VOOR DE
Oefeningen en Gebeden, met vele nuttige bemevlcingen, vooi1 Icinderen die zich voorbereiden tot hunne eerste H. Commnnie,
DOOR
ook lukkl! zijne ders geest doen te be van kunn( ding van lt;] dat z niet • beien; ter iï Daan zijne
I
Deze Gkoote Novene wordt ter lezing ook aanbevolen aan de Ouders , die zoo gelukkig zijn een kind te hebben , dat zich voor zijne Eerste H. Communie voorbereidt. De Ouders leeren uit de Geoote Novene , welke geest hun kind behoort te bezielen, wat het te doen en te laten heeft om zich waardig voor te bereiden; en alzoo, op de hoogte gebracht, van hetgeen eene voorbereiding veronderstelt, kunnen zij hunnen lieveling bij zijne voorbereiding tot de allerheiligste handeling zijns levens van (jrooien dienst zijn. Is het niet te betreuren, dat zoovele Ouders, door hunne onbekendheid met hetgene zij behoorden te weten, dikwijls belemmeren, ja omverstooten wat door den Priester met zooveel zorg en moeite wordt opgebouwd ? Daarenboven: leeren de Ouders hoe hun kind zijne Biecht eu zijne Communie moet doen, zij
kunnen licht de gevolgtrekking maken hoe zij zeiven die groute twee HH. Sacramenten dienen te beschouwen en te ontvangen, en alzoo ook ■coor hen zeiven nut uit de lezing dezer Groote Novene trekken.
IFenlcen en Oefeningen voor den dag der Eerste II. Communie worden aangegeven in een afzonderlijk Boekje; De groote dag ex zijn vooravoxd.
tot de geltj.bzkiige kindeken,
voor quot;wie dit boekje bestemd is.
c/igelukkig heet ik u. Kinderen, dewijl uw esSjT en Verlosser u geroepen heeft, om weldra aan te zitten aan het goddelijke S: Feestmaal, dat zijne liefde voor u heett aangerecht. De groote dag nadert, dat Jesus Christus u zal spijzen met zijn goddelijk Vleeseh en Bloed. De dag uwer eerste Communie zal de schoonste, de gelukkigste dag uws levens zijn, als uwe eerste Communie eene heilige communie zal wezen. Heilig zal uwe Communie zijn, wanneer eene (joedi Biecht zal voorafgaan, eu goed uwe Biecht, wanneer gij uw best zult doen, om u daartoe voor te bereiden. Gij begrijpt derhalve, dat het groote geluk eener eerste heilige Communie afhangt van de wijze, waarop de laatste dagen voor die alierverhevenste handeling
worden doorgebracht. Het is daarom een loffelijk gebruik, gedurende de negen dagen, onmiddellijk de eerste Communie voorafgaande, zich zoo weinig mogelijk met wereldsche zaken in te laten, terwijl men de beste pogingen aanwendt, om geest en hart bezig te honden met het groote werk, dat men voor het heil zijner onsterfelijke ziel te verrichten heeft.
Het hoofdvereischte, men zou kunnen zeggen, het eenige vereischte eener goede voorbe-reiding is een goede wil. „ Glorie zij aan God „ in den allerhoogsten en op aarde vrede aan de „ memcJien van goeden wil!quot; Zoo zongen de Engelen Gods bij de geboorte des Zaligmakers. Zoo kunt ge u verbeelden, dat Gods Engelen, die, altijd aanbiddende en lovende Jesus Christus in zijn 11. Sacrament omzweven , onophoudelijk deze dagen van het Altaar u toezingen ; Glorie zij aan Jesus Christus in zijn H. Sacrament en vrede aan de kinderen van goeden wil ! Zoo gij slechts den opredden wil hebt van eene heilige Communie te doen, dan behoeft ge niet te vreezen : uwe Communie zal heilig zijn.
Maar hoe zult gij dien goeden wil iwxtoonent De H. Paulus, op den weg naar Damascus door
Jesus Christus wonderdadig bekeerd , vroeg Hem: „ Heer ! wal icïlt Gij, dat ik doe ?quot; Wat antwoordde de Zaligmaker? Jesus zond Paulus naar de Stad tot een zijner leerlingen, met name Ananias: deze zoude hem zoggen , wat hij te doen had. Zoo ook, met een heilig verlangen bezield om eene waardige Communie te doen, vraagt gij uwen minnelijken Zaligmaker: Heer, wat will Gij, dat ik doe? En Jesus zendt u tot zijn Priester: deze is uw Ananias, die u alles zeggen zal, wat gij te doen hebt. Geeft u geheel en al in zijne handen over; luistert naar hein met de eerbiedigste aandacht; wat hij u voorschrijft, beschouwt dat als den wil van Jesus Christus; wat hij verlangt, ziet dat aan als het verlangen van uwen minnelijken Zaligmaker. Daarom, doet gij uw best, om alles op zijn tijd nauwkeurig te volbrengen wat de Priester u voorschrijft, dan volbrengt gij den wil van Jesus Christus, en gij kunt het vol-komenst vertrouwen hebben, dat het onwaardeerbaar geluk een er waard'uje Comiuunie u zal teu deel vallen.
Waartoe moet dan dit Boekje dienen ? Dit Boekje wenscht gedurende de laatste negen dagen vóór uwe H. Communie in uwe handen te zijn
J
als een getrouwe vriend; niet om den Priester, die u voorbereidt, te vervangen (neen, de Priester is de Man Gods, door Jesus Christus gesteld om u tot uwe eerste Communie waardig voor te bereiden; hij kan door geen boeken, ook uiet door andere menschen, zelfs niet door Va- ) der of Moeder, vervangen worden) ; maar dit Boekje verlangt alleen deze dagen den Priester het werk gemakkelijker te maken: — om dikwijls, als de Priester niet bij u zal zijn, u te ' herinneren en u te helpen doen, wat hij u heeft aanbevolen. De Priester zal u zeggen, dat gij veel, zeer veel deze dagen moet bidden, wijl gij zonder do genade van God gcene heilige Communie doen kunt; dat het u betaamt daagiijks de H. Mis bij te wonen, vóór uwe Biecht meer dan eens de oefening van den H. Kruisweg te doen, als de schoonste voorbereiding voor een goed berouw: — welnu, dit Boekje zal u helpen bidden 's morgens en 's avonds en door den I dag-, vooral zal het u in de 11. Mis goede gedachten ingeven en op den 11. Kruisweg u vergezellen. Gij zult in dit Boekje vinden drie Oefeningen voor eiken dag, welke uwe zied met de genade Gods langzamerhand in eene gewenschte
— 9
stemming zullen brengen, — u zullen helpen iu alles wat tot eene goede Bieclit wordt vereischt, •— en u die gevoelens zullen inboezemen, welke de minnelijke Zaligmaker bij uwe 11. Communie in u verlangt.
Vergeet liet niet, dat gij deze dagen overal de oogen op u trekt van God, van de Engelen en van de menschen. Zij vestigen de oogen op u, niet alleen om te zien hoe gij u gedraagt gedurende deze dagen van voorbereiding; maar vooral om u iu uwe voorbereiding te helpen, opdat gij toch eene waardige Communie doen zoudt. God, uw Vader in den hemel, is eiken dag en elk oogenblik van den dag bereid u met zijne genade bij te staan. Jesus Christus, uw God, uw Verlosser, uw Bruidegom, denkt in zijn II. Sacrament onophoudelijk aan u; van uit zijn Tr.-bernakel ziet Hij u en hoort Hij u overal, in de Kerk en buiten de Kerk, om u te helpen in alles, wat gij doen zult om uw hart tot zijne ontvangst voor te bereiden. De allerheiligste Maagd Maria, uwe Moeder in den hemel, zal zooveel voor u doen, om haar kind gelukkig te maken. Vwo heilige Engelen zullen u goede gedachten
als een getrouwe vriend; niet om den Priester, die u voorbereidt, te vervangen (neen, de Priester is de Man Gods, door Jesus Christus gesteld om u tot uwe eerste Communie waardig voor te bereiden; hij kan door geen boeken, ook niet door andere menschen, zelfs niet door Vader ot Moeder, vervangen worden) ; maar dit Boekje verlangt alleen deze dagen den Priester het werk gemakkelijker te maken: — om dikwijls, als de Priester niet bij u zal zijn, u te herinneren en u te helpen doen, wat hij u heeft aanbevolen. De Priester zal u zeggen, dat gij veel, zeer veel deze dagen moet bidden, wijl gij zonder de genade van God gcene heilige Communie doen kunt; dat het u betaamt daaglijks de H. Mis bij te wonen, voor uwe Biecht meer dan eens de oefening van den II. Kruisweg te doen, als de schoonste voorbereiding voor een goed berouw: — welnu, dit Boekje zal u helpen bidden 's morgens en 's avonds en door den day, vooral zal het u in de II. Mis goede gedachten ingeven en op den II. Kruisweg u vergezellen. Gij zult in dit Boekje vinden drie Oe-feningen voor eiken dag, welke uwe ziel met de genade Gods langzamerhand in eene gewenschte
stemming zullen brengen, — u zullen helpen iu alles wat tot eene goede Bieeht wordt vereischt, en u die gevoelens zullen inboezemen, welke de minnelijke Zaligmaker bij uwe 11. Communie in u verlangt.
Vergeet liet niet, dat gij deze dagen overal de oogen op u trekt van God, van de Engelen en van de mensehen. Zij vestigen de oogen op u, niet alleen om te zien hoe gij u gedraagt gedurende deze dagen van voorbereiding; maar vooral om u in uwe voorbereiding te helpea, opdat gij toch eene waardige Communie doen zoudt. God, uw Vader in den hemel, is eiken dag en elk oogenblik van den dag bereid u met zijne genade bij te staan. Jesns Christus, uw God, uw Verlosser, uw Bruidegom, denkt in zijn H. Sacrament onophoudelijk aan u; van uit zijn Tabernakel ziet Hij u en hoort Uij u overal, in de Kerk en buiten de Kerk, om u te helpen in alles, wat gij doen zult om uw hart lot zijne ontvangst voor te bereiden. De allerheiligste Maagd Maria, uwe Moeder in den hemel, zal zooveel voor u doen, om haar kind gelukkig te maken, l'wc heilige Engelen zullen u goede gedachten
— 10 —
ingeven, uwen ijver gedurig opwekken en uwe gebeden bij God ondersteunen. Uwe Dooppatro-nen en de Patroon der Parochie zullen nu vooral toonen , dat uw geluk hun ter harte gaat. Uwe goede Ouders, die zoo vurig wenschen u gelukkig te zien, zullen u in alles behulpzaam zijn. Uwe Broeders en Zusters, uwe vele vrienden zullen voor u bidden. De Priester zal alle dagen met u bezig zijn, om u te helpen den tempel uwer ziel zuiveren en versieren voor de komst van uwen godileüjken Verlosser. Door zijne onderrichtingen, zijue opwekkingen , zijne vermaningen , zelfs door zijne berispingen en bestraffingen, zal hij niets anders beoogen dan uw geluk. Zoo ziet ge, dat, om zoo te spreken, hemel en aarde in de weer zijn, om u het geluk van eene heilige Communie te verzekeren. O wat een vertrouwen, wat een moed boezemt deze gedachte in! Daarom dan ook, lieve Kinderen, met een rjrool hart begonigt;en en volgehouden! Verdrijft alle kleinmoedigheid, alle neerslachtigheid. Is uw wil goed, bebt dan geene vrees, dat gij eerx onwaardige Communie doen zult. Weest opgeruimd, maar zonder luidruchtigheid. Verblijdt u reeds in het vooruitzicht van het geluk cencv
heilige Communie; maar „ verllijdl u in den Heer ;
„ zuce zedigheid büjke voor alle menschen; de Heer „in nahij!quot;
Allerliefste Kinderen, l.oe meer gij uw best zult doen, hoe meer de zoete Jesus over u tevreden zal wezen, hoe gelukkiger gij u zult gevoelen. Denkt, dat eiken dag uw minnelijke .lesus u zal vragen : Mijn kind, geef mij uw hart. O mocht ge dan ook in waarheid antwoorden : Zie, Heer, mijn hart is bereid. Dan kunt gij verzekerd zijn, uwen goddelijken Zaligmaker bij uwe eerste Communie op eene waardige wijze te ontvangen. Gij zult gelukkig zjn , en door uw geluk zult gij hemel en aarde verblijden.
Êrlnnfli rit grknkt jij tr allrn tp lirt jjimgiirilig rn gnöittlijk iKrramtttt I
(ïe lezen voor de Novene galieel en al, en onJe: de Novene nn en dan bij gedeelten.)
I. Zorg, dat op uwe slaapkamer wijwater noch Kruisbeeld ontbreken. Het uur van opstaan zij bepaald met goedvinden uwer Ouders. Wordt gij gewekt, sta aanstonds op, en verbeeld u, dat God zelf u roept. Maak het Kruisteeken met wijwater, en zeg tot God: Zie, Heer, hier ben ik-, Gij hebt mij innners geroepen. Neem in het aan-kleeden de grootste zedigheid in acht, denkende, dat God en uw heilige Engel al uwe bewegingen zien. Onder het aankleeden bid alzoo: O mijn God, kleed mijne ziel met het kleed mar goddelijke genade. Maak mij een schoon Bruiloftskleed gereed voor den dag mijner 11. Commumie. Onder het wasschen: O mijn God, tcasch mijne ziel van de zonde; maak mijne ziel witter dan sneeuw. Daarna knielt ge neer voor het Kruisbeeld ei; doet ge uw Morgengebed.
2. Deze dagen moet ge 't liefst zijn in de Kerk en te huis, weinig op straat. Uw omgang moet zijn met uwe Ouders en andere huisgenoo-ten , met de kinderen, die uw geluk deelen, en met den Priester, die n voor uwe Communie voorbereidt. Met andere mensclien of kinderen gaat ge niet meer om dan noodig is. Houd u alsof ge deze dagen met de wereld niets te maken liadt. Vermijd op straat, gelijk overal, alle ruwheid en woestheid. Ga bedaard en zedig, zonder u op te houden, naar de Kerk, en evenzoo van de Kerk naar huis.
8. Zorg steeds bijtijds in de Kerk te zijn voor de onderrichting van den Priester en voor de H. Mis en andere oefeningen. In de Kerk komende, maak een Kruis met wijwater, en zeg, het hoofd buigende naar het H. ïakernakel: Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament! Begeef u zedig naar uwe plaats. Vergeet nooit den hoogen eerbied, aan het aanbiddelijk Sacrament verschuldigd , en vooral deze dagen niet, nu ge u tot het ontvangen van dat groots Geheim voorbereidt. Moet ge nu door oneerbiedigheden uwen minnelijken Jesus bedroeven of zijne liefde door uwen eerbied trachten waardig te worden ? Denk het dikwijls, dat eene menigte van Engelen het Altaar met den diepsten eerbied omzweven, en dat zij daar zingen ; Glorie zij aan Jesus Christus in zijn II. Sacrament en vrede aan de kinderen van goeden vjil!
üeze gedaclite zal u altijd met eerbied en vertrouwen bezielen, als gij u daar zoo dicht bij Jesus in zijn aanbiddelijk Sacrament bevindt.
4. Deu Priester, die u voorbereidt, moet gij nis uw grootsten vriend beschouwen. Zijn gezelschap moet u deze dagen het aangenaamste zijn. Schenk hem geheel nw vertrouwen en uwe liefde. Eerbiedig hem als ware hij Jesus Christus zelf. Zijn woord zij u het woord van Jesns, zijn wil dn wil van Jesus, zijn verlangen het verlangen van Jesus. Luister naar hem met aandacht, doet alles nauwkeurisr en met liefde wat hij u zeggen zal. Tevredenheid over uzelvcn, gerustheid des gemoeds, de zekerheid van eene waardige Communie , dat alles zal het loon uwer godsdienstige gehoorzaamheid zijn.
5. Veel en vurig moet er gebeden worden. Het gebed is het middel om van den goeden God alles te verkrijgen. Behalve uw Morgen- en Avondgebed zult ge eiken dag de H. Mis bijwonen en een Rozenhoedje bidden. Vóór mve H. Eiecht zult ge ten minsts twee- of driemaal de oefening van den H. Kruisweg verrichten. In dit Hoekje komen op eiken dag drie Oefeningen voor. Begeef u eiken dag driemaal op een bepaald uur in eene kamer alleen, om daar telkens éene Oefening langzaam met aandacht te lezen, en tracht uwen geest van de uitgedrukte gedachten te doordringen en in uw hart de ge-wenschte gevoelens op te wekken.
S. Het spreekt van zelf, dat deze dagen aile kwaad, ook het minste, met de meeste zorg moet vermeden worden ; bijv. aile ongehoorzaamheid , alle leugentaal, alle onmatigheid, alle twist en gramschap, enz.
7. Spelen is deze dagen niet verboden; maar vermijd alle ruwe en zeer vermoeiende spelen, ook die spelen, waarbij licht eenige twist of krakeel te vreezen is. Speel met uwe broertjes of zusjes, of met die kinderen, welke met u hunne eerste Communie doen, en, gelijk altijd betamelijk is, jongens met jor.gens, meisjes met meisjes, l.-we godsdienstige ot-feniugen mogen zeker door het spel niet lijden; integendeel het spel moet eene uitspanning zijn, die den geest, in plaats van te verstrooien, bereid maakt, om beter de volgende godvrnchlige oefening te doen.
8. Uwe goede Ouders zullen zorgen, dat gij op het groole leest uwer eerste H. Communie nnar uwen staat net.es g'okleod zijt. Hcmot'i u niet niet die zaken. dan zooverre het noodig* zal wezen. Vraag er niet naar, en spreek er niet met anderen over. Toon, dat gij te zorgen hebt voor een gausch ander kleed, namelijk het Bruiloftskleed nwer ziel, waarmede gij op het groote Bruilofstfeest uwen hemelschen Bruidegom hoopt te behagen, die het minst letten zal op de kleedereu en sieraden des liehaams, maar liet meest op het nieuwe kleed, dat uwe ziel zal dragen. O zorg er voor, dat dit kleed toch
zuiver en schoon zij: te schoon kan het niet wezen.
9. Des avonds op een gepast uur, door uwe Ouders bepaald, zult ge, zonder de minste tegenspraak, u naar uw slaapvertrek begeven, na uwe Ouders eerbiedig een goeden nacht te hebben gewenscht. Op uwe slaapkamer gekomen, doet ge uw Avondgebed voor het Kruisbeeld, als ge het niet reeds gedaan hebt. Daarna ontkleedt ge u zelveu met de grootste zedigheid in tegenwoordigheid van God en van uwen H. Engel, biddende; O mijn God, help mij deze dage». den ouden mensch ajlegijen, al mijne zonden, al mijne verkeerde (/ewoonlen. Help mij den nieu-tcen mensch aantrekken, alle deugden, die U behaaglijk zijn. Alvorens in bed te gaan, neemt ge wijwater, maak daarmee het gewone Kruis-teeken over u zeiven, en besproei verder met wijwater uwe legerstede ook bij wijze van Kruis. Ga zedig in bed, en leg u zedig neer op de rechterzijde, met de armen gekruist over de borst. Verbeeld u, dat Jesus, Maria en Joseph aan het voeteneinde staan, uw Bewaarengel aan het hoofdeinde, uw Dooppatroon aan de rechterzijde en de Kerkpatroon aan de linkerzijde. Met de gedachte, dat zoovele machtige Beschermers over u waken, zult gij gerust inslapen. Wordt ge des nachts wakker, beveel uw lichaam en uwe ziel op nieuw aan de heilige wacht rondom uw bed, om, door hen geholpen, den slaap te hervatten.
beeUhZleik om''1 ^ !'quot;'rCin^lt;1 kquot;ielt gc Kruis-
daarbij het volgend^. Uor^ci te do™. Voeg
Met een erkentelijk gemoed, hemelsche Vader
begroet ik blijde dezen dag, welke mij een da^ naderbrengt tot het groote Bruiloftsfeest mijner eerste Communie; moge mijn hart,geholpen door uwe genade, ook met dezen dag eene schrede naderkomen tot die zalige gesteltenis, welke Gij in mij verlangt.
Ik neem voor, o lieve Heer, vandaag zoo s Jpt mogelijk uwen heiligen wil te volbrenn-en Ik zal zorgen bijtijds in de omlemchiinoquot; of oefening en i„ de H. Mis teSenwoordig te zijn. -Jet eerbied en aandacht zal ik naar den Priester, uw plaatshekleeder, luisteren en zijnen raad volgen Ik zal mijn best doen om veel en vuriV te bidden Ik hoop U vandaag door niets te bedroeven. \ andaag geene ongehoorzaamheid, geene leugentaal, geene onmatigheid, geen twist of gramschap. Zelfs alle luidruchtigheid en ruwheid in het spelen wil ik vermijden, en mij buitenshuis verwijderd houden van die kindereu, welke hunne eerste Communie met mij niet doen; om in mij den geest van ingetogenheid en godvruchtig, e 5 200 noodzakelijk voor eene goede voorberei-
— 18 —
ding, te bewaren. O barmhartige God, herinner
mij steeds aan deze goede voornemens, en help mijne zwakheid, opdat ik tot uwe eer en mijn ge'uk daaraan getrouw blijve. Amen.
Geloofd en gedankt zij Ie allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament !
O zoet Hart van Jesus, maak, dat ik U meer en meer beminne.
H. Bewaarengel en H. Dooppatroon , gelieft voor mij te bidden en mij te helpen in mijne voorbereiding.
11. Patroon dezer Gemeente, o bid voor mij en voor al de kinderen, die met mij hunne eerste H. Communie zullen doen.
Jesus, Maria, Joseph, in uwe handen bevelen wij ons vandaag, beschermt ons tegen alle kwaad en wekt ons op tot het goede, opdat wij met uwe hulp ons waardig voorbereiden tol onze eerste H. Communie. Amen.
Bij liet gewone Avondgebed voegt men het volgende.
O mijn God, mijn Schepper er. mijn Verlosser, ik dank U, dat Gij tnij geschapen hebt naar uw beeld, geschapen voor den hemel. Ik dank L, dat Gij voor mij zijt mensch geworden en gestorven. Ik dank ü voor de instelling
van uw allerheiligste Sacrament. Ik dank U voor al de weldaden, welke ik vandaag van uwe o-oed-heid heb ontvangen. Maf.r hoe heb ik aairzoo-veel liefde beantwoord? O H. Geest, verlicht mijn verstand, om mijne fouten te mogen kennen ; raak mijn hart, opdc.t ik ze opregt beweene.
Heb ik mij niets te verwijten wegens liet opstaan dezen morgen V Ben ik ni.-t traag geweest? Heb ik bij het opstaan en aankleed™ aan God en mijn Ensel gedacht?
Heeft er iets aan mijn Morgengebed ontbroken?
Ben ik te laat gekomen in de onderrichting, in de H. Mis? Hoe hob ik mij m de Kerk gedwen?
Heb ik mijne oefviiingen op de» dag- verzuimd, of zonder goeden wil gedaan?
Ben ik ongehoorzaam geweest? onmatig of snoepachti^-P te luidruchtig in mijne blijdschap:3 heb ik te ruw gespeeld? . Hoe heb ik mij jegens de andere kinderen gedragen ? heb ik hen beleedigd? lien ontsticht door mijne woorden door mijn slecht voorbeeld?
Heb ik ook eenig ander kwaad of ongetrouwheid tegen
den goeden God begaan?
Oefening van berouw.
O barmhartige Jesus, hoe dikwijls vergeet ik het, dat ik mij voorbereid voor mijne eerste H. Comnimiie! Dezen dag wederom hoeveleonnauwkeurigheden , hoevele fouten! Had ik niet meer ijver kunnen toonen? Vuriger kunnen bidden? O minnelijke Zaligmaker, ik vraag U ootmoedio-om vergeving. Ik betreur, dat ik zoo ondank! baar ben, U zoo weinig liefde toon. Vergeef mij dat alles volgens uwe barmhartigheid. Ik maak
het vaste voornemen den dag van morgen met uwe goddelijke hulp beter te besteden, meer op mij zeiven te letten, mij meer'geweld aan te doen, en dat alles ter liefde van U, o zoete Jesus, en om het geluk eener waardige Communie. Amen.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd hel hoogheilig eu goddelijk Sacrament!
O zoet Hart van Jesus, maak, dat ik U meer en meer beminue.
H. Bewaarengel en H. Dooppatroon, waakt over mij, opdat ik veilig slapen moge.
H. Patroon dezer Gemeente, bid voor mij en voor al de kinderen, die met mij hunne eerste H. Communie zullen doen. Bescherm en bewaar dezen nacht ouze zielen en lichamen.
Jesus, Maria, Joseph! ik geef U mijn hart en mijne ziel.
Jesus, Maria, Joseph! staat mij bij in mijnen doodstrijd.
Jesns, Maria, Joseph! dat mijne ziel na mijnen dood bij U in vrede ruste. Amen.
Vergeet niet in acht te nemen, 'wat de Levensregel (nummer ö) bij liet slapen gaan voorschrijft.
dt vc
I
'V oorljereidiug.
Ogroote God, mijn Yacier in den hemel, ik ga U met den Priester opdragen het onbevlekte Offer van uwen goddelijken Zoon, om uwe onbeperkte heerschappij over mij en al het geschapene te erkennen; om U te danken voor de weldaad der Schepping en der Verlossing; om U voldoening aan te bieden voor al mijne zonden en schulden; om uwen zegen af te smeeken over mij en allen die mij dierbaar zijn. O barmhartige God, door de verdiensten van dit H. ifis-offer, schenk mij de genade van eene waardige Communie.
II. Maria, H. Joseph, H. Bewaarengel, IT. Dooppatroon, II. Patroon dezer Kerk, helpt mij deze H. Mis godvruchtig' bijwonen.
Van het begin der H. Mis tot liet Eyrië eleïson,
OEFENING VAN BEKOÜW.
O oneindig heilige God, wanneer ik gedenk, dat ik mij hier bevind voor uw heilig Altaar' voor den troon uwer aanbiddelijke Majesteit dan
— 22 —
gevoel ik mij met diep ontzag, met eene groote Y)on
vrees vervuld. Van scbaamte moet ik raet den wjj
Priester het hoofd buigen en rouwmoedig op mij- dat
ne borst slaan; want 't is mijne seliuld, mijne u (
schuld, mijne grootste schuld, dat ik U zoo dik- zer
wijls beleedigd heb. Ja, ik belijd het voor ü, jei
almachtige God, dat ik, nog zoo jong, helaas eel] reeds veel kwaad voor uwe oogen bedreven heb;
ik belijd het voor de H. Maagd Maria en voor het u:iinsohe hemelsche Hof; ik zal het met alle oprechtheid ook belijden voor uwen Priester in het H. Sacrament der Biecht, vast vertrouwende , dat Gij, barmhartige God, al mijne ongerechtigheden zult vergeven. Inlusschen smeek
ik U de genade van mijne zouden wel te ken- he
nen, de genade van ze met een oprecht berouw Se
te verfoeien en met alle rechtzinnigheid te be- ev
lijden. Geef ook dezelfde genade, barmhartige er
God, aan al de kinderen , die zich met mij voor- dl
bereiden tot hunne eerste H. Communie. h
tf
Bij het Gloria in excelsis.
Glorie zij aan God in den allerhoogsten! Glo- e
rie zij aan Jesus Christus in zijn allerheiligste c Sacrament! En op aarde vrede den menschen van goeden wil! O gelukkige boodschap! Vrede dan i (
ook ons, kinderen, zoo wij een goeden wil heb- j
bfin. O minnelijke Jesus, geef ons dien goeden wil. Op U hopen wij. Gij zijt het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Ontferm U onzer. Gij zijt onze Jesus, de Zaligmaker onzer zielen : U zullen wij loven en prijzen met den A ader en den H. Geest in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Van het Gloria tot het einde van het Evangelie.
OEFENING VAN GELOOF.
Ik geloof, dat Jesus Christus wezenlijk geheel en al tegenwoordig is in het allerheiligste oacrament; ik geloof, dat zijn goddelijk Vleeseh en Bloed in de H. Mis als een waarachtig Sacrificie aan God wordt opgedragen; ik geloof, dat de Priester de macht heeft, om door de jieihge woorden der Consecratie brood en wrn te veranderen in het Lichaam en Bloed van Jesus Christus, gelijk hij ook de macht heeft om de zonden in het H. Sacrament der Biecht wezenlijk te vargeven. Dat alles geloof ik ,o mijn God, zonder den minsten twijfel, omdat Gij de eeuwige waarheid zijt, die dat alles hebt ge-openbaard.
Deze waarheden van mijn heilig Geloof zijn deze dagen mijn troost en mijn geluk. Ik heb gezondigd; maar mijne zonden zult Gij, mijn
Hod, volgens uwe barmhartigheid vergeven door hetH. Sacrament der Biecht. Ik heb het kleed ^ myns Doopsels bevlekt; Gij zult het afwasschen in het Bloed, dat, eens aan het Kruis gestort, nog daaglijks voor het heil der wereld op het Altaar vloeit. Ik ben zwak en ellendig, ik verkeer in eene wereld vol besmetting; maar Gij, mijn liefderijke Verlosser, zult mij spijzigen met ; uw goddelijk Vleesch en Bloed, om mij tegen I de besmetting te bewaren en mij op den weg i; naar den hemel kracht en moed iu te storten.
Na liet Evangelie tot liet einde der Prefatie of Sanctus.
OEFENING VAN DANKBAARHEID.
Ja, 't is wel billijk en rechtvaardig, dat wij U, heilige, almachtige en eeuwige God, altijd en overal loven en danken; omdat uw Zoon, Jcsus Christus, door de instelling van het H. Sacrament der Biecht ons zulk een gemakkelijk middel heeft aangeboden, om ons na de zonde | met ü te verzoenen; omdat Hij door de instelling van het allerheiligste Sacrament des Altaars altijd in ons midden wil wonen, ons eene onbevlekte en altijd U behagelijke Offerande heeft achtergelaten, en ons eene goddelijke Spijze voor onze zielen heeft geschonken. Gij biedt ' ons vergiffenis van onze zonden: o barmhartige
God, wij danken U doorvoor duizendmaal. Gij noodigt ons tot het Gastmaal dev Engelen, om ons te voeden met het goddelijk Vieeseh en Bloed van uw eeniggeboren Zoon: o liefderijke God, hoe zullen wij U daarvoor genoeg kunnen danken. Daarom vereenigen wij onze zwakke stemmen met de lofzangen der hemeische Geesten, die U onophoudelijk toezingen:
Heilig, Heilig, Heilig is de lieer God der Heerscharen. Hemel en aarde zijn vervuld van uwe heerlijkheid.
Glorie den Vader, Glorie den Zoon, Glorie den li. Geest!
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
Voorbereiding tot de H. Consecratie.
Aanstonds zal de 11. Consecratie plaats hebben : korte, maar de heilig-ste en kostelijkste oogenblikken van den dag. Gedurende de U. Consecratie leest men niet; men sluit zijn Boekje en liet hoofd met den diepsten eerbied buigende, denkt men, dat de hemel opengaat, en Jesns Christus in persoon, met zijn Lichaam en Bloed, omgeven door zijne Engelen, op het Altaar in ile handen des Priesters neerkomt. Bij de opheffing is men gewoon een Kruis te maken: denk daarbij, dat do Priester opheft hetzelfde Lichaam, dat aan het Kruis gehangen heeft, hetzelfde Bloed, dat aan het Kruis gestort is; en daarom zeg bij do eerste opheffing :
Heilig Lichaam van Jcsus Christus, voor mij aan het Kruis cjehecht, ik aanbid U hier op het Altaar; Jesus, ik geloof in V, ik hoon op Vt ik bemin l'.
En bij de tweede opheffing:
Heilig Bloed van Je sus Christus, voor mij aan het Kruis gestort, ik aanbid U hier op het Altaar; kom ouer mijne ziel, goddelijk Bloed van mijn Verlosser.
Zon dan, wanneer het laatste toeken vóur de TI. Consecratie gegeven is, sluit men zijn Boekje en wacht men in de eerbiodig.-tc houding en met het levendigste geloof het oo-genblik af, dat den hemel zeiven in verrukking brengt.
SMEEKGEBED.
O liemelsclie Vader, zie met welbehagen neder op het Offer van uwen beminden Zoon. Zijn Bloed roept genade voor ons. Ik bid en smeek TJ om de verdiensten van het aanbiddelijk Lichaam en Bloed van uwen goddelijken Zoon, hier cp het Altaar tegenwoordig:
Zegen mij, zegen mijn lichaam en mijne ziel; geef mij de genade van een goed berouw, van eene rechtzinnige Biecht, van eene waardige Comm unie.
Zegen mijne dierbare Ouders voor hunne goede zorgen, voor hunne opofferende liefde.
Zegen onzen heiligen Vader den Paus, Jesus' Stedehouder; zegen onzen Hoogwaardigen Bisschop; zegen den beminden Herder dezer Gemeente.
Zegen den Priester, die mij met zooveel zorg voorbereidt.
Zegen mijn Biechtvader; verlicht hem, om mij wel te kennen en te bestieren.
Zegen al de kinderen, die zich met mij voorbereiden.
Zegen onze weldoeners; zegen onze goede yiienden, die ons deze dagen met hun gebed bij L te luilp komen.
Onze ^ ader, die in de hemelen.....
OEFENING VAN VERLANGEN , OOTMOEDIGHEID EN VERTROLWEN.
O minnelijke Jesus, Gij biedt uw goddelijk Meesch en liioed tot spijs en drank voor onze ziel. Aanstonds zal de Priester U mogen ontvangen, en zie, ik leef in de blijde venvachtinquot;-van weldra datzelfde onwaardeerbare geluk te genieten. O zoete Jesus! hoe vurig verlanp- ik naar dat zalige oogenblik ! Maar, ' mijn liefderijke Verlosser, mijn hart is nog- niet bereid; ik ben overtuigd van mijne onwaardigheid Kn daarom bid ik U, o Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm ü' mijner: neem al mijne zonden weg door de verdiensten van uw goddelijk Bloed, ü Vader, verstoot uw kind niet, dat \an U is afgedwaald; ontvang mij in liefde, ofschcon ik het niet verdien; geef mij den kus^ des vredes door eene heilige Biecht; kleed mijne arme ziel met liet schoone Bruiloftskleed uwer goddelijke genade, om waardig aan uw allerkostelijkst Feestmaal te mogen aanzitten.
— 28 —
DOMIXE, NON SUM DIGNUS.
Heev, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak, maar spreek alleen een woord, en mijne ziel zal gezond worden.
Bij de Commuuie des Priesters.
O zoete Jesus, ik dank U, dat ik spoedig U ook zal mogen ontvangen. Ik verlang vurig U te ontvangen. Ik vertrouw van uwe oneindige barmhartigheid, dat ik U niet onwaardig zal ontvangen. Ja, barmhartige Jesus, geef mij do genade van eene heilige Communie te mogen doen.
II. Moeder Gods, li. Joseph, onze H. Engelen, onze H. Dooppatronen, H. Patroon dezer Gemeente, gij allen stelt het grootste belang in ons geluk; o verkrijgt voor ons allen de onschatbare genade van eene waardige Communie. Amen.
Ik dank U, barmhartige God, voor de groote gunst, dat ik deze H. Mis, het onbloedige Offer van uwen goddelijken Zoon, heb mogen bijwonen. Ik dank ü voor al de goede gedachten en gevoelens, die Gij in mij hebt opgewekt; ik dank U voor de genade, welke mij door de verdiensten van deze vlekkelooze Offerande is toegevloeid. Help mij vandaag deze genade be-.
waien en ze tot heil van mijne ziel aanwenden Dat de genade van deze H. Mis mij den gan-sclien dag verlichte en versterke, om met moed en vertrouwen de voorbereiding tot mijne eerste H. Communie voort te zetten. Moge ik, o mijn God en Zaligmaker, U eiken dag meer behagen! Amen.
l ■'■n ^en Naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. Amen. Zegen mij, almachtige liod, gedurende den ganschen dag; zegen oen Priester, zegen al degenen, die hier tegenwoor-dig zijn; zegen onze Ouders , weldoeners en vrienden; zegen de gansche Gemeente; zegen in 't bijzonder al de kinderen, die zich voorbereiden tot hunne eerste H. Communie.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd Jit'l hoogheilig en goddelijk Sacrament!
2*
als voorbereiding tot eene goede IBieclit.
Zorg gedurende de Novene twee- of driemaal ten minste deze oefening te doen, voordat ge de Absolutie des Priesters ontvangt.
Goddelijke Verlosser, ik aanbid U hier in uw allerheiligste Sacrament als denzelfden Jesus, die eenmaal den bloedigen weg des lijdens zijt opgegaan, beladen met den zwaren Kruisbalk, om, daaraan vastgehecht, al uw Bloed stortende, in de uiterste pijnen en schande te sterven, te sterven voor mij en alle menschen. Minnelijke Jesus, ik ga in mijne gedachte dien bloe-digen weg volgen, om uwe goddelijke smarten en uwe onbegrijpelijke liefde te vereeren en om mij tot een oprecht berouw over mijne zonden op te wekken. Verlicht mijn verstand, opdat ik duidelijk zien moge wat Gij voor mij en wat ik iegen U gedaan heb. Beweeg mijn hart om U te beminnen en mij zeiven te verfoeien. Doordring mijne ziel met het zoete vertrouwen, dat bij U barmhartigheid eu overvloedige verlossing tc vinden is.
Ik bied U, barmhartige God, deze Kruisweg-
31
oefomg tn.de lol Infeni, lt;lei gdoodg, „fd.n in het vogeïtmr, en 't is ninne meenino- lt;te afl-i •», ««n , oefening verte,„Ion, ,oquot;|o.„s'quot;'j
rtb ÏÏfquot;quot;,,oequot; ..............- * «1»
welke by 1 anr leven gehoor waren met de mees-
TV;' V00'quot; t';Iblt;:,:eilt;lequot; tot 'le H- Communie. I. iMaairtl en Moedei-Gods .Maria, o hoe dik-
js en met welke gevoelens hebt gij den bloe-
oruler nquot; '^ geVOlgd ' wllnroP u«'goddelijke Zoon on Ie, uwe oogen zooveel sm.n-fen en schande, en
ngt; eind den gruwelijksten dood gevonden heeft 1 ,k' l,U üok volgen Ernaar liefst aPu
uwe hand geb-id. O heilige Moeder, o-gef mij goede gedac uen en zalige gevoelens i,.quot;, opS ik met vrucht deze heilige oefening mo^e doen.
.0 Engel Gods, die mijn bewaarder zij! aan wen ik door Gods goedheid ben toevertro.'iwcl
1 7J Z6 vel'ilchten. te bewaren, te ^lei-' üen en te bestieren. Amen.
Sesus wordt ten dood, veroordeeld. Wij aanbidden en loven U, Christus hebt!quot; quot;t G'J ^01' UW KrUi3 de Urereld verIost
Minnelijke Zaligmaker, ik zie U hier stam v«0- lt;lo roellbonk ,„n Pilot,,. .15 g, '™ l'oosdconcr; en toch Gij jijt de tóligo Go,l
het Lam zonder vlek, dat niet de zonde gedaan heeft, maar gekomen is, om de zonden der wereld weg te nemen. Gij laat het toe, dat men U tegen alle recht en menschelijkheid veroordeelt, om ons een genadig oordeel bij uwen hemelsehen Vader te verwerven. Gij neemt vrijwillig het vonnis des doods aan, om ons van den eeuwigen dood der hel te bevrijden.
Onschuldige Jesus, ik dank U voor uwe liefde, en ik verzoek U de genade, dat ik mij deze dagen moge oordeelen, gelijk ik verdien; dat ik al mijne zonden , die ik voor uwe oo-gen gedaan heb, moge kennen, en dat ik ze alle rechtzinnig voor uwen Priester moge belijden, era door uwe verdiensten volkomen kwijtschelding daarvan te bekomen. Amen.
(*) Onze Vader. — Wees gegroet.
Ontferm U mijner, lieer, ontferm U mijner.
God, wees ons, zondaars, genadig.
Jesus neemt zijn Kruis ojv.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost hebt.
(*) Wanneer de gebeden te lang voorkomen, kan men het Onze-Vader en quot;Wees-gegroet overslaan. Zi) zijn voor den gewonen Kruisweg in de Kerk geen vereisehte, om de aflaten te verdienen , evenmin als de zes Ouze-Vaders en AVccs-gegrocten op het einde.
— 33 —
Minnelijke Zaligmaker, Gij neemt vrijwillio-liet zware Kruishout op uwe schouders, en met het Kruis alle boosiieflen der wereld. De menseh heeft gezondigd, en Gii, mijn Jesus, draagt de straf, om hem voor de eeuwige straf der hel te bewaren.
Liefderijke Zaligmaker, met uw Kruis hebt Gij ook mijne zonden op U genomen; want, hoe jeugdig ik ben, ik heb reeds gezondigd. Door het heilig Doopsel was ik op eene bijzondere wijze gehouden ü boven alles te beminnen, en ik heb zoo dikwijls de geloften mijns Doopsels geschonden. Door de stem van mijn geweten wist ik wat U mishaagde , en ik heb het toch o-e-daan; ik wist wat U behrgelijk zou zijn, en^ik wilde het niet doen. O mijn God, herinner mij deze dagen al mijne overtredingen; laat mij inzien hoe ondankbaar, hoe ontrouw, hoe vermetel ik jegens U geweest ben; laat mij door uwe goddelijke genade de geheele boosheid mijner zonden gevoelen, opdat ik ze beweene en verfoeie gelijk zij het verdienen, en het vaste voornemen make U, mijn lieer en mijn God, nooit meer te beleedigen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer. God, wees ons, zondaars, genadig.
Jesus vail onder het Kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost hebt.
Ach, zoete Jesus, uitgeput van vermoeienis en pijnen stort Gij neder onder den zwaren last van uw Kruis. O wat felle smarten kost U die vernederende val! Ik herinner mij, mijn God, dat Gij den eersten menseh in het paradijs hoog hebt verbeven, om hem te doen heer-schen over al het geschapene; Gij hadt hem zelfs eene plaats bereid in den hemel onder uwe Engelen. Maar de menseh is neergestort van al die grootheid door zijne schuld, door de overtreding van uw gebod. De koning der schepping is slaaf geworden des duivels, en heeft helaas! alle menschen, die na hem zouden komen, in zijn noodlottigen val meegesleept. En Gij nu, mijn God, zijt uit den hemel gedaald, om door uwe boete, door uw heilig lijden den gevallen menseh op te richten. Eeuwige dank, o mijn God, voor uwe liefde!
Allerzoetste Jesus, in het heilig Doopsel hebt Gij mij uit de ellende der erfzonde opgeheven; maar ach door mijne schuld , door mijne eigene zonde ben ik opnieuw gevallen. Deze dagen weusch ik, hoop ik uit mijne zonden op te staan;
35
Joch ik kan het niet zonder uwe huln JM,
gezondigd; ik verdien n t uw ^ ^ U worden; maar neem w L Senoemd te
ik-1 U „iet meer vS(en 1Cnlni,We,iefde' Onze Vader. ■— Wees gegroet '
Ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer ' Wees 0quot;s. ^ndaars, genadig.
'/es!ls ontmoet zih.e Moeder.
olntn?-ddr 0,1 l0Ven U' Chquot;^quot;s-
hebt J d0ür mV Kruis de wereld verlost
Droevige ontmoeting! Goddeliil- TFn f t sus! alierheilio-st H-n-f vn * , Vnn Jc-
ontmoeting? Zóó o-rnnt nl' quot; M b,, (|eze
rlp,- quot; s,root als, uwe liefde tot elkan
dat lii(]en J' \ ? fquot; ,k 00k cle scl'quot;lquot; van al
Heilige Maagd, in u was nooit eenige zonde, en tocir liebt gij veel geleden. Gij hebt willen deelen in de smarten van uwen goddehjken Zoon , om met Hem te boeten voor de zonden dei-wereld. Zoo hebt gij dan ook verdiend de Moeder van allo mensclien en de Toevlncat dei-zondaren te worden. Allerheiligst en onbevlekt Hart van Maria, ik wend mij dan ook tot u niet het grootste vertrouwen. Toon, H. Maagd, vooral deze dagen, dat gij mijne Moeder zijt, en door uwe machtige voorspraak bekeer mijn zondiquot;- hart; verander het, zuiver het, vernieuw het, opdat het bij mijne eerste heilige Communie eene waardige woonplaats zij voor het allerzoetste Hart van nwen en mijnen Jesus. Amen.
Onze Vader.— Wees gegroet.
Ontferm U onzer. Heer, ontferm ü onzer.
God, wees ons, zondaars, genadig.
Simon van Cyrcne helpt Jems zijn Knus dragen.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost
hebt.
Minnelijke Zaligmaker, Gij kunt niet langer uw Kruis dragen, en een vreemdeling wordt quot;■edworn-en ü te helpen. Uwe voorzienigheid, o mijn God, beschikte dat zoo, om ons te lee-
— Si
ren, dat, al hebt Gij door uw lijden volkomen voor ons voldaan, wij echter met U en volgens U'w voorbeeld ook nog moeten lijden, om aan de vruchten uws lijdens deelachtig te worden. Hebt Gij geboet voor onze zonden, wij moeten ook nog zeiven boeten, en 't is door de oneindige verdiensten uwer boete, dat onze geringe boete ons de vergiffenis der zonden en de kwijtschelding der straffen bij uwen hemelschen Vader kan doen verwerven.
Zoete Verlosser, ik heb gezondigd; maar ik hoop deze dagen op vergiffenis en kwijtschelding. Ik moet dan ook boete plegen. Gij hebt zooveel voor mij geleden; ik wil dan ook volgaarne iets met U lijden. Alle moeiten en opofferingen , die tot eene goede voorbereiding voor mijne eerste H. Comm inie vereischt worden, wil ik U met liefde tot boete voor mijne zonden opdragen. Ik zal dikwijls denken aan den H. Aloysius, die de enkele lichte fouteu zijner eerste jeugd zijn geheel leven lang lieert beweend en zoo zwaar geboet. Niets mag mij dan deze dagen te veel zijn; over niets zal ■(ik klagen. Help, o lieve Jesus, mijn geheugen om mijn goed voornemen niet te vergeten, en heilig door uw lijden, al wat ik deze dager, tot boete mijner zonden U opofferen zal. Amen. Onze Vader.— Wees gegroet.
Ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer. God, wees ons, zondaars, genadig. 3
Veronica zuivert hel aangezicht van Jems.
Wij aanbidden en loven ü, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost hebt.
Op het gevaar af van door de ruwe soldaten te worden ternggestooten, bespot en mishandeld, dringt eene kloeke vrouw , door medelijden gedreven, tot U door , o zoele Jesus , om uw van zweet en bloed druipend gelaat met oen zuiveren doek af te drogen, lioe aangenaam is U deze liefdedienst! Te midden van uwe smarten vergeet Gij niet haar medelijdend hart te beloonen: Gij laat het afdruksel van uw minnelijk wezen in den doek achter. Gelukkige vrouw, met welk eeue zorg hebt gij sedert dien heiligen doek bewaardquot; Hoe dikwijls, en telkens met welke dankbaarheid en liefde hebt gij de bloedige beeltenis van uwen goddelijken Verlosser aanschouwd ?
Het heeft U behaagd, mijn God, uw beeld in 's mensehen ziel te prenten; maar de mensch was zoo boos van door de zonde uw beeld tv schenden en te bevlekken; en Gij, o minnelijke Jesus, hebt door uw heilig lijden de goddelijke beeltenis in 's menschen ziel hersteld. Bij mijn heilig doopsel, o hoe schoon was toen uw beeld in mijne ziel; maar sedert heb ik uw beeld in
mij weer ontsierd en bevlekt. O zoete Jesus, wasch deze dagen op nieuw mijne ziel in uw goddelijk Bloed, opdat uive goddelijke beeltenis rein en schoon als te voren in mij sehit-tere; en verleen mij de genade, om mijne ziel voortaan met meer zorg van de vlekken dei-zonde te bewaren. Moge ik dikwijls gedenken wat het uwe liefde gekost heeft, om uwe beeltenis te herstellen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer.
God, wees ons, zondaars, genadig.
■Testis valt voor de tweede male. onder liet Kruin.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost hebt
O minnelijke Zaligmaker, in welke diepe vernedering aanschouw ik U hier? Gij stort op nieuw onder uw Kruis, met het aanschijn ter aarde, machteloos kruipende als een verachtelijk wezen, vertreden onder de voeten der beulen! Moet Gij dan zoo boeten voor 's menschen trots, die zich stout tegen den Hemel durft verzetten door de zonde? De mensch had verdiend, even als de hoovaardige Engelen, tot het diepst der hel vernederd te worden ; maar om hem die eeuwige, allervreeselijkste vernedering te spa-
— 40 —
ren, onderwerpt Gij U aan de uiterste vergui-zingen!
O liefderijke Jesns , hoe klein ben ik nog. en hoeveel trots bezit ik reeds! Ik wil mij boven anderen verheffen; en op hoevelen zie ik met minachting neer! Berisping en bestraffing | kan mijn hoogmoed niet verdragen; ik verzet mij tegen mijne kameraden, tegen mijne Ouders en andere Oversten, ik verzet mij zelfs tegen U, mijn God, door niet te willen doen wat uwe heilige wet mij voorschrijft. O zoete Jesus, ik vraag U vergiffenis voor al het kwaad, dat mijne booze eigenliefde mij heeft ingegeven. Help mij mijnen hoogmoed bedwingen, vooral deze dagen mijne eigenliefde overwinnen. Ik ben bereid, om mij zeiven door eene rechtzinnige Biecht voor U te vernederen, en alle berispingen, die ik deze dagen, verdiend of onverdiend, zal ontvangen, tot boete van mijnen hoogmoed en uit liefde voor U geduldig te verdragen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer.
God, -wees ons, zondaars, genadig.
Jesus troost de iceenende vrouwen.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost hebt.
Deze vrouwen, uit innig medelijden met uwe smarten, weenen over U, minnelijke Jesus, zonder U geheel te kennen, zonder te weten waarom Gij zooveel smaad en pijnen te verduren hebt. Die droefheid, die tranen zijn U aangenaam, en Gij kunt die medelijdende schare niet voorbijgaan, zonder haar eenige vriendelijke woorden toe te stieren. „ Dochters van Jerusalem weent niet over mij, maar over u zelven eu uwe kinderen. Gaat het zóó met het groene hout, wat zal dan met het dorre geschieden?quot; Ja, mijn zoete Verlosser, lijdt Gij zooveel, die, als het groene hout, vol quot;an goddelijk leven, vruchten van heiligheid voortbrengt; hoe zal het dan vergaan met de zondige ziel, die, als het dorre hout, zonder vruchten , zonder leven , dood en afzichtelijk in Gods oogen is?
Lijdende Jesus, ik weet wie Gij zijt: — de Zoon Gods, mijn God en Zaligmaker. Ik weet waarom Gij lijdt: — om de zonden der wereld, ook om mijne zonden. En ik ween niet !... Moet ik dan ongevoelig blijven bij het aanschouwen uwer smarten? Ach, liefderijke Jesus, breek mijn gemoed, stort in mijn hart eene oprechte droefheid over mijne zonden, die de oorzaak zijn van uwe smarten. Help mij door uwe barmhartigheid, nu deze dagen vooral, mijne zonden beweenen, voor mijne overtredingen boeten , om de vreeselijke straffen te ontgaan , die ik reeds bij uwe goddelijke rechtvaardigheid verdiend heb. Ik
ben een dor hout: geef mij het leven terug en doe quot;quot;J , mij vruchten voortbrengen, die U behagen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet. ' lk 11
Ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer. , zonc'
God, wees ons, zondaars, genadig. | s^e '
« sluiti
tot i
Jesus valt voor de derde male ander het Kruis. 5 ^
Wij aanbidden en loven L1, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost hebt.
Zoo stort Gij dan, mijn goede Jesus, voor de derde maal onder den zwaren Kruisboom ter narde neder! Zou het wezen, om door uwen herhaalden val op eone bijzondere wijze te boeten voor de trouweloosheid van zoovele ondankbaren, die, door uwe liefderijke hulp uit de zonde opgestaan , al te spoedig hunne betui-üingen van trouw en dankbaarheid vergetende, zoo dikwijls in hunne boosheden hervallen?
Minnelijke Jesus, ook ik heb zoo dikwijls mijne goede voornemens vergeten en gebroken. Hoe menigmaal heb ik herhaald, dat ik liever wilde sterven dan U vergrammen ? En niettemin,
wat is er gebeurd? Ja, nu zie ik mijne schandelijke ontrouw jegens U. Voor uwen Priester, als ware het voor uw aanschijn, z.nl ik al mijne ongetrouwheden bloot leggen, in de zoete hoop, dat Gij door de verdiensten van uw heilig lijden
— 43 —
doe mij die alle zult vergeven. Ik maak nu liet vaste nen. besluit, dat ik U nooit meer zal beleedigen , dat ik liever sterven wil dan U door eene dood-er lt; zonde vergrammen. Door uwe genade, allerlief-| ste Jesus, zegen eu versterk mijne goede besluiten ; help mij ze nooit vergeten en daaraan tot mijnen dood getrouw blijven. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet. is_ Ontferm U onzer, Tleer, ontferm U onzer.
God, wees ons, zondaars, genadig.
^ Jesus wordt ontkleed en mot gal gelaafd.
Wij aanbidden en loven L;, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost hebt.
Gansch uitgeput van vermoeienis en pijnen, zijt Gij eindelijk, mijn minnelijke Zaligmaker , ter strafplaats gekomen. Hier wilt Gij sterven uit liefde voor den mensch; naar deze plaats, naar dit uur hebt Gij gansch uw leven verlangd; en toch , o wat scliamle cn pijnen wachten U hier, mijn zoete Jesus? Eerst proeft Gij een afschuwelijk bitteren drank tot boete van alle gulzigheid en onmatigheid in spijs cn drank. Daarna begint men U te ontkleeden, en het onderkleed, dat in de wreede wonden der geeseling is vastgehecht, trekken de onmenschelijke beulen U uit, over het met doornen gekroonde hoofd heen; ter-
wijl Gij van schaamte en smarten als wegzinkt. Zóó dan, allerliefste Jesus, wilt Gij boeten voor alle onzedigheid en onzuiverheid, voor alle zonden , verboden door het zesde en negende gebod.
O minnelijke Jesus, Gij hebt dan ook voor mij geboet; door dien bitteren gal voor mijne gulzigheid, voor mijnen snoeplust. Maar vooral, wat de zedigheid betreft, hoe dikwijls heb ik vergeten, dat uw heilig oog mij zag, dat een Engel aan mijne zijde stond? Is dat kwaad zóó strafwaardig volgens uw rechtvaardig oordeel, dat Gij daarvoor zóó zwaar hebt willen boeten ? Ik wil dan ook een deel der verdiende boete dragen. Ik wil, wat het ook koste aan mijne eigenliefde, met rechtzinnigheid aan uwen Priester openbaren al datgene, waarover ik mij nu schaam. Allerzoetste Jesus, ik wil zelfs van die zonden, welke mij het meeste wroeging en schaamte veroorzaken , mij het eerst voor uwen Plaatsbe-kleeder beschuldigen. Help mij, o goede Jesus, door uwe goddelijke genade, dat ik toch niets verzwijge van hetgeen ik meen te moeten biechten. Bewaar mij toch voor het grootste ongeluk wat mij overkomen kan: voor eene heiligschen-dende Biecht en eene heiligschendende Communie. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm ü onzer.
God, wees ons, zondaars, genadig
— 45 —
Jesus wordt aan het Kruis genageld.
Wij aanbidden eu loven U, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost hebt.
Daar ligt Gij nu, onbevlekt Lam Gods, op uw Kruis als op uw Altaar uitgestrekt, om rooide zonden der wereld te gaan sterven. Gij steekt op het bevel der beulen uwe heilige handen en voeten uit, om ze op den Kruisbalk te laten vastnagelen. Gij eerbiedigt in de bevelen der beulen de beschikking uws Tat ers in den hemel, en zoo zijt Gij dan gehoorzaam tot den dood, ja tot den dood des Kruises. Zuo zwaar wilt Gij, mijn goddelijke Verlosser, boeten voor dien geest van weerspannigheid, die reeds in het aardsche paradijs den eersten mensch vervoerde, om het gebod van zijnen Schepper te verachten.
Ach, minnelijke Zaligmaker, hoeveel heb ik mij op dat punt te verwijten? Hoe dikwijls heb ik mij weerspannig getoond tegen uwe heilige wet? Hoe dikwijls heb ik mij verzet tegen het gezag diergenen, die hier op aarde uwe plaats bekleeden? Hoe zal ik tellen al de ongehoorzaamheden jegens mijne Ouders, aan wie ik na U alles te danken heb? Hoe dikwijls heb ik hen door mijne gedragingen bedroefd? Zoete Jesus, door de verdiensten van uwe volmaakte
i I
gehoorzaamheid bij uwe pijnlijke kruisiging , smeek ik U vergiffenis van al mijne ongehoor-zaamheilen, en zegen mijn voornemen van voortaan aan U en aan mijne Ouders en andere Oversten in alles te gehoorzamen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer.
God, wees ons, zondaars, genadig.
Jesus sterft aan het Kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uiv Kruis de wereld verlost hebt.
O allerminnelijkste Jesus, daar verheven aan het Kruis, hangt Gij tussehen hemel en aarde, om God met de menschen te verzoenen. De bitterste bespottingen, duivelsehe godslasteringen folteren uwe ziel;— en uw heiligLiehaam, van het hoofd tot de voeten, lijdt de ijselijkste pijnen. Het Bloed stroomt uit uwe wonden tot den laat-sten druppel. Gij sterft.....
Gij sterft, zoete Verlosser, vrijwillig , uit liefde voor den mensch ! Gij sterft ook voor mij, o allerliefste Jesus; ik aanbid en dank uwe oneindige liefde!.....
Gij sterft, zoete Verlosser, voor de zonden der wereld! O hoe gruwelijk is de zonde! Ik haat en verfoei ze uit geheel mijn hart!....
ii | |
V | |
1 |
r |
1 | |
c |
— 47 —
Laiu Gods, dat de zonden der wereld weg» neemt, neem al mijne zouden weg! Spaar mij, red mij, ontferm U mijner!
Kostbaar Bloed var. mhi Verlosser, kom over mijne ziel! In de heilige Bieclit, die ik ga spreken, wiseh al mijne zonden uit; waseh mij, reinig mij van alle smetten der zonde, opdat ik met een engelrein gemoed tot de heilige Tafel moge naderen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer.
God, wees ons, zondaars, genadig.
Het Lichaam van Jesus icordt van het Kruis afgedaan.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost hebt.
O heilige Moeder van mijn Jesus, hoe groot is uwe droefheid ! Het aanbiddelijke Lichaam van uw goddelijken Zoon rust op uwen schoot. Met welk een droevigen oogslag aanschouwt gij het mismaakte, doorwonde , gansch bebloede en helaas! ontzielde Lichaam van uw beminden Jesus! Wij zien , o Moeder van smarten , uwe overvloedige tranen; maar wie kan zich voorstellen de droefheid, welke uw moederlijk Hart met een zwaard doorboort?
Ach , bedroefde Moeder, wie gevoelt geen medelijden met u? Welk zondaar kan u aanschouwen , zonder de zonde te haten en te verfoeien ?
O Moeder van smarten, ik heb ook de zonde gedaan; maar ik wist niet gelijk nu, wat de zoude is. Nu haat ik. nu verfoei ik uitganseh mijn hart al het kwaad, waardoor ik mijn God vergramd, mijn Jesus gekruist en uw teeder Hart zoo gegriefd heb. Onder het Kruis, heilige Moeder Gods, zijt gij ook onze Moeder geworden. Daarom stel ik mij onder uwe moederlijke bescherming. Verwerf voor mij de genade, dat ik mijne zonden oprecht voor God beweene. Help mij eeiie heilige Biecht spreken, om mij met uwen Jesus te verzoenen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer.
God, wees ons, zondaars, genadig.
Het Lichaam van Jesus icordl in een nieuw graf gelegd.
Wij aanbidden en loven U, Christus.
Omdat Gij door uw Kruis de wereld verlost hebt.
Inderdaad, het ontzielde Lichaarr. van mijn
gekruisten Verlosser wordt begraven...... O mijn
zoete Jesus, deze laatste vernedering hebt Gij ook nog vrijwillig voor ons ondergaan: Gij laat
uw heilig Licliaam in een graf bergen, als ware daarvan, evenals van andere lijken, afzichtelijkheid en besmetting te vreezen ! En ach, wat eenc smart te meer voor uwe heilige Moeder, nu zij ook nog van dat kostbare pand, het laatste wat haar van U overblijft, uw goddelijk Lichaam moet scheiden!—• OJcsus, o Maria, ik verfoei en betreur mijne zonden als de oorzaak van die laatste vernedering en droefheid!
Doch, minnelijke Zaligmaker, terwijl ik, in mijne verbeelding, door eerbiedwaardige mannen uw heilig Lichaam daar in een nieuw graf zie neerleggen, en Het nu nog daar zie rusten, gedenk ik, dat binnen korte dagen uw Priester datzelfde heilige Lichaam, maar niet dood en mismaakt, maar levend en verheerlijkt, in zijne hand zal nemen, om Het op mijne tong neerteleggen, en dat Het zal rusten in mijn hart. En ach, mijn Jesns, zal mijn hart zuiver zijn gelijk het graf, waarin Gij na uwen dood gerust hebt? Ik hoop het, o zoete Jesns, maar alleen van uwe barmhartigheid, ik hoop het door de verdiensten van uw goddelijk Bloed. Uwe genade alleen kan mijn hart zuiveren en nieuw maken; en wat van mijnen kant noodig is, ik wil het doen. Help mij door een naarstig onderzoek des gewetens tot in de duistere hoeken van mijn hart doordringen, om alles op te sporen, wat aan uwe heilige oogen mishagen zou kunnen; — help mij door een oprecht berouw alles, wTat ik
afschuwelijks of ook maar onbehagelijks vinden zal, met een heiligen haat breken en vermorze-ien;— help mij door eene rechtzinnige Biecht dat alles uit mijn hart uitwerpen ; — opdat mijn hart, gansch gezuiverd en gereinigd, een nieuw hart moge geworden zijn, waardig om uw heilig Lichaam in de M. Communie tot rustplaats te verstrekken. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer.
God, wees ons, zondaars, genadig.
Sluitgebed.
O minnelijke Verlosser, ik dank U voor de genade, in dit uur van uwe barmhartigheid ontvangen. Ik dank U voor hetgeen ik op den bloe-digen weg des Kruises heb geleerd; namelijk uwe onbegrijpelijke liefde en mijne afschuwelijke ondankbaarheid zijn mij gebleken. Ik weet nu, o mijn God, wat ik misdaan lieb; maar ik weet ook, o zoete Jesus, hoezeer Gij mij liefhebt. Ik dank U voor de gevoelens, die Gij mij hebt ingestort. Ik verfoei mijne zonden, en ik vertrouw op uwe barmhartigheid. Bevestig mij, liefderijke Zaligmaker, in deze gevoelens. Help mij mijne goede voornemens uitvoeren. Schenk mij de genade van eene heilige Biecht, opdat ik daardoor den weg vinde tot eene heilige Communie. Ik smeek U die genade door de ver-
diensten van die onbeschrijfelijke smarten, die Gij voor mij op uwen blcedigen Kruisweg hebt geleden. x\raen.
O H. Maria, Moeder van smarten, ik ben het kind, dat u zooveel droefheid veroorzaakt heeft. Help mij door de verdiensten van uwe diepe droefheid al mijne zonden oprecht bewee-nen, om mijn hart van alle vlekken der zonde te zuiveren. O mocht ik spoedig door eene goede Biecht en eene heilige Communie uw minnelijk Hart verblijden. Amen.
Ik smeek U, barmhartige God, de aflaten, welke ik door deze Kruiswegoefening verdiend heb, toe te voegen, gelijk mijne meening was, aan al die zielen in het vagevuur, welke bij haar leven gewoon waren zich met de meeste zorg tot de H. Communie voor te bereiden, opdat zij in de verlichting barer pijnen eene belooning vinden van haren eerbied voor het aanbiddelijk Sacrament, en opdat ik door deze liefdedaad van uwe barmhartigheid de genade ver-werve van ook deze dagen met den grootsten eerbied, in de beste gesteltenis, hot hoosheilia:
' ~ ' O O
Sacrament te ontvangen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet. — Glorie zij den Vader.
quot;Vijfmaal tor oere dor Vijf quot;Wonden van Jcsus, cn ééns voor Z. H. den Pans.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd hel hoogheilig en goddelijk Sacrament! Amen.
BemerJcing. Bid eiken dag van de Novene een Hozen-hoe dj c , ten einde door de voorspraak der H. Moeder Gods de genade van eene hcUï'je. Communie te verkrijgen. Wanneer gij voorziet, dat het Rozenhoedje niet in de Kerk door de kinderen gezamenlijk (*), noeh ook's avonds in denhui-selijken kring zal gebeden worden, zorg dan het bijtijds alleen te bidden. Ofschoon het geen vereisehte is voor het verdienen der allaten, is men toch gewoon vour het eerste tientje het volgende als inleiding of voorbereiding te bidden :
Ik geloof in God den Vader enz.
Glorie zij den Vader en den Zoon en den H. Geest.
Gelijk het was in het begin, en nu en altijd, en
iii de eeuwen der eeuwen, Amen,
De Kamen van Jesus en Maria zijn gebenedijd. Van nu of tot in eemoigheid.
Ik groet n, Dochter van God den Vader.
Ik groet ii, Moeder van God den Zoon.
(*) Het is een algemeene regel, dat, als er gezamenlijk bij beurten gebeden wordt, de nabiddendeu slechts naar den voorbidder eerbiedig behooren te luisteren, zonder de woorden uit te spreken, en omgekeerd de voorbidder naar de nabid-denden, als dezen aan de beurt zijn. Als men t*, zamen wil bidden, moet niet één, maar moeten nahidden.
Ik groet u, Bruid van God den H. Geest. Wees gegroet.
Glorie zij den Vader enz.
De Namen van Jesus en Maria enz.
Eozenlioedje der blijde Mysteriën.
II. OnzeVader. De boodschap des Ensrels aan Maria. I. OnzeVader. De boodschap des Ensrels aan Maria. Tienmaal Wees gegroet.
Glorie zij den Vader enz.
De Namen enz.
| II. Onze Vader. Het bezoek der H. Maagd aan hare nicht Elisabeth.
Tienmaal Wees gegroet.
Glorie zij den Vader enz.
De Namen enz.
III. Onze Vader. De geboorte van Jesus in den stal te Bethlehem.
Tienmaal Wees gegroet.
Glorie zij den Vader enz.
De Namen enz.
1 IV. Onze Vader. De opdracht van Jesus in den Tempel.
Tienmaal Wees gegroet.
Glorie zij den Vader enz.
De Namen enz.
V. OnzeVader. De vinding vanijesus in denTempel. Tienmaal Wees gegroet.
Glorie zij den Vader enz.
De Namen enz.
Rozenlioedje der droevige Mysteriën.
I. OnzeVader. De benauwdheid van Jesus in den
Hof van Olijven. Wees gegroet enz., als loven.
II. Onze Vader. De geeseling van Jesus. Wees
gegroet enz.
III. On ze Vader. De kroning van Jesus met
dorens. Wees gegroet enz.
IV. Onze Vader. De kruisdraging van Jesus naar
den berg van Calvariö. Wees gegroet enz.
V. Onze Vader. De kruisiging en dood van Je
sus. Wees gegroet enz.
Eozeulioedje der glorieuse Mysteriën.
I. OnzeVader. De verrijzenis van Jesus. Wees
gegroet enz.
O O
II. Onze Vader. De hemelvaart van Jesus. Wees
gegroet enz.
III. Onze Vader. De nederdaling van den H.
Geest over de Apostelen. Wees gegroet enz.
IV. Onze Vader. De opneming van Maria ten
hemel. Wees gegroet enz.
V. Onze Vader. De kroning van Maria in den
hemel. Wees gegroet enz.
— 55 —
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer. Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, heinelsche Vader, ontferm V onzer. God , Zoon , Verlosser der wereld, ontferm Uonzer. God, Heilige Geest, ontferm U onzer.
Heilige Drievuldigheid, een God, ontf. JJonzer. Heilige Maria , bid voor ons.
Heilige Moeder Gods, hid voor ons.
Heilige Maagd der Maagden, bid voor ons. Moeder van Christus, bid voor ons.
Moeder der goddelijke genade, bid voor ons. Allerzuiverste Moeder, bid v(,or ons.
Allerreinste Moeder, bid voor ons.
Onbevlekte Moeder, bid voor ons.
Ongeschonden Moeder, bid voor ons.
Minnelijke Moeder, bid voor ons.
Wonderbare Moeder, bid voor ons.
Moeder des Scheppers, bid voor ons.
Moeder dts Zaligmakers, bid voor ons. Allervoorzichtigste Maagd, bid voor ons. Eerwaardige Maagd, bid voor ons.
Lofwaardige Maagd, bid voor ons.
Machtige Maagd, bid voor ons.
— 58 —
Goedertieren Maagd, lid voor ons.
Getrouwe Maagd, bid voor ons.
Spiegel der rechtvaardigheid, hid voor ons.
Zetel der wijsheid, hid voor ons.
Oorzaak onzer blijdschap, hid voor ons. Geestelijk vat, bid voor ons.
Eerbiedwaardig vat, bid voor ons.
Schoon vat van devotie, bid voor ons. Geheimzinnige roos, hid voor ons.
Toren van David, bid voor ons.
Ivoren toren. bid voor ons.
Gulden huis, bid voor ons.
Ark des verbonds, bid voor ons.
Deur des hemels, bid voor ons.
Morgenster, bid voor ons.
Behoud der kranken, bid voor ons.
Toevlucht der zondaren, bid voor ons. Troosteres der bedroefden, bid voor ons.
Hulp der Christenen, bid voor ons.
Koningin der Engelen, bid voor ons.
Koningin der Oudvaders, bid voor ons. Koningin der Profeten, bid voor ons.
Koningin der Apostelen, bid voor ons.
Koningin der Martelaren, bid voor ons. Koningin der Belijders, bid voor ons.
Koningin der Maagden, bid voor ons.
Koningin van alle Heiligen, bid voor ons. Koningin, zonder erfsmetontvangen, o«s.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der we^ reld, spaar ons, liter.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld , verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld , ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onze Vader.
Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlucht, H. Moeder Gods, verstoot onze gebeden niet in onzen nood ; maar bevrijd ons altijd van alle gevaren, glorierijke en gezegende Maagd; onze Vrouwe, onze Middelares, onze Voorspraak, verzoen ons met uwen Zoen, beveel ons aan uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon. Bid voor ons, o H. Moeder Gods.
Opdat wij waardiy worden de beloften van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
Wij bidden U, o Heer, stort uwe genade in onze harten, opdat wij, die door de boodschap des Engels de menschwording van Christus uwen Zoon gekend hebben, door zijn lijden en Kruis tot de heerlijkheid der verrijzenis mogen geraken, Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
— 58 —
By^^flere dag-elijksche gebeden.
Bemertcïng. Leer deze gebeden van buiten en neem de gewoonte aan, dozlt;' gebeden eiken dag bij uw Morgen- of Avondgebed te bidden, behalve de akten van geloof, hoop, liefde (1) en berouw, die zeker nooit een enkelen dag mogen vergeten worden.
Ter eere der allerheiligste Drievuldiglieid.
(3) Heilig, Heilig, Heilig is de Heer God der heerscharen; de gansche aarde is vol van zijne heerlijkheid. Glorie zij den Vader, Glorie den Zoon, Glorie den H. Geest.
Ter eere van het allerheiligste Sacrament.
(2) Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament.
Tot de H. Maagd Yoor de heilige deugd van zuiverheid.
(3) O mijne Vorstin, o mijne Moeder! ik oll'er mij geheel aan u op, en om u mijne ver-
(1) Volle aflaat onder gewone voorwaarden voor degenen, die gedurende eene maand dagelijks eens de akten van geloof, hoop en liefde zuilen gebeden hebben.
(2) Volle aflaat onder gewone voorwaarden voor dege-
— 59 —
kleefdlieid tc betoonen , wijd ik u van daag toe mijne oogen, mijne ooren, mijnen rr -quot;.d, mijn hart, geheel mij zeiven. Wijl ik toebehoor,0 mijne goede Moeder, bewaar mij, bescherm mij als uw goed en eigendom.
(2) O Engel Gods, die mijn bewaarder zijt, aan wien ik door Gods goedheid ben toevertrouwd, gelief mij te verlichten, te bewaren,
^ te geleiden en te bestieren. Amen.
(Vooral 's avouds to bidden.)
Jesus, Maria, Joseph! ik geef U mijn hart
Ien mijne ziel.
Jesus, Maria, Joseph! staat mij bij in mijnen doodstrijd.
Jesus, Maria, Joseph! dat mijne ziel na mijnen dood bij U in vrede ruste. Amen.
Ken, die gedurende eene maand dagelijks eens dit gebed zul-I len gebeden hebben.
(3) Volle aflaat onder gewone voorwaarden voor degenen, die gedurende eene maand dagelijks 's morgens en s avonds een AVees-gegroet niet dit gebed zullen gebeden hebben.
Glorie zij den Vader en den Zoon eu den H.Geest. Geloofd zij JesnsChristus! In eeuwigheid. Amen. De Namen van Jesus en Maria zijn gebenedijd. Van nu af tot in eeuwigheid.
Jesus, ik geloof in U ; Jesus, ik hoop op U; Jesus, ik bemin U.
O zoet Hart van Jesus, maak dat ik U steeds meer en meer beminne.
Maak u gewoon, als eene slechte gedachte of neiging tot zonde in n opkomt, aanstonds eene of andere van deze verzuchtingen te bezigen;
Jesus! Maria! Joseph!
ü mijn God, laat het niet toe; ik wil niet zondigen. Laat mij niet van U scheiden!
Jesus! Jesus! Jesus!
Zoete Jesus, ik hoop op U, ik bemin U.
Lieve Jesus, verberg mij in uw Hart.
Heilige Maria, lieve Moeder, bescherm uw kind. Heilige Engel, sta mij bij.
Heilige Patronen, helpt mij.
----
voor eiken ólag
DER
--—-
De eerste drie dagen dezer Novene liebben ten doel, de kinderen met een goeden geest te bezielen, hen ingetogen te maken en ernstig te stemmen voor liet groote werk, dat zij gaan verrichten.
De volgende drie dagen strekken als nadere voorbereiding tot eene goede Biecht. De naaste voorbereiding geschiedt onmiddellijk vóór het ontvangen van het H. Sacrament van Boetvaardigheid.
De laatste drie dagen bedoelen eene nadere voorbereiding tot de H. Communie; terwijl de naaste voorbereiding plaats heeft op den dag zeiven der eerste Communie, in de li. Mis vóór het ontvangen van het allerheiligste Sacrament. *)
Elke dag heeft eene bijzondere toewijding, ook met dit voordeel, dat den kinderen eenige schoone devotion worden geleerd en aangeprezen , die hun immer moeten dierbaar zijn.
De eerste drie dagen zijn gewijd aan de H. Familie: Jesns, Maria en Joseph,
*) Dezo naaste voorbereiding vindt men in een afzonderlijk Boekje: De gkoote dag eis zijn yookavom).
— 63 —
De volgende drie dagen aan onze 11. Be-* schermers: Bewaarengel, Dooppatroon en Patroon der Parocliiekevk.
De laatste drie dagen aan Jesus Christus, vereerd door drie zeer voorname devotiën: tot zijn Zoeten Naam, zijne Vijf Wonden en zijn allerh. Hart.
Elke dag heeft drie Oefeningen, op drie verschillende bepaalde uren langzaam met eerbiedige aandacht te lezen.
TOEGEWIJD AAN DE»H. FAMILIE. Algemeene voorbereiding.
TOEGEWIJD AAN
als Klind te midden der X-eeraren»
Voorhereidingsgehed. O mijn God, ik aanbid j U, hier tegenwoordig. Verlicht mijn verstand 3
— 64 —
beweeg mijnen wil , opdat ik deze Oefening met uwe luilp wel moge doen, tot uwe eer en tot zaligheid van mijne ziel.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Jesus Christus, die nu in den hemel woont tot geluk van de Heiligen, die Hem in zijne heerlijkheid aanschouwen;—Jesus Christus, die op aarde nog verblijft in zijn allerheiligste Sacrament tot geluk van zijne leerlingen , die Hem daar mogen aanbidden elk uur van den dag, offeren eiken dag in de H. Mis, ontvangen zoo dikwijls in de 11. Communie;—Jesus Christus, wiens waarachtig Vleeach en Bloed wij na weinige dagen bij onze eerste H. Communie waardig hopen te ontvangen ;—diezelfde Jesus heeft eens zichtbaar op aarde geleefd, is eens klein geweest als wij, om een voorbeeld te zijn voor alle kinderen. Wanneer Jesus, twaalf jarenoud zijnde, derhalve zoo oud ongeveer als wij zijn, met Maria en Joseph het Paaschfeest had gevierd, bleef Hij te Jerusalem in den Tempel de leering der Priesters bijwonen; niet alsof Hij noodig had door hen onderwezen te worden ; want Hij was de eeuwige Wijsheid zelve; maar om cns te leeren , dat wij met ijver, met eerbied, met aandacht
het godsdienstige onderricht der Priesters moeten aanhooren.
Hoe gaarne hoorde Jesus spreken van God en zijne werken ? Zoo ook moeten wij gaarne den Catechismus bijwonen, om God te leeren kennen en beminnen; om ie vernemen wat die goede God, onze Schepper en onze Verlosser, voor ons gedaan heeft, en nog doet, en beloofd heeft te doen; om te leeren wat wij moeten weten en doen, als wij Hem willen behagen en onze ziel eeuwig gelukkig maken. Hoe zedig, eerbiedig zat het goddelijk Kind in den Tempel te midden der Leeraren! Hoeveel eerbied toonde Jesus voor het Huis zijns Vaders! Hoeveel eerbied voor die Priesters als gezanten van God! Hoeveel eerbied en aandacht voorde heilige leer, die zij verkondigden ! Zoo ook moeten wij door onze zedige houding in de Kerk altijd eerbied toonen voor het Huis van God, waar Jesus Christus zelf woont in het Tabernakel ; — eerbied toonen voor de Priesters , welke Jesus Christus met zoo groote macht heeft bekleed;— eerbied voor hunne onderrichting; want wat zij leeren, is de Leer van Jesus. O, met welke eerbiedige houding en met welke oplettendheid moeten wij luisteren naar hunne woorden; want hun woord is het Woord van God!
— 06 —
VOOHNEMEX.
Ik zal gedurende deze negen dagen met grooteren ijver dan vroeger alle godsdienstige onderrichtingen bijwonen. Het zou mij leed doen, als ik er eene enkele zou missen. Ik zal zorgen bij geene enkele te laat te komen.
In de Kerk zal ik deze dagen een bijzonderen eerbied toonen; niet alleen gedurende het onderricht des Priesters, maar ook al is de Priester niet tegenwoordig, vóór de onderrichting en daarna; — ik zal zedig en eerbiedig mij gedragen bij elke godsdienstoefening, vooral onder de H. Mis;— ja, ik zal toonen te geloo-vcn, dat Jcsus Christus zelf altijd tegenwoordig is iu zijn aanbiddelijk Sacrament, en daarom eenc eerbiedige houding aannemen van het oo-genblik, dat ik de Kerk binnentreed, totdat ik die zal verlaten hebben.
Ik zal den Priester beschouwen als den Gezant van God om mij Gods wil bekend te maken. Ik zal mijn best doen, om alle wereldsche gedachten buiten de Kerk te laten en om met alle oplettendheid te luisteren naar de woorden des Priesters, denkende dat Jesus Christus zelf door zijn mond tot mij spreekt.
Ik zal mij dikwijls het Kind Jesus n den Tempel voorstellen, om mij in de Kerk ook zóó tc
i
67
gedragen, als ik mij kan verbeelden , dat het goddelijk Kind in den Tempel zich gedragen heeft.
GEBED.
Jesus Christus, mijn God en Zaligmaker, die in uwe jeugd voor mij een voorbeeld hebt willen zijn, ik bid U, zegen mijn voornemen. Doe . mij dikwijls aan U denken, gelijk Gij waartin ; den Tempel, opdat ik zoovele malen uw voor-[ beeld voor mijne oogen hebbe. Ik wensch U
■ te volgen; maar ik weet, dat ik U niet volgen | kan zonder uwen bijstand. Help dan mijne zwak-? heid door uwe genade. Stort in mijn hart den gt; eerbied, welken ik verschuldigd ben aan uw ; aanbiddelijk Sacrament, — aar. uwe heilige woonplaats,— aan uwe Priesters,— aan uw heilig
: Woord, dat zij mij verkondigen. Geef mij een leeizaara hart, en leer mij door den mond van
■ uwen Dienaar, wat ik deze dagen moet doen, i; om U te behagen en mij waardig tot mijne eerste
H. Communie voor te bereiden. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
— 68 —
Voorbereidinrjaijbljiid. O mijn God enz. Zie bl. 63.
Wanneer Maria en Joseph na drie dagen zoe-kens het Kind Jesus in den Tempel vonden te midden der Leeraren, hen hoorende en hen vragende, stonden zij verwonderd, en zijne Moeder zeide tot Hem: „ Kind, waarom deedt Gij „ ons alzoo? Zie, wij zochten V met droefheid?quot; En Jesus zeide tot hen: „ Waarom zocht gij „ Mij? Wist gij niet, dat Ik in de dingen mijns „Vaders moet wezen?quot; Hij wilde zeggen: Gij wist toch wel, dat Ik Mij moet bezig houden met de zaak, waartoe mijn Vader Mij gezonden heeft , te weten de menschen te leeren door mijn woord en voorbeeld en hen te verlossen door mijn lijden en dood. Die zaak moet Ik voor alles behartigen; en daarmede heb Ik Mij nu deze drie dagen op eene bijzondere wijze bezig gehouden. — Ook wij hebben eene zaak die vóór alles gaan moet; die zaak, waarvoor de goede God ons op deze aarde geplaatst heeft: de zaak onzer zaligheid. Dit is het eenig noodzakelijke , wat wij te doen hebben: Onze ziel zalig te maken. Daarvoor moet al het overige wij-
_ 69 —
ken. En nu, als een middel om onze ziel zalig te maken , moet onze eerste H. Communie strekken. Die Communie moet de grondslag zijn van onze volgende Communiën, de grondslag van ons volgend christelijk leven, de grondslag van onze zaligheid. Het komt er derhalve voor alles op aan, dat wij eene heilige Communie doen. Het betaamt dan ook, dat wij deze dagen vóór alles denken aan eene heilige Communie; — vóór alles verlangen naar eene heilige Communie,— vóór alles ons hart bereiden tot eene heilige Communie. Alle andere zorgen moeten wij op zijde stellen. Om eten ,
drinken , slapen , spelen , schoone kleederen ,
om dat alles moeten wij ois niet bekommeren.
Voor alles moeten wij zooveel mogelijk onverschillig zijn , behalve voor het geluk van eene heilige Communie. Deze zorg moet ons overal vergezellen; met deze gedachte moeten wij el-ken dag opstaan en slapen gaan : Ah ik eene Jieilirje Communie doe, hen ik gelukkig voor nu,
ja, ik mag hopen gelukkig voor verderen leeftijd,
gelukkig voor de eeuwigheid.
VOORNEMEN
Ik zal eene goede voorbereiding tot mijne eerste Communie beschouwen als de cenigste Jv»
4*
1
laak, die ik deze dagen te vervullen beb. Daarom wil ik alles vermijden, wat mij onwaardiger zou kunnen maken voor dat groote werk; daarom wil ik alles doen , wat van mij verlangd wordt voor eene waardige Communie. Daarom wil ik deze dagen zoo min mogelijk kwaad doen; daarom wil ik mij zoo braaf mogelijk gedragen, in de Kerk, tlmis, op straat, overal; niets liever doen dan de onderrichtingen en oefeningen voor de eerste Communie bijwonen; vooral veel bidden, vurig bidden, dat de goede God mij toch de genade verleene van eene waardige Communie te mogen doen. Dit zal het schietgebed zijn, dat dagelijks vele malen op mijne lippen zal wezen; Lieve Jesus, zuiver mijn hart, vernier mijn hart, bereid mijn hart om V waardig te ontvangen.
Moge het iedereen aan mij kunnen bespeuren, dat ik niets meer verlang dan het geluk van eene heilige Communie. Vraagt men mij, waarom ik zoo gehoorzaam en gewillig ben, waarom zoo vriendelijk en toegevend, waarom zoo zedig en ingetogen; waarom ik zoo gaarne naar de Kerk ga, waarom ik zoo eerbiedig in de Kerk bid; — ik zal dan kunnen antwoorden; Weet gij dan niet, dat ik mijne eerste II. Communie ga doen ?
GEBED.
Lieve Jesus, geef mij de ware wijsheid , opdat ik het werk mijner zaligheid altijd be-schouwe als het gewichtigste, als het noodzakelijkste, wat ik hier te doen heb. Leer mij die heilige Communie, waartoe ik mij voorbereid, aanzien als eene zaak, waaraan ik niet te veel zorg besteden kan. Help mij, minnelijke Verlosser, door uwe goddelijke genade op eene waardige wijze dat groote werk voltrekken ; want eene eerste heilige Communie is eene groote schrede op den weg der zaligheid. Verwijder uit mijn hoofd alle ijdele gedachten, die eene ernstige aandacht voor dat verheven werk zouden in den weg staan; verwijder uit mijn hart alle andere bekommernissen, opdat ik slechts door eene eenige zorg bezield zij : mijne eerste Communie heilig te doen. Help mij dikwijis tot U bidden: Lieve Jesus, zuiver mijn hart, versier mijn hart, bereid mijn hart, om ü waardig le ontvangen. En verhoor dan ook, zoete Jesus, mijn kinderlijk gebed. Eeuwig zal ik U daarvoor dankbaar zijn; want grooter gunst kunt Gij mij nu niet geven dan de genade van eene heilige Communie. Amen.
Onze Vader.— Wees gegroet.
— 72 —
Geloofd eu gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament 1
Voorhereidbif/sgebed. O mijn God, enz. Zie bl. 63.
Het Kind Jesus keerde met Maria en Joseph naar Nazareth terug, om met hen in stille eenzaamheid te leven; en het H. Evangelie vermeldt van Hem, dat Hij hun onderdanig was. Het is zeker, dat Jesus als Kind ons een voorbeeld heeft gegeven van godsdienstigheid, van gehoorzaamheid, van zedigheid, van waarheidsliefde, van matigheid, van werkzaamheid, van vriendelijken omgang, in één woord van alle deugden, die God van kinderen verlangt; maar hoe komt het dan, dat alleen zijne gehoorzaamheid in het H. Evangelie genoemd wordt? Zou het de goede God daarom niet gewild hebben, om ons te ieeren, dat de gehoorzaamheid is do hoofddeugd der kinderen, dat de gehoorzaamheid van zelf alle andere deugden voortbrengt en beschermt, dat een kind vooral door zijne gehoorzaamheid aan zijne Ouders niet alleen, maar ook aan God moet trachten te behagen?
— 73 —
Wij moeten dan de gehoorzaamheid beschouwen als onze hoofddeugd, de ongehoorzaamheid en weerspannigheid verafschuwen a'.s eene hoofdondeugd, die van zelf veel ander kwaad medebrengt. Wij moeten aan ocze Ouders gehoorzamen, omdat wij hun, naast God, alles te danken hebben; maar nog meer, omdat zij ons in Gods plaats bestieren. Daarom moeten wij ook gehoorzamen aan al degenen, die God of onze Ouders over ons gesteld hebben, vooral aan de Priesters, die onze geestelijke Vaders zijn. — Waarin moeten wij gehoorzamen? In alles, wat niet duidelijk strijdig is met Gods geboden; en niet alleen in hetgeen zij gebieden, maar wij moeten ook trachten te doen, wat zij verlangen, alles vermijdende wat zij niet gaarne van ons zouden zien. — Hoe moeten wij gehoorzamen ? Zóó, gelijk wij ons kunnen voorstellen, dat Jesus aan Maria en Joseph heeft gehoorzaamd; dat wil zeggen: aanstonds zonder uitstel, gewillig zonder tegenspreken niet alleen, maar met vriendelijkheid, nauwkeurig juist zooals het verlangd wordt. O mochten wij altijd zóó gehoorzaam zijn! Vooral diende deze dagen onze gehoorzaamheid volmaakt te wezen. Moeten wij niet ons best doen, om aan Jesus, dien wij in zijn H. Sacrament gaan ontvangen, te behagen? Eu hoe kunnen wij Hem beter behagen dan door te trachten als kinderen zijne kinderlijke gehoorzaam-
taak, die ik deze dagen te vervullen heb. Daar» om wil ik alles vermijden, wat mij onwaardiger zou kunnen maken voor dat groote werk; daarom wil ik alles doen, wat van mij verlangd wordt voor eene waardige Communie. Daarom wil ik deze dagen zoo min mogelijk kwaad doen; daarom wil ik mij zoo braaf mogelijk gedragen, in de Kerk, thuis, op straat, overal; niets liever doen dan de onderrichtingen en oefeningen voor de eerste Communie bijwonen; vooral veel bidden, vurig bidden, dat de goede God mij toch de genade verleene van eene waardige Communie te mogen doen. Dit zal het schietgebed zijn, dat dagelijks vele malen op mijne lippen zal wezen: Lieve Jesus, zuiver mijn hart, versier mijn hart, bereid mijn hart om U waardig te ontvangen.
Moge het iedereen aan mij kunnen bespeuren, dat ik niets meer verlang dan het geluk van eene heilige Communie. Vraagt men mij, waarom ik zoo gehoorzaam en gewillig ben, waarom zoo vriendelijk en toegevend, waarom zoo zedig en ingetogen; waarom ik zoo gaarne naar de Kerk ga, waarom ik zoo eerbiedig in de Kerk bid; — ik zal dan kunnen antwoorden: Weel gij dan niet, dat ik mijne eerste II. Communie ga doen ?
GEBED.
Lieve Jesus, geef mij de ware wijsheid , opdat ik het werk mijner zaligheid altijd be-schouwe als het gewichtigste, als het noodzakelijkste , wat ik hier te doen heb. Leer mij die heilige Communie, waartoe ik mij voorbereid, aanzien als eene zaak, waaraan ik niet te veel zorg besteden kan. Help mij, minnelijke Verlosser, door uwe goddelijke genade op eene waardige wijze dat groote werk voltrekken ; want eene eerste heilige Communie is eene groote schrede op den weg der zaligheid. Verwijder uit mijn hoofd alle ijdele gedachten , die eene ernstige aandacht voor dat verheven werk zouden in den weg staan; verwijder uit mijn hart alle andere bekommernissen, opdat ik slechts door eene etnige zorg bezield zij ; mijne eerste Communie heilig te doen. Help mij dikwijis tot U bidden: Lieve Jesus, zuiver mijn hart, versier mijn hart, bereid mijn hart, om U icaardig te ontvangen. En verhoor dan ook, zoete Jesus, mijn kinderlijk gebed. Eeuwig zal ik U daarvoor dankbaar zijn; want grooter gunst kunt Gij mij nu niet geven dan de genade van eene heilige Communie. Amen.
Onze \ader.— Wees gegroet.
— 72 —
Geloofd eu gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
Voorhereidingsgebed. O mijn God, enz. Zie bi. 63.
Het Kind Jesus keerde met Maria en Joseph naar Nazareth terug, om met hen in stille eenzaamheid te leven; en het H, Evangelie vermeldt van Hem, dat Hij hun onderdanig was. Het is zeker, dat Jesus als Kind ons een voorbeeld heeft gegeven van godsdienstiglieid, van gehoorzaamheid, van zedigheid, van waarheidsliefde, van matigheid, van werkzaamheid, vau vriendelijken omgang, in één woord van alle deugden, die God van kinderen verlangt; maar hoe komt het dan, dat alleen zijne gehoorzaamheid in het H. Evangelie genoemd wordt? Zou het de goede God daarom niet gewild hebben, om ons te leeren, dat de gehoorzaamheid is de hoofddeugd der kinderen, dat de gehoorzaamheid van zelf alle andere deugden voortbrengt en beschermt, dat een kind vooral door zijne gehoorzaamheid aan zijne Ouders niet alleen, maar ook aan God moet trachten te behagen?
I
— 73 —
Wij moeten dan de gehoorzaamheid beschouwen als onze hoofddeugd, de ongehoorzaamheid en weerspannigheid verafschuwen als eene hoofdondeugd, die van zelf veel ander kwaad medebrengt. Wij moeten aan onze Ouders gehoorzamen, omdat wij hun, naast God, alles te danken hebben; maar nog meer, omdat zij ons in Gods plaats bestieren. Daarom moeten wij ook gehoorzamen aan al degenen, die God of onze Ouders over ons gesteld hebben, vooral aan de Priesters, die onze geestelijke Vaders zijn. — Waarin moeten wij gehoorzamen? In alles, wat niet duidelijk strijdig is inet Gods geboden; en niet alleen in hetgeen zij gebieden, maar wij moeten ook trachten te doen, wat zij verlangen, alles vermijdende wat zij niet gaarne van ons zouden zien. — Hoe moeten wij gehoorzamen ? Zoo, gelijk wij ons kunnen voorstellen, dat Jesus aan Maria en Joseph heeft gehoorzaamd; dat wil zeggen: aanstonds zonder uitstel, gewillig zonder tegenspreken niet alleen, maar met vriendelijkheid, nauwkeurig juist zooals het verlangd wordt. O mochten wij altijd zóó gehoorzaam zijn! Vooral diende deze dagen onze gehoorzaamheid volmaakt te wezen. Moeten wij niet ons best doen, om aan Jesus , dien wij in zijn H. Sacrament gaan ontvangen, te behagen ? En hoe kunnen wij Hem beter behagen dan door te trachten als kinderen zijne kinderlijke gehoorzaam-
— 71 —
lieicl na te volgen, en wel daarom te gelioor-zaraen, omdat Hij die deugd boveu alle andere ons heeft willen inprenten?
VOORNEMEN.
Ik maak het vaste besluit van deze dagen aan mijne Ouders en aan mijne geestelijke Bestierders de stiptste onderdanigheid te betoonen. Ik zal trachten alles te vermijden wat hen zou kunnen bedroeven ; alles te doen wat ik kan denken, dat zij van mij verlangen. Om mij op te wekken tot eene volmaakte gehoorzaamheid zal ik mij dikwijls het voorbeeld van het Kind Jesus voor oogen stellen, en denken : hoe zou het Kind Jesus dit in mijne plaats doen? hoe vaardig? hoe vriendelijk? hoe zorgvuldig? hoe nauwkeurig? en ik zal dan ook trachten zoo te doen. Mocht ik mijne Ouders of Oversten door eenige ongehoorzaamheid bedroeven of met ee-nige onvriendelijkheid bejegenen , dan zal ik spoedig daarover mijne spijt toonen en door meer voorkomendheid mijne verkeerdheid zoeken goed te maken. Eindelijk zal ik gehoorzamen ten wille van Jesus, uit dankbaarheid voor het voorbeeld, dat Hij mij in zijne jeugd heeft gegeven, en om des te aangenamer te zijn in zijne oogen, als Hij zal zien, dat ik mijn best doe om Hem te gelijken.
GEWED.
Minnelijke Jesus, ofschoon Gij God waart, de almachtige God, Schepper, Heer en Bestierder van hemel en aarde , hebt Gij toch aan Maria en Joseph onderdanig willen zijn, om mij een voorbeeld te geven van gehoorzaamheid. En ofschoon Gij alle deugden bezaat met eene volmaaktheid, die nooit een mensch kan bereiken, hebt Gij van al uwe deugden in het 11. Evangelie slechts uwe gehoorzaamheid laten opteekenen, om mij te leeren, dat ik vóór alles die deugd moet betrachten. Helaas, hoe slecht heb ik tot hiertoe uw voorbeeld gevolgd! Hoe dikwijls heb ik niet willen gehoorzamen ? En als ik gehoorzaamde, hoe deed ik het? Ik vraag U ootmoedig vergeving voor zoovele ongehoorzaamheden, voor het vele verdriet, dat ik Vaderen Moeder heb aangedaan. Ik zal mij daarvan voor de voeten van den Priester, die in het Sacrament van Boetvaardigheid uwe plaats bekleedt, rouwmoedig beschuldigen, in de hoop, dat Gij mij dat alles genadig zult vergeven. Nu voortaan zal ik U tot mijn voorbeeld nemen. Vooral deze dagen verlangt Gij van mij eene stipte gehoorzaamheid. Ik zal mijn best doen, zoete Jesus, om uw verlangen te bevredigen. Verleen mij uwen machtigen bijstand, om mijne lichtzinnigheid.
— 76 —
onwilligheid en loomheid te overwinnen, ten ein de U door mijne gehoorzaamheid te behagen en de genade van eene heilige Communie te ver krijgen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
TOEGEWIJD AAN DE
als Kind opgevoed in den Tempel.
Voorhereidingsgebed. O mijn God, enz. Zie bl. 63.
Maria is nu in den schoonen hemel bij Jesus. Zij is zijne Moeder, zij vermag veel bij Hem. Jesus heeft gewild, dat zijne Moeder ook de Moeder zou zijn van al zijne leerlingen; daarom heeft zij hen allen lief. Maria bemint derhalve ook ons, en wij mogen vertrouwen, dat die goede Moeder deze dagen met een bijzonder
. welgevallen op ons nederziet, nu wij ons voorbereiden, om het heilige Vleesoh en Bloed van . haren goddelijken Zoon voor den eersten keer te ontvangen; en wij mogen er op rekenen, dat zij in dat groote werk ons door hare machtige , voorspraak zal helpen. Wiji zij Jesus bemint, moet zij verlangen, dat Hij door eene waardige Communie worde verheerlijkt; en wijl zij ons bemint, moet zij verlangen, dat wij door eene waardige Communie worden geheiligd. Daarom mogen wij besluiten, dat zij ons reeds zal hel-| pen , al zouden wij vergeten haren bijstand af te smeeken. Maar wij mogen toch denken , dat zij meer zorg zal hebben voor die kinderen , welke deze dagen dikwijls en vurig hare voorspraak inroepen. En nog meer zullen wij van hare moederlijke liefde mogen verwachten, als wij ons best doen hare deugden deze dagen na te volgen; want zij zal ongetwijfeld die kinderen, welke door de navolging barer deugden haar op eene bijzondere wijze vereeren, ook met meer liefde bejegenen.
Maria was eenmaal zoo oud als wij nu zijn. Waar was Maria toen, en wat deed zij? Maria was reeds in hare eerste jaren door hare heilige Ouders Joachim en Anna naar den Tempel gebracht, om daar, in gezelschap van nog andere meisjes, onder de leiding van godvree-zende vrouwen te worden opgevoed. Hoe heeft
I
— 7S —
Maria daar geleefd? Waarin moeten wij Maria navolgen ?
Niets staat van Maria's heilige jeugd in liet H. Evangelie vermeld. Maar dat gemis schaadt ons niet. Zelfs al de sohoone lofspraken, die de HH. Vaders der Kerk ons hebben nagelaten over de heilige levenswijze van Maria in den Tempel, behoeven wij niet te kennen. AYij zijn immers overtuigd, dat Maria alle deugden, die aan onzen leeftijd passen, in de hoogste volmaaktheid heeft beoefend; en alzoo kunnen wij ons reeds veel van Maria's deugden voorstellen. Eu wijl wij zeker zijn, dat in Maria nooit de minste zonde, zelfs geen schijn van kwaad, te vinden was, daarom weten wij, zonder den minsten twijfel, te beslissen , wat Maria niet heeft gedaan. Om ons derhalve het Kind Maria als voorbeeld ter navolging voor te stellen, hebben wij slechts ons zeiven te vragen : wat zou het Kind Maria nu hier in mijne plaats doen? wat zeker niet doen? Het antwoord, dat wij ons zeiven zullen geven, zij de regel voor ons gedrag. Doen wij het eene en laten wij het andere, wij volgen Maria na.
VOORNEMEN.
Ik neem, voor deze dagen, het Kind Maria als mijn voorbeeld. Ik zal mij dikwijls dat hei-
lig Kind voor oogeu stellen, en mij afvragen: wat zou Maria nu in mijne plaats doen, en op welke wijze? Ik zal daa ook naar de uitspraak van mijn geweten t3 werk gaan.
Maria was vol ijver voor het gebed en andere godvruchtige oefeningen in den Tempel. Ik kan mij niet verbeelden, dat Maria eene enkele van die oefeningen door hare sehuld heeft verzuimd of een enkelen keer daarbij is te iaat gekomen. Ik zal mijn best doen, om ook geene enkele van de voorgeschrevene of verlangde oefeningen te verzuimen; mijn best doen, om in de II. Slis, bij de godsdienstige onderrichting, bij het Eozenhoedje of eenige andere gemeenschappelijke oefening in de Kerk geene minuut te laat te komen.
O hoe eerbiedig, hoe aandachtig, hoe vurig moet Maria in hare jeugd gebeden hebben 1 Ik ben overtuigd, dat zulk een gebed ver boven mijn vermogen is; maar ik zal toch trachten zoo goed te bidden als ik kan, om door het toonen van mijnen goeden wil aan Maria te behagen. Onder het gebed eerbiedig knielende, zal ik niet uit vrijwillige nieuwsgierigheid of lichtzinnigheid rondzien, maar de oogen neergeslagen houden. Ik zal onder het gebed mij niet vrijwillig vreemde gedachten in het hoofd halen, en, komen zij bij mij van zelf op, dan zal ik ze verwijderen, zoo spoedig ik ze be-
— 80 —
merk. Ik zal gedenken met wien ik in het gebed spreek, mijn hart zooveel mogelijk ten hemel heffen, om in mijne verbeelding neer te knielen voor den troon van den goeden God of van mijnen minnelijken Zaligmaker of van zijne en mijne allerliefste Moeder of van zijne andere heilige Vrienden, en door vurige verzuchtingen af te smeeken dat alles, wat mijne arme ziel deze dagen noodig heeft voor eene waardige Communie.
GEBED.
Heilige Maagd, Moeder Gods Maria, uw deugdzaam leven in den Tempel moet mij ten voorbeeld strekken. Ik wensch u na te volgen , om daardoor u te behagen en alzoo uwe machtige tusschenkomst bij de verhevene handeling, waartoe ik mij voorbereid, waardig te worden. Prent uw beeld diep in mijn hart, opdat ik duidelijk aan-schouwe, hoe eerbiedig, hoe aandachtig, hoe vurig gij waart in het gebed. Help mij mijne nieuwsgierigheid, mijne lichtzinnigheid, mijne ongedurigheid overwinnen. Sta mij bij , om uit mijnen geest die vreemde gedachten te verdrijven, welke gedurig mijne aandacht komen storen. Verwijder van mij die verveling, die mij zoo spoedig bij het gebed overvalt. Leer mij deze dagen zóó bidden, dat mijn gebed aangenaam
— 81 —
zij aan God , en ik de genade veikiijge van eene heilige Communie te mogen doen; want ik weet het, dat ik dat overgroote geluk niet van mijne eigene krachten, maar alleen van Gods goedheid te verhopen heb. O heilige Maria, wat ik te kort kome, vul gij dat aan: bid deze dagen met mij en voor mij. Aan u kan Jesus niets weigeren ; want gij zijt zijne Moeder; maar ook kunt gij mij niets weigeren; want ik ben uw kind. Lieve Moeder, maak mij dan gelukkig door uw gebed bij uwen goddelijken Zooru' Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te nllen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacnment!
Voorlereidingsgeled. O mijn God, enz. Zie bl. 63,
Eene andere reden nog moet ons aansporen, om deze dagen het heilige Kind Maria na te volgen. Met het grootste welbehagen zag God uit den hemel op Maria neder, en waarom? Was het niet om hare hooge deugd en heiligheid ? Welnu, trachten wij ook deze dagen naar het
— 82 —
voorbeeld van Maria heilig door te brengen, God zal ook op ons met welgevallen nederzien. Wij zullen behagen vinden bij JesusChristus, omdat wij, door Maria na te volgen, zijne heilige Moeder op de volmaaktste wijze vereeren.
Stellen wij dan met des te meer ijver ons het Kind Maria ten voorbeeld. Wij durven niet beproeven, het heilige Kind in haar streng vasten na te volgen; maar vereeren wij Maria ten minste door onze matigheid. Wij kunnen ons niet voorslellen, dat het heilige Kind zich ooit aan de minste onmatigheid heeft schuldig gemaakt; dat het zich ooit heeft beklaagd over de spijs, die werd voorgezet. Laat ons, om dat heilige voorbeeld te vereeren, ons deze dagen voor alle gulzigheid of onmatigheid in spijs en drank wachten; laat ons tevreden zijn met alles, wat ons wordt voorgediend, buiten de gestelde uren niets vragen , en zeker niet ons in 't geheim aan snoeperij plichtig maken.
Maria was eenvoudig, zindelijk en allerze-digst gekleed; zij was tevreden met elk klee-dingstuk, dat voor haar bestemd was. Zij hechtte niet de minste waarde aan schoone Heede-ren of versierselen; omdat zij overtuigd was, dat men God niet behaagt door den zwier van schoone en rijke kleederen; maar wel door zedigheid in kleederen en houding. Waar zij den hoogsten prijs op stelde, was het kleed van hare schoone
— 83 —
ziel, liet kleed der onsehu d, het Bruiloftskleed der goddelijke genade. D;.t sneeuwwitte kleed niet te verliezen, niet te bevlekken; dat was hare zorg, dat was haar geluk. Mochten wij in navolging van Maria ook zóó denken! Laat ons tevreden zijn met de kleederen , welke onze Ouders ons geven , en het verkeerde verlangen onderdrukken om schooner en rijker gekleed te gaan. Betrachten wij de zindelijkheid, maar nog meer de zedigheid in onze kleeding. Spreken wij met niemand, buiten noodzakelijkheid, over de kleederen, die wij bij onze eerste H. Communie zullen dragen. Laten wij daarover geheel en al de zorg aan onze Ouders; en bekommeren wij er ons niet om, hoe wij zullen gekleed worden; maar toonen wij nergens meer zorg voor te hebben, dan dat onze ziel, met het Bruiloftskleed versierd, aan den Bruiloftsdiseh van onzen Heer Jesus Christus moge aanzitten.
VOORNEMEN.
Ik wil deze dagen het Kind Maria navolgen, om tevens daardoor bij Jesus Christus behagen te vinden.
Om eten, drinken en slapen zal ik mij weinig bekommeren. Ik zal geene aanmerking maken op de spijs, die mij gegeven wordt; ik zal buitentijds niets vragen en mijnen snoeplust be-
dwingen. Ik zal toonen, dat de gedachte aan het geluk van na korte dagen eene andere overheerlijke, goddelijke Spijze te mogen proeven, mij de gewone spijzen als minder smakelijk maakt en mij alle lekkernijen voor niets doet tellen.
Ik zal in navolging van het Kind Maria dez« dagen zindelijk en bovenal zedig zijn in mijne kleeding. Ik zal mij niet inlaten met de kleederen voor het Communiefeest; ik zal er niet nieuwsgierig naar vragen, er niet met de andere kinderen over spreken. Des te meer zal ik denken aan het Bruiloftskleed, waarmede ik op den dag mijner Bruiloft mijn goddelijken Bruidegom hoop te behagen. Ik zal al mijne zorg besteden, om mij dat aan te schaffen. Daarom zal ik gedurig met God spreken, om Hem dat te vragen. Daarom zal mijne eerste en grootste zorg zijn voor eene heilige Biecht, om des te zuiverder en beliagelijker aan het goddelijk Gastmaal te verschijnen.
GEBED.
Als ik deze dagen eet of drink of slapen ga , o allerheiligste Maagd Maria, laat mij immer denken hoe gij in uwe jeugd gewoon waart te eten of te drinken of u ter rust te leggen. Ik heb zoo even veel voorgenomen , dat om mijne
zwakheid en kinderlijke neigingen moeilijk voor mij is; maar ik heb gerekend op uwen bijstand. Help mij mijne gulzigheid en onmatigheid, mijnen verderfelijken snoeplust bestrijden, opdat ik reeds vroegtijdig leere mij versterven. Help mij den ijdelen opschik verachten, niet wenschen schoon, maar naar mijnen staat eenvoudig eu vooral zedig gekleed te gaan. Mijne goede Ouders beminnen mij zoo, dat zij doen zullen wat zij kunnen, om met het groote Feest mijn lichaam op eene gepaste wijze te kleeden. En gij, mijne Moeder, gij zult ook toonen, dat gij mij als uw kind liefhebt, en daarom, ik reken er op, zorg dragen voor het Feestkleed mijner ziel. Vraag voor mij aan uwen goddelijken Zoon liet reinste, het schoonste Bruiloftskleed, opdat op den grooten vreugdedag ik des te meer behagen vinde in zijne oogen. Amen.
Onze Vader. — quot;Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd hot hoogheilig en goddelijk Sacrament!
f
_JL
Voorlei'eidir.ysgehed. O mijn God, enz. Zie bi. G3.
Trachten wij ons te overtuigen, dat wij niets wijzer kunnen doen dan bet beilige Kind Maria deze dagen navolgen. Die navolging tocb zal vereerend zijn voor Maria en bebagelijk aan Jesus, en nog voordeeliger voor ons zeiven. Die den ernstigen wil beeft van Maria's voorbeeld, te volgen, zal verafschuwen al wat zonde is, ja, vermijden wat schijn van zonde heeft. Is dat niet toonen wijs te zijn en zich zeiven te beminnen? Immers wat kan eene heilige Communie meer in den weg staan dan de zonde? Hij die liet Kind Maria tot voorbeeld neemt, tracht te beoefenen alle deugden, die aan zijn kinderlijken leeftijd eigen zijn. En is nu eene heilige levenswijze niet de beste voorbereiding voor eene beilige Communie? Hij dan, die zijn best doet het heilige Kind Maria na te volgen, hij bezit de ware wijsheid, hij bemint zich zeiven met eene oprechte liefde, want hij kan zich niet beter voorbereiden tot eene waardige Communie dan door eiken dag zoo te willen doorbrengen, als het Kind Maria in zijne plaats zou gedaan hebben.
ft
Het Kind Maria was in den Tempel niet alléén, maar met vele andere kinderen, die hetzelfde doel beoogden, namelijk iu den dienst des Heeren te worden opgekweekt. Zij was alzoo gescheiden van den omgang met zoovele andere kinderen, die de gunst van zulk eene zorgvuldige opvoeding niet genoten. Deze dagen zijn wij iu de Kerk gedurig van zelf in gezelschap van verscheidene kinderen, die hetzelfde doel hebben, namelijk zich voor te bereiden tot eene waardige Communie. Laten wij ons nu, op het voorbeeld van Maria, zooveel mogelijk afzonderen van de andere kinderen, die dezelfde gunst met ons niet deelen. Zoeken wij buiten de Kerk liefst den omgang van de deelgenooten in ons geluk. De andere kinderen hebben niet met ons hetzelfde belang, om deze dagen vooral zóó braaf en zedig en ingetogen te zijn als wij voor ons zeiven dat wensehen; en daarom hebben wij eerder van hen een kwaad voorbeeld of ten minste vele gevaren van verstrooiing te vreezen. Wat nu onzen omgang met degenen betreft, die zich met ons tot hunne eerste H. Communie voorbereiden, o, hoe gelukkig zouden wij zijn , als wij ook hier het voorbeeld van het Kind Maria volgden ! Kunnen wij ons voorstellen, dat Maria ooit met hare speelgenooten getwist of gekrakeeld heeft? dat ooit een scheldnaam van hare vriendelijke
!
V
~ 88 —
lippen is gevallen ? dat zij zich ooit aan eene ruwe beliandeling heeft schuldig gemaakt ? O, mochten wij deze dagen ook alle oneenigheid zorgvuldig vermijden ! Om den vrede te bewaren, gaf Maria alles toe, wat zij kon toegeven, en vond er behagen in, de minste van allen te zijn. Maria was niet afgunstig, dat andere kinderen schooner gekleed of rijker waren. Maria toonde zeker meer wijsheid en meer deugd dan alle andere kinderen ; maar in plaats van daarop trotsch te zijn, gaf zij zelfs daar geen acht op. Zij was jegens iedereen altijd even vriendelijk en voorkomend, en won alzoo de liefde van allen. Zij bracht toen reeds den regel in oefening , welken Jesus later gesteld heeft; Die de eerste bij God wil zijn , moet de laatste van allen worden. Het voorbeeld van Maria, o hoeveel kan ons dat leeren! Gelukkig, zoo wij het volgen!
VOORNEMEN.
Om den geest van godsdienstige ingetogenheid te bewaren, die noodzakelijk is voor eene goede voorbereiding, zal ik mij zooveel mogelijk van de woelige wereld afzonderen: daarom mij op straat niet ophouden; mij niet bemoeien met wat op straat te zien of te hooien is; gezelschappen van vreemde personen vermijden;
— 89 —
zelfs zooveel als gevoegelijk kan, mijne gewone speelkameraden ontwijken , wanneer zij met mij niet hunne eerste Communie doen; liefst mij bewegen in den huiselijken kring of omgaan met even gelukkige kinderen; mij onthouden van alle ruwe en te zeer vermoeiende spelen en bovenal met alle zorg vermijden te hooren of te zien wat kwaad is, ja, ook alles wat nadeelig is voor de godsdienstige stemming, die de goede God van mij verlangt.
iv
Ik zal trachten minzaam en voorkomend om te gaan met de kinderen, die zich met mij voorbereiden. Ik zal beproeven, vriend te zijn met ledereen. Meen ik iets voer te hebben, ik zal dat niet laten gelden, om mij te verheffen; zie ik, dat een ander iets voor heeft, ik zal daar niet spijtig over zijn. Ik zal liever aan anderen toegeven dan de eensgezindheid storen. In vriendelijkheid en toegevendheid zal ik het van de andere kinderen trachten te winnen, om alzoo het voorbeeld van Maria na te volgen , waaraan ik dikwijls denken zal, om te weten hoe ik met de andere kinderen deze dagen moet
GEBED.
Heilige Maagd Maria , ik verbeeld mij u nog te zien, toen gij waart van mijne jaren, te
Jerusalem hi den Tempel. Hoe dierbaar was u die afzondering! Alzoo waart gij ver van de booze wereld verwijderd, en daar, op die heilige plek, sprak ii alles van God en de deugd: dat was de wenscli uws harten ! Help mij, heilige Maagd, deze dagen ook zoo veel mogelijk in stille afzondering leven. Bewaar mijne oogen en mijne ooren, om van de booze wereld niets te zien of te hooren, wat mij ontstichten kan. En als ik nu deze dagen het meest en ook het liefst zal omgaan met de deelgenooten in mijn geluk, o, leer mij dan, hoe ik met hen mij moet gedragen. Help mij mijnen hoogmoed en mijne afgunstigheid onderdrukken. Die ongelukkige neiging om altijd vóór anderen te willen zijn, altijd gelijk te willen hebben, hoe zal ik die overwinnen ? In alles wat bij God waarde heeft, waart gij onvergelijkelijk hoog boven al uwe speelgenooten verheven, en toch deedt gij uw best om de minste van allen te zijn. Ik heb zoo weinig, dat mij bij God aanbeveelt, en helaas! reeds zoo veel gedaan, waarvoor ik vernedering en beschaming verdiend heb. ïe recht behoorde ik de minste van allen te wezen; maar zie, dat juist valt mijnen hoogmoed zoo zwaar. Help, o allerheiligste Moeder, de zwakheid van uw kind door de herinnering van uwe zoete vriendelijkheid en nederige toegevendheid, door de verdiensten van uw heilig en beminnelijk voor-
beeld, door uwe machtige voorspraak bij Jesus Christus, uwen goddelijkeu Zoon. Ja, mocht ik, door u geholpen, gedurende deze dagen steeds de laatste bij mijne speelgenooten zijn , om op den grooten dag der Communie de eerste bij Jesus te wezen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament !
— 90
Jerusalem in den Tempel. Hoe dierbaar was u die afzondering! AIzoo waart gij ver van de booze wereld verwijderd, en daar, op die heilige plek, sprak ii alles van God en de deugd: dat was de wensch. uws harten ! Help mij, heilige Maagd, deze dagen ook zoo veel mogelijk in stille afzondering leven. Bewaar mijne oogen en mijne ooren, om van de booze wereld niets te zien of te hooren, wat mij ontstichten kan. En als ik nu deze dagen het meest en ook het liefst zal omgaan met de deelgenooten in mijn geluk, o, leer mij dan, hoe ik met hen mij moet gedragen. Help mij mijnen hoogmoed en mijne afgunstigheid onderdrukken. Die ongelukkige neiging om altijd vóór anderen te willen zijn, altijd gelijk te willen hebben, hoe zal ik die overwinnen ? In alles wat bij God waarde heeft, waart gij onvergelijkelijk hoog boven al uwe speelgenooten verheven, en tocli deedt gij uw best om de minste van allen te zijn. Ik heb zoo weinig, dat mij bij God aanbeveelt, en helaas! reeds zoo veel gedaan, waarvoor ik vernedering en beschaming verdiend heb. Te recht behoorde ik de minste van allen te wezen; maar zie, dat juist valt mijnen hoogmoed zoo zwaar. Help, o allerheiligste Moeder, de zwakheid van uw kind door de herinnering van uwe zoete vriendelijkheid en nederige toegevendheid, door de verdiensten van uw heilig en beminnelijk voor-
beeld, door uwe machtige voorspraak bij Jesus Christus, uwen goddelijken Zoon. Ja , mocht ik, door u geholpen, gedurende deze dagen steeds de laatste bij mijne speelgenooten zijn , om op den grooten dag der Communie de eerste bij Jesus te wezen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
— 92 —
TOEGEWIJD AAN DEN
het goddelijk: Kind dragende en omhelzende.
Voorlereidingsgebed. O mijn God, enz. Zie bl. 63.
De H. Joseph is geweest de Bruidegom van Mavia en de Voedstervader van het Kind Jesus. God had hem verkozen tot die waardigheid, omdat hij reehtvaardig was. God, die niet wil wonen in een hart, dat onderworpen is aan de zonde, vindt zijn behagen in zuivere zielen. Jesus wilde onderdanig zijn aan Joseph , door hem worden opgevoed en geleid, door hem worden gedragen en geliefkoosd, met hem zoo gemeenzaam omgaan ; omdat de ziel van Joseph zoo zuiver en heilig was. Diezelfde Jesus wil ook tot ons komen, om met ons gemeenzaam om te gaan, en wel zoo gemeenzaam, dat Hij in ons hart wil binnentreden door de H. Com-
— 93 —
munie. Maar Jesus stelt als de eerste voorwaarde: onze ziel moet zuiver zijn; en wel zóó, dat, hoe zuiverder Hij onze ziel zal vinden, Hij des te gemeenzamer en vriendelijker zich zal too-nen. Nu dan, is onze ziel zuiver, gelijk Jesus verlangt? Zouden wij, zooals we nu zijn, dien heiligen God durven ontvangen? Wat zullen wij dan doen ? Wij moeten door eene goede, heilige Biecht ons hart zuiveren; en wij moeten niet tevreden zijn, dat ons hart zij gezuiverd van alle doodzonden; maar wij moeten het ook zuiveren zooveel mogelijk van alle dagelijksche zonden: deze toch ook mishagen aan de oogen van Jesus. Doch hoe zullen wij die zuiverheid des gewetens verkrijgen ? Hoe zullen wij eene goede, heilige Biecht spreken? Hoe zullen wij in dat groote werk, waarvan het geluk onzer eerste Communie afhangt, kunnen slagen? Mogen wij dat van eigen krachten verhopen? Neen, de goede God moet ons de genade van eene heilige Biecht schenken. Stellen wij daarom onze Biecht onder de bescherming van den H, Joseph. Hij bemint ons: hij, de Leidsman van het Kind Jesus, is de Falroon der jeugd, ook onze Leidsman. Bidden wij, zijne beschermelingen , eiken dag om zijne machtige voorspraak bij zijn goddelijk Voedsterkind ; opdat de goede Jesus, door de voorbede van den H. Joseph,
■ÉÜi
ens overvloedige genade verleene , om ons geweten te zuiveren van alle zonden, van alle vlekken.
VOORNEMEN.
Wijl dan een zuiver liart de noodzakelijke voorwaarde is voor het geluk eener waardige Communie, zal ik de Biecht, die ik ga spreken, als mijn voornaamste werk beschouwen. Het meest zal ik bezorgd zijn voor eene goede Biecht; het meest zal ik bidden om de genade van eene goede Biecht. Ik zal mijn best doen, om deze dagen tot de minste zonde te vermijden, ten einde te toonen, dat ik mijne ziel niet verder wil bevlekken, en dat ik berouw heb over alles, wat ik tegen den goeden God misdaan heb. Ik zal dikwijls den H. Joseph aanroepen, om door zijne bescherming mijne ziel te bewaren voor alle kwaad; — om toch niet wetens en willens iets te doen, dat aan de heilige oogen van God mishaagt; — om niet door onvoorzichtigheid of lichtzinnigheid het gevaar van zonde in te loo-pen. — om zelfs datgene te vermijden, waarin ik juist geene zonde kan bespeuren, maar dat ik toch onbetamelijk of hinderlijk weet te zijn voor den ernstigen en godsdienstigen geest, die mij deze dagen moet bezielen: alzoo alle luidruchtigheid , alle ruwheid in woorden en hande-
lingen, alle driftigheid, liever mij» gevoelen en vermeend recht willende opgeven dan hetzelve halstarrig volhouden en verdedigen, op het gevaar af van de liefde te kwetsen en de kalmte des gemoeds te verliezen.
GEBED.
O H. Joseph, Voedstervader van het goddelijk Kind Jesus, neem mij vooral deze dagen onder uwe hoede. Terwijl mijne goede Ouders zich beiasten met de verzorging van mijn lichaam; neem gij, als mijn geestelijke Vader, de zorg op u voor mijne ziel. Help mij mijne ziel zuiveren in het Sacrament van Boetvaardigheid door een oprecht berouw en eene oprechte belijdenis. Help mij nu reeds mij zeiven beteren van die misslagen, welke ik zoo dikwijls door mijne lichtzinnigheid bega. Herinner mij gedurig wat ik moet doen en wat ik moet laten, om mijne ziel op eene waardige wijze voor te bereiden tot mijne eerste Communie. quot;De heilige Biecht, die ik ga spreken, stel ik onder uwe machtige bescherming. Help mij mijn geweten onderzoeken; leer mij al mijne zonden kennen, opdat ik ze alle verfoeie; help mij al mijne zonden onbewimpeld aan den Priester verklaren; bewaar mij voor het grootste ongeluk, dat mij deze dagen overkomen kan, voor eene kwa-
de Biecht, ü H. Joseph, open mijnen mond, om mijne zonden te belijden. Leidsman van Jesus, geleid mijne zwakke jeugd. Blijf bij mij, neem mij bij de hand, geleid mij tot den Priester, en sta mij in het gewichtige oogenblik bij, opdat ik met een gezuiverd hart uit den Biechtstoel wederkeere. H. Joseph, groot is uwe macht bij God. Jesi'.s gehoorzaamde u op aarde; Hij zal u niets weigeren in dea hemel. Verkrijg voor mij de genade van eene goede Biecht, van een zuiver hart. O, mocht mijne ziel door uwe voorspraak zoo rein en schoon worden als zij was bij mijn heilig Doopsel!
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
Voorlereidingsgebed. O mijn God, enz. Zie bl. 63,
De H. Joseph wordt vereerd als de Talroon der waardige Communie. De H. Joseph had het geluk, het Kind Jesns op zijne armen temogen dragen, hij mocht Het omhelzen en aan zijn van liefde gloeiend hart drukken; en het god-
clelijk Kiud liet zich niet alleen omhelzen, maar ook Het sloeg zijne armpjes om den hals van zijn Voedsterynder en kuste hem met de tee-derste wederliefde. Ziedaar het beeld eener waardige Communie. In de H. Communie mogen wij dienzelfden Jesus dragen in ons hart, wij mogen Hem omhelzen met geheel onze ziel; en o, als dan de goede Jesus in die omhelzing behagen schept en ons ook omhelst, dan is dat eene waardige Communie, eene heilige Communie, dan geschiedt ons het grootste geluk wat ons op aarde geschieden kan. Als het Kind Jesus den H. Joseph zoo teeder omhelsde, het was om die brandende liefde te beantwoorden, welke de H. Joseph het goddelijk Kind toedroeg. O die heilige oedstervader was zóó vol zorg en bekommering voor den kleinen Jesus! O, dat Kind was zijn schat, was zijn leven, was zijn geluk, was zijn al! En wat wonder dan, dat het Kind Jesus de liefde van Joseph met de zoetste omhelzingen en vurigste kussen beloonde ? Leeren wij hieruit, dat, wenschen wij in de H. Communie het zoete van Jesus' omhelzingen te smaken , wij ook Hem een van liefde brandend hart moeten aanbieden. Die zuiver is van doodzonde, zal geene onwaardige Communie doen, maar de eene Communie is waardiger, is heiliger dan de andere. Wie doet nu de waardigste, de heiligste Communie, wie raa:r van züne Communie dc moeste en zaliastc
vruchten verhopen? Hij, die Jesus het meest bemint. En wie bemint Jesus het meest? Die de meeste zorg heeft, om uit liefde voor Jesus alles te vermijden, wat aan Jesus' oogen mishagen zou kunnen, en dat alles met ijver te doen, wat wij weten , dat Hem behagelijk is. Maken wij daarom ons voornemen.
VOORNEMEN.
Ik wil niet alleen geene onwaardige Communie doen; de barmhartige God beware mij voor dat vreeselijk ongeluk! — maar ik wensch mijne eerste Communie zoo waardig, zoo heilig mogelijk te doen. Binnen korte dagen zal ik mijnen Jesus door het ontvangen van zijn goddelijk Vleech en Bloed in mijn hart voor den eersten keer omhelzen; maar ik wensch ook alsdan door Hem omhelsd te worden, de zoelheid van zijne tegenwoordigheid, van zijne liefde te smaken, met de schatten zijner genade bedeeld te worden. Ik wil mij die gvoote gunst dan ook waardig maken door Hem van nu af mijne liefde te toonen. Uit liefde voor Jesus zal ik met de grootste zorg alle kwaad vermijden, niets vrijwillig doen wat Hem mishagen kan;— uit liefde voor Hem zal ik mijn hart zooveel mogelijk van alle vlekken zuiveren, en daarom alles met de meeste zorg betrachten, wat voor
eene goede Biecht noodig is;—ik zal veel bidden, en altijd zooveel mogelijk eerbiedig en vurig bidden; de H. Mis en alle andere oefeningen, die van mij verlangd worden, met nauwkeurigheid en aandacht bijwonen, en dat alles doen voor Jesus, uit liefde tot Jesus, op het voorbeeld en door de voorspraak van deu H. Joseph.
GEBED.
O II. Joseph, ik kom mijne eerste Communie en al de Communiën van mijn leven stellen onder uwe machtige bescherming. Gij hebt zoo dikwijls uwen God en Zaligmaker aan uw hart mogen drukken; dat overgroote geluk wacht mij ook : — door Gods oneindige goedheid zal ik dienzelfden Jesus in mijn hart mogen ontvangen, niet in schijn, maar in waarheid, zijn heilig Vleesch en Bloed , ook zijne Ziel, ook zijne Godheid, Jesus levend en verheerlijkt, die u nu in den hemel gelukkig maakt. O ware mijn hart zoo zuiver, brandde het zóó van liefde als het uwe! Gij bemindet Jesus en Jesus beminde u: vandaar die zoete omhelzingen! O H. Joseph, leer mij Jesus beminnen , help mij Jesus beminnen. Herinner mij gedurig aan uwe liefde voor Jesus, opdat ik deze dagen alles doe ter liefde van Jesus. Dat niets mij te veel, niets mij te
zwaar zij; wanneer ik weet waardoor ik aaa Jesus kan behagen. Bid Jesus voor mij, dat Hij in mijn hart zijne liefde storte: dat ik Hem eiken dag meer beminne; opdat ik Hem bij mijne eerste Communie met de vurigste liefde ia mijn hart moge omhelzen. O,dan zal mijn zoete Jesus mij ook omhelzen, en ik zal iets proeven van dat geluk, wat gij zoo dikwijls gesmaakt hebt in de teedere omhelzingen van denzelfden Jesus. O H. Joseph, help mij door uw voorbeeld en voorspraak tot dat geluk, het ee-uige wat mijne ziel verlangt. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
Voorbereidingsgebed. O mijn God, enz. Zie bl„ 63.
De H. Joseph had het geluk te sterven in de goddelijke liefde niet alleen, maar ook in het gezelschap, in de armen van Jesus en Maria. Daarom wordt de H. Joseph aangeroepen als de 1'airoon van den goeden dood.
Eens zullen wij sterven, maar wij weten niet
— 101 —
waar en wanneer. Eens zal het onze laatste Coin-niunie zijn; maar wij weten niet, of wij die laatste Communie zullen ontvangen op ons sterfbed of in de Kerk. Velen worden door den dood zoo plotseling verrast, dat er geen tijd of gelegenheid is voor het toedienen der HH. Sacramenten. Eene reden te meer, om met de grootste zorg altijd de HH. Sacramenten te ontvangen , en elke Biecht en elke Commuuie als onze laatste Biecht en Communie te beschouwen. quot;Wij gaan nu onze eerste Communie doen, maar 't kan ook onze laatste Communie zijn. O, als ik eens wist, dat ik korte dagen na mijne eerste Communie zou sterven; hoe ijverig, hoe nauwkeurig zou ik zijn, om toch eene goede Biecht te spreken, eene waardige Communie te doen! Hoe wijs en voorzichtig zijn zij, die de gewoonte hebben van zoo te biechten en zóu te coni-municeeren, alsof het de laatste maal huns levens ware. Hoe wijs zijn zij ; want alzoo zullen hunne Biechten en Communiën ongetwijfeld goed zijn! Hoe voorzichtig zijn zij; want het kan inderdaad hunne laatste Biecht en Communie zijn! Hebben wij gedurende ons leven altijd zóó wijs en voorzichtig gedacht en te werk gegaan; dan zal op ons sterfbed de herinnering van zoovele Biechten en Communiën ons niet beangstigen, maar ons veel vertrouwen inboezemen; en de laatste Biecht cn Communie zal niet meer moeite
tt
l.f-
I I
l*
en zovg vereischen dan de vorige; omdat wij elke dezer als onze laatste hebben aangezien.
VOORNEMEN.
Ik wil mijne Biecht zóó spreken en mijne eerste Communie zóó doen, alsof ik op denzelfden dag zou sterven. Sterven op den dag zijner eerste Communie, o neen, dat is geen ramp, als die Communie eene heilige Communie is geweest. Het kind, dat op den dag zijner eerste 11. Communie sterft, is dubbel gelukkig. Het gaat van de eene Bruiloft naar de andere, 's Morgens Jesus ontvangen in zijn aanbiddelijk Sacrament en 's avonds Jesus zien in den hemel, om Hem, niet voor eenige oogenblikken, gelijk in de H. Communie, maar voor eeuwig te bezitten en te genieten; wie zou naar zulk een geluk niet verlangen? Omdat ik op den dag mijner eerste Communie sterven kan, zal ik mijne Biecht spreken met het oprechtste leedwezen en de grootste openhartigheid, en mijne Communie doen met de vurigste godsvrucht. Moet ik dan sterven, met volkomen gerustheid kan ik den dood afwachten; — sterf ik niet, dan is al die zorg geenszins verloren; want die zorg heeft mij eene goede Biecht en eene waardige Communie verzekerd. Met diezelfde gedachte aan den dood zal ik altijd de HH. Sacramenten ontvangen, altijd
biechten, altijd communicesren, alsof liet voor de laatste maal ware: zoo zullen al mijne Biechten goed, al mijne Communiën heilig zijn.
GEBED.
H. Joseph , toen gij stievft, was Jesus , uw Zaligmaker, bij u, om u te helpen, u te troosten, u de genade van een allerheiligsten dood te verzekeren. Ik vereer u met zoovele brave Christenen als den machtigen Patroon voor een goeden dood: mijn laatste uur stel ik onder uwe bescherming. Sta mij bij in die beslissende stonde met Maria, uwe heilige Bruid en mijne lieve Moeder. Verkrijg voor mij de bijzondere gunst, dat ik ook vóór mijn sterven mijnen Jesus, mijn Zaligmaker, aan mijn bed moge zien, in zijn H. Sacrament verborgen; dat ik Hem dan moge ontvangen tot mijn troost, tot mijn geluk, tot verzekering mijner zaligheid. O, moge door uwe bemiddeling die laatste Communie eene heilige Communie wezen! Elke Communie kan mijne laatste Communie zijn: daarom stel ik al mijne Communiën onder uwe bijzondere bescherming. Help mij dan ook nu deze dagen mij waardig voorbereiden , en mijne eerste Communie met zooveel zorg, met zulk een zuiver hart, met zoo vurige godsvrucht doen, alsof ik nog dienzelfden dag moest sterven. O bid voor mij, dat ik
— 104 —
de, heilzame gewoonte aamieme en houde, om met eene levendige gedachte aan den dood altijd te biechten en te communiceeren; opdat elke Biecht en Communie zoo goed en heilig zij, als ik mijne laatste Biecht en Communie zoude wen-schen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament 1
TOEGEWIJD AAN ONZE H. BESCHERMERS.
Nadere voorbereiding tot de H. BiecM.
TOEGEWIJD AAN DEN
Dag nan mikrjnrk iirs grinrlnis.
Voorhereidingsgeled. O mijn God, enz. Zie bl. 63,
Heilige Engel, mij door Gods goedheid toegezonden, van mijne geboorte af aan mijne zijde, ik vereer u als Vorst van bet hemelseb Hof en als mijn vriendelijken Beschermer. Gij waart eens de blijde getuige van mijn heilig Doopsel, wees nu de blijde getuige van mijne eerste heilige Communie; maar niet getuige alleen, neen, wees ook mijn raadsman, mijn helper bij deze aller-
— 100 —
lieiligste handeling. Ik moet eene woonplaats bereiden, niet voor een mensch, maar voor God zeiven. Zuiver moet mijne ziel zijn, en zij was liet eens; maar gij weet te goed, o H. Engel, dat mijne ziel niet meer zuiver is. Had ik meer aan u gedacht, beter naar u geluisterd, dikwijlder uwen bijstand met vertrouwen ingeroepen, ik zou zooveel kwaad niet gedaan hebben. Ik heb boos gehandeld; maar God is goed: Hij wil mij alles vergeven, wat ik misdaan heb, mits ik eene rouwhartige en rechtzinnige Biecht spreke. Help mij dan, H. Engel, mijne ziel zuiveren; ik wensch ze zóó zuiver te maken als ze was bij mijn heilig Doopsel, opdat mijn zoete Jesus, als Hij door de H. Communie voor 't eerst mijn hart zal binnentreden, er niets in vinde, dat aan zijne heilige oogen mishage. Vandaag ga ik mijn geweten onderzoeken. Herinner mij al mijne overtredingen: al wat ik misdaan heb, hebt gij gezien. Mochte ik mij zeiven kennen, gelijk gij mij kent. Help mij, H. Engel, mij zeiven zonder verschooning oordeelen, opdat ik bij den barm-hartigen God een genadig oordeel moge verwerven.
O Engel Gods die mijn bewaarder zijt, aan wiens zorg ik door Gods goedheid ben toevertrouwd , gelief mij te verlichten, te bewaren, te geleiden ea te bestieren. Amen.
Bemerkingen over het onderzoek van geweten.
1. Het is regel vóór zijne eerste Communie eene generale of algemeene Biecht te doen; der-| halve onderzoekt men zich wegens alle overtredingen, die men zich herinneren kan met besef van kwaad gedaan te hebben.
3. Het onderzoek van geweten moet nu en al-| tijd gedaan worden naarstig, met zorg, langzaam, bedaard, zonder geweld, zonder vrees van iets over te slaan of te vergeten. Als men een goeden toil heeft, en alzoo zijn best doet, om alles zich te herinneren, wat men verplicht is te biechten, dan moet men voorts onbekommerd zijn of er misschien iets overblijft, dat niet te binnen komt.
3. Men is verplicht te biechten al datgene wat men voor doodzonde aanziet, zoodat het onderzoek wegens dat soort van overtredingen de meeste zore; vereischt en hier het o-etal zoo nauw-
■ O D
keurig mogelijk moet bepaald worden. Wat men voor geene doodzonde houdt, en toch wil bieeh-
II ten, behoeft niet met diezelfde nauwgezetheid te worden nagegaan; en het is voldoende te onderzoeken of men dat kwaad slechts enkele kee-ren , of wel dikwijls gedaan heeft of daarvan
' eene gewoonte gehad heeft of nog heeft.
4. Wanneer men kwaad gedaan heeft in de
nieening, dat liet doodzonde was, ofsclioon men later lieeft geweten, dat liet geene doodzonde is; dan is men verplicht die zonde te biechten, er bij verklarende, dat en hoe dikwijls men dat kwaad in die verkeerde meening gedaan heeft. Lichtelijk heeft dit plaats met ruwe woorden en kleine dieverijen.
5. Bij het gebruik van den hieronder volgenden Biechtspiegel bedenke men, dat niet alle overtredingen, daar vermeld, doodzonden zijn. Zonder juist te willen oordeelen wat doodzonde is, antwoorde men bij elke vraag te goedejr trouw in hoeverre men schuldig is, nauwkeuriger zijnde in het onderzoek, waar het kwaad grooter voorkomt. Ook niet alle overtredingen zijn in den Biechtspiegel opgenomen, maar slechts de voornaamste:— daarom, na het onderzoek wegens elk gebod, kan men zich in't eind afvragen, of men nog buiten het vermelde zich van eenigc merkelijke overtreding tegen dat gebod bewust is.
6. Bij het onderzoek van geweten is het goed zich zeiven geheel af te zonderen, zich te stellen in Gods tegenwoordigheid en zijn machtigen bijstand in te roepen. Men denke, dat men met God alleen is, die alles gezien en gehoord heeft; die bereid is ons alles te vergeven, zoo wij ons rechtvaardig oordeelen.
VOORNEMEN EN GEBED.
Ik wil mij zeiven onderzoeken met veel .meer zorg dan ik ooit gedaan heb. Ik zal trachten mij ] te oordeelen zonder partijdigheid, zonder mij zel-i ven te ontzien of te verschoonen , om bij den barm-hartigen God een genadig oordeel te verwerven.
Aanzie, o minnelijke Jesns, mijnen goeden wil; mijn hart is bereid, om alles te doen, wat tot eene goede Biecht vereischt wordt. Help mij door uwe goddelijke genade, om dat gewichtig werk naar behooren te volbrengen en mij alzoo eene heilige Communie te verzekeren. H. Engel, bid voor mij. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
God, wees mij, zondaar, genadig.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
Voorhereidincjsijéled. O mijn God, enz. Zie bl, 1)3.
Gebed, -vöórliet onclerzoelc des gewetena.
O mijn God, ik geloof, dat Gij hier tegenwoordig zijt. Gij ziet mij; tot in het diepst mijner ziel dringt uw oog. Gij kent mij juist gelijk ik
6
— 110 —
ben. Gij weet al het kwaad, dat ik voor uw heilig aanschijn heb durven bedrijven. Ook ik wensch de bedorvenheid van mijn hart te kennen; al de zonden te weten, waardoor ik U bedroefd en mijne ziel bevlekt heb. Verlicht door uwe goddelijke genade mijn verstand; help mijn geheugen om mijne overtredingen mij te herinneren ; wapen mij tegen mijne eigenliefde, opdat ik mij niet verschoone, maar mijne volledige schuld erkenne. Ik wil door dit onderzoek van quot;■eweten U de eer geven, die U toekomt, en mij de schande, die ik verdiend heb. Terwijl ik zoo dikwijls mijne schuld, mijne groote schuld zal moeten erkennen, geef mij, o barmhartige God, reeds een oprecht leedwezen over mijne zonden; opdat ik, mijne boosheid ziende, ze aanstonds verfoeie uit liefde tot U. O mijn Jesus.mijn minnelijke Yerlosser, wees mij, arm zondaar, genadig door de verdiensten van uw goddelijk Bloed.
Heilige Maria,Toevlucht der zondaren, help mij door uwe voorspaak mij zeiven oordeelen. Dat ik door de verdiensten uwer onbevlekte heiligheid mijne zonden moge kennen, om ze door een oprecht berouw en eene rechtzinnige belijdenis te vernietigen!
H. Bewaarengel, getuige mijner zonden, help mijn verstand, mijn geheugen, mijn wil, om te weten en te erkennen en te verfoeien wat ik tegen den goeden God misdaan heb. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
r
B
terg
H
acht B stroc H heid onee bet
quot;Wegens cle vorige Biechten.
Heb ik eeuige ongerustheid wegens de vroegere Biecliten? Zoo ja, waarom?
Heb ik ooit vrijwillig verzwegen, wat ik meende te moeten biechten ? Wat heb ik verzwegen? Hoe dikwijls verzwegen? Heb ik die sleehte Biechten reeds hersteld of niet?
Heb ik iets onvrijwillig vergeten? wat?
Heb ik de opgelegde penitentie vrijwillig achtergelaten of voor een groot gedeelte verwaarloosd?
quot;Wegens cle Geboden Gods.
Eerste Geliod.
Boven al hemin ttnen God.
Heb ik mijn Morgen- en Avondgebed dikwijls achtergelaten ?
Ben ik dikwijls oneerbiedig en vrijwillig verstrooid geweest onder het gebed?
Heb ik dikwijls in de Kerk, in de tegenwoor-heid van Jesus Christus op het H. Altaar, mij oneerbiedig gedragen, zelfs onder de H. Mis en het H. Lof?
~ 113 —
Heb ik ongodsdienstige gesprokken gelion-ilen, uitgelokt of' inet genoegen aangehoord?
Heb ik boeken tegen bet Geloof gelezen?
Heb ik geestelijke personen of heilige zaken belasterd of bespot?
Heb ik vrijwillig aan een geloofspunt getwijfeld? aan welk?
ileb ik gezondigd door bijgeloovigheid? op welke manier?
quot;Weet ik nog iets anders tegen dit Gebod gedaan te hebben ?
Tweede Gebod.
IJdelijk zweer noch spot.
Meen ik ooit een valsehen eed gedaan te hebben? met welke woorden?
Heb ik dikwijls woorden in den mond, die op een eed gelijken? welke zijn die?
Heb ik dikwijls vloekwoorden uitgesproken? Welke heb ik voor groot kwaad gehouden ? Hoe dikwijls heb ik die gezegd? Welke heb ik voor klein kwaad aangezien? Heb ik eene gewoonte van die woorden?
Gebruik ik dikwijls in mijne gesprekken den Naam van God? den aanbiddelijken Naam Jesus? of een uitroep, die daarop gelijkt? Is dit ook eene gewoonte van mij?
Heb ik iets aan God of zijne Heiligen beloofd en niet volbracht?
i
Weet ik nog iets anders tegen dit Gebod mis-daan te Lebben?
Derde Gebod.
Vier de Heiligdagen altegader.
Hierbij voegen wij de twee eerste Geboden j der II. Kerk :
Be geboden HeUigdagen zult gij meren.
Dan ook Mis Jiooren mei goede manieren.
Heb ik op Zondagen of geboden Feestdagen ! door mijne schuld zonder wettige reden de II. Mis verzuimd? hoe dikwijls?
Beu ik door mijne schuld veel te laat gekomen? hoe dikwijls?
Heb ik door spelen of praten of vrijwillige verstrooidheid een merkelijk gedeelte eener Mis van verplichting verwaarloosd? hoe dikwijls?
ITeb ik schuld, dat anderen op Zon-of Feestdagen of geen Mis hoorden of veel te laat kwamen of merkelijken tijd ouder de TI. Mis verstrooid werden? hoevelen? hoe dikwijls?
Heb ik op Zon- of Feestdagen zonder wet-) tige reden verscheidene uren van die werken ge-* daan, welke op die dagen verboden zijn? Welke werken? hoe dikwijls?
Weet ik nog iets anders tegen deze Geboden i misdaan te hebben?
— 114 —
Vierde Gebod.
Her Vader en Moeder.
Ben ik dikwijls ongehoorzaam geweest aan mijne Ouders en Oversten? Is het ooit gebeurd in eene zaak van groot gewicht?
Heb ik hun ook stijfhoofdigheid getoond, en hen daardoor zeer boos gemaakt?
Heb ik hen door mijn slecht gedrag zeer bedroefd gemaakt?
Heb ik inwendig tegen hen gemord ?
Heb ik hen uitwendig veracht, van hen kwaad gesproken, met hen gespot? in hun bijzijn, dat ze 't konden hooren of zien? of iu hunne afwezigheid? Hoe dikwijls is dat erg geweest?
Heb ik hen ook geslagen? of willen slaan? of met slagen bedreigd? hoe dikwijls?
Heb ik hun kwaad toegewenscht en welk kwaad? Heb ik dat gemeend? hoe dikwijls?
Heb ik met mijne Broeders en Zusters dikwijls getwist, hen beleedigd of mishandeld ? Heb ik hen verwenseht?
Heb ik hen aangezet tot ongehoorzaamheid of tot eenig ander kwaad ?
Heb ik hen valschelijk beticht? Mij verheugd, als zij bestraft werden ?
Heb ik de dienstboden beleedigd door hen te schelden of tc mishandelen of te verwenschen, of valseh te beschuldigen of kwaad van hen te spreken?
Weet ik nog iets anders tegen dit Gebod misdaan te hebben?
Vijfde (üebod.
Mel toil of :net werken sla niemand dood.
Tegen den evenmensch. Heb ik een ander pré-haat, gescholden, geslagen, gekwetst, op on-rechtmatige wijze aan een ander bestraffing of nadeel veroorzaakt?
Heb ik een ander verwenseht? met welke ver-wensching? heb ik dat gemeend?
Heb ik aan anderen kwaad geleerd, hen tot kwaad doen aangezet, of ben ik op eenige manier schuld geweest, dat een ander zonde bedreef?
Tegen mij zeiven. Heb ik mij bezondigd door gulzigheid in spijs? door onmatigheid in drank? Heb ik mij aan snoeplust overgegeven ?
Heb ik mij zeiven door hevige gramschap laten vervoeren ? met welke gevolgen ?
Heb ik mij zei ven door mijne scludd ziek gemaakt of gekwetst?
Heb ik mij vrijwillig in 't gevaar van een ongeluk gebracht, bijv. door te baden, door op gevaarlijk ijs te gaan , door gevaarlijke spelen of andere roekeloosheden; terwijl ik wist, dat mijne Ouders dat streng zouden afkeuren ? erger, wanneer ze 't mij reeds streng verboden hadden.
Weet ik nog iets anders tegen dit Gebod misdaan te hebben ?
— 116 —
Bemerking. Breek hier het onderzoek af. Doorloop opnieuw Je vragen, om in uw geheugen bij elkaar te voegen, wat ge te biechten hebt, en tracht dit te onthouden, totdat ge uwe Biecht zult spreken. Daarna sluit ge deze tweede Oefening met het volgende
GEBED.
O barmhartige God, nog heb ik mij slechts wegens een gedeelte uwer heilige Geboden onderzocht, en ik moet mij reeds aan zoovele overtredingen plichtig erkennen. Het is mij leed U zoo dikwijls beleedigd te hebben. Ach, wat heb ik toch gedaan? Ik wenschte, dat het niet geschied ware! O barmhartige God, ontferm U mijner. Geefquot; mij de genade van een goed berouw. Sta mij bij, om mijne zonden oprecht te biechten , opdat ik door de II. Absolutie des Priesters volkomen vergiffenis erlange. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
God, wees mij, zondaar, genadig.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
Foorhereidingsgeled. OmijnGod, enz. Ziebl. 03.
Gcloed vóór liet tweede onderzoek.
O alwetende God, ik stel mij opnieuw in uwe aanbiddelijke tegenwoordigheid. Gij kent al mijne
i
I
ïünden, tot tie minste, tot de geheimste. Ailed wat ik voor do oogeu der menschen bedekt heb; wat ik gansch alleen, in de duisternis gedaan heb, dat heeft uw oog gezien. Verlicht mijn verstand, opdat ik mij zequot;ven kenne; laat mij zien hoe groot mijne schuld is. Ik wensehte mij te kennen, gelijk Gij mij kent, om al mijne zonden voor uwen Priester te kunnen openleggen, gelijk Gij het verlangt; want ik wil al mijne zonden door eene oprechte Biecht uitwisschen.
H. Maria, bid voor mij, opdat ik mijn geweten behoorlijk onderzoeke.
H. Bewaarengel, II. Patronen, bidt voor mij; helpt mijn geheugen, om mijne lonten te kennen. Amen.
Voortzetting van het onderzoek.
VERVOLG VAN DES BIECHTSPIEGEL.
SEcsdc on negcmle fJeliod.
Doe geen overspel of onktmchheid ooil, Beffeer niemands echtgenoot.
Tfeb ik mij vrijwillig met slechte gedachten bezig gehouden? daarin behagen geschept? Heb ik de begeerte, den wil srehad om slech-
— lis
tigheid te zien of tc doen ? de gelegenheid daartoe gezocht?
Heb ik vrijwillig tiaar slechte dingen gezien; bijv. slechte platen of beelden bekeken, aan anderen slechte platen of teekeningen getoond ?
Heb ik slechte boeken gelezen ? aan anderen geleend of aanbevolen?
Heb ik slechte liedjes gelezen of gezongen? aan anderen gegeven of geleerd of tot het zingen daarvan aangezet?
Heb ik over slechte dingen gesproken ? daarover nieuwsgierig uitgehoord? daarvan aan anderen geleerd?
Heb ik onzedige spelen , vertooningen of dansen bijgewoond ?
Hel) ik omgegaan met personen, die onzedig waren ?
Heb ik zelf' iets tegen de zedigheid gedaan, met anderen of alleen?
Weet ik nog iets anders tegen deze Geboden misdaan tc hebben ?
Lieve Kinderen, 't kan voor n moeilijk zijn % te weten, welke omstandigheden gij moet uitdrukken en hoe gij die moet uitdrukken; doch geen zwarigheid. Gij hebt niets anders te doen, dan met zedige woorden zoo kort mogelijk aan Jen Biechtvader tc zeggen of in de verte tc la-
119 —
(eu vermoeden, wat uw geweten bezwaart. 11e Biechtvader zal voor het overige zorgen. Alles is goed, zoo ge maar op zijne vragen rondborstig antwoordt, eu die antwoorden zelfs zal hij u zeer gemakkelijk maken. Hebt gij op alles rechtuit geantwoord, gelijk ge op dut oogenblik meent de waarheid te zijn, in een woord , hebt ge niet opzettelijk gelogen, dan kunt gij volkomen gerust wezen. In de Biecht behoeft men niet alle kwaad, niet alle omstandigheden to zeggen. Blijft er na het vragen van den Biechtvader nog in uwe verbeelding eene omstandigheid over, die ge gemeend hadt er te moeten bijvoegen: stelt u gerust, 't is niet noodig; de Biechtvader weet immers te goed, wat in de Biecht moet worden uitgedrukt. Hij heeft u niet verder gevraagd; besluit daaruit, dat liet ook niet noodig is die omstandigheid te biechten. Wecst slechts oprecht; dan behoeft ge niet de minste vrees te hebben van niet genoeg te biechten of eene kwade Biecht te doen.
Zevende en Uemle tïebod.
77' uchi h van stelm en onrechltaardig lecen. Jh-geer onreclitvaurdig niemands goed.
Heb ik aan mijne Ouders iets ontnomen ? gelrl van Ikmi achtergehouden ? iets zonder hunne
toestemming weggegeven? buitcu hun weten verkocht? vernield of beschadigd of zoek gemaakt? door verzuim van leeren of door grof spelen of door groote slordigheid met mijne kleoren het geld mijner Ouders verkwist?
Heb ik het goed van anderen weggenomen, vernield of beschadigd? voor hoeveel waarde? in hoeveel keeren ? Heb ik het gestolcne teruggegeven? getracht de schade te herstellen?
Heb ik den wil gehad om te stelen? hoeveel? hoe dikwijls?
Heb ik anderen aangezet tot stelen of beschadigen? daarin geholpen?
Heb ik geene kleine dieverijen gedaan of willen doeu in de meening, dat het groot kwaad was? hoe dikwijls?
Weet ik nog iets anders misdaan te hebben tegen deze Geboden?
Achtste Hcbod.
Gij suil geen getuigenis der valschheid geven.
Heb ik dikwijls gelogen ? met hardnekkigheid mijne leugens volgehouden? hoe dikwijls heb ik gedacht daar groot kwaad mee te doen? Heb ik de gewoonte van liegen?
r* O
Heb ik zonder voldoende reden iemand van kwaad verdacht, bijv. van diefstamp;l? ook daarvan beschuldigd? waarom? met welk gevolg?
Heb ik van een ander kwaad gesproken ? des
te erger zoo het niet ivnar was. Heelt dat ook slechte gevolgen gehad?
Weet ik nog iets tegen dit Gebod misdaan te hebben?
Dci'dc Gebod «lor H. Kerk.
Geen geloden vastendagen zult gij breken.
Heb ik, zonder wettige reden verschoond, op vrijdag of zaterdag of' geboden vastendagen wetens en willens verboden spijs gebruikt?
Heb ik anderen aangezet om zulks te doen, of op eenige manier schuld gehad, dat zii het deden ?
Bemerking. Hier is het ondovzoek geëindigd. Doorloop opnieuw de vragen, om in uw geheugen bij elkaar te voegen. wat ge te biechten hebt, en tracht dit te onthouden, totdat ge uwe Biecht zult spreken. Daarna sluit ge deze derde Oefening met het volgende
Gebed rui liet onderzoelc dori gewetens.
O heilige God, ik ben beschaamd mijne oo-gen tot U op te heffen. Ik ben zoo jong, en heb helaas! reeds zooveel zonden gedaan; zoovele zonden, die ik moet bekennen voor uw heilig aanschijn bedreven te hebben ; en hoevele misschien zijn er nog bij te voegen, die mij ontgaan zijn? Ach, mijn God, hoe groot is uwe barmhartigheid; Gij zaagt mij het kwaad doen, en Gij
— 122 —
liobt mij gespaard. Ik schrik, wanneer ik denk waar ik nu zou zijn, zoo uwe goedheid mij niet gespaard had. Uwe goedheid gaat zoover van mij de vergiffenis mijner zonden aan te bieden. Ik heb U beleedigd, en Gij biedt mij den vrede. Minnelijke Jesus, zoete Verlosser, vermurw mijn zondig hart, opdat ik mijne boosheid ver-foeie en met alle rechtzinnigheid voor den Priester verklare, om uit zijnen mond door de verdiensten van uw goddelijk Bloed het woord van verzoening te vernemen, dat mij de zuiverheid des harten, de rust des gewetens zal terugschenken. O Jesus, wees mij, zondaar, genadig!
Heilige Maria, Toevlucht der zondaren, bid voor mij veel deze dagen, verkrijg voor mij de genade van een oprecht berouw, van eene heilige Biecht. Lieve Moeder, red uw kind; maak uw kind gelukkig.
II. Engel, help mijn geheugen om mijne zonden te onthouden, er dikwijls met een oprecht leedwezen aan te denken en ze rechtzinnig te biechten. Amen.
Onze Vader.— Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!— Amen.
— 123 —
TOEGEWIJD AAN DEN
Voorhereidingsgehed. O mijn God, enz. Zie bi. 63,
TOT DES 11. DOOPPATKOON'.
Heilige 1)....., groote Vriend van God in
den hemel, reeds bij mijn H. Doopsel liebben mijne goede Ouders u de bede gedaan, dat liet u behagen mocht, hunnen lieveling in uwe bijzondere bescherming op te nemen. Zoudt gij dat geweigerd hebben? Zou ik u sinds den dag mijns Doopsels niet vele weldaden te danken hebben ?
quot;tt'ic is uw Patroon? AVelke was zijne wiiardiglieid of hctrekking of stand bij zijn leven ? In welke deugden heeft hij nitgeschenen ? Kent gij ook iiet voornaamste, wat hij gedaan heeft of wat hem overkomen is ? in welke eeuw heeft hij geleefd? Hoe lang reeds is hij bij God in den hemel? — Zorg dat, wanneer iemand u deze vragen deed. gij daarop zoudt kunnen antwoorden. Zoo ge eene korte levensgesclue-dems van uw H. Patroon kunt verkrijgen, beschouw het als een geluk. Bewaar het boekje met zorg en lees het her-luuilclc malcu met iuinducht.
Maar ach, tot hiertoe, hoe weinig heb ik aau u gedacht? Ik draag uw geheiligden naam, maar ik vergat uwe goedheid, uwe liefde; ik vergat uwe verdiensten te vereeren, uwen bijstand in te roepen, uw voorbeeld na te volgen; ik vergat u te danken voor uwe machtige bescherming. Vandaag wil ik beginnen dat verzuim te herstellen. Ik erken en vereer u als mijn Patroon; ik dank u voor uwe goede zorgen , en ora te toonen welk vertrouwen ik in u heb, stel ik het groote werk mijner eerste H. Communie onder uwe bijzondere bescherming. 11. Dooppatroon , vandaag kunt ge reeds uwe liefderijke bezorgd-heid voor mij toonen als uw beschermeling. Vandaag wenschte ik in mij dat berouw, wat de barmhartige God van mij vergt tot vergiffenis mijner zonden. Maar dat berouw kan God alleen mij geven. Welnu, bid gij dan, H. Patroon , met mij den goeden God, wiens vriend gij zijt, dat lïij mij de genade van een oprecht berouw over mijne zonden instorte. Verkrijg voor mij het levendige besef mijner schuld, mijner boosheid. Moge ik inzien hoe vermetel ik geweest ben, toen ik dien groeten, machtigen God in den hemel durfde beleedigen door de zonde! Moge ik gevoelen hoe ondankbaar ik geweest ben, toen ik dien goeden Vader in den hemel door mijne weerspannigheid bedroefde! O, bid voor mij, H. Patroon, dat de goede God mij met afschuw voor mij zeiven, met vrees voor zijne strenge
gcrcclitiglieicl, maar ook met vertrouwen op zijne oneindige barmhartiglieid beziele; — dat ik ten minste nu beginne de zonde te haten en mijn God lief te hebben, Hem te beminnen boven alles, wat in de wereld is, te beminnen zoolang ik leven zal, om Hem met u eeuwig te beminnen in den hemel. Amen.
1. Wijl het berouw het voornaamste deel is der Biecht, moet onze grootste zorg ook zijn een goed berouw te hebben.
3. Bij het berouw zoakt men geene uitwendige droefheid, maar eene inwendige, wezenlijke, oprecht gemeende spijt. Uit het hart is de zonde voortgekomen, het hart moet gebroken worden. Volgt er eene uitwendige droeflieid, zoodat men tot tranen toe bewogen is ; dat is goed ; dank God voor die tranen. Zijt ge zonder uitwendige droefheid, meent ge maar geen berouw te gevoelen, denk daarom niet, dat ge geen berouw hebt. Als ge om de genade van een goed berouw veel hebt gebeden en uw best hebt gedaan om een goed berouw in u op te wekken, wees dan volkomen gerust, al meent ge geen berouw te gevoelen. Spijt het u wezenlijk, doet het u leed, dat ge zoo ongevoelig zijt, 't is ecu
— 136 —
zeker tcuken, dat ge wezenlijk berouw hebt eu dat uw berouw goed is.
3. liet berouw moet zijn bovennatuurlijk in zijn oorsprong. Het berouw, dat God in de Biecht vraagt, moet Hij zelf gegeven hebben. Zonder Gods hulp kunnen wij geene goede Biecht spreken. Om ons die hulp te verzekeren, moeten wij derhalve veel en vurig bidden. Die zulks doet, kan gerust zijn , dat God liem de genade van een deugdelijk berouw geven zal; want Jesus Christus heeft beloofd, dat wij zullen verkrijgen al wat wij vragen , zoo we bidden gelijk het behoort. Daarom hebben wij tot hiertoe reeds dikwijls die genade afgesmeekt; maar van dit oogeublik totdat wij de Absolutie des Priesters zullen hebben ontvangen , moeten wij al onze gebeden eu al onze werken opofferen, om de genade vau een goed berouw te verwerven. Deze meening vernieuwen wij vooral bij de H. Mis, bij elke Oefening van den Kruisweg, bij elk Rozenhoedje. Door den dag stieren wij een of ander schietgebed tot God, om de genade van een goed berouw af te smeeken. Bijvoorbeeld. O bannharlige God, geef mij de (jenade vau een goed berouw, lieer, otitferm U mijner volgens wee groole barmharügheid. God, wees mij, zondaar, genadig. Barmharlige Jesus , breek mijn gemoed. Wwtch mijne ziel in uw II. Bloed. II. Maria , Toedacht der zondaren, bid voor mij. Verkrijg voor mij een b':rouw als dat van den II. Aloysius. 11. Engel,
smeek yij voor mij om genade. 11. l'alronen, bidt voor mij, arm zondaar.
4. Als wij goed gebeden hebben, zijn wij zeker, dat de goede God de genade des bcrouws ons aanbiedt; maar nu moeten wij met die genade medewerken; dit wil zeggen: dat wij gevoelens van berouw in ons moeten trachten op te wekken ; en wij doen dat niet met de gewone akte van berouw op te zeggen en te herhalen, maar wij doen dat door langzaam verschillende daartoe geschikte beweegredenen bij zich zeiven te overdenken, die het Ge'cof' ons aangeeft. Eerst trachten wij ons met vrees voor Gods oordeelen en met vertrouwen op zijne barmhartigheid te bezielen, om langzamerhand in ons de liefde, zoo mogelijk de volmaakte liefde tot God op te wekken; want wij moeten ons best doen, om ons berouw zoo groot en volmaakt te maken als wij kunnen. Lees daarvoor vandaag zeer langzaam de volgende twee Oefeningen, en tracht u van de waarheden, daar voorgesteld, en van de gevoelens, daar uitgedrukt, geheel en al te doordringen.
VOORNEMEN EN GEBED.
Barmhartige God, ik zal deze raadgevingen ter harte nemen. Ik zal de meeste zorg hebben voor een goed berouw. Ik wensch een berouw te hebben zoo groot als ik nog nooit gehad heb.
En wijl ik dat niet uit mij zelve» hebben kan, zal ik vurig blijven bidden. O barmhartige God, verhoor dan mijn gebed. Ik heb U ondankbaar verlaten en kan niet tot U terugkomen, of Gij moet door uwe genade mij tot U trekken: o barmhartige God, trek mij dan en ik zal tot U komen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
God, wees mij, zondaar, genadig.
Gelootd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament 1
Voorlereidingsgehed. O mijn God, enz. Zie bl. 63.
O groote, almaehtige God, hemel en aarde vervult Gij met uwe goddelijke tegenwoordigheid ; ook zijt Gij hier tegenwoordig. Ik kniel voor uwe ontzaglijke majesteit neder, en aanbid U met mijn heiligen Engel. Ik durf mijne oogen tot U niet opslaan; want ik heb kwaad, ach zeer veel kwaad voor uw heilig aanschijn bedreven; en daarom moet ik uwe strenge gerechtigheid vreezen. Maar, o goedertieren God, ik weet ook, oneindig is uwe barmhartigheid, en daarom wend ik mij met een groot vertrouwen tot U. Ik kom al mijne overtredingen voor U bewcencn. O barmhartige God, breek mijn
— ] 29 —
liart door uwe goddelijke genade. Laat mij zien hoe boos, hoe vermetel, hoe ondankbaar ik jegens U geweest ben; opdat ik al mijne zonden uit den grond mijns harten verfoeie. O minnelijke Jesus, door de verdiensten van uw goddelijk Bloed, geef mij de genade van een goed berouw.
n. Maria, help mij mijne zonden beweenen. H. Engel en H. Patronen, o bidt voor mij om genade bij God. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Korte overdenkingen om zici. tot berouw over zijne zonden op te wekken.
T)i dood is de draf der zonde.
Door de zonde is de dood in de wereld gekomen. Adam heeft gezondigd, en om die ééne zonde moeten alle menschen sterven.....
Wat is de dood?
Verbeelden wij ons te staan op het kerkhof. Moehten wij den grond opgraven en eene kist openen van eene onzer kennissen, die vooreen paar maanden gestorven is. Wat zouden wij zien? Een lijk, onkennelijk, afzichtelijk.... Duizenden wormen doorknagen van alle kanten het rottende vleesch..... O wat een verpestende
stank slijgt uit die vuilnis..... Ik huiver reeds
bij de verbeelding; hoe zou ik in werkelijkheid het gezicht van zulke afschuwelijkheid kunnen verdragen?
Zoo neemt de dood, op Gods bevel, wraak over het zondige lichaam des menschen; en als écne zonde genoeg was, om alle menschen eenmaal te doen sterven en hunne lichamen in de afzichtelijkste verrotting te doen vergaan, o hoe afschuwelijk moet de zonde dan zelve zijn!.....
Kn ik, o mijn God, heb de zonde durven doen, zoo dikwijls durven doen! Ik heb af-sclunv van een rottend lijk, en ik zou geen afschuw hebben van de zonde, die alleen de oorzaak is van zulke afschuwelijkheid ? O gerechtige God, ik verfoei al mijne zonden; ik maak het vaste voornemen van voortaan niet meer te zondigen. Ik dank Ü, dat uwe goedheid mij tot hiertoe in 't leven heeft gespaard, om mij den tijd te geven van voor mijne zonden te boeten. Ik haat de zonde en bemin U, o mijn God; mocht ik ze haten en U beminnen tot den dood toe, om met den haat tegen de zonde en met de zuiverste liefde tot U in het hart van deze wereld te scheiden ! Amen.
Onze Vader.— Wees gegroet.
De doodzonde opent de hel.
De almaclitige God heeft in zijne gramschap een vuur ontstoken, (lat eeuwig zal branden, om de zielen der boozen reeds na hunnen dood en , na den laatsten dag des oordeels, ook hunne lichamen te tuchtigen.
Dalen wij met onze verbeelding in dien vuurpoel af. Kunnen wij met ons oog de breedte, de lengte meten, de diepte peilen? 't Is als eene vuurzee, waarin de zielen der verdoemden gedompeld liggen, en waarin ook eens hunne lichamen zullen neergestort worden, om eeuwig — eeuwig te branden, zonder rust, zonder verkwikking, zonder hoop van verlossing.....
Wat wil dat zeggen: eeuwig branden in de ziel, in het lichaam, in al zijne ledematen?
Durf ik eene minuut lang den top mijns vingers houden in de vlam eener kaars? En ach, wat is eene kaarsvlam bij den vuurpoel der hel ? Wat onderscheid: nu mijn vingertop in de vlam of later eens heel mijn lichaam rondom in de vlammen der hel? Wat is eene minuut hier nu bij die vreeselijke eeuwigheid, die door geen getal van millioeneu jaren kan uitgedrukt worden ?
Ach, hoe vreeselijk is dan de hel met haar eeuwig vuur; — maar ook hoe gruwelijk moet dc doodzonde zijn, als de rechtvaardige God die hel tot straf voor de doodzonde heeft geschapen?....
Ach, mijn God, ik vrees uwe gerechtigheid.
~ 133 —
Heb ik sleolits céne doodzonde gedaan, dan heb ik die eeuwige hel verdiend. Sterf ik met céno doodzonde op het geweten, dan stort ik in dien vreeselijken vuurpoel neder, waar geen redding mogelijk is. Ach, mijn God, barmhartigheid 1 Uwe goedheid heeft mij zeker gespaard, om mij nu mijne zonden te vergeven. Ik haat, ik verfoei al mijne zouden; ik zal ze met alle oprechtheid biechten. Kost het mij moeite, om mijne schande voor uwen Priester te openbaren, hoe weinig beteekent het, als ik daardoor uwe rechtvaardigheid kan voldoen en de vreeselijke straffen der hel afkoopen ? Gij laat mij nu kiezen tus-schen de eeuwige hel en eene oprechte Biecht met een oprecht berouw. Yreeselijk is uwe gerechtigheid, maar veel grooter nog en onbegrijpelijker uwe barmhartigheid. Ja, ik dank Ü, barmhartige God; ik kies eene oprechte, rouwmoedige Biecht; ik haat en verzaak al mijne zonden en ik ben bereid alles te biechten, wat ik meen te moeten biechten, en op alle vragen van mijn Biechtvader naar mijn beste weten te antwoorden. Barmhartige God , moge ik de hel nooit meer verdienen; maar vooral spaar mij voor het grootste aller ongelukken: in de doodzonde tc sterven en daarmee ter helle te varen. O zoete .Tesus, mijn Verlosser, spaar mij toch!— laat het niet toe, dat ik eeuwig van U gescheiden worde! H. Maria, mijne Moeder, laat uw kind niet verloren gaan. H. Engel, H. Patronen,
bewaart mij, beschermt mij, vooral in het uur van mijnen dood. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Be doodzonde sluit den hemel.
De goede God heeft voor den rnenscli een schoonen hemel geschapen, opdat hij daar met God en zijne Engelen eeuwig gelukkig zoude zijn. De hemel is zóó schoon, zóó prachtig; de genoegens zijn daar zóó aangenaam en zoet, dat wij ons het geluk des hemels in onze verbeelding niet kunnen voorstellen. God zeiven zullen wij daar aanschouwen, God zeiven bezitten en genieten, en dat in alle eeuwigheid, zonder tus-schenpoozing, zonder vermoeienis, zonder vrees van dat zalige geluk ooit te verliezen.
Voor dat geluk ben ik door God ook bestemd; maar wat kan mij van dat eeuwige ge-hik berooven? De doodzonde alleen. Heb ik slechts éene doodzonde gedaan, dan heb ik het recht op dien schoonen hemel verloren ; en sterf ik in die zonde, dan ben ik voor eeuwig buiten den schoonen hemel gesloten , om van God eeuwig gescheiden te zijn. Wat een gruwel is dan de doodzonde, die den mensch eeuwig buiten den hemel sluit? En hoe billijk is Gods beschikking? Die de boosheid liefhebben, kunnen niet met de heilige Engelen wonen, welke alle boos-
— 134 —
held haten. Die God niet willen dienen, kan God niet loonen, niet gelukkig maken. Ach , mijn God, hoe dwaas ben ik geweest met de zonde te doen en voor eene nietigheid dien schoo-nen hemel te verkoopen? En o, hoe goed zijt Gij, o mijn God, dien ik beleedigd heb, dat Gij mij nog het verloren recht wilt terugschenken? ü, hoe gelukkig ben ik, dat ik het recht op den schoonen hemel kan terug bekomen! En wat is daarvoor noodig? O barmhartige God, hoe weinig vraagt Gel Ik moet mijne zonden oprecht verfoeien , mijne zouden oprecht biechten: zou ik het niet doen? O mijn Heer en mijn God, ik haat en verzaak al mijne zonden uit den grond van mijn hart; 't is mij leed, dat ik uwe goddelijke majesteit vergramd heb. Ik verfoei alles wat mij van U, van den hemel kan verwijderen; ik bemin U en alles wat mij tot U, tot den hemel kan brengen: de zonde wil ik haten, de deugd wil ik beminnen, om door het vluchten der zonde eu het beoefenen der deugd den schoonen hemel te verdienen, waar ik hoop eenmaal, in het gezelschap van alle Engelen en alle Heiligen, U te aanschouwen, U te beminnen en door U, met U en in U eeuwig gelukkig te zijn. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
God, wees mij, zondaar, genadig.
Geloofd en gedankt zij te allen lijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
— 135 —
Voorlereidinysgeled. O mijn God, enz. Zie bi. 63, VOORTZETTING VAN HET BEROUW.
O groote God, ziehier mij weder voor uwe voeten neergeknield om mijne zonden te bevvee-nen. Ik bid U, laat mij zien, laat mij voelen hoe boos, hoe ondankbaar ik jegens U geweest ben. Breek mijn hart door uwe goddelijke genade; maak mijn berouw steeds grooter. Eene heilzame vrees voor uwe gerechtigheid heeft mijn hart niet innige spijt over mijne zonden vervuld, en doet mij tot U keeren, om U vergiffenis te vragen. Overtuig mij nog meer van mijne boosheid en ondankbaarheid; opdat ik, door schaamte gedrongen, mij nog dieper voor U vernedere; maar tevens, goedertieren God, beziel mijn hart met een groot vertrouwen op uwe oneindige barmhartigheid.
H. Maria, goede Moeder, schaamte over mij zelven en vertrouwen op God, ziedaar wat ik hoop door uwe machtige voorspraak te verkrijgen. H. Engel, TI. Patronen, bidt voor uwen beschermeling. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
— 13ö —
Gruwelijk is de zonde, omdat de zondaar hel kwaad pleegt op het oogenblik, dat God het ziel en hem straffen kan.
De menscb is nooit alléén. Wanneer de zondaar het kwaad doet, is God er bij; God ziet het en
God kan den zondaar straffen, gelijk hij verdient. O, wat eene onbegrijpelijke vermetelheid te zondigen onder het alziend oog van den almachtigen God !
O alwetende en vreeselijke God, ik ben zoo vermetel geweest. Gij hebt mij uwe wet gegeven, en die wet heb ik zoo dikwijls overtreden. Toen ik het kwaad deed, hoorde ik de stem van mijn geweten, die mij waarschuwde, dat ik dat niet moest doen, en toch had ik de stoutheid de zonde te bedrijven. En Gij, mijn God, hebt dat gezien, en Gij kondt mij straffen. Ach, hoe boos was ik, en hoe goed waart Gij, dat Gij mij toch gespaard hebt'. En nu nog, hoe barm-hartig zijt Gijl Ik heb het vaste vertrouwen, dat Gij mij alles wilt vergeven, zoo ik mijne zonden slechts verfoei en ze rechtzinnig belijd. Dat zal ik doen, o goedertieren God; ik wil door mijne vernedering mijne vermetelheid jegens U boeten. Amen.
Onze Yader. Wees gegroet.
Gruwelijk is de zonde,
omdat de zondaar den. goeden God niet zijne eigene weldaden leleedigt.
De mensch heeft zich zeiven niet gemaakt; maar God is zijn Schepper. Alles wat de mensch bezit, heeft hij van God ontvangen, om dat te gebruiken tot zijn tijdelijk en eeuwig geluk. Maar de mensch, die zondigt, gebruikt de gaven Gods zelf, om Hem, zijn Schepper en Weldoener, te beleedigen. Wie begrijpt zulke ondankbaarheid? Ach, ik ben zelf zoo ondankbaar geweest! De goede God heeft mij met versland begaafd, opdat ik mijn Schepper zcude kunnen kennen en alles leeren, wat mij nuttig is; en ik, ik heb mijn verstand gebruikt, om dingen te leeren, die mij niet dienstig en voor God beleedigend waren. Hoe dikwijls heb ik nieuwsgierig dingen zoeken te weten, die ik niet mocht weten? Hoe dikwijls heb ik met behagen blijven denken op dingen, die ik niet zou durven noemen? Barmhartige God, vergeef mij mijne ondankbaarheid. Vergeef mij toch alle zonden, die ik doormijn verstand, door mijne rampzalige nieuwsgierigheid , door vrijwillige slechte gedachten en verbeeldingen testen U bedreven heb.
De goede God heeft mij een hart geschonken, om te beminnen; om God te beminnen als mijn Vader, mijne Ouders te beminnen als mijne grootste weldoeners na God, mijne Broe-
dei-s cn Zusters to beminnen als mijne eerste vrienden, alle mensehen te beminnen als kinderen van een en denzelfden Vader, die in den hemel is. En wat heb ik gedaan ? Ik heb dat hart, van God ontvangen, tegen God zeiven en zijne heilige inzichten gekeerd. Ik heb God niet bemind, maar bedroefd;—mijne lieve Ouders bedroefd, mijne Broeders en Zusters bedroefd, mijn evennaaste zoo dikwijls veracht en belee-digd. Ik heb bemind, wat ik niet mocht beminnen; ik heb mijn hart aan verboden dingen gehecht; ik heb zoo dikwijls, wat zondig was, begeerd, gezocht, gedaan. O goede God, zoo beantwoordde ik uwe goedheid. Mijn hart was uw hart; Gij hadt het gemaakt, het behoorde TJ toe met al zijne bewegingen; maar ik heb het U ontroofd. Ik heb'mijn vermaak gezocht, niet bij U, maar ver van U, in de zonde. O mijn God, vermurw dit schuldig hart; laat het boeten voor zijne ondankbaarheid ; vernieuw het door uwe goddelijke genade; ontdoe het van zijne verkeerde geneigdheden; trek het van de schepselen af en trek het tot U, opdat liet voortaan alleen U beminne en alles, mijn God, wat Gij bemint: U boven alles en al het overige met eene zuivere liefde juist gelijk Gij mij dat gebiedt of van mij verlangt: zóó mijne Ouders, zóó mijne Broeders en Zusters, zóó alle menschen. O liefderijke God, ik geef U mijn hart; ik geef het ü voor altijd. O mochte ik
nouit meer zoo boos en ondankbaar zijn van het terug te nemen en aan de zonde te geven! O barmhartige God, spaar mij voor dat ongeluk door uwe goddelijke genade.
De goede God heeft mij een lichaam gegeven met al zijne ledematen, niet om ze te gebruiken gelijk ik zou goedvinden, maar alleen om tot zijne eer en mijn eigen nut en geluk een goed gebruik daarvan te maken, 't Is mij duidelijk, dat ik niet alles mag zien, niet alles mag zeggen, wat ik wil; en als ik nieuwsgierig met behagen bezie, wat mijn geweten mij verbiedt te zien, en als ik woorden spreek, die ik weet niet te mogen spreken; dan gebruik ik die oogen en die tong, welke God mij geschonken heeft, om God zeiven te beleedigen. O welk eene ondankbaarheid! En toch wederom, aan zulke ondankbaarheid ben ik schuldig. Al mijne ledematen heb ik van God ontvangen; zijne goedheid bewaart ze mij eiken dag; zonder zijnen bijstand kan ik ze niet bewegen: en hoe dikwijls heb ik niet met diezelfde ledematen den goeden God beleedigd? Hoe dikwijls heb ik vrijwillig naar slechte dingen gezien;—hoe dikwijls naar slechte woorden of ontstichtende gesprekken geluisterd; hoeveel kwaad heb ik wel gedaan met mijne long, door leugentaal, kwaadspreken, schelden, verwenschen, vloekwoorden, onzedige taal, slechte licdekens; — hoe dikwijls heb ik kwaad gedaan met mijne
handen door nnsluuideling, dieverijen of beschadiging van eens anders goed, door te vrije,
onzedige, slechte aanrakingen?..... Ach, mijn
God, hoe ondankbaar ben ik geweest; ik heb uwe eigene gaven tegen U gekeerd ; en hoe barmhartig zijt Gij geweest, want Gij hebt mij gespaard. Üp het oogenblik, dat ik mijne ledematen misbruikte, hadt Gij mij zoo gemakkelijk in mijne ledematen kunnen strafl'en. Gij hadt mijne oogen met blindheid, mijne tong met stomheid, mijne handen met lamheid kunnen slaan. Gij hebt het niet willen doen, o mijn God; omdat, al is de mensch boos. Gij toch goed en barmhartig blijft. O goedertierenste God, de beschouwing uwer barmhartigheid geeft mij ook het vaste vertrouwen, dat Gij mij het zondige gebruik mijner ledematen zult kwijtschelden. O ja, goede God, ik smeek U, vergeef mij door uwe oneindige barmhartigheid al wat ik tegen U misdaan heb door mijne oogen, door mijne ooren, door mijne tong, door mijne handen , door mijne voeten, door al mijne zintuigen, door al mijne ledematen. Ik maak het vaste voornemen niets meer vrijwillig te doen, wat ik weet U te mishagen ; en vooral zal ik trachten alle verkeerde gewoonten af te leggen.Gelief mijn gnnsch lichaam te zegenen, en al de bewegingen mijner ledematen te bestieren tot uwe eer en tot mijn eeuwig geluk. Help mij deze dagen altijd eene eerbiedige houding in het gebed en overal eene bijzondere
— Ui —
ingetogenheid en zedigheid bewaren ; bestier mijne tong in het gebed, bestier ze in liet spreken van eene oprechte Biecht, opdat die strafwaardige tong, door de boete van eene rechtzinnige belijdenis gezuiverd, bij mijne eerste Communie het geluk liebbe het goddelijk Vleesch en Bloed van J.C. op eene waardige wijze te ontvangen. O minnelijke Verlosser, zuiver mijne tong, zuiver mijn hart. Am.
Onze Vader. Wees gegroet.
God, wees mij, zondaar, genadig.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
TOEGEWIJD AAN DEN
Dug uiui nng {rriliijtr liranui.
Voorhereidingsgebed. O mijn God,enz. Ziebl. 63,
TOT DEN PATROON DEI! PAROCHIE.*) O H. Patroon dezer Gemeente, ik vereer u
*) Do vragen en bemerkingen wegens uw Dnoppaironn op bl. 123 gelden ook voor tien Patroon uwer Parochie-Kerk.
7*
— 142 —
nis een van die zalige Burgers des liemels, welke de goede God gekroond heeft om de schitterende overwinning, door hen over duivel, wereld en vleesch behaald. Ik vereer uwe heldhaftige deugden en juich in uwe heerlijkheid, des te meer, wijl ik u begroeten mag als den bijzonderen Beschermer onzer Parochie. Bij God in het hoogste geluk vergeet gij deze ellendige aarde niet, waar gij eens gestreden en den hemel gewonnen hebt, waar gij zoovele broeders hebt achtergelaten, die geroepen zijn u in de heerlijk-heid te volgen. Dierbaar is u de plek, waar gij geboren zijt, geleefd hebt, gestorven zijt; dierbaar zijn u al de plaatsen, waar men u op eene bijzondere wijze vereert en aanroept. Door Gods goedertieren beschikking zijt gij gekozen als de machtige Beschermer onzer Kerk, onzer Gemeente: — hier wordt dagelijks uw geheiligde naam aangeroepen ; hier worden uwe deugden geprezen; kier viert men jaarlijks een blij en plechtig Feest tot hulde uwer heiligheid en tot erkentelijkheid voor uwe liefderijke bescherming. O H. Kerk-patroon, als kind dezer Parochie vereer en bemin ik u dan ook op eene bijzondere wijze, vooral deze dagen, nu ik meen mei een groot vertrouwen mij tot u te mogen wenden om uwen machtigen bijstand te verkrijgen. Ik ga een groot werk verrichten: ik bereid mij voor tot mijne eerste H. Communie. Maar hoe kan mijne kranke cn zondige ziel ooit op eene waardige wijze hot
Vleesch en Bloed van liaren godclelijken Verlosser ontvangen, zoo God zelf door zijne genade mijn hart niet bereid maakt? 't Is daarom, dat ik uwe veelvermogende voorspraak kom inroepen , en mijne eerste H. Communie stel onder uwe bijzondere bescherming. Help mij daarom reeds vandaag tot een nog grooter, nog heiliger berouw over mijne zonden, en leer mij hoe ik reehtzinnig mijne zonden moet belijden. Moge ik, door ii geholpen, toch eene goede Biecht spreken; dan zal ook mijne eerste Communie heilig wezen.
O H. Kerkpatroon, ik bid u niet alleen voor mij; maar ook voor al de kinderen dezer I'aro-; chie, die met mij hunne eerste H. Communie zullen doen. Ik weet, het geluk van ons allen gt; gaat u ter harte, wees ons aller Beschermer; bid veel voor ons, opdat wij allen eene waardige Communie doen mogen. O dat niet eene enkele onzer het ongeluk hebbe eene onwaardige Communie te doen! O machtige en liefderijke Patroon, bewaar ons, help ons, maak al deze kinderen , uwe beschermelingen , gelukkig; dan maakt gij niet alleen ons, maar ook onze liove Ouders, maar ook onzen beminden Herder gelukkig, die allen die groote gunst van uwe liefderijke bescherming verwachten. Anna.
't Is hier eene geschikte gelegenheid tot aanbeveling van een lofwaardig en voordeelig werk ; namelijk het bidden voor elkander. De Biecht en de Communie zijn elks eigen werk; maar wij kunnen toch elkander daarin behulpzaam zijn door een stichtend voorbeeldjen vooral door te bidden voor elkander, leder moet het meest bezorgd zijn voor zijne eigene Biecht en Communie; maar ■wien zal het onverschillig zijn of een ander eene goede of slechte Biecht en Communie doet, gelukkig of diep ongelukkig is ? Wij moeten alle mensehen beminnen gelijk ons zeiven om God; zal er dan geene christelijke liefde bestaan tusschen kinderen , die te zamen hunne eerstel!. Communie doen? Moeten wij niet wenschen, dat elk eene goede Biecht spreke, eene heilige Communie doe, in een woord, gelukkig zij ? Moesten wij vreezen, dat een onzer eene heiligschendende Communie ging doen; o, hoe zou ons dat moeten bedroeven? Het ongeluk eens enkelen moest voor de overigen alle vreugde wegnemen, en het plechtige Communiefeest in een rouwdag veranderen. Zullen wij dan niet bereid zijn, om mede te werken, dat geen enkele eene or ^vaardige Communie doe, geen enkele ongelukkig, maar allen gelukkig zijn? En daartoe kunnen we helpen, vooral door te bidden voor elkander.
Als broeders en zusters moeten wij elkander
beminnen en bijstaan. TVij allen hebben één en denzelfden Vader in den hemel, en die Vader roept ons ten feestraiial aan ecne en dezelfde Tafel om ons te spijzigen met ééne en dezelfde Spijs, het kostelijk Lichaam en Bloed van zijn god-delijken Zoon. God maakt geen onderscheid tus-schen ons, zullen wij dan onderscheid maken? Bidden wij dan voor elkander, opdat wij allen met een zuiver hart aan het goddelijk Feestmaal aanzitten en, één door de liefde, in elkanders geluk juichen mogen. Bidden wij daarvoor het volgende Gebed, dat wij deze dagen nu en dan kunnen herhalen.
Gebed voor elliandex'.
O hemelsche Vader, het groote Feest, dat wij, uwe kinderen, door uwe goedheid te za-men gaan vieren, vereenigt onze harten door den nauwsten band van liefde. Wat ik voor mij zelven wenscli , dat wensch ik ook voor al de anderen; namelijk het geluk eencr heilige Communie. Daarom vraag ik U voor de anderen, zoowel als voor mij, den bijstand uwer genade. Wat Ge mij geeft, geef dat aan allen, opdat op het groote Feest, 'twelk Gij ons bereidt, wij allen even blijde, even gelukkig mogen wezen.
O minnelijke Zaligmaker, door hetzelfde Bloed hebt Gij ons allen vrijgekocht, en nu noodigt Gij ons allen tot betzelfde Feestmaal, wij bid-
den U, toon ons allen dezelfde barmliarllglieid en omhels ons allen in dezelfde liefde.
H. Maria, wij vereeven en beminnen u als onze Moeder, bid voor uwe kinderen, help hen, bereid hen allen tot eene waardige Communie.
H. Patroon onzer Gemeente, ons aller gelnk gaat u ter harte, bid voor ons, opdat wij allen eene waardige Communie mogen doen.
O H. Engelen , die onze bewaarders zijt , uwe beschermelingen zijn vereenigd, om zich voor te bereiden tot hunne eerste H. Communie ; o, vereenigt u ook, om voor ons allen te bidden , opdat ons aller Communie heilig zij. Amen.
Onze Vader. —• Wees gegroet.
God, wees ons allen genadig.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
quot;Voor eene afbeelding van den gelcrnisten Zaligmaker.
Voorhereidingsgeled. O mijn God, enz. Zie bl. 63.
NIEUWE BETRACHTING OM ZICH TOT BEROUW OP TE WEKKEN.
O mijn God en mijn Verlosser, ik kom voor uwe voeten nederkniclen, om op nieuw in de
bitterheid mijner ziel mijne vroegere jaren te herdenken. Geef mij, zoete Jesus, het levendig besef van uwe goedheid en barmhartigheid en liefde tot mij; maak mij beschaamd en bedroefd tot in het diepst der ziel, dat ik uwe goedheid, o beste Vader in den hemel, met zooveel ondankbaarheid bejegend heb. Toon mij hoe beminnelijk Gij zijt, opdat ik voele hoe groot kwaad ik gedaan heb met U niet te beminnen. Geef mij uwe liefde, o God, eene volmaakte liefde; dat ik U beminne boven alles uit geheel mijn hart, met al de krachten mijner ziel. O allerminnelijkste .Tesus , moge ik U veel beminnen, opdat het ü behage mij ook veel te vergeven. Ik weet, dat het minste zoowel ais het grootste bovennatuurlijk berouw van uwe goedheid komen moet, en ik zal met het kleinste genoeffzarae berouw tevreden zijn en U daarvoor danken; maar ik weet ook, dat het U even gemakkelijk is, het grootste als het minste berouw mij in te storten; o allerzoetste Jesus, geef mij dan uit louter goedheid de genade van een volmaakt berouw. Zoo Gij wilt, Heer, Gij kunt mij zuiveren, op het oogenblik zuiveren; o zuiver mijne ziel nu reeds geheel en al van de vlekken der zonde, voordat de Priester het woord van verzoening over mij uitspreekt.
H. Maria, lieve Moeder, uw kind lienft zooveel gevraagd; ach , spreek gij een goed woord voor mij.
M. Engtl , H. Patronen, verkrijgt vour mij de genade van een goed, van eeu volmaakt berouw. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
God de Zoon is voor mij menscli geworden , om door zijne lessen en zijn voorbeeld mij den weg naar den hemel fe toonen. Ja, minnelijke Jesus, Gij, Zoon van God en zelf Gcd van de eeuwigheid met den Vader en den H. Geest, Gij zijt in uwe liefde een kind geworden, om mij het voorbeeld van alle deugden te geven. Gehoorzaam waart Gij aan Maria en Joseph, om mij boven alles de geiioorzaamheid in te prenten; en ach ik heb uw voorbeeld niet willen opvolgen! ik was ontelbare malen ongehoorzaam, oneerbiedig, stijfhoofdig jegens mijne Ouders en Oversten. Ach, minnelijke Jesus, hoe spijt het mij tot hiertoe uw goddelijk voorbeeld te hebben miskend! Ach, zoete Jesus, vergeef het mij; ik zal voortaan op uw voorbeeld gehoorzaam en onderdanig zijn.
Jesus Christus heeft vrijwillig onnoemelijke pijnen geleden, om te boeten voor de zonden der menschen, ook voor mijne zonden. O minnelijke Jesus, wat eene liefde in U en wat eene ondankbaarheid in mij! Gij stierft voor de zonde, en toch heb ik de zonde bemind! Gij zijt voor do zonde zoo wreed gegeeseld, met scherpe
— I ID —.
doornen gnkroond, aan een schandelijk Kruis genageld; en ik heb al die vreeselijke smarten, dien gruwelijkeu dood, uwe oneindige liefde niet geteld! In al uwe ledematen zijt gij gepijnigd; ik ben de schuld daarvan; omdat ik met al mijne ledematen hob gezondigd; door mijne zonden heb ik U gekruist. Ach, liefderijke Jesus, wat heb ik toch gedaan? Hoe ondankbaar, hoe boos, hoe wreed ben ik geweest; en nog heeft uwe goedheid mij gespaard! Zoo ik nu mijne zonden niet verfoeide, zoo ik nog de zonde wilde bedrijven , welken naam zou ik verdienen? Neen, mijn lieve Jesus, nu in de eeuwigheid geen doodzonde meerl •— en alles, wat ik tegen uwe liefde misdaan heb, dat verfoei ik met al de krachten mijner ziel.
O, hoe zal ik uwe barmhartigheid en lankmoedigheid begrijpen? Ik zondigde, en Gij hebt dat verdragen; Gij hebt mij niet gestraft; Gij hebt mij afgewacht tot nu toe, opdat ik mijne boosheid zoude inzien en U vergiffenis vragen; en nu zijt Gij bereid mij alles te vergeven op voorwaarde, dat ik een waarachtig berouw hebbe over mijne zonden en ze oprecht aan uwen Priester belijde. Ach, mijn God, zou ik geen berouw hebben? Zou ik zeniet oprecht willen biechten ? O zoete Jesus, Gij kent mijn hart ; Gij weet, dat ik berouw heb; maar vermeerder mijn berouw; het kan niet te groot zijn; — ik ben bereid mijne zonden rechtzinnig te belijden; maar Gij, o minnelijke Zaligmaker, help mij door de
vevdiensten van uw goddelijk Bloed. 0 ja, laat flat Bloed uit uwe heilige Wonden over mijne ziel vloeien , om ze van alle vlekken te zuiveren.
O allerbarmhartigste .Tesns, uwe barmliartig-heid is zoo groot, dat Gij mij gebiedt met een vast vertrouwen op vergeving te hopen. quot;Veel kwaad heb ik gedaan ; maar had ik nog duizendmaal meer kwaad gedaan, dan nog, ik ben er zeker van, zoudt Gij mij dat alles vergeven; ja, zoo goed zijt Gij, liefderijke Verlosser. Daarom zal ik niet met angst en benauwdheid , maar met een groot vertrouwen gaan biechten. Goedwillig zal ik alles belijden , wat ik meen te moeten zeggen; goedwillig zal ik op alle vragen antwoorden ; en ik weet, lieve Jesus, dat Gij met mijn goeden wil zult tevreden zijn en Gij niets meer van mij eischt. En als dan uw Priester de heilige woorden der Absolutie over mij uitspreekt, dan zal ik denken, dat Gij, mijn zoete Jesus, mij den kus des vredes geeft. Dan zal ik juichen, dan zal ik ü blijde danken, barmhartige Jesus; en Gij, wat zult Gij doen? O, ik weet het; dan zult Gij mij roepen, en mij aan uwe heilige Tafel uw goddelijk Lichaam te eten geven, opdat uw aanbiddelijk Vleeseh en Bloed spijs zij voor mijne ziel. O mijn God ! mijn God! hoe ver gaat uwe liefde? Gij wilt in persoon, met uwe Godheid en Msnschheid, tot mij komen, en wel in mij, om mij ziel aan ziel te omlielzcn! Zóó hebt Gij mij lief, o mijn zoete
Jesus; on ik? ach, ik lieb Ü niet bemind, ik heb ü kunnen beleedisjen, un-liefderijk Iiart zóó kunnen bedroeven! Mijn God! mijn God! ik moest wegzinken van schaamte; mijn hart moest verbrijzeld worden van spijt; ik moest sterven van berouw. O allerminnelijkste Jesus, ik verfoei al mijne zonden om de onbegrijpelijke liefde, die Gij mij toont in uw allerheiligste Sacrament. O mijn God en mijn Verlosser, Gij weet, dat ik U nu bemin ; maar vermeerder deze liefde; bewaar deze liefde altijd in mijn hart, opdat ik U be-minne tot mijn dood, beminne in de eeuwigheid. Amen.
AKTE VAN IIEFDE.
Mijn Heer en mijn God, ik moet ü beminnen , omdat Gij zoo goed zijt voor mij: — omdat Gij mij geschapen hebt naar uw beeld en gelijkenis, mij nog dagelijks bewaart en verzorgt; omdat Gij voor mij zijt mensch geworden en aan liet Kruis gestorven; omdat Gij mij in de H. Communie uw goddelijk Vleeseh en Bloed zult geven ; omdat Gij mij het zoetste geluk in den schoonen hemel bereid hebt. Daarom moet ik U beminnen, maar daarom bemin ik U niet alleen. Ik bemin U ook, omdat Gij het opperste goed zijt in U zeiven; omdat Gij oneindig schoon zijt. Hoevele schoonheden zijn er in de natuur; maar Gij zelf zijt de Schepper van al die schoonheden; hoe schoon moet Gij dan zelf niet zijn?
Door al de schoonheden der natuur wordt mijn hart getrokken; zou mijn hart dan tot U niet getrokken worden? Ik zie U niet, o mijn God; doch't is mij genoeg door het geloof te weten, {lat Gij schooner zijt dan alle schoonheden te zamen, die op deze aarde knnnen gevonden worden ; dat Gij schooner zijt dan alle Engelen en Heiligen in den hemel met al hunne heerlijkheid vereenigd; dat alle schoonheden , vergeleken bij uwe schoonheid, niets zijn; wijl uwe schoonheid oneindig is. Omdat Gij dan, o mijn God, oneindig alles te boven gaat in beminnelijkheid , daarom bemin ik U boven alles wat er op de aarde en in den hemel beminnelijk kan zijn. Ik bemin U uit geheel mijn hart, met al de krachten mijner ziel. Jlet uwen bijstand wil ik voor U alles verlaten , alles opofferen, ook het leven; liever aan alle mensehen mishagen dan U mishagen. Ik ben bereid uwen heiligen wil in alles te volbrengen, nu en altijd, op de aarde en in den hemel; want uw heilige wil moet door alle schepselen geëerbiedigd en geprezen worden, nu en in de eeuwigheid; — U alleen, o God, zij de glorie in uwe aanbiddelijke Drieeenheid, den Vader en den Zoon en den II. Geest, door de eeuwen der eeuwen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
God, wees ons allen genadig.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
Foorhereidingsgebed. Oraijn God, enz. Zie bl. 63.
VOORBEREIDING TOT DE BELIJDENIS.
Na zich van gevoelens van berouw over zijne zonden en van betrouwen op Gods barmhartigheid te hebben doordrongen, maakt men zijne belijdenis gereed. Men bepaalt uit het ingestelde onderzoek des gewetens wat men zal biechten en mei welke woorden men zich zal verklaren ; kortom, men denkt en stelt vast en prent in zijn geheugen wat men aan zijn Biecliloader zal zeggen. Doch alvorens zijr.e Biecht op te maken, leze men tot herinnering van hetgeen men reeds in de onderrichting des Priesters geleerd heeft, de volgende
1. In het opmaken zijner Biecht moet men niet lang, niet angntvallig te werk gaan, maar volkomen te goeder trouw. Men vertelt of beschrijft zijne zonden niet; men maakt zijne Biecht zoo kort mogelijk : men noemt van de zonde de hoofdzaak, zeer bezwarende of zeer verlichtende omstandigheden en het getal. Mocht er iets ontbreken, de Biechtvader zal voor de aanvulling zorg dragen.
— 154 —
3. Weet men niet hoe de zonde of onistan-diglieden uit te drukken, dan geeft mou zijne moeielijkbeid slechts te kennen, en men antwoordt te goeder trouw op de vragen, en daarna kan men gerust zijn.
3. liet gebeurt niet zelden, dat de duivel den Christen bekoort, om eene zonde te verzwijgen of te Lewimpeleit; en geen wonder, dat hij die bekoring het sterkst maakt bij de Biecht vóór de eerste Communie; omdat hij wel weet, dat, zoo die Biecht en die eerste Communie slecht zijn , het kind een grooten stap heeft gezet op den weg des verderi's. En ook dan is de bekoring het gevaarlijkst; omdat het onwetende en vreesachtige kind gemakkelijk kan bedrogen en bang gemaakt worden. Moet een kind gaan biechten, dan maakt de duivel het kind licht wijs, dat eene zoude afschuwelijk is, die soms zeer gering is. Ja, het gebeurt, dat hij een kind bevreesd maakt iets te biechten, dat in het geheel geene zonde is en derhalve zeker niet behoeft gebiecht te worden. Wijl men aan deze gevaarlijke bekoring des duivels licht bloot staat, daarom hebben wij gedurig gebeden en bidden wij nog om de genade van eene rechtzinnige Biecht. Door het gebed en door het volgen van goeden raad zullen wij die bekoring, zoo ze komen mocht, zeker overwinnen. Doch zien wij eerst wat het zeggen wil: in de Biecht verzwijgen , lewimpelcn, liegen, zich vergissen, vergelen,
eü welken invloed zulks heeft op de Biecht.
Door verzwijgen verstaat men iets vrijwillig achterhouden of ontkennen, wat men meent ie moeten zeggen, en dat maakt de Biecht slecht. Iets achterlaten, al is het volkomen vrijwillig, , wat men weet niet noodza/celijk te moeien biech-' ten, dat is niets. Bewimpelen is niet recht voor zijne schuld uitkomen, wel iets zeggen van hetgeen men misdaan heeft, maar het een ot ander min of meer bedekken of verborgen houden. Dit staat altijd leelijk; maar wijl men veel of weinig bewimpelen kan, zoo is de Biecht niet slecht, als men toch het noodzakelijke duidelijk genoeg gezegd heeft en sijn Biechtvader niet merkelijk misleidt.
Liegen, dat wil zeiigen ; vrijwillig tegen zijn gemoed spreken in den Biechtstoel, is zeker te verfoeien; maar daarom nog geene doodzonde, en maakt daarom de Bieclit nog niet slecht; bijv. iets heeten liegen, dat men niet noodzakelijk behoeft te zeggen en welke leugen het oordeel vau den Biechtvader niet merkelijk verandert.
Zich vergissen, dat is te goeder trouw abuis hebben of onwaarheid spreken, en vergelen, dat is iets niet biechten, omdat men er niet aan denkt: dat alles maakt de Biecht niet slecht, als men te voren zijn geweten naarstig onderzocht heeft; het is geene zonde, het is niets, dat gebeurt zoo licht. Wanneer de vergissing of
156 ~ '
het vergelene merkelijk is, dan herstelt men dat !■
eenvoudig; en is de zaak uiet van belang, dan 1
doet men het best daarover in den Biechtstoel i niet meer te gaan spreken en er niet meer aan te !| denken.
Ziehier nu den goeden raad :
Ten eerste. Yoelt men eene bekorins;, om iets te verzwijgen of te bewimpelen, dat men meent te moeten zeggen ; dan eiseht de voorzichtigheid, dat men, welke zonde het ooV met die zonde zijne Biecht beginne. Weet men niet van vrees ol schaamte hoe daarmede aan te vangen, dan is het voldoende te verklaren aan zijn Biechtvader : Eerwaarde Vader, er is iets dat ik niet durf zeggen. Zoo do Biechtvader slechts in de verte weet, dat er ergens eene wonde is, dan zal hij ze wel vinden en genezen.
Ten tweede. Is er iets, dat men meent niet eigenlijk verplicht te zijn van te biechten , maar men voelt een strijd om het ie zeggen en eene ongerustheid, zoo men het niet zoude zeggen: \x\ A\t ge.-val is het zeer aan ie raden door eene openhartige belijdenis een einde aan dien strijd en ongerustheid te maken.
4. Ziehier een algemeenen regel voor alle twijfelingen en ongerustheden des gemoeds; vrede en geluk voor degenen, die hem volgen! Het valt den mensch meestal zeer moeielijk, 'yA onmogelijk, dook zich zelven' zijne twijfelingen en
ongerustheden op te lossen. Maar de goede God heeft gezorgd , dat een Christen, dat is, een katholiek, altijd eene oplossing kan vinden, welke hij allerveiligst volgen kan; namelijk bij zijn biechtvader. Niet alleen dat een Priester in den Wechtstoel toegerust is met de noodige kennis, onpartijdig is en vol liefde, om ons den besten raad te geven; dat alles is zeker reeds veel, maar nog-tans hel minste: — het voornaamste is, dat Jesüs Christus hem heeft gesteld en gezonden tot leidsman onzer ziel; zoodat nit XTacW van het Sacrament des Priesterschaps en van zijne goddelijke zending de Bieehtvader op den bijzonderen bijstand r.an God vertrouwen mag, Jesus Christus nu verwijst den Christen voor de belangen zijner ziel tot den Biechtvader, aan wien hij kinderlijke gehoorzaamheid verschuldigd is. Derhalve volgens de beschikking van Jesus Christus, bij twijfelingen en onge-rustheden, die het geweten raken, vraagt raen te goeder trouw raad aan zijn Biechtvader als aan God, en men volgt dien raad als van God-, zoodat men niet alleen volkomen gerust kan zijn van geen kwaad te doen, maar zelfs zeker is, door het volgen van dien raad, door die nederige gehoorzaam-heid uit den geest des Geluofs, aan God te behagen en vele verdiensten voor den hemel te vergaderen. Onthoud en volg dan geheel uw leven dezen allerkostelijksten raad :
Hebt ge eenige twijfeling of ongerustheid, die uw geweten betreft en die ge zelf niet kunt op-
— 158 —
lossen, llijf er niet mede dragen; maar leg die twijfeling of zwarigheid of ongerustheid zonder iiitsiel met een eenvoudig hart open voor uwen Biechtvader. Meestal, bijna altijd, zal aanstonds alle ongerustheid verdwijnen : het duistere wordt klaar, het zware wordt licht, het onmogelijke en onoverkomelijke wordt gemakkelijk; vrede en rust keeren in het gemoed terug, na den storm hemelsche kalmte. Elijft u «om, dat is, oamp;T2eW-zaamst, nog eenig gevoel van onrust over, schrijf dat toe aan uw onverstand, aan ziekelijke gesteldheid van lichaam of geest, of aan den duivel: sloor u niet aan dat angstig gevoel; veracht het, of nog liever lach er mede als met eene inbeelding. Doe gerust, wat uw Biechtvader u gezegd heeft, dat ge vrij moogt doen ; — laat genist in de Biecht achter, wat uw Biechtvader u gezegd heeft, dat ge niet behoeft te biechten; — ga gerust te Communie, als uw Biechtvader het u gezegd heeft. Heeft de Biechtvader eens de zaak beslist, volg die beslissing, en kom er dan niet meer op terug: versmaad voorts alle twijfelingen en angsten. Tegen de opwerpingen van u zeiven of de inblazingen van den duivel beroep u op het woord des Biechtvaders. Houd u vast aan dat woord als aan een steun, u door God zeiven aangeboden ; wees eenvoudig, kinderlijk gehoorzaam uit het Geloof, en de goede God zal uwe nederige, godsdienstige gehoorzaamheid beloonen.
5. Mag men in de Biecht dc zonde niet ver-
minderen, men mag; ze ook niet verfcrooten. Men
' C O
moet zijne zonden biechten, gelijk ze zijn in ona geweten of gelijk men meent voor God schuldig te zijn. Wat zeker is, moet als zeker; wat twijfelachtig is, als twijfelachtig gebiecht worden. Wanneer men hetzelfde kwaad eenige malen gedaan heeft, zal men soms zich geneigd gevoelen, zonder veel nadenken maar een groot getal te noemen, om toch zeker genoeg te zeggen: dat is ongeoorloofd. Wij zijn verplicht ons wegens het getal te onderzoeken en dat volgens onze bevinding zoo nauw mogelijk te bepalen, zoo we meenen het getal te moeten uitdrukken of ten minste het willen uitcirukken. Zie de derde Be' merking over het onderzoek van (jetcelen, bladz. 107.
6. Men zegt in den Biechtstoel nooit iets kwaads van een ander; en heeft men kwaad gedaan met anderen, dan mag men die personen niet met den naam noemen, noch omstandigheden van hen vermelden , waardoor zij aan den Biechtvader kunnen bekend worden, of het moest noodzakelijk wezen, dat dergelijke omstandigheden werden uitgedrukt.
7. Men kan in zijne Biecht de orde volgen der Tien Geboden, derhalve de orde, die boven bij het onderzoek des gewetens is opgegeven; maar verkieslijker zal het voor de meesten zijn de volgende orde in acht te nemen :
Eerst zegt men , wat aan zijne vroegere Biechten ontbroken heeft, als zulks het geval is,
— 100 —
quot;Dan biecht men die zonde, welke men de meeste vrees of moeite beeft om te zeggen.
Verder biecht men het kwaad, hetwelk men voor het grootste houdt.
Eindelijk volgen gemakkelijk de fouten, welke minder zijn.
8. Na deze Bemerkingen met aandacht gelezen te hebben, begint men zijne Biecht op te maken; waarvoor men nog eens tot zijn gemak deu Biechtspiegel kan doorloopen. Heeft men eindelijk woordelijk en op orde vastgesteld, wat menden Biechtvader zal zeggen, dan sluit men deze Oefening met eene gewone
AKTE VAN BEROUW.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament 1
laatste Bemerking. Het is eeue loffelijke gewoonte bij gelegenheid der eerste H. Communie, voordat men in de H. Biecht God vergitfenis gaat smeeken. zijnen Ouders verge-vin0quot; te vragen voor de ondankbaarheid, waarmede hunne rustelooze zorgen en opofferende liefde werden beantwoord. Men behoeft sleehts met een rouwmoedig gemoed voor hen neer te knielen en te zeggen: quot;Vader, Moeder, ik vraag u u veryijfenis voor al het leed, dat ik u l eb aangedaan ; ^ ■ of nog korter: quot;Vader, Moeder, ik vraag u vergiffenisquot; Maar men moet wel weten, dat hier geene verplichting op zonde bestaat. Die aan zijne Ouders vergiffenis vraagt, doet zeer braaf; — die niet vergiffenis vraagt doet geen kwaad eu behoeft zieii over zijn verzuim niet or.gerust te maken.
— 161 —
DIE VOOR DE H, BIECHT BEPAALD IS. Naaste voorbereiding.
Bemerking. Men zorgt bijtijds in de Kerk te wezen. Men begeeft zich niet in den Biechtstoel zonder eene naaste voorbereiding. In de Kerk komende, neemt men bij den Biechtstoel plaats. Zonder zich met anderen te bemoeien, wacht men, steeds in eerbiedige houding, geduldig zijne beurt af. Intusschen bereidt men zich voor tot liet waardig ontvangen van het H. Sacrament der Biecht door de volgende oefeningen.
GEBED.
O barmhartige God, die zijt raonscli geworden en gestorven aan het Kruis, om de wereld van de zonde te verlossen, ik dank U voorde instelling van het II. Sacrament der Biecht, waardoor de verdiensten van uw goddelijk Bloed op den zondaar worden toegepast. Ik dank U in 't bijzonder, dat door uwe goedheid nu het oogenblik gekomen is, waarop ik dat groote Sacrament zal mogen ontvangen. Help mij door uwe goddelijke genade, dat ik mij mijne zonden wel moge herinneren, ze door een nieuw berouw verfoeien en ze met alle openhartigheid voor uwen Priester belijden. Verdrijf van mij alle verkeerde vrees; geef mij een groot vertrouwen in den Priester, die uwe plaats bekleedt, opdat ik
zonder de minste acliterhoudiug alles bekenne, wat ik meen te moeten zeggen of antwoorden.
Jesus, Maria, Joseph, in uwe handen beveel ik op dit uur mijne ziel.
H. Bewaarengel, H. Dooppatroon , H. Patroon dezer Gemeente, staat mij bij; onder uwe bescherming stel ik deze heilige Biecht.
Maak hier uwe intentie voor het verdienen der aflaten , gelijk de I'riester heeft opgegeven. Heeft hij wegens die intentie niets bepaald, dan kuut ge, als ge geene betere weet, de volgende kiezen.
Ik heb de intentie, om met deze Biecht en mijne eerste Communie een vollen aflaat te verdienen voor mij zeiven door de inschrijving in een Broederschap; en een vollen aflaat door het gebed: O goede jems.... voor die ziel in het vagevuur, welke bij haar leven de vurigste lieftlo heeft gehad tot Jesus Christus in zijn H. Sacrament.
Heeft de Priester nog een vollen aflaat herinnerd, zeg dan:
Ik wil dien aflaat toevoegen aan de ziel diens Priesters in het vagevuur, welke de meeste zorg heeft gehad, om de kinderen tot hunne eerste 11. Communie waardig voor te bereiden.
Onze Vader.—■ Wees gegroet.
llirr horlinalt men in Gods tegenwoordigheid zijne Bicclil. Men herinnert zieh nog eens al datgene, wat men meent te moeten bieehten, en met die woorden, als men bepaald heeft alles aan zijn Biechtvader te verklaren. Daarna vernieuwt men zijn berouw door, naar gelang van tijd, eenige van de voorgaande Oefeningen langzaam te herhalen. Men kiest daaruit datgene, wat bij de vroegere lezing het meest getroffen heeft, en men tracht in zijne ziel die vernieuwde gevoelens van berouw en vertrouwen levendig te houden, totdat de beurt van biechten gekomen is.
Na deze herhaling des berouws, verzuime men niet voor de Biecht te lezen de volgende
L Om zich, wat de belijdenis betreft, in eene goede stemming te brengen , verbeelde men zich , dat in dun Biechtstoel niet een mensch, maar Jesns Christus zelf gezeten is\ want de 1'riester heeft zijne macht ontleend van Jesus Christus; in den naam van Jesus moet hij den zondaar van zijne zonden ontslaan, en den zondaar ontvangen met dezelfde liefde als Jesus het doen zoude, die hier op aarde met zooveel goedheid en liefde de zondaars opzocht, aansprak en hen in genade aannam. Is men daarvan doordrongen, dan zal men van zelf zich in den Biechtstoel begeven en zijne zonden belijden
I. met gevoelens van diepe ingetogenheid en nederigheid, van innige droefheid en heromo; want wij zijn overtuigd van onze schuld, en wij moeten verschijnen voor Jesus Christus, dien wij door onze zonden bedroefd hebben; —
— 164. —
II. met gevode.m van de grooide openhartigheid, zonder de minste gedachte van iets te willen verzwijgen of bewimpelen ; want Jesus Christus is de alwetende God, dien wij niet misleiden kunnen;—
III. met gevoelens van het grootste vertrouwen; want Jesus Christus is de goedheid en liefde zelve. Derhalve zonder benauwdheid, zonder angst. Hebben wij geen vrees van door den Biechtvader bekeven of onvriendelijk behandeld te worden; want dat zal niet gebeuren. Komt bij ons de gedachte op:„ Wat zal de Biechtvader icelzeg-„ gen, icat zal hij van mij denken, als ik dat „hiechl?quot;— passen wij dan op; want die gedachte komt niet van ons zeiven, nog minder van God; maar houden wij die gedachte voor eene inblazing des duivels, om ons bevreesd te maken en tot eene onoprechte cn kwade biecht te verleiden. En daarom, hooren wij die vreesaanjagende stem in ons binnenste, antwoorden wij dan: „Ga teeg, Satan, ik zal dat welhiech-„ ten, en wel juist het eerste biechten.quot; Zijn wij verzekerd, dat de Biechtvader, hoe groot en hoeveel kwaad wij ook biechten, ons met het innigste medelijden, met de grootste vriendelijkheid en liefde zal hooren en toespreken, en zijn best zal doen om ons te troosten en ons vertrouwen op Gods barmhartigheid in te boezemen. Hebben wij ook geen vrees van iets te vergeten. Wij moesten bij het onderzoek van geweten geen vrees hebben van iets over te slaan;
en nu wij gaan biechten, moeten wij geen vrees hebben van eenige zonde, die ons door het onderzoek bekend is ge'vorden, in den Biechtstoel te vergeten. De goedeGiod wil slechts, dat, als wij onze zonden biechten, wij met een goeden wil alles belijden, wat wij op dat oogenhlïk weien te moeten zeggen. Vergeten wij iets, dat gebeurt zoo licht, al was het in onze verbeelding nog zoo groote zonde, dat is niets. Wanneer wij op het oogenblik, dat we biechten, maar niet vrijwillig verzwijgen of merkelijk verkleinen iets wat we meenen tc moeten zeggen, dan is de Biecht zeker goed. Hebben wij iets te goeder trouw vergeten, dat wij meenden te moeten biechten, of hebben wij ons merkelijk vergist, dan kunnen wij dat later eenvoudig bijbiechten of onze vergissing herstellen. Is he; vergetene of de vergissing niet merkelijk, dan gaan wij daarvoor niet terug. Zoo dan, voor eene goede Biecht is alleen noodig een goede wil: die inderdaad eene goede Biecht wil spreken, kan volkomen gerust wezen, dat zijne Biecht goed zal zijn.
3. Is onze beurt gekomen van te biechten , dan staan wij op, en wij verzoeken de II. Maagd en den H. Joseph en onze H. Beschermers ons naar den Biechtstoel te geleiden en ons te helpen in dat gewichtig oogenblik. Ingetogen, bedaard gaan wij den Biechtstoel binnen, en neerknielende voor den Priester verbeelden wij, dat daar
8*
166 —
Jesus Christus zelf vooi- ons gezeten is, Jesus, de barmhartige Jesus, de vriend der zondaren, die uit liefde voor de zondaren gestorven is; — dat de H. Maagd, onze allerliefste Moeder, ddar staat aan onze rechterhand; de H. Joseph, de goede Leidsman der jeugd, aan onze linkerhand; onze II. Engel, onze H. Dooppatroon en de II. Patroon der Parochie achter ons. 't Zijn allen onze eerste en beste Vrienden, die het meeste belang stellen in ons geluk; zij staan daarom voor ons te bidden en ons te helpen; zouden wij dan niet vertrouwen ? Zij verwachten van ons eene goede oprechte Biecht; zouden wij hen niet willen verblijden? Twijfelen wij niet, zij zullen nog blijder zijn dan wij, zoo wij het geluk hebben eene goede Biecht te doen.
3. Wanneer de Priester den zegen gegeven heeft, begint men de Voorbiecht. Men belijdt voorts zijne zonden. Men spreekt zachtjes, maar duidelijk; niet haastig, maar bedaard; niet op een vertellenden toon, maar met den toon van iemand, die zich zeiven beschuldigt en zijne schuld gevoelt. Men luistert eerbiedig en aandachtig naar de vragen en vermaningen des Biechtvaders. Heeft men niet goed verstaan, dan geeft men dat beleefdelijk te kennen. Ook luistert men goed naar de penitentie, welke de Biechtvader oplegt; of men vraagt er naar, wanneer ze vergeten wordt of niet goed begrepen is. Bij de II. Absolutie des Priesters, bidt
men zeer langzaam en eerbiedig, zoo opreclit mogelijk, eene gewone akte van berouw. Heeft de Priester geëindigd, dan staat men op, en begeeft men zich even ingetogen en bedaard naar zijne plaats.
4. Na de Biecht laat men niet aanstonds zijne gedachten gaan over hetgeen men in den Biechtstoel gezegd en gehoord heeft. Valt ons in, dat we iets vergeten hebben, zonder onderzoek zetten wij dat op zijde tot later. Ons eerste werk na de Biecht is ons in God te verblijden en Hem voor zijne barmhartigheid te danken. Zijn wij in staat dat met eigene woorden te doen, dan is die dankzegging de beste; wijl zij des te zekerder uit het hart voortkomt. Vervolgens her-nieuwe men zijne goede voornemens, om God getrouwer te dienen.
Gebed kort voor de beurt van biecMen.
Ik zal opstaan en tot mijnen Vader gaan. Vader, ontvang in genade uw ondankbaar kind, dat vol berouw met een groot vertrouwen totü terugkomt,
Jesus, mijn barmhartige Verlosser, wees mij, zondaar, genadig. Gij alleen kunt mijne ziel zuiveren; wasch mij van mijne zonden in uw goddelijk Bloed.
H. Marin, II. Joseph, neemt mij bij de hand en brengt mij tot Jesus. II. Beschermers, geleidt mij, bidt voor mij, staat mij bij.
— 168 —
O barmhartige God, ik dank U voor uwe onuitsprekelijke goedheid. In de stem des Priesters heb ik de stem uwer barmhartigheid gehoord. Ja, Gij hebt mij mijne zonden vergeven; Gij hebt uw weerspannig kind in genade aangenomen ; ik ben ceu van uwe meest geliefde kinderen geworden. Nu durf ik met veel meer vertrouwen U mijn Vader noemen. O mijn Vader, die in de hemelen zijt, Gij bemint mij en ik bemin U. O, hoe voel ik mij na gelukkig! Mijne ziel is ontheven van den last der zonden, die mij bevreesd maakten voor uwe gerechtigheid. Nu gevoel ik mij gansch verlicht eu getroost, opgeruimd en blijde. Ik ben met U verzoend ; ik mag opzien naar den schoonen hemel als het mij toekomend erfdeel. Moest ik nu op dit oogenblik sterven , gerust zou ik den dood afwachten; des te spoediger, o mijn God, zou ik bij U zijn in den hemel. En dien zoeten vrede des gemoeds, dat vertrouwen, dat geluk heb ik alleen aan uwe barmhartigheid, o mijn Jesus, mijn Zaligmaker, alleen aan uwe oneindige verdiensten te danken. Is mijne ziel nu rein en zuiver geworden,'t is, omdat zij gewasschen is in uw heilig Bloed. Ik betuig U dan ook, allerliefste Jesus, mijnen innigsten dank voor het geluk dezer heilige 13iecht ; zij is het werk uwer genade.
— 169 —
Moge ik immer U daarvoor dankbaar blijven!
O H. Maria, ik dank ook u voor uwen maeli-tigen bijstand : gij licbt, lieve Moeder, voor uw weerspannig kind gesproken , en uw woord heeft uw kind gered. Nu is uw kind gelukkig, en daarvoor is het u dankbaar.
H. Joseph, H. Engel, II. Patronen, ik dank u ook voor uwe voorspraak en voor uwe liefderijke zorgen. Ben ik nu gelukkig, 'tis niet zonder uwe tussehenkomst. Zijt iu eeuwigheid daarvoor geprezen. Amen.
Stoitiiniiiig iiHit !jtt gnrk unnniEira.
In tegenwoordigheid van uwe aanbiddelijke majesteit, o II. Drievuldigheid, wil ik mijne gemaakte voornemens hernieuwen ; en tot mijne getuigen verkies ik de H. Maagd Maria, mijne Moeder,— den H. Joseph, mijn Leidsman,—• mijn II. Engel, die mij bewaart, — mijn H. Dooppatroon en den H. Patroon dezer Gemeente. Ik neem het vastelijk voor, o mijn God, ik wil U niet meer door de zonde beleedigen: — God de Vader, die mij geschapen hebt, ik wil U gehoorzamen ; — God de Zoon , die voor mij zijt mensch geworden en gestorven, Jesus Christus, mijn zoete Verlosser, ik wil U beminnen; — God de II. Geest, die mij hciligmaakt, ik wil
U niet meer bedroeven. Ik zal de zonde schu* wen, de gevaarlijke gelegenheden vermijden, mijne booze neigingen bevechten; ik wil de deugd beoefenen, ik wil ijverig zijn in mijne godsdienstige plichten, eerbiedig inde Kerk, vooral onder de H. Mis en het H, Lof, — gehoorzaam jegens mijne Ouders en Oversten,— eendrachtig en toegevend met mijne Broeders en Zusters,— vriendelijk en minzaam met mijne makkers,—■ zedig in mijne handelingen, overal uwe goddelijke tegenwoordigheid gedenkende. En ik zal dit alles doen, o mijn God, om U te behagen, om mij dankbaar te toonen en U mijne wederliefde te betuigen;— ik zal het doen, om mijnen Ouders eenigen troost en genoegen te geven voor hunne liefderijke zorgen;— ik zal het doen, om mij zeiven voor tijd en eeuwigheid gelukkig te maken. Maar, barmhartige God, ik heb mijne zwakheid en mijne boosheid leeren kennen ; ik kan in mijne voornemens niet standvastig blijven zonder den bijstand uwer genade. O steun mij dan door uwe hulp; verlicht mijn verstand, om de gevaren der zonden bijtijds te kennen; voorkom door uwen goeden raad mijne onervarenheid en onbezonnenheid ; herinner mij dikwijls al deze goede voornemens en geef mij kracht tegen uwe en mijne vijanden, opdat ik door U de inblazingen des duivels, de verleiding der wereld en mijne eigene booze hartstochten overwinne. U zal ik daarvoor glorie geven hier en in de eeuwigheid. Amen.
Hierna komt men op de gesprokene Biecht terug1.
1. Men denkt of men iets vergeten lieeft, zonder daarom de gansche Biecht bij zich zeiven te herhalen. Men vraagt te goeder trouw zich af of men weet iets vergeten te hebben. Zoo ja, is het niet van groot belang, dan laat men dat zoo, en men gaat niet terug;— komt het ons echter gewichtig voor, en heeft men gt;«lt;, terwijl men in de Kerk is, nog eene gepaste gelegenheid, dan kan men aanstonds het vergetene bij-biechten of zijne vergissing herstellen; anders stelt men uit en wacht men, zonder vrees of bekommering, eene betare gelegenheid af. Zoo ook, komt later nog iets in het geheugen, dat men gaarne zoude biechten, men biecht dat te gelegener tijd; doch men moet voor vasten regel houden, dat men op den morgen zijner eerste Communie niet meer biechten gaat. Op dien morgen denke men niet het minste racer aan zijne Biecht; en komt tegen wil en dank nog iets in het geheugen , dan moeten wij daaraan niet blijven denken, maar alle zwarigheden aan den kant zetten en ons daarover niet liet minste ongerust maken. Beschouwen wij dan alle gedachten, welke ons over de Biecht eenige bekommering verwekken, als bekoringen des duivels, die, door onrust in ons geweten te brengen, onze godvruchtige voorbereiding tot de H. Communie tracht te storen. Op den morgen onzer eerste H. Com-
— 172 —
muaie moeten al onze gedachten en gevoelens gericht blijven tot Jesus Christus in zijn H. Sacrament , die gereed is tot ons te komen.
2. Men herinnert zich de vermaningen en waarschuwingen (ies Biechtvaders, en men maakt het voornemen die te onthouden en na te komen.
3. Men herinnert zich de opgelegde penitentie cn men maakt het voornemen die nauwkeurig op tijd te volbrengen. Is er geen tijd bepaald, dan volbrenge men aanstonds, wat men gevoegelijk daarvan nu nog volbrengen kan. Heeft men zijne penitentie niet verstaan of vergeten, dan gaat men in den Biechtstoel terug, om ze te vragen.
4. Men verlaat de Kerk dankbaar en blijde; maar men zorgt, dat die blijdschap niet uitgelaten zij. Men heeft wel reden, om opgeruimd en blijde te zijn, en iedereen mag dat gerust kunnen zien; doch door ingetogenheid moet de godvruchtige stemming bewaard worden , die door luidruchtigheid zou verloren gaan. Men zij nu vooral op zijne hoede, om zich voor alle kwaad, ook het minste, te wachten, opdat ons hart met Gods g.nade nu zuiver blijve. Ja, wij moeten ons best doen, om ons hart nog steeds meer te reinigen en aan God behagelijker te maken, door dikwijls eene akte van berouw en van liefde te verwekken, door dikwijls tot Jesus Christus om zijne genade te verzuchten.
— 173 —
Slaitgelaeci.
Ik vertrouw, barraliavfige Jesus, ilat mijn hart nu voldoende gezuivsrd is, om U in uw H. Sacrament te mogen ontvangen. Help mij nu, minnelijke Jesus, mijn liart zuiver bewaren van alle zonde, ook van de minste. Keinig mij nog meer en meer van de overgeblevene vlekken, en versier mijn hart met die deugden, welke U het meest behagen. Het gelukkige uur mijner eerste H. Communie is nabij. Moge ik des te nauwer op mij zeiven letten en mijnen ijver verdubbelen ! Moge ik mij nog godsdienstiger, gehoorzamer, matiger, ingetogener en zediger gedragen! Moge ik steeds loenemen in zorg voor alles, wat mijne eerste H. Communie raakt, en in onverschilligheid voor al het overige! Help mij, zoete Jesus; bereid mijn hart; vul aan wat mij ontbreekt; ik ben gansch afhankelijk van uwe goedheid. Daarom zal ik dikwijls tot U verzuchten: Heer, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak; maar spreek alleen een woord, en mijne ziel zal gezond worden. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
— 171. —
TOEGEWIJD AAN JESUS CHRISTUS. Nadere voorbereiding tot de H. Commuuie.
TOEGEWIJD AAN DEN
ling nan grlnnf rn knkliaarljriö.
Voorhereidingsgehed. O mijn God, enz. Zie bl. 63,
OVER DE VEREER1XC VAN DEN ZOETEN NAAM.
Den Naam van Jesus moeten wij den groot-sten eerbied bctoonen; want die Naam is boven alle namen heilig. Jesus is de Naam van God den Zoon, mensch geworden. God zelf heeft dien Naam gekozen, en door een Engel aan Maria cn later aan Joseph kenbaar gemaakt, die dan ook het goddelijk Kind Jesus genoemd hebben. God daarenboven heeft gewild, dat die Naam
op cciu; bijzoiitleve wijze zoude gccevbicdigd worden. De hemelsche Vader heeft zijnen beminden Zoon om de diepe vernedering des Kruises boog verheven, en heeft de allerhoogste eer niet alleen toegekend aan den Persoon van Jesns, maar ook aan diens heiligen Naam; zoodat Hij zijn uitdrukkelijken wil heeft geopenbaard, dat die Naam op eene bijzondere wijze zoude geëerd worden in den hemel, op de aarde en onder de aarde. Het is daarom, dat de H. Kerk aan dc Priesters voorschrijft, wanneer bij de kerkelijke gebeden de Naam van Jesns wordt uitgesproken, altijd eerbiedig het hoofd te buigen. Wat volgt hieruit? Dat wij ook immer een bijzonderen eerbied dien heiligen Naam moeten toedragen; nooit Hem oneerbiedig vernoemen in onze wereldsehe gesprekken, en, wanneer wij dien heiligen Naam uitspreken, het met grooten eerbied doen, daarbij het hoofd buigende, en eveneens het hoofd buigen, als wij Hem hooren uitspreken.
Den Naam van Jesus moeten wij beminnen; want Hij is een Naam vol liefde. Die Naam be-teekent Verlosser of Zaligmaker; en waardoor is God de Zoon onze Verlosser geworden? Door zijn smartelijken en schandelijken Kruisdood. Derhalve: de Naam van Jesus duidt die onbegrijpelijke liefde aan, waardoor Hij, de Zoon Gods, vrijwillig al zijn Bloed voor ons gestort heeft, om ons te verlossen, ons zalig te maken. God de Zoon is onze Jesus geworden, toen Hij vol
— 176 —
liefde voor ons stierf aan het Kruis. Is de Naam van Jesus niet beminnelijk? Wordt Hij niet te reelit de zoete Naam genoemd? Is er een Naam, dien wij wel zoeter kunnen vinden? Buiten dien Naam is er voor ons geen geluk, geene zaligheid te verhopen. Hoe gaarne moeten wij dan van Jesus lezen, spreken en hooren spreken! Hoe dikwijls op den dag moet ons die Zoete Naam met al de liefde, die Hij bevat, voor den geest zweven! Hoe dikwijls moet uit erkentelijkheid en wederliefde die allerzoetste Naam op onze lippen en in ons hart zijn! Daarom, verzuchten wij dikwijls: mijn Jesus, mijn zoete Jesus , hoe hadt Gij mij lief! mijn Jesus, mijn Zaligmaker, ik bemin U.
De Naam van Jesus moet ons ook een groot vertrouwen inboezemen; want Hij vertegenwoordigt ons niet alleen de liefde, waardoor de Zoon Gods voor ons is gestorven, maar tevens de oneindige verdiensten van zijn Kruisdood. De kracht des Kruises is in den Naam van Jesus opgesloten. Vandaar dat de Naam van Jesus zoo vreeslijk is voor de duivelen. Het H. Kruisteeken en de Naam van Jesus zijn twee geduchte wapenen, om den helschen vijand op de vlucht te drijven. Daarom, worden wij bekoord door Satan , roepen wij slechts: Jesus ! Jesus '— en de bekoorder zal verdwenen zijn. Ook in aLe andere moeilijkheden spreken wij met een groot vertrouwen den Zoeten Naam van Jesus uit; zoeken wij daarin
— 177 —
kracht bij zwakheid, troost bij droefheid, vrees of ontmoediging, licht bij onwetendheid en twijfeling.
Uit dit alles volgt, dat een braaf Christen van zelf de gewoonte moet hebben van eiken dag vele malen den Naam van Jesus bij zich zeiven uit te spreken, nu om dien aanbiddelij-ken en allerheiligaten Naam te vereeren, dan weer om voor dien beminnelijken en allerzoet-sten Naam zijne erkentelijkheid en wederliefde te betuigen, eindelijk om dien krachtigen en vreeslijken Naam in den nood aan te roepen.
VOORNEMEN EN GEBED.
O minnelijke Jesus , uw aanbiddelijke Naam zal mij altijd heilig zijn. Ik verafschuw de gewoonte van sommige Christenen , die in hunne gesprekken uwen heiligen Naam misbruiken door, bij wijze van uitroeping, den Naam van Jesus of eene verbastering daarvan tusschen te voegen. Ik betreur dat schandelijk misbruik, en ik neem voor, mij nooit daaraan plichtig te maken. Geef mij den moed, o zoete Jesus, om dat misbruik bij anderen door berispende woorden of ten minste door afkeurende houding te bestrijden. Wanneer ik uwen gezegenden Naam oneerbiedig zal hoo-ren uitspreken, zal ik tot vergoeding der oneer, U aangedaan, bij mij zeiven zeggen: Be Naam des lieer en zij gebenedijd!— ofwel: Geloofd zij
Jesus Christus! Ik zal de gewoonte mij eigen maken van immer met eerbied het hoofd te buigen, als ik uwen heiligen Naam uitspreek of hoor uitspreken. Dagelijks zal ik dikwijls in mijne verzuchtingen uw Zoeten Naam mengen, om daardoor mijnen eerbied, mijne liefde en mijn vertrouwen te betuigen. 'Vooral in de bekoring zal ik roepen: Jesus, mijn Jesus, sta mij lij!— en Gij, mijn Zaligmaker, zult dan ook de kracht van uwen heiligen Naam mij toonen. Uw Naam zal mij verlichten, mij vertroosten, mij versterken, mij zalig maken. Ja, uw Naam moet mij redden ; door uwe liefde, door uwen Kruisdood, door de verdiensten van uw goddelijk Bloed moet Gij, mijn Jesus, mijn Verlosser, mijn Zaligmaker zijn. Daarom zal ik bij mijn sterven uwen allerzoetsten Naam met het. grootste vertrouwen aanroepen; en mijne laatste hulde, mijn laatste gebed, mijne laatste liefdezucht zal wezen; Jesus! Jesus! Jesus! in U geloof ik! op TJ hoop ik! U bemin ik! Kom, zoete Jesus! red mijne ziel! maak mij zalig! Amen.
En nu, allerminnelijkste Jesus, onder de aanroeping van uwen allerzoetsten Naam begin ik vandaag mij nader voor te bereiden tot mijne eerste H. Communie. Dat uw heilige Naam mijn verstand verlichte en mijn wil bewege, opdat ik, door een levendig geloof bezield , den grootsten eerbied opvatte voor mv aanbiddelijk Sacrament. en. van de vurigste dankbaarheid door-
drongen, de onscliatbare gave uwer oneindige liefde leere prijzen. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het lioog-heilig en goddelijk Sacrament!
Geloofd zij Jesus Christus 1 Amen.
Voorlereidingsgehed. O mijn God, enz. Zie bl. 03.
Wie is tegenwoordig in het H. Sacrament des Altaars? Het heilig Geloof antwoordt: Jesus Christus zelf, met Ziel en Lichaam, met Godheid en Menschheid, gelijk Hij glorieus in den hemel is. Wat voor de II. Consecratie eenvoudig brood en wijn was, is door de II. Consecratie wezenlijk veranderd in het Lichaam en Bloed van Jesus Christus; zoodat er na de TI. Consecratie geen brood of wijn meer is. Onder elke gedaante is Christus geheel tegenwoordig: onder de gedaante van brood met zijn Lichaam ook zijn Bloed, en onder de gedaante van wijn met zijn Bloed ook zijn Lichaam, en onder elke gedaante ook zijne Ziel; want Christus, eens gestorven en verrezen, sterft niet meer : zijne Ziel kan niet van zijn Lichaam, zijn Bloed niet
van zijn Vleesch gescheiden worden. Daarom ook, zoo de gedaante van brood of wijn wordt gedeeld, dan is Christus geheel onder elk deel tegenwoordig. En omdat in Jesus Christus is één persoon, de goddelijke persoon, de tweede persoon der H. Drievuldigheid; en twee naturen, de goddelijke en de meuschelijke natuur, eens en voor altijd onafscheidelijk met elkander ver-eenigd, daarom is in het H. Sacrament des Altaars ook de Godheid met de Menschheid van Jesus Christus tegenwoordig. Jesus Christus, God en Mensch, gansch en al, gelijk Hij verheerlijkt in den hemel zit aan de rechterhand van God den Vader, is waarachtig tegenwoordig in het allerheiligste Sacrament; maar onzichtbaar voor onze lichamelijke oogen.
Dat gelooven wij; waarop steunt ons geloof? Op het onfeilbaar woord van Jesus Christus, die op den avond van zijn lijden dit aanbiddelijk Sacrament geeft ingesteld. Hij heeft brood in zijne heilige handen genomen , dat gezegend en zijnen Apostelen aangeboden, zeggende: „ dit „is mijn Lichaam.quot; En eveneens den kelk nemende, die met wijn gevuld was, zegende Hij dien en gaf hem aan zijne xVpostelen, zeggende: „Dit is mijn Bloed.quot; Jesus Christus, God en Mensch, de eeuwige waarheid zelve, verzekerde, dat wat Hij gaf, zijn Lichaam en zijn Bloed was; wie zal het niet gelooven? „ Doet dit te „mijnee gedachtenis,quot; voegde Jesus er bij,
— 1S1 —
pn zoo solionk Hij aan de Apostelen en in hen aan alle Priesters van het Nieuwe Verbond de macht, om, gelijk Hij gedaan had, brood en wijn te veranderen in zijn goddelijk Vleeseh en Bloed. Zóó heeft de H. Kerk het door alle eeuwen heen geleerd.
En wat volgt nu uit ons geloof aan de waarachtige tegenwoordigheid van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament ?
Dat wij het H. Sacrament overal en altijd den hoogsten eerbied moeten toonen; want het H. Sacrament is Jesus Christus zelf, onze Schepper en Verlosser. Onze Engelen , wanneer zij met ons in de Kerk komen , waar het H. Sacrament in het Tabernakel rust, vereeren het H. Sacrament met denzelfden eerbied, waarmede de Engelen in den hemel Jesus Christus in de hoogste heerlijkheid aanbidden; en waarom? Omdat in den hemel en in het Tabernakel dezelfde Jesus Christus is. O , mochten wij onze heilige Engelen in hunnen eerbied navolgen ! Hoe eerbiedig zouden wij ons gedragen onder de H. Mis, vooral onder en na de H. Consecratie; onder het H. Lof; ja, zoolang wij ons in eene Kerk of Kapel bevinden, waar het aanbiddelijk Sacrament aanwezig is, geborgen in het Tabernakel, waarvoor de Godslamp, Jesus ter eere en ons ter herinnering, altijd branden blijft! Zelfs als wij eonc Katholieke Kerk voorbijkomen of, in de verte
9
— 183 —
slechts, eene Katholieke Kerk zien, dan moeten wij reeds tot eerbied gestemd worden; want in die Kerk woont Jesus Christus als in zijn paleis, en van uit die Kerk ziet Hij ons. Hoe aangenaam voor Hem, als wij dan ook aan Hem denken en Hem den eerbiedigen groet toestieren ; „Geloofd zij Jesus Chrislm!quot;
AKTE VAN GELOOP.
O mijn allerzoetste Jesus, ik geloof, dat Gij wezenlijk tegenwoordig zijt in het allerheiligste
Sacrament. Ik erken en aanbid U daar als mijn .
God, als mijn Schepper; Gij hebt hemel en uw 1
aarde geschapen ; Gij regeert en bestiert door wij Is
uwe voorzienigheid al het geschapene; Gij zijt gezi^
Heer en Meester van al wat bestaat;—Gij zijt nelij
ook mijn Schepper, mijn Heer, mijn God. Ik fenii
erken en aanbid ü ook als den Verlosser en onei
Zaligmaker der menschen: Gij hebt de men- zal
schelijke natuur aangenomen; dezelfde zijt Gij, lig
die voor de zaligheid der menschen aan het tegt
schandelijk Kruis zijt gestorven. Hetzelfde Lich- bidi
aam, dat aan het Kruis gehangen heeft; het- loss
zelfde Bloed, dat Gij aan het Kruis gestort : geh
hebt, vereer en aanbid ik i;i het H. Sacrament. kor
Gij zijt ook mijn Verlosser, mijn Zaligmaker, j ik,
H. S
zintu:
ik ge
op u
geloo
was
geloc
aanb
vele
ben
H.L
dan
Jesu
dezelfde, die in den hemel verheerlijkt wordt gev en mij dien hemel geopend sn beloofd hebt. Ik geloof uwe wezenlijke tegenwoordigheid in uw
Zal
— 183 —
11. Sacrament tegen de getuigenis van mijne zintuigen; tegen alle opwerpingen mijner rede; ik geloof zonder den minsten twijfel, afgaande op uw onfeilbaar woord. Ik iieb dat leerstuk geloofd , zoo spoedig als mijn verstand bekwaam was dat te gelooven; maar helaas! ik lieb mijn geloof niet altijd door mijnen eerbied voor uwe aanbiddelijke tegenwoordigheid getoond. Aan hoe-vele oneerbiedigheden jegens uw H. Sacrament ben ik schuldig? onder de H. Mis? onder het H. Lof? op andere tijden? Kwam ik in de Kerk, dan diende ik mij te herinneren, dat Gij, mijn Jesus , daar in persoon tegenwoordig waart in uw H. Sacrament; maar ik vergat liet zoo dikwijls; en wat heb ik gedaan?.... Gij hebt alles gezien, en Gij hebt nog gezwegen! — O minnelijke Jesus, ik vraag U ootmoedig om vergiffenis. Het spijt mij U zoo dikwijls door mijne oneerbiedigheden bedroefd te hebben. Voortaan zal ik mij steeds eerbiedig toonen voor uw heilig aanschijn , vooral wanneer Gij in de H. Mis tegenwoordig komt op het Altaar of Gij ter aanbidding wordt uitgesteld. Doch, minnelijke Verlosser, Gij kent mijne lichtzinnigheid; help mijn geheugen; herinner mij, wanneer ik in de Kerk kom, dat Gij daar zijt en wie Gij zijt, opdat ik, te zamen met mijn goeden Engel, U de eer geve, die U toekomt, en U als mijn God en Zaligmaker vereere en aanbidde. Amen.
Ónze Vader. — Wees gegroet.
I
I
M
— 184 —
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
Voorhereidingsgehed. O mijn God, enz. Zie bl. 63.
Tiet allerheiligste Sacrament wordt te recht Eucharistie genoemd; wat beteekent cene (jocde gave of genade. Kan de almachtige God ons uitstekender gave of genade doen? Het geschenk is zoo groot als God zelf; want door het H. Sacrament bezitten wij Jesus Christus, die God is; wij bezitten den uitdeeler van alle goede gaven , de onuitputtelijke bron van alle genaden. In onze Kerken hebben wij den waren Emmanuel, die voor ecuwen door God aan de aarde beloofd was ; want Emmanuel beteekent God met ons. God is in waarheid met ons; Jesus Christus is in onze Kerken dag en nacht ; daar kunnen wij Hem vinden, Hem aanbidden, Hem raad en troost en sterkte vragen. Welke dankbaarheid zijn wij den minnelijken Jesus voor het onwaardeerbaar geschenk van zijn aanbiddelijk Sacrament dan schuldig 1 Als een Vader te midden zijner geliefde kinderen, zóó wil Hij met ona wonen; mochten wij Hem ook als dankbare kinderen immer in zijn H. Sacrament vcreeren 1
Behalve liet voortdurend gezelschap van Jesus bezitten wij nog in het allerheiligste Sacrament het onbloedige Sacrificie van de Nieuwe Wet. Gelijk Jesus Christus zich zeiven eenmaal aan het Kruis op eene bloedige wijze heeft opgedragen aan zijn hemelschen Vader, zoo doet Jesus Christus dit nog op eene onbloedige wijze in elke H. Mis. De H. Mis toch is het onbevlekte Offer van het Lichaam en Bloed van Jesus Christus, die zich door de tusschenkomst des Priesters aan zijn hemelschen Vader opoffert. Als ieder jaar maar ééns en slechts op ééne plaats de H. Mis mocht geschieden, hoe dankbaar zouden wij onzen minnelijken Zaligmaker voor die zeldzame herhaling van het godc.elijk Offer zijns Lichaams en Bloeds moeten wezen! Maar hoe groot moet dan onze dankbaarheid zijn , nu duizenden Priesters, over dn gansche aarde verspreid, elksn dag het allerheiligste Misoffer opdragen; en wij dagelijks daarbij mogen tegenwoordig zijn! Mochten wij onder elke H. Mis bij de II. Consecratie deuken, gelijk het in waarheid is: wat op den Calvarieberg gebeurde, geschiedt nu hier op het Altaar; Jesus Christus offert zijn goddelijk Lichaam eu Bloed aan zijn hemelschen Vader, om Hem voor ons op de volmaaktste wijze te vereeren, Hem voor ons te danken. Hem voor ons te voldoen. Hem voor ons alle zegeningen af te sireeken! Welk een dankbare eerbied zou ons op dat oogenblik bezielen !
Dit is nog niet alles. Waartoe moet die kos-
— 186 —
telijke gave van Jesus' Lichaam en Bloed nog dienen? Tot spijs en drank van onze ziel. „ Eet,quot; heeft Jesus Christus gezegd , „ dit is mijn Lichaam; „ — drinkt, dit is mijn Bloed. Voorwaar, Ik zeg „u, zoo ff Ij hel Vleesch van den Zoon des men-„ schen niel eet en zijn Bloed niet drinkt , zult gij „ het leven in u niet hebben. Die mijn Vleesch eet „ en mijn Bloed drinkt, heeft het eemcuje lecen, „ en Ik zal hem opwekken ten jonasten dage. TVant „ mijn Vleesch is waarlijk spijs en mijn Bloed „is waarlijk drank.quot; Aanbidden wij de onbegrijpelijke beschikking van Jesus' oneindige liefde. De minnelijke Zaligmaker vermenigvuldigt zich millioenen en millioenen malen, om zoovele zielen met zijn goddelijk Vleesch en Bloed te spijzigen! En zie, mij roept Hij ook; niet lang meer en ik zal aanzitten aan zijn aanbiddelijk Feestmaal, ook ik zal op mijne tong ontvangen zijn goddelijk Vleesch en Bloed. Ach, mijn zoete Jesus, hoe zal ik U danken!
akte van dakkbaarhetd.
O allerminnelijkste Jesus, hoeveel wonderen van goedheid hebt Gij in uw aanbiddelijk Sacrament vereenigd ! O God mijns harten, hoe dicht heb ik U bij mij! Ik weet waar ik U vinden kan, U spreken kan. Gij woont in onze Kerk ; dag en nacht verblijft Gij daar. Van daar ziet Gij mij overal en altijd, om over mij te waken. Mocht
— Ib7 —
ik dikwijls door dca dag, al ben ik buiten dc Kerk, mijne oogcn en mijn hart dankbaar tol U richten in uw H. Sacrament! Vooral wil ik het mij tot eene gewoonte maken , wanneer ik te huis mijn Morgen- en Avondgebed zal doen, mij tot U te keeren, tot uwe heilige woonplaats. Eti ook wil ik mij gewoon maken, zoo dikwijls ik in de Kerk kom oi de Kerk verlaat, uit dankbaarheid dit kort gebed te spreken :
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament 1
Ik wil daar nu reeds mede beginnen. Help mij, minnelijke Jesus , om niet te vergeten wat ik nu voorneem. Mijn eerste en laatste groet zij immer: Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
Ik dank U ook, dierbare Verlosser, voorde buitengewone genade van zoo dikwijls het H. Misoffer te mogen bijwonen. Ik ben overtuigd, dat het eene groote gunst is bij het allerheiligste Offer van uw goddelijk Lichaam en Bloed tegenwoordig te zijn. Mochte ik, door uwe goddelijke genade geholpen, deze overtuiging bewaren, eu mijne dankbaarheid U blijven toonen, door steeds gaarne naar de H. Mis te gaan en door met aandacht en eerbied daarbij tegenwoordig te wezen 1 Eindelijk, allerliefste Jesus, hoe zal ik U danken voor het overgroote geluk, dat Gij mij bereid hebt in de 11. Communie. Ik zie het, mijn zoete Verlosser, Gij wilt mij gelukkig maken ten
I
I
— 18S —
koste van U zelven ; Gij wilt, dat ik uw goddelijk Vleescli en Bloed zal ontvangen tot voedsel mijner ziel. Gij wilt tot mij komen en U geheel en al aan mij geven. 0 minnelijke Zaligmaker, wat zal ik nu reeds doen, om U mijnen dank te betuigen? Ziedaar, ik geef U geheel mijn hart. Ik zal uit dankbaarheid mijn ijver verdubbelen, ora mijne ziel zoo waardig mogelijk tot uwe komst voor te bereiden. Help mij, zoete Jesus, door uwe genade. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament 1
TOEGEWIJD AAN DE
mii mrtrantóigljBiö tu ntrirnitmni.
i
Voorbereidingsgebed. O mijn God,enz. Ziebl. 63. OVER DE DEVOTIE TOT DE VIJF WONDEN VAN JESUS.
De devotie tot de Vijf Wonden van onzen goddelijken Verlosser moet ons bijzonder dierbaar
wezen; omdat zij op de krachtigste wijze die gevoelens opwekt en levendig houdt, welke voor den Christen het noodzakelijkst en het heilzaamst zijn; namelijk haat te;jm de zonde, liefde tot God en vertrouwen op zijne barmhartigheid.
De Vijf Wonden van Jesus prediken ons de afschuwelijkheid der zonde. Vragen wij den minnelijken Jesus: vanwaar die wreede wonden in uwe handeut Hij zal ons antwoorden: dat hehhen de zondaren Mij gedaan. Ja, de zonde heeft, die wreede nagelen gesmeed , de zonde heeft Hem daarmee aan het Kruis gehecht; — de zonde heeft die wreede lans gespitst en daarmee de zijde van Jesus doorboord. Maar als Jesus Christus, God zelf, om voor de zoude te boeten, zoo wreedaardig moest gewond worden, hoe afschuwelijke boosheid moet dan de zonde zijn! Moet een Christen, die met een geloovig oog de Vijf Wonden van zijn goddelijken Verlosser aanschouwt, niet de zonde haten en verfoeiend
Maar de gebenedijde Wonden van Jesus verkondigen ons ook luide zijne oneindige liefde. Vrijwillig toch heeft Hij zijne goddelijke handen en voeten uitgestrekt, om daarin die wreede Wonden te ontvangen. Zijne lieide voor ons heeft die Wonden gewild, evenals na zijn dood nog de diepe Wonde in de zijde. En bij zijne verrijzenis bleven Hem die Vijf Wonden nog zoo dierbaar, dat Hij ze in zijn verheerlijkt Lichaam
— l'JÜ —
heeft willen behouden. Die Yijf heilige teekenen zijner liefde blijven in eeuwigheid, gelijk zijne liefde eenwig blijven zal. En moet zulke liefde in ons geene wederliefde opwekken ? Is het mogelijk, dnt een Christen de Vijf Wonden zijns Verlossers, die vijf bloedige letteren, aanschouwt en Jesus Christus niet bemint?
Ja, met dankbaarheid en wederliefde zullen wij dikwijls eerbiedig de lippen drukken op de Wonden van onzen gekruisten Verlosser; maar ook niet een groot vertrouwen. Zijn die Vijf heilige Wonden geene vijf bronnen van genade? Wat stroomde eens uit die Vijf Wonden ? Het goddelijk Bloed van Jesus Christus, waarvan één druppel genoeg was om duizend werelden le verlossen. Welk zondaar moet dan wanhopen ? Wat heefc dat Bloed de aarde aangebracht? Zoenen vrede, genade en zegen. O aanschouwen we nu de Wonden van den verheerlijkten Jesus, wij zien geen stroomen meer van bloed, maar stroo-men van licht en gloed, van zegeningen en genaden. Met welk een vertrouwen moeten wij dan tot de bronnen van onzen Zaligmaker naderen, om daaruit leven en kracht voor onze zwakke zieleu te putten!
GEBED.
O gezegende Wonden var mijn Verlosser, gij zijt mij heilig cn dierbaar. Bij uwe aanschou-
wing gevoel ik mij vol scliaarate over het kwaad, dat ik gedaan heb. Door mijne zonden heb ik die smartelijke Wouden veroorzaakt. Ach , zou ik nu de zonde niet haten en verfoeien? Zou ik ze nog willen bedrijven ? O allerkostelijkst Bloed, dat uit die Wonden zoo overvloedig gestroomd heeft, kom over mijne ziel en waseh haar af, reinig haar van alle smetten der zonde.
O mir.nelijke Jesus, Gij vertoont mij uwe heilige Wonden, en Gij roept mij toe: Zie, mijn kind, hoe Ik u Ittb liefgehad'! Ja, mijn zoele Jesus, ik zie het, en daarom bedank ik U ook eu zal ik U eeuwig danken. God van liefde, voor mij gekruist, gestorven, ik bemin U, ik wil U beminnen geheel mijn leven. Kost die liefde mij eenige moeite, kan mij iets te zwaar vallen , wanneer ik uwe heilige Wonden aanschouw? O, zij zeggen mij te duidelijk, wat uwe liefde voor mij aan U gekost heeft.
O allerliefste Jesus, ik dank U dat Gij deze Vijf Wonden in uw verheerlijkt Lichaam hebt behouden. Zij herinneren mij steeds de verdiensten van uw Lijden en Dood, de oneindige verdiensten van uw goddelijk Bloed, uwe barmhartigheid en liefde. Aan deze Vijf heilige teekenen ken ik U immer als mijn Verlosser en Zaligmaker. Met het grootste vertrouwen zal ik altijd tot U naderen, om U barmhartigheid en genade, licht en sterkte, troost en bescherming af te smeeken. Uwe heilige zijde, uw goddelijk Hart
blijft uiij immer geopend: daar zal ik vluchten in het uur der bekoring, om mijne ziel tegen de slagen des duivels te beveiligen.
O verheerlijkte Jesus in den hemel, uwe Wonden bloeden nu niet meer, zij schitteren met on-beschrijfelijken luister. Eens, zonder twijfel, zal ik met deze mijne oogen die schitterende Wonden aanschouwen; wanneer Gij zult komen op de wolken des hemels met groote macht en heerlijkheid, om alle menschen te oordeelen; — o barmhartige Jesus, moge ik dan met vertrouwen en blijdschap mijn hoofd opheffen, om den luister van uwe gezegende Wonden te aanschouwen. O ja, mijn zoete Verlosser, moge ik uwe schitterende Wonden, niet ééns voor een oogenblik, maar aanschouwen en danken en loven in de eeuwen der eeuwen. Amen.
H. Moeder Gods, die eens met zooveel droefheid de Vijf Wonden van uwen goddelijken Zoon hebt vereerd en ze nu met zooveel blijdschap in den hemel aanschouwt, o bewaar in mijn hart altijd eene vurige devotie tot die eeuwig gezegende teekenen mijner Verlossing. Amen.
Vijfmaal Onze Vader en Wees gegroet ter eere der Vijf Wonden van Jesus.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
— 103 —
Voorbereidingsgebed. O mijn God, enz. Zie bl. G3,
OPWEKKING TOT OOTMOEDIGHEID.
Toen de H. Maagd Maria, na de boodschap des Engels, het huis van hare nicht Elisabeth binnentrad, riep deze vol verwondering uit: „ Vanwaar geschiedt mij dit, dat de Moeder mijns „ Ileeren tot mij komt!quot;— O die heilige vrouw, zij kende zich onwaardig de allerheiligste Moeder Gods in hare woning te ontvangen. Wat moeten wij dan nu reeds denken en gevoelen, nu wij weten, dat binnen korten tijd, niet de Moeder van God, maar God zelf, Jesus Christus in persoon, niet ons huis, maar ons lichaam en onze ziel zal binnentreden door de H. Communie? Moeten wij, overtuigd van onze onwaardigheid, niet van verbazing uitroepen: o mijn God, mijn Zaligmaker, vanwaar geschiedt mij dit, dat Gij zelf met uwe Godheid en Mensch-heid tot mij, in mij wilt komen? Wie zijt Gij, en wie ben ik ?
Jesus kwam naar de Jordaan tot den IT. Joannes, en wilde door hem gedoopt worden teu teeken, dat Ilij met de zonden ook de boete voor de zonden der wereld op zich nam; maar .loanncs, zijn God en Zaligmaker erkennende, riep in 't besef van zijne onwaardigheid met ver-
— 194 —
wondering uit: „ Ik moet door U yedoopl wor-„ den, en Gij komt tot mij?quot;
Bij het laatste avondmaal, vóór de instelling van het allerheiligste Sacrament, stond Jesus op, nam een linnen doek en goot water in een bekken. Maar wanneer de Zaligmaker tot Petrus kwam en zich gereed maakte, om hem de voeten te wasschen, stelde zich deze verschrikt daar tegen. „Heer!quot; riep hij uit, „ Gij mij de voe-„ ten wasschen ? Gij zult mij de voeten niet was-„ scJien in eeuwigheid!quot;
Ziedaar twee groote dienaren Gods, door God zeiven gekozen om de hoogste ambten bij Jesus te vervullen, de een als zijn Voorlooper, om den weg voor Jesus te bereiden , de andere als het Hoofd der Apostelen, om Jesus' plaats te bekleeden en zijne Kerk te bestieren. En toch zij beiden ontstellen bij den voorslag van Jesus; zij weigeren de eer, die Jesus hun wilde aandoen ; zóó innig waren zij van hunne onwaardigheid overtuigd. Petrus erkende zich onwaardig in het gezelschap van Jesus te wezen. „Heerquot;, zoo bad hij bij eene andere gelegenheid, „ t/a „ tan mij; want ik ben een zond.uj menschquot;. En de H. Joannes, wat erkende deze? „Ik ben „niet waardigquot;, zeide hij, „voor Hem (Jesus) „ neervalh ude de riemen zijner schoenen te ont-„ bindenquot;.
Ach, als die twee groote dienaren Gods zóó dachten, hoe diep moeten wij dau onze onwaar-
tliglieid gevoelen! Wie zijn wij toch vergeleken bij hen? Hoe klein, hoe ellendig zijn wij, wij. onwetende, lichtzinnige, speelzieke kinderen, die daarenboven den goeden God zoo dikwijls be-leedigd hebben! En niettemin wil de liefderijke Jesus ons met de grootste eerbewijzingen overladen ; Hij roept ons tot zijn Feestmaal, om ons te spijzigen met zijn goddelijk Vleesch en Bloed. Ach, moeten wij niet ontstellen, niet schrikken bij deze gedachte? Wat zullen wij doen? Laat ons dikwijls in geraoede de betuiging onzer onwaardigheid herhalen met de schoone woorden van den geloovigen Hoofdman des Evangelies : Beer, ik ben niet waardig, dai Gij komt onder mijn dak.
Deze Hoofdman of Kapitein had een knecht, die op sterven lag en van wien hij veel hield. Hij had gehoord van Jesus wonderbare genezingen en erkende daarin zijne goddelijke macht. Wat doet hij? Hij zendt de aanzienlijksten der stad tot Jesus, om de genezing van zijn knecht te verzoeken. Jesus gaat met hen mede. Doch als nu de Hoofdman hoorde , dat Jesus daar aankwam , zond hij van zijne vrienden tot Hem, zeggende.* „ llecre, neem de moeite niet; want „ ik ben niet waardig, dat Gij komt onder mijn „ dak. Daarom heb ik ook mij zeioen niet icaar-„ dig geacht, om tot U te komen; maar spreek „ alleen een woord en mijn knecht zal gezond wor-„ denquot;. Jesus prees zeer zulk een diep ootmoe-
— 196 —
dig gelooi' en de knecht is op hetzelfde uur gezond geworden. En de H. Kerk heeft de nederige betuiging van den geloovigen Hoofdman als de schoonste akte van ootmoedigheid vóór de H. Communie aanbevolen. Zij heeft voorgeschreven aan de Priesters, vóór de H. Communie in de H. Mis en ook vóór het uitreiken der H. Communie aan de geloovigen, altijd driemaal het nederige gezegde des Hoofdmans te herhalen, om Priesters en geloovigen alzoo tot diepe ootmoedigheid op te wekken. Laat ons daarom nu reeds, met de gedachte aan de H. Communie, die wij gaan ontvangen, dikwijls vandaag en morgen uit innige overtuiging tot Jesus verzuchten: Heer, ik hen niet waardig, dal Gij komt onder mijn dak: maar spreek alleen een tcoord, en mijne ziel sal gezond icorden,
AKTE VAN OOTMOEDIGHEID.
O minnelijke Jesus. met hoeveel waarheid mag ik deze dagen uitroepen : Heer, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak?
Alle Priesters nuttigen in de K. Mis uw goddelijk Lichaam en Bloed; maar zij, ofschoon door de heilige zalving geheiligd, zuchten eerst driemaal tot U, rouwmoedig op hunne borst kloppende; Heer, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak. Eveneens leggen de Bisschoppen, de Prinsen der Kerk, vóór hunne H.
Communie driemaal de verklaring ai' van luiiinc onwaardigheid; ja zelfs uw Stedehouder, het Hoofd der Kerk onze H. Vader, de Paus, hij slaat op zijne borst en betuigt het ook uit het diepste zijns harten driemaal: Heer, ik ben niet waardig. En ach, lieve Jesus, wat ben ik, ellendig kind, vergeleken bij een Priester, bij een Bisschop, bij den Paus, uw Piaatsbeklee-der op aarde? En toch in de H. Communie zal ik niets minder ontvangen dan uwe gezalfde Dienaren, te weten: uw zelfde goddelijk Lichaam en Bloed. Met hoeveel recht moet ik mij dan niet voor U vernederen, op mijne borst slaan en roepen en zuchten: lieer, ik ben niet waardig ?
Neen, lieer, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak. Ik heb het deze dagen te duidelijk gezien door het onderzoek van mijn I geweten, door mijne belijdenis voor den Priester. O alwetende Jesus, Gij kent mijne onwaardigheid. Gij weet het, dat het geen ijdele woorden zijn, als ik zucht: Heer, ik ben niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak.
Ach, een H. Aloysius, een H. Stanislaüs hebben ook vóór hunne eerste Communie zoo me-nigraaal gezucht: Heer, ik ben niet waardig.... Hoe moet ik dan treuren en zuchten over mijne onwaardigheid! Ach, mijn zoete Jesus, help mij toch; ik gevoel mijne onwaardigheid niet genoeg; laat mij mijne ellende, mijne nietigheid, mijne
— 198 —
zondigheid beter kennen ; opdat ik mij dieper voor U vernedere.
H. Maria, o nederige dienstmaagd des Hee-ren, bid voor mij, opdat ik, door Gods genade geholpen, mij voor mijn Jesus in zijn hoogheilig en goddelijk Sacrament dieper en dieper verootmoedige. Door uwen diepen ootmoed hebt gij zoo groot behagen gevonden bij God ; o moge ik ook ondervinden, dat God aan de ootmoe-digen overvloedige genade schenkt. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
Voorbereidingsgehed. O mijn God, enz. Zie bl. 63.
Wij zijn voorzeker niet waardig het allerheiligste Sacrament te ontvangen , en geen mensch kan hot ooit waardig zijn. Maar bedenken wij, dat de minnelijke Zaligmaker ook zijn H. Sa crament aan den Christen niet geeft om zijne waardigheid, om zijne deugd, om zijne verdiensten. Neen , Hij doet ons die onuitsprekelijke gave uit louter goedheid en liefde, en wel juist om onze zondigheid, liet allerheiligste Sa
— 199 —
craraent is geene belooning; maar in de bedoeling van Jesus een middel om te genezen, te versterken, te bewaren. Daarom geeft ons Jesus zijn aanbiddelijk Sacrament als eene spijze: onze ziel moet uit kracht van dat liemelsche voedsel leven, gezond blijven en sterker worden. En zie, dit juist moet ons vertrouwen opwekken. Wij moeten niet met schrik of angst de H. Communie ontvangen. Jesus Christus kent onze onwaardigheid en zondigheid veel beter dan wij; en nu, dit wetende, wil Jesus door zijne onbegrijpelijke liefde ons voeden met zijn goddelijk Vleesch en Bloed, opdat wij sterker zouden worden tegen onze booze neigingen, moediger op den weg der deugd; in een woord, omdat wij op verre na niet heilig zijn, wil Hij onze ziel heiligen door zijn goddelijk Lichaam en Bloed.
Jesus Christus stelt ons slechts écne voorwaarde tot het ontvangen van zijn aanbiddelijk Sacrament, namelijk, dat wij zuiver zijn van alle doodzonden. Hij verlangt onze ziel wel zooveel mogelijk gezuiverd van alle zonden , ook de minste; en daarom moet het ook onze zorg zijn onze ziel zooveel mogelijk van allo vlekken te zuiveren, maar dat eisr/U Hij niet als eene noodzakelijkheid. Jesus vergt niets meer dan dat wij alle vijandschap tegen Hem hebben afgelegd door het verwijderen van alle doodzonden uit ons hart. Heeft derhalve een zondaar, hoe schuldig ook, eene goede Biecht gesproken, dan mag hij
— 300 —
gerust tot de H. Communie naderen. En waarom dat? Omdat Jesus in zijne goedheid niets meer eischt.
Het besef van onze onwaardigheid; de herinnering van de vele groote zonden, die wij gedaan , maar door eene rouwhartige en oprechte Biecht uitgewischt hebben; de overtuiging dat er nog vele dagelijksohe zonden in ons overblijven , het gevoel van onze booze neigingen, versterkt misschien door kwade gewoonten: dat alles is niet genoeg, om ons van de H. Communie te weerhouden. Wie daarom zou weigeren het allerheiligste Sacrament te ontvangen, zou de goedheid en liefde vanJesus Christus weerstreven, die, ondanks dat alles, verlangt tot ons te komen, juist met het doel, om door de kracht van zijn H. Sacrament en onze medewerking ons hart nog meer te zuiveren en, wat er boos of onvolmaakt in is, te bestrijden en te verbeteren. Jesus roept ons toe in zijn H. Sacrament; Xomt allen tot Mij, die heiast en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken. Eu als die minnelijke Jesus ons zoo vriendelijk uitnoodigt, moeten wij dan niet met vertrouwen tot Hem gaan ?
De H. Joannes weigerde eerst den Zaligmaker te doopen ; omdat hij zich daartoe onwaardig gevoelde: dat was goed; —.maar toen Jesus zijn verlangen andermaal te kennen gaf, deed hij het aanstonds; dat was rog beter. Pe-
— 201 —
trus wilde eerst niet toelaten, dat zijn goddelijke Meester hem de voeten zoude wasschen, oni't'it hij meende zulke vernedering van zijn God en Heer niet te mogen dulden; dat was goed; — maar toen Jesus zijn wil uitdrukkelijk herhaalde, liet Petrus den Zaligmaker gerustelijk begaan: dat was nog beter. Zoo ook, vóór de H. Communie moeten wij erkennen, dat wij niet waardig zijn Jesus Christus te ontvangen: dat is goed ; — maar wijl wij weten, dat de liefderijke Jesus verlangt in ons te komen door de H. Communie, naderen wij met vertrouwen tot de H. Tafel: dat is veel beter. Toen de Zaligmaker het verzoek des Hoofdmans vernam, van niet naar hem toe te komen, omdat hij niet waardig was Jesus in zijn huis te ontvangen; is de Zaligmaker niet gegaan; maar zoo het nu Jesus behaagd had, evenwel naar hem toe te komen , zou dan de Hoofdman uit besef zijner onwaardigheid de deur voor Jesus gesloten hebben? o neen, hij zou zijn Zaligmaker met de grootste blijdschap onder zijn dak ontvangen, en, Hem op zijne knieën aanbiddende, met de innigste erkentelijkheid bedankt hebben voor het onwaardeerbare geluk, dat hem en zijn huis geschied was. Met diezelfde gevoelens moeten wij onzen goddelijken Verlosser in de H. Communie ontvangen. Roepen wij met volle overtuiging uit gelijk de Hoofdman des Evangelies, herhalen wij het dikwijls met den diepsten oot-
— 202 —
T
moed; lieer, ik hen niet waardig, dat Gij komt ot'M r mijn dak. Maar wetende, dat Jesus toch verlangt tot ons te komen, gaan wij met blijd-schap Hem tegemoet. Is onze ziel krank. Hij is onze Geneesheer: Hij wil in persoon ons komen genezen; geven wij onze ziel met het grootste vertrouwen in zijne handen over. Wij hebben Hem beleedigd, ja; en nu roept Hij ons in zijn H. Sacrament, dat wij tot Hem zouden komen: — zal het wezen, om ons te kastijden, om ons te berispen? o noen, om ons te omhelzen; om ons te toonen, dat Hij ons alles vergeven heeft. Een kind , dat weet zijne lieve moeder beleedigd te hebben eu daarover berouw gevoelt, o wanneer de moeder, het berouw van haar kind ziende, het vriendelijk roept om het te omhelzen; zal het kind niet getroost en blijde zijne liefste moeder in de armen vliegen? Zóó moeten wij liet ons in de H. Communie voorstellen. Wij moeten denken, dat Jesus ons omhelst en wij Jesus: — wij omhelzen Jesus met tranen van berouw, met tranen van liefde; Jesus omhelst ons ten bewijze, dat Hij verzoend is, dat Hij ons, ondanks alles wat er vroeger mocht gebeurd zijn, liefheeft met veel grootere liefde dan eene moeder haar kind kan liefhebben.
AKTE VAN VERTROUWEN.
Heer, ik ben niet waardig, dat Gij komt on-
— 203 —
der mijn dak, dat Gij komt in mijne ziel door de H. Communie. En toch wilt Gij fot mij komen, ondanks mijne onwaardigheid; zoo groot is uwe goedheid, o minnelijke Jesus, zóó hebt Gij mij lief! Gij wilt, dat ik U de deur opene mijner ziel, opdat Gij met uw goddelijk verheerlijkt Lichaam zoudt kunnen binnentreden en in mij wonen. AVat zal ik doen? Neen, ik zal niet weigeren U te ontvangen uit reden mijner onwaardigheid; ik weet, liet zou uwe liefde bedroeven. Ik zal zelfs niet met schrik en angst U ontvangen; want ook dat zou uw liefderijk Hart leed doen. Gij wilt, dat ik met een groot vertrouwen L in het huis mijner ziel opneme. Gij wilt, dat ik in de II. Communie uwe grootheid, uwe gerechtigheid, uwe oneindige majesteit vergete, om alleen te denken aan uwe goedheid en liefde. Daarom, o allerliefste Jesus, verbergt Gij ook zorgvuldig in uw aanbiddelijk Sacrament al de teekenen uwer grootheid ; Gij maakt U zoo klein en dekt U met het eenvoudigste kleed; wat is toch nietiger dan de gedaante van brood, waaronder Gij U met uwe Godheid en Menschheid verschuilt? Uwe liefde heeft al die voorzorgen genomen, opdat ik niet door vrees zoude weerhouden worden, maar met vertrouwen Uzoude ontvangen. Eens, barmhartige God, hebt Gij de menschelijke natuur aangenomen, Gij hebt als mensch hier op aarde gewoond, eenvoudig gekleed gelijk andere men-
\omt toch lijd-ij is men itste Tem Sa-
s te ons ;eft. igd an-en-en; fste wij Rrij wij 'an ;lst
Hij ?e-an
n-
schen, ja zóó zocht Gij de zondaren op, on, r om hen te winnen, aat en drenkt Gij met hen. | En nu, allerzoetste Jesus, maakt Gij U nog i kleiner, om gemeenzamer met de zondaren om te gaan:— om door hen gegeten te worden! O j mijn Zaligmaker, hoe groot is uwe liefde! Moet | ik dan niet met een groot vertrouwen U in uw , allerheiligste Sacrament ontvangen? Ja, minnelijke Jesus, ik gevoel het, uwe goedheid geeft mij moed, uwe vriendelijkheid beneemt mij alle ( bevreesdheid, uwe liefde trekt mij tot ü. Vind . ik in mij niets, dat mij vertrouwen inboezemt, in U zie ik enkel goedheid en liefde, zoodat ik bijna mijne eigene onwaardigheid vergeet. Ja , mijn allerzoetste Jesus, op U hoop ik, op ü vertrouw ik, Gij zijt mijn God, mijn Zaligmaker. Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
— 203 —
IO£G vWTJD AAN HET
ALLERHEILIGSTE HART VAN JESTJS.
Dag use lirfitE iir iiErlangtn.
Eerste Oefening.
Voorhereidingsgebed. O mijn God, enz. Zie bl. 63,
OVER DE DEVOTIE TOT HET II. HART VAN JESCS.
De devotie tot het allerheiligste Hart van Jesus is Hem alleraangenaamst, gelijk Hij zelf aan eene godvruchtige kloostervrouw 1) heeft geopenbaard, belovende, dat Hij de vereerders van zijn goddelijk Hart met zijne gunsten zou overladen en het huis zegenen, waar eene afbeelding van zijn beminnelijk Hart den muur zou versieren.
Gelijk het goddelijk Hart van Jesus gewoonlijk wordt afgebeeld, zóó heeft de Zaligmaker Het aan die heilige religieuse getoond; — eeu Hart, eene doornenkroon er om, een kruis bovenop, op zijde eene breede wonde, waaruit bloed druppelt, vlammen sehieten rondom uit. Wat dit alles beteekent, is klaar genoeg.
Margareta Maria Alacoque, door de H. Kerk reeds als Zalige vereerd. j (}
— 206 —
De devotie tot het Hart van Jesus is eene vurige vereering van liet wezenlijke goddelijke Hart van Jesus, dat nu in den hemel is, dat altijd van liefde voor den mensch geklopt heeft, gelijk Het nu nog onophoudelijk het doet. Deze devotie is dan ook de vereering van Jesus' goddelijk Hart als het zinnebeeld zijner oneindige liefde. Van welke liefde? Van die liefde, welke Jesus op den avond vóór zijn lijden het aanbiddelijk Sacrament deed instellen, waardoor Hij ons zijn goddelijk Vleesch en Bloed als onderpand zijner oneindige liefde achterliet;— van die liefde, welke Jesus den dood deed zoeken aan het schandelijke Kruis in de gruwelijkste pijnen om ons te verlossen;— van die liefde, welke na zijn dood nog dat liefderijk Hart door eene lans deed openen,opdat wij daar eene veilige schuilplaats zouden vinden in de bekoring, rust en troost bij zoovele kwellingen des levens. Kn waar is dit Hart nu? In den hemel; zie het daar, hoe Het nog van liefde voor ons vlamt; altijd bidt Het, altijd zucht Het tot den hemelschen Vader voor ons, voor onze zaligheid. Waar is Het nog meer? O ja, dat goddelijk Hart bezitten wij in het allerheiligste Sacrament; ja, daar is Het; daar leeft Het, daar bemint Het, daar vlamt Het van liefde voor ons; want 't is hetzelfde goddelijk Hart, dat in den hemel is.
Jesus Christus klaagde het aan diezelfde reli-gieuse, dat zijn liefderijk Hart onder de men-
— 207 —
ie vu- sclien zoo weinig vereerd, zijne liefde zoo mig-
i Hart kend werd; dat Hij in plaats van dankbaarlieid
altijd en wederliefde zooveel koelheid en onverscliil-
;) „e- liglieid moest ondervinden; dat Hij in het H. Sa-
devo- erament zijner liefde zoo werd vergeten, zoo on-
odde- eerbiedig behandeld.
e lief- Wat zullen icij doen? Zullen wij ons aanslui-
l^e je. ten bij die ondankbare menschen, over welke de
inbid- zoete Jesus zich zoo bitter beklaagde? Zullen wij
r fiij ongevoelig zijn., wanneer wij eene afbeelding vau
n(ler. Jesus' goddelijk Hart onder de oogen liebbeu?
. van Zullen wij een Kruisbeeld kunnen z'en, zonder
Deken nie'; aandoening te denken aan dat beminnelijk
ijlcste Hart, uit liefde voor ons doorwond? Zullen wij
iefde voor 'ie'; allerheiligste Sacrament kunnen neder-
lCloor knielen, zonder het daar tegenwoordige, levende
eiljo-e en van liefde vlammende Hart met den diepsten
ist en eerbied en de vurigste dankbaarheid 'eaanbid-
waar ^611? zullen wij nog, gelijk helaas ! reeds zoo
■ |]0e dikwijls gebeurd is, dat liefderijke Hart in het
Ijif]); allerheiligste Sacrament door onze oneerbiedig-
Va- heden bedroeven? Zullen wij dat zoete Hart
s ][e(- nieuwe redenen van klagen geven? O , laat ons
ïitten liever goedmaken, wat wij vroeger misdaan heb-
iar is ^en- Gedragen wij ons altijd zeer eerbiedig en
daar zeer dankbaar voor het allerheiligste Sacrament,
i het- vooral onder de H. Mis en hot H. Lof en bij onze
Si HH. Communiën, en maken wij ons de gewoon-
rei;. te eigen van dagelijks te verzuchten:
mea, O zoet Hart van Jesus , maak dat ik ü steeds meer cn meer beminne. Amen.
2Ü8 —
GEBED.
O zoet Hart van mijn Verlosser, ik aanbid U met den diepsten eerbied als het Hart van mijn God en Schepper. Dat Hart, o mijn God, hebt Gij U zeiven gevormd, zóó schoon, zóó volmaakt, zóó heilig; Gij hebt dat vereenigd met uwe Godheid: alle menschen en Engelen moeten dat goddelijk Hart aanbidden. Dat Hart hebt Gij U zeiven gegeven, om met dat Hart alle menschen te beminnen, hun het duidelijkst uwe oneindige liefde te toonen. O, hoeveel hebt Gij in dat teedere, dat gevoelige, dat liefdevolle Hart geleden! Hoeveel verdriet, hoeveel bespotting en versmading, hoeveel benauwdheid en angsten! Ach, ik hoor U klagen in den hof van Olijven: „ Mijne ziel is bedroefd tot den dooiquot;. Ik hoor U klagen aan het Kruis: „ Mij?t God, mijn God, „ icaarotn hebt Gij Blij verlaten ?quot; En dat alles heeft uw zoet Hart geleden uit liefde voor mij. O beminnelijk Hart, ik dank U. O zoet Hart van Jesus, maak dat ik U steeds meer en meer beminne.
O minnelijk Hart, ik zie U afgebeeld met doornen gekroond, ik zie een Kruis op U geplant: ik begrijp het, de liefde van uw goddelijk Hart heeft die wreede doornenkroon gevlochten en met onbeschrijfelijke smarten op uw heilig Hoofd gedrukt;— het was de liefde van uw minnelijk Hart, die U het Kruis deed om-
— 209 —
helzcn, U aan het Kruis heeft gehecht en in de vreeselijkste pijnen heeft doen sterven. O zoet Hart van Jesus, ik bespeur in U eene diepe Wonde, gemaakt door de wreede lans, neen, door uwe liefde, welke die lans heeft bestierd, om voor mij een toevluchtsoord te openen. O zoet Hart van Jesus, ik dank ü, ik bemin U, laat mijne ziel rusten in die heilige Wonde, om daar met een dankbaar medelijden te overwegen, hoeveel pijnen en schande Gij uit liefde voor mij geleden hebt. O zoet Hart van Jesus, maak dat ik U steeds meer en meer beminne.
O allerminnelijkst Hart, ik dank U voor die onuitsprekelijke liefde, waardoor Gij het H. Sacrament van uw goddelijk Vleeseh en Bloed hebt ingesteld; opdat uw zoet Hart altijd bij ons zoude verblijven in het Tabernakel; uw zoet Hart dagelijks bij het H. Misoffer op het Altaar, gelijk eens aan het Kruis, voor ons genade zoude roepen; uw zoet Hart door'de H. Communie met ons hart zoude vereenigd worden. O onbegrijpelijke Liefde, ik dank U in eeuwigheid. O zoet Hart van Jesus, maak dat ik U steeds meer en meer beminne.
O goddelijk Hart van mijn Jesus, in den hemel zijt en blijft Gij nog altijd datzelfde zoete, minnende Hart. Ja, ik weet, waarom Gij wordt afgebeeld met vlammen geheel en al omringd. Altijd, altijd gloeit uw Hart van liefde; door die liefde vergeet Gij ous nimmer; door die
liefde zijt Gij altijd bereid ons te heipon; door die liefde bidt Gij altijd uw hemelsolien Vader voor ons. O altijd vlammend Hart van mijn Jesus, ik dank TJ, ik bemin ü. O zoet Hart van Jesus, maak dat ik U steeds meer en meer be-minne.
O allerzoetste Hart van Jesns, mocht Gij door alle menschen gekend, geloofd, gedankt en bemind worden! Amen.
Onze Vader. — Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament!
k
Bemerking, Beschouu' als de sclioonstc sieraden voor uwe kamer: een Kruisbeeld, eene afbeelding van iiet allerheiligste Hart van Jesus, eene afbeelding van het onbevlekte Hart van Maria (of wel een Lieve- Vrouweheeldje) en een quot;Wijwaterbakje, dat nooit 21' uren achtereen droog mag zijn.
Voorbereidingsgehed. O mijn God, enz. Zie bl. G3. OPWEKKING TOT LIEFDE.
AVij mogen vertrouwen, dat door de vorige Oefeningen met den bijstand der goddelijke genade reeds eenigc gevoelens van liefde tot Jesus
— 211 —
Christus in ons hart zullen zijn opgewekt. Laat ous trachten die gevoelens in ons te bewaren en zoo mogelijk nog te versterken. Kunnen wij Jesus Christus ooit te veel, ooit genoeg beminnen? Een hart vol van liefde is het behagelijk-ste ofl'er, dat we Jesus in de H. Communie kunnen aanbieden. Nog eens: wie doet de heiligste Communie? Niet degene, die het minste kwaad gedaan heeft, maar die Jesus op het oogenblik liet meeste bemint. Meent gij veel kwaad eti groot kwaad gedaan te hebben: dat is niets, zoo gij slechts des te meer bemint. Zoudt gij vreezen, dat ge van alle kinderen het meeste kwaad gedaan hadt en derhalve de grootste zondaar onder hen waart; toch kunt gij niet alleen cene heilige, maar de heiligste Communie van allen doen: — waart gij vroeger de laatste, gij kunt nu de eerste worden. Moet u dat niet een groot vertrouwen inboezemen? Welaan dan, met een groot hart, met klimmenden moed uwe taak voortgezet; uwe onmacht erkennende , verwacht met onwankelbaar vertrouwen alles van de goedheid van God, van de liefde van Jesus Christus. De gelukkige dag is nabij; verdubbel uwe pogingen ; uw minnelijke Jesus in zijn H. Sacrament met zijne oneindige liefde moet u gedurig voor den geest zweven. Bid veel, verzucht veel tot Hem; stort uwe liefde in honderdmaal herhaalde schietgebeden uit; treur over uwe ongevoeligheid, vraag Hem aanhoudend zijne liefde;
— 212 —
immers vergeten wij niet, dat Hij zelf de liefde in ons hart moet storten en vermeerderen.
Om Jesus te beminnen is het niet genoeg, dikwijls te zeggen: lieve Jesus, ik bemin LT. De liefde moet zich door de werken bewijzen. Wat moeten wij dan doen, om te toonen, dat wij Jesus beminnen? Wij moeten doen al watjesus verlangt. En wat verlangt Jesus van ons, in deze omstandigheden? Wat is Hem het meest beha-gelijk? Dat wij Hem een zuiver, nederig en gehoorzaam hart aanbieden. Hoe reiner, hoe ootmoediger, hoe gehoorzamer wij zijn, hoe meer wij Hem zullen behagen. En wijl wij nu toch gedurig Jesus Christus in zijn H. Sacrament voor oogen hebben , zal ons deze oefening gemakkelijk vallen; want wij zullen zien, dat Jesus Christus in zijn aanbiddelijk Geheim ons die deugden herinnert, of, om zoo te spreken, zelf oefent ter liefde van ons.
De sneeuwwitte, de lelieblanke kleur van de gedaante des broods, die heldere witheid van de H. Hostie herinnert ons gedurig aan de vlekke-looze heiligheid van Jesus Christus, die het Lam is zonder vlek. 't Zij ook eene herinnering voor ons, dat wij ons hart steeds meer en meer moeten zuiveren van de vlekken der zonden; want de zuivere Jesus bemint de zuiveren van harte. Hoe zuiverder ons hart is, hoe meer wij Hem behagen. Daarom, hebben wij al onze ziel door eene goede Biecht gezuiverd; er kunnen nog
vlekken vau dagelijksche fouten zijn overgeblc
dik- ven• ïrfchten wij die uit te wisschen door een
])e hernieuwd berouw. Verfoeien wij het minste kwaad,
■yyat leggen wij alle verkleefdheid aan de zonde af, en
wjj bidden wij den zuiveren Jesus, dat Hij ons meer
Fesus en meer reinige van onze fouten en gebreken,
deze tweede, dat wij in het H. Sacrament op-
leha- mekken, is de diepe vernedering, waaraan zich
n ge_ de zoete Jesus te onzer liefde onderwerpt. Wie
qqj. is Hij, die in het aanbiddelijk Sacrament tegen-
meer woordig is? En daarentegen wat zien onze oo-
toch gen' Klein was Jesus, toen Hij als een pasge-
voor ^01'en Kind lag in de kribbe te Bethlehem; maar
kke- ^'er ^0011' Hij zich nog veel geringer en nieti-
lesus Sei-j onder de kleine Hostie verschuilt Hij zich,
clie en 't is alleen uit liefde voor ons, dat Hij zich
zelf zoo klein maakt. O, hoe zal het Hem behagen, wanneer wij ook ons zeiven klein maken ter
a Je liefde van Hem; Hij toch heeft de kleinen, de
D Je nederigen van harte, lief. Eene nederige Maagd
'.kke- was zijne Moeder; de nederige Joseph was zijn
Lam Voedstervader; de eenvoudige herders van Beth-
voor lehem werden het eerst bij zijne kribbe geroe-
noe- pen. Jesus heeft gezegd: „ Leert van Mij ool-
vaut „moedig van harte zijn.quot; Welnu, leeren wij van
arte. Hem de ootmoedigheid, en wij zullen behagen
jeiu vinden in zijne oogen. Verbannen wij dan alle
:loor trotsche gedachten ; verheffen wij ons niet boven
non- dc andere kinderen, die met ons hunne eerste
O i rv
— 314 —
II. Commuuie zullen doen. Vergelijken wij ons lang
niet eens met hen; maar denken wij alleen aan ders
ons zeiven, aan onze eigene nietigheid, gelijk Laat
de nederige publikaan van het Evangelie, die, door
alleen aan den barmhartigen God en zijne eigene nen
ellende denkende, rouwhartig op zijne borst acht
sloeg, zuchtende; „ God, wees mij, zondaar, ge- Hetd „nadig!quot; Ja, vernederen wij ons dikwijls voor Jesus Christus in zijn H. Sacrament, zuclüende:
Heer, wie zijl Gij, en wie ben ik? lieer, ik hen
niet waardig, dat Gij komt onder mijn dak. Over- C
tuig mij nng meer van mijne onwaardigheid; dal God
ik sleeds kleiner worde in mijne oogen. liefc
Ten laatste bewonderen wij nog die dipte ge- gehi
hoorzaamlieid, waarmede zich Jesus Christus in God
zijn tl. Sacrament aan den wil der menschen lang
onderwerpt. Op het woord van den Priester komt tooi
Jesus Christus onder de H. Mis op het Altaar sus
tegenwoordig, en dat op het woord van eiken will
Priester welkdanigen ook , en dat altijd zonder 1
ooit te weigeren, en dat aanstonds zonder een (
oogenblik te wachten. Jesus Christus laat zich heil
in het H. Sacrament door den Priester nemen, bid
dragen, opsluiten of geven, gelijk de Priester als
goedvindt. O, wanneer de minnelijke Jesus, ter Goi
liefde van ons, zoo gehoorzaam is aan den wil ooi
des Priesters, laat ons dan ook, ter liefde van Gij
Hem, stipt gehoorzaam zijn aan den Priester, got
om vandaag en morgen alles nauwkeurig te doen mij
wat hij ons voorschrijft, war. hij van ons ver- ha'
I
— 315 —
ous langt. Laat ons geboorzaam zijn aan onze Ou-
aau (Iers door te trachten hunne wenken te raden.
;elijk Laat ous gehoorzaam zijn aan Jesus Christus
die, door niet het minste te doen wat Hem zou kim-
gene nen mishagen. Zóó is het dat wij Jesus waar-
jorst achtig zullen beminnen; want wij bewijzen onze
, ge- liefde door onze daden.
voor
n(le : AKTE VAK LIEFDE.
hen
her- O mijn minnelijke Jesus, ik bemin U als mijn dal God en Zaligmaker boven alles met de innigste liefde. Wat zou ik ondankbaar, wat zou ik on-? ffe- gelukkig zijn, zoo ik L) niet beminde! Ja, mijn s in God, Gij weet, dat ik U liefheb; maar Gij verdien langt, dat mijne liefde zich door de werken omt toone. Allerbillijkst is uw verlangen, o lieve Jetaar sus, en daarom roep ik met volkomene bereid-Iken willigheid tot U:
ider Heer Jesus, spreek, wat wilt Gij dat ik doe?
een Gij wenscht een zuiver hart van mij. In de
zich heilige Hostie, in die lelieblanke gedaante, aan-
icn, bid ik Tj als het Lam zonder vlek, maar ook
ster «ils het Lam, dat de zonden wegneemt. Heilige
ter God, Gij bemint de zuiverheid , maar Gij schenkt
wil ook de zuiverheid. O barmhartige Jesus, delg
van Gij al mijne boosheden uit; wasch mij afin uw
ter, goddelijk Bloed; wasch mij meer en meer van
oen mijne ongerechtigheid, schep in mij een zuiver
ker- hart. Ik vertrouw het, barmhartige Jesus, door
— 216 —
do heilige Biecht hebt Gij reeds mijne ziel ge- iu m
zuiverd; maar daarom is zij nog niet ganseh wat
zuiver. O, die overgeblevene vlekken wenschte ven
ik, tot de laatste toe, uitgewischt. O zoete Je- ik vi
sus, spreek slechts een woord, en mijne ziel mijm
zal rein worden, als zij geweest is bij mijn H. voor
Doopsel. Zeg alleen tot mijne ziel:,. Ik wil het; aanb
„word gezuiverdquot;-, en mijne ziel zal, van de H
laatste vlek der melaatsehheid gezuiverd, witter meeï
worden dan sneeuw. Ja, minnelijke Jesus , ik G
verlang die engelreine zuiverheid des harten; ik O, i
verfoei alle zonden tot de allerkleinste, om des eran
te meer U mijne liefde te toonen, ü des te wil
lieer Jesus, spreek, wat verlangt Gij nog derli
Gij verlangt van mij een nederig hart; want wen
Gij weerstaat den hoovaardigen, en verleent uwe lang
genade aan de ootmoedigen. Zou ik met een te g
hoovaardig gemoed U durven naderen, als ik trac
zie hoe Gij ü, ten wille van mij, in het H. nau'
Sacrament uwer liefde vernedert? Den luister van daalt;
uw verheerlijkt Lichaam, de majesteit uwer God- kun
heid omsluiert Gij door de nietige gedaante van helf
brood en beperkt Gij in eere kleine Hostie. Ja, neig
ik begrijp U, minnelijke Jesus, Gij leert mij oot- mor
moedig van harte wezen; maar met uw godde- doe
lijk voorbeeld schenk mij tevens uwen goddelij- den
ken bijstand, om ootmoedig te kunnen zijn gelijk is,
Gij verlangt. O nederige Jesus, maak mij klein ziel
_ 217 —
[ ge- in mijne eigene oogen. Laat mij duidelijk zicu
nsch wat ik ben, dan zal Ik ongetwijfeld van mij zel-
ohte ven wel nederig denken, nederig gevoelen. Mocht
; Je- ik vóór uw H. Sacrament, in het bewustzijn van
ziel mijne eigene nietigheid, wegzinken als een offer
a H. voor de liefde, waardoor Gij Ü zoo diep in uw
//et; aanbiddelijk Sacrament vernedert I
i de Heer Jesus, spreek, wat verlangt Gij nog
itter meer van mij ?
, ik Gij verlangt van mij ook een gehoorzaam hart. i; ik O, uit liefde voor ons zie ik U in uw li. Sa-des crament altijd zoo stipt gehoorzaam zijn aan den : te wil des Priesters : ik zal mijn best doen, om door mijne stipte gehoorzaamheid U mijne we-nog derliefde te betuigen. In den wil, in het verlangen des Priesters, die mij voorbereidt, in den 'ant wensch mijner Ouders zal ik uwen wil, uw ver-tiwe langen, uwe wenschen erkennen, en door hun een te gehoorzamen en hen te voorkomen zal ik i ik trachten U te behagen, allerliefste Jesus. Ik zal H. nauwkeurig op mij zeiven letten, om vooral vanvan daag en morgen toch niets te doen, wat U zou od- kunnen bedroeven. Maar Gij, barmhartige Jesus, ran help mijne zwakheid, buig mijn hart, al mijne Ja, neigingen naar uwen aanbiddelijken wil, opdat iot- morgen, als Gij, mijn Jesus, uwe intrede zult de- doen in mijn hart, Gij er niets in moogt vin-:lij- den, dat met uwe heilige liefde in tegenspraak lijk is, en wij te zamen slechts ccn hart en ccnc ein ziel mogen uitmaken. Amen.
Onze Vader.— Wees gegroet.
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoogheilig en goddelijk Sacrament 1
Voorhereidingsgehed. O mijn God, enz. Zie bl. 63.
OPWEKKING TOT EEN VURIG VERLANGEN.
Wij hebben reeds ons vertrouwen en onze liefde opgewekt tot Jesus Christus in zijn H. Sacrament: dat vertrouwen, die liefde moet aangroeien tot een vurig verlangen, 't Is de beste gesteltenis, die wij kunnen aanbrengen, alleraangenaamst voor Jesus Christus en allervoor-deeligst voor ons.
Jesus geeft ons zijn H. Sacrament als eene spijs voor onze ziel. Wanneer wij, op etenstijd aan tafel gezeten, geen trek gevoelen om te eten, het zal wezen, omdat onze maag ongesteld is of omdat de opgediende spijs ons niet bevalt. Zoo ook, als wij geen trek gevoelen naar die heilige Spijs, die ons tegen morgen is toegezegd, dan is dit een teeken, dat of onze ziel ongesteld is of wij die hemelsche Sp'jze niet waardeeren. Integendeel, eeu gast, die met gretigheid van de opgedischte gerechten gebruik maakt, geeft bewijs van gezondheid en tevens vereert hij den
gastheer door zijne tafel smakelijk te vinden. Zoo aog- ook, eten wij met zekere gretigheid, met eeu heiligen honger, aan Jesus' Bruiloftsmaal, 't zal een teeken zijn, dat onze ziel in volkomen welstand is, en dat wij het Feestgerecht roemen als eene Spijze, die kostelijk is en , gelijk de Kerk herhaaldelijk zingt, „alle zoelheid in zich bevat.quot; gg En moeten wij nu eerst morgeu dien trek, dien geestelijken honger gevoelen, morgen, als liet gelukkige uur van aan te zitten zal gekomen zijn ? Wanneer kinderen tegen een volgen-snze (Jen dag op een groot feest worden genoodigd, 1 H- toonen zij zich dan onverschillig totdat het uur jan- van het feest gekomen is? O neen, de nitnoo-ieste diging maakt hen reeds blijde; sedert denken llfi1'* zij gedurig aan de genoegens van morgen; de oor- uren loopen hun te langzaam: zóu verlangen zij, dat het maar morgen ware, dat het feestuur maar sene sloeg. Zoo ook moesten wij, sedert de aankon-5tijd diging van den dag onzer eerste Communie, ten, blijde zijn en met ongeduld den gelukkigen dag d is te gemoet zien, en met eiken dag moest ons palt. ongeduld aangroeien. En o, met welke blijdschap die hebben wij dezen dag moeten zien aanbreken, igd, nu wij kunnen zeggen: Morgen, Morgen doen iteld wij ouze eerste H. Communie! Kunnen wij over iren. iets anders denken, over iets anders spreken, van dan over het groote Feest van morgen ? Zouden ;eeft wij aan de uren geene vleugelen willen geven; den opdat het toch maar spoedig morgen ware? O,
i
— 220 —
hoe vurig moei ons verlangen zijn naar het Feest van morgen! En inderdaad, wij haken en verlangen naar onzen schoonen Communiedag, naar ons grootste en blijdste Feest. Maar hier eene ernstige vraag: Is ons verlangen zuiver ? Schuilt er niets onder van den geest der wereld? Waarom zijn wij zoo blijde, zoo verlangend naar onze eerste Communie? Spelen onze gedachten niet veel ojd de schoone kleederen en sieraden, die we morgen voor het eerst zullen dragen? Is ons hart daarop niet te veel gesteld ? Zijn wij niet te zeer verlangend naar die vergankelijke spijzen des lichaams, waarop wij hopen morgen onthaald te worden? O hoe bedroevend zou het zijn, wanneer Jesus Christus in zijn H. Sacrament moest klagen; Ziet, al die kinderen verlangen naar hei yrooie Feest van morgen; maar er zijn er enkelen onder hen, die meer denken aan de schoone kleederen van morgen dan aan hel Bruiloftskleed hunner ziel; — er zijn er, tcier hart meer gesteld is op de lekkernijen van morgen dan op de hemehche Spijze, die Ik hun beloofd heh. Ik wil hun mijn goddelijk Vleesch en Bloed te eten geven; ik verlang zoo vurig mij op het nauicst met hen te vereenigen, hen ziel can ziel te omhelzen; en ziet— zij verlangen niet-, hun hart blijft nog van Mij verwijderd !... Ach, moeten wij niet met zekeren angst deze woorden lezen, en bedroefd vragen: Heer, ben ik het? Moeten wij niet vreezen, dat ons eigen hart ons bedriegt ; dat
— 321 —
wij raceueii naar onze eerste H. Communie to verlangen; maar dat wij in waarheid naar iets anders verlangen? Laat ons daarom onzen minnelijken Zaligmaker ootmoedig smeeken , dat Hij ons helpe alle wereldsche gedachten uit onzen geest, alle onedele verlangens uit ons hart bannen, opdat onze geest en ons hart geheel tot Jesus in zijn H. Sacrament gekeerd blijven, eu wij met de zuiverste meening steeds vuriger verlangen naar het hemelsche Manna, waarop zijne liefde ons morgen zal onthalen.
AKTE VAN VERLANGEN.
gen
het O minnelijke Jesus, wat ben ik blijde, dat -i'a- het groote Eeest nabij is; ik verlang vurig naar '■er- den dag van morgen, maar Gij, zoete Jesus, aar zuiver en heilig mijn verlangen, wanneer eenige aan wereldsche genegenheid in mijn hart zou zijn ''ui- binnengedrongen. Verwijder van mij alle zucht naar ijdelen opschik, en maak, dat de gedachte aan uw heilig Gastmaal mij al het overige doe vergeten. Ik verlang naar den dag van morgen alleen om het groote geluk, dat eene H. Com-wt munie aanbrengt. Gelijk een zieke verlangt naaide gezondheid, zoo verlangt mijne ziel naar U, liefderijke Jesus; mijne ziel is krank, kom, almachtige Geneesheer, met uw hemelsch geneesmiddel mijne ziel genezen. Gelijk een hongerige en dorstige verlangt naar spijs en drank, zoo
222 —
verlangt mijne ziel naar U; kom, o zoete Jesus,
mijne hongerige en dorstige ziel voeden en laven met uw goddelijk Yleeseh en Bloed, Gij verlangt met mij te zijn, o Bruidegom mijner ziel, ik ook verlang met U te wezen. In uwe liefde wilt Gij mij omhelzen; ik ook, liefste Jesus, wensch U aan mijn hart te drukken. Zoovele Profeten van het Oude Verbond wenschten U te zien, en zij hebben U niet mogen zien. Ik ook verlang U te zien, en ik zal U zien met de oogen des geloofs, ik zal U op mijne tong ontvangen, in mijn hart dragen: ik zal ü, mijn God, mijn Schepper, mijn Verlosser, geheel en al bezitten. O mijn Jesus , wat zal mijne ziel rijk we- j'™ zen! Mijn Engel zal zich verblijden, en die mij z'eger zien, zullen mij gelukkig heeten. O mijn Jesus, j,a mochten de uren sneller loopen ; mochte het toch' o„, spoedig moegen worden! Kom, mijn zoete Je- -pj, sus, en wil niet toeven. Kom, Bruidegom mijner i ^ ziel, opdat ik moge zeggen: mijn Beminde is Va aan mij, en ik aan Hem. Amen. i
Onze Vader. — Wees gegroet. j
Geloofd en gedankt zij te allen tijd het hoog- H. S heilig en goddelijk Sacrament 1 Jces^
Huff het C die a bevat van { beder KÜ h
110L'
01
Zoc volk
OP DEli VOORAVOND DER EERSTE H. COHESIE.
=^0^=—
„zult gij zien de glorie desHeerenquot;.
Zóu, lieve Kinderen, sprak Mozcs tot Gods uitverkoren volk in de woestijn, daags voordat het Manna voor den eersten keer van den hemel zoude regenen. De H. Kerk vergelijkt het Manna dikwijls met het 11. Sacrament. Vuur eiken Zegen met het Allerheiligste hoort gij zingen:
Fanem de coeto praestitisli eis.
Omne delect amentum in se hahentem.
Dit beteekent:
Brood van den hemel helt Gij hun geschonken.
Dat alle zoetheid in zich hevat.
Met deze woorden wordt in het Boek der Wijsheid het Manna geprezen. De II. Kerk past deze lofspraak toe op het H. Sacrament. Gij weet wat het Manna der Israelieten geweest is; gij weet ook wat het H. Sacrament, het Manna der Christenen, is; en zoo weet gij tevens, dat bij vergelijking het Manna van het Nieuwe Verbond het Manna van het Oude verbond oneindig te boven gaat. Het nieuwe Manna, die andere Spijze uit den hemel, die alle zoetheid in zich bevat, gij kent dat Manna; gij hebt er deze dagen gedurig van gehoord, gij hebt er aanhoudend aan gedacht, om gebeden, naar verlangd; gij hebt dat Manna dikwijls gezien, gij hebt er anderen van zien eten ; maar gij zelf hebt het nog niet geproefd; doch —
— 224 —
Morgen — Morgen
zal dat goddelijke Manna voor u uit den hemel regenen ; Mokgen zult gij het proeven; Morgen zult gij gelukkig zijn! O ja, gebruikt dat woord Morgem — Mokgen , om in u dat heilige verlangen tot Jesus Christus in de H. Communie levendig te houden.
Morgen zal ik mijne eerste Communie doen. Morgen zal ik het goddelijk Lichaam en Bloed van mijn Jesus ontvangen.
Morgen zal ik mijn God bezitten.
Morgen is het groote Bruiloftsfeest mijner ziel. Morgen ben ik het gelukkigste kind der wereld. Morgen, mijn Jesus, mijn God, mijn Zaligmaker 1
Morgen zal ik U in mijn hart ontvangen ;
Morgen zal ik U omhelzen;
Morgen zal ik proeven, hoe zoet Gij zijt!
de schoonste , de gelnlclcigste dag mijns levens!
Een woord tot de Kinderen . . Levensregel gedurende de Xovene
Morgengebed.....
Avondgebed.....
Gebeden onder de H. Mis. Kruiswegoefening . . , . Het Kozenlioedje .... Litanie van Onze-Lieve-Vrouw Bijzondere dagelijksche gebeden Schietgebeden en verzuchtingen Overzicht der Novene .
^pncn ; lukkig N, ora . Com-
5 13
17
18 31 80' 52 55 58 fiO 03
doen. Moed
' ziel. Tckl. alig-
jen ;
ijt!
toegewijd aan de I-I. IT'amilie. ALGEMEENE VOOKBEllEIÜISG ....
Eerste dag, toegewijd aan het Kind Jesns Eerste Oefening, voornemen en gebed. Tweede Oefening, voornemen en gebed Derde Oefening, voornemen en gebed . Ticeede dag, toegewijd aan het Kind Maria i Eerste Oefening, voornemen en gebed. Tweede Oefening, voornemen en gebed Derde Oefenina:, voornemen en a:ebed ,
G3
68 72 76
81 80
1
■% — 320 —
Berde dag, toegewijd aan den H. Joseph. 02 Eerste Oefening, voornemen en gebed. . „
Tweede Oefening, voornemen en gebed . 96
Derde Oefening, voornemen en gebed. . 100
toegewijd aan onze H. IBescliermers.
Nadeue voorbereiding tot de h. biecht. 105
Vierde day, toegewijd aan den H. Bewaarengel. „ Eerste Oefening. Tot den H. Bewaarengel . „ Bemerkingen over't onderzoek van geweten. 107
Voornemen en gebed.......109
Tweede Oefening. Gebed vóór het onderzoek. „ Onderzoek. Biechtspiegel, eerste gedeelte . 111 Gebed na het eerste onderzoek .... 116 Derde Oef. Gebed vóór het tweede onderzoek. „ Onderzoek. Biechtspiegel, tweede gedeelte. 117
Gebed na het onderzoek......131
Vijfde dag, toegewijd aan den H.Dooppatroon. 123 Eerste Oefening. Tot den H. Dooppatroon. „ Bemerkingen over het berouw . . . .13 5
Tweede Oefening. Korte overdenkingen om
zich tot berouw op te wekken . . .138 De dood is de straf der zonde . . . .129
De doodzonde opent de hel.....131
De doodzonde sluit den hemel . .. . .133 Derde Oefening. Voortzetting van het berouw. 135 Gruwelijk is de zonde, omdat de zondaar
.