-ocr page 1-

kmsgm mi r •', ^ - :

_______BPI ïHv ^ ^ ^-:gt;', )gt;..

t : , i.^vyf , ••^-lt;:.-^gt;V , .„., gt;«: 'M' '-- .....^ 3/

gt;-^ C' ^ rif- H

-~:ty#L w 'fc (. IT

• L ,.N ■lt; . »-v ' - ^ .. ,.)•gt;»

s ^ 1-• ajpi^ Vv'i

-n -i' ■■ r--*' - =

x:f . '-•i .i?' - ' '^m.-

y ,v. :'% f'.}fhquot;quot;' ' ' ■quot;•

quot;T bj;: 1 -AiJ i. t «

^ rAy, ^ •- v^ 4^quot;- v-Mt lt;j* •

^ n i r' ^ ^ -V v v ' v-

. ƒ•• tr^ U'l. ■; W J ' v A V '4

**.. *4 i quot;X . .*■■ gt;-s *1

V, J

■r gt; t gt;; rïamp;V't ,

^ ■• t. ^ .i •■4- 1 • -gt;, ■ „.- '

* ■■.»gt;-- x t-- - »lt;*-.

t : r jr A *ik gt; ■, ^

v •■ ; r /,• 1 jF. i*.1^ 'x- '' ''quot;J^ /■quot;•i '

-iW4£ r--J ■ v

• it ■ .:^-|C '•**£ '' i* '*■** ■lt;• t ■ jrvi

' 4^ \ ?■ .- iv^ 5 'f, *4É\

. •: Cf.tA *quot; T*:r lt;% quot;$*r '^.St,^ v-^ V ^ r-.' ,r^ • gt; W';

, ,L

'.V.. ' V-v-^r .m-f .gt;-s^a

gt;r Jf ^ lt;f gt;''. 1

- ' T

/T j^' ■lt;!

/1

; .«K ■.■^•.'•■vlt;^'4fe-.-' »'■ i ~Jv S- , ' ■■jf* ; ■ %

kiquot;--. fl.- .M;/'

vv « -. '^v , x-v quot;4 »•

^--r ■ . /'vr^

■* •gt;^

* Jr.*r y , H ■- -J v

'-J '-i f^L'Vi v ■ r r^s^' •»•.

V ■ Ml** w H i 'os

■ '. -%•» 3.'i . quot;f-fr r'*Vv

tk■ % «V■ -V -;„:^ %..1.3

^ Vquot;''^ gt; Vn-' '.•■-■'/•'7

rW. vi --r^-r *lt;Y . t.:- ..♦' • X. gt; HB Jw ^ :'}v /'

- ■ ' :Jp\ /

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

dokter rüppricht

ALS

ENEESHEER EN j^UISVRIEND.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

DOKTEB RUPPBICHT

ALS

Geneesheer en Hmsvriend.

EEN ZOO TROUWE ALS VEILIGE

RAADSMAN en GIDS

a lïeii wu' Inunu' (^czondficid eAi Dietéaa-t- la.

INZONDERHEID VOOR

VADERS EN MOEDERS VAM HUISGEZINNEN.

S N B H O n

'd 'C

s\ l Cquot; \ ' -Tf ^

I CJ fSn^ p ^

TWEEDE DRUK V' ITOf'

Vak 159

bz

sïl i^Éalitósxjasé

GOUDA. G. B. VAN GOOR ZONEN.

-ocr page 8-
-ocr page 9-

VOORBERICHT.

Dat het verspreiden van geneeskundige kennis onder het volk niet het nadeel in nch bevat, waarover velen beducht zijn, is yemakke-Ujk te bewijzen, en geenszins verdienen praktische volksboeken die tegenkanting, waaraan zij zoo dikwerf van wege de mannen der kunst zijn blootgesteld. Dat men daarbij niet de onmogelijke en belachelijke bedoeling heeft om een ieder tot werkelijken arts te vormen, zoodat men de ware zonen van Je.quot;endaap kan ontberen, behoeft inderdaad geen beloog. Niemand echter zal kunnen loochenen, dat het niet anders dan hoogst wenschelijk en voor het algemeen. welzijn nuttig wezen zou, wanneer ieder beschaafd mensch in zooverre met de geneeskumdige wetenschap bekend en vertrouwd werd gemaakt, dat hij wist, door welke diatetische middelen hij eene dreigende ziekte kan afwenden en hoe hij, bij het verschijnen der kwaal, zich hebbe te gedragen. Hij zal alsdan de ziekte dom- eene ondoelmatige behandeling, zooals dit maar al te dikwijls geschiedt {met de beste bedoeling om nuttig te zijn), niet verergeren, maar ze zooveel mogelijk onschadelijk maken; eindelijk zal hij in geval tan nood uit deze kennis voor zich en de zijnen eenig nut kunnen trekken. Daar, waar de nood dnngend is, zal eene doelmatige hulp, al zij deze ook nog zoo gering, meer uitrichten dan volstrekt geene, of, hetgeen erger is, dan een verkeerde en strijdige behandeling. Dat evenwel door een algemeens verspreiding van geneeskundige kennis onder het volk aan den heilloozen invloed van onwetendheid, bijgeloof, kwakzalverij en bedrog met het beste gevolg paal en perk kan gesteld worden, is volstrekt aan geen twijfel onderhevig.

Men werpe mij niet tegen, dat men dooi- het volk in de geneeskundige wetenschappen in te wijden, slechts de knoeierij bevordert, en de zieken er door teruggehouden worden om bijtijds den deeje-lijken raad eens verstandig en geneesheers in te icinnen. Integendeel, hoe onwetender de menschen in dit opzicht zijn, des te meer geneigd zullen zij wezen om iederen dwazen raad, welke de eerste de beste hun mededeelt, blindelings te volgen.

Is men meer algemeen met de doelmatige hulp bij ziekten beleend geworden, dan kan men ook aan meer menschen de weldaad der geneeskunst beioijzen, want ieder menschenvriend zal daardoor in staat gesteld worden, zijn van middelen en geneeskundigen bijstand ontbloo-ten evenmensch in den nood een heilzamen en weinig kostbaren raad mede te deelen. De geneeskundige kennis, welke de schrijver van een volksboek verspreiden toil, bepaalt zich niet alleen tot het onderricht hoe men hij voorkomende ziekten handelen moet, maar zijn

-ocr page 10-

VOORBERICHT.

streven moet ook voornamelijk daarnaar gericht zijn om de middelen te leeren hennen om gezond te blijven en de onze gezondheid steeds dreigende gevaren af te wenden of minder schadelijk te maken. In lederen stand zijn er gevaren, die de gezondheid, ja zelfs het leven bedreigen, en gemakkelijker, en wenschelijker is het deze te voorkomen, dan de ontstane verderfelijke gevolgen te bestrijden. Inderdaad, bij slechts geringe geneeskundige kennis zou het niet moeilijk zijn een aantal ziekten te vermijden, wanneer men slechts deze voorschriften ■wilde volgen. Wel zegt inen, dat hij die steeds de voorschriften der geneeskunst in acht wilde nemen, een beklagenswaardig leven leiden zou, maar met evenveel recht kon mm ook zeggen, dat te léven volgens het gezond verstand eene dwaasheid is.

AI enig roerf brengt men tegen hei lezen en verspreiden van geneeskundige volksboeken in, dat daardoor de menschen slechts angstig omtrent hunne gezondheid worden, daar zij meenen door iedere ziekte aangetast te zijn, waarvan zij slechts de beschrijving gelezen hebben. Doch dit zal slechts uiterst zelden het geval wezen, en verondersteld dat het werkelijk zoo ware, dan zal ieder bij verder lezen, weldra zijn dwaling inzien en tot andere gedachten komen. Is het dan niet veel verstandiger, wanneer een moeder zich dooi- het lezen van een geneeskundig hoek in datgene onderricht, wat haar bij de verpleging van haar kind noodzakelijk is, dan wanneer zij in dit opzicht zich verlaat op de diensten van bijgeloovige en onwetende vrouwen ?

Een behoorlijke leefregel is bij iedere ziekte de hoofdzaak; vele ongemakken kunnen daardoor alleen verwijderd worden en zonder deze haat de schranderste geneeskundige behandeling niets. Maar welk een onwetendheid, vooroordeel en misbruik heerschen nog in dit opzicht / en inderdaad kan het niet dan heilzaam voor de geheele menschheid zijn, als men ei op bedacht is, betere begrippen over dit onderwerp te verspreiden. Wanneer bij weinige bemiddelden en geheel behoeftigen, of op het platteland, waar geneeskundige hulp niet altijd en niet vroegtijdig, ook dikwijls in het geheel niet te verkrijgen is, wanneer dan ook een kek in dit opzicht hel beste weet te raden en het schadelijke verwijderd te houden, zal men daarom de geneeskundige volksboeken moeilijk hunnen wraken. Ook aan het evenzoo kostbaar als dikwijls ovenloedig gebruik van medicijnen kan paal en perk gesteld worden, wanneer door zulke boeken het doorzicht verschaft wordt, dat ontelbare ziekten door eene geregelde leefwijze alleen en dikwerf beter dan door eenig geneesmiddel kunnen verwijderd worden, en daarbij tevens de aanwijzing, hoe men dit doel bereiken moet, wordt aangegeven, gelijk in dit Werk overal is geschied.

Dit zijn de redenen, die den Schrijver tot de uitgave van dit ■volksboek hebben bewogen en de aanwijzing tevens van den weg, dien hij daarbij heeft ingeslagen.

VI

-ocr page 11-

INHOUD.

late Afd. — Algemeene geneeskundige opmerkingen.

Bladz.

t. Van de geneeskunst......................1

i. Onderscheiden der ziekte. Hierbij is aan te merken .... 3

1- Verschil der onderscheidene gestellen......3

2. Overerving........................4

3. Het geslacht......................i

4. De leeftijd........................4

5. De temperamenten....................5

6. Eigenaardige hUzondcrheden ........6

7. Het zwak lichaamsdeel..................6

8. Gewoonte, levenswijze, beroepsbezigheid..........6

9 De dageiyksche bezigheid, de maatschappelijke stand. . . 8

3. Van de beteekents van sommige symptomen..........7

4. De pols............................7

6. De ademhaling........................8

6. Hoest. Afwezigheid van hoest........i»

7. De stem en de spraak — Stemmeloosheid: sprakeloosheid . 1#

8. Geeuwen, zuchten, niezen, hikken........11

9. Lachen en weenen...........11

10. Hel bloed........11

Vast, dun, waterachtig, ontbinding, kleur van het bloed . . 11

11. Honger.............U

H. Dorst..............ij

13. Walging en braking. Misselijkheid.......1«

14. Winderigheid, door lucht opgezet lichaam......IS

15. Ontlasting......................13

16. Uitwaseming en zweet..........14

17. Pisafschelding..............

Omstandigheden daarby in acht to nemen. Roode, rauwe,gekookte urine; critische urine; critlsch en niet critlsch bezinksel; onwillekeurige pisloozing. . ........16

18. Uitwerpsels.............15

19. IJlen................

SO. Slapen en waken...........17

ïl. Duizeligheid.............17

It. Het gezicht............• ig

SS. Het gehoor...............

14. De reuk...............

15. De smaak.............lg

M. Het gevoel In de huid . . . .......19

Koude, hitte ..........'. u

«7. Pijn..............1«

Angst, benauwdheid..........M

-ocr page 12-

i n H o D s.

Bladi

i 28. Beving......................

• Ï9. Krampen............

» 30. Verlamming...........

» 31. Bezwüming en beroerte.........

3». Uiterlijk, lichaamsbouw, uitwendige gesteldheid, houding, ligging

2de Afd. — Van de gewone oorzaken der ziekte.

» 33. Van de kinderjaren.......... .

• 34. Van de verschillende beroepshezigheden der menschen .

» 35. Van de met lichaamsbeweging verbonden handwerken en hunne

gevaren.............

Landlieden. — Het werken in de open lucht — Het tillen van zware lasten. — Buitengewone krachtsinspanning. — Onregelmatigheid in het eten en drinken — Armoede.....

• 38. Van den met zittende levenswijze verbonden handenarbeid.

Langdurig zitten — Ophooping van werklieden in dezelfde werkplaats. — Gebogen houding. — Voorbehoedmiddelen .

• 37. Van de zittende levenswijze der geleerden en hare schadelijke gevolgen

• 38. Van de voedingsmiddelen als ziekle-oorzaken

Leefregel — Matigheid. — Bedorven, vervalschte, te lang bewaarde spijzen. — Vleesch. — Te waterig dieet, — Thee. — Weinig drinken. —De fijne kookkunst. — Water. — Sterke dranken.— Wgn. — Bier. — Dronkenschap. — Kwalen der dronkaards. —

Brood. — Gemengd voedsel. — Diëetregel.....

• 39. Van de lucht........' . . . .

Verandering van het luchtgestel. — Hitte en koude. — Vochtigheid. — Berglucht. — Ophooping van menschen in besloten ruimten. — Bedompte woning; luchtige woning. — Slaapplaatsen. — Stads-enlandleven. —Buitenplaatsen, bosschen, dalen.— Stilstaande wateren en moerassen! — Bederf der lucht door geuren. — Bloemen in gesloten vertrekken. — Kolendamp. — Sloven. - Gisting. — Beschilderde vertrekken. — Versche lucht voor zieken............ 33

• 4#. Van de lichaamsbeweging..........

Werkeloosheid. — Traagheid. — Loopen en rgden. — Gymnastiek.

• 4t. Van den slaap............

» 42. Van de kleeding........... 39

» 43. Van de onmatigheid..........

» 45. Van de zindelijkheid..........

» 45. Van de besmetting...........

• 46. VAn de hartstochten en gemoedsbewegingen .....

De vreugde............

De droefheid............

De vrees...........

De schrik.............

De gramschap...........

De liefde.............

• 47. De geslachtsdrift...........

-ocr page 13-

I .Ml O U D.

Bladz.

ig. Van de gewone ontlastingen des licbaams............SI

а. Van de stoelgang....................51

б. Van de pisafscbelding..................52

c. Van de huiduitwaseming................53

Kouvatten; tocht, nachtlucht, vochtige kleederen, vochtige

slaapplaats. — Plotselinge overgang van warmte lot koude . 53

3de Afd. — Van de koortsen.

Algemeeie opmerkingen over de koorts.

■59. De koortsen; verschünsclen..................ST

50. Oorzaken der koortsen....................58

51. Verdeeling der koortsen....................58

52 Van den leefregel der koortslijders ....... 58

a. Van de aanhoudende oT heete koortsen.

53. Eenvoudige prikkelkoorts..................(13

5!- Ontstekingkoorts......................65

Teekenen. — Duur. — Voorheschiktheid. — Oorzaken. — Ontste-kingwerende leefregel. — Behandeling......65

55. De heete zenuwkoorts . . •..............C6

Niet besmettende zenuwkoorts. — Verschijnselen. — Behandeling. — Koudwaterkuur. — Voorzorgen bij beterschap. . . 70

56. Onderbuikstyphus........... 77

Onderscheiding van de gewone zenuwkoorts. — Kenteekenen. —

Verloop — Eerste tijdperk. — Tweede tydperk. — Derde lydperk Genezing. — Behandeling......... 77

57. Rotkoorts. — Teekens. — Verloop. — Behandeling. — Voorkomen

der besmetting......................Si

5S. Gastrische koortsen................ 88

59. Koorts uit slechte spijsvertering................89

60. Galkoorts..........................89

Oorzaken. — Eenvoudige galkoorts. — Galkoorts met ontsteking. — Rheumatische galkoorts. — Zenuw galkoorts. — Behandeling dezer 4 soorten......... 90

61. De slijmkoorts............ 94

62. Rheumatische en catarrhale koorts....... 9«

De eenvoudige catarrhale koorts. — De catarrhale ontsteking-koorts. — De gastrische catarrhale koorts. — De zenuwachtige catarrhale koorts......... 97

b. Tusschenpoozeude en langdiirig verloopeude koortsen,

68. Wisselkoorts, koude koorts.........102

Voorboden. — Rilling. — Hitte. — Einde van den aanval. — Verschillende afwijkingen. — De ontstekingachtige wisselkoorts. — De rheumatisch catarrhale wisselkoorts. — De zenuwachtige wisselkoorts. — De gastrische wisselkoorts. — Oorzaken. — Van het gebruik der kina. — Leefregel gedurende de wisselkoorts. — Instorting der wisselkoorts te vermijden. — Behandeling der naziektén van de wisselkoorts. — Vergroo-

IX

-ocr page 14-

INHOUD.

Blad*

ting der milt. — Verstopping der lever. — Gezwollen voeten—

Jicht. — Zwakte der maag en gebrek aan eetlust. -- Van

de kwaadaardige en gemaskeerde wisselkoortsen .... 104

$ #4. Sluipende koortsen, teringkoorts, bectiscüe koorts . li»

» 65. De eigeniyke sluipende zenuwkoorts ............12«

Oorzaken. — Neerslaande gemoedsaandoeningen. — Hevige inspanning der zielskrachten. — Overvloedig verlies van sappen. — Gebrek aan goed voedsel. — Groote zwakte en uitputting na andere koortsen................180

» 66. De teringkoorts door gestoorde voeding.....• lïï

» 67. De tweede klasse......................123

» 68. De sluipende ontstekingkoorts..............123

• 69. De verzwakkingkoorts van bejaarde lieden .... 128

• 70. De tvpheuse sluipende koorts................129

■ 71. De etterkoorts........................130

■ 72. De sluipende koorts, die tot bederf der sappen medewerkt . 131

4d0 Afd. — Van de ontstekingen.

• 73. Algemccne opmerkingen..................132

• 74. Hersenontsteking......................133

Hoofdpijn niet altüd aanwezig. — Slaapzuchtige verdooving. — Oorzaken. — Levenswijze gedurende de hersenontsteking. —

Behandeling......................133

• 75. De zuiperswaanzin of delirium tremens......137

. 76. Oorontsteking........................138

Uitwendige oorzaken. — De catarrhale-rheumatische oorontsteking. — Ziekten die op het oor slaan. — Door mondziekten. 138

• 77. Oogontsteking........... . uo

Catarrhale ontsteking der oogleden. — Oogontsteking door uitwendige beleediging. — Rheumatlsch-catarrbale oogontsteking H«

• 78. Keelontsteking............144

Ontsteking der deelen, die tot slikken dienen. — Ontsteking van de organen der ademhaling. — Ontsteking der luchtwegen. — De etterende keelontsteking..........Ui

• 79. Ontsteking van bet neusvltes of verkoudheid in het hoofd . 148 . 80. Borst- en longontsteking..................150

Steek of pijn in de horst. — Drukking, benauwdheid. — Hoesten. — Ontstekingachtige koorts. — Oorzaken. — Genezing . 150 » 81. Gastrische en galachtige longontsteking......1B5

• 82. De rheumatische borstontsteking. . •......15g

» 83. De valsche borstontsteking..................157

• 8i. Nakuur der longontsteking..................159

• 85. De valsche zwartgallige longontsteking..........159

• 86. De sluipende of verborgen longontsteking.....160

■ 87. Ontsteking van het ruggemerg ea de rugwervelkolom ... 164

• 88 Maagontsteking......................187

gt; 89. Sluipende roaagontsteklng..................170

• 90. Darmontsteking of ontstekingachtige koliek..........171

-ocr page 15-

INHOUD- XI

Rladz

j 91 Sluipende darmontsteking..................174

» 92. Uierontsteking, nierkoliek..................175

.• 93. Blaasontsteking......................17«

» 94. Leverontsteking. ................177

Ontsteking van het huidvlies der lever. — Ontsteking van de lever zelve. — De sluipende ontsteking van het huldvlics

der lover. — Sluipende ontsteking in de lever zelve . 177

« 93. Belroos, roos ... ..............18»

Roos aan hel hoofd en in het gelaat. — Aan de borsten. — Aan

den buik. — Aan den arm. — Valsche roos. — Behandeling 181

5de Afd. — Van de chronische ziekten.

Wat chronische ziekten zijn................185

96. Koortslooze rheumatisch-caterrhaalachtige ziekten of het vatten

van koude........................185

» 97. Kheumatismus, verkoudheid, trekkingen der ledematen ... 188

■gt; 98. Van het pas ontstane koortslooze rheumatismus .... 190 De rheumatische hoofdpijn. — De aangezichtspijn. — Rheu-matische oogontstekingen. — Rheumatische tandpijn. — Rheumatismus van den hals en den nek. — Rheumatische ruggepün. — Rheumatische pijnen in het schouder- en armgewricht. — Rheumatische borstpijn — Rheumatismus van

bet handgewricht, der knie, der heupen..........193

» 99 Verouderd rheumatismus...............19i

» 109 Zinking zonder koorts ..................198

» 101. Over het niet catarrhale hoesten..............401

1. De maag- of onderbuikshoest..............«01

i. De kramp- of nerveuze hoest..............892

3. Hoest door volbloedigheid................403

4 Hoest door afzetting van verschillende ziektestoffen . 203

5. Hoest door verlengde huig................204

6. Hoest door hartziekten................201

7. Hoest door longziekten................204

« 102 De gastrische ziekten of ophoopingen van vuile stoffen in den

onderbuik........................205

•i 103. 1. Overlading der maag door spijs............206

» 104- 2 Ophooping van gal..................207

■ 105- 3. Verslijming der maag..................207

■gt; 106 4; Verzuring der maag..................208

■gt; 167 5. Rottig bederf in de maaic en het darmkanaal. ... 210

• 108. 6. Oude vuile stoffen in het darmkanaal .... 210

• 109. Zwakte der maag en der spijsvertering............212

gt; 110. Zenuwziekten 214

» ttl. Hypochondrie........................216

Herkenning aan de verschijnselen. -- Aanleg. ■— Behandeling Leefregel..........- 216

• 112. Vallende ziekte of epilepsie......., 211

Verdeeling van den aanval. — Oorzaken: — 1. Koorts.—

-ocr page 16-

INHOUD

Bladz.

2. Harlstochten. — 3. Sterk verlies van stppen. — 4. onderdrukte ontlastingen — 5 Gastrische prikkels in de eerste wegen. — 6. Zinsindrukken. — 7. Groote inspanning by Let

denken. — 8. Gebreken, prikkels, bloedaandrang ... 232 Hulpmiddelen; 1. Zink. — 2. Het poeder legen de vallende ziekte van Hufelaüd. — 3. Oranjebladen. — 4. De wortel van den bijvoet of bet St. Janskruid (Arthemisia). — 5. De Indigo. — 6 Koude begiettingcn, stortbaden, zeebaden. —

T Geheim middel van Roller................225

Behandeling........................2ï7

J 113. De slaap........................227

I. Slapeloosheid; -- die welke op volbloedigheid en bloedaandrang berust; — die welke van een gastrlschen toestand afhangt; — die welke uit de jicht voorkomt; — de zenuwachtige slapeloosheid....................228

- lli. 2 Onrustige slaap....................231

» 113. 3. Kramp in den slaap..................231

- 118. I. Hitte in den slaap..................232

» 117, S. Schrikken in den slaap................232

„ 118. 0. Angstige slaap....................233

- 119. 7. Nachtmerrie...............233

• 120. Aamborstigheid (Aslhma)..................23i

1. Het aslhma van hysterische en hypochondrische personen. 235

2. De krampachtige aamborstigheid ....... 236

3. De aamborstigheid door hloedophooplng..........237

i. Aamborstigheid door verminderde pisafscheiding . . . 2e8

5. Aamborstigheid door gastrische sloffen .... 238

6. Aamborstigheid door zwakte 238 » 121. Langdurig braken...... ... 238

1. Braken ten gevolge van gastrische vuile stoffen ... 239

2. Braken uil hel naar binnenslaan van rheumatiek, der jicht en van huiduitslagen ontstaan.....239

3. Braken, door plaatselijke ontstekingachtige prikkeling of volbloedigheid......................239

4. Het krampachtig of hysterisch braken..........3tiO

5. HandelwUze om bel braken te bedaren .... 240 Hel braken der dronkaards ................210

» 122 Hoofdpijn.........- . . 241

1. Hoofdpijn door ontsteking of bloedaandrang ontstaan . . 211

2. De rbeumatische hoofdpijn........213

3. De gastrische hoofdpijn........234

4. Hoofdjichl .... ............244

5. De zoogenaamde geheime wisselkoorts.....2(5

6. De Zenuwhoofdpijn............245

123, De tandpijn........................217

De landpüD door ontsteking................248

De zenuwlandpyn . . !..............249

Tandmiddelen......................24«

XII

*

amp;

-ocr page 17-

INHOUD Sill

RIadz.

De gastrische tandpijn..................ï50

De rheumatische tandpijn..................W

i lïi. Maagkramp maagpün ..................231

Onderscheiding. — Galachtige maagkramp. — Maagkramp door verkoudheid. — Door winden. — Door wormen — Door

maagzuren. — De zuiver zenuwachtige maagkramp . 231

• 145. Koliek......................25ï

• 146. Beroerte..........................257

1. De bloedberoerte....................258

2. De zenuwberoerte..... ... ï5!)

• 127. Duizeling........................26i

1. Door aandrang van liet bloed..............86'»

2. De rheumatische duizeling..........26quot;.

3. Duizeling door vuile stoffen of onderbuiksziekten . . 26:;

4. De zenuwachtige of hysterische en hypochondrische duizeling 266

• 128. Mannelijk onvermogen....................26H

gt; H9. Doofheid..........................267

quot; 130. Onmacht, flauwte......................26S

ede Afd. — Uitterende ziekten.

» 131. Bepaling en omschrijving.............270

Verschünselen. — Aanleg. — Lichaamsbouw .... 27J

Bijzondere soorten....................273

» 132. Over de zenuwterlng....................274

r 133. De et tering........................280

» 131. De longknobbellering....................286

» 135. Slijmtering .....................294

7de Afd, — Over de waterzucht.

■ 136. Waterzucht........ ... 301

Verschijnselen. — Oorzaken. — Waterkuur. — Leefregel. —

Middelen. — Doorliggen................301

r 137. Huidwaterzucht......................300

. 138. Borstwaterzucht......................30«

. 139. Buikwaterzucht......................310

quot; 140. Van de verhoeding der wederinstorting bij de waterzucht . . 31 i

• 141. Opgezetheid van het lichaam. Winderigheid .... 313

Windkoliek, krampkoliek................314

8ste Afd. — Bloedvloeiingen.

• 142. Neusbloeden........................317

Verschijnselen. — Verdeeling en behandeling naar de oorzaken 317

•• 143. Hoesten met bloed....................321

1. Van oittstekingachtigen aard..............323

2. Krampachtig hoesten van bloed ...... 324

3. Gastrische vuile stollen als oorzaken..........324

4. Verslapping der longen................324

Nakuur..........................324

gt; 144. Bloedspuwen................325

• 145. AAMBEIEN. Ongesteldheden door aambeien in het algemeen

-ocr page 18-

INHOUD.

Bladz

en TOorteekenen der aambeien....... 325

Bepaling. — Voorteekenen........ 345

Oorzaken................... 3ï7

$ 146. Vloeiende aambeien.......... 3j9

- 147. De blinde aambeien....................334

gt;• 148. De witte of siymaambeien ... ..........33!5

» 149. De aambeien der teeldeelen en piswvrktuigen..........336

- 150. Diarrbee . ..................337

Soorten van (iiarrhee....................338

gt; 1S1. HardlUvighetd Verstopping van den stoelgang .... 340

» 132. Plsopstopping, moeilüke waterloozing............344

■ 133. Dc loop..........................313

quot; tr,{. Do aziatiscbe cholera....................340

r7eschicdenis. — Verschijnselen. — Epidemie. — Droge cholera. —

Oorzaken. — Verspreiding. — Middelen ter genezing 346 9da Afd. — Huidziekten.

• 155. De pokken ....................353

•. 13« De echte pokken . . .........353

157. De valscbe pokken....................354

138 De varioliden or gewijzigde echte pokken.....35i

139. Behandeling der echte pokken ........ 355

160. Koepokken........................3j6

161. De mazelen........................359

162 Roodvonk........................35j

163. Brand. — (Rotbeln)....................388

164. Netelultslag........................355

16ï. Wit en rood glerstuitslag..................367

Gierstuitslag zonder koorts................370

166. Schurft..................370

167. Huidworm. Ringworm............

De op gierstuitslag gelijkende huidworm. — De vretende

huidwonn. — Oorzaken................374

168. Het hoofdzeer......................377

16». Bloedvinnen........................379

170. Koperuitslag......................380

171. Bloedzweren............381

171 Smetten, ontvellingen....................38i

173. Gebarsten buld. — Winters.....• ■ . 383

174. Zomersproeten, levervlekken . .......384

10de Afd, — Ziekten, die op een gebrekkigen toestand der sappen bernsten.

175. Scheurbuik...............

Land- en zeescheuibuik..................386

176. Geelzucht........................387

Door leverontsteking. — Door ontsteking van de inwendige huid der maag of der dunne darmen. — Door galsteenen.— Ontaardingen in de zelfstandigheid der lever. — Krampach-

XIV

-ocr page 19-

I N H O U II XV

Bladz.

lige geelzucht'....................SS'

5 177. Klierziekte........................3fl9

• 178. Engelsche ; ziekte. Knohbelziekte..............396

• 179. De jicht........................397

• 180. Wormziekte........................399

» 181. Maden o( springwormen..................4H

» 189. De ?poelwormen......................401

. 183 De lintworm........................'Ol

• 184. Verschijnselen der wormziekte; middelen.....402

Verdryving der maden..................404

Behandeling der spoelwormen..............405

Wegruiming van den lintworm..............405

gt; 185. Blaassteenen........................407

• 186. Nlersteenen................407

• 187. Galsteenen......'......41»

Ude Afd. — Vrouwelijke geslachtsziekten.

• 18gt;}. Gebreken der maandzuivering................41i

18ft. Te vroeg verschijnen der maandstonden............Ui

- 190. Van het uitblijven der maandstotden omstreeks den tijd der

geslachtsrijpheid....................414

Oorzaken en geneesmiddelen................41B

• 191. Onderdrukking der maandstonden 420 » 192. Rovenmatige maandvloeiing en moederhloedvlned in I algemeen. 423 . 193. Moeilijke pijnlijke maandstonden..............447

• 194. Misselijkheid en braken hij zwangere vrouwen .... 432

■ 19S Middelen om een miskraam te voorkomen..........434

• 19fi. Van bet zoogen en niet-zoogen der kinderen..........4J0

gt;• 197 Zogvloed........................45t

• 198. De witte vloed......................443

• 199. 1. De acute witte vloed........443

« SOft. i De chronische witte vloed.üieop verzwakkingen algemeene

verslijming berust..................448

■ SOI. De bleekzucht......................451

1. De bleekzucht, welke op algemeen zwakke voeding van

het lichaam berust.........451

2. Bleekzucht die op prikkelbaarheid der zenuwen berust . 453 » soa. Moedcrkwaal, hysterie, hysterische toevallen .... 454

12de Afd. — Ziekten der kinderen.

- 203. Van den schijndood der Jonggeborenen ...... 4(s~

gt; 904, De geelzucht der jonggeborenen ....... 468

■ 205. Smarten der kinderen....................46»

■ 206. Spruw...... ............478

. 20*7. Oogontsteking..............47«

• 908. Zuur in de maag....................474

- 909. Winderigheid en koliek.........477

210. Braken der kinderen..........478

-211. Verstopping der Ingewanden ......... 479

-ocr page 20-

INHOUD

Bladi.

J 114. Diarrhee der kinderen.............48»

■ 413. Huiduitslag der zuigelingen........484

• Ï14. Kramploevallen en stulpen der kinderen............487

» 415. Het tandenkrggen..............

• 416 Moeilyke ademhaling (Ier kinderen.......49;

Borstverslüming. — Kramp der stemspleet — Longkramp — Krampachtige aamhorstigheid.......495

■ 417. Kroep................

» 418. Kinkhoesl, stikhoest..........501

• 419. Heete waterzucht der kinderen in de herensen .... gofi

13de Afd. — Middelen voor niet-geneeskundigen om schijndooden op te wekken en vergiftigden te redden.

- 420. Algemeene opmerkingen over de redding van schündooden . . 51(1

Algemeene voorschriften..................SU

Inblazen van lucht ....................513

Ligging. — Wrüven, enz.........513

• 421. Van de behandeling bü hevige koude, om het doodvriezen te

voorkomen........................518

• 422. Behandeling der bevroren personen..............517

» 423 Van den schijndood der verstikten ....... 518

a. Van de schadelijke luchtsoorten, uitwasemingen cn dampen als oorzaken der verstikking..............519

1. Koolzuur gas. - 4. Kolendamp. — 3 Stiklucht. — 4. Sterk

riekende uitdampingen.........520

» 444. Behandeling van zulke verstikten..............521

h Van lieden, die zich opgehangen of geworgd hebben . 522

• 445. Behandeling........................523

c. Van drenkelingen..................524

» 446. Behandeling........'. . . . 544

• 447. Van lieden, die door den bliksem getrollen zijn .... Si4

• 428 Behandeling van vergiftigden................525

• 429. o. Mineraal-vergiften....................545

1. Arsenicum — 2. Kwikzilver. — 3. Koper. — 4 Lood. —

4 Minerale zuren..................525

• 430. b Plantenvergiften....................548

Scheerling — Paddestoelen........... 548

» 431. c Dierlijke vergiften....................548

Insecten — Spaanschc vliegen.......549

Dollehondsbeet......................529

XVI

Miltvuur........................528

AANHANGSEL.

Drie honderd negen en negentig geneeskundige voorschriften en gezondheidsdranken ......... 533

-ocr page 21-

EERSTE AFDEEL1NG.

Algemeese geneeskundige opmerkingen.

§ 1. Van de geneeskunst De natuur alleen geneest de ziekten, de kunst vermag slechts de natuur behulpzaam te zijn en de hinderpalen uit den weg te ruimen, die haar streven naar genezing belemmeren.

Wij zien het dagelijks, dat by lichte ongesteldheden de herstelling volgt zonder eenigo hulp der kunst, maar ook by zware, ja zelfs bg de ernstigste ziekten is dit het geval. „Er bestaat geene ziektequot;, zegt Huffland, „van de hevigste ontstekingskoorts tot de in verrotting overgaande pest, van de opgestopte ontlastingen tot de vloeiingen van welken aard ook, van de zenuwziekten tot het bederf der lichaamssappen, die niet reeds door de natuur alleen zou genezen.quot; — En in hoeverre werkt de kunst mede tot herstel ? — Wij doen eene aderlating by ontstekingen, ontnemen de krachten en gelooven daardoor eene genezing bewerkt te hebben. Doch wij hebben slechts eene overmaat van bloed en prikkeling verwijderd en de natuur daardoor in staat gesteld haar genezingswerk te voleinden, en aldus wordt ook bij alle overige ziekten de natuurkracht slechts door deze of gene geneeskundige bewerking te gemoet gekomen of van hare beletselen bevrijd. Zonder medewerking der natuur zal geen artsenijmiddel uit eigen kracht eene ziekte kunnen genezen.

Het klaarblijkelijkst vertoont zich deze inwendige geneeskracht in dien wonderbaren, door haar alleen dikwerf zeer onverwacht en hoogst verrassend bewerkten omkeer en verplaatsing der kwaal, die dikwijls plotseling eene zware, langdurige ziekte, welke zich tegen alle middelen der kunst verzette, doen ophouden en verwijderen. Bij den lijder, dien wij des avonds nog als eene prooi des doods beschouwden, breekt in den nacht een overvloedig zweet uit en in den morgen vinden wy hem buiten gevaar. In eene zware heete ziekte, die wij tevergeefs met al onze middelen bestrijden, ontstaat eensklaps eene verzwering aan een der uitwendige lichaamsdeelen, en de ziekte is genezen. Ja, hetgeen de geneeskracht der natuur de kroon opzet, is haar zegepraal over de verschillende, tegenstrydige, dikwijls zeer onverstandige ge-neeswyzen. Zien wy niet dagelyks op het platteland menschen

1

-ocr page 22-

2

van alle hulp verstoken en bij de onzinnigste behandeling gezond worden? En dezelfde bovenvermelde hooggevierde schrij-ver en geneesheer Hüfpland, laat zich, wat geneeskundige behandeling betreft, aldus uit: „Sedert lang staat de overtuiging by mij vast, dat van alle herstelde lyders, het grootste gedeelte wel is waar met hulp van den geneesheer, maar slechts het verreweg kleinste gedeelte door zijne hulp alleen geneest.quot;

De geneeskunst kan echter op een tweevoudig dwaalspoor geraken; het eerste is dat zij te veel doet. Dit geldt niet alleen de noodelooze bloedverspillingen, het misbruik der braak-en purgeermiddelen en het toedienen van andere diep in het leven grijpende medicamenten in zulk een overvloed, dat daardoor het lichaam meer nadeel lijdt dan door de ziekte zelve, maar wy bedoelen ook de onnoodige bedrijvigheid en het overbodig recepten schreven in gevallen, waar de zieke ook zonder dit alles van zelf zou genezen.

Het tweede is dat zij te weinig doet, dat zij aan de natuur alles overlaat Dit is het gebrek der homoepatische school, die bij gevolg overal, waar werkelijk iets gedaan moest worden, onberekenbare schade kan aanrichten. Nooit zal een artsenij-koekje in staat zijn eene noodzakelijke bloedaftapping te vergoede n, nooit zal door - het gebruik daarvan een aangewezen braakmiddel overbodig worden en nooit zal iemand, die door kwik vergiftigd is of aan loodkoliek lijdt, daardoor van zijne smarten verlost worden. Eene dergelijke behandeling staat alsdan gelijk met een moord, vermits men den zieke de hulp weigert, welke in die gevallen, zoo als eene duizendjarige ondervinding geleerd heeft, hem neg het leven had kunnen redden.

Hetgeen de geneeskunst te doen heeft, bestaat voornamelijk daarin, dat zij de ziekteverwekkende oorzaken uit het lichaam verwydert, b. v. bedorven gal, opeenzameling van drek, opgestopte urine, naar binnen geslagen huiduitslag, enz.; dat zij de overvloedige kracht nederdrukt en de gezonkene opwekt; dat zy de middelen, welke door de ondervinding in sommige ziekten als heilzaam bewezen zijn, tot tegemoetkoming van de natuur aanwendt, en het gewichtigste van alles, dat zij door gepaste hygiënische voorschriften de uitwendige invloeden verwydert, die de riekte voedsel geven en de geneeskracht der natuur belemmeren. Dit laatste bij iedere kwaal nauwkeurig aan de hand te geven is het voornaamste doel van dit werk; de inachtneming dezer voorschriften zal in de meeste gevallen de verwijdering dei-riekte ten gevolge hebben. Zoodoende toch kan ieder zijn eigen geneesheer zyn, daar eene mistasting by deze voorschriften onmogelijk is.

§ 2. Onderscheiden der ziekte. Daar de keuze der

-ocr page 23-

3

toe te dienen middelen, alsmede de geheele geneeskundige behandeling in het algemeen, niet alleen naar de verscheidenheid der ziekte, maar ook naar die van den lijder bepaald moet worden, zoo is het vóór alles een vereischte zich in dit opzicht van de verscheidenheid van iederen mensch een klaar en duidelijk begrip te vormen. Zij betreft in de eerste plaats de lichaamsgesteldheid (constitutie) in het algemeen, den overgeërfden ziekteaanleg, het geslacht, den ouderdom, het temperament, de gewoonte, de le-venswijze, beroepsbezigheid, enz der enkele individu's.

1. Gostol. Men neemt hierbg de volgende orde in acht:

a. Het volbloedig, krachtig gestel. Hier heeft het bloed de overhand, de pole is sterk, de gelaatskleur rood, de warmte in overvloed aanwezig, alle levensfunctiën uiten zich met kracht; hg dit gestel bestaat echter aanleg tot congestiën, bloedvloeiingen en ontstekingen.

b Het krachteloos, zwak, weekelijk ge-tel. Zwakke pols, gebrek aan warmte, zwakt ■ in alle levensverrichtingen, dadelijke vermoeienis en kortademigheid bij beweging, herhaalde behoefte aan voedsel, de ontlasting óf te zwak óf te sterk. Neiging tot ziekten, die het kenmerk der zwakte dragen, verstoppingen, uitvloeisels.

c. Het zenuwachtig gestel. Groote gevoeligheid van lichaam en ziel, veranderlijkheid in wel- en k\^lijk-bevinden, neiging tot krampen en andere zenuwstoringen.

d. Het droog gestel. Vast vleesch, droogte, magerheid, spaarzame ontlasting, sterk gekleurde urine, weinige en harde stoelgang, droge huid, gewoonlijk bruine gelaatskleur. Neiging tot congestie en verstopping voornamelijk in den onderbuik, ontste-kingsziekten.

e. 'let slap, voos gestel. Slap, voos vlecsch, opgeblazenheid, bleeke gelaatskleur, gebrek aan natuurlijke warmte, huivering, blond uiterlijk. Aanleg tot zinkingen, slijmophooping, aandrang van water, uitvloeisels, verstoppingen; langdurig verloop d-r ziekten.

f. Het slijmachtig gestel kenmerkt zich als het vorige.

g. Het gastrisch, galachtig, zwartgallig gestel Onregelmatige, gebrekkige spy svertering en buikzuivering, bestendige aanleg tot kwade maag en ziekten, verstopping der onderbuiksingewanden, hypochondrie; by het galachtig gestel: ziekelyke prikkeling der lever, storingen in de galafscheiding, overloo van gal, galopstop-ping; bij het zwartgallig gestel: gele huidskleur, donkere urine, verstopping der ingewanden, aanbeien, neiging tot hypochondrie, zwaarmoedigheid, zenuwpynen, klierverharding.

h. Het longteringachtig gestel. Lange dunne hals, slanke uitgerekte lichaamsbouw, eene vooral van het borstbeen naar de ruggegraat te nauwe en daardoor ingedrukte borst, vleugelvor-mig uitstekende schouderbladen, eene zeer weeke, blanke huid

1*

-ocr page 24-

4

met duidelijk doorschijnende aderen, prikkelbaar bloed, snelle pols, bloedverhitting en congestie, rood geteekende gelaatskleur, warme handen na den maaltijd, aamborstigheid. Bestendige neiging tot borstaandoeningen, longontsteking, hoesten met bloed-fluimen gepaard, longtering.

1. Het voor beroerte vatbaar gestel. Groot hoofd, korte dikke hals, breede schouders, kort dik ineengedrongen lichaam, aanleg tot vetworden, meer slap en krachteloos dan sterk, dikwijls roode oogen en gelaatskleur. Vatbaarheid voor hoofdpijn, beroerte;

2. Overerving. Ziekten en hare voorbeschiktheid worden door de kinderen van hunne ouders overgeërfd. De aanleg gaat alsdan in het verloop van den leeftijd in de werkelijke ziekten over. Daaronder woidt gerangschikt de aanleg tot longtering, jicht, steenvorming, klierziekte, bloedvloeiing, vallende ziekte, krankzinnigheid, aanbeien; zelfs de venuskwaal deelt zich dikwerf aan de kinderen mede. Verzwakte en bejaarde ouders verwekken zwakke kinderen.

3. Het geslacht- Behalve den invloed dien de verschillende geslacht?verrichtingen, de maandstonden, de zwangerschap, het kraambed, het bevredigen en ophouden van het teelvermogen op den lichamelijken toestand der vrouw uitoefenen, zoo bezit deze bovendien meer gevoeliglfcid, prikkelbaarheid, gepaard met minder kracht en duur. De vrouw is teerder, haar vleesch slapper, hare lichaamsgesteldheid in den regel voozer, zij bezit meer aanleg tot slijmopstopping en vetophooping, zenuwziekten en hysterie dan de man, die meer kracht, duur en aanleg tot ontste-kingsziekten heeft.

4. De leeftijd. Iedere leeftijd heeft zijne eigenaardige lichaamsgesteldheid, eigenaardige ziekten en voorbeschiktheid tot deze. Het zuigelingstijdpei-k (tot het eerste tandenkrijgen). Hier is de gevoeligheid groot, geringe prikkelingen werken in hevige mate, groot is de aanleg tot krampen en congestie. Den kinderleeftijd kan men gevoeglijk in twee tijdperken verdeelen: het eerste tot het 7de jaar (tot aan de ontwikkeling der blijvende tanden): slapheid der vezels, groote prikkelbaarheid en geringe kracht, lichte uitputting der kracht en gemakkelijk herstel, aanleg tot eonges-tiën, ontstekingen, voedingsziekten (waterhoofd, kroep, overvoeding, kwijning, klierziekte, wormen). — Het tweede tijdperk tot het 14de jaar, tot aan de geslachtsontwikkeling; hier bestaat weinig voorbeschiktheid tot ziekte. — De jongelings- en maagdelijke leeftijd, van het 14de tot het 21 steen 24ste jaar. Het bloed-stelsel heeft de bovenhand, aanleg tot ontstekingen, vooral aandrang van het bloed naar de longen en hersenen, begin der geclachtsverrichting. — Het tijdperk van den volwassen, ontwikkelden leeftijd van 24 tot 50 jaren. Het geringste aantal ziekten

-ocr page 25-

komt hier voor. — Be bejaarde leeftijd' van 50 tot 60 jaren: begin der krachtvermindering, traagheid en storingen in de le-vensfunctiën, ophouden van het teelvermogen —Be grijsheid: verzwakking der zintuigen, des geheugens, der spierkracht, der afscheidingen, der voeding; stijfheid, uitdroging en beenwording.

5. De temperanenteu duiden eigenlijk den invloed aan dien de overmaat van bloed, gal of slijm op het moreele, het karakter van den mensch uitoefent.

a. Bij het sanguinisch (bloedrijk) temperament heeft hetbloed-stelsel de overhand; alle prikkelingen en indrukken, zoowel lichamelijke als zedelijke, grijpen snel en levendig aan, maar do invloed verdwijnt spoedig (van daar lichtzinnigheid, opgeruimde en vroolijke luim; aan lichte ongesteldheid is men soms onderhevig, zelden echter lijdt men aan langdurige ziekte); het bloed ontwikkelt zich overvloedig, vandaar aanleg tot stilstand in den bloedsomloop en ontstekingen.

b. Het cholerisch (galachtig) temperament. Hier oefent de gal den meesten invloed uit Het lichaam is voor iedere prikkeling vatbaar, voornamelijk werkt alles op de lever en de galontwikkeling, waardoor deze zoo spoedig kan gestoord worden; de prikkeling is langdurig, niet vluchtig zoo als bij het sanguinisch temperament; toorn, verbittering en oinstuimigheid zijn de hoofdtrekken van eene cholerische natuur. Zij kenmerkt zich uiterlijk door overvloed van gal, gele huidskleur, bruinachtig aangezicht, zwart haar, vaste, droge vezels. Aanleg tot hevige ontstekende prikkelingen en ziekten, tot galziekten, terwijl ook alle andere kwalen hier licht een galachtig karakter aannemen of met galachtige toestanden gepaard gaan.

c. Het phlegmatisch (slijmachtig) temperament: zwakke opwekking en gevoeligheid en zwakke, langzame prikkeling; traagheid in alle verrichtingen, zoowel zedelyke als lichamelijke; gebrek aan natuurlijke warmte, slapheid der vezels, aanleg voor slijmen wateropstoppingen, vloeiingen, langdurige ziekten, die hunne, oorzaken hebben in afmatting, zwakte en verslijming van het bloed.

d. Het melancholisch (zwartgallig) temperament: moeilijke opwekking, diep ingrijpende, niet hevige, maar aanhoudende prikkeling. Geen levendig, snel opgewekt gevoel, maar sterk werkende indrukken en langdurige dikwerf verborgen en blijvende invloed in lichaam en geest. Vandaar de neiging bij dit temperament tot mijmering, diep nadenken, hypochondrie, zwaarmoedigheid, droefgeestigheid. In het lichaam: aanleg tot langdurige koortslooze ziekten, vooral in den onderbuik, verstoppingen in de ingewanden.

Op te merken valt bovendien, dat het temperament niet altijd uitsluitend tot eene soort zich bepaalt, maar meestal gemengd en uit verschillende temperamenten is zamengesteld.

-ocr page 26-

6. Eigenaardige bijzonderheden. Deze moeten niet alleen bij de keuze der voedings- maar ook bij die der artsenijmiddelen onderzocht en in aanmerking genomen worden. Zoo verwekt bij sommigen de geringste hoeveelheid honig de hevigste, naar vergiftiging gelijkende toevallen; een ander kreeg gedurende eenige oogenblikken duizelingen zoodra hg slechts eenige aardbeziën nuttigde; deze lijdt aan verstoppingen wanneer hij water of karnemelk drinkt; gene verkrijgt slechts door het gebruik van roo-den wijn de noodige buikzuivering.

7. Het zwak lichaamsdeel. Zeker deel van ons lichaam, in zooverre dit het zwakste is, is meer dan elk ander aan ziekten onderhevig en moet derhalve met bijzondere opmerkzaamheid behandeld worden, vermits de ziekte daarop alsdan nadeeliger werkt dan wel anders het geval zou geweest zgn. Hij die meermalen lijdt aan zinkingen op de borst, of aan de keel (daar deze deelen de zwakste van zijn lichaam zijn), kan ten laatste door eene zinking de tering krijgen, wie uit dezelfde oorzaak dikwerf door oogontsteking gekweld wordt, diens gezicht loopt reeds bij eene eenvoudige ontsteking der oogen gevaar. Het zwakkere lichaamsdeel leert men kennen door gade te slaan welk deel het meest door eene kwaal wordt aangetast en op welk gedeelte van ons lichaam schadelijke invloeden, afkoeling, verhitting en gemoedsaandoeningen de meeste werking uitoefenen.

8. Gewoonte, levenswijze, beroepsbezigheid. Gewoonte wordt eene tweede natuur; dit moet bij ziekten, met betrekking tot diëet, ligging, kleeding, en geneesmiddelen veelvuldig in aanmerking worden genomen. Wie aan eene overvloedige, krachtige voeding van vleeschspijzen gewoon is, dien mag men, wat het voedsel betreft, dit niet zoolang en zoo streng onthouden als zulks bij anderen wel kan geschieden; wie zich het gebruik van sterken drank in ruime hoeveelheid tot gewoonte gemaakt heeft, mag daarvan, zelfs in ziekten waar dit anders verboden is, niet geheel en al verstoken blijven; aan hem, die gewoon is op veeren bedden te slapen, wordt geene weldaad bewezen, wanneer men hem op eene hardere legerstede legt, Men moet dus, voorna-melyk bij langdurige ziekten, acht geven of eene aanmerkelijke verandering in de gewone levenswijze, deze niet is voorafgegaan, want dikwerf kan men de ziekte niet anders dan door terugkeer tot deze verwijderen Een behoeftig man wordt rijk, hij verandert zgn soberen maaltijd in een keur van uitgezochte spijzen, en de pijnen der jicht overvallen hem, hg wordt weder arm, en met den een-voudigen kost verdwijnt de jicht en keert de gezondheid terug.

9. De dagelijksche bezigheid, de stand in de maatschappij moet altgd in aanmerking worden genomen, wanneer men eenen ziektetoestand nauwkeurig wil onderscheiden en met

-ocr page 27-

7

jnistheid behandelen. Aldus worden scheikundigen, metaalsmel-ters, smeden, vergulders, glasblazers en vele anderen, die derge-lijke beroepen uitoefenen, dikwijls het slachtoffer van allerlei borstkwalen, inzonderheid van aamborstigheid en tering, ten gevolge der schadelijke dampen die zij inademen en de groote afwisseling van hitte en koude, die zij bij hunnen arbeid niet kunnen vermeden. Bakkers en molenaars zgn door de meelstof aan de tering onderhevig; steenhouwers krijgen bloedspuwingen door het zoo gevaarlijke steenstof. Hunne borstkwalen moeten derhalve ook naar gelang hunner verschillende beroepsbezigheden verschillend behandeld worden. Eene andere behandeling vereischt het koliek der schilders, pottebakkers en loodgieters dan het koliek van een zittenden kamergeleerde. Eene geheel bijzondere aandacht verdient de levenswijze nog in zooverre, of zij zittende is of wel met lichaamsbewegingen verbonden, zooals wij zulks bij de oorzaken der ziekten zullen zien.

§ 3. Van de beteekenis van sommige symptomen der ziekten Om zich ook slechts oppervlakkig een juist begrip van eene ziekte te kunnen vormen, is het zaak, dat men minstens de hoofdverschij nselen daarvan wete te verklaren. Zonder deze kennis is het onmogelijk ook slechts het geringste practische nut uit een nog zoo populair geschreven werk te trekken. De daarin medegedeelde raad kan altijd slechts een algemeene, en derhalve nooit op alle gevallen evenzeer toepasselijke zyn. Worden nu ook al aanwijzingen voor de noodzakelijke veranderingen in de voorgeschreven behandeling daarbij aangegeven, zoo kunnen deze niet worden begrepen, of zelfs het geval kan bij plaats grijpende ziekte niet worden onderscheiden, wanneer men aangaande de beteekenis der symptomen zelfs in volslagen onwetendheid verkeert,

§ 4. De Pols Het beste richtsnoer, dat men leeken met betrekking tot den pols aan de hand kan geven, is, zich met het onderzoek daarvan nooit te bemoeien, daar dit voor oningewij-den eene bron wordt van dwalingen en misvattingen. Voor vele geneesheeren is de pols voorzeker het gewichtigste onderscheidingg-teeken der ziekte, doch er zyn er ook, die op zijne bewegingen volstrekt geen acht slaan en ondanks dat alles eene gelukkige genezing tot stand brengen, zooals ik een professor aan de practische artsenijschool te Praag gekend heb, die nooit den pols gadesloeg. Wanneer ook beide partijen hierin te ver gaan, zoo staat het toch vast, dat de pols op zich zeiven, een hoogst be-driegelijk kenteeken is, dat zelfs den arts op het dwaalspoor kan brengen. De pols op zich zeiven heeft als verschynsel volstrekt geene waarde; slechts in den samenhang met overige ziekteverhou-

-ocr page 28-

8

dingen kan hij iets tot inzicht van den ziektetoestand bijbrengen.

Dat de pols op zich zeiven niets beslist, is zeker, want hij kan snel en gejaagd zijn zonder dat eene koorts aanwezig is, hg kan gering en nauwelijks merkbaar zijn, en toch kan in vele gevallen slechts eene krachtige aderlating alsdan het leven des lijders redden; hij kan onregelmatig en uitblijvend wezen, zooals bij eene zware hartziekte, er worden winden geloosd en de uitblijvende pols * 1

keert terug, enz. Derhalve zal hier van dit zoo dubbelzinnig tee-ken, ofschoon het ook vaak den practischen arts bij het ziekbed tot richtsnoer moet dienen en ook wel nu en dan in den loop van dit werk bij sommige ziekten zal vermeld worden, verder geen sprake meer zijn.

§ 5. Dg ademhaling Een veelvuldig ademhalen,, wanneer het in een gegeven tijd meermalen plaats grijpt dan bij een gezonden mensch het geval is, duidt ten eerste een snelleren bloedsomloop aan (vandaar in koortsen, en hoe menigvul-diger de ademhaling des te heviger de koorts; een veelvuldig diep ademhalen is het kenteeken eener ontstekingskoorts in den hoogsten graad); zwakke longen, wanneer menschen bij de geringste beweging buiten adem geraken; eindelijk een beletsel in *» de uitzetting der longen, b.v. bij longontsteking, leverontsteking, borstwaterzucht, winderigheid.

Eene schaarsche ademhaling, het tegenovergestelde der vorige,

duidt aan : eene kalme bloedsbeweging, vrijen toegang der lucht en bloedsomloop door de longen. Een diep en schaarsch ademhalen met groote inspanning der borstspieren is het kenmerk van groote zwakte; — met zuchten gepaard duidt het ophanden zijnde be-zwijmingen of krampen aan. Schaarsche, korte en kille adem is het voorteeken des doods.

Eene snelle ademhaling, d.i., wanneer het uitademen spoedig op het inademen volgt, verraadt borstpijn en pijn in den onderbuik, die big de uitzetting der borst toeneemt, weshalve men door snelle uitademing de uitzetting zoekt af te korten (zooals bij ontsteking in den onderbuik en de longen); of zij is het gevolg eener overprikkeling der long en dan gewoonlijk met '

hoesten gepaard, zooals bij eene zinking, of wel zij wijst op een beletsel dat het uitzetten der longen verhindert, b.v. bij longknobbels, by een besloten ettergezwel in de longen.

Eene langzame ademhaling toont het tegendeel: vrije uitzetting der longen, vrijen bloedsomloop door deze, afwezigheid van prikkeling en kramp. Het is derhalve het schoonste teeken voor de gezondheid der borst, wanneer een mensch diep kan ademhalen en de lucht zeer lang kan inhouden.

Diepe ademhaling. Greschiedt deze zonder bezwaar zoo is zy een teeken van gezondheid der longen. Iets anders is het, wan-

-ocr page 29-

9

neer zij met groote inspanning der borst en met geweld plaats heeft, met angst gepaard gaat en hoorbaar is; alsdan is zij een teeken van overmaat des bloeds, van kramp, ook pan een verdoofden ijlenden toestand, vooral wanneer zij met lange tusschen-poozen plaats heeft.

Korte ademhaling wordt door belemmerde uitzetting, kramp eu zwakte der longen veroorzaakt.

Eenc moeilijke ademhalincj heeft verschillende graden: borstbe-klemming, den kuchenden, zuchtenden adem en den hoogsten graad den verstikkenden adem. Ziehier den toestand: de lijder kan slechts zittende of rechtop staande ademhalen, met uitgestrekten hals en groote inspanning. Bij iedere belemmerde ademhaling hoopt zich het bloed in de hersenen op eu kan verdooving veroorzaken, te gelijker tijd wordt de gelijkmatige verdeeling van het bloed in het overige lichaam verhinderd, de pols wordt klein en uitblijvend, en de ledematen worden koud. De moei-Igke ademhaling wijst op eene belemmering binnen of buiten de luchtwegen (bij geheel gezonde menschen is zij dikwerf slechts een teeken van volbloedigheid) of op een krampachtigen toestand der longen. De verstikkende adem wijst op een onover-komelijken hinderpaal, den hoogsten graad der longontsteking, eene uitstorting van water en etter in de borst.

Be reutelende adem verraadt ophooping van slijm of etter óf bloed in de luchtpijpstakken, óf een verlamden toestand der longen en wordt bij stervenden waargenomen.

Be piepende adem toont eene vernauwing der luchtpyp aan, die óf in kramp (bij krampachtige borstbeklemming) óf in eene uitzweeting van verdikt slijm (zooals bij kroep) hare oorzaak heeft.

Be heete adem is het kenteeken eener suelle bloedsbeweging; zeer heete adem duidt óf een algemeenen aanleg aan tot ontste-kingsziekten in het algemeen, onl steking der longen óf ook der onderbuiksingewanden, die het nauwst met de borst in verband zyn (bij kleine kinderen is dit verschijnsel vooral van gewicht, daar het dikwerf het eenigste is, waardoor men deze ontstekingen kan herkennen). Het zorgwekkendst symptoom by eene ontsteking is heete adem bij koude ledematen.

Kille adem verraadt tragen bloedsomloep, waterachtig bloed, verstopping in de longen; ijskoude adem bij inwendige hitte is het kenteeken des doods.

Stinkende adem duidt aan: dikwijls slechts onzindelijkheid des lijders óf bedorven tanden, bovendien vuile maag, wormen óf lange onthouding van spijs, óf bederf van het bloed [vandaar bij overdaad van vleeschspijzen, vooral rauw vleesch, en bij scheurbuik (een hoofdkenmerk), bij rotkoorts, bij inwendige veretteringen, by long- en keeltering, zoo ook bij overvloedig gebruik

-ocr page 30-

10

van kwik]. Bij vele vrouwen duidt een kwalijk riekende adem de maandelijksche zuivering aan.

§ 6. Hoest. Deze verraadt in 't algemeen eene prikkeling der luchtwegen en is derhalve van verschillende beteekenis. Deze prikkeling kan evengoed in de longen zelve, als in de verwijderde plaatsen, b. v. de maag, lever, enz. haren oorsprong hebben. Men lette hier op het volgende:

Bij iedere heete (niet catarrhale koorts) moet op een bijkomenden hoest nauwkeurig acht geslagen worden, want hij kan het eerste verschijnsel eener zich vormende longontsteking zijn. Hij kan dan echter ook de voorloopcr wezen van nitslagziekte, zoo b. v. duidt een korte droge hoest, gepaard met menigvuldig niezen en tranende oogen, de mazelen aan.

By lieden met aanleg tot longtering verdient iedere optredende hoest de grootste opmerkzaamheid, want hij kan het begin van longtering aanduiden.

Lieden by wie iedere ziekteprikkel terstond hoesten verwekt, ook zij, die bij de geringste inspanning der longen, loopen, spreken, lachen, zelfs bij gemoedsbewegingen, terstond door hoesten overvallen worden, lijden aan eene ziekelijke prikkelbaarheid der long en bezitten aanleg voor tering.

Langdurige, droge hoest, door iedere geringe inspanning der longen opgewekt, met somwijlen vluchtig zich voordoende steken in de borst en eenigszins belemmerende ademhaling, verraadt aanwezigheid van longknobbels. Een hoest zonder pgn en adem-belemmering, daarentegen met een helderklinkend metaalgeluid, duidt beginnende hartziekte aan. Een langdurige hoest met veel uitwerping van slijm doet een aanleg tot slijmtering vermoeden.

Afwezigheid van hoest is het beste kenmerk van gezondheid der longen. — Zoowel bij gezonden als zieken, zoowel in brandende als koortslooze ziekten is het de beste proef voor de longen. Men late den lijder diep ademhalen en den adem eenigen tijd inhouden. Vermag hij zulks zonder prikkeling tot hoesten te gevoelen, dan is zyne long gezond. Het tegendeel is altijd verdacht.

§ 7. De Stem en de spraak. Heeschheid verraadt ontsteking, slijm of etter in het strottenhoofd, van daar dat het een teeken is van zinking, keeltering en kroep.

Skmmelooskeid duidt den hoogsten graad van keelontsteking of tering van het strottenhoofd aan.

Sprakeloosheid beteekent kramp (waar zij dikwyls op zekere tijden zich vertoont en dan wederom verdwijnt, het meest by hysterie (moederkwaal) en pijnen in den onderbuik door wormenprikkeling veroorzaakt) of wel verlamming der spraakorganen by

-ocr page 31-

11

hersenziekten, beroerte, zenuwkoortsen, wonden aan het hoofd, waar zij altijd een slecht teeken is.

§ 8. Geeuwen, zuchten, niezen, hikken Geeuwen heteekent zwakte of kramp. Zuchten zonder droefheid dnidt hetzelfde aan. Niezen wijst op zinking en mazelen, bij longontsteking op aangevangen ettering en wanneer kinderen meermalen niezen, op wormen. Rikken is doorgaans een teeken van overlading der maag; bij kleine kinderen ook van kouvatten en is van hoegenaamd geene beteekenis. Doch bij heete koortsen beduidt het ontsteking in den onderbuik en bij zenuwkoorts een gevaarvollen toestand.

§ 9. Lachen en weenen. Lachen is bij koortsen de voorbode van verstandsverbijstering of kramp. Weenen in ziekten beteekent kramp en opgewondenheid der zenuwen; vandaar dat men het bij hysterische vrouwen dikwijls waarneemt. Overvloed van tranen bij koorts is een bewijs van aandrang van bloed naar de hersenen.

§ 10. Het bloed. Het bloed, zoowel door aderlating als door bloedvloeiing afgescheiden, kan als teeken van ziekte of van ziekte-aanleg dienen.

Het vaste bloed. Wanneer het bloed snel tot een vasten bloedkoek verdikt en zich slechts weinig waterachtige vloeistof daarvan afscheidt, zoo is dit bij gezonden een bewijs van sterk gestel en aanleg tot ontsteking, in ziekten openbaart het eenen ontstekings-toestand of eene reeds gevormde ontsteking. De kenteekenen van het werkelijk reeds ontstoken bloed zijn dat het zeer snel, dikwerf onmiddellijk na het vloeien uit eene ader, tot een zeer vasten bloedkoek verdikt, waaruit slechts zeer weinig waterachtige vloeistof zich afscheidt en op wiens oppervlakte zich eene witte taaie spekhuid vormt, te dikker en steviger naarmate de graad van ontsteking hevig is. Peze huid kan echter ook ontbreken en toch is ontsteking aanwezig; ook zonder ontsteking vertoont zij zich bij rheumatismus en in de zwangerschap. Is zij geelachtig, groenachtig, gevlekt, zoo duidt zij een zenuwachtigen ontstekingstoestand aan.

Jïet dunne waterachtige bloed verraadt aanleg tot water- en bleekzucht.

Ontbinding van het bloed. Hier is het bloed donker en stolt niet tot een vasten bloedkoek, maar vormt zich tot eene brei-achtige massa zonder dat de waterachtige vloeistof er zich van afscheidt. Het is het kenmerk van een bedorven scheurbuik-achtigen toestand of van rotkoorts.

Kleur van het bloed. Donkerrood en vast geronnen bloed is het teeken van eéne sterke natuur, al te donker duidt scheurbuik

-ocr page 32-

12

of zwartgallige ziekten aan. Te helder, bleek bloed is liet kenmerk van zwakte. Is het daarbij helderrood, dan wijst het op scherpe stoffen, rheumatische aandoeningen, enz. — Ook de kleur van de afgescheiden waterachtige vloeistof verdient de aandacht; is zij helder, zoo is dit een voortreffelijk teeken van ^oede bloed-bereiding en gezondheid; is zij troebel, melkachtig, dan verraadt het zwakte; — is zij zeer geel, dan is gal in het bloed aanwezig ; — is zij bloedig, zoo is zulks het kenmerk van een bedorven toestand.

§ 11. HongGr. Gebrek aan eetlust duidt allereerst en wel in de meeste gevallen de aanwezigheid van schadelijke onverteerbare stoffen in de maag aan, bovendien een koortsachtigen toestand, want alle koortsen benemen den eetlust (met uitzondering van de rheumatische en teringachtige koortsen) of ook stoornis der zenuwen, zooals bi) moederkwaal (hysterie) en zwartgalligheid (melancholie), maagzwakte of eene ziekelijke verandering in de inwendige vorming der maagvliezen.

Bovenmatige eetlust en geeuwhonger duiden gebrek aan voedingstof in het lichaam aan, vandaar een verschijnsel bij langdurig braken, diarrhee, bij teringachtige ziekten en inwendige veretteringen, of wel zij ontstaan ingevolge van prikkelingen in den onderbuik, b. v. wormen, scherpe stoffen in de maag, of wel bij ziekelijk vermeerderde prikkelbaarheid van dc maag (by zenuwziekten, hysterie, krankzinnigheid en belustheid van zwangere vronwen).

Buitengewoon sterke eetlust naar sommige spijzen is dikwijls een teeken van een zeer heilzaam instinkt der natuur. Zoover-raadt de trek naar kalk en aarde aanwezigheid van zuren in de maag, — naar zoute dingen slijm, — naar zuren verhitting van het bloed of rottend bederf der sappen, —naar wijn zwakte en behoefte aan versterking.

§ 12. Dorst verraadt altijd inwendige hitte (vandaar een teeken van koorts en ontsteking) óf kramp (zooals in koortshuivering) of scherpte in de maag of in het bloed.

§ 13. Walging en braking. Braking verraadt in de eerste plaats aanwezigheid van schadelijke, prikkelende stoffen in de maag zelve, hetgeen door de gesteldheid der tong (aangeslagen) en de uitwerpselen bewezen wordt — óf wel eene ziekelijk verhoogde prikkelbaarheid van de maag, — óf ontsteking daarvan (wanneer de zieke al het genuttigde terstond weder uitbraakt), — óf ontsteking der lever en darmen, drekophooping in het darmkanaal, gal- en niersteenen, hersenschudding en aandrang van water in het hoofd of eindelijk eene ontaarding van de maag of wel van nabijliggende ingewanden.

-ocr page 33-

13

Misselijkheid of braking in den morgenstond zonder kentee-kenen van vuile maag is dikwijls een bewijs van verborgen nier-steenen, bi] vrouwen van het begin der zwangerschap.

§ 14. Winderigheid, door lucht opgezet lichaam.

Menigvuldige winden van boven en onderen duiden aan: ophooping van schadelijke veel lucht ontwikkelende stoffen in de maag en het darmkanaal. Een daartoe gedurige neiging bewijst zwakte, la-achteloosheid der verteringsorganen.

Sterke opgezetheid door lucht in koortsen is altijd een slecht teeken, zij duidt óf overvloedige ophooping van bedorven rottende stoffen in den onderbuik, gepaard met groote zwakte; of wel, wanneer de buik zeer gespannen en pijnlijk is, ontsteking aan. Bij kinderen is de opgezetheid van den buik een verschijnsel van wormen.

§ 15. Ontlasting- Menigvuldige darmontlasting duidt aan: óf aanwezigheid van schadelijke, buitengewoon prikkelende stoffen in het darmkanaal, waartoe ook wormen behooren, — óf een vreemden prikkel in de darmen, als zweren, verplaatste ziektestof — óf verhoogde prikkelbaarheid daarvan, die weder op eene zenuwachtige, krampachtige gesteldheid óf ontstekingstoestand berusten kan. Ook zijn de menigvuldige stoelgangen het kenteeken van angst of onderdrukte huiduitwaseming (vatten van koude) óf eindelijk van de hoogste zwakte, een wegkwijnen van het lichaam.

Donkerbruine stoelgang duidt een overloop van gal aan, — kleurlooze gebrek aan gal, — groene ontlasting bij zuigelingen verraadt aanwezigheid van zuren.

Verminderde ontlasting, hardlijvigheid duidt óf gebrek aan gal, óf hare kwade gesteldheid aan, óf gebrek aan prikkeling, zwakte, krachteloosheid, óf krampachtigen toestand der darmen. Ook verraadt zij droogte der sappen door te weinig drinken of door menigvuldig zweeten. Uit de gedaante der ontlaste stof kan men tevens ontwaren, of inwendig een gezwel, of eene vernauwing in het darmkanaal of eene te groote uitzetting, vooral in den endeldarm, aanwezig is. In het laatste geval raakt men dikwerf stakken kwijt ter grootte van eene vuist, in het eerste neemt de drekstof dikwijls eene platte lintvormige gedaante aan, of zij drijft af in zeer dunnen langwerpigen vorm.

Pijnlijke ontlasting verraadt prikkelbare, scherpe stoffen in de darmen, ontsteking of kramp. Persing, d. i., herhaalde aandrang tot ontlasting, zonder wezenlijk gevolg, duidt ontsteking aan van den endeldarm, buikloop en aanbeien.

Onwillekeurige en onbewuste darmontlasting is, voor zooverre dit in droomen, ijlende koorts en bij diarrheëen plaats heeft, niet

-ocr page 34-

14

van veel beteekenis; bij gelijktijdige verlammiiigs verscliijnselen is het een teeken van het grootste gevaar.

§ 16. Uitwaseming en zweet. Be uitwaseming is eene ongevoelige, luchtvormige, onophoudelijke, voor het leven en de gezondheid noodwendige afscheiding van de geheele oppervlakte der huid. Zweet daarentegen is eene dropvormige, waterachtige, slechts onder zekere omstandigheden plaatsgrijpende afscheiding. De uitwaseming is het gevolg van een regelmatigen gezondheidstoestand en onontbeerlijk; — het zweet is een toevallig opgewekt product eener veranderde levenswerkzaamheid, dikwijls slechts een uitvloeiing der sappen door verlamden toestand der huid.

Eene weeke, opene, zacht riekende huid bewijst eene ongestoorde ongevoelige uitwaseming en is derhalve in alle ziekten, vooral in koortsen, een voortreffelyk teeken, dat geen kramp, geene storing in den bloedsomloop aanwezig is, en dat de kwaal, een gelukkigen afloop zal hebben.

Droge, ruwe perkamentachtige huid bewijst het tegendeel.

De hoofdzaak is in ziekten, vooral bij koortsen, het zweet, dat ten gevolge van het weldadig, naar genezing streven der natuur ontstaat {het crituclie zweet), wel van datgene te onderscheiden, hetwelk slechts een teeken van ziekelijken toestand is.

Ret crititche. of weldadige zweet herkent men aan het volgende: wanneer het niet terstond in het begin, maar den 7den, 14den dag der koorts ontstaat (de catarrhale en rheumatische koortsen maken hierop eene uitzondering), wanneer het algemeen is (plaatselijk zweet aan het hoofd, aan de borst duidt congestie of ontsteking aan), wanneer het riekend en wasemig is, d. i., wanneer het eenen reuk verspreidt als het warm is (koud zweet verraadt de hoogste zwakte), wanneer het niet vluchtig, snel verdwijnend, maar aanhoudend is, en wanneer het den lijder verlichting aanbrengt; by koortsen vooral den pols minder doet jagen.

Het zweet dat slechts het kenteeken van een ziekelijken toestand is, herkent men daaraan, dat het te vroegtijdig uitbreekt; — te sterk en niet verlichting aanbrengend zweet duidt aan: óf eene zeer hevige bloedsbeweging met verzwakte huid (dikwijls enkel door te warme koestering, veeren bedden, afgesloten lucht veroorzaakt) óf ophoopingen van vuiligheden in den onderbuik óf groote algemeene zwakte en neiging tot ontbinding Het is altijd een verschijnsel der vlek- of purperkoorts. Zuur riekend zweet is de voorbode van purperkoorts en stinkende rotkoorts.

Morgenzweet, wanneer het geen dagelijksch verschijnsel is,-duidt teringkoorts aan.

licht in 't zweet geraken is een bewijs van zwakke natuur.

-ocr page 35-

15

§ 17. Pisafscheiding Eenc gezonde urine is strookleu-rig, heeft een eigenaardigen, niet stinkenden reuk en blijft helder. De volgende omstandigheden oefenen echter op hare veranderingen invloed uit: het lichaamsgestel (het sterke heeft meer gekleurde en sterker riekende, het zwakke gestel bleekere, schuimende en eenig bezinksel nalatende urine);—het jaargetijde (in den zomer is de urine schaarscher en donker gekleurd, in den winter overvloediger en bleeker); — de levenswijze (beweging en arbeid maken ze donker en schaarsch; — zittende levenswijs overvloediger en bleek); — de leeftijd (in den ouderdom is zij schaarscher, donkerder, slecht riekend);—het geslacht (vrouwen hebben altijd bleekere urine met meer bezinksel); — voeding en spijsvertering (veel drinken maakt de urine overvloediger en bleek, rhabarber maakt ze donker geel, asperzies stinkend, gedurende de spijsvertering is zij troebel). De urine 6 uren na den maaltijd geloosd is niet ter beoordeeling geschikt. Verder wordt hiertoe vereischt, dat zij minstens 2 uren stil in een niet te warm vertrek, gestaan hebbe en niet spoedig van de koude in de warmte en omgekeerd worde gebracht.

Eene roode urine met versnelden pols is het hoofd verschijnsel van koorts, inwendige hitte en ontsteking, ja zoo gewichtig, dat zij dikwijls bij twijfel of ontsteking of kramp aanwezig is, alleen het resultaat aangeeft. Eene troebele, dikke en sterk bezinksel vormende, bloedige urine verraadt eenen tot ontbinding van het bloed geneigden toestand, — eene dikke zwarte urine getuigt van inwendigen brand; vetoogen, op de oppervlakte der urino drijvende, zijn voorteekenen van teringkoorts, in den hevigsten graad. — Is er gal in het bloed aanwezig, dan is de urine saffraangeel.

In koortsen is de urine van gewichtige beteekenis om daaruit af te leiden of de geneeskracht der natuur het zal vermogen de ziekte meester te worden of niet. Rauw noemt men derhalve de urine, wanneer nog geene kenteekenen eener gunstige wending der kwaal daarin aanwezig zgn. De roode of bleeke urine wordt alsdan geheel klaar en doorschynend geloosd en big ft in dien toestand wanneer zij koud geworden is. Of wel zij wordt (zoo als by zenuwachtige en gastrische koortsen het geval is) van het begin af aan troebel, dik, als kielwater geloosd en blijft in dien toestand.

Een gunstig teeken is de zoogenaamde gekookte urine. Kenteekenen van koking zijn, wanneer de tot hiertoe heldere urine begint traebei te worden of een licht wolkje vertoont. Dit geschiedt somwijlen slechte den 4den of llden dag en verdwynt dan weder, doch geeft het hoop dat den 7den of 14den dag de cri-

-ocr page 36-

16

tisclie urine volgen zal. De koking en het begin der crisis vertoont zicli ook somwijlen door een licht wolkje in de klare urine, dat in de hoogte zweeft of door eene wolk, die tot op den bodem van het glas zinkt. Het laatste is een bemoedigend teeken voor de verwachtte gunstige wending der ziekte, maar het wolkje in de hoogte, of dat, nadat het eerst op den bodem zich bevond wederom in de hoogte zich verheft, bewijst, wel is waar, een aan-vangenden gunstigen keer der koorts, doch geeft niettemin grond tot de vrees dat de wending onvolkomen blijft.

De critische urine is een teeken der gelukkig volbrachte wending der ziekte. Critisch is zij, wanneer de voorheen klare urine een bezinksel afzet, of wel de voorheen dikke en troebele urine van boven helder wordt en een bezinksel vormt.

Maar ook het bezinksel kan critisch of niet critisch zyn. Het critisch bezinksel heeft de volgende kenteekenen: het zet zich spoedig na de pisloozing op den bodem neder, bedraagt niet te groote en niet te geringe hoeveelheid (ongeveer { of van het geheel), is wit of grijsachtig, licht, gelijkmatig vcreenigd, niet afgezonderd. liet niet critisch, bezinksel en van kwade beteeke-nis is dit, wanneer het te overvloedig (J tot | van het geheel bedragende), dik, zwaar, afgezonderd en kleurloos is.

Eood, dakpankleurig bezinksel beteekent wisselkoorts of rheu-matische aandoening der ziekte: wit, krijtachtig bezinksel bij dikke, donkere urine verraadt jichtige aandoening, ook pissteen; donker, zwart bezinksel een bedorven toestand.

Door de urine herkent men ook den zenuwachtigen kramp-achtigen toestand. Zij is alsdan helder, waterig, gewoonlijk met aandrang tot waterloozing gepaard; bleeke, troebele, vooral echter afwisselende urine in koortsen beteekent een zenuwachtigen toestand.

De urine duidt ook den toestand der verteringsorganen aan. Is zij gelijk kleiwater, zoo is dit een hoofdkenmerk van vuiligheid in den onderbuik; melkachtige urine bij kinderen is een verschijnsel van wormen.—Graat de pisloozing met pijn gepaard, is zij moeilijk, belemmerd, zoo beteekent dit kramp, ontsteking of plaatselijke ziekten der pisorganen: steen, gezwellen, vernauwingen, enz. Heeft pisloozing onwillekeurig plaats, zoo verraadt zulks verlamming, enz., in koortsen van noodlottige beteekenis; evenwel moet men hier even als bij de darmontlasting mlevmt en onwillekeurig wel onderscheiden.

§ 18. Uitwerpsel. Bij ontsteking der longen is een uitwerpsel tot herstel der gezondheid een noodzakelijk vereischte. Teekenen van een gunstig uitwerpsel zyn: wanneer het dik, geelachtig, met kleine bloedstrepen gemengd is en zch gemakkelijk ontbindt.

-ocr page 37-

17

§ 19. IJlen duidt altijd een hersenig den aan; daar dit c venwel verschillende oorzaken kan hebben, zoo is het ook van verschillende beteekenis en gewicht.

Vooraf valt echter op te merken, dat er menschen gevonden -worden, die bij de geringste koortsachtige ongesteldheid, bij eene lichte verkoudheid met koorts vergezeld, in hunnen slaap glen, ja die zelfs by volkomen gezondheid spreken in hunnen slaap. Dit alles heeft alsdan volstrekt niets te beduiden.

Graat het ijlen met sterke opgewondenheid, hevige krachtontwikkeling of zelfs met razernij gepaard, zoo verraadt zulks in koortsen öf eene ontstekingachtige hersenprikkeling óf eene hersenontsteking zelve. Ook kan eene zich aan de hersenen mede-deelende prikkeling in den onderbuik daarvan de oorzaak zijn, zooals b. v. maag- en darmontstekingen, overloop van gal, wormen en ingenomen vergif.

IJlen kan ook eene zwakte der hersenen aanduiden, en ontstaan ten gevolge eener drukking op die deelen door aandrang van bloed, toevoer van water, enz , wanneer de ijlhoofdigheid stil en in zich zelve gekeerd is, en met slaap en andere kenmerken van zwakte gepaard gaat.

Het ijlen by aan hypochondrie lijdende personen en hysterische vrouwen ontstaat lichtelijk en is van geene beteekenis.

§ 20. Slapen en waken. Een rustige, natuurlijke, niet te langen slaap is by alle ziekten een der beste teekens. Kinderen slapen bij koortsachtige kwalen doorgaans meer, evenwel moet men daaruit niet terstond een hersenlyden als gevolg trekken. Er zyn ook menschen, die by alle koortsen, evenals de dieren, aanhoudend doorslapen en daardoor ook hot best hersteld worden.

Een ziekelijke slaap is die, welke met ylhoofdigheid of stuiptrekkingen en opspringen gepaard gaat, die aanhoudend voortduurt en waarbij de lyder óf door het geringste gedruisch ontwaakt en terstond wederom inslaapt, óf in het geheel niet op te wekken is. Dit 'jeduidt eene zware hersenaandoening, vooral wanneer het terstond bij het begin der ziekte wordt waargenomen.

Slapeloosheid is wel is waar minder bedenkelyk dan slaapzucht, maar in koortsen toch altijd een teeken van voortdurende prikkeling der hersenen en zenuwen.

§ 21. Duizeligheid. Deze aandoening is óf een bewijs van volbloedigheid byzonder van congestie óf zenuwprikkeling, het meest in de ruggegraat, de maag en in den onderbuik (vooral is het dikwerf een teeken van die vuile stoffen in de maag, welke door braking willen verwijderd worden). Bij oude en voor eene beroerte vatbare lieden is het altijd een bedenkelyk voorteeken dezer ziekte.

O

-ocr page 38-

18

§ 22. Het gezicht. Ssheelzien, wanneer het geene gewoonte is, verraadt of een hersenlij den (b. v. bij aanvangende heete waterzucht in de hersenen bij kinderen) óf vnile stoffen in den onderbuik voornamelijk wormen. — Een onafgebroken staren op één voorwerp duidt ijlhoofdigheid aan. Een plotseling intredende matte blik is een teeken van krachtontzinking, misselijkheid of braking. — Verwijding van den oogappel betee-kent óf drukking op de hersenen (bij hersenontsteking of hoofdwaterzucht), óf eene prikkeling (vooral van wormen), verstopping in den onderbuik, óf zwarte staar. Samengetrokken oogappel en groote gevoeligheid voor het licht is een teeken van zeer verhoogde prikkeling; begeerte naar licht verraadt daarentegen zeer groote zwakte en is bij koortsen van slechte beteekenis. Zwarte vlekken voor de oogen of verduistering van het gezicht beduiden óf congestie óf aandrang naar boven van de vuile stoffen in den onderbuik, krachtontzinking en ophanden zynde bezwijming. Het dubbelzien, halfzien beteekent altijd kramp en prikkeling in den onderbuik, dikwijls is het slechts eene hysterische of hypochondrische aandoening. Uitpuilende, roodkleurige, glinsterende oogen duiden sterken aandrang van bloed naar het hoofd, ingezonken oogen daarentegen zwakte aan.

§ 23. Het gehoor. Een te gevoelig gehoor in koortsen verraadt eene te groote prikkelbaarheid der zenuwen of ook een ontstekingachtig hersenlij den. Altgd is in koortsen een te zwak gehoor te verkiezen boven het te scherpe, üorsuisen en oortuitea duidt aandrang van bloed naar de ooren of ook eene catarrhale rheumatische aandoening der ooren aan. Zwak gehoor, doofheid in koortsen, vooral in zenuwkoortsen is een goed teeken.

§ 24. De reuk Verlies van den reuk verraadt óf een catarrhalen toestand óf buitengewoon zenuwlijden; een bedorven reuk beteekent óf eene verettering in den neus, aan het verhemelte, óf eene bedorven eigenschap van het bloed; een buitengewoon gebrekkige reuk duidt krampachtig zenuwlijden aan.

§ 25. De smaak. Verlies van den smaak beduidt hetzelfde als verlies van den reuk, ook groote verslijming. Vreemdsoortige smaak verraadt óf ziekten in den mond en in de keel óf in de longen (b.v. de vuile of zoutachtige smaak in etterige longtering^ óf vuile stoffen in de maag, en, waar deze oorzaken ontbreken, óf eene ontstemming der zenuwen (zooals bij hysterische, ook bij vele zwangere vrouwen), óf in koortsen eene bedorven eigenschap van het bloed.

§ 26. Het gevoel in. de huid Koude en hitte, jeu-king zonder uitslag beteekent in koortsen ophanden uitslag of critisch zweet; zonder koorts duidt het scherpte der vochten aan,

-ocr page 39-

19

doofheid, gevoelloosheid in sommige deelen, belemmering in den bloedsomloop, zenuwlijden, kramp, somtijds verborgen jicht.

Koude is altijd eene huidkramp van verschillende graden; huivering, kippevel, trilling, ijskoude Ten allen tijde is zij een gewichtig teeken. Men onderscheide de koude bij het begin en in het verloop der koorts Iedere koorts begint met koude en naar deze kan men het zekerst den tijd van den aanvang eener koorts bepalen Is deze eerste koude zeer hevig, zoo beduidt zij óf eene hevige koorts, gewoonlijk eene ontstekingkoorts óf het begin eener wisselkoorts Is zij zwak en afwisselend met hitte, dan óf eene catarrhale rheumatische, óf zenuwkoorts. Bij heete koortsen openbaart zij zich slechts eenmaal in het begin, bij wisselkoortsen herhaalt zij zich bij iederen nieuwen aanval Treedt eene koude in het verloop eener heete koorts in, zoo verdient dit altijd de grootste aandacht en duidt het volgende aan: óf eene bij de heete koorts bekomende wisselkoorts óf het ontstaan eener ontsteking, of bij reeds aanwezige ontsteking den overgang in ettering (bij longontsteking zeer gewichtig), of in koudvuur, verplaatsing der ziekte, of ook eene ophanden zijnde gunstige beslissing, vooral door zweet. Bij wisselkoortsen beteekent eene lichte huivering met sterke hitte neiging tot overgang in eene heete koorts.

Koude der ledematen verraadt belemmerden bloedsomloop (vandaar in koortsen, inwendige ontstekingen) of kramp, of levenszwakte.

Hit te ^ wanneer zij algemeen verspreid is, verraadt algemeene koortsachtige aandoening; hitte in enkele deelen, aandrang van bloed of ontsteking dier lichuamsdeelen. De zoogenaamde gloeiende hitte, d. i. de toestand der huid, waarbij de opgelegde hand een onaangenaam, toenemend, prikkelend gevoel ontwaart, komt ge-woonlijk bij hooge graden van zenuwkoortsen voor en duidt juist de grootte van het gevaar aan.

§ 27. pjjn. Deze kan óf met ontsteking óf kramp gepaard gaan, en men kan alzoo uit de pyn altijd een van beide afleiden. Evenwel verwekt iedere pijn, wanneer zij hevig en langdurig is, ten laatste ook een ontstekingachtigen bloedaandrang.

Drukkende pijn in het voorhoofd met duizeligheid gepaard verraadt vuile stoffen in de maag, in het achterhoofd wijst zij op congestie; pijn op de helft of een klein gedeelte van het hoofd beteekent zenuwlijden; pijn in den rug en het kruis duidt aanbeien aan, of wanneer zij slechts door drukking van den vinger ontwaard wordt, zoo geeft zij prikkeling van het ruggemerg (een zeer gewichtig verschijnsel, zie ruggemergontsteking) te kennen Pijn onder de ribben bij uitwendige drukking, alsmede hitte die aldaar gevoeld wordt, is in koortsen altijd een bedenkelijke toestand en

2*

-ocr page 40-

20

duidt meestal onsteking in den onderbuik of in de borst aan.

Angst, een eigenaardig gevoel in de streek der hartaholte, nog onaangenamer en onverdragelijker dan pijn, verraadt óf aanzienleken aandrang van het bloed in de streek van den bovenbuik (vandaar bij ontsteking van het hart, de longen, lever, maag en andere on • derbuiksingewanden, ontaardingen van het hart, volbloedigheid in het onderlijf); óf ophooping van schadelijke, prikkelende, winderige stoffen in de maag, vooral gal en winderigheid; óf een beletsel in de uitzetting der longen (bij borst- en buikwaterzucht); of eenvoudige kramp, alzoo de angst der miltzuchtigen (hypo-chondristen), die dikwijls tot wanhoop overslaat.

§ 28. Beving duidt óf zwakte, óf bloedophooping óf zenuwprikkeling aan; zoo is zij in het begin eener koorts een hoofdkenmerk van haren zenuwachtigen toestand.

§ 29. Krampen. Zij geven óf zenuwprikkeling te kennen, h. v. van wormen, óf overvulling der vaten en bloedaandrang naar het hoofd en het ruggemerg, (vandaar het slechtste teeken bij bloedvloeiingen en ander verlies van sappen). Doch valt wel op te merken, dat zij bij kleine kinderen en vrouwen met zwakke zenuwen uit geringe oorzaken kunnen ontstaan en derhalve van geene gewichtige beteekenis zijn; doorgaans hebben zy by beide hunne oorzaak in het darmkanaal

§ 30. Verlamming Eene verzwakte of afgebroken werkzaamheid der bewegingsorganen van ons lichaam, der spieren, ook van het gevoel en de zintuigen, ook zelfs van het zedelijk vermogen (b.v. verlies van het geheugen, stompzinnigheid, idiotisme) is in alle deze gevallen het teeken eener belemmerde en onderdrukte werkzaamheid der zenuwen en dan somwijlen voor-bygaande, of eene verzwakking en diepe stoornis der hersenen en van het ruggemerg en dan zeer aanzienlijk en gevaarlijk.

§ 31. Bezwijming en beroerte. Bezzvijming verraadt verzwakking of voorby gaanden stilstand der werking van het hart en is bij voor krampen vatbare (hysterische) vrouwen van geringe beteekenis en slechts als een gewone aanval van kramp te beschouwen. Slechts in het begin der koortsen is zij bedenkelijk en een doorslaand bewijs dat zij van zenuwachtigen aard zgn, by aanwezige aandoeningen van het hart geven zy een ontaarden toestand van de samenstelling van het hart zelf te kennen.

Beroerte is altijd het ergste hersenlijden zelf.

§ 32. Uiterlijk, lichaamsbouw, uitwendige gesteldheid, houding, ligging Zij dienen tot kenteekenen niet alleen om aanwezige ziektetoestanden, maar ook van verschillenden aanleg tot ziekten te onderscheiden.

-ocr page 41-

21

Eene breede, hooge borst en behoorlijke verhouding aller ledematen onderling is het teeken eener sterke natuur en duurzame gezondheid. Lang gerekte en spoedig opgeschotene lichamen, met langen hals, platte borst en vleugelvonnige schouderbladen, zijn zwakke gestellen met aanleg tot longtering; korte ineengedrongen lichamen, met korten hals zijn altijd sterker en hebben aanleg tot beroerte.

Buitengewone vermagering, wanneer zij niet het gevolg is van gebrek aan voedsel, gemoedsbewegingen of koortsen, verraadt al-tijd een gebrek in de organen van den onderbuik en der spgs-vertering, of ook eene ziekelijke afscheiding, b v. bloed- en zaad verlies, pirloop, enz. — Buitengewoon vetworden is altijd bedenkelijk en beduidt doorgaans leverziekte.

Bleeke gelaatskleur verraadt ziekelijke stoffen in den onderbuik, vooral zuur en wormen, of kramp, of bloedsgebrek, waterachtig bloed, langzamen bloedsomloop en zwakte; witte kleur wijst op bleekzucht en gebrek aan bloed; roode kleur op volbloedigheid of aandrang van het bloed naar het hoofd; de als afgeperkt of omschreven roode wangen op aanleg voor tering. Lichtgele gelaatskleur is een teeken van ziekten in de onderbuiksingewanden ; gele gelaatskleur van ziekten der lever, geelzucht; blauwe vlekken van scheurbuik, ontbinding van het bloed, in den ouderdom belemmering in den bloedsomloop, gevaar van beroerte. Een plotseling en geheel veranderd uiterlijk duidt altijd groot gevaar aan; evenzoo eene geheel veranderde wijze van doen.

De ligging des lijders. Hoe meer deze in overeenstemming is met zijne natuurlijke gewoonten, des te beter. Onbewegelijk op ééne plek liggen verraadt óf verdooving óf groote zwakte. Aanhoudend heen en wederwenden verraadt inwendige angst en pijn, of prikkeling in het bloed, b.v. eene huiduitslagziekte, dikwijls ook op-eenhooping van schadelijke stoffen in den onderbuik en in de koorts ophanden beslissing der ziekte (crisis). Op beide zijden en op den rug goed te kunnen liggen bewijst ruimte der borst en eene goede gesteldheid der ingewanden van den onderbuik, het eerste vooral, wanneer de lijder met het hoofd achterover liggende, goed ademen kan. Op ééne zijde niet te kunnen liggen duidt doorgaans het gebrek van een ingewand in de tegenovergestelde zijde aan. Het optrekken der voeten naar het lichaam verraadt pijn ; onbetamelijke ontbloofing beduidt óf verstandsverbijstering, óf groote angst; eveneens, wanneer de zieke niets op het lichaam kan verdragen, nog erger, wanneer hij voortdurend uit het bed wil opstaan en weg wil; wanneer de lijder zich op de voeten neder buigt is de hoogste zwakte aanwezig, nog meer wanneer hg in de dekens pluist of naar iets om zich heen grijpt.

-ocr page 42-

TWEEDE AFDEELING.

Van de gewone oorzaken der ziekten.

§ 33. Van de kinderjaren De kindsheid beslist groo-tendeels over het toekomstig lot van den mensch. Want niet alleen, dat de grondslag van een gezond lichaam reeds in de vroegste jeugd gelegd wordt, en deze derhalve ons vonnis velt, of het ons beschoren is met krachtige gezondheid en opgeruimdheid des gemoeds de genoegens van het leven te smaken en de zorgen van zyne ernstige zijde te dragen, of wel een smartelijk bestaan ons voor altyd is weggelegd, — evenzoo oefent ook de lichaamsontwikkeling in de jeugd een verreweg grooteren invloed uit op de verstandsontwikkeling en de richting van het gemoed, dan men doorgaans geneigd is te gelooven. Slechts in een gezond lichaam huisvest een gezonde ziel, en duisterheid van den geest gaat ge-woonlijk met lichaamsgebreken gepaard. Doch niet met betrekking tot het lichaam en het verstand alleen kan de eerste verzorging der jeugd tot nadeel of heil strekken, ook het hart van den mensch geeft zij voor geheel zijn volgend leven de richting tot het goede of het kwade.

Dit weinige moge voorloopig voldoende zijn; later zal dit hoogst gewichtig onderwerp breedvoeriger ter sprake worden gebracht In hoeverre de znigelings- en kinderleeftijd tot zekere ziekten voor-beschiktheid bezitten, is reeds onder § '2 genoegzaam ontwikkeld.

§ 34. Van verschillende beroepsbezigheden der

menschen. Dat iedere stand met bijzondere gevaren voor de gezondheid vergezeld gaat, is een bekend feit, moeilijk echter is het, ja dikwerf geheel onmogelijk, dit nadeel uit den weg te ruimen. Heeft de mensch eenmaal eenen stand omhelsd, een bepaald middel van bestaan gekozen, zoo zal hij in de meeste gevallen gedwongen zijn daarin te volharden, al wordt ook zijne gezondheid nog zoo zeer er door benadeeld. Het eenige, wat hier voor eene goede gezondheidsverzorging te doen overbluft, is nauwkeurig de omstandigheden gade te slaan, waaronder bij eene bepaalde bezigheid de gezondheid gevaar loopt, en de middelen aan de hand te geven, waardoor deze gevaren het best kunnen vermeden worden.

Zoo worden scheikundigen, metaalsmelters, smeden, vergnlders.

-ocr page 43-

23

glasblazers en vele anderen, die dergelijke beroepen uitoefenen, deels door de schadelijke dampen, die zij inademen, deels door de groote hitte, waaraan zij bij hunnen arbeid blootgesteld zyn, zeer dikwijls met ziekten bedreigd. Aamborstigheid, borstkwalen van iedere soort, ja zelfs longtering wordt derhalve zoo menigvuldig onder hen aangetroffen. Om dit te voorkomen, moeten alle zulke werkplaatsen zoodanig ingericht zijn, dat eene bestendige luchtstrooming daarin plaats grijpt, en door eene behoorlijke trekking de rook alsmede alle overige schadelijke dampen terstond daaruit verwijderd worden. Deze werklieden moeten hunnen arbeid niet te lang onafgebroken voortzetten en nimmer ongekleed zonder zich eerst afgekoeld te hebben, zich in de koude lucht begeven. Gedurende het werk moeten zij iederen koelen, water-achtigen drank, onrijp fruit, salade, enz., vermijden.

Niet minder gevaarlijk en nadeelig voor de gezondheid is de arbeid in bergwerken, steengroeven en fabrieken. Molenaars en bakkers lijden veel door het meelstof, dat zij bestendig inademen, en de laatsten ook nog door de groote hitte, waaraan zij gedurende hunnen arbeid afwisselend zijn blootgesteld, daarom zijn zaj ook veelvuldig aan zware borstziekten onderhevig. Gevaarr lijker nog is het steenstof; die werklieden ontgaan slechts zelden eene bloedspuwing. Ook het kalk- en verfstof, waaraan witters en kamerschilders zijn blootgesteld, werkt hoogst nadeelig op de borst. En de uit loodwit, rattekruid (arsenicum) en andere metaalvergiften bereide verven kunnen door haar stof niet alleen de longtering, maar ook hoogst gevaarlijke vergiftigingen van geheel het lichaam ten gevolge hebben

Doch het is hier niet de plaats om iedere beroepsbezigheid der menschen met betrekking tot haren nadeeligen invloed op de gezondheid naar de rij af in oogenschouw te nemen; het beantwoordt volkomen aan ons doel, wanneer wij in het algemeen den invloed leeren kennen, dien eene met lichaamsbeweging verbondene of wel eene zittende levenswijze op ons gestel uitoefent. Bij de laatste willen wij nog in aanmerking nemen ot het slechts eene werktuigelijke verrichting is, of wel de geestvermogens bij het zitten tevens het hunne moeten bijdragen.

§ 35. Van de met lichaamsbeweging verbonden handwerken en hunne gevaren In het algemeen zijn lieden, wier beroep en werkzaamheid met lichaamsbeweging en inspanning verbonden is, de gezondste. Doch ook zij kunnen deels door den aard hunner bezigheid en deels door de plaats waar zij genoodzaakt zyn die uit te oefenen, zich allerlei ziekten op den hals halen.

Zoo is de landman bestendig aan alle nadeelige gevolgen van

-ocr page 44-

24

het weder, aan warmte en koude, vooral echter aan de altijd zoo nadeelige afwisseling daarvan blootgesteld. Hij wordt b. v. dikwijls langen tijd achtereen, dag aan dag door den regen doornat, dan versmacht hij weer gedurende den oogsttijd in de grootste zonnehitte, dan wederom heeft hg van avonddauw en nachtlucht te lijden. Daarbij komt nog de schadelijke gewoonte op killen voch-tigen grond te liggen, zelfs te slapen, het slechte drinkwateren gebrekkig voedsel. Niet zeldzaam zijn derhalve bij landlieden het hoesten, de verkoudheid, keelontsteking, jicht met of zonder koorts en andere dikwijls hoogst gevaarlijke koortsachtige ziekten. De roos tast hen namelijk dikwerf aan ten gevolge van de plotselinge onderdrukking der huiduitwaseming, door koud drinken bij verhitting van 't lichaam, doomatworden en het zitten en liggen op kouden, vochtigen grond. Uit dezelfde oorzaken, ook wel ten gevolge van het nuttigen van windverwekkende, onverteerbare voedingsmiddelen ontstaan bij hen dikwerf koliek en andere pijnlijke onderbuiksaandoeningen. — Het is waar, niet altijd kan de landman zich tegen zulke schadelijke invloeden wapenen, doch een weinig meer inachtneming zou bij hun verhard lichaam voldoende wezen, om het gevaar in groote mate te verminderen.

Lieden, die in de open lucht arbeiden, lijden veel aan pijnlijke, ontstekingen en verzwering der nagels aan handen en voeten. Zij wijten zulks gewoonlijk aan een of ander vergif, in den regel echter is dit het gevolg van een snellen overgang van koude in hitte en omgekeerd. Wanneer de doornatte en van koude verkleumde werklieden in plaats van naar het vuur te snellen, of, zooals de dienstmeiden dit doen, hunne handen in heet water te steken, zich in den beginne liever van het vuur en de kachel verwijderd hielden, de handen eerst met koud water afwieschen, ze vervolgens behoorlijk afdroogden, alvorens, wanneer hunne bezigheden dit vereischen, ze in warm water te dompelen, zoo zouden zij zich veel pijn besparen en geschikter voor den arbeid blijven. Zijn handen en voeten door de vorst verstijfd, zoo moet men ze door wrijven met sneeuw of wasschen met ijswater gevoel en beweegbaarheid teruggeven; plaatst men zich daarentegen terstond bij de kachel, zoo kan koudvuur aan de bevrozen ledematen terstond daarvan het gevolg zijn.

Lieden, die zware lasten moeten tillen, of bij andere gelegenheden hunne krachten meermalen moeten inspannen, verbeuren zich daarbij niet zelden, dikwijls slechts uit begeerte om meer te verdienen, of wel om vertoon te maken. Doorgaans evenwel blijven de gevolgen niet uit van het tillen van zware lasten boven zijne krachten, van ingespannen loopen, worstelen en meer dergelijke dwaze heldendaden. Deze gevolgen zijn van den nood-lottigsten aard: doodelijke uitzetting der bloedvaten, bloedspu-

-ocr page 45-

25

wing, aamborstigheid, steek in de zijde, verrekkingen, heete koortsen volgen dergelijke dwaasheden gewoonlijk op den voet.

Op geene der beroepen, die eene buitengewone lichaamskracht vereischen, zooals lastdragers, smeden, timmerlieden, enz., moest iemand in de jeugd zijne keuze vestigen, die daarvoor het gevorderd krachtig gestel niet bezit, wil hij niet het slachtoffer worden van zijn beroep. — Ook moet men bij dien arbeid de inspanning niet tot uitputting drijven, maar van tijd tot tijd zich eenige rust gunnen. Onafgebroken inspanning doet spoedig de beste kracht en het sterkste gestel afslijten, waarop alsdan een vroegtijdige ouderdom volgt.

Onregelmatigheid in eten en drinken, vooral aanhoudende arbeid met eene hongerige maag en vervolgens overlading met zwaar te verteren, dikwijls ongezonde spijzen, in 't bijzonder een slecht, karig, hoogst gebrekkig voedsel, ziedaar de nooit te overwinnen oorzaak dier kwaadaardige en aanstekende koortsen, waardoor de behoeftige arbeidende klasse zoo dikwijls wordt aangetast Ook tot eene menigte afschuwelijke huidziekten deelt gebrek aan behoorlijk voedsel de voorbeschiktheid mede, zooals wij dit ook bij dieren waarnemen, die uit dezelfde oorzaak dikwijls schurftig worden.

Armoede roept niet alleen eene menigte kwalen te voorschijn, maar zij vermeerdert ook het lijden van den ongelukkige op schrikbarende wijze Wie aan het ziekbed zelve geen ooggetuige van den jammer en de ellende van zulk een rampzalige geweest is, kan zich geen denkbeeld van zijn troosteloozen toestand vormen. Honderden sterven in dien nood, en nergens vindt de weldadigheid ruimer veld om barmhartigheid uit te oefenen dan juist in deze verblijfplaatsen van kommer en ellende.

§ 36. Van den met zittende levenswijze verbonden handenarbeid. Bij dergelijke beroepen gaan verscheidene schadelijke invloeden gepaard, die voor de gezondheid nadeelig zgn. Beklagenswaardig is het derhalve, dat in een beschaafd land meer dan de helft der bewoners tot deze, in het algemeen zeer onnatuurlijke levenswyze gedoemd zijn; want niet alleen brengt het grootste gedeelte van het vrouwelijk geslacht, zoowel nit de hoogere als lagere volksklasse het grootste gedeelte van haar leven zittend door, maar ook eene menigte van beroepen binnen en buiten de fabrieken dwingen een groot aantal der mannelijke bevolking tot denzelfden onnatuurlijkcn levensstaat. In het algemeens gezondheidsbelang is het daarom prijzenswaardig, dat in onze dagen een groot gedeelte van dezen handenarbeid door machines verricht wordt, waardoor een aanzienlijk getal arbeiders aan den landbouw is wedergegeven. — Zes tot acht uren dagelijks in zittende houding door te brengen, zal niemand schaden, doch ver-

-ocr page 46-

26

laat een mensch van deu vroegen morgen tot den laten avond zijnen stoel niet, zoo zal hg daardoor weldra mat en krachteloos worden, zijne spysvertering in wanorde brengen, waardoor zijne gezondheid weldra gestoord wordt. Zijne voeten zullen spoedig aan verzwakking lijden; zijne gestremde en verdikte sappen verwekken, voornamelyk by jonge lieden, uitslag en longtering, en de door zulke levenswijze hoogst prikkelbaar geworden zenuwen, veroorzaken krampen en zenuwlijden van verschillenden aard, waarmee dan nog eene hoogst prikkelbare en ongelukkige gemoedsstemming gepaard gaat.

Zijn, zooals het zoo dikwyls het geval is, in zulke werkplaatsen vele menschen by een verzameld, branden aldaar vele lichten en mist men de noodige zindelijkheid, zoo wordt daardoor de lucht hoogst ongezond, waaruit borstlijden, voornamelijk de longtering, geboren wordt, die zoo menig slachtoffer onder deze klasse van arbeiders maakt. De longtering wordt bi) die omstandigheden zeer dikwijls door aansteking medegedeeld, daar de werkman in de nabijheid van een aan longtering lijdende bestendig genoodzaakt is den adem van zijn buurman in te ademen, en onder tien a twaalf van zulke arbeiders zal men altijd den een of anderen aantreffen, die aan eene verdachte borstkwaal lijdt.

Nadeeliger nog werken deze zittende bezigheden op het lichaam, wanneer het daarbij genoodzaakt is altijd in eene gebogen houding te blijven, want deze verstoort nog eerder de verrichtingen van de borst en van den onderbuik en de aangeduide kwalen ontwikkelen zich des te spoediger. De werkelijke verkromming van het lichaam met al hare borst- en onderbuiksaandoeningen gaat hierbij nog gepaard.

Ten einde de treurige gevolgen dezer voor de gezondheid zoo schadelijke bezigheid te voorkomen, heeft men het volgende in acht te nemen. Men make iedere zich voordoende gelegenheid ten nutte om eene beweging in de open lucht te nemen, en brenge de van arbeid vrije uren niet in spel en drinkgelagen door; gedurende het werk make men zich het zitten en de lichaamshouding zoo gemakkelijk als eenigszins mogelijk is en verandere zoo dikwijls mogelijk van positie; men vermijde alle zwaar te verteren, verstoppende en windverwekkende voedingsmiddelen, neme de grootste zindelijkheid in acht en wassche tot versterking het geheele lichaam, voornamelijk het hoofd, de borst, den onderbuik en rug met koud water, en bade zich des zomers in de rivier.

§ 37. Van de zittende levenswiize der geleerden en hare schadelijke gevolgen Bovenmatige inspanning van het denkvermogen verzwakt het gansche zenuwstelsel, en omdat zij doorgaans te gelijker tijd met aanhoudend

-ocr page 47-

27

zitten gepaard gaat, zoo lijden lichaam en geest daarbij des te meer. Door het lang zitten en denken wordt de spijsvertering verzwakt en de huiduitwaseming verminderd, daarom Igden kamergeleerden zoo veel aan jicht, steen en graveel. Hunne lever verslapt, gaat zelfs tot verharding over, terwijl alsdan al de treurige gevolgen van een belangrijk lijden der lever niet uitblijven, als daar zijn: geheele vernietiging der spijsvertering, geelzucht, waterzucht, enz. Niet zelden ook worden zij door uitterende ziekten en hartkwalen aangetast, zij hebben veel te verduren van hoofdpijn en duizeligheid, waarop dan beroerte en verlamming volgt, terwijl oogziekten van iederen aard bij hen geen zeldzaam verschijnsel zijn. Doch het ergste van al hun lijden dat hun ieder genot ontrooft en iedere levensvreugd verbittert, is de zwartgalligheid (hypochondrie), waardoor zoo velen hunner worden aangetast.

Ten einde de edelste bezigheid des menschen, die zoo zegenrijk voor anderen is, niet tot eigen hellepijn te maken, en te voorkomen dat door vernietiging van lichamelijke gezondheid ook niet de geest verduisterd wordt, moet de geleerde op zijne geheele levenswijze, vooral echter op eene nauwkeurige verdeeling van zynen tijd, acht geven. Arbeid moet met uitspanning en verstrooiing afwisselen; na eenzame kameropsluiting moet vroolijk gezelschap en beweging in de open lucht volgen. Eenzame wandelingen zullen evenwel geene ontspanning verschafien, want gewoonlijk verdiepen zij zich daarbij nog meer in de door hen aangekweekte gedachten en zetten aldus de inspanning van hunnen geest met nog meer volharding voort. Niets is evenwel belachelijker dan het zoogenaamde aristocratismus der geleerden, dat hun de vroolijkgestemden myden en alleen in het verkeer met de ernstige mannen van het vak een naar hunne meening passenden omgang doet zoeken. Deze geleerden-trots, zooals ieder ander soort van dezen erbarmelijken hartstocht, die armoede aan geest en hart verraadt, maakt hen belachelijk entevens ongelukkig.

Nimmer mogen geleerden onafgebroken aan één onderwerp slechts hunne aandacht wgden, want niets vermoeit zoozeer het denkvermogen, als eene eenzijdige aanhoudende inspanning. Afwisseling in het denken verschaft den geest de noodige veerkracht om gedurende langen tgd den arbeid voort te zetten.

Ook is de inrichting vac het studeervertrek volstrekt geene onverschillige zaak. Het moet licht en luchtig zijn, niet eng, vochtig, rookerig, enz. In een en dezelfde lichaamshouding, hetzij staande of zittende, altijd te schreven of te lezen is na-deelig; ook hierin moet eene afwisseling plaats hebben. — Luid lezen versterkt de longen en geeft eenigermate vergoeding voor

-ocr page 48-

28

het gebrek aan lichaamsbeweging. — De morgenstond heeft gond in den mond! Deze -waarheid moeten geleerden nog meer behartigen dan ieder ander, want de geest is des morgens het geschiktst tot denken, en op geen anderen tijd van den dag verdraagt lichaam en ziel beter de inspanning van het verstand, dan in den morgenstond. — De voortreffelijkste afleiding voor den geest verschaft de muziek, wanneer het gemoed daarvoor ontvankelijk is. — Niets is zoo zeer af te keuren, als het denkvermogen door sterken drank te willen opwekken; kiest men daartoe bovendien de jenever, zoo zal binnenkort lichaam en geest daardoor worden ten gronde gericht. — Ook de hartsterkende geneesmiddelen, maagdroppels en dergelijke zgn schadelijk voor de gezondheid. Groote wandelingen, tochten te paard of andere lichaamsbewegingen, het drinken van veel koud water zullen lichaam en geest grootere veerkracht schenken, dan alle geestrijke vochten dit vermogen. Lichaamsoefeningen terstond na het middagmaal zijn niet doeltreffend en mogen nimmer tot volslagen vermoeienis worden voortgezet.

§ 38. Van de voedingsmiddelen als ziekte oorzaken. De hoedanigheid van het dagelijksch voedsel heeft een wezenlijken invloed op het lichaam van den mensch. Daardoor toch verkrijgen zijne sappen óf eene zachte eigenschap en blijven vloeiend, óf zij verdikken en worden met alle scherpe stoffen vermengd. Eene verandering in den leefregel kan het geheele gestel eenen omkeer doen ondergaan, en een ongezond voedsel met gebrekkigen leefregel is de bron der menigvuldigste ziekten. Daarom is het geheele voedingstelsel niet alleen voor gezonden van groot gewicht, maar vereischt bij zieken de grootste opmerkzaamheid. Immers, wanneer door gebrekkigen leefregel iedere ziekte verergert, zoo kan men van den anderen kant in vele gevallen, door een geregelden leefregel alleen het herstel van den lijder volkomen bewerken. Eene dergelijke manier om den lijder te genezen (wanneer dit ook nielt; altijd spoedig plaats heeft) heeft in zoover de voorkeur, dat hare werking duurzamer is en verreweg aangenamer en minder gevaarlijk voor den zieke, dan wanneer men de genezing door medicijnen wil bevorderen, waarbij men toch een behoorlyken leefregel niet kan ontberen.

Er kan hier onmogelijk sprake zyn om den aard van iedere spijs en de omstandigheden, waarin zij schadelijk of heilzaam zyn kan, aan te duiden. Aan ons doel beantwoordt het volkomen, wanneer wij slechts de misslagen opsommen, die dikwyls met betrekking tot eten en drinken begaan worden, en wy daardoor hunne nadeelige gevolgen leeren kennen.

Te veel en te weinig gebruiken is beide verkeerd. Men volge hierin slechts den drang der natuur, want deze geeft aan ieder

-ocr page 49-

29

levend schepsel te kennen wanneer het voldoende spijs genuttigd heeft en maant het ook door honger en dorst wanneer het grooter behoefte heeft. Als regel voor de hoeveelheid spijs, die men tot rich neemt, staat matigheid bovenaan.

Bedorven spy zen van welken aard ook zijn schadelijk; opzettelijke vervalsching der voedingsmiddelen is de wraakbaarste handelwijze die er bestaat.

Te lang bewaren der voedingsmiddelen is nadeelig, want alle, zoowel die uit het dieren- ais uit het plantenrijk, zijn spoedig aan rottend bederf onderhevig.

Men nuttige liever iu het geheel geen vleesch, dan dat van zieke dieren of van zoodanige, die een natuurlijken dood gestorven zijn. — Mestvee kan met het zieke vee ongeveer op gelijke lijn gesteld worden en geeft nimmer een gezond voedsel. Evenzoo moet men het vee uit opgepropte stallen voor ongezond verklaren. — Het opblazen van het vleesch ten einde het een beter oog te geven, is altijd zeer walgelijk en moest nooit geduld worden.

Sterk gezouten en gepekeld vleesch gedurende langen tijd in overvloed genuttigd, verstoort den eetlust, verzwakt de spijsvertering en verwekt scheurbuik en miltzucht. — Velerlei vleesch-soorten door elkander te eten is niet raadzaam; bij een enkel vleeschgerecht en zulks eens in de 24 uren genoten, zal zich de mensch het best bevinden. Bestond onze voeding voor het grootste gedeelte slechts uit melkspijzen en groenten, zoo zou men zelden van heete koortsen, zenuwzinking- en rotkoortsen hooren. Eauwe planten, vruchten, enz. kunnen slechts door volwassenen verdragen worden.

Een te waterig diëet deugt volstrekt niet, het verzwakt het lichaam.

Te warme en te sterke thee, in aanzienlijke hoeveelheid gedronken, verwekt zenuwverslapping; als ontbijt verzwakt zij de maag en ontneemt allen eetlust.

Weinig drinken verdikt de sappen en maakt ze scherp, verwekt heete koortsen en scheurbuik.

De fijne kookkunst, welke door hare mengsels uit gezonde voedingsmiddelen een langzaam sluipend vergif bereidt, is in het leven zeer overtollig. Een gezond mensch heeft slechts behoefte aan eenvondig gekookte en gebraden spijs en de zieke heeft nimmer eenen kok noodig — Prikkelende zaken zooals augurken, pickles, enz., om. de maag meer voedsel dan noodig is te doen nemen, zijn volstrekt geen levensbehoefte.

Water is de gezondste drank. Moet het zoowel tot koken als drinken dienen, zoo mag het nooit troebel zijn, het moet met zeep vermengd schuimen, mag bij het wasschen het linnengoed niet geel kleuren en geen merkelij ken reuk of smaak

-ocr page 50-

30

hebben. Warm water verwekt drukking en zwaarte in de maag-en verzwakt ze. Lauw water, wanneer men er niet aan gewoon is, verwekt walging en braking. Koud water is in ziekte en gezondheid de geschiktste drank, doch het moet niet in keelziekten en nooit in te groote hoeveelheid gedronken worden; immers wanneer men er meer van drinkt dan de verterings-krachteu der maag kunnen verdragen, zoo zal men in plaats van het beoogde voordeel zich de grootste schade berokkenen.

Tegen het gebruik van alle sterke dranken onophoudelijk te ijveren is belachelijk, want niemand slaat er acht op. Ook zy n de dranken op zich zei ven, bij gezondheid van het lichaam, niet schadelijk, het misbruik alleen heeft treurige gevolgen. Zijn deze dranken zuiver on onvervalscht, zijn zij niet te jong en hebben zij hnnne toereikende gisting ondergaan, zijn ze niet bedorven, zoo is tegen hun matig gebruik niets in te brengen. Te jonge wijn bederft de maag, verwekt hoofdpijn en spoedige dronkenschap; ver-valschte wijn veroorzaakt ziekte, borstwaterzucht en beroerte. Het bier in overdaad gedronken verwekt meer dan de wgn beroerte of jicht, ook wordt door dezen drank de spijsvertering meer gestoord dan door bovenmatig gebruik van wijn. De wijngeest, waar in hij ook moge vervat zijn, werkt altijd, onmatig genoten, als verdoovend vergift en kan alsdan door eene beroerte oogenblikkelijk den dood veroorzaken. — Jeneverdronken-schap, die niet zoo hevig is dat zij oogenblikkelijk doodt, verwekt braking, verdoovenden slaap en daarna hevige hoofdpijn. Niet gering is het aantal ziekten en kwalen, waarmede dronkaards van beroep ten laatste bezocht worden. Eerst lijdt hunne maag. Zij verliezen allen eetlust en ook de kracht om spy zen te verteren. lederen morgen lyden zij aan benauwdheid en braking, gepaard met een brandend gevoel in de maag. Later wordt hun geheel zenuwstelsel verlamd, de zuiperswaanzin, vallende ziekte, ijlhoofdigheid en beroerte volgen. — Borstontstekingen zijn bij dronkaards niet zeldzaam, waaruit alsdan zeer licht de longtering ontstaat. Zij voornamelijk, die reeds in de jeugd aan den drank verslaafd zyn, worden vroegtijdig het slachtoffer dezer ziekte, maar ook ouderen van jaren loopen gevaar. Wordt een jeneverdrinker door eene koorts aangetast, zoo is hij moeilgk te redden. Het schrikkelijk lijden der borstwaterzucht maakt gewoonlijk aan het ellendig en verachtelijk leven van den dronkaard een einde.

Daar het brood een hoofdbestanddeel onzer voeding uitmaakt, zoo kan men aan de goede hoedanigheid daarvan geene genoegzame zorg besteden. Een goed brood mag noch te grof en zwart, noch te fijn wezen. Brood dat te lang gegist heeft, wordt zuur en veroorzaakt diarrhee, het ongegiste of te weinig gegiste moet

-ocr page 51-

31

niet gegeten worden, want in het laatste bevinden zich nog altijd hoeveelheden ruw deeg; vooral moet men het versche nog warme brood, de lievelingsspijs van zqo velen, als hoogst nadeelig en onverteerbaar vermyden. De broodsoorten met enkel water bereid zijn de beste. Met melk aangemengd verwekken zij licht winderigheid. De kunst vervaardigt eene menigte gebak met boter, suiker en kruiden, meer voor den smaak dan voor de gezondheid. Hoe meer vette bestanddeelen, hoe meer amandelen in zulke Iskkernijen, des te schadelijker voor de maag.

De bijzondere eigenaardigheden van ieder voedingsmiddel hier op te sommen, schijnt mij zeer overtollig. De eigen ondervinding leert het iederen menseh beter wat voor zijn gestel past, of daardoor niet kan worden verdragen. Ik wil echter hiermede niet zeggen, dat ieder mensch maar moet eten en drinken wat hem bevalt, integendeel, ik prijs den navolgenden leefregel als zeer aanbevelenswaardig aan, want een verstandig gebruik van de gaven der natuur moet tegelijkertijd even wars zijn van pijnigende ongerustheid als van lichtzinnig vertrouwen.

Het gemengd voedsel, zoowel uit het planten- als uit het dierenrijk, is den mensch tot zijn gebruik aangewezen; zich uitsluitend óf van planten of van dierlijke voeding te bedienen, zal hem steeds nadeelig zijn. De zuigeling heeft aanvankelijk slechts behoefte aan de zuiver dierlijke melk als voedsel en de proeven om hem in plaats daarvan eene plantenvoeding te verschaffen, zijn altijd gebleken hoogst verderfelijk voor hem te wezen; na eenige maanden echter verdraagt hij zeer goed eene plantenvoeding by de melk. Van de kindschheid tot aan de jongelingsjaren moet bij zijne voeding aan plantenkost de voorkeur worden gegeven boven de dierlijke voeding; by volwassenen moet het omgekeerde plaats hebben.

Alle laffe of zwaar te verteren spgs moet by een zwak, voos lichaamsgestel vermeden worden. De spys moet voedend wezen en beweging in de open lucht is hier noodzakelijk.

Volbloedigen moeten het al te voedzame mijden, zooals vette spijzen, krachtige wijn, zwaar bier, enz.

Zwaarlijvigen mogen niet veel meelspijs of slijmigen kost gebruiken; daarentegen zijn rammenas, knoflook, specerijen en alles wat de huiduitwaseming en pisafscheiding bevordert hun passend. Magere personen moeten den tegen overgestelden regel volgen.

Zij die met maagzuur behept zgn, moeten weinig groenten, daarentegen meer dierlijk voedsel tot zich nemen. Personen evenwel, die door scherpe ransige oprispingen gekweld worden, moeten zich alleen bij zuurachtig plantenvoedsel houden.

Lieden met jicht en zwakke zenuwen geplaagd, hysterische vrouwen, miltzuchtigen moeten alle windverwekkende, gezouten

-ocr page 52-

32

en gerookte spijzen en alles wat zanr opwekt vermijden. Hunne voeding moet schraal, licht en niet verhittend, of verstoppend zyn.

Niet alleen voor het gestel en den leeftijd moeten de voedingsmiddelen worden uitgekozen, maar ook voor het beroep, dat de mensch uitoefent, moeten zij passend zijn. Bij eene zittende levenswijze met inspanning van den geest, moet de kost spaarzamer en lichter te verteren zyn dan bij den landman. Hetgeen voor dezen een krachtig voedsel is en hem wel bekomt, is voor genen onverteerbaar, en met het voedsel, waardoor de geleerde volkomen verzadigd wordt, zal de landman honger lijden.

Een te eenzijdig diëet is nadeelig. Altijd hetzelfde te eten is schadelijk. De natuur zelve wgst ons door de groote menigvuldigheid en verscheidenheid harer ons aangeboden voedingsmiddelen en door den verschillenden in ons aanwezigen eetlust op de noodzakelijkheid eener afwisseling in dit opzicht.

Ook de verschillende aanleg voor ziekten, hetzij die door vroegere levenswijze is verkregen, of dat reeds voor onze geboorte daarvoor de kiem was gelegd, moet altijd bij de keuze der voedingsmiddelen in aanmerking genomen worden. Slechts daardoor kan de van teringachtige, klierzieke ouders geborene, of hij die met jicht en steen gekweld wordt, aan alle deze ziekten ontsnappen, wanneer hg de in deze verschillende ziekten door de geneeskunst gegeven voorschriften nauwkeurig opvolgt. Doet hij dit niet, dan zal hij door geen ander middel zijn treurig lot ontgaan. Maar ook allen, die aan eene periodiek weder-keerende ziekte lijden, b.v. jicht, aanbeien, vallende ziekte, enz. kunnen in den schijnbaar gezonden tusschentijd geene genoegzame zorgvuldigheid voor eene behoorlijke keuze in spijs en drank in acht nemen, wanneer zij dezen weldadigen rusttijd niet opzettelijk willen verkorten en den daaropvolgenden aanval krachtiger en gevaarlijker maken.

Overlading der maag, evenals lange onthouding van spys, vooral wanneer men hoopt daardoor de kwade gevolgen van overdaad uit den weg te kunnen rui men, is voor de verteringsorganen altijd nadeelig; schadelijk is het ook, wanneer men niet op vast bestemden tijd regelmatig zijnen maaltijd neemt. Langen tyd zonder voedsel te blijven is voor jongelieden nadeelig, in hoogen ouderdom kan dit zelfs met levensgevaar vergezeld gaan. Het vermeerdert de winderigheid waaraan oude lieden in den regel doorgaans in buitengewone mate lijden en zeer dikwijls ziet men dat bejaarde lieden door duizeling, ja zelfs bezwymin-gen worden overvallen, die alleen in de leegte van de maag hare oorzaak hebben, want een glas wijn, een stukje brood of eene andere vaste spijs voorkomt die aanvallen met zekerheid.

-ocr page 53-

33

Zich met eenige koppen koffie of thee en een stuk brood voor het middagmaal te vergenoegen is ook velen nadeelig; het verzwakt den eetlust, bederft de sappen en vult de maag en de darmen met wind, In hoogen ouderdom kan dit niet zelden de oorzaak van een onverwacht snellen dood zijn. Daarom moeten al diegenen, die laat in den middag hunnen maaltijd nemen, ^ steeds een krachtig ontbijt gebruiken.

Meestal gebruikt men een licht ontbijt en een overvloedig avondmaal. Wanneer deze orde werd omgekeerd, zou de gezondheid hierdoor veel meer bevorderd worden. Eet men des avonds weinig, gaat men niet te laat naar bed en staat men des morgens vroeg op, zoo verlangt en verdraagt men ook een krachtig ontbijt.

Iedere al te snelle verandering in den leefregel is gevaarlijk. De spijzen, die de maag reeds gewoon was altijd te verteren, wanneer deze ook al minder goed voor de gezondheid mogen wezen, znllen haar in allen gevalle beter bekomen dan een meer .quot;■ezond doch ongewoon dieet. Moet hierin wegens omstandigheden, van ons onafhankelijk, eene verandering plaats grijpen, zoo moet dit langzamerhand geschieden. De snelle overgang van eene eenvoudige sobere spijs tot eene weelderige tafel is evenzoo gevaar-i lijk als wanneer het omgekeerde plaats heeft. Het geheel inwendig organisme van ons lichaam wordt daardoor in wanorde ge bracht, hetgeen de nadeeligste gevolgen kan na zich slepen.

Wanneer eene zekere orde en regelmaat in den leefregel ook altijd dringend is aan te bevelen, zoo is het evenwel eene uitgemaakte zaak, dat eene kleine afwijking hierin wel geoorloofd is, mits men deze niet te dikwerf herhaalt. Niemand zal dit

I altijd kunnen vermijden; zij echter, die met te angstige bezorgdheid zich aan een streng diëet onderwerpen, loopen alsdan bij voorkomende gevallen het meeste gevaar, wanneer zy van hunnen stipt gevolgden leefregel moeten afwijken. Altijd met het oog op een zekeren graad van matiging, is het zelfs raadzaam, niet voortdurend bij deze regelmaat te volharden, maar zich nu en dan eene afwijking te veroorloven.

gt; § 39. Vatl de lucht. Eene veelvuldige en nog altijd te

weinig in aanmerking genomen oorzaak van jammerlijke ziekten is eene ongezonde lucht Hier zal niet. van die luchtsoorten sprake zijn, die door bedwelming een snellen dood kunnen te weeg brengen, maar alleen \an dien slechten toestand dezer al-gemeene levensbron, die, alhoewel ongemerkt, toch niet minde/ zeker de gezondheid van ons lichaam ondermijnt.

In de eerste plaats oefent datgene, wat de algemeene eigenschappen der lucht in een hoogen graad verandert, een nadee

-ocr page 54-

34

koude of vochtigheid der lucht. Bovenmatige hitte vermeerdert en bederft de galafscheiding en deelt aan het bloed eene ontbindende eigenschap mede, waaruit lever- en galziekten van allen mogelijken aard, gal- en andere kwaadaardige koortsen, buikloop, braakloop (niet de aziatische cholera), enz. hunnen oorsprong hebben. Koude verwekt rheumatische en catarrhale aandoeningen, is zij zeer streng, dan keel- en borstontstekingen. Te groote vochtigheid der lucht ontneemt het lichaam zijne buigzaamheid, is bijzonder voor matte en vooze gestellen nadeelig, verwekt al-gemeene verslijming der sappen, slijm- en wisselkoortsen en geeft voorbeschiktheid tot waterzucht. De berglucht is wel is waar zuiverder dan de lucht der dalen, doch zwakke en voor ontsteking vatbare longen, (vandaar longknobbels en aanleg tot longtering) kunnen haar niet verdragen, want voor deze is zij veel te opwekkend en prikkelend.

De aanwezigheid van vele menschen in eene besloten ruimte, waar de versche lucht geen vrijen toegang heeft, bederft den dampkring spoedig ineen hoogen graad en werkt alsdan bijzonder nadeelig op zenuwachtige, prikkelbare personen, die daarom ook in opgepropte kerken, schouwburgen en gezelschappen zoo licht onpasselijk worden, ja zelfs in bezwijming vallen. Het bederf der lucht wordt in al deze plaatsen nog vermeerderd, wanneer aldaar tevens nog vele lichten branden, die de zuurstof verteren.

Iedere woning, waarin de lucht geen vrijen toegang heeft, is ongezond en moest nooit tot verblijf gekozen worden. Daar de behoeftige klasse in groote steden meestal in dergelijke krotten en gaten gehuisvest is, zijn ook die verblijfplaatsen zoo dikwerf de zetel van kwaadaardige, aanstekende epidemiën. Voornamelijk is het de onderste luchtlaag in groote steden, die altijd met dampen en onreinheden van alle soort bezwangerd is, terwijl de bovenlucht alleen zuiverder en meer ter inademing geschikt is. Daarom zgn alle woningen en vooral de slaapplaatsen, die gelijk met den beganen grond zgn, niet zoo gezond als die der eerste verdieping; ja, in zeer volkrijke steden of in de nabijheid van water verschaft eerst de tweede verdieping het voorrecht om eene zuivere lucht in te ademen. Hoe luchtiger een huis, des te gezonder is daarin het verblijf; blijft het altijd zorgvuldig gesloten, hetgeen in den winter dikwerf het geval is, zoo kan de lucht zich daarin niet ver-verschen, en het is alsdan voor de gezondheid nadeelig. Ook de vertrekken, moeten gelucht en de vensters der slaapkamers vooral niet den geheelen dag gesloten worden. Velen worden er gevonden, die een prachtigs woning bezitten, doch voor hunne slaapkamers kiezen zij de engste en afgelegenste vertrekken. Daarin handelen zij echter zeer verkeerd, want in een slaapvertrek mag nooit de lucht en de zon ontbreken, en altijd moet dit hoog en

-ocr page 55-

35

ruim -wezen. Het aanhoudend luchten der bedden is niet minder heilzaam voor de gezondheid. Ofschoon eene goede woning luchtig en droog wezen moet, mag zij evenwel nooit tochtig zijn. Vochtige muren in de kamer, steenen vloer, slecht sluitende deuren en vensters zijn altijd nadeelig. Worden in de slaapkamer de lederen schoenen of laarzen met groene schimmel aangeslagen, zoo is dit een bewijs, dat zij vochtig en derhalve voor slaapkamer niet geschikt is. Voor stedelingen is het buitcnverblyf van belang-rijk nut, want niets kan hun met betrekking tot de gezondheid heilzamer wezen, dan wanneer zij ten minste den nacht in eene zuivere onbedorven lucht kunnen doorbrengen; voorzeker worden zij daardoor voor menige hen bedreigende kwaal gevrijwaard.

Lieden met zwakke zenuwen, teringachtigen en aamborstigen, vooral miltzuchtigen (hypochondristen) moesten zooveel mogelijk hot verblijf in groote steden mijden. Dikwijls toch heeft men gezien, dat deze ongelukkigen, wier lijden door niets kon verzacht worden, door een verblijf op het land geheel en al daarvan werden bevrijd en weder vroolyk en levenslustig geworden zijn Hetzelfde geldt ook voor zenuwachtige, hysterische en met kramptocvallen behepte vrouwen. Zij echter, wier omstandigheden het niet veroorloven zich dit weldadig genot der landlucht te verschaffen, moeten er toch naar streven, ten minste door menigvuldige beweging in de open lucht, daarin eene schadeloosstelling te zoeken en hunne woning zoo luchtig honden als eenigszins mogelijk is.

Buitenplaatsen met veel en dicht boomgewas te omgeven is ondoelmatig, want dit verspert den vrijen toegang der lucht, maakt ze vochtig, kil en ongezond Dubbel nadeelig zijn bosschen rondom huizen, die in vlakten gelegen zyn. Ongezond als woonplaats zijn ook de enge dalen, vooral wanneer zij van het zuiden naar het nooiden eenen doortocht hebben, want daarin en in hunne na-bijheid heerscht altijd een bestendige tocht, terwijl de lucht met dampen is bezwangerd, die dikwijls in zulk een dal als het ware opgesloten worden, — De nabijheid van stilstaande wateren en moerassen moet zooveel mogelijk worden vermeden, want daaruit ontwikkelen zich meestal verpestende dampen, die gevaarlijke en aanstekende ziekten te voorschijn roepen Zij echter, die genoodzaakt zijn een dergelijk verblijf te kiezen, moeten dan ten minste trachten aldaar zoo droog mogelijk te wonen, een krach-tigen leefregel volgen en de grootste zindelijkheid in acht nemen.

Al wat reuk verspreidt bederft de lucht, welriekende geuren niet uitgezonderd, doch veel is er, wat volstrekt geen reuk afgeeft en den mensch niettemin hoogst verderfelijk kan worden. Men ver-wijdere derhalve uitzijn woonvertrek alle kwalijk-en welriekende voorwerpen, bijzonder uit zyn slaapvertrek alle bloeiende en geurige gewassen. Geheel nadeelig zijn de zoo aangenaam riekende,

3*

-ocr page 56-

36

witte en gele bloeiende bolbloemen, anjelieren, viooltjes, boonenbloesems, die, wanneer men den reuk daarvan in besloten vertrekken gedurende den nacht en den slaap inademt, aanvallen van duizeling, bedwelming, ja zelfs den dood kunnen veroorzaken. Eene vooral groote gevoeligheid voor den schadelijken invloed dezer welriekende geuren, wordt by zenuwachtige meisjes of vrouwen en bij zwartgalligen (hypochondristen) aangetroffen. Tot het geenen reuk verspreidend maar hoogst gevaarlijk bederf der lucht in vertrekken, wordt de kolendamp gerangschikt, vooral die van eikenhout, waardoor volgens de ondervinding de meeste gevallen van verstikking zijn voorgekomen. Om een dergelijk ongeluk bij het stoken daarvan te vermijden lette men er nauwkeurig op, of de kachels evenals de schoorsteenen behoorlijke trekking hebben, en zorge dat, zoolang er nog kolen gloeien, de pijp niet afgesloten wordt. Steenkolen, wier damp wel reuk verspreidt en daarom lichter te bespeuren is, zijn nog gevaarlijker en vereischen nog grootere omzichtigheid. Een schadelijk gebruik is het, om, wanneer men hout stookt, dit eerst achter de kaehel ter droging te leggen; dit hout, wanneer het warm wordt, wasemt eveneens een verstikkenden damp uit. Het gebruik van stoven, waarop zoovele vrouwen verzot zijn, maakt haar bleek, verwekt witten vloed, en kan in gesloten vertrekken eene verstikking veroorzaken. — Gistend brooddeeg, zuurkool-, komkommer- of biervaten in de kamer te bergen, is altijd gevaarlijk. — Even nadeelig is het bewonen van vertrekken, die met vernis of verven uit terpentijn en andere oliën bereid, geschilderd zyn.

Heeft de gezonde behoefte aan versche, zuivere lucht,, zoo is zij voor den zieke niet minder onontbeerlijk, en toch laat men hem die weldaad zoo zelden genieten. Tc algemeen helaas! heerscht het verderfelijk vooroordeel, dat iedere zieke zoo warm mogelijk moet gehouden en iedere toegang der versche lucht in zijne kamer moet afgesloten worden. Vandaar dan ook, dat men bij het binnentreden in zulk een vertrek door den kwaden damp en de warmte gemakkelijk in bezwijming kan vallen. Dat zulk een dampkring het herstel van den lijder niet bevorderen kan, laat zich gemakkelijk begrijpen. Hartversterkender dan alle medicijnen is de versche lucht voor den zieke; de voor eene ziekenkamer geschikte temperatuur is-1- 14 tot 15° E. Voorzeker moet de dagelijks vereischte luchtverversching en afkoeling van het vertrek met voorzichtigheid geschieden, opdat geen tocht den zieke treffe. Overigens moet ook alles wat de lucht in het ziekenvertrek slechts in het geringste verontreinigen kan, terstond daaruit verwijderd worden.

Personen met zwakke longen, zelfs lijders aan longtering brengt de uitwaseming van versch geploegde akkers, de zooge-

-ocr page 57-

37

naamde grondreuk, alsmede het inademen der ammoniak bevattende lucht in koestallen verlichting en sterking aan.

§ 40. Van de lichaamsbeweging Dat de mensch bestemd is om in 't zweet zijns aanschijns zijn brood te eten, is waarlijk geen vloek, want daardoor wordt hem gezondheid en wakkere levensmoed ten deel. Niet tevergeefs begiftigde ons de milde natuur met de machtige aandrift naar beweging; deze is tot ons behoud even zoo noodzakelijk als het voedsel. Werkeloosheid verslapt het gelieele lichaam en opent de deur voor een heirleger van ziekten. De spijsvertering wordt verzwakt, de bloed-bereiding gebrekkig, de afscheiding der vochten traag en ontoereikend, en de gevolgen daarvan zijn lever- en nierziekten met andere zorgwekkende ziekten van den onderbuik. Slechts oefening onzer lichaamskrachten beveiligt ons daartegen, terwijl deze ook alleen in staat is de treurige gevolgen der traagheid te overwinnen. Het kamervcrblijf vormt zwakke en prikkelbare zenuwen; doch die fiks in de open lucht zich bewegen, weten niet wat zwakte der zenuwen is en ontgaan de kwelling van hysterie en hypochondrie doorgaans altijd.

Zonder vrije huiduitwaseming kan de mensch nooit gezond blijven. Waar het evenwel aan lichamelijke bezigheid en beweging ontbreekt, daar zal deze ook weldra worden gestoord, waaruit alsdan jicht, rhumatiek en gebrekkige toestanden van lederen aard noodzakelijk ontstaan.

Traagheid en werkeloosheid kunnen licht in gewoonte ontaarden en de geringste beweging wordt dan met tegenzin en na veel zelfoverwinning ondernomen, zooals dit zoo dikwijls met hypochondristen het geval is, wier lijden alleen daardoor niet te verzachten is. Daarom moest men het zich tot eenen niet te veronachtzamen regel stellen, om even zoo min als men het dagelyksch gebruik van spijs en drank nalaat, ook niet te verzuimen dagelijks eene beweging en zoo mogelijk in de open lucht te nemen. Geen tijd van den dag is daarvoor geschikter dan de vroege morgenstond, waardoor men ook het zoo verzwakkende lang liggen in het warme bed spoedig afleert. Eene lichaamsbeweging in de open lucht, in het vroege morgenuur genomen, kan niet anders dan het gemoed opvroolyken, den eetlust opwekken en geheel het lichaam versterken.

Een vadzig mensch klaagt gedurig over maagpyn, winderigheid, verstopping enz. Doch dit lijden baant den weg voor veel ernstiger kwalen. Door fiksche lichaamsbeweging kan men die alleen voorkomen, waarvan dikwerf traagheid den lijder terughoudt.

De beste lichaamsbeweging is altgd in de open lucht, hetzij te voet of te paard. Een tochtje in het rijtuig is niet voldoende,

-ocr page 58-

38

hetgeen vooral diegenen moeten behartigen, die van meening zijn dat het rijken lieden niet past om te voet te gaan. Kan men zyne kamer niet verlaten, dan moet men tot allerhande lichaamsoefeningen zijne toevlucht nemen, en de wandelingen moeten door biljart-, bal-of kegelspel, enz. vervangen worden. Spitten, houtzagen, schaven, enz is in dit opzicht ook wel aanbevelenswaardig, doch men moet dan zorgen, dat vermoeienis en inspanning niet te groot worden, hetgeen trouwens ook bij iedere andere lichaamsbeweging dient in acht te worden genomen Onder eene doelmatige leiding en behoorlijk toezicht zijn voor volwassenen, zoowel als voor de jeugd, ja zelfs voor den kinderlijken leeftijd, gymnastische oefeningen en zwemmen de geschiktste en krachtigste middelen om het lichaam te verharden, de gezondheid te versterken en ons van den aanleg tot ziekten, ja van vele ziekten zelfs te bevrijden. Wil men het scheefgroeien bij kinderen (hetwelk in de meeste gevallen deels in eene algemeene, deels in eene plaatselijke zwakte zijne oorzaak heeft) voorkomen of het reeds bestaande gebrek verwijderen, zoo zyn gymnastische oefeningen en de zwemkunst de beste middelen, en prijzenswaardig is het, dat de vooroordeelen tegen deze lichaamsoefeningen door het navolgenswaardig voorbeeld der hoogere standen beginnen te verdwijnen. Niets is echter meer te verwerpen dan de raad van hen, die scheefwordende kinderen en jongelieden daardoor weder meenen recht te doen groeien, wanneer zij hen gedurende langen tyd het bed laten houden; want daardoor wordt noodzakelijk de lichaamszwakte en mitsdien de oorzaak van het kwaad nog verergerd. In het algemeen behartige men nog de waarheid: traagheid en verlies van zedelijke waarde gaan steeds hand aan hand; — en werkeloosheid voert de verbeeldingskracht op gevaarlijke zijwegen.

§ 41. quot;Van den slaap Ook de slaap verdient onze aandacht. Te weinig slaap verzwakt en put de zenuwkrachten uit; te veel slaap maakt stompzinnig, blaast het lichaam op en veroorzaakt aanleg tot beroerte en verlamming. Ook in dit opzicht derhalve mag men niet van den gulden middelweg afwijken, moeielijk is het evenwel hier den rechten maatstaf aan te geven. Het kind heeft meer behoefte aan slaap dan de volwassene, de werkman meer dan de leeglooper, de lichtmis meer dan de matige mensch. Hoeveel tgd evenwel een ieder aan den slaap moet besteden, is moeilijk te bepalen: de eene gevoelt zich na eene rust van vijf a zes uren behoorlijk gesterkt, terwijl een ander daarvoor 8 a 10 uren noodig heeft.

Kinderen kan men altijd laten slapen zoolang zij maar willen; voor een volwassene zijn 6 a 7 uren altijd voldoende en nooit zal het eene ware behoefte wezen den slaap langer dan 8 uren te

-ocr page 59-

39

rekken. Die dit doen, slapen eigenlijk niet, maar zij liggen slechts in half wakenden, half droomenden toestand, wentelen in het bed zich heen en weder, slnimeren slechts een weinig tegen den morgen en verslapen dan half droomende, half wakende, den tijd tot 9 uren. Die goed slapen wil, moet in den vroegen morgen het hed verlaten. De natuur heeft voor den slaap den nacht bestemd; den dag in den nacht en den nacht in den dag te veranderen, zooals het in de groote wereld gebruikelijk is, loopt lijnrecht in tegen de natuurwetten, waarom dan ook de straf niet achterwege blijft, aangezien menigeen in den bloei van het leven reeds als slachtoffer dezer onnatuurlijke orde door den dood is weggerukt.

Om goed te slapen en door den slaap verkwikt te worden, moet men eene behoorlijke beweging nemen in de open lucht, sterke thee en koffie vermijden, een licht avondmaal gebruiken en voor alles een opgeruimd gemoed en rustig geweten bezitten. Dit zijn de beste slaapmiddelen.

Wat een licht avondmaal met het oog op een goeden slaap aanbelangt, zoo treft men wel enkele uitzonderingen aan, doch daaruit mag men nooit voor het algemeen de gevolgtrekking maken, dat een zwaar avondmaal ter bevordering van een goeden slaap een noodzakelijk vereischte is. Doorgaans zijn hot ook slechts die personen, voor wie dit uit gewoonte tot eene behoefte is geworden. Meestal veroorzaakt dit een niet verkwikkenden, onrustigen slaap, drukking op de maag, angstwekkende droomen, zelfs de nachtmerrie, enz.

Voor den meest versterkenden slaap houdt men in 't algemeen dien vóór middernacht. Of dit werkelijk zoo is, of wel aan gewoonte is toe te schrijven, laat zich niet niet zekerheid bepalen, doch het schijnt wel waarheid te bevatten; immers, daar de vroege morgenuren voor den arbeid en een opgeruimd gemoed de beste zijn, zoo zullen ook wel de eerste uren van den nacht ter bevordering van een verkwikkenden slaap de heilzaamste wezen. Zorg voor eene goede nachtrust, dit is de gulden regel, om gezond te blijven en lang te leven; want hetgeen de dag het lichaam aan levenskrachten ontnam, wordt door den slaap in den nacht weder hersteld.

§ 42. Van de kleeding. Het klimaat moet de keuze der kleederen bepalen. Veel vermag wel is waar de gewoonte in dit opzicht, niettemin kan zij de wetten der natuur nooit geheel ter zijde schuiven, en altijd zal men in het barre noorden andere lichaamsbedekking dan onder de keerkringen noodig hebben Behalve de noordelijke of zuidelij ke ligging der landen moet men, wat de keuze zyner kleederen betreft, ook nog de luchtgesteldheid zgner woonplaats in aanmerking nemen, en daarbij

-ocr page 60-

40

vooral acht geven, of de ligging daarvan open en aan eiken wind is blootgesteld, en aldaar eene snelle afwisseling van temperatuur en weersgesteldheid plaats heeft

In de jeugd, waarin bg eene sterke huiduitwaseming een overvloed van levenswarmte aanwezig is, heeft men geene behoefte aan die warme kleeding, die voor den ouderdom onontbeerlijk is. Want in gevorderden leeftijd ontstaan eene menigte ziekten door gestoorde huiduitwaseming, waarom het dan ook hoogst heilzaam is om voor het geval, dat men de huid niet vroeger door verharding gesterkt heeft, zich aan wollen bedekking op het bloote lichaam te gewennen.

Groote voorzichtigheid moet men altijd by de wisseling van zomer- en winterkleeding in acht nemen, men mag noch de kleeding van het eene jaargetijde te lang in het andere dragen, noch mag de wisseling te scherp afsteken. Menigeen reeds heeft zich den dood berokkend, die by den eersten warmen lentedag de winterkleederen afleide en luchtig als in den zomer rondwandelde

Veel is reeds gesproken en geschreven over de dwaze zucht der vrouwen, die hare taille niet de menschelijke gedaante, maar die der insecten willen geven, en dagelijks kunnen zij zich met eigen oogen van de treurige gevolgen eener dergelijke dwaasheid overtuigen: niettemin schrikt dat alles er haar niet van af Een geluk mag het nog heeten, wanneer eene moeder eerst na voleindigde ontwikkeling van het lichaam hare dochter vergunt aan deze ij delheid te voldoen, en zij haar kind zelfs niet vóór dien tijd in dit onnatuurlijke dwangjuk wringt.

Evenals eene gekunstelde fijne taille reeds menige schoone ziek en ellendig heeft gemaakt, zoo heeft haar ook een smalle kleine voet dikwerf door knelling kreupel doen gaan. Likdoorns en in het vleesch gegroeide nagels zijn het loon dezer ij delheid. Deze behaagzieke dames moesten toch bedenken, dat eene bevallige gang, dat ware sieraad der vrouw, slechts door eene onbelemmerde beweging der teenen kan verkregen worden, en men in het tegenovergesteld geval als op stelten daarheen stapt. Daarom mist men ook gewoonlijk deze zoo bekoorlijke eigenschap bij onze dames, want reeds als kinderen worden haar de teenen alle over elkander gedrukt, en daarom blij ft haar gang altijd waggelend en gebrekkig.

Alle vaste ceinturen en gespen, zij mogen aangebracht zijn 'waar men wil, zyn altijd nadeelig, want zij verhinderen den vrijen bloedsomloop en het verspreiden aller overige vochten. Het nadeeligst in dit opzicht zijn de vastgeknoopte dassen, want door deze wordt de terugvloeiing van het bloed uit de hersenen belemmerd, en zij verwekken derhalve hoofdpijn, duizeling, oogziekte, beroerte en andere kwalen.

-ocr page 61-

41

Sterke personen, die hitte en koude even goed kunnen verdragen, behoeven niet zoo bezorgd in de keuze hunner kleeding te zgn. Ook zal een ieders eigen gewaarwording hem het best lee-ren of hij tegen de koude voldoende is gewapend of niet, en lt;iie groote geneesheer had wel gelijk, toen hij beweerde, -dat slechts bedelaars of gekken koude kunnen lijden, de eersten uit gebrek aan middelen, de laatsten uit gebrek aan verstand. Niets is echter zoo nadeelig dan de dwaze mode om den rug zeer te ontblooten, want zelfs een kouvatten op de borst heeft niet die noodlottige gevolgen, die een kouvatten van den rug kan na zich sleepen: vooral is dit het geval by jongelieden, die aanleg tot longtering bezitten. Den onderbuik en de dijen bovenmatig warm te houden, vermeerdert vooral den aandrang van het bloed naar de vrouwelijke geslachtsdeelen, en kan bloed- en slijmvloeiingen, alsmede stoornis van allerlei aard in de verrichtingen dezer deelen te weeg brengen; doch verreweg het meest ontstaan dergelijke kwalen ten gevolge van het vatten van koude, waardoor het vrouwelijk geslacht zoo buitengewoon dikwijls aan witten vloed lijdt. Daarom is in ons klimaat, waar een bestendige afwisseling van temperatuur heerscht, het dragen van dunne broeken aan meisjes en vrouwen niet genoeg aan te bevelen.

§ 43. Van de onmatigheid. Matigheid en lichaamsbeweging zijn, zooals een bekend wijsgeer met recht gezegd heeft, de beste geneesheeren; zelden zou men andere noodig hebben, indien deze meer werden geraadpleegd. — Beschouwen wij de geaardheid van ons lichaam ook slechts oppervlakkig, zoo zullen wij ons toch weldra overtuigen, hoe noodzakelijk het is de wetten dei-matigheid nooit te overschrijden Alleen waar de vaste en vloeibare deelen in staat zijn de regelmatige verrichtingen van ons lichaam behoorlek te volbrengen, kan gezondheid bestaan; alles wat die verrichtingen stoort, berooft ons daarvan. Onmatigheid evenwel brengt de geheele dierlijke huishouding in ■wanorde, zij bederft de spijsvertering, verslapt de zenuwen, verstoort alle afscheiding der vochten, brengt eene gebrekkige vermenging der sappen te weeg en bijgevolg een heirleger van ziekten mede. Overdaad, zelfs in volkomen gezonde spy zen, heeft altijd verderfelijke gevolgen en benadeelt het lichaam. De hoogste menschelijke wijsheid is zelfbeheer, en daardoor alleen kunnen wij op de eigenschap van redelijke wezens aanspraak maken. De slaaf zyner lusten is de schandvlek der mensche-lijke natuur De Schepper heeft ons met de aandrift tot vermeerdering van het raenschelijk geslacht en tot instandhouding van het individu begaafd. De onmatige overdrijft haar genot, de matige alleen maakt er een behoorlijk gebruik van. De

-ocr page 62-

42

mensch, die met dit eenvoudig verlangen der natuur niet tevreden is, schept zich gekunstelde behoeften en jaagt voortdurend de bevrediging zijner lusten na Doch de voldoening van een onnatuurlijk genot kan hem nimmer tot weldaad strekken.. De natuur vergenoegt zich met weinig, de weelde kent geene grenzen. Daarom zal de slemper, de dronkaard, de lichtmis niet eerder zijne hartstochten bedwingen, dan wanneer de beurs of het lichaam hem de middelen te hunner bevrediging ontzeggen, en niet eerder zal hij zijne dwaasheid inzien, dan wanneer het te laat is om de treurige gevolgen zijner levenswijze te herstellen. Dat uitspattingen van iederen aard lichaam en geest verwoesten, is algemeen bekend, maar helaas ook, dat dit door de woestelingen niet betracht wordt. Doch laten zij hunne lusten botvieren, de straf zullen zij niet ontgaan. Hoogst bedroevend is het intussohen, dat deze siraf ook onschuldige kinderen treft, wier kiem van zulken vergiftigden oorsprong is, zoodat ook zij voor de zonden hunner ouders moeten boeten, naardien zij met gebreken en kwalen bezocht worden, totdat zij vroegtijdig sterven.

§ 44. Van de zindelijkheid. Onreinheid kan nooit verontschuldigd worden, want .water wordt overal aangetrofien.

De aanhoudende afzetting van de uitwasemingsstof op onze huid vordert eene veelvuldige wisseling van linnengoed, daar in het tegenovergesteld geval de voor de gezondheid zoo gewichtige huiduitwaseming gestoord wordt. — Onzindelijkheid roept huiduitslag te voorschijn; wordt deze ook al door aansteking of door gebrekkig voedsel veroorzaakt, zoo maakt toch gebrek aan reinheid haar hardnekkiger en van langeren duur. Hetzelfde geldt ook zweren en gezwellen.

Lit dezelfde bron ontstaan maar al te dikwijls kwaadaardige rot- en zenuwkoortsen, en voornamelijk zijn het de onzindelijke verblijfplaatsen der armen, waarin eene door allerlei onreinheden verpeste lucht heerscht en wier bewoners geene zindelijkheid van lichaam schijnen te kennen, dat de zetel der vernielendste epiden.ieën doorgaans te vinden is. Daarom is het de plicht der openbare gezondheidscommissie in alle plaatsen over de instandhouding der stiptste zindelijkheid een streng toezicht te houden; want om gezond te blijven is het niet voldoende zelf zindelijk te zijn, vermits de onreinheid mijner buren ook mij hoogst gevaarlijk kan worden. Eene zindelijke stad eert hare overheid, zoowel als hare burgers, zij verschaft niet alleen een bevalligen aanblik, maar zij bevordert ook het lichamelijk welzijn harer bewoners. Hoe hoog de wijze wetgever Mozes tot het welzijn van zijn volk de voorschriften der zindelijkheid op prijs stelde, blijkt duidelijk daaruit, dat hij ze zelfs als gods-

-ocr page 63-

43

dienstwetten uitvaardigde, waarin hem dan ook later andere oostersche 'wetgevers hebben nagevolgd. In den jongsten tyd hebben de plaatselijke besturen op dit punt meer hunne aandacht gevestigd, en verrazen er daarom in aanzienlijke steden publieke wasch- en badinrigtingen voor de behoeftige klasse, die niet op den algemeenen gezondheidstoestand der bevolking zonder invloed zullen blijven.

Veel wassehen, baden en reinigen van het lichaam verwijdert niet alleen de onreinheid en uitwasemingstof der huid, maar bevordert in het algemeen de gezondheid, sterkt het lichaam en vervroolijkt het gemoed.

Het wasschen der voeten oefent mede een zeer weldadigen invloed op het lichaam uit, want zweet en onzindelijkheid beletten zeer dikwijls de zoo noodzakelijke uitwaseming dezer lichaams-deelen, en menige verkoudheid voorzeker, ja zelfs menige catarrhale koorts had kunnen vermeden worden, wanneer men zorgvuldiger de zindelijkheid der voeten in acht had genomen. Hij, die gedurende den dag aan koude en vocht blootgesteld was, en by het ter-ruste-gaan een lauw voetbad neemt, ontgaat zeer dikwijls de kwaadaardige gevolgen dezer schadelijke invloeden

Heerschen er aanstekende ziekten, zoo is zindelijkheid een dringend vereischte om zich voor besmetting te vrijwaren. Maar niet alleen de gezonden moeten haar in acht nemen, neen, ook bij de zieken mag ze niet veronachtzaamd worden, want daardoor alleen kan het zeer dikwijls gelukken de kiem eener besmettelijke ziekte in hare geboorte te smoren. Maar ook in iedere andere ziekte draagt zindelijkheid niet alleen veel tot verlichting van den li)der bij, maar door haar vermag men ook dikwerf de ziekte geheel te verwijderen, zooals omgekeerd bij verzuim daarvan eene op zich zeiven onbeduidende kwaal een zeer kwaadaardig karakter kan aannemen. Het schijnt, dat hetzelfde verderfelijke vooroordeel, hetwelk den toegang eener zuivere versche lucht aan den zieke ontzegt, ook de dwaze vrees om hem te reinigen inboezemt.

§ 45. Van de besmetting. Vele ziekten zijn aanstekend. Wie zulk een lijder niet bezoeken moet, late het na; want eene kwalijk begrepen vriendschap of indringende nieuwsgierigheid kan in dergelijke gevallen den bezoekers alsook hunne betrekkingen gevaarlijk worden.

Aan bedden, kleederen en ander huisraad kan eene smetstof zeer langen tijd kleven; daarom is het altijd eene gewaagde onderneming, dergelijke oude voorwerpen aan te koopen.

Dikwijls is de dampkring eener geheele stad met besmetting-stof bezwangerd; men vermijde alsdan de nauwe vuile straten, houde zich zeiven, zijne omgeving en woonverblijf zoo zindelijk

-ocr page 64-

44

mogelijk en brenge, zoo dikwijls dit geschieden kan, zijnen tijd in de open lucht buiten de stad door.

De familiebetrekkingen van de verpleging hunner dierbaren af te willen houden zal men zelden van hen verkrijgen; maar een verblijf van dagen en nachten, met uitputting zijner lichaamskracht, aan het ziekbed van een dierbaar persoon, heeft reeds menige familie een bitter verlies berokkend — Wie een dergelijke zieke te verplegen heeft, neme dikwijls een snuifje, wanneer hg daaraan gewoon is; wie dit niet kan, snuive wijnruit-of saliepoeder. Men spoele dikwijls den mond met water en azijn, en wassche zich daarmede de handen en het gezicht; dit moet, vooral wat de eersten betreft, na iedere aanraking van den zieke geschieden. Den lijder zei ven en alles wat hem omringt houde men zoo zindelijk als eenigszins mogelijk is. Het ziekenvertrek moet men steeds behoorlijk luchten en den vloer met azijn besprenkelen. Men vermijde zorgvuldig den adem van den zieke en den uit zi)n bed opstijgenden walm in te ademen. Om de lucht te zuiveren, de smetstof schadeloos te maken en de omgeving voor besmetting te vrijwaren, hebben zich de berookin-gen n0. 38 en 39 een gevestigden naam verworven. Verlaat men het ziekenvertrek, zoo reinige men zich behoorlijk en wis-sele van kleederen, alvorens men met anderen in aanraking komt.

§ 46. Van de hartstochten en gemoedsbewegingen Hartstochten kunnen den mensch ziek, maar ook gezond maken. Het verband tusschen lichaam en ziel zal voor ons wel altijd een raadsel blijven, doch dit staat vast, dat de gezondheid van het lichaam met de gezondheid van de ziel innig samenhangt en omgekeerd.

Zeer eigenaardig is de groote invloed, dien sommige ziekten op den ommekeer van het karakter en den aanleg tot hartstochten hebben. Zoo bestaan er ziekten (en dit is door de ondervinding gestaafd) in wier gevolg meestal vrees, angst, droefheid, zwaarmoedigheid en neiging tot zelfmoord gevonden worden. Daartoe behooren vooral die ziekten, die ontstaan door gezwellen, verstoppingen, verharding der ingewanden, van den onderbuik, van de maag, lever, milt, darmscheelklieren en baarmoeder, of die daarmede gepaard gaan, ook diegene, die haren oorsprong in gelijke gebreken der longen, van het hart en der groote bloedvaten hebben. Daarentegen treft men andere ziekten aan, waarby eene. zekere lichtzinnigheid en onuitputtelijke hoop op een beteren toestand tot de gewone verschijnselen behooren. Bekend is in dit opzicht eene der treurigste ziekten, de longtering, die ook dan nog, wanneer zij den lijder by na geheel verteerd heeft, hem de hoop op eene zekere genezing voorspiegelt.

-ocr page 65-

45

Evenals de verschillende lichaamstoestanden eenen niet te loochenen invloed op het gemoed uitoefenen, zoo is dit ook omgekeerd het geval. Een algemeen bekend feit is het, dat zekere gemoedsbewegingen en hartstochten het leven in het lichaam in geheel zijnen omvang of wel in enkele deelen sterker aangrijpen, dat anderen daarentegen de levenskracht belemmeren, verzwakken en uitputten, en dat bijna alle driften verwarring en opstand onder de werkzaamheden en verrichtingen van het lichaam te weeg brengen. Zeer eigenaardig is hierbij nog de merkbare, invloed, dien sommige bepaalde hartstochten op zekere ingewanden en hunne functies uitoefenen, waardoor b. v. de vreugde doet lachen, de droefheid tranen storten, de vrees sidderin£ van het lichaam veroorzaakt, de gramschap aan het speeksel, de melk en de gal eene giftige hoedanigheid mededeelt, en de schaamte een snel blozen van het gelaat enz. te weeg brengt.

Men geloove echter niet dat iedere gemoedsbeweging, iedere hartstocht slechts op één bepaald lichaamsdeel invloed uitoefent, 1). v. dat droefheid uitsluitend traanafscheiding te weeg brengt, dat de gramschap alleen de werking der lever stoort. Men moet zich. veeleer overtuigd houden, dat zij voortdurend het ge-heele zenuwstelsel aangrijpen en slechts de stoornis van het meeü aangedane gedeelte zichtbaar zich vertoont, waardoor ook het ge-heele lichaam den indruk ontwaart en in zijne verborgenste vezels geschokt wordt.

De vreugde Deze aandoening geeft eene hoogere vlucht van het geestesleven te kennen, zij grijpt met levendige kracht alle zenuwen aan en werkt door deze op alle deelen des liehaams. Het oog van den vergenoegde straalt met vonkelenden glans, over zijn gelaat verspreidt zich een zachtroode blos; hij huppelt, lacht, zingt, is buitengewoon spraakzaam en in al zijne ledematen uit zich leven en vroolykheid. Daarom werkt ook deze gemoedsaandoening zoo heilzaam op het gestel en de gezondheid van den mensch, mits zij niet te hevig, te snel en te verrassend zij en vooral geene ziekelijke, zwakke menschen aan-grijpe; in dit geval kan zij hevige schokken en toevallen veroorzaken, ja zelfs een plotselingen dood ten gevolge hebben. Men wachte zich derhalve personen met een zwak zenuwgestel door eene verblijdende tijding op het onverwachtst te verrassen. Wie altgd eene vroolijke gemoedsstemming weet te behouden, en door rampen of tegenspoeden zich daarvan niet laat berooven, kan boven alle anderen zich in eene voortdurende gezondheid en een lang leven verhengen.

De droefheid. Deze openbaart zich met geheel andere verschijnselen. Zwakte in de spierbeweging, stompheid van den geest en de zintuigen, belemmerde ademhaling, zwakke polsslag,

-ocr page 66-

46

afneming der natuurlijke warmte, bleekheid der huid, belemmering der spijsvertering, gebrek aan eetlust, onderdrukking der menigvuldige vochtafscheidingen, met een woord een algemeen verval van krachten, ziedaar de trekken, die het beeld van den treurende voorstellen.

Zich aan een mateloos verdriet en kommer prys te geven is de verderfelijkste aller hartstochten; zy legt den grondslag tot die ongeneeslijke zwartgalligheid, die aan het leven knaagt en het lichaam verwoest. Men kan in den beginne hare macht nog fnuiken; heeft zij evenwel wortel geschoten, zoo is niets meer in staat haar te vernietigen Aan rampen is een ieder blootgesteld, ze met kalmte te verdragen, is een bewijs van grootheid van ziel; doch met voorbedachten rade zich aan droefheid over te geven en voor iederen troost zyne ooren te sluiten, is even zoo doodelijk voor het lichaam, als het strijdig is met de ■wetten van het gezond verstand en de voorschriften van den godsdienst.

Afwisseling van voorstellingen is voor de gezondheid der ziel eene even groote behoefte als afwisseling der lichaamshouding. Niets is meer derhalve geschikt om den geest in zijne droefheid op te vroolijken, dan de beschouwing der natnur in haren overvloed en rijkdom aan verheven voorwerpen. De treurige moet derhalve nooit te lang aan eene en dezelfde zaak zijne aandacht wijden. Vervalt de ziel in hare zwaarmoedigheid, zoo verandere men de voorstelling. Door deze bestendige aaneenschakeling van nieuwe denkbeelden, verdwijnt eindelijk de oude bedroevende gedachte geheel en al. Door reizen, ernstige beoefening eener kunst of wetenschap, door spreken en schryven over onderwerpen, die met eene zekere inspanning des geestes gepaard gaan, kan men de droefheid beter verbannen dan door luidruchtige verstrooiingen. Werkeloosheid geeft voedsel aan kommer en verdriet; die met hart en ziel zich aan zijne bezigheden wijdt, op dezen zullen beide niets vermogen. Men zon-dere zich daarom bij tegenspoeden niet van de wereld en van zijne zaken af, integendeel, men legge er zich op toe om met verdubbelde inspanning zijne beroepsplichten te vervullen en zich met warme toegenegenheid aan zijne vrienden aan te sluiten.

Wie door den drank de droefheid wil verbannen, kiest tot zgne genezing een middel, dat kwaadaardiger is dan de ziekte zelve; want zulk eene proef eindigt doorgaans met verlies van vermogen, eer en gezondheid.

De vrees. De vrees belemmert de werkzaamheid der hersenen en werkt kramp verwekkend op de zenuwen van den onderbuik. Daarom wordt bij den vreesachtige het verstand en het geheugen verduisterd, zijne spieren zijn half verlamd, zijne ledematen

-ocr page 67-

47

sidderen, zijne huid verbleekt en krijgt door krampachtige aamentrekking het aanzien van kippevel; de haren rijzen te berge, er ontstaan hartkloppingen, angstige ademhaling en korte polsslag.

De vrees verwekt niet alleen ziekten, maar verergert deze in hoogst bedenkelijke mate. Dat men het leven lief heeft kan nooit iemand tot verwijt dienen, maar al te angstig voor het behoud daarvan te zijn, is lakenswaardig en verkort het leven zonder twijfel; met recht mag men van velen zeggen: uit vrees van te sterven, zijn zij gestorven. Aanhoudende bezorgdheid daarover onderdrukt de levensgeesten, maakt het lichaam vatbaarder voor ziekten en deelt deze een veel kwaadaardiger karakter mede, zooals wi) dit alles gedurende de cholera zoo dikwijls gezien hebben en bij alle heersehende epidemiën altyd het geval was en altgd blijven zal.

Aanhoudende vrees voor eene toekomstige kwaal is grooter dan de kwaal zelve. Vandaar dat zoovelen werkelijk aan eene ziekte bezwijken, waarvoor zij zoo beangstigd geweest zijn, zelfs wanneer deze vrees geheel ongegrond en slechts door toeval of opgevatte meening aangewakkerd werd. Zoo is zij dikwijls de eenige oorzaak van het ontstaan der cholera of zenuwzinkingkoorts (typhus) en van den dood van zoo menige kraamvrouw. Doorgaans hebben de laatsten dan reeds lang, zonder eenige reden, zich met gedachten aan den dood bezig gehouden, waardoor hare zenuwkracht zoodanig werd uitgeput, dat zij na de inspanning, door de geboorte van het kind veroorzaakt, bezwijken.

Niets is echter meer lakenswaardig, dan jonge vrouwen de smarten en gevaren der verlossing met scherpe kleuren af te schilderen. Zulke arme, gepynigde moeders sterven dan wel is waar zelden gedurende de verlossing, doch gevoelen zij zich daarna krachteloos en uitgeput, zoo overvalt haar terstond de gedachte van den nabijzijnden dood, en terwijl deze vrees de voor iedere kraamvrouw zoo noodzakelijke ontlastingen onderdrukt, worden zij het slachtoffer van hare verkeerd geleide verbeeldingskracht. Zelden gebeurt het ook, dat, wanneer twee of drie sterfgevallen als gevolg van het kraambed in eene plaats ruchtbaar worden, deze niet door anderen worden gevolgd, en aldus kan, en wel alleen uit vrees, de kwaadaardige kraamvrouwenkoorts eene epidemie worden. Men overlade derhalve het gemoed van zwangere vrouwen niet met bezorgdheid en men dulde niet, dat praatzieke vrouwen haar den noodlottigen afloop van andere verlossingen mededeelen. Wanneer dit ook al onder het masker van deelnemende vriendschap geschiedt, zoo verwydere men evenwel der-gelijke personen als de gevaarlijkste vijanden uit de nabijheid der zwangere vrouw.

Niets ook werkt verderfelijker op kraamvrouwen en in 't al-

-ocr page 68-

48

gemeen op zware zieken dan het doodsgelui bij begrafenissen; waar dit kan verhinderd worden, late men nooit na het te doen.

Geen geneesheer moest hij zijne uitspraak vergeten, dat hoop de krachtigste levensbalsem is, en verachtelijk is het, wanneer hij, om van zijne kunde te doen blijken, reeds na zijn eerste bezoek aan den lijder, overal uitbazuint dat geene redding meer mogelijk is. Gruwelijk echter is het, zonder noodzakelijkheid den betrekkingen van den zieke of wel den lijder zeiven het doodvonnis aan te kondigen. De smart der zijnen, ja zelfs de gedwongen kalmte zijner vrienden en verwanten zullen den zieke van zelve zijnen toestand openbaren.

De schrik. Deze gemoedsbeweging is niets anders dan eene plotselinge en hevig overvallende vrees; daarom verschilt zij ook van deze in de meeste gevallen slechts hierin, dat hare uitwerkselen veel heviger en verwoestender zijn. De schrik kan stuipen, ja zelfs ongeneeslijke vallende ziekte, hezwijmingen, verstandsverbijstering en beroerte te weeg brengen. Vandaar het grootste gevaar bij moedwillig doen schrikken; menigeen werd door zulk een ongepaste scherts gedood of voor altijd ongelukkig gemaakt.

De gramschap. Slechts weinige andere hartstochten brengen zulk eene in het oog vallende en eigenaardige veranderingen in den mensch te weeg als de gramschap. Het oog van den toornige rolt of is dreigend op een voorwerp gericht, zijn gelaat is misvormd, de tanden knarsen, de stem is ruw, niet zelden brullend, en met gebalde vuist verheft hij woedend de armen tot een vernielenden aanval tegen den vijand. Deze vreeselijke opwinding verwart het verstand, benevelt de zinnen, jaagt het bloed onstuimig door de aderen en stoort het geheele organisme. Zelfs de anders zachte sappen, zooals het speeksel en de melk, verandert zij in vreeselijk gift; zoo heeft de beet van eenen woedende reeds de geduchtste watervrees verwekt, en de melk eener in drift ontstoken voedster heeft koliek, brakingen, diarrhee, stuipen, ja zelfs den plotselingen dood van het kind veroorzaakt. Door de scherpe gal, die de toorn verwekt, wordt de woedende zelf door maagkramp, braking, koliek en diarrhee aangetast, of wel de kramp verhindert de afscheiding der- gal en brengt, geelzucht te weeg. Maar ook hevige koortsen, zooals andere heete ziekten, ja zelfs een oogenblikkelijke dood door beroerte zijn dikwijls de gevolgen van dezen teugelloozen hartstocht. Vooral is eene toornige opwelling van het gemoed voor lieden van een teer gestel en zwakke zenuwen verderfelijk, want het is juist bij deze, dat eene hevige gramschap een plotselgken dood kan ten gevolge hebben.

In de eerste drift kan men wel niet altijd zijnen toom mees-

-ocr page 69-

49

ter worden, maar de wraakzucht kan en moet de mensch uit zijn hart verbannen. Heimelijke wrok knaagt aan lichaam en ziel en sleept eene menigte langdurige ziekten na zich, waardoor het lichaam eindelijk in krachten afneemt. Nooit legt de mensch meer ware grootheid van ziel aan den dag, dan wanneer hg het hem aangedane onrecht vergeet; voor hem en anderen keert rust en vrede terug, terwijl opgeruimdheid des gemoeds en gezond-lieid des lichaams het loon is dezer zelfbeheersching. Wie derhalve zich zeiven lief heeft, beteugele zijne gramschap, want deze is doodelijk vergif; hij koestere geen heimelijken wrok, maar streve naar rust en opgeruimdheid des harten, gemoedsrust des harten, waarborgt het best de gezondheid.

De liefde. De liefde is misschien de hevigste aller hartstochten. Heeft zij een te hoogen graad bereikt, dan kan noch het verstand, noch de wil haar meer beheerschen. Vrees, toom en andere menschelijke hartstochten zijn bij het individu slechts ter eigene bescherming aanwezig, maar door de liefde moet het geheele menschdom in stand worden gehouden; daarom is zy zoo diep in zijn binnenste gegrift en is hare macht zoo groot. Ofschoon de liefde de machtigste der hartstochten is, zoo ontstaat zij toch zelden met groote hevigheid; eerst in verloop van tijd groeit hare kracht aan. Daarom eischt het verstand, dat men vooraf bedenkt, of de mogelijkheid bestaat het geliefde voorwerp te bezitten, alvorens men dezen hartstocht laat wortel schieten. Is zulks niet waarschijnlyk, zoo verin ij de men iedere gelegenheid, die aan deze neiging nieuw voedsel zon kunnen geven, en in het bijzonder de aanwezigheid der geliefde; men houde den geest met ernstige gedachten bezig, zoeke verstrooiingen en richte zijne neiging zoo mogelijk op een ander voorwerp, waarvan het bezit gemakkelijker te verwerven is.

Ongelukkige liefde heeft reeds menig beklagenswaardig slachtoffer geëischt; niet alleen dat door de opwellingen van het gemoed het lichaam de uitwerkselen daarvan ondervindt en ziekten, zooals hersenontsteking, hartkwalen en zenuwkoortsen, ontstaan, ook de geest is krank, en hoe dikwerf heeft melancholie, waanzin en ten gevolge daarvan zelfmoord hierin zynen oorsprong gevonden!

§ 47. De geslachtsdrift- Iedere bevrediging eener licha-melijke behoefte gaat gepaard met een aangenaam gevoel, meer dan elke andere de bevrediging der geslachtsdrift; vandaar de sterke drijfveer tot deze, die van den eenen kant de instandhouding van het menschdom verzekert, maar van den anderen kant voor het individu een gevaarlijke klip wordt. Wel is waar moet een ieder zich zelfbekeer tot plicht rekenen, terwijl een ge-

4

-ocr page 70-

50

voel van schaamte, dat den onbeschaamde zelfs niet geheel verlaat, dezen pligt krachtig ondersteunt, doch nimmer zal het aan slachtoffers der onmatigheid, der onnatuurlijke voldoening of onderdrukking van deze drift ontbreken. Voor het mannelijk geslacht zijn alle deze gevolgen minder verwoestend dan voor het vron-welijke, doch zij blijven niet achterwege. Onmatige bevrediging put alle krachten van geest en lichaam uit, vooral wanneer zij langs onnatuurlijke wegen gezocht wordt, en deze uitputting, alsook het nooit uitblijvend heimelijk verwijt der schuld wordt de bron van de zwartste hypochondrie of van nog erger verwoesting van den geest.

Maar ook de onderdrukking is niet zonder soortgelijk nadeel mogelijk, hoewel vele geneesheeren dit ten opzichte der mannen in twijfel trekken. Tot aan het dertigste jaar zal deze onderdrukking hem, die aan het tegendeel nooit gewoon was, niet licht schaden; slechts de onophoudelijke strijd tegen zich zeiven stort hem in zwaarmoedigheid. Big ft de drift tot en boven het dertigste jaar onbevredigd, zoo verdwijnt zij geheel en al; zelfs het vermogen gaat verloren. De gevolgen daarvan zijn in het eerst slapeloosheid, dan eene zekere kleingeestigheid en grillige luim, die altgd met hoogst nietswaardige zaken zich bemoeit, maar volstrekt niet de minste verandering gedoogt in datgene, waaraan zulk een mensch eenmaal gewoon is. Hij wordt een pedant, een beuzelaar en kwelt zich zeiven en anderen met stipte opvolging van eene menigte nietswaardige gewoonten. Daarom worden dergelijke lieden vroeger krachteloos en oud dan andere mannen. De echtelooze staat is, behalve dat hij de onzedelijkheid bevordert, niet alleen strijdig met de instandhouding van het geslacht, maar bij strenge ingetogenheid niet zonder nadeel voor hem, wien hij is opgelegd, hetzij door dwang of uit vrije keuze. De man, wiens omstandigheden het gedoogen, moet huwen, want daardoor leeft hg niet alleen beter, maar hij leeft ook langer en gezonder, en terwijl hij werkt voor zijn huisgezin, werkt hij voor de menschheid. Blijft hg zijne echtgenoote getrouw, dan leert hem de natuur zelve matigheid; de wellust alleen maakt onmatig door het gedurig veranderen van voorwerp.

Wanneer het den man reeds nadeelig is de geslachtsdrift te onderdrukken, hoeveel te meer der vrouw, voor wie het geslachtleven eene hoofdzaak, het hoofddoel van haar bestaan is! Dat onze wetten en gewoonten zoo ■vele meisjes tot den echteloozen staat veroordeelen, is derhalve een wezenlijk ongeluk, zoo niet voor den staat in het algemeen, dan toch voor de arme meisjes, voor wie even goed als voor ieder mensch dat voorrecht is •weggelegd. De gevolgen doen zich doorgaans het eerst in de

-ocr page 71-

51

maandzuivering gevoelen; deze begint met hevige pynen, en allengs openbaren zich ontaardingen in de geslachtsdeelen zelve. Een tweede gevolg is slapeloosheid; het vermogen om den ge-heelen nacht gerust te slapen gaat reeds met het 22ste jaar verloren, en de nachtelijke onrust neemt meer en meer toe. üit deze kiem ontspruiten thans aandoeningen, die men hysterische noemt; deze maken het leven van de lijderes en van allen, die met haar in aanraking komen, tot eene ware kwelling.

Maar ook de wellust is veel verderfelijker voor de vrouwen dan voor de mannen. Mochten derhalve allen, die in het gevaar verkeeren, het weten en vernemen, dat zij zich niet alleen aan de schande en ellende, maar aan een bgna onvermijdelyken dood prijs geven.

§ 48. Van de gewone ontlastingen des lichaams.

De voornaamste zijn de stoelgang, de urine en de onmerkbare huiduitwaseming. Geene van deze kan zonder stoornis in de gezondheid langen tijd achtereenvolgend belemmerd worden. Wordt datgene, hetwelk overvloedig is, niet uit het lichaam verwijderd en te lang opgehouden, zoo ontstaat er eene ziekelijke vermeerdering der sappen; zij ontaarden, worden scherp en ontbinden zich; heeft de ontlasting op den duur te dikwijls plaats, zoo verzwakt zij het lichaam.

a. Van den stoelgang. Een regelmatig open lijf is tot instandhouding der gezondheid een hoofdvereischte. Blijft de stof te lang in de darmen, zoo bederft zulks de sappen; wordt zij te spoedig ontlast, zoo moet daardoor de voeding van het lichaam lijden. Ook hier is derhalve de middelweg de beste, dien men evenwel slechts door regelmaat van diëet, slaap en beweging kan bewandelen. Heeft de stoelgang ongeregeld plaats, zoo zijn er voorzeker in dit opzicht fouten begaan. Lieden, die nooit op een bepaalden tijd hunne maaltijden houden, die maar alles eten wat hun voor den mond komt en allerlei kunstdranken tot zich nemen, zullen zich op den duur moeilijk in eene goede spijsvertering en een geregelden stoelgang mogen verheugen. Onregelmatigheid in eten en drinken verstoort de gezondheid, en in dit opzicht is het te-veel even schadelijk als het te-weinig; het eerste verwekt buikloop, het andere verstopping, en beide is voor de gezondheid nadeelig.

Het getal stoelgangen, dat men hebben moet om gezond te blijven, kan nooit als een vaststaande regel worden bepaald. De leeftijd, het lichaamsgestel, en bij gelijk lichaamsgestel weder de levenswijze, het beroep, de beweging, brengen hierin de grootste verscheidenheid te weeg. In het algemeen evenwel staat vast, dat ééne dagelij ksche ontlasting voor eenen volwassene toe-

4*

-ocr page 72-

52

reikend is, en dat meer of min de gezondheid niet bevordert. Op die algemeene regelen evenwel zijn vele uitzonderingen. Zoo worden er wel personen aangetroffen, die zich bij eene enkele wekelyksche ontlasting ten minste gedurende eenigen tijd zeer wel bevinden, want op den duur kan zulk een toestand nooit heilzaam wezen. Het beste middel om dagelijks eene goede ontlasting te hebben, is vroeg opstaan en terstond eene beweging in de open lucht te nemen. Lang te bed liggen geeft altijd aanleiding tot verstopping, en brengt den stoelgang in de war. Wanneer men zich reeds in de jeugd tot eene gewoonte maakt, iederen morgen op een bepaalden tijd aan deze behoefte te voldoen, zoo kan men er schier op rekenen, dat deze verrichting in het vervolg altijd regelmatig zal plaats hebben.

b. Van de pisafscheiding. Het laat zich onmogelijk bepalen wat de behoorlijke hoeveelheid en het voorkomen der urine van een gezond menseh moet wezen, want de minste oorzaken brengen hierin dikwerf zeer groote veranderingen te weeg, zonder dat daardoor de gezondheid wordt gestoord. Vooral verandert de hoeveelheid en aard der urine, naarmate de huiduitwaseming sterker of zwakker is (vandaar des winters by verminderde huiduitwaseming eene meerdere pisafscheiding dan des zomers, als wanneer de werking der huid grooter is), en naar de verscheidenheid der genuttigde spijzen Alhoewel nu in dit opzicht geen bepaalde regel kan vastgesteld worden, zoo zal toch ieder verstandig mensch gemakkelijk leeren inzien, of de pisafschei-ding bg hem te sterk of te gering is.

Door eene rijkelijke pisloozing worden vele ziekten niet alleen belet uit te breken, maar zij worden daardoor ook niet zelden genezen. Men moet er dus altijd op bedacht zijn eene vrije loozing der urine gaande te houden, Eene zittende levenswijze, te lang slapen en liggen, vooral in zeer warme en zachte bedden, verhittende droge spijzen en sterke warme dranken vennin-deren de urine. Ontwaart men derhalve eene te geringe pisloo-zing, vooral wanneer men aan steen of graveel lijdt, zoo ver-ragde men niet alleen alle de hier aangeduide oorzaken eener verminderde afscheiding der urine, maar ook alles, wat eigen ondervinding in dit opzicht als bevorderlijk of nadeelig heeft leeren kennen. Wordt de urine te lang in de blaas teruggehouden, zoo wordt een gedeelte daarvan weer ingezogen en daardoor niet alleen de menging der sappen bedorven, maar de bovendien reeds sterke neiging der urine om steenachtige bestand-deelen te vormen nog vermeerderd. Vandaar dat men bij trage menschen, die weinig beweging nemen, meer den steen in de blaas aantreft dan bij hen, die een tegenovergestelden leefregel volgen.

Een te lang opzettelijk inhouden der urine uitvalsche kiesch-

-ocr page 73-

53

lieid kan licht doodelijk worden of ten minste zeer walgelijke, ongeneeslijke ziektetoestanden ten gevolge hebben. Wordt de blaas bovenmatig uitgezet, zoo verliest zij al hare samentrekkingskracht, zij wordt verlamd, waardoor dan óf een bestendig pisdruppelen ontstaat, óf het vermogen der pisloozing geheel verloren gaat. De eisch der natuur moet opgevolgd worden, en anders zoo prijzenswaardige kieschheid houdt op dat te zijn, wanneer het zoo ver gedreven wordt, dat leven en gezondheid daarbij gevaar loopen.

Wanneer iemand bestendig eene zeer overvloedige urine loost, dan is dit een zeer bedenkelijk verschijnsel, want het is het voornaamste kenteeken van den pisloop, eene zeer moeilijk te genezen ziekte, waarvan doorgaans de dood door wegkwijning het gevolg is.

c. Fan de huiduitwaseming. De onmerkbare huiduitwaseming wordt algemeen als eene der gewichtigste en alle aandacht verdienende ontlastingen van ons lichaam, beschouwd; door haar wordt het grootste gedeelte der stoffen, die het levend lichaam uitwasemt, afgescheiden. Bij levendigen bloedsomloop vertoont zij zich als zweet in waterigen vorm, en op verschillende plaatsen wordt zij bijna bestendig alleen op deze wijze ontlast, b.v. in de okselholte, en bij vele menschen aan de voeten. Gewoonlijk ontsnapt zij evenwel luchtvormig en derhalve onmerkbaar uit het lichaam. Van haar hangt ons welbevinden wezenlijk af; zoolang deze ontlasting geen stoornis ondergaat, wordt ook de mensch slechts zelden ziek; doch wordt deze verrichting gestoord, zoo geraakt weldra het geheele organisme in de war. Daar de huiduitwaseming ongevoelig plaats heeft, zoo slaat men er doorgaans weinig acht op, en denkt er niet eerder aan dat deze gestoord was, dan wanneer koorts, rhumatiek, keelpyn, enz. zich openbaren. Ontegenzeggelijk is de onderdrukking der huiduitwaseming, het zoogenaamd kouvatten, eene der algemeenste ziekteoorzaken, waarom het wel de moeite waard is te weten, waardoor dit ontstaat, hoe het kan worden vermeden en hoe men de ernstige gevolgen daarvan kan tegengaan. Zeer dikwijls ontstaat het kouvatten door snelle afwisseling van het weder, vooral bij diegenen, die door een aanhoudend verblijf en gedurige beweging in de open lucht hun lichaam gehard, en daardoor minder gevoelig voor afwisselingen der temperatuur gemaakt hebben. Leeft men derhalve in eene streek, waar dikwerf eene afwisseling van luchtgesteldheid plaats grijpt, zoo wachte men zich voor vertroeteling van het lichaam. Hg, die bestendig zijne kamer houdt, vat bij de minste gelegenheid koude en maakt zijn lichaam tot een waren barometer; want dit wordt ten laatste zóó gevoelig, dat het bij de geringste weersverandering door hoest, verkoudheid in het hoofd, borstpijn enz. wordt aangetast.

-ocr page 74-

54

Eene zeer gevaarlijke soort van kouvatten is die, welke door natte kleederen wordt veroorzaakt. Het sterkste gestel kan daardoor ten gronde gericht worden, en dagelijks ziet men bij krachtige jonge lieden hevige koortsen, lendepijn, verlamming en andere hoogst gevaarlijke ziekten daaruit ontstaan. Wie zich veel in de open lucht ophoudt, loopt ook gevaar dikwijls doornat te worden; doch men kan het daaruit voortspruitend nadeel eenigs-zins verminderen, zoo niet geheel afwenden, als men zich haast om zoo spoedig mogelijk van kleeding te wisselen. Kan dit niet terstond geschieden, dan blijve men ten minste zoolang in beweging totdat de natte kleederen gedroogd zijn. Er worden wel onbezonnen menschen aangetroffen, die met vochtige kleederen op den grond gaan liggen, ja die daarin slapen. Doch het aantal treurige voorbeelden van de hoogst gevaarlijke gevolgen, die reeds zoo vaak daaruit zijn ontstaan, moest een ieder tot waarschuwing dienen zich niet aan dergelijke dwaasheden schuldig te maken. Even nadeelig als natte kleederen zijn natte voeten. Koliek, ontstekingen in de borst en onderlijf, darmjicht, braakloop en andere ernstige ziekten ontstaan menigwerf uit deze oorzaak. Zeker, voor hen, die er aan gewoon zijn, is het gevaar niet zoo groot; maar zij zullen altijd verstandig handelen met zich zooveel mogelijk er voor in acht te nemen. Daarentegen kan iemand van zwak lichaamsgestel, die niet aan natte voeten gewoon is, deze niet zorgvuldig genoeg vermijden.

De nachtlucht onderdrukt, zelfs in den zomer, de huiduitwaseming en is daarom altijd als schadelijk te beschouwen; ook zgn des zomers de nachten, waarin na heete dagen een sterke dauw valt, nog veel gevaarlijker dan de nachtlucht en bij koud weder, waarom dan ook in een warm klimaat niets zoo gevaarlijk is als deze. Voorzeker, het is aangenaam, na eene doorgestane buitengewone hitte de koele avondlucht buiten in te ademen, doch wie zijne gezondheid lief heeft, late het na. De nadeelige uitwerking der nachtlucht vertoont zich wel niet plotseling, maar doorgaans zeer onmerkbaar; daarom evenwel moet men er niet minder voor beducht zijn. Wij waarschuwen derhalve reizigers, landlieden en al degenen, die zich des daags zeer verhit hebben, zich niet aan de avondlucht bloot te stellen; want hoe meer men gedurende den dag gezweet heeft, des te gevaarlijker is de koele, vochtige avondlucht. In moerassige streken moet men deze nog meer vermeden, want daar verwekt zij hoogst kwaadaardige wisselkoortsen, keelontstekingen en andere gevaarlijke ziekten.

Ook over eene vochtige bedstede hebben wij te spreken. Eene bedstede wordt vochtig, wanneer zij niet wordt beslapen, wanneer de woning vochtig is, of in de kamer waar zij staat niet

-ocr page 75-

55

gestookt wordt, of eindelijk wanneer zij niet van volkomen droog beddegoed wordt voorzien. Eeizigers moeten zich. voor niets meer in acht nemen dan voor vochtige bedsteden quot;Wanneer een reiziger koud en doornat in een logement aankomt, zal een warme kamer, een warme drank en een dioog bed de gestoorde huiduitwaseming weder in werking brengen; is evenwel de kamer koud en het bed vochtig, zoo wordt deze altijd meer onderdrukt, en het ergste kan daarvan het gevolg zijn. Logementen met vochtige bedsteden moest men, wanneer ze er voor bekend staan, als een pesthuis vermijden, want de krachtigste man staat bloot aan het daardoor bedreigd gevaar. Doch niet alleen in logementen vindt men zulke bedden: in de huisgezinnen zyn de bedden voor de logeergasten dikwijls niet minder gevaarlek. Ieder bed, elk stuk linnen, dat niet menigvuldig in gebruik is, wordt klam. Daarom kan ook een bed, dat slechts twee a driemaal 'sjaars gebruikt wordt, geen gezond leger zijn, en hoort men derhalve ook zoo velen klagen, dat zij telkenreize verkouden worden wanneer zij in een vreemd bed slapen. Zeer laakbaar is ieder logementhouder, die in plaats van gebruikte beddelakens te doen wassehen, ze slechts laat bevochtigen en persen, om ze dan weder als schoone lakens te doen gebruiken. Zulk eene handelwijze kan met een moord gelijk staan, zoowel door de noodzakelijke vochtigheid van het bed, als de hierdoor zoo licht mogelijke besmetting. Hoe men in een logement eet en drinkt, daarop let menigeen met groote bezorgdheid; hoe echter de slaapstede is, daaraan denken slechts weinigen. In den winter moest men geen bed van schoone lakens voorzien, die niet vooraf bij het vuur behoorlijk gedroogd en warm gemaakt zijn, en ook in den zomer moest men deze vooraf gedurende eenigen tijd aan de lucht blootstellen. Even nadeelig als vochtige bedden zijn ook vochtige huizen en kamers. Dikwerf maakt men een vertrek vochtig en ongezond door ontijdige zindelijkheid en te veelvuldig schrobben: het verblijf in eene pas geschrobde kamer is nooit zonder gevaar.

Eindelijk nog moet men den plotselingen overgang uit de warmte in de koude als eene der veelvuldigste oorzaken van de onderdrukking der huiduitwaseming beschouwen. Wil men de nadeelige gevolgen van zulk een snelle afwisseling, die men toch niet altijd kan vermyden, zeldzamer maken, zoo volge men den regel: zich bij warm weder warm, tij koud weder koel te houden. Wie in den kouden winter zijne kamer te heet stookt, raakt de gevatte kou niet kwijt, evenmin hy, die in een warmen zomer een koel vertrek bewoont. Aan koude gewent men zich slechts door het verdragen van koude, en aan

-ocr page 76-

56

warmte door warmte. Gewent men echter het lichaam aan koude wasschingen en baden, zoo zal men hitte en koude even goed verdragen, en zelfe de snelle afwisseling van beide zal de gezondheid niet nadeelig zgn, gelijk in het algemeen het organisme des te krachtiger en te langer den schadelijken invloed der temperatuur het hoofd zal weten te bieden, hoe eenvoudiger en natuurlijker men zijne levenswijze inricht, en hoe meer men, om zoo te zeggen, de natuur op zijde streeft.

-ocr page 77-

DERDE AFDEELING.

VAN DE KOORTSEN.

Algemeens opmerkingen over de koorts.

§ 49. De koortsen vormen eene groote ziektegroep en be-teekenen eigenlijk meer eene zekere gesteldheid der ziekten, dan de ziekten zeiven. Wij achten het meer overeenkomstig met het doel van dit werk en nuttiger, den lezer op de karakteristieke kenteekenen, d.i. op die verschijnselen, waardoor zich eene koorts voornamelijk openbaart, opmerkzaam te maken. Deze zijn : hij het begin der ziekte min of mee)- gevoelige rilling,

alsdan vermeerderde warmte van het lichaam,

versnelde pols,

verminderde eetlust,

loomheid dei- ledematen,

' zwaarte in het hoofd met het algemeen gevoel van ziekte.

Alle deze verschijnselen kunnen echter slechts dan als een teeken van koorts beschouwd worden, wanneer eenige daarvan te gelijker tgd aanwezig zijn. Een enkel daarvan kan en mag op zich zelf nooit ais een teeken van koorts worden aangemerkt. Zoo kan de pols sneller slaan, of de natuurlijke warmte van het lichaam zijn toegenomen; ontbreken echter alle overige opgenoemde symptomen, zoo kan men niet zeggen, dat er koorts aanwezig is. Van den anderen kant is het evenmin een vereischte, dat deze teekenen steeds alle moeten voorhanden zijn, om den zieke in een koortsachtigen toestand te verklaren. Zoo kan de pols natuurlijk, de eetlust ongestoord zijn, de lijder ontwaardt evenwel op bepaalde uren van den dag meer hitte, zijn hoofd is zwaar, hij gevoelt zich mat en neerslachtig, en men zal dan toch moeten verklaren, dat dc zieke door eene koorts is aangetast. In de meeste gevallen nogtans treft men bij een ieder alle deze verschijnselen te zamen aan, en met recht kan men ze dan ook als het kenmerk der koorts beschouwen. Hierbij voegen zich dikwerf nog andere meer toevallige symptonen, als misselijkheid, dorst, beklemming, ijlhoofdigheid, zwakte, slapeloosheid of een onrustige, niet verkwikkende slaap.

Verschijnt de koorts niet plotseling, maar ontwikkelt zij zich allengskens, dan klaagt de zieke aanvankelijk over loomheid,

-ocr page 78-

58

zwakte en pijn in alle ledematen, hij gevoelt zwaarte in het hoofd, heeft gebrek aan eetlust, daarbij een kleverigen, slechten smaak in den mond, en eerst na eene poos komen groote hitte, onrust, dorst en de overige teekenen van koorts te voorschijn.

§ 50. De oorzaken der koorts zijn: Snelle afwisseling van hitte en koude, overdaad in eten en drinken, slechte hoedanigheid der voedingsmiddelen, hevige gemoedsbewegingen, vermoeiende inspanning van het lichaam, in- en uitwendige belee-diging, aansteking, schadelijke invloeden van den dampkring.

§ 51. Verdeeling der koortsen. De koortsen verdee-len zich in twee hoofdklassen: de eerste zijn de aanhoudende of heete, de andere de tusschenpoozende koortsen.

Tot de heete koortsen behooren:

1) de prikkolkoorts, 2) de ontstekingskoorts, 3) de zenuwkoorts, 4) de typhus in den onderbuik, 5) de rotkoorts, 6) de gastrische koorts, 7) de catarrhale koorts.

Tot de tusschenpoozende koortsen rekent men:

1) de wisselkoorts, 2) de teringkoorts.

§ 52. Van den leefregel der koortslijders Van

niets hangt tijdens eene koorts het welzijn van den zieke meer af, dan van een met zaakkennis voorgeschreven en stipt opge-volgden leefregel. Zeer dikwijls kan de koorts bij een behoorlijk diëet des lijders zonder eenige artsenij genezen worden; maar even dikwijls lijdt de schranderste geneeskundige behandeling schipbreuk op eene ongepaste verpleging en nalatigheid van den zieke, of op de vooroordeelen der hem omringende personen. Artsenyen genezen niet uitsluitend zulk eenen lijder, en in zware ziekten mag de leek slechts de verpleging van den kranke op zich nemen, doch nimmer zijne genezing beproeven; om zich evenwel van deze liefdevolle taak met een gunstig gevolg te kwijten, is het voor alles noodig, dat hij wete, waaraan in dit opzicht de zieke behoefte heeft, wat hem heilzaam of nadeelig is. Ik verzoek dus mijne lezers het volgende ter harte willen nemen.

Tijdens de koorts klaagt bijna ieder lijder over grooten dorst, ieder verlangt drinken en smacht naar verkoeling. Het veel drinken is echter voor hem niet alleen hoogst verkwikkend, maar ook zonder twijfel zeer nuttig. Men kan derhalve den koorts-lijder zoo dikwijls en zooveel te drinken geven als hij slechts verlangt, ja men moet hem zelfs daartoe aanzetten wanneer hij niet genoeg drinkt, zonder hem evenwel met drank te overladen, of zijnen dorst door het nuttigen van gezouten spijs b.v. haring, aan te prikkelen. Men geve derhalve zuiver, schoon, versch water of een anderen verkoelenden drank. Niets koelt de

-ocr page 79-

59

hitte zoo zeer af en verdunt meer de vochten, verwijdert kramp en verstopping en bevordert overvloediger het zweet en de pis-loozing, dan een rijkelijk gebruik van koud water of andere verkoelende dranken. Bij eene droge tong, ruwe huid, brandende hitte en onleschbaren dorst is het vele koude drinken bijzonder aanbevolen en verschaft dit de grootste verkwikking. In de koortsrilling zou eene dergelijke handelwijze ongepast wezen, want hoewel de zieke ook dan over dorst klaagt, mag men hem slechts matig en dan nog niet geheel koud water geven.

Om den lijder dikwijls te doen drinken is het noodig, dat de toegediende drank een voor hem aangenamen smaak hebbe, en dat men verschillende soorten daarvan wete klaar te maken, want een en dezelfde drank walgt hem spoedig. Maar niet alleen moet de drank smakelijk zijn, hij moet ook voor den toestand van den zieke gepast wezen, zoodat hij bij verstopping zacht op den stoelgang werkt en bij diarrhee de ontlasting zacht te keer gaat.

Behalve het suikerwater, het water met suiker en het uitgeperste sap van citroenen en sinaasappelen of aalbessen- en fram-bozensap, enz., behalve een mengsel van azijn of frambozen-azijn *) met water, behalve de dunne amandelmelk (zie nquot;. 3), de wei (zie nc 4) en de koude witte-malva- of lindenbloesemthee, enz , kunnen tydens de koorts nog verschillende andere aangename dranken voor den zieke worden bereid. De toebereiding daarvan is in het aanhangsel van n0 5 tot n0 1'2 aangegeven.

Beter dan al deze dranken is en blijft echter in de koorts het eenvoudige koude water. Het water moet koud en niet gekookt zijn; ook mag men den lijder niet elk water zonder onderscheid toedienen. Water dat, met zeep vermengd, niet schuimt, het linnengoed geel doet worden en eenen reuk of kennelijken smaak heeft, is altijd verdacht.

Kan de zieke (b.v. bij keelontstekingen) geen drank slikken, of wil hij (zooals kinderen) uit eigenzinnigheid niet drinken, dan beproeve men door eenvoudige lauwe lavementen van water, of door voet- of handbaden, vocht in het lichaam te brengen.

Iedere koorts begint in den regel met loomheid, zwakte en vermoeienis der ledematen, en slechts met tegenzin en inspanning beweegt zich de lijder. Aan dezen wenk der natuur moet de zieke het oor leenen; hij boude zich derhalve rustig en begeve zich zoo spoedig mogelijk te bed; want eene rustige houding in 't bed vermag dikwijls eene koorts in het opkomen te onderdrukken. Wie echter meent der ziekte het hoofd te moeten bieden, en gelooft, dat deze hem des te minder zal overweldigen, hoe meer hij er zich tegen verzet, bedriegt zich en stelt zich aan

*). Hoe men dezen en anderen azijn kan bereiden, zie het aanhangsel n0 1 en 2.

-ocr page 80-

60

het grootste gevaar bloot; want in plaats van door dezen tegenstand de ziekte meester te worden, wordt zij buiten twijfel daardoor nog heviger en hardnekkiger. Dit dwaalbegrip of de onmogelijkheid om deze behoefte aan rust bij het begin eener koorts terstond te bevredigen, heeft reeds menigen ongelukkige het leven gekost.

Doch niet alleen het lichaam, ook de geest heeft in iedere koorts dringende behoefte aan rust. Voor den lijder zeiven is gezelschap niet wenschelijk, en ook al het overige, wat hem naar den geest onaangenaam aandoet, of wat zijne verbeeldingskracht opwekt en zijn gemoed verontrust, is hem nadeelig. Daarom moet zich de ziekenverpleging altijd slechts tot weinige, hiertoe geschikte personen bepalen en mogen geene anderen in het ziekenvertrek worden toegelaten, vooral niet zij, die door hunne gesprekken den zieke dikwerf op hoogst onaangename wijze opwinden. Hoe rustiger het rondom een koortslijder is, des te beter, want daardoor zal de voor den zieke zoo heilzame slaap hem spoediger bevangen en deze door luidruchtigheid niet worden gestoord.

Zoo groot in de koorts gewoonlijk de dorst is, zoo gering is daarentegen de eetlust Men zou ook zeer onvoorzichtig handelen door den zieke te overreden, tegen zijnen zin iets te nuttigen; het zou de maag bezwaren en geen voedsel voor het lichaam, maar alleen voedsel voor de ziekte zijn.

Wegens het gevoel van zwakte en matheid, waarmede doorgaans iedere koorts zich aankondigt, gelooven velen den zieke geen beteren dienst te kunnen bewijzen, dan wanneer zij de gezonken krachten door voedzame spgs of door geestrijke dranken pogen op te beuren. Dergelijke handelwijze is evenwel steeds hoogst ondoelmatig en verderfelijk, omdat, wanneer er reeds koorts aanwezig is, zij daardoor nog heviger wordt aangeprikkeld, en wanneer zy nog niet geheel is uitgebroken, door dit middel des te eerder wordt te voorschijn geroepen.

Heeft intusscben de zieke werkelijk eetlust, dan late men hem iets gebruiken, alleen zorge men den wezenlijken eetlust behoor-lijk van een valschen te onderscheiden, welke laatste door grillen van den zieke en verveling wordt opgewekt

Altijd moet een koortslijder slechts weinig in eens en liever meermalen eten; ook moet dit langzaam geschieden en de spgs goed gekauwd worden. Hij behoeft zich daarbij om geen bepaald uur van den dag, en het minst om de vastgestelde uren van den maal tij d te bekommeren: hij ete, wanneer hij juist trek heeft.

Alle spijzen moeten zeer licht te verteren wezen, want de verteringskrachten lijden by iedere koorts. Derhalve diene men hem geene vette of vleeschspijzen toe, geen bouillon, ook zelfs de slapste

-ocr page 81-

61

niet, en slechts in zeer zeldzame gevallen en nooit in het begin der ziekte mag men zich hierin eene uitzondering veroorloven. Want niet alleen dat de maag ze niet verdraagt, maar zij passen ook in geenen deele voor den aard der ziekte, die in het begin van iedere koorts van min of meer ontstekingachtige natuur is, al moge zich deze vaak onder het masker der hoogste zwakste verbergen. Tiet koortsdiëet moet dus uitsluitend bestaan uit waterlost of gerechten, van vruchten, compot van appelen, peren, pruimen, enz., uit soepen van gedroogde vruchten en lichte groenten. Beeft de zieke neiging tot diarrhee, zoo geve men hem soep en lichte spijzen, hestaande uit meel, brood, beschuit, sago, rijst, grutten, enz.

Met betrekking tot de overige levenswijze moet men zich altijd geheel naar de gewoonten van den zieke richten. Men late hem in het ledekant en in de slaapkamer waar hij pleegt te rusten, ten ware het ledekant in de nabyheid van een tochtig raam of een slecht sluitende, dikwijls geopende deur mocht staan; men geve hem ter verpleging lieden, aan wie hij gewend is en wier omgang hij ook in gezonde dagen gaarne zoekt; men ontsteke des nachts geen licht, wanneer dit tegen zijne gewoonte is; het bed moet zoo worden opgemaakt, als hij dit in gezonde dagen gaarne heeft, alzoo óf laag óf hoog onder het hoofd; men dekke hem óf licht óf zwaar, late hem óf on eene matras óf op een veeren bed rusten, zooals dit vroeger zijne gewoonte was.

Iedere koortslijder snakt naar versche lucht; frissche zuivere lucht ontneemt hem niet alleen zijne inwendige benauwdheid, maar zij verkoelt ook zijn bloed en is hem in ieder opzicht uiterst heilzaam. Reeds menige koortslijder is enkel uit gebrek aan versche lucht gestorven. Er bestaat nauwelijks een schadelyker vooroordeel, dan de meening dat men niet zorgvuldig genoeg iederen toegang der lucht voor den zieke kan afsluiten, en bij iederen aanval van ziekte het vertrek tot eene zweetkamer moet maken. Bij iederen koortslyder zorge men derhalve bestendig voor zuivere versche lucht en vernieuwe men de hem omgevende zoo dikwijls mogelijk, want vele onvermydelijke oorzaken dragen er bestendig toe bij om die te bederven. Eene ziekenkamer mag derhalve niet (waar dit mogelijk is) in een met schadelijke dampen opgevuld gedeelte van het huis gelegen zijn, niet dicht bij privaten enz.; zij mag niet muf en vochtig wezen; zeer doelmatig is het, wanneer zij schoorsteenen of andere ventilatie-toestellen bezit. De vensters, ten minste die der aangrenzende kamer, moet men van tijd tot tyd openzetten, waarbij men evenwel op dat oogenblik den zieke, het zij door gordijnen of door een kamerschut, voor tocht moet vrijwaren; sluit men de ramen, dan moeten deze voorwerpen wederom van het ziekbed worden weggenomen. Men vermij de zorgvuldig alles wat de

-ocr page 82-

62

lucht in de kamer bederft, en is dit niet mogelijk, dan moeten de voorwerpen terstond verwijderd worden. Men late dus niet onnoodig veel lichten hranden, geen vuil linnen in de ziekenkamer liggen, geen medicijnfleschjes, spijzen of dranken onnoodig staan; men reihige terstond na het gebruik den nachtstoel en den kamerpot, dnlde geen tabaksrook en verbiede den ziekenoppasser het eten van kwalijk riekende zaken, zooals kaas, uien, knoflook, enz. De lucht door pastilles en andere geurige zaken te willen verbeteren, beantwoordt volstrekt niet aan het doel; hare slechte hoedanigheid vermindert er niet door, en de kwade reuk wordt enkel door een bijkomenden gemaskeerd, waardoor de lucht evenwel meer en meer van hare zuiverheid verliest. Het doelmatigst is nog, het besprenkelen van den vloer met enkelen azijn, of dezen op een heeten steen of boven eene lamp, maar niet op gzer, te laten verdampen. In gevallen, waarin bestendig een kwade reuk zich om den zieke verspreidt, kan men eenlge bevochtigde houtskolen op verschillende plaatsen van den vloer neerleggen, want deze trekken de kwade dampen tot zich, zonder door hunne uitwaseming de lucht nog meer te bederven. Niets evenwel bederft de lucht in de ziekenkamer zoozeer en vermeerdert de benauwdheid van den lijder meer, dan de aanwezigheid van veel menschen. Iedere slechts eenigszins belang-rijke koorts kan daardoor alleen den hoogsten graad van hevigheid bereiken, omdat zulk eene door het samenzijn van veel menschen bedorven lucht niet alleen ter inademing ongeschikt is, maar voor den zieke giftige bestanddeelen bevat.

Ook het daglicht is voor den lijder, wanneer het hem op het gelaat valt, zeer lastig; daarom moet het raam zich steeds achter het hoofdeneinde van het bed bevinden. Tegen het zonnelicht moet men hem zorgvuldig trachten te beschermen, niettegenstaande de zonnige zijde zelve in bijna alle jaargetijden de geschiktste voor eene ziekenkamer is. Slechts in de schaduw, en niet terwijl de zon op het raam schijnt, mag hetzelve geopend worden.

Kachelhitte 's winters is nadeelig; het ziekenvertrek moet nooit heet zijn, vooral mag de kachel niet te dicht bij het hoofdeneinde van den lijder geplaatst worden. De gepaste temperatuur is -(- 14° Eéaumur.

Wat den ziekenoppasser betreft, deze moet bedaard en stipt zijne plichten nakomen, niet babbelen en nog minder met den zieke of de aanwezenden twisten, niets eten hetgeen kwalijk riekt en geen jenever drinken.

Alle hevige hartstochten en gemoedsaandoeningen moeten door een koortslijder zorgvuldig worden vermeden. Men moet derhalve alles van hem verwijderen, wat tot ergernis, drift, droefheid, enz. kan aanleiding geven. Al wie den zieke omringt

-ocr page 83-

63

moet zich voorkomend en vriendelijk gedragen, hem moed inspreken, kortom zijnen geest op alle mogely ke wijze trachten op te beuren. Hoop is wel de eenige gemoedsaandoening, die in koortsen heilzaam is: alle andere, zelfs te uitbundige vreugde, zyn nadeelig.

Een zeer algemeen verspreid en hoogst verderfelijk vooroordeel is het, bij den aanvang van iedere koortsziekte zijn heil terstond in zweetmiddelen te zoeken en alles aan te wenden om den lig der slechts tot uitwaseming te brengen. Alleen bij lichte catarrhale en rheumatische kwalen zal het somtijds gelukken de ziekte daardoor te verwijderen, doch in de meeste gevallen ontaardt de in den aanvang lichte kwaal in eene gevaarlijke ziekte. Zoo zien wij bij kinderen, evenals bij volwassenen, dat daarna eene doo-delijke hersenontsteking zich ontwikkelt, die zeker nooit zou ontstaan zijn, wanneer men in plaats van deze verhittende dwangmiddelen eene afkoelende behandeling beproefd had.

Bij iedere koorts moet men op het verlangen en de vurige wenschen van den lijder nauwkeurig acht slaan. Dikwerf is dit een wenk der natuur en wgst het den weg aan, dien men heeft te bewandelen. Zoo zijn er dikwerf lijders, die naar eene aderlating, een braakmiddel, enz. onophoudelijk hun verlangen te kennen geven, en die, bij alle onwaarschij nlij kheid, dan eerst genezen, wanneer men hun verzoek heeft ingewilligd. Ofschoon men in enkele gevallen goed handelt door hun dringend verlangen niet geheel onvoldaan te laten, zoo wachte men zich evenwel iedere ziekelijke neiging van den lijder te bevredigen.

Is een zieke van de koorts genezen, zoo is de grootste zorg noodig om hem voor instorting te vrijwaren. Velen, die zicli te vroeg reeds geheel hersteld waanden, hebben deze dwaling met hun leven moeten betalen of wel zich langdurige ziekten op den hals gehaald. Een gedwongen zitten, het verlaten van het bed, eene lichamelijke inspanning na eene zware koortsziekte hebber somtijds een spoedigen dood ten gevolge gehad.

Vermits het lichaam na iedere koorts verzwakt en prikkelbaarder is dan wel voorheen, zoo wordt de grootste oplettendheid vereischt om het tegen kouvatten te beschermen. Matige beweging in de open lucht is den herstellende zeer heilzaam, slechts vermoeienis moet daarby worden vermeden, want deze kan alsdan lichtelijk eene hoogst gevaarlijke afmatting te weeg brengen. Nu komt hem opbeuring des gemoeds vooral door aangenaam verkeer zeer te stade. Het diëet moet licht maar voedzaam wezen, de overgang tot vleeschspijzen moet evenwel zeer voorzichtig geschieden; men moet dikwijls, maar altijd slechts in geringe hoeveelheid spijs toedienen, daar het altijd schadelijk is, den maag van den herstellenden zieke volkomen te bevredigen.

-ocr page 84-

64

Iedere koorts kan eene gevaarlijke wending nemen, en zoolang de onstuimige koortsaanval niet is bedaard, kan niemand voor den afloop der ziekte instaan. Het is dus bij het optreden van een min of meer hevigen aanval van koorts van het grootste belang, terstond de hulp eens geneesheers in te roepen; want in het uitstel is hier dikwijls gevaar, en de hulp van een leek zou allicht weinig baten. Dikwijls is de behandeling eener koorts eene gemakkelijke taak, in vele gevallen daarentegen is zij eene der moeilijkste. Voor den leek zal het altijd eene onmogelijkheid blijven, de hier zich zoo vaak opdoende bezwaren uit den weg te ruimen. Zelfs na de beste beschrijving, is het niet gemakkelijk, de verschillende soorten van koorts aan het ziekbed te herkennen, ze van elkander te onderscheiden en haar eigenaardig karakter juist te doorgronden. Maar al mocht ook don leek dit gelukken, zoo zou de dikwerf plaats grijpende overgang van de eene koorts in de andere, en de niet zelden voorkomende wisseling van het eigenaardig karakter eener koorts, eene des te gevaarlijker klip voor hem zijn, daar zelfs de wetenschap en het talent des geneesheers niet zelden daarop schipbreuk Igdt. Eene waarheid is het, dat het nauwkeurig nakomen der boven aangegeven voorschriften zeer dikwijls enkel en alleen tot een gelukkigen uitslag leidt, ja dikwijls voortreffelijker dan alle me-dieijnen is, daar doorgaans, wanneer men de geneeskracht der natuur niet stoort en haar door eene verkeerde behandeling geene hinderpalen in den weg legt, deze het evenwicht der levensverrichtingen weder herstelt. Evenwel vertoonen zich weder andere verschijnselen, waar deze natuurkracht het onderspit dreigt te delven en ter bestrijding van de ziekte alleen niet toereikend is. Wie alsdan niet weet te geschikter tijd vastberaden en beslissend te werk te gaan, zal het dreigend gevaar moeilijk van den zieke afwenden. In dezen eene verkeerde keuze te doen of de maat te buiten te gaan, of uit angst te weinig te doen, is altijd een menschenleven op het spel zetten. Welk onkundige zou zulk een gewaagd spel willen spelen! — Daarom zal de nu volgende beschouwing der verschillende koortsen zich er toe bepalen, om van ieder dezer eene zoo duidelijk mogelijke beschrijving te geven, opdat de leek toch eenigszins den vijand kunne herkennen, die hem bedreigt; verder de oorzaken te ontwikkelen, waaruit gewoonlijk iedere koorts ontstaat, om zooveel in zgn vermogen is die te kunnen vermijden, en eindelijk zullen wij mededeelen wat in het eerste oogenblik te doen is, wanneer de lijder aan zich zeiven is overgelaten.

-ocr page 85-

65

A. VAN DE AANHOUDENDE OF HEETE KOORTSEN.

§ 53. Eenvoudige prikkelkoorts. Men herkent ze zooals iedere andere koorts aan rilling, hitte, gejaagden pols, afmatting en veranderde urine' Alle deze verschijnselen bereiken evenwel nimmer een hoogen graad van hevigheid. Zij houden dikwijls slechts 24 uren aan en eindigen met zweet en bezinksel in de urine Bij gezonden en in den middelbaren leeftijd van 20 tot 40 jaren openbaart zich deze koorts dikwijls na geringe oorzaken. Ook gaat zij vaak gepaard met koortsachtig huiduitplag, en brengt dan de zoogenaamde goedaardige pokken, mazelen, roodvonk, enz. te weeg, waarbij het even ongelukkige gevolgen heeft, wanneer men dit uitslag met zweetmiddelen en groote hitte van het vertrek en het bed behandelt; want alsdan ontaardt deze in den aanvang goedaardige koorts in eene gevaarlijke ontstekingkoorts met hersenontsteking, of in andere bedenkelijke verschijnselen. Zeer dikwijls treden ook de andere koertsen als eene eenvoudige prikkelkoorts op en vertoonen eerst later haar wezenlijk karakter. Zoolang echter dit alles niet beslist is, moet men zich van alle krachtige behandeling onthouden, daar niemand vooruit kan weten, welke wending de koorts zal nemen.

De (in het vorige hoofdstuk) aangegeven voorschriften zullen ter behandeling eener dergelijke koorts ruimschoots volstaan. Daarbij kunnen eenige zachte verkoelende middelen toegediend worden, inzonderheid eene verzadiging van koolzure potasch (zie n0. 19), of bruispoeder (zie n0. 20), of cremortart (zie nc. 18) als drank. Bij hardlijvigheid zal het ook hier zeer doelmatig zijn eene zacht verkoelende purgatie voor te schrijven; een gepast middel is hier n0. 22, als de cremortart geen werking doet; vuile stoffen zijn in de eerste wegen der verteringsorganen doorgaans aanwezig; die bijtijds gezuiverd, geeft altijd een groot voordeel, ingeval er eene hevige koorts in aantocht mocht zyn.

Hun, die niet tegen 't gebruik van koud water in ziekten zijn, beveel ik bij den aanvang der koortshitte een koud zitbad aan, dat van een half tot een heel uur mag duren, en vervolgens rust in bed. — Algemeene rust, een verkwikkende slaap en een de ziekte gelukkig beslissend zweet zal weldra daarop volgen.

§ 54. Ontstekingkoorts. De ontstekingkoorts berust op eene te groote levenskracht van het bloed en is dikwerf de voorlooper van plaatselijke ontstekingen; daar evenwel, waar wezenlijke inwendige ontstekingen voorhanden zijn, gaan deze er mede gepaard.

De tevkenen waaraan men deze koorts herkennen en van andere onderscheiden kan, zijn de volgende: hevige rilling bij den aan-

-ocr page 86-

66

vang; hafde, sterke en versnelde poh, groote, gloeiende hitte, dorst, roode urine, droogte der huid en der tong.

Behalve deze karakteristieke teekenen ontwaart men daarbij nog dikwijls; hoofdpijn, rood aangezicht en oogen, een trekkend en stekend gevoel in den rug tot aan de lenden toe, waarbij zich nog borstbeklemming en misselij kheid paren.

Neemt de ziekte eene kwaadaardige wending, zoo duidt de ijlhoofdigheid, de groote onrust, de hevige drukking op de borst, de moeilijke ademhaling, de peeshuppeling, het snikken en het koude kleverige zweet de grootte van het gevaar aan, waarin de lyder verkeert en dat de koorts in eene zenuwkoorts ontaard is.

Overigens is in het algemeen het karakter dezer koorts goedaardig; zij is wel is waar hevig, doch wanneer van den aanvang af streng ontstekingwerend wordt te werk gegaan, is zij gemakkelijk weg te nemen.

De duur dezer koorts is 7, hoogstens 14 dagen.

De voorbeschiktheid ligt zeer dikwijls in de luchtgesteldheid; droge, strenge koude, hooge barometerstand, noorden- en noordoostenwind begunstigen het uitbreken dezer ziekte, en krachtige, volbloedige menschen tusschen de 15 en 20 jaren, die veel beweging nemen in de open lucht en als sterk voedende leefregel veel vleesch en wy n gebruiken, worden er het eerst door aangetast.

De owzaken, die de koorts zelve doen ontstaan, zijn de volgende: hevige verhitting door lichamelijke inspanning of door slapen in de zon, door verhittende dranken, door te voedzame en gekruide spijzen; verder plotselinge onderdrukking der huiduitwaseming door verkoelende dranken bij een bezweet lichaam en door het liggen op vochtigen killen grond. Bovendien kan zij ontstaan door hevige gemoedsaandoening, wonden, plaatselijke ontstekingen en door iedere andere koortsachtige prikkeling, die op een daartoe in- of uitwendig voorbeschikt individu werkt, alsook door ieder anderen minder hevigen aanval van koorts, die door eene verkeerde verhittende behandeling tot op deze hoogte gebracht werd.

Eenen geneesheer bij den aanvang dezer ziekte zoo spoedig mogelijk te ontbieden, is hier vooral noodzakelijk. Bij iedere koorts is het zeer lakenswaardig daarmede te dralen, want de tijd, die daardoor verloren gaat, is door niets meer te herstellen. Hoe velen zijn niet reeds als het slachtoffer van zulk eene nalatigheid of van eene lakenswaardige zuinigheid gestorven, terwijl menigeen, die in het begin had gered kunnen worden, te vergeefs hulp zoekt by den te laat ontboden arts; want zijn de inwendige krachten der natuur eenmaal vernietigd, zoo kan de geneesheer later, geen wonder meer doen.

De ontstekingioerende leefregel. Deze alleen kan wel in enkele

-ocr page 87-

67

gevallen, doch niet altijd, voldoende wezen om een gelukkigen afloop der koorts te weeg te brengen, en het zou steeds zeer gewaagd zijn, wanneer men zulk eene proef wilde nemen, want al te licht kan de aanval hier te hevig worden, de levenskrachten uitputten en deze geheel vernietigen. Nogtans mag eene streng ontstekingwerende behandeling ook bij deze koortsen nooit verwaarloosd worden: geschiedde zulks, dan zou de lijder ondanks alle medicijnen toch moeten bezwijken. Van den anderen kant draagt deze leefregel veel ter vermindering van den ontstekingstoestand bij en strekt voor de verdere behandeling van den geneesheer tot een krachtigen steun

De drank is hier eene hoofdzaak, en zuiver water is er het best toe geschikt Niets verkoelt en verdunt het bloed beter dan dit eenvoudig middel, hetwelk de maag minder dan alle overige dranken bezwaart en den zieke niet zoo spoedig tegenstaat, als dit bij de andere het geval is. Voor den aangenamen smaak en de afwisseling kunnen ook andere verkoelende zuurachtige dranken en de aangegeven afkooksels van fruit, tamarinde, enz. toegediend worden (zie n'J, 5—7). Bij bovenmatige gloeiende hitte past bijzonder de drank uit cremortart (zie n0. 18). Op te merken valt echter, dat alle dranken, het water niet uitgezonderd, een weinig lauw moeten zijn, en dat men in het begin wel dikwijls, maar niet te veel daarvan in eens moet toedienen. Later evenwel, wanneer men moet trachten d; heilzame afscheidingen, het zweet en de urine, uit te lokken, of de reeds aangevangene te bevorderen, kan en moet men den lijder meer laten drinken. Is de stoelgang te gering, zoo zullen afkooksels van wijnsteen, tamarinden en de tamarinden-melk (zie n0. 14—17) doorgaans het Ijjf goed open houden.

In de eerste dagen dezer koorts is bet beter den zieke geen voedsel te geven. Verlangt hy dat evenwel, zoo moet hij uitsluitend uit de lichtste, dunste spijs met water bereid en uit gekookte vruchten bestaan. Iedere soort van vleeschspijs, zelfs hoender- en duivenbouillon niet uitgezonderd, is voor hem nadeelig. Men geve hem daarom slechts wat watersoep met geraspt brood, gerste- of ha verpap, enz. en gekookt fruit, kersen, pruimen, appelen, het spreekt van zelf zonder wijn en zonder kruiderijen. Ook kan men den zieke nu eu dan een of twee theelepels van zuurachtig vruchtengelei (aalbessen, kersen, sinaasappelen, enz.) toedienen.

De lijder moet meer koel dan warm worden gehouden. Door des winters met het hoofd dicht bij de kachel te liggen, kan het ijlen tot razernij overslaan en zelfs den dood ten gevolge hebben Maar ook reeds de kamerhitte alleen, vooral echter de te warme bedekking in 't bed, is buitengewoon nadeelig. In den zomer is voor den zieke niets heilzamer dan het vertrek dikwijls te

-ocr page 88-

68

luchten, zonder hem evenwel aan tocht bloot te stellen. Zeer verkoelend is het dikwerf besprenkelen van den vloer met azijn of met azijn en rozenwater, waarin men wat salpetei kan oplossen, alsmede het plaatsen van eene tobbe met frisch water. Men bedekke den zieke slechts licht, legge hem hoog met het hoofd, ja brenge hem bijna in eene zittende houding, vooral wanneer hij hevig ijlt. Men heeft waargenomen, dat het raaskallen daarna plotseling verdween. Breekt het zweet uit, dan moet de ligging meer horizontaal, doch steeds met het hoofd hooger zijn. — Het aangezicht van den lijder wassche men nu en dan met water, honig en wat azijn; borst, armen en voeten met enkel azijn. Is het hoofd zeer zwaar, dan brengt een lauw voetbad van water, azijn en zout, veel verlichting aan.

De grootste rust moet om den zieke heerschen, en alles waarmede men hem slechts genoegen kan doen mag niet verzuimd worden. Ieder gesprek, iedere luidruchtigheid windt hem op en is hem nadeelig. Iedere prikkeling der zinnen moet men vemijden; hij moet in het donker liggen en hij mag niet spreken. Tot zgne verpleging bezige men zoo weinig personen als mogelijk; het best is, wanneer slechts één zich daannede belast; ook verandere men niet te dikwijls van ziekenoppasser. De begeerte en het verlangen van den lijder mag men niet kortaf weigeren, veeleer moet men zich den schijn geven ze ten uitvoer te willen brengen. Reeds de eenvoudige toezegging dat aan zijn verlangen zal voldaan worden, bevredigt hem dikwerf evenzeer als of dit werkelijk gebeurd ware.

De hehandelmj. Een lichter graad dezer koorts vereischt slechts de boven aangegeven streng ontsteking werende behandeling, en wel voornamelijk onthouding van voedsel, aanwending van koude, rust en drinken van water. Ook hier zullen de koude zitbaden niet nalaten hunne afkoelende en bedarende eigenschappen te betoonen. Bij deze geve men een verkoelend purgeermiddel. Es de lijder van een sterk lichaamsgestel en bezit hij inzonderheid eene goede maag, zoo verbinde men het purgeermiddel met salpeter (zie nquot;. 23). Aan teere, zwakkere personen geve men daarentegen tamarinde met manna (zie n''. 22). Heeft de zieke drie tot vier stoelgangen gehad (meer zouden niet dienstig zijn), zoo houdt men met dit middel op. Neemt de koorts hierop niet af, zoo geeft men het salpeter alleen (zie n0. 24). Mocht dit echter te verzwakkend werken, zoo geeft men liever het zoogenaamde kubieke salpeter (zie n'. 25). In iedere ontstekingkoorts, welke een zekeren graad van hevigheid bereikt, is aderlaten het hoofdmiddel, dat hier volstrekt niet door bloedzuigers of koppen kan worden vervangen. Het moet echter terrtond geschieden wanneer de duidelijke verschijnselen der koorts zich

-ocr page 89-

69

openbaren en men late dit gunstige tijdstip niet voorbijgaan. ])e krachten van den zieke en de hevigheid der koorts bepalen alsdan de hoeveelheid bloods, die moet worden afgenomen. ïot bezwijmens toe mag evenwel geen bloed worden afgetapt, want bij de groote verdikking daarvan in dergelijke koortsen, kon er licht een gevaarlijke stilstand van bloed ontstaan. Neemt de koorts en al hare verschijnselen eenigen tijd na de aderlating weder aanmerkelijk toe, zoo is eene herhaling daarvan volstrekt noodzakelijk en dit kan in tussohenruimten van 8, 12, 18 of 24 uren tot de derde of vierde maal het geval wezen. Is de verlichting, welke de zieke na de eerste aderlating ondervindt, duurzaam, zoo is eene herhaalde lating daarvan overbodig.

Voor men echter het besluit neemt, op eigen gezag den lijder door eene aderlating veel bloed af te tappen, zoo bedenke men wel, dat dit het grootste, het geweldigste middel dei- geheele geneeskunst is; dat het wel is waar bij een hoogen graad dei-ontsteking het eenige, door niets te vervangen redmiddel is, dat echter ook eene aanzienlijke nuttelooze bloedverspilling de treurigste, nimmer te herstellen gevolgen kan na zich sleepen. Wanneer derhalve de koorts niet in al hare verschijnselen een grooten graad van hevigheid aan den dag legt, zoo wage men het niet, dit middel zonder bijstand van een geneesheer aan te wenden. Dan alleen, wanneer de rilling bij den aanvang der koorts buitengewoon hevig is, wanneer de hitte gloeiend en verterend, vooral echter, wanneer de polsslag sterk, vol en hard is, moet men met de aderlating niet talmen, want alsdan kan men met ééne aderlating, dus met veel geringer bloedverlies, datgene verkrijgen, wat later door drie of zelfs vier niet meer kan verkregen worden. Bij ontstekingsziekten is de arm de plaats voor eene aderlating. — Nog dringender aanleiding tot eene spoedige aderlating heeft men in de volgende gevallen:

Wanneer het gestel van den lijder volbloedig, krachtig en jeugdig is (tusschen de 18 en 30 jaren); wanneer hij aan aderlating gewoon is, of wel, als het gebruikelijk tijdstip hiervoor is aangebroken ; wanneer bij natuurlijke bloedontlastingen, b. v. vloeiende aanbeien, neusbloeding met verlichting pleegt te hebben; wanneer de andere heerschende ziekten ook van ontstekingachtigen aard zijn; in Januari, Februari, Maart, vooral wanneer strenge droge koude by hoogen barometerstand of noordoostenwind heerscht, als wanneer het lichaam de aderlating beter en in grootere hoeveelheid dan op ieder anderen ijd verdraagt; eindelijk wanneer zich verschijnselen eener ontstaande borstontsteking opdoen, b. v. een korte hoest, eene geringe pijn bij diep ademhalen. Na de aderlating wordt dan verder niets meer vereischt dan een getrouw nakomen der boven aangeduide hygiënische voorschriften.

-ocr page 90-

70

Wijkt de koorts na de aderlating nog niet geheel en al, dan geve men een verkoelend purgeermiddel (zie n'J. 23), zoodat de zieke 3 a 4 stoelgangen heeft; een sterker purgeeren zou nadee-lig zijn Daarna geve men het salpeter (zie n0. 24). Voor lijders met zeer prikkelbare zwakke maag en van minder sterk gestel, vooral wanneer de koorts met catarrhale toevallen: hoesten, slijm opbrengen, dikke en slijmig beslagen tong gepaard gaat, past beter de ammoniak (zie n*-'. 26).

Onder het voortdurend gebruik dezer artsenijen blijft nu bij gunstige gevallen de koorts geheel weg, en men heeft van het begin tot het einde niets meer te doen dan deze middelen en den ontstekingwerenden leefregel vol te houden en het weldadig zweet in bed geduldig af te wachten.

Wordt het zweeten door kouvatten gestoord, zoo kan dit verlamming, doofheid, verlies van het geheugen ten gevolge hebben, of er vormen zich op verschillende plaatsen etterophoo-pingen. In het eerste geval zijn lang onderhouden trekpleisters en in het laatste verweekende papomslagen de beste middelen.

Somtijds houdt echter de koorts aan, ja zij neemt zelfs, zonder de hevigheid eener ontstekingskoorts te hebben, met den 6den, 7den dag weder toe. Hier geve men alsdan den azijnzuren geest van salammoniak (spiritus Mindereri) in 20—60 druppels alle twee uren in een weinig water; prikkelende versterkende middelen hier aan te wenden zou hoogst nadeelig wezen.

Is de koorts in eene zenuw- of rotkoorts ontaard, dan moet zij gelijk deze behandeld worden.

Na afloop eener ontstekingkoorts mag men het lichaam niet gaan versterken : alle dergelijke middelen kunnen licht eene instorting veroorzaken. Om voor instortingen, die hier zeer licht kunnen plaats grijpen, gevrijwaard te wezen, moet de zieke nog langen tyd achtereen al het verhittende mijden en vooral niet dan met voorzichtigheid en zeer langzaam den overgang tot eene krachtige voeding bewerkstelligen. Dikwijls houdt men uit deze koorts eene voorbeschiktheid tot hevige hoofdpijnen over.

§ 55. De heete zenuwkoorts. In het dagclijksch leven wordt gewoonlijk iedere koorts, die met ylen en andere bedenkelijke verschijnselen gepaard gaat, zonder onderscheid zenuwkoorts genoemd. Wanneer ook al eene nauwkeurige beschrijving der kwaadaardige koortsen voor den leek in ieder ander opzicht van geen groot nut mag genoemd worden, zoo is en blijft toch het onderscheid, of eene koorts aanstekend is of niet, voor hem altijd een onderwerp van groot gewicht, deels om riiet beangstigd te wezen daar, waar geen gevaar is, en zonder vrees zich met de verpleging der zijnen te belasten, deels om zich

-ocr page 91-

71

aan het wezenlijk gevaar niet zonder noodzakelijkheid, of, waar het niet kan noch mag vermeden worden, niet zonder voorzorg bloot te stellen. De oorzaken dezer koortsen verspreiden hier het meeste licht, en wanneer men deze kent en er acht op slaat, zoo zal eene slechts oppervlakluge beschrijving der verschillende ziekteverschijnselen in deze koortsen voldoende wezen, om te kunnen oordeelen, of eene dergelijke koorts onder de aanstekende of niet aanstekende moet gerangschikt worden, dat wil met andere woorden zeggen, of het slechts eene gewone zoogenaamde zenuwkoorts of eene rotkoorts of een typhus is. — Hier is nu eerst sprake van de niet besmettelijke zenuwkoortsen.

Lieden van een slap, krachteloos gestel, die daarbij veel zitten of weinig krachtig voedsel gebruiken, die hunnen geest zeer inspannen, vooral echter, wanneer de zoodanigen neiging tot sterken drank hebben, worden lichter dan alle anderen door zulk een zenuwkoorts aangetast.

Aanleiding tot eene zenuwkoorts geeft echter alles, wat de zenuwkracht verlamt en het bloed verzwakt. Het eerste heeft plaats door groot verdriet, aanhoudende vrees, hevigen angst, door gebrek aan slaap en groote inspanning van den geest; het andere door een karigen, waterachtigen, weinig voedenden kost. Eene vochtige en ongezonde woning roept deze koorts menigvuldig te voorschijn; vooral begunstigt aanhoudende vochtigheid der lucht, westenwind en lage barometerstand het epidemisch optreden dier koortsen, waartoe alsdan het door te groote vochtigheid veroorzaakt misgewas wellicht ook veel kan bijdragen.

Iedere afmatting van het lichaam, hetzij door overdreven beslaap of door ander verlies van sappen, b. v. door bovenmatig gebruik van kwik en daardoor ontstanen hevigen speekselvloed, door onverstandig aderlaten of purgeeren, enz., is in staat eene zenuwkoorts te veroorzaken. Hetzelfde heeft plaats door natte kleederen, slapen op vochtigen grond, bovenmatige lichaamsinspanning, onregelmatige voeding (slemperij en overlading der maag, of wel schraal en slecht voedsel).

Dat bij de zoo verschillende lichaamsgesteldheid der individu 's en bij de zoo zeer verschillende oorzaken dezer ziekte de ziekte-verschijnselen zelve in ieder bijzonder geval zich anders moeten voordoen, laat zich licht begrijpen; vandaar ook de onmogelijkheid om hier een geheel omvattend ziektebeeld voor te stellen. Slechts zoo veel is zeker, dat in deze koortsen de geheele toestand op groote verzwakking en uitputting wijst, ofschoon ook niet ten allen tijde eene versterkende geneeswijze hier op hare plaats is.

Verschijnselen. Gedurende verscheidene dagen, zelfs weken, zijn de voorboden zwaarte in het hoofd, duizeligheid, beving der ledematen, hoofdpijn, slapeloosheid en zinsbedrog. De koorts zelve

-ocr page 92-

72

begint niet met hevig bevende koude, zooals bij ontstekingkoortsen, maar duidt zich aan door een afwisselend gevoel van huivering en hitte. De reeds als voorboden voorhanden verschijnselen worden nu heviger, de gemoedsstemming van den lijder wordt steeds somberder, de zwakte grooter, zoodat niet zelden flauwten plaats grijpen. Eindelijk begint de zieke te ijlsn, hetwelk dikwerf met een verdoofden, slaapachtigen toestand afwisselt Krampen van allen mogelijken aard, vooral peeshuppeling, komen hierbij en de zwakte en matheid bereiken den hoogsten graad.

De duur der koorts is gewoonlijk -21 tot 28 dagen, ja nog langer. De herstelling is langzaam, moeilijk en licht aan instortingen onderhevig. Na eene hevige zenuwkoorts wordt de lijder eerst na 2 of 3 maanden volkomen gezond.

Een zenuwachtige toestand kan altijd met alle andere koortsen gepaard gaan, zoowel de ontsteking- als galkoortsen, ook in het verloop van pokken, roodvonk en mazelen kan hij daarbij komen, doch dit is alsdan geene ware zenuwkoorts, maar slechts een teeken van het aanmerkelijk verergeren van alle deze ziekten en wijst dikwijls op een ontstoken toestand van het darmkanaal.

Het ligt in den aard van deze koorts, dat men over haren loop nooit een zeker oordeel kan vellen, want nu eens neemt de ziekte bij de gunstigste teekenen plotseling eene hoogst gevaarlijke wending en, in andere gevallen nemen de zieken bi) de meest hopelooze kenteekenen en bij alle den dood aankondigende voorteekenen in beterschap toe. De hoofdregel blijft altijd deze, dat men nimmer alle hoop moet opgeven.

Wat nu de behandeling der zenuwkoorts betreft, zoo moet ik, vooral wanneer het hier inwendige geneesmiddelen geldt, deze geheel en al stilzwijgend voorbijgaan. Want hetgeen hierbij in aanmerking moet worden genomen is zoo veelvuldig, dat men eene voor allen passende geneeswijze onmogelijk kan aangeven, en zelfs bij eeue meer nauwkeurige uiteenzetting van alles waarop hier moet gelet worden, zou het voor den leek altyd eene onmogelijkheid blyven eene juiste keuze te doen, omdat in dit opzicht geneesheeren zelfs niet zelden verlegen staan, en eene verkeerde behandeling de treurigste gevolgen na zich kan sleepen. Zelfs wat het algemeen koortsdiëet betreft, zooals ik dit reeds heb voorgeschreven, en dat in alle uitwendige verhoudingen ook hier met de uiterste nauwgezetheid dient opgevolgd te worden, zal de ziekte geen beklagenswaardigen afloop nemen; dit moet hier met betrekking tot de voeding van den lijder dikwijls wezenlijke en noodzakelijke veranderingen ondergaan, die echter bij den gevaarlijken toestand van den zieke altijd alleen van de voorschriften des geneesheers mogen afhangen. Dit echter staat hier vast, dat men zulk een zieke nooit lang

-ocr page 93-

73

mag laten vasten en men hem ook beter, dan in eene ontstekingkoorts moet voeden.

Het zij mij slechts geoorloofd over de aanwending van het koude water bij dergelijke zenuwkoortsen te spreken.

Reeds het zuivere koude water (waarmede men de zwakke maag van den zoo kranken lijder niet mag overladen) is hier ten allen tijde, het zij tot opwekking en verlevendiging dei-krachten, of ter bevordering van eene heilzame crisis, het meest passende en onschadelijkste middel. Koude kuipbaden zouden echter van geen nut wezen, daar zij allicht eene geheele zenuw-verlamming konden veroorzaken; daarentegen zal de volgende behandeling, zonder eenig gevaar, goed doen. De in koortshitte verkeerende lijder wordt, geheel ontkleed in een nat, koud, maar goed uitgewrongen beddelaken gewikkeld en, ten einde het bed voor nat te bewaren, op eene groote wollen deken gelegd. Vervolgens wordt eerst de wollen deken stevig om zijn geheele lichaam geslagen en hij dan nog met eene andere deken goed toegedekt, en wel zóó, dat ook deze nauw om hem sluit, en geene lucht (met uitzondering van zijn aangezicht en hoofd) zyn lichaam kan genaken. Terwijl de lijder zich in dezen toestand bevindt, moet men het vertrek luchten, en in welk jaar-getijde ook is het doelmatig daarbij een raam open te houden. De in de dekens gehulde zieke kan nu geen koude vatten, en de zuivere versche lucht, die hij dan inademt, zal voor hem eene verkwikking wezen. In dezen toestand houdt men den lijder, zoolang de droge koortshitte aanhoudt; alle twee uren echter wordt hij in een ander nat laken gehuld. Heeft dan eindelijk de hitte opgehouden, of breekt in het aangezicht een warm zweet uit, zoo onthulle men den lijder, neme hem uit het bed, wassche geheel zijn lichaam spoedig met zeer koud water, droge hem af en legge hem dan met schoon linnengoed gekleed weder in bed. Goed is het, wanneer er een tweede bed na het wasschen van den zieke gereed is, want niets verkwikt hem zoo zeer als eene versche, goed geluchte legerstede. Mocht hij evenwel verlangen en kracht genoeg bezitten om eenigen tijd in leunende houding zittende buiten het bed door te brengen, zoo zal hem dit goed doen, doch het mag hem geene te groote inspanning veroorzaken, en niet langer duren dan hij zich daarbij wel bevindt.

Met de koud-waterkuur op deze wijze toe te passen gaat men dagelijks bij het opkomen der koorts zoolang voort, totdat de crisis door het uitbreken van het weldadig, warm (niet koud, kleverig) zweet zich openbaart. Doorgaans heeft dit plaats ter-wijl de lijder in de natte lakens ligt. Breekt dit zweet uit, zoo wordt de zieke, nadat hij één uur gezweet heeft, niettemin koud

-ocr page 94-

7-1

afgewasschen, waarop, nadat den lijder weer in bed gebracht is, opnieuw en dan eerst zeer sterk het zweet zal uitbreken. Dit laatste zweet wachte men dan behoorlijk af, het moge aanhouden zoolang het wil, alleen geve men den zieke koud water te drinken, en wanneer hij het verlangt, licht verteerbaar voedsel, zelfs dunnen vleeschbouillon. Zoodra echter het zweet begint af te nemen, gebruikt de Igder een koud kamerbad, waarin hij hoogstens 3 a 5 minuten mag big ven. Altijd moet het bad 9 a 10 graden warmte hebben. — In de beterschap wordt iederen morgen het lichaam, zoodra de zieke het bed verlaat, met koud water gewasschen.

Een ongegrond en dwaas vooroordeel is het, wanneer men vreest, dat eene dergelijke behandeling het leven van den zieke in gevaar kan brengen; want de ondervinding, de eenige ware scheidsvrouw in zulke aangelegenheden, heeft reeds lang te haren gunste beslist, en wel zoo, dat deze methode om eene zenuwkoorts te behandelen boven andere de voorkeur verdient.

Bij een minder lievigen graad van zenuwkoorts, zooals deze dikwerf voorkomt en by zonder daaraan te herkennen is, dat de lijders niet zoo zwak en afgetobd zijn en vooral het ijlen slechts voorbijgaand en niet aanhoudend is, zal de voorgeschreven leefregel in de koortsen over het algemeen voldoende zijn, om den zieke gelukkig weder te herstellen. Bovendien bestaat er voor hen, die tegen de koud-waterkuur zijn, nog een overheerlijk middel, hetwelk in iedere kwaadaardige koorts altijd met gerustheid en gewoonlijk met zeer goed gevolg kan worden aangewend. Dit is het chloorwater (zie n0. 27). Doet zich echter in het begin der koorts misselijkheid of werkelijk braken voor, heeft de lijder daarbij eene geel of bruin beslagen tong en een kwaden smaak, zoo zal men hem terstond het braakmiddel, in n0. 28 voorgeschreven, moeten toedienen, ook dan, wanneer men den zieke de koud-waterkuur wil doen ondergaan. Wordt dit verzuimd, dan heeft het dikwijls treurige gevolgen; want zoo goed als het hier bijtijds aangewende braakmiddel de ziekte in hare kiem kan stuiten, evenzoo zeker kan het verzuim daarvan de •ziekte langdurig, zwaar, ja soms ongeneeslijk maken.

Hardlijvigheid mag gedurende het geheele verloop der koorts niet geduld worden, evenwel kunnen purgeeimiddelen hier zeer licht te verzwakkend en by gevolg hoogst nadeelig werken. Daarom zijn de lavementen onontbeerlijk; echter mogen zij noch te koud, noch te warm zgn: noch by het zweeten van het lichaam toegepast worden. De beste zijn die, welke bestaan uit melk (2 kopjes), en honig (2 eetlepels) of uit kamillenthee met een eetlepel olijf- of lijnolie.

Ook de warme baden zijn hier zeer nuttig en verdienen bo-

-ocr page 95-

7S

ven alle andere middelen de voorkeur. Zij calmeeren den lijder ■uitermate en zijn vooral geschikt bij hevig ijlen, hoofdpijn, slapeloosheid, pijnen en krampen van iederen aard en bij eene droge, heete, ruwe huid. By neiging tot zweeten moet men er zich van onthouden. De warmtegraad moet naar het gevoel van den lijder en niet volgens den thermometer bepaald worden. De zieke moet zich in het bad aangenaam gevoelen, en dan kan men hem daar zoolang in laten vertoeven, als dit aangenaam gevoel voortduurt. Voorzichtigheid bij het in- en uitgaan van het bad is altijd zeer aan te bevelen.

Bij hevig ijlen en hoofdpijnen doen Spaansche-vliegen en mosterdpappen aan de kuiten en voeten goede diensten. De Spaansche-vliegen moeten nimmer tot blaartrekken blijven liggen, maar weggenomen worden zoodra zij de huid rood maken, waartoe in den regel 3 a 4 uren vereischt worden; doch dit is dikwijls zeer verschillend. Het ontstaan eener blaar, nadat men de pleister afgenomen heeft, kan men het best voorkomen wanneer men de plek met een in wijnazijn gedoopt lapje bedekt. Ontstaat zij niettemin, zoo moet zij zoo spoedig mogelijk worden opengeknipt en de gewonde plaats met Goulard-water worden geheeld. Sneller en even krachtig werkend zij n de mosterdpappen, die het voordeel bezitten niet zoo gemakkelijk blaren te trekken en ook in den regel bij zenuwkoortsen de voorkeur ver-dienén. De mosterdpap wordt bereid door gestampt zwart mosterdzaad met warm, niet kokend water tot eene dikke brij te vermengen, die men op een stuk linnen smeert. Men laat ze zoolang liggen, totdat de zieke over het branden klaagt; bij be-wustelooze lijders evenwel totdat zij de huid rood maken, nooit echter al te lang, omdat zij alsdan te hevige en pijnlijke huid ontsteking verwekken en dan ook blaartrekkend zijn. Ontstaan er niettemin daarna pijnlijke aandoeningen, zoo worden deze het geschiktst door de zalf n0. v9 verzacht

Bij groote verzwakking en bestendige neiging tot flauwten is het wasschen met in warmen wijn gedoopte flanellen doeken zeer doelmatig; ook kan men in plaats daarvan aromatischen azijn, kamfer- of zeep-spiritus nemen. Nog krachtiger en in de ergste gevallen van uitputting aan te wenden is de inwrijving nc. 30. — In den hoogsten graad van dezen toestand (de intredende doodelijke zwakte) wanneer de lijder reeds onmachtig, verdoofd, bewusteloos, zonder gevoel en beweging ligt, het lichaam trommelzuchtig is opgeblazen, ja zelfs onwillekeurige stoelgang en pisloozing plaats heeft, hebben somtijds de volgende middelen nog redding aangebracht: zeer oude rijnwijn, lepelsge-wijze ingegoten^ vier Spaansche-vliegpleisters te gelijk, een op den hartkuil, dequot; andere aan arm en voeten, een zeer warm bad

?■

i!

-ocr page 96-

76

(28 graden) met wijn of brandewijn aangemengd; ijskoude omslagen op liet onderlijf en het hoofd, lavementen van 4 — 6 eetlepels wgn en de hartsterkende droppels n0. 31.

De beterschap na zenuwkoortsen vereischt eene geheel bijzondere oplettendheid. Zi) is in den regel langdurig, en dit des te meer, naarmate de voorafgaande koorts heviger was, en meer uit aanhoudend verzwakkende oorzaken ontstond. Zij kan alsdan dikwijls maanden achtereen duren en door herhaalde geringe instortingen worden afgebroken. Het komt er hier voornamelijk op aan, het lichaam de behoorlyke veerkracht en sterkte terug te geven. Voortreffelijk te dien einde zijn de zoogenaamde kina- en staalwijnen (zie n'!. 32) of de samengestelde kina-t'mctmr (3 tot 4maal daags een theelepel vol in 1 eetlepel wijn of water te nemen). Dikwijls echter wordt wegens opeengehoopte vuile stoffen in het darmkanaal de kina niet goed verdragen. Men herkent dit aan de beslagen tong, het rommelen in den buik, het dikwerf loozen van zeer stinkende winden en stoelgangen, de koliekpijnen en de neiging nu eens tot diarrhee, dan tot verstopping Onder deze omstandigheden zal de waterachtige rhabarber-tinctuur (alle 2 uren 1 theelepel, totdat eenige stoelgangen gevolgd zijn) de schadelijke stoffen uit het darmkanaal verwijderen, waarop alsdan de kina goed wordt verdragen.

Dikwijls is het goed bij zwakte der maag eene hoeveelheid aftreksel van kwassie (zie n\ 33) of Hoffmanns-droppels (60 droppels voor en na het eten) te gebrniken.

Lijdt de herstellende aan diarrhee, of heeft hij daarvoor groote neiging, dan is de Colombo wortel het beste middel (zie n0. 34).

Wanneer na doorgestane ziekte eene ruime ontlasting lang achterwege blijft, is het gebruik eener gelei van IJslandsoh mos (zie nc. 35) zeer raadzaam.

Onder de voedingsmiddelen kiest men altijd bij voorkeur die het lichtst te verteren zijn en men gaat slechts langzaam tot meer krachtig voedsel over. Groote voorzichtigheid is hier vooral een vereischte, omdat een opgewekte eetlust altijd de goede vertering vooraf gaat. Voor ontbyt is vooral de mos-chocolade geschikt (zie n:. 36). Een krachtige oude wijn is menschen van gevorderden leeftijd aan te raden.

Bovendien zorgt men voor een zoo aangenaam mogelijk verkeer en opgeruimde gemoedsstemming; men laat den zieke eene voor zyne krachten passende beweging nemen, doch deze niet te lang tot vermoeienis voortzetten, en wel, als het weder dit veroorlooft, in de open lucht. Bovenmatig sterke inspanning van lichaam en ziel moet men echter altijd vermoeden. Lauwe baden, vooral wanneer zij met - een aftreksel van mout (omtrent 7 kop op een bad) vermengd worden, bespoedigen de herstelling buitengemeen.

-ocr page 97-

77

§ 56. Onderbuiks-typhus. Deze zoo hoogst gevaarlijke koorts, die tegenwoordig maar al te zeer zich niet zelden openbaart, 'was in het begin dezer eeuw nog tamelijk onbekend; nu heeft zij evenwel alle andere zenuwkoorsen min of meer verdrongen, zoodat men met zekerheid kan staat maken, dat er, wanneer ten huidigen dage van eene zenuwkoorts sprake is, er altijd deze onderbuiks-typhus mede bedoeld wordt. Doch eene zuivere zenuwkoorts en deze onderbuiks-typhus zijn niettegenstaande hunne gelijkenis nog twee zeer verschillende ziekten, en verre van onverschillig is hunne verwarring. Deze ziekte moet namelijk onder de heete uitslagziekten gerangschikt worden, slechts met dit onderscheid, dat bij pokken, roodvonk en mazelen het uitslag zich op de buitenhuid van het lichaam vertoont, bij dezen typhus echter het binnenvlies der zoogenaamde dunne darmen aantast. Nu is het wel waar, dat dit uitslag met alle toevallen eener werkelijke zenuwkoorts vergezeld gaat, doch hetgeen men in de zenuwkoorts voor het darmkanaal, dat van den gewonen gezondheidstoestand slechts weinig afwijkt, kan toedienen, dat mag men niet wagen, wanneer, zooals dit by den onderbuiks-typhus het geval is, het binnenvlies met puisten en zweren, die ieder oogenblik met eene doorvreting en doorboring der darmen dreigen, bedekt is. Dit gebeurt intusschen, helaas! niet zelden en moge ook de ziekte op zich zelve met groot gevaar vergezeld gaan, zoo ligt toch daarin voor namely k de oorzaak, dat zij meermalen dan haar aard het meebrengt een doodelijken afloop heeft. Want alle inwendig prikkelende middelen, die men in de zenuwkoorts, om het afnemen der levensmiddelen tegen te gaan, wel moet te baat nemen, zijn bij dezen toestand der darmen slechts geschikt om het leven des te zekerder te vernietigen. Daarom ook wil ik mij voornamelyk beijveren de leeken met deze ziekte bekend te maken en hare voornaamste verschijnsels aan zijn verstand te brengen, opdat hij bij voorkomende gevallen moge begrijpen, waarom een verstandig geneesheer den lijder maar zeer weinig inwendige medicijnen voorschrijft en opdat hy hem, tot welzijn van den zieke, zyn verder vertrouwen niet onttrekke; in tegenoverstelling ook, om hem voor die drukke receptenschrijvers te waarschuwen, die bij iedere visite, al heeft dit ook dagelijks twee- tot driemaal plaats, telkens 2 of 3 recepten voor den ongelukkigen lijder achterlaten. Is dit veel recepten-schrijven ten allen tijde het duidelijkst bewijs van de weifeling en het gebrekkig doorzicht eens geneesheers, hier leidt zulk eene beginsellooze bedrijvigheid tot een wissen ondergang.

Het onderscheid, dat er tusschen de ziekte, waarvan hier gesproken wordt, en eene zenuwkoorts bestaat, en dat bij eenige

I

i

-ocr page 98-

78

oplettendheid ook den minst geoefende in liet oog moet springen, is vervat in het hier volgende:

ZENUWKOOUTS.

1) Zij ontstaat niet door aansteking en

wordt ook niet bejinettelijk.

2) Zy tast zwakke, afgeleefde, uitgeputte

personen aan.

3) Zij wordt door alles wat het lichaam en

den geest verzwakt, of overprikkelt te voorschijn geroepen, en deze oorzaken der koorts liggen in de meeste gevallen voor de hand.

4) Gedurende langer of korter tijd gaan bij

het uitbreken der koorts voorteekenen vooraf.

5) De voorteekenen gelijken wel is waar in

vele opzichten naar die, welke den typhus somwijlen voorafgaan, evenwel ontbreken altijd die karakteristieke kenteeke-nen, waardoor zich het uitslag in de dunne darmen openbaart.

6) Het lakmoespapier wordt door liet speeksel niet of slechts onbeduidend rood gekleurd.

ONDERBl'IKS-TYPHUS.

1) Hij kan door aansteking ontstaan en ook

besmettelyk worden.

2) Geheel gezonde, zoowel als ziekelijke per

sonen worden er door aangetast.

3) Nooit kan men eene bepaalde oorzaak de

zer ziekte aanwijzen en 't is even onbekend als bij pokken, roodvonk, enz. vanwaar zij haren oorsprong neemt.

4) De typhus tast meestal plotseling aan, ge

heel onverwacht, tijdens de schijnbaar voortrelfelijkste gezondheid, zonder eenig waarschuwend voorteeken.

5) Wanneer in zeldzame gevallen (van 112 typhus-lijders werden 73 plotseling en 39 met voorteekenen aangetast) voorteekenen voorafgaan, zoo hebben deze wel is waar in vele opzichten overeenkomst met die der zenuwkoorts, doch de eigenaardige uitdrukking in het gelaat, de diarrhee, de pijn in de rechterzijde van den onderbuik en zijne gezwollenheid ontbreken als kenteckenen der darmpijn hier nooit.

6) Het lakmocspapier wordt door het speek

sel zeer rood, dikwijls scharlakenrood gekleurd.


Op de volgende kenteekenen, welke gedurende het geheel e verloop der ziekte van het begin tot het einde nooit ontbreken, moet men bijzonder zijne aandacht vestigen.

Be verandering van het gelaat is vooral opmerkelijk en verschijnt terstond by het optreden der ziekte. Zij onderscheidt zich door eene eigenaardige verlenging en verdraaiing der gelaatstrekken, waardoor het gezicht eene sonbere, diep lijden verradende uitdrukking aanneemt.

De diarrhee is nog een gewichtiger teeken. Zij ontbreekt nooit, vertoont zich reeds den eersten of tweeden dag der ziekte en openbaart zich slechts in zeer zeldzame gevallen later. Dit teeken echter krijgt eerst zijne volle beteekenis door

de pijn in dm onderbuik. Deze pijn is wel voor het gevoel van den zieke zeiven van weinig beteekenis, want men hoort hem zelden daarover klagen; maar wanneer men met de hand onder den navel naar de rechterzijde sterk en diep den onderbuik indrukt, zoo gevoelen de lijders eene niet geringe pijn, welke zij in bewusteloozen toestand door eene pijnlijke verdraaiing van het gezicht te kennen geven of die hen voor korten tijd het bewustzijn weer teruggeven.

Be gezwollenheid van dm onderbuik naar de rechterzijde, die dikwijls (hoewel niet altijd) op deze plaats warmer is dan het overige lichaam, en een klokkend gehad, hetwelk door de druk-

-ocr page 99-

79

king op het benedengedeelte van den onderbuik eerst in de latere tijdperken der ziekte veroorzaakt wordt, moeten ook als karakteristieke kenteekenen beschouwd worden.

Dat iedere zware ontsteking in den onderbuik en — is een heet uitslag op het binnenvlies der darmen buiten twijfel — altijd met eene groote stoornis van de hersenen en het geheele zenuwgestel vergezeld gaat, is een door de ondervinding reeds lang gestaafd feit. Daarom juist valt het gemakkelijk te begrijpen, waarom hier de overige verschijnselen met die eener kwaadaardige zenuwkoorts volmaakt overeenstemmen. Waar dus eene dergelijke koorts van kennelijk zenuwachtigen aard optreedt, en met de boven aangeduide karakteristieke kenmerken van onderbuikslijden gepaard gaat, kan men met zekerheid het gevolg trekken, dat deze koorts de hier besproken typhus is; ontbreken deze kenteekenen, zoo valt aan geen onderbuiks-typhus meer te denken. Deze kenmerken hebben juist daarom zulk eene gewichtige beteekenis, omdat zij met den bestendigen zetel der ziekte en met hare eerste voorwaarden in het nauwst verband staan en de eenigste teekenen zijn, waaraan men do aanwezigheid van darmuitslag bij het leven kan herkennen.

Het verloop dezer ziekte is doorgaans als volgt: begint zij met voorboden, zoo ontwaart men eerst de vermelde verandering in het gelaat, de geest wordt traag en beneveld, de lijder gevoelt zich neerslachtig, klaagt over groote zwakte, vermagert zichtbaar en heeft het voorgevoel eener zware ziekte, daarby tegenzin in spijs, hevige hoofdpijn en meer of minder sterke buikloop.

Bij het uitbreken der ziekte zelve klaagt de lijder over hevige hoofdpijn, vooral 's morgens bij het opstaan; het gelaat verkrijgt nu spoedig eene andere uitdrukking en men leest er dikwerf eene volslagen stompzinnigheid op. Hij gevoelt zich machteloos en verzwakt tot het uiterste, en nu reeds laat de buikloop en de pijn in den onderbuik aangaande de ware gesteldheid der ziekte geen twijfel meer.

In liet eerste tijdperk der ziekte, dat tot den zevenden dag kan worden aangenomen, heeft men de volgende voornaamste verschijnselen: hoofdpijn, die bijna nooit ontbreekt, volkomen verdwijnen der krachten, bedwelming, diarrhee, pijn en opgezwollenheid van den onderbuik, neusbloeden en somwijlen kleine roode vlekken op de huid. De lijder ligt met de hoogste uitdrukking der afmatting en gevoelloosheid, onbewegelijk op den rag: bij iedere poging om zich op te richten, overvalt hem eene duizeling, de slaap ontbreekt geheel en al, de eigenlijke ijlhoofdigheid is nog niet aanwezig, de antwoorden zyn in den regel by allen langzaam, alsof de zieke zich eerst nog moest bezinnen, moeilijk, met zuchten gepaard, maar bijna altijd tamelijk juist;

-ocr page 100-

80

bij sommigen echter zijn zij onverstaanbaar of zij blijven geheel achterwege. De hoofdpijn houdt gewoonlijk gedurende de ge-heele eerste week met groots hevigheid aan. Niet altijd blijft de pijn in den onderbuik tot eene kleine ruimte beperkt, maar verspreidt zich somtijds over 'tgansche onderlijf heen. In dit laatste geval is de pijn dikwijls met smartelijke toestanden van andere deelen, de borst, den rug, enz. verbonden.

Ticeede tijdperk (van den 7den tot den 15den dag). Hier zijn de verschijnselen hoogst veranderlik. Nu openbaren zich hevige peeshuppeling, gillen, aanhoudende poging om het bed te verlaten, ijlen en eindelijk diepe slaapzucht. Op den 7den tot den 9den dag vertoonen zich niet zelden kleine rozeroode vlekken op den onderbuik, somty ds op de borst en de boveuheup; zelden verspreiden zij zich verder. Zij zijn te zichtbaarder hoe blanker de huid is; bij eene bruine huid zyn ze moeilijk te onderscheiden. De duur van dit uitslag is onbepaald; dikwyls is in 2 of 3 dagen niets meer te zien, bij anderen duurt het 12 tot 15 dagen. — De diarrhee houut aan. hoewel niet zoo sterk als in het eerste tijdperk, de darmo-•llastingen hebben vaak onwillekeurig plaats en rijn met bljed gemengd. Het bloed, dat hier menigwerf in zeer aanzieviiijke hoeveelheid ontlast wordt, is in eene donkere 'oreiachtige massa veranderd. De opgezetheid van den onderbuik neent nu dikwijls tot ware trommelzucht toe en het doorliggen heeft lichtelijk plaats. In dit tijdperk der ziekte volgt bij een ongelukkigen afloop reeds dikwijls de dood.

Berde tijdperk. Dit begint bij zeer gunstige wending der ziekte menigmaal reeds den Bsten dag, gewoonlijk valt het tusschen den Ifiden en 45sten dag. Wanneer de ziekte een gunstig verloop wil nemen, zoo verminderen de hevige toevallen meer en meer. Antwoordt de lyder op de tot hem gerichte vragen, zoo doet hij dit thans met grooter nauwkeurigheid en hg vestigt de oogen op dengenen, die met hem spreekt. Deze eerste blik, deze nitdrnkking, die aantoont, dat de zieke uit zijne stompzinnigheid weer ia ontwaakt en zich zeiven weder bewust schijnt te worden, zgn goede teekenen. In andere gevallen verandert de verdoofde toestand, waarin de zieke verkeerd heeft, in een rustigen slaap en by het ontwaken heeft hg meer bewustheid. Deze gunstige wending kan van den 8sten tot den 45sten dag plaats hebben.

Somwijlen echter komen tegen alle verwachting plotseling de hevigste toevallen weer te voorsshyn. Woedende pynen in den onderbuik, bezwijmingen, misselijkheid en braking verraden dan eene doorboring der darmen en de uitstorting van drekstoffen in de holte van den onderbuik, ten gevalge waarvan de dood on-vermydelijk is.

-ocr page 101-

81

Genezing. Neemt de ziekte een gunstigen keer, dan verandert de gevaarlijke toestand niet onmiddellijk in volkomen genezing. Het herstel geschiedt dikwijls zeer langzaam, en men ziet niet zelden lijders, na het verdwijnen der verontrustende toestanden, een tot twee maanden in een pijnlijken toestand ver-keeren. Somtgds is bij het begin der beterschap de honger zeer groot, zoodat de lijder, als hij dien volkomen wilde stille:!, er de nadeeligste gevolgen van zou ondervinden.

Wanneer geene ongunstige verschijnselen tusschenbeide komen, neemt de lijder iederen dag in krachten toe, en wordt beter, wanneer geen misslag in het diëet, een kouvatten of andere schadelijke invloed gewerkt heeft. Zulke nadeelige invloeden brengen dikwerf de ernstigste, zelfs doodelijke toevallen te weeg.

Wat de behandeling aangaat, men zij er allereerst op bedacht, dat deze typhus, even zoomin als andere heete uitslagziekten, in zijn verloop kan noch mag gestoord worden. Daarom moet ook iedere diep doortastende geneeskundige behandeling worden vermeden; men brenge liever de algemeene hygiënische voorschriften in praktijk met betrekking tot ligging, verpleging van den lijder en verwijdering voor inwendige nadeelige invloeden, terwijl het verloop der ziekte zorgvuldig moet worden gadegeslagen om op zijn tijd een passend middel ter verlichting toe te dienen of een plotseling dreigend gevaar af te wenden.

Hoe weinig men voor 't overige vermag te doen gedurende het verloop der eenmaal uitgebroken ziekte, men moet des te zorgvuldiger zijn in het aanwenden van alles wat hare kwade gevolgen kan voorkomen; en dit geschiedt hoofdzakelijk door kalmte van hoofd en hart, door groote zindelijkheid, door 't gedurig luchten der woningen en slaapsteden, en eindelijk door het toedienen van een braakmiddel in geval de maag niet werkt.

Ter genezing van zulk een zieke wordt er niets vereischt dan een gemakkelijk en zindelijk gehouden bed, dat eer koel dan te warm is; voorts de grootste reinheid in al wat den lijder omgeeft, zuivere versche lucht, natuurlijk met vermijding van alle gevaar voor kouvatten; eindelek geen ander voedsel dan dunne slijmerige dranken, met een of ander zuurachtig plantensap vermengd. Een van myrtebeziën bereide drank (zie n0. 37) heeft hier vaak goede diensten bewezen, en mag alzoo boven andere aanbevolen worden. De zieke gsbruike daarvan zooveel hem gelust.

Mocht de pijnlijke plaats aan den onderbuik een grooteren omvang krijgen of de pijnen zeer hevig zijn, dan worden aldaar 12, 15, ja 20 bloedzuigers gezet.

Bij hoofdpijn neemt men de toevlucht tot bloedzuigers achter de ooren of, liever nog, aan den endeldarm; men wascht zich met koud water en azijn en legt mosterdpappen aan de kuiten.

6

-ocr page 102-

82

fs de ontlasting zeer hevig, zoo dient men eenvoudige lavementen van zetmeel of stijfsel toe.

Ook in liet tijdperk der genezing blijven zindelijkheid, versche lucht en volkomen rust de voornaamste middelen.

Zoo ergens het koude water een weldadige werking doet, hier inzonderheid is dit het geval. Het inwikkelen van den lijder, gelijk men dat bij de zenuwkoorts doet, komt hier aanvankelijk niet te pas, evenmin koude begieting; maar men geeft hem bij groote hitte en droge huid terstond een koud kamerbad, en late hem zoolang — dikwijls langer dan een uur — daarin, totdat bibbert van koude. Dit bad, hoewel de zieken zich doorgaans er tegen verzetten, wordt zoo vaak herhaald als de koorts met hevigheid aanvalt. — Mochten in een later tijdperd der ziekte de verdooving en bewusteloosheid by den lijder een zeer hoogen graad bereiken, dan zal men met vrucht de koude begietingen kunnen aanwenden. — By hevige pijnen in 't onderlijf, itie niet naar de bloedzuigers luisteren, voaral bij sterke opzetting van den buik, worden er blazen met ijs op het onderlijf gelegd.

Wanneer onder zulk eene behandeling de aanvallen minder zijn geworden, zoo gaat men verder te werk als bij de zenuwkoorts, dat is. men slaat den zieke een vochtig koud laken om het lijf, wascht hem vervolgens met koud water af, enz.

Rotkoorts. Eene warme, vochtige, onzuivere lucht, vooral zulk eene die door allerlei bedorven zelfstandigheden verontreinigd is, mag als de voornaamste bron der heerschende rotkoortsen beschouwd worden, wrarom zij dan ook vaak ontstaan in opgevulde hospitalen, schepen en gevangenissen, by belegeringen, ook in zeer volkrijke steden, zeldzamer op het land, maar vooral in de nauwe stegen en de vuile krotten der armen; zoo ook in oorden waar veldslagen geleverd en tal van lijken in den grond bedolven zijn; voorts na groote overstroomingen ten gevolge der ophooping van vele rottende stoffen uit het plantenrijk; niet minder ook in magazijnen, waar kleederen opgestapeld liggen, die door de uitwaseming en de onreinheid van menschen bezoedeld zijn en die alsdan vaak een giftstof van zich geven, veel gevaarlijker nog dan die van de menschen zei ven komt; verder door quot;t gebruik van bedorven spy zen, ook door de schrale voeding, door 't nuttigen van bedorven vleesch en vooral visch, van slecht meel, onzuiver water, enz. Vandaar dan dat de rotkoortsen de trouwe gezellen van duren tijd en hongersnood zyn, en dat zij over 't geheel verreweg het meest onder de arme volksklasse voorkomen.

Door al de bovengenoemde oorzaken nu wordt eene eigenaardige giftstof, de eigenlyke smetstof der rotkoorts voortgebracht. Inzonderheid beeft ieder lijder aan rotkoorts de eigenschap, dit

-ocr page 103-

83

vergift in zich te ontwikkelen en er onder zekere omstandigheden de gezonden mede te besmetten.

Deze smetstof is eene geheel andere dan die yan den onder-bniks-typhus, en hoe gevaarlijk deze laatste ook wezen moge, toch wordt zij in boosaardigheid en gevaarlijkheid van verschijnselen verre door die der rotkoorts overtroffen. Ontwikkelt zich deze smetstof op eene plaats, waar veel menschen dicht opeen zijn, dan gebeurt het vaak, dat daardoor de ziekte ontstaat by personen, die den bedorven dampkring dier opeengehoopte menschen te nabij komen, zonder dat daarom een enkele van hen door de ziekte behoeft aangetast te zijn. Zoo is het wel eens gebeurd, dat er rotkoortsen in eene stad ontstonden, alleen doordien er gevangenen of herstelde hospitaalzieken doorheen gevoerd werden, zonder dat nogtans één dier men:chen zelf aan de ziekte leed.

De eene mensch is vatbaarder voor de smetstof dan de andere, en vaak zijn het juist de kloekste en stevigste, die er het snelst en hevigst door aangetast wórden. Van den anderen kant is 't intusschen ook bewezen, dat de werking der smetstof begunstigd wordt door vroeger geleden verzwakking en inzonderheid door krachtroovende hartstochten.

De warmte is zoowel voor t ontstaan als voor de mededeeling der giftstof by zonder gunstig. Inzonderheid worden inwendig verhitte mensehen lichter besmet dan andere. Deswege is het gebruik van veel geestrijke dranken meer een middel om de besmetting te bevorderen, dan om ze te voorkomen. Vandaar dan ook het verderfelijke der zweetmiddelen ia deze ziekte, en daartegenover het sinds lang bij ondervinding gebleken nut der koude.

Eotkoortsen, die niet epidemisch optreden, maar zich eerst uit andere koortsen ontwikkelen en met deze gepaard gaan, moeten daaraan toegeschreven worden dat men zich te warm gehouden, de zindelijkheid verwaarloosd, bedorven lucht ingeademd of verhittende medicijnen gebruikt heeft.

Ook kunnen mensch nn, wier vochten na sterk gebruik van kwik zeer bedorven zijn, op zich zeiven, d. i. zonder besmetting, door eene rotkoorts aangetast worden.

De teekens, waaraan men zoodanige koorts kan herkennen, zijn de volgende: hoogst verzwakte levenskracht, een zeer kleine, snelle pols, buitengemeene verhitting, die niet alleen nog hooger is dan in de ontstekingskoorts, maar ook scherp is, dat wil zeggen, zij neemt toe waar men de hand op de huid legt en laat in die opgelegde hand een hoogst onaangenaam prikkelend en stekend gevoel achter. Deze scherpe hitte kan werkelijk beschouwd worden als iets geheel eigenaardigs van de rotkoorts, en geldt derhalve voor een zeker kenteeken.

Voorts kent men den rotkoortslijder aan den bedorven reuk

6*

-ocr page 104-

84

van zijne uitwaseming en zijnen adem; aan een olieachtig, vettig, kwalykriekend zweet, dat hem niet de minste verlichting aanbrengt, maar hem integendeel geheel uitput; aan een dikke, troebele, soms chocolaadbruine, ja zwarte urine, die licht tot bederf overgaat; — aan een sterken, door niets te bedaren buikloop, waardoor eene waterige of zwartachtige, hoogst kwalij kriekende stof wordt ontlast, meestal zonder dat de lijder zelf het weet; aan bloedloozing, zoo uit den neus als met de urine en den stoelgang; aan petechia (naar vlooiebeeten gelijkende vlekjes, die zich niet boven de huid verheifen), en aan het ontstoken doorliggen onder aan de ruggegraat en aan de schouderbladen.

Verloop der ziekte. Deze is altijd zeer onbepaald, de bijkomende omstandigheden zgn veelvuldig, zonder geregelden gang en duur.

Wanneer men in eene plaats komt, waarvan de lucht door de smetstof der rotkoorts vergiftigd is, dan ontwaart men een stekend gevoel in de oogen en een zonderlingen smaak op de tong. Dit wordt eerst gevolgd door hoofdpijn; men krijgt trek tot slapen, maar de slaap is verre van rustig; men droomt onophoudelijk, ja het waken zelve komt den droomenden toestand nabg. De eetlust is slecht; wat men gebruikt, werpt men spoedig weder uit. De huid is droog en koel, de gelaatskleur bleek, de ledematen zijn mat. Zoo gaat het verscheidene dagen voort, en somwijlen gebeurt het, dat een rijkelijk zweet door genezing wordt, gevolgd. Maar veel vaker ontstaat er verhitting; de lijder is wrevelig en wil volstrekt niet voor ziek doorgaan, of wel hij wordt gekweld door het voorgevoel van en de beangstheid voor eene zware ziekte.

In de meeste gevallen begint de koorts met eene langdurige, soms wel 12 uren aanhoudende koude; daarop volgt dan wel gioote hitte, doch deze wordt weder vaak door koude afgewisseld. Eeeds nu verliest de lijder menigmaal het bewustzijn, als een blgk van den hoogen graad zyner zwakte; hij is bij uitstek moedeloos; al zijne bewegingen geschieden meteen geheel eigenaardig beven, en ten laatste breken al de genoemde verschijnsels der rotkoorts als met geweld uit. De tong wordt bruin, droog en eindelijk zwart; ook de lippen worden droog en nemen eene roetkleur aan; de tanden zijn bruinachtig aangeslagen en geven een slechten reuk van zich; de lijder krijgt een eigenaardig, wezenloos uitzicht en git nacht en dag, zonder bewustheid te hebben van de juiste antwoorden, die hij op gedane vragen geeft. Menigmaal gaan hier de verschijnselen van den onderbuiks-typhus met die der rotkoorts gepaard, hetgeen te meer onrustbarend is, omdat de daarmede gepaard gaande buikloop den lijder meer en meer uitput, en de zweren in het darmkanaal alsdan licht tot doodelijke ontsteking overgaan.

-ocr page 105-

85

Omtrent den duur der koorts kan men niets bepalen; zij houdt van 7 tot 21 dagen en zelfs langer aan. Betert de zieke, dan duurt het altijd zeer lang eer hij geheel op zijn verhaal komt, en steeds vereischt zijn toestand de grootste zorgvuldigheid om wederinstorting te voorkomen.

Behandeling. Geen algemeen geldige regelen laten zich hier dienaangaande voorschrijven. Elke epidemie heeft haar eigen aard: -wat in de eene alleen den zieke vermag te redden, doodt hem gewis in eene andere. Er zgn soms smetziekten geweest, waarbij men geen ander heil voor den kranke zag dan hem pintsgewijs het bloed af te tappen, en andere, waarbij de geringste afneming van bloed verderfelijk voor hem werd; bg een derde soort mogen braakmiddelen, en bij een vierde purgeermiddelen niet achterwege bleven, wil men den lijder behouden, terwijl diezelfde middelen op andere tijden den kranke zijne laatste kracht ontrooven.

Slechts twee middelen zijn er, van welke men nog altijd het beste gevolg mag verwachten; het eerste is volstrekt niets doen, en het andere het koude water.

De ondervinding in den oorlog heeft geleerd, dat van de lijders, om wie geen dokter zich bekommerde, die te nauwernood water te drinken kregen, ja die bij 't ongunstigste weder van de eene plaats naar de andere vervoerd werden, veel meer behouden bleven dan van hen, die in de hospitalen verpleging vonden, hetgeen echter wel hoofdzakelijk daaraan mag zijn toe te schrijven, dat zoodanige lijders bevrijd bleven van de verpeste lucht in opgepropte lazaretten. — Dit bewijst intusschen ontegenzeggelyk zóóveel, dat zuivere, koele lucht meer baat geeft dan al het andere, en dat, integendeel, waar zulke lucht niet in ruime mate voorhanden is, alle mediey nen weinig of geen kracht hebben.

Het koude water wordt aanvankelyk hier zooals bij den on-derbuiks-typhus aangewend. Wanneer door de krachtige koude baden de zieke na eenige dagen niet reeds aanmerkelijk verminderd mocht zgn, gaat men tot de koude begietingen of stortbaden over. Het toeval heeft Dr Currie dit groote geneesmiddel het eerst aan de hand gedaan, daar een van zgne patienten zich in de ijlhoofdigheid van zulk eene koorts in 't water stortte. De uit het water gehaalde, vroeger hopelooze Igder vertoonde nu eene zoo hoogst gunstige verandering in zijnen toestand, dat de dokter geen zwarigheid maakte om hem telkens als de ziekte zich weer verhief met koud water te overgieten, waardoor de lijder dan ook gelukkig gered werd. Nadat verscheidene soort-gelgke proeven met het beste gevolg genomen waren, maakte de dokter zijne behandeling openbaar, en weldra overtuigden al de mannen van 't vak zich door ervaring van de uitmuntende werking dezer koude stortbaden, en erkenden ze als een onschatbaar

-ocr page 106-

86

redmiddel in alle gelijksoortige ziekten, zooals in scliarlaken-koorts, bij de pokken, enz. Daar alleen, waar nog inwendige ontsteking bestaat, die door bloedaftapping verdreven moet worden, mogen de konde begietingen geen plaats hebben, want zij behooren niet, zooals velen verkeerdelijk meenen, tot die middelen, welke de ontsteking te keer gaan, maar tot die, welke de levenskracht ten sterkste opwekken. Onder zoodanige omstandigheden zal de konde niet beter en weldadiger kunnen toegepast worden dan door 't opleggen van met ijs gevulde blazen. De begietingen worden 'tbest derwijze toegediend, dat men den lijder in eene ledige badkuip zet en hem verscheidene kannen zeer koud water — meer of minder naargelang het hem welgevallig is — over het hoofd giet, terwijl de persoon, die dit werk verricht, zich op eenen stoel of op eene tafel plaatst. Zij worden zoo lang herhaald totdat hare goede werking ophoudt en de bedenkelijke toevallen der koorts, vooral het hevig ijlen of de bedwelming en 't bezwijken van allen levensgeest zich met vernieuwde heftigheid opdoen. Bij de langdurige koude baden, waarvan elke zieke sterk afkeerig is, moet men toch alle mogelijke middelen aanwenden om er hem in te honden, totdat hg rilt van koude; daarentegen, bij het opleggen der ijsblazen en eveneens hg de koude stortbaden moet men nauwkeurig acht geven op de gewaarwording, die deze bij den lijder te weeg brengen, en het ijs terstond wegnemen of met de begieting ophouden, zoodra de zieke zich daarvan afkeerig betoont.

Voorts moet alles wat de lijder nuttigt koud zijn. Men zag niet zelden, dat een zieke ophield met ijlen, zoodra hg iets kouds had gedronken.

Om de ■ besmetting zooveel mogelijk te vermijden is het doelmatig, dat de lucht rondom den zieke zoo dikwijls als 't maar mogelijk is ververscht wordt. De stiptste zindelijkheid behoort in elk opzicht in acht genomen te worden; men moet het linnengoed zoo vaak als men kan verwisselen, en zoo spoedig doenlijk des lijders urine en stoelgang verwijderen. Om de giftstof werkeloos te maken, besproeie men den vloer dikwijls met kouden azijn, doch niet op heete steenen. Tot datzelfde doel wordt ook het herhaaldelij k dragen van vlammend vuur door de kamer aanbevolen. Meer dan al die middelen vermogen echter de berookin-gen met chloor (sien0. 38) en die met salpeterzuur (zien0. 39).

Men moet nimmer nuchter bij den lijder gaan, en terwyl men bij hem is moet men het mondspeeksel niet doorslikken. Men behoort hem buiten noodzaak niet aan te raken of te betasten, en zich inzonderheid wachten voor den schadelijken walm, die er opgaat als de zieke tot zijne verluchting de dekens opwerpt; men hale den adem in door een met wijnazijn bevochtigden ijlen

-ocr page 107-

87

doek, spoele zich dikwijls den mond met azijn en water nii, wassche zicü de handen na iedere aanraking van den lijder er gebruike dagelijks, kan het zijn, een met azijn aangemaakt bad. Het voornaamste middel intnsschen, om zich tegen de werking; der smetstof te vrijwaren, blijft altijd een doelmatige leefregel, vooral het zorgvuldig vermijden van alles wat het lichaam vei-zwakt. Derhalve zorge men voor opbeuring van 't gemoed, ver-drijve alle terneerslaande aandoeningen, angst, kommer, bezorgdheid, moedeloosheid, en bovenal de vreos: wie bang is voor de ziekte en de besmetting, wordt er te eerder door aangetast. Men voede zich goed, drinke een glas wijn, maar make voor 't overige geene aanmerkelijke noch te spoedige verandering in zyno gewone levenswijs.

Wanneer men de eerste teekens van besmetting gewaar wordt, gelukt het somwijlen haar in de geboorte te smoren door zich tot zweetens toe in de open lucht te bewegen. Krijgt men koorts, dan wordt deze merkelijk bedaard door rinsche dranken, azijn, koude wasschingen van de huid, vooral van het hoofd Vaak zal men de ziekte geheel kunnen voorkomen door zich dagelijks tweemaal in wollen dekens te doen wikkelen, zoodat men 1 of 2 uren sterk zweet, terwijl men intusschen veel koud water drinkt en daarop 10 minuten lang een koud bad gebruikt. By elke heer-schende smetziekte zal deze handelwijze de beste beveiliging wezen.

Ofschoon het soms gelukt moge zijn, door een braakmiddel of door zweetmiddelen de besmetting te vernietigen, is het toch nimmer raadzaam die te gebruiken zonder vooraf het gevoelen van een ervaren geneesheer te hebben ingewonnen, daar men allicht met diezelfde middelen zich zeiven het grootste nadeel kan toebrengen.

De gastrische koortsen. Wanneer door gebrekkige spgs-vertering of wel door ophooping van ziektestoffen, die in de maag ontstonden en zich daar of in het darmkanaal hebben neergezet, eene koorts ontstaat, die eiken dag op vaste tijden heviger wordt, maar dan, zonder geheel te verdwijnen voor een vrij fteruimen tijd in hevigheid afneemt, om zich vervolgens weder te verheffen, en waarbij ook het darmkanaal en de andere verteringsorganen mede aangedaan zijn, dan heet men dit in 't algemeen eene gastrische koorts. (De uitdrukking komt af van het grieksche woord gaster, dat de maag, het onderlijf beteekent).

Naar den verschillenden oorsprong dezer koortsen brengt men ze tot de volgende vier soorten.

1. Koorts uit slechte spijsvertering, en wel:

a. Koorts uit overlading dei- maag,

b. Koorts uit slechte hoedanigheid van het voedsel,

2. Galkoorts,

-ocr page 108-

88

3. Slijmkoorts,

4. Wormkoorts.

§ 59. 1. Koorts uit slechte spijs vertering, a. Koorts

uit overlading der maag. Na eene overlading der maag, om 't even of de hoeveelheid der gebruikte spy zen op zich zei re te groot, dan wel of zij niet in verhouding stond tot de verteringskracht van een individu, ontstaat er alras eene groote spanning in den hartkuil en drukking in de maag, gevolgd door benauwdheid en een vollen, harden pols. De slaap des nachts is onrustig en wordt door droomen gestoord. Den volgenden dag gevoelt de zieke zich mat, hij is verdrietig en, gelijk men 't noemt, geheel niet op zgn gemak; zijn smaak is bedorven, zijn buik gespannen; hij is misselijk en heeft een afkeer van alle spijs. Daarop volgt walging, keelbenauwdheid, kwalykriekend oprispen, hoofdpijn, vooral in de streek van 't voorhoofd, en eindelijk komt de koorts. Vaak heeft men in de maag een pijnlijk brandend gevoel (de heete zoode), dat tot in de keel opklimt. De lust tot braken neemt gedurig toe, en de zieke verzekert zelf, dat hij weer geheel in orde zou wezen, als hij maar kon overgeven Ten laatste volgt er een uitbraken van bedorven spy zen, die in eene zure, scherpe massa veranderd zijn. Dit heeft nog drie- of viermaal plaats, waarna de bijzondere gewaarwordingen, vooral de benauwdheid, de maagdrukking en de matheid terstond overgaan. De gewone eetlust keert evenwel niet terag; het lijf is nog opgezet en gespannen; gedurig buikgerommel en vry hevige pyn in 'tlijf zyn nog aanwezig. Door het loozen van zeer slecht-riekende winden wordt de zieke bijzonder verlicht. Is hy voor 't overige slechts bij volle kracht en onderwerpt hy zich aan een streng vasten, dan komt er buikloop, waarbij hy eene menigte stinkende stoffen kwyt raakt. Is het lichaam eenmaal van die stoffen gezuiverd, dan keert de vroegere gezondheid al spoedig weer terug. By zwakkere personen duurt het daarentegen wel 3 of 4 dagen, eer deze weldadige ontlastingen plaats hebben; er ontstaat eene vry hevige koorts en met de voeding des lichaams is 't gedaan.

Weet men eenmaal wat er heeft plaats gehad, dan kan 't ook niet moeilyk vallen den aard der ziekte met juistheid in te zien. Wordt de begane onmatigheid geheim gehouden, dan moet de kennis van de gewone levenswys des zieken de veiligste wegwijzer zyn.

Voor oude lieden kan zulk eene uit overlading der maag ontstane koorts dikwyls zeer gevaarlijk zyn, omdat er allicht een aanval van beroerte by komt. Wie zich meermalen aan de gevolgen der onmatigheid prys geeft, maakt zich vatbaar voor eene menigte blijvende kwalen en inzonderheid voor de jicht.

-ocr page 109-

---

89

Behandeling. Wanneer het braken niet van zelf plaats heeft, moet men het opwekken door lauw water of kamillenthee. Men

's wachte zich echter voor onmatig drinken, opdat de reeds uitge-

i zette maag niet al hare veerkracht verlieze. Volgt er alzoo na

;, I 2 of 3 glazen water geen braking dan poge men die uit te

t :* lokken hetzij met den vinger of door de keel met een penne-

n veer te kittelen. Tot een braakmiddel neemt men enkel bij vol-

n strekte noodzakelijkheid de toevlucht en kiest dan het onder

t || n0. 40 opgegevene. Na het braken moeten lavementen de meeste

e 1 verlichting aanbrengen.

t 1 Mocht er geen neiging tot braken aanwezig zijn en de natuur

; || veeleer door opgezetten buik, snijdingen in 't lijf en aandrang

t ; op den endeldarm, door 't rommelen der ingewanden en 't loo-

i, J zen van kwaly kriekende winden, eene opruiming der vuile stof-

i. S fen door den stoelgang begeeren, dan gebruike men den gezui-

e 1 verden wijnsteen (cremortart), om de 2 uren 2 theelepels-vol in

n | een theekop water. Wordt dit middel niet door de gewensehte

I 1 ontlasting gevolgd, dan losse men 3 lood Engelsch-zout (zwavel-

e 1 zure magnesia) in een vierde kan water op en drinke dit in

s, eens uit. Is de koorts verdwenen, maar nog eene diarrhee over-

.1 gebleven, dan gebruike men de waterige rhabarbertinctuur, eeni-

i- ge malen daags een theelepel.

i. Zoolang de ziekte duurt drinkt men zuurachtige dranken,

i- vooral limonade.

n In geval bij de beterschap de eetlust niet van zelve terug-; keert, gebruike men alsemwijn of Hoifmann's maag-elixer (2 of

r | Smaa' daags 60 tot 80 droppele), of het kwassie-hout (1J wichtje

n | in 4 kop water een kwartier lang zachtjes gekookt en Smaal

e '1 daags daarvan één kop ingenomen).

e ï .De gastrviJw koorts uit slechte hoedanigheid van het voedsel,

g ff De toevallen, die door schadelijk voedsel ontstaan, kunnen zeer

■1 ^ uiteenloopend, vaak zeer goedaardig maar niet zelden ook van

; de allergevaarlijkste soort zijn. In 't eerste geval komen ze

is bijna geheel overeen met de verschijnselen, die men bij eene , eenvoudige overlading der maag waarneemt, en worden dan ook

k evenzoo behandeld als wij in de vorige afdeeling aangegeven

;e hebben. De ernstige gevallen echter, die door schadelijke of

st bedorven spijzen ontstaan, zullen later behandeld worden, wan-

;e | neer wij van vergiftigingen spreken.

De Galkoorts. Wie zulk eene koorts onder de leden heeft,

t- | verliest zgn eetlust, heeft neiging tot braken, is zwaarmoedig en

n f brengt de nachten slapeloos door. Na één of twee dagen gevoelt

s- f hij huiveringen, die door hitte worden afgewisseld. De pols is

ir snel, soms hard en vol, soms ook onderdrukt en uitblijvend. De

t. lyder voelt eene doffe hoofdpijn, zijne oogen glimmen en staan

-ocr page 110-

90

vol tranen; zijne wangen zijn voor een beperkt gedeelte donker rood gekleurd, aan de hoeken van den mond en de vleugels van den neus is de huid geel. Yaak bloedt de lijder uit den neus, zgne onderlip beeft, men begint zijn adem te rieken, de tong is wit beslagen. Hij spuwt gedurig, heeft een niet te lesschen dorst en verlangt naar iets zuurs. De maagstreek en de beide zijden van den bovenbuik, vooral de rechter, zijn gespannen en pijnlijk als men er op drukt. Nu volgt er walging, een kwa-lijkriekend oprispen en vervolgens braken. De uitgeworpen stof is galachtig, ziet er eenigszins groen, somwijlen zwart uit en laat een scherp brandend gevoel in de keel achter. Eindelijk wordt de onderbuik opgezet, en de lijder heeft last van winden en pijn in 't lijf. De stoelgang is nu eens traag, dan weer overvloedig, galachtig, hoogst kwalijkriekend; de urine is dik, weiachtig en geel. Vaak klaagt de lijder over pijn in al de leden; zijne huid is ruw, droog, geel en niet zelden met zweet bedekt.

De koorts met al hare bijkomende omstandigheden neemt tegen den morgenstond merkelijk af, om 's avonds weer met nieuwe hevigheid op te komen. De nachten zijn zeer onrustig en slapeloos; geraakt de lijder in sluimering, dan schrikt hij dikwijls wakker of wel hij gaat aan 't ijlen.

De ziekte duurt 7, 10 tot 14 dagen en eindigt in 't gunstigste geval met doorloop; gemeenlijk echter ontstaat er een weldadig zweet of er komt bezinksel in de urine. Heeft dit geen plaats, dan gaat de ziekte in eene zenuwkoorts of in leverontsteking over.

Oorzaken. Eene moerassige streek en groote warmte maken den menseh voor deze koortsen zeer vatbaar; inzonderheid ver-toonen zij zich in den nazomer, wanneer op een nat voorjaar groote hitte is gevolgd en de avonden vervolgens koud zijn geworden. Bij zoodanige weersgesteldheid ontstaan zij allicht, vooral wanneer men fouten in den leefregel begaat of misbruik van sterke dranken maakt, ook wel door te lichte kleeding, maar bovenal door gramschap, kommer en verdriet.

Op zich zeiven zijn de galkoortsen wel niet aanstekend, maar zij kunnen het worden wanneer zij in eene rotkoorts overgaan.

Er zijn er die meenen, dat deze koorts voornamelijk zou ontstaan door 't volop gebruik van vleesch; maar die meening wordt weersproken door de ervaring, dat lieden uit den gegoeden stand maar zelden er door bezocht worden.

Er zijn galkoortsen, die enkel door uitwerping der gal naar boven en onderen al spoedig genezen worden; bij andere moet men, behalve op hare ontlasting, ook op hare bijzondere gesteldheid de aandacht vestigen, en deze gesteldheid is hier óf van ontetekenden, óf van rheumatischen, óf van zenuwachtigen aard. Hierop berust hare behandeling en hare doelmatigste indeeling.

-ocr page 111-

91

De eenvoudige galkoorts. Bij deze zijn de bovenvermelde ken-teekens der ziekte slechts in matigen graad voorhanden; het afnemen der koorts tegen den morgenstond is zeer kennelijk. Zoowel braken als stoelgang, zij mogen van zelf komen of door kunst te weeg gebracht worden, geven den lijder altijd groote verlichting. Hij heeft weinig gevoel van zuur in de maag en voelt geen pijn bij drukking op het onderlijf.

De galkoorts met ontsteking. Zij ontstaat bij jonge volbloedige lieden, die zich aan sterken drank te buiten gaan, of ook na het uitblijven der gewone bloedontlasting, vooral des zomers. Hier gaan de algemeene teekens eener galkoorts met die eener ontstekingskoorts gepaard. Daarenboven neemt men nog de volgende verschijnsels waar: de lijder heeft zware hoofdpijn; het wit zijner oogen is geel; hg bloedt vaak uit den neus; zijn speeksel raaakt het blauwe lakmoespapier rood; hij heeft het zuur in de maag, voelt pijn in den hartkuil en in den bovenbuik, welke pijn zich tot in de rechterzijde uitstrekt, terwijl elke aanraking het smartelijk gevoel nog vermeerdert. De natuurlijke ontlastingen brengen hier geene verlichting aan, en het afnemen der koorts in de ochtenduren is minder te bespeuren. Deze verschijnselen bewijzen wel nog niet rechtstreeks eene reeds werkelijk bestaande maag- en leverontsteking, maar zij toonen dat er sterken aanleg daartoe is. Eene hevige galkoorts met ontsteking heeft veel overeenkomst met de gele koorts der Amerikanen en met de beruchte Moldavische koorts.

De rJievmatisclie galkoorts wordt vaak aangebracht door ongestadig weder, inzonderheid wanneer de dagen warm en de nachten koel zijn. Zij begint als eene rheumatische koorts, maar eer zich de teekens der galkoorts opdoen, gaat er oogontsteking of keelpijn of hoest en verstoptheid in quot;thoofd vooraf. By het verder verloop der ziekte ontstaat er rheumatische pijn in de leden, ook, pijn in 't onderlijf en verschijnsels van persloop; tevens wordt de lijder somtijds een onaangenaam gevoel in de lever (de rechterzijde) gewaar.

De zenmcgalkoorts begint soms als eene eenvoudige, maar meestentijds als eene ontstekingachtige galkoorts. Allengs doen zich alle teekenen op eener kwaadaardige koorts; daartoe behooren een sterk afnemen der krachten, peestrekkingen, ijlhoofdigheid, opzetting van den buik, enz. Menigmaal is deze soort van galkoorts het gevolg eener verkeerde behandeling, of van groot krachtverlies eer nog de ziekte begon, of ook van heftige zielsaandoeningen. Niet zelden gaan er de verschijnsels eener galkoorts met ontsteking mede gepaard, en dan wordt de behandeling hoogst moeilijk.

Bij de eenvoudige galkoorts is ér by eene doelmatige behandeling geen gevaar voorhanden; maar by de andere opgenoemde

-ocr page 112-

92

soorten is dit wel degelijk het geval. Een goed teeken is het, wanneer het afnemen der koorts in den morgenstond gedurende 't verloop der ziekte zich meer en meer kennelijk voordoet, en wanneer tevens de ontlastingen verlichting aanbrengen. — Voor slechte teekens mag men houden: een aanhoudend neusbloeden, een bgna ledige, trillende pols, een zeer roode tong, een zeer verzwakkende doorloop, maar ook eene hardnekkige buikverstopping, wanneer daarmede teekenen van darmontsteking gepaard gaan.

Behandeling. De genezing der galkoorts is altijd moeilijk, en men kan dienaangaande niet wel vaste regels opgeven. Men wachte zich slechts te gelooven, dat de uitwerping der gal het eenige is, waarop men heeft te letten; van veel meer belang is het, dat men met juistheid den aard der ziekte, inziet en bepaald weet of zij ontstekingachtig, rheumatisch of nerveus is.

Behandeling der eenvoudige galkoorts. Met uitzondering van zuurachtige groentesoepen en rauw of gekookt frait, is alle ander voedsel ten strengste verboden. Aanbeveling verdient hier vooral de postelein, die men den zieke óf in soep óf als groente in weinig water gekookt kan toedienen. Ook zijn drank moet zuurachtig zijn. (Zie n '. 1, quot;i, 7, 15 en vooral n0. 18).

In den beginne geeft men oplossende middelen. Wie een sterk gestel heeft kan den cremortart (n0. 41) gebruiken; voor zwakkere personen past beter de sal-ammoniak (n0. 42). Worden deze oplossende middelen, waarmede men 24 uren moet voortgaan, niet aangewend, dan zijn later dikwijls alle moeite om ontlasting te verschaifen, geheel vruchteloos. By groote koortshitte kan men een verkoelend lavement toedienen (n0. 43).

De vraag is nu, of men een braakmiddel zal geven of op buikzuivering werken?

Een braakmiddel geeft men, wanneer de algemeene beletselen van 't braken niet aanwezig zijn, als de smaak bitter, de tong dik beslagen is, als de patient afkeer van alle spijs betoont, onaangename oprispingen heeft, keelbenauwdheid en walging gevoelt en eene natuurlijke braking hem verlichting heeft aangebracht. Is er geen ditrrhee aanwezig en de zieke niet te zwak van gestel, zoo diene men hier den braakwijnsteen toe (zie nD. 40); aan zwakkere geve men de siroop van ipecacuanha. Is er echter diarrhee, dan verdient de braakwortel de voorkeur: men geeft daarvan in eens 20 tot 30 grein in een weinig water. Bg 't gebruik van het braakmiddel moet men de later opgegeven voorschriften niet veronachtzamen.

Na het braken of, wanneer dit niet mocht aangewezen zijn, terstond na 't gebruik van het oplossend middel geve men eene zachte purgatie (n0. 45). Er mag evenwel van de afvoerende middelen geen misbruik gemaakt worden.

-ocr page 113-

93

Wanneer de zieke, nadat er behoorlijke ontlasting heeft plaats gehad, nog bij voortduring over hitte klaagt, geve men wat zuurs te drinken, en -wel, in geval de koorts nog hevig of de zieke jong en sterk is, het ■wijnsteenzuur, waarvan men zooveel in water oplost, als naar zijnen smaak is; er kan dan naar welgevallen kersen- of frambozensap bijgedaan worden; ook het kristalwater (n0. 18) is dan zeer doelmatig. Mocht de lijder bij 't voortduren der hitte meer en meer verzwakken, dan geeft men hem bij zijnen drank verdund zwavelzuur, en op gelijke wgze het wijnsteenzuur. Doch voor hen, die aanleg tot leveraandoening hebben, past beter het salpeterzuur, eveneens als de andere zuren bij het water gegeven.

Op het einde der ziekte moet men, om op de huid te werken, aan sterke gestellen de mixtuur n0. 46, aan zwakke en gevoelige personen n0. 47 toedienen.

Gevoelt de patient zich na den afloop der ziekte zeer zwak, zoo wende men de bittere middelen, vooral de colombo-wortel aan. (Men kookt daarvan twee drachmen een vierde uurs lang in 3 kopjes water en geve om de 2 uren 2 eetlepels). Nu mag ook wgn of krachtig bier gebruikt worden.

Behandeling van de galkoorts met ontsteking. Is de ziekte pas in haar begin, heeft de lijder een sterk gestel, lijdt hij zwaar aan spanning en een brandend gevoel in de maag, dan kan men met te grooter gerustheid eene aderlating doen. Mocht dit alles echter in mindere mate het geval zijn, zoo moeten er bloedzuigers (12 tot 18 stuks), en bij vette personen 10 tot 13 laat-koppen op het onderlijf gezet worden. Tevens belegge men de maagstreek met warme pappen of omslagen van zemelen, of men bette het onderlijf met eene spons, die men in warm water of in thee van malvabloesem gedoopt en in een doek geslagen heeft. Inwendig geve men althéa-thee met sap van capillaire of wel slgm van arabische gom, waarvan men een eetlepel-vol in amandelmelk oplost (n0. 3), en daarvan om de 2 uren een paar lepels toedient. Is de maag niet te zwak, dan geeft men de mixtuur n0. 24; doch in dat geval wordt slechts ééne drachme salpeter gebruikt. Zeer aanbevelenswaardig is hier ook de zoete amandelolie (n0. 48). Zoolang de teekens der ontstekingskoorts en het pijnlijk gevoel in de maag niet geheel hebben opgehouden, mag er aan geen braakmiddel gedacht worden; maar men laat eenige keeren daags een lavement zetten, dat de koortshitte tot bedaren brengt. Veel veiliger is 'tin elk geval een afvoerend middel toe te dienen, dan den lijder te doen braken. Het beste middel tot dit einde is het merg van tamarinden, waarvan men omtrent 7 lood in een halve kan water oplost, er suiker naar smaak bij doet en daarvan om de 2 uren 1 kopje drinkt. Ook

-ocr page 114-

94

de versch uitgeperste witte ricinus-olie (1 eetlepel-vol in een kopje havergort-sli)m) doet tier een weldadige werking.

Na 't gebrnik der bloedzuigers bedekke men, vooral des nachts, de maag- en leverstreek met een zachc stuk linnen, waarop men de zalf n0. 49 ter dikte van een messerug heeft gestreken.

Behandeling der rheumatische galkoorts. Aanvankelijk behandelt men deze als de vorige, inzonderheid bij pijnlijken toestand van de maag en lever. Is dit lijden opgeruimd en heeft de ziekte reeds eene poos geduurd, zoo poge men zacht op de huid te werken en geve eene der mixturen n0. 46 of nquot;. 47. In dit latere tijdperk der ziekte, en vooral niet vroeger, vindt men veel baat bij eene Spaansche-vliegpleis i er, die men laat liggen tot ze eene blaar heeft getrokken. Ook het inwnj ven der zalf n0. 49, tweemaal daags ter grootte van eene noot, bewijst goede diensten.

Behandeling der nerveuse of zenuwgalziekte. Deze mag niet anders dan aan een kundig geneesheer toevertrouwd worden, want de kleinste fout kan hier den jammerlijksten afloop ten gevolge hebben.

§ 61. 3. D6 slijmkoorts. De wegen der spijsvertering, zoowel als die der ademhaling, ook de binnenvlakte van de ge-slachtsdeelen en de kanalen der pislozing zijn met een vlies (slymvlies) bekleed, dat in den gezonden staat een helder slijm afscheidt, dienende om bij de genoemde deelen dat gladde en glibberige te onderhouden, hetwelk tot hunne functiën wordt vereischt, alsmede om aanwezige scherpe stoffen te verzachten en onschadelijk te maken, en tevens te verhoeden dat er tusschen de elkander rakende vlakten van deze holle deelen geene vergroeiing ontstaat. — Even groot als het nut dezer slymafschei-ding is, wanneer zij niet bovenmate plaats heeft, even veelvoudig zijn de stoornissen der gezondheid, die uit eene te ruime afzondering van dit slijm vocht kunnen geboren worden, en waarover wij nog meermalen zullen moeten spreken. Hier ter plaatse zal nu enkel gehandeld worden over zoodanige koortsen, die met zulk eene te groote slijmafscheiding gepaard gaan.

Bij eene slijmkoorts neemt men de volgende verschijnselen waar. De ziekte begint met matheid, gebrek aan eetlust, afwis-sèlend gevoel van koude en hitte, waarbij de huid nu eens droog, dan weder — vooral 's morgens — op sommige plaatsen met een zuurachtig riekend zweet bedekt is. De pols is snel; de koorts verheft zich 's avonds; tevens klagen de lijders over zwaarte in 't hoofd en oorsuizing, terwijl ze als verdoofd daameder lig-gen. Zij hebben behoefte om onophoudelijk eene taaie slijm uit te spuwen; hun smaak is óf verloren, of zout en walgelijk; de keel is rood of zoodanig met slijm bedekt, dat deze den lijder schier doet stikken en hem tot hoesten en braken dwingt. Hij

-ocr page 115-

95

klaagt over maagzuur, benauwdheid, snijdingen in 't lijf, opgezetheid door winden, enz. De maagstreek is gespannen en doet pgn als men er op drukt; er ontstaat buikloop met slymige stoelgangen; somtijds daarentegen heeft er buikverstopping plaats; de urine is dik en weiachtig; daarbij komen dan nog vaak aanbeien of de lijder raakt wormen kwijt. In de latere tyd-perken der ziekte doen zich huidzweertjes, roode vlekken en al de verschijnselen eener kwaadaardige zenuwkoorts met ontsteking op; ook gebeurt het vaak dat de ziekte dan in eene sluipende zenuwkoorts overgaat.

Bij zonderen aanleg tot deze koorteen hebben personen van teederen lichaamsbouw, klierachtig en voos gestel; ook jeugdige menschen alsmede het vrouwelijk geslacht staan er vaak aan bloot. Niet zelden ook tast zij de ouden van dagen aan, doordien bij dezen, ten gevolge der weinige werkdadigheid hunner huid, een goed gedeelte der uitwasemingsstof hunnen weg naar het darmkanaal neemt. De koorts zelve echter ontstaat uit eene eigenaardige gesteldheid der lucht, uit nat, koud, onbestendig weder, moerassige, onzindelijke plaatsen, oorlogsrampen, hongersnood, waterige, rauwe, winderige of bedorven spy zen en moedbene-mende zielsaandoeningen, angst, vrees, kommer, verdriet, enz.

Dikwijls is er reeds, eer zich nog de koorts opdoet, verslij-ttdng aanwezig; maar meestal komt deze eerst in 't verloop dei-koorts er bij en is dan altyd het teeken, dat het slijmvlies der verterings-organen in een zeer geprikkelden, ja ontstoken toestand verkeert. In 'teerste geval is er zelden gevaar bij, tenware de ziekte veronachtzaamd werd, want dan zou ze licht in tering kunnen overgaan.

Vertoont zich bij de eenvoudige slijmkoorts eene sterke lust tot braken, en wijzen de verschynsels, die wij bij de galkoorts vermeld hebben, op het streven der natuur om de schadelijke stoffen naar boven uit te werpen, dan moet men wel dien wenk volgen, doch eerst moeten oplossende middelen de braakmiddelen voorafgaan. Men ga hier eveneens als by de galkoorts te werk (zie § 60). Over 't algemeen moet men evenwel in de slijmkoorts de braakmiddelen en meer nog de purgatiën vermijden. Niets is hier van beter werking dan het chloorwater (zie n0. 27), dat zoowel bij den ontstekingstoestand, als bij de zenuwachtige gesteldheid dezar koortsen van toepassing is. Als drank mag inzonderheid soda-water worden aanbevolen. Klaagt de zieke over pijn in 'tlijf, of gevoelt hij die pgnlijke gewaarwording bij drukking met de hand, dan zijn bloedzuigers of koppen hier even dienstig als hg de galkoorts.

Is de koorts tot bedaren gekomen, heeft de drukking in de maagstreek niet méér plaats, maar vertoont zich daarentegen, een

-ocr page 116-

96

menigvuldige en slijmachtige stoelgang, zoo geve men het afkooksel van den Colombo-wortel (n34), doch zonder de aromatische linctuur.

In het tijdperk der beterschap diene men aanvankelijk zacht bittere middelen met rhabarber toe (n0. 50); wat later, als de zieke nog meer op zijn verhaal is gekomen, kan men tot het kwassiehout overgaan (n0. 33). Mocht hij door aanhoudenden slijm afgang zeer verzwakken, zoo geve men het IJslandsch mos.

Zoolang de koorts duurt, worden niet dan slijmige watersoepen genuttigd; vervolgens mogen bouillon met rijst, grutten, haver-gort toegediend worden; ten laatste is ook het gebruik van wijn of krachtig bier veroorloofd. Een of twee glazen porter, des morgens gedronken, werken bij zwakke vrouwen vaak meer uit dan alle andere maagsterkende medicijnen.

Over de wormkoorts zal bij de wormziekte gesproken worden.

§ 62. Rheumatische en catarrhale koorts Ziehier de kenteekens van deze koorts: Afwisselend gevoel van hitte en koude, pgnlyke trekkingen in de ledematen, gedurige aandrang tot wateren, dat soms met pijn vergezeld gaat; de urine is troebel en geeft een bruin bezinksel; de patient geraakt licht in 't zweet, maar elke afkoeling brengt hem in plaats van verlichting, vernieuwd lijden aan. Te gelijk met de koorts, maar soms ook vroeger of later, voelt de lijder eene plaatselijke pijn, die óf rheumatisch óf catarrhaal is.

Bij de rheumatische koorts ontstaat er aan een of ander lichaamsdeel eene pgn, die nu eens hare zelfde plaats houdt, dan weder telkens verschiet. In het pijnlijke deel is bijna geen beweging meer, het kan de minste aanraking niet verdragen en ziet er som-tijds rood en gezwollen uit. Vaak springt deze pijn op eens naar een verwijderd lichaamsdeel over, en die verplaatsing is het ergst wanneer zij plaats heeft van een uit- naar een inwendig deel, b. v. naar de pisblaas, de hersenen, het ruggemerg, de zenuwen, enz.

Bij de catarrhale koorts wordt óf de neus óf de luchtpyp aangedaan. Geldt het den neus (hersenverkoudheid, zinkingachtige aandoening van het slijmvlies der neusgaten), dan moet de lijder gedurig niezen; er loopt eerst een waterig scherp vocht. Boms met bloed vermengd, uit den neus, dat langzamerhand in eene dikke, etterachtige stof verandert, waarbij dan ook de geprikkelde toestand van den neus en tevens de koorts vermindert.— Geldt het de luchtpijp (keel- en borstverkoudheid), dan moet de lijder telkens hoesten, zgne stem wordt heesch en hy krijgt ook wel keelpijn. Eerst brengt hg bij 't hoesten eenig scherp vocht op, dat later in eene rijpe, slijmige, etterachtige stof verandert, waarmede dan ook de hoest en de koorts allengs verminderen en ophouden.

-ocr page 117-

97

Oorzaken. De aanleg tot deze koortsen ligt in zekere slapheid en ziekelijke prikkelbaarheid der huid, die vaak doet zweeten; in eene algemeene lichaamszwakte, ontstaan door een te weekelijk leven, door te warme vertrekken, door te dikke kleeding, door ontbering van de vrije lucht, enz. In 'tvoor- en najaar, vooral wanneer een drogen zomer door een natten herfst wordt gevolgd, neemt men deze koortsen menigvuldig waar. In sommige streken, voornamelijk in de bergachtige, heerschen zij bestendig, terwijl men ze bovendien vaak aantreft op bijzondere plaatsen, ja in zekere huizen, die door ligging of bouwtrant gedurig aan tochtwinden of aan afwisseling van hitte en koude zijn blootgesteld. — Maar wat deze koorts inzonderheid veroorzaakt, is het vatten van koude, wanneer men zich bij verhit lichaam aan tochtwind blootstelt, of wel een warm kleedingstuk uitlaat, waaraan men gewoon is.

Men moet de catarrhale koorts, waarvan wij spraken, wel onderscheiden van de pas beginnende mazelziekte, den kinkhoest of de kroep. Wanneer wij de daar genoemde ziekten behandelen, zullen wij het onderscheid nauwkeurig opgeven.

Deze koortsen laten zich gevoegelijkst verdeelen in eenvoudige, ontstekingachtige, gastrische en nerveuze.

De eenvoudige catarrhale koorts tast in den regel slechts enkele lieden aan en openbaart zich doorgaans bij gezonde personen.

Be catarrhale ontstekingkoorts ontstaat bij jonge lieden vaneen krachtig gestel, wanneer zij bezweet zijn en zich daarbij aan kouvatten blootstellen; na onderdrukte hebbelyke bloedvloeiingen, b. v. neusbloedingen, aanbeien of na verzuimde aderlatingen.

Het gezicht is daarbij rood en opgezwollen, de hoest hevig, alsook de pijn op de borst, de pols is sterk, de huid zweet, de urine brandend, terwijl er neiging tot neusbloeding aanwezig is.

De gastrische catarrhale koorts heerscht vooral onder de be-hoeftigen, die eene slechte voeding hebben en door arbeid uitgeput. zijn, maar ook onder lieden, die goed eten; kraamvrouwen worden er dikwijls door aangetast, en in de meeste gevallen heerscht zij epidemisch.

De meest in het oog loopende kenteekenen van dezen toestand zyn: grootere verzwakking dan gewoonlijk, moedeloosheid e» onrust, een vaal bleek aangezicht, versnelde wegblijvende pok, brandende hitte der huid, misselijkheid, vuile tong en de overige verschijnselen der gastrische koortsen.

De zenuwachtige catarrhale koorts. Slechts in zeer zeldzame gevallen zijn de koortsen reeds in den aanvang van zenuwach-tigen aard; doorgaans worden zij zulks door verwaarloozing en verkeerde behandeling. In den herfst openbaren zij zich het meest. De hoogste zwakte en zelfs de teekenen eener echte rotkoorts zyn hier aanwezig.

7

-ocr page 118-

98

Alhoewel deze ziekte uit haren aard (wanneer zij niet met rotkoorts gepaard gaat) bij een anders gezond individu niet gevaarlijk is, zoo eischt zij toch vele slachtoffers. By eene verkeerde behandeling is de overgang tot longtering, voornamelijk by hen, die daartoe aanleg bezitten, byna onvermijdeiyk. De catarrhale rotkoortsen zgn verreweg gevaarlijker, dan eene eigen-lyke rotkoorts, en men kan ze niet ten onrechte arglistig noemen, daar het gevaar lang verscholen bUjft.

De beterschap is vooral by de epidemisch-catarrhale koorts dikwijls zoo langdurig, dat zij niet meer met de voorafgegane ziekte in betrekking schijnt te staan. Dikwyis blijft daarna een langdurige hoest overig, die niet altyd van kwaadaardigen aard is. Dikwyis echter wordt ook een langdurige hoest door het intreden eener catarrhale koorts verwyderd — By de catarrhale ontstekingkoorts is een overgang tot borstontsteking te vreezen.

Behandeling. Wanneer krachtige, volbloedige menschen eenen aanleg tot rheumatische of catarrhale koorts bezitten, dan raadden de ouden eene aderlating aan, ten tyde der dag- en nachtevening en voorzeker niet ten onrechte. — Het beste behoedmiddel evenwel tegen zinking en rheumatismus is verharding der huid, vlijtig wasschen en reinigen van het lichaam, groote zindeiyk-heid in het wisselen van linnengoed, een werkzaam leven, dage-lyksche boweging in de open lucht en het verblijf in eene droge, gezonde, niet vochtige woning.

Behandeling der eenvoudige rheumatische en catarrhale koorts. Zij kan behalve eene goede verzorging doorgaans alle verdere art-seng ontberen. De zieke houde zijne kamer, die dag en nacht eene geiykmatige, maar geenszins eene te groote warmte moet hebben. Wil hy naar bed gaan, dan moet men hem slechts matig dekken. Verlangt hy geen voedsel, dan noodzake men hem niet dit te gebruiken; wenscht hij te eten, dan is dunne bouillon met garst, havergort, enz. geoorloofd; het vleesch, alsmede gekruide spy zen en het veel eten in het algemeen moet vermeden worden; zelfs het veel drinken van borstverzachtende thee en andere dranken bezwaart de maag.

In de rheumatische koorts moet de lyder de pynen met geduld verdragen; alle geneesmiddelen baten niet, zelfs zyn zy in de meeste gevallen nadeelig, de bloedzuigers en het omklee-den met wol niet uitgezonderd. Slechts één middel bestaat er om de koorts en de pijnen dikwerf op eens te doen ophouden: het is de Ricinus-olie, waarvan men 2 eetlepels (zwakkere personen 1 eetlepel) in een kop garstewater neemt. Zelden is des anderen daags eene herhaling van dat middel noodig; een drank van maluwe-wortel of ook enkel koud water is dan tot volkomen herstel alleen toereikend. Alle soorten van zweetmiddelen

-ocr page 119-

99

moeten hier verboden worden; zonder verlicliting baadt bovendien de lijder hier dikwijls in zijn zweet.

Bij eene catarrhale koorts moet de zieke het spreken zooveel mogelijk vermijden Om den hoest te verzachten, geve men lindebloesemthee met eidoier en suiker, en als drank amandelmelk of andere slijmige Horstdranken, en vooral de borstthee n2. 34 of 55; bovendien ook nog de dranken n'J. 9 en 13.

Bij schorheid en droogte der keel, alsmede bij heeschheid is de borstdrank n0. 52 een buitengewoon verzachtend middel; voor hen, die van geen zoetigheid houden, dient n0. 53.

Overigens heeft men by eene eenvoudige catarrhale koorts geene andere geneesmiddelen noodig, daar de koorts bij eene doelmatige koestering binnen weinige dagen zeker zal verdwijnen Het toedienen van zweetmiddelen en het gebruik der rus-sische dampbaden is hier alty J hoogst af te keuren, omdat uit deze niets beteekenende ziekte allicht een zeer gevaarlijke toestand kan geboren worden; niet zelden toch zag men daaruit eene long- en hersenontsteking ontstaan.

'Behandeling van de ontstekingachtige, rheumatische en catarrJude koorts. Slechts door verkoelende geneesmiddelen en door zich evenzoo bestendig koel te honden kan de zieke hier genezing zoeken en vinden — Eicinus-olie werkt ook hier voortreffelijk en zal in de meeste gevallen voldoende zijn, vooral bij den rheu-matischen aard dezer koorts, om de ziekte spoedig meester te worden. Jammer dat wegens haren leelijken smaak de zieken moeilijk kunnen besluiten om van dit weldadig geneesmiddel gebruik te maken. Onder de overige geneesmiddelen staat hier de salpeter bovenaan; men dient hem toe volgens het voorschrift n0. 58. Lieden met zeer zwakke spijsvertering, alsmede hysterische vrouwen en hypochondristen kunnen den salpeter niet goed verdragen. Voor personen met zwakke zenuwen past alsdan inzonderheid de mixtuur n0. 59 en voor hypochondristen n0. 60 Lijdt de zieke aan hardlijvigheid, dan moet men die volstrekt uit den weg ruimen; evenwel moet men hier aan lavementen boven afvoermiddelen de voorkeur geven (zie n0. 56 en 57). Is de afkeer des lijders daarvan onoverwinnelijk, dan geve men hem een- of tweemaal daags een theelepel bitter-zout in een kop melk, amandelmelk of water. Na de daarop volgende ontlasting gaat men weder voort met het gebruik der andere geneesmiddelen.

In de rheumatische koorts doet men niet licht eene aderlating, tenzij de pynen en de koorts ongemeen hevig mochten wezen, de deelen zeer ontstoken, rood, heet en gezwollen, en de lijder volbloedig en van een sterk gestel zij. Bij het algemeene rheu-matismus — eene der pijnlijkste en vreeselijkste ziekten, waarin

1*

-ocr page 120-

100

de lijder door de kramp wordt aangegrepen en de minste beweging hem onmogelijk is — moet telkens eene aderlating geschieden, die dan ook meestal alleen ter genezing voldoende is. Te sterke of onnoodige bloedaftappingen verlengen den duur der rheumatische pijn en zijn oorzaak, dat zij zicli voor altijd vastnestelt; ook mag men nooit êene aderlating aan kei door rheumatismus aangetaste deel zelf doen.

Bij de catarrhale ontstekingskoorts daarentegen mag met de aderlating, zoodra de koorts sleckts eenigszins hevig is, niet gedraald worden, dewijl anders daaruit groot nadeel kan ontstaan, hetwelk door eene latere bloedaftapping niet meer is te herstellen. Vooral dringend wordt men daartoe genoopt, wanneer blijvende en bestendige steken zich in de borst openbaren, wanneer de ademhaling beklemd en een droge prikkelende hoest aanwezig is, omdat dit de onfeilbare teekenen eener beginnende longontsteking zijn. Maar ook bij een longteringaohtigen lichaamsbouw, by afstamming van longteringachtige ouders en bij eene reeds bekende longtering is eene bijtijds gedane aderlating volstrekt noodzakelijk, daar onder dergelijke omstandigheden zoo licht eene longontsteking uit de zinking kan voortspruiten en deze alsdan even gemakkelijk in eene longtering ontaardt. Ik heb dit overigens slechts aangestipt om de noodzakelijkheid duidelijk te doen inzien, dat men bij eene catarrhale ontstekingkoorts terstond een geneesheer moet ontbieden.

Waar de nood niet zoo dringend is, kan men met koppen (10 tot 12) op de borst of op den rug volstaan; zij werken altijd beter dan bloedzuigers, waaraan men alleen bij vrouwen en weekelgke personen de voorkeur geven moet.

By den afloop der ziekte, wanneer de pijnen op de borst geheel verdwenen zijn en in den morgenstond de zieke bijna zonder koorts is, werke men zacht op de huid en wel door het middel in n0. 61 voorgeschreven. — Is dit doel bereikt en de huid vochtig geworden, dan bevordere men den stoelgang door den salammoniak en geve de mixtuur n0. 63 tot aan het einde der ziekte, dat wil zeggen, totdat zij door zweeten en lossen stoelgang geheel beslist is.

Zoodra bij rheumatische koortsen de hevigste aanval door aanwending van salpeter is verwijderd, werke men zacht op den stoelgang, en dit wel het doeltreffendst door het afvoermiddel n0. 62. Zoodra eenige stoelgangen daarop gevolgd zijn, late men het gebruik van medicijnen achterwege; ook nu kan men ten slotte de mixtuur n0. 63 toedienen en zacht op de huid werken

Wanneer ook flanel, wol of gewaste taf in het begin eener rheumatische koorts de pijnen vermeerderen en in elk geval schadelijk zyn, zoo is toch bij den afloop der ziekte de bedekking van het

-ocr page 121-

101

lijdende deel met deze stoffen volstrekt noodzakelijk om een aanhoudend plaatselijk zweet te doen uitbreken Zijn de pijnen lievig, doch het deel niet zeer ontstoken, dan is in het laatste tydperk der koorts een blaartrekkende pleister dienstig, die men in ettering onderhoudt. Is de plaatselijke ontsteking zeer aanzienlijk, het deel zeer gespannen, brandend rood en zeer heet, dan moet men toch wel tot bloedzuigers of koppen zijne toevlucht nemen, die in de nabijheid, nooit op het lijdende deel zelf mogen aangezet worden. — Is de lijder van een zeer prikkelbaar, gevoelig en zenuwachtig gestel, dan wrijve men óf de opiaatzalf (nc. 64) in, óf men legge een pleister (zie n0. 65).

Wat den levensregel bij de ontstekingachtige rheumatische en catarrhale koortsen betreft, zoo moet men in ieder opzicht al datgene in acht nemen, wat bij de wezenlijke ontstekingkoorts gezegd is, en mag men dus buiten den eenvoudigsten waterkost en derg. den lijder niets anders toedienen.

Behandeling der (jastrisclie, rheumatische en catarrhale koorts. Zijn de bij de galkoortsen aangeduide teekenen aanwezig, dat de natuur er naar streeft om de schadelijke stoffen naar boven uit te werpen, dan kan men, zelfs wanneer de ziekte zich het ergst laat aanzien, deze koorts in den aanvang zeer gemakkelijk door een braakmiddel in eene geheel eenvoudige veranderen. Daardoor verdwijnt de borstpijn en de beklemming, het iiiterlijk van den lijder verandert, en het gevaar van verstikking, dat door de groote hoeveelheid slijm, die in de luchtpijp aanwezig was, bestond, wordt tevens met het angstig rochelen van den lijder eensklaps afgewend. Wanneer geen diarrhee aanwezig is, dan geve men braakwijnsteen (zie nri. 40); by het tegendeel geve men braakwortel even als in de galkoorts, of wie dien niet nemen wil, neme ieder kwartier een eetlepel zeeajuin-honig met mal uwe-thee zoolang tot dat braking volgt. Afvoerende middelen zijn hier niet passend, zij benemen de krachten en onderdrukken den stoelgang.

Vertoonen zich geene bepaalde teekenen, die het toedienen van een braakmiddel vereischen, dan geve men de poeders n°. 41, welke hier voortreffelijk werken. Voor het overige houde men zich geheel aan de bepalingen, welke voor de behandeling dei-galkoorts zijn voorgeschreven.

Behandeling van de zenuwachtige rheumatische koorts, enz. Slechts een zeer scherpziend geneesheer zal er somwijlen in slagen zulk een lijder uit het groote gevaar te redden, waarin hij door deze ziekte verkeert, weshalve de behandeling van dien toestand hier stilzwijgend wordt voorbijgegaan.

Houdt de koorts op en blijven rheumatismns en koorts achter, dan wordt volgens de grondbeginselen evenals bij rheumatismus en zinking zonder koorts te werk gegaan.

-ocr page 122-

102

B. TUSSCHENPOOZENDE EN LANGDURIG VEELOO-PENDE KOORTSEN.

§ 63. Wisselkoorts, koude koorts. Iedere ziekte, ■welken naam zij ook drage en onder welke gedaante zij zich ver-toone, zoodra zij iemand slechts gedurende enkele uren aantast, dan plotseling verdwijnt, zoodat. nauwlijks een spoor meer van haar aanwezig is, maar bepaald en regelmatig binnen kort en op hetzelfde oogenblik altijd weder opnieuw terugkeert, wordt, zonderling genoeg, doorgaans eene wisselkoorts genoemd, niettegenstaande het volstrekt geen vereischte is, dat deze zoo wisselenda ziekte slechts in eene koorts besta of ook slechts met koortsachtige verschijnselen gepaard ga. Wordt iemand b. v. plotseling door eene beroerte getroffen, herstelt hij binnen een paar uren, zoodat hij zich volkomen wel bevindt, doch keert de aanval om den derden dag op denzelfden tijd terug, dan noemt men dit ook eene wisselkoorts, alhoewel geen spoor eener koorts daar by te ontdekken is. Een dergelijke toestand wordt dan wel eene gemaskerde wisselkoorts geheeten, doch deze uitdrukking is even duister, want eene koorts zonder koorts is en blijft altijd een onding. Deze verklaring van den naam der ziekte is niet zoo onverschillig als zij menigeen wel zou kunnen toeschijnen, gelijk dit reeds het aangeduide voorbeeld met de beroerte bewijst. Immers, houdt men zich streng aan de benaming en het begrip eener koorts, dan zien zelfs geneesheeren de ware oorzaak van dezen levensgevaarlijken toestand over het hoofd en behandelen dikwijls de beroerte volgens hare gewone natuur, en de lijder, die gemakkelijk hadde gered kunnen worden, bezwijkt bij den derden aanval der vermeende koorts.

De oorzaak dezer onjuiste benamingen, die op de behandeling van dezen ziektetoestand niet zonder nadeeligen invloed gebleven zijn, is hierin te zoeken, dat men altijd op eene, wel is waar zeer menigvuldige, maar volstrekt niet wezenlij ke uitwendige ver-schijning van dezen zoo hoogst eigenaardigen toestand, die aan iederen ziektevorm den stempel van eenen regelmatig periodieken teragkeer indrukt, namelijk op de met recht zoo genaamde wirselkoorts, de aandacht vestigde, deze voor de eigenlijke ziekte hield en de ware oorzaak geheel en al uit het oog verloor. Reeds de omstandigheid, dat de meest verschillende ziekten welke anders te harer bestrijding zoo geheel verschillende middelen vereischen, telkens, wanneer zij op de zoo even aangeduide wijze periodisch optreden, slechts door kina kunnen genezen worden, en dat daarom de voor haar anders passende middelen zich alsdan geheel werkeloos, ja dikwijls zeer nadeelig betoonen, hadde het toch begrijpelijk moeten maken, dat het bestaan eener

-ocr page 123-

103

koorts hier eene hoogst onwaarschijnlijke zaak is, en dat hierbij eene nog diepere, maar algemeene oorzaak moest verborgen liggen. Hadde men dit gedaan, dan zou men niet zoo lang te vergeefs hebben moeten zoeken, waarom hier de kina eene koorts, die de ontstekingkoorts zoo geheel gelijkt, genezen kan, daar zij toch in de echte ontstekingkoorts als een vergif werkt; men zou niet zooveel van het afwachten der koortsaanvallen, van het ontijdig verdrijven der koorts, van waterzucht en verharding in den onderbuik, welke door kina zouden ontstaan zijn, van het strenge koortsdieet en meer zulken hoogst verderfelijken onzin hebben uitgekraamd, wanneer niet altyd de opvatting van koorts in het brein der geneesheeren gespookt had, en zij de ware oorzaak dezer periodieke ziekten daar gezocht hadden, waar zij gemakkelijk kan gevonden worden, namelijk in eene ziekelijke prikkelbaarheid van het zenuwstelsel.

Dat het groote algemeene natuurleven even zeer zijnen polsslag bezit als het dierlijk leven, en de algemeene groote natuurkrachten aan eene steeds regelmatige afwisseling van rijzen en dalen onderhevig zijn, leert reeds dag en nacht, ebbe en vloed, het dagelijksch rijzen en dalen des barometers en van alle electro-magnetische toestanden. Een gezond lichaam gevoelt deze wisseling nooit; wordt evenwel de prikkelbaarheid der zenuwen in het algemeen, of slechts in sommige opzichten ziekelijk verhoogd, dan gaan deze krachtige uitwendige natuurbewegin-gen en slingeringen het lichaam niet onmerkbaar voorbij, maar er ontstaan alsdan stoornissen in zijne verrichtingen, die zich in verschillende ziektevormen openbaren, maar slechts zoolang stand houden, als zulk eene slingering op haar hoogste of laagste standpunt blijft. Waarom deze uitwendige wisseling nu eens in 24 uren (eenmaal, in andere gevallen echter tweemaal) dan in 48, vervolgens in 76 uren, ja nog langer haren invloed doet gevoelen, is wel is waar tot nog toe een geheim, doch onbetwistbaar is het, dat dit slechts door tusschenkomst eener ziekelijke gevoeligheid der zenuwen kan geschieden.

Men begrijpt derhalve ook wel, dat het hier in het algemeen minder op de ziekteverschijnselen, welke zich kunnen openbaren dan op den ziekelijken toestand van het zenuwleven zeiven aankomt; immers wanneer deze weggenomen wordt, dan verdwijnen de daaruit ontstane ziekten van zeiven.

Er bestaat, en niemand zal dit loochenen, eene wezenlgke wisselkoorts, doch er is ook eene ?lt;?me/-hoofdpijn, eene wissel-neusbloeding, eene «cmeZ-vallende ziekte, enz., enz., die wel allen met de wisselkoorts uit gemeenschappelijke oorzaken voortspruiten, maar buiten deze niets met elkander gemeen hebben, noch de ?cw«^koorts met de ?w.s«/beroerte, noch deze iets met

-ocr page 124-

104

gene, ofschoon er ook nog wel gevallen voorkomen, waarin bij zulk eene wmeZkoorts ook nog andere zulke «omeZverschijnselen zich kunnen voordoen.

Wanneer deze benamingen in het algemeen spraakgebruik zoo wierden verstaan, als dit met andere nieuwe medische termen (b.v. gastrisch) het geval geweest is, dan zou zeker zeer veel goeds voor de lijdende menschheid daaruit kunnen voortspruiten, en menige nu dikwijls zoo pijnlijke oogenblikken zouden in het genot eener ongestoorde gezondheid kunnen gesleten worden Daardoor toch zou de leek in 't algemeen beter begrijpen, dat er krampen, pynen enz. bestaan, waarvan men zich gemakkelijk kan bevrijden, zoodra zij slechts op bepaalde tijden regelmatig terugkomen; hij zou dan het verloop zijner ziekte zorgvuldiger gadeslaan en zijnen geneesheer, die hierbij dikwerf maanden lang in het duister rondtast, van de ware gesteldheid zijner kwaal eene juiste bepaling kunnen geven. Daarom heb ik ook dit onderwerp hier breedvoeriger ontwikkeld, dan eigenlijk de ruimte het gedoogt, want eene slechts korte uiteenzetting zou gedeeltelijk onverstaanbaar gebleven zijn, en van den anderen kant hadde dezen den indruk niet gemaakt, dien ik om het gewicht en het nut van dit onderwerp hier wensch te weeg te brengen. Laten wij echter nu de met recht zoo genoemde wisselkoorts nader beschouwen.

De echte icisselkoorts verraadt zich door de volgende kenteeke-nen: rilling, hitte en zweet; op bestemde tijden terugkeerend, met gewoonlijk daarop volgend rood, dakpankleurig bezinksel in de urine, en tusschenpoozenden geheel koortsvrijen tijd. — Het verloop van een regelmatig kouden koortsaanval kan in vier af-deelingen gesplitst worden

1. De voorboden, die trouwens niet altijd aanwezig zijn, bestaan in loomheid, zwaarte, trekking en pijn in de ledematen, geeuwen, gevoeligheid van het gemoed, drukking in den hartkuil, gestoorden eetlust, vooral echter in vermeerderde warmte met huivering afgewisseld, in het koud worden van den neus, van de voeten en vingers en in blauwe nagels.

2. De rilling. Deze blijft in de koude koorts, wat haren duur en hevigheid betreft, zich niet altijd gelijk, doch zij is doorgaans sterker dan in andere koortsen. De lijder siddert over het geheele lichaam, het gelaat verkrijgt eene ingevallen uitdrukking, de kleederen worden hem te wijd, een aanhoudend kuchen openbaart zich met groote droogte in den mond en eene onlesch-baren dorst. Gewoonlijk houdt deze rilling niet meer dan ! a ,J hoogstens een geheel uur aan, maar in zeldzame gevallen ook wel 4, ja zelfs 12 uren. Dikwijls wordt de rilling zoo hevig, dat de tanden daarbij uitgestooten en de lijders door krampen aangetast worden.

-ocr page 125-

105

3. De hitte. Langzamerhand begint de rilling te verminderen en eene algemeene droge hitte verspreidt zich over het lichaam. Dikwijls ontwaart men nu eene kloppende pijn ia het hoofd, en zijn er sporen van werkelijke verstandsverbijstering aanwezig. Trekkende pijnen in de lenden en den rug, misselijkheid, braking, benauwdheid in den hartkuil en dorst, die echter lichter dan in de rilling te lesschen is, zijn de gewone verscliijnselen. De hitte houdt gewoonlijk 6 a 10 uren aan.

4. Einde van den aanval. Nadat de Mtte van lieverlede verminderd is, breekt een algemeen zweet uit, alle aangeduide verschijnselen houden op en de lyders vallen doorgaans in een zachten slaap, gedurende welken ook het zweet wegblyft; zij ontwaken wel is waar verkwikt en zonder eigenlijke koorts, doch gewoonlijk nog met het gevoel van eene groote afmatting. Dikwijls breekt te gelijk met het zweet een sterk brandend en jeukend neteluitslag uit, dat ook met dit weer verdwijnt Ook behooit een lichte aanval van diarrhee hier niet tot de zeldzaamheden. Na het ophouden van het zweet vertoo-nen zich dikwijls kleine peukels en blaartjes aan den neus en de lippen, die later in korstjes ontaarden. De nu geloosde urine verkrijgt een dakkleurig bezinksel en is niet zelden met een weerschijnend vlies bedekt. Het zuur riekend zweet houdt 2 a 3 uren aan.

Na een doorgestanen koortsaanval is er wel is waar geen scherp geteekende ziekelijke toestand te bespeuren, doch de lijder gevoelt geen eetlust, hij heeft een leelijken smaak in den mond, huivert bij de geringste oorzaak, zijne gelaatskleur wordt langzamerhand bleek en geelachtig, terwijl lichaam en geest in een buitengewoon prikkelbaren toestand verkeeren ..en iedere inspanning der spieren hem afmat. Vandaar dat eene volslagen krachteloosheid bij hem wordt waargenomen.

Iedere regelmatige wisselkoorts, hetzij eene eendaagsche, der-dendaagsche of vierdaagsche, heeft steeds dit opgegeven verloop. Ontelbaar evenwel zijn de verschillende afwijkingen, waardoor dit regelmatig verloop wordt gestoord. De voornaamste dezer zgn de drie volgende, want zij oefenen op de behandeling een wezenlijken invloed uit.

1. Eene middelsoort tusschen eene gewone en regelmatig koude koorts.

2. De scherp geteekende koude koorts wordt nog door andere, niet daarbij behoorende hevige verschijnselen vergezeld. Er bestaat nauwelijks een ziekteverschijnsel, dat zich niet met den aanval «ener wisselkoorts kan openbaren, ja, verschillende dezer toevallen gaan zelfs niet zelden met groot levensgevaar gepaard. De voornaamste daarvan zyn: zeer hevige verstandsverbijstering.

-ocr page 126-

106

buitengewone matheid, hevige verstikkende hoest, hloedingen van zeer verschillenden aard, neusbloedingen, bloedspuwing, sterke maandstonden, bloedbraking, zenuwtoevallen, stuiptrekkingen, kramp door het geheele lichaam, bezwijmingen, die dikwijls buitengewoon lang kunnen duren, pijn in de blaas, echte vallende ziekte, die gewoonlijk met de koortsrilling intreedt en zoolang als deze duurt aanhoudt, zware buikloop of hevig braken, steek in de zgde en on verdragelij ke pijnen aan een of ander lichaamsdeel; een verbazend zweet, dat door niets te stuiten is, of eene altijd aanhoudende rilling, of wel buitengewoon sterke hitte met hevige hartkloppingen en angst. Vooral moet hieronder een slaapzuchtige toestand gerekend worden, die telkens met de kortsrilling intreedt en niet zelden reeds bij den tweeden koortsaanval in wezenlijke beroerte ontaardt, waarop zeer spoedig een doodelijke afloop volgt. De aanval dezer kwaadaardige koortsen duurt doorgaans zeer lang, wel 10, ja zelfs 24 uren en eindigt met een ongemeen sterk onaangenaam riekend zweet, waarin de lij ders als het ware baden. Door den langen duur der aanvallen loopt de eene dikwijls in den andere, en de ziekte neemt ongeveer het karakter eener heete koorts aan. Somwijlen echter is ook de koortsvrije tijd buitengewoon helder en klaar, en toch veroorzaakt wellicht de eerstvolgende aanval den dood. Voor het grootste gedeelte behooren deze koortsen tot de klasse der derdendaagsche, doch zij kunnen ook wel onder de eendaagsche gerangschikt worden.

Even als bij eene wisselkoorts, gelgk wij gezien hebben, zich sommige niet tot deze koorts zelve behoorende ziekelijke ver-sehijnselen kunnen voordoen, die hunnen oorsprong hebben in een bijzonder lijden van sommige deelen, zoo kan zij ook

3. met een algemeen ziekelijken toestand van het lichaam gepaard gaan, en aldus ontstaat;

a. De ontstekingachtige wisselkoorts, wanneer deze met een ontstekingstoestand van het bloed verbonden wordt. Dit heeft in meer gevallen plaats dan men doorgaans gelooft. Wanneer eene wisselkoorts, die in het voorjaar begonnen is, aan de kina weerstand biedt, of door verzuim slepende blijft; wanneer borst-beklemming, pijn op de borst en hartkloppingen intreden, vooral by jonge vrouwen, als de maandstonden zijn uitgebleven, dan kan men er staat op maken, dat hier zulk een ontstekingachtige toestand in het bloed aanwezig is, wanneer te gelijkertijd de zieken er zeer afgevallen en krachteloos uitzien, en zeker wordt onder die omstandigheden, uit vrees voor eene aderlating, de weg voor de longtering gebaand. Gemakkelijker is voorzeker deze ontstekingstoestand te herkennen, wanneer de lijder jong en volbloedig is, wanneer de koorts zich in den winter of in het

-ocr page 127-

107

begin van het voorjaar openbaart, en wanneer zij bij den aanval van hevige hoofdpijn, woeste ijlhoofdigheid of ontstekingachtige borstaandoeningen vergezeld gaat.

b. Be rheumatvich-catarrhale wisselkoorts ontstaat in het voorjaar bij onbestendige weersgesteldheid, wanneer doorgaans deze ziekte epidemisch heerscht. De lyder blijft dan ook in de tus-schenpoozing iler koorts niet van catarrhale of rhenmatische aandoeningen verschoond.

c. Be zenuwachtige wisselkoorts. Hier gaan de verschijnselen eener zenuwkoorts met die der wisselkoorts gepaard, en zelfc in de tnsschenpoozing der koorts blijven de zenuwtoevallen niet geheel en al achterwege. Hetzelfde heeft ook plaats

d. by de rottende xoisselkoorts, die gelukkig bij ons tot de groote zeldzaamheden behoort. Bij een ongemeen overvloedig zweeten en bij niet te stuiten bloedvloeiingen in de wisselkoorts gaat gewoonlijk eene dergelijke verbinding met een bedorven toestand der sappen gepaard.

e. Be gastrische wisselkoorts. In den regel beschouwt men de wisselkoorts te dikwijls als eene gastrische, men kwelt den armen lijder met oplossende middelen en maakt zijne ziekte daardoor slepende; hierdoor wordt hij voor herhaalde instortingen vatbaar, terwijl men de geheele gezondheid van het lichaam, zoo al niet voor immer, dan toch voor langen tijd ondermijnt. Bij iedere wisselkoorts openbaren zich doorgaans gastrische ver-schgnselen, zij verdwijnen echter spoedig, zoodra men de koorts niet laat opkomen. Daar alleen, waar niet slechts bij den aanval, maar ook in den koortsvrijen tijd of vóór het uitbreken daarvan de symptomen eener gastrische galkoorts zich openharen, heeft men gelgk, wanneer men de wisselkoorts voor eene gastrische houdt en ze als zoodanig behandelt.

De tusschenpoozing gedurende twee aanvallen is niet altijd dezelfde, en niettegenstaande dit op het eigenlijk karakter der koorts weinig of volstrekt geen invloed uitoefent, zoo is men toch gewoon om volgens dien maatstaf drie verschillende soorten van wisselkoortsen vast te stellen; de eendaagsche, waarin de aanval alle 24 uren terugkeert, de derdendaagsche, die iedere 48 uren aanvalt, en eindelijk de vierdaagsche wisselkoorts, waarby de koorts eerst na driemaal 24 uren terugkeert, ten gevolge waarvan tusschen iederen nieuwen aanval zich altijd twee geheel koortsvrije dagen bevinden.

Aanicijzingen. De eendaagsche en derdendaagsche koortsen zijn gemakkelijker te genezen dan de vierdaagsche, omdat deze doorgaans door andere diep verborgen ziekten van den onderbuik vergezeld worden. Voorjaarskoortsen (van Februari tot Juni) zijn altijd van geringer beteekenis dan najaarskoortsen. — Wan-

-ocr page 128-

108

neer eene wisselkoorts door verkeerde behandeling of uit andere oorzaken tot eene heete koorts overslaat, dan is de toestand hoogst bedenkelijk. Slecht behandelde en lang slepende wisselkoortsen verwekken geelzucht, waterzucht, uitterende ziekten, alsmede zwelling van de lever en de milt. — Zwakke personen, ziekelijke en oude lieden zijn moeilijk te genezen, terwijl voor de laatsten eene sterke koortshuivering zeer gevaarlijk kan worden. — Hoe regelmatiger het verloop, des te beter. — Zeer hevige hitte, bovenmatig overvloedig zweet en vooral buitengewone koortsrilling zijn nadeelig en zelfs gevaarlek. Verkieslijker is het, dat de aanval later plaats heeft, dan wanneer hij vervroegt. Houdt de aanval zich zoo stipt aan den tijd, dat men dien bijna op de minuut af kan bepalen, dan is dit een teeken van groote hardnekkigheid. — Blijft bij het einde daarvan het zweet achterwege en ontbreekt het roodachtig bezinksel in de urine, dan heeft men voor kwade naziekten te vree/.en. — Een korstachtig uitslag om neus en mond wijst het uitblijven van den aanval aan. — Wanneer, zoo als dit meermalen gebeurt, in het verloop der koorts etterende gezwellen en fontanellen zijn opgedroogd, de maandstonden achterwege zijn gebleven, vurigheid der huid en ander uitslag is verdwenen en deze dan weer te voorschijn komen, dan is dit een teeken, dat de wisselkoorts weldra zal ophouden. — Zwangere vrouwen hebben dikwijls eene miskraam en de koorts kan vóór de verlossing menigwerf niet worden genezen — Bij gunstige weersgesteldheid geneest zy gemakkelijker dan in het tegenovergesteld geval.

Het is ook niet te loochenen, dat wisselkoortsen op de gezondheid dikwijls een zeer gunstigen invloed hebben uitgeoefend. Men heeft daarna verzweringen van inwendige deelen en gezwellen zien verdwijnen; vallende ziekte en andere zenuwtoevallen hebben opgehouden; melancholie en droefgeestigheid is er door genezen; de bleekzucht, alsmede de verstopte of op een of andere wijze ziekelijke maandvloeiing is er door verwijderd geworden ; ziekelijke personen genieten daarna ook dikwijls eene meer duurzame en krachtige gezondheid, terwijl jonge lieden sterker beginnen te groeien en zich naar lichaam en geest volmaakter ontwikkelen. Uit dit alles moet men evenwel niet de gevolgtrekking maken, dat eene wisselkoorts noodzakelijk een zeker aantal aanvallen moet gedaan hebben, alvorens men ze mag genezen. Ook wordt eene wisselkoorts op den langen duur en door gewoonte licht hardnekkig, zoodat zij alsdan op geene wijze meer te bedwingen is.

Om-zaken. De moeraslucht is het ware element dezer koortsen; vandaar dat zij in moerasachtige laag gelegen oorden, bij stilstaande wateren, alsmede na lang aanhoudende overstroomingen

-ocr page 129-

109

inheemscli zijn. Somtijds treden wisselkoortsen zonder eenige bekende oorzaak epidemisch .op, breiden zich ver uit, blijven jaren achtereen heerschen en verdwijnen eensklaps, men weet niet op welke wyze. Het te menigvuldig gebruik van zware meel-spyzen, visch en eieren dragen veel tot het ontstaan dier koortsen bij. Is door deze omstandigheden de aanleg tot wisselkoorts eenmaal aanwezig, dan kunnen de oorzaken, die eene andere koorts verwekken, ook eene dergelijke doen ontstaan; de me-nigvuldigste zijn overlading van de maag en stoornis in den leefregel. Zoo veroorzaakt b v. het eten van komkommers, meloenen, het spoedig drinken na het nuttigen van varkensvleesch bij eigenaardige luchtsgesteldheid allicht eene wisselkoorts; het vatten van koude, vooral wanneer men zich luchtig gekleed aan de avondlucht blootstelt, hevige gemoedsbeweging, toorn, enz. worden mede onder de aanleidende oorzaken gerangschikt.

Behandeling gedurende den koortsaanval. Men zorge eerst en vooral, dat de aanval van koorts den zieke niet verrasse terwijl de maag goed gevuld is. Weet men derhalve ten naastenbij, wanneer de aanval komen zal, dan moet de zieke kort te voren geen stevigen maaltijd nemen, zelfs wanneer hij daartoe, zooals niet zelden het geval is, door een buitengewoon sterken eetlust wordt aangeprikkeld; vooral vennijde men zorgvuldig zeer vette, zware, onverteerbare spijzen. Kort voor den aanval moet ny zich zelfs voor te veel drinken in acht nemen.

Evenzoo moet de zieke bij een ophanden zijnde aanval alle inspanning van den geest vermijden en vooral niet angstig en bezorgd wezen omtrent het Igden, dat hem wacht, maar hij zoeke zooveel mogelijk opwekking en verstrooiing. Het angstig afwachten van den aanval is dikwijls alleen in staat dien te voor-scliy n te roepen en de koorts eenigszins tot gewoonte te maken. Er zijn voorbeelden, dat men bij dergelijke koortsen, die in gewoonte ontaard waren, door het opwekken eener vroolijke gemoedsstemming, ja zelfs door het verzetten der klok den aanval heeft voorgekomen.

Treedt de koortsrilling in, dan is aanvankelijk weinig te doen. De zieke moet deze slechts niet buiten het bed willen afwachten, maar zich terstond naar bed begeven en zich matig warm toedekken. Men mag den lijder volstrekt niet door kunstmiddelen, warme kruiken, wreven met verwarmde doeken, in zware veeren bedden, heet gestookte kamers enz. koesteren, hoezeer hij ook hiernaar verlangt. Er is hier namelijk altijd een gevaarlijke aandrang van bloed van de uitwendige deelen naar het hoofd en de borst aanwezig, en deze zou door al die verwarmingstoestellen noodzakelijk nog vermeerderd worden, hetgeen vooral voor oude lieden zeer gevaarlek zou kunnen wezen. Om dezelfde

-ocr page 130-

110

reden moet men gedurende de koortsrilling den zieke van alle nauwsluitende kleederen ontdoen. Den aanhoudend sterken dorst moet men, om onnoodige bezwaring van de maag te vermijden, niet altijd lesschen. Eene kleine hoeveelheid groene thee of een aftreksel van oranjebloesem of vlierthee met eenig citroensap kan in ieder geval lauw worden toegediend. By de in de koortshuivering niet zelden voorkomende braking dragen deze dranken veel tot verlichting daarvan bij. Wanneer de rilling met veel kramp vergezeld is, dan geve men eenig seltserwater, of men losse een | drachme koolzure kali in een halven kop water op; de zieke neme dit, en terstond daarop een eetlepel citroensap of azijn.

In de koortshitte moet men den lijder eenigszins koeler houden, doch slechts met mate, om het uitbreken van het zweet niet te vertragen. Hier geve men eene slappe limonade of de dranken n0. 5 of n'quot;'. 7. Bijzonder heilzaam is hier de drank in n0. 66 voorgeschreven.

Is de hoofdpijn gedurende de hitte hevig, dan legge men een kou den omslag om het hoofd, bestaande uit brood, fijn gestampte jeneverbessen en azijn. Niets matigt echter de hitte en hoofd-pyn meer dan het verkoelende lavement n0. 43, lauwwarm toegediend. Inwendige geneesmiddelen zyn hier niet noodig.

Het zweet, dat bij het einde van den aanval uitbreekt, moet men zachtjes zoeken te bevorderen, tenzij het reeds zeer overvloedig ware. Men geeft derhalve warme theeaftreksels, evenals gedurende de koortshuivering. Is de zieke zeer zwak en het zweet te gering, dan kan men onder het theeaftreksel wat wyn of rum mengen. Gredurende het zweeten moet de lijder ieder oplichten van de dekens zorgvuldig vermijden. Hij moet zich derhalve niet onnoodig in het bed heen en weer wentelen, maar stil blijven liggen. In geen geval mag de zieke eerder het bed verlaten of zelfs van linnengoed verwisselen, dan nadat het zweeten geheel heeft opgehouden. Hoe nauwgezetter deze regelen opgevolgd worden, des te beter zal de zieke zich er by bevinden in den koortsvrijen tijd, en des te lijdzamer zal hij wezen gedurende den eerstvolgenden aanval, terwijl bij het niet inachtnemen dezer voorschriften het tegendeel plaats heeft.

Verlangt de zieke iets te gebruiken, dan geve men hem een weinig bouillon of havergortpap. Goed is het, wanneer men na het zweeten van linnengoed en bed kan verwisselen en de zieke zich in eene andere kamer kan begeven. De grootste zindelijkheid is aan te bevelen.

Dit alles is evenwel slechts de behandeling by den aanval eener eenvoudige regelmatige wisselkoorts; daar, waar de ziekte echter een meer kwaadaardig karakter heeft, moet ook eene meer practische behandeling in den aanval zeiven plaats grij-

-ocr page 131-

Ill

pen, hetgeen echter alleen op raad van een ervaren geneesheer mag geschieden.

Het kan somwijlen wel in enkele gevallen gelukken, door geweldige middelen, kort vóór het begin van den aanval aangewend, de koorts zonder nadeel te onderdrukken, doch dit zijn dan doorgaans zeer lichte koortsen, die men zonder veel moeite ook zoo zou genezen hebben; buitendien hebben dergelijke proeven dikwijls de treurigste gevolgen gehad en kan eene dusdanige behandeling der ziekte door het gezond verstand nooit gebillijkt worden.

Behandeling luiten dén aanval vati koorts. Vóór alles moet op de aanleidende oorzaken der koorts gelet worden. Deze zyn in de meeste gevallen;

1. Kouvatten. De zieke moet zich in dit geval voor lederen nadeeligen invloed der weersgesteldheid, iedere snelle afwisseling van hitte en koude in acht nemen en vooral het zweet

het einde van den aanval zorgvuldig afwachten, waardoor alleen dikwerf de wisselkoorts wegblij ft. Doelmatig is het ook, waar plaatselijke omstandigheden, moerassige streek, vochtige woning, enz. tot ontstaan van wisselkoorts bijdragen, van woonplaats te veranderen.

2. Een geringe misslag in den leefregel. Openbaren er zich verschijnselen, die aanduiden, dat de natuur naar boven wil werken, dan geve men het braakmiddel in n0. 28 voorgeschreven. Geeft zich evenwel de aandrang tot eene ontlasting naar onderen te kennen, dan diene men het afvoermiddel n0. 62 toe. Zeer dik-wyls echter is eene zwakte der maag alleen daardoor veroorzaakt, dat de zieke altgd zijne maag bederft; alsdan wordt deze te gelijk met de wisselkoorts door het bittere middel n0. 67 weggenomen.

3. Eene kleine gemoedsbeweging, schrik, verdriet, kommer, enz. Men zoeke deze te verbannen en zich eene vroolijke gemoedsstemming eigen te maken; daardoor alleen zal de wisselkoorts dikwijls genezen worden.

4. Somwijlen verwekken geheel bijzondere oorzaken eene wisselkoorts, die nu eens gemakkelijker, dan moeilyker te ver-wijderen zijn, als wormen, onderdrukte uitwaseming der voeten, naar binnen geslagen huiduitslag, venerisch gift, verstoppingen der verschillende ingewanden van den onderbuik. De behandeling dezer meestal zeer hardnekkige gevallen moet den geneesheer toevertrouwd worden.

Is er geen echte wisselkoorts aanwezig, maar gaat deze van ontsteking vergezeld of is zij van zenuwachtigen aard, dan moet dit eerst uit den weg geruimd worden, alvorens men tot koortsverdrijvende middelen zijne toevlucht neemt. Dikwijls zal men dan de koorts verjagen, zoodra men het eerste verwijderd heeft.

-ocr page 132-

112

1. Behandeling van de ontstekingachtige wisselkoorts.

De zachtere graden eener dergelijke koorts openbaren zich doorgaans als eendaagsche vooq aarskoortsen. Hier kan eene lichte ontstekingwerende behandeling volstaan, plantenvoedsel, zuurachtige dranken, gedurende den aanval wat salpeter (zie n0. 68) en in de tusschenpoozing der koorts salammoniak (zie n0. 26) en hij hardly vigheid tamarinde (zie n0. 22) Daardoor alleen wijkt dikwijls reeds de koorts, of zij kan alsdan licht door kinazont worden weggenomen. Zijn de verschijnselen echter van heviger aard, dan moet de raad van een geneesheer worden ingewonnen. Hetzelfde is het geval Wj

2. de zenuwachtige wisselkoortsen, daar hier steeds gevaar aanwezig is.

3. De gastrische wisselkoortsen. quot;Wanneer zich de verschijnselen van een gastrischen toestand, zooals zij hier boven aangeduid zijn, openbaren en de koorts in het algemeen geen zeer kwaadaardig karakter heeft, dan kan men het braakmiddel n0. 28 in den koortsvrijen tijd toedienen, en wanneer men daarop salammoniak (n0.26) geeft, volgt de genezing volkomen. Wanneer men dit bij een dergelijken gastrischen toestand verzuimt, en terstond de kina toedient, dan verheft zich de koorts, zij wordt allengs heviger en de lijder gevoelt zich ook in den tus-schentijd zeer onbehagelijk. Laat men nu de kina achterwege en geeft men een braakmiddel, dan neemt alles eene andere gedaante aan, de kina wordt dan goed verdragen en de koorts genezen.

Gedurende den aanval gaat men bij de galachtige koorts wel even als by de gewone wisselkoorts te werk, maar men mag de braking hier niet tegengaan, en men moet deze eerder door lauwe dranken, zooals hij de galkoorts, trachten te bevorderen. In de koortshitte geeft men eene oplossing van cremortart (zie n0. 69) In het algemeen moet men hier een dergelijken toestand als de galkoorts behandelen en daarom moeten, wanneer de schadelijke stoffen nog niet ter ontlasting geschikt zijn, deze, zooals bij de galkoorts is aangeduid, vooraf door de oplossende middelen nc. 41 en 42 daartoe voorbereid worden.

Het gebeurt somwijlen, dat de wisselkoorts zeer onregelmatig verloopt, geene duidelijke tusschenpoozing heeft, aan geen bepaalden tijd zich hindt, meer aan eene aanhoudende koorts gelijk is, en dat de kwalijk geluimde zieke een zwartgallig uiter-lyk krijgt. Dan geve men een braakmiddel, de koorts wordt daarop eene regelmatige wisselkoorts en is dan zeer gemakkelyk met kina te genezen.

Men wachtte zich evenwel, terstond met braakmiddelen bij de hand te wezen en met oplossende middelen te lang voort te gaan, daar men alsdan gevaar loopt kunstmatige onreinheden te

-ocr page 133-

113

vormen en de ziekte tot groot nadeel van den lijder onnoodig te rekken. Gelukt het derhalve niet door zulk eene voorafgaande behandeling de koorts spoedig te verwijderen, of is in het algemeen de nood daartoe niet dringend, zoo ga men slechts onmiddellijk tot het gebruik der kina over en eene gelukkige spoedige uitkomst zal zelden achterwege blijven.

Van het gebruik dei- kina. Voorj aars wisselkoortsen vereischen, zooals gezegd is, slechts zeer zelden de kina te harer genezing. Daar deze koortsen meestal van ontstekingachtigen aard zijn, zou de kina, die een krachtig versterkend middel is, den ontstekingstoestand slechts vermeerderen en groot nadeel kunnen aanrichten. Bij wisselkoortsen, die uit verstopping der onderbuiksingewanden ontstaan, moet wel is waar ook het gebruik van kina worden verboden, doch wanneer reeds voorafgegane ■wisselkoortsen de oorzaak dezer onderbuiksziekten zijn, dan verdragen zij niet alleen de kina zeer goed, maar deze is dan ook een noodzakelijk vereischte ter genezing, omdat bij haar geregeld gebruik koorts en verstopping te gelijk verdwijnen. Al hetgeen men van het te vroeg verdrijven der koorts gezegd heeft en al de kwade gevolgen, welke men de kina ten laste heeft gelegd, zgn, hoogst zeldzame gevallen uitgezonderd, alleen daaraan toe te schrijven, dat men de kina niet krachtig en aanhoudend genoeg heeft toegediend Meer dan eens ben ik zoo gelukkig geweest in de wanhopigste gevallen, der waterzucht, geelzucht en andere naziekten der wisselkoortsen deze door een krachtig gebruik der kina spoedig en volkomen te genezen. Ik stip dit slechts aan, opdat men niet door een verouderd vooroordeel worde afgeschrikt om tot dit heilzaam middel zijne toevlucht te nemen, en vooral bij najaarswisselkoortsen den kostbaren tijd niet aan voorafgaande behandelingen moge verspillen, maar spoedig en vastberaden de kina als geneesmiddel te baat neme. Dan alleen, wanneer de kenteekenen eener ontstekingachtige galkoorts aanwezig zijn (zie blz. 89). wanneer eene drukking met de hand op den onderbuik pijnlijke gewaarwordingen veroorzaakt en de urine gewolkt en zonder bezinksel wordt bevonden, of ook wanneer steking, pijn en beklemming op de borst aanwezig is, dan mag er van dit middel volstrekt geen sprake wezen. Is dit echter niet het geval, dan mogen wij ons door geene beslagen tong, oprispingen, misselijkheid, vooral in het najaar laten afschrikken om de koorts terstond met kina te bestrijden. Wanneer de koorts eerpt korten tijd geduurd en eenige aanvallen gedaan heeft, dan is het goed een braakmiddel te laten voorafgaan, vooral wanneer de lijder daarbij over gebrek aan eetlust, loomheid in de ledematen, hoofdpyn en misselijkheid klaagt. Men geeft alsdan het braakmiddel onmiddelijk na den aanval en terstond den daaraanvol-

8

-ocr page 134-

114

genden dag de kina. Heeft de koorts evenwel reeds weken en maanden aangehouden en ontwaart de lyder eetlust, dan geve men de kina zonder eenige voorbereiding. De wellicht aanwezige gastrische verschijnselen zullen alsdan van lieverlede verdwijnen. Dikwijls echter zgn voortdurende vergrijpen tegen den leefregel de oorzaak, dat de maag niet gezuiverd wordt; dan ligt het niet aan het middel, maar alleen aan den zieke zeiven, dat hij de kina niet kan verdragen.

Wij bezitten in den laatsten tijd kinazouten (de zwavelzure en zoutzure quinine), welke men zonder het minste gevaar en zonder de maag te bezwaren zelfs daar mag geven, waar anders het gebruik van den kinabast niet zou geoorloofd zijn. Ook verwekken deze zouten nimmer die onaangename by komende toevallen, hardnekkige verstopping, diarrhee of braking, die bij het gebruik van den kinabast zoo dikwijls de genezing belemmeren. Men geeft de zwavelzure quinine terstond als het zweet na geëindig-den aanval algemeen is uitgebroken, en wel by de eendaagsche koorts alle 2 uren, en bij de derdendaagsche of vierdaagsche koorts alle 3 of 4 uren een eetlepel. Daarmede gaat men geregeld voort, totdat de koortsaanval achterwege big ft, wat gewoon-Üjk de eerstvolgende doet, wanneer men tot zoover de eene portie van het middel gebruikt heeft. Hierop neemt de lijder 2 dagen 4maal, dan 2 dagen Smaal en eindelijk 3 dagen 2maal daarvan een vollen eetlepel. Ten laatste geeft men nog 3 a 4 weken achter elkander iedere maal, dat de koortsaanval is weggebleven, 2 eetlepels van de mixtuur.

Daar dit middel, zonder nadeelige gevolgen na zich te slepen, de koorts in de meeste gevallen spoedig en zeker wegneemt, zoo zou men verkeerd handelen, wanneer men eerst met andere koortsverdrijvende middelen de proef wilde nemen, want alle overige baten dikwijls niet en de ziekte zou daardoor van langen duur kunnen worden. Evenwel heeft men wegens den hoo-gen prijs der quinine deze door vele middelen vervangen, waarvan zonder tegenspraak de kinatinctuur (een mengsel van quinine en kina), de zoogenaamde koortsdroppels, de beste zyn. Men gebruikt daarvan viermaal daags een vollen theelepel.

Bij dronkaards heeft de gebrande koffie dikwerf meer diensten bewezen dan de quinine. Men laat £ ons koffie met 35 ons water tot op de helft verkoken en voegt er dan IJ ons versch uitgeperst citroensap bij. Dit wordt op de koortsvrije dagen des morgens nuchteren gedronken. Ook het kwassiehout is voor dergelijke koortsig ders beter geschikt dan het kinazout.

Bij uiterst hardnekkige vierdaagsche wisselkoortsen is er geen voortreffelijker middel dan hetgeen in n0. 72 is voorgeschreven.

Leefregel gedurende de wisselkoorts. De zieke moet gedurende

-ocr page 135-

115

de wisselkoorts een versterkenden en voedzamen leefregel volgen. Heeft hij eetlust, dan verznime hij niet iets te nuttigen. Het is ongerijmd den zieke versterkende geneesmiddelen toe te dienen en hem bij het gebruik daarvan tot schralen kost te veroordeelen. Dat is dan ook de gewone oorzaak, waarom hij zijne koorts niet kwijt raken kan en bij de geringste aanleiding weder instort. Slechts in zeldzame gevallen van een ontstekingaohtigen toestand ontzegge men hem vleeschspyzen; overigens geve men hem in gewone wisselkoorts bouillon, vleesch, goed krachtig bier, wijn, enz. Hij wachte zich evenwel voor overlading der maag en het nuttigen van zwaar te verteren spijzen, want daardoor wordt de werking der medicijnen belemmerd en de koorts des te hardnekkiger gemaakt. Verboden zijn: vet en zwaar gebak, versch brood, visch, kreeften, varkensvleesch, koud kalfsvleesch, melk, eieren, windverwekkende groenten en rauwe vruchten. Evenwel heeft men door het gebruik vau druiven ook zeer hardnekkige koortsen weggenomen, terwijl zich ook niet zelden gevallen voordoen, dat de zieke een groot verlangen te kennen geeft naar eene zeer ongepaste spgs; men zag alsdan de koorts niet eerder wijken, dan nadat aan dit verlangen voldaan was, waarom men het hem in die gevallen ook moet toestaan.

Voor het overige volge men hier een leefregel zooals in iedere andere koorts. Zuivere warme lucht is een hoofdvereischte, ter-wgl men op de huiduitwaseming zorgvuldig moet letten en deze matig moet trachten te bevorderen; ook is beweging bij gunstig weder in de open lucht zeer heilzaam; zy mag echter niet tot vermoeienis worden voortgezet. De door kommer en zorg diep neergeslagen lijder zal met zyne koorts langer te strijden hebben dan een opgeruimd mensch, weshalve men aan droevige gedachten geen voedsel moet geven, maar trachten die te verbannen en in eene vroolijke gemoedsstemming te verkeeren.

Instortingen der wisselkoorts te vermijden. Instortingen zy n bij deze wisselkoortsen een zeer gewoon verschijnsel, en dikwijIs is het veel gemakkelijker voor het oogenblik den aanval af te wenden, dan eene instorting te beletten. quot;Wordt het ontstaan eener koude koorts door de weersgesteldheid zeer begunstigd, dan is men tot aan het einde dsr derde week nooit voor eene instorting gevrij waard en zij dreigt dan altijd op die dagen, waarop een aanval zou hebben plaats gehad, wanneer de koorts nog aanhield. Bovendien moet men voor eene instorting steeds beducht wezen, wanneer de lijder zich zeer afgemat gevoelt, de slaap hem niet versterkt, wanneer zyn uiterlijk ziekelijk blijft, de eetlust niet terugkeert en walging van spijzen aanwezig is, en bij het vrouwelijk geslacht ten tijde dat de maandstonden ophanden of reeds ingetreden zyn.

8*

-ocr page 136-

116

Om eene instorting te voorkomen moet men zicli voor ieder vatten van koude zorgvuldig in achtnemen; het gevaarlijkste in dit opzicht is tocht, de avondlucht, de nabijheid van water, (ja dikwerf is het gaan over de brug eener rivier reeds voldoende om de koorts weder op te wekken), pas geschrobde kamers, koud schoon linnengoed, doornat worden der kleederen, het baden in de rivier, enz.

Bij dit alles vereischt de leefregel de grootste nauwlettendheid, en niet zorgvuldig genoeg kan men al die voedingsmiddelen vermeden, die gedurende eene wisselkoorts bereids als nadeelig zijn aangeduid. Bovendien kan alles, wat het lichaam verzwakt, de oorzaak eener instorting worden, waartoe voornamelijk behoort de bijslaap, het gebruik van purgeermiddelen, bovenmatige inspanning, gebrek aan behoorlijk voedsel en eindelijk ook nog gemoedsaandoeningen van allerlei aard. Overigens ontstaan instortingen voorzeker des te gemakkelijker, hoe langer de koorts geduurd, hoe sterker aanvallen zij gedaan heeft en hoe hardnekkiger zij zich bij de genezing heeft betoond.

De instortingen worden evenals de eerste koorts behandeld; alleen dan, wanneer na de eerste koorts de eetlust wegbleef, doch deze gedurende de instorting weer terugkeert, moet men die niet terstond onderdrukken. Het spreekt overigens van zelf, dat men bij iedere instorting, evenals bij de oorspronkelijke koorts, op de aanleidende oorzaken (overlading der maag, kouvatten enz.) nauwkeurig moet acht geven.

Om deze instortingen te voorkomen, heeft het sap van mierikswortel dikwijls uitmuntende diensten bewezen. Het gebruik van dit middel is als volgt; de volwassen zieken, die aan de beterhand zijn, drinken dagelijks 3 tot 4maal een klein likeurglas vol van den zoogenaamden mierikswortelwijn (3 a 4 koppen versch geraspten mierikswortel op een flesch goeden rooden wijn gezet) en gaan daarmede verscheidene weken voort Later voegt men bij dit mengsel nog een half ons oranjeschillen. Zoodoende gelukte het doorgaans de instortingen te voorkomen, en wanneer ook al een nieuwe aanval zich openbaarde, was deze toch altijd minder hevig en korter van duur; hij kenmerkte zich door eene onweerstaanbare neiging tot slapen zonder bijzondere koortsverschijnselen, cn keerde, onder het voortdurend gebruik van het middel, hoogstens nog slechts eenmaal terug. In deze gevallen werd dan van dit middel langer dan gewoonlijk gebruik gemaakt.

Behandéliwj der naziekten van de wisselkoorts. Dat deze niet het gevolg zyn van een te spoedig verdrijven der koorts door kina, maar integendeel gewoonlijk zich slechts dan openbaren, wanneer men dit geneesmiddel niet in behoorlijke mate en aanhoudend genoeg heeft toegediend, is reeds breedvoerig beschre-

-ocr page 137-

117

ven. Wanneer de wisselkoorts uit geheel eigenaardige oorzaken, b. v. naar binnengeslagen huiduitslag, ontstond, of treedt, hetgeen niet zelden gebeurt, de longtering als eene gemaskeerde wisselkoorts op, dan zal het gebruik van kina noch in de koorts zelve, noch in de naziekten nuttig zijn, indien niet deze oorzaken vooraf uit den weg geruimd worden. Men moet derhalve by al die naziekten, bij de opzwelling der onderbuiksingewanden, bij geelzncht, waterzucht, tering, verval van krachten, enz. voor alles voornamelijk daarop letten, of de eene of andere dier verborgen oorzaken hier aanwezig zij, welke een ervaren geneesheer voorzeker het best zal opsporen en ver wij deren, omdat, zoo dit niet mocht geschieden, geene genezing mogelijk is. Wordt hier zulk een ingewikkelde toestand niet aangetroffen, dan moet men bij de verschillende naziekten te werk gaan als volgt:

1. De vergrooting der milt, die men herkent aan het gevoel van drukking en zwaarte in de opgezwollen linkerzijde van den onderbuik en het bleek, geelachtig en geheel ziekelijk uiterlijk van den lijder, wordt door het voortdurend gebruik van quinine n0. 70, waarvan hij viermaal daags een eetlepel neemt, onfeilbaar genezen. Zijn er nog teekenen van vuile stoffen in de eerste wegen aanwezig, dan geve men, behalve de quinine, nog driemaal daags een kop aftreksel van kweekgras met zooveel salammoniak als op de punt van een mes kan liggen. Openbaren zich bij den lyder teekenen van scheurbuik, dan geve men hem altijd behalve de quinine dagelijks driemaal een kop kalmoes-wortelthee met 20 droppels der zure aromatische tinctuur. Op de zieke zijde wordt dagelijksch 2maal de vluchtige zalf ingewreven.

2. Verstopping der lever. Bij een geelachtig uiterlijk van den lijder ontwaart men bovendien spanning en zwaarte in de rechterzijde, somtijds ook in den hartkuil; het liggen op de linkerzijde is den zieke lastig, de ontlasting is witachtig en de urine donker geel gekleurd. Hier moet men met de quinine reeds voorzichtiger zyn, en zoodra zij den zieke niet goed bekomt, late men haar geheel achterwege. Hier en vooral bij beginnende geelzucht geve men dagelijks driemaal een kop thee van bit-terklaver (2 drachmen op 3 koppen) met een kleinen theelepel bitterzout. Dreigt echter eene instorting, dan diene men het middel toe in n . 73 voorgeschreven. De inwrijving n0. 74 is hier altijd zeer heilzaam.

3. De gezwollen voeten, die dikwerf na eene wisselkoorts ontstaan, verdwenen wanneer bij dit verschij nsel de urine helder en in toereikende hoeveelheid geloosd wordt, door een behoorlijk omzwachtelen met een doek en door voedzame spgs. Ook is wrijving der voeten met flanel en het berooken met jeneverbessen heilzaam. Vermindert evenwel de urine of heeft zij een sterk

■lil

»: 1

m

ill ü

It

|

f

i

t

n

ü

il H £:

-ocr page 138-

118

bezinksel, zoo moet men het omwikkelen der voeten nalaten. Uitstekend goede diensten bewijst alsdan de slikartsenij nquot;. 75.

4. Jicht. Ontstaat na eene wisselkoorts de jicht, dan is quinine (n0. 70) het voornaamste middel. Mocht in enkele gevallen dit middel niet dienstig wezen, dan helpen de droppels n0. 76.

5. Wanneer zwakte der maag en gebrek aan eetlust lang na eene wisselkoorts aanhouden, dan late men alle artsenij achterwege, men neme beweging te voet en te paard, late zorgen en inspanning van den geest varen en drinke zwarte koffie met wat gember of vanüle. Is de kwaal echter hardnekkig, dan helpen de poeders n0. 77; ook werkt alsdan een koud opgietsel op kina (n0. 78) zeer voortreffelijk.

Blijft eene groote zwakte langer dan gewoonlijk aanhouden, krijgt de zieke een bleekzuchtig uiterlijk en treedt de maandelijk-sche zuivering niet in, dan geeft men de mixtuur n0. 79. Evenwel moeten geene opzwellingen in den onderbuik aanwezig zijn.

Van de kwaadaardige en gemaskeerde wisselkoortsen. Kwaadaardige wisselkoortsen noemt men die, bij welke met den aanval van eene gewone koorts nog andere en wel de reeds boven aangeduide levensgevaarlijke verschij nselen gepaard gaan, of waarbij dergelijke toestanden, die het leven bedreigen, zonder eenig spoor van aanwezige koorts, gedurende een betrekkelijk korten tijd ontstaan, vervolgens, zonder noemenswaardig kwalijkbevinden achter te laten, verdwijnen, om evenwel op een bepaalden tgd wederom terug te keeren. Onnoodig is het omtrent deze toevallen, die het leven in zeer korten tijd (dikwijls reeds bij den tweeden of derden aanval) vernietigen, in nadere by zonderheden te treden; slechts de bekwame geneesheer vermag ze juist te be-oordeelen en met goed gevolg te bestrijden. Alleen dit kan hier als een regel van het hoogste belang gelden, dat, zoodra de aanval eener zware ziekte onverwacht weder verdwijnt, men alsdan steeds er op bedacht moet wezen, dat dit de aanval eener kwaadaardige wisselkoorts geweest is en men, zonder den tweede af te wachten, terstond naar hulp moet omzien, wanneer ook schijnbaar het gevaar mocht geweken zijn. Bij eene beroerte b. v. wordt eene dergelijke verhouding dikwijls waargenomen.

Maar behalve deze zoo dreigende verschijnselen van wisselkoorts zijn er, zooals wy reeds vermeld hebben, eene menigte andere gedeeltelik uiterst smartelijke, doch daarbij niet gevaar-lijke aandoeningen der koorts, die iedere leek met eenige giften zwavelzure quinine (z. n0. 70) gemakkelijk en grondig uit den weg kan ruimen. Welken naam of vorm de aandoening ook hebbe, zoodra zij slechts dagelijks of om den anderen dag enz. op bepaalden tijd zich openbaart, en in de koortsvrije uren ieder spoor van haar verdwijnt, wordt zij in den regel door geen

-ocr page 139-

119

ander middel dan door kina, maar ook hierdoor spoedig en.

zeker genezen. Meestal zgn het zenuwpijnen, vooral hoofd- en tandpijn, die onder dezen wisBelvorm zich openbaren; doch nogmaals kom ik er op terug, ook toevallen van ontstekingachtigen aard b. v. oogontstekingen of bloed- en slijm vloeiing kunnen zulk een wisselend verloop aannemen en vereischen alsdan ook altijd de kinamiddelen te hunner genezing.

§ 64. Sluipende koortsen, teringkoorts, hectische koorts. Het eigenaardig karakter der gluipende koortsen bestaat hierin, dat haar verloop buitengewoon langdurig is,

zoodat zij maanden, ja zelfs jaren kunnen aanhouden. Zij ontstaan van lieverlede, en wel in dier voege, dat men ze aanvankelijk allicht over het hoofd ziet. Haar verloop en de verschijnselen, die haar vergezellen, houden zich volstrekt aan geene regelmatige orde, nu eens is de toestand gunstig, dan weder gevaarlijk. Deze veranderingen zijn meestal afhankelijk van de gesteldheid der lucht en de levenswijze der lijder Bij droog en te gelijk warm weder wordt de koorts bijna altijd beter, daarentegen verergert zij bij vochtige, natte en koude lucht. Alles wat den zieke verzwakt, uitstorting der sappen, vooral verlies van teelvocht, sterke lichaamsinspanning, ter neerslaande gemoedsbewegingen, overlading der maag enz. brengen eene verergering te weeg, doch ook zonder eenige oorzaak wordt de ziekte van meer ernstigen aard. De gewone algemeene koortsverschijnse'en,

zooals hitte, hoofdpijn enz., vertoonen zich altijd langzamerhand,

zoodat de lijder aanvankelijk nog wel zijne bezigheden kan waarnemen, doch zeer spoedig neemt groote verzwakking de overhand,

waarbij zich tevens eene in het oog vallende vermagering openbaart* Geheel koortsvrij is daarbij de lijder nooit, want, wanneer ook al in den loop van den dag eenige koortsverschijnselen zich duidelijk voordoen en dan weder verdwenen, de pols blijft al-tijd prikkelbaar en versneld. Gaan de koortsen niet in genezing ^

over, dan volgt de dood door eene algemeene ontbinding van het lichaam ten gevolge van diarrhee, zweet enz.

Hoe menigvuldig ook de oorzaken zijn, waardoor eene sluipende koorts kan ontstaan, zoo behooren zij toch altijd slechts tot twee groote algemeene klassen, gegrond op een dubbel en zeer verschillend, ja zelfs geheel tegenovergesteld karakter, hetwelk inde uitwendige symptomen weinig verschilt. Uit dien hoofde mag dan ook het onderscheiden der oorzaken hier om den wil eener doelmatige behandeling niet stilzwijgend voorbij gegaan worden. De hoofdvoorwaarde dezer sluipende koortsen bestaat óf in eene hoogst zenuwachtige algemeene verzwakking en bovenmatig ge-spande prikkelbaarheid van het lichaam, óf in eene sluipende |!

ontsteeking van het inwendig vlies der maag en der dunne dar-

|

I

-ocr page 140-

120

men, benevens een ontstekingachtig prikkelbaren toestand van het bloed en van de zenuwen.

Be eerste klasse ontstaat uit algemeene verzwakking en verwekt:

§ 65. 1. De eigenlijke sluipende zenuwkoorts.

De verhouding dezer koorts tot de overige sluipende koortsen is als die van de echte heete zenuwkoorts tot den onderbuiks-typhus en van de wisselkoorts tot de overige koortsen. Ook komt deze koorts in menig opzicht de wisselkoorts zeer nabij, zooals b. v dat zij hare aanvallen evenals eene wisselkoorts in den morgenstond doet, terwijl het tegendeel zoowel bij de andere hevige, alsook sluipende koortsen plaats heeft. In het algemeen verschilt de sluipende zenuwkoorts van de andere soorten van teringkoort-sen in werkelijkheid door de volgende kenteekenen:

ANDERE TERING KOORTSEN. 1. Altijd zijn er meer of minder duidelijke kenteekenen van een plaatselijk inwendig lijden aanwezig.

2. De lijder bevindt zich bij nuchtere maag 2. De lijder bevindt zich des morgens wel,

het meeet onpasaelijk en gevoelt zich j na den maaltijd verergert zijn toestand.

na het nuttigen van spijs meer gesterkt. !

3. De koorts komt des morgens opdagen j3. De koorts verschijnt des avonds.

4. Buiten de koorts is depols dikwijls lang 4. De pols is altijd versneld en prikkelbaar.

zamer dan bij gezonde lieden.

De ziekte begint langzamerhand met vennoeienis, loomheid der edematen, en pijn in de lenden, terwijl de lijder aanhoudend meer over huivering en koude dan over hitte klaagt. Dikwijls, wanneer de handpalmen gloeien, zijn de voeten koud, of wel bij koude voeten gloeit het hoofd. Men ontwaart de hoogste prikkelbaarheid van het gemoed en bij de geringste aanleiding bedekt een blos het gelaat; even spoedig verbleeken de zieken en schrikken voor iedere kleinigheid; hunne stem is zwak en bevend, daarbij weenen zij dikwijls geheel onwillekeurig; hunne luim is hypochondrisch, veranderlijk en moedeloos. Gewoonlijk is de huid droog, of er breekt enkel vluchtig zweet uit. Deze toestand duurt dikwijls weken lang, zonder dat de lijder bedlegerig wordt. Eindelijk neemt de zwakte meer en meer de overhand, de zieken kunnen zich nauwelijks meer bewegen, zelfs het spreken wordt hun lastig en nu openbaart zich diarrhee of witte vloed, aan-beien, kleverig zweet enz., en wel in zulk eenen overvloed, dat de dood spoedig daarop volgt, wanneer de kunst machteloos blijft.

Oorzaken. Al hetgeen onmiddellijk op de zenuwen werkt en alles, wat de lichamelijke voeding inwendig stoort, kan eene aanleidende oorzaak dezer sluipende zenuwzinkingkoorts wezen. Daartoe behooren:

a. Neerslaande gemoedsaandoeningen, aanhoudende zorg en kommer, schande, nijd en smachtend verlangen.

b. Hevige inspanning der zielskrachten, vooral bij zittende le-venswijze en nachtbraken.

SLUIPENDE ZENUWKOORTS Geen plaatselijk lijden van een of ander inwendig deel is er bij te bespeuren.

-ocr page 141-

121

c. Overvloedig verlies van sappen, van welken aard ook; van daar te lang voortgezet zogen, sterke bloedvloeiingen door aan-beien, te hevige maandstonden, neusbloedingen, aanhoudende diarrhee, slijmvloed van iederen aard, sterke witte vloed, slijm-tering, pisloop, enz. Dikwijls echter zijn al deze ontlastingen slechts het gevolg van een prikkelbaren toestand des ruggemergs, hetgeen men, zooals reeds is aangemerkt, door eene matige drukking op de ruggegraat licht kan onderscheiden; alsdan behooren de daaruit ontstane koortsen niet hier, maar tot de volgende klasse.

d. Gebrek aan goed, gezond, toereikend voedsel. Zoo krijgen kinderen, die uit gebrek aan melk in de borsten der voedsters niet toereikend gevoed worden, eene sluipende koorts.

e. Groote zwakte en uitputting na andere koortsen, vooral na zenuw- en slijmkoortsen.

Bespeurt men uit de aangeduide versshijnselen, dat eene dergelijke sluipende zenuwkoorts zich dreigt te ontwikkelen, dan moet men al het mogelijke aanwenden om het uitbreken daarvan te beletten. Dit geschiedt echter vóór alles door eene zorgvuldige vermijding van al de verschillende oorzaken, die tot eene volkomen ontwikkeling der ziekten aanleiding kunnen geven. Men moet daarom voornamelijk voor eene opgeruimde gemoedsstemming zorg dragen, den zieke zooveel mogelijk verstrooiing verschaffen, zelfs de minste gemoedsaandoeningen van hem verwijderen, hem een krachtig, licht verteerbaar voedsel geven en in den leefregel zeer voorzichtig zijn, daar eene stoornis in de spijsvertering hier zoo licht mogelijk is en de ergste gevolgen kan na zich sleepen. Ook wachte men zich zorgvuldig voor het vatten van koude, hetwelk bij de groote gevoeligheid van den lijder voor de verandering van het weder zoo licht kan gebeuren. Zachte beweging, hetzij in een rijtuig of te paard, vooral buiten in eene aangename, droge lucht is wel zeer heilzaam, doch mag niet tot vermoeienis worden voortgezet. Om het uitbreken der koorts tegen te gaan, zal het koude opgietsel van kina in n0. 78 in de meeste gevallen het doelmatigst werken, en vervolgens het in- en uitwendig gebruik der ijzerhoudende minerale wateren, waaronder men juist niet de allerkrachtigste kiezen moet, want hoe zwakker de lijder is, des te minder passen hem deze dranken. Bereikt men door deze middelen echter niet spoedig zijn doel, of bezwaren zij de maag, dan late men ze achterwege en men wende zich tot een geneesheer.

Overigens is hier het doelmatig gebruik van koude baden ook zeer heilzaam, en de manier om ze te gebruiken is als volgt: Men wikkelt den lijder zooals op blz. 73 is aangeduid, in natte lakens, laat hem aldus ingewikkeld liggen totdat het zweet uitbreekt, vervolgens wascht men het lichaam terstond met koud

-ocr page 142-

122

-water af. Heeft de zieke nog kracht genoeg om zonder inspanning het bed te verlaten, dan blijve hg er eenigen tijd bniten, of waar het nog kan, neme hij eenige beweging in de open lucht, hetgeen hem in geen geval mag vermoeien. Deze inwikkeling in natte lakens wordt tweemaal daags herhaald. Neemt daarop de koorts aanmerkelijk af en herstellen zich de krachten, dan late men den lijder een half uur, terwijl hij ingehuld is, het zweet afwachten en brenge hem dan gedurende 2 a 3 minuten in een koud bad, dat eene warmte heeft van 10 a 12 graden Eéaumnr. Men gaat aldus voort totdat hij volkomen genezen is, hetgeen hij deze behandeling voorzeker spoediger dan bij eenige andere het geval zal wezen. Lijdt hij aan slechte spijsvertering, dan vergenoege hij zich des middags met dunne bouillon, zonder eenig vet, wel met rijst, gort of haverpap, enz. Ook mag de bouillon met eidoor geklutst zijn; vervolgens geve men dunne gelei van hertshoorn of kalfspooten, en die er van houdt, zal zich bij het nuttigen van versche oesters en kikvorschen-bouillon zeer wel bevinden. Ook heeft zich het slakkenafkooksel (n0. 80) hier grooten naam verworven. Heeft de zieke evenwel eetlust, dan kan men hem licht verteerbare spijzen toedienen, en hoe meer deze eetlust toeneemt, hoe beter de spijsvertering wordt, des te krachtiger mag dan ook zijn voedsel wezen. Gevogelte wordt in den beginne het best verdragen, later beproeve men kalfs-vleesch en eindelijk rundvleesch. Grebraden vleeschspijzen verdienen boven gekookte do voorkeur, evenwel mogen zij niet met bruine botersaus worden genuttigd. Specerijen en zwaar te verteren spijzen, zoowel als alle warme en verhittende dranken moet men echter vermijden. In den beginne en zoolang er nog koorts aanwezig is, moet de soep en zelfs het vleesch koud genuttigd worden. Gedurende de geheele kuur gebruike men koude melk met wittebrood als ontbijt en avondeten, en koud water als zijn gewonen drank. Gevoelt de lyder in den tusschentijd eene leegte in de maag, dan mag men hem een eidoor in koud water met suiker geven.

Met dit diëet moet overigens te gelijk een doelmatige leefregel gepaard gaan. Goed is het, wanneer de lijder meermalen daags, vooral na den maaltijd, wat uitrust en slaapt, waardoor de spijsvertering ongemeen bevorderd wordt. Voor zeer zwakke lijders is een lange slaap intusschen nooit zeer heilzaam, zij ontwaken daarna alt yd afgematter dan te voren. Daarom is het doelmatiger den zieke nooit zeer lang, maar liever meermalen te laten slapen. Men zorge bovendien voor de stiptste zindelijkheid, voor zuivere, droge lucht, vroolijke gemoedsstemming en aangename indrukken naar gelang de krachten die verdragen.

§ 66. De teringkoorts door gestoorde voeding

en daaruit ontstane algemeene lichaamszwakte. De oorsprong

-ocr page 143-

123

dezer ziekte ligt in gezwellen, verhardingen en andere ontaardingen van de lever, de milt, de maag en de overige inwendige deelen, die het voedingssysteem van het lichaam uitmaken. Zal de koorts wyken, dan moeten de hinderpalen, die de voeding belemmeren, vóór al het andere uit den weg geruimd worden. Maar zoo iets gaat met groote moeilijkheden vergezeld, is langdurig en bezwaarlijk, en zal bij de beperkte kennis van den leek nooit bereikt worden, daar zelfs de pogingen van den arts hier dikwerf schipbreuk lijden. Daarom zullen wi| ook de behandeling van deze koorts met stilzwijgen voorbijgaan.

§ 67. De tweede klasse der sluipende koortsen bevat al diegene, die middellijk of onmiddellijk op een ontstekingachtig prikkelbaren toestand der zenuwen, van het bloed en het inwendige vlies van de maag en de darmen berusten, die derhalve met inwendige geneesmiddelen van welken aard ook niet kunnen en niet mogen behandeld worden, tenzij werkelijk schadelijke stoffen aanwezig zijn, waardoor deze ontstekingachtige prikkeling der verteringswerktuigen gevoed wordt, en die alsdan van boven of van onderen door braak- of afvoermiddelen noodzakelijk moeten verwijderd worden. Het laatste is altijd slechts zelden het geval en komt het meest by slecht behandelde gastrische koortsen voor, waar ten gevolge van verzuimde afdrijving der aanwezige gal, slym of andere vuile stoffen, de ziekte langdurig wordt en eindelijk in eene sluipende koorts ontaardt. Doch de kenteekenen van een zoogenaamden gastrischen toestand (zie § 58 gastrische koortsen) zijn hier in zoo hooge mate be-driegelijk, dat de grootste scherpzinnigheid van een kundig geneesheer er toe vereischt wordt om deze behoorlijk te onderscheiden en juist te beoordeelen; heeft hier eene misvatting plaats, dan wordt het gevaar tot de uiterste grens vermeerderd Daarom veroorlove zich nimmer een leek om hier op goed geluk af een braak- of afvoermiddel toe te dienen, en vooral wachte hij zich daarvoor, wanneer het speeksel van den lijder het blauw lakmoespapier rood kleurt.

§ 68. De sluipende ontstekingskoorts. De eigenlijke oorzaak dezer koorts is gelegen in eene sluipende ontstekingachtige prikkeling van het bloed en openbaart zich in den beginne gewoonlijk onder het masker van hysterie en hypochondrie. Ja, aan zulk eene prikkeling van het bloed lyden dikwerf zulke personen, die men jaren lang van hysterie of hypochondrie heeft verdacht en te vergeefs met alle mogelyke krampstillende, versterkende en oplossende middelen behandeld heeft,

Eeeds in den beginne verraadt zich deze koorts door een wel is waar kleinen, doch versnelden harden pols; by de minste

-ocr page 144-

124

gemoeds- of lichaamsbeweging ontstaat hartklopping en een trillen door het geheele lichaam. Bovendien ontwaren de lijders een bgna bestendig of dikwijls terugkeerend, niet zelden zeer hevig kloppen in den bovenbuik, groote angst en ongerustheid grijpt hen aan, terwijl zij altijd in aanhoudende en gestadige beweging zijn. Hunne nachten brengen zij slapeloos door, of wel schrikwekkende droomen berooven hen van een verkwikkende en heilzame nachtrust. Weldra openbaart zich nu ook zinsbedrog van allen mogelijken aard, vooral hooren zij dikwijls de verschillendste, volstrekt niet aanwezige geluiden, of zij zien vlammen, bliksemlichten, kleuren en wat dies meer zij. Hunne gemoedsstemming is hoogst wispelturig, op toomelooze vreugde volgt eene bijna aan wanhoop grenzende moedeloosheid, ja zelfs voorbijgaande verstandsverbijstering is bij hen geen zeldzaam verschijnsel. Zij klagen over opstijgende hitte, duizeling, hoofdpijn, pijn in de oogen, of over rondtrekkende of hier of daar vastzittende pijnen l)e eetlust ontbreekt dikwijls geheel, of een zeldzame lust bekruipt hen, of eene soort van geeuwhonger, waarmede niet zelden zure oprispingen en branding in de maag gepaard gaan.

Bij nuchtere maag verkeeren die lijders in den besten toestand. Na het nuttigen van spijs verspreidt zich eene hitte over het geheele lichaam, zij ontwaren benauwdheid en drukking in de hartsholte, daarna stinkende zure oprispingen, winderigheid naar boven en beneden, koliekpynen, diarrhee met hardnekkige verstopping afgewisseld, totdat eindelijk in de avonduren de koorts verschijnt, die zich door droge hitte en brandende handpalmen openbaart, waarop alsdan spoedig de krachten afnemen en de vermagering van 't lichaam zichtbaar snelle vorderingen maakt. Verbetert deze toestand niet, dan sterft de lijder door verlies van krachten, of wel de sluipende ontstekingskoorts ontaardt in eene etterkoorts. Deze inwendige veretteringen vormen zich hier niet zelden geheel ongemerkt, en voornamelijk zijn het veretteringen in de lever, die men gedurende het leven volstrekt niet vermoed heeft.

Eene ontstekingachtige prikkeling, die van het ruggemerg uitgaat en vooral zich aan de bloedvaten mededeelt, brengt dezen toestand te weeg, en daarom moet alles, wat een aanhoudende prikkeling van het ruggemerg doet ontstaan, ook de oorzaak eener sluipende ontstekingskoorts kunnen wezen. De hoofdaanleiding bestaat in het volgende: eene bestendig wellustig opgewonden verbeeldingskracht, verliefde zucht met opgewekte, onbevredigde geslachtsdrift, maar ook onmatige bijslaap en vóór alles zelfbevlekking (onanie), in welk geval deze koorts onder de afschuwelijke gedaante der ruggemergtering optreedt; — verder plotseling onderdrukt huiduitslag, b. v. pukkels, schurft, vurige puisten; oude zweren, die spoedig geheeld zijn, fontanellen; on-

-ocr page 145-

125

derdrukte hebbelijke bloedvloeiingen, b. v. aanbeien; onderdrnkt zweet aan de voeten, aanhoudend gebruik van sterken drank (dronkaards van beroep worden doorgaans ten laatste door eene sluipende koorts aangetast, die ben langzaam ondermijnt); een lang voortgezet gebruik van sterke verhittende purgeermiddelen, b. v. aloë; langzame vergiftiging door kwikzilver, lood, rattekruid en koper. Een der meest gewone oorzaken evenwel is een rheu-matisch lijden van het ruggemerg. Niet altijd bereiken hier de ziekteverschijnselen eene zoodanige hoogte, dat de sluipende koorts zich geheel ontwikkelt, maar zij verdwijnen bij gunstige uitwendige invloeden dikwijls van zeiven, ook dan nog, wanneer zij aan eene gewone geneeskundige behandeling langen tijd weerstand hebben geboden. Dikwijls geschiedt dit voor altijd en de herstelde geniet dan voortdurend eene goede gezondheid ; dikwerf evenwel keerèn de aandoeningen bij de geringste oorzaak weer terug en de ongelukkigen worden dan niet zelden, ja zelfs door hun eigen geneesheer voor ingebeelde zieken gehouden Grroote schnld aan dergelijke instortingen dragen wel is waar de lijders zeiven, want de zoogenaamde hysterische vrouwen zijn gewoonlijk zeer zorgeloos en slaan bijna volstrekt geen acht op de hier zoo heilzame hygiënische voorschriften, of alleen zoolang als hevige aandoeningen de overhand hebben, terwijl zij die geheel en al laten varen, zoodra zij slechts eenige verlichting gevoelen. Mannen, Lij wie de ziekte dikwijls onder het masker van hypochondrie optreedt, bederven alles daardoor, dat zij, alhoewel voor hunne gezondheid angstig bezorgd, hun eenig vertrouwen in de medicijn-flesschen stellen, maar daarbij de noodzakelijke voorzichtigheid in hunne levenswijze, zoodra deze niet met hunne neigingen strookt, geheel uit het oog verliezen.

Eene andere oorzaak van het zoo dikwerf verdwijnen en te-rugkeeren dezer ziekteverschijnselen is daarin gelegen, dat de kwaal zeer dikwijls van rheumatische natuur is en vandaar, wanneer zij geen hoogen graad bereikt heeft, bij gunstig, droog weder verdwijnt, maar bij koude, vochtige lucht altijd weer te voorschijn komt.

Laat eene dergelijke sluipende ontstekingskoorts om het even uit welke oorzaak ontstaan, de gevoeligheid van de ruggegraat, die daarbij dikwijls wordt aangetroffen, zal ons weldra overtuigen, dat wij hier met eene ontstekingachtige prikkeling van het ruggemerg te doen hebben. Maar hoe dringend noodzakelijk de verwijdering van dezen ontstekingstoestand ook wezen moge, zij is niet voldoende, wanneer te gelijker tijd de oorzaak zelve dezer prikkeling niet uit het lichaam wordt weggenomen. Het naar binnen geslagen huiduitslag, het onderdrukt zweet aan de voeten, de gesloten aanbeien moeten weder te voorschijn worden

-ocr page 146-

126

geroepen, het lichaam van kwik enz. gezuiverd en de achtergebleven sporen van koorts verwijderd worden. Om dit doel te hereiken vervoege men zich tot een ervaren geneesheer; geneeskundige halfweterij en kwakzalver^ richten onnoemelijke schade aan, en ecne zelfgenezing zou hier het laatste middel moeten zijn, dat overblijft.

Daar alleen, waar den lijder, die van eene degelijke geneeskundige verpleging verstoken is, geen ander middel overschiet, dan met zich zeiven te rade te gaan, handelde hij als volgt: vooraf moet hij de prikkeling van de rugwervelbeenderen, volgens de verder hier achter in de verhandeling over ruggemerg-ontsteking aangeduide wijzen, verwijderen. Hier zal het altijd raadzamer zgn een etterverband iu plaats van de spaanschevliegpleister aan te wenden en dit eerst na volkomen genezing weg te nemen. Tot inwendig gebruik neme hij aanvankelijk 3maal, na eenigen tijd 4 a 5maal daags 40 a 50 droppels van het middel in n0. 81, voorgeschreven. Daar, waar de omstandigheden het slechts eenigs-zins veroorloven, mag een dagelijksch lauwwarm melkbad (n0. 82) niet ontbreken, want dit werkt doorgaans hier nog heilzamer dan alle inwendige geneesmiddelen Is de vruchtentijd aangebroken, dan kan men alle artsenij ontberen en in plaats daarvan aardbeziën, kersen, of wat het beste is, druiven als geneesmiddel nemen. Men gebruike daarvan dagelijks zooveel als de maag kan verdragen, doch in kleine portiën toegediend. Men begint daarmede reeds des morgens en herhaalt het gebruik alle 3 a 4 uren. Heeft de sluipende ontstekingstoestand zich reeds zeer duidelijk ontwikkeld, dan moet de lijder zijne maaltijden tot waterkost, lichte meelspijzen, jonge groenten, gekookte vruchten met wittebrood bepalen. Is de koorts nog niet volmaakt tot rijpheid gekomen, of wederom verdwenen, dan is dunne bouillon voor het middagmaal geoorloofd; het vleeseh zelf moet echter evenals alle warme dranken worden vermeden. Als drank is alleen verseh water geoorloofd, dat dagelijks in zoo groote hoeveelheid moet gedronken worden, als de maag slechts kan verdragen.

De hier aangeduide behandeling kan slechts dan in praktik worden gebracht, wanneer de ziekte nog geen zeer hoogen graad heeft bereikt. Waar evenwel het levensbehoud slechts van een spoedig bedwang der meer en meer om zich heengrypende tering afhangt, vindt men nog zgn eenig heil in het geregeld gebruik van melk en room. Reeds werd menig lijder, die met de uiterste gestrengheid en onwankelbare standvastigheid dit middel te baat nam, daardoor van een wissen dood gered. Velen reeds, die vruchteloos met zoogenaamde zenuw- en maagversterkende arteenyen, aromatische baden, spiriteuza inwrijvingen behandeld werden, die ondanks krachtige soepen, wildbraad, en waar bra-

-ocr page 147-

127

king zich voordeed, met bouillon-lavementen werden geholpen, en niettemin meer en meer verzwakten, zyn door een uitsluitend gehruik van melk of wei volkomen weer hersteld.

De kunr op zich zelve is zeer eenvoudig en bestaat enkel en alleen daarin, dat de lijder melk of wei gebruikt zonder bepaalde maat, zooveel h'j slechts verlangd, maar ook volstrekt geen andere spijs nuttigt. Eerst in 't verloop der kuur wordt het den lijder toegestaan des morgens en des middags een klein wittebroodje te eten, van al het overige evenwel moet hi) zich streng onthouden. Hij verzuime echter niet zich standvastig 6, 8 a 10 weken bij dit middel te houden, omdat alleen daarvan de goede uitslag afhangt. De keuze tusschen melk- of weikuur laat zich naar den graad van snelheid bepalen, waarmede de zieke wegteert, vervolgens naar den eetlust, de hevigheid van den dorst, en al of niet aanwezige braking. — Bij een zeer snel verloop der tering, en ook waar zij langzame vorderingen maakt; doch weinig eetlust, of geringe, of geheel geen dorst aanwezig is, en de zieken het genuttigde weder uitbraken, moet altgd de melk wegens hare voedende zelfstandigheid gekozen worden. Goed is het, wanneer men die zoo mogelijk versch gemolken kan verkrygen.

Openbaart zich evenwel by langzaam vorderende tering opgewekte eetlust of sterke dorst, dan geeft men aan de wei de voorkeur, waarvan de zieken somwijlen ongeveer 3j kan in 24 uren gebruiken, eene hoeveelheid, die in melk genomen, niet licht wordt verteerd. Waar deze aangeduide ziektetoestanden niet duidelijk aanwezig zijn, blijft de keuze tusschen melk of wei den zieke overgelaten.

Ten onrechte voorzeker beweren sommigen, dat men een zieke, die nog geen melk gebruikt heeft, nooit de melk als uitsluitend voedsel mag geven, zonder vooraf te onderzoeken of hij ze ook kan verdragen, daar het toch een erkend feit is, dat zelfs de tegenzin der dronkaards in melk en een zekere eigenaardige afkeer, dien vele personen daarvan hebben, alleen door het voortdurend gebruik van melk, als enkel voedingsmiddel, kan overwonnen worden. quot;Wel is waar neemt in de eerste 8 a 44 dagen het gevoel van zwakte en zelfs de vermagering toe, by die lyders, die voor den aanvang der melkkuur óf door hunnen ziektetoestand zeiven, óf door de geneeskundige behandeling aan eene min of meer aanhoudende prikkeling waren blootgesteld. Doch dit is slechts het gevolg van de ontbrekende prikkeling en bedarende kracht van dit zacht diëet en het nagelaten gebruik der gewone zoo nadeelig prikkelende artsenyen, omdat daardoor zichtbaar, wanneer ook slechts van lieverlede, de krachten weer worden opgewekt, de vermagering ophoudt en de voeding zich duidelijk openbaart.

-ocr page 148-

128

Op te merken valt nog, dat somwijlen gedurende het verloop der kuur na eene ingetreden storing der spijsvertering eene derdendaagsohe wisselkoorts zich openbaart, doch dit kan, wat het melkgebruik betreft, zonder eenig gevaar buiten aanmerking big ven; eene geringe hoeveelheid quinine (zie n0. 70) verwijdert de koorts zonder eenig bezwaar.

Wat den duur der behandeling aangaat, zoo laat zich slechts met zekerheid bepalen, dat de langzame overgang tot een ander diëet niet eerder mag worden toegestaan, dan nadat het volkomen herstel van den zieke is aangevangen. Dit heeft zelden vóór het verloop van 8 weken plaats en in sommige gevallen kunnen 4 a 5 maanden daarmede verloopen.

§ 69. De verzwakkingskoorts van bejaarde lieden Deze koorts, die wel is waar met groote verzwakking gepaard gaat, behoort niettemin tot de klasse der sluipende ontstekingskoortsen, en het strekt den lijders slechts tot verderf, wanneer men door den schijn bewogen, ook er toe overgaat om tegen deze koorts versterkingsmiddelen toe te dienen. Ik spreek er ook slechts van in het belang van de lijders, welke, ongelukkig genoeg, in de handen van kwakzalvers mochten vallen, die van zulk een toestand doorgaans geen begrip hebben; zij wachten zich van zulke geneesheeren versterkingsmiddelen aan te nemen, en zullen veel beter doen, wanneer zij liever den weg inslaan, dien ik hun hier zal aanwijzen.

Deze koorts, die verreweg meer vrouwen dan mannen aantast, begint met eene bijzondere loomheid, de zieken worstelen den geheelen dag met den slaap, 's nachts evenwel slapen zij minder en onrustig Hiermede gaat een gevoel van groote verzwakking, het hoofdkenteeken der ziekte vergezeld; de lijders liggen voortdurend (3 a 4 weken lang) te bed, zijn zelfs te traag om te spreken, zoodat zij uren lang onbewegelijk liggen. Van lieverlede verschijnt nu dagelijks eene koorts, die des avonds heviger wordt. Gedurende deze koortsaanvallen wordt het aangezicht van den lijder, dat anders bleek is, donkerrood, zijne oogen glinsteren, hij wordt onrustig, beweegt zich ongestadig, wordt spraakzaam, ijlt stil in zich gekeerd en klaagt dikwijls over angst. Xa quot;—3 uren keert de vorige verzwakking weer terug. Hierbij openbaart zich tijdens de koorts en ook wannesr zij uitblijft hoofdpijn, duizeligheid, drukking in den hartkuil, braking of alleen poging daartoe en misselijkheid. Gewoonlijk komt hierbij nog een prikkelende hoest. De huid is zeer droog, de voetzolen en de handpalmen zgn gloeiend heet. In de eerete 14 dagen is de tong wit of geel beslagen; alsdan krijgt zij eene eigenaardvj roode kleur en wordt ten laatste droog en vol kloofjes. De eetlust is in den regel geheel verdwenen, slechts somwijlen wordt

-ocr page 149-

129

de zieke belust op gezouten, gekruide spijzen, sterken drank, enz. De urine is schaarsch en de stoelgang hardnekkig verstopt, slechts zelden openbaart zich diarrhee of bloedvloeiing. Hardlijvigheid, eigenaardige roodheid der tong en de groote verzwakking zijn de hoofdkenteekenen dezer ziekte.

Eenteekenen eener te verwachten genezing zyn; vochtig worden der droge tong, verminderde dorst, rustige verkwikkende slaap, afwezigheid van drukking in den hartkuil, wegblijven der misselijkheid en een witachtig bezinksel in de urine. Ver-toonen zich deze gunstige teekenen niet, dan neemt de ziekte een treurigen afloop.

Een zeer streng diëet is Lier de hoofdzaak, en vandaar, dat men niets dan melk en lijmige, melige watersoepen moet toedienen. De geringste misslag in den leefregel brengt bijna onvermijdelijk de gevaarlijkste verergering en nieuwe instorting der kwaal te weeg. Als drank geve men koud water, terwijl rust, zindelykheid en versohe lucht de hoofdvereischten bij de behandeling dezer koorts zijn. Is de drukking en pijn in den hartkuil aanmerkelijk, dan moeten 6 a 10 bloedzuigers gezet, doch het gebruik daarvan niet herhaald worden Als inwendig geneesmiddel geeft men de mixtuur n0. 59, doch slechts alle 2 uren een eetlepel. Tegen hardlijvigheid zet men dagelijks eenige zacht buikopenende lavementen (nü. 56 of 57). Lauwwarme baden doen uitmuntende diensten, even als warme papomslagen op den onderbuik.

§ 70 3. De typheuse sluipende koorts Deze koorts heeft in menigerlei opzicht overeenkomst met den onderbuiks-typhus (zie § 56), mei dit onderscheid, dat de laatste eene heete •■n deze eene sluipende langdurige koorts is. Even als by alle koortsen dezer laatste soort, duurt het bij zeer gestoorden gezondheidstoestand nog verscheidene weken, alvorens de lijders bedlegerig worden. Ook hier is reeds langen tijd vooraf bunn.i gemoedsstemming gestoord, de krachten nemen af, slechte spijsvertering, drukking in den hartkuil, misselijkheid, zure hoedanigheid van het speeksel gaan het uitbreken der koorts even langen tyd vooraf, als by de verzwakkingskoorts der oude lieden, en als in het algemeen bij iedere andere sluipende ontstekingskoorts. Heeft zich echter de koorts zelve eenmaal geopenbaard, dan verminderen de krachten op verbazende wyze; daarby komt een prikkelende hoest, eene heen en weer trekkende pijn, en weldra volgt óf een verdoofde slaapachtige toestand, óf de zieken worden door volslagen slapeloosheid gekweld. Zij worden nu onverschillig jegens alles, verlangen volstrekt niets meer, zelfs geen drinken. Na voorafgaande benaauwdheid

9

-ocr page 150-

130

breekt dan dikwijls een uitslag uit van purpervlekken, of er vertoonen zich pukkels, de laatste echter in gering aantal en niet duidelijk gekenmerkt, of wel er komen putten te voorschijn. Zoo duurt de toestand drie weken, eene maand, vijftig dagen of nog langer. Bij eene gelukkige wending verminderen de ziekteverschijnselen van lieverlede, nooit volgt eene spoedige crisis. Zoodra echter de lijders aan de dekens plukken, in de lucht rondtasten, wanneer de ledematen koud worden, en de stem verdooft, dan bestaat er weinig hoop meer op redding.

Somwijlen ontstaat deze sluipende typheuse koorts door aansteking; doorgaans echter ligt de oorzaak in eene eigenaardige weersgesteldheid. Zij heerscht voornamelijk in lage moerasachtige streken, in steden, en gedurende het najaar, wanneer dit warm en vochtig is. Zy tast voornamelijk jonge lieden ten tg de hunner geslachtsontwikkeling aan, wanneer zij onder streng toezicht gehouden worden, veel zitten, aanhoudend studeeren en zich aan zelfbevlekking overgeven. Slecht voedsel en bedorven lucht zgn ook niet zelden oorzaken dezer ziekte.

Behandeling. De hygiënische voorschriften zyn ook hier de hoofdzaak, en men verkeert in eene groote dwaling, wanneer men meent deze koorts met een leger van medicy nfleschj es te kunnen bestrijden. Men zorge eerst voor een ruim en luchtig vertrek. Niets is hier schadelyker dan eene enge kamer, want koude versche lucht is hier een eerste vereischte en koude is minder nadeelig dan warmte. Wanneer de lijder in de hitte der koorts ligt, de huid brandend is, het aangezicht gloeit, de oogen glinsteren en hy in een beginnenden slaperigen toestand verkeert, dan wassche men hem alle 2 a 3 uren met koud water en azyn, tot zoolang, dat deze verschynselen achterwege blyven, of, wat niet zelden plaats heeft, totdat een licht zweet uitbreekt. Pukkels beletten deze wassching niet, doch wel ca-tarrhale aandoeningen, die hier meermalen aanwezig zijn. Overigens gaat men hier evenzoo te werk als by de tweede soort dezer sluipende ontstekingskoortsen is aangewezen, met dit onderscheid, dat men de mixtuur n\ 27 toedient. By genezing moet ook hier de overgang tot een krachtiger voedsel met de meeste voorzichtigheid geschieden.

§ 71. 4. De etterkoorts. Zy gelijkt volkomen op de sluipende ontstekingskoorts, doch kenmerkt zich door meerdere warmte en verhitting; ook neemt zy na den maaltyd meer toe in kracht dan gene, de handen branden heviger, terwijl de wangen buitengewooon gloeien. Het morgenzweet wordt weldra zeer overvloedig en de neiging tot ontbinding der sappen is grooter dan by andere sluipkoortsen. Hierby komen de kenteekenen

-ocr page 151-

131

eener in- of uitwendige verettering, -waarmede deze koorts telkens gepaard gaat en waardoor zij veroorzaakt -wordt. Haar uitbreken wordt door eene sterke koortsrilling aangeduid.

Getemperd wordt slechts deze koorts, wanneer men ze als iedere andere sluipende ontstekingskoorts behandelt; genezen kan zij echter dan eerst, wanneer men in staat is de ettervorming geheel en al te keer te gaan. De wijze, waarop eene zoodanige uitkomst wordt verkregen, voor zooverre namely k een leek zich daarmede kan bemoeien, zal bij de behandeling der uitterende ziekten uiteengezet worden.

§ 72. 5. De sluipende koorts, die tot het bederf der sappen medewerkt Deze koorts vergezelt de jicht, de venuskwaal, de klierziekte en andere, waarvan de oorzaken in een eigenaardig bederf der sappen zgn gelegen. De kuur bestaat in de behandeling der oorzaak van de ziekte, maar toch zal de bereids aangeduide melk- of weikuur zeer dikwijls vooraf in praktijk gebracht moeten worden, om de geheel gestoorde voeding weder op te wekken.

9*

-ocr page 152-

VIERDE AFDEELING.

VAN DE ONTSTEKINGrEN.

§ 73. Wanneer in deze afdeeling ook al enkele belangrijke ontstekingen van het menschelijk lichaam zullen behandeld -worden, zoo kan de lezer toch niet verwachten eene uitvoerige beschrijving van haar geheel verloop en van de geneesmiddelen te harer bestrijding daarin te zullen aantrefifen. De gedaante dezer ziekte is te afwisselend, haar verband met andere ziektetoestanden van het lichaam te menigvuldig, dan dat het mogelijk zou wezen haar beeld met al hare eigenaardige bijzonderheden in korte tretken voldoende te schetsen. Grooter nog zyn de bezwaren bij de aanwijzing der behandeling, vermits het onmogelijk is, alle omstandigheden, die hier in aanmerking moeten worden genomen en den geneesheer tot leiddraad strekken, beknopt en verstaanbaar voor den leek te ontwikkelen. Slechts de algemeene karakteristieke kenteekenen van iedere belangrijke ontsteking zullen zoo duidelijk mogelijk worden aangewezen, opdat men die bytijds kunne onderscheiden om alsdan onverwijld geneeskundige hulp te kunnen inroepen. De vereischte en aangeduide behandeling heeft grootendeels slechts betrekking rp den tijd eener beginnende onsteking. opdat, wanneer geneeskundige hulp niet terstond mocht erlangd worden, de hier zoo kostbare tijd niet geheel nutteloos verloren ga. Bij het groote gevaar, waarin bij iedere aanmerkelijke inwendige ontsteking het leven van den lijder verkeert, waar dikwijls reeds een tijdverzuim van eenige uren, eene misvatting in de keuze der middelen, en een niet behoorlijk in acht genomen maat in de kracht van aangrijpen der ziekte, hetzij te groote of te geringe, een on-gelukkigen uitslag kan ten gevolge hebben, zal geen man van geweten zich als leek met de behandeling van een zoo gevaarleken en hoogst twijfelachtigen toestand willen bezig houden.

In geenen ziektevorm is ook de anders zoo krachtige hulp der natuur, waarop uitsluitend het resultaat der homoeopathen berust, minder te vertrouwen dan juist hier. In zware gevallen kan slechts een spoedig en krachtig ingrijpend handelen het zoo zeer bedreigde leven alleen nog redden. Daarom moet ook iedere vertraging van spoedig aangebrachte hulp des geneesheers

-ocr page 153-

133

als een onvergeeflijke misslag aangemerkt worden. Dubbel misdadig echter is bet bij zulk een gevaar den door duizendjarige ondervinding gebeiligden weg van het gezond verstand te verlaten om zich op goed geluk in de armen eener nieuwmodische dwaasheid te werpen en zijn heil in homceopatisobe artsenij-koekjes te zoeken Die biertoe neiging mocht gevoelen, zal wel doen, zgn geweten vooraf te raadplegen, dat hem, bij eene proef,

die het gezond verstand schande aandoet, voortdurend het scherp verwijt zal toevoegen, van een menschenleven roekeloos op het spel gezet te hebben.

In bet algemeen houde men in het oog, dat de wezenlijke verschijnselen van ontsteking bestaan in hitte, pijn, toeneming in omvang van het ontstoken deel door den versterkten aandrang van bloed, betwelk van zijne natuurlijke hoedanigheid is ontaard, stoornis der levensfunctiën en, bij eene zekere uitbreiding der ontsteking, aandoening van het gansche lichaam, welke zich door eene by komende koorts openbaart. — Het verloop der ontsteking bestaat in vertakking, uitzweeten, ettering, verharding en koud vuur.

1 I

§ 74. HersenontstGking Kenteehenen: aanhoudend ijlen of geheele verdooving of ook wel beide te gelijk, met koorts en verschijnselen van bloedopbooping in de hersenen, rood opgezet gelaat, roode oogen, gloeiend hoofd en voorhoofd, kloppen der halsaderen en herhaald tasten van den lijder naar het hoofd duidt hersenontsteking aan. Zij kan even dikwijls als eene geheel afzonderlijke ziekte en ook in verbinding met andere koortsen, ontstekingen, huiduitslag (roodvonk, mazelen, ehz.) optreden.

Men verlieze niet uit het oog, dat slechts aanhoudende onafgebrokens ijlhoofdigheid, of de aanhoudende zware verdooving een zeker kenteeken is van hersenontsteking. — Worden deze beide ver-schijnselen slechts in 't voorbijgaan waargenomen, dan berusten zij op eene eenvoudige hersenprikkeling, zooals b. v. in kwaadaardige koortsen, waar de ontstekingachtige hoedanigheid van het inwendig darmvlies als een prikkel op de hersenen werkt.

Hoofdpijn is niet altijd aanwezig Waar zij zich evenwel open-haart, is zij buitengewoon hevig, dikwijls over het geheele hoofd verspreid, of zij tast daarvan slechts enkele deelen, het voorhoofd, den schedel of het achterhoofd, aan. Waar zij aanwezig is, vormt zij dikwerf het hoofdverschy nsel der ziekte, zoodat de woedende pijn den lijder bijna wanhopig maakt. Daarby klaagt hij over suisen en tuiten in de ooren, of wel zijn gehoor is ongemeen scherp; hg schuwt het licht, ziet kleuren van den regenboog, en wordt door benauwdheid, duizeling en kramp in de oogleden aangegrepen. Deze toestand houdt in hevigheid, en

i

I

i

■|

-ocr page 154-

134

met bestendige slapeloosheid gepaard, verschillende dagen aan, terwijl doorgaans geene sporen van verstandsverbijstering worden waargenomen. Eindelijk openbaren zich peeshnppeling, het gehoor en het gezicht verzwakken, het spreken valt moeilijk, een koud kleverig zweet breekt uit, het gevoel is geheel verdoofd en nu volgt verlamming.

De hersenontsteking, waarbij het ijlen het hoofdverschgnsel der ziekte is, ontstaat geheel als de voorafgaande koorts. Spoedig echter volgen de gedachten met snelle afwisseling elkander op, aanvankelijk honden de lijders zich nog met onderwerpen bezig, waarmede zij zich kort voor hunne ziekte bemoeiden; doch weldra openbaart zich een volslagen omkeer in hunne ge-heele gemoedsstemming; de anders zachtaardige zieke wordt heftig en opvliegend; wat hem vroeger nauw aan 't hart lag, wordt hem onverschillig. Zijn aangezicht wordt opgezet, zijn gelaat drukt toorn uit, de oogen beginnen uit te puilen, zijn verwilderd en glinsteren, terwijl hij op de omstanders spuwt. Na een korten slaap begint hij op de tanden te knarsen en in de dekens te plukken, hij wordt door krampachtige zenuwtrekkingen aangegrepen, wentelt zich onophoudelijh heen en weder in het bed, totdat de volslagen slapeloosheid den ylenden toestand veroorzaakt. Het ijlen duurt met onafgebroken woede voort, de lijder is nauwelijks in toom te houden, kwetst zich zeiven en anderen, die hij slechts zelden herkent, en de ziekte eindigt aldus óf met den dood, óf met genezing.

De hersenontsteking met slaapzuchtige verdooving tast veelal oude lieden aan en vergezelt de hersenschuddingen. De ziekte begint met diep ademhalen, met eene heesche holle stem en met hoofdpijn. Deze verschijnselen houden aan terwijl de zieke in de hevigste koorts ligt, totdat hg eindelijk na een of twee dagen in eene zware verdooving of slaapzucht vervalt, waarin hij binnensmonds prevelt en bestendig iets schijnt te kauwen. Dikwijls snorkt hij, tast met de handen in het rond, frommelt het beddegoed ineen en grijpt bestendig naar het hoofd. De oogen zijn rood en de tanden met een zwart slijm bedekt.

Oorzaken, Eene hersenontsteking ontstaat door diep nadenken, hevige gemoedsbewegingen, vooral door gramschap, te leur gestelde verwachting, schrik, jaloezie, huiselijk verdriet, inzonderheid wanneer men, om zijn leed te verstrooien, zich aan het gebruik van sterken drank overgeeft. De dronkenschap, vooral door punsch, onderdrukte maandstonden, verstopte kraamzuive-ring of plotselinge opstopping van diarrhee door opium, hersenschuddingen en verwondingen aan het hoofd, het vatten van koude brengen hersenontstekingen te weeg. De zonnesteek (vooral wanneer men in het warme jaargetijde blootshoofds in

-ocr page 155-

135

de zon slaapt, veroorzaakt dikwijls zoo plotseling eene kersen ontsteking, dat de lyder reeds volslagen ijlende uit dezen slaap ontwaakt); verschillende ziekten, als typkeuse en rkeumatiscke koortsen, de roos, het roodvonk, de mazelen en pokken, de jickt, oor- en oogontstekingen, wormen en vuile stoffen in de eerste wegen kunnen de aanleidende oorzaak dezer ziekte wezen. De kinderlijke leeftijd vooral is voor hersenontsteking zeer vatbaar.

Leefwijze gedurende eene hersenontsteking. Vooreerst zorge men, dat de grootste rust en de diepste stilte om den lijder heersehe; men verwijdere uit zijne omgeving alles wat de zinnen prikkelt, zooals schilderijen en eene rustverstorende beweging, alle praatzieke personen. Eene zeer vroolijke kamer is nadeelig, zij moet min of meer donker wezen, dook te groote duisternis verwekt dikwijls zware melancholie. — De tegenwoordigheid van een vriend, van een door den zieke bemind persoon is geoorloofd, want zeer dikwgls wordt de lijder daardoor buitengewoon bedaard. Men moet den zieke zoo lijdzaam en toegeeflijk behandelen als eenigszins mogelijk is, omdat tegenspraak zijn gemoed opwindt en de ziekte verergert. Men moet derhalve nooit rechtstreeks zijn verzoek afelaan, maar trachten hem met beloften, schoone woorden en uitvluchten te paaien. Verkieslijker is het zelfs en het zal hem voorzeker minder nadeel berokkenen, als men hem iets bewilligt van datgene, waarop hij hardnekkig aandringt, wanneer het ook al voor zijn toestand niet passend is, dan hem door weigering hevig op te winden en in drift te ontsteken ; in één woord, men stelle alles in het werk, om hem in de grootste kalmte te houden en bij de minste drift hem terstond weder tot bedaren te brengen. Niels is doeltreffender, dan wanneer men den zieke kan doen slapen, en dat gelukt zeer dikwijls door een eentoonig, zacht, lang voortgezet geruisch, b. v. door het eentoonig getik eener pendule of het droppelsgewijze vallen van water in een bekken, enz.

Bovendien koude men den lijder en vooral zijn hoofd altijd koel. Is de ziekte slechts eenigszins van ernstigen aard, dan moet zijn hoofdhaar terstond afgeschoren worden en nimmer mag men het hoofd bedekken. Eene rechte houding van dit lichaamsdeel is de beste en hierop moet vooral gelet worden. De lijder mag niets gebruiken dan hoogstens eenige kopjes afgekoeld gerstewater met een weinig citroen- of aalbessensap, terwijl even als big de ontstekingskoorts een streng diëet moet worden in acht genomen.

Behandeling. Deze moet altijd een aanvang nemen met eene krachtige aderlating, die men niet lang mag uitstellen. Wanneer de zieke aan zeer hevige hoofdpijn lijdt, heeft eene aderlating aan den voet altijd eene bedarende uitwerking ten gevolge,

-ocr page 156-

136

anders moet daarvoor altijd de arm gekozen worden. Na de aderlating zette men by volwassenen 20 bloedzuigers aan de slapen, achter de ooren en in den nek, terwijl het zeer heilzaam is, wanneer men eenige in den neus zeiven laat zuigen. De bloedige koppen op beide zijden van de ruggegraat aangebracht, hebben een zeer goede uitwerking. By lijders, die met aanbeien geplaagd zijn, en by kraamvrouwen zette men ook bloedzuigers aan den aars. Ontstaat, zooals het somwylen plaats heeft, eene vrijwillige neusbloeding of andere bloedvloeiing, zoo mag men deze in geen geval tegengaan, maar zij moet op alle mogelyke wijze, vooral door omslagen van warm water, bevorderd worden.

Na de bloedaftappingen zijn verkoelende middelen op het hoofd een eerste vereischte, omdat deze alleen dikwijls nog in staat zijn het leven van den lijder te behouden. In den regel bezigt men hierbij de ijsblazen; men vult namelijk eene runder-blaas, die inwendig met olie gesmeerd is, tot op de helft met gestampt ijs, legt deze op het geschoren hoofd, terwijl men deze bewerking zoo dikwijls herhaalt als de hevigheid der toevallen het gebiedt en de ziekte het toelaat. Bijna altyd is het gevoel, dat door het ijs veroorzaakt wordt, den lijder zoo hoogst aangenaam, dat zelfs de hevig ijlende zieken deze blazen met beide handen vast op het hoofd drukken. Wordt hun evenwel het ijs lastig en onaangenaam, dan is het ook tyd de blaas weg te nemen. Is er geen ijs te bekomen, dan moet men in plaats daarvan de omslagen aanwenden, die in n0. 84 worden aangewezen, deze dikwerf hernieuwen en daarmede aanhoudend voortgaan. Omslagen van enkel koud water kunnen dan alleen met vrucht worden aangewend, wanneer zij terstond verwisseld worden, zoodra men er eenige warmte aan bespeurt-

Van groot belang zijn hier de afvoermiddelen en wel vooral de verkoelende lavementen (zie n0. 43), verkoelende (zie nquot;. 22) en krachtig werkende (zie n0. 85), lauwwarme voet- en hand-baden, en by mannen koude omslagen om de geslachtsdeelen, waardoor het hevigste ijlen spoedig bedaart.

Des avonds legge men een grooten mosterdomslag aan de dyen en kuiten, die de koortshitte matigt, den bloedaandrang naar het hoofd vermindert en daarom volstrekt noodzakelijk is.

Voor inwendig gebruik geeft men salpeter (zie n0. 86) of men mengt dien geheel eenvoudig onder den drank in dier voege, dat ongeveer 2 drachmen daarvan binnen 24 uren worden ingenomen.

Dit is de behandeling, welke men by het eerste optreden der ziekte moet toepassen; in het verder verloop wordt zy by eene ontsteking, die met zooveel levensgevaar vergezeld gaat, te moeilijk om ze hier breedvoerig uiteen te zetten, daar genees-

-ocr page 157-

137

kundige hulp hier bovendien volstrekt noodzakelijk is. Voor het overige lette men zorgvuldig op alles, wat uitwendig een gunstigen invloed op het hoofd kan te weeg brengen, als: het afwenden van het licht, eene rechte houding, koele lucht, enz.), vooral echter op de gesteldheid van den geest, omdat eene verstandige verpleging hier dikwijls meer kan uitrichten dan alle medicijnen.

§ 75. De zuiperswaanzin of het zoogenaamd delirium tremens moet insgelijks onder de ontstekingstoestanden der hersenen gerangschikt worden. Deze ziekte is een gevolg van 't misbruik van sterken drank, vooral van jenever, en tast den dronkaard gewoonlijk na een nachtbraken aan, weshalve hij in den regel hiervan verschoond blijft, wanneer hij slechts ongestoord zyne nachtrust kan genieten De volgende verschijnselen kenmerken het delirium tremens: Door het voldoen eener teu-gellooze neiging naar sterken drank verkregen deze lieden een eigenaardig opgezet uitzicht; zij worden stompzinnig en mismoedig, beven vooral in de morgenuren over geheel hun lichaam, terwgl zij eenen kwaden adem hebben en door misselijkheid en braking worden gekweld. Daarbij komt slapeloosheid met hevige bewegingen en herhaald opspringen in het bed. Van lieverlede verergert deze toestand, de lijder waant spinnen, muizen, kreeften, kevers of andere kleine dieren om hem te zien kruipen, daarbij grijpt hem eene sterke beving aan handen en voeten aan, vanwaar de ziekte haren naam van delirium tremens heeft ontleend. Alleen bekwame geneeskundige hulp kan hier het zoo bedreigde leven redden. Kan men deze niet spoedig ontbieden, zoo bereide men ysomslagen en geven den lijder 4 grein braakwijnsteen in 4 onsen gedistilleerd water opgelost, waarvan hij alle 2 uren een vollen eetlepel moet innemen. Da-gelijks wordt de braakwijnsteen met 2 grein vermeerderd, en wanneer het zoo ver komt, dat de zieke over walging klaagt en begint te braken, dan blijft de slapeloosheid en het ijlen achterwege en hij is voor zoolang genezen, totdat hij zich opnieuw aan het misbruik van sterken drank overgeeft.

De neiging tot sterken drank zelve moet als eene door kwade gewoonte veroorzaakte ziekte worden beschouwd, die hare kiem heeft in een gebrekkigen toestand der verteringsorganen, wier overprikkeling het aanhoudend gebruik van geestrijk vocht als eene instinctmatige noodzakelijkheid gebiedt. Daarom kan de dronkenschap, zelfs met den besten en ernstigen wil van den zieke alleen, niet bedwongen worden, zoolang hare in het lichaam aanwezige oorzaak niet geheel en al wordt weggenomen. Dit gelukt evenwel in de meeste gevallen door de methode van Dr.

-ocr page 158-

138

v. BrüU, zoodra de lijder het slechts eenigszins inziet, dat zijn hartstocht eene ziekte is, en hg zelf zijne genezing wenscht; vele reeds in den diepsten afgrond gestorte huisvaders zijn daardoor aan hunne betrekkingen wedergegeven.

De geneeswijze is zeer eenvoudig en hestaat daarin, dat men uit het extract van den rooden gentiaanwortel met eenig kal-moeswortelpoeder vermengd eenige pillen laat bereiden, die het gewicht hebben van 3 grein en waarvan de lyder dagelijks 4maal 5 pillen moet gebruiken. Van dit middel moet hg bovendien 1} drachme met veel water gemengd dagelijks als drank innemen.

Deze kuur is in de meeste gevallen voldoende om in het ge-hsele lichaamsgestel van den dronkaard eene heilzame en zeer klaarblijkelijke verandering te weeg te brengen, en hem een afkeer van den jenever in te boezemen. Slechts dan, wanneer de verwoestende uitwerkselen der dronkenschap bijzonder scherp geteekend zijn en zich reeds een algemeen waterzuchtige toestand begint te openbaren, moet by iedere pil J, ^ en later } grein ijzervitriool gevoegd worden. Ook heeft in sommige gevallen de walgingverwekkende kuur als een voortreffelijk middel tegen de neiging tot sterken drank gewerkt. Zij bestaat daarin, dat men den zieke, op wien men een waakzaam oog moet houden, alle spijs en drank met jenever vermengd of in jenever gekookt toedient; en om deze geneeswijze meer kracht bij te zetten kan men hem alle 2 uren een eetlepel van braakwynsteen (zie n0. 40) laten innemen.

Ontbreekt het den lijder aan den vasten wil om van zijne ziekte te worden genezen, dan kan men niet alleen voor herhaalde aanvallen van delirium tremens, maar ook voor andere ziekten beducht wezen, waarvan de dood doorgaans het onvermijdelijk gevolg is. Er openbaart zich dikwijls een aanval van beroerte, die meestal eindigt met doodelijken afloop. En wanneer ook al in sommige gevallen het leven behouden blijft, zoo wordt niettemin verlamming van het lichaam en stompzinnigheid waargenomen. Ook vallende ziekte, huid- en buikwaterzucht zyn dikwijls de onvermijdelijke gevolgen van het misbruik van sterken drank en het delirium tremens

§ 76. Oorontsteking De kenteekenen, waarmede zich deze ontsteking openbaart, zijn min of meer hevig, dikwijls on-verdragelijke pijn vergezeld met hitte, zelfs uitwendige gevoeligheid van het oor en koortsprikkeling, terwijl de pijn zich licht aan het gansche lichaam mededeelt en dikwerf de oorzaak is van zware ijlhoofdigheid. Ook kan zij zelfs hersenontsteking doen ontstaan. Deze ontsteking kenmerkt zich overigens door de volgende verschillende toestanden:

-ocr page 159-

139

1. Zij is zeer dikwijls het gevolg van uitwendige oorzaken en kan derhalve ontstaan door vreemde in het oor geraakte voorwerpen, verhard oorsmeer, insekten, prikkelende geneesmiddelen en door een slag op het oor. Wanneer het ongemak plotseling zich openbaart, slechts één oor heeft aangetast, wanneer dit van dag tot dag verergert, wanneer een oorsuisen of kloppen bij het kauwen van spijs wordt waargenomen, voornamelijk wanneer de zieke een kind is, of het ongemak hem eensklaps, terwyl hij in het gras lag, is overkomen, dan kan men vermoeden, dat insekten of een ander vreemd lichaam of verhard oorsmeer de aanleidende oorzaken zijn, en mag een nauwkeurig onderzoek van het oor derhalve niet achterwege blijven. Dit geschiedt door den Igder zoodanig te plaatsen, dat de zonnestralen hem in het oor vallen, de zieke moet alsdan het hoofd voorover buigen, waarop de onderzoeker hem de oorlappen zoo ver mo-gelyk uit elkander rekt. Is een vreemd lichaam aanwezig, zoo moet dit door een heelmeester zeer voorzichtig worden verwijderd. De insekten worden óf door olie gedood, óf door water, honig of katoen uitgedreven. Kan het verhard oorsmeer niet terstond worden weggenomen, zoo moet dit door inspuitingen van warm water of door een afkooksel van malvabloesem bewerkt worden.

Zoodra de oorzaak weggenomen is, is het ook met de ziekte zelve spoedig gedaan. Doch wanneer de eerste niet zonder eene hevige prikkeling kan verwijderd worden, waardoor de ontsteking alsdan noodzakelijk zou verergeren, dan moet men vooraf eenige bloedzuigers op het beenachtig gedeelte dicht achter de oorlel zetten en men geeft een verkoelend afvoermid-del (zie n0. 22). In ieder geval moet men het oor met een linnen lapje bedekken om het voor den nadeeligen invloed der buitenlucht te beschermen. Zeer nadeelig is het dichtstoppen van het oor met katoen; doeltreffend daarentegen het inbrengen van een stukje ongezouten spek.

2. De catarrhaal rheumatische oorontsteking ontstaat door het vatten van koude, het verblijf in eene vochtige lucht, door onderdrukte huiduitwaseming en het liggen op vochtigen grond. Men ontwaart aanvankelijk eene doove, stekende en tus-schenpoozende pijn, die eindelijk hevig wordt en blyf't aanhouden en door de beweging der kinnebakken toeneemt, terwijl zij zich meer en meer uitbreidt, en het gehoor daarbij doorgaans vermindert. Deze ontsteking wordt door eene catarrhale koorts vergezeld, die gewoonlijk met eene zware verkoudheid in het hoofd, slapeloosheid en hevige hoofdpijn, somtijds met roos in het aangezicht en oorklierengezwel gepaard gaat. Den derden of vierden dag openbaart zich te gelijk met eene vermindering der ge-

-ocr page 160-

140

heele ziekte een etterachtig uitvloeisel Is de koorts hevig, dan doet men eene aderlating; is zi] zacht, dan worden bloedzuigers om het geheele oor verschillende malen gezet of wel koppen in den nek aangebracht. Voor inwendig gebruik geeft men salpeter (zie nquot;. :-'3) en verkoelende afvoermiddelen (n0. 22).—Neemt de ziekte af, dan werkt men zacht op de huid, men geeft de medicijn n0. 26, en tegelijkertijd legt men een spaansche vliegpleister in den nek. Heeft zich echter eene verzwering gevormd, hetgeen men daaruit kan afleiden, dat, terwijl eene huivering den lijder overvalt, de vroeger hevig stekende pijnen in eens doove kloppende pijn overgaan, dan trachte men deze door verzachtende bettingen en omslagen tot rijpheid te brengen. Te dien einde bezigt men sponsen, die, in een afkooksel van mal-vabloesem of in warme melk gedoopt, op het oor worden aangebracht ; in het oor zelf laat men lauwe melk of olie vloeien en legt achter het oor een verzachtenden en pijnstillenden omslag. Opent zich hierna de zweer, dan geneest zy in den regel van zelf, zoo niet, dan moet men een chirurgyn ontbieden.

3. Eene andere ziekte slaat somtijds op het oor en verwekt hier eene ontsteking. Bij eene ontstekingachtige py n in de zijde is dit een zeer gunstig geval, want dikwijls worden de zieken daardoor behouden. Men ontwaart dit menigvuldig bij het verstopte uitvloeisel uit den pisleider, by gestopten witten vloed en gestopte diarrhee. Hier verzacht men de ontsteking zooals reeds is aangewezen, de gestopte ontlasting moet echter door den geneesheer weer in werking gebracht worden.

4. De oorontsteking ontstaat ook door eene prikkeling in de mondholte b.v. by het tanden krijgen, door een hollen tand en door andere ziekten in den mond. Dat deze ziekelyke toestanden eerst moeten verwijderd worden, alvorens de ontsteking kan verdwynen, spreekt van zelf.

Van loopende ooren, waarmede gewoonlijk eene sluipende ontsteking gepaard gaat, zal in een by zonder hoofdstuk nog gehandeld worden.

§ 77. Oogontsteking. Deze tast óf de oogleden óf den oogappel alleen aan, of wel beide deelen zyn te gelyk ontstoken. Er bestaat voor deze kwaal geene op alle gevallen toepas-selyke geneeswyze, daar wijd uiteenloopende oorzaken deze ontsteking ten grondslag liggen, waarop men by hare behandeling nauwkeurig acht moet slaan. Slechts in de lichtste gevallen kan een behoorlyke leefregel, het aanwenden van koude en het gebruik van afvoerende middelen voldoende wezen om deze ontsteking te bestrijden; doorgaans echter is men genoodzaakt tot eene ernstige inwendige geneeswyze over te gaan. Daaruit blijkt echter, hoe nadeelig het dikwyls is te gelooven, dat een

-ocr page 161-

141

middel, hetwelk in één geval goede diensten heelt bewezen, altijd met goed gevolg kan aangewend worden en men dit derhalve bij de eerste aanbeveling de beste te baat neemt. De oogontstekingen ontstaan niet altijd door uitwendige schadelijke invloeden, maar in de meeste gevallen moet hare oorzaak in eene inwendige scherpte gezocht worden. De jicht, de venns-kwaal, vurigheid op de huid, schurft, klieren, aanbeien, scherpe gal, dit alles kan haar te voorschijn roepen, en zij verdwijnen nok niet, alvorens deze ziekelijke toestanden geheel zijn verwijderd. Zoodra derhalve eene oogontsteking slechts van eenigszins hardnekkigen aard is, mag men niet dralen met degelyke geneeskundige hulp in te roepen, want dikwijls helaas, heeft iemand door zulk een laakbaar verzuim het gezicht voor immer verloren. Hier kan ook slechts van de lichtste gevallen van oogontsteking sprake zijn, zooals die bij overigens zeer gezonde personen worden aangetroffen. Immers, wanneer tegelijkertyd eene inwendige ziektestof in het lichaam aanwezig is, dan treedt deze zeer zeker met iedere soort van oogontsteking in verbinding, zelfs wanneer zij uit eene geheel eenvoudige uitwendige oorzaak was ontstaan. Hierdoor wordt de toestand van een ge-mengden aard, en is hij niet zoo gemakkelijk meer te behandelen.

A. De catarrliale ontsteking der oogleden openbaart zich mot jeuking en gezwollen randen der oogleden. De beweging der oogleden is pijnlijk en moeilijk, de zieken openen ze slechts met tegenzin, en scherpe tranen vloeien er in menigte overheen, waardoor wonden veroorzaakt worden. Wanneer de ontsteking een hevig karakter heeft, wordt het oog geheel droog met een gevoel, alsof zich tusschen de oogleden zand bevond. Bij het afnemen der ziekte vermindert het jeuken en de brandende pijn, er ontstaat slechts eene etterachtige afscheiding, waardoor des nachts de oogleden worden aaneengekleefd, en die dan een langen tijd hardnekkig kan aanhouden.

Oorzaken. Verandering van weder, afgesloten en bedorven lucht, het wasschen met oitzuiver water enz. brengen oogziekten te weeg. Bij overigens gezonde menschen verdwijnt de kwaal zonder eenige hulp der kunst, enkel door het inachtnemen van een behoorlijken leefregel, wanneer zij zich niet in al te hevi-gen graad openbaart. Er bestaat meer grond tot vrees, wanneer ziekelijke, jichtige, klierachtige en venerische personen, alsook pasgeborenen en grijsaards door oogziekte zijn aangetast (Van de oogontsteking der pasgeborenen zal bij de kinderziekten gehandeld worden.)

behandeling. Bij de lichtere graden van oogontsteking is verduistering der kamer, vermijding van koude, van wind, onzuivere lucht en onthouding van sterken drank voldoende. Koude, op

li

•Si V

ü I

iir lil

Hl

i

lil

-ocr page 162-

142

het oog aangewend, brengt wel voor een oogenblik verlichting aan, doch verergert de kwaal kort daarna. Bij volkomen ontwikkelde hevige oogontsteking, vooral wanneer het oog zelf is aangetast, moet men aderlaten en daarna 12 a 15 bloedzuigers achter de ooren zetten. Inwendig behandelt men deze ontsteking naar den graad harer hevigheid óf als eene eenvoudige, óf als eene catarrhale ontstekingskoorts (zie § 62). Bij den afloop der ontsteking legge men eene spaanschevliegpleister in den nek, hg zeer gevoelige personen tusschen de schouders.

Het oogwater n0. 87 bewijst bij ontsteking der oogen en oogleden de voortreffelijkste diensten en overtreft vooral bij een scherpen tranenvloed alle andere middelen. Pasontstane catarrhale en rheumatische oogontstekingen worden er spoedig zonder purgeermiddelen en spaansche vliegen geheel en al door genezen, en bij langdurige oogontstekingen, die in scherpte der sappen haren oorsprong hebben, verzacht het de pijnen buitengewoon en brengt dit water groote verlichting aan. Bij aanmerkelijke prikkelbaarheid en lichtschuwheid voege men bij het oogwater nog een drachme bittere amandelen. Opdat evenwel geen vocht in het oog achterblijve, droge men het terstond met een zacht schoon linnen lapje af. Heeft de ontsteking een hardnekkig langdurig verloop en gaat zij met eene etterachtige afscheiding gepaard, dan is de zalf n0. 88 geschikt; voor inwendig gebruik geve men echter de poeders n0. 89.

B. De oogontsteking door uitwendige beleediging. De verschyn-selen zijn hier zeer verschillend al naar gelang van den aard en de hevigheid der beleediging en het lichaam en gestel van den gekwetste. Is het oog ernstig beleedigd, dan ontstaat eene hevige spannende pgn, die diep doordringt, het wit wordt weldra rood gekleurd en het oog, dat met een hevig gezwel bedekt wordt, puilt als een stuk rauw vleesch tusschen de oogleden uit, de oogappel wordt nauw, onbeweeglijk, groen of rood. De lijder wordt verblind en slechts binnen in het oog ontwaart hij vlammende lichamen. Hierby gaat nu aens vroeger, dan eens later eene hevige koorts met ylen en braking gepaard, en wanneer de ziekte eenen hevigen graad bereikt, dan gaat het oog einde-lijk geheel verloren.

Oorzaken zijn: 1) vreemde lichamen, die door toeval in de oogen geraken, als: haren, zand, stof, kalk, gierstbasten, tabak, peper, korrels van suiker, ys, insekten; 2) wonden, een messteek, splinters van glas, metaal, veerenpennen, nagels, notenschalen; 3) scherpe dampen, b.v. uit sekreten; 4) kwetsuren door vuistslagen, enz.; 5) branden met water, olie, buskruit, ongebluschte kalk, scherpe loog; 6) door rook, steken van insekten, spaansche vliegen, mosterd, enz.

-ocr page 163-

143

Behandeling. Vóór alles moet men trachten het vreemde lichaam uit het oog te ver wij deren, waarvoor meestal de hnlp van een heelmeester vereischt wordt. In lichte gevallen gelukt dit, wanneer men het oog vlijtig met warm water wascht of er melk laat indruppelen; beter nog, wanneer men het oog met een klein spuitje zacht zuivert Big ven er nog eenige stukjes dezer lichamen achter, zoo kan men ze het best door middel van een penseel, dat vooraf met ongezouten boter bestreken is, uit het oog verwijderen. Zijn harde lichamen, als punten van pennen, nagels, enz. tusschen de oogleden gekomen, dan moet men iedere wrijving vermyden. Ongebluschte kalk trachte men vooral niet door water uit te spoelen, maar men bezige hiertoe een met boter bestreken penseel.

Wanneer het vreemde lichaam uit het oog is verwijderd, doch daarna zich eene hevige ontsteking openbaart, of kan men het voorwerp er niet uithalen, en is de lijder jong, volbloedig en van krachtig gestel, dan moet men eene sterke aderlating doen, bloedzuigers in behoorlijk aantal achter de ooren zetten en in het algemeen als bij de hersenontsteking en ontstekingskoorts te werk gaan. De aanwending van koude vooral, door middel van ijsblazen of sneeuw, hier onafgebroken toegepast, is het hoofdmiddel, hetwelk in de wanhopigste gevallen, wanneer het oog door de beleediging niet geheel vernietigd is, het nog dikwerf kan behouden. Het licht moet door verduistering van het vertrek, door zachte bedekking beider oogen, zelfs wanneer slechts één beleedigd is, met een groen floers, maar niet door vast aanbinden worden getemperd.

C. De rfaumatisch-catarrkale oogmtsteldng. Bij deze oogziekte ontwaart men nu eens eene doffe dan weder stekende pgn, die zich ook uitstrekt over de deelen, die zich in de nabijheid van het oog bevinden; eene menigte kleine bloedvaten worden in het wit van het oog zichtbaar, dat nu eene bleeke, dan eene donkerroode kleur aanneemt, terwijl tranen, lichtschuwheid en dikwijls verduistering van het oog wordt waargenomen. Verkoeling der huid en een tocht op het oog zijn de gewone aan-leidende oorzaken, en dikwijls zijn behalve de oogkwaal ook nog andere rheumatische aandoeningen aanwezig.

Men wachte zich hier voor iedere drukking op het oog, men moet het alleen tegen het licht beschermen, eene blaartrekkende pleister in den nek leggen, een voetbad nemen en de zieke mag het bed niet verlaten. De overige behandeling is dezelfde als bg de catarrhale ontsteking der oogleden.

Woedt echter de pgn zeer hevig en aanhoudend, dan losse men 4 a 10 grein opium in zijn eigen speeksel op en wryve daarmede de streek boven de wenkbrauwen. Is de ontsteking en

-ocr page 164-

144

ook de later volgende etterslijmige afscheiding eenigszins geweken, blijft echter eene meer of minder sterke roode kleur achter, terwijl het oogvlies losraakt en als eene blaas opzwelt, waarby eene zekere onmacht gepaard gaat om het helder licht te aanschouwen of de voorwerpen nauwkeurig te onderscheiden, dan is het volgende middel zeer heilzaam.

Neem: wit precipitaat 1 grein, ongezouten boter 1 drachme, enkele opiumtinctuur '1 scrupel; dit mengsel smeert men des avonds tusschen de oogleden ter grootte van eene lins.

Tegen eene nablijvende gevoeligheid van het oog, wanneer de ontsteking geheel is weggenomen, en waar bij iedere inspanning van dit deel en verandering van lucht eene lichte roode kleur der oogleden, lichtschuwheid, trekking en beving van het ooglid veroorzaken, is de volgende zalf welke 2—3 maal daags ter grootte eener boon over de wenkbrauwen gewreven wordt, aller aanbevelenswaardigst.

Neem: Poeder van Theba 1 scrupel, eierdoor 3 scrupel.

§ 78. Keelontsteking- Hare kenteekenen zijn verschillend, al naar gelang de deelen der keel, die tot slikken, of die welke tot ademen dienen, min of meer ontstoken zijn, daar eene nauwkeurige grenslijn tusschen deze organen niet afgebakend is.

A. De ontsteking der deelen, welke tot slikken dienen. De ademhaling is hier niet belemmerd; daarentegen openbaart zich hg het slikken meer pijn, en opmerkelijk is het, dat de lijder eene groote hoeveelheid meestal gemakkelijker en met minder pijn naar binnen kan slikken, dan een klein gedeelte en vooral drank. Hoe meer de bovenste deelen ontstoken zijn, des te zichtbaarder is de roodheid en het gezwel in de keel. lgt;e amandelen zyn dikwijls zoo sterk opgezwollen, dat zij elkander raken en de keel dicht sluiten, of wel de huig hangt op de tong en maakt het slikken uiterst moeilijk. Dc aangedane deelen, van waar de pijn zich dikwerf tot in de ooren uitstrekt, zijn aan-vankelijk droog, heet en licht rood. Deze verschijnselen vermeerderen tot aan den 3den, 5den, zelden tot aan den 7den dag, als wanneer na eene min of meer sterke uitwaseming de koorts (wanneer ze aanwezig was) afneemt en de keelpijn met eene sterke afzondering van een taai slgm vermindert en van lieverlede geheel verdwijnt.

B. Be ontsteking van de organen der ademhaling. Hiertoe be-hooren het strottenhoofd en de luchtpijp. Zijn de deelen, die tot slikken dienen, niet mede aangetast, dan ontwaart men geene vurigheid en opzwelling in de mondholte, maar daarentegen eene kuchende piepende ademhaling met min of meer pijnlijken, krampachtigen en zeer lastigen hoest gepaard; de stem is

iiii

I

I IB

I lil

gt;| !-I1

1

ii

li I

-ocr page 165-

145

geheel veranderd en geeft een piepend, fijn, heesch en krassend geluid. In het strottenhoofd gevoelt de lijder hevige, stekende pgnen, en doorgaans bemerkt men ook eenig uitwendig gezwel, vurigheid, hitte ën vermeerdering der pijn bij uitwendige drukking op dat deel. Aanvallen van hoest en zelfs verstikkings-toevallen worden vooral bij het drinken en slikken opgewekt, en de drank komt dikwejf door den neus weder te voorschijn. Zit de ontsteking dieper in de luchtpijp, dan vermeerdert het nederslikken der spijzen niet altijd de vastzittende stekende pijn. De ademhaling is dan nog moeilijker, piepend en vooral ontstaan door het vele spreken aanvallen van krampachtigen hoest. Deze soort van keelontsteking is altij i van meer belang dan de eerste, vooral echter neemt het gevaar toe met de hevigheid der koorts, en alsdan kan zelfs de dood door stikking of beroerte volgen.

Oorzaken Onder deze worden gerangschikt: de catarrhale weersgesteldheid, de giftige stof der mazelen en van het roodvonk, kouvatten der keel in- of uitwendig door koud drinken bij een bezweet lichaam, hard schreeuwen, zingen, spreken, blazen van instrumenten, enz. De keelontsteking als gevolg der venus-kwaal behoort niet tot dsze categorie.

Genezing. De grootste opmerkzaamheid verdient hier altijd de koorts. Bij de catarrhale keelontsteking is deze trouwens niet aanwezig, of zij is van zeer geringen graad. Bij volkomen afwezigheid van koorts is rust, zachte drank, een matig diëet en eene inwikkeling met wol om de keel voldoende, want deze uitwendige prikkeling beschermt de inwendige deelen, wanneer de ontsteking niet te hevig is. De lijder mag .niets koud gebruiken, alles moet lauwwarm zijn. Als mondspoeling is hier malva- of vlierthee met melk of lauw suikerwater voldoende, en de zieke mag de kamer niet verlaten. Des avonds voor het naar bed gaan moet hij een zuur voetbad nemen (zie n0 90) en eenige koppen warme limonade drinken. Vleeseh, gekruide spijzen, in het algemeen krachtige maaltijden en verhittende dranken moeten volstrekt vermeden worden.

Gaat de keelontsteking gepaard met eene catarrhale koorts, dan verleent het braakmiddel n . 28, en daarop eenige lichte purgatien (zie n0. 62) de beste en spoedigste hulp; bij gebreke hiervan geve men den salammoniak (zie n0. 26). Uitwendig wrijve men de vluchtige zalf in de keel, terwijl men deze met een zyden of katoenen doek (hier niet met flanel, zooals sommigen willen, daar dit verhittend is) omzwachtelt, of men legge er zuurdeeg of mosterdpappen omheen. Als gorgeldrank gebruike men vlierthee met wat honig of azijn; doch bij de meer hevige graden van keelontsteking baat deze weinig, en is zelfs wegens

10

-ocr page 166-

146

de daarby noodzakelijke inspanning der lijdende deelen veeleer nadeelig dan nuttig, waarom men dan aan lauwwarme inspuitingen verreweg de voorkeur moet geven. Te dien einde bezigt men aanvankelijk de inspuiting n0. 91, en bg langerén duur der kwaal het middel, dat in n0- 92 is voorgesclireven. Bij de inspuitingen, die zacht met de hand gedaan worden, plaatst men het spuitje in den hoek van den mond, en kinderen moeten daarbij het hoofd vooroverbuigen.—Is de slijmafzondering inde keel en den mond zeer hevig, hetgeen bij den afloop der ontsteking doorgaans het geval is, dan verdient het middel n0. 93 als gorgeldrank of inspuiting de voorkeur. Te gelijkertijd kan men zich dan ook met voordeel van de middelen n0. 94 en 95 bedienen. Voortreffelijk werkt bij iedere keelontsteking het meermalen innemen van een theelepeltje moerbeziënsap, of ook het sap van n0. 94.

Bereikt de ontsteking een nog hoogeren graad en gaat de koorts in eene ontstekingskoorts over, dan is eene aderlating, het zetten van bloedzuigers en het gebruik der poeders van n0. 86 doelmatig. De bloedzuigers mogen evenwel niet aan de keel zelve gezet worden, want in de nabijheid der ontstoken plaats bevorderen zg door hunne prikkeling den aandrang van het bloed, terwijl zij, op eene eenigszins daarvan verwijderde plaats aangebracht, het bloed meer afleiden. Ook is de keel, vooral bij kinderen, eene zeer gevaarlijke plaats om bloedzuigers aan te zetten, daar allicht door onkunde of onachtzaamheid hier eene doodelijke bloeding kan veroorzaakt worden. Men kieze derhalve liever het borstbeen of by meisjes en zwakke vrouwen, om zichtbare litteekenen te vermijden, het gedeelte van den nek onmiddellijk aan het uiteinde der haren, alwaar men, met inachtneming van den ouderdom, het lichaamsgestel, den graad van ontsteking en de hevigheid der koorts, 8, 10, 15—2') bloedzuigers laat zuigen en de nabloeding 2 uren lang gaande houdt. Zoodra men het bloeden gestelpt heeft, bedekke men eenigen tijd daarna het geheele voorste gedeelte der keel met een stuk linnen, dat men vooraf dik met grijze zalf besmeerd heeft en 10—12 uren laat liggen. Ter inspuiting dient in zulke gevallen het middel in n0. 91 voorgeschreven.

C. Zijn de luchtwegen ontstoken, dan is de toestand altijd van beden kelijken. aard Bloedzuigers mogen daarbij nooit ontbreken en dikwijls kan ook eene aderlating niet ontbeerd worden, terwijl het gebruik der grijze zalf en der poeders van n0. 8H hier altijd een vereischte is. In plaats van inspuitingen bedient men zich hier met goed gevolg van heete dampen, men zorge. slechts zich daarbij de keel niet te branden, hetgeen licht kan gebeuren, wanneer men deze te heet gebruikt. Men gaat daarbij volgenderwij ze te werk: Heete vlierthee met melk wordt in een

-ocr page 167-

147

kopje gegoten, dat men met een trechter bedekt, de punt van den trechter wordt in den mond genomen en de dampen op deze wijze door het inademen naar de lijdende deelen heengevoerd. Men neemt daarop znre voetbaden met mosterd prikkelend gemaakt (zie n0. 90), en is de heeschheid aanmerkelijk, dan moet na het bloedverlies op de keel eene spaanschevliegpleister gelegd worden, die men eenigen tyd aan 't etteren moet houden. Is er koorts aanwezig, dan gaat men evenals bij de catarrhale koorts te werk (zie § 62), of bij groote hevigheid handelt men als bij de ontstekingskoorts (zie § 54). Wanneer echter na eene behoor-Igke ontstekingwerende behandeling de ziekte nog niet wijken wil en zelfs dreigend wordt, dan is het braakmiddel n~. 28 het beste en het doeltreffendst, zooals ook in 't algemeen bg iedere soort van keelontsteking.

D. Be etterende keelontsteking. De ontsteking der flikorganeu gaat somtijds in ettering over. De oorzaak daarvan ligt dikwijls in de hevigheid der ontsteking of in eene gebrekkige, niet genoegzaam practische behandeling, ook somtijds in een aanleg voor deze ziekte, zoodat men ze bijna nooit kan voorkomen. Men vindt daarom dikwerf personen, die door de minste oorzaken zich zulk eene etterende ziekte op den hals halen en gedurende eene reeks van jaren daarmede meermalen bezocht worden. Wanneer men eenmaal zulk eene keelziekte gehad heeft, dan krijgt men ze doorgaans lichtelyk weder Men kan er overigens vooruit staat op maken door deze ziekte te worden aangetast, wanneer na 8 a 4 dagen bij aanhoudende koorts de hevigheid der verschijnselen niet onder het uitbraken eener dikke, slijmige taaie stof vermindert, maar veeleer toeneemt. Men moet dan weder de dampen inademen van vlierthee en melk en om de keel en achter de ooren verzachtende papomslagen van lijnzaad en zemelen aanbrengen en vijgen in melk gekookt lang in den mond houden. Kan de lijder slikken, dan geeft men de mixtuur n0. 61. Is de zweer zeer groot, dan kan er gevaar voor verstikking uit ontstaan en zij moet alsdan onverwijld door een heelmeester geopend worden. Doorgaans opent zich echter de etter-zweer binnen 24 uren van zelve. De zieke is dan op eens van al zijne smarten verlost, en moet nog slechts eenigen tijd de warme dampen inademen en in de eerste dagen na de opening geene scherpe of prikkelende zaken gebruiken.

Blijft na de opening der zweer een gezwel in de keel achter, dan bedient men zich van het gorgelwater n0. 96, of van het volgend recept:

Neem: vlierthee 8 ons, azij nf.aren salammoniak 1 ons, rozenhonig 1 ons.

Er zijn menschen, bij wie de keelontstekingen eenigszins in

10*

-ocr page 168-

148

gewoonte ontaarden. Zoodra zij de eerste teekenen der kwaal bespeuren, is het goed, wanneer zij terstond meermalen de warme dampen van twee gedeelten vlierthee en een gedeelte wijngeest inademen. Meermalen gelukt het daardoor het uitbreken der ziekte te voorkomen, waardoor dan ook ten laatete de vatbaarheid zal verdwenen. Het gebeurt somtijds, dat eene dikwijls terugkeerende slepende keelontsteking den zieke maanden lang niet verlaat; in dat geval sla men om de keel, vooral des nachts, een dik met vltwhlige zalf bestreken stuk flanel, en door het daarop uitbrekend sterk plaatselijk zweet wordt alsdan de ziekte genezen. Voor inwendig gebruik geeft men de poeders n0. 89. Een zeer practisch huismiddel is een gorgeldrank van in water opgelost stijfselmeel. Het dragen van een zwarten of blauwen wollen band schijnt door de opgewekte plaatselijke huidprikkeling inderdaad dikwijls nuttig te wezen en de terugkeerende keelontsteking te beletten. In dit opzicht evenwel is de gorgeldrank nc. 97 verkieslijker, vooral wanneer daarbij nog het volgend recept wordt genomen:

Neem: aluin 5 grein, kamfer { grein, suiker 10 grein.

Men gebruikt dit middel 'imaal daags en gaat daarmede eenige weken voort. Helpt dit niet, dan ligt de oorzaak in scherpte der vochten, in klieren, jicht en rheumatiek, die alsdan moet verwijderd worden. Dikwijls zijn ook aanbeien en andere onderbuiksziekten de aanleiding tot zulke steeds wederkeerende keelontstekingen, die in dat geval niet zelden door het gebruik der baden van Mariakreuzbrunn, Kissingen en Karlsbad, of door natuurlijk of kunstmineraal-water kunnen genezen worden.

Het beste behoedmiddel daartegen verschaft eene regelmatige waterkuur met dagelijksch zweeten, koude baden, stortbaden en het dragen van natte omslagen

Zijn na eene keelontsteking de amandelen nog gezwollen, dan bediene men zich van het volgende gorgelwater:

Neem: gedistilleerd water 7 ons, honig \ ons, koolzure ammonia 4 scru; els.

§ 79. Ontsieking van het neus vlies of verkoudheid in het hoofd De verschijnselen eener gewone verstopping in het hoofd zijn aan ieder bekend, en iedereen weet ook, dat het in den regel eene zeer onbeduidende ziekte is. Doch niet altyd behoort zij tot de lichte ongesteldheden, want zij kan, vooral voor grijsaards en kinderen, dikwijls zeer gevaarlijk worden. Zoo gebeurt het somtijda, dat kinderen by eene verkoudheid in het hoofd door krampen worden aangetast, waaruit men bespeurt, dat de ontsteking van hetneusvlies (want dit alleen is de verstopping in het hoofd) zich tot de hersenen heeft uitgebreid en uit dezelfde oorzaak ontwaart men

-ocr page 169-

149

dikwijls bij deze de verschijnselen van het heet waterhoofd. Men wachte zich derhalve om aan kinderen, wanneer deze tijdens eene schijnbaar lichte verkoudheid plotseling door krampen worden aangetast, krampstillende geneesmiddelen toe te dienen, want het eenige dat hen hier redden kan, zgn bloedzuigers en eene krachtige ontstekingwerende behandeling. Doch ook by bejaarde lieden is het geene zeldzaamheid, dat eene verstopping in het hoofd, de hersenen aantast

Bij geheel gezonde menschen laat deze ziekte slechts uiterst zelden langdurige aandoeningen achter; geheel anders echter is het gelegen met klierachtige, aan scheurbuik en jicht, vooral aan venuskwaal lijdende personen, want bij deze ontstaan dan dikwerf de hardnekkigste en alles om zich heen verwoestende zweren. Evenwel kunnen overigens gezonde en volwassene lieden ten gevolge eener eenvoudige verkoudheid in het hoofd door zeer verschillende en vooral menigvuldige zenuwziekten worden aangetast, die alsdan niet eerder wijken, voordat men hare oorzaak, de verstopping in het hoofd, herkend heeft.

Voorbeschiktheid tot zinking in het hoofd geven de kinderlijke leeftijd, de gewoonte, om het hoofd steeds bedekt te houden, hardlijvigheid, aanbeien, gewone roos in het aangezicht, die niet te voorschijn komt; de tijd der maandstonden, bloed-en zaad verlies en de aanleg tot jicht.

De verkoudheid in het hoofd ontstaat door de algemeene oorzaken der catarrhale koorts, door het voorjaar, den winter, door afwisselende weersgesteldheid, nat en koud worden der handen en voeten, dicht bij de kachel slapen, tocht, vooral bij een verhit lichaam, reizen gedurende den nacht na zeer warme dagen, kiespijn en een beginnende poliep in den neus.

Eene eenvoudige verstopping in het hoofd zonder koorts verdwijnt, wanneer men een geruimen tyd beweging neemt in de open lucht, daarna echter de kachel en eene te warme kamer vermijdt, en wanneer men dikwijls en zoo aanhoudend als mogelijk is koud water in den neus ophaalt. Het voortdurend verblijf in een warm vertrek maakt de ziekte langdurig. Is het uitvlooisel van den neus gering of geheel onderdrukt, dan werkt de damp van azynzuur, gedurende '10 minuten door den neus opgehaald, zeer gunstig, daar de vloeiing hierdoor wordt hersteld en bevorderd. Eene verkoudheid, met hoofdpijn en koortsaandoening gepaard, wordt door zure voetbaden, onthouding van vleesch en sterken drank genezen, en evenals eene catarrhale koorts behandeld.

Heeft de verkoudheid de hersenholten aangetast, dan is de ziekte van meer ernstigen aard, want daaruit kunnen hoogst gevaarlijke toevallen ontstaan. Men herkent dit aan een gevoel van spanning, inwendige hitte, aan de pijnen, die nu eens dof, dan

-ocr page 170-

150

hevig en stekend zijn, en die zich van den neuswortel over de streek van een of beide wenkbrauwen verspreiden, met hoofd-pijn, roodheid en tranen in de oogen vergezeld gaan, en waarbij zich de koorts nu eens zacht dan eens hevig openbaart. Deze toestand vereischt alsdan bloedzuigers aan de slapen en achter de ooren, en wanneer de koorts hevig is, is zelfs eene aderlating noodzakelijk; overigens zijn de levenswijze en het gebruik van medicijnen dezelfden als bij de catarrhale ontstekingskoorts.

Behalve het ophalen van koud water moet men geen middel in den neus zeiven aanwenden en dien slechts van buiten met kaarsvet en ongezouten boter besmeren.

Bij iedere hevige verkoudheid, wanneer de ontstekingstoevallen aan den neus en de koortsaandoeningen hebben opgehouden, legge men een mosterdpleister of de braahcijnzalf op linnen gesmeerd in den hals, terwijl de laatste liggen blijft totdat er pukkels ontstaan. Door deze behandeling voorkomt men het doeltreffendst het ontaarden der verkoudheid in een langdnrigen, etterachtigen slijmvloed van den neus. Mocht de ongesteldheid deze wending hebben genomen, dan veroorzaakt de stank uit den neus en de knagende scherpe etter dikwijls zeer langdurige aandoeningen. Men bedient zich hier óf van het snuifpoeder, óf van een inspuiting naar het volgende voorschrift;

Neem: calomel 24 grein, rood praecipitaat 12 grein, fijne kandijsuiker J ons, vijf a zesmaal daags een snuiije Of in plaats daarvan

Neem: sublimaat 1 scrupel, wijngeest zooveel als ter oplossing noodig is, gedistilleerd water 12 ons. Men mengt hiervan een of twee eetlepels-vol met een glas warm water om het dagelijks 4 of 5maal in den neus te spuiten

Dit zeer eenvoudig middel zal zeer dikwijls dit hardnekkig en lastig ongemak volkomen genezen.

§ 80. Borst en longontsteking. Even als de hersenontsteking kan ook deze zich met of zonder pijn vertoonen; in het eerste geval noemt men haar steek in de zijde, in het andere longontsteeking. Bij den steek in de zijde is het borstvel, bij de laatste de long zelve ontstoken. Zeldsn evenwel treft men eene borstontsteking aan, waarbij óf slechts het borstvel óf de longen alleen ontstoken zijn; gewoonlijk zijn beide deelen te gelijk aangetast, zoodat er bij wezenlyke longontsteking dan ook pijn aanwezig is.

De bestendige kenteekenen, waardoor men iedere borstontsteking kan onderscheiden, zijn de volgende;

1. Steek of pijn op eene plaats der borst, die bij het ademhalen toeneemt, zoodat de lijder dikwijls in 't geheel niet volkomen ademhaalt, met een harden vollen pols (aldus kenmerkt zich de eigenlijke steek in de zijde). Of

-ocr page 171-

151

2. Drukking, borstbeklemming, versnelde ademhaling, benauwdheid, met kleinen, onregelmatigen uitblijvenden pols (de eigenlijke longontsteking).

3. Hoesten bij iedere diepe ademhaling, en bij hevige ontstekingen reeds bij het spreken en de geringste inspanning der borst — een hoofdkenmerk, onafscheidelgk van iedere borstontsteking. Waar de hoest ontbreekt, bestaat ook zeker geene ontsteking, gesteld zelfs, dat ook pgn en andere kenteekenen aanwezig waren. Zoo kan zich een spoedig voorbijgaande steek in de zijde duw winderigheid veroorzaakt, openbaren, waarbij echter noch koorts, noch hoest, noch versnelde ademhaling wordt waargenomen. De hoest is óf droog (bi) steek in de zijde en bij den hoogsten graad der longontsteking), óf vochtig met opbrengen gepaaid. Het opgebrachte is óf waterig óf kleverig, slijmachtig of bloederig; zuiver bloed bij den hoogsten graad van ontsteking. Hoe meer de smaak zoutachtig en hoe taaier bij den steek in de zijde het opgebrachte is, des te groot er graad van ontsteking is er aanwezig Hetzelfde wgst ook het opgebrachte bij de longontsteking aan, wanneer het geel, groen of donker orsmje-kleurig is en het zoo vast aan den bodem van het kwispeldoor kleeft, dat men dit het onderste boven kan houden zonder dat het uitgestootene er uit valt.

4. Ontstekingachtige koorts met al hare kenteekenen, hitte, dorst, roode urine, enz.; het verloop en de duur der ziekte is hier altijd zeer regelmatig, 7, 14, zelden 21 dagen. De ziekte verschynt in zeer verschillende graden, van den lichtsten tot den hevigst en en bij den laatste gaat zij met ijlhoofdigheid en verdoo-ving gepaard. Gewoonlijk begint zij, zooals alle ontstekingziekten, plotseling zonder voorboden, met eene sterke korte huivering, waarop hevige hitte volgt. Hoe sterker de eerste is, des te heviger wordt ook de daaropvolgende ziekte. De steken in de borst zijn of reeds vóór het uitbreken der koortsrilling aanwezig, of openbaren zich gedurende deze, of eindelijk eerst in de hitte der koorts; somtijds ontstaan zij eerst op den 2den of 3den dag der koorts Trekt gedurende het verloop der ziekte deze pijn in de schouderbladen of tot in de ooren, dan is het een zeer goed teeken. Met deze pijn ontstaat een veelvuldige en korte hoest, die de smarten zeer verergert en daarom voor den lijder bijzonder smartelijk is.

De ziekte verdwijnt, wanneer een algemeen zweet uitbreekt, een bezinksel in de urine zich vertoont, dikwijls ook wanneer neusbloeding intreedt; ter volkomen verwijdering der ontsteking is een behoorlek opbrengen volstrekt noodzakelijk, en dit opgebrachte onderscheidt zich daardoor, dat het witgeel, in den beginne gewoonlijk met donkere bloedstrepen vermengd is, en gemakke-Igk wordt geloosd.

-ocr page 172-

152

Wanneer de hier opgegeven kenteekenen van een gunstig uitwerpsel zich volledig openbaren, dan gaat de ziekte tot volkomen genezing over. Eindigt zij evenwel met ettering, dan herkent men dit aan de volgende verschijnselen: de pijnen houden wel op, doch er big ft eene bestendige drukking op de borst achter, die vooral by het diep inademen of bij het liggen op eene zijde wordt ontwaard. Diep ademhalen, spreken en gaan verwekt hoesten, de pols is koortsachtig en versneld; bij een overigens schijnbaar welbevinden keert de eetlust terug, doch na 3 a 4 weken openbaart zich eene hectische avondkoorts; de handen gloeien, na het eten worden de wangen rood en heet, het etterachtig uitwerpsel neemt toe en wanneer een gesloten etterzak aanwezig is wordt de hoest heviger en de overige borstaandoeningen verergeren meer en meer (zie Longtering).

De volgende verschijnselen geven de ontaarding der borstontsteking in verharding der longen en longknoibels te kennen: de koorts blyft uit, doch de adem is niet geheel vrij; er openbaart zich een korte droge hoest, vooral bij diepe ademhaling; somwijlen vluchtige steken in de borst, en overigens schijnbaar her-stefde gezondheid

Dreigt de ziekte, zooals het in hoogen ouderdom niet zelden het geval is, in slijmtering te ontaarden, dan houdt de koorts wel op, doch een voortdurend slijmachtig en zeer aanmerkelijk uitwerpsel blijft met zichtbare vermagering en toenemend kracht-verfies voortbestaan (zie Slijmtering).

Dikwijls ook vormt zich gedurende de ziekte eene borstwaterzucht (zie Borstwaterzucht).

De oorzaken, die tot deze ziekte aanleiding geven, zyn dezelfde, welke de ontstekingskoorts en in het algemeen eene ontsteking te weeg brengen : de leeftijd van 18 tot 36 jaren, een werkzaam, bedrg-vig leven in de open lucht, enz., bovendien echter 1) de natuurlijke aanleg tot ontsteking der longen zelf. Green lichaamsdeel is zoo tot ontsteking geneigd als dit, van daar ook dat de longontstekingen het talrijkst zijn. '2) De koorts. Iedere koorts vermeerdert den bloedsomloop, bijgevolg den aandrang van het bloed naar de longen en kan, wanneer zij hevig en vooral reeds van ont-stekingachtigen aard is, of de longen reeds ziekelijk prikkelbaar zijn (by zwakke borst, aanleg tot longtering) eene longontsteking verwekken; vandaar dat zy zoo dikwijls in 't verloop eener koorts mede optreedt. 3) Hooge barometerstand, oostenen noordoostenwind, droge koude; de longontstekingen komen gedurende een strengen winter en by den overgang daarvan in de lente het menigvuldigst voor. 4). Overvloedige vleeschvoeding en sterke dranken.

De oorzaken, die de ziekte zelve te voorschyn roepen, zyn voor-

-ocr page 173-

153

namely k het vatten van koude, vooral na voorafgegane verhitting en wel door het inzwelgen van verkoelenden drank, wanneer men bezweet is, b.v. na het dansen, loopen, rijden en spreken; voorts eene zinking, rheumatiek, naar binnen geslagen roos, jicht, vooral podagra, huiduitslag; onderdrukking der maandstonden, der aanbeien, eene hebbelijke neusbloeding; mazelen; ook hevige schokken van het lichaam, zoowel van de borst als van andere deelen; voornamelijk een val en slagen op den rug.

Bij den aanvang dezer ziekte, wanneer de pijnen in de borst worden waargenomen, gelooft de mindere man in den regel, dat hij zich door een of andere inspanning bezeerd heeft, en neemt alsdan zeer ondoelmatige, ja zelfs zeer nadeelige middelen te baat, waardoor hij zich aan het grootste gevaar blootstelt.

Genezing. Eene aderlating, verkoelende en afleidende middelen zgn bij deze ontsteking de hoofdzaak. Vooreerst moet eene aderlating aan den arm van de lijdende zijde, en dit zoo spoedig mogelijk door eene wijde opening gedaan worden, zoodat het bloed in een boog opwaarts springt; men late het zoolang vloeien, totdat het steken en de drukking op de borst vermindert of geheel ophoudt. Men moet den lijder aderlaten terwijl hy ligt, en alleen dan wanneer de heelmeester gevoelt, dat de pols onregeliiatig wordt en uitblijft, mag de ader vroeger dicht gemaakt worden, indien ook al de pyn of drukking niet geheel hebben opgehouden. Zoo dikwijls evenwel de pijn en de borst beklemming zich weder doen gevoelen, zoo dikwijls is dan ook eene herhaling dezer bewerking onontbeeriyk. Deze ontsteking vereischt en verdraagt ook de overvloedigste bloedaftappingen; men zorge alleen dat de lyder er niet door in zwym geraakt. Hoe eerder men aderlaat, hoe grooter de opening der ader is en hoe overvloediger het eerste bloedverlies, des te beslissender werkt dit op de verwijdering der ontsteking. Men kan daardoor den lijder een herhaald bloedaftappen besparen. Eene aderlating is dringend noodzakelijk, wanneer ziekelijke longen, longknobbels en een aanleg tot longtering worden waargenomen. Jeneverdrinkers daarentegen kunnen rijkelijke bloedaftappingen nooit goed verdragen.

Terstond na de aderlating is de salpeter met braakwijnsteen (zie n0. 98) het beste en niet genoeg aan te prijzen middel. Blijven er niettegenstaande dat alles nog aandoeningen op de borst achter, dan legge men eene groote spaanschevliegpleister op de lijdende plaats. Doch niet voor dat de ontsteking dooi1 de aderlating hare grootste hevigheid verloren heeft, mag men er gebruik van maken, daar deze middelen anders aanmerkelijk nadeel veroorzaken. Verzachtende en kalmerende omslagen kan men echter reeds terstond na de eerste aderlating tot groote verlichting van den lijder aanwenden. Zeer dienstig te dien einde is

-ocr page 174-

15i

de papomslag nu. 106, waarby men vooral op den warmtegraad moet letten, daar de omslagen ongeveer de temperatuur van lauwwarme melk moeten hebben; zijn zij warmer of kouder dan deze, dan kunnen zij geene verlichting te weeg brengen. Men make ze derhalve eenigszins dik, opdat ze niet licht verkoelen, en ver-nieuwe ze zoo dikwijls mogelijk. Kan men den zieke niet altyd nauwlettend gadeslaan, vooral gedurende den nacht, dan neme men bij voorkeur de pleister in n0. 107 voorgeschreven, die ter grootte eener hand op de meest pynlijke plaats wordt aangebracht. Ook zyn de lauwwarme baden, wanneer zij met groote omzichtigheid kunnen genomen worden, hier zeer doeltreffend. Men gebruike de melkbaden n0. 82 zonder zeep.

Met deze middelen zal het in de meeste gevallen volkomen gelukken de ziekte gelukkig te verwijderen.

Openbaart zich eene verergering der pijn zonder dat daarbij de pols voller en harder wordt, dan worden 10 a 12 bloedzuigers aan ds meest pijnlijke of gedrukte plaats der borst gezet, en wanneer ook daarna de borstaandoeningen niet wegblijven, dan geve men de poeders nc. 99, terwijl alsdan ter bevordering van een heilzaam uitwerpsel de mixtuur n0. 100 eene goede uitwerking zal ten gevolge hebben. In gevallen, waar door beginnenden buikloop of bestendige braking de salpeter (zie n0. 98) nog niet verdragen wordt, doet de mixtuur n'. 102 de beste diensten.

Bovendien moet de zieke veel van een lauwen, oplossenden, slijmachtigen drank gebruiken. Hiertoe behooren, behalve de afkooksels van gerst (n . 103) grutjes, havergort, witte malva, hoefblad, de dranken n0 3, 4,9,12,13, vooral de borstthee n . 54 en 55.

Men zij er vooral op bedacht het opbrengen te bevorderen, en het inademen van warme dranken is in dit opzicht zeer heilzaam. Te dien einde neemt men een kopje vlierthee en 2 eetlepels wijnazijn, make dit mengsel heet, doope daarin eene groote spons en legge deze den zieke op mond en neus, zoodat hy genoodzaakt is by iederen ademtocht de dampen daarvan in de longen op te nemen. Men herhaalt dit zoo dikwijls mogelyk, en mocht de lijder daarna te sterk hoesten, dan neemt men wat minder azijn. Doeltreffend is het ook in het ziekenvertrek kommen met heet water te plaatsen, dat men van lieverlede laat verdampen. Het spreekt van zelf, dat deze behandeling niet in de eerste dagen der ziekte mag plaats hebben. Is het opgebrachte taai en dik, dan geve men meermalen een theelepel honig van zeeajuin of van senegostroop, of wel men geve de poeders in n0. 404 voorgeschreven; zeer heilzaam is dan ook de mixtuur n0. 101. Bij waterige, scherpe tot hoesten prikkelende uitwerpsels past dan ook de borststroop n0. 52 of de mixtuur nc. 53, of bij hevigen, prikkelenden hoest de borststroop nc. 105 en eene spaanschevliegpleister op de borst.

-ocr page 175-

155

Men moet den zieke aderlaten, wanneer hg klaar bloed opgeeft en de ontsteking nog hevig is, of, als het opgebrachte zwart opgelost is en er teekenen van groote zwakte aanwezig zgn, dan geeft men alle twee uren 10 droppels verdund zwavelzuur in een half glas gerstewater. Bij een geringen graad van longontsteking (niet by steek in de zgde) make men terstond gebruik van de mixtuur n0. 101 en ga daarmede tot den afloop der ziekte voort; helpt dit niet dan doe men eene aderlating

De lijder kan slechts dan als volkomen genezen beschouwd worden, wanneer hij na doorgestane ziekte vrij, gemakkelijk, diep en zonder eenige moeite kan ademhalen, en bij sterke beweging, veel wijn drinken en andere verhittingen niet het minste ongemak op de borst ontwaart. Blijft bij eene diepe ademhaling en na verhitting eene doffe pijn op de eene of andere plaats aanhouden, dan heeft zich daar eene kleine verharding gevormd, die men als eenen longknobbel moet behandelen (zie Longtering).

Niet alle borstontstekingen evenwel kunnen op deze wijze worden genezen. Er zyn er waarbij eene aderlating niets helpt, ja zelfs nadeelig is. Het zijn de volgende soorten, die eene verschillende geneeswijze vereischen.

§ 81. Vooreerst de gastrische, vooral de ijalachliye longontsteking. Zij openbaart zich gewoonlijk ten tijde dat in het algemeen galziekten heerschen, vooral in den nazomer en den herfst. Al-tgd gaan gedurende langen tijd eenige voorboden de ziekte vooraf, die eene ziekelijke galafscheiding aanduiden (zie Galkoorts). De koorts neemt op onbepaalde tijden toe, niet altijd des avonds, zooals bij zuivere borstontstekingen. Zweet en uitwerpsel zijn terstond in het begin der ziekte aanwezig, hetgeen daar ook niet het geval is, en hier is de urine troebel, weiachtig- bij gene rood en vurig. Doet men hier eene aderlating, dan volgt wel eene voorbijgaande verlichting, doch spoedig heeft de hitte weder de bovenhand en de koorts neemt een gevaarlek karakter aan. Onder deze omstandigheden kan slechts een van beide plaats hebben; of de natuur wijst zelve reeds den weg aan hoe zij wil geholpen worden, d. 1. de vuiligheden in den onderbuik hebben een aandrang naar boven (zie Galkoorts). Bij de hevigste pijn in de zijde, bij de hevigste borstbeklemming is de tong dik en breiachtig aangeslagen, de smaak bitter, vuil; daarbij openbaart zich misselijkheid, neiging tot braken of werkelijk braken, benevens hoofdpijn, 9n een geelachtige tint in het gelaat, vooral om den mond. Men diene hier terstond een braakmiddel toe en wel den braakwijnsteen (zie n0. 40), zoolang totdat de zieke eene toereikende hoeveelheid gal heeft opgegeven. Dit middel werkt dikwijls wonderdadig, want dikwijls zijn onmiddellijk daarop de hevige steken als

-ocr page 176-

156

weggetooverd. Na de braking geve men aanhoudend den gerstendrank n0. 103, evenwel hier met honig van zeeajuin in plaats van zurenhonig Met een verkoelend afdrijvingsmiddel (zie n0. 22) eindigt alsdan de kuur.

Of er zijn wel teekenen van gastrische vuiligheden aanwezig (zie gastrische koorts), maar te gelijkertijd ook een volle harde pols, rood aangezicht en volbloedige lichaamsgesteldheid. Hier doe men eerst eene aderlating aan den arm en geve dan het braakmiddel; naderhand gedurende eenigen tijd verkoelende af-voermiddelen. Wordt gedurende de herstelling de adem zonder koorts niet vrij, dan geve men het volgende:

Neem: venkel water 7 ons, honig van zeeajuin 1 ons, wit epies-glanszuur J drachme Alle 2 uren goed omgeschud, 2 eetlepels.

Dikwijls ontstaat echter ook eene ware longontsteking gedurende de herstelling, wanneer deze galachtige toestand geheel verwijderd is; deze moet dan ook terstond als zoodanig met aderlating enz. behandeld worden.

§ 82. De rheumatische borstontsteking. Deze

heeft haren zetel alleen in de uitwendige deelen der borst en tast slechts zelden in een zeer geringen graad het inwendig borstvel aan. Het is een waar rheumatismus der borstspieren, dat doorgaans door het vatten van koude, tocht, enz. is ontstaan. Het is uiterst gewichtig en in vele gevallen juist niet gemak-kelijk dezen toestand van eene ware borstontsteking te onderscheiden, want houdt men deze laatste slechts voor een rheumatismus, dan verzuimt men de hier zoo dringend vereischte krachtige behandeling en men stelt alsdan den zieke aan het grootste gevaar bloot. In het andere geval verspilt men bloed ter ongeschikter tijd en tot groot nadeel van den lijder. Het onderscheid is hierin gelegen :

RHEUMATISCHE BORSTONTSTEKING.

1. Jicht en rheumatische pijnen gaan de

ziekte vooraf en vergezellen haar.

2. De steek in de zijde begint zonder eènige

rilling, of slechts met lichte huivering.

3. De pijn is terstond bij het begin der hui

vering aanwezig.

De pijn verspreidt zich hierover de borst, den bovenbuik of naar den rug heen.

5. De pijn trekt van de eene plaats naar de

andere.

6. {Het hoofdkenmerTc). Bij uitwendige druk

king, bij beweging van den arm en van de borst verergert de pijn

7. De zieke kan niet op de pijnlijke zijde

liggen.

8. Beklemming en drukking op de borst

ontbreken of zijn van weinig beteekenis.

9. Onmiddelijk bij het begin is de hoest

vochtig of ontbreekt geheel en al.

ECHTE BORSTONTSTEKING.

De ziekte gaat niet geene rheumatische verschijnselen gepaard.

Zij begint altijd met sterke rilling.

De pijn treedt eerst in, eenige uren na eene hevige rillig.

De zeer hevige pijn bepaalt zich slechts tot eene kleine plaats.

De pijn blijft aanhoudend op ééne plaats

Uitwendige drukking en beweging heeft geen invloed op de p\jn.

De zieke kan niet op de gezonde z^jde liggen.

De zieke klagen over hevige beklemming en drukking op de borst.

Aanvankelijk ia de hoest altijd droog.


-ocr page 177-

157

Eene spaanschevliegpleister op de pijnlijke plaats, bedekking met flanel en alle 2 uren een eetlepel oplossing van braak-wijnsteen (zie n0. 40) zijn de voornaamste middelen. De aanwezige koorts wordt naar hare verschillende graden evenals de rhenmatische behandeld.

Gaat, zooals dit ook wel het geval zijn kan, eene werkelijke borstontsteking er mede gepaard, zoo moet deze ook als zoodanig naar de aangeduide wijze behandeld worden.

De borstontsteking met eene zenuw- of rotkoorts gepaard is een der gevaarlijkste ziektetoestanden, waarvan de behandeling slechts aan een ervaren arts mag toevertrouwd worden, waarom dan ook hier deze toestand stilzwijgend wordt voorbijgegaan. Slechts dit wil ik aanstippen, dat men bij dergelijke koortsen zich zeer licht kan laten misleiden door te gelooven, dat hier werkelijk eene borstontsteking aanwezig is, ofschoon het slechts eene voortgezette prikkeling der ontstekingachtige gesteldheid van het inwendig maag- en darmvlies is, die, zooals wij gezien hebben, als de oorzaak van al deze koortsen moet beschouwd worden.

Wanneer men hier de schijnbare borstontsteking met braak-wijnsteen en krachtige aderlating zou willen bestrijden, dan zou de arme zieke er zeer slecht aan toe zijn. Eicht men evenwel zgn geheele doel naar den onderbuik, zooals bij de zenuwkoorts is opgegeven, zoo zal men de borstkwaal spoedig zien verdwijnen.

§ 83. De valsche borstontsteking is óf een koortsachtige catarrhale toestand der laatste vertakkingen van de luchtpijpstakken in de longen bij een algemeen verslijmd en verzwakt lichaamsgestel, óf eene bij zwakke lieden op mechanische wijze veroorzaakte overvulling der longen, of wel zij heeft hare oorzaak in eene zwartgallige gesteldheid der vochten.

De eerste meer catarrhale soort dezer valsche borstontstekingen ontstaat bij onde lieden, kinderen en vrouwen, na het vatten van koude bij vochtig, nat en eenigszins koud weder Zij begint met zeer moeilijke ademhaling, drukking op de borst, doch met zeldzamen hoest, terwijl hoegenaamd geene pijn wordt waargenomen. Daarbij is de koorts zeer zacht, de hitte onbeduidend, de pols eenigszins snel, maar zeer klein. Men begint al dade-lyk op te brengen, maar alleen een taai doorzichtig slijm; ontbreekt dit, dan openbaart zich daartoe toch de neiging door een rochelen op de borst. Men wordt door deze ziekte nooit zoo plotseling als door de echte longontsteking aangetast; zij heeft integendeel voorboden in eene neiging tot zinking, zelfs in klaarblijkelijke asthmatische aandoeningen, die haar voorafgaan; ook is het verloop der geheele ziekte langzamer. Ten laatste ontaardt de toestand zeer duidelijk in longontsteking: er openbaart

-ocr page 178-

158

zich. een bloedhoest, hevige slijmhoest, ook wel steek in de zijde, groote hitte, zeer heete adem; de ledematen worden ijskoud, het gelaat rood opgezet; de zieke kan volstrekt niets meer door hoesten opgeven en bij een ongel ukkigen afloop sterft hij aan eene verstikking of beroerte. Het gevaar is bijna even groot, wanneer ook niet zoo dringend, als bij de ware longontsteking; vooral big ven licht naziekten achter.

Bloedaftapping moeten hier steeds met de grootste voorzichtigheid geschieden en in de meeste gevallen zyn zelfs bloedzuigers nadeelig. Het beste middel is de witte spiesglans (zie n0. 101). Zyn de hevigste borstaandoeningen daardoor, zooals dit gewoonlijk binnen eenige dagen plaats heeft, verwijderd, dan geve men salammoniak (zie nc. 108). Blijft het opgeven wederom achterwege, dan geve men het braakmiddel n\ ^8 en men legge een spaanschevliegpleister. Verminderen de krachten aanmerkelijk, dan zal het vrorschrift n0. 109 zeer goede uitwerking hebben. In 't algemeen vereischt de koorts, daar zij van catarrhalen aard is, eene zorgvuldige vermijding van iedere spoedige afwisseling van hitte en koude, waarom dan ook in het vertrek dag en nacht voor eene gelijkmatige warmte moet gezorgd worden. Eveneens honde men zich warm, terwijl hier evenals bij de catarrhale koorts middelen moeten gegeven worden, die op de uitwaseming werken (zie n0. 61).

Wanneer de lijder tot het uiterste afgemat is en een onafgebroken rochelen den nabij zynde dood schijnt aan te kondigen, dan kunnen zij dikwerf nog wonderdadig door een braakmiddel gered worden, dat hunne luchtpijp van het verstikkende slgm bevrijdt, bijaldien de natuur nog slechts kracht genoeg bezit om eene braking te bewerkstelligen. De beste wgze om deze op te wekken bestaat in het toedienen van een der volgende poeders:

Neem: mineralische-kermes ongeveer } — 1 grein, melksuiker 15 grein, maak daarvan 4 poeders.

Vervolgens een kwartier daarna 2 eetlepels zeeajuinhonig, dan weder na een kwartier een poeder, enz., totdat eene toereikende braking volgt. Dikwijls schijnt het gevaar op deze wijze wel uit den weg geruimd te zijn,- doch na eenigen tijd keert deze toestand terug, en dan ga men weder geheel op dezelfde wijze te werk, maar geve daarop ter versterking het aftreksel van kina nQ 110.

Wil de ziekte eene wending nemen, die met verstikking dreigt, dan gaan gewoonlijk, vooral bij hoogbejaarden, de volgende ver-schijnselen vooraf: óf vrees voor den dood, óf geheele onverschilligheid en zorgeloosheid, een natuurlyke pols en urine, terwijl hoofdpijn, slaperigheid en lichte ijlhoofdigheid zich voordoen. Dan

-ocr page 179-

159

is het echter hoog tijd om tot een braakmiddel zijne toevlucht te nemen, daar anders het noodlottige rochelen zich vertoont. Doorgaans verschenen deze toevallen 's nachts, men moet derhalve bij zulke lijders vertrouwde ziekenoppassers aanstellen.

ÏTa afloop der ziekte is het in ieder geval noodzakelyk de longen door IJslandsche mos (zie nquot;. 51, 35, of 36) en later door ijzerhoudende mineraalwateren te versterken.

§ 84. Nakuur der longontsteking. De nabehandeling is altijd van het hoogste gewicht en mag nooit verzuimd worden, zoodra ook slechts nog een gering overblijfsel der doorgestane ziekte aanwezig is, omdat anders op den duur de longtering zich daaruit kan ontwikkelen. Evenwel is deze nakuur niet altijd een en dezelfde, maar naar de verscheidenheid van den toestand, waarin de longen na de ontsteking gebleven zijn, moet ook de behandeling verschillend wezen. Hier doen zich nu vooral 2 gevallen voor:

1. Eene groote prikkelbaarheid der longen is na de ontsteking achtergebleven. Zonder pijn en zonder drukking op de borst hoest of kucht de lijder altijd door, terwijl een droog of zeer gering uitwerpsel aanwezig is. Men geve den lijder wei, salzbmnner- of seltzerwater met melk gedurende eenigen tijd te drinken, en de zieke moet voortdurend vijfvingerkruid of eene spaanschevliegpleister op den bovenarm dragen.

2. Is eene zwakte der longen achtergebleven, en behoudt de lijder een overvloedig slijmuitwerpsel, dat in den beginne ■wel verlichting aanbrengt, maar van lieverlede, in plaats van te verminderen, altgd overvloediger wordt en den zieke afmat, dan is het beste middel tegen dezen toestand de IJslandsche mos, en wel in den beginne naar het voorschrift van nquot;. 115, ten laatste de gelei zelve zonder eenig toevoegsel, en wel dagelijks 2 a 2J ons.

§ 85. De valsche zwartgallige longontsteking

Niet altijd ontstaat zij bij lieden van een dergelijk uiterlijk en melancholisch temperament, maar zij openbaart zich ook bij phleg-matische, zwaarlijvige en andere personen. Moeilijke spijsvertering en stoornis der gezondheid gaan haar vooraf, en voortdurend vergezelt eene hevige hoofdpijn de ontsteking De ver-schijnselen in het verloop dezer ziekte, gelijken, behalve bij de plaatsgrijpende onderbuikskwalen, geheel op die der valsche ca-tarrhale longontsteking, met dit onderscheid, dat hier eene zwarte of roetachtige afscheiding of ontlasting wordt waargenomen. Gewoonlijk is hier de tong zwart aangeslagen, de tanden eveneens, de stoelgang, het uitwerpsel, zelfs de urine nemen eene zwartachtige kleur aan. De ziekte duurt altijd zeer lang en wanneer ook de ontstekingsverschijnselen uit de borst verwijderd

-ocr page 180-

160

worden, dan blijven er nog andere borstaandoeningen en moeilijkheden in de spijsvertering bestaan; de gemoedsstemming wordt zeer somber en doorgaans komen op verschillende plaatsen van het lichaam kliergezwellen te voorschijn.

De ziekte komt zelden voor, hare genezing is moeilijk en derhalve hier niet op te geven, daar het slechts in mijne bedoeling ligt om het onderscheid tnsschen deze soorten van valsche longontsteking te doen kennen, opdat men daarbij zijne toevlucht niet tot verkeerde middelen moge nemen.

§ 86. De sluipende of verborgen longontsteking.

Deze soort van longontsteking is ontegenzeggelijk voor den leek de gewichtigste, want van het bijtijds onderkennen dezer ziekte hangt dikwijls het leven zijner betrekkingen af. Weet hij niet, welke vijand bij schijnbaar lichte borstaandoeningen hier in eene hinderlaag verborgen ligt, dan laat hij allicht het tijdstip voor-bijgaan, waarop het nog mogelijk is het gevaar af te wenden.

De kenteekenen zijn aanhoudende of van tyd tot tijd altijd terugkeerende borstpijnen, die dan ook doorgaans met hoesten en aamborstigheid gepaard gaan. Deze sluipende borstontsteking is naar de verscheidenheid harer oorzaken nu eens van geringe dan weder van de grootste beteekenis — Bij lieden, die met eene prikkelbare huid zich aan eene plotselinge afwisseling van hitte en koude, aan tocht en andere afkoelingen meermalen blootstellen, die in het algemeen aanleg hebben tot rheumatische aandoeningen en daarbij geen bloed opgeven, die een gezonden bouw van de borst bezitten, zijn de hier opgegeven borstaandoeningen doorgaans van rheumatischen aard en, wanneer zij zich in acht nemen, niet van groot belang. Eene spaanschevliegpleister in ettering onderhouden, op de pijnlijke plaats der borst gelegd, flanel op het bloots lijf en het gebruik van tijdelooszaad (zie n0. Ill) is voldoende om de ziekte spoedig te verwijderen.

Zijn er teekenen van aanbeien aanwezig (zie aanbeien), heeft de lijder een erfelyken aanleg tot deze ziekte, is eene hebbelijke vloeiing van aanbeien achterwege gebleven en openbaren zich dan de teekenen eener sluipende longontsteking en met bloedig opgeven vergezeld, dan kan men aannemen, dat het slechts de aanbeien zijn, die deze borstaandoeningen veroorzaken. Deze toestand wordt gelijk de onregelmatige aanbeien (zie aanbeien) behandeld en is zelden zeer gevaarlijk.

Ook de wegblijvende maandstonden kunnen eene sluipende longontsteking ten gevolge hebben. Worden deze weder in den regelmatigen toestand gebracht, dan verdwijnt ook deze spoedig (zie het hoofdstuk over de onderdrukte maandstonden).

Ligt evenwel de oorzaak dezer ziekte in de long zelve, dan is het grootste gevaar daarmede verbonden, want men moet dan

-ocr page 181-

161

eene ontaarding in eene volkomen longtering vreezen. Men kan hier op tweederlsi wijze te werk gaan.

Of er heeft zich ten gevolge eener werkelijke longontsteking een etterzak gevormd, die langzaam ontstoken wordt en pijnen veroorzaakt, en het lot van den lijder hangt alsdan uitsluitend af van de wijze, waarop de natuur dit ettergezwel doet uitbreken.

Of het is oorspronkelijk een longteringachtige aanleg (hiervan zal nog in het hoofdstuk over de longtering gesproken worden), of er zgn reeds longknobbels aanwezig en dit is de zaak waarop ik de aandacht mijner lezers in 't by zonder wensch te vestigen, omdat deze ziekte zoo dikwijls niet herkend wordt en aldus de tijd voor nog mogelijke hulp verloren gaat. Deze ziekelijke toestand laat zich aldus beschrijven:

Eene inwendig diep gevoelde pijn in de borst, die slechte door zekere oorzaken, of bij eene snelle beweging, of bij eene inspanning der longen zich openbaart en zich aanduidt door een gevoel, alsof inwendig iets wordt samengesnoerd. De lijder haalt moeilijker adem bij het liggen op eene zijde, en bij verandering van ligging begint hij te hoesten, gevoelt beklemming op de borst en vluchtig voorbijgaande steken. Wanneer hg diep adem haalt, ontwaart hg weer steken, branding en een gevoel alsof hg een band om het lijf had. De hoest is kort, niet aanhoudend, meestal droog; het opgebrachte zeldzaam of slgmig, of bloedig; dit bloed opgeven houdt verscheidene dagen aan, verdwgnt dan weder en keert dikwijls spoedig, dikwgls laat op onbepaalde tgden terug.

Bij het opbrengen van bloed openbaren zich duidelijke en aanhoudende koortsaandoeningen in de avonduren, de steken nemen toe, de wangen zijn gloeiend rood en het hoofd is heet en pijnlgk. Sommige deelen zgn brandend, vluchtig heet, terwijl andere koud zijn; daarmede gaat loomheid, matheid en zwaarte in de ledematen, gebrek aan eetlust, eene wit aangeslagen tong, diarrhée en hardlgvigheid bg afwisseling gepaard, en voornamelijk des nachts breekt een overvloedig zweet uit, dat echter niet aanhoudt. Met het ophouden van den bloedhoest bedaart de aanval, de koortsachtige verschgnselen verdwgnen, maar het vorige onbehagelijk gevoel in de borst blijft hetzelfde, de lijder kucht, is eenigszins beklemd en vliegende steken sngden hem door de borst; de koorts heeft hem wel verlaten, doch de pols blijft in prikkelbaren-toestand en de wang is rood aan de zgde, waar hij pijn gevoelt.

Eene geringe verhitting door het gebruik van geestrijk vocht, hard loopen, dansen, enz. wekken voornamelijk de aanvallen op. In den beginne verdwgnen zg wel tamelgk licht, doch keeren bij de minste oorzaak altijd op dezelfde plaats weder. Yan lieverlede houden zg langer aan, worden hardnekkiger, de lijder

-ocr page 182-

162

begint bloed en etter uit te spuwen en de volkomen longtering heeft zicb geopenbaard.

Deze koortsachtige aanvallen en terugkeerende geringe ontstekingen moeten zoodra mogelijk met hare oorzaken, de aanwezige longknobbels, verwijderd woiden. Ongaarne onderwerpen zich dergelijke zieken aan de behandeling van een geneesheer, die hier zoo dringend noodzakelijk is, daar zij zich niet wezenlijk ziek gevoelen noch gelooven willen, dat de ziekte hen heeft aangetast.

Zoodra zulk een opgewonden koortsachtige toestand zich vertoont, moet men oogenblikkelijk afkoelend te werk gaan en daarom beweging en alle verhittende dingen zorgvuldig vermijden. Het voedsel moet slechts uit water of plantenkost benevens verkoelende dranken bestaan (zie n0. 4, 8, 9 en 10), en als geneesmiddel geve men het drankje n0. 59. Bij eene hevige koorts is, behalve eene kleine aderlating of het zetten van bloedzuigers, de salpeter (n0. 58) doeltreffend; is er bloedig uitwerpsel met sterke hartklopping aanwezig, dan zal na de bloedaftapping het roode vingerhoedkruid (n0.112) met veel nut aangewend worden.

Is de aanval voorbij, dan moet men zich streng in acht nemen en iedere gelegenheid vermijden, die den aanval weder te voorschijn zou kunnen roepen, omdat het gevaar bij iederen hernieuwden aanval altijd dreigender wordt. Over hetgeen men te doen heeft om de verhardingen op te lossen, zal bij de longtering gehandeld worden.

§ 87. Ontsteking van het ruggemerg en de mgwervelkolom. Eene hevige pijn, die op een of andere plaats van den rug bestendig aanwezig is, met hevige koorts vergezeld gaat en tot verlamming der ledematen overslaat, zijn de kenteekenen eener heete ontsteking van het ruggemerg. De ziekte is zeldzaam en ontstaat gewoonlijk slechts na uitwendige beleedigingen. Aderlatingen, bloedzuigers, vooral echter ij somslagen voortdurend aangewend, benevens de bekende afkoelende middelen in de streek van den buik, een zeer strfipg waterdiëet en ongestoorde rust, zijn de middelen, waarmede ze word bestreden. De ziekte is steeds zeer gevaarlijk, waarom wij ze hier verder stilzwijgend voorbijgaan.

Van meer belang en verreweg nuttiger voor den leek is de kennis van de verborgen ontsteking of prikkeling van de rug-wervelkolom.

Wanneer men in aanmerking neemt, dat door de zenuwen alleen de levenskracht over het geheele lichaam verspreidt wordt, zoodat van haar niet alleen het gevoel en de beweging, maar ook de voeding, de bloed- en sappenbereiding, iedere af- en uitscheiding, kortom de geheele dierlijke huishouding afhangt, en

-ocr page 183-

163

wanneer men bedenkt, dat het ruggemerg de wortel van menigvuldige zenuwvertakkingen is, dun zal men niet alleen begrijpen hoe hoogst gewichtig, maar ook hoe zeer verschillend de gezondheidsstoornissen kunnen wezen, die in een ziekelijken toestand van het ruggemerg hare oorzaken hebben Ieder slechts eenigszins wezenlijk deel van ons lichaam heeft namely k zijne eigenaardige zenuwen, waarvan zgne verrichtingen en gevoelvermogen afhangen en die op verschillende plaatsen van het ruggemerg haren bij zonderen oorsprong ontleenen. Wordt nu deze oorsprong ziekelijk aangedaan, dan lijdt daaronder wel gelijktijdig de geheele zenuw, doch slechts aan haar einde, d. i., voor dat deel, waarvoor zij oorspronkelijk bestemd is, wordt dit ziek zijn daardoor waargenomen, dat of het gevoel, of de beweging, of de bijzondere verrichting van dit weefsel gestoord is, en zoodoende nu eens hevige pijn, dan zenuwtrekking en kramp, dan weder andere stoornissen in het leven van dit deel plaats grijpen, want de kracht, die het leven daarvan onderhoudt en bepaalt, is immers ziekelijk veranderd of onderdrukt. Vandaar dat de keel, het hart, de longen, de maag, de lever, de pisblaas, de baarmoeder, de ledematen, enz. in een ziekelijken toestand kunnen verkeeren, naargelang het gedeelte van het ruggemerg ziekelijk aangedaan is, waaruit de verschillende tot dit lichaamsdeel behoorende zenuwen haren oorsprong nemen. Eene dergelyke stoornis ontstaat evenwel zeer licht en menigvuldig door eene ontstekingachtige prikkeling, waarvan het eigenaardige daarin bestaat, dat de pyn in den rug gewoonlijk onbeduidend is, ja dikwijls geheel ontbreekt, terwijl men alleen dan eene pijnlijke gewaarwording gevoelt, wanneer men, met den duim van den nek langs de geheele ruggegraat neerdalende, iederen wervel matig drukt. Dan eerst ontwaart de lijder nu eens aan eenen, dan weder aan verschillende van elkander verwijderde wervels slechts eene vermeerderde gevoeligheid, dikwijls echter ook zeer hevige pgn, die met bliksemsnelheid naar de verwijderde lijdende deelen heenschiet. Somwijlen zelfc kunnen de hevigste pijnen in andere deelen den zieke bijna tot wanhoop brengen, zonder dat hg vermoedt, dat de oorzaak daarvan in den rug gelegen is. Dit is dan ook mede de voornaamste reden waarom de kwaal zoo dikwijls niet herkend en op de gesteldheid van de rugwervelkolom geen acht geslagen wordt, niettegenstaande niets gemakkelijker is dan zich hieromtrent te vergewissen, wint ieder kan de pgnlijke plaats by den zieke, vooral wanneer deze dun gekleed gaat, door de aangewezen drukking spoedig onderkennen. Bij aandoeningen in het hoofd, b. v. duizeligheid, oorsuizing, verzwakking van het gezicht, enz. verzuime men slechts niet ook de bovenste wervels, namelyk die aan den nek, eveneens nauwkeurig door drukking te onderzoeken, hetgeen overigens ba

11*

-ocr page 184-

164

een eenigszins voorovergebogen houding van het hoofd zeer gemakkelijk is, daar ook zelfe de onkundigste den wervel zal kunnen vinden en daarop drukken.

Het zekerste en volledigste kenteeken eener sluipende rugge-mergsontsteking blijft wel altijd de gevoeligste plaats van de rug-wervelkolom, maar men kan ook de duizeligheid, gepaard met hardnekkige verstopping van den stoelgang en geringe vermoeienis, vooral in het kniegewricht, als verschijnselen beschouwen, die doorgaans met dit ongemak gepaard gaan. Grewoonlijk is deze ziekte, die geen ouderdom, geen lichaamsgestel verschoont, van rheumatischen aard; men neemt ze derhalve dikwerf waar by hen, die aan zwervende pijnen hebben geleden, alsook ten tijde, dat er rheumatische ziekten heerschen. Is dit het geval en wordt de toestand juist onderscheiden, dan kan men dien spoedig verwijderen, doch niettemin keert hij van tgd tot tijd weder opnieuw terug. Wat ook de oorsprong er van moge wezen, zoo zijn toch bloedzuigers, of koppen en spaanschevliegpleisters, of pukkels verwekkende zalven met behoorlijke inachtneming van den leefregel en den stoelgang de middelen om de ziekte en de daaruit voortspruitende menigvuldige en dikwijls zeer hevige pijnen geheel en al weg te nemen.

In verhouding tot den leeftijd en de krachten moet men derhalve 4, 8 a 12 bloedzuigers aan iedere zijde van de rug^egraat zetten, waar men de gevoelige plaats ontdekt heeft. Zijn er meer wervels aangedaan, dan laat men aan elk en wel aan beide zijden daarvan, een gelijk getal bloedzuigers aanzuigen, terwijl men hunne beten alsdan twee uren laat nabloeden. Big mannen evenwel, en in 't algemeen by krachtige en zeer vette lieden ver-krijgt men door het gebruik van bloedzuigers geene toereikende bloedontlasting, waarom bij deze dan een gelijk aantrJ bloedige koppen gezet moet worden. Hierop wordt dan in de gewone gevallen, en nadat de bloedzuigersbeten genezen zijn, eene spaanschevliegpleister gelegd en deze zoolang in sterke ettering onderhouden, totdat de drukking op den wervel inwendig geen pijnlijk gevoel meer verwekt en de ziekte geweken is. Is de pijn by de drukking terstond zeer hevig, of is de persoon zeer prikkelbaar en zwak van zenuwen, dan moet men aan eene pukkelverwekkende inwry ving boven het gebruik van spaanschevliegen de voorkeur te geven, want de laatste veroor/aken door hare te hevige prikkeling licht eene vermeerdering der ziekteverschijnselen en zijn dan meer nadeelig dan nuttig. Men gebruike alsdan de braakwynsteenzalf, die men ter grootte van eene kleine hazelnoot dagelijks 2 a Smaal zoolang op de lijdende plaats inwrijft, totdat er zich pukkels beginnen te vormen. Deze verkrygen alsdan de grootte eener koepok, doch verdrogen spoedig weder; zoolang

-ocr page 185-

165

echter de wervel nog pijnlijk is moet deze inwrijving weder opnieuw lie/haald worden. Voortreffelijk en dikwijls doeltreffender dan de braakwijn?teenzalf (doch. bij geene te prikkelbare huid) werkt hier de inwrijving van k fotonolie (n0. 113). Bij gevoelige personen zal de zalf n0. 114, dik op linnen gestreken en met eenige reepen hechtpleister bevestigd, de beste diensten doen.

Bij dit alles moet men zorg dragen, dat de lijder dagelijks 2 a 3 breiachtige stoelgangen heeft; hardlijvigheid mag volstrekt niet geduld wordeji. Met betrekking tot het diëet valt slechts op te meiken, dat alle verhittende, zwaar te verteren en hardly vig-heid verwekkende spijzen moeten vermeden worden; vooral moeten dergelijke lijders zich van wijn, koffie, thee, enz. onthouden.

Niet altijd echter is de kwaal van zoo bcnvoudigen aard, dat men hier met de aangeduide geneeswijze alleen kan volstaan, want ook nog andere oorzaken dan de rheumatische stof kunnen zulk eene sluipende ruggemergsontsteking te voorschijn roepen en aankweeken. Aambeien, verstoppingen in den onderbuik, hartkwalen, scherpe stoffen, enz. kunnen er aanleiding toe geven, en dit alles moet mr n noodzakelijk in aanmerking nemen, indien men de ziekte wil verwijderen Om dit evenwel nauwkeurig te onderkennen en alsdan doeltreffend te behandelen, daartoe schiet de kennis van den leek te kort, want om dit met goed gevolg te kunnen doen, wordt een meer dan gewone scherpe blik, eene rijke ondervinding en een hoogst helder en omzichtig oordeel des geneesheers vereischt Zelden echter is de toestand zoo duister en ingewikkeld, dat men zich niet met goeden uitslag en stellig zonder eenig nadeel van deze aangewezen geneeswy ze zou kunnen bedienen.

Bijna ongelooflik is het echter, hoe dikwijls in ongeneeslijk schonende ziekten, waar men iedere hulp reeds als vruchteloos beschouwt, waar een jaren lang gebruik van medicynen niets heeft gebaat, omdat men den eigenlijken oorsprong van al deze ziekten over het hoofd zag, deze eenvoudige behandeling den ongelukkige nog kan redden en van de pijnlykste kwalen bevryden.

De door de drukking op de rugwervelkolom zoo licht te onderkennen ontsteking van het ruggemerg, en die men door eene zoo hoogst eenvoudige behandeling doorgaans zoo gemakkelijk kan verwy deren, is niet alleen in zeer vele gevallen de eenige oorzaak der woedendste zenuwpynen (hoofd-, aangezichts-, heuppyn, enz.) en krampen van allerlei aard aan den hals en de ledematen, alsmede van de verschillende slijm- en bloedvloeiingen, voor-namelijk ook van de ziekten der baarmoeder, zooala gebrekkige maandstonden, or reg dmatigheden in de zwangerschap, verlossing en het kraambed, maar ook van verlamming der ledematen en zintuigen, van beroerte en vallende ziekte, wier oorsprong uitsluitend in deze ontsteking gezocht moet worden.

-ocr page 186-

166

Uit deze slechts oppervlakkige aanwijzing blijkt duidelijk, dat er bijna geene ziekte bestaat, wier ontstaan niet somwijlen aan eene dergelijke rnggemergsontflteking of prikkeling moet worden toegeschreven, waarom het van veel meer belang is de rugwervelkolom te onderzoeken, dan den pols te voelen, of de tong en de urine gade te slaan. Ik heb uit deze verkeerdheid dreigende zwarte staar, gevaarlyke bloedingen der baarmoeder, hardnekkige maagpijnen, witten vloed, schijnbare longtering en altijd terugkeerende miskramen zien geboren worden, en alleen door den zetel der ziekte juist op te sporen en te onderscheiden is het mg dikwerf gelukt, spoedige hulp aan te brengen, waar de zieke reeds jaren lang had geleden.

By eene SOjarige vrouw waren niet alleen alle verschijnselen van keeltering in zulk een hoogen graad aanwezig, dat zij reeds door haren geneesheer aan haar lot was overgelaten; maar zij werd ook nog bovendien door een ongemeen hevigen etterach-tigen slijmafgang der baarmoeder gekweld. Het onderzoek van den rug leidde tot het vinden van een pgnlgken wervel in den nek en twee dergelijke in de lendenstreek, waarvan noch de zieke, noch haar geneesheer iets vermoed had. Toen dit eenmaal herkend was, viel het gemakkelijk deze vrouw van een schijnbaar wissen dood te redden.

Eene 6()jarige vrouw klaagde over al de verschijnselen, die bij een reeds geheel verzwakt gezichtsvermogen de nabyzijnde ontwikkeling van de zwarte staar lieten vermoeden. Ik vond den bovensten rugwervel pgnlijk aangedaan, en toen ik dien matig drukte, werd het haar oogenblikkelijk geheel donker voor de oogen. Door het behoorlijk in aanmerking nemen van de ruggemergs-kwaal werd het zoo nabij zijnde gevaar van volslagen blindheid volkomen afgewend.

Een bejaard man, die vroeger een aanval van beroerte had gehad, kreeg alle voorboden van een tweeden. Bij het onderzoek van den rug werd in den nek een pijnlijke wervel ontdekt, en op het oogenblik, dat ik dien zachtkens drukte, werd de man door zulk eene hevige duizeling aangetast, dat hij langen tgd noodig had om daarvan te herstellen. Het was nu echter getnakkelijk den terugkeer der beroerte te voorkomen.

Een 40jarig man klaagde gedurende verscheidene jaren over eene buitengewone koude van het onderste gedeelte zijns lichaams, en legde daarom in den zomer zelfs zijne pelskleeding niet af. Zijn geneesheer hield hem voor een ingebeelden zieke, doch de lijder werd spoedig van deze onaangename gewaarwording verlost, toen men den zetel der kwaal in den rug had ontdekt.

Nog meer gevallen van dien aard zou ik kunnen aanhalen, indien het hier daarvoor de plaats ware. Overigens zou ik dit

-ocr page 187-

167

onderwerp niet zoo breedvoerig behandeld hebben, wanneer er zelfs heden nog niet vele geneeshceren werden gevonden, die hierop zeer weinig acht slaan, ja zelfs velen, die den gewichtigen invloed van deze ruggemergkwaal, ondanks alle in het oog loo-pende verschijnselen, ronduit loochenen. In ieder geval geloof ik echter, niet te vergeefs mijne lezers hierop opmerkzaam te hebben gemaakt; zij zullen daarin, hoop ik, tot hun groot gerief, aanleiding vinden om inzonderheid by hardnekkige kwalen van hunnen geneesheer te eischen den toestand hunner rugwervels te onderzoeken, opdat hij niet langer iu het duister rondtaste, waar hg met zoo weinig moeite zich een juist begrip van den samenhang der ziekteverschijnselen vormen en een daaraan passende behandeling met zeker gevolg in practgk brengen kan. Daardoor zal buiten twijfel zoo menig zwaar lijden, zoo menige pijn, die den lijder tot vertwijfeling brengt, zoo menige het leven bedreigende bloedvloeiing, enz. spoediger en gemakkelijker kunnen genezen worden, dan het anders by verzuim van dit onderzoek zou kunnen geschieden.

Ik herhaal het daarom nogmaals en druk het mijnen lezers op het hart, om by iedere langdurige ziekte, ja zelfs by alle bedenkelijke verschijnselen in de koorts, vooral bij zenuw- en tus-schenpoozende koortsen, ook wanneer de zieke in het geheel niet klaagt over de minste pijnlyke gewaarwording in den rug, het vermelde onderzoek van de rugwervelkolom in het werk te stellen.

§ 88. Maagoiitsteking. Er zyn twee soorten van maagontsteking: eene, die zich duidelijk te kennen geeft, en eene andere, die verborgen is. Van de eerste zal hier het eerst gesproken worden.

Men herkent ze door de aanhoudende, hevige, brandende pyn in de streek van den hartkuil, die bij het inademen, bij uitwendige drukking op die plaats, en het geringste gebruik van het een of ander eenigszins toeneemt. Daarbij is dit deel gespannen, opgeblazen, gevoelig en heet, en dikwijls wordt dan ook eene polsklopping daarin waargenomen. Al hetgeen de lyder gebruikt heeft, zelfs het zuivere drinkwater, wordt weder uitgebraakt. De ledematen zijn koud, terwijl de inwendige dee-len brandend heet zyn. Eene doodelijke bleekheid met koud zweet, bedekt meestal het gelaat De zieke heeft een drogen mond en lijdt dorst, dien hij intusschen niet mag lesschen, wanneer hy de pijn in de maag niet wil vermeerderen. Zeer spoedig openbaren zich trilling der ledematen, buitengewone zwakte, kramp, bezwyming, verstandsverbijstering en zelfs toevallen, die zeer veel naar watervrees gelijken.

Het verloop der ziekte is buitengewoon snel; de ziekte zelve is echter altyd zeer gevaarlijk.

-ocr page 188-

168

Deze maagonteteking ontstaat door scherpe, bijtende, brandende en beleedigende stoffen, die men heeft ingeslikt, waaronder vergiften, naalden, glas, enz. gerekend moeten worden. Somwijlen wordt zij door een kouden dronk of het inslikken van ijs na eene sterke verhitting veroorzaakt, of zij is het gevolg van eene bovenmatige braking, van eene door heete middelen gestopte galachtige diarrhee, van jicht, aanbeien of onderdrukte maandstonden.

Is er terstond geene geneeskundige hulp bij de hand, dan haaste men zich ten minste, zoo spoedig mogelijk eene matige aderlating te doen. Daarna is echter niets zoo werkdadig en volstrekt onontbeerlijk dan het herhaalde aanzetten van 15 a 20 bloedzuigers. Men geloove echter niet, dat, wanneer de pgn alsdan opgehouden heeft, ook de ontsteking weggenomen is. Niets kan den zieke meer misleiden dan juist deze toestand. Dikwijls doen de eerste bloedzuigers de pijn en de gevoeligheid in de maagstreek ophouden, en toch nog verraden de snelle kleine pols, de levendige koorts en de brandende dorst de aanwezigheid der ontsteking, en vereischen zij het herhaald aanzetten van bloedzuigers Over de beten der bloedzuigers legge men echter, zoo als men pleegt te doen, geen warme pappen om het nabloeden te bevorderen, want de warmte en zwaarte dier pappen is den zieke lastig; hij verlangt koelte, werpt de dekens van zich en schijnt een kouden luchtstroom voor de maagstreek te verlangen In plaats van dus de nabloeding door zulke warme pappen te onderhouden is het beter het aanzetten der bloedzuigers te herhalen.

Wanneer evenwel de bloedaftappingen door aderlating en bloedzuigers geene gunstige verandering te weeg brengen, wanneer vooral de verzwakking zeer toeneemt en zenuwtoevallen zich vertoonen, dan kan nog een voortdurend opleggen van ijsblazen de ziekte eene gunstige wending doen nemen. Dit middel moet terstond te baat worden genomen in gevallen, dat kwetsende zelfstandigheden (naalden, glas enz.) in de maag zgn geraakt.

Ten einde by de hier altijd aaa-wezige verstopping de ontlasting gaande te houden, mogen volstrekt geene afvoermiddelen toegediend worden, daar inwendige medicijnen hier als vergift werken en door de maag niet verdragen, zelfe niet ingehouden worden, weshalve uitsluitend lavementen geschikt zijn (n0. 57).

Men mag den lijder koud water toedienen, indien de maag dit kan inhouden; niets is echter voor hem hier zoo weldadig en verkwikkend, dan kleine stukjes ijs, die hij in den mond moet houden en gedurende het smelten moet inslikken. Men heeft niets, hoegenaamd niets van het gebruik van gs bij eene maagontsteking te vreezen, maar alleen heil daarvan te wachten. Alle andere middelen kunnen volstrekt niet worden aangewend;

-ocr page 189-

169

zij vermeerderen de braking en deze prikkelt weer aanmerkelijk de ontsteking. Zelfs de bruispoeders, die dikwijls met de bedoeling gegeven worden om het braken tegen te gaan, zijn hier schadelijk en kunnen het slechts bevorderen.

Ook het opleggen van spaanschevliegpleisters, van mosterdpappen, enz. vereischt hier groote omzichtigheid Doorgaans hondt men het voor iets zeer onbeduidends, dat, wanneer een middel geen goed doet, het ook geen kwaad kan te weeg brengen, en men er derhalve altijd eene proef mede kan nemen; doch dit is eene grove dwaling. In 't algemeen zijn blaartrekkende pleisters in den aanvang van iedere ontsteking niet doeltreffend, maar nadeelig; zij vermeerderen de prikkeling, den ontstekingstoestand en bijgevolg ook de koorts. Slechts dan, wanneer de huid koel en de ontsteking bijna verdwenen is, kan een blaartrekkende pleister heilzaam wezen. Evenwel is het goed, wanneer men tussehen deze en de huid een stukje gaas legt en ze overigens niet langer liggen laat, dan totdat er pijn of branding ontstaat.

Eene geheel bijzondere aandacht bij de behandeling verdienen de oorzaken, waaruit de maagontsteking ontstaan is.

Hoe men moet te werk gaan wanneer vergiften of spitse scherpe voorwerpen de oorzaak der maagontsteking zgn, wordt bij de plotselinge levensgevaren (12de afdeeling) breedvoerig behandeld.

De naar binnen geslagen jicht, vooral de naar binnen geslagen jichtige huidwormen en gezwellen verwekken dikwerf eene ontsteking in de maag. Hier helpt na de aderlating eene groote spaanschevliegpleister, op de maagstreek gelegd, meer dan alle andere middelen; heeft deze gewerkt, dan legge men nog sterke raosterdpappen op de voeten, men geve inwendig olieachtige bedarende middelen (zie n0. 105), en brenge dan ook dergelijke pappen (zie n0. 106) op de maagstreek aan.

Om zich voor instortingen te vrijwaren, moet de lijder, nadat de aanval geweken is, eene fontanel aan den voet dragen.

Bij onderdrukte maandstonden of verstopte aambeien moeten, behalve de bloedzuigers aan de maagstreek, aderlatingen aan den voet en bloedzuigers aan de enkels of aan den aars gelijktijdig met warme mosterd voetbaden (nquot;. 50) aangewend worden.

Gedurende de herstelling moet men met het gebruik van spgs zeer voorzichtig wezen. In den beginne mag volstrekt geene vaste spgs toegediend worden; melk en water, vooral wei en karnemelk zyn dan de nuttigste voedingsmiddelen en dranken, en slechts van lieverlede mag de overgang tot zachte breiachtige spijzen geschieden.

Ook mag de herstellende het bed nog niet verlaten; een gedwongen zitten, eene rechtstandige houding en lichaamsinspanning kunnen dikwerf de treurigste gevolgen na zich sleeperi.

-ocr page 190-

170

Menigvuldiger dan deze soort van maagontsteking is een sluipende ontstekingachtige toestand van dit lichaamsdeel, die dikwijls miskend wordt en dan een lijden ten gevolge heeft, dat somwg-len met een zeer treurigen afloop eindigt, daar het in eene alge-meene uittering, verharding of verzwerenderi toestand ontaardt.

§ 89. Thans zal van deze sluipende maagontsteking

gesproken worden. Niet zelden big ft na het verdwenen van eene der bovengenoemde soorten van maagontsteking ergens eene plaats in de maag overig, die aan eene voortdurende ontstekingachtige prikkelbaarheid onderhevig is. Doorgaans is dit toe te schrijven aan eene verkeerde behandeling der voorafgegane ontsteking, of aan eene instorting door verwaarloosden leefregel, te prikkelende voeding, gemoedsaandoeningen, enz. Zeer verschillend is de wijze, waarop deze kwaal zich openbaart. Dikwijls gevoelt de lijder zich verzadigd zonder eenigen eetlust te hebben, zoodat hij verscheidene dagen niets eet; dan keert de eetlust terug, houdt eenigen tijd aan, doch de maagkwaal doet zich op nieuw gevoelen en hij is weder genoodzaakt zich van spijs te onthouden. Aldus slijt hij zijn leven, totdat de toestand juist wordt onderkend en genezen, of in verharding van de maag en uittering ontaardt. Schijnbaar doen versterkende middelen hier goede diensten en recepten schrijvers geven tegen dit lijden ook altgd maagversterkende middelen. Maar het ongemak wordt daardoor niet weggenomen; integendeel, de ongelukkige afloop der ziekte wordt er slechts door verhaast Trouwens zijn de tusschenpoozen, die deze aandoeningen vergezellen, dikwijls zoo lang, dat men den toestand zeer licht voor eene zeer eenvoudige slechte epijsvertering of voor eene enkele maagkramp houden kan, waardoor niet zoo spoedig aan eene ontstekingwerende behandeling gedacht wordt, zooals dit vooral bij aambeienlijders het geval is, die door den regelmatig wederkeerenden aandrang van het bloed naar den onderbuik steeds door maagpijn worden aangedaan, hetgeen dan doorgaans voor zwakte der maag gehouden wordt. Naar gelang van den zetel, dien de op eene kleine plaats der maag beperkte sluipende ontsteking inneemt, zijn ook de daarbij plaats grijpende verschijnselen van verschillenden aard.

Is de mond der maag ziekelijk aangedaan, dan schijnt het den zieke, wanneer hg voedsel tot zich neemt, alsof dit door een pijnverwekkenden ring binnentreedt; hij ontwaart daarbij eene smartdijke oprisping, eene krampachtige samentrekking van de maag en een brandend gevoel. In lichte gevallen zijn ook deze aandoeningen slechts voorbijgaande en van weinig beteekenis. Na 2 of 3 uren ontwaardt de lijder eene pijn achter het linkerborstbeen, die zich als rheumatiek tot in den rug en het linker-

IP

i

W

. fr-

Mm

.

• ^

m

-ocr page 191-

171

schouderblad uitstrekt. Gewoonlijk gaan deze verschijnselen met hartklopping, samentrekking en branding in de keel gepaard, en des morgens heeft de lijder een scherp zuur en wansmakend vocht in den mond; het achtergedeelte van de keel is in de meeste gevallen droog of met een dik taai slijm gevuld, terwijl eerst later eene braking volgt.

Is de maagzak zelf het lijdende deel, dan verwekt het voedsel, vooral wanneer het prikkelend is, een onaangenaam gevo«l in de maag, dat dikwerf het onderste gedeelte der borst als met een band vastsnoert, en door een pijnlijk oprispen en slikken gevolgd wordt. Ongeveer 3 uren na het nuttigen van spijs vermeerdert ook hier de pijn. Somwijlen vertoont zich eene bloedspuwing, zoodat men den toestand licht als eene miltziekte kan beschouwen. Zulke lijders worden reeds zeer vroeg door hunnen geneesheer opgegeven, alleen omdat hij de kwaal niet juist herkend heeft. De ziekte heeft in de meeste gevallen haren zetel in het portier van de maag. Hier is de eetlust goed, het stillen van den honger verschaft het gewone welbehagen, doch na 2 of 3 uren neemt het lijden een aanvang; dan ontstaan er pynen in de rechterzijde, die als speldesteken tot aan de amandelen opklimmen; de spijzen worden wel niet geheel en al uitgebraakt, maar zij stijgen uit de maag naar boven, terwijl aan-vankelij li slechts een taai, ranzig, kwalijk smakend slijm wordt opgegeven; zoodra evenwel de misselijkheid toeneemt, braken de laders alle voedingstoffen weder uit.

Ik heb deze ziekte hier niet beschreven, opdat de leek dezen gevaarleken toestand zelf zou kunnen behandelen, maar alleen opdat hij weten zou, of de geneesheer, aan wien hij zich toevertrouwt, ook zijne ziekte juist onderkent, want, zooals gezegd is, een alledaagsch receptenschrijver zal in de meeste gevallen hier een verkeerden weg inslaan en de nog geneeslijke ziekte in eene ongeneeslijke kwaal veranderen (zie bovendien nog ontstekingachtige maagpijn.

§ 90. Darmontsteking of onstekingachtig koliek.

De wezenlijke teekenen eener darmontsteking zgn: eene vastzittende brandende of trekkende pijn, gewoonlijk in de navelstreek of ook meer benedenwaarts; uitwendige drukking, iedere schok en beweging van het onderlijf vermeerdert de smart, die in den beginne slechts tot een kleine plaats bepaald is, doch zich spoedig meer en meer verspreidt en somwijlen den geheelen buik inneemt. Evenzoo wordt zij van lieverlede heviger, tot de ondragelijkste pijn. Het lijf wordt uitwendig zoo gevoelig, dat zelfs de minste aanraking der beddedeken ondragelijk wordt; tegelijkertijd is de buik trommelzuchtig opgezet en gespannen; een ander maal is hij

-ocr page 192-

172

ook glad en zelfs ingevallen. Is de ontsteking in de nabijheid der maag, dan ontstaat er groote benauwdheid, onrast, walging, zelfs vreeselijke braking; heeft zij haren zetel lager naar den endeldarm heen, dan wordt de lijder door persing, glijmafgan^ door den aars, aanvallen van buikloop, opgezette aanabeien en pisopstopping gekweld. De pols is hier altijd zeer klein en hard, de ledematen zgn koud, de inwendige hitte evenwel brandend, het gelaao is ontsteld en ingevallen, terwijl eene buitengewone zwakte wordt waargenomen. Doorgaans lijdt de zieke aan hardnekkige hardly vigheid en in de ergste gevallen braakt hij zelfs drek, wordt sprakeloos, valt in zwijm, en hevige stuipen wijzen een treurigen afloop aan

Rheumatiek der buikspieren, aanbeien, krampkolieken kunnen wel is waar dergelijke aandoeningen te weeg brengen zonder juist met eene darmontsteking gepaard te gaan; maar zoodra zich bij deze onderbuikskwalen, van welken aard zii ook zijn mogen, vooral echter bij kolieken, vaste, brandende, onafgebroken voortdurende pijn in het onderlijf openbaart, die bij uitwendige drukking toeneemt, dan kan men terstond darmontsteking vermoeden, en men moet alle bittere, windverdrijvende middelen, maagdroppels, enz., waartoe men bij iedere pijn in den onderbuik zijne toevlucht neemt, zorgvuldig vermijden, daar deze den bovendien reeds gevaarlijken toestand nog kunnen verergeren.

Het verloop der ziekte zelve is doorgaans niet van langen duur. Na eene kortstondige huivering, waarbij de pynen zich oogenblikkelijk doen gevoelen, volgt hitte en sterke koorts, waarbij de ledematen altijd marmerkoud zijn. Na 3 a 4 dagen, na 7 op zijn langst, eindigt de ziekte met voorspoedigen of doodelijken afloop. De darmontsteking echter, die in verband met andere ziekten, met kolieken, beklemde breuk, aanbeien, galachtige vuile stoffen, wormen, enz. zich openbaart, begint en verloopt langzamer, is daarom moeilijker te herkennen en kan inderdaad zelamp; den meest oplettenden geneesheer op het dwaalspoor brengen. Dat zulke niet herkende darmontstekingen de oorzaak der ontstekingachtige zenuwkoortsen zyn, daarvan is reeds bij deze melding gemaakt.

Er bestaat eene aangeboren of vermeerderde gevoeligheid en prikkelbaarheid van het darmkanaal, na ziekten en andere verzwakkende oorzaken achtergebleven, waardoor zulke personen een bijzonderen aanleg hebben tot ontstekingachtige darmkwalen, en deze moeten zich dan ook meer dan anderen voor alle schade-lijke invloeden, welke eene darmontsteking kunnen ten gevolge hebben, in acht nemen. Deze aanleidende oorzaken zyn: vooral menigvuldige verkoelingen van den onderbuik en der voeten, inzonderheid wanneer door deze verkoelingen een heilzame bloed-

-ocr page 193-

173

afgang (vloeiende aanbeien, maandstonden en kraamzuivering) onderdrukt is. Ook na een naar binnen geslagen koortsachtig uitslag, roodvonk, mazelen, enz., of na koortsvrij uitslag, huid-wormen, enz., na onderdrukte jicht, rheumatiek, podagra, roos, enz. openbaart zich niet zelden deze ontsteking.

Menigvuldiger dan genoemde oorzaken zijn die, welke onmiddellijk op het darmkanaal werken. Daartoe behoort vóór alles eene beklemde breuk, eene oorzaak der darmontsteking, die meermalen en altijd tot groot nadeel voor den lijder over het hoofd wordt gezien. Ieder hevig ontstekingachtig koliek moet het vermoeden eener breuk opwekken en men mag dus niet nalaten den onderbuik door een kundig heelmeester te laten onderzoeken. Dikwijls vermoedt de zieke niei, dat hi) eene breuk kan hebben, doch er zgn zulke kleine breuken, dat zij licht over het hoofd worden gezien, en wanneer men slechts het geringste gezwel aan die deelen aantreft, waar breuken gewoonlijk ontstaan, moet dit terstond achterdocht verwekken. Zoo gering kan zelfs eene breuk wezen, dat zij uitwendig volstrekt geen gezwel veroorsaakt. Men kan dit geval licht vermoeden, wanneer het begin der ziekte van eene gelegenheid dagteekont, waarbij eene breuk licht kan ontstaan, b. v. van eenen sprong, een val, een stoot tegen den onderbuik, het tillen van een z waren last, enz, en wanneer de eerste pijnen zich op eene plaats doen gevoelen, waarop breuken dikwerf worden aangetroifen, vandaar voornamelijk in de streek van den navel en der liezen.

De overige plaatselijke oorzaken eener darmontsteking zijn: het gebruik van zeer heete zelfstandigheden, een ijskoude dronk, vooral na verhitting, scherpe purgeermiddelen, ingeslikte scherpe vergiften, maar ook spitse harde lichamen (spelden, spijkers, viaeh-graten, beenderen), wonden en andere gewelddadigheden.

De behandeling is dezelfde als big de maagontsteking. Men moet algemeene en plaatselijke bloedaftappingen, vooral echter, bij een hevigen graad der ziekte, ijsblazen aanwenden en voor inwendig gebruik het middel n0. 105, alsmede lijnolie in lepels toedienen. Met goed gevolg kan men ook karnemelk geven, en wanneer de pijnen verminderd zijn, bestrijkt men een stuk linnen dik met de grijze zalf, legt dit op den onderbuik en late het 8—12 uren liggen. Indien daarop de pijnen nog niet geheel verdwenen zijn, of zooals dit zeer dikwijls plaats heeft, doen zij zich ondanks de herhaalde aderlating en het opnieuw aanwenden van bloedzuigers weder gevoelen, dan moet men de kalmeerende pap nquot;. 106 aanwenden en inwendig opium geven. Het doet hier wonderen, wanneer de ziekte reeds eenige dagen geduurd heeft (zie n0. 117), vooral wanneer het in verbinding met een lauwwarm bad wordt toegediend.

-ocr page 194-

174

Tot lesscliing van den hevigen dorst niet alleen, maar ook in 't algemeen genomen is Mer het gebruik van koud water of ijs bijzonder heilzaam. Bij het afnemen der ziekte is het echter raadzaam, olie- en slijmachtige dranken, vooral van n0. 116, anders ook amandelmelk (n0. 3), wei (n0. 4) of karnemelk te geven.

Hetgeen den zieke en den omstanders de meeste onrust baart, is doorgaans eene hardnekkige verstopping in den onderbuik. Afvoermiddelen en scherpe lavementen mogen hier in geen geval worden aangewend; daarentegen werken lavementen van koud water, vooral uren lang achter elkander genomen koude zitbaden, ongemeen gunstig, want zij brengen in deze ziekte niet alleen beter en zekerder, eene behoorlijke ontlasting te weeg, maar zij dragen er ook veel toe bij om de ontsteking te bestrijden, ja zij vermogen zelfs ze geheel alleen gelukkig te verwijderen, ik was ooggetuige, dat dergelijke ontsteking verwekkende hardlijvigheid, die de geneesheeren dagen lang vruchteloos bestreden hadden en waardoor de lijder tot een bijna hopeloozen toestand gebracht werd, tot verrassing van een ieder door dit middel binnen korten tyd werd genezen. De koude lavementen verwijderen ook het best den aanleg tot hardly vigheid, die doorgaans nog lang na eene darmontsteking achterblijft. quot;Wanneer vooioordeel of vertroeteling iemand van dit middel terughoudt, dan blijft hem niets anders over, dan tot lavementen van havergort met eenige lepels lijnolie of boter zijne toevlucht te nemen, die alle 2—3 uren worden herhaald, zoolang de hardlijvigheid nog niet geweken is.

Na de ziekte is een zorgvuldig warm houden van den buik, het dragen van flanellen hemden (voor het vrouwelijk geslacht broeken) het vermeden van alle winderige, zwaar te verteren en verhittende spgs en drank bijzonder aan te bevelen.

§ 91. De sluipende darmontsteking. Het is aan

geen twijfel onderhevig, dat, zoowel als in de maag ook in het darmkanaal eene sluipende ontsteking kan ontstaan, die by het groot gevaar, waarmede zij vergezeld gaat, toch moeilijk is te onderscheiden, wegens de geringe nitwendige teekenen, waardoor zy hare aanwezigheid verraadt. Zoolang de lyder zich rustig houdt is er nauwelyks eenige pyn te bespeuren; slechts by het sterk betasten en het schudden van het lichaam door lachen, niezen eii hoesten doet zij zich gevoelen. Bovendien klaagt hy hoogstens over een dof drukkend onaangenaam gevoel op de eene of andere plaats van den buik. Daarmede gaan de volgende ver-schynselen gepaard; loomheid, neerslachtigheid, groote prikkelbaarheid en gevoeligheid voor de buitenlucht; de pols is zwak en klein, en de ledematen zijn somtijds koud, terwijl tegen den avond eene matige hitte verschijnt, waarby de wangen rood zijn

-ocr page 195-

175

en de handen gloeien; de zieke lijdt dorst, en loost moeilijk water, ook openbaart ziek misselijkheid, die tot braking, hoewel niet onmiddellijk na het gebruik van spijzen, overgaat. Deze toestand kan maanden, ja zelfs jaren aanhouden en ten laatste in verettering of verharding ontaarden. Van daar de gewichtige regel: dat men niet alleen bij eene voortdurende pijn, die bij het betasten van den buik toeneemt, vooral wanneer zij langzamerhand met de vermelde verschijnselen gepaard gaat en zich bij een drukken of stooten openbaart, maar ook na hevige ont-.stekingachtige kolieken, beklemde breuken, aanbeien, kraambedden, enz., achterblijft, zijne geheele aandacht daarop moet vestigen en ze niet als van weinig beteekenis mag beschouwen.

§ 92. lïierontsteking, nierkoliek. De volgende ver-sohijnselen kenmerken deze kwaal: de lijder gevoelt hevige pynen in de nierstreek, namely k onder de laatste rib, twee a drie duim van de ruggegraat verwijderd. Deze pijnen zijn kloppend, onafgebroken, zitten diep verborgen en vermeerderen niet licht bij uitwendige drukking; wel is dit het geval na schokken in het lichaam, bij het niezen en lachen, bij diepe ademhaling en aandrang tot loozing der urine en bij den stoelgang. Een gevoel van spanning en trekking verspreidt zich tot in de sshaam-streek, zelfs in den pisleider, en bij mannen worden de teelballen krampachtig in de hoogte getrokken, terwijl eene verdooving het zitvleesch en de voorste zijde der dijbeenen aantast. Wegens de pijn in de dijen kan de lijder dikwijls niet loopen en het staan valt hem even moeilijk; niet weinig vermeerderen zijne smarten in de warmte van het bed, bij aanraking der gevoelige plaats, terwijl zij min of meer met eenige zwelling gepaard gaan.- Wanneer de kwaal hevig is, ontstaan erge koliekachtige pijnen (nierkoliek), opzwelling van den onderbuik, winderigheid, walging, braking, persing, hardly vigheid, enz. Naarmate de linker- of rechternier ontstoken is, nemen de pynen toe bij het liggen op de eene of andere zijde, en ook het liggen op den rug brengt geene verlichting aan. Van niet geringe beteekenis bij de nierontsteking is het bestendig rondwentelen van den lyder, hetwelk by geene enkele ziekte in die mate plaats vindt. Bg aanhoudenden aandrang tot watcrloozing gaat de urine slechts in kleine hoeveelheid en druppelsgewyze af, en zy heeft hier altijd eene zeer roode donkere, zelfe bloedige kleur en later eene etterachtige hoedanigheid Het verloop der ziekte is snel, ter-wyl zy doorgaans van eene hevige koorts vergezeld gaat.

Men zal wel nooit deze ziekte met een eenvoudig koliek kun-nem verwarren, wanneer men den diepen zetel der pyn, de moei-lyke waterloozing en de donkere kleur der urine in aanmerking neemt.

-ocr page 196-

176

Oorzaken. De weersgesteldheid veroorzaakt slechts zelden eene nierontsteking, daar hare oorzaak het menigvnldigst in nierstee-nen moet gezocht worden. Heeft de zieke reeds vroeger door de urine steenen of graveel gewaterd, zijn de toevallen klaarblijkelijk door een hevigen schok, rijden of dansen opgewekt; gaat daarmede een dof gevoel in de dijbeenen, een ziekelgk optrekken der teelballen gepaard, heeft de zieke daarenboven reeds meermalen aanvallen van nierkoliek gehad, dan kan men daaruit het gevolg trekken, dat niersteenen daaraan ten grondslag liggen. Bovendien ontstaat deze ontsteking door het misbruik van scherpe, urine uitdrijvende middelen, vooral van spaansche vliegen, verder door een schok, een val, het tillen van zware lasten, het lang op den rug liggen bij beenbreuken, verwondingen, enz. Ook naar binnen geslagen jicht, rheumatiek, huiduitslag, onderdrukte aambeien, enz. kunnen eene nierontsteking te weeg brengen.

De behandeling is als by de darmontsteking: bloedaftappingen, het aanwenden van ijs, inwendige olieachtige middelen (n0.105), koude zitbaden, enz.

De zieke moet zooveel mogelijk het liggen op den rug vermijden, daarentegen op de zijde liggen, waar de nier ontstoken is; het aannemen van eene zittende houding in het bed, het dikwijls vooroverbuigen of het liggen op den buik is even doeltreffend, daar dit verlichting aanbrengt, terwijl het bed niet warm mag wezen. Hardlijvigheid mag volstrekt niet geduld worden, daarom moot men van koude, olie- of slijmachtige lavementen gebruik maken, of van die, welke in n0 152 en n 204 zyn voorgeschreven. In plaats van lavementen werkt hier de ricinusolie zeer goed, waarvan men 1 of 2 eetlepels in gerstewater mengt. Het koud water drinken is zeer weldadig; ook kan men met nut de by de darmontsteking opgegeven olieachtige en andere dranken innemen, en wat den overigen leefregel betreft, hy is geheel dezelfde als by de ontstekingskoorts.

§ 93. Blaasontsteking. Kenteekenen: brandende pyn in de blaasstreek met uitwendige zwelling, spanning, hitte en pijn op het aanvoelen, roode heete urine, koude pis, pisopstopping, persingen, hardly vigheid, koorts met harden pols, en by hevige graden hikken en braking.

De oorzaken zyn behalve het vatten van koude, blaasstee nen, het gebruik van pisdryvende middelen, uitwendige beleediging, een aandrang van aanbeien, of rheumatische, jichtige, syphiliti-sche (venerische) scherpte, wyders de zwangerschap, de verlossing, het kraambed en eene onderdrukking der maandstonden

Met betrekking tot de behandeling der blaasontsteking geldt hetzelfde, wat reeds bij de nierontsteking is voorgeschreven. Men

-ocr page 197-

177

moet ook hier, wanneer de koorts en de pijn hevig zijn, herhaalde malen eene aderlating doen en vooral bloedzuigers aan den endeldarm zetten. Voor inwendig gebruik geeft men het olieachtig kalmeerend middel n0. 105 en bezigt de pap n0 106. Dikwijls baat hier bij de altijd zeer pijnlijke waterloozing niets beter dan inspuitingen van eene groote hoeveelheid olie in den endeldarm. Lauwe baden zijn buitengewoon weldadig. Wanneer na herhaalde algemeene en plaatselyke bloedaftappingen de pgnen zich altijd hevig hernieuwen, dan zullen zij door de poeders n' 99 zeer spoedig worden weggenomen. De ontlasting moet door versch geperste ricinusolie bevorderd worden.

De oorzaken der ziekte vereischen by de behandeling eene bijzondere aandacht. Bij het vatten van koude zijn vooral de lauwe baden geschikt, en bij het ophouden van de hevigheid der verschijnselen het op de huid werkende middel n0 61; verder inwryvingen van de vluchtige zalj en mosterdpappen. Wanneer het jicht is, die zich naar een of ander lichaamsdeel verplaatst heeft, dan zoeke men ze door mosterdpappen weer op de oude plaats te voorschijn te roepen. Mocht de blaasontsteking door het in- of uitwendig onvoorzichtig gebruik der spaansche vliegen zijn ontstaan, dan geve men kamfer in amandelmelk n0 118. — Onderdrukte aambeien vereischen stoombaden en bloedzuigers aan de opening van den endeldarm. Ligt de oorzaak der ziekte daarin, dat de baarmoeder van hare plaats geweken is, dan kan slechts een ervaren verloskundige dit ongeval genezen.

§ 94. Leverontsteking. De lever is voor het dierlijk lichaam een hoogst gewichtig orgaan. Zij bereidt de gal, wier behoorlijke hoedanigheid voor de spijsvertering volstrekt noodzakelijk is, en bovendien zuivert zij ook nog het bloed. Het is derhalve licht te verklaren, waarom ziekten van dit deel van het ingewand zoo groote aandacht verdienen.

Evenals bij de borstontsteking de ziekte eene andere gedaante aanneemt, naar gelang het vlies, waarmede de longen overtrokken zijn, of het inwendig weefsel der longen zei ven door de ontsteking is aangetast, zoo openbaart zich ook de leverontsteking, zij moge heet of sluipend wezen, in twee zeer verschillende gedaanten.

1. Ontsteking van het huidvlies der lever. De ver-schijnselen zgn de volgende: plotselinge aanval ecner hevige pgn in de rechterzijde onder de korte ribben, die telkens wordt vermeerderd, wanneer men op de pgnlijke plaats drukt; aanmer-kelijke koorts; galachtige braking, de zieke kan niet op de linker-, bijgevolg niet op de gezonde zijde liggen. Het laatste is dikwijls het eenige kenteeken, waardoor men deze ziekte van

12

-ocr page 198-

178

eene borstontsteking kan onderscheiden, want bij deze kan de lijder niet op de zieke zijde liggen Niet zelden echter gaat ook eene long- en leverontsteking gelyktijdig gepaard, daar de laatste zich gemakkelijk aan de longen meedeelt.

De oorzaken dezer ziekte blijven dikwerf duister; de volgende zijn echter de meest gewone; uitwendige beleediging door eene kwetsing, een val, enz., vooral echter hersenschudding; groote zomerhitte, buitengewone lichamelijke inspanning, vatten van koude, slapen in vochtige kleederen. Dronkaards en personen, die aanleg hebben tot rheumatische aandoeningen, worden zeer licht door haar aangetast.

Behandeling. Krachtige aderlating, bloedzuigers, vooral aan den endeldarm, of koppen, spaanschevliegenpleisters en de mixtuur n0 59, of het tamarindemerg n0 45. Verdwijnt de ontsteking niet spoedig, dan wende men inwrijvingen der grijze zalf aan, totdat de adem stinkend wordt, in hardnekkige gevallen totdat een speekselvloed ontstaat.

2. De ontsteking van de lever zelve. Dit is eene boosaardige listige ziekte, want dikwijls wordt zij niet onderscheiden en de lever gaat daarbij geheel onverwacht tot verettering over. Openbaart zij zich op eene zeer verborgen wijze, dan wordt de lijder door eene rilling overvallen, waarna eene zeer afwisselende hitte met een overvloedig kleverig zweet ontstaat. Zonder eenige aanwijzing van eene leverkwaal keeren deze koortsaanvallen onregelmatig terug. De zieke gevoelt zich wel is waar zeer onpasselijk, maar hij vermoedt het groote gevaar niet, waarin hg verkeert. Zoodra de ziekte verder om zich heen grijpt, openbaren zich nu en dan sterke huivering, bedenkelijk nachtelijk zweet, de pols wordt sneller, de tong aangeslagen en de lijder valt meer en meer af. Nu eerst openbaren zich de teekenen eener aanmerkelijke stoornis in den onderbuik; de spijsvertering is in de war, er ontstaan krampachtige pynen met stoelpersing gepaard en de lijder sterft onder de verschijnselen eener zenuwkoorts als gevolg van de verettering der lever.

In minder duistere gevallen wordt overvulling, zwaarte en een onbehaaglijk gevoel in de rechterzijde, die by de drukking toeneemt, pgn in den rechterschouder of in den rug, een droge hoest en ongeregelde stoelgang waargenomen. Er komen koortsachtige verschijnselen by, die wel is waar niet zeer in 't oog loopend zijn, zoodat zy nauwelijks den pols verhaasten, maar die zich door een hevigen dorst, eene aangeslagen tong en hooggekleurde urine met een roodachtig of roetkleurig bezinksel te kennen geven. Ook hier gaat de ontsteking spoedig tot ette-ring over, vooral wanneer de ontsteking van het huidvlies dei-lever ook deze laatste heeft aangetast. Dikwijls vormt de ette-

-ocr page 199-

179

ring zich zoo sluipend, dat de lijder zelf dit niet eerder bespeurt, dan wanneer hem zijn horlogie eene drukking veroorzaakt, of de hand van een hem geleidenden vriend een onaangenaam gevoel bij hem verwekt.

De oorzaken zijn dezelfde als in de eerste soort der leverontstekingen, vooral echter is het groote zomerhitte en onmatigheid in eten en drinken, die deze ziekte te voorschij n roepen.

Bij de behandeling is zelden eene aderlating, maar altijd het zetten van bloedzuigers aan den aars en het aanwenden van koppen een vereischte. Het wezenlijke middel evenwel, dat men nooit te vroeg bezigen kan, bestaat daarin, dat men door het gebruik van kwik een speekselvloed tracht te verwekken, hetgeen echter slechts aan een geneesheer moet toevertrouwd worden.

Tegen deze twee spoedig verloopende soorten van (heete) leverontsteking staan nog twee andere over, wier verloop langzamer plaats heeft. Er is geen onderscheid in de behandeling dezer laatsten, doch in hare verschijnselen en afloop bestaat een aanmerkelijk verschil.

3. De sluipende ontsteking van het huidvlies der lever. Eene heete leverontsteking kan zonder onmiddellijken overgang tot gezondheid afloopen; maar dan blyft het uitwendig vlies der lever meestal na herhaalde aanvallen dezer ziekte in een sluipend ontstekingachtigen toestand verkeeren, of bezit althans een aanleg om daarin te ontaarden. Evenwel doen zich ook gevallen voor, waar zonder voorafgaande heete ontsteking het huidvlies der lever door eene sluipende ontsteking wordt aangetast.

De verschijnselen zijn: zwaarte en een gevoel van overgevuld-heid onder de korte ribben der rechterzijde, huiveringen en onregelmatige koortsaanvallen, eene heete huid, dorst, vuil aangeslagen, bruine of witte tong, een harde doch niet versnelde pols, bij afwisseling zeer donkere of weinig gekleurde ontlasting, misselijkheid, gestoorde spysvertering, niet zelden verschijnselen van buikloop, eene vuile geelzuchtige huid, troebele en sterk gekleurde urine, pijn onder het rechtersleutelbeen of in de richting van het rechterschouderblad, onvermogen om met gemak op de linkerzijde te liggen en onrustige slaap.

Behandeling. Men zette bloedzuigers aan de leverstreek en aan den aars, diene laxeermiddelen toe, vooral het middel in n0 45 voorgeschreven, en wende inwrijvingen aan met de grijze zalf (in den morgen- en avondstond ter grootte eener hazelnoot), totdat een speekselvloed ontstaat

4. Sluipende ontsteking in de lever zelve. Verschijnselen: de lyder ontwaart een lastig gevoel van overgevuldheid of zwaarte in de rechterzijde, en hij voelt dat de lever vergroot is; hij legt een weerzin aan den dag om zich te laten onderzoeken,

12*

-ocr page 200-

180

enge kleederen zyn hem ongemakkelijk, hij ontwaart pijn aan den schouder of boven het rechterschouderblad, en menigwerf in den rug langs de rechterzijde naar beneden, terwijl hij nu en dan door kortademigheid wordt aangedaan. Ofschoon de zieke verzekert op beide zijden te kunnen liggen, zoo geeft hij toch de voorkeur aan de ligging op de rechterzijde, en gedurende den slaap ligt hg op den rug. De tong is vuil en kleverig, des morgens bruin en droog, de pols weinig veramlerd, de huid warm en droog, of koel en klam; somwijlen openbaart zich huivering, buitengewone koude, winderigheid en gestoorde spijsvertering; de stoelgang is nu eens aschkleurig, een ander maal zwart of groen en schuimig. Wijders gaan hiermede nog aandoeningen, van aanbeien, troebele nrine mot dakpankleurig bezinksel, onrustige niet verkwikkende slaap, droevige gemoedsstemmingen, geelzuchtige ziekelijke huidskleur gepaard.

Oorzaken. Onmatigheid in eten en drinken. Door de beschrijving dezer ziekte meen ik mgne lezers met deze in het geheim rondsluipende kwaal genoegzaam bekend te hebben gemaakt en hen daardoor in staat gesteld te hebben om er bytijds hulp tegen te kunnen aanwenden; immers, wordt deze ziekte niet spoedig verwijderd, dan wordt de geheele lever ziek, er vormen zich zweren en knobbels, en de zieke sterft aan waterzucht, tering, of de zelfstandigheid der lever verandert in eene organisch ontaarde massa, die door het ophouden der levensverrichting en door verettering den dood te weeg brengt.

De behandeling ondergaat hier in ieder bijzonder geval te groote veranderingen, en de keuze der gepaste middelen is te moeilijk, dan dat het mogelijk zyn zou deze den leeken begrijpelijk aan de hand te geven en ze hun toe te vertrouwen.

§ 95. Bolroos, roos. Eoos noemt men eene oppervlakkige glanzige roodheid der huid, die bij de drukking met den vinger verdwynt, doch, zoodra deze drukking ophoudt, terugkeert en licht van de eene plaats op de andere overslaat. Doorgaans gaat zy met hitte, brandend jeuken en hevige steken gepaard ; somtijds ontstaan er blaasjes op de huid. Koorts, die zich door neiging tot slapen kenmerkt, gaat de ziekte gewoonlijk vooraf, zy verdwynt echter, wanneer ze niet buitengewoon hevig is, bij het verschijnen der roos. Heeft de ziekte een ernstiger karakter, dan is de koorts hevig, zij gaat het uitbreken der roos reeds eenige dagen vooraf, is van wezenlyke slaapzucht vergezeld en houdt dan ook naderhand nog aan.

De roos kan alle deelen van de uitwendige huid van het lichaam aantasten, doch neemt naar het verschil van haren zetel eene verschillende gedaante aan.

-ocr page 201-

181

De roos aan het hoofd en in het gelaat begint altijd met koorts en dikwijls met keel-, hoofd- en oorpyn; zy ontstaat gewoonlijk aan eene wang, een oor of aan den neus en verspreidt zich van daar spoedig over het geheele gelaat, zelfs over het met haar begroeide gedeelte van het hoofd. Aan de wangen, het voorhoofd en de ooren ontstaan dikwyIs blaasjes en pukkels, die, wanneer zij barsten, nu eens gele dunne, dan eens harde, zwarte, bruine korstjes vormen. In lichtere gevallen schilfert zich de bovenhuid als zemelen af; indien de kwaal evenwel van ernstigen aard is, dan scheidt zich deze in groote schilfers af. De afschilfering der huid en het afvallen der korsten is dikwijls in weinig dagen af-geloopen; doorgaans heeft dit echter niet plaats voor den 7den, lOden, ja zelfs den 18den dag.

De roos aan de borsten. Somwijlen neemt de aangezichtsroos haren uitgang van de kin, verspreidt zich van daar over het voorste gedeelte der borst en tast voornamelijk de borsten zeiven aan. Doch ook na voorafgaande koorts ontstaat de roos terstond aan deze deelen. Bij de roos aan de borsten zwellen deze ongemeen op, zij worden zeer hard, de pijn is hevig en er ontstaat licht ettering. Ook verspreiden zich de pij nen dikwijls tot in de okselholte der lijdende zijde en gemakkelijk vormt zich dan daar een besloten ettergezwel. De ontstoken borst der zogende vrouwen is ook dikwerf van belroosachtigen aard en onderscheidt zich dan van de dieper liggende ontsteking der borstklieren zelfs daardoor, dat gene verder in de huid doordringt.

Be roos aan deió buik neemt somwijlen een geheel eigenaardige gedaante aan. Zy omvat namelyk in de navelstreek juist de helft van het lichaam, van de ruggegraat tot in het midden van het lijf, als een nauwkeurig afgebakende en van de gezonde huid afgesneden gordel, waarom men haar ook dezen naam heeft gegeven. Op het aangetaste deel verschijnen roode, zeer brandende en jeukende blaasjes, die met vocht gevuld zijn. Deze roos is zeer dikwyls eene koortsvrije ziekte en schijnt alsdan eene middelsoort tusschen roos en huidworm te zyn, terwyl zij zelden hardnekkig en langdurig is. De roos spaart ook de geslachts-deelen niet en is dan altyd van groot gewicht, daar zij hier zeer spoedig in koudvuur ontaardt; vooral heeft dit dikwerf bij pasgeboren kinderen plaats.

Üe roos aan den arm ontstaat byna altijd als eene voortzetting van de roos aan het hoofd, wanneer geene wonden en andere plaatselijke beleedigingen haar veroorzaken. Des te menigvuldi-ger openbaart zij zich bij oude ziekelijke lieden aan de voeten, en is dan een der veelvuldige oorzaken van langdurige en pijnlijke voetzweren, daar zij hier zeer dikwijls tot verettering overgaat.

-ocr page 202-

182

Met de roos moet men niet verwarren de zoogenaamde valsche roos, die in eene ontsteking en verettering van het dieper onder de linid gelegen celweefsel bestaat, bijna zonder pijn optreedt en eene donkerroode kleur heeft. Zij behoort tot de zoogenaamde uitwendige heelkundige ziekten en wordt hier slechts vermeld om iedere verwisseling te voorkomen.

De echte roos wordt verwekt door onbestendig, koud, nat weder, door kouvatten, vooral van een verhit lichaamsdeel, door verschillende gemoedsaandoeningen, drift, toom, schrik, door eene eigenaardige neiging tot prikkelbaarheid der maag (zoo zyn er personen, die terstond de roos krijgen, wanneer zij aardbeziën, kreeften, mosselen, honig, enz. nuttigen), door bedorven voedingsmiddelen, vooral ranzige visschen, door gebrekkige galafseheiding, onderdrukte maandstonden, aanbeien en door ontijdig geheelde oude zweren.

Eene voorbeschiktheid tot roos is gelegen in het vrouwelijk geslacht, vroegtijdigen ouderdom (bejaarde lieden hebben slechts aanleg tot roos aan de voeten), in eene teedere blanke huid, zwaarly vigheid, cholerisch temperament, vooral wanneer het met zeer prikkelbare, ziekelijke lever gepaard gaat. Uit dit alles wordt de roos zeer gemakkelijk een hebbelijk ongemak, eene zeer lastige kwaal, die bij de minste aanleiding terstond terugkeert en zich dan hardnekkig toont.

Men mag geenc roos met onverschilligheid beschouwen, zoowel wegens haar zwerven van de eene plaats naar de andere, als wegens haar gemakkelijk overslaan naar inwendig edele deelen. De aangezichtsroos, ofschoon zij ook al onbeduidend optreedt, doch met hoofdpijn, slaapzucht of ijlhoofdigheid gepaard gaat, is doorgaans met groot gevaar verbonden. Voor kindoren, grys-aards en ziekelijke personen heeft men altijd bij de roos het meest te vreczen.

De roos eindigt doorgaans den 7den of 9den dag met afschilferen en verdeeling. De eerste is ter volkomen verwijdering dezer ziekte volstrekt noodzakelijk, want zoo zij geen plaats heeft, dan keert het ongemak spoedig terug. Op het met haar begroeide gedeelte van het hoofd volgt alsdan, behalve de afschilfering, ook een uitvallen van het haar. Verdeelt zich de roos niet, dan gaat zij over in verharding, ettering of koudvuur.

Behandeling. Eerst en vooral zorge men voor rust, men wachte zich voor koude, tocht en vochtigheid, echter vermij de men ook buitengewone kachelhitte. Men moet den lijder waterkost voorzetten, verkoelende zure dranken, vooral suikerwater met bessensap, frambozen-azijn of citroensap, en in 't bijzonder den drank van n0. 18 toedienen.

-ocr page 203-

183

In lichte gevallen zal men met deze hygiënisclie voorscliriften zonder andere geneesmiddelen kunnen volstaan; indien echter de koorts een zeer hoogen graad bereikt en er kenteekenen eener hersenontsteking of ten minste een groote bloedaandrang naar het hoofd aanwezig is, dan verzuime men niet de hulp van een geneesheer in te roepen.

Wanneer de ziektetoestand minder bedenkelijk is, zijn braak-en purgeermiddelen in de roos altüd de hoofdzaak, ja by de aangezichtsroos zijn de braakmiddelen door niets te vervangen; zelfs wanneer het hoofd zeer aangetast is mag men ze vrij toedienen en zoo noodig herhalen. Het beste past hiervoor do braak-drank n0. 28. Waar men echter om andere beweegredenen geen braakmiddelen mag toedienen, geve men het afvoenniddel n0. 22 aan jonge krachtige personen, en in hevige ontstekingskoorts het middel in n0. 23 voorgeschreven.

Wat de uitwendige behandeling aanbelangt, zoo bescherme men het lijdende deel vooral voor tocht. Eene eenvoudige bedekking met zacht linnen (bij de aangezichtsroos met ingesneden openingen voor oogen, neus en mond) en tot leniging van dén brand het bestrooien met boon en- of lijnzaadmeel, zal in lichte gevallen voldoende zijn. Het voortreffelijkste middel, dat boven allen de voorkeur verdient, is het ruw gekaarde katoen, dat de pijn als door tooverkracht verwydert en het ongemak spoedig doet verdwijnen. Het heeft in iedere soort van roos, hetzij de valsche, hetzij de echte, dezelfde uitwerking en is even weldadig, waar ook de ziekte haren zetel hebbe: in het aangezicht, of aan de borsten van zogende vrouwen, enz. Ook moet men de voorgeschreven inwendige behandeling niet verzuimen De wijze om van het katoen gebruik te maken is zeer eenvoudig. Men legt namelijk een dikke laag van zuiver gekaard katoen op het door de roos aangetaste deel en nog eenige duimen verder, bedekt deze laag met een dubbel gevouwen stuk zacht linnen en maakt het geheel door een licht omgewikkelden zwachtel vast. Het doeltreffendste is, dit verband tot aan den afloop der ziekte stil te laten liggen en in geen geval mag het meermalen dan alle 24 uren verwisseld worden. Kleeft het katoen op plaatsen waar de lijder uitwasemt, te sterk aan de huid, dan maakt men het los door er een verwekende pap van malvabloesem, lijnzaadmeel, enz op te leggen.

In den jongsten tijd heeft men tegen de roos, in welk deel zy ook haren zetel hebbe, het bestrijken der aangetaste plaats met collodium (eene oplossing van schietkatoen in ether) aanbevolen, en zooals de ondervinding mij geleerd heeft, is daardoor in den kortsten tijd de genezing bewerkt. Men besmeert de plaatsen zoover de roos zich uitstrekt en nog iets verder met collodium, dat spoedig droogt en eene dikke laag tegen de bui-

-ocr page 204-

184

tenlucht, vochtigheid en uitwendige schadelijke invloeden vormt; splijt nu deze laag na eenige uren, dan moet men de plaats op nieuw met collodium bestrijken Dit middel trekt hoofdzakelijk de bloedvaten der opperhuid samen en is derhalve zeer geschikt om den bloedaandrang tegen te werken; ook is het ontsteking-werend en stuit alzoo de ziekte in haar ontstaan en verderen voortgang. — Eene inwendige behandeling wordt hier slechts by bijzondere ingewikkelde gevallen, zooals by aanmerkelijke gastrische aandoeningen vereischt.

Is de roos door verkeerde behandeling, vatten van koude, enz plotseling verdwenen, dan kan dit hevige, ja zelfs doodelijke ontstekingstoe vallen ten gevolge hebben en eene spoedige hulp is dan hier dringend noodzakelijk. By lichte gevallen is een mosterdpap op de plaats der belroos dienstig, en inwendig het zweetmiddel nv. 61 Bij hevige ontsteking van inwendige deelen moet men eene aderlating doen, eene spaanschevliegpleister leggen op de vroeger aangetaste plaats enquot; mosterdpappen op het nu lijdende deel, terwijl men voor inwendig gebruik het middel moet toedienen, dat in n0. 119 is voorgeschreven

De hebbelijke roos is niet zelden eene zeer hardnekkige kwaal en wykt dikwyls niet voor de beste behandeling. Het volgend middel in deze steeds onschadelijke gift doet de voortreffelijkste werking.

Neem: Belladona-extract ongeveer 1 grein, water 16 ons. Alle drie uren twee eetlepels. Om den terugkeer der ziekte, zoodra zij verwijderd is, te beletten, bediene men zich tot het wasschen der deelen, die vroeger waren aangetast, van den volgenden spiritus.

Neem: angelica spiritus, geest van kamfer, van ieder nagenoeg 1 ons; waterachtigen geest van salammoniak ^ ons. Dagelijks 2maal wasschen.

Zeker zal men, wanneer dit middel eene instorting moet voorkomen, verstandig handelen, om iedere afkoeling vooral bij een bezweet lichaam zorgvuldig vermijden.

-ocr page 205-

VIJFDE AFDEELING.

VAN DE CHRONISCHE ZIEKTEN.

Onder chronische ziekten verstaat men die ziektegroep, welke zonder een vast verloop, zooals koortsen en ontstekingen, noch aan een bepaalden tijd, als deze gebonden te zijn, noch zich door eene crisis, dat is, door een snellen en op hetzelfde oogen-blik intredenden omkeer in de ziekteverschijnselen beslissen, maar van lieverlede en ongemerkt in beterschap overgaan.

§ 96. Koortslooze rheumatisch-catarrhaalach-tige ziekten of het vatten van koude. Een slechts betrekkelijk gering gedeelte der stoffen, om het even of zij van vaste, vloeibare of luchtvormigen aard zijn, welke het lichaam tot zijn onderhoud en voeding in zich opneemt en daarom in bloed verandert, wordt door de inwendige levenskracht daartoe gebezigt; al het overige wordt later weder als nutteloos vuil in waterachtigen of dampachtigen vorm daaruit verwijderd en afgescheiden. Deze voor de instandhouding der geheele inwendige levensharmonie zoo noodzakelijke verrichting der bloedzui-vering brengt de natuur voornamelijk door de pisafscheiding en door de huiduitwaseming tot stand, en het is daarom zeer gemakkelijk te begrijpen, dat storingen in deze verrichtingen met de gezondheid van het lichaam in strijd zijn. Hier is alleen sprake van de gestoorde verrichting der huid en van de onderdrukte huiduitwaseming. Het vatten van koude is doorgaans de oorzaak dexer stoornis en rheumatisch-catarrhale ziekten zijn daarvan de gevolgen, terwijl de slijm- en pezige vliezen van ons lichaam met de uitwendige huid daarvan in innigste gemeenschap en afwisselende werking staan en het juist een gelijktijdig lyden dezer vliezen is, dat zich in rheumatische of catarrhale aandoeningen openbaart. De slijmvliezen bedekken alle inwendige vlakten van het lichaam, die met de lucht, met de spijzen, zelfs met de af te scheiden stoffen (urine, tranen, oorsmeer, enz.) in aanraking komen, en bekleeden aldus het lichaam inwendig, zooals de huid het uitwendige bedekt, vandaar dat zij ook aan alle uitwendige openingen van het lichaam: aan den mond, den neus, de geslachtsdeelen, den aars, enz. iu de huid overgaan.

De pezige vliezen bedekken het spiervleesch, bevestigen en

-ocr page 206-

186

omgeven alle gewrichten en dienen als byzondere omkleedsels van de voornaamste ingewanden des lichaams, b.v. als hersenvliezen voor de hersenen, als borstvlies voor de longen, als hartvlies voor het hart, als bnikvlies voor de meeste in de onderbuiks-holte ingesloten organen. Zij eindigen niet onmiddelijk in de huid en hunne bestemming is voornamelijk om, door het bestendig uitwasemen van een waterachtigen damp vergroeiing en na-deelige wijziging dezer deelen te voorkomen en hunne vrije en gemakkelijke beweegbaarheid gaande te houden.

Echter is het niet de afwisselende werking tusschen de uitwendige huid en de slym- en pezige vliezen alleen, die de catar-rhale en rheumatische aandoeningen te weeg brengt en het allerminst is het slechts een onderdrukt zweet, dat zulks veroorzaakt; want hij de hevigste pijnen kan de lijder zonder verlichting te ondervinden in 't zweet baden; neen, het is door het uitblijven der onmerkbare nitwaseming van verwekte scherpte in het bloed, die hier als een ziekelijke prikkel werkt. Waarom dit echter nu eens rheumatismus en in andere gevallen catarrhale aandoeningen veroorzaakt, is niet uitgewezen en kan grootendeels aan het verschil van gestel of uitwendigen invloed der luoht worden toegeschreven. Voor mijne lezers is het echter wel zaak om te weten, hoe zij in 't algemeen tegen deze twee lastige ongemakken op hunne hoede moeten zyn.

Het angstig in acht nemen voor het vatten van koude, het vemiyden van de minste gure lucht, het dicht gesloten houden en verwarmen der vertrekken, zal in dit opzicht waarlijk geen toereikend voorbehoedmiddel wezen; integendeel, eene zoodanige levenswijze brengt meestal deze ziekte te weeg, daar de zoo buitengewoon gekoesterde huid bij den geringsten nadeeligen invloed, dien men met alle voorzichtigheid niet altijd vermag af te wenden, haar koude zal doen vatten en hare gewichtige functiën stoort. De hoofdzaak is hier altijd de huid krachtig en gezond te houden, hare groote prikkelbaarheid en gevoeligheid weg te nemen en ze met het lichaam tevens aan alle afwisseling van hitte en koude te gewennen.

Om dit doel te bereiken, vennijde men ten eerste alles, wat de gevoeligheid der huid en van het lichaam verhoogt; daartoe behoort eene te warme koestering, eene te benauwde en bedorven kamerlucht, onzindelijkheid aan het lichaam, te lang in bed liggen, eene vadsige levenswijze, gebrek aan beweging in de open lucht, ongezonde woning, neerslaande gemoedsaandoeningen, enz. Droge inwrijvingen van de geheele oppervlakte des lichaams met flanel werken in dit opzicht zeer voortreffelijk, ook kunnen deze bij hen, die genoodzaakt zijn een zittend leven te leiden, eeni-germate het gebrek aan lichaamsbeweging vergoeden. Waar zich

-ocr page 207-

187

eciter een hooge graad eener ziekelijke prikkeling en zwakte der huid door eene bestendige neiging tot zweeten en kouvatten bijzonder openbaart, daar heeft de lauwwarme wassching van het geheele lichaam met olie of kamferolie-zeep (zie n0. 120 en 121) zich altijd voortreffelijk getoond.

Krachtiger dan al deze middelen werken de koude wasschin-gen van het lichaam, die men vooral alsdan dagelijks moet aanwenden, wanneer de huid reeds zeer verslapt is en hebbelijke catarrhale of rheumatische ziekten aanwezig zijn.

Voor lieden van een zwak gestel en die aan de indrukken van koude ontwend zijn, vooral voor kinderen en zenuwachtige vrouwen, zal niets zoo zacht en daarbij toch zoo krachtig en versterkend wezen, dan wanneer zij, zooals reeds gezegd is, eiken morgen in bed in een vochtig laken gewikkeld, gedurende een halfuur blijven liggen en daarop eerst het lichaam met koud water wasschen.

In warme zomers kunnen zich ook zwakke gestellen door rivierbaden en zwemoefeningen zeer gemakkelijk aan het koude water gewennen, wanneer zij aanvankelijk slechts tegen zonsondergang zich te water begeven, daar dit alsdan het warmste is Dagelijks baadt men een uur vroeger, totdat men in de vroege morgenuren de baden gebruikt, wanneer zij het koudste zijn.

Bij minder zwakke personen en bij de zoodanigen, die door het boven opgegeven omslaan met koude natte doeken reeds meer in kracht zijn toegenomen, is het voldoende, wanneer zij eiken morgen, zoodra zij het bed verlaten, het geheele lichaam met koud water wasschen. In den beginne moet men een weinig wann water bij het koude voegen, maar reeds na eenige dagen wordt in den winter het geheel koude water niet alleen goed verdragen, maar men bereikt daardoor des te zekerder zijn dool. Wie eene inrichting tot een regenbad, zooals b.v. de bad-kast van Schneider bezit, zal in plaats van de bloote wassehingen met nog grooter voordeel dagelijks zulk een bad nemen.

Voor krachtiger gestellen, of ook voor minder krachtige, maar die reeds aan het uitwendig gebruik van het water gewoon zijn, passen alsdan tot versterking der huid en ter voorkoming van gewoon catarrhaal, vooral echter van rheumatisch lijden, de koude kuipbaden. In deze, gelgk in het algemeen ook in elk ander kond bad, zooals rivier, zeebaden, enz., mag men echter nooit zoolang vertoeven, totdat na den verdwenen eersten indruk der koude zich weder opnieuw een gevoel van rilling openbaart, omdat dit anders door zwakheid en ontspanning gevolgd wordt. De beste tijd om zdlk een koud kuipbad te nemen, is des morgens, terstond nadat men het bed verlaten heeft. Wanneer men het echter alleen tot versterking der huid aanwenden wil, is het

-ocr page 208-

188

iiijl li

niet noodig, dat het lichaam vooraf door de bedwarmte in het zweet gebracht worde, gelyk men dit doen mi iet, wanneer men eene in het lichaam aanwezige ziektestof door koude baden daaruit verwijderen wil.

Neemt men bij het aanwenden van het koude water het verschil van leeftijd en van het lichaamsgestel volgens de opgege-vene wyze in acht, dan zal men daaruit stellig nooit schadelijke gevolgen zien ontstaan; elk zal integendeel zich zeer spoedig genoegzaam overtuigen van het groote nut dezer handelwijze, want daardoor wordt het lichaam zekerder, dan door elk ander middel voor elke verkoudheid beschut. Wat in dit opzicht de nauwlettendste zorg, de dichtste kleedir.g van flanel niet verschaffen kan, dat verschaft ten stelligste het dagelijksche uitwendig gebruik van het koude water

quot;Wie zonder eenig nut jaren lang wollen kleederen over het bloote lichaam gedragen heeft, en daarvan reeds zulk een slaaf geworden is, dat hij ze noch in den zomer, noch in het bed mag afleggen, zonder terstond door rheumatische aandoeningen van allerlei aard aangetast te worden, dien kan alleen het koude water nog van de prikkelbaarheid zijner huid en te gelijk van het lastige flanel bevrijden. Zoo iemand door weekelijkheid en vooroordeel verhinderd wordt om van dit middel gebruik te maken, dan zal het trouwens voor hem raadzamer zijn, om, ingeval hij geneigdheid tot zweeten en verkoudheid heeft, zijn heil in de wol te zoeken.

§ 97. Rheumatismus, verkoudheid, trekkingen der ledematen. Er zijn twee soorten van rheumatismus; de eene is de heete, en reeds boven bij de rheumatische koorts beschreven; de andere de koortslooze. — De grenzen dezer beide soorten zyn echter niet altijd nauwkeurig bepaald, want gewoonlijk, zoo ook niet altijd, is de koortslooze slechts het gevolg van het heete rheumatismus. Heeft de rheumatische koorts geheel en al opgehouden, en is de ontstokene zwelling en voornamelijk de roodheid van dat gewricht, waarin de rheumatische pijn haren zetel had, geheel verdwenen, maar blijven er toch nog zekere pynen overig, die nu eens op dit, dan eens op dat gewricht vallen, die vooral bij de beweging toenemen en deze zelfs geheel onmogelijk maken, dan noemt men dit een koortsloos chronisch rheumatismus. Zoolang de pijnen licht van plaats veranderen, zoolang zij inzonderheid dos nachts hevig en te gelyk met eenige koortsaandoeningen en eene nog roode zwelling verbonden zijn, moet de ziekte nog altijd als eene zoodanige beschouwd worden, die iets van den aard van een heet rheumatismus heeft. Is er echter geen spoor van koorts meer aanwezig, vertoonen de

'-m

i

m

'm

'■ '1:'lt;

mm\

f»!

i§ -il;:

m

-ocr page 209-

189

pijnlijke gewrichten niet de minste roodheid meer, zijn deze stijf en kond, is de pijn dof, wordt deze door de koude vermeerderd en door warmte verminderd, dan heeft men de ziekte als een chronisch rhenmatismus te beschouwen.

Alsdan verlaten de zwelling en de pijnen den lijder dikwijls jaren lang, ja zelfs somwijlen zijn geheele leven niet; de aanvallen keeren op onbepaalde tijden terug, maar vestigen zich niet altijd op dezelfde plaats. Hoe menigvuldige!' deze terug-keeren, des te grooter wordt de zwakheid van het lijdende deel, totdat de ledematen eindelijk als verlamd geheel onbruikbaar worden en de gezondheid van het lichaam diep geschokt wordt.

Even als het heete rheumatismus zich op inwendige deel^n werpen kan, zoo kan dit ook bij het koortslooze het geval zijn, waardoor dan dikwijls smartelijke zenuwziekten van allerlei aard, zooals b. v. hoofdpijn, aan gezichtspij n, maagkramp en dergl. ontstaan kunnen.

Eene inwendige ziekte kan echter ook van rheumatischen aard zyn, zonder dat zij met vliegende of vastzittende pijnen aan de uit- of inwendige deelen verbonden is, en inzonderheid zijn het de verlammingachtige toestanden, die dikwijls als een verborgen rheumatismus beschouwd moeten worden. Zoo is er eene rhen-raatische doofheid, blindheid en andere verlammingen van by-zondere deden, die men alleen dan genezen kan, wanneer men haren rheumatischen aard herkend heeft en ze daarnaar beha üdelt. Het is altijd moeilijk, zulk een verborgen rheumatismus te ontdekken; het eenige, waaruit men dit eenigermate opmaken kan, is het nauwe verband, waarin zulk eene ziekte met de veranderingen der buitenlucht staat, zoodat de ziekte als het ware van eenen barometrischen aard is, daar zij door hare verergering de geringste verandering in de weersgesteldheid aanwijst.

Verscheidene andere ziekten kunnen echter ook den vorm van een rheumatisch lijden aannemen, waarom de geneesheeren een waar en een valsch rheumatismus onderscheiden. Het eerste gaat altijd uit van eene onderdrukte huiduitwaseming (bloedzuivering); het laatste daarentegen is het gevolg van verschillende ziektestoffen, en wel voornamelyk van venuskwaal, scheurbuik, onderdrukte huiduitslagen, naar binnen geslagen roos, plotseling genezen verzweringen, onderdrukte slijm- en bloedvloeiingen. Deze valsche rheumatisehe ziekten zijn doorgaans zonder koorts en hardnekkig; daarom moet men bij al zulke pijnen er zeer bijzonder op letten, of men niet in staat is, het aanwezig zgn van zulk eene aanleiding op te sporer; want is dit het geval, dan kan zulk eene ziekte, zonder de oorzaak in aanmerking te nemen, niet genezen worden. — Ook is de overeenkomst tusschen rheumatismus en jicht dikwijls zeer groot, zoodat een geoefend

-ocr page 210-

190

geneesheer beiden in vele gevallen nauwelijks van elkander onderscheiden kan.

Het onderscheid is het volgende: de met koorts gepaard gaande pijnen blijven niet lang op dezelfde plaats, maar verlaten deze spoedig en ontstaan opnieuw op eene andere plaats ; zonder koorts daarentegen verlaten zij de plaats niet, die zy eens ingenomen hebben Bij de jicht echter springen de met koorts verbonden pijnen doorgaans niet over, maar blijven hardnekkig op dezelfde plaats; zonder koorts daarentegen trekken zij door het geheele lichaam, totdat eindelijk opzwellingen aan de gewrichten en de afzet van kalkaardige stoffen ook de koortslooze jichtpijnen op ééne plaats vasthouden. Bij het rheumatismus vormen zich wel is waar gewrichtszwellingen, maar geene kalkophoopingen. De koortsachtige pijnen in de jicht kunnen volstrekt geene aanraking verdragen, wel de rheumatische. By het rheumatismus is de spijsvertering gezond, bij de jicht niet. Het rheumatismus ontstaat door het kouvatten, de jicht door inwendige scherpte.

Tot de verschillende rheumatische ziekten hebben die personen eene bijzondere geneigdheid, wier huid eene ziekelijke verhoogde gevoeligheid bezit, die zich bovenmatig warm houden, zich aan de lucht ontwennen en geene beweging nemen, wier lichaam aan algemeene, of welks afzonderlijke deelen aan eene plaatse-lyke zwakheid lijden (b. v. van beenbreuken, verstuikingen) en die een slijmerig, phlegmatisch temperament bezitten. Maar het rheumatismus kan ook ontstaan zonder alle voorbeschiktheid. De gezondste mensch behoeft zich slechts met een verhit, zweetend lichaam aan een scherpen tocht bloot te stellen, om de ziekte te doen ontstaan. Om bij de behandeling van het koortslooze rheumatismus eenig punt van uitgang te hebben, is het goed, een, dat pas ontstaan is, van een reeds verouderd rheumatismus te onderscheiden.

§ 98. 1. Van. het pas ontstane koortslooze rheu-

matismus. Dit is of het gevolg van een heet rheumatismus, of het vertoont zich geheel zonder koorts. De verschgnselen zijn alsdan de volgende: de zieke krijgt meer of minder hevige en zich nitbreidende trekkende pynen in het eene of andere vleesch-achtige deel, dikwijls ook alleen in de huid. De ledematen, de hals, de schouderbladen, de borst, somtijds ook het aangezicht, woïden daardoor het menigvuldigst getroffen. Somtijds begint de pijn in het onderlijf en daalt in een der teelballen af, deze zwelt op en wordt buitengemeen pijnlijk. Nu eens zijn de deelen rood, gezwollen en heet, dan eens niet, maar zeer gevoelig en dan dikwijls, zelfs tegennatuurlijk koud by het aanvoelen. Dikwijls is eene duidelyke oorzaak, plaatselijk kouvatten, tocht,

-ocr page 211-

191

die een of ander zweetend deel getroffen heeft, op te geven. Bij vochtige, natkonde -weersgesteldheid worden dikwijls vele men-schen door deze ziekte aangetast. Somtijds ligt de oorzaak minder in uitwendige schadelijke invloeden, dan wel in eene zeer gevoelige en prikkelbare gesteldheid der huid.

Is de rheumatische pijn geheel zonder koorts en het pijnlijke deel niet rood en ontstoken, dan bewijzen de russische baden de beste diensten. Zij zullen zeer dikwijls de volledige ontwikkeling van het rheumatismus verhinderen, wanneer men ze terstond bg het eerste ontstaan der pijn en der moeilijke beweging aanwendt. Kan men zulk een bad niet nemen, dan wordt de vol-komene ontwikkeling der ziekte of door het opleggen van zakjes, die met kamferpoeder en fijne kamillen of vlierbloesem gevuld zijn, of door het inwrijven van n'. 128 verhinderd.

In gewone gevallen werkt echter het poeder n° 122 inderdaad specifiek. Men late het des avonds kort voor het naar bed gaan met een paar kopjes thee van vlierbloesem innemen en den zieke eenigszins warm toedekken. Gewoonlijk ontstaat daarop een licht zweet, en de ongesteldheid verdwijnt dikwijls in een enkelen nacht. By magere menschen met sterke vezels werkt het nog beter, wanneer de zieke 2 uren te voren een warm bad neemt.

Des daags en in eenigszins hardnekkige gevallen diene men wijn toe, bereid met tijlooszaad tot 30 a 40 droppels 3 of 4 maal daags. Om dit middel werkzaam te doen zijn, moet het eenige breiachtige stoelgangen verwekken, waarom men met het toedienen der droppels zoolang moet klimmen, totdat deze zich ver-toonen. Is het lichaamsgestel van den zieke van eenen zenuwachtig prikkelbaren aard, dan geve men hem alle 3 uren 30 a 40 droppels van barnsteenhoudenden geest van hertshoorn en Hoff-mannsdruppels in gelijke hoeveelheden. Heeft de zieke een onprikkelbaar phlegmatisch lichaamsgestel, dan geve men hem het monnikskap-extract (zie n0 123). In zeer vele gevallen is het sap van artischokken een vooral nuttig, eenvoudig en weinig kostbaar middel gebleken (zie n0 124). Men heeft ook een van dit sap bereid tinctuur (zie n0 125) met voordeel aangewend.

Bij eenigermate hardnekkige gevallen moeten ook altijd uitwendige middelen met de inwendige verbonden worden. Hier bewijzen de inwrijvingen met krotonolie (zie n0 113) zeer goede diensten. Is het deel koud en bijna ongevoelig by het aanvoelen, dan werken de spaansche vliegen uitmuntend. Zij moeten echter by het blazen trekken blijven liggen en onmiddellijk op het lijdende deel zelf, of toch zoo dicht mogelijk daarnevens gelegd worden. Is eene niet genoeg om den lijder van zyne py-nen te verlossen, dan wordt er den volgenden dag een tweede in de nabijheid gelegd.

-ocr page 212-

192

Het deel moet daarbij zoo warm als mogelijk gehouden worden. Men wikkele het in flanel en nog beter in gewaste taf. Onder het laatste breekt zeer spoedig een sterk zweet uit, en dit is buitengemeen weldadig. Men moet zorg dragen, dat dit gewaste taf nergens hol, maar overal vast aanligt, want dan breekt het zweet des te spoediger uit. Daar dit echter in den regel zeer kleverig en taai is, moet dit taf alle 12 uren weggenomen worden om de huid te reinigen. Verdwijnen de pijnen dan nog niet, dan late men eene pleister van gelijke deelen kamfer-en bilzekruid bereiden, strijke het op leder en bedekke de lijdende deelen daarmede. Is het deel zoodanig gesteld, dat dit middel niet aangewend kan worden, b v. in het aangezicht, dan dienen zakjes met aromatische kruiden, vooral met kamillenbloe-men en kamfer zoo warm mogelijk opgelegd te worden

Bij hevige pijnen heeft zich als pap een sterk afkooksel van virginische tabaksbladeren zeer werkzaam getoond (1 ons tabaksbladeren met 1 kan water tot op de helft verkookt).

Somwijlen doet zelfs de aanwending van vry heete lichamen op het lijdende deel goede diensten Korsten van versch, nog warm brood, opgelegd zoo heet als de zieke verdragen kan, hebben dikwijls oogenblikkelijke verlichting verschaft. Ook warm zuurdeeg, heet zand in zakjes, heete zemeler, enz. zijn nuttig. Een huismiddel van buitengemeene werking is het opleggen van versche kamwol. Lichte rheumatismen verdrijft het in éénen nacht. Eerookingen van barnsteen zijn ook zeer aan te bevelen.

Van een bijzonder nut zijn eindelijk de volgende inwrijvingen, namelijk bij roodheid, hitte en zwelling n0. 126, en bij meer kouden toestand zonder roodheid, zwelling en ontsteking die van nquot;. 127.

Bij groote neiging tot rheumatismen is niets beter tegen de wederinstortingen, dan de boven aangeduide aanwending van het koude water. Die echter door verweekeling daarvan wordt teruggehouden, kan zich nog slechts alleen daartegen beschutten door het zorgvuldig vermyden van alle kouvatten, inzonderheid van de voeten, en door zich niet bloot te stellen aan eene vochtige natkoude lucht. Herhaald sterk wrijven der lijdende deelen is insgelijks zeer nuttig. Dikwijls kan men de geneigdheid tot deze ziekte door het dragen van flanel op het bloote lichaam op eenmaal wegnemen. Ondertusschen moet de zieke zich ook niet al te zeer vertroetelen, maar de boven opgegeven regels volgen De warme zwavelbaden worden in dit opzicht veel te dikwijls en zonder onderscheid aanbevolen; alleen zulke lijders, die bij een koud phlegmatisch lichaamsgestel aan overvulling met stilstaande sappen lijden, zullen er baat by vinden. Veel betere diensten doen doorgaans de rivier- of zeebaden, of ook de

-ocr page 213-

193

lauwwarme baden met zeezout (4 ons op een bad). Lijdt de zieke echter niet alleen aan zwakte der huid, maar daarbij ook aan eene algemeene verzwakking des lichaams, dan is het in-en uitwendige gebruik der ijzerhoudende wateren (Kudowa, Flinsberg, Pyrmont, Spa, Schwalbac.h, enz.) by zonder nuttig. Zeer goede diensten doet dan ook het lang voortgezette en dik-wijls herhaalde gebruik van kina in poeders (3—4 maal dagelijks ruim zooveel als op de punt van een mes kan liggen), of ook van staalwijn n 32.

De plaats, die zulk een koortsvrij rheumatismus inneemt, verdient nog eene bijzondere beschouwing.

1. 1)6 rheumatische hoofdpijn. Deze overvalt dikwijls personen, die anders in het geheel geene neiging tot hoofdpynen hebben, en volgt gewoonlijk op rheumatische aandoeningen der oogen, tanden, van het tandvleesch, den hals, der ledematen, enz. Zij is dikwijls van den allerhevigsten aard en kwelt de zieken dag en nacht Grewoonlijk begint zij met een gevoel van stijfheid en trekken in den nek, en verspreidt zich dan over hot geheele hoofd tot aan het voorhoofd; het aanraken van het behaarde deel des hoofds is voor den lijder dikwijls zeer pijnlijk, alsof de haren zeiven hem zeer deden, en gaat met duidelijk kloppen gepaard Somtijds blijft de pijn eenigen tijd weg, maar begint daarop weder met verdubbelde hevigheid. Daarbij blijft de eetlust onverminderd, hetwelk deze hoofdpijn inzonderheid van die onderscheidt, welke uit eene bedorvene maag ontstaat, of van jichtachtigen aard is. Zij is niet van langen duur, maar keert zeer dikwijls terug. De zieke kan den aanval, zoodra hij dien voelt opkomen, dikwijls daardoor voorkomen, dat hij tracht aan het zweeten te geraken, en wel het best door eene sterke beweging in de open lucht Heeft echter de aanval reeds plaats gehad, dan geene bloedzuigers, maar wel mosterd-voetbaden, warme bedekking van het hoofd zich bedaard in het bed houden, en inwendige drank van tijlooszaad of den barnsteen-houdenden salammoniak, zooals boven opgegeven is, met veel warmen drank (linde- of vlierbloesemthee en derg.). Door dampbaden, buiten den aanval genomen, kan bij de gelijktijdige opvolging der boven opgegeven diatetische voorschriften de kwaal voor altijd weggenomen worden

2. De aangezichtspijn is slechts zelden van rheumatischen aard en zal daarom bij de zenuwpijnen beschreven worden.

3. De rheumatische oogontstekingen. Ook van deze zal beneden nader worden gesproken.

4. De rheumatische tandpijn.

5. Hheumatismas van don hals en den nek Eene spaansehevliegpleister en warmhouden doen de voorkomende rheu

13

-ocr page 214-

194

matische stijfheid dezer deelen gewoonlijk spoedig verdwijnen. Doch indien men daarna niet zorgvuldig de verkoeling van den hals vermijdt, keert de kwaal spoedig weder terug.

6 De rheumatische ruggepijn wordt dikwijls met aan-heienpijn verwisseld en omgekeerd, en het is zeer natuurlijk, dat men dan ook ongepaste middelen aanwendt. Met aanbeienpijn gaat verstopping en groote hi:te gepaard, met rheumatische niet. Bij het rustig te bed liggen houdt deze geheel op, gene niet. Bg de rheumatische pij nen kan de zieke niet zonder groote moeite rechtop staan, maar blijft in eene gebukte houding, bij gene niet. — Duurt deze pijn lang en wordt zij veronachtzaamd, dan ontstaat niet zelden eene ongeneeslyke kromming des lichaams dat zich nooit weder rechtop houden kan. — In den beginne is eene groote blaaspleister op het kruis, die verscheidene dagen in ette-ring moet gehouden worden, nuttig. Later, wanneer daarop geene spoedige beterschap volgt, blijven warme baden, inzonderheid dampbaden, de hoofdmiddelen.

7. Rheumatische pijnen in het schouder- en armgewricht. Hier gelukt de genezing altiid, wanneer men geest van kamfer of den spiritus n0. 128 dagelijks inwrijft, wol op de naakte huid draagt, beweging neemt zoo goed men kan en van tijd tot tijd baadt.

8. Rheumatische borstpijn (zie Valsche borstontsteking).

9. Rheumatismus van het handgewricht, der knie, der heupen. Zet zulk een rheumatismus zich in een dezer deelen vast, hetwelk door het ontydig aanleggen van bloedzuigers zeer licht geschieden kan, dan kunnen daaruit zeer ernstige gevallen ontstaan. Wanneer hier geen spoor van ontsteking aanwezig is, dan is het eene zeer eenvoudige, werkzame en weldadige handelwijze, wanneer men het gewricht in eene groote hoeveelheid katoenwatten wikkelt. Vermindert daarby na eenige dagen de zwelling, maar blijft de beweging moeilijk, dan strooie men fijn gestooten vioolhars op eene dikke laag van vlas, spren-kele er brandewijn over, en legge dit dan om het gewrieht, late het volle 8 dagen liggen, totdat het er van zelf afvalt, en nadat men de huid een of twee dagen rust gegund heeft, in welken tij d men er alleen watten omlegt, herhale men het opleggen van het met hars bestrooide vlas. Laat men er geen tijd tusschen verloopen, dan wordt de huid roosachtig ontstoken, en de kwaal kan zeer licht verergeren, in plaats van te verminderen.

§ 99. Verouderd rheumatismus Dit is of het

gevolg van een heet koortsig, of ook wel van een koortsvrij rheumatismus. Het is doorgaans zonder zwelling en zonder roos, en meestal beperkt het zich tot een enkel deel. De daarbij gevoelde pynen zijn verschillend naar het lijdende deel, dikwyls

-ocr page 215-

195

slechts gering en dan meestal aanhoudend, dikwijls echter ook allerhevigst, maar dan altijd tnsschenpoozend en zelfs blijven zij nu en dan geheel weg. Het komt dikwijls zeer veel met de jicht overeen, en is dan moeilik daarvan te onderscheiden. Het wordt gewoonlijk bij verzwakte en uitgeteerde menschen aangetroffen. Na eenigen tyd verdwijnen de pijnen wel, maar bijna altijd blijft eene groote, op verlamming gelijkende zwakheid van het lijdende deel, eene stijfheid, met vermeerderde of verminderde gevoeligheid, overig Dikwijls worden zy ook door belangrijke opzwellingen gevolgd Somtijds verdwijnt de ziekte bij het ontstaan van bloedzweren, groote met vocht opgevulde blaren of huiduitslagen.

Deze ziekte is altijd van groot gewicht, want er bestaat nau-welijks een hardnekkiger kwaal. Zoo men ook al de pijnen kan wegnemen, dan is dit toch maar zolden het geval met de achtergeblevene stijfheid, zwakte en gevoelloosheid van het deel. Gelukt de genezing, dan duurt het steeds lang, voor de zieke weder geheel herstelt, en in den winter by vochtige weersgesteldheid ontstaan er dikwijls wederinstortingen. Ook ontaarden de gezwellen dikwijls in waterzucht der gewrichten, vooral in de knie, en zoo de toestand veronachtzaamd wordt kan de zieke waterzuchtig worden of in eene sluipkoorts vervallen.

Behandeling. Er is misschien geene enkele ziekte, tegen welke zoo vele en zoo verschillende middelen aangeprezen worden, een zeker bewijs, dat zij hardnekkig en moeilijk te genezen is; de kundigste geneesheeren verklaren dit dan ook voor een der moeilijkste vraagstukken in de geneeskunde. Ik zou daarom ook niet verder daarover gesproken hebben, dewijl het op den gewonen geneeskundigen weg den leeken toch wel nooit gelukken zou zich van deze pijnen te bevrijden, zoo er toch nog niet één middel ware, dat gemakkelijk aangewend kan worden, en zekerder dan efk ander deze ziekte met al hare treurige gevolgen kan overwinnen. Dit is namelijk eene behoorlijk aangewende waterkuur. Men gaat hierbij op de volgende wijze te werk: de zieke wordt tweemaal daags dicht in wollen dekens gehuld en te bed gelegd. In dezen toestand moet hij het uitbreken van het zweet afwachten, en komt dit te voorschijn, dan moet het twee uren lang onderhouden worden. Zoodra de zieke begint te zweeten, drinkt hij veel koud water, maar in het begin slechts met kleine teugen, later echter zooveel hij maar wil, om welke reden hij een urir.eglas bij zich in het bed moet nemen. Hoe overvloediger het zweet is, des te weldadiger is het voor den zieke. Wanneer de twee uren verloopen zijn, begeeft by zich dadelyk uit het bed in een koud kuipbad, en blijft daarin 8 a 10 minuten. Daarna kleedt hij zich aan en doet, zoo het mogelyk is, eene kleine wandeling in de open

13*

-ocr page 216-

196

lucht, totdat het lichaam matig verwarmd is. Wanneer deze kuur 12 a 14 dagen geduurd heeft, wordt in de morgenuren een koud stortbad of eene douche genomen, waarbij men den waterstraal voornamelijk op het lijdende deel laat vloeien. Deze deelen worden bovendien nog dag en nacht met koude.natte omslagen bedekt. Het eten moet eenvoudig, maar voedzaam zijn; koude melk neme men voor ontbijt en avondeten; alle warme en verhittende dranken zijn verboden. Met deze behandeling gaat men onafgebroken voort, totdat zich verschillende vormen van blaren als huiduitslagen vertoonen, hetwelk gewoonlijk na 2 of 3 maanden zal plaats hebben. Maar ook nu moet men met tweemaal daags te zweeten, met de koude baden en met de douche zoo lang voortgaan, totdat alle huiduitslagen weder genezen zijn en er geene nieuwe meer te voorschijn komen Wie niet te oud en vooral niet te afgeleefd is, wie zijne sappen niet al te zeer met kwik vergiftigd heeft, zal by deze kuur ook niet het minste gevaar loopen, zelfs niet wanneer zyn lichaam met blaren en zweren bedekt ware en hij groote pijnen moet lijden. Indien hij dan slechts standvastig voortgaat met op deze wijze van het koude water gebruik te maken, zullen toch eindelijk na dikwijls herhaald uitbreken de afschuwelijke zweren, bloedzweren, enz., die voornamelijk het lijdende deel dikwijls op eene inderdaad vreeselijke wij ze bedekken, genezen. Van alle smarten bevrijd, tegen wederinstorting beveiligd, met nieuwe levenskracht en levenslust begaafd, verheugt zich de vroeger zoo ongelukkige zieke dan zekerlijk over de pijnen, die hij gedurende de waterkuur heeft doorgestaan, en aan welke hij slechts alleen zijne herkregene gezondheid te danken heeft, die ook duurzaam zijn zal, als hij dit geluk niet door nieuwe ongeregeldheden in zijne levenswijze weder vernietigt. De goede uitkomst dezer behandeling is te Grafenberg honderdmaal gebleken, en zoo er al lieden zijn, die ze afkeuren, dan is het niet de ervaring, maar doorgaans eene onzuivere bron, waaruit dezen hunne gronden tot bestrijding van zulk een gebruik van het koude water putten.

Ook het hondehaar, vooral dat der poedels, is als een voor-treffelijk middel tegen het rheumatismus aanbevolen. Men laat het, vooral bij pijnlijke stijfheid van het bovenarmgewricht, een vinger dik op linnen vasthechten en dag en nacht op de naakte huid dragen. Meestal gevoelen de zieken eene levendige stekende pijn, maar na 10—12 dagen is de kwaal gewoonlijk verdwenen.

In den jongsten tijd heeft men nog een ander eenvoudig, maar krachtig en buitengewoon heilzaam middel tot bestrijding van nieuw ontstaan, zoowel als van verouderd rheumatismus en

-ocr page 217-

197

zijne gevolgen, van gezwellen en gewricliten-waterzuclit ontdekt. Het is het zoogenaamde zuur van Haller, een mengsel, dat onder dezen naam in elke apotheek voorhanden is en uit zwavelzuur, wij ngeest en water bestaat. Men kan het evenwel slechts daar gebruiken waar geen spoor van koorts of ontsteking aanwezig is, want anders zou dit middel den toestand slechts verergeren in plaats van hem te verbeteren.

Vooral nuttig is het Hallersche zuur, wanneer door deze koort-looze, niet ontstekingachtige pijnen, afzonderlijke deelen van het lichaam, het hoofd, de arm, een enkel gewricht, enz. aangetast zijn, en zij niet onafgebroken met gelijke hevigheid woeden, maar meer of minder wegblijven om daarna met vernieuwde hevigheid terug te komen. Het is hier, dat dit middel uitstekende diensten in die vreeselyke pijnlijken ziekten doet, die als hoofdpijn, heup- en lendepijn, ook als aangezichtspijn het leven der on-gelukkigen zoo ontzettend verbitteren; maar, zooals gezegd is, ook by elke andere soort van koortsvrije, niet ontstekingachtige rhenmatische pijnen is het geheel op zijne plaats. Wil men zich by al dit smartelijk lijden van dit middel bedienen, dan wrijve men eenen theelepel vol 3—4 maal daags op de pijnlijke plaats in, en in de meeste gevallen, ofschoon niet in alle, bereikt men daarmede geheel alleen volkomen zijn doel. Ook ter verdeeling van rheumatisehe gezwellen en van de gewrichtswaterzucht, die by voorkeur hij rheumatisehe aandoeningen aan de knie ontstaat, is er geen beter middel. Het gebruik daarvan vereischt nogtans eenige voorzichtigheid. Het werkt hevig op de huid en brengt een roodvonkachtig uitslag te weeg, dat evenwel geen verder nadeel veroorzaakt en spoedig weder verdwijnt. Men moet slechts zorgen, dat men er niet te dicht mede bij zulke deelen komt, die eene fijne opperhuid hebben, b v. de neus- en mondholte, of wel de oogen. Wanneer het by hoofd-of aangezichtspij n gebezigd wordt, moet de zieke de oogen vast toenijpen en ook na de gedane inwrijving nog een geruimen tyd toehouden; op deze wijze kan hy vryelyk het voorhoofd of de helft van het aangezicht over het gesloten oog heen in wry-ven Grewoonlijk doet men van dit mengsel ongeveer een thee-lepel-vol op de vlakke hand, om in te wryven. Zelden kan dit meer dan 5—6 maal geschieden, omdat anders de huid gewond wordt en eene on verdragelij ke brandende pyn ontstaat. Wacht men echter totdat deze aandoening der huid verdwenen is, dan kan men vrijelijk met de inwryvingen weder voortgaan.

Ook moet men er voor zorgen, dat dit middel noch de kleederen, noch het beddegoed rake, noch des avonds te dicht bij het licht kome, omdat het in de eerste gaten maakt, en door het laatste ontvlamt.

-ocr page 218-

198

Ten slotte moet ik nog opmerken, dat men bij elke langdurige vastzittende pijn nooit mag nalaten de rugwervelkolom te onderzoeken, want dikwijls houdt men zulk eene pijn voor rheu-matisch, terwijl hare oorzaak niet zelden in eene ontstekingachtige prikkeling van het ruggemerg ligt (zie § 87).

§ 100. Zinking zonder koorts Elke zinking is eene rheumatische aandoening van de slijmhuid der luchtpijp en van hare takken, en zij is daarom in vele opzichten gelijkvormig aan het rheumatismns. Even als dit gaat de zinking al of niet met koorts gepaard, en in het laatste geval kan zij even zoo langdurig en hardnekkig worden als by het rheumatismus. Van de met koorts gepaarde zinking hebben wij reeds bij de zinkingkoorts gesproken.

Elke koortsvrije zinking doorloopt twee verschillende tijdperken. In het eerste tijdperk is een geprikkelde toestand der slijmhuid aanwezig; hierbij is de hoest droog of het opgebrachte waterachtig, dun en scherp, gepaard met heeschheid, en bij hoo-geren graad met een pijnlijk gevoel in de borst. In het tweede tijdperk heeft de prikkeling nagelaten, hetwelk door een voch-tigen, niet moeielijken hoest wordt aangeduid, waarbij het opgebrachte aanmerkelijk, maar dikachtig en zacht is. Dit tijdperk kan een onbepaalden tijd duren, somtijds zeer kort, som-tijds zeer lang. Van hoe geringe beteekenis de ziekte ook zij, zoo kan zy toch, vooral by verzuim, op eene dubbele wijze gevaarlijk worden, óf door het overgaan in eene longontsteking, óf in eene longtering, en men kan met recht aannemen, dat het grootste deel van alle longziekten op deze wijze ontstaan is.

Behandeliny. De genezing der niet met koorts gepaarde zinking wordt gewoonlijk door de natuur zelve bewerkt, waarby men haar het best door het veel drinken van gerstewater, vlieren lindebloesemthee, borstthee (zie. rT. 54 en 55) ondersteunt. Een goed drankje bij drogen hoest en heeschheid is dat van nc. 140. Voegen er zich vaste pijnen in de borst bij, dan legge men spoedig een trekpleister op de plaats; wordt de hoest droog en is de zieke niet geheel vry van koorts, dan moet men even streng de ontsteking tegengaan als bij de catarrhale koorts (zie § 62), en er kunnen dan bloedzuigers, ja zelfs eene matige aderlating noodig worden Het meest is voorzichtigheid en afwachting noodig bij personen van teringaehtigen aanleg, met ziekelyke of verzwakte longen. Bij de laatsten moet steeds bij het begin van iedere zinking met alle gestrengheid eene ont-stekingwerende handelwyze gevolgd worden.

Dnurt bij anders gezonde personen de geprikkelde toestand van eene gewone niet koortsachtige zinking te lang, d. i. blijft

-ocr page 219-

199

de hoest droog, maar is het opgebrachte waterachtig, dun en scherp, dan geve men den salammoniak (zie n0. 26), of bij droge huid den drank n0. 61. ]s er bestendige prikkeling tot hoesten aanwezig, dan is de borstdrank n0. 52 of het mengsel n0. 129 nuttig. — Hoest de zieke sterk, is deze hoest meer krampachtig, daarom kort, kittelend, meer droog dan los en valt hij met buien aan, dan passen de poeders n0. 130 en 131. — Zoo na het laatste misselijkheid en eene lichte braking volgen mocht, dan schaadt dit niets, maar het stilt gewoonlijk zeer spoedig den dikwijls zeer sterken, vooral des nachts ongemeen hin-derlijken hoest. Heeft men zulk een drogen hoest veronachtzaamd en dreigt hg langdurig te worden, dan bewijzen de poeders n0. 132 zeer goede diensten. quot;Wanneer evenwel eene zinking te lang duurt, zonder te willen losraken, dan is het voorschrift n0. 133 zeer nuttig. Bij kittelenden hoest is pimpernellen-tinctuur, 20—40 druppels op suiker, een uitmuntend middel gebleken.

Wanneer de zieke aan het opbrengen gaat, is dit een teeken, dat de zinking haar einde nadert, en gewoonlijk loopt alles daarbij zoo gelukkig af, dat geene verdere geneesmiddelen noodig zyn; de zieke moet zich alleen voor kouvatten waehten en zich warm houden. Er is echter altijd de voorzichtigheid noodig, wanneer zulk een met opbrengen gepaard gaande hoest te lang duurt, dat men eene spaanschevliegpleister op de borst of den bovenarm legt, en de wonde openhoudt, totdat de hoest verdwenen is, of dat men door het inwrijven van de braak wij nsteen-zalf zoolang een op pokken gelijkend uitslag op de borst onderhoudt. Ook moet men in zulke gevallen nooit nalaten flanel op de bloote borst te dragen, dewijl dit dikwijls geheel alleen helpt. Er is ook eene goede oppassing noodig, en vleeschspijzen, maar nog meer wijn en alle andere verhittende dranken moeten vermeden worden; want men moet nooit vergeten, dat bij elke zinking eene ontstekingachtige prikkeling der slijmhuid aanwezig is, die door verkoeling, verhitting, wijn en derg. licht tot eene ware ontsteking klimmen, of ook in eene slepende, moeilijk te overwinnen longziekte overgaan kan. Personen met zwakke longen moeten daarom vooral op hunne hoede zijn en den bovengenoem-den regel nauwkeurig inachtnemen.

Is het opgebrachte zeer taai, dan is de zwavel (zie n0. 134 of n0. 153) het beste middel

Wordt echter de hoest nog langduriger, beginnen de zieken er bleek uit te zien of ook eenigszins mager te worden, dan is zulk een toestand steeds van groote beteekenis, want dit is een zeer gewone en sluipende overgang tot de longtering. De zieke bevindt zich overigens wel, maar hoest altijd door, houdt dit voor een niets beteekenend overblijfsel der verkoudheid en heeft na 6—8

-ocr page 220-

200

■weken eene reeds aangevangen longtering. Of er vormen zich door de aanhoudende prikkeling der longen daarin knobbels en er ontstaat daardoor de zoogenaamde droge tering, óf er ontstaat verslapping en zwakheid der longen, waardoor de slijmtering geboren -wordt. Beide gevallen moeten behoorlijk onderscheiden -worden, en men moet daarom nauwkeurig acht geven, of deze hoest meer droog of met menigvuldige slijmachtige fluimen verbonden is. In het eerste geval heeft dan eene nog voortdurende zinkingprikkeling plaats, in het andere is het opgebracht slym en hoesten het gevolg van zwakte en verslapping van de slijmhuid dei-longen. Bij aanhoudende prikkeling zijn de bitterzoetstengels het hoofdmiddel (zie n'. 135); het meest daarbij komende is het anti-catarrhaal-elixer van Hnfeland, een vooral snel werkend geneesmiddel (zie n0. 136), dat men ook terstond in het begin van elk met het opbrengen van slijm gepaard gaand koortsvrij hoesten met zeer goed gevolg nemen kan, en hier als een der snelst werkende geneesmiddelen moet aanbevolen worden. Daar-bij gebruike men de borstthee nc. 137 Lijdt de zieke bovendien aan onderbuikskwalen, dan werkt het oplossende geneesmiddel n0. 138 zeer voortreffelijk. Op den bovenarm of op de borst en vooral op de plaats, waar de zieke over eene vastzittende pgn klaagt, moet een fistel gedurende verscheidene weken etterend gehouden worden; ook moet men niet nalaten flanel op de naakte huid te dragen. Het zal van veel nut zijn, wanneer men des morgens Ober-Salzbrunn of seltzerwater met melk, vooral echter het water uit de Egersche zoutbronnen drinkt.

Wordt er zeer veel slym opgebracht, en neemt dit bij in het oog vallende vermagering meer en meer de overhand, dan is zwakheid der longen daarvan de oorzaak. Alsdan is IJslandsche mos het hoofdmiddel. Men mag dit echter nooit gebruiken bij een droog pijnlijk kuchen, het branden in de handpalmen en eene droge hitte des lichaams in de avonduren, want onder zulke omstandigheden wordt de ziekte in elk geval verergerd. Is dit niet het geval, dan geve men het in den beginne volgens het recept n0. 439 of 154, maar later als gelei (zie n0. 35) dage-lijks 2 ons; men kan ook tevens de moschocolade (n0. 26) als ontbijt nemen. Voor zulke lyders heeft zich eikelkoffie bijzonder nuttig getoond. Een pekpleister, tusschen de schouders gelegd, bewijst hier zeer goede diensten; zoo ook het inademen van creosoot (5—15 droppels creosoot worden in eene halve kan kokend water gedaan en de opstijgende dampen dan ingeademd).

Wanneer het prikkelbare personen met zwakke zenuwen zgn, bij wie de hoest niet wijken wil, en is deze droog en van kramp-achtigen aard, dan zullen de door Dr. Hefm aanbevolen pillen zeer veel dienst doen (zie nc. 141).

-ocr page 221-

201

Bij eene bestendige neiging tot zinkings kan men liet dage-lijksch wa-sschen der borst met koud water niet genoeg aanbevelen. In de lente en den herfst make men 3—4 weken lang gebruik van IJslandsche mos (zie n0. 51). Bovendien neme men dagelijks beweging in de open Incht en drage bij groote gevoeligheid der huid, bij eene vochtige woonplaats en zoodra men gebreken in de longen vermoedt, flanel op de borst.

§ 101 Over het niet catharrhale hoesten. Behalve de zinking bestaan er nog verscheidene andere oorzaken, die den hoest verwekken, en nooit zal men in de keuze der middelen tegen deze ongesteldheden gelukkig zijn, wanneer men dit niet in het oog houdt. Wilde men b v, bij eene verslij-ming der maag, die niet zelden een hardnekkigen hoest veroorzaakt, zoete, slijmige, stillende middelen toedienen, dan zou men daardoor de maag slechts nog meer verslymen en derhalve het kwaad veel erger maken. Tot het niet catharrhale hoesten be-hooren voornamelijk de volgende soorten:

1. De maag- of onderbuikshoest. Elke hoest berust wel altijd slechts op een krampachtig uitstooten der lucht uit de longen, maar daarom is het evenwel niet noodig, dat de zieke-lijke prikkeling, die dezen kramp der longen veroorzaakt, altijd haren zetel slechts in de longen of in de overige ademshalings-werktuigen zeiven hebbe; zeer dikwijls ontstaat zij uit verwijderde deelen, vooral uit den onderbuik of uit het ruggemerg, en zet zich slechts door middel van de verbinding der zenuwen tot in de borst voort. In den onderbuik, en vooral in de maag, zyn het voornamelijk vuile stoffen, zooals «lijm, gal, wonnen en derg., of maagzwakte, en ook niet zelden verschillende zie-kelijke toestanden der lever, die zulk een hoest veroorzaken. Dat de oorzaak van een langdurig hoesten in den onderbuik en niet in de longen zeiven ligt, ziet men voornamelijk daaruit, dat de aanvallen van den hoest noch door diep ademhalen en het lang inhouden van den adem, noch door klimmen, loopen en andere hevige lichaamsbewegingen, noch door luid spreken, schreeuwen, enz. verwekt worden, en dat geen kuchen en geen drukking of pyn op de borst aanwezig is Daarentegen ontslaan deze aanvallen by voorkeur na het eten, inzonderheid na vergrijpen tegen den leefregel, en gaan zij met allerlei ongesteldheden van de spijsvertering en den onderbuik gepaard, vooral echter met die verschijnselen, die men als teekenen van het aanwezig zyn der verschillénde vuile stoffen in de eerste wegen beschouwt (zie § 102). — Ontstaat zulk een hoest uit de verslij-ming der maag, en is hy niet reeds verouderd, dan geve men salammoniak (zie n0. 26, hier evenwel alle 4 uren 2 eetlepels), of

-ocr page 222-

202

wanneer men tegelijk eene leverziekte (drukking, spanning, gevoeligheid en opgezetheid in de rechterzijde onder de ribben) kan vermoeden, het wijnsteenzure kali (zie n0. 244) en daarop eerst na eenige dagen, als geen ontstekingachtige toestand der lever of dsr maag (zie § 89 en § 93) te gelijkertijd aanwezig is, naar de omstandigheden braak- of purgeermiddelen. Over het algemeen zijn hier de braakmiddelen dikwijls van een verrassend goed gevolg. Men heeft in sommige gevallen bevonden, dat een hoest, die met veel opbrengen gepaard ging, maanden lang geduurd en al het voorkomen eener longtering gekregen had, door een enkel braakmiddel plotseling ophield. — Zijn de teekenen van vuile stoffen bij zulk een hoest aanwezig en is het geval hardnekkig, dan handele men zooals in § 102 bij de vuile stoffen in de maag en het darmkanaal opgegeven is. Wordt zulk een hoest door ver-slijming en maagzwakte veroorzaakt, dan is het lang voortgezet gebruik van thee van duizendblad of van witte adornbladeren, 's morgens en 's avonds koud gedronken, van veel nut Is echter de maagzwakte zeer groot, dan bediene men zich liever van de kwassia (n0. 189) en later van een bitteren wijn (n0. 214). Ook de braakwortel 's morgens en 's avonds in de hoeveelheid van één grein genomen, en dagelijks daarmede opklimmende totdat geringe misselijkheid volgt, is hier dikwijls zeer voordeelig.

2. De kramp- of nerveuze hoest Ook deze hoest wordt niet door loopen, springen, beweging, zelfs niet door verhitting opgewekt of vermeerderd Daarentegen zijn het vooral de gemoedsaandoeningen en alles, wat op de zenuwen werkt, waardoor hij ontstaat Men handelt daarbij even als bij aanleg tot zenuwtering of de hysterie. Is de hoestaanval zeer hevig, dan stilt men hem het best door warme voet- en armbaden, maar geheel door de poeders n . 365. — Zeer dikwijls is een geprikkelde toestand van het ruggemerg (zie § 87) de oorzaak van een uiterst hardnekkigen hoest, die dit trouwens alleen daardoor wordt, dat de geneeskundigen niet op dezen toestand letten. Zulk een hoest kan lichtelijk verleiden om den zieke voor een longteringlijder te houden, en dit wordt hij ook werkelijk later, wanneer men het onderzoek der rugwervelbeenderen verzuimt en niet dienovereenkomstig handelt. Geschiedt dit echter, dan heeft men dikwijls het genoegen den zieke als door een wonder te redden. Bij een hoest, die alleen uit prikkelbaarheid der zenuwen en uit zwakte voortspruit, zijn de koude wasschingen na voorafgegane verwarming dos lichaams door natte omslagen en verwarming in het bed van uitstekend nut Dikwijls wordt deze hoest ook door een enkele gift van het poeder van Dower weggenomen (zie n'3. 44). Onder den kramphoest kan ook de morgenhoest der dronkaards en vooral der jeneverdrinkers gerekend worden.

-ocr page 223-

203

Wanneer dit drinken niet nagelaten wordt, dan kunnen zij van dezen hoest, die hen eiken morgen nuchteren overvalt en bij hen tot den hevigsten kramp en het opbrengen van slijm klimt, niet genezen worden. Het beste is, de genezing der dronkenschap zelve te beproeven (zie § 75).

3. Hoest door volbloedigheid. Gewoonlyk worden jonge, of sterk gebouwde, zich krachtig voedende en bloeiend uitziende menschen door dezen hoest overvallen. Hier is de pols vol en sterk, en verhitting en beweging vermeerderen den hoest, die gewoonlijk ook met kortademigheid en pijn in de borst gepaard gaat. Men moet daarbij evenzoo handelen als bij eene beginnende longontsteking (z § 80), waarin hij door verwaarloozing ook lichtelijk kan overgaan; ook is hierbij altijd een bloedhoest te vreezen. Maar ook bij niets minder dan echt volbloedige menschen kan eene ziekelijke bloedophooping in de borst ontstaan en een langdurigen hoest verwekken. Dit heeft bijzonder dikwijls plaats bij blinde of onderdrukte aanbeien, bij niet verschijnende of ophoudende of onderdrukte maandstonden, in de zwangerschap, of bij onderdrukking van gewone andere bloedvloeiingen, b. v. het neusbloeden, enz. Het is dikwijls zeer moeilijk den waren toestand te bepalen, vooral wanneer by de aanbeien en de nog niet verschenen regels geene teekenen aanwezig zijn, die de neiging -der natuur tot deze bloedvloeiingen aanduiden. Indien onder de opgegeven omstandigheden ziah een hoest voordoet, dan kan men hom alleen wegnemen, wanneer men de oorzaak van den ziekelijken toestand juist opgespoord heeft en men hem zoo behandelt, als bij de daarop betrekke-lyke ziekten is opgegeven. In de zwangerschap is zulk een hoest uiterst hinderlyk. Men verdrijft hem door aderlaten, door bevordering van den stoelgang, door spaarzame, niet verhittende of opblazende spijs, door zich koel te houden en door het afleggen van knellende kleedingstukken. Ook do hoest, waardoor tanden krijgende kinderen dikwijls aangetast worden, wordt het best door zachte purgeermiddelen en in hardnekkige gevallen door lichte insnijdingen in het tandvleesch weggenomen.

4. Hoest door afzetting van verschillende ziektestoffen. Vooral zijn het de jicht, het rheumatisnms, de huiduitslagen (met of zonder koorts), de klierziekten, enz. die zich gaarne op de borst werpen en aanleiding tot een hardnekkigen hoest geven. Zulk een hoest, die somtijds uiterst verontrustend kan zijn, vergezelt niet. alleen in vele gevallen de jicht, maar gaat haar ook dikwijls vooraf. Het komt er dus hier op aan om den regel-matigen aanval der jicht zoo spoedig mogelijk te voorschijn te roepen. De zieke houde daarom zijne voeten zeer warm, drinke vlijtig warme dranken, en neme lauwwarme mosterdvoetbaden.

-ocr page 224-

204

Elke zoodanige hoest, die door zulk eene ziekelijke seherpte veroorzaakt wordt, moet juist als de grondoorzaak der ziekte (jicht, schurft, klieren) zelve behandeld worden, waarbij men echter niet mag verzuimen om door huidprikkelingen, wollen kleeding en kunstmatige zweren afleidingen te weeg te brengen.

5. Hoest door verlengde huig. Dit is dikwijls de oorzaak van een hardnekkigen hoest, dien men reeds menigmaal voor eene longziekte gehouden heeft, maar welke daamit echter ook ontstaan kan, wanneer men deze oorzaak niet opspoort en verwijdert. Het beste en onmiddellijke geneesmiddel is hier het afsnijden van de verlengde huig, eene lichte operatie, die geheel zonder gevaar is. Het is daarom raadzaam bij eiken langduri-gen hoest de keel door een deskundige te laten onderzoeken.

6. De hoest door hartziekten, die kort, droog, kittelend en schel klinkend is, waarom hij ook metaalhoest heet, wordt hier slechts genoemd, om den lezer er opmerkzaam op te maken, dat men daarbij terstond zijne toevlucht tot geneeskundige hulp moet nemen.

7. Hoest door longziekte, zie Longtering.

§ 102. De gastrische ziekten of ophoopingen van vuile stoffen in den oaderbuik. De onderbuik speelt niet alleen in gezonde dagen, maar ook bij alle ziekten onzes lichaams de gewichtigste rol. Van eéne regelmatige ongestoorde spijsvertering hangt de voeding en welvaart des lichamp;ams af, even als eene behoorlijke menging van het bloed en derhalve ook van alle overige sappen. Verkeeren de verteringswerktuigen, gelyk dit bij aanwezige vuile stofien altijd plaats heeft, in een ziekelyken toestand, dan moet dit natuurlijk onze gezondheid in velerlei opzichten verstoren. Maar het is niet de voeding alleen, waardoor de onderbuik zulk een belangrijken invloed op ons lichaam uitoefent; dit geschiedt ook voornamelijk door de onderbuikszenuwen, die met de gewichtigste deelen onder bewerktuiging in het allernauwste verband staan. Vuile stoffen in de eerste wegen brengen echter de verrichtingen der zenuwen in wanorde en verwekken dan op deze wijze ook de meest verschillende en de menigvuldigste ziektetoestanden.

Zulk een ziekelyken toestand van den onderbuik duidde men vroeger aan door de uitdrukking: vuile stoffen in de eerste wegen, ophooping van schadelijke stoffen of afzetsels in den onderbuik. In den lateren tijd noemt men hem: gastrische vuile stoffen, gastrische ziekten, welken naam wij hier om der kortheid wil ook zullen bezigen.

Van alle ziekten van het menschelijk lichaam is de gastrische die, welke het meest voorkomt; want zoo als wij reeds bij de

-ocr page 225-

205

koortsen en de ontstekingen gezien hebben, zijn een groot aantal koorts- en ontstekingachtige toestanden op haar alleen gegrond. Maar ook bgna alle koortslooze ziekten kunnen haren oorsprong aan gastrische vuile stoffen ontleenen. Daarom is het steeds bij elke ziekte, 'welken naam zij ook drage, hoofdzaak, dat men vóór alles zijne opmerkzaamheid op den onderbuik richte. Want heeft, gelijk dit zoo buitengemeen dikwijls het geval is, de ziekte hier haren oorsprong, dan verdwijnt zij ook, zoodra deze gezuiverd is; wordt echter deze zuivering veronachtzaamd, dan is onder zulke omstandigheden elke poging ter genezing vruchteloos of zelfs schadelik. Welke verschillende en schijnbaar geheel tegenovergestelde kwalen alleenlijk door de zuivering van den onderbuik genezen kunnen worden, bewijzen de geneeskrachtige oplossende minerale wateren (Karlsbad, Mariakruisbon, Eger, Kissingen, enz.), alsmede de ingewands-klisteeren, waarvan wij beneden zullen spreken; want blindheid, zoowel als eene ziekelijke prikkelbaarheid der oogen, hevige pijnen zoowel als gevoelloosheid, krampen zoowel als verlammingen, bloedopbruising, bloedstil-stand zoowel als bloedvloeiingen, onderdrukte zoowel als te overvloedige maandstonden, hardlijvigheid, verstopping zoowel als diarrhee, enz., al deze ziekelijke toestanden worden door hun gebruik verwijderd, hetgeen toch niet mogelijk zou zijn, wanneer zij niet alle uit eene gemeenschappelijke bron, en wel uit gastrische vuile stoffen ontstonden. Dit hebben ook de verstandiger geneesheeren van alle tijden erkend, en de gastrische methode, de zuivering van het darmkanaal en van den onderbuik steeds tot den hoofdgrond van hunne geneeswijze gemaakt. Zonder deze methede is in de geneeskunde geen heil te vinden, en de stelling: „wie weet te zuiveren, die weet ook te genezenquot; is te allen tijde eene waarheid. Het eenige, waar het hier op aankomt, is de rechte wijze te treffen.

In het algemeen herkent men een gastrischen toestand aan eene vuile tong, gebrek aan eetlust en bedorven smaak; de zetel der stofophooping maakt echter een onderscheid. Wanneer de vuile stoffen zich in de maag bevinden, dan zijn de verschij nse-len de volgende: onzuivere, wit, geel of bruin beslagen tong, bedorven smaak, gebrek aan eetlust, drukking, spanning, ook wel een pijnlijk gevoel onder den hartkuil, oprispen, raisselijk-heid of werkelijk braken, hoofdpijn. Wanneer zij in de darmen zijn: een opgezette, gespannen onderbuik, zwaarte, drukking daarin, flauwten, ook wel koliekpijnen, ruggepijn, stinkende winden, diarrhee. Daarbij bemerkt men eene menigte uit den onderbuik voortspruitende, maar verwijderde ziekteverschijnselen (b. v. duizeling, verzwakking van het gezicht, aamborstigheid, zenuwtoevallen, enz.), die het eigenaardige hebben, dat zij bij de vermeer-

-ocr page 226-

206

dering der gastrische ziekte toenemen, en met vermindering afnemen. — Alle gastrische ziekten worden gekenmerkt door eene ongewone matheid, die niet in verhouding staat tot de overige ziekteverschijnselen.

De gastrische teekenen zyn óf met koorts verbonden (zie gastrische koorts), óf vrij van koorts.

De hoofdsoorten der gastrische stof zijn: onverteerbare spijs, gal, slym, znren, in het darmkanaal opgehoopte en gevormde schadelijke stoffen.

De ophooping vau vuile stoffen in de maag en het darmkanaal kan op verschillende wijze ontstaan; of door eene onvolledige spy svertering (b. v. door het gebruik van overmatige moei-lijk te verteren spijzen) en gebrekkige ontlasting van het ge-notene, óf door gebrekkige, hetzg te menigvuldige of bedorvene afzondering der maagsappen, der gal of van het darmslijm. By het zoo groote verband der zenuwen van de verteringsorganen met alle overige deelen des lichaams, werken ook aandoeningen van andere deelen wederom nadeelig op het darmkanaal en verwekken dan aldaar gastrische vuile stoffen; zoo ontstaan door toorn en ergernis ophoopingen van gal, door verkoudheid vermeerderde slijmafscheiding in het darmkanaal, enz.

Aanleg tot ophooping van vuile stoffen in de maag en het darmkanaal hebben al degenen, die aan zwakheid der verteringswerktuigen en aan een aanhoudende traagheid der darmontlastingen lyden, die misslagen tegen den leefregel begaan, die te dikwijls en te ontyde van braak- en purgeermiddelen gebruik maken, en bij welke de prikkelbaarheid der maag en der lever zoo groot is, dat de geringste kleinigheid reeds in staat is, om deze deelen in wanorde te brengen. Ook wordt het ontstaan van gastrische vuile stoffen door het klimaat, vooral echter door vochtig of dikwijls afwisselend weder begunstigd, en dit is eene der voornaamste redenen, waarom zy by de ongestadige luchtgesteldheid in ons vaderland by bijna alle ziekten mede waargenomen worden.

De behandeling der gastrische ziekten verschilt naar den aard der opgehoopte vuile stoffen.

§ 103. 1. Overlading der maag door spijs Gewoonlijk is hier een braak- of purgeermiddel voldoende, al naav-dat de natuur de ontlasting der schadelijke stoffen naar boven of onderen wil (zie gastrische koorts § 58). Tot braakmiddel dient dan de braakdrank n0. 28, en tot purgeermiddel n0. 62. Wanneer de ontlasting heeft plaats gehad, dan geve men 2 -3 maal daags de Hoffinansche maagdroppels, tot 60 droppels in water of wijn. Gulzigaards, die dikwyls hunne maag overladen,

-ocr page 227-

207

zullen wel doen, wanneer zij een zoogenaamd digestiefpoeder (zie n0. 142) bij zich in huis hebben, om zich in zulke gevallen terstond te kunnen helpen. Na eenvoudige overladingen der maag en na een te overvloedig gebruik van geestrijke dranken kan het drinken van suikerwater niet genoeg als huismiddel aanbevolen worden.

§ 104. 2. Ophooping van sal Deze komt na hevige, toornige gemoedsaandoeningen, na heete zomers en vooral bij menschen van een cholerisch temperament menigvuldig voor. Zij ■wordt herkend uit de voorafgegane gemoedsaandoening, uit de weersgesteldheid en het jaargetyde (herfst), die voor galziekten gunstig zijn, uit het temperament van den lijder, uit de vuil of geel beslagen tong, den bitteren smaak en het oprispen, gewoonlijk ook uit de misselijkheid en het galachtig braken, de hoofdpijn en de galachtige diarrhea met buikpijnen. Te gelij-kertijd bemerkt men ook gewoonlijk droogte in den mond, eene gele huid, geelkoperkleurig gelaat, gele schitterende oogen, dorst zonder eetlust, begeerte naar zuren, vurige roodgele urine met veel bezinksel, vliegende hitte, hardheid, spanning, warmte en branden in de rechterzijde onder de ribben. Bij het galachtig braken wordt eene gele of groene stof geloosd, die een scherpen, bitteren of wrangen smaak heeft. De galachtige stoelgang is in het begin dikwijls groen, maar wordt in de lucht geel. De gal kan dikwijls zoo scherp zijn, dat zij als een wezenlijk vergift werkt; zij tast den hals aan en verwekt de hevigste krampachtige, ja zelfs ontstekingachtige verschijnselen.

Ook hier moet men braak- en purgeermiddelen geven, even als bij overlading der maag. De braakmiddelen moeten hier echter met groote omzichtigheid en slechts in kleine giften toegediend worden, vooral wanneer er reeds galachtig braken aanwezig is, anders kan men lichtelijk een te overvloedig braken, ja ontsteking doen ontstaan. Als purgeermiddel dient hier n0. 18, n0. 45 of n0. 83. — Bij een zeer geprikkelden toestand en pijnen in de maag en darmen moeten terstond veel slijmerige dranken en lavementen, en ook warme omslagen aangewend worden, zelfs bij volbloedigen vóór het braakmiddel eene matige aderlating. Het verdere zie men bij galachtige koliek.

§ 105. 3. Verslijming der maag. Slijmerige, taaie, vette, melige, onverteerbare spys, een zittend leven, uitspattingen in den wellust, eene vochtige, ongezonde woning, wormen, enz. geven dikwijls aanleiding tot slijmophoopingen, vooral bij kinderen, bejaarden en vrouwen, bij het phlegmatische temperament en een zwak, slijmerig, opgezet lichaamsgestel, in vochtige plaatsen en jaargetijden. De kenteekenen zijn: gebrek aan dorst,

-ocr page 228-

208

honger en warmte, flauwe deegachtige of walgelijk zoete smaak, veel taai speeksel in deu mond, vooral des morgens, wit beslagen viltachtige tong, drukking en volheid, voornamelijk na het quot;■ebruik van spijs, opgezetheid, misselijkheid in den morgen, ook wel hik, de stoelgang slijmerig, dikwijls verstopt, met opgezetten onderbuik, koude in de maagstreek, bleeke gelaatskleur, blauwe kringen om de oogen, loomheid, bestendige neiging tot slaap, gevoelloosheid voor braak- en purgeermiddelen, gewoonlijk ook wormen. — Vochtig afwisselend weder, verlies van sappen, misslagen tegen den leefregel, treurige gemoedsstemming verei-o-eren den toestand meestal voor langen tijd en kunnen dan de sliimkoorts doen ontstaan. De behandeling van zulk eenen toestand is gewoonlijk langdurig en moeilijk en vereischt de grootste omzichtigheid van den kant des geneesheers, waarom wij die hier ook niet uitvoerig opgeven kunnen.

Indien de natuur neiging toont om zich naar boven te ontlasten, dan geve men den braakdrank n0. 28, maar niet terstond in volle gift, opdat de zieke eerst eenigen tyd te voren misseliik zii, want daardoor wordt het slijmige omkleedsel dei maag het best losgemaakt en ontbonden. Bestaan er geen teekenen om te braken, dan losse men eerst de slijm op door de pillen n0. 143, later wordt zij door den stoelgang weggeruimd, terwijl men dan de pillen in groote gift toedient. Bij groote ongevoeligheid van het darmkanaal geve men de pillen n . 144. Het best richt men echter de toediening dezer pillen zoo in, dat zii de beide eerste dagen geen stoelgang verwekken, maar dit eerst op den derden dag eenigszins doen, waardoor dan onder groote verlichting eene menigte slijmerige vuile stoften opgeruimd wordt. Ten einde te voorkomen, dat de slijm zich opnieuw vorme, diene men maagversterkende geneesmiddelen toe (zie zwakte der maag); men neme echter veel beweging en ont-houde zich van alle spijs, die slijm verwekken kan.

Het ontstaan van slgm berust echter met altijd op zwakheid der verteringswerktuigen; niet zeldzaam is de oorzaak daarvan ook in eene ontstekingachtige prikkeling gelegen. Men bemerkt dit uit eene smartelijke gevoeligheid bij uitwendige drukking op

de streek van den hartkuil, uit vermeerderde onpasselijkheid na

het gebruik van specerijachtige prikkelende dingen, uit het donkerrood aan de randen en de punt der overigens wit beslagen tong, en vooral uit de zure hoedanigheid van het speeksel. Mu r bewï zen de droppels n0. 145 de beste diensten, wanneer zij in verband met een meer verkoelend diëet, en bij vermijding van koffie, wijn, enz. gedurende eenige weken achter elkander genomen worden. ___

§ 106. 4. Verzuring der maag. Deze is aan

-ocr page 229-

209

volgende teekenen te herkennen; honger (somwijlen geeuwhonger), maar geen dorst, zure oprispingen, zure reuk van den adem en der winden, ook dikwijls branding in de maag en koliek. De tong, het tandvleesch en de lippen zgn onnatuurlijk bleek, eveneens de gelaatskleur. De tanden zijn vuil met wijnsteen bezet, alle kwalen vermeerderen na het gebruik van zuur verwekkende spy zen (melk, rijnwyn); daarentegen zullen vleesch-spijzen den lijder goed bekomen.

Het zuur ontstaat óf uit eene slechte spysvertering ten gevolge eener zwakke maag, waarbij dan lichtelijk alle voedsel in zuur overgaat, óf het heeft zgne oorzaak in eene gebrekkige afzondering van het maagsap en de gal. Hypochondristen en hysterische personen lijden vooral aan de eerste soort. Dezen krijgen dan na het geringste vergrijp tegen den leefregel, vooral na het gebruik van srroenten, zure wijnen, punsch, vette zaken, terstond maagongesteldheden, zure oprispingen, koliekpij nen, maagkrampen, enz. Bij kinderen wordt het zuur door de slechte hoedanigheid van de moedermelk voortgebracht. Bij de tweede oorzaak van het ontstaan van zuur lijdt de zieke onafgebroken, hij moge nuttigen wat hij wil. Zuur verdrijvende middelen helpen hier niets of toch slechts voor korten tijd. De zieke lijdt bijna zonder ophouden aan een uiterst onaangenaam gevoel in den hartkuil, en slechts,wanneer hg oprispt, en eene hoeveelheid van scherp, zuur vocht opbrengt, gevoelt hij eenige verlichting. .Deze ziekelijke afscheiding is dikwijls zoo scherp, dat zij maagkrampen, galloop, koliek, scherpe en bijtende ontlastingen, zelfs zenuwtoevallen, de zwarte staar enz. voortbrengen kan.

Voor kinderen is het Ilufelandsche kinderpoeder (hetwelk in elke apotheek te krijgen is), tweemaal zooveel als op de punt van een mes kan liggen, 2 of meermalen daags, een erkend zuurverdrij-vend middel. Aan volwassenen geeft men magnesia (zie n0. 146). Ondertusschen zijn deze zuurverdryvende middelen alleen geschikt voor eene oogenblikkelijke verwijdering der toevallen en vooral slechts bij slechte spysvertering, en zelfs dan moet men er niet al te menigvuldig gebruik van maken, daar zij meestal zeer nadeelig op de spysvertering werken. Wanneer eene gebrekkige afscheiding van het maagsap en der gal de oorzaak van het ontstaan van zuur is, dan verliezen zy al hun nut; daarentegen passen alsdan de zeeppillen (zie n0. 147). Zoo misselijkheid en zuur oprispen gedurende de spysvertering ontstaat, dan verdryft men die het best door het volgende middel:

Neem: gedistelleerd water 5 ons; pepermuntwater een half ons, caustischen geest van salammoniak 3 droppels; op eens of in twee malen te nemen.

Om de kwaal in den grond te genezen is veel beweging, het

14

-ocr page 230-

210

eebruik van vleeschspijzen en maagversterkende geneesmiddelen (zie zwakte der maag) eene behoefte. Zijn naar binnen geslagen soburft, netelroos, of andere huiduitslagen (gelijk dit dik-wiüs het geval is) de oorzaak van het maagzuur, dan moet men daarbij als bij de genoemde kwalen handelen.

8 107. 5. Rottig bederf in de maag en het darmkanaal De teekenen zyn: geheel ontbrekende eetlust, zelfs walging van spijs, maar groote dorst, vooral begeerte naar zuurachtige dranken, rottig, stinkend oprispen; bittere, rottige smaak in den mond; bruinachtig, geelachtig beslagen tong, he-visre hoofdpijn, vooral voor in het voorhoofd- zeer benauwd drukkend gevoel in den hartkuil, gepaard met walging en neiging tot braken; vermeerderde warmte des lichaams, versnelde pols, zelfs ook lichte koortsaandoeningen; sterk en donker gekleurde kwalijk riekende stoelgang; het lossen van rottig stinkende winden; donker gekleurde, zeer troebele unne.

Aanleidingen tot deze ziekte zijn overlading der maag met spijzen en dranken, wanneer de maag zwak is en neiging tot

rottig bederf heeft.

Ook hier moeten ontlastingen naar boven en naar onderen bevorderd worden, al naarmate de natuur op de bekende wijze daartoe noopt. Tot braakmiddel kieze men hier den braakwortel en wel in kleine giften (4—5 grem met 10 grein suikerj, want anders zou er zeer licht een overmatig braken op volgen. Om te purgeeren kieze men dezelfde middelen als bij hft

galachtig bederf.

s 108. 6. Oude vuile stoffen in het darmkanaal.

Deze toestand is aan de volgende teekenen te herkennen: de gelaatskleur is gewoonlijk bleek, geelachtig, donker- of groen-geel, bruin of aschvaal, aan de kanten van den neus en om den mond blauw en geel doorcengemengd, daarbij vertoont zich iets geheel eigenaardigs, vreemds, iets mismaakts, schuws en angstigs in de gelaatstrekken; het wit in de matte, door een donkeren ingevallen krans omringde oogen is troebel, blauwachtig geel of bleek. Allerlei stoornissen der spijsvertering, die noch door zuiverende, noch door versterkende middelen, noch door een gestrengen leefregel verwijderd kunnen worden doch somwijlen op bepaalden tijd verdwijnen, maar toch spoedig te-rugkeeren. De eetlust is gestoord, nu eens sterk, dan weder spoedig voorbijgaande, de stoelgang niet behoorlijk gebonden, di-arrheevormig, gestaakt, somtijds droog; branding in de maag, walging enz.; de buik is gespannen, dik, deegachtig, dikwijls hard, met duidelijk te voelen knobbels en enkele verhardingen, die echter van plaats veranderen, buikbenauwdheid, vluchtige

-ocr page 231-

T-!. VA.j O3 211

xi. ii. i'iiiudxica

of hardnekkige buikpijnen, kloppen in den onderbuik of in de borst, de pols ongeregeld, met ongelijke tusschenpoozen, vliegende hitte, vooral na het eten, veel spuwen, slechte slaap, niet behoorlijke urinering (blaaszinking) en zweet, spoedig vetwor-den, loomheid, zwaarte, rilling, zwaarmoedigheid, angstigheid, allerlei huidziekten, mei en zonder verschijnselen van aambeien. Door den stoelgang, zeldzamer door braken, wordt dikwijls tegen de volle maan onder zachte of hevige toevallen slijm van eone geleiachtige hoedanigheid geloosd, somwijlen in de gedaante van lappen, pijpen, kogels of bloedige, laurierachtige, donkergroene, zwarte, teerachtige massaas. Verhittende, versterkende dingen veroorzaken benauwdheid, bloedaandrang, groote hitte; zuiverende middelen geven verlichting.

Deze oude vuile stoffen worden bij iederen ouderdom, geslacht en temperament aangetroffen, maar het menigvuldigst bij mannen en bejaarden. Eene zittende of weekelijke levenswijs of eene snelle verandering daarin, alles wat het. lichaam perst en drukt, hardlijvigheid, slechte spijsvertering, harde, zware kost, misbruik van verhittende, versterkende, samentrekkende dingen, inspanning van den geest, treurige zielsaandoeningen, zaadverspilling, gebrekkig behandelde wisselkoorts behooren onder de oorzaken. Zij ontstaan van lieverlede en hoepen zich, vooral bij phlegmatie-ken, dikwijls zonder merkbare ongesteldheden op. Meestal verwekken zij langdurige ongesteldheden van allerlei aard, vooral de hypochondrie Men kan als regel aannemen, dat men by alle hardnekkige ziekten, die aan elke behandeling wederstand bieden en met onderbuiksbezwaren gepaard gaan, grootendeels de oorzaak in zulke afzetsels zoeken moet. Verhittende dranken, verhittende zoogenaamde maagversterkende middelen zijn hier bepaald schadelijk. Karnemelk werkt hier dikwijls zeer weldadig, even als de inwrijvingen van den onderbuik met vet of olie.

Hier zijn de zoogenaamde visceralklisteeren van Kiimpf (zie n0. 176) bijzonder nuttig, want men staat dikwijls verbaasd over de massaas, die door deze geloosd worden, en begrijpt nauwelijks, hoe het darmkanaal zoo veel vuile stoffen heeft kunnen bevatten. Nu eens is het eene menigte verharde drek, die laurierachtig of in de grootte en vorm van hazelnoten of nog grooter kogelvormig geloosd wordt, dan eens vertoont zich eene onge-loofelijke menigte van geleiachtig slijm of van velachtige stoffen enz. De hoofdzaak bij de lavementen is, dat de lijder ze binnen houde, waarom hare portie slechts klein zijn mag (een vierde kan), en naderhand moet de zieke een half uur lang bedaard en op de rechterzijde te bed blijven liggen. Bij hardnekkige verstopping of zeer taaie verslij ming worden er sterke, oplossende middelen bijgevoegd, of een eetlepel versche ossegal, of

14s

-ocr page 232-

212

iu plaats van liet gewone water wordt kalkwater tot bereiding der lavementen genomen. Met goed gevolg dient men ook tegelijk de droppels n0. 81 toe.

Ook de aloë (zie n0. 157) bewijst Mer wezenlijke^ diensten, want zij zuivert het darmkanaal zonder de spijsvertering te storen, die zij veeleer bevordert. Zij moet als een verhittend middel alleen vermeden worden by volbloedigheid en aandrang van het bloed naar den onderbuik, bij zwangerschap, sterke of pijnlijke maandstonden, bij ontstekingachtige onderbuiksongesteldhe-den en bij aanbeien.

s 109. Zwakte der maag en der spijs vertering

Deze zwakte is dikwyls de oorzaak of het gevolg van gastrische vuile stoffen. Men herkent ze aan den ontbrekenden of zwakken of ongeregelden eetlust, en aan de ongesteldheden, die het gebruik van spij s veroorzaakt, want dit verwekt drukking, spanning in de maagstreek, oprispen na het gebruik van voedsel, hinder van winden, verdrietelijkheid, slaperigheid en lichtelijk ontstaan slechte spijsvertering, zuur en verslijmmg.

Deze toestand berust of op eene zuivere, ware zwakte dei-maag, of deze zwakte is slechts schijnbaar.

De zuivere, icare zwakte der maag ontstaat door ongeregelden, alechten leefregel, brasserij, overmatig gebruik van warme dranken, vooral van thee, gebrek aan lichaamsbeweging, bovenmatige inspanning van den geest, treurigheid, kommer, zaadverlies. Hierbij moet men nu weder onderscheiden, of de zieke een zeer prikkelbaar en gevoelig zenuwstelsel bezit, dan of dit traag en verstompt is. In het eerste geval kan hij geene bittere en verhittende dingen verdragen; de maag verlangt slechtg vluchtige zenuwversterkende middelen, waaronder behooren: Iloffmanns-droppels, azijn- en zwavelether (de eerste van 20—30, de laatste vail 5—10 droppels op suiker), de valeiiaan (zie n0. 207), vooral echter het mengsel nquot;. 208 met een kop thee te nemen, die men uit een half lood mexikaansch druivenkruid bereid heeft; voorts het Trager antihysterische water 39—40 droppels met water 3—-4maal daags te nemen); de zwavelzure aromatische tinctuur (bij prikkelbaarheid met stinkende oprisping 30—40 droppels in veel water te nemen, waarna de tanden telkens met magnesia moeten gezuiverd worden); de ijzerhoudende geest van zicavelether bij rrroote zwakte en bleekzuchtige toestanden (20—25 droppels in eenigszins lichten wijn); de hop (zie n0. 217 bij zwakte van maag, zenuwen en spieren met sombere gemoedsstemming). Voor ionge, tot bleekzucht geneigde meisjes, die aan lichte krampen liiden, waarbij de spijsvertering gestoord, en nu eens verstopping, dan weder diarrhee aanwezig is, past het aanhoudend gebruik van

-ocr page 233-

213

darmledigende en te gelijk maagversterkende middelen, zie b. v. n0. 209. Bij maagzwakte met duizeling en neiging tot krampen helpt de suiker dikwijls beter dan alle andere middelen. De zieke moet des morgens nucliteren en des avonds 2 lood suiker, in een glas water opgelost, van tijd tot tijd drinken.

Gaat de zwakte der maag en der spijsvertering niet met verhoogde prikkelbaarheid der zenuwen gepaard, dan zgn de volgende middelen doeltreffend; boven alles krachtige, geestrijke oude wyn, madera, xeres, oude mallaga, enz., en te gelijk het maagpoeder n0. 149; voorts het kwassiehout; dit verdient de voorkeur boven meest alle andere bittere middelen en is bijzonder nuttig, wanneer bij eene zittende levenswijze en by aanleg tot hypochondrie en koliek een hardnekkig gebrek aan eetlust aanwezig is (zie n0. 33); by zuur geeft men het met kalkwater (n0. 210). De kolomhmcortel (zie n0. 34 en vooral n0. 216), inzonderheid bij winden, neiging tot diarrhee, braken en oprispen des morgens. — Alsem (zie n0. 218) is zeer goed voor hypo-chondristen. — Ossegal (zie n0. 211) is dikwijls heilzaam, waar geen ander middel helpen wil; vooral hg neiging tot zuur en tot verstopping. — Is de maag zeer verslapt en onprikkelbaar, dan dienen de bittere tincturen (n0, 212, en bij verstopping nquot;. •213), alsmede de hittere wijnen en Irandewijnen (zie n0. 214). — Onder de specerijen heeft de witte peper en de Cayennepeper hier den besten naam verworven; evenwel schijnt de laatste de voorkeur te verdienen, omdat zij minder verhit. Men gebruikt het als toekruid bij het eten. of een grein met een weinig meel tot eene pil gemaakt, 3—4maal daags. Bij bloed-, zaad-en ander sappenverlies, en wanneer na langdurige ziekten niet alleen de maag, maar ook het geheele lichaam versterkt moet worden, is de staalwijn n0. 215 van het grootste nut. Uiterlijke middelen bewijzen hier buitengewoon goede diensten, ja dikwijls meer dan de inwendige. Vooral nuttig zijn hier de inwrijvingen n'J. 196 en 197 in de maagstreek, het wasschen met kwen-delspiritus en Hoffmanns uitwendige levenslahem, het dragen van een met vele kruiden gevuld en dikwijls met franschen brandewijn bevochtigd zakje op de maagstreek, of een theriakel-pleister met kruizemuntolie. Eindelijk is nog de koude een zeer voortreffelijk middel en wel op tweevoudige wijze, vooreerst door koud eten, koud water drinken, ijs; ten tweede door koude was-schingen der maagstreek en koude douches, waardoor menigmaal de hardnekkigste maagkwalen genezen zijn.

Zonder eenen goeden leefregel is er geene versterking der maag mogelijk. Inzonderheid moeten alle warme dranken, vooral thee, zure, opblazende spy zen, vet, kaas, gebak, brandewijn en boven alles elke overlading der maag vermeden worden. Ein-

-ocr page 234-

214

delijk is beweging volstrekt onontbeerlijk en dikwijls het beste versterkingsmiddel.

Be schijnbare maagzwakte. Zij komt veel menigvuldiger voor dan men gemeenlijk gelooft. Daar echter, waar dit het geval is, mag geen der reeds opgenoemde maagversterkende geneesmiddelen genomen worden, wanneer men den ziekelijken toestand der maag nog niet wil vermeerderen. Doorgaans zijn hut of vuile stoffen in de eerste wegen, of bloedaandrang naar de maag, waardoor het gebrek aan eetlust en zwakke spijsvertering ontstaat. In het eerste geval moet men handelen, zooals bij de gastrisehe toestanden is opgegeven; in het andere zijn bloedzuigers de beste maagversterkende middelen. Aandoeningen van aambeien, karige of onderdrukte maandstonden, gekruide spgs, menigvuldig gebruik van verhittende dranken zijn de oorzaken van deze soort van maagkwaal. Alleen wanneer deze aanleidende oorzaken verwijderd worden, worden de verrichtingen der maag weder geregeld.

§ 110. Zenuwziekten De zenuwen en hare fijnste nauwelijks zichtbare draden zijn die geheimzinnige werktuigen, welke uit de hersenen, het ruggemerg, of uit eigenaardige in het lichaam verspreid liggende zenuwknoopen ontspringen, die elk punt des lichaams, met uitzondering der sappen, der opperhuid, nagels en eenige huidachtige voorwerpen doordringen, en waarvan die, welke uit zenuwknoopen ontspringen, de voortbrenging, vorming en voeding, en de andere het verband des lichaams met zijne ziel bewerkstelligen. Door dit verband, derhalve door de zenuwen, werkt de wil der ziel op de spieren en brengt de beweging voort; door de zinnen en het algemeene gevoel des lichaams (die altijd slechts als eene zuivere werkzaamheid der zenuwen moeten beschouwd worden) spiegelt zich het uitwendige beeld der voorwerpen of de inwendige toestand des lichaams in het inwendige der ziel af en verwekt gewaarwording en voorstelling. In de hersenen moet evenwel, als het middelpunt van het geheele zenuwleven, de zetel der werkzaamheid van den geest, van het denkvennogen gezocht worden.

De stoornissen in de verrichtingen der zenuwen worden zenuic-ziekten genoemd, en openbaren zich of door eene stoornis van het bewegingsvermogen (kramp of verlamming), van het gevoel en van de werkzaamheid der zinnen (pijn, ongevoeligheid, te sterke, te zwakke of gebrekkig werkende zinnen), of van het denkvermogen (overspanning van den geest, afgematheid, dofheid, verstands verbastering of onnoozelheid).

De aanleg tot zenuwziekten is of overgeërfd, of gegrond^op een zwak lichaamsgestel; de kinderlijke leeftijd, de vrouwelijke

-ocr page 235-

215

kunne, eene weekelijke opvoeding, ontwikkeling der tanden en van het spraakvermogen, het overgaan tot de geslachtsrijpheid, een vochtig klimaat, het bestendige leven in steden en kamers, en dikwijls eene eigenaardige gesteldheid van het weder (lage barometerstand, de westewind) doen ook in het algemeen eene groote overhelling tot deze ziekten ontstaan.

Eene dikwijls voorkomende oorzaak is verzwakking en wel ten gevolge van het gebrek aan, of de slechte hoedanigheid van de voedingsmiddelen, slechte lucht, vochtige koude, of van bloedverlies, te overvloedige maandstonden (eene dikwijls geheime oorzaak), te groot zaadverlies door bijslaap en zelfbevlekking, door onwillekeurige zaadloozingen, door een te menigvuldig kramen, door een te lang voortgezet zogen, langdurig verlies van sappen: diarrhee, witte vl»ed, slijmvloed uit de pisbuis, speekselvloed, overmatig zweeten, of door overprikkeling en uitputting der kracht, bovenmatige inspanning van lichaam en geest, zware en langdurige ziekten, bovenmatige hitte, te buitensporig gebruik van geestrijke dranken, van koffie en thee, of door gebrek aan lichaamsoefening, waarom de lediggang eene der rijkste bronnen van zenuwziekten is, of door de inwerking van rechtstreeks de zenuwen verzwakkende invloeden, als: kommer, droefheid, neerslachtigheid, hevig verlangen, nijd, verveling, werkeloosheid van den geest, het zich overgeven aan zijn gevoel, het misbruik van verdoovende middelen, van opium, blauwzuur enz.

Voorts ontstaan de zenuwziekten door het verbroken evenwicht van de verrichtingen des lichaams onder elkander, door te hevige en krachtige bloedvorming, onderdrukking van de krachten der beweging, der huiduitwaseming, der onderbuiksverrichtingen, der geslachtswerkzaamheid, der maandstonden en der aanbeien.

Ook door plaatselijke of eigenaardige prikkelingen worden zenuwziekten geboren. Daartoe behooren vooreerst de prikkels in den onderhuik: wormen, gastrische stoffen (zie gastrische ziekte), oude ophoopingen, verstoppingen der ingewanden. Ten tweede bloedaandrang, voornamelijk naar de hersenen en den onderbuik (de aanbeien-ziekte is eene der meest voorkomende oorzaken van menigvuldige zenuwziekten). Ten derde vastzetting van ziektestoffen, jichtige, rheumatische, klierachtige, venerische, schurftachtige scherpte. Ten vierde werktuigelijke prikkels, zoowel vreemde, van buiten aangebrachte lichamen, splinters, alsook in het lichaam zelf ontstane gezwellen, verhardingen, steenen, enz. Eindelijk ziekelijke prikkeling der ziel, idéés fixes, overprikkelde verbeeldingskracht.

Op de bovengenoemde oorzaken is de gewichtige en geheel natuurlijke indeeling der zenuwziekten gegrond, waarop men by

-ocr page 236-

216

de behandeling altijd bijzonder moet letten. Men verdeelt ze daarom in: 1. zenuwziekten, die baren oorsprong in eenen zie-kelijken toestand der zenuwen zei ven hebben; 2. die uit zwakheid ontstaan; 3. die van het bloed afhangen, of 4. van afzet-sels van ziektestoffen, of 5. van gastrische stof, en eindelijk 6. van werktuigelijke oorzaken.

Hieruit ontstaat echter ook de moeilijkheid om eene zenuwziekte doeltreffend te behandelen, want het is niet altijd gemakkelijk, de aanleidende oorzaak behoorlijk op te sporen en de daartegen aan te wenden middelen met juistheid te kiezen. Slechts ééne handelwijze is er, die bijna altijd met het beste gevolg toegepast kan worden, hetzij dat de zenuwziekte zich onder den vorm van pijnen, krampen, of onder die van verlammingen, gebrekkige zintuigen enz openbaart, en deze methode bestaat in de kunstmatige aanwending van het koude bronwater. Men moet evenwel niet gelooven, dat men daarbij alle zieken zonder onderscheid over denzelfden kam kan scheren, om altijd terstond een gunstig gevolg van deze handelwijze te verkrijgen; integendeel wijst het lichaamsgestel des lijders en de oorzaken der ziekte een wezenlijk verschil in het gebruik van dit heerlijke, maar op zeer verschillende wijze werkende geneesmiddel aan. Bestaat er zuivere zenuwziekte of eene algemeene zwakte des lichaams, dan dienen alleen omslagen van natte doeken, koude wasscbingen, regenba-den, eindelijk voetbaden, golfslagbaden, zeebaden, en ten laatste meer of minder krachtige douches, begietingen, giet- en stortbaden; bij volbloedigheid, bloedaandrang en bloedstilstand: afleidende hoofd-, arm-, zit- of voetbaden; bij ophooping van gastrische vuile stoffen: koude lavementen; bij aanwezige ziektestoffen echter de krachtige zweetkuur.

§ 111. Hypochondrie is eene langdurige ziekte der rijpere jaren en voornamelijk van het mannelijk geslacht, die zich door eene eigenaardige ontstemming des gemoeds, vooral echter door eene misleiding van zijne eigene gezondheid, die men voor slechter houdt dan zij gewoonlijk is, kenmerkt, en waarbij de lijder eene kleingeestige oplettendheid op den toestand zijns lichaams richt.

Eene met de natuur overeenkomstige schildering van deze soort van ziekten (want zulk eene is de hypochondrie, daar zij met de menigvuldigste en meest verschillende verschijnselen des lichaams zamenhangt) is zeer moeilijk, juist wegens de oneindige afwisseling der verschijnselen; wij zullen hier evenwel beproeven, ten minste zoo nauwkeurig mogelijk eene beschrijving van de meest voorkomende wijze harer gedaante geven.

In den beginne herkent men de ziekte alleen aan juist de

-ocr page 237-

217

kleingeestige oplettendheid, die de zieke op zijn lichaamstoestand vestigt, en aan de overdrijving van zulke weinig heteekenende kwalen, waarop een ander in het geheel niet let. Is de ziekte echter van meer belang, dan kondigt zij zich aan door buitengewone moedeloosheid, wankelmoedigheid en prikkelbaarheid van den geest. De zieke koestert achterdocht jegens zich zei ven en alle menechen; hij wordt ongeschikt voor zyne zaken, is zwijgend, treurig, houdt van de eenzaamheid* Hij krijgt groote neiging tot slaap, die hem echter niet verkwikt, maar waaruit hij door angstige droomen wordt gewekt. Er doen zich echter geringe tusschenpoozen voor, waarin niemand vroolijker is dan de hy-pochondrist. Eindelijk gevoelt de lijder eene doffe hoofdpijn, de oogen worden dof, de tong droog, hg klaagt des morgens inzonderheid over een leelijken smaak en spuwt aanhoudend. Het vleeseh wordt week, het geheele lichaam is verslapt en bij de minste inspanning en de geringste beweging breekt het zweet uit. De steeds zeer vraatzuchtige zieken veroorzaken zich door menigvuldige vergrijpen tegen den leefregel telkens nieuwe kwellingen. Eindelijk ontstaat spanning en opzetting van de maag, een samenwringen onder de ribben, en winden trekken met bewonderenswaardige snelheid door het darmkanaal. Deze ongesteldheden, die meer of minder aanhouden en vooral de linkerzijde aantasten, worden van tijd tot tijd zeer vergroot, waarbij zich dan nog nieuwe kwalen voegen, die de vreeselijkste aanvallen doen ontstaan. De lijders worden alsdan overvallen door onrust, gejaagdheid, beklemdheid en benauwdheid, alsof zij eene misdaad begaan hadden; het hart siddert en klopt hevig, de pols is onregelmatig, de ademhaling moeilijk, de keel als samengesnoerd, drukking op de maag, misselijkheid, dikwijls braken van eene zure, taaie, rekbare stof, hitte en kloppen in den onderbuik; de in het begin ingesloten winden worden dikwijls van boven en van onderen met een zingenden klank geloosd; vliegende hitte, koud zweet op sommige deelen, koude, die dikwijls op ware doodskoude gelykt, mierenkruipen op de huid, trilling in de peezen, trekking in de spieren, pijn in den rug, weenen (waar-bij de mannen zich dikwijls als zenuwachtige vrouwen gedragen), duizeling, bezwijming, dit zijn allen de gewone verschijnselen van zulk een aanval. Heeft deze zgne hoogte bereikt, dan wordt, somtijds zonder pijn, eene groote hoeveelheid waterheldere urine geloosd, of er verschijnt een pukkelachtig uitslag in het gezicht, waarop dan de meeste pijnen verdwijnen en de overblijvende veel geringer worden. Bij reeds zeer ingewortelde kwalen bevinden zich de hypochondristen nooit meer geheel gezond. Onder hunne bestendige ongesteldheden behooren pijnen in verschillende deelen, zwakheid en hoofdzakelijk hardnekkige ingewandsverstopping.

-ocr page 238-

218

Dit gaat menigmaal gepaard met blinde of vloeiende aanbeien. dikwijls met, maar ook dikwijls zonder verlichting. Zoo de zieke reeds meermalen de beschreven aanvallen doorgestaan heeft, be-aiinnen zijne gelaatstrekken er eigenaardig vertrokken uit te zien, het gezicht wordt bleek, aschgrauw, de oogen liggen diep, hij houdt zich met niets anders dan met zijn eigen toestand bezig, voelt zich bestendig den pols, kortom, hij verkeert in een waarlijk deerniswaardigen toestand. Hoe groot de smarten van een hypochondrist zijn moeten, blijkt reeds daaruit, dat, wanneer zij door andere, zelfs meer pijnlijke ziekten aangetast worden, en daarbij de aandoeningen der hypochondrie meer op den achtergrond treden, zij alsdan verzekeren zich beter te bevinden, dan wanneer zij door deze alleen gefolterd werden. Een hypochondrist verwisselt gestadig van geneesheer of gaat van den eenen kwakzalver naar den andere, stelt in niemand vertrouwen en volgt ook nooit lang de hem gegeven geneeskundige voorschnf-ten? Daarom heeft men ze ook reeds in den ouden tijd de kwelgeesten der doktoren genoemd en verwekt hunne verande-ring van geneesheer bij deze gewoonlijk meer blydschap dan gevoeligheid. Zoo men hun hoop geeft, dat zij spoedig hunne gezondheid terug zullen krijgen, worden zij boos, en doet men dit niet, dan vervallen zij tot wanhoop. Gewoonlijk bezitten zij eene eigenaardige geneeskundige welbespraaktheid, maar vreezen daarom altijd nog, dat zij iets zullen vergeten, en komen hun geheugen met kleine briefjes te hulp, waarop zij hunne waarnemingen, vragen en twijfelingen aanteekenen. Zij lezen gaarne geneeskundige boeken en gelooven dan elke ziekte, van welke zij slechts iets hebben gehoord, zeiven te hebben. Zij varen uit tegen elke werking der geneesmiddelen: de sterke prikkelen hen te veel, de verkoelende verzwakken hen, de buikzuiverende putten hen uit. Eenigen verlaten jaren lang het bed niet, of staan niet toe, dat men de vensters opene, en liggen dag en nacht alleen het zweet af te wachten; anderen onderwerpen den stoelgang aan het nauwlettendst onderzoek, ja proeven hem zelfs, en zenden of brengen hem ook wel zeiven aan den geneesheer, of zij begaan nog andere walgelijke daden. De zinsbegoochelingen der hypochondristen bereiken dikwijls, bij een anders gezond verstand, een zoo hoogen graad, dat zy overtuigd zyn, dat zij een steen in de blaas hebben, zwanger zijn, door hondsdolheid zün aangetast, de venuskwaal hebben, dat hun lichaam of hun hoofd ledig is, enz Tot hunne werkelijke kwalen behooren menigvuldige zaadstortingen en eene onmatige begeerte naar beslaap Dikwijls gaat dit met het denkbeeld van onmacht gepaard. Groote vergaderingen van menschen en het gezicht van voorname personen kunnen zij niet verdragen. Zij zijn besluiteloos

-ocr page 239-

219

bij alles wat zij ondernemen; dikwijls overvalt hen de zucht om iets onbehoorlijks of schadelijks te doen; anderen worden dooide vrees gefolterd van krankzinnig of door eene beroerte getroffen te worden, of zi) verwachten hurinen dood op een bepaalden dag of uur. Maar elk dezer ongelukkigen lijdt aan eene verschillende kwaal; daarom genoeg hiervan.

De aanleg tot deze ziekte kan van de ouders op de kinderen overerven, in welk geval men er reeds van de vroegste kindsheid af op bedacht moet zijn, om het zenuwstelsel en in het algemeen het geheele lichaam dier kinderen te versterken, want anders vervallen zij in rijpere jaren even zeker tot hypochondrie, als anderen tegen den tyd der huwbaarheid in tering. Daarenboven veroorzaakt voorbeschiktheid tot hypochondrie: de onder dom tusschen 20 en 50 jaren; te zorgvuldige opvoeding (zoo maakt een hypochondrisch opvoeder zijne leerlingen dit eveneens), langdurige ziekten (waarbij de zieke zich gewent om steeds op zich zeiven opmerkzaam te zijn), verwaarloosde of slecht behandelde wisselkoorts, loop of huiduitslag, vooral echter ook het misbruik van geneesmiddelen, zoowel van versterkende, als van verkoelende en ontlastende; koud baden of drinken met een verhit lichaam; geestrijke dranken; opblazende, zeer vette spyzen, zoo ook zeer overvloedige maaltijden, vooral bij herstellenden ; de gewoonte om zeer snel te eten, onder het eten te lezen, de spijzen niet behoorlijk te kauwen; zoete lekkernijen, streng vasten; eene zittende levenswijze, vooral met voorover gebogen lichaam; spoedige rust na groote inspanningen ; de ongehuwde staat; het boeken schrijven en inspanningen van den geest, inzonderheid «ver sombere en geheimzinnige onderwerpen; verveling; weelde en een losbandig leven; lang voortdurende gemoedsbewegingen of ledigheid van den geest na deze; overmatige bijslaap en andere zaadverspilling; onbestendig, donker, natkoud weder, want bij de meeste hypochondristen wordt het gemoed bewolkt en opgehelderd in dezelfde mate als dit met den hemel het geval is.

De behandeling dezer ziekte zal nooit zonder arts kunnen gelukken, want zelfs de behoorlijke vaststelling van den levensregel, die voor deze genezing zoo volstrekt noodzakelijk is, kan hier niet, zooals in vele andere gevallen, aan het verstand van den zieke en aan zijne ondervinding overgelaten worden, omdat zijne begrippen ten aanzien van zyn lichamelijken toestand altijd verkeerd, hoogst overdreven, dikwijls geheel verdicht zyn; daarom is de weg, dien hij ten aanzien van zijn diëet inslaat en voor doeltreffend houdt, juist het tegenovergestelde van dien, welke voor hem heilzaam is. Om dezelfde reden wordt het ook altijd zeer moeilijk, zijn vertrouwen in die mate te winnen, dat aan betere raadgevingen het oor leene, terwijl de ongeluk-

-ocr page 240-

220

kige die nogtans zich zei ven altijd bedriegt, alleen gelooft zy-nen toestand goed in te zien. Grelukt het echter zijn vertrouwen te verwerven en hem inzonderheid moed in te boezemen, dan kan hier zonder geneesmiddel veel, ja dikwijls alles geschieden. In dit opzicht zijn echter de hypochondristen zeer te betrenren, want of zij worden blootelijk als ingebeelde zieken behandeld en men schenkt dan aan het onderzoek van hunnen ziektetoestand de behoorlijke opmerkzaamheid niet, die toch dikwijls ingebeeld en van hypochondrischen aard is, maar ook op eene wezenlijk bestaande, wel is waar verborgene, maar diepe stoornis in het inwendige leven des lichaams berusten kan, — óf men zoekt den zetel der hypochondrie daar, waar hij niet te vinden is, en bestormt zijnen onderbuik met purgeermiddelen, lavementen enz.

De zaak, waarop het hier vooral aankomt, maar die nogtans nooit alleen door het gebruik van geneesmiddelen te verkrijgen is, bestaat in het verwyderen van de zwakte en de ziekelijke prikkelbaarheid van het geheele zenuwstelsel. Men heeft er daarom vooreerst op te letten, dat elke afmatting en verslapping vau den geest, zoowel als van het lichaam zorgvuldig vermeden worde. Men bereikt dit doel het best door eene onafgebroken werkzaamheid, waarbij niet alleen de lichamelijke krachten, maar ook de opmerkzaamheid van den geest vereischt worden; want arbeid, waarby aan niets te denken valt, dient tot niets, hij vermoeit den geest door zijne eentoonigheid. Over het al* gemeen vermij de men alle werkeloosheid van lichaam en geest, neerdrukkende gemoedsaandoeningen en andere lichaam en ziel verzwakkende invloeden, b. v. zaadverspilling, overvloedig pur-geeren, noodelooze bloedaftappingen, enz.

Wat het overige van den levensregel betreft, zoo heeft men slechts daarop zorgvuldig te letten, dat alle onder de oorzaken opgegeven schadelijke dingen vermeden worden, en daartoe behoort eerst en vooral het medicineeren. Ja, dikwijls gelukt het den zieke van al zijn lijden daardoor te bevrijden, dat men hem geene geneesmiddelen meer toedient, gelijk dit bij de homoeopa-tische behandeling daarom ook somtyds het geval is; want het gezonde menschenverstand zal toch wel nooit aan een homoeopa-tisch pilletje iets anders dan eene alleen in de verbeelding bestaande werking kunnen toeschrijven. Het is echter altijd goed, dat hypochondristen tot verzachting der aanvallen steeds eenige middelen bij de hand hebben; daartoe behoort het degestiefpoeder n0. 150 en de thee nc. 151, door welke middelen zij zich bij kramp in den onderbuik, last van winderigheid, zuur en ingewandsverstopping eenige verlichting kunnen verschaffen.

In niet zeldzame gevallen ligt ook de oorzaak der buitensporig verhoogde gevoeligheid van den onderbuik, waardoor niet

-ocr page 241-

221

alleen de kramptoevallen van den onderbuik, maar ook de val-sche voorstellingen der ziel omtrent den eigen licliamelijken toestand en de misleidingen ten aanzien der gewaarwordingen en des gevoels verwekt worden, in aandrang van het bloed of in een ontstekingachtig geprikkelden toestand der maag en van het bovenste gedeelte des darmkanaals Onder zulke omstandigheden is het lichtelijk te begrijpen, dat alles, wat deze deelen prikkelt, derhalve ook by na elke artsenij, den ziekelij-ken toestand moet verergeren, hetwelk de arme zieke dan ook helaas zeer spoedig ondervindt, zonder daarom evenwel van zijne zucht, om altijd geneesmiddelen te willen slikken, genezen te worden. Wanneer bij zulk een lijder het speeksel zuur wordt bevonden, waaneer hij over maagpijn, branden in den onderbuik onder de korte ribben klaagt, wanneer een hevig kloppen in den onderbuik, een rood gezicht, menigvuldige neusbloedingen aanwezig zijn, en na het eten of het minste gebruik van wyn de ongesteldheden toenemen, dan kan men te recht tot den opgegeven toestand besluiten, en moet er meer of minder evenals bij de ontstekingachtige sluipende zenuwkoorts gehandeld worden.

Wanneer men ook onder geene omstandigheden het bestendige nemen van afdrijvende middelen mag veroorloven, zoo moet men van de andere zijde toch ook niet dulden, dat er werke-lijke verstopping van den stoelgang aanwezig zij. Hier bewijst dan de senékoffie (zie n0. 148) de beste diensten; gaat het echter gepaard met aanbeienbezwaren, dan neme men zwavel (zie n0. 149). Koude lavementen zijn nogtans beter dan alle purgeermiddelen, want behalve dat zij de verstopping opruimen, versterken zij ook den onderbuik. Als het noodig is kan men ze met het beste gevolg 2—3 maal daags nemen. Over het algemeen is echter het in- en uitwendige gebruik van het koude bronwater hier het voortreffelijkste middel, dat nooit genoeg kan aanbevolen worden, en waardoor zoo menigeen, die jaren lang zijn smartvol leven zonder verlichting troosteloos en liope-loos heeft voortgesleept, weder het volle genot zijner gezondheid terug bekomen heeft. Trouwens geschiedt dit slechts zelden, wanneer de zieke in zijne geboorteplaats en in zijne omgeving blijft, maar zeer dikwijls, natuurlijk na maanden lang standvastig volgehouden en vertrouwd te hebben, op eene vreemde plaats, in gezonde lucht, in eene vroolijke streek en in goed gezelschap.

§112. Vallende ziekte of epilepsie. Krampachtige bewegingen des lichaams met volslagen bewusteloosheid, zoodat van de doorgestane aanvallen geene herinnering overbly ft, heet vallende ziekte. Daarbij storten de zieken met eenen schreeuw

-ocr page 242-

222

neder, de dnimen worden ingetrokken en er vormt zich Mm or, den mond. De bewusteloosheid en ongevoeligheid is evenwel het hoofdkenmerk der epileptische krampen, maar niet haar min of meer hevige graad, want de hevigste aanval van kramp met ongestoord bewustzijn en behoud van het gevoelvermogen is „■eene vallende ziekte; daarentegen moet de minste krampachtige aandoening met gevoelloosheid en gebrek aan bewustzijn als

zoodanig beschouwd worden. . j*

Elke aanval bestaat uit twee afdeehngen; de eerste, die van eenige minuten tot - a 3 uren duurt, is de krampachtige de andere de verdoovende of op eene beroerte gelijkende. Voorboden ontbreken bijna geheel, vooral wanneer de ziekte harenze-tel in de hersenen heeft; de zieke stort dan plotseling, als dooi den bliksem getroffen, met cenen schreeuw op den grond, feom-wiilen wordt de aanval door voorboden aangekondigd: benaauwd-heid, hoofdpijn, misselijkheid en het' merkwaardige gevoel van een kouden adem of wind, die van eemg deel van het lichaam, dikwijls van de toppen der vingers en teenen aanvangt opklimt, en dan, wanneer hij de hersenen bereikt, het uitbieken van den aanval verwekt. Nu en dan ontstaat deze zoogenaamde epileptische wind in een zintuig en openbaart zich dan als een vreemdsoortige reuk, smaak of kleur, als dubbelzien enz. De aanvallen komen somtijds op bepaalde tijden en dagen, memg maal alle nachten (de nachtelijke epilepsie); nog meei echtei op onbepaalde tijden, wekelijks, maandelijks, ja soms slechts iaarliiks een- of tweemaal. De ziekte is altijd slechts hoogst moeilijk te genezen, en houdt dikwijls het geheele leven aan. Zii is wel niet doodelijk, maar wegens het gevaar van vallen en verwondingen gevaarlijk, ja zij kan ook voor aderen, die er getuigen van zijn, nadeelig worden, omdat de ziekte zich daardoor aan hen kan mededeelen. Altijd echter verzwakt zij bij langen duur de krachten van den geest buitengemeen en

elnOoreateWiEen erfelijke vöOTbeschiktheid tot de vallende ziekte wordt dikwiils aangetroffen. Ouders, die aan de vallende ziek e liiden, deelen die zeer licht aan hunne kinderen mede, waarop men bii het sluiten van een huwelijk wel mag letten. In eevallen heeft men echter ook waargenomen, dat door het hu-weliik de ziekte genezen werd. Maar ook eene gezonde moedei kan aan hare vrucht den aanleg tot de vallende ziekte mededeelen, wanneer gedurende de zwangerschap hevip hartstochten inzonderheid toorn en schrik, op haar invloed hebben. Zulke kinderen vervallen dan gewoonlijk ten tijde van het huwbaar woi-den in deze ziekte. Na de geboorte kan de aanleg tot lende ziekte door alles verkregen worden, wat de hersenen en

-ocr page 243-

223

liet gebeele zenuwstelsel sterk aantast, verzwakt en in den toestand van verhoogde gevoeligheid brengt; daarom dan ook door eene gebrekkige zedelijke of lichamelijke opvoeding, door dikwijls terugkeerend verlies van sappen, zelfbevlekking, uitspattingen in de liefde, herhaalde gemoedsaandoeningen van allerlei aard, misbruik van geestrijke dranken.

De oorzaken, die de ziekte tot hare volledige ontwikkeling brengen, zyn zeer talrijk; daartoe behooren:

1. Koorts, vooral van zenuwachtigen en gastrischen aard, en koortsacktige huiduitslagen: pokken, roodvonk, mazelen. Ook volgt de vallende ziekte dikwijls op onvoorzichtig onderdrukte wisselkoorts en naar binnen geslagen pokken, mazelen, netelroos, roodvonk. Gewoonlijk doen deze soorten van vallende ziekten slechts een enkelen aanval en tasten veelal slechts kinderen aan.

2. Hartstochten. Voorzeker de rijkste kla-se van oorzaken; daartoe behooren: buitensporige vreugde, vrees, teleurgestelde, hevige, begeerende liefde, treurigheid, vooral echter schrik en toorn. Zoo vertoont zich de vallende ziekte bij 60 van de 80 lijders na hevigen schrik. Hiertoe behoort ook het mededeelen der ziekte door het zien van den aanval.

3. Sterk verlies van sappen. Daartoe behooren inzonderheid dikwijls herhaalde zaadstortingen, waarbij dan zeer dikwijls de ziekte kort na den bijslaap verschijnt. Nog lichter verwekt elke onnatuurlijke bevrediging der geslachtsdrift bij de beide kunne de kwaal. Bij de geringste verdenking sla men daarom de jeugdige lijders zorgvuldig gade, om te onderzoeken, of zij zich aan zelfbevlekking schuldig maken. Zoo lijden jonge meisjes, die zich aan zelfprikkeling overgeven, gewoonlijk aan nachtelijke epileptische krampen; men kan dan dikwijls de ziekte uit haar veranderd uiterlijk vermoeden, want niet zelden houden zij de aanvallen geheim, omdat de bron, waaruit zij ontstaat, haar zeer goed bekend is. — Maar ook door te sterk, zich dik-wijls herhalend bloedverlies, b. v. neusbloeden, aderlaten, kan vallende ziekte onstaan. Insgelijks ontstaat de kwaal nu en dan door overtollige melkafscheiding, langdurige diarrhee, te sterke en dikwijls herhaalde buikzuiveringen.

4. Onderdrukte ontlastingen, zoowel natuurlijke als ziekelijke, vooral wanneer het lichaam daaraan gewoon was. Daartoe behooren de vallende ziekten van verkoudheid, vooral bij sterk zweet en na dronkenschap; van onderdrukte maandstonden (komt zeer dikwijls voor), kraamzuivering, onderdrukte vloeiende aan-beien, hebbelijk neusbloeden, het nalaten van het tot gewoonte geworden aderlaten; van onderdrukte zaaduitstortingen, om welke reden jonge, aan vurige omhelzingen in het huwelijk gewone weduwen en weduwnaars epileptisch worden; van de spoedige

-ocr page 244-

224

sluiting van oude hebbelijk geworden verzweringen, vooral aan de voeten, van oude fontanellen en setons, onderdrukt zweet aan de handen, voeten, onder de oksels, snelle onderdrukking van ringworm, hoofdzeer, schurft enz.

5. Gastrische prikkels in de eerste wegen. Eene bijzonder dikwijls voorkomende oorzaak der vallende ziekte in de kindsche jaren, die hier menigmaal alleen door gebrekkige voeding ontstaan is. Vooral heeft de moedermelk, die door hartstochten, inzonderheid schrik en toorn, bedorven is, de eigenschap om de vallende ziekte lichtelijk te doen ontstaan, die dikwijls plotseling uitbreekt, wanneer het kind na deze zielsaandoeningen onmiddellyk aan de borst gelegd wordt. Menigmaal is ook de melk van vele minnen en zelfs van moeders, zonder duidelijk aan te wijzen oorzaak, van zulk eene eigenaardige hoedanigheid, dat de kinderen daarvan epileptisch worden. Ook wormen, galachtige, zure, ranzige, slijmige stoffen kunnen in de kinderjaren vallende ziekte verwekken. Zoo kan dan ook door overvoeding en het te menigvuldig gebruik van zware meelspijs de ziekte ontstaan. Bij volwassenen is het inzonderheid de lintworm, welks aanwezigheid zich dan dikwijls door geene zij ner gewone verschynselen doet kennen, waardoor de epilepsie ontstaat. Overlading der maag wordt eene gereede aanleiding tot vallende ziekte, en buitensporig gebruik van geestrijke dranken bewerkt evenzeer de epilepsie, waarom dronkaards er zoo dikwijls aan onderhevig zijn. Na vergiftigingen blijft deze ziekte zeer dikwijls achter.

6. Ziusindrukken. Sterke geuren, hevig geraas, zeer scherp licht kunnen de vallende ziekte verwekken, vooral by kinderen en vrouwen. Nu en dan is deze ziekte na hevig kittelen, inzonderheid onder de voetzolen, ontstaan, en werd somtijds zelfs doodelijk. Vooral echter bezitten alle smartelijke gevoelens eene de epilepsie verwekkende kracht.

7. G-roote inspanning bij het denken. Aanhoudend nadenken, vooral over hetzelfde onderwerp en bij ontoereikenden slaap kan vallende ziekte doen onstaan.

8. Gebreken, prikkels, bloedaandrang, die de hersenen aandoen.

Lijders aan de vallende ziekte hebben het geluk van hunne ziekte niet te kennen; daarom durven zij ook veel meer doen, dan hun past. Zij ondernemen vele dingen, waardoor zij zich den aanval op den hals halen, en weder andere, waardoor zij, als hij uitbreekt, in het grootste gevaar komen kunnen. Waarschuwingen helpen gewoonlijk niets, waarom men hen gedurig bewaken moet.

Zij kunnen zich den aanval op den hals halen door verdoo-

-ocr page 245-

225

vende, het hoofd bedwelmende genietingen. Zij moeten van wijn, bier, punsch of in het geheel niet, of slechts in geringe hoeveelheden gebruik maken, en alles, wat maar brandewijn heet, volstrekt vermijden. Zij moeten geen tabak rooken, geene sterk riekende bloemen om zich hebben, zich voor kachel- en kolendamp, voor het verblijf in kelders, waar wijn ligt, wachten. Ook kan alles, wat duizeling verwekt, den aanval plotseling te voor-schgn roepen, b. v. het naar beneden zien van eene duizelende hoogte, het gezicht van een groot stroomend water, het achteruit rijden. Het allerergste is het walschen by het dansen, en over het geheel is het dansen geen vermaak voor epileptische ly ders. Uitspattingen in de liefde, en elke hevige, hartstochtelyke uitbarsting moeten zooveel mogelijk vermeden worden. Zij stellen zich mede aan groot gevaar bloot, wanneer zij te paard ryden of eene steile hoogte beklimmen. Zelfs een talrijk menschen-gewoel behooren zij te vermijden, want het verwekt niet alleen duizeling, maar kan noodlottig voor hen worden, wanneer de aanval te midden van de menigte uitbreekt.

Dat de geneeskundige behandeling der vallende ziekte volgens deze verschillende oorzaken ook altijd verschillend zyn moet, spreekt van zelf. Maar dikwijls blijft er toch niets anders overig, dan zijn heil in het aanwenden van zulke middelen te zoeken, die de ondervinding ons in het algemeen als heilzaam in deze ziekte heeft leeren kennen. De degelijkste daaronder zijn de volgende:

1 Het zink (zie nquot;. 158). Groote geneeskundigen bevelen dit aan als een der voornaamste hier behoorende middelen, maar het gebruik moet lang voortgezet worden. Men beginne met 's morgens en 's avonds 2 pillen, en vermeerdere dit om den anderen dag met eene, tot zoolang, dat er misselijkheid ontstaat; dan moet men de gift niet meer vermeerderen, maar eenigszins verminderen. Zoo kan men langzamerhand zonder nadeel tot 20, ja tot 40 pillen klimmen. Bij een hoogen graad der ziekte nu moet men daarmede halve, zelfs geheele jaren aanhouden; in een minderen graad minstens alle maanden 14 dagen lang. Uit hoofde van de buitengemeen zachte werking van dit middel is het bijzonder voor jeugdige personen en voor het zwakke vrou-welijke geslacht geschikt.

2. Het poeder tegen de vallende ziekte van Hufeland (zie n0. 159). Het is eene zeer krachtige verbinding van verschillende middelen, die de beste tegen de vallende ziekte gebleken zijn. Ook van dit middel moet het gebruik lang voortgezet worden om het nuttig te doen zyn. Krachtige gestellen zijn daartoe bijzonder geschikt. Blijven de aanvallen daardoor achterwege, dan moet men toch met de poeders voortgaan, maar zij worden langzamerhand steeds zeldzamer toegediend, zoodat

15

-ocr page 246-

226

eindelijk slechts elke 5—6 dagen een daarvan genomen wordt. Komen echter de aanvallen steeds terug, dan vergroote men van lieverlede de gift zink in ieder poeder tot 20 of 30 grein, en het bilzenkruid-extract tot op 3 grein.

3. Oranjebladen. Vallende ziekte, door zelfbevlekking ontstaan, is somwijlen door dit middel genezen. Men geeft het poeder dagelijks Smaal 1 drachme en laat thee van deze bladeren nadrinken.

4. De wortel van den bijvoet of het St. Janskruid (Arthemisia). Men neemt daarvan een drachme des avonds met warm bier, en wacht daarop het zweet af.

5. De indigo. Dit onder alle omstandigheden hoogst onschadelijke middel, hetwelk door professor van Staiily het eerst aangewend werd, is in vele gevallen gebleken van een beslissend nut tegen de vallende ziekte te zijn. Men geeft het op de volgende wgze:

Neem: indigo in fijn poeder een half ons; aromatisch poeder een drachme; stroop 3 halve onsen.

Volwassenen gebruiken deze portie in twee dagen, kinderen in vier dagen; langzamerhand wordt er meer van genomen.

6. Koude begietingen, stortbaden, zeebaden, vooral echter de kunstmatige aanwending van het koude water, hebben dikwijls daar hulp bewezen, waar vele andere middelen reeds gedurende langen tijd vergeefs aangewend werden; maar ook zij blijven, gelijk alle andere middelen, dikwerf zonder vrucht.

7. Pastoor Roller te Lausa bij Dresden heeft de verdienste, door zijn geheim middel de hardnekkigste gevallen van vallende ziekte in betrekkelijk korten tijd en grondig zooals wij ons door eigene ervaring meermalen overtuigden, genezen te hebben. Dit middel, hetwelk thans het eigendom is van het Diaconessenkloos-ter te Dresden, en hetwelk voor eene geringe schadevergoeding aldaar te krijgen is, bestaat uit dierlijke kool (van eene kraaien-soort) en wordt des morgens in kleine hoeveelheden genuttigd.

De hoofdregel, welks veronachtzaming gewis de voornaamste oorzaak van de zoo zelden duurzame genezing der vallende ziekte is, bestaat daarin, dat men de middelen lang en zoolang voortzet, dat de aanval niet alleen voor het oogenblik voorkomen, maar ook de neiging daartoe verwijderd wordt. Gevolgelij k moet men de middelen vooreerst maanden lang gebruiken, en dan, wanneer de aanval werkelijk niet verschenen is, nog eenige jaren lang dezelfde middelen, bij welke men baat gevonden heeft, en nog met kina (5—13 grein in poeders) vereenigd, elke maand 14 dagen lang nemen. Maar niet alleen tot het welgelukken, der genezing, maar ook om den anders onfeil-baren terugkeer der ziekte te verhoeden, is niets zoo volstrekt

-ocr page 247-

227

noodzakelijk dan de strengste opvolging eener hoogst kalme, bedachtzame levenswijs, die van elke overdrijving en hartstochtelijkheid vrij is.

De zich door voorboden aankondigende aanval kan slechts zelden voorgekomen worden, en wanneer dit ook somwijlen door het vast ombinden van het deel, waaruit de epileptische wind omhoog stijgt, gelukt, dan voelt de lijder zich toch daarna langer aangetast en zieker, dan na een werkelijk doorgestanen aanval. In elk geval beproeve men den barnsteenhoudenden geest van salammoniak tot 60 droppels in een weinig water, of men geve den bijvoetwortel naar het boven opgegeven voorschrift. Bij den aanval zeiven moet men geene geneesmiddelen aanwenden, want de zieke kan niet slikken, en lavementen kunnen niet naar binnen. Men moet echter zorgen, dat de zieke zich niet door vallen, stooten, rondom zich slaan bezeere en vooral het hoofd tegen verwondingen beschermen. Men legge hem daarom zonder schokken of schudden op een zacht bed, of by gebrek daarvan op stroo, het hoofd een weinig hooger dan het lichaam. Dan make men alle nauwsluitende kleederen los, den das, de kousenbanden, eene nauwe broek, korsetten, broeksdraagbanden, enz. Om te voorkomen, dat de tong beschadigd worde, trachte men een rond samengevouwen stuk linnen, of dik leder tusschen de tanden te brengen. Elke dwang, elk vasthouden of zelfs binden der leden moet vermeden worden. Dikwijls wordt het echter noodig om de hevige bewegingen der ledematen zoo te besturen, dat de lijder zich daardoor geene schade op den hals hale, b. v. om te verhoeden, dat hij zich hevig op de borst, in het aangezicht sla. Zonder dit moet men den aanval altijd slechts badaard laten afloopen. Vooral schadelik is het by den geringen man zoo gewone losmaken der duimen, want alleen, wanneer de aanval reeds zijn einde nadert, gelukt dit; vroeger zouden de duimen eerder breken, dan dat men ze uit de hand zou kunnen wringen. Dikwyls wordt de aanval door een in de hand gegeven stuk yzer verdreven; ook een zacht bestryken daarmede heeft hem somwijlen afgewend. Sterke reuk- en niesmiddelen zijn by het gebruik altyd gevaar-lyk. Na den aanval ligt de lijder of in verdooving neder of hij ijlt. In beide gevallen is het goed, hem koude natte doeken om het hoofd te slaan; men dompele eenen doek in vieren gevouwen, in ijskoud water, en sla hem, zonder hem nit te wringen, druipnat om het hoofd. Den lijder gedurende den aanval ader te laten, is ten zeerste af te keuren.

§ 113. De Slaap is door de natuur tot rustpunt bestemd voor de lichamelijke en geestelijke krachten, tot herstellingsmid-

15*

-ocr page 248-

228

del voor de op verschillende wijze werkzaam geweest zijnde organen der menschelijke bewerktuiging, en tot vergoedingsmiddel voor de krachten, die by de uitoefening der functiën verloren gegaan zijn. Hij kan op verschillende wijze van den natuurlijken regel afwijken, en van eenige dezer afwijkingen willen wü hier meer bepaald spreken.

1. Slapeloosheid. Hier is slechts sprake van die onmogelijkheid om in slaap te komen, welke zonder andere ziekte, en zonder eene uit- of inwendige oorzaak, die de rust van het lichaam of van den geest verstoort, iemand kwelt. Zij kan eene pijnlijke, maanden, ja jaren lang durende kwaal worden, die ten laatste groote zwakte, vermagering en verstandelijke en lichamelijke stoornissen veroorzaakt, en dikwyls den weg baant voor vele hersen- en zenuwziekten. By kinderen bestaat hierbij gevaar uithoofde van de dreigende hersenontsteking, de hersen-waterzucht of krampen;— in middelbaren leeftyd wegens duizeling, melancholie, hypochondrie, tering; en in hoogen ouderdom, wanneer zy zich plotseling voordoet, wegens eene te duchten verstandsverbystering.

By hinderen ontstaat de slapeloosheid dikwijls door achtergebleven kinderziekten, door tanden, het eten van zoete dingen, door slechte melk, door te dikke en te veel pap, door onzindelijkheid, hitte of koude in de kamers, en door te vast inbakeren.

Bij vrouwen ontstaat deze ongesteldheid door teruggehouden maandznivering en door zwangerschap.

Bij bejaarden, die daaraan dikwijls lijden, en dan voornamelijk bij 'nevelachtig, winderig, natkoud weder, geven zware spijzen, winderigheid, breuken, aanbeien en stoornissen in de pisaf-scheiding aanleiding daartoe.

Algemeene oorzaken zyn: de tijden van dag- en nachteevenmg en het daarop volgende lengen en korten der dagen; kwade gewoonten; dreigende ziekten; de herstelling; het gebruik van verdoovende middelen; blindheid; zonnesteek; nadenken, vooral des avonds; gemoedsaandoeningen, inzonderheid kommer; verliefde gedachten; slechte spijsvertering; wildbraad; ingewandsverstopping; ophooping van gal; wormen; zittende levenswys; re menigvuldige en onderdrukte bevrediging der geslachtsdrift; aanbeien; verhittende dranken, thee, koffie.

Er zijn verscheidene soorten van slapeloosheid:

1. Die, welke op volbloedigheid, bloedaandrang en opbruising des bloeds berust. Zy ontstaat door onderdrukte aanbeien, onthouding in den byslaap, zonnesteek, dronkenschap, diep nadenken, enz. De slapeloosheid gaat dan dikwijls met het gevoel van algemeene hitte, jeuken der huid, gevlamde urine, en met eene ongewone klopping van het hart en der polsaderen gepaard. Bij

-ocr page 249-

229

een krachtig lichaamsgestel, jeugdigen leeftijd, duidelijk in het oog vallende volbloedigheid (waarbij men moet opmerken, dat magere personen dikwijls volbloediger zijn dan vette), is bij deze wijze van slapeloosheid eene aderlating aan den voet dikwijls zeer nuttig. Bij minder krachtige gestellen, vooral echter, wanneer de ruggegraat pijnlyk is, zette men koppen op den rug of legge bloedzuigers aan het hoofd, en bij aanbeien aan den aars. Amandelmelk, waaronder eenige bittere amandelen kunnen genomen worden, past zeer goed voor zwakke personen en kinderen, wanneer deze niet te jong zyn. Voor mannen en bij ongestoorde spijsvertering zyn 1—2 glazen van het water nc. 18, des avonds gedronken, beter. Koude zitbaden zijn allernuttigst en werken bijna altijd met goed gevolg. De slapelooze neme het bad een half of een heel uur lang, voor hij naar bed gaat; het koude water in de kuip, waarin hij gaat zitten, moet slechts 8 a 10 duim diep zyn, en borst en hoofd moeten vooraf met koud water gewasschen worden. Des nachts bevordert het nat maken van het hoofd met koud water, zonder evenwel het hoofd daarna weder af te drogen, den slaap zeer. Is geene volbloedigheid, maar opbruisen en prikkelbaarheid van het bloed de oorzaak der slapeloosheid, dan neme men des avonds en voor het naar bed gaan 1 of 2 bedarende poeders (n0. 155), of men drinke 1 of 2 glazen suikerwater met 10—15 droppels Hallers-zuur.

2. De slapeloosheid, die van een gastrischen toestand afhangt. Deze soort wordt gewoonlijk bij kinderen en zwangere vrouwen aangetroffen. Zij ontstaat door zuur in de eerste wegen, door wormen, winden, vraatzucht, zittende levenswijs en verdriet. Daarbij vindt men een droge tong, dorst, riekenden adem en een gevoel van zwaarte in de maagstreek. Eechtstreeks slaapverwekkende middelen, vooral opium (dat men evenwel voor kinderen en bejaarden altyd volstrekt moet verwerpen), mogen in deze, zoomin als in de vorige soort van slapeloosheid nooit toegediend worden. Voor zwangere vrouwen en prikkelbare personen is de braakwijnsteen (zie n0. 160) in zeer kleine hoeveelheden hier het beste middel. Aan kinderen geve men dagelyks 4—Smaal 4—6 droppels braakwijn. Bij sterkere personen met neiging tot verstoppingen, wile stoffen in den onderbuik, maar niet bij vloeiende aanbeien is de aloë (zie np. 157) zeer heilzaam. In het algemeen echter ver wijdere men den gastrischen toestand op de boven aangeduide wijze (zie § 102).

3. De bij de jicht voorkomende slapeloosheid. Deze gaat dikwijls eenen aanval van het podagra vooraf, of volgt er op, verschynt in bepaalde jaargetyden, vooral omstreeks de dag- en nachteevening, en overvalt menschen, die anders een zeer goeden slaap genieten. Deze toestand moet gastrisch behandeld worden.

-ocr page 250-

230

4, De zenuwachtige slapeloosheid ontstaat door kwade gewoonte, door inspanning van den geest, door het gebruik van verdoovende middelen, door te menigvuldigen bijslaap en door gemoedsaandoeningen. Meestal gaan er verscheidene hypochondrische en andere zenuwverschynselen mede gepaard, inzonderheid een menigvuldige aandrang tot pisloozing, vrees, angst, vliegende hitte. Nuttig zyn hier lauwe voet- en handbaden, wasschingen en warme baden, het inwrijven van het hoofd met saffraanolie, kittelen of liever zacht wrijven der voetzolen; weekmakende, stillende lavementen (voor meisjes met zwakke zenuwen is vooral ^een lavement van kamillen zeer goed). Ook bewijst de braakwijnsteen in kleine giften (zie n0. 160) de heerlijkste diensten. Yoor men-schen met zwakke zenuwen is de melk van mankopzaad (zie n°, 12) in deze omstandigheden zeer weldadig. Bij deze zenuwachtige slapeloosheid kan men ook met veel nut van opium (zie n0. 161quot;) gebruik maken; het zal echter altijd veiliger zijn, in plaats daarvan het bilzenkruid (zie n0. 162) te nemen of het azynzure morphium (een bestanddeel der opium) naar het volgende voorschrift:

Neem: azijnzuur morphium, 1 grein, suiker 1{ drachme; maak daarvan een poeder en deel dit in 8 gelijke deelen. — 's Avonds voor het naar bed gaan een tot twee deelen te nemen.

Zoo echter inspanningen van den geest, te menigvuldige bijslaap en neerdrukkende gemoedsaandoeningen vooraf gegaan, of zoo er neiging tot ingewandsverstopping aanwezig mocht zijn, moet men aan de saffraan boven de opium de voorkeur geven. Men neme 20—25 droppels van de saffraantinctuur 2—Smaal daags. Bij zeer opgewekte geslachtsdrift is de kamfer (zie n0. 119 of 163) geschikt. Voor kinderen en meisjes met zwakke zenuwen is muskus het beste slaapverwekkende middel. Voor kinderen dient het recept n0. 164. Voor vrouwen van een zwak lichaamsgestel is het volgende middel uitnemend goed bevonden.

Neem: muskus, vermiljoen, van elk 3 grein; bilzenkruid-extract 1 grein; suiker 10 grein. Te nemen voor het naar bed gaan.

Voor zwakheid in het algemeen is ook de ambertinctuur met muskus van 24—30 droppels zeer goed. Bij minder prikkelbare personen, bij wie deze zenuwachtige slapeloosheid met krampen in de maag en den onderbuik, met winderigheid of verslijming gepaard gaat, wordt deze ongesteldheid door pillen van asa-J'oetida met ossegal het best bestreden (zie n0. 234). Bij zenuwachtige lijders kan men alle avonden de volgende pleister op de beide slapen leggen:

Neem: extract van bilzenkruid ^ ons, theba-extract jl scrupel. Op leder te strijken.

De leefregel, dien men in het algemeen bij slapeloosheid heeft

-ocr page 251-

231

te volgen, riclit zich naar de omstandigheden; zoo is voor velen het avondeten schadelijk, voor anderen weder dienstig, zij kunnen anders niet slapen. Aan eenigen baart het gebruik van -wild een onrustigen nacht, anderen willen opgemerkt hebben, dat hazen-vleesch hun in dit opzicht goed deed. De aanbeienlijders, die door slapeloosheid gekweld worden, kunnen, zelfs bij eene anders zwakke maag, de rauwe zuurkool met het vocht, dat in de ton is, en een weinig olie klaargemaakt en des avonds gegeten, met goed gevolg nuttigen. Melk, inzonderheid geitenmelk, wordt hier aanbevolen; daarentegen moeten alle verhittende dranken, zooals thee en koffie, altijd vermeden worden. Bij niet volbloe-digen, inzonderheid by verzwakte en bejaarde personen, is evenwel het gebruik van een glaasje ouden malagawijn het beste middel om den slaap te bevorderen.

§ 114. 2. Onrustige slaap. Hij openbaart zich door een bestendig omwentelen, het jeuken der geheele huid en menigvuldig zuchten. De oorzaken zijn: te groote hitte, verhittende dranken, gemoedsaandoeningen, geweigerde bijslaap, wormen, onderdrukte hebbelijke bloedvloeiingen, last van aanbeien. De genezing berust op de verwijdering van de hier opgegeven oorzaken. Verzachtende lavementen, lauwwarme voetbaden, inzonderheid de koude zitbaden voor het naar bed gaan genomen, een aftreksel van senebladeren bij hardlijvigheid gedronken, ^—1 eetlepel naar omstandigheden eenige malen daags; bij volbloedigen aderlating, koppen of bloedzuigers of in den nek, óf bij aanbeien aan den aars, en bij onderdrukte of te geringe maandstonden aan de enkels, zullen naar de verscheidenheid van den toestand nuttig zijn. Dikwijls worden alleen de beenen door deze onrust aangetast, zoodat men die aanhoudend moet bewegen. Deze kwelling ontstaat grootendeels uit den onderbuik, gewoonlijk door opgezetheid en winden (dan geve men de poeders n0. 150 met een kopje windenverdrijvende thee (n0. 151). of bij jichtlijders, wien dan dikwijls niets helpt, dan het voorover op den buik liggen.

§ 115. 3. Kramp in den slaap. Velen krijgen gedurende den slaap kramp in de kuiten. Zij ontstaat door verkoeling, vooral die van den onderbuik, door winderigheid, stoelgang, vermoeienis, inzonderheid door het op- en afklimmen van bergen of trappen. Door wrijven met de hand kan de lijder deze pynen verminderen.

Hiertoe behoort ook die inwendige krampachtige onrust, die men niet zelden bij den overgang van den slapenden tot den wakenden toestand waarneemt. De zieke ontwaakt namelijk met een gevoel van benauwdheid, met beklemdheid en hartklopping, versnelden pols, oprispen, en schokken, en gevoelt zich dan ook

-ocr page 252-

232

het geheele overige van den dag afgemat en ongesteld. Bij lijders aan hypochondrie en vrouwen met zwakke zenuwen heeft dit gewoonlijk plaats, wanneer zij onstuimig uit den slaap gewekt worden. Wanneer dit geval voorkomt, dan moet de zieke zich hoog leggen, zyn water loozen, zich licht toedekken, van linnen verwisselen, een slok koud water nemen en daarna eerst de koffie drinken. Het beste is hier echter altijd te wachten, totdat zulke personen van zeiven ontwaken; is men echter genoodzaakt hen te wekken, dan moet dit van lieverlede geschieden.

§ 116. 4. Hitte in den slaap. Door deze hitte, die dikwijls het geheele lichaam of ook slechts de voetzolen aantast, wordt menigmaal de rust in den slaap zeer gestoord. By bejaarde vrouwen komt deze ongesteldheid zeer menigvuldig voor. Dik-wyls is het gevoel der hitte zoo hevig, dat zij in een waren gloed ontaardt. De oorzaak daarvan ligt gewoonlijk in de spy zen en dranken, of in aanbeien, of in onderdrukking der maandstonden, somwijlen echter ook in een verborgen tering. Gewoonlijk zijn hier nuttig, een matras van paardehaar met eene hertenvacht bedekt. de bedarende poeders (zie n0. 155), seltserwater, het Hal-lers-zuur (10—15 droppels in een glas suikerwater), wasschen met koud water, bloedzuigers óf aan den aars, óf aan de enkels, vooral echter koppen op den rug en koude zitbaden.

§ 117. 5. Schrikken in den slaap. Jonggeboren kinderen, die daaraan lijden, slapen óf met een lachend, óf met een weenend gelaat en ontwaken plotseling, na een inwendigen schok met strakke oogen. Niet zelden hebben zulke kinderen in den slaap ook koorts, zij zweeten en ontwaken eensklaps krampachtig trillend en met geschreeuw. Ook oudere kinderen en jongelingen worden door deze verschijnselen aangetast, terwijl zij dan dikwijls verschrikt uit het bed springen en om hulp roepen. Maar ook volwassenen springen meermalen, nadat zij nauwelijks de oogen gesloten hebben, door vreesverwekkende verschijnselen verschrikt, ontsteld, sidderend, met hartkloppingen uit het bed, en vallen dan in onmacht.

De oorzaken dezer ongesteldheden zijn bij jonggeboren: slechte hoedanigheid der moedermelk, zuur in de maag, winden, het tanden krijgen, te warme en bedorvene lucht in de kamer; by oudere kinderen en jongelingen zijn het; wormen en vrees voor spoken; bij volwassenen: vrees voor een dreigend kwaad, zorgen, verdriet, ongewone bedden, zwaar en veel avondeten, verhittende dranken, onmatige bijslaap, jicht en steen.

By kinderen duidt het somtyds hersenontsteking aan; ook is het niet zelden een bewijs van zich reeds vertoonende pokken of mazelen.

-ocr page 253-

233

Bij jonggeborenen lette men vooral op de min; het is goed haar een licht afvoermiddel te geven, of het Hufelandsche kinderpoeder 3—4maal daags een theelepel, of dit ook aan de kinderen zeiven 1 of 2maal daags, zooveel als op de punt van een mes kan liggen. Daarbij geve men hun lavementen van kamillen en wrijve muskaatbalsem op den onderbuik in. Zoo bij sterke kinderen de tanden beginnen door te breken, en daarbij het gezicht rood en het hoofd heet is, zette men 1 of 2 bloedzuigers achter de ooren. Aan oudere kinderen geve men wormmiddelen (zie Wormziekte). Voor volwassenen is het roode krampstillende poeder (zie n0. 156) zeer goed.

§ 118. 6. Angstige slaap. Hier droomt men van brand, het vallen van eene hoogte, van dooden, moorden enz. De gebaren van den droomende, zijn menigvuldig stenen en zuchten, ja de latere herinnering aan den droom bewijzen het smartelijke van zulk een toestand. De kwaal ontstaat uit dezelfde oorzaken als bij het schrikken in den slaap, inzonderheid door dronkenschap, opblazende spijzen, b. v. boenen, en door stoornissen in den bloedsomloop, b.v. ingewandsverstopping, kromme ligging enz.

Droomen, die de gewone bezigheden tot onderwerp hebben, zijn goed, want zij geven gezondheid te kennen; ongewone droomen wijzen altijd op een nakende ongesteldheid. De droomen, die met een hevigen angst gepaard gaan, kunnen echter meer of minder hevige kwalen veroorzaken, zooals b. v. vrees voor den dood, vallende ziekte door schrik, enz.

Kan men zorgen en verdriet met de kleederen tegelijk afleggen, voor men naar bed gaat, dan bevordert dit het best een gerusten slaap. Worden de benauwende droomen door lichaamskwalen veroorzaakt, dan moet deze toestand evenals de slapeloosheid en de nachtmerrie behandeld worden.

§ 119. 7. Nachtmerrie. Men noemt alzoo het gevoel van eene zware drukking op de borst gedurende den slaap, welke de ademhaling belet en groote benauwdheid veroorzaakt, en waarbij de verbeeldingskracht zich velerlei beelden als oorzaken van deze drukking schept (b. v. bovenop liggende menschen. honden, beeren, monsters, moordenaars enz.). Zeer dikwijls weet de lijder, dat hij droomt, en tracht hij den vijand te bestrijden en hem te ontvluchten, maar hij is Hiet in* staat om zich te bewegen of een geluid voort te brengen; eindelijk echter gelukt het hem een angstkreet te slaken, waarbij hy gewoonlijk ontwaakt en de pijnlijke toestand geëindigd is. Deze toestand heeft gewoonlijk plaats in de eerste uren van den slaap en slechts zelden in den morgenstond, vooral wanneer men op den rug ligt, en dan gewoonlijk, wanneer het hoofd eenigszins naar achteren overhelt, maar som-

-ocr page 254-

234

wijlen ook by het liggen op de zijde, inzonderheid op de linker, zelfs tij een middagslaapje, in een leuningstoel. Doorgaans gebeurt het maar eenmaal 's nachts, maar by bejaarde lieden komt de aanval menigvuldiger, ja wel eens 6—8maal. Dikwijls wordt de lijder slechts zelden daardoor overvallen, eenmaal 'sjaars, per maand, in de week, somwijlen keert de aanval ook eiken nacht terug.

Het meest komt zij in de jongelings- en mannelijke jaren voor, by zulke personen, wier adem niet geheel onbelemmerd is. Overlading der maag (van daar te overvloedig avondeten van zwaar te verteren spijzen, ophooping van winden) of volbloedigheid, zoowel algemeene als plaatselijke in den onderbuik, of het laag liggen op den rug zijn de gewone oorzaken der nachtmerrie.

Niet zelden verdwijnt deze kwaal met het klimmen der jaren, wanneer langzamerhand de groote gevoeligheid der zenuwen verstompt wordt, of de maandzuivering, of de aanbeien beginnen te vloeien. Somtijds gaat de nachtmerrie ook van lieverlede in andere zware zenuwziekten over, en dit kan vermoed worden, wanneer de aanvallen altyd menigvuldiger, eindelek eiken nacht komen, zeer langdurig en hevig worden, en na het ontwaken eene blauwe gelaatskleur, siddering in de leden, hartklopping, plaatselijk zweet op de borst en aan het hoofd achterlaten.

Om den aanval te verhoeden, ver wijdere men de volbloedigheid, de ophoopingen van winden, de verstopping van den stoelgang op de wyze, zooals by de slapeloosheid opgegeven is. De lijder vermij de het avondeten, het liggen op den rug en den bijslaap ; hij slape niet op vederen en warm toegedekt, wachte zich voor bovenmatige inspanning van den geest en het lichaam, en hoede zich voor verstopping. Zoo de aanval dikwijls, ja zelfs alle nachten komt, dan late men iemand bij hem waken, die hem, zoodra hy de minste onrust bemerkt of de lyder zich op den rug legt, dadelijk eene andere ligging geeff. Het schynt gevaarlijk te zijn den lyder bij den aanval met geweld te wekken. Na het ontwaken moet men de ledematen wryven.

§ 120. Aamborstigheid (Asthma). Onder aamborstigheid verstaat men een kuchend, moeilyk, met een benauwend gevoel gepaard ademhalen in een koortsvryen toestand, want de kortademigheid, die by elke heete koorts voorkomt, behoort hier niet toe. Er zijn ook soorten van aamborstigheid, waarin de zieke even kortademig is, evenzoo hoest en opbrengt als bij de longtering ; maar de sluipkoorts en de vermagering ontbreken, waardoor men ze van elkander onderscheiden kan.

Het asthma gaat byna altyd met hoesten gepaard, en deze is of droog (droog asthma) of vochtig (slijmasthma). De hoest is

-ocr page 255-

235

óf altijd aanwezig, óf vertoont zich slechts nu en dan. Ten op-zichte der hevigheid zijn er verschillende graden van aamborstigheid ; nu eens is deze zoo gering, dat de zieke daardoor noch in zijne bezigheden, noch in eenige beweging gestoord wordt; dan weder bereikt zij zulk een hoogen graad, dat er het grootste gevaar van verstikking bestaat.

Alle ziekten der borstholte, bijna zonder uitzondering, zoowel als eene menigte van onderbuiksziekten, zgn met asthmatische ongesteldheden verbonden. Van deze verschillende soorten van asthma kan hier geen sprake zijn, want men moet dit dan alleen als een bijkomend verschijnsel van deze verschillende borsten onderbuiksziekten beschouwen. Wij spreken hier slechts van die aamborstigheid, welke als op zich zelve staande ziekte voorkomt.

Onder de oorzaken, die zulk eene aamborstigheid voortbrengen, behooren: een snelle indruk van koude, toorn, sterke beweging bij eene overladen maag, onderdrukte hebbelijk geworden ontlastingen, naar binnen geslagen huidziekten eji jicht. Ook volgt deze kwaal op wisselkoortsen, longontstekingen en hevige verkoudheid. Sterke wind, vooral de noordewind, stormen, plotselinge weersverandering, dooiweder, nevel, vochtige lucht en woning, groote hitte in de open lucht, zoowel als in de kamer, bedorven lucht door ophooping van menschen en het branden van vele kaarsen, te lang aanhoudende en te hevige inspanning van het lichaam, misbruik van scherpe, verhittende dranken, rauwe en te sterk gekruide spyzen, verschillende geuren, vooral rook, zijn de aanlei-dende oorzaken van de aanvallen der aamborstigheid.

Men moet de volgende soorten van aamborstigheid onderscheiden :

'1. Het asthma van hysterische en hypochondrische personen. De aanval kan hier zulk eene hoogte bereiken, dat de lijders als verdoofd en verstikt in den toestand van schijndood nederliggen. Gewoonlijk eindigt de toestand met een hevigen schok door het geheele lichaam, en wel onder algemeene trekkingen, waarbij men in den onderbuik het gevoel als van een kogel heeft. Niettegenstaande de buitengemeene hevigheid dezer aanvallen, gaan zij toch nooit met gevaar gepaard, en zij verdwijnen even snel als zij komen. Om den aanval zoo spoedig mo-gelyk te doen ophouden, geve men het volgende middel:

Neem: antihysterisch water 1 ons, water van oranjebloesem 2 ons. Nu en dan een eetlepel.

Meermalen heeft de zieke iets dat winden verwekt gegeten; dan geve men bevergeiltinctuur en HofPmannsdroppels in gelijke deelenvan iO—30 droppels; 5—6 droppels cajeputolie, of krui-zemuntolie op suiker, tegelijk een buikopenend krampstillend lavement (zie n0' 165). Is de aanval door eene kleine ergernis opge-

-ocr page 256-

236

wekt. dan bewijzen de bruispoeders (zie n0. 21), of het bedarend poeder (nc- 155), telkens met bijvoeging van 15 grein kaneel, zeer goede diensten. Ontstaat de aanval door het gebruik van zure dingen, dan neme men de pillen n0. 166. — In geval van verkoeling, vooral der voeten, neme men warme, vooral aschba-den, die in het algemeen, evenals eene zoo warm mogelyke kleeding big alle andere soorten van asthma, wanneer dit niet op bloedaandrang naar de longen berust, den li] der groote verlichting verschaffen en den aanval spoediger doen verdwenen.

2. De krampachtige aamborstigheid De aanvallen dezer kwaal komen dikwijls plotseling, zonder eenige aanleiding en voorteekenen; dikwijls kondigen zy zich echter ook door pijn in het hoofd en den nek, door waterachtige urine, onrustigen slaap, verdrietige gemoedsstemming en eene eigenaardige stompheid van den geest aan. De eerste aanval heeft gewoonlijk 's nachts plaats. Men ontwaakt plotseling en gevoelt eene groote beklemdheid op de borst, alsof zij toegesnoerd werd; de lijder kucht, hijgt angstig naar lucBt, gevoelt groote benauwdheid, kan niet in eene liggende houding blijven en snakt naar koele lucht. De aanval duurt eenige minuten, maar ook wel eens een half of een heel uur. De hoogste graad van dit asthma is de zoogenaamde stikzinkivg. De kwaal overvalt terstond met vreeselijke benauwdheid; de toestand eener halve onmacht gaat daarmede gepaard; er breekt koud zweet uit, de ledematen worden koud en de lijder verliest zijn bewustzijn. Het aangezicht is of bleek met een al-gemeenen verlammingachtigen toestand van het geheele lichaam, óf rood, met vreeselijken aandrang van het bloed naar het hoofd, met duizeling, dofheid, slaperigheid, die eindelijk in ware slaapziekte overgaat. Er is hier altyd een noodlottige afloop door verstikking of beroerte te duchten. De zachtere graad van dit asthma gaat gewoonlijk later in het vochtige asthma over. De oorzaken hebben wij reeds boven opgegeven.

Tot de werkzaamste middelen behooren hier zonder alle tegenspraak, ofschoon de ziekte blijkbaar uit zwakte en kramp ontstaat, de bloedaftappingen, vooral daar, waar sterke bloedaandrang naar de borst en het hoofd aanwezig is Bij een bleek gezicht, blijkbare groote zwakte, zenuwtoevallen passen zij trouwens niet, ook mogen zij nooit te dikwijls herhaald worden, omdat anders on-vermijdelijk borstwaterzucht ontstaat. Hier bewezen dan inwrijvingen met den zoo buitengemeen krachtigen geest van salani-moniak de beste diensten. Voor en na de rijkelijke inwrijvingen worden warme doeken op de borst gelegd. Bij kinderen inzonderheid wordt dit asthma door dit middel en door warme baden spoedig verdreven; aderlating zou hen dooden.

Daar echter, waar men eene aderlating heeft moeten doen.

-ocr page 257-

237

geve men aan volwassenen na den afloop de krampdroppels n0. 167, make mosterdvoetbaden met asei, bedekke de handen en voeten met flanel, dat vooraf in heete kamillenthee gedompeld wordt, geve lavementen van duivelsdrek (zie n0. 165) met 10 droppels opium tinctuur (het laatste echter nooit hg kinderen), wrijve de beenen en horstele de voetzolen. Ook het vast ombinden der armen hoven den elleboog en der beenen boven de knie verschaft gedurende den aanval groote verlichting. Een kop sterke koffie z;onder melk doet hier dikwijls meer nut dan alle middelen uit de apotheek. Tot verdrijving van den aanval is ook het rooken der bladen en stengels van den steekappel óf alleen, óf met tabak vermengd, een zeer nuttig middel gebleken.

Nadat de aanval afgeloopen is, is de ziekte op verre na nog niet geëindigd; de aanval is altijd opnieuw te verwachten. Eene zorgvuldige levenswijs en vermijding van alle aanleidende oorzaken is hier de hoofdzaak. De zieke moet zich voor alle verzwakkende invloeden wachten, vooral den bijslaap vermijden, wel voedzame, maar geene prikkelende spys gebruiken, in het genot van geestrijke dranken zeer matig zijn, sterke beweging en lichamelijke inspanning, vooral echter verkoudheid vermijden, wollen kleederen op de bloote huid dragen, en te droge, scherpe lucht mijden. De grondige genezing der ziekte zelve zal in de meeste gevallen slechts een geneesheer kunnen bewerken. Is de jicht en naar binnen geslagen huidziekten de oorzaak dezer aamborstigheid, dan zal de kwaal door zweeten en koude baden, beiden tot het uitbreken van groote zweren voortgezet, grondig genezen worden, en dit kan men over het algemeen zonder eenig gevaar, natuurlijk onder behoorlijk opzicht, altijd beproeven.

3. De aamborstigheid door bloedophooping. De lijder heeft hierbij een gezet, kort en dik lichaam, altijd een ongewoon rood, opgezet gezicht, sterk opgezwollen aderen aan den hals, dikwijls sterke hartklopping, duizeling, suizen in de ooren, ook wel neusbloeding. Het hevigst worden de toevallen, wanneer de kwaal door snel onderdrukte bloedvloeiingen, onderdrukte kraambedzuivering, maandstonden, aanbeien ontstaat. Bij het uit aanbeien ontstane asthma is tegelijk eene sterke verslij-ming der longen aanwezig. ÏTiet zoo hevig is de kwaal, wanneer zij bij oude lieden voorkomt, die vroeger aan kunstmatige of natuurlijke bloedontlastingen gewoon waren en hg wie deze opgehouden zijn, of ook hij zulken, die eenen voet of arm verloren hebben, alsmede hg zwaarlijvige vrouwen, die wel op behoorleken tijd, maar te plotseling hare regels verliezen.

Gedurende den aanval is eene aderlating zeer noodig; na de verdwenen aamborstigheid zoeke men echter door magere spijs, vermijding van verhittende dranken, maar daarentegen door veel

-ocr page 258-

238

water drinken, korten slaap, vele maar niet te sterke en te verhittende beweging en koude ysbaden de terugkomst van de kwaal te verhinderen.

4. Aamborstigheid door verminderde pisafschijding

tast slechts oude lieden aan. Gewoonlijk zijn de voeten daarbij iets gezwollen, de huid jeukt en er ontstaan daarop soms verschillende soorten van uitslag. TJrine en stoelgang bevorderende middelen zijn hier nuttig; in den aanval zeiven geve men de mixtuur n0, 168; buiten deze de poeders n0. 169.

5. Aamborstigheid der gastrische stoffen. Bij een bedorven maag handelt men als in § 102 aangewezen ie; bij winden, zie Winderigheid.

6. Aamborstigheid door zwakte. Wanneer het lichaam in rust is wordt deze kwaal niet gevoeld en altij d wordt zij slechts door beweging opgewekt; zij gaat steeds met eene aan-merkelijke slijmafscheiding gepaard, daarom kan ook de lij dei-de meer zittende houding beter dan de horizontale in het bed verdragen; tegen den morgen verwekt de in den nacht opgehoopte slijm dikwijls aanvallen van de grootste benauwdheid. De lij der moet in deze omstandigheden dezelfde levenswijs leiden als bg krampachtige aamborstigheid; evenwel is het hier een noodzakelijk vereischte, dat de zieke zoo mogelijk eene drog;e, zuivere lucht inademe. Verandering van woonplaats en reizen in droge heldere streken zijn dikwijls alleen genoeg om deze kwaal te genezen. Om het vrije opgeven van slijm te bevorderen en de longen te versterken zijn de pillen n0. 170 (die meer slijmoplossend) en n0. 171 (die meer long versterkend zijn) zeer nuttig. Bij groot gevaar van te stikken is een poeder van 4 grijn benzoëbloemen, 2 grijn kamfer en £en weinig suiker dikwijls zeer heilzaam, In zeer twijfelachtige gevallen, als de zieke reeds met den dood worstelt, kan een braakmiddel (zie n0. 40) in volle gift hem nog redden.

§ 121. Langdurig braken. Elk aanhoudend en altijd terugkeerend braken is van gewicht en mag niet veronachtzaamd worden. Komt het altijd na het eten en wordon de genoten spy zen weder overgegeven, dan geeft dit verharding, opzwellingen en andere ontaardingen van de maag te kennen. Slechts een zeer nauwlettende en zorgvuldige geneeskundige behandeling vermag in dit geval hnlp aan te brengen. Versehij nt het met hevige pijnen en krampen in de maagstrëek en in den onderbuik, en wordt de lijder naderhand geel, dau duidt het gal-steenen aan; doch zgn de pijnen meer in den rug, dan nierstee-nen. — Ontstaat het bij kinderen met slaperigheid, scheelzien, ingewandsverstopping, dan kan dit een teeken van opkomende

-ocr page 259-

239

hersenwaterzucht zijn. — Vertoont het zich bij de kinderen des morgens vroeg als zij noch nuohteren zijn, met geeuwhonger, dan geeft het wormen te kennen. — Is het zonder koorts, hardnekkig hij de kinderen, gepaard met onleschbaren dorst, diarrhee, gespannen onderbuik, misvorming van het gezicht, koude aan handen en voeten, optrekken der beenen en vermagering, dan is maagverweeking en doorboring te duchten Men moet de volgende soorten van koortsvrij braken onderscheiden:

1. Het braken, ten. gevolge van gastrische vuile stoffen wordt herkend aan de gewone verschijnselen (zie § 102) en aan de of galachtige, of slijmige, of zure hoedanigheid van het opgebrachte. Braak- en afvoermiddelen zijn hier het eenige geneesmiddel, want hier wordt het braken slechts door braken genezen. Het maakt evenwel een verschil, wanneer de kwaal niet ten gevolge eener voorbijgaande slechte spijsvertering, maar van eene langdurige verslijming of verzuring der maag ontstaan is. Hier wordt alsdan eene lang voortgezette geneeskundige behandeling vereischt. Vooral het vrouwelijk geslacht, of ook mannen, die lang aanhoudende en herhaalde aanvallen van verstoppingen hebben (wanneer dit ook dikwijls jaren lang vooraf ging), worden dikwijls bij winderigheid en na koude vatten door braken en hevige pijnen in het lijf overvallen.

2. Het. braken, uit het naar binnen slaan van rheu-matiek, der jicht en van huiduitslagen ontstaan. Bijzonder dikwijls komt het rheumatische braken voor. Men herkent het aan voorafgegane langdurige verkoudheid (vooral vochtige of tochtige woning), aan het vroeger aanwezig zijn van rheumatismus of zinkings, die thans verdwenen zijn, en aan de gewoonlyk daarmede gepaard gaande tandpijn. Het jichtige braken herkent men aan de vroeger aanwezige jichtpijnen, vooral van het podagra en aan de roode urine, die de naar binnen geslagen huidziekten, en de vroegere huidziekten of langdurige verzweringen, die spoedig genezen werden. Bij al deze soorten van braken moet men voor alles er op letten, of er geen ontstekingachtige toestand der maag (zie Sluipende maagontsteking) aanwezig is, want deze moet eerst verwijderd worden. Dan legge men eene spaanschevliegpleis-ter op de maagstreek; bij ingeslagen podagra mosterdpappen op de voetzolen; na uitgedroogde zweren den bast van het vijfvingerkruid op de vroeger zieke plaatsen, of inwrijving van zalf van braakwijnsteen (ter grootte van eene boon), totdat puisten ontstaan. Daarenboven geve men de middelen, die tegen deze verschillende ziekten aanbevolen zijn (zie rheumatismus, jicht, schurft),

3. Braken door plaatselijke ontstekingachtige prikke ling of volbloedigheid. Voorafgegane aanbeienongesteldheden,

-ocr page 260-

240

of die, welke uit het niet verschenen der maandstonden, of uit de onderdrukking dezer bloedvloeiingen ontstaan, geven altijd aanleiding om daartoe te besluiten. De overige teekenen en behandeling zie men onder maagontsteking zoilder koorts § 88.

4. Het krampachtige of hysterische braken- De ken-teekenen zyn: het ontbreken van andere oorzaken, groote prikkelbaarheid der zenuwen en krampachtige toestand. Het braken heeft gewoonlijk des morgens vroeg plaats, in nuchteren toestand of na gemoedsaandoeningen, of gaat gepaard met de hysterische scheele hoofdpijn. De behandeling is even als die van de his-terische maagkramp en ook hier toont zich het middel nc. 199 met en zonder opium zeer nuttig. Den aanval van het braken bedaard men op de wijze, die wij terstond zullen opgeven. Bij de zoo lastige, dikwgls terugkeerende braak-hoofdpijn van hysterische vrouwen is n0. 172, buiten de aanvallen gebruikt, een voortreffelijk middel.

5. Handelwijze om het braken te bedaren. Deze vangt aan als er geen andere oorzaken zgn, die men moet bekampen, of wanneer het braken zelf, na verwijdering van deze, nog niet ophoudt. De middelen zijn: bruispoeder, sodawater, boven alles de mixtuur n0. 19, in hardnekkige gevallen nog met krampstillende middelen versterkt (zie n0. 173) ; uitwendige middelen, die hier dikwijls meer nut doen dan inwendige; de kinderzakjes n0, 177, zakjes van kruizemunt in wijn gekookt, mosterdpappen op de maagstreek en eindelyk droge koppen, eveneens daar geplaatst, een der krachtigste middelen, waardoor dikwyls het hardnekkigste braken ophoudt; lavementen (zie n0. 165). Ook het gebruik van ijs of ij spillen heeft hier dikwijls veel goed gedaan Als een uiterst krachtig en heilzaam middel van tegenprikkeling dienen hier geheel koude omslagen om den hals, die dikwgls alleen genoeg zijn om het braken te stillen,

Het braken der dronkaards. De middelen zijn hier: nalaten van het drinken, regelmatige licht verteerbare voeding, de poeders n0. 174, in de vroegte een glas koud water, na eenigen tgd de pillen nquot;. 175, een kruidenzakje van kruizemunt op de maagstreek, en eindelyk het afkooksel van den kolombowor-tel n0. 34.

Nog is op te merken, dat by elk langdurig, dikwyls terugkomend braken eindelyk nog melk, een kop elke 2 uren, het beste en eenige middel blyft, zelfs wanneer het door inwendige verhardingen en andere ontaardingen der maag ontstaat, waarby de melk dan niet alleen het leven onderhoudt, maar ook de kwaal zelve soms geneest. Dikwyls zyn ook alleen verharde uitwerpselen in het darmkanaal de oorzaak van zulk een braken, hetwelk men dan wel eens verkeerdelyk als uit ontaardingen van de maag ont-

-ocr page 261-

244

staan beschouwd heeft. De visceraallavementen (zie nc. 176) genezen dan het braken zeker door opruiming der verharde stoffen.

§ 122. Hoofdpijn. Deze is óf van korten duur en matig, of aanhoudend en buitengemeen hevig, óf slechts aan ééne zijde, óf alleen op eene kleine plaats.

Deze kwaal ontstaat door uitwendige beleedigingen aan het hoofd, door insekten of vreemde lichamen in den neus of de ooren, door gebreken der tanden, overvloedigen wasdom van het haar, te weinig haar, het afknippen of het verwen der haren, onbehoorlijke houdingen van het lichaam, vooral in den slaap, zoo ook door te langen slaap, of groote slapeloosheid, of het slapen op ongewonen tijd; door plotseling opwekken, door slapen in vochtige, pas gewitte, te heete, met kolendamp of sterke geuren opgevulde kamers; wanneer de zon in het bed kan schijnen, of het aan tocht blootgesteld is; voorts door zonnesteek, door koude, vochtige nachtlucht, door onbehoorlijke aanwending der electriciteit en van het galvanismus, scherp licht, schelle klanken, geneesmiddelen, vooral door verdoovende middelen, verhittende dranken, dronkenschap, gezwavelden of met lood vervalschten wijn; door bieren, aan welke men door wilde rozemarijn, koriander en dergelijke verdoovende gifplanten eene bedwelmende werking tracht, te geven ; door ledigheid der maag, vooral na brasserijen; door overlading der maag, of door het gebruik van nadeelige, bedorvene spijzen; door zoetigheid, winderigheid, wormen, vooral door den lintworm; door ziekelijke hoedanigheid der gal, verstopten stoelgang; door te sterke beweging, rgden op een hobbeligen weg, te nauwsluitende kleeding, gemoedsaandoeningen, vooral droefheid, toorn, vreugde; — door zaadverlies van allerlei aard, terughonden van het teelvocht, vurige begeerte naar den bijslaap, den ouderdom der geslachtsrijpheid ; door te lang zogen, bederf der melk, te rijkelijke, of onderdrukte, of onregelmatige maandstonden; — door onderdrukking van hebbelijke kwalen, b. v. het zweeten der voeten, de aanbeien, het neusbloeden, van loopende ooren, of van eene verzuimde aderlating; door ondoeltreffend verdrijven van het hoofdzeer, der schurft, van oude verzweringen, van de koude koorts; door ophooping van ziektestoffen naar het hoofd, b.v. van de mazelen, pokken, de zenuwkoorts, venuskwaal, enz.

Om met eenig uitzicht op goed gevolg middelen tegen de hoofdpij n te kunnen aanwenden, moet men het onderscheid van hare verschillende soorten kennen; want wat bij de eene soort nuttig en noodzakelijk is, kan bij de andere schadelijk zijn. Men moet ze daarom onderscheiden in de volgende soorten:

1. Hoofdpijn door ontsteking of bloedaandrang ont-

10

-ocr page 262-

242

staan. Deze wordt gewoonlijk veroorzaakt door onderdrnkte bloedvloeiingen, verhittende dranken, opwekkende gemoedsaandoeningen, toorn vreugde, zonnesteek enz Zij neemt alle vormen van hoofdpijn aan; hare voornaamste kenteekenen zijn: eene drukkende, trekkende, kloppende pijn, sterk kloppen der aderen aan de slapen en den hals, schitterende oogen en een gevoel van zwaarte in de oogholte, suizen in de ooren en droogheid in den neus.

Bij zwaargebouwde, sterke mensehen, met een vollen sterken hals, is, bij hevige pijn, terstond eene aderlating aan den enkel, of, zoo dit niet wel kan, op den arm der lijdende zijde noodzakelijk ; daarna, of wanneer de drang der omstandigheden geene aderlating gebiedt, worden dadelijk bloedzuigers op de pijnlijke plaats gezet. Het koppen zetten op de zijden van den hals, aan de schouders, op den arm en op de dg en houdt als het ware het midden tusschen de aderlating en de bloedzuigers en werkt voortreffelijk. Men moet het darmkanaal door verkoelende (zie nJ. 43) of verweekende (zie n0. 56 en nquot;. 152) lavementen zuiveren en open houden; ook zijn verkoelende purgeermiddelen (zie n0. 22) dikwijls zeer nuttig; het sterk purgeeren is hier echter altijd schadelijk. Groote verlichting verschaffen ook lauwe zure voetbaden (1 deel gewone azijn, 2—3 deelen water en een handvol zout). Van bijzonder nut echter zijn koude sterke mosterdpappen op de kuiten gelegd en daarop gelaten, totdat de huid rood wordt. Zoo de lijders over koude voeten klagen, bedaart de hoofdpijn zeer veel, wanneer men de voeten tot aan de knieën in zulk heet water zet, als men het verdragen kan. IJsblazen op het hoofd zy n wel goed, maar mogen nooit langer aangewend worden dan als dit den lijder een aangenaam gevoel veroorzaakt; koude zitbaden, een uur lang genomen, waarbij men het warm geworden water steeds door koud vervangt en hoofd en borst vooraf met koud water wascht, zijn hier doorgaans het teste middel. Een zeer goede pap voor op het hoofd wordt uit brood, gestooten jeneverbessen, komijn en niet te sterken azijn gemaakt. Zeer nuttig is het wasschen van het gelaat met zure wei of met rozenwater en een weinig eiwit. De lijder mag niet gaan liggen en moet een verkoelenden, matigen leefregel in acht nemen.

Hiertoe behoort ook de hoofdpijn der kinderen en van jonge lieden. Gewoonlijk gaat zij met aanleg tot klierziekte gepaard. Hier is dan niets beter dan de poeders n0. 182.

Ten einde bij volbloedige mannen en vooral bij volbloedige jonge vrouwen de terugkomst dezer soort van hoofdpijn te voorkomen, is vroeg opstaan, een streng diëet, veel beweging, en van tijd tot tijd het gebruik van het bitterwater als purgeermiddel zeer aan te bevelen.

-ocr page 263-

243

2. De rheumatische hoofdpijn. Zelfs personen, die anders in het geheel geene neiging- tot hoofdpijn hebben, worden van deze plaag niet verschoond. Zij volgt gewoonlijk op rheumatische aandoeningen der oogen, tanden, van het tandvleesch, den hals, der ledematen, en heeft geene bepaalde verschijnselen; zij is hevig, woedend en dnurt dag en nacht. Men begint de ge-neeswijze met bloedzuigers en een fistel in den nek. Inwendig geve men de zweetdrijvende mixtuur n0. 46. — Duurt de kwaal lang, dan legge men droge warme zakjes, met welriekende kruiden of met het poeder n0. 177 gevuld, op het hoofd, en geve daarbij inwendig de poeders n0. 178. Zeer goede, ja de uitste-kendste diensten bewijst de wijn van tijlooszaad (15, 20—30 droppels 3—4maal daags). Dit middel overtreft dikwijls alle andere; in hardnekkige gevallen moet de gift nog versterkt worden (zie Eheumatismus); ook warme baden zijn hier van groot nut. Zoo dit alles vruchteloos mocht blijven, dan schere men het hoofdhaar af, en wrijve het hoofd in met gekookte bilzen-kruidolie, of bedekke het met de volgende pap:

Neem: gestooten bittere amandelen 1 ons, vlooienzaadpoeder .j ons, poeder van zwart bilzenkruidzaad 1 drachme, olie 3 drachmen; kook dit met melk tot eene pap;

of men wrijve de braakwijnsteenzalf of de spaanschevliegen-tinctuur in. Zit de pijn slechts op eene plek vast, dan bedekke men deze met een spaanschevliegenpleister of met een mosterdpap. Somtijds zijn hier fontanellen in den nek nuttig.

3. De gastrische hoofdpijn is het gevolg van vergrijpen tegen den leefregel, van zuur, wormen, gal, gemoedsaandoeningen en verschijnt als periodieke schele hoofdpijn. Zij komt het meest voor bij stedelingen, zeer gevoeligen en dezulken, die eene zittende levenswijs leiden. Zij ontstaat zoowel ten gevolge van een ledige, als van een rijkelijk gevulde maag. Ontstaat zij uit de maag, dan bepaalt zij zich gewoonlijk tot het voorhoofd, de slapen en de oogen; komt zij uit de lever, dan tast zij eene der zijden van het hoofd aan. Daarbij neemt men tegelijk de volgende verschijnselen waar: loomheid, riekenden adem, een bleek gelaat met hoog roode wangen en geelachtige tint van de neusvleugels, eenige droppels bloed, gewoonlijk uit het rechter-neusgat, beslagen tong, 's nachts droog, misselijkheid, braken, kuchen, tragen stoelgang, aanbeien, dikke of ook waterige urine.

Om deze hoofdpijn te genezen moet men ze als de gastrische vuile stoffen behandelen. Men houde altijd een open lijf, en dit vooral als men tevens aan aanbeien lijdt; slechts bij vrouwen met zwakke zenuwen heeft hier uitzondering plaats. (Aan de laatsten geeft men hier met het grootste nut de poeder n0. 165).

Ingeval van zwakke maag neme men 8—12 witte peperkor-

16*

-ocr page 264-

'244

reis. des morgens op nuchtere maag, of het maagversterkende poeder n . 193; voorts vóór het middagmaal een kleinen eetlepel van Hoffmanns maagelixir met wijn, en kort na den maal-tijd koffie. Nog beter echter is het drinken van koud water, en het bestendig dragen van een nat laken om het lijf gewikkeld, doch zoo, dat er geen lucht by komen kan, en het vlijtig gebruiken van zitbaden met koude lavementen. Bij hoofdpijn na bras-serij is behalve het poeder n'J. 142 de kwendel- of thimiaanthee zeer aan te bevelen; na voorafgeganen roes betonie- of gunder-mannkruid-thee, en bovendien, beweging in de open lucht, het wasschen van het hoofd met koud water en een weinig goeden wijn bij het ontbijt.

Men voorkomt den naderenden aanval van periodieke gastrische schele hoofdpijn dikwijls door het volgende braakmiddel:

Neem: kruizemuntwater 4 ons, braakwijnsteen 3 grein, krui-zemuntsap 2 drachmen. Elk kwartier een eetlepel tot de werking volgt.

In alle geval wordt ten minste de aanval daardoor zeer getemperd. Bij vrouwen met zwakke zenuwen is de tinctuur nr. 172 van zeer groot nut. Zoo de hoofdpijnen met buitengewoon tragen stoelgang verbonden zijn, geve men de aloë (zie n0. 157) of de kolokwinttinctuur (5—10 droppels om de 3 uren tot de werking volgt). By deze, zoowel als by elke andere langdurige hoofdpijn, dient het niesmiddel n0. 192.

4. De hoofdjicht. Deze hoofdpijn staat met de jicht, inzonderheid met naar binnen geslagen podagra in verband, maar is ook hetge volg van naar binnen geslagen roos, huid worm, witten vloed, aanbeien, hebbelijk zweet. Zij verschoont geen deel van het hoofd, de beenderen niet uitgezonderd, en verschijnt gewoonlijk als eene hevige, aanhoudende, voortwoedende, algemeene, of ook als periodieke schele hoofdpyn. Men behandelt deze hoofdpijn naar omstandigheden evenals de rheumatische, gastrische en krampachtige hoofdpyn. Men trekt door koude mosterdpappen aan de kuiten den bloedaandrang van het hoofd af, bevordert den stoelgang, en geneest de zwakte der maag, zooals boven is opgegeven, inzonderheid echter houde men de voeten warm. Een buitengewoon nut hebben hier dikwyls de pillen n0. 179 benevens de thee n0. 180, verschaft. In zeer hardnekkige gevallen werd dikwijls door het middel n . 19 veertien dagen achtereen gebruikt, hier .en bij de rheumatische hoofdpijn volkomen genezing bewerkt. Fontanellen zijn hier altijd noodig en by den aanval scherpe voetbaden (nQ. 181). Herhaald koppen zetten in den nek, alsmede mosterdmeel in de kousen gedragen, en het gebruik van waslinnen zolen, zijn niet zelden heilzame middelen gebleken.

-ocr page 265-

245

5. Do zoogenaamde geheime wisselkoorts als periodieke lioofdpyn. Zij moet wel ondersclieiden worden van de andere soorten van periodieke hoofdpijn Gewoonlijk tast zij den lijder eiken dag aan, het meest evenwel des morgens, op een bepaald uur. De nacht is gewoonlijk vrij, maar de rust wordt niet zelden daardoor gestoord, dat de hoofdpijn reeds ten 3 of 4 ure des morgens begint. De duur is verschillend, van 1 uur tot 4, 6, 8 en 12 uren. Ts de pijn zeer hevig, dan duurt zij gewoonlijk niet lang; vertoont zij zich echter in zachteren vorm, zoodat men daar bij zijne bezigheden waarnemen kan, dan duurt zij doorgaans zeer lang en verlaat den lijder bgna nooit geheel, behalve des nachts als hij slaapt; zoodra hij echter ontwaakt, begint zij weder meestal met zacht kloppen, maar wordt van lieverlede heviger. Deze aanvallen keeren ook somtijds tweemaal daags terug, b. v. des morgens van 8—10 uur en des namiddags van 4—6 uur. Zij neemt doorgaans de linkerzijde van het hoofd in, waarhij tegelijk ook het oog lijdt. Xiet zelden gaat zij met een gastri-schen toestand gepaard. Gedurende den aanval, wanneer hij niet zeer hevig is, zorge rnen voor rust van lichaam en geest, ver-wijdere het te schelle licht en geraas van den lijder, en late hem met eenigszins opgeheven hoofd op de kanapé of het bed zitten. Een matige aanval wordt daardoor verzacht en gaat lichter en spoediger voorbij, dan wanneer de lijder bestendig aan uitwendige prikkels blootgesteld is. Neemt desniettegenstaande de pijn meer en meer toe, zoodat de lijder onrustig en onstuimig wordt, of zelfs wel begint te ijlen, dan neme men stoutweg koude omslagen te baat; die men niet uitwringen moet en zeer dikwijls laat vernieuwen. Deze koude omslagen zijn hier beter dan mosterdpappen, bloedzuigers en zelfs cene aderlating. De lijders gevoelen spoedig hunne weldadige werking, zoodat zij zeiven vragen om ze te vernieuwen. Gedurende den aanval kan men alle andere geneesmiddelen ontberen, want zij verkenen niet het minste nut Voor het overige behandek men den toestand als eene, wisselkoorts.

G. De eenuwhoofdpijn. Hiertoe behooren al die hoofdpijnen, welke de maandzuivering vergezellen, of na gemoedsaandoeningen en door zwakheid ontstaan, en aan de hypochondrie en hysterie lot geleidsters strekken. Het is een zeer lastige kwaal, maar zij brat zelden kwade gevolgen na en verdwijnt met den tijd van zelve.

Bij grootc prikkelbaarheid dient de mankopmelk nquot;. 183. Is het bloed daarbij in gisting, dan neme men elk uur 8—10 droppels laurierkerswater in een half kopje van deze melk. Buitengemeen nuttig zijn dan ook de droppels n0. 184. — Zoo hevige gemoedsbewegingen vooraf gegaan zijn, dan neme men het poeder n0.155 en in den tnsschentijd de mixtuur n0. 185. — Is het gelaat

-ocr page 266-

'246

bleek, bestaat er geen bloedaandrang en is er geene verstopping te vreezen, dan geve men het Doversche poeder 6—8 grein met suiker alle 3, 4—6 uren. Bij zwakte der maag koffie, de kwassia (zie nc. 189) en het maagelixir van Hoffmann (60—80 droppels in wijn). Vooral nuttig is hier de kaskarillenbast (n0. 186). Mocht de hoofdpijn uit een lijden der baarmoeder ontstaan, dan gebruike men de krampdroppels nquot;1. 187; ontstaat zij uit algemeene zwakheid, dan geve men de droppels n0. 188 in den aanval. Buiten den aanval geve men 8—14 dagen eerst n0. 190 en dan n0. 191; buitendien echter zeebaden, staalbaden (1—2 ons ijzervitriool) en de ijzerhoudende gezondheidsbronnen: Pyrmont, Kudowa, Flins-berg enz. Eene behoorlijke aanwending der koudwaterkuur zal nog dikwijls de wanhopigste gevallen dezer soort genezen.

Big elke soort van zenuwhoofdpijn is het kattekruid, als sterke thee gedronken, zeer aanbevelenswaardig, evenals de zwavel-ether (20 droppels op suiker); zoo ook de barnsteenhoudende geest van salammoniak (eau de Luce) 10—15 droppels. Ook de reukmiddelen zijn bij den aanval zeer verzachtend; daartoe behoort de juist genoemde geest van salammoniak, het engelsche reuk-zout (1 deel salammoniak en 3 deelen wijnsteenzont), of

Neem: bergamotolie een ons, kamfer, opium, van elk een half drachme. Om te ruiken.

Tot het inwrijven der slapen van het voorhoofd enz. dient Hoffmanns levensbalsem, kajeputolie, zwavelether, opiumtinctuur; vooral ook het volgende zalfje;

Neem: muskaatbalsem een half ons, storax, peruviaanschen balsem, van elk een half drachme; rozenolie 12 droppels. 2—3 maal daags in te wrijven.

Om te wasschen: lavendelwater, eau de Cologne, rozenazijn dooreengemengd. Op de slapen legge men een mengsel van 2 deelen galbanumpleister en 1 deel spaanschevliegenpleister, op leder gestreken.

Zijn de voeten koud, dan legge men koude omslagen op het hoofd en neme warme voetbaden, of men wikkele de voeten in nauwsluitende natte koude doeken, waardoor de koude voeten het best verwarmd worden.

Indien, zooals bij eenige vrouwen de witte vloed met hoofdpijn gepaard gaat, dan moet men den eerste vóór alles gezezen; deze vrouwen mogen ook van geene voetbaden gebruik maken.

Droge koppen in den nek, tusschen de schouders, achter de ooren zijn in alle soorten van zenuwhoofdpijn een zeer voortreffelijk middel. In vele wanhopige gevallen hielp het afscheren der haren en het bedekken van het hoofd met de pleister n0. 202. Men moet ze evenwel maanden lang dragen, en wanneer de pijn terugkeert, ze telkens weder vernieuwen.

-ocr page 267-

247

Eene sluipende maagontsteking is vooral bij vrouwen zeer dikwijls de oorzaak van langdurige hoofdpijnen; deze moet derhalve verwijderd worden, want alleen dan, als men dezen verborgenen vgand ontdekt en overwonnen beeft, geneest men de hoofdpijn.

Eeizen, vriendelyke omgang, drukken van het hoofd met de band of door binden, zich verharden (vandaar vooral de waterkuur), kuischheid, warm houden der voeten (men snijdt twee zolen van goudpapier en legge die met de gouden zijde tegen elkander in de schoenen) zijn hier altyd zeer weldadige dingen. Over het algemeen moet men bij iedere hoofdpijn nog opmerken, dat tot het begin der geneeswijze altijd bloedzuigers, bevordering des stoelgangs en huiduitwaseming de hoofdzaak zijn.

§ 123 De tandpijn. Gewoonlijk gelooft men, dat er geen ander middel is om déze bekende en dikwijls zoo uiterst pijnlijke kwaal grondig te genezen, dan den tand uit te trekken, en zelfs tandmeesters van beroep schijnen meestal geen beter te kennen. Maar deze meening is op verre na niet zoo volkomen juist als het by den eersten oogopslag wel schijnt, want zelfs wanneer een pijnlijke tand hol is, geeft dit nog geenszins recht om hem terstond te laten uittrekken. De pijnen aan een hollen tand ontstaan slechts in zeer zeldzame gevallen eerst en alleen door dezen beeneter; gewoonlijk vloeien zij voort uit bij-omstandigheden, die lichtelijk en zonder verlies van den tand kunnen verwijderd worden; en ook zelfs dan, zoo dit niet het geval ware, kau men ze meestal bedaren zonder den tand uit te trekken. Het minst mag men zich met het uittrekken van een tand overhaasten, wanneer het een voortand is, als verscheidene tanden tegelijk aangedaan zijn, en wanneer het beenbederf zyn oorsprong aan .inwendige oorzaken ontleent. Gewoonlijk werkt de inwendige oorzaak na het uittrekken van een schadelijken tand op andere tanden, en men heeft dus door deze operatie geen wezenlijk nut bewerkt, maar het verlies van andere tanden en de vernieuwing der pijn slechts verhaast. Alleen dan, wanneer een holle tand geheel onbruikbaar is of grooten hinder veroorzaakt, dien men op geene andere wgze kan wegnemen, mag hij uitgetrokken worden.

Een zeer dikwijls, ja veel meer dan men gelooft, voorkomende oorzaak van het pynlyk worden van holle tanden bestaat in bedorven stoffen, b.v. overblijfselen van spijs, die in de holte dringen en de zenuw prikkelen. Om deze reden moet men niet alleen ieder die holle tanden heeft, het dikwijls reinigen der tanden als een zeer krachtig voorbehoedmiddel aanraden, maar men moet daartoe ook bij elke tandpijn zonder onderscheid terstond overgaan, al wordt daardoor in het begin de pijn vermeerderd. Tandborstels

-ocr page 268-

248

zijn hier niet voldoende, maar de tand moet zorgvuldig door middel van een tandenstoker van zijn onbehoorlijken inbond bevrijd en dan met lauw water uitgespoeld worden.

Zeer dikwijls verdwijnt de pijn na behoorlijke reiniging geheel ; zij doet dit echter niet altijd, maar wordt door een inwendig lijden der zenuwen zei ven onderhouden. De zenuw lijdt dan óf aan bloedaandrang, óf aan ontsteking, óf aan eene verhoogde prikkelbaarheid, óf is pijnlijk ten gevolge van gastrische prikkeling en rhenmatische aandoening.

Be tandpijn door ontsteking komt veelal bij jonge en bij krachtige, volbloedige lieden voor. Men neemt ze waar by de zooda-nigen, die aan aanbeien, of nog meer aan duizeligheid en hoofdpijn lijden; ook bij hysterische en zwangere vrouwen (in de eerste maanden der zwangerschap) en zelfs bij bleekzuchtige ten gevolge der onderdrukte maandstonden. Hitte, vooral echter de snelle overgang van hitte tot koude en omgekeerd, en vreemde lichamen in de tanden geven er aanleiding toe. Zij duurt somwijlen weken en maanden lang, maar blijft nu en dan voor een korten tijd weg, zoodat men geheel vrij van pijn is. Zij gaat gepaard met rukken, kloppen en spanning in het kakebeen. De mondholte is heet, het tandvleesch hoogrood en eenigszins gezwollen; de wang der pijnlijke zijde is heet en rood. De schijnbaar verlengde tand doet bij de minste aanraking zeer veel pijn; deze begint telkenmale zeer zacht en klimt van lieverlede, maar snel, tot eene buitengewone hoogte. De aanvallen geschieden gewoon-Igk na het eten en in het wanne bed, en verdwijnen in de open lucht, vooral des voormiddags. Zoo de kwaal lang (knrt, ontstaan er tandfistels en de tand sterft af.

Een streng dieet en zich koel houden is noodzakelijk ter genezing. De lijder wachte zich voor een te warm bed en een te warme kamer; hij sta daarom des morgens vroeg op en bezoeke geene plaatsen, waar vele menschen bijeenzijn. Voedzame spijzen, even als verhittende dranken, wijn, koffie enz. vermeerderende pijn; daarentegen baten hem frambozenazijn, limonade, koud water, vooral echter de verkoelende dranken nquot; 16 en 18. Verkoelende purgeermiddelen (bitterwater of ir. 22) en bovenal de bedarende poeders n0' 155, (alle 4 uren een), koude, uren lang durende zitbaden en mosterdpappen op den bovenarm, verminderen den aandrang des bloeds naar het hoofd en verdreven bijna altijd de pijn. Bloedzuigers zijn schadelijk, wanneer men ze niet aan de enkels of naar omstandigheden aan den aars zet. Bij koortsachtige opgewektheid of uitgemaakte volbloedigheid kan men eene aderlating op den arm doen, vooral bij zwangeren, daar men bij dezen geene bloedzuigers aan de enkels zetten mag. Men moet zich wachten voor alle scherpe middelen en die niet aan of in den tand bren-

-ocr page 269-

249

gen; een zuivere opiumpil verzacht de pijn het beste. Of men gebruikt als mondspoeling een kopje lauwe thee met kaasjeskruid met twee theelepels water van biltere amandelen ; men mag daarvan echter niet te veel inslikken.

De zenuwtandpijn, die dikwijls tot de vreeselykste hoogte kan stijgen, tast even goed gezonde als holle tanden aan. Hysterische, tot krampen geneigde vrouwen, somwijlen ook zwangere in de laatste maanden der zwangerschap, zijn daaraan dikwijls onderhevig, zeldzamer mannen en kinderen. De pijn doet periodieke aanvallen en is zeer hevig, vooral des nachts Gemoedsaandoeningen en andere stoornissen der gezondheid wekken haar op. Door het uittrekken springt de pijn op de nevenstaande tanden over; is evenwel de tand reeds zeer bedorven en duurt de pijn reeds eenigen tijd, dan moet hij verwijderd worden. Over het algemeen handelt men hier evenzoo als bij zenuwhoofdpijn. Het is hier dikwijls goed, maar toch slechts in zeer hardnekkige gevallen en als de pijn den hoogsten graad bereikt heeft, het middel n0. 194 te gebruiken; anders is het voldoende en bijzonder goed voor zwangere vrouwen, wanneer men bij de poeders n . 155 nog l — 1 grein bilzenkruid-extract voegt. De mondspoeling n0. 349 kan als een zeer bedarend middel toegediend worden. Tot verzachting zijn de volgende middelen de beste:

1. TandpiUen van R ii s t.

Neem: belladonna-extract, bilzenkruid-extract, opium van elk 5 grein: fijn gestooten kwylvvortcl 10-grein, kruidnagelolie 5 droppels; maak daarvan pillen van 1 grein en bewaar ze in een goed gesloten fleschje. Eéne pil in den hollen tand te leggen.

2. Handels tandmiddel.

Neem : kamfer 3 grein, opiumpoeder 15 grein, belladonna-extract 3 grein, gekookte bilzenkruid-olie { drachme; kajeput-olie, spaanschevliegentinctuur, van elk 4 droppels Men legge de hoeveelheid van eene kleine erwt op den aangetasten tand.

Van deze beide middelen mag niets ingeslikt worden.

3. Creosoot. Men bevochtigt een weinig boomwol met een droppel creosoot en e.oppe die in den hollen tand; de pijn verdwijnt dadelyk, maar komt spoedig weder, en men moet het gebruik van dit middel vernieuwen.

4. Het bestrijken van het tandvleesch met de parativctiwr. Het is een nieuw middel, dat zeer heilzaam bevonden is.

5 Het stryken der beide wangen met een magneet toovert dikwijls de hevigste zenuwtandpijnen in een oogenblik weg.

6. Boven alle middelen van den jongsten tijd, die pijnstillend werken en inzonderheid ook bij eiken vorm van tandpijn toegepast kunnen worden, wordt de chloroform geroemd. Men maakt daarvan deels gebruik door inademingen, terwijl 20—30 droppels

-ocr page 270-

250

op een zakdoek voor den mond gehouden en bij verdamping voor-ziehtig ingeademd worden, waardoor eene volkomene gevoelloosheid ontstaat, deels óf plaatselijk op de pijnlijke plek zelve; daartoe bevochtigt men een weinig boomwol met 1 of 2 droppels, en houdt dit tegen den pijnlijken tand en diens tandvleesch; men wrijft er ook wel de wang uitwendig mede. De laatste wijze van gebruik kan alleen aanbevolen worden, en moet dan, wanneer de tand-pyn na eenige uren mocht terugkeeren, worden herhaald; want de inademing is nooit zonder gevaar, en mag alzoo, te meer daar reeds verscheidene ongelukkeu daardoor gebeurd zijn, nooit zonder het opzicht van een geneesheer plaats hebben; de inademing wordt ook door een verslapping der gevoelszenuwen gevolgd, die zeer teedere en zwakke personen onmogelijk verdragen kunnen, en zelfs door de nawerking zeer nadeelig worden kau.

Be gastrische tandpijn ontstaat door ongeregeldheden in het verteringskanaal. Zij is niet hevig, niet rukkend, woedt meer in de tanden, maar is vooral smartelijk door haar hardnekkigheid en haar onafgebroken duur; zij wordt met den tyd nu eens sterker, dan weder zwakker, maar verdwijnt nooit geheel en laat zich altijd gevoelen. Zij blijft voorts niet tot éénen tand beperkt, maar strekt zich gewoonlijk verder uit Op deze wijze duurt zij verscheidene dagen, zelfs een week en langer, doch niet zoo lang als de ontstekingachtige Somtijds maakt de daarbij heerschende knorrige stemming van den lijder, de beslagen tong, de onzuivere kleur van het tandvleesch en het gebrek aan eetlust den gastri-schen oorsprong van de kwaal nog duidelijker. Een braakmiddel (zie n . 2») bewijst hier de beste diensten en overwint de pijn niet zelden met éénen slag; dikwijls zijn echter zachtere middelen, die bij de gastrische vuile stoften opgegeven zijn (zie § 102), genoegzaam. Het volgende middel werkt hier zeer uitmuntend :

Neem: braak wijn, azijnzure salammoniaklikeur, van elk 1 drachme, eenvoudige opiumtinctuur j scrupel Alle 2—3 uren 20—30 droppels in water in te nemen.

Be rheuniatische tandpijn. Bij deze behoeven de tanden niet hol te zijn en meestal worden verscheidene tanden tegelijk daardoor aangetast; is er echter een holle tand aanwezig, dan wordt hij dikwyls een ware bliksemafleider voor alle rheumatische on-weders, die in het lichaam opkomen. Tegelijk met de tanden is gewoonlijk ook de geheele zgde der kaak, van het hoofd en den hals pijnlijk. De pijn is heviger dan de gastrische.

Reeds is bij het rheumatismus (zie nquot;3. 99) genoegzaam daarover gesproken. Ik wil hier alleen nog aanstippen, dat pappen van gekookte zemelen, wanneer men ze, zoo dikwijls zij koud worden, vernieuwen kan, groote verzachting verschaffen; kan men echter dit koud worden niet geheel en al verhoeden, dan moet

-ocr page 271-

'251

men liever droge kussentjes opleggen. Kussentjes, die met keukenzout gevuld zijn, dat men vooraf op eene gloeiende plaat zoolang heeft laten knetteren, totdat het daarmede opgehouden heeft, zijn daartoe het best geschikt, want zij blijven het langst warm.

§ 124. Maagkramp, maagpijn Indien men hier, zooals overal, de middelen daartegen, zonder keuze en zonder nader op den ziekelijken toestand te letten, waarop de maagpijn berust, wilde aanraden en aanwenden, dan' zou men veel kwaad kunnen veroorzaken. Bijzonder belangrijk is in dit opzicht het onderscheid, dat tusschen de maagpijnen bestaat, die op zwakheid en ziekelijke prikkelbaarheid der zenuwen, en die, welke op volbloedigheid en op ontstekingachtige prikkelbaarheid berusten; want deze beide toestanden vereischen te hunner genezing eene volstrekt tegenovergestelde behandeling. Om. een duidelyk inzicht van het verschil tusschen beiden te verkrijgen, zullen wij de kenteekenen tegenover elkander stellen.

ZENUW-MAAGPIJN.

1. De pijn is hevig, maar wordt door druk-

lang eer verzacht dan verergerd; zij heeft dikwijls geregelde tusschenpoozen.

2. De tong is witachtig

3. Het blauwe lakraoespapier wordt door het 3.

speeksel niet veranderd. j

4. Geen dorst; de eetlust ia dikwijls sterker -4.

dan hij behoorde.

Da pijn wordt niet zelden verzacht als de lijder iets gebruikt en vernieuwt zich 2 ö. 3 uren na het eten Diarrhee is zeldzaam, gewoonlijk bard- C.

nekkige verstopping.

De urine is meestal bleek, en wordt dik- 7. wyls, maar telkens in kleine hoeveelheden, geloosd.

De ziekte duurt dikwijls verscheidene jaren, zonder den overigen gezondheidstoestand te verstoren. Somtijds gaan er kortademigheid, hoest, klopping en pijn in de leden mede gepaard

ONTSTEKINGACHTIGE MAAGPIJN.

De pyms zelden zeer hevig, wordt dikwijls eerst bij uitwendige drukking gevoeld en wordt ook daardoor telkens heviger. De pijn is nooit geheel verdwenen.

De tong is dikwijls wit beslagen met roode punt en roode wangen.

Het blauwe lakmoespapier wordt door het speeksel rood gekleurd.

De dorst is bijna altijd hevig. De zieke verlangt koud drinken. In het geheel geen eetlust, ja dikwijls zelfs walging van spijs.

De pijn wordt telkenmale terstond na het eten heviger

Als de ziekte eenigen tijd geduurd heeft, dan vertoont zich diarrhee.

De urine is sterk gekleurd en wordt niet ongewoon menigvuldig geloosd.

De ziekte heeft een korter verloop, ofschoon zij dikwijls ook lang duren kan. Houdt zij te lang aan, dan ontstaat er vermagering, groote zwakheid, eene vuile gelaatskleur en hectische koorts.


Zoo de ontstekingachtige maagpijn gelijk dit dikwijls het geval is, alleenlijk op eene voorbijgaande volbloedigheid der maagstreek berust, dan zijn bloedzuigers op die plaats, maar toch nog beter ook aan den aars en bij onderdrukte of te karige maandstonden aan de enkels gezet, alsmede om het uur 10 droppels water van bittere amandelen en de mankopmelk (zie n0. 183) genomen, in het begin de hoofdmiddelen. Na de bloedzuigers bedekke men den hartkuil met de pap n0. 106 Duurt de kwaal lang, dan wrijve men na de bloedzuigers de zalf n0. 74, maar zonder kamfer in, en geve

-ocr page 272-

252

het middel nquot;. 81, hetwelk hiervan een uitstekend nut is (zie verder § 89, waar van de sluipende maagontsteking gesproken wordt).

Buitengewoon dikwijls ontstaat de maagkramp uit eene ontstekingachtige prikkeling van het ruggemerg; hoe deze toestand herkend en behandeld moet worden zie men in § 87. Men ver-zuime toch nooit de ruggegraat hij deze kwaal, op de aldaar aangeduide wijze te onderzoeken, want daardoor zal men dikwijls in staat gesteld worden, om den zieke de spoedigste hulp te versohaffen, zelfs dan nog, wanneer ook jaren lang alle andere middelen vergeefs beproefd waren.

Het. kan hier niet verlangd worden, dat wy al de middelen opgeven, waardoor al de verschillende soorten van maagkramp grondig genezen kunnen worden; alleen wat men doen moet om den aanval te doen verdwijnen is hier nuttig te weten.

Bij de galachtige maagkramp, die in het begin van den herfst dikwijls verscheidene menschen aantast, en anders gewoonlijk na hevigen toorn en ergernis ontstaat, helpt het best en meestal zeer spoedig: potasch, zooveel als op de punt van een mes kan liggen, met weinig water en terstond daarop een eetlepel citroensap of azijn, of het bruischpoeder n0. 21 Dikwijls is reeds een eetlepel oranje- of citroensap of scherpe azijn voldoende

Maagkramp door verkoudheid. Een zeer menigvuldige oorzaak, b. v. door dunne kleeding, vochtige woning, door het wasschen van linnengoed (vandaar eene gewone ziekte der wasehvrouwen). Noodig is hier eene zorgvuldige verwarming des geheelen lichaams, inzonderheid der vosten en der maagstreek, door wrijven met verwarmd flanel, het opleggen van een heet ijzeren deksel, eenen baksteen, of warme krampstillende middelen, vooral n0 126 en nquot;. 106; of een warm voetbad tot aan de knieën. Dikwijls wordt hier spoedige hulp aangebracht door een eerst in het water gedompeld en dan uitgewrongen doek dubbel of drie dubbel gevouwen op de maagstreek te leggen en daarop hier en daar vluchtigen salam-moniakgeest zoolang bij droppels te laten vallen, totdat op de uitwendige huid een zacht branden ontstaat. Ook het inwrijven van n'. 127 en 128. nog met 2 drachmen opium aangevuld. Inwendig geve men:

Xeem: azij nsalammoniaklikeur 6 drachmen, water van kamil-lonbloesem 3 ons, kamillenstroop 6 drachmen. Elk half uur een eetlepel totdat de pijn opgehouden heeft.

Ook de kamfer bewijst hier zeer goede diensten (zie n0. 118). Maagkramp door wormen. Men herkent dezen toestand aan de kenteekenen der wormen. Deze moeten eerst en vooral verwijderd worden (zie Wormziektel.

Maagkramp door winden. Door deze worden gewoonlijk de hysterischen gekweld. Zij bestaat in een zeer pijnlijk gevoel van

-ocr page 273-

253

uitzetting, spanning en volheid der maag, waarby een bestendig oprispen van lucht aanwezig is

In den aanval bewijst hier de duivelsdrek zoowel door den mond (Neem: duivelsdrek 1 drachme, pepermuntstroop 1 ons, pepermuntwater 3 ons. Elk half uur een eetlepel tot de pijn verdwijnt), alsook in een lavement (zie n . 165) de beste diensten.

Bij hysterische vrouwen zijn de poeders n'. 199 dikwijls van groot nut. Zeer aanbevelenswaardig is hier de etherische bever-geiltinctuur in kamilltmthee, 30—40 droppels elk halfuur; zoc ook pepermuntolie 1—2 droppels op suiker.

Maagkramp door maagzuren en scherpe maagsappen. Zij vertoont zich gewoonlijk wanneer de maag ledig is; de behandeling ia dezelfde als bij verzuring der maag (zie § 106).

Be zuivei- zenmcachtige maagkramp. Hier is het volgende middel aan te raden:

Neem: bilzenkruidextract 6 grein, hoptinctuur ons. Elk uur 30—40 droppels.

Maar het beroemdste middel is hier de salpeterzure bismuth-kalk (zie n . 199). Het is door aanhoudende waarnemingen gebleken zoo goed te zijn, dat men thans ouder de artsen algemeen overtuigd is, dat elke zuiver zenuwachtige maagkramp daardoor stellig genezen kan worden. Bij de zoo menigvuldig voorkomende maagkramp der vrouwen wordt het somtyds toch nog door het halfkoolzuur ijzer (zie n0. 201) overtroffen. Tot verzachting der pijn en der kramp zijn de maagbalsems en in wry-vingen nQ. 196, 197 en 198 buitengemeen nuttig

Gedurende het gebruik der bismuthkalk, zoowel als van het ijzer moet de leefregel de volgende zijn: thee, gestoofd, sterk geroosterd vleesch, zoutevisch, gepekelde dingen; wijngeesthoudende of uit mout bereide dranken moet men nalaten. Licht dierlijk voedsel, hoendersoep, rundvleeschsoep, zacht gekookt of licht gebraden vleesch, mager kalfs- of schapenvleessh worden aanbevolen, maar slechts in kleine hoeveelheden op eens, en 5—6 uren moeten ten minste tusschen den eenen en volgenden maaltijd verloopen. In plaats van de thee kan men eene slappe koffie of thee van cacao drinken.

In gevallen, waarin de lijders dikwijls reeds jaren lang door deze ziekte gekweld zijn, is verscheidene malen de aanwending van het rijpe zaad der egelantierbezie heilzaam bevonden en verschafte dit radikale hulp. De eenvoudige wijze waarop het gebruikt wordt, is deze: zoo de maagkramp uit geene bijzondere ontaarding der maag of uit duidelijke gastrische oorzaken voortspruit, dan neme de lijder dagelijks, des morgens nuchteren, een theelepel van het in zijn natuurlijken toestand blijvende zaad van de egelantierbezie met een eetlepel ouden maderawijn, en

-ocr page 274-

254

zette dit bij eenigermate streng dieet 8—14 dagen voort. Dikwijls verdwijnt de maagkramp reeds geheel na de tweede of derde dosis.

§ 125. Koliek Onder dezen naam verstaat men pijnen in de darmen van min of meer hevigen aard. Zij zij n samentrekkend, scheurend, brandend, in hoogeren graad met benauwdheid, kond zweet verbonden, met of zonder stoelgang. In het eerste geval is de toestand nooit zoo gevaarlijk, als wanneer er hardnekkige verstopping aanwezig is. Het verloop der kwaal kan in enkele afgebroken aanvallen bestaan, of aanhoudend en onafgebroken zijn. In dit geval ontstaat de koliek waarschijn-lijk door een plaatselijke oorzaak, door ingeslokte scherpe puntige dingen, een beklemde breuk, en is daarom van gewicht en gevaarlijk.

Elke slechts eenigermate hevige en vooral hardnekkige koliek is van belang en kan in zekere omstandigheden zelfs hoogst gevaarlijk worden. Men zal daarom het best doen in die gevallen zoo spoedig mogelijk geneeskundige hulp in te roepen.

Doorgaans houdt men in het begin elke koliek voor beslo ten winden en gelooft in bittere maagdroppels, bitter gekruiden brandewijn, enz. afdoende hulp daartegen te vinden. Maar dit is een hoogst gevaarlijke dwaling, die in staat is den noodlot-tigsten afloop te bewerken; want het gebeurt niet zelden, dat, ofschoon dan ook niet reeds een werkelijk beginnende onderbuiks-ontsteking, toch aandrang, stilstand en bloedophooping in den onderbuik de oorzaak dezer pijnen zijn, waarbij men dan natuurlijk door zulke verhittende dingen slechts olie in het vuur giet, en zoo een levensgevaarlijke onderbuiksontsteking daar doet uitbreken, waar dit bij eene zachtere handelwijze anders niet geschied zou zijn. Ook hier, gelijk in elke andere ziekte, waarop wij reeds dikwijls in den loop van dit werk onze lezers opmerkzaam gemaakt hebben, is er geen middel, hetwelk voor alle gevallen past, maar de oorzaak der hevige» buikpijnen moet nauwkeurig onderzocht en daarnaar gehandeld worden, wanneer men de kwaal genezen wil.

Hoe zachter en hoe minder prikkelend men in het begin van elke koliek te werk gaat, des te spoediger zal men groot nut en nooit eenig nadeel bewerken kunnen. Slijmige en oliach-tige middelen, tot bestrijding der altyd aanwezige pijn, en zachte lediging der darmen van de hier steeds aanwezige vuile stoffen brengen altijd groote verlichting aan, ja dikwyls zelfs volkomen genezing. De spoedige verzachting der pijnen bewerkt men door gerstewater, lijnzaadthee (zie n0. 203), 1 lepel amandel-mankop-, lijnolie. Met dit middel moeten ook die, welke het

-ocr page 275-

255

darmkanaal zuiveren, gepaard gaan en vooral verdient hier de ricinusolie 1—2 eetlepels vol aangewend te worden. Heerlijke diensten bewijzen ook 1 ons manna met 2 ons amandelolie in een kop soep genomen, alsmede de kunstige melk n0. 204 u. Zeer nuttig zijn ook dergelijke lavementen (zie n0. 204 b) en uitwendige middelen, zooals inwrijvingen van vluchtige zalf, gekookte kamillen- of bilzenkruidolie, warme pappen (vooral n0. 106, maar zonder scheerling).

Een in elke koliek, slechts niet bij al te prikkelbare vrouwen met zwakke zenuwen, ongemeen krachtige geneeswijze is het uitwendig gebruik van het koude water. Men bedient zich daarvan als zitbaden, koude, nauwsluitende omslagen om het Igf, koude lavementen en vooral als menigvuldigen drank. Daardoor en vooral door de zitbaden verwijdert men niet alleen den aanleg tot ontsteking, maar ook de hevigste krampen in de darmen worden spoedig verdreven. De lijder moet alsdan slechts dikwijls uren lang in het zitbad vertoeven, het gedurende dien tijd warm geworden water altijd weder door geheel koud water laten vervangen en over het algemeen het bad niet eer verlaten, dan nadat de pyn geheel verdwenen is. Slechts bij al te prikkelbare personen moet in het begin het water voor de baden, vooral ook voor de lavementen, niet geheel koud genomen worden, doch zeer spoedig kan en moet men ook bij dezen het water zoo koud m ogelij k aanwenden. Alle overige middelen, de slijmige dranken uitgezonderd, die echter alsdan eer koel dan warm toegediend moeten worden, worden door deze behandeling met kond water overtollig gemaakt. Dit is dan ook de reden, waarom dit al te eenvoudig middel zoo dikwijls van andere zijden vijandig aangevallen wordt. Ik kan met een goed geweten de verzekering geven, dat niemand, die hierin mgnen raad gevolgd heeft, er ooit berouw over zal behoeven te hebben.

Zeer dikwijls zijn vuile stoffen der maag en van het darmkanaal de oorzaak der koliekpijnen, waaronder vooral de galachtige buikpijn zich door hare hevigheid onderscheidt.

Deze galachtige koliek worden voorafgegaan door al de ver-schijnselen van galachtige vuile stoffen in de maag en het darmkanaal, die in § 104 opgegeven zyn; men kan ze dan ook daaraan herkennen en van de andere soorten van koliek onderscheiden. Hierbij komt niet zelden een koortsachtige toestand, ja zelfs somtijds een blijkbare galkoorts. De voornaamste zetel der buitengemeen hevige pijnen is de navelstreek. De verstopping is hierbij dikwijls zoo hardnekkig en het braken zoo aanhoudend, dat de ziekte in darmontsteking dreigt over te gaan.

Zij ontstaat uit galachtige vuile stoffen, en wordt even als deze door dezelfde oorzaken voortgebracht. Daarom ontstaat

-ocr page 276-

256

zij gewoonlijk na voorafgaand heet weder in den herfst, of na ergernis en toorn Zeer dikwijls geneest de natuur deze kwaal door het hevig uitbraken van gal en een galachtige diarrhee; daarom tracht men haar hierin na te volgen. Vóórdat dit evenwel mag geschieden, moet men de scherpte der gal trachten te matigen. Hiertoe is bijzonder citroensap met een der bovengenoemde oliën, of oranjesap alleen, lepelsgewyze ingenomen, aan te raden. Dikwijls is de ziekte daarbij van ontstekingach-tigen aard, even als bij de ontstekingachtige galkoorts, en dan moeten bloedaftappingen de braak- en purgeermiddelen voorafgaan; daarbij moet men echter altijd zeer voorzichtig zyn, omdat men flauwten, verlammingen en waterzucht daarop heeft zien volgen. Zoo de natuur neiging toont om de gal naar boven te ontlasten (zie § 104), dan geve men 15—20 grein braakwortel met iO—30 grein wijnsteenroom. Na het braken late men zacht purgeeren, indien niet reeds van zelf vloeibare stoelgangen gevolgd zyn. Het beste buikzuiverende middel is hier 1 of 2 eetlepels ricinusolie in havergortwater of met wijnsteenroom en magnesia in gelijke deelen gemengd, en daarvan 2 eetlepels vol in water genomen.

Indien de lijder reeds zeer hevig braakt, dan wordt dit op de boven aangeduide wijze (zie § 121) gestild, even als de dikwijls aanwezige diarrhee door het voorschrift, dat bij de beschrijving van de diarrhee opgegeven is, behandeld moet worden. Zeer verkeerd is het hier den raad der ouden te veronachtzamen, en het menigvuldige drinken van koud water na te laten Greschiedt dit in behoorlijke maat, namelyk in zoo groote hoeveelheid als mogelijk is, dan houden pijn, diarrhee en braken zeer spoedig op.

Ook de overige vuile stoffen in de maag en het darmkanaal (zie § 102) verwekken dikwijls koliek; zoo kan zij uit eene bedorven maag, zuur, verslijming, oude vuile stoffen, wormen, enz. ontstaan. Men verwijdere hier de aanleidende oorzaken naaide reeds gegeven voorschriften (zie § 102 en volg,), en de kwaal zal dan spoedig genezen worden.

Bij elke hevige koliek bestaat er ontsteking, en alleen daardoor kan zy doodelyk worden. Men behoeft daarom niet te wachten, totdat zij zich volkomen ontwikkeld heeft, maar doet terstond eene adsrlating, zoodra de pijnen zeer hevig, aanhoudend en brandend worden, zich op een bepaalde plaats vastzetten, en de onderbuik bij de uitwendige aanraking een pijnlijk gevoel doet ontwaren. Ja bij jonge en volbloedige lieden behoeft de pijn slechts eenigermate hevig en aanhoudend te worden, om zulk een aderlating als voorzorg noodzakelijk te maken.

Zeer dikwyls is een beklemde breuk de oorzaak van hevige kolieken, en deze oorzaak wordt menigmaal tot het grootste nadeel

-ocr page 277-

257

voor den lijder over het hoofd gezien. Dikwijls weten de zieken zelfs niet eens dat zij een brenk hebben, of zij verbergen die uit schaamte, waarvan de dood het gevolg kan zijn. Men ver-znime daarom nooit dadelijk een onderzoek op zulke plaatsen (de lies) te laten doen. Men moet hier altijd bedenken, dat er zulke kleine breuken zijn, dat men ze slechts uiterst moeilijk kan ontdekken, ja, dat eenige wel eens in het geheel niet uitwendig bemerkt kunnen worden. Men kan echter steeds eene beklemde breuk vermoeden, wanneer de koliek plotseling en bij eene gelegenheid, die voor het ontstaan en beklemmen van breuken gunstig was, is ontstaan, daarom na een hevigen val of sprong, na het optillen van zware lasten, en wanneer de eerste pijnen zich op eene kleine bepaalde plaats vertoonden. Het gevaar van ontsteking en dus ook van een zekeren dood is dan altijd dreigend en eene spoedige geneeskundige behandeling volstrekt noodzakelijk.

Na elke koliek geve men zachte purgeermiddelen, het liefst rhabarber (15—20 grein in poeder met even zooveel suiker), en daarna versterke men het darmkanaal door het middel n0. 20b. Hierdoor en door de bedekking van den onderbuik en den rug met flaneel op de bloote huid, zoowel als door een goeden leefregel verhindert men het best de hier dikwijls voorkomende wederinstorting.

§ 126. Beroerte. Plotseling verdwijnen van hetbewust-zgn, van het gezicht, het gehoor, zoowel als van de overige zinnen en der kracht om zich te bewegen, terwijl de pols, de hartklopping en ademhaling voortduren, noemen wij eene beroerte ; doch dit is slechts de hoogste graad, en de beroerte kan zich ook in een zachter gedaante vertoonen.

Zij onderscheidt zich van de vallende ziekte door het ontbreken der krampen, die de laatste kenmerken van de bezwijming door de afwezigheid of de groote zwakte van den polsslag en der ademhaling, waarmede de laatste ■Vergezeld gaat, en van den hoogsten graad der dronkenschap door de voorafgegane oorzaken, ook wel door den reuk van gedistilleerde dranken of van wijn, en de beweging, die gewoonlijk by dronkenschap nooit geheel opgehouden heeft.

Hg, die door een beroerte getroffen is, ligt als in den diep-sten slaap, met snorkenden adem, zonder bewustzijn, zonder te hooren, te zien, enz., zonder de minste kracht om zich te bewegen, met schuim op den mond, neerhangende oogleden en onderkaak, onmogelijkheid om te slikken; onwillekeurigen afgang van drek en urine. — Somwijleii is de beroerte onvolledig, de lijder behoudt het bewustzijn, en slechts enkele deelen worden door verlamming getroffen. Somtijds wordt ook slechts het gevoel of de beweging alleen verlamd. — De lichtste aanvallen

17

-ocr page 278-

258

der beroerte (die daarom dikwijls in het geheel niet opgemerkt worden) zijn die, waarbij slechts enkele spieren verlamd worden, b. v. in het aangezicht, het eene oog kleiner dan het andere, de mond eenigszins scheef getrokken. — Gewoonlijk blijven na den aanval óf plaatselijke verlammingen aan de uiterste ledematen, óf verlies van het geheugen, der spraak, enz. achter. De oorzaken der beroerte zgn zeer verschillend, en naar deze kan men haar in twee wezenlijk van elkander onderscheiden klassen verdeden, namelijk: in beroerte van het Hoed en van de zenuwen. Green leeftijd is daarvoor beveiligd, maar de grijsheid is er meer aan blootgesteld dan andere tijdperken.

1. De bloedberoerte ontstaat door stilstand van het bloed in de hersenen, en wordt verwekt door volbloedigheid, drukking op de halsvaten, verbeendering van sommige bloedvaten, die zich dikwijls op hoogen ouderdom openbaart, door nan we dassen, kleeding, gezwellen aan den hals (krop), gebreken van het hart vooral ook door de drukking, die eene met spijzen overladen maag op de bloedvaten van den onderbuik uitoefent (van daar de dikwijls voorkomende beroerten na overvloedige maaltijden); door ophangen, diep liggen van het hoofd, hals en borstontsteking, te sterken aandrang van het bloed door hevige bewegingen; door hartstochten, zonnesteek, zelfs door hevige koude (waarbij het bloed van buiten naar binnen gedreven wordt); door geestrijke dranken, dronkenschap, ophooping van ziektestoffen (naar binnen slaan der jicht, van het roodvonk, der pokken, der roos, der mazelen, enz.); door kwetsuren aan het hoofd en hersenontsteking

De bloedberoerte doet zich daardoor kennen, dat zij volbloedige, volsappige, zwaarlijvige en vooral zulke personen aantast, die der voor beroerte vatbaren lichaamsbouw bezitten, welken wij beneden nog nader beschrijven zullen.

De verschijnselen die de beroerte voorafgaan (waarop men zoo nauwkeurig mogelijk moet letten, opdat men zich voor zulk een groote ramp bij tijds kunne beveiligen), verwijzen op bloedaan-drang naar de hersenen. Dikwijls ziet men eenige droppels bloed uit de neus te voorschijn komen; men bemerkt suizen in de ooren, loomheid, zwaarte der ledematen, koude in de uiterste deelen en hitte in het hoofd, ■ rinkelen en suizen in de ooren, drukkende hoofdpijn, verduistering of vlammen en vonken in de oogen, sterk kloppen der halsaderen, beklemdheid, hartklopping,enz. Bi) deze verschijnselen gelooft de lijder dikwijls eene verkoudheid te hebben, zonder dat die evenwel los wil worden. Zoo hg zich snel beweegt heeft hij een zonderling gevoel, alsof hg naar ééne zijde wilde draaien, daarbij wankelt en duizelt hg. — De aanval komt gewoonlijk na den maaltijd of bij het beklimmen van eene hoogte, of des nachts na een benauwden droom. De lijder is

-ocr page 279-

259

duizelig, git, slaat met het hoofd heen en weder, ligt de voeten op, alsof hg door diep water waadde. Daarbij is het aangezicht opgezet en rood, de bloedvaten aan het hoofd zgn opgezwollen, de pols slaat sterk en hevig. De lijder valt neder, schuimbekt, de adem is snorkend, de oogen puilen uit, staan wijd open, de pupil is zeer verwijd, stijf, de eene zijde van het gelaat is krampachtig opgetrokken, de andere niet. De lijder beweegt een arm, eenen voet, den andere niet. Zoo ligt hg gedurende verscheidene uren als in slaap zonder bewustzijn, waarbij de warmte, vooral aan het hoofd, eerder vermeerderd, dan verminderd is. — Komt hg weder tot zich zeiven, dan wil hg spreken, maar stamelt, weent, wil de verlamde leden bewegen, doch kan dit slechts onvolledig, en zijn gelaat heeft eene onbeschrijfelijk treurige uitdrukking, die nog daardoor vermeerderd wordt, dat zg zich slechts tot het halve gezicht bepaalt, terwijl de andere helft niets laat zien. De verlamming in de eene zgde neemt in de eerste dagen toe, en wordt eindelgk algemeen.

2. De zenuwberoerte. Deze gaat niet uit van het bloed, maar bestaat in eene uitputting en verlamming van de werkzaamheid der hersenen, veroorzaakt door hevige overprikkeling of door eene geheele machteloosheid der levenskracht. Zij overvalt zenuwachtige niet volbloedige personen en in den hoogen ouderdom, na hevige hartstochten, hevige krampen, sterk bloedverlies buitensporige bevreding der geslachtsdrift, zenuwkoortsen, enz.

Bij de zenuwberoerte ontbreken doorgaans de haar te voren aankondigende verschijnselen, of deze vertoonen zich toch veel minder duidelgk, dan bij de bloedberoerte. Die, welke misschien aanwezig kunnen zijn, bestaan in trekkingen en pgnen in den nek of in de ledematen, trekken en trillen der lippen en leden, krampachtig braken, gevoel van groote zwakheid en loomheid toton-machten toe, tandenknarsen, enz. — Bg het begin van den aanval zeiven heeft de toestand, uit hoofde van de daarbg plaatsgrijpende krampen, veel gelijkheid met de vallende ziekte. Het gezicht is kond, bleek en ingevallen, de neus spits. Gedurende de stuiptrekkingen is de pupil vernauwd en zg blijft dit ook nog dan, wanneer de leden stijf en verlamd worden. Zoo de dood niet volgt, dan gaat deze toestand in slaapzucht over, evenals bij de bloedberoerte Ontwaakt de zieke uit zgne verdooving, dan vermindert de in den beginne volledige verlamming van lieverlede eenigennate. De Igder weent niet, maar ijlt, weet niet recht wat met hem gebeurt, heeft nu en dan stuiptrekkingen en gedraagt zich vreemd en kinderachtig. De vernauwde pupil, de in het begin volledige, doch langzamerhand afnemende verlamming en het veel grootere verdwijnen van het verstand onderscheiden de zenuwberoerte van de bloedberoerte.

17*

-ocr page 280-

260

Dit onderscheid is echter ten opzichte der behandeling van den aanval zeiven, zoowel als van de daarop volgende verlamming van het grootste gewicht; want wordt bij debloedberoerte de aderlating verzuimd, dan sterft de lijder zeker, of er blijft eene ongeneeslijke verlamming over; doet men integendeel de aderlating bij de zenuwberoerte, dan zal daaruit hetzelfde ongunstig gevolg voortvloeien. Maar noch het uitzicht van zwakheid en gebrek aan bloed, noch de magerheid en de bleeke kleur mogen tot het aanwezig zijn van een zenuwberoerte doen besluiten. Zulke menschen zijn dikwijls inwendig het bloedrijkst en men moet hun bij den aanval eener beroerte dan zelfs in den hoogen ouderdom eene krachtige aderlating doen, wanneer hun pols vol, sterk en hard is.

Van het grootste gewicht is echter bij deze ziekte de voorbe-schiktheid, want schadelijke dingen, die op andere menschen geen invloed hebben, veroorzaken bij hen, die daartoe aanleg bezitten, eenen aanval van beroerte. De lichaamsbouw (een gedrongen kort lichaam, een dikke, korte hals, een ongewoon groot, diep tus-schen de schouders zittend hoofd), de hooge ouderdom, het jaargetijde (herfst,quot; vooral in December, de lente), en de snel aj-wisselende barometerstand bepaalt deze voorbeschiktheid en de geneigdheid tot beroerte.

De wijze en de voorzorgen te kennen, waarop en waardoor men zich tegen deze dikwijls zoo snel en onvermijdelijk doodelijke kwaal kan behoeden, moet voor den niet geneeskundige van veel meer aanbelang zgn, dan de geneeskundige behandeling der beroerte zelve; vooral echter ook voor zulke lijders, die den boven aan-geduiden lichaamsbouw bezitten, of die reeds zulk een aanval hebben doorgestaan, om diens terugkomst te voorkomen. Deze verhoeding kan echter minder door eigenlijke geneesmiddelen, dan wel door een doeltreffend diëet en een geregelde levenswijs bewerkt worden.

Het is vooral een matig en regelmatig leven, dat in staat is de aanvallen der beroerte te voorkomen, en dat des te nood-zakelijker wordt, naarmate de jaren des bedreigden toenemen. Zoo iemand ete slechts weinig en nooit te veel op eens, liever meermalen; ook gene te sterk prikkelende, opblazende, gekruide spgzen. Hij houde zich over het algemeen meer aan planten-voedsel, dan aan dierlijke voeding. Hij vermijde vooral om in den avond te veel te eten, en in het algemeen elke overlading der maag; werkelijk kost hem een enkele uitspatting van dien aard niet zelden het leven. Het gebruik van sterke dranken, van vurige wijnen, van brandewijn en jenever, van voedzame ver-doovende bieren moet aan volbloedigen, die aanleg tot beroerte hebben, volstrekt verboden worden. Bij een zwakke spijsverte-

-ocr page 281-

261

ring en algemeene lichaamszwakte zijn zij evenwel dikwijls hoogst noodig, en wel zooveel te meer, wanneer de persoon daaraan vroeger gewoon was. Het drinken van veel koud water, zonder daarmede evenwel de maag te overladen, verkoelt het bloed, versterkt de spijsvertering en bespoedigt de ontruiming van het genotene uit de maag. Het is slechts vooroordeel, wanneer men gelooft, dat men gedurende en kort na den maaltijd geen koud water drinken mag. Drinkt men trouwen? slechts enkele teugen, vooral wanneer men ooft of vette dingen gegeten heeft, dan bekomt dit niet goed, want dan worden winderigheid en al de daaruit ontstane kwalen veroorzaakt. — Drinkt men echter veel, dan zal zelfs by eene zwakke maag de uitslag gunstig zijn.

Elke hevige gemoedsaandoening, elke sterke en aanhoudende inspanning van den geest, moet zorgvuldig vermeden worden. Hoe meer hij die neiging tot eene beroerte bezit, eene gelijkmatige opgeruimde gemoedsstemming tracht te behouden, des te beter is het. Zoo iemand moet des te zorgvuldiger over zich waken, daar de aanleg tot beroerte dikwijls met groote geneigdheid tot opbruising der hartstochten en met een choleriek temperament gepaard gaat.

Sterke indrukken op de zinnen, schel licht, hevig geraas, vooral echter sterke geuren, sterke tabak kunnen lichtelijk nadeelig worden. Inzonderheid moet men den bijslaap vermyden, en dit zooveel te meer, naarmate de lyder ouder is en hoe meer dit hem uitput. Maar toch nog nadeeliger is eene herhaalde opwekking der geslachtsdrift, zonder die te bevredigen. Waar het niet gelukt, eene groote neiging tot bevrediging dezer drift door beteugeling der phantasie en door vermyding van elke opwekking daartoe te onderdrukken, is een matige regelmatige bijslaap in het huwelijk eer voor- dan nadeelig. Over het algemeen mogen hebbelyke zaadontlastingen nooit plotseling onderdrukt worden. Een plotselinge aanval van beroerte kan daarvan zelfs het gevolg zijn.

Eene matige lichaamsbeweging is altijd aan te raden; men moet die alleen nooit zoover drij ven tot er afmatting of sterke verhitting ontstaat, en zij mag ook niet met een te sterke inspanning gepaard gaan. Hard paardryden, springen, dansen, het beklimmen van bergen zyn reeds dikwijls alleen genoeg, om den aanval te veroorzaken. Ook moesten zulke lijders zich nooit zonder noodzaak bukken, of spoedig het hoofd omdraaien. De zieken moeten zich zelfs, vooral indien zij eenigen aanleg tot zwaarlijvigheid hebben, met eenig geweld aan hunne neiging tot lichamelijke rust onttrekken, en inzonderheid nooit aan hunnen lust tot slapen, die zich na het eten vertoont, toegeven, maar de eene of andere aangename bezigheid, die met lichamelijke beweging

-ocr page 282-

262

verbonden is, ter hand nemen. Vooral is dit ook noodig voor personen, die veel met het hoofd werken. Zoo dezen de eerste voorboden van een beroerte gevoelen, gelijk dit na sterke en aanhoudende inspanning van den geest dikwijls het geval is, moet men toch niet aanraden om die plotseling te staken; zij moeten zich slechts met lichtere, meer aangename, meer afwisselende voorwerpen bezig houden. Yeel en lang slapen deugt des te minder, hoe grooter de neiging daartoe is. Daarbij slape de zieke op een eenigszins koel bed, nooit op vederen, in zuivere lucht en het hoofd eenigszins hooger op een hard hoofdkussen. Zeer nadeelig wordt ook de snelle overgang van een werkzaam leven tot eene vadzige rust; daarom worden oude krijgslieden, die van hun pensioen leven, zoo dikwijls door een beroerte getroffen.

Eene spoedige afwisseling van warmte en koude, vooral het ont-blooten van het hoofd, wanneer het zweet, en tocht moeten zorgvuldig vermeden worden. Ook hooge graden van hitte en koude werken lichtelijk nadeelig. Het is daarom bij zeer heet weder dringend noodzakelijk, in de woning eene zoo koel mogelijke temperatuur te onderhouden, zich voor sterke en verhittende inspanningen te wachten en slechts lichte zuurachtige spijzen en dranken te nuttigen. Gedurende koude mist, vochtig en laf weder daarentegen moet het lichaam, vooral de onderbuik en de voeten, door eene behoorlijke temperatuur der kamer en eene eenigszins warme kleeding, gelijkmatig droog en warm gehouden worden, maar de kleeding mag nergens nauw sluiten en op enkele deelen drukking uitoefenen. Wanneer er aanleg tot beroerte bestaat is dikwijls een nauwe of vasteluitende das genoegzaam, om den aanval te veroorzaken.

Alles wat de jicht, de aanbeien en dergelijke ongesteldheden of ook slechts den aanleg daartoe onderdrukken kan, moet men vermijden. Vooral mogen zulke lijders, en over het algemeen allen, die neiging tot beroerte hebben, nooit eene langdurige ingewands vers topping dulden. Openbaart zich de eene of andere plaatselijke kwaal, al is zij schijnbaar ook nog zoo gering b. v. een roosachtig uitslag aan de voeten, dan beproeve men niet het minste om het te verdrijven, men koestere het zelfs zorgvuldig door warmte en op andere wijze.

Een doeltreffend diëet en levenswijs zal zekerder het doel doen bereiken, dan de bloedaftappingen, die men beproeft om de beroerte te weren. Zij moeten altyd herhaald worden en doen eindelijk zulk eene zwakheid en prikkelbaarheid ontstaan, dat de aanleg tot de beroerte daardoor eerder vermeerderd dan verminderd wordt. Inzonderheid gelooven vele personen, die aan de genoegens der tafel en eene vadzige rust gewoon zijn, de uit

-ocr page 283-

263

deze levenswijs voortvloeiende nadeelen te kunnen vermeden door van tijd tot tijd zich herhaaldelijk bloed te laten aftappen, maar zij verkeeren in eene groote dwaling. Is trouwens de lijder reeds sedert geruimen tijd aan het aderlaten gewoon, vertoonen zich als voorteetenen een beroerte, uit welke oorzaak dit ook zgn moge, de bekende verschijnselen van aandrang van het bloed naar het hoofd, krijgt de lijder het gevoel van eene vaste verkoudheid in het hoofd en vertoonen zich roode en blauwe vlammen voor zijne oogen, heeft hij suizing in de ooren en wordt hg buitengewoon slaperig en vergeetachtig, en zijn inzonderheid andere bloedontlastingen uit den neus, of uit de aanbeien onderdrukt, dan voorzeker worden de bloedaftappingen onontbeerlijk. Wanneer door slapeloosheid, koude of zwelling der voeten het vroegere misbruik van het menigvuldige aderlaten duidelijk blijkt, mag men slechts tot bloedzuigers en koppen, in den nek aangebracht, zgne toevlucht nemen.

Bij de neiging tot beroerte gevoelt men dikwijls plotseling eene aanmerkelijke hitte in het hoofd met flikkeren voor de oogen. De lijder blijve dan eenige minuten bewegingloos in eene regtuit liggende houding, het hoofd een weinig verheven, spreke volstrekt niet en vermijde eenige uren daarna elke inspanning van het lichaam en van den geest. Yooral de laatste moet in het algemeen in de liggende houding, die buitendien den aandrang van het bloed naar het hoofd bevordert, vermeden worden. Daarom is ook het lezen in het bed zeer verkeerd.

De warme baden, alsmede het gebruik der gezondheidsbronnen, vereischen bij aanleg tot beroerte steeds de grootste behoedzaamheid. Daarentegen is een voorzichtig en gepast gebruik van het koude water een buitengemeen krachtig voorbehoedmiddel, dat evenwel onder deze omstandigheden altijd slechts door iemand, die in de watergeneeskunde ervaren is, toegepast mag worden. In al de gevallen echter, waarin zich de reeds zoo dikwerf aangeduide voorteekenen vertoonen, en bewyzen van volbloedigheid, die ook in den hoogen ouderdom bij magerheid, bleekheid en bij schijnbaar gebrek aan bloed aanwezig kan zijn, daarmede gepaard gaan, is er geen zoo uitgemaakt heilzaam middel ter verhoeding der beroerte en tot het behoud van het leven, dan; herhaalde verkoelende afleidingen, fontanellen en van tgd tot tijd eene aderlating, nu eens op den arm, dan weder aan den voet. De meest geschikte tgd daartoe is die tydens de eerste sneeuw in November, en in Mei en Juni ten tijde dat de rozen bloeien. Het in n0. 205 voorgeschreven poeder kan niet genoeg aangeraden worden; er is geen beter middel om meer bejaarde personen, vooral die, welke jichtig zyn, voor aanvallen van beroerte te beveiligen. Spelen de aanbeien hierbij eene rol, dan voege men bij deze poe-

-ocr page 284-

264

ders nog 10—12 grein zwavelmelk. Men geve dit alle maanden eenige dagen lang.

Is iemand door een beroerte aangetast, om het even of het eene bloed- of zenuwberoerte zij, dan legge men in de eerste plaats het hoofd hoog; het best is den lijder te doen zitten, maar toch zoo, dat het hoofd niet op de borst drukt; of men legge hem op een koel, niet te zacht bed. Alle benauwende, drukkende kleeding, de das, kousebanden, enz. moeten losgemaakt of weggelaten worden. De lucht in de kamer zij zoo koel en zuiver mogelijk, en vooral moet men alle sterke geuren oogen-blikkelijk verwijderen. Men verkoele het hoofd zooveel mogelijk door natte, ijskoude doeken, of liever door het opleggen van runderblazen, die met fijngemaakt ijs gevuld zijn. Lavementen van valeriaan- of kamillenthee, of ook van zuiver water met 2, 3—4 lepels azijn of een eetlepel keukenzout, of wat zeer heilzaam is, met braakwijnsteen, dienen tot afleiding van het hoofd, waarom men ze ook nooit achterwege mag laten, zelfs wanneer de lijder ontlasting gehad heeft. Op de binnenzijde der dijen, der kuiten, der voetzolen legge men eene pap van mosterd-meel en water. Eondom het hoofd, daar waar de haren ophouden, late men bij de bloedberoerte 30 tot 40 bloedzuigers aanzetten, of bij gebrek daarvan zette men 16—20 koppen in den nek, den hals, op de schouders. Zoo de boven opgegeven aanlei-dende oorzaken en teekenen van eene ware bloedberoerte aanwezig zyn, dan aarzele men geen oogenblik om eene aderlating te doen bewerkstelligen. Zoo dit ook voor het oogenblik voldoende mag zijn, spreekt het toch wel van zelf, dat men in weerwil van dit alles niet spoedig genoeg een geneesheer kan inroepen, aan wien ook alleen de behandeling der achterblijvende verlamming overgelaten moet worden.

§ 127. Duizeling. Onder duizeling verstaat men het gevoel van eene schijnbare beweging van zijn eigen lichaam en van de uitwendige voorwerpen. Men onderscheidt de volgende soorten:

1. Duizeling door aandrang van het bloed. Hare oorzaken zijn achtergebleven maandstonden, aanbeien en andere bloedvloeiingen, te lang slapen, verhittende dranken, zooals wyn, kofiie, te sterk gehopte bieren; kolendamp, kalkuitwaseming, bedwelmende geuren en vergiften, hevig niezen en zwangerschap.

Is de ontstekingachtige duizeling slechts voorbijgaande, dan is er niets anders noodig dan de reeds dikwijls aangewezen ont-stekingwerende leefregel; is zij echter van langeren duur, dan moet ook de ontstekingwerende geneeskundige behandeling te hulp geroepen worden. Daartoe behooren: het wasschen van het hoofd met koud water, mosterdvoetbaden, aderlating, en wel liever op

-ocr page 285-

265

den arm dan aan den voet, en liever dikwerf herhaald dan zeer sterk. Dikwijls zien de lijders er in het geheel niet volbloedig uit; bijzonder is dit het geval bij jonge teedergebouwde zwangere vrouwen; maar de versterkende middelen zijn haar nadeelig en eene aderlating herstelt ze spoedig volkomen. — Voorts bloedzuigers aan het hoofd, of bij aanbeienlijders aan den aars, en bij onderdrukte maandstonden aan de enkels; buitendien lauwe voetbaden, de salpeter (zie n0. 24) en zachte buikopenende middelen, vooral bitterwater of het recept van nc. 22 of n''. 18. Bij oude volbloedige, tot jicht geneigde lieden werkt niets zoo voortreffelijk als het poeder n0. 205 in verhand met de handelwijze, die bij de beroerte opgegeven is

1. De rheumatische duizeling ontstaat bij plotselinge verandering der luchtsgesteldheid na voorafgegane trekkingen in de ledematen, last van zinkings, verkoudheid in het hoofd enz Ook hier moet de behandeling ontstekingwerend zyn zooals boven; men legge hier echter eene spaanschevliegpleister in den nek en geve als zweetdrijvend middel het recept van n0. 61, doch in plaats van den braakwijn met 2 drachmen salpeter Is deze duizeling echter van langen duur, dan geve men ook hier het in n0. i05 voorgeschreven middel. Hetzelfde diene men ook toe aan volbloedige jichtlijders, die last van duizeling hebben. Zijn dezen echter niet van een krachtig lichaamsgestel, dan geve men hun de kunstmelk n0. 206. Het dragen van wollen kousen, waslinnen sokken, is hier altijd noodzakelijk, ja zelfs kunstmatige zweren in den nek en fontanellen op den arm kunnen dikwijls niet ontbeerd worden. Kaalhoofdigen moeten dan volstrekt eene pruik dragen.

3. Duizeling door vuiie stoffen of onderbuiksziokten ; vooral van de lever. Zelden of nooit moet hier gedurende den aanval zeiven een braakmiddel toegediend worden, Azijn lavementen (zie n0. 43), zuurachtige dranken, warme pappen op den onderbuik met rust des lichaams zullen deze kwalen het best doen verdwenen. Is er groote winderigheid aanwezig, dan geve men aan sterk gebouwde personen de poeder n0. 160, aan prikkelbare personen met zwakke zenuwen n0. 157.— De duizeling, die uit eene zwakke maag ontstaat, wordt door witte peper (10— 15 korrels) die men nuchteren laat nemen, verdreven. Onder zulke omstandigheden moet men des morgens 1 of 2maal behoorlek, maar des avonds matig eten. Bejaarde lieden, die niet volbloedig zyn, vinden veel baat bij chocolade, wijnsoep met foelie, kruidnagelen en saffraan, ingemaakte noten, muskaatnoten en gember.

Zeer dikwijls onstaat de duizeling door oude vuile stoffen in den onderbuik, die dan door visceraal-lavementen (zie n0. 176) verwijderd moeten worden.

-ocr page 286-

266

4. De zenuwachtige of hysterische en hypochondrische duizeling. Het uiterlijk van den lijder is dikwijls vreeselijk. Zij is het gevolg van nitputtingen, gemoedsaandoeningen en ontstaat menigmaal na eene geringe buikontlasting, die toch anders bij de duizeling zoo nuttig is. Daarbij is de urine waterachtig, en winderige, naar niets smakende oprispingen vergezellen den aanval. Niet zelden komen hier stoornissen in de maandstonden voor. — De uitwendige behandeling, die bij de zenuwachtige hoofdpijn aanbevolen is (zie § 122) moet ook hier toegepast worden. Gedurende den aanval geve men inwendig valeriaanthee met Hoifmannsdroppels, de kajeputolie (4—5 droppels op suiker). De hier aanbevolen mosterdzaadkuur ({—1 drachme mosterdkorrels eenige malen daags in te nemen) heeft somtijds nadeelige gevolgen voor de spijsvertering gehad. De krampdroppels van het recept n0. 167 of nquot;. 187, of bij gelijktijdige opbruising des bleeds het Hallers-zuur (10—15 droppels in een half glas suikerwater). — De, levenswijs is dezelfde als bij de duizeling, die uit de maag voortkomt.

§ 1^8. Mannelijk onvermogen. De kwaal kan van zeer verschillenden aard zgn en in verschillende graden voorkomen. Wij zullen hier alleen spreken van het onvermogen, dat uit gebrekkige zenuw- en spierkracht ontstaat. Zware ziekten, buitensporige inspanningen van het lichaam of den geest, verdriet en treurigheid, voornamelijk echter overprikkeling en uitputtingen door overmatigen bgslaap, maar meer nog door zelfbevMckihg, doen dezen toestand geboren worden. Vooral de laatstgenoemde is thans de meest voorkomende oorzaak der onmacht.

Men verkrijgt de hier noodzakelijke versterking en opwekking door de middelen nquot;. 214—217. Voorts gebruike men ouden krachtigen wijn, specerijen, vooral vanilje; staalbaden (inzonderheid Pyrmont, Kudova, Driburg, Flinsberg); zeebaden, het in dompelen van het lichaam in koud water, of stuif baden des morgens, zoodra men het bed verlaat, koude douche- en gietbaden, vooral op het onderste gedeelte van den rug en op den dam, het wasschen der teeldeelen met koud water of met het middel n0. 221; daarbij eene krachtige voeding: eieren, krachtige soepen, gebraad, oesters, slakken, chocolade, salep, hertshoorngelei; zooals van zelf spreekt, overeenkomstig de kracht der spijsvertering.

Het moeilijkst is het onvermogen door zelfbevlekking en aanhoudende onwillekeurige zaadstortingen te genezen; doch ook hier moet men niet alle hoop opgeven. Door het nalaten van alle tegennatuurlijke prikkdkg (ook der verbeeldingskracht), vroeg opstaan, genot der viije lucht en lichaamsbeweging, en het in-en uitwendig gebruik der genoemde staalwaters aan de bron

-ocr page 287-

267

zelve werd reeds menigeen van deze kwaal bevrijd, zoodat zij later vaders van gezonde kinderen werden.

Men moet niet vergeten, dat de invloed der verbeeldingskracht en der gemoedsstemming hier een aanzienlijke rol speelt. Gebrek aan zelfvertrouwen kan even goed als een te vurig verlangen het mannelijk onvermogen veroorzaken.

§ 129. Doofheid. Oude ziektestoffen en wel voornamelijk zinking en rheumatiek, voorts aandrang van bloed, onderbuikskwalen, zwakke zenuwen zijn de meest voorkomende oorzaken der niet aangeboren doofheid.

Bij elke doofheid zuivere men het oor eerst door zachte inspuitingen van lauw water, want zeer dikwijls ligt de oorzaak in verhard oorsmeer. Is er bloedaandrang aanwezig, dan zette men koppen in den nek (bloedzuigers achter de ooren zgn schadelijk). Is de doofheid van zinkingachtigen-rheumatischen aard, dan wrijve men de spaanschevliegzalf achter de oorlel dagelijks tweemaal in, totdat de plaats ontstoken wordt, welke dan ook nog eenigen tijd in ettering moet gehouden worden. Daarbij geve men eerst een sterk purgeermiddel (zie n0. 85), en daags daarna de poeders n0. 86, met welke men dan zoolang voortgaat, totdat de adem een eigenaardigen kwaden reuk aanneemt en men in den mond een metaalachtigen smaak gewaar wordt. Zoo men deze voorzichtigheid in acht neemt en tegelijkertijd het gebruik van zuurachtige dingen vermijdt, dan kan men dikwijls met groot voordeel en zonder de minste schade van dit middel gebruik maken. Tot ondersteuning der kuur is het niespoeder nc. 192 zeer nuttig.

Wanneer men middelen in het oor zelf brengt, moet men daarbij de grootste voorzichtigheid in acht nemen, want niet alleen kan daardoor het oor lichtelijk nog meer beschadigd worden, maar zij kunnen zelfs inwendige ontstekingen in het oor en in de hersenen zeiven verwekken. Men onderscheide hier de gevallen, waarin de lijder bij vochtig of droog weder beter hooren kan. In het eerste geval is er meer droogheid en spanning aanwezig en zijn er verslappende middelen noodig. In zulke gevallen heeft men reeds dikwijls de beste uitwerking gezien van het inbrengen van eenvoudige amandelolie op katoen, of van een stukje ongezouten, uitgeweekt spek, dat weken achtereen gedragen moet worden, terwijl men het spek wekelijks vernieuwt. In het laatste geval bestaat er meer verslapping en dan bewijst het volgende middel dikwijls de uitmuntendste diensten.

Neem: zoete amandelolie 1 drachme, kamferolie 1 scrupel, ossegal IJ drachme, kajeputolie 2 droppels; op katoen in het oor te steken;

Of daar, waar de verslapping nog grooter is:

-ocr page 288-

268

Neem: zoete amandelolie 2 drachmen, kamfer 5 grein; geest van hertshoorn, opiumtinctuur van elk 5 droppels. Als hoven.

Ook de electriciteit werkt dikwgls zeer weldadig en moef, als geen aandrang van het bloed de oorzaak der doofheid is, niet verzuimd worden.

§ 130. Onmacht, flauwt© heeft overeenkomst met de beroerte, want de lijder verliest ook hier het bewustzijn en het vermogen om te gevoelen en zich te bewegen; zij onderscheidt zich slechts in zoo verre van deze, dat hier de polsslag en de ademhaling bijna geheel of geheel afgebroken is. Deze toestand is gewoonlyk slechts voorbijgaande, maar er komen ook gevallen voor, waarin hg verscheidene uren, ja zelfs dagen lang aanhoudt. By hysterische vrouwen met zwakke zenuwen, die boven alle anderen neiging tot flauwte hebben, beteekent deze toestand zeer weinig, al duurt hij ook lang, ja zelfs, wanneer hij in waren schijndood overgaat. Bij volbloedigen is hg reeds van grooter gewicht, want dan kan de flauwte met beroerte eindigen. Het gevaarlijkste is zij in het begin of verloop der koorts, want daar is zij altijd een kwaad voorteeken. Bij een lichteren graad van onmacht wordt de lijder slechts duizelig, verdoofd; de omringende voorwerpen schynen als met een zwart floers overtrokken. Hij hoort niet goed, wat er gesproken wordt en het bewustzijn is slechts dof, niet geheel verdwenen. Bij de hoogere graden wordt de lijder bleek, de neus spits, een algemeene koude verspreidt zich over de huid. Gewoonlijk breekt er koud zweet uit, alle zinnen zoowel als het bewustzijn verdwijnen, en de lijder valt neder. De polsslag is trillend, nauwelijks voelbaar, de ademhaling heeft byna geheel opgehouden, is nauwelijks te bemerken. — In den hoogsten graad der onmacht gelijkt de Igder volkomen op een doode.

De flauwten ontstaan uit drieërlei oorzaak: zij ontstaan of uit het zenmcstelsél en dan ten gevolge van hevige gemoedsaandoeningen (schrik, vreugde), van de zenuwkoorts, vooral echter van de hysterie, alsmede door bedorven lucht, bedwelmende dampen, inzonderheid door zoete bloemgeuren bij hysterischen, door ver-doovende giften en door wormen; — of uit hloedophooping in het hart: vandaar bij volbloedigheid, in de jeugd, bij hevige bewegingen, ten gevolge van onderdrukte of aanstaande maandstonden, van het vast rijgen en van hartziekten; en eindelijk uit zwakheid: bij nuchterheid of na groote lichaamsinspanningen, bloedverlies, uitputtende ontlastingen, b. v. hevige diarrhee en bij het aftappen van water in de waterzucht.

De middelen om een bezwijmde weder op te wekken zijn naar verscheidenheid der oorzaken van verschillenden aard. Het

-ocr page 289-

269

eenige algemeene en onschadelijke opwekkingsmiddel is het besprenkelen met koud water. Bij de hysterische flauwte make men de nauwsluitende kleedingstukken los, zorge voor koele, frissche lucht, waaie deze aan, houde gebrande vederen, opengesneden uien, sterken azijn onder den neus, en wassche daarmede het aangezicht, de slapen, den hartkuil, of ook met wijn, met eau de Cologne, lavendelgeest, aromatischen spiritus, wryve de handen en voeten en geve kamillen- of valeriaan-lavementen, of lavementen van melk, water en zeep (een half ons). In elk geval ver mij de men echter ook hierbij een zeer onstuimige handelwijze. Deze soort van flauwten zgn het namelyk, die men somtijds als eene wezenlijke bedaring in het opgewekte zenuwstelsel beschouwen moet. quot;Worden zij niet gestoord, dan ontwaken de lijders daaruit meestal krachtiger opgeruimder en versterkt. Breekt men ze echter te vroeg af, dan vertoont zich die ver-frissching niet, en zwaarte, verslapping en neerslachtigheid blijven even goed achter, als na een plotseling afgebroken slaap; dit heeft echter ook zijne grenzen.

Bij de onmacht uit zuivere zwakheid en uitputting is eene rechtuit liggende houding een volstrekt vereisohte. Als reukmiddel geve men geest van salammoniak. Overigens behandele men deze onmacht als de hysterische. Zoodra de lyder slikken kan, giet men hem wat wijn in.

Bij de onmacht door bloedophooping late men de voeten neerhangen, het hoofd en de borst hoog houden; koude lucht, het besproeien met koud water (slechts geene sterke of specerijachtige reukmiddelen), lauwwarme voet- en armbaden, koude lavementen van azijn en water, bij hardnekkig aanhouden een aderlating, en als de zieke bijkomt verkoelende dranken, vooral cre-mortart (zie n0. 18) zijn hier zeer nuttig.

-ocr page 290-

ZESDE A F DEELING.

UITTERENDE ZIEKTEN.

§ 131. Eene uitterende ziekte wordt zulk eene genoemd, waarbij de krachten des lichaams verdwijnen en de vermagering dermate de overhand neemt, dat daaruit het grootste gevaar voor het leven ontstaat. Hiertoe hehooren de verschillende soorten van longziekte en tering. — Een eigenaardig kenteeken van deze ziekten is de zelfmisleiding der lijders ten opzichte van hunnen eigen toestand. Daardoor op het dwaalspoor gebracht, vermoedt de teringlijder den aannaderenden dood niet, en wel des te minder, naarmate deze naderby is. De matheid, die hier nooit ontbreekt en dikwijls zoo groot wordt, dat bij de geringste beweging den lijder zijn eigen lichaam tot last wordt, ziet hg voor nietsbeteekenend aan en bekommert zich evenmin om al de andere gevaarlijke teekenen zijner ziekte. Evenzoo is de korzeligheid in het karakter dergenen, die aan uitterende ziekten lijden, een hoofdkenmerk van dezen ziekelijken toestand. Het zou verkeerd zijn hun daaromtrent verwaten te doen; men zou deze onge-lukkigen slechts te meer kwellenen zich van de nog mogelijke hoop op genezing geheel berooven.

Greene uitterende ziekte verschijnt eensklaps en plotseling, maar eg sluipt trapswijze verwoestend en langzaam aan. Heeft zij hare hoogte bereikt, dan bemerkt men dit aan de afgescheiden roóde kleur der wangen, aan het branden der handpalmen, aan de snel toenemende vermagering, aan het verslappende ochtend-zweet en aan de droge hitte in den avond. — ^ulk een lijder levert op den hoogste trap der ziekte een beeld op van jammer en ontzetting. Er ontstaan zeer dunne diarrhee, spruw in den mond, waterzuchtig opgezwollen voeten; de haren vallen uit, de nagels worden krom, en do perkamentachtige huid bedekt nog slechts de beenderen des lichaams. — De dood volgt öf snel en onverwacht, óf gedurende een stoelgang, of onder het glen, of bij heldere en volkomene bewustheid.

De uitterende ziekten ontleenen óf haren oorsprong _ uit een aangeboren voorbeschiktheid daartoe (het teringachtige lichaamsgestel), óf zij ontstaan ten gevolge van andere ziekten; elke langdurige ziekte kan eindelijk, en vooral bij slechte behandeling, in eene uitterende ziekte overgaan.

De aangeboren teringachtigheid ontwikkelt zich als eene plant

-ocr page 291-

274

nit hare kiem, en er is daarom ook geene bijzondere aanleiding tot hare verschijning noodig, al wordt zij ook door de verschillende betrekkingen des levens in haren wasdom nu eons meer dan eens minder begunstigd of temggehouden. Gelukkig, dat het liohaamsgestcl van zulk een ongelukkige door duidelijke kenteekeuen de hem bedreigende ramp reeds op eenen tijd doet kennen, waarop het nog mogelijk is het onheil van hem af te wenden. Gelukt dit echter niet, dan is de later verschijnende tering ook daaromquot; des te moeielyker te genezen, dat zij in het leven reeds zulke diepo wortels geschoten heeft. Bij te-ringziekten, die ten gevolge van toevallige aanleiding (groote sap- en bloedverliezen, menigvuldig kraambed, te lang zogen, enz.), ontstaan, of door uitputtende ziekten, die dc sappen bederven, veroorzaakt worden, is dit minder het geval, en men slaagt er nog dikwijls in zulk eenen lijder te redden.

De aanleg tot de tering, die zich door het zoogenaamde teringachtige lichaamsgestel openbaart, is zeer dikwijls overgeërfd, daar teringachtige ouders doorgaans teringachtige kinderen verwekken, waarom vooral de longtering zich zoo dikwijls als eenc familiekwaal vertoont. Maar ook ouders, die niet teringachtig, maar op andere wijze verzwakt en afgeleefd zijn, kunnen in hunne nakomelingschap de kiem der tering leggen. In de eerst ■ levensjaren is dit lichaamsgestel nog wel niet duid.-lyk ontwikkeld, maar bij het toenemen der jaren wordt het onmiskenbaar. Zulke kinderen hebben een zeer zwak gebouwd lichaam, dunne, ofschoon dan ook zeer goed gevulde ledematen, eene fijne witte huid, roode, maar menigmaal onregelmatig gekleurde wangen. Hunne stem quot;is buigzaam, maar dikwijls buitengewoon scherp; de tanden breken dikwijls te vroeg door, zij lijden aan gezwollen klieren en opgezette gewrichten. Zij zijn altijd zeer onrustig, slapen weinig, springen in den slaap dikwijls op, groeien snel, maar meer in de lengte dan in de breedte; zij beginnen ook vroeg te spreken en onderscheiden zich door hun bevattingsvermogen. — De geslachtsdrift openbaart zich ongewoon vroeg, en vandaar komt het, dat zulke aanvankelijke teringlijders niet zelden onanisten zijn. — Hoe meer zij de manbare jaren naderen, des te duidelyker ontwikkelt zich het sanguinische temperament. Zy zijn dan buitengemeen prikkelbaar, blozen daarom lichtelijk, worden door geestrijke dranken, beweging, gemoedsaandoening zeer licht verhit, vervallen zelfs wel zonder reden in eene kortstondige onrust en vliegende hitte, die er byna als een kleine koortsaanval uitziet. Hun pols wordt lichtelijk versneld Zij bezitten een bewegelijk gemoed, uitmuntende gaven van den geest, maar zonder volharding en bestendigheid. In 't algemeen worden zij zoowel in een geestelijk als lichamelijk op-

-ocr page 292-

272

zicht zeer licht moede, zij zijn traag, hebben een tegenzin in het werk, maar daarentegen eene uitgemaakte neiging tot alle levensgenot. — Ten tijde van het huwbaar worden verkrijgt de jongeling niet de mannelijke, noch het meisje de vrouwelijke uitdrukking, die beiden anders eigen is en hen zoo bekoorlijk maakt. Hunne gestalte is hoekig, en men mist de evenredigheid en de aangename ronding der ledematen. Bij de maagd blijven de borsten klein en onontwikkeld, bij de jongelingen komt de baard slechts zeer spaarzaam te voorschijn. quot;Beide geslachten hebben slechts dunne, zachte, ofschoon dan ook lange haren. Lang en levendig spreken kunnen personen met een teringachtigen aanleg niet; door snel gaan of loopen geraken zij licht buiten adem. Hunne stem is klein en schel, maar dikwyls ook ruw en dof, en zy worden heesch, zoodra zy die slechts eenigszins verheffen.

De volledige hmgteringachtige licTmanisboutc bestaat in een dunnen hals, in 't algemeen in eene lange schrale gestalte, eene nauwe ingedrukte borst, vleugelvormig vooruitstekende schouderbladen, eene naar voren gekromde richting van den^ rug, en een zeer weeke huid, door welke de aderen zeer duidelijk doorschemeren.

Het Is voor den leek van het grootste gewicht dezen aanleg tot de tering te herkennen en daarnaar te handelen. Want wordt lichaam en geest hier niet door verzorging en opvoeding versterkt en daaraau van de vroegste jeugd af de behoorlijke richting gegeven, wordt niet ten tijde van het huwbaar worden, in dien tijd der hartstocht, waarin buitendien zoo dikwijls een verterend vuur aangeblazen wordt, alles vermeden, wat lichaam en geest prikkelen kan, en draagt men geen zorg voor rust in het bloed en gemoed, dan is geen geneesmiddel meer in staat om het nakende verderf te stuiten.

Wanneer de aanleg tot de tering in de jeugd niel beperkt wordt, en het lichaam duidelijk den teringachtigen stempel draagt, dan mogen volwassenen tot na hun 30ste jaar zelfs de schijnbaar onbeduidendste ongesteldheden (tandpijn, hoofdpijn, diarrhee, zinking enz.) niet vertrouwen, en niets veronachtzamen; zij moeten veeleer terstond alles aanwenden, om zich daarvan te bevrijden; want anders verwisselt dat schijnbaar onbeduidende van gedaante, en de tering, die zich daarachter schuil hield, toont tot hunnen schrik haar vreeselijk beeld.

De zenuwen, het bloed, de opzuigende en uitademende vaten (het lymphatisch stelsel) en eindelijk de slijmvliezen zijn de vier grondzuilen ter voeding van het lichaam. Is hun inwendig leven te zwak, te prikkelbaar, om het evenwicht tegen de uitwendige invloeden der natuur, die hen tot werkzaamheid opwekten, te bewaren, dan wordt, zoodra dit evenwicht slechts eenmaal

-ocr page 293-

273

verbroken is, eene voortdurende ontstekingachtige prikkeling in een of meer dezer voedingswerktuigen voortgebracht, waardoor in hen, in plaats van het lichaam te onderhonden, eene neiging tot vernieling opgewekt en onderhouden wordt; of wat hetzelfde is, de oorzaak van elke uitterende ziekte, vooral wanneer er eene slnipkoorts bijkomt, ligt in een verborgen ontstekingachtigen toestand.

Mochten mijne lezers dit ter harte nemen, om in te zien, hoe dwaas en verderfelijk men hier handelt, wanneer men in den waan van de groote zwakheid des lijders te doen verdwijnen, hem in de gewone beteekenis des woords, versterkende middelen toedient, want bij elke soort van tering krijgt de verwoestende inwendige prikkel daardoor slechts nieuw voedsel.

Dit verteren en afnemen van het lichaam geschiedt niet altijd op dezelfde wyze; het is verschillend naar de verscheidenheid van het voedingswerktuig, waarin zich de ontstekingachtige vernielende werking genesteld heeft. Daarom zijn er ook vier bijzondere soorten van tering, namelijk:

1. De zenuwtering, en als onderdeelen daarvan de rugge-mergstering, de uittering der kinderen en de tering der bejaarden.

2. De tering door verettering. Hiertoe behoort de verettering der longen (longtering), der lever, nieren,^baarmoeder, enz.

3. De tering in de opzuigende vaten: de longknobbeltering, en de keeltering.

4. De slijmtering.

Elke oorspronkelijke uitterende ziekte wordt, wanneer zij hare hoogte bereikt heeft, door eene zoogenaamde sluipende of hectische koorts vergezeld. Maar zulk eene koorts voegt zich ook by eiken anderen ziekelijken toestand des lichaams, wanneer hij eindelijk in tering overgaat. Zij is derhalve geene afzonderlijke, op zich zelve staande ziekte, maar altijd slechts het zekerste en te gelykertijd het gewichtigste teeken der tering zelve. Want zoodra zulk eene koorts te voorschijn komt, duidt dit aan, dat de voortdurend vernielende gevoeligheid (de hoogste graad van elke tering) in het inwendige een begin genomen heeft. Zulk eene sluipende teringkoorts openbaart zich door vermeerderde warmte, droge hitte des avonds, heete, rood afgescheiden wangen, branden in de handpalmen en door verzwakkend ochtendzweet. De eenige koorts van dien aard, die zich dikwijls schijnbaar als eene op zich zelve staande ziekte vertoont, is de zoogenaamde sluipende zenuwkoorts; maar ook deze is, gelijk wy weldra zien zullen, slechts de gezellin der zenuwtering, die zich slech s onder het masker eener algemeene zenuwzwakte verborgen hield.

Elke uitterende ziekte moet in twee verschillende tijdperken verdeeld worden: het eerste is het koortsvrne, het andere gaat met

18

-ocr page 294-

274

koorts gepaard.^— Het koortsvrije tijdperk kan sleckta als de hoogste graad der dreigende tering beschouwd worden, maar bij de verschijning der koorts wordt de lijder door de tering niet meer alleen bedreigd, — zij ia reeds werkelijk aanwezig. Alles, wat daarom aangaande de behandeling der sluipkoortsen boven (zie § 64) gezegd is, geldt ook in 't algemeen bij de verschillende soorten van tering. In 't algemeen kan men zeggen, dat er evenveel soorten van sluipkoortsen als van tering zgn.

§ 132. Over de zenuwtering. Zij ontstaat óf ten gevolge van een aangeboren lichamelijken aanleg tot deze ziekte, o£ van andere toevallige schadelijke invloeden. Daartoe behoort de uittering na doorgestane zware heete of langdurige ziekten, of ook van zeer uitputtende genees wijzen, b. v. langdurige kwik-, speeksel-, hongerkuren, na lange sterke lichamelijke uitspattingen, insgelijks na aanhoudende buitensporige inspanningen van den geest, vooral met nachtbraken gepaard, na aanhoudende treurigheid of verdriet, langdurige melancholiën, vooral echter door aanhoudend verlies van sappen, langdurige bloedverliezen, slijmvloeden, zaadverlies, verlies van speeksel, te lang zogen, het allermeest, waar beide, het verlies van sappen en krachten met elkander vereenigd is; daarom ook door overmatigen bijslaap en aanhoudende zelfbevlekking bij beide geslachten, een te menigvuldig kramen, misbruik van geestrijke dranken, van opium, purgeermiddelen, enz.

Het lichaamsgestel, dat den stempel van eene geheel bijzondere neiging tot de zenuwtering vertoont, gelijkt wel in de meeste trekken op het boven beschreven karakter van den aanleg tot teringziekten in 't algemeen, maar onderscheidt zich toch door eenige bijzondere kenteekenen. Hier is namelyk het zenuwstelsel veel prikkelbaarder, waarom zulke kinderen eene buitengewone neiging hebben tot krampaanvallen van allerlei aard. — Ook zgn de spijsvertering en de voeding veel zwakker, dan bij alle andere, en daarom zijn zij ook aanhoudend met maagzuur geplaagd. Hun gemoed is even prikkelbaar en gevoelig als hun lichaam, droefgeestigheid en opgeruimdheid wisselen elkander bestendig af. Het treurig gelaat der ouders is genoegzaam, om het kind te doen weenen, evenals zijn lichaam door de geringste kleinigheid ongesteld wordt. Wil men ondertusschen deze _wee-kelijkheid des lichaams en van het gemoed niet in rijpere jaren in zenuwtering zien overgaan, dan moet men haar bestreden, zoodra zij zich vertoont. Het is duidelijk, dat men hier bij de opvoeding met de grootste omzichtigheid moet te werk gaan; want daar, waar het gelaat genoegzaam is om den wil te buigen, is er geen ernstig woord noodig, en waar het laatste voldoende

ÖJC

-ocr page 295-

275

mocht zijn, komt geen straf te pas. Wordt echter in de jengd niets gedaan om deze prikkelbaarheid te verminderen, dan ver-toonen zich in den hnwbaren staat hypochondrie, hijsterie of melancholie als de eerste voorteekenen der tering.

Ofschoon bij eiken teringachtigen aanleg gedurende den tijd der manbaarwording de geslachtsdrift zich altijd met groote kracht vertoont, zoo is toch het gevaar, om in de ondeugd der zelfbevlekking te vervallen, bij niemand zoo groot en reeds zoo vroeg aanwezig, dan bij den aanleg tot zenuwtering. Hier zijn niet zooals gewoonlyk de afschuwelijke voorbeelden en de verleiding noodig, want reeds de eigene aandrift geeft hier middelen aan de hand tot tegen de natuur strijdende bevrediging der lusten. De opvoeding alleen is in staat die ongelmkkigen voor deze ondeugd te bewaren, vooreerst, omdat zij door eene vroegtijdige harding van het lichaam de zinnelijke prikkelbaarheid vermindert, en vervolgens, omdat zij bij ontwaking der geslachtsdrift aan het gemoed eene hoogere en meer edele richting zoekt te geven, zoodat het voorgevoel eener schoonere wereld daarin geboren wordt. Waar het gelukt, dit streven naar iets hoogers, al kan het ook minder nog herkend dan wel vermoed worden, met de eerste opwellingen der dierlijke drift op te wekken, daar is de zekerste slagboom tegen hare uitspattingen opgericht.

De zenuwtering openbaart zich door geen ander teeken dan door den hoogsten graad der vermagering. De lijder klaagt niet over de borst, hij hoest niet en het ademhalen is vrij, en zelden gaat deze tering reeds in het begin met sluipkoorts gepaard. Zulk een lijder verkwijnt, alsof een giftige adem hem getroffen had. Ten gevolge der zeer gestoorde spy sverteering klagen zü bestendig over zuur in de maag en ongeregelde ontlasting. Gewoonlyk ontbreekt de eetlust geheel of wisselt af met geeuwhonger, die echter spoedig gestild is. De gebrekkige spijs-verteering levert echter slechte sappen, en deze verstoppen de klieren en onderbuiksingewanden. Vandaar vindt men niet zelden zichtbare opzwelling der lever, der milt en van het ingewand, zooals dit b. v. bij de uittering der kinderen dikwijls aangetroffen wordt.

Een ander kenteeken van de zenuwtering is de onleschbare dorst. Wanneer de ziekte een hoogen graad bereikt heeft, blaast het water hen op; de wijn, die bij het maagzuur buitendien reeds altijd schadelijk is, vermeerdert het zuur en verhit, en het bier vermeerdert ook daarbij nog de droogheid, zoodat de on-gelukkigen in hunne laatste levensdagen nauwelijks een geschik-ten drank vinden kunnen.

Uiterst langzaam en bedriegelijk komt deze ziekte aansluipen. Zoo men geen acht slaat op het beschrevene lichaamsgestel en

18*

-ocr page 296-

276

de voorafgegane oorzaken, dan misleidt zij onder velerlei bedriege-lijke gedaanten. Niet zelden vertoont zij zich eerst als eene schijnbaar onbeduidende dianhee. Noch de zieke, noch de geneesheer vermoedt gevaar, maar deze schijnbaar geringe kwaal trotseert elke gewone wijze van behandeling, en wanneer eindelek het onverstand er in slaagt, om ze met geweld te stoppen, dan ziet men weldra met schrik het volledige b^eld dezer ziekte voor zich verrijzen, hetwelk bij eene betere beh.indeling nog verhinderd hadde kunnen worden. Hetzelfde heeft ook plaats ten aanzien der vloeiende aanbeien, die toch anders over het geheel meer als een weldadig verschijnsel kunnen beschouwd worden. Hier is het daarmede echter geheel anders gelegen De lijder krijgt een hoe langer hoe meer ziekelijk uiterlijk en er ontstaan bloedstortingen, die men even vruchteloos als de diarrhee tracht te stillen, wanneer men deze verschijnselen niet reeds voor werkelyke tering herkent en als zoodanig behandelt. Daar alzoo, waar het lichaamsgestel eens menschen de vrees opwekt dat hij over kort of lang door de tering zal aangetast worden, staat het als een grondregel vast, dat elke ziekte, die zieh vroeger of later bij zulk een mensch ontwikkelt, met de gevreesde kwaal in verband kan staan, en men overtuigd kan zyn, dat, wanneer eene andere goedaardige ziekte een eenigszins kwader karakter aanneemt, men niet meer met deze goedaardige ziekte, maar met de gevreesde kwaal zelve te doen heeft. Daarom is het zoo gewichtig het lichaamsgestel, dat aanleg tot de tering ar ntoont, nauwkeurig te leeren kennen, ten einde zich niet door zulke schijnbaar lichte ongesteldheden te laten misleiden en den in dit geval zoo kostbaren tgd niet met nuttelooze geneeskundige beproevingen te verspillen en naar middelen te grijpen die den teringachtigen toestand nog verergeren. Geene tering echter vertoont zich onder zulke verschillende gedaanten als de zenuwtering.

De zorg, om zulk een aanleg onschadelijk te maken, moet reeds van de wieg af beginnen en met strengheid voortgezet worden. Het komt er hier vooral op aan, om het klachtelooze, zoo hoogst prikkelbare zenuwstelsel meer vastheid en sterkte te geven. Men verzuime daarom niets, wat in 't .. Igemeen voor eene doeltreffende verpleging van elk kind bevorderlijk kan zijn, gewenne zijn lichaam met behoedzaamheid aan koude wasschingen en koude baden en voede het behoorlek, maar, by zijne hier altijd zoo hoogst zwakke spijsvertering behoede men het voor oververzadiging en herhaalde overlading der maag, want anders verharden zich de klieren in de onderbuik, de buik wordt dik, en het kind valt als een offer der uittering. Hoogst nuttig voor zulke kinderen is de eikelkoffie, want zij voedt en versterkt tegelijk en is, met koemelk vermengd, lauwwarm gedronken het

-ocr page 297-

277

beste ontbijt, evenals het water de beste drank op de overige tijden van deu dag voor het kind is, zoodra het groot genoeg geworden is om dit alleen te gebruiken. Aan kinderen wijn, bier, en andere dergelijke dranken te geven om ze te versterken, is hen langzaam te vergiftigen, en slechts als geneesmiddel mag de arts ze in hoogst zeldzame uitzonderingen voorschrijven. De leefregel moet ook in de latere jaren met de zwakke spijsvertering overeenkomen ; hij moet voedzaam maar niet prikkelend en opblazend zijn. Alle vreemde specerijen, alle grove, meelpap-pige vette spijzen, alsmede alle peulvruchten moeten vermeden worden. — Ten einde de spijsvertering te versterken, is er geen beter middel dan menigvuldige beweging en het verblijf in de open lucht, doch steeds zonder groote inspanning en afmatting, gelijk ook nooit kort voor of na het eten. De beste tijd ter beweging zijn de morgen- en avonduren. Bij een zwakke spijsvertering is een verstandelijke en lichamelijke rust wel nuttig om hetge-notene te verwerken; maar nooit mag deze toestand in werkelij-ken slaap overgaan. Hoe schadelijk dit is, bewijzen hier de gevolgen van den slaap na het genot van een voldoenden maaltijd; na het ontwaken begint het oprispen, dat onaangenaam aan de kort te voren genoten spijzen herinnert, de smaak in den mond is slijmig, laf, dikwijls zelfs rottig, het tandvleesch bloed licht, het lichaam is traag, het gemoed ontstemd, en al de verschijnselen treden sterker te voorschijn, hoe langer de slaap gerekt wordt. Hoe gemakkelijker te verteren en hoe matiger de maaltijd was, des te minder zal zich de neiging tot den slaap openbaren.

Bij de opvoeding moet men er hier met alle gestrengheid voor waken, om het kind zoo laat mogelijk, ja eerst lang na de gewonen tijd, met verstandsoefeningen bezig te houden en het nooit daarbij te zeer in te spannen. Blijft het lichaam zwak, dan ontbreekt hem de volharding bij de hoogere oefeningen van den geest. Wie daarom een gezonde sterke ziel hebben wil, moet boven alles voor een gezond en sterk lichaam zorgen. — Evenals eene al te lang voortgezette beweging het lichaam ontzenuwt, zoo verzwakt ook al te groote rust, en evenals een te lange slaap dom en weeke-lijk maakt, zoo vernielt een te lang waken het lichaam. Vooral nadeelig is bet echter na den slaap lang wakker te bed te blijven liggen waarin weekelgke menschen, die de waarde van een werkzaam leven niet kunnen schatten, zulk een genoegen scheppen. Hei maakt het lichaam nog slechts weekelijker, wekt de geslachtsdrift op en geeft zoo de eerste aanleiding tot zelfbevlekking. Eveneens is het nadeelig zich warm te houden, omdat de gevoeligheid der zenuwen daardoor vermeerderd wordt. Zelfs het te warm eten is schadelijk, vooral echter alle warme dranken; zij veroorzaken winderigheid, oprispingen, aandrang van het bloed

-ocr page 298-

278

naar het hoofd en verzwakken rechtstreeks de spgsvertering, die buitendien op vrij lagen trap staat. Het komt er hier immers voor-namelijk op aan, om de voedingskrachten des lichaams te verhoo-gen, en daarom moet alles, wat daarop betrekking heeft, zorgvuldig afgemeten worden. Indien al deze voorzichtigheidsmaatregelen echter niet toereikend zijn om de zwakke spgsvertering te verbeteren, dan is een eenvoudig afgietsel van water op kwassia ({ drachme op 2 koppen kokend water) 2—Smaal daags een likeurglas daarvan gedronken, het voornaamste maagversterkende middel. Hoe eenvoudiger niet alleen de spys, maar ook het leven is, des te minder krijgen de zinnelijke begeerten de overhand over den mensch. Dit beschermt tegen verwekelijking, verschaft sterkte aan het lichaam en opgeruimdheid en kracht aan den geest. Het is gemakkelijk den mensch bij deze eenvoudigheid te doen volharden, wanneer hij maar vroeg genoeg streng daaraan gewend is. Daar evenwel, waar in de jeugd aan het zingenot op allerlei wijze toegegeven is, valt het trouwens zeer moeilijk zich aan het eenvoudige te gewennen. Verdriet, droefheid en treurigheid, deze hartstochten die het leven heimelijk vergiftigen, zijn immers slechts al te dikwijls de af kaatsing van eenmaal opgewekte en niet meer te bevredigen zinnelijke driften, en daarom eene rijke bron voor de zenuwtering. Daarenboven doet zulk eene vertroeteling de heerschappij der lage hartstochten ontstaan en maakt zij den mensch zedelijk slechter. Maar een zedelijk krank, in zich zelf bedorven gemoed kan niet met een gezond lichaam gepaard gaan, want gezondheid is eene bloem des levens, die de inwendige hemel vriendelijker moet bestralen dan de uitwendige, wanneer zg goed bloeien zal. Niets knaagt zoo zeer aan het zenuwleven, dan inwendige onrust des gemoeds, en niets begunstigt de zenuwtering meer dan zg. Daarom is godsdienst zoo noodzakelijk in het leven, want zg wgst ons het eenige veilige standpunt aan, dat bg de veranderlgkheid aller dingen niet onwankelbaar genoeg zgn kan. Wg spreken hier niet alleen van de ellende, die de mensch zich door zgne eigene schuld op den hals haalt, maar ook van die, welke anderen hem als een slaaf opleggen. Die godsdienst moet echter niet in ijdele vorm en woorden gezocht worden, want — „bg het woord alleen verdwijnt het ware geloofquot; zegt de groote kerkvader Augustinus; alleen in het vlekkelooze menschelgke ge veel en den onberispelg ken levenswandel moet hg bestaan, en de zelfzucht moet geheel en al in de liefde tot het geheel opgelost worden.

Sterke inspanning van den geest, diep nadenken, komt het lichaam altgd duurder te staan, dan alle andere krachtsinspanning van lagere orde, en wanneer, vooral bg den aanleg tot zenuwtering, daarin de juiste maat |overschreden wordt, veroorzaakt

-ocr page 299-

279

dit aan het lichaam onuitsprekelijk nadeel, en begunstigd het de aanstaande volledige verschijning der zenuwtering; daarom verdient elke niet zittende levenswijze boven die der geleerden hier verre de voorkeur. De getrouwe opvolging der hier opgegeven levensregelen is bij den aanleg tot de zenu-wtering het eenige veilige geneesmiddel om haar te voorkomen Hoe jammer, dat het onverstand die opvolging zoo zelden tot uitvoering doet komen, want daar de onwetende zelfs niet in de verste verte het gevaar vermoedt, waarin zich het leven ih den eerst-volgenden tgd bevindt, zal de mensch het in zijne verblinding dikwijls voor zeer onverschillig houden, of hij deze voorschriften opvolgt of niet.

Zoo de zenuwtering werkelijk uitgebroken is, kan het leven dikwijls nog gered worden, wanneer een bedachtzaam geneesheer de genezing op zich neemt, zich daarbij niet aan overijling schuldig maakt, en de kunst verstaat, om de hier altyd moeilijke keuze der geneesmiddelen te doen. Het spreekt van zelf, dat de leek zich daarmede niet mag inlaten; maar ook de bekwaamste arts zal hier zijn doel missen, als de lijder daarbij niet met nog grootere gestrengheid dan bij den blooten aanleg over zich zei-ven waakt. Eust en beweging, waken en slapen moeten behoorlijk met elkander in evenwicht zijn, het gemoed moet voor alle hevig begeerende of vreezende hartstocht beveiligd worden, en de voeding moet aan de krachten der spijsvertering en den ziekelijken toestand geëvenredigd zijn. De ziekekamer moet bij een behoorlijken warmtegraad eene gezonde ligging hebben, mag niet te bedompt en te vochtig zijn, maar vriendelijk, droog en zindelijk. Het genot van eene vrije zuivere lucht is hier vooral van aanbelang; daarom moet de lijder, zooveel de omstandigheden het slechts veroorlooven, de vrije lucht genieten. Hierbij moet hij met gaan, rijden, in een rijtuig en te paard afwisselen en hij late zich niet door vermoeidheid terughouden, om in de vrije natuur te vertoeven. Menigmaal reeds kon in de hachelijkste gevallen de genezing eenig en alleen aan dit groote geneesmiddel toegeschreven worden. Zulke lijders handelen goed, wanneer zy niet verzuimen, vlijtig den landman achter den ploeg te vergezellen; het verblijf in de open lucht geeft aan hun leven eene hoogere vlucht, even als de uit de aarde uitstroomende hnnras-uitwaseming hunne zenuwen verstaalt. — Zoo de zenuwtering met onderbuiksverstoppingen gepaard gaat, is het paardrijden beter dan het wandelen.

Alle studie, waaraan zulk een lijder overgegeven is, moet geheel opgeheven worden, zij moet zich alleen beperken tot eene in niet te korte tusschenpoozen herhaalde, aangename, lichte lektuur, die voor den geest geene onreine beelden schildert.

-ocr page 300-

280

waardoor deze zoo lichtelijk de Her noodzakelijke ruat verliezen kan. De by slaap, die alleen voor de gezonden past, is hier altijd schadelijk. Wanneer daarom de zieke geen kracht genoeg heeft om dit gsdursnde gernimen tijd na te laten, dan ziet men helaas maar al te dikwijls de reeds ver gelukte genezing op eens door eene enkele buitensporigheid van dien aard vernietigen. Men vermij de alzoo daartoe elke aanleiding; het avondeten moet matig zyn en slechts uit dunne spijs bestaan; de slaapkamer zij meer koel dan warm en de ligging niet te zacht; vooral vermij de men, zooals reeds boven gezegd is, het langer te bed liggen, dan de tijd van het slapen veroorlooft.

Een groot geneesmiddel is hier ook het uitsluitend gebruik van melk of wei, zooals dit boven (§ 64) opgegeven is.

§ 133. D8 ettertering. Evenals de zenuwtering uit een krachteloos, al te prikkelbaar zenuwleven ontstaat, moet de oorsprong der ettering in de verzwakking en buitensporige bewegelijkheid van het bloed gezocht worden, waardoor .zoo licht een voortdurende ontstekingstoestand van het bloed verwekt wordt, die het leven door ettervorming vernietigt. Deze tering ontstaat óf uit toevallige oorzaken, óf, wat veel menigvuldiger het geval en dan ook altijd van veel grooter gewicht is, zij ontwikkelt zich uit eene kiem, die in het diepste des levens geworteld is. Deze aanleg, welks naar de natuur getrouwe, duidelijke schildering het voornaamste doel van dit werk is, onderscheidt zich slechts in weinige trekken van dien der zenuwtering. Ook hier vinden wij denzelfden zwakken lichaamsbouw en hetzelfde gebrek aan vleesch en vet. In den kinderlijken leeftijd lijden zulke personen buitengewoon dikwijls aan neusbloedingen, en in de jongelingsjaren aan hoesten van bloed. Hunne wangen hebben een afgescheiden roode kleur, hunne borstkas is eng, de borst zwak, do geringste beweging brengt hen terstond buiten adem en verwekt een drogen hoest. Hunne bewegelijkheid is wel zeer groot maar zij worden weldra moede, want aan hunne kracht ontbreekt de volharding. Bij meisjes blijven óf de maandstonden achterwege, óf, wanneer de natuur de haar in den weg staande hindernissen overwonnen heeft, is hun loop zoo onregelmatig mogelijk; zy verschijnen ongeregeld, of houden, als zij nauwelijks aangevangen zijn, voor gernimen tijd of voor altijd weder op, of zij worden te overvloedig en de maagd wordt hectisch door hen uitgeput. Daarom gelooft men, wanneer zich naderhand de longtering vertoont, zeer verkeerdelijk, dat het de onregelmatigheid der maandstonden is, die deze ziekte heeft doen ontstaan, ofschoon beiden slechts uit dezelfde bron haren oorsprong ontleenen, en het gebrekkige der maandstonden slechts de voorlooper der

-ocr page 301-

li. YAll OS 281

B. li.. I?IiIliSXXCK.

tering is. Zeer verkeerd en verderfelijk is het dus, wanneer men onder deze omstandigheden alles aanwendt, om deze bloedvloeiing met geweld te voorschijn te roepen; want indien het onverstand er in slaagt, om haar daar, waar het de natuur aan stof ontbreekt, af te dwingen, zal zooveel te zekerder en spoediger de volledige longtering uitbreken. Als teekenen van zulk eenen aanleg moeten ook hier de altijd weder terugkeerende verkoudheden en ontstekingachtige borstaandoeningen beschouwd worden, die des te zekerder ontstaan, wanneer men de neusbloedingen met samentrekkende middelen stopt. Men trachte daarom het neusbloeden alleen door rust en eene koele ontstekingwerende behandeling te matigen, maar onderdrukke het buiten noodzaak nooit plotseling, anders vergroot men blykbaar het gevaar der longtering. — Bij elke soort van inwendigen aanleg tot ziekten, hetzij tot tering, klieren, of jicht, enz , komen dikwijls, evenals hier, huiduitslagen zonder koorts te voorschijn; maar dan getuigt het steeds van het grootste onverstand, wanneer men die in hun vèrloop stoort; de in het binnenste op de loer liggende ziekte breekt dan des te onbedwingbaarder te voorschijn. Deze uitslagen, huidworm, pokken, schurft, enz. kunnen hier immers slechts als eene krachtige poging der natuur om te zuiveren beschouwd worden, waardoor zij den in het lichaam aanwezigen ziekelijken toestand daaruit wil verwijderen, wat haar ook dik-wgls gelukt, wanneer eene dwaze behandeling haar geen hindernis in den weg legt. Voorzeker is ieder geneesheer strafbaar, en elke zieke zal het zwaar betreuren, wanneer de eerste aan zgne begeerte toegegeven en hem overhaast van de vermeende kwaal bevrijd heeft, maar hem eigenlijk de weldaad der natuur heeft doen verliezen. Zulke huidziekten kunnen alleen dan veilig genezen worden, wanneer men o«k de inwendige oorzaak, die echter met de dreigende ziekte samenvalt, uit den weg ruimt, hetwelk nogtans niet in weinige dagen geschieden kan

De aanleg tot deze tering, waar zij in de kiem des levens wortel geschoten heeft, neemt van de kindsheid tot de jongelingsjaren aanhoudend toe; van deze af tot den nog frissohen eersten mannelijken ouderdom bereikt het gevaar van het uitbreken dei-ziekte zijn hoogste punt, maar neemt na dien tijd meer en meer af, zoodat men bij het begin der grijsheid volkomen voor haar beveiligd is, zoo geene toevallige uitwendige oorzaken er aanleiding toe geven. Hoe dichter derhalve zulk een mensch bij het middelpunt des levens staat, des te gemakkelijker kunnen zeer geringe oorzaken de longtering te voorschijn roepen, en daarom moet men op dien ouderdom nooit verzuimen de allergrootste voorzichtigheid in acht te nemen.

By zulk eenen aanleg, die niet in den verderen loop des le-

-ocr page 302-

282

vens toevallig ontstaat, maar reeds in de eerste levenskiem voor-haaden was, moeten ook de voorzorgen, om de dreigende longtering te verhoeden, reeds in de eerste kindeijaren aanvangen. Alles komt er Mer op aan, dat men de groote bewegelijkheid en onstuimigheid des bloeds, evenals de groote prikkelbaarheid der longen wete te matigen. Het is ongeloofelijk, hoe lang men h:t leven van zulke zieken, zelfs waar door vroegere veronacht-lu-.mng of door eene andere oorzaak de aanleg tot de longtering reeds in werkelijke longtering overgegaan is, in eenen dragelij-ken toestand rekken kan, wanneer men zich hierbij van al wat prikkelt, vooral echicr van prikkelende dranken en geneesmiddelen onthoudt. Ja, men heeft reeds dikwijls gezien, dat daar, waar alle hoop op eene grondige genezing verdwenen was, deze later bij eene geheel eenvoudige niet prikkelende levenswijs toch nog gelukte. Wanneer men het zich hier tot den hoogsten regel stelt, om al wat prikkelt zoo zorgvuldig mogelijk aan den lijder te onthouden, dan mag men bij deze zoo gevreesde ziekte niet dadelijk den moed opgeven, want dat de genezing hier zoo zelden gelukt, is meer het gevolg van zulke verkeerde handelingen, dan van den vyandelyken aard der ziekte zelve.

Tot verzorging van een kind van zulk een lichaamsgestel behoort, behalve eene gezonde, door hartstochten, enz. niet bedorven moedermelk en de latere lichte voeding, die aan den zwakken lichaamsbouw van het kind beantwoordt, een bestendig zindelijk houden en gezonde lucht. Men gewenne het aan het wasschen met koud water en houde ook in latere jaren het hoofd en de borst koel. Koude en vochtige lucht moet hier steeds vermeden worden, want beiden verwekken borstkwalen en begunstigen derhalve het uitbreken der nog sluimerende ziekte. Wat de latere voeding betreft, zoo moet alles, wat minder voedzaam, wat wrang en moeilijk te verteren is, gelijk ook vooral het scherpe, verhittende en prikkelende vermeden worden; daarentegen moet het voedzame, het licht verteerbare, het zachte, het slechts zachtkens prikkelende, niet verhittende worden verkozen. Vruchten, groenten, de verschillende koomsoorten, zelfs peulvruchten en aardappelen, voorts rijst, salep, sago, Hufeland's geprepareerd roggemeel, het pijlwortelmeel, vooral echter melk en eieren, zijn boven alle andere voor dagelij ksch voedsel geschikt. Bovendien passen echter ook hier de licht verteerbare vischsoor-ten. Doorgaans bekomen evenwel de aardappelen, des avonds gegeten, niet goed; zij veroorzaken hitte en verstopping. Hetzelfde doen ook grofkorrelige grutten of gerst, omdat de haar nog omringende bast de zwakke maag bezwaart. Over het al gemeen echter moet elke overlading der maag in zulke omstandigheden veel zorgvuldiger dan al het andere vermeden worden

-ocr page 303-

283

want elke ziekt€, die hier ook slechts toevallig ontstaat, kan alsdan met de longtering eindigen. Indien de ziekte werkelijk dreigt uit te breken is ook hier het uitsluitend gebruik van melk of wei (zie § 64) van het grootste nut. Zoo echter de aanleg tot deze ziekte reeds in volledige longtering overgegaan is, wordt zij door den lijder zelden goed verdragen. De vrees evenwel, dat de melk ook in andere gevallen aan velen niet wel bekomt, is van geen gewicht, wanneer men zich namelijk tegelijkertijd van het gebruik van andere voedingsmiddelen onthoudt, die zich met de melk niet wel laten overeenbrengen, of wanneer niet de maag, door eene onnatuurlijke levenswijs aan sterk gekruide of geest-rijke dingen gewoon geworden, zoo verstompt is, dat de anders licht verteerbare melk hem bezwaart, omdat zij niet prikkelend genoeg is. Hier, waar wij alleen spreken van den weldadigen invloed der melk in 't algemeen, en zonder die weinigen, welke reeds door prikkels van allerlei aard verstompt zijn, in aanmerking te nemen, komt het er niet op aan, wat deze of gene slaaf der zinnelijke lusten al of niet kan verdragen, maar wel, wat voor den eenvoudigen, nog natuurlijken mensch goed en het heilzaamste is.

De lijder moet zich aan deze gestrengheid in de keuze der voedende stoffen des te angstvalliger onderwerpen, hoe duidelijker zich het beeld van een aanleg tot longtering in zijn lichaam uitgedrukt heeft, hoe vroeger het voor hem heilzame veronachtzaamd werd, en hoe nader hij aan het tijdpunt staat, waarop de aanleg gewoonlijk in longtering wil overgaan. Buitendien moet dan echter ook nog het overige leven binnen nauwe perken gehouden, elke opbruising vermeden en alles, wat het evenwicht des lichaams en der ziel verstoren kan, verwijderd worden. Waken en slapen, rust en beweging en eene zachte gemoedsstemming moeten behoorlek afgemeten worden en deze maat mag men nooit overschrijden ; vooral schadelik is hier eene aanhoudend hevige beweging. Inzonderheid nadeelig is evenwel het loopen of te sterk gaan tegen den ruwen, kouden noordoostenwind in, want deze doet stellig die ontstekingachtige verkoudheid geboren worden, welke dikwijls als met éénen slag in de ware longtering ontaardt. Ofschoon beweging in 't algemeen hier even zoo ver-eischt wordt als rust, zoo is toch bij een longteringachtigen lichaamsbouw niet elke soort van beweging even dienstig, en het allerminst is voor zulke personen het paardrijden goed. Beweging, tot verhitting voortgezet, of bij wind, bij koude of te heete lucht, is altijd nadeelig. Ook is het gevoel van vermoeidheid hier niet de behoorlijke maatstaf, maar de zich reeds vroeger dan deze vertoonende versnelling der ademhaling en de vermeerderde warmte des lichaams. Er is een trap van dezen

-ocr page 304-

284

aanleg tot longtering, waarop reeds de verre toenadering tot dit punt nadeelig wordt, en waar dus de beweging volstrekt zoodanig moet geregeld worden, dat zij, voortgezet, noch in het ademhalen, noch in de warmte des lichaams eene duidelijk merkbare verandering voortbrengen kan. Evenals het in 't algemeen voor zwakke en magere personen schadelijk is, zich met een hongerige maag lang sterk te bewegen, zoo is dit by een toringachtigen aanleg nog veel meer het geval. Voor de zoodanigen past ook het bergbeklimmen niet, wanneer zij niet van de jeugd af daaraan gewoon zyn geworden, in welk geval het veel tot versterking der longen bijdragen kan. Ook door luid spreken en zangoefeningen, waarbij men evenwel de allergrootste voorzichtigheid in acht moet nemen, draagt men er veel toe bij, om aan de longen hare te groote prikkelbaarheid te ontnemen.

Evenals over het geheel tot op een zeker punt lichamelijke rust hier het voordeeligste is, zoo past ook in de omstandigheden, waarvan wij hier spreken, eene kalme gemoedsstemming veel meer, dan eene onrustige. Elke, zelfs vroolijke stemming des gemoeds, is nadeelig zoo zij de hier vereisohte maat overschrijdt, maar het meest van allen die, waarbij de mensch tot wraak of toorn aangeprikkeld wordt. Zelfs de hoop, wanneer zij met een te levendig vurig verlangen gepaard gaat, kan het gemoed meer schokken, dan hier goed is, hoezeer zij ook anders, wanneer zij het gemoed met kalme verwachting vervult, voor eiken lichamelijken toestand heilzaam is.

Lichaam en geest gevoelen in den mensch zoo gaarne dezelfde kwalen, Groote prikkelbaarheid des lichaams gaat doorgaans met eene dergelijke van den geest gepaard. Zoo men derhalve bg het kind eene buitensporig groote bewegelijkheid des lichaams opmerkt, kan men overtuigd zijn, dat in het vervolg ook het gemoed des kinds daaraan lijden zal En zoo is het geheel en al gelegen by den aanleg tot de tering. Daarom moet het reeds in de vroegste kindsheid ons voornaamste doel zijn om het kind meer regelmaat, rust en vastheid te verschaffen, ten einde daardoor ook aan de bewegelijkheid en prikkelbaarheid des gemoeds hare grenzen aan te wyzen. Veel is hier te doen, maar nog meer na te laten, want hoe minder men het beweeglijke aanroert, des te meer verliest het door de rust van de aandrift ter beweging Het is evenwel niet gemakkelijk daarin de juiste maat te treffen. Indien men de vryheid te veel beperkt, dan zondigen wij door al te groote hardheid; en koesteren wij het lichaam door rust en gemak, dan voeden wy het kind tot een vertroeteld wezen, een wellusteling op. De wellusteling wordt reeds in de wieg opgekweekt; daarom moet de wieg voor ons ook van meer gewicht zijn, dan zij gewoonlijk is. De wieg is de baker-

-ocr page 305-

285

mat van den geest zoowel als van het lichaam; ia haar berust het geheele toekomstige lot van den zuigeling. quot;Wellust, die steeds met de weekelijkheid hand aan hand gaat, is ook de gezel van dezen teringachtigen aanleg; en toch is de wellust in al zijne vormen hier de gevaarlijkste vijand, die veel spoediger en onoverwinTielijker dan al het andere de longtering en met haar den gevreesden dood aanbrengt. Daarom moet aan den wellust reeds in de vroegste jeugd door verharding des lichaams en opheffing des gemoeds alle voedsel onttrokken worden. Geschiedt dit niet bij tijds, dan zijn alle toekomstige zedelijke lessen en spreuken krachteloos en slechts zwakke behoedmiddelen tegen het lichaam, dat in wellust verweekelijkt en door hem vergiftigd is.

Dooh bij alle voorzichtigheid en gestrengheid des iover.s, inzonderheid wanneer eerst in rijpere jaren daarop gelet wordt, gelukt het slechts uiterst zeldzaam en moeilijk, om het lichaam geheel van den aanleg tot longtering te bevrijden. Onvermoed treedt hg dikwijls weder met alle macht te voorschijn, en onder het masker van andere ziekten ontwikkelt zich eindelijk de loutering in vollen bloei. Het meest zijn het de eeuwige ontstekingachtige zinkings en de herhaaldelijk verschijnende longontstekingen, die dan echter ook buitengewoon lang duren, welke den overgang tot de I'jugtering vormen. Niet dat zij de oorzaken der long;'. ring zouden zijn, zooals men gewoonlijk gelooft, maar zij moeten beschouwd worden als haar eerste punt van uitgang, en als zoodanig moet men ze met de grootste zorgvuldigheid behandelen, ten einde te voorkomen, dat zij in haren voortgang deze niet nog duidelijker ontwikkelen. Hetzelfde heeft hier bij het telkens terugkeerende hoesten van bloed plaats. Maar ook veel menigvuldiger dan men vermoedt zijn het de koude koortsen, waarmede de longtering begint. Zoo deze dan op de gewone wijze behandeld worden, en men daarbij niet let op het teringachtige lichaamsgestel, dan zal de verborgene vyand zich weldra openlijk in al zijne vreesdijkheid vertoonen.

Het zou overtollig zijn hier van de behandeling dezer ziekte te spreken, want nooit mag het den leek in de gedachte komen haar te willen genezen; die moeilijke taak kan en mag alleen door den arts ondernomen worden. Evenwel moet ik toch voor eenige zeer algemeen verspreide en daarom niet minder verderfelijke vooroordeelen waarschuwen Vooreerst geloove men toch niet, gelijk dit maar al te dikwijls gebeurt, dat het by de groote verzwakking en vreeselijke vermagering nooit den arts geoorloofd zou zijn eene ader te openen. Deze krachteloosheid, dit afnemen des lichaams spruit evenwel niet uit zwakte voort, maar uit een inwendig vuur, dat dikwijls op geene andere wgze geblnseht kan worden, dan door de brandbare stof, het bloed,

-ocr page 306-

286

zooveel doenlijk weg te nemen. Daarom kan de geneesheer wel in het geval komen, dat hg tot groot voordeel van den lijder eene aderlating moet voorschreven, en men onderwerpe zich daarom met vertrouwen aan zijn voorschrift, wanneer hij name-lijk iemand is, die by zulk een hachelijken stand der zaak volledig vertrouwen verdient. Om gelijke reden moeten echter ook alle balsemachtige, zoogenaamde hartsterkende middelen, al hebben zij ook nog zulke verdedigers en lofredenaars gevonden, als uiterst schadelijk vermeden worden; zij zijn hier een doodelijk vergift, want zij blazen de verterende vlam slechts tot nog hoo-geren gloed aan. Geheel hetzelfde is het gelegen met den overvloed van voedingsmiddelen, waarmede men de zwakke lijders zoekt vol te stoppen. Men geeft daardoor aan de ziekte en aan het verterende vuur slechts nog meer voedsel en bespoedigt al-zoo den ondergang des lichaams.

Wij moeten nog van twee middelen spreken, waarmede zoowel van den kant der leeken als van dien der geneesheeren groot misbruik gedreven wordt. Het eene is het IJslandsche mos, hf, andere het Seltzerwater. Het is onloochenbaar, dat beide middelen dikwijls de voortreffelijkste diensten bewijzen, maar, inzonderheid wat het eerste betreft, altijd slechts daar, waar aan geen ontetekingachtigen toestand der longen gedacht kan worden, en wat ook het andere betreft, waar de verschijnselen der hectische koorts ontbreken. Daarom is het dan ook slechts in de slijmte-ring, waar het IJslandsche mos geheel op zijne plaats is; in alle andere gevallen vermeerdert het de drukking op de borst, doet het opbrengen ophouden, en geeft aan de koorts een ontstekingachtig karakter. In de hectische koorts wordt echter het nadeel van beide middelen terstond gevoeld, en wanneer zij door den geneeskundigen sleur dan toch worden aanbevolen, zal de lij dei-voor het geringe doorzicht van zijn geneesheer moeten boeten.

Wellicht zal menigeen dit hoofdstuk doorgelezen hebben in de hoop daarin een onfeilbaar geneesmiddel tegen deze ziekte te vinden; maar zulk een middel bestaat er helaas niet, en er kan ook noch hier, noch in eenige andere ziekte zulk een middel zijn. Hij, die daarop jacht maakt, heeft niet het minste inzicht in den aard der ziekte.

§ 434. De longknobbeltering. Deze is verreweg de meest voorkomende der teringziekten, en de meesten, die aan longtering sterven, worden daarvan het offer. By de ettertering heerscht, zooals wij gezien hebben, een te groote beweeglijkheid en vuur in het bloed; hier is daarentegen de zetel der ziekten meer in de klieren, die eene ziekelijke neiging bezitten om aardachtige stof in het weefsel der ingewanden van het lichaam

-ocr page 307-

287

en vooral in de longen af te zetten, waardoor zich knobbels vormen, die dan in eene eigenaardige verettering overgaan. De aanleg tot deze ziekte wijkt slechts in geringe trekken van de schildering af, die wij boven van den teringachtigen liohaams-bonw in 't algemeen gegeven hebben. Doch het is van belang, dit onderscheid te leeren kennen en te beschouwen, omdat deze soort van tering in verscheidene opzichten eene eigenaardige behandeling verlangt, wanneer men het lichaam door eene doeltreffende levenswijs van dien aanleg wil bevrijden.

Deze ziekte toont in het geheel dat haastige en beweeglijke niet, hetwelk wij bij de etter-Iongtering gevonden hebben. De roode kleur der wangen is hier niet zoo duidelijk afgescheiden als daar, de gelaatskleur is meestal aschgrauw, dikwijls zwartgeel; de huid is ruw, droog, perkamentachtig op het gevoel, en zelfs het wit van het oog neemt eene doffe parelachtige tint aan. Het oog, dat bij de etter-longtering het inwendige vuur door zijnen glans verraadt, is hier troebel en mat. Bij dezen aanleg vindt men doorgaans zwarte oogen en zwart haar, terwijl bij de vorige soort van tering meestal blauwe oogen en blond haar aangetroffen worden, zooals zich ook nog het bloed door zgne ongewone zwartheid onderscheidt. Ofschoon klieren, wanneer zij niet genezen worden, later aanleiding tot longknobbeltering kunnen geven, hebben zij toch oorspronkelijk niets dan de gelijke zetelplaats met deze ziekte gemeen. Daar, waar zich in de klierziekte alles opgeblazen en waterig vertoont, vinden wij het hier integendeel saploos, dor en uitgedroogd, en daarom dikwijls den hoogsten trap van magerheid. De aanleg gaat hier veel later dan bij de ettertering in de werkelijk ontwikkelde ziekte over, zoodat men dikwijls den ouderdom van 36 a 40 jaren bereikt, voordat de longknobbeltering uitbreekt. Ook het verloop der ziekte zelve is hier geheel anders en veel langzamer dan big de vorige soort, zoodat de kunst er hier dikwijls in slaagt om bij volledige ziekte het leven toch nog lang te rekken.

Evenals het sanguinische temperament meestal den aanleg tot de ettertering vergezelt, zoo is de longknobbeltering doorgaans met het melancholische of melancholisch-phlegmatische temperament gepaard. Daarom leggen deze zieken iets kouds en sombers aan den dag, en men hoort ze hier veel meer klagen, dan daar. Hun ziektetoestand maakt hen bezorgder, ofschoon zij dien miskennen, hem gewoonlijk in den onderbuik zoeken, en hunne borstkwaal van minder belang achten. Daarbij zijn zij steeds verdrietig en slecht geluimd, zoodat zij dikwijls naar den dood wenschen. Van de y delheid, die, zooals men zou kunnen zeggen, bij de ettertering met de hevigheid der ziekte toeneemt, is hier geen spoor te vinden, ten minste niet in het begin. Door

-ocr page 308-

288

de droogte des lichaams zijn alle ontlastingen verminderd, en de stoelgang is alzoo gewoonlijk verstopt en verhard. Door den tragen bloedsomloop ontstaan stilstanden en drukking in en op de borst, pijn in den rug, een bestendige prikkel tot drogen hoest, en dikwerf teragkeerende aanvallen van hartklopping. Menigmaal wordt bij dit aanhoudend kuchen slechts een weinig taai, gestachtig speeksel, en die niet zelden stinkende kaasachtige stof opgebracht, welke bij deze soort van longtering zich reeds dadelijk in het begin nu en dan vertoont. De neiging tot aardachtige afzetsels heeft niet alleen plaats in de longen, zy vormen zich ook in de andere organen en vooral in die van den onderbuik. Daarom klagen die lijders dikwijls over een gevoel van krampachtige samentrekking, alsof het lichaam met een gordel wierde samengeperst. Deze afzetsels prikkelen de longen, waardoor zij beginnen te verzweren en te veretteren en eindelijk de hectische koorts ontstaat, die hier echter een veel trager verloop heeft, dan in de oorspronkelijke ettertering. — Daar, waar de longen reeds aanmerkelijk door de vorming der knobbels ziek geworden zgn, beginnen de lijders terstond te hoesten, wanneer zij met den rug tegen iets hards leunen, en dit hoesten is, zoolang zij niet vrij zitten, door niets te beteugelen. De neiging tot zinkings is hier insgelijks zeer groot; zij onderscheiden zich echter daardoor, dat daarbij de hals- en hoofdklieren merkbaar opgezwollen zijn, en dat de hoest, die hier bijna geheel op een drogen kramphoest gelijkt, veel menigvuldiger is dan bij elke andere verkoudheid, en zelfs door het bloote spreken wordt opgewekt. Evenzoo is dan ook de catarrhale heeschheid veel grooter dan anders. Buiten deze aanvallen van zinkings is in het begin der ziekte, wanneer de longen nog niet door knobbels opgevuld zijn, de hoest onbeduidend en droog, hij verdwijnt dan voor eenigen tgd, maar keert terug. Is de ziekte verder gevorderd, dan bemerkt men ten opzichte van den hoest verschillende afwijkingen. By menigen lijder blijft hij tot den dood droog of er wordt eene geringe hoeveelheid slijm opgebracht. Bij sommigen is de hoest zeer hevig, de aanvallen komen dikwijls en zijn zeer pijnlijk, en verontrusten den lijder inzonderheid des nachts en des morgens. Bij anderen heeft hij iets krampachtigs en gelijkt op den kinkhoest. Somtyds wordt de hoest zeldzamer en niet zoo hevig, naarmate de ziekte vordert, en in zeer zeldzame gevallen vormen zich longknobbels en vermeerderen zich deze, zonder dat een hoest aanwezig is. Het opbrengen heeft slechts zeer zelden al dadelijk in het begin der longknobbeltering plaats; het vertoont zich doorgaans eerst wanneer de ziekte reeds eenige weken of zelfs maanden geduurd heeft. In het begin is het slijm gewoonlijk doorschijnend en schuimachtig en bijna in

-ocr page 309-

289

het geheel niet van gewoon speeksel onderscheiden. Langzamerhand vertoonen zich kleine, troebele, geelachtig-groene of aschkleurige lichaampjes, die deels in het water zinken, deels daarin drijven, door kleine fijne draden verbonden en somtijds met een weinig bloed gestreept zijn. Naarmate de longtering toeneemt, worden de aschkleurige lichaampjes altyd talrijker. Echter zyn zij niet in ieder geval aanwezig; de geheele opgebrachte massa bestaat integendeel somtijds uit vuile, witachtige, gele, slijmerig-etterachtige stoffen, die deels in het water drijven, deels zinken, en dit duurt tot eenige dagen vóór den dood, wanneer zich dan een roestkleurig, stinkend opbrengsel vertoont, dat de spoedig naderende ontbinding van den Igder aanwast. In eenige gevallen worden ook kleine kalkaardige lichaampjes door het hoesten opgegeven. Men heeft vele moeite gedaan om te onderzoeken, of het bij eenen hoest opgebrachte etter bevat of niet; — dit is echter geheel overbodig, want er kan ware longtering bestaan en de lijder kan er aan sterven, zonder dat ware etter in het opgebrachte bemerkt wordt. Zoolang zulke lijders zich rustig houden en niet spreken blijft hun adem vrij ; maar spreken zij snel en luid, dan geraken zij licht buiten adem. Bij menigeen blijft op wonderbare wijze de adem ongestoord, zelfs bij het gaan en spreken. Hebben er zich nogtans eenige knobbels gevormd, dan is het ademhalen gewoonlijk meer of minder benauwd, en naarmate zij in aantal en grootte toenemen, wordt ook de ademhaling moeilijker. Deze moeilijkheid vermeerdert dan reeds bij elke kleine gemoedsaandoening, maar vooral is zij den lijder na een genoten maaltijd lastig. — Het bloedspuwen is hier een zoo gewoon verschijnsel, dat men wel aannemen kan, dat van de vijf, die daaraan lijden, er altijd slechts een onder isT die geene knobbels in de long heeft, en dat van de zes, die aan de longknobbeltering gestorven zijn, slechts een geen bloedspuwing gehad heeft. Bij vrouwen is dit verschijnsel evenwel minder schrikwekkend, gelijk ook in het algemeen eene hevige bloedstorting minder knobbels in de long aanduidt, dan een slechts geringe hoest met bloedopgeving. — Wanneer de aanleg tot longknobbeltering in deze ziekle zelve is overgegaan, treedt zij niet terstond in hare ware gedaante op, maar verbergt zich nog eenigen tijd onder den vorm van verscheidene andere ziekten Voornamelijk is het dan de jicht of de maagloop (een diarrhee, waarbij de spijzen onverteerd ontlast worden); of de melkloop (waarbij de darmontlastingen er geheel als melk uitzien), die de longtering tot haar aanvangspunt kiest. Ook vertoonen zich niet zelden huidworm en andere huiduitslagen, na welker verdwijnen, wanneer dit door eene onverstandige behandeling veroorzaakt wordt, weldra het afschuwelijk beeld der longknobbeltering te voor-

19

-ocr page 310-

290

schijn treedt. In de meeste gevallen is het echter eene longontsteking, waarmede een longknobbeltering haar begin neemt. De ontstekingachtige toevallen hebben hier het eigenaardige, dat zij in de meeste gevallen aan het bovenste deel der luchtpijp beginnen, waarbg echter meer een gevoel van benauwdheid dan van pijn in het strottenhoofd aanwezig is, dat zich van daar dieper naar de borst uitbreidt. Elke aanval van hoest wordt door een aangenaam jeuken, eene lastige warmte en somwijlen door eene merkbare pijn onder het borstbeen voorafgegaan. Begint de lijder daar by zichtbaar te vermageren, dan kan men niet langer aan het aanwezig zyn van longknobbels twijfelen. Zulke ontstekingstoevallen herhalen zich echter ook verscheidene malen en gaan weder voorbij, zonder een- aanmerkelijke stoornis in den overigen gezondheidstoestand na te laten; eindelek komt echter zulk een borstontsteking wede?: te voorschijn, zij wordt sleepend, de gezondheid wordt aanmerkelijk aangetast, en de teekenen der aanwezige longknobbels vallen dan duidelijk in het oog.

Het is zeer verkeerd, tot op dit tijdstip te wachten voor men geneeskundige hulp inroept. Het is immers buitendien reeds moeilijk genoeg, den aanleg tot deze ziekte geheel te vernietigen, maar nog veel moeilijker, is het, de reeds uitgebroken ziekte te bestrijden.

Bij kinderen, die door ouders verwekt zijn, welke aan longknobbels, ja ook slechts aan aanleg tot deze ziekte lijden, of die ten gevolge van de zwakte der ouders of van andere bg de verwekking nadeelig op hen werkende oorzaken met den stempel tot den aanleg dezer longtering geboren werden, moet er reeds van de geboorte af aan met de grootste zorgvuldigheid op gewerkt worden om dezen vgand te bestrijden. Over 't algemeen is met weinige uitzonderingen de wijze van voeding en opkweeking dezelfde, welke wij by de ettertering als noodig hebben beschouwd.

Levenszwakte is ook hier de heerschende trek van deze soort van aanleg tot longtering; alleen bestaat er by den aanleg tot de etter-longtering met de algemeene levenszwakte buitendien nog een buitensporige prikkelbaarheid en bewegelykheid van het bloed; hier daarentegen is de drift van het bloed meer terug gedrongen, de lympha heeft de overhand, maar bezit in plaats van de bewegelijkheid eene neiging tot verdikking en verstijving. Men moet daarom alles van het lichaam verwijderen, wat deze drift begunstigt, en het slechts daarmede in aanraking brengen, wat uit zijnen aard met die drift strijdig is Dit mag echter maar niet nu en dan plaats hebben, maar voortdurend, niet slechts in één, maar in menigvuldige opzichten en moet met eiken leeftijd overeenkomstig zijn. Daarom zyn hier het eerst alle grove, meelpappige, zoowel als alle vette, kaasachtige, grofveze-

-ocr page 311-

291

lige, taaie, te scherpe spijzen, enz. zonder uitzondering nadeelig.

Het kind krijge derhalve geene te vette, kaasachtige, dikke moedermelk, en worde niet met breispijzen van meel en melk gevoed. De vele slijmerige spijzen en dranken, waarmede men buitendien de kinderen volstopt, moeten daar, waar men gelooft ze niet te kunnen ontberen, dun vloeibaar zijn, in matige hoeveelheid toegediend worden, en volstrekt niet tot uitsluitend voedsel dienen. Koude, bedompte, met dampen opgevulde lucht moet worden vermeden, want eene streek of woning met zulk eene luchtsge-steldheid begunstigt in het oog loopend het ontstaan van longknobbels. Hetzelfde doen de rust en vertroeteling, en niet dringend genoeg kan daartegen het verblijf en de beweging in de open lucht aanbevolen worden, by hem, die er niet aan gewoon is, in den beginne wel slechts bij fraai weder, maar by den geharde te allen tijde. In geene andere soort van longtering ver-eischt de hoedanigheid des waters zulk eene opmerkzaamheid als juist hier, want anders kan het zeer licht eer na- dan voordeelig werken. Het moet geheel zuiver zyn, en mag vooral geen gyps-achtige, aluinachtige en dergelijke stoffen bevatten; het mag niet hard, maar toch ook niet flauw en zonder allen bijsmaak zijn. Wanneer het echter deze vereischte eigenschappen bezit, bestaat er ook hier geen drank, die beter en gepaster is dan water, want het verzet zich rechtstreeks tegen de geneigdheid der lymphaom te stollen en bezinksels te vormen. Wijn, bier en alle wijngeest-houdende dranken zijn daarentegen volstrekt schadelijk, daar zij de verdikking en stolling der sappen bevorderen. Behalve het water is hier ook zoete wei een voortreffelijkc drank, ja daar, waar de aanleg tot deze ziekte reeds zulk eene hoogte bereikt heeft, dat het werkelijk uitbreken der ziekte als dicht op handen te duchten is, is zij wegens haar oplossend, zacht werkend en smeltend vermogen nog hooger te achten dan het water, en zelfs daar, waar reeds longknobbels aanwezig zijn, bedaart zij den aanhoudenden, hier zoo lastigen drogen hoest. Zoo ook de melk bij alle overige langdurige teringkoortsen en in de vroeger beschrevene soorten van tering als een voortreffelijk geneesmiddel verdient geroemd te worden, is dit toch geenszins hier het geval, want haar gebruik is blijkbaar nadeelig en mag evenmin als de hier zoo dikwijls aangeprezen geleien van dieren toegestaan worden. Daarom verdienen ook de melkspijzen afkeuring, en wel des te meer, hoe minder de lijder beweging in de open lucht neemt. Dezelfde spijzen, die, zooals rijst, gortpap, enz. met water of dun vleeschnat bereid niet rechtstreeks nadeelig zijn, wanneer zij niet te dikpappig, maar dun vloeibaar toebereid en niet te dikwijls genoten worden, zijn met melk toebereid des te nadee-liger, hoe dikker en vetter de melk is. Zelfs de meelachtige

19*

-ocr page 312-

'292

plantenslijmen, zcoals salep, sago, arrowroot, wanneer zij ook slechts zeldzaam, bij afwipseling en niet te dikpappig genoten, niet rechtstreeks nadeelig sijn, kan men toch hier niet als heilzame voedingsmiddelen beschouwen. Alle wortel- en kruiden-voedsel echter is hier de eenig voortreffelijkste voeding, die de ontwikkeling der longknobbels bij den bestaanden aanleg daartoe het meest tegenwerkt. Daaronder behooren voornamelijk de rapen, aspersie, witte peen, peterselie, kers, andijvie, kervel, postelein, enz.; vervolgens komen de zachtere groente- en koolsoorten, evenals inzonderheid de zoete, saprijke, maar niet wrange vruchten. Ja, volgens de uitspraak van oen groot geneeskundige is bij longknobbels een matige, eenvoudige kost, die bijna alleen in het genot van moesgroenten, vruchten en water bestaat, de eenige goede.

Aardappelen, maar nog meer dan deze de peulvruchten, alle gebak, vooral dat, waarin gest, en boter aanwezig is, alsmede alle gekonfijte dingen en verfijnde lekkernijen moeten vermeden worden. Op niets moet men echter meer letten dan op de hoedanigheid van het brood, want slecht brood als dagelijksch voedsel te gebruiken is van een onberekenbaar nadeel.

Onder de vleeschsoorten mag hier eenden-, ganzen-, schapenen varkensvleesch, vooral van oudere dieren, niet aanbevolen worden; vooral nadoelig -is echter het gedroogde en ingezouten vleesch. Ham, wanneer het vleesch niet te oud, niet te vet, te zeer uitgedroogd is, en wanneer het matig en vooral rauw gegeten wordt, maakt hierop eene uitzondering. Aan het gebraden vleesch moet men hier boven al het andere, op andere wijze toebereide de voorkeur geven en dit is bij den aanleg tot longknobbels volstrekt niet te vreezen. Slechts waar de longknob-beltering zich volledig ontwikkeld heeft, mag het niet gebruikt worden, zooals dan ook het gebruik van wild, dat anders wel veroorloofd is, verboden moet blijven. Het te sterk braden en te zeer uitdrogen van het vleesch is echter altijd te vermijden, en over 't algemeen moet men het gebruik van vleesch zooveel mogelijk beperken; het allerminst mag het de bovengenoemde moesgroenten en wortelen verdringen.

Visch is in de gegeven omstandigheden nooit een geheel passend voedsel, met uitzondering van haring en ansjovis matig gebruikt; vooral moet paling, stokvisch en in 't algemeen alle ongeschubde visch vermeden worden. Al wat te flauw, zoowel als al wat te verhittend scherp is, zooals mierikswortel, ramenaa, mosterd, enz., is hier nadeelig. De hier aanbevolen schildpadden, kreeften, oesters, slakken hebben veel te veel geleiachtigs, dan dat zij op zekere hoogte van den aanleg tot longknobbels nuttig zouden kunnen zi|n. Ongeloofelijk is het, wat hier al aanbevolen, en op welke bonte wyze het heilzaamste met het slechtste

-ocr page 313-

293

vermengd is. Wanneer eehigen willen, dat zij door liet uitsluitend gebruik van het sap van komkommers, van kroten, aardbeien of druiven zulke zieken hebben genezen, dan kunnen wij dit wel van hen gelooven; maar wanneer anderen hetzelfde door verhittende, balsamieke middelen, door mos-chocolade, krachtige sauzen, enz. willen bewerkt hebben, dan weet men niet, wat men daarvan zeggen moet, ten minste was het dan zeker geen longknob-beltering, waaraan zulke lijders geleden hadden. Droge kost is hier het nadceligst, en dubbel nadeelig zijn de buitenlandsche specerijen wegens hare uitdrogende hitte. Waar deze dikwijls als toekruid bij de spijzen gebruikt worden, gaat de aanleg spoedig in deze longtering over, en zij vermeerderen dan de hectische koorts, maken den drogen hoest nog droger en verwekken stilstand, borstpijnen, inwendige benauwdheid, enz.; kortom zij deugen volstrekt niet en moeten hier als het doodelijkste vergif beschouwd worden. Zelfs artsen stieiiten hier helaas oneindig veel kwaad door hunne gekruide, zoogenaamd versterkende droppels, toegediend met het doel, om door deze eene toevallig bijgekomen kwaal, b. v. een zoogenaamde maagzwakte, te genezen. Want terwijl zij, en zooals uatuurlyk is, slechts voor korten tijd en half een kleine kwaal langs onzekeren weg genezen, breidt zich die grondkwaal des levens op eens of van lieverlede in een omvang uit, voor welke de knnst geen middelen meer bezit. — Een weinig zout, een eenvoudig bitter middel (kwassia), of dikwijls geheel alleen de bloote verordening van eene betere levenswijs zijn hier dikwijls genoegzaam, om zulk eene geringe kwaal te bes try den, en nooit is dan het gebruik van dergelijke middelen te verontschuldigen. — Menigvuldige, maar niet te sterke beweging, matigheid in het genot van het geoorloofde, en slechts zooveel rust als juist voldoende is, ontneemt op de zekerste en meest in het oog loopende wijze aan den aanleg zijne neiging om longknobbels te vormen. Buiten deze is hier geen grooter tegengif, vooral onder eene zachte hemelstreek. Daarbij is het niet noodig, om evenals bij de ettertering, zoo angstvallig op de maat der beweging te letten, want zelfs het beklimmen van bergen heeft hier, wanneer het niet overdreven wordt, een welda-digen invloed, gelijk men dit ook ten opzichte van het schermen en paardrijden waarneemt. Dit verandert trouwens oogen-blikkelijk, zoodra het geringste spoor van een ontstekingachtige borstkwaal waargenomen wordt. Hij, die vroeger niet aan beweging gewoon was, moet echter eerst trapsgewijs daaraan gewend worden, want op te groote rust mag nooit terstond te veel en te sterke beweging volgen. Uit dit alles blijkt. Jat de dwang tot eene zittende levens wijt) het ongunstigste is, wat zulke menschen kan ten deel vallen. Elke beweging moet bij

-ocr page 314-

294

voorkeur in de open lucht geschieden; de beweging in de kamer, welke zij ook zijn moge, is niet voldoende. Wel zal bij ongewoonte en bij ver ontwikkelden aanleg dikwijls door ongunstig weder, vooral door nattigheid, koude en schrale winden deze beweging afgebroken moeten worden; maar eindelijk kan men het toch door gewoonte en bij belangrijke vermindering van den aanleg tot de vorming van longknobbels zoover brengen, dat men elk weder zonder nadeel kan verdragen. Deze trapsgewijze verharding tegen het weder gelukt trouwens het gemakkelijkst en het zekerst in de jeugd, deels dewijl dan het lichaam het buigzaamst, deels omdat het uitbreken der tering nog veel te ver verwijderd is, dan dat hier met gelijke gestrengheid, evenals in latere jaren, alles vermeden zou moeten worden, wat voor haar ontstaan bevorderlijk zou kunnen zijn. Het kind worde daarom op behoorlijke wijze geleid; want in de wijze van opvoeding ligt het eenige behoedmiddel tegen den hier anders zoo verderfelij-ken invloed der weersafwisselingen. Waar de noodige voorzorgen bij den aanleg tot longknobbels niet vroegtijdig genoeg of in het algemeen niet genomen worden, daar blijft als eenig redmiddel dikwijls niets anders over, dan den lijder naar een zachter klimaat te zenden.

Evenals het met rust en beweging gelegen is, zoo staat het ook met waken en slapen, en niets bevordert de vorming van longknobbels meer, dan een te lange slaap.

Dit, voor zoover de zorg voor het lichaam betreft; maar ook op het geestelijke van zulke menschen moet zorgvuldig gelet worden, eu nooit mag men de gemoedsstemming over het hoofd zien, wanneer men hen voor de dreigende longtering wil beschutten. Boven alles moet men trachten opgeruimdheid van gemoed te bewerken, de begeerte tot eenzaamheid te verdryven, en de neiging, om alles in het leven slechts van de schaduwzijde te beschouwen, in eene blijde, opgeruimde stemming te veranderen. Alle hartstochten, vooral echter de nederdrukkende, zooals vrees, nijd, haat, enz. zijn hier een doodelijk vergift. Vreugde, hoop, een spoedig te stillen verlangen en de teedere gevoelens der vriendschap zijn gemoedsaandoeningen, die hier de sombere rust der ziel weldadig afbreken Niets is hier noodzakelijker dan aangename verstrooiing van allerlei aard, waarom ook het reizen voor zulke menschen zoo hoogst weldadig is.

Zooveel ter verhoeding van de dreigende longknobbeltering; de behandeling der volledig uitgebroken ziekte behoort hier niet.

§ 135. Slijmtering. Het kan niet geloochend worden, dat de slymtering somtijds eenig en alleen het gevolg eener verzuimde verkoudheid is; maar nog veel menigvuldiger komt het

-ocr page 315-

295

geval voor, dat zoowel aan deze verkoudheid, als aan de daarop volgende slijmtering eene in het bloed aangeboren neiging tot verslijming en verwatering ten grondslag ligt. In het eerste geval kan men de ziekte als eene bloot toevallig ontstane kwaal beschouwen, die bij niet geheel en al ongunstige omstandigheden wel zonder bijzondere moeilykheid door een voorzichtigen arts kan genezen worden. In het andere geval echter groeit de ziekte als eene plant uit haren wortel op, en heeft zij onverhinderd haren bloei bereikt, is de in het leven gelegde kiem, de aanleg tot deze tering, tot volkomen rijpheid gekomen, is uit den aanleg de ziekte zelve ontstaan, dan zal het niet meer zoo gemakkelijk zijn het leven te redden. De aanleg tot slijmtering kan trouwens in de vroege jeugd moeilijk als zoodanig herkend worden, want in dit tijdperk vindt men slechts die kenteekenen en dat lichaamsgestel, welke boven als tot iederen teringachtigen aanleg in het algemeen behoorende aangeduid werden, en eerst bg de intrede der huwbare jaren komen de hier eigenaardige teekenen duidelijker te voorschijn. Evenals bij den aanleg tot ettertering het vurige leven des bloeds zich zelf in verettering verteert en deze inwendige brand zich naar lichaam en ziel openbaart, en evenals bij de neiging tot de vorming van longknobbels alles de verdroging en stolling der sappen aanduidt, zoo doet zich ook de aanleg tot algemeene verslijming der sappen altijd sterker door den toestand van lichaam en geest nu eens meer, dan eens minder duidelijk kennen. Voornamelijk is het door de werking der deelen, die in het lichaam tot het voortbrengen van slijm dienen, met name die der slijmvliezen, welke streven, om de eerste plaats in de verrichtingen des lichaams in te nemen en de werkzaamheid der overige terug te dringen, dat de neiging tot altijd vernieuwde aanvallen van zinkings, gepaard met de sterkste afzondering van een waterig slijm, bij geene andere soort van tering zoozeer van de vroegste jeugd af en in dien graad wordt aangetroffen dan hier. De huid van zulke menschen is doorgaans buitengemeen zacht en verblindend wit; het gewoonlijk blauwe oog schijnt by een matten glans in eene vloeistof te zwemmen; de neusgaten zijn ten gevolge der eeuwige verkoudheden ontstoken en bleekrood gekleurd; de bleekroode lippen worden by de minste vermindering van warmte blauw en loodkleurig; de roodheid der wangen is mat en wegvloeiend en niet zoo duidelijk omschreven, als bij de andere soorten van teringachtigen aanleg. Over 't algemeen heeft haar uitwendige uitdrukking iets smachtends, dat, wanneer het aan iedere tering eigenaardige hoekige niet te zeer te voorschijn treedt en de teringachtige aanleg niet reeds te diepe voren in het aangezicht heeft gegroefd, dikwijls eene zekere genegenheid afdwingt. Hunne

-ocr page 316-

296

stem is minder helder, meest sclior en dof, en neemt dikwijls een neusklank aan. De adem is meestal kort, hoorbaar en met een ratelenden toon gepaard, en bij de geringste beweging, evenals in den stroom der redeneering, ontbreekt het hnn aan lucht Daarbij rispen zy gedurig op en werpen zij onophoudelijk slijm uit. Zij zijn zeer geneigd tot langdurige zwellingen der klieren, terwijl men hier over 't algemeen verscheidene verschijnselen aantreft, die met de klierziekte overeenstemmen. Hiertoe behoo-ren, behalve de kliergezwellen, het dikwijls voorkomen der wormziekte en van het hoofdzeer, voor welker verdry ving men zich ook hier zeer wachten moet. Na weinig beteekenende aanvallen van koorts herstellen zij slechts langzaam, en steeds blijven waterachtige opzwellingen der ledematen daarna achter. Hun stoelgang is doorgaans slijmerig en steeds zyn zij tot diarrhce geneigd, die hen inzonderheid ia het voorjaar en den herfst met eene bijzondere hardnekkigheid overvalt en in het geheel niet gering te achten is, daar zij maar al te dikwyls den overgang van den aanleg tot de openlijke slijmtering aanwijst. Daarom verminderen gedurende die diarrhee ook da hoest en het opbrengen van slijm, dewijl dan de natuur de afzondering en uitwerping van het slijm aan het darmkanaal opdraagt. Wordt de diarrhee dan weder als een gewone gestopt, dan keert drukking op de borst, hoesten en opbrengen met al de hevigheid eener werkelijke slijmtering terug. Ja, er komen gevallen voor, waarin de slijmtering tot aan haar einde zich alleen als zulk eene diarrhee vertoont, en men gelooft dan, dat de dood niet het gevolg dezer tering, maar alleen door een niet te stoppen diarrhee veroorzaakt is.

By het vrouwelijk geslacht is de witte vloed zeer dikwyls een verschynsel, dat met dezen teringachtigen aanleg gepaard gaat; daarmede is het evenzoo gelegen als met de juist vermelde diarrhee, ofschoon ook de plotselinge onderdrukking van zulk een reeds hebbelijk geworden slijmvloed, ook zonder gelyktijdigen aanleg tot slijmtering, deze tering, maar toch op eene meer toevallige wijze, veroorzaken kan.

Ook de slijmaanbeien, die vooral in den hoogen ouderdom door de groote hoeveelheid van afgezonderd slym tering verwekken kunnen, moeten dikwijls slechts als een teeken der zich onder eene veranderde gedaante openbarende slijmtering aangezien worden.

Niet minder dikwyls komt de huidwonn als een voorteeken van deze tering voor; maar ook deze kan, als hy spoedig verdreven wordt, zelfs zonder vroeger bestaanden aanleg daartoe, insgelyks geheel toevallig de slijmtering te weeg brengen.

Ook onder de gedaante eener zoogenaamde valsche longontsteking, die by bejaarden dikwijls ontstaat, welke van slymachtigen,

-ocr page 317-

297

kouden, zinkingachtigen aard zijn en dikwijls aan verkoudheid in het hoofd lijden, komt de slijmtering te voorschijn.

Bij het vronwelyk geslacht en in den jeugdigen leeftijd vertoont zich de bleekzucht dikwijls als een voorteeken der slijmtering, waarbij dan de eerste onder hare schrikwekkendste gedaante optreedt.

De meest gewone geleiders echter van dezen teringachtigen aanleg en door welke de slijmtering zelve te voorsohijn komt, zijn ook hier de zinkings en borstontstekingen, waarbij men ook nog de slijmkoorts voegen kan. De beide eersten onderscheiden zich hier eerst en vooral door haar traag, uiterst langzaam verloop en door den langen duur van het achterblijvend opbrengen van slijm.

Wat hier het geestelijke leven aangaat, dat, gelijk reeds gezegd is, zoo dikwijls het lijden des lichaams mede te dragen heeft, zoo vindt men hier niet die levendige vlucht van gedachten, als in de zenuw- en de ettertering, maar de verrichtingen des geestes hebben traag en langzaam plaats, en zonder medegevoel, aan somber gepeins overgegeven, is de neiging tot eenzaamheid en rust een hoofdtrek van het karakter. Hun trage gang, hunne matte, krachtelooze houding en beweging is slechts de uitwendige uitdrukking van de krachteloosheid en afmatting van hunnen geest. Over het algemeen is het de zoogenaamde phleg-matieke en vooral het phlegmatisch-melancholieke temperament, dat met den aanleg tot slijmtering verbonden is.

Dat de aanleg tot slijmtering eindelijk in de volkomen ontwikkelde slijmtering zelve overgegaan is, ziet men aan de toenemende vermagering, waardoor het hoekige van het geheele lichaam van dag tot dag meer te voorschijn treedt, aan de vermeerdering van den hoest en van het opbrengen, vooral echter aan de tegenwoordigheid van hectische koorts. De slijmafschei-ding, die vroeger nog binnen eenige perken besloten was, kent nu geene grenzen meer, terwijl het uitgeworpen slijm bijna geheel op etter gelijkt. De handpalmen branden hier echter minder dan in elke andere soort van tering; doorgaans zijn deze, evenals de geheele oppervlakte des lichaams, meer vochtig warm, dan droog en heet op het aanvoelen. Even matig als de warmte is ook de drukking op de borst, steken zyn daarin bijna nooit aanwezig, en dikwijls levert het liggen op beide zijden niet het minste bezwaar op, ja, wanneer het slym slechts behoorlijk opgebracht wordt, klagen zulke lijders bijna in het geheel niet over hinderlijke borstkwalen en bevinden zich, buiten eene doffe drukking op de borst, van die zgde in een dragelijken toestand. Het slijmopbrengen gaat in eene ontzettende hoeveelheid meestal onafgebroken voort, zoodat zelfs gedurende de avondkoorts de hoest nooit geheel droog wordt. Zelfs de stoelgang, de urine en

-ocr page 318-

298

het zeer hevige zweet zijn van sly machtigen aard, en menigval-diger dan in eenige andere soort van tering vertoont zich hier de waterzucht.

Om het uitbreken der slijmtering daar, waar zij ten gevolge van een daartoe in het lichaam bestaanden aanleg te wachten staat, te verhinderen, moet alles verwijderd worden, wat aan de inwendige neiging tot algemeene verslij ming der sappen voedsel geeft, en men mag alleen zulk eene levenswijs veroorloven, waarbij deze neiging zich niet ontwikkelen kan.

Vooreerst moet men letten op de hoedanigheid der lucht. Hier past slechts een zuivere, van dampen vrye, droge, matig warme, niet aan te groote afwisselingen onderhevige lucht. Streken, die diep liggen, of door dichte wouden of als in een ketel van bergen ingesloten zgn, of dezulke, waarin zinkings en zinkingkoortsen tot de hebbely ke ziekten behooren, begunstigen ook boven alle andere den aanleg tot slijmtering. De zuivere berglucht, die bij de ettertering hoogst nadeelig is, is voor den lijder aan slijmtering het nuttigst; zeer voortreffelijk werkt hier het koude water, en niets is zoozeer af te keuren dan warme baden, want zij verslappen het buitendien reeds krachtelooze lichaam altijd nog meer. By het vlijtig wasschen met koud water, vooral van den hals, het hoofd en de borst, mogen zulke lijders zich slechts langzamerhand aan de koude baden en vooral aan de koude begietingen en stortbaden gewennen. Daar zeer warme kamers by uitwendige strenge koude eene bestendige geneigdheid tot zinkings onderhouden, en de zinking over 't algemeen het meest de slijmtering begunstigt, is het duidelyk, dat niets zoo zeer vermeden moet worden dan juist deze fout, en dat men by eene strenge koude nooit in te warme kamers mag vertoeven. Omgekeerd, wanneer bij hitte in de buitenlucht de kamers te koel zyn, heeft dit juist dezelfde nadeelen, waarom naar het noorden gelegen kamers vooral in den zomer voor zulke personen niet tot woning geschikt zijn. Over het algemeen kan bij den aanleg tot slijmtering elke snelle afwisseling van hitte en koude en omgekeerd niet zorgvuldig genoeg vermeden worden, en reeds dikwyls heeft eene te lichte kleeding, het zich dun gekleed blootstellen aan de koele avondlucht, het onvoorzichtig te koud baden, tocht, het verblijf op te koele, te beschaduwde plaatsen by groote warmte daar buiten, kortom het niet opvolgen van dit voorschrift bij zoo menigeen de slymtering te voorschijn geroepen en hem een vroeg graf bereid. Bij dezen aanleg komt alles daarop aan om het lichaam te verharden en het aan de uitwendige weersveranderingen te gewennen. Maar men gewent zich slechts aan de koude door koude en aan de warmte door warmte. Daarom houde men zich in een koel jaargetijde en in

-ocr page 319-

299

koude streken meer koel dan warm, en bij omgekeerde verhoudingen ook weder omgekeerd. Ontstaat er echter zinking, dan moet deze in den winter of bij koud weder door zich koel te houden, en in den zomer door warmte verdreven worden. Vooral is het noodig om in een zeer veranderlijk klimaat het lichaam gehard te maken. Men kleede zich, wone en slape niet te warm, men vermijde de vele warme en verslappende dranken, zooals thee en koffie, gewenne zich van de vroege jeugd af om met bloot hoofd, kort afgesneden haar en bloote borft te loopen, en zich ook wel barrevoets of slechts in schoenen zonder kousen veel aan de open lucht bloot te stellen en zich in koud water te wasschen en te baden. Nog tans moet men dan deze verharding des lichaams niet met vertroeteling laten afwisselen, haar niet slechts gedeeltelijk, maar geheel en al in het werk stellen, en niet onbezonnen de maat overschrijden.

Als voedsel moet alles uitgesloten zijn, wat te waterig, te flauw, te weinig opwekkend is; alleen het meer versterkende en opwekkende, zonder te verhitten, is vergund. De laffere spijzen moeten daarom ten minste door de toevoeging van onze inland-sche kruiderijen (de heete vreemde moet men ook hier vermyden) meer prikkelend en opwekkend gemaakt worden, en in dit opzicht overtreft hier de salie en de wijnruit alle andere. Is de neiging tot diarrhee niet al te groot, dan is een matig gebruik van het zout zeer aan te bevelen. Wild en gebraden vleesch zgn goed, en visch is op geene andere wijze toebereid dan insgelijks gebraden vergund. Alle waterachtige, laffe moesgroenten, al het scherp zure is hier zonder uitzondering nadeelig, want het verwatert het bloed nog meer en verzwakt de spijsvertering. Wijn en bier, ofschoon ook bij dezen aanleg minder te duchten dan bg den reeds vermelden, kunnen toch als drank niet zeer aanbevolen worden, en het water is hier het beste, als het maar geheel zuiver en behoorlijk frisch is Indien des morgens, omdat men er vroeger niet aan gewend is, een glas koud water met een stuk brood niet de plaats van het geheele ontbijt vervangen kan, hetwelk ontwijfelbaar hier het beste zou zijn, dan is een afgietsel van eereprijs, van hoefblad, van oranjebladen, van duizendblad (gerwe) met anijs, venkel, welke laatstgenoemde theesoorten hier meestal van zulk een heerlijk nut zyn, veel beter en krachtiger dan de gewone chineesche thee en de koffie. Wil men echter een op koffie gelijkenden drank gebruiken, dan vervangt men ze het best door eikelkoffie, ja, deze kan hier als een waar geneesmiddel beschouwd worden, en er is niets beters, om hier de overmatige slijm verwekking te beperken, dan deze met kina te verbinden (op twee koppen een drachme kina te laten koken). Melk kan nevens het water als drank met voordeel

-ocr page 320-

300

gegeven worden; slechts waar zij de maag schgnt te bezwaren, late men haar met water verdund drinken, en is dit niet voldoende, dan is de verbinding met seltzerwater voortreffelijk. Nooit echter mogen hier de lijders gedwongen worden om meer te drmken, dan hun dorst het verlangt. Vruchten kunnen hier by den geringen dorst ook wel de plaats van den drank vervangen, en zijn als zoodanig ook nuttig, maar als voedingsmiddel zijn zij van veel te waterigen aard, om als zoodanig hier goed te kunnen zijn.

Men moet in het gebruik van voedsel zeer zorgvuldig eene groote matigheid in acht nemen, daarom is het goed, meermalen, maar altijd weinig op eens te geven. Beweging en waken moeten het overwicht over de rust en den slaap hebben, en bij alle wederstreving der natuur moet men het vroeg opstaan tot gewoonte maken; vooral is echter de slaap na het eten hier nadeelig.

Evenals zekere opwekkende gemoedsaandoeningen, verlangen en afkeer, vreugde en smart, als weldadige werkingen op den hier in traagheid verzonken geest beschouwd moeten worden, en daarom ook wel met een gunstig gevolg opzettelijk kunnen worden aangewend, zoo uiterst schadelijk zijn van den anderen kant de nederdnikkende hartstochten, zooals b. v. vrees, verdriet, droelheid, kommer, enz. De laatsten zijn hier een waar verwoestend vergif. Het zal echter altijd veel zegenrijker zijn, wanneer men bij eene krachtig voedende levenswijs reeds in de vroege jeugd door afwisselend bezighouden der verstandelijke werkzaamheid de traagheid der ziel tracht te verdrijven; men ver-mijde daarbij slechts eiken dwang en alle vermoeiende inspanning. Ook het leeren moet voor het kind een spel zijn, anders deugt het niets, evenals in het werkelijke leven geene zaak gelukt, die niet met frisschen moed begonnen wordt.

Zoo ook de genezing der uitgebroken siymtering in meer gevallen gelukt dan die der longknobbeltering, enz., zoo is zij toch met veel te groote zwarigheden verbonden, dan dat de onkundige zich daarmede zou mogen inlaten, waarom wij de behandeling hier laten rusten.

-ocr page 321-

ZEVENDE AFDEELING.

OVER DE WATERZUCHT.

§ 136. quot;Waterzucht. Wanneer een mensch dikker begint te vorden (niet als een sterk worden door krachtige voeding), wanneer hij over opgezetheid en spanning in het binnenste klaagt, weinig urine loost, niet zweet, maar eene droge koele huid heeft, bestendig over dorst klaagt en tegelijk hardlijvig en verstopt is, dan weet men daaruit, dat hij waterzuchtig is.

Lieden van een phlegmatiek temperament, van zwakken, slappen lichaamsbouw en een bleek uitzicht zijn vooral tot waterzucht geneigd. Zij worden gewoonlijk tusschen hun 40ste en 50ste jaar spoedig vet, eten weinig, drinken veel, inzonderhêid bier, loozen weinig urine, krijgen aanvallen van benauwdheid, opzetting der maagstreek, korten adem, en eindelijk, wanneer aanleidingen daarbij komen, ontstaat de waterzucht.

Lage, vochtige streken, vooral de nabijheid van stilstaande poelen, begunstigen het ontstaan dezer ziekte. Waar dikwijls wisselkoortsen heersehen, zyn ook de lijders aan waterzucht niet zeldzaam. Daar, waar eene neiging tot deze kwaal in het lichaam bestaat, zal zij dan ook lichtelijk door zeer verschillende oorzaken ontwikkeld worden. Maar ook zonder deze neiging daartoe kan zij door de volgende oorzaken in iederen leeftijd en bij elk mensch ontstaan. Hiertoe behooren groote ongeregeldheden in de spijsvertering en voeding des lichaams; vandaar paart zich de waterzucht eindelijk aan elke ziekte, die uit be-dorvene sappen ontstaat, b. v. aan de jicht, de scheurbuik, enz. Hetzelfde bewerkt ook groote zwakheid en uitputting van krachten na groote bloedverliezen of zware ziekten, kwade koortsen en derg. Snel onderdrukte huiduitwaseming, vooral bij zwaar gebouwde sterke lieden, ook menigmaal het drinken van kond water, als het lichaam verhit is, het onmatig gebruik van geestrijke dranken, vooral van jenever; buitensporige inspanning des lichaams, inzonderheid door nachtbraken; het verblijf in slechte bedompte lucht, in kelders, gewelven, vochtige, donkere woningen; zorg, kommer, schrik, dit alles kan aanleiding tot waterzucht geven. Onderdrukte huidziekten hehooren evenwel tot de voornaamste. Zoo ontstaat zij niet alleen gaarne na naar bin-

-ocr page 322-

302

nengeslagen schurft en spoedig genezen oude voetzweren, maar ook bijzonder dikwijls na koortsachtige huiduitslagen, en wel voornamelijk na het roodvonk, maar ook na pokken, mazelen, netelroos, gierstuitslag en roos.

De waterzucht is doorgaans wel eene zeer zware ziekte en neemt bij veroudering en verkeerde behandeling zeer licht een doodelijk einde; maar in de handen van een kundigen arts mag zulk een lijder den moed niet te spoedig laten zinken.

Met de aftapping van het water is de ziekte in het geheel niet weggenomen, wanneer ook niet tegelijk de in het inwendige aanwezige ziekelijke toestanden (b. v. opzwellingen der onderbuiksingewanden) verwijderd worden; want dikwijls ziet men, dat, wanneer zulk een lijder het water geheel verloren heeft, hij toch uitteert en sterft. Daarom wende men zich ook zoo spoedig mogelijk tot een bekwamen geneesheer en late geen tijd verloren gaan met het beproeven van tegen de waterzucht aangeprezen middelen, die over 't algemeen niet altijd en niet voor iederen zieke passen, en waarmede men bij onverstandig gebruik een doodelijk kwaad stichten kan. De waterzucht berust namelijk niet steeds op een en denzelfden toestand des lichaams; zij gaat even dikwijls met verslapping als met een ontstekingachtigen geprikkelden toestand gepaard, waarom men dan ook een geheel tegenovergestelden weg ter genezing moet inslaan, en het middel, dat den eenen zieke van zgn water en zijne ziekte bevrijdt, kan voor den andere, onder niet gelijke omstandigheden, slechts nadeelig zgn. Moge de lezer dit ter harte nemen en moge hij inzien, dat bij de hier zich altijd opdringende kwakzalvers en knoeiers, en bij de tallooze raadgevingen, die hem gewoonlijk van alle zijden toekomen, evenmin als in de homceopatische be-driegelijke schijngeneeskunde, voor hem bij deze diep in het binnenste gewortelde ziekte de gehoopte genezing maar zelden te vinden is. Maar ook hier verwachte hg geene uitvoerige uiteenzetting der zoo moeilijke geneeswijze. Slechte voor gevallen, die licht te verhelpen zijn en bij oogenblikkelijke radeloosheid zal bij hier de middelen vinden.

Slechts ééne zaak moet ik hier vermelden, omdat zij zoo weinig bekend is, en welke van de zijde der geneeskundigen, die ze trouwens slechts zelden genoegzaam kennen, nogtans en wel met het grootste onrecht als gevaarlijk en nutteloos uitgekreten wordt. Dit is het behoorlijk gebruik van het koude welwater. Handelt men daarbij zooals opgegeven zal worden, dan geneest men daarmede volkomen zeker en zonder eenig gevaar voor den lijder elke huid- en buikwaterzucht, wanneer in 't algemeen de mogelijkheid ter genezing bestaat, en men heeft daarbij zekerlijk niet de nadeelige gevolgen te vreezen, die na het gebruik der rus-

-ocr page 323-

303

sisclie en voorloop bevattende dampbaden reeds zoo dikwijls waargenomen zijn.

Znlk een lijder wordt twee- of driemaal daags in natte lakens gewikkeld, en nadat hg in dien toestand 2 a 3 uren heeft doorgebracht, zoolang zich in dien tusschentijd nog geen zweet vertoont, alleen met koud water spoedig afgewasschen, of, wat nog beter is, in een droge kuip met 1 of 2 kannen koud water niet al te spoedig overgoten. Grelukt het echter hem in zweet te brengen, dan moet hij dit 2maal daags naar verhouding zijner krachten 1—2 uren afwachten, en daarop een koud kuipbad nemen, waarin hij in het begin slechts 3—4 minuten vertoeft; later echter, wanneer hem niet vroeger eene rilling overvalt, die hier volstrekt vermeden moet worden, kan men den tgd van het bad tot op 12 of 15 minuten verlengen. Na de verwijdering van het water zette men de kuur nog wel eenigen tgd voort, maar men moet dan minder zweeten en liever eindelijk ook de baden met wasschingen verwisselen, om het uitbreken van belangrijke huidziekten te voorkomen, die bij de hier altijd krach-telooze huid vermeden moet worden, want zij zouden zeer licht eene niet gewenschte sterkte kunnen verkrijgen. Eerst wanneer de lichaamskrachten en vooral de spijsvertering geheel hersteld zyn, de lijder niet te oud is, niet met kwik en andere giftige minerale middelen is overladen en een in het lichaam nog aanwezig sappenbederf een terugkeer van de waterzucht doet duchten, late men het koude water in zgne volle kracht werken. De lijder zweete dan 's morgens en 's avonds 1—2 uren sterk in wollen dekens, neme daarop een koud kuipbad, en des morgens, eenige uren na het kuipbad, gedurende 10—15 minuten een stortbad, dat de huid behoorlijk aangrijpt. Hij zette deze behandeling niet alleen zoolang voort, totdat deze huiduitslagen te voorschijn komen, maar totdat zij weder verdwenen zijn en ergeene nieuwe meer ontstaan, hetwelk trouwens zeer moeilijk en dikwijls uiterst pynlijk en langdurig is. Maar de groote opofferingen van zulk eene geneeswijze worden door het volle genot der gezondheid en van een nieuw verjongd lichaam ruimschoots beloond. Gedurende deze behandeling mogen geene warme dranken en niets dan koud water en melk, wanneer de lijder deze dranken kan verdragen, gedronken worden. Van den daarbij noodigen leefregel zullen wij later spreken.

Op den leefregel in de waterzucht moet bijzonder gelet worden. Hare genezing zal nooit gemakkelijk gelukken, wanneer de leefregel niet door de geneesmiddelen ondersteund wordt. Men heeft vooral in vroegeren tijd, toen eene misschien al te groote gestrengheid in het diëet eene algemeene grondstelling by de behandeling dezer ziekte was, gevallen waargenomen, waarin

-ocr page 324-

304

het leven van lijders aan de borstwaterzucht jaren lang gerekt werd, terwijl men hun alleen toestond om dagelijks eene kleine hoeveelheid gelei van hertshoorn te gebruiken. Maar een zoo uiterst beperkte spijs kan by zulk eene langdurige ziekte nooit als een algemeen geldige regel beschouwd worden; vele lijders worden daardoor uitgeput, en verliezen daarbij al hunne krachten.

Vroeger stond men ook aan den lijder slechts zooveel drank toe als tot onderhoud des levens noodig was. Maar deze wreeder ondoeltreffende en zelfs schadelijke handelwijs bestaat niet meer, en alle verstandige geneesheeren stemmen thans voor het rgke-lijk gebruik van dranken in de waterzucht. Alleen mag men ook hierin niet overdrijven, vooral wanneer de pisloozing niet behoorlijk geschiedt, want anders ontstaat lichtelijk een lastig, zeer benauwend gevoel in de maag. Begint echter de urine rijkelgk te vloeien, dan mag de lijder zooveel drinken als hem belieft. Het rijkelijk gebruik van dranken ondersteunt dan de pisdrijvende werking der middelen het allermeest; ja, dikwijls kan men dan alle geneesmiddelen ter zijde stellen en het overige alleen aan het menigvuldige drinken overlaten. Al naar dat de waterzucht op een ontstekingachtigen toestand of op zwakheid berust, moeten ook de dranken van verschillenden aard zgn. Is de toestand geprikkeld en gaat hij met iets koortsachtigs gepaard, dan geeft men cremor tartari (zie n0. 18), limonade, wei of een afkooksel van den kweek- of kliswortel, alsmede van pompoen met een weinig wijnsteenroom (i ons op 1 kan), of salpeter (2 drachmen op de kan) tot gewonen drank gemengd. Ook heeft zich het koude welwater in elke soort van waterzucht te regt eene groote vermaardheid verworven. Behalve deze kunnen alle soorten van verkoelende dranken toegestaan worden (zie nn. 7, 14, 15 en 17).

Zoo de toestand op zwakte berust, zullen behalve het koude water de volgende dranken nuttig zijn: een afkooksel van schaafgras (3 ons op 1 kan water), van den prangwortel (eveneens), van het anjeliergras (hetzelfde), van de thee n0. 228, een afgietsel van jeneverbessen. Ook moezel- en rynwijn, alsmede verscheidene minerale wateren (Seltzerwater, Salzbrunn, Kissinger, Sauerbrunn, enz.) zijn heerlyk. Hun, die aan het bier gewend zgn, kan men met goed gevolg een bier van den jeneverstruik of mierikswortel te drinken geven. Men behoeft slechts 2 pond fijngestooten jeneverbessen of geschaafden mierikswortel in een hal ven emmer jong bier te laten gisten. Het gebruik van koffie kan men aan hen, die daaraan gewoon zijn, wel toestaan; ook kan in bijzondere gevallen, waar neiging en gewoonte daartoe nopen, waterchocolade toegediend worden. De thee, hetzij groene of zwarte, deugt by geene enkele soort van

-ocr page 325-

305

stoornissen in de spijsvertering, veroorzaakt licht spanning en opzettingen in de maagstreek, en de lyder zal wel doen, zich die geheel te ontzeggen.

Bij de ontstekingachtige waterzucht kunnen alleen lichte witte vleeschsoepen van kalfs- en hoendervleesch, zachte moesgroenten, inzonderheid andijvie, postelein, selderij, peterselie, enz., lichte meel- en eierspijzen, wanneer zij niet te vet zijn toebereid, wit brood en somwijlen melk toegestaan worden.

Anders is het gelegen, wanneer deze ziekte met verzwakking gepaard gaat. De krachten der spijsvertering beslissen hier bi) de kenze der voedingsmiddelen. De lijder, wiens maag nog goed en die aan overvloedig eten gewoon is, kan alle vleeschspijzen die hij verteren kan en waaraan hij gewoon geworden is, dus ook gebraden, maar niet doorspekt, en geroosterd of gerookt vleesch gebruiken. Hard gebakken brood en beschuit, gekruide en gezouten spgzen kunnen hier veroorloofd worden; opblazende moesgroenten en meelspijzen zgn minder vergund, en de laatsten zooveel te minder, hoe vaster en vetter zij zijn toebereid, daarom geen boterdeeg, enz. Hiertoe behoort ook het gebruik van boter, van gebraden vleeschsauzen, olie en vet gebak. Zij vermeerderen de verslij ming der sappen en dragen veel bij tot het verwekken der waterzucht zelve. Radijs en rammenas, alsmede de knoflook en de kervel als toekruid bij de spijzen zijn gebleken zeer goed te zyn.

Lichaamsbeweging, wanneer zij de krachten niet zeer inspant, is voor de waterzuchtigen nuttig. De kleeding is in deze ziekte van groot gewicht. By elke soort van langdurige waterzucht moet inzonderheid en zeer dringend het dragen van een wollen, van gewoon flanel gemaakt hemd aanbevolen worden. Al valt hem dit ook in het begin lastig, zoo zal hy binnen weinige dagen toch van het nuttige dezer kleeding overtuigd worden. Voor den nacht kan men hemden van lichter flanel laten vervaardigen.

De ligging dergenen, die aan waterophoopingen lijden, is geheel niet onverschillig De meesten hebben neiging tot het doorliggen en daarvoor moet reeds in het begin der ziekte gezorgd worden. Zooveel als mogelijk is moeten veeren bedden vermeden en alleen matrassen gebezigd worden, die men zeer doeltreffend met eene hertenhuid bedekt. Bij het gevaar van het doorliggen worden doorgaans eene menigte middelen door elkander beproefd; om ze echter nuttig te doen zijn, moet in ieder geval de toestand behoorlijk in aanmerking genomen worden. De gedrukte deelen in de streek van het kruis of aan de beide heupen zijn of alleen pijnlijk met de gewone huidkleur, of zij zijn rood, of zwerend en etterend, of zy zijn ontstoken en me

20

-ocr page 326-

306

«en brandig uitslag bedekt; en naar dit verschil moet men ook de behandeling van het lijdende deel wijzigen.

Zijn de gedrukte deelen alleen pijnlijk, dan verrichte men inwrijvingen met kamferspiritus, eau de cologne, arak, rum, de laatste met eiwit tot schuim geklopt. Onder zulke omstandigheden kan men ook gebruik maken van een op hard leder gestreken zwavelpleister, die men, zonder er verder aan te raken, moet laten liggen.

Zoo zich aan de lijdende plaats eene aanmerkelijke, dikwijls zeer pynlijke roodheid vertoont, dan moet deze herhaalde malen met citroensap, met azynwater, of verdund loodwater bestreken en vooral elke verdere drukking volstrekt vermeden worden. Een zoogenaamden ring er onder te leggen deugt niets. Het beste hulpmiddel is het volgende:

Men late een vierkant kussen maken van de geheele breedte van het bed, dit met paardenhaar goed vullen, met hertenleder overtrekken, en in het midden van eene diepte voorzien. Op dit knssen, dat nog door banden aan de zijden der bedstede vastgemaakt kan worden, rust de lijder zeer goed, en gewoonlijk verdwijnen binnen korten tijd de sporen van het doorliggen. Men kan dezen maatregel niet genoeg aanbevelen.

In Engeland worden heden matrassen vervaardigd van een waterdichte stof, die door eene opening, welke gesloten kan worden, aan de eene zijde met water worden gevuld, dat door eene kraan aan de andere zijde, zonder dat de daarop liggende zieke van ligging behoeft te veranderen, wegloopen kan. Zulk eene legerstede zou voor den lijder de voordeeligste moeten zijn, daar men het bed zonder stoornis te allen tijde verwarmen, en aan het water steeds de gepaste temperatuur verleenen kan, en dewijl hier tevens alle plooien worden vermeden, die niet weinig tot het doorliggen bijdragen; maar tot heden toe is de prijs nog te hoog om die, algemeen te kunnen invoeren.

Is de lijdende plaats reeds open en zwerende, dan verschaft Adtenrieth's zalf van eikenbast de uitstekenste diensten. Is de zwerende plaats branderig, dan is zulk een toestand zoo gevaarlijk, dat reeds alleen daardoor het leven des lijders bedreigd wordt. Eeeds dikwijls is een lijder, die aan de beter hand was, aan het doorliggen gestorven, omdat koud vuur er bij gekomen was; daarom mag dit ongemak alleen door een heelmeester behandeld worden.

§ 137. Huidwaterzucht. Deze is of over het geheele lichaam verspreid, of beperkt zich slechts tot enkele deelen dei-huid (b.v. gezwollen voeten). In geringeren graad noemt men de kwaal gezwollenheid van het lichaam. Bij de huidwater-

-ocr page 327-

307

zacht is de zwelling week en deegachtig; zij wijkt voor de drukking van den vinger en deze laat eene holte achter. De huid zelve is bleek, droog eu gespannen. Zulk eene zwelling is of koel óf heet, dikwijls gloeiend heet op het aanvoelen. Daarbij heeft de lijder den eetlust verloren, hg voelt zich mat en slaperig. Gewoonlyk toont zich de waterachtige zwelling aan den enkel en stijgt van daar in de hoogte. Er vertoonen zich sporen van opgezwollenheid in het gezicht en de oogleden zwellen waterachtig op. Doorgaans is de zwelling aan de voeten het sterkst, maar zij vermindert bij het rechtuit liggen in het bed. In hel verloop der ziekte ontstaan aan de dyen niet zelden pynlijk brandende zweren, die licht in koud vuur overgaan.

Een quot;waterachtig gezwel ontstaat spoedig, b. v. door nauwsluitende kleedingstukken, te stijf gebonden kousenbanden, enz. Ook by gezonde personen, die aanhoudend dag en nacht reizen, bij het nachtbraken en dergelijke buitensporige en ongewone inspanningen zwellen de voeten somtijds op. Bij zwangere vrouwen en hoog bejaarden is dit een zeer gewoon verschy usel. Spoedige onderdrukking der huiduitwaseming, ja het slechts eenmaal doornat zyn der kleederen verwekt lichtelijk huid waterzucht. Ook na het roodvonk en andere ziekten vertoonen zij zich, gelijk zy ook dikwijls het begeleidende verschijnsel van waterzucht in de inwendige organen, als buikwaterzucht, nierontaarding is, in welk geval zij natuurlijk slechts in vereeniging met de ten grondslag liggende ziekten behandeld mag worden.

Gewoonlijk kan deze waterzucht zeer licht genezen worden. Dikwijls ontlast zich het water van zelf, terwijl zich opene plekken vormen, waaruit het water wegvloeit. By de genezing komt het voornamelijk daarop aan, of men met eene heete en koortsachtige, of langdurige en koortslooze huidwaterzucht te doen heeft. By huidwaterzucht, zooals zy na het roodvonk en andere ontstekingen ontstaat, en gelijk zy dikwijls op hevige verkoudheid volgt, waarby de koorts niet ontbreekt, werkt eene aderlating dikwijls als door een wonder, wanneer de pols vol en sterk, een zichtbare bloedaandrang naar het hoofd en de borst aanwezig, en de lijder buitendien jong en krachtig is. Inwendig diene men by hevige koorts den salpeter (zie n0. 23) toe; by mindere opwekking late men vlytig cremor tartari drinken (zie n°. 15 of 18), of men geve de poeders nquot;. 41, in veel water opgelost. Voor zwakkere personen, inzonderheid voor kinderen, past het tamarindenmerg ^zie n0. 17). Aan volwassenen geve men het afkooksel nJ. 45. Een bij zonderen roem heeft zich in alle soorten van heete waterzucht de oplosbare wijnsteenroom verworven. Men gebruikt daarvan dagelyks }—1 ons, in een passenden drank (gerstewater, havergortslijm, suikerwater, enz.) opgelost. — Zijn

20*

-ocr page 328-

308

deze middelen niet voldoende, hetwelk evenwel maar zelden het geval zal zgn, dan moet men de verdere behandeling aan een geneesheer opdragen.

By een langdurige en koortslooze huidwaterzucht hebben de pillen van Heim te Berlijn (zie n0. 219 en van Wenpt te Breslau (zie n0. 220) zich te recht een groeten naam verworven.

Het wry ven der huid met droge wollen doeken, alsmede het inwrijven met geestrijke zaken, doen weinig nut en vallen den lijder dikwijls zeer lastig. Bij koude waterachtige opzwelling der voeten laat Wendt den spiritus n0. 231 met voordeel inwrijven. Bij gezwollen voeten is de inwikkeling van het zieke lid en later het dragen van rijgkousen een wezenlijk en zeer voortreffelijk middel; men geneest daarmede de hardnekkigste gevallen van dien aard. Er is nogtans eenige voorzichtigheid noodig, en men kan niet terstond bij elke voetopzwelling windsels aanwenden. Is de voet rood, pijnlijk of zeer gevoelig, dan moet men het achterwege laten. In eene werkelijke algemeene huidwaterzucht, of ook slechts daar, waar men reden heeft om voor haar ontstaan te vreezen, mag de inwikkeling geen plaats hebben, want onder zulke omstandigheden hoopt zich dan lich-lelijk het water in den buik of in de borst op.

Worden enkele plaatsen van de waterzuchtige huid der voeten ontstoken, dan legge men er versche koolbladen, of de versche bladeren van de waterlelie op. In geval van verzweringen is een pap van geraspte peen nuttig.

Wanneer zich vocht in het gewricht verzamelt, hetwel kvooral dikwijls aan de knie het geval is, dan is het gebruik van een spaanschevliegpleister en het onderhouden van eene oppervlakkige ettering het krachtigste middel. Vluchtige inwrijvingen en harsachtige pleisters, die men dikwijls daartegen aanbeveelt, zijn op verre na zoo goed niet. In hardnekkige gevallen overtreft evenwel de zweet- en waterkuur alle andere middelen, het gloeiende ijzer zelfs niet uitgenomen.

§ 138. Borstwaterzucht. De ziekte is dikwijls zeer moeilijk te herkennen. Dat een mensch aan de borstwaterzucht begint te lijden, kan men daaruit besluiten, dat bij eene goede gezondheid en zonder eenige voorafgegane ziekte de ademhaling na eenige beweging moeilyk wordt en een kuchen ontstaat; wanneer de aamboistigheid trapswijze toeneemt, het spreken terstond door hoesten afgebroken wordt en de lyder niet diep ademhalen kan; wanneer eindelijk koortsachtige aandoeningen, en plotseling ontwaken uit den eersten slaap met aanvallen van groote benauwdheid zich vertoonen.

De teckenen, die met veel waarschij nlij kheid tot eene ontwikkelde

-ocr page 329-

309

borstwaterzucht doen besluiten, zijn aanhoudende belemmeringen bij het ademhalen, onverklaarbare angst, herhaald zuchten, een gevoel van drukking, trekking, spanning in de borst; —een korte, droge hoest, later van schuimend, met bloed gestreept opgebracht slijm vergezeld, hartklopping, aamborstigheid, droogheid in de keel, schorre en zwakke stem, onrustige slaap of het geheel ontbreken daarvan, verlichting van de ademhaling bij het rechtop zitten of staan; vermeerdering van de bezwaren bij het laag liggen en bij lichaamsbeweging. Nog zekerder worden de teekenen, wanneer deze met menigvuldigen aandrang van het bloed naar het hoofd, roodheid der wangen, die ook wel eene blauwachtige tint hebben, opgezetheid der aderen aan het hoofd en den hals, een hevig kloppen der halsaderen, vooruitgestrekten hals, uitpuilende oogen by een vaalbleek gelaat, waterachtige zwelling der oogleden, handen en voeten, menigmaal ook der mannelijke geslachtsdeelen, benauwd stikkend ontwaken in den eersten slaap met wijd opgesperde oogen gepaard gaan. Men geloove evenwel niet, dat de hier beschreven toevallen bij de borstwaterzucht noodzakelijk aanwezig moeten zijn, want zeer dikwijls ontbreken er verscheidene, en toch lijdt de zieke daaraan; slechts de boven opgegeven teekenen, welke bij het begin der ziekte aanwezig zijn, ontbreken bijna nooit. Ook vertoonen zich die ongesteldheden niet altijd in geli)ke hevigheid; de wijzigingen hangen deels van den leefregel des lijders, deels van de afwisseling van het weder en het jaargetijde af, en slechts de nauwlettendste geneeskundige behandeling kan met bepaaldheid het aanwezig zijn der borstwaterzucht en hare bijzondere soort vaststellen.

Bij een slap, voos. traag lichaamsgestel, in hoogen ouderdom, bij een volslagen gebrek aan beweging, bij het verblijf in slechte, bedorvene lucht, bij gebreken in de borst is de neiging om borst-waterzuchtig te worden, steeds aanwezig.

Als eene der gewichtigste aanleidingen tot deze ziekte moet de vergroeiing van het ribbenvel beschouwd worden, die wel gedurende lange jaren zonder bijzonderen nadeeligen invloed op de verdere gezondheid bestaan kan, maar in latere jaren dikwijls langdurige borstziekten en vooral de borstwaterzucht verwekt. Zulke vergroeiingen ontstaan hg hevige zinkings- en dergelijke ontstekingachtige borstongesteldheden, wanneer daarbij eene streng ontstekingwerende handelwijze en vooral de noodza-kelijke bloedaftappingen verzuimd worden.

Elke hevige longontsteking kan deels op zich zelve, deels door verkeerde behandeling met borstwaterzucht eindigen. Zoo zijn ook roodvonk, mazelen, naar binnen geslagen roos, onderdrukte schurft, huid worm, aambeien en vooral ook de jicht zeer dikwijls de oorzaak van deze ziekte. Zij voegt zich ook lichtelijk bij

-ocr page 330-

310

koortsacMige ziekten, -wanneer het lichaam reeds te voren verzwakt, en de spijsvertering reeds vroeger in wanorde was. Om dezelfde reden worden dronkaards zoo dikwijls borstwaterzuchtig.

Wordt de Igder aan de borstwaterzucht niet door een geneeskundige met de grootste omzichtigheid en zorgvuldigheid behandeld, dan zal zijne genezing nooit volbracht, noch zijne groote kwalen verminderd kunnen worden. Daarom wende men zich zoo spoedig mogelijk tot een geneesheer, en hoe vroeger dit geschiedt, des te beter zal het voor den lijder zijn. In geval van nood zullen de poeders n0. 222 of het afgietsel van senega (zie n0. 223) goede diensten doen.

De benauwdheden, die den lijder van tijd tot tijd en vooral dikwijls des nachts overvallen, vereischen, uit hoofde van hare gevaarlijkheid voor het leven, de spoedigste hulp. Onder zulke omstandigheden geve men 15 droppels bamsteenhoudenden geest van hertshoorn met wat water, of 1 a 2 droppels vluchtigen zwavelether met een lepel gedistilleerd water, waardoor dikwijls de naar allen schgn stervende lijder opgewekt en van het gevaar om te stikken bevrijd wordt. Ook kan men in zulke oogenblik-ken een mengsel van 2 deelen zwavelether en 1 deel opiumtinctuur laten innemen. Te dien einde giet men een theelepel van dit mengsel in een kopje en laat den lijder den zich daaruit ontwikkelenden damp met open mond opvangen. Eene meer zittende houding, met het bovenlijf iets hooger, is voor zulke lijders de beste.

§ 139. Buikwaterzucht. Hier is het water vrij of in zakken ingesloten in de buikholte aanwezig. Deze ziekte wordt gewoonlijk door verminderden eetlust, in het oog loopende traagheid van den stoelgang en lastige gewaarwordingen van allerlei aard in den onderbuik voorafgegaan. Bij de vrije buikwaterzucht vormt zich doorgaans eene gelijkmatige, in het begin gespannen en later eenigszins toegevende opzetting van den onderbuik, welke de ligging des lyders volgt. Wanneer men de vlakke hand op de eene zijde van den buik legt, en met de andere daartegen slaat, dan voelt men de beweging des waters en den terugslag der golven. In het begin gevoelt men het water het best bij het staan en aan de onderste deelen des licbaams De lijder klaagt over een lastige volheid in de maagstreek, alsmede over verschillende stoornissen in de spijsvertering. De stoelgang is zeldzaam en droog, met mindere en donkerbruine, bierkleurige urine. Er komen waterachtige opzwellingen der geslachtsdeelen en der voeten bij, de ademhaling wordt moeilijk. Huid, tong en mond zijn droog, en de Igder is door dorst en slapeloosheid gekweld. Hoe meer het lichaam opzwelt, des te meer vermageren de ledematen, of er voegt zich huid waterzucht bij, ja niet zelden

-ocr page 331-

311

ook borstwaterzucht. Eindelijk vertoont zich een slepende uitterende of ook een kwaadaardige ontstekingskoorts.

De meest voorkomende oorzaken dezer waterzucht zijn: verstoppingen en verhardingen der onderbuiksingewanden en de daaruit ontstaande ziekten: geelzucht, bloedbraken, aambeien; slecht behandelde of te lang durende wisselkoorts, vooral de vierdaagsche; de onregelmatige jicht, alsmede het bederf van andere sappen: herhaalde verkoudheden; overmatig gebruik van wijn en geestrijke dranken; voorafgegane heete koorts, vooral roodvonk, kwetsingen van den onderbuik door een slag, val, enz.

Somtijds gelukt het aan de pogingen der natuur zonder groote medewerking der kunst, om de buikwaterzucht tot in den grond te genezen. Dit geschiedt dan doorgaans door het verschenen der maandstonden en de zich openende aambeien, door het weder te voorschijn komen van vroeger onderdrukte huidziekten of een ruimen stoelgang of vrijwillig braken. Is de buikwaterzucht het gevolg van andere langdurige ziekten, dan wordt zij in 't algemeen door de wederverschijning der vroegere ziekten spoedig genezen, wanneer dit door de kunst bereikt kan worden.

De neiging tot wederinstorting is bij deze ziekte altijd zeer groot, en nooit mag men iemand, die van de waterzucht genezen is, voor volkomen hersteld houden, wanneer zgne huid droog, hard en parkamentacbtig blijft. Slechts hg moet na genezen waterzucht als volkomen hersteld beschouwd worden, wiens huid zacht is en uitwasemt, en wiens spijsvertering behoorlijk in orde is.

Zeer dikwijls is de buikwaterzucht van ontstekingachtigen aard. Zulk eene ontstaat spoedig met koortsachtige verschijnselen, vollen pols, teekenen eener onderbuiksontsteking na onderdrukte bloedvloeiingen en ten gevolge van andere ontstekingachtige ziekten. Hier passen de middelen, die bij de ontstekingachtige waterzucht opgegeven zijn. De braakwijnsteen (zie n0. 224) is hier vooral zeer werkzaam en verdient terecht zeer aanbevolen te worden.

Is de toestand echter niet van ontstekingachtigen aard, dan is het middel n0. 225 zeer goed gebleken. Ook de middelen n0. 226 en 227 doen hier voortreffelijke diensten. Tot drank geve men de thee nr). 228, die over 't algemeen bij waterzuch-tigen zeer aan te bevelen is. Uitwendig wordt eene zalf uit 2 deelen altheazalf en één deel terpentijn- of kopaïvenbalsem deels op den onderbuik, deels in de nierstreek ingewreven.

Een slechte spijsvertering is hier altyd een uiterst treurig verschijnsel. De gewone maagversterkende middelen doen alsdan geen bijzonder nut. De bruispoeders (zie n0. 20), een weinig seltzerwater, een glas wijn, vooral champagne, waren dikwijls van het beste gevolg.

-ocr page 332-

31-2

Er zijn gevallen, waarin de lijder, door eene soort van instinct gedreven, iets bijzonders wenscht te nuttigen. Ansjovis, haringsalade, eenige oesters, kaviaar, scherpe kaas, vruchten van allerlei aard, ijs, enz.; deels verlangt hij prikkelende, deels verfris-schende dingen. Men moet dit als een wenk der natuur beschouwen, en kan het, natuurlijk met mate, den lijder toestaan.

Zoo de buikwaterzucht het gevolg van eene langdurige wisselkoorts is, kan men op het middel n'J. 229 vertrouwen. In andere gevallen heeft de alsemwijn (zie nD. 230) zeer goede diensten gedaan. De hier opgegeven behandeling zal evenwel eene verstandige geneeskundige verzorging nooit geheel en al overbodig maken

§ 130 Van de verhoedmg der wederinstorting bij de waterzucht Dikwijls blijft, nadat de waterzucht verdwenen is, zonder eigenlijke ziekte een geheel eigenaardige ziekelijke toestand achter. De ontlasting der urine en van den stoelgang, de huiduitwaseming, de eetlust, de smaak, de slaap, de ademhaling, de pols, al deze verrichtingen hebben regelmatig plaats, en toch wordt de genezene niet beter en sterker, hij ziet er ziekelijk en vei vallen uit en zijn moed is gebroken. Men moet hier geduld hebben, de herstelling geschiedt langzaam, maar zeker. Men zorge slechts voor een droge woning, kieze zoo mogelijk een hoog gelegen verblijf, dat van poelen en alle stilstaande wateren verwijderd is, vermij de alle zwaren kost en lauwe waterachtige dranken. De zorgvuldigste vermijding van een natte en koude weersgesteldheid en de verwijdering van alle verdrietige zorgen is dringend aan te raden. Door het opvolgen van deze voorschriften zal de gezondheid het best bevestigd worden.

Zoo gedurende den loop der ziekte alleen het noodzakelijke, noch te veel, noch te weinig geschied is, dan zullen er ter verdere genezing doorgaans geene andere geneesmiddelen noodig zijn. Berustte de verdwenen zucht op een geprikkelden toestand van het bloed, dan is alleen de zorgvuldigste vermijding van alle prikkelende invloeden noodig, inzonderheid van die, door welker inwerking de vroegere ziekte veroorzaakt werd. Wie hier versterkende middelen zou willen nemen, zou zich dezelfde kwaal of andere ernstige ziekten op den hals kunnen halen. Bij zulk eene herstelling is eene voortdurende beperking der voedingsmiddelen en de verhoeding van eiken prikkel een vereischte, en bij kinderen is deze voorzorg dubbel noodig. Na zulk eene ontstekingachtige waterzucht kan eene druivenkuur van bijzonder groot nut zijn. Een bijzondere oplettendheid verdienen de afscheidingen van den stoelgang en der urine; wanneer deze traag worden, moet iemand, die van deze waterzucht herstelt, des mor-

-ocr page 333-

313

gens vroeg 1 a 2 groote glazen Kissinger, Ragoczi of Marien-bader Kreuzbrunn drinken. Dit bekomt doorgaans het best, wanneer het water vroeg in het bed gedronken en de uitwaseming eenigen tijd afgewacht wordt.

Was de vorige waterzucht prikkelloos en ging zij met verzwakking gepaard, dan moet men bij de herstelling reeds meerder voorzorgen nemen, want dan moet de lang achterblijvende verzwakking verholpen worden. Het is hier noodzakelijk, bij voorafgegane zwelling der voeten zwachtels of rijgkousen te dragen, inwrijvingen van kruiderijen (spiritus van jeneverbessen, enz.), of berookingen van mastik, barnsteen, jeneverbessen, enz.), t« doen, en daarbij zooveel lichaamsbeweging te nemen, als de krachten veroorloven. Het verblijf in de open lucht, op het land of kleine reizen zullen zeer voordeelig zijn.

Na eene waterzucht, die op verzwakking berustte, mag dc wollen kleeding nooit meer afgelegd worden. Indien eene traagheid van den stoelgang achterblijft, dan zullen de buikopenende pillen n0. 157 inzonderheid zeer weldadig werken.

Indien het noodig is de spgsvertering te ondersteunen, dan handelt men als bij de zwakte der maag. Hiertoe behooren de zoogenaamde maagbieren, b. v. porter, stettiner, beiersch en elk ander bitter bier. Was de herstellende een bierdrinker, dan zal het goed zijn, minder, maar een krachtig bier te drinken, dat de spijsvertering bevordert. Ijzerhoudende middelen, zooals de ijzersalammoniak (nG. 79), de staal wijn (nc. 32), en bovenal de ijzerhoudende mineraalbronnen: Pyrmont, Driburg, Spa, Kudova, Brückenau, Flinsberg, Altwasser, enz., zullen dan noodzakelijk zyn, als de zwakte, waaruit de waterzucht voortgesproten was, ook na de genezing nog voortduurt. Een goede, maar licht te verteren spijs is hier zeer noodzakelijk. Elke overdrijving in het gebruik, elk verlies van sappen, elke verkoudheid, enz. kunnen licht nadeelig zijn.

§ 141. Opgezetheid van het lichaam Winderigheid De winderigheid is een even zoo dikwijls voorkomende als lastige kwaal, die inzonderheid den hypochondristen en aan hysterie lijdende personen de grootste kwelling en benauwdheid bereidt. Maar zij wordt in het gemeene leven veel te dikwijls als de oorzaak van menigvuldige ongesteldheden aangezien, waaraan de winden geen deel hebben, ofschoon het niet te loochenen is, dat zij hunne heerschappij verre over het lichaam uitstrekken en niet alleen in den onderbuik, maar ook in het hoofd en de borst ongesteldheden van allerlei aard kunnen verwekken. Deze verkeerde beschouwing der winden als oorzaak van ziekten is echter geenszins altijd zoo onverschillig als men

-ocr page 334-

314

I

wel zou gelooven. Want beschouwt men b v. de ontstekingachtige pijnen in den onderbuik als een gevolg van winden,

zooals dikwijls gebeurt en wij dit ook reeds bij de koliek aan- || gemerkt hebben, dan neemt men gewoonlijk zijne toevlucht tot verhittende windverdrijvende middelen, die onvermijdelijk den dikwijls weinig beteekenenden ziektetoestand in een gevaarleken moeten veranderen. De meeste menschen worden echter meestal tot deze dwaling genoopt, omdat ook bij de ontstekingachtige pijnen het lossen van winden van boven en van onderen schgnbaar voor korten tijd eenige verlichting verschaft Slechts wanneer deze ongesteldheden, die trouwens op bedriegelijke wyze naar de onderbuiks- en borstkwalen gelijken, door de vrije loozing van winden niet slechts voor oogenblikken, maar voor een langeren tijd verdwijnen of ten minste aanmerkelijk verzacht worden, mag men aannemen, dat de winden er de oorzaak van zijn.

De winden veroorzaken door de opzetting en spanning der maagstreek en van den geheelen onderbuik eene menigte ongesteldheden. Daartoe behooren aamborstigheid (windasthma), zielsangst en inbeeldingen (de nachtmerrie), ontstemming des ge-moeds, pijnen onder de ribben, voornamelijk aan de linkerzijde (miltsteken), hartklopping, zelfs verwijderde pijnen en kramptoe-vallen, oorensuizen, dubbelzien, halfzien.

Het trouwste beeld van al deze verschijnselen geeft de zoogenaamde windkoliek, die ook, daar zich ook bij haar altijd krampen vertoonen, den naam van krampkoliek verkrijgt.

De onderbuik is daarbij zeer sterk gespannen en opgezet, maar ongelijk, dikwijls met knobbels bij het aanvoelen. De pynen zijn zeer hevig, maar rondtrekkend, zwervend, en van een sterk gerommel in den buik vergezeld. De toevallen werken gewoon-lijk ook op de borstholte, verwekken pijnen en steken, die echter even als die in den onderbuik verschieten en met benauwdheid en hartklopping gepaard gaan. De onderbuik wordt dikwijls zoo opgezet, dat de navel zoo groot als een vuist en blaasvormig uitpuilt. Aanvallen van kramp ontbreken daarby zelden, inzonderheid bemerkt men: lichte trekkingen in het aangezicht, hik, krampachtig optrekken der teelballen, onwillekeurig zaadverlies. In weerwil van de onophoudelyke inspanning gelukt het den lijder niet, lucht te ontlasten; kan hg echter eenige winden laten, dan verschaft hem dit steeds groote verlichting. De winden verwekken, wanneer zij de overhand nemen, twee lastige verschijnselen, namelijk het oprispen, waarbij de lijder onophoudelijk met luide, onweerhoudbare, dikwijls op schreeuwenden toon uitgestooten winden geplaagd is, en het rommelen in den buik, waarbij de lucht in de darmen met luide, dikwijls allerwonder-

-ocr page 335-

315

lijkste tonen wordt rondgedreven. Somtijds wordt de lucht als een kogel heen en weder gejaagd.

De eigenlijke oorzaak der winden hernst altijd op zwakte en groote prikkelbaarheid der maag en van het darmkanaal. Men vindt ze daarom voornamelijk bij hysterische en hypochondrische en zulke personen, die hunnen onderbuik door menigvuldige purgeermiddelen, uitspattingen in de geslachtsdrift, veel zitten, enz. zeer verzwakt hebben. Waar deze zwakte aanwezig is, wordt niet altijd het gebruik van opblazende dingen vereischt om winden te verwekken, want dan kunnen gemoedsaandoeningen en zenuwprikkels die alleen op zich zeiven voortbrengen, onder anderen ook de verkoudheid. Meestal echter geven toch de gebruikte opblazende spijzen en dranken aanleiding daartoe. Hieronder be-hooren voornamelijk kool, rapen en gistende dranken. Heeft de ziekte een hoogen graad bereikt, dan verwekt reeds het minste gebruik van eenig moeskruid den hevigsten last van winden, ja bij zeer zwakke spijsvertering wordt de lijder zelfs door de alleronschuldigste voedingsmiddelen opgeblazen.

De behandeling dezer ongesteldheid is tweeledig, namelijk eenmaal op den aanval zeiven, en vervolgens op de volkomen genezing van dezen ziekelijken toestand gericht.

In het begin gebruike men venkel, anijs, gerwe, pepermunt, als thee gedronken, vooral echter de thee van n0. 151; ook de vluchtige oliën, b. v. anijs-, pepermuntolie, enz., 4—6 droppels op suiker, om het halve of het heele uur te nemen. Goede diensten bewijzen ook de krampdroppels van n0. 231, en in hoogen graad der ongesteldheid de droppels n0. 233; voorts het wrijven van den onderbuik, het opleggen van warme doeken, steenen of kruidenzakjes (zie n0. 177), het inwrijven van vluchtige zalf, voor-namelijk van de zalf n0. 198, of 4 droppels gedistilleerde ka-millenolie, in een half drachme zwavelzuur opgelost, en eindelijk lavementen van pepermuntkruid, gerwe, kamillenbloemen, of bij hysterischen dient het Prager stinkende water 30—40 droppels in thee van kamillen, en het lavement, dat in n0. 165 opgegeven is.

Bij deze ongesteldheden zal het zeer goed zijn, wanneer zulke lijders eiken morgen een kopje komijnthee (1 drachme met een kopje water opgekookt) in het bed drinken, en daarbij des voor-en namiddags 60 droppels samengestelden spiritus van oranjeappelen nemen. Het is beter dan het gebruik van komijnbran-dewijn, omdat deze al te licht aanleiding geeft, dat de lieden zich aan het jeneverdrinken gewennen. Daarbij moet men alle toekruid, alsmede de warme dranken en heete soepen vermijden. Koud water, maar geen bier, kan men onder den maaltijd drinken, ofschoon dit gewoonlijk afgeraden wordt. Drinkt men trou-

-ocr page 336-

316

■wens slechts weinig, dan bevordert men de gesting der gebruikte spijzen en daardoor natuurlek de winderiglieid. Worden echter ten minste 3 a 4 glazen gedronken, dan verhindert de koude des waters deze gesting, tot welke anders zwakke magen geneigd zgn, bespoedigt de spijsvertering en beschermt derhalve het best voor het verwekken van winden.

De volkomen genezing der winderigheid vereischt versterking der maag en van het darmkanaal. Daarbij past koude droge spgs, het drinken van koud water, ijs, ijspillen, het wasschen der maagstreek en van den onderbuik met koud water, koude stortbaden op beiden en vooral koude lavementen, met veel beweging. Voor het overige handele men als bij de maagzwakte (zie § 109). De droppels van n0. 233 en de pillen van n0. 234 zijn zeer aanbevelenswaardig.

By het zoo uiterst lastige oprispen wendt men dezelfde middelen als bij de maagkramp aan. Vooral goed zijn hier de in n0. 199 opgegeven poeders.

-ocr page 337-

ACHTSTE AFDEELING.

BLOEDVLOEIINGEN.

§ 142. Neusbloeden. Deze algemeen bekende kwaal ontstaat uit velerlei oorzaken en gaat met zeer verschillende ziekten gepaard; zij kan derhalve ook slechts dan grondig genezen worden, wanneer men hare oorzaken kan opsporen en ze dan ook behoorlijk weet te behandelen quot;Wij znllen hier alleen spreken van de wijze, waarop men zich bij een aanval van neusbloeding te gedragen hebbe.

De menigte van het bloed en de wijze, waarop de uitvloeiing plaats heeft, zijn verschillend; uu eens vertoonen zich slechts enkele droppels, meestal slechts uit één neusgat, dan weder vloeit het bloed met stroomen uit de beide neusgaten en naar achteren door den mond, en het bloedverlies kan tot bloedledigheid klimmen. Meestal stolt het bloed in de neusholte en vormt zelf een bloedprop, waardoor de bloeding gestuit wordt; daarom mag deze ook nooit met geweld afgerukt worden.

De gewichtigste vraag, waarop men hier moet letten, is, hoe men zich bij het neusbloeden moet gedragen, of en in welk geval men uitwendige middelen, die de bloeding stuiten, aanwenden moet of niet De bloeding mag niet overal onderdrukt worden, waar zij matig is en andere bestaande ongesteldheden verlicht, bij volbloedige personen, bij hevige bloedopl ruisingen en ontstekingachtige koortsen, bloedaandrang naar het hoofd; voorts, waar zij na onderdrukking van andere hebbelijke bloedvloeiingen, zooals der aambeien, der maandstonden zich vertoont; want in al deze gevallen kan de voorbarige onderdrukking lichtelijk gevaarlijke gevolgen: hersenontsteking, doofheid, blindheid, vallende ziekten na zich slepen. Slechts wanneer het gezicht verbleekt, handen en voeten koud worden, wanneer er duizeling en flauwten bijkomen, is men gerechtigd, om stoppende middelen aan te wenden. Hiermede bedoel ik echter niet, dat men bij elke neusbloeding een bedaard toeschouwer blijven en afwachten moet, totdat het gevaar dringend wordt; want hierdoor zou de lijder zich dikwijls zonder eenige noodzakelijkheid een overmatig bloedverlies op den hals halen. Indien alzoo het neusbloeden slechts eenigszins sterker en overvloediger wordt, dan trachte men het door inwendige en afleidende middelen te doen ophouden, want deze worden hier nooit gevaarlyk. Om

-ocr page 338-

318

daarby echter doeltreffend te werk te gaan, moet men op de volgende omstandigheden letten.

1. Is de lijder jong en sterk, is hij over 't algemeen volbloedig, houdt hg van tafelgenot, zijn de vloeiende aanbeien of de maandelijksche zuivering achtergebleven of onderdrukt, of vertoont zich de neusbloeding in het voorjaar, dan bediene men zich van de volgende middelen: strenge onthouding van alles, wat verhit, versche koele lucht, eene donkere kamer, limonade en andere zuurachtige dranken, weekmakende lavementen, bij groote opbruising verkoelende (n0. 42); is de stoelgang traag, tamarinden (zie n0. 44), bij hartklopping het roode vingerhoedskruid (zie n0. 235), en begint de lijder uitgeput te worden, dan het zuur van Heller (15 droppels in een glas suikerwater). Bij onderdrukte aambeien of uitgebleven maandzuivering worden in het eerste geval bloedzuigers aan den aars, in het andere aan de voeten gezet. Is het neusbloeden hevig, en dreigt het slechts in het geringste hardnekkig te worden, dan verzuime men niet eene aderlating te laten doen. Een kopje bloed op deze wgze ontnomen verhindert dan dikwijls het bloedverlies van verscheidene ponden.

2. Het neusbloeden w door eene uitwendige gewelddadigheid ontstaan. Hier kan men terstond veilig koud water op het voorhoofd en den neuswortel aanwenden. Dikwijls wordt het bloeden zeer hevig, en dan is geneeskundige hulp noodig.

3. Het neusbloeden ontstaat door eene stoornis van de vrije beweging des bloeds in de hersenen, in de borst of den onderbuik. Dat het van de hersenen uitgaat, ziet men daaruit, dat het bloed uit beide neusgaten te gelijk, of bij afwisseling nu eens uit het eene, dan eens uit het andere vloeit. Hier past eene matige aderlating aan den voet, voornamelijk echter droge koppen aan het achterhoofd of in den nek aangebracht; een middel, dat dik-wijls alle andere overtreft. Is het stoornis der vrije bloedbewe-ging in de longen, en dit bestaat dan doorgaans in longknobbels, die de longtering veroorzaken, waarom het menigvuldige neusbloeden bij jonge lieden steeds een hoogst verdacht ver-schijnsel is, dan vloeit het bloed gewoonlijk uit het linkemeus-gat. Hier wordt op den arm aan die zijde eene aderlating gedaan, waaruit het bloed te voorschgn komt, en men zet droge koppen tusschen de schouders. Daarbij mag de lyder niet spreken, hij moet de grootste lichaamsrust inachtnemen, salpeter, 2 drachmen in een pond amandelmelk opgelost, en lauwe voetbaden nemen. Yloeit het bloed uit het rechterneusgat, dan kan men aannemen, dat stoornissen in den onderbuik de oorzaak der bloedvloeiing zijn. Men zet alsdan droge koppen aan de bovenstreek van den buik en wel meer rechts, neme scherpe mos-

-ocr page 339-

319

terdvoetbaden (zie n0.181), legge mosterdpappen aan de binnen-Egde der dyen en werke op den stoelgang door zwavelzure kali (2—4 drachmen in water opgelost en veel water na te drinken). Daarbij legge men koude omslagen, zonder de doeken uit te wringen, op het hoofd en de geslachtsdeelen, en bij vrouwen op de borsten. De koude mag echter op het hoofd slechts zoolang aangewend worden, als zij den lijder niet lastig wordt. Men hoede zich voor koude in den nek, want daaruit ontstaat dikwijls nadeel. Het vastbinden om. de hand- en kniegewrichten is een oud middel, dat zich goed bewezen heeft, evenzoo als het kauwen van vloeipapier.

4. Komt de neusbloeding in vereeniging met hoofdpijn en verkoudheid in het hoofd, bij veranderlijk weder en inzonderheid na verkoeling van het hoofd te voorschijn, of lijdt de zieke aan de jicht, dan wachte men zich voor het aanwenden van koude, en bediene zich van scherpe voetbaden, mosterdpappen aan de dijen en spaanschevliegpleisters tusschen de schouders.

5. Vertoonen zich bij den lijder de teekenen van een scheur-buikachtigen toestand zijner sappen (zie Scheurbuik), dan geve men, zoodra eene koorts daarmede gepaard is, het wijnsteenzuur in water opgelost (zooveel als voor een aangenamen smaak noo-dig is), met water en frambozensap onder den drank. Is de toestand zonder koorts, dan geve men aluin (5 tot 10 grein) in poeders met suiker. Zeer nuttig is hier ook het phosphorzuur, vooral bg zeer groote zwakte, waar het dikwijls in de wanhopigste gevallen en in een den dood nabij zijnden toestand noch wonderbaarlijk werkt; het aromatische zwavelzure mengsel, dat hier vooral voor oude dronkaards goed is; het Hallerszuur, dat by gelijktydige prikkeling van het bloed geheel op zyne plaats is (van elk dezer zuren worden 10—15 droppels in een half glas water om het kwartier genomen) met afgetrokken thee van roode rozenbladeren of van kalmuswortel. Evenwel zal men hier zelden zonder de gelyktydige aanwending van uitwendige middelen slagen. Komen echter na de gestilde bloeding verdoo-ving, slaapzucht en andere teekenen van den aandrang van het bloed naar het hoofd te voorschyn, dan trachte men het bloeden weder op te wekken, en bevindt men, dat hierop deze gevaarlijke teekenen verdwynen, dan moet men van twee kwaden het minste kiezen en het neusbloeden matig gaande houden. Om het neusbloeden weder voort te brengen, is doorgaans het optrekken van warme waterdampen of het aanwenden van niesmiddelen genoegzaam. Het in den neus kittelen met eene pen of een stroohalm moet men nalaten, want dit verwekt dikwijls een te sterke bloeding. Twee bloedzuigers aan de neusgaten gezet, beantwoorden beter aan dit doel, daar hier de bloeding

-ocr page 340-

320

op elk tijdstip weder gestuit kan worden. Het is echter niet altijd gemakkelijk het scheurbuikachtige neusbloeden terstond te herkennen. Is nogtans de bloeding sterk, dan ontstaan spoedig blauwe vlekken op het lichaam, een zeker teeken van scheurbuik. Men verzuime daarom bij elke slechts eenigszins sterke neusbloeding nooit, het lichaam te onderzoeken en nauwkeurig naar deze vlekken te zien.

6. Wij moeten hier nog spreken van de zoogenaamde bloeders, d. i. van personen, bij welke, ten gevolge van een erfelijken aanleg, het bloed van een zoodanig dunvloeiende hoedanigheid is, dat elke bloeding, zelfs wanneer zij door de schijnbaar geringste aanleidingen, zooals door een speldesteek, kleine snij wonden, het uittrekken van eenen tand, te voorschijn wordt geroepen, spoedig buitensporig wordt en lichtelijk het leven in gevaar brengt. Hier moet men er voor alles op bedacht zijn om de bloeding (door de beneden opgegeven middelen de neusbloeding, wanneer zij zich als zoodanig openbaart) zoo spoedig mogelijk te stülen, en dan door eene verkoelende levenswijs (aanwending van het koude water, het gebruik van ijzerhoudende minerale wateren) de geneigdheid daartoe te verminderen, en elke nog zoo geringe aanleiding streng te vermyden.

7. Dikwijls is het neusbloeden een zoogenaamde gemaskeerde wisselkoorts (zie § 63). Het moet dan bij den aanval wel als elk ander neusbloeden behandeld worden, doch terstond, nadat het opgehouden is, moet de genezing der wisselkoorts beginnen.

In het algemeen moet bij elke neusbloeding het lichaam en het hoofd rechtop gehouden worden. De lijder moet trachten niet te niezen, den neus niet betasten en niet snuiten; zelfs het vele spreken vermeerdert het bloeden. Koele, zelfs koude lucht is goed, warmte moet vermeden worden. Het drinken van koud water, waarin aluin opgelost is, is steeds zeer nuttig Om het bloeden krachtiger te stillen bedient men zich van het bespuiten van den hartkuil, van het gezicht, met ijskoud water, het opleggen van sneeuw en ijs, koud water alleen of met azijn vermengd op het hoofd, het voorhoofd, den neus en de wangen; vooral nuttig is hier ook de omslag n0. 84; voorts het optrekken eener oplossing van vischlijm met een weinig brandewijn (dit stuit dikwijls de hardnekkigste neusbloedingen), of ook van den brandewijn geheel alleen, maar slechts van lieverlede in den neus opgehaald, Men brenge proppen van pluksel zoo ver mo-gelyk in het bloedende neusgat, nadat men die vooraf met samentrekkende of alleen klevende dingen bestreken of bevochtigd heeft, b. v. met eiwit, vitriool, aluin, enz. Bijzonder geroemd wordt het creosootwater (niet de zuivere creosoot) en het poeder van Griffith.

-ocr page 341-

321

T

Neem: Armenischen bolus, aloin, van elk 1 drachme. Draken-quot;bloed j drachme, vitrioolkolkothaar 2 dr. Het fijne poeder met eiwit gemengd, op pluksel gestreken in den neus te brengen.

Zoo na zulke scherpe middelen de lijder begint te niezen, dan is het dikwijls beter het pluksel met arabische of tragantgom te bestrijken, of men strooie van de fijngestooten gom op gewoon vuurzwam en stoppe daarmede den neus vol.

Nog moeten hier twee middelen vermeld worden, die bij elke soort van bloedvloeiing, zoodra er gevaar dreigt, steeds met den besten uitslag worden toegediend. Het eerste is het moederkoren (zie n0. 236), en het andere loodsuiker (n0. 237).

§ 143. Hoesten met bloed. Komt het bloed uit de borst, dan wordt het altijd slechts door kuchen en hoesten opgebracht; komt het, hetwelk niet zelden gebeurt en tot misvattingen aanleiding geeft, uit den mond, de keel of de achteropening van den neus, dan wordt het alleen uitgespuwd, niet uitgehoest.

Het hoesten met bloed is altijd een hachelijke kwaal, in zoo verre het in de meeste gevallen op een diep ziekelijken toestand van de zelfstandigheid der longen heenwijst en grootendeels het kenmerkend verschijnsel der longknobbeltering is. Wanneer bij mannen tusschen de 30—40 jaren zich na een meer of minder hardnek-kigen hoest bloed aan de fluimen vertoont, wanneer dit 2—3 dagen achter elkander aanhoudt, en zij óf zuiver bloed, óf met bloed gestreept slijm uithoesten, wanneer deze kleine bloedingen, nadat zij gestild waren, in meer of minder korte tusschenpoozen terugkomen, dan heeft men altgd te vreezen, dat aan deze kwaal longknobbels ten grondslag liggen en daarom de longtering dreigt uit te breken. Daarentegen heeft men waargenomen, dat personen, die zeer sterke bloedstortingen uit de longen gehad hebben, toch naderhand zeer dikwijls weder eene sterke gezondheid hebben verkregen, in weerwil van de bezorgdheid, die de toestand hunner borst door het bloedspuwen verwekt had. By het vrouwelijk geslacht is het hoesten met bloed doorgaans van weinig beteekenis, het kan bij haar somtijds zonder gevaar tot eene soort van gewoonte worden. Over 't algemeen is het minder gevaarlek, wanneer dit door toevallige oorzaken veroorzaakt, of op de onderdrukking der aambeien of in stoornissen der maandzuivering gegrond is. Evenwel mag zulk een hoesten nooit veronachtzaamd worden, en nooit mag men er gerust op zijn, dat men het voor een oogenblik verwijderd heeft, maar men moet er altijd op bedacht wezen, om de terugkomst te verhoeden Zoo er na den doorgestanen aanval, hetzij de hoeveelheid van het opgegeven bloed aanmerkelijk of slechts gering geweest zij, geen hoest, geen pijn of drukking en geene benauwdheid op de borst achterblijft,

21

11 • |:3f

■Éi •iSils

li®

t.-l

ill

III 11

:;i:| ■ I

-ocr page 342-

322

de adem vrij is en men zonder hinder op beide zijden kan liggen, dan is er wel geene longtering te vreezen, maar men moet daarom toch. niet minder op zijne hoede zijn, om zich niet door onbedachtzaamheid een nieuwen aanval op den hals te halen.

Vooral zgn het jonge en volbloedige personen, of de zooda-nigen, die eene zwakke borst en zeer prikkelbaar bloed hebben, die vroeger aan neusbloedingen en aan klieren hebben geleden, maar vooral die, welke den boven beschreven aanleg tot de tering en een teringachtigen lichaamsbouw bezitten (zie § 131), welke zorgvuldig alles ver my den moeten, wat het hoesten van bloed verwekken kan. Dit hoesten nu wordt opgewekt door hevige verhitting des lichaams, door dansen, loopen, verhittende dranken, hevige gemoedsaandoeningen, groote uitwendige hitte, buitensporige inspanningen der longen door schreeuwen, blazen van muziekinstrumenten, sterke, inzonderheid op de borst werkende schokken, b. v. stokslagen op den rug, een val, wonden in de long, het inademen van bedorven lucht en scherpe uitwasemingen. Buitendien is het ophoesten van bloed dikwijls een blijk van scheurbuikachtig bederf van het bloed en het gevolg van onderdrukte aambeien, van de maandzuivering en van andere bloedvloeiingen, en zooals reeds gezegd is, van bestaande longknobbels.

Gedurende den aanval van elk ophoesten van bloed moet men het eerste zorg dragen voor rust van het lichaam en kalmte van het gemoed; dit valt dikwijls zeer moeilijk, omdat, wanneer de kwaal eenigszins hevig is, de schrik, onrust en angst van den lijder doorgaans zeer groot zijn. Hg moet zich vooral zeer stil en kalm houden en mag volstrekt niet spreken, want dat prikkelt de longen en is hier even schadelijk, als elke andere beweging des lichaams. Daarom is het ook verkeerd hem met vragen te bestormen, zelfs wanneer de arts dit doet. Alles wat het lichaam drukt of perst moet terstond verwijderd en de lijder in eene gemakkelijke rechtop zittende houding geplaatst worden; wil hij liggen, dan mag dit niet in veeren bedden en alleen met verhoogde borst en hoofd geschieden. De ziekenkamer moet donker en de lucht daarin koel en zuiver zyn. Men mag geen warme of zuurachtige dranken toedienein, omdat zij den hoest opwekken; en is de buik verstopt, dan geve men een openend lavement (n0. 56), of om krachtiger te werken n0. 57. Slechts niet by menschen, die teekenen van scheurbuik hebben, maar anders al-tgd, mag men naar evenredigheid der krachten een zwakke of sterke aderlating aan den arm volstrekt niet verzuimen. Het beste middel om dan het ophoesten van veel bloed spoedig weg te nemen, is een theelepel fijn gestooten keukenzout, dat men droog in den mond neemt en langzamerhand met water inslikt. Dit herhaalt men elk kwartier, als de omstandigheden het vereischen.

-ocr page 343-

323

De koude zitbaden, waarin de lijder tot het ophouden der bloeding moet vertoeven, verdienen groote aanbeveling, ofschoon de geneeskundigen die weinig of in het geheel niet aanwenden. Gewoonlijk houdt de bloeding eerst op, wanneer de lijder in dit bad door eene koortsrilling overvallen wordt, hetwelk alleen dan geschiedt, wanneer het warm geworden water steeds uitgeschept en telkens weder door koud wordt vervangen. Tegelijkertijd moet daarbij de borst met koude omslagen bedekt en ook het hoofd met koud water gewasschen worden. Buitendien moeten hier echter ook de middelen nquot;. 235 en n0. 237 als een laatste hulpmiddel niet over het hoofd worden gezien.

De verdere behandeling van het hoesten met bloedopgeving blijft nogtans niet overal dezelfde, en daar dit van zeer verschillenden aard zijn kan, moet de daarbij te volgen handelwijze zich natuurlijk daarnaar richten. quot;Wie daarop geen acht geeft en allerlei dingen zonder onderscheid aanwendt, die deze of gene hem aanraadt, kan daardoor groot nadeel berokkenen. Het karakter van het hoesten van bloed kan zijn:

1. Van ontstekingachtigen aard. Dit is het geval by jonge lieden, en bij volbloedige, krachtige, sanguinische menschen. Alles wat eene longontsteking kan verwekken, kan ook aanleiding tot het hoesten van bloed geven. Daartoe behoort het gebruik van geestryke dranken, hevige beweging, het vatten van koude, vooral koele dranken na verhitting, het loopen tegen een hevigen scherpen wind in, droge koude in het voorjaar, alsmede snel onderdrukte bloedvloeiingen, vooral van de aambeien en de maandstonden. Bij zulk een ontstekingachtig hoesten van bloed is de ly der heet en dorstig, en de polsslag is vol en krachtig. Hier is een rijkelyke aderlating, die ook bij den terugkeer der bloeding herhaald moet worden, volstrekt noodzakelyk, terwijl de leefregel en het gedrag dezelfde moeten zijn, als by eene werkelijke longontsteking. Is men reeds gedwongen geweest om meermalen eene aderlating te doen en blijft desniettemin de bloeding met de koorts, pijn en drukking op de borst nog niet weg, dan moet men koppen op die plaats der borst zetten, waarin de lijder die kwalen gevoelt. Aan jonge krachtige personen geve men inwendig salpeter in poeders (zie n0. 69). Is er hoest en groote ongerustheid van gemoed aanwezig, dan bewyst de kunstmelk nc. 238 de beste diensten; by hevig opbruisen van het bloed en by hartklopping diene men het middel n0. 235 toe; daarby lauwwarme voetbaden en koude natte doeken op de borst, het afhangen der voeten, verkoelende (zie n0. 43), of bij verstopping buikopenende lavementen (n0. 56 of 57); by onderdrukte bloedvloeiingen bloedzuigers op de plaats der onderdrukking. De koude zitbaden zullen zich ook als een altijd voortreffelijk middel doen kennen.

21*

-ocr page 344-

324

2. Krampachtig hoesten van bloed. Hier ontbreken de teekenen van de vorige soort. De zieken zijn gewoonlijk zwakkelijk en prikkelbaar, en de handen en voeten zijn kond. Er is groote onrast, het gezicht is nu rood, dan blauw, de urine bleek, en de polsslag klein en hardachtig. Hier is voor de aderlating reeds meer omzichtigheid noodig, ofschoon men haar slechts zelden geheel zal kunnen nalaten, wanneer de ly der aanleg tot longtering heeft. Over het algemeen zal de leek het best doen, hier niets zonder den arts te ondernemen. Slijmerig olieachtige dingen (zie n0. 145), het roode vingerhoedskruid (zie n0. 235), en in groot gevaar de middelen n0. 236 en 237, alsmede de koude zitbaden), waarbij het warm geworden water echter niet met koud mag verwisseld worden) zijn de eenige middelen, waarvan men zich hier veilig kan bedienen.

3. Grastrische vuile stoffen zijn dikwijls de oorzaak van het hoesten van bloed. Dit kan men vermoeden, wanneer de boven opgegeven kenteekenen van een gastrischen toestand aanwezig, en gemoedsaandoeningen, vooral ergernis en kommer, langdurige verstopping, brasserijen, gebrekkige spijsvertering, enz. voorafgegaan zijn, wanneer de mensehen vroeger geene neiging tot deze ziekte hadden en te gelijk niet van een teringachtig lichaamsgestel zyn. Hier passen slechts afvoerende middelen en wel de tamarinden (zie n0. 22), of als de lijder reeds gal opbrengt, de bevordering daarvan door eenige giften van den braakdrank n0. 28.

4. Heeft er verslapping der longen plaats, dan ontbreken alle teekenen van een ontstekingachtig gcprikkelden of krampachtigen toestand, de zieken hebben of een scheurbuikachtig lichaamsgestel, of lijden aan slijmtering; ook kan ieder ander hoesten van bloed op den langen duur in deze soort ontaarden. Het bloedverlies kan hier dikwijls vreeselijk worden en de spoedigste hulp ver-eischen. De middelen zijn hier bovenal koude; koude lucht, koud water, koude omslagen, ijs op de borst; inwendig: aluinwei (zie nu. 239), en inzonderheid de pillen nn. 359; ook keukenzout 1 theelepel op eens, in het uiterste gevaar echter het middel n0. 237.

Nahrnr. Na elk hoesten van bloed is ontsteking der longen, ettering en de vorming van knobbels te vreezen. De hoofdzaak alzoo, nog een tijd lang even streng te handelen als bij eene longontsteking (zie § 70), de long te sparen, en wanneer er nog drukking of pijn in de borst achtergebleven is, een matige aderlating op den arm. of bloedzuigers, dan een spaanschevliegpleis-ter op de plek en deze lang etterend te houden, bij sterkeren met den salpeter (n0. 25), en bij hen, die neiging tot hartkloppingen en bloedopbruisingen hebben, met het roode vingerhoedskruid (n0. 235) voort te gaan, en nu en dan tamarinden toe te dienen.

-ocr page 345-

325

Later drinke men gedurende eenige weken wei en neme daarbi) het geneesmiddel n0. 240. De kuur kan dan met seltzerwater of Obersalzbrunn besloten worden. Om beveiligd te zijn voor de longtering, die op het hoesten van bloed zou kunnen volgen, mag er geen hoest of eenig ander lastig gevoel in de borst overblijven.

§ 144 Bloedspuwen Onder hevige benauwdheid, walging, opzetting der maag, met of zonder pijnen in de maagstreek, somtijds met koorts, groote afmatting, benauwd zweet, bezwijmin-gen, een bleek gelaat en eindelijk ook met bekomende inbeeldingen en krampen vertoont zich eene bloedspuwing. De hoeveelheid is somtijds slechts gering, somtijds tot het bedrag van een pond op eens. Het verschijnsel herhaalt zich somtijds 2—Smaal daags en zoo gedurende verscheidene dagen; somtyds herhaalt het zich eerst na eenige dagen, dan weder is het een teeken van een gemaskeerde wisselkoorts. Het wordt steeds door het afgaan van zwart geronnen bloed gevolgd. Wanneer het bloedspuwen door eene prikkeling van het ruggemerg, door onderdrukte maandstonden, of door de aambeien ontstaat, of als zich een verborgen wisselkoorts vertoont, dan is er doorgaans geen groot gevaar bij, zelfs al wordt het bloed bij stroomen uitgespuwd. Geheel anders is het gelegen, wanneer het door een hevige koorts vergezeld is, wanneer er verhardingen en ontaardingen der onderbuiksingewanden de aanleiding daartoe geven, of wanneer de maag door vergiften of andere scherpe of puntige dingen gewond is.

Is er geene geneeskundige hulp in de nabijheid, dan geve men veel sly machtigen drank, inzonderheid arabische gom in water opgelost, of de tamarinden n0. 45; vervolgens het middel n0. 19 elk uur afwisselend met het olieachtige middel n0. 48, azijnomslagen op de maagstreek, weekmakende lavementen n0. 152, kalmerende omslagen n0. 106, voetbaden, mosterdpappen aan de kuiten. Bestaat er volbloedigheid of koorts, dan eene aderlating aan den voet; bij onderdrukte vloeiing der aambeien of der maandzuivering bloedzuigers aan den aars of aan de enkels. Zoo deze teekenen ontbreken en de lijder zeer onrustig is, geve men bilzenkraid n0. 238. Men verzuime bovendien niet op de prikkeling van het ruggemerg te letten, en zoo deze mocht aangetroffen worden, handele men daarnaar.

Houdt na al deze middelen het bloedspuwen niet op, dan geve men de aluinwei n0. 239, en eindelijk de poeders nu. 237.

Zoo de bloedspuwing gestild is, moet men nog egnige dagen gebruik maken van de wei van tamarinden, n0. 16, of wanneer de stoelgang verstopt is, van den tamarindendrank n0. 45; ook moet men lavementen aanwenden, om de darmen en het bloed te zuiveren. Men vermijde nog gedurende eenige dagen het

-ocr page 346-

326

gebruik van alle vaste spijs, omdat zelfs een stukje brood de wond der maag weder openen kan.

AAMBEIEN.

§ 145. Ongesteldheid door aambeien in het algemeen en voorteekenen der aambeien. Er bestaan omtrent geene ziekte meer valsche en verkeerde gevoelens dan omtrent de aambeien, en geene ziekte speelt, hoewel dan ook dikwijls valscbaardig genoeg, eene grootere rol in den mond van geneeskundigen en leeken; er is nauwelijks ééne ongesteldheid, die niet op hare rekening gezet wordt, en evenzoomin is er nauwelijks een enkel geval, waarin niet op het verschijnen der aambeien de grootste verwachtingen gevestigd worden. Het is tijd om ook hierover het grootere publiek een helderder inzicht te verschaffen en zoo velerlei vooroordeelen en verkeerde gevoelens uit den weg te ruimen, die op de beoordeeling en behandeling van vele ziekten lichtelijk een schadelijken invloed kunnen uitoefenen.

Onder aambeien verstaat men meestal opzwellingen der bloedaderen op de slijmhuid en periodieke afzonderingen van bloed uit deze (vloeiende aambeien). — Zoolang de opzwellingen klein zijn, veroorzaken zij geen of maar weinig hindernis; worden zij grooter en talrijker, dan heeft de lijder het gevoel als van een vreemd lichaam aan en in den aars, dat inzonderheid bij het doorgaan van den stoelgang zeer lastig wordt. Daardoor ontstaat dikwyls verstopping van den stoelgang, en ten gevolge daarvan hoofdpijn, suizen in de ooren, stoornis in de spijsvertering, opgezetheid van den buik, winderigheid, pijn in het kruis, opzwelling der knobbels zeiven, totdat zij bersten en daardoor de ongesteldheden verlicht worden.

Onder de voorteekenen der aambeien behoort eene zekere opgewektheid in het bloedsysteem, hartklopping, ópbruisingen, pijnen in den rug en het kruis, zoodat de lijders nauwelijks van ligging veranderen of zich bukken kunnen, een gevoel, alsof men koud water langs den rug goot, koliekpijnen, verstopping en persing van den stoelgang. Daaraan paren zich dikwijls verscheidene ziekelijke toestanden der geslachtsdeelen, sterke neiging tot den bijslaap, nachtelijke prikkels en zaadstortingen, dikwijls moeilijke waterloozing, waarbij de urine zelve een rood, zanderig bezinksel verkrijgt, of de waterloozing wordt voor eenigen tijd geheel onderdrukt.

Ofschoon* de aambeienziekte door alles, wat de zenuwkracht van den onderbuik verzwakt, wat derhalve aanleiding geeft tot slechte spijsvertering, tot eene trage beweging van het bloed en daarom tot bloedophoopingen in den onderbuik, verwekt kan worden, bestaat er toch ook een aangeboren neiging daartoe,

T

'ill llll

i|| n Ü 11

m 11

ij 1

m

ia ■;

irg ■■quot;I

: f '

gt;■ ■t

-ocr page 347-

327

die, wanneer niet in de vroege jeugd door verharding des lichaams, en in latere jaren door een zeer geregeld leven daarvoor gezorgd wordt om ze krachteloos te maken, dan in ieder geval met het uitbreken der aambeien eindigt; ja, wanneer op dezen aanleg geen acht wordt geslagen, vertoonen de aambeien zich zelfs buitengewoon vroeg, ontaarden gemakkelijk, en veroorzaken de hevigste en zelf uiterst gevaarlijke toevallen, wanneer zij het minst in haren regelmatigen loop gestoord worden.

Het zoogenaamde cholerisch-melancholieke temperament en een galachtig lichaamsgestel verschaffen de getrouwste afbeelding van den aangeboren aanleg tot de aambeienziekte. Zulke menschen zijn doorgaans lang, eer mager dan zwaarlijvig, de bloedaderen zgn gezwollen en opgezet, het gelaat is loodkleurig of geelachtig, de haren zgn meestal donker, een somber vuur straalt uit hunne oogen; zij zijn norsch, opvliegend, hebben hevige hartstochten en zyn onverzettelijk in hunne plannen; zij eten veel, maar zijn geenszins kiesch in de keuze der spijzen; buitendien lijden zij gewoonlijk aan winderigheid en onderbuiksverstopping.

Maar, zooals gezegd is, de aambeien worden niet alleen door dezen aangeboren aanleg te voorschijn geroepen; zij kunnen ook door elke andere verzwakking der levenskracht in het algemeen, vooral door die van de onderbuiksingewanden veroorzaakt worden. Het meest is het de leefregel in het eten en drinken, die deze ziekte doet ontstaan. In dit opzicht kan men op drieërlei wijze zondigen, en wel:

a. Door eene te prikkelende en scherpe hoedanigheid der spijzen. Derhalve in 't algemeen overvloedige, krachtige, sterk gekruide maaltijden, inzonderheid het overmatig gebruik van knoflook, sjalotten, uien, radijs, mosterd, sterk gekruide en gezouten spijzen, oude kaas, en van alles wat winderigheid veroorzaakt, alsmede het misbruik van verhittende dranken, vooral van zeer zware wijnen en nog meer dat van bisschop, kardinaal, punsch, en van alle sterk gehopte bittere bieren. Bij sommige menschen is het slechts aan eene eigenaardige gesteldheid des lichaams te wijten, dat zij ook door andere, over 't geheel zeer onschuldige dingen, b.v. honig, appelen, lichte bieren, enz. aambeien kragen. Daarom kan men echter ook het gebruik daarvan niet algemeen als schadelik verklaren; het levert slechts het bewijs, dat elkeen op zich zeiven moet letten, om de voedingsmiddelen te leeren kennen, die hg moet mijden, om zijne gezondheid te bewaren.

h. Boor het buitensporig gebruik van heete dranken. Ofschoon de warmte door hare herhaalde inwerking altyd overprikkelt en verslapt, is het echter deze niet alleen, die de aambeien doet ontstaan; het zgn inzonderheid ook de bestanddeelen, waaruit deze dranken bereid worden, die dezen ziekelijken toestand te

-ocr page 348-

328

voorschijn roepen en wier schadelijke invloed door de warmte nog zeer veel vergroot wordt. Bij volbloedige en tot bloedopbruisingen geneigde personen is het vooral de koffie, bij zenuwachtige de thee, en in het algemeen alle specerijachtige, wijn of brandewijn bevattende warme dranken, b. v. chocolade, warme wijn, en bovenal punsch en grog, die niet alleen de aambeien, maar ook daar, waar zij reeds aanwezig zijn, de zwaarste pijnen verwekken kunnen.

c. Boor voedingsmiddelen, die tot hardlijvigheid en verstopping aanleiding kunnen geven. Het is by de aambeien van het grootste gewicht, die te vermijden. Hebbelijke hardlijvigheid is ongetwyfeld een der voornaamste oorzaken van deze ziekte, en veroorzaakt daar, waar deze reeds ontwikkeld is, dikwijls onuit-sprekelyke kwalen, b. v. ontsteking, verzwering en doorzakking van den endeldarm. l)e naturen der menschen zijn echter in dit opzicht niet gelijk, en menigeen lijdt na het gebruik van zulke zaken aan verstopping, die doorgaans bij anderen rechtstreeks het tegendeel bewerken; en omgekeerd brengen dikwijls dingen, die bij sommigen de ingewanden verstoppen, bij anderen eene regelmatige buikopening te weeg, b. v roode wijn. Daarom moet ook hierin slechts de eigen ondervinding beslissen.

Behalve door deze schadelij ke voedingsmiddelen wordt de onderbuik nog voornamelijk verzwakt en bloedophooping daarin veroorzaakt door het misbruik van purgeermiddelen, warme lavementen, uitspanningen van allerlei aard, door voortdurende zwaarmoedige gemoedsaandoeningen, door eene zittende levens-wys met voorover gebogen lichaam (geleerden, schoen- en kleermakers, enz.), door vast binden en sterk rijgen, hevige schokken, enz.

Wanneer de voorteekenen der aambeien zich ook al vertoonen, zoo volgt daarom toch niet altijd de bloedvloeiing, maar de plaatselijke toevallen aan den endeldarm verdwijnen geheel; daarentegen openbaren zich ten gevolge der teruggehouden ziektestof van de aambeien andere en bedenkelijker ziekten. Daartoe be-hooren vooral hypochondrie, krampen, bezwijmingen, duizeling, verlammingen, beroerte, hartziekten, aamborstigheid, longtering, in het by zonder keeltering, alle soorten van bloedvloeiingen, huidworm en voetzweren. Daarom kunnen veel zulke lijders eerst dan genezen worden, wanneer men deze ziekten als de aambeien zeiven behandelt, waarbij echter altijd op het ruggemerg gelet moet worden, omdat dit juist door deze scherpte der aambeien geprikkeld kan worden, zoodat dan daaruit weder een zeer groot gedeelte van de opgenoemde ziekten zijnen oorsprong neemt. Men kan hieruit zien, hoe hoogst gewichtig de aanleg tot de aambeien, alsmede de ontwikkelde ziekte zelve moet zyn, daar zy eene der menigvuldigste en helaas maar al te zeer miskende oorzaken van zoo vele gevaarlijke ziekten is

-ocr page 349-

329

§ 146. quot;Vloeiende aambeien. Wanneer de algemeene ziekelijke aandoeningen der aambeien in de werkelijk vloeiende aambeien willen overgaan, dan neemt de persing, alsmede de spanning en pijn lij klieid in het kruis, het jeuken aan den aars en de branding by de waterloozing, tegelijk met de hardlijvigheid en verstopping meer en meer toe. Zeer dikwijls neemt men daarbij zulk een kramp waar, dat men geen lavement kan zetten en de stof niet uitgeworpen kan worden. Eindelijk komt na voortdurend diingen en persen het bloed te voorschijn. Menigmaal verschijnt de bloedvloeiing echter ook zonder pijn, ja ongemerkt. Somwijlen vertoont zich de drek het eerst en somtijds het bloed, of de bloedende plaats zit buiten den aars ÜTa den afgang van het bloed gevoelt de lijder zich gewoonlijk zeer verlicht, terwijl alle voorafgegane pgnen verdwijnen. Is dit het geval niet, dan ligt de oorzaak gewoonlijk in eene te geringe bloedontlasting; somtijds wordt deze ook te hevig en duurt zij te lang, want als de kwaal te zeer verouderd is houdt zij bijna nooit geheel op. Doorgaans duurt de bloedafgang eenige dagen en keert vroeger of later, meer of minder regelmatig terug. In eenige gevallen gaat er gedurende de vloeiing aambeien-koliek mede gepaard, waarvan nader gesproken zal worden

De eenvoudig vloeiende aambeien zijn wel juist geene gevaarlijke ziekte, maar blijven toch altijd een zeer lastige kwaal, die licht ontaarden en voor het leven gevaarlijk worden kan, als men daarbij niet de grootste behoedzaamheid in den leefregel in acht neemt. Daarom kan men ze ook bij mannen nooit voor datgene houden, wat de maandzuivering voor het vrouwelijk geslacht is. Wanneer de vloeiing der aambeien den ziekelijken aandrang van het bloed van andere edele deelen afleidt en daardoor de schadelijke scherpe stof regelmatig uit het lichaam verwijderd wordt, dan hebben de ouden ten volle gelijk, wanneer zij zeggen dat de aambeien vloed kostbaarder en meer waard is, dan al het goud; het zal evenwel toch beter zgn, wanneer men er in slaagt, niet de eene ziekte door de andere (b. v. duizeling door aambeien), maar beiden te gelgk te genezen en te verdrijven.

Bij vrouwen, die de regels nog hebben, zijn vloeiende aambeien doorgaans zeer nadeelig, waarom zij terstond ernstig bestreden moeten worden. Slechts gedurende de zwangerschap en bij aanleg tot longtering maakt dit somtijds eene uitzondering.

Hoe vroeger de vloeiende aambeien zich bij jonge lieden of zelfs kinderen vertoonen, des te erger is het. In hoogen ouderdom verdwijnen zij van zei ven; de toestand moet met de grootste zorgvuldigheid door een geneesheer behandeld worden, om geene nadeelige gevolgen daaruit te doen ontstaan.

Is de ziekte der aambeien niet aangeboren en niet te zeer ver-

mn

Ji|

lip ■ • r

- $ ton iiii

|

j. .vijj

i || 1 IR i ü

m

Ik

Ipf

ifi il

M

dmIL. : IStl

p|^n

- ■ ; |

'Ü i

ilPiil Ifeiüa

-ocr page 350-

330

ouderd, dan kan zij door eene geregelde levenswijs alleen, zonder eenige geneeskundige kuip volkomen genezen worden, en er is dan verder niets noodig, dan zorgvuldig alles te vermijden, wat als oorzaak dezer ziekte toven is opgegeven, en in ket algemeen sleckts zoo te leven, dat een te vroeg oud worden niet daardoor bevorderd wordt. Men keeft reeds dikwijls gezien, dat na eene reis van een half jaar of een werkzaam leven op het land met behoorlijken leefregel deze kwaal volkomen verdween.

Het is eckter dikwijls noodig om de stoornissen der vrije bloedbeweging in den onderbuik door zackte buikopenende middelen te verwyderen. Zijn er merkbare ophoopingen in en opzwellingen van de onderbuiksingewanden, en inzonderheid, zooals hier dikwijls het geval is, van de lever aanwezig, heeft de lyder de duidelijke boven opgegeven kenteekenen van een me-lancholisch-eholeriek temperament, of lijdt hg daarbij aan verhitting en opbruising van het bloed, en wordt de algemeene ongesteldheid belangrijker, terwijl de plaatselijke aan den endeldarm of aan de teeldeelen daarentegen nog niet volkomen ontwikkeld zijn, dan is het middel n0. 240 uitstekend nuttig, wanneer het gedurende eenige weken aangewend wordt. In het voorjaar kan men zich met het beste gevolg in plaats van extracten van planten, van de versch uitgeperste plantensappen (zie n0. 241) bedienen. Nog beter is het, zulk eene plantenkuur op de volgende eenvoudige wijze aan te wenden:

De lijder kauwe die planten zei ven, of ten minste de pas geplukte stengels der paardenbloemen, zuige hun melksap uit en werpe alsdan de vezelachtige deelen weder weg. De stengels mogen niet verwelkt en de bloemen nog niet geheel uitgebloeid zijn. Na het gebruik rust de Igder een half uur en gebruikt dan zgn ontbijt. Men begint met 6—12 steelen en klimt dan tot 30 of 40. De tijd der kuur duurt 3—4 weken. Niet alleen de onkostbaarheid dezer kuur, maar ook omdat men daarbij behoorlijke beweging in de open lucht neemt, en het sap dezer zoo heilzame plant alsdan geheel onveranderd in zijne volle frischheid genoten wordt, doet haar de voorkeur boven elke andere plantenkuur verdienen.

In alle andere gevallen, waar de eene of andere ziekelijke toestand des lichaams aanwezig is, die het bestaan van de kwaal der aambeien doet vermoeden, maar toch nooit bij werkelijk vloeiende aambeien, is de zwavel (1) een beproefd geneesmiddel. Door dit middel worden niet alleen de duidelijk bestaande aambeien genezen, maar het verdrijft of verhoedt het best al die

1

Dit middel past bljzoDder bij zwakke, weinig prikkelbare, opgezette personen, maar mag nooit b\) aanwezige koorts, galachtig vuile stoffen en gedurende de maandstonden toegediend worden.

-ocr page 351-

331

ziekten, welke zoo dikwijls ten gevolge van eene verkeerde geneeswijze der aambeien te voorschijn komen, b. v. hypochondrie, krampen, bezwijmingen, duizeling, verlammingen, beroerte, hartziekten, aamborstigheid, hoesten van bloed, teringachtige verschijnselen, inzonderheid aan het strottenhoofd, waterzucht, bloed- en slijmvloeden van allerlei aard, enz. De beste wyze om den zwavel te gebruiken is in poeders (zie n0. 242); met bruispoeder verbonden (zie n0. 243) is hg vooral nuttig voor zenuwachtige personen. In al de gevallen, waarin eene stoornis der spijsvertering plaats heeft, waar inzonderheid de verrichting der lever gestoord en de buikontlasting belemmerd is, is eene bijvoeging van fijne rhabarber zeer goed, omdat door deze de darm versterkt en tot krachtige samentrekkingen en dus ook tot de ontlasting der vuile stoffen, die misschien weken en maanden lang daarin opgehoopt waren, in staat gesteld wordt; daardoor wordt dan ook tegelijkertijd eene hoofdoorzaak van de belemmeringen in de bloedvaten van den endeldarm opgeheven Door den zwavel worden wel doorgaans de hierbij plaats vindende verstoppingen van den stoelgang weggenomen, doch men mag van hem geen gebruik maken, zoo het bloed in een koortsachtigen of verhitten toestand is; 1—2 eetlepels ricinusolie in een kopje gerstewater genomen is dan het beste middel om de ziekelyke aandoening te gelijk met de verstopping te doen verdwijnen. Bij langdurige ziekte der aambeien kan een jaren lang voortgezet gebruik van thee van het duizendblad, des morgens en des avonds een kopje kond gedronken, niet genoeg aanbevolen worden.

Wordt de boven opgegeven oplossing der plantensappen eenige weken lang voortgezet, of bedient men zich eenige dagen achter elkander van den zwavel, en herhaalt men dit van tgd tot tijd, zoo dikwijls de terugkeerende hindernissen van aambeien dit ver-eischen, dan is dit voldoende om de niet verouderde aambeien geheel en al te genezen. Men kan dit doel altijd slechts door een uiterst behoedzame handelwijze bereiken. Gaat men daarbij te onstuimig te werk, hoopt men de kwaal te verwijderen door eene spoedige wegruiming der aanwezige vuile stoffen, en dus door herhaalde oplossende, afvoerende en braakmiddelen, of de hier nooit ontbrekende toevallen van eene zwakke spijsvertering en van eene algemeene zwakte van den onderbuik door sterk prikkelende, bittere, specerijachtige middelen, of door kina, ijzer en dergelijke, dan verschaft men wel voor het oogenblik eenige verlichting, maar over het geheel verergert men slechts de kwaal.

Ten opzichte der badkuren en vooral van de hier te recht beroemde Karlsbader bron heerscht helaas, zelfs onder de geneeskundigen, een nog veel te groote sleur, en de zieken lyden daardoor dikwijls veel meer nadeel, dan zij er voordeel van trekken.

-ocr page 352-

332

De natuur wil namelijk niet altgd hare genezing door den stoelgang Vjwerken, en zeer dikwijls heeft zij blijkbaar ten doel, om die genezing door de huid of de urine te bewerkstelligen, en daarom kunnen dan ook slechts zulke baden hier nuttig zgn, die deze poging ondersteunen, en nooit de zoodanige, die haar met geweld op een anderen, dan op een door haar zelf gekozen weg voeren. Hieruit blijkt echter, dat zulke lijders slechts eene bron-kuur moeten ondernemen op den raad van een zeer bekwamen arts, die met de geneeskracht der verschillende minerale bronnen zeer goed bekend is, maar nooit op den eenzij digen raad dei-doktoren aan die bronnen, of zelfs op de bloote aanbeveling van een anderen lijder.

Van alle geneeswijzen, die men tegen de aambeien, zoowel tot hare verzachting, als tot hare grondige genezing aanbevolen heeft, is er onder alle omstandigheden geen betere, dan de aanwending van het koude welwater, zoodra zulk eene kuur door een bekwamen arts bestuurd wordt. Wat geen ander middel kan tot stand brengen, dat wordt hier dikwijls nog alleen door het koude water gedaan, en wel niet zelden in weerwil van de hevigste tegenspraak van den kant der geneesheeren. Of deze tegenspraak altyd met een zuiver oogmerk geschiedt, willen wij liefst niet onderzoeken. Een onbevooroordeelde ondervinding heeft onloochenbaar bewezen, dat de waterkuur niet alleen de onmiddellijke kwalen der aambeien, maar ook al die ziekten, die met deze in verband staan, dikwijls zelfs dan nog volkomen kan genezen, wanneer alle pogingen, daartoe vrn hteloos gebleven zijn. Daar echter, waar een volkomen genezing dezer ziekte over 't algemeen niet meer mogelijk is, worden nogtans door het behoorlijk gebruik van het koude water al die pynlijke en hardnekkige kwalen, die zoo dikwijls met het onregelmatig verloop der aambeien gepaard gaan, verwijderd, terwijl de ziekte daardoor binnen hare wettige perken wordt teruggebracht. Honderde voorbeelden bewijzen dit jaarlijks te Grafenberg, en nooit is er iemand geweest, die, terwijl hij aan aambeien leed, zich over de nadeelige gevolgen dezer geneeswijze heeft te beklagen gehad.

Behandeling der vloeiende aambeien. De regelmatige, niet te sterke en niet met bijzondere kwalen gepaard gaande aambeien-vlood heeft geene geneesmiddelen noodig, ja deze stichten doorgaans meer na- dan voordeel. Alles wat dezen vloed vermeerderen of stoppen kan, behoeft dan slechts vermeden te worden. De lijder moet daarom trachten alle hevige beweging, te groote warmte of koude, vooral snelle afwisseling van beide, zorgvuldig te vermyden, zooveel mogelijk in eene uitgestrekte houding blijven liggen, en zich vooral wachten voor koude aan de voeten en den onderbuik, waarom hg op geene koude, tochtige beste

-ocr page 353-

333

kamers gaan moet, dewijl de vloed daardoor liclitelijk verstopt ■worden kan. Hij mag niets gebruiken, dat zeer warm is; iliee, koffie, wijn, jenever, sterk bier, enz. zijn schadelijk; daarentegen is koud water, overvloedig gebruikt, zeer goed. £r moet ook voor de grootste gemoedsrust gezorgd worden, wanf hevige hartstochten, inzonderheid toorn en schrik, worden soms uiterst gevaarlijk, omdat daardoor de aambeienvloed oogenblikkelijk onderdrukt worden kan, waaruit zeer licht krampen en ontsteking van den onderbuik kunnen ontstaan. Versti pping of hardlijvigheid mag men nooit dulden, ook daaruit kannen de ergste gevolgen, de vreeselijkste pijnen geboren worden. Het is echter in 't geheel niet onverschillig op welke wijze men hier den stoelgang bevordert ; de zachtste middelen zijn altiju de beste, b. v. pruimensap met Thomassuiker by kopjes koud gedronken, de tamarinden wei (zie n0. 16), de tarnarindendrank (n0. 17), een mengsel van gelijke deelen amandelolie en kaasjeskruidsap, waarvan men dagelijks 1—2 eetlepels neemt (met een weinig water van oranjebloesem om den smaak te verbeteren). quot;Waar deze zachte middelen niet toereikend zijn, werkt de getartariseerde wijnsteen (des morgens en 'savonds 1—2 theelepels in een kopje water) zeer goed. Al deze middelen worden echter door de koude lavementen overtroffen, die hier even weldadig, als de warme nadeelig zijn.

Wanneer de aambeien buitengewoon sterk vloeien, is er groote omzichtigheid noodig, voor men beproeft ze te stoppen; want het is altijd moeilijk te onderscheiden, of ook werkelyk door de vloeiing te veel bloed verloren gaat of niet. Zoo heeft men geen reden, om het bloedverlies voor te groot te houden, zoolang de lijder daardoor niet zeer verzwakt wordt en zich eerder verlicht gevoelt, want in zeer vele gevallen is zulk een bloedverlies een herstellingsmiddel voor de ophoopingen in den onderbuik, of vervangt het de bloedingen uit andere edele organen, b. v. uit de longen. Alleen wanneer du bloeding te lang duurt en zich min of meer de teekenen van een sterk bloedverlies vertoonen: bleeke gelaatskleur, vooral in den mond en aan de lippen, schemeren voor de oogen, Huizen iu de ooren, of wanneer de bloeding langzamer plaats heeft m bijzonder dikwijls terugkomt, gebrek aan eetlust, vermagering, gebroken der spijsvertering, sluip-koorts, enz., zich openbaren, moet men trachten den bloedvloed te stuiten. Grewoonlijk is het voldoende den lijder stil op den rug ts doen liggen, hem aluinwei (zie n0. 239) te laten drinken, en dit ook dikwijls koud te doen inspuiten. Velerlei huismiddelen, die men met zeer gunstigen uitslag aanwendt, zijn tegen de te sterke aambeien aanbevolen; daartoe behoort voornamelyk een drank van blauw- of boschbeziën; thee van roode rozenbladeren, het versche sap van steennetels (eiken morgen 2 eetlepels met

-ocr page 354-

334

vleesclinat), het in Her gekookte schellekenskruid of gouwwortel (1 ons op { kan bier), en het versch gekneusde kruid tegelijk uitwendig op den endeldarm; het meest beroemd is hier het duizendblad. Buitendien moet de lijder hier steeds voor breiachtige ontlastingen zorg dragen, want niete verergert de kwaal meer dan hardlijvigheid. In deze omstandigheden is het beste afvoer-middel de tamarindenwei, die zich hier te recht een grooten naam verworven heeft. Mochten al deze middelen niet helpen, dan is er geneeskundige hulp noodig.

§ 147. De blinde aambeien. Zoolang de aambeienknobbels geen bloed ontlasten, duidt men ze met den naam van blinde aambeien aan. Hunne grootte wisselt af van die eener erwt tot die eener walnoot, zelfs tot die van een appel (aam-beienzak); hun zetel is nu eens op het slijmvlies van den endeldarm {inwendige), dan eens buiten deze, den aars ringvormig omringende (uitwendige aambeien). De inwendige knobbels komen zoodra zij wat grooter worden, lichtelijk onder het persen by den stoelgang te voorschijn, maar treden meestal weder na het ophouden der persing terug; dikwijls worden zij echter ook door de zich samentrekkende sluitspier van den aars ingeklemd en daardoor branderig; evenzoo kunnen zij door hunne zwaarte het slijmvlies van den endeldarm naar beneden trekken en daardoor het doorzakken van den endeldarm veroorzaken, dat in het begin gemakkelijk teruggebracht, maar eindelijk ook blijvend wordt. Het spreekt van zelf, dat de ingeklemde knobbels, wanneer de samenpersing niet wordt weggenomen, ontsteken en lichtelijk door voortplanting der ontsteking en verettering van den endeldarm tot fistels daarin aanleiding geven.

De behandeling is over het geheel dezelfde als die, welke m de vorige paragraaf is opgegeven, daar de beide soorten zich alleen door het al of niet bloeden onderscheiden, maar werkelijk

dezelfde zijn. .. .. ,

Wanneer de knobbels zeer pijnlijk en ontstoken zijn, zijn de ricinusolie, en in geval van nood zachte buikopenende lavementen (zoo ten minste de pijp der spuit ingebracht kan worden) van lynolie, gerstewater, melk en honig, of ook alleen van koud

water van groot nut.

Er is geen beter middel om de blinde aambeien te genezen, wanneer zij ten gevolge van algemeene ongesteldheid en niet alleen uit plaatselijke oorzaken (b. v. zwangerschap, misbruik van lavementen, enz.) ontstaan zyn, dan de getartariseerde wijnsteen. Men geve, zooals boven gezegd is, 's morgens en 's avonds 1—2 eetlepels in een kopje water. Ontstaat er diarrhee, dan vermindert men de gift tot op de helft; wanneer zij niet reeds te

-ocr page 355-

335

zeer verouderd is, gaat zij van lieverlede over. Men moet dit middel echter langen tijd gebruiken (6—8 weken) en het daarom dikwijle uit hoofde van de zwakte der maag met iets aromatisch verbinden (zie n0. 244). Het gelijktijdig gebruik van goed rijp ooft, wanneer het geen winderigheid veroorzaakt, is zeer doeltreffend. Tot verzachting der pijn, die de gezwollen aambeien veroorzaken, bedient men zich met voordeel van de versche ongezouten boter, van de maluwezalf of vooral van de zalf van lijnzaad. Wendt beveelt als ongemeen werkzaam eene zalf aan van 1 drachme borax en 1 ons rozenpommade, en Rust rotte appelen tot pappen, of een mengsel van gelijke deelen malvabloe-sem en lijnolie met water tot pap gekookt. In het uiterste geval doet bg zware pijnen het volgende middel zeer veel nut.

Neem: lynzaadzalf, bilzenkruidolie van elk | ons; loodsuiker J drachme Dikwijls de aambeienknobbels daarmede te bestrijken.

Men mag dit middel echter niet te lang gebruiken. Bg zeer hevige ontsteking kan eene aderlating, bloedzuigers (slechts niet op de knobbels zeiven) en inwendig salpeter met blooten waterkost zeer noodzakelyk worden. Koude zitbaden, die uren lang voortgezet worden, zijn hier van uitmuntende werking.

Oude, ontaarde en verharde knobbels, die bestendig door de ontlasting geprikkeld worden, ontstoken zgn en verzweren, moet men zooveel mogelijk ongevoelig trachten te maken. Dit geschiedt het best door het opleggen van een linnen lapje in eene aluinoplossing gedoopt (1 drachme aluin op 2 kopjes water of kamillenthee), door zalven en versche ongezouten boter (2 deelen) en galnotenpoeder (1 deel), door betten met brandewijn of wijn en vooral door het bestreken met de volgende zalf:

Neem: loodzalf £ ons, aluin 2 drachmen, thebaïsch extract \ dr.

§ 148. De witteofslijmaambeien.. De aambeienknobbels worden dikwijls binnen in den endeldarm gelijk aan vreemde lichamen en brengen daardoor het slij mvlies in een zinkingachti-gen toestand, waardoor een vermeerderde slijm afscheiding (slym-aambeien) veroorzaakt wordt, die nu eens dun waterachtig, dan eens kleverig als eiwit is. De eigenlijke ziekte is alzoo dezelfde, en er heeft in de algemeene behandeling geen onderscheid plaats; men behoeft alleen op de plaatselijke ongesteldheden meer by-zonder te letten.

Zoo zich zwakte vertoont, geve men duizendblad-bitterklaver-thee en eindelijk IJslandsche mos. Is de endeldarm daarbij uitgezakt of zijn aambeienzakken zichtbaar, dan wassche men den aars met koude aluinwei. Neemt de slijmvloed de overhand, en wordt hij langdurig, zoodat een algemeene verzwakking van het lichaam te duchten is, dan is kubebenpeper, dagelijks | ons en

-ocr page 356-

336

dit in 4 deelen gedeeld, tegen deze kwaal zeer heilzaam. In zeer hardnekkige gevallen zullen de volgende pillen zeer nuttig zijn.

Neem: Kinogum, aluin, kubeben, ijzerhoudende salammoniak-bloem, van elk | ons; gom, zooveel als noodig is om met een paar droppels water 2 grein zware pillen te maken, 's Morgens en 's avonds 6—8 stuks.

Deze middelen kunnen ook by de blaarzinking met voordeel aangewend worden.

§ 149. De aambeien der teeldeelen en piswerk-

tuigen. Evenals de aambeien dikwijls de bloedvloeiingen uit andere organen vervangen, zoo kunnen omgekeerd de afscheiding der stoffen, die zich in de ingewanden van den onderbuik opgehoopt hebben, en belemmeringen in den bloedsomloop in andere organen dan den endeldarm plaats hebben, en dikwijls bevindt men, dat dit op het slijmvlies der teeldeeleu en piswerktuigen geschiedt. Men herkent licht, dat deze verschijnselen van hae-morrhoïdalen aard zijn, wanneer zij zich evenals de aambeien op bepaalde tijden in den endeldarm vertoonen, en tegelijk met plaatselijke ongesteldheden in den endeldarm voorkomen of ten minste daarmede afwisselen. Somwijlen heeft echter de lijder in het geheel geen plaatselijk gevoel in don endeldarm meer, en dan kan men slechts met eenige waarschijnlijkheid tot haren hsemorrhoidalen aard besluiten, wanneer zij op duidelijk bestaan hebbende endeldarmsaanbeien volgden, of de lijder daartoe een erfelijken aanleg heeft. Somtgds is de kwaal ongemeen hevig en bestaat dan in zware pijnen in de nieren en de blaas, in een krampachtig en uiterst pijnlijk optrekken der teelballen; onwillekeurige waterloozing, of het geheel ophouden der urine, woedend branden by de waterloozing, lastig jeuken, waarby gewoonlijk nog hevige koortsen, persing tot stoelgang en zeer smartelijke kolieken komen. Dikwijls ontstaan hier, vooral by vrouwen, roosachtige ontstekingen aan de geslachtsdeelen, alsmede zeer op bloedzweren gelykende gezwellen, die niet zelden in ettering overgaan. Daarbij komt ook dikwijls de zoogenaamde verzakking der haarmoeder. Het is een kramp der baarmoeder banden, met het gevoel alsof iets met geweld door de schede werd voorwaarts gedrongen.

Deze aambeien der geslachtsdeelen en piswerktuigen kunnen ook in vloeiende aambeien dezer deelen overgaan. Gewoonlijk is haar vloed zeer zwaar en gaat hy van de vreeselykste pynen, krampen in de blaas an andere zenuwtoevallen, alsmede van de koude pis, ja zelfe van geheele onderdrukking der urine vergezeld.

Et komen ook vloeiende aambeien der baarmoeder, enz. voor, vooral hy jonge meisjes als te vroege maandstonden; menigvul-

-ocr page 357-

337

diger nog hij oude vrouwen na het ophouden der maandzuivering.

De blinde aambeien der vrouwelijke geslachtsdeelen verhinderen dikwgls den bijslaap, maken dien zeer pijnlijk, verwekken miskramen of groote pynen gedurende den zwangerschap.

De slijmaambeien der genoemde deelen zijn juist geene zeldzaamheid; nogtans komen de slijmaambeien der blaas bijzonder dikwijls voor. Het afgaan van dit slym, dat van verschillende dichtheid, kleur en reuk zijn kan, heeft meestal onder blaaskrampen en een brandend gevoel plaats, dat zich tot in de pisbuis uitstrekt.

Ook bestaat er zulk een slijmvloed uit de pisbuis, die de grootste overeenkomst met dien bezit, welke na een besmetten bijslaap plaats heeft. Ook bij vrouwen berust de zoogenaamde witte vloed niet zelden op aambeien. Deze uitvloeiingen, alsmede in 't algemeen al de genoemde ongesteldheden der geslachts- en piswerktuigen, zijn altijd uiterst hardnekkige kwalen, die, wanneer zij veronachtzaamd of miskend worden, de treurigste gevolgen kunnen hebben.

De behandeling is over 't geheel hier dezelfde, als die der gewone aambeien. Gedurende de aanvallen vermindert men de pijnen door koude zitbaden, door 12—15 bloedzuigers aan den endeldarm gezet, door het drinken van melk; men geeft elk uur 8—10 droppels bi'ter amandelwater en legt verzachtende pappen (zie n0. 106) op den onderbuik. Verstopping wordt door ricinusolie weggenomen. Het wegblijven der urine vereischt spoedige genees- en heelkundige hulp.

De volkomen genezing dezer ziekten, die langs den gewonen weg maar zeer zelden gelukt, kan door eene behoorlijke aanwending van het koude welwater nog zeer dikwijls bewerkt worden, wanneer de lijder slechts geduld en volharding genoeg heeft en zijn lichaam reeds niet te zwak en afgeleefd is

§ 150. Diarrhee. Men zou zeer verkeerd doen, indien men bij elke diarrhee dadelijk zijne toevlucht tot geneesmiddelen nemen wilde. Deze ongesteldheid is doorgaans slechts eene voor-bijgaande kwaal, die bij een gepast diëet gewoonlijk spoedig herstelt; in nog andere gevallen echter zijn deze vermeerderde buik-ontlastingen eer heilzaam dan schadelijk, ja dikwijls moet men ze zelfs als eene ware weldaad der natuur beschouwen. Zoolang een lijder door de diarrhee, al duurt zij overigens nog zoolang, zgne krachten niet verliest, maar vooral wanneer hij zich daardoor verlicht gevoelt, mag hij geene stoppende middelen gebruiken Anders is het gelegen, wanneer de lyder door deze menigvuldige ontlastingen zeer begint te verzwakken, want dan is

22

-ocr page 358-

338

het zaak ze zoo spoedig mogelijk tot hare natuurlijke maat en behoorlijke hoedanigheid terug te brengen. Deze zwakte kan dikwijls zeer belangrijk worden, zoodat zich na elke zoodanige ontlaating neiging tot flauwten vertoont. Een lang aanhoudende diarrhee kan zeer licht verzwakking veroorzaken en als gevolg van zwakte, zenuwziekten, hysterie, tering en waterzucht doen ontstaan.

In het begin van elke diarrhee wordt doorgaans niets anders vereischt dan eenige dagen lang een streng diëet te houden, al | wat zuur is, ooft, bier, moesgroenten te vermijden en daarentegen niets dan grutten, rijstwater, hoender- of kalfevleesch te gebruiken, den onderbuik warm te houden, over 't algemeen voor uitwendige warmte te zorgen en des avonds, voor het naar bed gaan, een lauwwarm voetbad te nemen.

De middelen, om eene diarrhee te doen ophouden, zijn zeer verschillend; hunne keuze wordt door den aard der ongesteldheid bepaald. Deze verschillende aard wordt het best herkend aan het verschillende uitzicht der buikontlastingen. Men kan alzoo de volgende soorten aannemen:

1. De afgegane stoffen zien er natuurlijk uit, maar zijn buitengewoon menigvuldig en brijachtig. Deze diarrhee ontstaat dikwijls door te veel eten, of door buitengewoon prikkelende voeding; somtijds onstaat zij door stofophoopingen ten gevolge van voorafgegane hardlijvigheid, en nu en dan verschijnt zij als het begin van de eene of andere ziekte. Zij is te beschouwen als eene poging der natuur, om het darmkanaal van eene ophooping te bevrijden, die door hare hoeveelheid of hoedanigheid prikkelt. Hier mag men nooit, ten minste nooit dadelijk in het begin, de ontlastingen door stoppende middelen belemmeren, integendeel moet men de natuur behulpzaam zyn. Zoolang de ontlastingen het bovengenoemde aanzien hebben en buitengewoon stinkend zijn, geve men 1—2 eetlepels ricinusolie in een kopje havergortwater, en kort daarop, om de diarrhee te doen voortduren, den rhabarber (zie n0. 245). Op deze wijze geneest men het best en het spoedigst deze soort van diarrhee. Blijft zij evenwel voortduren en verliezen de ontlastingen hare natuurlijke kleur, worden zij dun en bijzonder menigvuldig, dan neme men het Dowersche poeder (zie n0. 44), 2—Smaal daags met rystwater of een afkooksel van salep (zie n0. 246), of men neme 2—4 droppels opiumtinctuur in een eetlepel salepdrank alle 2—3 uren.

2. De ontlastingen zijn in het begin van de natuurlijke kleur, maar zij worden spoedig in het oog loopend geel, bijna saffraan-kleurig, groen, en steeds zijn meer of minder hevige buikpijnen daarmede verbonden; inzonderheid echter gevoelt de lijder gewoonlijk een doffe pijn in de rechterzijde onder de rechter korte ribben. Dit is de zoogenaamde galdiarrhee en staat alt yd met

-ocr page 359-

339

een geprikkelden en ontstekingachtigen toestand der lever in verband. Stoppende middelen zijn hier in den beginne hoogst af te keuren en kunnen zeer kwade gevolgen hebben. Bij hevige pijnen zette men 15—50 bloedzuigers, legge een warme pap op den onderbuik en late veel dunnen slijmerigen drank nemen, vooral thee van lijnzaad. Gaat zij gepaard met neiging tot braken, dan geve men 10—15 grein braakwortelpoeder met 15 grein gompoeder. Wanneer de pgnen aanmerkelijk verminderd zijn, dan geve men om de drie nren een theelepel waterachtige rhabarbertinctuur in een slijmerigen drank. quot;Wordt echter daarna de stoelgang zeer waterig en is hij niet meer zoo donkergeel gekleurd, dan geve men het Dowersche poeder of de opiumtinctuur als boven.

3. De ontlastingen zijn z'eer slijmerig. Dit is de zoogenaamde catarrhale diarrhee, die wel zeer dikwijls slechts in enkele gevallen te voorschijn komt, maar gewoonlijk epidemisch heerscht en verscheidene menschen te gelijk aantast. De ontlastingen zijn in den beginne brijachtig en zeer stinkend, maar worden zeer spoedig slij merig; men ziet in den pot het eenigszins gekleurde darmslym óf in groote massaas, óf in vlokken met andere vloeistoffen verbonden; daarmede gaan nijpende pijnen en ook wel persing tot stoelgang gepaard. Hier zijn een gestrenge leefregel, slijmerige dranken, het te bed blijven liggen, voetbaden, warme pappen en de braakwortel (zie n0. 247) noodig. Gelukt het, den lijder door de warmte van het bed in zweet te brengen, dan is er gewoonlijk geen geneesmiddel noodig. Duren de pijnen nog eenigen tijd voort, dan geve men Dowersche poeders (4—6 grein) met poeder van kreeftsoogen (20 grein) om de 4—5 uren.

4. De ontlastingen zijn waterachtig; somtijds zijn zij zeer dun en vloeibaar, somtijds met vlokken en vliesachtige lappen bezet; daarbij ontbreken maar zelden meer of minder hevige buikpijnen. Bij volbloedige, zoowel als bi] zeer prikkelbare personen is hier het water van bittere amandelen (zie n0. 249) een voortreffelijk middel, want dikwijls is hi^r een ontstekingachtige prikkel de oorzaak der diarrhee, waarom bij hevige pijn dan ook bloedzuigers gezet moeten worden. Is dit echter het geval niet, dan geve men de mixtuur n0. 250. Nog beter werkt echter het koud water, snel na elkander met -glazen gedronken; binnen weinige uren kan daardoor de hevigste diarrhee van dien aard genezen worden.

Zoodra eene diarrhee, van welken aard zij ook zijn moge, te lang duurt, moet de zieke een wollen dubbelen lijfgordel dragen, waardoor de kwaal dik wij Ir reeds van zelve ophoudt Is dit voldoende en zijn er geene vuile stoffen in den onderbuik aanwezig, dan is extract van cascarillen (zie n0. 251) het beste middel.

De langdurige en hebbelijk geworden diarrhee, alsmede de nei-

22*

-ocr page 360-

340

ging, om die bij de geringste aanleiding terug te krijgen, waarbij zij dan doorgaans met verstopping afwisselt, is een zeer hardnekkige toestand en menigmaal het gevolg eener voorafgegane gewone diarrhee. Zeer nuttig zijn hier de eikelkoffie, roode fran-sche wijn, bisschop, Pyrmonter en Kudower-water, flanelbanden, versterkende inwrijvingen (zie n0.196) op den onderbuik en de ruggegraat, eerst aromatische, dan mout- en eindelijk ijzerbaden, en douche-baden op den onderbuik. Het voortdurend dragen op de maagstreek van een krnidenzakje (met kruidnagelen, kaneel, peper, kardamom, gember gevuld), des morgens en 's avonds met koude rum bevochtigd, is zeer krachtig. Van de geneesmiddelen helpt nu het een, dan het andere; de beste zijn: cascarille, de kolombo (uitmuntend goed, zie n0. 252), het campechehout (zie n0. 253). In verscheidene gevallen deed, na het vergeefsche gebruik van andere middelen, het tinctuur van muskaatnoten (zie n0. 254) voortreffelijke diensten. Bij zeer prikkelbare personen is de melkkuur en koud eten dikwijls als zeer goed gebleken, en zij wordt door de voornaamste artsen aanbevolen. Hierbij krijgt de zieke namelijk niets dan ongekookte melk, koudvleeschen witbrood.

Daar echter, waar geen ander middel hielp, herstelde dikwijls het koude water de lijders binnen zeer korten tgd. Slechts in zeer hardnekkige gevallen is zweeten en het gebruik van koude baden noodig; anders is het voldoende, dat men veel koud water drinkt, vochtige, koude, nauwsluitende lijfgordels draagt, die men om de 4—6 uren vernieuwt; men neme daarbij koude zitbaden (1 uur lang, 2maal daags) en koude lavementen, die men dagelijks 3 of 4maal moet laten zetten, en die nooit mogen ontbreken Daarbij moeten alle warme en verhittende dranken vermeden worden.

§ 151. Verstopping van den stoelgang Hard-

lijviglieid Wij spreken hier niet van die verstopping, welke niet zelden andere ziekten vergezelt, b. v. de koliek, maar van die hardlijvigheid, die hebbelijk geworden is, en van de zeldzaamheid van den stoelgang.

De oorzaken daarvan zijn: een door zorgeloosheid, ja eeni-germate door traagheid in dit opzicht veroorzaakte kwade gewoonte ; droog, zwaar, laf eten (peulvruchten, zware melkspijzen, kastanjes, noten, amandelen); te weinig drinken (van daar bij vrouwen meer voorkomende dan bij mannen), of het dagelijksch gebruik van wrangen rooden wyn of gekruiden brandewijn; aanhoudend zitten, maar ook voortdurend te paard of in een rijtuig rijden; samenrijgen van den onderbuik, krachtelooze galafscheiding, waarby de stoelgang slechts eene lichte, gele, meer witachtige kleur heeft; werkeloosheid, kramp of verlammiugachtige zwakte der darmen, en vooral eene bovenmatige uitzetting van den

-ocr page 361-

;ui

endeldarm, waarby de stoelgang in harde klompen, soms van een vuist grootte, uitgeperst wordt

Indien iemand buitengewoon lang verstopt blyft, dan ontstaan er hoofdpijn, neiging tot braken, koliek en andere onderbuikskwalen. Vooral nadeelig werkt hier zulk eene verstoppipg op hypochondristen en zenuwachtige vrouwen. Wel zijn er ook menschen, die zonder hinder een geruimen tijd verstopt kunnen blyven, maar uit deze kwade gewoonte ontstaan dikwijls eerst na jaren de menigvuldigste kwalen, terwijl de drekstoffen zich verharden en zich dikwijls in ongeloofelijke massaas ophoopen Dit heeft inzonderheid plaats bij vrouwen, maar toch ook bij mannen. Deze ophoopingen verwekken dan pijn, gevoeligheid, hardheid, vergrooting in de rechterstreek van den bovenbuik; daarbij heeft de lijder een galachtig uitzicht en klaagt niet zelden over pgn in den rechterschouder. Nu en dan heeft hij hevige ko-liekpijnen, vooral, wanneer er winden in het spel zijn of na het vatten van koude. Deze toevallen kunnen zeer licht misleiden, daar zy geheel met die eener leveronsteking overeenkomen; slechts het in het oog houden der dikwyls jaren lang voorafgegane verstopping, zelfs wanneer deze thans niet meer aanwezig is, kan de ware oorzaak dezer ziekte doen opsporen. In andere gevallen lydt de zieke niet voortdurend aan plaatselijke ongesteldheden in den onderbuik, maar hij krygt dikwijls, vooral bij aanwezige winderigheid of na het vatten van koude, hevige aanvallen van braken en pijn in den buik. De omstandigheid, dat de aanval schijnbaar door eene handtastelijk bekende oorzaak, b. v. vergrijpen tegen den leefregel of koude vatten, veroorzaakt werd, kan zeer licht misleiden en de stofophooping in de darmen, die de ware oorzaak is, over het hoofd doen zien, zonder welker opruiming zulke aanvallen dan altijd weder terugkeeren. De genezing van al deze kwalen kan dan alleen door visceraalklysteeren (zie § 108) gelukken. Grewoonlijk wordt de oorzaak dezer ziekten zelfs wel door geneesheeren over het hoofd gezien, waarom het niet dan nuttig zijn kan, de oplettendheid van den lezer zeiven daarop te richten, om ze ten minste te verhoeden en den geneesheer daarmede bekend te maken, al mocht deze verstopping ook thans niet meer bestaan, maar jaren geleden, misschien zelt's reeds in de jeugd, plaats gehad hebben.

Om de buikverstopping, deze zoo lastige kwaal te voorkomen, is het goed zich reeds vroegtydig te gewennen om regelmatig des morgens op een bepaalden tijd af te gaan; zelfs wanneer men verscheidene dagen lang vergeefsche pogingen gedaan heeft gewent het lichaam zich toch van lieverlede, even goed als het op een bepaald uur tot het nemen van spijs noopt, aan de vervulling van deze behoefte.

;

11 ill

I

ï Ui

' P1 ; I'--

v::

1

H

11

: i i

li ui

41 Sf li

1 li

PP Ifsj

-ocr page 362-

342

Diegenen echter, die daartoe neiging hebben, moeten vooma-melijk door een goeden leefregel deze kwaal trachten te verhelpen, anders loopen zij gevaar, met der tijd slechts te hardnekkiger daaraan te lijden en hunne geheele spijsvertering in wanorde te brengen. Boven alles moeten zij er op bedacht zijn om veel te drinken, inzonderheid licht bier of water; dit mag evenwel niet te hard zijn. Hunne spijzen moeten saprijk zijn en daarbij zacht op den stoelgang werken, vandaar sappige moesgroenten, ooft, inzonderheid appelen, pruimen, druiven, enz.; alle droge, zware voedingsmiddelen moeten daarentegen vermeden worden. Zuiver roggebrood of brood uit een mengsel van rogge en tarwe gebakken, is hier beter dan geheel zuiver wittebrood. Het is ook nadeelig het lichaam te warm te houden en veel te zweeten, waarom men de verstopping zoo dikwijls bij het gebruik van russische dampbaden aantreft, en om dezelfde reden mogen zulke lijders des morgens niet lang te bed liggen. Niets bevordert de buikopening meer, dan eene matige wandeling in de open lucht; wordt men daarin verhinderd, dan wrijve men het geheele lichaam, maar vooral den onderbuik met flanel en was-sche hem 's morgens en 's avonds met kond water. Baat dit alles niet, dan neme men dagelijks 2—3 lavementen van koud water. Deze schaden nooit en genezen de verstopping ten volle, terwijl zij het darmkanaal versterken. Bij ziekelijke, slappe kinderen, by wie door zwakte der darmen dikwijls verstopping en uitzetting van den endeldarm ontstaat, is, behalve de koude lavementen, het gebruik van eikelkofiie nuttig. Wil en moet men niet tot uitwendige middelen zijne toevlucht nemen, dan zijn de volgende middelen aanbevelenswaardig: wijnsteenroom (nc. 15), tamarinden (n0. 16 en 17), bitterzout (n0. 83), de buikopenende minerale wateren, als die van Pulna, Kissingen, Marienbad, de sennakoffie (n0. 148). Deze heeft bijna in het geheel geen on-aangenamen by smaak en verschaft stoelgang zonder dat nijpen, hetwelk anders de senna veroorzaakt; ook kan men er voortdurend gebruik van maken, wanneer de prikkelbaarheid van het darmkanaal niet te groot is. Waar de neiging tot verstopping hardnekkig is, heeft zich bij bejaarde lieden de St. Germain-thee (zie nu. 258) te recht een grooten naam verworven. De aloë in verbinding met ijzer (zie n0. 259) past by een voos, slap lichaam.

§ 152. Pisopstopping, moeilijke waterloozing. De

bloot pijnlijke, moeilijke waterlooziug is voor het oogenblik wel slechts een lastige en geen gevaarlijke kwaal, maar zij mag toch nooit veronachtzaamd worden, omdat zij door den tyd in eene ware pisopstopping overgaan kan, die altyd voor een der ge-vaarlykste ziekten moet gehouden worden. De oorzaken eener

-ocr page 363-

343

pisopstopping zijn verschillend; zij berusten óf op bloedaandrang en een ontstekingachtigen toestand van de blaas, óf op kramp of verlamming, óf op werktuigelijke belemmeringen. De ontstekingachtige pisopstopping wordt gewoonlijk verwekt door het gebruik van verhittende dranken, door de blaasaambeien, door kouvatten, misbruik van verhittende pisdrijvende middelen, der spaanschevliegen, van den sadeboom, door lang opzettelijk terughouden der mine, door venerieke stof, enz.

De krampachtige pisopstopping overvalt hysterische en hypochondrische personen, gaat niet zelden gepaard met zenuwkoortsen, en kan ook door al de bovengenoemde prikkels veroorzaakt worden, zoodra zij niet krachtig genoeg werken, om eene ontsteking voort te brengen.

De verlammingachtige pisopstopping is dikwijls het gevolg van eene buitensporige uitzetting der blaas, van eene beroerte, van hoogen ouderdom, of van een hevigen schok in den rug.

De werktuigelijke belemmeringen, die eene pisopstopping kunnen doen ontstaan, zijn: in de pisbuis ingeklemde steenen, of bloed- en slijmproppen, opzwellingen der bloedvaten; voorts eene drukking van buiten, b. v. door gezwellen, verharde drekstof in den endeldarm, in de zwangerschap, vooral in de laatste maanden, door gebrekkige ligging der baarmoeder, enz.

Bij het pijnlijk en moeilik wateren is het poeder van wolfklauw [semen lycopodiï) in de meeste gevallen een onfeilbaar middel.

Neem: wolfsklauwpoeder 1 drachme; arabische gomslijm, amandelstroop, van elk 1 ons; water 6 ons. Elk uur een half kopje.

Daarbij drinke men amandelmelk, hennep- of lijnzaadthee, eene oplossing van visehlijm (1 drachme in 10 ons heet water).

Bij volkomen pisopstopping kan in vele gevallen slechts door het inbrengen van den katheter aan de urine een vrijen loop verschaft worden; nogtans moet dit, zoowel als de behandeling wanneer er werktuigelijke belemmeringen aanwezig zijn, aan een bedreven heelmeester overgelaten worden.

In 't algemeen moeten wij nog aanmerken, dat bij elke pisopstopping, met uitzondering van die, welke door verlamming ontstaat, het betten met warm water en zacht purgeerende middelen (nogtans geene zoutachtige) moeten aangewend worden, voornamelijk ook weekmakende lavementen (nu. 152). Of en wanneer by ontstekingachtige toestanden eene aderlating of bloedzuigers noodig zijn, moet aan den geneesheer overgelaten worden ; in elk geval werkt, vooral bij krampachtige pisopstopping, een algemeen warm bad, waarin de lijder een uur lang vertoeven kan, pijnverzachtend en bevorderend voor de waterloozing.

§ 153. Dg loop. De loop Isomt eenigermate overeen met

-ocr page 364-

344

de diarrhee, zoowel als met de aambeien, en wanneer men niet op zijne bijzondere teekenen let, wordt hij lichtelijk daarmede verwisseld. Op zich zeiven hebben deze teekenen wel is waar ook in dit opzicht geene waarde, maar in zooverre men ze alle vereenigd aantreft, is men gerechtigd de ziekte voor loop te verklaren. Deze teekenen zijn: bestendig dringen bij den stoelgang, persing, echter zonder eenige ontlasting van drekachtige stoffen, maar slechts met het afgaan vau eenig slijm, {de witte loop) of bloed {de roode loop), hevige buikpijnen en koorts. Ofschoon zulk een lijder het heimelijk gemak by na nooit kan verlaten, is de ontlasting slechts gering, dikwijls niet meer dan een eetlepel vol, en bestaat deze uit slijm, vloeibaar of geronnen bloed Er is geen heilzamer teeken by deze ziekte dan dat de ontlastingen weder tot drekstoffen overgaan.

De loop verschijnt bijna uitsluitend in den herfst en dan bijna altijd als een epidemisch verspreide ziekte, daar zij te gelijker tijd vele menschen aantast. Haar verloop en karakter is zeer verschillend, dikwijls is zij zachtaardig, maar dikwijls ook kwaadaardig en doodelijk; nu eens oven. alt zij plotseling, dan eens wordt zij langen tijd door voorteekenen aangekondigd; nu eens eindigt zij snel, dan weder gaat zij in eene zeer langdurige ziekte over. Als voorteekenen vertoonen zich afmatting en pijnen in de ledematen, gebrek aan eetlust, rilling, hitte, braken, koliekpijnen in de navelstreek, die zich naar den aars uitbreiden, ongeregelde stoelgang, nu eens diarrhee, dan weder verstopping.

Wanneer de ziekte uitbreekt, verandert de stoelgang in een bloot persen, en men gaat slechts slijm en eindelek bloed af, waarbij zich koorts voegt, die evenwel, wanneer de ziekte niet hevig is, spoedig weder wegblijft. In erge gevallen neemt de koorts altijd meer toe, de buikpijnen worden onverdragelijk, even als de onophoudelijke persing bij den stoelgang De koorts is oorspronkelijk van een galachtig-rheumatischen aard, maar neemt zeer dikwijls een ontstekingachtig, ja zelfs in de ergste gevallen een zeer kwaadaardig rottend karakter aan.

Wanneer na een groote zomerhitte in den herft de heete dagen met koele nachten afwisselen, dan ontstaat, vooral in vochtige moerassige plaatsen, gewoonlijk de loop, die zich dan dikwijls door aansteking verder verspreidt. Hij vertoont zich evenwel niet altijd als eene aanstekende ziekte, maar tast ook slechts één of meer menschen aan; doch altijd ontstaat hg slechts in den herfst, die hem verwekt, en slechts hoog zelden zal men den echten loop in andere jaargetijden waarnemen, wanneer dit al ooit het geval is, hetwelk nog zeer te betwijfelen valt.

Om zich tegen dien gevaarleken vijand te beschutten, kan men zich in den herfst niet zorgvuldig genoeg voor elke ver-

-ocr page 365-

345

koudheid wachten, want slechts deze, en nooit het gebruik van rijp ooft, is het, die in dit jaargetijde deze ziekte zoo menigmaal en licht doet ontstaan. Daarom verleent ook een wollen lijfgordel hier de beste beschutting, en elk, die geneigdheid tot verkoudheden heeft, moest, wanneer de loop heerscht, nooit nalaten dien te dragen. De nachtlucht is bijzonder nadeelig;men slape daarom nooit met open vensters, en stelle zich nooit licht gekleed aan haar bloot. Even gevaarlijk is hier elke groote verhitting des lichaams, want na deze vat men het gemakkelijkst koude. Zoo ontstaat de loop door niets zoo licht, dan wanneer men na verhittende wandelingen op beschaduwde vochtige plaatsen uitrust, zich op den grond legt of ook op koude steenen banken zit; het verblijf in ongezonde lucht, vooral in vochtige moerassige streken, of in vochtige, koude, bedompte woningen, alsmede elke overlading der maag, vooral van onverteerbare, scherpe of verhittende dingen, begunstigt de verschoning der ziekte en moet derhalve vermeden worden. Is de loop epidemisch geworden en heeft hg bepaald een rottig karakter aangenomen, dan is hij doorgaans ook aanstekend en vereischt hy voorbehoedmiddelen, evenals elke andere aanstekende koorts ; maar in andere gevallen is geene besmetting te vreezen. Wat de behandeling van een aanval van den loop betreft, zoo is ook het inaehtemen van eene behoorlijke levenswijs de hoofdzaak; hiertoe behoort vooreerst de zorg voor de grootste zindelijkheid, deels om daardoor de herstelling van den zieke te bespoedigen, deels om de hem omringenden voor besmetting te beveiligen. Men verwissele dikwijls het linnen- en beddegoed, zorge voor zindelijkheid in al het overige wat den lijder omringt, verwijdere dadelijk elke ontlasting, late de kamer bestendig met frissche lucht doorstroomen, en sprenkele dikwijls azijn, of doe herhaalde malen salpeterberookingen (n0. 39).

Niets is zoo zeer te vreezen dan verkoudheid, die in geene andere ziekte zoo gemakkelijk nadeelig kan worden, dan bier; zij is evenwel by de talrijke stoelgangen zeer moeilijk te vermijden. Het is het beste, wanneer men den lijder een wollen doek om het lijf bindt en hem in het bed bij persing tot stoelgang een ondersteek onder het lijf schuift.

Het voedsel der zieken moet zich tot meelige slijmerige zaken bepalen en wel voornamelijk tot het veel drinken van gort- of gerstewater, of water met gesmolten arabische gom (2 ons op 1 kan). Zeer aanbevelenswaardig is de gelei van schapenvleesch, die op de volgende wijze bereid wordt: men neemt een onge-vilden schapenkop en poot, zengt de wol met een gloeiend ijzer af, kookt hem met water tot gelei en voegt naar welgevallen een weinig kaneel of muskaatnoot daarbij. Het is klaar, dat de zieke

-ocr page 366-

346

deze gelei slechts verwarmd en in kleine hoeveelheid op eens gebruiken moet, en altijd alleen dan, als er geen koorts meer aanwezig is. Men heeft hardnekkige gevallen gezien, waarin dit middel alleen de genezing bewerkte. In 't algemeen wachte men zich hier voor het vele medicineeren. Zeer dikwijls kan men den loop door karnemelk of wei en eenige weilavementen genezen. Waar teekenen van galachtige vuile stoffen aanwezig zgn, die hier doorgaans nooit ontbreken (anders echter in geen geval), geve men dadelijk in het begin een braakmiddel, en wel slechts eene dozis van den braakwortel (15—20 grein); daarna laat men vier en twintig uren lang tamarinden nemen (zie n0. 22), hier voegt men evenwel slechts twee drachmen glauberzout bij. Wordt het hierna niet beter, dan geve men het middel n0 255, en neemt dan de ziekte ook nog toe, dan is geneeskundige hulp onontbeerlijk. Om de buikpijnen te doen verdwijnen, legge men de warme poppen n0. 195 op, en wrijve men het middel n0. 256 in.

Men kan geen grooter dwaasheid begaan, dan den loop met rooden wyn, jenever of andere stoppende middelen te willen verdrijven; daaruit ontstaan later de hevigste toevallen.

§ 154. De aziatische cholera. Een der vreeselijkste ziekten, vreeselijk door hare algemeene verspreiding, door de talrijke offers, die zij allerwege eischt, door baar snel verloop en de hevigheid harer verschynselen, tegenover welke de geneeskunde in weerwil van alle nasporingen en beproevingen, nog bijna altijd onvermogend blijkt te zijn, is de cholera, die sedert veertig jaren van tijd tot tijd de aarde bezoekt, en duizende bij duizende menschen in het graf sleept.

Zij ontleent haren oorsprong uit Oostindië en wel uit de streek aan de rivier de Ganges (Bengalen), waar zij vermoedelijk uit de uitdampingen van talrijke poelen en uit de overstroomingen van de Ganges ontstaat. Ofschoon zij aldaar waarschijnlijk sedert eeuwen inheemsch is, zoo hebben wij toch eerst sedert het jaar 1782 van haar de eerste zekere beschrijving, te welken tijde zij ondertusschen nog slechts tot Bengalen bepaald was. In het jaar 1787 brak aldaar weer een hevige epidemie uit, die zich snel naar alle richtingen verspreidde, en in haar onweerstaanbaren voortgang in het jaar 1823 voor de eerste maal Europa en wel Astrakan aan de Kaspische zee bereikte. In het jaar 1830 keerde zij wederom derwaarts terug, om zich van dat tijdstip af over bijna geheel Europa uit te breiden, voornamelijk overgebracht door de Polen, die ze uit hunne gevechten met de Eussen overplantten. — Alle voorzichtigheidsmaatregelen, het afzetten der grenzen door cordon, quarantaine, enz. bleven vruchteloos. Wee-nen werd in Augustus 1831, Berlijn in September 1832, ons

-ocr page 367-

347

T

vaderland in Juli 1832 voor het eerst door haar aangetast, en zij breidde zich onweerstaanbaar over geheel Europa, Afrika en Amerika uit. In den zomer van 1837 verscheen zij op nieuw te Berlijn, Breslau en andere plaatsen van het oostelijk Duitschland, trok in 1848 en 1849 weder verwoestend door Europa (waarbij ons vaderland zeer veel leed) en Amerika, kwam nu en dan in 1852 en 1853 in sommige deelen der pruissische monarchie weder te voorschijn, vooral in de provincie Pommeren en in het groothertogdom en de stad Posen, herhaalde haren tocht in de jaren 1865, 1866 en '73, waarbij sommige steden en streken van ons vaderland weder vreeselijk geteisterd werden, en schijnt over 't algemeen in onze europische streken inheemsch te willen worden, gelijk zij bij ons thans nog hare verwoestingen voortzet.

Het kan onmogelyk het doel van deze korte schets zijn, om den aard en de oorzaken der ziekte volledig uiteen te zetten, de middelen op te geven, die tot hare genezing beproefd zijn en over de doelmatigheid en het weinig toereikende van deze te spreken. Maar ofschoon de genezing zoo moeilijk is en slechts aan een ervaren geneeskundige mag toevertrouwd worden, kan er toch oneindig veel geschieden om de ziekte in haar ontstaan te verhoeden, en is het van oneindig gewicht, om haar in hare beginselen te herkennen, omdat dan nog de grootste hoop op eene gelukkige verwijdering van het groote gevaar bestaat, en een verzuim zich in geene ziekte zoo spoedig en zoo zwaar wreekt als in de cholera: eindelijk omdat de geheele levensregel ten tijde der heerschende cholera bijzondere oplettendheid vereischt.

Gedurende het heerschen eener cholera-epidemie vertoont zich bijna algemeen, zelfs bij gezonden, eene groote geneigdheid tot diarrhee en gebreken in de spijsvertering, die deels aan de algemeen heerschende gesteldheid van den dampkring, deels aan den angst voor de ziekte toegeschreven wordt, waarop echter in elk geval zorgvuldig moet gelet worden, daar de eigenlijke ziekte zich dikwijls lichtelijk uit deze neiging ontwikkelt. — De ziekte namelijk vertoont zich dikwijls na het voorafgaan van voorteekenen, die juist in de verhooging der algemeen heerschende dispositie bestaan: in vermeerdering der diarrhee, waarbij geelachtige, kwalijk riekende massaas onder het gevoel van toenemende zwakte ontlast worden, opgezetheid van den buik, lichte koliek-pijnen, benauwdheden en drukking in den hartkuil, duizeling; dikwijls overvalt de cholera plotseling en op het onverwachtst, in de volste gezondheid en zonder het minste voorteeken. De nauwkeurige waarneming van dit tijdperk der voorboden, waarin deze zich vertoonen, is van het grootste gewicht, daar men gedurende dien tijd nog de grootste hoop heeft, om de verdere ontwikkeling in de kiem te stuiten.

O

I

1 . -w'fü

-ocr page 368-

348

De overgang in de eigenlijke, volledige ziekte gesotiedt nu meestal daardoor, dat de stoelgangen altijd menigvuldiger, de ontlaste stoffen altijd helderder, dunner en van minder drekach-tige hoedanigheid worden, dat braken en krampen daarbij komen en de hoogste uitputting van krachten zich bijzonder snel openbaart. De ontlastingen naar boven en onder volgen altijd sneller op elkander, bestaan uit grijsachtige, weiachtige en op rijst-water gely kende vloeistoffen en zijn :bestendig zonder reuk. — De huid wordt ijskoud, opgetrokken vouwen blijven daarin een tijd lang staan, hare kleur en die der nagels wordt vuil blauw, het aangezicht heeft de uitdrukking van het diepste verval der krachten en van den grootsten zielsangst, het oog is ingevallen, stijf en verglaasd als bij een lijk, de neus wordt langwerpig spits, de tong is wit en koud, de stem heesch, dof, by na klankloos. De armen en vingers, dijen en kuiten worden door pijnlijke krampen aangetast en samengetrokken; de pols is in 't geheel niet of nauwlijks voelbaar, de uitgeademde lucht is koud, ofschoon de lijder over inwendigen gloed klaagt en gretig naar koud drinken verlangt om het terstond weder te ontlasten; de pisafscheiding heeft geheel opgehouden. Het bewustzijn des lijders is geheel ongestoord en hij voelt zijn vreeselijken toestand volkomen.

Zoo levert dan de cholera op haar hoogste punt het beeld van den algemeensten kramp op; de levensvonk is bijna uitgedoofd en slechts het darmkanaal schijnt alle werkzaamheid alleen op zich genomen te hebben, om al het vocht des lichaams (want de hoeveelheid der ontlaste vloeistoffen is verbazend groot) daaruit te verwyderen.

Dit is het gewone verloop der cholera; nogtans komen er zeer vele verscheidenheden in de verschijnselen voor; de voornaamste bestaat daarin, dat nu en dan, ofschoon dan ook zelden, braken en diarrhee geheel ontbreken, maar alle overige verschyn-selen zich met des te grooter hevigheid vertoonen; dit is de zoogenaamde droqe cholera.

Indien de ziekte niet reeds op het toppunt harer ontwikkeling den dood veroorzaakt, heeft er min of meerder spoedig een teruggang plaats; de kramp verschijnselen verminderen langzamerhand, de adem wordt vrijer, de pols sterker, de kleur der huid wordt steeds natuurlijker, de warmte keert van lieverlede terug, een warm zweet breekt over het geheele lichaam uit; de lijder valt meestal in een gerusten slaap, waaruit hij verkwikt ontwaakt, loost rijkelijk urine en gaat vrij snel de genezing tegemoet. Dikwijls heeft de teruggang niet zoo geheel en al rustig plaats: het leven keert als met geweld in het tot hiertoe verstijfde lichaam terug, de onderbuik wordt pijnlijk, braken en diarrhee houden wel op, maar worden door een hardnekkig hikken vervangen, de tong

-ocr page 369-

349

wordt rood, droog, de tanden en lippen zijn met een roetachtig vlies bedekt, het gezicht -wordt rood, de warmte der huid vermeerdert wel, maar zij blijft in vergelijking van de bijkomende koorts koel, de lijder klaagt in Let begin over hoofdpijn, ligt later geheel slaapzuchtig neder of ijlt hevig; kortom, de geheele toestand toont veel overeenkomst met den typhus, waarom men hem ook den choleratyphoïden toestand genoemd heeft. Op deze wijze worden nog velen, «Ke aan de eigenlijke cholera ontsnapt zijn, wegge nikt; de genezing duurt zeer lang en gaat meestal met eene aanzienlijke stoornis der spijsvertering of met neiging tot krampen gepaard.

In nog andere gevallen der cholera toont zich als eene gunstige crisis het uitbreken van verschillende huiduitslagen, die nu eens op het roodvonk, dan eens op de netelroos gelijken, gewoonlijk armen en handen het eerst aantasten, en zich van daar over den hals, de borst en andere plaatsen onder het wegbleven der verschijnselen verspreiden.

De cholera kan als door een bliksemstraal dooden, dikwijls na 3, 6, 24 uren; zelden duurt de eigenlijke aanval langer dan ■gt; dagen zonder beslissing; — dat ook velen in het onmiddellijk volgende tijdperk, den choleratyphoïden toestand sterven is reeds boven vermeld, meestal tot op den lOden, 12den dag. Ook we-derinstortingen zijn niet zeldzaam, en één aanval sluit den terugkeer van een tweeden niet uit.

Er komen in onze streken, en wel gedurende den herfst, na zeer heete droge zomers, somwijlen op zich zeiven staande gevallen van braakdiarrhee, de zoogenaamde inlandscJie cholera voor, die wel in de hoofdverschijnselen veel overeenkomst met de aziatische hebben, maar toch geenszins met deze verwisseld mogen worden en zich wezenlijk van haar onderscheiden, juist daardoor, dat zy slechts op zich zeiven staan, dat de ontlastingen meestal van galachtigen aard zijn, dat de aanvallen geenszins die sterkte en geduchtheid hebben, en zij meestentijds en spoedig in genezing overgaan.

Wat de oorzaak dezer vreeselijke ziekte betreft, zoo kan men slechts weinig bepaalds daaromtrent opgeven; want ofschoon wij ten stelligste weten, dat zij uit de moeraslanden van de Ganges tot ons gekomen is, is het ons geenszins bekend, waarom de uitdampingen van de streken aldaar nu eens de koude koorts, dan eens de cholera, en dan weder in het geheel geene epidemie veroorzaken. Evenmin zijn wij ingelicht over de wijze harer verspreiding, of zij door onmiddellijke besmetting of door alge-meene veranderingen in den atmospheer zich voortplant; want terwijl men aan de eene zyde waarneemt, dat zij bij voorkeur den loop der rivieren en der groote handelswegen volgt, zyn

-ocr page 370-

350

aan de andere zijde alle afslnitingsmaatregelen vrueliteloos gebleven, en laat zich eene zoo algemeene uitbreiding door bloote aanraking niet verklaren, veel minder aantoonen; ook -worden personen, die zich nitsluitend met de verzorging der lijders bezig houden, zooals geneesheeren, oppassers, juist niet menigvuldiger aangetast; zelfs hebben sommige geneesheeren beproefd om zich de ontlaste stof, dewijl men beweerd heeft, dat deze de besmetting mededeelt, in te enten, maar zo»der gunstigen uitslag. Om gemelde bewering te wederleggen heeft zelfs een arts in Warschau eene hoeveelheid van de rij stwaterachtige vloeistof gedronken en is daarna volkomen gezond gebleven, eene zelfopoffering in het belang der wetenschap, die zekerlijk bewondering verdient, maar naar wij hopen niet herhaald zal worden.

Het kan echter niet ontkend worden, dat, even als in elke andere epidemie, zoo ook in de cholera door ophooping der zieken in enge ruimten, door het verzuim der zindelijkheid en het luchten van kamers en bedden, door het bijeenleggen van vuil linnengoed en de ophooping der ontlaste stoffen lichtelijk eene besmettingsstof geboren wordt, die de oorzaak van nieuwe ziektegevallen kan worden De armere volksklassen zijn gewoonlijk de eerste en talrijkste offers der cholera, hetwelk men grootendeels aan de slechte voeding, het gebruik van jenever, het dicht op elkander wonen in slechte, ongezonde vertrekken heeft toe te schrijven. — Ook angst, verdriet, het onmatig gebruik van onrijp ooft, uitspattingen van allerlei aard verwekken neiging tot de ziekte en doen ook haar zelve ontstaan; zoo heeft men ook menigmaal bij de heerschende cholera na de buitensporigheden van zon- en feestdagen eene aanzienlijke vermeerdering der gevallen waargenomen.

Alle middelen der geneeskunst zyn aangewend om dezen waren geesel onzer eeuw te bestrijden, en nog zijn de krachtigste inspanningen en verhevenste pogingen met geen belangrijk gevolg bekroond, want het getal der overledenen bedraagt nog altijd ten minste de helft van de door de ziekte aangetasten. Daarom kan men ook hier op billijke wijze geene groote uiteenzetting van de verschillende geneeswijzen en geen onderzoek der afzonderlijke middelen verwachten; het blijft echter altijd gewichtig en doeltreffend om omtrent het geheele gedrag ten tijde der heerschende epidemie, zoowel als over de eerste handelwijze bij het verschijnen der voorboden of van den aanval zeiven tot op de komst van een geneesheer, aan wien alleen de verdere behandeling ten minste met eene schemering van hoop kan worden opgedragen, de noodige voorschriften te geven.

Over het geheel zijn onbevreesdheid, vertrouwen op God, eene zeer eenvoudige, noch te verzwakkende, noch te prikkelende levenswee, waarbij men van zijnen gewonen leefregel zoo min

-ocr page 371-

351

mogelijk afwijkt en slechts het rechtstreeks schadelijke weglaat, de beste behoedmiddelen tegen de cholera, terwijl omgekeerd, zooals reeds boven gezegd is, vrees, angst, uitspattingen van allerlei aard bijna alleen de ziekte verwekken of ten minste eene groote geneigdheid daartoe doen ontstaan. Men wachte zich zorgvuldig voor het vatten van koude, overlade de maag niet met zware onverteerbare spijzen, en lette zorgvuldig op elke diarrhee, die gedurende het heerschen der cholera zich vertoont, al schgnt zij ook van nog zoo weinig belang. Men kome die daarom voor door het warm houden van den onderbuik door middel van flanellen gordels, ga de diarrhee bij de eerste teekenen tegen door slijmerige, inwikkelende spijzen, zooals haver-gort, gerste- en rijstwater en door het gebruik van eenige kopjes pepermuntthee met eenige HoPFMANsdruppels; als drank past hier buitendien roode wijn, of deze met water. Is men verplicht lijders op te passen of zich in hunne nabijheid op te houden, dan zij men onverschrokken en gelaten, maar verzuime ook de noodige maatregelen van voorzichtigheid ten aanzien van zindelijkheid des lichaams niet, zooals van het linnen, het luchten der kamers, de wegruiming van alle vuiligheid. — Naar de hier en daar gedane proefnemingen en de daardoor verkregen resultaten zijn te dien opzichte de berookingen met chloor zeer nuttig bevonden. Men plaatse in de ziekekamer pannen met eene oplossing van chloorkalk, die men dikwijls vernieuwt, en in de voorkamer of het voorhuis wende men de sterkere chloorberookingen aan (zie n0. 38), met welke men ook de kleederen en bedden der lijders en overledenen gedurende verscheidene uren laat doortrekken.

Zoo de verschijnselen der cholera altyd duidelijker te voorschijn treden, het braken en de diarrhee de overhand nemen, en de ontlaste stoffen de karakteristieke, rijst waterachtige hoedanigheid vertoonen, dan aarzele men niet om zoo spoedig mogelijk voor toereikende geneeskundige hulp te zorgen. Ondertusschen en vooral daar, waar deze, zooals op het platte land, niet zonder tijdverlies te verkrijgen is, trachte men het braken en de diarrhee, alsmede de koude te verzachten door het dikwijls toedienen van warme pepermuntthee, al wordt deze terstond weder uitgebraakt, door de zoogenaamde kamferdroppels van Lobkowitz (bestaande uit een mengsel van opgeloste kamfer en de tinctuur van de gebrande rogge, om het kwartieruurs 1—2, by gevaarlijke ver-schgnselen 4—5 droppels in water of op suiker te nemen), of waar deze niet toereikend zijn, geve men de russische droppels (etherische valeriaantinctuur 6 drachmen, braakwortel wij n 2 drachmen, safïraanhoudende opiumtinctuur 1 drachme, pepermuntolie ■J- drachme, om het uur 25—30 droppels te geven). Het is

-ocr page 372-

352

diensvolgens raadzaam, dergelijke middelen voor een geval van nood steeds in huis te hebben. Als drank diene men den chole-ralijder Let best stukjes ijs toe, welke de oproerige maag nog het best kan verdragen. — Tot verzachting der pijnen en om de werkzaamheid der huid zoo mogelijk weder op te wekken, alsmede tot het bedaren van de benauwdheid legge men scherpe mosterdpappen op den hartkuil en de maag; voorts horstele en wrijvemen onophoudelijk de kuiten en dijen met ruwe flanellen lappen, die zeer doeltreffend met salammoniak alleen of met een mengsel van 1 ons geest van salammoniak en 6 lood angelicaspiritus bevochtigd worden; ook het herhaalde afwrijven van het geheele lichaam met koud water en het inwikkelen in flanel zijn zeer dikwijls weldadig bevonden.

Slechts tot zoo ver kan zirh de geneeskundige bemoeiing van den leek uitstrekken; alle andere voorschriften moeten aan den arts overgelaten blijven. Begint de genezing, dan moet men gedurende den tijd der herstelling nog de grootste voorzichtigheid inachtnemen, daar er dikwijls wederinstorting plaats heeft. Men moet het gebruik van vruchten en moesgroenten vermeden, zich zorgvuldig warm houden, alle sterke inspanning van het lichaam en opwekking van den geest ontvlieden, en de misschien nog overgebleven stoornissen der spijsvertering door toediening van rhabarbertinctuur (2—3 maal daags een theelepel), of door de middelen n0. 71 en n0. 189, vooral echter bij eenige geneigdheid tot diarrhee door n0. 252 uit den weg mimen.

-ocr page 373-

jSEGENDE afdeeling.

HUIDZIEKTEN.

§ 155. Dg pokken. Zeer dikwijls twijfelt men er tegenwoordig aan, dat de koepokken een genoegzaam voorbehoedmiddel tegen de echte pokken zouden opleveren, omdat de gevallen niet zeldzaam zijn, dat, ook na geslaagde inenting, menschen vroeger of later door de pokken aangetast worden. Maar dit is eene dwaling, die men zoo veel te meer bestrijden moet, omdat zg het vertrouwen op de inenting verzwakt, die toch altijd de zekerste beveiliging tegen de echte pokken verschaft. De reden, waarom men zich tot het hier aangehaalde gevoelen, hoe verkeerd dan ook, gerechtigd geloofde, ligt daarin, dat er, behalve de echte, nog verschillende andere soorten van pokken bestaan, die wel met de eerste groote overeenkomst hebben, en dikwijls langer of korter na de inenting verschijnen, maar die men niet weet te onderscheiden en daarom met de echte verwisselt.

De echte pokken zullen nooit na eene geslaagde inenting te voorschijn komen, maar wel de zoogenaamde valsche pokken, door welke men even goed, nadat men de echte pokken gehad heeft, als na de gelukkigst afgeloopen inenting kan aangetast worden. De andere soort zijn de zoogenaamde varioliden, veranderde of gewijzigde echte pokken, die echter slechts dan te voorschijn komen, wanneer de koepokken de vatbaarheid des lichaams tegen het gif der echte pokken wel verzwakt, maai toch niet geheel vernietigd hebben. De kenteekenen, waardoor men deze verschillende soorten van elkander onderscheiden kan, vindt men minder in hare uitwendige gedaante, maar inzonderheid in het geheele verloop der ziekte.

§ 156. D© echte pokken beginnen met koorts, gepaard met stijfheid en hevige pijn in de streek van den rug en de lenden, misselijkheid, braken en een eigenaardigen kwaden reuk (naar beschimmeld brood) van den adem en de urine, waaruit men bij eene heersehende pokziekte het uitbreken der pokken reeds vooraf bepalen kan. Op het einde van den derden dag verschijnen roode vlekken op de huid, waarbij de in het begin altijd toenemende koorts wegblijft en somtijds geheel verdwijnt. Deze roode vlekken verheffen zich langzamerhand tot blaasjes en knobbeltjes, die in het begin met eene waterheldere, maar later

23

-ocr page 374-

354

met eene zich altijd meer verdikkende vloeistof (lympha) gevuld zijn, totdat zij op den zevenden dag der ziekte etterende pokken zyn geworden. In dezen toestand van ettering blijven de pokken zonder zichtbare verandering andermaal drie dagen, waarbij de koorts zich dan weder opnieuw vertoont, of de nog aanwezige aanmerkelijk in hevigheid toeneemt. Op den elfden dag der ziekte, of zeven dagen na het verschenen der vlekken beginnen de pokken te drogen en korsten te vormen, na welker afval meestal diepe litteekens overblijven. Op deze wyze verloopt deze ziekte uiterst regelmatig en wel veel regelmatiger dan elke andere soort van pokken. Daar echter het uitbreken dezer pokken drie dagen achter elkander plaats heeft, zoo volgt ook het verdrogen der het laatst te voorschijn gekomen pokken 3 dagen later zoodat de ziekte tot haar geheel verloop 14 dagen noodig heeft.

Dit is het regelmatige, goedaardige verloop; de menschenpok-ken waren echter, voordat zij door de inenting der koepokken gestuit werden, een der vreeselijkste ziekten, vooral voor de jeugd, terwijl het aantal der slachtoffers, die zij door verergering der koorts en den overgang in eene typheuse of rotkoorts, door allerlei soorten van ontstekingen, voornamelijk van de longen en de hersenen, door uitputting der krachten, die door de algemeene ettering der huid verteerd werden, en door het ontstaan van koudvuur in de pokken wegrukten, naar eene matige berekening jaarlijks in Europa alleen tot 500,000 mensehen klom, de gevallen niet mede gerekend, waarin zij ongeneeslijke blindheid, doofheid en andere gebreken achterlieten.

§ 157. De valsche pokken, ook schapenpokken genoemd, worden door eene geheel andere smetstof veroorzaakt dan die, welke de echte pokken doet ontstaan, en tegen welke noch de koepokken, noch de echte pokken beschutten.

Somtijds zijn de pokken slechts klein, iu andere gevallen bereiken zij echter de grootte van eene op de helft doorgesneden erwt en zien er dan geheel als de echte pokken uit. Hier gaat de koorts slechts één dag het uitbreken der pokken vooraf, en deze hebben ook slechts één dag voor de ettervorming noodig, en na éénen dag verdrogen zij dan ook weder, zoodat de valsche pokken in 3—4 dagen haren loop volbrengen, terwijl de echte daartoe 14 dagen noodig hebben. Ofschoon de koorts bij het uitbreken zeer hevig worden kan, gaat er toch nooit levensgevaar mede gepaard, en altijd wordt de genezing dooide natuur alleen bewerkt.

§ 158. De varioliden of gewijzigde echte pokken ontstaan, wanneer, zooals wij boven zeiden, de inenting

-ocr page 375-

355

wel de vatbaarheid van ontsteking voor de echte pokken verminderd, maar niet geheel vernietigd heeft, in welk geval het gif der echte pokken geen kracht genoeg meer heeft, om deze zuiver en echt in het lichaam voort te brengen, maar toch nog eene bastaardsoort van deze kan doen ontstaan. Op deze wijze alzoo kunnen niet-ingeënte personen nimmer door haar aangetast worden, ook zgn zij doorgaans van veel zachteren aard, dan de echte pokken zeiven. De verschillende tijdperken van haar verloop zijn wel van dezelfde lengte als bij deze, maar by haar is de koorts, die het uitbreken der pokken voorafgaat, gewoonlijk onbeduidend en verschijnt ook nooit gedurende het tijdperk der ettering. De gewijzigde pokken zeiven vertoonen zich slechts hoogst zelden in groot aantal en in een vloeiende; zeldzaam gaan zij met eenig levensgevaar gepaard, en zij laten, eenige gevallen uitgezonderd, geene litteekens na. Om zich tegen deze soort van pokken volkomen te beveiligen, blijft er niets anders overig, dan de inenting met koepokstof te herhalen.

§ 159. Behandeling der echte pokken. Bij elke hevige huidziekte, en derhalve ook by de pokken, is de koorts de hoofdzaak; is deze zacht, dan bestaat er ook geen gevaar, en by doeltreffende levenswijs kan het geheel verloop van zulk eene ziekte gerust aan de natuur alleen overgelaten worden. Er zijn alsdan geene geneesmiddelen noodig, of alleen dezulke, zooals wij die boven by de eenvoudige prikkelkoorts (zie § 53) opgegeven hebben. Klimt echter de koorts bij de pokken tot een hoogeren graad, dan moet zij in het begin steeds als eene ontstekingachtige beschouwd en als zoodanig behandeld worden. Niets is hier echter zoo schadelijk en meer in staat om de geringste pokziekte tot het grootste levensgevaar te doen klimmen, dan zich te warm te houden in 't algemeen, vooral echter eene warme kamer, heete bedden, en bijzonder zweetdrijvende dranken en artsenyen. Volgens de ondervinding der grootste geneeskundigen, wier raad men veilig vertrouwen kan, vereischt de ziekte volstrekt koude en den toegang van versche koele lucht. Ja, men zag in de wanhopigste gevallen, dat de lijders nog zeer dikwijls gered werden, wanneer men zelfs in den winter deur en vensters opende, en de slechts licht gedekte zieken gedurende eeni-gen tijd aan den kouden luchtstroom blootstelde, en naderhand geen vuur in den haard of de kachel liet aanleggen. Na zulk een handelwijs verdwenen by volwassenen de hevigste razemijen en bij kinderen de gevaarlykste krampen in zeer korten tijd.

Zoodra echter het verloop slechts eenigermate van den goed-aardigen vorm afwijkt, en de pokken op plaatsen zitten, wier weefsel zy lichtelijk kunnen verwoesten, is het raadzaam, de wijze van behandeling en verzorging aan een geneesheer over te

23*

-ocr page 376-

356

laten; ook mogen de maatregelen, die zelfs door wetten tot afzondering en ontsmetting door chloor (zie n0. 38) voorgesclire-ven zijn, niet veronachtzaamd worden.

Vertoont zich ten tgde van het opdrogen der pokken een matige diarrhee, dan moet men die niet stoppen. In dit tijdperk der ziekte is veel drinken volstrekt noodzakelijk tot reiniging der sappen. Men bedient zich tot drank van wei, seltzerwater of een afkooksel van den kweekwortel (4 ons op 1 kan water tot op de helft verkookt), of van den witten maluwewortel (J-ons op 1 kan, enz.). Waar geen diarrhee aanwezig is, geve men 3 a 4 dagen zachte purgeermiddelen, hetwelk naar verscheidenheid van de menigte pokken dan nog om de 2 of 3 dagen herhaald moet worden. Bij deze zuivering van het darmkanaal worden de zwakste lijders zichtbaar beter, en dan verdragen zij eerst versterkende middelen, inzonderheid eikelkoffie met melk. Men mag echter in geen geval te spoedig vleeschspijzen toestaan.

De behandeling der varioliden is in het wezen dezelfde, slechts is haar verloop veel gunstiger; bij valsche pokken is het meestal voldoende, de lijders in eene kamer met matige temperatuur te houden, en alleen bij eenigszins heviger koorts door manna, tamarinde (n0. 17, 22) verkoelend te handelen.

§ 160. Koepokken. De opmerking, dat de knechts en meiden, die by het melken der koeien door de koepokken aangetast werden, van de menschenpokken verschoond bleven, bracht den engelschen geneesheer Jenner op het denkbeeld, om de menschenpokken door inenting der koepokstof te verdringen. Op den 14 Mei 1796 bracht hij dit besluit voor het eerst ten uitvoer, de gelukkige uitkomst werd door verdere waarnemingen bekrachtigd, en op deze wijze is Jenner een der grootste weldoeners van het menschelijk geslacht geworden, terwijl deze vreeselijke ziekte thans bgna geheel verdwenen is in die streken, waar de koepokinenting wordt toegepast.

Dewijl, gelijk reeds gezegd is, in den laatsten tijd de gewijzigde pokken zoo buitengemeen dikwijls te voorschyn komen, zoo gelooft men, dat de koepokstof, die oorspronkelijk aan de uiers der koeien ontnomen werd, door hare voortdurende overplanting van den eenen arm op den andere, hare beschermende kracht zou verloren hebben, of dat zij in 't algemeen slechts voor een bepaalden tijd de vatbaarheid des lichaams voor de smetstof der echte pokken vernietigen, en na verloop van dien tijd het lichaam die vatbaarheid weder terugkregen zou; maar dit is een zeer noodlottige dwaling, omdat zij maar al te licht het vertrouwen op de koepokinenting verminderen kan. Zoo dc koepokstof goed en niet uit een reeds te oude koepok genomen

-ocr page 377-

357

is, zoo de inenting zelve behoorlijk verriclit is, en de koepok» ken daarop regelmatig ontwikkeld en ongestoord verloopen zijn, dan zijn zij zonder de minste tegenspraak voor het geheele leven een zeker behoedmiddel tegen de echte pokken en ontwijfelbaar een der grootste en zegenrijkste ontdekkingen van den lateren tijd.

Om deze bescherming alzoo met zekerheid te verkrijgen moet men er eerst en vooral op letten, dat het kind zelf tijdens de inenting gezond zij, en dat de koepokstof ook op den behoorlijken tijd aan den arm van een gezond kind ontnomen worde, want is dit later dan op den zesden of zevenden dag na de inenting het geval, dan beschermt de stof niet meer met zekerheid tegen de echte pokken. De vloeistof in de koepok moet zich juist eerst gevormd hebben, zij mag niet waterhelder, maar volstrekt ook niet etterachtig zijn, en daarbij moet de inenting ook steeds van arm op arm geschieden. Dat echter ook de ingeënte de nood-zakelijke vatbaarheid voor het gif der koepokken gehad hebbe, ziet men alleen nit het regelmatig verloop der door de inenting ontstane koepokken; ontbreekt dit, dan bestaat er ook geene zekerheid voor hare behoedende kracht. Daarom is het van groot gewicht dit te leeren kennen.

Op den 2den of 3den dag na de inenting bemerkt men op de plaats, waar ingeënt is, geheel geene verandering. Op den 4den dag ziet men een verheven, rood, rond knobbeltje, dat op den 5den dag hooger en met een rooden rand omringd wordt, en op den 6deri zich aan de punt met eene waterachtige vloeistof valt. Naarmate het puistje grooter wordt, wordt ook de rand rooder en uitgebreider. Op den 7den of 8sten dag is de pok volkomen ontwikkeld. Zij heeft een rooden ontstekingachtigen ring om zich, behoudt voordtdurend een indruksel en een platte gedaante, en valt zich met een waterachtige, naar het blauw hellende vloeistof. Tussehen den 8sten en 9den dag begint de ettering, en daarbi) gevoelen inzonderheid zeer prikkelbare kinderen een trekken in den arm en een pgnlijk gevoel in de oksels, en de halsklieren zwellen een weinig op, hoewel dit niet altijd merkbaar is. Hierbij komt gewoonlijk nog matheid, vermeerderde warmte en een lichte koorts. Bij volwassenen zgn deze verschijnselen somtijds heviger. Op den 8sten, 9den, somtijds eerst op den lOden dag ziet men een nieuwe ontstekingachtige roodheid rondom de pokken, die zich eenige duimen ver uitstrekt, ja niet zelden den geheelen bovenarm inneemt, maar meer jeuking dan pijn veroorzaakt. Zij duurt 2—3 dagen. Op den 12den dag begint de puist te drogen en verhardt dagelijks meer en meer, totdat de korst tegen den 20sten dag afvalt. Gewoonlijk ontstaan er slechts zooveel pokken als de plaatsen, waar men ingeënt heeft; evenwel bemerkt men somtijds na den Baten

1

11

:: • .li

u

8'» n

l'fj ■

tl.

ii

m

L

Hl

■liW

lm

|iï

i!

• [

1 , l-Ii

JP

'li

-ocr page 378-

358

dag ook op de overige deelen van het lichaam kleine roode pokken, die echter na eenige dagen verdwijnen.

De meening, dat de koepokken dikwijls belangrijke ziekten nalieten en een bederf in de sappen veroorzaakten, is eene dwaling. Wel neemt men somwijlen waar, dat na de inenting klieren, huidworm, enz. te voorschijn komen, maar deze ziekten zijn alsdan niet door de koepokken ontstaan; deze hebben slechts de reeds in het lichaam aanwezige verborgen kiem opgewekt. Nog minder aandeel hebben de koepokken er aan, wanneer andere snel verloopende ziekten, b. v. roodvonk, ontstekingskoorts, enz. toevallig na de inenting ontstaan; want tusschen deze en genoemde heete koortsen bestaat niet het geringste verband. Er bestaan geene eigenaardige naziekten der koepokken; alleen bemerkt men gewoonlijk nog eenige weken lang eene bleeke kleur en somtijds een onbeduidend roodvonkachtig uitslag, dat waarschijnlijk ook slechts het gevolg van het te-warm-houden gedurende het verloop der koepokken is.

Elk gezond kind kan na den lOden dag zgner geboorte ingeënt worden; evenwel is het tweede levensjaar daarvoor de beste tijd.

De onvolledige, onechte, niet beschermende koepokken onderscheiden zich door de volgende kenteekenen: de pokken komen te vroeg te voorschijn, verheffen zich reeds op den 3den, 4den dag na de inenting, hare gedaante is niet plat, en in haar midden ontbreekt het kuiltje, zij zijn gewelfd en geheel opgevuld; de roodheid en ontsteking, die tegen den lOden dag rondom de plaats der inenting steeds heviger worden, verschijnen hier niet. Het laatste is echter het hoofdteeken, dat men de zekere bescherming tegen de menschenpokken door de inenting verkregen heeft.

De behandeling der koepokken bepaalt zich alleen tot het koel-houden en eene vermindering van vleeschspijzen. Men laat in al het overige de ingeënten hunne gewone levenswijs voortzetten; alleen op den 7den, 8sten dag, waarop de koorts te verwachten is, is het raadzaam hen in huis te houden. Voor het overige vereischt de ziekte geene geneeskundige behandeling. Mocht de koorts in hevigheid toenemen, dan bchandele men haar als eene prikkel- of ontstekingskoorts, stelle den lijder op waterkost, enz. Is de arm zeer ontstoken, hetwelk door verwaar-loozing of verkeerde behandeling in hoogen graad het geval zgn kan, dan neme men omslagen van koud water, die men telkens vernieuwt voor zg warm worden, of men bevochtige de ontsteking met verdund eau de Goulard. Men moet zich voor pappen en zalven wachten, want zij geven aanleiding tot zweren. Zijn deze echter ontstaan, dan doet in lichtere gevallen de zink-zalf, en in hardnekkige de witte prsecipitaatzalf goede diensten.

-ocr page 379-

359

Men moet ten zorgvuldigste vermijden den ontstoken arm te wreven.

Wanneer de roodheid aan den arm verdwenen is en de pokken opgedroogd zijn, geve men eenige malen het purgeermiddel n0. 261, om de ontwikkeling van scrophuleuse huidziekten of opzwellingen der klieren te voorkomen.

§ 161. De mazelen. Dit is een aanstekend hevig huiduitslag, dat na voorafgegane buitengewone prikkelbaarheid des gemoeds, en na eene koorts, die steeds met een korten drogen hoest, met roode, tranende, lichtschuwe oogcn, dikwijls niezen en het loopen van den neus gepaard gaat, op den 4den dag onder den vorm van kleine, verhevene, dikwijls in elkander vloeiende vlekken te voorschijn komt, en op den 8sten dag met zemelachtige afschilfering en onder het gevaar van longtering en oogziekten eindigt.

De koorts klimt met iederen dag tot op het uitbreken der mazelen, en in een hoogeren graad der ziekte kan er hoofdpijn, ijlen en hij kleine kinderen kramp hij komen. Zij verdwijnt ook eerst tegen don 8sten, 9den dag hg het begin der afschilfering. Zij heeft bovendien eene groote neiging tot bloedvloeiingen, vooral tot neusbloeden, gelgk zij ook niet zelden de maandstonden te voorschijn roept. Verdwijnt de koorts niet nadat de vlekken verbleekt zijn, dan toont dit een dreigend gevaar aan, vooral een ontstekingachtigen toestand der longen.

De vlekken verschijnen eerst in het gezicht, hetwelk niet zelden door haar zeer opgezwollen wordt, verspreiden zich van daar over den hals en de borst en van daar eindelijk over het ge-heele lichaam.

Bij het verdwijnen begint de opperhuid met kleine, zemelachtige schilfers, dikwijls als meel, los te laten. Dit begint op den 7den, somtijds eerst op den 9den of lOden dag der ziekte, en duurt verscheidene dagen. Somtijds echter is de afsehilfering zoo gering, dat zij in het geheel niet bemerkt wordt. Met de afechilfering verdwijnen alle verschynselen der ziekte, wanneer deze niet van bijzonder kwaadaardigen aard is, of door verwaar-loozing en verkeerde behandeling eene verkeerde richting heeft verkregen. Maar somtijds vertoonen zich op dit tijdstip nieuwe en gevaarlijke toevallen, en dit is bijzonder het geval, wanneer na het eindigen der mazelen de lijder zich aan kouvatten blootstelt of verhittende zaken nuttigt. Dan ontstaat er opnieuw een koorts met een stekende pijn in de zijde, zwaar ademhalen, harden pols, roode wangen, welke den lijder, en wel hoe jonger hij is, reeds binnen weinige dagen noodlottig worden kan. Bij anderen verloopen deze versehgnselen langzamer en dikwijls als

-ocr page 380-

360

eene wisselkoorts, maar het gevaar is daarbij niet geringer. Voor menschen, die buitendien reeds aan de borst lijden, is deze ziekte altyd gevaarlijk. Zoodra er evenwel geene kwaadaardige koorts bijkomt, en het uitslag niet naar binnen slaat, zijn de mazelen geen zeer gevaarlijke ziekte. Gewoonlijk worden kinderen beneden drie jaren, vooral ten tij de van het tanden krijgen, alsmede zwangere of in het kraambed liggende vrouwen en dronkaards het hevigst door haar aangetast.

Na de mazelen blijft niet zelden een langdurige oogontsteking, een hardnekkige hoest en heeschheid achter. Deze kwalen mogen niet veronachtzaamd worden, want zij zijn altijd van groot gewicht en kunnen lichtelijk een slecht einde nemen.

Is de mazelziekte eenvoudig en met geene hevige koorts en andere gevaarlyke verschijnselen verbonden, dan zijn daarby geen geneesmiddelen noodig, en het is voldoende, wanneer men zich koel houdt en een ontstekingwerenden leefregel volgt. Inzonderheid moet men er op letten, dat dag en nacht bestendig eene gelijkmatige warmte in de ziekenkamer bewaard blij ve, het best ongeveer van 14 graden. Nooit echter mogen hier de lijdei's zoo koel als bij de pokken gehouden worden, want de koude, die bij de laatste het uitbreken bevordert en den storm bedaart, zou hier het uitslag terughouden en onderdrukken. Evenwel ver-myde men ook elke verhitting en vooral in het begin alle dranken die het zweeten veroorzaken. De lyders moeten van den beginne af 14 dagen lang, in den winter gedurende 3 weken in bed blijven, niet in veeren bedden, maar op matrassen en met wollen dekens bedekt liggen, en over 't algemeen in den winter 6 weken lang de open lucht vermijden. Inzonderheid vermijde men het kouvatten bij het urineeren en den stoelgang; beide moet, zoo niet in het bed zelf, ten minste in de ziekenkamer zelf geschieden. Het bed moet op eene geschikte plaats staan en noch aan tocht, noch aan de hitte van haard of zon blootgesteld zgn, en niemand, die koud is, mag het naderen, of den lijder met een koude hand aanraken. Deze kan met voorzichtigheid dagelijks verschoond worden. Schel licht blijve van de oogen des lijders verwijderd. Op het einde der ziekte moet men trachten de huiduitwaseming matig te ondersteunen, waarom men de dranken, die vroeger lauw moesten zijn, thans warm moet toedienen. Tot drank dient hier het best water met melk, limonade en andere zuurachtige dranken, wanneer er geen diarrhee en geen hoest aanwezig is; anders amandelmelk, thee van linde- of vlierbloesem. Het voedsel moet in den geheelen loop der ziekte spaarzaam zijn en mag slechts uit plantenvoedsel bestaan, b. v. water-, havergort-, gort-, rijstsoep, enz. Is er geen diarrhee, dan is rauw en gekookt ooft geoorloofd. Het gemoed van den hier altyd kregeli-

-ocr page 381-

361

gen lijder mag niet geprikkeld of opgewekt worden. Diarrhee en bloedingen mag men niet stoppen, als zij matig zijn. Bij hevige diarrhee zijn melk en lavementen van olie en kamillen-thee zeer nuttig. Zoo het aan stoelontlasting ontbreekt, dan geve men het in n0. 43 aangewezen lavement.

Slechts wanneer de koorts hevig wordt, zijn er inwendige geneesmiddelen noodig. In de meeste gevallen is deze koorts steeds van een ontstekingachtigen aard, en moet daarom bij een lichteren graad als een eenvoudige prikkelkoorts (zie § 53), en by hoogeren graad als eene zuivere ontstekingskoorts (zie § 54), behandeld worden. Is de koorts verdreven, en begint de huid week en vochtig te worden, dan zal een zacht zweetdrijvend middel (zie n0. 262) zeer nuttig zijn.

Bij den hier dikwijls zeer lastigen hoest baten al de gewone borstdranken niets; de meeste verzachting verschaft het middel n0. 140, waarvan evenwel aan oudere kinderen slechts halve theelepels en aan kleine kinderen in het geheel niets mag toegediend worden. Den laatsten geve men dan, in plaats van het bittere amandelwater, het water van zwarte kersen.

Tegen de langdurige ontsteking na de mazelen zyn blaartrekkende pleisters in den nek en de oogzalf n0. 88 zeer nuttig. Inwendig geve men de poeders n0. 89, maar aan kinderen des morgens en des avonds slechts 1 poeder. Blijft een lastige hoest en heeschheid overig, dan wrijve men krotonolie (zie n0. 113) in en geve de poeders n0. 263, die voor kinderen boven de 8 jaren zeer nuttig zijn. Dikwijls neemt men na de mazelen een hoogst onaangename spanning onder de knieën waar. Hier helpen baden van aromatische kruiden en de inwrijving n0. 264.

§ 162. Roodvonk. Eoodheid, pijn en zwelling in den hals, gepaard met koortsachtige verschijnselen, rilling, huiverigheid en daarop volgende hitte, zwaarte in het hoofd, afgematheid der ledematen, vooral echter met buitengewoon snellen pols, kondigen de verschijning van het roodvonk aan. De keelontsteking ontbreekt nooit, in zëldzame gevallen slechts vertoont zij zich eerst in het verloop der ziekte, maar altijd bereikt zij eene groote hoogte en verwekt veel last. Al deze verschijnselen vermeerderen tegen den avond en nemen altijd toe tot op het uitbreken van het huiduitslag, zoodat bij eenige lijders zelfs krampen en ylen waargenomen worden. By het einde van de eerste 24 uren of bij het begin van den tweeden dag, in eenige gevallen ook later, vertoont zich na een voorafgegaan gevoel, alsof de huid met naalden gestoken wierde, het uitslag onder den vorm van groote, vuurroode, niet begrensde vlekken, die zelfs dikwijls geheele ledematen met gelijkvormige roodheid bedekken.

-ocr page 382-

362

Deze roodheid verschynt het eerst aan den hals, aan de borst en aan de bovenste ledematen, en verspreidt zich langzamerhand over het geheele lichaam met uitzondering van het gezicht, hetwelk slechts zelden daardoor aangetast wordt. In het begin is zij licht purperkleurig als een gekookte kreeft, of gelyk een schaamroode blos, vervolgens wordt zij donkerrood als kroten, of blauwrood. Deze roodheid heeft het eigenaardige, dat zij even als de roos bij het drukken met den vinger verdwijnt, maar spoedig terugkeert, zoodra de drukking ophoudt. De vlekken zijn gewoonlijk glad, maar somtijds vormen zich daarop kleine naar gierstkorrels gelijkende knobbeltjes, als wanneer men de ziekte scJiarlakenroodvonk noemt.

Slechts bij een zeer lichten graad der ziekte vermindert na het uitbreken van het roodvonk de keelontsteking en de koorts, gewoonlijk nemen deze beide verschijnselen daarbij echter toe. De hitte is hevig brandend, de huid droog, de polsslag hard en snel, het slikken wordt altijd moeilijker, ja, dikwijls geheel ondoenlijk. Het hoofd is zeer aangedaan, en lichtelijk komt er eene hersen- of onderbniksontsteking bij. Het uitslag bij het roodvonk is van zeer vlnchtigen aard, het verdwijnt gemakkelijk en valt dan op inwendige edele deelen, vooral op de hersenen.

De roode gloed blijft gedurende 5—6 dagen op dezelfde hoogte; dan vertoont zich op den 7den, somtijds ook eerst op den 9den dag na het uitbreken der ziekte een belangrijke afschilfering der huid, waarbij het uitslag geheel verdwijnt. De opperhuid laat gewoonlijk het eerst los aan den hals, aan de borst en in de handpalmen, waarna zij in groote stukken of lappen afvalt, ja na een hevig roodvonkuitslag laat de huid van geheele deelen los, b. v. van de handen, voeten, enz., of men kan haar met geringe moeite aftrekken. Deze vervelling duurt vele dagen, ja, in vele gevallen werpt de nieuw gevormd opperhuid zich nogmaals af, waardoor de volkomen genezing zeer vertraagd wordt, en dan dikwijls eerst in de 3de week, ja niet zelden eerst na den 40sten dag volkomen plaats heeft. — Bij voorafgegane hevige keelontsteking wordt ook zichtbaar de geheele binnenvlakte van den mond en de keel vernieuwd. Zoo de zaak goed afloopt, maakt een algemeen zweet of een etterachtig bezinksel in de urine, of een zachte diarrhee aan de koorts en de geheele ziekte een einde.

Niet zelden ontstaat bij de herstelling, somtijds den lOden of 20sten dag na het verdwijnen van het uitslag, nooit na de zesde week, eene algemeene huidwaterzucht, die dikwijls binnen 8 of 14 dagen doodelyk kan worden. Men herkent haar ontstaan het eerst aan de volgende verschijnselen: de lijders klagen over misselijkheid, worden verdrietig en verliezen den eetlust. Daarop

-ocr page 383-

363

ontstaat, en wel dikwijls in éénen nacht, eene waterachtige zwelling in het gezicht, vooral aan de oogleden, aan de handen en voeten. Niet zelden gaat daarmede eene koorts en pijn in de keel gepaard. De nrineloozing is hier aanhoudend zeer spaarzaam, gelijkende op vleeschwater, somtijds bijna bloederig, donker- of zelfs zwartbruin. Na eenige dagen is de waterachtigs opzwelling over de geheele oppervlakte van het lichaam verspreid, en wordt deze huidwaterzncht niet snel in haren voortgang gestuit, dan ontstaat er ook buik-, borst- en hersenwater-zucht. Deze laatstgenoemde soorten van waterzucht kunnen hier ook dikwijls zonder voorafgegane huid waterzucht voorkomen — Doorgaans ontstaat deze kwaal door kouvatten, gemoedsaandoeningen, vergrijpen tegen het diëet, ontijdig gestopte diarrhee en gestuite afschilfering, of ook zonder alle merkbare oorzaken bij personen van een voos, krachteloos lichaamsgestel.

Somtijds werpt zich ook de smetstof van het roodvonk op de oogen, de klieren, de beenderen, en vernielt de aangetast deelen ongemeen spoedig.

Van alle huidziekten is het roodvonk de boosaardigste en be-driegelijkste. Dikwijls heeft zij een hoogst zacht verloop, ja er zijn sommige epidemieën van deze ziekte, waarbij bijna geen enkel sterfgeval plaats heeft. Daarentegen is zij dikwijls weder zoo doodelijk en inderdaad pestaardig, dat het zesde, ja zelfs het vierde en derde gedeelte der aangetasten als offers valt, en dat nog wel dikwijls op den eersten of tweeden dag der ziekte ; zoo kan zij zich ook in sommige gevallen schijnbaar als zeer licht voordoen, en dan toch plotseling, terwijl zij op de hersenen valt, of door later snel ontstaande waterzucht, doodelijk zyn. Hersenontsteking, keeltering en waterzucht veroorzaken hier het meest den treurigen afloop der ziekte.

De hoogte van het gevaar wordt in het algemeen door de koorts bepaald. Elke aanlioudende hevige koorts met snel vliegende polsslagen, droge brandende hitte der huid en sterken aandrang van het bloed naar het hoofd is onder alle omstandigheden van het grootste gewicht; zoolang zulk een koorts zonder tusschenpoozing met gelijke hevigheid voortduurt, is elke ongelukkige wending mogelijk, en gevolgelijk is zij altyd gevaarlijk. Wanneer een zekere verandering in de gelaatstrekken van den lijder, een ongewone hevigheid in de bewegingen en groote dorst met toenemende hevigheid van de koorts gepaard gaan, dan stelle men in eene schijnbare beterschap geen vertrouwen. Deze is bedriegelijk, ja het gevaar is dan zoo groot, dat, wanneer niet terstond de hulp van een bekwaam arts ingeroepen wordt, de redding van den lijder, helaas, onmogelijk wordt Ook de graad der keelontsteking is beslissend voor het gevaar bij het roodvonk.

-ocr page 384-

364

quot;Wanneer de roodheid in den hals zich diep naar beneden uitbreidt, wanneer het slikken bijna geheel belemmerd is en de amandelen zoo opzwellen, dat zij elkander bijna aanraken, dan is het gevaar groot — Hetzelfde heeft plaats, wanneer de roodheid der huid zeer ver verspreid is en met brandende hitte der huid gepaard gaat, of wanneer zich op de roode huid kleine blaartjes vertoonen; nog erger is het evenwel, wanneer de huid plotseling verbleekt, want dan werpt de ziekte zich gewoonlijk op de hersenen; of ook, wanneer onder verergering van alle toevallen de roodheid der huid een andere tint verkrijgt.

De kinderlijke leeftijd is niet slechts het meest aan het roodvonk blootgesteld, maar loopt daardoor ook het meest gevaar; bijzonder is dit het geval bij kinderen beneden het jaar.

Bij het eenvoudige roodvonk heeft geheel dezelfde behandeling plaats als die, welke bij de mazelen opgegeven is. Ook hier zijn behalve de aldaar gegeven voorschriften omtrent den leefregel geene inwendige artsenyen noodig. Op zijn hoogst geve men den kinderen het in n0. 266 opgegeven middel.

Maar bij de hevige graden, die zich door groote hitte, zware koorts en algemeen verbreide hoogroode kleur van het roodvonkuitslag doen kennen, is het gevaar te groot, dan dat men ook slechts een oogenblik zou mogen aarzelen, om de noodzakelijke geneeskundige hulp in te roepen. Zoo dit evenwel met groot tijdverlies verbonden mocht zyn, dan handele men wegens den drang der omstandigheden geheel en al zoo als boven (zie § 54) bij de zuivere ontstekingskoorts opgegeven is. Bloedaftap-pingen en ijsblazen op het hoofd zijn dan de hoofdmiddelen, waarvan men zich hier, zonder lang te talmen, terstond bedienen moet. Daarom is het, inzonderheid op het platteland, goed, dat men bij het heerschen van het roodvonk steeds eenige bloedzuigers in gereedheid houdt, en terstond, zoodra men ziet. dat de koorts zeer sterk wordt, aan de kinderen naar verhouding van den ouderdom er 2 of meer in den nek of achter de ooren zet. Inwendig bewijst het chloorwater (zie n0. 265) de beste diensten.

Men moet terstond op dj keelontsteking letten, zoodra het slikken moeilijk wordt en de roodheid in den hals ver verspreid is. In lichte gevallen zal eene eenvoudige malva- of vlierthee met een weinig melk of lauw suikerwater om te gorgelen voldoende zgn. In zwaardere gevallen zijn bloedzuigers wel het beste middel, doch ook de gorgeldranken en inspuitingen van n0. 91, en bij zweren in den hals ook n0. 96 mogen niet verzuimd worden. Voor kinderen past dan het drankje n0. 266. Over het algemeen handele men hier als by de zuivere ontstekingachtige keelontsteking.

-ocr page 385-

365

In den jongsten tijd heeft de medicinaalraad Dr. Schneemann te Hannover by lyders aan het roodvonk de inwrijvingen met spek aanbevolen; deze zijn ook in zeer vele gevallen met den gunstigsten uitslag aangewend, en leveren daardoor een belangrijk voordeel op, dat zij overal en door elk kunnen toegepast -worden, den tijd van het verloop verkorten, het gevaar aanmerke-Igk verminderen, en de naziekten bij zorgvuldige opvolging der voorschriften bijna geheel verhoeden. Men gaat daarbij op de volgende wijze te werk: men wrijve den lijder terstond van den eersten dag der ziekte af eiken morgen en avond met een stuk spek zoo groot als een hand zoodanig in, dat het geheele lichaam, met uitzondering van het aangezicht en het hoofd, een vet omkleedsel verkrijgt. Om het vet beter te doen uitzijpelen, make men in het spek verscheidene insnijdingen in verschillende richtingen, of legge het eenigen tijd voor het gebruik dicht bij een warme kachel, maar late het dan weder koud worden, voor men er zich van bedient. De temperatuur der ziekenkamer moet koel zijn (14 graden E.), en de lucht worde door het dikwijls openen van het venster vernieuwd, terwijl de lijder in zijn bed niet warm toegedekt mag worden. Zoolang de zieke koorts heeft, laat Schneemann hem in bed blijven en een strengen leefregel, bestaande uit watersoep, gekookte vruchten met een weinig witte brood, in acht nemen. Is echter de korte koortstijd voor-bij, dan laat hij den lijder opstaan, in zyn gewone kleeding rondloopen, en zijne gewone wijze van voeding in gezonde dagen weder beginnen. Tegen den XOden dag na het uitbreken van het roodvonk wordt het den lijder vergund de kamer te verlaten en in de open lucht te gaan.

De verpleging gedurende het vervellen is van bijzonder groot gewicht, want door haar worden de naziekten en vooral de hier met zooveel recht te duchten waterzucht het best verhoed. Geneesmiddelen zijn bij een regelmatig verloop van dit tijdperk van het roodvonk niet noodig, en zelfs, wanneer gedurende ge-rnimen tijd de huid droog en ruw blijft, overhaaste men zich niet met zweetdrijvende middelen, want een waarlijk goed en heilzaam zweet moet door de natuur vrijwillig voortgebracht en mag nooit met geweld afgedwongen worden. Men heeft hier niets anders te doen, dan de herstellenden voor al wat nadeelig is, te bewaren; bovenal moet elke mogelijkheid om koude te vatten ten zoegvuldigste vermeden worden. Gedurende den ge-heelen tijd der vervelling moet de lijder in bed en in 't algemeen des zomers 4, des winters 6 weken lang in de kamer Wijven. De kamer moet een weinig warmer dan in het begin der ziekte zijn, en elke plotselinge verandering van temperatuur moet vermeden worden. Het wasschen en verschoonen der her-

-ocr page 386-

366

stellenden geschiede met de grootste omziclitiglieid en niet te dikwijls. In het geheel niet te voorschoonen is even ongerijmd als voor den lyder zei ven nadeelig. De herstellende kan zonder nadeel met lauwe melk en water gewasschen, zijn bed weder in orde gebracht, en zgn linnen verwisseld worden. Het spreekt van zelf, dat hier van versch koud, of zelfs wel van half vochtig linnen geen sprake is.

Ten opzichte van het eten zij men niet te toegevend, onthouding is gedurende langen tyd een vereischte. Ook in de beste gevallen behoorde de lijder tot na den 14den dag waterkost, vruchten en lichte moesgroenten, na dien tijd lichte vleesch-sausen, en eerst na den 21sten dag vaste vleeschspijzen en dan nog altijd zeer spaarzaam, te gebruiken. De volle kost ^van de gezonden begint eerst na den 40sten dag, wanneer in t algemeen de herstellende eerst als volkomen genezen mag beschouwd worden.

§ 162. Brand (Rötheln). Dit ontstekingachtig huiduitslag wordt dikwyls met mazelen of roodvonk verward. Het vei-schijnt in de gedaante van kleine, roode, niet boven de huid verheven en scherp begrensde vlekken, die op verschillende plaatsen, vooral echter aan den hals en aan de borst, uitbreken, zien van daar over het geheele lichaam verspreiden en met een ontstekingskoorts gepaard gaan.

Het verloop der ziekte is het volgende: bij onafgebroken eetlust, met matheid, pgnlgk gevoel in de leden, pynen in den hals, moeilijkheid by het slikken, vliegende hitte en koorts, som-wijlen met benauwdheid en kramp in de kuiten^ en zonder ver-schnnselen van zinkings openbaart zich deze ziekte. Dikwijls begint zij echter terstond met het uitbreken der vlekken, maar in de meeste gevallen vangt zij eerst na het eindigen der eerste 24 uren, dikwijls met, dikwijls zonder een hevig jeuken aan. Blijven deze vlekken afzonderlijk staan, dan hebben zij de grootste overeenkomst met de mazelen; vloeien zij echter in elkander, dan wordt de tusschen haar liggende huid rood, en de ziekte gelijkt dan op roodvonk. Somwijlen verheft zich te midden der vlekken troepsgewijze eene menigte kleine knobbeltjes en blaasjes van de grootte eener mosterdkorrel. Het uitslag staat 5—1gt; dagen in bloei, doch verdwijnt niet eer dan tegen den 9den dag, waarop de ziekte met eene lichte vervelling eindigt.

Doorgaans is zij goedaardig en vereischt slechts een verblijt van 3 weken in het bed en een leefregel als by de mazelen.

§ 164. TJeteluitslag. Dit bestaat in groote^ roodachtige, gladde verhevenheden van velerlei gedaante, die in haar midden een witte plek, en ten opzichte van het jeuken, van e

-ocr page 387-

367

brandend gevoel en van hare uitwendige gedaante de grootste overeenkomst met de blaren hebben, welke men door het branden met brandnetels verkrijgt. Daarbij heeft dit uitslag het eigenaardige, dat het bij warmte verdwijnt en in de koude weder te voorschijn komt De ziekte verschijnt somtijds zonder, somtijds met zwakke koortsaandoeningen en verdwijnt na eenige dagen. Zij is buitengemeen goedaardig en slechts bij de grootste veronachtzaming kan zy kwade gevolgen hebben. Het vermijden van kouvatten, eenigszins spaarzame, niet prikkelende spgs en hoogstens bij het einde een licht purgeermiddel (bitter-water of n0. 62, of bij kinderen n0, 266) zijn genoegzaam om deze kwaal geheel te verdrijven.

Dikwijls wordt het neteluitslag eene langdurige ziekte, d. i., het ontstaat altgd weder bij de minste aanleiding en wordt dan een zeer lastige kwaal. Dikwijls ligt de oorzaak óf in eene eigenaardige ziekelijke gesteldheid der huid, óf ook in slechte hoedanigheid der sappen, en ontstaat het uit een klierachtig, jicht- en schurftachtig, of een venerisch bederf der sappen.

In het eerste geval beware men den lijder voor het vatten van koude en bevordere de huiduitwaseming; daarom moet hij op het bloote lijf flanel dragen. Bovendien passen hier lauwe melkbaden (zie n0. 82), en in hardnekkige gevallen wrijve men de aangetaste deelen met de zalf n0. 267 in. Kan men vermoeden, dat een voorafgegaan bederf der sappen de aanleidende oorzaak dezer ziekte is, dan geve men de poeders n0. 268 en de bloedzuiverende thee n0. 269. Zoo aambeien mede in het spel zijn, geve men zwavel (zie n0. 242).

§ 165. Wit en rood gierstuitslasr- Het witte gierst-uitslag bestaat uit kleine, witte, geheel op gierst gelijkende blaasjes, die aan alle deelen des liohaams, vooral echter aan de borst, te voorschijn komen, somwijlen in elkander vloeien, en dan grootere met heldere of op etter gelijkende vloeistof gevulde blaren vormen.

Het roode gierstuitslag vormt purperroode, kleine knobbeltjes op een rooden grond, die dikwijls zoo klein zijn, dat men ze nauwelijks zien, maaar slechts voelen kan, waarbij de huid ruw op het aanvoelen is.

Het witte gierstuitslag komt meer voor dan het roode, maar niet zelden verschijnen beide te gelijk. Koorts, zeer hevig, zuur riekend zweet, droge hoest, groote benauwdheid, kuchende adem en het gevoel van een lastige drukking op de linkerzijde dei-borst zijn verschijnselen, die steeds met dit huiduitslag gepaard gaan. Het gierstuitslag is óf een op zich zelf bestaand, eigenaardig snelverloopend huiduitslag, óf het vertoont zich alleen als

-ocr page 388-

368

eene bijkomende toevalligheid van een heete ziekte op den hoog-sten trap van haar kwaadaardig verloop, en dan niet zelden als een kunstmatig, voortgebracht verschijnsel, dat door zich heet te houden en door verhittende artsengen ontstaan is.

Het verloop, de het vergezellende toevallen en de duur van elk gierstuitslag zijn steeds hoogst ongelijk en onbepaald. Het uitslag kan reeds op den 3den, 4den dag der koorts, na de boven opgegeven voorafgegane verschijnselen uitbreken, somtijds ook eerst op den 7den, 8sten, somwijlen op den 14den dag. Even onbepaald is in 't algemeen de tgd van den hoogsten bloei, nu eens tot eenige uren of dagen, dan weder zich tot 8—14 dagen lang uitstrekkende, en somtijds verdwijnende en terug-keerende. Het uitbreken is nu eens zwak, dan eens hevig, en bedekt dan het geheele lichaam, vooral de armen en beenen; het komt nooit op eens, maar altijd eerst na herhaalde pogingen. Gewoonlijk gaat de verschijning van het uitslag met een hevig jeuken der huid gepaard, dikwijls komen er ook ijlen, trekkingen en andere verschijnselen by. De koorts blijft slechts in zeer zeldzame gevallen bij het uitbreken weg, gewoonlijk duurt zij voort, ja dikwijls neemt zij nog toe en het uitslag breekt altgd weder op andere plaatsen uit met toenemend gevaar. Het einde der ziekte wordt door eene lichte vervelling gekenmerkt.

Is het gierstuitslag eene op zich zelf staande ziekte en geen bloote toevalligheid, die zich aan andere heete ziekten paart, en is het uitslag niet zeer belangrijk, dan verloopt het gewoonlijk zacht en in den eersten tijd menigmaal onopgemerkt. De alsdan bijkomende koorts is nu uiterst goedaardig. Gewoonlijk heeft dit gevaarlooze verloop bij het roode gierstuitslag plaats. Zoo integendeel het gierstuitslag als een verschynsel optreedt, dat andere zware heete ziekten vergezelt, hetwelk altijd alleen dan plaats heeft, wanneer deze ziekte een ongelukkigen keer dreigt te nemen, dan is het steeds een hoogst treurig en gevaarlek teeken, hetwelk de ziekte eer verzwaart dan verlicht en de gevaarlijkste zenuwtoevallen verwekt.

Dit uitslag slaat buitengewoon gemakkelijk naar binnen. De onbeduidendste oorzaken kunnen daartoe aanleiding geven, eene lichte verkoudheid, eene overlading der maag, een lavement, een geringe schrik. Hoe grooter de zwakte is, des te lichter heeft dit plaats. De daarop volgende toevallen zijn vreeselijk; meestal ontstaat er groote benauwdheid, onrust met aanhoudend hevige koorts, vreeselijke aanvallen van ijlhoofdigheid, en komt het uitslag niet spoedig weder te voorschijn, dan volgt de dood door beroerte of stikzinking.

Wanneer het gierstuitslag verscheidene menschen te gelijk overvalt, dan ligt steeds eene eigenaardige, maar onbekende gesteld-

-ocr page 389-

369

heid der lucht daaraan ten grondslag, en dan zyn het doorgaans zwakke personen met eene weeke zachte huid, die een groote neiging tot zweeten hebben en aan herhaalde catarrhale en rheumatische ongesteldheden onderhevig zijn, welke er door aangetast worden. Maar ook alles, wat de huid zeer verhit, kan bij koortsachtige ziekten en vooral bij catarrhale en rheumatische koortsen het ontstaan van het gierstuitslag bewerken, derhalve het zich zeer warm houden, te warme bedekking van den Igder met wollen dekens en overhadden, te sterk verhittende, zweetdrijvende middelen en te heete baden. Over 't algemeen kan elk te sterk .aanhoudend zweet, uit welke oorzaken het ook ontstaan en onderhouden zijn moge, eindelijk gierstuitslag verwekken. Het ontstaat ook door een taaie bedorven gesteldheid der sappen en wordt daarom bevorderd door vochtige, bedorvene, ingesloten lucht, ongezond voedsel; derhalve gaat het zoo lich-telyk met slijmkoortsen gepaard. Insgelijks geven aanhoudende treurige gemoedsaandoeningen (angst, kommer enz.), zoowel als vuil en onzindelijkheid er gereedelijk aanleiding toe. Daar vele dezer oorzaken in het kraambed gelijktijdig aanwezig zijn , is dit tijdperk voor het verschijnen van het gierstuitslag zoo buitengemeen gunstig, maar dan ook voor kraamvrouwen hoogst gevaarlyk. Een der voornaamste oorzaken van het gierstuitslag is echter, bij aanwezige vuile stoffen in ziekten, de veronachtzaamde zuivering der maag en van het darmkanaal door braak-en purgeermiddelen. Dat de ziekte besmettelijk is, zoodra zij met eene zenuw- of rotkoorts verbonden is lijdt geen twijfel

Men moet altijd zooveel mogelijk trachten het gierstuitslag te voorkomen. Men houde daarom zulk een koortslijder eenigs-zins koel, zorge voor een tamelijk koele lucht, in de ziekekamer en voor hare herhaalde vernieuwing, dekke den lijder niet te warm met wollen dekens toe, en zijn er teekenen van vuile stoffen in de maag en het darmkanaal aanwezig, dan verwij-dere men deze Indien men zoo handelt, zal men slechts zelden een gierstuitslag zien ontstaan. Zelfs wanneer hevig zweet met een zuurachtigen reuk en een stekend prikkelend gevoel in de huid het ophanden zijnde uitbreken van het gierstuitslag reeds vooraf aankondigt, dan zal zulk eene behandeling de ontwikkeling er van kunnen voorkomen; dikwijls is de bloote verwijdering der veeren bedden daartoe reeds voldoende.

Het gierstuitslag zelf vereischt geene andere behandeling dan die der daarmede gepaard gaande koorts, die even goed ontstekingachtig, alsook van gastrisohen of rottigen aard zijn kan.

Zoo het gierstuitslag naar binnen slaat, komt het er op aan of belangrijke toevallen zich daarna vertoonen of niet. Is het laatste het geval, dan heeft men niets anders te doen, dan den

24

-ocr page 390-

370

lyder zich. een weinig -warmer te doen houden en een zich misschien voldoende weldadige diarrhee niet te storen. Wordt het echter gevolgd door zenuwtoevallen en aandoeningen van de hersenen en longen, dan moeten in allerijl mosterdpappen, vesikators, warme baden, kamfer en muskus (zie n0. 270) aangewend worden. Het gierstuitslag blijft echter altijd een te gevaarlijke ziekte dan dat een onkundige met een goed geweten de behandeling op zich zoude kunnen nemen.

Bij de herstelling moet de lijder altijd nog een zeer streng diëet houden, omdat het gierstuitslag zelfs dan nog dikwijls gewoon is terug te komen.

Het gierstuitslag kan ook zonder koorts voorkomen, en dan is het van onbepaalden, dikwijls zeer langen duur, of de huid behoudt eene neiging daartoe, die het altijd weder te voorschijn roept. Bij vrouwen vertoont het zich niet zelden bij elke harer maandzuiveringen, of het breekt in zekere jaargetyden, vooral in de lente bij de eerste warme dagen, uit. Behalve hevig jeuken in de huid verwekt het geene verdere ongesteldheden. Zich te warm houden, vooral in de jeugd, verwaarloosde reiniging der huid, over 't algemeen vuil en onzindelijkheid, een vochtige natte woning maken daartoe geneigd. Er moeten echter altijd nog andere oorzaken bijkomen, om de kwaal werkelijk te doen ontstaan. Het meest komt het jichtig gierstuitslag voor. Zoolang dan het uitslag; regelmatig te voorschijn komt, blijven de lijders gewoonlijk van hunnen jichtaanval verschoond. Bij klierachtige, tot scheurbuik geneigde, venerische personen, of die door langdurig rheumatismus gekweld worden, breekt, vooral bij groote warmte, niet zelden een gierstuitslag uit. Bij de hardnekkigste, pijnlijkste, rheumatische aandoeningen heeft men die dikwijls terstond zien verdwijnen, wanneer aan het aangetaste lichaamsdeel een gierstuitslag te voorschijn kwam. Men vindt het bij vrouwen die een sterken witten vloed hebben, en kinderen, die veel warmte bezitten, schijnen er bij voorkeur aan blootgesteld te zyn.

De kwaal is doorgaans zeer hardnekkig, en slaat het uitslag plotseling naar binnen, dan kunnen daaruit kwade gevolgen ontstaan.

De behandeling richt zich alleen naar de ten grondslag liggende scherpte. Buitendien geve men huidzuiverende middelen, waartoe de poeders n0. 268 en de drank n0. 269 behooren, en vooral lauwe baden, en zette men koppen.

§ 166. Schurft. Kleine blaren, die inzonderheid in het warme bed hevig jeuken, het oamp;rst en voornamelijk tusschende vingers en aan de handen ontstaan, en zich over het geheele lichaam met uitzondering van het aangezicht uitbreiden, in korsten overgaan en besmettelijk zijn, heeten schurft.

-ocr page 391-

371

De schurft begint onder den vorm van op gierstnitslag gelijkende, afzonderlijk staande blaasjes, die aan kunne grondvlakte hard roodachtig, aan de punt doorschijnend zijn en dan wit worden; zij vertoonen zich vooral tusschen de vingers, en moeten als de uiteinden van kanalen beschouwd worden, waarin de zoogenaamde schurftmijt (Acarus scalneï) nestelt. Van daar verspreidt zij zich over het hand- en ellebooggewricht, onder de oksels en in de knieholten, later over de borst, den rug, den onderbuik, de dijen, tot op de hielen, bij volwassenen echter zelden over het gezicht en den hals. Kinderen, die bij het dragen, door minnen of kindermeiden dikwijls aangestoken worden, krijgen de schurft het eerst aan de billen. Op welke deelen des lichaams zich de schurft ook moge vestigen, zoo verwekken de bedwarmte, scherpe spy zen cn verhittende dranken steeds een hevig jeuken, waarbij de lijders zich met een zeker gevoel van welbehagen krabben. De blaartjes, die óf van zeiven, óf door het krabben opengaan, veranderen in harde korsten. Bij zeer gevoelige huid wordt deze roodvonkachtig ontstoken, en er ontstaan bloedzweren op. Dikwijls vloeien verscheidene blaasjes ineen en vormen dan een groote zweer, of de aangetaste huid wordt geheel met korsten bedekt. Wanneer de lijder aan andere scherpten lijdt, verliezen eindelijk de schurftzweren haar eenvoudig goedaardig karakter, en nemen dan een scheurbuikachtig venerisch, jichtachtig of ander karakter aan.

De vatbaarheid voor deze ziekte, wier verschijning altijd op aansteking berust, vindt men voornamelijk in de jeugd, bij zwakke prikkelbare gesteldheid van het lichaam en der huid, neiging tot zweet, onzindelijkheid, slechten kost en vochtig warm weder.

De eenvoudige schurft ie voor onzedelijke personen een hoogst onbeduidende kwaal, maar nooit voor kinderen. Bij de eersten kan zij binnen weinige dagen door zindelijkheid, versehe lucht, een behoorleken leefregel en afzondering der herstellenden van de zieken genezen worden. Heeft dit echter geen plaats, of gaat de kwaal met andere scherpten in het bloed gepaard, dan duurt de genezing dikwijls zeer lang. Doorgaans geneest de schurft nooit van zelf en gebeurt dit alleen dan, wanneer eene andere belangrijke ziekte er by komt.

Dat een slecht behandelde, alleen door insmeren van vette zalven naar binnen gedreven schurft, vooral wanneer deze reeds verouderd was, de gezondheid op veelvuldige wijze kan bena-deelen, is aan geen twijfel onderhevig. De ondervinding heeft dit inzonderheid in den laatsten tijd genoegzaam bevestigd; want velen, die gedurende de laatste oorlogen aan deze ziekte, die bij elk krijgvoerend leger te huis is, geleden hadden, en later door

24*

-ocr page 392-

372

andere langdnrige ziekten, zooals b. v. door de waterzucht, de geelzucht, kortademigheid, hartklopping, en derg. aangetast werden, konden van deze kwalen niet eer bevrijd worden, dan nadat de nog in hun lichaam aanwezige schurftstof vernietigd was. Daarom moet ook elke zieke, die, al is het ook jaren geleden, eenmaal door schurft aangetast is geweest en dan later in eene hardnekkige ziekte vervalt, zijnen geneesheer daarvan steeds kennis geven.

Is de schurft nog nieuw, d. i. eerst sedert 8, 14 dagen in een overigens gezond lichaam ontstaan, dan reinige men eerst den lijder door wasschen of baden in zeepwater, waarop men de kleederen verwisselt en dan zwavel tot in- en uitwendig gebruik voorschrift. Plaatselijk wende men in de gewone gevallen de zwavelzalf aan, die in elke apotheek voorhanden is, terwijl men ze des avonds ter grootte van eene noot inwrijft, en dit dagely ks op eene andere plaats doet. Zindelij ker en vooral voor kinderen zeer aan te bevelen is het wasschen en wry ven met zwavel-zeep. Voor meer gegoeden neemt men gelijke deelen medicinale zeep, bloem vau zwavel en bergamotolie; voor armeren groene zeep en gewone zwavel. Met deze zeepen worden eiken avond de plaatsen van den uitslag ingewreven en 's morgens een zeep-bad (2 of 3 ons geschrapte zeep op een bad) genomen. Inwendig neme men dagelijks 1 drachme bloem van zwavel in 3 of 4 deelen gedeeld. De lijder vermijde alle spijzen, die hetjeuken vermeerderen, vooral gezouten en gerookte, voede zich met licht verteerbare spijzen, leve matig en zorge voor vrge huiduitwaseming. Overigens is geene verandering in de levenswijs noodig.

Zijn de door de schurft aangetaste plaatsen zeer pijnlijk en gespannen, dan bedekke men ze met eene verweekende pap of met omslagen van eau de Goulard. By kinderen is de zalf van den alantswortel een voortreffelijk onschadelijk middel, dat dikwijls alle andere overtreft; men wrijve er dagelijks het uitslag mede in. ■

Is de schurft bij eene anders gezond mensch reeds verouderd, dan is, voordat men tot het uitwendig gebruik van zwavel overgaat, eerst het inwendig gebruik gedurende verscheidene dagen volstrékt noodig; daarbij moet men een bloedzuiverenden drank (b. v. kweekwortel 4 ons met 3 pond water tot op de helft verkookt, of den drank n0. 269) laten drinken en zeepbaden laten gebruiken.

Wanneer een zeer verouderde schurft met ander sappenbederf in het lichaam zich verbindt, kan zij een zeer hardnekkige kwaal worden, die slechts een geneeskundige, welke alle bijomstandigheden nauwkeurig in aanmerking neemt en ze naar waarde weet te schatten, zal kunnen genezen.

Is de schurft naar binnen gedreven, en zyn daaruit hard-

t

I

I

1

11

-ocr page 393-

373

nekkige en lastige ziekten ontstaan, dan is ook de zwavel het ware en zekere geneesmiddel; nogtans moeten te gelijk knnstige zweren (spaanschevliegpleisters, bast van het vijfvingerkraid, fontanellen of setons) onderhouden worden.

§ 167. Huidworm, Ringworm. Deze ziekte bestaat in een jeukend, dikwijls in hoogen graad brandend en pijnlijk uitslag, dat somwijlen slechts tot eene of verscheidene plaatsen bepaald blijft, maar gewoonlijk zich rondom uitbreidt en dan niet zelden geheele lichaamsdeelen bedekt en dikwijls periodiek verdwijnt en terugkeert. Zij verschijnt onder den vorm van kleine, troepsgewijze staande, roode en geelac htige knobbeltjes, of van met eene heldere vloeistof gevulde blaasjep, die óf geheel droog bleven en nu eens als meel, dan eens in groote stukken afschilferen, óf die een waterachtig scherp vocht uitzweeten en in korsten of zweren overgaan, die dan onder hevig pijnlijk jeuken zich altijd dieper en verder uitbreiden. De ziekte is zonder koorts en niet aanstekend, met uitzondering van den venerischen huid worm,

Jüe droge hnidworm openbaart zich door jeuken,, branding en spanning der huid. Daarop verschijnen weldra roode of gele, verstrooide, menigvuldige knobbeltjes, tusschen welke de huid niet ontstoken is, die later afschilferen, of in eene aardachtige korst afvallen. Deze huidworm is niet bestendig, gewoonlijk is hi) vluchtig en komt doorgaans aan het gezicht, achter de ooren, aan de kin, aan de wenkbrauwen, aan de behaarde deelen des hoofds, aan den hals, aan de ellebogen en de schaamdeelen voor. De gedaante is rond of driekant, de randen zijn verheven, het midden is ingedrnkt en wit.

Be op (jierstuitslay gelijkende huidworm breekt doorgaans uit na voorafgegane hoofdpijn, beklemdheid op de borst en stoornissen in de spijsvertering, onder hevig jeuken, branden, spannen en dikwijls met roodheid en zwelling van het deel, onder den vorm van troepsgewijze staande blaasjes, op gierst gelijkende. Deze huidziekte veroorzaakt zeer grooten last, die voornamelijk des nachts en na rijkelijke maaltijden zeer vermeerdert. De blaasjes barsten of van zelf, of zij worden opengekrabd, en storten dan een scherp, dikwyls stinkend vocht uit, dat in korsten, of in dunne, ongelijke, aschgrauwe, geel- of zwartachtige, droge of vochtige schubben verandert. Deze huidworm neemt dezelfde plaatsen in als de vorige, bovendien verschijnt hy echter aan de lies, aan de bilnaad en op de borst rondom de tepels. Aan de teelballen dwingt hij den lijder dikwijls zich zeiven hevig, tot bloedens toe, te krabben, waarop dan een branden als van vurige kolen volgt. De kwaal duurt dikwijls maanden en jaren

-ocr page 394-

374

lang, vaak gedurende h.et geheele leven, terwijl zy telkens opnieuw uitbreekt.

Tie vretende huidworm. Hij ontstaat even zooals de op gierst-uitslag gelijkende met een vreeselijk jeuken. Wanneer de blaasjes hier bersten, dan zweeten zij een vocht uit, dat de naburige deelen aantast, stuk bijt en ze in de diepte en breedte verwoest. Dikwijls vormen zich korsten, die echter spoedig weder afvallen, maar zich ook spoedig weder vernieuwen. Een gewone zetel dezer kwaal is het aangezicht, hetwelk dan dikwijls als met een masker bedekt wordt. Dikwijls tast zij ook de kin alleen aan.

De huidworm komt onder verschillende gedaanten het meest in het voorjaar, den zomer en den herfst te voorschijn. Eij wordt opgewekt door het menigvuldig gebruik van specerijachtige, scherpe, vette, gezouten en gerookte voedingsmiddelen, bedorven vleesch, verhittende dranken, door overmatige lichaamsinspanning, alsmede door een aanhoudend zittende levenswijs, door den invloed van het vuur, door schrik, treurigheid, verliefde begeerte, door aanhoudend onderdrukte huiduitwaseming (b. v. door vochtige woning), of door te groote warmte of ruwheid der kleeding,- door onderdrukte aambeien- en maandstondenvloed, door gestoorde kraamzuivering, door teruggedreven witten vloed, diarrhee en gewoon zweet, door verhinderd zoogen, ingehouden urine, door gebreken der lever of nieren en vooral door een schurftachtig, jichtachtig, scheurbuikachtig, klierachtig, veneriek, kankerachtig bederf der sappen. Zeer dikwijls bestaat er ook een erfelijke aanleg tot deze ziekte, en alzoo kan een geheele familie met deze kwaal besmet zijn.

Van alle koortslooze huiduitslagen is er geen, dat men zoo dikwyls als heilzaam zou kunnen beschouwen, als dep. huidworm, vooral wanneer hij pas ontstaan en met een sterk zweet verbonden is. Zeer dikwijls ziet men langdurige hypochondrie, beklemdheid op de borst en andere kwalen verdwijnen, zoodra de huidworm te voorschijn komt. Even weldadig als dikwijls het uitbreken van den huidworm is, even zoo kwade gevolgen kan hij somtyds hebben, wanneer hij van zelf. of door kunst verdreven, naar binnen slaat. Hoe langer de huidworm reeds geduurd heeft, — hoe grooter de oppervlakte is, die hij inneemt, — hoe meer hij eene erfelijke kwaal schijnt te zijn,—hoe bejaarder de lijder is, des te moeilyker is de genezing. Zeer dikwyls keert de kwaal na haar verdwijnen binnen maanden of jaren terug. Indien ook het uitslag verdwenen is, dan blijft er toch eene gevoelloosheid of pyn in de huid achter.

Voor men tot de genezing van den huid worm overgaat, vrage men zich eerst af: moet ik dien genezen of niet ? Het eerste mag nooit het geval zijn, wanneer inwendige belangrijke ziek-

-ocr page 395-

375

ten er mede in verband staan, en deze bij zijn verscliiinen verdwenen zijn.

Het eerste en gewichtigste blijft echter bij de genezing van den hnidworm, evenals bij elke andere ziekte, de oorzaak op te sporen en te verwijderen, die haar heeft doen ontstaan; derhalve boven alles een matig, zacht, niet te rijkelijk diëet, het weglaten van alle scherpe, verhittende spijzen en dranken, droge, zuivere lucht. Zijn de boven vermelde inwendige oorzaken aanwezig, dan zyn zij doorgaans van dien aard, dat slechts een geneeskundige die volkomen zal kunnen genezen. Bestaan die oorzaken niet of zijn zij niet te ontdekken, dan kan men de geneeswijze onmiddellijk tegen de scherpte van den huid worm richten. Is de huidworm niet te oud, dan bewijzen dikwijls zeer eenvoudige middelen de beste diensten. Wanneer de huid zeer rood en ontstoken is, dan beginne men de geneeswijze met bloedzuigers of koppen, die men in de nabijheid der aangestoken plaatsen, alleen niet in het aangezicht aanzet, en men opene in de nabuurschap der lijdende plaats een fontanel of een andere kunstmatige zweer. Bestrijkt men de aangestoken plaats met ongezouten boter, room van melk, speeksel of thee van malva-bloesem, en bedient men zich daarbij van lauwe baden, dan geneest men op deze wgze dikwijls den huidworm, die aan elke artsenij wederstand heeft geboden. Grelukt de genezing op deze wgze niet, dan verdienen de bitterzoetstengels de eerste plaats óf als drank (zie n0. 271), óf liever nog als pillen (zie n0. 272). lïogtans bereikt men ook daarmede niet altijd zijn doel, en men zal dikwijls genoodzaakt zijn tot andere middelen zijne toevlucht te nemen, die de ondervinding als heilzaam heeft doen kennen. In 't algemeen is het hier niet ongewoon, dat een middel, hetwelk in het eene geval de beste diensten deed, in een ander geheel krachteloos wordt bevonden. Daarom moet men zulk een middel wel aanhoudend gedurende zekeren tijd gebruiken, maar dan, wanneer men er geene vrnchten van ziet of de herstelling slechts op een zeker punt blijft staan, tot een ander overgaan. Zulke middelen zijn de volgende: de poeders n0. 268 en de drank n0. 269, het kunstmatige zwavelwater n0. 273, hetwelk wel zeer slecht smaakt, maar zeer is aan te bevelen, het graphiet n0. 274, en in zeer hardnekkige gevallen van den vretenden huidworm het graphietpoeder n0. 275. De volgende behandeling van den huidworm door middel van het graphiet heeft zich in vele hardnekkige gevallen zeer voordeelig getoond. Men neemt den dag vóór het begin der behandeling des avonds 4, en den anderen morgen 5 pillen, welke 9 stuks pillen met uit jalappen-wortel, kalomel en medicinale zeep van elk 6 grein samengesteld heeft. Daarop neme men nog naar het recept 2 of 3 maal den

-ocr page 396-

376

likkepot n0. 277 en den drank n0. 278, alsmede in den tns-scientijd nog eenmaal de 9 stuks pillen, en doorgaans wordt dan de hnidvorm in 4—6 weken genezen. Tot de zeer nuttige middelen behoort ook een afkooksel van het stiefmoederkruid (1—2 drachmen in melk of water). Gaat de hnidworm met sterke huidontsteking gepaard, dan is de weikunr zeer nuttig, alsmede het versche kruidensap nquot;. 241 en herhaald koppen. Een voortreffelijk middel is ook het zoutzuur (10—25 droppels daags Smaal in water te nemen), waardoor men zelfs niet zelden den hoogsten graad dezer ziekte verwijderd heeft. Ook de verbinding van het salpeterzuur met het zoutzuur (zie n0. 276) heeft uitstekende diensten gedaan, wanneer de huidworm met ongesteldheid vau de lever gepaard ging. Een aanhoudend gebruik van baden, voornamelijk met zeep (2—3 ons op een bad), met olmbast (1 pond), met zwavellever (1 ons), met spiesglanshoudenden zwavelkalk (1{ ons), dat zeer werkzaam is, vooral echter de verkoelende zwavelbronnen van Landeck, Nenndorf, Pilsen verdienen de grootste aanbeveling bij ingewortelde huidworm. In andere gevallen bewezen Wiesbaden, Aken, Warmbrunn groote diensten, maar dikwijls overtreft het zeebad alle andere baden. Beter echter dan al deze genoemde middelen, onder alle omstandigheden bruikbaar, bijna altijd zeker werkend, zoodat de hardnekkigste kwalen van die soort (b. v. de huidworm aan de kin) eindelijk steeds wyken moeten, en voor het lichaam nooit schadelijk, maar het altijd sterkende en verlevendigende, is de kunstmatige aanwending van het koude welwater, de zoogenaamde icaterkuur. Wel gelukt in verouderde gevallen de genezing niet in 2 of 3 maanden, maar zyn er soms 12—18 daartoe noodig; maar met zekerheid kan ook de lyder, die volharding genoeg heeft, zijne eindelijke herstelling te gemoet zien, wanneer ook reeds elke andere handelwijs hem te leur gesteld heeft.

Bij lichten drogen huid worm is het inwrijven met gekneusde walnoten of versch geperste notenolie het beste, zoo ook het wasschen met borax (zie n0. 279 vooral voor het aangezicht aan te bevelen). Te zelfden einde dient eene oplossing van chloorkalk (zie nquot;. 280) of het wasschen met kalkwater of met kokos-zeep; bij vochtigen, pynlijken huidworm de zalf n0. 281, die inzonderheid bij huidworm in het aangezicht aan te bevelen is. Tot verzachting van het hevige branden is niets beter dan de zalf n0. 281, en wanneer deze niet genoeg verzacht, dikwijls herhaalde omslagen van dikken melkroom. Het opleggen der versche bladeren van de waterrapen of van de weegbree heeft dikwijls alleen den kwaadaardigsten etterenden huidworm in het aangezicht genezen. In zeer langdurige gevallen is er misschien geen middel, dat den scherpen az^jn overtreft. Ook de bloote bedekking met

-ocr page 397-

377

leder is dikwijls het teste geneesmiddel. By den hardnekkigsten linidworm, die aan alle middelen weerstand biedt, is dikwijls teer het krachtigste en volkomen genezende middel, en wel op de volgende wijze: 1 kopje teer, 2 eierdooiers en een kopje melk-room tot eene zalf gemaakt en 2maal daags ingewreven, en het inwendig gebruik tot het teerwater, 1—2 pond dagelijks bij kopjes gedronken.

Bij eiken halsstarrigen huidworm en vooral bij het gebruik van plaatselijke middelen moeten afleidingen door kunstmatige zweren en purgeermiddelen nooit verzuimd worden, deels om de genezing te bevorderen, deels om den terugkeer van den huidworm te verhoeden.

§ 168. Höt hoofdzeer- Het bestaat uit kleine zweren aan de behaarde deelen des hoofds, die eene kleverige, kwalijk riekende stof afzonderen, een hevig jeuken veroorzaken, en korsten vormen. Buiten kijf is deze ziekte in den laatsten tijd veel zeldzamer geworden, sedert men de kinderen met het bloote hoofd laat loopen en hun de haren korter afsnijdt, waarom echter ook sommigen van gevoelen zijn, dat daarvoor het heete waterhoofd des te menigvuldiger zou geworden zijn. Is het hooftzeer niet kwaadaardig, d. i. staat het niet met klieren, venerische ziekte, of met ander sappenbederf in verband, dan is het niet alleen niet gevaarlyk, maar moet men het zelfs voor heilzaam verklaren, zooals wij dit reeds uit den gezondheidstoestand der kinderen gedurende het verloop dezer ziekte kunnen zien. Zij worden namelijk stil, verdrietig, onrustig en bevinden zich onwel, zoodra de uitvloeiing ophoudt en de korsten droog worden Is integendeel de afzondering sterk, dan lacht de vreugde uit hun gelaat en alle verrichtingen van hun lichaam zijn in de beste orde. Niets bewijst echter het weldadige van het uitslag meer, dan de kwalen, die ontstaan wanneer men het hoofdzeer te overhaast verdrijft. Hiertoe behooren de borstwaterzucht, hersenontsteking, waanzinnigheid, onbedwingbare diarrhee en oogontsteking. Anders is het gelegen met het kwaadaardige hoofdzeer, want hier kan de ziekte zulke vorderingen maken, dat de kinderen in eene soort van tering vervallen en door eene hectische koorts aangetast worden. Wanneer men in dit geval de ziekte veronachtzaamt, kan zij hoogst gevaarlijk worden.

Alles wat den aandrang van het bloed naar het hoofd vermeerdert, kan het hoofdzeer doen ontstaan; van daar; de prikkeling bij het tanden krijgen, het te warm dekken van het hoofd, het vast inbakeren der kinieren, vraatzucht, zelfs de ontwikkeling der krachten van den geest, onderdrukte huiduitwaseming, enz. Ook draagt de hoedanigheid der melk veel tot het ontstaan der

-ocr page 398-

378

kwaal bg, gelijk men dit bij minnen waarneemt, die aan menigvuldige gemoedsaandoeningen onderhevig en aan geestrijke dranken verslaafd zyn, of die reeds weder liare maandzuivering terug bekomen hebben. Buitendien wordt de kwaal insgelijks door onzindelijkheid, vochtige woningen en warme kamers verwekt.

Het vermijden der hier opgegeven oorzaken zal altijd toereikend zijn, om het uitbreken van het hoofdzeer te verhoeden. Daar echter, waar zulk een uitslag te voorschijn wil komen, moet men zich wachten, het uitbreken door uitwendige middelen te voorkomen.

Een lichte graad van deze ziekte vereischt by een anders gezond kind behalve zindelijkheid, behoorlijke voeding en het verwijderen der bestaande oorzaken, geene verdere geneeskundige hulp. Men heeft er alleen op te letten, dat alle ontlastingen behoorlijk plaats hebben, voornamelijk de stoelgang, en dat men het ontstaan van ongedierte verhindere. Het reeds aanwezige doodt men zooals alle andere insecten het best door eene zalf van versche boter en sabadillenzaad (in gelijke deelen), waarmede men de haren, die slechts zoover afgesneden worden, dat geen verkoudheid te vreezen is, insmeert en dan het hoofd vast omwikkelt, opdat het gedierte niet weg zou kunnen loepen. Deze handelwijs moet zoo dikwijls herhaald worden, tot alles gedood is. Is de kwaal pas ontstaan, de prikkeling der huid belangrijk, nemen de congestiën naar het hoofd de overhand en zijn de kinderen bloeiend en krachtig, dan legge men 1—2 bloedzuigers achter de ooren en geve de poeders nG. 282 eenige dagen lang, of bij grootere bloedopbruising de tamarinden (zie n0. 283). Heeft zich het hoofdzeer volledig ontwikkeld, dan moet men de harde korst verwecken, dat het best gelukt door het bestrijken met boter of vet, of door een bestendig omslag van versche ongezouten boter en malva. In hardnekkige gevallen is een zeer goed middel: driemaal over elkander gelegde koolbladeren op het hoofd, dagelijks Smaal vernieuwd, waarbij de lijder en die hem omringen wel iets van den stank te lijden hebben, maar het middel mist bijna nooit zijne werking. Wanneer de steenharde hoedanigheid dezer korsten de werking dezer middelen veradelt, dan moet vooral het hardste gedeelte er van door een scherp mes weggenomen worden. Zoo het hoofd van het hoofdzeer gereinigd is, moeten de zich daaronder bevindende deelen dagelijks met een afkooksel van malva, zemelwater of vlierthee afgewasschen en met weekmakende zalf (in de apotheek voorhanden) of met boter ingewreven worden, waarop men het hoofd met een soort van muts van varkensblaas bedekt. Breekt het zeer op nieuw uit, dan moet men dit niet verhinderen, en is het ontwikkeld, dan ga men weder op dezelfde wijze te werk als

-ocr page 399-

379

boven is opgegeven, totdat de ziekte van zelf overgaat. Zoo dit echter na verloop van verscheidene weken niet het geval is, dan moeten inwendige middelen aangewend worden, maar die alleen een geneeskundige voorschrijven kan, dewijl zij niet van onverschilligen aard zijn. Hiertoe behooren de poeders n0. 284, die men 's morgens en 's avonds laat nemen, en waarbij men tegelijk over dag de mixtuur n0. 286 geeft; — of men geve de poeders n0. 285 met den drank n0. 287.

§ 169. Bloedvinnen, zijn kleine, ronde, eeltachtige, kegelvormig verhevene knobbeltjes, die of na eenigen tijd, omtrent 8, 10, dagen, inzinken en dan altijd een duurzame purperroode vlek achterlaten, óf aan hun uiteinde in ettering overgaan en dan een etter- of waterachtige, somtijds ook wel bloederige stof uitzweeten. Het meest vindt men ze in het gezicht, somtijds ook op de borst, aan de schouders en aan den hals, maar niet op de andere lichaamsdeelen. In de jeugd komen zij het meest voor en zijn zy het hardnekkigst bij jongelingen. Dikwijls bedekken zij op de afschuwelijkste wijze het geheele aangezicht, zoodat weinig of geheel niets van de natuurlijke huid te bemerken is. Maar al is hun aantal nog. zoo groot, zoo benadeelen zij toch niet de gezondheid.

De hoofdoorzaak is een eigenaardige gesteldheid der huid; zij is gewoonlijk zwak, verweekelykt, zeer gevoelig en buitengewoon geneigd tot ophoopingen van sappen. De aanleg tot deze ziekte kan ook erfelijk zijn. Onder deze omstandigheden kunnen de vinnen echter ook door alles, wat de huid rechtstreeks of indirect prikkelt, ontstaan. Hiertoe behooren inzonderheid sterk prikkelende, verhittende, in quot;t algemeen de spijsvertering storende spijzen en dranken; vuile stofPen in de eerste wegen; sterke prikkeling der huid door hooge warmtegraden, kachel- en zonnehitte ; spoedige overgangen van warmte tot koude, vandaar koud drinken by een verhit lichaam, sterke lichaamsbeweging vooral door dansen; het begin der maandstonden, sterke prikkeling door bijslaap, inzonderheid door zelfbevlekkingen.

Dit uitslag is wel geheel zonder gevaar, maar toch dik wij Is zeer lastig, onaangenaam en misvormend. Het plotseling verdreven of verdwijnen heeft nogtans ook somtijds langdurige hoofdpynen, maag- en andere onderbuiksongesteldheden ten gevolge. De genezing baart altijd groote moeilijkheden; zij heeft echter by toenemende jaren van zelve plaats.

Boven alles vermij de men de gelegenheden, die de bloedvinnen veroorzaken kunnen. Daardoor bewerkt men, zoo al geene grondige genezing, toch ten minste een niet zoo hevig en meer zeldzaam uitbreken der kwaal. De purgeermiddelen en lavementen,

-ocr page 400-

380

I Ij • !■•

waartoe hier het schoone geslacht dikwijls zijne toevlucht neemt, zijn afkeurenswaardig, verzwakken het lichaam en kunnen zelfs tot verergering der kwaal medewerken. Zijn de knobbels zeer prikkelbaar en ontstoken, dan wassche men ze met zemelwater, amandelmelk of andere slijmerige middelen, ga dan over tot oranje-, rozen- of vlierbloemwater, en wende eindelek water en brandewijn en daarop den zuiveren brandewijn aan. Bij zeer weinig ontstoken langzaam te voorschijn komende bloedvinnen, die langen tijd op de huid als verharde knobbels zijn blijven staan, bediene men zich van het waschwater n0. 288, of n0. 289, of n0. 279, van den eenvoudige scherpen azyn, of van den aro-matischen azyn, of van het azijnzure salammoniakvocht. Zeer nuttig is ook het mengsel n0. 290. Met deze middelen bevoch-tige men het uitslag verscheidene malen daags. Wanneer de knobbels daarna ook in het begin meer ontstoken worden, zoo behoeft men daarvoor niet bevreesd te zijn, want zy worden dan spoedig beter. Te gelijk kan men afleidende middelen, kunstmatige zweren, altijddurende fistels op de armen, het voortdurend dragen van gewast taf onder de voetzolen en dikwijls herhaalde mosterd- en aschbaden aanwenden.

§ 170. Koperuitslag. Zoo noemt men groote purperroode, dikwijls ook bruinroode, koperkleurige, leelijk glinsterende vlekken in het aangezicht, vooral aan den neus, die later als het ware korrelig worden, zich verdikken, en waarop eindelijk kleine in ettering overgaande puisten verschijnen, die geheel en al op de boven beschreven bloedvinnen gelijken. Zij verwekken geen buitengewoon jeuken of pijn; hoogstens is het gevoel van warmte vermeerderd.

Ook bij dit uitslag schijnt dikwijls een erfelijke aanleg te bestaan. Zoo vindt men bij jongelieden, die zulk een erfelijken aanleg bezitten, dat zij na verhittingen onregelmatige roode vlekken in het gezicht krijgen, die dikwijls geheel plat zijn, maar somtijds ook vervellen, en nu en dan het geheele aangezicht met eene onnatuurlijke roodheid bedekken. Doorgaans echter vertoont het zich niet vóór het 40ste levensjaar, en wordt dan in verre de meeste gevallen door het onmatig gebruik van geest-rijke dranken veroorzaakt. Maar het openbaart zich ook bij lieden, die niet drinken, maar aan volbloedigheid van den onderbuik, aambeien, jicht of leverongesteldheden lijden, en by vrouwen ten gevolge van stoornissen in de maandstonden, zittende levenswijs en middelen om schoonheid te bewaren.

De volkomen genezing gelukt zelden, en zelfs wanneer het uitslag verdwijnt, keert de natuurlijke gesteldheid der huid nooit meer geheel terug. Doorgaans is echter de kwaal niet gevaarlijk, maar lastig en mismakend. Slechts in een hoogen graad

li 11

i:K

i •

li

m li

li

1

-ocr page 401-

381

genezen de pnisten niet, wanneer zij in ettering overgaan, maar vreten zelfs verder in.

Uitwendige middelen helpen doorgaans zeer weinig. Al ver-dryft men daarmede ook het uitslag, dan worden toch de inwendige kwalen vermeerderd. Wil men ze aanwenden, dan opene men te gelijk een fontanel en late koppen tusschen de schouders zetten. Bij zekere omstandigheden verdienen echter bloedzuigers aan den aars, of by gestoorde maandzuivering aan de geslachts-deelen nog de voorkeur. Is het uitslag sterk ontstoken, dan zette men eenige bloedzuigers in den rug en onderdrukke de prikkeling door het opleggen van room van melk. Zijn er geen knobbels aanwezig, dan bestrijke men de roode plaatsen met de zalf n0. 291; zoo zij er echter zijn, dan bediene men zich van de zalf n0. 292. In verscheidene gevallen werd het waschwater n0. 293 nuttig bevonden. Onder de uitwendige middelen verdient evenwel het waschwater n0. 290 met kalkwater bereid doorgaans de voorkeur. Voetbaden, die met koningswater (salpeter* en zoutzuur) in zoo verre zuur gemaakt zijn, dat het water den smaak van zwakken wijnazijn verkrijgt, en die men lauwwarm des avonds ^—,} uur lang neemt, doen dikwijls zeer veel dienst, evenals het inwendig gebruik van het zoutzuur

—1 theelepel daags 2maal in een glas water langzamerhand gedronken) en van het koolzure potaschvocht (10—20 droppels met een half kopje gerstewater 3—4maal daags. — Het meeste nut doet echter nog de zwavel (n0. 242) geruimen tijd achtereen gebruikt, en in het voorjaar de versche plantensappen (n0 241).

§ 171. Bloedzweren. Een gezwel ter groote van eene hazelnoot of een duivenei, dat in het midden verheven, donkerrood, scherp begrensd, hard, en meestal zeer pynlyk is, noemt men eene bloedzweer. Zij komt óf slechts op ééne plaats der huid, óf op verscheidene te voorschijn en verschoont zelfs de mondholte niet, noch den ingang van de scheede of van den aars. Zij komt te voorschijn in de gedaante van een harden, rooden, glinsterenden knobbel, groeit spoedig aan, en is uiterst pijnlijk, als men er op drnkt. Dit gezwel is van verschillende grootte, rond, begrensd en in eene punt uitloopende. Het gaat zelden gepaard met koorts, alleen wanneer de lijder of het aangetaste deel zeer prikkelbaar is, of verscheidene bloedzweren te gelijk nitbreken, vertoont zij zich. Is dit het geval, dan ontstaat er slapeloosheid, gebrek aan eetlust, en bij kinderen krampen. Do ettering geschiedt langzaam, doch eindelek breekt het gezwel open en ontlast etter met bloed vermengd; in de diepte vormt zich echter eene etterbuil, na welker verwijdering de volledige genezing volgt. Blijft dit eehter achterwege, dan kan de wonde

-ocr page 402-

382

zich. wel sluiten, maar zij laat een knobbel achter, die na korter of langer tijd weder uitbreekt en zelfs de aanleiding tot een langdurige fistelzweer worden kan.

De op zich zelve staande bloedzweer kan by ongestoorde gezondheid en zonder bemerkbare oorzaken te voorschijn komen. Er zijn echter menschen, die bij de geringste aanleiding en bijna altijd aan zweren lij den. De oorzaak daarvan ligt in gebreken van den onderbuik, of in eene klier-, scheurbuik-, jiohtachtige, venerische scherpte in het bloed, of in ziekten der baarmoeder, of in gestoorde zogafscheiding — Onderdrukte huiduitwaseming, langdurige invloed van warmte en koude, misbruik van het kwik, koorts, rondvonk, mazelen, pokken, roos, enz. kunnen zulk eene neiging tot het aanhoudend voortbrengen van zweren doen ontstaan.

Elke bloedzweer moet men steeds zoo spoedig mogelijk in ettering zoeken te brengen. Dit geschiedt, wanneer het gezwel zeer ontstoken en pijnlijk is, door gewone warme pappen van havergort, van broodkruim met melk en vooral van een mengsel van roggemeel met honig; is de pijn zeer hevig, met bijvoeging van bilzenkruid (zie n0. 106 en n0. 195). Is de ontsteking en de pijn zachter, daarentegen de hardheid en zwelling des te aanzienlijker, en heeft de ettering langzaam plaats, dan legge men geroosterde uien of eene pap van broodkruim, melk en saffraan .J—1 drachme (bij het einde van het koken er bij te voegen) op de zweer. Zoo de ontwikking zeer lang duurt, dan bedekke men het gezwel met een pleister van diachylon of oxycroceum. Het gezwel breekt meestal van zelf open, en is dit het geval niet, dan moet men dit door eene insnede bewerkstelligen. De in het gezwel aanwezige dikke etter moet, zoodra zij los is, er nit getrokken worden; zit zij echter te vast, dan bevordere men het losgaan door ingebracht pluksel, dat met digestiefzalf bestreken is. Zoolang er nog hardheid overig is, moet men bovendien het gezwel aanhoudend met pappen bedekken.

De neiging tot bloedzweren en haar telkens opnieuw terugkomen is gewoonlijk op een inwendige ziekelijke gesteldheid des lichaams gegrond, die naar hare verscheidenheid ook verschillend behandeld moet worden. In vele gevallen is het gedurende eenigen tijd voortgezette gebruik van bloem van zwavel (zie n0. 149), in andere van het koolzure potaschvocht (10—520 droppels met een half kopje gerstewater, 3—4maal daags) zeer doeltreffend.

§ 172. Smetten, ontvellingen. Deze kwaal komt het meest bij kinderen voor en is een gewoon gevolg van onzinde-lijkheid of van eene scherpte van het zweet en der urine. Is zij evenwel zeer uitgebreid, dan ontspringt zij denkelijk nog nit een andere inwendige oorzaak, vooral nit een gebrekkige spys-

-ocr page 403-

383

vertering, zimr in de eerste wegen, enz. Ook volwassen, en dan gewoonlijk zwaarlijvige, vooze personen lijden daaraan, vooral bij warm weder en wrijvende bewegingen. Eij dezen ontstaat het ook wel door scherpe ontlastingen, b. v. bij diarrhee, witten vloed, enz. Menschen, die veel kwik gebruikt hebben, lijden dikwijls aan hoogst pijnlijke ontvellingen der bovendijen en lies.

Om de ontvellingen te genezen, moet men slechtt zooveel mogelijk het wrijven der lijdende deelen verhoeden, zich zorgvuldig zindelijk houden, en zich dikwijls met lauw water, melk of zemelwater wasschen. By anderen wende men strooipoeder aan. Inzonderheid moeten de kinderen tusschen de dijen altijd droog en zindelijk gehouden worden, opdat de scherpe urine die plaatsen niet ontvelle. Neemt de kwaal zeer de overhand, dan zijn bij kinderen zoowel als bij volwassenen en vooral bij vrouwen pappen van geraspte gele wortelen bijzonder weldadig. Ook kan men waschwater van kalkwater en melk, eene zalf van rozenpomade (1 ons) met zinkbloemen (1—2 punten van een mes vol), of van kalkwater en olie (in gelijke deelen), of met schapenvet en boomolie opgekookte vlierbloemen aanwenden. Bij kinderen, wanneer zij zeer volsappig zijn, de stoelgang traag en de ontsteking donkerrood, ver verbreid en hardnekkig is, geve men eenige theelepels rhabarbersap en mannasap of het kinderpoeder van Hufeland (in de apotheek voorhanden), 2—Smaal daags zooveel als op de punt van een mes kan liggen. Het voedsel der kinderen mag dan slechts van zachten en vooral slijme-rigen aard zijn, salep, sago, arrowroot, enz. Ligt het kind nog aan de borst, dan moet ook de zoogster alle scherpe, sterk gezouten zwaar verteerbare spijzen, geestrijke en gegiste dranken vermyden.

Niet zelden, vooral in den tijd van het tanden krijgen, beginnen de kinderen achter de ooren te ontvellen, waarbij een scherpe vloeistof wordt uitgezweet. Men wachte zich deze uitvloeiing geheel te onderdrukken, want daaruit zouden erge toevallen kunnen ontstaan. Men bepale zich tot zindelijkheid, dikwijls afwasschen der lijdende deelen, afdrogen met een fijnen doek, zonder wrijven. Wordt de uitvloeiing zeer sterk, dan legge men kleine fijne linnen lapjes, in kalkwater en melk gedoopt, er op en geve zachte purgeermiddelen.

§ 173. Gebarsten huid. Winters. Droge barsten der uitwendige huid komen aan de lippen, de handen en voeten, aan de tepels, de schaamdeelen en aan den aars te voorschijn. Ontstaan zij door geen inwendige oorzaken (zooals b. v. door venus-kwaal, jicht) dan geneest men ze door zachte vette stoffen, aman-delzeep, cacaoboter, het zalfje n0. 267, vooral echter door hertenvet, of ook wel door het water n0. 279, en door het opstippen van

-ocr page 404-

384

helschen steen. Is de gebarstea huid h.et gevolg van de koude en de kwaal eerst pas ontstaan, dan geneest men ze het best door herhaald indoopen van het deel in koud water, door inwrijven met sneeuw en een omslag van lood ijzer (1 drachme op l kan water. Zoo de pyn en de hitte aanmerkelijk zijn, dan zette men bloedzuigers in de nabyheid en wrijve men de zalf n0. €67 in. Is de kwaal verouderd, dan make men pappen van aromatische kruiden met heeten wgn gekookt. Zoo dit niet helpt, dan is het omslag n0. 293 zeer aan te bevelen, daar dit ook den terugkeer der kwaal verhindert. Is de huid zelve ruw en steeds tot barsten geneigd, dan doet de zalf n0. 294 goede diensten. Ter genezing van zweren, zoowel als van alle belee-digingen door de vorst veroorzaakt, zijn omslagen en baden van chloorkalk zeer nuttig (zie n0. 280). Om de door koude ontstaande gezwellen voor te komen, moeten de deelen, die daartoe geneigdheid hebben, met het water van Rust (uit gelijke deelen salpeterzuur en kaneelwater bestaande) bestreken worden; de huid wordt daarna geel, schrompelt samen en laat daarna los; het is het best dit middel in het begin van den herfst aan te wenden. Om de zweren te genezen kan men dikwijls eene pap van geraspte aardappelen of van rotte of gebraden appelen. óf alleen, óf met dooier van een ei, óf lijnolie met groot voordeel aanwenden. In hardnekkige gevallen de zalf n0. 292.

§ 174, Zomersproeten, levervlekken. Ten einde de zomersproeten te voorkomen en te genezen vermyde men de zonnestralen, het zweten in de open lucht en het wasschen on-middellijk voordat men uitgaat, en bediene zich van het water n0. 279. Ook het teerwater is zeer aan te bevelen. Men ver-krijgt dit, wanneer men op 1 deel teer 5 deelen water giet, dit omschudt en na 12 uren het boven de teer staande goudgele water afgiet; men wascht zich daarmede 3 of 4 maal daags. Op dezelfde wijze bedient men zich. van de azijnzure salammo-niaklikeur, in het begin met gelijke deelen water, vervolgens geheel zuiver. Of men neemt om te wasschen op 6 ons rozenwater \ ons zwavelmelk. Ook doet dikwijls eene zalf van gelgke deelen ossengal en koolzure potaschoplossing, die men 's avonds in wry ft en 's morgens met zeep en water afwascht, veel nut.

De levervleklcen verdrijft men het best door een sterke oplossing van borax (1 drachme in 1 ons rozenwater), waarmede men de vlekken dikwijls moet bevochtigen.

-ocr page 405-

TIENDE AFDEELING.

Ziekten, die op een gelrekkigen toestand der sappen 'berusten.

§ 175. Scheurbuik. Deze ziekelijke toestand berust op een meer of minder opgeloste, krachtelooze hoedanigheid van het bloed en is kenbaar aan de volgende teekenen ; loomheid en groote afkeer van zich te bewegen, zwamaohtig, vnil rood, licht bloedend tandvleesoh, een kwalijk riekende reuk uit den mond, de tanden worden zwart, los en vallen uit; bij de geringste inspanning of snelle beweging wordt de ademhaling kort en beklemd, het aangezicht is meestal bleek en opgezet; blauwe vlekken ontstaan zonder merkbare, of toch ten gevolge van zeer onbeduidende aanleidingen en verschijnen inzonderheid aan de onderste ledematen; de voeten zwellen op, de urine is donkelen gaat spoedig tot verrotting over Neemt de ziekte nog meer toe, dan ontstaan herhaalde en moeilijk te stillen bloedingen uif mond, neus en andere deelen, de zwakte neemt altijd meer de overhand, bij de beweging ontstaan lichtelijk flauwten, aan de voeten verschijnen vuile, licht bloedende, blauwachtige, zwam-zweren. De zieke lijdt uiterst hevige pijnen in de ledematen en de beenderen. Dikwijls overvallen deze het kniegewricht, dat tegelijk opzwelt en onbewegelijk wordt.

Niet altijd evenwel bereikt de scheurbuik zulk eene hoogte, dat al de opgegeven verschijnselen zich vertoonen; somtyds geniet de lijder, niettegenstaande de scheurbuikachtige hoedanigheid van zijn bloed, nog een schijnbaar goede gezondheid, en behalve de spoedige matheid en kortademigheid by geringe lichaamsin-spanning en den slechten toestand zijner tanden en van zijn tandvleesch bemerkt men geene andere stoornis der gezondheid. Voegt zich echter bij zulk eene gesteldheid des bloeds nog eene andere ziekte, dan neemt deze het schenrbuikachtig karakter aan en wordt daardoor veel kwaadaardiger, hardnekkiger en moeilijker te behandelen dan anders, als zij zich alleen zou voordoen. Zoo ontaardt b. v. onder zulke omstandigheden een slechts eenigermate hevige koorts zeer licht in een rotkoorts, jicht en rheumatismus nemen een veel erger gedaante aan en veroorzaken dan lichtelijk de waterzucht; het vreeselijkste echter wordt alsdan de venuskwaal, terwijl daardoor de grootste verwoestingen veroorzaakt worden. — De oorzaak van de grootere hardnekkigheid der meeste ziekten bij zulk een scheurbuikachtig

25

-ocr page 406-

386

bederf der sappen, al is dit ook gering, is voornamelijk daarin gelegen, dat een groote menigte der anders bij deze ziekte passende middelen alsdan niet deugen en derhalve niet kunnen aangewend worden. Zoo passen voor zulk een licliaamsgestel geene aderlatingen, geen oplossende middelen, want ook de licktste middelzouten en zelfs oplossende minerale wateren veroorzaken hier stoornissen in de spijsvertering, diarrhee en eindelijk verschijnselen van waterzucht. Vooral nadeelig werkt echter bij zulke lijders de zwavel, het spiesglans en boven alle anderen het kwik, dat hier altijd groote verwoestingen aanricht. Wil men daarom in de eene of andere' ziekte van deze middelen gebruik maken, dan moet men vooral bij mannen, watit die zijn het meest aan een scheurbuikachtig bederf der sappen onderhevig, al zijne oplettendheid op de teekenen van zulk een toestand richten, want anders loopt men gevaar, er meer kwaad dan goed mede te doen.

Alles wat hinderlijk is voor een krachtige bloedbereiding kan de oorzaak van een scheurbuikachtig bederf der sappen worden. Doorgaans zijn het echter de volgende schadelijke dingen, die, vooral bij bovendien reeds krachtelooze en opgezette menschen, zulk eenen toestand veroorzaken: een vochtige, natkoude, moerassige streek; bedorven, onzuivere lucht; slechte hoedanigheid van het drinkwater; een uitsluitend gebruik van vleesch, vooral van gezouten en gerookt vleesch, alsmede van veel spek; onzindelijkheid des lichaams; traagheid en een zittende levenswijs; nederdrukkende gemoedsaandoeningen b. v. verdriet, kommer, zorg, krenking van het eergevoel; aanhoudend gebruik van bedwelmende dranken. Niets veroorzaakt echter de ontwikkelde scheurbuik zoo spoedig dan het misbruik van het kwik, want de sluipende kwikvergiftiging, de kwikziekte, is zelfs niets anders dan een hooge graad van den scheurbuikachtigen toestand.

Men maakt onderscheid tusschen de landscJieurhuik en de zee-scheurhdk. — De laatste is veel gewichtiger dan de eerste, hetwelk echter alleen daarin te zoeken is, dat bij lange zeereizen vele der opgegeven schadelijke dingen moeilijk te vermijden zijn, en dat deze daarbij aanhoudend en met groote hevigheid invloed uitoefenen

Men kan den scheurbuikachtigen toestand alleen dan verhoeden en genezen, wanneer men zijne oorzaken vermijdt en de aanwezige verwijdert. In lichte gevallen is dit volkomen toereikend. Al is de zwakheid hier ook meermalen zeer groot, zoo kan toch de lijder de zuiver versterkende middelen, zooals kina en ijzer in het begin niet verdragen. — Buitengemeen voortreffelijk werken dan sommige planten, die in een hoogen graad de eigenschap bezitten, om den scheurbuikachtigen toestand der sappen te ver-

-ocr page 407-

387

beteren. Hiertoe behooren de mierikswortel, zuring, radijs, mosterd, vooral de mosterd wei (zie n0. 295), het oranje- en citroenensap (■4 ons citroensap en evenzooveel suiker op 1 pond witten wijn in 24 uren te gebruiken), over het algemeen zuurachtige vruchten, aalbessen, radijsbier, dennen twijgen (zie nc. 296), moutdrank (zie n0. 297). Zeer nuttig zijn de plantensappen nc. 298 en vooral nquot;. 299 Is de maagziekte groot en zijn de krachten der spijsvertering in wanorde, dan passen de middelen n0. 212, 213 en voornamelijk 214. Is de algemeene zwakheid zeer groot, dan geve men de mineraalzuren, vooral de gekruide zure tinctuur (in de apotheek onder dezen naam te verkrijgen, 30—40 droppels Smaal daags in een half glas water te nemen, en daarna de tanden met magnesia te poetsen), of door middel n0. 300, en wanneer de spijsvertering krachtiger geworden is, het koude afgietsel der kina (zie n0. 301), en eindelijk den staal wijn n0. 302. Heeft de lijder eene groote geneigdheid tot bloedvloeiingen, dan drinke hij eenige weken lang de aluinwei (zie n0. 239). By sterke bloedingen zei ven geve men alle 3 uren 10—20 grein fijn gestooten aluin met suiker. Is het tandvleesch van een slechte hoedanigheid, dan best rijke men het met stroopje n0. 303, en zoo zich zweren aan het tandvleesch of in den mond vormen, bevochtige men deze verscheidene malen daags met citroenzuur; baat dit niet, dan bediene men zich van het mondwater n'. 304, of van het vocht nc. 305. Tegen den kwaden reuk uit den mond bediene men zich van het mondwater n0. 306, of van de myrrhe-tinctuur. Wanneer dit middel den kwaden reuk niet verdrijft, wordt deze ten minste door het middel nc. 307-voor eenigen tijd verborgen. Ten einde uitwendige scheurbuikachtige zweren te genezen bediene men zich van versch geraspte gele peen of van een afkoooksel van kina- of eikenbast als pap, die dikwyls vernieuwd moet worden,

§ 176. Geelzucht. Deze ziekelijke toestand bestaat in een ophooping van gal in het bloed en de overige sappen des lichaams en te gelijk, ten minste in de meeste gevallen, in een gebrek aan gal in het darmkanaal. Men herkent de ziektezeer spoedig aan de gele tint van de geheele oppervlakte des lichaams. die eerst in het wit van het oog ontstaat en van daar in verschillende schakeeringen zich verder verspreidt. De urine wordt donker en kleurt het ingedoopte linnen of papier roodachtig geel. De neiging tot verstopping is altijd aanmerkelijk, en de ontlaste drekstoffen zijn hard, grijs of wit, in eenige gevallen papachtig als vliermoes. Hierby komen dan nog stoornissen in de spijsvertering, spanning en opzetting van de maag, winderigheid, zuur, verslijming, gebrek aan eetlust, misselijkheid, spanning.

25*

-ocr page 408-

388

drukking, opgezetheid, somtijds ook pijn in de lever en de bovenbuikstreek.

De oorzaken der geelzucht zijn zeer verschillend; nu eens berust zij op een ontstekingachtigen toestand der lever en dunne darmen, dan weder op eene prikkeling der lever, verwekt door gemoedsaandoeningen, b. v. toorn, ergernis, enz. door overlading der maag, door verharde en opgehoopte drekstoffen in de darmen door verkoeling (vooral door koud drinken by een verhit lichaam), door hevige braak- en purgeermiddelen, en eindelijk door kramp (vooral by hysterischen). Voorts ontstaat zij ten gevolge van ingeklemde galsteenen en ziekelijke veranderingen in de zelfstandigheid der lever, en eindelijk is alleen zwakte van dit gedeelte des ingewands de oorzaak der geelzucht.

Op zich zelve is de geelzucht geen gevaarlijke ziekte. Zoo men de oorzaken, die ze hebben doen ontstaan, gemakkelijk uit den weg ruimen kan, dan heeft men niets van haar te vreezen; liggen echter ongeneeslijke verhardingen en andere ontaardingen der ingewanden ten grondslag, dan is de afloop dezer ziekte altijd zeer twijfelachtig.

Wanneer eene leverontsteking, zij moge snelverloopend of sluipend van aard zijn, de oorzaak der geelzucht is, herkent men dit aan de teekenen dezer ontsteking (zie§ 94). De behandeling van dezen toestand is dan echter ook geheel dezelfde als bij de eenvoudige leverontsteking. Zij is moeilijker te herkennen, wanneer eene ontsteking, of ook slechts een ontstekingachtige prikkeling van de imcendige huid der maag of de)' dunnen darmen eene geelzucht ten gevolge heeft. De wijze, waarop de ziekte zich ontwikkelt, geeft alsdan het meeste uitsluitsel. Een mensch verhit zieh en drinkt een groote hoeveelheid koud water; na eenige uren gevoelt hij zich ongesteld, hij begint te rillen, is misselijk, heeft dorst en de verschij nselen eener galkoorts (zie § 60) duren 2—3 dagen, totdat de lyder 's morgens bij het ontwaken geheel geel ziet. Of iemand eet 's avonds onverteerbare dingen, tegen den morgen heeft hij dorst of neiging tot braken en na 1—2 dagen heeft hij de geelzucht. Deze koortsachtige. ongesteldheid 2—3 dagen vóórdat de geelzucht verschijnt, is het zekerste teeken waaruit men de met de geelzucht gepaard gaande darmontsteking kan vermoeden. Er zijn twee soorten van deze geelzucht; de eene gaat met lichte voorbijgaande verschijnselen gepaard en verdwijnt zeer spoedig van zelve; de andere echter is uiterst hevig en kan zelfs doodelijk worden. Het verloop van den gevaarleken vorm dezer geelzucht heeft op de volgende wijze plaats. Na het drinken van koud water bij een verhit lichaam, of na het gebruik van onverteerbaar voedsel is de lyder 2—3 dagen vóórdat de geelzucht verschijnt, ongesteld. Hij heeft dorst.

-ocr page 409-

389

is misselijk, toont neiging tot braken en heeft gebrek aan eetlust; hij klaagt over brandende hitte in de maagstreek, en drukking op deze is hem zeer pijnlijk; de stoelgang is verstopt, de urine zeer gekleurd, de krachten zgn verdwenen, de lijder klaagt over duizeling, voelt zich geheel verstompt, is knorrig en zucht bestendig. In het begin is er altijd meer of minder koorts aanwezig, in eenige gevallen verdwijnt zij na 2—3 dagen, in andere duurt zij langer, hetwelk echter als een kwaad teeken beschouwd moet worden. Ook de afwisseling van de meer of minder gele tint der huid is hier een ongunstig teeken. De lijder is aan het bed gebonden, en al klaagt hij ook over niets anders dan over een doffe pijn bij drukking op de maagstreek, zoo wordt hij toch niet beter Hg zegt wel, dat het beter met hem is, maar hij blijft loom, traag, verdrietig, krachteloos en zonder eetlust. Hier is de stoelgang dikwijls als in de gezonde dagen. quot;Wordt de pols zeer langzaam, dan is dit een kwaad teeken. Somwijlen bemerkt men een lichten graad van glen en zenuwhuppeling, waarop dan zeer dikwijls een hoogst gevaarlijke slaapzucht volgt. Het is hier van het uiterste ge wig*, om den toestand bijtijds te herkennen en hem dan als een sluipende darm- en maagontsteking (zie § § 90 en 91) te behandelen.

Wordt de geelzucht door galsteenen te weeg gebracht, dan ontstaat er plotseling hevige pijn, een gele huidkleur en gebrek aan gal bij de ontlastingen door stoelgang, zonder dat algemeene stoornissen der gezondheid zyn voorafgegaan. Ook is de pijn in de streek der lever veel heviger dan bij leverontsteking. Tusschen deze aanvallen van hevige pijn heeft de lijder tusschenpoozen van volkomen rust. Op andere tijden duurt een knagend gevoel op de plaats, waar de pijn geweest is, aanhoudend voort. Somtijds duurt deze toestand zeer lang, en evenwel volgt de genezing. Komt er koorts bij, dan is dit een kwaad teeken, want het toont ontsteking aan, die hier altyd hoogst gevaarlek is.

De behandeling dezer soort van geelzucht bestaat in het volgende : om te voorkomen, dat er geene ontsteking bykome, en om de krampachtige spanning te verdrijven, waardoor de steen in het afvoerkanaal van de galblaas wordt vastgehouden, moet men, wanneer de krachten het veroorloven, eene ader openen of ten minste IE—20 bloedzuigers op de pijnlijke plaats van den onderbuik zetten. Bovendien passen lauwwarme halfbaden van melk en zeep en zemelen (zie nc. 82), pyn- en krampstillende pappen (zie n0. 106) en inwrijvingen (zie n0. 256 of n0. 64), weekmakende lavementen (zie n0. 152) en krachtig op het darmkanaal werkende purgeermiddelen (zie nu. 85), en daarop de poeders n0. 117. liet deze behandeling moet men nu zoo lang voortgaan, totdat met het ophouden der pijnen geelgekleurde,

J

-ocr page 410-

390

derhalve galachtige stoelgangen volgen, want eerst dan is de steen ontlast, en de ziekte ten minste eenigen tijd opgeheven. Doorgaans bevinden zich namely k verscheidene zulke steenen in de galblaas, die dezen toestand altijd weder opnieuw kunnen te voorschijn roepen. Om dit te verhoeden dient men de gal-steenen geneeskundig te behandelen.

Ontaardingen, in de zelfstandigheid der lever, zooals de bovenmatige vergrooting, de spekachtige ontaarding, kanker in de lever, zyn dikwijls de oorzaak van eene hardnekkige geelzucht, die echter bij de ongeneeslijkheid van de oorspronkelijke kwaal geen uitzicht op genezing toelaat. Ook na wisselkoortsen vertoont zich dikwijls de geelzucht, wier behandeling op bladz. 116 opgegeven is.

Bij de krampachtige geelzucht ontbreken de boven opgegeven verschijnselen van een ontstekingachtigen toestand. Zij gelijkt wel eenigermate op de boven beschreven soorten dezer ziekten, maar onderscheidt zich van deze door twee omstandigheden; vooreerst wordt de pyn door drukking hier verzacht, terwijl zij daar aanmerkelijk toeneemt, en ten tweede verschijnt hier de aanval nog plotselinger en onverwachter dan daar. By de geelzucht door galsteenen heeft namelijk de zieke een zekeren graad van pyn en onaangenaam gevoel, vóórdat de hevige storm losbreekt; by de krampachtige geelzucht echter vertoonen zich de verschynselen op eenmaal en onverwacht. De ziekte gaat overigens ook met andere hysterische verschijnselen en krampen gepaard en daarom wordt ook heldere urine geloosd. Zij komt inzonderheid bij hysterische vrouwen en bij hypochondrische, zenuwachtige personen voor en ontstaat vooral ten gevolge van plotselinge hevige gemoedsaandoeningen, of van het gebruik van moeilyk te verduwen voedingsmiddelen. Dikwijls eindigt zij met het loozen van veel winden naar onderen en naar boven.

Eerst werke men hier door 10—15 droppels kolokwinten-tinctuur op het darmkanaal, dan geve men lavementen van am foetida (zie n0. 165), en daarop de droppels nquot;. 167.

Zoo de bovengemelde oorzaken der geelzucht niet bestaan, dan passen de middelen nr'. 308 en 309. Zijn deze niet toereikend, dan geve men de aloë (zie n0. 157). Bij grootere hardnekkigheid der kwaal kan alleen nog de geneesheer hulp verleenen.

§ 177 Klierziekte. Evenals bij de scheurbuik, zoo kan men ook bij de klierziekte twee verschillende toestanden onderscheiden ; namely k den aanleg tot deze ziekte en de ontwikkelde ziekte zelve.

De aanleg tot klieren wordt óf door de ouders op de kinderen overgebracht, want byna altijd hebben klierachtige ouders

-ocr page 411-

391

ook klierachtige kinderen, óf de aanleg is aangeboren ten gevolge eener verzwakte gezondheid der ouders; vandaar dat ouders, die aan de venuskwaal lijden en daarom veel kwik genomen hebben, bijna altijd op een klierachtige nakomelingschap kunnen rekenen. In latere levenstijdperken wordt niemand klierachtig, die niet van kindsbeen af den aanleg daartoe bezeten heeft. Kinderen met dezen aanleg hebben een met het overige lichaam ongeëvenredigd groot hoofd, en vooral vertoont zich het achterhoofd dikwijls wanstaltig groot; daarentegen is het voorhoofd smal en klein, de slapen zijn als ingedrukt, de kaken wijd en breed en de hals kort en dik. Zulke kinderen zijn doorgaans blond, hunne huid is glad, wit en zacht, zij hebben schoone, groote, blauwe oogen, maar deze zijn mat en zonder uitdrukking, bijna altijd is de pupil zeer verwijd. Het gezicht is opgezet, dikwijls bloeiend rood, dikwijls echter ook bleek en ziekelijk. De bovcalip en neusvleugels zijn dik en opgezwollen; het lichaam is volsappig, vleezig, maar het vleesch niet hard, doch slap en week. De onderbuik is dik, in het begin nog wel niet hard, maar bij een zeer geringe aanleiding wordt hij belangrijk opgezet.

Ook aan de kleine onpasselijkheden, waaraan zulke kinderen buitengemeen dikwijls onderhevig zijn, kan men den teringach-tigen aanleg herkennen. — Zij lijden dikwijls aan hoest en verkoudheid in het hoofd, waarby dan altijd een sterke slijmont-lasting plaats heeft, insgelyks aan neusbloeden en onregelmatigheden in den stoelgang, die zelden behoorlijk gekleurd, maar meestal groenachtig, als gehakt en slijmig is. Met zelden is het afgaan van wormen en wormslijm, en dikwijls aanvallen van koliek en kramp daarmede gepaard. Zij lijden dikwijls aan winden (van daar de opgezetheid van den onderbuik) en aan zuur in de maag; menigmaal is de eetlust verminderd, daarentegen bestaat er dikwijls groote vraatzucht en begeerte naar grove meelspijzen (die hun steeds hoogst schadelijk zijn), naar roggebrood, roggemeelkoeken, enz. Loopende ooren, ontvellingen achter de ooren, aan den hals en tusschen de beenen, bij jonge meisjes een soort van witten vloed, by knapen een uitvloeiing uit den pisbuis, alsmede huiduitslagen van allerlei aard zijn by zulke kinderen dikwijls voorkomende verschijnselen.

Bij dezen aanleg ontwikkelt zich het lichaam langzaam en onregelmatig. De beenderen van het hoofd willen zich niet sluiten, de tanden komen laat en niet in behoorlijken orde te voorschijn, en eerst laat leeren zulke kinderen spreken en loopen. Daarentegen ontwikkelen zich de geestvermogens zeer vroeg en snel. Zij toonen daarom een vroegtijdig, dikwijls hoogst verrassend verstand. Maar ook de geslachtsdrift ontwaakt buitengemeen vroeg en geeft aanleiding, dat zulke kinderen zich

-ocr page 412-

392

reeds in de vroegste jaren aan zelfbevlekking beginnen over te geven.

Opzwelling der klieren is het eerste en voornaamste teeken der ontwikkelde klierziekte. Gewoonlijk ontstaan deze opzwellingen het eerst aan den hals, onder de kin en in den nek, en later onder de oksels, in de lies en aan alle overige deelen des lichaams. In den beginne zijn deze gezwellen niet zichtbaar en kunnen slechts door het gevoel ontdekt worden , daar zij de grootte eener erwt niet overschrijden en daarom onder de huid verborgen blijven. Dikwijls vindt men geheele rijen van zulke kleine gezwellen als aan een snoer geregen. Later bereikten zij de groote eener walnoot of ook wel die van een hoenderei en kunnen zij groote wanstaltigheden veroorzaken. Men wachte zich evenwel om in de kindsche jaren elk kliergezwel terstond voor een verschijnsel der klierziekte te honden, want zulke kliergezwellen ontstaan hier lichtelijk uit geheel andere oorzaken, b. v. ten gevolge van het tandenkrijgen, van den groei, of door de prikkeling van verscheidene aanstekende stoffen, zooals: pokken, mazelen, roodvonk, of door plaatselijke ontsteking. Slechts die opzwelling der klieren, welke bij de beschreven klierachtigen aanleg te voorschijn komt, is van klierachtigen aard; waar echter geen teeken van dezen aanleg aanwezig is, is dit dan ook nooit het geval. Deze klierknobbels worden niet alleen op de oppervlakte des lichaams waargenomen, maar zij verschijnen ook op inwendige deelen, vooral in het ingewand, later op de longen en andere deelen. Voornamelijk zijn het de ingewandsklieren, die hier dikwijls en in groote menigte aangetast worden. De onderbuik wordt dan opgezet en altijd dikker en harder, en eindelijk is hij bij het aanvoelen geheel knobbelig, terwijl de verharde klieren somtijds de grootte eener hazelnoot bereiken.

Een ander teeken der klierziekte, dat bijna nooit ontbreekt, is een eigenaardige oogontsteking, die zich door den hoogsten graad van lichtschuwheid, door tranenvloed en door het aaneenkleven der oogleden bijzonder onderscheidt. Reeds het dikwijls verschijnen van kleine oogzweertjes (strontjes) is eene gewone kwaal van klierachtige personen. Bovendien moet men menigvuldige ontstekingen van den neus, slijmvloeden uit de ooren en uit andere deelen, huiduitslagen van verschillenden aard, vooral echter het hoofdzeer en nattige schurft aan den neus, den mond en achter de ooren als gewone bijkomende verschijnselen der klierziekte beschouwen. By een hoogen graad der klierziekte ontstaan hardnekkige zweren, beengezwellen en beeneters, ja in het ergste geval kan het leven door uittering, longtering, waterzucht (inzonderheid door hoofdwaterzucht) in gevaar gebracht worden. Grewoonlijk neemt echter de ziekte zulk een

il

■ I

I

t

■t

p :i II k\

,

f.j |r

lt;tr

-ocr page 413-

393

ongunstige wending niet, maar zij verschijnt doorgaans na voltooiden wasdom en bij het intreden der geslachtsrijpheid van zelve, en zoo dit al niet- geschieden mocht, dan breidt zich de kwaal ten minste niet meer verder uit; zij vergezelt dan echter den lijder door zijn geheele leven en mengt zich in alle andere ziekten, die hem mochten aantasten.

De klierziekte komt somtijds reeds in de eerste jaren, doch gewoonlijk eerst in het tweede of derde levensjaar tevoorschijn en wel ten gevolge van toevallige oorzaken, die met eene bijzondere hevigheid op het teedere kinderlijke lichaam werken, b. v. door uitwendige beleedigingen, het tandenkrijgen, door een heete koorts, vooral door hevige huidziekten, zooals; pokken, mazelen, roodvonk, zelfs door de koepokken. Dikwijls blijft ook de aanleg rusten tot op den tijd der beginnende geslachtsrijpheid en ontwikkelt zich dan tot eene volledige klierziekte. Het voorjaar en het wassen der maan hebben op de verergering der verschijnselen in deze ziekte een onmiskenbaren invloed.

Het is zeer merkwaardig, dat de klierziekte óf nu eens meer de uitwendige klieren, de huid en over 't algemeen de uitwendige deelen, óf meer de inwendige deelen, de onderbuiksingewanden, de longen, de hersenen, de beenderen aantasten, waarbij men dan weinig of in het geheel geene uitwendige klierachtige ziekteverschijnselen waarneemt. Daarom is het uitgemaakt, dat men de klierachtige huiduitslagen niet mag verdrijven, maar dat men ze als eene weldadige uitwendige afleiding der ziektestof moet beschouwen, waardoor de inwendige edele deelen van groot gevaar bevrijd worden.

Zooals wij boven reeds zeiden, ontstaat de ziekte het eerst door klierachtige ouders, waarom men niet zelden ziet, dat een geheele familie daaraan lijdt; maar ook ouders, die door uitspattingen of hoogen ouderdom zeer verzwakt zijn, of aan de venuskwaal lijden, verwekken niet zelden kinderen, die reeds van de geboorte af klierachtig zijn. Bovendien worden echter de klierziekten nog door zeer verschillende omstandigheden veroorzaakt. De voornaamste zijn:

Een ondoelmatige voeding der kinderen; in de vroegste jeugd een te vette, oude, ongezonde melk van de min of de moeder, die de zuigeling niet verduwen kan en waarbij het niet groeit en het bestendig aan kolieken, diarrhee, verstopping, sterk melk-braken, zuur in de maag lijdt; dikwijls zelfs alleen de overvoeding met een anders gezonde moedermelk, vooral tengevolge der kwade gewoonte van vele zoogende vrouwen, om het kind gedurende den nacht aan de borst te laten slapen; de kunstmatige voeding der zuigelingen, vooral wanneer dit niet met de grootst mogelijke zindelijkheid cn zorgvuldigheid geschiedt;

-ocr page 414-

394

een te snelle overgang van het gebruik van moedermelk tot een meer vaste en krachtige voeding; in den lateren kinderlijken leeftijd het te menigvuldig gebruik van stijfselhoudende meelpappen, roggemeelkoeken, aardappelen, peulvruchten, en roggebrood met boter besmeerd. Maar ook gezonde voedingsmiddelen, wanneer men ze te rijkelijk toedient en alzoo de spijsvertering dikwijls verstoort, kunnen de aanleiding van klierziekten worden. Het misbruik van warme dranken, van koffie, thee, bovenal echter de schadelijke gewoonte om den kinderen jenever te geven, doen deze ziekte te voorschijn komen.

Als oorzaken van klierziekten kunnen verder beschouwd worden: donkere, enge, bedompte en vochtige kinderkamers, onzindelijkheid, gebrek aan versche lucht, veel zicten en gebrek aan lichaamsbeweging, te vroege inspanning van den geest, een onverstandige tirannieke wijze van opvoeding, zelfbevlekking, vooral in de jongere jaren, het te warm en weekelijk houden der kinderen, maar ook een te onverstandig verharden door ijskoude baden en de geringe bedekking des lichaams. Vele geneeskundigen beweren, dat Let te vroeg afknippen der haren bij kinderen noodzakelyk de klierziekte moet verwekken, maar dit is volstrekt niet genoegzaam bewezen; het laat zich echter niet loochenen, dat het ontijdige afknippen van het haar bij kinderen hoogst nadeelige gevolgen na zich kan sleepen.

Indien men de oorzaken dezer ziekte kent, dan weet men ook, hoe men ze verhoeden kan, en wanneer zij zich reeds begint te vertoonen, hoe men haar nog kan bestrijden. Geneesmiddelen helpen hier niets, wanneer de ondoeltreffende wijze van opvoeding en al het andere verkeerde bij de opkweeking van het kind voortgezet wordt. Slechts bij doeltreffenden leefregel en verzorging is de klierziekte te genezen en dan nog wel zeer dikwijls zonder geneesmiddelen, vooral wanneer zij nog geene te groote vorderingen gemaakt heeft. Nooit moet hier echter meer zorgvuldigheid, en dat wel reeds van de geboorte des kinds af, aan-{•ewend worden, dan wanneer de vader of de moeder zelf vroeger aan klierziekte hebben geleden, of wanneer een van beiden, of beiden te gelijk oud en door ouderdom of ziekten of door uitspattingen verzwakt zyn, want in dat geval is ten stelligste aan het kind reeds in de kiem de aanleg tot deze ziekte medegedeeld.

De moeder van zulk een kind moet geheel gezond zijn, anders moet men zorg dragen, dat men een goede min krijgt, hetwelk een des te noodzakelijker vereischte is, wanneer de moeder zelve reeds vroeger klierachtig was. By het kiezen der min zoeke men, als het mogelijk is, een zoodanige te vinden, die een lichaamsgestel heeft, hetwelk geheel en al aan den klier-

-ocr page 415-

395

achtigen aanleg tegenovergesteld is; van daar geene opgezette, vleezige blondine met zachte huid, maar een stevige, meer magere dan zwaarlijvige brunette. Oude minnen, of die vroeger dan de moeder kinderen ter wereld gebracht hebben, deugen voor zulke kinderen volstrekt niet. De zoogende- vrouw moet alle geestrijke dranken, alsmede alle zware, moeilijk te verteren spijzen, vooral zure en winderigheid veroorzakende, vermeden; zij neme daarbij beweging, wachte zich voor hevige opwekking der hartstochten en onthoude zich van den bijslaap. Zoo dikwijls men het kind aan de borst legt, moet het nooit meer drinken dan de zwakke kindermaag kan verdragen, ten einde het menigvuldige braken der jonggeborenen, dat voornamelijk door overlading ontstaat, te voorkomen. Men geloove echter niet, dat men eene weldaad aan het kind doet, wanneer men het zeer lang, tot soms over het jaar, laat zuigen. Het kind moet ook, terwijl het nog aan de borst is, slechts langzamerhand aan ander voedsel gewend worden, maar niet aan meelpappen. Dunne pap van beschuit of dun gerstewater treft hier het best het doel. Men neme altijd een bepaalde orde in acht bg het toedienen van voedingsmiddelen Men geve het kind dagelijks vijfmaal te eten, en tusschen deze maaltijden mag het volstrekt niets anders hebben. Een kind, dat den geheelen dag eet, den geheelen dag ten minste eene broodkorst in de hand heeft, kan niet gezond zijn en kan daardoor alleen tot klierziekte vervallen. Bij oudere kinderen diene men vleeschnat met lichte groenten, vooral met wortelen, peterselie, scorsonee-ren, later gevogelte, lamsvleesch, wildbraad, en zelfs rundvleesch toe. Tot drank geve men zuiver water, licht bier en vooral eierwater (een dooier in 2 pond water omgeschud, met een weinig keukenzout en suiker). Is er diarrhee aanwezig, dan geve men broodwater met den dooir van een ei By niet één klierachtig kind mag het gebruik van de eikelkoffie verzuimd worden; zij versterkt de spijsvertering en lost menigmaal de harde knobbels in den onderbuik op.

Eene zuivere drooge lucht is een hoofdvoorwaarde ter genezing. De lijder moet zooveel als mogelijk is in de open lucht zyn, alleen bij ontstekingen mag hierop eene uitzondering gemaakt worden; hij vermij de een vochtige woning en de benedenverdieping, en wone zoo mogelijk aan de zuidzijde Vooral moet de kinder- of slaapkamer zeer luchtig en zindelijk gehouden worden.

Ten opzichte der zindelijkheid kan men hier niet te ver gaan en niét oplettend genoeg zyn, daar klierachtige kinderen uithoofde van hunne zwakte zich langer dan andere bevuilen. Men wassche het geheele lichaam tweemaal daags met frisch

-ocr page 416-

396

schoon water, waarbij men het met flanel kan wrijven. Benevens dit aanhoudend wasschen moet men het kind ook dikwijls een bad geven; in het begin kan het daartoe dienende water zoglauw zijn, maar na het doorbreken der tanden neme men het gedurig kouder, totdat men eindelijk geheel koud water daartoe neemt. Verder moet het kind eiken dag verschoond, het bed goed omgeschud, gelucht en dikwijls van versche lakens voorzien worden. Het goed uitwasemen van het linnengoed voor men het aantrekt is zeer voordeelig. Veeren bedden deugen hier niet; een matras met stroo of zeegras, behoorlek met lakens bedekt, is hier het beste, want het is zacht en weinig kostbaar, waarom men het dikwijls vernieuwen kan. Anders zijn matrassen met paardenhaar, mos of gehakt stroo gevuld ook voldoende.

Lichaamsbeweging is een der voornaamste middelen om de klierziekte te voorkomen en te genezen. Kleine kinderen, die aan ongesteldheid der beenderen lijden en niet kunnen loopen, late men veel in de open lucht dragen; men drage zorg bij de kleinen de vrije beweging en het gebruik hunner ledematen niet door een stijve kleeding of sterke omzwachteling te belemmeren; grootere kinderen late men zoo mogelijk den geheelen dag in de open lucht spelen en rondloopen; later echter zullen gymnastische oefeningen, zwemmen, enz. voor hen van groot nut zijn.

quot;Wat de geneeskundige behandeling der klierziekte betreft, zoo zoeke men bij zwakkelijke lichaamsgestellen en stoornissen in de spijsvertering steeds op versterking te werken door de wijnachtige rhabarbertinctuur (.|—2 theelepels 2—3maal daags), door het lang voortgezet gebruik van thee van walnotenbladeren en door versterkende baden, bestaande uit kalmuswortel, duizendblad, meekrap; bij krachtiger lichaamsgestellen en ongestoorde spijsvertering is het aanhoudend gebruik van levertraan, 2 eetlepels daags, zeer nuttig; in weerwil van den onaangenamen smaak gewennen vooral de kinderen zich er spoedig aan.

§ 178. Engelsche ziekte. Knobbelziekte. Deze kwaal ontstaat, wanneer de klierziekte de beenderen aantast. De eerste kenteekenen zijn: de kinderen leer en eerst laat en onvolkomen staan en loopen, de beenderen zijn aan de gewrichten opgezet, vooral het handgewricht; in het verder verloop kromming der beenderen, vooral der scheenbeenen, van het borstbeen, der ribben (vandaar aamborstigheid), van de ruggegraat; opzetting en misvorming der beenderen, dikwijls van het geheele lichaam, inzonderheid van het bekken, vandaar een hinkende, waggelende gang; gewoonlijk zijn de geestvermogens vroegtijdig en sterk ontwikkeld.

-ocr page 417-

397

De ziekte verdwijnt dikwijls van zelve met de ontwikkeling en den wasdom van het lichaam By de hoogere graden blijft de kromming van de ruggegraat, de voeten, het borstbeen en de ribben bestaan en is de lijder gedurende zijn geheele leven kreupel en misvormd.

De geneeswijze der engelsohe ziekte is als die der klieren, vooral ten opzigte van den leefregel. Bovendien zgn mout en zoutbaden met kalmnswortel versterkt en het wasschen van den rug met jenever of mierenspiritus zeer nuttig. Inwendig is vooral het ijzer goed (zie n0. 310). Is het kind verstopt, dan voege men 2 grein rhabarber bij dit poeder. Van zeer voortreffelijke werking is hier ook de levertraan, 's morgens en 's avonds een theelepel.

§ 179. De jicht De jicht wordt dikwijls met rheumatiek verwisseld en omgekeerd. Maar het rheumatiek ontstaat door uitwendigen invloed en gaat binnenwaarts, terwijl de jicht daarentegen in het inwendige des lichaams gevestigd is en zich naar buiten vertoont. Het rheumatismus stoort den eetlust en de spijsvertering niet, de jicht daarentegen doet dit altijd. By het rheumatismus blijven de beenderen gezond, vast en sterk, bij de jicht worden zij brokkelig en week. De jicht zit wel dicht bij de gewrichten, maar niet midden op het spiervleesch; daar openbaren zich echter ook dikwijls rheumatische pijnen. Het koortsachtige rheumatismus verschiet en het koortslooze zit vast, terwijl by de jicht het omgekeerde het geval is. Eheumatiek wordt gewoonlijk volkomen genezen, by de jicht gelukt dit slechts zelden. Daarom is 't het best de jicht te vermijden, hetwelk echter op geene andere wijze geschieden kan dan door het vermijden der oorzaken, van welke wij weten, dat zij in staat zijn deze ziekte voort te brengen. Boven alles behoort hiertoe buitensporigheid in het eten en drinken, gepaard met lediggang, vooral het overmatig gebruik van wijn, inzonderheid van zuren wijn; uitspattingen in de liefde, vooral wanneer na lang voortgezette buitensporigheden een plotselinge onthouding in hare plaats treedt, en in 't algemeen ook plotselinge overgang van ontberen en vasten tot overvloed en van inspanning tot ledigheid. Maar ook de geheel tegenovergestelde oorzaken kunnen de jicht verwekken; groote ontbering by ingespannen arbeid, aanhoudende ongemakken in de open lucht, dikwyls herhaalde verkoeling en doornat worden, vandaar een koude vochtige streek, eene vochtige woning, werkzaamheden in het water (wasschen, enz.). Onderdrukte gewone bloedvloeiingen zijn een menigvuldige oorzaak der jicht, vooral van onderdrukte aambeien en het uitblijven der maandzuivering, waarom vrouwen dikwyls eerst na dit tydstip jichtig worden.

-ocr page 418-

398

Onloochenbaar heeft de erfelijke aanleg een grooten Invloed op het ontstaan dezer ziekte en kan deze in zulke gevallen dan zelfs reeds in de kindschheid te voorschijn komen.

Eiken regelmatigen jichtaanval moet men als een heilzame poging der natuur beschouwen, om de in het lichaam opgehoopte jichtstof daaruit te venvijderen, en men moet daarom alles vermijden, wat de natuur daarin zou kunnen verhinderen. Purgeermiddelen en bloedaftappingen van allerlei aard, alsmede zweetmiddelen of opium moet men hier volstrekt afkeuren, daar zy den lijder slechts nadeel toebrengen, zoodra de koorts niet te onstuimig is, en de pgnen niet al te zeer de overhand nemen. Men heeft alsdan niets anders te doen, dan door spaarzame waterachtige spijzen te verhoeden, dat de koorts niet vermeerderd worde, en de uitwaseming der lijdenue deelen door het omwikkelen van flanel, gewaste taf, watten, vlas, het best door eenen bos versche kamwol te bevorderen, en eiken nadeeligen invloed van buiten te weren. Alle andere uitwendige middelen zijn gevaarlijk en kunnen lichtelijk het naar-binnen-slaan der jicht op edele deelen veroorzaken. Door plaatselijke bloedaftappingen vermindert men wel de pijn en de ontsteking, maar de jicht zelve wordt daardoor te hardnekkiger, duurt altijd langer en laat dan zulk een zwakte der aangetaste deelen achter, dat zij by na onbruikbaar worden. Ook inwendige geneesmiddelen zijn dan geheel overtollig en kunnen meer schade dan nut aanbrengen. Slechts in de volgende gevallen heeft men het recht, om van deze eenvoudige handelwijs af te wijken.

1. Wanneer de ontsteking en de koorts buitengemeen hevig zijn en de lijder daarbij zeer volbloedig en sterk gebouwd en het aangetaste deel zeer rood en heet is. Hier geve men in den eersten tijd den salpeter (zie n0. 23) en na eenige dagen den salammoniak (zie nquot; 26). Veroorzaakt de hevigheid der ontsteking zeer zware pijnen, dan kunnen in de nabijheid van het lydende deel met groot voordeel eenige koppen gezet worden. Of men den lijder onder deze omstandigheden moet aderlaten, kan slechts de ingeroepen geneesheer bepalen; het is zelden noodig en dikwijls zeer gevaarlijk, want zeer licht ontstaat daardoor de waterzucht.

2. Vertoonen zich duidelijke teekenen van gastrische vuile stoffen, gepaard met onmiskenbare pogingen der natuur, om die naar boven of onderen te ontlasten (zie § 102), dan diene men naar omstandigheden braak- of purgeermiddelen toe, waardoor de lijder zich dan buitengemeen verlicht zal gevoelen. Daar echter, waar deze teekenen niet stellig aanwezig zijn late men elke ontlasting van dien aard achterwege, want er kunnen hoogst ernstige gevolgen, zelfs een gevaarlyk naar-binnen-slaan der jicht uit geboren worden.

-ocr page 419-

399

3. Bij ongemeen hevige pijnen zonder teekenen eener belang-rijke ontsteking, veel meer bij een zenuwaclitigen en krampachtigen toestand, make men een dunne zalf van bilzenkruid-extract met water; men legge die lauwwarm op, en inwendig neme men 's avonds het poeder n0. 162, of 8—10 grein Doteer''s poeder met evenveel suiker.

4. Houdt de koorts wel op, maar blijven de plaatselijke ongesteldheden en vooral de pijn onveranderd achter, dan heeft de natuur geen kracht genoeg gehad om de ziektestof volledig af te scheiden; men geve dan het guajak (zie n0. 311), zoodat dagelijks twee breiachtige stoelgangen volgen. Aan oude jicht-lyders geve men 30, 40, 60 droppels barnsteenzuren geest van hertshoorn in een kopje thee van lindebloesem, en is dit alles niet toereikend, dan moet men den geneesheer om raad vragen.

Is de jicht plotseling naar binnen geslagen, dan kunnen hoogst gevaarlijke inwendige ontstekingen met hevige koorts, daaruit ontstaan. De hoofdzaak blijft hier altijd, de jicht weder naar buiten te lokken. By hevige koorts en zeer ontstekingachtige toevallen moet men terstond aderlaten, en in 't algemeen een ontstekingwerende handelwijs volgen. Op de plaats, die de jicht verlaten heeft, legge men een mosterdpap en op het thans aangetaste deel een spaansche-vliegpleister, en wanneer de hevige aanval der koorts verminderd is, diene men inwendig kamfer toe (zie n0. 119).

Bij de hoofdjicht, een der gevaarlijkste en pijnlijkste verplaatsingen der jicht, werkt niets zoo spoedig en zeker dan het aanzetten van bloedzuigers, het gebruik der poeders n0. 312 en een fitsel in den nek. Bij plotseling ontstane jicht in de maag moet behalve de bloedaftappingen terstond een fitsel op de maagstreek gezet worden

Om de wederinstorting te verhoeden en de na menigvuldige jichtaanvallen achtergebleven ongesteldheden, en vooral de ineenkromming der ledematen te verwijderen is er geen heerlijker middel dan de aanwending van het koude water onder het opzicht van een in de watergeneeskunde wel ervaren arts, die trouwens slechts zelden gevonden wordt.

§ 180. quot;Wormziekte. In alle ingewanden des lichaams, in de lever, de longen, de nieren, in de baarmoeder, de pisblaas, ja zelfs in de hersenen, in de oogen, enz. worden verschillende soorten van wormen aangetroffen, maar de voornaamste plaats van hun ontstaan is het darmkanaal; hier vindt men ze het meest en in de grootste hoeveelheid, en van deze zullen wij dan ook slechts spreken.

Evenals men in het eerste levensjaar gewoonlijk alle ziekte-

-ocr page 420-

400

verschijnselen bij kinderen van dezen ouderdom op rekening van het tandenkrijgen scliuift, zoo hondt men na dien tijd de wormen voor de oorzaak van de meeste ziekten. Maar dit is op verre na niet zoo dikwijls het geval als men denkt, want zeer dikwyls zijn er wormen in het darmkanaal aanwezig, zonder dat zij de minste stoornis veroorzaken, en eerst dan, wanneer er een andere ziekte bijkomt, verlaten zij hunnen zetel en worden ontlast, waarbij men dan verkeerdelijk gelooft, omdat de wormen bij deze ziekte te voorschijn komen, dat deze toch de oorzaak van de ziekte moeten geweest zijn. Maar ook zonder afgang van wormen vermoedt men ze zeer dikwijls daar, waar zij aan de ongesteldheid der kinderen niet het minste deel hebben, ja, waar zij zelfs in het geheel niet aanwezig zijn. Deze dwaling is echter geenszins onverschillig, want terwijl men alsdan zijn geheel doelwit op het uitdrijven der wormen richt, ziet men de ware oorzaak der ziekte over het hoofd, men dient dan geheel ongepasts geneesmiddelen toe, en sticht op deze wijze dikwijls groot nadeel. Ook by meisjes en vrouwen wachte men zich bij ziekelijke verschynselen, die op die van wormen gelijken, terstond zijne toevlucht tot wormverdrijvende geneesmiddelen te nemen en die toe te dienen, want zeer licht kunnen dergelijke toevallen door de zwangerschap ontstaan. Ofschoon echter de wormen, wanneer zy stil blijven en niet in groote menigte aanwezig zijn, niet alleen stoornissen in de gezondheid veroorzaken, en zelfs daar, waar zy bij ziekelijke toevallen geloosd worden, niet altijd als oorzaken daarvan beschouwd moeten worden, zoo wijst toch hunne aanwezigheid altijd op een ziekelijken toestand van het vermogen der spysvertering, en steeds heeft men te vreezen, dat door hunne prikkeling deels velerlei hoogst gevaarlyke ziekten ontstaan, deels andere toevallig bijkomende ziekten daardoor buitengemeen verergerd kunnen worden.

Het is niet gemakkelijk de aanwezigheid der wormen in het darmkanaal te herkennen, vooral wanneer er niet reeds eenige, hetzij geheel, hetzij in stukken, geloosd zijn. Wanneer evenwel verscheidene van de volgende verschijnselen gelijktijdig aangetroffen worden, dan kan men met veel waarschij nlij kheid vermoeden, dat er wormen in het darmkanaal aanwezig zyn: een bleek gelaat, blauwe randen om de oogen, verwijding der pupillen, menigvuldige afwisseling der gelaatskleur, kwalijk riekende adem en vermeerderde afscheiding van het speeksel, vooral des morgens, en in nuchteren toestand misselijkheid, onregelmatige eetlust, geeuwhonger, dorst, dikwijls jeuken in den neus en op den rug van den neus, niezen, opgezette, niet harde onderbuik, buikpijnen in de navelstreek, neusbloeden, onrustige slaap met tanden-knersen, somtijds een met opspringen gepaarde slaap, liggen op

-ocr page 421-

401

den bnik, levendige droomen, die dikwijls in den wakenden toestand nog voortduren, ongewoon mager worden en neiging tot de meest verschillende kramptoevallen.

In het darmkanaal der menschen treft men het meest drie soorten van wormen aan, namelijk: 1. maden ofspringwormen; 2. spoelwormen en 3. lintwormen.

§ 181. Maden of springwormen, die zoowel by kinderen als bg volwassenen voorkomen, hebben de lengte van een halven duim en de dikte van een sterken draad garen. Den naam van springwormen hebben deze wormen van hunne beweging verkregen, die men dikwijls bij hen waarneemt, wanneer zij ontlast zijn; hun zetel is gewoonlijk in den endeldarm. De tegenwoordigheid dezer wormen vermoedt men, wanneer met de boven opgegeven wormverschy nselen zich een lastig jeuken, vooral des avonds, en een slymerige afgang uit den endeldarm vertoont. Bg meisjes hebben zulke verschynselen ook aan de geslachtsdee-len plaats en brengen daar door hunne kitteling kwade werkingen te weeg. Bovendien verwekken zy dikwyls hindernis by het wateren, persing tot stoelgang, schynbare aambeienongesteldheden en eene periodieke ontstemming des gemoeds en treurigheid.

§ 182. De spoelwormen. Zij hebben de lengte van 6—12 duim en geiyken zeer veel op regenwormen, Men vermoedt de tegenwoordigheid dezer wormen, wanneer de lyder bg vele andere worm verschy nselen ook over pynen omstreeks den navel, over hinderiyke bewegingen en een gevoel van knelling in deze streek klaagt. Hun gewone zetel is in de dunne darmen, doch somwyien kruipt ook zulk een worm in de maag en wordt dan door den strot uitgeworpen, maar dan verwekt hy gewoon-lijk lang vooraf walging en neiging tot braken, voordat het gelukt er van bevryd te worden.

§ 183. De lintworm. De worm is geleed, de kop is vier-zydig met een puntige zuigbuis of snuit, de hals is smal, bynaop een draad geiykende en gaat van lieverlede in altyd duideiyker, breedere en grootere leden over, waaruit het overige lichaam bestaat. Zyne lengte is zeer aanzieniyk, men heeft reeds op eenmaal stukken zien afgaan, die 80 (oude) ellen lang waren. Hier heeft de lyder het gevoel, alsof iets uit de linkerzyde plotseling opwaarts steeg tot in den hals en dan weder terugviel; tegelijk sehynt hem een klomp in een der beide zyden te liggen. In den bnik gevoelt hg golfachtige bewegingen en een bestendig zuigen en dikwijls klaagt hij over duizeling, kriebelen, doof worden, inslapen der vingers en teenen. Al deze kwalen houden echter eensklaps op, wanneer de lyder een slok brandewyn of alsem-extract gebruikt.

-ocr page 422-

402

Een te overvloedige en te krachtige voeding, waarbij nog veel in het darmkanaal achterblijft, dat niet in voedingssap veranderd is kunnen worden, of ook slechte kost, die door de maag niet behoorlek bearbeid worden kon, is de voornaamste oorzaak der wormziekte. Inzonderheid wordt in de eerste levensjaren het ontstaan der wormen door een gebrekkige voeding begunstigd, vooral door het gebruik van vele laffe, slijmerige, meelachtige voedingsmiddelen, van slecht brood, peulvruchten, aardappelen, enz. Maar ook vuil en onzindelijkheid, vochtige, bedompte woningen, een zittende levenswijs en het eten van veel suikergoed, geven aanleiding tot het ontstaan dezer woeker-dieren. De lintworm komt gewoonlijk tusschen het 10de en 40ste jaar te voorschijn. Hij ontwikkelt zich menigvuldiger bij de vrouwelijke kunne en wel bij voorkeur tegen den tijd der zwangerschap, na vroegtijdige bevallingen en kraambedkoortsen; zijne ontwikkeling wordt ook door slijmerig, vet en melig voedsel begunstigd. Dikwijls lijden de leden eener geheele familie, van de grootmoeders tot op de kleinkinderen, aan den lintworm; ook wordt hg dikwijls bij slachters, brouwers, en keukenmeiden aangetroffen, waartoe behalve de voeding het verblijf in vochtige donkere plaatsen, in den dampkring van pas geslachte dieren en het gebruik van slecht pompwater bijdragen. Zeer dikwijls vindt men hem ook bij personen, die dikwijls aan wisselkoortsen, of vroeger aan hoofdzeer of schurft geleden hebben.

§ 184. De wormziekte is wel op zich zelve niet gevaarlijk, maar bij kinderen belemmert zg altijd toch zeer veel hunne ontwikkeling en hun krachtigen groei. Bovendien geven wormen niet zelden aanleiding tot vrij belangrijke krampziekten, ware vallende ziekten, den Sint-Vitusdans, reehtstijvigbeid, kinnebakskramp, zelfs verlammingen, sprakeloosheid, zwarte staar, beroerte, die dan trouwens, wanneer men hare oorzaak, juist herkend heeft, gemakkelijker te genezen zijn, dan wanneer deze ziekten uit eenige andere oorzaak ontstaan. De werkingen der wonnprikkeling zijn niet altijd aanwezig; menschen kunnen wormen hebben en zich lang daarbij wel bevinden, en plotseling kunnen dan hevige worm toevallen zich vertoonen. Dit geschiedt of door aanmerkelijke vermeerdering van de menigte wormen, of door hunne opwekking door middel van hun tegenstrijdige dingen, ook door honger, door opeenhooping en aanzuiging der wormen op een bij zonder gevoelige plaats van het darmkanaal, of eindelijk door verhooging der prikkelbaarheid en gevoeligheid van het darmkanaal, hetwelk inzonderheid bij elke koorts het geval is. Hoe jonger het kind is, des te lastiger zijn de wormen en des te meer heeft men voor krampen en andere ver-

-ocr page 423-

403

schijnselen der -wormziekte te vreezen. Groeien kinderen, die wormen hebben, op, dan verliezen zij deze dikwijls in ry peren ouderdom, vooral 'wanneer de boven opgegeven oorzaken verwijderd worden; is dit echter het geval niet dan vertoonen zich gewoonlijk klieren, engelsche ziekte en verscheidene huidziekten. De behandeling der wormziekte is overigens altijd langdurig en vereischt geduld en volharding Wel slaagt men er dikwijls gemakkelijk in om de wormen af te dryven, maar des te moeilijker is het, om de krachten der spijsvertering zoo te veranderen, dat de we-dervoortbrenging der wormen voorkomen wordt. Hoe langer de kwaal duurt en hoe belangrijker zij is, des te moeilijker is ook de genezing en de ziekte kan dan zelfs wel het geheele leven voortduren. Maden raakt men het gemakkelijkst kwijt, maar zij komen ook even licht weder terug. Het is reeds moeilijker de spoelwormen te verdrijven.

Bij de behandeling der wormziekte heeft men óf het doel om alleen de bestaande hevige wormongesteldheden te verwijderen, óf de wonnen af te dry ven en hun weder ontstaan te verhoeden.

Dat de voorkomende hevige ongesteldheden door eene aanwezige wormprikkeling veroorzaakt worden, kan men vermoeden, wanneer reeds vroeger wormen kwijt geraakt zijn, en de boven beschreven wormverschijnselen zich reeds meermalen van tijd tot tijd hebben vertoond; — wanneer gedurende zulke hevige aanvallen by kinderen de onderbuik sterk ingetrokken is en zij tegelijk over de hevige buikpijnen klagen, of wanneer zonder elke andere bemerkbare oorzaak en zonder eenig teeken van eenigen anderen aanwezigen ziekelijken toestand kinderen of volwassenen op eens door zeer gevaarlijke toevalle getroffen worden, als b. v. de lijders plotseling als door een beroerte getroffen nederzinken (waarbij de koude ledematen, de kleine pols en het hikken de aanwezigheid der wormen nog meer verraden), of plotseling hunne spraak of hun gezicht verliezen, hunne oogen afschuwelyk verdraaien, of in ware razernij of hevige krampen vervallen, of opeens door hevige koliek, pisopstopping, enz. aangetast worden. Gewoonlijk vertoonen zich zulke hevige toevallen in de avonduren, bij vrouwen in het tijdperk van de nadering der maand-zuiveringen, of gedurende een koorts, of bij een wormkuur, wanneer de wormen zeiven daardoor te zeer opgewekt worden. Onder zulke omstandigheden moet men zich tot een spoedige verzachting der pijnen bepalen, daar een werkelijke ontlasting der wormen deels te lang duren zoude, deels door de daarmede gepaard gaande hevige prikkeling de toevallen zelfs zou kunnen vermeerderen. Het hoofdmiddel is hier de melk als drank, alw lavement en als omslag op den onderbuik. Ook de olieachtige middelen (zoete amandel-, olyf-, ricinusolie) inwendig en in lave-

-ocr page 424-

404

menten zijn hier zeer aan te bevelen, Voorts het middel n0. 53, of hg hevige koliek het middel n°. 105; insgelijks het middel n0. 314, dat als drank en lavement zeer veel aanbeveling verdient. Zoo de wormverschynselen met krampen gepaard gaan, geve men de poeders n . 313; worden door de wormprikkeling koortsaandoeningen veroorzaakt, dan geve men de mixtuur n0. 59, make calmeerende pappen (zie nr'. 106) en geve weekmakende lavementen (zie n0. 152).

Zoodra men door den afgang van de tegenwoordigheid der wormen overtuigd is, moet men er eindelyk op bedacht zyn om ze weg te ruimen; alleenlijk moet men dit niet ten ontyde willen afdwingen. Het zal daarom het best zijn, daartoe den tijd der afnemende maan te kiezen, omdat dan de wormen gemakkelijker kunnen uitgedreven worden. Elke soort van wonnen heeft hare 'eigene, haar bijzonder vijandige middelen.

Om. de maden te verdrijven bedient men zich van verscheidene purgeermiddelen. Aan volwassenen geeft men de poeders n0. 85 en wel drie ochtenden achter elkander één poeder. Aan sterke kinderen geve men de poeders n0. 315, aan zwakkere de poeders n0. 316, en aan kleine kinderen het drankje n0. 317. Dikwijls doet het inslikken van geheele citroenpitten zeer veel dienst, of men laat 12 a 13 citroenpitten met een half pond koemelk en een weinig suiker koken, dan uitpersen en op de nuchteren maag drinken. Dit wordt gedurende 8—14 dagen eiken morgen herhaald. Bij volwassenen zijn de pillen nquot;. 318 zeer nuttig.

Daar de maden voornamelijk in den endeldarm gevestigd zijn, zgn de lavementen dikwijls nog krachtiger dan inwendige middelen; in elk geval moeten de eersten met de laatsten gepaard gaan. Tot de huismiddelen behooren lavementen van olie met een weinig suiker of honig vermengd, of een afkooksel van knoflook (zeer krachtig, maar een afschnwelijken stank verspreidende), van zout water, zeer verdunden azijn, warme, sterk gezouten melk; steekpillen van zeep in olie gedoopt; een steekpilletje van spek, waarin zich, wanneer men het eenigen tijd laat zitten de wormen invreten en dan mede uitgetrokken worden. Het gaat met de maden als met de andere wormen: zij wijken nu eens voor deze, dan weder voor geene middelen. Mochten zij bij meisjes in de scheede zitten, dan kan men de opgegeven middelen, maar toch met behoedzaamheid, ook in deze inspuiten.

Het is altyd zeer aan te raden de behandeling eenigszins lang voort te zetten, en de middelen dikwijls te herhalen, want ofschoon deze wormen reeds geheel verdwenen schenen te zyn, zoo blijven toch nog dikwijls hunne kleine, nauwelijks merkbare jongen achter, die zeer spoedig weder aangroeien en den lijder op nieuw kwelling veroorzaken.

-ocr page 425-

405

Behandeling der spoelwormen. Ook hier moet men dikwijls verscheidene middelen beproeven, voor het gelukt deze wonnen te verdrijven. Het krachtigste middel is het worm- of zedoar-zaad (zie n0. 319 en 320). Bij kinderen, die niet goed innemen, geve men het best 14 dagen lang gedurende de afnemende maan eiken morgen een theelepel zedoarzaad met suiker overstrooid, dat de kinderen gaarne eten, en ten slotte het purgeermiddel n0. 315, of men late hen een kopje geraspte gele peen met honig gebruiken. Zeer krachtig is dikwijls voor volwassenen zoowel als voor kinderen het extract van walnotendoppen (zie n0. 321), en bij krampen in verband met valeriaan (zie n0. 322). De ver-eeniging der bovengenoemde geneesmiddelen met ijzermiddelen is zeer doeltreffend, omdat daardoor tegelijk het darmkanaal verstrekt en op deze wgze de ziekte grondig genezen wordt (zie n0. 3!23 en 324) Ook uitwendige middelen bevorderen de ontlasting der wormen, b. v. inwrijvingen van bergolie of van rijn-varenolie in den onderbuik, pappen van rijn varenkruid met alsem.

Mochten deze middelen blijken nuttig te zijn, en wil men voornamelijk het vernieuwde ontstaan der wormen verhoeden, dan moet men de geneeskundige behandeling door eeu doel-treffenden regel in het eten en drinken en in het overige der levenswijs ondersteunen. Daarom moeten alle moeilijk te verteren gebakken dingen en meelspijzen, alle peulvruchten, aardappelen en veel brood, alsmede het gebruik van kaas, van vette melk, van warme dranken en dergelijke verslijmende voedingsmiddelen vermeden worden. Daarentegen is het gebruik van meer dierlijk voedsel in verband met jonge groenten en suikerstofhoudende wortelen alsmede dat van rapen en zuurkool zeer aan te bevelen. Een weinig keukenzout en nu en dan een slok wijn zijn hier buitengewoon nuttig. Voor het overige moet men geheel denzelfden leefregel, als bij de klierziekte aanbevolen is, in acht nemen, want klierziekte en wonnen ontstaan volkomen uit dezelfden oorzaken.

Daarom moet hier zorg gedragen worden voor veel beweging in de open lucht, voor groote zindelijkheid en vrije huiduitwaseming, en om dezelfde reden is het baden hier van zulk een groot nut. Om te voorkomen, dat na verdrijving der wormen zij opnieuw ontstaan, is het goed, wanneer de lijders gedurende langen tyd eiken morgen eenige glazen ijzerhoudend bronwater, b. v. van Pyrmont, Kudova, Flinsberg, enz., drinken, of het ijzermiddel n0. 3-25 nemen. Bij kinderen is het heilzaam, verscheidene maanden lang elke maand bij afnemende maan het over-suikerde zodoarzaad (wormkruid) te laten gebruiken en daarna het purgeermiddel n0. 315 toe te dienen.

De lintworm, kan op tioee wijze weggeruimd worden; vooreerst

-ocr page 426-

406

kan men trachten hem langzamerhand krachteloos te maken, te dooden en hem zoo van lieverlede zonder hevige inspanning te verwijderen, óf men zoekt hem opeens uit te dry ven.

De eerste zachtere handelwijs is doorgaans zekerder, en het is altijd goed die het eerst te beproeven; zelfs is het bij zwakke, zeer gevoelige personen de eenige wij/.e, die men mag toepassen. Te dien einde geve men aanhoudend gedurende een geruimen tijd eiken morgen een dosis glauberzout (1—2 drachmen), of sedlitzerzout (1 drachme), daarbij dagelijks 3—4maal 10—15 droppels HiLLERS-zunr in een half glas suikerwater, of dagelijks Smaal 1 drachme tinvijlsel met rozenconserf, of eiken morgen nuchteren knoflook in melk gekookt. Zeer werkzaam is echter ook de granaatbast (zie n''. 326).

In den jongsten tijd hebben wij een zeer voortreffelijk, bgna geheel zeker middel tegen den lintworm uit Abyssinië gekregen, namelijk het kousso. Men late daarvan 5 drachmen op heet water aftrekken en drinke deze hoeveelheid, zonder ze door te zijgen, omgeschud, des morgens nuchteren. Tot ondersteuning kan men daarna nog 1 of 2 eetlepels ricinusolie geven. Voor hen, wien deze drank te walgelyk smaakt en by wie het braken doet ontstaan, kan men van 5 drachmen kousso en 3 ons afge-schuimden honig een likkepot laten bereiden, dien men in twee deelen gedeeld binnen één kwartier laat innemen.

Ook het volgende middel is in de meeste gevallen krachtig en nuttig bevonden: de lijder neme des avonds vóór het gebruik van het geneesmiddel een vette watersoep, bestaande uit fijngewreven wittebrood, of ryst met boter, kool, wortelen, enz, goed zout gemaakt — daarna een stukje haring. Op den volgenden morgen bij het ontwaken 1—U ons ricinusolie, twee uren later de eerste helft van de mixtuur — een uur later de helft van het overschot en een uur daarna wat er van de mixtuur overblijft. Gedurende het innemen loope de lijder zooveel mogelijk rond. De worm wordt, zoo niet vroeger, een halfuur na het innemen van het laatste gedeelte geloosd. Ten einde het mogelijke braken te verhoeden, kauwe de lijder, telkens wanneer ha ingenomen heeft, citroenschillen of ook kaneel; hij kan ook een slok koud water na het geneesmiddel nemen. Indien het middel geen behoorlijken stoelgang bewerken mocht, kan men soep van kalfsvleesch gebruiken, die men altijd na geëindigde behandeling moet aanbevelen, alsmede het langdurige gebruik van tinctura chinae compositae. De granaat wortel moet altijd zeer krachtig zijn, niet md, en lang te trekken gestaan hebben. Tijdpunt van het gebruik dan, wanneer men leden van den lintworm kwijt raakt. T^.-oZ. ridni (IJ ons), ^-.cord. rad. granat. (2ons), diger. turc. cog. P- horam colat, (12 ons). Moet net mid-

-ocr page 427-

407

del sterker en onfeilbaar werken, dan voege men bij het mengsel IJ lood asjüdium felixmas (gepulveriseerde varenkruidwortel).

Men moet nog opmerken, dat men den waterpot, dien men gebruikt, tot op de helft met warm water vullen moet, hetwelk de warmte van het menschelijk bloed moet hebben, opdat de worm zich niet weder terugtrekke, wanneer hij in te warme of te koude temperatuur geraakt.

§ 185. Blaassteenen. De tegenwoordigheid van eenen steen in de Haas herkent men aan de bestendige persing tot waterloozing, waarbij inzonderheid eindelijk hevige pijnen ontstaan en de urine dikwijls in haren loop plotseling stilstaat. Deze toevallen doen zich bij het staan menigvuldiger voor dan by het liggen. Koude pis, volledige pisopstopping, een bestendig lastig jeuken en kittelen in den mond der pisbuis, aanhoudend slijmbezinksel in de urine, dikwijls met gruis of kleine steentjes vermengd, somtijds met bloed (vooral na schokkende bewegingen), een gevoel van drukking en zwaarte in de diepte van het bekken, dat door liggen vennindert en bij het staan vermeerderd wordt, zijn verschijnselen, waaruit men met veel waarschijnlijkheid tot het aanwezen van eenen steen in de pis-blaas kan besluiten, ofschoon men slechts door een heelkundig onderzoek tot de volle zekerheid daarvan kan geraken. —

Door dikwijls terugkeerende krampen en aanvallen van ontsteking worden eindelijk de vliezen der blaas ziekelijk veranderd, er ontstaat verettering, hectische koorts, blaastering, en eindelek volgt de dood door uittering, wanneer niet de steen bijtijds op de eene of andere wys uit de blaas verwyderd is.

§ 186. De nierStGenen worden herkend aan de aanhoudende of van tyd tot tijd altijd terugkeerende pijnen, of aan het gevoel van zwaarte en drukking in de nierstreek, aan het periodiek terugkeerende steenkoliek, waarop gewoonlijk het loozen van steenen of gruis volgt, aan de gewoonlyk roode klenr der geloosde steenen, een lastige drukking op de dij van de eeue zijde, of ook wel een verzwakking en verlamming van deze. Dikwijls is ook misselykheid en braken in nuchteren toestand, zelfs duizeling een bijkomend teeken.

De steenkolieken zijn hevige, plotseling ontstaande, uiterst pijnlijke aanvallen, die vooral dikwijls bij niersteenen voorkomen. — Deze pijnen, die zich door hare hevigheid en hare plotselinge verschijning kenmerken, ontstaan voornamelijk in de blaas- of nierstreek, verspreiden zich dan echter over den geheelen onderbuik, en gaan steeds met braken, geschreeuw en krampachtige gewaarwordingen in de teelballen en dijen der lijdende zyde gepaard; ook komt er dikwijls groote beklemdheid in den

-ocr page 428-

408

haitknil of in de borst, soms met krampachtige samenwringen der keel, rilling over het geheele lichaam bij, -welke laatste nu en dan in algemeene siddering en hevige stuiptrekkingen overgaat. Deze aanvallen worden blikbaar door inspanningen van het lichaam, door rijden te paard of in een rijtuig, loopen, springen, zelfs door hevige hartstochten, alsmede door buitensporigheid in het gebruik van geestrijke dranken, doorlichame-lijke verhitting en verkoeling opgewekt en door lichaamsbeweging versterkt; daarentegen worden zij door rust en vooral door eene horizontale ligging op de lijdende zgde, ook wel bij eene ledige maag verminderd, en houden dan ook wel zonder geneeskundige hulp na eenigen tijd van zelf op.

De oorzaken der blaassteenen zijn óf plaatselijk, óf algemeen in een verzwakten toestand der onderbuiksingewanden gegrond.

Plaatselijke oorzaken zijn de volgende:

1. Wanneer om de eene of andere reden de urine buitengewoon lang in de pisblaas wordt opgehouden, dan zetten zich, zooals elke onzindelijk gehouden waterpot dit bewijst, de aardachtige bestanddeelen, die zich in elke urine bevinden, daaruit af, en dit geeft aanleiding tot het ontstaan van den blaassteen.

2. Of wanneer vreemde lichamen in de blaas komen, rondom welke zich dan de steenachtige stof aanzet, b. v. hagelkorrels, graankorrels, geronnen bloed en slijm. Om deze reden is het gevaarlijk bougies en katheters lang in de blaas te laten liggen.

In het algemeen draagt een aanhoudend zittende levenswijs, lang te bed liggen, misbruik van geestrijke dranken, inzonderheid van jonge, zure, wrange wijnen, een prikkelende vleesch-voeding, uitspattingen in de liefde, veel tot het ontstaan van steenen bij. Voor het overige staat de steenziekte met jicht en aambeien in nauw verband; dezelfde oorzaken, die deze te voor-sehijn roepen, geven ook aanleiding tot steenongesteldheden, ja, die ziekten wisselen zelfs onder elkander af, zoodat, wanneer de eene zwggt, de andere te voorschijn komt. In al deze gevallen schijnt echter inzonderheid het ruggemerg een rol te spelen, wij zien ten minste, dat ook bij kinderen, die aan de Engelsche ziekte lijden, en waarbij de rugwervelbeenderen zoo dikwijls mede aangetast zijn, het ontstaan van den steen juist niet zelden te voorschijn komt, en dat inzonderheid de niersteenen zoodik-wijls met verlammingen der onderste ledematen gepaard gaan. — De steenziekte is altijd een hoogst gevaarlijke kwaal, en zulk een lijder heeft waarlijk wel alle reden, om een zorgvuldig diëet en levenswijs in acht te nemen. Om de aanvallen der steenkoliek zooveel mogelyk te verhoeden en het ontstaan van steen en gruis te verminderen of zelfs geheel te beletten, moet tij boven alles de boven opgegeven oorzaken vermijden. Hij

-ocr page 429-

409

mag zich daarom nooit het genot van zware, scherpe, zeer verhittende, harde, opblazende, verstopping veroorzakende spijzen veroorlooven. Nogthans verdienen meelspijzen, melige moesgroenten, rijst, aardappelen, groene moesgroenten, suiker, alsmede in 't algemeen plantenvoedsel de voorkeur boven vleeschvoeding, en altgd moet een steenlijder zijne maaltijden zooveel mogelijk beperken. Eene hoofdzaak is het hier echter, de urine zoo zacht en dun, als maar mogelijk is, te houden, welk doel men voornamelijk bereiken kan, door, behalve het opgegeve diëet te volgen en alle geestrijke dranken te vermijden, het rgkelijk ^gebruik van het eenvoudige koude water, Is de kwaal niet zeer ingeworteld, dan is de opvolging dezer voorschriften alleen genoegzaam om te genezen. Bovendien moet veel zitten, vooral met voorwaarts gebogen onderbuik, te lang slapen, inzonderheid het aanhoudend liggen op den rug, vermeden worden. Buikverstopping, waartoe de neiging hier steeds zeer groot is, mag men niet dulden, want deze roept zeer dikwijls een aanval te voorschijn. Door lavementen met koud water kan men deze ongesteldheid het doeltreffendst verwijderen, anders bediene men zich van de sennakoffie (zie nü. 148), of ook van het purgeermiddel n°. 83. Den bijslaap moet men zoo mogelijk geheel vermijden of toch slechte zich uiterst matig veroorloven, want zulk een lijder moet zich zorgvuldig voor elke opwekking der geslachtsdrift hoeden. Voor sterke lichaamsbewegingen moet inen zich wel zorgvuldig wachten, maar een matige beweging in de open lucht is toch zeer nuttig. Gremoedsaandoeningen, inzonderheid toorn en ergernis, het vatten van koude en onderdrukte huiduitwaseming worden zeer licht nadeelig en veroorzaken aanvallen van steenpynen. In de aanvallen der steenkoliek zeiven moet het zoo even opgegeven diëet en levenswijs met bijzonder groote zorgvuldigheid in acht genomen worden. Voornamelijk moet men nooit de grootste rust en een horizontale ligging verzuimen, opdat de steen niet op den uitgang der blaas valle. Om de pgnen te verzachten make men rijkelijk gebruik van slijmerige olieachtige middelen: veel versche boter, zoete amandel- of lijnolie, amandelmelk, kunstmelk van hennep-, lijn-, mankopzaad, eiwit, verscheidene soorten van gelei, afkooksels van malvabloe-sem of kaasjeskruidwortel, bovenal echter de arabische gom (zie n0. 53), en wanneer er verstopping aanwezig is de ricinusolie (zie n0. 327).

Men moet wel onderscheiden of de pijnen van ontsteking-achtigen of van krampachtigen aard zijn. In het eerste geval zgn de pijnen buitengemeen hevig, aanhoudend, steeds tot ééne plaats beperkt, stekend, en nemen ongewoon toe bij eene drukking op de blaas- of nierstreek; daarbij heeft de lijder koorts

-ocr page 430-

410

en een roode heete urine. — Naar den maatstaf van liet lichaamsgestel des lijders en de hevigheid der pijnen moet of terstond eene aderlating gedaan, of moeten bloedzuigers in genoegzame hoeveelheid op de lijdende plaats gezet quot;worden, terwijl men op den onderbuik of nierstreek de pap n0. 195«., maar zonder vlierbloesem, leggen, en naar omstandigheden het middel n0. 204a of n0. 327 toedienen moet.

De toestand is krampachtig, wanneer de opgegeven teekenen van ontsteking ontbreken. Hier geve men dan de krampdroppels nc. 167, de poeders n0. 161, alle 1—2 uren één, totdat de kalmte volgt, inzonderheid de mixtuur nquot;. 255, het middel n'. 204a zonder den wijnsteen, of bij verstopping n0. 327. Het wolfsklauwzaad (zie § 152), alsmede in 't algemeen de geheele handelwijze, die bij het pijnlijk urineeren is aanbevolen, is ook hier van pas en van groot nut, zoo ook de inwrijvingen en pappen n'. 256, de pap n0. 106. Tot drank diene men hier, behalve de slijmerige afkooksels nc. 203 of 246 en de boven opgegeven vloeistoffen, het afgietsel van valeriaanwortel, of eene sterke kamillenthee toe, die bij hysterische vrouwen buitengemeen goede diensten doet. Olieachtige lavementen met 4—6 droppels opiumtinctuur en lauwwarme half baden met bijvoeging van zeep of zemelen mogen niet nagelaten worden.

Om den steen op te lossen en hem op zoodanige wijze uit de piswerktuigen te verwijderen, vooral wanneer zoogenaamd pisgruis geloosd wordt, hebben zich Karlsbad, en niet minder de Wildunger en Seltser bronnen terecht den grootsten roem verworven, ja zelfs heeft het door kunst nagemaakte Karlsbader water van Stbuve in dit opzicht voortreffelijke diensten gedaan Bij gebrek daarvan kan men zich nog wel van verscheidene andere middelen bedienen, maar zulk eene behandeling mag altijd slechts door een ervaren arts bestuurd Avorden.

§ 187. Galsteenen. Uitwendige drukking en hinder in de streek van den bovenbuik en de maag, vooral maagkrampen met braken, duiden de aanwezigheid van galziekte aan. Maar het hoofdteeken bestaat in de galsteenkoliek, die zich daardoor onderscheidt, dat de Igder van tijd tot tyd de hevigste pynen in de lever en maagstreek met hevig braken krijgt, waarop eenige dagen lang een gele kleur dei' huid volgt, en men in den stoelgang afgegane galsteenen \indt.

De oorzaken van het ontstaan der galsteenen zijn: een choleriek temperament, het gebruik van vele zware, vette, dierlij ke voedingsmiddelen, verzuimd drinken, een zittende levenswijs, nauw toerijgen van den onderbuik, aanhoudende kommer en verdriet, vooral ingehouden ergernis by het eten (daarom dikwijls in ongelukkige huwelijken).

-ocr page 431-

411

De behandeling der galsteenkoliek is dezelfde als der pissteenkoliek, en hier, evenals daar, moet men op den ontstekingach-tigen of krampachtigen toestand der pijnen nauwkeurig letten.

Zeer aan te bevelen en zeer werkzaam tegen de galsteenen is een oplossing van 1 drachme tempentijnolie en 3 drachmen zwa-velether, en daarvan des morgens en des avonds 15—20 droppels in suikerwater genomen.

-ocr page 432-

ELFDE AFDEELING.

Vrouwelijke Geslachtsziekten.

§ J88. Gebreken der maandzuivering. Ten tijde

der geslachtsrijpheid, wanneer het vronwelijk lichaam overeenkomstig zijne bestemming, de instandhouding van het mensche-lijk geslacht, ontwikkeld wordt, ontstaan daarin zeer gewichtige veranderingen; de geheele*vormingsdrift gaat namelijk op die deelen over, die tot het ontvangen en ontwikkelen van het kind bestemd zijn, het bloed stroomt voornamelijk naar de baarmoeder, en daar diens hoeveelheid meer dan toereikend is om de baarmoeder in den maagdelijken en niet /.wangeren toestand te voeden, wordt het overschot door eene regelmatige, alle 4 weken temgkomende ontlasting (de regels, de periode, de maandzuivering of maandstonden genaamd) naar buiten verwijderd, ter-wyl het in den zwangeren toestand tot ontwikkeling van de nieuwe kiem wordt aangewend. — Het is klaar, dat deze functie, die zoo innig met de bestemming der vrouw samenhangt, van zeer groot gewicht is, en dat stoornissen daarna een bijzondere oplettendheid verdienen.

§ 189 a. Te vroeg verschijnen der maandstonden. Gewoonlijk vertoonen zich de maandstonden in onze luchtstreek (in het zuiden trouwens vroeger) op het 15dejaar; nogtans heeft men ook gevallen waargenomen, dat meisjes van 2, 5, 9 jaren regelmatig zulk eene bloedontlasting hadden In-tusschen is zulk een vroegtijdig verschijnsel hoogst zeldzaam, meestal in een aangeboren eigenaardige gesteldheid van het lichaam gegrond, en heeft daarom maar zelden een geneeskundige behandeling noodig; in de meeste gevallen evenwel is deze afwijkende toestand het gevolg van een gebrekkige levenswijs of van andere gelijktijdig aanwezig zijnde ziekten. — Tot de na-deelige invloeden der levenswijs behooren slechte verpleging en veronachtzaming in de vroegste jeugd, alsmede, slechte kost, verblijf in een vochtige, koude woning, te vroege, inspannende, ontzenuwende bezigheid, zittende levenswijs, gebrek aan beweging, voornamelijk in de open lucht, te menigvuldig gebruik van verhittende, sterk gekruide spijzen en dranken, slapen in te warme bedden, alsmede het menigvuldig betasten en prikkeling der teel-

-ocr page 433-

413

deelen, vooral door zelfbevlekking, oneerbaren omgang, vroeg lezen van romans en het bezoeken van den schouwburg. Tot de ziekten, die een te vroege geslachtsontwikkeling bij meiejes veroorzaken, behoo^en klierziekte, de engelsche ziekte, uittering, wormen, wisselkoortsen, waterzucht, enz. Wat de wormen betreft, zoo kunnen deze een bloedontlasting uit de vrouwelijke geslachtsdeelen veroorzaken, daar door het jeuken en krabben de deelen ontveld worden, zoodat door het krabben eene bloeding ontstaan kan, die men wel eens verkeerdelijk voor een te vroeg verschenen der maandstonden gehouden heeft. Nogtans kan ook door de bestendige prikkeling, die hunne aanwezigheid in den endeldarm veroorzaakt, de maandzuivering werkelijk te voorschijn worden geroepen. Deze te vroege verschijning der maandstonden veroorzaakt lichtelijk geheele vermagering en uittering, en wel des te meer, hoe jonger het meisje is, maar vooral, wanneer bij een zwak prikkelbaar lichaamsgestel de geslachtsdrift met geweld opgewekt wordt.

Om deze ziekelijken toestand te doen verdwenen, moeten eerst en vooral de bovengenoemde schadelijkheden vermeden worden, terwijl zij moeten worden vervangen door eene betere li-chamelijke opvoeding, een gezondere droge woning, beweging in de open lucht, doeltreffende bezigheid en opgeruimdheid van gemoed; de verandering van luchtstreek en het verblijf op het land zyn voortreffelijke geneesmiddelen en dikwijls alleen in staat om de ziekte geheel te genezen. Zijn er geen andere ziekten, b. v. klieren, wonnen, enz. aanwezig, is de toestand niet door vroegtijdige geslachtsprikkeling veroorzaakt, wordt er geen pijnlijk gevoel by het onderzoek der ruggegraat waargenomen, kan men geen vuile stoffen in de eerste wegen ontdekken, dan heeft men alleen de algemeene zwakheid des lichaams te bestrij den. Men geve daarom in den beginne de thee n0. 828 en ga latei-tot het gebruik van IJslandsch mos over. Uitwendig late men in den onderbuik, in de streek van den schoot en het kruis spec erfachtige inwrijvingen doen met samengestelde mastix- of angelica-spiritus, met het olieachtig balsemachtige mengsel of met het in wrijvingsmiddel nu. 197, of men late een zakje, met kwen-del, alsem en melissenkruid gevuld en dikwijls met wijn bevochtigd, dragen. Van een uitstekend nut zijn echter de natuur-lijke, alsmede de kunstmatige ijzerbaden, die ook nog voortreffelijke diensten doen, wanneer wel de bloedvloeiing genezen is, maar er een slijmvloed overblijft. De spy zen moeten licht voedend, matig of in het geheel niet gekruid zijn; krachtige soepen, sago- en rijstsoepen, het vleesch van kalveren, hamels, wildbraad en malsch gevogelte, eieren, licht verteerbare wortelgroenten, enz- moeten bg voorkeur aanbevolen worden. Wijn is hier

-ocr page 434-

414

altijd te verhittend, veel beter is goed, niet te sterk gehopt bier (beiersch bier, vooral echter porter kan men als geneesmiddel aan znlke meisjes tot versterking des morgens eetlepelsgewijs geven). Vooral echter zijn hier vrije beweging in de open lucht, opgeruimdheid van gemoed en het landleven nuttig. Gedurende de verschijning der bloedvloeiing zelve is het noodzakelijk alles te vermijden, wat die op de eene of andere wgze versterken, of ook geheel en plotseling stuiten zou kunnen, b. v. purgeermiddelen, baden inwrijvingen, enz. Van de andere zijde moet men echter ook zorg dragen, de bloedvloeiing in een zoo geringen graad als mogelijk is te onderhouden; daarom laat men in dezen tijd inzonderheid rust in acht nemen, en diene men de eenvoudigste spijzen en verkoelende dranken toe. Zeer zelden wordt overigens de bloedontlasting zelve hier te hevig, zoodat zij gevaar zou kunnen aanbrengen; komt echter zulk een geval voor, dan bette men den onderbuik met een koud afgietsel van kwendel, alsem en melissekruid met wijn gemengd, late ether op den onderbuik druppelen en geve inwendig phosphorzuur 8—10 droppels in een slijmerigen drank. Is het geval ernstiger, dan moet men het daarbij niet laten berusten, maar men moet tot geneeskundige hulp zijne toevlucht nemen.

Is de vroege geslachtsrijpheid der meisjes het gevolg van gewelddadige opwekkingen der geslachtsdrift, dan moet men noodzakelijk voor een strenger opzicht, verhoeding van ongepaste lectuur, slechten omgang en zelfbevlekking zorgen, en alle verhittende dranken, wijn, chocolade, koffie, groene thee, alsmede alle sterk gekruide spijzen zorgvuldig vermyden. Speelt, zooals gewoonlijk, hier het ruggemerg mede een rol, dan zette men 2—4 bloedzuigers op de gevoeligste plaatsen der rugwervelkolom en doe dan de inwrijvingen van gelijke deelen croton- en zoete amandelolie (zie § 87). Daar echter, waar zuivere zwakte aanwezig is, zgn lauwe baden met valeriaan of kamillen, voomame-Igk echter koude wasschingen en koude zitbaden van groot nut, en wanneer door het gebruik van verkoelend verzachtende middelen (zie n0. 59) de groote prikkelbaarheid verminderd is, dan handele men versterkend, zooals boven is opgegeven Is echter het zenuwstelsel zoo opgewekt, dat krampen, stuiptrekkingen, vallende ziekte, versty ving, enz. zich openbaren, dan kan geneeskundige hulp niet gemist worden. Hetzelfde heeft ook plaats, wanneer klierziekte en andere ongesteldheden de oorzaak van de te vroege geslachtsontwikkeling waren.

§ 190. h. Van het uitblijven der maandstonden omstreeks den tijd der geslachtsrijpheid. Een meisje kan de jaren der geslachtsrijpheid bereikt hebben, zonder dat de

-ocr page 435-

445

maandzuivering verschijnt; dit verdient alsdan -wel altijd onze opmerkzaamheid, doch men moet zich. wachten, dezen toestand terstond voor een ziekte te houden en de maandzuivering door geneesmiddelen aan den gang te willen brengen, want men vindt somtijds meisjes, die eerst buitengewoon laat, ja ook zulke, die nooit de maandstonden krijgen en zich daarbij toch volkomen wel bevinden. Vertoonen zich echter de teekenen, die de poging der natuur om de maandzuivering tot stand te brengen aanduiden, en verschijnt desniettegenstaande de bloedvloeiing toch niet, of openbaren zich in plaats van deze stoornissen der gezondheid, dan heeft men met eene ziekelijke maandzuivering te doen.

De teekenen, die als pogingen der natuur om de maandstonden voort te brengen beschouwd moeten worden, zijn; benauwdheid, duizeling, hoofdpijnen, algemeene afmatting en zwaarte in de leden, pynlijke opzwelling en spanning der borsten, een met pijn gepaard trekken in het kruis, een eenigszins opgezette onderbuik, die bij het aanvoelen harder is dan gewoonlijk, somtijds een branden in de scheede, niet zelden een slijmachtige uitvloeiing. Waar deze teekenen ontbreken, daar doe men, zooals gezegd is, in het geheel niets, maar wachte het geduldig af. Vertoonen deze teekenen zich, maar is anders geen stoornis in de gezondheid op te merken, dan is het genoegzaam, op den tijd, waarin deze verschijnselen zich voordoen, des avonds voetbaden tot aan de knieën te laten nemen, het kruisbeen en de binnenzijde der dijen met een drogen, warmen, wollen doek of liever nog met een warme schoone hand dikwijls te laten wrijven, het meisje vlijtig te laten werken, haar in een opgeruimde stemming te honden en haar te veroorloven dikwijls te dansen.

Blijft de maandzuivering in weerwil van hare aanwezige voorteekenen toch achterwege, en ontstaan ten gevolge daarvan verschillende, ongesteldheden, zoo beginne men niet terstond met afdrijvende middelen, maar trachte vóór alles de oorzaak der vertraging te ontdekken en die alsdan te verwijderen. In 't algemeen heeft men zeer ongelijk, wanneer men gelooft, dat elke ziekelijke toestand, waarbij de maandzuivering achterwege blijft, altijd slechts zijne oorzaak in dit uitblijven heeft, en dat dan de geheele geneeswijze op het voortbrengen dezer bloedvloeiing moet berusten. Is het lichaam door een voorafgegane of nog aanwezige ziekte verzwakt of uitgeput, of lijdt een meisje aan eene ziekte, die voor de ontwikkeling van haar lichaam hinderlijk is, dan is het uitblijven der maandzuivering meer voor een weldaad der natuur, dan voor de oorzaak der ziekte te verklaren, want onder zulke omstandigheden zou deze bloedvloeiing evenals elk bloedverlies, de krachteloosheid ven het lichaam slechts nog vermeerderen en on voorwaar delij k den toestand nog verergeren.

-ocr page 436-

416

Hieruit zal men echter zien, hoe schadelik het worden kan, wanneer men de uitblijvende maandzuivering altijd slechts door afdravende middelen tot vloeiing brengen wilde. Bij elke zoodanige met ziekelijke verschijnselen gepaarde vertraging, alsmede in het algemeen bü elke stoornis der maandstonden moet men eenig en alleen zijne aandacht op de aanleidende oorzaken vestigenden trachten deze te bestrijden en te verwijderen. De verschijning der maandstonden kan echter bij meisjes verhinderd worden.

1. Door een vergroeiing der scheede of van den mond der baarmoeder, zoodat het bloed wel in de baarmoeder afgezonderd, maar toch verhinderd wordt om te voorschijn te komen In deze gevallen vertoonen zich onregelmatig bij alle aanwezige teekenen der geslachtsrijpheid de boven beschreven voorboden der maandzuivering, er ontstaat opzetting van den buik, ongeregelde spy s-vertering, pijnen in het kruis, enz. toevallen, die dikwijls het vermoeden van zwangerschap kunnen opwekken. In dit geval geeft het vroedkundig onderzoek de noodige inlichting, en wordt een vergroeiing gevonden, dan is deze doorgaans door een heelkundige bewerking lichtelijk te genezen. i . , 1 , ..

2. Door den overvloed van een te levenskrachtig bloed by een krachtig of droog lichaamsgestel, gelijk dit dikwijls bij sterke, krachtige landlieden, doch ook bij te goed gevoede stedelingen het geval is, wordt de verschijning der maandzuivering dikwijls teruggehouden Dit heeft inzonderheid dan plaats, wanneer onder deze omstandigheden zich nog invloeden, die de levenskracht opwekken, voordoen, b. v. groote koude, prikkelende leet-regel, zware arbeid, te hevige beweging, opwekkende gemoed-aandoeningen. Komt bij zoodanige personen en onder zulke omstandigheden de maandvloed niet spoedig te voorschijn, dan vindt men den onderbuik vol, opgezet en pijnlek, er ontstaan hoofdpünen, suizen in de ooren, hitte in het hoofd, duizeling, vooral by het vooroverbuigen van het lichaam, benanwdheia, beklemming, hartklopping, opbruisingen van het bloed; ook zijn zü tot koortsen en ontstekingen, ja zelfs wel tot aanvallen van beroerte geneigd, of er ontstaan hevige bloedvloeiingen uit den neus of uit de longen, in andere gevallen zelfs ook wel ware

ra HetJ hoofdmiddel is hier eene krachtige aderlating aan den voet, waardoor dikwyls de ongesteldheden op eens weggenomen worden; blijven daarna echter nog pynen in rug, het kruis en in den buik, spanning en opgezetheid in den onderbuik over, dan moeten bloedzuigers aan de geslachtsdeelen, ^ of koppen aan de binnenzijde der dyen gezet, en deze handelwys, zoodikwy s de omstandigheden het vereischen, herhaald worden. Het middel n0. 329 doet hier de beste diensten; is er echter tegelyker-

-ocr page 437-

417

tijd hardlijvigheid aanwezig, dan geve men bitterwater met een ■weinig melk, en bij verstopping de tamarinden (zie n0. 45, by krachtiger personen n0. 22), of ricinnsolie (1—2 eetlepels in een kopje gerstewater). Daarbij moet de lijder vele waterachtige ver-dannende, zuurachtige dranken, en matig plantenvoedsel, jonge groenten, ooft, maar van het vleeseh alleen jong vleesch van kalveren, hoenders of duiven gebruiken en hevige beweging, maar ook veel zitten en gemoedsopbruisingen vermijden. Alles wat hevig zweet en vermeerderde pisafscheiding kan voortbrengen, is schadelijk, want deze waterachtige ontlastingen verdikken het bloed nog meer.

3. Evenals een te krachtig, zoo kan ook een te zwak bloed en een te geringe levenswerkzaamheid in 't algemeen het uitblijven der maandzuivering in de geslachtsrijpheid der meisjes veroorzaken. Men herkent dezen toestand door de groote zwakheid en matheid van het geheele lichaam, door de buitengewone vermoeidheid, voornamelijk in de beenen, door zwaar ademhalen, dikwijls zuchten, hoofdpijn, menigvuldig slapen over dag en vele droomen des nachts, suizen in de ooren, afwisselende koude en hitte. Is hierbij de werking der spijsvertering bijzonder verzwakt, dan bemerkt men dit aan het bleeke, magere, zwakkelijke uitzicht, de lijderes is meer tot koude dan tot warmte geneigd, heeft weinig eetlust, tragen stoelgang, klaagt dikwijls over walging en braken en krijgt menigmaal diarrhee, opzwelling der voeten, en lijdt niet zelden aan een scheurbuikachtigen toestand van het tand vleesch. Ook vindt men niet zelden, wanneer men nauwkeurig onderzoekt, dat bij zulke menschen, ten tij de waarop de teekenen van de neiging tot de maandstonden zich vertoonen, dan in plaats van het bloed een slijmachtig uitvloeisel verschijnt. Wordt de maandzuivering niet aan den gang gebracht, dan ontstaan bloed- en slijmvloeiingen, opzetting en verstopping in verschillende ingewanden krampen, vallende ziekte, de St. Veitsdans, ongesteldheden van den geest en ontstemmingen der zenuwen van den zonderlingsten aard. In de hoogere en meer beschaafde standen moet de oorzaak van dezen toestand in erfelijken aanleg, weekelijke opvoeding, te vroege ontwikkeling en inspanning van den geest, romans lezen, het steeds in-de-kamer-zitten, verdriet, treurigheid, ongelukkige liefde, enz. gezocht worden. Bij de geringere volksklasse zijn het armoede, gebrek aan voedsel, slecht onverteerbaar voedsel, vochtige en lage woningen, te vroeg arbeiden in het water en ingespannen zittende arbeid, waardoor deze ziekelijke vertraging der maandzuivering veroorzaakt wordt. Men mag hier evenwel nooit de onnatuurlijke prikkels der geslachts-deelen over het hoofd zien-

Wat de genezing van dezen toestand betreft, zoo moet men

27

-ocr page 438-

418

de zwakheid van het lichaam in het algemeen en die der ge-geslachtsdeelen in het hijzonder zoeken te bestrijden, maar toch nooit gelooven, dat het genoegzaam zon zijn, wanneer men de bloedvloeiing door verhittende en dravende middelen zou willen afdwingen. Zulk eene handelwijze zon de lijderes door ontsteking of bloedstorting zeer lichtelijk in oogenblikkelijk levensgevaar kunnen brengen, of haar door verharding en ontaarding der ge-slachtsdeelen voor haren geheelen levensduur ongezond kunnen maken. Slechts op zeer zachtte wijze moet men hier trachten het lichaam te versterken en het bloedleven te verhoogen. Buitendien moet men echter ook nooit vergeten, dat klieren, wormen, verslijming der ingewanden en andere ziekelijke toestanden dikwijls aanwezig kunnen zijn, die zoowel de algemeene zwakheid, alsook de ontbrekende werkzaamheid in de geslachtsdeelen veroorzaakt hebben. Zoolang echter deze ziekten nog aanwezig zgn, kan ook aan een regelmatige verschoning der maandstonden niet gedacht worden; daarom wordt dan ook een bloot versterkende handelwijze nooit verdragen en mag men ze dus ook niet aanwenden, voordat deze ziekten op de reeds vermelde wijze uit den weg geruimd zijn Waaralzoo slechts zuivere zwakte en krachteloosheid aanwezig is, zal de uitblijvende maandzuivering door versterkende middelen aan het vloeien kunnen gebracht worden.

Om bij teedere zwakkelijke meisjes dezen ziekelijken toestand reeds van te voren te bestrijden, moet men een krachtiger voeding, waarop hier alles aankomt, trachten te bewerkstelligen. Daarom is eene werkzame levenswijs in de open lucht, vooral het verblijf op het land, menigvuldige lichaamsbeweging, zorg voor opgeruimde, tevreden gemoedsstemming en het vermijden van al hetgeene wat de verbeeldingskracht opwekken en de krachten uitputten kan, met een zacht, voedzaam, maar geenszins verhittend dieët het allereerst aan te bevelen. Melkkost, het drinken van zoete wei en het gebruik der baden te Reinerz, Ems, of Obersalzbrunn zullen hier hoogst weldadig werken, wanneer bij een zeer zwak , prikkelbaar lichaamsgestel zich de onpasselijkheden en nadeelige gevolgen der achterblijvende maandzuivering vertoonen. Ook de baden van .Landeck hebben zich voor zulke gevallen een grooten naam verworven. Is de lijderes bleek, van slap week lichaamsgestel, meer tot koude dan tot warmte geneigd, zijn er geene bloedopbruisingen of koortsaandoeningen aanwezig, is de prikkelbaarheid der zenuwen niet te zeer verhoogu, en de spijsvertering niet al te krachteloos, dan is het ijzer het hoofdmiddel en wel inzonderheid de ijzerhoudende mineraalhronnen te Kudova, Pyrmont, Spa, Schwalbach, Flindsberg, Altwasser, enz. Hoe zwakker en prikkelbaarder zulk een lijderes is, des te minder passen dan de meer krachtige drie eerstgenoemde bronnen,

-ocr page 439-

419

en men moet daarom bij de keuze van zulk een bron vooral op de prikkelbaarheid van het lichaam letten, terwgl bij grootere zwakte ook slechts de zwakkere bronnen van dien aard verdragen kunnen worden en weldadig werken. Waar tijd en omstandigheden het gebruik dezer heerlijke middelen verbieden, daar geve men een verbinding van gelijke deelen appelzure yzertinctuur met de aromatische tinctuur, 2 a Smaal daags 40—50 droppels, in melissenthee, of het ijzerhoudende geneesmiddel n0. 330, of bij een bleek opgezet uiterlijk de pillen van n0. 331. Hiermede verbinde men voedzame, krachtige vleeschspijzen, diene zelfs ge-gekruide bouillons, eieren, gebraden kalfs- en hoendervleesch, rijst goed doorbakken tarwebrood, zelfs wat wijn, maar nog beter goed bier toe; te gelijk vermijde men lichamelijke en geestelijke werkeloosheid, of ook vermoeienis, alsmede in 't algemeen al de bovengenoemde schadelijkheden; vooral echter lette men op de misschien plaats grijpende zelfbevrediging en prikkeling der geslachtsdrift en ga die krachtig tegen.

Bestaat er groote zwakheid en prikkelbaarheid der zenuwen, die zich door hoofdpijn en andere verschietende pijnlijke gewaarwordingen, door stuiptrekkingen, en krampaanvallen van allerlei aard, enz. openbaart, dan zal het langdurige gebruik van de thee nc'. 333 en van de pillen n0. 334, alsmede bij krampachtige toestanden zelfs van de droppels nr. 335. de beste di nsten doen. Zeer nuttig zijn hier ook de gekruide baden en inwrijvingen van geestrijke dingen. Bestaat er te gelijkertijd groote prikkelbaarheid der zenuwen en des bloeda, lydt de zieke aan opbruisingen, hoofdpijn, hitte, hartklopping, dan moet men zich van een meer verkoelende handelwijze bedienen en de droppels n0. 336 geven. In al deze gevallen moet echter de lijderes, ten tijde dat de opgegeven teekenen der maandzuivering zich voordoen, dagelijks voetbaden of lauwwarme lialfbaden nemen, met warme hand of met wollen doeken de binnenzyde der dijen, den bilnaad en den rug laten wrijven en dagelijks des morgens en des avonds 3 a 4 van de zoogenaamde balsemieke pillen nemen. Waar verwee-kelijking en vooroordeel geen beletsel in den weg leggen, is hier geen betere behandeling dan die met koud water, en wel op de wijze zooals boven (zie § 65quot;) by de zenuwkoorts opgegeven is; alleen moeten hier ook de zitbaden en het bestendig dragen van een natten doek om het lyf te hulp geroepen worden.

4. Ook de meer mannelyke gesteldheid des lichaams geeft dikwijls aanleiding tot ziekelijke vertraging der maandstonden Zulke mannelijke meisjes onderscheiden zich door hare groote gestalte, door lengte en breedte der borstkas by zwak ontwikkelde borsten, door mannelijke gelaatstrekken, sterkere ontwikkeling van het haar op de bovenlip, platten onderbuik en smallere

27*

-ocr page 440-

420

heupen, en niet zelden heeft bij haar te gelijkertijd eene gebrekkige ontwikkeling der geslachtsdeelen plaats. Bi) zulke meiqes verschil nt de maandzuivering over 't algemeen later dan bij an dere, somtijds echter blijft de geslachtsontwikkeling zoo ach-terliik, dat de natuur te vergeefs tracht de zuivering tot stand te brengen, waaruit dan ook hier al de bovenopgenoemde ziekelijke toestanden, vooral de aangeduide stoornissen van den geest en der zenuwen kunnen ontstaan. De behandeling is hier dezelfde als boven is opgegeven, al naar de bijzondere lichaamsgesteldheid; de voorkomende afwijkingen hebben een bijzonders opmerkzaamheid van den kant eens deskundigen noodig.

s 191 c. Onderdrukking der maandstonden. De

onderdrukking dezer bloedvloeiing heeft op een dubbele wijze plaats, want óf de zuivering wordt plotseling gedurende hare vloeiing onderdrukt, óf zij blijft, nadat zij vroeger gedurende korteren of langeren tijd regelmatig verschenen was, ten tijde van hare gewone verschijning achterwege De toevallen, die na de plotselinge onderdrukking der zuivering gedurende het vloeien zelf ontstaan, zijn onstuimiger en gevaarlijker dan het bloot achterwege blijven der maandstonden. Deze toevallen zijn of van ontstekingachtigen, of van krampachtigen aard, of zijn zelfs op een verlammingachtigen toestand gegrond. De ontstekingachtige toevaUen ontstaan bij jonge, sterke, volbloedige meisjes, zeldzamer bii moeders, wanneer de zuivering gedurende haren vloed door verkoeling, vooral der voeten of der geslachtsdeelen zeiven vb. v. door het zitten op koude steenen banken bij een dunne kleeding), door verhitting, door het misbruik van verhittende geneesmiddelen, het gebruik van geestrijke dranken, prikkelende voedingsmiddelen, door bijslaap en andere prikkeling der teeldeelen, door heviee hartstochten en gemoedsaandoeningen, als . schnk, ergernis, toorn, woede, of ook wel door overmatige vreugde, enz. onderdrukt werd. Gewoonlijk werd dit terstond daarop door hevifre buikpijnen, die met een gevoel van zwaarte m het bekken gepaard gaan en bij aanraking aanmerkelijk toenemen, gevolgd; daarbii komt een meer of minder hevige ontstekingskoorts, inzonderheid echter bloedaandrang of ontsteking van andere edele deelen, b. v. der hersenen, van de longen, het hart, den onderbuik, of hoesten met bloed, bloedbraken, ja zelfs beroerte tengevolge van inwendige hersenbloeding. Hier is een ontstekingwerende handelwijze allernoodzakelijkst, zelfs al waren de ledematen ijs-koud, ja zelfs wanneer zich minder of meer hevige zenuwtoe-vallen vertoonen, want dat zijn verschijnselen, die bijna altijd met eene ontsteking der baarmoeder gepaard gaan. Terstond moet eene aderlating aan den voet gedaan, of bij minder sterke vrou-

-ocr page 441-

421

wen moeten dadelijk bloedzuigers aan de teeldeelen gezet worden, en over Let geheel behandele men den toestand als bg de ontstekingskoorts Buitendien neme de lijderes warme voetbaden, plaatse zich boven de dampen van een heet afgietsel van ver-weekende kruiden (malva-bloesem, lijnzaad, zemelen), legge dergelijke pappen op den onderbuik en de geslachtsdeelen en neme dikwijls een weekmakend lavement (zie n0.152). Daarbij geve men, wanneer ontsteking en koorts niet te hevig zgn, 3—4maal daags een poeder van 10—12 grein borax met evenzooveel suiker, of de bruispoeders n0, 21.

De krampachtige toestand ontstaat bij zeer gevoelige vrouwen met zwakke zenuwen en van een prikkelbaar lichaamsgestel, die neiging tot flauwten en zenuwpijnen hebben, of die zich op den weg der genezing na een zware ziekte bevinden of die reeds vroeger eene miskraam gehad hebben, in een ongelukkig huwe-lijksleven, of reeds lang aan krampachtige toevallen bij de maandzuivering, of by de bevalling aan hevige krampweeën hebben geleden. Bij zulke vrouwen is dan slechts een zeer geringe aanleiding noodig om de maandzuivering gedurende het vloeien te onderdrukken. Onder die oorzaken komen het meest voor: dikwijls slechts zeer onbeduidende gemoedsaandoeningen, verdriet, ergernis, schaamte; verkoudheden, vooral een tocht, die de geslachtsdeelen treft; koude inspuitingen, misschien gedaan met het doel om een overmatig sterke zuivering te verminderen; zelfbevlekking of bijslaap gedurende de maandstonden.

De verschijnselen, die in dit geval op de onderdrukte maandzuivering volgen, zijn deels plaatselijk, deels algemeen. De bloedvloeiing wordt of plotseling onderdrukt, of er wordt nog eenigen tijd lang een roodachtig water droppelsgewijs en onder weeachtige pijnen geloosd De onderbuik en de streek der b aarmoeder zetten op en worden zeer gevoelig, somtijds ook krampachtig binnenwaarts getrokken. De hevigste pijnen doorsnijden den buik, die intusschen stootsgewijze overvallen, daarom op weeën gelijken en bij uitwendige aanraking in het geheel niet of toch slechts zeer weinig vermeerderen, waardoor men ze spoedig van de pijnen, die den ontstekingachtigen toestand vergezellen, onderscheiden kan. Dikwijls gevoelt de lijderes ook een hevige drukking op de blaas en den endeldarm, zonder evenwel drek-stoffen of urine te kunnen ontlasten. De algemeene toevallen zgn zeer menigvuldig en vooral verschillend naar den aard der inwerkende oorzaken. Lag de aanleiding in hevige hartstochten dan volgt gewoonlijk een hevig sidderen, bleekheid, koude der ledematen, krampachtig weene a of lachen, flauwten, zelfs aan-merkelijke zenuwtoevallen, rechfstijvigheid, stuipen, enz. Was het vatten van koude de oorzaak, dan paren zich aan den kramp-

-ocr page 442-

422

achtigen toestand bloedaandrang naar andere deelen en daardoor ontstekingachtige verschgnselen in de hersenen, de longen, den onderbuik, of bloedvloeiingen nit andere deelen.

Bij de behandeling moet men voornamelijk op de oorzaken letten; heeft daarom toorn of ergernis aanleiding tot de onderdrukking gegeven, dan diene men een braakmiddel toe. Bij verkoudheid houde men zich warm, neme veel warm drinken (thee van kamillen) en een Dovee's poeder (zie nG. 44), nog met een grein kamfer aangevuld, waardoor de kwade gevolgen verhoed en de tegenwoordige ziekelijke verschijnselen verdreven worden.

By hevige krampen en bezwijmingen geve men de krampdroppels n0. 167, doe pijn- en krampstillende inwrijvingen (zie n0. 64 of 126), en wende de pappen n0. 106 op den onderbuik aan. Van uitstekend nut zijn hier de lavementen van asa-foetida (zie n0. 165) Bij zeer hardnekkige pijnen in den onderbuik legge raen er pappen van mierikswortel op, die men er op laat liggen totdat de opperhuid rood wordt Het zekerste en beste middel is echter ook hier het koude zitbad, want het werkt even zoo ontstekingwerend als krampstillend, en doet dikwijls de hevigste toevallen als door tooverij verdwijnen. In geen geval echter verzuime men ook hier het onderzoek der rugwervelkolom en handele, wanneer gevoelige plaatsen aangetroffen worden, op de reeds vermelde wgze.

Anders is het gelegen, wanneer ten tyde barer regelmatige verschoning de maandzuivering ziekelijk uitblijft Men onder-scheide hier vooreerst haar uitbleven ten gevolge van zwangerschap, en dan ook op den tyd, waarin deze levensverrichting haar natuurlijk einde bereikt heeft, welke beide gevallen, daar zij overeenkomstig de natuur het achterwege-blijven der maandstonden bepalen, alle geneeskundige tusschenkomst verbieden. Is men evenwel zeker, dat geen dezer omstandigheden, maar een ziekelijke toestand de oorzaak van het uitblijven^is, dan moet men dezen zoo spoedig mogelij k trachten te verwyderen; want lichtelijk zouden daaruit bij langer verzuim zeer treurige gevolgen kunnen ontstaan, zooals : krampen van allerlei aard, vallende ziekte, hoesten met bloed, bloedbraken, longtering, waterzucht, blindheid, ziekten van het gemoed, enz. Deze gevaren zyn evenwel niet te vreezen, wanneer de maandzuivering tengevolge van groote lichaamszwakte (b v verdriet en gebrek aan voedsel), van verzwakkende ziekten (b. v. van witten vloed, waterzuchr na scharlaken- of wisselkoorts), van groote inspanningen, vooral in het heete jaargetijde (b. v. op het land gedurende den oogst), van het misbruik van aderlatingen en purgeermiddelen langzamerhand achtergebleven is. Hier is dit uitblijven eer voor- dan nadeelig. Er is alsdan gebrek aan bloed, alzoo aan de nood-

-ocr page 443-

4'i3

zakelijke stof voor de zuivering, en het zou dwaas zyn hier een bloedvloeiing te weeg te willen brengen. Men voede en versterke het lichaam, zooals boven bij de ziekelijke vertraging der maandstonden opgegeven is, verwydere de verzwakkende oorzaken, en dan zal de maandzuivering weder verscby nen.

Wanneer bij een nog jong meisje de maandzuivering niet onderdrukt is, maar niet op den verwachten tijd terugkeert, dan heeft men bij haar, wanneer deze bloedvloeiing slechts een- of een paax maal plaats gehad heeft, ook in het geheel niets te doen of te vreezen; het komt zeer dikwijls voor, dat er eenige tijd, soms wel een jaar verloopt, voordat bij meisjes deze afecheiding zich regelmatig vertoont.

Overigens zyn de ziekelijke verschijnselen, die zich bij het uitblijven der maandstonden voordoen, geheel gelijkende op die, welke met de ziekelijke vertraging der ontwikkeling in de eerste jaren der geslachtsrijpheid gepaard gaan. Ook hier bestaat óf opwekking, verhoogde werkzaamheid des bloeds en overvloed van bloed, óf zwakte en buitensporige zenuwachtige prikkelbaarheid van de baarmoeder, waarom men dan ook hier op geheel dezelfde wyze als daar te handelen heeft.

Buitengewoon nuttig zijn ook de inwrijvingen n0. 337, die men des morgens en des avonds in de ruggegraat en aan de binnenzijde der dyen laat doen. Inwendige drijvende middelen te geven is hier niet geoorloofd; slechts aan den geneesheer moet het overgelaten worden om die toe te dienen, want door een ondoeltreffende keuze of het misbruik daarvan zouden groote nadeelen kunnen ontstaan.

§ 192. d. Bovenmatige maandvloeiing en moederbloedvloed in het algemeen. Het is moeilijk uit te maken, wanneer de maandelyksche zuivering te overvloedig is, want vele lichaamsgestellen hebben, om voortdurend gezond te blijven, veel, andere weinig ontlasting noodig. Men kan zich alzoo naar de werking richten, die deze bloedontlasting op het lichaam heeft Waar deze gevolgd wordt door zwakken of geheel uitblij venden pols, algemeene afmatting, koude ledematen, zwakken adem, hartklopping bij beweging, gebrek aan eetlust, treurigheid en wanneer ook somtyds des avonds de voeten opzwellen, daar is het bloedverlies te sterk; insgelyks wanneer de maandstonden te lang (8 en meer dagen) duren; voorts wanneer zij te dikwijls terugkeeren. De maandelyksche zuivering wordt moederbloedvloed, wanneer de verzwakking daarbij tot bezwyming klimt. Zulk een toestand kan echter ook op andere tyden dan tijdens de maandzuivering plaats grijpen. Somtijds heeft ook een bestendige, zich aan geene vaste tijden bindende bloedvloeiing uit de baarmoeder plaats.

-ocr page 444-

424

De gevolgen van znlk eene bloedvloeiing zijn het eerst: al-gemeene zwakte, vooral der zenuwen, en al hare uitwerkselen, hysterie, krampen van allerlei aard, vermagering en neiging tot waterzucht.

De oorzaken zijn: een slap lichaamsgestel, een zittend leven, vooral bij rijkelijke voeding of het gebruik van sterke bieren, groote gevoeligheid, vooral van de baarmoeder, ziekelijk verhoogde geslachtsdrift door menigvuldigen omgang met mannen, het lezen van romans, enz., te menigvuldige bijslaap, zelfbevlekking, dikwijls kramen, zwakheid der lijdende deelen, opgeloste scheurbuikachtige hoedanigheid van het bloed, vuile stoffen in de eerste wegen, inzonderheid de gal; voorts verhardingen en uitwassen (polypen) in de baarmoeder.

De behandeling is tweevoudig; of men zoekt door verwijdering der oorzaken de kwaal te verdrijven, óf men tracht slechts het oogenblikkelijke gevaar, door de groote hoeveelheid van het bloedverlies veroorzaakt, af te wenden. Dikwijls is reeds de inachtneming eener behoorlijke levenswijs, vooral het vermijden der aanleiding gevende schadelijkheden, alleen genoegzaam om een te sterke maandelijksche bloedvloeiing te verminderen en geheel te voorkomen. Zulk een lijderes moet geen te prikkelende, verhittende en te warme spijzen en dranken gebruiken, zij neme geen te sterke en verhittende beweging, dra.ge geen kleeding, die het lichaam drukt en te zeer inperst ; zij mijde alle gemoedsaandoeningen en hartstochten; is zij gehuwd^ dan zü zij matig in het genot van den bijslaap, vooral kort vóór en terstond na de maandstonden; zy moet niet te veel zitten en staan, en kieze des nachts en ook over dag een meer horizontale houding. Is dit niet voldoende, dan moeten geneesmiddelen aangewend worden. De meest voorkomende van alle oorzaken is zwakte en verslapping der baarmoeder. Het krach-telooze uiterlijke der lijderes, de voorafgegane menigvuldige bevallingen, en de zittende levenswijs laten tot dezen toestand besluiten. Hier zijn alleen versterkende middelen nuttig en vooral de kinadroppels n0. 338 en het afkooksel van kina nquot;. 339. Inzonderheid krachtig is hier ook de alluinwei (zie n0. 239), alsmede de kaneelthee (1 drachme geheele kaneel met 2 koppen kokend water afgetrokken dagelijks gedronken, een als zeer goed erkend middel). — Bij zeer groote zwakte, langdurigheid der kwaal, en altijd slechts, wanneer het bloed niet in geronnen klompen geloosd wordt, past het ijzer het best geheel alleen (zie n0. 343), of bij groote hardnekkigheid der kwaal in ver-eeniging met andere versterkende middelen (zie n0. 341). Daarbij vermij de men verzwakkende oorzaken, onthoude zich van alle warme dranken en gebruike alles zooveel mogelijk koud.

-ocr page 445-

225

Om echter wederinstorting te verhoeden, is het noodig, vooral bij het gebruik der pillen n0. 3 i3, dat deze 2 a 3 maanden lang na het ophonden der kwaal worden ingenomen, zoodra de maag ze goed kan verdragen. Bestaat er een groote prikkelbaarheid der zenuwen, dan is de braakwortel in zeer kleine giften een voortreffelijk middel ('— } grein braakwortel met 15 grein suiker, elke 3 uren éèn). Ook heeft zich hier het phosphorzuur 10—20 droppels in een kopje water, alle 3—4 uren toegediend, zeer nuttig getoond. Volbloedigheid en ontstekingachtige prikkeling is zeldzaam de oorzaak van dezen ziekelijken toestand, maar toch komen er gevallen voor, waarbij personen, die van gezondheid en welvaart des lichaams blaken, door het genot van verhittende spijzen en dranken, wijn, koffie, door buitensporigheid in het dansen, te menigvuldige beweging, voornamelijk bij heet weder of bij zeer droge strenge koude in den winter, enz., de bloedvloeiing bij de maandelijksche zuivering buitengemeen hevig wordt en waar slechts eene aderlating aan den arm de vloeiing tot staan brengen kan. Onder zulke omstandigheden geeft men dan ook met voordeel verkoelende purgeermiddelen, vooral n0. 22 of n0, 45, met het verdunde zwavelzuur 8—10 droppels in een kopje water alle 2—3 uren). — Maar zelfs bij oogenschynlijke groote zwakte en na reeds geleden groote bloedverliezen kan dikwijls de vloeiing niet eer tot staan gebracht worden, dan nadat eene kleine aderlating op den arm gedaan is. Gewoonlijk heeft dit plaats, wanneer het bloed in geronnen klompen geloosd wordt, en als bij het afgaan van bloed een bestendige hartklopping aanwezig is. Behalve de aderlating past dan ook nog het middel n0. 342 en de bedarende poeders n0.155. Bij een scheurbuikachtige oplossing van het bloed, die men aan de algemeene teekenen der scheurbuik herkent, moet men even als by de scheurbuik zelve handelen (zie§ 175). Ziekelijke prikkelingen in den onderbuik, gal, wormen, verhardingen en bederf der sappen van verschillenden aard moeten op de reeds opgegeven wijze verwijderd worden.

Waar het uit hoofde van de optredende groote zwakheid, flauwten, enz. erop aankomt, om de bloedvloeiing zoodra mogelijk tot staan te brengen, moet men op de volgende wyze te werk gaan; vóór alles is eene horizontale ligging in het bed, de strengste rust van den geest en des lichaams, een slechts matig warme temperatuur der kamer, een lichte bedekking noodzakelijk. Alle geraas, schel licht en alle sterke geuren moeten van de lijderes verwijderd worden. Inzonderheid plaatse men het bed niet zoo, dat het gezicht naar het venster gekeerd is, ja men verdonkere zelfs de kamer. Dit is te noodzakelijker, hoe zwakker de lijderes is, omdat dan een slechts eenigszins schel

-ocr page 446-

-426

licht dikwijls terstond misselijkteid en braken veroorzaakt en de bloeding vermeerdert Men dulde nooit de tegenwoordigheid van vreemde personen; men vennijde zelfs de geringste gemoedsaandoening, licht schrikken, bedare zooveel mogelijk het opgewekte angstige gemoed en were den slaap niet, maar bevordere dien veeleer, en verlieze de lijderes ook g idurende het slapen niet uit het oog; men zie van tgd tot tijd met behoedzaamheid of de bloeding misschien teruggekomen is, of belangryk is vermeerderd. De lijderes moet onafgebroken het bed houden, het bed mag niet te zacht en te warm zijn, en nooit mag men vederen bedden tot bedekking nemen. Zeer doeltreffend is het, wanneer de lyderes niet op het hemd ligt, maar wanneer dit opgeslagen wordt, en zij op wasdoek en dikwijls samengevouwen linnen gelegd wordt. Daardoor verhoedt men groote onzindelijkheid en kan de lijderes dikwijls, zonder dat zij noodig heeft zich sterk te bewegen of zich op te richten, door verwisseling van het onderliggende goed een gemakkelijk en zindelijk bed verkrijgen. Te vroeg opstaan, ja slechts het dragen van het eene bed op het andere kan zeer schadelijk worden en de bloeding opnieuw doen ontstaan. De lijderes moet op den rug liggen, met het hoofd zoo laag mogelijk, en zoo het kan met de beenen over elkander geslagen. Het. is niet ongepast gedurende den nacht de dyen boven de knieën met eenen doek licht samen te binden. Den stoelgang moet de lijderes altijd op een ondersteek verrichten. Verstopping mag wel niet geduld, maar slechts met groote voorzichtigheid, en zonder dat de lijderes zich daarbij sterk beweegt, mogen lavementen toegediend worden. Ja, men kieze zelfs, wanneer te groote zwakte het niet verbiedt, een inwendig purgeermiddel, vooral ricinusolie of het Weener drankje. De lucht in de ziekenkamer, zoowel als het bed, de spijzen en de drank moeten koel zijn. Inzonderheid in den winter mijde men een te warm gestookte kamer

Is de lijderes sterk en volbloedig, gaat de bloedvloeiing van de verschijnselen eener ontstekingskoorts en van vastzittende, brandende pijnen vergezeld, zijn de boven opgenoemde prikkelende en verhittende oorzaken voorafgegaan, dan moet zoo spoedig mogelijk eene ader aan den arm geopend worden Inwendig geve men den salpeter (zie n0. 24) en verkoelende dranken (zie n0. 7). Komt zulk eene met ontstekingachtige verschijnselen gepaarde bloedvloeiing bij een meer zwak, prikkelbaar lichaamsgestel te voorschijn, dan geve men de droppels n0 336 alle 2 uren na voorafgegane aderlating By een bleek, ingevallen gelaat, een kleinen zwakken pols, aanhoudend voortdurenden moederbloedvloed met weinige of in het geheel geene plaatselijke pijnlijke gewaarwordingen, mag aan geene aderlating gedacht

-ocr page 447-

427

worden. Hier geve men vóór alles den alluin, 10 grein in poeders met evenzooveel suiker, om de 2 uren één, of om de 2 nren een half kopje aluin wei (zie n0. 239 of n0. 340). Krachtiger nog werkt het ijzervitriool (zie n0. 344), dat echter eene geheel machtelooze spijsvertering volstrekt niet voegt. De kaneeltinctuur 30—40 droppels om het uur of nog binnen korter tusschenpoozen toegediend, of bij gelijktijdig zich vertoo-nende krampachtige verschijnselen en wel bij zeer prikkelbare vrouwen en bij bezwymingen de kaneeldroppels n0. 345, anders echter die van n0. 346, bewijzen hier doorgaans de beste diensten, vooral in verband met wasschingen met azijn en koude omslagen in de streek van den schoot. Daar echter, waar al deze middelen vruchteloos blijven, kan men zichnog op het moederkoren verlaten (zie n0. 936), en waar zelfs dit geene hulp mocht bieden, op het azijnzure lood (zie n0. 237).

Is de bloeding der baarmoeder aanhoudend en bestaat zij reeds eenigen tyd, dan zijn bijna altijd ziekelijke veranderingen in de weefsels van dit deel aanwezig: sluipende ontstekingen, ontvel ■ ling en zweren, verweeking en verdunning, polypen, opzwellingen, verhardingen, of de baarmoeder heeft een tegennatuurlijke ligging aangenomen. In deze gevallen kan slechts een zeer verstandig (niet het alledaagsche) onderzoek van eenen accoucheur en diens bijstand den toestand nauwkeurig bepalen en hulp daartegen verschaffen. Samentrekkende inspuitingen naar eigen goeddunken hier aan te wenden, is derhalve ook niet raadzaam.

§ 193 e. Moeilijke pijnlijke maandstonden. Hierbij

zgn twee gevallen te onderscheiden : óf alleen de eerste verschijning der maandzuivering is pijnlyk, óf de wederverschijning der maandstonden gaat gepaard met hevige kolieken, vooral in de schootstreek, door weeachtige pijnen, py nen in het hoofd en den rug, braken, tandpijnen, of nog heviger toevallen, braken met diarrhee, bezwijmingen, krampen, vallende ziekten, rechtstyvig-heid, ijlen, melancholie, razernij, verblindingen, enz., en wel óf slechts gedurende de vloeiing, óf reeds verscheidene dagen vroeger of later. Daarby is de bloedontlasting zelve óf regelmatig, óf te zwak, te sterk, te wankleurig. Onvruchtbaarheid, een treurig, gedeeltelijk zeer rampzalig en verdrietig leven en insgelyks niet zelden ontaardingen der baarmoeder zelve zyn de treurige gevolgen van zulk eenen toestand, die ook als een erfelyke ziekte beschouwd wordt, waarbij men dan trouwens het ontstaan van andere plaatselyke ziekten der baarmoeder nog meer te duchten heeft. Men moet daarbij voomamelyk twee wezenlijk verschillende toestanden van elkander onderscheiden, want doorgaans berusten de py nen, krampen en andere ziekelijke verscliynselen

-ocr page 448-

428

óf op een ziekelyk verhoogde prikkelbaarheid en gevoeligheid der geslachtsdeelen van het geheele lichaam in 't algemeen, of op eene sluipende ontsteking der baarmoeder en bloedaandrang' naar dit deel. Er zijn echter ook gevallen, vooral wanneer, zooals dit hier zeer dikwijls voorkomt, bij drukking gevoelige rugwervels aangetroffen worden, waarin deze beide toestanden met elkander zijn ineengesmolten, of waarin de oorzaak dezer ziekte in een ontaarding van de samenstelling, of in eene ziekelijke verandering van de ligging der baarmoeder gezocht moet worden.

De pijnlgke maandzuivering, die op zwakte der zenuwen en op prikkelbaarheid berust, kan vrouwen van eiken leeftijd overvallen; zij is echter na het 368te levensjaar menigvuldiger dan in jongere jaren en komt ook bij gehuwde vrouwen, die echter geene kinderen gehad hebben, meer voor dan bij andere. Zij overvalt meestal vrouwen van een prikkelbaar temperament, en van een teedeven, zwakkelijken lichaamsbouw. Ongeveer één dag voor de verschoning der maandstonden is er een gevoel van algemeen mishagen en een gewaarwording van koude aanwezig, die, zooals de lij deressen zich uitdrukken, de beenderen in de ledematen overvalt. Hoofdpijn gaat de verschijning der maandzuivering vooraf of volgt er op. De pijnen, die de zuivering vergezellen, beginnen in de beneden-lendenstreek van den rug en verspreiden zich benedenwaarts rondom het benedendeel van den onderbuik en naar de dijen. In vele gevallen schijnen zij zich in regelmatige aanvallen met tusschenpoozen van rust voor te doen, in andere bleven zij steeds op dezelfde hoogte. De hevigheid der pyn is insgelijks zeer verschillend en somtijds zoo groot, dat de lijderessen zich klommen en wringen, ja, zelfs wel in flauwten vallen. Somtyds is zij slechts van korten duur en bepaalt '/ich tot eenige weinige uren voor of na de verschoning der bloedvloeiing. Gedurende den aanval is geen opwekking in het bloed aanwezig en niets van koorts te bemerken, de huid is koel, de pols zwak en de gelaatskleur bleek; later is echter de lijderes minder verzwakt, dan men naar de hevigheid der pynen verwacht zoude hebben Doorgaans is hier het geloosde bloed spaarzaam zeer dikwijls wankleuring en met kleine bloedklompjes vermengd. In den overigen gezondheidstoestand der lijderes wordt geene bijzondere stoornis waargenomen. De darmontlastingen zijn regelmatig en bij eenigen is de eetlust nauwelijks gestoord. — Deze ziekelgke toestand is het gevolg der weekelijke opvoeding van de kindsheid af, van menigvuldige verkoelingen door vochtige woning en te dunne kleeding, van menigvuldige opwekkingen der geslachtsdrift, van onanie, van te vroegen en te dikwijls uitge-oefenden bijslaap, nederdrukkende gemoedsbewegingen en hartstochten, van verdriet, droefheid en een gekrenkte en onbevre-

-ocr page 449-

4'i9

digde liefde, voorafgegane bloedvloeiingen en menigvuldige miskramen, van het nauw rijgen, zittende levenswijs en van de vennskwaal. Nogtans kunnen ook andere ziekten van den onderbuik, vooral echter van de baarmoeder, b. v. verstoppingen, opzwellingen, aanwassen, verhardingen enz, de oorzaak van deze ziekten zijn. Ook heeft men door het afdrijven der wormen hardnekkige pijnen van dien aard zien verdwijnen.

De ontstekingachtige toestand bij de pijnlijke maandzuivering onderscheidt zich tamelijk duidelijk van de boven beschreven soort, zoowel met betrekking tot de personen als tot de verschijnselen. Hij komt voor bij vrouwen van een vollen lichaamsbouw, hevig temperament en in 't algemeen in een vroegeren ouderdom. Dikwijls neemt men hem ook waar bg weduwen of vrouwen, die langen tijd het genot van den bijslaap moeten ontberen; over 't algemeen zijn ongehuwden inzonderheid aan deze ziekte onderhevig, maar ook gehuwde vrouwen, zelfs wanneer zij kinderen gehad hebben, worden niet verschoond. Het beste uitsluitsel daaromtrent geeft altijd een in de tusschentijden gedaan vroedkundig onderzoek, waarbij alsdan de baarmoeder gedeeltelijk of algemeen ontstekingachtig opgezwollen wordt bevonden. De aanval wordt slechts door weinige voorteekenen aangekondigd. Een zekere onrust en een koortsachtige toestand met rilling en daarop volgende hitte en roodheid in het gelaat, dikwijls met hoofdpijn gepaard, gaan de verschoning der maandstonden weinige uren vooraf. Eenige uren na de verschijning is de pijn zeer hevig. De lijderes klaagt over pijn in den rug, een pynlijk gevoel in de ledematen, loomheid, vermoeidheid, gevoeligheid voor het licht en geraas; het gelaat is rood, de huid heet en de pols sterk en snel, en dikwijls gevoelt men duidelijk een opzetting van den onderbuik in de schootstreek. Alle verschynselen verminderen in hevigheid, wanneer de vloeiing volledig begonnen is ; nogtans is de tijd, waarop dit plaats heeft, zeer verschillend. quot;Wordt de koorts sterk, dan begint de lijderes niet zelden te ijlen. Menigmaal wordt in de tusschentijden een slijmontlasting waargenomen, hetwelk bij de eerste soort maar zelden het geval is, of zij is dan ten minste nooit zeer belangrijk. De aanval kan by elke maandzuivering terugkeeren, doch houdt niet zoo regelmatig vol als by de eerste soort, en wanneer hij niet belangrijk is, is hij ook dikwijls geen hinderpaal voor de bevruchting. Opwekking der geslachtsdrift, verkoudheden door het dragen van een te dunne kleeding, vooral in koele avonden na heete zomerdagen, het zitten op steenen of op den blooten grond, voornamelijk na verhittingen en een te voedzame kost en verhittende dranken zgn dikwijls de oorzaken van dezen toestand.

de nadering der eerste maandzuivering lijden de meisjes

-ocr page 450-

430

ook wel menigmaal dan allerhande toevallen, die, wanneer zg een zekere grens niet overschreden, geenszins als iets ziekelijks beschouwd moeten worden. Gewoonlijk eindigen zij bij deze niet altijd terstond de eerste maal met het verschenen der maandstonden, maar keeren na eenige malen regelmatig na 4 weken terug, waarbij dan in den beginne een roodachtig bloedwater en ein-delijk helder bloed geloosd wordt, terwyl dan de pgnen bg de volgende zuiveringen altgd geringer worden. Deze pijnen mag men echter niet trachten te verminderen door een geneeskundige behandeling, evenmin als men den vloed sneller mag doen te voorschijn komen.

De pgnlijke maandzuivering, die op gevoeligheid der zenuwen berust, is dikwijls uiterst hardnekkig en trotseert alle middelen. In de aanvallen van groote pijnly kheid geve men hier om de een of twee uren eene gift van het Doversche poeder (zie n0. 44) met een grein kamfer, zoolang tot verzachting volgt. Mocht echter daarbij het hoofd te zeer aangedaan worden, dan diene inen liever het bilzenkmid (zie n' . 162) toe. Ook de krampdroppels n0 167 met thee van kamillen of valeriaan verschaffen dikwijls groote verzachting. De beste diensten bewijzen echter gewoonlijk de kamillen-lavementen met 6—8 droppels eenvoudige opiumtinctuur, die men evenwel reeds eenige dagen vóór het verschenen der 'regels moet beginnen te nemen, wanneer de aanvallen voorkomen wil. Zyn met deze aanvallen te gelyker tijd hevige bloedstortingen verbonden, dan worden beiden te gelijk door het moederkoren (zie n0- 236) verdreven. Ook heeft men er zeer goede gevolgen van gezien, wanneer het moederkoren telkens reeds eenige dagen vóór het verschijnen der maandstonden 3maal daags gegeven werd. — Zyn er krampachtige toevallen aanwezig, dan geve men om de twee uren, of ook om het uur, 30—40 droppels van het Prager stinkende duiyels-drekwater met kamillenthee. Over 't algemeen werkt een rijkelijk gebruik dezer thee hier zeer weldadig. Met zeer goed gevolg gaf men ook reeds dikwijls eene thee van gelijke deelen van valeriaan- en zoethoutwortel, melissen- of kruizemuntkmid en kamillenbloesem. In zeer vele gevallen, en inzonderheid daar, waar de huid koel en droog is en een aanhoudende verkoudheid als de oorzaak dezer pijnen kan vermoed worden, is de azynzure geest van salammoniak (om de 3 uren 40—50 droppels) in suikerwater een voortreffelijk middel, dat men steeds zonder eenig gevaar nemen kan. Ook moet men hier nooit de kalmeerende pappen (zie u0. 106) en in wry vingen (zie n . 198) over het hoofd zien.

Lauwwarme halfbaden, vooral van melk en zeep, bedaren doorgaans de lijderes zeer veel; nog beter zijn echter de uren lange

-ocr page 451-

431

zitbaden van matig koud water. Indien men de laatste slechts nu en dan voor een korten tijd nemen -wilde, zouden zij trouwens meer schade dan voordeel aanbrengen. Ook het dragen van in koud water gedompelde en daarna goed uitgewrongen doeken om het lijf gewikkeld, zal aan de lijderes groot voordeel verschaffen. In geen geval mag hier echter het onderzoek van den rug achterwege gelaten worden; zeer dikwijls zal men dan den pijnlijken wervel ontdekken en den aanval op de in § 87 opgegeven wijze kunnen verwijderen.

Ten einde dezen toestand grondig te genezen geve men in de tusschentijden de pillen nquot;. 171, of waar de voeding zeer krachteloos geworden is, geve men de kwassia (zie nquot;. 33), dan het IJslandsche mos, vooral echter zijn de ijzerhoudende mineraal-bronnen hier nuttig. quot;Waar echter verstoppingen van den onderbuik aanwezig zijn, is het gebruik van het natuurlijke of kunstmatige Karlsbaderwater een onovertrefbaar middel. By zuivere prikkelbaarheid der zenuwen zal het voortgezette gebruik der matig koude zitbaden (dagelijks 2maal een uur lang), en het bestendig dragen van vochtige doeken om het Igf het hest de kwaal voor altijd kunnen genezen. Zonder het zorgvuldig ver-mijden van de opgegeven oorzaken zal nooit een genezing gelukken. maar wel is deze dikwijls alleen genoegzaam om aan de kwaal een einde te maken.

Is een ontstekingachtige toestand of een bloedophooping de oorzaak van de ongesteldheden der maandstonden, dan is by vollen, snellen pols, eene heete huid, een rood gelaat, bij hoofdpijnen en hevige aanhoudende pijnen in de baarmoeder eene aderlating van 1—3 kopjes op den arm onvoorwaardelijk nood-zakelijk. Is de koortsachtige toestand echter niet zoo duidelijk gekenmerkt, en de lijderes van een minder krachtig lichaamsgestel, dan mogen slechts 15—20 bloedzuigers aan de geslachts-deelen en aan den bilnaad, of beter nog koppen, daar waar de lijderes de meeste pijn gevoelt, gezet worden. Niets verleent echter zulk eene buitengewone hulp, dan wanneer men gelegenheid heeft zich 2—4 stuks bloedzuigers aan den baarmoedermond zeiven te laten zetten, hetwelk trouwens slechts een ervaren vroedmeester door middel van een moederspiegel kan bewerkstelligen. — Het darmkanaal moet door ricinusolie 1—2 (eetlepels in een kopje gerstewater), of wanneer de lijderessen van dit heerlijke middel, dat dikwijls alleen genoegzaam is om de pijn te verdrijven een te grooten afkeer hebben, door het drankje n0. 62 gezuiverd worden. Om de pijnen te verzachten, dienen lauwwarme halfbaden, pappen van een mankopafkooksel, inspuitingen van dit afkooksel of van lijnzaadthee, en na de behoorlijke ontlasting van het darmkanaal een lavement, alleen van twee

-ocr page 452-

432

eetleepels melk met 6—8 droppels laudanum. Zitbaden van geheel koud water, waarbij • gedurende het zitten het door het lichaam verwarmde water uitgeschept en altijd weder door koud vervangen wordt, ' zoodat eindelijk de lijderes door een sterke rilling overvallen wordt, doen hier evenwel dikwijls meer dienst, dan al de opgegeven middelen. Zoo dikwijls de pijn zich echter vernieuwt, moeten zij ook op dezelfde wijze herhaald worden.

In den tusscbentijd bepale zich de zieke meer tot planten-voedsel, volge een matigen leefregel, drinke veel koud water, lijde een matig werkzaam leven en vermijde alles, wat het bloed, vooral echter de gealachtsdeelen verhit en opwekt

§ 194. Misselijkheid en braken bii zwangere

Vrouwen. De misselijkheid begint zeer dikwijls reeds met de bevruchting of liever weinige uren of dagen daarna, en zij klimt menigmaal tot braken, zoodat vele vrouwen dit onder de zekere teekenen der zwangerschap rekenen Men kan aan deze meening der vrouwen des te meer geloof hechten, wanneer er geen andere waarschij nlyke oorzaak dier ongesteldheid, b. v. overlading der maag, gemoedsaandoening, enz. voorafgegaan, en de tong daarbij zuiver is. Zoo deze misselijkheid niet te hevig of aanhoudend wordt, is zij zonder eenig gewicht en nadeel. Ja, men kan het gebrek aan eetlust tot op de 5de maand der zwangerschap veelmeer als eene wgze inrichting der natuur beschouwen, om daardoor te verhinderen, dat het bloed, hetwelk zich in dit tijdperk in het lichaam ophoopt en nog niet tot voeding der vrucht rykelijk aangewend wordt, zich niet door al te overvloedige voeding nog meer ophoope, en zoo voor de moeder en het kind nadeelig zou worden. Daar echter, waar de misse-lijkheid en het gebrek aan eetlust tot een aanhoudend hevig braken klimmen, kan dit niet alleen buitengemeen verzwakken en de voeding te zeer beperken, maar ook tot breuken en miskramen aanleiding geven.

In de eerste maand na de bevruchting en dan weder van de 5de maand der zwangerschap af berust de kwaal gewoonlijk op een prikkeling der zenuwen, en zij kan alsdan slechts door krampstillende middelen gematigd, maar slechts zelden geheel en al verwijderd worden. Bij zeer prikkelbare vrouwen met zwakke zenuwen kan deze zenuwachtige prikkelbaarheid ook gedurende de geheele zwangerschap oorzaak van dit braken zijn. De bestendige neiging tot braken wordt dan door niets beter verminderd dan door het middel n0. 19, waarbij men nog 4 grein extract van bilzenkruid voegt. Dikwijls echter doen ook de zure droppels (zie n0. 348). of het spiritueuse kaneelwater (3—4maal daags een theelepel met water) nog meer dienst. Daarbij wrijve

-ocr page 453-

433

men de maagstreek en den rug 2—Smaal daags met lavendel-geest, Hoffman's uitwendigen levensbalsem of met het middel n0. 196. Nuttig is ook kruizemuntkruid in wijn gekookt als pap op de maagstreek. Inwrijvingen van de braakwijnsteenzalf, ter grootte eener boon, tweemaal daags in den hartkuil, totdat blaren ontstaan, worden ook dikwijls met het beste gevolg aangewend.

In de veel meer voorkomende gevallen en vooral van de 2de tot de 5e maand der zwangerschap berust dit braken op eene volbloedigheid der maagstreek. Bloedzuigers, en wel 40, 15, 20 stuks, al naar het lichaamsgestel, den ouderdom en in 't algemeen naar de krachten der zwangeren, op den hartkuil gezet cremotart in water (zie nc. 18), en bij tragen stoelgang, hitte en opstijgingen, somtijds een zacht purgeermiddel (zie n\ 62) zijn dan de gepaste middelen om deze maagongesteldheid te verwijderen. Wanneer het braken echter met een brandend pijnlijk gevoel in de maag gepaard gaat, wanneer de pols slechts een weinig vol is, wanneer zich reeds dikwijls bloedaderknoopen aan de voeten vertoonen en het braken niet voor, maar kort na het eten plaats heeft, dan zijn de bloedzuigers alleen niet genoegzaam, maar dan moet in elk tijdperk der zwangerschap eene aderlatiug op den arm met de bloedzuigers te gelijk aangewend worden.

Met den besten uitslag heeft men in den laatsten tijd het volgende middel aangewend :

Neem: water van oranjebloesem 2 drachmen, braaknoot-tinc-tnur 6 droppels;

hiervan worden 's morgens in het bed en 's avonds om 6 ure 10 droppels genomen. Zijn de vrouwen echter zeer zwak en lijden zij reeds lang aan deze kwaal, dan neme men bij de bereiding van het middel slechts 2 droppels van de braaknoot-tinctuur. Bij zeer prikkelbare vrouwen, bij welke reeds vele geneesmiddelen zonder gevolg zijn aangewend en de maag alles weder uitwerpt, geve men:

Laurierkerswater 2 drachmen, braaknoottinctuur 4 droppels; men neme hiervan zooals boven, dagelijks 2maal 10 droppels. Na acht dagen, wordt, wanneer de verschijnselen nog aanhouden, tot 15, en weder na acht dagen, wanneer deze nog niet geheel opgehouden hebben, tot 20 droppels geklommen, maar nooit hoo-ger. Daarbij moet echter een misschien aanwezige diarrhee, alsmede het gebrek aan ontlasting, door de hier geschiktste middelen verwijderd worden. Het diëet blijve hier echter geheel en al aan de keuze der lijderes overgelaten.

In elk geval, zelfs daar, waar men van bloedaftappingen geen gebruik durft maken, zijn de zacht op den stoelgang werkende middelen dikwijls zeer nuttig, want niet zelden verzamelen zSh

28

-ocr page 454-

434

gedurende de zwangerschap door overlading der maag en andere vergrepen tegen den leefregel in Let darmkanaal vnile stoffen, die door hare prikkeling misselijkheid en braken veroorzaken kunnen en daarom verwijderd moeten worden. Een beslagen tong, een leelijke smaak in den mond, ontstemming van het gemoed, loomheid, hoofdpijnen in de voorhoofdstreek, enz. toonen de aanwezigheid dezer vuile stoffen aan.

Wanneer in de tweede helft der zwangerschap het braken niet ophoudt, dan kunnen weekmakende lavementen niet genoeg aanbevolen worden, want zij bewerken dan dikwijls de ontlasting van een ontzaggelijke menigte verharden drek, die zich door de drukking der zwangere baarmoeder in de darmen ophoopt, door purgeermiddelen niet weggevoerd kan worden en niet alleen het braken onderhoudt, maar ook dikwijls miskramen of zware verlossingen veroorzaakt. Door een lavement van gekookt water met i, 2 eetlepels boom- of lijnolie, niet te warm en niet te koud, dagelijks genomen, zal men deze drekon'las-tingen het best kunnen bewerkstelligen.

§ 195. Middelen om een miskraam te voorkomen Miskraam (abortus) heet het verliezen der vrncht van de eerste tot het einde der zevende maand, in welken tijd deze steeds onvatbaar voor het leven ter wereld komt; men noemt het een vroegtijdige geboorte, wanneer zij tusschen de 28ste en 37ste week plaats heeft; by deze kan het kind somtijds nog in het leven gehouden worden. Het meest komt de miskraam in de 3de en 4de maand voor, waarin zij bijna altijd op eenen tijd voorvalt, waarop de vrouw, zoo zij niet zwanger geweest ware, hare maandstonden zou gekregen hebben.

De teekenen, die zulk een ramp te voren aankondigen, zijn; zwaarte loomheid, koude en versty ving der ledematen, duizeling, flauwten, hoofdpijn, zware droomen, een bleek uitzicht, troebele oogen, dikwijls blauwe kringen om de oogen, vermindering der steken, spanning en zwelling der borsten, pijnlijk trekkend gevoel in de lenden- en liesstreek, pijnen in het kruis en den onderbuik, die op regelmatige weeën gelijken, drukking op de blaas en daarom dikwijls neiging tot waterloozing, een slijmerige, dikwijls zeer kwalijk riekende waterachtige uitvloeiing uit de scheede, en eindelijk, wanneer de vrucht spoedig zal te voor-schijn komen, bloedvloeiing uit de geslachtsdeelen. Na de helft der zwangerschap voegen zich daar nog de ophoudende bewegingen van het kind bij, somtijds ook een bemerkbaar kraken in den onderbuik als een gevolg van het bersten der eivliezen, en het gevoel van een heen en weder vallend lichaam, wanneer de moeder van de een op de andere zijde gaat liggen. Somtijds

-ocr page 455-

435

zijn echter vele dezer voorboden aanwezig, zonder dat de gevreesde miskraam plaats heeft; vertoont zich deze zonder ook voorteekenen, en dan weder gaan deze weken vooraf.

De verschijnselen bij een miskraam gelijken in 't algemeen zeer veel op die eener regelmatige geboorte en wel des te meer, hoe later de miskraam plaats heeft. Ontstaat deze reeds in de eerste weken na de bevruchting, dan is zij nauwelijks van een gewone maandzuivering te onderscheiden en wordt dan ook door de vrouwen doorgaans tot haar groot nadeel daarvoor gehouden, want zij heeft meestal plaats op den tijd, dat de maandstonden zich gewoonlijk vertoonen. Het bloedverlies is dan zeer rijkelijk en met zware pijnen verbonden, het geloosde bloed is geronnen, drabbig en met vliesachtige voorwerpen vermengd. Was het bloedverlies niet te sterk, dan worden de vrouwen na zulk een miskraam doorgaans wel weder spoedig hersteld; maar dewijl zij die daarvoor niet gehouden hebben, zorgen zij er niet voor om ze in het vervolg te voorkomen, en zoo komt dan de ramn dikwijls terug, ja wordt eindelijk tot gewoonte, totdat eindelijk de baarmoeder geheel en al de geschiktheid verliest, om de vrucht langer dan tot op het tijdperk, waarin de miskraam steeds plaats gehad heeft, bij zich te houden.

De oorzaken der miskramen kunnen in drie hoofdklassen verdeeld worden, namelijk in dezulke, die van de moeder, of van de vrucht, of van het ei uitgaan. Zoo kan het ei, d. i. de vliezen, die de vrucht insluiten, en de omringende vloeistoffen, zich bij een vroegtijdig afsterven der vrucht in een wanstaltige massa (misdracht) veranderen, en dan in de 3de of 4de maand uitge-stooten worden, of de eivliezen kunnen te dun zijn en bij de geringste aanleiding bersten. In beide gevallen is de miskraam niet te verhoeden. Het is zeer gevaarlyk voor moeder en kind, wanneer de moederkoek zgner zetel op den baarmoedermond heeft. Hier vertoonen zich in de laatste helft der zwangerschap altijd van tyd tot tyd kleine bloedvloeiingen uit de baarmoeder, te gelyk is de buik platter dan gewoonlijk. Heeft hier, zooals gewoonlijk geschiedt, en wat dan ook niet verhinderd kan worden, een miskraam of te vroege geboorte plaats, dan volgt daarop zeer lichtelijk een doodelijke bloedvloeiing, zoo men niet dade-Igk de hulp van eenen vroedmeester inroepen kan. Lichtelijk ontstaat ook een miskraam door te snellen groei, te groote levendigheid of zwakheid der vrucht, vooral wanneer de eerste levenskiem door ouderdom, ontzenuwing, zwakheid, ziekelijkheid of gebrekkelijkheid zoo zwak gelegd is, dat de vrucht haar leven niet tot de volle ontwikkeling kan voortzetten. Zoo bevindt men ook, dat, wanneer jonge, krachtige vrouwen oude, afgeleefde ontzenuwde mannen hebben, de vrucht niet tot volkomen rijp-

28*

-ocr page 456-

436

heid komt, maar dat zij door de wanverliouding van de te krachtige voeding van den kant der moeder voor de te zwakke kiem vroeger sterft. Kleine aderlatingen, herhaalde purgeermiddelen en schrale kost zijn dan de eenige middelen om de reeds meermalen plaats gehad hebbende miskraam te verhoeden. De gewone oorzaken zyn echter: schrik, toorn, droefheid, koorts (inzonderheid in de eerste maanden der zwangerschap, de hevige rilling in de wisselkoorts, waarom men deze laatste dan ook zoo spoedig mogelijk moet trachten te onderdrukken), ontste-kingsziekten, aambeien, verhittingen, verkoudheden, misbruik van verhittende spijzen en dranken, van het aderlaten en pur-geeren, voetbaden, warme baden, vooral te warme in de eerste maanden der zwangerschap, te menigvuldige bijslaap, sterke geuren, bedorven lucht, enz. Werktuigelijke oorzaken van het te vroeg verliezen der vrucht z:jn; ziekten der baarmoeder door uitwendige beleedigingen, een val, een slag, een stoot op den onderbuik, prikkeling door vroedkundig onderzoek, hevig braken, hoesten, niezen, krampen, het tillen van zware lasten, te sterke of ongewone en onvoorzichtige lichaamsbewegingen, dansen, nachtbraken, te sterk rijgen en inpersen des lichaams. Door het laatste wordt de baarmoeder dikwijls uit haren natuurlijken stand gedrongen, zoodat zij achterwa^uts gebogen wordt, hetwelk trouwens ook door andere oorzaken bewerkt kan worden. Juist deze verkeerde ligging der baarmoeder, die men dikwijls niet vermoedt, is niet zelden de oorzaak eener miskraam. Gevoelen de vrouwen in de derde maand der zwangerschap een onophoudelijk pijnlijk dringen in het bekken, een trekken in de heupen, benauwdheid, onrust, en komt daarbij nog verstopping van den stoelgang en de urine, dan is naar alle waarschijnlijkheid de baarmoeder achterwaarts gebogen, en men moet dan niet aarzelen door een.vroedkundige dit gebrek te laten verhelpen.

Een der menig vuldigste oorzaken van miskraam en te vroeg-tijdige bevalling is ook de drukking, die de ophooping van verharde drekstoffen op de baarmoeder uitoefent In gevallen, waarin deze ongunstige gebeurtenis door geen middel kon verhoed worden, en de vrouwen in weerwil van alle pogingen toch steeds te vroeg verlosten, daar bereikte men dan eenig en alleen zijn doel, door haar gedurende 4 weken regelmatig om den anderen dag, het liefst tegen den avond of vóór het naar bed gaan een lavement van eenvoudig gekookt water met 4 a 2 eetlepels lijn- of boomolie te laten geven. Wordt dit niet door behoorleken stoelgang gevolgd, dan herhaalt men dit des morgens op den volgenden dag. Men kan zich daartoe van een spuit van middelbare grootte bedienen; de vrouw moet daarby op de rechterzijde liggen, en het lavement mag niet te koud, noch te

-ocr page 457-

437

warm zijn; ook moet het pijpje eerst alleen zonder de spuit in behoorlijke richting ingebracht, en dan eerst de laatste in het pijpje gestoken worden. De vrouw mag zich echter het lavement nooit zelve geven, omdat daarbij een schadelyke prikkeling nauwelyks te vermijden is Men begint daarmede 14 dagen vóór den tijd, waarop de laatste miskraam heeft plaats gehad, en ga nog 14 dagen na dit tijdstip onafgebroken daarmede voort. Dat daarbij de noodige omzichtigheid en behoedzaamheid der zwangere vrouwen niet veronachtzaamd mag worden, spreekt van zelf. Alle andere lavementen, ja zelfs het eenvoudige kamillen-afkooksel, werken hier te prikkelend en zgn nadeelig, evenals de zachtste purgeermiddelen; want bij een reeds aanwezige neiging en gewoonte tot een miskraam en te vroege bevalling wordt deze zeker daardoor bewerkt.

Al de hier opgegeven oorzaken bewerken echter gewoonlijk alleen dan een ontijdige verlossing, wanneer het lichaamsgestel en de andere levensverhoudingen der vrouwen ze reeds buitendien daartoe geneigd maken. Hiertoe behoort teederheid, zwakheid en prikkelbaarheid van het lichaam, maar ook volbloedigheid; een weekelijke levenswijs, onmatigheid (vooral in den bijslaap^ zucht tot genot, de eerste zwangerschap, wanneer deze in te jeugdigen of te ver gevorderden ouderdom plaats heeft; de bevruchting kort voor of gedurende de maandstonden, gedurende het zoogen of zelfs reeds gedurende de nog vloeiende kraamzuivering; te menigvuldige en te sterke maandvloed, aanhoudende afgang van slijm, een ziekelijke verhoogde prikkelbaarheid der borsten gedurende de zwangerschap, enz. Van groot gewicht is hier ook de gesteldheid van het weder en der lucht, die dikwijls haren invloed zoo algemeen verspreiden kunnen, dat de ontijdige verlossingen een ware volksziekte worden, b. v. gestrenge koude, aanhoudend nat weder, groote zonnehitte, menigvuldige onweders, en volgens alle waarnemingen een droge koele lente na een lauwen vochtigen winter. Voornamelijk echter is het de macht der gewoonte, die hier zoo hoogst ongunstig werkt. Vrouwen, die eenmaal een miskraam gehad hebben, zijn lichtelijk aan deze ramp meer onderhevig, vooral wanneer dit in de eerste zwangerschap het geval was en in de tweede dit niet door groote zorgvuldigheid voorkomen werd.

In de meeste gevallen zal het zorgvuldig vermijden der opgegeven oorzaken, in zoo verre zij van den vrijen wil der vrouw afhangen, toereikend zijn, om een te vroege bevalling gedurende de zwangerschap te verhoeden. Boven alles verwijdere men, zoo ver het maar eenigszins mogelijk is, al die schadelijke invloeden, welke een vroegere miskraam veroorzaakt hebben, en geve zelfs in die gevallen, waarin deze reeds dikwijls achter elkander plaats

-ocr page 458-

438

gehad heeft, de hoop niet op, het gewenschte doel te bereiken. De vrouw onthoude zich echter altijd van te hevige beweging en inspanning, vermijde een tijd lang den bijslaap, inzonderheid op het tijdpunt, waarop buiten de zwangerschap de maandzuivering gewoon was te verschijnen en in de maanden, waarin reeds een of meermalen de miskraam plaats gehad heeft. Zij vermijde alle gelegenheden, die hartstochten of hevige gemoedsbewegingen verwekken kunnen, gelijk ook verhitting of verkoeling, vooral echter een snelle afwisseling van hitte en koude. Hare kleeding moet eenvoudig, niet te warm of te koel zijn, en inzonderheid vermijde zij alle kleedingstukken, die den onderbuik kunnen drukken. Hare levenswijs zij eenvoudig, kalm en zoo ver mogelijk van het geraas der wereld verwijderd, maar ook niet eenzaam en geheel afgezonderd.

Vrouwen van een levendig, volbloedig gestel moeten zich met zwak voedenden plantenkost en verkoelende verdunnende dranken vergenoegen. Dikwijls en vooral dan, wanneer de algemeene volbloedigheid zich door een harden vollen pols, een rood opgezet gelaat, levendige schitterende oogen, een gevoel van hitte, enz. openbaart, zijn matige aderlatingen op den tijd, waarin anders de maandstonden gewoonlijk verschenen, zeer nuttig Men moet ze zelfs in verminderde hoeveelheid gedurende verscheidene maanden en wel zoo lang herhalen, als zich deze verschijnselen van volbloedigheid en bloedopbruising vertoonen, of de natuur het door bloedingen, b v. door neusbloeden, aanduidt of verlangt. Ook de teekenen eener schij ubare zwakte verbieden geenszins altijd deze bloedaftappingen, want deze teekenen vertoonen zich even goed zeer dikwijls by volbloedige personen. Dikwijls leert de ervaring ook, dat inzonderheid die vrouwen, welke buiten de zwangerschap een zeer prikkelbaar zenuwstelsel hebben, of bij welke zich het beeld der zwakheid met verhoogde prikkelbaarheid vertoont, in de zwangerschap menigvuldiger aan volbloedigheid en opbruising in het bloed lijden, dan andere sterke, volsappige personen. Maar ook hier kan slechts een bekwaam geneesheer over de noodzakelijkheid eener aderlating met grond beslissen. Naast deze regelmatig herhaalde bloedaftappingen kan de rust van lichaam en ziel gedurende maanden voortgezet, en inzonderheid in de drie laatste maanden, niet genoeg aanbevolen worden.

Was daarentegen de aanleiding van voorafgegane te vroege verlossingen in wezenlijke zwakheid, vooral in eenen aanleg tot zenuwzwakte en krachtelooze gebrekkige voeding gelegen, en heeft men reden om te vreezen, dat door dezelfde aanleiding een nieuwe miskraam ook in de tegenwoordige zwangerschap zou kunnen plaats grijpen, dan is niets zoo dringend noodzakelijk, dan de oorzaken op te sporen en te verwy deren, die in de vroe-

-ocr page 459-

439

gere zwangerschappen die zwakte bewerkt hebben, of wanneer er ziekten aanwezig zyn, zorg te dragen, dat deze zoo spoedig mogelijk verwijderd worden. In 't algemeen past hier een meer voedzame, maar toch slechts altijd aan de krachten der spijsvertering geëvenredigde leefregel, matige, maar nooit tot vermoeienis voortgezette dagelij ksche beweging in de open lucht, het verblijf op het land, opbeuring van het gemoed door stille, den geest niet te sterk opwekkende verstrooiingen en het vermydeu van treurige gemoedsstemmingen, van overmaat in den bijslaap en van het drinken van veel koffie en thee. Tot versterking der spysvertering bediene men zich van de kwassia (zie n '. 71), bij een algemeen krachteloozen toestand des licliaams van de kina (zie n'. 78), bij de overhand hebbende zenuwzwakte van de quinine (zie n0 70), en bij neiging tot krampaanvallen van de valeriaan (als thee, en wel een half ons op 2 koppen). Het is goed, deze middelen 4 maanden lang te gebruiken, maar er echter van tijd tot tijd mede op te houden en ze naar omstandigheden af te wisselen. Inzonderheid mag de kwassia, alsmede over 't algemeen alle bittere middelen, niet te lang zonder tusschenpoozen genomen worden.

Vrouwen, die zonder merkbare aanleiding, alleen ten gevolge van groote zwakte der baarmoeder, dikwijls achter elkander aan een miskraam geleden hebben, zullen voldragen kinderen ter wereld brengen, wanneer men ze kort voor den tgd, waarop de miskraam gewoonlijk plaats heeft, des avonds een eetlepel vol van het geneesmiddel n0. 350 toedient, en met het gebruik van dit middel op zulk een wijze tot aan het einde der zwangerschap voortgaat, dat men een maand na het genoemde tijdstip om de twee dagen eenmaal, en in den laatsten tijd der zwangerschap slechts wekelijks tweemaal daarvan inneemt. De in wry ving n0. 351, en bij groote prikkelbaarheid en krampachtige pijnen de spiritus n'J. 337, voorzichtig op den onderbuik boven de schaambeenderen, in de dij bochten en vooral in den streek van het kruis ingewreven, is reeds dikwijls een zeer voortreffelijk middel gebleken. Zeer doelmatig is het ook, by vrouwen met zwakke zenuwen, van tijd tot tijd, al naar het tijdstip, waaromstreeks vroeger de miskraam plaats had, inwrijvingen van 10—15 droppels laudanum aan de binnen- en bovenzode der dijen te laten doen. Ook de zenuwversterkende kruidenbaden (zie n0. 347), wekelijks tweemaal, doch niet te warm genomen, zijn hier voortreffelijke middelen ter ondersteuning. Men moet daarbij alleen het vatten van koude vermijden, en daarom moeten zulke vrouwen de borsten en den onderbuik vooral warm houden.

Bij volbloedigen, zoowel als by zwakken, mag echter het bovengemelde gebruik der olie-lavementen nooit nagelaten worden.

-ocr page 460-

Indien zich de voorteekenen van een aanstaande te vroege verlossing vertoonen, dan moet men toch nog altijd het werkelijk verlies der vrucht trachten te verhinderen, hetwelk ook niet zelden gelukt, wanneer de vrouw terstond eene horizontale ligging aanneemt en daarbij voor de grootste rust van lichaam en geest zorgt, en wel verscheidene dagen of over 't algemeen zoolang, totdat de aanduidingen van het dreigende gevaar verdwenen zijn. Zonder de strengste inachtneming van dezen regel is er echter ook geene mogelijkheid om de vrucht te behouden. Kan de noodzakelijke hulp van eenen vroedmeester niet spoedig genoeg ingeroepen worden, dan moet men, zelfs wanneer reeds een bloedvloeiing uit de baarmoeder begonnen is, zoo spoedig mogelijk eene aderlating op den arm laten doen, en zoo dit door te groote zwakte verboden wordt, hetwelk evenwel slechts zelden het geval is, dan legge men 8—42 bloedzuigers op de borsten, waardoor het bloed het krachtigst van de baarmoeder afgeleid wordt. Buitendien neme men een strengen leefregel in acht en gebruike de bedarende poeders (zie n0. 155). Blijft deze handel-wijze zonder het gewenschte gevolg, of is de vrouw in 't algemeen door voorafgegane langdurige bloedvloeiingen of ten gevolge van de reeds meermalen plaats gehad hebbende miskramen nitgeput, heeft men te doen met een vrouw, die zwakke zenuwen heeft en tot kramptoevallen geneigd is, is er een krampachtige toestand aanwezig en openbaren zich pijnen onder alle teekenen van wezenlijke weeën, ja ontstaat er zelfs een bloedvloeiing, dan is (en wel, wanneer de opbruising in het bloed het noodig maakte, na voorafgegane aderlating) een lavement van 4 eetlepels lauw water met 6— 8 droppels laudanum, dat bij elke vernieuwing der weeachtige pijnen herhaald wordt, een middel, dat in de dreigendste gevallen en onder de ongunstigste omstandigheden het verlies der vrucht nog verhoeden kan. In minder dringende gevallen wende men inwendig (zie n0. 204 a. zonder manna en wijnsteen) en uitwendig het bilzenkruid aan (zie nD. 352 a).

Bij zeer groot bloedverlies legge men koude omslagen van water, water en azijn of wijngeest op de schootstreek; zoo het noodig quot; is, j brenge men een vrij vaste rol linnen, in water en wijnazijn gedoopt, voorzichtig in de scheede.

§ 196. Van het zoogen en niet zoogen der kinderen. Ten einde vele hinderlijke ongesteldheden, die zich, wanneer de moeder zelve haar kind zoogt, voordoen, te voorkomen, is het zeer goed, wanneer men gedurende de zwangerschap reeds de tepels tot het zoogen geschikt maakt; want zeer dikwyls worden de vrouwen bij den besten wil, om haar kind zelve te zoogen, door kloven en barsten aan de borsten daarin verhinderd.

-ocr page 461-

441

De oorzaak van deze zoo pijnlijke kwaal ligt in de vrouwelijke ijdelheid door zich te eng te rijgen, waarbij vooral het planchet de borsttepels zoo terugdringt, dat alle inspanningen der min niet in staat zijn om ze weder naar bniten te brengen. Of men stopt uit ijdelheid de plaats der slappe, armelijke borsten, om ze schijnbaar gewelfd te maken, zoodanig op, dat zij door het bestendige damp- en zweetbad, waarin zij worden gehouden, zoo gevoelig worden, dat bij de eerste ernstige ontblooting zij door een soort van roodvonk overvallen, of door een zweet aangetast worden, hetwelk scherp wordt en ze zoo gevoelig maakt, dat het eerste zuigen van het kind krampen, flauwten en andere slechte verschy nselcn verwekt.

Om de ingetrokken tepels meer naar buiten te brengen, gebruikt men gedurende de zwangerschap dikwijls de zogpomp, of men bedient zich daartoe somtijds van een flesch, die men op de borsten legt. Dat is zeer gemakkelijk; men giet een gewone wijnflesch, die een zeer gladden hals heeft, geheel vol met heet water, draait ze dan om, opdat het water er zeer spoedig uitloope, en voor nog het laatste er uit is, zette men de opening der flesch snel op den tepel.

De groote gevoeligheid der borat en vooral der tepels, waardoor de laagste zoo lichtelijk ontvellen, kan men het best voorkomen, door ze dagelijks met rooden wijn, rum, franschen brandewijn, kirschwasser, enz. te wasschen.

Worden de tepels ontveld, dan bestrijke men ze, nadat het kind gezogen heeft, met het volgende middel:

Neem: peruaanschen balsem een half drachme, cacaoboter 2 drachmen.

Daarmede bestrijke men fijn linnen zeer dun en leggehetop den tepel.

Wat het zoogen in het algemeen betreft, zoo wordt het zeer verlicht en bevordert men te gelijk een rijkelijke zogafscheiding, wanneer men het kind in het vierde of vijfde uur na de geboorte aan de borst legt, voordat de borsten te sterk en te hard worden. Ook is het raadzaam, zelfs wanneer de moeder niet zoogen wil, om het kind aan de borst te leggen, en daarmede de eerste 14 dagen voort te gaan. Dit is in dit opzicht voor moeder en kind van het allergrootste nut. — Wil de moeder het kind zelve zoogen, dan is het dikwijls aan de borst leggen van het kind het beste middel, om genoegzaam melk voort te brengen. Na het kraambed is echter thee van venkelwortel en venkelzaad, alsmede slappe koffie met melk, licht bier en soep hoogst nuttig om dit doel te bereiken.

In het geval, dat de jonggeborene dood is of in de eerste dagen na de geboorte sterft, bevlijtigt men zich zooveel mogelijk om

-ocr page 462-

442

het zog te doen verdwijnen, voordat er zich zog in de borsten bevindt, en men bedenkt niet, dat men daardoor den loop der natuur op een onberaden wijze, die lichtelijk zeer gevaarlek voor de kraamvrouw worden kan, verstoort, want de afscheiding van het zog in de borsten behoort volstrekt tot een regelmatig verloop van het kraambed en tot een ongestoord terugtreden der baarmoeder in haren vroegeren toestand vóór de bevruchting. De volgende handelwijs, die met den loop der natuur geheel overeenkomt, zal altijd de beste blijken te zijn.

In de eerste uren na de geboorte, ongeveer in het 4de of 5de, legge men óf een vreemd kind, óf de zuigglazen aan de borsten, en men ga daarmede aldus voort, totdat de melkkoorts voorbij is, want zoo lang heeft de kraamvrouw zeer doelmatig verstopping, en nu geve men een zeer verkoelend purgeermiddel in Te gelijk binde men de borsten op, neme mageren waterachtigen kost en waehte het zweet goed af Is de maandzuivering echter te gering, dan diene men eenige kopjes melissenthee toe

Zoo bij een kraamvrouw pijnen, verhardingen, opzwellingen der borsten ontstaan, dan legge men warme verweekende pappen op de borsten, en om het zog aan het vloeien te brengen, doe men inwrijvingen en legge men walschot met amandelolie op de borsten, men late de borsten dikwijls uithalen en uitpompen en bepale zich daarbij tot een mager diëet.

§ 197. ZogVloed. De zogafscheiding is hier of te sterk en te verslappend, of zij houdt na het eindigen van het zoogen niet op. In beide gevallen is dit schadelijk voor de voeding des lichaams, er ontstaat duizeling, suizen in de ooren, hoofdpijn, hectische koorts, gestoorde spijsvertering en vermagering.

In het eerste geval moet het zoogen langzamerhand verminderd worden. Dit mag echter nooit te plotseling geschieden, anders ontstaan er lichtelijk zweren, ontstekingen en zogverplaatsingen. Het kind worde daarom van lieverlede steeds zeldzamer aan de borst gelegd, de borst met kamferolie ingewreven, opgebonden en met een gekamferde zeeppleister bedekt; daarbij moet ook de huiduitwaseming door thee van linde- of vlierbloesem vlijtig opgewekt en voor ongestoorde darmontlastingen gezorgd worden. Om de krachten op te beuren geve men een weinig wijn, inzonderheid kinawijn, en later het ijzerhoudende mineraalwater of den staalwijn n '. 215, Is er echter eene hectische koorts aanwezig, dan mag van de genoemde versterkende handelwijs niet vroeger gebruik gemaakt worden, dan nadat deze door melk en Seltzer-water verwijderd is. Zoodra de zogaandrang vermindert, kan men voedzamer, licht verteerbare spijs toedienen Op gelijke wijze wordt de na het zoogen voortdurende zogvloed behandeld.

-ocr page 463-

443

die gewoonlijk het gevolg van te lang zoogen of van liet uitblijven der maandzuivering is. De herstelling der laatste, volgens de boven opgegeven wyze, is dan trouwens de hoofdzaak. Uitwendig legge men aromatische kruidenkussentjes of kamferzakjes op de borst en de laatste ook onder de oksels. Ook het dragen van het loof der gele peen onder de oksels doet veel nut. In hardnekkiger gevallen bedekke men de borst met de pleister n0. 363, legge mosterdpleisters op de bovenarmen, geve nu en dan een licht purgeermiddel, maar ondersteune te gelijk de krachten, zooals by de eerste soort van den zogvloed

§ 198 De Witte vloed. Deze helaas niet zeldzaam voorkomende ziekte is gemakkely k te herkennen, want haar hoofdkenmerk bestaat in de uitvloeiing eener slijmachtige vloeistof uit de scheede, die slechts zeldzaam zoo gering en onmerkbaar is, dat zij zich alleen door de in de urine aanwezige slijmvlokken openbaart. Deze voor de vrouwen zoo lastige kwaal is wel slechts zelden gevaarlek, maar voor de algemeene gezondheid in vele opzichten dikwijls hoogst nadeelig, en in zoo verre daaruit gewoonlijk onvruchtbaarheid of ten minste een groote neiging tot miskramen ontstaat, wegens de daardoor verhinderde voortplanting voor de geheele menschheid van gewicht. Maar de witte vloed, die bij anders gezonde meisjes in de jaren der beginnende geslachtsrijpheid somwijlen de maandzuivering voorafgaat, of die inzonderheid in de laatste maanden der zwangerschap zich vertoont, heeft geen verdere zorg noodig, omdat men hier deze uitvloeiing als een goede werking der natuur, maar geenszins als ziekelijk moet beschouwen, zoodra hij zy ne grenzen niet overschrijdt.

Hoe gemakkelijk het ook in 't algemeen zij de kwaal te herkennen, zoo is het toch dikwijls zeer moeilijk, telkens nauwkeurig tot haar bijzonder karakter te besluiten, want dit is op verre na niet altijd hetzelfde. Deze verscheidenheid wordt zelfs door geneesheeren helaas dikwijls niet met die nauwkeurigheid overwogen, welke doorgaans vereischt wordt om de geneesmiddelen niet alleen op goed geluk af, maar met grootere waarschijnlijkheid op een goeden uitslag te doen geven, dan dit tegenwoordig dikwijls het geval is. Hierin ligt dan ook deels waarschijnlijk de oorzaak, waarom men de kwaal van zulk een grootere hardnekkigheid beschuldigt. Een zeer wezenlijke verscheidenheid van den witten vloed ligt vooreerst in den zetol der ziekte, die óf in de scheede, óf in de baarmoeder gezocht moet worden Al naar den zetel der kwaal is dan ook de vloeiing zelve van verschillenden aard, zooals ook niet minder het verloop, hetzy dit acuut of chronisch zij, een wezenlgk onderscheid aantoont. Van wel-

-ocr page 464-

ken aard echter de afscheiding der vloeistof ook zijn moge, zij berust óf op een geprikkelden ontstekingachtigen toestand, óf op een verslapping der afscheidende vaten. Men moet op al deze hier opgegeven verscheidenheden letten, wanneer men deze kwaal met een goeden uitslag wil bestreden; nogtans zijn zij somwijlen zeer moeilijk en eerst na het nauwkeurigst onderzoek met den moederspiegel, vooral wat den zetel der kwaal betreft, op te sporen. Ook vele organische kwalen der vrouwelijke geslachts-deelen, zooals kanker, zweren, poliepen en venerische aansteking hebben een soort van witten vloed ten gevolge; wij zullen echter van deze, daar hij een op zich zelve staande ziekte is, niet verder spreken. — Wij onderscheiden:

§ 199. i). Den aeuten witten vloed. Elke holte van het menschelijk lichaam, die door een opening met de vrije lucht gemeenschap heeft, is met eene fluweelachtige huid, met een zoogenaamd slijmvlies omkleed, dat door de bestendige afscheiding van een slijmovertreksel de noodzakelijke gladheid der deelen onderhoudt, de daaronder liggende gevoelige deelen tegen de inwerking der scherpe stoffen beschermt en de aaneen groeiing der wanden verhindert. Wordt de werking van zulk een slijmvlies door den een of anderen prikkel ziekelijk verhoogd, is het geheele slijmvliesstelsel of het slijmvlies van het eene of andere deel over het algemeen prikkelbaarder en gevoeliger dan dit overeenkomstig de natuur zijn moest, of worden de afvoeringskanalen verslapt, dan wordt de slijmafscheiding op ziekelijke wijze vermeerderd of veranderd, en dan ontstaat er een zoogenaamde verslijming of slijmvloed. Deze slijmvliezen staan echter met de uitwendige huid, van welke zij immers slechts een voortzetting zijn, in het nauwste verband, zoodat alles, wat de uitwaseming der uitwendige huid verstoort, een ontstekingachtigen toestand van het eene of andere slijmvlies veroorzaakt, die, wanneer hij het slijmvlies van den neus, verkoudheid in het hoofd, dat der luchtwegen, zinkings, en dat der vrouwelijke geslachts-deelen betreft witte vloed genoemd wordt. Men kan alzoo deze soort van witten vloed daarom ook geheel eenvoudig een zinking der vrouwelijke geslachtsdeelen noemen, want hij is inderdaad ook niets anders, ontstaat grootendeels uit onderdrukte werkzaamheid der huid en vereischt geheel dezelfde behandeling. Wel heeft, hij by voorkeur zijnen zetel in de scheede, maar hij strekt zich somwijlen tot in de holte der baarmoeder zelve uit. De oorzaken zijn; aanhoudende verkoudheid, een vochtig nevelachtig, winderig, veranderlik klimaat, nat en koud weder, vochtige woning, te lichte kleeding, het zitteif op koude steenen of op den voch-tigen grond met een verhit lichaam, kortom, al datgene, wat de

-ocr page 465-

445

huiduitwaseming plotseling of voortdurend onderdrukken kan. Insgelijks kan door een plotseling onderdrukte verkoudheid in het hoofd, door naar binnen gedreven voetzweet, of door onderdrukking van hebbelijk geworden huiduitslagen een ontstekingachtige prikkeling van het slijmvlies der geslachtsdeelen ontstaan, en alzoo tot een slijmvloed aanleiding geven. Ook bloot plaat-selyke prikkels, die op de soheede werken, kunnen dien veroorzaken, b. v- maden, ingebrachte moederkransen of sponsen, enz.

Hier is steeds een gevoel van vermeerderde warmte in de lijdende deelen aanwezig, dat niet zelden tot een onaangenaam branden klimt, en waarin zelfs ook de endeldarm en de pisblaas kunnen betrokken zijn, zoodat de stoelgang en waterloozing alsdan met pijn gepaard gaan. De py nen houden eerst op, wanneer de uitvloeiing begint, welke slijmerig, menigmaal dik, witachtig, geelachtig, etterachtig, het meest groenachtig of ook wankleurig en loogachtig is. Daarby is zij doorgaans van een kwaden reuk en scherp, en worden de geslachtsdeelen en de binnenvlakte der dijen er door ontveld. Inzonderheid moet er op gelet worden, of de uitvloeiing onafgebroken voortduurt en niet alleen vóór of na de maandzuivering verschijnt, often minste op dit tijdstip aanmerkelijk toeneemten dan weder vermindert, zooals dit onder andere omstandigheden bestendig het geval is; want op deze zinking der geslachtsdeelen heeft de maandzuivering volstrekt geenen invloed, en zoolang de in- of uitwendige ziekelijke prikkeling voortduurt, houdt ook de slijmvloed onafgebroken aan. — Wel echter staat deze uitvloeiing steeds in nauw verband met het lijden van andere slijmvliezen, zoodat, wanneer een slijmvloed in een ander deel ontstaat, die der scheede alsdan ophoudt en omgekeerd. Zoo neemt men dikwijls waar, dat zulk een sly invloed der geslachtsdeelen te voorschijn komt of weder verdwijnt, al naarmate een verkoudheid in het hoofd, een zinking, een slijmerige stoelgang, enz. gestuit of weder te voorschijn gebracht wordt.

In het algemeen wordt de overige gezondheidstoestand der lijderes hierbij weinig of in het geheel niet verstoord. Eerst ■wanneer het slijmvlies door de langdurigheid der ontstekingachtig catarrhale prikkeling ontaardt of begint te zweren, of wanneer de uitvloeiing, zooals in de volgende soort, een hevigheid aanneemt, die de krachten uitput, wordt zy gevaarlijk, zoodat dan de toestand geneeskundige behandeling vereischt. In een ander geval wordt daardoor zelfs het bevruchtingsvermogen, of in niet zwangeren toestand de maandzuivering niet benadeeld.

Is het geval niet te verouderd en gaan er geen belangrijke bijverschijnselen mede' gepaard, dan behoeft men, om de kwaal te verdrijven, zich alleen warm te houden, vooral door het dragen van broeken, en het lichaam behoorlijk te verharden. Gre-

-ocr page 466-

446

voelen de lijderessen hitte en branden in de sehootstreek, en ver-keeren de Igdende deelen in 't algemeen in een geprikkelden toestand, dan legge men bloedzuigers op de geslachtsdeelen, in lt;le lies, of aan den endeldarm, waarbij het noodig is om, terwijl de zieken zich over het geheele lichaam warm en bedaard houden, het voedsel, zoolang dit gevoel aanhoudt, alleen tot plan-tenkost te bepalen, alle verhittende dranken te vermijden, en zoo verkoudheid de oorzaak was, zacht-zweetdrijvende middelen te nemen. In den beginne doet hier de ijzer zure salammoniaklikeur (zie nn. 61) en de Dowersche poeders (zie n°. 44), in warme vlierthee gedronken, de beste diensten; later is de salammoniak (zie nc. 108, maar zonder braakwijnsteen) zeer aan te bevelen; men moet hem dan gedurende geruimen tijd gebruiken. Tegen de plaatselijke prikkeling dienen: niet geheel koude, maar toch ook niet te warme verweekende inspuitingen (b. v. de thee van malvabloesem, kaasjeskruidwortel of lijnzaad, waarbij het bekken eenigszins hooger moet gelegen worden, opdat het ingespotene niet uitvloeie en gedurende 10 minuten een soort van plaatselijk bad bewerkt wordt. Groote zindelijkheid en dikwijls wasschen en plaatselijk baden der deelen mag buitendien nooit nagelaten worden, terwijl men ze steeds met zacht linnen moet bedekken, om ze voor kouvatten te beschutten.

Is de catarrhale witte vloed reeds verouderd, of dreigt hij, nadat de prikkelende toestand verdreven is, langdurig te worden, dan neme men de kubebenpeper, en wel deze peper en magnesia in gelijke deelen, 4ii!aal daags een theelepel, of den capaïva-balsem Smaal daags 30 droppels op suiker. Zoo de smaak en reuk van dien balsem der lij deres zeer tegenstaan, kan men haar met groot nut de pillen van n'. 352 b. toedienen. In andere gevallen, inzonderheid bij opgeblazen zwakkelijke personen, deed de terpentijn (zie n0. 353) meer nut. Daar waarde witte vloed, gelijk dit dikwijls het geval is, met rheumatische pijnen afwisselt, is er geen beter middel, dan de tinctuur van het tijlooszaad (dagelijks 3—4maal 20—25 droppels Beroo-kingen van benzoë, mastix of storax, alsmede de algemeene droge wrijvingen van het geheele lichaam met flanel, zullen de inwendige middelen krachtig ondersteunen. Heeft men al deze middelen geruim en tijd aangewend, en biedt de kwaal daaraan toch nog hardnekkig wederstand, dan moet men tot krachtiger plaat-selyke middelen zyne toevlucht nemen. In het begin der ziekte mogen zij niet aangewend worden; ook moet men de plaatselijke behandeling met de zwakkere beginnen, om de uitvloeiing misschien niet plotseling te stuiten. Is de scheede nog gevoelig en de uitvloeiing scherp, dan dient zuiver of slechts met een weinig melk vermengd kalkwater tot wasschen en inspuiten,

-ocr page 467-

447

of loodazijn 1 drachme op 1 pond gedestilleerd water met bijvoeging van 2 lood kamferspiritus. By een nog hoogeren graad der gevoeligheid is de inspuiting n0. 354 zeer aanbevelenswaardig. Deze inspuitingen moeten matig warm, nooit geheel koud en hoogstens Ü—3maal daags gedaan worden. Is de scheede volstrekt niet gevoelig en de uitvloeiing, ofschoon dan ook sterk, niet scherp, dan passen meer samentrekkende middelen, en wel in het begin groene thee, roode rozenbladeren, eikenbast (1 ons op 1 kan water tot op de helft verkookt). Het is hier altijd goed om vóór de aanwending dezer middelen de geslachtsdeelen van het aanklevende slijm te zuiveren en af te drogen, en deze middelen gedurende 10—15 minuten door een hoogere ligging van het kruis met de inwendige deelen in aanraking te doen blijven, en na dien tijd de deelen door lauw water en eene spons andermaal te reinigen en daarna opnieuw af te drogen. Bij zeer hardnekkige gevallen legge men zakjes, met poeder van eikenbast gevuld en ook wel met een weinig rooden wijn bevochtigd, in de scheede; of men neemt een zachte, geen steentjes bevattende, langwerpig ronde waschspons, die zoo dik is, dat zy, als zij door het ingezogen vocht is uitgezet, de geheele scheede kan vullen; men laat deze spons zooveel van het mengsel n''. 355 opnemen, als zij maar bevatten kan, en steke haar vóór het naar bed gaan en na de waterloozing in de scheede, waarin zij zoo mogelijk den geheelen nacht moet blijven zitten. Deze handelwijs wordt eiken avond zoo lang herhaald, totdat het geringste spoor der kwaal verdwenen is. Het spreekt van zelf dat by meisjes, die nog in maagdelijken toestand verkeeren, deze middelen niet mogen aangewend worden. By zulke meisjes mogen zy slechts als wassehingen en algemeene baden (loogbaden) gebruikt worden. Onder alle omstandigheden is het zeer aanbevelenswaardig een gordel te dragen, die met eikenbast en aromatische kruiden gevuld is, zoowel als om de geestrijke in-wry vingen (zie n0. 197) en de aromatische pleister aan te wenden.

Wanneer de ontstekingachtig geprikkelde toestand van het filymvlies der geslachtsdeelen en een daarop volgende hardnekkige uitvloeiing uit deze, hun oorsprong uit een op deze deelen gevallen ziektestof ontleenen, dan moeten eerst deze ziekten verwijderd worden, vóór men tot het gebruik van plaatselijke middelen overgaat, en in elk geval is het bij langen duur van den witten vloed altijd raadzaam, een fontenel aan de hene-dendij te openen. In elk hardnekkig geval vrage men ook steeds een bekwamen geneesheer, die tevens vroedkundige is, om raad, want lichtelijk zijn ohtaardingen van het slijmvlies de oorzaak van den vloed, welke kwaal door genees- en heelkundige hulp moet verwyderd worden, en slechts dan zonder groote moeilijk-

-ocr page 468-

448

heid genezen worden kan, wanneer men ze bij tyds ontdekt heeft.

§ 200. Da chronische witte vloed, die op verzwakking en algemeene verslijming berust. Dikwijls vertoont zich deze slijmvloed der geslaohtsdeelen minder ten gevolge van een catarrhalen of anderen ontstekingachtigen prikkelenden toestand, dan wel als een gevolg van algemeene verzwakking des lichaams en neiging tot verslij ming der sappen. Zoo het lichaam reeds van de geboorte af dezen aanleg heeft, is een witte vloed, die ten gevolge daarvan ontstaat, van het grootste gewicht, want dan is hij gewoonlijk slechts de voor-looper van de op den achtergrond loerende slijmtering, die ook met alle hevigheid uitbreekt, zoodra de vloeiing uit de geslachts-deelen gestopt wordt. Wanneer men dan niet op de diep in het leven gewortelde algemeene verslijming van het bloed en de sappen let, dan houdt men trouwens de onderdrukking van den witten vloed voor de eenige oorzaak van den dood der lijderessen, ofschoon hier de witte vloed reeds op zich zelf als een teeken van de in het binnenste aanwezige slijmtering beschouwd moet worden, terwijl deze alleen het slijmvlies der geslaohtsdeelen, die misschien juist het meest geprikkeld werden, toevallig tot haren zetel verkoos, en hier de reeds bestaande algemeene verslijming aan het licht brengt

Men neemt dezen treurigen toestand gewoonlyk waar bij zwakgebouwde blondines met waterachtige blauwe oogen, bleekroode of bleeke wangen, van een slap, sponsachtig, krachteloos lichaamsgestel, met neiging tot opgezwollen voeten, traag phlegmatiek temperament en sombere gemoedsstemming; voorts bij zoodani-gen, die eerst laat de volkomen geslachtsrijpheid bereiken, misschien vroeger daarom bleekzuchtig waren en die bijna onop-houdelijk aan verkoudheid in het hoofd en zinkings blootgesteld geweest zyn, by welken de witte vloed dan dikwijls met slijm-diarrhee afwisselt. Geschiedt bij zulk een lichaamsgestel, waarin zoo duidelijk een neiging tot algemeene versly ming der sappen aanwezig is, van de jeugd af reeds niet alles, wat deze voortwoekerende en eindelijk het leven vernietigende aandrift kan uitroeien, en wordt wellicht bovendien door een vochtige woning, een koud klimaat, door krachtelooze laffe voeding, door een zittende verweekende levenswijs, door lang slapen en liggen, vooral in veeren bedden, door misbruik van warme baden, van purgeermiddelen, door bloedverliezen, menigvuldige kraambedden of miskramen, door verdriet, zorg, droefheid, enz de algemeene, alsmede inzonderheid de hier aangeboren verzwakking des bloeds bevorderd, dan zal de geringste prikkel, waardoor de geslaohtsdeelen aangedaan worden, een buitengemeen, ja dikwijls

-ocr page 469-

bijna ongeloofelijk hevigen slijmvloed, zoowel gedurende als buiten de zwangerschap, veroorzaken. Deze soort van witten vloed geeft wel is waar nooit aanleiding tot uitwassen, verhardingen en andere plaatselijke ongesteldheden der vrouwelijke geslachts-deelen; maar wanneer zij niet op een doeltreffende wijze tegengewerkt wordt, dan is het algemeene verval van krachten, een algeheele vermagering, hectische koorts en eindelijk de overgang in de volledige slymtering niet te vermijden.

De behandeling, levenswijs en voorbehoedmiddelen zijn hier geen andere, dan die der ware slijmtering. Wat de behandeling betreft, zoo kan, wanneer de nauwkeurigste opvolging der boven opgegeven levenswijs (zie § 135) niet genoegzaam is, deze alleen aan een kundigen geneesheer toevertrouwd worden, die niet alleen op de plaatselijke kwaal tracht te werken, maar ook de diep in het leven gewortelde ziekte herkent en daarnaar handelt. Sterk samentrekkende middelen zgn hier in elk geval schadelijk. Zij stuiten wel den vloed, maar zij verstoppen diens bron niet, waarom zij dan in een andere gedaante en wel, zooals reeds gezegd is, als een volledige slijmtering te voorschijn komt.

Echter ziet men ook dagelijks by elk lichaamsgestel en zonder den aangeboren aanleg, dat door ongunstige invloeden en wel door de boven vermelde schadelijkheden insgelijks znlk een witte vloed ontstaan kan. Maar worden de schadelijke invloeden verwijderd en vermeden, wordt door voedzame spijs, toereikende beweging, het genot van de vrije lucht en het gebruik van versterkende middelen de voeding versterkt en zoo de neiging tot slijm vorming verwijderd, dan verdwijnt zulk een vloed doorgaans zeer spoedig, vooral wanneer men de plaatselijke verzwakking van het slijmvlies der geslachtsdeelen door de boven opgegeven wasschingen, inspuitingen, enz. te gelijkertijd zoekt te bestrijden. Ook hier staat de slijmvloed met de maandzuivering in geen nadere betrekking, maar duurt onafgebroken voort, zoolang de meer plaatselijke verzwakking van het slijmvlies plaats heeft. Ook heeft deze slijmloozing, wanneer geen geheel ongunstige omstandigheden daarmede gepaard gaan, of bij langeren duur een ontaarding der betrokken deelen ontstaan is, zelden een zeer nadeeligen invloed op den verderen gezondheidstoestand der lijderes, want zelfs de vatbaarheid voor de bevruchting wordt daardoor niet verminderd. Is men evenwel door den langen duur der ziekte toch gedwongen om tot inwendige middelen zyn toevlucht te nemen, dan is de thee van alantwortel hier een uitnemend middel gebleken, want zij heeft zeer dikwijls de hardnekkigste gevallen van dien aard in 10—14 dagen zonder alle uitwendige middelen doen verdwijnen. Men bedient zich daarvan op de volgende wijze: bij zwakke vrouwen wordt een

29

-ocr page 470-

450

half, bij sterkere en bij haar die daaraan reeds gewoon zijn, een geheel lood van den wortel met 4 kopjes water tol op 3 kopjes verkookt; de lijderes drinkt daarvan 3maal daags telkens een kopje — Nadat de ongesteldheid geheel geweken is, moet men toch in elk geval 14 dagen lang onafgebroken van dit middel gebruik maken, en dit ook na de eerste daaropvolgende maandzuivering herhalen. Heeft er eene instorting plaats, zooals hier dikwijls het geval is, vooral wanneer de lijderes een krachteloos, opgezet lichaamsgestel heeft, dan moet men weder opnienw tot dit middel zijne toevlucht nemen. Zoo er te gelijkertijd ook gebrek aan eetlust, verslijming en verzuring der maag aanwezig is, werkt rhabarber in zeer kleine giften (zie n0. 356) uitstekend gunstig, en bij sterke vloeiing in verband met stoppende middelen (zie n0. 357), Is de prikkelbaarheid van het darmkanaal te groot, dan verwekt het laatste middel dikwijls diarrhee, en alsdan raag het gebruik niet voortgezet worden — By groote zwakte geeft men de pillen n0. 358, en in zeer hardnekkige gevallen bediene men zich van de pillen n0. 359. Het lang voortgezette gebruik van ijzerwater in kleine giften, eiken morgen een glas, vooral het water van Kudova, Pyrmont, Driburg en Spa zijn ter genezing, zoowel als om. instortingen te verhoeden bij een witten vloed, die op algemeene verzwakking berust, van groot nut. Ook zijn in gevallen van dien aard, deels door verbetering van het geheele lichaamsgestel, deels door reehtstreeksche werking op het lijdende orgaan, baden met loogpap, die in elke looierij te krijgen is en van 4 tot 16 kannen in het bad gedaan wordt, een voortreffelijk middel.

Klierziekten, aambeien-ongesteldheden, jicht, onderdrukte huiduitslagen en voetzweet kunnen insgelijks aanleiding tot den witten vloed geven; men handele bij deze soort zooals bij de genoemde ziekten opgegeven is, roepe de huiduitslagen door in-wrijvingen van braakwijnsteenzalf (zie n0. 114, ter grootte eener erwt) in de binnenvlakte der dijen weder te voorschijn, ofver-vange ze door kunstmatige ettering, fontanellen, Spaansche-vliegen, en prikkele de voeten door het inwasschen van mierenspiritus en door scherpe azyn- en mosterdvoetbaden tot zweeten aan. Ligt de oorzaak in de klieren, dan neme men buiten de algemeene behandeling (§ 177) meer koele dan warme baden met zeezout (1, 1—3 pond op elk bad), wassche de lijdende deelen met kalkwater, en wrijve van de iodiumzalf (zie n0. 360) 's morgens en 's avonds de grootte eener boon, by afwisseling in de binnenvlakten der bovendijen in. Evenwel mag deze inwrijving nooit te lang onafgebroken aangewend worden ; het is goed dit elke 8 dagen gedurende eenige dagen te staken en in 't algemeen ze gedurende de maandstonden, wanneer deze reeds aanwezig zyn

-ocr page 471-

451

nit te stellen, en zoo de maandzuivering eenigermate hevig is, ze geheel achterwege te laten. —

§ 201. De bleekzucht. Deze ziekte is gemakkelijk te herkennen aan de witte, krijtachtige, dikwijls ook in het grijze of groenachtige vallende der gelaatskleur met blauwachtige randen om de oogen en bleeke blauwachtige lippen, waarbij de maandzuivering doorgaans in het geheel niet of ten minste slechts zeldzaam en karig of wankleurig verschijnt. Zij hangt steeds met de vrouwelijke geslachtsontwikkeling samen, en is gegrond op een gebrekkige, al te waterachtige hoedanigheid van het- bloed, veroorzaakt door diepe stoornissen in de geheime werkplaatsen der natuur, waardoor de vrouwelijke geslachtsrijpheid verhinderd wordt, en het meisje niet volkomen tot eene vrouw worden kan. Dat de maandvloed als het wezenlijke teeken der volledige ge-glachtsontwikkeling hier noodzakelijk in het geheel niet, of ten minste niet op de normale wgze kan verschijnen, is onder de gegeven omstandigheden lichtelijk te begrijpen, en dat een gewelddadig te voorschijn roepen der maandstonden hier geen nut aanbrengen kan, zal men bij eenig nadenken ook wel inzien. Want zoekt men deze bloedvloeiing met geweld aan den gang te brengen waarbij het bloed alle inwendig gehalte mist, zoodat juist daardoor de volkomen geslachtsrijpheid niet tot stand kan komen dan moet zulk een bloedverlies de ontwikkeling des lichaams en der geslachtsdeelen slechts verhinderen en de kwaal des te hardnekkiger maken. Anders is de zaak trouwens gelegen, wanneer de maandstonden zich vrijwillig en volledig ver-toonen, want dan is dit een teeken, dat de overwinning behaald en de geslachtsrijpheid bereikt is, en dat alle inwendige wanverhoudingen gelukkig opgehouden hebben.

De bleekzucht berust geenszins altijd op een en denzelfden ziekelijken toestand des lichaams, maar deze kan van zeer verschillenden aard zijn. Daarom bestaat er ook geen middel, dat men onder alle omstandigheden zou mogen toedienen; het zou in het eene geval zeer nuttig en in het andere zeker zeer na-deelig kunnen zijn. Gevoegelijk kan men 2 soorten van bleekzucht onderscheiden, namelijk: i. De bleekzucht, welke op algemeen zwakke voeding van het lichaam berust; 2. die, welker oorzaak in een al te groote prikkelbaarheid ligt.

1. De bleekzucht, welke op algemeen zwakke voeding van het lichaam berust. Hiertoe behoort vooreerst de zeer dikwijls voorkomende bleekzucht, die slechts het gevolg van betrekkelijk te geringe voeding des lichaams in vergelijking van een te snelle ontwikkeling van het lichaam is. Bij een zorgeloos leven, goede voeding, gepaste beweging verschijnt de maand-

29* '

-ocr page 472-

452

zuivering spoedig en bij hare verschijning verdwijnt de kwaal zeer snel zonder de minste kwade gevolgen. Niet zoo gunstig is het echter met de zaak gelegen, wanneer door aanhoudende ongunstige invloeden de voedingskracht zelve zeer afgenomen is. Tot de hier gewoonlijk aanwezige schadelijkheden behooren: slecht voedende kost, verslappende dranken (voornamelijk het overmatig gebruik van thee en koffie), vochtige donkere woning, werkeloosheid of uitputtende inspanningen, voorafgegane uitputtende en de voeding storende ziekten, h. v. diarrhee, slijmvloeden, zelfs te sterke maandvloed, wisselkoorts, zenuwkoorts, etteringen, enz.

Zulke lij der essen zijn slecht gevoed, hebben een opgezet uiterlijk, haar vleesch is krachteloos en verwelkt, elke beweging put ze uit en brengt ze buiten adem, de eetlust ontbreekt, de stoelgang is traag, kortom haar lichaam draagt den stempel van verzwakking en loomheid. Van koorts en opbraising des bloeds is geen spoor aanwezig; de maandstonden ontbreken geheel, ja zelfs de teekenen, die de te voorschijn willende komen maandzuivering aanduiden, worden gemist. Daarentegen ontbreekt een onafgebroken slijmvloed uit de geslachtsdeelen bijna nooit. Wordt de ziekte niet genezen, dan eindigt zij met waterzucht, De voornaamste zaak bij hare behandeling is; de aanleidende oorzaken op te sporen en te verwijderen, en daar een ondoeltreffende levenswijs de menigvuldigste oorzaak van deze ziekte is, zoo is een gepaste verandering van deze het gewichtigste punt bij de behandeling dezer ziekte, zonder hetwelk al het medicineeren vruchtelooos is, maar dat ook dikwijls alleen voldoende is, wanneer geen andere ziekten, zooals b. v. klieren, wormen, slijm- en bloedvloeiingen, wisselkoorts, enz. aanwezig zgn die juist deze krachteloosheid in de werking der voeding veroorzaakt hebben, en door welke de bleekzucht is ontstaan. Het is zeer licht te begrepen, dat men dan boven alles, benevens de regeling van een doeltreffende levenswijs, op de genezing van deze ziekte werken moet. Sommigen gelooven wel in het huwelijk het beste middel tegen deze ziekte gevonden te hebben ; maar zij verkeeren in een groote dwaling. Daar, waar het leven de genoegzame inwendige kracht mist, om het meisje tot vrouw te doen overgaan, moet de gehuwde staat, die slechts bij volledige geslachtsrijpheid door de natuur geëischt wordt, maar buiten deze voor het geslachtsleven slechts verderfelijk kan zgn, ook hier een uitputting der buitendien te geringe levenskracht veroorzaken. Men zorge daarom het eerst voor een gezonde, droge, lichte woning, voor het verblijf in versche, zuivere lucht, zoo mogelijk op het land en in bergstreken, een gematigde warmte des lichaams en matige beweging, zindelijkheid, zorgvuldige verpleging en opwekking der huid door het vlijtig ge-

-ocr page 473-

453

bmik van lauwe, inzonderheid van aromatische baden (zie n0. 347), en voor voedzame, licht verteerbare spijs; vooral moet de lijderes meer vleesch- dan plantenvoedsel gebruiken. Heeft inzonderheid zwakte der spijsvertering de overhand, dan kan men deze het best verwijderen door duizendguldenkruid (1 ons wordt met kopje water getrokken, en daarvan 3 a 4maal daagsj kopje koud gedronken), of door den rooden enziaan (zie n3. 362). Is de maag zeer verslijmd, dan is de koortsklaverthee Q ons op een pond heet water) zeer aan te bevelen. Bij algemeene ver-slijming en ophoopingen in den onderbuik is in de lente het versche sap der paardenbloem een voortreffelijk middel. — Zoo de spysvertering niet te zeer gestoord, maar de loomheid des lichaams zeer groot is, dan overtreft hier niets de werking der ijzerhoudende minerale bronnen (Kudova, Elinsberg, Pyrmont, Driburg, Schwalbach, enz.) Wordt de ziekte hardnekkig, dan moeten krachtiger ijzermiddelen gegeven worden, vooral het recept n0. 343, of bij gelijktijdige algemeene verslijming de pillen n0. 331. Men moet zich echter wel wachten om reeds dadelijk in het begin de zieke met de laatste middelen te willen bestormen; want lichtelijk zou men dan door overprikkeling de spijsvertering nog meer kunnen verzwakken.

2. Bleekzucht, die op prikkelbaarheid der zenuwea berust- Ook van deze soort van bleekzucht is zwakte wel het hoofdkenmerk, maar hier is deze oorspronkelijk in het zenuwstelsel gegrond, en wel in zgne aangeboren buitensporige prikkelbaarheid ; bij de eerst soort daarentegen ontspringt zij uit ontoereikende voeding, vooral bij personen, die buitendien reeds tot verslij ming geneigd en met geringe krachten der spijsvertering voorzien zijn, Hier is alles beweeglijk en prikkelbaar, zooals ginder daarentegen verstopping en matheid de overhand hebben. Aan deze soort van bleekzucht lijden vooral die teeder gebouwde, buitengewoon gevoelige prikkelbare meisjes en jonge vrouwen, die meer of minder duidelijk den stempel van een aanleg tot de zenuwtering dragen (zie § 132). Zij zijn bleek, mager, slechts weinig opgezet, lijden aan kramp- en zenuwtoevallen van allerlei aard, zgn over 't algemeen ziekelijk, haar gemoed is even gevoelig als haar lichaam prikkelbaar is, en het wordt door vreugde en smart even levendig aangegrepen ; maar altijd meer tot droefgeestigheid en wrevel geneigd, zoeken zij de eenzaamheid. Hare oogen zijn waterig, zij lijden aan hoofdpijn, maagkramp, aamborstigheid en dikwijls aan vreeselijke hartklopping; hare huid is nu eens koud, dan eens heet, en haar eetlust meer ontaard dan slecht, terwijl zij dikwijls begeerte naar de vreemdsoortigste oneetbare dingen krijgen. Daarbij lijden zij aan branding op de maag, en niet zelden aan hindernissen bij

-ocr page 474-

454

de waterloozing, maar by na altijd aan pijnen in de lenden en het kruis, drukking en zwaarte in de schaamstreek, die allen bij het gaan toenemen. Er is hier geen uitvloeiing van slijm aanwezig, maar wel een groote opgewektheid der geslachtsdrift.

Droefheid, kommer, ongelukkige liefde, vooral echter onna-tuurlijke zelfbevrediging van de hier altijd te vroeg en te hevig opgewekte geslachtsdrift zyn gewoonlijk, ten gevolge van haar zoo prikkelbaar gemoed en lichaam de oorzaken der bleekzucht.

Wordt hier de kwaal aan zich zelve overgelaten, worden de oorzaken, zoolang het nog tijd is, niet verwyderd, wendt men versterkende middelen aan, laat men b v. vlijtig Kudoverwater enz. drinken, dan vervalt de lijderes reddeloos in uittering en zenuwtering. De behandeling is buitengemeen moeielijk, zoodat er zelfs vele geneeskundigen zgn, die daartegen niet zijn opgewassen ; daarom kunnen wij hier van deze ook niet spreken. Ja zelfs de leefregel in het eten en drinken vereischt in elk afzonderlijk geval een scherpzinnige overweging, om den regel telkens juist te trefifen Slechts daarop moet den lezer nog opmerkzaam gemaakt worden, dat ook hier een prikkelbare toestand in het ruggemerg aanwezig kan zijn, die gewoonlijk door de genees-heeren over het hoofd gezien wordt, en op de bekende wijze verwyderd moet worden, voordat op genezing te hopen is

Daar, waar verdriet, kommer, enz. aanleiding tot de bleekzucht geven, is er geen beter middel dan het gemoed te bedaren, dit zoo verschoonend als mogelijk is te behandelen en voor verstrooiing en opvroolijking van allerlei aard te zorgen. — Is de ziekte door ongelukkige liefde ontstaan, en is het lichaam reeds genoegzaam ontwikkeld, dan kan zij nog door het huwelijk het snelst en op de zekerste wijze genezen worden.

§ 202. Moederkwaal, hysterie, hysterisclie toevallen. Er is geen andere ziekte, die in zoo menigvuldige en verschillende gedaante te voorschijn komt, dan de hysterie, zoodat het onmogelyk is een nauwkeurige beschrijving van haar te geven, want zelden zal men twee door deze ziekte aangetaste vrouwen vinden, die over dezelfde kwalen klagen. Desniettegenstaande is het algemeene karakter of kenteeken dezer ziekte zoo eigenaardig, dat, zoodra men slechts eenmaal een hysterische vrouw een weinig nauwkeurig heeft gadegeslagen, men deze ziekte ook zeer licht bij anderen kan herkennen. Om in het algemeen een denkbeeld van deze veelvormige kwaal te geven, kan men niet anders zeggen dan: dat zij een hoogge-klommen ontstemming, prikkelbaarheid en gevoeligheid des ge moeds is, ontstaan door het niet-ver vullen van het vrouwelijke levensdoel, hetwelk op de voortplanting gericht is, en waarbij het gemoed te gelijk een ziekelijk verhoogden invloed en over-

-ocr page 475-

455

maftht op het lichaam heeft verkregen, zoodat de daarby voor-li omende ziekte verschij nselen slechts als de af kaatsing van het ziekelijk geprikkelde gemoed kunnen beschouwd worden. Hieruit blijkt, dat men de hysterie meer tot de zielsziekten dan tot de ziekten des lichaams rekenen moet, en daarop is dan ook de groote overeenkomst tusschen haar en de hypochondrie gegrond, waardoor zelfs groote geneeskundigen verleid worden, geen onderscheid tusschen deze beide ziekten te laten gelden. In de hypochondrie echter spruit, bij het groote gewicht dat de Igder aan zijn lichaam hecht, de ontevredenheid met zich zeiven en alle overige menschen, die bedriegelijke ziekteverschijnselen veroorzaakt en eindelijk de gezondheid ondermijnt, uit een mislukt geesteli)k levensdoel voort. Bij de vrouw daarentegen ontstaat een dergelijke toestand (hysterie), die ten aanzien van het lichaam, wegens hare buitendien zoo verhoogde prikkelbaarheid der zenuwen, veel meer in het oogloopend te voorschijn treedt, uit het onvoldane geslachtsleven. Maar even goed als een werkelijk lichamelijke ziektetoestand een hypochondrische gemoedsstemming veroorzaken kan, evenzoo kan een werkelijke ziekte derhoogere vrouwelijke geslachtsdeelen een hysterische prikkelbaarheid van het gemoed verwekken.

Aan deze ziekte lijden die personen van het vrouwelijk geslacht welke met een opgewekte, maar niet bevredigde geslachtsdrift te kampen hebben ; men vindt ze daarom gewoonlijk bij on-gehuwden of bij vrouwen, wier mannen de geslachtsdrift wel opwekken, maar die niet bevredigen kunnen, by een kinderloos of ongelukkig huwelijk, of na ziekten der geslachtsdeelen, die bij een voortdurende geslachtsdrift de vervulling van het doel des huwelijks verhinderen. Door den invloed, dien het -vrouwelijke geslachtsleven door de ontstemming des gemoeds op het ontstaan dezer ziekte uitoefent, wordt het echter ook duidelijk, dat deze ziekte naar de verscheidenheid van het lichaamsgestel, ja zelfs volgens de verscheidenheid van geestontwikkeling ook zelve een andere gedaante moet aannemen, en dat er daarom evenzooveel verschillende vormen van hysterie moeten zijn, als er verskillende personen worden gevonden, die daaraan lijden. Daarin ligt echter ook de reden, dat, wanneer de omstandigheden ten opzichte van het geslachtsleven op geen gunstige wijze veranderd kunnen worden, of wanneer men aan het verstand niet weder de volledige macht over de zinnelijke drift kan verschaffen, de genezing van zulke lijderessen zoo zelden gelukt, en dat de ziekte zelfs tot in meer bejaarden ouderdom kan voortduren, wanneer de neiging tot zinnelijkheid ook dan nog onverzwakt blijft bestaan. Trouwens vermoeden deze ongelnkkigen nauwelijks, dat verlangen naar bevrediging de oorzaak van haar lijden is, en zij

-ocr page 476-

456

zouden zich diep beleedigd gevoelen, wanneer men haar openbaarde, dat zij daarin alleen de oorzaak harer ziekten moesten zoeken, en toch, wordt dit aan het zenuwleven knagende verlangen niet standvastig door een krachtigen geest tegengewerkt, dan helpt geen versterking der zenuwen, geen bevergeil en geen geest van salammoniak, geen thee van kamillen of valeriaan. Anders is het trouwens met de zaak gelegen, wanneer ziekelyke toestanden der baarmoeder of der overige geslachtsdeelen de oorzaak van deze ontstemming der zenuwen zijn, want dan kan de kwaal dikwijls door geneeskundige hulp grondig genezen worden.

Wanneer door de nietvervulling van het doel van het vrou-welijke geslachtsleven het zenuwstelsel en het gemoed van gezonde meisjes en vrouwen in wanorde gebracht en op deze wijze de hysterie verwekt worden kan, dan zal dit nog veel meer het geval zijn by buitendien prikkelbare en zenuwachtige personen. Ofschoon derhalve deze ziekte zich ook dikwijls onder den schijn van een geheel gezond lichaam verbergt, zoo zijn het toch verreweg meer zwakkelijke en prikkelbare personen, die daaraan lijden, en wel voornamelijk dezulken, die of met zeer zwakke zenuwen geboren zijn, of die door een werkelijk ledig leven, nachtbraken, lang slapen, te vroeg opgewekte sterke inspanning van den geest, overdreven beoefening der dichtkunst of muziek, nederdrukkende gemoedstoestanden, enz. deze zwakheid der zenuwen verkregen hebben. Ook is het juist niet altijd een strenge onthouding van het genot der geslachtsvereeniging of de onnatuurlijke bevrediging daarvan, die den grondslag voor deze ziekte legt; ook een uitputtende overdreven bevrediging der geslachtsdrift doet ze ontstaan, want verre van daardoor het doel van het geslachtsleven te bereiken, wordt dit veeleer op deze wijze dikwijls geheel verhinderd. Hetzelfde geldt daarom ook van het te dikwijls kramen, te lang zoogen en al die invloeden, die na-deelig op het geslachtsleven der vrouw werken. Wanneer men hieronder ook aanhoudende vrouwelijke bezigheid en het lang te bed liggen telt, dan kan ook veelmeer de vrije loop der verbeeldingskracht, waaraan men zich daarbij overgeeft, de oorzaak zijn, die vrouwen hysterisch maakt, en niet het lange zitten en liggen. Evenmin worden meisjes en vrouwen door sterk rijgen hysterisch, maar wel rijgen zij zich te overmatig, omdat zij reeds hysterisch zijn, want elke hysterische lijdt aan behaagzucht.

Deze kwaal bestaat in vluchtige, snel veranderlijke, met tus-sehenpoozen terugkeerende aanvallen, die een menigte ziekten, vooral der zenuwen voorspiegelen, waarom de hysterie ook door eenigen de nabootsende ziekte genoemd wordt.

Zooals gezegd is hebben de meesten een tengeren lichaamsbouw, koude ledematen en een kleinen onregelmatigen pols.

-ocr page 477-

457

Vooral echter neemt men ten opzichte van haren geest een in het oogloopende yeranderlij kheid, weifelmoedigheid en overspanning waar. De nachten zijn onrustig, de slaap wordt door schrikwekkende droomen gestoord. Op geen enkel tijdstip kunnen zij onvoorziene, sterke en onaangename voorvallen zonder schokken, vrees en siddering verdragen, en daarom zijn zij dan ook geen enkel oogenblik van hare gezondheid zeker. Zulke lijderessen bevinden zich buiten de aanvallen gewoonlijk des avonds beter. Bij het ontwaken zijn zij dikwijls niet recht bij zich zei ven en kwellen zich met verschrikkelijke denkbeelden. Gewoonlijk klagen zij over vliegende pijnen in het hoofd, het kruis en de lenden, opstijgende hitte met nu eens rood, dan weder bleek gelaat, donker worden voor de oogen, de gewaarwording van een niet aanwezigen reuk, b, v. van rook; over een inwendig gevoel van onpasselijkheid, benauwdheid, rusteloosheid; opzetting of samentrekking van den hals, een gevoel van samenwringing onder de ribben, dat van plaats verandert en daarom door de lijderesmet het gevoel van een rollenden kogel vergeleken wordt; dikwijls geeuwen, zuchten, trage spijs verteering, dikwijls spuwen, weerzin in voedingsmiddelen, afwisselend met vraatzucht of ziekelijke lusten; gebrek aan dorst, tragen stoelgang, opgezetheid van den buik, gepaard met winderigheid.

De aanvallen zeiven gaan met de menigvuldigste en meest verschillende verschijnselen gepaard; deze bestaan in hoofdpijnen, vooral in die hevige, borende, altijd op één punt vastzittende hoofdpijnen, die men den hysterischen nagel noemt, of de pyn vertoont zich als een hevig lastig trekken in de streek van het achterhoofd, of als scheele hoofdpijn, of ook als een uitwendig rukken en gepaard met het gevoel van koude, dikwijls met het braken van groene waterachtige stof, of met poging tot braken zonder gevolg. Somwijlen bestaat de aanval in hevige tandpijnen. — Dikwijls gelijkt hij op een beroerte en is dan niet zelden met een halfzijdige of eenige andere soort van verlamming verbonden, of hij vertoont zich als slaapzucht, slapeloosheid, nachtmerrie, nachtwandelen of als stuiptrekkingen. In andere gevallen klagen en jammeren de lijderessen en zwemmen in tranen, andere daarentegen worden door de lachkramp aangetast, of zij praten in het wild, ijlen, of breken zelfs in de hevigste woede uit. Andere worden door mggepijnen of hevige pijnen van allerlei aard, door rilling, het meest echter door algemeene krampen overvallen, welke laatste niet zelden de meeste overeenkomst met de vallende ziekten hebben. Bij deze krampen draaien de lijderessen het hoofd in alle richtingen, de oogen zijn wijd open en rollen in hunne kassen, de mond is nu eens gesloten dan wgd geopend en vertrokken, zij steken den tong uit, bijten rondom

-ocr page 478-

458

zich, slaken verschillende geluiden, gelijk aan het brullen van een dier. Met de ledematen maken zij de zonderlingste bewegingen, zij slaan zich op de borst, verscheuren hare kleederen, kruipen langs de wanden rond en stampen op den grond, bewegen zich als insecten, en kunnen door den sterksten man niet overweldigd worden. Een ander maal wordt haar lichaam stijf en is het voorwaarts, achterwaarts of naar ééne zijde gebogen; of zij krommen zich ineen, draaien zich in een kring rond, sidderen en buigen den rug als een boog. Ook bestaan de aanvallen soms in het verlies der stem, watervrees of in een drogen hoest, die geen oogenblik rust gunt; in verstikkingsaanvallen, hartklopping, flauwten, ja zelfs in schijndood of in een hikken, dat op hondengeblaf gelijkt, of in maagkramp, kloppen in den buik, luid, zuur oprispen, braken van groene stof, diarrhee, koliek, of in hevige pijnen in de nieren, zooals de niersteenen, enz. Hoe verschillend deze aanvallen ook zijn mogen, zoo eindigen zij toch bijna altijd met het loozen van een geheel waterheldere urine. Hun duur is onbepaald, dikwijls houden zij zon-er noemenswaardige tusschenpoozing slechts weinige uren, dikwijls echter ook dagen en maanden lang aan en even verschillend zijn ook de aanvallen ten opzichte van den graad van hunne hevigheid quot;Worden zy door uitwendige invloeden opgewekt, zoo-als b. v. door schrik, vrees, enz, dan treden zij gewoonlijk plotseling te voorschijn ; ontstaan zij echter door inwendige oorzaken, dan kondigen zy zich dikwijls aan door verhoogde prikkelbaarheid, veranderde gemoedsstemming, uitspattende lusten of verregaande treurigheid, loomheid, menigvuldig geeuwen, stuiptrekkingen in de leden, hartklopping, onbestendige krampachtige beweging der oogappels, enz De aanvallen zei ven gelijken dikwijls zoo volkomen op de verschijnselen van andere ziekten, dat zelfs de geneesheer, die zijne lyderessen in dezen aanval voor het eerst ziet, dikwijls niet weet, of hij iemand, die aan razernij, of aan vallende ziekte, of aan de hevigste koorts, of aan mondkramp, of aan rechtstijvigheid lijdt, voor zich heeft.

Na de aanvallen gevoelen zich de lijderessen buitengemeen uitgeput en vervallen dan gewoonlijk in een diepen slaap. By velen ontstaan slecht uitziende blaren in het aangezicht of groote waterblazen op de huid, en slechts bij zeer bepaalden aanleg tot zennwtering kan deze, en derhalve vermagering en teringkoorts daarop volgen.

Dikwijls is er in het geheel geen bijzondere aanleiding tot deze aanvallen merkbaar, maar zy ontstaan ook meermalen zeer duidelijk na kleine gemoedsaandoeningen, na verkoudheid, vooral na koude voeten, na lichamelyke inspanning, of na een geringen misslag tegen den leefregel; voorts na groote warmte en koude,

-ocr page 479-

459

na het inademen van bedorven lucht (op plaatsen waar zeer veel volk verzameld is), na buikverstopping, vooral na het gebruik van opblazende spgzen, na sterken reuk, schelle klanken en andere zinsindrukken. Meermalen wordt ook zulk een aanval door invloeden, die de geslachtsdrift prikkelen, verwekt. Daarom vertoont hij zich niet zelden in het gezelschap van jongelingen, vooral bij het dansen, of bij het beschouwen van wellustige afbeeldingen, of het lezen van onzedelijke boeken enz.

De ziekte wordt zelden of misschien nooit op zich zelve doode-lijk. Men kan zelfs by de hevigste, anders met groot gevaar verbonden zenuwtoevallen, bij den schijndood, bij rechtstijvig-heid, stikzinking, op beroerte gelijkende'aanvallen, epileptische stuiptrekkingen alle bezorgdheid laten varen en het spoedige einde van den aanval afwachten, zoolang zij zich alleen als hysterische toevallen voordoen. Maar niettegenstaande dit alles blijft de hysterie steeds een zeer lastige en moeilijk te genezen kwaal, die echter ook inzonderheid het geduld der omstanders en van den geneesheer afmat. Daardoor wordt vooral de genezing vertraagd, omdat gedeeltelijk door de oneindige prikkelbaarheid der lijderessen, dikwijls gepaard met groote levendigheid en on volgzaamheid, de invloed van nieuwe schadelijkheden niet vermeden kan worden, en daarom dikwijls reeds op den weg der beterschap de oude kwaal opnieuw teruggeroepen kan worden, en deels, omdat juist niet zelden de ziekte uit oorzaken ontstaat en onderhouden wordt, die dikwijls niet veranderd of verwijderd worden kunnen. Men kan de genezing inzonderheid door het huwelyk, door zwangerschap, het zoogen, en in den ouderdom door de afnemende geslachtswerkzaamheid der vrouw verwachten. Wel komen ook niet zelden gevallen voor, waarbij vrouwen eerst in latere jaren na het ophouden der maandstonden hysterisch worden; maar dan is de ziekte doorgaans niet van langen duur en verdwijnt zy gewoonlijk na eenigen tijd van zelve; geschiedt dit echter niet, dan is de zaak zeer bedenkelijk.

Daar het nauwelijks betwijfeld kan worden, dat de hysterie meer uit het gemoed dan uit lichamelijke oorzaken ontspringt, moet men ze alzoo ook meer als een ziekelijken toestand des gemoeds, en niet als een lichamelijke ongesteldheid beschouwen, Zoo ook door. het onbevredigd blijven van een krachtige aandrift der natuur en door de verhindering om het doel van het vrou-welijke lichaam te vervullen, deze ziekte te voorschijn wordt geroepen, onderstelt toch reeds de stoornis, die daardoor de gemoedstoestand van een hysterische maagd of vrouw ondervindt en die weder onder het schokken der zenuwen op het lichaam terugwerkt, altyd een ziekelijke stemming van haar geestelijk leven; want waar de geest zyne heerschappij vrij ont-

-ocr page 480-

460

wikkelen kan, daar kan de zinnelijke drift nooit zoo machtig worden, dat zij lichaam en geest te gelijk aan zich zou knnnen onderwerpen. Indien alle vreeselijke verschijnselen hg de moederkwaal hunne oorzaak het eerst in het lichaam zelf hadden, hoe zou het dan wel mogelijk zijn, dat buiten de aanvallen de overige lichamelijke gezondheid jaren lang bijna ongestoord zou kunnen voortduren, en dat men na den dood in de meeste gevallen bij het zorgvuldigste onderzoek ook niet het geringste vindt, waaruit de vroegere aanvallen zouden kunnen verklaard worden. Ook levert de groote invloed dien de wil der lijderessen op deze ziekte uitoefent, een genoegzaam bewijs van haren meer geestelijken aard, zoodat het uitgemaakt is, dat, hoe minder gewicht men aan de hevigste toevallen van een hysterischen aanval hecht, deze des te sneller voorbij gaat, want de zucht om bewonderd te worden doet hem klaarblijkelijk zeer dikwijls voortduren. De ongelukkige echtgenooten van vrouwen met zwakke zenuwen ondervinden immers dagelijks, dat de wil alleen het vermogen heeft, om den hevigsten aanval te verwekken of te verdrijven; en juist deze naar willekeur te voorschijn geroepen zenuwtoevallen van allerlei aard zijn het immers, die den echtgenoot in nederige afhankelijkheid van zijn gade houden. Zou wel een vronw, die werkelijk ziek naar het lichaam is, wanneer zij des morgens door matheid en krachteloosheid geen lid verroeren kan, des avonds onvermoeid tot aan den anderen morgen de wildste dansen kunnen mededoen, gelijk men dit van hysterische vrouwen op elk bal zien kan. Men zou echter verkeerd doen, wanneer men de ziekte blootelij k voor een verdichte, alleen op misleiding berustende kwaal houden wilde; dit is geenszins het geval. Zij bestaat werkelijk, maar heeft hare eerste bron niet zoozeer in ziekelijke lichamelijke toestanden, als wel in een gebrekkigen toestand des gemoeds.

Wel zijn er ook gevallen, waarin de oorzaak der hysterie in ontaardingen en ziekelijke toestanden der baarmoeder of der eierstokken, in stoornissen der maandzuivering of in de aanwezigheid van een witten vloed, enz. gezocht moet worden; maar dit zgn op verre na de zeldzaamste, en wanneer zulk een toestand niet genezen wordt, zal gewis ook zeer spoedig de verdere gezondheid des lichaams vernield worden.

TJit dit alles blijkt echter, dat bij een ware hysterie de behandeling veel meer gericht moet zijn op een geheele verandering des gemoeds, dan op die van het lichaam Dat dit bij verwende overspannen, met eigenwaan en eigenzinnigheid zoo rijke-Igk begiftigde vrouwen, die zelfs nog wel in haren eigen lidenden toestand behagen scheppen, geene gemakkelijke taak is, en dat men bijna altijd het geduld verliest, voordat het doel ook

-ocr page 481-

461

nog slechts in het allerminst bereikt is, kan men lichtelijk begrijpen. Veel beter kan het door een doeltreffende opvoeding gelukken deze ziekte reeds in de vroege jeugd te voorkomen. Is de moeder hysterisch, dan zal de dochter dit by de geslachts-rijpheid ook wel worden, want niet alleen, dat deze dan een overspannen prikkelbaar gemoed en een te licht bewegelijk zenuwgestel van de moeder geërfd heeft, maar ook het voorbeeld werkt hier door zucht tot nabootsing waarlijk aanstekend. Onder zulke omstandigheden is een opvoeding buiten het ouderlijke huis raadzaam. Is een hysterische moeder niet geschikt om de opvoedster harer dochter te zijn, dan is dit nog veel minder het geval by hysterische gouvernantes met zwakke zenuwen; zij zijn veel te grillig om met welwillendheid en kalmte de opvoeding te leiden, en zeiven te wispelturig, om een gezonde geestelijke ontwikkeling van het kind te kunnen bevorderen. Nooit moest aan zulke personen de bevoegdheid om kinderen op te voeden gegeven worden. Wil men het kind in de toekomst voor de moederkwaal bewaren, dan moet men het reeds vroeg gewennen om zijne neigingen te beheerschen, en niet elke luim, eiken wensch terstond bevredigen. Mets is dwazer, niets leidt zekerder tot overspanning en ziekelijke gevoeligheid des gemoeds, tot overdrevene prikkelbaarheid der zenuwen, kortom tot de hysterie en een leven vol kwellingen, dan wanneer de ouders van hunne kinderen wonderen willen maken. Vroegtydige boekgeleerdheid deugd nooit ergens toe, zy doodt den gezonden geest en geeft een ziekelijk lichaam ; by het spelen ontwikkelt zich het heldere verstand des kinds meer dan door geleerd africhten in de school. Ook de latere overbeschaving van den geest verzwakt zijne kracht, en alsdan kan hij de zinnelyke drift niet meer binnen de perken houden. Ook gevoelige dweeperij, zy moge op godsdienstige of andere onderwerpen betrekking hebben, veroorzaakt altyd de ovennacht der verbeeldingskracht en alzoo de heerschappy der zinnelijkheid, want achter het vurige verlangen des geestes verbergt zich de zinnelijke drift als einddoel. Daarom vorme men het meisje tot een natuurkind en een degelijke huisvrouw, en niet tot een dweepster en gekkin. Men versterke bij haar lichaam en geest door het ongestoorde genot der vrye natuur, men late haar gymnastiek leeren en zwemmen, en weerhoude haar zoolang mogelijk in de kinderlyko natuurlijkheid ; bovenal echter behoede men ze voor het te vroeg verschijnen en de opwekking der geslachtsdrift; daarom geve men haar geen te gekruide, het bloed verhittende voedingsmiddelen of dergelyke dranken, alzoo geen wyn, chocolade, thee, koffie, enz., en late ze nooit te vroeg den schouwburg bezoeken, noch romans lezen, noch te vrijen omgang met jongelingen hebben, enz. Het betasten der ge-

-ocr page 482-

462

slachtsdeelen moet streng verboden en voorgekomen worden, en wanneer een jeuken, dat tot de aanraking dezer deelen aanleiding geeft, door wormen, klierachtige sclierpte, ontvelling of door eenige andere oorzaak ontstaan is, dan moeten deze prikkels zoo spoedig mogelijk verwijderd worden.

Is een maagd of vrouw door deze voor kaar en anderen even lastige kwaal aangetast, dan neme men de uitspraak van Lessing, die hier volkomen past, ter harte, namelijk ; dat de omgang met krachtige, wgze en goede menschen het eigenlijke geneesmiddel der ziel is. Overgevoelige, dweepzieke, aan dezelfde ziekte lijdende vriendinnen zgn voor hysterische meisjes en vrouwen een waar vergift. Zij houden elkander wederkeerig in een ziekelijke gemoedsstemming, ieder wil de beklagenswaardigste zijn, en zy stellen er een ware zegepraal in, om hare eigene kwaal boven die van anderen te verhe:ïen, waardoor echter noodzakelijk hare ziekelijke gemoedsstemming niet alleen onderhonden, maar ook nog vermeerderd worden moet. Daartegen werkt een vaste, op zedelijke grondbeginselen berustende zin en een gezond helder verstand geest- en hartversterkend bij den verzwakten, ontstemden en kleinmoedigen zielstoestand van zulk een ziekte, en deze zijn in staat om haar de verlorene rust en kalmte in een verstandelijk opzicht weder terug te geven. Zulk een vriend of vriendin moet daarop bedacht zgn om de opgewekte verbeeldingskracht te beteugelen, door verstandige redenen de groote gevoeligheid voor alle indrukken op het gemoed te verstompen, de dikwijls zoo onverdragelijke luimen te bestrijden, en trachten aan de lijderessen een zekere gelijkmoedigheid van ziel te bezorgen, die niet door elk onaangenaam voorval van het dage-lyksche leven zoo licht geschokt worden kan; de neiging tot treurigheid moet door gronden der zedeleer, vervroolykende bezigheid en vriendelijken omgang, maar niet door bedwelmende vermakelijkheden bestreden worden. By zulk eenen omgang moet men evenwel niet alleen alle hardheid, alle afstootende koelheid en elke hevige gemoedsbeweging vermijden, maar ook alles, wat haar verheven gevoel voor het voegzame, regelmatige en aangename kwetst, moet men daaruit verwyderen, want anders zou zij het vertrouwen verliezen, dat de vriend of vriendin moet bezitten om de lyderes een gewillig oor aan hunnen vriend-schappelijken raad te doen leenen en behagen in hunnen omgang te doen vinden. Daarby behoeft men zich echter geenszins onvoorwaardelijk naar de dikwijls zoo wonderlyke luimen der lyderessen te schikken en in alle gevallen inschikkelyk en toegeeflijk te zyn. Men trachte alleen aan zulke standvastigheid een aangenamen, welwilltnden glimp te geven, en meer door lichte spelingen des vemufts en door het werken op de verheel-

-ocr page 483-

463

dingskracht, dan door verstandelijke redenen haar aan de heerschappij harer luimen te onttrekken. Dit is nu trouwens meer de zaak van den geneesheer dan van iemand anders, en wanneer het dien gelukt, het geheele vertrouwen van zulk een lij-deres te winnen, dan zal hij door zijn verstandelijken invloed meer dan door alle geneesmiddelen tot hare genezing kunnen bijdragen. Bezit hij echter dit vertrouwen niet, of heeft hg het door eigen schuld verloren, dan is het heter der lijderes een anderen arts te geven, want zonder vertrouwen is hier geen genezing te hopen.

Om de verweekelijking des gemoeds, die hier altijd plaats vindt en niet geduld mag worden, te verhoeden, kan men niets betera aanraden, dan dat de lijderes zich met behoorlijke kalmte, maar niet met bestendige drift en toorn, aan een arbeidzaam bezig leven in den kring van haar huishouden wijde, en alle boeken die hare verbeeldingskracht opwekken en de gevoeligheid des gemoeds prikkelen, ter zijde leggen.

Bij dezen leefregel der ziel mag men echter ook een behoorleken regel in de overige levenswijs niet veronachtzamen. De volgende punten moet men voornamelyk in acht nemen : een doel-matige met de krachten der lijderes overeenkomende, aangename lichaamsbeweging, zoo mogelijk in de open lucht, het inademen van een vrije, heldere, drooge lucht, daarom voornamelijk de land- en berglucht; een doeltreffende leefregel geëvenredigd aan de krachten der spijsvertering ; daar echter deze krachten doorgaans niet tot de beste behooren, moet de voeding eenigszins spaarzaam, licht verteerbaar, eenvoudig, wel voedzaam, maar niet te krachtig en te sterk prikkelend zgn, want hysterische personen verdragen zelfs grove spy zen beter, dan de zoogenaamde fijne keuken. Alle verslappende dingen, inzonderheid warme dranken, bovenal echter thee moeten vermeden worden. By blijkbare vermagering en dreigende uittering is het uitsluitend gebruik van melk van een uitstekende werking. Een eenigszins warme wollen kleeding, die alle deelen gelijkmatig verwarmt, vooral in den winter; een niet te lange slaap in niet te warme bedden, waarbij het dikwijls noodig wordt, een zeer groote neiging tot slapen, en in 't algemeen tot gemak en weekelijkheid met eenig geweld tegen te gaan; beperking in het genot van lichamelijke liefde, zelfs in het huwelijk. Men moet hier vooral en altijd nauwkeurig op zelfbevlekking letten, want kan deze ondeugd niet overwonnen worden, dan is er aan geen genezing te denken; in dit opzicht zyn vooral die hysterische meisjes verdacht, die van de eenzaamheid houden. Ook moet men in het oog houden, dat een voortdurende opwekking der geslachtsdrift door wellustige droomerijen, het lezen van romans en in

-ocr page 484-

464

het algemeen door een bedorvene verbeeldingskracht, die met recht den naam van een geestelijke zelfbevlekking verdient, bijna nog schadelijker is dan het zinnelijke genot. Aan den anderen kant leert echter ook de ondervinding, dat het huwelijk dikwijls het beste geneesmiddel der hysterie is.

Ter grondige genezing der moederkwaal, wanneer zij haren oorsprong niet ontleent uit de ziekelijke toestanden der vrouwelijke geslachtsdeelen, vermag het gebruik van geneesmiddelen doorgaans zeer weinig, en wat hierbij in dit opzicht nog geschieden kan, vereischt zulk een groote geneeskundige omzichtigheid en nauwgezette overweging van alle aanwezige ziekte-verschijnselen en omstandigheden, dat het opgeven der hier passende middelen volstrekt onmogelijk is. Men houde alleen in het oog, dat een te lang gebruik van de bittere maagversterkende geneesmiddelen, zoowel als het misbruik der beroemde krampstillende middelen in elk geval de kwalen, waartegen zij worden toegediend, vermeerdert, in plaats van ze te genezen, en dat kwakzalverij hier het gevaarlykste is, dat er zijn kan.

Ten opzichte van het gebruik der geneesmiddelen is de zaak trouwens anders gelegen, en de arts moet krachtiger handelen, wanneer ware zenuwzwakte of een ontstekingachtigheid van het bloedaderstelsel de oorzaak dier verschijnselen zyn, die ten aanzien der gemoedsstemming en der neiging tot krampachtige ongesteldheden met de hysterische toevallen zulk een groote overeenkomst hebben en met deze niet verwisseld mogen worden, ofschoon dit meermalen het geval is, dan men gelooft. Doch de oorsprong der ziekteverschy nselen is verschillend, en de geslachtswerkzaamheid der vrouw is daarbij niet in het spel. Ook de ontstekingachtige toestand van het ruggemerg wordt dikwijls miskend en valschelijk voor hysterie gehouden, daar gene dikwijls verdwijnt, maar even dikwijls terugkeeren en even hevige zenuwachtige pijnen en kramptoevallen verwekken kan, en daarom het beeld der hysterie op bedriegelijke wijze nabootst. Men treft deze ontstekingachtigheid van het ruggemerg echter ook zeer dikwerf bij de ware hysterie aan, daar het ruggemerg in 't algemeen in het geslachtsleven een zeer gewichtige rol speelt. Daarom is het volstrekt noodig, om by eiken hysterischen aanval zijn oog op het ruggemerg te richten, den rug daarom naar het gegeven voorschrift te onderzoeken en de ontsteking, die hier bijna altijd aangetroffen wordt en denkelijk ook de oorzaak der sluipende bloedaderontsteking is, daar, waar men ze gevonden heeft te genezen. Over 't algemeen wachte men zich, dikwerf terugkeerende moeilijk te verklaren ziekelijke verschijnselen terstond voor hysterie te houden en dan de zaak aan zich zelve over te laten, daar zich dikwyls belangrijke ziekelijke toe-

-ocr page 485-

465

standen van gewichtige inwendige deelen, b. v. van het hoofd, het hart, enz. achter dit masker verbergen kunnen. Ook verwekt gestoorde spijsvertering niet zelden toevallen, die zeer veel op de moederkwaal gelijken, waarbij men echter doorgaans den slechten toestand der tanden geheel over het hoofd ziet. Men dient het eene geneesmiddel na het andere toe, zendt de lijderes naar de baden, laat haar magnetiseeren, maar alles vruchteloos; want het eenige geneesmiddel bestaat in een goed gebit van kunsttanden, dat de ongésteldheden als door een wonder verjaagt.

Gedurende den hysterischen aanval zeiven, die den omstanders en bloedverwanten wel dikwijls vrees en schrik aanjaagt, maar doorgaans, in weerwil van dezen vrceselijken schijn, geheel zonder gevaar is, kan diens dnnr door een doeltreffende werking op het gemoed der lijderessen buitengemeen verkort worden. Eeeds boven hebben wij gezegd, dat de aanval des te spoediger voorbijgaat, hoe minder bezorgdheid men aangaande den toestand der lijderes toont. Hetzelfde brengt dikwijls de vrees te weeg, zoodat het dikwerf reeds genoeg is, om schijnbaar gereedheid te maken tot het aanwenden van een Spaansche-vliegplcister, van koude begietingen, van het gloeiend yzer, enz. om de vreese-lijkste krampen terstond te doen ophouden.

Bij lichtere aanvallen zijn er geen geneesmiddelen noodig, zij verdwijnen dikwijls zeer spoedig van zeiven, of het is genoeg wanneer men eenige kopjes thee van kamillen, kmizemunt, melissen of wijnruit toedient; zware aanvallen vertoonen zich dikwijls in zulk een schrikbarende gestalte, dat de leek het nauwelijks zal durven wagen, zonder bijstand van een arts geneesmiddelen toe te dienen. Evenwel in dringende gevallen en bij de onmogelijkheid om spoedige geneeskundige hnlp in te roepen en om niet geheel en al radeloos te zijn, en, wat erger is, tot ongepaste middelen zijne toevlucht te nemen, willen wij hier eenige voorschriften laten volgen, waarnaar men zich in derge-lijke gevallen richten kan.

Gaat de aanval met een bovenmatige lichamelijke prikkelbaarheid gepaard, zoodat reeds het geringste geraas, schel licht, geur van bloemen, enz. de krampaanvallen verwekt, dan is het middel n'\ 258, maar zonder nitrum, van uitmuntende werking. Bestaat de aanval voornamelijk in flauwten, oprispen, samentrekken van den hals, dan doen dc HoFFMANN's-droppelf (20—30 droppels op suiker of met water genomen), meer nut dan alle andere soorten van ether.-—Mochten de zwakheid, de rechtsty vig-heid, de op den slaap gelijkende verdooving, de aanhoudende onmacht, enz. tot zulk een hoogte klimmen, dat zij gevaarlijk voor het leven worden, dan is bijna niets beter dan amber-tinctuur met muskus (15—20 droppels). Voor zwangeren is de

30

-ocr page 486-

466

verzoete geest van salpeter, 20—30 droppels, zeer goed. Bij het enophoudelijk loozen van winden naar boven en {bij krampachtige toevallen is het Prager stinkende water (30—40 droppels) een heerlijk middel; en bij hysterische kramptoevallen van meer bejaarde vrouwen is de tinctuur van bevergeil (20—40 droppels) met thee van kamillen zeer aan te bevelen. Diegenen, die geen vluchtige dingen kunnen verdragen, kunnen 5, 10— 15 grein bevergeil met suiker als poeder nemen. Ook doen de krampdroppels n'. 167 of n0. 187 bij zulke vrouwen zeer goede diensten. Bestaat er een groote prikkelbaarheid en opgewektheid der geslachtsdeelen, dan werkt het middel n0. 163 hier buitengemeen bedarend. Bij hysterische hoofdpijnen is sterke thee van valeriaan het beste middel, en bij hysterische slapeloosheid veroorzaken 30 droppels van valeriaantinctuur dikwijls den besten slaap. Bloem van zink (zie nc. 130), alsmede de salpeterzure bismuthkalk (zie n0. 199) moeten bij hysterische maagkrampen aangewend worden. Gaat zulk een aanval met opbruisingen in het bloed gepaard, of zijn er te gelijker tijd ook verstoppingen ■ van den stoelgang aanwezig, dan kunnen koude lavementen niet genoeg aanbevolen worden, ia er zijn geneeskundigen, die beweren, dat in 't algemeen elke aanval van dien aard voor dit middel wijkt. Is er echter geen opbruising in het bloed aan- I wezig, dan zijn lavementen van asa-foetida (zie n0. 165) ver-kieslijker. Van groote waarde zijn hier de reukmiddelen,^ en vooral werkt bij zeer zware aanvallen, bij flauwten, bedwelming, enz. een stinkende reuk van gebrande vederen of wollen stoffen dikwijls wonderbaar. Ook kan men als reukmiddel het zuivere azijnzuur, of het Prager stinkende water, of duivelsdrek in ge-destilleerden azijn opgelost, of geest van salammoniak, essence van bevergeil en etherische wijnruitolie, van elk gelijke deelen, met voordeel aanwenden. Bij hysterische pijnen zijn de droge koppen dikwijls werkzamer dan alle overige middelen en verdienen doorgaans de voorkeur boven bloedzuigers. Ook geeft het dikwijls groote verzachting, wanneer men de pijnlijke plaats met de pleister n0. 363 bedekt. In geval van hysterische hoofdpijn is de pleister n0. 364 een krachtig middel.

In geen geval is het raadzaam een hysterischen aanval zoo spoedig mogelijk te doen verdwijnen; want men bevindt dikwijls, dat juist op de hevigste aanvallen onverwacht groote verlichting, opgeruimdheid en lichamelijke welstand volgen; maar dat ook daarentegen de lijderessen big gewelddadige onderdrukking dier aanvallen gedurende langen tijd zich zeer afgemat en ellendig bevinden, totdat zij door vernieuwde hevige toevallen van haar gevoel van onpasselijkheid bevrijd worden.

-ocr page 487-

TWAALFDE AFDEELING.

Ziekten der hinderen.

§ 203. Van den schijndood der jonggeborenen.

De schijndood der jonggeborenen is juist geen zeldzaam verschijnsel. Zulke kinderen halen geen adem en liggen geheel bewegingloos. Zijn er niet reeds sporen van vergevorderde verrotting aanwezig, dan mag men zulk een levenloos ter wereld gekomen kind nooit voor reeds dood, maar altijd slechts voor schijndood houden. Want behalve de duidelijke aanwezige verrotting is er geen onfeilbaar teeken om by een te vroeg geboren of geheel voldragen kind (van onrijpe vruchten kan hier geen sprake zijn) den schijndood van den werkelijken dood te onderscheiden.

De toestand van een schijndood pasgeboren kind kan van verschillenden aard zijn, en daarop moet men zorgvuldig letten, wanneer men in de rechte keuze der middelen om het tot het leven op te wekken niet wil mistasten. De oorzaak van den schijndood is soms eene overvulling der hersenen met bloed, alzoo een beroerte; dan is het gezicht opgezet, hoogrood, blauwachtig rood, ja zelfs blauwachtig bruin; het lichaam is warm, en men voelt den polsslag in de navelstreng. Hier moet men de navelstreng spoedig doorsneden en er 1—2 lepels bloed uit laten loopen; men legge het hoofd van het kind hoog en houde het azijn onder den neus, men besproeie de borst en den onderbuik met koud water en geve eenvoudige lavementen van lauw water. Men moet ook bedacht zyn om het slijm, dat den neus, de keel en de luchtpijp der jonggeborenen dikwijls opvult, te verwijderen, want daardoor wordt de ademhaling zeer bemoeilijkt. Men slaagt daarin het best, wanneer men in den geopenden mond van het kind, bij insgelijks geopenden neus, snel blaast. De mondholte bevrijdt men van het overvloedige slijm door middel van een om den pink gewikkeld en in olie gedoopt lapje, en het dieper zittende slijm verwijdert men door het braken op te wekken, door middel van een in olie gedoopte veer. Is er niemand tegenwoordig, die de kunst verstaat om het kind kunstmatig lucht in te blazen, dan moet dit door mond op mond geschieden. Daarbij vergete men echter niet, om een zachte, bij afwisseling nu eens geringe, dan weder versterkte

30*

-ocr page 488-

468

1

drukking op de ribben voort te brengen, ten einde de bewegingen bij het ademhalen na te bootsen, alsmede die aanhoudend zachtkens te striken, want daardoor gelukt het beter dan door elk ander middel om de ademhaling op te wekken. Is de navelstreng van het kind om den hals gewonden, dan moet deze zoo spoedig mogelijk losgemaakt worden.

Is het kind bleek, slap en koud, voelt men geen polsslag in de navelstreng, en is er in 't algemeen geen teeken van leven bij te ontdekken, dan is dit een toestand van onmacht, en doorgaans zijn het uitgeteerde, slecht gevoede kinderen, die er door overvallen worden; deze schijndood is meestal het gevolg van uitputtende ziekten der moeder gedurende de zwangerschap, die de voeding van het kind benadeelden. Men moet hier vooral het kind verwarmen door een bad, dat ongeveer de warmte van pas geloosde urine heeft. Om zulk een bad nog opwekkender te maken, kan er wat wijn bijgedaan worden. De slapen, neusgaten en de hartkuil worden zacht met wyn of het HorFMANS-likeur, of met eau de Cologne bestreken. Na het bad moet het kind warm toegedekt naast de moeder gelegd worden. Ook de boven opgegeven middelen om de ademhaling in gang te brengen mag men in geen geval verzuimen. Wanneer zich teekenen van leven vertoonen en het kind slikken kan, dan geve men het wat thee van kamillen, ook wel een theelepel wijn, enz.

Dikwijls loopen jonggeboren kinderen door het opgehoopte slijm gevaar van te stikken. Zij willen schreeuwen en zijn er niet toe in staat, en duidelijk wordt heeschheid en rochelen op de borst waargenomen. Het eenige redmiddel is dan een braakmiddel en wel óf de braakdrank n0. 366, óf elk kwartier een theelepel sap van zeeajuin met 2—3 droppels braakwijn.

Bedaardheid en volharding zijn by de behandeling der schgn-dooden in 't algemeen, maar vooral by schijndoode kinderen onontbeerlijke voorwaarden ter bereiking van het gewenschte doel. Onberaden overdrijving en overijling doen geen voordeel, en het te spoedig opgeven van de pogingen tot redding is gewetenloos.

§ 204. De geelzucht der jonggeborenen. Men bemerkt de geelzucht eerst op den derden dag na de geboorte, wanneer het loozen der vuile stoffen by het kind reeds afgeloo-pen is. De huidkleur is verschillend, nu eens meer roodgeel, dan eens allerlei kleuren afwisselend, dan weder geel als een kwee (vooral in de hoogere graden der geelzucht en bij te vroeg geboren kinderen), somtyds ook meer zwartgeel. Het begin en einde der geelzucht neemt men het duidelykst bij blonde kinderen met een fijne huid waar, die ook, evenals de te vroeg geborenen, het meest en het sterkst door haar aangetast worden.

I. i

\ tl f ■

-ocr page 489-

469

Zij duurt gemiddeld 7—8 dagen, menigmaal ook 14 dagen. Het wit van het oog is daarby steeds geel gekleurd, zoo ook de stoelgang, en slechts bij kinderen, die aan maagzuur, buikpijn, diarrhee, enz. lijden, is de laatste min of meer groen. De urine is vooral in de hoogere graden der geelzucht safiraanachtig gekleurd en van sterken, ■walgelijken reuk Somwijlen worden, wanneer de gele kleur der huid te sterk was, op de huid puistjes of blaasjes tegen het einde waargenomen, die ook nu en dan in pijnlijke linsvormige zweren overgaan. Ook komen tegen het einde van een sterke geelzucht dikwijls oppervlakkige nagelzwe-ren te voorschijn.

De noodzakelijke verandering der huid, welke deze door den overgang van het waterleven in den schoot der moeder tot het lucht-leven van den geboren mensch ondergaan moet, is de voornaamste oorzaak van deze gele kleuring der huid, waartoe de vermeerderde, vroeger meer sluimerende werkzaamheid der lever het hare nog bijdraagt Men kan daarom dit verschijnsel niet als een ziekte, veeleer als een onbeduidend gevolg dezer geheel natuurlijke ontwikkeling beschouwen, omtrent zooals de diarrhee bij het doorbreken der tanden. Andere oorzaken van het ontstaan der geelzucht zijn: terughouding van de vuile kinderstof, slecht zog der min, onbehoorlijk voedsel, verkoudheid, enz. — Is deze ziekte niet toevallig met andere ziekelijke toestanden verbonden, dan zijn er geen geneesmiddelen noodig. Lauwwarme baden tot het wegruimen der kinderstof. klisteeren van lauw water of slappe thee van kamillen met bijvoeging van een weinig suiker, boomolie, honig, enz. zullen volkomen genoegzaam zgn, om dit verschijnsel te verdrijven. Indien echter de kinderen de vuile stof toch niet kwijt raken, dan is een stroop van melksuiker en kaasjeskruid, of wat rhabarbersap en manna met venkelwater bereid, het beste en onschadelijkste middel.

§ 205. Smarten der kinderen. Het smarten der kinderen .is een zeer gewoon verschijnsel, dat hen doorgaans wel zeer onrustig maakt, maar toch slechts uiterst zelden gevaarlyk is Want zelfs wanneer de kinderen er daarbij gedeeltelyk als gevild uitzien, is de kwaal spoedig te genezen. Slechts wanneer de ontvellingen zich in altijd dieper invretende zweren veranderen, of de ontsteking een kwaadaardig karakter aanneemt, hetwelk evenwel slechts bij uiterst bedorven sappen óf van het kind, óf van de min het geval zal zgn, kan daardoor het leven des kinds in gevaar gebracht worden. Het sterkste smarten neemt men gewoonlijk in de eerste weken na de geboorte aan den hals en onder de oksels waar, en eerst later komt het tusschen de beenen en aan den aars te voorschijn. Kinderen, die in een hoogen

-ocr page 490-

470

graad de geelzucht hadden, zijn minder aan het smarten onderhevig; daarentegen komt dit veel meer en heviger bij die voor, ■welke in het geheel niet of maar weinig geelzucht gehad hebben

Ofschoon onzindelijkheid en een gebrekkige verpleging eigenlijk niet de oorzaak van dit ongemak zyn, zooals men dit bijna algemeen gelooft, daar ook de zindelijkst gehouden en zorgvuldigst verpleegde kinderen daarvan niet verschoond blijven, wordt toch volstrekt de grootste zindelijkheid vereischt om deze kwaal te genezen. In lichtere gevallen is het genoegzaam de ontvelde plaatsen dikwijls met lauw water te betten of le wasschen, de kinderen dikwijls te verschoonen en lycopodiumpoeder op de plekken te strooien. In de hoogere graden der kwaal past saliethee met gewone stroop, of het aanwenden van versche ongezouten boter, of rozenpommade en daarover droog fijn pluksel; bij de pgnlijke zweertjes echter, die gewoonlijk aan het achterste voorkomen, is een zaltje van eidooier en amandel- of boomolie, op zacht linnen gestreken, zeer aanbevelenswaardig Dikwijls gelukt echter de genezing spoediger dan door al deze vette middelen, wanneer men omslagen van koud water of geraspte peen aanhoudend op de gewonde plaatsen legt. Is de ontsteldng aanmerkelijk en hardnekkig, dan moet de zoogster tot mageren kost bepaald worden, bier en alles wat verhit vermijden, en daarentegen veel gerstewater drinken. Aan de kinderen kan men eenige dagen lang het kinderpoeder n0. 367 geven Komen er nog andere bedenkelijke verschijnselen bij, dan moet men de hulp van een geneesheer inroepen. Ontstaat het smarten, gelijk dit somtijds gebeurt, ten gevolge van het tandenkrijgen, dan mag het niet onderdrukt, maar slechts door zindelijkheid binnen de perken gehouden worden.

§ 206. Spruw. De spruw bestaat uit kleine witte vlekken en blaartjes in de mondholte. Zij ontstaan meestal tusschen den lOden en 16den dag na de geboorte en verschijnen eerst aan den binnenrand der bovenlip en aan de mondhoeken, ofjnidden op de oppervlakte der tong, dan aan hare randen, en later aan het gehemelte, in de keel, en strekken zich van daar dikwijls over de geheele binnenvlakte van het darmkanaal uit, en worden dan zelfs aan den aars waargenomen, die daardoor geheel ontveld wordt. Hunne verschijning wordt telkens door een hoog-roode, dikwijls nauwkeurig omschreven ontsteking in de mondholte vooraf gegaan. Daarbij worden de kinderen onrustig, zij nemen de borst niet, hebben veel hitte in den mond en zgn koortsachtig. De eigenlijke oorzaak dezer ziekte ligt voorname-Igk in stoornissen der spijsvertering, die trouwens op zeer ver schillende wijze ontstaan kunnen De spijsvertering wordt inzonderheid gestoord door gebrek aan zindelijkheid bij het kind

-ocr page 491-

474

door scherpe verhitte voeding, verkoudheden en nederdrukkende gemoedsaandoeningen by de moeder of min, door te vroeg spenen, door kunstmatige opvulling met voedsel, en zeer dikwijls door het gebruik van dotten, waardoor zij dikwijls zeer hardnekkig worden. Is de koorts gering, blijven de blaartjes wit of geel, is hun aantal niet te groot, bepalen zij zich slechts tot de oppervlakte, zoodat men ze licht wegwisschen kan, dan wordt de ziekte gewoonlijk in 8—10 dagen genezen. Wordt daarentegen de koorts heviger en zijn de blaartjes donkerkleurig, geelbruin, zwartachtig, dik en ineenvloeiend, dan is er reden om bezorgd te zijn.

Bij de behandeling der goedaardige spruw behoeft men alleen behoorlijk te letten op de spijsvertering en op dc verwijdering der misschien bij de voeding en verzorging des kinds plaatsgrijpende gebreken. Men zorge daarom boven alles voor een strikte zindelijkheid en voor een behoorlijken gezondheidstoestand der moeder of min Zoo het der moeder aan voedsel ontbreekt,

of haar zog van een ongezonde hoedanigheid is, of indien het kind wegens de hevigheid der kwaal gedurende eenigen tijd niet aan de borst kan gelegd worden, dan geve men het een mengsel van gelijke deelen koemelk en afkooksel van havergort. In de zachtere, gevallen is het voldoende, den mond alleen dagelijks 3—4 maal door middel van een om den vinger gewonden en in versch water gedoopt lapje, en evenzoo ook de tepels op een zachte wijze te reinigen. Is het geval reeds hardnekkiger, dan kan men daartoe een afkooksel van malvabloesem en wat honig nemen, of men bestrooit de mondholte 2—Smaal daags met fijne suiker; en doet dit de kwaal nog niet wijken, dan besmere men met een penseel de lydende plaatsen even zoo dikwijls meteen stroop van 2 lood kweeënsap, 1 lood rozenhonig en 1 scrupel borax. Zeer goede diensten bewijst dan ook een smeerseltje van 4 ons versch geperst sap van gele wortelen en 2 ons kalkwater,

goed door elkander gemengd. Heeft het kind daarbij eeen behoorlijk open lijf, en is er geen koorts aanwezig, dan geve men het stroopje n0. 368 Vertoonen zich echter lichte koortsaandoeningen, dan zal het braaksap nc. 366 betere diensten doen Wanneer de kinderen aan spruw lijden, is het altijd goed wanneer de moeders of minnen zuurverdrijvende middelen nemen,

waartoe een mengsel van 2 deelen venkelpoeder, 1 deel kreefts-oogen en 1 deel suiker, 2—Smaal daags een theelepel vol genomen, zeer doeltreffend is. Wordt echter de spruw boosaardig en doet hare blauwachtige, zwartachtige kleur den overgang tot koud vuur duchten, dan moet men een geneesheer raadplegen,

hetwelk ook dan reeds geschieden moet, wanneer de spruw in groote hoeveelheid aanwezig is, en de kinderen te gelijker tijd |iiy!

zeer schor zijn en aan diarrhee lijden.

-ocr page 492-

472

§ 207. Oogontsteking. De ontsteking der oogleden bij zeer jonge kinderen gaat altijd met groot gevaar voor de oogen, en in zeer erge gevallen ook voor het leven der kleinen gepaard. Wordt zij niet spoedig herkend, wordt zij veronachtzaamd of verkeerd behandeld, en is het kind buitendien ongezond, vooral te gelijkertijd aan de spruw lijdende, dan kan de verduistering van het hoornvlies, of zelfs ongeneeslijke blindheid of geheele verwoesting van het oog dikwijls niet verhoed worden.

De ontsteking vertoont zich doorgaans in de eerste 8 dagen na de geboorte, doch ook somtijds reeds in de eerste 24—48 uren, of ook wel eerst den lOden tot den 14den dag. Het ergste bij de zaak is, dat men ze in het begin lichtelijk over het hoofd ziet, want dan zijn de geheel natuurlijk gekleurde oogleden alleen een weinig opgezwollen, de oogen zijn droogden daar kinderen doorgaans veel slapen, bemerkt men bijna niet, dat hunne oogen hier bestendig gesloten zijn; eerst later worden de randen der oogleden rood. Indien men dan de ziekte eerst herkent, moet men terstond de hulp van een verstandigen geneesheer inroepen. Kan men dit echter niet doen, dan legge men óf omslagen van koud water op, óf bestrijke de oogleden dagelijks 2—ümaal met de grijze zalf, totdat de zwelling verdwenen is. Is echter dit tijdstip verzuimd, dan worden na eenige dagen de oogleden vochtig, en opent men de oogspleet, dan vloeit er een kaasachtig stof uit de oogen, die altijd meer etter-vormig wordt en bijna van uur tot uur toeneemt, zoodat zi) eindelijk in ongeloofelijke hoeveelheid uitvloeit, zoodra men de op-eengekleefde oogleden losweekt en de oogen opent. Wil men nu niet, dat het oog door dezen scherpen etter verwoest zal worden, dan moet dit terstond met groote voorzichtigheid en de strengste nauwlettendheid dag en nacht onafgebroken van alle daar han-genblijvende vloeistoffen gereinigd worden. Dit geschiedt het best door middel van een zachte spons eu lauwe malva-, vlier-of kamillenthee, vooral echter door aluinwei (zie n0. 2o9). De spons moet echter na het gebrnik telkens ten zorgvuldigste gereinigd en in 't algemeen zoo dikwijls mogelijk met een nieuwe verwisseld worden. Overigens moet men echter het oog rust gunnen en daarom niet gedurig de oogleden van elkander rukken om het oog te bezien. Het zou volstrekt noodeloos zijn, de verdere behandeling dezer kwaal, die zoo lichtelijk de kinderen voor altijd uiterst ellendig kan maken, hier nader op te geven; want alleen een gewetenloos mensch zou aan zijn kind geneeskundige hulp kunnen onthouden, wanneer hij met het groote gevaar dezer oogkwaal bekend was. Gewichtiger dan de behandeling is het hier, de oorzaken dezer ontsteking te leeren kennen, opdat men die zooveel mogelijk zou kunnen mijden en verwijderen, en daar-

-ocr page 493-

473

door haar ontstaan zou kunnen voorkomen. Somtijds schijnt de verschijning dezer ziekte wel door eene bijzondere gesteldheid der lucht begunstigd te worden, terwijl men waargenomen heeft, dat de kinderen op sommige tijden buitengewoon dikwijls door deze ontsteking worden aangetast en op andere tijden daarentegen geen spoor van haar te ontdekken is; maar deze kwaal wordt ook door andere schadelijkheden te voorschijn geroepen, waarby het meer in onze macht ligt, om de oogen der kinderen daarvoor te vrijwaren, of de ziekte zelve eenigermate onschadelijk te maken. Daartoe behoort allereerst de onvoorzichtige inwerking van het zonnelicht, of van een te schelle verlichting der kraamkamer, onzuivere bedorven lucht in dat vertrek, of tocht, die het teergevoelige oog van den zuigeling getroffen heeft. Daaruit ontstaat echter slechts de meer goedaardige vorm dezer ontsteking, waarbij, wanneer zij niet verkeerd behandeld of veronachtzaamd wordt, de genezing in de meeste gevallen spoedig en zeker gelukt, en die in 't algemeen ook zeer gemakkelijk verhoed kan worden, wanneer men er slechts op let, dat het kind in de eerste dagen voor schel licht, voor tocht en koude bewaard blijve, dat alle onreinheden, vuil linnengoed, enz. zoo spoedig mogelijk uit de kamer verwijderd worden, dat men het vertrek niet op eens te sterk mag verhitten en dan weder geheel laten verkoelen, maar daarin steeds een matige warmte tracht te onderhouden. Daar, waar het gebruikelijk is, de kinderen terstond na de geboorte naar de koude kerk en dat wel dikwijls bij helderen zonneschijn, te dragen om ze te laten doopen, zal men dergelijke kwaadaardige oogontstekingen zeer dikwijls waarnemen. De meest voorkomende, maar ook gevaarlijkste oorzaak dezer ontsteking blijft steeds de aansteking, die óf gedurende de geboorte des kinds plaats heeft, wanneer namelijk de moeder aan een kwaadaardi-gen, door besmettenden bijslaap ontstanen witten vloed lijdt, óf na de geboorte door vreemde personen, en wel het meest door de vroedvrouwen medegedeeld wordt, wanneer deze zulke aan de oogen lijdende kinderen behandelen. Daarom dulde men nooit, dat de vroedvrouw met hare spons, die ze bij zich heeft, het gezicht van het kind reinige, maar men bediene zich daartoe van een eigen zuivere, geheel nieuwe spons, en ontneme haar in 't algemeen de verzorging des kinds, zoodra men verneemt (zij moest dit eigenlijk nooit verzwijgen), dat zij ook een ander kind te verzorgen heeft, dat aan de oogen lijdt, want zij behoeft alsdan het oog van het kind slechts met den vinger aan te raken, om de aansteking terstond over te brengen. Ten einde bij vrouwen, die met een kwaadaardigen witten vloed behept zijn, de aansteking gedurende de geboorte zoo mogelijk te voorkomen, heeft men met goeden uitslag inspuitingen van chloorkalkoplossing (zie nc. 369)

-ocr page 494-

474

aangewend, alsook het gezicht der kinderen by de geboorte met hetzelfde mengsel, maar nog meer verdund, zorgvuldig gereinigd.

§ 208. Zuur in de maag. Eigenlijk is zuur in de maag geen ziekelijke toestand, want de verteringssappen moeten van zuurachtigen aard zyn, om de voeding behoorlijk te doen plaats hebben. Braakt een kind de genuttigde melk ongeronnen en onveranderd weder uit, dan kan men zeker zyn, dat zijn maag niet in orde is Slechts wanneer het maagzuur zijn zachte natuur verliest, scherp en in overvloed voortgebracht wordt, dan is het in staat, allerlei ongesteldheden, ja zelfs zeer gevaarlyke verschijnselen te veroorzaken. Bij den teederen lichaamsbouw en de groote prikkelbaarheid der verteringswerktuigen in de vroege kindsheid is er dikwijls slechts een geringe stoornis der gezondheid noodig, om dadelijk een zuur bederf der maagsappen te verwekken, en daardoor zy:i er dan ook slechts weinige ziekten in dit levenstijdperk, die niet met de teekenen van een ziekelijk maagzuur: met groen gehakten stoelgang, buikpynen, enz. gepaard gaan. Dit heeft echter velen genoopt om verkeerdelijk te ge-looven, dat al deze ziekten door het maagzuur ontstonden, terwijl nogtans dit zure bederf in verre de meeste gevallen meer een gevolg, dan de oorzaak van dien ziekelijken toestand is. Evenwel is het ook niet te loochenen, dat deze scherpe zure hoeda- ; nigheid der maagsappen, wanneer zij ook slechts ten gevolge van een op een andere wijze veroorzaakte stoornis der spysver-tering verwekt werd, toch wederom op zich zelve de aanleiding tot hoogst gevaarlijke toevallen b. v. van hevige diarrhee, krampen, enz. worden kan. Daarom is het volstrekt noodzakelijk, daar, waar deze teekenen zich vertoonen, het maagzuur zelf weg te ruimen, maar dan ook de oorzaken, die het deden ontstaan, te ontdekken en te verwijderen; want de zuurvernietigende middelen J verwyderen het wel is waar voor een oogenblik, maar zyn niet in staat het opnieuw ontslaan te verhinderen.

Het ziekelyke maagzuur herkent men aan den groenen stoelgang, die er uitziet als gehakte eieren, dikwyls zelfs met bloed vermengd, gewoonlijk op diarrhee gelijkende en met hevige buikpynen gepaard gaande, waarbij het kind zuur uit de mond riekt.

Bij zuigelingen ligt de oorzaak van het ontstaan van dit zuur in een gebrekkige hoedanigheid van de melk der moeder of der min, en zy is dan gemakkelyk te verdrijven, wanneer men er voor zorgt, dat deze geen misslagen tegen den leefregel begaan, dat zy niets zuurachtigs, noch wat opblaast, noch zwaar te verteren is, gebruiken, b v. geen uien, rammenas, kool, ooft, gebak, geen zuur, troebel bier; dat zij zich voor gemoedsaandoeningen van allerlei aard wachten, of ten minste het kind nooit terstond,

-ocr page 495-

475

nadat deze invloed op haar geoefend hebben, aan de borst leggen; dat zij den byslaap vermijden en vlijtige beweging in de open lucht nemen. Ook het gebruik van het minnepoeder (zie n0, 370) doet hier veel nut. Wordt echter daardoor de melk niet spoedig verbeterd, dan geve men het kind een anders min of voede het liever kunstmatig. Bij de keuze eener min moet men er voor-namelijk op letten, dat zij in 't algemeen gezond zij, ge en vuilen adem of stinkend voetzweet hebbe, maar bovenal, dat haar eigen kind gezond, sterk en welgevoed zij; dit is de beste melkproef en in elk geval hare beste aanbeveling, want al het andere misleidt maar al te licht.

Aan zwakke kinderen, die door ziekelijke moeders ter wereld gebracht worden, bekomt zeer dikwijls de melk van overigens geheel gezonde, maar stevige, sterke minnen niet goed, en dit is inzonderheid dan het geval, wanneer de min eenige maanden vroeger dan de moeder bevallen is. De vette, in voedingsstof te rgke melk is voor de zwakke maag der zuigelingen hier te zwaar om te verteren. Dikwijls gelukt het hier het zoover te brengen, dat het kind de melk verdraagt, wanneer men het kind de eerste acht dagen kunstmatig voedt en aan zijne verteringswerktuigen tijd laat om zich een weinig meer te ontwikkelen. Kan het echter na verloop van dien tijd de melk der min nog niet verdragen, dan blijft er niets anders over, dan een andere te kiezen of met de kunstmatige voeding voort te gaan — Dikwijls is er echter ook niet de minste reden op te sporen, waarom het kind de melk der moeder of der min niet verdragen kan; in dat geval blijft er ook dan geen andere keus overig, dan de zoogster te verwisselen of tot de kunstmatige voeding over te gaan. Inzonderheid moeten moeders in zulke gevallen nooit er met geweld op aandringen, hare kinderen zeiven te willen zoogen; zij zetten daardoor anders de gezondheid en zelfs het leven van haar kind op het spel.

Zeer dikwijls is echter het te menigvuldige en onmatige gebruik der melk de eenige oorzaak van het aanhoudend ontstaan van zuur in de maag; vandaar de bestendige zure reuk uit de mond, het zure oprispen en het menigvuldige melkbraken van zulke kinderen, die bijna den geheelen dag aan de borst liggen en aan welke de borst bij het geringste geschrei aangeboden wordt Vooral nadeelig is echter de gewoonte van vele zoogsters, om het kind des nachts by zich in bed te nemen en het aan de borst te laten inslapen. Het verschaft daarom altijd een groot voordeel, wanneer de min niet tegelijk de oppaster en verpleegster van het kind is,

Kinderen, die kunstmatig gevoed worden, lijden ook dikwijls aan zuur en als gevolg daarvan aan kolieken, verstoppingen.

-ocr page 496-

476

diarrhee en zelfs aan krampen. Gewoonlijk ligt de oorzaak daarvan in de weinige zorgvuldigheid, waarmede men hg deze zaak te werk gaat; in gebrek aan de behoorlijke zindelijkheid, in de menigte en hoedanigheid der voedingsmiddelen, somwijlen echter ook in bestendig kouvatten. Hoe grooter de neiging van het kind tot zuur is, des te minder past de dierlijke melk alleen tot voeding. Men vermengt haar dan zeer doeltreffend met dunnen kalfschvleesch- of hoenderbouillon, en diene dien later ook wel met fijne grutten toe. Ook een dunne pap van beschuit met zulk een bouillon of water toebereid is een zeer doeltreffend voedingsmiddel. Aan zeer zwakke kinderen geve men salep- of arrow- ' rootmeel, een half drachme op een halve kan vleeschnat. —- Ook kan men somtijds, vooral wanneer zij hard schreeuwen, een weinig eidooier met suiker of een weinig witten wijn vermengd, | theelepelsgewijs toedienen. Heeft desniettegenstaande het kind j bij de grootste zorgvuldigheid in de opkweeking toch bestendig | van zuur te lyden, dan is de bijvoeging van venkelwater of van | een weinig medicinale zeep onder de voedingsmiddelen zeer nuttig. | Deze regels voor de opvoeding van kinderen zijn van het • grootste gewicht en dikwijls alleen genoegzaam om hunne ge- ! zondheid en hun leven te onderhouden. Maar ofschoon daar- j door gewoonlijk het opnieuw ontstaan van het zuur verhoed | kan worden, zoo verwekt toch somtijds het zuur, dat zich in het ; darmkanaal bevindt, de hevigste aandoeningen en doet niet zelden

I braken, diarrhee, kolieken en krampen van allerlei aard ontstaan, ;

zoodat men daarom zoo spoedig mogelijk die zure, ransige stoffen onschadelijk moet zoeken te maken, waartoe het kinderpoeder gt; | . n0. 367 met voordeel aangewend wordt. Zijn deze verschijnselen

| |': ■ zeer hevig, dan geve men te gelijker tijd nog inwikkelende lave

menten. Deze worden het best bereid, wanneer men een klein gehakten kalfsvoet met zooveel water sterk laat koken, totdat een halve kan vleeschnat overblijft; dit kookt men dan meteen half kopje kamillenbloemen op en wende de doorgezijgde vloeistof tot 3 lavementen aan, die men in den loop van éénen dag kan toedienen. Houden ook dan de aanvallen niet op, dan geve men alle 3—4 uren 3—4 droppels koolzure potaschlikeur in een weinig melk. Zeer dikwijls ligt echter de oorzaak van dit herhaald ontstaan van zuur in de maag, alsmede van de overige ongesteldheden der spijsvertering van kleine kinderen, zooals diarrhee, braken, koliek, enz., in een ontstekingachtigen toestand van het darmkanaal, die helaas maar al te dikwijls over het hoofd gezien en daarom geheel verkeerd behandeld wordt. Is bij de genoemde ongesteldheden de onderbuik der kleinen zeer gevoelig, zoodat zij schreeuwen en de beenen tegen den buik optrekken, zoodra men dien in het minste drukt, dan moet

~ir\

-ocr page 497-

477

zoo spoedig mogelijk een geneesheer te hulp geroepen worden, want bg zulk eenen toestand is steeds gevaar aanwezig.

§ 209. Winderigheid en koliek. De winderigheid herkent men aan de onrust, aan het rommelen in den buik, aan het hoorbaar loozen van winden en bij het terughouden daarvan aan de opgezetheid van den onderbuik, vooral onder de korte ribben, waarby de ademhaling kort en benauwd wordt.

By het koliek zijn de kinderen zeer onrustig, weenen en kreunen bestendig met een bijzonder klagelijken toon, slaken dik-wyls plotselinge kreten, krommen en wringen het lichaam, stampen met de beenen, trekken die tegen den buik op; in den slaap verwringen zij het gezicht en werpen zich onrustig heen en weder. Zij willen niet goed zuigen, grijpen soms de tepels, maar laten die spoedig weder los. Slechts wanneer men ze rechtop voor de borst hondt vatten zij de tepels zonder moeite en zuigen totdat zij verzadigd zijn, — Daarom is daar by een diar-rhee aanwezig, en by elke bnikontlasting, die meest donker en zoo scherp is, dat de aars daardoor ontveld wordt, vermeerderen de pynen in den onderbuik; er gaat echter ook niet zeidenver-stopping mede gepaard.

De oorzaken kunnen zeer verschillend zyn; onder de meest voorkomende kan men tellen: kouvatten van het kind of van (Je zoogster, vergrypen tegen den leefregel, ergernis en andere hartstochten der min, melk, die te vet is of over 't algemeen voor het kind niet dengt.

Slechts op den langen duur zyn deze toevallen te vreezen, want dan kan daaruit darmontsteking, of samentrekking der darmen ontstaan; anders zyn zy niet van gewicht en worden in dezelfde mate zeldzamer, als de krachten der spijsvertering by het kind toenemen.

Bij de winderigheid, wanneer zij niet met hevig koliek gepaard gaat, is het reeds genoegzaam, wanneer men de kinderen warm houdt, hun lavementen van kamillenthee en tot inwendig gebruik eenige theelepels kamillen- of vooral komynthee toedient. Duurt echter de aanleg tot deze ongesteldheid voort, dan wry ve men het vocht n0. 372 in den maagkuil in, of men legge daarmede bevochtigd flanel op deze plaats.

De behandeling van het koliek regelt zich naar de oorzaken. Is het kind verstopt, dan diene men het drankje n0. 368 toe. Duren echter desniettemin de pynen voort, dan bedaren de poeders n0. 374 de kinderen zeer spoedig. Is dit gelukt, dan houde men met de poeders weder op. Zoo er znur aanwezig is, dan geve men een mengsel van gelijke deelen kreeftsoogen en suiker herhaalde malen, 1—2maal zooveel als op de punt van een mes

-ocr page 498-

478

kan liggen, of de poeder n0. 367, en helpt dit niet, dan de poeders n0. 373. In 't algemeen handele men dan geheel zoo, als in de vorige § opgegeven is. Keeren de pijnen dikwijls en hevig terug, dan zijn warme baden van een licht afgietsel van kamillen en droge warme omslagen van kamillen op den onderbuik nuttig. In zeer dringende gevallen kan het zalfje n0. 377, een kleinen theelepel vol, alle 3—4 uren ingewreven worden.

Gaat de koliek te gelijkertijd met de boven beschreven winderigheid gepaard, dan geve men het drankje n . 3quot;/5, en in hardnekkige gevallen, want doorgaans zyn deze windkolieken de hevigste, de poeders n0. 376, waarbij men zich dan met voordeel van de inwrijving n0. 377 bedienen kan. Daarbij moet de zoogster zich voor alle winderige spij zen wachten en het minnepoeder nc. 370 nemen.

Eeeds in de voorgaande § werd opgemerkt, dat een ontstekingachtige toestand de oorzaak van het koliek zyn kan; alsdan mogen behalve de poeders n0. 374 de overige hier opgegeven middelen volstrekt niet gebruikt worden, en dan mag men alleen naar den raad van een geneesheer handelen. Men kan zulk een ont-stekingachtigen toestand vermoeden, wanneer de pynen van een groote hevigheid en onafgebroken duur zyn, wanneer deze by uitwendige aanraking toenemen en zich op een kleine plaats samentrekken.

De herhaalde verschijning van het koliek bij kinderen kan door een zorgvuldig gekozen diëet, zoowel ten opzichte van hen als van de zoogsters, en vooral door de opvolging der in de vorige § opgegeven regels verhoed worden.

§ 210. Braken der kinderen. De kinderen braken zonder benauwdheid en zonder inspanning; door een enkel opgeven wordt de geheele massa ontlast. In verre de meeste gevallen is het braken der kinderen zonder eenig gewicht, ja zelfs nuttig, daar het dikwijls de zich in de maag bevindende schadelijke stoffen verwijdert. Wordt het echter zeer hevig, houdt het lang aan, en bevat de uitgebraakte massa niet alleen melk, maar ook veel taai slgm, dan houdt het den groei en bloei der kinderen tegen, zoodat zij somtijds tot uittering vervallen. Overlading van de maag, gebrekkige hoedanigheid der voedingsmiddelen en zulk een prikkelbaarheid der maagzenuwen, dat zelfs het zachtste voedsel niet verdragen wordt, zijn de meest voorkomende oorzaken van zulk een aanhoudend braken. Is het braken slechts matig, en groeien de kinderen daarbij, dan moet men er niets tegen doen. Houdt het braken aan, omdat het kind overvoerd is, of omdat nog schadelijke stoffen in de maag aanwezig zijn, dan moet men dit eer bevorderen dan onderdrukken Daartoe is bij kleine zwakke kinderen het veel drinken

y

■ij 1

'■

:

I I 11

:

i 1

I

i ■ I

-ocr page 499-

479

ran thee van kamillen en een theelepel sap van zeeajuin gewoonlijk genoegzaam, bij grootere geeft men dan een theelepel van het braaksap n0. 366. Mocht het aanhoudende en tot gewoonte geworden braken door een zuur bederf der maagsappen onderhouden worden, dan heeft dezelfde behandeling plaats als bij het maagzuur (zie n0. 5208); ook heeft zich het poeder nquot;. 379 zeer krachtig getoond.

Wanneer de kinderen bij een hevig braken te gelijkertijd verstopt zijn, dan moeten lichte purgeermiddelen (zie n0 378) toegediend worden. Bij elk braken der kinderen moet men echter de ziekelijke prikkelbaarheid der maag trachten te verminderen. Men legge daarom pappen op de maagstreek, die men uit gelijke deelen der aromatische species en fijn gewreven brood heeft laten bereiden. — Tot inwendig gebruik past dan een mengsel van twee deelen eenvoudig kaneelwater en één deel sap van oranjebloesem, alle uren een theelepel. Heeft het braken opgehouden, dan laat men nog eenigen tijd inwrijvingen van het middel nquot;. 380 in de maagstreek doen.

Behalve het braken, dat ten gevolge der opgegeven oorzaken gewoonlijk by kinderen ontstaat, kan ook een aanhoudend braken als een teeken van uiterst gevaarlijke ziekten te voorschijn komen. Is daarbij koorts aanwezig, is de maagstreek gespannen en pijnlijk bij de drukking (het kind schreeuwt daarbij), dan is er een ontstekingachtige toestand der maag te vreezen. Bestaat er koorts met een slaapzuchtigen toestand en buikverstopping, dan ontstaat het braken door een ontstekingstoestand der hersenen. Komt het braken gedurende een geruimen tijd telkens terug, dan wijst dit dikwijls op een koortsloos waterhoofd of op maagverweeking, maar ook dikwijls op wormen. Dat men onder zulke omstandigheden zijn toevlucht tot een geneesheer nemen moet, spreekt van zelf.

§ 211. Verstopping der kinderen. Verstopping is

bij kinderen nooit zoo gevaarlijk als de neiging tot diarrhee, want de ondervinding leert, dat kinderen met een aanleg tot verstopping veel krachtiger groeien dan degenen, die dikwijls aan diarrhee lijden. Evenwel verwekt de verstopping, die tot gewoonte geworden en onopgemerkt achtergebleven is, bij kinderen zeer dikwijls darmbreuken en andere gevaarlijke ziekten, vooral niet zelden krampachtige toevallen. Indien kinderen, die nog geen ander voedsel genieten dan de moedermelk, ook slechts alle 2—3 dagen een geringe ontlasting hebben, dan moet men daartegen niets doen. Lijden zij echter bij het gebmik van ander voedsel aan te trage ontlasting, dan wordt de kwaal des te hardnekkiger, wanneer men daarentegen herhaaldelijk geneesmid-

i

-ocr page 500-

480

delen toedient. Zijn zij verstopt, en is het noodig hun een open lijf te maken, dan kan men dezen ziekelijken toestand, hoewel slechts voor korten tijd, het best door lavementen van een klein kopje lanwe melk en 2—3 theelepels honig, of van gerstewater, olie en suiker verhelpen. De aanleg tot verstopping wordt slechts volkomen verwyderd, wanneer men de gebreken doet verdwijnen, die hier altijd ten opzichte der wijze van voeding plaats hebben. Bij kinderen aan de borst heeft men in zulk een geval reden, om een te zwaar te verduwen zog te vermoeden. Alsdan moet de zoogster een eenigszins mageren kost nemen en zich niet van bier, ja zelfs niet van de melk als drank bedienen, maar dit door een licht afgietsel van venkelwortel of thee van venkel en dillezaad vervangen. Wordt het kind zonder de borst, alleen met water en koemelk gevoed, dan geve men in plaats van deze geitenmelk en daartusschen lichten bouillon van kalfsvleesch, waarbij men in plaats van zout een weinig suiker kan voegen. Daarbij wordt dagelijks 2inaal verwarmde amandel- of boomolie op den onderbuik van het kind ingewreven. Een inwrijving van een mengsel van gelijke dee-len versche ossengal en zalf van kaasjeskruid, waarvan men des morgens en des avonds een theelepel vol kan aanwenden, is hier ook zeer nuttig.

§ 212. Diarrhee der kinderen. Wanneer een zuigeling dagelijks 2—3 gele breiachtige stoelgangen heeft, dan kan men dit nog voor geen diarrhee houden; het wordt eerst dan diarrhee, wanneer de ontlastingen waterachtig, schuimig, groen of zelfs bloederig gekleurd worden en met vele winden en buikpijnen gepaard gaan. Zulk een diarrhee der kinderen is een zeer gewoon, maar nooit een geheel onverschillig verschijnsel, dewijl het in het eerste levenstijdperk een groote menigte kinderen wegrukt. Daarom is echter ook het zoo dikwyls voorkomende misbruik, om bij de ziekten en ongesteldheden der kinderen purgeermiddelen toe te dienen, niet zoo onverschillig als velen gelooven, daar het hen tot deze kwaal, die zoo lichtelijk gevaarlijk voor het leven worden kan, nog altijd meer geneigd maakt. Wanneer een diarrhee lang duurt, of dikwijls terugkeert, en de ontlastingen daarbij zeer menigvuldig zijn, kan zij voor de kinderen zeer licht nadeelig worden. Inzonderheid gevaarlijk is zij echter, wanneer zij zich na een te vroeg spenen vertoont, of wanneer in 't algemeen kort te voren het kind ander voedsel gekregen heeft. Hier kan het gevaar zoo groot worden, dat de krachten verdwijnen en een geheele uitputting niet meer verhoed kan worden. Het is ongeloofelijk, hoe spoedig zwakke kinderen bij een diarrhee dikwijls reeds in weinige

-ocr page 501-

481

dagen vermageren, een oudachtig gelaat en een ingevallen gezicht krijgen, en dan somtijds in een op bezwijming gelijkenden toestand of aan bijgekomen krampen wegsterven.

Ofschoon nu iedere diarrhee bij kinderen terstond bestreden moet worden, zoo zou het toch uiterst gevaarlijk zijn, wanneer men die dadelijk met geweld wilde stoppen. Het is hier niet genoeg, de ontlasting der ziekelijke stoffen te stuiten, maar ook de oorzaak van haar ontstaan moet weggenomen worden.

Gewoonlijk ligt de oorzaak van de diarrhee der kinderen in een gebrekkige voeding. quot;Wordt echter dit gebrek op een doeltreffende wijze verbeterd, dan zijn er doorgaans geen werkelijke geneesmiddelen noodig om de diarrhee zeker en duurzaam te verwijderen. Is de diarrhee zeer hardnekkig, teren de kinderen daarbij uit, dan ligt de oorzaak daarvan doorgaans in de moedermelk, zij is dan óf te oud, te vet, te kaasachtig, óf van eenige andere slechte hoedanigheid, hetwelk men dikwijls reeds aan den reuk en den smaak ontdekken kan. Zoo heeft men niet zelden gevallen waargenomen, waarin de melk naar alle schijn van de beste hoedanigheid was, en de kinderen nogtans, niettegenstaande de beste verzorging en oppassing, niet van de spruw, het braken en de diarrhee bevrijd konden worden, totdat men de melk proefde en dan bevond, dat zij zoo ziltig was, dat zij op de lippen en de tong een werkelijk brandend gevoel veroorzaakte, en zy bovendien nog een zeer walgelijken reuk had. Daarom mag men bij alle lang aanhoudende ongesteldheden der spy svertering bij kinderen en vooral, wanneer zij diarhee hebben en deze slechts eenigszins hardnekkig schijnt te zyn, nooit nalaten, de hoedanigheid der melk door reuk en smaak te onderzoeken. — Somtijds zyn er echter in het geheel geen door de zinnen waar te nemen kenmerken van een slechte hoedanigheid der melk aanwezig, en toch wordt het kind bij alle zorgvuldigheid en de aanwending van de doeltreffendste geneesmiddelen niet van de diarrhee bevryd. In dat geval moet men zoo spoedig mogelyk de min verwisselen, of het kind kunstmatig voeden, al heeft men geen gebreken in de melk der 'zoogster kunnen ontdekken. Dik-wyls houdt dan de diarrhee oogenblikkelijk op, en de kinderen, op wier redding men by na geen hoop meer had, groeien dan byria wonderbaar.

Zeer dikwyls kunnen de kinderen de melk van zulke vrouwen, die de maandzuivering hebben, niet verdragen, en ontstaat bij hen diarrhee, waarom ook in zulke omstandigheden de min verwisseld moet worden.

Heeft de min of moeder zich door de een of andere oorzaak een diarrhee op den hals gehaald, dan deelt zij die aan den zuigeling mede, waarom zij trachten moet, die zoo spoedig mo-

31

-ocr page 502-

482

gelijk te doen ophouden. Zeer dikwijls bederven echter de zoogsters hare anders gezonde melk door vergrijpen tegen den leefregel, door het gebruik van zure, sterk gezouten spijzen, door kool, uien, ooft, koek, sterk gegist, troebel, zunr bier, of door den bijslaap, of door toorn, ergernis en andere gemoedsaandoeningen. Ontstaan door deze oorzaken een diarrhee, dan kan die natuurlijk niet anders genezen worden, dan wanneer de min of de moeder deze gebreken vermijdt. Geen zoogster mag, wanneer zij aan hevige gemoedsbewegingen blootgesteld is geweest, het kind dadelijk aan de borst leggen en het de melk toedienen, die zij ten tijde der opbruising van een schrik, van ergernis of toorn in de borsten had; zij moet die eerst door een flesch doen afzuigen. Dit geschiedt, wanneer men een gewone flesch, die om hare opening een zeer gladder, rand heeft, geheel vol met heet water giet, ze dan omdraait, opdat het water er spoedig uitloope, en vóór het laatste er nog uitgeloopen is, den mond der flesch snel op den tepel zet

Wordt een kind kunstmatig gevoed, of is het sedert eenigen tyd gespeend, en vertoont zich dan een hardnekkige of hevige diarrhee, dan moet men altijd aannemen, dat het het aangeboden voedsel niet verdragen kan, al schijnt dit ook het gezondste en beste te zijn Dit voedsel moet dan in elk geval terstond veranderd worden, wanneer men het kind wil behouden. Het toedienen van geneesmiddelen helpt dan volstrekt niet, ja zeer lich-telijk wordt daardoor de spijsvertering nog meer gestoord en de kwaal hardnekkiger gemaakt. Een lichte vleeschkost, vooral dunne hoender- of kalfbouillon met, of bij zeer zwakke spijsvertering zonder toevoeging van eidooier, benevens maagversterkende inwrijvingen ^zie n0. 380), zullen zulk een diarrhee het best verwijderen.

Aanhoudende verkoeling, vooral van den onderbuik, door de kinderen te lang in doornatte luren te laten liggen, behoort bij hen tot de niet zeldzame, maar toch weinig ter harte genomen oorzaken der diarrhee. Ook in de warme zomerdagen zijn zulke door kouvatten veroorzaakte diarrheeën een zeer gewoon verschijnsel, omdat men dan de kinderen te licht kleedt, des nachts bloot laat liggen, of hen onvoorzichtig, terwijl zij zweeten, uit het bed neemt. Hen warm te houden, het omwikkelen van den buik met flanel, vlierthee afgewisseld genomen met het slijmerige middel nc. 371, en stijfsellavementen, vooral ook het zorgvuldig vermijden van de opgegeven oorzaken, zullen dikwijls genoegzaam zyn om de kwaal spoedig te genezen.

Is zuur in de darmen de oorzaak der diarrhee, hetwelk men aan de groene, gehakte, zuurachtig riekende stoelgangen, aan den zuren reuk uit den mond, aan het aanhoudend schreeuwen en

-ocr page 503-

483

kreunen der kinderen, waarbij zij bestendig de beenen krampachtig naar den buik optrekken, herkennen kan, dan moet men vóór alles geheel naar de boven (zie § 08) opgegeven regels handelen. Eenvoudig poeder van kreeftsoogen, dagelijks eenige malen bij een hal ven theelepel toegediend, of het kinderpoeder (zie n . 367), of bij hardnekkige kwaal het poeder n0. 376, en bij hevige buik-pijn een lavement van thee van kamillen met gerstewater en een eetlepel olie, doen die kwaal wel gewoonlijk verdwijnen; maar men moet, inzonderheid wanneer de buikpijnen zeer hevig zijn, altijd vermoeden, dat met het zuur een ontstekingachtige toestand van het darmkanaal gelijktijdig aanwezig zou kunnen zgn, in welk geval men geen van deze poeders zou mogen toedienen, vóórdat dezen ontstekingachtige toestand genezen is.

Het tandenkrijgen veroorzaakt zeer dikwyls een waterachtige diarrhee. die, wanneer zij niet te hevig en te aangrijpend is, volstrekt niet onderdrukt mag worden, dewyl door deze diarrhee de aandrang des bloeds, die hier zoo dikwijls krampen en koortsen, gepaard met ontstekingachtige hersenziekten veroorzaakt, het best van het hoofd afgeleid wordt, en het tandenkrijgen alzoo met veel minder ongesteldheden gepaard gaat. Wordt zulk een diarrhee te hevig, zoodat de voeding der kinder n daaronder lijdt, dan moet zij wel gematigd, maar mag zij alsdan ook niet gestopt worden. Men geve daarom slijmerigen drank, rijst water, salep, slijmerige lavementen van gerstewater en eidooier en inwendig het geneesmiddel n0 381. De stoelontlastingen worden hier ook niet zelden onder hevige buikpijnen bloederig (tand-loop), maar dit is van geen groot gewicht; men wrijve dan slechts bij het voortgebruiken van deze middelen de zalf n0. 377 tweemaal daags in den onderbuik Dikwijls' komen bij zulk eenen tandloop ook krampen, en dan moet men, zoodra het kind volbloedig en welgevoed, of het hoofd heet en het gezicht zeer rood is, spoedig twee bloedzuigers achter de ooren zetten, behalve slijmerige dranken en lavementen niets anders aanwenden en het overige aan den geneesheer overlaten, want zulk een toestand, die van een hersenprikkeling uitgaat, is altijd zeer gevaarlijk.

Eerst dan, wanneer een diarrhee door de wegruiming der opgegeven oorzaken niet genezen kan worden, moet men tot andere middelen zijne toevlucht nemen. Wanneer bij een aanhoudende diarrhee de zuigeling nog niet te zeer verzwakt en zijne-tong niet te zeer beslagen is, dan geve men het geneesmiddel n0. 382. Is echter het kind zwakkelijk, de, diarrhee sterk, valt het gezicht zeer in en heeft het koorts, dan geve men eerst het geneesmiddel n' . 371, in verband met warme, droge, aromatische kruidenzakjes (b. v. kamillen bloemen), die men het kind over den geheelen onderbuik bindt. Ook lavementen van stijfsel meel zijn

31*

-ocr page 504-

484

dan zeer nuttig, vooral bij waterachtige diarrhee. Een kopje dunne stijfsel is toereikend. Men moet slechts het tijdpunt afwachten, wanneer het kind juist stoelgang gehad heeft, en het vocht noch te warm, noch te koud inspuiten, daarbij den endeldarm niet te veel prikkelen en wel opletten, dat er in de spuit geen lucht is, te welken einde men het delsel zoo ver naar boven schuift, totdat het lavement boven te voorschijn komt, vóór men het toedient. Duurt de diarrhee voort, dan geve men het geneesmiddel n0. 383, of ook de kalmoesthee nJ. 384, altijd echter in verband met de opgegeven kruidenzakjes, die men nooit mag weglaten In zeer hardnekkige gevallen is het geneesmiddel n0. 385 zeer nuttig geweest.

Duurt de diarrhee bij kinderen zeer lang, of komt zy bij elke gelegenheid weder, dan is het beste middel het voortgezette gebruik van het cascarillenextract (n0. 386), warme baden, van kamillen, het bedekken van den rug en den onderbuik met flanel, inwrijvingen der versterkende zalf nquot;. 377 op beide plaatsen, en bloote vleeschvoeding, waartoe dunne bouillons van hoenders of duiven met by voeging van eieren by zonder geschikt zyn. Zoete Hongaarsche wijn, met eidooier, dikwijls theelepelsgewijs toegereikt, vervangt hier alle andere geneesmiddelen. Bij oudere kinderen is dan ook de eikelkoffie zeer aan te bevelen.

Ten slotte moeten wij nog opmerken, dat diarrheeën, die som-tijds epidemisch in de kinderwereld heerschen, zeer dikwijls een ontstekingachtig catarrhaal karakter hebben, en dikwijls met darm- of leverontsteking of met een ware slijmkoorts gepaard gaan. Het eerste heeft men te vreezen, wanneer de kinderen, by drukking op sommige plaatsen van den buik of op den ge-heelen onderbuik, door schreeuwen, pijnlijke vertrekking van het gezicht en het krampachtig optrekken der beenen pyn verraden en een duidelijke koorts daarbij aanwezig is. Slijmerige middelen, b v. n0. 371, slijmerige lavementen en bloedzuigers zyn het eenige, dat me* hier voorloopig aanwenden kan, totdat een geneesheer het verdere verordent, want zulk een toestand is alt yd gevaarlijk en kan door huismiddelen niet genezen worden.

§ 213. Huiduitslag der zuigelingen. Bij zuigelin gen is huiduitslag een zeer gewoon verschijnsel. Het duurt dikwijls wel zeer lang, maar is doorgaans van niet veel gewicht en zonder gevaar, wanneer men het namelijk niet door plaatselijke middelen, inzonderheid door loodzalven, van de huid terugdrijft. Geschiedt dit, dan kan trouwens het leven der kinderen lichtelijk in gevaar komen, terwijl dikwijls reeds weinige dagen na het verdry ven van het uitslag hersenwaterzucht, hevige krampen, kwaadaardige oogontstekingen of later uiterst hardnekkige zweren te voorschyn komen.

-ocr page 505-

485

Eene voeding, die aan de geringe krachten der spijsvertering van het kind niet beantwoordt, alsmede gebrek aan verzorging en verwaarloozing der zindelijkheid, een ingesloten of te heete lucht, te -warme baden en te groote bedwarmte, waardoor zgne buitendien reeds zoo gevoelige huid te zeer geprikkeld en de sappen naar haar heen getrokken worden, zgn de gewone oorzaken van het huiduitslag bij kinderen.

Wordt aan een kind elk uur nu eens de borst, dan eens meelpap aangeboden, heeft het buitendien bestendig den beruchten dot in den mond, dan kan zijne zwakke maag de aangeboden voedingsstoffen onmogelijk verduwen, en in plaats van het lichaam daardoor te voeden, overlaadt men het slechts met een menigte ruwe onverteerde sappen, die in het beste geval door de huid weder afgescheiden worden en zoo het huiduitslag verwekken, of wanneer zij zich in het lichaam ophoopen, alsdan den grond leggen tot koortsen, ontstekingen en andere belangrijke ziekten. I)at de verwaarloozing der zindelijkheid de ergste soorten van dit huiduitslag doet ontstaan, zien wij bij arme lieden en in al die gezinnen, die geene groote waarde aan de zindelijkheid hechten.

Behalve de reeds opgegeven oorzaken is ook de slechte hoedanigheid van de sappen der ouders of van de melk der min de oorzaak, dat er een bederf der sappen bij de kinderen, en op deze wijze huiduitslagen ontstaan. Zoo zullen kinderen, wier vader of moeder vroeger aan klieren, aan de venuskwaal of aan andere ziekten der sappen geleden hebben, of die reeds te oud en afgeleefd zijn, zelden van huiduitslagen verschoond blyven. Hetzelfde zien wij echter ook bij kinderen, die wel niet onder zulke ongunstige omstandigheden verwekt werden, maar aan wie men eene te oude min gaf, of zulk eene, die twee of meer kinderen na elkander zoogt, want hare oude kaasachtige melk kan het kind niet verduwen, en dan vertoont zich zeer spoedig de melk-korst. Heeft de zoogster reeds weder hare maandzuivering terugbekomen, dan wordt ook zeer spoedig het gezicht van het kind met blaren en korsten bedekt. Bij hardnekkige huidziekten der zuigelingen moet men er altijd aan denken, dat een verborgen venerisch bederf der sappen van de min de oorzaak kan zgn.

Deze huiduitslagen zien er zeer verschillend uit; zij vertoonen zich onder de gedaante van dauwworm, haarworm, puistjes, door hittte veroorzaakt, roos, melkkorst of hoofdzeer. Hunne geneeskundige behandeling bly ft echter, in weerwil van de groote verscheidenheid van hunne uiterlijke gedaante, bijna altijd dezelfde. Van welk een vorm zulk een huiduitslag ook zgn moge, hetzij het uit knobbeltjes, blaasjes of blaartjes bestaat, en deze zich in droge of natte, gele of bruine korsten en schilfers veranderen, hetzij ze met jeuken of branden verbonden zijn of niet, en óf

-ocr page 506-

486

het aangezicht, de ledematen en het overige van het lichaam, óf slechts het behaarde gedeelte van het hoofd innemen, altijd zal een doeltreffende verandering van den levensregel, zindelijkheid, en de verwijdering van al de boven aangehaalde gebreken in do oppassing en verpleging van het kind alleen genoegzaam zyn, om het uitslag zonder eenig inwendig geneesmiddel te verdrijven, zoodra zulk een huiduitslag zijnen oorsprong niet uit bedorven sappen ontleend heeft. Het eerste, waarop men hier inzonderheid moamp;t letten, is, dat alle hindernissen, die zich tegen een doelmatige voeding aankanten, verwijderd worden. Hoe dit bewerkstelligd kan worden, hebben wij reeds vroeger, bij de beschouwing der verschillende ongesteldheden van de spijsvertering der zuigelingen aangetoond, en de daar gegeven voorschriften moeten ook hier ten zorgvuldigste in acht genomen worden. Bij elk huiduitslag, dat te hevig wordt, is het goed het kind óf een andere min te geven, óf waar dit niet meer noodig of niet uitvoerlijk is, zacht voedsel toe te dienen. Het doeltreffendste is, het kind dagelijks eenmaal een met wat suiker verzoeten bouillon van hoender- of kalfsvleesch met thee van violen (.! drachme op een kopje heet water), en buitendien water en melk tot drank te geven — Is het kind te ziekelijk en te zwak, om zonder de borst opgekweekt te worden, en kan men zich geen andere min aanschaffen, dan moet deze den zachtsten kost gebruiken, dagelijks een afkooksel van den bitterzoetstengel drinken (zie n0. 387), en dikwijls van het minnepoeder n0. 370 gebruik maken. Om de huid te reinigen en een regelmatige werkzaamheid van deze te voorschijn te roepen, zijn lauwe baden met een toevoegsel van melk en tarwezemelen hier de doeltreffendste middelen. Wanneer er neiging tot het ontstaan van zuur in het darmkanaal aanwezig is, kan men van tijd tot tijd een halven theelepel poeder van kreefcsoogen met wat suiker, of het kinderpoeder n0. 367 toedienen

Zoo dit alles, en zelfs de verwisseling der zoogster geen gun stige verandering te voorschijn brengt, en de toestand der huidziekte hardnekkig dezelfde blijft, of deze meer en meer verergert, dan zyn ter verbetering van de sappen des zuigelings inwendige middelen noodig. Vooral heeft zich hier het violenkriud zeer krachtig getoond, en alsdan is het drankje n!. 388 en het poeder n0. 389 van groot nut; maar inzonderheid is de verbin ding van het violenkruid met den wortel van sarsaparillen die men den kinderen als gewonen drank kan toedienen, terwijl zij zulk een afkooksel met melk gaarne drinken, een beproefd middel tegen de melkkorst Men laat een half ons sarsaparillen met één pond water koken, en voegt er op het laatst één drachme violenkruid bg Wanneer dit behoorlijk gefiltreerd en afgekoeld is.

-ocr page 507-

487

is deze hoeveelheid voor één dag genoeg. Bij zeer volsappige en welgevoede kinderen zullen de poeders n0. 390 het meeste nut doen

Uitwendig kan en mag slechts weinig geschieden, Is het uitslag droog en het daardoor ontstane jeuken voor het kind zeer lastig, dan bestrijke men de korsten met versch bereide amandelolie, vetten melkroom, of met geheel versch bereide rozen-zalf. Heeft de korst losgelaten, dan houde men de lucht zorgvuldig van de gevoelige rood-blauwe huid af. Is het uitslag zeer vochtig, zyn de korsten gebersten, vloeit uit deze scheuren een ettervormig loog, dan doet men het best wanneer men deze borsten met een mengsel van gelijke deelen kalkwater en melk bestrijkt, of er zulk een mengsel van kalkwater en olie oplegt. Zoo sommige plekken zweren, dan bedekke men die niet het zalfje n0. 391 Het waschwater n0. 392 kan onder zulke omstandigheden met voordeel aangewend worden.

Wanneer by de melkkorst de oogen aaneenkleven, dan weeke men die met lauwe melk of met malvathee, maar wachte zich wel, de oogen met geweld te openen, omdat daarbij de oog-haartj es, die men hier lichtelijk kan uittrekken, niet weder vervangen worden. Wordt op de eene of andere plaats de melk-echurft kwaadaardig en vreet zij rondom in, dan is er heelkundige hulp noodig. (Over het hoofdzeer, zie § 168.)

§ 214. Kramptoevallen en stuipeu der kinderen.

De kraraptoevallen en stuipen der kinderen zijn wel is waar altijd van groot gewicht, maar door den angst en schrik, dien doorgaans de ouders of bloedverwanten daarbij gevoelen, wordt het gevaarlijke nog aanmerkelijk vermeerderd. In den gver, om terstond al het mogelijke te doen, ten einde de kramp te onderdrukken, bestormd men het ongelukkige kind dikwyls tot zijn groot nadeel en ten ontijde met bloedzuigers, blaarpleisters, krampdroppels, enz, terwgl nogtans met een weinig meer bedaardheid en geduld door een geheel eenvoudig lauw voetbad en door een zacht lavement de krampen spoedig zouden bedaard zijn. Daarom moet ook elke verschrikte en beangstigde moeder zich wachten, om haren door kramp aangetasten zuigeling in dezen toestand de borst te reiken, want door den schrik en angst krijgt de melk in hare borsten een werkelijk giftige hoedanigheid, die op zich zelve reeds in staat is om de hevigste krampen te verwekken, en daarom noodzakelijk het reeds aanwezige gevaar aanmerkelijk moet vermeerderen.

De kramptoevallen der kinderen vertoonen zich in zeer verschillende graden en gedaanten, en verschijnen dikwijls geheel onmerkbaar. Wat de verheugde moeder voor lachen van haren zuigeling in den slaap houdt, is helaas een treurige dwaling.

-ocr page 508-

488

want de kinderen lachen nooit vóór den 408ten dag na de geboorte ; deze schijn van lachen is slechts de voorbode der krampen, en de engel, die, zooals de oppassters meenen, met het kind in den slaap speelde, is dikwijls geen andere dan de doodsengel. Wanneer een kind de oogen verdraait, of deze stijf worden, wanneer 't het gezicht vertrekt en dit dc uitdrukking van de rust verliest, die anders bij kinderen zoo eigenaardig is, dan heeft het stuipen, die zich echter ook dikwijls in een veel heviger graad vertoonen. Een bijna altijd doodelijke soort daarvan is de mond-kramp en de rechtstijvigheid. In de heete luchtstreken is zij niet zeldzaam, bij ons neemt men ze slechts waar bij zeer zwakke kinderen, die te vroeg geboren, of bij hunne verpleging geheel veronachtzaamd werden. Het meest worden zij daardoor reeds in de eerste dagen na de geboorte overvallen, zelden eerst na de 14den dag. In den beginne vertoonen zich eerst de opgegeven kramptoevallen, waarbij evenwel de kinderen reeds wegens verstijving der kinnebakken in het zuigen verhinderd worden. Wanneer de mondkramp zich ten volle openbaart, dan kan de onderkaak niet meer naar beneden gedrukt worden, lij is stijf en onbeweeglijk, de lippen zijn vast gesloten en den mond kan men niet bewegen. Eindelijk wordt ook somtijds het overige lichaam stgf, de rug buigt zich somtijds boogvormig, de armen en voeten worden stijf, de stem is verdwenen, de ademhaling is kuchend, de onderbuik is opgezet, het gelaat nu eens rood, dan blauw en eindelek blauwzwart, de wijd geopende oogen staan onbeweeglijk in hunne kassen, en eindelijk eindigt na 6—12 uren, dikwijls evenwel eerst na afwisselende ontspanning en weder-verschijning van de kramp in 2—4 dagen, zeldzaam echter later, een etikzinking of beroerte het leven.

Een andere, ofschoon dan ook niet zoo licht doodelyke, maar toch steeds uiterst gevaarlijke soort van krampen der kinderen zijn de zoogenaamde imoendige krampen. Zij openbaren zich door vertrekkingen in het aangezicht, inzonderheid van de oogen, de neus wordt spits en verstopt (waarom men gelooft, dat het kind aan verkoudheid in het hoofd Igdt), er komen rimpels op het voorhoofd, de kinderen krimpen plotseling ineen, werpen het hoofd onrustig heen en weder, kreunen benauwd, de adem is beklemd. Zij krijgen schuim op den mond, en eindelek vallen zij in verdooving met geheel verdwenen bewustzijn.

Slechts hoogst zeldzaam is de kramp een op zich zelf staande kwaal, gewoonlijk is zij slechts een teeken van eene audere ziekte. Al wat de zenuwen prikkelt en opwekt, kan krampen veroorzaken. Daarom ontstaan deze ook zoo buitengemeen dikwijls in den kinderlijken leeftijd, omdat dan de zenuwen het meest prikkelbaar zijn, zoodat door de geringste aanleiding krampen verwekt

-ocr page 509-

489

kunnen worden, en bijna elke slechts eenigszins aanmerkelijke ziekte bij kinderen inet kramptoevallen gepaard gaat, Deze geneigdheid der kinderen tot krampen wordt echter nog zeer veel verhoogd wanneer gedurende de zwangerschap hevige hartstochten, vooral toorn en ergernis op de moeder werkten. Men heeft waargenomen, dat moeders, die zeer tot toom geneigd waren, of zulke, op wie toevallig een hevige schrik of een andere nederdrukkende hartstocht werkte, zeer dikwijls hare kinderen aan krampen verliezen, maar dat het gelukt hen te behouden, wanneer in volgende zwangerschappen de vrouw hare hartstoch-telijke opbruisingen weet te matigen. De neiging tot krampen bij kinderen wordt ook nog buitengemeen verhoogd door een ingesloten, bedorven, inzonderheid vochtige lucht in de kinderkamers, en in 't algemeen door onzindelijkheid, vooral door de kleinen te lang in vuile, doornatte luren te laten liggen

Om de krampen te genezen, moet men vóór alles den prikkel, die zoo vijandig op de zenuwen werkt, trachten te ontdekken, en dien zoo spoedig mogelijk zoeken te verwijderen. Wel gelukt het daardoor niet altijd, de krampen geheel te doen ophouden, omdat de eenmaal verkregen indruk ook na de verwijdering der oorzaak in het lichaam kan big ven bestaan; maar toch kan er nooit aan een genezing der krampen gedacht worden, zoo lang de aanleidende oorzaak nog aanwezig is.

De oorzaak der krampen ligt het meest in de maag en het darmkanaal. Zijn de kinderen bij de verschijning van krampen dagen lang te voren verstopt geweest, dan geve men lavementen van een kopje lauwe melk met twee eetlepels honig, of van gerstewater met 2 theelepels lijnolie. Volgt daarop geen behoorlijke ontlasting dan geve men het purgeermiddel n0. 378. Zijn er daarbij wormen in het spel, hetwelk evenwel bij jonggeborenen altijd slechts zeer zelden het geval zal zijn, dan geve men den kinderen de poeders n0. 394. Dat het een hoogst gevaarlijke toestand is, wanneer bij een diarrhee der kinderen zich ook krampen voegen, hebben wij boven reeds vermeld. Hier moet boven alles op diarrhee gelet en zoo spoedig mogelijk geneeskundige hulp ingeroepen worden.

Een van de meest voorkomende oorzaken der kramptoevallen bij kinderen is de overlading der maag, waardoor juist niet zelden de hevigste, altijd terugkeerende stuipen, alsmede een voortdurende verdoofde toestand ontstaan. Wanneer een kind het voedsel weigert, zijn maagkuil gespannen is, en het kwalijk uit den mond riekt, dan kan men bij voorkomende krampen overtuigd zijn, dat er een overlading der maag plaats gehad heeft, Is er geen heete koorts of geen aanmerkelijke aandrang van het bloed naar het hoofd daarbij aanwezig, dan vermengt men 20 grein

-ocr page 510-

490

braakwortelpoeder met een half ons sap van zeeajuin, en geve daarvan het kind elk kwartieruurs een theelepel, tot het braakt.

Ook de ophooping van winden en van zuur in het darmkanaal, is dikwijls de oorzaak der krampen; boven hebben wij reeds gezegd, hoe men deze schadelijkheden kan verwijderen. Somwijlen ligt de oorzaak der krampen in de moedermelk. Het komt daarom niet zelden voor, dat, wanneer kraamvrouwen in hare levenswys aanmerkelijke fouten begaan, zich lichamelijk en naar den geest sterk inspannen, zich het genot van geestrijke dranken of van sterk gekruide spijzen veroorloven, vooral echter hevige hartstochten, toorn, ergernis, zelfs vreugde op haar invloed oefenen, de zuigelingen krampen krygen en sterven. Somtijds komt het echter ook voor, dat zuigelingen door de melk hunner moeder of min in hevige krampen vervallen, ofschoon zij van behoorlijke hoedanigheid schijnt te zijn en ook door andere kinderen goed verdragen wordt, zoodat men ze alsdan slechts in het leven kan behouden, wanneer men hun een andere zoogster geeft of hen kunstmatig voedt. Men heeft voorbeelden, dat verscheidene kinderen eener moeder aan krampen stierven, die zij zelve zoogde, en de volgende, die kunstmatig of door minnen gevoed werden, in het leven bleven.

Heeft schrik, toorn of eenige andere hevige gemoedsbeweging op de moeder of min invloed geoefend, dan moet de melk, die zich in de borsten bevindt, op de boven opgegeven wyze uitgezogen, en dan mag het kind slechts na terugkeerende gemoedsrust aan de opnieuw gevulde borst gelegd worden. Heeft echter het kind van deze melk ingezogen, en heeft het daardoor krampen gekregen, dan moet de melk zoo spoedig mogelijk uit de maag ver-wyderd worden. In geval van nood doope men den baard eener pen in de olie en steke die het kind in de keel, prikkele het zoolang totdat het braakt en geve terstond een lavement van gerstewater en olie. Beter is het evenwel, wanneer men het braaksap n0. 366 toedient en het kind by groote verdooving knoflook onder den neus wrijft en de voetzolen en de ruggegraat borstelt.

Bij alle krampen der kinderen, die uit den onderbuik ontstaan, moeten warme pappen op den onderbuik van kamillen- en malvabloemen in melk gekookt, benevens de inwrijving nc. 395« in den onderbuik en de ruggegraat niet verzuimd worden. Zyn de oorzaken verwijderd, maar blyven desniettemin de krampen aanhouden, dan bewyst het kramppoeder n0. 393 veel dienst.

Verkoudheid en inzonderheid plotselinge inwerking der koude bij een sterk uitwasemend lichaam, verwekt lichtelijk kramp toevallen. Worden dergelijke krampen niet te gelijk door een ontstekingskoorts vergezeld, dan kan men ze het best door een lauwwarm melkbad, door herhaalde lavementen van een afgiet-

-ocr page 511-

491

sel van kamillen of valeriaan (twee drachmen valeriaan op één lavement), door het gebruik van het geneesmiddel nc. 371, eu door de inwrijving n0. 395a in den hartkuil en langs de rugge-graat doen verdwenen

In het voorjaar en den herfst, en in 't algemeen wanneer wisselkoortsen heersehen en veel menschen daardoor aangetast worden, of in streken, waarin deze koortsen inheemsch zijn, worden ook de jongste kinderen, ja zelfs zuigelingen niet door haar verschoond. Maar in plaats van de rilling, waarmede anders doorgaans de aanval der wisselkoorts begint, vertoonen zich bij de kinderen meer of minder hevige kramptoevallen. Bij hen worden dan de handen en voeten koud, het gezicht wordt blauw, het ademhalen bemoeieliikt, zij kreunen benauwd, krijgen stuipen en vervallen eindelijk in een diepe verdooving Hier geve men terstond het geneesmiddel n'J. 397, in geval van nood met dwang, daar het leven van het kind by terugkeer van den aanval lichtelijk gevaar loopt.

Een andere, insgelijks uiterst gevaarlijke soort van krampen zyn die, welke bij kinderen door uitwendige beschadigingen of door de uitwaseming van bedwelmende stoffen ontstaan Deze krampen worden verwekt door kwetsuren en beleedigingen, die het hoofd bij de geboorte door onhandige vroedvrouwen en vroed-meesters lijdt, meer by zonder echter door de afschuwelijke methode van vele vroedvrouwen, om terstond na de geboorte het hoofd van het kind te willen vervormen, ten einde het zoogenaamd een goed fatsoen te geven. Voorts door een slechte behandeling van de navelstreng, waardoor deze ontstoken wordt en in bran-dige zweren overgaat, of door een te sterke uitwendige drukking op den onderbuik, door te vast inbakeren, inrijgen, en voornamelijk door het te sterk aantrekken van den navelband, of door vallen, vooral op het hoofd, door stooten, verwonden of branden. — Onder al zulke omstandigheden is het uiterst gevaarlijk, wanneer er krampen by komen. Het koude water is dan by na heteenige middel, waardoor de kinderen somtijds nog gered kunnen worden. Men giet het hun op het hoofd, jbesprenkele hen daarmede en legge op het hoofd natte doeken, maar verzuime ook niet, terstond geneeskundige hulp in te roepen.

De vermeerderde aandrang van het bloed naar het hoofd is by kinderen een der menig vuldigste oorzaken der krampen Dat, dit werkelijk het geval is, herkent men gedurende den aanval aan de roodheid van het gelaat, de hitte van het hoofd alsmede van het voorhoofd, en aan den slaperigen verdoofden toestand. Deze soort van krampen verschijnen dikwijls reeds bij onbeduidende prikkelkoortsen, menigvuldiger bij moeilijk tandenkrijgen, bij de uitslagkoortsen, als: pokken, mazelen, roodvonk, alsmede

-ocr page 512-

49'2

bij het begin dezer koorts, -wanneer zulk een aanval minder betee-kent en doorgaans weder spoedig verdwijnt, alsook, en wat groo-ter gevaar aantoont, wanneer het uitslag reeds verschenen of raar binnen geslagen is, en in 'talgemeen bij ontstekingachtige hersenziekten (zie § 219).

Wanneer onder deze omstandigheden het kind buitengewoon, veel slaapt, of met half geopende oogen in een soort van ver-dooving ligt en dikwijls daaruit opschrik t, met de tanden knarst zoo het er reeds eenige heeft, wanneer het hitte in het hoofd, een harden stoelgang, en een sterke, openbijtende urine heeft, en braakt, dan zijn er altijd krampen te verwachten. Deze uiterst gevaarlijke toestand vereischt steeds de behandeling van een geneesheer, en slechts in het geval, dat geneeskundige hulp niet spoedig genoeg kan ingeroepen worden, gelden hier de volgende voorschriften : men komt het uitbreken der krampen het best voor, wanneer men het hoofd koel houdt, dit vlijtig met koud water en azijn waseht, lavementen van een kopje gerstewater met een eetlepel honig met azij n en inwendig het geneesmiddel n0. 396 toedient en zure voetbaden (uit 5 deelen lauw water en 1 deel scherpen azijn) laat nemen. Neemt de verdooving altijd meer toe, dan zette men 1—2 bloedzuigers in den nek, en is er verstopping aanwezig, dan geve men de poeders n0. 394. Breken de krampen werkelijk uit, dan is er ook hier geen beter krampstillend middel dan het aanzetten van eenige bloedzuigers aan den hals of achter de ooren. Zoo de bloeding naderhand niet te stillen is, en spons, gompoeder en een lichte drukking niets willen baten, dan blij ft er niets anders overig, dan dat men het bloedende gedeelte der huid optrekke en het met de vingers vast samendrukke, en dit lang genoeg aanhoude, opdat de bloeding niet opnieuw beginne. Benevens de aanwending der bloedzuigers handele men dan evenzoo, als bij de voorboden ; vooral bewijst dan ook het geneesmiddel nr. 396 zeer goede diensten.

Bij de stuipen, die bij het tandenkrijgen door den aandrang van het bloed naar het hoofd ontstaan, en die men naar de opgegeven wijze niet kan bedwingen, diene men de poeders n . 395ê toe; vooral echter zijn dan lavementen van zeepwater met olie van groot nut

Ook de andere soorten van krampen duren dikwijls nog voort, ofschoon men haar oorspronkelijke oorzaken reeds verwijderd heeft. Dan is het tijd om tot de zoogenaamde krampstillende middelen zijne toevlucht te nemen. Maar het is zeer moeilijk om bij hunne groole menigte en uiterst verschillende wijze van werking altijd een behoorlijke keuze te doen, die met de voorkomende omstandigheden overeenkomt; en een dwaling in dit

-ocr page 513-

493

opzicht kan gemakkelyk groot gevaar veroorzaken, waarom dan ■ook hier de aanwending niet aanleeken mag overgelaten worden.

§ 215. Het tandenkrijgen. De eerste sporen der beginnende neiging van het tandenkrijgen vertoonen zich gewoon-lijk in de 6de of 8ste maand. Dikwijls geschiedt dit nauwelijks bemerkbaar, maar gewoonlijk kwijlt het kind daarbij veel; het steekt de handjes dikwijls in den mond en tracht iets in den mond te duwen, waarop het bijten kan, is heet in den mond, laat er niet gaarne in voelen, begint dikwijls plotseling en jammerlik te schreeuwen en tast daarbij gedurig naar den mond, het tandvleesch is in het oogloopend rood, gezwollen en uitgezet, inzonderheid op de plaatsen, waar de tand wil doorbreken. Niet zelden wordt dan ook de mondholte hoogst pijnlijk. De kinderen grijpen bij het zuigen dan wel den tepel, maar laten dien ook onder schreeuwen terstond weder los. Het geheele verloop van het eerste tandenkrijgen diiurt van den opgegeven tijd af, tot in het tweede jaar. Eerst komen dan de twee middelste ondertanden, dan de middelste boven sni)tanden en dan de overige snijtanden te voorschijn. Na verscheidene weken volgen de voorste kiezen, dan de zoogenaamde spitstanden of oogtanden, en eindelijk de vier achterste kiezen. Evenwel houdt zich de natuur niet volkomen aan deze orde; er zijn kinderen, die hunne eerste tanden vroeger dan omstreeks de 30ste week, andere die ze later krijgen, ja in zeldzame gevallen brengen zy één of verscheidene tanden mede ter wereld. Meisjes krijgen eerder tanden dan jongens. Komen de tanden zeer langzaam en ongeregeld te voorschijn, dan duidt dit lichamelijke zwakte aan, maar toch is ook het vroege tandenkrijgen geen gunstig ver-schijnsel. Meestentijds blijven de kinderen gedurende het tandenkrijgen volkomen gezond; maar elk kind kan in dien tijd evengoed als op eiken anderen door de eene of andere toevallige oorzaak ziek worden. Het is daarom een zeer schadelijk vooroordeel, wanneer men, zooals dit zoo dikwijls gebeurt, van meening is, dat gedurende het tandenkrijgen elke ongesteldheid der kinderen in dit tandenkrijgen haren oorsprong heeft, en dat deze slechts een noodzakelijk gevolg daarvan is, waartegen men dan ook niet veel doen kan. Maar het is dwaas zich daarmede gerust te stellen en te gelooven, dat het niet anders zijn kan en mag; want het tandenkrygen zelf verwekt slechts zelden een ongesteldheid, en men moet op dezen zoowel als op eiken anderen tyd er naar streven, om de verschillende oorzaken van de stoornissen in de gezondheid der kinderen op te sporen en uit den weg te ruimen, wanneer men dikwijls geen grooter nadeel daaruit wil zien ontstaan, Slechts dit is zeker, dat, wanneer met de ontwikkeling

-ocr page 514-

494

der tanden nog andere ziekelijke toestanden gepaard gaan, deze dan eene afleiding van de sappen van het hoofd gebieden; want lichtelijk -wordt dan de aandrang van het bloed naar de hersenen te sterk, en daarom is het dan ook te begrijpen, waarom een zachte diarrhee voor hen dan zoo weldadig is. Ds bovenmatige stoelgangen echter, die somwijlen gedurende het tandenkrijgen voorkomen by de kinderen, welke de borst der moeder of der min verloren hebben, kunnen dan niet meer onder de weldadige afleidingen gerekend worden, want lichtelijk, inzonderheid wanneer er nog krampen bijkomen, kan het kind daarvan het slachtoffer worden, zooals wy dit reeds boven by de diarrhee der kinderen hebben gezegd.

Het eigenlyke moeilyke tandenkrijgen heeft altijd zijn oorzaak in een te hevigen aandrang van het bloed naar het hoofd, en kan voor zeer krachtige, volsappige kinderen even zoo gevaarlijk worden, als voor zeer zwakke. Hevige koorts, hardnekkige verstopping, verdooving, slaapzucht en krampen behooren hier tot de ergste verschijnselen, die óf het leven van het kind spoedig in gevaar brengen, óf vallende ziekte en verlamming kan achter laten.

Zoo het kind, bij de aanwezige teekenen van het tandenkrijgen, dorst, een heeten mond, heeten adem en een heet voorhoofd beeft, dan lijdt het aan een tandkoorts. Zoolang deze koortsachtige verschijnselen matig zijn, zijn er geen geneesmiddelen noo-dig, men houde bet kind niet te warm, bet hoofd echter altijd koel en vermijde alle voeding met vleescb. Evenmin mag dan de zoogster zich krachtig voeden, en zy moet vooral alles wat scherp, verhittend is, en alle geestryke dranken zorgvuldig vermijden. Daar deze kinderen in de avonduren gewoonlijk meer lijden, is er ook des avonds een grootere oplettendheid, noodig, en nooit mogen zy op dien tyd de kamer verlaten Wordt de koorts heviger^ clan geve men het geneesmiddel nc, 396. Daarby moeten zure voetbaden, die men het best des avonds laat nemen, pappen van zuurdeeg en azijn aan de kuiten en lavementen van zemelenafkooksel met honig en azyn, als van het hoofd afleidende middelen aangewend worden. Wordt de aandrang naar bet hoofd vei-meerderd, dan legge men eenige bloedzuigers achter de ooren, en is het kind hardnekkig verstopt, dan geve men de poeders nu. 374. Geschiedt dit alles vroeg genoeg, dan komt men daardoor elk gevaar het best voor. Wordt de hitte zeer groot, en brandt inzonderheid het hoofd, kan men den pols nauwelijk» lellen, grijpen de kinderen bestendig naar het hoofd, werpen zij het bestendig achterover, vervallen zij tot slaapzucht, kijken zij scheel, enz dan is er groot gevaar aanwezig, dat een spoedige geneeskundige hulp vereischt. Indien men die niet zeer spoedig

-ocr page 515-

495

verkrijgen kan, zette men bloedzuigers aan het hoofd, legge er koude omslagen op en geve het geneesmiddel nquot;. 396.

Zoo er bij het tandenkrijgen krampachtige toevallen zonder koorts, zonder hitte en roodheid komen, dan bestaat desniettemin hetzelfde gevaar, want «deze krampen berusten ook hier slechts op hersenprikkeling of hersenontsteking. De kinderen zijn dan bleek, ingevallen, de temperatuur ongelijk ; terwijl sommige deelen brandend heet op het aanvoelen zijn, toonen zich andere koud.

Nu en dan vertoonen zich na hevige diarrheeën van tanden-krijgende kinderen schijnbaar de teekenen eener verstopping, het kind is bleek, de oogen zgn half geopend, de kleine lijder ligt stil en schreeuwt zelden. Versterkende middelen zouden echter ook hier onfeilbaar den dood veroorzaken, terwijl door bloedzuigers, aan het hoofd gezet, de toevallen verwijderd worden.

Plaatselijk en onmiddelijk op het tandvleesch kan men weinig doen. Het kauwen op harde lichamen, zooals ivoor, steenen, enz. is blijkbaar nadeelig. Bij slap tandvleesch en ontsteking-vrijen toestand daarvan is doeltreffend en nuttig het kauwen van leder of van florentynschen violenwortel. Is het tandvleesch zeer heet, pijnlijk en droog, dan is alles te prikkelend, zelfs het bestrijken met in melk gekookte v^gen, met zuren melkroom met boter of olie. Het dikwijls bestrijken niet koud water is, dan alleen aan te bevelen.

§ 216. Moeilijke ademhaling der kinderen. De

kinderen zijn reeds van de vroegste jeugd af aan menigvuldige gevaren van stikking onderhevig en velen hunner worden daarvan ook het slachtoffer; misschien dikwijls alleen daarom, dat men het gevaar niet tijdig genoeg inzag en alzoo veronachtzaamde om, daar, waar nog redding mogelijk geweest ware, naar verstandige geneeskundige hulp om te zien. De oorzaken van deze hoogst gevaarlijke toevallen zijn van zeer verschillenden aard. Of het is een ophooping van slijm op de borst of een kramp van deze, waardoor deze veroorzaakt worden, of zij ontstaan ten gevolge van vliezige uitzweetsels in het strottenhoofd en de luchtpijp, of door vreemde lichamen, die door de stemspleet in het strottenhoofd geraakt zijn.

De horstverslyming der jonggeboren kinderen ontstaat plotseling zonder uitwendige oorzaken, zonder koorts, zonder andere toevallen bij goeden slaap en eetlust. Het slijm hoopt zich dan zoozeer in de luchtpijp op, dat er gevaar is van stikken, hetwelk ook wel, wanneer er niet spoedig geneeskundige hulp ingeroepen wordt, licht plaats hebben kan. Op zulk een aanval volgt gedurende verscheidene uren een kalme gezonde slaap, dan een volkomen gezond-zgn, waarbij nogtans een dun, helder slijm

-ocr page 516-

496

bestendig uit den mond loopt, totdat na 5—6 uren onder sterk rochelen en een blauw opgezet gezicht de aanval terugkeert. Zulk een verslij ming kan echter ook eerst later en wel ten gevolge eener zinking ontstaan, die zich de kinderen zeer lichtelijk en dikwijls zonder merkbare aanleiding op den hals halen. Het meest ontstaat deze evenwel door kouvatten, terwijl men ze bij een sterk uitwasemend lichaam onvoorzichtig uit het bed neemt, of ze in natte luren laat liggen. Hetzelfde bewerkt de nachtlucht; in den winter doet men ze zeer licht koude vatten door een ongelijke verwarming der kamer, wanneer men die namelijk eerst bovenmatig verwarmt en ze dan weder te zeer laat afkoelen, of wanneer men de kinderen uit een warm in een koud vertrek brengt en omgekeerd. Ook verkoudheden van de moeder kunnen zulk een catarrhale borstverslyming bij haren zuigeling veroorzaken. Hoe jonger het kind is, des te meer is bij zulk een catarrhalen toestand een aanval van verstikking te duchten, wanneer men daarbij niet de grootste zorgvuldigheid in acht neemt. — Zoolang dan nog zulk een taai slijm aanwezig is, moeten de jonggeborenen des nachts bewaakt worden, om hen bij de aanvallen van hoest te kunnen bij staan, omdat er naders lichtelijk een stikzinking bij kan komen. Zoo de verslijming een kind dreigt te doen stikken, plaatst men het terstond overeind, verwijdere het slijm uit de mondholte met een fijn linnen doek, en traehte, door het gehemelte met een in olie gedoopte veder te prikkelen, braken te verwekken, en geve het dan nog zoo spoedig mogelijk het braaksap n0. 366 in.

Het gevaar van krampachtige verstikking by kinderen berust of op een kramp der stemspleet, of der longen zeiven.

De kramp der stemspleet, of het kraaiende, Jluitende of gillende ademhalen overvalt doorgaans zwakkelijke, tot klieren en Engel-sche-ziekte geneigde en door krachtelooze moeders gebaarde kinderen in de 3e tot de 4e maand na de geboorte, en komt slechts zelden later dan in het eerste jaar voor. Deze kramp is niet zoo zeldzaam en niet zoo weinig gevaarlijk, als men gewoonlijk gelooft door de krampachtige sluiting der stemspleet lijdt het kind plotseling aan een meer of minder volledige staking der ademhaling, het doet meer of minder hevige pogingen om weder bij den adem te komen en krygt dien eindelyk met een gillenden klinkenden schreeuw terug. Deze schreeuw, die ook den aanval dikwijls voorafgaat, gelijkt bijna op het kraaien van een haan en heeft veel overeenkomst met het kuchen in den kinkhoest en met den kroeptoon, hij is alleen scherper en doordringender dan deze. In den beginne bemerkt men dikwijls alleen, dat de kinderen met een weenenden toon den adem inhouden hetwelk verscheidene malen daags zonder voorboden bij

-ocr page 517-

497

het zuigen aan de borst, of bij het schreeuwen, of bij het ontwaken uit den slaap geschiedt. Deze aanvallen komen langzamerhand menigvuldigei' terug, totdat de kinderen eindelijk plotseling door een aanval van verstikking overvallen worden. Zij doen hevige pogingen om adem te halen, en buigen daarbij het hoofd en den romp naar achteren; het gelaat wordt roodbruin, de oogen puilen uit en staan strak, de neusgaten zijn opgezet en handen en voeten worden koud, waarop dan de adem met den juichenden toon weder vrij wordt. Dikwijls verloopen er verscheidene dagen voor er een nieuwe aanval komt, en de kinderen zijn volkomen wel. In het begin verschijnen de aanvallen alleen bij het ontwaken, later wanneer het kind geprikkeld wordt en het weenen wil. Wordt de ziekte veronachtzaamd of slecht behandeld, voegt er zich een koortsachtig lijden of stoornissen in de voeding (b. v. diarrhee.) bij, of ontstond zij oorspronkelijk uit een zenuwachtige prikkeling der hersenen (b. v. bij het tanden-krggen, bij het heet waterhoofd) of van het ruggemerg, dan worden de aanvallen altijd heviger, de ademhaling blgft dan dikwijls eenige minuten geheel en al weg, en er komen algemeene krampen bij, welke dan ook na terugbekomen adem, met het scheelzien, stijfheid der ledematen, en een geheel eigenaardig sluiten der handen, nog eenigen tijd na de aanvallen voortduren. Het kind blijft bleek, vermoeid, maar ademt vrij, wordt eindelgk weder vroolijk en valt dan in een sluimering — In elk geval echter keert het kind zoo volkomen tot de gezondheid terug, dat gedurende eenigen tijd geen spoor van de ziekte overig is, totdat nieuwe aanvallen komen en de tusschentijden korter worden. Eindigt de ziekte met den dood, dan stikt het kind gewoonlijk gedurende den aanval; somwijlen sterft echter zulk een kind onverwacht op den arm der verpleegster; de dood verrast het dikwijls plotseling en maakt aan zijn leven zonder rochelen, zonder stuipen, ja zelfs zonder- een poging om adem te halen, een einde. Niet altijd echter is de afloop dezer ziekte zoo treurig; dikwijls vermindert de hevigheid der aanvallen weder langzamerhand, zij vertoonen zich zeldzamer en blijven eindelijk geheel weg, maar laten steeds een groote prikkelbaarheid van het kind achter. De ziekte duurt doorgaans maanden lang, maar met haren langeren duur vermindert het gevaar niet, ja zij eindigt veel menigvuldiger met dnn dood, wanneer het niet gelukt, ze binnen 8 weken te bedwingen,

De behandeling dezer kramp gaat met groote zwarigheden gepaard, en wanneer het kind niet door een verwisseling der min, en het verblijf op het land van deze kwaal spoedig bevrijd wordt, hetwelk overigens niet zelden het geval is, dan wachte men niet, totdat de aanvallen altijd heviger worden, maar wende

32

-ocr page 518-

498

zich. terstond tot een bekwamen geneesheer. Gedurende den asnval zeiven legge men het kind met opgeheven hoofd op den buik en wry vo de borst en de ledematen met flanel, dat met wijn of sterken azijn bevochtigd kan worden. Bestaat er een groote aandrang van het bloed naar het hoofd, dan bedekke men het met koude omslagen, legge mosterdpappen op de kuiten en zette bloedzuigers achter de ooren of op het borstbeen.

Ten einde de herhaling der aanvallen zooveel mogelijk te voorkomen, moet men het kind behoeden voor alle gelegenheden, die de krampen kunnen veroorzaken, b. v. vroolijke of treurige opwekking, lachen of weenen, hevige beweging, inspanning bij het slikken en dergelijke.

Zeer dikwijls ligt de oorzaak van een hardnekkige en dikwijls zeer hevige kramp der stemspleet in een ontstekingachtige prikkeling van het ruggemerg, waarop ik hier opmerkzaam maak, omdat vele geneesheeren daarop niet letten, en daarom ook het kind van zyn lijden niet kunnen verlossen. — Men onderzoeke daarom zelf de rugwervelkolom volgens de in § 87 opgegeven wijze, en zoo het kind bij de aanraking van eenen halswervel dan een hevigen schreeuw slaakt, kan men er zeker van zijn, dat hier de oorzaak der kramp gezocht moet worden. Drie of vier bloedzuigers op deze plaats gezet, zullen dan bijna als een wonder werken en de ziekte terstond verdry ven.

De longkramp of krampachtige aamborstigheid overvalt zwakke en teergebouwde kinderen van het tweede tot het achtste jaar, zeldzaam jongere. De eerste aanval komt zonder voorboden, plotseling en gewoonlijk des nachts, nadat het. kind naar allen schijn volkomen gezond is te bed gelegd. Slechts zeer korten tijd te voren bemerkt men een groote schrikachtigheid, een ineenkrimpen in den slaap en in 't algemeen een onrustigen slaap of slapeloosheid en een kort benauwd ademhalen. De aanval begint doorgaans met een hollen en diepen schreeuw, waarin het kind plotseling onder hevig schrikken en groote benauwdheid uitbreekt. De ademhaling is kuchend en moeilyk tot gevaar van stikken toe, en met een heeschen, hollen en diepen toon verbonden ; hoesten de kinderen, dan geschiedt dit in den toon van een grooten blaffenden hond, en by het schreeuwen klinkt de stem in diepen bastoon grof, ruw en dof. Daarby is het kind geheel wanhopig en zoekt het door allerlei houdingen en standen, die het bestendig afwisselt, zich verlichting te verschaffen. De duur van zulk eenen aanval is zeer verschillend, dikwyls wordt het kind reeds na eenige minuten bedaard en slaapt het weder in, maar dikwijls houdt hij ook eerst na 6—8 uren volkomen op. Na eenige uren, maar meestal eerst in den volgenden nacht, vernieuwt zich de aanval, hij wordt heviger en houdt langer aan. Er komen

-ocr page 519-

499

bezwijmingen en stuipen tij, en dikwijls volgt reeds bij de derde herhaling de dood door stikken.

De krampachtige aamborstigheid heeft groote overeenkomst met de kramp der stemspleet; daar de eerste echter veel gevaarlijker en spoediger doodend is dan de tweede, mogen beide toestanden niet met elkander verwisseld worden, want men zou anders gevaar kunnen loopen om de zieke te verwaarloozen en door de te late hulp de hier buitendien steeds twijfelachtige redding des lijders geheel onmogelijk te maken. Het onderscheid is het volgende:

KRAMPACHTIGE AAMBORSTIGHEID.

. Overvalt kinderen van het 2e tot het Sste jaar.

. De aanval geschiedt terstond met groote hevigheid en doodt binnen weinige dagen, dikwijls reeds bij dc derde herhaling.

. De ademhaling is bemoeilijkt, met een hollen toon gepaard; de aanval eindigt nooit met eeaen schreeuw.

. De aanval duurt dikwijls verscheidene uren.

KRAMP DER STEMSPLEET.

1. Overvalt kinderen in het eerste jaar,

2. In het begin houden de kinderen alleen

voor korten tijd den adem in, en eerst na weken of maanden wordt de aanval heviger.

3. De ademhaling is geheel onderdrukt en

komt met een schelklinkenden, kraai-enden schreeuw terug.

4. De aanval gaat in weinige seconden

voorbij.


Bij de eerste verschijning eener krampachtige aamborstigheid moet een geneesheer ingeroepen worden; pogingen, om deze kwaal door huismiddelen te willen genezen, zyn hier niet vergund Het eenige, wat hier vóór de komst van den arts geschieden kan, is : de borst van het kind met de met spiritus bereide bijtende salammoniakvloeistof in te wrijven en ze dan met heete doeken te bedekken, alsmede het kind in een warm zemel- en zeepbad te zetten, waardoor de aanval dikwijls verdwijnt.

§ 217. Kroep. Van al de opgegeven gevaren van verstikking is er echter geen zoo menigvuldig en zoo groot als dat, hetwelk door de zoogenaamde kroep veroorzaakt wordt. Deze juist niet zeldzame ziekte tast kinderen in elk jaargetijde aan, voornamelijk echter in de koude lente- en herfstdagen, vooral bij het heerschen van noorden- en noordoostenwinden, en wel het meest knapen tusschen één en 7 jaren, schijnbaar als een eenvoudige zinking, en eindigt, wanneer er niet spoedige en krachtige hulp verleend wordt, reeds binnen 2, 3, op zijn hoogst 6 dagen met den dood. Hier komt alles er op aan, dat men de ziekte vroeg genoeg herkenne, want elk uur brengt nieuw en grooter gevaar aan. en bij haren langeren duur verdwynt ook meer en meer de hoop op genezing. Datgene, wat hier het eerst op een aanwezig en nabij zijnd gevaar wijst, en waarop men daarom ook bij elke zinking der kinderen zijne grootste oplettendheid moet vestigen, is de verandering der stem. Krijgt het kind een zinking waarbij het schor is en de stem eenigszins

32*

-ocr page 520-

500

kraaiend wordt, dan heeft men alle reden om het nitbreken der kroep te vreezen. Klaagt zulk een kind daarbij dan nog, wanneer het zich namelijk reeds kan uitdrukken, over een gevoel, alsof iets in zgn keel was blijven zitten, of geeft het pijn te kennen, wanneer men op het strottenhoofd drukt, wordt de ademhaling benauwd en snel, en inzonderheid, wanneer zich bij dit alles nog een in het oog loopende droge, fluitende, blaffende hoest voegt, dan mag men aan een beginnende kroep in het geheel niet meer twijfelen. Plotseling en onverwacht krijgt nu de kleine lijder den eersten aanval van een hevigen stikhoest met een geheel eigenaardigen klank, dien men met het kraaien van een jongen haan vergeleken heeft; wie hem slechts eenmaal hoort, vergeet hem niet licht weder. Na dezen eersten aanval schijnt het kind dikwijls zeer vroolijk, en speelt het; maar meestal heeft het terstond daarna koorts. De ziekte maakt van nu af groote vorderingen, de koorts wordt heviger, en de aanvallen kcerenin altijd korter tusschenpoozen terug, de adem wordt steeds sneller, beklemder, benauwder, de hoest is ratelend, en het schijnt, alsof de geheele borstholte met slijm opgevuld is; eindelijk kan het kind niet meer hoesten, de onrust klimt, het strekt het hoofd naar boven en naar achteren, tast naar hulp om, het gezicht wordt opgezet, blauwrood; het voorhoofd bedekt zich met koud zweet, en eindelijk sterft het kind aan verstikking of beroerte. Bij een gelukkigen afloop werpt het kind, nadat het in 't begin droog gehoest heeft, eindelijk bij het hoesten slijm uit; daaronder bevinden zich vliezige massa's, en somty ds een volledige vliesbuis. Na deze uitwerping verminderen dan de aanvallen, de koorts wordt minder, en de kinderen gevoelen zich spoedig verlicht, maar het gevaar is daarmede nog niet voorbij, want het vlies kan zich weder vormen.

Het is hier van het allergrootste gewicht, zoo spoedig mogelijk de ontsteking van het strottenhoofd te verwijderen en het uitzweeten en de vliesaehtige stolling der slijm te verhoeden. Om derhalve hier den zoo kostbaren tijd tot op de aakomst van een geneesheer niet te verzuimen, diene men by elke zinking, die met heeschheid begint terstond het braaksap n0. 366 toe. Wanneer deze catarrhale toestand ook niet het begin eener zich vormende kroep zijn mocht, dan doet dit volstrekt geen kwaad, want in beide gavallen verdwenen door een krachtig braken de gevaarlijke verschijnselen. Wordt het echter niet spoedig daarna beter, openbaart zich pijn in het strottenhoofd en verkrijgt de hoest een kraaienden klank, dan zette men bloedzuigers aan den bovensten rand van het borstbeen, maar, let wel op, naar de verscheidenheid der jaren en krachten, 1, 2—3 by kinderen beneden één jaar, by Sjarige 4 en zoo meer naar het getal der

-ocr page 521-

501

jaren. Vervolgens losse men 4 grein braakwijnsteen in 4 ons water op', en brenge daarvan het kind, hetwelk bij de smakeloosheid van dit geneesmiddel gemakkelijk geschieden kan, naar verhouding van den ouderdom een halven tot een geheelen eetlepel in, en wanneer het gebraakt heeft, na verloop van een uur weder een en altijd zoo voort. Het vele en dikwijls herhaalde braken is hier volstrekt niet als te afmattend voor het kind te duchten. Verwekt de braakwijnsteen echter diarrhee in plaats van braken, dan mag men er niet mede voortgaan, want deze zou den kleinen lijder spoedig geheel uitputten. Dan geve men den zee-ajuinwortel 1 grein en braakwortel 5—8 grein. Dit kleine poeder roert men in stroop en geeft men telkens om de 3 uren.

Als het beste, verreweg het zekerste braakmiddel, daar de braakwijnsteen dikwijls in zulke gevallen zijne diensten ontzegt, kan het zwavelzure koperoxyde bij zulke lijders, waar alles op een oogenblikkelijk volgend braken aankomt, aanbevolen worden. Men diene daarvan 1, IJ, 2—3 grein met 2 scrupels melksuiker in den vorm van poeders elk kwartier toe, totdat de werking volgt. Rondom den hals legge men herhaaldelijk een zeeppleis-ter en late dien telkenmale {—| uur liggen.

By deze handelwijs kan men dan bedaard de aankomst van den geneesheer afwachten, dewijl daardoor by na altijd het grootste gevaar verwijderd wordt Men moet gedurende de geheele ziekte ten zorgvuldigste en zoo streng mogelijk een ontsteking-werende behandeling in acht nemen. Slechts waterkost en tot drank gerstewater, malva- of kaasjeskruidthee mag toegereikt worden. De strengste beschutting tegen elk koudevatten, de grootste rust en de meest mogelijke zorg, dat het kind niet weene of schreeuwe, moet den verzorgsters ten plicht gemaakt worden. Nadat de ziekte doorgestaan is, verhoede men, uithoofde van de geneigdheid tot wederinstorting, nog lang eiken misslag tegen den leefregel, en lette men bij kinderen, die de kroep eenmaal gehad hebben, zorgvuldig op een warme kleeding. Fijn flanel op het bloote lichaam en vooral het toedekken van den hals is zeer aan te bevelen. Inzonderheid moet men er voor zorgen, dat de kinderen zich nooit met onbedekt hoofd en blooten hals, als zij verhit zijn, aan de koude lucht, en in 't algemeen nooit aan den scherpen noorden- en noordoostenwind blootstellen, en dat zij niet tegen den wind inloopen, ja zelfs niet eenmaal veel of luid spreken of schreeuwen, want de veronachtzaming dezer voorzichtigheid is steeds een der gewoonste oorzaken van de kroep, en kan alzoo des te lichter tot wederinstorting aanleiding geven.

§ 218. Kinkhoest, stikhoest De kinkhoest is een gevaarlijke, verraderlijke ziekte der kinderen, die den zuigeling

-ocr page 522-

502

niet verschoont, en de kinderen tot in den lateren leeftijd als knapen of meisjes aantast, maar waardoor zij evenals door de pokken slechts eenmaal in hun leven overvallen worden. Volwassenen worden slechts zelden en dan nog nooit op een gevaarlijke wijze door haar aangetast. Deze ziekte is niet altgd aanwezig, maar komt slechts van tgd tot tijd, dooreen ons onbekende gesteldheid der lucht voortgebracht, te voorschijn, en vertoont zich daarom steeds epidemisch. Deze epidemieën zijn teu opzichte van hare gevaarlijkheid zeer verschillend; men heeft gevallen waargenomen, waarbij zeer veel kinderen stierven, en daarentegen weder andere, waarin bijna allen genazen. De kinkhoest blijft echter altijd gevaarlijk, wanneer bij de kinderen in de eerste jaren huns levens en gedurende het tandenkrygen aantast, want dan wordt hij lichtelijk door beroerte en hersenontsteking doodelijk. De aanval van den hoest zeiven, wanneer men deze ook tot nabijzijnde stikking klimt, of het bloed daarbij uit neus en mond vloeit, is zelden doodelijk ; daarentegen ontrukken de daaruit ontstaande naziekten den kinderen dikwijls gezondheid en leven. Tot deze treurige gevolgen van den kinkhoest behoort de longtering, de uittering, kroppen, breuken, kromming van de ruggegraat, rib-benbreuken, polsadergezwellen, enz. die, wanneer de ziekte be-langrijk was, of een zwak kind aangetast heeft, daardoor lichtelijk ontstaan kunnen.

De aard van den hoest is hier van zulk een eigenaardige hoe-danigheid, dat men hem slechts eenmaal behoeft gehoord te hebben, om hem gemakkelijk weder te herkennen. Hg begint telkens met een langgerekte, fluitende (op het geschreeuw van hoenders gelijkende) inademing, waarop verscheidene, snel na elkander uitgestooten uitademingen volgen, die dan weder nu en dan door de langgerekte inademingen, zoo even beschreven, afgebroken worden. Zulk een hoestaanval kan van eenige minuten tot een kwartier uurs duren en eindigt gewoonlijk onder het braken en hevig uitwringen van een taai slijm, dat bij jonge kinderen dikwijls zoo vast in den mond blijft kleven, dat het er met de vingers moet uitgehaald worden. Is de aanval zeer hevig, dan worden de kinderen daarbij bont en blauw in het aangezicht, het bloed vloeit uit neus en mond, de adem houdt op, en de kinderen liggen dikwijls minuten lang als verstikt neder. Deze aanvallen herhalen zich om de 3-—4 uren, ja in zware gevallen en op de grootste hoogte der ziekte keeren zij dikwijls verscheidene malen in het uur terug. Zij worden altijd door een voorgevoel voorafgegaan, waardoor de kinderen zeer benauwd en onrustig worden. Haastig grijpen zij dan naar het naaste voorwerp, houden het vast en steunen daartegen. Liggen zij, dan vliegen zij hevig op; kunnn zij zich aan niets vasthouden, dan

-ocr page 523-

503

buigen zij zieh ver naar voren over. Na den aanval schenen de kinderen, de zwakheid uitgezonderd, zich wel te bevinden en keeren tot hunne bezigheden en spelen terug. De aanvallen verschenen doorgaans des nachts en vooral tegen den morgen ongewoon hevig en dikwijls. De aanval van den hoest heeft meestal de een of andere kleine aanleiding: inzonderheid veel en snel eten en drinken; invloed der koude door al te snellen overgang uit een warm in een koud vertrek; koud drinken, ja zelfs het aanraken van koude voorwerpen; sterke beweging door springen, loopen, in 't algemeen elk eenigszins diep ademhalen; waarom de kinderen alleen door geeuwen zich dikwijls de aanvallen op den hals kunnen halen. ïfiets roept echter den aanval zoo zeker te voorschyn, als zelfs de geringste gemoedsbewegingen, weenen, lachen, boosheid, waartoe de neiging hier altijd zeer groot is, waarom ook eigenzinnige kinderen meer van deze ziekte te Igden hebben, dan andere.

De kinkhoest begint met een schijnt aar catarrhalen hoest, doch hij onderscheidt zich daarvan door grootere hevigheid, en daardoor, dat ook reeds thans kleine gemoedsbewegingen hem doen ontstaan. Wanneer het kind zieh bedaard houdt, hoest het in langen tyd niet; zoodra het echter schreeuwt of weent, begint het ook te hoesten, en wordt daarbij, terwijl de hoest lang duurt, zonder dat er iets opgebracht wordt, zeer rood in het gezicht. Ook heeft deze hoest reeds thans een schellen, scherpen klank en hij is geheel droog. In het begin zijn er altijd koortsaandoeningen aanwezig, die zich vooral des avonds min of meer duidelijk vertoonen Nadat deze toestand, die men als het eerste, ook als catanhale. tijdvak, of als het tijdperk der zich ontwikkelende ziekte pleegt aan te duiden, 8—10 dagen (in kwaadaardige gevallen korter) geduurd heeft, houdt de avondkoorts op, daarentegen treedt de boven beschreven kinkhoest langzamerhand in zijne ware gedaante te voorschijn. Dit tweede tijdvak, of dat der ontwikkelde ziekte, is het gewichtigste en duurt in het allergunstigste geval nooit minder dan 14 dagen, maar doorgaans 4—6 weken. Men heeft echter ook gezien, dat lüj 8 weken en zelfs verscheidene maanden aanhield. Hoe langer hij duurt, des te aanmerkelijker is dan ook dc stoornis van het geheele lichaamsgestel. Dan beginnen de kinderen doorgaans te vermageren, zij worden bleek en te gelijk opgezet, zeer gevoelig, kregelig, ja zij beginnen dan weder koorts te krijgen, waardoor somtijds een treurig einde veroorzaakt wordt. Het derde tijdvak, of de afneming der ziekte, begint, wanneer de hoest den eigenaardigen klank verliest en niet meer zoo verstikkend en aangrijpend is. Van lieverlede wordt de hoest meer en meer aan een gewonen catarrhalen hoest gelijk.

-ocr page 524-

504

en eindelijk wordt daarbij zonder groote inspanning veel geelachtig, kogelaohtig slijm onder groote verlichting opgebraclit. De duur van dit tijdvak is geheel onbepaald en kan onder ongunstige omstandigheden maanden lang aanhouden, waarna hij echter dikwijls ongemerkt en zeer plotseling in genezing overgaat Daar het uitgemaakt is, dat de ziekte slechts onder den invloed van een eigenaardige gesteldheid der lucht ontstaat, moet men de kinderen bovenal zooveel mogelijk tegen dezen nadeeligen invloed trachten te beschutten. Het zekerste behoedmiddel is trouwens altijd de streek te verlaten, waar een kinkhoest-epidemie heerscht. Kan dit niet geschieden, dan vermijde men ten minste, dat het kind koude vatte, en vooral elke snelle afwisseling van warmte en koude. Men kleede daarom de kinderen by koel weder gelijkmatig warm, stelle hen niet aan tocht of de avondlucht bloot, brenge hen niet plotseling uit de heete zon op koele, beschaduwde vochtige plaatsen, maar geloove ook niet, dat men in een hoogen graad van warmte, het geheel ontwennen aan de open lucht, in 't algemeen in verweekeling bescherming zal vinden Door het lichaam des morgens en's avonds met koud water te was?chen en door vlijtige beweging in de open lucht, zal men de kleinen gehard maken, en de vatbaarheid voor de ziekte verminderen

Bij elke kinkhoest-epidemie moet men steeds zijne oplettendheid op de eerste verschijning der catarrhale verschijnselen vestigen, want daardoor wordt het mogelijk, de kwaal in haar begin te bestrijden en misschien hare verdere ontwikkeling te voorkomen. In de eerste 24 uren gelukt dit dikwijls door het geven van een licht braakmiddel (zie n0. 366) Is die tijd echter verloopen, dan is het braken nutteloos, ja zelfs schadelijk. Menleggedan een Spaansche-vliegpleister op de borst en houde die eenige dagen open. Warme baden mogen in het eerste tijdvak niet nagelaten, maar moeten zoo mogelijk dagelijks aangewend worden. Men moet ook den leefregel van het kind veranderen; het mag thans geen vleesch, geen bier, of koffie, maar meer gekookt ooft, lichte groenten, wit brood en veel lauwwarmen slijmachtigen drank, b. v. thee van kaasjeskruid, rijstwater. dun havergortwater, enz gebruiken. De den lijder omringende lucht moet zuiver en steeds gelijkmatig warm zijn. Verkoeling en elke snelle verandering van warmte en koude moet men zorgvuldig vermijden Is er neiging tot zweeten aanwezig, dan moet het zweet in het bed afgewacht worden, ten minste moet men den Igder gedurende den koortsaanval in het bed houden Lichtelijk en vooral door teederhartige moeders wordt echter het warm houden overdreven en dan is de verhitting des bloeds hoogst schadelijk, vooral als de koorts hevig is.

-ocr page 525-

505

Grelukt het niet, door deze middelen de verdere ontwikkeling •der kwaal tegen te houden, dan bedenke men boven alles, dat de eenmaal volledig ontwikkelde kinkhoest zijnen bepaalden loop hebben moet, en dat men hem daarom nooit plotseling stuiten en onderdrukken kan. Groote schade wordt hier somtijds bewerkt door de dwaze poging om dezen hoest snel te willen genezen, en zeker worden de kinderen maar al te dikwijls meer een slachtoffer van de met dit doel toegediende geneesmiddelen, dan van de hevigheid der ziekte zelve Zijn de aanvallen van den hoest niet bovenmate talrijk, bevindt zich na den hoestaanval het kind volkomen wel en vroolijk, is de eetlust en de spijsvertering goed, de ontlasting geregeld, slaapt het kind goed, enz. dan is onvoorwaardelijk het gebruik van geneesmiddelen eer schadelijk dan nuttig, en er is slechts een behoorlijk in acht genomen leefregel noodig, om de ziekte binnen 6—8 weken gelukkig te doen afloopen. quot;Van de verzorging des kinds in het eerste tijdperk hebben wij reeds gesproken. Is dat voorbij, zijn de koortsaandoeningen geheel verdwenen, heeft de kinkhoest, terwijl het kind zich overigens zeer wel bevindt, zich volkomen ontwikkeld, dan moet een voedzame, maar toch steeds zachte kost gekozen worden. Men geve rijst, sago, fijno vermicelle, in melk gekookt, ga dan tot dunne vleeschbouillon, zacht gekookte eieren en eindelijk hoender- en kalfsvleesch over. Wanneer later de krachten beginnen te verminderen, moet men nog voedzamer dingen toedienen; men behoort evenwel daarbij al wat zwaar te verteren is en zelfs de overmaat van anders gezonde spy zen te vermijden. Men lette daarop des te zorgvuldiger, daar gewoonlijk by den kinkhoest de eetlust niet lijdt, en zich zelfs somtijds als werkelijke vraatzucht openbaart. Over 't algemeen bekomen de vloeibare voedingsmiddelen den lij ders aan den kinkhoest beter dan de vaste Men vermijde daarom zwaar, inzonderheid versch roggebrood, aardappelen, peulvruchten, en zware vette vleeschspijzen, en geve daarentegen Indisch pijlwortel-meel, sago, salep, grutten in vleeschnat gekookt. Ook de melkkuur of de gelei van IJslandsch of Carragheen-mos is alsdan zeer aanbevelenswaardig. Tot drank is moutdrank onder zulke omstandigheden zeer voortreffelijk; ook kan men Seltzerwater of water van Salzbrunn met melk, maar toch slechts in de morgen- en avonduren toedienen. Alle dranken moeten overigens een weinig bekoeld toegediend worden. In het begin houde men de lijders zorgvuldig in de kamer; later werkt echter een zachte vrije lucht blijkbaar weldadig op hen. Wanneer het laatste tijdperk van den kinkhoest hardnekkig voortduurt, en hij alle aangewende middelen trotseert, dan is de verandering van woonplaats en vooral het verblijf op het land een middel, dat als een

-ocr page 526-

506

wonder werkt. Opgernimdheid des gemoeds werkt dikwijls heilzaam op zulke lijders. Men vermij de daarbij slechts overmatig lachen en sterke beweging, die maar al te licht hevige aanvallen van den hoest veroorzaken. Worden kleine kinderen onder het liggen door den hoest overvallen, dan neme men ze terstond opT ook volwassenen brenge men terstond in een zittende houding en ondersteune hun hoofd door het leggen van de hand op het voorhoofd. Zij staan dan den aanval gemakkelijk door, zij braken eerder en werpen spoediger het borstslijm uit. Somwijlen gelukt het ook, het dikke taaie slym uit den mond te trekken. Ook zal men de hevigheid en den duur van den aanval veel verminderen, wanneer men de kinderen onder den aanval bij kleine teugen kan doen drinken. Lavementen van kamillen, valeriaan of duizendblad, dagelijks 2—Smaal en nog meermalen gegeven, verminderen de hevigheid van den hoest uitnemend. Men wissele dikwijls met deze lavememten af, opdat het lichaam zich niet aan ééne soort daarvan te veel gewenne, ja zelfs in den loop van den dag is deze afwisseling dikwijls van het beste gevolg.

Om in het begin der ziekte, bij hevigen aandrang, het bloed van het hoofd en van de borst af te leiden, maar buitendien ook om kalmere nachten te verschaffen, legge men mosterd- of mierikswortelpleisters aan de kuiten, en late die er op liggen, totdat de huid rood wordt. Ook is het goed eiken avond gedurende het geheele verloop der ziekte de voeten herhaalde malen met een opgesneden ajuin te bestrijken.

Indien de heviglieid der ziekte of het bijkomen van bedenkelijke verschijnselen het gebruik van geneesmiddelen vereischen, dan wende men zich tot een arts.

Gedurende de herstelling is er weinig in acht te nemen, want de lijders herstellen zich na deze ziekte zeer spoedig en gemakkelijk. Ondertusscben is het noodig, sterke beweging, verkoudheid, te snelle afwisseling van warmte en koude en overlading der maag te vermijden, omdat er anders somtijds wederinstorting plaats heeft. Is de ziekte van langen duur geweest en was zij inzonderheid met bloederige fluimen verbonden, dan is de landlucht en het boven opgegeven gebruik van Seltzerwater of water van Salzbrunn met melk zeer aan te bevelen.

§ 219. Heete waterzucht der kinderen in de hersenen. Deze ontstekingachtige hersenziekte behoort tot de gevaarlijkste kinderziekten, en is zoo snel in haar verloop, dat zij reeds op den 4den dag met den dood eindigen, of ten minste alle hoop op redding van den lijder ontnemen kan. Laat men den eersten tyd nutteloos voorbijgaan, dan is zij bijna in alle-

-ocr page 527-

507

gevallen ongeneeslijk en doodelijk. Wij kunnen dan ook slechts in zooverre van deze ziekte spreken, dat op het dringend gevaar opmerkzaam gemaakt en de teekenen opgegeven zullen worden, waardoor men ze vroeg genoeg herkennen kan, opdat men uit onkunde niet moge verzuimen om tijdig genoeg hulp te zoeken.

Het meest komt deze ziekte tusschen het 2de en 7de jaar, somtyds vroeger, zelden later te voorschijn. Kinderen van klierachtige onders, of zulke, die te lang gezoogd werden, alsmede die, wier schedelbeenderen lang open blijven, die een ongeëven-redigd groot hoofd hebben, vooral wat het voorhoofd en het ge-heele voorste gedeelte van het hoofd betreft, wier tanden te vroeg of te laat komen, die dikwijls slapeloos, zeer prikkelbaar en levendig zijn, wier verstandelijke aanleg zeer spoedig ontwikkelt, of ook dezulken, die een zekere stompheid van geest verraden en eerst laat leeren spreken en loopen, worden het ge-reedelijkst door het heete waterhoofd aangetast. De wezenlijke oorzaak echter waarom de kinderen in hun tweede levenstijdperk een te groote neiging tot deze doodelijke ziekte hebben, ligt in den hevigen aandrang van het bloed naar het hoofd en in de te groote prikkelbaarheid der hersenen, welke beide in het verdere leven nooit meer in zulk een hoogen graad voorkomen als juist in dezen tijd. Daarom is er dan ook juist geen bijzondere aanleiding noodig, om het buitendien reeds zoo opgewekte leven der hersenen in een ontstekingachtigen toestand te brengen, en het is daarom lichtelijk te begrijpen, dat alles, wat den aandrang van het bloed naar het hoofd vermeerdert, ook gemakkelijk de ziekte veroorzaken kan. De meest gewone oorzaken der ziekte zijn: ondergane uitwendige beleedigingen van het hoofd door drukken, stooten, vallen; straffen en spelen, waarbij het hoofd lijdt; schokken der hersenen door sterk wiegen; slaapverwekkende middelen, bedwelmende geuren, heete dranken; misbruik van braakmiddelen, ontijdig stoppen der diarrhee, terugdrijven der huiduitslagen met opdroogende middelen ; heete huiduitslagen b. v, pokken, mazelen, roodvonk en in 't algemeen elk andere ontstekingachtige ziekte, zoodra zij met een slechts eenigs-zins aanmerkelijke koorts verbonden is ; moeilijk tandenkrijgen: de kinkhoest: eindelijk kouvatten van het hoofd en te vroege inspanning van den geest. Wanneer men op een kind zorgvuldig let, dan zal men uit verscheidene verschijnselen het nakende gevaar kunnen opmaken. Worden de kinderen onrustig, knorrig, zuchten zij dikwijls, lijden zij aan slapeloosheid, of slapen zy buitengewoon veel, ja slapen zij zelfs te midden van het spelen in, liggen zij in den slaap op den buik en op het voorhoofd, schrikken zij dikwijls in den slaap, verlaten zij ongaarne het bed, schuwen zij de beweging, wordt hun gang struikelend, zoodat zij

-ocr page 528-

508

buitengewoon dikwijls en bijzonder over hun eigen voeten vallen, is de stoelgang verstopt, de mond droog, het hoofd heet, en zijn zij daarbij zeer vraatzuchtig, dan is het reeds hoog tijd een verstandigen geneesheer om raad te vragen, want al deze ver-schijnselen duiden een overvulling der hersenen met bloed aan, die bij langeren duur of bij de geringste aanleiding in werkelijke hersenontsteking kan overgaan Vóór alles moeten nu de boven opgegeven oorzaken van het heete waterhoofd ten zorgvuldigste vermeden, en de gevolgen van voorafgegane nadeelige invloeden zoo onschadelijk mogelijk gemaakt worden, hetwelk trouwens grootendeels alleen aan den arts overgelaten mag worden, b. v. wanneer huiduitslagen, inzonderheid door loodzalven, verdreven zijn geworden, wanneer men een diarrhee ten ontijde gestopt heeft, wanneer het kind bedwelmende of verdoovende dingen heeft gekregen. In 't algemeen moet men er op letten, dat het hoofd steeds hoog ligge en koel zij; men beschutte het kind zooveel doenlijk tegen eiken val, verbiede het wiegen, verwijdere sterke geuren, kolendamp en tabaksrook uit de kinderkamer, zorgd voor een matig warme, zich altyd gelijkbly vende temperatuur in het vertrek, en vermijde daarin een te schel licht, vooral van de zonnestralen. Krachtig voedende of verstoppende spijzen en verhittende dranken mag men niet toedienen, daarom geen vleeschbouillon, geen dikke meelpappen, geen bier, koffie, enz. daarentegen waterkost, gekookte vruchten, wittebrood, lichte groenten. Is de buik verstopt, dan geve men de poeders n0. 394 en boude naderhand den buik door lavementen van melk en honig open. Is het gelaat rood en het hoofd heet, dan legge men herhaaldelijk bloedzuigers achter de ooren en in den nek, en een mosterdpleister op de kuiten

Zoo een kind voor een korten tyd door koude en rilling overvallen wordt, en zich hierop een aanhoudende aanmerkelijke hitte van hot lichaam vertoont, waarbij echter voornamelijk het hoofd brandend heet is, ziet men alsdan de aderen aan de slapen en aan den hals snel en hevig kloppen, klagen de kinderen, wanneer zij spreken kunnen, over bestendige hoofdpijn, is hun oog voor het licht en hun oor voor het geringste geruisch uiterst gevoelig, is de pupil vernauwd, zijn de oogen rood, schreeuwen en wentelen de kinderen zich onophoudelijk om, kunnen zij het hoofd niet opheffen, ontstaat er bij overeindstaande houding van het hoofd of' bij het plotseling oprichten van het lichaam braken, is de huid droog, de stoelgang verstopt, en de urine spaarzaam, dan heeft zich de heete hersenwaterzucht bij het kind reeds volkomen ontwikkeld en kan men niet spoedig genoeg geneeskundige hulp inroepen, dan neemt het gevaar met elk uur toe. Het eenige, wat de leek dan voorloopig doen kan, is, ook hier tot

-ocr page 529-

509

lavementen en de poeders n0. 394 zijne toevlucht te nemen, alsmede tot bloedzuigers en mosterdpappen. Zoolang de lijders er zicli niet tegen verzetten, maar veeleer er^ een zichtbaar -welbehagen in vinden, kunnen ook zonder de minste zwarigheid ijs-omslagen op het kaalgeschoren hoofd gelegd worden. De toestand wordt geheel en al hopeloos, wanneer de lyders zich in aanhoudende verdooving bevinden, daarbij het hoofd steeds naar achteren duwen, onophoudelijk met een en dezelfde hand naar het achterhoofd grijpen, ylen, scheel zien, met de tanden knarsen, krampen krijgen, en eindelijk sommige ledematen lam worden. Het eenige middel dat de kinderen dan nog redden kan, zijn krachtige, met volharding, zelfs nog dan wanneer alle hoop verloren schijnt te zijn, voortgezette koude begietingen (geen omslagen) op het hoofd. Daarom legge men den geneesheer, die ze voorschrijft, geen hinderpalen in den weg.

-ocr page 530-

DERTIENDE AFDEELING.

Middelen voor met-geneeskundigen om sohijndooden op te wekken en vergiftigden te redden.

f i_L. -

H •Uikfc—2-.

§ 220. Algemeene opmerkingen over de redding Van SChijndOOden. Er is zeker niets gewichtigers in de uitvoering, niets dankbaarder in den uitslag, dan de redding van sohijndooden; doch er is ook geene zaak, die meer bedachtzaamheid en volharding vereischt dan juist deze. De dagelij ksche ondervinding leert echter, dat het mislukken der pogingen tot opwekking der sohijndooden en tot redding der vergiftigden meestal in de onbezonnen en planlooze aanwending der daarbij noodige hulpmiddelen gelegen is; te gelijkertijd is het ook ontegenzeggelijk, dat de spoedigste hulp ook de zekerste is.

Bij elk, die plotseling en voor de omstanders geheel onverwacht gestorven is, is het raadzaam te beproeven het leven weder op te wekken. Zoolang inzonderheid bij plotselinge sterfgevallen de werkelijke dood van een mensch niet door uitwendige teekenen uitgemaakt is, moet men de mogelijkheid van schijndood vermoeden, en moet er alles gedaan worden, om de nog niet geheel uitgedoofde levensvonk wederaan te blazen. Het is gewetenloos en onverantwoordelijk, wanneer men zulk een lichaam begraaft.

Behalve de verrotting is er geen teeken, dat het ophouden van het leven stellig aanwijst. De afwezigheid van den hart en polsslag en het stilstaan der ademhaling, die men gewoon is door een met water gevuld en op de streek van den hartkuil geplaatst glas, of door het houden van een spiegel voor den mond des overledenen te onderzoeken, leveren evenmin een algemeen zeker kenteeken van den dood op, als de geheele ongevoeligheid der oppervlakte, het verstijven der ledematen en het nederhangen van de onderkaak. Inzonderheid mag aan werkclijken dood en begraven nooit gedacht worden, zoolang by een lijk de oogen hunne verhevene welving en hunnen glans als gedurende het leven behouden.

De verrotting is, zooals gezegd is, het eenige eigenaardige en onbedriegelijke kenteeken van den dood. Wanneer er zich blauwachtig groene vlekken op het lijk vertoonen, wanneer het lichaam een stinkenden, eigenaardigen en gemakkelijk te onderscheiden reuk der verrotting uitwasemt, dan moet het als dood beschouwd en buiten de gemeenschap der levenden gebracht worden.

-ocr page 531-

511

Even wezenlijk als de kenteekenen van den werkelyken dood zijn, even gewichtig en tegelijk verblijdend zijn de eerste sporen van het terngkeerende leven. Wanneer men eenen langen tijd 4e pogingen tot opwekking des levens voortgezet heeft, wanneer men nauwelijks meer op een gelukkigen uitslag waagt te hopen, wanneer reeds allen, die in den beginne met veel ijver met den verongelukte bezig waren, beginnen moede te worden en aar. den uitslag beginnen te twijfelen, door welk een gevoel van vreugde en vernieuwden ijver wordt dan elk omstander bezield bij het minste spoor, dat het leven aankondigd! Een zacht, dikwijls nauwelijks merkbaar sidderen der onderlip, een licht trillen der oogleden, een trekkende beweging der ooghaartjes of van een vinger, een nauwelijks merkbaar opheffen der borst zijn gewoon-lijk de eerste verschijnselen, die bij hun ontstaan slechts met moeite waargenomen worden. Worden deze eerste sporen niet door een te onstuimige behandeling of door een geheel ontijdige zekerheid van den uitslag en de daaruit ontstaande veronachtzaming van verdere pogingen tot redding in hun ontstaan weder verdreven, wordt door een voortgezette werkzaamheid de zachte vonk langzamerhand aangeblazen, dan vertoonen zich weldra dui-delijker verschijnselen van het terngkeerende leven. Men bemerkt zwakke slagen van het hart, een licht ademen, een nauwelijks hoorbaar zuchten, sterke bewegingen in den onderbuik, een duidelijke warmte in den hartkuil en een vrijwillig te voorschijn komen van het schuim, en eindelijk de weder ontluikende roodheid van het gelaat.

Het duurt alsdan niet lang meer, dat de natuurlijke warmte, een vrije ademhaling, een duidelijk regelmatige polsslag verschijnen en alle levensverrichtingen zich weder langzamerhand ontwikkelen. Nauwelijks is de lijder weder geheel bijgekomen, of hij valt in een zachte sluimering, die eindelijk de door den ijzingwekkenden toestand van schijndood veroorzaakte staking van alle levensverrichtingen weder regelmatig aan den gang brengt.

De algemeene voorschriften, die de niet-geneeskundige bij elk ongeluk van dien aard, en ten gevolge daarvan bij elke poging tot redding noodzakelijk moet opvolgen, zijn:

1. Men roepe zoo spoedig mogelijk de hulp van een geneesheer of heelmeester met de noodige reddingsmiddelen in.

2. De verongelukte worde met voorzichtigheid op eene plaats gebracht, waar de pogingen tot wederopwekking en redding gemakkelijk en volledig kunnen ondernomen worden. Zoo het jaargetijde en andere hiertoe behoorende omstandigheden het veroorloven, dan is het raadzaam, dadelijk in de nabijheid der plaats, waaide ongelukkige gevonden is, de pogingen te beproeven. Is dit niet mogelijkquot; dan moet de schijndoode terstond in het naaste

-ocr page 532-

514

lucht, evenwel veel bedaarder en zachter, moet voortgaan. Zoodra zich gedurende deze handelwijs bewegingen van het hart voordoen, houdt men op met het verder inblazen van lucht, en dan ga men tot andere opwekkende middelen over.

5. Somwijlen zijn de kinnebakken zoo vast gesloten, dat het onmogelijk is door den mond lucht in te blazen. Alsdan moet dit door den neus gescUeden. Men neme dan de eerste de beste buigzame buis, omwikkele die zoo sterk met oud linnen, dat zij het eene neusgat volkomen sluit, drukke dit om de buis samen, stoppe het andere neusgat dicht, houde den mond toe en late nu een man met een sterken adem aanhoudend en met eenige kracht lucht in de pgp blazen. Zelfs in gevallen, waarin de weg door den mond vrij is, beproeve men het inblazen van lucht door den neus, wanneer dit eenige malen zonder goeden uitslag door den mond geschied is. De ondervinding heeft namelijk geleerd, dat het somtijds slechts op dien weg gelukt, om. de ademhaling weder aan den gang te brengen. Men mag daarbij het strijken op de borst nooit verzuimen.

Het derde wezenlijke middel tot opwekking van schjjndooden is de uit-den-weg ruiming van alle hindernissen, die den vernieuwden bloedsomloop in den weg staan Deze zoo gewichtige maatregel is vervuld, wanneer elke schyndoode van alle kleederen, banden en alles, wat hij om en aan zich heeft, op de spoedigste en te gelijk voorzichtigste wij ze bevrijd wordt. Hetont-kleeden heeft in de meeste gevallen, vooral bij hen, die uit het water gehaald worden, groote moeilijkheid en is dikwijls, vooral bij hen, die door koude verstijfd zgn, niet zonder gevaar. Het beste zal altijd zyn de kleederen voorzichtig maar spoedig weg te snijden.

Ook de ligging der schijndooden vereischt behoorlijke voorzichtigheid en deze moet, zoodra het mogelijk is, zoodanig ingericht worden, dat er geen aandrang naar het hoofd ontstaan kunne, of de reeds bestaande niet nog vermeerderd worde. Daarom moet het hoofd, zoowel bij het dragen als ook bij toepassing der reddingsmiddelen, eenigszins hoog gehouden worden. Het is daarom hoogst schadelijk wanneer men een drenkeling op het hoofd plaatst, en het is een strafbare achteloosheid het hoofd bij het dragen nederwaarts te laten hangen. Zelfs in gevallen, waarin veel taai slijm uit den mond wordt afgezonderd, mag bij de hulp die men verleent, van dit voorschrift niet afgeweken worden. Ook mag men bij de redding van schijndooden geen handgrepen aanwenden, die met een sterke drukking op den onderbuik, de borst, zelfs op de ledematen gepaard gaan; want ook dit stuit den weder op te wekken bloedsomloop.

De zorgvuldigste oplettendheid op de temperatuur, die den

-ocr page 533-

515

scliijndoode omringt, is een -wezenlijke voorwaarde voor den goeden uitslag van de pogingen tot redding. Bij drenkelingen is een lioogere temperatuur een vereisclite. By ken, die door den bliksem getroffen zijn, moet de omringende lucht koeler, en by bevrorenen kond zyn

Het wrijven bekoort eveneens tot de reddingsmiddelen, die wel uiterst zelden verzuimd, maar dikwijls overdreven en nog veel meer ten ontijde aangewend worden. Het wrijven kan slechts dan van nut zijn, wanneer het eerste spoor van leven teruggeroepen is; vroeger is ket bepaald nadeelig. Eerst wanneer de ademhaling weder begint terug te komen, wanneer een geringe hartklopping, een zncht steunen bemerkt wordt, eerst dan is het zackte wrijven van de voetzolen, de ledematen, het voorhoofd en de slapen, van den maagkuil en eindelyk van de hartstreek zeer nuttig, en dan mag het tot op de volkomen herstelling van den lyder niet meer geheel gestaakt worden. Goede borstels zyn wel is waar zeer doelmatig, maar waar deze niet voldoende mochten zyn, daar kan men van oude wollen kleedingstukken, dekens, of zelfs van bosjes stroo of hooi gebruik maken.

Het is zeer nutt g, bij een schijndoode het wrijven by afwisseling nu eens 'nat, dan weder droog aan te wenden. Tot het eerste kieze men kamferspiritus, wijn, brandewyn, wijnazijn, lavendelwater, eau de Cologne, zelfs wanneer men niets anders by de hand heeft, eenvoudig warm water, of eene oplossing van een ons keukenzout en een halve kan water. De wollen of linnen doeken waarmede men wrijft, moeten niet te nat en daarom behoorlijk uitgewrongen zyn en nooit koud worden. Dit vochtfg wrijven mag echter slechts korten tijd duren, en moet dan weder door het drooge vervangen worden. Op de ledematen wrijve men altijd van beneden naar boven tot waar zy beginnen, en inzonderheid naar de borst, om het bloed naar het hart te leiden. Het is goed, dit wrijven onder een algemeen warme bedekking te verrichten. Slechts tot matige roodheid en zwelling der huid, nooit totdat ontvelling ontstaat, mag het wryven voortgezet worden.

Hoe nuttig onder zekere omstandigheden en inzonderheid bij drenkelingen een zacht schudden en schokken ook zijn kan, zoo moet toch die behandeling alleen door een deskundige geschic-den, omdat zij zeer lichtelijk overdreven wordt; daarom is het geraden, zich tegen zulk een doen rechtstreeks te verzetten.

Lavementen wanneer zy niet ontijdig en met schadelijke zelfstandigheden vermengd gegeven worden, zyn in de meeste gevallen zeer nuttig, vooral die van verdunden azijn, zout water en bijzonder van koud water.

Daar, waar brouwerijen, jeneverstokerijen of andere fabrieken

33*

-ocr page 534-

516

in de nabijheid zijn, waar men gemakkelijk en spoedig genoeg warm water en gepast vaatwerk om te baden verkregen kan, zou men verkeerd doen, indien men bij de pogingen tot redding niet ook zyne toevlucht tot een had wilde nemen. Te warme baden zijn hier altgd schadelijk; zij mogen op de daarin gehonden hand nooit het minste gevoel van brandende hitte te weeg brengen. Eerst brenge men de voeten en dan langzamerhand het overige van het lichaam in het bad, zoodat eindelijk alleen het gezicht tot aan de ooren buiten het water blijft. Tegelgk was-sche men het gezicht met het badwater en late het geheele overige lichaam zacht wrijven en bewegen. Langzamerhand kan men de temperatuur van het badwater eenigszins, doch niet overmatig verhoogen en het lichaam l—1 uur in het bad laten. Om het bad steeds behoorlijk warm te houden moet men het water van tijd tot tijd gedeeltelik uitscheppen en door warm laten vervangen. Neemt men het lichaam uit bet bad, dan moet het zorgvuldig afgedroogd en met warme doeken zacht, maar aanhoudend gewreven worden.

De volgende handelwijs is zeer krachtig en gemakkelijk uitvoerbaar. Men laat nit een theeketel, een kan of iets dergelijks, van zekere hoogte, terwijl men zich op een stoel of zoo iets plaatst, een dunnen straal ijskoud water op de hartkuil en in de streek van het hart nedervallen en droogt dan terstond daarna de deelen zorgvuldig af.

Even eenvoudig en werkzaam is het besprenkelen met koud water of azyn. Dit moet met eenige kracht, vooral in het gezicht, in den hartkuil en op de borst geschieden.

Galvanische en electrieke werkingen, al waren daartoe de werktuigen in de nabijheid, mag een niet-geneeskundige nooit in toepassing brengen.

Het leggen van scherpe mosterd- en Spaansche-vliegpleisters, is niet goed te keuren. Wreed en nutteloos is het verwekken van pijn door slaan, steken, branden, enz. Ook het aanwenden van sterke reukmiddelen, als van geest van sala.mmoniak, geest van hertshoorn, van de ethersoorten moet de leek achterwege laten, omdat deze de hersenen onmiddellijk aandoen, en zelfs dik-wyls lichtelijk en ongeneeslijk kunnen schaden.

221. Van de behandeling bij hevige koude, om het dood vriezen te voorkomen Hij, die zich aanhoudend aan een hevige koude moet blootstellen, neme vooraf een krachtig voedsel, dat de inspanning der verteringsorganen in een verhoogden graad vereischt, b. v. gerookt vleesch, dikke erwten, meelkoeken, enz.; ook onderweg zijn zulke dingen aan te bevelen. Daarentegen moet alles vermeden worden, wat moede en

-ocr page 535-

517

slaperig kan maken. Even doeltreffend alg het daarom is, vooraf of onderweg iets versterkends en verkwikkends te nemen, even gevaarlijk is liet gebruik van geestryke dranken voor degenen, die daaraan niet gewoon zijn of die de maat gaarne oversokrijden, omdat zij daardoor lichtelijk slaperig worden. Zij, die daaraan gewoon zijn en ze matig gebruiken, doen het best, wanneer zij den brandewijn met geraspt brood en ook een weinig komijn en suiker vermengen, of iets daarbij eten. Over 't algemeen vermij de men op reis bij groote koude de rust en de daaruit zoo gemakkelijk voortspruitende sluimering; daarom zijn degenen, die op open wagens rijden, het lichtst aan doodvriezen blootgesteld. Om dezelfde reden zijn echter ook inspannende bewegingen, die een zeer groote vermoeidheid ten gevolge hebben, even zoo gevaarlijk, want ook deze veroorzaken dikwijls den slaap. Men moet zich zooveel als mogelijk is nooit onafgebroken langen tijd in de koude ophouden, maar zoolang dit geschiedt, moet men lichaamsbeweging nemen Nooit moet men aan de neiging tot slapen toegeven, en daar deze dikwijls onweerstaanbaar is, is het de plicht der omringenden, om zoo iemand zelfs met geweld tot lichaamsbewegingen te dwingen.

§ 222. Behandeling der bevroren personen Hei

uitzicht van een bevrorene is geheel bleek en als was, op het gevoel is hij koud en steenhard, op zijn geheele huid is een soort van kippenvel gevormd. Menigmaal vindt men het gelaat een weinig van bloed doorloopen en blauwrood gekleurd; het overige van het lichaam is altyd zoo bleek als een lijk.

Bij de pogingen om een werkely k bevrorene weder tot het leven op te wekken, ga men op de volgende wijze te werk.

1. Men moet de bevrorenen met de grootste voorzichtigheid en zorgvuldigheid naar de reddingsplaats brengen, opdat bij de glasachtige brosheid der deelen wellicht niets van den neus, de ooren, lippen, vingers, teenen, enz. afgestooten worde. Het best brengt men ze over op sleden, wagens of op een draagbaar en op een onderlaag van sneeuw, bij gebreke daarvan op hooi, stroo, mos, enz.

2 De plaats mag niet verwarmd, maar ook niet aan tocht blootgesteld zijn. Een bevrozene is stellig reddeloos verloren, als hij terstond in een verwarmde kamer gebracht, in de nabijheid van een vuur gelegd, warm toegedekt of gewreven wordt.

3. De kleederen moeten met voorzichtigheid van het lijf gesneden worden, dan legge men hem naakt op eene sneeuwlaag van cenige handen dikte, bedekke hem tot aan den mond en de neusgaten insgelijks hoog met sneeuw, en drukke deze overal vast tegen het lijf.

-ocr page 536-

518

4. In dit sneeuwbad laat men den scigndoode zoolang bedaard liggen, totdat hij geheel ontdooid is, en hy den hals, den romp en de ledematen bewegen kan. Zoo de sneeuw smelt, moet zij door versche vervangen worden. — Bij gebrek aan sneeuw wikkelt men het lichaam in doeken, die in ijskoud water gedompeld zijn, hetwelk zeer langzaam, wanneer het lichaam buigzamer wordt, warmer (8—9° Ë) genomen kan worden

5. Wordt nu onder deze behandeling de beweeglijkheid der ledematen hersteld, hetwelk in een sneeuwbed ongeveer binnen het uur, in het koude ijswater echter eerst dan het geval zal zijn, wanneer eene ijskorst, dio zich rondom het lichaam gelegd heeft, begint te smelten, dan droogt men den lyder zacht en zorgvuldig met doeken, die volstrekt niet verwarmd mogen zyn, af, en brengt men hem in een onverwarmde kamer en in een koud gewoon vederbed, en wikkele hem in een koude deken.

Wil de ademhaling nog altijd niet terugkomen, dan is het inblazen van lucht naar de algemeene regels noodig.

7. Thans begint men, zonder het lichaam te ontblooten, dit zachtkens te wrijven, waartoe men zich of van sneeuw of van een in koud water gedoopte spons bedient. Komt de ademhaling in werking, dan wrijve men het lichaam onder het dek met koud, vervolgens met trapswijze verwarmd flanel.

8. Neemt men nog vóór de aankomst van den geneesheer klopping van het hart, de slapen, of armslagaderen waar, zonder dat de ademhaling te gelijkertijd begonnen is, dan prikkole m( n den strot met een in olie gedoopte veder en boude gewreven mieriekswortel of versch opgesneden ajuin onder den neus.

9. De verwarming van de kamer, het bed en de werktuigen, waarmede men wrijft, moet altijd eerst laat, matig en trapswijze plaats vinden, en wel eerst dan, wanneer er zich duidelijke verschijnselen van het leven voorgedaan hebben.

10. Kan de lijder slikken, dan geve men hem een schoteltje vlierthee, met een eetlepel wijnazijn, of lauw bier.

11. Zoo eenige ontdooide ledematen pijn doen of gevoelloos blijven, dan moet men die in het eerste geval in warme doeken wikkelen, in het andere echter zoolang met sneeuw of omslagen met ijs bedekken, totdat het gevoel of de beweeglijkheid teruggekomen is.

§ 223. Van den schijndood der verstikten. Er

heeft verstikking plaats, wanneer het ademhalen verhinderd is, óf omdat de mensch door een lucht is omringd, die voor het inademen niet geschikt is, óf omdat de toegang der lucht door mond en neus belet of de hals toegesnoerd is, óf eindelijk, om dat een inwendige oorzaak het ademhalen onmogelijk maakt.—

-ocr page 537-

519

Naar de hier opgegeven verdeeling der oorzaken van het stikken moet de behandeling verschillen.

a. Van da schadelijke luchtsoorten, uitwasemingen en dampen aio oorzaken der verstikking.

1. Het koolzuur gas, de zoogenaamde vaste lucht, ontwikkelt zich als een voor het menschelijk leven gevaarlijke luchtsoort in groote hoeveelheid door de gisting, waarom de lucht in kelders of bewaarplaatsen, in welke wijn of bier ligt te gisten, of waar versche vruchtensappen en most bewaard worden, zoo gevaarlijk wordt. Deze luchtsoort vindt men ook dikwijls in bergkloven, bij het graven van bronnen, het springen van kelders, bij het mijngraven, op den bodem der putten in bergwerken, waar zij voor de mijnwerkers dikwgls zoo noodlottig zijn kan, ofschoon de schadelijke dampen der bergwerken op verre na niet altijd, ten minste niet alleen uit koolzuur gas ontstaan.

2. De kolendamp, die zich bij het verbranden van kolen binnen een besloten ruimte ontwikkelt, of waarbij een genoegzame trekking van lucht ontbreekt (bij kachels en haarden, wier klep te vroeg gesloten is), is een menigvuldige oorzaak van verstikkingen.

3. De stiklucht is wel, met zuurstof verbonden, volstrekt noodig voor de ademhaling van den mensch; maar daar, waar zij naar verhouding in te groote hoeveelheid aanwezig is, kan door haar het leven lichtelijk in gevaar gebracht worden. De voor het ademhalen noodzakelijke verhouding in de vermenging van stikstof en zuurstof kan in een besloten luimte op tweederlei wijze verstoord worden, zoodat de eerste in te groote hoeveelheid aanwezig is: namelijk, doordat zich in deze ruimte stoffen bevinden, die een groote hoeveelheid stikstof ontwikkelen, of omdat door de eene of andere aanleiding de zuurstof, die zich in de lucht bevindt, alleen verbruikt en de stiklucht achtergelaten wordt. Het eerste is het geval op plaatsen, waar vruchten en andere voortbrengselen van het plantenrijk lang in de duisternis, buiten den invloed van het zonnelicht liggen, of bij het losbranden van buskruit, waardoor veel vaste lucht ontwikkeld wordt. Ook bevindt zich de vaste lucht met de ontvlambare lucht verbonden in diepe putten, graven, kelders, en overal, waar een hooge graad van verrotting plaats vindt, zoodat bij het reinigen van zulke ruimten een even plotseling als uiterst dreigend levensgevaar ontstaat. He' tweede geval heeft plaats, wanneer in een besloten ruimte door de ademhaling van vele menschen of dieren en het branden van vele lichten of vlammen de zuurstof der lucht verteerd wordt Wordt zulk een lucht niet vernieuwd, dan verkrijgt zij door de achtergebleven stiklucht een hoogst nadeelige

-ocr page 538-

520

en eindelijk doodelijke eigenschap. Dit is voornamelijk het geval in lazaretten, gevangenissen, schouwburgen, enz., en vooral zgn het aldaar de bovenste luchtlagen, die een verstikkenden invloed oefenen, omdat de stiklucht lichter dan de dampkringslucht is Daarin licht ook de oorzaak van het nadeel, dat er voor bewoners van kamers in gelegen is, die met een uit terpentijn en andere oliën bereid vernis bestreken zijn, omdat dit de zuurstof in groote hoeveelheid inzuigt Op zulke plaatsen ontstaat, wanneer de nadeelige invloed dezer luchtsoort zich openbaart, sterk onafgebroken zweet, ondragelijke dorst, groote benauwdheid op de borst,- en gevaar van verstikking; dit wordt gevolgd door groote matheid, slaapzucht en bij gebrek aan spoedige hulp onfeilbaar door den dood.

4. Sterk riekende uitdampingen, met name van verschillende verdoovende, ook welriekende planten: het bilzenkruid, desteek-appel, de anjelieren, boonenbloesems enz , wanneer men ze in besloten ruimten des nachts inademt, kunnen lichtelijk tot duizeling, verdooving en zelfs tot werkely ken dood aanleiding geven. De werkingen dezer verschillende schadelijke luchtsoorten zgn zeer verschillend; by vele klimmen de ongesteldheden onmerkbaar en trapswijze van een zekere benauwdheid en dofheid in het hoofd tot volledige bewusteloosheid, terwijl by andere de werking plotseling en zeer hevig is, zooals b. v. bij het koolzuurgas.

Ook het uitzicht der verongelukten is zeer verschillend. Ge-woonlijk vertoont zich het gelaat donkerrood of zwartblauw, de blauwachtige aderen aan den hals zyn opgezet, de tong is eenigs-zins gezwollen, de lippen zijn blauw, en blauwe vlekken met on-derloopen bloed bevinden zich op verscheidene plaatsen van het lichaam Zeldzamer vindt men een algemeen verspreide doods-bleeke kleur en een ingevallen gezicht. Zelfs het reeds doode lichaam blijft na deze wijze van sterven buitengewoon lang warm en buigzaam.

Dat men, om zulk een gevaar van verstikking te ontgaan, geen welriekende bloemen in een slaapkamer mag dulden en er op letten moet, dat men de kachels niet te vroeg afsluit is algemeen bekend even verkeerd is het, waschgoed bij de kachel in een besloten vertrek te laten droogen, omdat dit een verstikkend gas uitwasemt.

Komforen met glimmende kolen in de kamer zijn altijd na-deelig voor de gezondheid en kunnen lichtelijk verstikking veroorzaken. Even gevaarlijk is het watar van zuurkool of augurkjes in de kamer te hebben, zoo ook biervaten, girtend brooddeeg. Wanneer bier, wijn of most in den kelder gist, mag men er niet ingaan, zonder vooraf de volgende voorzichtigheid te gebruiken. Men houde een licht zoo dicht mogelijk op den grond;

-ocr page 539-

521

dooft het uit, dan is de lucht in den kelder doodelijk en keere men terstond terug.

§ 224. Behandeline: van zulke verstikten. Vóór dat iemand zich in een plaats begeeft, die met dergelijke scha-delijke luchtsoorten is opgevuld, moet men deze door het openen van deuren en vensters of andere luchtgaten zoeken te verwijderen. In geen geval begeve men zich in zulk een plaats zonder een brandend licht, want dooft de vlam uit, dan bestaat ook voor hen, die te hnlp snellen, het grootste gevaar. Zoo het openen van alle luchtgaten niet toereikend is, dan trachte men door elk ander middel de stilstaande lucht in beweging te brengen; daartoe behoort het ingieten van water, het aanmaken van vuur desnoods het afschieten van een geweer.

1. De schijndoode, die uit de schadelijke lucht verwijderd is, wordt, zonder hem sterk te schudden, in een koele met zuivere lucht gevulde kamer gebracht en op een gemakkelijken stoel in een halfzittende houding gezet. Zoo het weder gunstig is, kan dit in de open lucht geschieden.

2. Is de verongelukte nog niet geheel levenloos, dan herstelt hy gewoonlijk spoedig weder wanneer men hem in de opgegeven zittende houding brengt, zijn hoofd rechtop houdt, hem het genot der vrije lucht verschaft, hem een weinig koud water, eon eetlepel wijnazijn, melissenthee laat slikken, het aangezicht met koud water besproeit, daarmede of met kouden azijn het hoofd, den hals, en de streek achter de ooren wascht en hem met een blaasbalg in het gezicht blaast

Dezelfde handelwijs moeten de personen in acht nemen, die de eerste nadeelige werkingen van schadelijk dampen, vooral van kolendamp, aan zich waarnemen, wanneer zij daarbij duizelig worden, een pynlijke drukking in het voorhoofd en eene benauwdheid in de ademhaling gevoelen, hunne zinnen dof worden, enz. Mochien echter de dampen van een zuren aard, b. v. van gistenden wijn of bier, van minerale zuren, chloorgas, enz. geweest zyn, dan late men zoo spoedig mogelijk den damp van geest van hertshoorn of salammoniak inademen en geve inwendig met melk verdunden brandewijn. Te gelijk kan men ook 10—12 droppels geest van salammoniak in een eetlepel vol water toedienen.

3. Is de verongelukte geheel levenloos, dan ontkleede men hem in frissche koele lucht zoo spoedig mogelijk, zonder hem evenwel uit zijn half zittende houding te brengen

4. De voeten worden nu in een lauwwarm voetbad gezet, te gelij k wordt het hoofd met koud water begoten, maar toch zoo, dat niets in den mond en de neusgaten kan dringen. Terstond daarop make men omslagen van koud water, wassche gezicht en

-ocr page 540-

522

borst aanhoudend daarmede, sprenkele op eenigen afstand her-taaldelijk koud, steeds met azijn vermengd water in het gezicht en op den hartkuil, waartoe men zich ook van een niet te sterk werkende spuit bedienen kan. Men kan ook in koud water gedoopte doeken, ja zelfs stukken ijs op de horst, in den hartkuil en onder de oksels leggen. Het is intusschen raadzaam het lichaam van tijd tot tijd met verwarmde doeken af te drogen, het na eenige minuten in een warm bad te brengen, of het in verwarmde lakens te wikkelen en dan het besprenkelen weder te hei-vatten.

5. Men ga nu terstond tot het inblazen van lucht door neus en mond over. Is de verstikking door vaste lucht veroorzaakt, dan boude men den schijndoode een met salaminoniak bevochtigd lapje voor den mond, bestrijke daarmede zijn tong en de lippen en prikkele de keel met een veer. Daarentegen wordt

6. iemand, die aan verrotte dampen gestikt is, wijnazijn onder den neus gehouden, het gezicht, de lippen daarmede bestreken, en de keel met een in wijnazijn gedoopte veer geprikkeld Bedient men zich tot het inblazen van lucht van een blaasbalg, dan plaatse men eenen pot met kokenden azijn zoodanig darronder, dat hij de dampen van den azgn opzuigt.

7. Een aderlating is alleen geoorloofd en nuttig, wanneer bij krachtige personen het gezicht opgezet is en er loodkleurig uitziet, hetwelk nog het meest het geval is bij schijndooden, die in kolendamp gestikt of door bedwelmende dampen verdoofd zijn. Bij zwakke personen, en die er bleek uitzien, is bloedontlasting in zulke gevallen altijd hoogst nadeelig.

8. Nu kan men trapswijze en zeer langzaam tot het borstelen der armen, dijen, voeten en inzonderheid van de borst, met in kond water gedoopte borstels, tot het strijken en wrijven van de ledematen naar de borst opwaarts, tot het in droppelen van eenige droppels salammoniakgeest of HoFFMANN's-droppels, en tot lavementen van koud water of azijn met water, eenige malen herhaald, overgaan.

9. Men gaat met al deze opwekkende middelen voort, totdat zich óf de eerste teekenen van het terugkeerende leven openbaren, óf totdat alle hoop op herleving verdwenen is Zoolang echter de ademhaling niet volkomen hersteld is, houde men met het besprenkelen van koud water aan. Ook trachte men thans een met linnen omwikkeld stukje hout tusschen de tanden, die bij het ontwaken gewoonly k vast op elkander gedrukt zijn, te brengen, om daardoor den mond open le houden en het indringen der lucht en het braken, dat hier altijd volgt en zeer weldadig is, te verlichten. Om het braken te bevorderen, prikkele men de keel met een in olie gedoopte veer.

10. Ademt de Igder weder volkomen, dan droogt men hem

-ocr page 541-

523

met -warme linnen doeken af, wikkele kern daar zacht in, brenge hem in een eenigszins verwarmd bed, met eene hooge hoofdpeluw, wrijve hem nu onder het dek met flanel, dat met jeneverbessen doorrookt is, en giete hem wat wijnazijn met 3 deelen water gemengd in, waardoor de hevige hoofdpijnen, die na het inademen van kolendamp achterblijven, verzacht worden. Gevoelt zich de Igder buitengemeen mat, dan diene men hem thee van melissen of kamillen, met azyn, wijn, eenige droppels Hopfmann's-likeur of azijnether toe. Bij verhitting, inzonderheid van het hoofd, zijn echter deze middelen niet dienstig. Hier giete men liever wat zout water, hoogstens met bijvoeging van eenige droppels geest van salammoniak in.

De tot het leven teruggeroepene is echter nu nog geenszins gezond. Meestal komen er stuiptrekkingen, na deze begint de lyder te ijlen, en wanneer hij zijne bewustheid terugkrijgt, klaagt hij over vreeselijke hoofdpijn en lijdt aan hevige hartklopping. Hier is een beroerte te duchten en een aderlating daarom dringend noodzakelijk. De overige behandeling moet echter aan den te hulp geroepen geneesheer overgelaten worden.

b. Von lieden, die sich opgehangen of geworgd hebben.

§ 225. Het gelaat van zulke lieden is gewoonlijk donkerrood of blauw, vertrokken, de aderen aan den hals en het hoofd zijn opgezet, de oogappels zijn roodachtig en puilen uit hunne kassen, de oogleden zijn met bloed doorloopen, de tong is gezwollen en tusschen de tanden ingeklemd, de vingers zijn blauw en krampachtig gebogen. In andere gevallen is echter het gezicht meer bleek en zijn de teekenen van aandrang van het bloed naar het hoofd niet aanwezig.

Eerst en vooral snijde men den opgehangene met voorzichtig • heid af, opdat het lichaam niet naar beneden valle, en bevrijde den hals van de klemmende banden; dan brenge men hem met omhooff gehouden hoofd op een luchtige plaats. Vertoonen zich nog sporen van leven, dan besproeie men het gezicht en den hartkuil met frisch koud water, waaie koude lucht aan, legge koude omslagen op het hoofd en wrijve de dijen en voeten op de voorgeschreven wijze. Helpt dit niet, dan kan men, wanneer het gelaat er blauw uitziet, een aderlating, zoo mogelijk aan den hals doen, en 10—15 bloedzuigers achter de ooren en aan de slapen zetten; slechts by een bleek uitzicht is elke soort van bloed aftapping verboden. Onder aanhoudend wrijven van het lichaam kittele men neus en keel met eene veer, make warme hand- en voetbaden, legge mosterdpappen, aan de kuiten en op de borst en geve prikkelende lavementen van water en azijn

-ocr page 542-

522

borst aanhoudend daarmede, sprenkele op eenigen afstand her-taaldelijk koud, steeds met azijn vermengd water in het gezicht en op den hartkuil, waartoe men zich ook van een niet te sterk werkende spuit bedienen kan. Men kan ook in koud water gedoopte doeken, ja zelfs stukken ijs op de horst, in den hartkuil en onder de oksels leggen. Het is intusschen raadzaam het lichaam van tijd tot tijd met verwarmde doeken af te drogen, het na eenige minuten in een warm bad te brengen, of het in verwarmde lakens te wikkelen en dan het besprenkelen weder te hei-vatten.

5. Men ga nu terstond tot het inblazen van lucht door neus en mond over. Is de verstikking door vaste lucht veroorzaakt, dan boude men den schijndoode een met salaminoniak bevochtigd lapje voor den mond, bestrijke daarmede zijn tong en de lippen en prikkele de keel met een veer. Daarentegen wordt

6. iemand, die aan verrotte dampen gestikt is, wijnazijn onder den neus gehouden, het gezicht, de lippen daarmede bestreken, en de keel met een in wijnazijn gedoopte veer geprikkeld Bedient men zich tot het inblazen van lucht van een blaasbalg, dan plaatse men eenen pot met kokenden azijn zoodanig darronder, dat hij de dampen van den azgn opzuigt.

7. Een aderlating is alleen geoorloofd en nuttig, wanneer bij krachtige personen het gezicht opgezet is en er loodkleurig uitziet, hetwelk nog het meest het geval is bij schijndooden, die in kolendamp gestikt of door bedwelmende dampen verdoofd zijn. Bij zwakke personen, en die er bleek uitzien, is bloedontlasting in zulke gevallen altijd hoogst nadeelig.

8. Nu kan men trapswijze en zeer langzaam tot het borstelen der armen, dijen, voeten en inzonderheid van de borst, met in kond water gedoopte borstels, tot het strijken en wrijven van de ledematen naar de borst opwaarts, tot het in droppelen van eenige droppels salammoniakgeest of HoFFMANN's-droppels, en tot lavementen van koud water of azijn met water, eenige malen herhaald, overgaan.

9. Men gaat met al deze opwekkende middelen voort, totdat zich óf de eerste teekenen van het terugkeerende leven openbaren, óf totdat alle hoop op herleving verdwenen is Zoolang echter de ademhaling niet volkomen hersteld is, houde men met het besprenkelen van koud water aan. Ook trachte men thans een met linnen omwikkeld stukje hout tusschen de tanden, die bij het ontwaken gewoonly k vast op elkander gedrukt zijn, te brengen, om daardoor den mond open le houden en het indringen der lucht en het braken, dat hier altijd volgt en zeer weldadig is, te verlichten. Om het braken te bevorderen, prikkele men de keel met een in olie gedoopte veer.

10. Ademt de Igder weder volkomen, dan droogt men hem

-ocr page 543-

523

met -warme linnen doeken af, wikkele kern daar zacht in, brenge hem in een eenigszins verwarmd bed, met eene hooge hoofdpeluw, wrijve hem nu onder het dek met flanel, dat met jeneverbessen doorrookt is, en giete hem wat wijnazijn met 3 deelen water gemengd in, waardoor de hevige hoofdpijnen, die na het inademen van kolendamp achterblijven, verzacht worden. Gevoelt zich de Igder buitengemeen mat, dan diene men hem thee van melissen of kamillen, met azyn, wijn, eenige droppels Hopfmann's-likeur of azijnether toe. Bij verhitting, inzonderheid van het hoofd, zijn echter deze middelen niet dienstig. Hier giete men liever wat zout water, hoogstens met bijvoeging van eenige droppels geest van salammoniak in.

De tot het leven teruggeroepene is echter nu nog geenszins gezond. Meestal komen er stuiptrekkingen, na deze begint de lyder te ijlen, en wanneer hij zijne bewustheid terugkrijgt, klaagt hij over vreeselijke hoofdpijn en lijdt aan hevige hartklopping. Hier is een beroerte te duchten en een aderlating daarom dringend noodzakelijk. De overige behandeling moet echter aan den te hulp geroepen geneesheer overgelaten worden.

b. Von lieden, die sich opgehangen of geworgd hebben.

§ 225. Het gelaat van zulke lieden is gewoonlijk donkerrood of blauw, vertrokken, de aderen aan den hals en het hoofd zijn opgezet, de oogappels zijn roodachtig en puilen uit hunne kassen, de oogleden zijn met bloed doorloopen, de tong is gezwollen en tusschen de tanden ingeklemd, de vingers zijn blauw en krampachtig gebogen. In andere gevallen is echter het gezicht meer bleek en zijn de teekenen van aandrang van het bloed naar het hoofd niet aanwezig.

Eerst en vooral snijde men den opgehangene met voorzichtig • heid af, opdat het lichaam niet naar beneden valle, en bevrijde den hals van de klemmende banden; dan brenge men hem met omhooff gehouden hoofd op een luchtige plaats. Vertoonen zich nog sporen van leven, dan besproeie men het gezicht en den hartkuil met frisch koud water, waaie koude lucht aan, legge koude omslagen op het hoofd en wrijve de dijen en voeten op de voorgeschreven wijze. Helpt dit niet, dan kan men, wanneer het gelaat er blauw uitziet, een aderlating, zoo mogelijk aan den hals doen, en 10—15 bloedzuigers achter de ooren en aan de slapen zetten; slechts by een bleek uitzicht is elke soort van bloed aftapping verboden. Onder aanhoudend wrijven van het lichaam kittele men neus en keel met eene veer, make warme hand- en voetbaden, legge mosterdpappen, aan de kuiten en op de borst en geve prikkelende lavementen van water en azijn

-ocr page 544-

5126

met zwarte, bloederige stoelgangen, de hevigste, by aanraking vermeerderende pijnen in den buik, koude en rilling door het ge-heele lichaam, bezwijming, krampen, verlamming en dood.

Men roepe zoo spoedig mogelijk geneeskundige hulp in; tot deze gekomen is geve men na een toegediend braakmiddel veel eiwit met water verdund, zeep-, suikerwater, melk te drinken, ook herhaalde malen olielavementen; al het overige moet aan deskundigen overgelaten worden.

2. Kwikzilver. Slechts als rood en wit preecipitaat, alsmede als sublimaat en salpeterzuur kwikzilver, kan het kwik als een vergift beschouwd worden, dat het leven oogenblikkelijk bedreigt. De verschijnselen eener zoodanige vergiftiging doen zich nog heviger en stormachtiger voor, dan bij arsenicum. Hevig branden in de maag, sterk braken, bloederige diarrhee, groote zwakheid, krampen, koud zweet, groote benauwdheid, branding in de maag en dood, dit zgn de vreeselijke gevolgen van zulk een ongeluk. Het eerste, wat hier gedaan moet worden, is door veel water drinken het vergift zooveel doenlijk te verdunnen. Dan mengt men in 1| kan water het eiwit van 12—15 eieren en geeft elke 2 minuten den Igder een glas daarvan te drinken Indien men geen eieren bekomen kan, dan geve men tarwezemelen, meel met water omgeroerd, desnoods zeep-, suiker-, ook veel lauw water en melk in overvloed te drinken.

3. Koper. Vergiftigingen met koper komen niet zelden voor, daar zich in niet schoon gehouden, slecht vertinde koperen ketels of pannen lichtelyk een kopergroen afzet, dat, onder de spijzen gemengd, schadelyk voor de gezondheid werkt. De verschijnselen eener plaats gehad hebbende kopervergiftiging bestaan in misselijkheid, het uitbraken van groenachtige stoffen, grasgroene stoelgangen met hevige koliekpijnen, hoofdpijn, zwakte in de ledematen, een vertrokken gelaat, benauwde ademhaling, zweet, bezwijming, stuipen, verlamming, dood. — De behandeling bestaat in de ondersteuning en bevordering van het braken door middel van lauw boterwater en het toedienen van eiwit, en zoo men dit niet kan bekomen, van melk of suikerwater in genoegzame hoeveelheid.

4. Lood. Het lood wordt slechts als loodglit, menie, loodwit en als loodsuiker een gevaarlek vergift, maar nooit in zijn metaaltoestand. Deze metaaltoestand wordt echter reeds door de uitwendige lucht veranderd, het verliest zijnen glans, krijgt een grijsachtig wit bekleedsel en werkt dan als vergift. Daarom moet alle looden vaatwerk uit de keuken verbannen worden. Drinkwater in looden vaatwerk te laten staan, of het ook slechts gewoonlijk met dergelijk vaatwerk te laten putten, is hoogst schadelijk. Maar noch schadelijker is loodhoudende wijn, eene

-ocr page 545-

527

vergiftiging, die somtijds uit schandelijke winzucht voortkomt, e» spoedig degenen, die daarvan dikwijls gebruik maken, de ongelukkige gevolgen doet gevoelen. Doch niet alleen door voedingsmiddelen kan ons lichaam met lood vergiftigd worden; ook al degenen, die zich van lood of van loodbereidingen veel bedienen, dit bewerken of er de dampen van inademen, zijn aan vele kwalen blootgesteld; daartoe behooren inzonderheid ververs, glas • werkers, pottenbakkers, verfwrijvers, enz —De werking van het lood opebaart zich het eerst in de wegen der spijsvertering, het geeft een kwalijk riekenden adem, veroorzaakt droogheid in den mond en grooten dorst, er ontstaat gebrek aan eetlust, winden, zuur, zost, bitter opbreken, braken van galachtige bedorvene stoffen, buikverstopping en ontlasting van droge, zwarte, balvor-mige uitwerpselen, of onbedwingbare diarrhee, uiterst lastige drukking in den onderbuik en eindelek een buitengemeen pijnlijk intrekken der navelstreek, die dikwijls tot aan de rugge-graat ingeperst wordt. Men noemt deze pynen in den onderbuik loodkoliek. Met deze ziekteverschijnselen en de nu beginnende vermagering paren zich dan ook aanmerkelijke stoornissen in het zenuwstelsel. Het vergift verwekt treurigheid, neerslachtigheid, er ontstaat duizeling, sidderen der ledematen, hevige pijnen en stuiptrekkingen, algemeene krachteloosheid, bezwijmingen, eindelijk verlammingen van allerlei aard, blindheid, hardhoorigheid, vooral echter een verlamming der bovenste ledematen. Wordt het kwaad niet spoedig gestuit, dan bezwijkt de uitgeteerde lijder en sterft een smartelijken dood. Bij de acute loodvergiftiging is het beste tegengif eene oplossing van glauberzout, of bitterzout (2—3 lood) in gerstewater als drank; de behandeling van het loodkoliek, die met veel moeilijkheden gepaard gaat en niet met oogenblikkelijk gevaar dreigt, moet slechts aan een arts overgelaten worden,

5. Minerah zuren. (Zwavel-, salpeter-, zoutzuur), ook plantenzuren (klaverzuur). Het gebruik dier zuren veroorzaakt invreting der vliezen, waarmede zij in aanraking komen en daarop volgende ontsteking en koudvuur, vooral van de keel, de maag en de darlnen. De lippen, het slijmvlies van den mond en de keel zyn gerimpeld, bruin, geelachtig of wit gekleurd, er volgt braken en zuur oprispen, de hevigste buikpijnen, uitbraken van bruine of zwarte massa's, moeilijkheid om te slikken, benauwdheid, stuipen, ylen, dood. — Tot op de komst van geneeskundige hulp geve men dadelijk gebrande of koolzure magnesia, ook krijt met veel water, zeepwater, lijnolie, melk. Grelukt het door deze middelen het oogenblikkelijke gevaar te verwijderen, dan heeft toch de meestal daarop volgende ontsteking der maag en darmen een zorgvuldige geneeskundige behandeling noodig.

-ocr page 546-

528

§ 230. h. Planten vergiften. Wij willen hier slechts die vermelden, welke het meest in het gewone verkeer aanleiding tot vergiftiging kunnen geven.

De scheerling, die dikwijls door verwisseling met peterselie gegeten wordt, verwekt congesties naar het hoofd, bedwelming, verdooving, duizeling, verdonkering van het gezicht, slaapzucht of woelen, krampen, hikken, hevig koken en braken, pgnen in den onderbuik, bloederige urine en bloederige stoelgangen, moeilijkheid in het slikken, stemmeloosheid, uitbleven van den adem en eindelijk dood. — Men geve terstond een braakmiddel v§.n

drachme braakwortel, en bij opgezetheid van den onderbuik ricinusolie; na genoegzame ontlastingen diene men looizuurhon-dende afkooksels (van eikenbast), azijn met water, koffie zonder melk toe.

Faddestoelen.. Deze verwekken deels door ontsteking van de maag en de darmen, deels door aandoeningen van het zenuwstelsel gevaarlijke verschijnselen; de ontstekingachtige verschijnselen bestaan in krieuwelen en branden in de keel, grooten dorst, kokhalzen en braken, pynen in maag en darmen, opzetting in den onderbuik, aandrang tot stoelgang of ontlasting van bloederige stoelgangen en bloederige urine, de zenuwverschijnselen vertoo-nen zich als bezetheid van het hoofd, verdooving, slaapzucht, beangstiging, stuipen. —Men wekke terstond het braken op door het kittelen van de keel met een veer of door het toedienen van \ drachme braakwortel, en geve te gelijk ontlastende lavementen met ricinusolie; ziet men, dat de maag het meest aangetast is, dan geve men olieachtige middelen (ricinusolie), slijmerigen drank, of ook rijkelijk koud water, zette bloedzuigers op den onderbuik en legge er pappen op.

§ 231. c. Dierlijke vergiften; Alle steken van insecten, die door jeuken en branden lastig worden, of ook wel een gezwel veroorzaken, zooals die van bijen en wespen, zijn een soort van vergiftiging. Men kan ze spoedig genezen, wanneer men geest van salammoniak op den beet doet en dien daarmee wascht. Een zeker middel, om zich tegen de insecten te beschermen, is het wasschen met olie, hetwelk men derhalve doen moet, wanneer men zich in slaapplaatsen vol vlooien, weegluizen, muggen, enz. moet begeven.

Bij gevoelige personen kunnen de Spaansche-vliegen reeds uitwendig, als blaartrekkend middel aangewend, hindemissen inde waterloozing te weeg brengen, namelijk aandrang op de urine en branding bij het waterloozen. Worden zij toevallig of met opzet in groote menigte op de hnid of in de maag gebracht, dan bewerken zij eerst ontsteking der nieren, zoodat er geene urine

-ocr page 547-

529

meer afgezonderd wordt en toch de hevigste aandrang daartoe blijft bestaan ; ook is het bloedwateren daarvan een gewoon gevolg. In nog grooter menigte of nog langer aangewend, ontsteken zij de maag en de keel, veroorzaken bloederig braken, bloederige ontlastingen, vreeselijke pynen, stuipen, en dooden op wreedaardige wgze, — Bij vergiftiging na het inwendig gebruik der Spaansche-vliegen ontlaste men die ten spoedigste door het toedienen van een braakmiddel (J drachme braakwortel in éenen keer), geve een groote hoeveelheid van slijmerigen drank in, ook geve men dergelijke lavementen (maar volstrekt geen olie, daar deze de blaart rekkende stof in de spaansche vliegen nog slechts meer oplost), en als eigenlek tegengif kamfer (zie n0. 118); de ontsteking der verterings- en piswerktuigen moet met een aderlating en met bloedzuigers naar geneeskundig voorschrift bestreden worden. — Bij een vergiftiging door uitwendig gebruik van spaansche vliegen heeft dezelfde behandeling plaats met weglating van het braakmiddel.

Het gevaarlijkste en vreeselijkste van alle dierlijke vergiften in onze klimaten is het dolheidsvergift, dat gewoonlijk wel slechts bij het hondengeslacht, maar waarschijnlijk ook bij de katten oorspronkelijk voortgebracht wordt, en ook bij elk ander dier door een hevigen aanval van woede verwekt kan worden. By den hond openbaart zich deze ziekte in het begin als een keelontsteking, die hem het slikken moeilijk maakt, zonder hem den lust in het eten en drinken geheel te ontnemen; de hond is vriendelijk, speelt, doch niet zoo vroolijk als anders. Het heesche blaffen gaat onmiddellijk in huilen over, waarbij het dier den kop in de hoogte houdt; zyne stem klinkt eigenaardig heesch, de hond laat den hals niet aanraken en bijt naar iedereen, die dit beproeft te doen, zelfs naar zgnen heer. Dikwijls sterft hij reeds in dezen toestand, dien men gewoonlijk als stille dolheid aanduidt. In de meeste gevallen echter neemt de koorts toe en gaat zy in wilde razernij over, waarin hij wegloopten alles bijt, wat hem in den weg komt. Gewoonlijk gelooft men, dat de watervree» een zeker kenteeken van deze ziekte is, waarom men haar ook dezen naam gegeven heeft; men vergist zich hierin echter, want deels wordt hetzelfde verschijnsel ook by verscheidene andere zenuwziekten aangetroffen, deels ontbreekt deze watervrees ook dikwijls, zoowel by dieren als bij menschen, in de volkomen uitgebroken dolheid. Ofschoon nu wel in de meeste gevallen de watervrees onder de kenmerkende verschijnselen dezer ziekte moet geteld worden, zoo mag men toch uit hare afwezigheid niet besluiten, dat zulk een dier niet dol geweest kan zijn, want men heeft ten stelligste dolle honden en wolven gezien, die veel gedronken hebben, die over rivieren gezwommen zijn, en zich van

34

-ocr page 548-

530

hunnen weg afkeerden om mensclien aan te vallen, die midden in het water werkten.

De dolheid wordt aan de menschen medegedeeld of door den beet van een aan deze ziekte lijdend dier, of ook slechts door het bezoedelen der huid met diens speeksel op plaatsen, die óf van hare opperhuid beroofd zijn, óf waar de huid slechts met een zeer fijne opperhuid bedekt is, b. v. aan de lippen.

Aan de wond zelve kan men niet waarnemen, of zij door een dol dier is toogebracht of niet; ze is niet pijnlijker dan elke andere door een beet veroorzaakte wond en geneest even spoedig. Daarom kan men in den beginne slechts door nauwkeurige inachtneming van alle omstandigheden eenig uitsluitsel over den waren aard van zulk een beet verkregen. A.nders is het trouwens met de zaak gelegen, wanneer het gif, nadat het nu eens een korteren, dan eens een langeren tijd werkeloos in het lichaam verborgen geweest is, zijne vernielende kracht begint te ontwikkelen, want dan wordt zulk een wond op nieuw pijnlijk en breekt open. Nogthans is het van het allergrootste gewicht, om terstond na het toebrengen der wond te weten, of het dier, dat een mensch gebeten heeft, op dien tgd volkomen gezond of ziek was, en in het laatste geval, of het misschien aan de hondsdolheid leed. Maar meestal verkeert men daaromtrent in onzekerheid, want óf het dier is ontkomen, of het werd, zonder dat men van zgnen toestand nader kennis genomen had. terstond gedood. Men moet altijd groote verdenking koesteren, dat zulk een dier dol was, wanneer de heet onder de volgende omstandigheden werdt toegebracht i 1. bij den wolf, wanneer deze dieren en menschen, die hij bereiken kan, aanvalt en byt, zonder daarby de minste begeerte aan den dag te leggen om ze te willen verslinden; 2. by grasvretende dieren, zooals b, v. by het rund, het paard, den ezel, wanneer deze anders niet de hehbelijkheid hadden te bijten, en wanneer zy vooraf door een kat, een hond of wolf gebeten werden; 3. bij een kat, wanneer zij reeds eenige dagen te voren niet eten en drinken wilde, zich steeds verborgen houdt en dan plotseling, zonder geplaagd of gesard te^ zyn, op dieren en menschen aanvalt om ze te byten; 4. bij den hond, het meest voorkomende geval, wanneer by hem of de boven vermelde verschijnselen waargenomen worden, of wanneer hij treurig wordt, wegkruipt, donkere, eenzame plaatsen opzoekt, als hy afgemat en neerslachtig en bestendig slaapdronken schynt te zijn, als hij niet blaft, maar zonder merkbare oorzaak dikwijls knort, eten en drinken weigert, een wankelenden gang heeft, en wanneer deze toestand eenigen tijd heeft geduurd, dan plotseling de woning van zynen heer verlaat, den staart tusschen de achter-pooten klemt, zyn oogen strak en glinsterend zyn, zijnbekopen-

-ocr page 549-

531

staat en vol speeksel is, zijn haar overeind staat, en hg zich op alles, wat hem in den weg komt, werpt, het bijt, en dan weder als bevredigd onverwijld verder loopt Aan het lijk kan men moeilijk zien, of de hond wezenlijk dol geweest is; het wordt het meest waarschijnlijk, wanneer men zijn maag vol van ongekauwde dingen vindt, die tot voedingsmiddelen geheel ongeschikt zyn.

Het zou overtollig en doelloos zgn, hier nog meer van deze ziekte te zeggen, want het is voldoende den lezer er opmerkzaam op gemaakt te hebben, dat elke ongesteldheid van eenen hond, ja elke in het oog loopende verandering in zijn vroeger gedrag hoogst verdacht is, en dat de beet van zulk eenen hond, alsmede die van elk ander vertoornd dier, inzonderheid wanneer het bij de paring gestoord wordt (zoo b. v. van een eend, eenen haan), steeds de spoedigste geneeskundige hulp noodzakelijk maakt. Het zou waanzinnigheid zijn, wanneer men de zaak haren natuurleken loop laten wilde, of wanneer men geloofde, dat men door huismiddelen of door geprezene geheime middelen het gevaar zou kunnen afwenden, want dan is het uitbreken der dolheid altijd binnen kort of lang te vreezen, en heeft dit eenmaal plaats gehad, dan is elke redding twijfelachtig, zoo niet geheel onmogelijk; daarentegen is het bepaald zeker, dat deze vreeselykste aller ziekten door een doeltreffende en by tijds ingeroepen geneeskundige behandeling kan voorgekomen worden. Men zou inderdaad jegens zich zeiven of de zijnen een onvergeeflijke zonde begaan, wanneer men naliet, om zoo spoedig mogelijk geneeskundige hulp te zoeken, omdat men alleen dan zonder bekommering de toekomst kan te gemoet zien. Tot op de aankomst van de noodzakelijkste hulp laat men de wond behoorlijk uitbloeden en bevordere dit door het opzetten van een drogen kop, brande de gebeten plaats met een gloeiend ijzer of door daarop gestrooid buskruit uiten houde «Ie wond, na het afstooten der brandhorst, door middel van Spaan-sche-vliegen ten minste zes weken lang in ettering. — Slechts op deze wijze, wanneer deze middelen zonder verzuim en zelfs by schynbaar onbeduidende verwondingen ten uitvoer gebracht zyn, kan men voor de treurige gevolgen beveiligd zyn.

Niet minder verschrikkelyk is de vergiftiging door het miltvuur, dat van dieren, die daardoor aangetast zyn, zich door aanraking lichtelijk aan zulke personen mededeelt, die met deze dieren of hun afval in nadere aanraking komen, zooals schaapherders, slachters, vilders, leertouwers, looiers, veeartsen, zeepzieders, enz. Het vel, bloed, vet, de wol, enz brengen de zeer moei-lijk te vernielen besmetting over, waarom ook de wet (helaas uit lage winzucht zoo dikwijls verkracht) streng voorschrijft, om zulke gestorven dieren met huid en haar, alsmede de mest en het stroo te vernietigen. — Eenigen tijd nadat de aansteking

34*

-ocr page 550-

532

heeft plaats gehad, vertoont zich, meestal op de onbedekte deelen des lichaams, de handen, armen, aan het hoofd, in het gezicht, onder jeuken, zooals na een insectensteek, een roode vlek, en onder de huid een linsvormig, hard, verschuifbaar knobbeltje, dat spoedig grooter wordt, en boven hetwelk zich een met bijtende stof gevuld blaasje verheft. — De hardheid neemt steeds meer en meer toe, wordt onverschuifbaar, het blaasje berst, de uitgestorte bijtende stof doet nieuwe blaren ontstaan, er komt een typheuze koorts bij en de dood is het meest gewone gevolg. — Als behoedmiddel moet aan personen, die met aan het miltvuur gestorven vee moeten omgaan, de grootste zindelijkheid, het bestrijken der handen met vet of olie, het wasschen met verdund ohloorwater aanbevolen worden; zoo de vergiftiging reeds plaats gehad heeft, byte men, by het inroepen der spoedigste geneeskundige hulp, de aangedane plaats mei bijtende potasch in, of brande ze met een gloeiend yzer uit, en legge er naderhand omslagen met chloorkalk-oplossing zonder verpoozing op.

-ocr page 551-

AANHANGSEL

GENEESKUNDIGE VOORSCHRIFTEN EN GEZONDHEIDSDRANKEN.

AANMERKING. Het medicinaal pond heeft 12 ons; het ons 2 lood of 8 drachmen, het drachme 3 scrupels, het scrupel 20 greinen.

N0. 1. Frarnbozenazijn Neem: één deel versche frambozen, giet daarop 2 deelen wijnazijn, laat dit eenige dagen staan, zijg het dan door en doe den azijn op goed gekurkte flesschen. » 2. Kersenazijn. Neem: één deel zure kersen, doe ze, na ze eenigszins gekneusd te hebben, in een flesch, en giet daarop 2 deelen azijn; men giet dit na eenige dagen weder af, zijgt het door en bewaart het dan

NB. Op dezelfde wijze kan men uit aalbessen of berberissen een aangenamen azijn bereiden.

» 3. Amandelmelk. Neem:1 ons zoete amandelen (naar verkiezing kunnen er ook eenige bittere bijgevoegd worden), stoof die in kokend water, en pel ze vervolgens Op de gepelde amandelen giet men onder aanhoudend stampen en wrijven in den vijzel langzamerhand 4 kan water, zijgt het door een doek en voegt er een } ons geraspte suiker bij.

» 4. Wei. Men voegt bij een kan melk, zoodra zij begint te koken, 1 scrupel wijnsteenzuur en filtreert de verdikte vloeistof, nadat zij koud geworden is.

» 5. Neem; schorseneerwortel, krenten, van elk 3 ons; geparelde gerst en zouthoutwortel van ieder j ons, kook dit met één kan water, zijg bet door, laat het koud worden en voeg er citroensap naar verkiezing bij.

)i C Neem: geparelde gerst of havergort 2 ons, laat dit een kwar-tiernurs ini kan water koken, zijg het door en voeg er citroensap en suikei naar verkiezing bij » 7. Zeer verkoelende dranken. Neem:! kan welwater, frambozen*, of aalbessen-, of kersen-, of berberissen-, of moerbeiensap 2 eetlepels, 1 kan water, citroensap naar verkiezing « fc Neem- geraspt hard wittebrood i ons; giet daarop 1 kan heet

water, zijg het door en voeg er 2 eetlepels aalbessensap bij. » 9 Neem ^ ons melksuiker, los die op in 1 kan kokend water

en voeg er twee eetlepels kersen- of moerbeiensap bij i 10. Neem: witte drop 4 ons. los die ini kan heet water op en voeg er 2 eetlepels siroop van citroensap bij.

-ocr page 552-

534

NB. N0. 8, 9 en lO zijn vooral bij een koortsachtig catarrh zeer nuttig.

r H. Neem: gierst en rijst, van elk 1 ons, kook die gedurende .J uurs in 1 kan water, zijg het door, en voeg er naar verkiezing suiker bij.

12. Neem: gepelde zoete amandelen 1 ons, wit mankopzaad, en bereid evenals in Nc. 5 eene amandelmelk.

13. Neem: geraspte hertshoorn ons, arabische gom 4 ons, kook dit I uur met i kan water, zijg het door en voeg er 4 eetlepels althaeasiroop bij.

NB. N0. II, 12 en 13 zijn in en buiten de koorts bij diarrheeën nuttig. Er valt hierbij in 't algemeen op te merken, dat bij alle afkooksels van meelachtig zaad het er op aankomt, om die zeer dun en helder te maken. Zijn zij zeer dik en slijmig, dan worden zij walgelijk en bezwaren de maag. Daarom moet de hoeveelheid water in verhouding tot die der gort aanzienlijk en de doorzijgdoek dicht zijn, en men moet daarna den doorgezegen drank nog laten staan. Het dikkere gedeelte vormt alsdan een bezinksel, het dunnere wordt helder afgegoten en levert alsdan een zeer gepasten drank voor zieken.

14. Neem; gezuiverden wijnsteen 2 ons, zoethoutwortel 1 ons, giet daarop 1 kan heet water, laat het staan, totdat de wijnsteen opgelost is, zijg het dan door en voeg er 3 eetlepels rozenconserf bij.

15. Neem : gezuiverden wijnsteen 2 ons, giet daarop 1 kan heet water, laat het eenige malen zacht opborrelen en zijg het dan door.

16. Wei van tamarinde. Neem; warme melk J kan, moes van tamarinde 2 ons. Men laat dit zoolang koken, totdat de kaas er zich van afgescheiden heeft; als het koud geworden is zijgt men het door.

17. Neem : moes van tamarinde 1 ons, krenten 2 ons, vijgen 4 stuks; dit wordt met 2 kan water tot op de helft verkookt; men laat het koud worden en geeft het den lijder in kopjes naar verkiezing.

18. Kristalwater. Neem. room van wijnsteen J. ons. kook het met 1 kan water, totdat het poeder is opgelost; wanneer het afgekoeld is, doet men er gesneden citroen in en voegt er de noo-dige hoeveelheid suiker bij, en gebruikt den drank naarverkiexing

19. Neem: koolzure potasch 1 drachme, versch uitgeperst citroensap 10 drachmen, gedestilleerd water 3 ons, suiker 2 drachmen. — Alle uren 2 eetlepels.

» 20. Bruispoeder. Neem: dubbele koolzure soda j ons, wijnsteenzuur 3 drachmen, suiker 7 drachmen.—Alle 2—3 uren wordt daarvan {—1 theelepel in een kopje water gedurende het opbruisen genomen.

» 21. Engelsch bruispoeder. Neem: sodawijnsteen 2 drachmen, dubbele koolzure soda 2 scrupels; geef dit poeder in wit papier. Neem: wijnsteenzuur 2 scrupels; geeft dit in blauw papier.

Het poeder in het. witte papier wordt in een glas suikerwater opgelost, vervolgens dat van het blauwe papier er bij gevoegd en dit mengsel gedurende het opbruischen genomen. » 22. Neem: moes van tamarinde, manna van elk | ons, glau-

-ocr page 553-

535

berzout ^ ons. — Laat dit met 12 ons water tot op 8 ons verkoken, zijg het door en voeg er 1 ons frambozensap bij. — Alle 2 uren 2 eetlepels totdat voldoende werking volgt.

Nquot;. 23. Neem : salpeter 2 drachmen, glauberzout 4 ons, braakwijnsteen 1 grein, welwater 7 ons, frambozensap 1 ons. — Alle 5 uren 2 eetlepels

» 24. Neem: amandelmelk 1 pond, salpeter 2—3 drachmen, gerstesuiker i ons. — Alle 2 uren 1 eetlepel.

» 25. Neem: kubiek salpeter 2 drachmen,braakwijnsteen 1 grein, een afkooksel van althaeawortel 7 ons, amandelsiroop 1 ons. Alle 2 uren van i—2 eetlepels.

» 26. Neem; salammoniak, siroop van zoethout, van elk 1 drachme; los dit op in 4 ons water van lindebloesem, braakwijnsteen

1 grein. — Alle 2 uren i eetlepel.

» 27. Neem: chloorwater J a 1 ons, gedestilleerd water 7 ons suiker 2 drachmen. Wikkel de flesch in donker papier en kurk ze goed dicht. — Alle 2 uren 2 eetlepels.

» 28. Braaksap. Neem: braakwortelpoeder i scrupel, braakwijnsteen « grein; honig van zeeajuin, frambozensap, van elk | ons; welwater 1 ons. — Elk kwartier 1 eetlepel (bij kinderen 1 theelepel), totdat de braking volgt.

» 29. Pijnstillende zalf na het aanwenden van mosterdpappm Neem: rozenzalf 4 ons, loodazijn45 droppels. — Deze zalf strijkt men op zacht linnen.

» 30 Neem; spiritus van wilde tijm 3 ons, geest van salammoniak. Spaansche-vliegen tinctuur, van elk | ons. — Men wrijft dit met de vlakke hand in de ruggegraat en in de dijen.

» 34. Neem: kaneelolie 40 druppels, ambertinctuur met muskus ' drachme, levensbalsem van Hoffmann 4 drachme, zwavelether IJ. drachme, Si.idenham's laudanum 4 scrupel. — Alle 4, 2—3 uren 30 droppels in een weinig water.

» 32. Kina- en staalwijn. Neem: koningskina in poeders 2ons oranjeschillen, fijn verdeeld ijzer van elk 4 ons; goeden fijnwijn een flesch. — Men laat dit goed gekurkt gedurende eenige dagen op eene warme plaats staan, maar schud het dikwijls om en zijg het daarna door. — Een likeurglas 3—4maal daags.

» 33. Neem: geraspt kwassiehout 4 ons; laat het eenigen tijd met een behoorlijke hoeveelheid water opborrelen, dan 4 uurs trekken, zijg het door en voeg bij de doorgezijgde vloeistof tot een hoeveelheid van 8 ons; wijnachtige rhabarbertinctuur 3 drachmen, Hoffmann's droppels { drachme, siroop van oranjeschillen 4 ons. Dagelijks 4raaal 2 eetlepels.

» 34. Neem: colombowortel j ons; maak daarvan een afkooksel van 8 ons; aromatische tinctuur 2 drachmen. — Alle 2 uren

2 eetlepels.

» 35. Gelei van IJslandseh mos. Neem: IJslandsch mos 3 ons Dit wordt gedurende den nacht met 2 drachmen in heet water van opgeloste gezuiverde potasch geweekt, waardoor de bitterheid wordt weggenomen; alsdan wordt het, nadat het water, waarin het mos geweekt was, afgegoten is, met 2 kan welwater tot op de helft verkookt, vervolgens doorgezegen en de rest goed uitgeperst. Nu wordt ^ ons saleppoeder, dat vooraf door het

-ocr page 554-

536

•wrijven in een weinig koud water in een pap is veranderd, bij het afkooksel van het IJs'andsch mos gevoegd en deze weder onder aanhoudend omroeren op een zacht vuur tot op de helft, dns tot } kan ingekookt, waarna alsdan bij het nog heete afkooksel ü ons kandijsuiker gevoegd wordt. — Dagelijks 3—4maal 1—2 theelepels.

Bij een lang aanhoudend opgeven van slijm wegens zwakte der borst, bij uittering, na groot sappenverlies. wordt dit middel met goed gevolg aangewend Nooit evenwel mag een droog, pijnlijk kuchen, gloeien der handpalmen, en in den avond een algemeen droge hitte bij het gebruik van dit middel worden waargenomen, want onder deze omstandigheden zou het den toestand des lijders slechts verergeren.

•.36. IJslattdsche mos-chocolade. Neem; fijn gewreven geroosterde cacaosuiker 2 pond, IJslandsch mos, fijn gemaakt, 1 pond, saleppoeder Ij ons. — 1 ons op i kopje als ontbijt mot of zonder melk gekookt:

37. Drank van hoschbeziën. De in de helft dei'maand September (niet vroeger) afgeplukte beziën, worden, nadat men ze behoorlijk gewasschen, gezuiverd en uitgezocht heeft, in glazen of aardenvaten gedaan, met heet water of azijn overgegoten en goed dichtgemaakt. Men kan ze aldus een jaar en langer bewaren, zonder dat zij in kracht verliezen of bederven. Als koortsdrank neemt men gewoonlijk een kopje vol bessen, men drukt die door een linnen doek en vermengt het verdikte sap met ruim ^ kan water, terwijl men er suiker naar verkiezing bijvoegt. Deze di ank heeft een zeer aangenamen smaak, is zeer verkwikkend en verkoelend, en walgt den zieke bijna nooit

38. Berookingen met chloor 3 ons keukenzont en 1 ons fijn gestampte bruinsteen worden zorgvuldig met elkander vermengd en met 2 ons verdund zwavelzuur overgoten, waarop de chloor-dampen zich ontwikkelen.

Alle goede kleedingstukken, meubelen, spiegels; vooral gepolijst metaal moeten uit de kamer verwijderd worden, dewijl de chloordampen voor die dingen schadelijk zijn. Ook verwekken zij sterken hoest en aamborstigheid, waarom zieken, die aan bors-aandoeningen lijden, ze niet kunnen verdragen ; het is dus beter ze liever meermalen en in kleinere hoeveelheden te ontwikkelen.

3P. Berooking met salpeterzuur. Op '1 ons salpeterzuur wordt ruw zwavelzuur (2 drachmen) druppelsgewijs gegoten, waarop zich witte dampen ontwikkelen, die zachter, maar ook niet zoo krachtig zijn als de chloordampen; zij vereischen evenwel dezelfde voorzichtigheid.

40 Neem: braakwijnsteen 3 grein, gedestilleerd water 3 ons.— Alle -J. uren een eetlepel, totdat bet behoorlijk werkt.

41. Neem: room van wijnsteen | ons, braakwijnsteen 1 grein. Deel dit in 8 poeders — Om de 2 uren 1 poeder in een kopje water te nemen.

42. Neem: ammoniakzout i drachme, water! pond, honig met. azijn 1 ons. — Om de 2 uren een half kopje.

43. Verkoiitici lavtnitrtf, Neem; een afkooksel van havergort of zemelen 2 kopjes vol, honig met azijn 2 eetlepels. — Als lavement

-ocr page 555-

537

N°. 44. Neem: Doversch poeder 5—10 grein } drachme » 45. Neem: moes van tamarinde 3 ons, wijnsteenzure potaseh3

drachmen j kan Water - Alle quot;1 uren een hall kopje.

» 46. Neem: vlierhloesemwater 7 ons, braakwijnsteen l grein,

vliersiroop ^ ons — Alle 2 uren 2 eetlepels.

» 47. Neem: lindebloesernwaler 7 ons, hraakwijn 2 drachmen, vliersiroop -1 ons — Alle 2 uren 2 eetlepels.

i) 4amp; Neem : versch geperste amandelolie, ïlijm van arabische gom, althaeasiroop van elk 1 ons, water 4 kopjes. — Goed omgeschud alle 2 uren 2—-i eetlepels.

» 49. Neem: malvazalf, grijze zalf, van ieder i ons —Smeer dit

op linnen ter dikte van de rug van een mes.

» ;»0. Neem: extract van paardenbloemen en bitterklaver, van elk 2 drachmen; wijnachtige rhabarbertinctuur, Hoffmann's maagelixer,

van elk Sdrachmen; pepermuntwater—4ons.4maal daags 1 eetlepel. » 51. Drank van IJslandsche mos { onsIJslandschemos wordt met bijna 1 kan water tof op { kan vei kookt en met gelijke deelen melk vermengd, en gedurende den dag met kopjes gedronken. » 52. Borstsiroop. Neem: slijm van arabische gom, sap van vrouwenhaar of althaeasiroop van elk een ons. Men gebruikt bierkan meermalen eenige eetlepels vol » 53 Neem: versch uitgejierste zoele amandelolie 1 ons, arabische gom tot poeder gestampt ^ ons Wrijf dat metG eetlepels amandelmelk onder elkander en geef dan, na het goed omgeschud te hebben, elk uur i eetlepel » 54. Borstlhee. Neem: althaea woi'fel, suikerwortel, loof en bloemen van hoefblad, Si Johannisbrood, van elk 2 ons Dit alles wordt fijn gesneden en goed onder elkander gemengd —Hiervan kookt men 2 ons niet 1 kan water een half uur lang, voegt er dan i ons zoethout bij, laat dit een poos trekken, zijgt het door en gebruik daarvan dagelijks eenige kopjes. i

gt;. 55. Een andere horslthce (van Hufeland). Neem: wulkruidbloe-men, bladen van hoefblad, vlierbloemen, zoethoutwortel althaea-wortel van elk I ons; Florentijnsche viool wortel, venkelzaad, van ieder zes drachmen. — Men neemt daarvan 1 ons op } kan water. » 56 BuikopenenO lavement. Neem : 2 drachmen zeep, los die in 3 kopjes warm water op en voegt er een eetlepel olie en 2 eetlepels suiker bij.

»' 57. Een ander dergelijk. Neem: 4 ons.senna-gelei en J ons zwavelzure potaseh, los dit in 3 koppen water op » 58. Neem: salpeterzure potaseh 1 drachme.amandelmelk6 ons,

slijm van arabische gom ; ons, bitter-amandelwater 2 drachmen.

Alle uren 1 eetlepel » 50. Neem: versch geperst citroensap» ons, koolzure potaseh tot verzadiging toe, lindebloesemwater 4 ons, bitter-amandelwater i drachme, suiker 2 drachmen. — Alle uren 1 eetlepel,

60 Neem: sodawijnsteen 2 drachmen, welwater 6 ons, bitter-amandelwater 2 drachmen, frambozensap { óns — Alle 2 uren 1 eetlepel.

d 61. Neem: azijnzure salammoniaklikeur, i ons, braakwijn 1 drachme, vlierbloesemwater gedestilleerd water, van elk 4 ons,

suiker | ons. — Alle 2 uren 2 eetlepels.

-ocr page 556-

538

N', 62. Neem: samengesteld afgietsel van senna, havergortslijm, van elk 3 ons; bitterzout | ons — Alle uren 2 eetlepels totdat het werkt.

» 63 Neem : senegewortel 2 drachmen, kook die gedurendeuurs tot op 6 ons in met een toereikende hoeveelheid water; salam-moniakzout 1 drachme, slijm van arabische gom i ons, gezuiverde siroop van zoethoud 2 drachmen. — Alle 2 uren 2 eetlepels.

» 64. Opiaatzalf. Neem: opium J drachme, althaeazalf i ons. Bij hevige pijnen ter grootte eener hazelnoot in te wrijven.

» 65. Pijnstillende pleister. Neem: bilzenkruidpleister 1 ons; opium 1 drachme. — Men strijkt deze zalf op leder.

» 66. Neem: verdund zwavelzuur 1 drachme, frambozensap 2 ons. — Een eetlepel onder een glas water als drank

» 67 Neem: extract van koortsklaver, alsem-extract, van elk 2 drachmen; pepermuntwater 4 ons, samengesteld pomerance-elixir ^ ons. — 4tnaal daags een kleinen eetlepel.

» 68. Neem: salpeter 1 drachme, water 5 ons, suiker ^ ons. — Alle uren 2 eetlepels.

» 69. Neem: salpeter 5—40 grein; wijnsteenroom, gompoeder, van elk f drachme, meng dit tot poeder. — Alle uren 1 poeder in amandelmelk

» 70. Neem; zwavelzure kinine 8 grein, gedestileerd water 3 ons, enkel kaneelwater i ons, wijnsteenzuur 4 grein, suiker! lood.— Alle 2, 3 of 4 uren 1 eetlepel.

i 74. Neem: geraspt kwassiehout 1 drachme, kook dit met 5 ons heet water zijg het na , unrs door, laat het koud worden en voeg er dan 1 ons geestrijk kaneelwater en ^ ons suiker bij. — Alle 4 uren 2 eetlepels.

» 72. Neem: fijn gestampte beste koningskina * ons, belledonna-wortel tot poeder gestampt 2 grein, goudzwavel 6 grein. Meng dit zoo nauwkeurig mogelijk onder elkander, en maak dan met ^ ons triakel 12 koekjes. — Bestrooi die met suiker en geef om de 3 uren 1 koekje

» 73: Neem: vloeibare azijnzure potasch f ons, kina-extract 2 drachmen, pepermuntwater 7 ons, rhabarbersap 1 ons. — Alle 3 uren 2 eetlepels

d 74. Neem : althaeazalf i ons, grijze zalf 2 drachmen, kamfer i drachme. Ter grootte eener noot dagelijks 2maal in te wrijven.

» 75. Neem: fijn gestampte kina 1, ons, cremortart j ons,sal-

Eeter 2 drachmen, honig van zeeajuin 1 ons, moes van jeneveressen zooveel als noodig is om daarvan een likkepot te bereiden. Viermaal daags ter grootte eener okkernoot.eter 2 drachmen, honig van zeeajuin 1 ons, moes van jeneveressen zooveel als noodig is om daarvan een likkepot te bereiden. Viermaal daags ter grootte eener okkernoot.

* 76. Neem: braak wijn l^ons, extract van monniksap, saffraanhou-dende opiumtinctuur, van elk 1 drachme — Smaal daags 20 droppels.

» 77. Neem: braakwortelpoeder ^ grein, suiker van muskaatolie, witte suiker van elk 10 grein; bereid 12 zulke poeders. — 3maal daags i poeder.

» 78. Neem: koningskina 2 lood, water bijna 1 kan, laat dit 12 uren staan, schud het dikwijls om en zijg het dan door. — 3maal daags een klein kopje.

» 70. Neem: ijzerhoudende salammoniakbloemen 1 drachme,

-ocr page 557-

539

gentiaan-extract 2 drachmen, oranjeschillen-extract 1 drachme, melissenwater 3 ons, eenvoudig kaneelwater 2 ons, siroop van oranjeappelen 1 ons. — 4maal daags een eetlepel.

N*. 80. Slakkenafkooksel. Neem: slakken zonder huisjes (Umax rubra) i5—20 stuks, giet daarop i kan vleeschbouillon, roer ze daarmede door elkander, druk dan het mengsel door een fijnen doek, en laat deze hoeveelheid, die de lijvigheid van gelei heeft, gedurende den dag gebruiken.

rgt; 81. Neem: vloeibare azijnzure potaschSons,lauwrierkerswater f ons, 4maal daags 40—60 droppels in water.

» 82. Melkbad. Nagenoeg 4 kop zemelen worden in een zakje met 10—15 kan melk gekookt en deze met het zakje in het bad gedaan. Ook kan men naar omstandigheden 3 ons zeep in de melk oplossen.

» 83. Verkoelend, zeer aanbevelenswaardic/ afvoermiddel. Neem : bitterzout 1 ons, water zooveel als tot oplossing van het zout noodig is, verdund zwavelzuur 1 droehme — Hiervan geeft men des morgens nuchteren 1 eetlepel in een wijnglas vol water. Zulk een hoeveelheid heeft doorgaans na 4—5 uren hare uitwerking; blijft deze evenwel achterwege, dan wordt na verloop van dien tijd een tweede genomen. Het middel verwekt noch uitputting, noch walging, het neemt deze integendeel weg en bedaart de prikkelbaarheid der maag, verdrijft de winden en verhindert, dat zij opnieuw ontstaan; ook veroorzaakt het geen onaangenaam gevoel, zwakte of snijdingen in den buik; het kan dagelijks of om den anderen dag zonder nadeel voor maag en darmkanaal, waarop het veeleer gunstig werkt, genomen worden. NB. Dit middel kan maanden lang bewaard worden, zonder te bederven.

» 84. Verkoelende omslag. Neem: water 4 pond, azijn 1 pond, salpeter 2ons, salammoniak | ons. — Als omslag.

» 85. Neem: jalappenwortel-poeder 9—10 grein, calomel 4—6 grein, suiker 1 drachme. — Bereid 2 zulke poeders; het tweede wordt eerst na 3 tot 4 uren gegeven, wanneer het eerste niet behoorlijk gewerkt heeft. (De daarop volgende snijdingen in het lijf worden het best door gerstewater bedaard).

» 86 Neem: salpeter 10 grein, calomell grein,suiker 15grein.— Alle 2 uren 1 poeder. Zoo er na het gebruik dezer poeders een metaalsmaak in den mond ontstaat, dan late men ze eene poos achterwege).

» 87. Oogwater. Neem: loodsuiker 4 grein, gedestilleerd water 3 ons, opiumtinctuur | drachme.

» 88. Oogzalf Neem: rood kwikzilver-praecipitaat 4 grein, ver-sche ongezouten boter 2 drachmen; loodazijn, saffraanhoudende opium-tinctuur, vau ieder | scrupel. — 's Morgens en 's avonds ter grootte eener lins in het oog te smeren.

» 89. Neem: gondzwavel 1 grein, calomel j grein, suiker en magnesia van elk 10 grein. — 3maal daags 1 poeder.

» 90. Zuur voetbad. Op een behoorlijke hoeveelheid water wordt ruim 2 kan gewone azijn en 2 handen vol zout genomen; naar gelang van omstandigheden voegt men er ook 2 ons mosterdmeel bij. Het voetbad moet lauwwarm gedurende 8—10 minuten ge-

-ocr page 558-

540

nomen worden, waarop men zich terstond naar bed begeeft. ■Nquot;. SM. Neem: salpeter 1 drachme, gerstendrank 8 ons,moerbezie-

sap 1 ons. — Lauwwarm om in te spuiten « 92 Neem; vlierthee 40 ons, salammoniak Ij drachmen, honig

met azijn 2 ons. — Om te gorgelen en in te spuiten. v 93. Neem; salie- en vlierthee 2 pond, pimpernel-essence 1 ons,

aluin 3 drachmen — Om te gorgelen en in te spuiten. » 94. Neem; pimpernel-essence 2 drachmen, althaeasiroop 3ons.

Elk half uur i eetlepel.

» 95. Neem; pimpernel-essence 2 drachmen — 15 droppels op

suiker langzaam in den mond te laten smelten » 96 Neem; borax 4 scrupels, witten honig ions.water 7 ons — Om te gorgelen

» 97. Neem; aluin 4 scrupels, honig 1 ons, water 7 ons. — Versterkende gorgeldrank. — Des morgens en 's avonds langen tijd te gebruiken.

» 98 Neem ; braakwijnsteen i grein.salpeter 2 drachmen, gedestilleerd water 4 ons, althaeasiroop, zoethoutsiroop, van elk 1 ons.— Alle 2 uren 2 eetlepels » 99. Neem; calomel 6 grein, opium 2 grein, suiker 2 drachmen —

Verdeel dit in 6 poeders — Alle 2 uren 1 poeder » iOO Neem; het afkooksel van 2 drachmen senegawortel 8 ons, salammoniak, braakwijn, laurierkerswater, van elk 1 drachme althaeasiroop, gezuiverden honig, van elk 1 ons — Alle 2 uren 2 eetlepels

» 101. Neem; wit spiesglanszuur, 2 scrupels, amandelmelk6ons, bitter-amandelwater 2 drachmen, arabische gornslijm, siroop van vrouwenhaar, van elk i ons. — Goed omgeschud alle 2 uren 1 eetlepel

» •102 Neem; wijnsteenzure potasch 2 drachmen, salpeter 'i drachme. laurierkerswater 2 drachmen, braakwijn 1 drachme, water 7 ons. siroop van zoethout 3 drachmen, althaeasiroop ons. — Alle 2 uren 2 eetlepels » quot;103. Gerslmdrank. Eenige looden gerst worden met ruim 1 kan water gekookt, totdat de schillen bersten, en de helder afgegoten vloeistof met eenige lepels honig en azijn vermengd (Een zeer voortreffelijke drank bij borstontstekingen) » 104. Neem; wijnsteenzure potasch J scrupel, goudzwavel '1 grein;

maak daarvan 6 poeders — Alle 3 uren 1 poeder. d 105. Neem; amandelolie 1 drachme; gomslijm zooveel als noo-dig is om de olie daarmede te mengen; water amandelsiroop, van elk -1 ons; bilzenkruidextract 4 grein. — Meermalen daarvan 2 theelepels.

» 106 Bedarende, pap. Neem; lijnzaad 3 ons, scheerling 2 ons, bilzenkruid 1 ons. — Kook dit met water tot een niet te stijven brei, voeg er dan 2 ons bilzenkruidolie bij — Men legge dit lauwwarm op

» K1?. Neem; bilzenkruidpleister 1 ons, kamfer | drachme. » 108. Neem; senegawortel 1 drachme tot een afkooksel van 7 ons; salammoniak 1 drachme, braakwijnsteen 1 grein, siroop van zoethout 2 drachmen. — Alle 2 uren 2 eetlepels,

» 100. Neem; senegawortel 1 drachme tot een afkooksel van 6

-ocr page 559-

541

ons. kook dit met arnicabloesem 1 drachme, anijshoudendon geest van hertshoorn 1 drachme, honig van zeeajuin 1 ons — Alle uren 1 eetlepel.

Nquot;. 410 Neem: afkooksel van koningskina, bereid uitl ons Tons, borstelixir 2 drachmen, honig van zeeajnin 1 ons, suiker 2 drachmen. — Alle 3 uren 2 eetlepels » lil. Neem: tijlooszaad-wijn 2 ons. Dagelijks 30, 40, 50—('0 druppels Smaal

NB. Men klimt met dit middel langzamerhand op; totdat het op den stoelgang begint te werken, en ga dan een tijdlang met deze gift voort. Ontstaat daarna eenige misselijkheid, zooals niet zelden gebeurt, dan wordt deze spoedig door een glas Seltzerwater of Salzbrunn-water verwijderd. » 112- Neem: rood vingerhoedskruid 10 grein, kook dit met 6 ons water gedurende ^ uurs zacht af, zijg het door en voeg er polychrestzont 3 drachmen, suiker 2 drachmen bij. — Alle uren

1 eetlepel

s 113. Inwrijving van krotonoLie. Om een krachtigen afleiden-den huidprikkel voort te brengen bedient men zich van kroton-olie, waarvan men 3—4 druppels op de eene of andere plaats der huid met tusschenpoozen van 12—24 uren inwrijft. Daarop ontstaat, dikwijls reeds na de eerste inwrijving, een roosachtige ontsteking der huid, die met een groote hoeveelheid kleine blaasjes bedekt wordt, en een aanmerkelijk, zelfs pijnlijk jeuken veroorzaakt. De blaasjes blijven slechts weinige (3—4) dagen en drogen weg, zonder zweren na te laten. Is de huid zeer prikkelbaar, dan worden gelijke deelen amandel- of boomolie met de krotonolie vermengd ingewreven D 114 Neem: grijze zalf 1 ons, braakwijnsteen jons, opiumextrart

2 scrupels. — Pokzalf.

» 115. Neem: gelei van IJslandsch mos 1 ons,bitterzoetextract | scrupel, siroop van zoethout 1 ons, anijshoudenden geest van salammoniak 20 druppels. — Dagelijks bij theelepels te nemen. jgt; 116, Neem: fijn gestampt hennipzaad, fijn gestampte mankop van elk | ons; kouk dit met 20 ons water tot. er 1 pond overblijft, zijg het door en voeg er mankopsiroop 1 ons bij — Met halve theekopjes te nemen.

» 117. Neem: waterachtig opium-extract { grein, suiker 15grein. Bereid daarvan 3 poeders Alle 3 uren 1 poeder.

NB. Wanneer de pijn verdwijnt en door rust en slaap gevolgd wordt, dan houde men met de poeders op. » 118. Neem: amandelmelk 6 ons, kamfer met arabische gom dooreen gewreven 12 grein, suiker 2 drachmen. — Elk uur! eetlepel. » 119. Neem : kamfer 6 grein, salpeter 1 drachme, suiker 2 drachmen Deel dit in 6 gelijke poeders. — Alle 2—3 uren 1 poeder. » 120. Kamfer-oliezee}) Neem: 1 pond gesneden zeep, kook die bij een zacht vuur en onder bestendig omroeren met J kan water tot een pap, voeg er dan 6 ons boomolie bij, kook dit geheel nog •J uurs, neem het daarop van het vuur en laat het eenigszins afkoelen, meng onder bestendig omroeren, ^ons kamfer er onder, die vooraf in 1 of 2 eetlepels olie opgelost is,en giet dan de zeep in de vormen.

-ocr page 560-

542

Nquot;. l'il. OUe.zeep. Deze wordt geheel op dezelfde wijze bereid, men laat er alleen de kamfer uit weg.

De wasschingen moeten geschieden met flanel, waarin men vooraf een der beide zeepen ingewreven heeft.

» 122. Neem .• calomel, opium, van elk 1 grein; kamfer, braakwortel, van elk 2 grein - suiker 1 scrupel. — In eens te nemen.

» 423 Neern: aconitextract 20 grein, tijlooswijn | ons. — Alle 2 tot 3 uren 45, 20—40 droppels.

» 424 Neem: sap uit de bladeren en stengels van artisjokken, versch geperst ^ ons, siroop 2 drachmen, water 6 ons. — Elk half kwartier het vierde gedeelte daarvan te nemen.

» 425. Neem: versch geperst artisjokkensap | pond, wijngeest 8 ons. Men laat dit 44 dagen gisten, zijgt het dan door en geeft hiervan dagelijks 4—2 drachmen in een half kopje water

» 426. Neem caustischen geest van salammoniak 4 ons, boomolie 3 ons kamfer, | drachme, opiumptinctuur 4 scrupel. — Om in te wrijven en met flanel warm op te leggen.

» 427. Neem; Spaansche-vliegentinctuur, bijtenden geest van salammoniak van elk 6 drachmen, geest van tijm 4 ons. — Om in te wrijven.

» 428. Neem; bijtenden geest van salammoniak, kamferspiritus van elk i ons, — Om in te wrijven,

» 429. Neem : fijn gestampte arabische gom 2 drachmen, water van zwarte kersen i ons; zoete amandelolie, amandelsiroop van elk 7 drachmen. — Menigmaal eenige theelepels daarvan te nemen.

» 430. Neem : bloem van zink i grein, samengesteld gompoeder, melksuiker, van elk 45 grein. — Alle 3 uren 4 poeder.

» 434. Neem.- braakwortel 4 grein, suiker 45 grein — Alle uren 4 poeder.

» 432. Neem: fijn opium-extract ^ grein, calomel 4 grein, arabische gom 45 grein. — Smaal daags 4 poeder.

» 433. Neem ; cardobenedicten-extract 4 drachme, vlierbloesem-water 2 ons. — Allo 2 uren 2 theelepels.

» 434. Neem ; zwavelbloemen, cremortart, van elk , ons, zoethoutwortel 2 drachmen, anijsolie-suiker 4 drachme, senabladeren 2 scrupels, gondzwavel 6 grein. — 3maal daags 4 theelepel.

» 435. Neem: bitterzoetstengel ^ ons, kook dit met 40 ons water tot op 7 ons in, voeg daarbij getartariseerden wijnsteen 2 drachmen, braakwijn 60 droppels, zoethoutsiroop 4 ons.—4maal daags 2 eetlepels.

» 436 .Neem.- cardobenedicten-extract. 4 drachme, bitterzoet-ex-tract4 scrupel, venkelwater 4 ons, laurierwater 4 drachme. — 4maal daags 60 droppels.

» 437 Neem : borstkruiden 2 ons, wit aandoornkruid 4 ons. — Als thee.

» 438. Neemt extract van kweekgras, van aandoorn, gebladerde wijnsteenaarde, van elk 2 drachmen; braakwijn, lauwrierkerswater, van elk 4 drachme, venkelwater 6 ons. — Alle 3 uren 4 eetlepel.

» 439. Neem : IJslandsche mos 6 drachmen, bitterzoetstengel 3 drachmen; kook dit met 46 ons water tot op 8 ons in; balsamieke siroop 4 ons. — Daags 4maal 2 eetlepels.

» 440. Neem; bitter amandelwater ^ ons, gedestilleerd water f ons,

-ocr page 561-

543

suiker naar verkiezing. — Menigmaal eenige theelepels te nemen. N'. 141. Neem ; alantwortel-extract i drachme, rood vingerhoed-kruid, braakwortel van elk dO grein; zuiver opium-extract 5grein. Daaruit worden pillen van 2 grein zwaarte gemaakt en alle 3—4 uren 1 pil genomen.

» 142- Digestief'poeder. Neem: magnesia, zwavelzure potasch, rhabarber, pepermuntolie-suiker, van elk 2 drachmen. — Eén theelepel op eens.

ï 143, Neem-- medicinale zeep, rhabarber, ammoniak-gom, van elk 2 drachmen, maak daarvan pillen van 2 grein. — Dagelijks 2maal 5 pillen, wanneer men oplossen wil.

d 144. Neem ; Guajacharsl scrupel, jalappenhars 10 grein, calomel 6 grein; maak daarvan met arabische gomslijm 18 pillen. — 3 maal daags 3 pillen.

d 145. Neem; versche zoete amandelolie 1 ons, welwater 16ons, arabische gom j ons, amandelsiroop 1 ons. — Goed omgeschud alle uren een half kopje » 146. Neem.quot; magnesia 1 ons, rhabarber 1 drachme, poeder van

oranjeschillen \ drachme. — 3—4maa! daags 1 theelepel. » 147. Neem; medicinale zeep 2 drachmen, extract van kwassie-hout, ossengal van elk 1 drachme; extract van oranjeschillen, waterig aloë-extract van elk \ drachme; maak daarvan pillen van 2 grein. In tijd van nood worden daarvan 8 stuks genomen-» 148. Sennakoffie. Neem: senebladeren 1 drachme, giet er een goeden kop koud water over, laat dit gedurende den nacht in een toegedekt vat staan en zijg het dan door.

Van het verkregen water wordt een kop gewone koffie bereid en met suiker en melk gedronken. — Het middel verwekt geen koliek, purgeert niet (is dit het geval, dan moet men minder senebladeren nemen), en is bijzonder geschikt voor hypochondristen en vrouwen, zelfs voor zogende.

» 149. Neem ; bloem van zwavel | lood, anijs- of venkelzaad 1

drachme, suiker | ons. — 's Morgens en 's avonds 1 theelepel. » 150. Neem ; koolzure magnesia, zwavelzure potasch, rhabarber, . valeriaanwortel, venkelzaad, van ieder 2 drachmen.—Alle 3 uren 1 theelepel.

» 151. Winden verdrijvende thee. Neem: ster-anijs, koriander, van i k 3 drachmen, melissenkruid 3 ons. — ^ ons op 2 kop-jestb ee.

ï 152, Verweekend lavement. Neem : species voor het lavement 4 ons, water | kan, kook het tot op de helft in. — Het afkooksel wordt tot het lavement gebezigd.

» 153 Neem; bitterzoet-extract 1 drachme, bloem van zwavel | drachme. Men maakt daarvan pillen van 1 grein, en neme 4maal daags 4—8 pillen » 154. Neem; IJslandsch mos, bitterzoetstengel, van ieder |ons; kook dit naar het voorschrift van n*. 139; anijshoudenden geest van hertshoorn 60 droppels, zoethoutwortel-siroop 1 ons.— Daags 4maal 2 eetlepels.

» 155. Bedarend poeder. Neem : salpeter 1 drachme, wijnsteenzure potasch | ons, verdeel dit in 8 poeders. — Naar omstandigheden 2, 4—6 poeders daags.

-ocr page 562-

544

*. 1:.Ü Krampslillend poeder. Neem salpeter, zwavelzure pot-asch van elk 2 ons, cinnaber drachmen —Daags 2—Smaal zooveel als op de punt van een mes kan liggen

157. Neem • met zwavelzuur verbeterd aloë-extract 1 drachme, althaeawortelpoeder lO grein, maak daarvan pillen van 2 grein en verzilver ze — Eiken middag 1—2 pillen in den eersten lepel soep

158. Neem : zinkbloemen | drachme, zoethoutsiroop zooveel als tot vervaardiging van 60 pillen behoort. — 's Morgens en 's avonds 2 pillen (om den anderen dag één meer).

159. H ufelands poeder tegen de vallende ziekte. Neem ■ zinkbloemen, bilzenkruid-extract, van elk 1 grein; etherische valeriaanolie 1 druppel, fijn gestampten valeriaanwortel 1 scrupel. — 's Morgens en 's avonds zulk een poeder (In hardnekkige gevallen wordt er nog | grein koperammonium bijgevoegd)

160. Neem: braakwijnsteen 1 grein, gedestilleerd water4 ons. Alle 3 uren 1 eetlepel

161. Neem : waterig opium-extract 4—1 grein, kreeftsoogen-poeder, suiker, van elk 10 grein. Vóór het naar bed gaan 1 poeder.

162. Neem; bilzenkruid-extract 1 grein, suiker 15 grein — Als voren.

163. Neem; kamfer 6—10 grein, gomslijm 1 ons, amandelmelk 8 ons, althaeasiroop 1 ons — Alle 3 uren 1 eetlepel.

164. Neem : muskus 8—12 grein, gomslijm; ons,lindebloesemwater 2^ ons suiker 2 drachmen — Alle 3 uren 1 theelepel:

105. Neem •• duivelsdrek in poeder ,—1 drachme, roer dit met een eidooier goed af en meng het onder een lavement van een aikooksel van havergort of kamillen.

166. Neem •• medicinale zeep, duivelsdrek van elk, 1 drachme, poeder van oranjeschillen 10 grein, maak daarvan pillen van 2 grein. — 10 tot 15 pillen te nemen

167. Bevergeiltinctuvr. Neem; branderig-olieachtigen geest van hertshoorn, etherische valeriaan-tinctuur, van elk i drachme, Sydenham's laudanum ^ drachme. — 15, 20—30 druppels alle kwartieren of halve uren op suiker.

168. Neem : aminoniakgom 1 drachme, zeeajuinhonig 1 ons, pe-terseliewater 3 ons. — Alle 2 uren 1 eetlepel.

169. Neem; salpeter, gepraepareerde duizendbeenen, jeneverbessen in poeder, van elk 1 drachme, zeeajuinpoeder 9 grein; verdeel dit in 9 gelijke poeders. — 'sMorgens; 'smiddags en 's avonds 1 poeder.

170. Neem •' waterig myrrhe-extract, aandoorn-extract, ammo-niakgom, van elk 2 drachmen, goudzwavel 1 drachme, siroop van zoethout 3 drachmen. Maak daarvan pillen van 1 grein. —4—6 pillen 3—4maal daags.

171. Neem: duivelsdrek, galbangom, waterig myrrhe-extract van ieder 2 drachmen; ijzervitriool 1 drachme. Maak met de toereikende hoeveelheid pomerance-essence pillen van 2 grein. — Daags 2—Smaal 12—15 pillen.

172. Neem : tinctuur van oranjeschillen, bevergeil-tinctuur, aloë-tinctuur, van elk 1 drachme. — Daags 2maal 60 druppels.

-ocr page 563-

545

N°. ■173. Neem: koolzure potasch 2 drachmen, citroensap genoegzaam tot verzadiging van de potasch, melissenwater 3 ons, bil-zenkruid-extract 6 grein. (Helpt dit niet, dan eenvoudige opium-tinctuur) — Alle Uren 1 eetlepel.

» 474. Neem; koolzure magnesia, zwavelzure potasch, rhabar-berwortel, aromatisch poeder, van elk • ons. — Dagelijks 3—4 maal een kleinen theelepel.

» '175 Bij de pillen van nquot;. quot;166 wordt nog i drachme verdikte ossengal gevoegd

» '176. Viscera al-lavemmten Neem; paardenbloemenwortel, zeepkruidwortel, wolkruidbloemen, kamillenbloemen, van elk gelijke deelen. — Voor ieder lavement 1 lood daarvan met een handTol tarwezemelen af te koken.

» 177. Neem: poeder van korianderzaad, poeder van anijs en Tenkel,'poeder van sandelhout, van elk 1; drachmen, muska-at-noten, nagelbloemen van elk ^ drachme. — Als kruidenzakje.

» 178. Neem: calomel, goudzwavel, van elk 6 grein, opium '2 grein, suiker Ü drachmen. Deel dit in 12 gelijke poeders. — Daags Smaal 1 poeder.

1711 Neem; guajakhout J ons, verdikte ossengal 2 drachmen rhabarber 1 drachme. Maak daarvan pillen van 2 grein. — Daags Smaal 6 pillen.

» 180. Neem: wolverleibleemen \ drachme, melissenkruid ^ ons, korianderzaad 2 drachmen. Kook dit met. 3 kopjes water, en drink alle 2 uren 1 kopje

» 181. Neem; mosterdmeel [—1 pond, wijnsteen 2 ons. — Als voetbad.

» 182. Neem; roode vingerhoedsbladeren 6 grein, salpeter, suiker, van elk 1 drachme. Deel dit in 12 gelijke poeders. — 2— Smaal daags 1 poeder (voor lOjarige kinderen).

» 18S. Neem: mankopzaad, zoete amandelen, van elk j ons, bittere amandelen 8 stuks. Bereid daarvan met J kan water eene amandelmelk en voeer er suiker naar verkiezing bij. — Als drank.

» 184. Neem; Haller's zuur 2 drachmen, bitter-amandelwater 1 drachme — Alle S uren 20—30 droppels in een kopje suikerwater.

» 185. Neem: water van zwarte kersen G ons, verzoeten salpeter-ethergeest 2 dr., suiker 2 dr — Alle uren 1 eetlepel.

» 186. Neem: cascarillenbast 2 drachmen, heet water 5. ons. suiker 2 drachmen. — Alle 2 uren 2 eetlepels.

» 187. Neem: bevergeil-tinctuur, hertshoorngeest, van elk 1 drachme, zwavelether. » drachme. — 15 droppels op suiker.

» 188. Neem; zwarten nieswortel-extract i drachme, saffraan-tinctuur 2 drachmen, vloeibare laudanum 1 drachme. — Goed omgeschud alle 3—4 uren 20 droppels

» 189. Kwassia-afgietsel. Men laat 2—4 drachmen kwassiehout in J kan koud water 6—8 uren staan en drinkt daarvan dagelijks eenige malen ^—1 kopje.

» 190. Neem: pomerance-tinctuur 2 drachmen, bevergeil-tinctuur, aloë-tinctuur, van elk 1 drachme. — Dagelijks 2maal 60 droppels op suiker.

-ocr page 564-

546

191. Neem: koningskina | drachme, ijzervitriool I grein, kaneel 2 grein. — quot;s Morgen» en 's avonds een poeder.

192. Neem: calomel 2 scrupels, kat (onkruid, guajakhars, van elk | dtachme, cajeputoliesuiker i drachme; stamp dit tot poeder. — Daags Smaal een klein snuifje.

193. Neem: cascarillenhast 2 drachmen, oranjescliillen 1 drachme, kruidnagelen drachme, suiker 6 drachmen. Maak daarvan een grof poeder — 2maal daags mot Maderawijn 1 tli6clcpel

194. Neem; kopersalammoniak 8 grein, gedistilleerd water 8 ons. — Alle 2 uren 1 eetlepel.

195«. Bedarende pap. Neem: species tot pap 4 deelen, vlierbloesem 2 declen, hilzenkruid 1 deel. —Kook dit met melk tot eene pap.

195h Neem: duivelsdrek 1 drachme, pepérnumlwater 3 ons, pepermuntsap 1 ons, — Alle halve uren 1 eetlepel tot. op de verzachting.

196 Ma'agbalsein. Neem: muskaatnotenolie | ons, peper-mnntolie 2 drachmen, enkele opium-tinctuur 1 drachme, bran-derigen geest van salammoniak i drachme lu den niaagkuil

in te wrijven. ....

197. Neem: samengestelden inastiekspintus 2 ons. olieachtig balsamiek mentrsel 1gt; ons, bijtenden geest van salammoniak {. ons, muskaatnotenbalsem 2 drachmen, peruaanschen balsem I drachme — Om in te wrijven. , . ,

198. Krampstillende znlf Neem: vluchtige gekamferde zalt

1 ons, cajcputolie, kruizemuntolie, van elk t scru))el. opium-tinctuur 1 drachme. — Om iu te wrijven

199. Neem: salpeterzure bismuthkalk 2 grein, opium 4 grom, suiker 15 grein — Daags Smaal 1 poeder.

200. Neem: zwavelzuur ijzer 2 grein, aloë 1 grein, aromatisch poeder 5 grein, suiker 15 grein. — Smaal daags 1 poeder.

201 Neem: koolzuur ijzer 1' drachmen. Maak met zoethout-extract 100 pillen — Do gift is 1—2 pillen, die men daags met 1—2 pillen vergroot, tot op eene gift van 30—40 stuks, ja zells daarboven. Men geeft ze tweemaal daags, eenmaal des morgens op nuchteren maag en dan bij het. naar bod gaan. quot;202. Pijnstillende pleister. Neem: opium 2 scrupels, kamfer

2 drachmen, bourgondisch pik, samengestelde loodpleister. van elk gelijke declen quot;om er een pleister van te maken. — Op leder te strijken.

203. Neem: Lijnzaadthee Men giete op 1 ons lijnzaad hijna

1 kan water, koke dit, zacht en zijge het door.

204«. Neem: zoete versch geperste amandelolie 1 ons, water 7 ons, arabische gomslijm zooveel als noodig is voor de kunstmelk, manna 1 ons, getartariseerden wijnsteen 3—4 drachmen, amandelsiroop , ons. Bilzcnkruid-extract G grein. Alle

2 uren 2 eetlepels ,, , u- 1 204?) Neem; havergort, kamillenbloemen, van elk 1 ons Koon

dit met 3 kopjes water tot op 2 kopjes in Lijnolie, honig, van

elk 1 ons. — Als lavement.

205 Neem: gnajakhars 5 grein, cremortart, suiker, van elk

-ocr page 565-

547

j drachme, 's Avonds bij het naar bed gaan 1 poeder (eenige dagen aanhouden)

Nquot;. 20() Neem: guajakhars 3 grein eidooier i stuks, water 2 ons,

siroop 4 ons — 3—4maal daags 1 eetlepel » 207. Neem . valeriaanpoeder • drachme, foelie n grein, suiker

| drachme. — Dagelijks i'maal 1 poeder.

» 208 Neem: wijnachtige rhabarbertincluur j ons, eüterische valeriaan-tinctuur '2 drachmen, nielisseivwater 8 ons, suiker | ons. — Daags 2—Smaal i eetlepel.

» 209 Neem: engelsch zout ^ ons, eikenmispelen, oranjeblade-ren { ons, rhabarber 2 drachmen. — Daags 3maal i theelepel. » 210 Neem: kwassiehout j ons. kalkwater 6 ons. — Laat dit 24 uren staan, schud het dikwijls om, zijg het door en voeg er siroop van oranjeschillen bij. — Goed omgeschud om de 2 uren ! eetlepel

» 211. Neem; duivelsdrek, verdikte ossengal, van elk 2 drachmen, rhabarber } drachme. Maak daarvan pillen van 2 grein.— Daags 2—3maal quot;12 pillen

NB Deze pillen mogen geen stoelgang verwekken, en men moet daarnaar de gift inrichten.

» 212. Neem: alsem-extract, bitterklaver-extract, van elk 2 drachmen, pepeimuntwater 4 ons, essence van oranjeschillen J ons. — Daags 3maal 1 theelepel met rooden wijn. » 2'13. Neem; Klein's visceraalklystoer,waterige rhabarbertinc-tunr, van elk 1 ons; wijnachtig, kaneelwater 2 ons. 3—4maal daags 1 eetlepel.

gt;i 214. Bittere wijn of brandewijn. Neem : roode gentiaanwortel, zeodarwortel, van efk 3 drachmen, colombowortel, kwassiehout, van elk J ons, oranjeschillen 2 drachmen, kinabast i ons, goeden witten wijn (geen Rijnwijn) ofbrandewijn 3 pond. Men laat dit op een warme plaats behoorlijk trekken en zijgt het door. — 4niaal daags 1 wijnglas » 215 Stanlwijn Neem r kwassiehout. koortsklaver, van elk 6 drachmen, zeodarwortel, galgantwnrtel, van elk 2 drachmen, roode gentiaanwortel, oranjeschillen, van elk ^ ons, kinabast 2 ons, ijzervijlsel C drachmen, goeden witten wijn, vooral Hon-gaarschen wijn, 8 pond. Men zot dit op een warme plaats, maar trekt het niet af — 3—4maal daags een likeurglas. » 216 Neem: Hokfmann's maagelixir -1 ons, extract van oranjeschillen i drachme, colombo-extract 1 scrupel. — Voor- en namiddags 80 droppels.

)i 247. Neem: hop-extract 1 drachme, pepermuntwater 1 ons,

kaneelwater • ons — Daags Smaal 60 droppels » 218. Neem: alsem-tinctuur, samengesteld oranjeschillenelixir,

van elk gelijke deelen. — 'Voor- en namiddags 1 theelepel. .» 210. Neem: guttegom, zeeajuin, goudzwavel, pimpornellen-ex-tract, van elk 1 scrupel. Maak daarvan pillen van 2 grein. — Daags -{maal 1 pil en daarmede langzaam opklimmen. » 220 Neem: waterig aloë-extract 2} drachmen, guttegom in Malagawijn opgelost, gom-ammouiak, zwavelzure potasch, van elk Ij drachmen. Maak daarvan pillen elk van 1 grein. Met 4 pillen 's morgens en 'savonds te beginnen en langzaam op te klimmen.

35*

-ocr page 566-

548

.221. Neem; jeneverspiritus 4 ons, zeeajuinazrjn 2 ons. — 's Morgens en 's avonds aan te wenden.

222. Neem; bladeren van het roode vingerhoedskruid 12 grein, zinkbloemen door sublimeering, bilzenkruid-extract, van e!k 6 grein, melksuiker 2 drachmen Maak daarvan 12 poeders. — Dagelijks 3maal 1 poeder.

223. Neem; senegawortel 1 drachme, bladeren van het roode vingerhoedkruid 1 scrupel. Laat het in heet water een half uur trekken; voeg bij de thee van 6 ons na de afkoeling: pa-rijsch lactucarium 1 scrupel, suiker 3 drachmen. — Alle 2 uren een eetlepel.

224. Neem;braakwijnsteen 2 grein, peterseliewater 16 ons,— Als gewone drank

225 Neem ; ebulirob, waterkers-conserf van elk 2 ons, jalap-pen-wortel, zwavelzure potasch, van elk 4 ons, zeeajuinhonig, zooveel tot de likking noodig is — Alle 3 uren 2 theelepels.

226 Neem,- guttegom J ■scrupel, vloeibare koolzure potasch I ons. — Dagelijks 4maal 30 droppels met water.

227. Neem: gedroogde zeeajuin { drachme, scammonium, ja-lappenhars, van elk 2 scrupels, samengesteld rhabarber-extract 4 scrupels, wijngeest zooveel als voor 40 pillen noodig is — Elk ^ uurs 1 pil.

228. Neem; prangwortel, schaafgras, grasanjelierenkruid, van elk 2 ons, jeneverbessen, levaswortel, van elk 1 ons. Deel dit in 8 gelijke deelen — 's Avonds als thee.

229. Neem; kinabast » ons. Kook dit | uur, druk het afkooksel van 6 ons door eenen doek en voeg er gezuiverden wijnsteen,- suiker, van elk 3 drachmen bij. — Goed omgeschud alle 2 uren 1 eetlepel.

230. Neem; alsemkruid, koortsklaverkruid, kalmusworfel, van elk 1 ons, zoethoutwortel 4 ons. Rijnwijn 1-J pond. Laat dit 24 uren trekken, zijg het door en voeg er bij koolzure potasch 1 drachme, anijsoliesuiker | ons. —Dagelijks 4maal 2 eetlepels.

231. Neem; pepermuntolie 10 droppels, Hoffmann's droppels 1 drachme, anijshoudenden geest van hertshoorn, valeriaantinctuur, van elk 1}. drachme. — 30—40 droppels met komijnthee.

232. Neem: pepermunt-essence, bevergeil-essence, Hoffmann s droppels, van elk 1 drachme, vloeibare laudanum | drachme. — 30 droppels.

233. Neem; alsem-tinctuur, samengestelde pomerance-tinctuur, van elk 1 lood, pepermunt-essence 2 drachmen. — 30 droppels.

234. Neem; duivelsdrek, verdikte ossengal, alsem-extract, kwassie-extract, extract van oranjeschillen, van elk 1 drachme, cajeputolie | scrupel. — 's Morgens en 's avonds 10—15 pillen van 2 grein elk.

235. Neem; rood vingerhoedkruid 15 grein, heet water 7 ons. Laat het | uur trekken en zijg het dan door. Vloeibare azijnzure potasch 2 drachmen, suiker 2 drachmen. — Alle uren 1 eetlepel.

236. Neem: moederkoorn 5—8 grein, suiker | drachme. — Is bij elke bloedvloeiing na voorafgegane bloedaftapping door aderlating, bloedzuigers of koppen, en daar, waar het noodig

-ocr page 567-

549

is, na reiniging van het darmkanaal een heerlijk middel. In zeer dringende gevallen dient men het elk kwartier uurs toe, anders alle 3 tot 4 uren; bij zeer langdurige kwaal echter slechts 3raaal daags — De duizeling, die het somwijlen verwekt, verdwijnt spoedig weder.

0.237. Neem.- azijnzuur lood 2 grein, opium i grein, azijnzure soda 3 grein, melksuiker lO grein. — Alle uren i poeder; in langdurige gevallon, zooals bij n0. 236. Zeer nuttig in groeten nood bij alle bloedvloeiingen.

238. Neem: zaad van bilzenkruid 40, 15—20 grein, gepelde zoete amandelen, suiker, van elk 2 drachmen, salpeter i drachme, water 1 pond. Bereid daarvan een kunstmelk. — Alle uren 2 eetlepels.

239. Neem; melk pond, aluin 2 drachmen, bereid daaruit wei; suiker | ons (of bij bloeding der baarmoeder kaneelsiroop 1 ons). — Een half kopje om de -1—2 uren.

240. Neem •• paardenbloemen-extract, li week gras-ex tract, wijnsteenzure potasch, laurierkerswater van elk $ ons, water 6 ons. — Dagelijks •4maal 1 eetlepel.

241. Neem ; kervel, waterkers, paardenbloemenwortel en kruid, van elk gelijke deelen, pers daaruit 4 ons sap. — Alle dagen 's morgens met vleeschnat. te mengen en met tusschenruimte van een half uur Smaal te nemen.

242. Neem: cremortart 1 ons, bloem van zwavel 4 ons. — Dagelijks 1—2maal 1 theelepel (zoodat een of twee weeke stoelgangen volgen, eenige dagen lang).

243. Neem: zwavelmelk, magnesia, wijnsteen, citroenoliesui-ker, van elk 1 scrupel. — Zulk een poeder des avonds in een kopje water.

244. Neem: wijnsteenzure potasch i ons, paardenbloemen-extract i ons, venkelwater 8 ons. — 3—4maal daags 2 eetlepels

245. Neem: rhabarberpoeder 18 grein, koolzure magnesia 2 drachmen, pepermuntwater G ons, suiker 2 drachmen. — Goed omgeschud 4maal daags 2 eetlepels.

246. Salepslijmdrank. Men voegt bij 1 drachme saleppoeder onder bestendig omroeren lepelsgewijze zoolang koud water, tot* het geheel doordrongen en opgeweld is; hierop doet men onder gestadig omroeren er 1 kan water bij en kookt het op een zacht vuur J uur lang.

247. Neem: braakwortel 4 grein, zoethout-wortel 1 drachme, salammoniak 4 drachme, gomslijm | ons, heet water 6 ons. — Alle 2 uren I eetlepel

248. Stijfsellavement. Tot een lavement voor volwassenen neemt men Ij drachme stijfselmeel, roert het eerst met weinig koud water aan, gist er dan 1 pond heet water op, laat het opbruisen cn zijgt het door.

249. Neem: melk van mankopzaad 6 ons, bitter amandelwater 2 drachmen, gomslijm, amandelsiroop » ons. — Alle 2 uren 1 eetlepel.

250. Neem; zoele amandelolie 1 ons, salammoniak 2 drachmen, gomslijm J. ons, water 4 ons, bilzenkruid-extract 6 grein, amandelsiroop i ons. — Alle 2 nren 2 eetlepels.

-ocr page 568-

550

Nquot;. 251. Neem; cascarillen-extract 1 drachme, pepermuntwater, kamillenwafer. van elk 2 ons, gomslijm | ons. — Alle 2 uren 4 eetlepel.

» 252 Neem: colombowortel J ons, kook dit met 12 ons water tot op 6 ons in, oranjeschillensiroop 1 ons, -vloeibare laudanum 10 droppels. — Alle 2 uren 4 eetlepel » 253 Neem; fijn gestampt campèchehout j ons. oranjeschillen 1» drachmen, kook dit met, 12 ons water tot op 8 ons in; oranjeschillen-siroop 1 ons. — Alle 2 uren 2 eetlepels » 254. Neem: foelie-tinctuur \ ons, vloeibare laudanum |

drachme. — Dagelijks 3—4maal 30 droppels.

» 255. Neem; arabische gomslijm 1 ons, water 7 ons, vloeibare laudanum 16 droppels, althaeasiroop 1 ons. — Alle 2 uren '1 eetlepel en in dringende gevallen elk uur.

» 256. Neem: olijfolie 6 ons, geest van salammoniak 1 ons, opium-tinctuur I{. drachme, kamfer 1 drachme — Men wrijve dit met de vlakke hand in of legge het op met een stuk flanel. » 257 Frank's kunst mineraalwater. Men neemt in eene llesch 3j pond water, voeg er 10 drachmen verdund zwavelzuur en onmiddellijk daarna 3 drachmen koolzure magnesia bij en kurk de llesch goed dicht. Het middel is in 2 uren gereed; men deelt het dan in drie doelen en bewaart het in goed dichtge-kurkte flesschen. Bij verstopping, slechte spijsvertering en aanbeien-ongesteldheden wordt telkens des morgens zulk eene flesch met glazen gedronken.

» 258. St. Germain-thee. Neem; senebladeren -4 ons, week dezo 24 uren lang in sterken spiritus en droog zo vervolgens, maar niet op een wanne plaats; vlier 2J. ons, venkel en anijs, van elk 1 ons, cremortart 6 drachmen. — Meng alles nauwkeurig ondereen Op 2 ons van deze thee giete men 5 koppen kokend water, en laat dit 10 uren in de warmte, maar zonder te koken, staan; daarna giete men hst bovenstaande voorzichtig af. Van deze thee wordt een half kopje, bij een zwakke maag met bijvoeging van een weinig Malagawijn gedronken Men kan er gedurende het geheele leven zonder het minste • nadeel en altijd met goed gevolg gebruik van maken. » 259. Neem : aloë en ijzervitriool, van elk gelijke deelen en

maak daarvan pillen van 2 grein. — Eiken avond 1 pil » 260 Neem: calomel 2—3 grein ({.—1 grein voor kinderen),

suiker 15 grein — Dagelijks 2—Smaal 1 poeder. » 'i61 Neem : ja lappen wortel 4—6 grein, calomel 2—4 grein, bilzenkruid-extract ^ grein, suiker 15 grein. — Om te purgeeren » 262. Neem: vlierbloesemwater 4 ons, azijnzure salammoniak-likeur | ons, braakwijn 2 scrupels, althaeasiroop 1 ons. — Alle 2 uren 1 eetlepel. (Kinderen van 10—12 jaar eetlepel). » 263. Neem: zwart zwavelspiesglans 5 grein, jalappenwortel 2

grein, suiker 15 grein — Dagelijks 3maal i poeder » 264. Neem: samengestelde rozemarijnzalf 1 ons; olieachtige-

balsamieke mixtuur 2 drachmen. — Om in te wrijven. » 265. Neem: chloorwater 1—2 ons (2—3 dr. voor kinderen), gedistilleerd water 6 ons (2 ons voor kinderen), suiker naar verkiezing.— Alle uren 1 eetlepel (2 theelepels voor jonge kinderen).

-ocr page 569-

551

N°. 26ö. (Voor kinderen). Neem: wijnsteenzure potasch —3 drachmen (naar gelang van den ouderdom), gedistilleerd water 2 ons, mannasap 1 ons, braakwijn 20 droppels. — Alle 2 uren ■1 theelepel.

» 267. Neem: spermaceti, zoete amandelolie, van elk gelijke deelen — Om in te wrijven.

» 268 Neem: guajakhars 1 scrupel of ^ drachme, goudzwavel, calomel, van elk 2 grein, koolzure magnesia, venkelolie-suiker, van elk 1 scrupel (Bij zwakke kinderen en prikkelbare personen neumt men in plaats van de calomel en goudzwavel het minerale moor Bij kinderen op ieder jaar 1 grein, bij volwassenen 20 grein.— Des morgeus en 's avonds de helft te nemen.

v) 269. Neem ; sarsaparillen-, klis-, zeepwortel, guajakhout, zoet-houtwortel, bitterzoetstengel, van elk gelijke deelen. — Dagelijks 2—3 lood mot 2 pond water | uur te koken en bij kopjes te drinken.

» 270 Neem: muskus 5grein,kamfer 1 grein, suiker 15grein.— Alle 2 uren zulk een poeder.

» 271. Neem: bitterzoetstengel {—2 lood. Deze weekt men 24 uren lang in 2 pond water, kookt ze dan bij een zacht vuur tot op 1 pond in en drinkt dagelijks zulk een portie bij halve kopjes.

» 272. Neem: bitterzoetstengel-extract, ruw spiesglans, van elk gelijke deelen. Maak daarvan pillen van 2 grein. — Dagelijks Smaal 5—10 pillen.

» 273. Neem: 1 drachme spiesglanskalk op 5 pond welwater en kook het in een goed gesloten vat tot op 4 pond in. Men zet de heldere vloeistof terstond warm op flesschen, die men goed sluit en op eene warme plaats bewaart Hiervan laat men in het begin | pond in den loop van den dag drinken, en klimt daarmede langzamerhand tot op 3 pond daags. — Zoodra dit zwavelwater ingeschonken wordt, moet het ook dadelijk gedronken worden. — Om den walgelijken smaak te verbergen, en te verhoeden, dat hot aanhoudende gebruik den hals gevoelig make, mengt men er wat melk, een slijmerigen drank of wat vleeschnat bij.

» 274. Neem- graphiet 1 ons, honig 4 ons. — 's Morgens en 's avonds 1 theelepel.

» 275 Neem : graphiet 4—0 grein, suiker 15 grein — Dagelijks 2—Smaal een poeder

» 276. Neem; salpeterzuur 3 drachmen, zoutzuur 1 drachme.— Dagelijks 4maal 30 droppels in een glas gerstewater.

» 277. Neem gezuiverde graphiet i ons, minerale moor 2 drachmen, gezuiverden honig 6 drachmen. — 's Morgens en 's avonds 2 theelepels

» 278. Neem: sarsaparillemvortel 3 ons; zoethoutwortel 1 ons; kook dit met 4 pond water tot op 2 pond in. — Dagelijks te gebruiken.

» 279. Schoonheidswater. Neem: amandelzemelen 2 drachmen, rozenwater, oranjebloesemwater, van elk 7 ons, bonzoëtinctuur, borax, van elk A drachme (bij zeer prikkelbare huid zonder borax). — Waschwater, 's avonds vóór het naar bed gaan te nemen.

-ocr page 570-

552

Nquot;. 280. Neem -, chloorkalk 2 drachmen, wrijf dien en giet er langzamerhand i pond water op, laat het dan i uur stilstaan, waarop de heldere vloeistof afgegoten wordt. — Om te was-schen of als omslag.

» 284. Neem: kalkwater, amandelolie, van elk gelijke dealen.— Als zalf.

» 282. (Voor kinderen van 6—10 jaren). Neem; poeder van jalappemvortel 4—b grein, calomel 1—2 grein, suiker -15 grein. — 's Morgens en 's avonds 1 poeder.

» 283 (Insgelijks voor kinderen). Neem: moes van tamarinde 4 ons, kook het } uur tot een afkooksel van 4 ons, hitterzout 1—2 drachmen, mannasap i ons. — Alle 2 uren een kleinen eetlepel.

» 284. (Insgelijks). Neem: calomel, goudzwavel, van elk 1 grein, suiker 15 grein. — 's Morgens en 's avonds i poeder

ygt; 285 (Voor kinderen.) Neem: mineraal moor, rhabarber, van elk 4 grein, suiker 15 grein. — 's Morgens en 's avonds 1 poeder.

» 286. (Insgelijks.) Neem: scheerling-extract '1—2 grein, me-lissenwater 2 ons, waterige rhabarher-tinctuur 1 ons. — Dagelijks 3maal « eetlepel.

» 287. Neem: hitterzoetstengel, jeneverhout, kinawortel, van ieder gelijke deelen. — 1 ons met i ■ pond water tot op 1 pond in te koken en bij halve kopjes te gebruiken.

» 288. Neem: sublimaat in wijngeest opgelost 3 grein, amandelmelk van bittere amandelen 6 ons. — Waschwater. (Men drage zorg, dat niemand daarvan iels proeve).

» 289. Neem: zoutzuur of vloeibare koolzure soda 1 drachme, water 6 ons. — Als waschwater.

» 290. Neem: bloem van zwavel | ons, kamfer 40 grein, gedistilleerd water 8 ons — Goed omgeschud, worden de deelen des morgens en des avonds met zacht linnen daarmede gebet, zonder ze af te wasschen of af te drogen.

» 291. Neem: azijnzuur lood 4 drachme, ongezouten boter 1 ons — Als zalf.

» 262. Neem : witte prsecipitaat 1 drachme, spermaceti 4 ons, genoeg amandelolie om bij een zacht vuur een zalfje te bereiden — Men legge dit gedurende den nacht op.

» 293 Neem : terpentijnolie, kamferspiritus, van elk Ij drachme, rozenwater 4 ons. — 's Avonds met linnen om te slaan en het gedurende den nacht te laten liggen.

» 294. Neem: walschot 2 ons, smelt dit bij een zacht vuur; voeg er dan rundermerg 4 drachme, fijne olijtlolie, honig, van elk 4 ons, kamfer j drachme, bij. — 's Morgens en 's avonds in te wrijven.

» 295. Mosterdwei. Bij 2 pond heete koemelk voegt men 2 ons fijn gestampte mosterd, laat dit zacht koken, totdat de kaas zich afscheidt, en zijgt dan de wei door.

» 296. Radijsbier. Men neemt op 46 pond bier fijn gesneden radijs en lepelkruid van elk 2 ons, pijnboomenknoppen 4 ons, laat het staan totdat de gisting geëindigd is, giet dan de heldere vloeistof af en geeft het tot gewonen drank.

» 297. Moutdrank. 2 pond gerstemout worden met 6 pond ko-

-ocr page 571-

553

kend water overgoten; men dekt het mengsel goed toe en laat het 4 uren staan, zijgt het dan door en gebruikt daarvan daags 3—4 pond.

N0. 298. Neem: lepelkruid, waterkers, eereprijs, van elk gelijke deelen, zoodat 6 lood sap daaruit kan geperst worden. — Men gebruikt dit als in n°. 241; of

» 299. Neem: versch geperst sap van lepelkruid, dito van zuring, van elk 2 ons, dito van china's appelen i ons, zout-ether-geest, 4 scrupel. — In den morgen Smaal te nemen en dit dagelijks te herhalen.

» 300. Neem: koortsklaver, extract van duizendguldenkruid, van elk 1 drachme, gedistilleerd kamillenwater 4 ons, lepelkruidspi-ritus 2 drachmen, verdund zwavelzuur 1 scrupel.— 2—3maal daags 1 eetlepel.

» 301. Men giet op { ons grof gestampte kina 8 ons gedistilleerd water, laat dit 1 uur lang staan, zijgt het dan door. voegt er 4 ons wijnachtig kaneelwater bij en neemt alle 2—3 uren daarvan een half kopje met of zonder suiker

» 302. Neem: radijs 3 ons, ijzer in poeder 1 ons, rhabarber | ons, gember 2 drachmen, goeden witlLMi wijn 2 pond. Nadat dit 12 uren gestaan heeft, zijgt men het door en drinkt daarvan 4maal daags »—1 kopje.

» 303. Tandsmeersel. Neem: roode kina in poeder ^ ons, lepelkruidpoeder, florentijnschen violenwortel, van elk 2 drachmen, moerbeziënsap, zooveel als voor het smeersel noodig is.— 's Morgens en 's avonds het tandvleesch daarmede te bestrijken.

» 304. Neem: gersteslijm 8 ons, zoutzuur 1 drachme, moerbeziënsap 1 ons. — Menigmaal als mondspoeling te gebruiken.

» 305. Neem: zoutzuur, kina-extract, Japansche aarde, myrrhe-tinctuur, van elk | drachme, moerbeiensap, rozenhonig, van elk 1 ons. — Met een penseel meermalen op de zwerende plaatsen te strijken

» 306. Neem : versch bereiden chloorkalk 1 drachme, wrijf dien en giet er langzamerhand 6 pond gedistilleerd water en 8 ons zuiveren spiritus in. — Dit laat men 24 uren op een koele plaats staan, giet dan de heldere vloeistof af en bewaart ze in goed gekurkte tlesschen. Men spoele daarmede den mond dagelijks verscheidene malen.

» 307. Neem: angelicapoeder 3 drachmen, zedoarpoeder 1| drachmen, echte ambra } scrupel, kandijsuiker 2 ons, arabische gomslijm, zooveel als om daarvan staafjes van 20 grein zwaar te kunnen maken. — Een staafje menigmaal in den mond te nemen

» 308. Neem; paardenbloemen-extract, schellekenskruid-extract van elk 2 drachmen, wijnsteenzure potasch | ons, waterige rhabarber-tinctuur 1 ons, pepermuntwater 2 ons, gedistilleerd water 4 ons, pepermuntsiroop 1 ons. — Alle 2 uren 1 eetlepel.

» 309. Neem : rhabarberpoeder, paardenbloemen- en schellekenskruid-extract, medicinale zeep, ammoniak van elk 1 drachme, aloë 1 scrupel. Hiervan maakt men pillen van 2 grein.—'s Morgens en 's avonds 12 pillen.

» 310. Neem; ijzervijlsel 1—2 grein, kaneel 1 grein, geprepa-

-ocr page 572-

554

reerde oesterschelpen ^ scrupel, suiker 1 scrupel. — 's Morgens en 's avonds 1 poeder.

Nc. 311. Neem; guajak, arabische gom, van elk 2 drachmen, gedistilleerd water 6 ons, salpeter 1 drachme, braakwijn 1 drachme, amandelsiroop 1 ons. — Alle 2 uren 1 eetlepel.

» 312. Neem; aconit-extract 1 grein, calomel 2 grein, suiker 13 grein. — Alle 3 uren 1 poeder

» 313. Neem: bloem van zink 1—2 grein, wormkruidpoeder 10, 20—30 grein. — Alle 3—6 uren 1 poeder.

» 314. Neem: zuiver kwikzilver 1 pond, dit wordt met 4 pond water in een aarden pot 2—3 uren lang gekookt, menigmaal met een houten potlepel omgeroerd en dan als drank toegediend.

» 315. Neem : jalappenwortel 2 scrupels tot op 1 drachme, calomel 1 scrupel, bilzenkruid-extract 2 grein, suiker 2 drachmen. — Deel dit in 10 gelijke poeders. — 's Morgens en 's avonds 1 poeder.

» 316. Neem ; rhabarber 1 drachme, zwavelzure magnesia 2 drachmen. Deel dit in 12 gelijke poeders. — 's Morgens en 's avonds 1 poeder.

» 317. Neem: senebladeren, rhabarber, van elk 2 drachmen, giet er heet water op, laat het | uur trekken, zijg het door, zoodat het 4 ons bedraagt, voeg er dan nog bij manna 1 ons, zwavelzure magnesia 2 drachmen — Alle 2 uren 1 kleinen eetlepel.

» 318. Neem; extract van walnotenbladeren 2 drachmen, rei-nevarenolie 1 scrupel, althaeapoeder zooveel als genoeg is om 60 pillen le maken; bestrooi ze met kaneelpoeder. — A.lle 2 uren 3—5 pillen.

» 319. Neem: zedoarzaad t scrupel, jalappenwortel 8 grein, calomel 2 grein. — 's Morgens en 's avonds een half poeder. (Voor een kind van 6 jaren, 3 dagen achter elkander).

» 320. Wormmiddel. Neem : zedoarzaad ons, valeriaanwortel 1| drachmen, jalappenwortel 1 drachme, wijnsteenzure potasch 2 drachmen, zeeajuinhonig 3 drachmen, frambozensap zooveel als voor de likking noodig is. — Dagelijks 3—4maal 1 theelepel.

» 321. Neem: extract van walnotendoppen 2 drachmen, enkel kaneelwater i ons — Dagelijks 2—3niaal 40—60 droppels.

» 322. Neem: valeriaan 1 ons, zedoarzaad ^ ons, week dit in zooveel heet water; dat na het doorzijgen 7 ons overblijft Voeg er bij extract van walnotendoppen 2 drachmen, etherische va-leriaan-tinctuur 1[ drachmen, honig 1 ons. — Alle 2—3 uren

1 theelepel

» 323. Neem: reinevarenbloemen, zedoarzaad, van elk 1 drachme, zwavelzuur ijzer 2 scrupels, etherische valeriaanolie 10 droppels. Deel dit in 10 gelijke poeders. — 's Morgens en 's avonds 1 poeder in thee van oranjebloesem.

i) 324. Neem: zwavelzuur ijzer, waterig kina-extract, van elk

2 drachmen, zedoarzaad 6 drachmen, kaneelsap zooveel als voor de likking noodig is. — Dagelijks 2—Smaal 1 vollen theelepel.

» 325. - Neem: ijzervijlsel 1—2 grein, kaneel 5 grein, suiker 15 grein. Eiken morgen 1—2 poeders en een weinig goeden witten wijn nadrinken.

-ocr page 573-

555

N'. 326. Neem: bast van granaatwortel Ij ons, kook dien met 12 ons welwater tot op 8 ons in en gebruik dit des morgens op nuchteren maag alle { uren 2 eetlepels.

» 327 Neem: arabische gom 2 drachmen, bereid daaruit met water een slijm, ricinusolie 3 ons. pepermuntwater 8 ons. — Alle {—1 uren 2 eetlepels

» 328. Neem : koortsklaver 4 ons, oranjeschillen, kalmuswortel, van elk 2 ons. — 1 lood met 2 koppen heet water te weeken, | uurs te laten trekken, en als het afgekoeld en met suiker verzoet is, daarvan dagelijks 4maal } kopje te geven.

» 329. Neem: oplosbare wijnsteenroom 3—4 diachmen, afkooksel van agurken 6 ons, suiker naar verkiezing. — Alle 3 uren 2 eetlepels

» 330 Neem: arnicabloesein 3 drachmen, kook dit met 10 ons water tot op 6 ons in, voeg er bij kamillen-extract, wijnruit-extract, van elk ij. drachmen, ijzerwijnsteen i drachme, pepermuntwater 2 ons, oranjeschillensiroop 1 ons. — 3—4niaal daags 2 eetlepels

» 331. Neem: gezuiverd galbanum, myrrhe, van elk 2 drachmen, ijzervitriool 2 scrupels, oranjeschillensap zooveel als genoeg is om 140 pillen te bereiden — Om de 3 uren 6 pillen.

» 332. Neem: het afkooksel van indischen kostus, uit 2 drachmen bereid. 6 ons, tinctuur van oranjeschillen { ons, cilroen-oliesuiker 1 drachme — Dagelijks 3maal 1 eetlepel

» 333. Neem: mexikaansch druivenkruid, kattenkruid, van elk gelijke deelen. — Als thee.

» 334. Neem: sagapenum, wit aandoorn-extract, gepulveriseerde zevenboombladeren, van elk 2 drachmen, vluchtig hertshoorn-zout i drachme, arabische gomslijm, zooveel als genoeg is om pillen van 3 grein te maken — Dagelijks 4maal 5 pillen.

» 335 Neem: vluchtige valeriaan-tinctuur 1 ons, etherische be-vergeiltinctuur { ons — Bij krampachtige aanvallen 30 droppels met een weinig water

» 336 Neem: zuurachtige rozentinctuur 2 ons, bitter-amandel-water 1 ons. — Dagelijks 4maal 30 droppels.

» 337. Neem: ruw opium 6 grein, kamfer 12 grein, spiritus 4 ons (het wordt niet gefiltreerd). — 's Morgens en 's avonds 1 eetlepel.

» 338. Neem: Haller's zuur 1 drachme, samengestelde kinatinctuur 1 ons, tinctuur van oranjeschillen 1 drachme. — Dagelijks Smaal 80 droppels in een kopje water.

» 339 Neem; koningskina 1 ons, oranjeschillen 2 drachmen, kook dit met 12 ons water tot op 8 ons in; Haller's zuur | drachme, kaneeltinctuur 2 drachmen, siroop van oranjeschillen 1 ons — Alle 3 uren 2 eetlepels

» 340. Neem: aluin 15 grein, pepermuntwater 4 ons, kaneeltinctuur en mankopsiroop, van elk 1 ons, — Alle 4 en ge-heele uren 1 eetlepel

» 341 Neem: kina-extract, ratanhia-extract, salie-extract, Ja-pansche aarde, van elk 2 drachmen, ijzervitriool 2 scrupels. — Maak daarvan pillen van 2 grein — Dagelijks 3niaal 10—15 pillen

-ocr page 574-

556

m

Nquot;. 342 Neem: rood vingerhoedkruid ons, vloeibare azijnzure potasch |

Alle 2 uren 1 eetlepel.

» 343 Neem: koolzuur ijzer | ons, arabische gom, suiker, van elk 2 drachmen Maak daarvan 100 pillen. — In het begin daags

1 pil en langzamerhand bij gedeelten tot i2, 16 daags klimmen en eenen tijd lang daarmede voortgaan.

» 344. Neem: kaneel quot;10 grein, ijzervitriool 1 grein, suiker 1 scrupel. — Alle 2 uren (ook meermalen) i poeder.

» 345 Neem: azijnether 2 drachmen, kaneeltinctuur 1 ons — Alle halve uren 15—20 droppels.

» 346 Neem: phosphorzuur 4 scrupels, opiumtinctuur 2 drachmen, kaneeltinctuur 1 ons. — 10—20 droppels alle | of uren.

» 347 Species voor versterkende kruidenbaden. Neem: opiumtinctuur, lavendel, rozemarijn, kwendel, thijm, mariolein, van elk

2 ons. — Tot een bad af te koken.

» 348. Neem: zuur aromatisch elixir 2 drachmen, ambertinc-tuur 1 drachme — Dagelijks 3maal 30 droppels in gerstewater.

b 349 Neem: welwater 7 ons, lepelkruidspiritus 1}. ons, laurierkerswater, salpeter, van elk 1 drachme, bilzenkruid-extract j scrupel — Meermalen in den mond te nemen.

» 3ü0. Neem: Ki.aproth's pijnstillende ijzerhoudende likeur 1 drachme, eenvoudig kaneelwater 6 ons — Alle avonden 1 eetlepel.

» 351. Neem: jeneverspiritus 2 ons, anjelierenolie, muskaatbalsem, van elk 2 drachmen. — Eén eetlepel vol in te wrijven.

ygt; 352a Neem: gekookte bilzenkruidolie 1 ons, opiumtinctuur 1 drachme, kruizemuntolie J scrupel. — Warm in te wrijven.

» 3526. Neem: witte was 1 drachme, smelt dit bij een matige warmte en voeg er dan bij copaïvenbalsem 2 drachmen, cube-benpeper 3 drachmen. Maak daarvan pillen van 2 grein. — 4maal daags 8—10 pillen

» 353 Neem: terpentijn 2 drachmen, saffraan, rhabarber, van elk 1 drachme — Maak daarvan 75 pillen. — 's Morgens en 's avonds 5—6 pillen.

» 354. Neem: waterig opium-extract 1 drachme, rozenwater 8 ons, loodazijn 1 scrupel, kweepittenslijm 1 ons — Om in te spuiten.

» 355 Neem; ratanhiawortel 10 drachmen, kook dit met 36 ons water tot op 12 ons in, ratanhia-extract } ons, katechu-aarde, gomkino, van elk 1^ drachme — Uitwendig.

tgt; 356. Neem; rhabarber 1 grein, geprepareerde kreeftsoogenIS grein. — 'sMoigens en 's avonds 1 poeder.

» 357. Neem: witte magnesia, armenischen bolus, foeliesuiker, van elk 2 drachmen, rhabarber 1 drachme. — 3maal daags 1 theelepel

v 358. Neem: koud bereid kina-extract, ruwe aluin, ijzersal-ammoniak, aromatisch poeder, van elk | drachme, kaneelolie 12 droppels. — Maak daarvan pillen van 2 grein — 's Morgens en 's avonds 5—10 pillen.

» 359. Neem: katechu-aarde, ruwe aluin, van elk 1 drachme,

I ■in 1 li

^ scrupel, heet water 6 ons, suiker 2 drachmen. —

il

I' Éi ' M

11 ■ tr

!l| ifj

s i fifi' ' ii'i

ll i

I

I IB

I il |[i.

II

| riril

I

III

Hi

I; ! |

m 1 i

li' D

in l i

I

llill iy

i 11

-ocr page 575-

557

gentiaan-extract zooveel, dat men pillen van 2 grein er van maken kan. — Alle 3 uren 4 pillen

Nquot;. 360. Neem: iod-potasch 1 drachme, vet \ ons — Uitwendig naar voorschrift

» 361. Neem; zwavelzuur ijzer lO grein, gedistilleerd water 1 ons. — In het begin Smaal daags 20 droppels en eindelijk 4maal 80 droppels.

» 362. Neem; rooden gentiaan 4 lood, oranjeschillen 1 drachme, kokend water 1 pond. Men laat het 1 uur lang trekken en neemt 3- 4maal daags 4 kopje.

ï 363 Neem: moederhars in bevergeil-tinctuur opgelost 3 drachmen, takamahak 2 drachmen. — Maak daarvan een pleister.

» 364. Neem: moederharspleister 2 drachmen, spaanschevlie-genpliester 1 drachme — Meng dit onder elkander.

» 365. Neem; waterig opium-extract 2 grein, kreeftsoogen, suiker, van elk 2 drachmen Maak daarvan een poeder en deei dit in 12 gelijke deelen. — Alle 3 uren \ poeder.

» 366 Neem: braakwijnsteen J grein, gedistilleerd water \ ons, zeeajuinsap, siroop, van elk J ons, braakwortelpoeder 1 scrupel — Alle ^ uren i theelepel, totdat het braken volgt.

» 367. Kinderpoeder. Neem: koolzure magnesia 1 ons, rha-barberwortel 2 drachmen, valeriaanwortel J drachme, venkel-oliesuiker 1 ons. — 2—Smaal daags 1 of 2inaal zooveel als op de punt van een mes kan liggen.

» 368 Neem: venkelwater 1 ons, waterige rhabarber-tinctuur, mannasap, van elk | ons, geprepareerde kreeftsoogen 1 scrupel. Goed omgeschud alle 2 uren 4 theelepel

» 369. Neem; chloorkalk 4 drachme, gedistilleerd water 6 ons.

Dit wordt sterk omgeschud, en wanneer het bezonken is wordt ' de heldere vloeistof afgegoten — Hiervan neemt men 4 eetlepel op een half glas althaeathee om in te spuiten, maar slechts een halven eetlepel om het gezicht en de oogen te reinigen.

» 370. Minnepoeder. Neem; gebrande magnesia 3 drachmen, venkelzaad, oranjeschillen, suiker, van elk J drachme. — 's Morgens en 's avonds, en naar omstandigheden ook meermalen 4 theelepel.

» 374. Neem; lindebloesemwater, arabische gomslijm, van elk gelijke deelen — Om het uur 2 theelepels.

» 372. Neem; lavendelgeest 2 ons, vloeibare ammonia met anijs 4 drachme — Dagelijks 2maal in te wrijven.

D 373. Neem ; gebrande magnesia 40 grein, zinkbloemen 4 grein.— Alle S—4 uren zulk een poeder.

» 374. Neem ; calomel | grein, kreeftsoogenpoeder, suiker, van elk 5 grein. — Alle 4 uren 4 poeder.

■ i) 375. Neem: kruizemuntwater 2 ons, magnesia 1 drachme, venkelsiroop | ons. — Alle 2—3 uren 4 of 2 theelepels goed omgeschud

» 376. Neem; het gele van oranjeschillen, venkel, van elk | drachme, witte magnesia I drachme, saffraan 2 grein. — 2—Smaal daags zooveel als op de punt van een mes kan liggen.

» 377. Neem. rozenzalf, muskaatbalsem van elk | ons, olieach-

-ocr page 576-

5E8

tige-balsamieke tinctuur i drachme, eenvoudige opium-tinctuur 4 scrupel. — Om in te wrijven.

N0. 378. Neem : samengesteld senna-afgietsel 4 ons, mannasap | ons. — Theelepelsgewijze alle uren tot de werking volgt.

» 379. Neem ; valeriaanwortel 1 drachme, florentijnschen violen-wortel 1; drachmen, zoethoutwortel 2 drachmen, witte magnesia 4 drachme, saffraan 8 grein. — 2—Smaal daags de punt van een mes vol.

» 380. Neem: jeneverspiritus2ons, muskatenhalsem, anjelierenolie van elk }. drachme —'s Morgens en 's avonds 2 theelepels vol in te wrijven

» 384. Neem: arahische gom, zoete amandelolie, amandelsiroop, van elk 2 drachmen, eenvoudig kaneelwater ». ons. venkelwater 4 ons — Alle uren 4—2 theelepels

» 382. Neem: dunnen salepdrank 3 ons, waterige rhabarber-tinctuur 2 drachmen, eenvoudig kaneelwater ons, suiker 4 drachme — Alle uren 2 volle theelepels

» 383. Neem: colombo-extract 4 drachme, dunne salepslijm 3 ons, venkeloliesuiker 2 scrupels — Als in 382.

» 384. Neem; afgietsel van kalmuswortel, van ^ drachme bereid, 3 ons, arabische-gompoeder 4 drachme, suiker 2 drachmen. — Om het uur 4 kinderlepel.

» 385 Neem: afkooksel van koningskinabast, uit J ons bereid, 6 ons, carnpêchehout-extract 4 drachme, enkel kaneelwater, siroop van oranjebloesem, van elk ^ ons. — Om het uur 4 kinderlepel.

» 386. Neem: cascarillen-extract 45 grein, venkelwater 2 ons, salepslijm, althaeasap, van elk J ons. — Alle 2 uren 4 theelepel.

» 387. Neem; bitterzoetstengel 2 drachmen. Men laat dit 24 uren lang in 2 pond water weeken en dan bij zacht vuur tot op 1 pond inkoken. Eindelijk worden 2 drachmen venkelzaad er bijgevoegd, en dagelijks 2—4maal | kopje gedronken.

» 388. Neem: violenkruid 2 drachme, kook het | uur met zooveel water, dat er 3 ons overblijven; braakwijn 4 scrupel, althaeasiroop { ons. — Alle 2 uren 2 volle theelepels

» 389. Neem: violenkruid, melksuiker, van elk 3 drachmen, bloem van zwavel, koolzure magnesia, van elk 4 drachme. — Alle 2 uren zooveel als op de punt van een mes kan liggen.

» 390. Neem; calomel, goudzwavel, van elk 4 grein, suiker 2 drachmen. Deel dit in 42 gelijke poeders — Dagelijks Smaal 4 poeder.

» 394. Neem; versch bereide rozenzalf 4 ons, /inkbloemen 4 drachme, wit praecipitaat 4 scrupel.

» 392. Neem: zwavelkalk 2 drachmen, althaeathee, 6 ons.— Het uitslag meermalen daarmede te wasschen

» 393. Krampstillend kinderpoeder. Neem; koolzure magnesia, kreeftsoogen, geraspte hertshoorn, valeriaanwortel, van elk gelijke deelen — 4—2maal zooveel als op de punt van een mes kan liggen.

» 394. Neem: jalappenwortel 24 grein, calomel 4 grein, suiker 2 drachmen — Deel dit in 42 gelijke poeders Dagelijks 2—3 poeders, zoolang tot de wormen afgaan, of er stoelgangen volgen.

-ocr page 577-

559

Nquot;. 395a. Neem: samengestelden angelica-spiritus 2 ons, olieach-tige-balsamieke mixtnur 1 ons. — Om in te -wrijven.

» 3956. Neem: zinkbloemen 6 grein, kreeftsoogen, paeoniewor-tel, suiker, van elk 1 drachme. Deel dit in 12 gelijke poeders. — Alle 2 uren i poeder.

» 396. Neem: chloorwater, 1 drachme voor een halfjarig kind, drachme voor een éénjarig, / drachmen voor een Ij.—3jarig en 3 drachmen voor oudere kinderen, althaeasiroop j ons. — Alle 2 uren 1 theelepel (De vloeistof moet in een zwarte flesch bewaard en buiten het zonnelicht gehouden worden.

» 397. Neem: zwavelzure kinine 6 grein, los dit met 3 grein wijnsteenzuur en 1 ons water op, frambozensap i ons. — Alle 3—4 uren quot;1 theelepel.

» 398. Neem: belladonna-extract i scrupel, Spaanschevliegen-tinctuur 3 drachmen, zenuw- (rozemarijn-) zalf 2 ons. — Dagelijks 2maal in te wrijven.

» 399. Neem ; fijn gestampte koningskina 1 ons, rijnwijn bijna 1 kan. Laat dit ii uren staan en schud het zeer dikwijls en lang om. — Des morgens i wijnglas.

-ocr page 578-
-ocr page 579-

ALPHABET1SCH REGISTER.

A.

Bladz.

Aambeien 320.

Aambeien (Blinde) 333]

Aambeien der teeldeelen 336.' Aambeien (Vloeiende)

Aambeien (Witte) 335*

Aamborstigheid 23 i.quot; Aamboritigheid door bloedophooping 237. Aamborstigheid (Krampachtige) bij

kinderen 4J)7.

Aangezichtspijn 193.

Aanhoudende koortsen ti5.

Abortus 434,

Acute witte vloed 444.

Ademhaling 8. Ademhaling (Moeilijke) bi) kinderen 495!

Angst -jü.

Angstige slaap 233.

Arm (Roos aan den) 181

Armgewricht (Rheum, pijn in het) 194.

Arsenicum (Vergiftiging door) 5^4.

Asthma 234.

Asthma van hysterische personen 235.

Aziatische cholera. 3461

B.

Bederf der lucht 34.

Bederf in de maag 210.

Bedsteden (Vochtige) 54!

Beklemde breuk 172.

Belroos 18(1 Benauwdheid, zie Angst Beroepsbezigheid 6 i-2. Beroerte 20, 257!

Besmetting 4^

Beving 20. Bevrorenen 510 517, Bezigheid (Dagelijksche) ' 6.

Bezinksel in de urine 16.

BezwijrJine; 20.'

Blaasontsteking 176.

Blaassteenen 40?!

Bleekzucht 451.

Bliksem (Door den) getroffenen 524.

Blinde aambeien 334.

Bloed j 1 *

Bloedaandrang (Hoofdpijn door) 241.

Bloedberoerte 258.

Bloeden 319!

Bladz.

Bloed (Hoesten met) 321. Bloedophooping (Aamborstigheid door) 237.

Bloedryk temperament 5.

Bloedspuwen 325.

Bloedvinnen 379.

Bloedvloeiingen 317.

Bloedzweren 381.

Borsten (Koos aan de) 1X1.

Borstontsteking (Valsche) 157.

Borstpijn (Rheumatische) 194.

Borstverslijming bij kinderen 495.

Borstwaterzucht 308. Braken 2:iS, 239, 240.

Braken der dronkaards 240.

Braken der kinderen 478.

Braken der zwangeren 432.

Braking 12.

Brand 366.

Brood 30,

Buik (Roos aan den) 181.

Buik verstopping 341.

Buikwaterzucht 310.

C.

Catarrhale koorts 96—101.

Catarrhale koorts (Eenvoudige) 97.

Catarrhale keelontsteking 144.

Catarrhale oogontsteking 140.

Catarrhale oorontsteking 139.

Catarrhale ontstekingkoorts 97.

Catarrhale gastrische koorts 97. Catarrhale zenmvacht ontstek. koorts 97.

Cholera (Aziatische) 346.

Cholera (Droge) 348.

Cholerisch temperament 5.

Chronische ziekten 185.

Chronische witte vloed 448.

Creosoot »49.

Critisch bezinksel in de urine 16.

Critisch zweet 14.

D.

Dampen (Schadelijke.) 519.

Darmkanaal (Vuile stoffen in het 210.

Darmkanaal (Rottig bederf in het) 210.

Darmontsteking 171.

Darmontsteking (Sluipende) 174!

Diarrhee 337,


s

36

-ocr page 580-

AI.PHABETISCH REGISTER.

562

Bladz. 4. 49: 411. 3 18. 6. 522. 18. 117. 367. 48.

Bladz.

480. 89. 8. 529. 528. 516. 267. 305. 12. 30. 524.

29. 4b. 246. 137

30. 3.

264. 11.

193.

194. 23.

55,

340. 44. 204. 273

9. 05.

133. aOfi. 194. 11.

19. 232.

10.

203. 321. 201. 20*.

204. 203.

12.

244. 241. 243.

245. 243. 377.

20. 1.

383. 484. 53. 177. 179.

soe. I

373. | 353.. 204.1 216. 454. 266.

353.

354. 12.

390. 221. 147. 130. 280.

268. 454.

207.

3. 252. 5. 87. 91, 92.

90, 93.

91, 93. 410.

97. »43. 3. 87 250. 107. 204. 387. 390. 468, U. 383. 18. 15. 21. 118. 44. 1

KW

Flauwte

Flauwte (Hysterische)

G

Gal (Ophooping van) Galachtig gestel Galachtige maagkramp Galachtig temperament Galkoorts

Galkoorts (Eenvoudige) Galkoorts met ontsteking Galkoorts (Rheumatische) Galsteenen

Gastrische catarrhale koorts Gastrische hoofdpijn Gastrische gestelleu Gastrische koortsen. Gastrische tandpyn Gastrische wisselkoorts Gastrische ziekten Geelzucht

Geelzucht (Krampachtige)

Geelzucht der jonggeborenen

Geeuwen

Gebarsten huid

Gehoor

Gekookte urine Gelaatskleur

Gemaskerde wisselkoorts.

Gemoedsbewegingen

Geneeskunst

Diarrhee der kinderen

Diëet (Waterig)

Diepe udemhaling

Dierlijke vergiften

Dolheiduvergif

Doodvriezen

Doofheid

Doorliggen

Dorst

Dranken (Sterke) Drenkelingen Drinken (Weinig) Droefheid Dronkaards

Dronkaards (Waanzin der)

Dronkenschap

Droog gestel

Duizeling

Dun bloed

E.

Echte pokken Echte Pokken (Gewijzigde) Eetlust (Bovenmatige) Engelsche ziekte Epilepsie

Etterende keelontsteking

Etterkoorts

Ettertering

F.

Hals (Rheumatismus van den)

Handgewricht (Rheumat. van het)

Handwerken

Handwerken (Zittende)

Hardlijvigheid

Hartstochten

Hartziekten (Hoesten door)

Hectische koorts ^ 19,

Heete adem

Heete koortsen

Hersenontsteking

Hersen waterzucht

Heupen (Rheumatismus der)

Hikken

Hitte

Hitte in den slaap Hoest

Hoest door afzetting van ziektestotten

Hoest met bloed

Hoest (niet catarrhale)

Hoest door hartziekten

Hoest door verlengde huig.

Hoest door volbloedigheid

Honger

Hoofdjicht

Hoofdpijn

Hoofdpijn (Gastrische)

Hoofdpijn (Periodieke)

Hoofdpijn (Rheumatische)

Hoofdzeer Houding

HUFELAND (Uitspraak van)

Huid (Gebarsten)

Huiduitslag der zuigelingen Huiduitwaseming Huidvlies der lever, ontsteking Huidvlies der lever, sluipende ontsteking Huidwaterzucht Huidworm Huidziekten

Huig (Hoest door verlengde) Hypochondrie Hysterie

Hysterische toevallen

I.

IJlen 133'

Inblazen van lucht bij flchijndooden 513.

Indigo v

Instorting bij waterzucht

Instorting bij wisselkoorts l*5-

Geslacht Geslachtsdrift Geslachtsziekten Gestel

Gevoel der huid Gewoonte Geworgden Gezicht

Gezwollen voeten

Gierstuitslag

Gramschap

-ocr page 581-

ALPHABETISCH REGISTER.

56'i

Bladz.

L.

Bladz.

J.

3i)7. 117. 4.

144.

145. 147.

9.

113. 2-2.

-4.

114. 501 39. 11.

390. 39G. 356. 510. ^54. •476. 171. 29. 519. 65. 245. IHO. 120. 119. 65. 101. 101. -64. 57. 87. 131. 102. 129. 57. 56. 526. 380. 9.

19. 185.

3. 3.

20. 231. 496. 499. 240. 324. 203. 487. 499.

us.

526.

206. 210. 207. 209. 212. 118.

4. 201. 251. 167. 170. 251. 253. 474. 422. 427. 420. 414 412. 412.

6. 104. 266. 359.

5. 127. 117. 531.

57

Ut»

401,

133. 513. 226. 312. 115.

Keeloutsteking

Keelontsteking (Catarrhale)

Keelontsteking (Etterende)

Kille adem

Kina (Gebruik der)

Kinderjaren

Kinderleeftijd

Kinine

Kinkhoest

Kleeding

Kleur van het bloed

Klierziekte

Knobbelziekte

Koepokken

Kolendamp

Koliek

Koliek bij kinderen Koliek (Ontstekingaclit' z ) Kookkunst (Fijne)

Koolzuurgas

Koorts (Aanhoudende of heete) Koorts (Geheime wissel-)

Koorts (Etter-)

Koorts (Eigenlijk sluipende zenuw-) Koorts (Hectische)

Koorts (Heete)

Koorts (Koude)

Koorts (Langdurig verloopeLdej Koorts (Leefregel gedurende de) Koorts (Oorzaken der)

Koorts door slechte spijsverteriu Koorts (Sluipende)

Koorts (Tuaschenpoozende)

Koorts (Typheuse sluipende)

Koorts (Verdeeling der)

Koorts (Verschijnselen der)

Koper (Vergiftiging door) Koperuitslag Korte ademhaling Koude

Koude vatten Krachteloos geutel Krachtig gestel Kramp

Kramp in den slaap Kramp der stemspleet Krampachtige aamborstigheid Krampachtig braken Krampachtig hoesten met bloed Kramphoest

Krai^igt;toevallen bij kinderen Kroep

Kwaadaardige wisselkoorts Kwikzilver (Vergiftiging door)

Jicht

Jicht als uaziekte Jongelmgsleeftijd

K.

Lachen l|,

Langdurig verloopeude koortsen 10®.

Langzame ademhaling 8.

Leefregel der koortslijders 58.

Leefregel in de waterzucht 303.

Leefregel in de wisselkoorts 114. Leeftijd

Leefwijze in de hersenontsteking 135.

Lendepijn 197.

Leverontsteking 177.

Levervlekken 384.

Lever (Verstopping der) 117.

Levenswijze (],

Lichaamsbeweging 37. Lichaamsbouw 20, 272.

Lichaamsdeel (Zwak) i'.

Liefde 49.

Ligging 21. Lintworm .iOI, 405.

Longknobbeltering 286.

Longkramp bij kinderen 497.

Longontsteking (Nakuur der) 159.

Longontsteking (Sluipende) 160.

Longteringachtig gestel 3.

Longteringachtige lichaamsbouw 272.

Lood (Vergiftiging door) 52P.

Loop 343. Lucht (Open) 33, 35.

Lucht (Vaste) 517.

Luchtbederf * 34,

Luchtbederf door geuren 36.

Luchtsoorten (Schadelijke) 519.

M.

Maag (Overlading der) 88,

Maag (Rottig bederf in de)

Maag (Verslijming der)

Maagverzuring

Maag (Zwakte der)

Maag (Zwakte der) als naziekte

Maagdelijke leeftijd

Maaghoest

Maagkramp

Maagontsteking

Maagontsteking (Sluipende)

Maagpijn

Maagzuren

Maagzuur bij kinderen Maandstonden (Bovenmatige) -Maandstonden (Moeilijke, pynlijke)

Maandstonden (Onderdrukkin; Maandstonden (Uitbleven der) Maandstonden (Te vroege) Maandzuivering Maatschappelyke stand Maden

Mannelijk onvermogen Mazelen

Melancholisch temperament Melkkuur

Milt (Vergrooting der) Miltvuur (Vergiftiging door)

der)

-ocr page 582-

ALPHABETISCH REGISTER.

564

Bladz.

Minerale vergiften 525.

Minerale zuren (Vergiftiging door) 527

Miskraam 434.

Misselijkheid der zwangeren 432.

Moederbloedvloed 422.

Moederkwaal 454.

Moeilijke ademhaling 9.

Opgezetheid van het lichaam

Opgehangenen

Ophooping van gal

Ophooping van vuile stoften

Oranjebladen

Overerving

Overgang van warmte tot koude Overlading der maag

Bladz.

31'

52b.

207.

204

22

5 20

87,


N.

Nachtlucht 54.

Nachtmerrie 233.

Nakuur der longontsteking 159.

Naziekten der wisselkoorts 116.

Neiging tot sterken drank 137.

Nek (Rheumatismus in den) 193.

Nerveuze hoest 202.

Neteluitslag 366,

Neusbloeden 317.

Neusvliesontsteking 148.

Nierkoliek 175.

Nierontsteking 175.

Niersteenen 407.

o.

Paddestoelen ^Vergiftiging door) Persing bij ontlasting Phlegmatisch temperament Piepende ademhaling Pisafscheiding Pisopstopping

Piswerktuigen (Aambeien der) Plantenvergiften

Poeder tegen de vallende ziekte Pokken

Pokken (Echte)

Pokken (Valsche)

Pols

Prikkelkoorts Pijn

15,

35' 35. 35-

d 1


Onderbuikshoest 201. Onderbuikstyphus 77—80. Onderdrukking der geslachtsdrift 50. Onderdrukking der maandstonden 420. Onderscheiden der ziekte 3. Ongesteldheid door aambeien 326. Onmacht 268. Onmatigheid 41. Ontbinding van het bloed 11. Ontlasting 13. Ontlastingen des lichaams 51. Ontsteking 131. Ontsteking der blaas 176. Ontsteking der darmen 171. Ontsteking van het huidvlies der lever 177. Ontsteking der Lever (Sluipende) 179. Ontsteking der maag 167. Ontsteking van het neusvlies 148. Ontsteking der nieren 175. Ontsteking van dc organen der ademhaling 144, Ontsteking van het ruggemerg 162. Ontstekingkoorts 65—70. Ontstekingkoorts (Catarrhale) 97, 99. Ontstéldngkoorts (Sluipende) 123. Ontstekingwisselkoorts 106. Ontstekingwerende leefregel 60 Ontwikkelde leeftijd i 5. Ontvellingen 382. Onvermogen (Mannelijk) 266. Oogontsteking 140. Oogontsteking door uitwendige bclee-

diging 142.

Oogontsteking (Rheum. catarrhale) 143.

Oogontsteking der kinderen 472.

Oorontsteking 138.

Oorontsteking tRheum. catarrhale) 139.

Oorzaken der ziekten 22.

Opgezet lichaam 13.

R

Rauwe urine 15 Redding der schljndooden 508 Reuk 18. Reutelende ademhaling 9. Rheumatisch catarrhaalachtige ziekten 185. Rheumatisch catarrhale wisselkoorts 107. Rheumatische duizeling 265 Rheumatische galkoorts 91, 93 Rheumatische hoofdpijn 193 Rheumatische koorts 96, 9? Rheumatische ruggepijn 19-1 Rheumatische tandpijn 25C Rheumatismus 18bquot; Rheumatismus van het armgewricht 1?quot; Rheumatismus van hals en nek 19 Rheumatismus van handgewricht en knie 1*quot; Rheumatismus van het schoudergewricht 194 Rheumatismus (Pas ontstaan koortsloos) I**' Rheumatismus (Verouderd) 194. Rheumatismus (Waar en valsch) 18* Ringworm 37.' Roode loop 343. Roodvonk 361. Roos 18^ Roos aan den arm I Roos aan de borsten K Roos aan den buik i Roos (Valsche) 1 RÖtheln 3 Rotkoorts

Rottekruit, zie Arsenicum,

Rottende wisselkoorts.

Rottig bederf in de maag eu het darmkanaal I Ruggemergontsteking

l ..


-ocr page 583-

ALPHABETISCH REGISTER.

565

Bladz.

31'

52b.

207.

204 2J

5. :]85. 8. 528. 385. 194. 48. 370. 467. 510. 228. 233. 232. 231.

231.

232. 228.

3

17. 174. 273. 160. 170. 123. 129. 120. 335.

3. 5. 1)4. 294.

18.

469. 382.

8. 528.

405. 10. f0.

401.

470. 212.

29.

406. 10. 10.

496.

30. 501. 518.

9. , 51. 340. 487. 7.

iauguinisch temperament ippen (Gebrekkige toestand der) 5 ohaarsche ademhaling 20 -cbeerling (Vergiftiging door) .cheurbuik

Schoudergewricht (Pijn in het)

chrik churft

hijndood der jonggeborenen 'Indooden

P 38,

ip (Angstige)

ap (Hitte in ,den)

-vap (Kramp in den) 3 *laP, (Onrustige)

3 ;aap (Schrikken in den)

^tapeloosheid ga- alap gestel 35' 'Slapen

35 ïluipende darmontsteking

35I ^luipen(ie koorts lil», 131,

•luipende longontsteking t} sluipende maagontsteking I ,»Iuipende ontstekingkoorts Gluipende typheuze koorts Sluipende zenuwkoorts ; Slijmaambeien Slijmachtig gestel SI ijma chtig temp eram ent Slijmkoorts Slijmtering Smaak

Smarten der kinderen Smetten u Snelle ademhaling Spaansche vliegen (Vergiftiging door) Spoel wormen 401,

.Spraak •Sprakeloosheid Springwormen 'Spruw

Spijsvertering (Zwakte der)

Spijzen (Bedorven)

Sikeen •'tem

-quot;■emuieloosheid Stemspleet (Kramp der)

sterke dranken Stikhoest Stiklucht Stinkende adem.

Stoelgang 13

Stoelgang (Verstopping van den) Stuipen bij kinderen ■ymptonen der ziekten

193, 240. -249, 247. 335.

T

. . .indenkrij^en 1 *• I 'l^ndmiddel

„..mdpillen ./AllflpHll

T^ldeeleu (Aambeien derj

Bladz.

S.

Bladz.

Temperamenten 5.

Tering 274, 280, 286, 291.

Teringkoorts 110.

Teringkoorts door gestoorde voeding 122. Toevallen (Hysterische) 454.

Trekkingen der ledematen 188.

Tusschenpoozende koortsen 102.

Typheuse sluipende koorts 120.

Typhus (Onderbuiks-) 77, 83.

20. 270.

14. 510.

20. 16.

15.

U.

Uiterlijk

Uitterende ziekten Uitwaseming

Uitwasemingen (Schadelijke) Uitwendige gesteldheid Uitwerpsel Urine

22! 354. 354, 11. 510. 185. 8. 33. 520. 525. 528. 525. 117. 148. 20. 104. 35. 207. 518, 510.

117. 340. 364. 128. 209. 20. 443. 320. 55. 28. 31, 33. 117.

3. 203. 5. 3. 47. 45. 910. 265.

V.

Vallende ziekte

Valsche pokken

Varioliden

Vast bloed

Vaste lucht

Vatten van koude

Veelvuldige ademhaling

Verandering in den leefregel

Vergiften (Dierlijke)

Vergiften (Minerale)

Vergiften (Planten-)

Vergiftigden

Vergrooting der milt

Verkoudheid in het hoofd

Verlamming

Verouderd rheumatismus Versche lucht Vcrslijming der maag Verstikten (Schijndood der) Verstopping der kinderen Verstopping der lever Verstopping van den stoelgang Vervellen

Verzwakkingskoorts der bejaarden

Verzuring der maag

Vleesch (Gebruik van)

Vloed (Witte)

Vloeiende aambeien

Vochtige kleeding en bedsteden

Voedingsmiddelen

Voedsel

Voeten (Gezwollen)

Volbloedig gestel

Volbloedigheid iHoest door)

Volwassen leeftijd

Voos gestel

Vrees

Vreugde

Vuile stoften in het darmkanaal Vuile atoflen (Duizeling door)


-ocr page 584-

ALPHABETfSCH REGISTER.

566

Bladz. '

Bladz.

w.

z.

VVakeu iquot;'. Walging «2. Water als draak 30. Waterachtig bloed 11. Waterkuur bij verouderd rhcumatismus 195. Waterloozing (Moeiiyke) 342. Waterzucht 301. Waterzucht in de hersenen 506. Weekelijk gestel 3. Weenen 11 • Wellust 50. Winderigheid 13, 313. Winderigheid b\j kindereu 47t». Windkoliek 314. Winters 383. Wisselkoorts _ 102. Wisselkoorts (Gastrische) 107, 112. Wisselkoorts (Geheime) 245. Wisselkoorts (Kwaadaardige en gemaskerde) 118. Wisselkoorts (Ontstekingachtige) 106. Wisselkoorts (Rheumatische) 107. Wisselkoorts (Rottende) 107. Wisselkoorts (Zenuwachtige) 107,113. Witte loop 343. Witte vloed 4i3. Witte vloed (Acute) 444. Witte vloed (Chronische) 448. Woning (Bedompte) 34. Wormziekte 309.

Zenuwachtige catarrhale koorts

Zenuwachtige wisselkoorts

Zenuwachtige duikeling

Zenuwachtige. gestellen

Zenuwachtige maagkramp

Zenuwberoerte

Zenuwgalkoorts

Zetuwhoofdpijn

Zenuwkoorts (Heete)

Zenuwkoorts (Eigenlijk sluipende)

Zenuwtandpijn

Zenuwtering

Zenuwziekten

Zindelijkheid

Zink

Zinking zonder koorts

Zittende levenswijze

Zittende levenswijze der geleerden

Zogvloed

Zomersproeten

Zoogen

Zuchten

Zuigelingstijdperk Zuiperswaanzin Zuren (Minerale)

Zuur bjj kindereu Zwak lichaamsdeel Zwakte der maag Zwartgallig gestel Zwartgallig temperament Zweet

07. 107. 266.

3. 953. 259.

91, 93.

245. 70-76. 120. 249. 273. 214. 42. 225. 198. 25. 27. 441. 384. 440. H.

4. 137. 528. 474.

6. 212. quot; 3.

5. 14.


-ocr page 585-
-ocr page 586-
-ocr page 587-
-ocr page 588-

, f; v A'.? r- r * ft' f j

/ ' I ' T . A V . ■ -t ■ t,

^ 'A ¥ it - ■*quot; - .■■* .

S -y-X-* gt; fi:,. v vquot; -r V

fv-tV*#-'--'* . .4, ^ .lt; gt;■/ ^ t- 1 *L

* 'i XJ- i !'•*'•

M., •• -y ^quot; ■ gt;** ' '' . ^ • '\ ié ^-;y,S. 'Ir -5 ^ '

lt; ? ? ^ , /- ■■ . quot;S

' ■* '-S r- V|

rgt; *1 Vquot; svu JSr n \i

L^-f ,, -j' .^■■. A 4-.. yquot;-|fc - ■

K y *quot; '*'^amp;ïrK^v.

- 5^^^ ^ quot;kr-tvjv

-•■ « yW* gt; '. tf v ^ gt; i * J!W ^T' ■ A.

* - -w. \ gt; ^-,4, ^ V -■ i 4*. ,. gt; it ».

■amp;-quot; gt;. Jij#--,-J

■ --- gt; - , v «fA» '

rv' ■ ■ 'V1v-■■lt; d

b. ./■ - ' , , .y jfc-.-f :gt;' •* *■• - J i * ^ tl

: quot;? ■ AjS-.i. ■ . J**' .. ^ f .*$.

u gt;

» .i .JCf' ■■.. quot; '' . - ; .-quot;T.

f •- gt; ,lt; / y t ■■'

r . \ - ..' ■ 1 .A 1

i ■■*

• X ■- gt; • - •* .• ■% *. 4'

■ gt;/ ^gt;W-r *£ ■ * . ' ' ' '.V ; ■-■; K. ?

^ f ■(gt; V '■/

l'Y ^ ^ ^ ^ • V .■•■'•%;. J C/V ■ r- \-,. ;

u» • i ^V'hquot;- * \ -■quot; ■ ^ ?v-; j *■.., ■lt; j. - ■

■■'gt;;•/« • 'f a / *■■*** „i x : Wgt; %. -■ V' igt; 4 -■;

, -Lc.. -•• H M - ^ :'

t 4*^irSH,

* .•■ ^ „1 , .

•4 .V ;

;. r-- •■

r/-'.quot;-' r 'Vi 7-.,

V quot;v

-^-•■^S- ^C;-1 ^

- „r • 'tW gt;

46 V-j--'—V* ,v. v ^ ■ V

■ ^ .. ■ • • v ,

•» , t ■ ,.; - -*£ . J*.-

11 quot;

V * ■quot;quot;'V

^ rvw gt;■ quot;Vf

^ ,)■ -«5 Wquot; -■•* t* rv ,. \ .^