-ocr page 1-

Vak 21

^ ^ \ND pCTOBEI\,

V.

n.

h)ijzoncier toegewijd.

O,

de

KoninpiEvaDilenAllerlieiliistenRozeiikrans,

DOOR EEN PATER DOMINICAAN.

Tweede Uitgave.

.MOSMANS, t A. 14, 's Bosch.

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

1

-ocr page 5-

/

V

DE MAAND OCTOBER.

-ocr page 6-

imprimi permittimus

TJltrajecti.

In Conv. St. Andreac Ap. Fr. clir. h. tielens

die octava Assumptionis B. M. V. Pr. Prov. Ord. Pr.

1874.

imprimatur.

Ultrajecti. J. H. wensing,

•24 Augusti 1874-. Emer. Prof. Libr. Cens.

Reimprimi permittimus.

Ultrajecti.

In Conv. St. Andreae Ap. Fr. Chr. H. TiELENS,

in solemnitate Paschae 1875. Pr. Prov. Ord, Pr®

Ultrajecti. hue Martii 1875.

Reimprimatur.

.1. H. V/ensing, Emer. Prof. L.br. Cens,


-ocr page 7-

AAND UCTOBEI^,

bijzonder toecje-wijd

O. Ij. V.

DOOR EEN PATER DOMINICAAN.

'ITweedc Uitgave.

-ocr page 8-

Hi oraneë erant perseverantes uuanimiter iu oratione cum mu-lieribus, et Maria matre Jesu,

Deze allen waren eendrachtig volhardende in het gebed, met de vrouwen, en met Maria, Jesus Moeder. Act. Ap. I, 14-.

-ocr page 9-

O O PvWO O F^D

De algemeene vereering van Maria, de Koningin Tan den Allerheiligsten Rozenkrans, gedurende de geheele maand October, danken wij aan de Paters Dominicanen der Pliilippijnsche provincie.

Deze provincie, ook genoemd, de profincie van O. L. V. van den Rozenkrans, in 1592 opgericht, onderscheidde zich spoedig door eene bijzondere godsvrucht tot Maria, de Koningin van den Allerheiligsten Rozenkrans, en wist daardoor ontelbare ongeloovigcn voor Jesns Christus te winnen. Dit kenteeken der eerste tijden van hare stichting is in latere eeuwen niet verloren gegaan, want de ijver voor den Rozen-

-ocr page 10-

II

krans bezielt nog altijd de Dominicanen der Spaansche provincie ; dat gebed steunt hen te midden der beproevingen, en schenkt hun kracht voor het Martelaarschap. De provincie der Philippijneu toch herinnert ons aan de schoonste tijden der orde van den H. Dominicus; het bloed zijner kinderen heeft niet opgehouden te stroomen in Tonkin en Cochinclüna, tot getuige voor God cn voor de menschen, dat de geest van den H. Dominicus nog voortleeft in zijne nakomelingen.

Eén der paters van deze provincie, Joseph Pcralta y Marqucz, kwam op de gedachte om de maand October aan O. L. V. van den Rozenkrans toe te wijden, gelijk in de vorige eeuw aan de H. Maagd de maand Mei was geheiligd. Dit plan deelde hij mede aan Pater Joaephus Maria Moran, een niet minder vurig vereerder van den Rozenkrans, en verzocht hem, „eeu maand, toegewijd aan O. L. V. van den Allerheiligsten Rozenkransquot;, te schrijven. Zulk een verzoek kon de vurige vereerder van Maria niet weigeren. Pater Moran schreef het werkje; en met zulk goed gevolg dat meer dan drie en dertig Bisschoppen het goedkeurden en met aflaten verrijkten.

Dit moedigde Pater Pcralta en Pater Moran aan, om Zijne Heiligheid ditzelfde werkje aan te bieden. Pius IX ontving met de grootste welwillendheid het geschenk dier paters, en wist hunne liefde voor Maria niet beter te kunnen beloonen, dan door eene Breve

-ocr page 11-

Ill

zijue goedkeuring aan deze godsvrucht te hechten, en door die met aflaten te verrijken.

Den 28 Juli 1868 namelijk, heeft Zijne Heiligheid Pius IX, door eene breve: Instante (') de toewijding

van de maand October aan O. L. V. van den Aller-

v

hciligsten Rozenkrans goedgekeurd; en den geloovigen een vollen aflaat verleend, wanneer zij de gekeele maand, bij de godvruchtige oefeningen die ter eere van O. L. V. van den Allerheiligsten Rozenkrans gehouden worden, tegenwoordig geweest zijnde, op het einde dier maand, zulleu biechten, communiceeren, en bidden volgens de rneening van Zijne Heiligheid. Daareuboveu kunnen zij iedereu _ keer, dat zij deze oefeningen bijwonen, een aflaat verdienen van 7 jaren en 7 quadrageenen.

Deze goedkeuring door onzen beminden Opperpriester aan de oefeningen van de maand October, ter eere van den H. Hozenkraus, en de aflaten aan het godvruchtig bijwonen dier oefeningen geschoaken, heeft ook ons aangezet eenige overwegingen cu gebeden voor iederen dag van de October-maacd te schrijven; ten einde deze godsvrucht, reeds in andere landen verspreid, ook in ons land zich moge uitbreiden, en de liefde der geloovigen voor Maria, de Koningin van den Allerheiligsten Hozenkraus, meer en meer zich verlevendige en in krachten toeneme.

1) Act. Cap. Ord. Praed. Gandavi 1871 pag. 24.

-ocr page 12-

IV

Gehoorzaam aan de deoreeten van Paus Urbanus VIII en van de H. Inquisitie, verklaren wij, dat, wanneer wij van wonderen spreken, het niet iu onze bedoeling ligt, het oordeel der H. Kerk te willen vooruitloopen, en wij dat woord slechts gebruiken in den zin der Katholieke schrijvers, welke over die stof gehandeld hebben; ook vorderen wij niet, dat aaa onze verhalen eenig ander dan natuurlijk en mensehelijk geloof gehecht worde.

In het klooster van O. L. V. van den Rozenkrans, te Huissen, op den feestdag van O. L. V. Boodschap 1874.

-ocr page 13-

Istc DAG.

De verhevenheid van den H. Eozenkpans.

Geen godsvrucht, zoo zegt de H. Thomas, is na het H. Offer verhevener en meer heilig dan het gebed ; en voegen wij er bij, geen gebed, buiten de gebeden die de priester in het H. Misoffer bidt, is verhevener dan het Rozenkransgebed. Om dit goed in te zien, moeten wij den Rozenkrans meer van nabij beschouwen, en de verschillende gebeden en overwegingen waaruit hij bestaat, nagaan. De Rozenkrans nu bevat voornamelijk drie verhevene gebeden : Het Onze Vader en het Wees gegroet als mondgebeden; het overwegen van de grootste geheimen van onzen Heiligen godsdienst als meditatie. Laten wij ieder afzonderlijk overwegen, en er de verhevenheid van nagaan.

Het Onze Vader.

Onze Vader-, bij die woorden wordt het hart des Christens met liefde vervuld; God wil onze Vader genoemd worden. Hij heeft een eenigen Zoon, God, gelijk Hij zelf is, in wien Hij ?,ijn welbehagen vindt; en neemt ons zondaars tot zijne kinderen aan. Beminnen wij dan zoo goed een Vader. Zeggen wij duizenden en duizenden malen:

-ocr page 14-

,,Onze Vader, onze Yader, onze Vader zullen wij U dan nooit beminnen; zullen wij dan nooit uwe ware, oprechte kinderen zijn?quot;

Onze Vader die in de hemelen zijt; Gij zijt overal maar bijzonder in den hemel, waar Gij ons, uwe kinderen zult vergaderen, waar Gij U aan ons zult vertoonen, waar Gij uwe glorie zult openbaren, waar Gij ons uw erfdeel zult schenken.

Geheiligd zij mv naam, laat ons toekomen uw rijk. Gods naam te heiligen is Hem liefhebben en niets anders verlangen dan zijn glorie en roem te vermeerderen. Begeeren dat zijn rijk tot ons kome, is wenschen dat wij geheel en al aan Hem onderworpen zijn, en dat Hij regeere over ons en over alle schepselen.

Uw toil geschiede op aarde als in den. hemel. Zijn wil te vereenigen met den wil van God, is eene oefening van de zuiverste en volmaaktste liefde.— Onze Vader, die in de hemelen zijt! In dien hemel bemint men U, en daarom vindt men zijn geluk in uwen wil te volbrengen. Dat dan op aarde geschiede als in den hemel, dat wij U hier beminnen en, door rle liefde aangezet, in alles uwen heiligen wil volbrengen.

Geef ons heden uns dagelijksch brood. Een gebed, dat een kind vertrouwvol tot zijnen Vader stiert, waarin het alles vraagt, waaraan het behoefte heeft. Onze Yader, zoo zegt het, Gij hebt ons een sterfelijk lichaam gegeven. Dit lichaam is door de ongehoorzaamheid onzer ouders zwak en sterfelijk, en heeft dagelijks behoefte aan voedsel.

-ocr page 15-

7

Geef ons, Vader, geef ons dat voedsel voor zoover wij zulks noodig hebben. Dat wij, door het U dagelijks te vragen, blijven gedenken, dat wij het van U ontvangen.

„Geef ons heden ons dagelijksch broodquot;; dat brood, dat goddelijk brood der H. Eucharistie. O Jesus, geef het ons heden; geef het ons alle dagen. Ach, dat wij waardig zijn mogen Ü iede-ren dag in de H. Communie te ontvangen. Heer Jesus, kom ten minste iederen dag op eene geestelijke wijze door de liefde in ons hart!

Vergeef ons onze schulden, gelijk wij vergeven onze scliidclenaren. Merken wij wel op, dat God de vergeving onzer zenden laat afhangen van de vergiffenis, die wij aan onze broeders schenken, 't Is God niet voldoende, ons meermalen die verplichting in de H. Schriftuur op onze harten te drukken; Hij wil, dat wij dagelijks op die voorwaarde de vergeving onzer zonden afsmeeken; zouden wij aan deze verplichting te kort schieten. Hij zou tot ons kunnen zeggen, gelijk Hij sprak tot den boozen knecht: „Booze knecht, ik oordeel u uit uw eigen mondquot; 1), gij hebt Mij vergiffenis gevraagd, op voorwaarde dat gij uw broeder zoudet vergeven. Gij hebt uw eigen vonnis uitgesproken, toen gij weigerdet, uwen broeder vergiffenis te schenken. Ga nu naar de plaats des verderfs, waar geen barmhartigheid en vergeving te hopen is.

1) H. Lue. 19, 22.

-ocr page 16-

8

En leid ons niet in bekoring. Niet alleen vragen wij God dat Hij ons niet in de bekoringen doe bezwijken, maar ook dat zij van ons verwijderd blijven overeenkomstig het woord van Jesus Christus: „waakt en bidt, opdat gij niet in bekoring komt.quot; 1)

Maar verlos ons van den kwade. Verlos ons Heer van de zonden en van alle gevolgen der zonden, van alle ziekten, van alle smarten, van den dood. Verlos ons van den duivel, onzen vijand, en van alle bekoringen.

Amen. Het zij zoo. Ja Heer, alles wat wij U in het „Onze Vaderquot; gevraagd hebben, meenen wij uit geheel ons hart, en wenschen vurig dat het zoo zijn moge.

Is er wel een gebed zoo verheven als het „Onze Vader/' waarin wij zulke groote en heilige zaken aan God verzoeken, en dat zoozeer al onze behoeften aan God te kennen geeft; denken wij daar wel aan bij het bidden van dat schoone gebed?

Vruoht der overweging.

Maken wij het besluit dikwijls dit gebed met eerbied te bidden: des morgens en des avonds, voor en na ons eten en, zoo wij eenigzins kunnen, in vereeniging met het „Wees gegroet Mariaquot; en de overwegingen der Heilige Geheimen van onzen godsdienst, door het bidden van den Rozenkrans.

1) H. Matth. 26, 41.

-ocr page 17-

9

De H. Rozenkrans.

In de laatste heift der twaalfde en vooral in het begin der dertiende eeuw woedde de ketterij der Albigenzen in Frankrijk en Italië met een bijna ongekende woede. De kerken en bedehuizen werden geplunderd, soms verwoest, de priesters vermoord, de H. Eucharistie met voeten vertreden, ondanks de krachtigste maatregelen van den H. Stoel en den vurigen ijver der geestelijken. Ook de H. Dominicus ondervond met wat een verschrikkelijk een vijand hij te strijden had, hoe al zijn predikingen, zijn bidden, zijn verstervingen, zijn wonderen zelf weinig of geen vrucht droegen voor het heil der zielen.

Toen alle middelen te vergeefs waren aangewend, verflauwde de Heilige Dominicus niet in zijn ijver, maar smeekte vuriger dan ooit tot God om redding uit dien droeven toestand. Die bede bleef niet onverhoord. God bracht redding, maar op de Hem eigenaardige aanbiddelijke wijze. Door het zwakke zou wederom het sterke uit den Booze beschaamd, en door een nietig wapentuig, den Rozenkrans, het mense.hdom verlossing verkrijgen. Met dankbare liefde aanvaardde de H. Dominicus den nederigen Rozenkrans van zijne lieve Moeder, en stelde op ingeving des H. Gees-tes de Broederschap van den H. Rozenkrans in, terwijl hij niet in gebreke bleet den raad van Maria op te volgen, die hem den Rozenkrans als een krachtig middel tegen ketterij en zonde had aangepredikt. Heerlijke triomfen bekroon-

-ocr page 18-

10

den aldra de prediking van den Rozenkrans. De groet des Engels aan Maria, vol van genade 150 malen herhaald, 15 maal afgewisseld met het gebed des Heeren, door Jesus Christus zeiven ons geleerd, werd gebeden met eene innigheid van gevoel, die bij herhaling aangenaam werd door de overweging van de grootste Geheimen van onzen godsdienst, waarin Gods liefde en Maria's grootheid ons zoo heerlijk wordt getoond, overwon de ketterij en het zedenbederf, verlevendigde het geloof en de liefde in de harten der men-schen en wapende hen met een reuzenkracht, die de ketterij en zedeloosheid overwon. Ja, zoozeer zegende God de prediking van den Rozenkrans, dat meer dan honderd duizend ketters zich bekeerden en duizenden zondaars zich met God verzoenden.

GEBED.

Maria, dierbare Moeder, Koningin van den H. Rozenkrans, U vereer ik, U bemin ik het meest onder alle schepselen.

Waarom heb ik U niet eerder gekend en niet eerder bemind; nu ten minste wil ik ü beminnen alle dagen, alle uren, alle oogenblikken mijns levens. Met U, Maria, wil ik leven hier op aarde om met U eeuwig te leven in den hemel.

Dierbare Moeder, verkrijg voor mij van uw goddelijken Zoon, dat ik altijd met eerbied het gebed des Heeren bidde, en met geloof en ver-

-ocr page 19-

11

trouwen tot God spreke: „Onze Vader, die in de hemelen zijt.quot; Vraag dien algoeden Vader de verhooring der wenschen, welke ik in het „Onze Vaderquot; van Hem afsmeek, telken male, wanneer ik dat gebed tot zijnen troon opzend, en vooral wanneer ik dit bid in vereeniging met het „Wees gegroet Mariaquot; en de overwegingen der H. Geheimen van onzen godsdienst. Amen.

Schietgebed Jesus en Maria, leer mij meer en meer doordrongen worden van de schoonheid van het Gebed des He er en of het Onze Vader.

Mc DAG.

De verhevenheid van don H. Rozenkrans.

(Vervolg.)

Beschouwen wij heden de verhevenheid van het „Wees gegroet Maria!quot;

Wees gegroet Maria. Hoe aangenaam is het voor een moederhart door hare kinderen met eerbied bejegend, vriendelijk gegroet te worden hetzij door woorden, hetzij door teekenen! Hoe zoet moeten dan die woorden van ons, de kinderen van Maria, Haar in de ooren klinken: „Wees gegroet Mariaquot;. Maria toch heeft ons inniger lief, dan een moeder ons kan beminnen.

Niet minder vreugde veroorzaken aan Maria de woorden: Vol van genade, de Heer is met U, gezegend zijt Gij onder de vrouwen; want gevoelen wij een innige blijdschap, wanneer ons Treug-

-ocr page 20-

12

devolle herinneringen voor den geest komen; wanneer wij overwegen, hoe God ons boven zoovelen tot zijne bevoorrechte kinderen heeft aangenomen; ons, zijne lievelingen, spijzigt met zijn dierbaar Lichaam en kostbaar Bloed; wat vreugde moet Maria dan niet gevoelen, wanneer wij Haar herinneren aan de groote genaden, die God Haar heeft geschonken, en die vervat zijn in de woorden: „Vol van genade, de Heer is met ü, gezegend zijt Gij onder de vrouwen.quot;

Vol van genade-, Maria in U is alle volheid der genade, Gij zijt vrij van de minste zonde, geheel schoon en nooit is zelfs de vlek der erfzonde in U' geweest.

Be Heer is met U. Gelukkig de ziel met wie de Heer onze God, is! „Wanneer God met ons is, wie kan dan tegen ons zijnquot; 1). Die God is op eene bijzondere wijze met Maria, wijl Hij Haar tot Moeder van zijn Zoon heeft uitverkoren, en Haar meer dan alle andere menschen bemint. God is ook met ons, wanneer wij zonder zonden zijn. O God, mochten ook uwe Engelen tot ons die woorden spreken; „De Heer is met uquot;!!

Gezegend zijt Gij onder de vrouwen; want Gij zijt de zuiverste, de volmaaktste, de heiligste van allen, uit U is geboren de Heilige der Heiligen, Desus Cristus, die uw hart door zijne tegenwoordigheid heeft gezuiverd en heilig gemaakt. Daarom zullen alle geslachten U loven,

1) H. P. Hom. 8, 31.

-ocr page 21-

13

en prijzen, en lofzingen tot aan het einde der eeuwen.

Gezegend is de vrucht uws lichaams, Jems. Dat nu, en altijd, en in alle eeuwigheid gezegend, geprezen en gedankt worde, die aanbiddelijke Zoon, de verlosser der wereld, Jesus Cristas, die Gij, Maria, ons geschonken hebt tot een Bevrijder van zijn volk, tot Zaligmaker van het menschelijk geslacht.

H. Maria. Op het hooren van dien naam sidderen en beven de afgronden, worden de duivelen met de grootste vrees bevangen, en vluchten van hen die met eerbied dien naam aanroepen. Maria in het gevaar aanroepen is de overwinning behalen. Eoepen wij dan dikwijls, vooral in de bekoring: „Heilige Mariaquot;!

Moeder Gods-, Gij zijt de Moeder van Jesus Christus, en als Moeder kunt Gij alles van uw geliefden Zoon verkrijgen; daarom.

Bid voor ons zondaars-, Maria, wijl wij zondaars zijn, durven wij niet onmiddellijk voor Jesus Christus verschijnen, maar roepen uwen bijstand in. Gedenk, dat Gij ook onze Moeder zijt en onder het kruis ons hebt gebaard; bid dan voor ons zondaars,

Nu-, in het uur van den strijd, opdat wij onzen God niet vergrammen: nu, opdat wij Jesus meer en meer beminnen; nu, opdat wij alles erlangen wat voor onze ziel, en ook wat voor ons lichaam heilzaam is ter zaligheid. Ja Maria, bid voor ons nu, en vooral

In het uur van onzen dood; in die oogenblikken

-ocr page 22-

u

waarop wij het meest uwen bijstand zullen behoeven, waarvan het afhangt of wij eeuwig gelukkig zullen zijn, of eeuwig ongelukkig, of wij eeuwig Jesus en Maria mogen beminnen, of hen eeuwig moeten haten. Sta ons bij, dierbare Moeder, in dat verschrikkelijk uur, eu verlaat ons niet vooraleer Gij onze ziel in het rijk der hemelen hebt binnengeleid.

Amen; zoo zij het. Ja, wij hopen en vertrouwen Heilige Maagd Maria, dat wij zullen verkrijgen, wat wij U in het „Wees gegroetquot; hebben gevraagd.

Denken wij wel dikwijls bij het bidden van de groetenis des Engels dat wij een zoo verheven gebed tot Maria richten; een gebed dat het hart met de grootste vreugde vervult?

Doch is het „Wees gegroetquot; en het „Onze Yaderquot; in zichzelven reeds zoo verheven, hoe verheven moet dan het Rozenkransgebed niet zijn, waarin wij tot honderd vijftig maal het „Wees gegroet Mariaquot; en tot vijftien maal het „Onze Yaderquot; tot de tronen van Jesus en Maria doen opstijgen.

Vrucht der overweging.

Laten wij niet na in alle omstandigheden onze toevlucht te nemen tot Maria, en dikwijls vooral in de bekoring tot haar bidden: „Wees gegroet Maria.quot;

-ocr page 23-

15

De H. Rozenkrans.

(Vervolg.)

De zonen van den tl. Dominicus traden in het voetspoor van hunnen Vader, en waar de stem hunner prediking vernomen werd, kwamen de scharen in geestdrift toegesneld om in^ de registers der Broederschap te worden opgenomen. Slechts een noodlottige samenloop van omstandigheden, de nijdige afgunst van Satan in verbond met de onstandvastigheid der menschen en de verschrikkingen eener pestziekte, die in het midden der 14-de eeuw zoovele leden der Predikheeren-orde wegrukte, dat de Kloosters schier ontvolkt waren, vermochten voor een wijl, de godsvrucht der geloovigen jegens dat schoone gebed te verkoelen. Dit echter was niet van langen duur. Den volhardenden ijver van Pater Alanus de Rupe, eerbiedwaardiger gedachtenis, en van Pater Jacobus Sprenger, beiden zonen van den H. Dominicus, mocht het gelukken, den Rozenkrans in zijn aloude populariteit te herstellen.

In den jare 1460 verscheen de H. Maagd aan genoemden Pater Alanus, en legde hem den zoeten last op, alom den Rozenkrans te prediken. Gedurende vijftien jaren kweet hij zich met eere van die heerlijke, doch moeilijke taak. Ook de werkkring van Pater Jacobus mocht zich over den vruchtbaren zegen der liefdevolle Moedermaagd verheugen, daar reeds, mede door zijn toedoen, op het einde der 15e eeuw, over

-ocr page 24-

16

gansch de wereld, waar zich de Predikheeren bevonden, de Rozenkrans herleefde en met tee-dere liefde en eerbied gebeden werd. De hooge bescherming van de Pausen van Rome aan de Broederschap verleend, valt met dezen bloeitijd samen. Want ofschoon reeds in de eerste tijden der Broederschap de Opperpriesters het zegel hunner goedkeuring aan de instelling van den H. Dominions hechtten en haar met aflaten verrijkten, rekent men toch eerst van deze tijden die overvloedige gunsten , voorrechten en aflaten, die de H. Kerk aan de Broederschap van den H. Rozenkrans heeft geschonken, en waardoor zij met recht de Koningin der overige Broederschappen mag genoemd worden.

GEBED.

Gedenk, o genadigste Maagd Maria, dat het nooit gehoord is, dat iemand, die tot U zijn toevlucht nam, uw bijstand aanriep en om uwe voorspraak bad, door U is verlaten geworden. Door dit vertrouwen aangemoedigd, vlucht ik tot U, Maagd der Maagden, en werp mij onder den last mijner zonden weenend voor uwe voeten neder. O Moeder van het eeuwig Woord, versmaad mijne gebeden niet; maar neem ze genadig aan en verhoor ze.

Ja Maria, verhoor mijne gebeden, vooral die ik tot U zend in het schoone gebed, het „Wees gegroet Maria.quot; Verkrijg voor mij de genaden van uw lieven Zoon, dat ik dikwijls dit gebed.

-ocr page 25-

17

vooral in de bekoring, tot TJ stiere; dat ik dikwijls door het bidden van den Rozenkrans met eerbied en liefde het „Wees gegroet Mariaquot; tot uwen troon doe opstijgen; want dan ben ik zeker, dat Gij mij nu, in alle omstandigheden, in gevaren en bekoringen zult helpen, dat Gij mijn steun zult» wezen in het uur van mijnen dood en ik mijnen geest zal geven in de handen van Jesus en van U, o Maria. Amen.

Schietgebed. Maria verkrijg voor mij een innige godsvrucht tot den Rozenkrans. Amen.

I I Idc DAG.

De verhevenheid van denH. Rozenkrans.

(Vervolg.)

De H. Rozenkrans is ten derde verheven, om de Geheimen, die wij onder het bidden van het „Onze Vaderquot; en het „Wees gegroetquot; overwegen.

Geen grooter genoegen kunnen wij onzen god-delijken Verlosser en Zaligmaker aandoen, dan ons als een dankbaar kind dikwijls de weldaden te herinneren, die Hij ons in zijn verlossingswerk heeft geschonken, en te beantwoorden aan het doel, dat Hij beoogde door ons die weldaden te schenken. Dit genoegen brengen wij Jesus aan door het bidden van den H. Rozenkrans; daann toch overwegen wij het geheele leven van onzen Zaligmaker; die ons hier op aarde weldaden op weldaden schonk en zijn dierbaar Bloed tot los-R. 2

-ocr page 26-

18

prijs onzer zonden aan zijnen liPtnelschen Vader tot den laatsten druppel opofferde. En door die overwegingen worden wij opgewekt tot- eene meer innige liefde voor onzen God, om Hem dankbaar te zijn voor zooveel goedheid ons bewezen. Want als wij in den ^eest het stalletje van Bethlehem binnentreden en een Godrnensch op een weinig stroo in een kribbe zien nederliggen; als wij Hem in den tempel aan zijn hemelschen Vader-zich zien opofferen; in den iiof van Olijven die woorden van Jesus, in de bitterste benauwdheden tot zijn Vader gericht, vernemen: „Mijn Vader! indien het mogelijk is, laat deze kelk van Mij voorbijgaan: nochtans niet gelijk Ik wil maar gelijk Gij wilt;quot; (i) als wij Hem ter voldoening voor onze zonden en voor die der gansche wereld aan een paal zien gebonden, zien gegeeseld enm et doornen gekroond; als wij den God van hemel en aarde met zijn kruis beladen den weg van Golgotha zien henentrekken tusschen een bende boosdoeners; als wij eindelijk onzen Jesus, aan het kruis gehecht, die woorden hooren spreken: „Het is volbracht.quot; (2) „Vader in uwe handen beveel ik mijnen geest;.quot; (E) Jesus hoofd ^ien buigen en Hem den geest zier, geven, worden dan onze harten niet tot liefde gestemd; spreekt dan geen stem in ons binnenste daf wij dien Jesus moeten liefhebben, die ons met zooveel weldaden heeft overladen, die zijn laatsten druppel

(quot;1) H. Matth. 26, 39. (2) H. Joan. 19, 30. (3) H. Luc. 23, 46.

-ocr page 27-

19

bloed voor ons aan een vloekhout heeft vergoten? Ja voorzeker dan zeggen wij met met de oprechtste liefde: „Jesus, ik berr.in U, Jesus, ik bemin U, Jesus, Gij weet alles, Gij weet dat ik ü innig liefheb.quot;

Doch niet alleen het Hart van Jesus, ook^dat van Maria vervullen wij met de grootste vreugde door het overwegen der heilige Geheimen, waardoor wij ons zoo nauw met Haar vereenigen; want vervullen wij het hart onzer vrienden met vreugde, wanneer wij ons verblijden over hunne vreugden, weenen, wanneer zij bedroefd zijn, jubelen, wanneer hun eer en glorie geschonken wordt, wat moet alsdan Maria's Hart niet met genoegen vervuld worden, als wij bij het bidden van den H. Eozenkrans ons verblijden bij. de overweging van de vreugde die Zij genoot: te Nazareth, bij de boodschap des Engels; te Jerusalem, bij de bezoeking van hare nicht Elisabeth; te Bethlehem, bij Jesus geboorte; in den tempel, bij de wedervinding van haren Zoon ; als wij met Haar weenen bij het overwegen der smarten die Zij om Jesus lijden heeft verduurd; als wij juichen en jubelen bij het overdenken harer glorierijke tenhemelopneming en harer kroning „als Koningin van hemel en aardequot;, in het rijk der hemelen.

Hoe verheven alzoo is het Rozenkransgebed zoowel om de gebeden het „Onze Vaderquot; en het „Wees gegroet Mariaquot;, als om de vreugde die wij Jesus en Maria schenken door de overweging der heilige Geheimen ?

R. 2*

-ocr page 28-

20

Vrucht der overweging.

Maken wij heden het vaste besluit dikwijls met godsvrucht den H. Rozenkrans te bidden en de Heilige Harten van Jesus en Maria door het ijverig overwegen der groote Geheimen van onzen godsdienst te verblijden en dankbaarheid te bewijzen.

De H. Rozenkrans.

(Vervolg.)

In het jaar 1634 ontwierp Pater Timotheus di Eicci, van de orde der Predikheeren, voor het eerst het plan van eene Yereeniging, die voor de bestaande Broederschap niet dan voor-deelig kon zijn. Het werd echter door Pater Martinus Petroni ten uitvoer gebracht.

Dat plan bestond namelijk hierin, dat door de leden, die zich aan die vereeniging zouden aansluiten, voortdurend alle uren des daags en des nachts, de Rozenkrans aan Maria zou opgedragen worden. Een ieder koos daartoe een afzonderlijk uur in het jaar, gedurende hetwelk hij door het Rozenkransgebed Maria's bescherming inriep voor het welzijn der Kerk, voor de zieltogenden en de lijdende geloovigen in het vagevuur.

Niet ten onrechte heeft men die vereeniging de keurbende van de strijdmacht genoemd, die ter verdediging van de H. Kerk en van hare kinderen, onder de banier van Maria zich geschaard hield.

-ocr page 29-

'21

Nauwelijks droq; Paus Urbanus kennis van deze devotie, of hij wilde opgenomen worden in de Eerewacht der H. Maagd; eveneens zijn opvolger Innocentius en met hen verscheidene geestelijken, kardinalen, religieuse vereenigingen en meer dan 60,000 inwoners der eeuwige Stad. Doch niet alleen te Rome, ook elders verspreidde zich de Eerewacht van Maria. Eeeds in 1639 telde men op het register der Predikheeren in het klooster der „Annuntiatiequot; te Parijs, 45 kloosters van verschillende orden en meer dan 800,000 andere personen; alleen in het jaar 1646 lieten zich meer dan duizend religieuse vereenigingen in de Eerewacht opnemen. De Eerw. Pater Joannes de S. Maria berekent in zijn werk over den Altijddurenden Rozenkrans, dat volgens bovengenoemd register dagelijks 30 a 40,000 men-schen den H. Rozenkrans baden.

Ook onze Nederlanden, stonden bij Italië, Frankrijk en andere Staten niet achter. Te St. Winocs-Bergen b. v. schreef men in den tijd van één jaar meer dan 25 abdijen of kloosters in, benevens duizend personen uit stad en omstreken. Te Leuven was de geestdrift niet flauwer; de eerste drie weken, die de instelling volgden, werden er meer dan 8000 personen ingeschreven.

Wat eer, wat verheerlijking werd hierdoor aan Maria niet gebracht! Ieder uur, ieder oogenblik van den dag, was voor Haar als de blijde stonde waarop Gabriël de hoogste uitverkiezing Haar

-ocr page 30-

22

boodschapte. Ieder uur, ieder oogenblik spraken duizenden monden, duizenden harten van hare heerlijkheid, en medejubelend in hare vreugde, wenschten zij met kinderlijke, gulle liefde Haar geluk met de woorden: „Wees gegroet Maria, Gij zijt vol van genade, de Heer is met U.quot; Hoe jammer dat die heerlijke lofzang werd onderbroken door de Kevolutie der achttiende eeuw !

Dan, wij mogen het zeggen, Maria's naijver, ontstaan uit het gemis van de verheerlijking die door de tallooze gebeden haar weleer werd geschonken, was te groot, dan dat Zij gedoogen kon, dat die in vergetelheid geraakte Eerewacht, nimmer meer herleefde.

Den 30sten April 1831 werd zij dan ook op nieuw opgericht te Brugge door de toewijdende zorgen van Mgr. Car. Sancy, en reeds telde zij in 1844 ruim 27,000 leden; dus drie a vier personen, die op ieder uur des jaars den H. Rozenkrans baden. Ook in Frankrijk verrees zij met frissche, jeugdige krachten. Den eersten Zondag van Juli 1853 werd zij te Lyon door de Paters Predikheeren in hun klooster ingesteld, weldra volgden de provinciën van Toulouse en Parijs. Groot is tegenwoordig het getal der leden, die de eereplaatsen hunner vrome broeders van voorheen innemen. De provincie Lyon alleen telt thans meer dan een half millioen leden van de Eerewacht van Maria.

Ook in ons vaderland is de Eerewacht van Maria den 5den Mei 1874 hersteld, en te Huis-

-ocr page 31-

23

sen in het klooster EE. PP. Predikheeren opgericht. Reeds nu zijn bijna alle uren van het jaar bezet.

Vertrouwen wij dat de goede God en Maria, de Koningin van den H. Eozenkrans, dje ver-eeniging blijven zegenen, en in Nederland zoowel als in andere landen de geloovigen zich bij duizenden scharen onder de banier van Maria, om onder hare bescherming de vijanden der H. Kerk en van haar trouwe kinderen te bevechten en te overwinnen. (').

GEBED.

H. Maagd Maria, Koningin van den Eozenkrans, verkrijg van uwen lieven Zoon voor mij de genaden, dat ik altijd met een innige godsvrucht den H. Rozenkrans bidde en door de overwegingen der heilige Geheimen de Harten van Jesus en van U, dierbare Moeder, verblijde. Vraag ook aan uw goddelijken Zoon, dat Hij zijn zegen aan de Broederschap van den H. Rozenkrans schenke, haren leden krachten geve om in hun liefde tot U, Maria te volharden, en alle geloovigen opwekke leden te worden van de zoo roemrijke Vereeniging die uw geliefden Jesus zooveel

(1) De geloovigen op plaatsen, waar geen afdeeling opgericht is, die lid der Eerewaeht willen worden, gelieven zicli te vervoegen bij den algemeenen directeur in het klooster te Huissen.

-ocr page 32-

24

eer en glorie toebrengt, en ook U, onze dierbare Moeder, met blijdschap en vreugde vervult. Amen.

Sclneigehed. Maria, geef ons uwen zegen, opdat wij in uwen dienst volharden. Amen.

IVde DAG.

DE V IJ F B L IJ D E GEHEIMEN.

De Boodschap des Engels aan Maria.

„In de zesde maand werd de Engel Gabriël van God gezonden naar eene stad van Galilea, met name Nazareth, tot eene Maagd, die ondertrouwd was aan eenen man, wiens naam was Joseph, uit het huis van David; en de naam der Maagd was Maria.quot; (')

Niet te Jerusalem, de koninklijke stad, noch in den tempel, noch in het Heilige der Heiligen, noch bij een der plechtigste en meest heilige feesten, noch aan een man, roemrijk door daden en waardigheid wordt de Engel Gabriël gezonden, gelijk weleer tot Daniel en Zacharias, maar in een onbekend stadje van Galilea, een der geringste provinciën, tot eene vrouw, wier man, ofschoon van koninklijke afkomst, toch tot de werkende klasse behoort; Maria immers was de vrouw van een armen onbekenden werkman, die volgens de overlevering door zijn arbeid het dagelijksch brood moest verdienen.

(])H. Luc. 1, 26.

-ocr page 33-

25

Is echter de persoon, tot wien de Engel gezonden wordt, gering in de oogen der wereld, zij is verheven bij God, otn het groote voorrecht, tot hetwelk Hij haar heeft voorbestemd. Is de plaats, waar Gods gezant de boodschap des Heeren brengt, klein en van geen beteekenis, groot en luistervol wordt zij door het wonder der wonderen, dat God aldaar zal verrichten.

De Engel alzoo kwam tot Maria en groette haar met de woorden: „Wees gegroet. Gij vol van Genadequot;, (') schitterend van heiligheid voor God, verrijkt met de volheid zijner genade, „de Heer is mei U! Gezegend zijt Gij onder de vrouwenquot;. (2) Hoe verhevener is niet deze boodschap dan die Zacharias in Jerusalem's tempel werd gebracht: „Vrees niet Zacharias! want uw gebed is verhoord.quot; (') De woorden toch tot Maria gesproken zijn zoo verheven en goddelijk, dat het nooit in Maria's verstand zoude zijn opgekomen hunne vervulling te verzoeken; de nederige Maagd was zoo ootmoedig, afgetrokken, kiein in hare eigene oogen, dat Zij zich zelfs onwaardig acht door een Engel gegroet te worden, vooral in zulke verhevene bewoordingen; 't is die nederigheid welke Maria deed ontstellen: „Als Zij dit hoorde, ontstelde Zij over zijne woorden.quot; (4) Doch de Engel sprak Haar aanstonds aan en zeide: „ Vrees niet, Maria! want Gij hebt genade gevonden bij God! Zie Gij zult in uvren schoot

(1) H. Luc. 1, 28. (2) Ibidem. (3) H. Luc. 1, 13. (4) H. Luc. 1, 29.

-ocr page 34-

26

ontvangen, en eenen Zoon baren, en Gij zult Hem Jesus noemen. Deze zal groot zijn, en de Zoon des Alierhoogsten genoemd worden; en de Heere God zal Hem den troon van zijnen vader David geven; en Hij zal over het huis van Jacob heerschen in eeuwigheid; en zijn rijk zal geen einde hebben.quot; (') Verheven Boodschap! de tijd door zoovele profeten voorspeld, door alle volkeren verlangd is aangebroken. Een maagd zal ontvangen, en een Zoon baren; Jesus Christus, de Verlosser der menschen, zal uit den hemel nederdalen om het menschdom te verlossen uit de slavernij des duivels, waarin het reeds gedurende vier duizend jaren zucht.

Diezelfde groetenis des Engels, Maria te Nazareth gebracht, brengen wij Haar, zoo dikwijls wij het „Wees gegroet Mariaquot; met aandacht tot Haar opzenden. Daardoor herinneren wij Haar aan dien blijden stond , waarop Gabriël die vreugdevolle tijding Haar boodschapte, wenschen wij Haar met een kinderlijken groet geluk voor de genade die God Haar geschonken heeft, en doen wij de rijkste zegeningen over ons zeiven en over die ons dierbaar zijn nederdalen.

Vrucht der overweging.

Laten wij uit deze overweging leercn hoe God het geringe in de oogen der wereld verheft en den nederige lief heeft. Maken wij daarom het besluit, in het vervolg altijd nederig te zijn en

(1) H. Luc. 1, 30.

-ocr page 35-

27

ons zeiven a)s het geringste aller schepselen te beschouwen. Vereeren wij ook dikwijls de nederigheid van Maria, door de Groetenis des Engels: „Wees gegroet Maria'' dikwijls te herhalen.

V

Leonardus.

Leonardus, een zeer stichtend leekebroeder van de orde van den H. Dominicus, had, gelijk de gedenkstukken dier orde raededeelen, zoo grooten eerbied voor Maria, dat hij bij iedere schrede, die hij deed, zelfs bij iedere handeling, die hij verrichtte, Maria toesprak -net de woorden des Engels: „Wees gegroet Maria.quot; Toen hij ziek werd en op sterven lag, zag hij aan zijn legerstede eene wonderschoone vrouw vol goedheid en majesteit, die hein met den grootsten eerbied groette, zeggende : Ave Leonarde, salve mi Fili, „Wees gegroet Leonardus, gegroet mijn kind.quot;

Ontsteld en verwonderd vroeg de brave lee-kenbroeder: „Wie zijt gij, verhevene vrouwe, en waarom groet gij mij zoo vriendelijk en eerbiedig?quot;

„Ik ben, zoo antwoordde zij, de Koningin der hemelen, de Moeder van barmhartigheid, die gij zoo dikwijls gegroet en trouw gediend hebt, zie Ik ben gekomen om U in het rijk van mijn Zoon op te nemen en U te geleiden in de armen van mijnen Jesus, de gezegende vrucht mijns lichaams...... Wilt gij Mij volgen?quot;

Het gelaat van den zieke straalde van vreugde, eerbiedig boog hij zijn hoofd en antwoordde met

-ocr page 36-

28

groote blijdschap: „O ja, ja, ik volg U.quot; Daarna ontsliep hij in den zoetsten vrede.

GEBED.

Wees gegroet, o Heilige Maagd Maria, Gij reinste, heiligste en beminnenswaardige aller Maagden.

Wees gegroet, o Heilige Maria, uitverkorene dochter van den hemelschen Vader, beminnelijke Moeder van Gods eenigen Zoon, reinste Bruid van den Heiligen Geest.

U, o Maria loven de Cherubijnen, U prijzen de Serafijnen, U roemen de Engelen en de Heiligen in den hemel.

De geheele katholieke Kerk en de gansche wereld, vereert en groet U met de woorden: „Wees gegroet Maria.quot;

O zoete Maagd en Moeder Gods, ontvang ook uit mijnen mond dien groet en stort in mijn hart een innige liefde en eerbied voor U.

H. Maria, dierbare Moeder, Koningin van den H. Eozenkrans, vraag heden aan uwen Jesus, voor mij, uw kind, de genaden, van altijd naar uw voorbeeld, nederig te leven, en mij dikwijls te spiegelen in het voorbeeld dat Gij ons van deze deugd hebt gegeven, toen de Engel U de blijde boodschap des tleeren verkondigde; geef, dat ik dikwijls tot U die groetenis met eerbied in het Eozenkransgebed herhale, om door die herhaalde groetenissen U te eeren en blijken mijner kinderlijke liefde te geven. Amen.

-ocr page 37-

Schietgebed. Maria, verkrijg voor mij een nederig hart. Amen.

Vde DAG.

V

De Boodschap dea Engels aan Maria.

(Vervolg.)

Nadat de Engel, Maria hare uitverkiezing tot Moeder van Jesus Christus had geboodschapt, wachtte hij slechts hare toestemming om wederom tot God terug te keeren. God toch wilde de menscheiijke natuur niet aannemen, vooraleer Maria had toegestemd, Moeder te worden van den Messias, den Verwachte aller volkeren; want evenals Eva vrijwillig had toegestemd aan het voorstel van de slang, om van de verboden vrucht te eten; evenzoo was het billijk dat aan Maria, de Eva van het nieuwe Verbond, de vrijheid werd gelaten om Moeder te worden van den Verlosser der wereld.

Verheven oogenblik! Zal Maria toestemmen, of weigeren ?... Zal de Messias der wereld worden geschonken, of zijne komst worden vertraagd!..... De nederige dochter van Juda heeft de redding en de slavernij der wereld in hare macht!...

Haast U, o Heilige Maagd, zoo roept de H. Bernard us uit, haast U, waarom vertraagt Gij nog uwe toestemming? Hel Eeuwige Woord verwacht ze alvorens het vleesch aan te nemen en uw kind (e worden; wij allen, ongeIukkigen,tot

-ocr page 38-

30

den eeuwigen dood veroordeelden wachten daarop; Maria, zoo Gij toestemt Moeder van Jesus te •worden, dan zijn wij allen gered. Haast U derhalve, o mijne Koningin, geef uwe toestemming, en wees geen oorzaak, dat het heil der wereld, hetgeen van IJ afhangt, nog langer worde uitgesteld.

Doch verheugen wij ons; hoewel Maria voorzag, wat opofferingen het Moederschap van Jesus zoude kosten, ofschoon Zij al het lijden van den Godmensch, zijn geeseling, zijn doornenkroning, zijn kruisdood voor oogen had, zoo hoog Zij nochtans nederig haar hoofd, en sprak tot den Engel: „Ziehier de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord.quot; (') Zie, zeide Zij, ik ben eene dienstmaagd des Heeren, die doen moet, wat Hij van haar verlangt; indien de Heer zijne dienstmaagd tot zijne Moeder kiest, zoo moet men niet de dienstmaagd, maar de goedheid des Heeren prijzen, die haar zoo hoog heeft willen verheffen.

Op dit oogenhlik opent zich de heme;, en Jesus Christus, de tweede persoon der allerheiligste Drievuldigheid, God als de Vader daalt daaruit neder, en neemt de menschelijke natuur aan in den schoot der Maagd.

O glorierijke Maagd, welke lofzangen en dankzeggingen zullen wij U aanbieden voor uwe nederige toestemming, waardoor de wereld is

(1) H. Luc. 1 : SS.

-ocr page 39-

31

verlost. Hoe zullen de menschen U naar waarde bedanken voor die nederige woorden, die Gij den Engel toespraakt: „Ziehier de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede raar uw woord.quot;

Jesus noodigt ook ons dikwijls uit, om opze toestemming te geven, cp zijne liefelijke woorden : „Komt allen tot Mij die belast en beladen zijt, en Ik zal u verkwikken.quot; (') Beantwoorden wij gelijk Maria aan deze liefdevolle uitnoodiging door dikwijls tot Jesus te naderen, of komen wij slechts zeldzaam, en dan nog met een koud en onverschillig hart, aanzitten aan de Tafel des Heeren ?

Vrucht der overweging.

Betoonen wij onze dankbaarheid aan Maria voor hare toestemming in het verlossingswerk, door haar innig lief te hebben en te vereeren ; en smeeken wij Haar dikwijls door het Eozen-kransgebed, om de verdiensten harer nederigheid en liefde voor ons, dat ook wij altijd gehoor geven aan Jesus liefdevolle uitnoodiging en Hem dikwijls waardig in de H. Communie mogen ontvangen .

Een tegenstander van den H. Rozenkrans gestraft.

De Dominicanen, hadden in de stad Gent door den H. Eozenkrans buitengewoon veel goeds gesticht; hierdoor werd de haat van sommigen,

(1) H, Matth. 11, 28.

-ocr page 40-

32

wier kwade plannen verijdeld werden, zoozeer ontvlamd, dat zij door den raad een wet tegen de religieusen lieten uitvaardigen. Het werd namelijk aan de burgers verboden zicli naar hun kerk te begeven, hunne predikingen bij te wonen, met hen te spreken, en hun aalmoezen te schenken; want men verwachtte dat de reli-gieusen aan alles gebrek krijgende, de stad zouden verlaten. Doch de onverschrokken dienaars van de Koningin van den H. Rozenkrans bleven in het strijdperk, waar Maria hen geroepen had; zij wilden niet dat die woorden uit het Hooglied op hen van toepassing zouden worden; „Ik heb mijnen wijngaard niet bewaard.quot; Zij bleven alzoo, op Gods Voorzienigheid vertrouwende, die al wat leeft in de natuur datgene schenkt, wat voor zijn bestaan noodzakelijk is.

Zulk een vertrouwen blijft niet onbeloond; want op het oogenblik dat zij aan alles gebrek hebben, voeren twee onbekenden een kar geladen met levensmiddelen aan, houden aan de poort van het klooster stil, geven den procurator kennis dat zij last hebben het koren en de andere levensmiddelen in het klooster te brengen, en verdwijnen zonder de religieusen den tijd te laten, naar den naam des gevers te vragen. De kloosterlingen, niet twijfelende, of God heeft hun twee zijner Engelen gezonden, gaan terstond naar de kapel van den Rozenkrans om God en Maria voor die bijzondere hulp dank te zeggen. Op het oogenblik dat zij het Te

-ocr page 41-

33

Deum zingen, gaat de gouverneur voorbij de kerk. Verwonderd , raenschen die hij half dood waande, te hooren zingen, braakt hij tegen de religieusen en tegen Maria, hunne beschermster, de vreeselijkste verwenschingen uit, en bij ^ich zeiven plannen tot wraak beramende, drijfl hij zijn paard voort. Doch nauwelijks is hij eenige stappen verder, of een onbekende ziekte tast hem aan; hij laat de teugels los, verbrijzelt zijn hoofd tegen de steenen, en sterft een dood, waarmede God zoo dikwijls zijne vervolgers treft.

GEBED.

Dank dierbare Maria, mijne Koningin, voor de onuitsprekelijke weldaad, die Gij het mensch-dom geschonken hebt, door toe te stemmen in het Verlossingswerk van Jesus Christus, uwen Zoon. Hadde ik duizenden en duizenden tongen om U in eeuwigheid te prijzen en te loven! Ik wil echter doen wat ik vermag, en bied U mij zeiven geheel ten offer, mijn verstand, mijn wil, mijn oog, mijne ooreu, mijn mond, mijn hart, alles schenk ik U; want ik wil U beminnen, eeren en danken in dit leven om met U te heerschen in den hemel.

Nederige Maagd Maria, laat mij U wederom groeten met den Engel: „Weesgegroet Maria, Gij zijt vol van genade, de Heer is met U.quot; H. Maria, bid uwen dierbaren Zoon, dat Hij ook dikwijls in mijn hart kome, die dierbare Jesus, de gezegende vrucht uws lichaams. En

3

-ocr page 42-

34

mag ik Hem niet dagelijks in de H. Communie op een wezenlijke wijze on', .angen, dat ik Hem dan foch iederen dag op een geestelijke wijze door de vurigste oefeningen van liefde in mijn hart binnenleide. H. Maria, Moeder Gods, bid voor mij, opdat ik altijd waardig tot de H. Tafel nadere, dikwijls met een nederig hart moge aanzitten aan den disch des Heeren, en alsdan uit den grond mijns harten die woorden tot onzen Jesus en Vriend moge spreken : „Ziehier de dienstmaagd (de dienstknecht) des Heeren, mij geschiede naar uw woord.quot; Amen.

Schietgebed. Heer Jesus, daar ik U op dit oogenblik niet wezenlijk in de H. Communie kan ontvangen, kom ten minste op een geestelijke wijze door de liefde in mijn hart. Kom Heer Jesus, kom, mijn hart is bereid!

V Ide DAG.

De bezoeking van Maria aan hare nicht Elisabeth.

Nadat de Engel Maria de blijde boodschap had aangekondigd, dat Zij van God was uitverkoren tot Moeder van den Verlosser der wereld, Jesus Christus, en Zij door de medewerking van den H. Geest dien Jesus in Haar ontving, werd Zij vervuld met den ijver, die onzen Verlosser bezielde naar de zaligheid der menschen. AVant in plaats van te Nazareth haren God in de

-ocr page 43-

35

eenzaamheid te blijven aanbidden en lof te zingen, „stond Maria op en ging met spoed naar het gebergte, naar eene stad van Judaquot;, (') volgens sommigen Hebron genaamd, dat minstens zeven dagreizen van Nazareth verwijderd la^. Noch de moeilijkheid der reis, noch hare langdurigheid kon haar van besluit doen veranderen hare nicht Elisabeth te bezoeken en Joannes in den schoot zijner moeder te reinigen van de smet der erfzonde. „En het geschiedde als Elisabeth den groet van Maria hoorde, dat het kindeken opsprongquot; {2) van vreugde en gereinigd werd van de zonde in den schoot zijner moeder.

Overwegen wij, hoe Maria, de Moeder van een God, zich de moeiiijklieden van een langdurige reis over de berglanden in Judea getroost, om een huisgezin met blijdschap te vervullen en eene ziel te heiligen. Zijn ook wij zoo vol liefde om onze broeders te helpen en te troosten, om zielen, vrijgekocht door het kostbaar Bloed van Jesus Christus, voor God te winnen; om een afgedoold schaap, een zondaar tot den schaapstal, dat wil zeggen, tot onzen Heer Jesus weer te voeren ?

Gedenken wij toch wel voor wat kostbaren prijs iedere ziel is vrijgekocht, dat het Bloed van een Godmensch tot den laatsten druppel heeft gestroomd voor het heil van iedere ziel en nog dagelijks tot dat einde aan zijnen he-

(1) H. Luc. 1, 39. (2) H. Luc. 1, 41.

-ocr page 44-

36

melschen Vader in het H. Misoffer wordt opgeofferd.

Toen Elisabeth den groet van Maria had vernomen en Joannes in haren schoot was geheiligd, sprak zij, vervuld met den H. Geest, tot Maria: „Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht uws lichaams.quot; (') Ook ons zal eenmaal een groetenis gedaan worden door Jesus zeiven, wanneer wij ijverig zullen geweest zijn om zielen voor den hemel te winnen: „Welaan goede en getrouwe knecht, zal Hij zeggen, treed binnen in het rijk der hemelen;quot; (2) want zoo spreekt de H. Jacobus: „Die een zondaar zal terug doen keeren op zijnen dwaal-weg, zal zijne ziel van den dood redden, en eene menigte zonden bedekken.quot; (3)

Vruolit der overweging.

Maken wij heden het vaste besluit naar het voorbeeld van Maria gaarne onze evennaasten te hulp te komen, en de zondaars tot God weer te brengen. Kunnen wij het niet door woorden of geschriften, doen wij zulks dan door virige gebeden, vooral door het bidden van den H. Eozenkrans.

De rozenhoedjes van een oud soldaat.

Een oud soldaat, door vermoeienissen en wonden afgemat, bevond zich in het gasthuis van de ongeneeslijken te Antwerpen. Schoon op het

(1) H.Ime. 1, 42. (2) H. Matth. 25 21. (3) H. Jac. 5, 20. ■ w

-ocr page 45-

37

slagveld grijs geworden, had hij nochtans zijn ziel in haar jeugdige krachten bewaard en haar voor den godsdienst open gehouden. Een priester, die hem bezocht, leerde herrj de godsvrucht, van den Eozenkrans. De oude krijger vond in dat gebed zulk een troost en genoegen dat hij bedroefd was niet eerder den Eozenkrans te hebben gekend. „Indien ik hem eerder gekend had, zeide hij, zoude ik hem iederen dag gebeden hebben.quot; Hij trachtte echter den verloren tijd door het dikwijls bidden van den Rozenkrans in te halen. Niet meer naar zijne genezing verlangende, zeide hij eens : ,,Indien de H. Maagd mij nog twee jaren het leven schenkt, zal ik zooveel rozenhoedjes bidden als ik dagen geleefd heb.quot; Daarna vroeg hij hoeveel dagen er waren in de zestig jaren. „Men antwoordde hem ; „Een en twintig duizend negen honderd.quot; Vervolgens vroeg hij hoeveel rozenhoedjes hij iederen dag zou moeten bidden om dit getal in twee jaren te bereiken en ontving tot antwoord : dat hij er dagelijks dertig moest bidden. En met genoegen nam de oude soldaat deze taak op zich; nacht en dag had hij zijn rozenkrans ia de hand en had na twee jaren zijn een en twintig duizend negenhonderd rozenhoedjes gebeden. De dood wachtte hem ,• hij leefde geen dag, geen uur meer; hij stierf onder het bidden van zijn laatste „Wees gegroet,quot; en zijn ziel ging zich verblijden in het gezelschap van Jesus en Maria, die zijn steun en vreugde in den ouderdom waren geweest.

-ocr page 46-

38

GEBED.

quot;Wees gegroet, Koningin, Moeder van barmhartigheid, ons leven, onze zoetheid en onze hoop, wees gegroet. Tot U roepen wij bannelingen, kinderen van Eva. Tot U verzuchten wij treurende en weenende in dit tranendal. Welaan dan onze quot;Voorsprekeres, keer uwe barmhartige oogen tot ons, en toon ons na deze ballingschap de gezegende vrucht uws lichaams, Jesus, o genadige, o meêdoogende, o zoete Maagd Maria,

Heilige Moeder Maria, Koningin van den H. Eozenkrans, om de liefde die uw hart bezielde voor het heil der zielen, smeek uw goddelijken Zoon, Jesus Christus, om de verdiensten van zijn kostbaar Bloed voor het heil der wereld gestort, dat wij allen door een vurigen ijver mogen bezield worden, opdat wij onzen naasten behulpzaam zijn en troosten, en door onze werken en gebeden vele zondaars tot Jesus terugvoeren. Amen.

Schietgebed. Maria, bid Jesus voor de bekeering der zondaren. Amen.

V I Ide D A G.

De bezoeking van Maria aan hare nicht Elisabeth.

Toen Maria hare nicht gegroet, en Elisabeth de woorden des Engels had herhaald: „Gij zijt gezegend boven alle vrouwen en gezegend is de

-ocr page 47-

39

vrucht uws lichaams,quot; {') sprak zij tot Maria: „Van waar geschiedt mij dit, dat de Moeder mijns Heeren tot mij komt?quot; (1)

Het eerste wat een godvruchtige ziel gevoelt, wanneer zij op eene bijzondere wijze door Gods tegenwoordigheid wordt begunstigd, is zich vernederen en zich zulk eene gunst onwaardig erkennen. „Ga van mij Heer, sprak Petrus, want ik ben een zondaar;quot; (3) en de hoofdman: „Heer, ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak komt.quot; (4)

Ook dit gevoelde Elisabeth bij de komst van Jesus en Maria; daarom roept zij verwonderd uit: „Van waar geschiedt mij dit, dat de Moeder mijns Heeren (met haar goddelijk Kind) tot mij komt.quot;

Zijn ook wij altijd diep overtuigd van onze onwaardigheid, wanneer wij ons in Jesus tegenwoordigheid bevinden, wanneer wij Hem bezoeken in het H. Sacrament en Hem in de H. Communie in ons hart ontvangen ? Herhalen wij dan met een waar besef onzer nietigheid de woorden : Van waar geschiedt mij dit, dat ik mijn Jesus mag bezoeken, dat ik mijn Jesus in mijn hart mag ontvangen; ga van mij Heer, want ik ben een zondaar; Heere, ik ben niet waardig dat Gij komt in mijn hart?

Onze nederigheid moet echter geen beletsel

1

(3) H. Lnc. 5, 8. (*) H. Matth. 8, 8.

-ocr page 48-

40

zijn, dikwijls onzen goddeiijken Verlosser in het Sacrament van Liefde te bezoeken. Hem dikwijls in de H. Communie te ontvangen; want onze Vriend en Zaligmaker, onze Jesus verlangt vurig dat wij Hem dikwijls komen bezoeken , dat wij ons dikwijls komen spijzigen met zijn goddelijk Vleeseh en Bloed, wanneer wij slechts met een ootmoedig hart tol Hem naderen.

„Ln Maria sprak: Mijne ziel verheft den Heer, en verheugd heeft zich mijn geest in God, mijnen Zaligmaker:quot; (') mijne ziel verlangt niets anders dan God met lofzangen te vereeren. Dankbaar prijst zij haren God en Zaligmaker, want alles heeft zij aan Hem te danken. Op niets kan zij zich beroemen, alle eer en glorie zij hiervoor aan God ; en daarom verblijdt zich mijn geest over God, mijnen Zaligmaker.

^'jn naar het voorbeeld van Maria, God dankbaar voor zijne onschatbare weldaden, en geven wij Hem alleen eer en glorie voor alle genaden, welke wij ontvangen; of beroemen wij ons op ons zeiven, alsof wij iets bezitten door eigen kracht?

Vrucht der overweging.

Laten wij altijd nederig zijn, vooral, wanneer wij ons in tegenwoordigheid van het H. Sacrament bevinden, en Jesus in ons hart ontvangen; herhalen wij dikwijls die woorden: „een zachtmoedig en ooimoedig hart zult Gij, o God, niet

(') H. Luc. 1, 46.

-ocr page 49-

41

versmaden; en danken wij God dagelijks voor zijne weldaden ons geschonken.

De Slag van liepanto.

Eeeds sedert eeuwen hadden de Turken niet alleen de schoonste en bloeiendste Christenland den in Azie en Afrika verwoest, en over hun uitgestrekt gebied den Cliristelijken godsdienst bijna geheel ten onder gebracht, maar ook in Europa vermeesterden zij in de 15e eeuw het bizantijnsche of oostersche rijk en dreigden van toen af het christelijke westen met volslagen ondergang. Sultan Selim II, zoon en opvolger van den machtigen Soliman II, besloot eindelijk de geheele christenheid onder zijn juk te doen krommen. Hij rustte daarom een der talrijkste vloten uit, welke de wereld ooit heeft aanschouwd, opende in het jaar 1570 zijn krijgstocht tegen de christenen, en zwoer niet te zullen rusten voor de halve maan te Rome op den koepel van Sint Pieter zou prijken. In dit voor de gansche christenheid dreigend gevaar, vereenigde Philippus II van Spanje zich met Paus Pius V, om gezamenlijk zooveel mogelijk den voortgang der Turken te stuiten. Doch niettegenstaande dese hulp kon men slechts een klein aantal schepen en soldaten tegen de onmetelijke strijdkrachten der ongeloovigen stellen, üe groote ongelijkheid van menschelijke hulpmiddelen deed den H. Vader te ijveriger den bijstand des Hemels afsmeeken. En met Pius bad geheel het christelijk Europa. In groote scharen togen de

-ocr page 50-

42

geloovigen in bedevaart naar Loretto; maar bijzonder waren het de leden der Broederschap van den H. Kozenkrans die alom godvruchtige oefeningen en plechtige processiën hielden en hunne palrones smeekten het gevaar af te wenden.

Nadat Don Juan van Oostenrijk den zegen des Pausen had ontvangen, stak hij met de christenvloot bij Corfu in zee, en stootte weldra in de haven van Lepanto op de turksche zeemacht, die vierhonderd schepen telde en de christenen verre overtrof.

Den 7 October 1571, — 't was de eerste Zondag dier maand — werd de slag bij Lepanto geleverd. Men vocht van weerskanten met de grootste verbittering, en de Christenen schenen eenige oogenblikken op het punt om voor de ontzettende overmacht derongeloovigen te moeten wijken; door tegenwind belemmerd, waren zij daarenboven door de verblindende stralen der zon niet in staat de bewegingen hunner vijanden waar te nemen.

Doch Maria verlaat hare kinderen niet, hun aanhoudend gebed wordt verhoord; want ziet eensklaps keert de wind en drijft den kruiddamp de turksche vloot te gemoet, de zon wordt met een wolk bedekt, zoodat de christenen alle bewegingen en plannen van den vijand nauwkeuriger kunnen nagaan. De strijd begint op nieuw, en eindigt met eene schitterende overwinning voor de Christenen. De Turken verloren meer dan dertig duizend man en hunne zoo ontzagelijke vloot werd bijna geheel vernield.

-ocr page 51-

43

Pius V kende de overwinning op het oogen-blik dat zij werd behaald. Hij was juist met de kardinalen over een zaak van groot gewicht bezig; eensklaps houdt hij stil, opende een venster der kamer en zeide hun, nadat hij eenige oogenblikken zijne oogen ten hemel had geheven : „Thans is het de tijd niet om ons met deze zaken bezig te houden. Dankt God: op dit oogenblik heeft onze vloot de Turken overwonnen.quot;

Niet lang daarna vernamen de Romeinen van boden uit het leger, dat de ongeloovigen op hetzelfde uur, dat Pius die woorden had gesproken, op de vlucht waren gedreven.

Tot dankzegging aan deze bijzondere bescherming van Maria, den Christenen geschonken, liet de H. Paus Pius V, in de litanie van Loretto de woorden; „Hulp der Christenen, bid voor ons,quot; voegen, en stelde Paus Gregorius XIII een bijzonder feest in op den eersten Zondag der maand October, onder den titel van O. L. V. van den Allerheiligsten Rozenkrans.

GKBED.

H. Maria, Moeder des Heeren, kom mij dikwijls bezoeken met uw Kindje Jesus, en vervul mijn hart met de diepste gevoelens van ootmoed en dankbaarheid, opdat ik hierdoor meer aangenaam zijnde aan God, ook meer moge toenemen in zijne liefde en met die groote deugden verrijkt, de overvloedigste zegeningen op mij nederdalen, wanneer Jesus door de H. Communie rust in mijn hart. Amen.

-ocr page 52-

44

Schietgebed. Maria, verkrijg voor mij een ootmoedig en dankbaar hart. Amen.

V I I Iste DAG.

De geboorte van Christus.

Het geschiedde in die dagen, dat er van Keizer Augustus een gebod uitging, om de geheele

wereld op te schrijven.....En ook Joseph ging

op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad David, die Bethlehem genoemd wordt, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was, om zich te laten opschrijven met Maria, zijne ondertrouwde vrouw.quot; (')

Overwegen wij de stipte gehoorzaamheid van Maria aan het bevel des Keizers. Zij weet dat de macht van den Keizer, een macht is hem door God geschonken, dat hare oversten te gehoorzamen het volbrengen is van Gods bevel. Vandaar dat zij alle moeielijkheden overwint om het keizerlijk gebod te volbrengen en met Joseph haren bruidegom naar Bethlehem gaat om zich aldaar te laten opschrijven.

Zijn ook wij altijd zoo gehoorzaam aan de bevelen onzer oversten, vooral van hen, die meer in het bijzonder ons geschonken zijn om ons cp den weg der zaligheid te geleiden? Aan de bevelen onzer ouders en zielzorgers?

(i) H. Luc. 2, 1.

-ocr page 53-

45

„Maar het geschiedde toen zij (te Bethlehem) waren, dat de dagen vervuld werden, dat Maria baren zoude. En zij baarde haren eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem in eene kribbe, omdat er voor Hem geene plaats was in de herberg.quot; (')

De Verlosser der wereld is geboren. Jesus Christus, Gods eenisjgeboren Zoon, God van God, licht van het licht, één in wezen met den Vader, door Wien alles gemaakt is, is ons geschonken. Doch, o ondankbaarheid der men-schen! Zij, voor wie onze Verlosser uit den hemel is neergedaald, hebben Hem niet aangenomen, zelfs in de herberg was geene plaats voor onzen dierbaren, goddelijken Zaligmaker; en Maria moest haren eeniiiKeboren Zoon in eene

OO

kribbe op een weinig stroo nederleggen! ... In een stal verblijft onze God!... knielt Maria voor eene kribbe neder eu verblijdt zich over de verlossing van het menschdom door de komst van Jesus Christus, den langbeloofden Messias!

Hoe dikwijls wellicht is ons hart gesloten voor onzen God, en weigeren wij Hem door de liefde in ons hart te wonen? Iedere doodzonde toch verdrijft Jesus uit ons hart, en niet eer komt Hij wederom tot ons dan wanneer wij Hem op nieuw beminnen en uitnoodigen daarin te komen.

(') H. Luc. 2, 6,

-ocr page 54-

46

Vrucht der overweging.

Laten wij de deugd van gehoorzaamheid altijd hoogschatten, als een der voornaamste deugden, en ruimen wij nimmer der zonde die plaats in, die onze dierbare Jesus innemen moest.

Dood van Fra Paolo.

Fra Paolo van de orde der Kapucijnen, werd, nadat hij drie jaren in de orde had doorgebracht, door eene doodelijke ziekte aangetast en uitge-noodigd tot het gastmaal van het Lam. Op zijn bed van smarten uitgestrekt, schenen alle pijnen verdwenen, wanneer hij de heilige Geheimen van den Eozenkrans overwoog. Als hij dat gebed bad, kwam een glans op zijn gelaat, een zachte blos op zijn wangen, terwijl op zijn voorhoofd een straal van het hemelsch licht scheen neergedaald. Op zekeren dag echter werd plotseling zijn gelaat somber, en hij stiet een doordringenden en ijsselijken kreet uil. Men zag dat hij zijn Eozenkrans naar een onzichtbaar persoon reikte, terwijl hij uitriep: „Wreed dier, kus dit kruis, helsch gedrocht, kus het.quot; Op hetzelfde oogenblik richt hij zich met geweld op, als om zijn vijand te weren. Tot zich zeiven gekomen, zeide hij: „Ik heb Onze Lieve Vrouw van den H. Rozenkrans gezien. Zij was zoo schoon en schitterend dat ik geheel buiten mij zeiven was. Omhangen met een mantel witter dan sneeuw, haar hoofd bedekt met een diadeem van goud, was Zij gesierd met een

-ocr page 55-

47

aureool van rozen en leliën; tusschen iedere tien rozen schitterde een lelie van het schoonste wit. Een licht glansrijker dan het zonnelicht, omstraalde Haar. Terwijl ik in dit heerlijk gezicht was verslonden, kwam er een vreeselijk dier op mij af, dat mij om den hals wilde springen. Ik bemerkte dat het de duivel was en reikte het daarom het kruis van mijn rozenkrans toe, onder het uiten van dien verschrikkelijken kreet, welken gij vernomen hebt. Bij het aanraken van mijn rozenkrans vluchtte hij, en ik kwam tot mij zeiven nog geheel verslonden in het genot van het grootsche gezicht dat ik heb aanschouwd.quot;

Onze Lieve Vrouw van den Rozenkrans bezocht nog dikwijls den jongen novice in zijne ziekte, en opende voor hem in het uur des doods, de deuren van het hemelsch Jerusalem.

GEBED.

O Maria, Moeder Gods, Koningin van den H. Rozenkrans, verkrijg voor mij dat ik naar uw voorbeeld gehoorzaam zij aan de bevelen van hen, die mij in naam van God gebieden, en vooral aan mijne ouders en zielzorgers, die meer dan anderen gesteld zijn om mij te geleiden op den weg der zaligheid.

Geef ook dat mijn leven rein en zuiver blijve van allen vlek van zonde, opdat ik na hier Jesus voortdurend door de liefde een plaats in mijn hart te hebben geschonken, eenmaal eeuwig

-ocr page 56-

48

met Hem vereenigd zij, in het rijk der hemelen. Amen.

Schietgebed. Maria, maak dat ik altijd gehoorzaam zijn moge. Amen.

I Xde D A Q.

De geboorte van Christus.

(Vervolg.)

Arme „herders,quot; navolgers der heilige Patriarchen, en de onschuldigste en meest eenvoudige menschen, „waakten des nachtsquot; op het veld, „en hielden de wacht bij hunne kudde.quot; (') Heilige Engelen, die gewoon waren met de herders van . het Oude Verbond, met Abraham, met Isaac, met Jacob te spreken, verkondigden hun de geboorte van den Herder der herderen, Jesus Christus, den Zoon van David. „En ziet, een Engel des Heeren stond bij hen, en Gods lichtglans omstraalde hen, en zij vreesden met groote vreeze. En de Engel zeide tot hen: Vreest niet! want ziet, ik verkondig u groote blijdschap, welke voor het gansche volk zijn zal: Heden is u, in de stad van David, een Zaligmaker gehorea, welke is, Christus de Heer. En dit zij u het teeken: Gij zult een Kindeken vinden, in doeken gewonden, en liggende in eene kribbe.quot; (2) Aan dit eenvoudig teeken zult gij herkennen, wie de Christus, de Heer is. „Een Kindje is ons ge-

(i) H. Luc. 2. 8. (2) H. Luc. 2. 9.

-ocr page 57-

49

boren, een Zoon ons geschonken,... en men noemt zijn naam. Wonderbaar, Raadgever, God, sterke Held, Vader der toekomst. Vredevorst.quot; (') „En terstond was er bij den Engel eene menigte van de hemelsche Heerscharen, God lovende, eh zeggende: Glorie zij Gode in het allerhoogste, en op aarde, vrede den menschen, die van goeden wille zijn.quot; (2)

Overwegen wij hoe God zich aan armen, een-voudigen en nederigen van harten bekend maakt en hun zijne genade mededeelt. Zoo zal God ook met ons handelen, wanneer wij Hem een waarlijk arm, eenvoudig en nederig hart aanbieden. Hij zal ons de geheimen zijner liefde openbaren en onze harten door een hemelsch vuur ontsteken.

„En (de herders) zich spoedende, kwamen en vonden Maria en Joseph en het Kindeken, hetwelk in de kribbe lag,quot; (3) en zij loofden en dankten hunnen Jesus, hunnen God en waren van blijdschap opgetogen, en vol vreugde.

Overwegen wij de liefde van onzen Verlosser voor de menschen. Hij ligt in een kribbe op een weinig stroo, in doeken gewonden. Dierbare Jesus, Gij, de God van hemel en aarde ligt op een weinig stroo, en ik zou mijn lichaam nog koesteren, mijn wellust in rijkdommen en schatten stellen? Neen Jesus, ik wil niets meer dan U, en U alleen, neem alle zondige gehechtheid aan het aardsche van mij weg, en schenk mij

(1) Isai. 9. 6. (2) H. Luc. 2. 13. (3) H. Luo. 2.16 R. 4

-ocr page 58-

50

den waren geest van armoede, waarvan Gij mij in het stalletje te Bethlehem zoo een schoon voorbeeld hebt geschonken.

Overwegen wij vervolgens hoezeer het hart van Maria zich verblijdde, toen Zij de Herders haar Kindje Jesus zag loven en aanbidden.

quot;Vrucht der overweging.

Laten wij altijd arm, ootmoedig en nederig van harte zijn, en God zal ons de schatten zijner genade mededeelen.

Loven en danken wij ook dikwijls God voor de eer en glorie die Hem op de wereld wordt geschonken.

De Rozenkrans is een krachtige hulp in tijdelijke zaken.

Een klooster der Karthuizers in Spanje was door de oorlogen verwoest, en door de grooten des lands geplunderd, die zich van zijne landerijen en inkomsten hadden meester gemaakt. De religieusen tot het uiterste gebracht, leefden in de grootste ellende. De Prior meer met het lijden zijner broeders dan met zijne eigene smarten begaan, nam op ingeving des heiligen Gees-tes zijne toevlucht tot de allerheiligste Maagd, en bad tot haar gedurende vijftien dagen met de grootste godsvrucht. Toen hij op eeti avond in het gebed verdiept was, verscheen Jesus Christus in zijne hand vijftien wapenen dragende van eene wonderbare schoonheid; het waren: vijf schichten, vijf zwaarden en vijf lansen. Zij schit-

-ocr page 59-

51

terden als sterren door het Bloed van den Zaligmaker, waarmede zij waren besprenkt. De Prior verschrikt wierp zich met het gezicht ter aarde. Doch Jesus, de beminnelijke Zoon van Maria, zeide hem: „Vrees niet, Petrus, door deze wapenen zult gij macht krijgen over al uwe vijanden. Heer, antwoordde de nederige kloosterling wat beteekenen deze glorierijke wapenen ?quot; De Zaligmaker zeide hem: „Het zijn de vijftien verhevene gebeden van het Gebed des Heeren en de Groetenis des Engels; zij zuilen u kracht schenken over al degenen, die tegen u zijn. Ga en predik den Rozenkrans van mijne allerheiligste Moeder; bid hem met uwe broeders, en weldra zult gij de uitwerkselen van dit gebed ondervinden.quot; De Karthuizers, op deze woorden vertrouwende, beoefenden met den meesten ijver het Rozenkransgebed en zagen weldra de zaken geheel veranderd. De plunderaars gaven uit eigen beweging de landerijen en goederen weer. Het klooster kwam wederom in bezit van zijne erfgoederen; en de vrede, die zoo lang was verbannen, keerde met de zekerste waarborgen binnen de kloostermuren terug.

GEBED.

Goddelijke Jesus, ik aanbid U in den lt;'eest neergeknield voor de kribbe, waar Gij te BeUile-hem rustet, en smeek U, schenk mij toch eeu «rm, eenvoudig en nederig hart. Dat ik uit liefde tot U gaarne eenig ongemak of gebrek

-ocr page 60-

52

lijde, dat ik gaarne voor U vernederd en veracht worde. Geef mij, goede Jesus, ook een dankbaar hart dat zich altijd verheugt uit dankbaarheid en liefde, wanneer men ü, mijn Vriend en Zaligmaker vereert en lofzingt.

Heilige Maria, mijne Koningin, Gij zijt de Moeder van Jesus, en ook mijne Aloeder; vraag daarom voor uw kind aan uwen goddelijken Zoon, die deugden, welke mij zoo noodig zijn ter zaligheid, de deugden, van ootmoed, armoede en dankbaarheid, waarvan mij bij het kribbetje vtws Zoons zoo een schitterend voorbeeld wordt gegeven. Amen.

Schietgebed. Maria, geef mij krachten om gaarne iels voor Jesus te lijden. Amen.

Xde DAG.

De opoffering van Jesus in den tempel.

Toen de dagen vervuld waren dat Maria naar Jerusalem moest gaan om zich te reinigen, brachten Joseph en Maria hun goddelijk Kind naar die stad, om Hem den Heere op te dragen. (')

Overwegen wij wederom de nauwgezette, opofferende gehoorzaamheid van Maria. Zij is de Moeder van God, en handelt alsof Zij de moeder is van een eenvoudig sterveling. Zij gaat, schoon de reinste der vrouwen, gelijk de overigen

(1) H. Luc. 2. 32.

-ocr page 61-

53

ter zuivering opwaarts. Zij wil niet dat op de wet voor haar eene uitzondering worde gemaakt, maar vervult die zoo stipt mogelijk, alhoewel hiertoe niet verplicht, wijl Zij door geen de minste vlek is ontreinigd.

Zijn ook wij naar het voorbeeld van Maria zoo stipt gehoorzaam aan de wetten van God en zijne Kerk, waartoe wij meer verplicht zijn dan Maria tot de wet der zuivering? Maria's verlangen is in alles Gods wil te volbrengen. Yalt het ons niet dikwijls zwaar dien wil te volbrengen en zóó te volbrengen als Hij zulks verlangt?

Overwegen wij verder de zuiverheid van Maria ; niet de minste vlek bezoedelt Haar, Zij is de reinste, de onbevlektste aller vrouwen. Zijn ook wij als Maria bezorgd de reinheid te bewaren; vermijden wij alle gevaren, alle gelegenheden, zelfs die van verre onze onschuld in gevaar brengen P... Zijn wij altijd zuiver in onze gedachten, in onze woorden, in onze handelingen ?... Denken wij aan het woord van Jesus Christus: „Zalig zijn de zuiveren van harte; want zij zullen God zienquot; (').

,,Als (Maria en Joseph) nu alles volbracht hadden naar de wet des Heeren, keerden zij naar Galilea terug, in hunne stad Nazareth.quot; (2) Dan eerst kan men zich gerust met zijne dage-lijksche bezigheden onledig houden, wanneer men eerst de voorschriften van God en de H. Kerk heeft volbracht.

( ) H. Mattb. 5. S. (2) H. Luc. 2. 39.

-ocr page 62-

54

Vrucht der overweging.

Laten wij altijd stipt de bevelen van God en zijne H. Kerk onderhouden, nauwgezet zijn zeifs in de kleinste zaken, want die in het kleine nalatig is, zal ook spoedig in groote zonden vallen.

Zorgen wij de heilige deugd van zuiverheid ongeschonden te bewaren, en vluchten wij daarom alles wat ons slechts in het minste gevaar kan brengen.

Een verbintenis verbroken.

Een man die niets zoozeer begeerde als rijkdom en schatten te bezitten, en niet begreep dat de ware vreugde haren oorsprong vindt in de ziel, beweende aanhoudend zijn armoede en haalde zich alle droombeelden der eerzucht voor den geest. De duivel, die wel wist, dan men met het goud zich van de wederspannigsten zelfs kan meester maken, verscheen hem, en beloofde hem nog meer rijkdommen te zullen schenken dan hij zich ooit had voorgesteld, indien hij deze drie zaken wilde doen : ten eerste zijn doopsel afzweren, ten tweede God verloochenen, en ten derde met eigene hand en met zijn bloed onderteekenen, dat hij altijd den duivel zou toebehooren. De ongelukkige deed alles wat Satan verlangde, die hierna verdween en het geteekend briefje met zich nam, den afvallige een schat van geld achterlatende. Doch de rijkdom kan ons geluk niet ▼erzekeren. Te midden zijner grootheid bevond de ongelukkige zich nog ellendiger, dan toen hij

-ocr page 63-

55

in armoede leefde, en begreep voor de eerste maal dat het ware geluk gelegen is in het nakomeu zijner plichten en in de getuigenis van een goed geweten. Eens, op den feestdag van O. L. V. vai^ den H. Rozenkrans, bij toeval de kerk ingaande, hoorde hij den priester prediken, dat het gebed van den H. Rozenkrans wonderen werkte, en voor de grootste zondaars genade verwierf. Een straal van hoop doordringt zijne ziel; hij gelooft, dat God hem nog vergiffenis zal schenken, en begint met ijver den Rozenkrans te bidden. Somtijds verschijnt hem onder het bidden de duivel en zegt tot hem: „Waarom doet gij zulke moeite? Gij behoort aan mij, en niets is in staat u aan mijne macht te onttrekken.quot; Dit zeggende tracht de duivel hem den rozenkrans uit de handen te rukken. De ongelukkige echter volhardt in het gebed tot Maria en niet te vergeefs ; want toen hij op zekeren keer wederom zijn rozenkrans bad voor de beeltenis van Maria en Haar om barmhartigheid smeekte, ziet hij een briefje voor zich neervallen. Maria schonk hem de verbintenis weer, die hij met den duivel had aangegaan en die met zijn bloed was onderteekend. Getroffen door de levendigste gevoelens van dankbaarheid, beoefende hij met nog meer ijver het Rozenkransgebed, waaraan hij zijn bekeering en zijn geluk had te danken.

GEBED.

O mijn Meesteres! o mijn Moeder! ik draag mij geheel aan U op, en om IJ een bewijs van

-ocr page 64-

56

mijne genegenheid te geven, wijd ik U heden mijne oogen, mijne ooren, mijn mond, mijn hart, geheel mij zelve; vermits ik ü toebehoore, o goede Moeder, bewaar mij, en verdedig mij, als uw goed en uw eigendom.

O Maria, Koningin van den H. Rozenkrans, mijn beminnelijke Moeder, sta mij bij in alle gevaren, die mij omringen, en die in staat zijn mij mijnen Jesus te doen vergrammen; Moeder, bescherm mij vooral in den strijd, dien de duivel der onzuiverheid mij zal aandoen; opdat ik niet in de minste onzuivere gedachte behagen neme , geen woorden spreke, of handelingen verrichte, die in het minste met de heiligste aller deugden in strijd zijn, maar altijd rein en zuiver voor Gods aanschijn leve; opdat de belofte van Jesus in mij volbracht worde: „Zalig zijn de zuiveren van harte; want zij zullen God zien.quot; Amen.

Schietgebed. O mijn Meesteres! o mijn Moeder! gedenk dat ik U toebehoore, bewaar mij, en verdedig mij als uw goed en als uw eigendom. Amen.

Xlde DAG.

De vinding van h.et kind Jesus in den tempel.

Joseph en Maria waren om de woede van Herodes te ontvluchten, die het Kindje Jesus zocht te dooden, met hun goddelijk wicht naar Egypte

-ocr page 65-

57

gegaan, en verbleven aldaar tot aan den dood van den koning.

„Toen nu Herodes overleden was,.....(vertrokken zij) naar de streken van Galilea. Eq daar gekomen zijnde, (woonden zij) in de stad, genaamd Nazareth, opdat vervuld zou worden, hetgeen door de profeten gesproken is: Hij zal een Nazareër genoemd worden.quot; (')

Van af dit tijdstip tot aan den doop des Zaligmakers in den Jordaan is er slechts één bijzonder feit dat de Evangelisten van Jesus mededeelen : Zijne reis naar Jerusalem ter gelegenheid van het Paaschfeest.

„Zijne ouders, zoo verhaalt ons de H. Lucas, gingen alle jaren naar Jerusalem, om het Paaschfeest te vieren. En als (Jesus) twaalf jaren oud was, en zij, volgens de gewoonte van het feert, waren opgegaan naar Jerusalem, en de dagen geëindigd zijnde, terugkeerden, bleef het Kind in Jerusalem, en zijne ouders wisten het niet; doch meenende dat Hij onder het gezelschap was, gingen zij eene dagreize voort, en zochten Hem onder de bloedverwanten en bekenden. En daar zij Hem niet vonden, keerden zij naar Jerusalem terug, en zochten Hem. En het geschiedde na drie dagen, dat zij Hem vonden in den tempel zittende in het midden der leeraars, hen hoo-rende en hen ondervragende.quot; (2)

Overwegen wij met wat zorg en moeite Maria

(i) H. Matth. 2, 19. (2) H. Luc. 2. 41.

-ocr page 66-

58

haren Zoon, dien Zij buiten hare schuld had verloren, wederzoekt en niet rust, vooraleer Zij Jesus in den tempel heeft wedergevonden. Zijn ook wij zoo bezorgd Jesus te zoeken, wanneer wij Hem door eene doodzonde uit ons hart hebben verdreven? Kunnen ook wij, gelijk Maria, niet rusten vooraleer Jesus wederom in ons hart is weergekeerd en wij door zijne liefde leven? Of begeven wij ons soms ter ruste, terwijl onze ziel met eene doodzonde is bevlekt, zonder te denken dat God ons in de zonde kan doen sterven en ons nederstorten in de hel?

Vrucht der overweging.

Laten wij altijd bezorgd zijn Jesus door de liefde in ons hart te bewaren; en mochten wij Hem soms door de zonde verliezen, rusten wij dan niet vooraleer wij Hem hebben weergevonden, maar verwekken wij aanstonds een oefening van volmaakt berouw en schamen wij ons niet om, zoo spoedig mogelijk, aan den priester die zonde te belijden, welke wij hebben bedreven; aan den priester, die ons met zooveel liefde ontvangen en ons, in naam van God, vergiflenis schenken zal.

Een ex-voto.

Toen Frankrijk in den oorlog van 1870—'71 door ontelbare vijanden werd overvallen, deed het een beroep op den moed en de vaderlandsliefde zijner kinderen; uit Roiffieux bij Annonay (Ardennen) alleen vertrokken 62 jongelingen ter

-ocr page 67-

59

verdediging van het vaderland. Het is onmogelijk de diepe droefheid te beschrijven waardoor zoo menig hart bij het afscheid werd verscheurd. Te Eoiffieux echter kwam weiara een troostrijke gedachte aller harten opbeuren.

Een lid van de Aartsbroederschap van den H. Kozenkrans volbracht zijn biduur ter eere van O. L. V. van den Rozenkrans; eensklaps roept hij uit: „Maar zijn wij geen soldaten van Maria? Hebben wij haar Rozenkrans niet ontvangen, toen wij ons in de Broederschap van den Rozenkrans hebben laten inschrijven? Ziet wij strijden en waken reeds zoolang voor Haar, en zoude Zij niets voor ons doen ? Neen, dit is niet mogelijk. Maria, de Koningin van den H. Rozenkrans, moet haar kinderen van Roiffieux beschermen. Laten wij eene belofte doen, dat wij ter harer eere een schoon beeld in het midden van het dorp zullen oprichten, indien Zij al onze soldaten laat wederkeeren.quot;

Deze gedachte kwam als uit den hemel. Het voorstel wordt aangenomen, en aanstonds herleeft het vertrouwen in de huisgezinnen. Het was voorzeker geen kleine zaak, den terugkeer te vragen van 62 jongelingen, verspreid op alle punten' van een ontzaglijk groot slagveld, in niet minder dan 20 departementen. Overal leden de Franschen groote verliezen, Onder de soldaten van Roitfieux moesten verscheidene de moeilijkste tochten mede maken, en waren alzoo aan de grootste gevaren blootgesteld; anderen waren bij

-ocr page 68-

(50

de bloedigste gevechten te Graveiotte, te Metz, te Sedan, onder de dappere kurassiers te Eeichshof-fen, die een weg baanden voor het fransche leger en zijn terugtocht dekten. Later stuurde Eoiffieux nog een groot aantal der zijnen, die in de verschillende legers werden verdeeld en den vijand dapper bestreden. In het midden echter van alle gevaren, werden zij wonderbaar beschermd j men zou zeggen, dat een onzichtbare hand over hen waakte. Toen de vrede wa? geteekend keerden allen huiswaarts, niet één werd gemist.

Men kou wel begrijpen, dat, na zulk een bij-zonderen bijstand van Maria, met algeineene vreugde en toejuiching het oprichten van een Maria-beeld in het dorp werd goedgekeurd.

Keeds in de eerste dagen van December 1872 werd het te Roiffieux op eene hoogte geplaatst, van waar men het uitzicht had op het dorp en het uitgestrekte plein tot aan de Rhone. De plechtige inwijding had op Zondag den 1 7 December plaats, waartoe de geloovigen door eene kleine missie waren voorbereid, welke dien Zondag door eene algemeene Communie gesloten werd. De mannen voora! naderden dien dag tot de Tafel des Heeren, om Maria te danken voor de groote gunst die Zij aan hunne medemakkers had geschonken.

GEBED.

H. Maria, beminnelijkste aller vrouwen, mijne Moeder en Beschermster, bid uw lieven Zoon

-ocr page 69-

61

voor mij, opdat ik nooit mijn Jesus door de zonde uit mijn hart veriieze, maar Hem altijd meer en meer beminne en oprecht liefhebbe. Mocht ik echter ooit het cngeluk hebben, Jesusv door de zonde uit mijn hart te verdrijven, verkrijg alsdan voor mij de genade, dat ik niet ruste, vooraleer ik mij wederom verblijde mijn quot;Vriend te hebben wedergevonden.

Maria, verkrijg voor mij en voor alle zondaars een waarachtig berouw over onze zonden en de genade om God nooit meer te beleedigen. Amen.

Schietgebed. Maria, maak dat ik altijd mijnen Jesus btminne. Amen.

Xllde DAG.

De vinding van het kind Jesus in den tempel.

(Vervolg.)

„En toen (Maria en Joseph Jesus in den tempel) zagen, stonden zij verwonderd. En zijne Moeder zeide tot Hem : Kind ! waarom hebt gij ons zoo (je-daan? Zie uw Vader en ik hebben U met smarte gezocht.quot; (') „En Hij ging met hen en kwam te Nazareth, en Hij was hun onderdanig.quot; (2)

Overwegen wij de gehoorzaamheid van Jesus aan Maria. De geheele wereld is Hem onderdanig, alles geschiedt op het geringste teeken

(i) H. L. 2. 48. (s) H. L. 2. 51.

-ocr page 70-

62

zijner almacht en nochtans is Hij zelf onderdanig aan een eenvoudig schepsel, aan Maria, de dochter van Anna en Joachim, aan Joseph, een armen werkman. Kinderen, zijt gij ook zoo gehoorzaam aan de bevelen uwer ouders? kan men ook van u zeggen, dat gij hun onderdanig zijt?

„En Jesus nam toe in wijsheid, eti in ouderdom, en in genade bij God en bij de menschen.quot; (•)

Hoe blijde moeten de harten van Joseph en Maria geweest zijn, hun goddelijk Kind met de jaren in wijsheid en genade te zien toenemen.

Kinderen! die blijdschap zal ook de harten van uwe dierbaie ouders vervullen, wanneer gij, naar het voorbeeld van Jesus, gehoorzaam zijt aan de bevelen, die onze goddelijke Zaligmaker ons gegeven heeft, en datgene in beoefening brengt, wat uwe christelijke ouders zoo vurig van u verlangen. Met wat vreugde toch wordt een waar vader-, een waar moederhart vervuld, wanneer hunne kinderen door gehoorzaamheid, liefde en eerbied een waar voorbeeld zijn voor allen, en in het bijzonder, indien zij de plichten van den heiligen godsdienst wel behartigen, en Jesus en Maria oprecht liefhebben.

Vrucht der overweging.

Kinderen! gehoorzaamt in alles aan uwe ouders en zijt geen oorzaak van hun lijden; doch verblijdt, verheugt en eert hen, opdat gij lang moogt leven op aarde.

(i) H. Luc. 2, 52.

-ocr page 71-

63

Bedroeft ook nimmer de harten van Jesus en Maria door de zonden, maar bemint hen, opdat gij moogt toenemen in wijsheid en in ouderdom, en in genade bij God en bij de menschen.

Een zondares ontvangt in haren doodstrijd op

eene bijzondere wijze Gods bijstand door hare godsvrucht tot den Rozenkrans.

In een stad van Piemont lag, in een kamer op de tweede verdieping van een armoedig huis, eene vrouw te sterven. Het was in het begin van den winter des jaars 1S55. Vurig wenschte zij de troosto-iddeien der H Kerk te ontvangen, die zij zoozeer noodig had, want gedurende de laatste tien jaren had zij, uit vrees voor de bedreigingen van haren man, de godsdienstplichten verwaarloosd. Daar zij sedert de drie laatste dagen hare krachten voelde verminderen, smeekte zij haren man om een priester bij haar te laten komen; doch vruchteloos was die bede, welke eerst door beschimpingen, daarna door een diep stilzwijgen, vervolgens door beleedigingen werd beantwoord. De arme vrouw zag bij iederen stonde haar einde naderen, en zich dichter bij de eeuwigheid en voor (iods rechterstoel. De zonden van geheel haar leven en de vreeselijkste toekomst, waarvan zij slechts weinige uren was verwijderd, stonden haar levendig voor den geest. En er was niemand die haar een reddende hand kon aanbieden! en de priester die de macht

-ocr page 72-

64

heeft in naam van God te binden en te ontbinden, zou haar niet komen helpen en vertroosten !.....

Alleen een Rozenkrans, die aan haar legerstede hing en waaraan een groot kruis was bevestigd, wekt de stervende op tot moed en vertrouwen. De geheiligde koralen, die zij nog onlangs op haar ziekbed aan elkander had gesnoerd, schijnen haar te bezielen en hulp te beloven. Zou Maria het gebed vergeten, dat zij zoo dikwijls tot haar had gericht: Wees gegroet Maria, bid voor ons zondaars, nu en in het uur van onzen dood? Neen, dat kan Maria niet. Van die gedachte doordrongen, neemt zij den rozenkrans en brengt het kruis aan hare lippen, waardoor zij hare krachten tracht te herstellen.

Het eene uur verliep echter na het andere en nog kwam er geen hulp. Hare ademhaling wordt steeds moeilijker en moeilijker, reeds breekt het doodzweet over al hare leden uit... O God, mijn God! zoo roept zij uit; doch een vloek van haar man is het antwoord op deze bede.

Eensklaps opent zich de deur, een priester treedt binnen. „Gij zijt Mijnheer G . . ., spreekt hij tot den Piemontees. Men is mij komen halen voor uwe vrouw die op sterven ligt, hoe maakr, zij het ?quot;

„Ik ben Mijnheer G.... niet, antwoordde de vloeker geheel verwonderd, ga weg, men heeft u hier niet noodig.quot;

De stervende vrouw hoorde van af haar sterf-

-ocr page 73-

65

bed dezen woordentwist. Maria komt haar te hulp! hare aanhoudende gebeden zijn verhoord!

O mijn vader! roept zij hijgende, God zendt u hier! Kom! Kom!

En met een stem die de dood nog eerbiedigt, verhaalt zij den priester haar leven, en ook hoe zij bijna dagelijks van af hare kindsheid den Rozenkrans had gebeden, haar strijd in de laatste dagen en vooral haar doodsangst in het uur, dat hij haar komt bezoeken.

Diep ontroerd verhaalt ook nu de priester de reden zijner komst.

„Men had mij verzocht, om mij naar zekere vrouw G .. . te begeven, die zwaar ziek lag. De boodschapper had in aller haast het nummer van het huis, waarin zij woonde, opgegeven, ik dacht dat hij 18 of 28 noemde.

„Het eerst aan No. 28 gekomen, werd ik afgewezen, en ook oreral waar ik vervolgens naar de zieke vroeg; hierdoor werd ik een weinig ontmoedigd en wilde terugkeeren, toen een klein kind, dat voor aan de tweede verdieping speelde, mij zeide, dat achterin een zieke zonder hulp lag te sterven. Dit was mij voldoende, 't Is God en Maria die mij hier hebben gezonden!quot;

De Piemontees wilde zich nog verzetten; maar Gods wil weerstaat men niet. De stervende biechtte, en ontving de H. Absolutie, waarna zij stierf. Haar laatste zucht was een zucht van dankbaarheid jegens Maria, de Koningin van den heiligen Rozenkrans. Zoo werd de getrouwheid R. 5

-ocr page 74-

60

van de dochter beloond door de getrouwheid der goddelijke Moeder.

GEBED.

Dierbare Jesus, ik smeek U door de verdiensten uwer gehoorzaamheid aan Maria en Joseph, dat ook ik altijd gehoorzaam zij aan de stem dergenen, die mij in uwen naam bevelen, dat ik hun onderdanig zij, gelijk Gij het geweest zijt aan uw ouders; opdat ik met U opgroeie in wijsheid en jaren, en in genade bij God en bij de men-sclien.

H. Maria, mijn goddelijke Moeder, Koningin van den H. Rozenkrans, verkrijg voor alle ouders die blijdschap, welke Gij in het gezelschap van Jesus te Nazareth gevoeldet. Yraag aan uwen lieven Zoon voor hen de genade, om altijd en in alles, een goed voorbeeld te zijn voor hunne kinderen; opdat de hun toevertrouwde panden hierdoor opgewekt worden, in Jesus liefde te volharden en meer en meer toe te nemen in wijsheid en behagelijkheid bij God en de menschen. Amen.

Schietgebed. Maria, verkrijg voor mij een gehoorzaam hart. Amen.

XlIIde DAG.

DE VIJF DROEVIGE GEHEIMEN.

De doodstrijd van Christus in den hof van Olijven.

Nadat onze goddelijke Zaligmaker dertig jaren

-ocr page 75-

(37

bij zijne ouders in stille eenzaamheid had doorgebracht, vertoonde Hij zich drie jaren als den van God gezondenen Messias en bevestigde zijne zending door ontelbare schitterende mirakelen. Vandaar dat het volk bij Jesus intrede te Jerusalem Hem met zooveel geestdrift ontving. „En eene groote menigte spreidde hunne kleederen op den weg, en anderen hieuwen takken van de boomen en strooiden ze langs den weg. En de scharen die vooruitgingen en die volgden, riepen en zeiden : Hosanna den Zoon van David! Gezegend Hij, die komt in den naam des Heeren ! Hosanna in het allerhoogste! En als Hij binnen Jerusalem was gekomen, geraakte degansche stad in beweging en zeide: Wie is deze ? En het volk zeide: Deze is Jesus, de Profeet van Nazareth in Ga-lilea.quot; (')

Datzelfde volk echter zal binnen weinige dagen door de Opperpriesters en Eariseërs aangehitst, Jesus ten dood geleiden en het: Kruis Hein! Kruis Hem!quot; uitroepen.

Daar Jesus die groote ondankbaarheid van zijn volk voorzag en wist dat zijn uur nabij was, waarop Hij van deze wereld zoude scheiden en door zijn eigen volk ter dood gebracht worden, ging Hij, na eerst het sacrament van liefde te hebben ingesteld, met zijne discipelen naar den Olijfberg, en aan den hof van Gethsemani gekomen, sprak (Hij) tot zijne discipelen: „Zit hier neder, terwijl ik

(') H. Matth. 21,^8. R.

5*

-ocr page 76-

68

derwaarts ga, en bid. En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeus met zich, en begon bedroefd en zeer beangst te worden. Toen sprak Hij tot hen : Mijn ziel is bedroefd tot den dood toe: verbeidt hier, en waakt met mij.quot; (') „En zich, de verte van eenen steenworp, van hen verwijderd hebbende, knielde Hij neder en bad, en sprak : Vader, indien Gij wilt, neem dezen kelk van mij weg; nochtans, niet mijn wil, maar de Uwe geschiede!quot; (2)

Overwegen wij de groote smart die onze goddelijke Zaligmaker gevoelde, toen Hij met zijne beminde leerlingen den hof van Gethsemani was binnengegaan. Hij, die al weldoende rond ging, die gekomen was om zijn volk te verlossen, om het den hemel te ontsluiten, die het zijn dierbaar Lichaam en Bloed tot spijs en drank had geschonken, voorziet de ondankbaarheid van dat volk. Jesus weet, dat de oversten des volks en de priesters vergaderd zijn om over zijn dood te beraadslagen, kent het verraad van Judas, ziet voor zich die wreede gee-seling, de doornenkroning, zijn kruisiging, in één woord, al zijn lijden staat Hem levendig voor den geest, en drukt hem ter neder. De grootste smart echter verduurt onze goddelijke, onze goede en barmhartige Zaligmaker, door het vooruitzicht, dat wij, niettegenstaande al zijn lijden, zullen voortgaan Hem door de zonde te vergrammen. Ja, die ondankbaarheid van zoovele Katholieken, pijnigt

(i) H. Matth. 2fi. 36. (-) H, Luc. 2^ 41.

-ocr page 77-

69

onzen goddelijken Verlosser meer dan alle andere smarten die de Joden Hem zullen aandoen. Die zonden drukken Hem a!s een zware last op de schouders; „en Hij viel op zijn aangezicht neder en bad, en in doodsangst zijnde bad Hij te meer. En zijn zweet werd als bloeddroppelen, die op de aarde nedervielen.quot; {')

Overwegen wij vervolgens, de onuitsprekelijke smart, die Maria moet verduurd hebben in die oogenbükken van Jesus biltere pijnen, eene smarte te grooter, omdat zij Hem gsen hulp kon aanbieden. Toen werd haar hart doorboord met dat zwaard van droefheid, gelijk Simeon voorspeld had.

Vrucht der overweging.

Laten wij dikwijls bij Jesus gaan in den hof van Gethsemani en eens zien, wat lijden Jesus en Maria om de zonden hebben verduurd. Verwekken wij alsdan een oprecht berouw over dezelven, en maken wij het vaste voornemen, nooit meer eene zonde te bedrijven.

Zegepraal van den Rozenkrans op het ongeloof.

Pater Gondisalvus Lucero, een beroemd Domi-nikaan uit Spanje, was naar de West-Indiën vertrokken om den armen Indianen het H. Evangelie te prediken. Als een onvermoeid apostel, blakend van ijver om zielen voor Jesus Christus te winnen, wijdde hij hieraan met eene heilige grootmoedigheid zijne krachten en zijn leven; voor niets deinsde hij terug: noch voorgevaren,

(i) H. Luc. 22, 43.

-ocr page 78-

70

noch voor pijnen, zelfs niet voor den dood. Hij ging de Indianen in het diepste van hunne bosschen opzoeken, en sprak tot hen als tot zijne broeders, leefde met hen, en beproefde alles om hunne harten voor het licht des geloofs te openen. Doch de misdaden der Europeanen vertraagden de bekeering dezer wilde volkeren en hunne haat voor de Spanjaarden belette hen, hunnen godsdienst te omhelzen. Pater Lucero, het weinig nut ziende, dat tot nog toe zijne pogingen tot bekeering dier ongelukkigen had uitgewerkt, besloot zijne toevlucht te nemen tot den Rozenkrans, en door dit middel den laatsten tegenstand te overwinnen. Hij liet een schilderstuk vervaardigen, waarop Onze-Lieve-Vrouw van den H. Rozenkrans was geschilderd, omringd metde vijftien Geheimen. Dit plaatste hij in de hut, die hem tot kapel diende, en riep de Indianen tot eene groote plechtigheid te zamen. Toen zij zich om hem vereenigd hadden, ontdekte hij de heilige beelden, bad den Rozenkrans en zong een lied, dat voor deze omstandigheden gemaakt was. Vervolgens legde hij aan het volk de voorstellingen der schilderstukken uit, en schetste hun in levendige kleuren de vijftien Geheimen van den Rozenkrans. Meer was niet noodig om de harten dezer eenvoudige lieden te treffen. Met aandrang vroegen zij om onderwezen te worden in de leer van Christus, brachten hunne afgoden bij den missionaris om die te verbranden, en verzochten om het heilig Doopsel te ontvangen.

-ocr page 79-

71

De Rozenkrans was voor hen een welsprekende redevoering geweest.

GEBED.

O Maria, Koningin van den Allerheiligsl^en Rozenkrans, wier hart door droefheid is doorwond bij de bittere smarten die uw Jesus verduurde in den bof van Olijven, verkrijg voor in ijvan uwen dierbaren Zoon, om het kostbaar Bloed ter mijner zaligheid en voor die van alle menschen in Gethsemani gestort, dat ik altijd een groote droeflieid gevoele over de zonden, waardoor ik uwen Jesus, en U, mijne Moeder, zoo verschrikkelijke smarten heb veroorzaakt; vraag ook voor mij de genade dat ik immer volharde in het vaste besluit: Jesus en U nooit meer door de zonde te vergrammen. Neen, mijn goddelijke Zaligmaker, mijn dierbare Maria, in eeuwigheid geen zonde meer. Amen.

Schietgebed. Jesus en Maria ontvonkt uwe liefde in mijn hart. Amen.

X I Vde DAG.

De doodstrijd van Christus in den Hof van Olijven.

(Vervolg.)

Toen onze goddelijke Verlosser in den hof van Gethsemani, met onze zonden beladen, op zijn aangezicht was nedergevallen en in de diepste droefheid tot zijnen Vader bad, sprak Hij: „Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen kelk

-ocr page 80-

72

van Mij voorbijgaan! Nochtans niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt. En Hij kwam tot zijne discipelen, en vond hen slapende, en Hij

sPra'i..... Waakt en bidt, opdat gij niet in

bekoring valt---- Wederom ging Hij ten tweeden male weg, en bad, en sprak: Mijn Vader, indien deze kelk niet kan voorbijgaan, tenzij Ik hem drinke. Uw wil geschiede! En Hij kwam wederom, en vond hen slapende ;.... En hen latende, ging Hij wederom henen, en bad ten

derden male, dezelfde woorden sprekende (•).....

„En Hem verscheen een engel des hemels die Hem versterktequot;. (2)

Welk een schoon voorbeeld is voor ons de lijdende Godmensch in den hof van Gethsemani. Niettegenstaande de groote droefheid en verlatenheid, waarin Hij zich als mensch bevindt, verlaat Hij zijnen hemelschen Vader niet, maar neemt tot Hem zijne toevlucht. Ja, naarmate zijne smarten toenemen, wordt zijn gebed tot zijn Vader vuriger en vuriger. „En in doodengst zijnde bad Hij te meer,quot; (1) en altijd met de grootste onderwerping, want niet Jesus wil, maar de wil van zijnen hemelschen Vader moest geschieden.

Volgen wij in droefheid en in strijd onzen liefderijken Meester na; denken wij er wel aan dat God alleen onze smarten kan lenigen, den vijand

1

H. Luc. 22. 43.

-ocr page 81-

73

onzer ziel verdrijven en dat de onderwerping aan zijnen goddelijken wil een zeker middel is om troost in onze smarten, de overwinning over onze vijanden te verkrijgen? Slechts hen die lijden etj strijden gelijk Jesus heeft geleden en gestreden, zal God den Engel zenden om hen te troosten en kracht en sterkte in het lijden te schenken.

Gelijk onze goddelijke Zaligmaker met de grootste onderwerping aan Gods heiligen wil alle pijnen en smarten uit Gods handen ontving, zoo ook heeft zich Maria vrijwillig onderworpen aan de pijnen die haar Moederhart bij het lijden van haren beminnelijken Zoon verscheurde. Met Jesus sprak Zij [tot God; „Mijn Vader- niet rpijn wil, maar üw^wil geschiede.quot;

Vrucht der overweging.

Laten wij de vermaning van onzen Vriend en Meester wel ter harte nemen: „Waakten bidt, opdat gij niet in bekoring valt.quot; Bidden wij dikwijls, vooral in het uur van den strijd, tot Jesus om zijne genade en zijnen bijstand. Volharden wij in dat gebed hoelang het gevaar, hoe hevig, hoe lang de strijd ook zijn moge, met de grootste onderwerping aan Gods heiligen wil. Eoepen wij alsdan dikwijls tot God: „Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dan dezen strijd van mij weg gaan, doch niet mijn wil, maar Uw wil geschiede. Heer Jesus, geef mij slechts Uwe genade, opdat ik overwinne.quot;

-ocr page 82-

74

Een student aan de hoogeachool te Leuven.

Twee jongelingen, van de hoogeschool te Leuven, hadden den geheelen dag in de schandelijkste buitensporigheden doorgebracht en wilden ook den nacht in de onteerendste vermaken doorbrengen. Toen het elfde uur werd aangekondigd, herinnerde zich één dier jongelingen, die de gewoonte had dagelijks zijn Rozenkrans te bidden, dat hij zijne verplichting nog niet had volbracht. Niettegenstaande de spotternijen en het aanzoek zijner makkers, stond hij van tafel op en ging naar huis, om daar des te beter zijn gewoon gebed te verrichten. Nog had hij zijn Eozenkrans niet geëindigd, of zijn vriend, dien hij zoo even verlaten had, stond voor hem in een gloed van vuur. „Ik ben veroordeeld, zeide hij, de zonden, die wij van daag hebben bedreven, hebben de maat mijner misdaden gevuld; God heeft mij door een plotselingen dood getroffen en in de bel gestort.quot; — „Wel hoe! zeide Je jongeling sidderend, kan ik mijne oogen gelooven ? ben ik, de medeplichtige uwer zonden, dan gespaard?quot; — „Dat kwam, omdat gij eene goede voorsprekeresse had, die ik miste. Het Eozenhoedje, dat gij in de hand hebt,, en O. L. V. van den Rozenkrans zijn uw redding geweest, want de duivelen, niettegenstaande zij hunne krachten inspanden om u in mijn lot te doen deelen, konden hiertoe niet geraken.quot;

Hierna verdween hij en liet zijn vriend verschrikt en beangstigd achter.

-ocr page 83-

75

Eerst nu begreep de jongeling de woorden die hij voorzeker reeds dikwijls had vernomen: „De Eozenkrans is een zeer geschikt middel om barmhartigheid bij den Heer te verkrijgen.quot; v

GEBED.

Dierbare Jesus, hoe smartvol moet dat oogenblik geweest zijn, toen Gij in de bitterste droefheid des harten tot uwen Vader de woorden spraakt: Vader indien het mogelijk is laat dan dezen kelk van Mij weggaan; doch niet mijn, maar Uw wil geschiede. En mijne zonden waren oorzaak dier smarten!! Vergeving, dierbare Jesus, vergeving! Nimmermeer wil ik U beleedigen, maar U beminnen geheel mijn leven, U beminnen in eeuwigheid.

Smartvolle Moeder van .lesus, Maria, Koningin van den Allerheiligsten llozenkrans, vraag aan uwen Jesus voor mij de genade, dat ik Hem toch nimmermeer door de zonde vergramme, maar Hem steeds altijd beminne. Verkrijg ook voor mij, dat ik naar het voorbeeld van uwen lieven Zoon en van U, dierbare Moeder, in het lijden dat God mij overzendt, steeds onderworpen moge zijn aan Gods H. Wil en de woorden van uw beminden Jesus herhale: „Vader niet mijn wil, maar de Uwe geschiede.quot; Amen.

Sc/delgebed. Maria, verkrijg voor mij, dat ik altijd onderworpen moge wezen aan Gods H. Wil. Amen.

-ocr page 84-

76

XVde DAG.

De geeseling van. Christus.

Nadat onze goddelijke Verlosser door den Engel in den hof van Olijven was versterkt, stond Hij op, en ginj met zijne leerlingen de woeste bende te gemoet die gekomen was om hem gevangen te nemen en ter dood te brengen. „De bende dan en de hoofdman en dienaars der Joden grepen Jesus en bonden Hem. En zij leidden

Hem eerst tot Annas..... En Annas zond Hem

gebonden naar den Hoogepriester Caiphasquot; (').. die Jesus ter dood veroordeelde, en toeliet dat onze beminnelijke Verlosser, het overige van den nacht, de laagste beschimpingen van de gerechtsdienaars onderging; „zij spuwden Hem in het aangezicht en sloegen Hem met vuisten; en anderen gaven Hem kaakslagen zeggende: Profeteer ons, Christus, wie is hij die U geslagen heeft,quot; (-) „En als nu de morgenstond gekomen was......

leidden (zij) Hem gebonden weg, en leverden Hem over aan Pontius Pilatns den landvoogd.quot; (J)

„Op den hcogen feestdag nu was de landvoogd gewoon, het volk eenen gevangene vrij te laten naar hun begeeren. En hij had toen een be-ruchten gevangene, met name Barabbas.quot; (4) „Deze was om een oproer, in de stad voorgevallen, en om doodslag in de gevangenis geworpen.quot;

(i) H. Joan. 48, 12. (2) H. Matth. 26, 67. (3) Matth. 27, 1. (4) H. Matth. 27, 15. (3) H. Luc. 23, 19.

-ocr page 85-

77

Als zij derhalve vergaderd waren, zeide Pilatus; „Wien wilt gij dat ik u vrij geve, Barabbas of Jesus, die Christus genoemd wordt?quot; (') „Doch zij overschreeuwden hem en riepen: „Kruisig, kruisig Hem!quot; En hij zeide tot hen: „Wal kwaad heeft Hij dan gedaan? Ik vind geene schuld des doods in Hem, ik zal Hem dus laten kastijden en loslaten.quot; (2) „Toen gaf hij hun Ba^ rabbas vrij, maar Jesus liet hij geeselenquot; (3)

Na reeds zoo veel te hebben geleden, wordt onze beminnelijke Jesus dan veroordeeld om ge-geeseld te, worden; met de grootste onderwerping aan Gods heiligen wil aanvaardt Hij met liefde deze nieuwe pijniging; want volgens de veropenbaring aan de H. Brigitta, legde Hij zelf zijne kleederen af en sloeg zijne armen om de kolom, waaraan men Hem wilde vasthechten.

Overweeg, mijne ziel, de verschrikkelijke smart van onzen beminden, onzen dierbaren Jesus. Zie de een slaat Hem op de borst, anderen op de schouders, deze in de zijde, gene op de andere deelen van zijn goddelijk lichaam. Ja, zijn heilig hoofd, zijn liefderijk aangezicht blijft niet vrij van slagen. O mijn God, reeds stroomt zijn goddelijk Bloed langs alle kanten; reeds zijn de geeselroeden, de handen der beulen, de kolom, de aarde met bloed overdekt! Ach, er is geen gezond deel meer aan zijn heilig lichaam, men

(i) H. Matth. 27, 17. (2) H. Luc. 23. 21. (S) H. Matth. 27, 26.

-ocr page 86-

78

heeft wonden op wonden geslagen! Zoo worden de voorspellingen van David en Isaias vervuld; „Als wij Hem aanzagen, was er geen schoonheid in Hem! Als Hij verdrukt werd, deed Hij zijnen mond niet open. Vele stieren hebben Mij omsingeld. Zij hebben hun muil tegen Mij opengesperd , gelijk een verscheurende en brullende leeuw. Honden hebben Mij omringd. Een bende boosdoeners heeft zich om Mij geschaard.quot;

Overwegen wij vervolgens hoe het Moederhart van Maria van droefheid werd vervuld, nu zij het lichaam van haren dierbaren Zoon door de geeseling ziet verscheurd.

Vrucht der overweging.

Laten wij dikwijls overwegen wat onze goddelijke Zaligmaker heeft geleden voor onze zonden, vooral voor de zonden van onzuiverheid, en vragen wij dikwijls aan Maria, door de verdiensten van Jesus geeseling, de deugd van reinheid.

Volgen wij in al ons lijden onzen goddelijken Meester na, en beoefenen wij naar Zijn voorbeeld de schoone deugd van geduld en liefde.

Een bravo pach.ter wordt door Maria beloond.

De bewoners van Villafranna de Lampuces, in het diocees van Miranda, (Portugal) lieten in October 1574, een kapel bouwen ter eere .van O. L. V. van den H. Rozenkrans, en ieder bracht naar zijn vermogen bij om het nieuwe heiligdom

-ocr page 87-

79

op te richten. Joannes Peraspero, een brave pachter uit de omstreken, eens voorbij de kerk gaande, zag dat de noodige hulp ontbrak, en bood zich aan om met zijne ossen steenen naar die plaats te voeren. Hij ging naar huis om het span voor de kar te plaatsen, doch bij toeval had de vrouw het bij zijne afwezigheid aan de buren geleend. Dit speet den braven pachter; want hij had zoo gaarne zijne steenen naar het heiligdom van Maria vervoerd! Eensklaps kwam hem een goede gedachte te binnen: „Ik heb, zoo sprak hij, nog een os op stal, en een jonge stier. Deze laatste is wel is waar nooit onder het juk geweest en, menschelijker wijze gesproken is het een dwaasheid hem, al is het ook slechts een oogenblik, er onder te plaatsen, doch ik wil werken voor de Koningin van den Rozenkrans; Zij zal hem wel bedwingen. Aanstonds roept hij zijne buren, deelt hun zijn voornemen mede en verzocht hunne medewerking. Zij echter lachen met dit voorstel; doch de brave pachter, vol betrouwen op Maria, roept Haar met godsvrucht aan en begint op stal den os te tuigen. En ziet, terwijl hij dit werk verricht, verlaat de ongetemde stier, die in een ver verwijderd land rustig graasde, zijn weide, komt recht naar zijn meester toe, stelt zich uit eigen beweging, zonder dat men eenig geweld behoeft te gebruiken, onder het juk, naast den anderen en voert met zooveel gemak de kar met steenen, dat van de twee en twintig die vooraf gingen, de kar van

-ocr page 88-

80

Peraspero het eerste aankwam. Van dat oogen-blik af bleef de stier in dezen verwonderlijken toestand, en gebruikte men hem met veel nut voor het landwerk. Dit voorval trof de bewoners van het land, en ook hunne godsvrucht tot O. L. V. van den Kozenkrans werd hierdoor zeer vermeerderd.

GEBED.

Lijdende Jesus, het is mij innig leed dat ik door mijne zonden, vooral door de zonde van onzuiverheid oorzaak ben geweest, dat de Joden uw heilig lichaam door de wreede geeselslagen hebben doorwond; want ik weet het, dierbare Verlosser, dat Gij, om de zonden van geheel de wereld, dus ook om mijne zonden, zoo vreese-lijk hebt willen lijden. Niet meer mijn Jesus, niet meer mijn Vriend, wil ik TJ vergrammen, nooit meer in kw'ade gedachten toestemmen, nooit meer woorden spreken of werken verrichten, in strijd met de teederste der deugden.

H. Maria, had ik minder zonden bedreven, dan ook zoudt Gij minder smarten hebben verduurd! Vergeving, dierbare Moeder, sta mij bij, opdat ik in het vervolg nooit meer zondige; kom mij te hulp vooral in die oogenblikken, dat de duivel mij door bekoringen tegen de heilige deugd komt verontrusten; opdat ik door een rein en zuiver leven in het vervolg uwen Jesus en U, Maria, moge verblijden. Vraag ook voor mij de genade van naar het voorbeeld van uw

-ocr page 89-

81

lieven Zoon, uit liefde voor Hem met geduld alle smarten te ondergaan, die Hij mij zal overzenden. Amen

Schietgehed. Maria, verkrijg voor mij een geduldig hart. Amen.

XVIde DAG.

De doornenkroning van Christus.

Toen de woeste bende het geheiligd lichaam van onzen goddelijken Za igmaker geheel en al door de geeseling had verscheurd, waren zij nog niet tevreden, maar wilden Hem nog gelijk een spotkoning behandelen. Zij rukten alsdan de kleederen, die zij Jesus, na zijne geeseling wederom hadden aangedaan, van zijn geheiligd lichaam, „en wierpen Hem een purperen mantel om. En zij vlochten eene kroon van doornen, zetten die op zijn hoofd, en gaven Hem eene rietstok in zijne rechterhand. En voor Hem nederknielende beschimpten zij Hem, zeggende : Wees gegroet, Koning der Joden! En Hem bespuwende, namen zij het riet, en sloegen Hem op het hoofd.quot; (•) Alsdan drongen de doornen, zegt de 11. Petrus Damianus, tot in de hersenen door, en er vloeide eene zoo groote hoeveelheid bloeds uit de wonden, dat volgens de openbaring aan de H. Birgitta, het geheele hoofd van onzen Zaligmaker daarmede bedekt was.

(') H. Matth. 27. 28. R-

(5

-ocr page 90-

82

Overweeg, beminde ziel, op de eerste plaats, wat vernedering onze goddelijke Znligmaker bij zijne doornenkroning uit liefde voor ons heeft wiilen ondergaan. Hij, de waarachtige Koning der koningen, die machtiger is dan de machtigste der vorsten, wordt als een spotkoning ten toon gesteld. Een purperen krijgsmantel is zijn Koningskleed, een doornen kroon zijn Vorsten-diadeem, een rietstok zijn Koningsschepter!.., En dit alles verdraagt Hij met liefde. Hij spreekt zelfs geen enkel woord ter beschaming van zijne beleedigers, om de vernederingen Hem aangedaan te verminderen. Jesus zwijgt!... Zelfs als die woestaards zich voor Hem nedenverpen. Hem huichelachtig groeten, in het aangezicht spuwen en met den rietstaf op zijn dierbaar hoofd slaan, blijft onze lijdende Verlosser zachtmoedig en geduldig.

O dierbare Jesus, wat schoon voorbeeld geeft Gij ons hier. Mocht toch in ons hart ééti vonk dier liefde branden, welke U in deze oogen-blikken voor de nederigheid en de verachting bezielde, opdat ik dikwijls mij verblijde met U veracht en vernederd te worden.

Overwegen wij op de tweede plaats: de verschrikkelijke smarten, die onze goddelijke Zaligmaker bij zijne doornenkroning verduurde Zij waren de hevigste en langdurigste van alle pijnen, want zij hielden alleen met den dood van Jesus Christus op, wijl telkens wanneer de doornen kroon op zijn goddelijk hoofd werd bewo-

-ocr page 91-

83

gen, de pijnen zich vernieuwden. En al deze smarten beeft Jesus geleden, om te voldoen voor de zonden van hoovaardigheid, van wereldschen opschik, van het jagen naar rijkdom, grootheid, eer en roem dezer wereld, waardoor men zoo dikwijls zijn God beleedigt. Die scherpe doornen waren onze zonden die het goddelijk hoofd van onzen dierbaren Verlosser doorboorden en zooveel bloed deden stroomen.

O Jesus, geef mij kracht en genade om niets meer te zoeken dan U en TJ alleen, en op niets anders meer te denken, dan op U, en wat U behaagt.

Overwegen wij verder de pijnen die Maria bij de doornenkroning van haren beminden Jesus heeft moeten lijden, en hoe iedere doorn die het heilig hoofd haars Zoons doorboorde, eveneens haar Moederhart op het gevoeligst wondde.

Vrucht der overweging.

Laten wij in het vervolg alle wereldsche grootheid en pracht, die onze staat niet vordert, achter, en blijven wij in alles nederig volgens het voorbeeld van onzen Meester, Jesus Christus.

Verwijderen wij uit onze gedachte alles wat slechts in het minste onze ziel kan schaden, en maken wij ons een gewoonte dikwijls aan God te denken.

Hongersnood aan boord van een schip.

Een schip met 300 soldaten en 600 moorsche slaven aan boord, was onder zeil naar de West-

K. 6*

-ocr page 92-

84

liidiën. De overtocht, door ongunstig weer belemmerd, duurde langer dan men verwachtte, zoodat er vóór het einde der vaart gebrek aan levensmiddelen begon te komen. Men hield de zaak zoolang mogelijk geheim en verminderde het voedsel dat ieder dagelijks kreeg; doch eindelijk werd de kapitein genoodzaakt te verklaren, dat men het laatste stukje brood had gebruikt en er voor het volk niets meer overbleef, dan hunne toevlucht tot God te nemen. Men zag elkander met wanhopige blikken aan en beraamde reeds de verschrikkelijkste plannen ; men kon zich op het ergste voorbereiden. Een der makkers met meer vertrouwen bezield dan de overigen, sprak tot zijne medebroeders: „Wij schreien eu weenen, maar vergeten Dengene, die de menigte in de woestijn beeft gevoed, en iederen dag aan de vogelen voedsel schenkt. Verlevendigen wij ons geloof, en laten wij God aanroepen door de voorspraak van zijne Moeder, en aan Onze-Lieve-Vrouw van den Kozenkrans een wonder vragen, dat Zij niet zal weigeren.quot; Hierop wierpen zicii allen op de knieën en baden met geloof den Kozenkrans, die wonderen wrocht. Nauwelijks hadden zij het laatste „Wees gegroetquot; gebeden, of zij bemerkten in de verte land, en zagen de aan de Portugezen zeer goed bekende kaap St. Augustin. Welke vreugde bezielde niet op dezen stond de ongelukkigen, die reeds gedurende drie dagen de smarten van den honger gevoelden! Weldra ontscheepten zij in de hoofstad van Bra-

-ocr page 93-

85

zilie, en hun eerste zorg was Maria, voor de redding hun geschonken, in de kerk te gaan bedanken.

gebed. v

O Maria, mijn hart is bedroefd over zoovele zonden, waardoor ik Jesus uw lieven Zoon heb beleedigd, en oorzaak ben geweest van de smarten, die Hij in zijn bitter lijden heeft, doorstaan en van die uw Moederhart bij Jesus doornenkroning verduurde. Het waren mijne zonden van hoo-vaardigheid; van het najagen van wereldschen opschik, eer en roem die het hoofd van mijnen dierbaren Jesus wonden; het waren mijne zondige begeerten die het hart van mijn dierbare Moeder met een zwaard van droefheid doorboorden. Vergeving Jesus! vergeving Maria! het is mij innig leed U door die zonden 'te hebben beleedigd; maar ik maak het vaste voornemen ze nimmermeer te bedrijven. Doch dit kan ik niet uit mij zelven, maar alleen door Gods genade. Moeder, vraag voor mij die genade van uw lieven Zoon, want ik ben overtuigd, dat Hij U geven zal al wat Gij Hem zult vragen. Amen

Schietgebed. Maria, verkrijg voor mij liefde voor de verachting. Amen.

X V 1 Ide DAG.

Ziet den mensch.

Toen Pilatus den zoo mishandelden Jesus sag.

-ocr page 94-

86

werd hij bewogen en beproefde een laatste middel om de woede der Joden te stillen. ..Hij ging dan wederom builen en zeide tot hen: Ziet ik breng Hem tot u buiten, opdat gij weten moogt, dat ik geen schuld in Hem vinde. Jesus kwam dan buiten, dragende de doornenkroon en het purperen kleed.quot; (') En Pilatus zeide tot den hoogen raad en het volk: „Ziet den mensch. Als Mem dan de overpriesters en de dienaars zagen, riepen zij en zeiden; Kruisig! kruisig Hem!quot; (2)

Overwegen wij de onmenschelijkheid der Joden. Jesus, de liefderijke Jesus, die hen met weldaden heeft overladen, staat voor hen geheel misvormd door de wreede geeseling, met een kroon van doornen op het aanbiddelijk hoofd, terwijl zijn kostbaar Bloed langs 't goddelijk lichaam op de aarde vloeit. Mijn God, zou er een hart kunnen gevonden worden, dat op zulk een gezicht niet verteederd en door medelijden bewogen wordt! Zelfs wanneer het een schuldige ware, zou men bij het aanschou-ven van zulk een verschrikkelijk lijden tot barmhartigheid worden opgewekt. Alle gevoel is echter uit der Joden hart verbannen ; zij dorsten naar het bloed van het Lam! Jesus moet worden geofferd ! aan het kruis met Hem ! Doch niet alleen bij de Joden, ook bij den Christen is zoo dikwijls alle menschelijk gevoel verdwenen. Hoe menigmaal toch spreekt God door zijne genade tot de zondaars en zegt Hij: Ziet, zondaars, ziet den

(•) H. Joan. 19. 4. (2) H. Joan. 19. 5.

-ocr page 95-

87

mensch! Om voor uwe zonden te voldoen is Hij gewond, om uwe misdaden is Hij gegeeseld, met doornen gekroond, stroomt zijn kostbaar Bloed op de aarde. Zondaars ziet den mensch! moet mijn geliefde Zoon dan nog meer lijden voor u; heeft Hij nog niet genoeg voldaan ? . . . . En telkens als wij die genadesfem van God in ons binnenste onderdrukken en blijven voortgaan met zondigen, roepen wij tot God gelijk de Joden : „Ja nog meer zonden willen wij bedrijven; Kruisig, kruisig Hem!quot;

Dierbare Jesus, hoe verschrikkelijk zijn mijne zonden! Ook ik heb zoo dikwijls het „Kruis Hem \quot; tot U geroepen, toen ik uwe genade versmaadde en voortging met zondigen. Neen, nooit geen zonde meer! kostbaar Bloed van mijn Jesus Ier oorzaak mijner misdaden gestort, kom over mij, niet gelijk bij de Joden ter veroordeeling, maar opdat ik door U gereinigd worde van al mijne zonden en in uwe liefde volharde.

Eenige oogenblikken daarna sprak Pilatus wederom tot de Joden enzeide: „Ziet uw Koning! Maar zij riepen: Weg, weg met Hem! Kruisig Hem! Pilatus zeide tot hen: zal ik dan uwen Koning kruisigen ? De overpriesters antwoorden: Wij hebben geen Koning dan den Keizer.quot; (')

Overwegen wij dat, wanneer wij gehoor geven aan de verleidende taal van slechte vrienden, van ongcloovigen en van hen, die ons van God zoeken

O) H. Joan. 19. 14.

-ocr page 96-

88

af te trekken, wij Jesus onzen Koning verloochenen, en alleen de wereld, als onze meesteres erkennen.

Vrucht der overweging.

Mochten wij ooit het ongeluk hebben Jesus door een doodzonde te vergrammen, laten wij dan toch niet volharden in het kwaad, inaar smeeken wij aanstonds onzen God om vergeving.

Denken wij bij alles, wat wij verrichten, dat wij werken voor God, den Koning der Koningen, dien wij als zoodanig moeten eeren en beminnen.

Een jongeling bekeert aich.

Wij lezen in de annalen van de Aarts-broederschap van den Bozeukrans (October 1809) het volgende verhaal van een jongeling, die door de voorspraak van Maria tot God was weergekeerd.

„Tien jaren oud verliet ik mijn vader om bij mijn tante een verdere opvoeding te genieten. Ik bleef daar, tot dat ik den leeftijd van 15 jaar bereikt had. Met de grootste zorg werd ik bewaakt en nauwgezet in alles, wat het geestelijke betrof, onderwezen. Hier had ik groote vorderingen in de deugd kunnen maken, wanneer ik door een slechte eerste H. Communie, de bron niet had geopend voor zoovele andere groote zonden.

De herinnering aan een zware zonde, die ik aan mijn biechtvader niet had durven zeggen, veroorzaakte in mij een aanhoudende wroeging. Onder dien smartelijken indruk kreeg mijn ka-

-ocr page 97-

89

rakter iets kwaadaardigs, ik werd onverdragelijk, alles mishaagde mij, en (toen 15 jaar oud) nam ik het besluit, mij naar de voornaamste steden van Frankrijk te begeven, in de meening, daar meer vrijheid te zullen hebben mijne zonden te biechten. Doch ook daar ontbrak mij de moeden bleef ik in mijn ongelukkigen slaat voortleven.

O God, wat zijt Gij toch goed, dat Gij mij zoo lang met geduld hebt verdragen!

In de stad, waar ik loen woonde, leefde een mijner ooms, bij wien ik aanstonds mijn intrek nam; doch spoedig moest ik hem verlaten, omdat mijn slecht humeur hem onverdragelijk was; ook bij een anderen meester mocht ik niet lang verblijven, en zag mij genoodzaakt wederom naar mijn vader terug te keeren......

Bij mijn vader weergekeerd, hoorde ik spreken over den altijddurenden Rozenkrans. Tot nu toe had ik mij in geen Broederschnp laten inschrijven, omdat ik mij overtuigd hield, dat al mijne gebeden nutteloos waren. Toch liet ik mij gaarne onder de leden dier Broederschap opnemen, want inwendig hoorde ik eene stem die mij verzekerde, dat de Koningin van den H. Eozenkrans mij tot God zou doen wederkeeren.

Aanstonds toen ik het rozenhoedje ontving, wendde ik mij met de meest mogelijke godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd. Alsdan kwam bij mij de gedachte op de paters Dominicanen te gaan bezoeken, en aldaar op nieuw eene poging te doen, mij met God te verzoenen. De Ko-

-ocr page 98-

90

ningin van den AHerheiligsten Rozenkrans gaf mij hiertoe den noodigen moed en ik heb het onuitsprekelijk geluk genoten, een heilige Communie in de kerk dier Paters te verrichten.

GEBED.

O Maria, ik durf U niet meer mijn Moeder roemen, want ik ben het, die door mijn aanhoudend zondigen, uw dierbaar Kind zoo verschrikkelijk heb doorwond; ik ben het, die gelijk de joden, het „kruis Hem!quot; tot uwen Jesus geroepen heb, toen Gods genade en Gij, Maria, mij aanzetten tot bekeering. Ik ben het, die liever de wereld voor mijn meesteresse, dan uw goddelijk Kind tot mijnen Koning verlangde, toen ik gehoor gaf aan de verleidende stem van vrienden en wereldlingen en lachte met diegenen, welke mij van God en Jesus spraken. Vergeving, Maria, ach vergeving! voor de beleedigingen, die ik uwen Jesus heb aangedaan, voor het zwaard van droefheid, waarmede ik toen uw Moederhart doorboorde. Ik weet het, niets is U zoo aangenaam, als een zondaar tot God weer te voeren. Leid mij dan tot uw lieven Zoon, en verkr.jg voor mij een oprechte bekeering en volharding in het goede tot aan mijn dood. Amen.*

Schietgebed. Maria, geef dat mijn hart altijd open blijve voor Gods genade. Amen.

-ocr page 99-

91

XVlilde DAG.

De ter-dood veroordeeling en kruisiging van Jesüs.

„Pilatus dan oordeelde, dat (het verlangen der joden) geschieden zoude:quot; (') „En nadat zij Hem beschimpt hadden, trokken zij Hem het purperen gewaad uit, en deden Hem zijne kiee-deren aan, en leidden Hem weg, om Hem te kruisigen.quot; (2) De beulen nu grijpen het onschuldig Lnm Gods E.an, nemen twee ongekapte balken, vereenigen ze in den vorm van een kruis, en willen die op Jesus doorwonde schouderen leggen. Doch onze beminnelijke Verlosser, onze goede Herder, wacht niet, totdat men het kruis op Hem nederlegt. Hij zelf omarmt het, kust het, legt het op zijne schouderen, en roept : Kom, geliefd kruis, sedert drie en dertig jaren heb ik u reeds gezocht, op u wil Ik sterven, uit liefde voor mijn schapen.

De veroordeelden verlaten de gerechtszaal, en begeven zich naar den berg van Kalvarie, waar Jesus moest gekruisigd worden.

Onze goddelijke Zaligmaker was echter te veel vermoeid en afgemat, dan dat Hij het zware kruis tot aan den berg op zijne schouderen konde dragen. Men vreesde, dat Hij onderweg er onder bezwijken zoude en zoodoende hun het genoegen zou ontnomen worden, Jesus gekruisigd te zien.

(') H. Luc 23, 24. (2) H. Mare. lï, 20.

-ocr page 100-

92

„En zij dwongen een, die voorbijging, Simon van Cyrene, die van eene landhoeve kwam, om zijn kruis te dragen.quot; (')

Aanschouw mijn ziel, uwen dierbaren Verlosser, die voor u gaat sterven. Gebukt onder het kruis, heeft Hij zijn hoofd, waarin de doornenkroon gedrukt is, ter neergebogen; zijn Bloed vloeit langs den weg; vermoeid en afgemat bezwijkt hij tot driemaal onder zijn kruis, en telkenmale doen de beulen Hem wederom met geweld opstaan en met het kruis beladen zijn lijdensweg vervolgen. Slechts eenige oogenblikken mocht Simon van Cyrene Jesus behulpzaam zijn.

Overwegen wij hier met wat bereidwilligheid Jesus uit liefde voor ons zijn kruis opneemt om ons een voorbeeld te geven, dat ook wij uit liefde voor Hem die kruisjes omhelzen, welke God ons overzendt; en overwegen wij hoe onze Vrienden Verlosser tot driemaal .toe onder het kruis heeft willen bezwijken , opdat wij hieruit leeren, nooit den moed te verliezen, maar altijd, als wij ook nu en dan eens het ongeluk hebben in zonden te vallen, met nieuwen moed ons kruis te dragen tot aan den dood.

Hoe verschrikkelijk moet ook de smart geweest zijn van Maria, toen zij het doodvonnis van haar geliefd Kind vernam, en Jesus beladen met zijn kruis ontmoette, Hem onder hetzelve zag bezwijken en geen reddende hand naar haar dierbaren Zoon kon uitstrekken.

(') H. Mare, 15, 21.

-ocr page 101-

93

Vrucht der overweging.

Laten wij naar het voorbeeld van Jesus altijd met liefde ons kruis dragen, en gelijk Simon van Cyrene met onzen goddelijken Verlosser den lijdensweg bewandelen. v

Hebben wij ooit het ongeluk Jesus door de zonden te vergrammen, staan wij dan wederom aanstonds op om met een nog grootere liefde ons kruis tot den dood toe. te dragen.

O

De H. Ludovieus Bertrandus.

De H. Ludovieus Bertrandus, religieus van de orde der Predikheeren is een der grootste dienaren geweest der H. Maagd en vereerde Haar op eene bijzondere wijze door den H. Rozenkrans.

De innige liefde tot Maria gaf hem de noodige kracht en ijver om duizenden afgodendienaars tot Jesus Christus weer te brengen. Ziet hier in welke woorden zich één zijner levensbeschrijvers uit:

„Ludovieus, overtuigd dat alleen God de Koning aller harten is en door zijn krachtige genade de zielen bekeert, bad Hem onophoudelijk door de vurigste gebeden om hunne bekeering en riep voor dit grootsche doel den bijstand in der glorierijke Maagd, de Moeder des Verlossers. Het meest vereerde hij Haar onder den titel van Onze-Lieve-Vrouw van den H. Rozenkrans, een titel, waarin zich al haar heldhaftige deugden en onvergelijkelijke grootheid vereenigen. De Rozenkrans was het gewoon onderwerp zijner overwe-

-ocr page 102-

94

gingen, predikingen en onderrichtingen; want hij trachtte al zijn hoorders tot deze godsvrucht op te wekken, waardoor hij voor zich zeiven en voor anderen ontelbare, bijzondere gunsten verwierf. Den geheelen dag hield hij den rozenkrans in de hand of aan zijn gordel, en des nachts hing hij dien om zijn hals.

God beloonde deze innige godsvrucht van

O O

Ludovicus tot de Koningin van den tl. Rozenkrans met de schitterendste wonderen. Toen hij de Indiën wederom verlaten had en naar zijn geboorteplaats Valencia was teruggekeerd, gaf de Heilige, volgens het verhaal van denzelfdeu levensbeschrijver zijn rozenkrans aan een persoon van aanzien en sprak tot hem: Bewaar dezen schat! God zal er vele zondaren door bekeeren, zieken genezen en wellicht dooden door opwekken. Ditzelfde zeide hij ook aan een zijner vertrouwde vrienden, doch liet het woord wellicht achterwege.

De uitkomst bewees de waarheid zijner voorzegging.

GEBED.

Tot nog toe, dierbare Jesus, heb ik a tijd met ongeduld, met weerzin mijn kruis op mij genomen en altijd getracht den last, dien Gij, op mijne schouderen legdet, van mij af te werpen. Gesterkt door uwe genade, hoop ik in het vervolg nimmer meer zoo ondankbaar te zijn, maar met liefde en blijdschap alle kruisjes, die Gij mij overzendt aan te nemen en blijmoedig den weg des lijdens te bewandelen. Doch, dierbare Jesus,

-ocr page 103-

95

en Gij, barmhartige Moeder Maria, zou ik nog ooit het ongeluk hebben dat kruis van mij af te werpen, of onder het kruis te bezwijken, ach, schenk mij dan kracht en genade om aanstonds te kunnen ops'aan en het kruis wederom te omhelzen, om er met U, mijn dierbare Jesus, aan te sterven. Amen.

Schietgebed. Maria, leer mij naar uw voorbeeld het kruis van mijn Jesus geduldig te dragen. Amen.

XIXde DAG.

De kruisiging van Christus.

Het was ongeveer negen uur des voormiddags, toen men aan den Kalvarieberg, de plaats waar Jesus gekruisigd moest worden, was aangekomen. Hier staat onze goddelijke Zaligmaker om het offer van liefde te volbrengen; „en zij gaven Hem wijn met gal te drinken,quot; opdat Jesus door dezen drank van zijne zinnen zou beroofd worden; „maar als (Jesus) dien gesmaakt had, wilde Hij niet drinkenquot;; (') want Hij verlangde met volle bewustzijn voor ons te lijden, en door geen drank zijn gevoel te verdooven. Nadat nu de twee misdadigers, die met onzen aanbiddelijken Verlosser waren uitgeleid om gedood te worden, „op de plaats gekomen waren, die Kalvarie genoemd wordt, kruisigden zij Hem aldaar, en de moordenaars, den één aan de rechter en den ander aan de linkerzijde.quot; (2)

(•) H. Matth. 27, 34. (2) H. Luc. 23, 33.

-ocr page 104-

96

Jesus wordt dan aan het kruis gehecht! den wensch der Joden is vervuld! O, ziet hoe die woeste beulen zich op onzen dierbaren Zaligmaker nederwerpen; zijn kleederen van zijn geheiligd lichaam scheuren, waardoor de wonden op nieuw worden geopend, en het goddelijk Bloed ter aarde vloeit. — Met de grootste onmenschelijkheid werpen zij Jesus op het Kruis om Hem er aan vast te nagelen. — En Jesus, als het Lam dat geslacht moet worden, legt zich vol liefde op het Kruis neder als op een altaar, om zich voor ons aan zijnen he-melschen Vader op te offeren. — Nu grijpen de beulen de aanbiddelijke handen van Jesus, die overal het volk zegende, en na eerst de eene met kracht aan den kruisbalk te hebben vastgeklonken, rukken zij met geweld de andere op de bestemde plaats om er een tweeden zwaren nagel in te slaan. Daarna grijpen zij zijne voeten, die al rondgaande weldaden schonken, slaan die over elkander en klinken die met een derden spijker vast aan het kruishout. Eindelijk nemen zij den balk, richten dien overeind en laten hem in een diepen kuil ne-derploffen, om hem vast in den grond te kunnen zetten. — Bij dien schok scheuren Jecus doornagelde handen en voeten! ...

De Koning van hemel en aarde is dus door zijn eigen volk, hetgeen Hij zoozeer beminde, aan het kruis gehecht, hangt in het midden van twee boosdoeners, aan een vloekhout geklonken, en heeft zelfs geen steen waarop Hij zijn hoofd kan nederleggen, zelfs is Hij niet in staat zijn hoofd

-ocr page 105-

97

tegen het kruis te doen rusten; want dan dringen de doornen dieper in zijn aanbiddelijk hoofd. En dit alles heeft Jesus willen lijden uit liefde voor ons, om ons te verlossen en een voorbeeld te geven, hoe wij onzen God moeten bemihnen. O, zullen wij op het zien van zooveel liefde onzen God niet beminnen, voor Hem niet alleen ons kruis met geduld dragen, maar zelfs wenschen met Hem te lijden en aan het Kruis te worden gehecht ?

Wie kan de smart beschrijven, die Maria in die oogenblikken heeft verduurd, toen Zij haar geliefden Zoon aan het Kruis hoorde vastklinken, en Hem te midden van twee boosdoeners aan een vloekhout aanschouwde?

Vrucht der overweging.

Laten wij naar het voorbeeld van Jesus, ten minste nu en dan, door eenige vrijwillige verstervingen, ons uit liefde en dankbaarheid voor de weldaden ons geschonken, met Jesus aan het Kruis hechten; en denken wij dikwijls aan de liefde van onzen Verlosser.

Een Vereerder van het „Wees gegroetquot;.

Een soldaat wilde, na langen tijd zijn koning te hebben gediend, in het vervolg slechts strijden voor den Koning der koningen, voor zijn God, Om dit doel te bereiken bood hij zich bij de Gisterciensers aan om in hun orde te worden opgenomen.

De H. Bernardus gedroeg zich jegens hem als een

R. 7

-ocr page 106-

98

vader en gaf hem aanstonds het kleed der leeke-broeders. Deze nieuwe broeder kon echter niets anders leeren dan hel Wees gegroet Maria; dat gebed bad hij aanhoudend, uitgezonderd den tijd, dien hij met slapen doorbracht. De H. Bernar-dus, getroffen door zijnen godvruchtigen eenvoud en de heiligheid zijns levens, nam hem, niettegenstaande zijn onwetendheid, op onder de reli-gieusen van het koor; tot aan zijn dood bleef de vrome man zijne medebroeders stichten door een treffende godsvrucht jegens de H. Maagd en een innige voorliefde tot het gebed: IFeen gegroet Maria.

Zijn laatsten dag nadert; God roept hem in de vreugde van het hemelsche leven, en zijn lichaam wordt bij de graven der overige broeders neergelegd. Eenige dagen nu na zijne begrafenis, ziet men op zijn graf een lelie groeien, in wier kelk de woorden staan: Wees gegroet Maria. De H. Bernardus, door dit voorval verrast, laat den grond onder die lelie weghalen om te zien waaruit zij wortel schiet, en ontdekt dat die uit den mond van den overledene voortkomt.

De H. Maagd had door een wonder aan de religieusen doen zien hoe aangenaam haar is: het Wees gegroet Maria.

GEBED.

Goddelijke Heiland, hoe groot is toch uwe liefde voor ons, dat Gij ter onzer verlossing U hebt laten nagelen aan een kruis en lusschen twee moordenaars hebt willen geheven worden !

-ocr page 107-

99

Dierbare Godmenscb, och, kon ik U voor zulk eene liefde, oprechie wederliefde schenken? Zie, ik schenk U mijn hart; ik wil voor niets anders meer leven dan voor U, mij met U aan het kruis hechten, en lijden en sterven uit liefde voor U.

Smartvolle Moeder, die uit liefde voor ons hebt toegestemd dat uw geliefde Zoon voor ons zoude lijden en aan het kruis gehecht worden, verkrijg voor mij de genade, dat mijn hart niets wedergeve dan dankbaarheid en liefde, en dat ik niet alleen de kruisjes welke Jesus mij overzendt met liefde omhelze, maar dikwijls zelfs vrijwillig eenig lijden uit liefde voor mijnen Jesus op mij neme; opdat ik na hier met mijn Jesus aan het kruis te zijn gehecht, eenmaal met hem leve in den hemel. Amen.

Schietgebed. Lijden of sterven, het kruis of de dood! Amen.

XXste DAG.

Jesus bidt voor zijne vijanden.

Onze goddelijke Heiland is dan aan het kruis gehecht, onze beminnelijke Verlosser hangt tus-schen twee moordenaars aan een vloekhout. En medelijdend slaat Hij van af dat kruis een blik vol liefde en barmhartigheid op zijne beulen, en zijn oog ten hemel slaande, spreekt Hij tot zijn hemelschen Vader: „Vader, vergeef het hunj want zij weten niet wat zij doen.quot; (!)

(1) H. Luc. 23. 3é.

R. 7*

-ocr page 108-

100

Overwegen wij hier de liefde en barmhartigheid van Jesus voor zijn onmededoogend volk, dat Hem veracht, beschimpt, bespot en aan een kruis laat sterven. Hij bidt zijn Vader, dat Hij hun genadig zij en hunne zonden vergeve; Hij treedt zelfs als verdediger voor zijne moordenaars op en tracht hunne misdaad zooveel mogelijk te verkleinen: „Zij weten niet, wat zij doen; zij weten niet, schoon zij het kunnen en moeten weten, dat het de Messias is, dien zij aan het kruis hebben gehecht; „want hadden zij (Hem) gekend, nooit zouden zij den Heer der heerlijkheid hebben gekruisigd.quot; (')

Zijn ook wij, als ons voorbeeld Jesus, zoo vol liefde en barmhartigheid voor hen, die ons haten en met kwaad bejegenen? trachten wij het kwaad onzer evenaasten altijd zooveel mogelijk te verkleinen; en bidden wij God, om hunne bekee-ring?

Doch het volk lachte om die bede; „en die voorbijgingen, lasterden Hem, zeggende: Welaan, Gij, die den tempel Gods afbreekt, en in drie dagen weder opbouwt, verlos U zeiven, en kom af van het kruis! Desgelijks ook de overpriesters, met de schriftgeleerden, zeiden al schimpende, tot elkander: Anderen heeft Hij verlost, zich zeiven kan Hij niet verlossen.quot; (2)

Hoevele zondaars, die met het woord en de gebeden der priesters en van hen, die hanne ziel

(•) H. P. 1 Corr. 2. 8. (2) H. Mare. 15, 39.

-ocr page 109-

101

voor Jesus Christus trachten te winnen, lachen en den spot drijven, volgen het voorbeeld dier voorbijgangers, joden, overpriesters en schriftgeleerden !

„En één van de moordenaars die daarvhingen, lasterde Hem, zeggende: indien Gij de Christus zijt, verlos U zeiven en ons! Doch de andere antwoordende, bestrafte hem en zeide: vreest Gij ook God niet, daar gij dezelfde straf ondergaat? En wij wel terecht; want wij ontvangen, hetgeen onze werken verdienen; maar deze heeft niets kwaads gedaan. En hij zeide tot Jesus: Heere, gedenk mijner, ais Gij in uw rijk komt. En Jesus sprak tot hem: voorwaar, ik zeg U: Heden zult gij met mij zijn in het Paradijs.quot; (')

Wat troost moet het voor Jesus smartvol hart geweest zijn, aan het kruis een ziel voor den hemel te winnen! O mocht het goddelijk Hart van Jesus ieder oogenblik in het bitter lijden, dat Hem door de zonden wordt aangedaan, dien zoeten troost smaken ? Heer Jesus, kon ik alle zondaars tot U doen wederkeeren en zoodoende al uw droefheid in vreugde veranderen!

Vrucht der overweging.

Laten wij onze vijanden vergeven en God bidden voor hunne eeuwige zaligheid. Stellen wij een groot vertrouwen op Gods barmhartigheid, want alle zonden hoe groot, hoe talrijk ook, wil Hij ons vergeven, wanneer wij slechts met een waarachtig

(') H. Lnc, 23. 39.

-ocr page 110-

102

berouw tot Hem naderen; maar verwijderen wij ieder vermetel vertrouwen en gaan wij niet voort met zondigen, denkende: God is barmhartig; want voor hen vooral zal God een vreeselijke Rechter zijn.

Maria, de Koningin van den H. Rozenkrans geeft een doode het leven weer.

Te Haarlem, waar de Paters Dominicanen eertijds een klooster hadden, vermaard door de heiligheid van zeer roemrijke religieusen, bloeide de godsvrucht en de liefde tot den Rozenkrans en deszelfs Broederschap, en bracht de heerlijkste vruchten voort. In 14'78, woonde aldaar Louis Genssell met zijne vrouw, die een levendige godsvrucht gevoelde jegens Maria, de Koningin van den Allerheiligsten Rozenkrans. Zij hadden een eenig zoontje, negen jaar oud, dien zij met de meeste teederheid beminden. Maar God, die hen kastijdt, welke Hij liefheeft, wilde ook deze brave ouders op eene zeer zware proef stellen. Eens, toen hun zoon met zijne medemakkers aan den oever van de rivier speelde, gleed hij uil, viel in den stroom, en werd daarin medegijsleept. Eenige oogenblikken daarna haalt men h^in uit den vloed en brengt hem dood te huis. De droefheid van Genssell en van zijne echtgenoote te beschrijven bij het hooren van deze lijding vermag niemand. Hun droefheid echter week naarmate het vertrouwen op Maria bij hen toenam. Spoedig had het vertrouwen de overhand, en weldra

-ocr page 111-

103

gingen zij kerkwaarts om voor het altaar van den Allerheiligsten Rozenkrans het leven van hun dierbaar kind weer te vragen.

Bij het altaar gekomen, knielen zij neder, bidden en srneeken Maria, de Koningin van den Allerheiligsten Rozenkrans, om redding, en beloven haar, dat hun zoon, zoo Maria hem het leven weergeeft, aan den Allerheiligsten Rozpnkrans toegewijd, en een haar van harte toegewijde zeer bevoorrecht dienaar zoude wezen. Na deze belofte te hebben gedaan, gaan zij huiswaarts, en zien, o wonderbare goedheid van Maria! hun zoon uit den doodslaap verrezen. En het kind sprak tot hen; „Onze-Lieve Vrouw van den Allerheiligsten Rozenkrans heeft mij van den dood gered, en uwe belofte aan Haar gedaan zal ik nimmer vergeten, ja ik verbind mij, die zoo getrouw mogelijk te volbrengen.quot;

Toen de bewoners der stad en van het land dit wonder vernamen, groeide de godsvrucht tot den Rozenkrans meer en meer in hunne harten aan, en namen zij met grooter vertrouwen hunne toevlucht lot Maria, door het gebed van den H. Rozenkrans.

GEBED.

Stervende Godmensch, de woorden die Gij tot uw Vader .spreekt en waardoor Gij vergiffenis vraagt voor hen die U beleedigen doen mij hopen, dat ook Gij voor mij een Voorspreker zult zijn bij uwen hemelschen Vader. Ja, mijn dierbare Jesus, bid voor mij: „Vader vergeef het hem (haar),

-ocr page 112-

104

want hij (zij) weet niet wat hij (zij) doet.quot; Heer Jesus, wees mij genadig nu Gij zijt gekomen in uw rijk ! Spreek ook eenmaal tot mij dat woord, hetgeen Gij tot den goeden moordenaar hebt gesproken. „Heden zult gij met Mij zijn in het Paradijs.quot;

H. Maria, die onder het kruis met uw geliefden Zoon bad voor de bekeering der zondaren, en daarvoor het kostbaar Bloed van uwen Jesus aan God opofferde; verkrijg voor mij vergilfenis bij uwen Zoon en vraag voor mij de genade, dat ik naar het voorbeeld van Jesus, ook aan mijne vijanden vergeve en altijd voor mijne vervolgers bidde; opdat ook ik barmhartigheid bekome en eenmaal die woorden moge vernemen: Heden zult gij met Mij zijn in het Paradijs. Amen.

Schietgebed. Onze Vader die in de hemelen zijt, vergeef ons onze schulden gelijk wij vergeven onzen schuldenaren. Amen.

XXIste DAG.

Maria onder het kruis.

Mara, die zich veelal verre van haren godde-lijken Zoon verwijderd hield, als Hij zich door schitterende wonderen verheerlijkte, door welker glorie ook Zij zoude hebben kunnen schitteren, volgt Hem na, om op Golgotha in zijn smaad en smarten te deelen; want bij Jesus kruis stond zijne Moeder. „Als Jesus daar zijne Moeder, en

-ocr page 113-

105

den discipel, (Joannes) dien Hij lief had, zag staan, sprak Hij tot zijne moeder: „Vrouwe! zie uw zoon! Daarna sprak Hij tol den discipel: Zie, uwe moeder! En van die ure nam de discipel haar tot zichquot; ('); als moeder, beschouwde Maria Joannes en in Joannes alle Christenen als hare kinderen.

Overwegen wij het bitter lijden van Maria, staande onder het kruis van haar geliefden Zoon. Toen vooral was het oogenblik daar, dat het zwaard, door Simeon voorspeld, haar moederlijk hart doorboorde!... Want wie beschrijft de smarten die Maria gevoelde, toen Zij het uur zag naderen, waarop haar Jesus zou gaan sterven. Jesus, dien Zij gedurende zoovele jaren had verzorgd, met wien Zij zoolang op de innigste wijze was verbonden geweest en dien Zij zoo vurig beminde? Wie beschrijft Maria's droefheid, toen Zij dien beminden Zoon tusschen twee moordenaars zag opgeheven, opgeheven aan een vloekhout? Nochtans bij al dat lijden bezwijkt Zij niet, maar staat onder het kruis; Zij mort niet, heft geen klachten aan tegen de boosheid en ondankbaarheid der menpchen; Zij ontvlucht het kruis niet, maar wil met Jesus lijden; ongetwijfeld spreekt Zij ook nu nog die woorden, welke Zij den Engel Gabriël bij zijne boodschap toesprak: „Zie hier de dienstmaagd des Heeren, Mij geschiede naar uw woord.quot; Zij herhaalt wat Jesus in Getsemani

(') H. Joan. 19, 25.

-ocr page 114-

106

tot God had gebeden: „Vader indien het mogelijk is laat dan dezen kelk van Mij weggaan; doch niet mijne wil, uw wil geschiede.quot;

Overwegen wij vervolgens, hoe Maria onder het kruis onze Moeder geworden is, en van dat oogenblik ons mei een ware moederliefde bemint; dag en nacht onze voorsprekeres is bij God, en Hem om hulp en bijstand bidt voor ons hare kinderen, die Zij van haren geliefden stervenden Zoon ontving.

Vrucht der overweging.

Laten wij naar het voorbeeld van Maria al ons lijden met geduld verdragen, en Maria in alle omstandigheden aanroepen als onze Moeder; ■want het gebed van een kind kan eene Moeder niet versmaden.

Een wonderbare bekeering.

In een der parochiën te Beaujolais (Frankrijk) leefde een SOjarig grijsaard, berucht om zijne verregaande goddeloosheid. Hij kende niets dan godslasteringen, ging er zelfs groot op en deelde het een ieder onder de verschrikkelijkste ver-wenschingen mede, dat hij nooit een priester bij zich toeliet.

De zonen van den H. Dominicus beproefden bij gelegenheid eener missie, die zij aldaar hadden gegeven, om dezen ongelukkige, die door ee » ziekte aangetast, met lamheid geslagen was, voor God te winnen. Doch alles was te vergeefs. Woedend

-ocr page 115-

107

op het zien der priesters dreigt hij, hen en zich zeiven door een pistool het leven te benemen, en roept uit: „Ik heb geen ziel, ik ben een hond, laat mij sterven! Ik wil noch priester! noch Kerk! noch uwe kerkhoven! ik wil begraven worden als een hond!quot; De priesters verlieten het ziekbed van dien ongelukkige, die wellicht spoedig voor Gods oordeel zou verschijnen ! Slechts een wonder kan dezen zondaar tot God bekeeren.

Twee leden van de Aartsbroederschap van den Rozenkrans voelden zic'i aangezet om voor dien ongelukkige het Hart van Maria geweld aan te doen en zijne bekeering af te sraeeken. Zij verzoeken andere leden der Broederschap om eene novene te houden, en iederen dag een geheelen Eozenkrans te bidden. Een dier leden waagt het den zieke te bezoeken, en hem een medaille van den Rozenkrans om den hals te hangen. Andermaal gaat hij hem bezoeken; de leeuw is niet overwonnen, maar ligt geketend; hij kust de medaille onder het spreken van dubbelzinnige woorden. De leden nu volharden in het gebed en bidden hun noveen, Wederom gaat diezelfde persoon hem bezoeken: geen vloeken, geen godslasteringen meer; de ongelukkige bidt zelfs het Wees gegroet. Nogmaals begeeft hij zich naar den zieke, en nu! een biechtvader wordt toegelaten, de zondaar is bekeerd. De vreugde, die zoolang uit zijne ziel was gebannen, is teruggekeerd, hij kent zich zeiven niet meer! en wanneer

-ocr page 116-

108

hij zich afvraagt, waaraan hij het geluk heeft te danken, dat hij thans geniet, dan spreekt een stem in zijn binnenste, dat Maria zijn redster is, dat het gebed der leden van de Broederschap van den H. Rozenkrans het moederlijk Hart van Maria geweld heeft aangedaan. Men vervolgt de noveen en op den laatsten dag ontvangt de zieke met de grootste godsvrucht de laatste heilige Sacramenten. En hij die de priesters slechts met verwenschingen had overladen, vraagt nu hun bezoek en vindt, den tijd te kort, dien hij met hen kan doorbrengen; drukt hun de vriendenhand, en brengt die aan zijn hart als bewijs van dank en oprecht berouw.

GEBED.

O Maria, Koningin der Martelaren, verkrijg voor mij kracht en genade om gelijk Gij liever te deelen in Jesus lijden dan in zijn roem op deze wereld, dat ik met stindvastigheid alle kwellingen, smarten en bekoringen, die God mij overzendt, aanneme en naar uw voorbeeld mij in alles aan Gods heiligen wil onderwerpe.

Maria, gedenk dat Gij onder het kruis mijne Moeder geworden zijt. Toon dit in alle omstandigheden mijns levens, vooral wanneer de duivel er op uit is, mij van U en van mijn Jesus te verwijderen en God door de zonde te vergrammen. Behoed mij voor alle gevaren en vraag voor mij slechts deze gunst: dat ik U altijd aanroepe door die woorden: „Maria! Moeder;quot; want nooit is het gehoord dat iemand die U in het gevaar

-ocr page 117-

109

heeft aangeroepen, niet is verhoord geworden. Amen.

Schietgebed. Maria, toon dat Gij mijne Moeder zijt. Amen.

XXIIste DAG.

Jesus verlatenh.eid aan het kruis.

Jesus had reeds drie uur aan het kruis gehangen; 't was nu het middaguur, of volgens de joodsche rekening, het zesde uur, en er „kwam eene duisternis over geheel de aarde, tot de negende uur toe. En ter negender ure (drie uur des middags) riep Jesus met luider stem, en sprak: Eloi, Eloi, larnm.a sabncthani? hetgeen vertolkt is: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?quot; (•)

Overwegen wij hier de groote troosteloosheid waarin onze goddelijke Zaligmaker deze laatste uren van zijn bitter lijden moet doorbrengen. Van zijn bemind volk, dat Hij zoo innig lief heeft en waarvoor Hij nu gaat sterven, bespot, beschimpt, gegeeseld, met doornen gekroond, aan een kruis genageld; door zijne leerlingen en Apostelen verlaten, — alleen Joannes staat bij het Kruis — door Maria's tegenwoordigheid, wier hart met een zwaard van droefheid was doorwond, en door de tegenwoordigheid der weenende vrou-

(i) H. Mare. 15, 33.

-ocr page 118-

no

wen met nog grooter smart bevangen, wendt Hij zich tot zijnen hemelschen Vader en vraagt om troost in zijn bitter lijden. Maar ach, zijn quot;Vader ziet Hem beladen met de zonden van alle menschen, waarvoor Hij moest voldoen en spreekt': „Neen, ik kan, ik mag ü niet troosten, ik moet Ü laten lijden, den kelk laten drinken tot den bodem toe.quot; Dan roept Jesus uit: „Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten ?quot; want 't is voor Gods Zoon aan 't kruis alsof zijn Yader Hem heeft verlaten. Doch ook in dit lijden blijft Jesus geduldig, onderwerpt zich aan den wil van God en spreekt tot Hem : Vader niet zooals Ik wil, maar gelijk Gij.quot;

Hoe dikwijls beproeft God zijne bevoorrechte kinderen, als zijn eeniggeboren Zoon aan het kruis! Zij bidden, maar 't is of God zijn ooren sluit voor die bede; zij naderen tot de heilige sacramenten, maar ondervinden niets dan dorheid en zielsmarten terwijl zij dikwijls door de verschrikkelijkste bekoringen worden beproefd. Dan voorzeker roepen zij ook tot God gelijk Jesus: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?quot; Doch, beminde ziel, wanneer üod u door zulke smarten beproeft, spreek dan ock aHijd die woorden van uw beminden Meester: „Vader niet mijn wil, maar uw wil geschiede.quot; Denk, dat God zich voor u verbergt, opdat gij uw liefde voor Hem des te duidelijker zoudt toouen, en onschatbare verdiensten vergaderen voor den hemel.

-ocr page 119-

Ill

Vrucht der overweging.

Laten wij in oogenblikken, dat God zich voor ons verbergt, en wij aan de verschrikkelijkste inwendige smarten zijn overgegeven, op God blijven vertrouwen; volharden wij in ons gebed, in het naderen tot de heilige sacramenten, al ontvangen wij ook niet den minsten troost; drinken wij den kelk met Jesus alsdan tot den bodem, om des te meer aan Hem gelijkvormig te worden in zijne glorie.

Bijzondere bijstand van Maria in het gevaar.

(Brief van Karei Emmanuel IV, Koning van Sardinië, aan den Generaal der Predikheereu )

16 October 1816.

Hoogeerwaarde Pater,

„Toen ik op den feestdag van Onze Lieve Vrouw van den Eozenkrans mij in de kerk di Gézu bevond, hoorde ik den predikant spreken over de gunsten en wonderen, die zoovelen door het bidden van den H. Rozenkrans hadden verkregen; daarbij viel mij een gebeurtenis te binnen, die mij persoonlijk betreft en welke ik meen u te moeten mededeelen.

„Den i Juni van het jaar 1797, ging ik met mijne echtgenoote, mijn broeder, den hertog van Montferrat van het kasteel der koninklijke jacht naar het kasteel van Rivoli, om den koning, onzen oudsten broeder, en de koningin, mijne nicht te bezoeken, die zich aldaar bevonden om

-ocr page 120-

il2

de buitenlucht te genieten. Het was in ons land zeer onrustig; het vuur smeulde onder de asch en verschillende oproeren waren reeds in verscheidene steden van Piemont uitgebroken. Na het middagmaal vertrokken wij zonder geleide van soldaten huiswaarts, niets vermoedende van het groote gevaar, waaraan wij weldra zouden blootgesteld zijn. Toen wij den grooten weg van Rivoli achter ons hadden en in de eenzame en weinig bebouwde streken kwamen, spoorde een onzer — de juiste persoon is mij ontgaan — ons aan, om den Rozenkrans te bidden. Dit voorstel weid aangenomen, en wij kwamen zonder ongelukken op het koninklijk jachtkasteel aan. Doch nauwelijks te huis zijnde, komt een bijzondere postbode uit Turjn ons berichten, dat wij op den afgelegden weg aan een groot gevaar ontkomen zijn. Eenige oproerlingen, in de bosschen verscholen, hadden ons willen aanvallen en dwingen, een akte van afstand ter gunste van het volk te onderteekenen; zoo ik had geweigerd, hadden zij zich van mijn persoon meester gemaakt en mij naar de citadel van Turyn vervoerd; de stad wachtte slechts hierop om in opstand te komen. Of de bode vertrok te laat, bf wij te vroeg uit Rivoli; dit echter is zeker, dat wij de plaats, waar zich de roovers verscholen, zijn doorgetrokken, en zij öf ons niet hebben bemerkt, bf door een plotselinge vrees zijn overmeesterd geworden. Wat er van zij, wij kwamen behouden op het kasteel aan; denzelfden nacht en den daaropvolgenden dag werden

-ocr page 121-

113

de oproerlingen gevangen genomen en ondergingen hunne opperhoofden de straf des doods.

„Deze wonderbare zaak heb ik altijd als een mirakel, of minstens als een bijzondere gunst der allerheiligste Maagd beschouwd, en ziedaar de reden, waarom ik het mij ten plHit rekehde, zulks aan hen mede te deelen, die uit kracht hunner roeping de godsvrucht van den Rozenkrans moeten prediken!!.....

Karel Emmanuel.quot;

gebed.

H. Maria, die gelijk uw geliefde Zoon van allen troost verstoken, cnder het kruis uwe smarten vereenigde met de smarten van uwen Jesus en met de grootste onderwerping den kelk des lijdens hebt gedronken; bid voor mij, opdat, wanneer ook voor mij het oogenblik aanbreekt, waarop God mij beproeft en van den kelk laat drinken, dien zijn geliefde Zoon aan het kruis gedronken heeft, mij van allen troost berooft en de zwaarste bekoringen overzendt, ja, bid dan voor mij, opdat ik volharde in het gebed, volharde in het naderen tot de H. Sacramenten, volharde in Jesus liefde en niet in wanhoop ver-valle, opdat ik na met Jesus en met U, Maria, den kelk tot den bodem toe te hebben geledigd, ook het rijkste aandeel moge genieten in zijn glorie. Amen.

Schieigebed, Maria, wees mijn redding in het uur der beproeving. Amen.

r. 8

-ocr page 122-

114

XXIIIste DAG.

Jesus sterft.

Gedurende zes uren had onze Zaligmaker aan het kruis gehangen; zijne laatste oogenbiikken naderen. „En Jesus wetende, dat alles volbracht was, sprak, opdat de Schrift vervuld wierd: ik heb dorst. Er stond nu een vat vol edik. Zij dan eene spons, met edik gevuld, om eenen hysopstengel gewonden hebbende, brachten die aan zijnen mond.quot; En Jesus proefde dien drank, niet zoo zeer om zijnen dorst te lesschen, dan wel om ons een voorbeeld te geven, in alle omstandigheden, zelfs op ons doodsbed, de versterving te beminnen en in beoefening te brengen.

„Ik heb dorst.quot; Jesus dorst naar het heil onzer zielen, dorst naar het uur dat Hij ons den hemel kan ontsluiten en ons verzoenen met zijnen hemelschen Vader. „Als Jesus dan de edik genomen had, sprak Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd, en gaf den geest.quot; (')

„En ziet het voorhangsel van den tempel scheurde in twee stukken, van boven tot beneden, en de aarde beefde, en de steenrotsen barstten; en de graven openden zich, en vele lichamen der heiligen, die ontslapen waren, stonden op.quot; (2) Een teeken dat de Schepper van hemel en aarde alles heeft volbracht, dat Jesus is gestorven.

Alles is dan volbracht. Jesus, door zijn Vader

(i) H. Joan. 19. 28. (2) H. Joan. 19. 30.

-ocr page 123-

115

gezonden om het, verloren menschdom te verlossen, heeft zijne zending volbracht, voor onze zonden voldaan door gehoorzaam te zijn tot den dood, ja, tot den dood des kruises.

Naderen wij tot het kruis waaraan onze goddelijke Meester is gestorven, omhelzen wij zijn doorboorde voeten, en danken wij Hem voor de genaden door zijn zoendood voor ons verkregen; zeggen wij Hem met een oprecht, kinderlijk gevoel: Dierbare Godmensch, dank, duizendmaal dank, voor de onschatbare genade, die Gij voor mij en voor geheel het menschdom hebt verworven. Ach, ik bid U, houdt voortdurend uwe heilige wonden voor mij geopend, opdat het kostbaar Bloed van ü, mijn Jesus, onophoudelijk op mij nederdale, en mij reinige van alle zonden. Schenk mij de genade, dat uw goddelijk Bloed voor mij niet te vergeefs hebbe gestroomd, maar dat ik eenmaal, na hier aan uwe genade te hebben beantwoord, gelijk Gij in de handen van uwen hemelschen Vader den geest geve, om zoo ook eenmaal met U te leven in den hemel.

Overwegen wij het lijden, dat Maria moet verduurd hebben, op het oogenblik, dat Zij haar geliefden Zoon het hoofd zag buigen en den geest geven.

Vrucht der overweging.

Denken wij toch dikwijls voor wat prijs onze zielen [zijn vrijgekocht; dat een Godmensch^er voor gestorven is aan een vloekhout ; en het R. 8*

-ocr page 124-

116

zal ons licht vallen, de zonden te vluchten, de zonden, die ware het mogelijk, Jesus op nieuw zouden doen sterven aan het kruis.

De Sozenkrans is do sleutel van h.et vagevuur.

In het jaar 1673 stierf te Milaan in het klooster der Dominicanessen, zuster Angelica Danis. Deze deugdzame bruid van Jesus Christus legde zich vooral toe, om het gebod der liefde van onzen goddelijken Verlosser zoo stipt mogelijk te volbrengen. Aanhoudend herinnerde zij zich dat woord: „Ik geef u een nieuw gebod : bemint elkander; het teeken waaraan gij zult herkennen of gij mijne leerlingen zijt, is dit: dat gij elkander lief hebt.quot; Bracht Angelica deze les van haren Meester in toepassing ten aanzien van al hare evennaasten, zij deed het bijzonder opzichtens de zielen in het vagevuur, voor wie zij eene zekere voorliefde koesterde. Voor ben deed zij de vurigste gebeden : offerde aan God haar arbeid, vernederde zich, legde zich verstervingen op en beoefende zelfs de grootste boetplegingen, om die arme lijdende zielen lafenis in hunne smarten te verschaffen. Eens daalde zij in den geest in het vagevuur neder en herkende een re'igieuse uit haar klooster, Constantia Maria, die z;ij zeer had bemind. Deze arme ziel bekende, dat haar grootste smart de schaamte was, die zij gevoelde van een zoo goeden en grooten God te hebben

-ocr page 125-

117

beleedigd, en van niet genoeg aan zijne liefde en barmhartigheid te hebben beantwoord.

Angelica werd hierdoor zeer getroffen en aangezet, deze ziel, die zij beminde, uit de verschrikkelijkste smarten te verlossen. De kracht van den Eozenkrans kennende, bad zij dien, en werd, voordat zij dien had geëindigd, in^ geestverrukking vervoerd. Zij zag in die geestverrukking de ziel harer zuster, omstraald van heerlijkheid, haren kerker verlaten, om zich te plaatsen op een troon van licht, te midden der engelen en der heiligen.

3EBED.

Smartvolle Moeder Maria, uw Jesus, uw Kind is dan gestorven, alles is volbracht. Wie kan beseffen de smart, die uw Moederhart op 't oogen-bük trof toen uw Jesus den geest gaf'. Maar al die smarten verduurdet Gij met een zekere blijdschap, wijl Gij wist, dat God zulks van U verlangde, en Gij hierdoor medewerktet voor het heil uwer kinderen, die Gij onder het kruis van uw Zoon ontvingt. O Maria, mochten wij toch altijd beantwoorden aan die onschatbare gunsten die wij van Jesus en van U, Maria, hebben ontvangen; mochten wij toch nooit meer door de zonde met ondankbaarheid vergelden, wat wij van uw geliefden Zoon en van U, ontvangen hebben. Nogmaals smeeken wij U dan Maria, kom ons toch te hulp in ieder gevaar dat ons omringt, opdat wij in Gods liefde volharden; ver-

-ocr page 126-

118

krijg van ons de genaden hier in dit leven met Jesus te lijden, met Jesus gekruisigd te worden, met Jesus te overwinnen, opdat wij op ons sterfbed naar het voorbeeld van onzen goddelijken Meester kunnen zeggen: „Het is volbracht. Vader in uwe handen beveel ik mijnen geest.quot; Amen.

Schietgebed. Vader in uwe handen beveel ik mijnen geest. Amen.

• XXIVste DAG.

DE VIJF GLORIERIJKE GEHEIMEN.

De verrijzenis van Christus.

„Als het nu avond geworden was, kwam zeker rijk man van Arimathea, met name Joseph en nam het lichaam (van Jesus van het kruis), wond het in zuiver fijn lijnwaad, en legde het in zijn nieuw graf, hetwelk hij in de rots had doen uithouwen. En hij wentelde eenen grooten steen tegen den ingang van het graf, en ging henen.quot;^) Overwegen wij, hoe onze goddelijke Zaligmaker, na zijn lijden rust in het graf, en daar liet uur verbeidt, waarop Hij glorierijk daaruit zal verrijzen. Ook wij zullen eenmaal na hier Ie hebben gewerkt, nederdalen in het graf, en, God geve, dat wij daar mogen rusten gelijk Jesus in den hof van Joseph van Arimathea; want geluk-

(i) H. Matth. 27, 57.

-ocr page 127-

119

kig zij, die na hier veel te hebben gearbeid en geleden uit liefde voor Jesus, met Hem zullen nederdalen in het graf, om daar te rusten tot den dag, dat het lichaam glorierijk zal verrijzen, om, gelijk de Zoon Gods en met Hem, verheerlijkt te worden.

„Op den laatsten avond nu voor den sabbat, bij het aanbreken van den eersten dag der week, kwam Maria Magdalena, en de andere Maria, het graf zien. En ziet, er onstond eene groote aardbeving; want een engel des Heeren daalde van den hemel, en naderde, en wentelde den steen af, en zat op denzelven. Zijn aangezicht nu was als een bliksem, en zijn gewaad wit als sneeuw. Uit vrees voor hem sidderden de wachters, en werden gelijk dooden. Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Weest gij niet bevreesd; wantik weet, dat gij Jesus zoekt, die gekruisigd is. Hij is hier niet: want Hij is verrezen, gelijk Hij gezegd heeft.quot; (l) Jesus is dan verrezen. Alleluia, alleluia!! De dood, het gevolg der zonde, is verwonnen. Jesus heeft de kluisters, waarin wij door de zonden zuchtten, verbroken, en ons wederom tot vrije kinderen Gods gemaakt. Dank zij God, die ons zulke overwinning gegeven heeft door zijn geliefden Zoon, Jesus Christus!

Doch ofschoon onze goddelijke Zaligmaker ons van den dood tot het leven heeft opgewekt, kunnen wij toch wederom, door onzen eigen wil liever

(i) H. Matth. 28, 1.

-ocr page 128-

120

den dood begeeren, dan het leven, en dit doen wij telkenmale, als wij God door een doodzonde vergrammen. Dan lachen en spotten wij, als het ware, met de overwinning, die Jesus op den dood heeft behaald, en spreken tot Hem: „Wij willen niet deelen in uw zegepraal, maar verkiezen liever den dood, dien Gij verwonnen hebt, den eeuwigen dood, dan het leven, dat Gij voor ons hebt verworven, het leven in het rijk der hemelen lquot;

Wat moet het Hart van Maria met blijdschap vervuld zijn geworden bij de verrijzenis van haren goddelijken Zoon, die door zijne glorierijke opstanding, voor al haar kinderen het eeuwig leven verwierf!

Vrucht der overweging.

Denken wij dikwijls, dat Jesus voor ons het eeuwig leven heeft verworven, en zijn wij door onze zonden geen oorzaak, dat de verdiensten van Christus op ons niet kunnen worden toegepast, en wij den eeuwigen dood sterven, dien Jesus voor ons heeft overwonnen.

Leonardus Poucault.

Leonard us Toucault, een zeer geleerd man, was door een ongeneeselijke ziekte aangetast, die geheel het lichaam ondermijnde en hem met den dood bedreigde. In zijne studiën en grootsche ondernemingen had hij God vergeten en het geloof bijna geheel verloren.

-ocr page 129-

121

Op een nacht, toen de zieke in zeer bedenke-lijken toestand verkeerde, liet zijn moeder een religieus vragen, om den zieke te komen bezoeken. De kloosterling, die zich onverwijld daar henen had begeven, bad onderweg het Eozenhoedje en smeekte de Koningin van den H. Rozenkrans, om redding voor dien ongelukkige. Dankvvoor-zeker aan dat gebed, vond de priester gehoor bij den zieke, die hem zelfs verzocht, zijn bezoek te hervatten. Bij iedere samenkomst werd er over God, de ziel en het toekomend leven gesproken. Doch het geloof herleefde niet spoedig bij dezen man, zoo uitstekend in geleerdheid, maar even vreemd aan het christendom. „Ik weet te veel, zeide hij eens tot den priester, ik weet te veel, maar niet genoeg om te gelooven.quot; Hij geloofde in God, in een middelaar, doch kon niet gelooven in Jesus Christus. Alle middelen, die de religieus hiertoe beproefde, waren vruchteloos. En nochtans snelden de dagen van den ziekte ten einde; hij had weinig tijd meer te leven !

In dit hachelijk oogenblik raadde de priester de moeder van den zieke aan, Maria te beloven, dat zij iederen Zaterdag een Mis ter eere van O. L. V. van den H. Rozenkrans zou laten lezen. De dag zelf, waarop zij die belofte aan Maria had gedaan, vond de priester den zieke buitengewoon goed gestemd. Wie anders dan Maria had zijn hart getroffen ? Hij was niet meer dezelfde mensch, maar had zijn hart voor het geloof en de genade geopend; hij bad, smeekte om vergeving en ontving met de

-ocr page 130-

122

gevoelens van een levendig berouw de H. absolutie. En toen de priester tot hem sprak : „Ga in vrede, gij leeft nu in de gebade en de vriendschap Gods; gij kunt hopen,quot; antwoordde de zieke: „kan ik hopen?quot; — „Ja, gij kunt hopen, en God zal u als zijn zoon in zijne armen ontvangen, en u deel geven in het rijk zijner glorie ...quot; Een straal van vreugde kwam op het gelaat van den bekeerde .... Nog eenigen tijd bleven zij met elkander spreken over hemelsche zaken, die het hart van den zieke met nog meer troost vervulden.

Den volgenden Zaterdag werd volgens de belofte, Maria gedaan, een Mis ter eere van O. L. V. van den Eozenkrans gelezen. De priester kwam wederom den zieke bezoeken, die sinds den avond te voren reeds alle kennis had verloren. De moeder verzocht den religieus haren zoon het laatste Oliesel toe te dienen. De priester was bevreesd dat die plechtigheden, waarmede de zieke nog zoo onbekend was, geen goeden indruk bij hem zouden maken. Hij nadert hel bed en vraagt den stervende, of hij hem herkende. Deze opent zijn oogen en mompelt, na verschillende malen gevraagd te zijn: „Jaquot;.... De priester herinnert hem vervolgens de goedheid van God ten zijnen opzichte en bad hem, zich geheel aan dien God over te geven, te meer daar de menschen niets meer voor zijn genezing en zijn heil konden verrichten. Hij sprak van het H. Oliesel, een sacrament voor de zieken ingesteld, dat de kracht bezit de zonden, die soms nog niet vergeven zijn.

-ocr page 131-

123

weg te nemen, de ziel voor te bereiden om voor God te verschijnen en somtijds de gezondheid weer te geven, wanneer God zulks goed vond voor de zaligheid van den mensch. De zieke luisterde met aandacht.

„Wilt gij dit sacrament ontvangen? vroeg de priester al bevende, wijl hij eene weigering vreeede.

— Ja, ik wil het ontvangen.

— Zal u dit een genoegen doen ?

— Ja, het zal -mij gonoegen doen.

— Ik zal het u dan zelf geven ?

— Ja.quot; En een glans van vreugde kwam op het gelaat van den stervende.

Dit was het laatste woord van den zieke. Toen de priester met de heilige olie kwam lag hij in een doodslaap, die vijf dagen duurde; zijn laatste woord nochtans was een acte van geloof en berouw, en zelf had hij toegestemd de laatste H. Sacramenten te ontvangen.

GEBED.

H. Maria, Koningin van den H. Eozenkrans, ook voor mij zal eenmaal het uur aanbreken, dat ik in een graf zal worden neergelegd, om daar te rusten tot het oogenblik, dat Jesus mij met ziel en lichaam voor zijn rechterstoel zal dagen. Bid voor mij, dierbare Maria, dat mijn graf, gelijk aan dat van uw geliefden Zoon wezen moge, en ik daarin ruste om eenmaal gelijk Jesus, als overwinnaar over den dood tot het eeuwig leven te verrijzen. Dan alleen Maria, zal dit geluk mijn deel zijn, wanneer ik in Jesus liefde sterve; smeek dan uw lieven

-ocr page 132-

124

Zoon, om de verdiensten die Hij voor mij door zijn opstanding heeft verworven, dat ik voortdurend moge leven in Gods liefde, dat ik hier over al mijne vijanden zegeviere, om hiernamaals met Jesus te leven. Amen.

Schietgebed. Maria, dat ik met Jesus sterve, met Jesus begraven worde, met Jesus verrijze. Amen.

XXVste DAG.

De verrijzenis van Christus.

(Vervolg.)

Jesus dan „verrezen zijnde, is vroeg in den morgen, op den eersten dag der week, eerst verschenen aan Maria Magdalena____Zij, heengaande,

boodschapte het dengenen, die met Hem geweest waren, welke treurden en weenden.quot; (i) Daarna „openbaarde Hij zich aan twee van hen als zij wandelden en naar eene landhoeve gingen;quot; (2) deze „keerden terug naar Jerusalem; en zij vonden de elven, en die met hen waren bijeenvergaderd, die zeiden: De Heere is waarlijk verrezen, en is aan Simon verschenen I En zij verhaalden wat op den weg geschied was, en hoe zij Hem in het breken des broods hadden erkend. En terwijl zij aldus spraken, stond Jesus in het midden van hen en sprak tot hen: Vrede zij u. Ik ben het! vreest niet.quot; (3)

(i) H. Matth. 16, 9. (2) H. Matth. 16, 12. (3) H. Luc. 24, 33.

-ocr page 133-

125

Overwegen wij, hoe onze goddelijke Verlosser na zijn dood waarlijk is verrezen, zijne verrijzenis door daden heeft bevestigd en hoe volgens het woord van den Apostel Paulus „Christus, nadat Hij opgestaan is uit de dooden, niet meer sterft.quot; (') Zoo moet ook onze verrijzenis zijn uit den dood der zonde. Wij moeten ivaarlijk verrijzen, dat wil zeggen, wij moeten uit ganscher harte met de zonde breken, niet God willen dienen en te gelijk valsche vrienden blijven beminnen, de eene hand toereiken aan God en de andere aan het kwaad of met andere woorden aan Satan; want wij kunnen niet te gelijk vriend zijn van God en vriend van den duivel. Laten wij ons zeiven niet bedriegen, en zoodoende oorzaak zijn dat wij, in plaats van tot het leven te verrijzen, in den dood blijven.

Wij moeten ten tweede onze opstanding uit den doode toonen door onze handelingen. Wellicht hebben wij door onze zonden vele anderen verleid tot het kwaad, zijn wij voor vele onzer medebroeders een ergernis geweest en oorzaak van den dood hunner zielen. Voor hen en voor allen, die onze misdaden kennen, moeten wij toonen, waarlijk te zijn opgestaan uit de zonden; wij moeten dit toonen door het dikwijls naderen tot de H. Sacramenten, het godvruchtig bijwonen van de H. Mis, door woorden te spreken en handelingen te verrichten, een christen waardig; zoodoende zullen wij voor velen, voor wie wij vroeger een oorzaak waren ten

(') H. Paul. Hom. 6, 9.

-ocr page 134-

126

val, een oorzaak -zijn ter opstanding; wij zullen zielen winnen voor Jesus Christus, voor wien wij eenmaal rekenschap zullen moeten afleggen. En hebben wij slechts in het geheim gezondigd, dat wij dan voor God toonen, waarlijk te zijn verrezen en uit het graf des doods tot het leven in Christus te zijn weêrgekeerd.

Wij moeten vervolgens, na eenmaal te zijn verrezen, niet meer sterven. En om niet meer te sterven, moeten wij de gelegenheden tot zonden blijven vluchten, voortdurend Jesus en Maria's bijstand inroepen in het uur des gevaars,

O Jesus, o Maria, staat mij toch bij, opdat ik nooit, nooit meer sterve door de zonde.

Vrucht der overweging.

Verfoeit de zonden, en breekt geheel met den duivel, de wereld en het vleesch; toont aan God en de menschen, dat gij Jesus bemint; bidt Jesus en Maria iederen dag, om nooit meer te sterven door de zonde.

De Rozenkrans in de schaal der gerechtigheid Gods.

Een ongelukkige woekeraar, Jacob geheeten, die van bedrog, afpersingen en roof leefde, had voor den Kozenkrans eene bijzondere godsvrucht behouden. lederen avond bad hij de vijftien tientjes, meenende hierdoor aan God te voldoen, wat hij den menschen ontnam.

De H. Maagd, die door dezen ongelukkige iederen dag werd aangeroepen, beproefde zijn hart te treffen

-ocr page 135-

127

en hem de grootheid zijner misdaden te laten inzien. Op zekeren avond, dat hij zijn rozenkrans bad, hoorde hij een sten: in zijne ooren klinken; „Jacob, geef rekenschap aan mijn Zoon.quot; De woekeraar hierdoor verschrikt, keerde in zich zeiven en veranderde van gedrag. Doch de begeerlijkheid verwon Gods genade en Jacob herstelde het ont-stolene niet. Hij werd ziek en gebracht tot aan den rand des grafs, en nog kon hij niet besluiten weer te geven, wat hij van anderen bezat. Een verschijning echter bekeerde hem tot God. In den geest werd hij tot voor Gods rechterstoel geplaatst. De Aartsengel Michaël hield in zijne hand een balans, waarin al de verdiensten en de schulden van den ongelukkige werden gelegd. De schaal aan de linkerzijde, waarin al zijne kwade begeerten, zijne bedriegerijen en diefstallen lagen, had verre het overwicht over die, waarin zijne goede werken waren neergelegd, en voordat God het vonnis had uitgesproken, beschouwde Jacob zich als veroordeeld. De vrees ontnam hem allen moed, zoo zelfs, dat de gedachte niet bij hem opkwam, om zich Maria aan te bevelen; doch zij, die hij iederen avond had aangeroepen, herinnert zich die woorden, welke hij tot haar richtte: „Bid voor ons, zondaars, nu, en in het uur van onzen dood.quot; Zij snelt haar dienaar te hulp, legt in de schaal aan de rechterzijde een rozenkrans met al de verdiensten van haren Zoon en van haar eigene verdiensten, en aanstonds slaat de schaal naar dien kant over. Op dat oogenblik ontwaakt Jacob. Gods genade heeft zijne ziel ver.

-ocr page 136-

128

licht; de zondaar is oprecht bekeerd. Voor zijn sterven verdeelt hij zijne goederen, en vermaakt het eene deel aan de slachtoffers van zijn woeker, het andere den armen. Door deze daad van rechtvaardigheid getroost en versterkt, ontsliep hij zalig in den vrede des Heeren.

GEBED.

Tot nu toe, mijn Jesus, heb ik slechts de zonden bemind en getracht, de zondige liefde tot het schepsel met de liefde, die wij U verschuldigd zijn, te vereenigen; daardoor ben ik oorzaak, dat ik niet waarlijk uit mijn doodslaap tot het leven ben verrezen. Van dit oogenblik af, dierbare Godmensch, maak ik het vaste besluit, geheel en al met de wereld en met hare zondige vermaken te breken, om U alleen toe te behooren; geef mij hiertoe uwe genade, want zonder uwe genade vermag ik niets. Geef mij kracht en sterkte, om in het vervolg te toonen, dar, ik de zonden heb vaarwel gezegd en U slechts wil dienen; help mij door uwe genade, opdat ik 71a nu met U, gelijk ik hoop en vertrouw, te zijn verrezen, nooit meer den dood der zonde sterve.

Dierbare Maria, Moeder van mijnen Jesus, die een zoo groot deel hebt gehad in de zegepraal uws Zoons, bid voortdurend voor mij, door de verdiensten van dien heerlijken triomf, door Jesus en door II, Maria behaald, dat ik in het vervolg niemand meer beminne, aan niemand mij meer hechte dan aan Jesus alleen. Amen.

Schietgebed. Jesus, voor U alléén wil ik leven!

-ocr page 137-

I'i9

Jesus, voor U alléén wil ik lijden! Jesus, voor U alléén wil ik sterven I Amen,

XXViste DAG.

Jesus verblijft nog eenigen tijd bij zijne Apostelen.

Toen onze goddelijke Zaligmaker zijnen Apostelen duidelijk had aangetoond, dat Hij liet was, en niet een geest die hun verscheen, sprak Hij wederom tot hen: „Vrede zij u ! Gelijk de \ader mij gezonden heeft, zende ik ook U. Als Hij dit gezegd had, blies hij op hen en sprak tot hen; Ontvangt den Heiligen Geest I wier zonden gij zult vergeven, dien worden zij vergeven; en wier zonden gij zult houden, dien worden zij gehouden.quot; (')

Bij eene andere gelegenheid, toen zijne leerlingen naar Galilea gingen, kwam Jesus bij hen en zeide: „Aan mij^ is gegeven alle macht in hemel en op aarde! Gaat dan en onderwijst alle volkeren, hen doopende in den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes, hen leerende onderhouden alles wat Ik u geboden heb. En zie: Ik hen met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.quot; (2)

Overwegen wij hier de bijzondere liefde des Zaligmakers voor ons, zijne kinderen. JVog eem^e dagen en Hij moest tot zijn Vader wederkeeren;

(') H. Joan. 20, 21. 0 H. Matth. 28. 18.

-ocr page 138-

130

zijn liefde echter was te groot om ons als weezen achter te laten. Eeeds heeft Hij ons zijn dierbaar Lichaam en Bloed geschonken en den priesters macht gegeven, Hem ieder oogenblik wederom op de wereld te doen komen, te laten verblijven bij de menschen. Hierdoor echter is zijn liefde niet voldaan. „Gelijk de Vader mij gezonden heeftquot;, zoo zegt Hij tot zijne Apostelen en door de Apostelen tot de H. Kerk en hare bedienaars, „zoo zend ik ook u: Gaat dan en onderwijst alle volkeren. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.quot;

Jesus leeft dan onder ons in zijn Kerk, in den Paus en geheel diens onderhoorige geestelijkheid. Hij spreekt tot ons, vermaant ons, wekt ons op tot het goede, en geeft ons de middelen aan ter zaligheid door de woorden, die ons Opperhoofd, de Paus, ons toespreekt; die wij uit den mond onzer bisschoppen en priesters vernemen.

Denken wij er wel genoeg aan, dat het woord des Pausen, het woord des Bisschops, ja, het woord van iederen Priester, ons in naam van God gesproken, het woord is van God zelf, en dat wij, door dat te verachten. God zelf verachten ; volgens het woord van Jesus Christus zelf: „Wie u hoort, hoort Mij, wie u versmaadt, versmaadt Mij?quot; (')

(') H. Luc. 10, 16.

-ocr page 139-

131

Vrucht der overweging.

Hebben wij altijd een grooten eerbied voor het woord van Gods plaatsbekleeders hier op aarde; en luisteren wij daarnaar als naar de stem van God.

De macht van den Bozenkrans ojd het hart van Jesus Christus.

Ten tijde van den H. Dominicus, openbaarde God aan een eerbiedwaardig kloosterling van de orde der Karthuizers, die getrouw iederen dag het Rozenhoedje bad, de macht van den Rozenkrans op het hart van onzen Heer Jesus Christus. Hij zag in een geestverrukking den Zoon Gods, op zijn troon gezeteld, met schichten van vuur gewapend, gereed, die op de wereld te werpen; maar ook Maria, die alles aanwendde, om de hand van haren goddelijken Zoon tegen te houden. „O mijn dierbare Zoon, zeide Zij, heb medelijden met de zondaars, en schenk hun tijd tot bekeering.quot; En de Heer antwoordde : „Ben ik niet rechtvaardig in al mijne wegen ? Waarom zal Ik geen gebruik maken van mijne rechtvaardigheid ? Ziet Gij dan niet, wat in de wereld geschiedt? Voert niet overal de goddeloosheid den schepter ? Waarom zal ik niet aan mijne gerechtigheid den vrijen teugel vieren?quot; ,/t Is waar, mijn welbeminde Zoon, Gij zijt de rechtvaardigheid, maar ook terzelfder tijd de barmhartigheid. Is uwe barmhartigheid niet boven de hemelen verheven ? derhalve kunt Gij mij niet weigeren, genade te schenken; want er staat ge-

R. 9*

-ocr page 140-

132

schreven: Wanneer Gij vertoornd zult zijn, zult Gij uwer barmhartigheid gedenken.quot; „Mijn Moeder, Gij spreekt waarheid. Ik wil barmhartigheid; maar er is niemand, die ze Mij afsmeekt. Ik moet alzoo mijne rechtvaardigheid toonen.quot; „Ofschoon de menschen uwe barmhartigheid niet inroepen, mijn Zoon, wenschen zij haar toch. Gij weet, dat de menschelijke natuur uit haar aard ten verderve neigt en slechts door de genade kan geholpen worden, 't Is daarom, dat Ik, die de moeder van barmhartigheid en genade wordt genoemd, hun die niet kan weigeren. Ik smeek U naar eene nederige bede, die ik U doen moet, te willen luisteren.quot; „Spreek mijn Moeder, uw Zoon kan U niets weigeren.quot; „O mijn Zoon, Ik bid U, dat iedereen, die de gewoonte heeft, ter mijner eere 15 Onze Vaders en 150 quot;Wees gegroeten te bidden, met overweging der geheimen van uwe menschwording en geboorte, van uw leven en dood, van mijne smarten in uw lijden en van mijne vreugde bij uwe verrijzenis, zalig moge worden; dat hij geen onzaligen dood sterve; bevrijd blijve van alle gevaar en dat Gij uwen toorn van hen afweret.quot;

Op deze bede legde de Koning zijne schichten, waarmede Hij de wereld bedreigde, neder, nam zijne Moeder tot zich, en sprak: „O mijn welbeminde Moeder, een gebed zoo geheel overeenkomstig mijn verlangen tot het heil der menschen, mag Ik niet versmaden. Zijt vsrzekerd, dat al degenen, welke die gebeden zullen ver-

-ocr page 141-

133

richten, van Mij barmliartigheid, genade en het eeuwige leven zullen erlangen, en Gij kunt alle genaden, welke ook, uitdeelen aan hen, die getromo zullen blijven in het bidden van den Rozenkrans en het overwegen der Geheimen. Nadat Jesus Christus die woorden had gesproken, omhelsde Hij zijne Moeder, en plaatste zich de allerheiligste Maagd onder het gejuich en de lofzangen der Engelen en der Heiligen wederom op haren troon.

GEBED.

H. Maria, Koningin van den H. Kozenkrans, die zoo dikwijls op een zichtbare wijze hebt getoond, hoe Gij l^iet belang der H. Kerk, van haar Opperhoofd en geheel zijne onderhoorige geestelijkheid ter harte neemt, door hen in de hevigste aanvallen, die zij van hunne vijanden hebben te verduren, bij te staan; ik smeek U, blijf voortgaan, die moederlijke bezorgdheid te toonen voor het erfdeel, dat Jesus door zijn kostbaar Bloed zich heeft verworven. Sta voortdurend als redster de Kerk van Christus bij, opdat zij over-winnaresse blijve, zoowel over hare inwendige vijanden, als over die haar van buiten trachten te overmeesteren.

Bid bijzonder voor ons dierbaar Opperhoofd, den Paus van Eome, opdat Hij door Gods Geest verlicht, nog veel verrichten moge hetgeen tot heil en glorie strekt der katholieke Kerk en eenmaal daarvoor een rijk loon ontvange in den hemel. Bid voor de Kardinalen, de Bisschoppen, de pries-

-ocr page 142-

134

ters en de geheele geestelijkheid, opdat zij, als waardige plaatsbekleeders der Apostelen en leerlingen van Jesus Christus mogen wandelen, en door hun onvermoeiden arbeid en vurige gebeden allen mogen wedervoeren tot de eene ware Kerk en tot Jesus, uw geliefden Zoon.

Dierbare Moeder, verkrijg ook voor mij de genade, dat ik altijd met grooten eerbied moge bezield zijn voor den priester, en zijn woord als het woord van God zelf moge aannemen, en overeenkomstig daaraan mijn levensgedrag inrichten. Amen.

Schiefgeled. Maria, hulp der Christenen, bid voor ons. Amen.

XXVIIste DAG.

De Hemelvaart van Jesus.

Jesus verbleef na zijne verrijzenis nog veertig dagen met zijne discipelen, hen „sprekende over het rijk Gods,quot; (') grondvestte zijn Kerk, stelde Petrus aan als onfeilbaar Opperhoofd en gaf verschillende bepalingen en voorschriften tot uitbreiding en instandhouding dier Kerk. Daarna „gebood Hij hun, zich niet van Jerusalem te verwijderen, maar de belofte des Vaders te verbeiden, welke (sprak Hij,) gij uit mijnen mond hebt gehoord.quot; (2) Als zij dan te zamen waren gekomen

(') Hand. Apost. 1, 3. (2) Hand. Apost. 1, 4.

-ocr page 143-

135

en Jesus wederotD bij hen was, werd onze goddelijke Zaligmaker „terwijl zij aanschouwden, opgenomen, en eene wolk voerde hem weg uit hunne oogen. En als zij Hem die ten hemel voer, nastaarden, ziet, er stonden bij hen twee mannen in witte kleeding, die ook zeiden: Ga-lileïsche mannen, wat staat gij hemelwaarts te zien? Deze Jesus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen, als gij Hem hebt zien ten hemel varen.quot; (')

De hemel door de zonde van Adam gesloten, is dan wederom voor ons geopend door Jesus Christus, die is voorgegaan om er ons eene plaats te bereiden. O hoe groot zal ons geluk zijn, wanneer wij die plaats, ons door Jesus bereid, zullen innemen. Daar zal geen dood meer wezen, noch rouw, noch geschrei, noch smart. Ons lichaam zal omkleed zijn met een nieuw schitterend gewaad, dat ons onlijdelijk zal maken. God, Maria, alle Heiligen en Engelen zullen ons loon zijn, onze vreugde in eeuwigheid.

Daar zullen wij genieten wat noch oog heeft gezien, noch oor heeft gehoord, noch ooit in het hart des menschen is opgekomen; want nimmer heeft een oog de schoonheid gezien, welke de schoonheid des hemels evenaart. Nooit heeft een oor een zoo heerlijk geluid vernomen, als wij in het rijk der hemelen zullen vernemen ; nimmer kan de mensch zich een geluk verbeelden, als

(') Hand. Apost. 1. 9.

-ocr page 144-

136

het leven dat Jesus bereid heeft voor diegenen, welke Hem beminnen en in zijn liefde tot den dood volharden.

In den hemel toch bezitten wij alles, wat ons hart maar kan verlangen, daar worden al onze wenschen vervuld. Wij zullen er de schoonheid aanschouwen van Maria, wier glans dien van alle Heiligen en Engelen overtreft. Eindelijk Jesus Christus, de Bron van alle schoonheid, aan wien de hemelen ontleenen al wat zij luisterijks bezitten. Ons gehoor zal verzadigd worden door de heerlijkste tonen, die onophoudelijk door de Hemelingen voor Gods troon opstijgen, en Hem glorie en eer geven in eeuwigheid.

O, Jesus, o Maria, ik verlang vurig bij U in den hemel te zijn.

Vrucht der overweging.

Verlevendigen wij dikwijls, vooral wanneer smarten of bekoringen ons overvallen, het vertrouwen op God, die, hebben wij een goeden strijd gestreden, ons overgroot loon zijn zal in den hemel.

Een heiligschenner bekeert zich tot God.

Te Leiden had eens een jongeling het ongeluk een zeer zware zonde te bedrijven, die hij niet aan zijnen biechtvader durfde openbaren. Nochtans naderde hij tot de heilige sacramenten en ontving op eene onwaardige wijze het Lichaam en Bloed des Heeren. Na langen tijd heiligschennis op heiligschennis bedreven te hebben, hoorde hij den

-ocr page 145-

137

vermaarden en uitstekenden Dominicaan, Pater Conradus van Pruissen, die omstreeks 1390 leefde, prediken over de godsvrucht van den Allerheiligsten Eozenkrans. Hij spreekt over de toewijding der Christenen aan Maria, de Koningin van den H. Eozenkrans , toont duidelijk aan, dat door hare voorspraak God den zondaars genade Schenkt, hunne zonden te kennen, er een diep berouw over te gevoelen en oprechte belijdenis daarvan voor de voeten des priesters af te leggen.

Nauwelijks heeft de achttienjarige jongeling de redevoering aanhoord, of hij begint met ijver den Eozenkrans te bidden, en laat zich in de Aartsbroederschap van den H. Eozenkrans schrijven. En ziet, terwijl hij bad, daalde Gods genade door de voorspraak van de Onbevlekte Moeder Maagd in zijne ziel, en drijft alle helsche geesten daaruit. De jongeling begint bitter te weenen, en gevoelt zoo onbeschrijfelijk een drift om zijne zonden, die hij reeds zoolang verzwegen had, aan een biechtvader te openbaren, dat hij geen werk kan beginnen of eenige rust genieten, vooraleer zijne ziel gereinigd door de barmhartigheid Gods, hare eerste onschuld heeft terug ontvangen.

Nadat hij door eene oprechte belijdenis en een waar berouw vergiffenis zijner zonden had verkregen, bleef hij voortdurend een getrouw vereerder van Maria, beminde innig het Rozenkransgebed en ontving door de toewijding aan de Koningin van den Allerheiligsten Eozenkrans de genade, in het vervolg een heilig en voorbeeldig leven te leiden.

-ocr page 146-

138

GEBED.

H. Maria, toevlucht der zondaren, met schrik en angst overdenk ik, dat mijne zonden oorzaak zijn geweest, dat de hemel, die Jesus bij zijne Hemelvaart voor ons allen heeft geopend, wederom is gesloten, en dat ik, hoewel uw goddelijke Zoon mij daar een plaats heeft bereid, onwaardig ben, eenmaal die plaats te mogen innemen. Uwe liefde echter, Maria, voor ons, uw krachtige voorspraak bij uwen Jesus, doet mij nog hopen en vertrouwen, dat alles nog niet is verloren. Sta mij dan bij, mijne dierbare Moeder, verkrijg de vergiffenis mijner zonden, zeg aan uw geliefden Zoon, dat ik in het vervolg Hem inniger wil beminnen, dat ik voortaan voor Hem alleen wil leven. Sta mij bij, in zoovele gevaren, die mij omringen; verkrijg voor mij de genade, altijd mijn oog te richten naar dien hemel, dien Jesus mij zal geven, en waar Hij mij eene plaats bereidt. Dat de gedachte aan die heerlijke belooning, welke de rechtvaardigen zullen ontvangen, mij moed en krachten schenke in het lijden, al mijne droefheid in vreugde verandere, en mij in Jesus liefde doe leven en sterven. Amen.

Schietgèhed. Jesus en Maria, op TJ stel ik al mijn vertrouwen. Amen.

XXVII Iste DAG.

„ De zending van den H. Geest.

Nadat onze goddelijke Verlosser ten hemel was

-ocr page 147-

139

opgeklommen, keerden zijne leerlingen naar Jerusalem terug; want Jesus har] hun bevolen, „zich niet van Jerusalem te verwijderen, maar de belofte des Vaders (den H. Geest) te verbeiden.quot; (') Aldaar blijven zij allen, eendrachtig volhardende in het gebed .... met Maria, Jesus Moeder, opdat zij op een waardige wijze den H. Geest houden ontvangen.

„En als de dagen van Pinksteren vervuld werden, waren zij allen in dezelfde plaats bijeen. En er ontstond plotseling een gedruisch uit den hemel, als van een opkomenden geweldigen wind, en vervulde het geheele huis, waar zij zaten. En er verschenen hun verdeelde tongen, als van vuur, zich nederzettende op een ieder van hen; en allen werden vervuld met den Heiligen Geest.quot; (2)

Overwegen wij, hoe de Apostelen in een volhardend gebed met Maria tot God smeekten, om op eene waardige wijze den H. Geest te ontvangen. Bereiden ook wij ons hart aldus voor tot de komst van den goddelijken Vertrooster in ons hart? Reeds zoo menigmaal hebben wij Hem in ons ontvangen, en nog zoo weinig zijn wij vervuld met dal geloof, die liefde, dien zielenijver, welke de harten der Apostelen na het ontvangen des H. Geestes bezielden. Bidden wij daarom vurig en volhardend om dien goddelijken Geest, vooral wanneer wij naderen tot de H. Sacramenten; want dan bijzonder daalt

(') Hand. der Apost. 1. 4. (-) Hand. der Apost. 2.1.

-ocr page 148-

140

de H. Geest met zijne gaven in ons, en vervult ons hart door het vuur zijner goddelijke liefde. Bidden wij God vurig en volhardend, door de voorspraak van Maria, om de verdiensten van Jesus, dat Hij zijn Vertrooster zende, en ons hart vervulle met de gaven van wijsheid en verstand, van raad en sterkte, van wetenschap, godsvrucht en de vreeze des Heeren.

Vrucht der overweging.

Laten wij geen dag voorbijgaan zonder God te smeeken, zijnen H. Geest over ons te doen nederdalen, vooral in die oogenblikken, dat wij Jesus in de H. Communie hebben ontvangen in ons hart.

De Rozenkrans eens ridders.

Toen Simon van Montfort het zwaard tegen de Albigenzen had getrokken, ondernam de H. Domi-nicus de zegenrijke kruistocht van den Allerheiligsten Rozenkrans. Hij beval het schoone gebed, den Rozenkrans, allen christenen aan, maar in het bijzonder hun die zich in den strijd begaven. Een Britsch ridder, als krijgsman vermaard, maar zeer slecht van leven, begon ook de godsvrucht, door Dominicus gepredikt, te beoefenen; echter niet zoozeer uit een geest van geloof, dan wel om aan de gevaren des strijds te ontkomen. Eens toen hij een woud doortrok, schoten vijanden uit een hinderlaag op hem toe en riepen, dat hij zich zou overgeven. De Brit trok zijn degen, waaraan de rozenkrans was gehecht, en wierp zich met zulk een geweld op zijne tegenstanders, dat zij verschrikt

-ocr page 149-

141

terugtrokken. Hij stak zijn zwaard wederom in de schede, en bemerkte eerst toen, dat zijn rozenkrans aan den degen was gehecht; maar zonder er veel acht op te slaan, hing hij den rozenkrans aan zijn arm, om zoo gemakkelijk zijn gebed te verrichten. Intusschen kwamen zijne vijanden, beschaamd om de nederlaag die zij hadden geleden, met eene woede, die hun haat deed kennen, wederom op hem af. De Brit echter door zijne eerste overwinning aangemoedigd, zwaait op nieuw zijn degen, wondt verscheidene zijner aanvallers en jaagt de overigen op de vlucht, zonder zelf eenig letsel te ontvangen.

Een der gewonden verklaarde hem de oorzaak zijner wonderbare overwinning. „Toen gij u tot ons wendet, scheen het ons toe, dat gij in uwe hand een vlammend zwaard hadt, dat bliksems op ons wierp, waardoor wij door schrik en angst bevangen, de vlucht namen. Toen wij u voor de tweede maal aanrandden, zagen wij u bedekt met een schild, waarop een kruisbeeld, de allerheiligste Maagd en een groot getal heiligen waren geschilderd. Alle onze schichten stieten op dat schild terug, terwijl wij door uw degen werden getroffen; en nu nog zie ik dat wapen aan uw arm.quot; De Brit erkende spoedig zijn Rozenkrans als dat wonderbare schild. Door zulk een buitengewone gènade getroffen verbeterde hij zijn leven, legde de wapenen neêr en werd leekenbroeder in de Orde der Predikheeren.

GEBED.

O God, die door uwen H. Geest de harten uwer

-ocr page 150-

142

kinderen opwekt tot liefde, en hun kracht en sterkte geeft, om in den strijd tegen den duivel, de wereld en het vleesch te overwinnen en in het geloof te volharden; zend over mij dien H. Geest, gelijk Gij hem over Maria en de Apostelen gezonden hebt, die geheel met dien goddelijken Vertrooster werden vervuld en tot den dood in uwe liefde volhardden. Ja, Vader, ik weet, mijn vurigen wensch zult Gij vervullen, wanneer ik mij even waardig als Maria en uwe leerlingen tot de komst van dien H. Geest voorbereid. Schenk mij dan de genade, dat ik geen dag late voorbijgaan zonder U om dien Gever aller gaven te smeeken, dat ik U dikwijls bidde en vurig bidde in den naam van uw geliefden Zoon, Jesus, door de voorspraak van Maria, mijne dierbare Moeder, opdat Gij U gewaardigt, in mijn hart den H. Geest met alle zijne gaven te storten, en Hem daarin te doen verblijven tot aan mijn dood. Amen.

Schietgebed. Maria, bid God om Jesus verdiensten, dat Hij in mij zijnen H. Geest zende. Amen.

XXIXste DAG.

De dood der H. Maagd Maria.

Nadat de Verlosser der wereld ten hemel was opgeklommen, bleef Maria nog eenige jaren te midden der Apostelen en volgelingen van Jesus Christus om hen in het geloof te versterken, en hen op te wekken om standvastig alles voor God te verduren, alle moeielijkheden aan het apostolaat

-ocr page 151-

143

en het stipt nakomen van Jesus leer verbonden te overwinnen; doch ofschoon Maria nog hier op deze wereld verbleef, haar gedurig verlangen was toch, vereenigd te worden met haren goddelijken Zoon; en geen wonder; want gevoelde Jacob zoo eene groote begeerte, zijn zoon Joseph weer te zien, dat hij uitriep: „Het is mij genoeg, indien rnijh zoon Joseph nog leeft, ik zal gaan en hem zien;quot; (') sprak Paulus, door een vuur van liefde voor zijnen God verteerd, de woorden van oprechte liefde: „Ik wensch ontbonden en met Christus te zijn,quot; (2) wat moet dan het verlangen niet geweest zijn van Maria, vereenigd te worden met haren teerbeminden Zoon, met haar Jesus, met haar God. „O, zoo sprak Zij met David, wie zal mij de vleugelen geven eener duif om op te stijgen naar mijn God en er mijn rust te vinden.quot; (3)

Dat vurig verlangen naar haren Jesus zal eindelijk worden vervuld. Nicephorus verhaalt, en anderen komen met hem overeen, dat de Engel Gabriël, die haar de blijde boodschap bracht, haar ook eenige dagen voor haren dood het einde haars levens kwam aankondigen. Ook de Apostelen, op verschillende plaatsen verspreid, ontvingen het bericht, dat hunne dierbare Moeder Maria weldra zoude sterven, en allen snelden toe, om hierbij tegenwoordig te zijn. Bij Maria gekomen, hoorden zij een zoeten hemelsch vreugdelied en zagen, volgens eene openbaring aan de H.Brigitta, een schitterenden gloed. De Apostelen

(i) Gen. 45, 28. (2) H. P. Phil. 1, 23. 0 Ps. 54, 7.

-ocr page 152-

144

nu verdubbelden hunne gebeden en smeekten Maria: „Maria, schenk ons uwen zegen en vergeet ons niet, want wij zijn zwak en ongelukkig.quot; Maria wendde zich hierop tot de Apostelen en sprak lot hen als laatste vaarwel: „Mijne kinderen, nooit zal Ik ophouden aan u te denken; Ik zal bij mijnen Zoon uwe voorsprekeresse en beschermster zijn.quot; Hierna gaf Zij haren geest in de armen van haren godde-lijken Zoon en haren bruidegom den H. Joseph, die waren toegesneld om Maria's dood te verheerlijken en hare onbevlekte ziel in den hemel te geleiden.

Overwegen wij het heilig afsterven van Maria, onze dierbare Koningin. Zij sterft uit liefde tot God, omringd van Jesus, haar geliefden Zoon, van Joseph haren bruidegom, van Engelen en Heiligen. Zoo zal ook ons sterven zijn, wanneer wij in Jesus liefde leven, en in die liefde volharden tot den dood. Wij zullen alsdan den geest geven in de handen van Jesus en Maria, die van uit den hemel ons zullen bijstaan en versterken; onze Engelbewaarder en andere Hemelgeesten zullen ons omringen om onze ziel te geleiden in het rijk der hemelen, en wellicht (want reeds zoovele vurige vereerders van Maria mochten zulks ondervinden) zal Maria op eene zichtbare wijze ons in de laatste oogenblikken des levens te hulp komen, om voor ons alle verschrikkelijkheid des doods weg te nemen, en ons in eene volkomene liefde tot haren beminden Jesus te doen sterven.

-ocr page 153-

145

Vrucht der overweging.

Vernieuwen wij heden onze liefde tot God, en maken wij het besluit geen dag te laten voorbij» gaan zonder een oefening van de vurigste liefde te verrichten. Zeggen wij dikwijls; Mijn God, ik bemin U, ik bemin U, ik bemin U ! ^

De Rozenkrans is een bimg te midden der wateren.

De Eozenkrans ondervond, gelijk al de werken, die van God uitgaan, verschillende tegenkantingen. Terwijl de H. Dominicus te Languedoc den So-zenkrans predikte, was er een bisschop, die, hoewel geleerd, in het geheim zich aan de ketterij aansloot en niet in het minste smaak vindende in deze eenvoudige prediking, en het aanhoudend bidden van het „Wees gegroet Mariaquot;, zulks alleen goed vond voor eenvoudigen , vrouwen en kinderen. De H. Maagd gewaardigde zich hem in een droom de onjuistheid van zijn oordeel te laten inzien. Hij zag dan in den slaap de aarde overdekt met wateren; alle sluizen des hemels schenen geopend; de rivieren traden uit hare beddingen en overstroomden bergen en valleien. Terwijl nu de bisschop, op het punt van door de wateren te worden medegesleept, naar een redmiddel uitzag, ontwaarde hij den H. Dominicus, die een brug over de wateren legde. Op die brug waren honderd vijftig torens en allen, die dadr hun toevlucht zochten, werden door den H. Dominicus ontvangen en op een veilige plaats R. 10

-ocr page 154-

146

gebracht. De overigen kwamen in den flroom om het leven. De bisschop ging ook naar die brug en bad den H. Dorainicus om redding. De dienaar des Heeren, zijn slecht gedrag vergetende, behandelde hem met liefde en leidde hem in een tuin, die zich op het einde der brug bevond en waarin zich de heerlijkste vruchten en gewassen bevonden. Op een koninklijken troon zetelde een edele Vrouwe met een kindje in haar armen : het was de allerheiligste Maagd Maria. En al het volk, dat op die brug zijn redding had gevonden, kwam zich nederwerpen voor Maria, om Haar te bedanken, dat Zij het door haar dienaar, den H. Dominicus had gered en in dit Paradijs van wellust geplaatst. En de Engelen gaven kronen aan degenen, die Maria kwamen groeten. De bisschop wilde zich ook bij deze gelukkige christenen voegen. Doch de edele Vrouwe sprak, dat hij niet verdiende, gered te worden. Zijne gezellen echter troostten hem en zeiden: „Vrees niet, maar beloof aan de Koningin der hemelen, dat gij in u andere gedachten en gevoelens voor haar Kozenkrans zult opwekken.quot; Aanstonds beloofde hij dit, en toen riep de Maagd hem aan de voet van haren troon, noemde hem haar zoon, onderhield zich met hem, en gaf hem een Rozenkrans, schitterend van licht en schoonheid. Op dit oogenblik ontwaakte de bisschop en, getrouw aan de genade die God hem in den slaap had geschonken, brak hij geheel en al met de ketters, en werd een der vurigste apostelen van den Rozenkrans.

-ocr page 155-

147

GEBED.

O Heilige Moeder Maria, dierbare Koningin, Koningin van den H. Rozenkrans, Gij verlaat deze wereld; doch vergeet mij, uw kind niet, die hier als balling in het dal van tranen treur en ween. Gij denkt altijd aan mij en toont, dat Gij mijnevMoeder zijt. Ik bid U, door de verdiensten van uw heiligen dood, verkrijg voor mij de genade, dat ik, van al het aardsche onthecht, mijn vermaak in niets anders zoeke dan in Jesus, en in Jesus alleen ; dat ik altijd vurig naar Hem verlange en Hem dikwijls waardig in de H. Communie ontvange, opdat ik meer en meer in zijne liefde toeneme, met de grootste onderwerping aan Gods H. wil en bezield met de innigste liefde in volkomen vrede en met overgroote blijdschap mijn geest geve in de armen van Jesus en van V, mijne Moeder, mijne Koninginne! Amen.

Schietgebed. Maria, kom mij in mijn doodsuur te hulp. Amen.

XXXste DAG.

De ten-Hemelopneming van Maria.

Maria is gestorven ! Met allen eerbied wordt haar dierbaar lichaam onder het gezang der Engelen en der Apostelen begraven. Drie dagen daarna komt de H. Thomas, die bij den dood en begrafenis van Maria niet was tegenwoordig geweest aan de plaats, waar Maria was nedergelegd en verzocht de Apostelen, die nog bij het graf vertoefden, om het te R. 10*

-ocr page 156-

148

openen, ten einde hij nog eenmaal het dierbaar jjf

lichaam van Maria mocht aanschouwen en ver- jjj eeren. Men opende alsdan het graf, doch het

lichaam der H. Maagd was daar niet meer. Het tr

was ten hemel opgenomen. God wilde niet, dat 0] het reine lichaam van Maria den wormen ten

prooi zou worden, dat haar geheiligd lichaam, ^ de tempel, waarin de H. Geest op zoo een bij-

zondere wijze had gewoond, tot stof zou vergaan. Vj Onze dierbare Moeder is ten hemel opgenomen!! Hoe luisterlijk moet die opneming niet zijn ge-

weest? Volgens getuigenis van verschillende god- jj

geleerden en Heiligen, ging Jesus met ontelbare ^

Engelen Maria te gemoet, om haar intrede in g

den hemel schitterend te doen zijn. „Kom, mijn |

Moeder, zoo sprak Hij, kom bezit nemen van jj het rijk, van den troon, dien Ik U bereid heb.

Kom, vereenigd met uw lichaam, het loon ont- j,

vangen voor uw geheiligd leven. Veel hebt Gij v

geleden, veel hebt Gij bemind, kom binnen in j

het rijk der hemelen, opdat uw vreugde door het j

bezit der liefde des te grooter zij.quot; c

Op die woorden verschijnt Maria, uit het graf ^

als een opkomende dageraad; schoon als de maan, ^

schitterend als de zon, wordt Zij door haar god- ]

delijken Zoon en een schitterend gevolg van he-mellingen onder de verrukkelijkste muziekaccoor-den in triomf ten hemel gevoerd. Ziet, daar stijgt de luisterrijke stoet ten hemel. W'elhaast zijn zij boven de wolken, boven maan, zon en sterren verheven; daar naderen zij de poorten des

-ocr page 157-

149

hemels: „Heft uwe poorten omhoog, o vorsten des hemels, zoo klinkt het, rijst naar boven eeuwige deuren, en de Koningin der glorie zal binnentreden.quot; Hierop opent de hemel zijne poorten onder het gezang en het gejubel der Engelen en Heiligen. Alles jubelt, alles juicht 1 Onder het Alleluia en andere hemelsche gezangen treedt de stoet den hemel binnen. „Wie is zij, zoo vraagt men, die oprijst uit die woestijn, uit die bedorvene wereld?quot; „Onze Koningin is binnengetreden,quot; zoo klinkt het, en alle Engelen, de H. Joseph, de H. Joachim en Anna en alle overige Heiligen, scharen zich om Maria, wenschen haar geluk en geleiden haar naar den troon waarop de H. Dievuldigheid zetelt, die haar met de teederste liefde ontvangt.

Overwegen wij de luistervolle ten-hemelopne-ming van Maria, de blijdschap, die zij gevoelde wederom in het volle bezit te zijn van haren Jesus en verzekerd, in alle eeuwigheid op het innigst met Hem vereenigd te blijven. Zoo zal ook eenmaal onze ten-hemelopneming wezen, wanneer wij hier Maria vurig vereeren, een waar kind blijven van onze dierbare Moeder; want Maria is de weg, die hare kinderen ten hemel geleidt.

Vrucht der overweging.

Verblijden wij ons dikwijls over het groote geluk, dat Maria geniet in den hemel, en toonen wij onze blijdschap door Haar te vereeren en altijd tot Haar onze toevlucht te nemen.

-ocr page 158-

150

De 15 September 1870 te Soriano.

De 15 September herinnert ons telken jare aan een wonder, dat Maria op dien dag, in het jaar 1530, te Soriano, verrichte. Des nachts namelijk verscheen Zij in de kerk der Dominicanen, vergezeld van de H. Martelares Catharina en van de H. Maria Magdalena, terwij! Zij aan de paters een beeldtenis schonk van den H. Dominicus, op doek geschilderd. Dit wonderbaar schilderstuk, op bevel van Maria boven het altaar geplaatst, verricht voortdurend tot op den huldigen dag de schitterendste wonderen, zoodat het een spreekwoord geworden is: „Het lichaam van den H. Dominicus rust te Bologna, maar zijne ziel te Soriano.quot;

Ook de H. Kerk erkende spoedig dit wonder; Innocentius XII stond zelfs toe dat de paters der Predikheeren-orde de gedachtenis hiervan plechtig vierden.

Van toen af werd door de Dominicanen dit wonder den 15 September feestelijk herdacht, en te Soriano, luisterlijk gevierd. Zulks had ook plaats in 1870, den dag dat de bende van eenen Koover-Koning bezit nam van de pauselijke Staten; doch om de omstandigheden des tijds kon het feest niet zoo prachtig zijn als vroeger; ook zou dit jaar de processie met het beeld des H. Dominicus niet plaats hebben. De leden nochtans van de Aartsbroederschap van den H. Ko-zenkrans hadden het inwendige der kerk rijk versierd en het beeld van den heiligen Domini-

-ocr page 159-

151

cus aan den linkerkant van het altaar ter vereering uitgesteld.

Na het eindigen der godsdienstplechtigheden bleef een dertigtal personen in de kerk bidden; het was toen omtrent middag. Plotseling begint het beeld van den H. Dominicus zich te bewegen, het gaat voor en achterwaarts, heft de rechterhand op, fronst het voorhoofd en werpt gedurende deze bovennatuurlijke bewegingen strenge en dreigende blikken op het volk; soms ook wendt het zich met een droevig en vertrouw-vol gelaat tot het beeld van O. L. V. van den H. Eozenkrans. Di3 ster en de aureool boven het hoofd van den Heilige bewegen zich met kracht, terwijl de rozenkrans die aan de zijde van het beeld hangt zoo sterk slingert dat het schijnt, alsof hij er zich van af wil rukken. Dominicus geleek een Apostel, die op nieuw het volk komt prediken en opwekken zich tot God te bekeeren, en hunne toevlucht te nemen tot Maria, de Koningin van den H. Rozenkrans, om door hare voorspraak de overwinning over ongeloof en het zedenbederf te verkrijgen.

Het gerucht van dit wonder verspreidde zich spoedig door geheel Soriano, en weldra waren duizenden toegesneld om het te aanschouwen.

Om zich van de waarheid van het wonder te overtuigen, heeft men op die oogenblikken, dat het beeld de wonderbare bewegingen verrichtte, een allernauwlettendst onderzoek ingesteld zoowel om als iu het beeld, of het soms blijken mocht

-ocr page 160-

152

dat dit verschijnsel natuurlijk konde verklaard worden.

Ten half vier ure hielden de bewegingen op en hernam het gelaat des Heiligen zijnen natuurlijken staat, nadat hij voor het laatst nog eens zijne oogen naar het beeld van O. L. V. van den H. Rozenkrans had gewend.

De bisschop van Mileto, Philippus Mincionus, heeft notarieele acte van dit wonder doen opmaken en verklaard, dat hetgeen den 15 September te Soriano is geschied en door den Hoog-Eerwaarden Pater, Frater Pius Rouard de Card, vicaris-generaal van de Orde der Predikheeren, in Nederland en Pruissen, na verhoor van 61 getuigen, is bevestigd, bovennatuurlijk en een mirakel moet genoemd worden.

GEBED.

Glorierijke Moeder, mijn hart is met blijdschap vervuld bij de overweging uwer glorie en heerlijkheid op het oogenblik van uwen zegenrijken intocht in het rijk der hemelen, toen Gij onder het gezang der Engelen en der Heiligen uwen Jesus wederom mocht aanschouwen, om in alle eeuwigheid met Hem te leven. Dierbare Maria, mocht ook mijn hemelvaart zoo luistervolwezen! Vraag daarom aan uw geliefden Zoon de schatten zijner genaden voor mij, uw kind. Smeek Hem vooral om deze gunst dat ik U hier altijd getrouw beminne, een waar kind moge zijn van U; want dan ben ik zeker dat ik hier in Jesus liefde zal leven, in die liefde volharden en een-

-ocr page 161-

153

maal met U zal deelen in de vreugde des hemels. Amen.

Schietgebed. Maria, open voor mij bij mijn sterven de poorten des hemels. Amen.

XXXIste DAG.

De Kroning van Maria.

Toen Maria in het rijk der hemelen opgenomen en tot den troon der H. Drievuldigheid was geleid, knielde Zij met allen eerbied neder en aanbad haren God. Maar Zij, die in dit leven het meest had gedeeld in Jesus verachtingen en lijden, moest ook in den hemel het meest deel hebben aan de glorie van haren dierbaren Zoon. Maria moest verheven worden boven alle schepselen. Daarom sprak God de Vader: „Maria is het beminde voorwerp, de van alle eeuwigheid tot mijne dochter uitverkorene, en nooit heeft Zij zich dien titel onwaardig getoond; derhalve heeft Zij recht op ons Koninkrijk en moet Zij als wettige meesteresse en als Koninginne worden erkend en gehuldigd.quot; Vervolgens sprak God de Zoon: „Wanneer Ik Koning ben aller menschen, dan moet ook Maria hun Koningin wezen; want alle menschen, verlost en vrijgekocht door mijn Zoendood, behooren aan Maria.quot; En de H. Geest zeide: „Daar Zij aan den titel van mijn welbeminde, mijne bruid heeft beantwoord, moet haar

-ocr page 162-

154

de kroon als Koninginne voor alle eeuwigheid worden geschonken.quot; Daarna plaatste de aanbiddelijke Drieëenheid een Kroon van glorie op het hoofd der allerheiligste Maagd, zoo schitterend en prachtig, dat, na die van Jesus, geene in heerlijkheid aan de hare gelijkt. En een stem van af den troon sprak: „Onze welbeminde, onze uitverkorene, geheel ons Koninkrijk is het uwe; Gij zijt mees-teresse der Engelen en der menschen: beveel en regeer allen. Door de macht die Wij U geven, zult Gij de hel met al hare duivelen en al hare bewoners beheerschen; Gij zult de Voorspreke-resse, de Beschermster, de Moeder zijn der strijdende Kerk; Gij zult eene bijzondere Patrones zijn der Katholieken, die U innig liefhebben en vereereu en ook voor allen, die U uit ganscher harte aanroepen en in bekoringen en noodwendigheden hunne toevlucht tot U nemen; Gij zult de steun, de vriendin der rechtvaardigen zijn, de troost en kracht dergenen die U eeren. Ten dien einde maken Wij U deelachtig aan al onze goederen en stellen die in uwe handen om er naar welgevallen over te beschikken; want geene genade willen Wij der wereld schenken dan door U, gelijk Wij ook nooit iets zullen weigeren hetgeen door U wordt gevraagd. Dat allen aan U onderworpen zijn, en Gij met ons regeeret in eeuwigheid.quot;

Hoe indrukwekkend moet dit oogenblik zijn geweest! Wie zal de vreugde beschrijven, die Maria toen gevoelde; wie weergeven, wat gejubel

-ocr page 163-

155

en blijdschap er toen heerschte onder de Engelen en Heiligen? Verblijden ook wij ons over die glorie, dit voorrecht, Maria geschonken, en overwegen wij, dat God Haar al zijne genaden heeft medegedeeld, opdat zij door Maria op ons nederstroomen.

V

Vrucht der overweging.

Volharden wij in den dienst van Maria, en smeeken wij Haar, om alles, waaraan wij zoowel naar ziel als naar lichaam behoefte hebben; want Zij vermag alles bij God.

De Rozenkrans in den hemel.

Een kloosterling der Karthuizers in 1431, te Trier, in geur van heiligheid gestorven, zag in een gezicht wonderbare dingen over den Rozenkrans. De hemel opende zich voor zijne oogen. Hij zag de allerheiligste Drievuldigheid, gezeteld in het licht. De H. Maagd Maria aan het hoofd harec maagden en vergezeld van alle Engelen en van alle Heiligen, die van Adam af op de wereld geleefd hadden, kwam zich voor den troon van God nederwerpen, om Hem te bedanken en lof te zingen voor den Rozenkrans, dien Hij den menschen geschonken had. Vervolgens vereenig-den zich de Engelen en de Heiligen met hunne broeders, die nog op aarde leefden en baden den Rozenkrans, terwijl zij op gouden harpen speelden en ieder Geheim door het zingen van het Alleluia afwisselden. En wanneer zij den naam van Maria noemden, bogen zij met minzaamheid hunne hoofden; terwijl zij bij den naam van Onzen Heer

-ocr page 164-

156

Jesus Christus nederknielden ter erkenning zijner Godheid. Na deze hemelsche gezangen baden de gelukzaligen nog voor de religieuzen, die de godsvrucht van den Rozenkrans verspreiden en voor de christenen, die getrouw zijn aan dat schoone gebed. Zij smeekten voor hen Gods genade en vrede in deze wereld en een vermeerdering van glorie in den hemel, en vlochten voor hen kronen van een onsterfelijken glans. Ook vernam die kloosterling duidelijk een stem, die tot hem sprak, dat iedereen, die met een behoorlijke gesteldheid den geheelen Rozenkrans bidt met overweging der Geheimen, iederen keer een volle en geheele kwijtschelding zijner zonden ontvangt.

GEBED.

Glorierijke Moeder, Koningin van hemel en van aarde, ik loof en prijs God, dat Hij U onder alle schepselen beeft uitgekozen tot onze Koningin, dat Hij U heeft gesteld om de schatten zijner genade op ons te doen nederstroomen.

Maria, het is alzoo in uwe macht, of ik Jesus en U eenmaal zal aanschouwen in het rijk der hemelen, want zoo Gij mij de genade Gods mededeelt, zal ik in Jesus liefde leven en in die liefde sterven. Maar God wil, dat ik U om die genade smeek. Ik smeek U daarom, dierbare Maria, o bid, bid voor mij, opdat ik toch zalig worde, verlaat mij, uw kind, niet in de gevaren waarin de duivel, de wereld en het vleesch mij brengen, maar snel mij ter hulp opdat ik over allen zegeviere; wees mijn toevlucht in het lijden.

-ocr page 165-

157

mijn troost in wederwaardigheden, mijn voorspre-keres in ieder oogenblik dat ik U aanroep en om Gods genade smeek; mijn redster in het uur der bekoringen; ach, dat ik slechts kracht bekome in het uur der beproeving tot U te bidden: „Maria, Maria!quot; want dan ben ik zeker van de pverwin-ning. Sta mij bij Maria, ieder oogenblik mijns levens, maar vooral in het uur van mijnen dood, opdat ik in volmaakte liefde tot God en in eene volkomene onderwerping aan zijnen goddelijken wil sterve om met U mijnen Jesus in eeuwigheid te beminnen en de kroon uwer bevoorrechte kinderen te ontvangen. Amen.

Schietgebed. Maria., help mij volharden in uwe liefde tot in den dood. Amen.

Toewijding aan Maria op den laatsten dag der maand.

Met een gevoel van den oprechtsten dank kniel ik voor uwen troon neder. H. Maria, dierbare Moeder, Koningin van den H. Rozenkrans, om U mijn erkentelijkheid te betuigen voor de genaden, die Gij gedurende deze maand voor mij van God verkregen hebt. Ik mocht steeds meer en meer de verhevenheid van den H. Rozenkrans inzien, de schoonheid der gebeden, die wij tot God en tot U, Maria, richten, smaken en de verhevenheid der Geheimen van onzen H. Godsdienst, die wij onder het Rozenkransgebed overwegen, beselfen. Hierdoor hebt Gij mij opgewekt: de deugden na te volgen, waarvan Jesus en Gij

-ocr page 166-

158

mij zoo schoon een voorbeeld gegeven hebt; in wederwaardigheden en smarten mij met het lijden van uw geliefden Zoon en het uwe te vereenigen; opdat ik daardoor het geluk verwerve mijn God en Zaligmaker en U, mijne Koningin in het rijk der hemelen te aanschouwen.

Nogmaals, Maria, zeg ik U dank voor die genaden. Och, dat ik er altijd aan beantwoorde. Help mij hiertoe, dierbare Moeder, door uwe krachtige voorspraak. Bid den hemelschen Vader, om de verdiensten van Jesus menschwording en zijn verblijf op deze wereld, door de verdiensten van zijn kostbaar Bloed voor ons op Golgotha gestort, en zijne heerlijke opstanding tot het leven, dat ik mij voortdurend spiegele in het leven en sterven van onzen goddelijken Verlosser, opdat ik daardoor aangezet worde, zijne deugden na te volgen, en door liefde weer te geven, wat Hij ons geschonken heeft; want dan ben ik zeker, dat de genade die ik in deze maand van zijne goedheid heb ontvangen, niet te vergeefs voor mij een schitterende parel zal hechten aan de onsterfelijke kroon, die mij wacht in de eeuwigheid.

Opdat mijne gebeden tot U, Maria, des te krachtiger zijn, wijd ik mij heden geheel aan U toe en-neem mij vastelijk voor, U te dienen met een vlekkelooze trouw. Ik draag U alle gedachten, woorden en werken op van geheel mijn leven; opdat zij allen, door die opdracht gehei'igd, aangenaam mogen zijn aan uwen geliefden Zoon. Ik neem ook heden het vaste besluit, een vurig ver-

-ocr page 167-

159

eerder te blijven van het gebed,waarvan ik de schoonheid gedurende deze maand zoo goed heb leeren kennen, en wil, met den bijstand Gods en uwe hulp, voor zoover het mijne krachten toelaten, iederen dag, of ten minste volgens de regelen der Broederschap, driemaal in de week ter uwer eere het rozenhoedje bidden en daarbij de Geheimen van onzen heiligen godsdienst overwegen. Door dit schoone gebed toch kan ik alles verkrijgen, wat mij en allen, voor wie ik verplicht ben te bidden, zalig is; terwijl de overweging der Geheimen mij steeds krachtig zal opwekken tot een vurige liefde tot God, om alzoo in die liefde te volharden en mijnen geest te geven in de handen van Jesus en van U, Maria. Amen.

-ocr page 168-

De vijftien G-eheimeii van den ïï. Rozenkrans.

(Dit lied wordt onder het bidden van dea Eozenkrans gezongen.)

wijze, als: Wees gegroet, o Koninginne ! of ook Juhlend wil ik U bezingen.

Wees gegroet, o Koninginne,

Schittrend in uw hemelglans.

Duld, dat U uw kindren groeten

Moeder van den Eozenkrans.

Duld, dat we onze beden strenglen

Tot een bloemkrans U ter eer,

En zie minzaam op uw kinderen In dit dal van tranen neer.

DE VIJF BLIJDE GEHEIMEN.

Na het eerste tientje.

't Goddelijke woord daslt uit zijn glorie

In uw schoot op aarde neer. Onderworpen bidt Gij needrig:

„Zie de dienstmaagd van den Heer.quot; Teedre Moeder, om het voorrecht

Door uw ootmoed D bereid,

O verwerf ons van uw Zone Christelijke ootmoedigheid.

-ocr page 169-

161

Na het tweede tientje.

Goddelijke liefde — vlammend Storlet Gij den boezeragloed,

Die in U voor Jesus brandde. In Elizabeths gemoed.

Kom, o Moeder, en bezoek ook v Mijne ziele met uw Kind,

Geef, dat steeds mijn liefde spreke Van Hem, die mijn ziel bemint.

Na het derde tientje.

Wees gegroet, Gij, die te Bethlem 't Heil der wereld hebt gebaard,

Door het wichtjen op het stroobed Schenkt de hemel vreê aan de aard.

O Maria, om uw vreugde Bij de baring van uw Kind,

Geef mijn hart dien zoeten vrede Dien het slechts in Jesus vindt.

Na het vierde tientje.

Zaalge vreugde, toen Ge uw Jesus Aan den Heer ten offer bood!

Simeon zag 't heil der wereld En verbeidt in vreê den dood.

Zuivre Moeder, o verwerf mij Vlekkelooze zuiverheid.

Dat ook ik mijn God aanschouwe Als mijn ziel van hier verscheidt.

11

-ocr page 170-

162

Na het vijfde tientje.

Met wat angst, beminde Moeder,

Hebt ge uw goddlijk Kind gezocht, Maar wie schetst uw moedervreugde Toen Gij 't wedervinden mocht?

Geef, dat steeds mijn hart moog wezen

't Tabernakel van den Heer,

En mocht 'k ooit mijn schat verliezen, Dat 'k rouwmoedig tot Hem keer'.

DE VIJF DROEVIGE GEHEIMEN.

Na het eerste tientje.

Jesus kampt in bittren doodstrijd,

't Bloedzweet druipt op de aarde neer; Maar gesterkt, bidt Hij gelaten:

„Slechts uw wil geschiede. Heer!quot; O Maria, om de doodsangst.

Die uw Jesus nederboog.

Bid, dat ik den lijdensbeker Onderworpen drinken moog'.

Na het tweede tientje.

Wreed verscheurd door geeselstriemen. Stort het goddlijk Lam zijn bloed Purpren stroom op stroom vloeit neder;

Zóó wordt, mensch, uw val geboet! Dierbre Jesus, om uw smarten

En uw wreede geeselpijn,

Om de droefheid uwer Moeder,

Wasch mij van mijn zonden rein!

-ocr page 171-

163

Na het derde tientje.

't Goddlijk hoofd vaneengereten

Door de scherpe doornenkroon,

't Eiet ten schepter, 't purperen spotkleed,

Zóó verguist de mensch Gods Zoon, Om de smaad, beminde Jesus, v

Die Gij hier geduldig lijdt.

Schenk ook mij die kostbre gaven.

Ootmoed en verduldigheid.

Na het vierde tientje.

't Kruishout torschend kruipt de Godmensch

Hijgend tot Kalvarie's top;

Driewerf stort hij machtloos neder.

Driewerf richt de liefde Hem op.

Niet de kruisbalk — mijne zonden

Stortten U ter aarde neêr. God, vergeving, heb erbarmen Jesus! neen, geen zonde meer.

Na het vijfde tientje.

Zie mijn ziel, daar hangt het offer,

Op het altaar, half ontvleescht, Smachtend, troostloos, afgemarteld i Buigt FJij 't hoofd en geeft den geest. Eindlijk, 't offer is voltrokken :

Liefde, thans zijt Gij voldaan,

o Ontvlam me in wederliefde,

Neem mijn hart ten offer aan.

-ocr page 172-

164

DE VIJP GLOMEEIJKE GEHEIMEN.

Na het eerste tientje.

O Maria, juich en jubel.

Nu uw Jesus zegepraalt;

Dood en afgrond ligt verwonnen.

Zijner Godheid glorie straalt! Uw verrijznis, mijn Verlosser,

Worde mij ten onderpand.

Dat ik heerlijk eens verrijze Tot het hemelsch vaderland.

Na het tweede tientje.

Nog één blik, een laatste zegen: Triomfeerend stijgt Gods Zoon Van deez aard ter hemelglorie.

Zetelt thans naast 's Vaders troon. Hopend blikken wij naar boven,

Jesus, tot uw Majesteit,

Wil ons daar een troon bereiden In de zalige eeuwigheid.

Na het derde tientje.

Niet als weezen blijven ze achter.

Troost en kracht is hun beloofd, Hoor daar druischt 't in den vuurgloed

Daalt de Geest, die harter. rooft.

Daal in mij, o Geest van liefde,

Kom, vertroost mijn dor gemoed, Sterk het door uw hemelbalsem En ontvlam het in uw gloed.

-ocr page 173-

165

Na het vierde tientje.

Englenreien voeren jublend

Jesus' Moeder tot haar God,

Thans Maria, moogt Gij smaken

't Al te lang verbeid genot.

Moed, mijn ziel, hier kamp, hier lijden.

Ginds een eeuwige zegepraal!

Moeder, bidt dat ik, hier volhardend Eens de lauwerkroon behaal!

Na het vijfde tientje.

Met de zonneglans omhangen,

't Sterrenheir ter gloriekroon, 't Zilveren maanlicht aaln haar voeten.

Zetelt Zij naast Jesus troon. Glorievolle Koninginne,

Moeder, liefderijk en teêr,.

Blik steeds van uw gloriezetel Gunstig op uw kindren neer.

Na de litanie.

Hoor, o Moeder, deze beden

Van uw kindren minzaam aan.

Bied ze aan Jesus en verwerf ons,

Dat wij op de levensbaan.

Veilig onder uwe hoede.

Voortgang maken in de deugd, En U eenmaal zalig prijzen In des hemels eeuwge vreugd!

-ocr page 174-

166

Schietgebeden tot Jesus en Maria.

(des morgens)

i°. 0 Jesus, o Maria, ik offer U alle werken van dezen dag op tot bekeering der zondaars, tot heil dergenen die op sterven liggen en tot lafenis der geloovige zieltjes.

2°. O Jesus, o Maria, ik wensch deelachtig te worden aan alle aflaten die ik gedurende geheel mijn leven, en bijzonder, die ik van daag kan verdienen, en offer dezen op tot lafenis der zieltjes, zooals Gij, Jesus en Maria, zulks goedvindt.

3° O Jesus, o Maria, laat niet toe, dat ik u heden door de zonden vergramme.

4*. O Jesus, o Maria, ik geloof alles wat de H. Kerk mij voorstelt te gelooven; ik stel al mijn vertrouwen op ü; ik bemin U, ik bemin U, ik bemin U uit geheel mijn hart!

5°. O Jesus, o Maria, hadde ik duizenden harten U aan te bieden; doch daar ik slechts één hart heb, zoo behoort dit van heden af geheel aan U.

6°. O Jesus, o Maria, o Joseph, o heilige Engelbewaarder, mijne heilige Patronen, alle Gods lieve Heiligen, beschermt mij dezen dag (nacht) en gedurende geheel mijn leven. Amen.

Drie Wees gegroeten om de h. deugd van zuiverheid te bewaren.

Zoo gij eenigzins kunt bid dan des morgens, of des avonds of door den dag een rozenhoedje, om te volharden in Gods liefde.

-ocr page 175-

167

(des avonds)

1*. O Jesus, o Maria, ootmoedig vraag ik U vergiffenis voor het kwaad, dat ik van daag bedreven heb. Het spijt mij, dierbare Jesus, U mijn Opperste God wederom te hebben vergramd. Vergeving Maria, in eeuwigheid geen zonde meer!

2°. O Jesus, o Maria, iedere polsla^, iedere ademhaling, iedere hartklopping, in één woord, alles wat ik dezen nacht zal verrichten, zij ter uwer eere, tot heil der zielen en voor mijne eigene zaligheid.

3°. O Jesus, o Maria, laat niet toe, dat ik hed n nacht U door de zonde vergramme.

(Herhaal verder de Sehietarebeden die gij van morgen gebeden hebt, te beginnen met 4. O Jesus, o Maria, ik geloof.)

-ocr page 176-
-ocr page 177-

INHOUD.

Biz.

Voorwoord.............i

1ste dag. De verhevenheid van den H. Rozenkrans ..............5

— De tl. Rozenkrans —........0

2de dag. De verhevenheid van den H. Rozenkrans

(vervolg).............11

— De H. Rozenkrans (vervolg) —.....15

3de dag. De verhevenheid van den H. Rozenkrans (vervolg)...........17

— De H. Rozenkrans (vervolg) —.....20

■ide dag. De vijf blijde Geheimen. De Boodschap des Engels aan Maria......24

— Leonardus —.......... . 27

5de dag. De Boodschap des Engels aan Maria . 29 ■— Een tegenstander van den H. Rozenkrans

gestraft..............31

6de dag. De Bezoeking van Maria aan hare nicht Elizabeth.............34

— De rozenhoedjes van een oud soldaat — 3G 7de dag. De Bezoeking van Maria aan hare nicht

Elizabeth (vervolg)..........38

-ocr page 178-

II INHOUD.

Blz.

41

IS

Sste dag. De geboorte van Christus.....

44

— Dood van Fra Paolo —........

46

9de dag. De geboorte van Christus (vervolg). .

48

— De Rozenkrans is een krachtige hulp in tijdelijke

1?

zaken —.............

50

10de dag. De opoffering van Jesus in den

2(

tempel ..............

52

-

— Een verbintenis verbroken — ,.....

54

11de dag. De vinding van het kind Jesus in den

2quot;

tempel..............

56

— Een ex-voto —..........

58

3

12de dag. De vinding van het kind Jesus in den

7

tempel (vervolg)...........

61

2.

— Ben zondares ontvangt in haren doodstrijd op

eene bijzondere wijze Gods bijstand door hare

2

godsvrucht tot den Rozenkrans......

63

13de dag. De vijf droevige Geheimen. De

2

doodstrijd van Christus in den hof van

Olijven..............

66

— Zegepraal van den Rozenkrans op het onge-

69

3

14de dag. De doodstrijd van Christus in den hof

van Olijven, (vervolg).........

71

— Een student aan de hoogeschool te Leuven —

74

15de dag. De geeseling van Christus.....

76

2

— Een brave pachter wordt door Maria beloond —

78

E

16de dag. De doornen kroning van Christus .

81

2

— Hongersnood aan boord van een schip — . .

83

17de dag. Ziet de mensch........

85

2

88

-ocr page 179-

INHOUD. lU

Bk.

18de dag. De ter-doodveroordeeling eu kruisiging van Jesus...........91

— De H. Ludovicuf Bertrandus —.....93

19de dag. De kruisiging van Christus .... 95

— Een vereerder van het „Wees gegroetquot; — . 97 20ste dag. Jesus bidt voor zijne vijanden . \ , 99

— Maria, de Koningin van den H. B,ozenkrans geeft een doode het leven wêer.....102

21ste dag. Maria onder het kruis.....104

— Een Tvonderbare bekeering — . . . . . .106 22ste dag. Jesus verlatenheid aan hot kruis . . 109

— Bijzondere bijstand van Maria in het gevaar — 111 23ste dag. Jesus sterft.........114

— De Rozenkrans is de sleutel van het vagevuur. 116 24ste dag. JDe vijf glorierijke Geheimen. De

verrijzenis van Chrisus........118

— Leonardus Foueault —........120

25ste dag. De verrijzenis van Christus, (vervolg.) 124

— De Rozenkrans in de schaal der gerechtigheid Gods —.............126

26ste dag. Jesus verblijft nog eenigen tijd bij zijne Apostelen...........129

— De macht van den Rozenkrans op het hart

van Jesus Christus —.........131

27ste dag. De Hemelvaart van Jesus .... 134

Een heiligschenner bekeert zich tot God . . . 136

28ste dag. De zending van den H. Geest . . 138

— De K,ozenkrans eens ridders —•.....140

29ste dag. De dood der H. Maagd Maria. . . 142

— De Rozenkrans is een brug te midden der wateren —.............145

-ocr page 180-

IV INHOUD.

Blz.

aOste dag. De ten hemelopueming van Maria . . 147

_ Dcu 18 September 1870 te Soriano — . . 150

31ste dag. De kroning van Maria.....153

_ De Rozenkraaa in den hemel—.....155

Toewijding aan Maria op den laatsten dag der

maand..............15/

Lofzang ter eere van O. L. V. van den Rozenkrans ..............

_ Schietgebeden tot Jesus cn Maria .... 1CG

-ocr page 181-
-ocr page 182-
-ocr page 183-
-ocr page 184-