'^gt;-r;-: ■■ ■■■ ■ .■'■■■vC-'':; \v/.
■•■.■.'» ■ - i v' gt; • :- quot;V quot; •
?h'- ■ -■ , ■ ■■' ■-. i
gt;V' ■ ; :v .gt; ■ !■;■■.--y '
yw-'- ■ , lt;i ■■ :■■ ■quot;■ ' --V,.'*-
? L - /-.Vo. \ J-j' ' . . -v .JV-.-','
. ' gt;•-.-.■gt;.■ ,-. ■*. -• ■ . -•? - ;v. ^ A.i,quot;
■ ••*--. • . -lt; - - •:.v?' ■■ v sr. •■ ;
■v ' ■gt; ' quot;
:1S»v
.-• -V V
rquot; #
••-•-. ,^ ',■gt; / - ,.v- •v:'
• • ■. • ^ .• . ,: ■ ■ , _-;.v . - ■■quot;tr ■'quot;•■ ■'•.*: k
■ h-
■• j fm
-ï. '; '\r' éi. .-. ■■'. ■' C »j
- gt; ; :'quot;t gt;■• ■•' ] ■ ■ ■ .■
' ■gt;; -v ,.' ? ■
■dA :■ ■■■ ' M' ^:Vrr;: V ^.'' ■■quot;■ • .'i, ; ,
•-\ . .. V -- ^ .: . ' : •
T•,*,%- I • •• 'i . ••■• -./r'quot; V. ' x-' .^- •/•• ■ ' quot;
• •' ' . - ■ - • ■ ' - ■■ •/'lt;
■■ ■•lt; . ..• •••..•- „ gt;;lt;. v^W.'v -.-r-gt;J -Vv'; ,...■_ ! ;tv'•■
HET GULDEN BOEKJE
VAX
DOM SAKS DE SALNTE-CATIIERINB
OF
1)E 5EDEIUCUE1D IN liEC'FEMXG h! ' CUT.
-o'. e^Jr.
DE NEDERIGHEID IN BEOEFENING GEBRACHT.
Uit liet JFransch. vertaald, en ver meer clercl
DOOK
IP. AV. TSOKLIB^JRSOHLÜEG
Pr.
\ Tweede Uitgave.
-SHS
1 T I! I! C || T ,
DEKKER amp; VAN DE VEGT. 1882..
Trajecti a/r, J. H. WENSING , loMaji 1872, Emer.Prof.Lebr.Ceni.
Stoomdruk van P. W. v. d. Weijer te Utrecht'
't Is wellicht de 'honderdste maal, dat dit werkje eene nieuwe uitgave heleeft, en de ijver der godvruchtigen, zich dit boekske aan te schaffen, veroorlooft nns de verzekering uit te spreken, dat deze nog uiet de laatste uitgave zal zijn.
Dom Sans de Sainte-Catherine, een schrijver van verschillende godvruchtige iverken , had dit hoekje oorspronkelijk voor zijne kloosterlingen geschreven; maar dewijl de oefening der nederigheid noodzakelijk is voor eiken ouderdom en voor eiken levensstaat, heeft men het, met uitlating van hetgeen uitsluitend voor kloosterlingen konde dienen, allen geloovigen aangeboden-
VOORWOORD.
Voor meer dan een eeuw geschreven, heejt het langzamerhand met den voor-uitgang in taal en stijl gelijken tred gehouden zonder evenwel de eenvoudigheid des eersten schrijvers te verliezen.
Men heeft dit werkje het gouden hoekje genoemd, omdat er in het Christendom niets zoo kostbaar gevonden wordt dan de beoefening der Nederigheid ; zij toch is de grondslag van die wijsheid, wier vruchten boven goud de voorkeur verdienen '); zij is het waarachtig merk tee ken, waaraan men een leerling van Jesus Christus erkent. Om groot te worden, moet men volgens den H. Amhrosius beginnen , zich klein te maken. „Gij zijt voornemens,quot; zegt die 11. Leer aar, „het gebouw der Christelijke deugden op te trekken, de hoogte daarvan is aanzienlijk; denk er dan aan eerst zijne grondslagen ie leggen in al de diepte der Nederigheid;
1; Spreuken VIII: 19,
VI
VOORWOOKD.
want, zoo voegt de Heilige er hij, wanneer iemand een huis zuil houwen, dan graaft hij de fundamenten te dieper naarmate de hoogte en (/rootte, van hetgeen hij voorheeft le houwen, wezen zal i).
En, zoo ooit, is het dan niet vooral in onze dagen noodzakelijk, voor het gehouw der deugd hechte grondslagen te leggen ? In onze ongelukkige dagen vooral, nu de goddeloosheid onder den leugenachtig en naam en het belachelijk schijnschoon van vrijheid en ivetenschap , zoovele stormen tegen den godsdienst op-wektt De trotscha menigte van vrijheid-zuchtigen en zoogenoemd wetenschappe-lijken hehhen hunne dwaasheden tot een leerstelsel verheven en hunne krachten vereenigd tegen den Heer en tegen zijn Gezalfde -). Wij hehhen gezien , hoe die waanwijzen , die hoovaardigen
1) II. Ambrosius De Verbis Domini Sermo X.
2) Psalm II.
VII
VOORWOORD.
en lasteraars van God '), tvie de Apostel ons leert te wantromven , beurtelings allerlei soort van verleiding, van drogredenen , spotternij en bedreigingen beproefden en ons eindelijk met doodsangsten omgaven om , zoo mogelijk, het tuerk van Jesus Christus te vernietigen. Maar, dank der goddelijke Voorzienigheid, is hunne trotschheid met schande geslagen en gaat de godsdienst voor! zijne rechten te herwinnen.
Moge de nederigheid des kruises in de harten aller geloovigen over de hoo-vaardigheid zegevieren, het rijk van Jesus Christus bevestigen en ons dien waren vrede schenken, dien Hij op de wereld kwam brengen.
t' Is onder de bescherming der H. Maagd Maria, dat dit werkje telkens moet verschijnen en 't is door hare voorspraak , dat het zegenrijke vruchten zal dragen. Maria was de nederigste der
1) 2 TUim. III.
vm
VOORWOORD,
IX
schepselen , thans is zij Koninginne des Hemels; aan hare nederigheid heeft zij te danken , a! wal de Heer groots in haar gewrocht heeft. Wenden rcij ons dus met vertrouwen tol hare veel vermogende bescherming; het zal niet te vergeefs geschieden, want, gelijk een harer grootste dienaren, de U. lier-nardus zegt \ .Jiet is nooit gehoord, dat iemand haren hijstand inriep en geen gehoor heeft gevondenquot;.
Humiles spiritu salvabit.
Hij zul dc iiederigen desgeestes zalig maken Ps. XXXIII: 19.
Discitc a me, quia mitis sum et humilis corde Leert van mij, omdat ik zachtmoedig er nederig van harte ben.
Matth. XI: 29.
Humilibus dat gratiam. Den nederige» geeft IIij genade.
JPetrus V; 5,
VAN DEK
allerheiligste en beminnelijkste Maria, onze mond kan uwen naam niet aitspreken of ons hart voelt zich van liefde tot ü ontvlammen ; en geen van allen, die U beminnen, kan aan U denken zonder de aansporing in zijn binnenste te ontwaren U steeds meer en meer te beminnen. O onze Vorstin, versterk onze zwakheid: verkrijg voor ons de genade van moed en ijver; immers, wie is meer in staat bij onzen en uwen God in ons voordeel te spreken, dan Gij, die U zoo na in zijne goddelijke tegen-
2
woordigheid bevindt? Spreek dan voor ons, o Koninginnen spreek, want uw goddelijke Zoon luistert naar U. Doch voor alles bezweren wij U, voor ons aan uwen welbeminden Zoon te vragen, dat wij Hem in deze wereld mogen beminnen uit geheel ons hart, om eenmaal het geluk te hebben Hem eeuwig lief te hebben in den Hemel i).
I) Een iegelijk, die uit dit werkje dagelijks eenige puntjes ter overweging en ter beoefening kiest, raden wij aan telkens met dit gebed van den H. Bernardus.de lezing te beginnen en ze met eene enkele liefdevolle en vertrouwvolle verzuchting tot de II. Harten van Tesus, Maria en Joseph om hulp en volharding te besluiten. VERT.
ONDERRICHTINGEN
OVER
Oil
TER CHRISTELIJKE VOLMAAKTHEID TE GERAKEN.
et is een vaste en onbetwijfelbare waarheid, dat den hoo-vaardige geene barmhartigheid en geen toegang wacht tot het koninkrijk der hemelen en de Heer slechts de nederigen daarin zal binnenlaten. De H. Schrift leert ons : God weerstaat den hoovaardige, Hij vernedert, die zich verheffen men moet den kleinen kinderen
4
gelijkend worden om zijne glorie binnen te gaan : die deze gelijkenis niet zullen bezitten, zullen worden buitengesloten, kortom, Hij schenkt zijne genadegaven slechts den nederigen, slechts de nederigeii verheft Hij.
Dit eenmaal aangenomen, dan kunnen wij ons ook niet genoeg overtuigen hoe belangrijk het voor den Christen is, zich op de nederigheid toe te leggen en uit zijnen geest allen eigenwaan, alle ijdel-heid, allen hoogmoed te verbannen. Geene pogingen mag hij onbeproefd laten om in deze heilige onderneming te slagen; en wijl hij zonder Gods genade zich nimmer een goeden uitslag zal kunnen beloven, moet hij volhardend en dringend elk uur van den dag daarom vragen.
Elk Christen heeft bij het H. Doopsel de verplichting op zich genomen, de voetstappen van Jesus Christus te volgen; naar zijn goddelijk voorbeeld, moeten wij ons leven vormen. Welnu, die goddelijke Verlosser heeft de nederigheid zoo verre gevoerd, dat Hij het uitvaagsel der wereld is geworden; enkel en alleen met het doel, onze opgeblazenheid, de wonde van onzen hoogmoed te genezen, ons leerende door zijn voorbeeld, welke de eenige weg is, die ten hemel leidt. Eigenlijk gezegd, is de belangrijkste les, die de Zaligmaker ons ooit heeft gegeven, deze: „Disciie a vie —-Leert van mij.quot;
Wanneer dus gij, die een leerling van dien goddelijken Meester zijt,
6
dien kostbaren parel, het zekerst onderpand van heiligwording en het meest kennelijk teeken van voorbeschikking ter zaligheid, u wilt eigen maken, ontvang dan met een leerzaam gemoed de raadgevingen, die ik u ga geven, en pas ze getrouw in uwe daden toe.
i. Open de oogen uws geestes en bedenk eens, dat gij uit u zeiven niets goeds bezit, waarop gij groot gaan of u verheffen kunt. Uit u zeiven hebt gij niets anders dan zonde, leugen en ellende; en wat betreft de gaven der natuur of der genade, die gij bezit, al het achtingwaardige, al de roem, welke daaruit voortspruit, behoort aan God alleen, wijl gij ze van Hem, die de oor-
7
sprong van uw wezen is, hebt ontvangen.
2. Vat daarom een diep- gevoel op van uwe nietigheid ; kweek dat gevoel voortdurend in uw hart aan tegelijk met een diep besef van schaamte over den hoogmoed, die in u heerscht. Overtuig u tot in het binnenste uwei ziel, dat erop aarde niets zoo ijde! en belachelijk is, dan hooggeacht te willen worden om voorrechten, die gij uit u zeiven niet hebt, maar slechts in leen ontvingt van de geheel onverplichte goedgunstigheid des Scheppers ; „want,quot; zoo zegt de Apostel: „indien gij ze hebt ontvangen, waarom beroemt gij u dan, als kwamen zij van u voort en als haddet gij ze niet ontvangen ?quot;' J)
i) i Corinih. IV: 7.
8
3. Denk dikwijls na over uwe zwakheden, over uwe verblinding, over uwe lafhartigheid, over de verstoktheid uws harten , over uwe onstandvastigheden, over uwe zin • nelijkheid, over uwe ongevoeligheid jegens God, over uwe gehechtheid aan de schepselen en over zoo vele andere slechte hoedanigheden, die uw bedorvene natuur in menigte heeft. Daarin moet gij de beweegredenen zoeken, u onophoudelijk te vernederen beneden het niet, en altijd zeer klein, zeer verachtelijk te zijn in uw eigen oogen.
4. De herinnering van uw zondig verleden worde nimmer uit uw geheugen gewischt. Tracht bovenal te beseffen, dat de zonde van hoo-vaardigheid iets zoo afschuwelijks
is, dat er noch op aarde noch in de hel eenig kwaad met haar kan worden vergeleken. Zij is het, die den Engelen des hemels den ondergang berokkende en hen in den eeuwigen afgrond nederstortte. Zij is het, die geheel het menschelijk geslacht tot bederf bracht en op aarde het eindeloos getal van kwalen afriep, welke tot het einde der wereld of, liever gezegd, gedurende geheel de eeuwigheid zullen voortduren. Om kort te gaan, eene ziel , die bezoedeld is door de zonde, verdient niets anders dan haat, verachting en kastijding; oordeel dus, welke achting gij aan u zeiven moet schenken na zoo vele beleedigingen, waaraan gij u hebt schuldiggemaakt.
5. Overigens wil het wel bedenken , dat er geen misdaad is,
IO
hoe groot en verfoeilijk ook, waartoe gij niet in staat zijt en uw bedorven hart niet eene zekere geneigdheid bezit; en hoe gij het vooral der goddelijke barmhartigheid en genade moet dank weten, daarvoor tot heden nog bewaard te zijn gebleven. Immers de H. Augustinus zegt '): „Geen zonde wordt er door een mensch bedreven of zij kan ook door een ander mensch bedreven worden, bijaldien hij niet door God, den Schepper des menschen, geholpen wordt.quot; Treur innerlijk over zulk een beklagenswaardigen toestand en laat dit een beweegreden zijn van het onherroepelijk besluit nimmer naar een verhevener trap te
i] II.. Augustinus Sermo XCIX,
11
staan dan aan den onwaardigste der zondaren toekomt.
6. Denk dikwerf aan den dood; aan het bederf, dat gij niet kunt ontgaan; aan den verschrikkelijken rechterstoel van Jesus Christus, waarvoor gij onverbiddelijk moet verschijnen en aan de pijnen der hel, die den boozen en voornamelijk den hoovaardigen navolgers van Lucifer bereid zijn. Ga met ernst na, dat gij, wijl Gods oordeelen geheim en ondoorgrondelijk zijn, niet de minste zekerheid hebt, of gij eenmaal niet zult behoor en tot de verworpenen, die met de duivelen eeuwig in deze plaats van folteringen zullen lijden. Die onzekerheid alleen moet een onverklaarbaar gevoel van vernedering in u levend houden en u
onophoudelijk met schande en schaamte overdekken.
7. Waan niet de deugd der nederigheid te kunnen verkrijgen zonder u de oefeningen, daartoe gevorderd, te getroosten, als zijn de beoefening van zachtmoedigheid, van geduld, van gehoorzaamheid, van versterving, van afkeer jegens u zeiven, van verloochening uwer luimen en inzichten; van het erkennen en dragen der schande uwer gebreken en andere dergelijke; want dat is het juist, wat in u het rijk der eigenliefde zal verwoesten, welke eigenliefde de ongelukkige bron van al uwe kwalen en de oorsprong van uwen hoogmoed en van uwe verwaandheid is.
8. Tracht zooveel mogelijk het
stilzwijgen eu de ingetogenheid te bewaren; evenwel altijd zoo, dat gij voor niemand moeilijk of lastig wordt; en wanneer gij moet spreken, doe het altijd met een zekeren schroom, met zedigheid en met vreeze, oprecht geloovende niet te verdienen, dat men naar u luistere en dat gij bijna niets goeds kunt zeggen, wat de aandacht van hen, die u hooren , waardig is. En mocht het werkelijk gebeuren, dat men naar n niet luistert, hetzij uit minachting, quot; hetzij om andere redenen, toon niet, dat u zulks hindert maar verheug u veeleer in uw binnenste over die vernedering; tracht u te overtuigen, dat men gelijk heeft en zeg tot u zeiven : Wie ben ik dan toch wel om den geest van anderen met mijne
14
gedachten en inbeeldingen te willen boeien?
9. Vermijd met de grootste zorg alle woorden, die bits of hoogmoedig zijn of eenigzins gezaghebbend klinken; vermijd elke gezochte wijze van spreken, alle gekunstelde en gezwollene wendingen; zeg nimmer iets, waarom men u als een geestig mensch zou aanzien of denken zal, dat gij geëerd, geacht, tot gewichtige zaken gebruikt wordt, of met eenige andere voorrechten begaafd zij t. In één woord, spreek bijna nimmer van u zeiven en vermijd elk gezegde, wat ten uwe voordeele zoude pleiten.
10. Vermijd ook nog in den dage-lijkschen omgang, wat men gelukkige vindingen of geestige gezegden noemt; allen spot of scherts, en ein-
delijk alles, wat naar het wereldsche riekt; spreek zelfs '■veinig over geestelijke zaken namelijk als wildet gij raad of onderrichting geven tenzij de betrekking, die gij bekleedt, u zulks tot plicht maakt; het zij u genoeg daarover op vragende wijze te spreken met hen, die er kennis van hebben en u inlichtingen kunnen verschaffen ; want lessen te geven aan anderen is iets, wat een mensch van geleerdheid en doorzicht aanduidt, en nieuw voedsel schenkt aan den hoogmoed, waardoor onze ziel maar al te zeer is aangedaan.
11. Vlucht, zoo veel 't u mogelijk is, alle nieuwsgierigheid; verre zij van u het streven, alle dingen te zien, die de wereld met den naam van schoon, zeldzaam en prachtig
i6
bestempelt; neen, wil niets anders weten dan wat tot uw plicht behoort en uwer volmaaktheid en zaligheid tot voordeel kan verstrekken.
12. Zijt er zeer naauwkeurig en oplettend op, alle bewijzen van achting of voorkomendheid te geven, niet slechts aan uwe overheden maar ook aan uws gelijken en aan uwe minderen. Voorkom hen beleefdelijk, volgens den raad van den Apostel; zijt steeds de eerste om jegens een ieder de plichten van wellevendheid te vervullen, welke door het gebruik zijn voorgeschreven, ja tracht zelfs steeds meer te doen dan gij aan een ieder verschuldigd zijt.
13. Kies altijd volgens de leer des Evangelies, de laatste en de minste plaats; geloof oprecht, dat
alleen deze u past : en kies in alle omstandigheden des levens het lastigste voor u, als verdiendet gij van allen het minst ontzien te worden; tracht u zei ven te overtuigen, dat in alles aan ieder ander het beste toekomt en aan u het mindere, wegens uwe groote onwaardigheid; eindelijk vvensch van harte, dat men bj elke gelegenheid overeenkomstig het gezegde met u handele.
14. Welke berooving van tijdelijk genoegen of van geestelijke vertroostingen gij ook moet verduren, geloof vastelijk, dat gij altijd nog te veel geniet, ten minste veel meer dan gij verdient en stel 11 met uwe ontbering tevreden.
15. Houd niet op u zei ven te beschuldigen, te berispen en te ver-
IS
oordeelen. Beoordeel gestreng al uwe daden, als waren zij door duizende onvolmaaktheden en aanhoudende uitvluchten der eigenliefde bezoedeld. Wek dikwijls eene billijke verachting in u op van uw gedrag wegens uw gebrek aan voorzichtigheid, eenvoudigheid en zuiverheid van bedoelingen, welke met uwe handelingen gepaard gaan. Kortom zijt een aanhoudend be-risper van u zeiven en vergeef u zeiven niets, Die slechte opvatting van zich zeiven, vereenigd met de aanhoudende veroordeeling van zijn eigen gedrag, zijn de ware bronnen der nederigheid en der christelijke volmaaktheid i).
i) Om alle valsclie of overdrevene opvatting te voorkomen , voegen wij hier bij , dat de bedoeling van liet boven
It)
16. Tracht een levendige overtuiging in u op te wekken, dat gij
gezegde volstrekt niet is, in alles ons tot bevitters en kwelgeesten van ons zeiven te maken. Wij moeten ons zeiven ook de kleinste kleinigheden niet vergeven met dien verstande echter , dat wij naauw-lettend het oog op de geringste gebreken en ongetrouwheden, waaraan wij ons dagel'jks herhaaldelijk schuldig maken, gevestigd houden ter onzer beschaming en vernedering doch niet om knorrig of ontevreden te worden op ons zeiven: dat zou het gevolg zijn van eigenliefde, die verstoord wordt wijl zij de volmaaktheid nog niet bereikt, heefc. De waarlijk nederige verwondert zich er niet over en wordt niet verstoord als hij nu en dan struikelt. Mei ons zwakke schepselen kan het wel slecht anders, intusschen moeten wij ons zeiven en onze eigen feilen en gebreken verdragen; ze lief hebben zeker niet, doch even nin met ontevredenheid en vitzucht ons zeiven berispen maar met zachtmoedigheid, maar met geduld, en met den ernstigen wil om , al voortschrijdend op den weg der deugd, ons meer en meer van alle feilen en gebreken te ont houden. — Wij raden betreffende dit pun
20
wegens de grootheid uwer gebreken en het afschuwelijke uwer misdaden een ouoogelijk voorwerp zijt geworden voor geheel de wereld. Zeker is het inderdaad, dat de zonde onze ziel voor God en voor de menschen, die al hare afschuwelijkheid weten te beseffen, onvergelijkelijk afzichtelijker maakt dan het bederf der lijken afzichtelijk is in onze oogen. Dit in aanmerking genomen, zult gij u verwonderen, dat men u zoo lang in de wereld duldt en u niet als een pestzieke geheel uit de samenleving verbant.
17. Onthoud u, als ware het zeer groot kwaad, van elke oor-
zeer de lezing aan van Francisacs van Sales Pensées cojjsolantes par Ie R. P. Hugiiet, pag. 119 — 142.
deelvelling over anderen op welke wijze ook; tracht in tegendeel al, wat zij zeggen en alles, wat zij doen, ten goede uit te leggen; zoek in u zeiven, door vindingrijke liefde gedreven, de redenen tot hunne verontschuldiging en verdediging en tracht als de pleitbezorger van uwen naaste op te treden. Indien u dit, wegens de al te groote blijkbaarheid van het bedreven kwaad, onmogelijk is , verontschuldig hen dan nog zoo veel gij kunt door hunne feilen aan onoplettendheid, aan verrassing of aan de hevigheid der bekoring en de listige boosheid des duivels, die hen verleidde of aan de een of andere soortgelijke reden toe te schrijven ; ten minste verwijder uit uwen geest de gedachte daarvan, bij
22
aldien uwe betrekking u niet tot plicht oplegt hen te verbeteren. Deze wijze van handelen is eene andere en zeer rijke bron van ware nederigheid.
18, Maak er eene gewoonte van in uw verkeer met anderen, wanneer het punten geldt, die twijfelachtig zijn of waarvan het voor en tegen kan verdedigd • worden , niemand tegen te spreken; zijt in uw redetwist kalm en nooit opgewonden, maar geef met bescheidenheid uw gevoelen te kennen; indien men het niet goed vindt, bewaar dan nederig het stilzwijgen ; doe even zoo in zaken, die van geen belang zijn, mocht gij, er ook zeker van zijn, dat hetgeen men volhoudt, niet volgens de waarheid is. Doen zich andere gelegenheden
23
voor, waarin gij de waarheid moet verdedigen, dan geschiede het altijd zonder drift en zonder bitterheid; gij zult iemand veeleer door zachtheid dan door onstuimigheid en toorn overtuigen,
19. Draag in alles zorg uwen naaste, hoe gering hij ook zij, nimmer door uwe woorden of daden of door uwe handelwijze te bedroeven. Geef hem nooit reden tot misnoegdheid tenzij gij door plicht, gehoorzaamheid of liefde daartoe genoodzaakt wordt, want wanneer gij uwen broeder verdriet veroorzaakt dan bedroeft gij in zekeren zin Jesus Christus, die, wat men den minste der zijnen aandoet, beschouwt als ware het Hem aangedaan.
20. Als u iemand beleedigt,
hoe erg ook, wacht niet totdat hij zijne fout erkenne en zich bij u korae verontschuldigen ; maar voorkom hem nederig ais waret gij niet de beleedigde persoon ; vraag hem vergiffenis wegens de gelegenheid, die gij hem gesteld hebt, zich boos te maken, verontschuldig zijne fout en werp al de schuld daarvan op u zei ven.
2i. Indien het gebeurt, dat iemand er zich op toelegt, het u lastig te maken en er behagen in schept, u bij elke gelegenheid door beleediging, smadelijke behandeling, lastering of op eenig andere wijze te vernederen, beschouw zoo iemand als een werktuig in Gods hand en als een mensch, waarvan zijn ein-delooze barmhartigheid zich bedienen wil om uwe ziel van de ver-
ouderde wonde des hoogmoeds te genezen; kortom heb hem lief als ware hij een uitstekend weldoener.
2 2. Dewijl de drift iets ondragelijks is voornamelijk in hen, die godvruchtigen willen heeten, en deze ondeugd al haar kracht uit de bron des hoogmoeds put, moet gij u inspannen, eene groote- mate van kalmte en zachtmoedigheid daar tegen over te stellen , zoo zelfs, dat gij, wanneer u iemand eene beleediging aandoet, hoe hevig zij ook wezen moge, wel verre van u tot opvliegendheid te laten vervoeren, hem nederig gaat smeeken u wel te willen vergeven.
23. Verdraag met geduld en goedigheid de zwakheid en de gebreken van anderen, zonder van uwen kant eenige aanspraak te
26
maken, dat men insgelijks de uwen moet verdragen; integendeel tracht u te overtuigen, dat men jegens u niet te gestreng kan wezen, en dat uwe gebleken geene verschooning verdienen.
24. Hebt gij iemand jegens u verplicht, ja mocht gij hem met gunsten en weldaden hebben overladen , meen daarom niet, dat hij jegens u wederkeerig zoo dient te handelen, dat hij gehouden zij u te bedanken en goed met goed te vergelden; maar zeg tot u zeiven, dat gij slechts gedaan hebt, wat gij verplicht waart te doen en hij van zijn kant u altijd mag miskennen en, wegens uwe onwaardigheid, niet de minste oplettendheid voor u behoeft te hebben.
25. In 't algemeen gesproken
verneder u in alle gelegenheden maar vooral voor hen, jegens wie gij afgekeerdheid of tegenzin ondervindt ; en zeg niet gelijk sommigen doen: Ik koester niet den minsten afkeer tegen dien persoon doch ik kan zijne tegenwoordigheid niet verdragen; ik wil niets met hem te doen hebben. Dat gevoel van weerzin spruit voort uit hunne hcovaardij en uit hunne traagheid om met de hulp der genade hunne natuur, die trotsch en vol van zich zelve is, te beheerschen; want indien zij zich door de inspraken der genade lieten leiden, dan zouden zij, door een waarachtig gevoel van nederigheid gedreven, den afkeer, dien zij ontwaren, in zich uitdoo-ven en met vreugde de lastigste en onhandelbaarste karakters leeren
zS
verdragen; de genade zou hen zelfs naar den omgang met zulke personen doen verlangen, wegens de voordeelen, die zij daaruit trekken en de verdiensten , die zij daardoor zouden kunnen verwerven.
26. Geef in uw hart vrijheid aan een ieder, u alle mogelijke belee-digingen aan te doen; en geloof, dat voor u niets anders geoorloofd is, dan het kwaad, hetgeen men 11 aandoet, met vriendschap en achting, in een woord met allerlei soort van weldaden te vergelden: dat is, wat de Apostel noemt; vincere in bono malum ■—- het kwaad door het goed overwinnen.
27. Open nimmer uwen mond om u te beklagen over wien het ook zij; hoedanig het ongelijk, dat gij hebt ondervonden moge zijn;
29
welke kwade gezindheid men ook jegens u aan den dag legt, tracht u te overtuigen, dat men u geen verongelijking kan aandoen, die niet oneindig verre blijft van de kastijding, welke gij verdient.
28. Welke bekoring of droefheid u ook overvalle , draag uw verdriet met bereidwilligheid en vreugde, denkende het wel verdiend, ja nog meer verdiend te hebben en alle vertroosting onwaardig te zijn. Wensch daarvan niet ontslagen te worden tenzij gij er gevaar in zien mocht te bezwijken en God te beleedigen. Zoek zelfs niet naar verlichting, vooral als God 11 dien tegenspoed schijnt over te zenden om u te vernederen en den hoogmoed en de verwaandheid uwer ziel te genezen; maar zeg dan met
den koninklijken profeet: Het is goed voor mij Heer, dat gij mij vernederd hebt, om tot de kennis uwer geboden en uwer wegen te geraken.
29. Tracht zoo veel doenlijk de kleinere kwalen, die gij te lijden hebt, verborgen te houden als zijn : honger, dorst, hitte, koude, hoofdpijn en vele andere kleine ongemakken ; tenzij gij verplicht mocht zijn ze in het belang uwer gezondheid of van uw levensbehoud te openbaren.
30. Vlucht in het algemeen alle schitterende bedieningen en eervolle plaatsen en zoek, indien God u niet tot de eersten roept, bij voorkeur de nederigste uit; doch weiger evenmin de laatste om bedoelingen , die door de hoovaardigen gehul-
digd worden, namelijk om des te meer gezocht en door anderen tot aanvaarding daarvan gedwongen te worden of wel uit een geest van ijdele roemzucht of om achting en loftuitingen in te oogsten; neen vlucht ze met oprechtheid uit minachting en wantrouwen jegens n zeiven en uit waarachtige liefde voor de heilige deugd der nederigheid.
31. Om dezelfde reden moet gij ook de ruwere of slecht bereide spijzen, die u bij uwe maaltijden worden voorgezet, niet versmaden ; doe dan gelijk de armen en bedelaars, die met graagte aan de deur des huizes, het overschot eten, dat men hun aanbiedt en zich nog gelukkig achten dat te vinden.
32, Gebeurt het, dat gij onver-
32
diende verwijten moet hooren of dat uw gedrag gehekeld wordt door iemand, die zelfs verre beneden u staat of zelf veel berispelijker is dan gij, en die in veel gewichtiger punten misdoet, wil dan om die reden zijne vermaningen niet versmaden of u tot opgewondenheid laten vervoeren; neen, in plaats van u te rechtvaardigen moet gij u, tegen u zei ven, aan zijne zijde scharen en hem helpen om meer volkomen te erkennen hoezeer gij berisping en minachting verdient; mits intusschen uw naaste niet door uwen gewaanden misslag geërgerd worde of een blijkbaar nadeel lijde, Gij moet van harte toestemmen, dat de berisping u gegeven, billijk en redelijk is; overtuig u zeiven, dat gij buiten-
33
dien feilen genoeg bezit, dat men er veel meer opmerkt dan men u doet kennen en, om uwe zwakheid te ontzien, u meer dan de helft daarvan verbergt. Zoo handelend, zult gij aanmerkelijke'! voortgang in de deugd der nederigheid maken er, groote klippen vermijden; want het is altijd een groot bewijs van hoogmoed en verwaandheid zich zeiven te verontschuldigen en het oordeel van anderen te verwerpen.
33. Nog een ander groot middel ter verkrijging der heilige nederigheid is, er volstrekt niet naar te streven, door dezen of genen bijzonder bemind te worden. Dewijl de ziel slechts beminnen kan, wat zij als goed hoogacht, is het duidelijk, dat bemind worden en
34
geacht worden twee zaken zijn, die onafscheidelijk samen gaan en men het eene niet kan wen-schen zonder te gelijker tijd het ander te willen; bij gevolg, gedreven door de oprechte begeerte, in nederigheid toe te nemen, niet hooggeacht te worden door iemand ter wereld, moet gij er ook niet naar streven, in het hart van iemand eene plaats te hebben. Gij zult daaruit zeer groot voordeel trekken; want vooreerst zal uwe ziel, niet begeerig als zij is naar eenige vriendschap der schepselen . hare toevlucht nemen tot: de heilige wonden van haren Zaligmaker; zij zal eene onuitsprekelijke bevrediging in zijn Hart. vinden, want na ter wille van Hem aan de harten van alle menschen edelmoedig vaar-
35
wel gezegd te hebben, zal zij in ataat zijn overvloediglijk den honig van goddelijke vertroostng te genieten , waarvan zij verstoken zoude blijven indien zij hare gehechtheid aan aardsche vertroosting bleef behouden; de goddelijke vertroostingen toch zijn zoo zuiver en van zulk een verheven smaak, dat zij zich bijna niet: met anderen troost kunnen vermengen en ons slechts worden geschonken in die mate, naar dewelke wij ons van den troost dezes levens ontdoen. Vervolgens zal zij veel beter in staat zijn zich tot God te keeren door zich, bij de gedachten aan zijne tegenwoordigheid en eindelooze volmaaktheden, met Hem te vereenigen. Eindelijk wijl niets zoo aangenaam is als door anderen bemind
36
te worden, zullen wij door ons dit genot uit liefde jegens God te ontzeggen, voorkomen , dat iemand de liefde, die ons hart Hem verschuldigd is, verdeele; en Hem tevens een offer brengen van aan-genamen geur, waardoor wij ons groote verdiensten zullen verwerven. Wil niet vreezen, dat deze wijze van handelen in u de liefde tot den naaste zal verminderen, integendeel gij zult hem met een veel zuiverder en volmaaktere liefde beminnen, wijl niet eene belangzuchtige beweegreden van eigenliefde maar alleen de begeerte. God te behagen, u daartoe zal aansporen; de begeerte namelijk om te doen, hetgeen gij weet door God het vurigste van u verlangd te worden.
34 Verricht al uwe handelingen , hoe onbeduidend zij ook zijn, met oplettendheid, naamvkeurig-heid en zonder eenige nalatigheid , want het is der hoovaardigheid eigen lichtzinnig en overeilend te werk te gaan; en wie inderdaad nederig is, is steeds op zijne hoede en bevreesd, ook in het geringste te kort te schieten. Dezelfde beweegreden moet u aansporen om, bij voorbeeld, de meest gewone oefeningen van godsvrucht te verrichten en alles, wat buitengewoon is en u door uwe neiging zou worden ingegeven, te vluchten: want gelijk de hoogmoed er op uit is, zonderling te wezen, zoo schept de nederigheid behagen in daden, die gewoon en zeer algemeen zijn.
38
35' Houd u overtuigd, geen verderfelijker raadgever te bezitten en niemand meer te vreezen te hebben dan u zeiven; en wantrouw al uw eigen opvattingen als kwamen zij slechts uit een bron van verblinding en bedorvenheid voort. Geloof zelfs dat alles, wat gij van u zeiven denkt of oordeelt, aan het onderzoek van anderen dient onderworpen te worden; en draag zorg, door die overtuiging geleid, zooveel mogelijk al uwe inzichten en plannen aan het oordeel van een ander te onderwerpen, en wil daarom nimmer iets op uw eigen zienswijze ondernemen. Mocht het ook gebeuren, dat de raad, dien men u geeft, niet zoo goed zij als de uwe, geef nochtans daaraan de voorkeur boven uwe meening, mits
39
hij u niet tot zonde brenge noch aan een ander eenige schade be-rokkene, want het offer te brengen van uw eigen denkwijze, ziedaar een groot middel, in de nederigheid voortgang te maken. Een inwendige vrede zal u, als gevolg daarvan, gewaarwordingen schenken , die u ruimschoots schadeloos zullen stellen voor het verlies, dat uit een minder voordeeligen raad, u gegeven, zou kunnen voortvloeien.
36. Hoe hoog de trap van genade of van deugd ook zij, dien gij bereikt hebt, hoezeer gij ook de genade des gebeds hebt verkregen en hoe lang de tijdruimte wezen moge, die gij in onschuld en godsvrucht hebt doorgebracht, niettemin moet gij steeds met vreeze
4°
voorwaarts streven en u volstrekt niet op u zeiven verlaten, vooral wat de heilige deugd van zuiverheid betreft; onthoud het wel, dat gij in uw hart eene onuitputtelijke bron van ongerechtigheden en zonden bezit, die niet opdroogt; en dat gij de zwakheid, onstandvastigheid en ongetrouwheid zelve zijt. Zijt daarom voortdurend op uwe hoede, sluit uwe oogen en ooren om niets te zien of te hooren , wat uwe ziel kan bezoedelen; vlucht, zooveel gij kunt, ook de minst gevaarlijke gelegenheden. Vermijd de nuttelooze gesprekken met personen van het ander geslacht en bewaar in die gesprekken, welke noodzakelijk zijn, eene zedigheid en, zou ik bijna zeggen, eene angstvallige ingetogenheid. Einde-
4i
lijk wijl gij niets vermoogt tenzij door Gods genade, moet gij Hem onophoudelijk bidden medelijden met u te hebben en u geen enkel oogenblik te verlaten.
37. Welke talenten gij van den hemel ontvangen of welken groeten naam gij u ook verworven hebt, wil evenwel als waart gij door de ondervinding geleerd, steeds het besef en de overtuiging uwer zwakheid, ongenoegzaamheid en nietigheid in u versterken. Maak u veel kleiner dan de kleine kinderen, sla alle loftuitingen af, die men u wil geven, en weiger de eerbewij zingen, die men u aanbiedt. Verwonder u over de eenvoudigheid van hen, die wegens den bedriegelijken roem, dien zij in u bespeuren, zich inspannen u
42
bewijzen van eerbied te schenken, welke gij niet verdient; wil bijna gelooven, dat zij den spot met u drijven. Doch is er iemand, die niet de minste oplettendheid aan uwe verdiensten schenkt maar integendeel bij elke gelegenheid er op uit is, u te vernederen, zie zoo iemand moet gij als zeer verstandig hoogachten; zeg tot u zeiven, dat die persoon u beter kent dan iemand anders; tracht hem zoo gij kunt, op uwe beurt een dienst te bewijzen en houd u overtuigd, dat hij voor uwe zie! van meer voordeel is dan zij, die u met eerbetuigingen, welke gij niet verdiend hebt, overladen. Eindelijk waan niet, dat zoo iets nederigheid is, maar louter billijkheid en waarheid.
43
38. Gebeurt het, dat men u eene zeer grootc; beleedigiug of eenig grievend leed aandoet, zie dan niet op den persoon, die u zulks aandeed, maar richt uwe oogen ten hemel en zie op God, die u dit leed volgens zijne beminnelijke raadsbesluiten overzond of wel om daardoor uwe gebreken af te boeten of wel om in u den geest van hoogmoed te vernietigen door u de gelegenheid aan te bieden, oefeningen van geduld en vernedering te verrichten. En als de gedachte bij u opkomt, dat God deze slechte behandelingen uit vaderlijke genegenheid jegens u heeft toegelaten doch de persoon, die daartoe in Gods hand het middel was, niet met dezelfde bedoelingen maar veeleer uit kwaad-
44
willigheid en haat heeft gehandeld, wil dan die gedachten geheel verwerpen , want aan God alleen behoort het in de harten der men-schen te lezen en hunne geheime bedoelingen te beoordeelen.
39. Wanneer gij een of ander liefdewerk jegens uwen naaste hebt verricht, bijvoorbeeld, het verplegen en bedienen van een zieke of iets anders dergelijks, wil dan niet meenen reeds in ruime mate de liefde beoefend te hebben, al mocht gij u ook uit liefde tot Clod veel arbeid en moeite getroost hebben; geloof veeleer en tracht u te overtuigen , dat gij een liefdewerk hebt genoten; zeg dan totuzeiven, dat de eer van zulk een plicht te mogen vervullen, voor u zeer groot is en gij haar onwaardig waart. Hij, die
45
waarlijk nederig is, ziet eenieder, die zich gewaardigt van hem gediend te zijn en geduldig verdraagt, dat hij hem een goeden dienst bewijst, als zijn weldoener aan.
40. Neem blijmoedig de gelegenheid, die zich voordoet, aan, in het belang van den naaste een dienst te verrichten, die vernederend en beleedigend voor u is; doe dat met zooveel nederigheid als waret gij de dienstknecht van anderen en als waren anderen uwe heeren en meesters; ja doe zulks ook jegens hen, boven wie gij door uwen stand verheven zijt, laat niet na met bereidwilligheid en vreugde de gelegenheid aan te grijpen hun zelfs de laagste diensten te bewijzen. Daaruit zult gij u onmetelijke schatten van deugd en genade verwerven;
46
ziedaar de reden, waarom gij daarnaar streven moet met even veel ijver als de menschender wereld too-nen, hunne voorrechten en aanspraken te doen gelden. Wat zal ik ten laatste zeggen ? Neen geheel de wereld weegt in waarde niet op tegen den laagsten trap van nederigheid, dien gij door deze oefening beklimt.
41. Meng u volstrekt niet in zaken, die u niet aangaan, en waarvan gij noch aan God noch aan de menschen verantwoording schuldig zijt, want u daarmede in te laten is het gevolg van geheime hoovaardigheid en verwaande opvatting van eigene bekwaamheid; iets wat de ijdelheid voedt en vermeerdert en oorzaak is van zorgen, ongerustheden en verstrooiingen zonder einde. Indien men zich
47
daarentegen slechts bemoeit met hetgeen tot zijnen plicht behoort, vindt men eene bron van vrede en rust, overeenkomstig de schoone woorden, die wij in de Navolging
O O
van Jesus Christus lezen; „Hij die bij alles, wat in de wereld voorvalt, het stilzwijgen bewaar:, wordt door niets verstoord en blijft bij alles even kalm.quot; En in de Navolging van het H. Hart van Jesus : „Ontvlucht alle ijdele ea nuttelooze zaken, sluit al het uiterlijke , waarmede gij u niet onledig moet houden, buiten uw hart: gewen er u aan, bij u zeiven te verblijven en inwendig zoo te leven, als waart gij alleen met mij in de wereld.quot; ')
i) De Navolg, v. h. H. Hart van Jesus in vier boeken door P. J. Arnold, iioek I p. 117, G. Mosmans te 's Bosch 1SÖ9.
48
De mensch, die ingekeerd leeft, bezit zich zeiven, doch zoo doende , bezit hij God, den Beminde zijner ziel en is hij gevrijwaard voor ontelbare zonden, verstrooiingen en lauwheden.
42. Als gij u bij het verrichten van een of ander buitengewoon werk van versterving, voor het gift der ijdele glorie, die dikwerf ons alle verdiensten ontrooft, wilt behoeden, overtuig u dan, dat de gemakken, welke gij u ontzegt, wel aan anderen doch niet u veroorloofd zijn wijl het niet past, dat een zondaar, zooals gij, alles gemakkelijk en naar wensch hebbe, omdat gij wegens de vele zonden door u bedreven en de ongetrcuw-heden, waarin gij dagelijks valt, zoo iets ten eenenmale onwaardig
49
zijt. Denk ook, dat voor u de werken van boetvaardigheid noodzakelijk zijn om de kracht uwer hartstochten te breken en u binnen de grenzen uwer verplichtingen te houden, gelijk de toom en het gebit noodzakelijk zijn om een woest paard te temmen; dat anderen dit evenwel niet noodig hebben wijl zij wegens hun natuurlijke goede geaardheid en den bijstand der genade zich zeer gemakkelijk tot het volbrengen van al hunne plichten laten vinden.
43- Zoo dikwerf gij bij wederwaardigheden of vernederingen, die u overkomen, in u eene opwelling van weerzin of ongeduld ontwaart, moet gij met kracht aan de bekoring weerstand bieden, bijvoorbeeld door de herinnering aan de
So
ontelbare reeks van zonden, welke gij bedreven en waarvoor gij meer kastijding verdiend hebt, dan gij thans moet verduren. Tracht daarentegen in uw hart blijdschap op te wekken omdat Gods rechtvaardigheid, die volgens de woorden van den wijzen man, ') het schild der ware blijdschap is, op u toegepast en in u bevredigd wordt. Wil die rechtvaardigheid als eene uitstekende eigenschap van Gods eigen Wezen aanbidden en hare slagen met eerbied ontvangen. Beschouw ze als bronnen van barmhartigheid en genade. Besef welk een geluk het is, reeds hier op aarde door de hand van zulk een Vader getroffen te worden, geef
I) Bock der Wijsh. V; 19.
5i
u geheel en al met volkomen onderwerping aan zijne beschikkingen over. Kortom, zeg met den H. Augustinus : „Brand en kerf in dit leven, dat niet langer dan een oogenblik duurt, opdat ik in de eeuwigheid ontferming en vergiffenis moge ondervinden.quot; Te weigeren, de wederwaardigheden te lijden, is zich verzetten tegen de rechtvaardigheid Gods, wier beschikkingen voor ons zoo heilzaam zijn; is met verontwaardiging den lijdenskelk terugstooten, dien God in zijne barmhartigheid ons aanbiedt en die Jesus Christus, ofschoon de onschuld zelf, het eerst heeft willen ledigen.
44. Mocht het gebeuren, dat gij in eene feil vervalt, waarom anderen, die van uwen val getuigen zijn,
52
u minachten, zijt dan bedroefd over de beleediging Gode daardoor aangedaan en wegens het slecht voorbeeld, dat gij gegeven hebt; doch wil de minachting en de oneer, welke gij u door uwen val berokkend hebt als kostbare gesteenten en als een schat beschouwen, dien God voor u bewaard heeft ten einde uwe feil te herstellen en u nederiger en deugdzamer te maken; doch wanneer u daarentegen die oneer onrust baart, houd u dan overtuigd, dat gij de ware nederigheid nog niet bezit, maar dat gij door het gift der hoovaardigheid nog geheel zijt aangedaan. Vraag dan aan God met meerder aandrang om genezing en behoud, want als Hij uwer niet genadig is, dan zult gij in vele andere ongeregeldheden vervallen.
53
45- Mocht het gebeuren, dat er onder de personen, met wie gij verkeert, de een of ander is, voor wien gij minachting in 11 ontwaart, dan zal het van uwen kant zeer voorzichtig zijn, de goede hoedanigheden van zoo iemand bij u zeiven oplettend na te gr.an of de voorrechten, welke God hem verleend heeft, te beschouwen in plaats van uwe aandacht te vestigen op de gebreken; welke uw hoogmoedige en ijverzuchtige geest in hem doet ontwaren; en als gij zoo erkend hebt, wat goed en achtingwaardig in dien persoon is, moet gij u daarvan bedienen als een middel om elk gevoel van minachting in u te onderdrukken, en u zelfs tot hoogachting jegens hem te bewegen. Op zijn minst genomen zult gij
54
toch bevinden, dat hij een schepsel is van God, naar zijn evenbeeld geschapen, vrijgekocht door het kostbaar Bloed van Gods Zoon; een Christen, gemerkt met het teeken van Gods aangenomen kinderen; eene ziel, in staat Hem te aanschouwen en eeuwig te bezitten en wellicht een uitverkorene volgens de raadsbesluiten zijner aanbiddelijke Voorzienigheid. Wie weet, welke genade God in zijn hart heeft uitgestort of weldra zal uitstorten? Misschien zou het beter zijn terstond, alvorens in al deze beschouwingen door te dringen, al die gedachten als eene giftige ingeving van den bekoorder te verwerpen , met het antwoord, dat niet slechts die persoon maar ook de minste der menschen meer ver-
55
diensten heeft dan gij; en vast en onwankelbaar in dat gevoelen te volharden.
46. Sidder tot in het diepst uws harten, wanneer gij met lof van u hoort gewagen; vrees, dat dit het eenig loon zij voor de weinige goede werken, die gij hebt verricht. Erken inwendig uwe ellende en verwonder u er over, dat men aan zulk een verachtelijk persoon, als gij zijt, zooveel oplettendheid kan schenken. Tracht aan het gesprek eene andere wending te geven doch niet op eene wijze, die u nog grooteren lof bezorgt, gelijk zij doen, die eene gemaakte nederigheid bezitten doch behendig hunnen hoogmoed voeden. Doe het met een heilig overleg zoo, dat men aan u niet meer
3S
56
denke. Doch indien gij dit ten laatste niet kunt voorkomen, breng dan op denzelfden oogenblik alle eer en allen lof tot God alleen terug, zeggende met Baruch en Daniel: „Aan u, Heer, zij de lof van al wat deugdzaam is, en aan ons slechts de beschaming en de schande.quot; ')
3 7. Naarmate de lofspraak, welke men u schenkt, u bekommering moet veroorzaken, in dezelfde mate moet gij u verblijden over de loftuitingen en eerbewijzen, die gij aan anderen hoort geven. Geloof, dat zij deze inderdaad verdienen zelfs om redenen, die gij niet bevroedt, paar daaraan uwen lof, zooveel als de geest van
i) Baruch. I: 15.
57
eenvoudigheid en waarheid het u zal veroorloven. De afgunstigen kunnen niet zien, dat hun naaste geprezen wordt, zij beschouwen die lofspraak als eene vermindering van hun eigen roem; en ziedaar de reden, waarom zij behendig in het gesprek van dingen gewagen, die het prijzenswaardige van anderen kunnen verminderen. Vlucht zulk een gedrag; doch uwen naaste prijzend moet gij ook God loven, wegens de voorrechten, welke Hij hun heeft geschonken en wegens de voordeden, die Hij er uit trekt. Zeg tot u zeiven, dat Hij zich veeleer van ieder ander moet bedienen dan van u, wegens uwe gebreken en uw toegeven aan de eigenliefde, waardoor gij telkens op nieuw' al uwe handelingen be-
5S
zoedelt. Zeg daarenboven, dat uwen naaste eerder lofspraak toekomt dan u, ter oorzake van den hoogmoed, de verwaandheid en het schuldig zelfbehagen, waarmede gij haar ontvangt. Eindelijk moet gij trachten hoe langer hoe meer behagen te scheppen in het goede, wat men van anderen zegt naar mate uwe hoovaardige en afgunstige geaardheid daarin meerder weerzin ondervindt. Ik zonder hier steeds van uit het geval, waarin men de ondeugd zoude prijzen of andere menschen, die van hunnen naam gebruik maken om de zielen te verderven, daarom zoude prijzen.
45. Het moet u tot droefheid stemmen als gij in het verkeer met anderen ten nadeele van uwen naaste hoort spreken.' Veront-
59
schuldig in uw hart de zwakheid van hem, die kwaad spreekt; doch tracht van den anderen kant de eer te verdedigen van hem, die kwalijk besproken wordt; doe dit altijd op zulk een verstandige en voorzichtige wijze, dat gij door uwe verdediging geene gelegenheid stelt, hem nog zwarter te maken. Doe het, zeg ik, nu eens door te zinspelen op zaken, die hem aanbevelingwaardig maken, dan eeus door er openlijk voor uit te komen, welke achting gij zelf hem toedraagt; nu eens door aan het gesprek behendig eene andere wending te geven of door teekenen van afkeuring te toonen , welk ongenoegen gij daarbij ondervindt. Daardoor zult gij zeer veel goeds stichten en voor u zeiven en voor hem, die kwaad
6o
spreekt, voor hen, die het aan-hooren en voor den persoon van wien het kwaad gezegd wordt. Maar als gij nog vreugde smaakt bij de vernedering van uwen naaste of droefheid ondervindt als hij wordt geprezen, zonder u met geheel uw hart daartegen te verzetten, dan zijt gij er nog verre, zeer verre af den onvergelijkelijken schat der nederigheid te bezitten.
49. Dewijl niets den geestelijken voortgang zoo bevorderlijk is als opmerkzaam gemaakt te worden op zijne gebreken, is het van wezenlijk belang hen, die zulk een liefdeplicht jegens ons zullen vervuld hebben, aan te moedigen, dit bij elke gelegenheid te doen. Na hunne berispingen met vreugde en dankbaarheid aangehoord te hebben.
6i
moet gij het u tot plicht maken de ontvangene raadgevingen op te volgen, niet slechts wegens het goede, wat uit de verbetering van u zeiven voortspruit, maar ook om aan die ware vrienden te toonen, dat hunne moeite niet te vergeefs werd aangewend en dat: gij hun voor hunne welwillendheid ten hoogste dankbaar zijt. De hoo-vaardige, dau ook wanneer hij zich wil verbeteren, wil niet den schijn hebben van zich onderdanig te schikken naar de heilzame raadgevingen , die hij ontvangen heeft; hij toont daarvoor niets anders dan verachting. Doch de waarlijk nederige stelt er roem in aan een ieder onderworpen te zijn om God, en beschouwt den wijzen raad, die hem wordt gegeven, als van
62
God zeiven hem geschonken, hoedanig ook overigens het middel zij , waarvan God zich bedient, om ze hem te doen geworden.
50. Verlaat u geheel en al op God, bereid, u aan de beschikkingen zijner beminnelijke Voorzienigheid te onderwerpen gelijk een goed kind zich door zijn vader, wien hij lief heeft en van wien hij weet wederkeerig de liefde te bezitten, laat geleiden. Laat God met u handelen naar zijn welbehagen, zonder u te verontrusten of te bekommeren over hetgeen er ook moge gebeuren; neem met blijdschap, met vreugde en eerbied alles aan, wat Hij u overzendt. Door iets anders te doen, zoudt gij de goedigheid zijns Harten miskennen , uw gebrek aan vertrouwen
63
in Hem verraden, en, om zoo te zeggen, schijnen te duchten, dat Hij ons zoude willen misleiden; eindelijk zou het eenigzins den schijn hebben als wildet gij aan God eene betere wijze leeren, zijne schepselen te besturen. O, hoezeer is dit alles in strijd met de zachtmoedigheid en de godsvrucht eener ziel, die in waarheid nederig is! De nederigheid maakt ons klein en buitenmate nietig tegenover de oneindigheid van Gods Wezen, doch doet ons tevens in Hem alleen al onzen steun zoeken en al onze hoop stellen.
51. Dewijl het duidelijk is, dat gij zonder God niets goeds zoudt vermogen, bij elke schrede vallen en door de geringste bekoring ter aarde zoudt worden geworpen,
4
6-1
moet gij het besef van uwe zwakheid en onmacht ten goeden aau-kweeken en blijven erkennen, dat gij steeds van God afhankelijk zijt en zijne hulp u in al uwe daden noodzakelijk is. Blijf dientengevolge onafscheidelijk aan Hem gehecht gelijk een klein kind, dat geen steun bij vreemden vindend, zich vastklemt aan den hals zijner moeder; zeg met den koninklijken profeet 1}. Indien de Heer mij niet geholpen had, dan zoude mijne ziel nu reeds den afgrond der hel bewonen. Roep met den zelfden profeet: Heer sla uwe oogen op mij, ontferm u mijner, ik ben verlaten en arm2). Groote God, kom
Psalm XClil; 17.
Psalm XXIV: 16.
65
mij te hulp, haast u, mij te helpen ') Eindelijk, wil niet ophouden geheel uw hart in dankbaarheid voor den Heer uit te storten; bedank Hem voor de bescherming, waarmede Hij u voorkomt en beschut en bid Hem volhardend om den bijstand, dien gij noodig hebt en van Hem alleen kunt verkrijgen.
52. quot;t Is vooral bij de beoefening van het gebed, dat gij eene groote beschaming over u zeiven, eene diepe vernedering en een heilige vreeze in de tegenwoordigheid der hoogste Majesteit, tot wie gij u durft wenden, moet bezitten. Immers: Ik zal tot God mijnen Heer spreken, ik die slechts stof en asch ben. 1)
Genes. XVIII: 27.
66
Mocht gij door het gebed de een of andere buitengewone genade ontvangen, dan zij het met het levendigst besef uwer onwaardigheid; tracht u wel bewust te zijn, dat God ze u onverdiend en uit louter barmhartigheid schenkt. Wacht u wel, iets daarvan aan u zeiven toe te schrijven of eru, uit zucht naar voldoening uwer eigenliefde , aan te hechten; doch indien gij geene bijzondere genade ontvangt, blijf dan even tevreden, denkende hoe weinig gij ze van God verdient en hoe uiterst goed God zich reeds jegens u toont door u zelfs voor zijn aanschijn te dulden. Wacht met geduld en nederigheid den oogenblik af, waarop Hij u wel zal willen bezoeken, juist zooals een arme doet, die uren lang aan
6?
de deur des rijken blijf;; staan om, wanneer hij uitgaat, een kleine aalmoes te ontvangen, welke dikwerf nog zeer onvoldoende is om zijn ellende te verlichten.
53. Zijt uiterst naauwgezet, aan God al den roem te schenken, die de goede uitslag of de gelukkige samenloop van omstandigheden in de u toevertrouwde belangen oplevert en schrijf aan u zeiven niets anders toe dan de feilen, die zich in het bestuur uwer zaken mengen ; deze feilen alleen behooren u en het goede komt van God; en Hem alleen behoort daarvan alle roem en dankbaarheid. Prent deze waarheid diep in uwen geest om ze nimmer te vergeten. Geloof daarenboven , dat ieder ander, mits hij slechts door de genade zoo krachtig
68
gesteund ware, nog beter zou geslaagd zijn en minder feilen zou bedreven hebben dan gij. Weiger de loftuitingen aan te nemen, die men u wegens den goeden uitslag zou willen geven; zeg dat een onbeduidend werktuig, als gij waart, zoo iets niet verdient maar alle lof slechts behoort aan den grooten en verheven Werkheer die, als Hij slechts wil, zich van een stok kan bedienen om uit eene rots water te doen stroomen, of van een wei-nigje slijk om den blinde het gezicht weer te geven en ontelbare wonderen te wrochten.
54. Mocht het integendeel gebeuren, dat gij in de zaken, die u zijn opgedragen, volstrekt niet slaagt, schrijft dan den slechten uitslag daarvan ook geheel alleen
69
aan u zeiven toe als waart gij iemand, die tot niets deugt en op wiens voorzichtigheid en geschiktheid men niets kan rekenen. Wacht u wel, de schuld daarvan op anderen te schuiven of in zekere bijzonderheden te treden, om te doen gelooven, dat het van u niet afhing de zaken tot eene betere uitkomst te leiden. Die handelwijze toch, waaraan zij, die weinig verstorven zijn, zich gewoonlijk schuldig maken, heeft geen anderen oorsprong dan geheimen hoogmoed, die tegen het ondergaan van vernedering en minachting opziet. Neen als uw geweten u geen andere beweegredenen voorhoudt om zoo te handelen, laat dan de wereld eenvoudig gelooven, wat zij wil, en aanvaard al de afkeuring en
7o
schande, die daaruit voor u kunnen voortspruiten, als een rijk erfgoed. En mocht gij ook meenen u niets te verwijten te hebben, wijl gij niets, wat u konde doen slagen, hebt over het hoofd gezien, denk evenwel, dat het uwe zonden, uwe verwaandheid, en het groot vertrouwen op u zei ven zijn, die u van den zegen des Hemels beroofden en eindelijk dat God de zaken geheel anders liet uitvallen dan gij wel hopen mocht, om u te straften en nederiger te maken.
55. Indien gij bij uwe H. Communie ter heilige tafel een hart medebrengt, dat brandt van goddelijke liefde, dan moet gij tevens uwen geest doordringen met gevoel van waarachtige nederigheid; sta er verbaasd over, dat God, die zoo
7i
;n heilig en zoo zuiver is, tot zulk
d. een uiterste van goedheid komt om
its zich weg te schenken aaa zulk een
gt;ij ellendig schepsel als gij zijt. Ver-
ii, diep u , zoo veel het in uwe krachten
ik ligt, in den afgrond uwer onwaar-
ii, digheid; nader de aanbiddelijke
ot Heiligheid niet tenzij met den diep-
iie sten eerbied; en als 'iet dien
;ls ^ beminnelijken Zaligmaker, die in
de dit Sacrament geheel liefde is, zal
sn behagen u zijne teederheid te doen
u ondervinden door zich in den over-
n, vloed zijne zoetheden met u te
n- vereenigen, wil dan evenwel niets
i,rt van uwen eerbied voor zijne on-
d- eindige Majesteit verliezen; houdt
ns ' u steeds op uwe plaats, dat wil
)el zeggen, blijf het besef bewaren,
;ta dat gij geheel afhankelijk, verach-
DO tingwaardig en ten eenenmale niets
zijt. Evenwel moet dat gevoel uwer onbeduidendheid en ellende uw hart niet benauwen en u niets ontnemen van die heilige vrijheid , die gij bij dit heilig gastmaal moet medebrengen, integendeel dat gevoel moet strekken om des te meer uwe liefde te verhoogen voor een God, die zich vernedert zoo diep, dat Hij zelfs het voedsel uwer ziel wil worden.
56. Heb steeds eene groote liefde voor uwen naaste en toon hem eene onuitputtelijke goedigheid en hartelijkheid : grijp met een heiligen ijver elke gelegenheid aan, hem nuttig te ziju doch, let wel, altijd met het doel om God te behagen. Draag zorg de beweegredenen u wei-handelwijze van alle bijoogmerken te zuiveren, opdat elk beginsel van
73
ijdelheid of eigenliefde daarvan biijve uitgesloten en schrijf al het goede, wat gij doet, slechts aan God toe; want gij moet wel overtuigd zijn, dat een goed werk door u verborgen en geheim gehouden, zoo, dat God alleen het kenne, voor u van onberekenbaar voordeel wordt; terwijl datgene , wat door uwe schuld den menschen ter kenriisse komt, iets wat gij hadt kunnen voorkomen, voor de helft verloren, ja gevaar loopt geheel verloren te gaan! Het gaat daarmede als met een druiventros, die door de vogels wordt aangevallen en waarvan spoedig niets meer overblijft dan de steel alleen zonder zijne vruchten.
57. De vreeze, die gij hebben moet. God te mishagen, moet gij.
74
steeds, wegens het gevaar, waarin ge voortdurend verkeert van te vallen, vergezeld doen gaan met innerlijke verzuchting opdat het zijner goddelijke goedheid moge behagen u voor zulk een groot ongeluk te bewaren. Dat zijn die vrome zuchten, welke de Heiligen zoo zeer hebben aangeprezen en ten gevolge hebben, dat wij een aandachtigen blik slaan op ons zeiven, ons er meer op toeleggen, al onze handelingen wel te verrichten, de goddelijke waarheden te overwegen, al het tijdelijke te verachten, te bidden met het hart en ons verre te houden van al hetgeen God niet is; in een woord, ziedaar de bron' van ware nederigheid en van armoede des geestes. Maak daarvan dus een veelvuldig
75
gebruik en mogen zij voor u, zooveel mogelijk een soort van aanhoudend gebed uitmaken.
58. Een zieke , die vurig naar zijne genezing verlangt, draagt de grootste zorg, alles te vermijden, wat deze kan vertragen; hij vermijdt alle overdreven gebruik zelfs van de gezondste spijzen , cn vraagt bij alles, wat hij gebruikt, naauw-lettend of het ook nadeelig zou kunnen zijn voor zijne gezondheid; zoo ook moet gij doen: indien gij vurig wenscht bevrijd te worden van de noodlottige kwaal derhoo-vaardigheid; indien gij in waarheid verlangt naar het bezit zulk eener kostbare gave als de nederigheid is, dan moet gij onophoudelijk waken over u zeiven om niets te doen of te zeggen, wat u van haar
76
verder kan verwijderen; en daarom zal het goed zijn bij elke gelegenheid naauwlettend toe te zien of hetgeen gij gaat doen ten voordeele of ten nadeele der nederigheid strekt; om in het eerste geval met vreugde de gelegenheid aan te grijpen of in 't laatste geval het ten eenenmale te verwerpen.
59. Een zeer dringende reden, u tot liefde voor deze deugd aan te sporen, is nog daarenboven het voorbeeld van onzen goddelijken Zaligmaker, dat gij voortdurend voor oogen moet hebben. Hij zelf zegt ons, in zijn Evangelie: „Leert van mij, dewijl ik zachtmoedig en nederig van harte ben! *) Inderdaad, welke is wel, zooals de H.
i Maith. XI; 29.
77
Bernardus aanmerkt, de hoogmoed, dien de nederigheid van dezen goddelijken Leermeester niet zou vermogen te genezen ? Men kan zeggen en in alle waarheid zeggen, dat niemand anders dan Hij zich waarlijk vernederd en gering gemaakt heeft. AVanneer wij ons schijnen te vernederen, dan vernederen wij ons in den eigenlijken zin niet, maar dan stellen wij ons slechts op de plaats, waar wij behooren te staan; wij nemen den rang in, die ons past, want wijl wij nietige schepselen zijn en daarenboven wellicht duizend misdaden hebben bedreven, hebben wij nergens aanspraak op tenzij op het niet en de eeuwige pijnen. Doch Jesus Christus onze Verlosser heeft zich oneindig verre vernederd be-
78
neden den rang, die Hem toekomt. Hij is de almachtige God, het oneindig en onsterflijk Wezen, de oppermachtige Beschikker van alle dingen; en Mensch geworden, zwak, lijdend, sterflijk en gehoorzaam wordend tot den dood des krnises, heeft Hij zich vernederd tot de grootste hulpeloosheid en tot de diepste armoede. Hij, die in den hemel de vreugde en zaligheid der Engelen en Heiligen uitmaakt, heeft der smarte vrijheid geschonken al haar geweld op Hem te beproeven en zich op aarde aan alle zwakheden der menschen onderworpen. Hij, de ongeschapen Wijsheid en de oorsprong aller wijsheid, heeft niet geweigerd voor een dwaze door te gaan; Hij, de Heilige der Heiligen en het wezen der heilig-
79
heid zelf heeft als een zondaar en boosdoener willen beschouwd worden ; Hij, die in den hemel door de ontelbare scharen der zalige Geesten wordt aangebeden, heeft willen sterven in schande en op een kruis zijn laatsten snik willen geven; eindelijk Hij, die uit zich zeiven het hoogste Goed is, heeft zich aan allerlei ellende prijs gegeven. Wat moeten wij doen, na zulk een voorbeeld van vernedering gezien te hebben, wij die slechts stof en asch zijn? En als wij eens bedenken, dat wij nog bovendien verachtelijke zondaars zijn, is er dan eenige vernedering mogelijk, die ons te zwaar moet schijnen ?
60. Overweeg ook de toonbeelden , die de Heiligen van het Oud
en Nieuw Verbond ons hebben
4*
So
nagelaten. Jsaias, de deugdzame, een ijverig profeet, erkende voor God niets anders te zijn dan een onzuivere, wiens eigen gerechtigheden, namelijk zijne goede werken, geleken op een kleed, dat vuil en bezoedeld was. ') Daniël, wien de Heer ons bij Ezechiel voorstelt als een heilige, machtig genoeg, door zijne gebeden de wraak van God te weerhouden, noemde zich sprekende tot God, een rnensch beladen met misdaden, wiens gelaat voortdurend van schaamte moest blozen. De H. Dominicus, een wonder van onschuld en heiligheid, was zoo vol minachting voor zich zeiven, dat hij door zijn onwaardigheid den vloek des Hemels
I) Jsaias LXV; 6.
Si
meende te zullen afroepen op de steden, welke hij doortrok. Dat was de reden, waarom hij, alvorens eene stad binnen te gaan, eerst nederknielde en met tranen in de oogen bad: „Ik bezweer u, o Heer, bij uwe beminnelijke goedheid geen acht te slaan op mijne zonden en uwen toom niet uit te storten op deze plaats omdat ik het waag daar binnen te tredenquot; — De H. Fran-ciscus, die wegens de zuiverheid zijns levens waardig werd gekeurd het afbeeldsel van den gekruisten Jesus te worden , geloofde vastelijk en verzekerde, de grootste zondaar te zijn op aarde; en die gedachte lag zoo diep in zijnen geest geprent, dat niemand in staat was ze hem te ontnemen. De reden, die hij voor zijne verzekering aangaf was,
82
dat als God aan den laagste der menschen zooveel genade hadde geschonken , als hij ontvangen had, deze daarvan een veel beter gebruik gemaakt zoude hebben en niet zoo ondankbaar zou geweest zijn als hij. Hij schepte er vreugde in zich onder armen en bedelaars te mengen , voor een dwaas gehouden en als de slechtste der menschen behandeld te worden. Andere Heiligen geloofden onwaardig te zijn de spijzen te genieten, welke zij nuttigden, de lucht, die zij inademden en de kleederen, die zij droegen. Anderen beschouwden het als een der grootste wonderen der goddelijke barmhartigheid, dat God hen op aarde duldde en hen niet neerstiet in den afgrond der hel. Anderen stonden verbaasd, da:: men
hen in deze wereld duldde en dat niet alle schepselen samenspanden om hen van de aarde te verdelgen. Eindelijk alle Heiligen hebben een afschrik gehad van waardigheden loftuitingen en eerbewijzen en wij zien, dat zij wegens de groote verachting , welke zij jegens zich zeiven betoonden, naar niets anders verlangden dan naar vernedering en versmading. Bezit gij meer wijsheid, hemelsche verlichtingen en heiligheid dan zij? Waarom zoudt gij niet, overeenkomstig hun voorbeeld, zeer gering worden in uw eigen oogen? Waarom zoudt gij niet, gelijk zij al uw geluk stellen in het bezit der heilige nederigheid.
61. Ten einde meer en meer in deze deugd vooruit te streven en u de vernedering gemeenzaam en
S4
aangenaam te maken zal het zeer nuttig zijn , n dikwerf eenige smaadheden, eenige scherpe beleedigin-gen, die men u kan aandoen, voor den geest te stellen en dan innerlijk er u op toe te leggen, deze ondanks allen weerzin der natuur, aan te nemen als uitstekende gunstbewijzen , als zekere kenteekenen van 's Heeren liefde jegens u en als het waarachtig raiddel uwer heiligwor-ding. Het kan zijn dat gij, alvorens het zoover te brengen, dikwerf een harden strijd zult hebben uit te staan; doch verlies den moed niet, volhard met edelmoedigheid en houd den aanval vol, totdat uwe hoovaardigheid overwonnen zij en gij u vast besloten gevoelt, met vreugde alles uit liefde tot Jesus Christus te verdragen.
S5
62. Laat geen dag voorbij gaan zonder zelf u al de verwijtingen te doen, die uw grootste vijanden u zouden kunnen doen, minder om ze daardoor reeds bij voorbaat te verzachten als wel om u steeds in een nederig gevoel van minachting voor u zeiven te bewaren. Vooral dan, als gij in den storm van hevige bekoringen, opwellingen van ongeduld en ontevredenheid over de wijze, waarop God u beproeft, in uw binnenste ontwaart, moet gij zeer gestreng u zeiven wegens deze soort van verzet tegen God berispen. Verontwaardig u over u zeiven omdat gij nog zoo vol hoogmoed zijt; zeg dan tot u zeiven: Hoe is 't mogelijk, dat een ellendig zondaar zich nog over deze kwellingen kan beklagen? Heb ik niet
86
oneindig grooter kastijding verdiend ? AVeet gij dan niet, mijne ziel, dat de verachting en het lijden eigenlijk tot uw voedsel behooren, en een rijke aalmoes des Heeren zijn om u uit uwe ellende en behoefte op te beuren? Waarom ze dan niet met een dankbaar hart aangenomen? Deze te verwerpen, o 't zou niet anders zijn dan het bewijs leveren, dat gij ze niet waardig zijt; 't zou niet anders zijn dan een rijken schat weg te werpen , die u misschien ontnomen zou worden om over te gaan in de handen van anderen, die er beter vrucht mede zouden doen.') De Heer wilde u verheften tot den rang zijner gunstelingen en waar-
i) Matth. XV: 43.
§7
achtige leerlingen van Calvarie, en gij zoudt lafhartig genoeg zijn den strijd te ontloopen? Men kan niet gekroond worden zonder gestreden, geen loon ontvangen zonder de hitte van den dag gedragen te hebben. Deze en dergelijke verwijtingen zullen uwen ijver nieuw vuur en leven schenken en u doordringen met de begeerte, naar het voorbeeld des Zaligmakers, een leven te leiden, dat rijk is aan smarten, vernederingen en versmadingen.
63. Welke kalmte gij ook te midden van verachting en belee-digingen in u moogt ontwaren, houdt u evenwel verzekerd, dat de nederigheid in u nog niet gevestigd is of reeds gezegevierd heeft, want dikwerf is de hoogmoed slechts
S
88
ingesluimerd; bij de eerste beste gelegenheid zal hij ontwaken eu op nieuw ongekende verwoestingen in uwe ziel aanrichten. Zijt ook in de beoefening van kennis en wetenschap, in het vluchten van eerambten en in de liefde voor vernederingen steeds op uwe hoede. Daardoor zuit gij, na eenmaal dit rijke erfgoed tot uw eigendom gemaakt te hebben, u buiten gevaar stellen liet weder te verliezen; want om den kostbaren schat der nederigheid te behouden, moet gij onophoudelijk voortgaan, u te vernederen.
64. Om u in het verkrijgen van deze gunst te helpen, moet gij de allerheiligste Maagd Maria als uw voorspreekster en beschermster kiezen. Zij, zooals de H: Bernardus zegt, heeft zich meer vernederd
89
dan eenig ander schepsel; zij, de verhevenste van allen, heeft zich de geringste van allen gemaakt door de diepte harer vernedering. Door die bewonderingwaardige gesteltenis heeft zij de volheid der genade op zich afgeroepen en zich waardig gemaakt, Gods moeder te worden. Zij is tevens de Moeder der barmhartigheid en der teederheid, die men nimmer te vergeefs aanroept, werp u met vertrouwen in hare moederarmen; bezweer Haar u te helpen eene deugd te verkrijgen, die zoo kostbaar was in hare oogen; en twijfel niet of Zij zal in deze uwe belangen bepleiten; Zij zal die deugd voor u vragen aan Hem, die de nederigen verheft en de hoogmoedigen beschaamt; en wijl Zij bij haren zoon alles vermag,
9°
zal Zij ongetwijfeld verhooring vinden. Neem tot Haar uwe toevlucht in al uwe bekommeringen, in al uwe behoefte, in al uwe bekoringen; Zij zij uwe toevlucht, uw steun en troost. Doch de voornaamste gunst, die gij Haar moet vragen, is de heilige nederigheid; blijf aanhouden met uwe smeekingen, totdat gij deze verkregen hebt en vrees niet Haar lastig te vallen; Zij bemint dat lastig aanhouden wijl het in het belang is der zaligheid uwer ziel en u behagelijker moet maken in de oogen van haren goddelijken Zoon. Eindelijk om Haar te eerder te overreden goedgunstig naar uwe smeekingen te luisteren, moet gij Haar zien te winnen door Haar te wijzen op hare eigene nederigheid, die de bron was harer ver-
91
heffing tot de waardigheid van Gods moeder, en door dat goddelijk Moederschap, dat de onuitsprekelijke vrucht was harer ootmoedigheid.
65. Wend u met hetzelfde doel tot de Heiligen, die in deze uitstekende deugd meer hebben uitgeschitterd. Wend u bijvoorbeeld, tot den H. Aartsengel Michael, die de eerste was onder de nede-rigen gelijk Lucifer de eerste was onder de hoovaardigen; tot den H. Joannes den Dooper, die volgens de meening van den H. Gregorius, tot zulk een trap van heiligheid was verheven, dat hij voor den Messias werd gehouden en evenwel, volgens de getuigenis der H. Schriftuur, zulk een nederig gevoelen van zich zeiven koesterde; tot den H. Paulus den
92
uitverkoren Apostel, die tot in den derden hemel was opgenomen, en na de geheimen der Godheid gehoord te hebben, niets anders dacht van zich zeiven, dan de minste der Apostelen te zijn, niet te verdienen dien naam te dragen, ja zelfs, dat hij niets was; ') aan den heiligen Paus, dien wij zoo even noemden, die meer pogingen aanwendde om de verhevenheid van den pauselijken zetel te ontvluchten clan de eerzuchtigen beproeven om tot de hoogste eerambten te geraken; aan den H. Alexis, die liever versmaad en veracht wilde worden door zijn eigen dienaren in zijn woning, dan de onderscheiding en voorkomendheid te onder-
I) 2 Cor, XII: II.
—-
93
vinden, welke hij zich konde verschaffen; aan den H. Aioysius van Gonzaga, die ofschoon heer van een aanzienlijk vorstendom, daarvan met vreugde afstand deed en de voorkeur gaf aan een nederig en verstorven leven, boven den luister aller wereldsche grootheid; eindelijk aan zoo vele andere Heiligen, wier namen wij in de jaarboeken der Kerk vinden opgetee-kend als aanbevelenswaardig wegens hunne nederigheid. Geloof mij, deze nederige dienaren van God willen in den hemel gaarne hun invloed gebruiken om navolgers van hunne deugden te hebben op aarde en u onder het getal van dezen op te nemen.
66. Eindelijk zult gij in het dikwerf naderen tot de H. Sacramen-
94
ten der Biecht en der H. Communie, overvloedige hulp vinden , u in de beoefening der nederigheid te ondersteunen. Het eerste der twee Sacramenten, waarin wij aan een mensch gelijk wij zijn, onze geheimste en schandelijkste ellende openbaren, vergt de grootste daad van vernedering, die Jesus Christus in zijne Kerk heeft voorgeschreven. De H. Communie, waarin wij zelfstandig en wezenlijk een God ontvangen , die mensch werd en zich uit liefde tot ons als vernietigde, is eene wonderbare leerschool der nederigheid en een allerkrachtigst middel, ons die deugd te verwerven. Kunt gij er aan twijfelen, dat Hij u die bewonderingwaardige deugd zal mededeelen, wanneer zijn allerheiligste Hart, dat zachtzinnige en
95
nederige Hart, die brandende oven van liefde eu welwillendheid, op zekere wijze in uw hart rust en gij Hem deze genade met al het vuur uwer begeerten afsmeekt? Nader tot dit aanbiddelijk Sacrament zoo dikwerf als het u veroorloofd wordt; nader met die heilige gesteltenissen , die het van u eischt, en dan zult gij daarin het geheimzinnig manna vinden, dat slechts gegeven wordt aan hen, die er met inspanning naar zoeken.
67. Draag daarenboven zorg, u niet te laten ontmoedigen door de moeilijkheden, welke gij ondervindt in de oefeningen, wier nut gij voor u nu eenmaal hebt ingezien, of door den strijd , dien gij in u zeiven bespeurt. Wacht u wel te herhalen, wat de lafhartige leerlingen zeiden:
96
„die leer, is te streng; dat woord is te hard; wie kau het hooren en in beoefening brengen? ') Want voorwaar, ik zeg het u, debitter-heden, die gij in den beginne zult ondervinden, zullen weldra in zoetheden en onuitsprekelijke vertroostingen veranderen. Eene heilige volharding in deze oefeningen zal u verlossen van duizend zielsangsten en u in dien toestand van rust en vrede verplaatsen, waarin de ziel dat gelukkig zaligend genot begint te smaken, dat haar in de eeuwigheid bereid is; doch zijt gij daarentegen lafhartig genoeg, de middelen, die u ter ware nederigheid noodzakelijk zijn, te verwerpen, dan zult gij steeds leven in kommer,
i) Joan. VI: 61.
97
overladen met ellende en ongerustheden, ondragelijk voor u zeiven en misschien ook voor anderen; en ten laatste groot gevaar loopen uwe zaligheid te verliezen. Ten minste is het zeker, dat de deur der volmaaktheid voor u gesloten zal blijven; want het staat vast, men kan haar slechts dooi de nederigheid binnengaan. Ontsteek u dan met een heiligen ijver; moge niets in staat zijn u den moed te ontrooven. Verhef uwe oogenten hemel en beschouw Jesus Christus, die beladen met zijn kruis, u den weg aanwijst der nederigheid en des gedulds, door zooveel Heiligen, thans met Hem heerschend in den hemel, bewandeld. Hij noodigt u uit, Hij dwingt u in zijne voetstappen en in die der getrouwe
98
navolgers zijner deugden te treden. Zie eens hoe de heilige Engelen, vol verlangen u eenmaal zalig te zien, u bezweren denzelfden weg te volgen, wijl hij de eenigveilige is, die alleen u ten hemel geleidt om daar de plaats in te nemen, die de oproerige geesten door hunne hoovaardigheid hebben verloren. Beschouw eindelijk hoe geheel de schare van Heiligen, u toeroept, dat zij door niets anders dan door lijden en vernedering gekomen zijn tot de onmetelijke glorie, welke zij thans genieten. Nu reeds nemen zij deel en juichen zij in de eerste begeerten, die gij in de deugd ontwaart en zij bezweren u die begeerten in uw hart niet uit te dooven of te laten kwijnen. Wapen u dan met kracht en moed om
99
zonder uitstel het groote werk te beginnen. Roep u de heilige verbintenissen in het geheugen, die u aan het Christendom hechten en wacht u aan de heiligste beloften , Gode gegeven, ontrouw te worden. Want ten laatste lijdt het rijk der hemelen geweld en het uitdrukkelijke woord des Zaligmakers luidt: „Slechts zij, die zich inspanning getroosten zullen het veroveren. ') Gelukkig, duizendwerf gelukkig zijt gij, indien gij dit gevoelen omhelzend, vóór alles u toelegt op de nederigheid om verheffing en glorie in de eeuwigheid te verdienen.
68. Bij het gezegde zal ik dit nog ten slotte voegen: Onze goddelijke Meester beval zijnen leer-
I) Matth. XI; 12.
IOO
lingen zich nuttelooze dienstknechten te heeten, i) ook dan als zij alles zouden gedaan hebben, wat hun geboden was. Eveneens moet gij na al deze onderrichtingen met de grootste getrouwheid beoefend en toegepast te hebben, niet nalaten het zelfde van u te zeggen: ik ben een onnutte dienstknecht. Geloof vastelijk, dat gij na eenmaal de kostbare deugd der nederigheid u eigen gemaakt te hebben, dit niet aan uw eigen arbeid of aan uwe verdiensten zult mogen wijten maar alleen aan de geheele onverdiende goedheid en aan de oneindige barmhartigheid des Heeren; zijt Hem dankbaar tot aan uwen laatsten snik voor zoo groote weldaad,
i) I/UC. XVII: IO.
lOI
met al de teederheid en oprechtheid des harten, die u mogelijk is; eindelijk smeek Hem eiken dag u te helpen dien schat te bewaren tot op die laatste stonde, waarin uwe ziel, vrij van alle banden, zal kunnen heenvliegen in de armen van haren Schepper om daar te genieten de glorie den nederige voor eeuwig weggelegd.
DE BEKNOPTE LEER
OVER
VAX DEN EEBAVAARDIGEN
Kan. Reg, van de Orde van den H. Augustinus.
nder de verschillende middelen, waardoor men zich de liefde, die verhevene en goddelijke deugd, door den Apostel de voltooiing der wet genoemd, ten eigendom kan maken, ken ik geen korter en zekerder dan de nederigheid. Zij is de eenige weg om tot dien waren en degelijken
io3
vrede te geraken, dien onze goddelijke Zaligmaker aan zijne leerlingen beloofde toen Hij zeide: Leert van mij, wijl ik zachtmoedig en nederig van harte ben, en gij zult de rust uwer zielen vinden. Inderdaad, de nederigheid, en zij alleen, heeft dien grooten schat, die zeldzame en kostbare gave tot geleide, waardoor alle droefheid des harten, alle smart en onrust des geestes ten eenenmale verbannen wordt. Nooit heeft iemand smart of tegenspoed met onrust, wrevel en ongeduld geleden of het was wijl hem de ware ootmoed ontbrak. De hoogmoed is het, waaraan al'.e kwaad zijn geboorte heeft te danken. Ware Lucifer nederig geweest, hij zoude nimmer een duivel zijn geworden;
5«
104
de eenige oorzaak van zijn val was de trots en de verwaandheid des geestes. Daarentegen is de Koningin der Maagden de verhevenste en heerlijkste der schepselen geworden, omdat zij de nederigste was. Indien er thans iemand op aarde ware, die eene nederigheid bezat gelijkend aan die van Maria, zoo iemand zoude nooit een zonde doen, omdat de genade van God in hem zoude uitwerken, wat zij zoude willen. Dit bracht de H. Augustina tot het gezegde: Indien men mij de vraag stelde, wie van alle menschen de beste rechter zoude wezen, ik zoude hem antwoorden , de nederige; en als men mij honderd malen dezelfde vraag zoude herhalen, zou ik telkens een zelfde antwoord geven.quot; Bijgevolg
zal het zeer nuttig zijn wel te onderzoeken, welke de gewaarwordingen, de beginselen en de handelwijze zijn van hem, die in waarheid de deugd van nederigheid bezit.
Allereerst met zich zelf beginnend erkent hij zijn eigen nietigheid en hoezeer hij nietswaardig, verachtelijk en onvermogend is; altijd zweeft hem voor den geest hoe hij door zijne zonden zich alle genade en eiken bijstand onwaardig heeft gemaakt; daarentegen alle straffen en kwellingen, die hem van God of van de menschen kunnen overkomen, verdiend heeft. Hij erkent, wegens het misbruik door hem van zijn bestaan gemaakt, verdiend te hebben dat dit bestaan hem door God ware ontnomen geworden; en wijl Gods ein-
io6
delooze goedheid evenwel niet ophoudt hem in het leven te sparen, ja niet ophoudt zijn wezen steeds ten goede te vormen, hij ook niet mag ophouden Hem de nederigste bewijzen van dankbaarheid voor zulk een groote weldaad te schenken. Al wat hij van de hemel aan deugd, talenten en genade ontving, erkent hij oprecht nooit verdiend te hebben en in die overtuiging doet hij niet anders dan ze wederom aan God offeren met al de goederen, die hem als een uitvloeisel der zuiverste barmhartigheid werden geschonken. Hij verheft zich niet op eenig natuurlijk of bovennatuurlijk voorrecht; dat wil zeggen hij gaat niet groot op wetenschap , op verstand, op sterkte, op schoonheid of rijkdommen of op eenig
io7
andere volmaaktheid, maar onwrikbaar blijft hij staan bij de overtuiging zijner onwaardigheid en zijner afhankelijkheid van den wil Gods in alles, wat hij bezit, in alles wat hij is. Welnu, ik zeg dan, dat God in zulk een mensch geen enkel beletsel vindt noch tegen de gaven, waarmede Hij zijne ziel wil verrijken, noch tegen de plannen, die Hij door hem wil volvoeren; dat Hij hem aldus gemakkelijk tot den hoogsten trap van volmaaktheid geleidt om dat Hij, zoo dikwerf Hij in of door hem wil handelen, zijn hart van alles ontdaan en bereid vindt zijne goddelijke inspraken op te nemen, te gehoorzamen aan al zijne wenken en een geschikt werktuig te zijn om met het doel der genade mede
io8
te werken. Overigens welke plaats deze nederige Christen ook mogen innemen, toch komt hij er rond vooruit ze niet te verdienen; want aan zich zeiven schrijft hij niets anders toe, dan wat hij van zich zeiven heeft, vele fouten en gebreken en wat hij ook doet om zich gering te maken en te vernederen , hij gelooft evenwel, met het oog op zijne onwaardigheid, nog niets gedaan te hebben. In den omgang met anderen neemt hij voor zich altijd het slechtste en verachtelijkste, datgene, wat anderen niet willen. Wel verre van te denken, dat anderen te weinig of te onbeduidend voor hem overlaten, acht hij integendeel zich-zelve ook voor dit nog onwaE.rdig. Hij leeft zonder onrust, zonder
log
klacht of gemor, want van den eenen kant ziet hij alle kwalen, die hem overkomen aan, als door God hem toegezonden en hij weet hoe hij ze uit de handen van zulk een teeder weldoener moet aannemen; van den anderen kant is hij overtuigd, dat alle schepselen het recht hebben hem kwalijk te bejegenen wegens de beleedigingen, waaraan hij zich jegens hun Schepper heeft schuldig gemaakt. Daarom denkt hij er niet aan zich over eenige beleediging of eenig onrecht te beklagen. Mocht men ook al zijne plannen in duigen werpen, mocht men hem met schande wegzenden en op onwaardige wijze mishandelen, hij zal nog niet kunnen gelooven, dat hem onrecht geschiedt, noch daarom iemand
laken of daarover eenigen wrok in zijn hart bewaren; hij zou zelfs zonder eenige wraakzucht den dood ondergaan, altijd overtuigd, dat alles, wat hem overkomt, beschikt wordt door de bedoelingen des Heeren , en voornamelijk zijn eigen voordeel beoogt. De geestelijke mensch, die een vasten voet heeft gekregen op den deugdelijken grondslag der nederigheid , moet om steeds toe te nemen in de deugd der liefde, waardoor men God uit al zijn krachten en om Hem zeiven alleen bemint, met de grootste zorg waken over alles, wat in zijn binnenste omgaat; moet naauwlettend luisteren naar hetgeen de Heer in zijn hart spreekt; hij moet zich ontdoen van alle overtollige bezigheden; hij moet alle overeiling
111
vermijden en in de vereeniging met God berusten. Zoo moet hij de allerzoetste en aangenaamste tegenwoordigheid van God genieten, en zich nooit door de zaken, die buiten hem zijn, noodeloos verstrooien; hij zij eenvoudig, zachtzinnig en zooveel mogelijk geheel hemels in zijn gesprekken en manieren; hij neme alles aan uit de hand van God; hij love Hem in alles, be-danke hem voortdurend voor zijne weldaden en dieue Hem met geen ander oogmerk dan om Hem te behagen; hij ovenvege van den eenen kant de oneindige voortreffelijkheid, en de buitengewoon groote goedheid van Gods aanbiddelijk wezen en van den anderen kant zijn eigen nietigheid en onvolmaaktheden zonder einde. Na die
6
112
overweging moet hij, dooi verbazing getroffen, niet ophouden de onmetelijke liefde van dien god-delijken Weldoener te bewonderen en deze met zijne ondankbaarheid en ongetrouwheden vergelijkende', zich geheel met schaamte doordringen. Daarenboven wantrouwe hij zijn eigen oordeel en wachte zich met de grootste zorg voor alle ij del zelfbehagen, hij schrijve niets aan zich zeiven toe dan hetgeen hij uit zich zeiven heeft namelijk bederf en ellende. Hij streve onophoudelijk naar een nieuw en volmaakt leven en brenge geen enkelen dag door zonder nieuwe pogingen te beproeven om in de deugd voortgang te maken, niet met het doel alleen, in het geestelijke leven een verhevener trap
ii3
te beklimmen, maar om steeds nauwer en nauwer met God ver-eenigd te worden en op volmaaktere wijze zijn heiligen wil te vervuilen. Hij zegge weinig en zij uiterst bescheiden in zijne gesprekken: wel verre van te verlangen, dat men hem toejuiche, wensche hij integendeel slechts veracht te worden door een ieder. Hij veriieze nimmer een enkel oogenblik wijl alle oogenblikken zijns levens Gode gewijd moeten zijn. Hij hebbe zooveel zorg voor zijn inwendig en uitwendig gedrag, dat hij nooit het bewustzijn van Gods tegenwoordigheid veriieze en een ieder, die hem ziet, aangespoord worde, zijn eigen leven te verbeteren. Wanneer hij zich genoodzaakt ziet, zich door vele zaken te verstrooien
114
of zich met vele zaken in te laten, blijve hij evenwel steeds ingekeerd in zich zeiven; hij sterve zoo zeer den schepselen en zich zeiven af, dat hij in zekeren zin onverschillig worde voor alle schepselen en ophoude een eigen wil te hebben. Hij vermijde zooveel mogelijk het gezelschap en den omgang der menschen, ten minste wat de verkleefdheid of de gedachten daaraan betreft, en brenge elk gevoel tot zwijgen, jage elke beeltenis uit zijnen geest, die hem tot de aarde zoude trekken. Hij vestigde dikwerf zijne oogen op het leven en de daden van Jesus Christus onzen Heer als op een zuiveren en helderen spiegel, en onderzoeke of hij op dat goddelijk voorbeeld eenigzins gelijkt. Hij aanschouwe
IIS
aanhoudend het begin en de bron, waaraan hij zijn oorsprong heeft te danken en stelle alle pogingen in het werk, daarheen terug te keeren. Eindelijk overwege hij ernstig , wat en waar hij is, van waar hij gekomen, waartoe hij vervallen is, waarheen hij weldra zal geroepen worden; wat hij gedaan en waarom en hoe hij dit gedaan heeft, ten einde met moed in de beoefening van al het goede, wat in het bereik zijner krachten ligt, te volharden. Ziedaar den weg der volmaaktheid en der ware heiligheid wijl deze de weg der volmaaktste liefde is. Daarenboven is hij de .zekere weg, die ons op deze wereld reeds tot waar geluk geleidt.
GEDACHTEN
OVER
GETROKKEN UIT DE SCHRIFTEN VAN VERSCHILLENDE SCHRIJVERS OVER HET GEESTELIJK LEVEN.
anneer gij geacht of geprezen wordt, vereenig dan uwen geest met de verachting, de bespotting en de beleedigingen, die de Zoon van God heeft geleden. Voorzeker een nederige en waarlijk vernederde geest gedraagt zich, zoowel te midden van eerbetoo-ning als van versmading, gelijk
li?
eene bij, die haren honig zoekt uit den dauw, hetzij deze op den alsem of wel op de roos nedervalt.
H. Vincent, van Paul.
Wij moeten ons den toestand voor oogen stellen van iemand, over wien het vonnis des doods is uitgesproken, die aan bewakers en gerechtsdienaren is overgeleverd, wien het koord om den hals gelegd en de handen gebonden zijn; wien men op een kar naar de rechtplaats sleept en wien al het volk, in de straten aan beide zijden geschaard opneemt; wien niemand zonder afschuw zou durven naderen en die weldra als een schuldig slachtoffer der openlijke gerechtigheid zal sneven. Welke eene verachting moet zoo iemand niet voor zich
118
zei ven ontwaren? Over weikever-smading , over welk blijk van verontwaardiging des volks, over welke strenge en ruwe behandeling zou hij zich kunnen beklagen? Onder al die toeschouwers ziet hij er niet een, hoe laag gezonken en ellendig ook, die niet verre boven hem verheven is.
Wij moeten ons in den geest in de plaats van dien mensch stellen en ons dezelfde verachting der menschen, ja grootere nog van de Engelen en van God waardig keuren.
Pater Amelotte.
Wil men goud of diamanten vinden, dan moet men eerst in de diepe en vreeswekkende groeve afdalen, langen tijd in de duisternis
ii9
der mijnen verwijlen en zich vele vermoeienissen getroosten. Zoo ook moet men om de nederigheid, dien schat, die voor onze ziel duizendmaal meer waarde heeft dan alle rijkdommen der wereld, machtig te worden, zich in de diepte der vernederingen aflaten en zich langen tijd voor de oogen der men-sche'.i verborgen houden.
-Dat wij ons dus niet laten ter neder slaan door de vele inspanningen, die wij ons moeten getroosten noch door de kwellingen, welke wij moeten verduren om deze deugd te verkrijgen.
Segneri.
Wij behoeven niet te vreezen, dat het bewustzijn van hetgeen God ons heeft geschonken ons
I 20
hoovaardig zal maken, mits wij slechts de waarheid in het geheugen houden, dat al het goede, wat er in ons is, niet van ons voortkomt. Helaas, blijft de muilezel niet een traag en lomp lastdier ofschoon hij ook met de kostbare en welriekende meubelen van een vorst is beladen?
H. Franc, van Sales,
Zoolang een landman in zijn dorp verblijf houdt, kent hij zijn geringheid slechts op onvolmaakte wijze; maar toon hem de rijke paleizen der steden, een prachtig hof, dan erkent hij al de armoede, welke er in zijn dorp heerscht en kan hij, bij het zien van zooveel weelde, het gezicht zijner arme kleeding niet meer verdragen.
121
Insgelijks zien wij onze eigene afzichtelijkheid en nietigheid dan eerst geheel, als wij ze met de schoonheid en oneindige grootheid van God vergelijken.
Faielcn.
Waaraan schrijft gij de vruchten toe, die gij aan een boom bewondert? Aan den tak, waaraan zij hangen of aan den stam, ivaarvan zij voortkomen?
Dat geldt ook van uwe beste daden: door u het leven te schenken en het te behouden, door u zijne genade mede te deelen, brengt God in u zijne werken voort, doch deze zijn veel meer zijn dan uw eigendom, Segneri,
Hoe rijker men is, des te meer
122
moet men vreezen zijne bezittingen te verliezen. Hoe meer deugden, kennissen en verdiensten men in de oogen van God heeft verworven, des te meer moet men bevreesd zijn alles te verliezen door het verlies zijner genade, des te meer moet men bijgevolg Hem beminnen en de nederigheid beoefenen.
Segneri,
De verachting van zichzelven en de liefde tot God schenken der ziel vleugelen.
En als men opvliegt ten hemel, heeft men de aarde als standpunt niet noodig.
Lcnoir,
De nederigheid moet wel een zeer schoone deugd zijn, wijl de
123
hoogmoed zelf zich er mede tooit om niet bespottelijk te schijnen.
Daarentegen moet de hoovaardigheid uit haren aard wel iets zeer afschuwelijks zijn, wijl zij genoodzaakt wordt een masker te gebruiken, wanneer zij zich vertoont.
II. Bernurdus.
De nederigheid beheerscht op zekere wijze het hart van God; zij verheft den mensch hemelhoog; zij opent hem de schatkamer van Gods barmhartigheden, zij leidt hem binnen in zijne vriendschap en in het wonderbaar licht der waarheden, welke hij verkondigt; ziedaar, zoo vele verzekeringen, die de H. Geest ons geeft.
De nederigheid is, om zoo te zeggen, de geliefkoosde deugd; de
124
alles beheerschende deugd van den God-mensch J esus Christus. O ne-derigheid, o deugd van Christus! roept de H. Bernardus uit; door zijn verhevenheid staatjesus Christus boven Engelen en menschen en door zijn nederigheid heeft Hij zich beneden allen gesteld.
„Leert van mij, zoo zegt hij tot ons, wijl ik nederig van geest en harte ben. Dat is de grondregel door Hem zeiven gesteld en door zijne voorbeelden sinds zijne geboorte uit eene Maagd tot aan zijnen kruisdood bevestigd; een grondregel, waarin Hij kort en beknopt zijn Evangelie heeft saam-gevat; een grondregel, waarin alle schatten van goddelijke wijsheid, die Hij zelf bevat, liggen opgesloten. Na een verborgen leven
van dertig jaren komt een God-mensch ons toeroepen: Meuschen , ach! wil miskend, vergeten, als nietelingen behandeld worden. Te meer zult gij zijn in de oogen van God, naarmate gij minder zijt in uwe eigen oogen. Zich wel te kennen en naar waarde te minachten , dat is inderdaad de heilzaamste en verhevenste wetenschap, die de mensch vermag aan te leeren; van zich zeiven niet de minste goede gedachte te hebben, maar zeer veel achting voor anderen te ge voelen, ziedaar, waarin de christelijke wijsheid bestaat.
Pat. St. Jure.
Weinig te weten maar tevens de nederigheid bezitten, is veel meer waard dan schatten van kennis te
126
hebben en ij del zelfbehagen te zoeken. Het is voor u van veel meer belang weinig te hebben dan een overvloed te bezitten, die u tot hoogmoed vervoert.
Waan niet iets waardig te zijn om het een of ander goede, wat gij verricht mocht hebben. Gij zijt eigenlijk slechts een zondaar, onderworpen aan vele hartstochten, wier slaaf gij zijt; wat uzeiven betreft, neigt gij steeds tot het niet. Eene nietigheid doet u vallen, overwint u, werpt u der onrust en traagheid of verslapping in de armen; gij hebt niets, waarop gij u kunt beroemen , doch talrijke redenen hebt gij, u zeiven te verachten, wijl gij veel zwakker zijt dan gij in staat zijt te beseffen.
Thojn, a Kempü.
137
De nederigheid jaagt den duivel op de vlucht en bewaart in ons de gaven des H. Geestes; en daarom hebben alle Heiligen en wel bijzonder de Koning der Heiligen en zijne Moeder altijd deze achtingwaardige deugd, meer dan eenig ander der zedelijke deugden , lief gehad.
De ware nederigheid neemt niet den schijn aan van het te zijn en spreekt slechts zelden over de nederigheid; want de ootmoedigheid wenscht niet slechts de andere deugden maar voornamelijk ook zich zelve verborgen te houden; en indien het haar geoorloofd ware te liegen, te veinzen of den naaste ergernis te geven, dan zou zij verwaand en trotsch handelen om toch maar op deze wijze zich voor
C
I2S
het oog der menschen te verschuilen en onbekend te leven.
IT. Franc, van Sales.
De nederigheid is altijd de grondslag der heiligheid geweest en de trotsche zucht naar verheffing heeft zich in den hemel geen verblijf kunnen vestigen.
H. Cyprianus.
Wie er naar streeft, zonder de nederigheid, vele deugden te verzamelen, gelijkt op iemand, die stuifzand blootstelt aan de kracht der winden.
Welke goede werken wij ook verrichten, zij gelden zoo veel als niets, bijaldien zij niet vergezeld gaan van de nederigheid.
H. Gregoriu:.
129
Wanneer eene ziel het zoo ver gebracht heeft, dat zij te midden van vernederingen, van vei achting en verlatenheid evenwel aan de genade getrouw blijft, dan verkeert zij als in een paradijs, in een vrede en rust, die alle gevoel te boven gaat en door geen schepsel der wereld verstoord kan worden.
Moet hij een keuze doen, hij zal zich met de geringste en werkzaamste verrichtingen tevreden stellen.
Niets maakt ons zoo verachtelijk als de vreeze van veracht te worden. Er is in de minachting van anderen geen kwaad gelegen tenzij onze eigen weigering om ze te lijden.
Moge ik ook mijzelven vernederen toch is mijn ootmoed slechts
130
een schijnsel der nederigheid, zoolang ik niet met een bereidvaardig hart vernederd wil worden door anderen.
Groote nederigheid lijdt gaarne groote verachting; kleine nederigheid lijdt gaarne kleine versmading.
Wanneer ik dus niet de kleinste versmading kan verdragen, dan heb ik ook niet eens den eersten graad der nederigheid bereikt en hoe minder ik de nederigheid bezit, des te meer heerscht ook 'de hoogmoed in mijn binnenste.
Ik zal slechts zooveel vooruitgaan op den weg der volmaaktheid, als ik gedoogen zal vernederd te worden.
De onschuld, de eenvoudigheid en oprechtheid der kinderen maken het begrip uit der nederigheid, die
IJl
wij in Jesus en zijne Heiligen bewonderen.
Die langs omwegen zijn doei zoekt te bereiken, is niet kinderlijk.
Die zich niet weet te schikken naar het gevoelen en de neiging van anderen, is evenmin kinderlijk.
Die licht geraakt is over kleine onaangenaamheden en ocophou-delijk spreekt over kleine miskenningen, verwijdert zich van Jesus Christus zooverre, als hij van de eenvoudigheid der kinderen verwijderd blijft.
PatC}- Tlnby.
Een God, die zich bijna vernietigt , een God-mensch nederig van harte en die niet anders dan vernedering zoekt ■— dat is voorwaar een goddelijk wonder. Ik,
geschapen uit niet; ik, die stof en asch ben; ik, die door mijne zonden lager sta dan de duivel, ik, hoovaardig — dat is voorwaar een duivelsch wonder gelijk een heilig leeraar zegt.
Zal dat wonder van verblinding mijns geestes en van bedorvenheid mijns harten altijd blijven voortbestaan? O neen, Heer, waarin ik u het eerst wensch na te volgen, dat zal de nederigheid uws Harten zijn; de tweede deugd zal nogmaals de nederigheid en de derde deugd zal andermaal de nederigheid zijn, want zij is de sleutel der kostbaarste schatten, zij is de wortel van alle andere deugden. Ik wil U zoeken, o mijn Jesus, dadr, waar gij waarlijk zijt, in vernedering. Daar wil ik leven en sterven met IJ,
133
De plichten, die de nederigheid en de liefde opleggen, zijn de beste omdat de nederigheid in ons den vrede en de rust en de gav e Gods bewaart, en de liefde ons belangstelling inboezemt voor den naaste.
Laat ons nederig, geduldig, verstorven en met God vereenigd zijn. Hij zal onzen arbeid zegenen; van welken zegen Gods alleen de goede uitslag afhangt, zonder welken zegen onze geestesgaven en al onze pogingen niets beteekenen.
Wij vormen ons van de nederigheid gewoonlijk een valsch begrip, wijl wij haar als iets verlagends voor ons beschouwen. De nederigheid doet juist het tegenovergestelde, want wijl zij ons tot de ware kennis van ons zeiven brengt, en zij zelve de zuivere waarheid
134
is, geleidt zij ons tot God en schenkt ons bijgevolg de ware grootheid, die wij buiten God te vergeefs zoeken.
De nederigheid verlaagt ons niet tenzij alleen in de achting der menschen, welke achting niets is; doch zij doet ons stijgen in de hoogachting van God, waarin onze ware glorie bestaat.
Wij moeten in de ontmoetingen, die der natuur zoo pijnlijk aandoen, wel in het oog houden, dat als de menschen ons veracht, bespot en versmaad zien. God ons te gelijkertijd als zeer verheven beschouwt door diezelfde zaken, die ons in de oogeu der menschen verlagen; Jesus Christus schept er behagen in, ons gekleed te zien met dezelfde liverei, welke Hij gedragen heeft,
*35
eene eer, die de Engelen ons benijden.
De mensch, die inderdaad nederig is, moet zich gedragen als een klein kind, ais openbare slaaf, als een bekend gemaakt indringer; dat wil zeggen, hij moet wandelen met de eenvoudigheid van een kind, van een ieder afhankelijk zijn als een dienstknecht, zich zeiven beschamen als een indringer, wiens bedriegerijen ontdekt en overtuigend bewezen zijn.
De nederigheid en het geduld zijn, om zoo te zeggen, de schouderen der liefde, wijl deze de lasten van beiden draagt.
Pat. Lallemant, S. J.
Jesus Christus heeft gezegd; Leert van mij zachtmoedig en nede-
7
136
derig van harte ie zijn. Al die woorden zijn voor den juisten inhoud 'van het gebod noodzakelijk. Gij moet Icercn, want de mensch aan zich zeiven overgelaten, zal nooit nederig werden; de hoovaar-digheid heeft hem ten verderve gevoerd. Gij moet leeren van [esus Chrisius; geen ander leermeester kan ons in zulk een verhevene deugd onderwijzen en, wat meer is , geen ander leermeester kan ons de krachten geven, haar te beoefenen. Gij moet leeren zachimoedig te zijn, zonder zachtmoedigheid immers bestaat er geene nederigheid. De opvliegendheid van karakter leidt tot hoogmoed of is daarvan het noodzakelijk gevolg. Men kan zachtmoedig zijn zonder nederig te wezen doch nooit is iemand nederig of
137
hij is tevens zachtmoedig. Eindelijk moet gij leeren nederig van harte te zijn: in het hart namelijk moet de nederigheid zetelen. In het hart moet de overtuiging, dat wij niets zijn, het verlangen om als zoodanig gekend en beschouwd te worden, gevestigd wezen.
O, wat al verhevens ligt er in deze deugd opgesloten! Hij die aan God vraagt, ongekend of veracht te zij n , is reeds verre in de kennis der nederigheid gevorderd, doch hij, die eenvoudig vraagt, veracht te worden heeft nog een hoogeren trap bereikt. Men neemt er vrede mêe ongekend te zijn, zoovelen toch zijn ongekend of wegens hun stand of omdat zij er van houden! maar gekend zijn en dan veracht, gelasterd, beleedigd te worden ge-
138
lijk Jesus Christus en zijne Apostelen na Hera; van harte tevreden zijn met zijne vernederingen, God daarvoor danken en de genoegens van zulk een toestand met genot waarderen, ziedaar het toppunt der deugd.
Pat. Ricoleuc,
Jesus Christus is den menschen de nederigheid komen leeren, en Hij heeft haar door zijn voorbeeld eene zekere wijding moeten schenken. Deze deugd is de moeilijkste aller deugden; er was een God-mensch noodig om ons hare mogelijkheid te toonen. Elk ander, die niet God en mensch tevens was, zoude in de onderneming niet geslaagd zijn. En nadat Jesus Christus ons daarvan een voorbeeld
*39
heeft gegeven, is deze deugd nog zeldzaam; evenwel bestaat zij; alle Heiligen zijn nederig geweest, zonder dat zouden zij niet heilig zijn geworden. Ziedaar de zegepraal, die Jesus Christus door zijne nederigheid behaald heeft, wel te verstaan , duizende raenschen, die het zooverre brachten, dat zij ook nederig werden. De ongewijde geschiedenis levert ons daarvan geen enkel voorbeeld; de gewijde geschiedenis daarentegen teekent geen ander dan nederige menschen in hare jaarboeken op.
Welke lessen, o God, geeft gij dengenen, die U navolgen en in hen aan alle toekomende geslachten ! Gij begint uwe prediking met den menschen de deur des heils te openen en alle wegen, die gij hun
140
voorschrijft om daartoe te geraken, eischen, om wel bewandeld te worden, allereerst de liefde en de beoefening der nederigheid; „Zalig de armen van geest! Zalig de zachlmoedigen en vredelievenden / Zalig zij, die barmhartigheid bewijzen! Zalig zij, die vervolging lijden te itille der deugd! Zalig zij, die het mikpunt zijn van den Inuaadsprekcr l enz. Telkens herhaalt Gij, dat hij, die zich vernedert , verheven zal worden: dat men aalmoezen geven, dat men goede werken moet doen zonder praal of vertooning; dat men, om te bidden, zich moet afzonderen en zijne verlangens voor den he-melschen Vader in de eenzaamheid moet bloot leggen; dat men moet vasten zonder zelfs een verstorven
I4i
uiterlijk aan te nemen, waardoor men zijne werken van boetvaardigheid verraadt; dat men in plaats van de onvolmaaktheden eens anderen te gispen, denken moet aan zijne eigene gebreken en zich veel schuldiger moet gelooven dan zij, wier . daden men geneigd is te veroor-deelen; dat men, uitgenoodigd tot gezelschappen er aan denke, de laagste plaats le kiezen. Gij vvascht de voeten uwer Apostelen en Gij gebiedt hun elkander wederkeerig den zelfden dienst te bewijzen. Gij leert hun, dat Gij niet gekomen zijt om gediend te worden, maar om aan anderen diensten te bewijzen, enz.
Tot op heden heb ik niet begrepen , hoeveel omvattend deze uitspraak van den Apostel is; Jesus
142
Christus heeft zich vernederd gehoorzaam wordend iot den dood, ja tot den dood des kruises; daarom juist heeft God Hem verheven en Hem een naam gegeven verheven boven alle namen, opdat alles, wat in den hemel op aarde en onder de aarde is, hij den naam van Jesus de knie huige. Zonder die vernederingen, mijn Zaligmaker, zoudt Gij dus niet in het bezit van zulk eene glorie zijn gekomen. Waart Gij onder ons opgetreden met de praal eens konings, dan zoudet Gij niet den verheven naam van Zaligmaker hebben verworven; dan zoudt Gij beantwoord hebben aan de verwachtingen der vleeschelijk gezinde joden, die zich een Messias beloofden, rijk aan roem en overwinningen , wijl zij de voorspellingen
143
niet begrepen, waarin een koning werd aangekondigd gekroond met de nederigheid, wiens rijk op nederigheid gegrondvest zoude zijn, wiens wetgeving de nederigheid tot hoofdbeginsel zoude hebben, wiens volk bestaan zoude uit onderdanen , die slechts door de banden der nederigheid aan hun Meester en onderling aan elkander zouden verbonden zijn! O nederigheid, die de grootheid uitmaakt van mijn aanvoerder Jesus Christus en van al zijne leerlingen, de ware Christenen, die mijne vrienden en broeders zijn, wanneer zal ik wijs noeg zijn, u te kennen, verstandig genoeg, u te waarderen, edelmoedig genoeg, u te beoefenen!
P, Berihier.
pAGELIJKSCHE GEBEDEN VOOR DE BEMINNAREN
VAN
DES MORGENS BIJ ZIJN' ONTWAKEN.
Eiken morgen moeten wij, gelijk de verheven dienaar Gods, Thomas van Kempen, zegt, onze goede voornemens hernieuwen en onzen ijver opwekken als moesten wij dien dag eerst voor goed met een deugdzaam leven beginnen; als moesten wij aan God bekennen, O Heer help mij in mijne goede plannen en in uwen heiligen dienst, en verleen mij de genade heden eens voor goed een begin te maken met het werk mijner zaligheid wijl ik tot dusverre nog niets heb uitgericht.
Om dezen raad van Thomas van Kempen wel en geheel op te volgen, is het noodzakelijk den dag op eene christelijke wijze te beginnen. Een eerste Christenplicht toch is het, bij ons ontwaken, onzen geest tot God te verheffen. Hem als onzen Heer en Meester te erkennen en door oefeningen van aanbidding, liefde, onderwerping en dankbaarheid de eerste oogenblikken van den dag te heiligen. Bijgevolg moet uwe eerste ge-
148
dachte gewijd zijn aan God, die de eerste bewerker is van uw heil en n gedurende den nacht met zooveel goedheid heeft bewaard. En naarmate gij meer zorg draagt, aan God die eerstelingen toe te wijden, naar die mate zal ook het overig gedeelte van den dag meer en meer geheiligd zijn. Zij daarom dan bij uw ontwaken uwe eerste gedachte:
Mijn God, mijn God, bij het begin van dezen dag bied ik mij U aan. O Heer, mijn geest is wel bereid doch mijn vleesch is zwak.
Ik bid U, die mijne sterkte zijt, ondersteun mij; Jesus, Maria, Joseph help mij. In den naam des Vaders enz.
Het kruisteeken makende, moet gij u terstond oprichten en met de grootste zedigheid kleeden, overtuigd van Gods tegenwoordigheid. Intusschen kunt gij nu en dan kleine gebeden doen, als:
Allerzoetste Jesus, ik aanbid U met geheel mijn hart. Jesus, ik
149
bemin U oprecht en teeder. Aan U beveel ik mijne ziel en mijn lichaam; bewaar mij voor de zonde en schenk mij uwe genade opdat ik van daag in uwe liefde en vriendschap moge leven.
Als gij behoorlijk gekleed zijt, kniel dan een oogenblik neder en vraag gelijk brave kinderen jegens hunne mceders doen den zegen van de goede Moeder des Heeren, de heilige onbevlekte i aagd Maria:
Moge Maria en haar goddelijk Kind mij zegenen.
Zooals de H. Stanislaus Koslka de gewoonte had; of:
Moeder van Jesus en mijne Moeder, vertrouwende U geheel toe te behooren, geef ik U van daag mijne oogen, mijnen mond, mijne ooren, mijn hart geheel mij zeiven. Heden wil ik de uwen zij,
15°
verdedig mij, bescherm mij als uw kind en geef mij uwen heiligen zegen.
Beveel u vervolgens aan uwen beschermengel en, na geheel gekleed te zijn, begeef u ter plaatse waar gij gewoon zijt uw morgengebed te verrichten.
DES MORGENS BIJ ONS ONTWAKEN ZOOALS JESUS AAN DE H. MECH-TELDIS ZE LEERDE.
llerbeminnelijkste Jesus, de eerste verzuchting, die op dezen dag uit mijn hart opwelt, richt ik tot U. Ik smeek U, neem al mijne handelingen van dezen dag aan, en bied Gij zelf tot eeuwigen lof ze uwen goddelijkeu Vader aan, na ze gezuiverd en geheiligd te hebben in uw goddelijk Hart.
U, heiligste van alle harten U zij mijn eerste morgengroet U; Hart van Jesus rijk aan smarten En rijk aan zooveel liefdegloed! Ik treur, o God om zooveel wonden, U, wreed geslagen door mijn zonden; Doch nu, o Jesus, min 'k ü teer! In eeuwigheid geen zonden meer!
7 quot;
152
O heilig Hart van Jesus, ik
aanbid u met al de krachten mijner ziel. Ik wijd mij met al mijn gedachten, woorden en werken en met geheel mijn wezen aan U toe. O goddelijk Hart, ik wenschte U de aanbidding, de liefde en de eer te kunnen bewijzen, die Gij uwen eeuwigen Vader hebt bewezen. Ik bid U, wil de geneesheer mijner feilen, de beschermer van mijn leven, mijne hulp en toevlucht zijn in het uur van mijnen dood.
Om de zuchten en smarten, waarin Gij tijdens geheel uw sterflijk leven om mijnentwille verkeerd hebt, wil mij tot aan mijnen laat-sten snik een volmaakt berouw verkenen over al mijne zonden, de volharding in uwe genade ten einde toe, de verachting van al het
wereldsche, een vurig verlangen naar de eeuwige glorie met een levendig vertrouwen eens deelachtig te worden aan uwe oneindige verdiensten.
O beminnenswaardig Hart van Jesus, deze nederige bede richt ik tot U, niet slechts voor mij, maar ook voor allen, die zich met mij op dit oogenblik vereenigen om U te vereeren; neem ze aan, verhoor ze in uwe onmetelijke goedheiden vooral voor hem, die van ons het eerst zal moeten sterven.
Doe hen allen, allerzoetst Hart, in de angsten des doods den troost van uwen heilbrengenden bijstand ondervinden; neem hen op in de heilige Wonden uwer zijde, opdat zij in dat brandpunt uwer liefde gezuiverd van alle zondeschuld ter
IS4
heerlijkheid mogen vliegen om als voorsprekers bij uwen troon voor ons, die in dit ballingsoord achterblijven, een zelfde stervensuur te verkrijgen.
Deze betuiging van mijnen eerbied en deze gebeden wenschik voor U, o allergoedigst Hart, in mijn belang en in het belang van allen, die uw heilig Hart beminnen te herhalen bij elke zucht, die ik tot het laatste oogenblik mijns levens doen zal.
O barmhartig Hart van Jesus, ik beveel aan U de H. Kerk, uwe beminde Bruid, onze dierbare Moeder; de rechtvaardigen, ce zondaren en vooral de stervenden en alle menschen, die op aarde leven ;_Iaat den prijs niet verloren gaan van dat goddelijk Bloed, dat
Ï55
ten heile van allen heeft gevloeid, en wil het toepassen tot verlichting der zielen in het Vagevuur en vooral van hen, die U beminden.
Allerminnelijkst Hart van Maria, dat onder alle geschapene harten het meest op dat van Jesus gelijkt en het meeste medelijden hebt met ons arme zondaren, verkrijg voor mij dat alles, wat ik van het allerzoetst Hart van mijn en uwen Jesus gevraagd heb.
Ach, dierbare Moeder, ééne bede, ééne verzuchting slechts door uw beminnelijkst Hart tot Jesus Harte gericht, is in staat ons volmaakten troost te verwerven; ach weiger ze niet om de dankbaarheid, die Gij zelve aan dat goddelijk Hart schuldig zijt en om de kinderlijke liefde die Jesus wel-
156
eer voor u gevoelde en eeuwig u zal blijven toedragen Amen.
MORGENGEBED.
Teeken u met het H. Kruisteeken en zegt met de II. Gertrudis :
O God heb medelijden met mij en zegen mij. Zend een blik van uw goddelijk Wezen op mij neder en ontferm U mijner, die een zondaar ben. Zegen mijn hart en doe het besef uwer tegenwoordigheid doordringen door de gevoelloosheid, die hetzelve omsluit.
Allerheiligste Drievuldigheid, Vader, Zoon en Heilige Geest, U, die alleen mijn God zijt, aanbid
ik in het besef van al mijne nietigheid. Uwe goddelijke almacht zegene mij en verlevendige mijn geloof; uwe goddelijke wijsheid zegene mij en versterke mijn vertrouwen; uwe goddelijke liefde zegene mij en ontsteke in mij meerder liefdevuur voor U, mijn God, en voor mijn naaste uit liefde tot U.
II
DANKBETUIGING EN OPOFFERING DES HARTEN.
Ik aanbid, ik prijs en groet U, allerbeminnelijkst Hart van Jesus, honigzoete bron van alle genade waaruit nu en ten allen tijde alle goeds en alle zoets voortspruit. Met al het vuur der liefde mijns harten dank ik U, voor de bescher-
158
ming, die ik gedurende dezen nacht van ü mocht ondervinden en voor al de dank- en eerbewijzen, die Gij voor mij aan God uwen Vader hebt geschonken. Daarom ook, o Jesus mijne liefde, bied ik Umijn ellendig en onwaardig hart dezen morgen ten offer aan, en met al de genegenheid, waartoe mijn hart in staat is sluit ik het in de Wonde uwer allerheiligste Zijde en beveel ik het aan uw allergoedigst Hart aan. Ik smeek U het onophoudelijk uwen goddelijken invloed te doen gevoelen en het met uwe heilige liefde te ontsteken en te ontvlammen. Zoo geschiede het, o mijn Jesus.
Onze Vader; Wees gegroet; 2k geloef in God den Vader.
159
III.
SMEEKGEBED.
Heiligste Jesus, in vereeniging der liefde, waarmede Gij op het kruis uwen geest den Vader hebt aanbevolen, beveel ik U heden mijnen geest en mijne ziel en sluit ze in de heilige wonde uws Harten. O verdedig daar beiden tegen al de aanvallen van den vijand. Gij weet, o goede Jesus, en ik weet het helaas maar al te goed door de ondervinding, hoe zwak, hoe lafhartig en onstandvastig ik ben. Ik smeek U dus om den eerbied, verschuldigd aan de vereeniging, die uwe aanbiddelijke Godheid om ons ongelukkigen te verheffen met uwe heilige Menschheid sloot, dat
S
i6o
Gij U wilt gewaardigen mijnen wil allernaauwst met uwen heiligen wil te vereenigen en met uwe genade te versterken, zoo dat hij U niet durft weerstreven. In vereeni-ging met uw heilig en schuldeloos Lichaam offer ik U geheel mijn lichaam op, opdat geen mijner ledematen iets verrichte tenzij uit liefde tot U, om U te prijzen en te verheerlijken Amen.
IV.
GOEDE MEENING.
Beminnelijkste Jesus, mijne eerste ademhaling op dezen morgen wijd ik U uit den grond mijns harten. Ik offer U op al de handelingen van dezen dag, dien uwe goedheid mij veroorloofd te leven. Gewaar-
i6i
dig TJ zelf in mij te werken eu al mijne bedoelingen, mijne genegenheden, mijne woorden en werken zoo te regelen, dat zij alleen strekken tot uwe meerdere glorie. Gewaardig U daarenboven ze te zuiveren en te verbeteren in uw allerzoetst Hart en ze uwen Vader aan te bieden in vereeniging met uwe oneindig volmaakte haadelin-gen, tot eeuwigen lof van uwen naam. Amen.
voornemen.
Dierbare Jesus, spreek tot mijn hart, uw dienaar luistert. Welk gebrek wenscht Gij in mij uitgeroeid te zien? .... Welke deugd wenscht Gij, dat ik heden vooral beoefenen zal? ... . Wat verlangt uw heilig Hart, dat ik van daag
102
vooral zal doen of laten ? . . .. Welk goed voornemen heb ik besloten eiken morgen te hernieuwen ? . . .
Denk hier eenige oogenblikken na over de beoefening van de een of andere deugd — of over de bestrijding van de een of andere feil of ondeugd — en waardoor gij wel bijzonder op dezen dag aan Jesus een blijk uwer liefde zoudt kunnen geven — en na in Gods tegenwoordigheid uw plan gemaakt te hebben zeg dan;
Zoo zij het lieve Jesus — Dat zal geschieden — Ziehier mijn hart, ik sluit het in het uwe en schenk het voor dezen dag geheel aan U. Ach help mij! O Jesus, ondersteun en bemoedig mij!
V.
VERTROUWEN OP HET H. HART VAM JESUS.
O Jesus, mijne liefde, bewaar mij in de veilige schuilplaats van
163
uw allergoedigst Hart; verdedig daar de zuiverheid mijns harten en versterk mijn vertrouwen, U nimmer te beleedigen. Draag zorg, dat ik mijn hart onder uwe hoede onbesmet beware en het U zoo eenmaal aanbiede in het uur van mijnen dood. Druk het afbeeldsel uws Harten als een zegel op mijn hart; opdat ik leven moge volgens uwe goddelijke geboden en volgens uw heilig verlangen en aan het einde mijner ballingschap op aarde waardig moge bevonden worden U voor eeuwig te aanschouwen.
Goede Jesus, ik bid u, in het boek des levens naast uwen honig-zoeten naam ook den mijnen te willen schrijven. O, zeg het tot mijn hart: „Ik ben uwe zaligheid.quot; Verlaat mij niet, o Jesus bescherm
164
mij ea stel mijn hart gerust. Moge uw geest, die niets dan goedheid is, mij dezen dag en gedurende geheel mijn leven begeleiden op den weg uwer heilige geboden tot aan de poorten van het rijk der rechtvaardigen en der eeuwige zaligheid , het land der levenden, waar ik het geluk zal bebben altijd, eeuwig met U te leven. Amen.
GEUED TOT DE li. ONBEVLEKTE MOEDER DES HEEREN.
Verhevene Moeder van mijnen God, Koningin des Hemels, mijne bijzondere Voorspreekster, ik groet U in het H. allerzoetst Hart van Jesus, uwen beminnelijken Zoon; en in plaats mijner liefde, die zoo koud en onbeduidend is, offer ik U de liefde van dat goddelijk Hart
l6S
op. Ik smeek U, dat, gelijk Hij, mensch en onze broeder wordende U tot Moeder over ons heeft aangesteld, Gij ook heden uit liefde tot Hem U géwaardigen moogt mij als uw kind aan te nemen en te erkennen. Moeder, ik verdien het wel niet, doch moge uwe moederlijke liefde mij die gunst verk enen. Neem mij als eene liefdevolle moeder, onder uwe hoede en bescherming, ondersteun mij in alles wat ik doe, in alle bekoringen, in alle angsten. Toon steeds voor mij een moederhart te bezitten, bezorgd mij te helpen in dit leven en mij tot Jesus te geleiden in het uur van mijnen dood. Amen.
GEBED TOT'ZIJN BESCHERMENGEL.
Ik groet U in het allerminnelijkst
166
Hart van Jesus Christus, den Zoon van God, o heilige Engel, die de Bewaarder zijt van mijne ziel en van mijn ligchaam. Neem mij uit liefde lot Hem, die bij het H. Doopsel mij aan U aanbeval, onder uwe zorgzame hoede en leiding. Sta mij ter zijde met uwe hulp, opdat ik zonder struikelen de stormen van dit ellendig leven door-worstele. Richt krachtdadig mijne schreden op den weg des heils, opdat ik in uw gezelschap eenmaal moge geraken tot de aanschouwing van het Wezen mijns hemelschen Vaders, dat Gij immer geniet, om met U en met alle zalige Geesten eeuwig te prijzen de aanbiddelijke heilige Drieéénheid, die al, wat zoet en zalig is overtreft. Amen.
167
VI.
GEBED ÜM DEN GODDELIJKEN ZEGEN'.
Zegen mij, Vader, Zoon en H. Geest, eenig God! Zegen mij, o Heer Jesus Christus met de teederste liefde uws Harten! Geef, dat ik gedurende dezen dag met bereid-vaardigen wil en met brandende liefde mij verblijde in de vervulling mijner plichten en uwer heilige wenschen in alles, wat er gebeure of wat Gij over mij zult beschikken. Geef, dat ik in den geest van liefde met een volgzaam en zuiver hart en met verloochening mijner hartstochten en mijner eigenliefde, getrouw uwe goddelijke inzichten, uwe genade en uwe heilige inspraken volge.
Kus ten slotte het kruisbeeld en zeg met den H. Franciscus Xaverius.
God mijns harten, om de vijf Wonden door de liefde U aan het Kruis geslagen, wees uwer dierbaren gedachtig, die Gij met uw kostbaar Bloed hebt vrijgekocht. Wees ons genadig, lieve Jesus, altijd doch bijzonder gedurende dezen dag, Amen.
Alvorens op te staan van uw gebed moet gij bedaard en aandachtig eiken morgen een der christelijke grondregels lezen, welke onmiddelijk na dit tweede morgengebed zijn aangegeven. Zie bladz. 171.
KORTER MORGENGEBED.
Dewijl onze bezigheden of andere oorzaken somtijds een beletsel kunnen zijn, des morgens langen tijd aan het gebed te wijden, en de mensch dikwerf in dat beletsel zelf een beweegreden vindt, des morgens in het geheel niet te bidden, laten wij hier een korter morgengebed
169
volgen met de herinnering aan de ernstige en dubbele waarheid. „Die goed bidt, wordt zeker zalig; die niet bid;, gaat zeker verloren.5' Wanneer ons hart nog een greintje wederliefde bezit voor dat heilig Hart, dat brandt van liefde voor ons, dan zullen wij eiken morgen, ten minste de weinige oogenblikken kunnen vinden om met de volgende gebeden den dag te heiligen. Maak het tot uwe gewoonte terstond bij uw ontwaken u te' teekenen met het teeken des kruises en te zeggen:
Jesus, Maria, Joseph ik beveel mij aan uwe heilige Harten.
Tracht terwijl gij u kleedt, bezig te zijn met de een of andere goede gedachte en gereed zijnde zeg dan neder knielend:
O allerheiligste Drievuldigheid, Vader, Zoon en H. Geest, één God in drie personen, ik geloof, dat Gij hier tegenwoordig zijt. Ik aanbid U met diepen eerbied; ik bemin U boven allés uit geheel mijn hart.
170
Ik dank U, o God vol goedheid en barmhartigheid, voor al de weldaden, die Gij mij tot op dezen oogenblik hebt geschonken, vooral dank ik U wijl Gij mij dezen nacht hebt bewaard.
Daarom dan ook offer ik U alles op, wat ik gedurende dezen dag zal doen of lijden. Al mijne handelingen op dezen dag vereenig ik met den arbeid en het lijden van Jesus en Maria zijne heilige onbevlekte Moeder. — Maak o, goede God, al mijne wenscheu, woorden en werken gelijkvormig aan de wenschen en gewaarwordingen van Jesus heilig Hart en geef, dat ik aan alle gunsten, aflaten en genaden, die uit de rijke bron van goddelijke liefde heden voor mij kunnen voortspruiten deelachtig worde.
lyi
O Jesus, bescherm mij dezen dag en al de dagen mijns levens met de alvermogende liefde uws Harten! O Maria, heilige onbevlekte Moeder van Gods Zoon, neem mij als een uwer kinderen onder uwe hoede. Zijt mij eene Moeder bid en zorg voor mij, en Gij Vader onttrek mij uwe genade en uwen bijstand niet om de liefde, die Gij Jesus en Maria toedraagt. Heilige Engel, die mij door God tot geleider en beschermer zijt gegeven — mijne H. Patronen staat mij overal en. in alles bij.
Alle gedachten en begeerten, alle ingevingen en gewaarwordingen, alle bekoringen en gelegenheden tot zonde, kortom alles wat strijdt, mijn God, met uwen heiligen wil, verklaar ik plechtig niet te
172
zullen willen. Bijzonder hernieuw ik mijn voornemen, deze deugd (hier noemt men die deugd) te beoefenen en die gewoonte of die zonde (men noeme ze) met alle krachtsinspanning te vermijden-Duizend maal liever sterven dan U, o Jesus, te beleedigen en uw heilig Hart op nieuw te doorboren. Zoo dikwerf de bekoring mij op dezen dag ten kwade zal lokken, wil ik vluchten tot uw heilig Hart en in mij zeiven herhalen: Ik bemin U Jesus! want Gij hebt mij zooveel bemind. Ik geef mijn Hart aan U alleen, mijn God, want Gij hebt tot den laatsten druppel bloeds uws Harten gegeven voor mij 1 — Jesus Maria, voor U wil ik leven en sterven!
Ik beveel mij in alle gebeden, en goede werken en in alle heilige
offers, die U, o God, heden over geheel de aarde worden opgedragen. Hart van Jesus, brandend van liefde voor ons, ontvlam meer en meer de harten van alle menschen met liefde voor U.
En wijl ik niets Gode behage-lijks vermag uit mijn zeiven, bid ik in het besef van al mijne nietigheid en ellende, zwakheid en gebreken: dat de zegen van God den Vader, den Zoon en den H. Geest met den zegen der onbevlekte Maagd Maria en van den H. Joseph op mij nederdale en mij gedurende dezen dag voor alle tijdelijke en geestelijke rampen beware. Amen.
Men eindige hier niet zonder eerst, met allen ernst en oplettendheid, een der volgende spreuken gekozen te hebben om gedurende den dag dikwijls herdacht te worden.
EN
OPMERKINGEN.
De volgende punten zijn als zoovele enkele, korte maar veel omvattende gedachten neergeschreven om ter onzer overweging te strekken. Zeer geschikt zal men er eiken dag een uit kunnen kiezen om als hoofdgedachte gedurende den dag herhaaldelijk in ons geheugen teruggeroepen of als onderwerp voor ons bijzonder dagelijksch onderzoek gebezigd te worden.
1. De belangrijkste zaak voor u , is uwe toekomst in de eeuwigheid,
2. Hetzij gij er aan denken wilt of niet, ook voor u zal het tijdelijke plaats maken voor het eeuwige, en spoediger dan gij meent.
175
j. Tusschen dit leven en de eeuwigheid ligt slechts één enkel oogenblik.
4. Gij moet kiezen tusschen eeuwig geluk of eeuwig lijden. Er is geen middenweg. Kunt gij dan nog weifelen in uwe keuze ?
5. Gij zijt op de wereld gekomen uitsluitend om te arbeiden, haar heilig te verlaten.
6. Om waarlijk te leven, moet gij leven volgens de grondbeginselen van het H. Evangelie.
7. Misschien sterft gij nog heden avond, wordt het dan geen tijd er aan te denken, als goed Christen te leven?
8. Welke dwaasheid, zoo lang te wachten met het begin, totdat het tijd is om te eindigen'
8*
176
g. Zeg niet morgen zal ik beginnen; misschien komt er voor u geen morgen meer.
10. Naauwelijks hebt gij een enkelen oogenblik ter uwer beschikking , en 't schijnt als of gij zeker waart op eene eeuw te kunnen rekenen!
11. Waarlijk, het is niet voorzichtig, u te verlaten op het onzekere.
12. Een slecht sterfuur is onherstelbaar ; slecht of goed — wij sterven maar eens.
13. De wereld bedriegt u en voert u ten verderve. Zijt gij wijs genoeg, dit te gelooven?
14. Als gij de zonde en 't gevaar der zonde te gemoet loopt, wat doet gij dan anders dan de eeuwige vlammen te gemoet te loopen ?
177
15. Het genot, wat de zondeen de wereld schenkt is vluchtig en vergankelijk, doch de wroegingen de straf der hel duurt eeuwig.
16. Het kwaad, wat gij lachende bedrijft, zult gij met bittere tranen moeten boeten.
17. Al den tijd, dien gij verbeuzelt en verliest, vindt of koopt gij niet terug.
18. Heden misschien zal God u oordeelen, heden zal Hij misschien de eeuwige rekening met: u willen vereffenen ■— en van uwen kant is er niets in orde.
19. Gij lacht en vermaakt u, en de diepte der hel gaapt aan uwe voeten.
20. Als gij zelf de zonde niet in u verdelgt, dan zal de zonde u verdelgen.
178
21. Hoe meer wij ons inspanning getroosten, des te eerder zal de vrede en kalmte des harteii ons eigendom zijn.
22. Vergeef u zeiven niets ea God zal u alles vergeven.
23. Door zich zeiven te sparen en te ontzien, verliest men zicli; door zich zeiven te vleien en te vertroetelen, brengt men zich den dood toe.
24. Hij, die er niets voor over heeft zijne zaligheid zeker te maken, kan verzekerd zijn, zijne zaligheid te verliezen.
25. 't Is groote wijsheid al het nietige dezer wereld op te offeren om al het wezenlijke der andere wereld te winnen.
26. Een geluk, dat eeuwig duurt
179
is toch wel eenige oogenblikken van offer en inspanning waard.
27. O dwaasheid der wereld 1 om den hemel te wagen voor eene nietigheid dezer aarde!
28. Wie Gods vriendschap en genade bezit op aarde, mocht hij overigens ook niets bezitten, is rijk in de hoogste mate.
29. Niet geld of goed, maar deugd is de ware rijkdom onzer zielen.
30. Heilig, zijn is alle ware goederen bezitten.
31. Hoe kan iets ter wereld, waarin alles vergankelijk is, den mensch bevredigen, die slechts bevredigd wordt, door het eeuwig bezit van God ?
32. Dan voorwaar bezit men
i8o
alles, wanneer men niets meer verlangt.
33. Zijt tevreden met God en God zal over u tevreden zijn.
34. Slechts doorlijden en moeilijkheden streeft men tot eeuwig geluk.
35. Niet de troon maar het kruis is de ladder om ten hemel te klimmen.
36. Hoe is 't mogelijk niet te vallen als wij slechts steunen op het brooze dezer aarde.
37. Als de wereld u tot kruis verstrekt, dan zal Jesus uwe zaligheid zijn.
38. God is liefde, wat zaliger dan Hem te beminnen en Hem geheel toe te behooren?
i8i
39. Indien gij uw kruis blijmoedig en standvastig draagt, dan zal het u dragen: een kruis, datedel-moedig door ons gedragen wordt is maar een half kruis.
40. Waarom zet gij al uw zinnen op het tijdelijke, gij die onsterfelijk zijt ?
41. Uwe ziel is uitsluitend voor God geschapen, waarom is zij dan gehecht aan iets, wat God volstrekt niet is.
42. Het heelal in al zijn omvang, is te klein voor een hart, dat slechts gevuld kan worden door God alleen
43. Uwe ziel alleen is meer waard dan alle goederen dezer aarde.
44. Zoek waar gij wilt, den vrede vindt gij in God alleen.
182
45. Het geheim van 't ware rustbezit, bestaat iri niets te verlangen van hetgeen vergankelijk is.
46. Laat God begaan: Hij zal veel beter slagen dan gij het zoudt vermogen.
47. Dikwerf bederven wij alles door de overdreven bemoeiingen van ons zeiven: God alleen weet zeer goed, wat wij noodig hebben.
48. Zijt gij bevreesd voor den dood, vrees dan bovenal den eeuwigen dood.
49. Naarmate uwe ziel voortreffelijker is, moet gij des te meer vreezen haar te verliezen.
50. Dat heet niet ons zeiven minnen, indien wij onze zaligheid niet beminnen.
51. Die zich heden blijde maakt,
183
zal wellicht dezen avond nog zijn laatste uur bereikt hebben en zonder herstel verloren zijn.
52. Wat is vermeteler dan te spelen op den rand eens afgronds.
53. Ofschoon gij geen vrees ontwaart, waan daarom niet zonder gevaar te zijn.
54- God beleedigen en niet vreezen, is dat niet het verstand of het geloof verloren hebben ?
55. 'tKost moeite en opoffering om deugdzaam te leven, maar hoe zoet is het als deugdzame te sterven.
56. De boetvaardigheid is bitter doch zij zuivert en geneest onze zielen.
57. Beter is het zich zeiven te verloochenen en te kastijden dan
9
184
de kastijding der goddelijke rechtvaardigheid af te wachten.
58. Niets is klein of van weinig beteekenis, wanneer het geldt God te behagen of te mishagen.
59. Wilt gij heilig en in vrede sterven, tracht dan heilig te leven.
60. Moet gij u niet schamen nog niets gedaan te hebben van hetgeen, waarvoor gij alleen op de wereld zijt gekomen?
61. God alleen bestaat uit zich zei ven; wat u betreft, weet het wel, gij bestaat slechts door den wil van God.
62. Alles, wat gij slechts aan u zei ven toeschrijft, is voor u verloren.
63. Niets is zeker op deze wereld,
dati hetgeen gegrondvest is op het onveranderlijk Wezen , God.
64. De grootste heilige is hij, die zich het meest inspant den wil van God te vervullen zelfs in de kleinste zaken.
65. Kan een leven, zonder liefde voor God doorgebracht, wel in waarheid een leven heeten ?
66. Sterven buiten de vriendschap Gods, is oneindig maer dan sterven.
67. De grootste deugden zijn wel die, welke het minst in het oog loopen daarentegen liet krachtdadigst slagen in de uitroeiing onzer bedorvenheid.
68. Geef aan God zonder achterhouding, en hij zal u geven zonder mate.
iS6
69. Maak u klein, zoo klein als gij kunt, zoo klein, dat men u zelfs niet meer ontwaart; dat is het middel om waarlijk groot te worden.
70. Hoe meer de menschen u vergeten, des te minder zult gij vergeten worden door Jesus Christus.
71. Een volgeling van het Woord, dat Mensch geworden is, stijgt slechts hooger, naarmate hij zich dieper vernedert.
72. Zeg niet, dat men u vernedert, men zet u slechts op uwe plaats.
73. Gij staat altijd nog veelte hoog, wijl gij de eeuwige straffen verdiend hebt.
74. Smart en versmading , ziedaar de schatten van heilige zielen.
75. Gij zijt rijk genoeg, wanneer gij slechts tevreden zijt met uwe armoede.
76. De Christen, die onthecht is van alles, is meester van hemel en aarde.
77. Te hooger neemt de ziel hare vlucht ten hemel, naarmate zij minder verkleefdis aan het aardsche.
78. Om geheel met God ver-eenigd te worden, moeten wij sterven aan alles, wat God niet is.
79. Naarmate wij ons hart ledi-ger maken van de schepselen, vervullen wij het ook meer met den Schepper.
80. De ware liefde is niet altijd die, welke ons voldoet, maar wel die, welke ons vernedert en onthecht.
i8S
81. Wie zich zeiven niet bezit, hoe zal hij God kunnen bezitten!
82. Zachtzinnig en geduldig zijn tijdens voorspoed, dat zegt niet veel; men moet dit zijn bij kruis en tegenspoed.
83. De zachtmoedigheid is de levensles van onzen Zaligmaker; doch als gij die les niet leert en opvolgt in uw leven, zijt gij dan wel een leerling van uwen Zaligmaker Jesus Christus?
84. Zeg niet, dat gij Christen zijt, als gij niet willig bereid zijt kwaad met goed te vergelden.
85. Voorwaar het is een sc'hoone wraak en wel naar het voorbeeld des Heeren, hen met goedheden te vergelden, die u met kwaad en smaadheden overladen.
IS9
86. Wie zijn hartstochten weet te beheerschen, is in staat te heer-schen over geheel de wereld.
87. Een kalme en weltevredene ziel is een troon en welgevallige rustplaats voor God.
88. Hoe zijn uw oogen zonder tranen terwijl gij u toch schuldig kent aan zooveel zonden?
89. Tranen zijn er noodig, tranen van berouw om het vuur der helle uit te dooven, dat wij voor onze zonden verdiend hebben.
90. Daar zijn slechts twee wegen naar den hemel, de weg der onschuld , de weg der boetvaardigheid.
91. Hij, die het gevoelt, wat het is als balling hier te leven, kan voorwaar, zijn tranen slecht weerhouden.
190
92. Wat is meer beklagenswaardig dan zijn eigen ellende niet te kennen ?
93. Kan men nog smaak vinden in wereldsche vreugde bij de onzekerheid of een eeuwig leven of een eeuwige dood ons wacht?
94. Al de vreugden dezer wereld wegen in waarde niet op tegen een enkele traan van berouw.
95. Het groot geheim, het hart van God te winnen, bestaat in smeeken en verzuchten.
96. Elke schrede op onzen levensweg, is een schrede nader tot het graf; wij zijn aan het einde van dien weg, dan, als wij dit nog verre wanen.
97. Een ieder kan zeggen : gisteren was ik. Niemand kan zeggen, morgen zal ik zijn.
i9i
98. Wat baat het den onboetvaardige lang te leven, tenzij, om meerder schatten van Gods toorn en wrake op zijn hoofd te stapelen.
99. Een goede dood, is een meesterstuk, er zijn dus wel door ons tijdens ons leven meerdere proeven te nemen, ter voorbereiding om eenmaal wel te slagen.
100. Welk een zorg besteedt men voor den tijd die rusteloos voortsnelt! Waarom wijdt men niet evenveel zorgen aan de eewigheid, die geen einde zal hebben?
101. Wij doen zooveel om ons ongelukkig te maken naar de ziel; waarom doen wij niet een deel daarvan om ons een waarachtig eeuwig geluk te verzekeren?
102. Gij zegt, dat gij ten hemel
192
wilt, maar kiest gij wel den weg daarheen ?
103. In welk een ongelukkigen toestand verkeert de mensch, die in staat van zonden is; de dood behoeft maar één wenk en hij is voor altijd verloren.
104. Daar zijn geen twee hemelen : wij kunnen niet volmaakt gelukkig zijn in dit en in het ander leven.
105. Wie verslaafd is aan het cezit van aardsche goederen, zal geen deel hebben aan de eeuwige goederen.
106. V/ie hier niet de versmading van Jesus wil deelen, zal cok niet eenmaal met Hem heer-schen.
107. Wie hier den beker der
I93
versmading, der verachting en der bespotting drinkt om Jesus wil, zal eenmaal glorie en verheerlijking genieten ten eigen heile.
ioS. Er tegen opzien, zijne misstappen af te boeten , dat heet niet waarlijk boetvaardig zijn.
109. De zondaar stelle zich een verworpeling voor oogen, deze alleen is in staat hem te zeggen, welke waarde de tijd voor hem heeft om zijne zonden te boeten.
110. Tusschen deugd en ondeugd ligt geen midden.
111. Wie niet oprecht omgaat met God en met zijn geweten, wie deugd en ondeugd aan elkander wil paren, is een halfslachtige en een huichelaar, die zich zeiven bedriegt en ten verderve rent.
194
112. Waarom haat gij niet hier op aarde, wat gij eenmaal wilt haten in den hemel — de zonde?
113. Waarom bemint gij niet op deze aarde, wat gij schijnt eenmaal te willen beminnen in den hemel — God en de deugd?
114. Verlangen — smachtend verlangen naar God, is oneindig beter dan te hunkeren naar eene schijnbare verzadiging, welke het geschapene ons biedt.
115. O! de smaak in het hemel-sche, schenkt des menschen hart zulke een ware bevrediging.
116. Hoe meer wij hongeren naar de eeuwige zaligheid, des te meer ontwaren wij een voorsmaak van het hemelsche.
117. Hongerig te zijn op deze
aarde is het erfdeel der Heiligen; verzadigd te worden is het deel der Gelukzaligen in den hemel. Welnu die hier heilig leeft — wordt ginds een gelukzalige.
118. Wie waarlijk verlangt naar den hemel, is zat van ce aarde en hare goederen.
119. Wie meent naar God te verlangen en niet alles overheeft om God te bezitten, wordt door zijn meening en verlangen bedrogen.
120. Het gebed schenkt ons reeds hier verzadiging — ga dan tot die bron om uwen dorst te lesschen.
121. De bestrijding en het verzetten der nuttelooze gedachten is de dood der slechte gedachten.
122. Heilige geestelijke verza-
196
diging is de vrucht van een langdurig en liefdevol gebed.
123. Een vast besluit, een hecht voornemen draagt de zegen weg over alle verzet der natuur.
124. Waken, bidden, strijden, zich verloochenen, ziedaar de groote middelen tot volmaaktheid.
125. Zonder stilte en ingetogenheid is de godsvrucht een hersenschim,
126. Nimmer zult gij voortgang maken in het innerlijk geestelijk leven als gij niet streeft, voortdurend in Gods tegenwoordigheid te wandelen.
127. Wordt wederom een kind met Jesus en weldra zult gij met Hem groeien in wijsheid en Gode behagelijk worden.
197
128. Doe nu, wat u getoond wordt op het kruis — dat is de beknopte inhoud van alle deugd.
129. Gij vraagt, welke is de weg ten hemel? — ik ken geen anderen weg dan dien het Evangelie aanwijst.
130. Om niet te verdwalen moet gij noodzakelijk de voetstappen van Jesus Christus volgen.
131. Ik ben de weg, de waarheid en het leven, zegt uw Verlosser. Welaan, ga dan tot Hem en volg Hem na en verwijder u geen oogenblik uit zijne omgeving.
132. Wat zijt gij wel op dezen oogenhlik voor het Hart van Jesus en wat is Jesus wel voor uw hart?
133. Zult gij dan altijd blijven zeggen; ik zou wel willen — en
I9S
nimmer zeggen; het is geschied, heden nog ben ik begonnen?
134. Weet wel, terwijl gij weifelt en telkens uitstelt eene keus te doen, komt de dood en gaat alles verloren.
135. Niet begeerten en schoone wenschen, maar deze verwerkelijkt in ons leven, redden ons voor de eeuwigheid.
136. Wijd u aan God en aan de deugd op dezen oogenblik: draal niet langer want de tijd, die komt, is niet ter uwer beschikking.
137. Wel zijn alle beginselen moeilijk en vermengd met heel veel bitters doch de volharding verzoet ten laatste alles.
138. Schep moed, de genade des Heeren is duizendmaal sterker dan de duivel en de hel.
I99
139. Hoeveel vermag eene ziel, die God vreest en op Hem al haar vertrouwen stelt!
140. Welke verblinding van ons menschen — wij zien anderen dagelijks rondom ons sterven en wij denken niet na, dat ook eenmaal onze beurt zal komen.
141. Wat helpt het te bedenken, dat men sterven moet, als men niet bedacht is goed te sterven ?
142. Hier — hebt gij nog de keuze tusschen eeuwig geluk of ongeluk. Daar — aan gene zijde van het graf, rest ons geen keuze meer.
143. Het verleidend schijnschoon dezer wereld betoovert en verblindt ons — doch men deuke aan het eind van alles,
9*
200
144- Zal het dan eenmaal niet beter zijn hier geleefd te hebben voor God en voor de deugd in plaats van voor ons lichaam en den lust der zinnen?
145. Wie wijs is, draagt zorg niets te doen, waarover hij zich eenmaal bitter zal moeten beklagen.
146. Tracht nu zóó te zijn als gij wenschen zoudt in de ure des doods te wezen.
147. De ware deugd, zij moge moeilijk schijnen en veel offers van ons vergen, — bezit evenwel meer zoet dan bitterheden.
148. Is het niet beter hier God tot vriend te houden dan Hem eenmaal tot vijand te hebben.
149. AVat is de aardsche vriendschap, wat der menschen eer en
achting? Zij sterft met u weg — zij maakt uw ziel niet zalig —zij helpt u niet voor den troon van Hem, wiens vriendschap reikt tot over het graf—wiens vijandschap verschrikkelijk is.
150. Wilt gij vriend zijn van Jesus, maak u dan vriend der armen; wat gij den minste zijner doet, dat hebt ge aan Hem gedaan.
151. Als gij geen medelijden hebt voor anderen, hoe wilt gij dan het hart uws Rechters tot medelijden stemmen.
152. Zie de aalmoezen niet aan als een gunstbewijs, als louter welwillendheid, neen, zie daarin de voldoening eener schuld en een handel om den hemel.
153. God beminnen boven alles
202
en zijn naaste beminnen als zich zclven, ziedaar geheel de wet. Zich zeiven liefhebben en zich zeiven in alles zoeken, ziedaar de bron van alle zonden.
154. Wilt gij gelukkig leven hier en eens zeker gelukkig worden daarboven, bestrijd dan de eigenliefde in uw hart — en zie in dien strijd niet tegen offers op.
rSS- Wilt gij dat uw hart, zoo ledig van u zeiven, iets hebbe te beminnen, iets hebbe ter volmaakte bevrediging, sluit het dan in de harten van Jesus, van Maria en Joseph.
156. Wilt gij eindelijk, dat uw hart rust vinde in die heilige Harten beschouw ze dan, leer ijverig, wat daarin omgaat, tracht de
203
gewaarwordingen, die daarin opwellen, in u over te nemen. Kortom tracht met uw hart op de Harten van Jesus, Maria en Joseph te gelijken.
Vele personen, die den Heer op meer volmaakte wijze willen dienen, verlangen een richtsnoer voor hun daden om veilig te wandelen en hunne voeten niet in eene hinderlaag te zetten. Daarom willen wij hier een levensregel laten volgen, die den beminnaren der deugd welkom en van veel voordeel zal zijn.
Besteed eiken morgen, terstond na uwe gewone gebeden verricht te hebben, eenigen tijd aan de godvruchtige overdenking der eeuwige waarheden, of van het leven van onzen goddelijken Verlosser. Een kwartier uurs daaraan gewijd zal zeer goed besteed zijn.
205
Om deze overweging goed te doen moet gij met ijver de punten voorbereiden, naar een of ander boek, als bijvoorbeeld, de Ponte, Avancinus. Het Evangelie overwogen, doorSegnery. De Navolging van het H. Hart; Thomas a Kem-pis, Chaignon, of anderen.
De wijze hierin te volgen, zij als volgt:
1. Plaats u in de tegenwoordigheid van God en vraag Hem de kracht, u aan die overweging met geheel uw hart te wijden.
2. Vervolgens moet gij, zonder overdreven inspanning, met uwe verbeelding u eene zinnelijke voorstelling trachten te maken van datgene, wat gij ter overweging hebt gekozen.
3. Doorloop van punt tot punt.
206
zij het ook met behulp van een boek, de voorbereide stof der overweging.
4. Pas haar op u toe, u bij het gezicht dezer waarheden opwekkend, nu eens tot verfoeiing uwer zonden, dan weder tot verbetering van uw ieven, namelijk tot versterving van u zei ven, tot beteugeling der hartstochten, die u het meest kwellen hetzij de zinlijkheid, hetzij het ongeduld of de hoovaar-digheid enz. en tracht u zelven aan te sporen tot zuiverheid van meening in de werken van liefde, van ijverige deugds-betrachting enz.
5. Besluit het geheel met een bijzonder voornemen, dat gij dienzelfden dag wilt volvoeren, en met eene korte samenspraak tot Jesus of Maria, opdat Zij u de genade
207
verleenen, in daden uit te voeren, wat gij in uwe goede voornemens hebt besloten.
Eindelijk laat nimmer uwe overweging wegens dorheid, verveling of verstrooiing, die u overvalt, achterwege, en wanneer eene wettige reden u belet haar des morgens te doen, tracht haar dan in den loop van den dag of des avonds in huis of voor het allerheiligst Sacrament te verrichten.
Eiken avond, vóór dat gij u ter ruste begeeft, moet gij ten eerste uw gewone gebeden verrichten, waaronder de vernieuwing der akten van Geloof, Hoop en Liefde, die zoo zeer tot het wezen van een christelijk leven behooren , tenzij gij zulks
10
2oS
reeds des morgens gedaan mocht hebben. De H. Vincentius van Paula verzekerde, dat men van een christen, die zijn morgen en avondgebeden verwaarloost, niets goeds kan verwachten. Ten tweede, besteed vervolgens vijf of zes minuten aan het onderzoek van uw geweten, doorloop vluchtig uwe handelingen van geheel den dag en merk op, wat daarin gebrekkigs is geweest, en wek eindelijk een levendig berouw in u op en het voornemen het den volgenden dag beter te maken.
III.
Onder alle dagelij ksche oefeningen van godsvrucht moet altijd het bijwonen van het heilig Misoffer de eerste plaats innemen. En
209
daarom moet gij u ten eerste vast voornemen, indien gij zonder groote moeite daarbij tegenwoordig kunt zijn, dit nimmer uit lauwheid of nalatigheid te verwaarloozen. De H, Augustinus prijst zijne heilige moeder Monica zeer omdat zij dagelijks bij het H. Misoffer tegenwoordig was; schrijf u ten tweede eene godvruchtige wijze voor om de heilige Mis te hooren, daarbij niet te vergeten de geestelijke Communie , die van zooveel gewicht is.
Wat het sacrament der Biecht betreft.
i. Kies u een Biechtvader, die de wetenschap, en dien godvruch-tigen geest bezit als gij bij uw sterfbed zoudt wenschen, en deel
210
hem met vertrouwen en gehoorzaamheid al de belangen uwer ziel mede, zonder u evenwel zoo vast aan hem te hechten, dat gij, wanneer eene voldoende beweegreden ii aanspoort tot een anderen te gaan, gij het niet zoudt kunnen.') 2. Wat de menigvuldigheid der H. Biecht betreft, heeft de H. Ignatius geschreven, dat het goed was eenmaal in de maand ter H. Biecht te gaan, maar beter alle acht dagen tot dat H. Sacrament te naderen. En indien Jesus u ingeeft deze betere wijze te volgen, laat u dan niet weerhouden door gezegden van anderen, die geen smaak voor het goddelijke bezitten.
i) Lees hier „Faber, Groei in Heiligheidquot; bladz. 451 G. Mosmans. 's Bosch.
3. Om wel te biechten moet gij goed uw geweten onderzoeken, hetgeen voor iemand, die dikwerf ter H. Biecht gaat, niet moeilijk is, doch leg er u meer met voordacht op toe, ware gevoelens van berouw, in u op te wekken wijl daarvan de vrucht der Biecht vooral afhangt.
4. En openbaar vervolgens den Biechtvader zonder schroom, wat uw geweten zegt, zonder te ver-grooten, zonder te verkleinen, zonder iets te verhelen.
5. Indien gij het ongeluk hebt, in eene groote feil te vallen, wend u dan zoo spoedig mogelijk tot het goddelijk Bad van boetvaardigheid.
6. Eindelijk, draag groote zorg, «iet te spreken noch over den
212
Biechtvader noch over uwe biechten zonder zwaarwichtige redenen.
V.
Zoo menigvuldig als gij tot het Sacrament van boetvaardigheid nadert, moet gij ook tot de H. Communie naderen. En daarom
i. Wat den lijd betreft, sla in den loop des jaars de voornaamste feesten des Heeren, der H. Maagd, en van uwe bijzondere Patronen niet over.
De H. Carolus had dit gebruik in de stad Milaan ingevoerd, met zulk gevolg, dat de feesten der H. Maagd Maria, wat aangaat het getal dergenen, die tot de Sacramenten naderden, niet van het hoogtijd van Paschen verschilden.
213
2. AVat de wijze betreft, waarop gij dit H. Sacrament: moet ontvangen, tracht ter heilige Tafel te naderen met al de voorbereiding, welke vereischt wordt. De H. Aloysius van Gonzaga besteedde drie dagen tot voorbereiding en de volgende drie dagen tot dankzegging.
3. Ten minste moet de naaste voorbereiding zooveel mogelijk uit vurige akten van geloof, eerbied en liefde bestaan.
4. En als gij uwen goddelijken Meester ontvangen hebt, zijt dan niet zoo vrij Hem terstond te verlaten, gedachtig aan de woorden der H. Theresia ,,dat er geen tijd meer geschikt is, genade te verwerven dan de tijd, onmiddelijk na de H. Communie.quot;
214
VI.
Indien gij eiken dag, een oogen-blik aan godvruchtige lezing kunt besteden, dan moet gij dit niet verwaarloozen. Tracht het ten minste op feestdagen te doen, op welke gij ook niet verzuimen moet de verkondiging van Gods woord aan te hooren. Jesus zegt „dat zij, die niet naar zijne stem luisteren, ook niet tot zijne schapen behooren.quot;
VIL
Om u gedurende den dag met uwen Goddelijken Meester veree-nigd te houden moet gij u eerst vertrouwd maken, met het gebruik van schietgebeden, nu eeus tot Jesus, dan tot Maria, dan tot de
215
Heiligen gericht al naar de orastan-digheden, welke uwe verschillende behoeften in het leven roepen ; of naar de verschillende bekoringen, welke de gesteltenis uws geestes doet ontstaan; vooral overeenkomstig de deugd, die gij van plan zijt u eigen te maken, en de ondeugden, die gij u hebt voorgenomen te bestrijden, Ten tweede, moet gij zoo mogelijk eiken dag een klein bezoek brengen aan het allerheiligst Sacrament en aan de beeltenis der H. Maagd, uwe Moeder.
VIII.
Wat de beoefening der deugd betreft, moet gij u er diep van overtuigen, dat geheel het christelijk leven beantwoordt aan de ont-
2l6
trekking, zij het ook met geweld , van hetgene der zinnelijkheid voldoet, en aan de volkomen onderwerping, aan de wet van God in alles, wat u mishaagt, of wel door de versterving van het vleesch, of wel door de verloochening van den geest; en daarom moet gij a er met ernst op toeleggen, van uwe hartstochten juist die het meest te bestrijden, welke in u de heerschende is, en die gij gemakkelijk zult erkennen, indien gij slechts nagaat, welke gedachten uwen geest het meest bezig houden, welke gevoelens uw hart het meest innemen, en welke de oorzaak van de meeste uwer feilen is. Vervolgens, zonder den strijd tegen uwe overige hartstochten, wanneer zij zich doen gelden, en de beoe-
217
ening van andere deugden, wanneer zich daartoe de gelegenheid aanbiedt achterwege te laten, moet gij u oefenen, bij al uwe handelingen , zelfs bij de kleinste, vooral een zuivere meening op den voorgrond te stellen. Daarom moet gij, bij het eerste ontwaken, aan God alles opdragen en later gedurende den dag of ten minste bij uwe voornaamste handelingen die opdracht hernieuwen om alles tot zijne glorie te verrichten. Eindelijk draag bijzonder zorg ten opzichte van die deugden, welke aan uwen staat eigen moeten zijn; de onderwerping en de gehoorzaamheid indien gij nog een kind zijt; de waakzaamheid zoo gij vader of moeder zijt; de liefde tot het werk, indien gij dienstbaar zijt; de spraakzaamheid
21S
indien gij overste zijt; het geduld indien gij arm zijt; de liefde indien gij rijk zijt; het volhardend lijden indien gij in ziekte verkeert, enz. wie gelooft aan God te kunnen behagen zonder de deugden van zijnen staat te beoefenen, bedriegt zich zeiven en erkent den geest van Jesus Christus niet.
IX.
Doe uw best, u een geheel bijzondere godsvrucht eigen te maken tot het allerheiligst Hart van Jesus Christus, die beloofd heeft geene grenzen te zullen stellen aan zijne genade voor hen, die Hem in dien brandenden oven van liefde zoeken en daarom:
i. Tracht het goddelijk Hart zoo innerlijk mogelijk te leeren
219
kennen door de overweging of door de lezing van een of ander boek, v/at over die godsvrucht heeft geschreven.
2. Verricht de een of andere godvruchtige oefening tot het H. Hart, hetgeen gij eiken dag doen kunt tijdens uw bezoek bij hel heilig Sacrament, of ten minste eiken Vrijdag en bovenal den eersten Vrijdag van elke maand.
3. Tracht u door godvruchtige negendaagsche oefening tot de viering der feestdagen van het II. Hart voor te bereiden.
4. Tracht door bijzondere gesprekken een bevordenaaar dezer godsvrucht te worden, en indien de ijver en de omstandigheden u in staat stellen haar in eene kerk of parochie in te voeren, laat dan
220
niet na u deze schoone verdiensten ten opzichte van J esus te verwerven.
X.
Na Jesus, verdient Maria op de eerste plaats door de christenen bemind te worden. Wil daarom steeds meer en meer uwe liefde tot Haar aankweeken. En daarom:
1. Laat geen dag voorbijgaan zonder Haar eenigen dienst te bewijzen, voornamelijk door het bidden van den rozenkrans hetzij alleen of met uw huisgezin.
2. Vraag zooals de H. Stanislaus deed, eiken morgen bij uw ontwaken en eiken avond alvorens gij u ter ruste begeeft, haren zegen,
3. Leg u eiken morgen, bijzonder op den Zaturdag, Haar ter
221
eere eenige versterving of een bezoek bij haar altaar oo.
4. Kunt gij voor hare voornaamste feesten geene novene doen met geheel uw huisgezin, doe het dan ten minste voor u in het bijzonder.
5. Tracht de godvruchtige viering der Meimaand te bevorderen door ze bij u in te voeren, zoo zij nog niet bestaat.
6. Eindelijk tracht bij gelegenheid ook anderen te bezielen met een levendig vertrouwen en met eene teedere liefde jegens die goede Moeder.
XI.
Besteed op eenen dag van elke maand eenigen tijd om u tot den dood voor te bereiden, en vestig
222
bij deze gelegenheid uwe aandacht op vier zaken. Ten eerste stel een klein onderzoek in omtrent u zeiven om te zien of gij niets kunt vinden , wat u in die stonde zou kunnen verontrusten ten einde het thans te verbeteren. Spreek ten tweede eene goede Biecht en ontvang de heilige Communie als ware deze de laatste van uw leven. Houd u ten derde bij die gelegenheid bezig met dezelfde gevoelens, welke gij zoudt wenschen alsdan te bezitten. En maak eindelijk ten vierde uwe plannen, voor hetgeen gij in de volgende maand zult uitvoeren.
XII.
Neem in uwen omgang met den naaste boven al ter harte, aan uwe familie, hetzij uwe ouders, hetzij
223
uwe ondergeschikten een goed voorbeeld te geven. Houd ten tweede wat uwe kleeding, ook uwen stand in acht genomen, betreft zorgvuldig de eischen der christelijke zedigheid in het oog, ondanks hetgeen de wereld met hare stellingen en voorschriften daartegen overstek. Wacht u met ijverige zorg voor den vrijen omgang en het verkeer me t een ieder, die voor u eene aanleiding tot zonden zoude kunnen worden. Ten vierde , wat vermaken aangaat, vlucht volhardend al die uitspanningen, welke gij niet zonder wroeging des gewetens kunt nemen, als zijn zekere bijeenkomsten, zekere dansen, zekere schouwspelen, die de zedigheid kwetsen. Houd u zelfs met geoorloofde vermaken niet langer bezig dan eene gepaste ontspanning eischt.
224
Verkwist, ten vijfde, uwen tijd niet met het lezen van ij dele en lichtzinnge boeken veel minder met die, welke gevaarlijk zijn, omdat zij de zedelijkheid ondermijnen, of wel omdat zij het geloof aanvallen. Ten zesde, gedraag u in huis en in gezelschappen altijd christelijk; duld niet, dat men in uwe tegenwoordigheid iets zegge, dat de reinheid des geloofs of de goede zeden kwetst, en veel minder , dat men afkeurenswaardige schertsen make zonder uwe afkeuring te doen blijken. De H. Stanislaus bracht het zoo ver, dat men zich in zijne tegenwoordigheid niet een enkel maal een ongepast gesprek veroorloofde. Ten zevende, maak u nooit eene gewoonte, of zoo gij ze bezit, leg dan de gewoonte af,
225
bastaardvloeken uit te spreken, die, mogen zij ook al geen vloeken of eeden zijn, evenwel slecht klinken in den mond eens christens. Eindelijk ten achtste draag zorg, niet slechts zelf niet liefdeloos te spreken over anderen ■—■ eene ondeugd zoo menigvuldig in onze dagen, maar ook niet te veroorloven , dat anderen kwaad spreken in uwe tegenwoordigheid. De H. Theresia placht te zeggen, dat waar zij zich bevond, de goede naam van een ieder veilig was, zoo krachtig verzette zij zich tegen alle kwaadsprekendheid.
XIII.
Aan de christenen die een godvruchtig leven willen leiden past bovenal de ijver, en in deze tijden
220
is dit vooral noodzakelijk, opdat men niet zeggen kunne, dat de boozen meer ijver bezitten voor het kwaad dan de rechtvaardigen voor het goed en daarom.
1. Schaam u niet, over goddelijke zaken te spreken met personen met wie . gij gemeenzaam moet omgaan of die van u afhankelijk zijn, en toon u zelfs bezorgd voor alles, wat het heil hunner zielen betreft.
2. Indien gij lid zijt van zekere congregatie of godvruchtige ver-eeniging of mede doet in sommige liefdewerken, bevorder dan den goeden geest door uwe bereidvaardigheid om op gestelde tijden bij de vergaderingen tegenwoordig te zijn en met ijver de godvruchtige oefeningen te vervullen.
227
3' Bevorder alle krachtdadige middelen voor het heil van anderen, als zijn het lezen van goede boeken, door ze anderen te leenen als gij kunt; het dikwerf naderen tot de H. Sacramenten, door het gebruik daarvan en de voordeelen daaraan verbonden in het geheugen te roepen en aan te bevelen; de zuiverheid en zedigheid, door zooveel het in uw vermogen ligt uwen naaste van gevaarlijke vermaken terug te houden en in allen den lust voor een christelijk en godvruchtig leven aan te wakkeren.
XIV.
Eindelijk, houdt altijd deze drie belangrijke zaken in uw hart geprent : ten eerste, een teedere liefde tot de H. Kerk, zoodat gij nooit
228
twijfelt aan hetgeen zij u te ge-looven voorstelt; maar hoogacht en bemint zoo vurig mogelijk alles, wat zij doet en voorschrijft. Ten tweede, een teeder vertrouwen in Jesus Christus, zoodat gij u nimmer laat ter nederslaan in welke ontmoeting van tegenspoed, ziekte, angsten, armoede, geestelijken kommer, van leven of van dood. Doch hebt gij het ongeluk gehad in zonde te vallen dan is dat vertrouwen voor u zeer noodzakelijk. Tracht met kracht van ziel terstond op te staan, uwe goede besluiten te hernieuwen en u op Jesus Christus te verlaten; voortaan standvastig te zijn en doe dit, zoo dikwerf gij het ongeluk mocht hebben te hervallen.
Ten derde verhef u boven
229
alles, wat de wereld van u zal zeggen, veracht zoowel hare loftuitingen als hare berispingen, hare beloften en hare bedreigingen, haar belooning en hare kastijding en alles, wat zij behagelijks of verschrikkelijks heeft, overtuigd als gij zijt, dat wie der wereld wil behagen, aan Jesus niet welgevallig kau zijn. •—■ Hoe fac et vives. — Doe dit en gij zult leven.
Herlees ten minste eenmaal in de maand dezen levensregel en stel daarover een kort onderzoek in om te zien, hoe gij dien hebt nageleefd.
EEK, ontferm ü onzer.
Christus, ontferm U onzer.
lieer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm U onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm
U onzer.
God H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid, één God ontferm U onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods,
Moeder der goddelijke genade, 8
Ongeschonden Moeder,
231
Onbevlekte Moeder, bid voor ons.
Minnelijke Moeder,
Wonderbare Moeder,
Moeder des Scheppers,
Moeder des Zaligmakers,
Voorzichtigste Maagd,
Eerwaardige Maagd,
Lofwaardige Maagd,
Machtige Maagd,
Goedertierene Maagd,
Getrouwe Maagd.
Spiegel der Rechtvaardigheid,
Oorzaak onzer blijdschap,
Schoon Vat van godsvrucht,
Geheimzinnige Roos,
Toren van David,
Ivoren Toren,
Gulden Huis.
Ark des Verbonds,
Deur des Hemels,
Morgenster,
Heil der rieken,
Toevlucht der zondaren,
Troosteres der bedrukten,
Hulp der christenen,
II
232
Koningin der Engelen, bid voor ons. Koningin der Aartsvaders Koningin der Profeten, ^
Koningin van alle Heiligen,
Koningin zonder vlek ontvangen. Lam Gods, dat de zonden der wereld
wegneemt, spaar ons, Heer. Lam Gods, dat de zonden der wereld
wegneemt, verhoor ons. Heer. Lam Gods, dat de zonden der wereld
wegneemt, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus verhoor ons.
Onze Vader, Weesgegroet, fnz.
Gedenk, o goedigste Maagd Maria, dat het nooit is gehoord, dat iemand, die tot uwe bescherming vluchtte, om Uwe hulp smeekte, uwe voorspraak inriep, verlaten is geworden. Bezield door zulk ver-
233
trouwen vlucht ik tot U, Maagd der maagden, Moeder; tot U kom ik en stel mij als zonda.ar zuchtende in uwe tegenwoordigheid; wil niet, Moeder des Wqords, mijne woorden versmaden, maar hoor ze goedgunstig aan en verhoor ze. Amen.')
Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlucht, o heilige Moe-
i) Z, H. Pius IX verleende den 25 Juli 1S46 aan dit gebed, met een berouwhebbend hart verricht, telkens een aflaat van 300 dagen en een vollen aflaat eens in de maand op een dag naar keuze aan ieder, die het alle dagen dier maand zal gebeden en de gewone voorwaarden zal volbracht hebben voor den vollen aflaat gesteld namelijk: waardig te naderen tot de H. Biecht en de H. Communie, en eene kerk of openbare bidplaats te bezoeken om daar eenigen tijd te bidden volgens intentie van Z. H. bijv. vijfmaal Onze Vader wees gegr. en Glorie zij den Vader of iets anders gedurende denzelfden tijd.
234
der Gods, versmaad onze gebeden niet in onzen nood maar verlos ons altijd van alle gevaren, o roemwaardige en gezegende Maagd; onze Vrouwe, onze Middelares, onze Voorspreekster, verzoen ons met uwen Zoon vertoon ons aan uwen Zoon, beveel ons aan uwen Zoon.
Bid voor ons H. Moeder Gods, opdat wij der beloften van Christus waardig worden.
Wij bidden U, o Heer, stort uwe genade in onze harten, opdat wij, die door de boodschap des Engels de Menschwording van Christus, uwen Zoon gekend hebben, door zijn lijden en kruis mogen gebracht worden tot de heerlijkheid der verrijzenis door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. Amen.
235
Heilige Joseph, vriend van het heilig Hart, bid voor ons, ')
Wij bidden U Heer, geholpen te worden door de verdiensten van den Bruidegom uwer heiligste Moeder, opdat ons door zijne voorspraak gegeven worde, wat wij niet in staat zijn door ons zeiven te verkrijgen. Die leeft en regeert in eeuwigheid. Amen.
O Engel Gods, die mijn beschermer zijt, wil mij, door de opperste goedheid aan uwe hoede toevertrouwd, verlichten, bewaren, geleiden en bestieren. Amen. -)
1) Een aflaat van 100 dagen eens eiken dag Z. H. Pius IX. 3 Juni 1874.
2) Een aflaat van 100 dagen telkens. Pius VI. 2 Oct. 1795' Daarenboven een volle aflaat op het feest der H. Engelen (2 October) voor hen, die dit gebed eiken morgen en avond hebben gebeden. Een
236
DANKBETUIGING.
U, o God, prijze mijn hart, mijne ziel al mijne zintuigen, al mijne krachten, geheel mijn geest. Mogen alle schepselen U loven en danken, o allergoedigste en trouwste Beminnaar van des menschen zaligheid, voor de vele barmhartigheden, die Gij mij op dezen dag hebt bewezen. Het was uw goedig Hart niet genoeg zoo vele ondankbaarheden van mij te ver
volle aflaat in het uur des doods voor hen, die het dikwerf gedurende hun leven hebben gebeden (11 Juni 1796.) Een volle aflaat eens in de maand, naar keuze, die het gedurende eene maand eiken morgen en avond hebben gebeden. Deze volle aflaten allen te verdienen op de gewone voorwaarden.
237
dragen, zoovele feilen en zooveel onverschilligheid over het hoofd te zien, neen de onpeilbare overvloed van uwe goddelijke weldadigheid heeft zich daarenboven nog gewaar-digd met zoovele genaden zulk een nietswaardig, ondankbaar nutteloos schepsel als ik ben te ondersteunen, te bewaren en te helpen.
Roep hier in het geheugen de gunsten, de goede inspraken, het welslagen uwer pogingen, het ontvangen der H. Sacramenten, of de bescherming in bekoringen of gevaren, die u van God gewerden als zoo vele genadebewijzen van de liefde van Jesus Hart en zeg dan:
Ik dank daarvoor uwe goedgunstige ontferming, o mijn minnens-waardige Heer en Meester, ik dank uw allergoedigst Hart en zoo veel liefde van uwen kant vergelijkende
238
met de gebreken en beleedigingen, die ik daarvoor wedergaf, verneder ik mij vol schaamte voor uwe voeten.
GEBED OM VERLICHTING DES VERSTANDS.
Ach Heer, voeg nieuwe gunsten bij zoo velen mij op dezen dag gegeven, ik smeek het om uwe onuitsprekelijke goedheid, geef mij ook nog de genade om wel in te zien, waarin ik heden vooral uwe goddelijke Majesteit beleedigd heb. Moge het licht, dat uit uw van liefde vlammend Hart straalt, mijnen geest en mijn geheugen verlichten om te erkennen met welke gedachte, ik mij heden tegen uwen wil heb
239
bezig gehouden; welke woorden ik heb gesproken in strijd met uw goddelijk welbehagen; welke genegenheden, of welk behagen ik in mijn hart heb toegelaten in strijd met de zuivere gewaarwordingen van uw allerzuiverst Hert; welke handelingen ik verricht of nagelaten heb in strijd met uw goddelijk verlangen. Een enkele straal van uw goddelijk licht zal mijn geest helpen om mij daarvan de boosheid en de afschuwelijkheid te doen kennen. Voeg o goede Jesus, bij dat levendig besef mijner verzui-menissen en zonden een heilig gevoel van leedwezen en een onherroepelijk voornemen, mij te verbeteren. Zonder U, o goddelijke bron van alle licht, verkeer ik in duisternis; zonder U, o bron van
240
goddelijk liefdevuur ben ik koud en gevoelloos. Schenk mij daarom die tweevoudige genade om wille der droefheid, die liet ondervond van mijne zonden, om wille der liefde, die het uwen hemelschen Vader toedraagt en om wille der oneindige begeerte, die het heeft, alle zonden uit te delgen. Ik vertrouw dit van de goedigheid van uw allerheiligst Hart en door de voorspraak van uwe en mijne Moeder Maria.
ONDERZOEK DES GEWETENS.
Kom, o H. Geest, en zend de stralen van uw goddelijk licht over ons neder. Gij zijt een Vader voor ons armen, de Gever van alle goede gaven het licht voor onzen geest
241
en voor ons hart. Gij zijt de beste Trooster, de zoetste Levensgezel en een Verkwikker onzer zielen. Vervul, o goddelijk Licht ons binnenste met uwe helderheid. Ach , zonder U is er in ons niets onschuldig. Reinig, ik smeek hetU, wat in mij bezoedeld, besproei, wat in mij verdord, genees wat in mij gewond is. Buig mijn weer-spannigen wil, verwarm mijn koud gemoed en regel in mij, wat ongeregeld is. Schenk mij de verdiensten mijner goede daden, de volharding ten einde en eenmaal de eeuwige vreugde. Amen.
O God, die ons in de ware wijsheid door de verlichting des H. Geestes hebt onderwezen, geef dat wij door dien zelfden Geest mogen kennen, wat recht en goed
242
is en altijd in zijne vertroosting ons mogen verblijden. Amen.
Denk na: 1°. Of gij dezen morgen opstaande uwe gedachten terstond tot God hebt gericht.
2°. Of gij, u kleedend, Hem bedankt hebt door heilige verzuchtingen voor de genoten rust en bescherming, en den nieuwen dag met zijn bezigheden door eene goede meening aan Hem hebt opgedragen.
3°. Hebt gij het heilig Misoffer bijgewoond — of zijt gij tot de H. Sacramenten genaderd? zoo ja, hebt gij van uwen kant uw best gedaan, dit met de vereischte aandacht en godsvrucht te doen? Zoo neen, hoe zijt gij dtn aan uwen dagelijkschen arbeid gegaan ? Bereidvaar-dig, ijverig met het oog op Gods eere en uwe eigene zaligheid ?
4°. Hoe hebt gij den dag, den morgen, den middag, den avond doorgebracht ? Aan welke feilen of zonden hebl; gij u schuldig gemaakt in gedachten, begeerten, woorden, werken?
5°. Hebt gij twee of drie maal, gedurende den dag u kort, met een enkelen oogslag ten hemel of met eene verzuchting des harten, gesteld in Gods tegenwoordigheid — zoo alsof Jesus bij U ware en toezag of gij alles wel deedt
243
voor Hem zoo liefdevol en goed mogelijk?
Het verblijven in Gods tegenwoordigheid, zoo gemakkelijk voor een ieder te beoefenen, is een krachtig werkend hulpmiddel lot voortgang in deugd en tot vermijding van alle zonden.
Dit gewetensonderzoek, wanneer het dagelijks geschiedt, behoeft slechts een vijf minuten te duren. Uaarna wekke men zich op tot een hartelijk berouw.
O God, wees mij genadig, naar uwe groote barmhartigheid en delg, overeenkomstig de menigte uwer ontfermingen, mijne misdaden uit. Reinig mij geheel en al van mijne ongerechtigheden en van al mijne zonden, want ik erken nu mijne overtredingen en mijne misdaden staan mij steeds voor den geest. Tegen U alleen heb ik gezondigd en gedaan, wat kwaad was in uwe oogen, zóó, mijn God, dat gij gerechtvaardigd zijt in uw vonnis en in uwe rechtspraak over mij
244
overwinnaar blijven zoudt. Doch zie, in ongerechtigheden ben ik ontvangen en met een bedorven en tot zonden geneigd hart kwam ik op de wereld. Wel is waar, hebt Gij mij gereinigd en het H. Doopsel; mij uwe waarheid geleerd en het onbekende en verborgene uwer wijsheid doen kennen, ach ja en overvloedige genaden aangeboden, over mijne neigingen en hartstochten te heerschen en te zegepralen, doch, mijn God breng mijne zwakheid en onstandvastigheid nogmaals in rekening en wasch mij,, barmhartige Vader nogmaals in het kostbaar Bloed uws Zoons. Reinig mij en ik zal witter worden dan sneeuw. Geef mij de ware blijdschap en vrede des harten weder. Wend uw aangezicht af
245
van mijne zonden en delg al mijne boosheden uit. Schep wederom in mij een zuiver hart en hernieuw den rechten geest in mijn binnenste. Verwerp mij van uw aanschijn niet en neem uwen heiligen geest niet van mij weg. Geef mij de vreugde des heils terug en ondersteun mij met een gewilligen geest. Bevrijd mij van al mijne schulden o God mijns heils en met blijdschap zal ik uwe gerechtigheid prijzen. Ontsluit, o Heer, mijne lippen, opdat ik uwen lof verkondige en U een hernieuwd offer aanbiede van mijn hart; verslagen en vermorzeld als het is door innig berouw zult Gij, o God, het niet versmaden. Doe wel, o Heere aan mijne arme schuldige ziel, bouw het Jerusalem uwer vriendschap en genade weder in
246
mij op, dan zullen mijne offers van gerechtigheid, mijne liefde, toewijding en mijn dienst U welgevallig zijn.
BEROUW.
Hoe is het mogelijk, mijn God, dat mijn hart altijd zoo onverschillig blijft jegens U en zich heden zoo afkeerig en liefdeloos jegens U heeft gedragen? Ach er blijft mij niets anders over dan mij beschaamd aan uwe voeten neder te werpen in vereeniging met de bittere droefheid, die Jesus Christus uw Zoon in zijn lijden verduurde, en in uwe tegenwoordigheid van harte te zuchten en te schreien, de overtredingen ver-wenschende, waardoor ik U be-
24?
leedigd heb. Ja mijn Jesus niet al de oprechtheid mijns harten, met al de kracht mijner ziel betreur ik ze allen. Ik betreur ze, omdat ik daardoor verdiend heb eeuwig van U gescheiden te worden; ik betreur ze wijl ik voor eene nietswaardige bevrediging mijner hartstochten het hoogste goed, den hemel heb prijs gegeven; ach maar veel meer nog betreur ik al mijne zonden, omdat ik daardoor U be-leedigd heb, U die mij bemind hebt met geheel uw Hart, die mij overladen hebt met allerlei weldaden en die om uwe eindelooze goedheid boven alles verdiendet bemind te worden. Ach Jesus mocht ik u nooit beleedigd hebben! Ach mocht ik al mijne zonden kunnen uitvvisschen met mijn bloed!
ii*
248
Doch wijl ik dat niet vermag, wil den heilzamen invloed van uw goddelijk Zoenbloed doen gelden en ter wille van dat heilig Bloed mij mijne misdaden vergeven,
O God wil een berouwvol en ootmoedig hart niet versmaden. Uit de diepten mijner ellende en bedorvenheid roep ik tot U, o Heer! Heere geef gehoor aan mijne stem! Laat uwe ooren luisteren naar mijne smeeking! Indien Gij mijne ongerechtigheden gadeslaat, 0 Heer, hoe zal ik dan bestaan? Doch bij U is vergeving en ter oorzake van uwe wet, die den rouwmoedigen zondaars vergiffenis predikt, stel ik op U mijn vertrouwen. J a. mijne ziel hoopt op U, o Heer, van den dageraad af tot den nacht toe, want bij U is barmhartigheid en
249
overvloedige verlossing. Gij zult mij verlossen van al mijne ongerechtigheden.
Heer, ontferm u mijner! Christus, ontferm u mijner!
Heer, ontferm u mijner!
Onze Vader. enz.
En leid ons niet in bekoring Maar verlos ons van den kwade.
Amen.
Verlos de zielen uit het vagevuur. Heer geef haar de eeuwige rust. En het eeuwig licht verlichte haar, Dat zij rusten in vrede. Amen. Heer verhoor mijn gebed En mijn geroep kome tot U.
O God, die ons geboden hebt vader en moeder te eeren en onze bloedverwanten te beminnen ontferm U grootmoedig over de zielen onzer ouders en naastbestaanden,
250
vergeef hun alle zonden en schulden en schenk ons de genade hen eenmaal weer te zien in de eeuwige vreugde.
O God, Schepper en Verlosser van alle geloovigen, verleen aan de zielen uwer dienaren en dienaressen vergiffenis van alle zonden, opdat zij de kwijtschelding, naar welke zij altijd verlangd hebben, door godvruchtige smeekingen mogen verwerven.
Goddelijke Jesus, mensch geworden Zoon van God, die ter onzer redding U gewaardigd hebt in eene stal geboren te worden, het leven in armoede, kommer en ellende te slijten en op het kruis onder smarten te sterven, zeg aan uwen goddelijken Vader, ik smeek het, in den oogenblik van mijnen
251
dood: Vader schenk hem vergiffenis ; zeg aan uwe beminde Moeder: ziedaar uw zoon; zeg tot mijne ziel: Heden zult gij mei mij zijn in het Paradijs. Mijn God, mijn God, verlaat mij niet in die ure. Ik heb dorst: ja mijn God mijne ziel dorst naar U, die de bron der levende wateren zijt. Mijn leven gaat als eene schaduw voorbij; nog een weinig tijds en alles zal volbracht zijn. Daarom, o mijn aanbiddelijke Zaligmaker, van dezen oogenblik, beveel ik mijnen geest in uwe handen voor alle eeuwigheid. Heer Jesus ontvang mijne ziel. Amen. •)
I) 300 dagen aflaat voor wie dit gebed met een berouwvol hart bidden tot verlichting eens zieken. Pius IX 10 Juni 1856.
252
Mijn Jesus, barmhartigheid! ') Zoet Hart van Jesus, zijt mijne toevlucht! *)
Bemind zij overal het heilig Hart van Jesus. 1)
Jesus, zachtmoedig en ootmoedig van Harte,
Maak mijn hart gelijkvormig aan het Uwe. 2)
Zoetste Jesus, zijt mij niet een Rechter maar een Zaligmaker. s) Zoet Hart van Jesus, geef, dat ik
3o „ „ 23 Sept. i860.
300 „ „ „ „ 25 jan. 1868.
volgens de intentie van Z.H. verrichten.
253
U altijd meer en meer betninne! ') O grootmoedigste Jesus, ons behoud, ons leven, onze opstanding zijt Gij alleen. Daarom vragen wij U, verlaat ons niet in onze benauwdheden en beproevingen, maar door den doodstrijd van uw allerheiligst Hart en door de smarten uwer onbevlekte Moeder, kom uwe dienaren te hulp, die Gij door uw kostbaar Bloed hebt vrijgekocht. 1) Ik......om U mijne dankbaarheid te betuigen en mijne ongetrouwheden te herstellen, geef U mijn hart en wijd mij geheel aan
Een aflaat van 100 dagen Pius IX 6 Oct. 1S70 eens daags.
25 4
U toe, o miju beminnelijke Jesus en met uwe hulp neem ik mij vast voor niet meer te zondigen, Amen.])
Aan het einde van dezen dag, o Schepper aller dingen, kom ik uwe barmhartige grootmoedigheid smeeken onze helper en beschermer te willen zijn. Bewaar ons dezen nacht voor alle kwade droomen en ingevingen des duivels. Jaag alles, wat onzer ziel vijandig is, verre van ons weg opdat wij heilig slapen, U ter eere, en heilig en verkwikt voor U weer mogen ontwaken. Aan U, o Jesus, die uit
I) Aan dit gebed dagelijks gedurende eene maand voor eene beeltenis van het H. Hart van Jesus gebeden heeft Pius VII 9 Juni 1S07 een vollen aflaat verbonden; op een dag naar keuze te verdienen onder de gewone voorwaarden. Eens eiken dag 100 dagen ailaat.
255
de onbevlekte Maagd Maria geboren zijt, zij met den Vader en den H. Geest aanbidding, en eere in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
O God wil ons dezen nacht bewaren
Voor alle zonden en gevaren.
Bezoek o God, wij smeeken het U, deze woning en verdrijf daaruit alle listen en lagen onzer vijanden. Dat uwe heilige engelen er in wonen om ons in vrede te bewaren, en dat uwe zegening altijd over ons zij. Door onzen Heer Jesus Christus, die met U en den H. Geest leeft en regeert in eeuwigheid. Bescherm ons terwijl wij waken , behoed ons terwijl wij slapen, opdat wij steeds met Christus wakende zijn en in vrede rusten. Amen.
O Jesus, Maria, Josef bewaart ons voor een haastigen en onvoor-
12
256
zienen dood en zegent ons in den naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. Amen.
GEDURENDE HEÏ H. OFFER DER MIS.
Dagelijks aandachtig tegenwoordig zijn bij liet H. offer der Mis en zooveel mogelijk van het begin tot het eind ons met den Priester aan het altaar te ver-eenigen, is van onuitsprekelijk nut, van onbegrijpelijk werkenden invloed voor ons geestelijk leven. Immers, is het H. Misoffer de onbloedige hernieuwing' van het offer des kruizes, dan is ook het altaar een ander Calvarie — welnu, dan overwege men, wat het zeggen wil dagelijks ons te scharen om dat dierbaar wereldreddend kruis hetzij schuldeloos als Maria of Joannes, de smarten van Jesus begrijpend en deelend en zijn liefde in de zoetste zoetigheden smakend — hetzij schuldig als eene Magdalena al schreijende dien stam des kruizes, omhel-
257
zend waaraan het Lam, dat de zonden der wereld wegneemt, onze zonden boet. O zeker het H. Misoffer is de kracht en uitharding der rechtvaardigen — is de bronwel van rouwvolle tranen en de volharding der boet vaardigen. Beiden daar ontvangen den liefdevollen blik van Jesus
— beiden daar hooren zijne woorden van opwekking bemoediging en troost
— beiden daar, en zondaar en onschuldige, worden besproeid met het Bloed, dat van dit kruis, den boom des levens, rijkelijk nederdruppelt — beiden dus worden overstroomd met onbeschrijfelijk kostbare genadegaven.
Zij, die te huis den tijd niet kunnen vinden, hunne dagelijksche overweging te verrichten zullen weldoen na het gebed van voorbereiding tot aan de opheffing of Consecratie hunne overweging gedurende de H. Mis te doen. Zij kunnen vervolgens met de gebeden der Consecratie beginnen.
GEBED VAN VOORBEREIDING TOT DE H. MIS.
Zie mij hier, o mijn God, neergeknield aan uwe voeten om getuige
258
te zijn van het grootste en heiligste uwer geheimen. Ik dank U, mijn God, voor de weldaad der Schepping, ik dank U voor de genade der Verlossing, ik dank U voorde groote genade, die Gij mij thans wilt verleenen door mij te veroorloven bij dit uw heiligst Offer tegenwoordig te zijn. Doordring mijn hart met heilige, godsdienstige vreeze, maar vul het tevens met diepe, zuiverende smart en ontvlam het met verkwikkende hemelsche liefde voor het verheven Offerlam, Jesus, wiens Bloed op Calvarie heeft gestroomd tot uit-delging mijner zonden en die thans op nieuw zich offeren gaat voor de zaligheid mijner ziel.
Van harte vereenigd met uw welbeminden Zoon, O Vader, veroor-
259
loof mij U deze zuivere vlekkelooze offerande aan te bieden om uwer majesteit eene waardige hulde van aanbidding en van liefde te betuigen, eene hulde, waartoe ik in mijne geestelijke armoede niet in staat beu. Onmachtig ais ik ben, U te aanbidden op eene wijze uwer waardig, vermag ik evenmin U passend dank te zeggen voor de weldaden, waarmede Gij niet ophoudt mij te begiftigen — mij het onwaardigste en ondankbaarste uwer schepselen. Gedoog dan, goede Vader, dat ik U den kelk des heils ten offer breng en mijne stem, hoe onwaardig dan ook, vereenige met de heilige cmeekingen van dat kostbaar Bloed uws Zoons en zoo tot voor den trcon uwer heerlijkheid den U meest volkomen
200
lofzang van dank en eere brenge.
Doch luister ook, o God en Vader, naar de kreten van dat aanbiddelijk Bloed, dat bij U om genade en ontferming smeekt voor alle ongelukkige zondaren. Ik de grootste zondaar van hen allen, o God, ik heb behoefte aan ontferming en ik durf U nogmaals dat kostbaar Zoenbloed aan te bieden om voor mij vergiffenis te verwerven. Moge dat H. Bloed mij besproeien en mij zuiveren, moge het mij een kleed worden ( dat aan de blikken uwer rechtvaardigheid al mijne misdaden onttrekt.
Ter wille van Jesus uwe:;i welbeminden Zoon in wien Gij behagen hebt, o Vader, vergeef mij al mijne zonden, let op mijne zwakheid en ellende, denk aan mijne armoede
201
en geestelijke behoefte en verleen mij al de genade, die ik noodig heb om met offervolle bereidwilligheid en met volharding U en Jesus te beminnen en alles te doen en te onderhouden, wat uw heilige wet gebiedt en de zaligheid mijner ziel vereischt. Amen.
VAN HET EEGIN DER H. MIS TQT AAN HET EVANGELIE.
Doordrongen van het besef mijner nietigheid en diepe ellende, belijd ik, o mijn God, dat ik een onwaardige ben en niet verdien tegenwoordig te zijn bij dit ontzagwekkend Offer, het heiligste en verhevenste, wat onze godsdienst bezit, 't Is dan ook door mij diep te vernederen en mij te vereenigen
202
met Jesus, die op onbloedige wijze zijn smartelijk lijden en sterven van Calvarie U tot glorie, mij tot zaligheid gaat hernieuwen, dat ik het wagen durf hier in uwe tegenwoordigheid te verschijnen en genade en ontferming van U te verhopen. Om U met Jesus te verheerlijken, o driewerf Heilige, vereenig ik mij met de bedoelingen van Jesus kruisoffer op Golgotha, met de bedoelingen, welke Hem hier bezielen op het H. Altaar. Ik vereenig mij met de verhevene wenschen en bedoelingen, waarmede de H. onbevlekte Moeder des Heeren stond onder het kruis en hier haren Zoon met geheel den hemel begeleidt. O mocht ik in mijn hart kunnen overstorten de gevoelens van aanbidding, van
263
diepe vernedering en van smartelijk lijdende liefde, die hare reine onbevlekte ziel vervulden, toen zij op den bloedigen lijdensheuvel hare tranen mengde met het Bloed haars eenigen Zoons en door eene ver-eeniging van smart, liefde en onderwerping, die elke anders smarte, liefde en onderwerping overtrof, met haar goddelijk Kind, uwen eenigen Zoon, één offer werd!
Mocht ik de zonde kunnen haten, mijn God, gelijk Maria ze haatte toen zij zag, wat al lijdens het haren Jesus kostte om ze uit te boeten voor ons. Mocht ik kunnen weenen als die troostelooze Moeder toen zij haar goddelijken Zoon overdekt zag met wonden van het hoofd tot de voeten, uitgeput van smarten, oververzadigd van smaad-
164
heden en ondankbaarheid! O mocht ik de zonde kunnen verfoeien zoo als zij, de Onbevlekte, ze verfoeide toen zij onder den falen sluier des doods de oogen van haar stervend Kind zag breken en zijn laatste stervenskreet, zijne laatste zuchten hoorde! — Ja', ja mijn God, ik verfoei ze uit den grond mijns harten, ik verfoei ze alle feilen en gebreken, alle ondankbaarheden en overtredingen, waaraan ik mij heb schuldig gemaakt. Ik heb mijne ziel bezoedeld en tot een voorwerp van walging en afschuw gemaakt in uwe oogen — mijne ziel, door U geschapen, door Jesus verlost en door uw beider H. Geest geheiligd — mijne ziel voor welke Gij, o God in grenze-looze liefde alles deedt en ik —
205
ondankbare — U niets dan zwarten ondank wedergaf, ik geloof, o mijn God, met diep berouw en smart maar toch ook met een vast vertrouwen, dat Gij mij vergiffenis wilt schenken, nu ik U het Bloed mijns Zaligmakers, de smarten en de tranen van Maria tot verzoening aan kom bieden. Vergeet uwe rechtvaardigheid, o Fleer, om mijne ellende en uwe oneindige barmhartigheid ontfermend te gedenken.
Weerhoud den arm der wrake, o mijn God, en heb medelijden, want ik ben voor uwe oogen niet meer dan een bezoedeld vat, ont-reinigd door de zonde, dat uw toorn kan verbrijzelen en vernietigen, doch dat uwe genade ook kan zuiveren en dienstbaar maken aan uwe eere.
206
Spaar mij, Heer, en handel niet met mij overeenkomstig de grootheid en hoeveelheid mijner misdaden; och uw goddelijk liefdevol hart wil liever vergeven dan straffen; meer schittert uw glorie in ontferming dan in wrake — en Vader, Jesus uw aanbiddelijke Zoon heeft zich uwer gerechtigheid geslacht-offerd, opdat Gij jegens mij slechts uwe barmhartigheid zoudt doen gelden.
Eere zij U , o God, wiens rechtvaardigheid voldaan werd op Cal-varie en wiens barmhartigheid zich uitstrekt over de aarde als een breede mantel in wier plooien zich verschuilen allen, die gezondigd hebben maar daarom schreien — maar hopen en te meer beminnen. Eere aan U ook, o aanbiddelijk
267
Offer-Lam, wiens Bloed ons vonnis heeft uitgewischt en de aarde met den hemel en God met de aarde heeft verzoend! Eere, lof dank en liefde eeuwig aan Hem, die ons heeft bemind en zich leverde voor ons — en vrede zij allen, die met goeden wil oprecht verlangen aan de vruchten der Verlossing deelachtig te worden?
Maak mij er deelgenoot van, o God, pas ze toe op mij die vruchten der Verlossing; want heeft de zonde in het verleden zoo dikwerf mijnen wil in verzet gebracht met uwen heiligen wil, —- thans, o Heer, behoort mijn wil, mijn hart met al zijn neigingen, mijne ziel met al hare vermogens U toe, en mijn vurigst verlangen en mijn omwrikbaarst voornemen is,
268
voortaan het smadelijk lijden en den wreeden dood uws Zoons nimmer meer vruchteloos voor mij te maken, maar met heilige trouw en wederliefde uwe oneindige onverdiende liefde te beantwoorden.
VAN HET EVANGELIE TOT DE CONSECRATIE.
Niet tevreden, o Heer, mijn Verlosser en Zaligmaker te zijn, wilt Gij nog voor mij de weg, de waarheid en het leven wezen. Gij wilt mij onderrichten door uw voorbeeld en uwe lessen en mij in uw heilig Evangelie den weg aan wijzen en een levensregel geven, die mij zeker leidt naar mijn eenig doel, mijn vaderland hier boven. Ach Heer, voeg bij zooveel goedheid,
269
waarvoor ik u met eerbied dank, nog meer genade en vorm en neig mijn hart tot de trouwe vervulling uwer geboden. Geef, dat uwe wet des Evangelies de regel worde van mijne gedachten, woorden, gewaarwordingen en werken, mijn levensgids; geef, dat ik wille leeren mij zeiven te verloochenen om uwe verhevene voorschriften trouw te volgen; geef, dat ik mijn kruis met moed en blijdschap op de schouders neme en het pad bewandele, dat Gij mij voorgingt op deze aarde, het pad van lijden, vernedering, offer en strijd. Geef mij geduld in tegenspoed, onderwerping in alles wat Gij over mij beschikt, geef mij de genade nimmer te vergeten, dat het Kruis het zinnebeeld is en blijft der vereeniging van onze
270
arme harten met uw rijk, aanbiddelijk heilig Hart.
Ik geloof, o God, alle waarheden, die uw heilig geloof mij leert en uwe Kerk mij te gelooven voorstelt. Mag ook mijn verstand niet doordringen tot de diepte der geheimen, ik breng het blij ten offer aan uw gezag, aan uw onfeilbaar woord; mijn geest aanbidt met eerbied, wat mijn verstand niet kan omvatten en mijn hart verlustigt zich in uwe geheimen, die ondanks het heilig donker, waarin zij schuilen, toch bronnen zijn van troost en hoop, van liefde en onuitsprekelijke bemoediging. Doch, goede God, wat baat mij het geloof en het vasthouden aan uw leering, als mijne werken daar-mêe strijden, als mijn gedrag niet
strookt met uwe wetten? Wat is gelooven zonder doen? Wat katholiek te heeten en niet katholiek te leven? —■ 't Is spotten met uw goedheid, Heer, die mij, boven anderen, tot het eenig waar geloof hebt uitverkoren. — quot;t Is mij schuldig maken veel meer dan anderen, die niet zooveel genade en gunsten van U ontvingen, 't Is schatten van toom opstapelen voor den dag der wrake, waarop ik rekenschap aan U mijn rechtvaardigen Rechter zal moeten geven. Bewaar mij dan daarvoor, o goede God! Neen ik wil niet slechts katholiek, niet slechts deugdzaam heeten maar het ook zijn in mijn gedachten en woorden, in mijn wenschen en in mijn daden. Ondersteun mij daarom met uwe genade, leer en help mij,
272
mij zeiven te overwinnen, allen weerzin, alle beletselen, welke ik in de beoefening der deugd ondervind, te boven komen; help mij goede God door uwe hulp au kracht om over mijne zwakke natuur, over mijn bedorven hart, over alle moeilijkheden in de beoefening van uw Evangelie te zegepralen.
O mocht ik bij de offergave, die heden U uw Priester aanbiedt, ook een waardig offer voegen — het offer eens harten, dat brandt van heilig liefdevuur voor U, o God, die alleen de waardigste zijt op aarde en in den hemel om door ons bemind te worden.—Helaas, mijn hart is nog bezoedeld met duizend zwakheden, zonden en gebreken; wanneer zal het een offer zijn uwer waardig, o God, die zelfs
273
in de Engelen vlekken ziet. Mijn hart is koud, is trotsch, is liefdeloos, is arm en beroofd van alle ware goederen. Maar toch, o liefdevolle Jesus, hoe onwaardig ik ook moge wezen, och versmaad mijn hart, mijn offer niet, maar bied het met uw H. Offer aan God Uw Vader aan. Zuiver het, heilig het, maak het rijk aan ware goederen, versier het met uw gaven, beur het op uit de diepte der ellende, waarin het zucht en maak het waardig zijn lof en dank te mengen met de eer en jubelzangen, die de Engelen en Heiligen aanheffen bij uw troon. Veroorloof mij het Heilig, heilig, heilig te herhalen; eere en glorie en aanbidding zij God, die heerscht in den luister der hooge hemelen.
274
Heilig, heilig, heilig, ook en eere en aanbidding aan U, o God der liefde, die U vernedert en verschuilt op onze altaren, die dagelijks, telkens U slachtoflert voor het heil van ons ondankbaren, voor de zaligheid van ons zondaren, voor de zaligheid van onze onverschillige zielen.
Hoor alles zwijgt! Doodsch is de stilte rondom mij — als bode van het ontzagwekkend oogenblik, dat gaat komen. — De hemel is geopend — en God gehoorzaamt aan het woord van zijn schepsel, van zijn Priester — welkom., welkom, goede Jesus, in ons midden! Gezegend Gij, die komt in den naam des Heeren — welkom —-welkom lieve Jesus, het is zoo goed bij U! Zoo zalig in uw bijzijn te
275
verwijlen. — Hoe dekken de Engelen , die daar met U komen hun aangezicht met hunne vleugelen. Wie schetst de schoonheid der Seraphijnen — hun zangen, hun smeekingen en gebeden. De Heerschappijen , de Tronen, de Machten en alle koren van zalige geesten omgeven U, o Jesus onze Offeraar en Offerande. — Jesus is daar! Hoe Hij zich vernedert — hoe Hij zich offert! •— Hoe Hij zich vernedert voor ons zondaren — Mijn God — ik geloof — ik vertrouw — ik bemin •— ach wees mij zondaar toch genadig!
Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het heiligst en goddelijkst Sacrament des Altaars. ')
i) Aan deze verzuchting met gods-
276
VAN DE CONSECRATIE TOT HET EINDE DER H. MIS.
U wen eigen Zoon, o God, heeft het machtig woord des Priesters van den hemel neergeroepen en ter aanbidding opgeheven — Jesus, onze hoop en onze liefde, heeft zich uwer rechtvaardigheid aangeboden om uwe wraak en onze straf te voorkomen. De kelk des heils met Jesus kostbaar Bloed dwingt U tot barmhartigheid en tot vergeving. Verhoor, o Vader, de geheimzinnige smeekingen van uwen Zoon, die genade en ontferming
vrucht en berouw tot het H. Sacrament gericht verleende Z. H. Pius VII den 7 Dec. 1S19 onder elke H. Mis een aflaat van honderd dagen.
277
vraagt voor ons schuldigen. Wasch ons zondaren rein in dat kostbaar Bloed en doe de kracht daarvan gevoelen in dat droevig oord van lijden en verbeiden, waar onze dierbaren, onze broeders en zusters allen, nog voldoen voor hunne schulden. Ach goede God heb medelijden met de zielen in het Vagevuur, doe uwe liefde niet langer geweld aan. Het losgeld, dat Jesus u biedt en wij in vereeniging met den Priester aan het altaar U bieden. Vader, uw eigen Zoon, is meer dan genoeg om alle zielen te verlossen van hare pijnen en over te voeren naar den hemel, het land van vreugde en vrede. Zij kunnen niet meer bidden voor zich zeiven, maar des te vuriger bidden wij U, Vader, ter wille
27S
van Jesus uwen Zoon, heb medelijden met de lijdende zielen in het Vagevuur. Heb medelijden met die zielen, voor wie dit H. offer U wordt opgedragen, heb medelijden met die zielen, voor welke wij bijzonder verplicht zijn te bidden, heb medelijden met allen, die daar lijden, vooral met hen, o goede God, voor wie men op deze aarde vergeet te bidden, en die U meer bijzonder vereerd hebben op deze aarde in het heiligst Sacrament, of die zich bijzonder toegewijd hadden aan de H, harten van Jesus, Maria en Joseph.
O goede God, Gij machdge en verhevene, die U wel verwaa.rdigen wilt ons te veroorlooven U als onzen Vader te beschouwen en zoo te noemen, die in waarheid
279
voor ons zoo teeder en zorgvol zijt als een Vader, gedoog dat uw kinderen, die hier nog als bannelingen zwerven hunne oogen schreiend richten naar dat gelukkig vaderland, die schoone woning, waar Gij zijt en heerscht en wij hopen eens met ü te zijn en in eeuwigheid te heerschen. Heersch daarom hier op aarde over onze harten, heilig in ons uwen naam en geef, dat de ongeloovigen en zondaren uwen naam leeren kennen en eerbiedigen; verder en verder op de wereld strekke zich uw rijk, uw ware Kerk uit, dat alle schepselen U kennen en beminnen en vermeerder uwe kennis en uwe liefde ook in onze harten, opdat eenparig de lofzang U ter eer weerklinke over geheel de wereld:
13
aSo
Eere zij den Vader, eere zij den Zoon, eere den H. Geest, gelijk het was van den beginne en thans en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Uw heilige wil, o beste en tee-derste der vaderen is de grondregel aller deugd; verleen dan aan uwe kinderen de genade, dien wil met liefde en getrouwheid te vervullen dan ook, wanneer Gij offers vraagt of zware beproevingen ons overzendt. Geef ons ook, o Vader, het dagelijksch voedsel, wat wij noodig hebben; niet slechts lichamelijk onderhoud maar vooral uw goede inspraken, uw genade en het waardig ontvangen der H. Sacramenten. O leer ons toch, U en onze zielen niet te vergeten in de zorgen van dit leven maa.r met kinderlijk vertrouwen in tijdelijke
281
en geestelijke behoeften ons op U te verlaten.
Schuldig voor uwe oogen, bezwaard met zooveel zonden, wie zou het durven wagen zich een onschuldige te gelooven — wij allen hebben reden ons diep in het stof voor uwe Majesteit te buigen en om ontferming en barmhartigheid te smeeken. Doch onze onwaardigheid vermindert niet in ons het vertrouwen op uwe goedheid, maar met een rouwvol hart herhalen wij de bede, vergeef ons onze schulden gelijk een vader vergiffenis schenkt aan zijne kinderen en gelijk ook wij vergiffenis willen schenken aan allen, die ons krenkten en belee-digden. Eindelijk zet de kroon op al uw goedheden en genade, bescherm ons voor bekormgen, onder-
282
steun en sterk ons in den strijd, verdedig ons tegen den duivel en zijne listen; o goede Vader, bewaar ons dezen dag en heel ons leven voor alle zonden.
O Jesus, Lam Gods, dat de zenden der wereld wegneemt, voor ons geslachtofferd op Calvarie, bepleit onze belangen bij uwen Vader en ter wille van het kostbaar Bloed, dat Gij aan het Kruis voor ons vergoten hebt, smeek toch, dat God uw hemelsche Vader medelijden hebbe met onze ellende en onze smeekingen verhoore.
O Jesus, goddelijk Offerlam, dat heden nog op onbloedige wijze uw lijden en dood hernieuwt en uw Bloed doet stroomen op dit altaar, ontferm U onzer — Ach, ontferm U onzer en pas de ver-
283
diensten van uw Heuig Bloed en lijden op onze zielen 10e — maak ieder onzer deelgenoot van de verdiensten aan het Kruis door U verworven, maak ons rijk met de vruchten der Verlossing.
O Jesus vlekkeloos Lam , geofferd voor uws Vaders eere en ons tot spijze ten eeuwigen leven toebereid, ach zuiver onze harten , wasch ons rein in uw aanbiddelijk Bloed, opdat wij minder onwaardig worden, Ü in ons binnenste te ontvangen.
O kom, beminde Jesus, mijn hoop en troost, mijne zaligheid en vreugde op deze aarde, kom in mijn hart ten minste op geestelijke wijze. — Wat heb ik U miskend, oneindig Goede, wat heb ik U miskend! Zoo dikwerf in mijn leven ! Hoe weinig U bemind. die toch
284
alleen en al mijn liefde waardig zijt. Thans leest Gij in mijn hart, schaamte en spijt, minachting jegens mij zeiven maar toch liefde voor U en smartelijk verlangen, U nimmer meer te beleedigen, dat alles stemt mij tot een levendig berouw en wekt de heiligste voornemens in mij op. Ach voeg bij de genade des berouws, die Gij mij hebt geschonken nog meer, nog grootere genade. Zie gelijk een reiziger, vermoeid en uitgeput, dorst naar rust en naar verkwikking zoo verlangt mijn hart naar U, o Jesus, mijne rust, mijne verzadiging, mijn geluk en mijne vreugde. Mijne ziel wenscht U te ontvangen, zich met U te vereenigen, om zich nimmer meer van U te scheiden, die mijn eenig leven, het eenig
285
voorwerp mijner liefde zijt. O mocht ik heden aanzitten aan het H. Gastmaal, mij lesschen aan de purperen bron, die welt en stroomt zoo zegenrijk in het heiligste der Sacramenten. Doch ben ik thans niet waardig, mag ik U heden niet werkelijk ontvangen , kom , goede Jesus kom, ik smeek het U met diepen eerbied, met geloof, hoop en liefde met droefheid over mijne zonden, kom op eene geestelijke wijze in mijn hart.
Kom tot mij met uwe genade, stort uw gunsten en rijkste gaven over mijn hart uit, opdat ik U van daag getrouw blijve, o mijn dierbaarste Meester en Verlosser, en door geen vrijwillige dagelijksche zonde, véél minder goede God, door eene doodzonde U beleedige
286
en bedroeve, en maak mij waardig U spoedig en werkelijk in een wel voo: bereid hart te ontvangen.
Uw H. Offer is voltooid, o Heer! Wederom, mijn God, heeft het vlekkeloos Offerlam, dat de wereld redde, de geheimen van Calvarie hernieuwd; wederom heeft Jesus kostbaar Bloed om genade en ontferming gesmeekt voor mij en allen bij God zijn hemelschen Vader. Wederom hebt Gij, goede Jesus mijne zaak, mijn heil bepleit bij uwen Vader! Wat zijt Gij goed, o Heer, wat zijt Gij toch oneindig goed! Waarom mij boven zooveel anderen uitverkoren om tegenwoordig te zijn bij uw H. Offer — ik een zondaar, ik een ondankbare — ik de minste en onwaardigste uwer kinderen. Wat zijt Gij onbegrij-
287
pelijk goed o Heer, ik dank U duizendmalen. Ik smeek U vergiffenis voor de verstrooiing en de oneerbiedigheid, waaraan ik mij wellicht in uwe heilige tegenwoordigheid heb schuldig gemaakt. Vergeef het mij, o goede Jesus, en maak mij ter wille uwer barmhartigheid deelgenoot van alle genade en verdiensten aan het bijwonen van uw H. Offer verbonden. — En Gij, o Vader, verhoor de stem van Jesus uwen Zoon, zegen mij ter wille van dat H. Offer, zegen allen, die mij dierbaar zijn. Regel mijne gedachten, bestuur mijne woorden, regel en bestuur o God, van daag al mijne daden. Dat de kracht van dit H. Offer zich doe gevoelen in alles, wat ik heden doen zal, opdat
288
alles strekke tot uwe eer, tot mijne eeuwige zaligheid en dat uw zegen mij en ons allen een onderpand zij van uwe genade en van uwen bijstand in het uur van onzen dood. Amen.
IN HET
Dagelijks een kort bezoek te brengen bij onzen goddelijken Meester, die met zooveel opofferende liefde voor ons dag en nacht eenzaam en verborgen leeft in zijn H. Tabernakel, is eenegodvruchtige oefening, die niet genoeg kan worden aanbevolen en waarvan de verdiensten en genaderijke gevolgen voor ons deugds-leven onberekenbaar zijn. Jammer, dat zoo velen daar niet aan denken of zich de moeite daarvoor niet getroosten. Zeker, niemand is onder zonde verplicht zulk een liefdebezoek te brengen doch als wij, die zoo vele uren weten te vinden voor dagelijksche bezoeken en plichtplegingen jegens de schepselen en misschien, dit doende, dikwerf dicht bij of langs de Kerk komen, waar onze goddelijke Meester woont, geen oogenblikje tijds, zij 't dan vijf of tien minuten weten af te zonderen om Hem een bezoek te brengen, dan verraadt dit toch zeker in ons gebrek
290
aan vurige liefde voor onzen dierbaarsten Heer. Hij eischt het onmogelijke niet. Worden wij verhinderd door onzen arbeid, betrekking of levensstaat, dan zal Hij ons niet minder daarom beminnen, doch is er niets, wat redelijker wijze ons belet Hem deze hulde te brengen, herinneren wij er ons dan aan, dat de mate onzer liefde ook de maatstaf worden kan van zijne wederliefde. Onverschilligheid van onzen kant verdient ten antwoord onver-schilligheid van den kant van God. Is ons zoo licht iets te veel voor Hem, dan verdienen wij ook door Hem voor evenveel behandeld te worden en dan lijden wij de meeste schade, want wij hebben den goeden God voortdurend noodig in duizend zaken. Hij echter heeft ons niet noodig.
Zieken op hun legerstede, ook de gezonden, die om redenen niet ter kerke kunnen gaan, zullen toch soms dit bezoek dagelijks kunnen doen door zich eenige oogenblikken af te zonderen in hunne woning en zich richtend naar der. tempel en naar de plek. waar het Allerheiligste rust, de volgende gebeden te verrichten.
Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligst en goddelijk Sacrament.
Maak u tot gewoonte dexe verzuchting telkens te doen, zoo dikwerf gij eene Kerk binnentreedt of door kniebuiging voor het Allerheiligste uwe aanbidding betuigt.
Z. H. Pius VI verleende den 24 Mei 1776 aan alle geloovigen, die tenminste met een berouwvol hart godvruchtig deze verzuchting tot eer van het H. Sacrament des Altaars verrichten, hor.derd dagen aflaat eiken dag.
Een aflaat van 100 dagen driemaal op alle Donderdagen van het jaar en op alle dagen gedurende het Octaaf van H. Sacramentsdag.
Een vollen aflaat ean hen, die het gedurende eene maand alle dagen verrichten, mits zij op een dag hunner keuze naderen ter H. Biecht en II. Communie en bidden volgens de bedoeling van Z. H.
Pius VII bevestigde deze gunsten en verleende daarenboven den 7 Dec. 1819 nog een aflaat van honderd dagen voor alle geloovigen eens onder iedere H. Mis, die bij de H. Opheffing godvruchtig en berouwvol het bovengenoemd gebed zullen verrichten.
O Jesus, mijn Heer, die om de genegenheid, welke Gij den men-schen toedraagt nacht en dag val
202
barmhartigheid en liefde verwijlt in het H. Sacrament, afwachtend, roepend en ontvangend allen, die U komen bezoeken; ik geloof dat Gij in het H, Sacrament des Altaars tegenwoordig zijt; ik aanbid U daar uit de diepte mijner nietigheid, en ik bedank U voor alle genaden, welke Gij mij hebt bewezen, in het bijzonder, dat Gij U in dit H. Sacrament aan mij gegeven hebt; dat Gij mij Maria uw heiligste Moeder als voorspreekster hebt geschonken, en mij geroepen hebt U ia deze kerk te bezoeken. Ik groet heden uw zeer minnend Hart en mijne meening is het te groeten om drie redenen: eerst om U te bedanken voor deze kostbare gave; ten tweede de belee-digingen te vergoeden, die Gij van al uw vijanden in dit Sacrament hebt
293
ontvangen; ten derde heb ik met dit bezoek de bedoeling U te aanbidden op alle plaatsen der wereld, waar Gij het minst vereerd wordt en het meest verlaten zijt in uw H. Sacrament. Mijn Jesus ik bemin U uit geheel mijn hart. Het doet mij leed in het verleden zoo dikwijls aan uwe eindelooze goedheid mishaagd te hebben. Ik neem mij voor met de hulp uwer heilige genade, U in de toekomst niet meer te beleedigen; en voor heden wijd ik mij, zoo onwaardig als ik ben, geheel aan U toe; ik verzaak aan mijnen wil, aan mijne gehechtheden, aan mijne begeerten: ik geef U alles, wat mij toebehoort. Handel met mij voortaan en met alles, wat het mijne is, overeenkomstig uw welbehagen. Ik vraag en wil niet
294
anders van U clan uwe heilige liefde, de volharding ten einde toe en de volmaakte vervulling van uwen wil. Ik beveel U aan de zielen in het Vagevuur en wel bijzonder, die dit heiligst Sacrament en der heiligste Maagd Maria de meeste godsvrucht hebben toegedragen. Ook beveel ik U nog alle arme zondaren aan. Eindelijk vereenig ik, o mijn welbeminde Verlosser al mijn gewaarwordingen met de aandoeningen van uw zeer minnend Hart en zoo vereenigd, offer ik deze aan uwen eeuwigen Vader, en bid ik Hem uit liefde tot U en in uwen naam ze wel te willen aannemen en vernooren,')
i) Z. H. Pius IX heeft den 7en September 1854 aan alle geloovigen, die ten minste in hun hart berouw hebben en
29S
O, tot welk toppunt is uw buiten gewone liefde geklommen, zeer minnende Jesus! Gij hebt van uw heilig Vleesch en kostbaar Bloed mij een hemelsch voedsel bereid, ten einde U geheel aan mij te geven. Wie heeft U tot zulke groote krachtsinspanning der liefde kunnen brengen ? O aanbiddelijk Hart van mijn Jesus, brandende oven der goddelijke liefde , ontvang mijne ziel in uwe heilige wonden, opdat ik
dit gebed godvruchtig voor het li. Sacrament zullen bidden, verleend:
Een aflaat van 300 dagen iederen keer. Een vollen aflaat eens in de maand voor die het dagelijks zullen hebben gebeden eri op een dag naar keuze tot de H. Sacramenten naderen en de gewone gebeden verrichten.
,3*
296
in deze leerschool der liefde leere dezen God te beminnen, die mij zoo wonderbare bewijzen zijner liefde gaf. Amen. ')
EEREBOETE.
Met den diepen eerbied dien het geloof mij inboezemt, o mijn God, en mijn goddelijke Zaligmaker Jesus Christus, waarlijk God en waarlijk Mensch, bemin ik U met geheel mijn hart en aanbid ik U in het verhevenst Sacrament des Altaars; ik offer U deze liefde op tot vergoeding voor al de oneer-
1) Paus Pius VI en Pius VII verleenden 9 Februari i8l8 honderd dagen aflaat aan ieder geloovige eens eiken dag, die ten minste met een berouwvol hart dit gebed godvruchtig verrichten.
297
biedigheden, de ontheiligingen en de heiligschennissen, welke ik tot mijn ongeluk mocht hebben kunnen bedrijven als ook voor die, welke bedreven zijn door anderen en ongelukkig genoeg nog in de toekomst kunnen bedreven worden. Ik aanbid U dan, mijn God, niet gelijk Gij het zoudt verdienen, niet gelijk ik het zou behooren te doen, maar ten minste voor zooveel ik het kan; ik zou willen het te kunnen doen, met al de volmaaktheid, waartoe de redelijke schepselen in staat zijn. Bovendien stel ik mij voor, U thans te aanbidden en altijd niet slechts voor de Katholieken, die U niet beminnen en niet aanbidden maar ook in plaats en voor de bekeering van alle ketters, scheurmakers,mahomedanen, j ode n
29S
afgodendienaars en slechte christenen. Ach ja, o mijn Jesus zijt gekend, aangebeden, bemind en gedankt door alle menschen en op elk oogenblik in het heiligst en goddelijkst Sacrament, Amen.
Ik aanbid U eiken oogenblik, o Brood des eeuwigen levens, o heiligst Sacrament.
Goddelijke Jesus, hart van Maria, Zegent mij ik smeek U dit.
Ik geef ü mijn hart O mijn Jesus, o mijn Zaligmaker. ')
1) Z. H. Pius Vil verleende den 2ien Januari 1815 een aflaat van 200 dagen aan alle geloovigen lederen keer,, dat zij minstens met een berouwvol hart bovenstaand gebed en die verzuchtingen zullen hebben gebeden.
299
SMEEKGEBEDEN.
Mijn God, ik bid U om de üefde, waarmede Gij zijtraensch geworden, geleden hebt en gestorven zijt, medelijden te hebben met alle ongeioovigen , met alle zondaren , met alle onze in het geloof dwalende broeders en zusters, bijzonder in ons vaderland. Ach geef Heer, dat allen U leeren kennen, de waarheid in uwe heilige katholieke Kerk omhelzen, U leeren dienen en van harte beminnen, zoo dat over de geheele wereld het één lofzang worde: Eere zij den Vader, eere den Zoon, eere den H. Geest gelijk het was in den beginne en uu en altijd en in eeuwigheid. Amen.
Mijn God, om de liefde, waarmede
30°
Gij uwe H. Kerk hebt gesticht en uwen leerling Petrus en zijne opvolgers tot plaatsbekleeders hebt aangesteld smeek ik U, uwe bescherming en genade neêr te zenden op zijne Heiligheid onzen Paus Leo XIII. Geef hem kracht en gezondheid om zijn verheven zending heilig te volbrengen. Bescherm hem tegen alle listen en lagen zijner vijanden, geef hem de genade als uw plaatsbekleeder veel te doen tot uwe eere, tot zaligheid der menschen en tot zijne eigene eeuwige zaligheid. Amen.
Mijn God om de liefde, waarmede Gij met uw Hart allen omsluit bid ik U voor mijne Ouders, bloedverwanten, vrienden en weldoeners en voor allen, die zich in mijne gebeden hebben aanbevolen,
30T
Zegen ons allen naar het tijdelijke, zegen ons vooral in onze geestelijke en eeuwige belangen, geef dat wij allen hier op aarde zoo leven, dat wij U eenmaal in den hemel eeuwig mogen aanschouwen. Amen.
O Hart van Jesus, brandend van liefde tot ons, ontvlam ons aller harten met liefde tot U.
Hoog geloofd en gebenedijd zij ten allen tijde het H. Sacrament des Altaars en gebenedijd zij de heiligste en onbevlekte Ontvangenis der allerheiligste Maagd Maria, der Moeder van God.
Mijn God om de liefde, waarmede Gij voor ons zondaren aan het kruishout uwen bitteren doodstrijd hebt gestreden, smeek ik U medelijden te hebben met alle stervenden
302
gedurende dezen avond, dezen nacht en morgen. Geef hun de genade, verkwikt te worden door uwen bijstand in hunne laatste pogenblikken en te sterven in uwe heilige vriendschap en genade.
O heilige Maagd Maria, o heilige Josef, alle Engelen en Heiligen, gij vooral, die dezen stervenden tot patronen en beschermers zijt gegeven, ondersteunt mijn gebed voor den troon van God en verwerft hun die genade.
O God om de liefde, welke uw H. Hart der machtelooze zielen in het Vagevuur toedraagt, bid ik U, verkwikking te zenden aan mijne gestorven Ouders, bloedverwanten, vrienden en weldoeners, aan allen voor wie men op aarde vergeet te bidden en vooral aan diegenen
303
voor wie ik het meest verplicht ben te bidden. Ach Heer verkort hr.n lijden, voer hen over in de eeuwige zaligheid en dat zij daar dan bidden, dat ik U nimmer door eenige zonde meer beleedige maar ten einde toe volharde. Amen.
Tot dank mijn God voor de genade, welke Gij mij in deze heilige oogenblikken schenkt en tot vergoeding voor alle oneer, welke ik U in het H. Sacrament heb aangedaan of ooit over de geheele wereld en vooral U hier ter plaatse is aangedaan, offer ik U op de aanbidding der heilige Tronen , die als bijzondere wachters van uw Tabernakel zijn aangesteld, de aanbidding der Cherubijnen en Serafijnen van alle Aarstengelen , Engelen en Heiligen, de aanbidding van uwe
14
304
heilige, onbevlekte Moeder, van den H. Josef en van alle godvruch-tigen op aarde; de verdiensten van uw heilig lijden en sterven, de onbegrijpelijke liefde, welke Gij ons door de instelling van dit heiligst Sacrament hebt bewezen en blijft bewijzen; uw H. Hart en uw kostbaar Bloed. Nederig smeek ik U in mij het geloof, den eerbied en de liefde voor dit H. Sacrament te vermeerderen en mij steeds meer en meer aan de vruchten en genade daarvan deelachtig te maken, verwarm meer en meer mijn hart, versterk meer en meer mijn moed, steun meer en meer mijn kracht, opdat ik bewaard blijve voor alle zonden en aan uw goddelijk liefdevol Hart altijd mijn hart geheel vol liefde wedergeve.
305
Gedenk, ogoedertierenste Maagd Maria, dat het nook is gehoord, dat iemand, die tot U zijn toevlucht nam, uwe hulp verzocht of uwe voorspraak inriep door U is verlaten geworden. Door dit betrouwen versterkt, vlucht ik tor U en zuchtend onder het gewicht van al mijn zonden, werp ik mij rouwmoedig aan uw voeten neder. O Moeder des Woords, versmaad mijn gebeden niet, maar neem die gunstig aan en verhoor ze. Ik stel mij onder uwe gezegende trouw en bijzondere bescherming en in uwe barmhartigheid beveel ik heden en alle dagen mijn ziel en mijn lichaam al mijn benauwdheden en ellende, mijn leven en het einde van mijn leven opdat ik door uwe allerheiligste voorspraak en door uwe verdiensten
al mijne werken en gedachten geschikt en geregeld worden volgens den wil van U en van uwen god-delijken Zoon.
Ik offer aan U teedere Moeder en aan U H. Josef mijn arbeid en zorgen, mijn geest en mijn hart en al mijn werkzaamheden, ge-waardigt U deze zwakke hulde van mijn eerbied en liefde aan te nemen en ze zeiven te bieden aan Jesus Christus uwen Zoon, mijn Zaligmaker. Amen.
Zijt altijd, eeuwig, bedankt en geprezen o Jesus in het H. Sacrament uwer liefde. O liefde aller liefde waardig van hemel en van aarde.
307
Door een liefde zonder grenzen jegens mij, ondankbaar zondaar als ik ben, hebt Gij U bekleed met onze menschheid, hebt Gij uw kostbaar Bloed vergoten in de smartvolle geeseling en zijt Gij gestorven op een schandelijk kruis om ons allen zonder uitzondering de zaligheid te verschaffen. Op dezen oogenblik verlicht door een levendig geloof smeek ik U met al de krachten mijner ziel, met al den ijver mijns harten nederig om de eindelooze verdiensten uwer wreede smarten mij den moed en de kracht te geven, alle in mijn hart heerschende slechte tochten uit te roeien, U te prijzen in mijne grootste droefheden, U te verheerlijken door de nauwgezette vervulling van al mijne plichten, boven
ailes de zonde te verfoeien en eindelijk mij te heiligen. Amen. i)
I) Z. H. Pius IX verleende i Januari 1866 een aflaat van 100 dagen aan alle geloovigen, die ten minste met een berouwhebbend hart dit gebed tot Jesus in het H. Sacrament met godsvrucht zullen hebben gebeden.
300 dagen aflaat aan hen, die deze litanie bidden.
EER , ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer. Heer, ontferm U onzer.
Jesus , hoor ons.
Jesus, verhoor ons God hemelsche Vader: ontferm U onzer.
God Zoon , Verlosser der wereld. God H. Geest. §
H. Drievuldigheid, één God. 7?
Jesus, Zoon van den levenden God. 3 Jesus, schitterend licht des Vaders. C Jesus, glans van het eeuwig licht. § Jesus, koning der heerlijkheid. S
Jesus, zon der rechtvaardigheid.
Jesus, Zoon van de Maagd Maria. Minnelijke Jesus,
Wonderbare Jesus.
Jesus, sterke God.
Jesus, vader der toekomende tijden. Jesus, verkondiger van Gods verheven raad.
3io
Almachtige Jesus.-
Geduldigste Jesus.
Gehoorzaamste Jesus.
Jesus , zoet en ootmoedig van Harte
Jesus, minnaar der zuiverheid.
Jesus, onze minnaar.
Jesus, God des vredes.
Jesus, oorsprong des levens.
Jesus, voorbeeld der deugden.
Jesus, ijveraar der zielen.
Jesus, onze God.
Jesus, onze toevlucht.
Jesus, vader der armen.
Jesus, schat der geloovigen.
Jesus , goede herder.
Jesus, waar licht.
Jesus, eeuwige wijsheid.
Jesus , oneindige goedheid.
Jesus, onze weg en ons leven.
Jesus, blijdschap der Engelen.
Jesus, koning der Aartsvaders.
Jesus, leermeester der Evangelisten.
Jesus, sterkte der Martelaren.
Jesus, licht der Belijders.
Jesus , zuiverheid der Maagden.
Jesus, kroon van alle Heiligen.
Wees genadig, spaar ons, Jesus.
Wees genadig , verhoor ons , Jesus.
Van alle kwaad , verlos ons , Jesus. Van alle zonde.
Van uwe gramschap.
Van de listen des duivels.
Van den geest der onkuischheid. Van den eeuwigen dood.
Van de veronachtzaming uwer inspraken.
Door het geheim uwer heilige Mensch-
wording;
Door uwe geboorte.
Door uwe kindsheid.
Door uw allergoddelijkst leven.
Door uwen arbeid.
Door uwen doodstrijd en uw lijden. Door uw kruis en uwe verlatenheid. Door uwe smarten.
Door uwen dood en uwe begrafenis. Door uwe verrijzenis.
Door uwe hemelvaart.
Door uwe vreugden.
Door uwe glorie.
Lam Gods , dat de zonden der wereld
wegneemt, spaar ons , Jesus. Lam Gods, dat de zonden der wereld
wegneemt, verhoor ons , Jesus. Lam Gods , dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer, Jesus.
312
Jesus, hoor ons. Jesus, verhoor ons. Heer, ontferm U onzer, enz.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
Heer Jesus-Christus , die gezegd hebt: Vraagt en gij zult verkrijgen; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal open gedaan worden; wij bidden U, verleen ons, op onze smeekingen, het gevoelen uwer aller-goddelijkste liefde, opdat wij U uit geheel ons hart, door woorden en werken mogen beminnen en nimmer ophouden ü te loven. Amen.
LITANIE
VAN ALLE
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons. God Hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld,
ontferm U onzer.
God H. Geest, ontferm U onzer. H. Drievuldigheid één God, ontferm
U onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods.
H. Maagd der Maagden.
H. Michaël.
H. Gabriel.
H. Raphael.
Alle H. Engelen en Aarts-Engelen. Alle H. Koren der zalige Geesten. H. Joannes de Dooper.
314
H. Jozef.
Alle H. Aartsvaders en Profeten.
H, Petrus.
H. Paulus.
H. Andreas.
H. Jacobus.
H. Joannes.
H. Thomas.
H. Jacobus.
H. Philippus.
H. Bartholomeus.
H. Mattheus.
H. Simon.
H. Thaddeus.
H. Matthias.
H. Barnabas.
H. Lucas.
H. Marcus.
Alle H. Apostelen en Evangelisten. Alle H. Leerlingen des Heeren.
Alle H. onschuldige Kinderen. H. Stephanus.
H. Laurentius.
H. Vincentius.
H. Fabianus en Sebastianus. H. Joannes en Paulus.
H. Cosmas en Daraianus. H. Gervasius en Protasius.
Alle H. Martelaren.
H. Silvester H. Gregorius.
H. Ambrosius H. Augustinus.
H. Hieronimus.
H, Martinus.
H. Nicolaüs.
H. Willebrordus.
Alle H. Bisschoppen en Belijders.
Alle H. Leeraars.
H. Antonius,
H. Benedictus.
H. Bernardus.
H. Dominicus.
H. Franciscus.
Alle H. Priesters en Levieten.
Alle H. monniken en kluizenaren. H. Maria Magdalena.
H. Agatha.
H, Lucia.
H. Agnes.
H. Cecilia.
H. Catharina.
H. Anastasia.
Alle H. Maagden en Weduwen.
Alle Gods lieve Heiligen.
Wees genadig, spaar ons, Heer. Wees genadig, verhoor ons, Heer. Van alle kwaad, verlos ons, Heer.
Van alle zonden.
Van uwe grarrschap.
Van een haastigen en onvoorzienen dood
Van de listen des duivels.
Van gramschap, haat en kwaden wil.
Van den geest der onkuischheid.
Van bliksem en onweder.
Van den eeuwigen dood.
Door het geheim uwer H. Mensch-
wording.
Door uwe komst.
Door uwe geboorte.
Door uw Doopsel en H. vasten. Door uw kruis en lijden.
Door uw dood en begrafenis.
Door uwe H. verrijzenis.
Door uwe wondervolle Hemelvaart, Door de komst van den H. Geest den
V ertrooster.
In den dag des oordeels.
Wij zondaars. Wij bidden U,verhoor ons. Dat gij ons wilt sparen. Wij bidden U,
verhoor ons.
Dat gij ons onze zonden kwijtscheldt.
Wij bidden U, verhoor ons. Dat gij U gevvaardigt ons tot eene ware boetvaardigheid te brengen. Wij bidden U, verhoor ons.
Dat gij U gewaardigt uwe H. Kerk
te regeeren en te bewaren.
Dat gij U gewaardigt den Paus en alle geestelijken in den H. godsdienst te bewaren.
Dat gij u gewaardigt de vijanden der
H. Kerk te vernederen.
Dat gij U gewaardigt aan alle christen koningen en prinsen vrede en ^ ware eendracht te verleenen.
Dat gij U gewaardigt aan alle (_ hris- 2quot;.
ten volkeren vrede en eendracht —
n
Dat gij U gewaardigt ons in uwen j-'
H. dienst te versterken en te be- lt;s
ngt;
Dat gij onze harten tot hemelsche § begeerten wilt opwekken. o
Dat gij al onze weldoeners de eeuwige p
goederen wilt geven.
Dat gij onze zielen , de zielen onzer broeders , vrienden en weldoeners, voor de eeuwige verwerping wilt behoeden.
Dat gij de vruchten der aarde wilt
geven en bewaren.
Dat gij U gewaardigt aan alle geloo-
3i8
vige afgestorvenen de eeuwige rust te verleenen. Wij bidden U, verhoor ons. Dat gij U gewaardigt ons te verhooren.
Wij bidden U, verhoor ons.
Zoon Gods. Wij bidden U, verhoor ons. Lam Gods , dat wegneemt de zonden der
wereld , spaar ons , Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons, Heer.
Lam Gods , dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onze Vader , enz.
O God, zie toe tot mijne hulp; Heer, haast U om mij te helpen! Laat hen beschaamd worden en blozen, die mij naar het leven trachten.
Laat hen terugdeinzen en te schande worden, die mij kwaad willen!
Laat hen terstond met schaamte terugkeeren, die zich over mijn ongeluk verblijden.
3i9
Maar dat allen, die U zoeken,
juichen en zich over U verblijden;
en dat zij, die uwe hulp liefhebben ,
gedurig zeggen: hoog geprezen zij
de Heer!
En ik, ik ben arm en ellendig;
o God, help mij!
Mijn helper en beschermer zijt
Gij! o Heere vertoef niet!
Eere zij den Vader en den Zoon
en den H. Geest. Gelijk het was
in. den beginne en nu en in de
eeuwen der eeuwen. Amen.
V. Maak uwe dienaars zalig.
A. Mijn God, die op U hopen.
V. Wees ons. Heer, een toren van sterkte.
A. Voor des vijands aangezicht.
V. Dat de vijand tegen ons niets vermoge.
A. En de zoon der boosheid niet beproeve ons te schaden.
14*
320
V. Heer, handel niet met ons naar onze zonden.
A. En vergeld ons niet overeenkomstig onze boosheden.
V. Laat ons bidden voor onzen Paus N.
A. De Heer beware hem, bemoe-dige hem, make hem zalig op aarde en levere hem niet over aan de plannen zijner vijanden.
V. Laat ons bidden voor onze weldoeners.
A. Gewaardig U, o Heer, allen, die ons weldoen om uwen naam, met het eeuwig leven te vergelden.
V. Laat ons bidden voor de geloo-vigen, die overleden zijn.
A. Heer, geef hun de eeuwige rust en het eeuwig licht verlichte hen.
V. Dat zij rusten in vrede.
A. Amen.
321
V. Voor onze broeders, die afwezig zijn.
A. Maak zalig uwe dienaren , mijn
God ! die op U hopen. V. Zend hun hulp , Heer ! uit uwe
heilige plaats.
A. En uit Sion bescherm hen. V. Heer, verhoor mijn gebed. A. En laat mijn geroep komen tot U.
GEBED.
O God, wien het eigen is, altijd barmhartig te zijn, en te sparen, ontvang ons gebed, opdat uwe goedertieren barmhartigheid ons en alle uwe dienaren, die met de ketenen der zonden gebonden zijn, genadiglijk ontbinde.
Wij bidden U ! Heer, verhoor onze ootmoedige gebeden, en spaar degene, die u hunne zonden be-
322
lijden, opdat Gij ons welwillend vergiffenis en daarbij vrede verleend.
Heer! toon ons mildelijk uwe onuitsprekelijke barmhartigheid, opdat Gij ons vrij maakt van alle zonden en tevens ook verlost van de straffen, die wij door dezelve verdiend hebben.
O God, die door de zonden beleedigd en door de boetvaardigheid weder verzoend wordt, zie barmhartig neder op het gebed uws volks, dat U ootmoedig smeekt; en keer van ons de geese-len uwer gramschap af, welke wij door onze zonden hebben verdiend.
Almachtige eeuwige God ! ontferm U over uwen dienaar onzen Paus N., en bestier hem door uwe goedertierenheid op den weg der
323
eeuwige zaligheid, opdat hij door uwe gunst begeere, wat U behage-lijk is, en het met alle kracht vol-brenge.
O God! van wien de heilige begeerten, de goede raadgevingen en de rechtvaardige werken voortkomen , geef uwen dienaren dien vrede , welken de wereld niet kan geven, opdat terwijl onze harten uwe geboden toegedaan en wij van de vreeze voor vijanden ontslagen, zijn, de tijden door uwe bescherming rustig mogen zijn.
Ontvonk , Heer! door het vuur des Heiligen Geestes , onze nieren en onze harten, opdat wij U met een zuiver lichaam mogen dienen, en met een rein hart behagen.
God, Schepper en Verlosser aller geloovigen ! verleen aan uwe die-
324
naren en dienaressen vergiffenis vau al hunne zonden, opdat zij de kwijtschelding, waarnaar zij altijd verlangd hebben, door godvruchtige gebeden mogen verkrijgen.
Wij bidden U , Heer ! voorkom onze werken door den invloed uwer genade, en voltrek die door uwe medewerking, opdat al onze gebeden en werken altijd door U beginnen , en door U begonnen , ook door U voleindigd worden.
Almachtige , eeuwige God, die heerscht over levenden en dooden, en U aller ontfermt, die Gij voorziet , dat door het geloof en de werken de uwen zullen worden; wij bidden U ootmoedig, dat al degenen, voor wie wij voorgenomen hebben te bidden, hetzij zij
in het leven of reeds overleden zijn, door de voorspraak van al uwe Heiligen, door uwe goedertieren genade vergiffenis van al hunne zonden mogen verkrijgen, door onzen Heer Jesus Christus , uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in eenheid des H. Gees-tes in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
V. Heer ! verhoor ons gebed. A. Laat ons geroep tot U komen. V. De almachtige en barmhartige
Heer verhoore ons.
A, Amen.
V. Dat de zielen der geloovigen door Gods barmhartigheid rusten in vrede.
A. Amen.
VOORBEREIDING
TOT HET
God en Vader, hoeveel genade en weldaden hebt Gij mij in mijn leven bewezen! Hoeveel goeds mij gedaan en hoeveel kwaads van mij afgekeerd. Uit geheel mijn hart dank ik U voor uwe liefde en wensch ik, dat alle schepselen in den hemel en op aarde met mij U loven en prijzen in eeuwigheid. Maar ach, wanneer ik bij het herdenken uwer goedheid mijne oogen vestig op mijn afgeloopen leven, dan weet ik niet door al mijn beschaming, wat ik
327
zeggen zal — ik heb gezondigd, o God, U dikwijls en zwaar be-leedigd, uw vaderhart bedroefd, uwe liefde veracht en uwe weldaden met den zwartsten ondank vergolden. Ontferm U mijner oGod, overeenkomstig uwe groote barmhartigheid , verwerp mij niet en onttrek mij niet den invloed uws H. Geestes. Ach laat mij veeleer door zijn goddelijk licht al mijne zonden kennen, de afschuwelijkheid daarvan inzien en ze met geheel mijn hart berouwen en verafschuwen. Geef mij bovendien de genade ze door eene oprechte belijdenis aan uwen Priester te openbaren, uwer rechtvaardigheid voldoening te geven en door het H. Sacrament der Biecht van alle vlekken der zonden gereinigd te worden.
15
328
Kom, o H. Geest, en zend de stralen van uw goddelijk licht over mij neder. Gij zijt een Vader voor den arme; Gij zijt de gever van alle gaven; Gij zijt het licht voor onzen geest en voor ons hart; Gij zijt de verkwikker onzer zielen. Vervul dan o goddelijk Licht mijn binnenste met uwe helderheid, opdat ik al mijne zonden moge kennen, oprecht berouwen en oprecht belijden. Zonder ü, o H. Geest is er in ons niets, wat onschuldig is. Reinig dan, ik smeek het U, wat in mij bezoedeld, besproei met den dauw uwer genade, wat in mij verdord is, genees de vele en diepe wonden mijner ziel. Buig mijn weerspannigen wil, verwarm mijn koud gemoed en regel in mij alles, wat ongeregeld is. O
329
God, die ons door de verlichting des H. Geestes in de ware wijsheid hebt onderwezen, geef, dat wij door denzelfden Geest mogen inzien, wat goed en heilig is en ons altijd in zijne vertroosting mogen verblijden. Amen.
Hier onderzoekt men zijn geweten. Men doe dit met ernst, wijl de betere inzage onzer misstappen ons des te beter leidt tot een waar berouw en dewijl van het goed ontvangen van het Sacrament der Biecht zoo onbeschrijfelijk veel voor de verbetering onzes levens en voor onze eeuwige zaligheid afhangt. De beste gesteltenis is, ons geweten zoo te onderzoeken als ware dit gewetensonderzoeken ook deze H.Biecht de laatste van ons leven.
GEBED NA HET GEWETENSONDERZOEK.
O God eeuwig wijze , alwetende en rechtvaardige, wat zal ik tot U zeggen ? Verstomd moet ik staan bij het zien van zooveel zonden, welke ik tegen U, mijn liefdevollen
33°
Vader heb bedreven. Hoe slecht hoe afschuwelijk heb ik toch gehandeld. Gij hebt mij toch zooveel goedheid bewezen en ik , ik heb zelfs uwe gaven en gunsten gebruikt om U te beleedigen. Zoo dikwerf heb ik U beloofd, U te zullen dienen en eeuwig trouw te blijven en toch heb ik U weer verlaten , uw geboden veracht, uw vaderhart bedroefd, mijn heilige beloften geschonden. Zie mij hier aan uw voeten, Vader, als ik U nog zoo noemen mag, ik heb gezondigd tegen den hemel en tegen U. Mijne overtredingen zijn menigvuldiger dan de haren van mijn hoofd. Neen , ik ben niet waardig meer uw kind genoemd te worden. Hoe kondet Gij zooveel geduld met mij oefenen ,• want Gij zijt voortgegaan
331
mij uwe liefde en barmhartigheid te toonen terwijl ik U met koudheid en onverschilligheid bleef vergelden. Ach God, het doet mij leed U zoo gehoond te hebben ! Geef
f tranen aan mijne oogen, geef een
j innig en waarachtig berouw aan
i mijn hart, opdat ik oprecht en wel-
, gemeend boetvaardigheid doe en
t door een vernederd gemoed en een waarlijk berouwvol hart weer gena-
v de en barmhartigheid bij U vinden
o moge. Ik beken mijne schuld en
:1 wil uit liefde tot U met een nede-
e rig hart aan den Priester, uw plaats-
r bekleeder, al mijne zonden oprecht
1. ; belijden. Moge, o God, mijne boete
:r U aangenaam zijn en Gij mij ver-
e giftenis schenken om Jesus wille,
ij Goede Jesus ik sta beschaamd
n over mijne handelwijze. -Gij leedt
332
en stierft voor mij en ik leefde voor de zonde en voor mijne hartstochten. Gij hebt aan mij gedacht vóór dat ik U kende en ik vlocht U door mijn zonden een kroon van bittere doornen; Gij hebt mij bemind, voor dat ik was geschapen en ten dank heb ik U beloond met wreede geeselslagen. Gij hadt uw Hart geopend aan het Kruis door zulk een diepe wonde om mij te redden en mij vrede en geluk op deze wereld te schenken; en ik heb dat teederminnend Hart verscheurd door mijn geluk en vrede te zoeken bij uw grootste vijanden. Gij leedt en stierft voor mij aan uw smartvol Kruis en, als ware dat ontzettend Offer voor mij ondankbare eenmaal niet genoeg, ik heb U honderd en duizendmaal gekruisigd door
333
mijn zonden. En dat alles voor een verachtelijk , wereldsch goed; voor een onheilig en afschuwelijk genot, voor een denkbeeldig, ijdel en vluchtig vermaak. Die nietigheden, die verachtelijkheden, neen die afschuwelijkheden wogen bij mij zwaarder dan al uw goedheid en al uw liefde, dan al uw weldaden; zwaarder dan de kostbare en oneindige prijs uws Bloeds. O Jesus als ik nadenk , wat Gij voor mij geweest zijt en hoe ik U heb vergolden, wat ben ik dan een monster geworden van ondankbaarheden. Ik heb mijn bedorven wil gesteld en doorgedreven tegen uwen heiligsten wil, ik heb de voldoening der laagste hartstochten zoeter geacht dan de gehoorzaamheid aan uwe heilige geboden , ik heb
334
de erfenis des hemels, door U voor mij zoo duur gekocht, versmaad en aan de eeuwigheid der hel de voorkeur gegeven; ik heb uw vriendschap, de genade en het kindschap Gods, met voeten getreden. Ik heb uwe goddelijke Majesteit getrotseerd , uwe rechtvaardigheid getart, uwe goedheid miskend, uwe almacht gehoond en met uwe barmhartigheid gespot. Hoe kon de hemel het aanzien en mij niet treffen met zijn wrake! Hoe kon de aarde er getuige van zijn en zich niet openen om mij te verdelgen ! Hoe kon de hel, door zooveel snoodheid geopend onder mijne voeten, nog dralen mij voor eeuwig te verslinden ! Ach, het was uwe goedheid, uw geduld , uwe barmhartigheid, die het niet gedoogde. O goede
335
Herder, die mijne arme zondige
ziel zoozeer beminde, wat heb ik
U miskend. Zie mij hier aan uw
voeten , neen ik ben niet waardig
uw broeder , uw kind te heeten .
)
ik ben het verloren schaap, dat slechts van U redding wacht; de verloren zoon , die de minste wezen wil van uw getrouwen, indien Gij mij weder opneemt in het huis uws Vaders. Tot uwe voeten vlucht ik, waar zoovele zondaren genade en medelijden hebben gevonden; aan uw Kruis klem ik mij vast, waar Magdalena zoo bitter hare zonden beweende. Gij wilt niet den dood des zondaars maar zijne bekeering en zijn leven. Almachtige Jesus, ontferm U dan over mij en gelijk Gij eens uwe barmhartige oogen op Petrus hebt gevestigd en
336
hem tot een innig, oprecht en blijvend berouw bewogen hebt, sla zoo thans op mij uw oogen, opdat mijn hart geheel worde omgekeerd en door bitter berouw en door uw kostbaar Bloed van alle zonden gereinigd worde.
Thans doet het mij leed uit den grond mijns harten, dat ik U, mijn Schepper en Verlosser , mijn Heer en God, die eens mijn strenge Rechter wezen zult, mijn hoogste Goed zoo dikwijls en zoo zwaar beleedigd heb. Niet om de schrikkelijke straf alleen, die ik zoo terecht verdiend had, niet om de eeuwige verwerping van U, ach neen, meer nog omdat ik U , die mij zoozeer beminde, die mij met zooveel geduld afwachtte, die mij met zooveel barmhartigheid behan-
337
delde, omdat ik U oneindig beminnelijke zoo afschuwelijk miskend en beleedigd heb. O Jesus uit liefde bovenal tot U heb ik thans berouw over al de zonden mijns levens , doch om de liefde uws Harten, dat mij zoolang verdragen heeft, bezweer ik U o Jesus, schenk mij vergiffenis en neem mij nogmaals in genade aan. Handel niet met mij naar mijn verdienste maar gelijk Gij altijd deedt, overeenkomstig uwe oneindige goedheid en barmhartigheid. Laat mij uw genade en vriendschap weer verwerven , want ik wil voortaan niet meer zondigen. Dit voornemen, mijn God, zal vast zijn, want liever wil ik sterven dan U op nieuw belee-digen ; dit voornemen zal algemeen zijn, want aan alle zonden en alle
338
gehechtheid aan de zonden zeg ik voor eeuwig vaarwel. Dit voorna- '
men zal werkdadig zijn, want wat het mij ook kosten moge , ik wil de gelegenheid, waarin ik ben gevallen voor goed ontvluchten ; ik wil de bekoringen met ernst bestrijden,
ik wil liever alles lijden, alles verduren dan nogmaals mijn belofte van U getrouw te blijven, te verbreken.
NA DE H. BIECHT.
Mijn God, welk een wonderbare verandering heeft er in mij plaats gehad, hoe gevoel ik mij tevreden en verblijd ; mijn geweten is wederom in rust en mijn hart doorstroomt weer het zoet gevoel uwer liefde, een gevoel als ware ik van den dood teruggekeerd tot het leven.
329
Heb dank, o God, want dat is het uitwerksel uwer genade aan het H. Sacrament der Biecht verbonden ; heb dank omdat Gij U mijner hebt ontfermd, den zwaren last mij van de schouders genomen en de boeien hebt verbroken, die mij aan de zonden en aan den duivel geketend hielden.
Waar heb ik dat mede verdiend, o God van liefde? U zij dank en lof in eeuwigheid. Goede Engel, die mijn beschermer zijt, wil in mijne plaats mijn barmhartigen Verlosser dank betuigen; Gij alle Engelen des hemels, gij heilige en zalige Geesten offert uw verdiensten, uw vereering en dankbaarheid voor mij tot dankbetuiging aan God op.
Voortaan, o Heer, wil ik niet meer zondigen. Na zooveel goed-
34°
heid en barmhartigheid van U te hebben ondervonden, na zoo plechtig U beloofd te hebben niet slechts de zonden maar ook de gelegenheden tot de zonde te vluchten, alle aanlokselen en bekoringen te bestrijden en U getrouw te blijven al mocht het mij het leven kosten. — o God, welk een monster zou ik moeten zijn van ondankbaarheid en overmoed indien ik wederom terugkeerde op de oude, booze wegen. Neen, ik herhaal het U, aan üe voeten van U, barmhar-ge, goedige Jesus neergeknield en met een hart vol rouwe, des te dieper nu ik zooveel liefde van U ondervond, ik wil de zonde haten en verafschuwen; ik wil breken met alles, wat mij belet U te beminnen en getrouw te blijven ; ik
34i
wil de deugd beoefenen, mijne hartstochten bestrijden en door strijd en inspanning mijner krachten U eenigzins voor al uw liefde, voor al uw geduld, voor uwe onbeschrijflijke ontferming beloonen.
Ach God, ma: r Gij 1 it mijne zwakheid; naarmate ik hechter voornemens leg aan uwe vo 'en, zal ook de bedorvenheid met woester aanvallen mij tot het afgezworen kwaad trachten terug te slepen. O wil mijn Helper , wil mijn Redder en Verlosser zijn. Voltooi, wat Gij in de eindelooze ontferming uws Harten in mij begonnen zijt. O God ik smeek U thans vurig en ik wil voortaan U dagelijks daarom smee-ken, geef mij de genade der volharding. Laat mij liever sterven dan ü nogmaals te beleedigen.
342
Heilige, onbevlekte Maagd Maria, goede Moeder, teedere toevlucht der zondaren, aan wier voorspraak ik wellicht alleen te danken heb, dat Jesus uw Zoon mij met zooveel barmhartigheid in zijn vriendschap en genade nogmaals h§eft aangenomen , o Maria, hulp der Christenen, blijf voor mij bidden, blijf voor mij zorgen en verkrijg mij de genade veeleer te sterven dan nogmaals de liefde en de vriendschap van uwen eenigen Zoon te verliezen. Ik stel mij geheel onder uwe hoede; ik geef mij geheel aan U tot eigendom. O Moeder der Barmhartigheid neem mij aan en beschouw mij als uw eigendom en wil mij als zoodanig tegen al mijn vijanden verdedigen. Amen.
VOORBEREIDING
TOT DE
|r®rjiet eerbied werp ik mij voor l!MÜ U neder, in het heiligst Sacrament verborgen God, en betuig U mijn levendig geloof, dat Gij daar waarachtig tegenwoordig zijt; dat ik in de H. Communie zal ontvangen uw allerheiligst Lichaam en Ziel en uwe Godheid tevens; dat ik zal ontvangen den tweeden Persoon der allerheiligste Drievuldigheid, die uit louter barmhartige liefde jegens mij zich omkleedde met een menschelijk lichaam, in
15*
344
eene stal werd geboren, in armoede en versmading leefde en stierf aan een kruis onder de bitterste smarten; dat ik üal ontvangen dienzelfden Godmensch, die ten derde dage wederom glorierijk opstond uit de dooden , ten Hemel klom , thans zetelt aan de rechterhand des al-machtigen Vaders en eens zal we-derkeeren om alle menschen te oordeelen. Ik geloof, dat ik zal ontvangen hetzelfde H. Bloed, dat Gij mijn Jesus met zooveel overvloed vergoten hebt in den hof van Gethsemane, in de geeseling, bij de kroning, langs de straten van J erusalem en tot den laatsten druppel op den berg van Calvarie. Ik geloof, dat ik zal ontvangen uwe Godheid, die mij met eene eeuwige liefde heeft bemind en van alle
345
eeuwigheid aan mijne redding en zali-gingheeft gedacht. Doch metU zullen komen in mijn hart de Vader en de H. Geest, waardoor mijn binnenst een hemelsch paradijs zal worden, wanneer Gij, onder de nederige gedaantevan Brood uwe ongenaakbare Majesteit verbergend, in mijn hart zult nederdalen. Dat is het geloof uwer H, Katholieke Kerk; dit geloof ook ik, mijn God, en voor dat geloof wil ik met uw genade mijn bloed en leven ten beste geven.
Een God nederdalen in mij ! De H. Drievuldigheid zal bezit nemen van mijn hart! O liefdevolle Jesus die alles vermoogt en alle harten buigen kunt naar uwen wil, sla een blik van ontferming op mij want ik ben niet in staat voor zulk een bezoek eene passende woning
342
Heilige, onbevlekte Maagd Maria, goede Moeder, teedere toevlucht der zondaren, aan wier voorspraak ik wellicht alleen te danken heb, dat Jesus uw Zoon mij met zooveel barmhartigheid in zijn vriendschap en genade nogmaals h§eft aangenomen , o Maria, hulp der Christenen, blijf voor mij bidden , blijf voor mij zorgen en verkrijg mij de genade veeleer te sterven dan nogmaals de liefde en de vriendschap van uwen eenigen Zoon te verliezen. Ik stel mij geheel onder uwe hoede; ik geef mij geheel aan U tot eigendom. O Moeder der Barmhartigheid neem mij aan en beschouw mij als uw eigendom en wil mij als zoodanig tegen al mijn vijanden verdedigen. Amen.
VOORBEREIDING
TOT DE
et eerbied werp ik mij voor U neder, in het heiligst Sacrament verborgen God, en betuig U mijn levendig geloof, dat Gij daar waarachtig tegenwoordig zijt; dat ik in de H. Communie zal ontvangen u-w allerheiligst Lichaam en Ziel en uwe Godheid tevens; dat ik zal ontvangen den tweeden Persoon der allerheiligste Drievuldigheid, die uit louter barmhartige liefde jegens mij zich omkleedde met een menschelijk lichaam, in
15*
344
eene stal werd geboren, in armoede en versmading leefde en stierf aan een kruis onder de bitterste smarten; dat ik ial ontvangen dienzelfden Godmensch, die ten derde dage wederom glorierijk opstond uit de dooden , ten Hemel klom , thans zetelt aan de rechterhand des al-machtigen Vaders en eens zal we-derkeeren om alle menschen te oordeelen. Ik geloof, dat ik zal ontvangen hetzelfde H. Bloed, dat Gij mijn Jesus met zooveel overvloed vergoten hebt in den hof van Gethsemane, in de geeseling, bij de kroning, langs de straten van Jerusalem en tot den laatsten druppel op den berg van Calvarie. Ik geloof, dat ik zal ontvangen uwe Godheid, die mij met eene eeuwige liefde heeft bemind en van alle
345
eeuwigheid aan mijne reddingen zaliging heeft gedacht. Doch met U zullen komen in mijn hart de Vader en de H. Geest, waardoor mijn binnenst een hemelsch paradijs zal worden, wanneer Gij, onder de nederige gedaantevan Brood uwe ongenaakbare Majesteit verbergend, in mijn hart zult nederdalen. Dat is het geloof uwer H. Katholieke Kerk; dit geloof ook ik , mijn God, en voor dat geloof wil ik met uw genade mijn bloed en leven ten beste geven.
Een God nederdalen in mij ! De H. Drievuldigheid zal bezit nemen van mijn hart! O liefdevolle Jesus die alles vermoogt en alle harten buigen kunt naar uwen wil, sla een blik van ontferming op mij want ik ben niet in staat voor zulk een bezoek eene passende woning
346
te bereiden. Ach ik ben een arm zondaar, nauwelijks weer rein ge-wasschen door uwe ontferming in het Sacrament der Biecht; ik ben een ondankbare ziel, die zooveel gunsten en weldaden van God heb miskend en vergeten ; ik ben dezelfde, die uwe onverklaarbare liefde onbeantwoord liet en in plaats van U te beminnen, mijn hart wegschonk aan aardsche ijdelheden, aan bevrediging van de laagste hartstochten , aan de zonde en uw grootsten vijand. Ik ben dezelfde, die zoo dikwerf de eeuwige verwerping heb verdiend en reeds zou begraven zijn in den eeuwigen kerker der vergelding, hadde uwe einde-looze goedheid mij niet zoo lang verdragen, mij opgezocht en afgewacht en nogmaals teruggevoerd
347
aan uw teederminuend goddelijk Hart. O Jesus, welke liefde schonkt Gij mij, hoe belangloos en onverdiend , doch hoe zal dat arm, ellendig , bedorven hart uw woning worden als Gij uw liefde niet tot hooger toppunt voert en zelf daarin eene woning voor de Godheid wilt bereiden. Met heilig vertrouwen dan smeek ik U o Heer, bereid mijn hart voor uwe komst, ik stel het thans geheel ter uwer beschikking, handel daarin naar uw goddelijk welbehagen.
O mocht mijn hart vlammen van liefde jegens U, o konde ik U beminnen, gelijk zooveel Heiligen U beminden. O konde ik U beminnen met de liefde van alle Heiligen, met de liefde waarmede uwe H. Moeder U beminde. Hoe zwak
348
naar mijn vermogen, mijne liefde voor U zij, toch verklaar ik U o God, ik heb U lief omdat Gij het eenigst en hoogste goed zijt, de eenigst waardige, bovenal bemind te worden. Ik heb U lief omdat Gij mij zoo onverdiend tot het waar geloof geroepen hebt, omdat Gij mij verlost hebt voor zulk een duren prijs , omdat Gij mij, ondankbare, die dat alles had vergeten en zoo dikwerf in de zonde herviel, omdat Gij mij zoo met een hart vol teederheid en liefde hebt verdragen. Ik heb U lief, omdat Gij mij voor weinig oogen-blikken nog opnieuw ai mijn zonden hebt kwijtgescholden , aan de hel ontrukt en aan uw H. Hart gesloten hebt, omdat Gij mij uw eigen Vleesch en Bloed, uwe Mensch-
349
held en uw Godheid meê wilt dee-len en éen met mij wilt worden. O Jesus hoe zou ik U niet minnen, die mij het eerst bemind hebt; hoe zou ik U niet minnen, die mij beminde ofschoon ik U verliet en door de zonde uw teeder Hart zoo bitter bedroefde; hoe zou ik U niet minnen , die in mijn ellendig hart met al uw goddelijke liefde wilt nederdalen.
O Jesus, ja ik heb U lief, ik bemin U met geheel mijn hart, met geheel mijn geest, met al mijn krachten , ik bemin U boven al en alles slechts om U alleen. Amen.
GEBED VAN DEN H. THOMAS VAN AQUINEN.
Almachtige, eeuwige God, zie ik kom tot het heiligst Sacrament van
350
uw eeniggeboren Zoon onzen Heer Jesus Christus. Ik kom als een zieke tot den geneesheer, als een onreine tot de bron van zuiverheid en barmhartigheid, als een blinde tot het eeuwig, onveranderlijk licht, als een arme en behoeftige tot den Heer des hemels en der aarde.
O
Daarom smeek ik U, om den overvloed uwer eindelooze vrijgevigheid, wil mijne ziekte genezen, wil mij van alle smetten reinigen, wil mijne oogen openen , mijne armoede verrijken , mij arme aan verdiensten bekleeden met de heerlijkheden uwer genade, opdat ik het Brood der Engelen , den Koning der Koningen , den Heer en Meester van alles wat bestaat, met zulken eerbied, met zoo diepe nederigheid, met zooveel berouw en godsvrucht,
met zulk een zuiver en geloofvol hart en in zulke heilige gesteltenis moge ontvangen, dat het mijner ziel ter eeuwige zaligheid verstrekt.
Geef mij de genade, niet slechts uiterlijk het Lichaam en Bloed mijns Heeren te ontvangen, maar ook innerlijk aan de kracht en de uitwerking daarvan deelachtig te worden. O God vol tee derheid en zachtmoedigheid laat mij het Lichaam en Bloed van uwen eenig-geboren Zoon, dat Hij uit de onbevlekte Maagd Maria heeft aangenomen zoo genieten, dat ik daardoor één worde met zijn geestelijk Lichaam en een der ledematen van welke Hij het hoofd is.
Liefdevolste Vader , schenk mij de genade uwen eeniggeliefden Zoon, wien ik thans op mijne pel-
16
352
grimsreize onder de gedaante van brood verborgen ontvang, eenmaal met ontsluierd aangezicht te mogen aanschouwen, Hem , die met U en den H. Geest leeft en regeert van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.
GEBED VAN DEN H. BERNARDUS.
O hooggeprezen Maagd, die genade hebt gevonden in Gods oogen; der wereld het leven hebt gebracht en de Moeder onzer zaligheid zijt, gedoog, dat ik aan uwe hand toegang vinde tot uwen Zoon , opdat Hij, die ons doorU gegeven werd, ons ook door U in genade aanne-me. Ik ben een zondig mensch , die Gods rechtvaardige straffen heb verdiend, ach moge uwe zondeloosheid mij bij Hem verontschul-
35,5
digen. Ik ben hoovaardig en vol eigenliefde, moge uwe nederigheid die den Heer zoo welbehagelijk was voor mij vergiffenis verwerven. Vele zonden heb ik bedreven, moge uwe groote liefde ze verdelgen en voor God onzichtbaar maken. Uwe roemvolle vruchtbaarheid verwerve mij de genade vruchtbaar te worden in goede werken. O Gij onze Vrouwe, onze Midde-laresse, onze Voorspreekster beveel ons aan uwen Zoon, verzoen ons met uwen Zoon , vertoon ons aan uwen lieven Zoon. Verwerf ons, o onbeschrijflijk Gezegende, door het voorrecht, dat gij hebt verdiend , door de bron van alle barmhartigheid, die gij ter wereld hebt gebracht, dat uw Zoon Jesus Christus onze Heer, de eeuwig
354
boven alles geprezen God, die zich gewaardigd heeft door uwe bemiddeling zich met onze zwakheid en ellende te bekleeden, ons op uwe voorspraak zijner heerlijkheid en zaligheid deelachtig make. Bid voor ons vooral in deze ure, opdat ik Jesus in zijn heiligst Sacrament met zulke reinheid des harten, met zulke innigheid en geheele toewijding mijner ziel ontvange , gelijk gij Hem van den H. Geest ontvangen hebt, toen gij den Engel ant-woordet: Zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord.
GEBED VAN DEN H. EPHRAIM.
O Moeder des Lichts dat nooit ondergaat, roemrijke Koningin , heilige Maagd Maria hoor naar
355
mijn klagen en mijn 2uchten, nu ik uit den diepen nacht der zonde, in het midden der duisternis en der schaduwen des doods tot U mijn stem verhef. Ik ongelukkige, heb mij afgekeerd van God, ik ben het gezelschap der Engelen ont-loopen en tot mijn rechtvaardige straf voor mijn verkeerden wil gesloten buiten het land des lichts en des vredes. Schrikkelijke gedachte ! Hoe heeft God al mijn boosheid verdragen en mij niet terstond levend in de hel geworpen! Doch Gij liefderijkste Koningin hebt mij verlorene het leven gered en in afwachting mijner boete mijn heil gezocht. Geef mij dan ook, o goedigste Koningin, vermorzeling des harten en waar berouw ; geef aan mijn boezem niet onderbroken
356
zuchten en aan mijn oogen stroomen van tranen opdat ik, daardoor gewasschen en gereinigd, wederom verdiene het hemelsch licht van uw blijdemakend en liefelijk aangezicht te aanschouwen. Mocht ik U zien met de oogen mijner ziel, o Onbevlekte, opdat de duistere nacht des doods mij werde omgekeerd in een blijden zonnigen dag des heils !
Gij vermoogt alles bij God, dien Gij op wonderbare wijze ter wereld hebt gebracht. O Moeder van mijn God, verheven zijt Gij boven alle gedachten van mijn geest, boven alle woorden van mijnen mond.
O Maagd voortreffelijker dan alle maagden, door wie de in zonde gevallen menschelijke natuur met God wederom verzoend en met zijn zalige natuur in den Persoon
357
uws Zoons wonderbaar is veree-nigd, neem mij onder uwe bescherming, o barmhartige Moeder van den barmhartigen God en stem uwen grootmoedigen Zoon goedgunstig voor mij.
Zie, ik een onreine, innerlijk zoo bedorven, verlang te naderen tot de onbevlekte en vreeswekkende geheimen van zijn Vleesch en Bloed. Doch ik vrees, als een onwaardige van het hemelsch gastmaal uitgesloten en gelijk de gast, die zonder feestkleed ter bruiloft was gekomen, in plaats der goddelijke genade deelachtig te worden, met gebonden handen en voeten in de eeuwige duisternis te worden geworpen. Indien ik echter, afgeschrikt door mijne onwaardigheid , langen tijd van het Brood
358
des Levens en den kelk des heils verwijderd blijf, dan vrees ik van den anderen kant, het leven mijner ziel te verliezen en der eeuwige zaligheid niet deelachtig te zullen worden. Zoo ben ik dan benauwd van alle zijden, ik vind geen uitweg en weet niet, wat te doen. Laat, o zuiverste Koningin, uw Hart getroffen worden door mijne ellende; maak gebruik van de vrijheid, waarmede eene moeder tot haren zoon kan spreken, bij God uwen Zoon. Verwerf mij de vergiffenis mijner zonden en bereid Gij zelf mij voor, opdat ik het brandend en verlichtend vuur der goddelijke geheimen in mijn hart waardig mag ontvangen. Ja , gezegende Koningin , neem het armelijk en waardeloos smeeken van uwen dienaar
359
aan en breng redding aan mijne ziel, die te gronde dreigt te gaan; opdat ik, door uwe gunst en bescherming ten heile gevoerd, U dankbaar love en eens waardig worde in eeuwigheid te loven en te aanbidden de allerzaligste Drievuldigheid. Amen.
VURIGE VERZUCHTINGEN KORT VOOR DE H. COMMUNIE.
Kom Heer .Tesus, kom spoedig en wil niet dralen ! Kom liefdevolle Geneesheer de wonden mijner zonden genezen. Kom hemelsche Herder om het arme schaap, dat van U afdwaalde, op te nemen en aan uw Hart te drukken. Kom liefdevolle Vader en troost het verloren kind, dat zijne ondankbaarheid en miskenning beweent en om vergiffenis smeekt aan uw goddelijk Va-
360
derhart. Kom minnelijkste Bruidegom mijner ziel om van mijn arm hart geheel en onherroepelijk bezit te nemen. Voortaan zal het U toebehooren en geheel U toebehoo-ren, voor eeuwig.
Vaarwel wereld, vaartwel wereld-sche ijdelheid en vergankelijkheden vaartwel hartstochten en lusten te lang gediend, vaartwel alle aard-sche gehechtheden! wijkt, wijkt verre van mij!
O wat is het zoet en zalig U te beminnen o mijn God, weldra zult Gij geheel de mijne en ik de uwe zijn; weldra zal ik aan uw heiligen disch een blijvend verbond van vrede en liefde met U sluiten. O Engel Gods, die mijn beschermer zijt, o heilige Patronen, wier naam ik draag en die zoo dikwijls
361
ten mijnen heile voor Gods troon hebt gesproken, moogt gij getuigen zijn van dat zalig, zoet verbond tusschen Jesus en mijn hart.
O heiligste der maagden, mijne onbevlekte Moeder, zijt Gij mijn middelaresse en schenk mij, uwen Zoon met al die moederlijke tee-derheid en liefde, waarmede gij Hem in Bethlehems stal aan de herders hebt geschonken.
Kom o Jesus ! ik kom tot U , vergeef mij alles en maak mij welgevallig aan uw Hart en in uw oogen. Ach ik ben niet waardig dat Gij uw intrek in mij neemt, doch één woord, Almachtige, oneindig Goede is U voldoende, o spreek dat woord en mijn harten ziel zal voor U in eene waardige woonplaats worden herschapen.
302
NA DE H. COMMUNIE.
O goddelijk minnenswaardige, o zoetste troost mijns harten, mijn eenigste steun, o leven van mijn leven , zuiverste Bruidegom mijner door U verloste ziel, dierbare Jesus, mijn levensvoedsel zijt hartelijk welkom. O ik ben gelukkig U mijn eigendom te noemen. Gij zijt geheel mijn eigendom, want onder broodsgedaante hebt Gij U geheel aan mij als geestelijke spijs geschonken.
Dank, eeuwig , eeuwig dank, voor uwe grenzelooze goedheid, liefde en barmhartigheid jegens mij! O Tronen en Machten des hemels. Cherubijnen en Serafijnen; O Gij Aartsengelen en Engelen, die daarboven den troon van God omgeeft, bedankt, looft en prijst in mijne plaats mijn goddelijken Verlosser
363
voor zijne goedheid jegens mij. O Moeder van Jesus en mijne Moeder, H. Josef, mijne H. Patronen, alle Heiligen des hemels biedt uw vereering , uwe aanbidding en verdiensten Jesus aan om Hem te danken voor zijne onuitsprekelijke goedheid jegens mij. Goede Jesus, duld, dat ik de eindelooze verdiensten van uw heilig lijden en sterven; de liefde, welke Gij ons zondaren door de instelling van dit H. Sacrament hebt betoond, en door uw verblijven daarin met ons dag en nacht, blijft betoonen — U thans aanbiede en offere om U te bedanken voor de groote genade, welke Gij mij in deze H. Communie hebt bewezen. Ach mocht ik LT naar waarde kunnen danken voor uwe liefdevolle ontferming voor uwe onverklaarbare
302
NA DK H. COMMUNIE.
O goddelijk minnenswaardige, o zoetste troost mijns harten, mijn eenigste steun, o leven van mijn leven , zuiverste Bruidegom mijner door U verloste ziel, dierbare Jesus, mijn levensvoedsel zijt hartelijk welkom. O ik ben gelukkig U mijn eigendom te noemen. Gij zijt geheel mijn eigendom, want onder broodsgedaante hebt Gij U geheel aan mij als geestelijke spijs geschonken.
Dank, eeuwig , eeuwig dank, voor uwe grenzelooze goedheid, liefde en barmhartigheid jegens mij! O Tronen en Machten des hemels, Cherubijnen en Serafijnen; O Gij Aartsengelen en Engelen, die daarboven den troon van God omgeeft, bedankt, looft en prijst in mijne plaats mijn goddelijken Verlosser
363
voor zijne goedheid jegens mij. O Moeder van Jesus en mijne Moeder, H. Josef, mijne H. Patronen, alle Heiligen des hemels biedt uw vereering, uwe aanbidding en verdiensten Jesus aan om Hem te danken voor zijne onuitsprekelijke goedheid jegens mij. Goede Jesus, duld, dat ik de eindelooze verdiensten van uw heilig lijden en sterven; de liefde, welke Gij ons zondaren door de instelling van dit H. Sacrament hebt betoond, en door uw verblijven daarin met ons dag en nacht, blijft betoonen — U thans aanbiede en offere om ü te bedanken voor de groote genade, welke Gij mij in deze H. Communie hebt bewezen. Ach mocht ik ü naar waarde kunnen danken voor uwe liefdevolle ontferming voor uwe onverklaarbare
364
goedheid! Ik ben zoo dankbaar en zoo blijde, dat ik U nu geheel toebehoor. Wat zal mij nog van U verwijderen, wat ooit van U scheiden ? Ik wil geheel de uwe zijn en blijven. Ach ja, lieve Jesus, blijf eeuwig in mijn hart! Wel was het eertijds een wreed ondankbaar hart voor U, ach harder dan het rustbed uwer kribbe, doch uwe grenzelooze liefde en barmhartigheid , die niet weigerde voor mijn geluk in een armen stal, in een harde houten krib te rusten, heeft niet geweigerd in mijn arm, ellendig hart te dalen. Gij, die het huis van den Farizeeër binnen-tradt om Magdalena's hart met berouw en liefde te vervullen en in een teeder minnend hart te veranderen ; Gij, die zoo bereid-
365
vaardig naar de woning van den honderdman gingt om zijn armen, zieken knecht te genezen, Gij zijt ook tot mij gekomen., ach ik smeek het U om mijn hart geheel te verteren met berouw, geheel te ontvlammen met uw liefde en van alle zonde en gehechtheid aan de zonde te genezen. Zijt hartelijk welkom dan, zijt voortaan Heer en Meester in mijn hart. Heersch over mijn geheugen, opdat het altijd en bij alles zich aan U herinnere. Heersch over mijn zwak verstand opdat het altijd en bij alles aan uwe vorstelijke grootheid, liefde en barmhartigheid denke. Heersch over mijnen wil, opdat ik geen verlangen , geen begeerten, geen wen-schen meer ontware dan die U tot eere, tot dank en wederliefde strek-
366
ken. Heersch over alle mijne zinnen , innerlijk en uiterlijk, opdat zij altijd en in alles U blijven toegewijd. Aan U behooren mijne oogen, aan uwe eer mijn tong, aan uwen dienst mijn handen en voeten, aan U behoort alles, wat ik ben — nooit of nimmer wil ik der gevloekte zonde meer behooren!
Ach konde ik de dagen, het ongelukkig leven herroepen , waarin ik U o goede Jesus zoo bitter heb miskend , waarin ik koud was voor uwe zoete liefde en als een blinde wandelde en leefde ver van U. Doch geene zonde meer, o liefdevolle Meester, in eeuwigheid geen miskenning, geen ondankbaarheid, geen zonde meer. Wil Gij met de almachtige kracht uwer genade die voornemens mijns harten be-
367
zegelen en bestendigen. Gij, die thans in mijn hart verwijlt, Gij ziet het, barmhartige Bruidegom, dat het zoo oprecht gemeend deze voornemens maakt, doch wat vermag ik zonder U, wat zijn mijn plannen als Gij mij niet helpend ter zijde staat. O Jesus, die zelf deze oprechte voornemens in mij hebt opgewekt, wil voltooien, wat Gij in mij begonnen zijt. Geef mij de genade der volharding. Ach Heer ik ben een blinde ik ben een melaatsche , ik ben een door allerlei vijanden bestormde, daarom smeek ik U met den blinde van het Evangelie : Ach Heer , dat ik zien moge! Hij vraagde U het lichamelijk licht, het licht der oogen, ik smeek U om geestelijk licht, licht voor mijne ziel; geef
16*
368
Heer, dat ik U kenne en mij zalven kenne. Mij zeiven als eene diepte van ellende en verachtelijkheden, U als een diepte van schoonheid , volmaaktheden en eindelooze goedigheid. Dan vraag ik U, wat de melaatschen vraagden op uwen weg naar Jerusalem: ach Heer, indien Gij wilt, Gij kunt mij reinigen. Zij smeekten rein te worden naar het lichaam, ik smeek U mij te reinigen van de melaatschheid mijner ziel. Zuiver mij, o Heer. van alles, wat mishaagt aan uwe zuivere oogen en geef, dat mijn hart nooit meer bezoedeld worde door eenige vrijwillige zonde of ontrouw aan uwe liefde.
Eindelijk vraag ik U, o Heer, wat de Apostelen van U smeekten toen zij U angstig opwekten te midden van den storm; achjesus red mij,
369
laat mij niet vergaan te midden mijner geestelijke vijanden. Zij smeekten U gered te worden in den storm, ik smeek U mij te redden uit de booze, stormachtige wereld. Te midden van zooveel gevaren, te midden van zooveel aanvallen, van zooveel bekoringen en gelegenheden tot zonden, ach Heer maak mij waarlijk deugdzaam, maak mij heilig , spoedig heilig , meer beminnelijk in uw oogen! Ik vraag aan de macht uwer einde-looze goedheid niet te veel, want uw goedheid en macht kennen geen grenzen. Geef dan dat deze H. Communie de grondslag zij van een heilig, U welgevallig leven, het zegel van een eeuwig verbond tusschen U en mij, het onderpand mijner eeuwige zaligheid. Amen.
370
GEBED VAN DEN H. BONAVENTURA.
Doorboor, o zoetste Jesus, geheel mijn ziel met de lieflijke en heiligende vlammen uwer liefde, met die ware, zuivere en heiligste liefde, waardoor uwe leerlingen gloeiden, opdat geheel mijn hart van zoet verlangen naar U verkwijne, naar U smachte, naar uw heilig bijzijn verzuchte en niets meer zoo vurig wensche als ontbonden te worden en met U te zijn. Geef, dat ik voortdurend naar U hongere , naar U de spijs der Engelen, de verkwikking der heilige zielen, ons dagelijksch, bovennatuurlijk Brood, waarin alle zoets , al wat smakelijk , lieflijk en aantrekkelijk is, verwijlt. Laat voortdurend mijn hart verlangen naar U, dien de Engelen
371
tot hun zaligheid aanschouwen, iaat het binnenste mijner ziel geheel vervuld worden door den zoeten smaak dezer hemelsche spijs. Naar U moge ik onophoudelijk dorsten, o Bron des eeuwigen levens , Bron des eeuwigen lichts, stroom van zaligheden en overvloed van Gods huis. O goedigste Jesus ! dat mijne ziel altijd naar U verlange, U zoeke, U vinde, naar U streve, U bereike, U beschouwe, van U spreke en alles doe tot lof en verheerlijking van uwen naam met nederigheid en bescheidenheid , met heilige liefde en vreugde, met opgeruimdheid en hartelust en met volharding tot mijn laatsten snik. Zijt gij alleen mijne hope , mijn uitkomst, mijn rijkdom, mijn verkwikking, mijne blijdschap, mijne vreugde , mijn
372
rust en vrede, mijne toevlucht, mijne hulp, mijne wijsheid, mijn deel, mijn bezit en mijn schat, waarin mijn gemoed en mijn hart nu en altijd vast en onwrikbaar gegrondvest zij. Amen.
SLUITGEBED NA DE H. COMMUNIE.
O goedigste Maagd en Moeder Gods Maria, zie welke groote dingen de Heer, die machtig is in ontferming, aan mij heeft gedaan. Uw eeniggeboren Zoon, Jesus Christus, dien gij van den H. Geest ontvangen en in uwen maagdelijken Schoot gedragen hebt, heeft door de H. Communie mij opgezocht en in mijn hart gerust. Liefderijkste Beschermster , teederste der moeders heb medelij met mij en verstoot mij niet, nadat uw goddelijke Zoon mij
373
zulk eene onbeschrijfelijke genade heeft bewezen. Wat wilt gij liever, Gij, die uw goddelijk Kind zoozeer bemint, dan dat ik uw Jesus ook beminnen zal. Wat wenscht Gij vuriger Gij, die uw goddelijk Kind hebt afgestaan tot verlossing dezer wereld , dan dat ik door Jesus verlost en zalig moge worden. O bid dan voor mij bij uwen Zoon, dat Hij mij altijd genadig en barmhartig zij , dat Hij mij voor alle kwaad beware , met zijn zegen en gunsten verrijke en nimmer meer toelate, dat ik van Hem gescheiden worde. O loof en prijs en dank uw tee-derbeminden Zoon voor mij, want ik kan zijne barmhartigheid niet op waardige wijze danken. Neem mij onder uwe moederlijke bescherming , opdat ik van dag tot
374
dag toeneme in deugd en heiligheid, mijne plichten nauwgezet vervulle, de reinheid van mijn hart beware, groeie in ijver, versterkt worde in liefde en mij nooit der genade onwaardig make, welke mij heden is ten deel gevallen. Daarom smeek ik U door Jesus uwen eenig-geboren Zoon, o goedige, o tee-dere, o zoete Moeder Maria. Amen.
BEMOEDIGENDE EN LEERRIJKE SAMENSPRAKEN.
TUSSCHEN
EN DEN
BEMINNAAR YAN ZIJN NEDERIG EN ZACHTMOEDIG HART,
i. Jesus. Toen ik nog zichtbaar in mijne Menschheid rondwandelde onder de menschen , leerende en allen weldoende, ging ik op zekeren dag, des morgens vroeg uit Bethania opwaarts naar Jerusalem. En zie, mijn kind, om u te onderwijzen, liet ik toe, dat mijne Menschheid honger gevoelde. Ik zag in de verte een enkelen vijgenboom staan langs
376
den weg, mij toelachend door zijne schoone bladeren. Ik naderde om te zien of ik misschien tusschen de bladeren eenige vrucht zou vinden om mijnen honger te stillen, doch te vergeefs — behalve de bladeren vond ik niets aan dien vijgenboom; en ik vervloekte hem en terstond begon hij te verdorren. En des avonds uit de stad terugkeerend langs dien zelfden weg, zagen mijne leerlingen met verbazing, dat die boom reeds verdord was tot aan zijne wortelen.
Die getuigenis, mijn kind, strekke u tot leering; want ook om uwentwille is dit geschied en in de H. Schrift op-geteekend,opdat gij weten zoudt, dat ik niet met een schijnsel van deugd, niet met het uiterlijk tevreden ben, maar iets degelijks, iets wezenlijks, eene innerlijke deugd van u eisch.
377
Zeg mij, zoude ik behagen scheppen in een gepleisterd graf, indien ik, na de pleistering weggenomen te hebben, slechts doode en verteerde beenderen daarin vind ?
O mijn kind, bepaal u niet bij de uiterlijke reiniging van uw vaatwerk ; stel u niet tevreden met eene deugd en godsvrucht, die slechts uiterlijk is en in de oogen der men-schen bestaat, 't Is niet genoeg alleen de boorden van uw kleed sierlijk en schoon te hebben.
Neen, weet wel: Ik ben een Geest. Die mij aanbidden, moeten mij in geest en in waarheid, dat is., ook met geheel hun hart en met alle oprechtheid vereeren. De men-schen zien slechts het uiterlijke doch ik dring door tot in het binnenste des harten.
378
2. Luister dan, mijn kind; Gij moet nederig zijn. Doch daartoe is het niet genoeg uwe oogen zedig neergeslagen te houden, spaarzaam te zijn en ingetogen in uwe kleeding, eenvoudig en ongekunsteld u voor te doen; want moogt gij dat ook al doen, als gij daarbij niet wilt ongekend en geminacht zijn , dan is uwe nederigheid ijdel en slechts bedekte hoovaardij.
Gij moet geduldig zijn. Doch daartoe is het niet genoeg een lam te wezen in de weide, gij moet zulks ook zijn, wanneer gij ter •slachtbank wordt geleid. Als gij weigert wederwaardigheden te verdragen dan is uw geduld ijdel en niets anders dan ongeduld.
Gij moet gehoorzaam zijn. Doch daartoe is het niet voldoende u aan
i
379
zachtzinnige meesters te onderwerpen terwijl gij weigert aan onhandelbare te gehoorzamen; zich in eenige dingen te voegen maar in andere weer.-treven, dat is geen gehoorzaamheid.
Als gij het juk der gehoorzaamheid tracht te ontvluchten dan is uwe gehoorzaamheid ijdel en niets anders dan ongehoorzaamheid.
Gij moet de armoede beminnen. Doch daartoe is het alweder niet genoeg u met het middelmatige tevreden te stellen, gij moet ook in gebrek tevreden zijn. Indien gij weigert behoeftig te zijn, dan is uwe armoede ijdel en niets anders dan begeerlijkheid.
Gij moet boetvaardigheid doen voor uwe zonden. Doch dat geschiedt al weder niet door uwe zonden te
380
belijden en het hoofd óp dé borst te latéri zinken; maar uw hart moet bedroefd uw geest moet vermorzeld zijn, uwe ondeugden moet gij verbeteïen, uw lichaam kastijden. Zonder verbetering is uwe boetvaardigheid ij del; zonder vermorzeling des harten heeft uw berouw niets te beteekenen.
Eindelijk, gij moet toenemen in deugden. Doch het is niet genoeg bezorgd te zijn voor den schijn van deugd, gij moet u ook inspanning getroosten om innerlijke deugd te bezitten. Niemand wordt overwinnaar zonder strijd, zoo ook verwerft zich niemand de deugd zonder inspanning van krachten.
3. Zie eens op Maria uwe Moeder, zij staat wel is waar aan mijne rechterzijde in gulden kleederen,
331
schitterend van allerlei kleuren, evenwel is al haar roem en schoonheid in haar binnenste gelegen.
Zie eens op mijn dienaar den H. Carolus. Niet bladeren slechts, maar vruchten van heiligheid leverde hij.
Men noemde hem den kuische; maar als zoodanig toonde hij zich, toen hij, in zijne zwakke jongelingsjaren manhaftig zegevierde over de verleiding eener vrouw.
Hij werd de geduldige geheeten doch hij toonde dit ook te zijn toen hij zijne vervolgers met de grootste zachtmoedigheid behandelde.
Men noemde hem den standvastige, maar onwrikbaar toonde hij zich ook in het vervullen zijner plichten ondanks de bedreigingen der machtigen dezer aarde.
382
Men beweerde, dat hij brandde van ijver en godsvrucht, maar hij toonde zijnen ijver en zijne godsvrucht ook toen hij zijn leven waagde te midden der pest, en den zieken de heilige Sacramenten en vertroosting schonk.
4. Maar gij, mijn kind, wie zijt gij wel? Gij, dien men levend noemt, sterft gij niet dagelijks? Is niet dikwerf de geringste tegenspoed machtig genoeg, uwe zwakke deugd aan het wankelen tebrengenen te vernietigen?
Verliest gij uwe zuiverheid niet bij de geringste verleiding? Geeft gij uwe nederigheid uiet prijs bij de kleinste beschuldiging?
Gaat uw geduld niet verloren bij den minsten tegenspoed? Verdwijnt uwe zedigheid niet bij de onbeduidendste loftuiging.
383
Wordt gij niet eek-onmatige, bij vrienden-maaltijden? Geen liefde-looze als gij in armoede verkeert ?
Gaat uwe verachting der aard-sche goederen niet te loor bij iedere gelegenheid om winst te doen; uwe minachting Jegens eerbewij-zingen ten believe van hen, die u omgeven ?
Wordt uw ijver niet te schande gemaakt tegenover de machtigen dezer aarde uit menschenvrees ? Eert gij mij niet met de lippen terwijl uw hart verre van mij is?
Zijt waakzaam, mijn kind, en zie wel toe of uwe werken in mijn oog volmaakt mogen heeten.
5. De leerling. O Heer vernieuw uwen rechten geest in mijn binnenste. Versterk mij met uwen bij zonderen geest van kracht opdat ik mijn hart
384
grondveste iff» waarachtige deugd, en in de heiligheid der waarheid het gebouw mijner zaligheid optrekke; opdat ik eenmaal voor U, mijn rechter , verschijnend niet hooren moge; „Niet een iegelijk, die tot mij zegt Heer, Heer, zal ingaan in het rijk der hemelen; Ik ken u niet, ik heb u nooit gekend, wijk van mij, deel het lot der huichelaren, ter plaatse, waar geween en geknars der tanden zal zijn.
1. Jesus. Mijn kind, gij zijt wellicht gesteld boven anderen, draag dan wel zorg, de genade dier betrekking niet te misbruiken om uwe eerzucht te voeden. Wacht u, te willen heerschen onder uws gelijken.
De hoovaardij wordt gehaat door
God, door de Engelen en door de menschen. Evenwel sluipt zij, wanneer men niet zorgvuldig waakt,
het hart binnen van degenen, die door mijn Vader boven anderen zijn verheven.
Herinner u, hoe zij Lucifer den prins der engelen heeft overwonnen en hem van den hemel in de diepte heeft neergestort.
Herinner u, hoe zij in mijne omgeving, waar alles van nederigheid getuigde, mijne leerlingen zocht te bekoren.
Immers zij twistten onder elkander,
wie hunner de grootste zoude zijn,
en twee van hen stonden naar de plaatsen aan mijn rechter en linkerhand in het rijk mijns Vaders.
En zoudt gij dan, mijn kind, u veilig mogen wanen voor de bekoring
w
É
386
der hoovaardigheid? O, hoe verhevener gij zijt, des te meer moet gij trachten u zeiven in alles te vernederen. Wil niet het boven-redelijke doorgronden , wil niet dingen naar verheffing, maar vrees.
2. Voorwaar, voorwaar ik zeg u, tenzij gij den kleinen kinderen gelijkend wordt, zult gij het hemelrijk niet binnengaan.
Zijt nederig, mijn kind, dat voorschrift maakt in mijnen godsdienst en in mijne tucht de eerste, de tweede, de derde grondregel uit. Ja, wat meer is, de ware en voornaamste tuchtregel der christelijke wijsheid is in de vrij gewilde vernedering van zich zeiven gelegen.
Zij is de grondslag des geloofs, wijl zij geheel het verstand onderworpen maakt aan mijne waarheden.
387
Zij is de stam aller overige deugden, juist zooals de hoogmoed l»het begin aller zonden is.
v» Zij is de moeder, de voedster, de zuil en het anker van ware vroomheid en godsvrucht.
En, mijn kind, indien gij deugden wilt vergaderen zonder haar, dan strooit gij stof in den wind.
Waarlijk, al uwe goede werken zijn van geene waarde indien zij niet wortelen in de nederigheid.
Zonder haar zal de gestrengheid • van leven slechts huichelarij, verhevene beschouwing zelfbedrog; ja zelfs gewilde armoede belachelijke ij delheid zijn.
Wat meer is, een vernederd zondaar zal mij meer behagen dan gij door zooveel schitterende deugden, waaraan de nederigheid ontbreekt.
388
Die zondaar, mijn kind, zal meer gerechtvaardigd huiswaarts keeren dan gij.
3. Gij weet, mijn kind, dat gij volmaakt zult zijn indien gij wordt gelijk ik uw leermeester.
Wilt gij dus, als een mijner dierbaarste kinderen, mijn navolger zijn, o zijt dan nederig en streef mijn voorbeeld na. Ik ben immers zachtmoedig en nederig van harte.
Gij weet toch, hoe ik, die de Zone Gods ben, mij zeiven vernietigd heb, de gedaante van een slaaf heb aangenomen en in geheel mijn uiterlijk als een der menschen ben geworden.
Neen, in mijn lijden was ik geen mensch meer; een worm ben ik geworden, de verachl.'ijkste voor de menschen, een verworpene voor het volk.
3^9
Zie, o zie, hoe gemakkelijk gij mij kunt navolgen.
Want indien ik over allen had willen gebieden, gelijk ik konde, indien ik de eerbewijzingen der wereld hadde gewild, gelijk ik rechtens had mogen willen; indien ik de eerste en voornaamste van allen had willen zijn gelijk het billijk was , dan , mijn kind , zoudt gij gezegd hebben: hoe zal het mij mogelijk zijn mijn Verlosser na te volgen ?
Gij zoudt zeggen: heerschen,de voornaamste zijn,bevelen, uitschitteren in deugd en macht, dat ligt boven mijne krachten , want altijd zal ik mededingers vinden, die mij zulks onmogelijk maken.
Een is er, die den prijs behaalt. Hoe zal ik dan zoo snel kunnen
39°
loopen, dat ik allen voorbijstreef en dien prijs machtig worde.
4. Doch mijn kind, indien gij, en gij moet dit willen, mij op den weg der nederigheid, waarop ik u ben voorgegaan, wilt volgen, dan is die zaak voorwaar gemakkelijk en licht.
Gij moet van de hoogte afdalen. Welnu niemand zal er zich tegen verzetten , dat gij een verhevene plaats verlaat om eene mindere te kiezen.
Gij moet langs dezen weg onophoudelijk voortgaan en niemand zal u het loon der reize voor dien prijs benijden ; en zijt gij die kroon reeds machtig geworden, dan zal niemand ze u ontnemen.
Integendeel een ieder zal zich haasten u naar de laagte te helpen; allen zullen er op uit zijn, u
39i
den eindpaal op uwen weg nog voorbij te stooten.
Gij weet toch wel, dat allen er van houden verheven te worden, dat allen gaarne anderen beneden zich wenschen te zien.
Zoo gij derhalve van de eerste plaats afstand doet zal hij, die de tweede bekleedt dien gaarne met u ruilen, eene derde zal gaarne wisselen met den tweede en de laatste zijn plaats willen ruilen met den voorlaatste. En als gij nu willens zijt de laagste plaats in te nemen dan voorzeker zal u niemand zulks verwijten , niemand uw mededinger zijn.
Voorwaar de laagste plaats in deze wereld is tevens van zelf de eerste plaats op het gebied der nederigheid.
Gij ziet dus, dat het voor u des 17*
392
te gemakkelijker is het toppunt der nederigheid te bereiken naarmate hetvoor anderen moeilijkeris het toppunt der verheffing te beklimmen.
Bijgevolg , moet gij uwe schreden naar de laagste plaats richten, en niemand zal zich daartegen verzetten, gij moet u den minste van allen toonen, en niemand zal u daarom met verwijtingen overladen.
Gij moet het slechte voor u kiezen, en niemand zal het u kwalijk nemen.
Gij moet van u zelveö de geringste gedachte hebben en niemand zal u daarom benijden.
En hoe oprechter gij u vernedert, des temeer zult gij nietslechts aan mij maar zelfs aan de menschen behagen.
Ziet gij het wel, hoe u de gelegenheid openstaat uwen Meester te volgen!
393
5- Neem dar het juk der nederigheid op uwe schouderen en gij zult de grootste zielerust vinden.
Ja gij zult u mijnen vrede verwerven, die alle begrip te boven gaat.
Luister naar mij, mijn kind: als gij het zoover gebracht hebt, dat gij er volstrekt niet meer op uit zijt ge-eerd en geacht te worden maar integendeel alle eer en achting tracht te ontvluchten, ja deze te verachten en als niets waardig te beschouwen, wat zal u dan nog verontrusten?
Wat deert u verachting, wanneer be-leedigingen uwe vreugde uitmaken ?
Wat deert het u geslagen te worden, wanneer gij u verheugt der versmading waardig bevonden te zijn ?
Wat deert u de verheffing en de verwaandheid van anderen, wanneer gij niets dan de vernedering bemint ?
394
Zalig, mijn kind, ja, inderdaad zalig zult gij wezen, indien gij den weg der heilige nederigheid bewandelt.
6. Juist daarin zal uwe vreugde volkomen zijn, wijl gij naarmate gij in nederigheid volmaakter zult zijn geworden, ook des te meer mijne liefde zult bezitten.
Want nooit treft men een volmaakt nederig hart aan, dat niet tevens vol liefde is; en geene ziel legt zich toe op het vluchten der ijdelheid en verheffing zonder daardoor tevens mij naderbij te streven en meer met mij vereenigd te worden.
Proef eens, mijn kind, proef eens hoe zoet de nederigheid is en gij zult zien, dat ik den nederige genegen ben, dat ik den nederige bemin en vertroost.
Tot hem nijgt zich mijn hart.
395
aan hem schenk ik ruimschoots mijne genade; aan hem openbaar ik mijne geheimen; de nederigen noodig ik en trek ik op de beminnelijkste wijze tot mij. Beproef het eens en gij zult het ondervinden.
7. Doch draag wel zorg mijn kind, dat gij niet, in plaats van de nederigheid zelve na te streven, u met een schijnsel van nederigheid tevreden stelt. Meen niet nederig te zijn daardoor alleen, dat gij geleerd hebt in mijne oogen niets te wezen, maar gij moet ook voor niets geacht willen worden.
Voorzeker het is goed, zelfs zeer goed, uwe nietigheid te erkennen. Die erkenning is de weg tot nederigheid en een zeer gemakkelijk middel om haar te verkrijgen, doch zij is de nederigheid zelve niet.
396
Draag derhalve zorg, niet slechts met het verstand alleen, maar ook met het innigste uws harten tevreden te zijn, wel te verstaan, dat gij inderdaad wenscht geminacht te worden, ja indien het moet, ook met mij versmaadheden te lijden.
Dat kost arbeid, mijn kind; voorzeker dat kost moeite en slechts zij, die zich inspanning getroosten, brengen het zoo ver; immers de mensch ontdoet zich niet gemakkelijk van zich zeiven.
Wil evenwel, mijn kind, den moed niet verliezen herinner u, dat gij alles kunt in Hem, die u versterkt.
8. Daarom moed gevat; geloof mij, ook gij zult de nederigheid verwerven zoowel als mijne Heiligen; mits gij slechts dezelfde middelen
397
■wilt gebruiken, die zij daartoe hebben aangewend.
Derhalve moet gij, gelijk ook zij deden, dikwijls bij u zeiven de beweegredenen nagaan, die gij hebt om u te vernederen, als zijn uwe zonden, uwe gebreken, uwe zwakheden, uwe geneigdheid tot het kwaad, uwe lusteloosheid voor het goede.
Ook gij moet, zoowel als zij, met ernst en ijver verschillende oefeningen van nederigheid verrichten.
Gij moet, gelijk zij deden, onbekend willen blijven, niets groots u van u zeiven voorstellen, noch over u spreken; u zeiven als den minste van allen beschouwen.
Gij moet u zeiven niet anders willen behandelen dan gij hen, wie gij waarlijk en met ernst verachting zoudt toedragen, behandelen zoudt.
39«
Streef er naar, de verachting van anderen met geduld en stilzwijgen te verdragen, ja zelfs blijde daarvoor aan God uwen dank te betuigen.
9. Gij moet vernederd wor
den , wel wetende, dat hij, die tegen zijnen wil vernederd wordt, daarom nog geen nederige is.
Gij moet oprecht willen vernederd worden wetende, dat de schijn van nederigheid niets anders is dan hoo-vaardigheid en huichelarij.
Gij moet voorzichtig zijn bij uwe wenschen naar vernedering, opdat gij u niet meer laat vernederen dan past, om niet de noodige hoogachting en den invloed bij uwe ondergeschikten te verliezen.
Wordt dan nederig, mijn kind, en draag toch vooral zorg, dat niemand
399
in u een verlangen naar heerschappij bespeure.
Bij de machtigen onder de heidenen hoort het te huis anderen te willen overheerschen doch niet bij u.
Neen hij, die de grootste is onder u, zij de dienaar van anderen, zoo zeer, dat hij er nie t tegen op zie zelfs hunne voeten te wasschen.
Word dan nederig , mijn kind , wel wetende, dat hoe meer gij u in het binnenste uws harten zult vernederen, gij des 1:e meer in mijne achting en liefde en in waarde voor den hemel zult stijgen.
Hoe meer gij tot de overtuiging „ komt, dat gij onbeduidend en onvermogend zijt in mijne oogen, deste meer zult gij slagen in uwe ondernemingen , die tot mijne glorie verstrekken.
18
400
Verneder u gelijk een heilige Johannes de Dooper en ik zal uw tong scherpen als een zwaard om mijne glorie en de deugd te wreken.
Verneder u gelijk een heilige Petrus en gij zult menschen vangen, dat is: gij zult zielen winnen voor mij.
Verneder u en gij zult wonderen wrochten in uw leven gij zult kalm en zeker zijn bij uwen dood, gij zult gekroond worden in de eeuwigheid.
III.
i. De leerling. Ik weet en erken het, o Heer, dat ik toegevende aan . mijnen hoogmoed en aan mijne eerzucht, in U een vijand zal vinden.
Ook weet ik, dat de vernedering van mij zeiven, de minachting van alle eer en aanzien der menschen en de erkenning van mij zeiven en
401
al mijne nietigheid de bron uwer liefde en genade voor mij zal openen en uw goddelijk licht over mij zal afroepen.
Geef dan Heer, dat ik al mijne onbeduidendheid inzie en alles, wat tot mijne eere strekt, aan U, niets aan mij zeiven toeschrijve.
Help mij al mijne ellende te beseffen en in den geest van ware nederigheid uit te roepen: Mijn God, ik schaam mij voor U en durf mijne oogen tot U niet opslaan.
Geef, dat ik mijne geestelijke armoede erkenne en in het besef van het gemis aan al wat waarlijk en alleen onze hoogachting verdient verzuchte: Mijn God, sla uwe oogen op mij ontfermend neder, wantik ben behoeftig en arm.
2. O Heer, wie is de mensch toch
402
wel, dat Gij zijner indachtig zijt! Ik ben een mensch, een ellendig mensch, uit slijk gevormd, een korten tijd levende op deze aarde om in dien korten tijd zoo veel ellende en behoeften te ondervinden.
Ik ben een mensch, die het bederf tot vader en moeder, de wormen tot broeders en zusters heb.
Ik ben een mensch eene bloem gelijkend, heden in bloei en schoonheid , straks verwelkt en vertreden; een rook, die vervliegt een schaduw, die verdwijnt.
Ik ben een mensch omkleed met allerlei zwakheden, verstrikt in onwetendheid en duisternissen; geneigd tot het kwade; traag en machteloos tot het goede; als een blad dat door den yvind wordt heen en weer bewogen; vol onvolmaakt-
403
heden, aanhoudend gequot;kweld door allerlei slechte begeerten en daartegen strijdend en neergebukt en zuchtend onder zoovéél strijdens tot U klagend: waarom, o Heer, waarom zijtGij tegen mij, waartoe beu ik mij zeiven tot last ?
Zulk een mensch ben ik. Wat dan, o Heer, zal U bewegen op mij uwe oogen te vestigen'
3. Doch, wat mij nog het meeste voor uw aanschijn vernedert; in zonden bracht mij mijne moeder ter wereld.
Gij, o God, hadt den mensch in onschuld geschapen en zie , voor ik ter wereld kwam, had ik reeds mijne onschuld verloren.
En toch hebt Gij medelijden met mij gehad en uw aangezicht niet van mij afgewend. Gij hebt uwe
404
reddende armen naar mij uitgestrekt, mij daarin opgevangen bij mijne wedergeboorte in het H. Doopsel en sedert den eersten oogenblik mijns levens niet opgehouden mijn God te zijn. Zoo ben ik uw eigendom geworden, aangenaam en welgevallig in uwe oogen.
O mocht ik in dien staat van onschuld in het H. Doopsel verworven, zijn gebleven! Maar ach, nauwelijks leerde ik denken of ik zon op het kwade; nauw konde ik eene begeerte vormen of ik verlangde naar het verbodene; nauwelijks was ik in staat mijne krachten te gebruiken en te handelen, of ik deed, wat zondig was en stapelde misdaden op misdaden.
Zie, van die stonde zijn de zonden door mij vermenigvuldigd en
405
talrijker geworden dan de haren van mijn hoofd. Ik heb gezondigd, wat dan te doen, waar mij te bergen voor U, Schepper en bewaker des men-schen ? Waarheen zal ik vluchten om aan uwe gramschap te ontkomen ?
Geheel de redelooze schepping gehoorzaamt getrouw aan uwe wenken. De zon licht met hare stralen, de sterren vonkelen; de aarde brengt voort, wat Gij wilt, het water vloeit, de planten groeien en het dier erkent, op uw bevel, dankbaar zijn meester; ik alleen, heb U niet erkend, ik heb uwe wetten overtreden; ik heb tegen U gezondigd en voor uwe oogen tallooze boosheden bedreven.
4. Terecht sta ik ontzet en gekleurd met schaamte : ja nu heb ik mij aan uwe voeten neergeworpen, o Vader van alle ontferming! Thans
4O6
kom ik tot U biddend en smeekend om vergeving.
Misschien hebt Gij mij vergiffenis geschonken en ben ik gereinigd; misschien — want ik weet niet of ik haat of liefde waardig ben. Hoe dan mijn God, zoude ik in zulk eene onzekerheid mij durven verheffen en verhoovaardigen ?
Ach Heer, wasch mij meer en meer rein van al mijne boosheid en zuiver mij van mijne zonden!
5. Want toch vertrouw ik op U, 0 mij n God, op U, die de Chananeesche vrouw verhoordet; die den tollenaar bekeerdet; die der zondaresse Magda-lena vergiffenis schonkt en haar tot eene heilige maaktet; die medelijden hadtmet uw gevallen Apostel Petrus; die zelfs den moordenaar aan 'tkruis genade en vergiffenis hebt veneend.
407
Ja op U vertrouw ik, en blijde en zeker in dat vertrouwen, houd ik het er voor, dat Gij U mijner ontfermd en al mijne misdaden uit-gedelgd hebt.
Maar toch indien dit vertrouwen ook al in mij levende is, welke reden zoude ik daarin kunnen vinden, mij te verhoovaardigen. Komt dat vertrouwen niet van U, zoowel als de vergiffenis mijner zonden? Niet ik, o Heer, maar Gij hebt mij gereinigd; en hoe ook gezuiverd, blijft het evenwel niet altijd waar, dat ik uit mij zeiven een onzuiver een afzichtelijk zondaar ben?
Of staat het niet vast, dat ik op nieuw in mijne vorige zonde hervallen, ja zelfs in grootere zonden vallen kan, bijaldien uwe genade mij niet staande houdt? Ach ja,
Heer, de beweegreden mij te vernederen, zij is wel allereerst in mij zeiven, in mijn bedorven tot het kwaad genegen hart gelegen.
Geef, Heer, dat ik die beweegreden om mij te verootmoedigen meer en meer erkenne en bevroede; geef, dat ik bij de herinnering aan mijne vroegere levensjaren, in bittere en oprecht gemeende zielesmart, en in het bewustzijn mijner zwakheid en onstandvastigheid, mij altijd, altijd voor uw aanschijn vernedere.
6. Maar zie dan ook, o Heer, hoe de duivel mij bekoort en als tarwe zoekt te ziften. Zie, hoe hij mij voor oogen stelt het goede, wat ik deed, de vele en machtige genade, die ik van U ontving.
„Waarom u zoo diep vernederd? Waarom niet meer met bewustzijn
409
van hetgeen gij zijt en kunt met zelfvertrouwen voortgewan-deld? Waarom altijd zoo bezorgd en bevreesd voor de zonde en de vele gelegenheden? Waarom altijd door de herinnering uwer misslagen en feilen, de schaamte en het bewustzijn uwer schandelijke zwakheid levend gehouden ?quot; Zoo, mijn God , fluistert hij mij in. „Heeft God u niet hoog verheven en met genaden overladen ? Zijt gij niet meer verheven dan anderen en sterker in de deugd ? Is de doodzonde u geen gruwel en vreest gij niet eene enkele vrijwillige dage-lijksche zonden te bedrijven? Waarom dan immer zoo angstig op uwe hoede? Kunnen anderen niet een voorbeeld nemen aan uw gedrag, aan uwe deugd — waarom dan
4io
altijd de vernedering, de minachting, de vergetelheid gezocht terwijl uwe tegenwoordigheid en uw optreden in de wereld ten goede konde leiden? Waarom zoo waakzaam en zoo bekommerd voor de toekomst, steeds vooruitziende , steeds bezorgd; lacht u de zaligheid niet toe ? zult gij niet eenmaal schitteren als eene ster in de rijen der hemelingen?
Gij doet immers wat God van u wil, gij zijt dus in zijne vriendschap. Gij valt immers niet zoo licht in doodzonde, immers daartoe moet gij het kwaad met volle kennis en vrijen wil begeeren. Gij moet de godsvrucht niet overdrijven. Zie hoe anderen, die toch ook deugzaam schijnen zich veel meer veroorloven. — Waarom gij niet,
4ii
die het geloof hebt bewaard en' levend houdt, die God zoo vurig bemint en wien de kroon der gerechtigheid is weggelegd?quot; Heer mijn God, zoo spreekt de duivel tot mij.
Zoo toont hij-zich als een engel des lichts om mij te misleiden en overmoedig en hoovaardig te maken. Doch gevloekt zij hij, de geest der duisternis — niet naar hem maar naar U, o God, zal ik luisteren.
Ik weet het , Heer, wanneer Gij mij ter verantwoording roepen en uwe barmhartigheid niet zoudt laten gelden , dat mijne daden veeleer straf dan, gelijk ik vermeen, belooning waardig zouden zijn.
Ik weet, dat naarmate uwe gaven grooter zijn , ook mijne verant-
412
woording grooter wordt, ik mij dus rechtens meer moet vernederen en bereidvaardiger moet zijn U te dienen, naarmate de grootte uwer gaven en genade mij ook grootere verplichtingen jegens U oplegt.
Ach Heer, mocht ik niet zoo dikwerf reeds uwe genadegaven misbruikt of onbenut gelaten hebben! Mocht ik beter geluisterd hebben naar zoo vele inspraken! Uwe gunsten o Heer, uwe gaven bieden mij voorwaar geene beweegredenen aan mij te verhoo-vaardigen, wel echter om mij te vernederen.
Verre zij 'tdan van mij op iets anders groot te gaan tenzij op mijne zwakheden, opdat uwe kracht in mij verblijve.
413
Geef, o Heer, dat ik altijd mij zeiven minachte, dat ik altijd wen-sche voor anderen onbekend en vergeten te leven en als niets gewaardeerd te worden.
IV.
i. Je sus. Voorwaar, voorwaar, dit zeg ik u, mijn kind, die zijn leven bemint, zal het verliezen, en wie het op aarde haat, zal het behouden in eeuwigheid. En wilt gij weten waarom? Luister dan, mijn kind, en tracht hetgeen ik u ga zeggen, wel te begrijpen.
Het leven, waarvan ik spreek, is niet uw geest of uwe ziel, maar uw tijdelijk lichamelijk leven.
Welnu, mijn kind, als gij dit leven lief hebt, dan verliest gij het; doch indien gij dit leven haat, dan zult gij het behouden.
414
Want indien gij dit leven bemint, dan zult gij geheel uwen levenswandel overeenkomstig die liefde inrichten en wanneer gij dat doet, dan zult gij sterven.
Wanneer gij echter dit leven haat, dan zal uw geest de daden en de uitingen van dit leven trachten te versterven; en indien uw geest de werken uws vleesches zal hebben verstorven dan zult gij leven.
2. Misschien vat gij dit geheim nog niet mijn kind. Leen daarom een oplettend oor aan mijne woorden.
Gij weet, dat de begeerten uws lichaams geheel en al in strijd zijn met de. wetten en voorschriften, welke ik heb gegeven.
Immers gij weet, dat uw lichaam en uw bedorven natuur den hoogmoed, de geldzucht, dewulpschheid,
415
den nijd, de onmatigheid en de traagheid aanprijzen; terwijl ik u de nederigheid, de rechtvaardigheid, de verachting van aardschen rijkdom, de naastenliefde, de zuiverheid, de matigheid en werkzaamheid heb geboden.
Gij weet, dat uw vleesch naar tijdelijke weelde en vadsige rust verlangt: terwijl ik u gebied de versterving en de boetvaardigheid te beoefenen.
Wanneer gij nu uw lichaam bemint en der begeerten des vlee-sches voldoening schenkt, dan doet gij het kwade, wat u verboden is , en niet het goede, wat ik u heb voorgeschreven, en aldus verliest gij met u lichaam ook uwe ziel.
3. Gij zult wellicht denken,
18*
4i6
ik weet, dat ik de liefde des vleesches en al het tijdelijke matigen moet en niet dulden mag, dat mijne begeerten de heilige perken te buiten gaan; dat het dus noodzakelijk is alle ongeregelde neigingen te beheerschen en te onderdrukken. Doch dit kan wel zonder nog mij zeiven te haten.
Gij dwaalt , mijn kind , want niemand kan twee heeren dienen; noodzakelijk moet hij den een haten en den ander beminnen; of den eerste believen en den laatste verachten.
En daar nu de geest begeert tegen het vleesch en het vleesch op zijne beurt verlangens koestert geheel in strijd met den geest; kan het niet anders of gij moet den eerste of het laatste de voorkeur
417
schenken, of het een of het ander haat toedragen. En ook hiervan wil ik u, mijn kind, de oorzaak begrijpelijk maken.
Indien gij den geest wilt gehoorzamen, dan zijt gij genoodzaakt u te wapenen en te strijden tegen het vleesch, dat juist aan uwen geest lagen legt.
't Kan niet anders, dan moet uw leven eene voortdurende worsteling zijn tegen het vleesch, wel te verstaan zoolang gij hier op aarde zijt.
Doch als gij nu aan de begeerten des vleesches boven die des geestes de voorkeur geeft, zeg mij, hoe wilt gij u dan wel wapenen en strijden tegen het vleesch, dat gij lief hebt?
Zeker wordt er toch niemand
4i8
gevonden , die tegen zijn besten vriend den strijd zal willen voeren. En mocht ook iemand tot zoo iets genoodzaakt worden, dan zal hij veinzen te strijden maar niet ia waarheid naar overwinning streven en haar dus ook niet behalen.
Doch indien hij strijd voert tegen iemand, wien hij haat toedraagt en als zijn grootsten vijand beschouwt, dan zal hij gretig naar de wapenen grijpen, strijdlustig aanvallen, kampen en overwinnen.
Ziet gij dan wel, mijn kind, dat om over uwe weerspanning vieesch te zegevieren, u geen andere weg open staat dan een strijd , die in haat tegen hetzelve zijn voedsel, zijn steun en volharding vindt. Weet dus wel, dat gij over uw
419
vleesch niet kunt zegepralen daa door het te haten.
4. Nu zult gij andermaal zeggen , wie is er in staat zijn lichaam, zijn vleesch zulk een haat toe te dragen ? Eu bijgevolg, wie kan dan over hetzelve zegevieren en zalig worden ?
O mijn kind, 'tis wel waar, dat is niet gemakkelijk, dat is niet het werk van één dag, voorzeker dat is geen kinderspel.
Wat meer is, dat is den mensch onmogelijk, doch met mij, wien alles mogelijk is, zult gij slagen.
Wilt gij dat kostbaar geschenk van haat tegen uw vleesch verwerven, o mijn kind, richt dan uwe armen smeekend tot mij. Verhef uwe gebeden tot God, die in dea hemel woont, zend uwe smeekin-
420
gen voor mijn asingchijn als den geur van wierook.
Zeg, met vurige begeerte: Heer, ik weet het, Gij wilt mijne heilig-wording. Verleen mij dan de genade wier noodzakelijkheid Gij mij zoo duidelijk hebt aangetoond, opdat ik. brande van haat en afkeer jegens mijn lichaam, jegens mijn vleesch, dat mij met zooveel geweld en zoo dikwerf tot de zonde en ten verderve lokt.
Neig, goede God, uw oor tot mijne smeeking en verhoor mij: want daartoe ben ik in waarheid te zwak, ja ten eenenmale machteloos.
Verhoor mij, want ik heb uwe genade noodig en groote en bijzondere genade noodig.
Geef mij, ik smeek het U, de
421
kracht alle liefde en verkleefdheid jegens mijn bederfelijk lichaam af te leggen. Geef, dat ik mijnen geest van hetzelve vrij make.
Dat ik uwent wille mijn lig-chaam niet ontzie, niet spare gelijk Gij mijnent wille uw eigen Zoon niet gespaard hebt; opdat ik voortaan alleen voor U moge leven.
Mijn kind, zoo moet gij bidden, en gij zult verhoord worden.
5. Om die afgekeerdheid jegens het lichaam en zijn lusten in u meer aan te kweeken, moet ge dikwerf de ellende en de bedorvenheid er van overwegen.
Gij moet dikwijls nadenken hoe verachtelijk de oorsprong van dat lichaam is wijl het gevormd werd uit slijk; hoe gebrekkig en behoeftig zijn bestaan, hoe kort zijn duur,
422
hoe afzichtelijk zijn einde en ontbinding is.
Gij moet overwegen aan hoeveel ziekten en gevaren dat lichaam , onderworpen is; hoe het ten kwade neigt en vol weerzin of lusteloosheid is voor het goede.
Denk eens na, dat er geene daad gepleegd werd hoe snood en zondig ook, waarvan het niet als oorzaak of als werktuig diende.
Er is geen soort van zonde, waartoe dat lichaam u niet verleidt, bijaldien gij zijn verlangens inwilligt. Bijgevolg gaat gij met dat lichaam ten eeuwigen verderve als gij het niet kruisigt en onder bedwang houdt.
O mijn kind! hoe is 't mogelijk uw vleesch, uw lichaam te beminnen, dat de bron is van
423
zoo veel zonden , kwalen en straffen!
6. Neen, grijp veeleer het zwaard des geestes en strijd tegen dien verderflijken en afschuwelijksten vijand.
Sla dat lichaam aan het kruis, hecht het vast aan het schandhout, waaraan Christus uw Verlosser het leven liet; rust niet voor en aleer gij door de versterving en kastijding van uw lichaam met uwen gekruisten Jesus gestorven zijt.
Zoo zult gij de zwakheden en, begeerten des vleesches overwinnen en verdelgen opdat het eenmaal met Christus in heerlijkheid verrijze.
Zeer zeker moet gij behalve het gebed en de overweging van de ellende uws lichaams, ook de versterving des vleesches beoefenen, om uwen geest te behouden.
19
424
Den dienstknecht past voedsel . tucht en arbeid zoo luiden de woorden des H Geestes.
De dienstknecht uws geestes. namelijk uw lichaam moet passend voedsel hebben; dat is; wanneer uw lichaam honger heeft, geef het te eten; heeft het dorst, geef het te drinken, maar gelijk gij aan uwen grootsten vijand geven zoudt; niet meer dus dan noodig is. Weiger zooveel mogelijk alle lekkernij het ware te wenschen, dat gij het slechts bitter en onsmakelijk voedsel kondet geven!
Uw lichaam, de dienstknecht uws geestes, zij aan tucht gebonden, dat wil zeggen gij moet uwen mond, uwe ooren, uwe oogen en overige zintuigen gestreng beteugelen : ja zelfs door de eene of
425
andere kastijding uwe misstappen trachten af te boeten en uwe feilen te verbeteren.
Volg echter, mijn kind , niet de schijn-godvruchtigen na , die om zich zeiven te bevredigen met eene ongepaste verwoedheid hun lichaam geeselen en uitmergelen. Want zoo min als de beoefening der volmaaktheid wil, dat gij in de voeding uws lichaams de voldoening uwer zinnelijkheid gaat zoeken evenmin wil zij, dat gij door eene overdrevene en eigenzinnige versterving of kastijding des lichaams uwe krachten zult ondermijnen.
Niet voor een ieder is deze uiterlijke versterving, die vooral in de onthouding van voedsel of in vrijwillige kastijding bestaat, nuttig of aan te raden. Te veel of te weinig
426
zijn twee uitersten , waartoe uw bedorven hart, uwe eigenliefde en niet het minst de duivel u tracht voort te drijven en welke gij dus met zorg moet vermijden wijl de deugd in het midden ligt. Immers gelijk het lichaam, dat al te veel doorvoed is, niet gedragen kan worden door de ziel, zoo zal ook de ziel niet genoegzaam gesteund en beschut worden door een lichaam, dat buitenmate verzwakt en uitgemergeld is. Ook moet gij u in deze niet beroepen op hetgeen de Heiligen deden, op de onthouding en de lange vasten, op de lichamelijke kastijding, welke zij zich bij dag en nacht getroostten maar u veel meer overtuigen en van het blijvend bewustzijn doordringen, dat gij nog geen heilige
42 7
zijt, in tegendeel nog maar een beginnende, een strever naar heiligheid , die bijgevolg den raad en de terechtwijzing van uwen geestelijken leidsman noodig hebt en gehoorzaam volgen moet om binnen de perken te blijven en niet misleid en het offer te worden uwer eigenliefde, welke maar al te dikwerf zich op uiterlijkheden werpt en den akker der innerlijke versterving, die meer vruchten belooft en rijkere kansen biedt, onbewerkt laat liggen t).
Eindelijk laat uw lichaam, de dienstknecht uws geestes, arbeiden ; dat wil zeggen; zijt werkzaam en voortdurend met den een of anderen nuttigen arbeid bezig, opdat de
i) Men leze hier ter vei klaring. Le guide Je la vraie pieté au milie dn monde , van den Eerw. P. Huguet. p. 294 315.
duivel, wanneer hij komt om u tot het kwade te bekoren, u nooit in ledigheid vinde.
Voorwaar, mijn kind, indien gij den lediggang vlucht, dan zult gij u beschutten tegen vele zonden.
Ziedaar de wijze om het vleesch dienstbaar te maken aan uwen geest. O wil dit overwegen en in toepassing brengen opdat gij, na met moed begonnen en reeds deugden verworven te hebben, na zelfs anderen door woord en voorbeeld de volmaaktheid als het eenigst goed aangepredikt te hebben, zelf ten laatste niet verloren gaat.
Moed gevat, mijn kind, is het geen waarheid, dat allen, die in het strijdperk loopen, zich onthouden van al datgene, wat hun de overwinning ontrooven of bemoeilijken kan?
429
Welnu zij strijden voor eene vergankelijke kroon, gij echter dingt naar lauweren, die niet verwelken noch verderven in eeuwigheid.
7. Eindelijk, moet gij nog, om de kostbare lessen, welke ik u gegeven heb, des te gemakkelijker in oefening te brengen, dikwijls uwe oogen vestigen op mij, uwen Verlosser en Zaligmaker.
Zie eens hoe ik, nauwelijks geboren, reeds lijd in de harde schamele kribbe; acht dagen later onderging ik de smarten der besnijdenis en weinig later moest ik in alle ontbering naar Egypte vluchten.
Zie eens hoe armelijk mijn verblijf en mijne voeding is in de ouderlijke woning te Nazareth. Ik vond geen plekje om mijn hoofd
43°
ter rust te leggen. Gedurende veertig dagen en nachten was ik vastende in de woestijn.
Zie eens: gedurende mijn lijden word ik gebonden, gegeeseid, met doornen gekroond, geslagen , vertreden, verpletterd onder mijn kruis.
Ik word aan het kruis genageld, gelaafd met gal en azijn; daar geef ik te midden zoo veler lichaams en zielesmarten den geest. Zie dan mijn kind, hoe ik mijn lichaam haat heb toegedragen.
S. O! indien ik mijn lichaam niet ontzien heb , maar het in zulk eene mate der versterving prijs gaf om uwentwille ; indien ik met zooveel geduldige liefde de straffen uwer zonden daarin heb willen dragen; dan moogt gij ten minste wel door de verster-
431
ving uwer zinnen voltooien, wat in u aan mijn lijden nog ontbreekt.
Kunt gij u zeiven niet kastijden . tracht dan ten minste met geduld te lijden, wat ik u in mijne ontferming ter kastijding overzend.
Zijt geduldig m ziekte, verdraag uwe smarten, duld de tegenspoeden, blijf gelaten bij het verlies van tijdelijke goederen.
Verdraag beleedigingen en lasteringen, lijd geduldig de vervolging, blijf geduldig bij al de moeilijkheden, die gij in de vervulling uwer beroepsbezigheden moogt ondervinden.
Kunt gij uw lichaam niet zulk een haat toedragen, dat gij het met mij geheel en ai in den dood begraaft; voed ten minste zulk een afgekeerdheid jegens uw lichaam
432
dat gij het dwingt en noodzaakt, altijd aan mijne wetten, voorschriften en verlangens volmaakt onderworpen te zijn.
Schep moed, mijn kind, het rijk der hemelen lijdt geweld en zij die zich inspanning getroosten, zullen het veroveren.
i. Je sus. Mijn kind, gij hebt den H. Geest ontvangen opdat gij kracht zoudet bezitten. Zijt dan niet kleingeestig.
Wees sterk en wil niet angstvallig vreezen. Zijl sterk in den strijd en vecht met mannenmoed.
Hoe zwak gij overigens ook zijn moogt, onthoud het; wel, dat ik u uitgekozen heb om groote dingen te verrichten.
Hoe sterk uwe hartstochten, hoe
433
hardnekkig uwe bestrijders ook mogen wezen — weet wel, dat ik nog grooter sterkte en meer volharding bezit en gaarne aan u geven wil.
Mocht ook de geheele wereld tegen u ten stri'de trekken, wil daarom niet vreezen. Ik, die de wereld overwonnen heb , ik ben met u als een kraehtig strijder, zoo zullen uwe vijanden nederstorten en niets tegen u vermogen.
2. Welaan, gij zijt nu eenmaal door mij uitverkoren om uwe ziel zalig te maken en naar volmaaktheid te streven, wil daarom zoo min mijne voorschriften en geboden vergeten als mijne beloften wantrouwen.
Onderzoek met ijver, welke hartstochten in u schuilen, welke ge-
434
varen en gelegenheden gij moet vluchten, wat goeds gij kunt verrichten; en als gij met ernst en voorzichtigheid hebt nagegaan , welke middelen gij daartoe moogt gebruiken , dan moedig opgestaan en gehandeld.
Zeg aan hen, die u willen weerhouden en het kwade van u eischen : ik moet Gode meer gehoorzamen dan den menschen.
Zeg aan hen, die u met een hui-chelachtigen schijn van deugd, van overdrijving beschuldigen — wee den gepleisterde graven — God zal ze slaan en de schoone zerken oplichten.
Wat u betreft: bestrijd in u den hoogmoed ; het onmatig verlangen naar het bezit van geld of goed; de gierigheid, vlucht den verpestenden omgang der onzuiveren.
435
Leg af alle afgekeerdheicl, haat en vijandschap en roei door uwe verzoenende woorden haar ook in anderen uit. Leg af alle opvliegendheid — leer beleedigingen verdragen.
Onthoud u van gezelschappen en bijeenkomsten. waar de zedigheid gevaar loopt. Onthoud u van lichtzinnige zangen, bewaar uwe tong voor kwaadspreken, voor dubbelzinnigheden, voor verwenschingen en vloeken hoe onbeduidend ook.
3. O zeker, zoo doende zult gij u vele vijanden maken. Zeker zal de duivel bekoringen en hatelijkheden en vervolgingen tegen u verwekken.
Dit mijn kind, zoudt gij kunnen voorkomen, door te doen, wat de wereld of de duivel van u vraagt —
436
maar zoudt gij dan wel een dienaar en vriend van Christus zijn?
Ach onthoud het wel, dat ik, uw Heer en Meester niet den vrede maar het zwaard op de wereld ben komen brengen.
Draal en tweifel dan niet, laat de armen niet moedeloos zakken, neen, grijp het zwaard des geestes en spaar u zeiven niet om der wereld of den duivel te believen.
Eu als de wereld u uitstoot uit hare achting, uit hare kringen, als dezen en genen en velen alle kwaads van u zeggen en u lasteren , vrees niet — verlaten en schijnbaar alleen in de wereld , zijt gij toch niet alleen, want met mijne liefde, levend in mijne vriendschap, de heiligmakende genade, ben ik aan uw zijde.
437
4- Mijn kind, met mij, die u versterkt, vermoogt gij alles.
Petrus, mijn Apostel, aan zich zeiven overgelaten, verloochende mij op het woord eener dienstmaagd — maar Petrus door mij geholpen, leed en stierf moedig aan een kruis.
Wil dus niet vreezen. Wil niet zeggen: ik ben een zwak mensch, hoe zal ik dit alles doen, hoe alles verdragen.
Weet het wel mijn kind, niet gij zult het zijn, die handelt en lijdt maar mijn Geest zal u doen lijden en verdragen in u.
De lee?-ling. Welnu dan o, Heer, ik zal getrouw blijven en liever mijn leven wagen dan uwe vriendschap en uwe heiligmakende genade.
Ik weet Heer, dat Gij niet het onmogelijke gebiedt maar geboden gevende ook hulp schenkt, opdat wij zouden kunnen volbrengen , wat Gij ons geboden hebt,
Gij hebt beloofd o Heer en uwe belofte zult Gij houden; Gij zult uwe oogen bezorgd op mij gevestigd houden en U haasten ter mijner hulpe.
Ik weet in wien ik geloof en ik ben dus zeker: indien ik slechts de plichten, o God , mij in mijnen stand en in mijne roeping, door U opgelegd, vervul, dan heb ik niets kwaads te vreezen omdat Gij dan met mij zijt.
Ach Heer, ik die reeds zooveel gewone en buitengewone genade van U ontving, ik die U leerde kennen beter dan anderen, ik mag
439
wel met meer getrouwheid en moed, liefde en volharding, strijden en lijden om U dankbaar te zijn door mijne wederliefde en door een heilig leven.
5' Je sus. Ja, mijn kind, zoo is 't. Schep moed! Wil niet altijd het kwade duchten noch vol angstige zorgen voor de toekomst hier beneden of hierboven, steeds in vrees en gejaagdheid leven.
Wil ook niet ontevreden worden over uwen toestand, of over u zeiven al mocht gij ook het ongeluk hebben op den weg der deugd te vallen. Ach, mijn kind, verneder u dan en leer daaruit des te meer u tot mij te wenden, des te vuriger mij te smeeken en, u zeiven .meer verachtend, meer op mij te vertrouwen. Sta haastig op —
19*
44°
en nader vol medelijden jegens uw bedorven hart, maar vol ootmoedige schaamte en vol droefheid, wijl gij mij uw eenigst waren Vriend en Vader gekrenkt hebt., nader spoedig tot mij den barmhartigen Samaritaan, om in het H. Sacrament der Biecht uwe wonden te reinigen, te balsemen en te verbinden.
Begin dan met nieuwen moed zie noch ter rechter noch ter linker zijde. Vergeet het verleden. Wil slechts een boetvaardige rouwmoedige herinnering daaraan bewaren.
Tracht door een heilig leven, door meer goede werken , door belangeloozer liefde jegens mij het verledene te herstellen.
Mijn kind, ik weet wie gij zijt, ik ken uwe zwakheden en uw - onbeduidendheid doch ik ben zoo
441
ras tevreden — mits gij het goed meent — mits gij mij uw hart, hoe klein, hoe nietig dan ook, geheel en onverdeeld toewijdt.
Vlucht dan, na uwe misslagen, met meer nauwgezetheid de wereld en de gelegenheden, ja zelfs den schijn van zonden. Eene gedachte beheersche in u alle andere , ééne gedachte «zoo weinig gekend — en toch zoo waar; zoo weinig tot bewustzijn gebracht en toch van zulk een verreikenden invloed op alle uwe daden en gedachten : IS1 iet den menchen, niet-der wereld maar aan God zal ik eens rekenschap geven. Eens sta ik voor God mijn eenigen Rechter. — Daar spreekt geen mensch mij vrij, daar zal geen wereldsche invloed het vonnis des Heeren kunnen wijzigen.
442
Mijn kind, begrijpt gij al den omvang van die gedachte; eens — misschien weldra, staat gij alleen om geoordeeld te worden door God alleen?
Wat deert het u dan: wat de menschen van u denken — wat zij van u zeggen; of ze uwe deugd en volharding prijzen of haten? Ach, bekommer u toch om het oordeel der menschen niet maar ga te rade met mijne wet, met de liefde, die ik u zoo belangloos toonde ga te rade met uwen geestelijken leider, die bij u mijne plaats bekleedt en handel dan, zonder u om de menschen en de wereld te bekommeren. Weet het wel, zij allen sterven, zij allen gaan voort te naderen tot mijnen rechterstoel.
Zijt dan voorzichtig in uwen
443
handel en wandel maar vlucht en verfoei de voorzichtigheid des vleesches, die den mensch, uwen hartstochten, der wereld zoekt te behagen maar aan mij, uwen God, vijandig is.
VI.
i. Je sus. quot;Vervul de plichten uwer betrekking met zachtmoedigheid , zijt zachtmoedig in alles en jegens allen en ook voor u zeiven. Ik ben het Lam Gods, welnu, wees dan, als mijn leerling, zoo zachtmoedig als een lam, uwen Meester gelijkend.
Zie eens, mijn kind, mijne Apostelen zond ik als lammeren te midden der wolven; gelijk ik door de zachtmoedigheid eens lams , dat geslacht wordt, den dood en de hel had overwonnen, zoo overwonnen
444
mijne Apostelen door hunne zachtmoedigheid de wereld.
Eveneens zult gij de harten uwer medemenschen winnen voor mij, voor godsdienst en deugd door de zachtmoedigheid.
Zijt daarom altijd kalm te moede en evenzeer voor de rijken als voor de armen voor den lieftallige en beschaafde als voor den onopgevoede te genaken. Geef raad en hulp zonder aanzien van persoon en behandel ook den lastigste niet gestreng maar met voorkomendheid.
Mijn kind, ik stiet niemand terug — voor allen en voor een ieder stonden mijne armen open. Ik liet de kleine kinderen tot mij komen; ik leerde met geduld de menigte, die woest en lastig mij overal volgde; ik troostte de armen
445
en bedroefden — ik bezocht de zieken en schonk hun genezing — ja mijn kind, zelfs de omhelzing eens verraders heb ik mij laten welgevallen.
2. Leer dan van mij de zachtmoedigheid, de nederigheid, de zedigheid, de voorzichtigheid en het geduld.
Toon aan niemand een stuursch gelaal, zijt voor niemand strenger in uwe blikken dan noodig is. Spreek geen harde woorden; krenk den bekommerde niet door een scherp antwoord, word niet toornig op hem, die u beleedigt; wil uwen vijand terstond en van harte vergeven; overwin aldus het kwade door het goede.
Verdraag alles; krenk niemand wacht u voor twist, voor spot of hekelende schertswoorden.
446
Wees gehoorzaam aan uwe oversten met bereidvaardigheid en trouw, laat nimmer in uw hart eenig verzet of weerzin tegen hunne bevelen sluipen. Een dienaar Gods —■ een mijner leerlingen en kinderen, kent geen verzet, kent geen weerzin; hij meent in alles mijnen wil, mijne beschikkingen te raden. Hij is als slijk in de hand des pottenbakkers — hem komt nooit op de lippen; waarom overkomt dat mij — waarom moet ik dat doen ? — Waarom handelt men zoo met mij ?
3. Mijn kind, bewonder eens de zachtmoedigheid van een heiligen Martinus en tracht Hem na te volgen. Niemand zag hem ooit toornig , niemand zag hem ooit gemelijk en onpleizierig evenmin
447
uitgelaten of ijdel luidruchtig lachen. Altijd was Hij dezelfde , altijd lag er eene zelfde hemelsche vreugde en eenstemmigheid over zijn gelaat verspreid.
Zoo verre had Hij het in 't geduld gebracht , dat hij zelfs de beleedigingen van de laagste en geringste raenschen verdroeg, hij ontvluchtte hen niet, evenmin stiet hij hen van zich terug of weigerde hij hun zijne liefde.
Nooit had hij iets anders in den mond dan Christus, nooit iets anders in zijn hart dan godsvrucht, vrede en medelijden jegens anderen. Dikwerf weende hij over de zonde van hen, die hem kwalijk toespraken en .lasterden.
Of vestig uwe aandacht op den H. Franciscus van Sales; die zoet
20
448
en lieflijk werd voor een ieder om allen voor Christus te winnen. Mijn kind, vestig uwe aandacht op de Heiligen en volg hen na.
4. Wil uit het gezegde echter niet besluiten, dat gij alle kwaad maar moet veroorloven. Neen, dan vooral als gij anderen, hetzij kinderen of dienstboden onder uw opzicht hebt, zult gij verplicht zijn te berispen, te vermanen en soms met gestrengheid naar hunne verbetering te streven.
Draag zorg niet in dien zin zachtmoedig te zijn, dat het gezag of uw plicht er schade onder lijdt, doch zorg tevens eene gestrengheid te vermijden, die u de zachtmoedigheid en toegevendheid doet verliezen.
Vereenig beiden, de zachtmoedigheid en de tucht, zoo, dat gij
449
noch door een valsch medelijden komt tot eene gevaarlijke toegevendheid, die mij mishaagt; noch door gebrek aan zachtzinnigheid, hard en krenkend wordt, zij het ook voor den minste uwer broederen.
5. De Ach Heer, Gij
die de goedigheid en zachtzinnigheid zelve zijt, hoe beminnelijk en toch hoe ontzagwekkend zijt Gij tevens ! Ach toon mij uw wezen, laat mij zien de grootmoedigheid, die zetelt op uw gelaat; de zacht verwijtende goedigheid en vergevensgezindheid, die straalt uit uwe oogen. Leer mij die bedaardheid, die zedigheid en voorzichtigheid, die Gij in uwe menschheid een ieder toon-det. Leer mij bovenal de onuitputtelijke liefde uws Harten.
Zweef steeds voor mijne oogen
45°
oneindig goede , oneindig liefdewaardige , oneindig zachtzinnige, oneindig heilige God en Zaligmaker en verleen mij de genade, de wijsheid en de kracht U na te volgen. VIL
i. Je sus Mijn kind, het zal wel gebeuren, en de duivel verlangt niet anders, dat gij in de beoefening der nederigheid en zachtmoedigheid moedeloos wordt. Voor mensche-lijke kracht is het ook te zwaar, altijd zichzelven als den geringste te beschouwen, zich van alles te onthechten , alles te dragen en alles te lijden. Daarom, mijn kind, wijs ik u op mij n voorbeeld. Dat voor oogen houdend en mij de krachten vragend, welke uw bedorven menschelijk hart ontbreken, zult gij kunnen volharden en beloond
451
en gekroond worden in het rijk mijner eindelooze vreugde.
Ik zeg u dan, mijn kind, ik moest wel lijden om daardoor in het rijk mijner glorie binnen te gaan.
Daarom was ik altijd voorbereid op het lijden; daarom verkeerde ik in armoede en ellende van mijn jeugd af; daarom ben ik de man van smarten wetend, wat lijden is.
Ook gij, mijn. kind, moet door vele smarten en wederwaardigheden mijn rijk binnentreden.
Juist daarom heb ik u tijdens mijn leven op aarde toegeroepen: Die mij wil navolgen — hij neme zijn kruis op.
Waarlijk, mijn kind, op het kruis komt ten laatste alles neer. En ware er iets beter geweest dan het kruis om ter zaligheid te stre-
452
ven, o zeker, ik die zoo zeer uwe zaligheid wil, zou het u door mijne woorden geleerd en door mijne daden aangetoond hebben.
Bijgevolg is het voor u, om aan eene noodlottige moedeloosheid te ontkomen, volstrekt noodzakelijk geduld te oefenen, teneinde zoo volhardend te blijven in de vervulling van mijns Vaders wil en de u toegezegde belooning te ontvangen.
Gewapend dus met het geduld moet gij den strijd der volmaaktheid, den strijd om de aangewezen deugden te verkrijgen, te gemoet treden en uithouden.
2, Gij zijt Christen, daarom zeg ik u, neem het schild des gedulds, en draag 'het immer bij u. Want liet leven eens Christens , wanneer het een leven overeenkomstig het
453
Evangelie heeten zal, is eene kruisdraging en een martelaarschap.
Maar mijn kind gij wilt streven naar hooger deugd, gij wilt nog in hoogere mate Christen zijn en zooveel mogelijk op mij gelijken — o dan zeg ik u het geduld is voor u noodzakelijk.
Zeg mij hoe wilt gij zonder het geduld stand houden in bekoringen zoo veelvuldig en zoo hevig? Hoe de wereld, uwe hartstochten en gebreken bestrijden, hoe volharden schoon allen u om uwe deugd bespotten en verachten?
Zonder het geduld zult gij weldra den moed laten zinken en stil staan op den weg der volmaaktheid. Zonder het geduld zal weldra uw ijver verflauwen, uwe inspanning verminderen. Zonder het geduld
4 54
zult gij wel de hand slaan aan den ploeg maar spoedig omzien, en den akker uws harten onbebouwd laten en bij gevolg ongeschikt worden voor het rijk van God.
3. Door het geduld echter zult gij aan mij, uwen gekruisten leermeester en uw voorbeeld, gelijkend worden. Door het geduld zult gij steeds onderworpen blijven aan mijnen heiligen wil en tevreden zijn met mijn wijze doch ondoorgrondelijke beschikkingen. Gewapend met het geduld, zult gij kracht genoeg hebben, altijd te doen , wat mij behagelijk is.
Daardoor zult gij vele zonden van uw vorig leven afboeten daar door zult gij sterk en bestand worden tegen vele bekoringen.
Daardoor zult gij opgewassen
455
zijn tegen het menschelijke opzicht tegen de afkeuring en de bespotting der wereld. Want mogen de boozen ook al om u lachen, het zal u niet verlegen maken, mogen ze u ook lagen leggen en u openlijk bestrijden, gij zult hen onverschrokken in de oogen zien.
4. O, mijn kind, onthoud het toch , geene wederwaardigheden kunnen u treffen als ik het niet veroorloof en ze u niet overzend.
Wat u dus overkomt, neem het aan en verdraag het met geduld, als zaagt gij uwen hemelschen Vader u met eigen hand kastijden.
Wel zal uw zwakke natuur de smart gevoelen en zuchten en wee-nen, dat is menschelijk en het gevoel kunt gij niet wegwerpen — maar die smart te gevoelen is nog geen
456
zonde — wil echter niet morren, wil niet ontevreden worden wijl u dat overkomt.
Neen, mijn kind, maar tracht eene heilige onverschilligheid in u op te wekken, eene heilige onverschilligheid, waardoor gij, na uw best gedaan te hebben, alles aan mij overlaat en met algeheele onderwerping aan mijnen wil niet meer naar voorspoed verlangt dan naar tegenspoed , rijkdom en overvloed niet meer waardeert dan armoede en kommer; de gezondheid niet meer begeert; dan ziekte, den vrede niet meer dan de vervolging. Eene heilige onverschilligheid, die in alles tot laatste woord heeft: Heer ik ben bereid, doe wat Gij wilt.
Wilt gij echter volmaakt zijn en meer op mij gelijken — lijd dan
457
met vreugde, met blijdschap dan vooral, wanneer gij door bekoringen gekweld wordt: wel wetende dat de beproeving in u het geduld aankweekt en het geduld u tot hooger deugd en belooning voert. Wel wetende, dat naarmate gij hier op aarde meer zult geleden hebben om mij te behagen , gij ook te zekerder zult zijn, deel te hebben aan mijn rijk en mijne glorie.
5. Mijn kind, ziedaar den waren weg, die ten leven leidt; ziedaar de poort, waardoor gij het hemelsch Jerusalem kunt binnengaan. Zeg niet: te smal is die weg, te eng die poort en hard zijn die woorden; want, mijn kind, harder, verschrikkelijker is het, eenmaal dat laatste woord te hooren: Wijk van mij, gevloekte, in het eeuwig vuur.
4 54
zult gij wel de hand slaan aau den ploeg maar spoedig omzien, en den akker uws harten onbebouwd laten en bij gevolg ongeschikt worden voor het rijk van God.
3. Door het geduld echter zult gij aan mij, uwen gekruisten leermeester en uw voorbeeld, gelijkend worden. Door het geduld zult gij steeds onderworpen blijven aan mijnen heiligen wil en tevreden zijn met mijn wijze doch ondoorgrondelijke beschikkingen. Gewapend met het geduld, zult gij kracht genoeg hebben, altijd te doen , wat mij behagelijk is.
Daardoor zult gij vele zonden van uw vorig leven afboeten daar door zult gij sterk en bestand worden tegen vele bekoringen.
Daardoor zult gij opgewassen
455
zijn tegen het menschelijke opzicht tegen de afkeuring en de bespotting der wereld. Want mogen de boezen ook al orn u lachen, het zal u niet verlegen maken, mogen ze u ook lagen leggen en u openlijk bestrijden, gij zult hen onverschrokken in de oogen zien.
4. O, mijn kind, onthoud het toch , geene wederwaardigheden kunnen u treffen als ik het niet veroorloof en ze u niet overzend.
Wat u dus overkomt, neem het aan en verdraag het met geduld, ais zaagt gij uwen hemelschen Vader u met eigen hand kastijden.
Wel zal uw zwakke natuur de smart gevoelen en zuchten en wee-neu, dat is menschelijk en het gevoel kunt gij niet wegwerpen — maar die smart te gevoelen is nog geen
456
zonde — wil echter niet morren, wil niet ontevreden worden wijl u dat overkomt.
Neen, mijn kind, maar tracht eene heilige onverschilligheid in u op te wekken, eene heilige onverschilligheid , waardoor gij, na uw best gedaan te hebben, alles aan mij overlaat en met algeheele onderwerping aan mijnen wil niet meer naar voorspoed verlangt dan naar tegenspoed , rijkdom en overvloed niet meer waardeert dan armoede en kommer; de gezondheid niet meer begeert dan ziekte, den vrede niet meer dan de vervolging. Eene heilige onverschilligheid, die in alles tot laatste woord heeft: Heer ik ben bereid, doe wat Gij wilt.
Wilt gij echter volmaakt zijn en meer op mij gelijken — lijd dan
457
met vreugde j met blijdschap dan vooral, wanneer gij door bekoringen gekweld wordt: wel wetende dat de beproeving in u het geduld aankweekt en het geduld u tot hooger deugd en belooning voert. Wel wetende , dat naarmate gij hier op aarde meer zult geleden hebben om mij te behagen , gij ook te zekerder zult zijn, deel te hebben aan mijn rijk en mijne glorie.
5. Mijn kind, ziedaar den waren weg, die ten leven leidt; ziedaar de poort, waardoor gij het hemelsch Jerusalem kunt binnengaan. Zeg niet: te smal is die weg, te eng die poort en hard zijn die woorden; want, mijn kind, harder, verschrikkelijker is het, eenmaal dat laatste woord te hoeren: Wijk van mij, gevloekte, in het eeuwig vuur.
458
O mijn kind , hard voor het vleesch zijn mijne woorden waardoor ik u deugden predik — doch moge 't u moeite en inspanning, ja veel arbeids kosten om nederig, geduldig, zachtmoedig, in één woord deugdzaam en mij gelijkendte worden — zie. groot is ook de belooning.
Kort is de strijd en licht door mijne hulp en genade — maar ontzaglijk en eeuwigdurend is het loon den overwinnaar weggelegd.
Hard is dat woord; oja, de deugd, de volmaaktheid kost zelfbe-heersching, kost versterving en edelmoedige verloochening van u zeiven — doch ik heb hei: u voor gedaan — ik heb het eerst dat harde woord in mijn leven verwerkelijkt; ik ben het eerst geduldig, nederig en zachtmoedig deugdzaam geweest. Welk een
459
troost, welke bemoediging voor u? overweeg eens hoe ik leefde, leed en stierf aan het kruis zonder één woord van ongeduld te uiten.
Hard is mijn woord, dat geduld en lijden predikt, maar mijne Heiligen hebben het aangenomen en onderhouden.
Werp uwe oogen op de Apostelen , op de Martelaren op zoo vele heilige Bisschoppen en Priesters — ga eens na, wat zij al geleden hebben, hoe zij bekoord, hoe zij gekweld werden op allerlei wijzen, onder alle opzichten.
Mijn kind, volg die lange rij van voorbeelden na, weet wel als gij weigert met hen te lijden, dan weigert gij pok met hen gekroond te worden.
Hard is dat woord; doch wat getroost zich de wereldling al niet
460
voor aardsch, voor vergankelijk geluk, voor vreugde en ijdele eer; ja, wat getroost zich de zondaar al niet voor de voldoening zijner lusten.
Welaan dan, mijn kind, ding naar den prijs; wedijver met anderen en schaam u niet te lijden en u inspanning te getroosten voor den hemel terwijl er zoovelen rondom u alles over hebben voor het tijdelijke en vergankelijke, voor een niet.
6. De leerling. O Heer, 0 goede Meester, uw wil geschiede! Doe mij lijden hier, maar spaar mij ginds, in de eeuwigheid. Ik aanvaard uw woord, het zal mij niet meer hard in de ooren klinken, wijl een hemel mij toelacht, wijl uwe liefde mij aanspoort, wijl uw voorbeeld mij tot navolging dwingt.
Maar ach Heer, Gij weet wie
461
ik ben. Beter kent Gij mij, dan ik mij zeiven ken. Gij weet, ik wil wel, doch mijn vleesch, mijn bedorven hart is zoo zwak! En als de beproeving lang duurt en in hevigheid toeneemt, hoe mijn Heer en dierbaarste Meester, zal ik dan volharden. — Altijd naar nederigheid streven; altijd de minste te wezen — geheel mijn leven lang — minachting en miskening verdragen, neen, liefhebben en zoeken, ach Heer, schoon ik uit liefde voor U en uit verlangen, U te behagen, zoo gaarne U toeroep: ik wil het! Uw wil geschiede! toch schijn ik als niet te willen, toch schijnt mijn hart er voor terug te deinzen.
7 Je sits. O, mijn kind, ken ik dan uw hart, het maaksel mijner handen niet? Ben ik dan uw Vader niet, dieu
462
niet slechts de kracht ter uitvoering maar ook den wil ten goede zal schenken? Of ben ik niet getrouw en in den strijd aan uwe zijde?
O zeker ik zal niet dulden, dat gij bekoord wordt boven uwe krachten. Neen in bekoringen, in den strijd zal ik kracht en uitkomst geven ter volharding.
Bid dus, mijn kind, en lijd; ongetwijfeld zult gij ter gelegener ure mij ter hulpe zien komen. Ik weet het juiste oogenblik der hulp en der bevrijding te kiezen. Vrees dan niet, maar kies mij tot voorbeeld uws levens, onderwerp u geheel aan mijnen, wil.
Maar als de strijd lang duurt, zegt gij; altijd nederig, altijd zachtmoedig te zijn: geheel een leven lang de minste te zijn en de
463
verachting en miskenning te beminnen — doch als mijne genade u ter beschikking staat en u nimmer ontbreekt, wat zorgen, wat vreezen maakt gij u dan?
Is het niet kort van duur, is het niet klein en onbeduidend alles, wat met den tijd vergaat? Wat is alles hier beneden mijn kind? — Wil dat nooit vergeten. — Wat is alles hier op aarde vergeleken bij de eeuwigheid? Geduld en moed, een wijle slechts, en — het einde is daar, het eind des levens, het eind des lijdens, he einde van den strijd — en het begin van eeuwig loon en liefde, van onvergankelijke glorie breekt voor u aan! Die volhard zal hebben ten einde toe zal zalig worden!
--OOCOÖO--
20*
GEBED TOT VOORBEREIDING.
Mijn God, vol ontzag werp ik mij aanbiddend voor U neder. Ik verheug mij over uwe Majesteit, uw oneindige volmaaktheden en mijne volkomen nietigheid en afhankelijkheid van U.Mk geloo! met geheel mijn verstand en wil,* dat Gij bestaat van eeuwigheid, één in Wezen en drievuldig in Personen; dat Jesus, de tweede Persoon der H. Drievuldigheid is Mensch geworden, geleden heeft en gestorven is om alle menschen te ver-
465
lossen en zalig te maken. Ik geloof ook , dat Gij de belooner zijt van het goed en de straffer van het kwaad. Dit en alles, wat Gij geopenbaard hebt en door de H. Katholieke Kerk te gelooven voorstelt, geloof ik vastelijk omdat Gij, de oneindige waarheid en wijsheid, het gezegd hebt, die niet kunt liegen noch bedriegen noch bedrogen worden.
Op U, Mijn God, stel ik mijn onwrikbaar vertrouwen. Ik hoop van U mijne zaligheid en de middelen, welke ik ter barer verkrijging noodig heb. Dit hoop ik om en door de verdiensten van uwen eenigen Zoon, onzen Heer Jesus Christus, want Gij, die de Almachtige en de eindeloos Goede tevens zijt, hebt mij dit beloofd en Gij zijt eeuwig getrouw in uwe beloften.
466
Mijn God, ik bemin U en verlang U meer en meer te beminnen met geheel mijn hart en wil, uit geheel mijn verstand en krachten, omdat Gij zijt de oneindige goedheid en volmaaktheid, de oneindig liefdevolle en Barmhartige. Mijn naaste en al het geschapene wil ik slechts om U beminnen.
O God, help mij in dit Geloof, in deze Hoop en liefde te leven en te sterven.
Hartelijk betreur ik alle zonden waardoor ik ooit uwe goddelijke Majesteit en goedheid heb beleedigd. Thans haat en verfoei ik ze allen, en iedere zonde in het bijzonder, omdat zij U mishagen, die boven alles verdient bemind en gehoorzaamd te worden. Ach, kom mijne zwakheid te hulp met uwe genade, opdat ik
467
mijn vast voornemen gestand blijve, U nimmer meer door eenige zonde vrijwillig te vergrammen. Amen.
O Goddelijk Hart van Jesus. dat de afschuwelijkheid der zonde en de smartelijke voldoening daarvoor onder zooveel vernederingen op geheel eigenaardige wijze hebt ondervonden, en met goddelijke bedoelingen al uw lijden om mij te redden uit liefde hebt geleden, verleen mij de genade deze oefening van den kruisweg zoo te verrichten, dat ik ü behagelijk zij, nederig van harte worde en U bewege medelijden te blijven hebben met mijne zondige ziel. Maak mij deelachtig aan alle aflaten, welke ik thans kan verdienen en pas die
toe op ......
H. Onbevlekte Moeder des Heeren,
468
die volop gedeeld hebt in al de vernederingen en de smarten van uw goddelijk Kind uit liefde ook voor mij, o bid voor mij in deze ure.
H. Engel Gods, die mij tot beschermer zijt gegeven, wil mij geleiden, bewaren en bestieren Amen.
469
ic STATIE.
Jesus wordt ten dood
veroordeeld.
v. Wij aanbidden U, Christus en Imien D. r. Omdat Gij door ttio heilig kruis de wereld verlost hebt.
Met diep ontzag, mijn God, zie ik U hier, voor de rechtbank van uw eigen schepselen, staan met gebonden handen, vreeselijk mismaakt, met een verscheurd soldatenkleed als koningsmantel omhangen, een kroon dragend van bitter pijnigende doornen.. O vernederde Koning mijner hoovaardige ziel, welk eene les voor mij! Nu zie ik, wat in uwe oogen aardsche grootheid, schoonheid en menschenachting is. Ik klop op mijne borst en smeek U, wees mij hoovaardigen zondaar genadig; ver-
47°
geef mij, vernederde Jesus, al mijn verzet en al mijn zonden en schenk mij de genade te leeren nederig van harte te zijn.
Heilige Moeder Maria, die om uwe nederigheid zoo hoog verheven zijt, verwerf mij de genade, op aarde alles aan te zien naar de waarde, die Jesus er aan hecht en mij zeiven zoo ernstig en oprecht te veroordeelen, dat ik eens genade vinde voor de rechtbank Gods. Amen.
Onze Vader. Wees gegroet...
Ontferm u onzer Heer, ontferm ti. onzer.
O God wees mij zondaar genadig.
47i
2e STATIE.
Jesus neemt het kruis op
zijne schouders.
Wij aanbidden ü, enz.
Met eerbied, goddelijke • Leermeester, zie ik U zoo bereidvaardig het hout der schande op uwe schouders nemen, U, den zoon van God, belasten met de zonde der geheele wereld. Zoo is dan schande dragen om God uwen Vader te verheerlijken , om zielen van de zonde te redden, een blijk van hemelsche liefde. Ach God, ik heb het steeds als iets verlagends en afschuwelijks aangezien; ik wilde mij altijd verontschuldigen en konde het niet verdragen, dat men een verkeerde opvatting van mij had. Zoo gat ik toe aan mijne hoovaardij, soms met beleediging van anderen, die
472
veel beter zijn clan ik. En toch mijn God, Gij die mijn hart doorschouwt, Gij wist hoe schuldig ik soms was, hoe waardig veracht en gehaat te worden door alle schepselen. Goede Leermeester, die U hebt vernederd om mij te genezen, geef mij de genade mij nimmermeer te verontschuldigen tenzij uwe liefde of de liefde van den naaste, die ik niet verergeren mag, het van mij eischt.
O nederige Moeder Maria, verwerf mij van God de genade elke valsche beschuldiging der menschen en alle minachting aan te zien als eene proeve door Jesus mij gesteld om zijn goddelijk voorbeeld van nederigheid en zachtmoedigheid na te volgen. Amen.
Ome Vader. Wees gegroet, enz.
473
3e STATIE.
De eerste val van Jesus
onder het kruis.
V/ij aanbidden U, enz.
Barmhartige Leermeester, om mij te onderrichten valt Gij hier zoo smartelijk neder door den last uws kruises en mijner zonden. Ik ben niets, ik heb niets, ik kan niets zonder uw genade en toch hield ik het hoofd verheven en bouwde als een vermetele op eigen krachten. Schoon overtuigd van al mijne innerlijke zwakheid en de bedorvenheid mijns harten, waagde ik mij in de gelegenheid der zoude. Ik viel misschien schrikkelijk diep en durfde mij toch nog troosten met de gedachte, dat de bekoring ook zoo hevig was of dat anderen
474
nog slechter zijn dan ik. Ach, die vermetelheid moest uw Hart wel bitter smarten wijl ze U zoo pijnlijk vallen deed. Vergeef het mij, zachtmoedige Jesus en help mij steeds mij zeiven te wantrouwen en slechts op uwe genade steunend, waakzaam en voorzichtig te zijn.
Maria, Moeder der Barmhartigheid, vraag voor mij verachting voor mij zeiven en die ware naastenliefde, die streng voor zich zelve den val des naasten steeds wil verontschuldigen. Amen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
475
4e STATIE.
Jesus ontmoet zijn bedroefde
moeder.
Wij aanbidden U, énz.
Welke vernedering voor U beiden, goddelijke Meester, barmhartige Moeder! De koningsdochter ontmoet haar Kind, den Hemelkoning, in gezelschap van beulen en twee moordenaars. God, uitgejouwd door het laagst gemeen en Davids dochter teruggestooten van de laatste omhelzing van haar eenigst, dierbaar, goddelijk Kind. O Jesus, o Maria, nu zie ik in hoe afschuwelijk het was, mij te verheffen boven anderen aan ondergeschikten mijn trots te doen gevoelen of mij te schamen over de geringheid mijner broederen. De ware achting is, door Jesus
476
bemind, door Maria als kind beschouwd te worden en alle grootheid en achting dezer wereld is minder dan het slijk. O helpt Gij beiden mijn hart te dwingen tot vernedering niet sleehts voor mijns gelijken maar ook voor die beneden mij staan; en eiken naaste ook den armste, ook den minste als een broeder van Christus, als een kind van Maria aan te zien. Amen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
477
Simon van Cyrene wordt gedwongen het kruis van Jesus te dragen.
Wij aanbidden U, enz.
Goddelijke Meester, hier herhaalt Gij mij de groote levensles uws Harten: de knecht is niet beter dan de Meester; zijt Gij veracht, gehoond en met een kruis beladen, ik ook, wil ik uw dienstknecht zijn, moet smaad en hoon, het kruis beminnen. Simon van Cyrene begreep dit niet, hij schaamde zich uw kruis te dragen. Maar ik, die onderricht door uw leer en voorbeeld dit wel begreep, hoe dikwerf heb ik mij geschaamd en uit gebrek aan nederigheid geweigerd uw kruis op mijne schouders te nemen.
478
Hoe zocht ik de eer en den lof der menscheu: hoe schaamde ik mij voor anderen vernederd of beneden hen gesteld te worden. - Vergeef het mij, ik wil niet langer weigeren uw kruis te dragen, neen bereidvaardig en met moed wil ik elke vernedering aannemen uit uw handen en U op uwe voetstappen volgen.
Bedroefde Moeder, wier troost het was in al uw lijden, vernederd te worden en te lijden met uw Kind, verwerf mij de genade aan uw nederig Hart gelijkvormig te worden. Amen.
Onze Vader. Wees seerroet. enz.
479
6e STATIE.
Veronica zuivert het aangezicht van Jesus.
Wij aanbidden ü, enz.
Edelmoedige Meester, hoe zie ik hier dea moed der nederigheid beloond. Veronica, de rijke vrouw, schaamt zich niet hare liefde voor U, haar medelijden met uw smarten voor geheel het U vijandig Jeru-sa'em te belijden; zij dringt met kra ;ht door die woestelingen heen en wisent uw goddelijk aangezicht he1- bloed en zweet, de tranen af. En Gij, hoe vorstelijk beloont Gij haar: door eene daad van almacht prent Gij uw lieflijk aangezicht haar voor de oogen en leert Gij haar, dat de miskenning en vernedering, gezocht uit liefde
480
voor U, moge de wereld er om lachen, N door den Almachtige met wonderen van genade wordt beloond. Prent, smeek ik U, de trekken van uw goddelijk Wezen, ook diep in mijne ziel, opdat ik leere verlangen naar hoon en smaad, waardoor ik uw goddelijk Hart verkwikken kan.
Heilige Moeder Maria, verwerf mij de genade, dat de lijdende beeltenis des Heeren mij steeds voor oogen zweve en ik hongerig en dorstig worde. Hem door de beoefening der . nederigheid verkwikking aan te brengen. Amen.
Onze Pader. Wees gegroet, enz.
481
Tweede val van Jesus onder
het kruis.
Wij aanbidden ü, enz.
Nog smartelijker dan den eersten keer, valt Gij, goddelijke Meester hier wederom ter aarde. Gij, God van glorie, in luister boven de engelen verheven, Gij in alles gelijk aan God den Vader en den H. Geest, zijt om mij mensch,— ach neen minder dan een mensch, minder dan de laagste boosdoener geworden. En ik in zonde geboren, in zonde opgegroeid, schoon rein gewasschen door U, in zonde zoo dikwerf hervallen, ik beeldde mij in iets te zijn in de oogen Gods en der engelen door gewaande deugd, die de proeve der bekoring
482
niet kon dragen. Barmhartige Leermeester, ach richt mij op want ik lig ter aarde, niet gelijk Gij uit liefde, uit bezorgheid voor de zielen maar door hoovaardij, door ontrouw en herval. O geef, dat mijn zondig verleden voor mij eene bron worde van berouw en zelfvernederingen, zoodat ik steeds, schreiend om de miskenning jegens U gepleegd, mij zelve als den laagsten en grootsten aller zondaren beschouwe.
Heilige Maria, toevlucht der zondaren, ach beur mij op uit al mijn overtredingen en help mij, mij zeiven te verachten. Amen. Onze Vader. Wees gegroet, enz.
483
8e STATIE.
Jesus troost de weenende
vrouwen.
Wij aanbidde}i U, enz.
Goddelijke Leermeester hoe wijst Gij hier het medelij der vrouwen af omdat Gij troosteloos ■ lijden wilt f hoe leert Gij haar, dat de eenige troost, die men U bieden kan, slechts berouw over de eigen zonden, dat is, medelij met den beleedigden God kan zijn. En ik, ik was ontevreden en gaf den toegang aan allerlei verkeerde opvattingen en liefdelooze vermoedens als men mij oplettendheden of troost onthield in mijne aardsche beproevingen. Ik dacht veeleer er aan, dat ieder mij zijn zorgen moest toonen als droeg ik het zwaarste
4S4
kruis dan te bedenken, dat ik, na al mijn zouden, het lichtste kruis te dragen had. O Jesus leer mij lijden zoo als Gij; leer mij in stilte lijden; leer mij den naaste met alle oplettendheid vertroosten en verkwikken doch voor mij zelf geen wederdiensten vergen.
Heilige Maagd Maria, verwerf mij de genade, mijn medelij met Jesus smarten en alle leed door Hem mij toegezonden, dienstbaar te maken aan de boete en voldoening voor mijn afgeloopen zondig leven. Amen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
485
9« STATIE.
Derde val van Jesus onder
het kruis.
Wij aanbidden U, enz.
Goede Meester hoe onbeschrijfelijk smartvol valt Gij hier nogmaals door uitputting van uw krachten op uw kruisweg neder. En toch blijft uw hart in vrede, Gij verdraagt stilzwijgend alle smaad en vloeken en tracht met uw laatste inspanningen weer op te staan. ' Als ik door uwe wijze toelating nederviel en nogmaals viel in dagelijks gebreken of wel uit innerlijke zwakheid, of wel door onvoorzichtigheid en zelfvertrouwen, dan was mijn hart den vrede kwijt;— ongeduldig met anderen of mij zeiven, dreigde ik den moed tot opstaan en volharding op te geven.quot;-Ach
486
Heer, ik hoovaardige begreep mijn eigen zwakte en bedorvenheid niet. Ik moest geduldig zijn ook met mij zeiven, den moed bewaren en met al mijn krachten trachten weder-op te staan om mij met meer wantrouwen op mij zei ven vaster aan uwe hulp en genade vast te houden. Vergeef mij mijne hoo-vaardigheid en leer mij uit mijn zonden en gebreken het middel maken mij zelf te vernederen en zoo mijn feilen tot meerdere vervolmaking te benutten.
Heilige Moeder Maria, verwerf mij den goeden Geest van Jesus nederig Hart, waardoor ik meer en meer besef, dat ik niets goeds vermag, maar tot alle kwaads in staat ben, indien zijne genade mij niet helpt. Amen. Onze Vader. Wees gegroet, enz.
48?
Jesus wordt ontgleed en met gal gelaafd.
Wij aanbidden U, enz.
Dat was uw grootste smaad, o Heilige der heiligen, ontkleed te worden; cat was een bittere smait op nieuw uw wonden op te scheuren, de ontelbare wonden aan uw heilig lichaam toegebracht. Hoe schaam ik mij, hier voor uw voeten, ik - ijdele in kleeding, vol zucht naar weelde; ik lafhartige, die mij soms schaam voor de wereld het kleed en den sluier der heilige zedigheid te dragen. Ik, die den spot vrees van lichtzinnigen en uit vrees voor spot mij vrij maak met wereldsche ijdelheid en dubbelzinnigheden, welke zoo in strijd met Jesus god-
21*
488
delijke reinheid zijn! — Barmhartige Jesus vergeef het' mij, ach geef mij de genade boven alles rein te zijn naar ziel en lichaam en nooit dat kleed der heiligheid te verliezen. Maak voorzichtig mijne oogen, mijne ooren, geheel mijn voordoen in de wereld, opdat ik, wat ook de menschen zeggen, zelfs de schaduw der onkuischheid van mij verre houde.
Heilige Maria, onbevlekte, ach wapen mij met moed en hul mij dcor uw voorspraak in Gods ge-genade opdat ik rein en zedig leve. Amen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
489
no STATIE.
Jesus wordt aan het kruis
GENAGELD.
Wij aanbidden ü, enz.
Zoo zijt Gij dan naar het woord der Schrif:; ten vloek geworden, o goddelijke Meester, om mij, den hoovaardige, van den vloek der eeuwige verwerping te redden. In uw wreed, vastgenageld lichaam wüt Gij de trotschheid boeten, die er ligt in de onbeschofte vrijheid van de zonde; het verzet vergoeden tegen God uw Vader door uw gehoorzaamheid tot aan den dood des kruises. De opstandeling, de hoovaardige zondaar, het nietig schepsel, dat zich durfde verzetten en de vrijheid van eigen lustvol-doening stellen boven de liefde-
49°
banden van uw geboden, o Jesus, dat ben ik! Ontferm U mijner; hecht mij aan uw kruis, nagel vast mijn hartstochten, mijn lusten en mijn wil en leer mij, ondanks harden strijd tegen duivel, wereld en vleesch mij met liefde en vreugde voegen naar uw,geboden.'
O toevlucht der zondaren, H. Maagd Maria heb medelij met mij, uw schuldig kind, verbreek niet uw machtige moederarmen de banden; die mij aan mijne begeerlijkheden binden en hecht mij onverbreekbaar vast aan de wilsvoldoening van Jesus, uwen Zoon. Amen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
491
i;3e STATIE.
Jesus sterft aan het kruis.
«gt;
Wij aanhidde7i U, enz.
Sterven tusschen twee moordenaren, sterven, verlaten van alles, wat de wereld troostends en verkwikkends biedt, sterven zelfs verlaten van uw hemelschen Vader, o Jesus, welke onthechting welke nederigheidLeer mij ook sterven aan de zonde, aan de wereld, aan genoegens en vermaken; leer mij ook sterven aan mij zeiven, en dan en zoo slechts U geheel en onverdeeld toebehooren. Wat hebt Gij mij bemind, mij, die het zoo weinig verdiende! Met Magdalena kniel ik aan uw voeten, omhels ik den stam deskruises, U smeekend, o Jesus, leer mij alles verachten ,
49 2
wat Gij niet zijt om slechts U te achten boven alles; maak mij nederig en zachtmoedig maar vlammend ook van liefde om door haar warmte en tranen mijn zondig verleden uit te delgen.
Verheven Moeder, met zooveel majesteit in al uw smart staande onder het kruis en Jesus lijden deelend, ach bid voor mij, dat ik steeds nederig gebogen blijve aan Jesus voeten, om met een hart vol boete en rouwe voor Hem alleen te leven. Amen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
493
i3e STATIE.
Jesus wordt van het kruis afgenomen.
Wi/ aanbidden ü, enz.
Nu rust de zoo gesmade als boosdoener gerichte in uw armen, nederige 'Moeder. Gij schaamt TJ zijner niet, ach neen, zijne schande is uwe glorie; zijn mismaking, uw vertroosting, want dat alles geschiedde om het vurig verlangen van uw beider Harten te vervullen, de hoovaardige, zondige wereld langs den weg der zelfvernedering weer tot God terug te brengen. Ach, elke wonde herinnert U aan mijne zonde! Ik ook, ik ben een der hoovaardigen, die uw moederhart zoo diep verwondden en uw goddelijk Kind zoo lijden deden. O
494
Moeder verkrijg voor mij de vrucht van Jesus Üjden opdat ik afstand doe van mijne hoovaardij en ook door zelfvernedering naar God en naar den Hemel streve. Amen.
Ome Vader. Wees gegroet, enz.
495
\
14° STATIE.
Jesus wordt in een nieuw graf
begraven.
Wij aanbidden U, enz.
Wat is der wereld grootheid, welke waarde heeft menscheneer en menschen achting! Gij Jesus leert het mij: Hosanna den Zone Davids, gezegend Hij, die komt in 's Heeren naam, zoo jubelde datzelfde volk, dat na weinig dagen U toeriep, kruisig Hem. Gij werdt gekruisigd, zoo wreed als de meest versmade, doch de troon der diepste vernedering werdt uw glo-rietroon, Gij stierft en werdt gelijk ieder menschenkind begraven doch ook uw graf zal glorievol zijn. Zoo is dan de lof der wereld een schaduw, een verwelkte bloem, zoo is
22
496
dan de dienst van God, de zelfvernedering, de weg tot ware eer en grootheid, tot blijvende verheerlijking.quot; O Je.sus leer mij in dit kortstondig leven de grootheid, eer en roem der wereld te verachten en langs versmading, vervolging, langs kruis en dood, door het graf tot ü naar eeuwigen roem te streven.
Heilige Maria, toonbeeld van nederigheid, help Gij mij met een hart vol moederlijke zorgen den grondslag aller deugd en aller grootheid , de nederigheid in mijn hart te leggen, opdat ik na een nederig en zachtmoedig leven uw Kind aanschouwe in eere en zaligheid. Amen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
DANKGEBED.
Met een hart vol berouw, met een hart vol liefde zeg ik U dank, mijn God, voor de genade en de weldaden, welke Gij mij gedurende deze heilige oefening hebt geschonken. Hoe verregaande is de goedheid uws Harten jegens een hoovaar-dig zondaar, die zoo dikwijls de eeuwige verwerping heefi verdiend.
Goede Jesus, nederige Koning, hier op den troon uws kruises verheven, welke grootmoedigheid heeft U toch gedreven zooveel smaad, zooveel smart voor mij te lijden? Gij, God van eeuwigheid, hebt
498
U bekleed met mijne menschelijke natuur om in uwe ziel en in uw lichaam zoo wreed te boeten voor mijne zonden. Hoe onmenschelijk zijt Gij ontwricht! Hoe wreed zijn uw schuldelooze handen, uw heilige voeten vastgeklonken! Hoe woest is uwe Zijde doorstoken! De duisternis des doods heeft uwe oogen gesloten! Uw heilig Hoofd is zoo smartelijk gekroond! O Koning der liefde, zoo miskend met zooveel ondankbaarheid vergolden! Schuldeloos Lam om de zonde van ons, uw volk, geslacht! O welbeminde des Vaders, die ofschoon er geen kwaad in U te vinden was, al den haat en den afschuw uws Vaders, door ons verdiend, hebt. willen dragen — wat heeft U toch bewogen onder boosdoeners gerangschikt en ge-
499
hoorzaam te worden tot den schandelijksten en smartelijksten dood?
Ach, ik weet het, goddelijke edelmoedigheid en liefde, dreef U ons, gestorvenen door de zonden, wederom op te wekken tot het leven der genade; ons te verlossen, te zuiveren en te heiligen; ons den hemel weer te openen — ons te openbaren hoe lief Gij ons hadt, ja, ons te dwingen U weder te beminnen.
Goddelijke edelmoedigheid en liefde voor mijne onedelmoedige en liefdelüoze ziel! — Ik was de oorzaak van al uw lijden. Om mijne hoo-vaardij werdt Gij vernederd; om mijne zucht naar menschenachting, werdt Gij versmaad en minder dan een boosdoener geacht; om mijne traagheid in den dienst van God,
hebt Gij U geen rust gegund geheel uw leven; om mijne zinnelijkheid hebt Gij U verstorven in armoede en kommer dag en 'nacht. Ik vluchtte kruis en lijden en Gij hebt het gezocht ter wille van mij. Ik was ongehoorzaam door de overtreding van Gods wetten en Gij zijt, voor mij, gehoorzaam geworden tot den dood des kruises. Zoo hebt Gij, o mensch geworden God, in uw menschelijk lichaam geboet voor mij! En ik, die dat alles wist, ik onedelmoedige en liefde-looze, ik heb, al uw goddelijke liefde en edelmoedigheid miskennend, zoo dikwerf U op nieuw gekruisigd door mijne zonden.
O barmhartige, eindeloos liefdevolle Jesus, die mijn ondank reeds zoo lang met geduld verdragen
501
hebt, wat zal ik U voor al uw goedheid wedergeven! — Treuren zal ik, heel mijn leven over.de beleedigingen en miskenning door mij U aangedaan. Vreezen en vluchten zal ik, als het grootst en eenigst kwaad, de zonde, die U zooveel lijden heeft berokkend. Navolgen wil ik U door mijne lusten en begeerlijkheden te kruisigen door versterving en verloochening. Uwe liefde vergeten, wil ik nimmer meer! Neen, vol eerbied en ontzag maar teeder ook. innig, met de daad wil ik U voortaan beminnen. Ach, sta mij daarin bij met uw genade, opdat ik voortaan voor U leve, in uwe liefde eenmaal sterve en dan, eeuwig U beminne in den hemel. Amen.
Hierna bidt men met sen berouwvol
502
hart: Zes maal het Onze Vader en het Wees gegroet telkens daar achter voegend; Eere zij den Vader. enz. volgens de bedoeling van Z. H. den Paus, ten einde de aflaten, aan de oefening van den H. Kruisweg verbonden, te verdienen.
Blad:.
Gebed van den H. Bernardus . . 1 Onderrichtingen over de Nederigheid om ter Christelijke volmaaktheid
De beknopte leer over de Nederigheidvan den eerwaardigen Joannes
Gedachten over de nederigheid, getrokken , uit de schriften van verschillende schrijvers over her. geestelijk leven.......116
DAGELIJKSCHE GEBEDEN VOOR DE BEM1NNAREN VAN
De plicht eens Christens .... 147 Verzuchtingen tot Jesus des morgens
Christelijke grondregels en opmerkingen ..........174
Christelijke levensregel.....20'!
Avondgebed. — Litanie der H. Maagd Maria.......230
Bladz.
Gebeden gedurende het H. Offer
der Mis.........256
Bezoek bij Jesus in het H. Sacrament
des Altaars........289
Litanie van den H. Naam Jesus . 309 Litanie van alle Heiligen .... 313 Gebeden bij het ontvangen van het
H. Sacrament der Biecht . . . 326 Gebeden bij het naderen tot de
K. Communie.......343
Heilig onderhoud met Jesus gedurende de Vespers of het Lot. . 275 Oefening van den Kruisweg . . . 464
Regel. |
Staat. |
Lees. |
I. V. O. |
de uwen zij |
de uwe zij |
IO quot; // |
kruizes |
kruises |
I // H |
schreijende |
schreiende |
2 quot;■ quot; |
opdat ik door |
opdat door |
S // '/ |
getuigenis |
gebeurtenis |
1 n // |
loftuiging |
loftuiting |
7. V. b. |
tweifel |
weifel |