dc oevers der ri-
vieren vestigden, en den voorbijvarenden koopman eene
zware schatting afpersten, als belooning voor hunne ge-
waande bescherming, hem niet zelden echter geheel uit-
plunderden of opzettelijk hinderpalen in den weg stel-
den, door b.
V. touwen of kettingen dwars over de
rivier te spannen, om voor het wegnemen derzelve cenen
tol te kunnen heflcn. Doch het ophouden van deze plun-
deringen was niet het einde van de onderdrukking des
handels. De Hoofden der Pransche en Duitsche rijken
hadden vele oorlogen te voeren met hunne naburen. Uit
eigene middelen zwak en in hun eigen rijk bijna al-
leen staande tegenover hunne vasallen, wier magt inte-
gendeel steeds aangroeide, waren de Koningen van Frank-
rijk en Duitschland genoodzaakt zich van de toegenegen-
heid dier magtige onderdanen te verzekeren. Om dit doel
te bereiken, gaven zij vele voorregten, vooral bestaande
in het afstaan van rijksinkomsten, en het schenken van
vele souvereiniteitsrcgtcn aan de leengoederen. Van daar
die versplintering van het Duitsche rijk in meer dan drie-
honderd kleinere en grootcre souvereine staten, welker
vorsten alle als rijksvorsten het regt van oorlog cn vrede
iiadden. Natuurlijk werd door deze die magt dienstbaar
gemaakt aan hunne bijzondere oogmerken, minder aan
de belangen des rijks. bestaande veten onder elkan-
der M'crd alles in het werk gesteld, oni luuineu nahu-

-ocr page 24-

reu arbreuk te doen, ei\ liet ontbrak hun niet aan vin-
dingrijkheid tot het beramen van middelen, oin hunne
privaatinkomsten zoo vruchtbaar mogelijk to maken. De
handel, als het ware de schepper van welvaart en rijk-
dom, verschafte hun eene ruime gelegenheid om dit
doel te bereiken, vooral voor die vorsten, wier staten
aan de groote natuurlijke handelswegen gelegen waren.
Welk misbruik hiervan gemaakt werd, en hoe weinig
de souvereinen hunne eigene ware belangen, zoowel als
die van hunne onderdanen begrepen, is overtuigend be-
wezen door Busch waar hij mededeelt, dat op de Ellx;
tusschen Hamburg en Dresden, eene lengte van niet
meer dan 60 mijlen, 30 tollen; op de Weser, van Min-
den tot Bremen, op den afstand van 24 mijlen, 23 tol-
len, en op den Rijn op den afstand van ongeveer 9Ti mij-
len, van Straatsburg tot aan de Ilollandsche. grenzen, iian
den regteroever 17 en aari don linker- lö tollen-iwerden
geheven.nbsp;•in r naJßia ol)»-

Ons vaderland, door zijne ligging aan del-J^Ioordtce
cn 'aan de monding van den grootsten dejoDiiitsche
stroomen, als bestemd tot eene algemcene stapelplaats
van diet binnenste gedeelte van Europa en van de-voort-
brengselen der landen aan gene zijde der zee, was reeds
zeer vroeg in het bezit van eeu bloeijeuden handelr.jnet
de steden aan den Bovenrijn gelegen,onder do
Frankische Koningen der achtste on negende eeuwen,
dreven de bewoners van Zeeland en West-Friesland reeds
handel op Brittanje, welks producten', voornaracli)k in

__. ! -JO - quot;tiS

gt; Husch, Darstclhuig jcr Handlung in ilircu inaunigfaltigch Gcschiif-

fl.H .Ti 1)1 •

ten, 11, p. 'IGu.

-ocr page 25-

granen en metalen bestaande, zij de rivieren op tot in
Äfidden-Duitschland ter markt bragten. De Chronijken
dier tijden vermelden de namen van verscheidene ste-
den, als: Witlam aan den mond van de Maas, Tiel,
Wijk en Utrecht, welke zij als zeer bloeijende voorstel-
len üoch ook de Jiandel dezer provinciën bleef niet
verschoond van de vele lasten, welke in andere landen
aan handel en scheepvaart werden opgelegd Ook deze
landen waren rijksleencn en hadden dus dezelfde onbil-
lijkheden te verduren als de naburige. De Graven van
Holland en Zeeland matigden zich, even als alle andere
Duitsche rijksvorsten, allengs de volle territoriale hoog-
heid over deze landen aan; eerst achtten zij het noodig,
zich 'door de keizerlijke goedkeuring te laten magtigcn
tot'het daarstellen van nieuwe tollen, doch alras gingen
zij geheel op eigen gezag en naar willekeur hierin to
werky quot;zonder datquot;, gelijk Kluit zegtquot;hierin 't volk of
quot;de staten eenig zeggen hadden.quot;

Do oudste tol, waarvan men uit den tijd der Grafe-
lij kheid^^ewag gemaakt vindt, is die van Dordrecht, door
Graafi Dirk III in 1015, tegelijk met of kort na de
stichtingquot; der stad daargesteld, en wel zonder keizerlijke
goedkeuring. Deze tol werd geheven van alle schepen
enitgóodereh} die de Merwe op- en afgevoerd werden.
Hierover böklaagden de kooplieden der stad Tiel zich
bij dein' Keizer, en zij verzochten dringend, dat deze hen
-- '■ 1
.....—^-l'. '- , . .t:

I Wagenaar, Vaderlandsche Historie, H, blz. 7.

5 Zie de op blz. 13 aangehaalde Capitularia; Let blykt ook nog uit
de oudste giftbrieven der kerken van Utrecht en anderen.

5 Kluit, Holl. Staatsregering, TV, blz. 43.5.

-ocr page 26-

iloor zijn gezag van dien tol zoude ontslaan, verkla-
rende: quot;dat zij anders zelve niet meer naar Engeland
zouden kunnen oversteken , noch de Engelschen bewegen
om herwaarts te komen handelen, en door den tijd bui-
ten staat geraken, om den Keizer de gewone schatting
op te brengenquot; De Keizer leende het oor aan dit
verzoek, en schreef heirvaart uit tegen den Graaf om
hem voor zijne eigenmagtige handeling te tuchtigen; de
Graaf echter was gelukkig genoeg, dien aanval af tc
weren, en de tol te Dordrecht bleef bestaan. J.)e Vla-
mingers, die een vrij aanzienlijken handel met deze
gewesten dreven, wisten dezen tol te ontwijken; dit
schijnt de aanleiding gcAveest te zijn waarom Eloris 111
een nieuwen tol te Geervliet heeft opgerigt in 1157
De Vlamingers, hierover gebelgd, verklaarden den Graaf
den oorlog, welks uitslag was, dat Eloris in 1168 ge-
dwongen werd, zich bij verdrag te verbinden'henr'nooit
meer wegens dezen tol aan te spreken Keizer Hen-
drik VI bevestigde echter Graaf Dirk Vlï in de Geer-
vlietsche tollen, bij een open brief van 20 Oct. 1195 %
krachtens welken aan hem en zijne opvolgers vrijheid
wordt gegeven quot;om een tol van vijf ten honderd 'van
quot;alle voorbijvarende sche])en, die ten' minste lioiulerd
quot;marken waardig waren, te heffen. Ook wordt allenin-
quot;woneren des Duitschen llijks, met name den Vlamin-
quot;gen bevolen, dezen tol te betalen op eene boctcquot;Van

---—nbsp;t II

gt; Wagcnaav, Vaderlandsche Historie, 11, blz. l-fl. . _ , ,
5 Ibid., blz. 237.

ï Ibid., blz. 255.nbsp;-.t».

Mbid., blr. 277.nbsp;n li.::

-ocr page 27-

quot;dertig ])ünd gouds, de helft ton hehoeve van de rijks-
quot;sciiatkist, de andere helft ten hehoeve van hem, die
quot;'t ongelijk geleden heeft, te verbeuren.quot; Om een voor-
beeld te geven van de willekeur, waarmede men toen
ter tijd te werk ging, voeg ik hier nog bij, dat volgens
de Chronijken, van de Vlaamsclie kooplieden niet zelden
meer dan het dubbel van (ht gestelde tarief werd ge-
vorderd.

Buitendien werden er nog op vele andere ])laatseii
tollen geheven, als aan den Eijn: te Lobith, te Arn-
hem de Groote Geldersche tol, de Anholtsche tol ten
helioeve van het huis von Salm-Anholt, en die van
St. Marie; — aan de Lek : te quot;Wijk-bij-Duurstede, Vrees-
wijk, Sèhoonhoven; — aan de Wiuü: te Nijmegen dc .Eijks-
tol on,: de Groote Geldersche, te Tiel de Meurscho pand-
tol Um; hehoeve der stad, de Groote Geldersche cn die
van St. Marie, te Bommel de Groote Geldersche tol, en,te
Gorkum; — aan de Maas: te lleusden en Strynemunde;;—r
aan de monden der Schelde: te Yersekeroord, .Groot-
Ammers en Nicraansvrint;—eindelijk aan den Yssel: tn
Golidn. Alle Geldersche tollen Averden ten behoeve van
Gelderland geheven; die van St. Marie ten behoeve van
hetiikapittel te Utrecht, en bovendien op sommige plaat-
sonpaoo als tc Tiel en te Arnhem: de kruis- ofmarkt-
tollon,' welke alccht» op bepaalde dagen des jaars werden
geheven'.nbsp;i.

Het aantal der verschillende tolheffingen hier te lande
was dus, eertijds althans, niet minder dan op andere ge-

' Mr. J. op den Ilooff. Iets over dc vaart op den Ryn, blz. 12;
Kluit, Holl. Staatsregering, IV, blz. 4:35.

-ocr page 28-

tlcelten van den llijn; vooral wanneer men in aanmer-
king neemt, dat onder de opgenoemde tollen niet ge-
rekend zijn die, welke op de kanalen en andere binnen-
wateren gelieven werden, die natuurlijk zeer in aantal
toenamen toen Amsterdam de hoofdzetel des handels in
de Nederlanden werd.

Aangaande de wijze van het beheer der tollen zij het
genoeg op te merken, dat zij alle, of althans verreweg
het grootste aantal derzelve werd verpacht. De voor-
naamste oorkonde, welke ons hieromtrent eenige inlich-
ting geeft, is het Ilervormings-Edict van Pilips den
Schoonc over Holland en Zeeland, van G Mei 1495
Hieruit blijkt, dat de tollen in den regel aan de quot;meest-
en laatstophiedendenquot; werden verpacht. Ofschoon wij
overigens geheel in het onzekere zijn omtrent het be-
drag en do opbrengsten der tollen, (hetgeen een natuur-
lijk gevolg is der verpachting; daar het belang der pach-
ters medebragt, dat zij gecne rekening hielden van de
ontvangsten aan hunne kantoren, of aanteekening van
het aantal doorgekomene schepen), acht ik het toch niet
onbelangrijk, enkele bijzonderheden daaromtrent hier ter
plaatse op te teekenen; dewijl men daaruit eenigzins
kan afleiden, hoe aanzienlijk de handel onzer Provinciën
toen reeds was. De tollen van Geervliet, Gorinchem en
Schoonhoven waren ten tijde van Pilips den Schoone
verpand: quot;om er 5000 gulden van 40 grooten (gelijk
aan den tcgenwoordigen) jaarlijks op teivcrhalen; de tol
van Yersekeroord, welke de stad Middelburg in pand

1 J)it Edict wordt in ïijn geheel medegedeeld iloor Kluit, IIoll. Staats-
regering, V,
blr. :?97, V.

-ocr page 29-

hield, was geschat op eene jaarlijksche opbrengst van
2100 gulden; doch wordt gezegd vroeger, ten tijde van
Hertog Karei, 4800 gulden opgebragt te hebben. AVat
den aard der tollen aangaat, blijkt uit dit Edict, dat er
twee tollen van alle koopmansgoederen geheven werden,
te weten: een op de zoute en een op de zoete wateren,
üe onderscheiding tusschen
zee- en riviertollen, waar-
over in de latere jaren zoovele woorden gewisseld zijn,
is dus zeer oud. quot;Deze twee heflingenquot;, heet het verder,
quot;worden te Gorinchem, Schoonhoven, Gouda, Geervliet
en Yersekeroord gedaan van alle schepen en koopgoede-
ren, inkomende en uitgaande buiten onze Landen, of
die den stroom aandoen, die ons toebehoort.quot; De in-en
uitgaande regten zijn echter niet bij dit Hervormings-
Edict'ivoor het eerst ingevoerd: zij zijn reeds vermeld
in'i'een 1'toltarief van 's Graven tol te Dordrecht van
10 Oct. 1287

Hoe groot bezwaar uit dit schier ontelbaar aantal
tollen voor den handel ontsproot, is ligtelijk te begrij-
IMjn. Het telkens aanleggen aan de tolkantoren, dan
eens aan den regter-, dan weder aan den linkeroever,
\ra8 een groot tijdverlies; de onkosten, welke de tollen
veroorzaakten, deden de vrachten tot eene bijna onbe-
grijpelijke hoogte stijgen, en deze hooge transporten
waren wederom! oorzaak van dc verhooging van den prijs
der goederen. Ook heeft men zich niet altoos stilzwij-
gend die verdrukking laten welgevallen. Tn 1571 onder
anderen, werden op den St«dcndag te Eslingon bezwa-

V.nn dc Wall, l'iivilugiüu van Dordrcclit, blz. 7^.

-ocr page 30-

ren ingebragt tegen de vier Eijnsclie Keurvorsten over
de Rijntollen, en dewijl die van Keulen en Trier niet
te bewegen waren tot eenige meerdere toegeeflijkheid te
dien opzigte, wendden de steden van den üovenrijn met
den geheelen Kreits zich tot den Keizer

Uoch dit alles is nog niets in vergelijking van het
stapelregt, hetwelk den handel als het ware, verlamde,
en zoodanig geheel ontzenuwde, dat men het zich wel
niet anders kan verklaren, dat zulk eene instelling zoo-
vele eeuwen door bleef bestaan, dan uit de toenmaals
heerschende bekrompenc begrippen van staatshuishoud-
kunde, en idt een gevoel van zwakheid , hetwelk oor-
zaak was, dat men de vrije mededinging met zijne nabu-
ren niet durfde ondernemen, en hetwelk zelfs den ijve-
rigsten en meest verlichten handelaar dier tijden niet
geheel vreemd schijnt geweest te zijn.

Om het stapelregt van deszelfs eerste begin af te be-
schouwen, moet ik weder tot een vroeger tijdstip op-
klimmen, namelijk dat van de opkomst der steden.

Uit het boven behandelde is gebleken, dat reeds in
de onrustige tijden der ]\Iiddel-eeuwen eenige handel ge-
dreven werd langs de Duitschc stroomen. De willekeur
en roofzucht, een onvermijdelijk gevolg van een weinig
geregelden staat van zaken, maakte het voor den min-
deren stand noodzakelijk, zich onder de bescherming te

gt; Fischcr, GcscLichte des Ucutschcn Handels, IV, p. 873.
Uat dc klagten hier tc lande ook niet gering waren, bewijzen dc woor-
den : clamor conquercntiuni non modieus aures exccllcnliae «ostrac pul^a-
verit, bij gelegenheid van twisten over den Hijntol tc Arnhem. Luzac,
Hollands Kijkdom, 111, blz. 37.

-ocr page 31-

stellen van den adel; van daar, dat men l)ij voorkeur
zijne woonplaats vestigde in de nabijheid der sterkten,
welke de adel tot zijne eigene veihgheid had aangelegd.
Deze van zijne zijde achtte het zijn voordeel, die be-
scherming te verlcenen, en zeide tot dat einde eenigo
geringe vrijheden toe aan hen, die zich in dc steden
neerzetten wilden. Aldus vormde zich allengs een mid-
delstand, die zich aan de kunsten des vrcdes, aan han-
del en nijverheid wijdde, en hierdoor eene nieuwe bron
van welvaart opende. De oorsprong der steden was oor-
zaak, dat dezelve nog langen tijd in eene zeer afiianke-
lijke verhouding tot den adel stonden, welke wederkeerig
verpligt was, hare toegenegenheid te winnen, omdat haar
rijkdom den Vorsten tevens eene groote bron van in-
komsten was. Deze was althans de onderlinge betrek-
king tusschen den burgerstand en de Graven hier te
lande. Hieruit vloeide voort, dat deze aan sommige ste-
den privilegiën schonken, om aan haar Aveder op hunne
beurt des te grootcre beden te kunnen doen De oudste
privilegiën bestonden gewoonlijk in het verleenen van
vrijdom van sommige tollen 1; later dacht men andere
middelen uit om de eene stad hoven de andere te be-
voorrcgten, en hieronder behoorde het stapelregt. De
uitgebreidheid van dit regt was zoo groot, dat men het
gelijk kan stellen met een monopolie; geen schip mögt
eene stad, welke het stapelregt of het regt van versta-

-ocr page 32-

peling had ontvangen, voorbijvaren; alle goederen moes-
ten op zoodanige plaats ter markt worden gebragt. Zoo
werden de stapelplaatsen eene algemeene tussclienmarkt
voor alle Avaren, welke de rivier werden op-en afgevoerd;
de zoo overvloedige aanvoer van ruwe stoffen, welke door
het stapelregt werd veroorzaakt, deed fabrieken van al-
lerlei aard hloeijen en verschafte veler handen werk.
Voor dc steden zelve was het stapelrcgt ook in een an-
der opzigt voordeelig, door de vermeerderde lig-, haven-,
kraan-, kaai-, waag-, magazijn- en andere gelden, welke
allengs tot eene vaste belasting werden, daar zij van
een iegelijk werden gevorderd, onverschillig of men al
dan niet van die inrigtingen gebruik gemaakt had. Dit
een en ander zamengenomen, verhief in weinig tijds zulk
eene stad tot een middelpunt der geheele landstreek. — Het
stapelregt werd zoo streng gehandhaafd, dat aan de tol-
beambten bevolen werd, geene goederen door te laten',
waarvan niet bleek, dat zij aan eene stapelplaats waren
gekocht; ja zelfs matigde dergelijke stad zich niet zel-
den het regt aan, die schepen, Avelke het hadden ge-
waagd haar voorbij te varen, met geweld terug te halen
en dezelve met zware boeten te straffen of verbeurd tc
verklaren — Voor den handel was dit stapelrcgt niette-
min een drukkende last te noemen: de waren, die door
de handen van zoovele tusschenpersonen moesten gaan
vóórdat zij aan hunne eigenlijke bestemming kwamen,
werden voor den verbruiker zeer hoog in prijs; terwijl
de voortbrenger er altoos bij moest lijden, dat hij ver-

-ocr page 33-

pligt was zijne goederen aan eene niet zelden overvoerde
markt te verkoopen; zoodat men vrijelijk mag aannemen,
dat enkelen ten koste van velen bevoordeeld Averden; ja
bijna zou men die voordeelen van het stapelregt voor
de ingezetenen der stapelplaatsen zelve van zoo groot
belang niet rekenen, als men in het oog houdt, dat ook
aldaar het meeste voordeel in handen van weinigen
kwam

Reeds van zeer oude tijden hadden enkele steden, aan
de rivieren gelegen, het regt, dat alle goederen eerst
op hare markten moesten veil geboden worden, vdór dat
zij verder vervoerd werden. Eerst werd dit meer als een
ingeslopen handelsgebruik aangezien; naderhand echter,
in de twaalfde en dertiende eeuw vooral, werd hiervan een
dwangregt gemaakt. Langs den Duitschen Rijn waren'het
voornamelijk de steden Spicrs, Mentz en Keulen, welke
dit regt hadden, hetwelk oorspronkelijk alleen voor'^dié
goederen gold, welke onmiddellijk tot de consumtie ge-
l)ruikt werden, niet voor de eigenlijke handelswaren.
Spicrs ontving reeds in 1125 van Keizer Hendrik V liqt
privilegie van tolvrijheid en het regt op de
stapelbare
goederen; Keulen ontving het stapelrcgt in het jaar

—, i 1 .,,—--- •

* Ten tewijzo liiervan strekke hot volgende: Lo produit même du

droit d'étape est très-borné, ne pouvant guère être évalué, dans les

temp« les plus florissants dii commerce à Cologne au-delà de 3 à 400

mille francs au plus ; mais cette somme est exclusivement répartie entre

quelques expéditeurs et commissionaires; ils partagent entre eux les

produits do la commission, ct le droit de la grue tourne au profit seul

des magistrats ct de ccux qui y travaillent. :Mcn vindt dcze bijzondcr-

hcden in ecnc onuitgcgcvcno Mémoire relatif à la libre navigation du

RM» van 1801.

-ocr page 34-

1259 Vau deu Aartsbisschop; Mentz echter eerst in 1495,
vooral door de beinoeijing van den Keurvorst; en het
schijnt, dat dit het tijdstip is, waarop het stapelregt op
alle goederen, vooral op die voor den doorvoer bestemd,
werd uitgebreid; daar vóór dit jaar dc schepen van Spiers en
AVorms nog direct op Keulen schijnen gevaren te hebben,
terwijl het zeker is, dat de Keulsche zoogenoemde ^^ï^aW«;
schepen nog in 1470 de havens van den Boven-llijn be-
zochten

Wat omtrent het stapelregt, in onze provinciën in
het bijzonder, is op te merken, komt tamelijk wel over-
een met hetgeen de geschiedenis ons omtrent den Duit-
schen llijn leert.

In 1253 gaf Graaf Willem JI vrijdom van tollen aan
Dordrecht. Heeds in 1299 werden de privilegiëu vau
Dordrecht uitgebreid tot een regt vau vcrstapeling op
alle wijnen, granen, houtwaren en andere dergelijke .goe-
deren , die de Mcrwc en Lek werden afgevoerd. Ter be-
scherming van dit regt, werd van wege den Graaf aan
ile tolbeambten te Strynemundc en Geervliet met nadruk
gelast, aan hunne tolkantoren dc genoemde goederen
aan te houden, tenzij bewezen werd, dat zij van„dc
Dordsche markt afkomstig, waren. Bij privilegie van Kei-
zerin Margaretha van 17 Maart 1350, bevestigd door
Willem V, 15 ]\Iei 1355, werd het stapelregt van Dor-
drecht uitgebreid tot alle goederen, die langs Rijn,
Maas, Waal, ÄEerwede en Yssel werden op- cn afgevoerd

------,nbsp;I

' ,1. F. Oclcliart, (Ier lUiein «ach der Länge seines Laufs, u. s.w., blz. l'JG.

- Wagenaar, Vadcrlandsehc Historie, 111, blz. 208.nbsp;n

^ Van ile AN all, Privilegiën vau Dordrecht, hl/,. i235, 9'J5 en 1004,

-ocr page 35-

In 1540 op nieuw door Keizer Karei V bevestigd, bleef
Dordrecht in het bezit dier voorrcgten tot op onzen tijd.
Tot liet aantal privilegiën van Dordrecht moet ook gere-
kend worden: dat in 1313 door Willem 111 alle Oos-
tersche waren, die van de zee inkwamen en voor de
markt te Dordrecht bestemd waren, van de grafelijke
tollen Averden vrijgesteld. Voorwaar een trelfend voor-
beeld, hoe men er reeds in die tijden op bedacht was,
den handel van staatswege te beschermen.

Eene tweede stapelplaats aan onze rivieren was Middel-
burg, in 1405 door Graaf Willem VI met het regt van
verstapeling begunstigd.

In der Zeit, wo alles zünftmässig würde, gelijk Hee-
ren ^ de Middel-eeuwen omschrijft, kan men reeds
h priori
veilig aannemen, dat ook dc scheepvaart op rivieren en
binnenwateren door gilden werd uitgeoefend. Buitendien
dec-riviervaart, welke, wegens de vele stapelplaatsen die
alle groote rivieren in verscheidene deelen afscheidden, als
het wai-e stationsgewijs, van dc eene stapelplaats tot de
andere gevoerd werd, kon bijna op geene andere Avijzc
worden ingerigt, dan door schippersgilden en beurtvaar-
ten'.' Eindelijk zoude men hier nog bij kunnen voegen,
dat' in de vroegere ecuwen het vaarwater op den Eijn
zoo ondérscheiden was, dat men onmogelijk deszelfs gc-
heéle lengte met eene en dezelfde soort van schepen kon
bevaren;'hetgeen door den tijd zoowel als door kunst,
vooral'-'in de laatste honderd jaren, geheel is verbeterd
1 )och wat er ook van zij, een feit is, dat het èn hier to

' iiccren, Folgen der Kreuzziigc etc. in Vcrm. Hist. Schrifle, II, p. 121.
2' .!. Ockhart, Der Ilhcin nach der Liingc seines Laufs, u. s. w., pnssini.

-ocr page 36-

lande èn op den Duitsclien llijn een algemeen gebruik
was, dat de vaart door scliippersgilden werd uitgeoefend.
Dordrecht had eertijds zes schippersgilden ook Hoorn
Amsterdam, Middelburg en vele andere handelssteden,
zouden hier insgelijks kunnen genoemd worden,

In Duitschland was de scheepvaart op den Rijn voorna-
melijk in handen der steden Keulen, Mentz, Worms,
Spiers, Straatsburg en BazelDe tijd, wanneer ongeveer
die schippersgilden zijn opgerigt, is van de meeste de
dertiende of veertiende eeuw.

Nog is de lijst van belemmeringen des riviershandels
niet volledig. Met een woord heb ik reeds vermeld
dat er eenige sporen waren van in- en uitgaande regten
in de eerste tijden der Grafelijkheid, Omtrent den tijd
van Filips den Schoonc blijkt het uit het boven -aange-
liaalde Hervormings-Edict. Gelijk bekend is, zijniinlhet
begin van onzen oorlog tegen Spanje, in onderscheidene
steden do Admiraliteiten opgerigt, belast met de bij-
zondere bescherming der scheepvaart en des handels.iiJ3o
onkosten, welke noodzakelijk Avaren tot deze werkdadige
bescherming, werden in het eerst goedgemaakt uit de
buitgemaakte schepen. Spoedig echter was deze hulpbron
uitgeput, en moest men naar andere middelen omzien om
de meerdere kosten te dekken. Wat Avas billijker, dan dat
de kosten gedragen werden door hen, dio cr de voor-
deden van genoten ? Dit Avas de oorsprong der
Licentm

' Van ilc AVall, Privilegiën van Dordrecht, Wz. 1034.
ï C. J. lortujn, Diss. dc Gildis, p. 221.

^ .1. F.Ockhart,DcrIlhein nach derLiingcscincsliaufe, u,s, w., blz, 178,
« Zie boven, blz. 21.nbsp;! i

-ocr page 37-

of Verlofgelden en Convooi- of Geleigelden; beiden zijn
kort na elkander, ongeveer 1572 ingesteldDeze beide
belastingen werden van alle inkomende en uitgaande
goederen en schepen geheven, zoodat derzelver bedrag
reeds dadelijk zeer aanzienlijk is geweest. Zij werden
ook, naar het schijnt, naar den eisch der omstandighe-
den verhoogd of verlaagd.

In stede dat deze bezwaren met der tijd, toen de
toestand van Europa rustiger werd, en de regeringen
zich inderdaad meer begonnen te beijveren, om, door
bevordering van handel en nijverheid, nieuwe bronnen
van welvaart voor de natiën te ontsluiten, — in plaats,
zeg ik, dat, om deze en vele andere redenen, de be-
zwaren',- welke den llijnhandel drukten, zooveel mogelijk
werden 1 opgeheven, doet de geschiedenis juist hot tcgen-
deelizien.x Keulen en Jilentz beiden hebben het stapel-
regt totün 1804 onveranderd behouden, en na dien tijd,
wol is waar, cenigzins gewijzigd, doch in den grond
even streng tot in 18311 gehandhaafd. Hoe weinig dit
vasthouden aan oude vooroordeelen ook tot eer van la-
tcrertijden strekt, zoo verdient hier als eene uitzonde-
ringiiopildezen algemeencn regel vermeld te worden: dat
bijl resolutie van 28 Dcc. 1720, door dc Staten van
Utrecht besloten werd : quot;dat, aangezien dc onkosten te
drukkend voor den:,handel zijn, dei tol zal gereguleerd
worden\op zoodanigen manier, dat de schippers verge-
noegd zullen wezen.quot;

1 Luzac, Hollands Rijkdom, blz. 98, 100.

Wagenaar, Vaderlandsche Historie, VI, blz, 399.
' Groot Placaetbock van Utrecht, II, blz. 332.

-ocr page 38-

— ao —

Na aldus geschetst te hebben, hoe schier alle hindcr-
l)alen van den Rijnhandel hunnen oorsprong ontleenen,
deels aan de geringe ontwikkeling der beginselen van het
Volkenregt, deels aan de bekrompenc handelspolitiek
welke de regeringen der vorige eeuwen volgden, en hoe
zij tot op onze eeuw zijn bijbehouden, voornamelijk door
den invloed van hen, die uit de misbruiken van gezag der
vroegere regeringen, zich een verkregen regt toeschreven
op de vruchten, welke de verdrukking des handels voort-
brengt, moet ik overgaan tot de mededeeling van datgene,
wat in het werk is gesteld tot verligting van dezen zoo
hoogstbelangrijken tak des handels. Dit gedeelte zal du.s
tevens de overgangsperiode van het beginsel van beper-
king , tot dat van geheele vrijheid des rivierhandels daar-
stellen. „ .

■ ■nbsp;ï i.HI h;b Jjinm

■h hl : rrv ■■'.. .. - ■nbsp;-i-:;- :^. '! JM MihK/ljiv;

li'/nbsp;inbsp;;! :;;■gt;! j|f,|-,nbsp;nf;j5v

:■lt;'gt;,.'nbsp;,nbsp;ij((n')/r/tnr -)!»

i. ^ inbsp;quot; i 'v i,i ii'ih)ioiifgt;ji

• ! -nbsp;.nbsp;.Ljiwiiio ;)t ii')

V/irvi ■Vli: :lri:lt;Mnbsp;, l.;i, . J',,! .'j Ttgt;l

! mm i:r..:-!-!.,v i ; .[ :nbsp;-h u ■ . m )hiiod-)dnnov

-tv iii'iï/';-!: ,iT;V; r „inbsp;ii;ilfhf)y

(M?:nbsp;'iiui'i: :■)■;/(?)() 'il'i^nm'^!

- :lt;-.: 'Ir. -■jrtii''l(('.»v.'m-.» 'ifi!- i:.-nbsp;.-i.jt! j')||

J'.;/nbsp;^ - quot; . r;-.-,/) rirmquot;/-/

■nbsp;' ' ^ /lii vni-üj Ar^rnbsp;TÏJii-U-ü'n

■ JU-: 'T ; . 'i T'M .quot;iV'Unbsp;■ . ,,-)i,;ogt;j;/ Join

'-:•] :nbsp;Jii:r; j 1 f.' 'i'il'.-j i;;;'tlnn

-ocr page 39-

HOOFDSTUK IT.

OVEIl DE POGINGEN, WEUCE IN HET AVERK GE-
STELD ZIJN OM DIE BELEMMERINGEN OP
TE HEFFEN.

' §.1.

ïleeds met een Avoord heb ik, in de Inleiding, ver-
meld, dat
bij gelegenheid van de \Vestphaalsche, Rijs-
Avijksche en Badensche Vredescongressen de vrijheid der
vaart op den llijn
bepaaldelijk is uitgesproken. Wat
de uitvo(!ring van dit beginsel ook moge hebben terug-
gehouden of verhinderd,
(Avelke oorzaken op te sporen
cn te
ontAvikkelen niet tot mijn oiulerwcrp behoort), ze-
ker is het, dat die taak aan dc negentiende eeuw
Averd
voorbehouden. Ik meen dus te kuimen volstaan met het
verhaal der
pogingen, in het Averk gesteld sedert de
Pransche OniAventeHng van 1789.

Het tijdvak, van deze omAventehng af tot aan het
Wcener Congres, is een overgangstijdperk van het staats-
regtelijke beginsel, hetwelk LodeAvijk XIV uitdrukte
met de Avoorden: quot;1'état c'est moiquot;, tot het constitutio-
nele staatsregt
Avaaronder Avij thans leven. De zes en

-ocr page 40-

twintig jaren, welke tusschen die beide groote gebeur-
tenissen zijn verloopen, vormen de periode, Avaarin het
Volkenregt tot ontwikkeling is gekomen, en waarin, te
gelijk met hetzelve, de stelling:
de bevaarbare stroomen
zijn staatseigendom
, zich ontAnkkeld heeft tot het nieu-
were beginsel:
de bevaarbare stroomen zijn staats- en
gemeenschappelijk eigendom.

De Eransche natie, die zich, in haar fanatisme voor
de vrijheid, niet tot hare eigene hervorming beperkte,
maar veeleer geheel Europa met dienzelfden geest wenschtc
te bezielen, strekte ook hare zorgen uit tot de alge-
meene liandelsbelangen van ons werelddeel. In 1792
overstroomden de Eransche legers de Oostenrijksche
Nederlanden, welke cenen regeringsvorm aannamen, ge-
lijk aan dien van Frankrijk. Het Conseil Exécutif vaar-
digde den IG^en Nov. 1792 een dekreet ' uit van den
navolgenden inhoud: Alles wat handel en scheepvaart
belemmert, is in strijd met het Natuurregt; alle be-
vaarbare rivieren en derzelver beddingen zijn gemeen-
schappelijk eigendom van alle oeverbewoners; de Eransche
RepubUek acht zich vcrphgt, overal, waar hare banieren
geplant zijn, de tyrannie te onderdrukken en de vrijheid
te doen herleven. Op die gronden verklaarde de Eran-
scho regering, dat de Schelde en de Maas van toen af
voor de algemeene vaart zouden openstaan. Drio jaren
later, toen de Vereenigde Provinciën in eene Bataafsche
Republiek waren herschapen, werd (IG Mei 1795) het
bekende traktaat van
vriendschap en alliantie met Frank-

gt; Zie Bijlage N®. lY.

-ocr page 41-

rijk gesloten. liclmlve het betalen der oorlogskosten,
het vrijverklaren der haven van Vlissingcn enz., ver-
bond de nieuwe Republiek zich in art. 18 aan de
Fransche schepen de vaart op den Rijn op denzelfden
voet toe te staan, als aan die van hare eigene onder-
danen.

Frankrijk, hetwelk zijne grenzen tot aan den Rijn
wenschte uit te zetten, ging op dezelfde willel^urige
wijze tc werk tegenover de Duitsche Staten. Dien ten
gevolge had Pr nissen dan ook reeds eenigen tijd tc vo-
ren zich van het tooneel des oorlogs teruggetrokken en
bij verdrag, den öf^cn April 1795 te Bazel gesloten ^ al
deszelfs landen aan den linker Rijnoever gelegen, aan
do Fransche Republiek afgestaan. Ten laatste gaf ook
Oostenrijk den strijd tegen Frankrijk op, en sloot een
afzonderlijken vrede te Campo-Formio den 17'^«» Oct.
1797, welks art. 11 quot; de vaart op de Po en do Etsch
voor beide oeverstaten geheel vrijstelde. Dc geheime
artikelen, welke nog aan dit vredestraktaat weerden toe-
gevoegd,! behelsden den voorloopigcn afstand door den
KeizertvauiOostenrijk, als hoofd dca Duitschen Rijks,
vaniitlot/gedeelte des Rijks, hetwelk aan den linker Rijn-
oever • gelegen „was *; tevens beloofde de Keizer zijne
goedlt;f I diensten bij het sluiten van den algemeen cn vrede
met; Duitschland, tot het verkrijgen van ecno vrije vaart

-iri'intwnH üu i

!'»({ (lt;:i«T( I W.' ..nbsp;!Vgt;

' Zie Bylage No, VI.

2nbsp;Zie^ Bijlage N®. T.

3nbsp;De Martens, Kecueil VII. p. 212.

lt; Zie Bijlage Nquot;. VTI.

-ocr page 42-

op den Rijn, voor zoover dezelve de grenslijn tussclien
liet Duitsche llijk en do Eransche llepubliek vormt.

Volgens art. 20 van de vredcsakte van Campo-Eor-
mio was het Congres, dat reeds den Dcc. 1797
te Rfistadt bijeen kwam, bestemd om den vrede tusschcu
Duitschland en Frankrijk te herstellen. Bij de afzon-
derlijke vredestraktaten waren de Eranschen reeds in het
feitelijk bezit gesteld van den geheelen Hnker llijnoevcr,
van Straatsburg af tot aan de llollandsche grenzen; het-
geen hun een onmiskenbaar overwigt gaf bij dc onder-
handelingen , welke tc llastadt geopend Avcrden. Zoodra
dus de gcvolmagtigden der beide rijken vergaderd waren,
eischten die der liepubhek den definitievon afstand van
alle provinciën ten Zuiden van den liijn gelegen
Naauwelijks echter was dit punt beslist, of van de zijde
van Erankrijk werden nieuwe voorstellen te berde gebragt
betrekkelijk de vrije vaart op rivieren welke hierop
nederkwamen:

10. dc vrije vaart op den liijii, zoolang dezelve de
grens tusschen de staten der beide contracterende par-
tijen is, is uitsluitend eigendom van die staten, en quot;wordt
aan vreemden toegelaten alleen bij gemeenschappelijke
toestemming der regeringen, en oj) do voorwaarden door
haar voor te schrijven;

' Heeren, Gescliiedcnis der staatsgcsteldlieid van Europa, H. liL 600.

^ Geheime Geschiehtc der Uastadter Fricdcnsverliandhingeu in Ver-
bindung mit den Staatsliiindeln dieser Zeit, von einem Schweizer. Nebst
den wichtigsten Urkunden. Germaniennbsp;]V. p. 40 f. Vcrg. (.'re-

mer v. d. Berg, Diss. de novis legibus dc lluminuni eommunium navi-
gatione, p. S.

-ocr page 43-

2quot;. langs den geheelen conventionelen H.ijn (van
Straatsburg tot aan dc Ilollandsclie grenzen) moeten aan
beide oevers jaagpaden worden aangelegd, en er mogen
gccnc werken worden daargesteld, welke der scheepvaart
belemmering zouden kunnen veroorzaken;

30. beiderzijds geheel vrije doorvoer, aan geene moei-
jelijkheden hoegenaamd onderworpen; afschafling der ha-
vengelden; van de goederen alleen een regt van invoer
te heffen, hetwelk eerst bij het lossen zoude ingevor-
derd , en voor heide staten even hoog gesteld worden;

40. aan beide staten komt een gelijk regt van vrije
vaart toe op alle nevenstroomen des llijns, als ook op
do andere groote rivieren van Duitschland, met name
den Donau.

Tiet is duidelijk, dat het beginsel van gemeenschap-
pelijk regt, aan alle oeverstatcn toegekend, zich toen
nog niet geheel ontwikkeld had, en dat het althans door
de Fransclie gcvohnagtigdcn niet zoo is voorgesteld, als
het later op het AV'ecner Congres is aangenomen. Alle
verandering, die nu cn dan tc dezen opzigte aan het
staats- en volkenregt is aangchragt, kan men slechts als
wijzigingen aanmerken van het oude llomeinsche begin-
sel. Wat buitendien nog dc strekking van deze voor-
stellen aangaat, is het genoegzaam uit de Pranschc poli-
tiek ten tijde der Republiek gebleken, dat zij minder
voor de beginselen van vrijheid streed, dan hare eigetK!
grootheid beoogde.

Van de andere zijde werd op deze wijze oj) dc voor-
stellen der ]le{)ubliek geantwoord:

10. dat men in het algemeen dc vrije vaart op, cn

3*

-ocr page 44-

het (liuirst(ïllcn van jaagpaden huigs den Rijn wen-
schelijk achtte; doch dat men verlangde in onderhande-
ling tc treden met dc Bataafsche Republiek, om zoo-
doende den Rijn van alle belemmeringen tot aan zee te
lievrijden;

2o. dat voorzeker de afschaffing der havengelden hoogst
nuttig voor den handel zoude zijn, maar dat hier twee
moeijclijkheden tegenover staan: dat de kosten, tot het
bevaarbaar houden des Rijns en voor het beheer ver-
oischt, uit de opbrengsten dier havengelden bestreden
werden, cn dat een deel dier inkomsten verhjpothekeerd
waren. Dat nog daarenboven, indien men al hiertoe
besloot, dit evenzeer tot de stapelregten en schippers-
gilden moest uitgebreid worden;

30. dat de gelijkstelling der invoerrcgten aan groote
moeijclijkheden onderworpen is;

40. dat men het, wegens dc aangevoerde redenen,
wcnschelijk en doelmatiger achtte de vrijheid der Rijn-
vaart het onderwerp van een afzonderlijk traktaat tc
maken, en voorloopig den tegcnwoordigcn staat van za-
ken tc behouden;

5quot;. dat het hun niet vrijstond over dc andere Duit-
sche stroomen te onderhandelen, daar dit niet in hunne
instructien begrepen was.

De Pransche gevolmagtigden gaven hieroj) tc kennen:

lo. dat zij afzagen van het rcgt van vrije vaart op
dc andere Duitsche stroomen, indien slechts de Rijn ten
spoedigste werd opengesteld, cn al hunne andere vorde-
ringen werden ingewilligd;

2°. dat zij nog bovendien opheffing van den tol t(?

-ocr page 45-

Elslleth aan lie Wcser eischten, als hunnen handel o])
Hremen belemmerende.

Toen echter de Duitsche afgevaardigden aarzelden
ook deze voorstellen gereedelijk aan te nemen, verklaar-
den die der Republiek niet van hunne eens gedane vor-
deringen te zullen afwijken, en stelden een termijn van
zes dagen, binnen welke de Duitsche zich zonder om-
wegen hadden te verklaren. Aldus tot het uiterste ge-
dreven, gaven zij toe op den lllt;len Dcc. 1798. AVei-
nige dagen later werd het Rastadter Congres ontbonden
en dc behandeling dezer geheele zaak tot een later tijd-
stip uitgesteld.

Nog hadden de afgevaardigden der beide onderhande-
lende partijen Rastadt niet verlaten, toen van de zijde
der bondgeuooten een nieuwe veldtogt geopend werd,
welke in den aanvang gelukkig beloofde te zijn, daar
Napoleon, onvoorbereid op den aanval, dc legers van den
Rijn en vau Italië moest zamentrekken. ])c slag van
Marengo (14 Junij 1800) besliste echter wederom ten voor-
deele van Napoleon. Onmiddellijk werden er tusschen
de veldheeren der beide legers overeenkomsten getrollcn
omtrent een wapenstilstand en tot voorbereiding van
nieuwe vredesonderhandelingen.

Reeds den Eebr. 1801 kwamen de afgevaardig-
den te Lmicville bijeen. Frankrijk verklaarde dezen
vrede ook verbindende voor de Bataafsche en andere door
haar ingestelde Republieken; terwijl de Keizer van Oos-
tenrijk, als hoofd des Duitschen Rijks, in deszelfs naam
haTulehic. De beraadslagingen waren kort, daar de vroe-
gen; overeenkomsten als basis werden
aangenomen. Do

-ocr page 46-

alstantl van den linker Jlijnocver, waaromtrent men reeds
was overeengekomen, werd bekrachtigd \ Dien ten ge-
volge moest de schadeloosstelling der vorsten, die hmnie
erfgoederen hadden verloren, plaats hebben, even als het
sicculariscren der geestelijke goederen van Duitschland.

Er werd eene Rijksdeputatie benoemd, bestaande uit
dc afgevaardigden van acht llijksvorsten, terwijl Rusland
en Erankrijk zich tot bemiddelaars opwierpen. Den
Igden Aug. 1802 kwam men tc llegcnsburg zamen, en
binnen den door de bemiddelaars gestelden termijn van
twee maanden moest het verdeclingswerk volbragt zijn.
De zwarigheden, door Oostenrijk gemaakt, hetwelk niet
tevreden was met het hem toegedachte deel, waren oor-
zaak dat eerst op 25 Eebr. 1803 het eindbesluit der
der llijksdeputatie werd genomen. Krachtens § 25 van
dit reces werd aan den Keurvorst van !Mentz, Aartskan-
selier des Rijks, die als Aartsbisschop van Mentz zijne
domeinen had verloren, deels door afstand aan Erankrijk
deels door saiculariscring, behalve eenige goederen, die
hem aan den rcgter Rijnoever werden aangewezen, tot
algehcele schadevergoeding aanspraak gegeven op de in-
komsten van het daar te stellen Rijn-Octrooi, cn voor-
loopig op de tolhciUngen des regteroevcrs sedert 1 JJec.
1802 ^ lu § 39 van ditzelfde reces ' doet de Keizer
van Oostenrijk, als hoofd des Duitschen Rijks, afstand
van alle regten oj) de Duitsche helft der opbrengsten van
het Octrooi aan den Keurvorst Aartskausclicr, die tc-

gt; Zie IJijlagc N». VIU.

® Do jNlartcns, Supplement au Recueil III. p. 280 s,

3 Zie Rijlnge N». IX.

-ocr page 47-

vcns gevolmagtigd werd, van wego liet Duitsche Rijk,
om met de Franschc Republiek te ondcrhandeleu over
de daar te stellen
Mijn-Octrooi-Conventie.

S. 2.

Voor dat ik overga tot de mededeeling van den
hooidzakelijken inhoud der Rijn-Octrooi-Conventie, moet
ik eenige weinige aanmerkingen doen voorafgaan om-
trent dezelve in het algemeen,

])e Rijn-Octrooi-Conventie ', daargesteld van de eene
zijde door den afgevaardigde van den Keurvorst-Aarts-
kanselier, aan wicn bij Rijksreccs volmagt was gegeven
tot het sluiten van eeno Conventie op den voet van
den Luneviller vrede, en van de andere zijde van wege
het Fransche Keizerrijk, draagt het karakter van een
gewoon handelstraktaat. Hetgeen ik reeds over de vo-
rige traktaten omtrent dc vaart op rivieren, aan het
bransche gebied grenzende, heb doen opmerken, geldt
ook hier: het hoofddoel der Octrooi-Conventic is gelijk-
stelling der beide oeverstatcn, voor zoover handel en
scheepvaart betreft, op het gedeelte van den Rijn, dat
de staten der beide contraktercnde partijen van elkander
scheidt; zelfs met uitsluiting van vreemden, waaronder
de onderdanen der liattiafsche en Helvetische Gemcenc-
hesten begrepen waren, die alleen tegen betaling van
een hooger regt op den conventionelen Rijn tot de vaart
werden toegelaten, en buitendien door de twee gcdwon-

Dc Martens, Siipplenient au llecucil IV. p. 30 s.

-ocr page 48-

gene aanlegplaatson, Keulen cii Mentz, tot cén bepaald
gedeelte der rivier werden beperkt.

Beschouwt men de Octrooi-Conventie in haar geschied-
kundig verband, dan behoeft het geen verder betoog,
dat dezelve bestemd noch geschikt was, om den llijn-
handel voor elk een, die er aanspraak op maken kon,
inderdaad te verligten. Op het Congres te Rastadt had
Frankrijk zich reeds bepaaldelijk verklaard voor dc uit-
sluiting der Bataafsche en Helvetische Gemeenebesten
van de voordeelen, die uit de vrijstelling der vaart oj)
den llijn zouden kunnen voortspruiten; terwijl Napoleon,
aan dezelfde staatkunde getrouw gebleven, later door de
invoering van het zoogenaamde
continentale stelsel, het-
welk hij door alle middelen bevorderde, eerst door het
dekreet van 21 Nov. 1806 daarna door den llijn
door middel van een kanaal van Grimlinghausen af met
de Maas, en deze wederom met de Schelde te verbin-
den ons gemeenebest, hetwelk toen nog niet aan dc
Fransche heerschappij onderworpen was, den Rijnhandel
geheel trachtte tc benemen.nbsp;r

De Octrooi-Conventie zelve draagt dan ook de duide-
lijke kenmerken van deze staatkunde: het nieuwe tarief
namelijk voor dc scheepvaartregtcn is zoodain'g ingeriert,
dat elk lager gedeelte ^les llijns zwaarder belast wordt

' Dccrct de l'Kinpcrcur des Français, de'clarant les îles Britanniques
cn état de blocus ct portant défense du commerce Anglais etc., donné
à Berlin le 21 Nov. 180G. Zie Dc Martens, Supplement au Recueil V.
p. 439.

= -Mr. J. op dcn lloolf. Bedenkingen tcgcn liet Duitsclic werkje over
lîijnvaart en RijnhanJel blz. 22.

-ocr page 49-

(lau het hoogere; zoodat op deu Beneden-llijn, tusschen
Keulen en de llollandsche grenzen ruim 2| maal hoo-
ger scheepvaartregt werd gevorderd, dan op den Boven-
llijn, en ruim tweemaal meer dan op den Midden-llijn.
Wel merkt Ockhart in zijn hoven reeds aangehaald
werkje hieromtrent op dat het hillijk is, dat daar,
waar de handel het geringst is, hij ook het minst moet
heiast worden, en dat daarom de Beneden-llijn, welke
de drukste vaart heeft, het hoogste regt moet betalen;
doch bij eene onpartijdige behartiging van de belangen des
Kijnhandels kan toch zulk een systeem niet in toepas-
sing worden gebragt, en dergehjke schijngronden van
billijkheid worden alleen door hen aangevoerd, die van
het stelsel van Napoleon uitgaande, zich ten taak heb-
ben gesteld de Octrooi-Conventie te verdedigen.

Ten laatste zij hier nog vermeld, dat de bij het Oc-
trooi ingestelde belastingen alleen de schcepvaartregten
betrellcn, en dat de gelijkstelling der onderdanen yan
de beide oeverstatcn in dit opzigt, het regt der contrac-
terende partijen, om elk voor zich, naar mate zij het
noodig achten, in- en uitvoerregtcn (douanen) van de
goederen tc hellen, geheel ongeschonden laat.

De bepalingen der Rijn-Octrooi-Conventie laten zich
onder zeven rubrieken rangschikken, welke ik achtcrvol-
gens kortelijk zal nagaan:

I. Dc souvereiniteit over den conventionelen Rijn.
Art. 2.

Het midden der bedding (Thalweg) wordt beschouwd

1 .1. r. Ockhart, Der lUiciii nach der Länge seines I.aufs, u. s. w., i).2f) t.

-ocr page 50-

als territoriale grens tusschen de beide oevcrstaten. In
betrekking tot handel en scheepviiart echter wordt de
conventionele Rijn als één geheel en als genieenschap-
])elijk eigendom beschouwd.

II.nbsp;Wijziging van het stapelrcgt. Art. 'ó—12.

De oude stapelplaatsen, Keulen en Mentz, hebben
wel het eigenlijke stapelregt verloren, maar zij zijn toch
de stationhavens voor de scheepvaart gebleven, door de
bepaling, dat alle transito-goederen aldaar moeten omge-
ladeu Avorden. (Omslag, omladen, droit d'échelle, droit
(le rompre charge, droit dc relâche forcée.) Aile be-
lastingen, welke vroeger aan het stapelregt verbonden
waren, zijn opgeheven, met uitzondering der kraan-,
waag-, kaai- cn magazijngclden, welke ook allceji mogen
gevorderd worden van hen, die van deze inrigtingeu
gebruik maken. Het laden en lossen in dc stationhavcus
moet altoos geschieden in het bijzijn van een daartoe aan-
gesteld ambtenaar, die verpligt is door weging cn on-
derzoek der lading het manifest (waarover meer hijzonder
later) te verifiëren.

III.nbsp;Bepalingen betrekkelijk de scheepvaart.

a.nbsp;Vrachten. Art. 13.

Deze moeten van de eene Prankforter mis tot do an-
dere vastgesteld Avorden door het bestuur van het Octrooi,
na
ingcAvonnen advies der kamers van koojjhandel van
Keulen, Mentz cn Straatsburg cn der overlieden van
Düsscldorp, Frankfort cn Mannheim.

b.nbsp;Schippersgilden. Art. 14—19.

Op elk der drie deelcn, Avaarin de llijn cn dc schcep-
viuart op denzclvcn door dc stationluivcns verdeeld is,

-ocr page 51-

werd eeii schippersgild opgerigt. De policieverordeiiin-
ireii en de heurtvaart derzelve moesten voor Keulen
worden hepaald door den Prajfect van het departement
lU)ër, cn voor Mentz door dien van het departement
Mont-Toimerrc.

Elke schipper, eigenaar van een vaartuig, hetwelk
geschikt is voor de vaart op dat gedeelte waartoe hij
wenscht toegelaten te worden, en buitendien eenigen tijd
als stuurman op dat gedeelte des llijns gevaren heb-
bende, heeft het regt om in een der gilden opgenomen
te worden. Dit is de bepaling van art. 4 van het in
1807 vastgestelde reglement voor de schippersgilden

Onder de bepalingen van het Octrooi is nog deze o])
te merken: dat elk schipper, die in de beurtvaart is,
verpligt is tc laden en ten spoedigste tc vertrekken,
indien cr te Keulen 1800 Centenaars naar beneden of
1500 naar boven bestemd, en indien er te Mentz 1500
afwaarts en 1200 opwaarts gereed liggen, op stralFc van
verlies zijner beurt.

c. Groote en IGcine Vaart. Art. 20—24.
Dc Octrooi-Conventie onderscheidt de
groote vaart,
bestemd voor den transito-handel, en de kleine vaart,
hepaaldehjk dienstbaar aan den kleinhandel, welke tus-
schen nabij gelegene havens wordt gedreven, geene sta-
tionhavens behoeft voorbij tc gaan, en dus niet omla-
den, cn in het algemeen van aUc bepalingen omtrent
tien omslag enz, vrij is. Onder dc kleine vaart wordt
medegerekend, die op dc nevenstroomen des llijns, zoo

J. F. Ockliart,. Der Rhein nach der Liingc seines Laufs, u.s.w.,i). 182.

-ocr page 52-

als de Main, Iloër, Jjahii, enz., indien de bestemmings-
plaats niet boven of beneden eene der stationshavens
gelegen is. Buitendien wordt er nog gewag gemaakt
van de
post- en marktschepen en ivaterdilüjences, gelijk
zij genoemd worden, bestemd tot het vervoer van reizi-
gers, Avelke niet aan do bepalingen op de gilden, het
omladen enz., onderworpen zijn.

Bij de eerste oprigting der gilden in 1808, waren '
ingeschreven:

r. voor de vaart op den Boven-llijn:

a.nbsp;voor de groote of directe vaart. . 41 schippers.

b.nbsp;voor de kleine of tusschenvaart. .44 „

te zamen. ... 85 „

II.nbsp;voor de vaart op den Midden-llijn: v , .,h ;

a. voor de groote vaart in het Ment- i- ïi; n'w.m-'

«Jrgild.............. G3 schippers.

en in het Keulsche. . . 44 ,, gt; '■
bi voor de kleine vaart in het Ment- .m

zergild.............. 26 : „ -

en in het Keulsche. . . 33 „ ,il
tc zamen. . . . 166 „ !

III.nbsp;voor de vaart op den Neder-llijn en naar Holland:

a.nbsp;voor de groote vaart....... 70 schippers.

b.nbsp;voor de kleine vaart....... 7 „1!

tc zamen. ... 77 „
in het geheel dus 218 voor dc groote en 110 voor dc
kleine vaart. In 1813 was de verhouding deze: 328
schippers waren voor de groote en 310 voor de kleine

' J. F. Ockhart,Dcr Rhein nach der Länge seines Laufs, \i.«.\v., p. IS-tv.

-ocr page 53-

vaart ingeschrevcji, tc zamen 638; terwijl op het laatste
tijdstip 629 schippers tusschen de havens der neven-
stroomen en die des Kijns voeren. Dus oefende op den
Jlijn alleen een grooter aantal schippers de vaart uit,
dan op al de nevenstroomen te zamen; waaruit men kan
aileiden, dat het aantal schippers, in 1813 tot de gilden
toegelaten, voor eene heurtvaart veel te aanzienhjk was,
hetgeen ook met der daad is gebleken, daar de gilde-
schippers soms 12, ja tot 15 maanden toe op eene la-
ding moesten wachten.

ÏV. Het onderhoud der lijnpaden, art. 33—36.

Het onderhoud der jaag- of lijnpaden (Chemins de
Halage) wordt door eiken oeverstaat afzonderlijk gedra-
gen; de onkosten, daartoe vereischt, worden niet uit de
gemeenschappelijke kas voldaan; hoewel toch het zuivere
aandeel in de opbrengsten van het Octrooi van eiken
oeverstaat voor dezelve verbonden is.

V. Ophefiing der oude tollen en andere belastingen,
art. 37—41. Invoering van het nieuwe stelsel van
schcepvaartregten, art. 90—107. Maatregelen tot ver-
zekering der hefling, art. 114—121.

Den 31sten dag na de uitwisseHng der ratificatiën, treedt
de Octrooi-Conventie in werking. Met den 308ten dag zijn
alle tollen, welke vroeger bestonden, alsmede
üWc, licenten,
accijnsen, transito
en andere belastingen, uitgezonderd
echter de
regten van in- en uitvoer {droits de douane)
afgeschaft. Dien ten gevolge zijn de 32 tollen, welke
vroeger aan de beide Rijnoevers tusschen Straatsburg en
onze grenzen geheven werden, en te zamen ongeveer
twee millioen guldeji 's jaars opbragten, den I5lt;'lt;'n Oc-

-ocr page 54-

tohcr 1805 (volgons sommigen den fi'len Nov.) ver-
vallen

Op den conventionelen Rijn zijn, in de plaats van
de vroegere, 12 tolkantoren oj)gerigt, G oj) eiken oever.
Hik schip betaalt naar mate van den afstand, welken
het moet aileggen in eens, en voor de afreize.
l'jr zijn twee soorten van tol:

a. Recognitie, tc lielfen van het schip, geladen of on-
geladen; alle schepen beneden de vijftig centenaars la-
dingsvermogcn zijn geheel vrij ; van die van 50 centenaars
tot 2500 cn daarenboven wordt, volgens het tarief in
art. 94, van 10 centimes tot 15 francs geheven; deze
tol Avordt geheven volgens den ijkbrief, waarvan elk
schipj)er op den conventionelen Rijn moet voorzien zijn;
elk tolbeambte is bevoegd den ijk tc verifiëren.

h. Een Octrooi-regt, te hellen van alle goederen, naar
evenredigheid der afstanden, tot een gezamenlijk bedrag
van 2 francs stroomop en van 133 centimes stroomaf
voor eiken centenaar.

liet gezamenlijk bedrag der tollen vóór 1804, voor
dienzclfdcn afstand, Averd geschat op 2 frs. 18 ccnt,
stroom op- cn afwaarts, dus in het geheel 1 fr. 3 cent.
meer. Deze tollen, voor elk kantoor bij tarief vastge-
steld, zijn over de drie deelen des Rijns verdeeld nis
volgt: op den Boven-Rijn, 55 uren lang, 40 cents naar
boven, 2G| naar beneden; op den Midden-Riju, 41?-uur
lang, 45 cents naar boven en 3G naar beneden; cn oj)
den Neder-Rijn, 38 uur lang, lOG cents naar boven en

-ocr page 55-

70i ruiar beneden ^ De zuivere opbrengst van het Oc-
trooi bedraagt ongeveer de helft van het vorige bedrag

Dc jagten en waterdiligenccs betalen slechts voor een
vierde van hunnen inhoud. Geene waar is geheel vrij-
gesteld, hoewel tot verligting van landbouw en nijver-
heid die waren, welke zeer geringe waarde hebben en
eene groote ruimte heslaan of onmiddellijk tot de con-
sumtie gebruikt worden, aan verminderde tarieven on-
derworpen zijn.

Als algemeen cn, zoolang er geen reden is, om be-
drog tc veronderstellen, eenig middel van toezigt op de
rigtige Ixitaling der regten, is het manifest ingevoerd,
waarvan elk schipper, die den conventionelen llijn be-
vaart, moet voorzien zijn; het wordt aan de ladings-
plaats opgemaakt, en door den schipper onderteekend.
In het manifest wordt vermeld: de naam des schippers,
die van het schip, die des eigenaars en van deszelfs woon-
plaats, gewigt en hoedanigheid der lading. Eik beambte
van het Octrooi heeft regt tc onderzoeken, of de opga-
ven in het manifest juist zijn, en aan elk tolkantoor
moet hetzelve geviseerd worden, waarvan op het mani-
fest zelf moet blijken; van de betaalde regten moet nog
buitendien afzonderlijke quitantie gegeven worden, ])e
boeten wegens valsche opgave in het manifest en andere
overtredingen versclmldigd, worden door de tolbeambten
opgelegd eri ingevorderd; indien het noodig mögt zijn,
kunnen deze van de regeringen der oeverstatcn hulp
ȕischen tot het nanliouden van schepen of vlotten.

-ocr page 56-

VI.nbsp;Algemeen beheer, art. 42—89 en 107—113.

Een Directeur-Generaal, to benoemen door de beide

coritrakterende partijen te zamen volgens het voorschrift
van het Rijksreces, bela.st met het toczigt op de uitvoe-
ring der Conventie, de eenvormigheid der heffingen en
het beheer der gelden.

Vier Inspecteurs, de helft door elk der beide oeversta-
ten te benoemen, belast met:

1°. liet onderzoek der bedding, om alle hindernissen,
welke er zich in mogten bevinden, te doen kennen.

2quot;. De inspectie der lijnpadcn.

3». Het toczigt over de tol- en ontvangerskantoren.

4quot;. Het geven van rapport aan den Directeur-Gencraal,
voorzien met hun advies.

50. Het verifiëren en controleren der registers, kassen
enz. der Ontvangers.nbsp;.1

Go. Het proces-verbaal opmaken over alle misdrijven
Ixïgcn de policieverordeningen en de overtredingen! der
bepalingen van het Octrooi.

Dc hoofdzetel van het Octrooi is Mentz; aldaar moet
de Directeur-Generaal met der woon gevestigd wezen.

Aan elk der twaalf kantoren zijn aangesteld: (')én Ont-
vanger, élt;5n Controleur, twee Visiteurs cn
één Klerk;

VII.nbsp;Jurisdictie, art. 122—127.

Tot beoordecling van nllc geschillen, welke ontstaan
bctrefiende het Octrooi of door de overtreding der llijn-
scheepvaartpolicie, zijn twee regterlijke instanties inge-
steld: de eerste, bestaande uit den Directeur-Generaal,
bijgestaan door twee der Inspecteurcn, welke te zamen
eene permanente commissie vormen, die verpligt is dc

-ocr page 57-

zaken zoo spoedig mogelijk al' te doen. De tweede in-
stantie bestaat eveneens uit eene commissie van 3 leden:
den Prefect van het departement Mont-Tonnerre, een
door den Rijks-Aartskanselier daartoe benoemden commis-
saris, en een door de beide eersten in gemeen overleg
benoemden, 't zij Pranschen, 't zij Duitschen, fegtsge-
leerde. Deze commissie komt telken jare in de maand
November te zamen; doch alleen ingeval er appellen aan-
hangig zijn. J)esniettegenstaandc worden cn de maatre-
gelen door de ontvangers genomen, èn de vonnissen der
permanente commissie voorloopig ten uitvoer gelegd.

De onkosten, door het tc zamen komen der jaarlijksche
commissie veroorzaakt, worden uit de Octrooikas bestre-
den. De regtspraak der commissie geschiedt echter koste-
loos voor de appellanten.

Als slotbepaling is nog bij dit traktaat gevoegd: dat
alle'ambtenaren van het Octrooi, in tijd van oorlog het
voorrcgt I van neutrahteit genieten.

■J; Napoleon, immer voortgaande op de eens ingeslagene
loophaan, bewerkstelligde in 1806 eene afscheiding van
zestien: Duitschc Eijksvorsten van het Duitschc Rijk.
Dien overeenkomstig werd den 12^611 Julij 1806 een ver-
drag gesloten tusschen Napoleon en die zestien Rijks-
vorsten i welke onder zijne bescherming den Rijnhoiul
vormden ji)en 1 waarbij in art. 10 de Keurvorst-Aartskan-
selier, onder den titel van Vorst-Primaat, tot perma-
nenten voorzitter van den Bondsraad Mcrd benoemd. In
art. .^2 der Rijnbondsakte '» wordt uitdrukkelijk ge-

' Dc Martens, Supplement au llccueil, TV, p. aiö.

-ocr page 58-

zegtl, dat de Octrooi-Conventie gelieel van kracl\t
bleef.

Ongeveer vier jaren later stond de Vorst-Priinaat,
Groothertog van Frankfort, hij traktaat van 1(5 Febr.
1810, te Parijs gesloten, al zijne regten op de iJuit-
sche hÄft van het Eijn-Octrooi aan Napoleon af'. Bo-
vendien verhond de Vorst-Primaat zich bij voortduring
tot de betahng der, ten laste van de Duitsche helft van
het Ilijn-Octrooi voortloopendc jaarrenten, tot een be-
drag van 600,000 francs 's jaars, als speciale hypotheek
op de vorstendommen Hanau en Fulda gevestigd.

Van dat oogenblik af aan beschouwde Napoleon den
Rijn als eene binnenlandschc rivier, cn verklaarde hij
dekreet van 8 April 1810, de Fransche wetgeving om-
trent dc binnenlandschc riviervaart
{droit de navigation
intérieure)
op den Rijn toepasselijk, waardoor het beheer
van het Octrooi aan de Fransche generale regie der ver-
eenigde regten
{droits réiinis) * werd opgedragen. Het
gevolg hiervaTi
Avas natuurlijk, dat dc bepalingen van
het Octrooi nagenoeg niet meer in toepassing
Averden
gebragt.

Na do verdrijving van Napoleon in den herfst van
1813, Avcrd Duitschland
Aveder hersteld in den toestand
van vóór het Rijksreces van 1803, met uitzondering
alleen van het Duitsche Rijk, ten gevolge van het daar-
stellen van den Rijnbond, in 1806 ontbonden. De be-
zittingen van Frankrijk aan den linker Rijnoever
Aver-
den onder de Duitsche Vorsten verdeeld. Hun kAvamen

gt; Zie liijlagc, Nquot;. X.
- Klüber, t. a. pi., §. 570 a.

-ocr page 59-

(lus ook als uitvloeisel der souvereiiiiteit de opbrengsten
der tolkantoren op hun grondgebied toe. — Het llijn-
(3ctrooi werd voorloopig onder het beheer van den Graaf
van Solms-Laubaeh gesteld, onder wien het tot in 1817
bleef'. — De renten, bij het Rijksreces op het Octrooi
gevestigd, werden weder hersteld, met uitzondering van
die ten behoeve van den Vorst-Primaat, die zijne ver-
goeding in dc vorstendommen Hanau cn Eulda had

ö

ccvonden

s

§. 3.

De Rijn, die Alidden-Duitschland met den Oceaan ver-
bindt, en het aldus middellijk of onmiddellijk in den
wereldhandel doet deelen, was niet verstoken gebleven
van de levendigheid in het verkeer, welke de ontwikke-
ling van den Ncderlandschen zeehandel noodzakelijk moest
verspreiden.

Sedert de Hollanders vasten voet in de Indien hadden
gekregen, en de markten der Oostindische produkten van
het Zuiden van Europa naar het Noorden hadden over-
gebragt, was de Rijn de weg, langs welken Midden-
en Zuid-Duitschland cn dc Oostelijke provinciën van
iVankrijk van koloniale waren werden voorzien. Duitsch-
land , rijk aan mijnen en bosschen, leverde de voor-
naamste bestanddeelen voor onze vloten, die langen tijd
dc vrachtvaart voor geheel Europa waarnamen, waardoor

1 Klübcr, § 570 b., verg. ilez. Akten ilcs Wiener Congresses, 111,
p. 370.

-ocr page 60-

wederom de voortbrengselen van Duitschland naar elders,
cn omgekeerd, die van andere landen derwaarts met Ne-
derlandsche schepen werden ovcrgcbragt. En zoo is het,
dat in den handel vooral, de vooruitgang van één deel
dien der overige ten gevolge heeft.

Toen reeds in de laatste helft der zeventiende eeuw
onze handel langzaam begon af tc dalen van dc hoogte,
die hij bereikt had, door dat naburige landen, doch vooral
Kngeland, wegens de uitbreiding van hun eigen handel
en scheepvaart, gevaarlijke mededingers werden, verloor
ook de llijnhandel veel van zijne vorige uitgebreidheid
on belangrijkheid. Altoos cchtor werd dit gedeelte van
(mzen handel nog als een der voordeeligstc beschouwd;
want niettegenstaande de handel in andere waren tus-
schen Nederland cn Duitschland verminderd was, steeds
nog was de llijn de voornaamste uitweg voor de voort-
brengselen van onze koloniën.

Volgens Duitsche schrijvers ' werd, in de laatste helft
der voorgaande eeuw, dc
Avaardc der goederen, welke
uit Nederland naar Duitschland gezonden Averden, op
100 millioen gulden 's jaars geschat, en dat 1300 Hol-
landsche schepen,
Avaaronder die tot 10 K 12000 cen-
tenaars ladingsvermogen hadden, uit de verschillende
havens naar Keulen afvoeren. In hoeverre men deze oji-
gavcn mag
vcrtrouAven is tAvijfelachtig, tc meer, daar
de Ilollandsche schrijvers van dien tijd niet zulke be-
paalde berekeningen ojjgcven. In dc ^Memorie van D. van

' Sclicrcr, Gescliiclitc des Wdtliandcls, II, p. 3li v.
Kliiber, Oeffeiillitbcs Kecbt d. 1). Bundes, § 568 b.

-ocr page 61-

(lor Oudcrmeuleii van Augustus 1785 ' onder anderen,
lezen wij: quot;De handel naar en van Duitsehland, langs
de llivieren en te Land durf ik niet te bepalen,quot; en
in eene aanteekening oj) deze plaats: quot;De handel met
de hoofdplaatsen van Duitsehland, zoo tc water als te
land, moet vele milhoenen bedragen. Wat varen er geen
groote schepen naar en van Keulen maandelijks, ja
wekelijks den llijn op en af?quot;

Niet alzoo Avas het met den Ilijnhandel gesteld in
de tijden der 1'ransche omwenteling en van Napoleons
overlieersehijig. Oorlog is in het algemeen oorzaak van
stilstand en kwijning des handels. ])e staatkunde van
Napoleon-, die het vasteland van Europa van alle ver-
keer met andere Averelddeelen en met Engeland wilde
afsnijden, cn door zijn continentale stelsel den wereld-
handel tot een binnenlandsch verkeer trachtte te be-
perken, Avas meer dan iets anders aanleiding tot de
geheele vernietiging ook van den rivierhandel. Geen
stelsel van scheepvaartwetgeving, hoe vrijzinnig ook,
zoude in dc dertien eerste jaren dezer eeuw, den rivier-
handel uit dien toestand hebben kunnen opbeuren.

De scheepvaartwetgeving op quot;den llijn hier te lande,
liet veel te
Avenschen over. Hoe ook hier allengs do
belemmeringen toenamen, hebben Avij boven vermeld.

gt; Deze Memorie is opgenomen in: Stukken raakeuile Jen tegemvoor-
(ligen toestand der Bataafsche bezittingen in Oost-lndië en den handel
op dezelve, uitgegeven door 1). van llogendorp, 1801, bl. 198 cn 204.
Verg. Nieuwe Nedcrlandschc Jaarboeken van 1770 cn 1771, in dc stuk-
ken betr. het verschil met den Keurvorst van dc Paltz.

-ocr page 62-

Overeenkomstig het geheele volkskarakter, dat door
gehechtheid aan aloude instellingen en ouderlingen naijver
zich kenmerkt, zocht men te vergeefs ook tc dezen
opzigtc, de in alle bestuur zoo onontbeerlijke eenheid
en zamemverking. Schier elke handelstad had vroeger
hare eigene wetgeving en hare eigene reglementen om-
trent de riviervaart. Die reglementen waren voorna-
melijk bestemd om de beurtvaarten, welke als uitvloeisel
en overblijfsel van het oudere gildensysteem nog overal
in zwang waren, te regelen: zij bepaalden het aantal
schippers, hetwelk in de beurt zoude worden toegela-
ten, de vereischten van schipper en vaartuig, het aan-
tal hgdagen, de straflen die op de overtreding der
verordeningen
Avaren gesteld, de vrachten voor de ver-
schillende waren, en eindelijk aan wie het onmiddellijk
toezigt over de vaart was toevertrouwd

In 't jaar 1795, toen ook bij onze natie de begin-
selen, die door dc mannen der revolutie gepredikt wer-
den , bijval hadden gevonden, werden bij publicatie van
de provisionele regering, gearresteerd den 5'lcn Maart %
alle grafelijkheidstollen, alle regten op rivieren, van
welken oorsprong ook, met name de stapelregtcn van
Dordrecht en waar die elders nog in Avezen mogten zijn,
afgeschaft.

Dc eerste verandering, Avelkc sedert dit tijdstip in
de Avetgeving oj) de Rijnvaart hier te lande is gemaakt,

' Le liong, Koophandel van Amsterdam, Hl, bl. 197 v.
2 Dccreetcn van dc provisionele rcpraDScntantcn van Holland, H,
bl. 213.

-ocr page 63-

grijpt eerst plaats na de inlijving van het Koningrijk
Holland in het Keizerrijk. Bij Dekreet van 21 Oet.
1811, werd het in Frankrijk toenmaals bestaande be-
lastingstelsel, in de zeven nieuwe departementen inge-
voerd. Alle oude tollen en hellingen hielden op te
bestaan met den Sleten Dec. 1811; in derzelver plaats
traden: de zoogenaamde vereenigde regten, een regt
of octrooi op de scheepvaart, en ten derde de in- en
uitvoerregten, dat is: het Douaanstelsel, hetwelk bij
Dekreet van 6 Jan. 1811, ook in Frankrijk eerst
is ingevoerd Voor de helling der schecpvaartregten
werden 11 tolkantoren op onze rivieren daargesteld,
tds: op den llijn, te Arnhem; — op dc Lek, te Wijk
l)ij Duurstede; — op dc Maas, te Schoonhoven; — op de
Waal, te Emmerik, Nijmegen, Rossum, Gorinchcm en
Dordrecht; — en op de beide Yssels, te Gouda, Zutphen
en Kampen.

Die staat van zaken bleef cchter niet lang bestaan;
want nadat Prins AVillem van Oranje de Souvcreiniteit
der Nederlanden aanvaard had, stelde hij bij Besluit
van 23 Dec. 1813 (Stbl. N». 17) % de belastingen
vast, welke voorloopig gedurende 1814 zouden gehe-
ven worden. De Art. 42—4G van dat Besluit hetrcfren
tic watertollen; deze worden weder op den ouden voet
hersteld, gelijk zij o]) uitquot; Dcc. 1811 bestonden; na-

' Art. 41 van liet: Décret relatif ù rétablissement des Contributions
de l'Empire, dans les sept départements, formes du territoire dc la ci-
devant llollaudc. Zie l'ortuyn. Verzameling, III, bl. 353.

2 Verg. het licsluit van 24 Aliiart 1814 (St.-C. van 13 April 1814).

-ocr page 64-

melijk: alle domaniale, provinciale cn andere watcrtol-
len, daaronder begrepen de Anholtsclic toi te Arnhem
en de Eijkstol te Nijmegen. Voor het gemak der scheep-
vaart werden alle^ tolwachten van elke rivier op ééne
plaats het naast bij de grenzen verecnigd, hoewel de
tolgelden voor de verschillende wachten toch elk afzon-
derlijk werden geheven.

-ocr page 65-

HOOFDSTUK III.

DE MENTZER CONVENTIE, IIAAU ONTSTAAN EN
HARE WIJZIGINGEN.

§. 1.

De Parijsclie Vrede ' verkondigt eindelijk de volkomene
vrijheid der riviervaart. Deze uitspraak is geheel alge-
meen, en vooral hierin van die der vorige traktaten
onderscheiden, dat thans de vrije vaart en de gemeen-
schap der rivieren als algemeen, en voor alle Staten van
Europa geldend beginsel zijn ingevoerd; terwijl de vrij-
verklaring des Eijns, gelijk zij tc voren plaats had, of
beperkt bleef tot twee aan elkander grenzende Staten,
of waarvan ten minste, zoo men al aanneemt dat de-
zelve van uitgestrekter beteekenis was, dc uitvoering
geheel achterwege bleef. Aan het Congres, hetwelk (volg.
Art. 32) twee maanden na het sluiten van den Vrede
(30 Mei 1814) tc Weencn moest gehouden worden, om
gezamenlijk dc Europcschc aangelegenheden te })ehandc-

' Zie Bijlage, N«. XI.

-ocr page 66-

len, eu rust, vrede eu staatkundig evenwigtte herstellen,
werd de taak opgedragen, dq, meest geschikte middelen
te beramen ter regeling der riviervaart, vooral met het
oog op het handelsbelang van alle natiën.

Hij ])rotocol van 14 Dcc. 1814, werd door dc te
AVeenen vereenigde vertegenwoordigers der acht mogendhe-
den besloten, eene commissie van vier leden ' uit hun
midden te benoemen, tot vaststelling der algemcene be-
ginselen, volgens welke de riviervaart moest geregeld
worden. Dewijl tevens aan deze commissie was voorge-
schreven, hetgeen betrekking had op de llijnvaart het
eerst te behandelen, noodigde zij reeds (2 Febr. 1815)
na hare eerste zitting de gezanten der Ilijnoeverstaten,
die zich op dat oogenblik te quot;VVeenen bevonden, uit, om
aan hare beraadslagingen deel te nemen

in elf zittingen volbragt deze commissie van negen
leden haren arbeid. Den 24stcn Maart 1815 werden ge-
arresteerd :

1». Les articles concernant la navigation des rivières,
(jui dans leur cours navigable séparent ou traversent
dillerents états.nbsp;l.

2®. Les articles concernant la libre navigation du
llhin ».

Art. 117 van dc quot;Acte finalquot; van het Weener Con-
gres zegt uitdrukkelijk: quot;les règlements particuliers,
relatifs la navigiition du Ehin etc., tels qu'ils I se

' KlüLcr, Akten des Wiener Congresses, 111, p. 11.
- ILiil., p. 12. Dczc waren: die van Holland, I5cijcrcn, Uaden, Hcs-
scn-l);\nnstadt cn Nassau.
We Bijlage, N». XII.

-ocr page 67-

trouvent joints au présent acte, auront la même force et
valeur, ([ue s'ils y avaient été insérés textuellement.quot;
Aldus wcrd aan de oeverstaten des llijns dc verpligting
opgelegd, zich bij de nadere regeling der Eijnsehcep-
vaart, geheel naar de beginselen, door het Weener Con-
gres aangenomen, te gedragen. Het is dus van groot
belang dc artikelen, betreUcnde de Rijnvaart, eenigzins
nader te ontwikkelen.

Het behoeft geene verwondering te baren, dat dc
Weener Commissie hoofdzakelijk de Octrooi-Conventie tot
grondslag heeft aangenomen, en deze alleen gewijzigd
heeft, waar meer bijzonder het Eransche cn Huitschc
handelsbelang was behartigd, terwijl het thans evenzeer
dc belangen der overige oeverstaten gold. Men neme
slechts in aanmerking, dat de Octrooi-Conventie nog
voorloopig in werking was gebleven, en dat dc com-
missie zich omtrent de meeste zaken door den afge-
treden Direktcur-Generaal van het Octrooi het voor-
lichten.

Dc beste wijze van behandehng der Weener artikelen
schijnt mij daarom ook deze te zijn: aan tc toonen in
welke punten zij onderscheiden zijn van, cn in welke
punten zij overeenkomen met dc bepahngcn der Octrooi-
Conventie.

Eerst dus eenige punten van versclül:

1. Het eerste cn het grootste onderscheid tusschen
deze beide overeenkomsten is ongetwijfeld het algemeene
beginsel, dat aan beide ten grondslag ligt. Gelijk ik
reeds boven brcedcr heb ontwikkeld, is de Octrooi-
(^onventic te beschouwen als een handelstraktaat, tus-

-ocr page 68-

sclieu het Fransche Keizerrijk cn het J)uitsche llijk ge-
sloten, met het kennelijk doel, om door eenvormigheid
van systeem van sclieepvaartregten, en zelfs met uitslui-
ting van vreemden den Franschen cn Duitschen handel
tc hevordcren.

Het heginsel, door de Wcener-Akte ingevoerd, is:
algeheele vrijheid der vaart op den llijn, in deszelfs
geheelen hevaarharen loop; zoodat de vaart, zooveel den
handel hetreft, aan niemand kan geweigerd worden, he-
houdens dc daar tc stellen pohciereglementen, welke
zoo voordeelig mogelijk voor den handel van alle natiën
zullen moeten zijn.

])e llijn wordt dus in deszelfs ganschen loop als 66n
geheel heschouwd, in gcmeenschappelijken eigendom toc-
hehoorende aan alle oeverstatcn, die zich door het on-
derteekenen der Wcener-Akte (art. 1 van N», 1, zie
Bijl.) verbonden hebben, al wat de scheepvaart op deu-
zelven betreft, in algemeen overleg en geheel onpartij-
dig ten algemeenen nutte te regelen.

Bij de beraadslaging der commissie over dit artikel
sloeg de Engelschc afgevaardigde vóór, het aldus tc re-
gelen: quot;Le llhin, du point où il devient navigable
jusqu'à la mer et réciproquement, sera entièrement libre
au commerce et
h la navigation dc toutes les natiom,
de manière que dans lout son cours, soit en remontajit,
soit en descendant, il ne puisse sous ces deux rapports
être interdit à ])ersonne, cn se conformant toutefois aux
règlements, qui seront établis pour la police, d'après le
mode convenu; lesquels règlements seront égaux pour
tous, ct les phis favorables au commerce de toutes les

-ocr page 69-

nations. Hit was volgens het beweren van den voor-
steller dezer nieuwe uitbreiding, de bedoeUng en betee-
kenis van art. V des Parijschen Vredes.

Behalve dat het nog zeer te betwijfelen zoude zijn,
of deze opvatting van dit artikel de juiste is, strijdt het
ten
eenenmale met de thans bestaande beginselen van
volkenregt: quot;Le droit de naviguer pour des objets de
commerce, sur un lleuve, qui coule dans Ie territoire
de ])lusieurs Etats, est commun ii toutes les nations,

qui hahitent ses rives'

J5ij de geschillen, welke nog verder omtrent dit al-
gemeene beginsel en de wijze van uitvoering zijn gerezen,
zal ik te zijner plaatse moeten stilstaan, en ze daarom
thans zonder verdere vermelding voorbijgaan.

Tl. Ten naauwste met het algemeene beginsel hangt
de vraag zamen, of de stapel- en omslagregten en de
instelling der schippersgilden behouden moesten en kon-
den worden (art. 3—8, 14—18 Octrooi-Conv. cn art.
19—21 Weener Akte).

Evenzeer als deze instellingen een onmisbare schakel
in het systeem
der Octrooi-Conventie cn in de handels-
politiek van Napoleon waren, even zoo weinig is het
behoud derzelve overeen tc brengen met den grondslag
der Weener-Akte en art. V des Parijschen Vredes. liet
bchouclen of afschaffen van dc omslagregten en schij)-
persgilden kon nooit tot eene rcgtsvraög gemaakt wor-
den, daar het Weener Congres, als bestemd om eene

1nbsp;Klübcr, Akten, t. a. pi. p. 21.

2nbsp;II. Wheaton, Elements tlu droit international, I. p. 181.

-ocr page 70-

iiiouwe orde van zaken in Europa in te voeren, allezins
i)evoegd was oude regtsbetrekkingen to vernietigen en
nieuwe te scheppen Het eenige dus wat hierbij in
aanmerking kwam was het nut des handels. In zijn
rapport had dc gewezen Directeur-Generaal, dc llr.
l'jichhoir, getracht aan te tooncn, dat het bestaan van
de omslagregten te Keulen en Mentz, en der schippers-
gilden tot het behoud der goede orde in de vaart en
tot de uitoefening van een stipt toczigt onmisbare in-
stellingen waren, cn dat zij de regelmatigheid en den
spoed van het goederentransport zeer bevorderden; en
nog buitendien de vaststelling van een lager vracht-
tarief toelieten, daar door deze alleen den schipper een
zekeren waarborg werd gegeven, altoos eene retourlading
tc zullen vinden. Boven alles echter beweerde men,
dat dc gesteldheid van het vaarwater, hetwelk door de
vele ondiepten, door de verscheidenheid van grond in
dc bedding des Eijns, onmogelijk toeliet, dat over de
gchcclc lengte der rivier met schepen van dcnzclfden
bouw werd gevaren, het reeds noodzakelijk maakte de
groote goederentransporten van Holland naar den Bo-
ven-llijn bestemd, of omgekeerd, minstens tweemaal in
andere schepen over tc laden. Hiertegen werd echter
in het midden gebragt ^ dat het behoud der gedwon-
gcne omslagregten en schippersgilden geheel in strijd
zoude zijn met dc letter der traktaten: quot;La navigation

gt; Whcaton, Elements du droit intcrnatinal, II. p. 215.
Dcz. Histoire des progrès du droit des gens. p. y30 v. Verg.
Heeren, Geseliicdenis der staatsgesteldheid van Europa II. p. 709 v.
- Kliiber, Akten, IIT. p. 03, lit, 393, 405.

-ocr page 71-

sur le Rhin sera entièrement libre, de sorte qu'elle ne
puisse être interdite à personne;quot; dat door hunne af-
schaffing de handel der steden Keulen en Mentz niet
zoude verminderen wegens dcrzelver gunstige ligging;
cn eindelijk, dat indien inderdaad de gesteldheid van
het vaarwater die oude instellingen voor den handel
onmisbaar maakte, scheepvaart en handel zich van zelve,
zonder cenigen dwang, aan die natuurlijke bezwaren
zouden onderwerpen.

Op deze gronden dan is door dc commissie voor de
riviervaart het gedwongen omslagrcgt afgeschaft, cn ten
opzigtc der schippersgilden bepaald, dat de vaart voor
elk en een iegelijk openstaat, zonder daarom toch het
inrigten van beurtvaarten tusschen twee of meer Rijn-
havens tc verbieden.

III. Het derde punt van verschil is dit: dat, volgens
do Octrooi-Conventie, de heffing der sclicepvaartrcgteïi
gemeenschappelijk was, terwijl de Weener Akte afzon-
derlijke helling voorschrijft (Rijksrcces §. 39, al. 2 en
art. ß W. Akte).

Klke ocverstaat heft voor eigene rekening de tollen
welke op zijn oevergebied geplaatst zijn, stelt zijne eigene
beambten daarbij aan, en behoeft dus alleen in zoover
zich aan het reglement te houden, dat het algemeene
systeem van heffing in stand gehouden word(r, daar hij
door deze onafhankehjkheid van andere staten ten volle
gercgtigd is, het aantal en het bedrag der tollen zooveel
tc verminderen, als hij dat noodig acht. Onder dc Oc-
trooi-Conventie , die ccnc gemecnscha])pelijke heffing en
eene ])onds ponds gelijke verdceling der zuivere opbreng-

-ocr page 72-

sten voorsclireef, kon nooit de eene oeverstaat, zonder
toestemming des anderen, de toltarieven lager stellen.

Niettegenstaande de rransehe gezant in zijn ontwerj) *
het oude stelsel wilde behouden, werd vooral op aandrang
van deu Pruisischen gevohnagtigde besloten de afzonder-
lijke heffing (pereeption partielle) in te voeren.

IV. ]n verband met de invoering van het systeem van
afzonderlijke heffing, moest de door de Octrooi-Conven-
tie ingestelde regterlijke magt ter beoordeehng der ge-
schillen, tusschen schippers en ambtenaren gerezen, ge-
heel gewijzigd worden (art. 117, 122—126 Octr. Conv.
en art. 8, 9 W. Akte).

])e voorname grond, waarop het systeem der Octrooi-
Conventie berustte, dc onpartijdigheid der ambt('nnTcn; dhftr
zij niet door eiken oeverstaat, maar door het-OctVöói
werden aangesteld, was door de instelling der afeoiidorlJjke
heffing verloren gegaan. Doch bovendien was hÖt systtèn^
der Octrooi-Conventie omslagtig: dc ambteuai^h^dop'kAni-
toren hadden de bevoegdheid om in alló geschilletrtefrstöhd
te beslissen en huime vonnissen voorloopig tCrt'UitvOWito
leggen; doch behoudens het regt van den vcroordeftldo
om, indien er oorzaak toe mogt zijn, zich bij den DrAictVur-
Generaal te beklagen, die alsdan 'metitwiic Inspectcb'rfe
dc zaak tc onderzoeken' cn) nogmaals tc beslissènlhad.
J)e zwarigheden, verbonden aan het kcnnisiicmÜii vah
eene zaakover van^de woonplaats des rcgteTs vobrgö^al-
lén, vooralquot;indien ecn':plaatselijk onderzoek,-of htït''Vi8r-
hoor van getuigen' enz. noodigquot;zijn, dfeden vóoirnamclijk

I Klübcr, Akten, 111. p. 14.

-ocr page 73-

eene verandering van deze zaak als wenschelijk voorko-
men

Elke oeverstaat is volgens de Weener Akte verpligt,
bij ieder tolkantoor in zijn gebied eene regtbank aan
te stellen, quot;pour examiner et décider, d'après le règle-
ment en première instance, toutes les affaires conten-
tieuses, qui regardent les objets fixés par ce règlement.quot;
Deze regtbankcn worden bezoldigd door eiken oever-
staat, spreken regt in naam van den souverein in Aviens
gebied zij liarcn zetel hebben; doch zijn bij eede ver-
bonden , overeenkomstig de bepalingen van het reglement
en onpartijdig regt te spreken.

In tweede instantie kunnen partijen zich naar hunne
keuze wenden of tot het hoogste regterlijke collegie des
lands waar hun gescliil in eerste instantie is onderzocht,
of tot dc Centrale Commissie tc Mentz gevestigd. Hier-
door heeft men het dubbele doel trachten te bereiken:
dat namelijk de regters onpartijdig, en op de plaats
zelve waar de overtreding gepleegd is aanwezig, en dat
hunne vonnissen op de geheele lengte des llijns uitvoer-
baar zouden zijn.

V. Een laatste punt van verschil tusschen de Weener
Akte cn dc Octrooi-Conventie bestaat in de inrigting
van het algemeene beheer (art. 42—45 Octr.-Conv. en
art. 10—17 W. Akte).

Na langdurige beraadslagingen over de beste wijze
waarop het centrale bestuur in te rigten, en wel-
ke werkkring hetzelve aan te wijzen was, werd ten

I Klübcr, Alctcn, TH. p. 129 v.

-ocr page 74-

stell voorsclircef, kou nooit de eene oevorstaat, zonder
tocstcmining des anderen, dc toltarieven lager stellen.

Niettegenstaande de Franselie gezant in zijn ontwerj) '
lict oude stelsel wilde behouden, werd vooral op aandrang
van den Pruisischcn gevolinagtigde besloten de afzonder-
lijke hefiing (perception partielle) in te voeren.

IV. In verband met dc invoering van het systeem van
afzonderlijke heffing, moest de door de Octrooi-Conven-
tie ingestelde regterlijke magt ter beoordecling der ge-
schillen, tusschen schippers en ambtenaren gerezen, ge-
heel gewijzigd Avorden (art. 117, 122—126 Octr. Conv.
cn art. 8, 9 W. Akte).

De voorname grond, waarop het systeem der Octrooi-
Conventie berustte, de onpartijdigheid der ambtonnrèn; dhftt
zij niet door eiken oevcrstaat, maar door 'liet- Oct^dói
werden aangesteld, was door de instelling-dér afeorid(^Hjïiè
helling verloren gegaan. Doch bovendien wns hëfr sj'stWjrA
der Octróoi-Conventio omslagtig: dc ambtenaTÖn^dor 'kèft'-
torcn hadden de bevoegdheid om in alld geschillen'tt^stöhd
teibeslissen en hunne vonnissen voorloopig tdrliuitvö«:itlt;;
leggen; doch behoudens het regt van deii veroordeftldo
om, indien er oorzaak toe mögt zijn, zich bij den Diïecti^ur-
Generaal te beklagen, die alsdan 'metTtwc^ Inspecteiu'rfe
do zaak tc onderzoeken' cn, nogmaals te beslissènUiad.
De zwarigheden, verbonden aan het'kcnnisriemlM vKh
eene zaakn ver van de woonplaats des regters -voórge^al-
lén',' vooral-indien een'plaatselijk' ohderjioek,'of het'Vfeï^
hoor van getuigen' enz, noodig'zijn', dfcdén vóbrriafnélijk

Klübcr, Akten, III. 1). U.nbsp;- ' TI --

-ocr page 75-

cene verandering van deze zaak als wenschelijk voorko-
men

Elke ocverstaat is volgens dc Weener Akte verpligt,
bij ieder tolkantoor in zijn gebied eene regtbank aan
tc stellen, quot;pour examiner et décider, d'après le règle-
ment en première instance, toutes les afiaires conten-
tieuses, qui regardent les objets fixés par ce règlement.quot;
Deze regtbanken worden bezoldigd door eiken oever-
staat, spreken regt in naam van den souverein in wiens
gebied zij haren zetel hebben; doch zijn bij cede ver-
bonden, overeenkomstig de bepalingen van het reglement
en onpartijdig regt tc spreken.

In tweede instantie kunnen partijen zich naar hunne
keuze wenden of tot het hoogste regterlijke coUegie des
lands waar hun gcscliil in eerste instantie is onderzocht,
of tot de Centrale Commissie te Mentz gevestigd. Hier-
door heeft men het dubbele doel trachten te bereiken:
dat namelijk de regters onpartijdig, en op de plaats
zelve waar de overtreding gepleegd is aanwezig, en dat
hunne vonnissen op de geheele lengte des Rijns uitvoer-
baar zouden zijn.

V. Een laatste punt van verschil tusschen de Weener
Akte cn de Octrooi-Conventie bestaat in de inrigting
van het algemeene beheer (art. 42—45 Octr.-Conv. en
art. 10—17 W. Akte).

Na langdurige beraadslagingen over de beste wijze
waarop het centrale bestuur in te rigten, en wel-
ke werkkring hetzelve aan tc wijzen was, werd ten

» Klübcr, Alctcn, ITI. p. 129 v.

-ocr page 76-

laatste besloten ', eene tijdelijke Centrale Commissie aan
te stellen:

a.nbsp;Zamengesteld uit een daartoe door eiken oeverstaat
te benoemen afgevaardigde;-

b.nbsp;Om telken jare in November, en zoo zij het noo-
dig mögt achten ook in het voorjaar, bijeen te komen;

c.nbsp;Haren zetel te Mentz houdende.

Deze Centrale Commissie is verpligt een naauw toe-
zigt te houden op de nakoming van het quot;reglement, en
tevens als middel van verkeer (moyen de communication)
tusschen de verschillende oeverstatcn voor alle zaken, de
Rijnvaart betrefrende, te dienen.

Zij vertegenwoordigt de gemeenschappelijke belangen
der oeverstatcn, cn is daarom bevoegd zoodanige veran-
deringen in het reglement voor te stellen, als i hot »nut
tles 1 handels vordert. Bij de beraadslagingen heersdit
eene volmaakte gelijkheid van stem, en alle besluiten
worden met eene volstrekte meerderheid genomen doch
die besluiten zijn alleen verbindende voor die staten,
welke door hunne commissarissen in dezelve hebben; itoo-
gestemd.nbsp;inhr..

Het permanente algemeene bestuur zal bestaan uit:
één Hoofd-Inspecteur en drie Onder-Inspecteurs (volgens
de Conv. van 1831 zijn er echter vier aangesteld), en welk
])ermanent algemeen bestuur de Centrale Commissie, wan-
neer zij niet vergaderd is, vervangt. Ten opzigte ivan de
bepaling van art. XIII, omtrent de wijze van de verkiezing
van den Hoofd-Inspecteur, maakte de Nederlandsche afge-

. .r -il-:

i/: -t!

1 Klüber, Akten, 111. p. 82 v.nbsp;, „

-ocr page 77-

vaardigde de bedenking: dat, indien de Lek en dc Waal
beiden als voortzetting van den Rijn werden beschouwd,
de gezamenlijke lengte van stroomgebied dier beide ver-
takkingen het Nedcrlandschc Gouvernement aanspraak gaf
op een grooter aandeel in dc stemming tot benoeming
van den Hoofd-Tnspecteur. Hierop werd door de Com-
missie besloten de Lek alleen als voortzetting van den
Rijn, en de Waal als die van de Maas te beschouwen

In dc volgende punten heeft d(5 Weener Commissie
de bepahngen der Octrooi-Conventie ten grondslag geno-
men:

I. Het principale regt op dc vrije vaart op dc rivieren
is, op zich zelf beschouwd, onvolledig en niet vatbaar
om ten volle door de regthebbcnden uitgeoefend te wor-
den, zonder dat hun tevens wordt toegestaan van dat--
gcne gebruik te maken, wat tot aanvulling van het
principale regt noodig is

Hiertoe behoort het gebruik van de oevers der rivier
tot landen, latlen en lossen, cn het gebruik van de lijn-
paden.

Daar nu, het regt op dc vaart der rivieren eens
voor al vastgesteld zijnde, de schcepvaartregten hoofdza-
kelijk bestemd zijn om de kosten te dekken, welke het
in zoodanigen toestand onderhouden der rivieren, dat elk
een zijn regt op de principale cn incidentele regten kan

1 Klübcr, Akten, III. p. 218 v.

' II. Wheaton, Elcmcnts du droit international, 1. p. 181. Verg.
boven blz. 5.

r,*

-ocr page 78-

tusscluMi Straatsburg eu de llollandsche grenzen, het-
zelfde als de Octrooi-Conventie vastgesteld had; naar
evenredigheid der afstanden moesten oj) den llijn in Ne-
derland, en op het gedeelte tusschen Straatsburg cn Ba-
zel een even groot, of althans een niet grooter aantal
tollen gesteld worden. Bij dc bepaling der plaatsen,
waar dc tollen zullen geheven worden, moeten dus in
acht genomen worden: 1». cene zooveel mogelijk naar
de afstanden berekende gelijkmatigheid, en 2o. het nut
der scheepvaart; dit bestaat voornamelijk hierin, dat de
tolheffingen, zooveel mogelijk, plaats hebben in die ha-
vens, welke door hunne natuurlijke ligging cn door
handelsgebruik eenigermatc de gewone aaidegplaatsen voor
de vaart zijn, waardoor zoo weinig oponthoud mogelijk
gedurende de vaart Avordt veroorzaakt.

Vermeerdering of verplaatsing der tolkantoren zal
alleen met algemeene toestemming der oeverstaten mogen
geschieden; tot vermindering van het aantal der Rijn-
toll(!n mag elke ocverstaat afzonderlijk overgaan.

111. Ten o])zigte van het bedrag der langs den ge-
heelen Rijn tc heffen schcepvaartregten heeft de Weener
Akte de bepalingen der Conventie van 15 Aug. 1804
tot basis aangenomen (art. 94, 99—105 Octr.-Conv.
en art. III, ^V. Akte). De beide tarieven voor de op-
en ncdervaart kunnen in dezelfde verhouding der afstan-
den tot dc andere dcclcn des Rijns worden uitgebreid.
Echter zal ten behoeve des landbomvs cn handels ccnc
gunstiger classificatie der goederen in dc verminderde
tarieven van art. 102 cn 105 der Octrooi-Conventie
aangenomen worden. Het tarief voor het rccognitieregt

-ocr page 79-

moet ook tot de schepen van 2500 tot 5000 centenaars
ladingsvermogen uitgehreid worden.

IV.nbsp;Ten gerieve der scheepvaart is bepaald, dat, in
geval van oorlog tusschen de oeverstatcn, de heffing der
llijnschcepvaartregten ongehinderd van de zijde der krijg-
voerende partijen zal voortgaan; dat dc beambten en
schepen ten dienste der tolkantoren het voorrcgt van
onzijdigheid zullen genieten, en de bureau's en kassen
door wachten beschermd zullen worden (art. 131 Octr.-
Conv. en art. XXVI W. Akte).

V,nbsp;Dc in- en uitvoerregtcn, door de oeverstatcn ge-
heven, bestaan geheel op zich zelve en onafhankelijk van
het aan te nemen systeem van schcepvaartregten De
doorvoer van alle waren langs den Eijn is zonder eenige
uitzondering vrij. Dit is niets anders dan een gevolg
van het erkende regt van algemeene vrijheid der vaart
op den Rijn. J)oor verordeningen moet echter zorg ge-
dragen worden, dat de ambtsverrigting der douanen de
scheepvaart niet belemmere, en door eene strenge pohcie
staat het vrij alle sluikerij te beletten en tegen tc gaan.
.,„ Do artikelen XXXI en XXXll der Weener Akte be-
palen :

lo.dat de Centrale Commissie uiterlijk den Istcn
Junij 1815 tc Mentz moeten bijeenkomen;

20. dat het voorloopig bestuur door den Graaf van
Solms-Laubach, die dit sedert den Parijschen Vrede in
naam van Oostenrijk en Pruisen voerde op datzelfde

gt; Klübcr, ibid., 560 cn 57t.
2 Klübcr, ,\ktcn, 111. p. 270.

-ocr page 80-

tijdstip in handen der Centrale Commissie zal worden
nedergelegd;

30. dat de afzonderlijke heffing terstond de gemeen-
schappelijke zal vervangen;

40. dat, in naam van al dc oeverstaten, een voorloo-
pig reglement zal worden uitgevaardigd, Avaarin men,
behoudens die wijzigingen welke het meest noodig zijn,
zal bevelen de Conventie van 1804 te volgen; en

50, dat de Centrale Commissie zich moet bezig hou-
tlen:
a. met de vervaardiging van het definitieve regle-
ment voor de llijnvaart, en h. het vroegere centraal
bestuur vervangen tot aan de invoering van dat nieuwe
reglement.

•Ol :

,,ln plaats van op het door dc Weener Akte bepaalde
tijdstip kwam de Centrale Commissie, aan welke de ver-
dere ^ regeling der Rijnvaart was overgelaten, eerst op
den ö^lcn Aug. 1816 te Mentz bijeen, en niet vóór,liet
najaar des volgenden jaars aanvaardde zij het hoofdbestuur ,
haar door art. XXXII dier Akte opgedragen J^ew
vertraging verwijderde reeds het uitzigt op eene spoedige
ten uitvoer legging van het Rijnvaart-Traktaat te Weenen

lloevele jaren met vruchtelooze beraadslagingen zijn|
doorgebragt^ hoe hevig de geschilpunten voorden tegen

'II

• Klübcr, OcfTcnllichcs Ilccht des Deutschen JJimdcs, 571 IV. en
§■ 570 b.nbsp;'nbsp;...N

-ocr page 81-

— Ta-
in den boezem der Centrale Commissie zijn behandeld,
welk aandeel de openbare pers aan den strijd heeft ge-
nomen is reeds te dikwijls het onderwerp van eene
naauwkenrige behandeling geweest, dan dat ik hierover
breedvoerig zal behoeven te wezen; echter, om de vrucht
van dien veeljarigen arbeid, de Conventie van 31 Maart
1831, te kunnen beoordeelen is het noodzakelijk, de voor-
naamste der vraagpunten, welke in de (Zentrale Com-
missie zijn ter sprake gebragt, kortelijk uiteen te
zetten.

De taak der Commissie was tweeledig: vooreerst een
reglement voor den tusschentijd, uit naam van al de
oeverstatcn uit te vaardigen, quot;waartoe men de Octrooi-
Conventie van 15 Aug. 1804, geheel tot voorbeeld zal
nemen, met aanwijzing echter van die artikelen welke
door de tegenwoordige bepalingen zijn opgeheven, en
welke andere voorschriften in derzelver plaatsquot; zullen
moeten gesteld worden.quot;nbsp;ü- 'in-ib,;

i'Klaarbhjkelijk was het doel der Weener Alcte' hiér-''
medelquot; tot aan de invoering van den geheel nieu\veri^
toestand quot;op den Eijn een status quo in stand té hou-quot;
den'i'behalve het
omslagregt, de gemeensehappelijlce hef-
)in§^det scheepvaartregten, en het daarmede in verhand'
stamde 'tarief van
1804,nbsp;'

Tot de opheiling der stapelregten Avaren Pruisen en
Hessen'verpligt, waartegenover Nederland, waar dezelve
sedert 1795 ' reeds inet meer bestonden, zich verbon-
den had geene nieuwe stapels oji te rigten.

» /ic boven, blz. 54.

-ocr page 82-

De verpligtiiig tot invoering der afzonderlijke lieiïing
der scheepvaartregten, gelijkmatig en naar evenredigheid
der afstanden over den geheelen ]lijn verdeeld, en het
tarief van 1804 niet te hoven gaande, kwam ook hoofd-
zakelijk op Pruisen neder, dat dien ten gevolge de
meerdere inkomsten, uit het oude tarief voortspruitende,
moest derven, te,rwijl en Nederland cn dc overige oever-
staten er evenzeer belang bij hadden, eene billijker ver-
deeling der scheepvaartregten in werking tc zien treden.
Nederland had zich voor het status quo alleen verbon-
den, om zijne tollen niet te verhoogen

liet tweede gedeelte der werkzaamheden aan de Cen-
trale Commissie opgedragen betrof de daarstelling van
het
definitieve reglement. De vereischten van hetzelve
Avaren:

a.nbsp;Gelijkvormig voor den geheelen Rijn, van de plaats
waar hij bevaarbaar Avordt tot aan zijnen uitloop jji
zee, cn zooveel mogelijk ook tot zijne ncvenstroomcn
uitgestrekt.

b.nbsp;Zoo gunstig mogelijk voor den handel van, alle
natiën, voornamelijk hierin bestaande, dat het tarief van

' In de Cac Zitting der Commissie voor dc vrije vaart op den Itiiu
Iiccft de Ncderlandschc gezant deze verklaring afgelegd; lt;lc woorden
van het protocol luiden aldus: «M. lo Uaron do Spncn a de plu» de-
clare, qu'en attendant la suppression des péages sur ses embouchures,
que la Hollande a l'intention dc faire, les droits ii percevoir dansl'en-
ceintc de ces embouchures ne seront point élevés jusqu'il
l'arrangement
déiinitif sur la navigation , ct qu'il n'y sera pas nou plus introduit
aucun droit dc rclfiche forcée, aussi peu ([u'il en existe maintenant.quot;
Zie Klübcr, Akten, 111, p. 100.

-ocr page 83-

schecpvaartregten laag, cn onafhankelijk van het dou-
anen-systeem der verschillende oeverstatcn zij.

Het eerst dus had de Centrale Commissie zich met
de uitvaardiging van de quot;Instruction intérimistiquequot; he-
zirr te houden. Hoewel het schijnbaar tienvoudig was,

O

op weinige uitzonderingen na den bestaanden stand van
zaken te behouden, en dienovereenkomstig dergelijk
voorloopig reglement uit tc vaardigen, zoo ontmoette
men toch juist hierin de grootste moeijclijkheden, daar
het alras bleek, dat zoodanig gewijzigd status quo de
inwendige belangen der verschillende Staten niet onge-
schonden liet. De toestand, waarin de Rijnvaart ver-
keerde op het oogenblik dat dc Centrale Commissie
hare taak opvatte, was drievoudig: in Nederland be,stond
een volledig tol- en douanen-systeem, zoo als het velen
toescheen een onmisbare schakel in de wetgeving en
het toenmalige linantiële stelsel van dien staat; op den
A[idden-cn Ncder-llijn was nog het stapelsysteem in zwang,
welks opheffing voor de oeverstatcn van dat gedeelte
des llijns ongetwijfeld eene groote opoffering van in-
komsten was; terwijl op den IJoven-Kijn het conventionele

stelsel hcerschte.

Nctlerland beriep zich oj) de woorden der Weener
Akte, en beweerde, krachtens dezelve, alleen verpligt t(!
zijn geenc nieuwe stapels op te rigten en zijne tollen
jiiet te verhoogen; het achtte zich echter in geen ge-
val vóór het definitieve reglement tot cenig offer van
zijne zijde gehouden.

J'ruisen en Hessen daarentegen hielden vol, dat hei

-ocr page 84-

onmogelijk dc bedoeling der onderteekenaren van het
Weener Verdrag kon geweest zijn, eenerzijds alleen ver-
pligtingen op te leggen, en anderzijds alleen regten toe
te kennen; beiden Aveigerden op dien grond alle opolle-
ring, ten zij de Nederlandschc regering zich bereid ver-
klaarde, reeds voor den tusschentijd in alles toe tc stem-
men , waartoe deze zich eerst bij het definitieve reglement
verpligt rekende.

De overige oeverstaten hadden slechts écn algemeen
belang, namelijk de spoedige verligting der scheepvaart,
en schaarden zich soms aan de céne, dan weder aan de
andere zijde. Eén belang hadden zij met Nederland bij
de opheffing der omslagregten; welke instelling niet al-
leen aan hunne scheepvaart alle levendigheid en gelegen-
heid tot ontwikkeling benam, maar ook den geheelen
cxpeilitiehandel tc Keulen cn Menta; gevestigd hield,' tcoo-
dat het direkte verkeer der steden aan den Boven-Rijn
met Nederland afgesneden was, en bovendien nog door
de onkosten, aan het verstapelen verbonden, den prijs van
ialle waren voor den Duitschen verbruiker verhoogdè.

Eén belang hadden zij ook met Nederland tegenoVdr
Pruisen ilt;/in betrekking tot de invoering der afzonder-
lijke hefiing der scheepvaartregtcn. Volgens het tarief
van 1804 werd op den Nederrijn (van Keulen totiiiau de
Nederlandsche grenzen) van de 3 frs. 33 cents .i(het. ge-
lieele bedrag voor den afstand van Straatsburg-.tot; aan
Nederland) 2 frs. 35i cents geheven, in plaats van 1 fr.
61 cents. Dc voordeden van dit meerdere had Pruisen
geheel genoten sedert den ondergang van het Pranschc
Keizerrijk. Do Duitsche oeverstaten eischtcn.van Pruissen

-ocr page 85-

de uitkecring van dit meerdere bedrag van dat oogen-
blik af aan; dit werd hun echter betwist op grond, dat
ten laste der algemeene kas nog renten loopende waren,
welke Pruisen beweerde daaruit te voldoen. — De Neder-
landsche scheepvaart van de andere zijde had geheel
alleen die wederregtelijke verhooging van sclieepvaartreg-
ten te dragen, en vond door het instandhouden van den
stapel te Keulen zelfs geene vergoeding hiervoor in
de
betrekkelijk lagere tarieven van de andere gedeelten
des llijns.

ISIet Pruisen stemden dc overige oeverstatcn hierin
overeen, dat zij van Nederland de opheffing van dc be-
lemmeringen eischten, welke uit het Nederlandsche stel-
sel .van. in- en uitgaande regten voor de scheepvaart voort-
isproten.nn j)ioii
.M,J)e vorderingen, die, volgens het gevoelen vim de meer-
detheid der Commissie, billijkerwijze aan.iNederland
voor den tusschentijd konden gerigt worden, waren gt;de
volgendci*:-.
ï mtiiii.! . ■■nbsp;,ji i-oJmo •)!

1lt;gt;;'Eenheid van scheepvaart-systeem op den ganschën
Jlijii: tot aan zee; hieronder is begrepen: tu i nl n-j.i
Tilai'de invoering van het manifest, als grondslagivan
lalletdoor deniischipper te leveren bewijs omtrent hoe-
danigheid en'igowigt der lading; uo ))vgt; - O
h; k -
,-.ö;tidic van den scheeps-ijk, als algemeen middeh van
controle voort het-gowigt; ennbsp;n

l' 'nbsp;■ !; ! i,[ IIInbsp;■nbsp;gt;nbsp;-ll .i: ii:i'nh :/

' H. S. von Nau. Bcitriieo zur Kcntniss unJ Beförtlcrung des Ilan-
dels und der Seliiff-falirt, ïtlainz, 1818—1825. IJd. 1, p. 52 f., 83 f.,

ggVf^.cvlnbsp;- ■nbsp;:nbsp;--

Ibid.Vl'.

-ocr page 86-

C. (lat gceii schipper van ecu der oeverstaten, die
van overheidswege tot de vaart is toegelaten, door een
5chip])ersgild of monopohe van de vaart op den Ncder-
landschen llijn worde uitgesloten.

Aan al deze eischen heeft de Nedcrlandsche Commis-
saris toegegeven in zijne verklaring van 19 Sept. 1817

2o. Gelijkheid der Octrooiregten, naar verhouding der
lengte van den Ncderlandschen Rijn.

Tot aan het definitieve reglement moesten voorloopig
de regten geheven worden volgens de tarieven, welke
in het begin van het jaar 1815 van kracht waren, cn
is Nederland tot niets anders gehouden dan aan zijne,
op het \yeencr Congres gedane, toezeggingen getrouw
tc blijven. In dit opzigt echter heeft deszelfs regering
zich vergrepen, door bij dc Wet van 11 Nov. 1815
(Sthl. No. 52) dc 15 additionele percenten, op alle rijks-
belastingen gelegd tot dekking der oorlogskosten, ook
tot dc watertollen uit te strekken. Doch op herhaald
aanzoek der Centrale Commissie zijn zij later (K. Besluit
van 26 Mei 1818) weder afgeschaft hoewel zij, vol-
gens het beweren van den Ncderlandschen Commissaris,
in zijne nota van 11 Nov. 1817 de watcrtollcn in
Nederland nog niet boven het bedrag der scheej)vaartreg-
ten op den convcntionelcn Rijn deden stijgen. ■ . igt;

3°. Bevrijding des Rijns van alle belemmeringen door
douanen.

Deze vordering heeft tot verschillende grieven aanlei-

' V. Nau, Beiträge, n. s. \v., p. 22.

5 ILid,, p. 285.

» Ibid., p. 94.

-ocr page 87-

ding gegeven. Met het in Nederland bestaande stelsel
van in- en uitgaande regten waren onvermijdelijk die
voorzorgsmaatregelen verbonden, welke aan de schatkist
ten waarborg tegen sluikerij moesten strekken. Deze
maatregelen bestonden in een speciaal onderzoek der la-
ding aan het eerste Nedcrlandschc tolkantoor, in eene
verzegeling of plombering van die goederen welke voor
den doorvoer werden aangegeven, en eene borgstclhng
ten bedrage van driemaal de waarde dier goederen (door
de wet van 3 Oct. 1816 verminderd tot tweemaal die
waarde) tot zekerheid van dc aangifte. Behalve het oj)-
onthoud, dat hierdoor werd veroorzaakt, klaagde men
ook voornamelijk over de verhooging van onkosten, door
het onderzoek der lading en dc plombering of verzegeling
te.weeg gebragt Algemeen was men van gevoelen, dat
de goederen, zoolang zij zich op het gemeenschappelijke
vaarwater; bevonden, aan geenerlei visitatie moesten on-
derworpen zijn, en dat eerst dan van invoerregten s])rake
kon'zijn, wanneer zij, den openbaren weg verlatende,
aan lancUof op de binnenwateren van den staat gebragt
werden '.1(1

Eene andere grieve, welke uit het Nedcrlandschc
stelsel onstond, was deze: van alle goederen, voor den
doorvoer bestemd, werd een transitoregt of zeetol ge-
heven.

I In Duitscliland heette het, dat het transitoregt in Nederland 20 tot
:50maal meer Leiiep dan dc bcvaring van eene gelijke uitgestrektheid des
Kijns, en dat dc plomhage het transito niet IJ pCt. verhoogde. Zie Klii-
Ler, Ocffentl. Kccht des Deutsclicn ]i\indc3, .'gt;71 d.
- Zie hoven, blz. 71.

-ocr page 88-

Nederland, als zecstaat, heeft een onbetwistbaar sou-
vereiniteitsregt op dat gedeelte der zee, hetwelk min of
meer in zijn land indringt en zijne kusten bespeelt; dit
is een thans nog algemeen erkend beginsel van het Vol-
kenregt Tot de uitoefening van dit regt behoort het
heffen van een zeetol of transi tor egt van alle goederen
en schepen die dit zeegebied doorgaan ; ja zelfs is stricte
den zeestaat het regt niet fe ontzeggen, in min of meer
bei)erkte mate den doorvoer door zijn zeegebied geheel
te verbieden.

Eene andere vraag is het: brengt het belang van
Nederland wel mede, dat het zich zoo streng aan dit
zeeregt houdt? en zoude de natie niet veel meer dank
aan de regering verschuldigd zijn, indien zij zonder ver-
wijl aan de eischcn van Duitschland had voldaan, liever
dan langs diplomatischen weg de eindbeslissing zoo lang
tc verschuiven, en zich voor het staande houden, van
eene blootc theorie aan zoovele bezwaren en nadeden
te ondenverpen?— De beantwoording van deze en derge-
lijke vragen zij editer aan hen overgdaten, die zich
de behandeling der
scheepvaart en handelsbetrekkingen
tusschen Nederland cn de Duitsche Staten
hebben ten doel
gesteld ; zij zoude mij te ver van mijn onderwerp afleiden

Van de zijde van Duitschland beweerde men, dat

' H. Wheaton, Elements du droit international, I, p, 176, et s.quot;

Klübcr, Europäisches Völkerrecht, §. 130 f., cn de door beidén «an-
gehaaldc schrijvers. Dcz. Oeffentl. Eccht des D. B. geeft de litteratuur
over de kwestie van quot;jusqu'à cn jusque dans la merquot; volledig op in
§. 571 d.

- Verg. Cr. R. Boer, Diss. De Dominio Gentium aqnntîco, Utrecht, 1840,
]). 93, nota I.

-ocr page 89-

Nederland bij het Weener Traktaat afstand had gedaan
van dit zeeregt: dit bleek genoeg uit de woorden der
Akte van het Traktaat N®. XVI: quot;Artieles concernant
la libre navigation des rivièresquot;; in de vrije vaart van
den Rijn tot in volle zee cn omgekeerd, in cene direkto
verbinding van de steden aan den Rijn gelegen, Keu-
len, Mentz enz. met Engeland cn de laiulcn aan gene
zijde van den Oceaan, lag voor Duitschland de billijke
vergoeding opgesloten voor het groote voorregt, hetwelk
Nederland in dc vrije vaart langs den geheelen Rijn
geschonken werd. Deze AAaren de redeneringen, waarmede
Pruisen vooral zijn beweren staafde, en op grond van
welke het de opheffing van de omslagregtcn van den
afitjirid''Van het zeeregt door Nederland
Milde doen af-

ë^Niét'-'zóÖ''streng als Pruisen waren de overige ocver-
sfcrtfenquot;iii''hünrié eischcn tegenover Nederland.'' De Cen-
tt^flc'^^iofemfssic Verklaarde bij meerderheid van stemmen
daïlTnirscn, kraéhtëns dc Weener Akte'niet gefeglïgd
irl' Art!' XXXII derzelve vobrgéschrevene op-
heffifi'^^''dci'quot;omsl!i^i'egten cn de uitvaardiging van

'her

vBöi!ldérj5^^ 'rciglernént , van de voldoening aan al dc ver-
pli^tï^ï^liS^ Vrclké Nederland op zich genomen had bij
dè/'^defïnitievëquot;regcling tc vervullen, afhankelijk tc ma-
ken^: jdat, jNcd^land tot niets anders gehouden was, dan
^ÜAS fltollcn, niet tc. verhoogen en geene nieuwe stapels
op^ite-^rigteri, en'dat men gegronde hoop had, dat^dic
.staalnbsp;'verpligtingen zoudó voldoen, vooral na

liHi .KfTI ' OlilfP.nbsp;■nbsp;■ '1 ' 1

' V. Nau, BfitrÜRe u. s. w., p. 175 v., verg. p. 24.quot;5 v. en lt;J4fl v.

G

-ocr page 90-

de reeds gedane aanbiedingen Werkelijk werd de Ne-
derlandsche Commissaris nog gemagtigd bij de vorige
toezeggingen nog deze tc voegen: dat alle onderzoek
der lading tot verificatie van het manifest
onderweg,
zoude ophouden, en dat de verzegeling der toegangen
tot de lading, en het stellen van wakers aan boord ge-
heel buiten kosten van de lading of den schipper zoude
plaats hebben Na deze verklaring heeft de Centrale
Commissie beslist, dat Nederland aan alles, wat van het-
zelve kon geëischt worden, voldaan had, en dat dus al-
leen de toetreding van Pruisen noodig was, om tot
eene overeenkomst te geraken.

Toen de zaken zoo stonden, dat het van haar besluit
alleen afhing, of de oneenigheid een einde zoude nemen,
gaf de Pruisische regering haar verlangen tc kennen,
dat men onmiddellijk tot het definitieve reglement zoude
overgaan; waardoor na drie jaren lange beraadslagingen,
nadat van verschillende zijden achtereenvolgens acht ont-
werpen van eene voorloopige instructie aan het oordeel
der Centrale Commissie waren onderworpen, cn men ten
laatste met grond verwachten kon, dat de zaak eindelijk
haar beslag zoude erlangen, al die arbeid ten eenenmale
weder verijdeld en vernietigd werdnbsp;•'

In het jaar 1823 gaf men aan het verlangen van
Pruisen toe; doch onder uitdrukkelijk beding, dat men

gt; Zie boven, bl. 78.

- Nota van den Nederlandschen Commissaris en Conclusie der Centrale
Commissie van 5 Maart 1819. Zio v. Nau, Beitrüge u. s. w., Bd. II,
Heft. II, p. 1 v.
» Ibid., Bd. II, lieft. IV,
p. 114 V.

-ocr page 91-

()]) het voorloopige reglement zoude terugkomen, indien
de ])ogingen tot vervaardiging van het definitieve mog-
ten schipbreuk lijden

D(! heraadslagingen over het ontwerp van het defmi-
tieve Reglement, reeds een paar jaren te voren door Pruisen
aan de Eijnoeverstaten medegedeeld, werden geopend',
doch het eerste artikel van hetzelve deed den ouden strijd
weder met nieuwe hevigheid uitbersten

De vorderingen, door Pruisen aan Nederland gerigt,
waren in zooverre gewijzigd, dat zij thans minder de zoo
zeer betwiste theorie van het Nederlandsche zeeregt be-
troffen, dan wel het verkrijgen van eene mildere toepas-
sing van lujtzelve ten doel hadden; zij kwamen hierop
neder':

lo. vermindering van transitoregt voor de meeste arti-
kelen,! en voor sommige geheele afschaffing van hetzelve;

gt;2». opheffing van alle verbod van doorvoer, en deze
voor het Ivervolg gewaarborgd;

1I30. heffing der regten naar het gewigt, niet naar de
waarde der goederen;

49. lieffing van slechts één regt, óf octrooi lt;5f tran-
sitoregt.

De Nederlandsche regering bleef volstandig weigeren

» Kliilcr, OcfTcntlichcs Kccht des Deutschen Bundes, J. 576 e.

2 Mr. J. op den Ilooff, lets over de vaart op den Kijn, bl. 64, bet
luidde aldus: «In het tegenwoordig Ileglemeut is onder den naam van
Kijn begrepen: alle vaarwater van Bazel af over Amsterdam, Rotterdam of
Dordrecht tot in de opene zee, cn omgekeerd, uit dc opcne zee over Am-
sterdam , llotterdam of Dordrecht naar Bazel, en zal in dit geheele regle-
ment het woord quot;Kijnquot; in dien zin gebruikt worden.quot;

-ocr page 92-

afstand tn doen van de uitoefening van liet zeeregt, en
verklaarde, dat de Centrale Commissie niet bevoegd was
tc beslissen over vermindering of ojjliefUng van transito-
regtcn, maar dat deze en dergelijke onderwerpen tot de
handelstraktaten bchooren. ]3esniettegcnstaandc bood zij
aan, behalve hetgeen zij reeds vroeger had toegezegd,
het octrooiregt van 45 cents tot 30 bij opvaart, en van
30 tot 20 bij afvaart te verminderen, tevens de verze-
kering gevende, het tarief van doorvoerregten der Wet
van 2G Aug. 1822 (Stbl. N». 38) niet te zullen ver-
hoogen.

In hare zitting van 27 Aug. 1825 nam de Centrale
Commissie bij meerderheid het besluit dat, na alle te
Mentz gehoudene discussiën, dc kAvestie beiderzijds ge-
noegzaam toegelicht kon geacht worden; — dat uit do
vergelijking van Art. 5 van het Parijsche Tractaat, van
Art. I, 11 cn A^Ill van N«. 1, en Art. I, 11, 111, Vil,
Vin, XIX en XXI van N». II du traité annexé
N®. XVI met de door Engeland oji het Congres te Vcrona
(27 Nov. 1822), en door de Ministers van Oostenrijk,
Engeland, llusland en zelfs Pruisen bij het Brusselsche
kabinet gedane vertoogen, duidelijk blijkt, dat zij ge-
meend hebben alleen betrekkelijk den transitohandel en
het transitoverbod in de kwestie te kunnen en te moei-
ten tusschenbeide komen, daar in alle dienaangaande ge-
wisselde nota's geene melding hoegenaamd gemaakt wordt
van dc vordering der vrije vaart tot in zee; — dat het
Nederlandsche Gouvernement, door do voorslagen tot

' Mr. .1. O]) ilcii UoofT, Iets cn/,., blz. 84 v.

-ocr page 93-

vergelijk door deszelfs Commissaris te Mentz gedaan,
aan den geest en de letter der Weener Congres-Akte
moet geacht worden voldaan te hebben: — dat de Cen-
trale Commissie mitsdien Art. 1 van het Pruisische ont-
werp en alle daarmede zamenhangende artikelen verwerpt.

Sedert op het Congres te Verona door den Hertog
van Wellington de aandacht der Mogendheden op den
loop der beraadslagingen te Mentz gaande gemaakt was.
werd van wege de verschillende hoven dier Mogendheden
bij de Nedcrlandschc regering er op aangedrongen, door
toegeellijkhcid en opheffing der belemmeringen welke
zij aan de eindregeling in den weg stelde, de uitvoering
van het Weener Verdrag niet langer terug tc houden

Kort daarna volgden, het bekende Koninklijk Beluit
van 10 Sept. 1826 (Stbl. Nquot;. 61) en dat van 1 Maart
1827 (Stbl. Nquot;. 9) ter executie van het eerst genoemde.
De Nederlandsche regering heeft door die twee besluiten
al hare aanbiedingen, in den loop der beraadslagingen te
Mentz gedaan voor het geval dat de andere oeverstatcn
van hunne zijde de bepalingen der Weener Akte ten
uitvoer zouden leggen, in werking gebragt, en tot dat
einde de
Octrooi-Conventie van 15 Aug. 1804 geheel
van toepassing verklaard op den Nederlandschen Rijn,
uitgezonderd de wijzigingen aangewezen in het quot;voorlo-

' ])e belangrijkste nota's hierover gewisseld ziju : Note de JI. Ie Comte
dcMicr, Envoyé extraordinaire ct Ministre plénipotentiare dcS. M. I.K.
ct Aji. prè.s de la cour des Pays-lias en date du 14 Fcvr. 1830, et Ké-
ponsc de S. Exc.M. Ie Baron Verstolk dc Soelcn, Ministre des affaires
étrangères de S. M, le Koi des Pays-Bas, cn date du 13 Avril 1820;
afzonderlijk uitgegeven tc Brussel 1820.

-ocr page 94-

])ig reglement voor ile vaart op den Nedetlandsclien llijn.quot;
Niettegenstaande dit voorbeeld, door Nederland gegeven,
hebben de overige oeverstaten niets in het werk geattdd
om den toestand des Eijnhandels te verbeteren; tot aan
de uitvaardiging der ]\Ientzer Conventie zijn de omslag-
regten te Keulen en Mentz en het tarief van 1804 voor
den Neder-Rijn in stand gehouden.

De regeringen van Pruisen en Nederland, die de meest
tegenstrijdige belangen schenen te hebben, deden in het
jaar 1827 eene laatste poging om tot een vergelijk te
komen. De Centrale Commissie was volgens hunne mee-
ning onbevoegd in deze te beslissen; daar het al meer
en meer gebleken
Avas, dat het omnogelijk Avaa, een al-
gemeen systeem van vrije Ilijnscheepvaart in te voeren,
zonder tevens, althans
Avat die heide staten betrof, in
derzelver iinanticAvezcn cn handelspolitiek wijzigingen
aan tc brengen. Tn dit opzigt dus moesten zij vóór
alle dingen, door afzonderlijke beraadslaging en over-
eenkomst , elkander onderling verstaan. ]\Iet die bedoe-
ling
kAvamen Pruisische cn Nederlandsche gevolmagtig-
den te Aken bijeen.

lIocAvel van de aldaar gcAvisselde mceningen en voor-
slagen
Aveinig of niets aan het publiek is bekend gOAVor-
den zoo schijnt men toch te mogen aannemen, dat
die pogingen tot een goed einde hebben geleid; ten
minste in dc maand Augustus 1829
Averd oen door den
Pruisisclien en Nederlandschen Commissaris gezamenlijk

Mr. J. op den IIooIT, Bedenkingen tegen het Duitsche werkjei
quot;Over Rijnvaart cn Rijnhandel,quot; blz. lUO.

1

-ocr page 95-

vervaardigd ontwerp eener overeenkomst tusschen de
oeverstaten des Rijns en van een reglement voor de
scheepvaart op die rivier
aangeboden — In de zitting
van den Sisten October 1829 verklaarden Beijeren, Ba-
den, Hessen en Nassau, en in die van 14 April daar-
aanvolgende ook Frankrijk zich bereid tot de goedkeuring
van dit ontwerp, allen echter onder zekere voorwaarden,
betreflende eenige punten van ondergeschikt belang,
welke zwarigheden spoedig uit den weg geruimd waren.
Eene volgende zitting, die van 13 October 1830, be-
paalde de Centrale Commissie, dat de eindstemming en
ouderteekening van dit ontwerp op 15 December daar-
aanvolgende zoude plaats hebben. Dit geschiedde ech-
^a-, eerst den Sisten Maart 1831, terwijl den 16lt;lcn Junij,
den dag der. uitwisseling der ratificatiün, het protocol
N°. 521 nog aan de overeenkomst van 31 Maart werd
toegevoegd; ingevolge art. 109 der Conventie werd te-
vens het tijdstip van het in werking treden derzelve
bepaald op 17 Julij 1831.

§. 3.

1007

,„Het verdrag, aan welks beschouwing deze meer
in het bijzonder is gewijd, bevat twee wel te onderschei-
den deelen:
eene overeenkomst tusschen de oeverstaten
van den llijn
en een reglement betrekkelijk de vaart op
dien stroom.

Hoewel in dc Hoold-Akte van het Weener Congres de

' Klübcr, Ocirentl. Kcclit des J)eulscLcn Hundes, j. 570 f'.

-ocr page 96-

beginselen, waarop de vrijheid der riviervaart moest
berusten, waren vastgesteld, en alleen deraelver uitvoe-
ring en toepassing op de verschillende rivieren, in die
Akte omschreven, aan daartoe te benoemen commissiën
was opgedxagen, heeft het eerste der
artikelen betreffende
de vrije vaart op den Eijn,
schijnbaar klaar en duide-
lijk, over welks uitlegging nogtans vijftien jaren lang
vruchteloos onderhandeld is, zulk eene overeenkomst
noodzakelijk gemaakt.

In de inleiding, welke met den eersten Titel ' het
conventionele gedeelte van het Mentzer Verdrag uitmaakt,
wordt verklaard: dat, daar de zamensteUing van een
definitief reglement voor de Rijnvaart, overeenkomstig
dc bepalingen der Weener Congres-Akte, zwarigheden
ontmoet heeft, ten gevolge van de wijze, waarop de re-
geringen der oeverstaten vermeend hebben die alge-
meene beginselen tc moeten toepassen; dc oeverstaten
het voegzaam geoordeeld hebben, al de ontstane vraag-
punten over die algemeene beginselen, gelijk mede de
gevolgen, welke men daaruit zoude kunnen afleiden, on-
aangeroerd te laten, en de maatregelen cn reglementaire
bepalingen, waarvan de Rijnvaart niet langer verstoken
kan bhjven, te beramen op den grondslag van het ge-
heel der over en weder gedane cn aangenomenc voor-
stellen; onder de bepaalde voorbehouding echter, dat
deze overeenkomst in gcenen deelc de regten en begin-

-ocr page 97-

seien zal verkorten, welke over en weder zijn volgehou-
den Deze woorden geven den geest en strekking
van het tegenwoordig verdrag duidelijk te kennen: geene
der partijen heeft het eens door haar aangenomene be-
ginsel willen opgeven, terwijl men het toch allengs
omtrent de daadzaken eens is geworden; van daar dat
men, om allen verderen aanstoot tc vermijden, Artikel 1
der Weener Congres-Akte woordelijk heeft overgenomen,
en
desniéttegenstaande door middel van dc wederkeerigc
schikkingen en conccssiën een veel vrijzinniger systeem
aangenomen, cn veel meer vrijheden aan de Ilijnscheep-
vaart toegekend heeft, dan ooit de bedoeling der onder-
teekenaren van het Weener Congres heeft kunnen zijn.

; Nederland stemt toe, dat Lek en Waal heideii als
verlenging van den Rijn, in het Koningrijk der Neder-
landen, beschouwd worden (Art. 2). Verder wordt aan
alle schepen, tot de Rijnvaart behoorendc cn eigendom
van onderdanen der oeverstaten, toegestaan:

a. een vrije doortogt door het Nederlandsche zeege-
bied, zonder verphgting tot overladen of lastbreken, en
wel bij regtstreeksche doorvaart uit -de Lek langs Rot-
terdam en den Briel, en uit de Waal langs Dordrecht
en Ilelvoetsluis door het llollandsch Diep en het Ha-
ringvliet; waarbij nog het gebruik van het kanaal van
Voorne, dat toen nog ter naauwernood voleindigd was,
wordt toegezegd op denzelfden voet als aan de Neder-
landsche schepen (Art. 3); en

h. gelijkstelling van derzelver vlaggen, met betrck-

-ocr page 98-

king tot de tonne-, loods-, vuur-, baak- en andere gel-
den van dien aard, wanneer die schepen tevens tot de
zeevaart bestemd zijn (Art. 8, 12, 13).

Ten opzigte van den Eijnhandel wordt in het alge-
meen vrijdom van de regten van doorvoer verleend voor
alle goederen, die uit Duitsehland, Erankrijk, Zwitser-
land of van verder komende, bestemd zijn om langs den
Rijn door Nederland in de opene zee te worden over-
gevoerd, en omgekeerd die uit de opene zee komende,
langs den Rijn door Nederland worden doorgevoerd. In
de plaats echter van alle regten van doorvoer, tollen of
anderen van soortgelijken aard, is voor die goederen een
vast regt (droit fixe) verschuldigd, berekend naar den af-
stand vau Gorcum langs Dordrecht cn Helvoetsluis tot
aan de opene zee; het bedraagt 13| centen voor de op-
vaart, en 9 centen voor de afvaart van eiken cente-
naar; is echter voor de meeste goederen lager (litt. A.
11 en 111) en alleen voor thee en zout (litt. A. 1) hoo-
ger gesteld. De formahteiten, waaraan men zich bij
doorvoer moet onderwerpen, zijn geeno andere dan die,
welke in het algemeen voor alle oeverstatcn hij rcgt-
streekschen doorvoer ter wering van sluikerij zijn voor-
geschreven (Art. 39), bestaande in plombering en verze-
geling of het stellen van wakers aan boord der schepen
buiten kosten van den schipper. Deze vrijdom vau de
gewone regten van doorvoer wordt verleend in drie
gevallen:

a. bij regtstreekschc doorvïwrt uit den Rijn langs liet
in Art. 3 aangewezene vaarwater, of uit zee zonder last-
brcken den Rijn op (Art. 4);

-ocr page 99-

h. met lastbreking, wanneer de lading hetzij geheel,
hetzij gedeeltelijk bestaat uit goederen, die in de havens
van Amsterdam, Rotterdam of Dordrecht in entrepot
moeten opgeslagen worden, of wanneer de lading in eene
dier havens moet worden aangevuld.

In deze beide gevallen is het een vereischte, dat de
goederen door schepen, tot de Rijnvaart cn in eigen-
dom aan onderdanen der oeverstaten behoorendc, wor-
den aangebragt; ook staat het den schippers alsdan vrij
hunne vaart te nemen langs zoodanig vaarwater, als
zij zullen verkiezen te volgen om hunne bestemming te
bereiken, of om van daar naar de opene zee tc komen,
zonder hoogcr vast regt verschuldigd te zijn, en onder
beding, zich ten aanzien der goederen, bestemd om in
bovengemelde havens gelost te worden, naar de bepalin-
gen der algemeene wet op het heffen der regten van
in-, uit- en doorvoer tc gedragen. — Op de binnen-
landsche wateren worden de schepen, tot de Rijnvaart
behoorende, ten opzigtc der betahng van sluis-, brug-,
tol- en andere regten geheel met de Nedcrlandsche ge-
lijk gesteld (Art. 5, 6) ;

wanneer de goederen uit de opene zee met schepen,
onvcrschiUig van welke natie, aangebragt, cn in Nedcr-
landsche havens gelost, worden aangegeven voor den
uitvoer langs den Rijn naar Duitschland, Frankrijk,
Zwitserland of eene verder afgelegene bestemming, cn
tot dat einde geladen worden aan boord van een tot dc
Rijnvaart behoorciul schip (Art. 7).

In vergelding voor dc gunstige bepalingen, door Ne-
derland aan den Rijnhandel toegestaan, hebben dc rege-

-ocr page 100-

ringen der oeverstaten van liare zijde de volgende
concessies gedaan:

a. de ophefling van het regt van doorvoer, bereids bij
de akte van het Congres van Weenen voor den gehee-
len loop des llijns overeengekomen ' ten voordeele van
de Nederlandsche schepen uit tc strekken tot het vervoer
te water van die goederen, welke bij het verlaten van
den Eijn zullen komen op rivieren, kanalen of andere
binnenlandsche vaarwateren, waardoor eene gemeenschap
wordt daargestcld; ten einde vervolgens de gezegde
oeverstaten te worden doorgevoerd, voor zooverre zulks
zal kunnen geschieden zonder het vervoer te water tegen
een vervoer te land te verwisselen (Art. 9);

h. de gelijkstelling der Nederlandsche vlag met die van
den oevcrstaat, welken Nederlandsche schepen door-
varen ;

c. aanwijzing van eene of meer vrijhavens door elkcji
oevcrstaat, waar de goederen, van Nederland komende
of derwaarts bestemd, met Nederlandsclic of andere sche-
pen aan onderdanen der oeverstaten behoorendc, aan-
gebragt, voor korteren of längeren tijd, in entrepot
kunnen worden opgeslagen, om daarna verder te worden
doorgevoerd, hetzij langs den Rijn, hetzij langs de an-
dere bij Art. 9 aangewezene bevaarbare binnenlandsche
communicatiiin, zonder ondcrworjien te zijn aan eenig
regt van in-, uit- of doorvoer (Art. 10).

Eindelijk worden de regeringen der oeverstaten van
den Main, Neckar en andere rivieren, die in den Rijn

' Zie boven blz. 71.

-ocr page 101-

— t)3 —

uitloopeu, voor derzelver goederen tot al die voorregten
toegelaten, van het tijdstip af, dat ook zij soortgelijke
vrijhavens S onder dezelfde bepalingen hehhen daarge-
steld (Art. 11).

Frankrijk heeft aan deze begunstigingen van den Rijn-
handel ten opzigte van den doorvoer met eenige beper-
kingen (vervat in het aan het Traktaat gevoegde protocol
No. 521 van 16 Junij 1831) zijne toestemming gege-
ven; alle schepen tot de Rijnvaart behoorendc, met op-
zigt tot de regten en de uitoefening der scheepvaart op
dc 111 tot Straatsburg met de Fransche gelijk gesteld,
en bovendien nog deze laatste concessie voor dc Neder-
landsche schepen tot den doorvoer van dc in entrepot
toegelatene .goederen van Straatsburg tot Iluningen j langs
het kanaal van de Rhone naar den Rijn, uitgestrekt.

Het tweede gedeelte (Art. 14—108) is het eigenlijke
policiereglement voor de vaart op den Rijn; hierin zijn

-Wl-.l ... -

■quot;gt;' Overeenkomstig de bepalingen van deze beide artikelen zijn tót
vrljhaTéris verklaard, door

„■Pruisen: jKeulen en Dusseldorp; in .Inlij 1831 uitgebreid tot Co-

^ .nbsp;blenz, Wesel, Duisburg en Emmerik.

Nassau: Pieberieli i;n Oberlabnstein.
''Gr.-TIe'^igJl.' Hessen: Mentz.
■Raden;!Mannheim; in Julij 1831 Leopoldshafen
en Preistett aan den
lUjn, en Wertheira aan den Main; in Maart 1832 Heidel-
berg aan den Neckar.
JJcücrcn: Spiers.
I'i'ankrijk: Straatsburg.

Wurtemberg: in November 1831 Cannstadt en Heilbronn aan den
Neckar.

-ocr page 102-

vervat de bepalingen tot bescherming vau den handel en
der scheepvaart, zoowel als die tot verzekering van de
heffing der regten; het is gelijkvormig voor den gehee-
len Eijn, van de plaats waar dezelve bevaarbaar wortlt
tot aan zee, en onder voorwaarde van M'cderkeerigheid
ook toepasselijk op deszelfs nevenstroomen; het is on-
afhankelijk van het belastingstelsel der verschillende
oeverstatcn, zoo lang de goederen op het gemeenschap-
pelijk vaarwater zijn.

Hoewel de beginselen, welke aan de xcgeling der Rijn-
vaart in 1831 ten grondslag liggen, zoo zeer verschillen
van die, welke bij do Octrooi-Conventie van 1804 wa-
ren aangenomen, zoo bestaat er toch, wat aangaat deze
bepalingen, veel overeenkomst tusschen beide Traktaten.
Daarom veroorloof ik mij het reglement op de Rijnvaart
van 1831 minder breedvoerig te behandelen, en alleen
op die artikelen van hetzelve opmerkzaam te maken,
welke' hetzij wegens afwijking van de Octrooi-Conventie,
hetzij wegens derzelver belangrijkheid, eenige meerdere
aandacht verdienen.

I. Het systeem van schecpvaartregten (Art. 14—35
der Mentzer Conventie) door de Octrooi-Conventie vast-
gesteld, is in zijn geheel behouden, met inachtneming
evenwel der voorschriften van de Weener Congres-Akte
daaromtrent. Het
recognUieregt wordt, volgens het on-
der litt. B. bij het Traktaat gevoegde tarief, naar de
hoegrootheid der vaartuigen geheven. De instelling van
den scheeps-ijk (Art. 17) is op den geheelen Rijn inge-
voerd, gelijk zij vioeger alleen op den conventionelen
Rijn bestond. Het regt oj) de lading wordt naar het

-ocr page 103-

gcwigt van eiken centenaar goederen geheven, is naar
de afstanden gelijkelijk over den geheelen llijn (van Ba-
zel tot Krimpeii cn Gorcnm) verdeeld, en bedraagt in
het geheel 2 frs. 67i cents voor de opvaart en 1 fr.
79 cents voor de afvaart; voor vele goederen is echter
het scheepvaartregt verminderd tot \ of Jg van dit be-
drag, volgens het tarief litt. C en de uitzonderingen A,
B, C en D bij de Mentzer Conv. gevoegd. Het mani-
fest (Art. 27) behelst eene uitvoerige opgave van den
inhoud der lading, en is, zoolang er geen vermoeden
van bedrog bestaat, het eenige rigtsnoer voor de beamb-
ten bij de heffing der scheepvaartregtcn. Van alle be-
talingen moet melding gemaakt worden op het manifest,
en buitendien afzonderlijke quitantie door den beambte
gegeven worden; welke quitantics met het manifest aan
elk kantoor moeten vertoond worden tot bewijs van dc
gedane betalingen aan de vorige kantoren (Art. 71—80).
Beide deze regten worden aan elk der zestien tolkanto-
ren over den geheelen Rijn ingevorderd

» Uy K. Besluit van 14 ISlei 1833 (Stbl. N». 20), quot;houdende bepa-
ling van vaste tarieven voor de watertollen op den Gelderschen Ysselquot;,
is een gelijk stelsel van recognitie- en scheepvaartregt op die rivier in-
gevoerd; het eerste geheel gclyk aan dat der IMentzcr Conv., het tweede
ten bedrage van SJ cents voor de opvaart en 51 cents voor de afvaart.

In verband met de regten, welke van de scheepvaart geheven wor-
den, komen ook de bruggelden in aanmerking, welke voor het openen
der schipbruggen verschuldigd zijn. De tarieven voor die tc Arnhem
zijn vastgesteld bij K. Besluit van 20 Jan. 1842 (Stbl. N». 3), gewij-
zigd by dat van 14 April 1849 (Stbl. N®. 14), en voor die to Vrees-
wijk geregeld bij K. Besluit van 24 Nov. 1840 (Stbl. N». 75).

-ocr page 104-

il. De uitoefening der llijnvaiirt (Art. 42—47) is aan
elk en een iegelijk vrijgelaten; alleen zijn de regeringen
der onderscheidene oeverstaten tot de veiligheid van den
handel verpligt te onderzoeken, of de schippers, die d(;
vaart willen uitoefenen, de vereischte bekwaamheden daar-
toe bezitten. Ten waarborg hiervoor strekt het patent,
dat van overheidswege aan eiken schipper die tot dc
vaart is toegelaten wordt gegeven, en zonder hetwelk
geen schip^jer mag varen (Art.
42). Ilet aantal der
schippers, die mogen worden toegelaten, is onbepaald;
ook die dc nevcnstroomeu des Rijns bevaren kunnen
vrijehjk de vaart op den Rijn uitoefenen, mits zij het
bewijs leveren van hun regt o]) de uitoefening der vaart
op een dier ncvenstroomcn, en mits dc Rijnschippers
(wcderkeerig op denzelven worden toegelaten (Art; 45).
Deze bepaling is ook uitgestrekt tot de vaart 'Op dh
Maas cn.'do Schelde. — Ofschoon het onderscheid tus-
schen gt;1 A;Zlt;nW cn
groote, en dirckte en «wssc/wnvrtarf ig^i-
heel isJopgeheven, bepaidt
Art. 46, dat de communicatie
tusschen de twee oevers, cn do vaart binnen»de grenzen
van j één ocverstaat beperkt, niets gemeens heeft f met
het tegenwoordig, reglement, en dus geheel aan degt; zorg
der respectieve oeverstaten blijft toevertrouwd. —wTtSt dc
vrijheid der Rijnvaart behoort ook; dat elke schipper be-
voegd is, zelf omtrent vracht enz., met dc inladers der
goederen tc onderhandelen, en'dat deze gehdel'vrij''zij ^
in dc keuze van schipper en vèartuig. Het islëcht«:!ge-
oorloofd, tot bespoediging cn meerder gemak van het
verkeer, tot verlaging der vrachtprijzen en . tot, bovorde-
ring der regelmatigheid van vertrok en aankomst-, tus-

-ocr page 105-

schen twee of meer steden beurtvaarten in te rigten,
welke nogtans alleen verbindend zijn voor lien, die deel
aan dezelve genomen hebben, en hem, die eene andere
scheepsgelegenheid mogt verkiezen, hierin niet zullen
kunnen belommeren (Art. 48—52).

111. Reglementen tot zekerheid van scheepvaart en
handel (Art. 53—70).

Het onderzoek der schepen door deskundigen, vóór
dat zij in de vaart komen, later minstens eens in elk
jaar, en zoo dikwijls dc eigenaars of afzenders der la-
dingen zulks verlangen. — Verpligting der schippers tot
het gebruik van loodsen, waar de gesteldheid van het
vaarwater zulks vordert. Tot de teimitvocrlegging van dit
voorschrift, dienen de reglementen voor dc loodsen en
bakenmeestera op de Lek en de AVaal, vastgesteld bij
K.,;Besluit van 15 Sept. 1834 (Stbl. N». 29), gewijzigd
bij dat vau 23 Mei 1837 (Stbl. N». 27).— Aanwijzing
van geschikte ladhigs- en lossingsplaatsen door de rege-
ringen der oeverstatcn; zonder uitdrukkelijk verlof van de
beambten der schecpvaartregten mogen dc schippers op
geene andere plaatsen laden of lossen. — De aanstelling
van commissiën van toezigt op de ladings- cn lossings-
plaatsen, aan welke tevens dc zorg voor de havenpoli-
cio en nal wat daartoe behoort is opgedragen. Dit
onderwerp is hier tc lande geregeld bij K. Besluit van
26 Maart' 1833 (Bijv. Stbl. N». 69) en dat van 7 Maart
1845 (Bijv. Stbl. No. 81)

1 Verg. Instructie, vastgesteld tij K. Besluit van 6 April 1836, N». 7
voor dc stodelijke conunig'iën te Amsterdam; Rotterdam, Dordrecht cn

7

-ocr page 106-

IV, Overeenkomstig liet voorschrift der Weener Con-
gres-Akte (Art, VIll: articles concernant la lihrc naviga-
tion du Hhin) cn de daarmede overeenstemmende hepa-
lingen der Mentzer Conventie (Art, 81—88), zijn hij
K. Besluit van 9 Julij 1831 (Stbl, No. 22) de regter-
lijke autoriteiten aangewezen, welke in zaken, de Rijn-
vaart betrefrende, zullen regtsprekcn; quot;alle geschillen,
voortvlocijende uit de uitvoering en toepassing der Con-
ventie en van het reglement op de Rijnvaart, en voor-
vallende binnen het ressort der Rijnvaartkantoren, welke
tc Lobith, Vreeswijk, Tiel, Gorcum en Krimpen zijn
gevestigd, zullen ter eerster instantie beoordeeld worden
door de regtbanken van eersten aanleg, waaronder die
gemeenten respectievelijk behooren; en, indien partijen,
ten gevolge der bepaling van Art. 8G der Conventie,
voor een Nederlandschen rcgter in hooger beroep ver-
langen te komen, zullen die gedingen bij zoodanige
regtbanken gehragt worden of bij het hoog gcregtshof
te 's Gravenhage, zoo als ingevolge de bestaande ve^cjr-
deningen zal blijken te behooren.quot; — Als Rijnschee])va^t-
regters hebben de bij dit besluit aangewezene regthaulcen
van eersten cn tweeden aanleg den eed, in Art. 82 der
Conventie vermeld, afgelegd.

Utrecht, voor de vaart op den fiijn, ingesteld bij K. Besluit van
20 Maart 1833gt; Kquot;. 15, houdende verordeningen, om de bepalingen
der overeenkomsten van het reglement nopens de Rijnvaart in verband
te brengen met do vaart uit sommige steden naar den Rijn, cn van
den Rijn naar die steden, z. liijv. Stbl. 1830, blz. 273, cu do.Regle-
menten voor de Rijnvaart to Amsterdam, bekrachtigd bij K. Besluit van
. 10 Fcbr. 1840. Zie van Hasselt, Nederlandsche Wetgeving op de scheep-
vaart, III, blz. 341 v.

-ocr page 107-

l)c regtsmagt dezer Rijuscheepvaartrcgters is echter
zeer betwist. Bij Arrest vau 25 Junij 1841, heeft dc
Hooge Raad derzelver bevoegdheid erkend

Het betrof de aanvaring van twee stoombootcn: de ge-
zagvoerders van de vaartuigen waren beiden gepatenteerde
Rijnschip])ers; elk hunner kon dus evenzeer aanspraak
maken op de bescherming, hun als zoodanig in Art. 81
on 80 der Conventie toegezegd.

J)e eigenaar van dc Nederlandsche stoomboot dag-
vaardde voor den gewonen burgerlijken regter, krachtens
Art. 5, Wetb. vun Kooph. cu Art. 298 ]5urg. Rcgtsv.,
zich verder beroepende oj) Art. 149 cn 150 der Grond-
wet (Art. IGG cn 107, Grondwet van 1815), waarbij
Avordt bepaald, dat dc regterlijke magt alleen wordt uit-
geoefend door regtcrs, welke de wet aanwijst, en dat
niemand tegen zijn wil van den regter mag worden af-
getrokken , welken dc wet hem toekent. De Overeenkomst
en het Reglement op de Rijnvaart zijn bij Koninklijk
Iksluit ingevoerd, zonder voorafgaande goedkeuring der
Statcn-Gcncraal, in strijd met Art. 57 en 104 der Grond-
wet (Art. 58 en 105, Cirondwet van 1815), door welke dc
' iriagf des Konings om traktaten te sluiten in zooverre
beperkt Avordt, dat de goedkeuring der Staten-Generaal
vooraf moet gaan aan de bekrachtiging des Konings van
zoodanige traktaten, welke eenige andere bepaling of
^verandering, wettelijke regten betreflende, inhouden*.

gt; Mr. I). Leon, Itegtspraak van den IL Raad, I, blz. 225.

Verzameling van Arresten door v. d. Ilonert, Gem. zaken, VI, blz. 28.
» .ir. Mr. J. de Bosch Kemper, Handleiding tot do kennis van het
Staatsregt, §. 21G, 219, 227, 438. Dc Tydgenoot, I, blz. 240 cn tV,

7*

-ocr page 108-

Vfiii de andere zijde beriep men zich alleenhjk op
Art. 81 der Mentzer Conventie, dat den llijnschipper
het voorregt geeft, dat aan de beshssing van een bij-
zonderen rcgter worden onderworpen de geschillen be-
treflendc:

a. alle overtrc(hngcn der bepalingen van dit regle-
ment ;

h. alle geschillen betrekkelijlv de betahng en het be-
drag der scheepvaartregten;

c.nbsp;alle hindernissen door bijzondere personen, ten
aanzien van het gebruik der lijnpadcn veroorzaakt;

d.nbsp;in het algemeen alle klagten wegens schade, door
dc onachtzaamheid der bestuurders van sche2)cn en
vloten, gedurende hunne reis of bij het aandoeii
der oevers te weeg gebragt.

Zeer tc regt zijn de geschillen over aanvaring en aan-
zeiliug ook aan dc beslissing der scheejivaartregters
onderworpen; daar het in dergelijke gevallen evenzeer
in het voordeel der eischcnde partij is, om den vreem-
deling hier te lande te kuinien dagvaarden voor ceïm
regtbank, wier vonnis in al de llijnoeverstaten kan ton
uitvoer gelegd worden. Opmerkelijk is het echter, dafc dé
]\fentzer Conventie geen enkel voorschrift omtrent dó
vaart, het voorbijzcilen, seinen enz. bevat, daar tóch
eenvormigheid en gelijkheid van dergelgke policiebcpa-
lingen zeer bevorderlijk zijn voor de regelmatigheid en
het gemak der scheepvaart.nbsp;ri:r; (n .i;

blz. 321. Mr. A. Bakker, De regtsmagt der Bijnschcepvaartrcgters, in
verband tot de tnagt des Konings in het aangaan van verdragen, Rot-
terdam, 1842.

-ocr page 109-

In hare jaarlijksche zitting van 1850 heeft de Cen-
trale Commissie in dit gehrek der wetgeving op de Rijn-
vaart voorzien, door een quot;Reglement van policie voor
de scheepvaart op den Rijn van Bazel tot in zeequot; aan
de verschillende oeverstatcn voor te dragen. Even als de
]\[entzer Conventie zelve, is dit Reglement bij K. Besluit
bekrachtigd en ingevoerd (8 Jan. 1851. Stbl. N». 2).

Dergelijke policie-reglementen moesten echter in eene
algemeene pohciewet ecu wettelijken grondslag hebben.
De regten en verphgtingen bchooren toch door de
Wet
cn niet door Koninklijke Besluiten te worden bepaald,
evenzeer als de straffen, op overtredingen gesteld, een
deel van het strafregt uitmaken. Immers alles Avat tot
het strafregt behoort, is volgens Art. 146 der Grondwet
aan dc wetgevende magt toevertrouwd

De bepalingen omtrent den Averkkring der Centrale
Commissie, van den Iloofd-lnspecteur en der Onder-In-
specteurs, hunne bezoldiging en pensioen (Art. 89—108);
die omtrent het onderhoud en gebruik der lijnpaden (Art.
07 en 08) enz., behoeven geene nadere toehchting: daar
zij uit haren aard van algemeen belang zijn, en daar
buitendien reeds iu de eerste van dit hoofdstuk de
beginselen,
Avaarop zij berusten, ontwikkeld zijn.

üpt het tijdstip van het in werking treden dezer Con-
ventie, overeenkomstig Art. 109 derzelve bepaald op
17 Julij 1831, zijn hier te lande vervallen de voorloopige
reglementen, vastgesteld bij de Besluiten van 10 Sept.
1820 en 1 Maart 1827; alle
heffhig van schcepvaartreg-

-ocr page 110-

ten op den llijn en de Lek volgens die tarieven, gelijk
mede die der watertollen, nog o]) de Waal bestaande,
houdt met datzelfde tijdstij) op.

]\Iet de invoering van dit Ileglement is alles, wat nog
aan de oude beginselen van uitsluitende regten om op
rivieren te varen herinnerde, vervallen; de stapel- en
omslagregten, de schippersgilden,
jure reeds door het
Weener Congres opgeheven, hebben thans
facto opge-
houden te bestaan; het Nederlandsche stelsel van in-
en uitgaande regten is gewijzigd : zoodat thans de door-
togt van den llijn naar zee open staat.

Hiermede is de eerste stap gedaan op den weg der
vrijheid van scheepvaart en handel, de eenige, die tot
algemeene en duurzame welvaart leidt. En eenmfial dit
pad ingeslagen zijnde, kan het niet twijfelachtig zijn, of
men zal op hetzelve blijven voortgaan.

4.

Krachtens Art. J)3 der Overeenkomst van 1831, is der
Centrale (vommissie, die jaarlijks te ]\Ientz vergadert, dc;,
algemeene zorg voor het handels- en scheepvaartsverkeer
langs den llijn opgedragen, en is zij bevoegd al zooda-
nige veranderingen, uitbreidingen of wijzigingen der .Con-
ventie aan de regeringen der oeverstatcn voor tc stellen,
als zij in het belang des handels zal noodig achten.
Dien overeenkomstig zijn er allengs twintig Suppletoire
Artikelen ' aan het traktaat toegevoegd; welke echter

-ocr page 111-

_ loa —

geene verandering in de eens aangenomene beginselen te
weeg brengen, meer de uitvoering en toepassing betref-
fen, en weinige bepalingen ten gunste der scheepvaart
inhouden. Onopgemerkt mogen wij nogtans het IGi^o en
17lt;lc derSupplctoire Artikelen (Stbl. N«. GO en G5, A» 1845)
niet voorbijgaan: door deze is ecu geheel verminderd tarief
(litt. C.) in dc plaats van dat der Conventie van 1831 ge-
steld, en de lijst der goederen (uitzonderingen A. B. C
cn 13), die aan lagere regten onderAvorpen zijn, op nieuw^s
uitgebreid. Andere maatregelen tot vermindering der
drukkende lasten, waaraan de scheepvaart op den Kijn
door de ]\Ientzer Conventie nog niet geheel is onttrokken,
zijn door dc Centrale Commissie niet genomen. De sta-
king der heffing van scheepyaartregten, volgens de'wet
van 18 Maart 1845 (Stbl. N». 11, verg. No. 12, 14 en
15), was slechts tijdelijk, en stond in verband met de in '
dat jaar heerschende duurte van levensmiddelen.

Van meer invloed op den toestand der Eijnscheepvaart
zijn de scheepvaart- cn handclstraktatcn, door Nederland
met de Duitsche llijnoeverstaten en het Tolverbond' ge-
sloten.

In de eerste plaats komt hier in aanmerking het trak-
taat met Pruisen van 3 Junij 1837 (Stbl. No. 52). De
voornaamste bepalingen van hetzelve zijn: ''

lo. Wederkeerige gelijkstelling der beide vlaggen
a. ten opzigte van vuur-, ton-, baken- en andere gelden;

-ocr page 112-

h. ten o])zigte van den in- en uitvoer van goederen
bij regtstreekschen aanvoer;

f. ten opzigte van alle gunsten, door eene der i)ar-
tijen aan een anderen staat toegekend tegen in-
williging derzelfdc tegenbegunstiging (Art. 1—5).
Art. 6 verklaart deze bepalingen zoowel op de
zee- als op de riviervaart van toepassing, en de
Ilijnscliippcrs worden tot het genot derzelve toe-
gelaten , op vertoon van het hun, volgens Art. 42
der Mentzer Conventie, afgegeven patent.

2°. Art. 7 bevat de Avederkeerige concessiën ten voor-
deele van den Rijnhandel.

A. Pruisen staat aan de Nedcrlandsche schepen toe:

I.nbsp;Geheele vrijstelling van het schecpvaartregt (tarief
C. der Mentzer Conventie): o. voor den uitvoer stroom
op- en afwaarts uit Pruisen; h. voor het vervoer vari
goederen tusschen de Pruisische Rijnhavens;
c. voor
den invoer van tot verbruik bestemde goederen . van
vreemde herkomst op het Pruisische gedeelte des Rijns;
d. voor het transport van ccnc der havens boven Co-'i
blenz, aan den Rijn of aan deszelfs ncvenstroomcn ge-
legen, bestemd voor den invoer in Pruisen of om naar
Nederland te worden doorgevoerd; e. voor het transport
van goederen, over het grondgebied der Tolvereeniging
doorgevoerd wordende, cn slechts van een gedeelte van
den Rijn gebruik makende.

II.nbsp;Vrijdom van het rccognitieregt (tarief B. der Ment-
zer Conventie) voor de binnenvaart tusschen Coblenz cn
Emmerik.

III.nbsp;Bij rcgtstreckschen doorvoer wordt toegestaan de

-ocr page 113-

verscliuldigde regten in eens te Emmerik of te Coblenz
tc vokloen.

B. Nederland verleent :

1. Geheele vrijstelling der regten, vermeld in tarief
O., voor alle goederen met Pruisische schepen aange-
voerd, en bestemd voor den invoer of voor het entrepot

in Nederland;

IT. Vermindering tot op de helft van dezelfde regten
voor alle goederen in Nederlandsche havens geladen en be-
stemd voor den uitvoer langs* den llijn met Pruisische
schepen.

111. VrijsteUing van het recognitieregt voor de bin-
nenvaart tusschen Lobith en Krimpen of Gorcum.

I Tot dit traktaat zijn bijna alle staten van het Tolver-
bond' toegetreden S en reeds den 2l8ten Jan. 1839, (Stbl.
No. 11) kwam een handelstraktaat tusschen Nederland
Pruisen ook namens het Tolverbond tot stand, waarin
ton opzigte der scheepvaart (Art. 3) de wederzijdsche
inwiUigingcn, vervat in Art. 7, B. I en 11 van het
Traktaat van 1837, tot ai dc staten van het Tolverbond
werden
uitgebreid; en, ten opzigte des handels, Neder-
land i nog-vermindering van invoerregten voor de voort-
brengselen van landbouw en nijverheid der staten,van
het Tolverboiul — en deze aan den Nederlandschen han-
del; insgelijks vermindering van invoerregten voor de

I Zie dc Staatsbladen van 1837: N». G5, 68 en 79; 1838: N». 5. 7
en 11. liet
is'echter deu 208tcn Junij 1849 opgezegd, doch duurt nog
voort als quot;modus vivendi» tot zes weken na den dag cencr nadere op-
legging. Zie Jr. Mr.'iJ. dc liosch Kemper. HamUciding, enz., §. 225.

-ocr page 114-

voortbrengselen vaii landbouw en de koloniale waren uit
Nederland aangevoerd toestaan.

De scheepvaart en handelsbetrekkingen langs den Rijn
met Frankrijk, zoo als zij door de Mentzer Conventie
vastgesteld waren, zijn gewijzigd bij K. Besluit vau
29 IVFaart 1845 (Stbl. No. 14), het\velk later door de
wet van 9 Mei 1846 (Stbl. No. 31), quot;houdende toeken-
ning van voordeden aan den Pranschen handelquot;, is be-
krachtigd: quot;zoolang de Fransche regering vrijdom van
schecpvaartregten voor dtn afstand tusschen de ffrens-
schdding van Frankrijk en Beijeren en de groote Rijn-
brug te Straatsburg, mitsgaders vrijdom van doorvoer-
regt ook aan die goelt;leren, welke uit Nederland ko-
mende over het Fransche grondgebied worden doorge-
voerd, verleent, genieten de goederen, welke langs den
Rijn uit Nederland naar Fransche havens, cn omge-
keerd, in Nederlandsche havens
avorden aangebragt:
a. vrijdom van het halve scheei)vaartregt (volg. tarief
C.) aan de Nederlandsche kantoren van Rijnvaart ge-
heven; h. vrijdom van het vaste regt (volg. tarief A.
en de uitzonderingen 11 en III), of van het doorvoer-
rcgt, hetwelk ter vervanging daarvan geheven wordt,
zoowel bij op- als bij afvaart.quot;

Deze traktaten, hoewel zij reeds veel verligting aan
den Rijnhandel verschaffen, waren niet voldoende om
die vrijheid aan het handelsverkeer te verzekeren, welke
meer en meer onontbeerlijk werd, wilde men in de al-
gemeene ontwikkchng en vooruitgang deden; vooral
dewijl de ons omringende handeldrijvende natiën van

-ocr page 115-

1'juropa allengs de banden, waaraan de handel nog ge-
kluisterd was, begonnen los te laten. De handelspoli-
tiek, welke het Tolverbond nog bij voortduring bleef
aankleven, was oorzaak, dat de voorstellen, welke de
Nederlandsche regering door haren commissaris te Mentz,
sedert 1844, telken jare aan de Centrale Commissie
had gedaan, tot algemcene en gemccnscliapiiclijkc op-
heffing van alle tollcji en scheepvaartregtcn, zonder
eenig goed gevolg waren gebleven Buitendien nog
trachtte België op alle mogelijke wijzen, èn door ge-
heele afschaffing der doorvoerregten, on door verminde-
ring der spoorwegtarieven, den transitohandel tot zich
tc trekken

Dit alles deed onze regering besluiten tot dc invoe-
ring eener geheel nieuwe sclicepvaartwetgeving. Dien/
ten gevolge werden den S^lcn December 1849 drie wets-1
ontwerpen quot;tot regeling van de belangen der Neder-
landsche scheepvaartquot; aan de Tweede Kamer der Staten-
CJeucraal aangeboden: het
eerste tot wijziging der wet
van 19 Junij 1845 (Stbl. N». 28), houdende vaststel-
ling van een nieuw tarief van de in-, uit- en doorvoer-
regten^ en der wet van 28 Aug. 1822 (Stbl. No. 38),
betreffende het tonnegeld;

het tioeede tot afschaffing van doorvoer- en schecpvaart-
rcgten;nbsp;'

het derde tot wijziging der wet van 14 Maart 1819
(Stbl. No. 12), betreflende de zeebrieven en Turksche
paspoorten.nbsp;i

' Vas Dias, Nederlandsche .Sehcepvaartwelgeving, 11, hlz. 928.
^ Ibid., blz. 927 en 929.

-ocr page 116-

Deze drie ontwerpen verkregen kracht van wet den
Jasten Aug. 1850 (Stbl. No. 47, 48, 49).

Het stelsel, in de eerste cn derde wet gehuldigd, is
kortelijk dit: quot;onvoorwaardelijke opheffing der differen-
tiële begunstiging der Nedcrlandsche vlag boven de
vreemde, en voorwaardelijke gelijkstelling van de vreemde
vlag met dc nationale.quot; De voorwaarden, welker vervul-
ling het genot dezer gelijkstelling aan de vreemde sche-
l)en verzekert, zijn:
a. gclijkstclhng der Nedcrlandsche
vlag met hunne eigene, bij dc vaart op cn van hunne
eigene havens (de kustvaart cn visscherij uitgezonderd);
h. dezelfde gelijkstelling bij de vaart op en van hunne
koloniën, zoo zij koloniën bezitten; en
c. geene difFc-
rentiële regten te hellen ten nadccle van de voortbreng-
selen der Nedcrlandsche koloniën, of ten nadeele van
den aanvoer van voortbrengselen van andere werelddeelen
uit Ncderlandschc havens, andere dan die, welke ter be-
gunstiging der voortbrengselen van eigen koloniën cn
van hunnen rcgtstreckschen aanvoer dienen. ■ .ilii -tu

Art. 1 der tweede wet (Stbl. N». 48) luidt aldus:
quot;De heffing der scheepvaartregten, geregeld ibij tarief
B en C der Overeenkomst, den Sistquot;» Maart 1831 tus-
schen de Eijnoeverstaten gesloten, en ingevoerd bij K.
Besluit van 28 Junij 1831 (Stbl. N®. 19), alsmede der
watcrtollcn op den Gelderschcn Yssel, vastgesteld bij K.
Besluit van 14 Mei 1835 (Stbl. N». 20), wordt gestaakt.

quot;Wij behouden ons voor, deze heffing op lueuw we-
der in werking tc brengen ten aanzien der schepen van
die Staten, welke de Nedcrlandsche vlag te dezen op-
zigtc min gunstig dan de nationale mogten behandelen.quot;

-ocr page 117-

Art. 2. quot;Gelijktijdig Avorden al dc doorvoerregten

afgeschaft.quot;

De voordeden, welke hieruit voor den handel en de
scheepvaart op den llijn voortspruiten, zijn deze: de
gelijkstelling der vreemde vlag met dc Nederlandsche ,
reeds hij de vroegere traktaten toegestaan, Avordt alge-
meen aan elkeen toegezegd, die van zijne zijde de ge-
stelde
voorAvaarden vervult;

de tweede titel der Mentzer Conventie met de daarhij
hehoorcnde tarieven 13 en C, is voor den Nederlandschen
llijn geheel afgeschaft;

de opheffing der doorvoerregten waarborgt den vrijen
doorvoer uit den llijn aan elk, die zich aan de voor-
schriften der algemeene
Avetgeving op de in- en uit-
gaande regten
onderAverpen Avil.

Hierbij moet men echter avcI in het oog houden, dat,
niettegenstaande de ophelling der doorvoerregten, de voor-
zorgsmaatregelen ter voorkoming van sluikerij in wer-
king blijven; alleenlijk zij hebben plaats geheel buiten
kosten van den schipper cn der lading ^ Het vaste
regt (Art. 4 en tarief A der Mentzer Conventie) wordt
blijkens de iVIemorie van beantwoording op het verslag
der Afdeelingen quot; nog geheven van die goederen,
Avelkc
bij gt; regtstreekschc doorvaart niet naar eene Nederland-
sche losplaats bestemd zijn, en dus ook aan de bepahn-
gen der Mentzer Conventie onderworpen blijven.

Door de invoering van zulk een, in allen opzigte

1nbsp;Zie ^linistcricle Resolutie van 29 Aug. 1850, N». 8.

2nbsp;Vas Dias, Nedcrlandschc Scheepvaartwctgcving, I. hlz. 207.

-ocr page 118-

vrijzinnig, liandclstelscl werd plotseling een geheel an-
deren toestand in de Ilijnscheepvaart te Aveeg gebragt;
eene geheel andere Avending gegeven aan de betrekking
tusschen Nederland en de Duitsche Staten, en aan zijne
stelling tegenover die Staten. Alle reden om een be-
schermend handclsjsteem te blijven aanhangen (althans
tegenover Nederland), is voor Duitschland vervallen.
Na de vrijverklaring van den llijn op het Weener Con-
gres had Pruisen, en met hetzelve ook de andere
oeverstaten, het behoud der stapelregten als een
Avapcn
tcgcn Nederhmd gebruikt, om het te noodzaken zijn
stelsel van in- en uitgaande regten op te geven; nadat
eindelijk Nederland in de meeste ])untcn toegegeven had,
en dus ook de Duitsche Staten dit
Avapen haddeti'moe-
ten nederleggen, hadden zij in de nog
bestaande doör-
voerregtcn aanleiding gevonden om Nederland van onwil
en bekrompenheid tc beschuldigen, en tevens
van hunne
zijde niets of althans zeer Aveinig tot verligting des'ri-
vierhandels bij te dragen. Thans echter nu Nederland
door de geheele vrijlating des handels, en door het'los-
maken van alle banden cn beperkingen, heeft bcAvezen
de ware belangen der natie te begrijpen, nu is er ook
voor de Duitsche Staten geene enkele oorzaak meer
overig, om op dcnzclfden
Aveg, Avelkcn zij tot nog toe
bcAvandeld hebben, voort te gaan; ja, zij-kunnen niet
dari tot hun eigen nadeel zich aan den algemeenen voor-
uitgang onttrekken.

TerAvijl hier te lande de nieuAve scheepvaartAvetgeving
werd ingevoerd, waren inmiddels reeds onderhandelingen
met het Tolverbond aangeknoopt tot Avijziging van zijne

-ocr page 119-

betrekkingen met Nederland. Den Sisten Uec. 1851
kwam dan ook een
Traktaat van handel en scheepvaart
tot stand, hetwelk den 7'lcn Mei daaraanvolgende be-
krachtigd werd (Stbl. N». 95, 97 cn 104). Voor zoover
zijne hepahngen op de Rijnschcepvaart betrekking heb-
ben, laat ik hier kortelijk den inhoud volgen:

Art. 1—10 bepalen de wederkeerigc gelijksteUing der
vlaggen, zoowel wat de zeevaart, als wat de vaart op
rivieren en binnenwateren betreft.

Bij Art. 14 verbinden de Staten van het Tolverhond
zich tot het verleenen van vrijdom en vermindering van
scheepvaartrcgtcn voor dc Nederlandsche scheepvaart en
het goederenvervoer langs den Rijn; N®. I en JV zijn
woordelijk overgenomen uit Art. 7, A. I en II van het
traktaat van 1837 met Pruissen '; N». II cn III stel-
len een. lager tarief van schecpvaartregten, bij het trak-
taat gevoegd
in de plaats van het gewijzigde tarief van
Suppl. Art. XVI, en breiden dc uitzonderingen op dat tarief,
laatst gewijzigd door Suppl. Art. XVII, nog aanmerkelijk uit.

liet recognitieregt blijft dus alleen op deiv Pruisi-
schen Rijn afgeschaft.

Art. 16—20 bevatten de behandeling der schepen van
het Tolverhond in Nederland; de bevestiging der wet
van 8 Aug. 1850 (Stbl. N®. 48), die der wet van
2 Sept. 1851 (Stbl. N». 131) hetreilende de staking der
helling van schecpvaartregten op de Maas, in verband
met de overeenkomst met België daaromtrent, van 8 Mei
1851: de verbindtcnis tot vermindering der sluis-, brug-.

-ocr page 120-

kanaal- cn andere regten cn tollen, ook die der tarieven
voor de loodsdienstcn staking der heffing van het
vaste regt, verschuldigd voor de vaart van den llijn naar
zee en die van den llijn naar de Schelde door de Ne-
dcrlandsche binnenwateren.

Art. 21, wcderzijdschc vrijsteUing der schiijpers van
het patentregt.

Art. 25, houdende verzekering, dat de doorvoer der
uit Nederland komende of derwaarts bestemde goederen,
gaande over het gebied van het Tolverbond, niet aan
meer bezwaren zal onderworpen worden, dan dc doorvoer
der goederen, komende van of bestemd naar België.

Art. 28—33, Avaarborgende dat de invoer in het Tol-
verbond van dc Nedcrlandsche koloniale waren op den
voet der meest begunstigde natie zal kunnen plaats
hebben; en voor het overige verlaging der tarieven van
invoerregten.

Door het sluiten van dit Traktaat met het Tolverbond
is onze regering van haar in 1850 aangenomen systeem
afgCAveken; dc scheepvaartwetten van 1850 berusten op
het beginsel van Avederkeerigheid, cn in dit traktaat is niet
alleen die Avederkeerigheid geheel uit het oog verloren,
maar zelfs heeft de regering, behalve de bevestiging der
opheffing van scheepvaart- en doorvoerregten, nog an-
dere belangrijke concessiën gedaan; do staking der hef-
fing van het vaste regt, cn dc vermindering der sluis-,
brug-, kanaal- en andere gelden, en der loodsreglemcnten,
zonder daarvoor cene geëvcnrcdigde vergoeding te erlangen.

-ocr page 121-

Eene verdere naauwkeurige aanwijzing, waarin dc
veranderingen, door dit Traktaat in de Overeenkomst
van 1831 te Aveeg gebragt, bestaan, zoude mij slechts
in onnoodige herhaling doen vervallen.

!0lgt; l]f'nbsp;V n

Ii!i;I(j u;)illl.: ■! -nbsp;, : : ^ ■■ ■■

.7 n-t^nbsp;-sabnbsp;: . •nbsp;...'Ml?..

(I

iiiiodj'JvloT ijrl .H'II j.^clJ 'ilquot; Ifi)nbsp;' - 'VtiU )'gt;/[ fj^'n

tmlHfjn Ifim.mf;j»fi»:»-i Oör^Inbsp;■ ..nirnv»'
iTOtf:UTjd Uiiyf Iicv irtH

fii hidJJtnt J(b jgt;i U i.nbsp;tv.f j-iiti^Mt! 'ih!

lUwh't^ tin ItHioïnbsp;Jiiuri-(it.iIjMf) nil,

jilll^lMfn -»tl i'-^lrll-^'inbsp;A 'Hmi»

•itl. y;!i( h. ^nbsp;m| - ni'.; ili','

-i^iilbnbsp;)iiUV)l»MiiVM ; 'h i i-V 'nbsp;• ; ' -^ui

-ocr page 122-

n E S L U 1 T.

In vergelijking met de scheei)vaart\vetgcving, door de
IMentzer Conventie ingevoerd, is de tegenwoordige toe-
stand voorzeker gunstig te noemen: immers het beginsel
van vrijheid van doorvoer, hetwelk, hoewel op het Weener
Congres uitdrukkelijk aangenomen, eigenlijk door de
Overeenkomst van 1831 niet streng genoeg en naar den
eiseh des liandels in toepassing is gebragt, is thans door
de opheffing van alle doorvoerregten in Nederland, en
door de uitbreiding tot de nevenstroomen des Eijns ein-
delijk geheel in werking gekomen; de sclieepvaartregten
bedragen, door herhaalde verlaghig van het tarief, thans
niet meer dan de helft' van het in 1815 gestelde maxi-
mum; zijn buitendien in Nederland geheel, in de Duit-
sche liijnoeverstaten voor de in- en uitgevoerde goederen
afgeschaft; eindelijk het recognitieregt wordt in Neder-

' Do Wccncr Akte stelde voor den afstand van Straatsburg tot de
Ilollandsclie grenzen bet maximum op 133 centimes voor af- ru ,200
voor opvaart; volgens liet traktaat van 1851 bedraagt het sehecpvaait-
regt voor den afstand van Ncuburg tot de Ilollandschc grenzen 73,'J7
centimes voor af- rn 90,48 voor njivaart.

-ocr page 123-

land cn Pruisen, cn voor de Rijnvaart èn voor do
binnenvaart in het geheel niet meer geheven. •

Gaat men echter van den anderen kant na, hocvele
en inderdaad groote bezwaren het verkeer op den Rijn
nog drukken, dan is alle betoog en redenering, welke
men zoude kunnen aanvoeren, om te bewijzen dat de
schcepvaartwetgcving op den llijn nog allezins verbete-
ring behoeft, ten eenenmalc overbodig.

Er zijn voornamelijk twee zaken, die den prijs der
waren, als het ware, kunstmatig cn onafhankelijk van
de wisselingen der markt, altoos verhoogen:
de regten op
het vervoer
cn, die onmiddellijk van de goederen geheven
ivorden.
— Wil men handel en daardoor ook scheepvaart,
die toch niets anders is dan het middel om handel ü;
drijven, bevorderen, dan is een eerste pligt, deze bezwa-
ren, zoo mogelijk, geheel uit d{!n weg tc ruimen of
althans hunnen druk te verminderen.

Wat tm het eerste punt aangaat: het vervoer, de
schcepsvracht wordt thans op den llijn door drie soorten
van onkosten verhoogd: het
rccognitieregt, hetwelk op
den geheelen llijn boven Coblenz cn al deszelfs neven-
stroomen geheven wordt; dc
sluis-, brug- en andere gel-
den van dien aard komen ten laste van flen schipper,
en worden, zonder eenig nut voor do scheepvaart, ten
behoeve der schatkist, de laatsten niet zelden in het be-
lang van plaatselijke of bijzondere kassen, geheven ' ; ten

gt; Merkwaardig is dc volgende zinsnede uit het Verslag der Provincie
N'üord-IIollaud, 1853, Llz. 707: quot;Een Kijnschij), dat de h iven van Ani-
sterJam verlaat, heeft 22 bruggen en 4 sluizen door tc varen om in
de Lek te komen, cn is daarbij ondenvorpcn aan tulre?tcn, meestal

-ocr page 124-

derde beliooreii hiertoe de loods- en stuurmansgeldcn;
Art. 58 der Mentzer Conventie sclirijft het gebruik der
loodsen in het algemeen voor als maatregel van veilig,
heid voor personen en goederen: maar dergelijke instel-
lingen worden een bezwaar voor den handel, indien men
niet de kosten, die het gebruik derzelve voor den schip-
per noodzakelijk maakt, zoo laag mogelijk stelt.

In de tweede plaats noemde ik dc regten, die onmid-
dellijk van de goederen geheven toerden.
Wij hebben
gezien, dat het er nog verre af is, dat de llijn van
alle scheepvaartregtcn bevrijd zij. Wel heeft Nederland
een navolgingswaardig voorbeeld gegeven, door geheele af-
schaffing dezer regten; maar van dc
andere, de Duitsche
zijde is men traag in het betreden van den aangcwezCTi
weg. Niettegenstaande de gedeeltelijke afschaffing der
scheepvaartregtcn, is het vervoer langs den Rijn voor
goederen, van welke die regten geheel verschuldigd zijri,
voor den afstand van Amsterdam naar Mannhcim met
/ 14,85 per last (= 40 centenaars) bezwaard, hetwelk
boven de vracht, die b. v. voor koffij voor dicnzelfden

opgevoerd tot een bedrag, dat duidelijk bewijst, dat incn meer de be-
langen van plaatsclpe cn bijzondere kassen, dan die van do scheepranrt
op het oog heeft. Onder vele andere voorbeelden behoort ook dit, Jat
tc Utrecht nog altijd een privilegie van den jare 17C5 gehandhaafd
wordt, krachtens hetwelk de schip])ers genoodzaakt zijn, om hnnnc vaar-
tuigen tegen een hoog loon door vrouwen to laten trekken.

Zie ook K. Besluit van 5 Junij 1851 (Stbl. N». 50), houdende ver-
nietiging van Art. 7 van het Reglement op de Rijnbrug tc Arnhem;
waarbü wordt beslist, dat de scheepvaart op bevaarbare stroomen. en
dus ook de Reglementen op de bruggen enz., niet een ondenverp van
plaatselijk, maar van algemeen belang is.

-ocr page 125-

iifstand/ 24,19 per last bedraagt, voldaan moet worden,
en dus de onkosten van den eigenaar met eene niet
onaanzieidijke som van | der vracht verhoogtDc schecp-
vaartregten , slechts een uitvloeisel en overblijfsel van
het te voren beweerde uitsluitend regt van bevaren der
rivieren, worden ten behoeve der schatkist en geheel tot
bezwaar en ongerief des handels geheven. De redenering,
dat de heffing dier regten dienen moet om er de kosten
tot het in bevaarbaren toestand houden der rivier vcr-
eischt, van goed te maken, mag vroeger juist geweest
zijn, toen zij van vreemden geheven werden als vergoe-
ding voor het genot der vaart ®; thans, nu men de onder-
scheiding van vreemden en eigene onderdanen op den
Rijn cn zijne nevenstroomen niet meer kent, kan zi_j
niet meer als geldig toegelaten worden.

In het algemeen dus heeft men, om tot de algeheele
vrijheid der Rijnvaart tc geraken, mijns inziens, deze
twee punten in het oog te houden:
i|, I. Afschaffingen opheffing van alle regten, tollen enz.,
welke middellijk of onmiddellijk, in het belang van staats-,
plaatselijke of bijzondere kassen geheven worden;

II. Zorg te dragen, dat de onkosten, welke het ge-
bruik van instellingen ten behoeve des handels cn der
scheepvaart noodzakelijk maakt, zoo gering mogelijk zijn.

Wat verder nog tot bevordering des handels en ver-
ligting der scheepvaart op den Rijn dienstig is, als dc
verbetering van het rivierbed, het onderhoud der lijnjja-

1 Zie het Verslag vau Noord-Ilollauil, blz. 701, 705.
- Zie boveu, blz. 7, noot 1.

-ocr page 126-

(Icn voor zoover deze nog noodig zijn, de verdieping der
liavens, de daarstelling en bevordering der sleej,diensten
ook op de binnenwateren, dc aanwijzing van meerdere
vrijliavens enz. moet evenmin over het hoofd gezien
worden; maar (ht zijn alle aangelegenheden van geheel
plaatselijken aard, en behooren niet tot mijn onderwerp;
weshalve ik niet verder over dezelve zal uitweiden.

Het is niet te loochenen, dat die eischcn des handels
met den eersten oogopslag groot schijnen; doch in de
tegenwoordige eeuw, en dit is zonder twijfel de over-
tuiging van een iegelijk, dien de welvaart der maat-
schappij ter harte gaat, moet geen offer te zwaar worden
geacht, dat niet buiten alle verhouding groot is nanr
evenredigheid van de vermeerdering des handels, welke
men daaruit te verwachten heeft.

De tijden, die wij thans beleven, kenmerken zich,
meer dan ooit de voorgaande, door eene ontzagwekkende
ontwikkeling en uitbreiding van het verkeer der volken.
Blijkbaar werkt
alles te zamen tot de bereiking van é6n
groot doel, de vereeniging van de algemeene belangen
der natiën:
de uitbreiding des Christendoms, liet door-
dringen van kennis en wetenschap tot de laagste klassen
der maatschappij, hetgeen uit een staathuishoudkundig
oogpunt de voortbrengende kracht in groote mat(! ver''-
meerdert, de hiermede gepaard gaande vorderingen op
den weg van kunsten en wetenschappen, die meor cn
meer in het belang en tot werkelijk heil der
mer.schheid
worden aangewend. J)e handel, als doel en beweegkracht
tevens, is het voornaamste middel tot volvoering van dat
groote plan gebezigd.

-ocr page 127-

Die zich tloor gehechtheid aau het oude laat mislei-
deti, eii door instandhouding der nog bestaande bezwa-
ren zich aan deze vooruitgaande beweging onttrekt, blijft
noodzakelijk verstoken van dc groote voordeden, welke
voor anderen daaraan verbonden zijn. Derhalve zij het
oogmerk der verschillende staten, aan den algemeencn
vooruitgang deel te nemen. De middelen, hiertoe aan tc
wenden, meen ik, voor zoover de oeverstaten van den
llijn betreft, tc hebben aangewezen. Niets verzet er
zich dan tegen, dat de llijn voor Duitschland de toe-
gang tot den wereldhandel zij.

r I

Om door feiten te staven, wat men a priori uit dc
algemcene beginselen atleidt, namelijk:
dat het handels-
en scheepvaartsvcrkeer op den Rijn toeneemt naar 7nate
het aan vrijzinniger wetgeving onderworpen is,
laat ik
hier een vergelijkenden staat van het goederenvervoer
op- en afwaarts over dc jaren 1835—1853 volgen; die
opgaven zijn overgenomen uit de verslagen, welke jaarlijks
door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart te Mentz
worden uitgegeven. — Ten einde misverstand tc voor-
komen zij hier nog aangemerkt, dat, daar dc handel van
vele bijzondere omstandigheden afhankelijk is, b. v. van
het minder of beter gelukken van den oogst en derge-
lijke, men bij bepaalde goederen niet zelden van het
cciic jaar op het andere vrij groote veranderingen zal
npinerken, hetgeen dan aan die bijkomende omstandig-
heden, niet aan de algemcene vermindering nl' vermeer-

-ocr page 128-

(lering van den handel toe te schrijven is. Dergelijke
bijzonderheden vermogen dan ook niet het argument
te verzwakken, dat uit dc statistiek moet geput wor-
lt;len:
de gestadige vooruitgang in de handelsbeweging op
den liijn.

-ocr page 129-

OPVAiVRT.

ÜTAAT VAUr VEROEI^IJKiar«

'nbsp;DER

VAN AO. 1835 TOT EN MET A«. 1853 LANGS HET RIJNKANTOOR 1.0BITH OPGEVOERDE GOEDEREN.

'i (alle hoeveelheden uitgedkukt in centenaars = 50 kilo's.)

1839.

1853.

1852.

1851.

1850.

1849.

1848.

1847.

1846.

1844.

1845.

1842.

1843.

1841.

1840.

1838.

1837.

1836.

1835.

Aardappelen....................

Aarde. (Glazuur-)..............

(Pijp-).................

Aardewerk.....................

Afval van Fabrieken, Mestspeeiën.

Aluin.........................

Amaril........................

Ammunitie....................

Asphalt.......................

Blik..........................

18,823

1,925
66,430

103,086

3,114

5,030
2,746
58,863

5,722
14,359
68,264
8,263

37,698

6,476
11,666
48,077

5,074
9,021
41,774
4,244
871
58,420

5,142
10,844
47,433
5,051

39,471

53,366

1,071
42,468
51

26,Ü68

80,670

804,027
47,953
11,575
329
4,720
144,382
97,486
379,452
15,493
1,610
13,010

757,919
51,822
10,534
314

337,035
5,824
498,951
18,029
4,471
17,325

120^28
95,495

1,035

93,268
153,770
389,012
15,111

194,621
76,312
9,015
1,146

69,754
138,693
314,714
12,305

166,355
114,315

863

94,444
167,494
294,686
16,247

39,235
18,753

46,242
34,289
3

1,053

67,592
115,644
356,609
13,070
441
7,778
287
8,548
1,294
9,133
30,741

69,047
336
963

5,168
23,582
6

158,287

1,886

83,104
134,142
239,606
18,401
266

13,163
598

8,778
470

13,059
705

8,046
568

8,785
744

14,933
515
455
109,746
189,021
412,657
20,806
545
8,167

8,963
817

6,698
619

7,782
1,124

101,424
181,255
390,385
17,537
369
3,185

1,792

66,852
96,398
258,952
16,355

335,081
139,357
470,396
13,436
579
13,154

117,572
99,005
404,090
10,641
555
8,182

133,490
96,996
511,418
10,696
333
21,886

193,662
143,370
411,638
11,696
444
14,243

153,865
135,514
444,015
13,593
683
12,627

133,170
183,186
401,175
33,830
589
16,415

89,807
107,17^
435,442
13,066
793
20,414

1,332

83
9,916
2,328
8,744
17,111
2

10,152

5

12,738
1,356
8,173
30;776

53,598

1,381
2,159
25,134
32,888
41

168,967

5,397
1,626
24,947
72,923
26,503
185,830

6,221
3,146
28,933
38,588
130
133,337

5,135
50
29,384
32.488

6,035
616
21,134
36,940
1,065
131,367

6,857
354
9,063
20,560
1,946
93,540

15,663
472
10,217
46,400
57,852
142,331

32,332
489
5,467
19,016
76,000
110,127

28,414
404
18,587
28,911
35,694
80,423

47,151
290
17,636
43,939
40
50,098

21,803
212
13,590
34,508
19,112
87,471

16,747
1,891
10,874
14,916
97,351
51,117

23,956
326
17,449
56,687
371
84,603

22,580

457
15,500
26,036
84,287
69,985

17,126
1,340
9,895
11,357
1,405
117,743

17,246
1,676
7,657
24,951
50,246
74,147

116,845
2,536

3,286

2,456

1,793

1,310

3,761

1,839

3,674

3,143

2,040

1,224
17,857

43,380
7,922
19,646
21,974
2,484

1,809

3,045

1,208

12,193
59,246
4,431

1,037

10,328
38,209

1,613

14,007
49,682

727

17,357
40,096
105

42,766
177,893
31,363
36,433
14,250
9,594

88,433
203,603
45,086
35,478
11,688
8,230

59,844
177,044
25,568
34,290
18,442
4,107

48,949
93,548
18,315
39,131
13,834

34,939
55,703
21,051
27,059
14,491
5,151

22,354
24,345
14,361
22,629
16,502
4,003

27,817
62,009
15,441
18,307
9,809
9,883

24,174
187,650
13,656
26,191
14,390
8,304

47,721
53,436
18,641
21,692
15,057
3,737

44,834
66,167
10,306
31,688
15,439
4,335

42,776
65,745
30,437
31,526
18,983
4,569

30,853
92,611
5,649
24,477
18,073
4,135

13,617
34,993

16,607
1,667

20,123

14,954

19,941
15
98

162,663

13,555
77

156
1,917
857
384
24,984

6,740
1,163
271
62,731

1,610
1,438
615
89,699

2,214
680
371
41,986

597
383
1,116
34,999
3,980
76,679
446,668
87,347
19,385
504
11,631
108,658

2,980
50,131
10,503
42,809
10,723

6,639
461
529
9,617

670
4,951
678
20,932

3,126
1,907
132
10,335
3

62,101
484,762
161,032
21,604
545
35,709
130,435

1,795
60,905
34,261
35,654
8,421

3,516
55
590
7,195
3,258
121,568
358,898
122,936
20,313
749
14,065
113,869

3,014
48,252
31,097
19,974
11,941

155

1,002
256
833
1,122
13,281
90,800
547,057
132,888
14,789
501
30,343
103,471

1,580
76,314
35,999
14,300
10,690

4,298

68

240
626
35,826

434
3,608
49,551
136,335
413,444
118,454
18,634
307
17,538
109,084

1,425
68,697
11,702
31,648
11,563
87
6,871
3,322

18,747
1,237

870
5,793
12,735
368,598
178,688
118,302
19,196
162
11,778
133,411

804
870
46,692
345,436
65,907
77,286
12,305
327
7,304
S6,203

741

I,796
57,617

148,699
317,036
93,007
14,873
34

II,200
97,048

725

8,146
339,999
316,311
87,495
32,021
117
10,315
112,797

1,590
72,684
8,682
24,359
13,093

3,379

1,537
16,137
1,019

8,610
292,870

66,157
604,396
148,564
17,569
1,120
17,554
58,879

450
77,960
15,035
25,364
13,177

14,016
630,038
116,410
13,589
531
17,444
66,763

29,393
523,583
106,481
17,533
692
16,135
88,110

1,953
78,397
13,451
39,771
14,063

39,869
451,785
114,538
13,878
806
22,911
110,907

1,645
56,833
6,803
44,877
13,591

10,062
352,303
98,482
18,444
631
23,446
85,729

375
71,388
17,982
36,457
11,873

31,646
434,356
135,374
16,049
563
14,998
108,987

34,834
536,594
133,687
22,380
719
15,116
96,204

1,180
C6,326
13,323
34,691
17,175

265,376
237,040
68,692
15,763
123
10,146
100,021

120,025
411,705
74,784
17,467
92
8,417
91,482

95,219
13,983

85,036
201

43,351
16,018
30,773
13,503

50,4?8
9,5T2
22,357
11,185

56,457
9,622
30,697
12,388

983
1,981

17,426
355

86,343
6,849
26,788
15,182

1,531

69,283
7,864
30,416
13,710

1,917

58,080
3,580
23,795
15,040
4
949

380
10,692
415

8,664

53,003
7,457
28,099
19,361

1,308

975
12,356
1,437

14,356
16,469
365
1,111

22
19,774
2,204
92
3,160

13,026
4,732

26,825
2,396

8,314
1,350
4,560
33,848
2,654

8,791
7,474

30,342
7,010

9,015
2,101

18,628
5,965
3,075

105,123
240

8,310
3,107

14,756
3,350

6,314
3,529

11,654
1,393

9,132
3,875

18,341
1,831

8,863
4,162

32,076
3,220

10,47
4,663

19,147
2,651

8,704
491

17,196
306

8,577
1,413

18,370
777

14,786
2,022

14,179
2,356

43,115

183

71,438

291,369
732

320,763
773

2,345
317
86,419
56,410

114,351
57

1,392
306
77,462
89,200

175,405

228,897
170

5,049
829
48,638
89,954

170,736
112

8,066
413
59,086
62,305

246,917
340

4,627
613
53,191
85,799

98,413
475

610
738
50,800
79,715

204,543
16

1,560
840
64,209
109,770

70,699

86,504
445

357
573
41,661
111,371

152,067

111
1,223
664
34,846
143,863

65,955
392

69,536

1,060

383
42,695
73,792

45,430

345
51
733
32,981
42,577

136

929
338
107,117
52,217

2,308
20
70,702
66,659

127
135,030
71,905

143
73,860
81,538

437
47,785
317,667

803
21,732
16.3,843

36,099
138,038

48,708
116,841

Droogerijen..
Gedistilleerd.
Gist........

Granen. (Alle soorten)............

Harst..........................

Mj

Hooi. ..........................

••li-

Horens..,.......................

Hout. (Alle soorten).............

(Verf-)...................

Houtvlot-Gereedschappen..........

Houtwaren.,....................

Huiden, yj'-r«.................

Jeneverbessen....................

iJzer. (Bewerkt-)................

(Huw-)...................

IJzer- en Zinlcwaren.............

Indigo.........................

Kalk en Cement................

Katoen. (Iluw)..................

Katoenen Garen.................

Kofiij..........................

Koper en Koperwaren............

Kramerijen.....................

Krijt..........................

Leder..........................

Lood..........................

Loodwit........................

Manufacturen...................

Meekrap.......................

Meel..........................

Papier.........................

Pik...........................

Porselein.......................

Potasch........................

Rijst...........................

Rozijnen en Krenten.............

Salpeter........................

Specerijen......................

Staalwarcp......................

Steeueu,, (Groef-)................

(Marmer-)..............

j), (Molen-)...............

.(Puim-)................

' ((Slijp-).................

, (ïigchel-)..............

Steenkolen en Gruis.............

Suiker. (Gerafin.-)...............

(Ruwe-).................

Tabak..................

Teer...........................

Thee.....................

Tin.nbsp;...................

Traan..........................

. Tras...... ......................

Turf...........................

Verfwaren......................

Visch.........................

(Haring)..................

(Stok-)....................

Vitriool.......................

Vlas en Hennep................

Vruchten. (Versche).............

(Gedroogde)...........

Wijn.........................

Wol............................

Wollenwaren...................

Zaad. (Klaver).................

Zaden. (Alle soorten)'.'...........

Zand...........'•'..............

Zijde en Zijdewaren.............

Zink.............i............

Zout..........................

Zwavel........................

Diversen........• • ...........

5,678
35,095

37,153
39,686

13,378
27,016

13
14,283

4,374

4

13,554
17,822

32
6,277

3,866

13,381
5,413

2,820

20
5,455

2,568

23,073
1,559

2,803

2,054
374

2,209

113
683

13,176
1,251

1,454

3,136
5,018
46,208
9,601
3,769
204
50,149

4,491
17,353
81,136
7,666
3,156
30,745

33,633
396,063

18,222
13,964
1,726

3,707
1,008

673
2,264

1,143
66,203

7,900

1,824
16,066
35,505
9,133
4,025
841,970
79,306
500
10,415
19,775
77,167
10,737

33,394

70,698
657,891

10,658
293

246,140
172,741
569,048
8,772
6,831
21,510

1,654
37,376

3,759
1,875
8,026
13,378
38,106
15,633
4,085
1,896,131
79,420

5,600
20,960
07,703
9,245
2,014
57,028

100,908
520,191

11,839
382

193,857
180,116
549,483
13,644
5,986
38,453

2,170

2,496

- 72
^473

4,045

249
2,396

2,671

949
904

3,323

330
1,101

1,4

210

3,849
1,924
7,159
8,044
33,697
44,783
4,079
773,193
84,786

6,911
8,476
81,507
7,010
11,547
61,206

1,887
3,000
504
1,328
43,361
38,723
3,426
10,852
64,137
8,373
4,560
9,319
66,759
10,092
19,345
60,425

1,413
4,373
1,069
1,458
31,306
5,497
4,741
14,801
33,079
5,839
2,956
11,368
40,418
7,931
6,245
7,582

42,134
537,640

1.503
1,654
1,778
6,071
47,153
19,140
4,600
1,946,899
41,891
68,331
4,044
8,330
48,333
9,845
8,108
32,427

178,424
647,054

820
1,328
831
3,553
40,693
87,405
4,118
2,305,023
36,369
22,933
3,437

47,625
9,890
24,942
24,484

192,251
804,255

3,599
793
594
3,352
46,246
14,531
10,973
23,262
18,501
31,748
3,887
4,532
56,085
9,664
13.116
40,618

68,269
106,508

1,341

1,948
3,873
2,033
2,399
23,629
36,908
11,283
38,231
30,345
33,174
3,907
911
56,915
6,460
8,744
39,755

404,533
697,549

1,950
81
1,655
8,250
24,195
15,603
10,141
526,676
36,657
14,715
5,729
1,784
64,029
8,443
14,297
73,597

209,500
1,563,189

1,671
3,052
1,157

17,671
5,394
3,912

17,212
22,986
7,639
15,678
79,343
8,674
530
85,009

68,361
320,724

1,304
4,781
19,479
13,112
4,233
6,132
30,333
3,300
5,439
6,805
68,661
^ 5,438
8,454
58,834

147,848
571,246

658
3,173
19,135
24,532
3,527
23,873

2,186
26,762

1,955

5,439
24,220
54
2,094

845
17,473
1,453
1,952

Totalen....

4,893,191

6,316,843

4,788,837

3,343,981

3,052,633

2,877,076

5,814,306

5,843,623

3,083,153

3,535,136

5,181,440

3,403,569

2,942,073

2,656,296

2,276,916

3,365,313

■fcf

1,709,239

1,718,403

2,016,461

-ocr page 130-

ÜTAAT VAW VEIROEI^UKI^®^

afvaart.

VAN AO. 1835 TOT EN KET A». 1853 I^AN^S HKT BIJNKANTOOI. I,OBIXH AFOEVOEItBE OOEBEBEgt;-,

1835.

18 44.

1843.

1842.

1841.

1840.

1837.

1838.

1836.

Aardappelen...................

Aarde. (Glazuur-)..............

(Pijp-).................

Aardewerk.....................

Afval van Tabrieken, Mestspeciën.
, Aluin.........................

Amaril........................

. ...............................

Bier..........................

.....................

Boeken.....................

Bruinsteen...................

4,828

22,014

Buskruid.....
Droogereijen....

I'llil;

Eau de Cologne.

4,179

1,055
4,835

2,070
7,023

220

4,375
6,215

Garen. (Zwirn-).................

(;igt; , I ■ ()(.1

Gedistilleerd....................

36,937

17,883

200
46,833
27,200

11,089

37,433

1,365
100
1,924
15,162
168,271
198,146

27,727

1,130
1,310
1,261
129,474
183,879
273,984

15,924
1,933
178,407
70,643
582,571

4,298
33,594
297,288

33,846
99,199

2,600
2,434

5,213
25,087
0,831
104,491

6,530
49,272
418,968

1,143,360

48,379
141
134,012
548,888
8,676
48,394
234,711
19,791
365,176

5,330
369
152,136
257,100
6,018
43,718
585,927
23,555
1,289,016

11,457
160,656
1,404,994
173,880

41,415
580,527
541
1,511,424

113
541
288,338
365,675
6,004
40,800
568,665

1,157,384

48,043
129,279
199,993
88,442
0,403
43,714
404,157

857,792

21,120
90,230
35,001

6,199
507,133

1,620
359,587

23,674
297,171

Glaswaren—.............

Granen. (Alle soorten).....

Boekweit.........

Erwten cn Booncn.

■iquot;'quot;Garst............

quot;Kogge...........

4,278

5,849
09,776
417,942

61,254
786,721

1,502,780

38,122
679,604

2,021,372
5,261

107,085
770,445

1,071,808

32,598

Tarwe.......

Grind............

Haar.............

HoutV'(Brand-)...

100,620
679,815

1,163,368

16,890

683,712
1,099,536

690,650

855,824
17,561

1,057,824
13,976

959,908
37,520

830,776
24,233

753,208
33,078

1,096,432
10,651

37,824
359

27,585
458
42,159
2,503
6,903

51,258
60

27,646
2,865
19,772
4,739
9,182

23,005
1,108

29,139
875
22,653
3,527
5,694
91,413

723

4,688
9,210

840

20,803
272
3,706

14
53,066
877
2,178

1,012

51,266
9G6
247

14,400
4,906
8,060

21,038
3,062
9,380

27,368
1,272
7,377

16,989
384
4,060

15
4,030
69,348
1,389
21,812

18,032
398
3,592

248
3,168
82,404
1,030

14,717

17,666
406
4,390

2,494

80,081
1,165
20,672

18,944
5,705
967
82,662
22,854

2.383

40,335
3,151
11,189

28
14,571
23,633

464
62,451
6,392

3,150
5,186

3,110

4,404

1,582
2,855

4,000
289,137
3,060
26,686

4,417
7,513
52,918
31,729
2,433
5,315

(Dennen-).........

(Duigen-).........

(Eiken-)..........

(Schrijnwerkers-)...

(Rijs-)............

(Verf-)...........

Houtwaren.............

3,754

603
02,044
7,717
15,851
8,239
10,495
5,480

22,404
2,970
0,102
83,746
3,315

3,427
103,503
1,635
12,970

1,944
75,997
1,270
18,929

216,287
9,669
25,237
32,288

413

33,179
7,539
9,434
43,985
27,678

212,524
7,307
18,461
27,629

553

37,314
4,131
6,937
61,531
25,753

460,632
8,947
20,242
39,978

454
48,614
22,415
2,064
4,522
100,627
25,064

93,612
6.867
12,744
7,550
12,835
6,012

07,812
3,415
5,002
53,526
3,032

63,511
2,429
17,868

144,339

192,491

199,547

188,281

8,654

19,307
4,483
11,462
53,769
0,953

5,498

25,028
1,895
4,785
28,670
166

1,473

31,875
2,727
7,360
48,428

2,382

47,102
1,920
8,804
04,923
903
830
24,481

2,139
02,685
8,583
221
1,882

253
347
3,992
41,540

8,498

2,639

37,553
3,330
13,463
85,778

343
25,600

2,593

32,050
3,229
7,753
29,351
2,396
054
20,300

3,061

3.871

34,650
1,495
8,501

2

515

7.872
1,285

198
49,764
5,413
25

2,396
6,497
25,845
1,657

26,782

208
55,713
6,035

11,476

19,304

12,662

7,774

23,034
31,350

50,542

16,220
50,750
1,590

53,198

13,677
59,224
6,256

34,408

25,583
49,225
5,320

12,479

25,022
44,104
7,901

10,836

8,406
36,489
10,517

21,412

61,03
53,614
8.992

23,836

2,024
72,338
5,714

22.036

4,179

69.037
5,050

93,964
51,397
8,583

71

233

48,573

47,570

4,551

7,390

1,455

121

3,594

2,029

337

289

44

83

6,396

6,438

33,424

77,740

3,360

4,299

513

..........

152

286

. 65,089

371,117

75,986

........

52,924

356,07f

i 354,015

9,547

3,950

54,494

51,259

Huiden........................

■Teneverhessen...................

I.Tzer. (Bewerkt).................

(Ruw)....................

(Erts)....................

IJzer-, Staal- en Zinkwaren......

Kaas en Boter................ •.

Kalk..........................

Katoenen waren................

Garen................

Xoper en Koperwaren...........

Kramerijen....................

Kruiken.......................

Leder.........................

Leijen.quot;!.......................

Lijn- en Raapkoeken............

Lood..........................

Loodwit.......................

Manufacturen..................

Meekrap.......................

Meel.......................

Mineraalwater.................

1.9

2,352
407
1,167
4,725
7,403
10,100
1,688
77,856
27,681
4,479
54,550

7,410
4,900
814
555
7,720
16,226

37,419

34,754
1,017
50.683

I,092
2,723

400
817
6,748
13,344
9,437
5,440

II,083
10,537

63,533

980
1,908
1,089

9,393
27,759

13,314
21,258
9,487
714
49,292

4,991
6,833
3,271
9,899
6,216
20,884
9,069
3,720
36,290
7,349

39,154

4,340
3,198
2,260
7,172
5,439

6,105
324,200
68,982
4,793

31,100

7,720

1,888
2,080
8,555
29,359

19,664

12,247

4,935

1,610
7,322
9,915
11,259

470,028

5,273

55,239
17,290

—3,700
57,640

481,377

3,306

1,041
448
5,842
43,151

348,492

10,736
267
35,774

91

. 9,321

203,224

I,934

405
37
4,458
33,307

II,076
1.012

153

2,244
52,286
310,720

8,569
185

162,265
2,445,835

Noten..........

Olie.quot;...........

Papier..........

(Behangsel).

Porselein.'.......

Potasch.
Potlood.,

43,131
228,841

161,643

54,611
21,953

88,369
429,429

96,141

81,691
335,646

87,485
255,456

Schors. (Eiken).................

Vfijicf^ ■

Steenen., (Groef-)...............

(Kei-).................

qc (gt;'l|-gt;r:!

' (Lithographeer-)........

2,402
37,208

1,556
37,700

43,655
0

174
200,810
110,818

298,200

1,719,488
26,859
6,918
4,013

379
.02,115
365,597

260,909

2,707,137
16,801

1,332
1,546

97,197

45,032
185,576

257,878
245
2,738,518
9,589
1,857
1,632
2,150

837
17,792
3,340

I,384
69
98

53,821
6,042
4,209

II,434
136

19,920
537,349

440,259

4,113,482
11,303
264
20,199
24,544

25,583

621,077

473,994

4,202,811
9,197

I,233
41,155
48,187

5,164
2,433
34,116
3,156
757
9,113
926
8,549
81,019
9,698
14,823
6,153
15,601
1,334
14,861
13,936
68,828

II,557
39,007

9,368
431,418

452,520

3,359,143
54,217
10

27,961

. .1,900
212,945

344,993

2,295,699
14,705
575
25,143
955

5,070
247,469

438,010

3,395,077
1.3,440

20,544
3,524

950,175
240,376

^ 536,646

■■ f,'822,545
28,797

8gt;84
00^655
'30,418
2',157

. aïjüss

132,609
2,687,338

900
184,122

3,595,314

394,647

2,091,555
16,061
1,337
17,083
15
1,310
1,941

6,883
2,094
5,477

358,718

lU

270,403

2,818,195
28,004

16,521
2,868

227,113

3,423,710
29,245

2,521,231
33,358
5,559
18,585
14,952
1,493
1,507
17,690
11,933
1,519
15,175

2,341,457
43,368
13,323
5,794
33,314
2,270
1,220
27,204
1,494

158

naai

1,350

52,926
4,423
14,417
4,123
391
303,091
5,915

28,050

14,778

2,032,274
13,639
8,707
2,636
4,224

1,080
17,347
2,473
280
344
2,505

46,232
4,383
3,636
8,243
55,938

1,689,600
28,711
12,897
3,479
10,616

669
18,137
1,154
26
951

878
2,440

2,441

2,060

1,874
37,108
175

11,164

5,650
52,416
4,020
10,645
4,484

480
39,491
358
15
13,468

I,889
1,578

65,534
527

II,717
3,374

403

6,351

439
15,172
1,813
6,102
23,788
4,595
3,179
52,595
1,947
10,102
4,215
42,973

6,073

2,600
13,196
6,217
2,686
16,200
1,694
4,097
49,965
6,593
4,932
12,287
80

5,468

1,938
'i9gt;67
' quot;7,696
'' 823
2)059

815
16,788

20,195
4,741
456

23.090

55,487
4,811
7,093

45.091

4,767
184
62
474

2,97
34,090
2,507
3,448
14,122
6

nl!

623
1,659

55,752
4,732
9,507
10,051
160
19,008
4,807

10,515
42
14,484

53,808
50,620

13,479
38,777

1,829
55,534
5,433
5,857
11,834

140,683
7,149

3,274
76,827
7,439
13,536
14,738
83
49,186
5,247
10,918
28,506
741
22,979

799
59,280
7,316
'10,996
'27,066

48,828
4,443
5,526
12,436
152

18,648
25,843

25,540
4,370

24,704

21,963

157
50,525
'Ï.OOO

1,092

1,035

6,592

7,848

5,146

4,747

1,960

63,189

48,852

19,675

42,404

17,360

'26,760
■''Ï75
15',213

14,164
168^
16.732

14,997
17
29,436

17,882
953
16,327

32,797

20,766

124,911

3,131
317,115

15,909

18,834

(Marmer-)..

fiolen-)..............

; ...............

:..' (Slijp-)................

(Bak;:^.......

(Straat- en Zink).......

(Tigchel)..............

, (Tuf-).................

(Vuur-)...............

Steenkplen en Gruis.............

Stroop..... .gt;.................

Suiker.'-' (Geraffineerde-)..........

Tabak..................

Tras.........................

Vaten,...................

Veren,.......................

Verfwaren....................

Vitriool......................

Vlas cn Hennep...............

Vruchten. (Versehe-)..........

inbsp;(Gedroogde-), f......

(Kwetsen-)...,.......

.............

Wollénwarcn;............,.....

Zaad!'(K-laver)...........V-Vquot;

Zaden. (Alle soorten)--------

......

Zijde^n Zijdéwaren.......j.. .,.

Zoutzuur............; .......

127,227
12,020
123,754
19,560
63,210
1,878

327,309
15,975
175,881
21,881

791
1,316

7,965

3,692
360,009
137
13,777
7,441
9,930
2,719
9,024

183,920
17,301
177,640
20,971
43,954
578
18

3,122

1,036
377,769
338
649
4,101
4,786
1,552
5,754

387,505
34,640
168,850
26,936

352
133

1,817

492
268,298
174
669
2,631

487,305
10,636
157,907
13,967
18,920
301
37

3,813

3,170
289,684
106
3,644
7,403

225,526
119,178
17,381
12,410
14,616
1,111
347
457
1,351

1,131
133,006

2,958
6,838

8,838
19,134
118,936
9,787
260,795
916

293

I,119

1,525
219,430

6,564
7,922

II,662
4,012
8,875

26,976
11,324
138,106
13,782
32,152
702

491
379

1,668
179,611
175
12,377
8,038
10,382
4,503
5,814
21
1,011
1,150

432,954
7,742
107,592
17,333
12,900
371

3,370
1,161

871
145,466
171
8,703
6,762

1,190
8,179
13,120
13,034
3,421
5.340
12,684
3,478

3,145
64,964
398.044

72
6,814
113,995
20,103
46,761
277

3,315
1,193

476
109,364
61
10,868
5,019
6,317
633
4,412
1,456
60

2,136
3,760
6,143

3,374
60,425
218,159

14,473
11,864
135,341
17,033
40,144
2,599

12,104
1,333
1,177
823
66,618
227
13,548
5,096
7,478
429
7,475
1,400
112

5,477
3,950
9,697

4,345
71,742
557,835

950,376

254,920
8,898
125,816
17,394
34,891
6,007

22,124
928

18,803
10,299
116,051
53,696
23,681
6,403

1,217

7,680

524
16,190
85,197
58,033
18,759

5,703
14,897
81,600
56,168
26,823

60,549
76,812
20,451

123,5-57
25,340
35,494
6,224

5,366

106,152
74,511
31,107

81,050
60,037
585
43

2,720

1,669
407,363
209
296
5,613
5,852
2,078
8,761

24,334

7,803
4,182
5,188
587
7,647
3,778

7,281
59,747
385,193
189,380

3,960
49,156
502,556

17,793
220
6,591
4,155
5,147
1,280
8,969
50,032
1,187
12,356
108,938
290,219
385,133

4,477
49,733
573,735

13,795

2,011

Zwaijtsel..........'••••;•:■;----

377,036

59,242

502,367

326,727

998,887

9,668,511

8,923,037

8,531,815

10,072,401

6,518,168

6,097,695

6,804,795

6,324,821

6,543,724

4.326,702

5,008,033

1,924,168

6,711,140

7,478,540

■,470,879

,458,208

7,379,052

6,524,808

5,179,745

Totalen.

-ocr page 131-

B IJ L A G E N.

I.

Traité de paix entre Ferdinand III Empereur, Louis XIV
Roi de France, les Electeurs, Princes et Etats du Saint Em-
pire Romain. Fait à Munster, 24 Octobre 1G48 K

.......Libera sint in universum inter utriusque Rheni ripac

et provinciarum utrimquc adjacentium incolas, commercia et
commcatus; inprimis vero libera sit Rheni
navigatie, ac neutri
parti pcrmissum csto, naves • transcuntcs, dcscendentes aut
ascendcntes impcdire, detinere, arrcstarc aut molestare, quo-
cunque practextu, sola inspectione, quae ad pcrscrutandas
aut visitandas mcrccs fieri consuevit, excepta, nec etiam li-
ccat nova ct insolita VcctigaUa, Pcdagia, Passagia, Datia
aut alias cjusmodi exactioncs ad Rhcnum imponcre, sed utraque
pars contenta maneat Vcctigalibus et Uatiis ordinariis ante hoc
bellum sub Austriacorum Gubernatorc ibidem praestare solitis.

II.

Tractatus Pacis inter Leopoldiim Ronumorum Impcratorctn
ct Imperium Romquot; Germ'quot; ab una ct Ludovicura XIV Re-
gem Gallica ab altera parte. Actum in Palatio Ryswiccnci die
30 Octobris 1097.

1 Dc Hijlagcn I, II cn JII zijn overgenomen uit Du Mont, Corps
Dijilomatiquc du Droit des Ocns. Amsterdam et Ia llaye, 1731.

-ocr page 132-

Art. XVIJI.......Fluminis (llhcni) autem navigatio aliusve

usus utriusque partis subditis, nut qui alias iliac commearc,
iiavigare, aut merces'trausvcliere volent, aequo patcbit; nec quic-
quam ab alterutra parte illic aut alibi unquam fiet, quo flumeii
divertatur, aut ejus cursus sou navigatio, aliusve usus difficilior
quavis ratione rcddatur, multo minus nova telonia, portoria
aut pedagia cxigentur, aut votera augobuntur, navesve, quae
transeunt ad imam magis quam altoram ripam nppellcro, aut
onera, sen merces cxponere vol rcciperc cogentur, sed id
libcro ciijusque arbitrio relinqui semper debebit.

III.

Traité de Paix entre Charles VI, Empereur des Romains,
Koi Cath. des Espagncs etc. ct l'Empire, d'une part, et
Louis XIV, lloi Très-Chrétien de France ct de Navarro d'au-
tre part. Fait an Palnis de Knstadt le 6 Mars 1714.

Art. VI........La navigation ct autres usages du Fleuve

(llhin) demeurant libres ct ouverts aux sujets des doux partis, ct
îi tous ceux, qui voudront y passer, naviguer ou transporter
leurs marchandises, sans qu'il soit permis à l'un ou l'autre
de rien entreprendre pour détourner le dit Fleuve ct en
rendre cn quelque sorte le cours et la navigation ou autres
usages plus difficiles, moins encore d'exiger de nouveaux
droits, péages ou impôts, ou augmenter les anciens, d'obliger
les bateaux d'aborder à une rive plutôt qu'à l'autre, d'y
exposer leurs chaînes et marchandises, ou d'y cn recevoir,
mais le tout sera toujours à la liberté de clinque particulier.

-ocr page 133-

— 123 —
IV.

Extrait des registres des deliberations du Conseil Executif
provisoire du 16 Novembre 1792, l'an premier de In llépubliquc ^

Le Conseil exécutif délibérant sur la conduite des armées
françaises, dans le pays qu'elles occupent spécialement dans
la Belgique, un do ses membres a observé:

1'. (iuc les gênes et les entraves, que jusqu'à présent la
navigation et lo commerce ont soulfertcs, tant sur l'Escaut
que sur la j\Ieusc, sont directement contraires aux principes
fondamentaux du droit naturel que tous les Français ont juré
(le maintenir.

21. Q.UC le cours des tlcuvcs est la propriété commune ct
inaliénable de toutes les contrées arrosées par leurs eaux;
qu'une nation ne saurait, sans injustice, prétendre au droit
d'occuper exclusivement le canal d'une rivière ct d'cmpêchcr
(juc les peuples voisins, qui bordent les rivages supérieurs,
ne jouissent du même avantage; qu'un tel droit est un reste
des servitudes féodales, ou du moins un monopole odieux,
qui n'a pu être établi que par la force, ni consenti que par
l'impuissance; qu'il est conséquemment révocable dans tous
les moments ct malgré toutes les conventions, parce que la nature
ne reconnaît pas plus dc peuples que d'individus privilégiés,
ct que les droits dc l'homme sont à jamais impréscriptibles.

3'. Que la gloire dc lu llépublique Française veut que
partout où s'étend la protection dc ses armes, la Liberté soit
rétablie, et la tyrannie rcnversc'c.

iquot;. Q.UC lorsqu'aux avantages, procurés au peuple Belge

Zic le Moniteur, 1792, N». 327.

-ocr page 134-

par les armes Françaises, se joindra la navigation libre des
fleuves, et l'airrancliissement du commerce de ces Provinces,
non seulement le peuple n'aura plus lieu de craindre pour
sa propre indépendance, ni de douter du désintéressement
qui dirige la République; mais même que les Nations de
l'Europe ne pourront dcs-lors refuser de reconnaître, que la
destruction de toutes les tyrannies et le triomphe des droits
de l'homme sont la seule ambition du peuple Français.

Le Conseil, frappé de ses puissantes considérations, ar-
rête, que le Général en Chef commandant les armées Fran-
çaises dans l'expédition de la Belgique, sera tenu de pren-
dre les mesures les plus précises, et d'employer tous les
moyens qui sont à sa disposition, pour assurer la liberté
de leur navigation ct des transports dans tout le cours de
l'Escaut et dc la lieuse.

V.

Traité de paix entre la Prusse et la République Française,
conclu ct signé à Efde, le 5 Avril 1795 ^

Art. V. Les troupes de la République Française conti-
nueront d'occuper la partie des Etats du lloi située sur la
rive gauche du Rhin. Tout arrangement définitif, à l'égard
de ces Provinces, sera renvoyé jusqu'à la Pacification géné-
rale entre l'Empire Germanique et la France.

VI.

Traité de paix et d'alliance entre la République Française

-ocr page 135-

et la République des Provinces-Unies des Pays-Bas, signé à
la Haye, le 16 May 1795.

Art. XVIII. La navigation du Rhin, de la Meuse, de l'Es-
caut, du llondt, ct dc toutes leurs brandies jusqu'à la mer,
sera libre aux deux nations Française ct Butave; les vais-
seaux Français ct des Provinces-Unies y seront indistincte-
ment reçus ct aux mêmes conditions.

VII.

Articles secrets ou Convention additionclle du traité de
Campo Formio du 26 Vendémiaire au ß (17 October 1797.)

Art. I. S. M. l'Empereur, Roi dc Hongrie et de Bohême,
consent que les limites dc la République Française s'éten-
dent jusqu'à la ligne ci dessous désignée, et s'engage à em-
ployer ses bons ofiiccs lors dc la paix avec l'Empire Germa-
nique pour que la République Française obtienne cette même
ligne. Savoir:

La rive gauche du Rhin dépuis la frontière de la Suisse au
dessous de Bale jusqu'au confluent de la Nette au dessus
d'Andernach, y compris la tête du pont de :Manheim sur
la rive gauche du Rhin ct la ville et forteresse dc Maycnce,
l'une et l'autre rive de la Nette, depuis son embouchure jusqu'à
sa source près dc Bruch, dc là une ligne passant par Senscherode
ct Borlcy jusqu'à Kerpen ct de nette ville à Udelhofen, Blanken-
heim, IMarmagen, Jactenigt, Cale, Gemünd et compris les arron-
dissements ct banlieues dc ces communes, puis les deux rives de
l'Ollf jusqu'à son cmbouchurc dans la Roer, les deux rives dc

-ocr page 136-

IaKoer, en y comprenant Hcimbacli, Nideggen, Duren ct Juliers
avec leurs arrondissements et banlieues ainsi que les villages
riverains et leur arrondissement jusqu'il Limnicli, de là une ligne
passant Hossems ct Thalens, Dalcn, Hilas, Papdcrmod Laterforst,
Uadenberg, Ilaversloo, s'il se trouve dans la direction de la ligne,
Anderheide, Ilalderkirclien, Wambacli, Ilerringen ct Grobray
avec la ville de Vcnloo et son arrondissement, et, si malgré les
bons offices dc S. •\I. l'Empereur, lloi de Hongrie et do Eo-
liême, l'Empire Germanique ne consentait pas à l'acquisition
l)ar la Eépublique Française do la ligne de limite ci-dessus
designee, S. M. l'Empereur ct Koi s'engage formellement à
no fournir à l'arméo d'Empire que son contingent, qui ne
pourra être employé dans les forteresses sans que par là il
soit porté atteinte à la paix ct à l'amitié qui viennent d'être
établis entre sa dite Majesté et la République Française.

Art. II. S. M. l'Empereur, Roi de Hongrie et de Ro-
liême, employera également ses bons offices lors dc la paci-
fication avec l'Empire Germanique:

1)nbsp;Pour que la navigation du Rhin soit libit) pour la
République Française et les Etats do l'Empire, situés sur la
rive droite de co fleuve depuis lluningue jusqu'à son en-
trée dans lo territoire do la République Batave.

2)nbsp;Pour que lo possesseur de la partie Allemande opposée
à rembouclmrc de la j\loselle no puisse jamais ni sous aucun
prétexte quo ce soit, s'opposer à la libre navigation et sor-
tie des bateaux, barques ou autres bâtiments hors do l'em-
bouchure de cette rivière.

3)nbsp;Pour que la République Française ait la libre naviga-
tion de la Meuse et que les péages et autres droits, qui

-ocr page 137-

pourraient se trouver établis depuis Venloo jusqu'il son entrée
dans le territoire Batave , soient supprimés.

VIII.

Traité de paix entre la République Française, Sa Majesté
l'Empereur et le corps Germanique, signé à Luneville le
« Février 1801.

Art. VI. S. M. l'Empereur ct Roi, tant en son nom
qu'en celui de l'Empire Germanique, consent à ce que la
République Française possède désormais, en toute souverai-
nité et propriété les pays et domaines, situés à la rive gauche
du Rhin ct qui fesaient partie dc l'Empire Germanique ; dc
manière qu'en conformité de ce qui avait été expressément
consenti au congrès de Rastadt par la députation dc l'Empire
ct approuvé par l'Empereur, leTlialweg du Rhin soit désormais
la limite entre la République Française et l'Empire Germa-
nique, savoir, depuis l'endroit où le Rhin quitte le territoire
Helvétique, jusqu'à, celui où il entre dans le territoire Batave.

IX.

liccès principal dc la Députation extraordinaire dc l'Em-
pire concernant les indemnités à régler d'après le traité dc
Luneville; cn date du 25 Février 1803.

§. 39. Tous les péages du Rhin perçus, soit à la droite,
soit à la gauche du fleuve, sont supprimés, sans pouvoir
ôtrc rétablis, sous quelque dénomination que cc soit, sauf les
droits de douane, ct un octroi de navigation, lequel est
ronscnti sur les bases suivantes:

-ocr page 138-

Le lUiiii, étant devenu depuis les frontières de la llépu- ,
blique Batave jusqu'à celles de la llépublique Helvétique
un ilcuvc commun entre la République Française et l'Empire
Germanique, l'octroi dc navigation est établi et séra réglé et
perçu en commun entre la France et l'Empire.

L'Empire, avec le consentement de l'Empereur, délègue
pleinement et entièrement tous ses droits, à cet égard à
l'Electeur Archi-Cliancelier, qui est revêtu des pleins pou-
voirs du corps Germanique pour arrêter, avec le Gouverne-
ment Français, tous les règlements généraux et particuliers
relatifs à l'octroi dc navigation; lesquels règlements seront
portés à l'approbation du collège électoral et à la connais-
sance du corps Germanique par l'Electeur Archi-Cliancelier. '
taxe sera combinée de manière à ne pas excéder le
montant des péages supprimés. Elle sera plus forte sur la
navigation des étrangers que sur celle des riverains Français
ou Allemands, et sur les bâtiments qui remonteront le llliin,
que sur ceux qui le descendront.

La perception en sera confiée à des mains uniques, et le
mode à adopter sera tel, que la navigation soit retardée le
moins possible.

Le directeur général de l'octroi sera nommé eu commun
par le Gouvernement Français et l'Electeur Archi-Chancelier,
qui tiendront respectivement un contrôleur près de chaque
bureau dc perception. Les percepteurs de la rive droite seront
nommés par l'Electeur Archi-Chancelier, avec l'agrément du
souverain territorial.

Néanmoins, ces bases d'administration ct dc perception
sont subordonnées à l'arrangement, qui sera conclu sur

-ocr page 139-

l'organisation de l'octroi dc navigation entre le Gouvernement
Français ct l'Elcctcur Archi-Chancelier.

11 n'y aura pas moins de cinq ni plus dc quinze bureaux
dc perception. Ces bureaux ne seront nullement exempts dc
1.1 jurisdiction des souverains tcmtoriaux, hors des objets
de leur service. Ils en recevront, au contraire, toute assis-
tance cn cas dc besoin.
Iquot; . Le produit brut dc. l'octroi est spécialement afi'ccté des
\ Irais de
pcrccptiou, ■ admmistration ct police.

Le surplus sera partagé en deux parties égales, chacune
destinée principalement à l'entretien des chemins de halage
ct travaux nécessaires à la navigation sur chaque rive respective.

Le réliquat net de la moitié appartenant à la rive droite
est hypothéqué :
1' au complément de la dotation dc l'Elec-
teur Archi-Chancelier, ct autres assignations portées au § 9,
14, 17, 19 et 20; 2' au paiement des rentes subsidiairc-
ment ct conditionnellcmcnt assignées par les § 7 et 27.

S'il y avait un surplus annuel dc revenu, il servirait à
l'amortissement gi-aduel des charges, doTit le droit d'octroi
de navigation est grevé.

L'Elcctcur Archi-Chancelicr se concertcra annuellement avec
le Gouvernement Français ct les Princes territoriaux riverains
dc la droite du lUiin, pour l'entretien des chemins dc ha-
lage ct travaux nécessaires à la navigation dans l'étendue des
frontières respectives sur le llhin.

X.

Traité entre la France ct le Prince Primat, signé à Paris le
k; Février 1810.

-ocr page 140-

Art. VI. Son Altesse Eminentissinie, le Prince Primat,
cède à Sa ]\Iajesté, l'Empereur et lîoi, la moitié dc l'octroi
du Ellin, non possédée par la France ct telle quelle a
été fixée par le rccès dc l'Empire, du 25 Février 1803.

Son Altesse Eminentissime est et demeure chargée d'ac-
quitter conformément au recès de l'Empire les rentes, qui
par les paragraphes sept, neuf, quatorze, dix-sept, dix-neuf,
vingt et vingt-sept du dit rccès ont été assignés sur la dite
moitié de l'octroi du Rhin. L'hypothèque spéciale, que les
propriétaires de ces rentes y avaient sur cette moitié de
l'octroi ét;mt pleinement et à, perpétuité transférée sur
les biens domaniaux des principautés de Fulde et dc
Hanau, cédées à Son Altesse Eminentissime par le présent traité.

XI.

Traité de paix entre la France et l'Autriche et ses alliés,
signé II Paris le 80 Mai 1814.

Art. V. La navigation sur le llhin, du point où il de-
vient navigable jusqu'à la mer et réciproquement, sera li-
bre, de telle sorte qu'elle ne puisse être interdite à per-
sonne, ct l'on s'occupera au futur congrès des principes
d'après lesquels on pourra régler les droits à lever par les
états riverains, de la manière la plus égale et la plus favo-
rable au commerce de toutes les nations.

Il sera examiné et décidé dc même dans le futur con-
grès, de quelle manière, pour faciliter les communications
entre les peuples et les reiulre toujours moins étrangers les.
uns aux autres, la disposition ci-dessus pourra être égale-

-ocr page 141-

ment étendue à tous les autres fleuves, qui, dans leur cours
navigable, séparent ou traversent diffquot;érents états.

XII.

Acte final du Congres de Vienne, signé le 9 Juin 1815.

XVI. Règlements pour la libre navigation des rivières.

Articles concernant la navigation des rivières, qui, dans
leur cours navigable, séparent ou traversent dififérents états.

Art. I. Les Puissances dont les états sont séparés ou tra-
versés par une même rivière navigable, s'engagent à régler
d'un commun accord tout ce qui a rapport à sa navigation.
Elles nommeront u cet effet des Commissaires, qui se réuni-
ront au plus tard six mois après la tin du Congrès, et
qui prendront pour bases dc leurs travaux les principes
suivants :

Art. II. La navigation dans tout le cours des rivières in-
diquées dans l'article précédent, du point où chacune d'el-
les devient navigable jusqu'à son embouchure, sera entière-
ment libre, et ne pourra, sous le rapport du commerce, être
interdite à persoime, cn se conformant toutefois aux règle-
ments, qui seront arrêtés pour sa police, d'une manière uni-
forme pour tous, et aussi favorable que possible au commerce
de toutes les nations.

Art. III. Le système, qui sera établi, tant pour la per-
ception des droits que pour le maintien de la police, sera,
autant que faire se pourra, le même pour tout le cours dc
la rivière, et s'étendra aussi, à moins que des circonstance.^
particulières ne s'y opposent, sur ceux dc ses embranche-

-ocr page 142-

iiieiits ot continents, qui, ilans leur cours navigable, séparent
ou traversent différents états:

Art. IV. Les droits sur la navigation seront fixés d'une
manière uniforme, invariable, et assez indépendante de la
»pialité différente des marcliandises, pour ne pas rendre né-
cessaire ini examen détaillé de la cargaison autrement que
pour cause de fraude et de contravention. La quotité de ces
droits, qui en aucun cas ne pourront excéder ceux existants
actuellement, sera déterminée d'après les circonstances loca-
les, qui ne permettent guères d'établir une règle générale ii
cet égard. On partira néanmoins, en dressant le tarif, du
point do vue d'encourager le commerce en facilitant la na-
vigation, ct l'octroi établi sur le llhin pourra serA'ir d'une
norme approximative.

Le tarif ime fois réglé, il no pourra plus,être augmenté que
par un arrangement commun des états riverains, ni la navi-
gation grevée d'autres droits quelconques, outre ccux fixés
dans le règlement.

Art. V. Les bureaux dc perception, dont on réduira au-
tant que possible le nombre, seront fixés par le règlement,
et il ne pourra s'y faire ensuite aucun changement que
d'un commun accord, à moins qu'un des états riverains
ne voulût diminuer le nombre do ccux qui lui appartiennent
exclusivement.

Art. VI. Chaque état riverain se chargera de rentretien
dos chemins de lialage, qui passent par son territoire, et
des travaux nécessaires pour la même étendue dans le lit de la
rivière, pour ne faire éprouver aucun obstacle à la imvigation.

Le rèiflcmcnt futur fixera la manière dont les états rive-

-ocr page 143-

rins devront concourir à ces derniers travaux, dans le cas
•oil les deux rives appartiennent à diflcrcnts Gouvernciiicnts.

Art. VII. 0)1 n'établira nulle part des droits d'étape, d'e-
cbcllc ou de rclâclie forcée. Quant à ceux (pii existent déjà,
ils ne seront conservés qu'en tant que les états riverains, sans
avoir égard à l'intérêt local de l'endroit ou du pays où ils
sont établis, les trouveraient nécessaires ou utiles à la navi-
gation ct au coininercc en général.

Art. VIII. Les douanes des états riverains n'auront rien
de commun avec les droits de navigation. On empêchera
par des dispositions réglementaires , que l'cxercicc des fonc-
tions des douaniers ne, mette pas d'entraves à la navigation ;
mais on surveillera, par une police exacte sur la rive, toute ten-
tatives des habitants de faire la contrebande à l'aide des bateliers.

Art. IX. Tout cc qui est indiqué dans les articles précé-
dents sera déterminé par un règlement commun qui renfer-
mera également tout cc qui aurait besoin d'être lixé ultérieu-
rement. Le règlement une fois arrêté, ne pourra être changé
que du consentement de tous les états riverains, ct ils
auront soin dc pourvoir d'une manière convenable, et adaii-
t^'c aux circonstances et aux localités, à sou exécution.

Articles conccmant la navigation du Rhin.

Art. I. La navigation dans tout le cours du Rhin, du
pohit où il devient navigable jusqu'à la mer, soit cn des-
cendant , soit en rcmoutiint, sera entièrement libre, ct ne
pourra, sous le rapport du commerce, être interdite à per-
sonne, cn se conformant toutefois aux règlements, qui seront
arrêtés pour sa police d'une manière uniforme pour tous,

-ocr page 144-

et aussi favorable que possible au eoinmeree de toutes les
nations.

Art. II. Le système qui sera établi, tant pour la per-
ception des droits que pour le maintien de la police, sera
le même pour tout le cours de la rivière, et s'étendra, autant
que faire se pourra, aussi sur ceux de ses embranchements
et confluents, qui, dans leur cours navigable, séparent ou
versent différents états.

Art. III. Le tarif des droits à percevoir sur les marchan-
dises transportées par le Rhin, sera réglé de manière, que
la totalité du droit .à payer entre Strasbourg et la frontière
(lu Royaume des Pays-Bas, soit en remontant de deux
francs, et en descendant d'un franc et 33 centimes par
quintal ; et que ce même tarif pourra être étendu (en
augmentant par là dans la même proportion la totalité du droit)
aux distances entre Strasbourg et Bfde, et entre la frontière
du Royaume des Pays-Bas et les embouchures de la rivière.

Le droit de reconnaissance restera tel qu'il est réglé par
l'article XCIV de la Convention sur l'octroi dc navigation
du Rhin conclue à P aris le 15 Août 1804, sauf à déter-
miner autrement l'échelle des droits, de manière que les ba-
teaux de 2500 à 5000 quintaux y soient compris également.
jMais ce droit jiourra aussi être étendu dans la même propor-
tion aux distances ci-dessus mentionnées.

Les modérations du tarif général qui établit le maximum
des droits, fixées par les articles CII—CV , de la Conven-
tion du 15 Août 1804, continueront d'avoir lieu; mais la
Commission, qui sera chargée de la confection des nouveaux
règlements, examinera, si leur distribution cn différentes classes

-ocr page 145-

ne nécessitera pas des changements encore plus favorables,
tant à la navigation ct au commerce, qu'à l'agriculture ct aux
besoins des habitants des états riverains.

Art. IV. Le tarif ainsi lixé ne pourra être augmenté (jue
d'un commun accord, ct les Gouvernements riverains du llhin,
en partant du principe, que leur véritable intérêt consiste à
vivifier le commerce de leurs états, et que les droits de la
navigation sont principalement destiné à couvrir les frais de
son entretien, prennent l'engagement formel de ne se porter
à une telle augmentation que sur les motifs les plus justes et
les plus urgents, ni dc grever la navigation d'aucun autre
droit quelconque outre ceux fixés par les règlements ac-
tuels , sous quelque dénomination ou prétexte que cela puisse
être.

Art. V. Il n'y aura que douze bureaux de perception sur
toute l'étendue du llhin entre Strasbourg et la frontière du
Koyaumc des Pays-Bas, et ceux, qu'il conviendra d'établir
entre Strasbourg ct Bâle ct dans les Pays-Bas, seront lixés
d'après les mêmes principes et dans les distances proportion-
nelles. Les bureaux seront placés d'après les convenances
dc la navigation, ct leur nombre ne pourra être augmenté,
ai leur place changée que d'un comnnui accord. Il sera
néanmoins libre à tout état riverain dc diminuer le nom-
bre de ceux que l'arrangement actuel lui assigne exclu-
sivement.

Art. VI. La perception des droits se fera clans cluupic
état riverain pour sou compte ct par ses employés, cn dis-
tribuant la totalité des droits d'une manière égale sur l'éten-
due des possessions respectives des diflcrcnts états sur la rive.

-ocr page 146-

Les employés des bureaux prêteront seraient d'observer strie-
tement le règlement qui sera arrêté définitivement. Si un
même bureau s'étend sur deux ou plusieurs états riverains,
ils répartissent entre eux la recette d'après l'étendue de leurs
possessions respectives sur la rive, et cette même disposition
sera aussi appliquée au cas, ou les deux rives opposées ap-
partiennent ?i deux différents états. Tout ce qui a rapport à
l'organisation des bureaux, au mode de percevoir et de con-
stater lo payement des droits, sera fixé d'une manière uni-
Ibnno par le règlement définitif, et ne pourra plus être changé
que d'un commun accord.

Art. VII. Chaque état riverain se charge de l'entretien
des chemins do halage qui pasknt par son territoire, et des
travaux nécessaires pour la même étendue dans le lit de
la rivière, pour ne faire éprouver aucun obstacle à la navi-
gation.

Art. VIII. Il sera établi auprès de chaque bureau de per-
ception une autorité judiciaire, pour examiner et décider
d'après le règlement, en première instance toutes les affaires
contenticuses qui regardent les objets fixés par ce règlement.
Ces autorités judiciaires seront entretenues aux frais de l'état
riverain dans lequel elles se trouvent, et prononceront leurs
sentences au nom de leurs Souverains ; mais les individus qui
les composent prêteront serment d'observer strictement lo
règlement, et les juges ne pourront perdre leurs places que
par un procès intenté dans toutes les formes, et par une
condamnation passée contre eux. Leur procédure sera fixée
par le règlement, et devra être unifonue pour tout le cours
(bl Uliin, ct aussi sommaire que possible.

-ocr page 147-

Là, où un bureau de perception appartiendra ù plus d'un
état, les individus chargés de ces fonctions judiciaires seront
nommés par le Souverain dans le territoire duquel se
trouve le bureau cn question, ct les sentences seront pro-
noncées cn son nom; mais les frais seront fournis par tous
ceux ù qui la recette du bureau est commune, et dans la
proportion de la part, qui leur en revient.

Art. IX. Les parties qui voudront se pourvoir cn appel
contre les sentences prononcées par les autorités judiciaires,
spécifiées à l'article précédent, auront le choix de s'adres-
ser pour cet effet à la Commission Centrale, dont il sera parlé
ci-dcssous, ou au Tribunal supérieur du pays dans lequel
se trouve celui de première instance auprès duquel elles
auront plaidé. Chaque état riverain s'engage à établir un
pareil tribunal de seconde instance, ou d'assigner un de ceux
qui existent déjà, pour la décision des causes de cette na-
ture. (X's tribunaux prêteront également serment d'observer
le règlement dc navigation; leur organisation ct leur procé-
dure fera partie du règlement, et ils ne pourront point siéger
dans une ville trop éloignée de la rive du llhin. Le règle-
ment renfermera les dispositions précises à cet égard. Leurs
sentences seront definitives ct ne permettront point d'autre
recours.

Ai-t. X. Afin d'établir un contrôle exact sur l'observation
du règlement commun, ct pour fonner une autorité qui
puisse servir d'un moyen de communication entre les états
riverains sur tout cc qui regarde la navigation, il sera crée
une (Jommissioii Centrale.

Art. XI. Chaque état riverain nommera im Commissain;

-ocr page 148-

pour la fonner, et elle se réunira régulièrement le 1 No-
vembre de chaque ajmée à jMayence. Elle jugera par les
circonstanees et les affaires sur lesquelles elle aura à statuer,
si outre cette session il sera nécessaire, qu'elle en tienne
une seconde au printemps.

Le Président, qui, sans autre prérogative, sera chargé
de la direction générale des travaux dc la Commission, sera
désigné par le sort, et renouvelé tous les mois dans le cas
qu'une session se prolongeât. Un autre membre de la Com-
mission, sur le choix duquel ses membres conviendront, tien-
dra le procès-verbal.

Art. Xn. Afin qu'il existe une autorité pcnnaucnte qui
puisse aussi pendant l'absencc de la Commission Centrale
veiller au mamtieu du règlement, et ù laquelle le commerce
ct les bateliers puissent recourir eu tous temps, il sera nom-
mé un Inspecteur en chef et trois sous-Inspecteurs.

L'Inspecteur en chef résidera également à, Mayenec, les
sous-Inspecteurs seront destinés pour le haut-, moyen- ct
bas-llhiu.

Art. XIII. L'Inspecteur en chef sera nommé par la Com-
mission Centrale à la pluralité des voix, mais de la manière
suivante: on fixera un nombre idéal de voix, et le Commis-
saire Prussien en exercera un tiers, le Commissaire Français
un sixième, le Commissaire des Pays-Bas un sixième, et
celui des autres Princes Allemands, outre la Prusse, ini tiers.

Ija distribution des voix dc ces Princes sera réglée dès
(ju'il aura été disposé définitivement de la rive entière du
Bhin; mais elle sera faite également d'après l'étendue des
possessions respectives sur la rive.

-ocr page 149-

Les trois sous-Inspceteurs seront nommés; l'im par la
Prusse, le second alternativement par la France ct les Pays-
Bas, et le troisième par les autres Princes Allemands co-
possesseurs de la rive, qui conviendront sur le mode dc
concourir à cette nomination.

Art. XIV. Les places, tant dc l'Inspectcur en chef que
des sous-lnspcctcurs, seront à vie.

Si la CJommission croyait devoir éloigner un dc ses em-
ployés pour cause dc mécontentement de ses services, clic
pourra mettre cn délibération, s'il devra simplement être
remplacé par un autre, ou traduit cn jugement.

Uans le premier cas, applicable également aux retraites
pour cause d'infirmités, l'employé jouira d'une pension dc
retraite, laquelle sera dc la moitié du traitement, s'il n'a
pas eu dix années dc service, ct des deux tiers, s'il a servi
dix années ou au-delà. Cette pension sera payée dc la même
manière que le traitement lui-même. Dans le second cas la
Commission décidera, cn délibérant dc la manière prescrite
par l'art XVII, quels seront les tribunaux qui le jugeront
en première ct seconde instance; l'employé obtiendra sa pen-
sion de retraite, s'il s'est acquitté entièrement, et il sera
statué sur lui selon la scntcncc prononcée, dans le cas con-
trail-e. Aussi souvent, que la Commission mettra aux voix
l'éloignemcnt d'un des Inspecteurs, elle votera de la manière
indiquée à l'art. XIII; mais l'employé ne pourra perdre sa
place que lorsqu'il aura les deux tiers du nombre idéal des
voix contre lui.

Art. XV. L'Inspecteur cn chef, assisté des sous-lnspcc-
tcurs, e.st destiné à veiller à l'exécution du règlement, ct

-ocr page 150-

il mettre de l'ensemble dans tout ce qui regarde la police
de la navigation. Il aura en conséquence le droit ct le de-
voir d'adresser à cet égard des ordres aux bureaux de per-
ception, et de se mettre en rapport avec les autres auto-
rités locales des états riverains. Les employés des bu-
reaux et les autorités locales devront lui prêter obéissance
et assistance dans tout ce qui regarde l'exécution du règle-
ment, et ne poun-ont surseoir à rexceution de ses instruc-
tions que lorsqu'il dépasserait les limites de ses fonctions.
Dans ce cas elles en feront incessamment rapport à leurs
supérieurs.

L'Inspecteur en chef devra en outre préparer tous les
matériaux, qui pourront éclairer la Commission Centrale sur
l'état et les besoins de la navigation, et lui faire les pro-
positions convenables sur les mesures, qu'il serait bon de
prendre. Dans les cas ui^nts il pourra et devra entretenir
à cet égard une correspondance avec ses membres, aussi
dans le temps qu'elle ne sera pas réunie.

Art. XVI. La Commission Centrale se fera rendre compte
par les Inspecteurs de leur administration, les assistera dans
leurs fonctions, et surveillera la manière, dont ils s'en ac-
quittent. Elle s'occupera en même temps de tout ce qui
pourra tendre au bien général de la navigation et du éom-
merce, et publiera à la fin dc chaque année un rapport dé-
taillé sur l'état de la navigation du Ehin, son mouvement
annuel, ses progrès, les changements qui pourraient y avoir
lieu, et tout ce qui intéicssc le commerce intérieur et
étranger.

Art. XVII. La Couniiissiou Cculralc prendra ses déci-

-ocr page 151-

sions à la pluralité absolue des voix, (lui seront émises dans
une parfaite égalité. ÎNIais ses membres devant être regardés
comme des ^agents des états riverains chargés dc se concerter
sur les intérêts communs, ses décisions ne seront obligatoires
pour les états riverains, que lorsqu'ils y auront consenti

par leur Commissaire.

Art. XVIII. Le traitement de l'Inspectcur en chef ct des
sous-Inspecteurs, mais non pas celui des Commissaires qui
pourront être dc simples agents temporaires, sera fixé par le
règlement. Il sera à la charge dc tous les états riverains,
qui y contribueront dans la proportion de la part qu'ils

prennent ù leur nomination.

Le règlement contiendra tout cc qui appartient à l'or-
ganisation ultérieure de la Commission Centrale ct dc l'ad-
ministration
permanente, ct fixera d'une manière précise ct
détaillée toutes ses fonctions et ses attributions.

Art. XIX. Les droits d'étape ayant été supprhncs par
l'art. VIII dc la Convention du 15 AoCit 1804, la même
suppression est étendue actuellement aux droits que les vil-
les dc IMaycncc et do Cologne exerçaient sous le nom de
droits dc reldche, d'échcUc, ou de rompre charge (Um-
schlag), dc façon qu'il sera libre dc naviguer sur tout le
cours du llhin, du point où il devient navigable jusqu'il sou
cmbouchurc dans la mer, soit cn remontant, soit cn descen-
dant, sans qu'on soit obligé de rompre charge, et déverser
les chargements dans d'autres embarcations dans quelque
port, ville ou endroit que cela puisse être.

Art. XX. Il sera établi toutefois une police réglementaire
pour obvier aux fraude« qui pourraient avoir lieu dans les

-ocr page 152-

endroits d'embareation, de déeharge, ou de versements de
chargements; ct les taxes de grue, de quai et de magasi-
nage, là où ces établissements existent ou seront nouvelle-
ment établis, seront fixées par le règlement d'une manière
uniforme, et sans pouvoir êtres augmentées ensuite autre-
ment que d'un commun accord.

Art. XXI. Aucune association, moins encore un individu
qualifié batelier (là où il n'existerait point d'association) d'un
des états riverains, ne pourra exercer un droit exclusif dc
navigation sur cette rivière, ou sur une de ses parties. Il
sera libre aux sujets de chacun de ces états de rester mem-
bres d'une association d'un autre de ces états.

Art. XXII. Les douanes des états riverains n'ayant rien
dc commun avec les droits de la navigation, elles resteront
séparées de la perception dc ces derniers. Le règlement dé-
finitif renfermera les dispositions propres à empêcher, que la
surveillance des douanes ne mette pas d'entraves à la na-
vigation.

Art. XXIII. Les bateaux et nacelles de l'octroi porteront
le pavillon de celui des états riverains auquel ils appartien-
nent, mais pour les désigner comme destinés au service dc
l'octroi, il y sera ajouté le mot
Mentis.

Art. XXIV. Les droits dc la navigation du Ehin ne
pourront jamais être affermés, soit cn masse, soit particu-
lièrement.

Art. XXV. Aucune demande cn exemption ou modération
de droits ne sera admise, ni par les préposés des bureaux,
ni même par la Commission Centrale, quelles que soient la
nature, l'origine et la destination des embarcations, des

-ocr page 153-

effets, ou des marchandises, ct à quelque personne, corps,
ville ou état que les uns ou les autres appartiennent, comme
aussi pour quelque service ct pour quelque ordre que le
transport s'en effectue.

Art. XXVI. S'il arrivait (cc qu'à Dieu ne plaise) que la
guerre vint à avoir lieu entre quelques uns des états situés
sur le llhin, la perception du droit d'octroi continuera à se
faire librement, sans qu'il y soit apporté d'obstacle dc part
ni d'autre.

Les embarcations ct personnes, employées au service de
l'octroi, jouiront dc tous les privilèges de la neutralité. 11
sera accordé des sauve-gardes pour les bureaux ct les caisses
de l'octroi.

Art. XXVII. La Commission actuelle ayant dû se bonier
à poser les principes les plus généraux, sans entrer dans
tous les détails qu'il sera indispensable de régler, toutes les
dispositions particulières, ct nommément celles qui regardent
le tarif des droits, tant celui qui est adopté pour toutes les
marchandises cn général, que celui pour les marchandises
qui, d'après une certaine classification, paient des droits
moins forts; la distribution des bureaux de perception, leur
organisation et le mode dc percevoir ; l'organisation des auto-
rités judiciaires dc première et seconde instance, ct leur
procédure ; l'entretien des chemins de halage ct les travaux au
lit de la rivière; les manifestes, le jaugeage, et la désignation
des bateaux ct des trains dc bois; les poids, mesures et monnaies
qui seront adoptés ct leur réduction ct évaluation; la police
pour les ports d'embarcation, de décharge et dc versements
dc chargements; les associations des bateliers; les conditions

-ocr page 154-

Lu Conimissiou Centrale iixera le mode de ces payements,
en adoptant, autant que possible, celui qui sera le plus fa-
vorable à ceux qui jouissent de ces rentes, et les Gouver-
nements débiteurs y contribueront dans la proportion dc la
part qu'ils ont à la recette de l'octroi. Cette proportion sera
fixée une fois pour toutes par la Commission Centrale à sa
première réunion, sur la base du produit dc l'année com-
mune des différents bureaux de perception, qui ont existé
dans le courant des six premières années que la Convention
de 1804 a été mise en activité.

Art. XXIX. Les dispositions renfermées dans les articles
LXXIII—LXXVIII de la Convention du 15 Août 1804,
concernant le fonds destiné à l'acquit des pensions de re-
traite, et aux secours accordés aux veuves et enfants des
employés, le montant des vacances, le droit de retraite, le
montant des pensions, et les secours îi accorder aux veuves
et orphelins étant intimement liés à la perception du droit
en commun, cessent désormais, ct le soin d'accorder des
pensions de retraite aux employés de l'octroi, ct des secours
à leurs veuves et orphelins, est abandonné à chaque état
riverain cn particulier.

La Commission Centrale s'occupera nonobstant immédiate-
ment après sa première réunion à s'arranger avec la llt;quot;raucc
sur la restitution du fonds, fonné en vertu de l'art. LXXIII
de la Convention par la retenue de 4 pCt. sur les traite-
ments, qui a été versé dans la caisse d'amortissement, et le
Gouvernement Français s'engage à cette réstitution des que le
montant de ce fonds aura été liquide par la Commission Centrale.

-ocr page 155-

f Jette restitution laite, la Commission examinera, quelles
pensions et secours sont encore à distribuer de cc fonds,
ct les assignera selon les principes de la Convention dc 1804.

Les individus qui ont été employés auprès dc l'octroi,
îi qui on ne pourrait point proposer dans le nouvel ordre
dc choses des places c^onvenablcs, ou qui allégueraient des
raisons pour ne pas
les accepter, qui seraient jugées valables
par la Commission Centrale, seront pensionnés et traités
d'après les principes dc l'art. LIX du recès dc l'Empire
lt;le 1803. .

Art. XXX. Les pensions des anciens employés aux péages
supprimés par l'art. XXXIX du recès dc 1803, seront payées
par les Gouvernements Allemands co-possesseurs do la rive.

Celles, qui auraient été également accordées depuis l'épo-
que où l'octroi de la navigation a été mis cn activité, seront
également payées; mais la (îommission Centrale examinera
et décidera, cn quelle proportion les Gouvememeuts co-pos-
sesseurs de la rive, à l'exception toujours du Royaume des
Pays-Bas, devront y contribuer.

Elle liqiiidcra le montant de toutes ces pensions, ct cn
arrêtera définitivement l'état qui servira dc nonne au payement.

Le payement, tant de ces pensions, que dc celles mention-
nées dans l'art. XXIX, se fera dc la manière que cela est arrêté
d'après l'alinéa (5 de l'art. XXVIII pour le payement des rentes.

Art. XXXI. Dès que les principes généraux sur la navi-
gation du Rhùi seront fixés au Congrès, les états riverains
nommeront les individus qui formeront la Commission Cen-
trale , et cette Commission se réunira au plus tard le premier

-ocr page 156-

Juin dc cette année à i\Iayenne. A cette même époque l'ad-
ministration actuelle remettra la direction, dont elle a été
chargée, à la Commission Centrale et aux autorités riveraines;
la perception partielle des droits sera substituée à la percep-
tion comnunic, ct l'on fera émaner au nom de tous les ékits
riverains une instruction intérimistiquc, par laquelle on or-
donnera de suivre, jusqu'à la confection et sanction définitive
du nouveau règlement, la Convention du 15 Août 1804, en
indiquant toutefois succinctement lesquels de ces articles se
trouvent déjà supprimés par les dispositions actuelles, et
quelles autres dispositions il faut déjà à présent y substituer.

Art. XXXII. Dès que la Commission Centrale sera réunie,
elle s'occupera:

1. A dresser le règlement pour la navigation du llhin.
11 suffit d'observer ici, que les présents articles lui serviront
d'instruction, et que les objets que le règlement devra em-
brasser, sont indiqués taut dans le travail actuel, que dans
la Convention du 15 Août 1804, et qu'elle devra prendre à
tâche de conserver tout ce que cette Convention renferme de
bon et d'utile.

Lorsque le règlement sera terminé, il sera soumis à la sanc-
tion des Gouvernements riverains, et ce n'est que lorsque
cette sanction aura été donnée, tjue le nouvel ordre de chose
pourra commencer, et que la Commission Centrale pourra
entrer dans ses fonctions ordinaires.

3. A remplacer l'administration centrale actuelle là où cela
sera nécessaire, jusqu'à la publication du nouveau règlement.

{Suivent les sigmtnreu).

-ocr page 157-

THESES.

I.

Oecoiiomia Politica docct, iliiminum iiavigationcm ab omni
impcdimentoram gcncrc liberam esse oportcre.

II.

Conventio, Moguntiac contracta aquot; 1831, Jure Publico in
nostra civitatc vim legis numquam habuit.

Ill:

Neque igitur judices, secundum conventioncm illam insti-
tuti (Rijnschccpvaartrcgtcrs), Jurisdictionem habcut,.

IV.

Secundum legem Rhodiam, dc Jactu, jactarum mcrcium

-ocr page 158-

cloininus in avarias communes, quae liodie dicuntur, con-
tribuere non debebat.

V.

Kecte Javolenus 1. XXI §. 1. l)ig. de aequ. vel. amitt.
posscssionc: Quod ex naufragio expulsum est, usueapi non
potest, quoniam non est in derelicto sed in deperdito.

VI.

Art. 18 Cod. j\L non ita interpretandus: ut, exsistente
socictate, non solum contra societatem, sed etiam contra
quemquam soeiorum actio institui possit.

VII.

llecte legislator noster in art. 131 Cod. de Meth. proc.
in e. civ. a principio Juris Romani reccssit, quod enunciatur
1. XII Dig. dc aequ. vel amitt. posscssionc, hisce verbis:
Non enim videtur possessioni reuuntiasse, qui rem vnuli-
cavit.

VIII.

Jure nostro ante decoctionis declarationem (faillietverklaring)
actio crimiualis contra decoctorcm institui nequit.

-ocr page 159-

IX.

Inscriptio hypothecaria posterior irifirinatur, si superior
injuria cxstincta esse probatur.

X.

Si duo, in solidum obligati, non solvendo fiunt, creditor!
compctit jus in vcrificatione, quae vocatur, contra alteruin
pro toto agendi, licet ab altero pro parte obligatio jam so-
luta sit.

XI.

Verba: «onder aftrek vau alle bewijsclijke korting en be-
talingquot; conclusioni citationis adjecta, cam non dcbilitant
(art. 5. 3° Cod. de Meth. proc. in e. civ.).

XII.

Fidejussor! contractus principalis rcscissionem petcrc nou
licet.

XIII.

Duo delicta cohacrcntia, licet non ad eundcm judi-
ccm pertincant, tamen ambo ab eodem judice dijudicanda
sunt.

-ocr page 160-

Debitor, qui, invito ereditore, rem suara pignori datam,
contrectat, furtum eommittere milii videtur.

XV.

Aetor civilis in judicio poenali (civiele partij) testis in
causa poenali admitti potest.

XVI.

Jus gratiae etiam, invito condemnato, adhiberi debet.