é
1
VOOR DE
Provinctebibij |
Hi^dei broeders
voor de maandelijksche
......■gt;—lt;■.......
Jezus Christus, de ware olijfboom.
lc Punt. Jezus Chrïsius, vergeleken lij den olijfbuom.
2e Punt. Hij stort in ons de olie zijner genade.
3e PUNT- Veze genade verlicht, verzacht en geneest onze ziel.
gebed vóór de meditatie.
Almachtige, eeimige Gvd! God van grootheid en liefde, ik ben niet waardig, om mijne knieën voor U te buigen, veel minder om met u te spreken en wijn hart aan U te openbaren. Gij zijt hier wezenlijk en waarachtig tegenwoordig; dit erken ik, en ik belijd tevens, dat ik zonder U niets kan, niets vermag. Als kind kom ik tot U mijn besten en liefderijken Vader, in eenvoudigheid des harten biddende, dat alle gedachten en bewegingen van mijn hart en alle werkingen van mijne ziel zuiver en ten volle strekken tof de dienst en glorie van moe Goddelijke Majesteit. Verlicht mijn verstand, om moe goddelijke loaarheden te kennen, en beweeg door mee genaden mijnen wil, om volgens
die waarhieden mijn leven in te richten. — Onze Vader. — Wees gegroet.
lc Vooespel. Zich verbeelden Jezus Christus te zien, die in het H. Sakrament des Altaars, zijne Godheid en Menschheid, op eene geheimzinnige wijze voor ons verbergt. Uit zijne doorboorde handen vloeien stroomen van genaden over de kinderen der menschen.
2e Voorspel. De genade vragen, om aan deze groote schatten deelachtig te worden.
1= Pu XT Jazus Christus, vergelelcen hij den olijfboom.
De profeten des ouden Verbonds noemen Jezus Christus
eenen bloeienden en vruchtbaren olijtboom, waaruit
onophoudelijk eene overvloedige olie van allerlei genaden en
srunsten. tot heil onzer zielen, vloeit. Do mensch daar-
• • i
entegen wordt vergeleken bij eenen wilden boom, die uit zich zelveu slechts kwade vruchten voortbrengt, maar nadat er een spruitje van dien eeuwig bloeienden olijfboom, Jezus Christus, op geënt is, de heerlijkste vruchten van goede werken en deugden kan opleveren.
Deze onschatbare genade, mijne ziel, is u bij het heilig Sakrament des Doopsels ten deel geworden, en zoo menigmaal gij de H. Communie ontvangen hebt, is dezelve in zekeren zin vernieuwd geworden; zoodat gij in waarheid met den Apostel kunt zeggen ; Ik leef niet meer, maar Jezus Christus leeft in mij. (1.)
Helaas! hoe is het dan mogelijk, dat gij in uwe afgelegde levensdagen zoo vele schadelijke en bedorven vruchten hebt voortgebracht? Heeft het u aan de noodige genade ontbroken? Was Jezus Christus minder mild jegens u, dan jegens anderen?
Ach neen! mijn beminde Verlosser! niet aan U, maar-aan mij, aan mijne lichtzinnigheid, aan mijne ondankbaar-
(1) Gal. II. 20.
lieid moet ik het wijten, dat ik tot biertoe zoo weinig vrucht heb gedaan met al de rijkdommen uwer barmhartigheid, welke Gij mij zoo liefderijk hebt medegedeeld. Het zal voortaan mijne ijverigste bemoeiing zijn, omniet alleen bladeren en bloemen, goede gedachten en goede voornemens, maar ook wezenlijke en deugdzame vruchten, goede werken, vooit te brengen.
2° Punt. Ji'sus Christus stort in ons de u!ie zijner (jenwh.
Het is die goddelijke olijfboom, die voor den behoef-tigen mensch eejie altijd vloeiende bron van menigvuldige zegeningen en genaden is. Hij zelf wilde daarom den naam van Christus ontvangen, die Gezalfde beteekent, wijl Hij de gezalfde Koning der koningen, de gezalfde Opperpriester der nieuwe Wet, de Heer en opperste Leeraar van alle profeten is.
En gij, mijne ziel, gij ontvangt in het H. Sakrament des Altaar in eene overvloedige mate, de zalving zijner genaden en vertroostingen, en tevens eene bewonderenswaardige kracht, die u, indien gij aan dezelve geenen wederstand biedt, tot de verhevenste deugden, tot de grootste opofferingen bekwaam maakt. Welke verhevene waardigheid, maar ook welke groote verplichtingen vloeien hieruit voort! Hebt gij deze waarheid wel ooit ernstig' overwogen?
O o
Van waar anders die lafheid, die moedeloosheid, die flauwe wederstand in de bekoringen? Hoe! Jesus Christus biedt u eens vette weide aan, in welke Hij u met zijn heilig Vleesch wil voeden en met zijn heilig Bloed wie laven, en gij arm, dolend schaap, gij verkiest dorre weiden, waterlooze bronnen, alwaar gij niet alleen de ver-kregene krachten verspilt, maar u zelve bovendien den toegang tot nieuwe genaden afsnijdt!
O dwaze en verblinde, die ik ben ! Neen mijn Jezus!
— 4 —
zoo veel liefde, zoo veel goedheid van uwe zijde, vereischt van mij grootere en meer krachtdadige pogingen om de schatten uwer barmhartigheid zorgvuldig te bewaren en voortdurend te vermeerderen. Neem dan mijne lauwheid weg en ontvonk mijn hart door de teederste wederliefde.
3u Punt. Deze genade verücld, verzacht en geneest onze ziel.
Gelijk de olie dient om te verlichten en te verzachten, ja zelf om te genezen, zoo ook wil Jesus Christus door dit Allerheiligst Sakrament u verlichten, opdat gij niet langer in de duisternis der hoovaardij en eigenliefde wandelen en op den weg naar den Hemel niet struikelen zoudt; Hij wil uw hart verzachten en het voor de indrukselen van het goede vatbaar maken ; ja, Hij wil al uwe wonden genezen en u kloekmoedig maken tegen alle aanvallen des duivels. Het is uit dit allerheiligst Sakrament, dat zoo vele millioenen Martelaren de sterkte ontvangen hebben, om liever de gruwzaamste folteringen te lijden, dan eene zonde te bedrijven; het is uit deze vetten olijfboom, dat zoo vele heilige maagden de kracht verkregen hebben, om, ware het mogelijk, veeleer duizend dooden te sterven, dan de heilige deugd der maagdelijke zuiverheid te kwetsen. Het is dan uit diezelfde Goddelijke Bron, dat ook gij, mijne ziel, alle zegen eii bijstand, alle kracht en hulp. welke gij tot uwe zaligheid behoeft, moet putten.
Met dit heilig inzicht, o mijn aanbiddelijke Verlosser, waag ik het nog heden tot U te naderen en U in mijn hart te ontvangen, ofschoon mijne onwaardigheid en ondankbaarheid mij voor altijd van U moesten verwijderen. Ik wil U met dien ootmoed, dat berouw, die liefde ontvangen, waarmede ik zoude wenschen U voor de laatste maal van mijn leven in mijn hart te laten nederdalen. Kom dan ,
bemiude Jezus, want ik heb heden besloten voor altijd en geheel de uwe te zijn!
gebed na de meditatie.
Ik offer U op, mijn God! alle heilige gedachten, goede bewegingen en voornemens, die Gij U gewaardigt hebt mij te geven, tot uwe meerdere glorie en tot zaligheid mijner ziel; ik stel die in mee heilige handen, opdat zij aldaar eeuwig bewaard blijven en dezelve nimmer uit mijn geheugen gaan. Ik draag U ook op mijne ziel en mijn lichaam en al de krachten derzeloe; en beloof die te zullen gebruiken tut hetgeen ik in deze Meditatie mij voorgenomen heb te zullen doen.
Ileere! geef mij de noodige genade, om die voornemens getrouwelijk uit te voeren.
Allerheiligste Maagd, mijne lieve Moeder, mijn 11. Engti-Bewaarder, mijne heilige Patronen, weest mijne voorsprekers bij God en verwerf voor mij, dat ik dee! hehbe in al de aanbiddingen, die Gij doet voor den troon des Aller-/ oogst en, opdat ik, na dit sterfelijk leven, hem met U moge loven, aanbidden, dienen en beminnen in. alle eemvig-heid. Amen. Onze Vader. ■—• Wees gegroet.
II. MEDITATIE.
lc Punt. Het goddelijk Lam leert ons de verduldigheid. 2e Punt. Het spijst onze ziel.
3e Punt Het vraagt onze liefde.
Gebed vóób de meditatie. Zie bladz. I.
le Voorspel. Zich Jezus Christus voorstellen in de gedaante van een lam, gelijk Hij zich aan de H. Agues vertoonde.
2= Voonsi-el, De genade vragen, om Jezus Christus in zijne verduldigheid na te volgen.
le Punt. lint goddelijk Lam, leert ons de verduldigheid.
De H. Joannes Baptista noemde Jezus Cliristns het Lam, Gods, dat de zonden dar icereld wegneemt (1). Ook waren al de offeranden der oude Wet slechts afbeeldsels en schaduwen van dat goddelijk Lam, dat voor onze misdaden geslacht werd. De zachtmoedigheid van dat aanbiddelijk Lam bleek vooral aan het kruis, aan hetwelk het zich liet vastnagelen en onder de vreeselijkste smarten stierf, zonder zijnen mond te openen. Maar op eene wonderbare wijze geeft Hij ons nog dagelijks in het Heilig Sakrament des Altaars, van deze onuitputtelijke verduldigheid en zachtmoedigheid het treffendste voorbeeld. Dag en nacht is Hij daar opgesloten in den heiligen tabernakel Hij laat zich door den priester dragen werwaarfs deze ook wil. De kerken zijn ledig en-verlaten: en Jezus Christus wacht met geduld het oogenblik af, dat eene getrouwe ziel Hem kome aanbidden. Er komt eene nieuwe Judas, the Hem in een besmeurd hart zal ontvangen: en Jezus Christus, die dezen snoodaard, door eenen enkelen oogslag kon verpletteren, doet ook hier zijnen mond niet open, en laat zich aan zijnen doodelijken vijand, den duivel overleveren; ja, Hij verontrust het hart van dien ongelukkige door angstige wroegingen, om hem nog tot inkeer te brengen.
O goddelijk Lam, allerzachtmoedigste Jezus! hoe moet ik onverduldige en driftige mensch mij niet voor U schamen! kik heb beloofd U te zullen navolgen: en bij het geringste woord, dat mijne eigenliefde kwetst, vlieg ik op
(1) Joann. I. 29.
en Leleedig zelfs mijnen eveninenseh. Ach ! ontferm U mijner, en geef mij eenig deel aan uwe zachtmoedigheid.
2 Punt. Ilquot;t goddelijk Lam spijst onze ziel.
Het goddelijk Lam, hetwelk met zoo veel liefde onze zonden heeft willen boeten, en nog dagelijks met zoo veel goedheid in ons midden verkeert, heeft zijne gunsten hierbij niet willen bepalen; het heeft zelfs zijn Vleesch en Bloed tot spijs onzer zielen willen geven. Die groote weldaad, dat onbesefbaar geluk is u zoo menigmaal ten deel gevallen, mijne ziel; nog dezen morgen is die goede Jesus in persoon tot u gekomen; Hij heeft u deelachtig gemaakt aan al zijne genaden en verdiensten en u hierdoor eenen schat geschonken, die al de schatten, al de rijkdommen dezer wereld oneindig overtreft; want deze, die de mensch zoo dikwijls tot zijn verderf gebruikt, zijn niet te vergelijken bij den oneindigen schat van het dierbaar Vleesch en Bloed van Jezus Christus, die ons een onderpand der toekomstige glorie is.
Kom, mijne ziel, stort uw hart thans eens recht hartelijk voor uwen liefderijken Zaligmaker uit. Hij wacht in zijnen heiligen tabernakel reeds sedert zoo lang op uwe erkentelijkheid ; zult gij dan nimmer aan zijne liefde beantwoorden ? Vraag Hem wat gij wilt: Hij is rijk en milddadig. Hij kan en wil u dus alles geven.
3e Punt. Het Goddelijk Lam vraagt onze liefde.
Jezus Christus, hot ware Lam Gods, geeft zich zeiven geheel aan u ; zijne Godheid en Menschheid, zijne Ziel en zijn Lichaam, alles geeft Hij u, zonder voorbehoud. Is het dan ni 't billijk, dat gij u ook geheel aan Hem geeft? Gij hebt Hem dit geringe geschenk, hetwelk Hij tot vergelding zijner groote liefde van u vraagt, reeds zoo
— 8 —
menigmaal geweigerd: zult g'j deze ondankbaarheid nog heden willen hernieuwen ? Mijn kind, zegt Hij, geef mij uw hart (1) ! Is het te veel, wat Ik van u vraag ? hoe kunt gij Mij toch iets weigeren, wat Ik alleen tot nw eigen geluk, tot uw eigen voordeel, van u verzoek ? Ik kon het rechtmatig, als uw Heer en God, gebiedend van u eischen: en echter vraag Ik het u, Ik smeek het u af;
geef het Mij, Ik zal het hier op aarde den zoetsten vrede en hiernamaals de kroon der onsterfelijkheid geveu. 'J
Lieve Jezus! ik kan zoo veel liefde en goedheid, waarmede Gij mij, uwe onwaardige dienares, uitnoodigt, niet langer wederstaan. Van nu af behoor ik geheel aan U toe. Het zoude voor mij eene nooit gehoorde schande zijn, aan de wereld, aan de ijdelheid, aan mij zelve toe te behooren, terwijl ik U, mijnen besten Vriend, te vergeefs aan de deur van mijn hart zoude laten kloppen.
0, lieve Jezus, blijf dan bij mij; wees meester van mijne ziel en van mijn lichaam: alles is voor U en voor U alleen. Versterk mijnen goeden wil, en maak mij getrouw aan mijne goede voornemens.
Gebed na de meditatie. Zie hladz. fci.S
Hl. MEDITATIE.
Jesus Christus, ons verzoenoffer.
le Punt. Jezus Chrutus heeft zich aan hel kruis
voor onze zonden geslachtofferd.
2e Punt. Hij hernieuwt deze ojferande in de II. Mis. 3e Punt. De viensch draagt Hem aan den henielschen Vader up in de II. Communie.
(1) Prov. XXIII. 26.
*
Gebed vóór de meditatie. Zïe bladz. 7.
le Voorspel. Zich Jezus Christus in het H. Sacrament des Altaars voorstellen, gelijk Hij voor onse zonden aan het kruis stierf.
2® Voorspel. Door het Bloed van Jezus Christus om den geest van boetvaardigheid smeeken.
le Punt. Jezus Christus heeft zich aan het kruis voor onze zonden geslachtofferd.
Jezus Christus is waarlijk ons zoenoffer bij zijnen hemel-schen Vader, want Hij heeft zich zeiven voor ons aan het kruis opgedragen. Om het gevallen menschdom met God te verzoenen, heeft Hij de grootste folteringen geleden en is den pijtilijksten en schandelijksten dood gestorven. Wanneer men van het menschdom, in het algemeen spreekt, dan denkt men dikwijls het minst aan zich zeiven ; en echter is het waar, wat de Apostel Paulus zegt: Hij heeft mij hemind en zich zeiven voor mij overgeleverd (1.); al Avare alleen mijne ziel van den eeuwigen dood te redden geweest, dan nog zou Hij volgaarne al die schande, al die pijnen, ook dien smartelijken dood, voor mijne arme ziel ondergaan hebben.
O liefde van mijnen Jezus! Gij hebt mij dan zoo veel goedheid bewezen, en uw geduld, uwe barmhartigheid heeft zelfs niet opgehouden mij te achtervolgen, toen ik U haatte, U beleedigde, ja zelfs, zoo veel in mijn vermogen was, het werk uwer verlossing trachtte te ver» nietigen! Gij hebt mij vermaand, mij gestraft, mij de genade der bekeering gegeven, en mij met evenveel liefde behandeld, als ware ik u altijd getrouw geweest. Zoude ik zoo veel liefde met de zwartste ondankbaarheid beloonen?
(i) Gal. II. 20.
— 10 —
Zoude ik nog zondigen en uw minnelijk Hart doorboren? Neenp lieve Jezus, ik heb besloten, liever duizendmaal te sterven!
2e Puxt. Jezus Christus hernieuwt deze offerande in de TI. Mis.
Nog dagelijks draagt Jezus Christus, door de handen des priesters, zich zelven aan den Hemelschen Vader op, wanneer Hij in de H. Mis als een zoenoffer voor onze zonden, op het altaar verschijnt. Door dit verheven Mysterie verschaft Hij den mensch, en ook u, mijne ziel, bovendien zeer vele, ja ontelbare genaden, gunsten en krachten voor ziel en lichatuu, voor tijd en eeuwigheid.
Welk een geluk, dat gij deze zoo verhevene en heilzame offerande zoo dikwijls kunt bijwonen! Met welke godsvrucht behoort gij zulkt niet te doen! Als gij in de H. Mis tegenwoordig zijt, bevindt gij u te midden eener menigte van Engelen, die met de gevoelens der diepste aanbidding, hunnen God en Schepper aanbidden. Hoe is het dan mogelijk, dat gij bij deze groote verrichting zoo flauw en traag kunt zijn!
Vergeef het mij, dierbare Jezus! ik zal in het toekomende, gelijk de H. Engelen, die uw altaar omringen, niet de grootste aandacht en oplettendheid de aanbiddelijke offerande der Mis bijwonen; dit zal voor mij eene heilzame voor-qereiding tot de H. Communie zijn, terwijl ik daardoor mijne zaligheid meer en meer in zekerheid zal stellen.
3e Punt. Be mensch dracujt Jezus Christus aan den hemelschen Vader op in de H. Communie.
Het Paaschlam, dat voor onze zonden geslacht is, uw goddelijke Verlosser, komt in de H. Communie tot u; Hij stelt zich volkomen in uwe macht; en de hemelsche
1
11
Vader, wien gij zonder Jezus Christus niet kunt behagen, beschouwt n thans als een kind, dat Hem welgevallig is, en voor hetwelk Hij eene onsterfelijke heerlijkheid, den prijs van het dierbaar Bloed zijns Zoons, bereid heeft. Ook noemt de Apostel de geloovigen een uitverkoren volk, een, koninklijk priesterdom (1), omdat zij in de H. Communie Jezus Christus op het altaar van hun hart aan den hemelschen Vader opdragen. O, mijne ziel, welk eene waardigheid !
Hemelsche Vader, dien ik door Jezus Christus, mijnen Verlosser, waarlijk mijn' Vader kan noemen! Zie, ik ben met het heilige Lichaam en Bloed van uwen welbeminden Zoon op de innigste wijze vereenigd ; hoe zoudt Gij mij dan iets kunnen weigeren? Daarom verlang ik ook niets, dan hetgeen Jezus Christus voor mij verlangt; ik bid U om geene andere genaden, dan om die, welke Jezus Christus U voor mij vraagt; en ik beloof U, dat ik mij zal beijveren in alles zoo te handelen, als Jezus Christus zoude gehandeld hebben.
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
j
(I) I. Petr. II. 0. z
2
I. MEDITATIE.
1° Punt. Jesus Christus is de wijnstok.
2e Punt. Wij zijn de ranken.
3e Punt. Hij verwacht van ons goede vruchten.
Gebed vóór de meditatie. Zie hlddz. 1.
lc Voorspel. Zich verbeelden Jezus Christus te hoeren, die tot u, gelijk tot zijne leerlingen zegt; Ik hen de wijnstok, (jij zijt de ranken (1).
2° Voorspel. De genade vragen om vele vruchten van goede werken voort te brengen.
1e Punt. Jezus Christus is de wijnstok.
Jezus Christus noemt zich zelden een' wijnstok. Niet alleen schenkt Hij ons eenen kostbaren wijn in zijne heilige leering, en in de goddelijke genaden, die Hij ons dooide HH. Sakramenten verleent, maar bovenal schenkt Hij ons den allerzuiversten wiin van zijn eigen Bloed, dien drank der onsterfelijkheid , dien wijn , welke zoo vele maagden heeft voortgebracht en tot aan de voleinding der eeuwen zal voortbrengen. Hebt gii , mijne ziel , deze groote weldaad, welke gij zoo menigmaal hebt genoten en die de goede Jezus u nog heden aanbiedt, wel ooit aandachtig genoeg overwogen? Hoe komt het dan, dat gij nog altijd zoo onverdragelijk voor anderen en zoo ongelukkig voor
(1) Joann. XV 5.
— 13 —
u zelve zijt? Ach! gij hebt n wellicht nooit met die zorg, met die ingetogenheid voorbereid, welke eene zoo heilige handeling vereischt! Welaan! het is nog tijd om uwe vroegere nalatigheden te herstellen; werp u voor de voeten van uwen Jezus, vraag Hem om deze kostbare genade ; Hij weet wel, dat gij zonder Hem niets vermoogt.
2C Punt. Wij zijn de ranken.
Wanneer Jezus Christus zich zeiven den wijnstok noemt, voegt Hij er bij : Gij zijt de ranken. Het is zoo: gelijk de ranken al haar sap en voedsel van den wijnstok ontvangen, en van dezen afgesneden, weldra verdorren en sterven, zoo ook is de ziel, met Jezus Christus vereenigd, tot alle goed in staat; zij kan de heerlijkste vruchten voortbrengen, en het goddelijk voedsel, dat Hij haar gedurig, en vooral in de H. Communie mededeelt, onderhoudt in haar het leven der genade, een leven, dat met het lichaam niet sterft, maar in de eeuwigheid zal voortdu/en. Doch van dien goddelijke wijnstok afgesneden, is iedere poging, om iets verdienstelijks voor den Hemel te doen, nutteloos; de ongelukkige ziel kwijnt, en sterft den eeuwigen dood.
Ach, mijn Jezus ! ik heb de zoete hoop, dat ik thans door de gelukkige banden der liefde met U verbonden ben. Maar hoe heb ik ooit van U gescheiden kunnen leven ! lu welken gevaarlijken staat verkeerde ik toenmaals! Wees eeuwig geloofd en geprezen, dat Gij mij nog niet als eene dorre rank, iu het eeuwig vuur geworpen hebt! Maar ook tegenwoordig nog, lieve Jezus, ben ik niet buiten alle gevaar van voor eeuwig van U gescheiden te worden. Ik ben zoo weinig op mijne hoede tegen de bekoringen, mijno waakzaamheid is zoo gering, mijn gebed zoo flauw, niettegenstaande de listen van mijne vijanden zoo menigvuldig zijn ! Ach, ontferm U mijner en sta mij bij !
— 14 —
3° Punt. Jezus Christus verwacht van ons goede vruchten.
Met den wijnstok vereenigd kunnen de ranken de voortreffelijkste vruchten opleveren. Jezus Christus verwacht zulks van u, mijne ziel, wijl Hij u daartoe genaden in overvloed schenkt. En dewijl de druiven, uwe goede werken welke gij voortbrengt, zijne gaven en de vruchten van zijn Bloed zijn, eischt Hij ook rechbmatig van u, dat gij deze vruchten ook aan Hem alleen zult toeschrijven en alleen tot zijne glorie doen dienen. 0, hoe ongelukkig en beklagenswaardig is uw lot, indien gij bij zoo vele gunsten en genaden nog eene dorre en onvruchtbare rank blijft! De takken van eiken anderen onvruchtbaren boom kunnen, nadat zij afgekapt zijn, nog tot iets anders gebezigd worden; men kan ze nog tot het opbouwen van huizen of tot het vervaardigen van huisraad gebruiken; maar wat zal men kunnen doen met het brooze hout van de onvruchtbare wijnranken? Het kan tot niets anders dienen, dan om in het vuur geworpen en verbrand te worden.
O, mijn dierbare Verlosser, Gij weet het, dat ik U thans boven alles bemin! Gij doorgrondt de geheimste schuilhoeken van mijn hart, van dat hart, waaraan Gij reeds zoo vele weldaden bewezen hebt, en dat zich thans nog voorbereidt U te ontvangen. Ja, ik bemin U, en ik wil U eeuwig beminnen en altijd uwen H. Wil volbrengen. Kom dan toch spoedig in mijne arme ziel, die naar U dorst gelijk het hert naar de waterbronnen. Wellicht is het de laatste keer, dat ik dat geluk zal genieten! Ach, laat mij in uwe liefde sterven, om in eeuwigheid niet van U gescheiden te worden !
Gebed na de meditatie. Zie hl adz. 5.
— 15 —
Jezus Christus, de leeuw uit het geslacht van Juda,
le Punt. Jezus Christus is een leeuw, die zijne vijanden verslindt.
2e Punt. Jezus Christus zal op den day des oordeels, als
em hrieschende leeuw, verschijnen.
3e Punt. De leeuw, die Samson doodde, is een afbeeldsel van Jezus Christus.
Gebed vóór de meditatie. Zie hladz. 1.
le Voorspel. Zich voorstellen, dat men gelijk een misdadiger, aan handen en voeten geboeid, voor Jezus Christus den oppersten Rechter moet verschijnen.
2e Voorspel. De genade van sterkte in de bekoringen vragen.
le Punt. Jezus Christus is een leeuw, die zijne vijanden verslindt.
Jezus Christus wordt de leeuw uit het geslacht van Juda genoemd, omdat Hij, gelijk een onoverwinnelijke leeuw, zijne vijanden verdelgt en vernietigt. Hij wacht hiermede den geduchten oordeelsdag niet altijd af; maar de verblindheid, de verstoktheid, waarin Hij de onboetvaardige zondaars en inzonderheid de heiligschenders vau zijn aanbiddelijk Sakrament laat voortleven, is voor deze ongelukldgen reeds een voorteeken van het rampzalig vonnis der verdoemenis, dat hen wacht. Helaas, hoe velen zijn er, die op deze wijze de eeuwige vlammen der hel te gemoet gaan, zonder dat zij zeiven den afgrond bespeuren, die zich voor hunne voeten opent!
Hebt ook gij, mijne ziel, niet eenmaal in dien ellen-digen toestand verkeerd? Wat ware er toen van u geworden.
— 16 —
indien de goede Herder zich niet over zijn dwalend schaap had ontfermd! Sedert hoe lang zou de helsche draak u niet reeds verslonden hebben ! Welke dankbaarheid zijt gij Hem daarvoor niet verschuldigd, en hoezeer behoort uw geheele leven voortaan volkomen aan zijne heilige dienst te zijn toegewijd !
2e Punt. Jezus Christus zal op den dacj des oordeels, a's een brieschende leeuw, verschijnen.
Op eene voor de onboetvaardige zondaars iiog ontzettender wijze, zal Jezus Christus eenmaal gelijk een brieschende leeuw op de wolken des hemels verschijnen, 0111 rekenschap te vragen van al het misbruik zijner genade. Ach, hoe ontsteld en angstig zullen Hem alsdan al die zondaars aanschouwen, die thans zijne goedheid versmaden en met zijne vriendelijke uitnoodigingen den spot drijven !
O, mijne ziel, hoe troostend integendeel zal voor u dat verschrikkelijk oogenblik zijn, indien gij getrouw met zijne genade medegewerkt, en kloekmoedig aan de bekoringen wederstand geboden hebt! Daarom waak en bid; want er zijn duizende menschen, die veel minder genaden ontvangen hebben dan gij, en die intusschen op dien grooten dag op eene verhevene plaats zullen gesteld worden ! Wees gehoorzaam, bemin de armoede en laat de verstervingen, vooral de inwendige, uwe lievelingen zijn. Al hetgeen de mensch in zijn leven zal gedaan hebben, hetzij goed of kwaad, zal beloond of gestraft worden; niet het minste gaat bij dien al wetenden Rechter verloren, Bemin Hem dus, en de woedende leeuw zal in dat geduchte oogenblik voor u een zachtmoedig lam zijn.
3e Punt. De leeuw, die Samson doodde, Is een afbeeldsel van Jezus Christus.
De sterke Samson, eenen leeuw gedood hebbende, en
— 17 —
eenigen tijd daarna langs denzelfden weg gaande, vond in den muil van dien leeuw eenen zwerm bijen, die daarin honig gemaakt hadden. De zoetigheid van dezen dooden leeuw was een afbeeldsel van Jezus Christus in het allerheiligste Sacrament des Altaars. In dat aanbiddelijk Mysterie deelt Hij ons niet alleen de zoetigheid zijner genaden en vertroostingen mede. Hij schenkt ons niet alleen eene of andere bijzondere gnnst, maar Hij geeft ons al wat Hij heeft, Hij deelt ons al de schatten ziiner liefde mede; in e'e'u woord. Hij geeft ons zich zeïven onverdeeld, gansch en al, zoo zelfs, dat Hij ons na zulk een onwaardeerbaar geschenk niets méér kan geven! Ach, wat zou er toch van den ellendigen mensch in dit dal van tranen geworden, indien hij dien kostbaren schat, dat wonderbaar voedsel zijner ziel, niet bezat! Van waar zou hij dan de noodige krachten bekomen, om de woedende aanvallen van zoo vele gevaarlijke vijanden te wederstaan ?
O, beminde Herder mijner ziel, wees geloofd en gedankt voor die wonderbare uitvinding uwer barmhartigheid en liefde! O schat der schatten! o Heilig Vleesch en Bloed van mijnen Verlosser! indien ik U bezit, wat verlang ik dan op aarde nog meer ! Al bezit ik ook niets anders, met U bezit ik alles, en verlang ik niets meer! Al bood men mij al de rijkdommen dezer wereld aan, ik zou ze met den li. Aloysius als slijk vertreden, indien /) ih daarvoor het geluk konde koopen van U slechts
eenmaal in mijn leven te ontvangen. En dien schat ontvang ik zoo dikwijls: en ik acht denzelven zoo gering! O mijn Jezus, vergeef het mij, en schenk mij toch eene kinderlijke en ware godsvrucht tot uw aanbiddelijk Sacrament!
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5,
— 18 —
Jezus Christus vergeleken bij een huis.
lc Punt. Jezus Christus, em huis, waarin alle schatten zijn.
2e Punt. Jezus Christus, een onoverwinnelijk wapenhuis.
3e Punt. Jezus Christus, een leschermhuis in het Iieiliy Sakrainent des Altaars.
Gebed vóóu du meditatie. Zie JUadz. 1.
lc Voorspel. Zich verbeelden Jezus Christus te liooren zeggen : In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (1).
2e Voorspel. Met de H. Kerk bidden, dat Jezus Christus ons een sterke toren zij tegen onze vijanden.
le Punt Jesus Christus, een huis, waarin alle schatten zijn.
Jezus Christus wordt vergeleken bij een huis, in hetwelk alle schatten van genade, van wijsheid, van liefde en godsvrucht te vinden zijn. Het is dus onze eigene schuld, als wij arm eu behoeftig zijn, want bij Jezus Christus vinden wij alles in overvloed. Daarenboven is Hij onuitsprekelijk goed en liefdadig, en nog nooit heeft Hij den mensch iets geweigerd, wat deze voor zijne zaligheid noodig heeft; Klopt, zegt Hij, en u zat open gedaan worden (2). Ja, Hij is zoo goed, dat Hij zelfs het oogen-blik niet afwacht, dat wij aan de deuren zijner schatkamers aankloppen! Hij is de eerste, die ons uitnoodigt, om alles bij Hem te komen vragen, wat wij noodig hebben, niet alleen om zalig te worden, maar zelfs om schatrijk te worden in alle deugden en volmaaktheden. Zoo handelde Hij reeds in zijn sterfelijk leven op deze aarde: Hij at en
(2) Jlatth. Vil. 7.
(1) Joann, XIY. 2.
— 19 —
dronk met de zondaars om hunue zielen voor den hemel te winnen, den blinden gaf hij het gezicht, den dooven het gehoor, den zieken de gezondheid, ja zelfs den dooden het leven weder; niemand werd door dien goeden Meester afgewezen.
En zou Hij n dan afwijzen, mijne ziel, wanneer gij bekeering en zielerust bij Hem komt zoeken ? Zou u de eeuwige goederen, die Hij ten koste van zijn dierbaar Bloed voor u gekocht heeft, weigeren, als Hij zelfs de vergankelijke aardsche goederen zoo mildadig uitdeelt? Aanschouw eens de natuur: die duizende millioenen dieren, boomen, planten, vruchten, bloemen en kruiden, dat alles heeft Hij voor u geschapen; gij kunt, tot zijne glorie, daarvan gebruiken, zoo veel gij noodig hebt tot uw onderhoud, ja zelfs tot veraangenaming uws levens ! En twijfelt gij nog of Hij rijk en mild is? Vreest gij nog Hem te veel voor uwe onsterfelijke ziel te vragen, die Hij zoo vurig bemint? O dwaze en trage van geloof, gij hoont uwen goeden Verlosser door uw klein betrouwen!
2° Punt. Jezus Christus, een onoverwinnelijk wapenhuis.
Jezus Christus is een huis, gelijk aan eene vesting, waarin allerlei wapenen te vinden zijn, die wij noodig hebben om al onze vijanden te wederstaan en te overwinnen; zijne HH. Wonden zijn de vijf altijd openstaande deuren, door welke wij deze sterke vesting binnentreden. De duivel, de wereld en het oproerige vleesch kunnen ons van alle zijden door listen en geweld bestormen; zij kunnen ons eenen onverzoenlijken oorlog verklaren, maar nimmer zullen zij ons overwinnen, zoo lang wij binnen dezen sterken toren vluchten, tegen welken al hunne woedende aanvallen nutteloos terugstuiten.
Kom dan, mijne ziel, neem in al uwe moeielijkheden,
— 20 —
kwellingen of bekoringen, met een kinderlijk betrouwen uwe toevlucht tot deze HH. Wonden ; aldaar zijt gij in zekerheid tegen al de vijanden uwer zaligheid. Bovendien zult gij in het leven, in de goddelijke leering van Jezus Christus, een welvoorzien wapenhuis vinden, hetwelk alle middelen bevat om in de deugd te volharden en tot in den dood getrouw te blijven.
Ja, dierbare Zaligmaker, mijne overgroote zwakheid, mijne onstandvastigheid en lauwheid zijn de vruchten van het betrouwen op mijne eigene krachten. Gij laat allen, die op zich zeiven betrouwen, tot schande vervallen; maar hij die zich op U verlaat, zal in eeuwigheid niet beschaamd worden, en de poorten der hel zullen tegen hem niets vermogen. Gij, o Heer! zult voortaan mijne sterkte en mijn steun wezen.
3e Punt. Jezus Christus, een bescJiermhuis in liet II.
Sahrament des Altaars.
Jezus Christus biedt ons een bijzonder beschermhuis aan in het allerheiligste Sakrament des Altaars. Indien de mensch dit aanbiddelijk Brood der Engelen in een goed voorbereid hart ontvangt, zal hij, gelijk de H. Chrysostomus zegt, eenen leeuw gelijk zijn, die vuur uit den mond spuwt en den duivel zeiven schrik en siddering aanjaagt. Gelijk deEagel der verwoesting niet die Israëlieten vermocht te dooden, wier deurstijlen geteekend waren met het bloed van het paaschlam, zoo ook zal dat helsche monster, onze zielen met het Bloed van dat goddelijk Lam geverwd ziende, zich niet verstouten ons te naderen ; en zoo zullen de grootste overwinningen ons gemakkelijk vallen. Die booze geest weet zulks, en daarom beijvert hij zich zoo zeer, om de kinderen Gods van de H. Communie terug te houden; hij houdt hun voor, dat zij niet genoeg voorbereid zijn,
— 21 —
dat zij geen liefde genoeg hebben, dat hunne biecht misschien niet goed geweest is, dat zij rekenschap zullen moeten geven van al die nuttelooze Communiën; en zoo vele andere bedriegerijen meer.
Mijne ziel, laat u door dien listigen bedrieger nooit misleiden. Zoudt gij iemand niet uitlachen, die tot u zeide: ga niet bij het vuur, want gij zijt te koud? Nu, daarom verwijder u nooit van Jezus Christus, die in het H. Sakra-ment, een brandend vuur van liefde is; nader tot Hem altijd met eene ootmoedige belijdenis uwer zwakheid en onwaardigheid; al waart gij in eene doodzonde gevallen, (waarvoor God u behoede !) dan nog moet gij, na dezelve rouwmoedig gebiecht te hebben, u niet van de H. Tafel verwijderen; want daar zult gij kracht en bescherming-vinden om niet meer te hervallen en voortaan met moed te strijden.
O goede Jezus ! ik zal mij voortaan nooit meer van U verwijderen. Ik klem mij, als een kind aan zijnen vader, met vertrouwen aan U vast. Gij hebt mij door uw H. Bloed vrijgekocht; door dat zelfde H. Bloed moet Gij mij zalig maken. Doe dat, dierbare Zaligmaker; ik zal U in eeuwigheid hiei voor loven en danken.
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
T. M E D Iï ATI E.
Jezus Christus, onze rijkdom, onze schat.
le Punt. _ Jezus Christus is een sc/ud, die ons rijk maakt. 2e Punt. Hij wil ons rijk maken voor de eeuwigheid. 3- Punt. Hij deelt ons voorat zijne schatten mede in het H. Sakrament des Altaars,
— 22 —
Gebed vóór de meditatie. Zie lladz. 1. le Voorspel. Zich Jezus Christus yoorstelleu, die ons zijn H. Hart vertoond, zeggende: Mijn kind, ziedaar uw' schat en uw al.
2e Voorspel. De genade vragen, om eenen grooten schat van verdiensten te vergaderen, en denzelven aan het H. Hart van Jezus opdragen.
lc Punt. Jezus Christus is een schal, die ons rijk maakt. Alle rijkdom, eer en glorie, alles wat groot en aangenaam, alles wat verheven en heerlijk kan genoemd worden, alle schatten en rijkdommen vinden wij in Jezus Christus, God en Mensch, die, ofschoon oneindig rijk zijnde, arm heeft willen worden, ten einde ons rijk en gelukkig te maken voor de gansche eeuwigheid. De mensch is uit zich zeiven arm, behoeftig, blind en ellendig; maar de hemelsche Vader heeft ons zijnen welbeminden Zoon Jezus Christus gegeven, die ons, door zijne oneindige verdiensten, rijk, verlicht en gelukkig wil maken, en te dien einde zich zeiven voor ons heeft overgeleverd tot den dood, ja tot den dood des kruises.
O mijne ziel, hoe gelukkig zijt gij ! Want die schat van oneindige waarde is de uwe: Jezus Christus zelf heeft u dien gegeven. De heiligmakende genade, waarmede uwe ziel in het H. Doopsel is versierd geworden, is eene parel uit de schatkamer van uwen Verlosser: en toen gij, in uwe verblinde lichtzinnigheid dezelve verkwist en verloren hadt, heeft Hij u dezelve, wellicht meer dan eens, vol liefde terug gegeven. Welke voorzorgen moet gij voortaan niet aanwenden, om die schatten van genade zorgvuldig te bewaren ! Denk dat gij ze, gelijk de Apostel Paulus zegt, in hrooze vaten bewaart (1). Herinner u nogmaals de (1) II. Cor. IV 7.
— 23 —
woorden van den H. Hieronymus tot de Maagd Eustochium, die de H. Regelen u waarschuwend toevoegen : „Mijne dochter, gij zijt versierd met goud, wacht u voor de roovers.quot;
2e Punt. Jezus Christus, wil ons rijk maken voor de eeuw'ujheid.
Al die schatten en rijkdommen, welke Jezus Christus ons in deze wereld aanbiedt, zijn ons tot geen ander einde gegeven, dan om ons rijk te maken voor de eeuwigheid. Daartoe is Hij in de wereld gekomen; — daartoe zond Hij zijne Apostelen, en zendt Hij nog voortdurend zijne dienaren door geheel de wereld, om alle volkeren te onderwijzen;— daartoe heeft Hij de H. Sakramenten, die onuitputtelijke schatten van genade, ingesteld ; — daartoe heeft Hij u in het bijzonder, mijne ziel, tot het alleen zaligmakend geloof, en wat meer is, tot den religieuzen staat geroepen ; — daartoe geeft Hij u dagelijks zoo vele heilige inspraken, zoo vele vermaningen, zoo vele opwekkingen, zoo vele vertroostingen. Dit alles schenkt Hij u tot geen ander doel, dan om u eenen schat van verdiensten te doen vergaderen voor de eeuwigheid, alwaar gij Hem zeiven voor altijd zult bezitten. Ook noemt Jezus Christus de menschen zijne schatbewaarders, zijne rentmeesters; en liet H. Evangelie leert ons, welke rekenschap Hij eens van die toevertrouwde schatten zal afvragen. Wee u, indien gij ofschoon ook slechts één enkel talent ontvangen hebbende, hetzelve in de aarde begraaft en er geene winst mede doet!
3e Punt, Hij deelt om vooral zijne schallen mede in het II. Sakrameni des Altaars.
In het allerheiligste Sacrament des Altaars ontvangt de mensch niet alleen eenen overvloed van Lemelsche schatten, maar hij ontvangt den schat der schatten, of liever, Jezus
— —
Christus, de bron aller schatten zelve. In dit aanbiddelijk Mysterie heeft Jezus Christus al de schatten zijner liefde, wijsheid en almacht uitgeput. De ziel, die Hem waardiglijk ontvangt, wordt deelachtig aan al de verdiensten, aan al de goede werken, aan al de vruchten van het lijden en den dood van den Godmensch; zij bezit alles: na zulk eenen schat, kan Jezus Christus zelf haar niets méér geven.
Het is vooral op uw sterfbed, mijne ziel, dat gij de groote waarde van dien schat zult waardeeren, ofschoon gij in de eeuwigheid alleen denzelven eerst ten vollen zult kennen. Kan er iets meer vertroostends, iets meer bemoedigends bestaan, dan in dat pijnlijk oogenblik, wanneer men gereed staat, om voor zijnen rechtvaardigen Rechter te verschijnen. Hem zeiven, die onze Rechter zijn moet, als oen zachtmoedig Lam, in zijn hart te ontvangen? Wat heeft men van zulk eenen Rechter te vreezen, wanneer men Hem alsdan met eene goede voorbereiding ontvangt ?
O mijn aanbiddelijke Verlosser! geef mij de genade van wel te beseffen, dat dc beste voorbereiding om U op mijn sterfbed waardiglijk te ontvangen, in een christelijk en heilig leven bestaat. Help mij om zóó te leven, dat ik van U, mijnen Rechter, eenmaal niets te vreezen hebbe. Hiermede zal ik, met de hulp uwer genade, van heden af een begin maken; en reeds thans wil ik U zoodanig ontvangen, gelijk ik op mijn doodsbed zoude wenschen zulks te doen.
Gebed na de meditatie. '/Ae hl adz, 5.
— 25 —
Jezus Christus, de prijs onzer verlossing.
Ie Punt. Het bloed van Jezus Christus is de losprijs onzer ziel.
2e Punt. J)at H. Tiloed reinigt nog voortdurend onze ziel. 3e Punt. Hoe zeer de mensch dezen kostbaren prijs moet hoog schatten .
Gebed vóór de meditatie. Zie bladz. 1 le Voobspel. Zich Jezus Christus voorstellen, vol wonden en Woed aan liet kruis hangende.
2e Voorspel. De genade vragen, van een goed gebruik te maken van het dierbaar Bloed van Jezus Christus.
le Punt Het liloed van Jezus Christus is de losprijs onzer ziel.
Het Bloed van Jezus Christus is de onschatbare prijs, waarmede die Goddelijke Zaligmaker de arme ziel van den mensch van den eeuwigen dood heeft vrijgekocht. De mensch was door de zonde van Adam een kind van gramschap, een slaaf des duivels en een brandstok voor de hel. Toen heeft Jezus Christus zich zeiven aan den heinelschen Vader aangeboden en gezegd: Zie. hier ben Ik\ (1) Ik wil voor den schuldigen mensch voldoen. Ik wil hem in zijne verlorene rechten herstellen , en erfgenaam maken van het eeuwig rijk des Hemels.
Ziedaar wat Jezus Christus ook voor u gedaan heeft, mijne ziel, en toch zijt gij zoo ondankbaar geweest, dat gij het H. Bloed van uwen Jezus, dien losprijs , welken Hij onder zoo veel smaad en lijden heeft betaald, als met voeten getreden en u wederom, wellicht voor eeue beuzeling, aan den duivel verkocht hebt!
I) Psalm XXXIX. 8,
— 26 —
O, mijn Jezus! vergeef het mij eu ontferm U mijner! ik ben het ondankbaarste van alle schepselen! Mijne ziel was U zoo dierbaar, en ik, dwaze en verblinde mensch, ik heb dezelve zoo weinig op prijs gesteld! Neen, voortaan zal ik U uit ganscher harte beminnen en dienen.
2° Punt. Dat 11. lUoecl reinigt nofj voortdurend onze ziel.
Het was voor Jezus Christus niet genoeg, onze zielen éénmaal vrij te koopen van de slavernij des duivels ; Hij wil ons nog voortdurend aan den dierbaren prijs van zijn H. Bloed deelachtig maken. Hij kende de zwakheid en onstandvastigheid van den mensch; hij voorzag dat deze na die duizende gunsten wederom in zijne ongenade zou vallen en zijne heilige liefde zou verliezen. Daarom heeft Hij in zijne onmetelijke goedheid, het II. Sakrament der biecht ingesteld, opdat iedere ziel, die rouwmoedig hare zonden betreuren en beterschap beloven zoude, in dit heilzaam bad door zijn H. Bloed wederom gezuiverd en van de vlekken der zonde gereinigd zoude kunnen worden.
Welke eene goedheid, welk eene liefde, welk een geduld van dien goeden Jezus! Hoe dikwijls hebt gij deze goedheid niet reeds ondervonden, mijne ziel! En had gij ook al heb geluk, om, door zijne genade beschermd, in geene doodzonde te vallen, evenwel heeft Hij u in het H Sacrament van boetvaardigheid, zoo dikwijls gij u aan de voeten des priesters kwaamt verootmoedigen, al de vruchten van zijn H. Bloed toegevoegd, en u meer en meer in zijne liefde versterkt. Wilt gij dien goeden Verlosser dan nog belec-digen ? Zult gij Hem nog bedroeven ?
Ach neen, lieve Jezus ! ik zal tot zelfs de kleinste dagelijksche zonde, zoo veel ik kan, vermijden, en mijn hart zorgvuldig voor U alleen bewaren.
— 27 -
3e Punt. Hoe zeef de memch dezen Icosthareu prijs moet hoogschat len.
Overweeg eens recht ernstig- deze veel beteekenende woorden van den TT. Apostel Petrus: fS/y weet, zoo spreekt hij , dat (jij niet rrjcjehocht zijt met vergankelijk goud of zilcer, maar niet het kostbaar Bloed van Christus, als van eeu onbevlekt eu onbesmet Lam. (1) Welk een losprijs ! Hoe dierbaar moet toeli de ziel van den mensch in de oogcn van God zijn ; want voor haar heeft hij zijnen eenigen Zoon niet gespaard, maar Hom overgeleverd tot den dood, ja, zelfs tot den schandelijken dood dos kruises ! Nog meer: om dio arme ziel voortdurend te versterken en te troosten, is die goede Verlosser dag eu nacht iu ons midden en spijst ons met zijn oigan Vleoseh eu Bloed. Zult gij wel ooit den prijs van uwe ziel genoeg kunnen waarderen? Kunt gij wel iets te veel doen, om die kostbare ziel en de zielen van andoren voor het eeuwige
o
verderf te behoeden ?
Acli, mijn lieve Zaligmaker, die in uwen H. Tabernakel mijne verzuchtingen hoort en mijne verlangens kent, open toch mijne oogen, opdat ik moge inzien, hoeveel mijne ziel aan uwe liefde heeft gekost. Ik kan U mijne verschuldigde wederliefde en dankbaarheid niet genoegzaam vergelden, dit weet Gij; maar uw dierbaar Bloed is van eene oneindige waarde; één druppel is genoeg, om de zonden der ginsche wereld uit te wisschen, en aan te vullen al wat aan mijne liefde ontbreekt. Ja, mijn Jezus, dit geloof ik ; hierop is mijne hoop gevestigd.
Gebed na de meditatie. Zie bladz. 5.
---lt;gt;.lt;gt;---
(1) Petr. I. 18. 19.
z 3
— 28 —
Jezus Christus, in het H. Sakrament des Altaars een voorbeeld van versterving.
le Punt. Jezus Christus leert ons in liet II. Sakrament
des Altaars de verst erving.
2* Punt. Jezus Christus lijdt deze versterving uit liefde voor ons.
3° Punt. Jezus Christus wil, dat mij ons met Hem versterven.
Gebed vóók de meditatie. Zie hladz. 1.
1= VüonsrEL. Zicli verbeelden Jezus Christus, in het allerheiligste Sakrament des Altaars verborgen, te zien in eene kleine, armoedige en weinig bezochte kerk.
2C Voorspel. De genade vragen van in eene gedurige versterving te leven.
le Punt. Jezus Christus leert ons in hel H. Sakrament des Altaars de versterving.
Jezus Christus leeft in het allerheiligste Sakrament des Altaars als in den staat van eenen doode, in eenen ge-heimvollen staat van versterving, ten einde daardoor zijnen hemelschen Vader meer en meer te eeren, en den mensch grootere bewijzen zijner liefde te geven. Hij verbergt den glans zijner Godheid en Majesteit, opdat men ongehinderd en zonder vrees tot hem zoude naderen; Hij schuilt ouder do nederige gedaante van brood en wijn, opdat men Hem met des te meer vrijmoedigheid zoude ontvangen; Hij blijft in zijnen H. Tabernakel dag en nacht tegenwoordig, ondanks den smaad, dien Hem door joden, ketters en ongeloovigen wordt aangedaan en ofschoon Hij weet, dat vele menschen, die zich kinderen der H. Kerk noemen, Hem onwaardig
— 21) —
ontvangen, of ton minste met quot;veel oneerbiedigheid en onverschilligheid zullen bejegenen.
Welk eene les voor den onverstorven mensch, die geenc de minste moeite, geene de kleinste opoffering voor zijnen God wil doen ; die terugschrikt voor het minste geweld, dat hij zich zeiven moet aandoen, om zijnen Verlosser eenige wederliefde te bewijzen ! Welk eene onderrichting voor u, mijne ziel, indien gij tot het getal van die latte Christenen behoort! Overweeg dezelve op dit oogenblik eens recht ernstig, en oordeel, of het billijk is, dat gij bekend, geacht, geëerd, onverstorven zondet willen leven, terwijl uw Zaligmaker, die God van glorie en majesteit, onder de nietige gedaante van brood, vernederd, onbekend, verlaten, dikwijls veracht, bespot en onteerd, op millioenen plaatsen der wereld tegenwoordig blijft ?
2® Punt. Jezus Christus lijdt deze vers/erving uit Ue/dn voor ons.
Jezus Christus ondergaat in het H. Sakiaincnt des Altaars al deze verstervingen uit liefde voor den mensch. Ook u, mijne ^iel, wil Hij daardoor het geluk verschaffen van Hem meermaals te ontvangen en u met Hem op hot nauwst te vereenigen; en ofschoon gij tot zijn geluk niets kunt bijdragen, wil hij nochtans niets nalaten, wat u voor tijd en eeuwigheid waarlijk gelukkig kan maken!
,0 liefde van mijnen God, het was u dan niet genoeg, in geheel uw bittor lijden en aan het kruis, zoo vele smarten, zoo vele versmadingen te ondergaan en te verduren, om te toonen, hoe dierbaar U onze zielen zijn; nog dagelijks wilt Gij in eenen staat van onbegrijpelijke vernedering en versterving leven, opdat wij uwe liefde altijd zouden indachtig zijn, en U eeuwig zouden beminnen. O, met welk kinderlijk betrouwen moet ik niet eenen Vader nade-
ren, die mij, zijn arm kind, zóó liet heeft, dat Hij al zijne pijnen, al zijn lijden niet schijnt te achten, als Hij daardoor slechts mijne Helde lean bekomen, en mij gelukkig maken.
3° Punt. Jezus Christus wil, dat wij ons met Hem versterven.
De versterving, welke Jezus Christus uit liefde voor u, mijne ziel, gedurende geheel zijn sterfelijk leven geleden heeft, en thans nog in zekeren zin wil lijden, moet noodzakelijk op uw hart indruk maken, en u aanmoedigen om uit wederliefde ook gaarne eenige versterving te ondergaan. Er zijn geene Heiligen geweest, die de versterving niet bemind en geoefend hebben; zoo lang het Christendom bestaan zal, zullen er geene Heiligen gevormd worden, dan in de school van zelfverloochening en versterving : en ook gij moet niet denken in de volmaaktheid te zullen vorderen, zoolang gij u zelve niet gaarne een heilig geweld aandoet. Uwe heilige Kegelen verbieden u, wel is waar, zware lichamelijke verstervingen, maar bedenk, dat zij uitdrukkelijk willen, dat gij dit voorzichtig verbod, door kleine uitwendige en vooral door inwendige verstervingen vergoedet.
O Aanbiddelijke Verlosser! ik beloof U, dat ik voortaan de versterving zal beoefenen : versterving in het matig gebruik van spijs en drank; in het spreken en in hc?t zwijgen; in het gaan en in het staan; in mijne bediening en in al de moeielijkheden, welke deze aanbiedt; maar vooral in mijnen wil en mijn oordeel aan den wil en het oordeel van mijnen biechtvader en van mijne overheid te. onderwerpen. Ik ondervind maar al te zeer, dat de meeste mijner fouten en gebreken, waardoor ik U zoo zeer mishaag en anderen lastig val, gewoonlijk voortkomen
— Sl
uit gebrek aan versterving. Het zou mij gemakkelijk vallen, in vrede met alle menschen te leven, indien ik mij meer op de versterving toelegde. Geef mij dan de genade van met den geest van boetvaardigheid bezield, en met het oog op uw kruis gericht, de versterving te beminnen. O mijn Jezus! weiger mij deze genade niet, welke voor mijne volmaaktheid en voor den vrede mijner ziel zoo noodzakelijk is.
Gebed na pe meditatie. Zie hladz. 5.
Jezus Ciiristus, onze Geneesheer.
1c Punt. Jezus Christ,us Jean ons genezen.
2C Punt. Jezus Christus loil om genezen.
3C Punt. Jezus Christus zal ons genezen.
Gebed vóób de meditatie. Zie hladz. 1.
lc Voorspel. Zich den goodon Jezus voorstellen, die door geheel Judea reizende, alle soorten van ziekten eu kwalen naar ziel of lichaam volgaarne geneest.
2C Voorspel. De gmezing vragen van al uwe ellende en uwe kwellingen naar ziel of lichaam, in zoo verre u zulks zalig is.
lc Punt. Jesus Christus kan ons genezen.
Jezus Christus, God en mensch, ofschoon onder de nietige gedaante van brood en wijn in het H. Sakrament des Altaars verborgen, is en blijft toch altijd dezelfde
almachtige God, die met een enkel woord, hemel en aarde en al wat daarin is, te voorschijn riep ; die door zijne goddelijke voorzienigheid al het geschapene in leven en wezen hehondt, en die slechts een enkele akte van zijnen II. Wil noodig heeft, om alles tot het niet, waaruit Hij het getrokken heeft, te doen terugkeeren.
Dezo gedachte, mijne ziel, moet u voorzeker jnet gevoelens van de diepste aanbidding en den grootsten eerbied vervullen jegens die oneindige Majesteit, die alleen uit liefde voor u zijne almacht en grootheid verbergt. Maar zij is tevens in staat, om uw vertrouwen op zijnen godde-lijken bijstand grootelijks te vermeerderen. Immers indien Hij almachtig is, (en hieraan kunt gij niet twijfelen, zonder een punt van het H. Geloof te betwijfelen), dan is Hij ook machtig genoeg, om n niet alleen voor moeielijkheden en gevaren te behoeden, maar dan kan Hij u ook op een oogenblik van uwe krankheden naar ziel of lichaam genezen. Hij heeft u tot dus verre niet verhoord, omdat Hij te weinig betrouwen op zijne goedheid en almacht in u ziet. Kom, nader Hem thans niet een kinderlijk betrouwen, en zog Hein uit den grond uws harten, met dien hoofdman, wiens geloof door Jezus Christus zeiven werd geprezen: Heer, spreek slechts één woord, eu mijue ziel zal gezond zijn.
2C Punt. Jezus Christus wil ons gemzeti.
Nog meer moet uw betrouwen op den bijstand van dien goddelijken Geneesheer vermeerderen, wanneer gij overweegt, mijne ziel, dat Hij niet alleen de oneindige Almacht, maar ook de oneindige Goedheid is; dat Hij u dus niet alleen lean genezen, maar u ook volgaarne inl genezen. Heeft Hij in zijn sterfelijk leven hiervan geene genoegzame bewijzen gegeven ? Al weldoende (jiny Hij
om (1); zijne enkele bezigheid, bij iiaclit zoowel als bij dag, was niets anders dan wel te doen, zondaars te te-keeren, bedroefden te troosten, zieken te genezen, en dat alles, terwijl Hij zelf gebrek en armoede leed ! En nochtans hebt gij zoo weinig betrouwen op zulk eeneu goeden God! Neen, gij toont inderdaad, dat gij geenen ernstigen wil hebt, om genezen te worden ; uw mistrouwen stelt een beletsel aan zijne goedheid; gij bedroeft Hem; Hij heeft u, gedurende gansch uw leven, reeds zooveleu bewijzen zijner goedheid en vaderlijke zorg gegeven ; Hij heeft u reeds uit zoo vele gevaren, waarin gij verkeerdet, en in welke gij geene uitkomst zaagt, gered; en zou Hij ten minste thans van u niet mogen verwachten, dat gij u ten volle op zijne goedheid verliet?
Ach, dierbare Jezus! ik wil heden mijne ondankbaarheid herstellen. Ik geef mij gansch en al over aan U, die IJ heden geheel aan mij wilt geven. Doe met mij naar uw welbehagen; dat uw 11. Wil in alles en altijd in mij volbracht worde. Met U ben ik rijk genoeg en verlang ik niets meer.
3® Jttot. Jezus Christus zal ons genezm.
Ja, mijne ziel, Jezus Christus kan en wil, en zal u dus ook genezen, twijfel er niet aan. Die goddelijke Geneesheer biedt u heden in hot aanbiddelijk Sakrament zijner liefde een krachtig geneesmiddel aan, dat uwe zwakheid te gemoet komen, u van alle ellende genezen en u voor de toekomst versterken zal. Nader zonder vrees of mistrouwen. Is het ooit gehoord, is het niet een wonder, dat alle begrip te boven gaat, dat de herder zijne schapen, de geneesheer zijne zieken, door zijn eigen bloed
(1) Act. X. 38,
— 3-t —
wil genezen? En nochtans wil Jezus Christus dit doen. Dat goddelijk voedsel zal u, op den weg zijner geboden, staande houden; het zal u, te midden der zwaarste beproevingen standvastig in de deugd doen volharden; het zal de booze listen uwer vijanden verijdelen, en u een onderpand zijn van de eeuwige onsterfelijkheid.
Goddelijke Verlosser, liefderijke Geneesheer mijner ziel, ik geloof, dat gij in dit aanbiddelijk Sakrament, wezenlijk en waarachtig tegenwoordig zijt; Gij de almachtige God, de schepper van hemel en aarde, die mij geschapen hebt, en nog voortdurend onderhoudt. Ik hoop ook met een vast betrouwen, dat Gij in ixwe oneindige goedheid mij naar ziel en lichaam alles zult geven, wat gij nuttig of heilzaam voor mij oordeelt. O, wie zou U niet beminnen? Welk hart zou in staat wezen, U zijne liefde te weigeren? Kom, lieve Jezus! ik wensch U thans in de beiligste gevoelens, als mijne Teerspijze naar de eeuwigheid, te ontvangen. Meer, indien Gij mil. kunt (lij mij zuiveren. Zeg dan ook tot mij, gelijk tot den melaatsche: //■ wil, wees (jezuueril (1) !
Gebed na de mkditatie. Zie blwlz. ü-.
Jezus Christus, onze raadsman.
le Punt. Jezus Christus wil, dal wij Hem in alle. voorvallen des levens raad vragen.
2e Punt. Jezus Christus is in het ][. Sakrament des
Altaars altijd bereid om ons raad te geven. 3C Punt. Jezus Christus is vooral in de J[. Communie
onze raadsman.
(!) Matth. VIII 2. 3.
35 —
Gebed vóór de meditatie. Zie blcvlz. 1 le Voorspel. Zich verbeelden te zien, hoe .Jezus Christus, midden in den nacht, met de grootste goedheid Nicodemus ontvangt, die hem om raad komt vragen.
2e Voorspel. De genade vragen van in alle twijfelingen en bekommeringen Jezus Christus te raadplegen.
le Punt. Jezus C/ristus wil, dat wij Hem iu alia voorvallen des leceni raad vragen.
Jezus Christus is een Raadsman, zonder wien de mensch niets mag ondernemen. Het is niet te verwonderen, dat zoovele menschen zich blindelings in het verderf storten: zij hebben hunnen eigenen zin gevolgd en verzuimd Jezus Christus te raadplegen, of wel indien zij zulks gedaan hebben, dan hebben zij liever de inblazingen hunner eigenliefde, en misschien wel de listige raadgeving van den duivel willen volgen, dan den raad van hunnen Verlosser, die niets vuriger verlangt dan het eeuwig geluk hunner zielen.
Eene treurige ondervinding heeft u wellicht reeds meer-malen geleerd, mijne ziel. dat gij met uwen eigenen zin te volgen, altijd den verkeerden weg zijt ingeslagen ; van de eene dwaling, ia misschien van de eene zonde, vervielt gij tot de andere; gij waart niet genoegzaam overtuigd van uwe verblindheid, en gij liet u door uwe blinde hoovaardigheid besturen : en als de eene blinde den anderen leidt, zullen zi) beiden in de gracht vallen (!) zegt Jezus God alleen weet, wat er van u zou geworden zijn, indien Hij zich niet over u ontfermd had! Bedank Hem hiervoor uit den grond uws harten en neem u voor, van nu at in elke omstandigheid des levens, vooral in uwe
(I) Miitth. XV U.
— 36 —
twijfelingen en bekoringen, Hem te raadplegen die de eeuwige Waarheid is en de woorden des eeuwigen levens heeft.
2= I unt. Jazus Christus is in liet II, Sakrament des Altaars altijd hereid om ons raad te geven.
Jezus Christus wil dag en nacht in ons midden tegenwoordig zijn, en toont dus hiermede genoegzaam, dat Hij verlangt, dat de mensch aan den voet des Altaars in alle omstandigheden van Hem raad 011 hulp moet komen afsmeken. O, welke hemelsche en goddelijke wijsheid hebben de Heiligen, die voor de glorie Gods zulke bewonderenswaardige zaken gedaan hebben, aan den voet des Altaars niet geput! Indien Mozes, onder de oude Wet, niets ondernam of' deed, alvorens hij, voor de Aike des Verbonds nedergeknield, zijneu God had geraadpleegd, hoeveel te meer is dan de Christen en vooral de religieuze, die met Jezus Christus in hetzelfde huis woont, verplicht, bij het H. Sakrament des Altaars raad en bijstand te vragen; want het zijn niet de tafelen der wet, het' is de alwetende Wetgever zelf, die daar rust en uit liefde voor den mensch gestadig verblijft.
Hoedanig handelt gij hierin, mijne ziel? Dagelijks hebt gij het geluk verscheidene malen bij uwen Verlosser te komen: hoe brengt gij dien heiligen tijd door? Legt gij dan uw hart wel gansch en al voor hem open? Zijt gij wel bereid om zijne heilige inspraken op te volgen ? Helaas, wellicht dwingt gij Hem te zwijgen, gelijk eenmaal Herodes deed !
Ach, mijn goddelijke Verlosser, ik bid U, spreek, spreek toch altijd tot mijn hart! Ik ben bereid. Heer, ik ben bereid om alles te doen, wat Gij van mij verlangt.
37
3® Punt. Jezus Christus is vooral in de H. Communie onze Raadsman.
Maar liet is inzouderlieid in de H. Communie, mijne ziel, dat gij, hart aan hart met uwen Verlosser vereenigd. Hem raad en verlichting moet vragen. De goddelijke Raadsman, dien gij ontvangt, is oneindig verlicht: Hij kent dus al uwe moeielijkheden en bekoringen; — Hij voorziet alle gebeurtenissen; dus kan niemand u beteren raad geven ; —bovendien kan Hij u in alles helpen, want Hij is almachtig. Hij gaat op eene bijzonder gemeenzame wijze in de H. Communie met u om; en als een goedertieren Koning, neemt Hij de smeekschriften zijner onderdanen in persoon aan, en laat ze nimmer onverhoord.
Indien gij u zelve wel onderzoekt, zult gij moeten bekennen, dat gij altijd in uwe oude gebreken en fouten blijft voortkwijnen, omdat gij den kostbaren tijd na de H. ( loinmuuie niet vurig genoeg overbrengt. Gij gunt uwen goddelijken Gastheer den tijd niet, om een enkel woord tot uw hart te spreken en u raad te geven, — of wel, gij raadpleegt Hem met zoo weinig aandacht en oplettendheid, dat men veeleer zoude zeggen, dat gij zijnen raad niet gaarne hoort !
O, mijn lieve Jezus! het is waarlijk geen wonder, dat ik zoo dikwerf verkeerd handel en zoo vele fouten bega: ik hel! verzuimd ü te raadplegen en vertrouwelijk met U om te quot;■aan. Maar voortaan zal ik met vertrouwen tot U naderen, gelijk een kind tot zijnen vader, en niets ondernemen zonder U. Geef mij daartoe uwe genade.
Gkbkd na de meditatie. Zie hladz. 5.
— 38 —
Jezus Christus, onze boste vriend.
1 i unt. Jezus Christus is een Vriend, die zijn leren vuor ons geeft.
quot; ^DNT- Jezus Christus is een Vriend, die ons met zijn
Vleesck en Bloed spijzigt.
3 I unt IVij moeten ook andere menschen voor dien goeden Vriend winnen.
Gebed vóór de meditatie. Zie hl adz. 1.
Ic. Voorspel. Zich Jezus Christus voorstellen in het huis van Lazarus, Martha en Maria, met welke Hij vriendschappelijk verkeert.
2e Voorspel. Eene duurzame vriendschap voor Jezus Christus vraaren.
le Punt. Jezus Christus h evi Vriend, die zijn leven voor ons geeft.
Niemand heeft eene r/root ere lief de, dan hij, die zijn leven voor zijne vrienden geeft (1). Zoo sprak eens de goede Jezus; en inderdaad. Hij heeft door zijne daden wel getoond, dat Hij onze beste Vriend is; want Hij stortte voor ons tot den laatsten druppel blocds en stierf den aller,smarte-lijksten en schandelijksten dood aan het kruis. Ja, zijne liefde is nog verder gegaan, want het was niet voor zijne vrienden, dat Hij dat alles onderging: neen, het was voor zijne vijanden, die Hem beleedigden en vergramden. Welk eene goedheid! Welk eene vriendschap! Ook handelt Hij nu nog met ons, niet gelijk de vrienden dezer wereld, die ons in den tegenspoed niet zelden verlaten, ons niet meer willen kennen en toespreken; ach neen, zijn Hart is altijd
(I) Joaun, XV. 13,
— 39 —
voor ons open, zelfs als wij Hem bedroefd hebben, mits wij rouwmoedig tot Hem terugkeeren.
Hoe menigmaal, mijne ziel, hebt gij de vriendschap van Jezus verloren en hoe dikwijls heeft Hij u dezelve niet wedergeschonken! Hij kwam u zelfs het eerst opzoeken, alhoewel het uw plicht geweest ware, Hem het eerst in ootmoed om vergeving te smeeken! Stelt gij thans meer prijs op zijne vriendschap? Beseft gij wel, dat men gerust de vriendschap van geheel de wereld kan derven als men slechts bet geluk heeft in de vriendschap van Jezus te zijn?
2e Punt. Jezus Christus is .een Vriend, die ons met zijn Vleesch en JUoed spijzigt.
Men kan eeuen vriend waarlijk goed noemen, als hij zijnen vriend , die minder be/it dan hij , van het zijne mededeelt. Maar waar zal men den vriend vinden, die zich zei ven tot voedsel aan zijnen vriend geeft? Die goede Vriend is de goddelijke en barmhartige Jezus, die ons niet alleen in zijne H1I. Wonden verbergt, ons bijstaat en troost, maar zich zeiven, met al wat Hij heeft en is, aan ons zijne vrienden tot eene spijs geeft en ons daardoor deelachtig maakt aau al zijne gunsten en genaden. Ja, Hij houdt, om zoo te spreken, voor zich zeiven niets over, Hij geeft al wat hij bezit: zijne Godheid en zijne Mensch-heid, zijne Ziel en zijn Lichaam! Welk eene overgroote vriendschap! De Engelen zeiven zouden, ware zulks mogelijk, hierover ontevreden zijn, want wij verkrijgen meer, dan zij ooit ontvangen hebben; zij kunnen Jezus wel loven en aanbidden, maar nimmer kunnen zij gelijk de mensch Hem ontvangen !
O barmhartige Jezus! hoe groot is toch uwe liefde en vriendschap jegens mij! En hoe groot behoort ook mijne
— 40 —
liefde en dankbaarheid jegens U te wezen! Gij kent mijn ellendig hart: ach, ontsteek het door uwe heilige liefde, opdat het n voor altijd toehehoore.
3e Punt. Wij moeten ook andere menschen voor dien goeden Vriend winnen.
Wanneer iemand zijnen vriend waarlijk lief heeft, dan wenscht en tracht hij aller hirtju voor zijnen vriend te winnen. Gij zalt dus toonen, mijne ziel, dat gij uwen goddelijkeu Vriend waarlijk bemint! als gij ook anderen, zoo veel gij kunt, tot zijne vriendschap trekt, dat is: indien gij eenen grooten ijver hebt voor de zaligheid der zielen, voor welke uw Verlosser, zoowel als voor u, al zijn Bloed gestort heeft. Een stichtend voorbeeld aan uwen evenmensch, eene minzame vermaning, als het kan en mag, eene vriendelijke en medelijdende opbeuring, eene ijverige vervulling uwer plichten, maar inzonderheid een vurig gebed voor de bekeering der zondaars en ongeloovigen; ziedaar de middelen, welke gij tot dit heilig doel moet aanwenden.
Ja, mijn dier bare Verlosser, dit wil ik voortaan uit wederliefde totU doen. Acli, koude ik aller harten voor uwe liefde winnen! Gij zijt mijn eenigste en beste Vriend! Alle andere vrienden moet ik eens verlaten, of zij zullen mij verlaten; maar Gij, mijn God en Zaligmaker, Gij volhardt altijd in uwe vriendschap. Gij deelt mij uit zuivere vriendschap alles, wat Gij hebt, mede; ook ik wil U alles geven, wat ik heb of beu: mijne ziel en mijn lichaam, mijne gedachten, mijne woorden en werken, alles zij aan U en uwe heilige dienst gewijd. Versterk mij door uwe genade, opdat ik tot aan mijnen dood in uwe liefde volharde, en uwe heilige vriendschap sterve.
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
— 41 —
Jezus Christus, het mensch geworden. Woord.
le Punt. Ons gedrag vóór de H, Communie.
2e Punt. Ons gedrag gedurende de 11. Communie.
3° Punt. Ons gedrag na de Jt. Comm.unie.
Gebed vóór de meditatie. Zie bladz. 1.
Ie VooRsrEL. Zich de H. Maagd Maria voorstellen, op liet oogeiiblik dat de Engel haar de inensehwording van den Zoon Gods verkondigt.
2e Vooitsi'et,. Ger ade vragen, om altijd met eene heilige gesteldheid tot de H. Tafel te naderen.
le Punt. Ons gedrag vóór de H. Communie.
Het H. Geloof leert ons, dat Jezus Christus, gelijk Hij eenmaal in den zuiveren schoot van Maria mensch werd, ook in zekeren zin het groote werk der inensehwording hernieuwt, zoo dikwijls Hij ouder de gedaante van brood en wijn op het Altaar verschijnt, en in de harten zijner kinderen nederdaalt.
Deze groote verrichting voltrekt Jezus Christus zoo dikwerf in u, mijne ziel; maar hoedanig moet uw gedrag zijn bij dit verheven Mysterie ? Dat de allerheiligste Maagd u hierin een voorbeeld zij. Hoe vurig verlangde zij naaide komst des Verlossers, waardoor God verheerlijkt en de mensch van de slavernij des duivels bevrijd zoude worden. Zij verzuchtte onophoudelijk naar dit gelukkig oogenblik; zij smeekte God met tranen, dat Hij den beloofden Messias
— 42 —
iocli op aarde zoude zenden; dit was liet voorwerp vau al hare wenschen eu vurige gebeden. Bereidt gij u ook tot de komst van Jezus Christus in uw hart, gelijk zij, door de beoefening der deugd, door de heiligheid van uw leven ? Gevoelt gij in uw hart die brandende begeerten, welke de H. Maagd bezielden ? Hebt gij niet meer reden om naar Jezus te verlangen, dan Maria ? Maar in plaats dat het getal uwer voorgaande zonden, uwe driften, uwe lauwheid, uwe zwakheid en ellende u aansporen tot diepe ootmoedigheid en tot oen vurig verlangen naar Jezus, doen zij u dikwerf met eene hoovaardige moedeloosheid, zonder verlangen en als uit dwang tot dien heilzamen maaltijd naderen !
2C Punt. Ons (jednuj (jelt;Jarende de 11. Communie.
De H. Maagd is u ook een voorbeeld hoe gij u (jedurende dit verheven werk moet gedragen. Onder de vele deugden, welke zij bij die gelegenheid zoo uitmuntend oefende, kunt gij haar vooral navolgen in haar levendig geloof, in haren diepen ootmoed, en in hare volmaakte gehoorzaamheid. Zij oefent een levendig geloof. Zoodra de Engel haar verzekert, dat Hij, die in haren maagdelijken schoot zal nederdalen, Jezus Christus, de beloofde Verlosser der wereld is, twijfelt zij geen oogenblik aan de waarheid van dit ondoorgrondelijk Mysterie en aanbidt zwijgende de raadsbesluiten van den Almachtige. Zij oefent eenen diepen ootmoed. Ofschoon tot de groote waardigheid van Moeder Gods verheven, noemt zij zich de dieuslmaagd des Heem'. Eindelijk, zij oefent eene volmaakte gehoorzaamheid, want zij onderwerpt zich volkomen aan den wil van God, die haar tot zijne Moeder heeft uitverkoren ; Mij geschiede vaar uw woord O)-
(l)Luo. I. 38.
— 43 —
Welk eene stichtende onderrichting voor u, wanneer gij dienzelfden Godmensch in uw hart ontvangt! Nadert gü ook dien grooten God in de oefening van deze schoone deugden, die zoo seer in staat zijn om zijne genade overvloedig over u te trekken ? Helaas ! wellicht begint de levendigheid van uw geloof bij het herhaald comniuniceeren te verflauwen, in plaats van toe te nemen ! Zijt gij wel innig doordrongen van uwe groote onwaardigheid, om, stof en asch als gij zijt, zulk een en grooten God te ontvangen? Onderwerpt gij u ook met kinderlijke eenvoudigheid aan het verlangen van uwen goeden Verlosser, die zich wel met u wil vereenigen; en gehoorzaamt gij ootmoedig en blindelings aan uwen biechtvader, die u ondanks uwe onvolmaaktheid tot :1e H. Tafel zendt ?
3e Punt, Oj/s yedrag na de 11. Com.munic.
Overweeg thans, welke do gevoelens waren van de heilige Maagd, nadat het onbegrijpelijk geheim der mensch-wording volbracht was, en de Zoon Gods, door de wonderbare werking van den H. Geest, in haren maagdelijkeu schoot het vleesch had aangenomen. Zij vernederde zich voor Hem ; zij aanbad Hem met den diepsteu eerbied; zij beminde Hem als haren God en haren Zoon; zij offerde zich aan Hem op, om Hem te dienen en om mede te werken tot het doel, waai toe Hij de meuschelijke natuur aannam.
0, hoe gelukkig zoudt gij zijn, indien gij na de heilige Communie ook hierin uwe H. Moeder navolgdet. Gij hebt geene andere handleiding noodig, om wel te Oonmiuniceeren; en indien gij quot;het geluk hadt, u bij al uwe Communiën zoodanig te gedragen, zoude zulks voldoende zijn om heilig te worden; ja eene enkele Communie ware daartoe genoegzaam.
z 4
— 44 —
O mijn Jezus! ik zie wel, dat ik hinderpalen aan de uitwerking uwer genade stel. Ik zal mij met de liulp uwer genade verbeteren. Lieve Moeder Maria! verkrijg voor mij bij uwen Goddelijken Zoon de genaden, dat ik uwe verhevene deugden navolge, en Hem heden in mij n hart ontvan-ge. alsof het voor de laatste maal van mijn leven ware.
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
le Punt. Jezus Christus is door de menschwording onze
Broeder yeivorden.
2e Punt. Hij verkeert gemeenzaam md ons in het II. Sakrament des Altaars.
, 3e Punt. Hij wil, dat wij Hem al ons vertrouwen schenken.
Gebed voob de meditatie. Zie Uadz. 1.
le Voorspel. Zich den Zoon Gods voorstellen, zittende aan de rechterhand zijn Vaders, en voor ons, zijne broeders en zusters, ten beste sprekende.
2C Voorspel. De genade vragen, om eene waardige zuster van Jezus Christus te zijn.
le Punt. Jesus Christus is door de menschwording onze Broeder geworden.
Jezus Christus, de eeuwige Zoon van God, de tweede Persoon der allerheiligste Drievuldigheid, heeft door zijne menschwording, ons allen tot zijne broeders en zusters aangenomen; Hij, de eenige Erfgenaam des hemels, heeft ons tot zijne medeërfgenamen aangenomen, en door zijnen dood ons dit uitmuntend voorreclit verworven. Wij kunnen thans met het volste recht God onzen Vader, en zijnen Zoon
— 45 -
Jezus rhristus onzen Broeder noemen, onzen Broeder, ilit in alles aan ons is gelijk gen-orden, migenonien de zonde (1).
O mijne ziel, welk eene eer voor u, en welk een voorrecht! God, de Schepper van hemel en aards, is uw Vader, de eenige Zoon van God is uw Broeder! Hebt gij deze eer wel ooit genoegzaam overwogen ? Denk eens na, van welk eene verhevene familie, van welk eene verhevene afkomst, van welk een verheven geslacht gij zijt! Hoe is het mogelijk, dat gij met uwe gedachten en begeerten nog in het slijk der aarde kunt rondwentelen, en uw geluk op deze aarde zoeken! Neen, neen, gij zijt tot grootere zaken, totgroo-tere waardigheid geroepen, en bij gevolg moet uw gedrag hiermede overeenstemmen. Wat zoudt gij van den zoon des konings denken, indien hij vrijwillig onder de zwijnen ging wonen ? Eu wat moet men denken, als gij, zuster van Jezus Christus, kind eu erfgenaam van den eeuwigen Koning, de zwijnen, uwe lusten en driften, voedt en uwe hooge waardigheid onteert?
2e Punt. Jezus Christus verkeert gemeenzaam met ons in het H. Sakrament des Altaars.
Jezus Christus, ons toe zijne broeders en zusters, tot zijne medeërfgenamen van het rijk des hemels aangenomen hebbende, wil ook gemeenzaam en liefderijk met ons omgaan, en wel bijzonderlijk in het H. Sakrament des Altaars, alwaar wij Hem, zoolang wij leven, altijd bereid zullen vinden om tot ons hart te spreken; ons te raden, te vermanen, te troosten en te verkwikken. Maar wie zou ooit hebben kunnen denken, dat Hij, onze Broeder, in dat zelfde aanbiddelijk Mysterie zich zoo diep zou hebben willen vernederen, dat Hij ons nog grootere liefde bewijst dan aan den H. Joannes, dien Hij op zijne borst liet rusten ?
1) Hebr. IV. 15.
— 46 —
Hij daalt neder in ons hart, vereenigt zich met onze ziel, ja, Hij vereenigt zich zelfs met ons lichaam, met dat bedorven vleesch; dat zoo dikwijls tegen Hem is opgestaan, dat zich nog zoo menigmaal tegen Hem verzet, en dat eenmaal de prooi der wormen moet worden ! Welke goedheid! Welke onuitsprekelijke liefde!
O mijn Jezus! o mijn Broeder! welke ondankbaarheid heb ik toch begaan, toen ik niet alleen U niet beminde, maar zelfs U haatte, U vervolgde! Ach, indien Gij voorziet, dat ik op nieuw zoo ongelukkig zou zijn, van U door de zonde te verliezen, laat mij dan liever op dit oogenblik sterven, want mij dunkt, o mijn God, dat mijn hart mij zegt, dat ik U thans boven alles bemin!
3e Punt. Jezus Christus wil, dat wij Hem al ons ver-tïouwen schenken.
Is het dan niet duidelijk, mijne ziel, dat niets dien soeden Verlosser, uwen Broeder, zoo zeer moet bedroeven,
o - ' '
dan dat gij uw hart voor Hem sluit, en Hem niet met het hinderlijkst betrouwen alles toevertrouwt, wat uw geluk voor tijd en eeuwigheid kan verzekeren ? Bij uwe kwellingen, uwe moeielijkheden, uwe bekoringen, is somtijds uwe laatste gedachte, dat gij eenen Broeder in den Hemel, ja zelfs zeer nabij u in het H. Sakrament des Altaars hebt; een' almachtigen, een' barmhartigen Broeder, die de ellende van den mensch kent, die zelf de ellende van dit leven, ja duizendmaal meer dan gij, heeft ondervonden. Ach, hieraan denkt gij meestal het laatst van alles; en als gij tot Hem komt, hebt gij doorgaans reeds duizende andere middelen aangewend, om bij de schepselen, in ijdele verstrooiingen uwen troost te zoeken. Is zulk een gedrag niet beleedigend, niet bedroevend voor uwen barmhartigen Verlosser? Neem u dan vastelijk voor, den goeden
— 47 —
Jezus al uw vertrouwen te schenken, Hem uw lijden zoowel als uwe vreugde, uwe kwellingen zoowel als uwe vertroostingen, mede te deelen; hierdoor zult gij Hem eeren, en overvloedige genaden van Hem verwerven.
Dierbare Jezus, mijn barmhartige Broeder! ik beloof U, dat ik voortaan zoodanig zal handelen. Ach, boezem Gij zelf mij dat kinderlijk betrouwen in, hetwelk Gij zoo zeer verdient. Geef mij eene innige en vertrouwvolle gemeenzaamheid met uw goddelijk Hart, opdat ik hier op 'aarde moge beginnen, wat ik in alle eeuwigheid in den hemel hoop voort te zetten.
0 Maria! door uwe tusschenkomst is Jezus mijn Broeder geworden; help mij dan ook door uwe alvermogende voorspraak, om Hem, dien gij zoo vurig bemint, hartelijk lief te hebben!
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
III. M E D IT A T I E.
1 e Punt. Jezus Christus is overal tegenwoordvj, en de
Gfliucje onzer werken.
2e Pfe'nt. Jezus Christ us is vooral iu hat II. Sakrament
des Altaars onze Getu'uje.
3e Punt. Wij Moeten altijd in de tegenwoordigheid van God wandelen.
Gebed vóór de meditatie. Zie hladz. 1. lc Voorspel. Met groote eerbiedigheid zich in de tegenwoordigheid stellen van Jezus Christus, in het H. Sakrament des Altaars wezenlijk en waarachtig tegenwoordig.
2e VooBSPEL, De genade vragen om altijd in de tegenwoordigheid Gods te wandelen.
— 48 —
le Punt. Jezus Christus is overal tegenwoordig, en de Getuige onzer werken.
Jezus Christus, God en niensch te zamen, is mét zijne Godheid overal bij ons: Hij ziet alles wat wij doen; Hij hoort al wat wij spreken; ja, Hij doorgrondt zelfs onze geheimste gedachten en begeerten, en is bekend met al onze verlangens eu neigingen; Hij had niet noodig, dat iemand Hem. getuigenis gaf van den mensch, zegt de Evangelist, want Hij zelf icist wat in den mensch was (1),
Derhalve, mijne ziel, is het oog van Jezus Christus zoo onafgebroken op u gevestigd, als waret gij alléén in deze wereld. Deze waarheid is schrikverwekkend voor de zondaars, maar zij is vertroostend voor de rechtvaardigen. Immers, gelijk Hij al het kwade, ja zelfs de zondige begeerten des harten kent, en ook eenmaal zal oordeelen en straffen, zoo ook ontgaat Hem geen het geringste werk, geen het minste woord, geen de kleinste verzuchting, uit liefde voor Hem gedaan. Daarom behoordet gij ook meermaals aan Hem te denken, en al uwe werken zóó te verrichten, dat gij u niet behoefdet te schamen, in de tegenwoordigheid van dien grooten God te zijn. De Heiligen wandelden altijd in de tegenwoordigheid van God en hebben daarom zoovele groote dingen gedaan tot zijne glorie; en gij, gij laat somtijds gansche dagen voorbijgaan, zonder aan Hem gedurende uwen arbeid te denken; het is grootelijks te vreezen, dat uwe werken veel van derzelver verdiensten verliezen, en de zuiverheid van uwe meening ongevoelig verloren ga!
2e Punt. Jezus Christus is vooral onze Getuige in hei H. Sakrament des Altaars.
(1) Joann. II. 25,
— 49 —
Jezus Christus is vooral in het H. Sakraraent des Altai s de inwendige en geheime Getuige van het binnenste des harten. Omringd van eetie groote menigte Engelen, die Hem dag en nacht aanbidden, heett Hij van uit zijnen H. Tabernakel, alwaar zoowel zijne Menschheid als zijne Godheid verblijft, zijn oogen op u gevestigd, en zijne ooren zijn altijd geopend, om uwe gebeden en smeekingen aan te hooren. Welk eene eerbiedigheid behoort gij niet in de tegenwoordigheid van die opperste Majesteit te hebben! En echter is het maar al te waar, dat uwe herhaalde bezoeken bij het H. Sakrament uwen eerbied schijnen te verminderen, in plaats van dien dagelijks te vermeerderen!
Nog meer bijzonder echter is Jezus Christus onze geheime Getuige, wanneer Hij in de H. Communie in ons hart nederdaalt. O, hoe zuirer behoort het hart niet te zijn, dat Hem zoo dikwijls ontvangt! Hoe ingetogen behoort eene ziel niet te wezen, die zulk eenen verhevenen Gast als in eenen levenden tabernakel bij zich draagt! Het is vooral den dag, waarop gij Jezas Christus in de H. Communie hebt ontvangen, dat gij dikwijls aan hem denken, en zeer dikwijls tot Hem verzuchten moet.
3'J Punt. Vrij moeten altijd in de Goddelijke teyenwoor-dicjUeul wandelen.
II andel voor mijne ooyeu, zeide God tot Abraham, en wees rolmaakt (1). Ziedaar wat Jezus Christus van ons verlangt, en wat wij noodzakelij k moeten doen, om groote vorderingen in de volmaaktheid te maken. Het was onder de oude vaderen der woestijn een spreekwoord geworden, hetwelk zij altijd in het hart en in den mond hadden : God ziet mij ! En dit moet ook uw spreekwoord worden.
(I) Gen. XVII. 1.
- 50 —
mijne ziel! In uwe strijden, in uwe bekoringen, moet gij denken: God ziet mij : hoe zoude ik zulk een groot kwaad kunneii hedrijcen, en zondigen tegen God (1). ? In uwe kwellingen en in uw lijden moet gij denken; God ziet mij'; Hij weet, wat ik met zijne krachten kan dragen, en Hij heproefl niemand hoven zijne krachten (2). In uwe gebeden moet gij denken: God ziet mij; Hij luistert naar mij: ik behoor dus eerbiedig en aandachtig te zijn. In uwe arbeid moet gij denken : God ziet mij : ik moét dus dit werk zoo volmaakt mogelijk doen; het is voor Hem alleen, dat ik wil arbeiden. —■ Het is niet ffeiioeQ- alleen te denken :
O O
God ziet mij ; het is ook niet noodig, dat gij dit altijd met eene gevoelige godsvrucht doet; maar deze verhevene gedachte moet u aansporen, om uwe handelingen naar dezelve in te richten, en Hem, al ware het slechts met eene korte verzuchting of schietgebed, te aanbidden. Vooral moet gij dikwijls uw hart naar Jezus Christus in zijn aanbiddelijk Sakrament verheffen, om Hem aldaar met de heilige Engelen te loven en te danken.
Mijn God! ik heb deze waarheden gekend, en nochtans maar al te dikwijls verwaarloosd. 11c wil mij met de hulp uwer genade verbeteren. Verhef Gij zelf dan ook mijn hart tot hemelsche begeerten en maak hetzelve meer en meer los van deze vergankelijke aarde. Geef mij uwe liefde want indien ik het geluk heb, U te beminnen, zal ik ook noodzakelijk dikwijls aan U denken.
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
(2) i. Cor. x. 13.
(1) Gen. xxxix. 9.
— 51 —
Jezus Christus, onze Reisgenoot.
1e Punt. Jezus Christus is onze Reisgenoot naar den hemel.
2° Punt. Hij is -mze Reisgenoot in hel H. Sakramenl des Altaars.
3e Puxt. Hij zal vooral onze Reisgenoot zijn op ons sterfbed.
Gebed vóók de meditatie. Zie BI adz. 1. 1° Voorspel. Zich verbeelden dat Jezus Christus, ge-1 ijk met de leerlingen van Emmaüs, ook aan uwe zijde wandelt.
2e Voorspel. Met de twee leerlingen van Emmaüs bidden: Heer, blij/ hij ons, want het wordt avond (1) !
lc Punt. Jezus Christus - is onze Reisgenoot naar den hemel.
Jezus Christus is in deze wereld gekomen, om ons de weg naar den hemel te tooneu; Hij Kelf heeft dien weg het eerst voor ons afgelegd, en tot overmaat van goedheid, wil Hij nog gestadig aan onze zijde verblijven, op den weg des hemels met ons medereizen, en door raad en troost ons helpen, ons bemoedigen en ons voor struikelen bewaren. Wat heeft de mensch met zulk een leidsman , met zulk eenen Reisgenoot, nog te vreezen? Zijn wij zwak, Jezus is de kracht des Allerhoogsten; zijn wij arm, Jezus is de bron van alle schatten; zijn wij blind, Jezus is de klaarheid van het eeuwige licht; zijn wij hongerig, Jezus (1) Luc. XXIV. 29,
— 52 —
is het levende brood, dat van den hemel is nedergedaald; zijn wij dorstig, Jezus is de fontein der wateren, die ten eeuwigen leven ontspringen! Wie kan ons heter geleiden , wie ons heter hesturen dan Jezus? Wie kan dwalen aan de zijde van Jezus, die zelf gezegd heeft: Ik hen de wee/, de waarheid en het lecen (1) ?
Welaan, hond goeden moed, mijne ziel; vrees niets, Jezus is met u! Druk getrouw zijne voetstappen, wijk geene schrede van hem af; en moge dan ook de poort des hemels eng, en de weg die derwaarts leidt, smal zijn, Jezus zal u veilig naar uw vaderland geleiden, en de listen uwer vijanden zeiven zullen tegen u niets vermogen.
2° Punt. Jezus Christus is onze Reisgenoot in hat H. Sakrament des Altaars.
Het is vooral in het H. Sakrament des Altaars, dat Jezus Christus waarlijk onze Reisgenoot naar de eeuwigheid is. O Goddelijke godsdienst van Jezus Christus, welk eene hron van troost zijt Gij toch voor den ellendigen mensch, die, als een behoeftige pelgrim, langs zoovele moeielijke wegen naar het hemelsch vaderland reist! Daar, in den H. Tabernakel, weet ik dat Jezus woont, de liefderijke Jezus, die dag en nacht bij ons is, ons verkwikt, ons troost, ons bijstaat; maar wat meer dan alles zegt, zich niet ons op het nauwst vereenigt, in ons hart nederdaalt, en alzoo ons lichaam en onze ziel naar den hemel wil geleiden! Groot voorzeker was het geluk van den jongen Tobias, wien God eenen Engel op zijn weg gaf; grooter nog was het geluk van de twee reizigers naar Emmaüs, die Jezus in hun midden hadden; maar wie zal ooit genoegzaam het geluk beseffen van eene ziel, die Jezus Christus in de H. Communie ontvangt, en als het ware
(1) Joann. XIV. 6.
— 53 —
een en hetzelfde lichaam, eene en dezelfde ziel met Hem uitmaakt ? k
O mijn Verlosser! er is een tijd geweest, dat ik dwaas en eigenzinnig genoeg was, om uwe zijde te verlaten en den breeden weg des verderfs in te slaan; toen heeft uwe vaderlijke stem mij waarschuwend toegeroepen: Mijn kind! die met Mij niet vergadert, die verstrooit (1). Kom tot Mij terug, want gij zult anderszins door den wolf verscheurd worden en ellendig omkomen ; de weg, dien gij bewandelt komt u schoon voor, maar dezelve leidt ten verderve; kom tot Mij, Ik wil u nog redden. — Ik heb naar u ge-Inistert, fgt;n ik hoop thans U nooit meer te verlaten; maar mijne vijanden loeren nog op de hun ontsnapte prooi, ik vrees weder van U af te wijken. Ach, Heer, hli.jf dan toch bij mij, want Jud wordt avond !
3e Punt. Jezus Christus zal vooral onze Reisgenoot zijn op ons sterfbed.
Dan, de goede Jezus wil onze leidsman, onze reisgenoot zijn, niet alleen in dit leven; maar ook bij onzen dood. Er is een verschrikkelijk oogenblik in het menschelijk leven, een oogenblik, dat over eene gansche eeuwigheid van geluk of ongeluk zal beslissen : dat oogenblik is ons sterfuur, wanneer onze ziel gereed staat om voor den rechterstoel van eenen alwetenden GJod te verschijnen, en haar vonnis voor de eeuwigheid gaat geveld worden. Het is eene dei-grootste genaden, welke Jezus Christus aan ons, zijne kinderen, kan verleenen, als Hij op dat gewichtig tijdstip ons op ons doodsbed nog wil komen bezoeken, om onze teerspijze naar de eeuwigheid te zijn; — eene genade, die men van zijne barmhartigheid nimmer genoeg kan afsmeeken. De H. Regelen hebben, om ons tot deze gewichtige verrich-
(1) Luc. XI. 23.
— Siting voor te bereiden, eenen dag vastgesteld, waarop men Jezus Christus zoodanig moet trachten te ontvangen, als men zoude wenschen zulks in dat uur te doen. Hoedanig hebt gij u tot op dit oogenblik hiervan gekweten? Zijt gij heden bereid, om in die zielsgesteldheid te communiceeren?
O mijn dierbare Verlosser! ofschoon mijn geweten mij geene groote zonden verwijt, en ik vastelijk hoop in uwe liefde te sterven, indien Gij mij na deze H. Communie uit deze wereld tot U riept, weet ik nochtans maar al te wel, dat ik in vele zaken nog ben te kort gebleven, en niet genoegzaam aan mijne volmaaktheid heb gearbeid, (jeef, bid ik U, dat de overige tijd van mijn leven alleen aan uwe dienst zij toegewijd, en Iaat mij deze wereld niet verlaten, zonder de troostmiddelen van uwe H. Kerk ontvangen te hebben. Jezus, Maria, Jozef! staat mij bij in dit leven, en geeft dat uwe HH. Namen de laatste woorden zijn welke mijn stervende mond uitspreke !
Gebed na de meditatie. Zie blath. 5.
II. MEDITATIE.
Jezus Christus, onze glorie, onze vreugd.
le Punt. Jezus Christus, onze glorie en vreugd, omdat llij God is.
2e Punt. Jezus Christus, onze glorie en vreugd, omdat Hij menseh is.
3e Punt. Jezus Christus, onze glorie en vreugd in het heilig Sakrament des Altaars.
Gebed vóór de meditatie. Zie llads. 1.
1= Voobspel. Zich Jezus Christus voorstellen in de glorie des hemels, aan de rechterhand zijns Vaders.
/
2e Voorspel. De genade vragen, om geene andere glorie of vreugde te zoeken dan in Jezus Christus.
le Punt. Jezus Christus, onze glorie m vreugd, omdat Hij God is.
Jezus Christus is onze eenige glorie en vreugd; de mensch heeft van zich zeiven niets, waarop hij zich zou kunnen beroemen, of waarover hij zich waarlijk zou kunnen verheugen. Integendeel, hij bezit veel, waarover hij zich moet verootmoedigen; en zonder Jezus Christus, zoude eene eeuwige droefheid eu wanhoop zijn deel wezen. Nog dagelijks valt hij in vele zonden en gebreken, en zonder den bijstand van God, zoude hij nog tot duizende veel grootere zonden vervallen. Alles wat hij is, alles wat hij heeft, komt van God; waarop zal hij zich dan beroemen ? De mensch is dus verplicht zijn eenige glorie en vreugd in Jezus Christus' te stellen, en alles wat hij doet, tot zijne meerdere eer te doen.
Hebt gij dit altijd gedaan, mijne ziel? Zoekt gij in uwe bezigheden niet u zelve, uwe eigene eer, uw genoegen, uwe verheffing? Zoekt gij alleen Gods H. Wil?
Ach! mijn Jezus! ik moet belijden dat een groot gedeelte van mijne goede werken zonder loon zal blijven, omdat ik dezelve niet zuiver en alleen voor U doe. Hoeveel heb ik daardoor niet reeds verloren! Hoe dikwijls heb ik de hemelsche schatten minder geacht, dan de rijken dezer aarde het vergankelijk goud achten! Voortaan zult Gij mijne glorie, mijne eenige vreugd zijn, en buiten U zal ik niets zoeken.
2e Punt. Jezus Christus, onze glorie en vreugd, omdat Hij mensch is.
Jezus Christus is niet alleen onze glorie en vreugd,
— 5G —
omdat Hij God is, maar ook, omdat Hij menscli is. Het is immers uit liefde voor ons, dat Hij dien staat van vernedering heeft omhelsd. On/.e glorie, onze eenige vreugd moet dan ook zijn, Hem na te volgen in al hetgeen Hij in zijn sterfelijk leven voor ons geleden heeft. Verre van ons, dat wij onze vreugd zouden zoeken in onzen eigenen wil, in onze begeerten op te volgen. Jezus, ons goddelijk toonbeeld, zocht zijne vreugde in armoede, in honger en dorst, in versmadingen en vervolgingen, en Hij stierf voor ons in de allerbitterste pijnen. Indien gij zijne leerling wilt zijn, mijne ziel, dan moet gij roemen op uwe zwakheid, en u verheugen in het derven van vele zaken, in honger en dorst en andere ongemakken, in vernederingen en berispingen. Maar vooral moet gij u beroemen in eene stipte en volmaakte gehoorzaamheid, bereid zijnde tot alle plaatsen, bedieningen en werkzaamheden, al valt het u ook nog zoo zwaar. Ja, lieve Jezus! ik zal u hierin navolgen; geef mij daartoe uwe genade.
3e Punt. Jezus C/uistus, onze glorie en vreugd in het heilig Sakranient de-s Altaars.
Jezus Christus is vooral onze glorie en vreugd in het allerheiligste Sakrament des Altaars. Door het ontvansren van dit goddelijk brood der Engelen, wordt onze ziel verheugd en ons lichaam geheiligd; wij worden als levende tabernakels, en bezitten reeds hier op aarde het onderpand van onze toekomstige glorie, van onze eeuwige onsterfelijkheid, van onze eeuwige vreugde. En daarom, mijne ziel, moet het uwe grootste vreugde, uwe eenige glorie wezen. Jezus Christus dikwijls met een wel bereid hart te ontvangen Niets moet u te zwaar vallen, om zulk een heilig en verheven werk met eene ware godsvrucht te verrichten. Gij moet de heiligheid van Joannes den Dooper, de volmaakt-
- 57 —
heid van de H. Maagd Maria verlangen; ja, gij moet aan Jezus Christus zijne eigene heiligheid en volmaaktheid opdragen, als eene voorbereiding tol dit hoogwaardig Geheim en tot dankzegging voor zulk een onwaardeerbaren schat.
Ach, lieve Jezus, waarom zoek ik dan nog mijne vreugde in iets anders, dan in U? Zijt Gij niet de eeuwige vreugd en glorie van uwen hemelschen Vader, van de Engelen en Uitverkorenen in den hemel? Hoe! zoudt gij dan de vreugde niet zijn van mij, zondig mensch! O, ik bid TJ, boezem mij eenen afkeer in van al wat aardsch en zinnelijk is; en geef dat Gij, mijn Jezus, verborgen in uw hoogwaardig Sakrament, mijn eenige schat, mijne eenige glorie, mijne eenige vreugde moogt zijn!
Gebed na de .meditatie. Zie bladz. 5.
111. MEDITATIE.
Jezus Christus, de Vorst van vrede.
le Punt. Jezvs Christus heelt ons den vrede met God verschaft.
2e Punt. Jezus Christus wil dat icij den vrede leminnen. 3= Punt. Jezus Christus is vooral in het II. Sakrament des Altaars de Vorst van vrede.
Gebed yóóe de meditatie. Zie hladz. 1.
Ie Voorspel. Zich verbeelden, dat Jezus Christus tot u komt, zeggende: vrede zij met « (1)!
2e Voorspel. Om den vrede der kinderen Gods bidden.
(1) Luc. XXIV. 30,
- 58 —
le Punt. Jezii* Christus heeft ons den vrede mei God verschaft.
Jezus Cliristus is de Vorst van vrede, want Hij heeft door zijn lijden en zijnen dood den vrede tusschen God en het menschdom hersteld; Hij heeft den vrede in de wereld gebracht, en dezen vrede wenschte Hij niet alleen zijnen Apostelen toe, maar Hij schenkt denzelven aan alle menschen: Ik laat u mijn-en vreie, Ik geef u mijnen vrede, zegt Hij, doch niet gelijk de wereld dien geeft (1).
Ook gij, mijne ziel, kunt dus deelachtig worden aan den vrede, dien Jezus Christus in de wereld gebracht heeft. Hoe menigmaal heeft Hij u denzelven niet reeds geschonken; en gij, hoe menigmaal hebt gij denzelven niet wederom verloren, omdat gij te veel aan uwe ongeregelde neigingen, aan uw zondig lichaam toegaaft! Gelukkig voor u, dat gij door Gods genade nog bij tijds ingezien hebt, dat er buiten God voor den mensch geen vrede kan bestaan; gij hebt de treurige ondervinding gehad, dat in den staat van ongenade met God, alles slechts armoede, ellende en groote onrust is. God geve, dat de oudervinding u wijs moge gemaakt hebben, en dat gij thans alle pogingen aanwenden moogt, om den zoeten vrede, den vrede van de kinderen Gods, altijd te behouden. Welke middelen zult gij daarvoor in het werk stellen? Wat verlangt God in het bijzonder van u?
2e Punt. Jezus Christus toll, dat wij den vrede heminnen.
Wij kunnen den vrede van Jezus Christus in ons hart niet bewaren, indien wij geen vrede met onzen even-mensch trachten te hebben. Huudt, zooveel gij kunt, zegt de Apostel, vrede met alle men-schen (2). De eerste
(2) Rom, XII. 18.
(1) Joann. XIV. 27.
— 59 —
Christenen namen deze les zoodanig ter harte, en waren onderling door znlk eene oprechte liefde verbonden, dat zij gelijk de H. Schrift zegt, maar één hart en cém ziel hadden (1).
Hoe komt het dan toch, dat gij zelden vrede met anderen hebt, ja zelfs niet met uwe Medezusters, welke gij zoo zeer verplicht zijt te beminnen? Wilt gij het weten ? Het komt, omdat gij geen vrede met u zelve hebt. Eu waarom hebt gij geen vrede met u zelve? Omdat gij in plaats van Jezus, dien God van vrede, uwe driften, uwe wereldsche neigingen, uwe eigenliefde en vooral de hoo-vaardigheid in uw hart laat heerschen; omdat gij deze niet onderdrukt; omdat gij u zelve niet geheel aan den H. Wil van God onderwerpt; omdat gij u niet ootmoedig en blindelings door de goddelijke Voorzienigheid laat geleiden ; omdat gij uw hart niet geheel aan God geeft. Dit alles maakt u onrustig, bekommerd, neerslachtig, lastig voor u zelve en voor anderen. Werp dan het juk uwer driften af, leg dat van Jezus op uwe schouderen, leer van Hem ootmoedig en zachtmoedig van harte zijn, en gij zult rust voor mee ziel vinden (2), zoo als Jezus uitdrukkelijk verklaard heeft.
O mijn Verlosser! indien ik altijd naar deze uwe vermaning gehandeld had, zou ik mij zelve veel ongenoegen en anderen veel verdriet gespaard hebben. Ik beloof U, dat ik mij zal beteren; verleen mij daartoe uwen bijstand.
3° Punt. Jezai Christus is vooral in het 11. Sakrament des Altaars de Vorst van vrede.
Het is vooral in het allerheiligste Sakrament des Altaars dat Jezus Christus waarlijk de Vorst van vrede is. Dit
[1] Act. IV. 32. (2) Matth. XL 29.
— 60 —
aanbiddelijk brood der Engelen deelt aan de zielen , die het zelve met eenen heiligen honger nuttigen, zulk eenen zoeten en onuitsprekelijken vrede mede, dat noch de zwaarste beproevingen, noch de verschrikkelijkste vervolgingen, dien vrede kunnen storen. De Martelaren en Martelaressen nuttigden dat goddelijk v oedsel alvorens voor de rechtbanken hunner vervolgers te verschijnen. En wat hebben zij al niet kunnen onderstaan! Zij schenen twee lichamen te hebben: één dat op de pijnbank lag en waarmede zij geene gemeenschap schenen te hebben, en een ander, dat de beulen niet konden zien. Zij riepen met den Apostel Paulus uit: 11: vloei over van vreugde ie midden van al mijne kwellingen (1).
O mijn goddelijke Verlosser! O aanbiddelijk brood, dat uit den Hemel is nedergedaald! Ik zal U dan dikwijls in mijn hart komen ontvangen. Gij , Heer, hebt mij niet noodig, maar ik heb zulk een dringende behoefte aan U! De duivel, de wereld en het vleesch spannen al hunne krachten in, om mij den vrede met TJ te doen verliezen; maar als ik u slechts in mijn hart bezit, heb ik niets te vreezen; dan zal ik inwendig eenen vrede smaken, die alle gevoel te boven gaat, en niets zal in staat zijn, denzelven te storen.
Gebed na de meditatie. Zie bladz. 5.
*_
(1) II. Cor. VII. 4.
— 61 —
Jezus Christus, de goede Herder.
le Punt. Jezus Christ us is de goede Herder.
2e Punt. Jezus Christus verla/nyt, dal wij yoede schapen zijn.
3e Punt Jezus Christus is vooral in het allerheiligste Sa-Icrament des Altaars een goed Herder.
Gebed voor de meditatie. Zie hladz. 1.
1° Voorspel. Zich Jezus Christus voorstellen met een zwak en ziek schaap op zijne schouders, dat Hij aan zijn Hart drukt.
2quot; Voorspel. Aan den goeden Herder de genade vragen, van een goed schaap te zijn.
1c Punt. Jezus Christus is de goede Herder.
Jezus Christus is de goede Herder, die van den hemel op deze aarde nederdaalde, om het verloren schaap op te zoeken. Hij verliet om zoo te spreken de Engelen, en liep den meusch na, die Hem ontvluchtte, en rustte niet alvorens Hij hem op zijne schouderen in den waren schaapstal had terug gebracht.
Ook gij, mijne ziel, waart eenmaal zulk eeu afgedwaald schaap; gij waart de vette weide ontvlucht, waarin die goede Herder u niet do teederste zorg hoedde, en gij dwaaldet in dorre woestijnen, alwaar gij u met doornen en distelen moest voeden, en ieder oogenblik gevaar liept van dooiden helschen wolf verscheurd te worden. O, welk eene
- 62 —
moeite heeft het dien goeden Herder gekost, u van dat dwaalspoor in zijnen schaapstal terug te brengen ! Hoe wederspannig waart gij aan zijne genade! En nochtans heeft Hij u niet alleen met onvermoeiden ijver opgezocht en achtervolgd, maar u daarna met zoo veel liefde aan zijn Hart gedrukt en de wonden uwer ziel genezen, als haddet gij Hem nooit verlaten ! Welk eene erkentenis, welke getrouwheid zijt gij Hem dan niet verschuldigd! Zoudt gij Hem nog op nieuw willen verlaten ?
2e Punt. Jezus Christus verlangt, dat wij yoeile schapen zijn.
Jezus Christus, de goede Herder, verlangt van ons, dat wij uit wederliefde goede schapen zijn. Hij zelfs heeft ons in eeue gelijkenis aangeduid, wat Hij van zijne schapen vordert: De herder, zegt Hij, op-.ut de deur van den schaapstal, en de schapen hooren zijne stem-, hij roept zijne schapen hij hunnen naam en voert ken naar bulten j en de schapen vol yen hem, omdat zij zijne stem kennen; eenen vreemdeling volgen zij echter niet, maar zij ontvluchten hem, ivant zij kennen de stem, van den vreemdeling niet. Ik hen de goede Herder: Ik ken de mijnen, en de mijnen kennen Mij (1).
Het zal thans niet moeielijk vallen, mijne ziel, u zslve te onderzoeken, of gij waarlijk een goed schaap van uwen Verlosser zijt. Volgt gij uwen Herder wel overal; in lijden en in kwellingen, in armoede, in versterving, in verlatenheid? Luistert gij naar zijne stem? Volgt gij zijne vermaning? Geeft gij u blindelings aan zijne leiding en aan de leiding van hen, welke Hij over u gesteld heeft, over? Zijt gij innig gehecht en tot in de kleinste zaken getrouw aan uwen Herder? Laat gij u niet misleiden door de ver-
(1) Joann. X. 3. 4. 5. 14.
— 63 —
leidende stem van den vreemdeling, van uwe vijanden , die u op het dwaalspoor trachten te brengen? Tracht gij uwen goeden Herder meer en meer te kennen, gelijk Hij u kent?
Voorzeker zult gij moeten bekennen, dat gij nog veel te kort komt om een goed schaap te zijn; en nochtans is het noodzakelijk, dat gij hiernaar streeft; want alleen de schapen, die Hem hier gevolgd, en getrouw naar zijne stem geluisterd zullen hebben, zal Hij op den dag des oordeels aan zijne rechterhand plaatsen, terwijl Hij de bokken aan zijne linkerhand in de uiterste duisternis zal stellen. Welaan! gij kunt nog een goed schaap van uwen goeden Herder worden; Hij zelf verlangt het vurig, en gij zijt Hem zulks duizendmaal verplicht! Welke zijn dan uwe voornemens?
3e Punt. Jezus Christus is vaoral m het allerheiligste Sakrament des Altaars een (joed Herder.
Die goede Herder onzer ziel stelde zich niet tevreden met zijn leven voor zijne schapen te geven. Hij wil ze ook nog met zijn eigen Vleesch en Bloed voeden. Dit bewijs van overgroote liefde wil Jezus Christus u nog heden geven, mijne ziel! Ja, gij zult het onuitsprekelijk geluk genieten, van den goeden Herder niet alleen vertrouwelijk met u te zien omgaan, niet alleen u zijnen staf te zien aanbieden, om uwe wankelende schreden op den weg des hemels te ondersteunen, maar hij zelf zal in persoon bij u zijnen intrek nemen! Welke herder is er, die zijn schapen zulk eene liefde bewijst? Ach, al hadt gij de heiligheid van de allerheiligste Maagd en van alle Heiligen te zamen; al bezat gij de brandende liefde van al de Engelen en Aartsengelen, dan nog zoudt gij niet in staat zijn om uwen goeden Herder voor zulk een geschenk naar waarde te danken;
— 64 —
dan nog zoudt gij niet rein genoeg wezen om dien verheven Gast volgens zijne waardigheid te ontvangen.
Ach! mijn Jezus, mijn goede Herder! als een arm, ziek blind en kreupel schaap lig ik aan uwe voeten. Gij liebt mij reeds zooveel goedheid bewezen; gewaardig u ook nog heden mijn liart tot uwe komst voor te bereiden. Ik wil U heden zoodanig ontvangen, als ik zoude wenschen zulks op mijn sterfbed te doen. Toon vooral op dat gewichtig oogenblik, bid ik U, dat gij waarlijk de goede Herder mijner ziel zijt, en voer mij op uwe schouders, als den prijs van uw dierbaar bloed, iu dien liemelschen schaapstal, alwaar uwe schapen nimmermeer van U kunnen afdwalen.
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
II. MEDITATIE.
le Punt. Jezus Christus is de ivecj naar den hemel.
2e Punt. Hij is vooral in het 11. Sakrameut des Altaars
de wey ter zaligheid.
3e Punt, Hij zélf ondersteunt ons oj) den goeden weg.
Gebed vóór de meditatie. Zie hladz. 1.
l11 Voorspel. Zich verbeelden, Jezus Christus te hooren zeggen; Ik beu de ivecj , de waarheid en het leren; niemand komt tot den Vader, dan dour Mij (I).
2e Vooespel. De genade vragen, om gestadig de voetstappen van Jeüus Christus te drukken.
[1| Jounn. XIV . C.
— 65 —
le Punt Jezus Christus is den weg naar den Kemel.
De Apostel Thomas zeide eens tot Jezus : lieer, wii weten niet werwaarts Gij gaat; hoe kunnen icij den weg hennen ? Fm Jezus antwoordde hem: Ik hen de weg, de waarheid en het leven; niemand komt tot den Vader, niemand wordt zalig, dan door Mij (1). Gelijk niemand in eene stand kan komen, zonder dat hij den weg bewandelt, die derwaarts leidt, zoo ook zal niemand het liemelsch Jeruzalem binnentreden, en onder het getal der Uitverkorenen opgenomen worden, dan door de verdiensten van het lijden en den dood van Jezus Christus, die de eenige weg is, welke den mensch tot de eeuwige zaligheid kan geleiden. Die eenen anderen weg inslaat, slaat eenen dwaalweg iu, die ten verderve leidt.
Ach, hoe vele zielen wandelen nog op den breeden weg des verderfs ! Ook gij, mijne ziel, waart weleer op dien weg, ja misschien op het punt van in den eeuwigen afgrond neder te storten; maar uw goede Verlosser heeft er u door zijne genade als met geweld van afgerukt, en overgeplaatst op den weg die tot de eeuwige zaligheid leidt. 0, mijne ziel, beseft gij wel genoegzaam, welke onwaardeerbare weldaad Jezus u hierdoor heeft bewezen? Als gij aan zoo vele duizenden en millioenen menschen denkt, die nog op den weg des verderfs ronddwalen, wordt dan uw hart niet door de levendigste dankbaarheid en wederliefde jegens uwen goeden Jezus bewogen ? Gevoelt gij dan niet het innigst medelijden met die arme zielen, welke even als gij door het H. Bloed van Jezus zijn vrijgekocht? Gevoelt gij u dan niet opgewekt, om voor dezelve te bidden ? 0, hoe troostend, hoe verdienstig voor u zelve en hoe aangenaam nan God is het, zielen voor het eeuwig
3) Joann. XIV. 5. 6.
— 66 —
verderf te behoeden! En hebt gij misschien, door kwade voorbeelden en ergenissen, zielen aan het Hart van Jezus ontrukt; o, dan voorzeker zijt gij meer dan ooit verplicht, deze schade, door uwe gebeden voor die zielen en voor de zondaars, zooveel mogelijk te herstellen.
2e Punt.. -Jezus Christus is vooral in het H. Sakrament des Altaars de wey ter zaligheid.
Zoo lang de ziel in eene goede gesteltenis dit levend brood, dat uit den hemel is nedergedaald, dikwijls nuttigt, kan zij verzekerd zijn, dat zij den goeden weg bewandelt en niet zal verloren gaan. Jezus zelf heeft gezegd : Al loie dit brood eet, zal eeuwig leven (1). En hoe zoude het mogelijk kunnen zijn, dat men met Jezus Christus in het hart, die de weg en de eeuwige waarheid zelf is, zoude kunnen dwalen ! Neen, het is niet mogelijk, dat eene ziel, die met eenen heiligen honger dat goddelijk voedsel dikwijls nuttigt, verloren ga! Ach, hoevele duizende zielen, die onder de verschrikkelijke bekoringen harer vijanden ontwijfelbaar zouden bezweken zijn, hebben door deze hemelsche spijze moed en sterkte bekomen, om alle gevaren en moeielijkheden te boven te komen, en zijn thans eeuwig gelukzalig !
Welaan dan, mijne ziel, tracht u zelve dus altijd zoo goed mogelijk tot de H. Communie voor te bereiden. Ontvang uwen Verlosser met al de liefde, met al den eerbied, waartoe gij in staat zijt. Draag zorg dat Jezus Christus u bij iedere Communie meer gehoorzaam, meer verstorven, meer onderworpen aan zijnen H. Wil vinde ; en wees dan verzekerd, dat gij den onfeilbaren weg naaiden hemel in Jezus Christus hebt gevonden.
(1) Joann. VI. 59.
— 67 —
3e Punt. Jezus Christus zélf ondersteunt ons op den goeden weg.
Niet alleen is Jezus Christus de onfeilbare weg, die ten hemel leidt, maar Hij ondersteunt en versterkt ons bovendien voortdurend, opdat wij Hem, die de eenige en ware weg is, niet verlaten en geene zijwegen zouden inslaan. Hij kent onze zwakheid en bedorvenheid; Hij weet zeer goed, dat wij zoo verblind zijn, dat, al kennen wij ook den goeden weg, wij nochtans zonder zijne genade denzei ven niet kunnen bewandelen. Het is daarom, dat Hij de HH. Sakramenten heeft ingesteld, die de kanalen zijn, langs welke ons zonder ophouden overvloedige genaden toevloeien. Om die zelfde reden heeft Hij inzonderheid het aanbiddelijk Sakrament des Altaars ingesteld, in hetwelk Hij ons met zijn eigen Vleesch en Bloed voedt en versterkt, en daarenboven dag en nacht in ons midden wil verblijven, om ons tot raads- en leidsman te verstrekken. Aldaar, van uit zijnen H. Tabernakel, roept Hij ons aanhoudend toe : Kom tot Mij, gij alien die lelast en heiaden zijt, en Ik zal u verkwikken; Ik ben de weg, de waarheid en het leven: niemand komt tot den Vader, dan door Mij. Roept Mij aan op den dag uwer kwellingen; ik zal er u van verlossen, en gij zult Mij daarover prijzen. (1).
Wees dan eeuwig geloofd en geprezen, o barmhartige Verlosser, over al de uitvindingen uwer grenzelooze liefde voor mijne ziel. Neen, het zal niet aan U te wijten zijn, indien ik verloren ga ; het zal de schuld van mijne onverschilligheid, van mijne lauwheid, van mijne ondankbaarheid zijn. Maar ik heb in u al mijne hoop gesteld, goedertierene Jezus! Uwe genade en uw bijstand zullen mij nimmer ontbreken, om den goeden weg te bewandelen;
(1) Matth. XI. 28. Joann. XIV. 6. Psalm. XLIX. 15,
— 68 —
dit weet ik. Ach, indien Gij dan ziet, dat ik wederom den dwaalweg wil inslaan, straf mij dan toch terstond, en houd mij terug. 0 Heer, ik ben zeer zwak; indien Gij mij niet ondersteunt, zal ik U voorzeker verraden.
Gubed na de meditatie. Zie hlailz. 5.
III. MEDITATIE.
lc Punt. Jezus Christus heeft ons het leven der cjenatle gegeven.
2e Punt. Ztj'n 11. Vleesch en Bloed is het leven onzer ziel.
3e Punt. Be 11. Communie is het onderpand van het eeuiviga leven.
Gebed vóór de meditatie. Zie bladz. 1.
1= Voorspel. Met den diepsten eerbied de woorden van Jezus Christus aanhooren: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u\ indien gij het Vleesch van den Zoon des mensehen niet eet, en zijn Bloed niet drinkt, zult gij het leven in u niet hebben (1).
2e Voorspel. De genade vragen, dat de H. Communie, gelijk de priester u bij de uitreiking derzelve toewenscht, uwe ziel ten eeuwigen leven beware.
le Punt. Jesus Christus heeft ons het leven der genade gegeven,
Jezus Christus is, als God, de Schepper van hemel en aarde, die het leven aan al zijne schepselen heeft gegeven
(1) Joann. VI. 54.
— 69 —
en dezelve nog dagelijks in liet leven onderhoudt. Maar gij, mijne ziel, liebt aan zijne liefde eene oneindig grootere weldaad, dan liet leven des licliaams, te danken. Uwe ziel, die Hij naar zijn beeld en zijne gelijkenis had geschapen, was door de zonden afschuwelijk in zijne oogen geworden; zij was op eene geestelijke wijze dood voor den hemel, en voor eeuwig uit dat verblijf der gelukzaligheid verbannen. Toen heeft' Hij de nienschelijke natuur aangenomen, en ten koste van zijn Bloed en leven u het recht op het hemelrijk wedergeschonken. Hij heeft nog meer gedaan: toen gij ondankbaar genoeg waart om Hem op nieuw te vergrammen, eu het leven der genade door de doodzonde te verliezen, heeft Hij u hetzelve met eene onbegrijpelijke goedheid wedergeschonken; ja wellicht heeft Hij u deze weldaad meer dan eens bewezen.
O mijn Jezus, welk eene goedheid! Ach, ik bid ü, versterk mij, door mve genade, opdat ik toch niet meer het ongeluk hebbe van het leven mijner ziel door de zonde te verliezen; en stel Gij, die de oorsprong des eeuwigen levens zijt, mij eenmaal in het bezit van dat eeuwig rijk, dat Gij, door uwen heiligen dood voor mij verdiend hebt.
2~ Punt. Het 11. Vleesch eu Bloei van -Jezus Christus is het leven mizer ziel.
Het is dat leven der genade, hetwelk Jezus Christus op eene wonderbare wijze in onze ziel onderhoudt, dooide kracht van zijn H. Vleesch en Bloed: Ik hen het h rood des levens, zegt Hij, uwe voorvaderen hebben het manna in de woestijn yecjeten, en zijn gestorven j dit is het brood, dat van den Hemel is nedergedaald, opdat hij die daar van eet, niet ster va. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg U: indien (jij het Vleesch van den Zoon des menschen niet eet, en zijn Bloed niet drinkt, zult gij het leven in u
— 70 —
nïet hebben (1). Hierop maakt de H. Basilius de volgende bemerking; „Hij, die door den H. Doop tot het leven der genade herboren is, moet door het nuttigen van deze hemelsche spijze, dat geestelijk leven onderhouden.quot; Kon Jezus Christus den zwakken mensch een krachtiger middel geven om het leven der genade in zijne ziel te onderhouden, dan zich zeiven tot spijs te geven?
O, mijne ziel, verheug u over het onbeschrijfelijk geluk, dat gij geniet, van dat onsterfelijk brood der Engelen zoo dikwijls te nuttigen! Neen, gij zult, indien gij met zulk eene groote genade getrouwelijk medewerkt, op den weg van dit ellendig leven niet bezwijken. Indien de profeet Elias door een gelipimzinnig voedsel, dat een Engel hem aanbood, zoo versterkt werd, dat hij veertig dagen en veertig nachten, zonder spijs of drank, tot aan den berg Horeb voortreisde; met hoeveel te meer reden moet gij dan niet vastelijk betrouwen, dat gij door het H. Vleesch en Bloed van Jezus Christus zeiven gevoed, door eene bovennatuurlijke kracht versterkt, het hemelsch Vaderland zult bereiken.
3e i'UNï. TX; 1[. Communie is het onderpand van het eeuwige leven.
Bij de verhevene woorden welke gij overwogen hebt, mijne ziel, voegt Jezus Christus nog eene andere niet minder troostvolle belofte: Die mijn Vleesch eet, en mijn Bloed drinkt, zegt Hij, heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem ten jongden dage opwekken (2). Het H. Lichaam des Heeren is derhalve voor de ziel het onderpand van eene toekomstige zalige verrijzenis. Gelijk een koning, die eenen zijner onderdanen een prachtig kasteel toezegt, dat een
[1] Joann. VI. 48. 49. 50. 54. [2] Joann. VI. 55.
— 71 —
millioen gulden waard is, en hem tot een onderpand van deze belofte eenen ring vereert, ter waarde van een millioen gulden, zoo geeft ons Jezus Christus zijn H. Vleesch en Bloed totjeen onderpand van de eeuwige gelukzaligheid, welke Hij ons hiernamaals wil schenken,
Ach, hoe vele duizende zielen zijn voor eeuwig verloren gegaan, en hoe vele gaan er nog dagelijks verloren, omdat zij dat zalig onderpand van het eeuwige leven moedwillig versmaad en verwaarloosd hebben! O, met welk eene onuitsprekelijke glorie zullen op den grooten dag der verrijzenis die heilige zielen schitteren, welke in een goed voorbereid hart hetzelve dikwijls zullen ontvangen hebben! Zij zullen daar staan, verzekerd door de onfeilbare uitspraak van Jezus Christus, de eeuwige waarheid zelve, dat zij het eeuwige leven zullen ingaan.
Dierbare Verlosser! ach, laat mij tot het getal van die gelukkige zielen behooren, die Gij eens op den jongsten dag van alle andere zult onderscheiden, omdat zij geteekend zijn met uw H. Bloed, het Bloed van het onbevlekte Lam. Geef toch, dat zulk eene uitstekende genade niet eene reden te meer tot mijne verwerping worde. Vermeerder mijn geloof, versterk mijne hoop, ontvlam mijne liefde, tot dat ik het geluk hebbe, U van aanschijn tot aanschijn te aanschouwen !
Gebed na de meditatie. Zie bladz. 5.
■fi'rvV-'--
— 70 —
niet hehhen (1). Hierop maakt de H. Basilius de volgende bemerking; „Hij, die door den H. Doop tot het leven der genade herboren is, moet door het nuttigen van deze hemelsche spijze, dat geestelijk leven onderhonden.quot; Kon Jezus Christus den zwakken mensch een krachtiger middel geven om het leven der genade in zijne ziel te onderhouden, dan zich zei ven tot spijs te geven?
O, mijne ziel, verheug u over het onbeschrijfelijk geluk, dat gij geniet, van dat onsterfelijk brood der Engelen zoo dikwijls te nuttigen! Neen, gij zult, indien gij met zulk eene groote genade getrouwelijk medewerkt, op den weg van dit ellendig leven niet bezwijken. Indien de profeet Elias door eeu geheimzinnig voedsel, dat een Engel hem aanbood, zoo versterkt werd, dat hij veertig dagen en veertig nachten, zonder spijs of drank, tot aan den berg Horeb voortreisde; met hoeveel te meer reden moet gij dan niet vastelijk betrouwen, dat gij door het H. Vleesch en Bloed van Jezus Christus zeiven gevoed, door eene bovennatuurlijke kracht versterkt, het hemelsch Vaderland zult bereiken.
3e Punt. Drt 11. Communie is het onderpand van het eeuwige leven.
Bij de verhevene woorden welke gij overwogen hebt, mijne ziel, voegt Jezus Christus nog eene andere niet minder troostvolle belofte: Ble mijn Vleesch eet, en mijn Bloed drinkt, zegt Hij, heeft het eeuwige leven, en Ik zal hem ten jangsten dage opwekken (2). Het H. Lichaam des Heeren is derhalve voor de ziel het onderpand van eene toekomstige zalige verrijzenis. Gelijk een koning, die eenen zijner onderdanen een prachtig kasteel toezegt, dat een
[1] Joann. VI. 48. 49. 50. 54. [2] Joann. VI. 55.
millioen gulden waard is, en hem tot een onderpand van deze belofte eenen ring vereert, ter waarde van een millioen gulden, zoo geeft ons Jezus Christus zijn H. Vleesch en Bloed tot een onderpand van de eeuwige gelukzaligheid, welke Hij ons hiernamaals wil schenken,
Ach, hoe vele duizende zielen zijn voor eeuwig verloren gegaan, en hoe vele gaan er nog dagelijks verloren, omdat zij dat zalig onderpand van het eeuwige leven moedwillig versmaad en verwaarloosd hebben! O, met welk eene onuitsprekelijke glorie zullen op den grooten dag der verrijzenis die heilige zielen schitteren, welke in een goed voorbereid hart hetzelve dikwijls zullen ontvangen hebben! Zij zullen daar staan, verzekerd door de onfeilbare uitspraak van Jezus Christus, de eeuwige waarheid zelve, dat zij het eeuwige leven zullen ingaan.
Dierbare Verlosser! ach, laat mij tot het getal van die gelukkige zielen behooren, die Gij eens op den jongsten dag van alle andere zult onderscheiden, omdat zij geteekend zijn met uw H. Bloed, het Bloed van het onbevlekte Lam. Geef toch, dat zulk eene uitstekende genade niet eene reden te meer tot mijne verwerping woide. Vermeerder mijn geloof', versterk mijne hoop, ontvlam mijne liefde, tot dat ik het geluk hebbe, U van aanschijn tot aanschijn te aanschouwen !
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
— 72 —
lc Punt. Jezus Christus is onze eenige kooji.
2e Punt. Het II. Sakrameut des Altaars is onze hoop in dit teven.
3e Punt. liet TL Sakrameut des Altaars in onze hoop op ons sterfbed.
Gebed vóór de meditatie. Zie hladz. 1.
le Voorspel. Zicli verbeelden Jezus Gliristus te hooren zeggen : Betrouwt, //• hquot;h de wereld overwonnen (1).
2e Vooksi'el. Meer met hot hart dan met den mond , eene akte van hoOp bidden.
le Punt. Jezus Christus is onze eenige hoop.
Indien de menscli geene andere hoop had dan alleen voor dit leven, dan ware hij het ellendigste van alle schepselen; maar met de vaste hoop op de eeuwige on on vergankelijke kroon, die hem wacht, is hij zelf in de grootste wederwaardigheden tevreden en getroost. En wie heeft ons die zalige hoop, die zoo bemoedigende gedachte gegeven, dat het lijden van dit kortstondig leven niette vergelijken is bij de zalige onsterfelijkheid, die ons hiernamaals bereid is? Aan wien hebben wij die vertroostende zekerheid te danken, dat al onze rampen eenmaal een
[1] Joann. XIV. 33.
— 73 —
einde zullen nemen, en dat er alsdan eeuwig, eeuwige blijdschap zal zijn? Ach, aan wien anders dan aan Jezus Christus, die van den hemel is nedergedaald, om voor ons te lijden en te sterven, en door zijne oneindige verdiensten ons het verloren erfdeel des hemels heeft wedergeschonken
O, mijne ziel zonder Jezus Christus hadt gij niets dan eeuwige ellende te wachten, waarvan de ellende van dit leven slechts een kort begin moest zijn! Thans kunt gij met een kinderlijk betrouwen op Hem, die door zijn kruis de wereld heeft overwonnen, uwen hemelschen Vader, met wien gij verzoend zijt, naderen; en gewasschen door het Bloed van dat goddelijk Lam, zult gij eenmaal eeuwig Hem aanschouwen, eeuwig Hem bezitten.
Dank, duizendmaal dank, dierbare Verlosser, op wien al mijne hoop, al mijn betrouwen gevestigd is. Neen, ik zal U nimmer meer verlaten, nimmer meer uwe oneindige barmhartigheid mistrouwen.
2e Punt. Het li. Sakrament des Altaars is onze hoop in dit leven.
Jezus Christus, onze eenigc hoop, de bron van onze zaligheid, heeft ons in het allerheiligste Sakrament des Altaars zijn eigen Vleesch en Bloed, zijne Godheid en zijne Menschheid, zijne Ziel en zijn Lichaam, alles wat Hij heeft en alles wat Hij is, nagelaten ; en door dit onbegrijpelijk bewijs zijner liefde heeft hij onze hoop op de eeuwige gelukzaligheid willen versterken en vermeerderen.
O, mijne ziel, hoe menigmaal zijt gij met een beklemd en ontrust gemoed, bestormd door allerlei bekoringen, schier bezwijkende onder de krankheden uws lichaams, voor zijn H. Altaar verschenen, —- en bemoedigd, versterkt en getroost wederom heengegaan! Hoe menigmaal is het niet gebeurd, dat gij onder de veelvuldige aanvallen uwer
— 74 —
vijanden den moed zoudt verloren hebben, indien Hij n door zijn heilig Vleeseh en Bloed niet gespijzigd, en op eene wonderbare wijze gesterkt hadde, zoodat de duivel zelfs voor u beefde!
Ja, mijn Jezus! als ik aan mij zelve, aan mijne zwakheid aan mijne onstandvastigheid denk, dan zoude ik moeten wanhopen ; maar uwe, goedheid en uwe liefde, waarvan Gij mij in uw aanbiddelijk Sakrament zulk een schitterend gedenkteeken hebt nagelaten, vertroost en bemoedigt mij. Op U alleen, o Heer, is mijne hoop yeves-tigd, in eeuwigheid zal ik niet heschaamd worden (1).
3e Punt. ILet H. Sakrament des Altaars is onze hoop op ons sterfbed.
Het is vooral op uw sterfbed, mijne ziel, dat Jezus Christus uwe eenige hoop zal zijn. Dan zal de duivel zijne bekoringen vermeerderen; hij zal u, als in eenen spiegel al de zonden en misslagen van uw gansche leven voor oogen houden; hij zal u de gestrenge rechtvaardigheid van den onverbiddelijke!! Rechter, voor wien gij gaat verschijnen, herinneren, en zonder de vertroostende waarheden van den godsdienst, zoude dit alles u tot wanhoop kunnen vervoeren. Maar vrees ook dan niet; sla uwe oogen op den gekruisten Jezus, uwen Middelaar, die zijne H.H. Wonden ter voldoening uwer zonden aan zijnen hemel-schen Vader vertoont; en roep dan met Job vol vreugde en bemoedigd uit: Ik vrees niets, want ik iceet dat mijn Verlosser leeft (2)!
Ja Hij leeft, en vergeet u op dat verschrikkelijk en beslissend oogenblik niet. Zie, daar nadert Hij in de handen des priesters, Hij zelf, die uwen Rechter zal zijn; Hij
[2] Job XIX, 25,
[1] Psalm LXX. 1.
— 75 —
komt u nog op uw doodsbed bezoeken! En waarom ? Ach, die goede Herder wil u alle mistrouwen, alle vrees ontnemen; Hij wil uwe teerspijze naar de eeuwigheid zijn, uwe ziel voor het laatst van uw leven niet zijn H. Vleesch en Bloed verzadigen, en u een verzekerd onderpand van de eeuwige gelukzaligheid geven, welke Hij, ondanks uwe ongetrouwheden, voor u bereid heeft!
Kom dan, dierbare Jezus, thans reeds wil ik U ontvangen, gelijk ik U op dat plechtige oogenblik in mijn hart zou wenschen te ontvangen! Mijne onwaardigheid moest mij voorzeker doen vreezen, doch ik verfoei mijne ondankbaarheden, dit weet Gij ; ook steun ik niet op mijne verdiensten, noch op mijne waardigheid,, maar op uw dierbaar Bloed, en daarom nader ik met het volste vertrouwen.
Gebed ka de meditatie. Zie blaclz. 5.
U. MEDITATIE.
Jezus Christus, onze Middelaar.
le Punt. Jezus CUnshts is onze Middelaar aan hel kruis. 2° Punt. Jezus Christus is onze Middelaar in den hemel. 3e Punt. Jezus Chrislus is onze Middelaar in het II.
Sakrament des jLUaars.
Gebed vóór de meditatie. Zie hladz. 1.
1= Voorspel. Zich verbeelden niet den H. Stetanus den Hemel geopend te zien, en Jezus Christus aan de rechterhand zijns Vaders, voor ons ten beste sprekende.
2C Voorspel. Gebed om een groot betrouwen op de oneindige verdiensten van Jezus Christus.
z 6
— 76 —
I5 Pdnt. Jezus Christus is onze Middelaar aan het kruis.
De H. Bernarclns zag zich eens, op zijn ziekbed, voor den rechterstoel van God gebracht, alwaar de duivel hem van zijne zonden beschuldigde, en zeide dat hij den hemel niet verdiende. lïet is waar, antwoordde de Heilige, dat ik den hemel niet verdien, maar Jezus Christus heeft om twee redenen recht op denzelven: vooreerst, omdat Hij de eenige Zoon van God is, en ten anderen, omdat Hij het paradijs door zijnen dood heeft veroverd; het eerste recht behoudt Hij voor zich zeiven, en liet tweede wil Hij mij afstaan; en daarom vraag ik den hemel, en hoop met een vast betrouwen, denzelven te bezitten.
Gij kunt hetzelfde zeggen, mijne ziel; ook voor u is Jezus Christus in de grootste folteringen aan het kruis gestorven, en heeft den schuldbrief, waarop het vonnis uwer verdoemenis was geschreven, met zich aan het schandhout vastgeklonken en vernietigd. Ach ! welke grootere liefde kan de hemelsche Vader u toch bewijzen, dan dat Hij, op zijnen gekruisten Zoon wijzende, u toeroept: Mijn kind, ziedaar uwen Middelaar; draag zijne oneindige verdiensten aan mijne rechtvaardigheid op. en Ik zal voldaan zijn; gij hebt alsdan niets meer te vreezen; — en dat de Zoon tot u zegt: dierbare ziel. Ik sterf voor ii; neem Mij, en red u zelven van de hel, welke gij voor uwe zonden verdiend hebt.
2e Punt. Jezus Christus is onze middelaar in den hemel.
Kindertjes, zoo schrijft ons de Apostel dien Jezus lief had, zondigt niet; maar indien (jij gezondigd hebt, weet dat wij een Voorspreker hehhen bij den Vader. Jezus Christus den rechtvaardige (1). Jezus Christus houdt na
(1) I Jonnn. IU. 1.
— 77 —
zijnen dood niet op, onze Middelaar bij zijnen en onzen Vader te zijn; ook thans nog is en blijft Hij onze liefderijke Voorspreker; en volgens de vertroostende woorden van den H. Apostel Panlus is Hij aanhoudend voor ons bezorgd, om genade en barmhaïtigheid voor ons te verwerven, door de verdiensten zijner heilige Wonden; welke Hij tot voldoening onzer zonden aan zijnen hemelschen Vader vertoont.
O mijne ziel, welke vertroostende waarheden! Ach, lioe menigmaal hebt gij reeds op den rand van den afgrond der hel gewandeld, gereed om voor eeuwig in den-zelven neder te storten, en heeft die goede Verlosser zijne heilige Wonden tot uwe verzoening zijnen vergraniden Vader in den hemel aangeboden! En wat zoude er thans nog van u geworden, indien Hij niet gestadig bezig ware, om uwe fouten en gebreken met den mantel zijner barmhartigheid tc dekken, en n niet door overvloedige genade en sterkte voor het hervallen in de zonde behoedde!
3° Punt. Jezus Christus is onze middelaar ia het H. Sacrament des Altaars.
Het was iu denzelfden nacht, toen de booze Joden het lijden en den dood van Jezus besloten, dat die goede Verlosser, niet tevreden met al die smarten voor onze zonden vrijwillig te aanvaarden, enkel bedacht was om aan de menschen een nieuw bewijs zijner liefde te geven, en als Priester der nieuwe wet, het H. Sakrament des Altaars instelde, om, gelijk de H. Kerkvergadering van Trente zich uitdrukt, de offerande van zijn kruis, zijn verheven middelaarschap op aarde, tot aan hot einde der wereld te hernieuwen, en op eene onbloedige wijze voort te zetten. Daarom zegt de Apostel Panlus: Zoo dikwijls (jij dit brood zult eten, en dezen kelk zult drinken, zult gij den
— 78 —
dood des Tleere.n verkondigen, tot dat Hij home (1); en de H. Kerk noemt dit aanbiddelijk Mysterie „eene gedachtenis van het lijden des Heeren.quot;
O mijn Verlosser! ik kan waarlijk niets te veel doen, om aan zulk eene onbegrijpelijke liefde te beantwoorden.. Ach, wanneer de menschen mij eene of andere weldaad bewijzen, ben ik zoo dankbaar, en dan weet ik niet wat ik zal doen, om hunne goedheid eenigszins te vergelden. En zoude ik dan ongevoelig zijn jegens U, mijnen grootsten Weldoener, mijnen barmhartigenMiddelaar? Neen, neen, dit zij verre van mij, ik zal U op alle mogelijke wijzen beminnen en dienen; en vooral, wat U zoo hoogst aangenaam is, door de verdiensten van uw heilig lijden bij U de middelares zijn van mijne ongelukkige broeders en zusters, die U nog niet kennen, of U niet beminnen.
Gebed na de meditatie. Zie hl ad:. 5.
III. MEDITATIE.
Jezus Christus, de Bruidegom der zielen.
le Punt. Jezus Christus onze hruidegoM door zijnen dood.
2° Pukt. Jezus Christus onzi Bruidegom djor onzen heiligen staat.
3e Pust. Jezus Christus onze Bruidegom in de 11. Com-munie.
Gebed vóór de meditatie. Zie hladz. 1.
Ie Voorspel. Zich verbeelden Jezus Christus te zien met eenen ring in zijne hand, bestemd voor al diegene, welke zijne bruiden willen worden.
(1) I. Cor. XI. 26.
— 79 —
2« Voorspel. De genade vragen, om Jezus Christus als den Bruidegom uwer ziel, getrouw te beminnen.
le Punt. Jezus Christus, onze Bruidegom door zijnen dood.
Jezus Christus is, door zijn lijden en door zijnen dood, de Bruidegom onzer zielen, en wel een Bruidegom des Bloeds geworden. Onder de bitterste pijnen en versmadingen, heeft Hij met de zielen welke Hij van de slavernij des duivels vrijkocht, een geestelijk verbond aangegaan, hetwelk Hij door zijnen dood heeft bezegeld. Hij verlangt dus billijker wijze, dat de zielen die zich zijne bruiden noemen, en Hem als haren Bruidegom erkennen. Hem ook de liefde van eene getrouwe en1 standvastige bruid bewijzen.
Ook gij, mijne ziel, hebt het geluk, eene bruid van dien Bruidegom des Bloeds te wezen ; ook u heeft Hij, ten koste van zijn leven, van den eeuwigen dood vrijgekocht. Bemint gij uwen Bruidegom wel ? Gedenk, dat Hij een naijverig Bruidegom is, die geene verdeelde harten kan dulden ; Hij wil dat de harten zijner bruiden Hem alléén en onverdeeld toebehooren. Hij heeft hierop het volste recht, want Hij, uw Bruidegom, is tevens uw God, uw Heer en Meester, uw Weldoener, uw Vader, uw Verlosser.
2e Pknt. Jezus Chrhtus onze Bruidegom door onzen heiligen staaf.
Gij hebt het geluk, mijne ziel, van boven duizende andere zielen, door Jezus Christus bevoorrecht te zijn; Hij heeft met u in het bijzonder een verbond aangegaan, dat ii nog veel inniger, dan vele andere nienschen, aan Hem verbindt; Hij heeft u tot den religieuzen staat gebracht, en door de drie HH. Geloften van armoede, gehoorzaamheid
— 80 —
en zuiverheid, is uwe ziel op eene meer bijzondere wijze zijne bruid geworden. Welk eene eer voor u! Welke getrouwheid zijt gij Hem voor zulk eene uitstekende weldaad niet verplicht! Gij hebt mij niet uitverkoren, zegt Hij, ma' r Ik heb u uiiverkoreu, ew Ik heb lo gesteld, omdat (jij vruchten zoudet voorbrengen, en opdat mee vruchten zouden blijven (1). 0, iiidien gij Hem getrouw blijft, en de vruchten uwer goede werken gestadig toenemen, welke hulp en ondersteuning kunt gij dan niet van zulk eenen alvermo-o'enden Bruidegom in dit leven verwachten, en welke troost
o o
zal deze verhevene titel niet op uw sterfbed zijn !
3e Punt. Jezus Christus, onze Bruldecjom in de II. Communie.
Jezus Christus, de goddelijke Bruidegom, bemint zijne bruiden, de zielen welke Hij door zijn dierbaar Bloed heeft vrijgekocht, zoo zeer, dat Hij haar met zijn eigen Lichaam spijzigt: en door dit ondoorgrondelijk Mysterie gaat Hij met haar een nieuw verbond van liefde aan, waartoe Hij de Engelen des hemels zeiven niet heeft uit-genoodigd. De heilige Thomas noemt liet aanbiddelijk Sakranient des Altaars dan ook het Sakrament van liefde, omdat Jezus Christus, gelijk de heilige kerkvergadering van Trente zegt, in hetzelve al de rijkdommen zijner liefde heeft uitgeput.
0 mijn dierbare Verlosser! wat toch kondet Gij aan uwe bruiden meer geven, dan U zeiven? Wat kunt Gij haar, na zulk een onwaardeerbaar geschenk, nog meer gevenV Ja, Heer, wat mij betreft, ik gevoel dat Gij mij nog iets kunt geven : iets, zonder hetwelk al uwe liefde jegens mij niet alleen nutteloos zoude wezen, maar zelfs tot mijne grootere verdoemenis zoude strekken. Ach! het is
(1) Joann. XV 16.
— 81 —
eene groote, eene getrouwe en standvastige wederliefde welke ik U ootmoedig afsmeek, eene edelmoedige en vurige dankbaarheid; met één woord, ik smeek U, dat Gij van mijne ziel eene ware, eene ijverige bruid gelievet te maken, die U getrouw blijve tot in den dood. Schenk mij ook nog- deze genade; Gij kunt mij dezelve niet weigeren, en indien ik deze bezit, dan ben ik rijk genoeg, en verlang ik niets meer.
Gebed na de meditatie. Zie bladz. 5.
I. M E D I T A TI E.
le Punt. Jezus Christus zal eenmaal onze Rechter zijn. 2e Punt. Wij moeten onzen Hechter meer leminnen dan vreezen.
3e Punt. Jezus Chridm toont in het II. Sakrament des Altaars, dat Hij een genadige Rechter wil zijn. Gebed voor de meditatie. Zie Bladz. 1. le VooESPEFi. Zich Jezus Christus voorstellen, gezeten op zijnen rechterstoel, zeggende: Komt gezegenden mijns Vaders, hezit het rijk, dat voor u bereid is (1) !
2e Voorspel. De genade vragen, om den staat van uw geweten in goede orde te houden.
le Punt. Jezus Christus zul eenmaal onze Rechter zijn. De hemelsche Vader heeft aan Jezus Christus, zijnen
(1) Matth. XXV. 34.
— 82 —
welbeminden Zoon, alle maclit gegeven in den Hemel en op aarde, en Hem als rechter over levenden en dooden aangesteld. Alle menschen, zegt de Apostel, zullen vuur den rechterstoel van Jezus Christus moeten verschijnen (1), om rekenschap te doen van geheel hun leven, van al hunne eigene zonden, van alle vreemde zonden, van al de genaden welke zij hebben ontvangen, van het goede dat zij verzuimd hebben, van het goede dat zij kwalijk en zonder hooger inzicht zullen gedaan hebben, van iedere gedachte, ieder woord, ieder werk.
Ook voor u zal dat geduchte oogenblik eenmaal aanbreken. Nauwelijks zal uwe ziel door den dood van het lichaam gescheiden zijn, — uwe bloedverwanten en uwe Medezusters zullen nog weenende rondom uw doodsbed staan, en reeds zal de rechtvaardige Rechter uw vonnis voor de geheele eeuwigheid beslist hebben.
Zoudt gij niets te vreezen hebben, indien dat verschrik-. kelijk uur thans voor u geslagen hadde? Wat zegt uw geweten? Doe haastiglijk hetgeen gij doen wilt; nog is het dag, nog kunt gij werken; wellicht zal spoedig de dag aanbreken, waarop gij te vergeefs zoudt wenscheu, voor uwe zaligheid meer ijver gehad te hebben. Onderzoek u zelve in de tegenwoordigheid van Jezus.
2e Punt. Wij moeten onzen Hechter meer beminnen, dan vreezen.
Het is waar, mijne ziel, dat gij voor den verschrikke-lijken dag des oordeels moet vreezen, en alles in het werk stellen, om u een zalig vonnis te verwerven; het is evenzeer waar, dat gij ook uwen Rechter moet vreezen; dat gij ook de kleinste zonde, welke Hem zoude kunnen
(1) Kom. X1T. 10
*
— 83 —
vergrammen, moet verfoeien en vermijden, cn dat gij die, welke gij het ongeluk hebt gehad te bedrijven, door eene standvastige boetvaardigheid moet trachten uit te ■vvisschen;—maar van den anderen kant is en blijft het voor elk goed Christen eene troostende waarheid, dat onze rechter Jezus zal zijn, de goede Jezus, die hier zoo veel voor ons heeft willen lijden, de menschelijke ellende zelf heeft ondervonden, die nooit eenen zondaar van zich heeft afgewezen, ja zelfs den goeden moordenaar aan het kruis vergiffenis schonk. „Wat vreest gij, zondaar,quot; zegt de H. Thomas van Villanova, „wat vreest gij, indien gij nwe zonden verfoeit? Zal Jezus u kunnen veroord eelen. Hij die gestorven is, om n niet te moeten veroordeelen?quot;
Welaan, mijne ziel, houd goeden moed! Jezus Christus, ten hemel opklimmende, heeft zijne HH. Wonden in zijn heilig Lichaam behouden, en vertoont dezelve voor uwe zaligheid aan zijnen hemelschen Vader. Mocht gij ook in het verledene gezondigd hebben, uw Rechter wil fkn dood van den zon.laar niet, maar dat hij zich bekeere en leve (1). Werp u dus met vertrouwen in zijne armen, en leef getrouwelijk voor hem; dan hebt gij niets te vreezen , en eenmaal zult gij eeuwig met Hem leven.
S1- Pont. -Jezus Christus toont in liet 7/. Sahrament des Altaars, dat Hij een genadige Hechter wil zijn.
Jezus Christus, die onze Rechter zal zijn, toont ons in het H. Sakrament des Altaars op eene aandoenlijke wijze dat Hij voor de rechtvaardige zielen een genadige Rechter zal zijn. Dag en nacht woont Hij in ons midden, opdat wij Hem ten allen tijde zouden kunnen bezoeken, en dikwijls Hem in ons liart zouden komen ontvangen. Ja zelts eene der voornaamste redenen, waarom Hij in ons midden wil verblijven, en in ons hart wil nederdalen, is: dat Hij
(1] Ezech. XVIII. 23.
— 84 —
ons Avil aansporen om Hem dikwijls de genade van eenen zaligen dood af te smeeken, eu in ons de vrees voor liet toekomstig oordeel wil verminderen.
O, mijne ziel, welk een geluk voor n ! Het is dus in uwe niaclit, u eenen genadigen Rechter te verschaffen. Wat hebt gij te vreezen, als gij in de vriendschap zijt van Hem zei ven, die uw vonnis moet uitspreken, en die, alvorens gij voor zijne rechtbank verschijnt, u nog met zijn eigen Vleesch en Bloed wil voeden ? A Is God met mis is, ivie zal dan legen ons zijn (1) V
O mijn aanbiddelijke Verlosser! met een groot betrouwen nader ik nog heden tot den troon uwer barmhartigheid en liefde, dien Gij in het H. Sakrament des Altaars hebt opgericht. Ik wil U ontvangen als mijnen oppersten Rechter, en in dezelfde gemoedsgesteldheid, als ik zoude wenschen U op mijn sterfbed te ontvangen. Wanneer Gij in mijn hart zult rusten, zal ik U vurig bidden om eene genade, die ik U nimmer genoegzaam kan afsmeeken, om de genade namelijk van eenen heiligen dood, en van eenmaal aan uwe rechterhand onder de uitverkorenen gesteld te worden.
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
II. M E DIT A TIE.
Jezus Christus, de deur des hemels.
le Punt. Jezus Christus is de deur des hemels.
2e Punt. Jezus Chrislas wenscht vurig, ons den htmil
te laten binnentreden,
3e Punt. Jezus Christus is vooral in het H. Sakrament des Altaars de deur des hemels.
(1) Kom. TUI. 31.
— 85 —
Gebed vóór de meditatie. Zie hladz. 1.
le Voorspel. Zich verheelden Jezus Cliristus te liooren zeggen : Ik hen de deur; indien Iemand door iv.ij binnen gaaf, sol hij mlig worden (1).
2e Voorspel. De genade vragen, om nanwendood de deur des homels geopend te vinden.
le Punt. Jezus Christus is de deur des hemels.
Jezus Christus noemt zich zei ven de deur des hemels, welke wij moeten ingaan om zalig te worden. Door de zonde van Adam, die tot alle inenschen is ovSjeg-aan,
o o
was de deur des hemels voor altijd gesloten, eu de deur der hel voor het zondige geslacht van Adam geopend. Welke onuitsprekelijke liefde van den Zoon Gods, dat Hij toen door zijn lijden en door zijnen dood voor Let schuldige menschdom heeft willen voldoen, den kop van de helsche .slang heeft willen verpletteren, en ous allen wederom in het hezit van het rijk des hemels heeft willen stellen !
Maar Jezus Christus is niet alleen de deur des hemels, omdat Hij bij zijne glorierijke Hemelvaart de deur des hemels voor ons heeft geopend; Hij is en blijft nog altijd, tot aan het einde der wereld, de eenige deur, zonder welkt» er geen ingang tot den hemel mogelijk is. Wilt gij dus zalig worden, mijne ziel, dan moet gij tot de verdiensten van Jezus Christus uwen toevlucht nemen, ijverig de HH. Sakramenten ontvangen, aandachtig naar zijne inspraken luisteren, en zijne voorbeelden trachten na te volgen ; ziedaar de sleutels, welke ons door Jezus Christus, die de eei ige deur is, onfeilbaar den Hemel ontsluiten.
(1) Joanu. X. 9.
— 8G —
2e Punt. Jezus Christus wenscht vurirj, ons den hemel ia laten Vinnen treden.
Jezus Christus verlangt vnrig, dat alle menschen door Hem den hemel binnen gaan, en daartoe laat Hij het niemand aan de noodige gènade ontijreken; allen, zonder uitzondering, geeft Hij de sleutels in de hand, waarmede zij zei ven, indien zij oprechtelij k willen, de schatkamers des hemels kunnen openen. Eenigen echter geeft Hij ijzeren sleutels, anderen wederom zilveren sleutels, en aan eenige uitverkorenen zielen, eindelijk, heeft Hij gouden sleutels gegeven. Hij heeft daartoe het volste recht, want Hij is de eenige en opperste Meester van alles, en kan zijne geschenken, die altijd gaven zijner barmhartigheid zijn, en waarop niemand uit zich zeiven aanspraak heeft, uitdeelen aan wie Hij wil en zoo als Hij wil.
Aan u, mijne ziel, heeft de barmhartige Verlosser inderdaad gouden sleutels gegeven, met welke gij, indien gij ze tot uw ongeluk niet verdraait, zonder veel moeite den hemel kunt openen. Welken overvloed van genaden toch schenkt Hij u niet in den religieuzen staat! Neen Hij heeft zou met alle volkeren niet gehandeld (1) ! Waarlijk, Hij verdient wel, dat gij met de grootste getrouwheid aan zoo vele genaden medewerkt; anders zoude het te vreezen zijn, dat gij eenmaal, gelijk de vijf dwaze maagden, te vergeefs aan de deur der hemelsche bruiloftszaal aankloppen, en deze treurige uitspraak zoudet vernemen ; Voorwaar. Ik ken u niet (2).
3e Punt. Jezus Christus is vooral in h'd II. Sakrament des Altaars de deur des hemels
Jezus Christus toont ons vooral in het H. Sakrament des
[2j Matth. XXV. 12.
[IJ Psalm. CXLVII. 20.
87
Altaars, dat Hij de deur des Hemels is, door welke Hij vurig verlangt dat wij binnengaan om zalig te worden. Daarom smeekt Hij ons niet alleen, dat wij zijn H. Vleescli en Bloed zouden komen nuttigen, maar zelfs bedreigt Hij cns niet het verlies van het eenwig leven, indien wij weigeren aan zijne minzame uitnoodiging te voldoen: Voorwaar, voorwaar. Ik zeg het u, roept Hij met nadruk uit, indien (jij het Vlecsch van den Zoon des vienscJten niet eet en zijn Blo; l niet drinkt, zult gij het leven in u niet hebben (1).
O, mijne ziel, verheug n dus; loof en dank uwen barmhartigen Verlosser; want indien gij Hem in nw hart bezit, dan hebt gij de deur des Hemels, ja den Heer des hemels, en den oppermaehtigen üitdeeler van de schatten des hemels gevonden; en wat zondt gij dan nog méér kunnen verlangenquot;? Hij zelf heeft het gezegd: Die mijn Vleesck eet, en. mijn Bloed drinkt, blijft in Mij, en Ik in hem, (2); blijf Hem dus getrouw, en noch dood noch hel zal u van Hem kunnen losrukken.
Ja, mijn Zaligmaker, ik zal U getrouw blijven. Ik weet, dat gij gezegd hebt: Die Mij eet, za' ook voor Mij leven; die dit brood eet zal eeuwig leven (3) Ik zal U dus dikwijls komen nuttigen; mij met het H. Brood, met uw H. Lichaam en Bloed, spijzigen, om voor U, geheel en alleen voor U te leven, opdat ik eens in alle eeuwigheid met tf in den hemel leve.
Gebed na de meditatie. ' Zie blad.:. 5.
(1) Joann, VI. 54. (2) ld. 57, (3) ld, 58. 59,
— 88 —
Jezus Christus, onze Leermeester.
lc Punt. Jld (jelui-, van Jezus tot Leermeester te hebben. 2' Punt. Hoe zeer wij vèrpliclit zijn, aan zijne heilige
lessen te heantwoordeiu 3C Punt. Zijn aanhiddelijk Sakrament is de leerstoel, waarop !Lij ons vooral de ootmoedigheid en de zachtmoedigheid leert.
Gebed took de meditatie. Zie hladz. 1.
Ie Voorspel. Zich verbeelden onder eenige duizende niehsclieu te staan, die Jezus Christus omringen en aandachtig naar zijne leer luisteren.
2e Voorspel. Een vurig gebed tot Jezus Christus, om de ware wijsheid van Hem te bekomen.
1° Punt. Het gelul-, van Jezus tot Leermeester te hebben.
Jezus Christus is in deze wereld gekomen om ons van de slavernij des duivels te verlossen, en ons te leeren, wat wij moeten doen om zalig te worden. Die goddelijke Leermeester wilde zelf, alvorens zijn heilige leering te verkondigen, al die deugden beoefenen, welke Hij verlangde dat zijne leerlingen zonden navolgen. Dertig jaren lang leefde Hij in stille afzondering te Nazareth, in gehoorzaamheid en armoede, en nog geen drie jaren bracht Hij over, om aan de wereld zijne heilige leer te verkondigen; maar aan zijne Apostelen en hunne opvolgers zeide Hij ; Gaat en onderwijst all- volkeren (1).
Ook gij, mijne ziel, hebt het geluk, dat gij in de zalige leer van Jezus zijt opgevoed en onderwezen; maar
Mattli. XXVIII. 19.
— 89 —
hoo menigmaal hebt gij zijne heilige lessen verwaarloosd, hoe menigmaal naar zijne heilige inspraken niet geluisterd! Is dat dan de dankbaarheid welke gij Hem verschuldigd zijt, voor eene weldaad, welke nog zoo vele duizende heidenen, ongeloovigen. Joden en ketters moeten derven? Is iedere geestelijke lezing welke gij doet of hoort doen, niet eene onderrichting, welke Hij zelf door middel van dat boek u geeft? En welk nut trekt gij er uit? Wordt gij daardoor ootmoediger, verstorvener, gehoorzamer? De eerste en voornaamste les, welke die goddelijke Leermeester ons heeft gegeven, en welke Hij zelf zoo volmaakt beoefend heeft, is: Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig en nedemj ran harte heu (1); denk hieraan, en houd u verzekerd, dat gij niet tot de ware leerlingen van Jezus behoort, indien deze twee deugden niet uwe lieve-lingsdeugden zijn.
2e Punt. Jloezèèf wij verplicht zijn, aan de lieUige lessen van Je zus Christus te heanhcoorden.
Wanneer men de brieven der Missionarissen leest, en daarin verneemt, welken vurigen ijver die arme wilden aan den dag leggen, om Gods woord te hooren; hoe zij soms uren ver, door de hitte der zon verschroeid, komen toesnellen, om de li. Geheimen bij te wonen, of het cliris-telijk onderwijs aan te hooren, dan moet men inderdaad blozen van schaamte, dat wij, christenen, zoo onverschillig, zoo lauw en traag voor onze eigene zaligheid zijn. Ach is het niet te vreezen, dat die arme wilden op den dag des oordeels onze rechters zullen zijn?
Eu gij, mijne ziel, die het geluk hebt van voorrechten te genieten, welke duizende Christenen zelfs niet kennen.
[1] Mat Vli. XI. 29,
— 90 —
vreest gij niet voor de rekenschap, welke gij eenmaal hierover zult moeten afleggen? Doch gij hebt niets te vreezen, als gij eene gehoorzame en aandachtige leerling van uwen goeden Meester zijt, als gij uwe meditatiën, het onderzoek van uw geweten, uwe geestelijke lezingen, de bezoeken bij het H. Sakrament, zoo goed mogelijk verricht, en u overigens in de handen zijner barmhartigheid overgeeft.
3® Punt. Zijn aanbïdddijh Sah'ament is de. leerstoel. Kaarop Hij ons vooral de ooimoedigheid en de zachtnioedvj-heid leert.
Gij hebt reeds overwogen, mijne ziel, dat de ootmoedigheid en de zachtmoedigheid de lievelingsdeugden van Jezus zijn, en dat Hij ons in zijn H. Evangelie dezelve bijzonder op liet hart drukt'. Hij predikte ons deze twee beminnelijke deugden, toen Hij in eene armoedige krib, op stroo, onder de beesten, wilde geboren worden, en gedurende geheel zijn leven leed- Hij armoede, versmading, vervolging, en eindelijk den pijnlijksten en schandelijksten dood. Intusschen predikt die goddelijke Leermeester ons nog dagelijks deze schoone deugden in zijn aanbiddelijk Sakrament. Aldaar schuilt Hij onder de nietige gedaante van brood; Hij wordt door ongeloovigen en ketters veracht, bespot, zelfs mishandeld en onteerd door de heiligschennissen en oneerbiedigheden van de slechte en lauwe christenen: en nochtans schijnt Hij dat alles niet te bespeuren; Hij verdraagt dat alles met eene onuitsprekelijke zachtmoedigheid, om ons door zijn voorbeeld te onderrichten, en ons et geluk te verschaffen, van Hem te kunnen ontvangen.
O liefde van mijnen God! aan welke vernedering en versmading hebt Gij U onderworpen, om mij te onderrichten en uwe liefde te bewijzen! Ach hoe kan ik dan
nog zoo hoovaardig en zoo gramstorig wezen! Jezus, zachtmoedig en nederig van harte, ik smeek U, geef mij een hart, gelijk aan het uwe.
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
I. MEDITATIE.
Jezus Christus, de opperste schoonheid.
le Punt. Jezus Christus deelt zijne schoonheid aan onze ziel mede.
2|: Punt, Jezus Christus versiert onze ziel in de II. Communie.
3e Punt. Jezus Christus verlangt, dat de mensch zorgvuldig zijne ziel versiere, alvorens Hem te ontvangen.
Gebed vóór de meditatie. Zie bladz. 1
le Voorspel. Zich verbeelden Jezus Christus in al zijne schoonheid en zijnen luister in den hemel te zien, en de Engelen en Uitverkorenen, die in eene zalige verrukking Hem aanschouwen.
2e Voorspel. Bidden, dat Jezus uwe ziel met allerlei deugden gelieve te versieren.
1= Pust. Jezus Christus deelt zijne schoonheid aan onze ziel mede.
De koninklijke profeet noemt Jezus Christus de schoonste onder de kinderen der menschen. En inderdaad, welke schoonheid zal men kunnen vergelijken bij die van Jezus z 7
Christus, God en Menscli, voor wien de Engelen, in eene zalige verrukking nedergeknield, het eeuwig loflied zingen :
lleilig, Jieilig, heilig! Het Lam dat gedood is, is waardig i-e ontvangen macht, en Godheid, en wijsheid, en sterkte, en eere, cn prijs en lof (1)! Nochtans had God door een rechtvaardig vonnis den menscli veroordeeld, om deze opperste schoonheid nimmer te aanschouwen; en eene eeuwige duisternis zou de plaats zijner bestemming geweest zijn, indien Jezus Christus zelf den glans zijner majesteit en schoonheid, om zoo te spreken, niet had verlaten, om den menscli de schoonheid weder te geven, welke de zonde hem had ontroofd. En wie zal thans de schoonheid beschrijven, welke Jezus Christus door de verdiensten van zijn dierbaar Bloed aan die zielen mededeelt, welke Hij in staat van genade stelt? De glans der zon, die der maan, en die van de ontelbare sterren aan het uitspansel, ja, de schoonheid van al het geschapene, kan bij deze schoonheid niet vergeleken worden.
O mijn Jezus! ook mijne ziel hebt Gij ten koste van uw heilig Bloed met die hemelsche schoonheid versierd, toen Gij mij in het H. Doopsel tot uw kind, tot medeerfgenaam des hemels, hebc aangenomen; en ik, ongelukkige, ik heb deze schoonheid door de zonde bezoedeld, en alzoo uw dierbaar Bloed als met de voeten getreden! Ach, ik smeek U om vei-geving; laat, bid ik U, mijne ziel de schoonheid, welke Gij haar thans in uwe barmhartigheid hebt wedergegeven, toch nimmer meer verliezen.
2e Punt. Jezus Christus versiert onze ziel in de H. Communie.
Het was voor de liefde van Jezus Christus niet genoeg, door zijn lijden en door zijnen dood, onze zielen van de
(1) Apoc, V. 12,
— 93 —
smet der zonde te reinigen, Hij wilde den ondankbaren mensch in die zelfde schoonheid wederom herstellen, en in het H. Sakrament van boetvaardigheid, met het witte bruiloftskleed der genade op nieu1quot; versieren, zoo dikwijls hij het ongeluk had, hetzelve door de zonde te verliezen. Ja, zijne oneindige liefde gaat nog verder: Hij wil zelfs de zielen die in zijne vriendschap leven, niet zijn eigen Vleesch en Bloed voeden, en haar hierdoor op cene meer bijzondere wijze aan zijne hemelsche schoonheid deelachtig maken. Over zulle een wonder van liefde staan de Engelen zeiven verbaasd; met den diepsten eerbied aanbidden zij hunnen God en Schepper, die in het hart van den mensch woont; zij kunnen niet genoeg de schoonheid bewonderen van die ziel, welke door het Bloed van eenen Godmensch als rood geverwd is.
O mijn Zaligmaker! als ik door uw H. Lichaam verzadigd ben, dan kan ik met den Apostel uit de volheid mijns harten uitroepen: IFie zal ons al zoo kunnen scheulen van de liefde van Christus? droefheid? of anyst? of Jonger ? of naaldheid? of gevaar? of vervolging ? of zwaard? Ik hen verzekerd, dat noch dood, voch leven, noch ]lt;}n-gelen, noch Machten, noch Krachten, noch het tegenwoordige, noch het toekomende, noch sterkte, noch hoogte, noch diept:', noch eenig ander schepsel het vermag, ons ie scheiden van de liefde Gods in Christus Jezus onzen Heer (1).
oe Punt Jezus Christus verlangt, dat de mensch zorgvuldig zijne ziel versiere, alvorens Hem te ontvangen.
O, hoe aangenaam, hoe welgevallig moet niet in de oogen van den hemelschen Vader eene ziel zijn, welke
Rom. VIII. 35. 38. 39.
— 94 —
Hij zoo innig vereenigd ziet met dien welbeminden Zoon, in wien Hij al zijn welbehagen gesteld heeft! Maar welke droefheid, welken hoon doet men niet den Vader en den Zoon aan, wanneer men tot de H. Tafel, tot het brood der Engelen nadert, en den Koning der Engelen en Heiligen in een hart ontvangt, waarin duizende vlekken en gebreken zijn, die aan zijne reine oogen zoo uiterst mishagen! Zulk eene Communie is wel geene heiligschennis, maar men bindt daar, als het ware, de barmhartige handen van dien goeden Verlosser, die zoo vurig verlangt ons met al zijne schatten te verrijken. Doch het is nog niet voldoende, zijne ziel ook van de geringste vlekken dei-zonde gezuiverd te hebben; om dien grooten God te ontvangen, moet men zijne ziel ook versieren met bloemen van deugden en goede werken ; dit vereischt de hooge waardigheid van den Koning der koningen, die in dezelve zijnen intrek wil nemen.
Lieve Jezus! wat zal ik U thans zeggen ? Gij kent mijne armoede, mijne ellende en naaktheid; en nochtans wilt Gij nog heden in mijn hart nederdalen. Gij, mijn God, die de opperste schoonheid zijt; en dat in een hart, dat met zoovele fouten en gebreken bevlekt is ! Ach, ik moest mij om mijne onwaardigheid van uwe H. Tafel verwijderen; maar Gij noodigt mij met zooveel goedheid uit, dat ik mij van U niet durf verwijderen. Kom dan, mijn lieve Jezus! kom in mijn hart; misschien is het de laatste maal van mijn leven; misschien zal ik nog heden voor uwen rechterstoel verschijnen !
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
— 95 —
Jezus Christus, het licht der wereld.
lc Pünt. Jezus C/r'istus verlicht ons door zijne genade. 2e Punt. Jezus Christus is ons licht in het II. Sakrament des Altaars.
3e Punt. Rij verlicht ons bovenal in de H. Communiquot;.
Gebed vóók de meditatie. Zie hl adz. 1.
le Voorspel. Zich verbeelden Jezus Christus te hooren zeggen; Ik hen het licht der wereld, die Mij navolgt, wandelt niet in de duisternis. (!)•
2e Voorspel. De genade vragen om aan de heilige inspraken van God getrouw te beantwoorden.
1= Punt. Jezut Christus verlicht ons door zijne genade.
Vóór de komst van Jezus Christus was de geheele aarde in eene dikke duisternis van onwetendheid, afgoderij en boosheid gehuld. Maar de Zoon van God, de ware zon der gerechtigheid werd geboren, en eensklaps was de gedaante der aarde vernieuwd. Hij was dat waarachtig licht dat alle menschen die in deze wereld komen, verlicht; Hij was de Leeraar en Zaligmaker van allo menschen, Hij was in de wereld en de wereld is door Hem gemaakt, en de wereld heeft Hem niet gekend; Hij kwam onder de zijnen, en de zijnen helihen Hem niet aangenomen; maar aan allen die Hem hehhen aan genomen, heeft Hij de macht gegeven, om kinderen Gods te worden, diegenen namelijk, die in zijnen Naam geloren (2).
O mijn Verlosser, goddelijk licht dezer wereld! door U heb ik dan het geluk, een kind van God te zijn; ook mij hebt Gij, toen ik als een kind van gramschap in
(1) Joann, VIII. 12. (2) Joann. I. 9 — 12.
— 90 —
deze wereld kwam, door het H. Doopsel met het licht des geloofs bestraald, en toen ik daarna het ongeluk had, van den goeden weg af te dwalen, hebt Gij mij, door buitengewone verlichtingen den ellendigen staat mijner ziel doen kennen, en tot boetvaardigheid gebracht. Ik dank U hierover uit den grond mijns harten, alsook voor die menigvuldige heilige inspraken, waarmede Gij thans nog voortdurend mij verlicht, vertroost en bemoedigt. Ach, geef dat zoovele genaden de heilzaamste vruchten dragen, en dat ik ü eenmaal in den glans uwer heerlijkheid , in den hemel aanschouwe!
2e Punt. Jezus Christus is ons Hcht in hel TL Sakrament des Altaars.
De wolk welke des daags, en de vuurkolom die des nachts de Israëlieten door de woestijn naar het beloofde land geleidde en voorlichtte, waren afbeedsels van Jezus Christus die, in het allerheiligste Sakrament des Altaars ons met zijne goddelijke tegenwoordigheid vereert, en ons door de woestijn van dit aardsche leven naar het land dei-uitverkorenen voorlicht. De H. Vincentius a Paulo en vele andere Heiligen ondernamen nooit eeiie gewichtige zaak, zonder dat zij eerst aan den voet des altaars dat goddelijk licht, de eeuwige Wijsheid, die in zijnen H. Tabernakel rust, hadden geraadpleegd.
En gij, mijne' ziel, zijt gij ook wel doordrongen van deze groote waarheid van uw H. Geloof? Gij zegt, dat gij gelooft, dat Jezus Christus aldaar wezenlijk tegenwoordig is; dat gij zelfs bereid zijt, voor de belijdenis van deze waarheid uw bloed te vergieten; maar hoe komt het dan, dat gij in uwe twijfelingen en moedeloosheden zoo dikwijls verzuimt uwen goddelijken Leermeester en Raadsman te raadplegen, en voor hem uw hart gesloten houdt?
Neen, uw geloof is niet levendig, het kwijnt; verootmoedig u voor uwen Zaligmaker, vraag Hem oprechtelijk om vergiffenis, en is in de toekomst uw hart dor, onvruchtbaar en twijfelmoedig, laat het dan beschijnen door de stralen van die goddelijke zon der gerechtigheid, die het door het vuur der goddelijke liefde zal verwarmen, verkwikken en verlichten, en weldra zal u niets te zwaar, niet te moeielijk vallen.
3e Punt. Hij verlicht ons bovenal tie 11. Communie.
Het is vooral in de H. Commuuie, w.uineer Jezus Christus, dat goddelijk licht der wereld, dat brandend vuur van liefde, zich met het hart van den mensch zoo innig vereenigt, dat alle duisternissen uit de ziel verdwijnen, en voor allerlei hemelsche verlichtingen plaats maken. 0, hoe vele zielen hebben, met Jezus Christus in hun hart, de ijdelheid van al het aardsche, de schoonheid en beminnelijkheid van het hemelsche, de liefelijkheid der deugd en de boosheid der zonde ingezien, de wereld met al hare vermaken edelmoedig vaarwel gezegd, en zich voor altijd aan den dienst van dien goddelijken Bruidegom der zielen toegewijd!
Hebt gij ook niet zoodanig met mij gehandeld, goddelijke Verlosser, dierbare Jezus! Ja, ik erken het met de levendigste erkentenis: zonder het dikwerf nuttigen van uw aanbiddelijk Vleesch en Bloed, had ik nooit de noodige krachten gehad, om uwe heilige inspraken op te volgen, en mij aan uwe heilige dienst toe te wijden. Na zoo veel goedheid heb ik U nog eene enkele genade te vragen, eene genade, die ik tot aan mijnen dood zal afsmeeken ; namelijk, aan U alleen en onverdeeld toe te behooren. Geef mij deze genade en uwe liefde, eir ik ben rijk genoeg.
Gebed na de meditatie. Zie hladz. 5.
-
— 98 —
1e Punt. Jezus Christus, de sterkte onzer ziel.
2e Punt. Jezus Christus verlangt, dat wij voor Hem onze
zwakheid erkennen.
3e Punt. Jezus Christus is onze sterkte in het II. Sakra-ment des Altaars.
Gebed vóór de meditatie. Zie hl adz. 1. le Vookspel. Zicli Jezus Christus voorstellen, met zijn heilig kruis den kop van de helsche slang verpletterende.
2e Vookspel. Ootmoedig uwe zwakheid voor Jezus Christus erkennen, en alleen in zijne kracht uwe hoop stellen. le Punt. Jezus Christus de sterkte van onze ziel.
Jezus Christus, de sterke God, die hemel en aarde onder zijn gebied heeft, gewaardigde zich onze ellendige mensche-lijke natuur aan te nemen, en in den stal van Bethlehem, als een arm, hulpbehoevend kindje, machteloos, in doeken gewikkeld, in eene armoedige krib, onder de beesten, te liggen, O ondoorgrondelijk Mysterie! Waarom die diepe vernedering van den eeuwigen Zoon van God ? Het was om ons, zwakke en ellendige menschen, sterk te maken door zijne kracht; de tranen van dat goddelijk Kind hadden het vermogen oiu het vuur der hel te blus-schen, dat onder onze voeten brandde: en wij, die uit ons zei ven niets kunnen, wij kunnen thans met den Apostel uitroepen: Ik vermag alles in Hem, die mij versterkt (1).
O mijn Zaligmaker! het is dus mijne eigene schuld, als ik door de bekoringen van den duivel overwonnen word: ik betrouw te veel op mijne eigene krachten, en ik bedenk niet, dat Gij uitdrukkelijk gezegd hebt: Zonder Mij
(1) Philipp. IV, 13.
— 99 —
hnut gij niets doen (1). Ik zal dan voortaan, door eene ongelukkige ondervinding wijs geworden, in U alleen al mijne kracht, al mijn betrouwen stellen : want aan uwe sterke hand heb ik niets te vreezen.
2e Punt. Jezus Christus verlangt, dat wij voor Hem onze zwakheid erkennen.
Jezus Christus is de sterkte onzer ziel; maar Hij wil alleen die zielen door zijne kracht ondersteunen, welke ootinoediglijk hare zwakheid en onvermogen voor Hem willen erkennen. De lioo vaardigen, die op zicli zeiven be trouwen, laat Hij ellendig vergaan; maar tot de kleinen, tot de ootmoedigen zegt Hij : laat ze tot Mij komen (2)! Zie den H. Petrus: op het bevel van zijnen goddelijken Meester wandelt hij onbeschroomd over de onstuimige baren der zee; maar nauwelijks vermeent hij door zijne eigene krachten dit wonder te doen, of hij zinkt naar de diepte; en hij zoude . ongetwijfeld ellendig verdronken zijn, indien de Heer hem zijne hand niet toegereikt hadde.
Hoe menigmaal, mijne ziel, is het met u niet eveneens gegaan ? En helaas ! zijt gij thans wijzer? Zijt gij wel innig doordrongen van deze groote waarheid van uw H. Geloof: dat gij niets, niet het minste, zelfs geene goede gedachte, veel minder een goed werk, kunt voortbrengen, noch ook de kleinste bekoring overwinnen, zonder den bijstand der genade, zonder Jezus Christus, die u moet versterken.
3e Punt. Jezus Christus is onze sterkte in het H. Sakra-ment des Altaars.
Jezus Christus is inzonderheid in het H. Sakrament zijner liefde de sterkte onzer ziel. Hij is het brood des levens.
(1) Joann. XV. 5, (2) Luc. XVIII. 16.
100
liet voedsel der zwakken, de krachtige en zuivere wijn, die maagden voortbrengt, de tarwe der uitverkorenen. Wanneer Hij zich in dit ondoorgrondelijk Mysterie met eene ziel vereenigt, zegt Hij haar : Mijn kind, gij zijt zwak, veel zwakker, dan gij het zelf weet; uwe vijanden zijn menigvuldig en listig ; de geringste hunner bekoringen kan u in den eeuwigen afgrond der hel storten ; bovendien zijt gij zeer kortzichtig: gij kent noch den loop, noch den uitslag uwer pogingen; en een enkele misstap kan u van de eene zonde tot de andere, en eindelijk ten verderve voeren. Maar vrees niets. Ik ben bij u. Ik, de sterke, de almachtige God, Ik rust in uw hart; Mij is alle macht gegeven in den hemel en op aarde (1) : betrouw derhalve op Mij ; roep Mij aan in elk gevaar, en gij zult met mijne genade ook de hevigste bekoringen overwinnen, en eenmaal zal Ik zelf uw ocergrool loon zijn (2).
O mijn goddelijke Verlosser, ik zal niets meer vreezen want Gij zijt met mij ! Ja al stonden er heerlegers tegen mij op, ik zal niet vreezen (3). Ik ben menigmaal onder de bekoringen bezweken, omdat ik meer op mijne eigene krachten steunde, dan op U, die als een waakzaam Herder, voor uwe armen schapen dag en nacht in uwe heilige Tabernakelen zorgt en over hen waakt, ja zelfs hen met uw H. Vleesch en Bloed, niet die spijze en dien drank der onsterfelijkheid, voedt. Ja, voortaan zal ik alleen op U betrouwen; van mij zelve heb ik alles te vreezen, maar met U ben ik sterk en heb ik niets te vreezen.
Gkbed na de meditatie. Zie hladz. 5.
11] Matth. XXVIII. 18. (2) Gen, XV. 1. (3] Psalm XXV. 3.
— 101 -
Jezus Christus, Emmanuël, God met ons.
le Punt. God is mei ons door zijne yenadt;.
2e Pünï. God is met ons in het U. Sakrament des Altaars.
3e Punt. God is hovenal met ons in de II. Communie.
Gebed yóók de meditatie. Zie hladz. 1.
lc Vooespel. Zich Jezus Christus voorstellen, u met veel goedheid toeroepende: Zie ik ben met u tot aan de vole'mdiwj der eeuwen (1).
2e Voorspel. Een vurig gebed tot Jezus Christus, opdat Hij altijd met u. en gij altijd met Hem moget zijn,
le Punt. Gal is met ons door zijne cjenade.
Jezus Christus wordt door de profeten Emmanuël, dat is: God met ons, genoemd. De zonde had tusschen God en den mensch eenen oneindigen afstand daargesteld; maar Jezus Christus lieeft zich vernederd, en is gehoorzaam geworden tot don dood, ja tot den dood des kruises, ten einde ons met zijnen hemelschen Vader te verzoenen, zoodat wij door Hem thans het geluk genieten, d^ God weder met ons is, en wij eenmaal eeuwig met God kunnen ver-eenigd worden. Nadat die goede Verlosser het groote werk der verlossing had volbracht, ging Hij tot den Vader, om ons eeue plaats te bereiden, en voor ons ten beste te spreken. Nochtans wilde Hij zijne kinderen, gelijk Hij zelf
(I) Mattli. XXVIU. 20.
— 102 —
zeide, niet als weezen achterlaten; Hij beloofde, dat Hij met ons zonde zijn tot aan de voleinding der eeuwen. Inderdaad, Jezus Christus is met ons, en zal tot aan onzen dood toe met ons wezen. Hij is in de eerste plaats met ons door zijne genade; en deze genade zal ons nimmer ontbreken, wanneer wij dezelve niet vrijwillig verstooten.
O mijne ziel, wat ware er van u geworden, indien Jezus Christus door zijne genade niet met u geweest ware, toen uwe vijanden u van alle zijden dreigden te overrompelen? Wat ware er zonder die kostbare genade van u geworden, toen gij Hem geheel verlaten hadt ? God was niet meer met u; gij hadt den weg, de waarheid en het leven verloren; want gij hadt Jezus verloren, die de weg, de waarheid en liet leven is!
O , mijn Jezus! verlaat mij niet meer, ik zal mij ook nimmer van U verwijderen; ik beloof het u thans uit den grond mijns harten: liever wil ik sterven, dan U ooit in het minste te vergrammen.
2e Punt. GW is met ons in het H. Sahrament des Altaars.
Jezus Christus heeft zijne belofte, van ons niet als weezen achter te laten, maar tot aan de voleinding der eeuwen met ons te zijn, op eene wondervolle wijze vervuld door dé instelling van het H. Sakrament des Altaars. De Heilisren der oude wet, de Arke des Verbonds met de ta-
o '
felen der wet in het midden van Israel ziende, riepen in eene heilige verrukking uit; O, hoe goad is de God van Israel! Waarlijk, er is geen volk dat zijnen Gol zoo nabij zich heeft-als onze God nabij ons is; Hij heeft zoodanig met alle volkeren niet (jehan-leld (1) ! Maar wat zouden die heilige mannen wel gezegd hebben, als zij onder ons geleefd, en
[1] Psalm. LXXII. 1. Deut. IV. 7 Psalm CXLV11. 20.
— 103 —
gezien hadden, dat niet de tafelen der wet, maar de Wetgever zelf, — geene gouden afbeeldsels van Clierubijnen, maar de God der lieerpcharen zelf, omringd van zijne HH. Engelen, in ons midden woont; — dat Jezus Christus zelf, op eenen troon van liefde en barmhartigheid gezeten, gemeenzaam met de kinderen der menschen verkeert, hunne smeekingen en verzuchtingen met goedheid aanhoort, en hunne verlangens vervult? O, met hoeveel meer recht zouden zij alsdan uitgeroepen hebben: Neen, de Heer heef t zoodanUj met alle volkeren niet gehandeld !
3e Punt. God is bovenal met ons m de II. Coinmunie.
Jezus Christus is op eene gansch goddelijke en wondervolle wijze de Emmanuel, de God met ons, als wij Hem in de H. Communie in ons hart ontvangen. O, mijne ziel, nog slechts eenige o ogen blikken, en gij zult in waarheid kunnen zeggen: God is met mij! Jezus Christus, God en Mensch, met zijne Ziel en met zijn Lichaam, Hij zelf zal in en met mij wonen; de Engelen zullen mij omringen en dienen, want God, hun Heer en schepper, heeft in mij zijn verblijf! O, mijne ziel, overweeg dit ernstig, en bereid uw hart voor : want de Koning der koningen zal bij u zijnen intrek nemen ! Denk er over na; maar gij moogt er over nadenken zooveel gij wilt, nimmer zult gij dit ontzaggelijk, maar tevens vertroostend Mysterie begrij -pen. Geene menschelijke taal, ja zelfs niet de taal der Engelen, zal ooit in staat wezen, een wonder uit te spreken, dat het verstand van ieder schepsel te boven gaat !
Ach, mijne ziel, waarom klaagt gij dan nog over uwe armoede, over uwe ellende ? God is met u. Hij woont in u: zijt gij niet rijk genoeg? Wat kunt gij nog meer verlangen? Hij die de vreugde der Engelen, de zaligheid der Uitverkorenen, de welbeminde Zoon des Vaders is'
— 104 —
is met u, is geheel voor n, en geeft u al Avat Hij lieeft, en al wat Hij is!
O mijn Zaligmaker! kondc ik U ontvangen met al die liefde, welke Gij verdient, met al die erkentelijkheid, die ik U voor znlk een onwaardeerbaar geschenk verschuldigd ben! Tk weet wel. Heer, dat ik U niet genoeg bemin; maar ten minste wensch ik U meer te beminnen; en Gij zelf kunt mij die liefde goven. Deze genade zal ik U vurig afsmeeken in de H. Communie die ik ga doen, en welke ik in die zielsgesteldheid wensch te ontvangen, als ware het voor de laatste maal van mijn leven.
Gkbed ka de meditatie. Zie blcvlz. 5.
]c Punt. Jezus Christus, onze Koniny, als God.
2C Punt. Jezus Christus, onze Koniiiy, als iiimsch.
3° Punt. Jezus Christus, onze Konhfj in het If. Sakrameiit de Altaars.
Gebed vook de meditatie. Zie hladz. 1.
lc Voorspel. Zich Jezus Christus voorstellen, geboeid voor Pilatus staande; en tot dezen zeggende: 1/c ben Koning: daartoe ben Ik geboren, en daartoe beu Ik in de wereld gekomen (1).
2° Voorspel. Zich voor Jezus Christus, den Koning der koningen, diep vernederen, en Hem smeeken, om eenmaal medeërfgenaam van zijn rijk te zijn.
1= Punt. Jezus Christus, onze Koning, als God.
De heilige en onfeilbare Kerk leert ons, dat Jezus
(1) Joann. XVIII. 37.
— 105 —
Christus de ceniggeboren Zoon Gods is, uit den Vader voor alle eeuwen geboren, God van God, licht van licht, waarachtig God van den waaraclitigen God, geboren en niet gemaakt, ra edezelfstandig met den Vader, door wien alle dingen geschapen zijn, en wiens rijk geen einde zal hebben. Hij is dus de oppermachtige Gebieder van hemel en aarde, de Koning der Engelen en der menschen, onze alwetende en overal tegenwoordige Rechter.
O mijne ziel, welken diepen eerbied voor die ontzaggelijke Majesteit moet de overweging van deze verhevene waarheden in n verwekken ! Hij is ook uw Koning, ook gij zijt zijn onderdaan! Gij gelooft zulks, gij aanbidt Hem als zoodanig; maar gedraagt gij u hierin wel volgens uw geloof? Van waar dan die ontevredenheid, dat morren en klagen over zijne beschikkingen? Hij wil, dat gij ziek zijt, en gij wilt gezond wezen; Hij wil, dat gij hier zijt, en gij wilt in een ander Huis, in een andere bediening wezen; Hij wil, dat gij onder deze Overste staat, en gij wilt eene andere hebben, gij zijt een mensch, een zwak en onvolmaakt mensch, wilt gij misschien een Engel zijn?.... Is dit dan de eerbied, de gehoorzaamheid, de onderdanigheid, welke gij Hem bewijst, dien gij als den Koning der koningen erkent en aanbid ?
2quot; Punt. Jezm Christus, onze. Koning, als mensch.
Jezus Christus is ook onze Koning, als mensch. In zijn bitter lijden was Hij een Koning, die met doornen gekroond, met een scepter van riet in de hand, en met penen gescheurden purperen mantel omhangen, voor zijne beulen stond. Toen was Hij de Koning van smarten, en zelfs aan het kruis wilde Hij voor het oog van de gansche wereld den titel van Koning behouden, opdat alle volkeren zouden erkennen, dat Hij, de Koning der
— 106 —
koningen, door zijnen dood ous medeërfgenamen maakte van zijn eeuwig rijk. Maar bij zijne zegepralende Verrijzenis en bij zijne glorierijke Hemelvaart, zien wij Hem, als Overwinnaar van dood en hel, het rijk der uitverkorenen vestigen, en aan de rechterhand zijns Vaders voor eeuwig bezit nemen van dat rijk, waarvan Hij ons medeërfgenamen heeft gemaakt.
Hierin, mijne ziel, is een groot Mysterie verborgen. Jezus Christus, uw goddelijk Toonbeeld, is een Koning van glorie; maar Hij neemt eerst bezit van zijn verheerlijkt rijk, nadat Hij vooraf een Koning van smarten is geweest. Hij leert u hierdoor, dat Hij voor u eene kroon van eeuwige heerlijkheid in den hemel bereid heeft, maar dat gij deze door vernederingen en verstervingen hier op aarde moet verdienen. Wilt gij alzoo medeërfgenaam worden van zijne heerlijkheid, dan moet gij hier ook in zijne smarten en zijne vernederingen deelen, dan moet gij hier met Hem zijn kruis dragen.
3e Punt. Jezus Christus, onze Koning in het H. Sakra-ment des Altaars.
Jezus Christus, de Koning der koningen, heeft ook op eene wondervolle wijze zijn rijk in de harten zijner kinderen willen vestigen door de H. Communie. Hier is hij geen Koning van glorie, geen Koning van smarten ; Hij is hier een koning van liefde, die den glans zijner Majesteit verbergt, ten einde door zij ne onderdanen des te gemakkelijker ontvangen te worden, en des te gemeenzamer met hen te verkeeren. Hij zelf komt, als een goedhartig Vader, zijne kinderen in persoon bezoeken. Van het oogenblik, dat Hij zijnen intrek in hun hart neemt, verandert alles in hetzelve; een paleis, een troon worden hun deel; alles wordt goddelijk, alles wordt koninklijk in dat
— 107 —
hart. Hij maakt zijne onderdanen alles wat Hij is: Hij is Koning en zij worden koningen; Hij is heilig, en zij worden heilig; Hij is erfgenaam, en zij worden medeërf-genamen: Hij is eeuwig, en zij worden onsterfelijk; Hij is de welbeminde Zoon van God, en zij worden de geliefde kinderen Gods. In den naam van Jezus buigen zich alle kniën in den hemel, op de aarde en onder de aarde...., en ook knielen de HH. Engelen aanbiddend voor deze levende tabernakelen neder, terwijl de vorsten der duisternis dezelve sidderende ontvluchten!
O mijn Jezus, Koning der koningen, geef mij de genade, van zulk eene verhevene waardigheid, welke Gij mij door de H. Communie mededeelt, door de zonde nimmer te onteeren, opdat ik eenmaal ook deelgenoot van uw eeuwig rijk in den hemel moge wezen!
GrEÜED na de meditatie. Zie hlctdz. 5.
TIL M E D I T A TI E.
Jezus Christus, onze wetenschap.
lc Punt. Jezus Christus, onze wetenschap in zijn lieiliy leven.
2C Punt. Jezus Christus, onze wetenschap Kan het heiliy kruis.
3e Punt. Jezus Christus, onze wetenschap in het If. Sakru-ment des Altaars.
Gebkd voord e meditatie. Zie bladz. 1.
le Voorspel. Zich verbeelden uit den mond van Jezus Christus zeiven deze woorden te hooren, welke Hij tot u in het bijzonder richt: Dg laerlhuj zal volmaakt zijn, als hij (jelijkoormig is' aa/t zijnen Meester (1).
[1] Luc. quot;VI. 40. z
8
— 108 —
2C Vookspel. De genade vragen, om voortgang te doen in de volmaaktheid.
le Pust. Jezus Christus, onze wetenschap in zijn heilig leven.
Wat haat het den menseJi, de geheeld wereld te ivinnen, indien hij schade lijdt aan zijne ziel (1) ? Deze groote waarheid heeft Jezus Christus ons verkondigd, die in de wereld gekomen was, om den mensch de ware wetenschap, de ware wijsheid te leeren ; en niet alleen leerde Hij ons door zijne woorden, waarin de mensch zijne eenige wetenschap, zijne eenige wijsheid moet zoeken, maar Hij is door zijn eigen voorbeeld ons hierin voorgegaan. Geheel zijn heilig leven is een groot boek, waarin de mensch alles kan vinden, alles kan leeren, wat hij noodig heeft om waarlijk wijs te worden. Dat boek leert ons, dat de eenige wetenschap naar welke de mensch moet streven, bestaat in God boven alles, en den evenmensch als zich zeiven te beminnen; — het leert ons, dat het niets baat, veel kennis, veel geleerdheid, vele talenten, vele rijkdommen te bezitten, als men al deze gaven niet tot de glorie van God en tot zijne eigene zaligheid gebruikt; en dat, al bezit men niets van al deze gaven, men echter alles bezit, indien men in de liefde Gods leeft, en in zijne vriendschap sterft. Ziedaar de ware wijsheid; de eenige wetenschap welke Jezus Christus, de eeuwige Wijsheid zelve ons heeft verkondigd.
2e Punt. Jezus Christus, onze wetenschap aan het heilig kruis.
Al de leeringen welke Jezus Christus ons in zijn heilig leven heeft gegeven, al de voorbeelden die Hij ons ge-
[1] Matth. XVI. 26.
— 109 —
durende zijn verblijf op aarde lieeft nagelaten, heeft Hij in zijn heilig lijden en in zijnen dood aan het' kruis ver-eenigd. Aldaar 020 disn predikstoel van versmading en lijden, heeft Hij den mensch met de taal der teederste liefde nadrukkelijk geleerd, dat de ware wijsheid, de eenige wetenschap in da liefde bestaat. Daarom roept de Apostel Paulus uit: Lh wil onder u nielfs anders weien, dan Jezus Christus, en dien cjekmiwjd (1). Eu inderdaad, iu welk boek toch zal men beter de wetenschap der Heiligen, de ware liefde, leeren, dan in den gekruisigden Jezus?
O mijne ziel, neem dat boek toch dikwijls in de hand; daarin zult gij alles leeren: gij zult in hetzelve God en u zelve leeren kennen; gij zult de zonde leeren verfoeien, en door het vuur der liefde ontstoken, znlt gij het eeuwige vuur der hel ontgaan. Tn de HH. Wouden van uwen Verlosser zult gij leeren, dat men zich zeiven moot verloochenen; dat men zich aan den wil van God moet onderwerpen; dat men zijne vijanden moet lief hebben; in één woord, dat de dood alléén u van het kruis moet verlossen, hetwelk uw goede Meester verlangt, dat gij met Hem zoudt dragen.
3C Pu XT. Jezus Christus, onze wetenschap in het heüüj Sakrament des Altaars.
In Jezus Christus zijn al de schatten der wijsheid en der wetenschap verborgen (2), zegt de H. Panlus. Eu ziedaar wat dus de mensch ontvangt, wanneer hij tot de H. Tafel nadert. Daar wordt hij niet alleen in de wijsheid ouderwezen, gelijk de Apostelen; daar aanschouwt hij niet alleen de eeuwige Wijsheid, gelijk de Engelen in den hemel; maar daar ontvangt hij als spijs zijner ziel, het
[1] 1. Cor. 11. 2. [2] Colos. 11. 3.
..
110
H. Vleesch en Bloed van dien Godmenscli, in wien aide schatten der wijsheid en der wetenschap zijn verborgen.
0 mijne ziel, welke verhevene wijsheid kunt gij dan in de H. Communie bekomen! Hoe is het mogelijk, dat gij met de eeuwige Wijsheid in uw hart, nog de dwaasheid hebt kunnen navolgen van de kinderen dezer wereld, en uw genoegen in ijdele vermaken, in beuzelingen hebt gezocht ? Hoordet gij dan niet, zoo dikwijls gü dat brood der Engelen nuttigdet, eene stem in uw binnenste, die u toeriep: de ware wijsheid bestaat in gansch en al toe te behooren aan den Beminde? Ik geef Mij geheel aan u, waarom behoort gij dan niet geheel en al aan Mij?
O, mijn Jezus, nu zie ik duidelijk, waarin de ware wijsheid, de eenige wetenschap van den mensch bestaat: zij bestaat in U, o opperst Goed, eeniglijk en boven alles te beminnen. Vergeef mij, lieve Verlosser, dat ik tot dus verre mij zoo dwaas heb gedragen, en geef mij de genade van voortaan in de kennis van mijne eigene bedorvenheid, en van uwe grootheicT en liefde, de ware wetenschap, de ootmoedigheid, te zoeken.
Gebed na de meditatie. Zie bladz. 5.
Jezus Christus, de Heilige der heiligen.
1° Punt. Het II. SaJcrament des Altaars bevat den Heilige der heiligen zeiven.
2e Punt. Met welken diepen eerbied men dit ontzaggelijk
Mysterie moet ontvangen.
3e Punt. Jezus Christus, de Heilige der heiligen, is ook de God van Barmhartigheid.
Gebed vóór de meditatie. Zie bladz. 1. le Voorspkl. Zich Jezus Christus, in den hemel op eenen troon van heerlijkheid gezeten, voorstellen.
2a Voorspel. Gebed, om eenen grooten eerbied voor Jezus Christus in het allerheiligste Sakrament des Altaars te verkrijgen.
le Punt. Het heilig Sakrament des Altaars bevat den Heilige der heiligen zeiven.
Jezus Christus is de God van sabaoth, of de God der heerscharen, de Heilige der heiligen; duizenden en duizenden dienden Hem, zegt do H. Schrift, en tien duizend maal honderd duizend gelukzaligen omringen zijnen troon, zingende; heilig, heilig, heilig is de Heer. de God dei-heerscharen! hemel en aarde zijn vol van zijne glorie! Welnu, het heilig geloof leert ous, dat die zelfde ontzaggelijke God, op het woord des priesters, op onze altaren nederdaalt, door duizende Engelen omringd, die Hem sidderende aanbidden, en dat hij daarna niet alleen in het hart van den priester, maar zelfs in de harten van
— 112 —
even zoovele menschen nederdaalt, als er zielen tot Hem komen, die Hem wensclien te ontvangen. „0 heilig gastmaal, roept do H. Kerk uit, o heilig gastmaal, in hetwelk Christus zelf genuttigd, de gedachtenis van zijn heilig lijden vernieuwd, do ziel met genaden vervuld, en hot onderpand der toekomstige glorie ons gegeven wordt! Het brood der Engelen wordt het brood der menschen; dat hemelsch brood, dat de vervulling van de afbeeldsels der oude wet is. O ongehoord wonder! De ellendige en arme slaaf eet zijnen Heer en God! '
2e Pükt. Met welken diepen eerlied men dit ontzaggelijk Mysterie moet ontvangen.
Welken diepen eerbied voor dit aanbiddelijk en verbeven Mysterie moet u dan niet bezielen, zoo dikwerf gij tot de bruiloftszaal van dien grooten Gastheer wordt toegelaten ! In de H. Schrift leest men, dat het alleen aan den Hoogepriester van het oude Verbond, en dan nog slechts ééns in het jaar vergund was, het heilige der heiligen in te gaan. En wat bevatte dat heilige der heiligen? Niets dan schaduwen: de arke des Verbonds, de tafelen der wet, het manna en den staf van Aaron. Toen de Israëlieten - op het punt waren van het beloofde land in te gaan, riep Jozue hun, op Gods bevel, met eene sterke stem toe: Heiligt u, waut morgen zal da Heer groote dingen onder u doen (1)! En welk was het land, hetwelk God hun ging schenken? Voorzeker, het vloeide over van melk en honig, maar niettemin bleef het een oord van ballingschap voor de ziel, die voor het eeuwig vaderland is geschapen, waarvan dit aardsche Kanaan slechts een afbeeldsel was.
En gij, mijne ziel, die Jezus Christus zei ven, den
[i;[ Josue 111. 5.
— 113 —
Heilige der heiligden, in uwe ziel als in eenen levenden tabernakel gaat nederleggen; gij, aan wie het vergund is, niet slechts ée'ns in het jaar, niet tot de tafelen der wet, maar tot den oppersten Wetgever, den Heer der heerscharen, en dat zoo dikwijls te naderen!.... 0, met welken diepen eerbied moet gij niet vervuld, en hoe heilig behoort niet uw hart, hoe zuiver uw geweten te zijn! Daarom, heilig u, want de Heer zal (jroote clingen aan 21 doen!
3= Punt. Jezus Christus, de Heilige der heiligen, is ook de God van harmhartighéid.
Die groote, die oneindig verhevene God verbergt in het aanbiddelijk Sakrament des Altaars, al den luister zijner glorie en majesteit onder de nietige gedaante van brood en wijn. Hij gebiedt zijne dienaren, aan de hoeken der straten te gaan staan, en de armen, de behoeftigen en kreupelen te dwingen om aan zijn gastmaal deel te nemen ; — Hij bedreigt ons met de eeuwige verdoemenis, indien wij weigeren zijn H. Vleesch en Bloed te nuttigen! Zulk eene vernedering, zulk eene goedheid, bewijst ons overtuigend, dat die God van oneindige heiligheid ook een God van oneindige barmhartigheid is, en dat Hij geenszins verlangt, dat de groote heiligheid van zijn verheven Sakrament voor ons een voorwendsel zij, om ons van hetzelve te verwijderen. Neen, Hij is ook de barmhartige Jezus, de goede Herder onzer ziel; Hij is tevreden als de zwakke mensch zich zoo veel mogelijk beijvert om heilig en volmaakt te worden; Hij kent de ellende, de veelvuldige gebreken onzer ziel; Hij zelf komt om die te genezen, en het is alleen door het veelvuldig gebruik dezer heilige spijze, dat de zwakke mensch tot de heiligheid kan komen.
— 114 —
Met den diepsten eerbied, maar tevens met het kinder-lijkst betrouwen op uwe oneindige barmhartigheid, o Jezus, nader ik dan nog heden tot het H. bakrament uwer liefde. Ach, ik moest, gelijk de H. Apostel Petrus, tot u zeggen: Ga weg van mij, Heer, want ik hen een zondig mensch (1)! maar bij wien zal ik dan sterkte en moeds genoeg bekomen, om te midden van zoo vele gevaren, welke mij omringen, mijne zaligheid te bewerken? Ach neen, lieve Jezus! ik mag mij van U niet verwijderen; ik zou uw liefderijk hart bedroeven, en aan mijne ziel eene groote schade toebrengen; neen. Heer, kom tot mij, en vervul mij met al die genaden, welke ik in het laatste uur mijns levens van uwe goedheid nog zoude wenschen te ontvangen!
Gebed na de meditatie. Zie blatlz. 5.
11. MEDITATIE.
Jezus Christus, de boom des levens.
1quot; Punt. Jezus Christus is de hoorn des levens.
2e Punt. Wij zijn de takken.
3e Punt. Jezus Christus is vooral in het II. Sakrammt des Altuars de boom des levens.
Gebed vóór de meditatie. Zie hladz. 1.
le Voorspel. Met den diepsten eerbied deze woorden van Jezus Christus aanhooren: dit brood eet., zal
eeuwig teven (2).
2e Voorspel. Een vurig gebed, om het leven der genade altijd in uwe ziel te bewraren.
le Punt. Jezus Christus is de boom des levens,
Jezus Christus is de ware boom des levens, waarvan de
(1) Luc. V. 8.
(2) Joann. VI. 5'j,
— 115 —
boom des levens in het aardsche paradijs slechts een afbeeldsel was. Hij is God en Mensch, de Heer des levens; Hij is bet, die aan al zijne schepselen het leven beeft gegeven, en al bet geschapene in bet leven onderhoudt. Voor den mensch echter, dien Hij naar zijn beeld en zijne gelijkenis heeft geschapen, draagt Hij nog eene bijzondere zorg; dezen draagt Hij, gelijk Hij zelf zegt, in zijne handen geschreven; Hij heeft zijne Engelen last gegeven, hem dag en nacht te bewaken; ja zelfs de baren zijns hoofds zijn allen geteld. Wat zou ons dit alles intusscben baten, indien Hij aan onze ziel het leven der genade, dat wij door de zonde hadden verloren, niet hadde wedergegeven ?
O, mijne ziel, bedenk het wel: het is door Jezus Christus, dien goddelijken boom des levens, dat gij in vriendschap met uwen God leeft; door Hem kunt gij ook eenmaal het eeuwige leven bezitten. Gij waart dus wel ondankbaar, toen gij bet leven uws lichaams aan de zonde besteeddet, in plaats van het alleen voor de glorie uws Scheppers te gebruiken; maar gij waart, om zoo te spreken, nog eindeloos ondankbaarder, toen gij het leven uwer ziel, dat uw Verlosser u door zijn lijden en door zijnen dood had wedergegeven, moedwillig aan den duivel verkocht! Zult gij wel ooit boetvaardigheid genoeg kunnen doen, om zulk eene snoode ondankbaarheid en zulk eene verblinde dwaasheid te boeten?
2e Punt. Wij zijn de takken.
Jezus Christus is de boom des levens, en wij, ledematen van zijn H. Lichaam, zijn deszelfs takken. Gelijk er nu aan eenen boom bloeiende en vruchtdragende, kwijnende en doode takken gevonden worden, zoo vindt ook de hemelsche Vader, dien Jezus den Hovenier noemt, aan den boom des levens, aan het geestelijk Lichaam van zijnen
— 116 —
welbeminden Zoon, bloeiende en Truchtdragende takken, dat is: vurige en godvruchtige christenen; kwijnende takken, dat is: lauwe en trage christenen; en eindelijk, doode takken, die de zondaars zijn. De laatsten zijn voorzeker de ongelukkigste, en door Gods barmhartigheid, hebt gij de hoop vau niet tot dezelve te behooren; de tweede verkeeren in eenen allergevaarlijkste]! toestand, en indien gij het ongeluk hadt, van u onder dezelve te moeten rangschikken, zoudt gij u niet te zeer kunnen haasten om iu u zelve te keeren, vermits gij den geestelijken dood zeer nabij zoudt zijn. Maar duizendwerf gelukkig, als gij, wat Jezus Christus met recht van u kan verwachten, een bloeiende en vruchtdragende tak zijt! Want als de groote dag van den oogst zal komen, en de HH. Engelen de doode takken in het vuur zullen werpen, dan zullen zij, onder luide vreugdegezangen, de vruchten welke gij hebt voortgebracht, uwe goede werken aan den Heer des oogstes vertoonen, en gij zelve zult, als een eeuwig bloeiende boom in den hemel overgeplant worden.
3e Punt. Jezus Christus is vooral in het H. SaJcrament des Altaars de hoorn des tevens.
Het is inzonderheid in het allerheiligste Sakrament des Altaars, dat Jezus Christus- zich zeiven, als den boom des levens, aan zijne H. Kerk geeft, in welken de mensch, als een wilde stam, op eene wonderbare wijze geënt wordt, zoodat die wilde stam, welke uit zich zeiven niet dan bittere en slechte vruchten, vruchten des doods, kan voortbrengen, met het goddelijk sap van dezen boom des levens, met het dierbaar lichaam van Jezus Christus gevoed, voortaan geurige en goede vruchten, vruchten des eeuwigen levens, kan voortbrengen.
Ook gij, mijne ziel, hebt nog dezen morgen het on-
— 117 —
waardeerbaar geluk genoten, van in dien goddelij ken boom des levens door de H. Communie geënt te worden. Gij leeft van bet leven van Jezus Christus zeiven; zijn heilig-makend Bloed stroomt door uwe aderen, gelijk bet sap van den boom in liet entje loopt; en indien gij met dien goddelijken boom altijd vereenigd blijft, zult gij i.it denzei ven voortdurende krachten putten, om een volmaakt en heilig leven te leiden, dat u de kroon der en sterfelijkheid zal verwerven, waarvan gij bet verbeven onderpand reeds bezit.
Ach, mijn Verlosser, ondanks zulke groote genaden, welke Gij mij in uw aanbiddelijk Sakrament verleent, moet ik bekennen, dat ik tot dus verre slechts weinige vruchten heb voortgebracht; en die weinige vruchten waren bovendien nog maar al te dikwijls door eigenliefde en ijdelheid besmet! Vergeef het mij, lieve Jezus; ik zal van nu af aan mij ernstig gaan beijveren om u te dienen, gelijk Gij zulks van mij verlangt; en om U te bewijzen, dat ik zulks van harte meen, wil ik van heden af die drift trachten uit te roeien, door welke ik mij zoo menigmaal laat overwinnen. Versterk mij daartoe door uwe genade.
Gebed ka de meditatie. Zie hlailz. 5.
Jezus Christus, onze Belooner.
le Pk nt. De vrede van Jezus Chrisius is onze heloonimj up aarde.
2e Punt. Jezus Chrisius is in het II. Sakrament des Altaars
het omlerp'Ml van onze eeuwige belooiihuj.
3e Punt. Jezus Christus zo! onze Belooner in den hemel zijn. Gebed vóok de meditatie. Zie hladz. 1.
— 118 —
le Voorspel. Zicli Jezus Christus voorstellen, u toeroepende : Mijn Idnd, wees getrouw tot in den dood, en Ik zal u de kroon der overwinning geven (1).
2e Voorspel. De genade vragen, om tot aan liet einde toe te volharden.
lc Punt. De vrede van Jezus Christus is onze helooning op aarde.
Welk eene barmhartigheid van God, dat Hij den mensch, die eeuwige straffen verdiend had, niet alleen volkomen wil vergeven, maar daarenboven hem op de heerlijkste wijze wil beloonen voor alles wat hij uit liefde voor Hem doet! Ja, deze belooning schenkt Hij aan zijne getrouwe dienaren reeds hier op aarde. Gelijk de zondaars reeds in deze wereld gedeeltelijk de straf hunner boosheden ontvangen, door den knagenden worm van hun geweten, zoo ook smaken de kinderen Gods reeds in deze plaats van ballingschap gedeeltelijk de belooning van hunnen ijver, door den zoeten vrede en de menigvuldige vertroostingen welke God hun mededeelt. Het is waar, dat God diegenen kastijdt, welke Hij lief heeft; — dat Hij hun meermaals zware beproevingen toezendt, ja zelfs aan de hel somtijds toelaat, dat zij al hare woede tegen de rechtvaardigen beproeve; — maar al deze rampen, die in de liefderijke handen van den besten der Vaders even zoo vele weldaden zijn, kunnen den waren vrede der zielen geenszins storen, want zij roepen met de H. Agatha uit: „Mijn hart is in God, als in eene rots, gevestigd!quot;
2C Punt. Jezus Christus is in het H. Sakramenf, des Altaars het onderpand onzer eeuwige helooning.
Onze barmhartige Zaligmaker, die zijne dienaren met eene oneindige heerlijkheid in den hemel wil beloonen.
(1) Apoc. II. 10.
— 119 —
kende de zwakheid en bedorvenheid van den mensch, en voorzag, dat- hij, zonder door eene groote kracht en door groote genaden versterkt te zijn, zeer moeielijk tot aan het einde toe zonde volharden. Hij stelde daarom het H. Sakrament des Altaars in: en tot aan de voleinding der eeuwen, zoolang er zielen niet de wereld, den duivel en het vleesch zullen te strijden hebben, zal dat goddelijk Lam dagelijks, op alle plaatsen der aarde, en door de handen van duizende priesters, op onze altaren verschijnen, om voor den mensch genade en barmhartigheid af te smeeken. Hij zal nog meer doen dag en nacht zal Hij in zijne heilige tabernakelen blijven rusten, de handen vervuld met zegeningen en gunsten, die Hij bereid is overvloedig uit te storten over allen die tot Hem komen. Ja zijne oneindige liefde zal nog verder gaan: (en wie zou het kunnen gelooven, indien het heilig geloof ons hiervan niet verzekerde?) Hij zal tot een onderpand van die eeuwige beloouing, welke Hij voor zijne dienaren in den Hemel heeft weggelegd, reeds hier op aarde zich zeiven aan hen geven, met alles wat Hij is en met alles wat Hij heeft.
0 mijne ziel, wat hebt gij in den hemel niet van eenen God te verwachten, die reeds hier op aarde zoo veel voor u doet, om uw eeuwig geluk te verzekeren! Verlies dus geen moed, vrees niet voor den strijd. Want gij zijt niet alleen: Jezus zelf is met u en in u!
3= Punt. Jezus Christus sal onze, Beloowr m den heme' zijn.
Maar welke belooning heeft niet de getrouwe ziel in den hemel te venvachten, indien zij standvastig volhardt. O, hier staat het menschelijk verstand stil; want nooit heeft het oog des menschen gezien, nooit heeft zijn oor gehoord, nooit is het in zijn verstand opgekomen, wat
— 120 —
God voor diegenen bereid heeft, ivélke Hem beminnen (1). Welk eciie zaligheid, God te aanschouwen; door de innigste banden met Hem vereenigd te zijn; eeuwig en alleen met den Schepper; de bron van alle schoonheid en licht, bezig te wezen; Hem gestadig te aanbidden; met duizen-de en millioenen Engelen en Heiligen Hem te beminnen ■en te dienen! Welke verrukking, welke zaligheid! En dat zal nimmer, in eeuwigheid geen einde hebben! Niemand zal dat geluk kunnen ontrooven, niemand zal het in het -minst kunnen storen!
O mijne ziel, laat ons, hoe bezwaarlijk het ook voor het vleesch zij, naar die zalige woningen der eeuwige rust streven; laten wij ons spoeden naar dat gezegende land, welks bezit Jezus Christus voor u verdiend, en u plechtig beloofd heeft: Waar ik ben, zegt Hij, daar zal ook mij7i dienaar zijn (2).
O mijn Verlosser, waarom ben ik dan zoo dikwijls van mijne eeuwige gelukzaligheid afgedwaald? Helaas, om nietige, oogenblikkelijke vermaken, die nog met bitterheden vermengd waren, ben ik onzinnig genoeg geweest om van de eeuwige en hemelsche vreugde af te zien! Ach, mijn Jezus, daar Gij dan toch zoo barmhartig geweest zijt, van mij op den weg des hemels terug te brengen, blijf mij dan ook thans met uwe liefde en uwe genade ondersteunen; zonder dat, zal ik den ouden boozen weg wederom inslaan, en voor eeuwig uw aanschijn derven ! Maria! dierbare Moeder van mijnen Zaligmaker, wees gij mijne getrouwe beschermster, mijne geleidster langs den gevaarlijken weg des levens, en voer mij eens in dat schoone verblijf der uitverkorenen, alwaar ik U, en Uwen lieven Zoon eeuwig zal beminnen en bezitten.
Gebed na de meditatie. Zie bladz. 5.
(1) I. Cor. II. 9. (2) Joann. XII. 62.
121 —
Meditatie. Jezus Christus de ware olijfboom. „ „ het Lam Gods.
, „ „ ons ver zoenoffer. . 8.
Meditatie. Jezus Christus de wijnstok. . . 12. „ „ „ de leeuw uit het ye-
slacht van Juda. . 15. „ v „ reryeleken hij een huis. 18.
Meditatie. Jezus Christus, onze rijkdom, onze schat. 21. n „ v de pi'ijs van onze ver
28.
I. II. III.
I.
II. III.
31. 34.
38.
41. 44. 47.
lossing.
n ,} „ in het H. Sakrament des
Altaars een voorbeeld van. versterving.
Meditatie. Jezus Christus, onze Geneesheer. „ „ „ „ raadsman,
v n „ „ hestc Vriend.
Meditatie. Jezus Christus, het mensch geworden
Woord.
„ „ „ onze Broeder,
Bladz. 1. 5.
I. II. III.
I. II.
III.
I. II.
III.
v vvv Getuige.
— 122
V I. II. III. I. II. III. I. II. III. I. II. III. I. II. III. I. II. III. I. II. III. V V 7) |
Jezus Christus, onze Reisgenoot. v y, n glorie,onze vreugd. _ de Vorst van vrede. VVV Jezus Christus, de goede Herder. * v v weg. .. . _ het leven. Augustus. Jezus Christus, onze hoop. „ Middelaar . n „ de Bruidegom der zielen. Jezus Christus, onze Rechter. de deur des hemels. V V onze Leermeester. V V Jezus Christus de opperste schoonheid. het licht der tvereld. . V onze sterkte. V 77 Jezus Christus, Emmanuel, God met ons ^ „ onze Koning. „ „ » wetenschap. Jezus Christus, de Heilige der heiligen. 111. „ hoorn des levens. . 114, V V v quot; onze Belooner. . .117. Bladz. . 51. 54. 57. 61 64. 68. 72. 75. 78. 81. 84. 91. 95. 98. 101. 104. 107. |
■
^■'hv 'i
iquot;'quot;V' ''^
mÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊ
• . • w
, :