DER
TEGEN
Tweede Vermeerderde Oplage.
It
AMSTERDAM,
DER
TEGEN
Tweede Vermeerderde Oplage.
Dilexerunt magis tenebras quam lucem; erant enim coram maal opera.
Zij beminden meer de duisternis dan het licht; want hunne werken waren boos. Joan. III. 19
'CONV. ME6EMC; .7''- • AMSTERDAM, R A T R ^ ^
Wanneer men den loop der geheurienissen van de nieuwere en nieuwste geschiedenis niel slechts oppervlakkig heschouwt, maar dezelve tot in hare oorzaken dieper navorscht, zal men altijd op één punt komen, van waar de booze geest van onzen tijd de vervolsehing der waarheid, der geschiedenis en des rechts doet uitgaan. Er is eene vreeselijke stelselmatigheid in de diepe misleiding van geest en hart. Men volge slechts den stroom der godsdienstige, sociale en politieke meeningen, en men zal vinden, dat hij overal uit eene en dezelfde giftbron voortvloeit. Wel zijn er nog bjvloeiende zijbeken, die hm slijkerig water in den hoofdstroom uitstorten : doch zij zijn ook slechts bijzaak.
Deze hoofdmacht des kwaads is de geregelde ordening van menscheljke dwalingen en hartstochten in het geheime genootschap der vrijmetselarij.
J)e christelijke wereld heeft zich sedert eenige de-cennien gerustgesteld in de meening, dat deze nachtelijke vereeniging zoo vreeseljk niet is, en allengs belachelijker wordt. Men heeft zich vergist. Zelfs vóór de eerste Fransche revolutie was de vrijmetselarij nog niet zoo machtig als thans, nog niet zoo vast aaneengesloten en nog niet zoo geheel in i bezit van de toongevende kringen en der pers van dit werelddeel, als in onze dagen, tiet is dus meer dan tijd, om uit de sluimering te ontwaken en den vijand van nabij te verkennen. Wij hebben getracht, dit te doen uit de zekerste hron-
1 *
TÜOKEEDE.
nen, grootendeels volgens de oorkonden der Loge zelf. Iedere volzin, dien wij schrijven, is door lewijzen gestaafd. Daaronder zal men er vinden, welke in Luiischland en ook in Nederland nog onbekend, of in quot;7 geheel niet openhaar gemaakt zijn. Een hijzonder gunstige zamenloop van omstandigheden verschafte ons in V buitenland nog de laatste opheldering over het geheime genootschap.
Daar wij echter wel de zaak, maar niet de personen bestrijden, hebben wij ons onthouden, de namen van nog in leven zijnde mannen aan te iconen. Deze, op den geest van het christendom berustende houding, noodzaakte ons dikwijls, slechts aan ie wijzen, waar ivij duidelijk hadden kunnen spreken.
Wij betuigen nu reeds, en zullen het verder nog herhalen, dat wij niet alle vrijmetselaars het einddoel der geheime orde ten laste leggen. Slechts weinigen zjn volkomen ingewijd, verweg de meeste broeders dwalen onschuldig. Daarom wenschen wij, dat voornamelijk zij ons werkje lezen, en zich eindelijk zullen doen overtuigen.
Wij besluiten deze voorrede met de ivoorden van Ba-mei ^Mémoires pour servir ii Thistoire du Jacobinisme. T, p. XX.) IIam hourg 18 0 3.) quot;Tot welken godsdienst, welke regeering, welke klasse der burgerlijke maat schappij gij ook behoort — zoodra het Jacobinisme zegeviert, wanneer de plannen en eeden der geheime genootschappen vervuld worden, dan is het gedaan mei uwen godsdienst, uw priesterschap, mee regeering en uwe wetten, met mv bezit en uw recht. Uwe rijkdommen, uwe velden en huizen, tot zelfs uwe hutten en uwe kinderen — alles behoort van dat oogenblik af niet neer u toer
IV
De strijd tegen troon en altaar is langs de gelicele siaglinie ontbrand. Het Liberalisme, in al zijn schakeeringen van het vreedzame blauw tot het bloedige rood, is tegenwoordig meester van den toestand. De monarchieën, welke zich daaraan overleveren, laten zich, half zonder het te willen, door de golven meevoeren en sturen, onder de verzekeringen der hoogste trouw van de zijde der gebiedende partij, onophoudelijk de Republiek te gemoet. Maar deze zelfs zal niet meelde Republiek van Lamartine in 1848 zijn, maar de sociaal-democratische.
Zulk een uitslag is dubbel te verwonderen, wanneer men de wereldberoemde geesteloosheid en de inwendige verdeeldheid van genoemde partij in aanmerking neemt. Wij kunnen slechts opheldering vinden in de organisatie, waardoor het Liberalisme gesteund wordt, n. I. in het internationale genootschap der vrij metselaars, hetwelk, geholpen door begunstigende uitzonderingswetten, vooral in de laatste twintig jaren zulke verbazende vorderingen heeft gemaakt, dat het zich zelfs op een getal van zeventien millioen
6
broeders beroemt. (1) Het is algemeen bekend, dat de meeste leden der liberale ministeriën van Italië, Spanje, Portugal, Frankrijk, België en elders tot haar zijn toegetreden ; de meest gevreesde democratische woordvoerders en de hoofden der liberale partijen in de Parlementen behooren haar toe ; in haren dienst schrijft, ten deele bewust, ten deele onbewust, de liberale pers.
Deze toestand is langzamerhand voorbereid, en door eene taaie volharding tot zijnen tegenwoordigen bloei opgevoerd. Een der ingewijden schrijft: //De grootste en de geleerdste mannen hebben aan onze vereeniging eene konstitutie gegeven, waardoor haar wijsheid eeuwig bestaat. Wij wandelen, in eene drie-dubbele nacht gehuld, te midden onzer tegenstanders, zien ongezien hun zwakke zijde en verkrijgen zoodoende de heerschappij over hunnen geest en hun hart. Hunne hartstochten dienen ons als drijfveeren, waardoor wij hen, zonder dat zij iets vermoeden, in 't spel medeslepen, om ze ondanks zichzelven te dwingen, gemeenschappelijk met ons te handelen, terwijl zij wanen hunne bijzondere wenschen te bevredigen. Het ware dwaasheid geweest, in een
(L) Wanneer dit getal, hetwelk in den zomer van 1872 door alk-bladen de ronde deed, geen rhetorisehe overdrijving is, dau heeft men zeker de broedervereenigiugen meegerekend, wier taak het is, de groote menigte voor de ideèn der vrijmetselarij voor te bereiden. In de Vereeuigde Staten van Noord-Amerika vindt men b. v. ongeveer honderd dergelijke geheime voorbereidings-vereenigingen; de meest bekende zijn : Odd-Fellowsy Good-Fellows, Bruiden, Redmen, Se-ven- JFise-Ilen, Hermanns-Söhne, Ordens-Söhne der Freiheit, Haruyaris, Knights of Fyihici, enz. Zij vormen ongeveer 25,000 loges met nagenoeg twee millioen leden. Laatstgenoemde soort is in de laatste jaren ook in Dnitschland ingevoerd en heeft reeds loges te Berlijn, Stuttgart, Dresden, Zurich, enz. In Amerika en in Frankrijk bestaan nog ondergeschikte graden, en loges met twee graden voor vrouwen. Zie Laacher St. 1873, deel 1, blz. 100. Buitendien staan de Internationale, de Vredebonden, de Vereenigingen der Solidair es. Vrijdenkers, enz., allen meer of min in betrekking tot de vrijmetselarij.
7
open strijd te treden; door verspreiding van vrijzinnigheid en onafhankelijkheid moest men het reuzen-gebouw, hetwelk de eerzuchtigen hadden opgericht, allengs zoeken te ondermijnen. In den eigen schaduw een er overheid arbeidt de vrijmet-selarij aan het groote baar toever touwde werk. De machtige, geduchte vrijmetselarij volgt u op den voet, bespiedt uwe schreden, doorgrondt uwe gedachten tot in 't diepste uwer ziel, bewaakt u te midden der duisternis, waarmede gij u omringt. Haar geheime, onvermijdelijke invloed vernietigt al uwe plannen; haar machtige arm zal u den dolk ontwringen. En door uwe hulp, mijne broeders, zijn de talrijke volkeren van hun ketenen bevrijd. (I)quot;
Het zij verre van ons, de geheele liberale partij en a 1 haar medeleden tot de Loge te rekenen, of ook van alle vrijmetselaars te zeggen, dat zij geheel bewust naar het doel der geheime orde streven; ja wij zijn overtuigd, dat de eeue of andere lezer der navolgende verhandelingen, die misschien zelf een deel dier nachtelijke vereeniging uitmaakt, zich aan onze woorden zal ergeren, wijl hij zoo iets nog nooit in de Loge gehoord heeft. Dat doet echter niets ter zake; niet allen zijn enkel als mede-eters en mede-betalers opgenomen. Evenmin werpe men ons tegen, dat er vorsten en prinsen tot de Loge zijn toegetre-den, en door de noodzakelijke verschooning dezer laatsten, ieder woord ten nadeele der Loge als een den Koning vijandige gezindheid moet worden aangemerkt.(2)
(1) Wiener Journal für Freimaurer, Manuskript far Bril der. 2e Jaargang, 1ste deel, blz. 66.
(2) De eed van eeu schotsclieu „Oud- of Grootmeester en ridder van den H. Andreas bij zijn opneming, luidt: Ik N.N., beloof en zweer bij God, den schepper der wereld, voor mijnen wettigen meester dezer hooge schotsche Loge, in tegenwoordigheid der aanwezige schotsche
8
Het is toch algemeen bekend, dat vorsten of hun aanverwanten, zelfs wanneer zij voor den schijn de hoogste ambten in de Loge bekleeden, in geen geval,//werkliedenquot; of //bouwmeesters', maar juist //bouwheeren'' zijn, en dien tengevolge in eene verhouding tot de Loge staan als een rijk rentenier, welke zich een prachtig kasteel wil laten bouwen, tot zijn architect, welke zelf een nog veel rijker rentenier wil worden. Maar niemand, en dit is eene eer, wordt lichter bedrogen dan een aristocratische natuur, niemand daarentegen moeielijker dan een doortrapte booswicht. Men beschuldige ons daarom niet van oneerbiedigheid tegen vorstelijke personen, welke aan de Loge de eer van hun lidmaatschap bewijzen. In de volgende hoofdstukken spreken wij slechts over de geheime bouwmeesters,niet over eventueele beschermers. Het is inderdaad meer dan tijd, dit te doen, daar een groot deel der Katholieken, niettegenstaande het tegendeel dagelijks meer en meer blijkt, in de vrijmetselarij een onschadelijk zwets- en drinkpartijfje zien van eenige liberale, brassers, of hoogstens een geheim verbond vol verwoestende innerlijke verdeeldheid. (I)
bondsbroeders, een vrijwilligen en pleclitigen eed, dat ik de gehei-meii, welke mij zullen geopenbaard worden, en de meeningen, welke ik omtrent dezelve vorm, op het geheimste voor de geheele wereld zal verbergen en aan niemand het geringste deel ervan zal openbaren, al ware het ook de meester der geheele orde, in zoover ik hem niet in een rechtmatige hooge sehotsche Loge heb erkend, of hij mij niet als zoodanig door mijne overheden dezer Loge is bekend gemaakt.quot; Sursena blz. 212. Eekert, die Frage der staatli-chen Anerkennung des Freimaurer- ordens in Oesterreich. 2de ui tg. Weenen 1862 blz. 5. — Wij hopen, dat deze eed voldoende zal zijn, om elke aanklacht van oneerbiedigheid tegen hooge beschermers onmogelijk te maken.
(1) Wij zijn overtuigd, dat de schrijver van het artikel „Vrijmetselarijquot; in de histor. polit. Blatter (deel 8. 1841) in 't jaar 187'3 geheel anders zou schrijven. Uit deze en nog eenige dergelijke artikelen (jaarg. 1802) hebben Duitsehland's Katholiekengrootendeels hunne geringschattende meening nopens de Loge gevormd.
9
Deze ineening, welke vroeger misschien eenigen scLiju van juistheid had, is thans niet meer houdbaar; met eiken dag wordt het een vreeselijkere ernst. Zeer juist zijn de woorden van den Bisschop van Mentz, vrijheer von Ketteler, in zijn werk v Vrijheid, Gezag en Kerk.quot; (blz. 218.) //De vrijmetselarij alleen beweegt zich over de gansche wereld in een merkwaardigen toestand van uitzondering, en is in het grondwettig bezit daarvan. Op weinige uitzondering na, wordt alleen zij niet door de pers besproken, eu zij wil ook niet besproken worden. Terwijl de priester spreekt en oordeelt over alle andere toestanden, die den mensch belang inboezemen; terwijl het Christendom met al zijn leerstukken en instellingen, de Staat in al zijn rechten eu konstituties het voorwerp der besprekingen zijn; terwijl zelfs de intiemste persoonlijke toestanden der meu-schen worden blootgelegd, vormt de vrijmetselarij alleen met eene algemeene Europeesche toestemming een //Raak mij niet aan.quot; Ieder vreest er over te spreken als over een soort van spook.
Dit verschijnsel is het eerste bewijs voor de ontzaglijke macht, welke de vrij-inetselarij in de wereld uitoefent.quot;
In de volgende regels zullen wij spreken over den verborgen oorlog der vrijmetselarij 1°, tegen de katholieke Kerk; 2°, tegen het Christendom; 3', tegen het koningschap; 4°, tegen de maatschappelijke orde; 5quot;, tegen God zelf. Wij houden ons voor 't meerendeel aan oorkonden en onwederlegbare uitspraken eer Loge zelve en zullen ons van elke overdrijving onthouden, en in onze gevolgtrekkingen slechts zoover gaan, als de aangehaalde bewijsstukken ons noodzaken.
II.
DE STILLE KRIJG DER VRIJMETSELARIJ TEGEN DE KATHOLIEKE KERK.
Het is onnoodig, ons met de geschiedenis der vrijmetselarij bezig te houden; zij zou ons te ver doen afwijken van de taak, die wij ons gesteld hebben. Alleen willen wij doen opmerken, dat in dit punt gewoonlijk door twee uitersten wordt gefaald. Eeuigeu voeren de geschiedenis van het genootschap terug tot den broedermoorder Caïn, en leveren zoodoende veeleer eene geschiedenis van het kwaad onder de mensch-heid in 't algemeen. (1) Anderen dagteekenen haar stichting eerst van 't jaar 1717, door deu natuur-vorscher Desaguliers en de godgeleerden James Anderson en George Puyne, niettegenstaande er toch onloochenbaar oudere aktestukken voorhanden zijn. (2) Het zekerste is haar stichting te bepalen uit de joodsche synagoge gedurende de christelijke tijdrekening. Dat blijkt uit den geheelen toon van het bijwerk in le-
(1) Zie o. a. de Camille, storia della setta antieristiana. Firenze 1872, 2 dcelen. Vgl. Civilta cattotina quad. 524 p. 190.
(2) Zie Sehrüdl. in de 11'ctzer-WeUe'sches Kirchenlexion ouder art. V r ij m e t s e 1 a a r 3.
11
genclen, uit het karakter en het einddoel der vereeui-ging. Natuurlijk zijn de naam zelf en het metselaars-ceremonieel een toevoegsel uit lateren tijd.
Daar nu het genootschap zich ten doel stelt, het Christendom te vervangen en zelfs zijne plaats, zoowel wat innerlijke als uitwendige macht betreft, te vervullen ; in 't geheim alles in Kerk en Staat, in gemeente en gezin, in meeningen en gewoonten aan zich te onderwerpen, en zich als hoogsten sou vereineu ]3ond, als zoogenaamde //koninklijke kunstquot; in de menschheid tracht te vestigen, zoo volgt hieruit van zelf, dat zij de aartsvijandin van den door Gods Zoon opgerichten wereldtempel, de katholieke Kerk, moet zijn.
I. Deze vijandschap toont zich voornamelijk op het gebied van geloof. De schat der geopenbaarde waarheden, »het bolwerk des geloofsquot; (1 Tim. 6, 30) gold voor de Kerk ten allen tijde als haar dierbaarste kleinood, tot welks ongeschondene bewaring zij hoofdzakelijk geroepen is. Met ontzaglijke moeite en met ontelbare worstelingen tegen do dwalingen van vvederspa;mige heethoofden, heeft zij haar taak volbracht, en liever liet zij geheele volken aan haren moederlijken schoot ontrukken, dan ook zelfs het geringste toe te geven. Zij beschouwt het geloof als den wortel en den grondslag der rechtvaardiging, als richtsnoer voor het zedelijk leven, en verplicht hare kinderen, liever het leven te verliezen, dan ook maar een enkel leerstuk prijs te geven. De onafzienbare rij der bloedgetuigen bewijst, dat haar stem is begrepen en gehoorzaamd wordt. Luistert men nu naar de verdedigers der Loge, dan bestaat er geen vereeniging, zoo verdraagzaam en zoo voorkomend jegens de Kerk als zij. In het Duitsche Yierdejaars-verslag (1841, le deel) tracht een der //broedersquot; dit aldus te bewijzen : //Zij, — de vrijmetselarij — heeft zich steeds aan elke bepaalde
12
inmenging in kerkelijke of politieke toestanden onttrokken en mocht er in slagen, haren oorspronkehjken schoonen weg weder te vinden, wanneer het aan vreemde invloeden was gelukt, haar voor een oogenblik van den-zelven weg te dringen.quot; Zoolang de oude Staat no0 eenigzins op zijn christelijk karakter bestond ; zoolang hii wel is waar langs administratieven weg de Kerk in haar levensuitingen onderdrukte, maar het geloof nog niet zoo openlijk liet ondermijnen, waren zulke schoone woorden voorzeker noodig. Maar dit alles is thans opheel anders geworden, en derhalve zijn ook de ver-ontscliuldigingen der Loge overbodig. Zij kan nu de haar aangeboren vijandschap tegeu het katholiek o-eloof zonder schroomen bekennen en toonen. Die vijandschap was reeds sinds langen tijd in haar oorkonden erkend. Beginnen wij met eene der oudsten
De beroemde Keulsche oorkonde van t jaar loilo, welke ook door Ph. Melanchton als broeder-vnjmetse-Jaar onderteekend is, gewaagt van een over de geheele wereld verspreid geheim genootschap, hetwelk voor ]44ü bestond onder den naam : ƒ/broederschap van den
H Johannes,quot; en sinds dien tijd tot 15o5, wJohaii-„esorde der vrije metselaren,quot; of ,/vrij metselaars-broe-derschapquot; heette. In den jare 1717 hervormde zij zich, met behoud echter van het einddoel, in eene meer atheïstische en sociaal-democratische richting; haar rituaal is het nieuw-engelsche constitutieboek. (Zne Lc-kert ndie Mysierienges. der alten TIeidenhrche blz. :529). Onder A. bevat de Keulsche oorkonde het volgende • // üe broederschap, of de orde der naar den re^el van den H. Johannes verbonden vrijmetselaars-broeders, vindt zijn oorsprong noch bij de tempelhee-ren noch bij eene andere dergelijke geestehjse ot wereldlijke ridderorde, maar is daarentegen ouder dan alle dergelijke orden, en heeft zoowel m Palestina en
13
Griekenland, als in eenig ander deel van het Komein-sche Eijk reeds lang voor de kruistochten bestaan. Onze verbroedering dagteekent reeds uit die dagen, toen, wegens de elkander bestrijdende sekten der christelijke zedeleer (!) zich een klein getal ingewijden, bekend met de ware leer der deugd en de oorspronkelijke uitlegging der geheime leer, van de menigte afscheidde. Want in dien tijd geloofden deze geleerde en verlichte mannen, als echte en van de heidensche dwaalleer geheel vrij gebleven christenen, dat een met dwaalbegrippen bevlekte godsdienst wel geloofsverdeeldheden, maar geen vrede bracht. Daarom hebben zij zich door een heiligen eed verplicht, de deugd kweekende grondbeginselen van dezen godsdienst, welke het men schel ijk gemoed zijn aangeboren, zuiverder en reiner te bewaren, en zich dus geheel daaraan toe te wijden, opdat zich het ware licht op deze wijze meer en meer uit de duisternis verheffe, om het bijgeloof te bestrijden, en door juiste beoefening aller menschelijke deugden, vrede en voorspoed onder de menschheid te vestigen.quot;
Onder B leest men : //Ofschoon wij bij de uitoefening der weldadigheid op geen godsdienst of landaard letten, achten wij het tot nog toe veiliger en noodzakelijk, niemand anders in onze orde op te nemen, dan wie i n profane en weinig verlichte kringen tot het Christendom bekent te behooren.quot; Aan het einde der oorkonde staat: //Volgens de tijdrekening, welke mende christelijke noemt, 1553quot;
Uit dit kritisch-onwederlegbaar aktestuk (1) treedt
(l) Het wordt ook door de Loge erkend. Zie Jaarboekje voor Nederlandsche Vr ij metselaren. 587 2. (1872) blz. 59. waar onder het jaar 5819 gezegd wordt, dat de Nederlandsche loses een facsimile der oorkonde ontvingen.
14
de gelieele houding der Vrijmetselarij tegenover de katholieke Kerk duidelijk in 't licht.
1°. In de vroegere ketterijen erkende men slechts geschilpunten over christelijke zede leer, ofschoon zij ten eerste en meestal dogmatisch waren; derhalve heeft men den geloofsinhoud bepaald ontkend en als zonder beteekenis, als ijdel of zelfs als in het geheel niet bestaande beschouwd.
2°. De Kerk wordt op eene lijn geplaatst met de sekteu.
3°. De eigenlijke waarheid is noch bij de katholieke Kerk, noch bij de sekten te vinden, maar uitsluitend bij een klein getal ingewijden, t. w. de oude vrijmetselaars, welke zich van de menigte, namelijk van de katholieke Kerk, afzonderden. (I)
4°. Doch ook bij dezen berust de ware grondslag slechts in de zedeleer; het godsdienstige geloof is dus openlijk als dwaasheid, als een speelgoed der domme menigte ter zijde gesteld.
5°. Zelfs deze zedeleer is niet de geopenbaarde, maar quot;het menschelijk gemoed aangeboren.quot;
6°. De katholieke Kerk is door heidensclie dwalingen aangestoken, en met valsche meeningen besmet; derhalve is zij de moeder der tweedracht onder de menschen, en nooit in staat, aan de wereld den vrede te verzekeren.
7°. Aldus, — en dat is het noodzakelijk gevolg — verplicht zich een ieder, die in de geheime leer is ingewijd, het katholieke bijgeloof uit alle macht te bestrijden, en door het zuiverste humanisme eerst vrede en welvaart onder de menschheid te vestigen.
(1) Deze gedachte ia dichterlijk bchanileld in de parabel van de drie ringen in het vrijinetselaars-te)(/«Ki-drama „Nathan der Weisequot; van Lessing, welke zelf lid van het geheim geuootsoha;) was.
15
Dit zijn de vreeselijke plannen der duisternis. Hebben wij dus te veel gezegd, wanneer wij de vrijmetselarij van aartsvijandschap tegen de katholieke Kerk beschuldigden ? Of is wellicht de engelsche redactie der bondswetten van 1717 matiger te werk gegaan? Neen! .Tuist in dit levens-element der vrijmetselarij is zij uiterst conservatief gebleven; achter hare bedriegelijke woorden loert de oude haat tegen het geloof. iUs voornaamste plichten en grondregels [Anderson's Kon-stilutionsbuch. Frankfort 1743. bldz. 298,) gelden de volgende: //De vrijmetselaar is als echte Noachiet gehouden, aan de zedewelten te gehoorzamen, en wanneer hij zijne kunst goed verstaat, zal hij evenmin een godloochenaar als een ongodsdienstige woestaard zijn; in tegenstelling met vroeger tijden (hoe aardig!) wordt het tegenwoordig dienstiger geacht, den vrijmetselaar slechts tot dien godsdienst te verplich-ten, waarin alle menschen overeenkomen, (latis:totden oudsten kat holieken(!) godsdienst; goede en*getrouwe mannen van eer en rechtschapenheid te zijn, en de algemeen erkende zedelijke begripswetten te onderhouden. Het staat echter iederen broeder voor zich zelf vrij, in zijne bijzondere belijdenis en godsdienstige meening te volharden. Alle godsdienstige en politieke twisten en disputen moeten worden vermeden, en de vrijmetselaars als vredelievende onderdanen aan de burgerlijken overheid gehoorzamen. Evenwel blijft een broeder, welke zich aan verzet tegen den Staat heeft schuldig gemaakt en geen ander misdrijf heeft begaan, in voortdurende verbinding met de Loge. De broederlijke liefde, behulpzaamheid en trsuw gelden als vaste wet voor alle leden; allen behooren zich als ge-1 ij ken en broeders te beschouwen, en het
14
de gelieele houding der Vrijmetselarij tegenover de katholieke Kerk duidelijk in 't licht.
1°. In de vroegere ketterijen erkende men slechts geschilpunten over christelijke zede leer, ofschoon zij ten eerste en meestal dogmatisch waren; derhalve heeft men den geloofsinhoud bepaald ontkend en als zonder beteekenis, als ijdel of zelfs als in het geheel niet bestaande beschouwd.
2°. De Kerk wordt op eene lijn geplaatst met de sekteu.
3°. De eigenlijke waarheid is noch bij de katholieke Kerk, noch bij de sekten te vinden, maar uitsluitend bij een klein getal ingewijden, t. w. de oude vrijmetselaars, welke zich van de menigte, namelijk van de katholieke Kerk, afzonderden. (I)
4°. Doch ook bij dezen berust de ware grondslag slechts in de zedeleer; het godsdienstige geloof is dus openlijk als dwaasheid, als een speelgoed der domme menigte ter zijde gesteld.
5°. Zelfs deze zedeleer is niet de geopenbaarde, maar quot;het menschelijk gemoed aangeboren.quot;
6°. De katholieke Kerk is door heidensclie dwalingen aangestoken, en met valsche meeningen besmet; derhalve is zij de moeder der tweedracht onder de menschen, en nooit in staat, aan de wereld den vrede te verzekeren.
7°. Aldus, — en dat is het noodzakelijk gevolg — verplicht zich een ieder, die in de geheime leer is ingewijd, het katholieke bijgeloof uit alle macht te bestrijden, en door het zuiverste humanisme eerst vrede en welvaart onder de menschheid te vestigen.
(1) Deze gedachte ia dichterlijk bchanileld in de parabel van de drie ringen in het vrijinetselaars-te)(/«Ki-drama „Nathan der Weisequot; van Lessing, welke zelf lid van het geheim geuootsoha;) was.
15
Dit zijn de vreeselijke plannen der duisternis. Hebben wij dus te veel gezegd, wanneer wij de vrijmetselarij van aartsvijandschap tegen de katholieke Kerk beschuldigden ? Of is wellicht de engelsche redactie der bondswetten van 1717 matiger te werk gegaan? Neen! .Tuist in dit levens-element der vrijmetselarij is zij uiterst conservatief gebleven; achter hare bedriegelijke woorden loert de oude haat tegen het geloof. iUs voornaamste plichten en grondregels [Anderson's Kon-stilutionsbuch. Frankfort 1743. bldz. 298,) gelden de volgende: //De vrijmetselaar is als echte Noachiet gehouden, aan de zedewelten te gehoorzamen, en wanneer hij zijne kunst goed verstaat, zal hij evenmin een godloochenaar als een ongodsdienstige woestaard zijn; in tegenstelling met vroeger tijden (hoe aardig!) wordt het tegenwoordig dienstiger geacht, den vrijmetselaar slechts tot dien godsdienst te verplich-ten, waarin alle menschen overeenkomen, (latis:totden oudsten kat holieken(!) godsdienst; goede en*getrouwe mannen van eer en rechtschapenheid te zijn, en de algemeen erkende zedelijke begripswetten te onderhouden. Het staat echter iederen broeder voor zich zelf vrij, in zijne bijzondere belijdenis en godsdienstige meening te volharden. Alle godsdienstige en politieke twisten en disputen moeten worden vermeden, en de vrijmetselaars als vredelievende onderdanen aan de burgerlijken overheid gehoorzamen. Evenwel blijft een broeder, welke zich aan verzet tegen den Staat heeft schuldig gemaakt en geen ander misdrijf heeft begaan, in voortdurende verbinding met de Loge. De broederlijke liefde, behulpzaamheid en trsuw gelden als vaste wet voor alle leden; allen behooren zich als ge-1 ij ken en broeders te beschouwen, en het
13
Tot volkomen overtuiging onzer lezers voeren wij nosj de volgende bewijzen aan ;
Het uZeihchrlft für Freimaurerei, als Manuscript fiir Brüder gedruckt.quot; (Altenburg 182o, I, 1, blz. 9o) bevat het volgende: //De regeeringsvonn of de organisatie eener loge is tevens een ideaal der beste inrichting; de grondwet is democratiscli en het bestuur vertegenwoordigend. De leden zijn in drie graden verdeeld : als jongelingen, mannen en grijsaards. Vereen!-ging der verschillende belijdenissen in
één' na t u ur 1 ij ken godsdienst; ge 1 ijk heid van rechten en aanspraken, onderling genoegen eu gezamenlijk philantrophisch streven behooren de verbroedering te voltooien.quot;
In het Weener u F reimaurer-journal, Manuscript fiir Freimaurerbrüder.quot; II, 3 : blz. 21, zegt de redenaar der Loge tot de //broedersIn den beginne aanbaden de Samothraciers slechts hemel en aarde, wijl hun de natuur vader eu moeder was, en er nog geen papen en despoten waren, welke hen door list en geweld, door bijgeloof en verdrukking, door in- en uitwendigen dwang er toe brachten, hunnen goddelijken Schepper te verloochenen en te haten.quot;
Bij de opneming van eeu lutherschen predikant in Weenen werd volgens hetzelfde dagblad (11, 3, blz. iS4) het volgende vers gezongen:
Om 't even, of een gouden kruis,
Of een borstbeeld prijkt met de namen van Israëls-
stammen;
Of een groene tulband, met eene spits versierd. Een Bisschopsmuts, van dubbelen draad, deu schedel dekt. Om 't even, of hij Eomes Paus, den Paus van Hamburg Of dien van Stambul toebehoort.
19
Evenzoo zegt de Latomia (deel XII. 168), dat een redenaar tot de broeders sprak: //Het is even eenzijdig eeu Katholiek ais een Lutheraan of een Kwaker en?., te zijn. De beschaafde, en de vrijmetselaar vooral, moet geheel vrij zijn van al deze kleuren.
II. Een Bond, die lijnrecht tegen over het katholiek geloof staat en het een strijd op leven en dood heeft gezworen, moet zich ook op het gebied der zede-leer als een evenzoo verbitterd tegenstander doen kennen. Wel geeft hij altijd te kennen, dat zijn leden slechts //de algemeen erkende zedelijke geboden der redequot; moeten in 't oog houden.
Maar hoe onmetelijk rekbaar moet dan toch die mantel van moraal wel zijn, in welks plooien de Chineesche Confucitis-vereerder en de Boedliistische Maleier, de heidensclie Indiaan en de Turk, de vuuraanbiddende Parsen en de echtste rationalist, de Katholiek zoowel als de Calvinist huisvesten en zich als broeders beschouwen!
Wij zijn er ten stelligste van overtuigd, dat de Loge niet een der 10 geboden in denzelfden zin verstaat als de Katholieke Kerk, en dat zelfs de eerlijkheid van den rechtschapen man schipbreuk lijdt, zoodra er van kerkdijken of anderen eigendom sprake is. Zelfs de lofredenaar der Loge in het meergenoemde Duitsche quot;Vierdejaars-verslag kan de zedelijke naaktheid niet geheel bedekken, wanneer hij het volgende ter verschooning bijbrengt. //Terwijl de Bond de dogma's onaangeroerd laat, en iederen geloofsvorm (?) uiterlijk leert achten en eerbiedigen, leidt zijn streven terug naar de hoogste doch helaas zoo dik \v ij Is miskende leer van den verheven Stichter, welke zij in het leven tracht te vestigen en vruchtbaar te maken. Men zoude de vrijmetselarij den godsdienst der mon-
22
mede, dat de Kerk met al haar leerstellingen en geboden onvruclitbaar is gebleven, (1) en dat eerst hun Bond de menschheid tot zedelijke verbetering heeft genoopt.
Maar zij vergissen zich, en wij gelooven volkomen bewust. De katholieke Kerk was en is oneindig vruchtbaar tot de hoogste zedelijke volmaaktheid, maar dit in geen geval bij diegenen, welke hunne hartstochten als zedelijke begrijiSHetten beschouwen. Wij mogen niet vooruitloopen, anders zouden wij nu reeds den zedelijken afgrond kunnen aantoonen, in welken de Loge het gcheele mensch-dom wil storten, en dien wij in het achtste hoofdstuk wenschen te bespreken.
III. De vreeselijke haat der Loge tegen de katholieke Kerk blijkt uit hetgeen wij tot hiertoe aangehaald hebben van zelf. Volgens alle kenteekenen heeft zij haren oorsprong te danken aan den diep ge-wortelden haat der rabbijnen tegen den Zoon Gods-, die op den eersten Goeden Vrijdag ter dood gebracht werd. Ouder de Keulsche oorkonde van 15-35 prijken de namen van een Melanchton, van den rampzaligen Hermann von W ied, destijds keurvorst van Keulen, en
(1) Zuo zegt K. A. Mcnzel „Xeuere GescUcUe der Deulschcn; deel 10. blz. 312. (Breslaa 1S4S); Ue vrijmetselaars beps-oefden de, in dc lieerseliende kerkgenootschappcu losser gewurden, en ten deele dour ile geloüfsverdeclcihedeu geheel verscheurde en in vijandschap veranderde banden der geestelijke vereeniging, in de vormen der broederschap weder vast te knoopen. Het zoo prikkelbare belang in zinnebeelden eu dogma's trachtten zij, door een'geheimzinnigen eeredienst, van den strijd'dcr kerkelijke meeningen over te brengen op de eenstemmige, op het verstand gebouwde wetten der zedelijkheid, en in de daad leden zij er zich op toe, dc machteloosheid der kerkelijke leerste!-iingen en gebruiken door zedelijke wetten en maatschappelijke vormen te vervangen.quot; — Deze aanhaling erkent echter ook van den anderen kant den open strijd der Loge tegen het christelijk dogma, vooral waar het op de meest bepaalde wijzen in de Katholieke Kerk optreedt.
33
j, van Coiigny, den aanvoerder der Iransche Hugenooten ;
n de vreeselijkste christenhaters der eerste Fransche re-
voiutie waren leden der Vrijmetselarij ; al de verdere geweldenarijen tegen de katholieke Kerk gingen van lC. de Loge uit, of werden door haar toegejuicht en zede-
ar lijk ondersteund. Zoolang het echter gold, in bij uitstek
en katholieke landen als Oostenrijk en Beieren, waar de
katholieke godsdienst wettelijk of daadwerkelijk staats-„ godsdienst was, den invloed der Hierarchie te breken
n. en met taaie volharding jaren lang in 't geheim te
.j,. ondermijnen, bezwoer men bij al wat heilig is, dat de
echte vrijmetselaar //de dogma's buiten kwestie laat en iedere belijdenis uiterlijk acht en eerbiedigt.quot; Men prees ;a, de verdraagzaamheid als het schoonste sieraad van vor-Ln. sten en burgers, (1) ten einde onder hare hoede
ien den katholieken geloofsijver te doen verflauwen en de
irp. dwalingen den vrijen toegang te verschaffen. Waagde
J»; men nu en dan een schermutseling tegen de Katho-
jjj): lieke phalanx, dan bedoelde men slechts de //bestrij-
en van Jesuietisme en domperij.quot; De tijd der ver-
,eu mommingen is nu echter voorbij ; met open vizier
ell slaat de Kerk van Christus nu tegenover de valsche
kerk der duisternis. Br.-. Edgar Quinet durft vrij en
ieel
1 T J T • •• •• 1
|üür (1) In t begin uamen de Oostenrijksche vrijmetselaars, — Frans
fiux_ vaii Lotharingen behoorde tot hun getal, doch buiten weten van zijue
(jcr. tdele gemalin Maria Theresia — den schijn aan, alsof zij slechts ij ver-
31J(.. den voor de verlichting en tegen misbruiken of menschelijke instel-
.jjgl lingcn in de Kerk, en om den Staat slechts weder ziju verloren
mi' standpunt tegenover de Kerk te verzekeren.
iaat[ Men begon niet de afschaffing van oude gebruiken, met bevelen in
s^ci. aangelegenheden van het onderwijs. Met den stormloop tegen de ker-
vor_ kelijke tucht, met de vernietiging der bestaande huwelijkswetten, en
l an_ met het opheffen van het coelibaat der geestelijken moest de strijd
,.llia worden voortgezet, en de verwoesting van alle grondslagen van den verk / «'hristelijken Staat als einddoel worden nagestreefd. Zie Brunner?
„Mysterien der Anjklaruvg in Oesterreich'* Mentz 1869. blz. 151.
24
onverholen verklaren : *Men moet de katholieke Kerk in 't slijk doen verstikken.quot; (1) Daarom vinden wij de Loges in de oude en nieuwe wereld dan ook steeds in vereeniging met het kerkbestormende en revolutionaire Cecarisine, overal streven naar scheiding van Kerk en Staat, naar godsdienstloos onderwijs onder uitsluitend toezicht van den Staat, naar het btirgerlijk huwelijk en het verdringen van den godsdienst uit het openbare leven, en naar den Staat zonder God. Ten einde tegenover de belijders van het Christendom ook belijders van het koninkrijk der duiste-rnis te kunnen stellen, is, als geoorloofde afscheiding van de vrijmetselarij, het verbond der nSolidairesquot; opgericht, dat sedert de begrafenis van Br. Verhaegen te Brussel, zijne vergoding van verachting en haat tegen de katholieke Kerk viert, niet alleen in België, maar ook in de Amerikaansche Vrije Staten, in Frankrijk en zelfs in het eeuwige Rome. Waar de deftige logeman zijn handschoenen zou kunnen bevlekken, draagt hij zijn taak over aan zijne stiefbroeders uit de plebeïsche dochter-vereenigingen, want er zijn in t openbare leven altijd oogenblikken, dat de gedweeë massa de slavendiensten kan verrichten, b. v. om een meerderheid in de Kamers Ie verkrijgen, of om een katholiek ministerie in België te doen vallen. Is er echter eene regeering, welke, gelijk de Oostenrijksche voor 3 860, het Christendom ongedeerd wil zien, dan wordt zij door de pers en langs een anderen nog veel
(1) II faui eioujfer la réligion Cotholique rfans la. houe. Zie La Jranc-magonnerie dans Vétat, par mi ancien, frere de Vordre. Bruxel-ics 185Ü. 8 blz. 40. — „Broederquot; Bcllo noemt onze Kerk iii eene redevoeriug (Loge .,Le Fréjugé vaincuquot; te Deventer) op den 3den Sept. 1871. „Een wanstaltige Kerk en een zich zelf aanbiddend geloof.quot; Jaarboekje voor Nederlandsehe Vrijmetselaren ó872. blz. 174.
25
;rk
wij vreeselijkeren weg zoo lang bestookt, dat zij eindelijk aan
2(ls zich zelve wanhoopt en de Bruid van Jesus Christus
irc aan de onridderlijke helden van 't geheifre genoot-
en schap uitlevert.
md Deze haat toont zich in de eenvoudigste zaken
ijk van het dagelijksch leven, zelfs tot in het spoor-
;ire weg-conpée, maar hij vervolgt het verwoedste den ka-
te- tholieken priester, aiet de beruchte leugens der
lij- uCronique scandaleuse'' en door duizende beperkingen
ten in zijn heilig beroep. Preeken over de waarheden des
rij- geloofs is eene dwaasheid, want de godsdienst is uit-
lat sluitend moraal; tot het christelijk leven aanmanen heet
;el, onverdraagzaamheid, en zich niet alle algemeene rech-
ca- ten laten ontnemen, noemt men heerschzucht. Slechts
in de flauwe, ongodsdienstige en wereldsgezinde priester
;lfs vertegenwoordigt zijnen stand op eene waardige wijze en
iju verdient bevorderd te worden. En bij zulk een hel-
iju schen haat tegen de katholieke Kerk durven de broe-
;lie ders zich nog beklagen, dat zij «van alle zijden door
are de hebzucht der koningen en de woede der ultra-
de raontanen opgejaagd worden als wilde dieren.quot; (1)
er- Maakt men hen op hunne schreeuwende onverdraag-
iek zaamheid opmerkzaam, dan geraken zij over zulk eene
ter boosaardige beschuldiging in een staat van banale zedelijke
3or woede, daar zij toch den waren godsdienst hoogschatten,
lan en slechts tegen //vooroordeel, domheid en bijgeloof te
eel velde trekken;5 dat zij echter met de drie genoemde
lasteringen juist de katholieke Kerk bedoelen, willen zij niet bekennen. Lage huichelarij en woordenspel is ^ de erfzonde van alle geheime genootschappen.
iel- ____
cnc
o.c_ (1) Woorden van Br. Juge, Redacteur van liet Vrijmetselaarsdag-
blad „Le Globequot; „Traqués de ioutes parts co mme des béles fauves par Vavidité royale et la rage ultramoniaine.quot; V. Le danger de croire j'a-cilement aux prophéties. Brux. 1272. p. 66.
26
De schoonste bloem van het christelijke leven is de kloosterlijke staat. Zelfs eene van den eersten ijver eenigzins afgeweken orde, zou altijd nog de steun van quot;t katholieke leven zijn, en nog veel goeds kunnen stichten. En hoeveel meer mag men dan niet verwachten van ijvervolle orden! Eu ijverig moeten zij in den tegenwoordigen tijd zijn, anders kunnen zij zich niet staande houden. Daarom worden zij door het geheime genootschap tot in het diepst zijner ziel verfoeid. //Broederquot; 13oulard verklaarde voor het Groot-Oosten van Brussel, dat hij de kloosters en de mon-niken wilde doen verdwijnen, al moest er ook geweld worden gebruikt. Een storm van toejuichingen begroette deze onverdraagzame tegen de grondwet indruischende woorden. (1) Ten tijde van den rampzalig misleiden Josef II van Oostenrijk werd een dergelijke drijfjacht tegen de kloosterorden door de toenmalige vrijmetselaars op touw gezet en helaas boven alle beschrijving doorgedreven. De invloed der kloosters op de opvoeding der jeugd en het christelijke leven moest worden gebroken, ten einde des te gemakkelijker de katholieke Kerk zelf te doen verdwijnen. Een heerleger van de beruchtste schrijvers putte zich uit in leugen, laster en hoon, en stelde de heilige huizen van iietquot; volmaakte leven voor als plaatsen van bijgeloof en duisternis, ten einde des te zekerder tot de plundering en vernietiging te kunnen overgaan. Ouder hen muntte de oprichter der Weener loge zur wahrtn EmlracU, hofraad Bom, een vriend des keizers, boven-allen uit door zijn cynischen haat en zijn helsche leugentaal. (2) Met hem en onder hem werkten leerlin-
(1) La frcmc-magonnerie dans l'état. blz. 40.
(i) Hij liet zich b. v. in zijn beruchte Monacholayia op de vol-jrciidc wijze uit: „Men kan het geslacht der monniken in drie fa-jnilitu indeeku, n. 1. in vleesch, visch en vlcesch, en gelijk vischen gulzige
gen, gezellen en meesters in de uitgestrekte velden van het Donaurijk, geheel naar hetzelfde voorbeeld, en richtten het onheil aan, waaraan Oostenrijk nog thans lijdt.
monniken. In 't algemeen is de monnik een op een mensch gelijkend met een pij gekleed, des nachts huilend, dorstig dier. De mensch spreekt, overlegt er. wil; de monnik, bij wijlen stom, bezit noch een denkvermogen noch een wil. De mensch zoekt zijn brood in 't zweet des aanschijns; de monnik wordt in ledigheid gevoed. Ue mensch woont onder de menschen; de monnik zoekt de eenzaamheid, en verbergt zich als ware hij lichtschuw. Hieruit volgt dus duidelijk, dat de monnik een soort zoogdier is, dat het midden houdt tusscheu den mensch en den aap, en het meest op den laatste gelijkt, van welken hij zich ter nauwernood door spijs en stem onderscheidt. Welk eene treilende gelijkenis bezit hij niet met den aap, het verachtelijkste wezen in het dierenrijk. Het nut van den monnik is: de ruimte te vulleu en te vreten.quot; — Dit lasterschrift, oorspronkelijk in 't Latijn geschreven, werd spoedig in 't Duitsch vertaald en bij duizenden door de „broedersquot; verspreid en natuurlijk, gelijk het altijd gaat, gerangschikt ouder de grootste voortbrengselen van den menschelijken geest. Kardinaal Migazzi, aartsbisschop van Wee-nen, diende bij den Keizer een kernachtig prutest in tegen dit pamflet, doch vruchteloos. Josef II werd daarvoor des te hooger door de „broedersquot; gevierd; b. v. „Als Christus nog eenmaal op de wereld verscheen, zou Hij voor alles naar Weenen tot den grooten Josef gaan, hem om den hals vallen en kussen, zeggeude • Allerliefste Josef, dierbaarste zoon, gij zijt het, die door mijnen Vader als monarch op deze aarde gesteld zijt, om mijnen heiligen godsdienst, welke door goddelooze monniken en papen, die mij wellicht nogmaals zouden willen kruisigen, door tallooze bijgeloovighedcn bezoedeld werd, weder in zijuen vroegeren luister te herstellen. Gij Josef, gij zijt de man, welken mijn Yader voor deze gewichtige taak heeft uitgekozen; en zie ! daar zoomin de Paus, mijn stedehouder, als de bisschoppen zich volgens hunnen plicht u in uwe verordeningen, in uwe heilige oudernemingen steunen, heeft hij mij nog eenmaal op de wereld gezonden, tcu einde u in deze onderneming de behulpzame hand te bieden.quot; — Door niets kan de waardigheid eener kroon dieper in het stof getrapt en verachtelijker gemaakt worden, dan door loftuitingen van deze soort, welker onzinnigheid door den een-voudigsten man uit het volk kan worden begrepen. „Broederquot; Ratschky bezingt den misleiden Keizer over „de overwonnen Hydra van het monnikengeslacht, daar nu de grootste vorst op Duitsch-land's troon de vrijmetselarij door zijn schild beschermt. Zie Seb. Lrunner, Die Mysterien der Juj'Llanmg in Oesterreich 1770—1800,
2*
28
Juist nu kunnpii wij gelijke verschijnselen, die uit dezelfde bron voortkomen, waarnemen. De Jesuiten-jacht is het werk der Loge; spoedig zal zij zich over alle kerkelijke genootschappen hebben uitgestrekt; bet overige, zoo hoopt de onderaardsche scbare, zal dan wel van zelf volgen.
Niet beter is het lot, dat het geheime genootschap aan de dienaren der Kerk en bijzonder aan den Paus en de Bisschoppen heeft toegedacht. Want, wil men eene kudde doen verstrooien, dan moeten eerst de herders worden gedood. — Laten wij ons houden aan het verleden, want in het gisteren ligt het heden opgesloten. Onmogelijk is de diepe smaad te beschrijven, welken de beste bisschoppen der monarchie van de //broedersquot; moesten verduren, sedert 1781, toen Josef II alleenheerscher werd. Terwijl zij zich wederzijds als //echte mannenquot; ophemelden en straffeloos voortgingen, trokken zij in woedende uitvallen tegen //alle tegenstanders van het licht, paapsche schurken en huichelaarsquot; te velde, en verlangden zij van den Keizer, //den nietswaardigen paapschen mandarijnen het handwerk te verbieden, en toch de mismaakte en gramstorige gezichten dier politieke staatsmollen aan te zien. (1)
a its archivalisclieii und anderen hisher unbeachteten Quellen.quot; Mentz 18G9 bijzonder blz. 42.^274,19. Van denzelfde : Theologische Bienerschaft am ilofe Joseph II. blz. 423. Deze beide werken zijn juist nu dubbel lezcuswaardig.
(I) Be door de „broedersquot; uitgegeven „Katholischer Vhantastcii-und Frediyeralmanachquot; was ieder jaar, van de eerste tot de laatste bladzijde, vol ^an de eerlooste uitvallen tegen godsdienst en Bis-scboppen. Het leven der H. Maagd word belasterd op eene wijze, waarvoor de hier aangehaalde woorden als voorbeeld kunnen strekken : „In 't veertiende hoofdstuk worden de christelijke schaapskoppen bekend gemaakt met de volmaaktheden of deugden, welke Maria iu den tempel bcoefende.,, Van den Bisschop van Yperen, Felix, zegt men: „Hij is een bijzonder vereerder der godsvrucht tot het vlee-schelijk hart van Jesus, een godsvrucht, die reeds door ezels voor ecu dwaasheid wordt gehouden. Ter eere dezer godsvrucht, stichtte
29
Derhalve was de veronderstelde gevaarlijke meeuing reeds toen strafbaar en de geestelijkheid reeds voor honderd jaren geleden ustaatsgefarlich?' Niets nieuws onder de zon ! Zij hebben niets geleerd en niets vergeten. En werkte uNicolaïs Bib Hoi hekquot; te Berlijn niet in denzelfden geest? Het ellendige Illuminaten-dom, een stichting van den vrijmetselaar J. A. Weis-haupt, vervolgde het katholieke geloof met gelijke wapenen en met denzelfden haat, en kweekte die erbarmelijke klasse van lieden, die zich juist thans in Beieren zoo op den voorgrond dringt. Wel schaamde men zich naderhand dikwijls over dien onbehouwen makker, doch het het is bewezen, dat Weishaupt vrijmetselaar was, (1) en dat zijn streven, in plaats van door de Loge te worden afgekeurd, door haar is gesteund, en dat de Illuminaten zich op de bijeenkomst te Wilhelmsbad dorsten beroemen, »dat er zich onder alle wettig opgerichte loges in üuitschland, geen enkele bevond, welke niet met hunne (Illuminaten-) orde was vereenigd,quot;
hij voor Beuedictijueu te Yperen eene afzonderlijke broederschap, die door den aflaathandelaar Pius VI werd bevestigd.quot; — Ook de Bisschoppen, welke den edelen Pius VI bij zijn aankomst te Wee-nen linnen eerbied kwamen betaigen, werden door de Weener Vrijmetselaarsbladen (b. v. „Uealzeitung quot; „Wiener Freimaurei'jounialquot;) op de schandelijkste wijzen door het slijk gesleurd.
En niet beter ging het den Paus zelf gedurende zijne aanwezigheid in Oostenrijk's hoofdstad. G. Brunner „Mysterienquot; blz. 199; dezelfde „Theologische Dienerschiaftquot; blz. 423 ; dezelfde „Auszüge aus Blumouer's und ander er Voeten Sc hondlibellen- vor der Ankunfl unci vnihrend der Jnwesenheit des Fapsies Pius VI. in Wien, blz. 208.
Behalve de genoemden. Born en Ratschky, behoorden ook Reinhold, Haschka en de beruchte Blumauer tot de ijverigste vrijmetselaars. Volgens Brunner (Myst. blz. 12.) bestonden er reeds in 1713 meer dan veertig deelen vrijmetselaarsliederen, welke In de loges bij wijze van vrijmetselaarsgodsdienst gezongen werden, en daarom grootendeels met noten zijn gedrukt.
(I) Zie Jaarboekje voor Nederlandsche Vrijmetselaren 1872 blz. 54. onder het jaar 5785— 17S5.
30
Hun grootste haat moest zich natuurlijk tegen het pausschap richten, als het middenpunt der katholieke éénheid. Het is bewezen, dat de Loge reeds negentig jaren lang streefde naar de opheffing van den Kerkelijken Staat. Broeder Haschka (1) spoorde ten tijde van Josef II reeds dien keizer daartoe aan; andere pamphletisten uit denzelfden tijd lachten reeds bij voorbaat er over, dat hun //onsterfelijke Josef daarom zou worden geexcommuniceerd.quot;
(I) G. Brunncr, Mijsterien Mz. 107. — Wij willen hier slechts één strophe van Haschka aanhalen:
Volbreng uw werk! en laat geen pausenlist. Hun oogendieust, hun neergebogen trots.
Hun huichellach, zoomin hun vrome dolk,
U op het ware pad een oogenblik doen wankelen.
Een ander ridder van het schootsvel schreef: „Wat zou men wel moetenbeginnen, als onze keizer eens geexcommuniceerd werd ? Lachen, luidkeels lachen.... O Josef, groote, onsterfelijke Josef! Dien dank zullen eens de volgende natiën, wier verlichting gij alleen hebt bewerkt, bij uwe asch in tranen als wierook uitstorten (welk een bombast!) en geen waar Duitscher zal daar kunnen voorbijgaan, zonder te blijven staan en zuchtend te denken: ,,Hier ligt Josef, de grootste aller keizers.quot; Brunner, 320.
Ten bewijze, dat de haat tegen het pausschap in den tegeuwoor-digen tijd nog grooter geworden is, geven wij hier het volgende lied, dat bij een belgische tafelloge gezongen werd, in 't oorspronkelijke weder:
A ce Banquet oü l'amitié préside,
J'avais dessein d'apporter ma gaité;
Hélas I la peur me rend la voix timide Du Vatican les foudres m'ont heurté.
Un jour l'Enfer décuplera sa dime Sur les ma9on3 que je vois assembles.
Erères pour vous, ah! ma pitié s'anime,
Vous êtes tons des eicomninniés.
Vous méprisez une idole pourrie,
Devant laquelle un peuple est a genoux;
11 existait dans son temple blottie,
Une Uydre obscene ayant les yeux sur vous.
31
Toen in 1861, prins Murat, grootmeester van het Groot-Oosten van Erankrijk, in den Fransehen senaat voor de wereldlijke macht des Pausen stemde, brak er zulk een storm tegen deze vermetele anti-vrijmetselaars-ketterij los, dat de grootmeester moest aftreden en maarschalk Magnan, zijne plaats moest innemen. Laa-cher St. lebr. 72. blz. 118). De heiligschennis van den 20 September 187 0, was, gelijk geheel liet koninkrijk der revolutie in 't Zuiden, een werk der Loge,
Le vieux serpent aujourtThui se raiiime.
Son noir veuiu vous a tons etTleiirés.
Frcres pour vous, ah ! ma pitié s'auime,
Arous êtes tons des exGornmuniés.
Qaoi vous riez du courroux du Saiut-Père Et vous raillez du nouveau mandement,
Tont coinmc si, 2mir 8011 épouse altiere,
J)ieii dut faillir au dernier jngement.
Si la créance etait illéf/itime,
Que de dévots auraient un pied de nez.
l'rcres pour vous, ah ! ma pitié s'auime,
Vous Gtes tons des excommuniés.
Vous reveillant d'une terre maudite.
Que direz-vous au portier des EIus ?
Quand pres de Dieu la vertu seule acquitte, Au goupillon St-Pierre tient bien plus. La bienfaisance a ses yenx vous est crime,
En vain il voit les pauvres sonlagés.
Frères pour vous, ah! ma pitié s'anime,
Vous êtes tons des excommuniés.
Mais je me tais, j'entends votre murmure, Qui vient me dire: Irions-nons au taudis Oü Borgia promène sa sonillure?
Pape infaillible il est en Paradis,
A lihre choix, nous préférons Vabyme Oh Le Voltaire est au rang des dm més.
Point n'est besoin que ta pitié s'anime.
Nous voulons tons être excjrnmuniés.
Par un jcnuc l'.*. dc la Perseverance.
(lat haar reeds voor vier eu een half jaar voor elders bewezen diensten als belooning was toegezegd. Vandaar die zonderlinge volstrekte ieruglicuding der gansche Europeesche Diplomatie na het volbrachte feit.
IV. Uitstekende bondgenooten in den strijd tegeu Christus' Kerk zijn de dwalingen en geloofsverdeeld-heden. Dientengevolge beschermt de vrijmetselarij iedere ketterij, welke in den boezem der katholieke Christen he id ontstaat. Gelijk vroeger de Jansenisten eu Febronianen hare troetelkinderen waren, en zooals later het Joscfi-nistische bedrog grootendeels liet laugvoorbereide werk der Oostenrijksche //broeders in Beëlzebubquot; is geweest, zoo ging het ook in de laatste jaren met de ketter-sche woelingen van gevallen geesten in Duitschland. Het vreeselijke alarm, dat altijd deze erbarmelijke pogingen ondersteunde, vindt zijnen oorsprong in de plaatsen hunner nachtelijke bijeenkomsten. — Wij laten twee getuigen spreken.
Jochmus-Müller, hoofd der Duitsch-katholieke gemeente te Berlijn, schreef in zijne iiKirchenreforni' (4de deel blz. 230) //Het is algemeen bekend, dat de vrijmetselarij een gunstigen i n-v 1 o e d o p de ontwikkeling van het D u i t s c h-katholicisme heeft uitgeoefend; dat zij daardoor leden gewonnen heeften men van de wederzijdsche overeenstemming in godsdienstige gevoelens geen geheim meer maakt. Maar wij hechten aan deze bekentenis ook de vaste overtuiging, dat deze gemeenschappelijke beginselen over de toekomst beschikken, en ten spijt van ban en dwingelandij, van kunst en list, het grootste gedeelte der beschaafde wereld zich openlijk bij die beginselen zal aansluiten, gelijk het dezelve reeds ia 't geheim is toegedaan.quot;
33
Giese, lid der loge te Halle, en vroeger predikant bij de Duitscli-katholieke, later wvrije gemeentequot; aldaar, verklaarde iu de Berliner Allgemeine Kirchenzei-iung (1847): De ideeën der //vrije gemeentequot; bestaan in een soort van populaire vrijmetselarij. Ook alle burgervereenigingen, ambachtsgilden, polytechnische genootschappen, zondagscholen, liedertafels, enz., streefden naar hetzelfde doel; zij arbeidden slechts aan de bijzondere toepassingen en de voortplanting van het groote vrijmetselaarsbeginsel, en zijn dus allen bond-genooten en zusters.'' Al kunnen wij de waarheid dezer woorden ook niet in de volle beteekenis aannemen, zoo staven zij toch meer dan voldoende onze bewering.
En nemen wij nu de afvalligen uit het jongste verleden — welk eene teedere vriendschap vereenigt hen niet met troffel en zinklood! Zelfs het koeterwaalsch der Loge hebben zij zich eigen gemaakt, en pronken daarmede gelijk een neger met de glaspaarlen, welke hij voor zuiver goud heeft ingeruild. Zij oogsten echter daarvoor den lof der broeders, en worden van een wissen dood gered. Eén staaltje slechts van die wederzijdsche overeenstemming van woorden en gedachten. — Bij de inwijding der loge //Mataramquot; te Djokjokarta zeide de Br.'. Redenaar onder anderen : //Het doel der vrijmetselarij is de verbetering van 't menschdom, de ontwikkeling van menschen tot redelijke, denkende, willende en handelende wezens; vooruitgang der maatschappij op den weg der beschaving, der kennissen en wetenschappen, der zedelijkheid, verdraagzaamheid en der menschenliefde. (Jaarboekje enz. blz. 159.) Hoort men op Nederlandsch Java niet diezelfde taal als in de miniatuur-congressen der der Nieuw-Protestaaten en in de werken hunner aartsvaders ? Quomodo cecidisti!
Wanneer er stormen tegen de katholieke Kerk op-
34
steken, verkrijgt de geheime Bond een ongewoon aantal nieuwe leden, en wint het in macht in de toongevende kringen en aan invloed op de regeerende partijen. (1) Aan kwaden wil, om de Kerk tot met het mes te lijf te gaan, heeft,het hem nooit ontbroken. Daarbij heeft hij een tallooze schare bondge-nooten in de slavenharten, welke zich schamen voor Christus te zijn; in de aardsgezinden, bij wie het geld boven de deugd gaat; in de liberale Katholieken, welke, te midden van den woedenden strijd, van een' laf hartigen vrede spreken; in de van de Kerk afgedwaalden, welke in hunne confessioneele verblindheid een lek boren in het groote schip, dat hun eigen schuitje op sleeptouw heeft. Het zou echter voor ons Katholieken een strafbare achteloosheid zijn, den vijand min te achten, omdat hij juist grootendeels in stilte arbeidt, of zelfs thans nog gering te schatten, terwijl zijne vruchten zich reeds met zooveel gerucht vertoonen. Geheel anders oordeelden de Pausen over het geheime genootschap. Op den lstel1 April 1738 vaardigde Paus Clemens XII reeds eene Bulle uit, waarin de geheime sekten en inzonderheid de vrijmetselarij, met de hoogste kerkelijke straffen werden bedreigd, en welke Paus Benedictus XIV in een andere Bulle (IS Maart 1751) vernieuwde en bekrachtigde. Pius VII verhief in de Bulle van 13 September 1821 zijne stem tegen de Carlonari, eene der bewegingspartijen van de vrijmetselarij, en Leo XII in de Bulle van 13 Maart 1826 wederom tegen de vrijmetselaars. Ook Gregorius XVI maakte in zijne Encycliek (15 Aug. 1832) de christelijke wereld met het dreigende ge-
(1) Onder No. III laten wij een overzicht volgen van de voornaamste Eiiropeesche en Amerikaansche loges, volgens een officiéél verslag der Vrijmetselaars.
35
vaar bekend. Pius IX deed verscheidene malen hetzelfde. (1) Getrouw aan de waarschuwende stem drs Opperherders, verklaarden de gezamenlijke Belgische Bisschoppen alle vrijmetselaars voor geexcommuuiceerd. Hoe inschikkelijker de wereldsche machten zich jegens het werk der onderwereld betoonde, des te luider moeten de Katholieken der geheele aarde er hun stem tegen verheffen, en eene vereeniging, welke de Pausen vreesden als het ernstigste gevaar voor het zielenheil en de werkzaamheid der Kerk, niet betrachten als een onschuldig eet- en drinkgezelschap.
De meergenoemde vrijmetselaar in het Duitsche Vierdejaars-verlag bekent het zelf: //Die eer moet men aan de Eoomsche Kerk geven, dat zij het doel en de strekking van den Bond en het gewicht daarvan eerder en duidelijker begreep, en getrouwer aan hare opvatting bleef, dan vele leden van het genootschap zelf.quot;
Zoo zijn de dagen gekomen, van welke de eerste Paus reeds schreef: //Er waren ook valsche profeten onder het (Joodsche) volk, gelijk er ook valsche leeraren ouder u zullen opstaan, welke sekten des ver-derfs stichten, en Hem, hunnen Heer, die hen heeft teruggekocht, loochenen. Hunne wellustige uitspattingen zullen velen volgen, waardoor de weg der (christelijke) waarheid zal worden gelasterd, en in zelfzucht zullen zij door verdichte woorden met u handel drijven (2 Petr. 2, ]—3.)
Reeds is de Kerk in de Europeesche landen van bijna elke openbaarheid beroofd eu het werk is nog
(L) lu de Encycliek Qui pluribus van 9 November 1S46 ; in Jl* Allocutie Qaibus quantisyue 20 April 1849 ; in de Encycliek Nosciiia H nobiscum 8 iJecember 1849 ; in dc Allocutie Singulari quadam 9 December 1854; in de Encycliek Quanio conjiciamur moer ore lü Augustus 1173. — Zie Syllabus § IV.
36
niet volbracht; zij moet geheel en al in de Catacomben worden teruggedrongen, en daar, als ware zij een misdadigster, in 't geheim hare bijeenkomsten vieren; terwijl de nachtvogels het vale schemerlicht, in 't welk de menschheid hare bangste uren doorleeft, als een heerlijke middagzon begroeten. Wederom staan Maxen-lius en de groote Constantijn tegenover elkander ; en wederom zal h ij zegepralen, die getrouw het woord ties Heeren volgt:
//Door dit teeken des Kruises zult gij overwinnen.quot;
STATISTIEK DEK VRIJMETSELARIJ m HET JAAR 1871.
Aanmerking De volgende lijst maakt geen aanspraak op volledigheid. Het is ons streven, slechts datgene mede te deelen, wat volgens de vrijmetselaars-adresboeken als zeker kan worden gehouden.
GFxOOTE LOGE IbESCHEBMHEF.R (ORDEMEESTER, HO-' | NORAIR GROOTMEESTER.)
a. Groote Nati- a. h. c. Wilhelm I, Duitscli kei-onalc Moeder- zer en konir.g' van Pruissen.
lose i/zu den 3 Plaatsvervanger : Kr. Wilhelm TFeltlcugelnquot; te kroonprins vau 't Duitsehe Kijk Berlijn. en van Pruissen.
h. „Royal York Honorair Grootmeester: Ludwig zur Treund- Wilhelm August, Prins v. Baden. schaft,quot; Berlijn.
. Groote Lands-Ordemeester, Fr. Wilhelm, kroon-loge v. Duitsch- prins.
land te Berlijn.
Saksen Hamburg
Frankf. a/M.
Hessen-
Darmstad
Beieren
Zwitserland
Oostenr.-.Cis-
leithanie Transleitha-nie.
Luxemburg.
Groote Lands-,
loge te Dresden.:
Groote loge van Hamburg.
n Vom elect. Blinde.quot; I
„ZurEintracht.quot;III, Groothertoa
„Zur Sonnequot; in Bayreuth.
tl Alpino,quot;
Niet bekend.
Groote loge van Honsariie te Pesth.
Supreme Conseil.
Pruisseu
39
EUEOPEESCHE LOGES IN 'T JAAR 1871,
REKKELIJKE GROOTMEESTER. PROVINCIALE LOGES. Aantal der on-derhooritre Loges. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H. AVeistnann. |
A. Pfaltz.
F. Feustel.
A. Humbert te;
Neufchatel.
F. Pulszky.
M. L. Schrobil-gen.
(1) Buitendien bestaat nag de „Vereeniging van Duitsehe Vrijmetée-laarsquot;; Voorzitter B. Seydel, Secretaris J. G. Findel.
40
BESCHERMHEER (ORDEMEESTER HONORAIR GROOTMEESTER.)
GllOOTE LOGE.
LAND.
Willem Frederik Karei, Prins der Nederlanden. (1)
Nederl. Nationale grooteloge.
Xederlaud
Het Grootmeesterschap in 1S71 (September) opgeheven.
h. Supr.CoHseil. a. Groote loge] van Engeland te Londen.
h. Groote loge1van Schotland | te Edimburg.
c. Groote loge v.
lerl. te Dublin.
Groote natio- f Kouin, nale loge te Stockholm.
Groote loge te Kopenhagen.
Grande Oriente Luntano unido. a. GrandeOriente 'te Madrid.
\b. Groote loge de Espana.
\Grande Oriente 'te Eome.
Groote loge van .Griekenland.
België Frankrijk.
Groot-Brit-tanie
a. Suprème Con-l.
b. Grand Orient, a. Grand Orient.
Karei XV.
Zweden
Denemarken Portugal Spanje
[talie
Griekenland
Koning Victor Emmanuel.
Deze nam in 't najaar van 1872 zijn ontslag. De Logeuiau-nen vvenseliten, tot groote ergernis der geloovige bevolking, zijn plaats te doen innemen door Willem Frederik Hendrik, Broeder des Kouings.
41
EUROPEESCHE LOGES IN 'T JAAE 1S71.
WERKELIJKE GKOOTMEESTEK. |
PROVINCIALE LOGES. |
Aantal der on-derhoorige I.o^es. |
Voor Europa, J. J. F. ]N oord ziek te'sGravenhage. Voor Indie: F. H. der Kinderen te Batavia. Wasselaer. van Humbeek. |
Koninkrijk, Colonicn^Suriname, Curacao, Kaapland.) |
67 werkende 15 rustende 17 60 |
Créraieux. De Grey and Ei-pon. (1) |
42 prov. groote lo^es, waarvan 25 in de koloniën. |
Hertog vanLein-ster. Kroonprins Oscar Fred.tegenwoordig koning, Trap. Graaf v. Paraty. 1{. M. Calatrava. M. E. Zorilla. Jozef Mazzoni. De Dalhonsie. M prov. loges, waarvan li |
buitenslands. 19 prov. groote loges, waarvan 6 buitenslands. 3 Provinciale loges. 4 S3 onbekend, id. 150 Oiibekend. |
12
(1) Dcu 2 Sept. 1874 uain deze ziju ontslag. —• Oeeu gebeurteuis liad ia Engeland sinds lang zoo algemeen de aandacht getrokken ala dit feit, vereenigd met den terugkeer in den schoot der kath. Kerk van een man als Lord Grey, manjuis of Ripou, die als chef der „hooge
42
B. OVERZICHT DER VOORNAAMSTE AMERIKAANSCHE LOGES IN HET JAAR 1871.
I. V ERE ENIG DE STATEN.
STAAT. |
GaOOTT. LOGE TE |
GHOOTME ESTER. |
Aantal der un-Jerhouiige Loge». |
Alabama |
Montgomery |
G. D. Norris |
244 |
Arcansas |
Little llock |
A. A. English |
234 |
Californie |
San Francisco |
Prutt |
175 |
Colorado |
Central-Citv |
H. M. Feller |
15 |
Columbia |
Washington |
R. 13. Donaldson |
19 |
Connecticut |
New-Haven |
E. S. Quintard |
!; |
Delaware |
Wilmington |
15. J. Horner |
IS |
Florida |
Tallahassee IS. Benezet |
54 | |
Georgia |
Macon IS. Lawrence |
2C8 | |
Idaho |
Idaho-City |
G. Coe |
8 |
Illinois |
Springfield |
i). C. Gregier |
650 |
Indiana |
Indianopolis |
M. H. llice |
41!» |
vereenigde Commissie,quot; dc voornaamste politieke gebcurtenisssen leidde, welke ons uit de laatste jaren der Engelsche geschiedenis bekend zijn. Zijne benoeming tot grootmeester der machtige en talrijke loges van Engeland geeft genoeg te kennen, van welk een groot gewicht de vrijmetselarij liet achtte, hem onder hare leden te tellen. En des te beter zal men daarom kunnen beseffen, welk een indruk het op dc broeders van het schootsvel moet gemaakt hebben, toen zij op den 2 Sept. van hem moesten vernemen: dat een verdere leiding hunner werkzaamheden hem onmogelijk was geworden. — Eene weigering om hem te ontslaan, zou weinig gebaat hebben, en niemand minder dan de toekomstige koning, prins Albert van Wallis zeil', moest zijn opvolger zijn. — 't Is overigens algemeen bekend, dat er in den laat-sten tijd meer bekeeringen van dien aard hebben plaats gevonden, eveneens in de hoogste standen, zooals b. v. de Moeder van den koning van Beieren, Marie, dochter van prins Wilhelm, en nicht van koning Fred. Wilh. van Pruissen. — Om één enkel voorbeeld uit ons land te noemen, vermelden wij de bekeering van den zoowel in het bijzonder als in het openbaar leven en ook in de pers onzer tegenstanders zoo lang geroemden Aug. van Daehne, die niet alleen de dwalingen zijner sekte afzwoer, maar ook lid wilde zijn en is geworden van de Societeit van Jesus, het voornaamste mikpunt der aanvallen van alle zelfs onderling verdeelde partijen. (Be Verf.)
43
Aantal der on- | |||
STAAT. |
GROOTE LOGE TE |
GROOTMEESTEK. |
derhoorige Logea. |
Jowa |
Des Moines |
J. Scott |
281 |
Kansas |
Leavenworth |
J. H. Brown |
93 |
Kentucky Louisiana |
Louisville |
VV. C. Eginton |
481 |
New-Orleans |
C. M. Todd |
145 | |
Maine |
Portland |
J. H. Lynde |
154 |
Maryland |
Baltimore |
J. Coates |
7« |
Massachusetts |
Boston |
W. S. Gardner |
183 |
Michigan |
Adrian |
J. VV. Champlin |
288 |
Minnesota |
St. Paul |
C. W. Nash |
87 |
Missisippi |
Jackson |
Th. S. Cathright |
184 |
Missouri |
St. Louis |
W. D. Muir |
368 |
Montana |
Mountain |
L. W. Irary |
14 |
Nebraska |
Plottsmouth |
H. P. Deuel |
48 |
Nevada |
Virginia-City |
G. W. Hopkins |
14 |
New-Hampshire |
Concord |
A. M. Winn |
71 |
New-Jersey |
Trenteu |
W. E. Pinne |
IIS |
New-York |
New-York |
J H. Anthon |
69(5 |
North-Carolina |
Raleigh |
R. B. Vance |
220 |
Ohio |
Cincinnati |
A. H. Newcomb. |
363 |
Oregon |
Portland |
D. G. Clark |
45 |
Pennsylvanie |
Philadelphia |
A. E. Lamberton |
310 |
lihode-lsland |
Providence |
T. A. Doyle |
24 |
South-Carolina |
Charleston |
J. Comer |
132 |
Tennessee |
Nashville |
J. W. Paxton |
307 |
Texas |
Houston |
P. C. Tucker |
252 |
Vermont |
Burlington |
L. B. Englesly |
91 |
Virginia |
Richmond |
F. Th. Owens |
190 |
Washington |
Olynipia |
W. H. Troup |
12 |
West-Virginia |
Wheeling |
W. J. Bates |
36 |
Wisconsen |
Milwaukee |
G. Bouck |
157 |
44
II. ANDERE AMERIKAAKSCHE STATEN. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
IV.
DE STILLE KRIJG VAN HET GEHEIME GENOOTSCHAP TEGEN HET CHRISTENDOM.
In haren strijd tegen zuiver katholieke instellingen, kan de vrijmetselarij steeds rekenen op het bondgenootschap van het Protestantisme. Overigens kan zij bij haren wereldbouw alle mogelijke werklieden gebruiken, van den liberalen Katholiek af tot den verklaarden godloochenaar toe; daarvoor juist bestaan de verschillende graden. Om alle mogelijke tweedracht in den kring harer handlangers te vermijden en tevens het geheime genootschap aan de oningewijde menigte te doen voorkomen als eene onschadelijke ver-eeniging van menschenvrienden, zoo wordt in de voor openbaarheid toegankelijke regels verboden: //godsdienstige punten in den kring der broeders te bespreken.quot; Aanvallen tegen de katholieke Hierarchic, de onfeilbaarheid van den Paus, de kerkelijke orden en in 't bijzonder tegen de Sociëteit van Jesus, behooren natuurlijk tot het gebied der zuiver menschelijke aangelegenheden.
Eeeds het verbod van elke godsdienstige discussie moet ons opvallend toeschijnen in een vriendenkring. Dat men in gezelschappen met gemengden godsdienst, bij vereenigiugen ter bevordering van hel tijdelijk welzijn der burgers, dergelijke voorzichtigheidsmaatregelen
46
neemt, begrijpen wij, maar onbegrijpelijk is dat bij de vrijmetselarij, die er zich zoo hoog op beroemt, de voikomenste overeenstemming ten opzichte der gewichtigste vraagstukken bij hare leden te beoogen. Slechts een enkel voorbeeld strekke tot bewijs. — Het rituaal ter opneming van een Schotschen Oud- of Oppermeester bij de groote Rijksloge van Duitschland zegt woordelijk ; De band der vriendschap is de geheiligde band van onze bonds—broeders, die, ofschoon ze over de ge-heele oppervlakte der aarde zijn verspreid, toch slechts een enkel genootschap uitmaken, daar ze één oorsprong hebben, een doel beoogen, in hetzelfde geheim zijn ingewijd, langs dezefde wegen worden ge-lefcl, volgens denzelfden maatstaf en dezelfde wet behandeld en door denzefden ge e s t z ij n beziel d.quot; (Eckert, die Frage der staatl.
Bijsjevolg kunnen wij het geheime genootschap slechts beschouwen als eene vereeniging, die bepaalde-liik teen eiken positieven godsdienst en wel het meest te-en den christelijken te velde trekt, en daarom in de -ewone zamenleving barer leden van godsdienst hoegenaamd niets wil hooren. Of geven wij hier lucht aan schuldigen argwaan? De ambtelijke bescheiden onderrichten ons daaromtrent.
In het //Weener dagblad voor quot;Vrijmetselaars, (Jaarg. 2de deel bladz. 143) spreekt een redenaar der Loge tot zijne broeders de volgende woorden: //\\rat is de valsche godsdienst, die den menschen in moskeen synagogen) tempels en kerken met zooveel angstvalligheid wordt opgedrongen, anders dan Imans-, popen- en pa-penspel ? En dat alles zouden wij verzwijgen totdat eene domperige opvoeding, slaafsche gewoonten, een bijgeloovig vooroordeel, domme gelatenheid, zelts
47
:1e de mogelijkheid, om dit sleclils te denken, heeft doen
Ie verdwijnen ?quot;
h- Wij blijven volhouden: De vrijmetselarij is
lts de gezworen v ij an din v an hetCh risten dom
tal i n 't a 1 ge m ee n. Wij weten zeer goed, hoe zwaar deze
ter aanklacht weegt, en dat wij tot de strengste bewijs-
le- voering uit de stukken der Loge zelf verplicht zijn.
nd Gelukt het ons evenwel, dat bewijs te leveren, en hier-
D-e- aan twijfelen wij niet, zoo volgt daaruit dat het voor
c li eiken Christen, van welke belijdenis ook, gewetenszaak
i a- is, gezamenlijk tegen den geraeenschappelijken vijand
én op te treden. Dan zal de vrijmetselarij noch in 't ver-
ij n borgen, noch in 't openbaar iemand meer overhalen
re- met den ijdelen troost, dat het slechts te doen is om
Ie- het ültramontanisme, het Jesuitisme en het Pausdom te
en sloopen. Want in dit geval zijn alle Christenen ge-
lil. bonden. Wanneer aan den ijverigsten Jesuit ooit door de Loge het aanbod werd gedaan van het Protestan-
liap tisme volkomen te vernietigen, zoo zou zij onge-
Ide- twijfeld ten antwoord bekomen : vL'it uw hand wil ik
jest liet Griekengeschenk niet aannemen; door u zal, in
i de zooverre het van mij afhangt, aan het protestantsche
loe- geloof zelfs niet het geringste leed geschieden; want
icht gij zijt niet tegen dat geloof, omdat het van
den de eenige ware Kerk is afgedwaald, maar omdat het daaruit nog veel te veel heeft medegenomen, wat u,
arg. juist omdat het christelijk is, mishaagt.quot;
joge Wij mogen hier natuurlijk slechts punten bespreken,
i de waarop het christendom in zijn geheel en in 't alge-
sy- meen, overal en ten allen tijde steunen moet en waarin
heul bijgevolg alle belijdenissen overeenkomen, en wij be-
pa- hoeren aan te toonen, dat de houding der Loge ten
itdat opzichte van deze punten vijandig is. Nu komen alle
een christelijke belijdenissen in de volgende vier punten
zelfs overeen:
48
1D. De christelijke godsdienst is heilig en moet dus iii zijne uiterlijke vormen in eere worden gehouden; daarom moet ock het maatschappelijk leven der christen volkeren volgens zijne voorschriften worden geregeld.
2°. De bijbel is een heilig boek en een bron des geloofs.
S', Christus is waarachtig God en Gods Zoon.
4°. Het werk van Christus moet worden onderhouden en uitgebreid. —
Hieruit volgt van zelf de verdeeling van dit hoofdst uk.
I. Het standpunt van de vrijmetselarij ten opzichte der uiterlijke kenteekeneu van het Christendom. — In plaatsen, waar het voorzichtigheidshalve raadzaam is, zich in hel uiterlijke als Christen voor te doen, is het den vrijmetselaar niet alleen geoorloofd, mnar wordt het ook van hem verlangd, dat hij zich schikke naar de godsdienstige gebruiken van het land, waarin hij zich bevindt. Zoo moest niet alleen voor den rampzalig gestorven Ver-haegen in Brussel, maar ook voor alle loge-broeders er veel aan gelegen zijn, dat hij door het volk werd beschouwd als de braafste man van het land en als de waardigste raadsman des konings, weshalve hij dan ook geregeld alle zou- en feestdagen met een groot kerkboek onder den arm, met veel vertooning naar de hoogmis ging. Iets dergelijks gebeurt in België nog tegenwoordig en juist in zulke steden, waar de Loge, zoo als algemeen bekend is, vele aanhangers telt. Eveneens had de groote nationale moederloge va den drei IVeUkugeln te Berlijn, voorzichtigheidshalve vele jaren achtereen slechts Christenen als leden toegelaten, totdat ze in 't jaar 1868 besloot, ook aan niet-chris-telijke broeders als //geregelde bezoekersquot; den toegang te verleenen. (1) Israëlieten moeten zich daarom
(1) Jaarb. voor Ned. Yrijm.1872 1)1. 85. Over liet jaar 58CS (—18C8.)
4-9
tot nader order, maar alleen voor den vorm, in Leipzig of in den drei Nesseln te Hamburg laten opnemen, als zij in Berlijn wenschen mede te doen. (1) Evenmin wordt den aankomenden //broederquot; iets in den weg gelegd, wanneer hij meent zijne godsdienstige plichten te moeten vervullen ; want, ofschoon hij niet tot hoogere graden wordt toegelaten, zoo kan hij toch in zijnen kring medewerken, al is het maar om den ge-haten godsdienst-ijver tegen te werken. — Wij kunnen met zekerheid aannemen, dat in de eeuwen, waarin de Staat christelijk was, de uitwendige kenteekenen van het Christendom niet in 't openbaar werden aangevallen, maar dat aan het werken in 't verborgen de voorkeur werd gegeven. In 't algemeen wroeten mollen niet gaarne bij 't hooren van regimenfs-muziek.
Eeeds duidelijker spreekt het uieuw-Kngelsche konsti-tatieboek (Eckert. blz.25 :)//In oude tijden waren de christelijke metselaars verplicht, zich geheel te schikken naar de christelijke gebruiken van elk land, waarin zij woonden, of waarmede zij iets te maken hadden. Tegen -woordig evenwel is een vrijmetselaar slechts verplicht, de zedenwet als een waar Noachide in achtte nemen.quot; (2)
Wat moet nu onder deze noachidische geboden worden verstaan ? Het nieuw-Engelsche konstitutieboek zegt: //Een vrijmetselaar is plechtig verbonden, de zeden-
(1) Werkelijk is deze laatste hinderpaal voor de zonen Israels verdwenen. Den 28 November 1872 werden de eerste vier Joden d i-r e k t in de Groote Loge zn den drei Weltkugeln te Berlijn .aangenomen.
(2) Dat. overigens Noach niet als de bijbelsclie aartsvader, maar in een naturalistischen zin, zoowat als de Grieksche Bacchus of de Egyptische Osiris wordt opgevat, blijkt nit de schrijvers der Loge. Zie Eckert, die Fr age der staat 1. Anerk. bl. 34.
3
50
wet als een waar Noachide in acht te nemen, en zich aan dien godsdienst te houden, waarin alle men-schen overeenkomen ; want allen erkennen de drie groote artikelen van Noach.quot; Volgens de Yorksche oorkonde en het bovengenoemde konstitutieboek onderscheidt men drie geboden, door God vóór den zondvloed aan Noach gegeven, en drie daarna. Die welke na den zondvloed zijn gegeven, worden zoo ongeveer, volgens Genesis 9 : 1, op de volgende wijze uitgedrukt; 1. De wereld is den mensch gegeven om te genieten, hetgeen epicuristisch genoeg wordt opgevat. 2. Men moet zich onthouden van bloedvergieten, en 3. van bloed nuttigen. Doch de eigenlijke, de //grootequot; Noachidische geboden zijn die, welke vóór dun zondvloed zijn gegeven :
1. De ark te bouwen (= help onze ark, de Loge, als orde- eu wereldgebouw, oprichten) ;
2. In haar de groote wrekende gerechtigheid af te wachten (— Verwacht met zekerheid in onze Loge de vernietiging der profane wereld, zooals die tot nu toe bestaan heeft);
3. Na den zondvloed de aarde weder te bevolken (— het geslachtsgenot zij uw hemel).
Het nieuw-Engelsche konstitutieboek voegt hierbij nog ter verklaring : //Toen eindelijk de ondergang der wereld naderde, beval God aan Noach, de groote ark of drijvende vesting te bouwen, waarbij zijne drie zoons, een als Meester-afgevaardigde en twee als voorzitters, hem behulpzaam waren. Hoewel dit gebouw slechts uit hout bestond, was het zoo meetkunstig volmaakt, als of het van steen was, en een heerlijk en merkwaardig bouwkunstig stuk. Dit wonderbare gebouw was 300 el lang, 50 breed en 35 hoog. De ark was van cederhout. Zij had vier verdiepingen, die elk vele door schotten afgescheiden vertrekken bevatten. Eu zoo is uit deze vier vrijmetselaars of vier Groot-Officianten
het geheele tegenwoordige menschengeslacht ontstaan.quot;-//Na den zondvloed bewaarden Noach en zijne drie zonen de kennis der kunsten en wetenschappen en droegen die aan hunne nakomelingen over. Zij woonden te samen in het land Sinear als Noachiden. Volgens eenige oude berichten is dit de eerste naam der vrijmetselarij.quot;
Wat ons hier vooral in het 002: moet vallen, is het koud-deftige ignoreeren niet alleen van het geheele Christendom, maar ook van de Mozaische openbaring, welke laatste zeker wel uit sluwe berekening is weggelaten. Zeer opmerkelijk, en tevens tot sleutel voor het geheele geheim dienende, is de stelling, dat een vr ij metselaar plechtig verbonden is, de zedenwetten als een waar Noachide in acht te nemen, en zich aan dien godsdienst te houden, waarin allemenschen overeenstemmen, hetgeen juist de drie artikelen van Noach zijn.
Van geloofsleer wordt in 't geheel niet gesproken ; zij wordt gerekend niet te bestaan ; de geheele godsdienst van den vrijmetselaar bestaat in de //zedenwet,quot; en ook deze wordt teruggebracht tot de drie beruchte artikelen, die alleszins, zoowel door den Eationalist als door den Boeddhist in gemoede kunnen worden onderteekend. Daar God ons evenwel later door Mozes en eindelijk ook Zijnen eeniggeboren Zoon geloofspunten heeft geopenbaard en zedenwetten heeft voorgeschreven, zoo is het uitsluitend vasthouden aan die wetten, welke vroeger waren gegeven, en het weerspannig niets willen weten van hetgeen later werd geschonken, een daad van verzet tegen den Oppersten Wetgever. Evenmin als ik een regeeringspresident met //mijnheer de referendarisquot; mag aanspreken, ofschoon hij dit voor jaren wel is geweest, — evenmin mag ik, nu het licht van het Christendom ons beschijnt, nog spreken van
3*
52
i^e Noacbidische artikelen als den waren godsdienst; en doe ik het toch, dan lever ik het onomstoo-telijke bewijs, dat ik het geheele Christendom verwerp. Voorts is het Christendom een bakersprookje voor de domme menigte. Doch deze verlaging van het heiligste wat er bestaat mag door geen enkel christelijk genootschap worden gebillijkt; zij is de handschoen der uitdaging, dien een ieder moet opnemen, over wien het water van 't heilig doopsel is uitgestort.
Wij zien verder, dat de mensch beschouwd wordt uitsluitend in dien toestand, waarin hij zich bevond, toen IVoach uit de ark was getreden, d. i. in den zuiver natuurlijken toestand, als een wezen met twee beenen en met verstand begaafd. Hij, die meer van hem verlangt, zondigt tegen den eenigen waren godsdienst, de drie Noachidische artikelen. Daarom mag men ook aan het maatschappelijke leven van het menschdom seene hoogere eischen stellen dan de zuiver natuurlijke. Daarom moet alles, wat bovennatuurlijk is, uit Staat en maatschappij worden uitgeroeid, of hoogstens, en wel als eene bijzondere gunst, voorloopig als en persoonlijk genoegen worden toegestaan aan de holbewoners, die zich Christenen noemen. Verder is een christelijke Staat, de confessioneele school, het christelijk huwelijk, de geheele invloed van het Christendom op het openbare leven eene onverdragelijke tirannie van de stompzinnige paria's der menschbeid ten opzichte der zon-minnende en scherpziende adelaars. Eindelijk moet de man zich met geheel zijn verstand er op toeleggen, het sociale leven van die vernederende ketenen te bevrijden en niet rusten, voordat de Staat zonder God, bet van wege den Staat gegeven verplicht onderwijs zonder Christendom, het burgerlijk huwelijic en nog veie andere zaken daarenboven onschendbare grondwetsartikelen zijn geworden.
53
De verschijnselen in het staatkundig leven van den tegenwoordigen tijd moeten van dit gezichtspunt uit worden beschouwd. Het zijn eigenlijk niet de liberalen, die zoo onstuimig naar den radicalen omkeer tot den tijd voor 5000 jaren verlangen; de meesten hunner zijn hemelsbreed daarvan verwijderd; maar het is de Loge, waarvan die stoot komt eu waarmede men half tegen wil en dank meegaat, terwijl men zich neerlegt met den troost, dat het Christendom daarbij toch altijd nog zal kunnen bestaan. Het verzuim der goeden en en de lafheid der halfslachtigen heeft de christelijke volkeren onder het juk der vrijmetselaars gebracht. Het Christendom mag zich niet meer openlijk toonen.
Met onze bewijzen hiervoor gaan wij voort;
Broeder Gothold Salomon, Dr. Philos, spreker aan den nieuwen israëlietischen tempel te Hamburg, lid der loge zum aufgehenden Morgen in 't Oosten te Frankfort a. M., enz., schrijft in zijne //Stemmen uit het Oosten,quot; handschrift voor broeders: //Waarombevindt zich in het geheele vrijmetselaars-rituaal ze'fs geen spoor van eene christelijke kerkinrichting ? Waarom wordt de naam van Christus zelfs geen enkelen keer genoemd, noch in den eed, noch in het gebed, dat in de Loge of de tafelloge wordt verricht ? Waarom tellen de vrijmetselaars de jaren niet van de geboorte van Christus af, maar evenals de Joden van de schepping der wereld? (1) Waarom is er in de vrij met-
(1) Ook de Keulsche oorkonde uit de 16de eeuw is gedateerd met de volgende veelbeteekenende woorden: „VolgCDS de tijdrekening, die de Christel ij ke wordt genoemd, in 't jaar 1535.quot; De Loge maakt zich overigens de tijdrekening zeer gemakkelijk, daar zij den tijd voor Christus als 4000 jaren rekent, zoodat 5872 betee-kent 1872 na Christus. Overigens komen wij later op deze veelbeteekenende ontkenning der christelijke jaartelling dikwijls terug, daar de dokumenten der Loge zelf daarop meer dan genoeg pochen.
selarij geen enkel christelijk symbool? Waarom cirkel, a
winkelhaak en waterwaag? 'Waarom niet het kruisen q
de andere foltertuigen? Waarom in plaats van wijs- ai
heid, schoonheid en kracht niet het christelijk trio o
geloof, hoop en liefde?quot; b(
Wat is het Christendom voor de mannen der Loge ? ei
Hetzelfde wat de christelijke Staat voor hen is, na- lt;],
melijk een keten van bedrog en geweld, de uiteenruk- aj king en de vernietiging waarvan de vrijmetselaar zich tot
levenstaak heeft gekozen. In het 2de deel der //La- 0j
lomia,quot; blz. 176, wordt medegedeeld, dat het 0j gedenkschrift: //Feestgeschenk ter gelegenheid van het
25jarig jubilee 1833 der loge zur aufgelenden Morgen- J,
röthe te Frankfort a. M.quot;, als handschrift slechts in s
weinige exemplaren is gedrukt en aan enkele broeders d
is afgegeven. Het bevat onder anderen een opstel 0
//Geest der vrijmetselarijquot; van den joodschen letter- st
kundige Dr. Hesz, waarin 't volgende voorkomt: //Als vrijmetselaarsloges zich als christelijke instellingen beschouwen, dan vergeten zij de eigenaardigste bestemming der vrijmetselarij: namelijk in het menschdom weder te vereenigen, wat door ker
kelijke meeningen zoowel als door burgerlijke verhou- el
dingen van elkander is gescheiden. Verliest de vrij met- V(
selarij deze hare bestemming uit het oog, dau dient zij sc
slechts om dwalingen en vooroordeelen te bevestigen. 0j
Wel is waar stort de eene steen naden ^
andere van den di k ken m u u r, wiens le vens- e£
beginsel de duisternis is, en die door hei- ja
ligbedrogen heilige leerstel 1 in guit sprook- jj,
jes en legenden, ui tvoorge wende overle- e
veringen en heilige symbolen is opge- „
bouwd, om aan hetlichtvan'tgezondever- d
stand den toegang te beletten, en het s
blinde ge 1 o o f b e n e v en s zijn kind, de blinde ^
t
55
gehoorzaamheid, ongeschonden tebewaren. Opdat niemand het zoude wagen, de hand te slaau aan het gebouw hunner dwalingen en hunner macht en de grondvesten daarvan te ondermijnen, hadden zij een bondgenootschap aangegaan met de wereldlijke macht, en het denkbeeld van den staatsgodsdienst verzonnen; met den uiterlijken vorm der godsdienstige belijdenis waren aardsche voordeelen verbonden, de huichelarij werd wettelijk in de maatschappij ingevoerd en door belooning opgewekt.quot; — //Maar de schatten der voorwereld, de-openbaringen der groote mannen van Griekenland, van Eome en van het kleine landje J u d e a werden voor het menschdom toegankelijk, e n zie: daar stonden geheel andere dingen geschreven dan de priesters, monniken en rabbijnen onderwezen; en de eene Simson na den andere stond op, en zij schudden met geweld aan de zuilen, waarop het oude gebouw rustte, totdat zij kraakten en de stralen van het helderste hemellicht door de openingen drongen, — en het werd licht! ■— En het waren de zalen der vrijmetselaars, waar, onder bescherming des geheims, edele mannen uit alle klassen en standen de grondbeginselen leeraarden en in 't leven riepen, die in de oningewijde burgerlijke maatschappij nog als ketterijen en misdadige nieuwigheden op straffe waren verboden. Het was in de zalen der Engelsche vrijmetselaars, dat de menscheu weder het eerst in de rechten werden hersteld, waarvan de verjaarde aanmatiging van bevoorrechte kasten en de geheiligde gewetensdwang de.v priesters hen hadden beroofd; en lang voor dat de groote genieën en de gebeurtenissen der vorige eeuw de leer der rechten van 't menschdom tot grondslag gaven aan de staatswetten, had de echte vrijmetselarij ze reeds in hare statuten erkend.quot;
56
Zoo is dan wederom de geheele christelijke ordening in Staat en maatscliappij als een ramp voor het tnenschdom verworpen, de grondbeginselen der groote revolutie als het ideaal, ja zelfs als de verdienste der vrijmetselarij geroemd, en aldus de verbanning der laatste christelijke denkbeelden uit het maatschappelijke en het openbare leven niet alleen goedgekeurd, maar ook als het einddoel erkend van het streven der Loge. Dikwijls verwondert men zich er over, waarom de partij, die tegenwoordig den toon aangeeft, in weerwil der gestadige lofliederen op de vrijheid, altijd gestemd is voor despotische maatregelen ten opzichte van christelijke instellingen, en aldus den smaad der snoodste inconsequentie op zich laadt, ja zelfs daardoor hare eigen toekomst twijfelachtig maakt. Uit het boven aangevoerde kan reeds die tegenspraak worden verklaard ; er is hier namelijk geen spraak van de vrijheid des Christen-doms, maar van vrij te zijn van het Christendom. Als eenmaal de schillen van de oogeu der menigte vallen, dan zullen er in 't burgerlijk leven nog slechts twee partijen bestaan, eene christelijke en eene modern-heidensche. Dit //Een of het Anderquot; wordt het thans levende meiischengeslacht langzamerhand te gemoet gevoerd; de partijen daartusschen zijn slechts vlinders van een' dag.
II. Standpunt der vrijmetselarij ten opzichte van de H. Schrift. — Voor alle christelijke belijdenissen is de H. Schrift van het oude en het nieuwe Verbond een heilig boek, geschreven met Gods hulp, dut zich juist daardoor wezenlijk oucerscheidt van alle andere boeken van bloot menschelijk gezag. W el is waar ligt zij thans open op de zoogenaamde altaren der Loge (1) en wordt zij ook gebruikt
(1) Toch niet overal, z. Jaarboekje blz. 193 en volgende.
57
bij de beëediging van een nieuwen aanhanger van het licht. Maar uit het bovenstaande blijkt, dat dit slechts een uiterlijke ceremonie is, aan 't Christendom ontleend, alleen met het doel om den nieuweling te misleiden, wiens oogen te veel licht op eens niet zouden kunnen verdragen. Volgens het christelijke gebruik wordt namelijk de eed op de H. Schrift en wel bepaaldelijk op het begin van 't Evangelie van Johannes afgelegd. Wanneer nu de Bijbel in de Loge dezelfde be-teekenis had als in bet Christendom, dan kon hij toch nooit of nimmer op zijne plaats zijn in eene orde, die leden uit alle godsdiensten aanwerft. Wat moet de Jood denken, voor wien het Nieuwe Testament een gruwel is? Wat de Muzelman, die slechts zijn Koran als echt erkent ? at de Indiër, voor wien slechts zijne heilige Veda's eenige waarde hebben?
Neen, de Loge erkent den Bijbel niet als een heilig boek, maar als eene ritualistisch hulpmiddel, zonder de minste inwendige waarde. //Broederquot; K. Chr. Fr. Krause, die wegens het verklappen der geheimen in 't jaar 1810 uit de Loge gebannen en tot aan zijnen dood door zijne vroegere broeders werd vervolgd, zeide: //Hoe ook de vroegere vrijmetselaars den Bijbel mogen hebben beschouwd, hier (in de Loge) staat hij in ieder geval op de rechte plaats. Gelijk echter Jesus optreedt vrij van elk blind geloof aan een of ander gezagsgeloof, zoo moet de vrijmetselaar het ook doen.quot; (1) Met andere woorden : wij beschouwen de Schrift als een interessant maar niet als een heilig boek en schenken haar daarom geen geloof, — Lit de loge-redevoering van den \ oorzitter Marbach van de Leipziger loge Baldivin zur Linde (2e druk Leipzig 1862) zien
(1) Deze et de volgeude aauhaling nemen wij uit Eckert hl. 38.
56
Zoo is dan wederom de geheele christelijke ordening in Staat en maatscliappij als een ramp voor het tnenschdom verworpen, de grondbeginselen der groote revolutie als het ideaal, ja zelfs als de verdienste der vrijmetselarij geroemd, en aldus de verbanning der laatste christelijke denkbeelden uit het maatschappelijke en het openbare leven niet alleen goedgekeurd, maar ook als het einddoel erkend van het streven der Loge. Dikwijls verwondert men zich er over, waarom de partij, die tegenwoordig den toon aangeeft, in weerwil der gestadige lofliederen op de vrijheid, altijd gestemd is voor despotische maatregelen ten opzichte van christelijke instellingen, en aldus den smaad der snoodste inconsequentie op zich laadt, ja zelfs daardoor hare eigen toekomst twijfelachtig maakt. Uit het boven aangevoerde kan reeds die tegenspraak worden verklaard ; er is hier namelijk geen spraak van de vrijheid des Christen-doms, maar van vrij te zijn van het Christendom. Als eenmaal de schillen van de oogeu der menigte vallen, dan zullen er in 't burgerlijk leven nog slechts twee partijen bestaan, eene christelijke en eene modern-heidensche. Dit //Een of het Anderquot; wordt het thans levende meiischengeslacht langzamerhand te gemoet gevoerd; de partijen daartusschen zijn slechts vlinders van een' dag.
II. Standpunt der vrijmetselarij ten opzichte van de H. Schrift. — Voor alle christelijke belijdenissen is de H. Schrift van het oude en het nieuwe Verbond een heilig boek, geschreven met Gods hulp, dut zich juist daardoor wezenlijk oucerscheidt van alle andere boeken van bloot menschelijk gezag. W el is waar ligt zij thans open op de zoogenaamde altaren der Loge (1) en wordt zij ook gebruikt
(1) Toch niet overal, z. Jaarboekje blz. 193 en volgende.
57
bij de beëediging van een nieuwen aanhanger van het licht. Maar uit het bovenstaande blijkt, dat dit slechts een uiterlijke ceremonie is, aan 't Christendom ontleend, alleen met het doel om den nieuweling te misleiden, wiens oogen te veel licht op eens niet zouden kunnen verdragen. Volgens het christelijke gebruik wordt namelijk de eed op de H. Schrift en wel bepaaldelijk op het begin van 't Evangelie van Johannes afgelegd. Wanneer nu de Bijbel in de Loge dezelfde be-teekenis had als in bet Christendom, dan kon hij toch nooit of nimmer op zijne plaats zijn in eene orde, die leden uit alle godsdiensten aanwerft. Wat moet de Jood denken, voor wien het Nieuwe Testament een gruwel is? Wat de Muzelman, die slechts zijn Koran als echt erkent ? at de Indiër, voor wien slechts zijne heilige Veda's eenige waarde hebben?
Neen, de Loge erkent den Bijbel niet als een heilig boek, maar als eene ritualistisch hulpmiddel, zonder de minste inwendige waarde. //Broederquot; K. Chr. Fr. Krause, die wegens het verklappen der geheimen in 't jaar 1810 uit de Loge gebannen en tot aan zijnen dood door zijne vroegere broeders werd vervolgd, zeide: //Hoe ook de vroegere vrijmetselaars den Bijbel mogen hebben beschouwd, hier (in de Loge) staat hij in ieder geval op de rechte plaats. Gelijk echter Jesus optreedt vrij van elk blind geloof aan een of ander gezagsgeloof, zoo moet de vrijmetselaar het ook doen.quot; (1) Met andere woorden : wij beschouwen de Schrift als een interessant maar niet als een heilig boek en schenken haar daarom geen geloof, — Lit de loge-redevoering van den \ oorzitter Marbach van de Leipziger loge Baldivin zur Linde (2e druk Leipzig 1862) zien
(1) Deze et de volgeude aauhaling nemen wij uit Eckert hl. 38.
60
liet is een strijd zelfs tegen het laatste christelijke denkbeeld.
111. Standpunt der Vrijmetselarij ten opzichte der Godheid van Christus. — Daar de geheime bent van de geheele geloofsleer niets wil weten en onder godsdienst slechts eenige algemeene voor de reden blootliggende zedenwetten verstaat, waarin alle menschen overeenstemmen, zoo is het gemakkelijk te begrijpen, dat hare verhouding ten opzichte van de Godheid van Christus uit den aard der zaak vijandig is. Wie zou — na den Bijbel als heilig boek verworpen te hebben — aan dit hoofddogma van alle christelijke genootschappen, die ook slechts de twee oudste geloofsbelijdenissen aannemen, zelfs nog een oogenblik iets kunnen hechten ? Indien het zou blijken, wat wij niet willen onderzoeken, dat de vrijmetselarij eene instelling der Synagoge is en wel uit den tijd, toen het Christendom na heldhaftige offers zegevierde, dan zou het gemakkelijk te begrijpen zijn, dat het hoofddoel van het genootschap altijd gericht was tegen de leer der goddelijke natuur in Jesus. Buitendien moet alle godsdienstig geloof van de aarde worden verdelgd, //moet de zoo gemakkelijk op te wekken deelneming der menschen aan symbolen en leerstukken, door ecnen eeredienst vol geheimen van het dogmatisch gebied worden overgebracht naar eene uitgeloogde zedeleer (1) en de christelijke liefde vervangen worden door bepaalde maatschappelijke vormen. — Wij houden dus vol: de Loge loochent de Godheid van Christus. Dit is reeds gemakkelijk uit hare hersenschimmige legenden te erkennen.
(l) K. A. Meuzel, Nieuwere geschiedenis der Duitschers, Bres-au 1843. D. X. bl. 312.
61
Prins Frederik van Oranje, tweede zoon van Willem I, Koning der Nederlanden, werd den 4den Juni 1816, toen hij nauwelijks negentien jaar oud was (geb. 28 Febr. 1797), voor geheel zijn leven benoemd tot nationaal Grootmeester der groote loge in den Haag. Het volgende jaar werd hij ook in 't Groot-Oosten te Brussel tot Grootmeester der zuidelijke, thans Belgische loges gekozen. Ofschoon hem slechts de hersenschimmige joodsche legenden der Loge waren medegedeeld, zoo begreep toch zijn oprecht en echt christelijk gemoed den rabbijnschen haat tegen het Christendom, welke daarachter verscholen lag en bedankte voor zijnen eerepost. Van zijne verklaring, die hij aan de hoofden der loges zond, halen wij slechts eenige plaatsen aan, waarin hij zich over den vierden hoogen graad, dien der rozenkruisriddeis [Souverain prince liose-croix, op de volgende wijze uitlaat: //Ik ben Christen en wil het eeuwig blijven. Zou het dus niet hartverscheurend voor mij zijn, hier te moeten spreken over het misbruik, dat men (in de vrijmetselaarslegende) van de leer van mijnen groeten en goddelijken Meester maakt, van dien Hemelschen Zoon, die onder eene menschelijke gedaante als 't ware op het hoogste punt der menschheid was gebleven, om ons van daar Zijne heilige geboden te geven, welke ons menschen eerst de geheele waarde verleenen ; die zonder aarzelen den vreeselijkeu kruisdood stierf en met recht zeggen kon: ////het is volbracht !quot; quot; Ik zou dus hier uwe geschiedenis, o goddelijke Jesus, moeten neerschrijven; en die geschiedenis zoude ik de legende van den graad eens rozenkruisridders moeten noemen! Zij die het niet beter weten, zullen misschien uitroepen : Kan men iets beters voor eene legende verlangen ? Maar het gezonde verstand en eene onbegrensde vereering beletten mij meer te schrijven. Hoe dan ? Moeten
62
wij deze hemelsche geschiedenis zoo diep verlagen, dat voo
wij daaruit eene legende maken ? En bemerkt men der
dan niet, dat zij in dit geval slechts een eenvoudig kru
zinnebeeld zou norden en gelijk zou staan met nie
het sprookje van Zorobabel ? Zoo zouden de dood van Tu
Jesus Christus en die van Adoniram op dezelfde lijn zeg
worden geplaatst? Waar is evenwel de ware Christen, dei
die de geschiedenis van Jesus, zooals zij in 't Nieuwe vei
Testament staat, in twijfel trekt ? Welke Jood waa^t zal
het Zijne kruisiging te loochenen ? De Mahomedaan lee
zelfs zal haar niet ontkennen. Beschouwen dus de do
broeders vrijmetselaars dezen dood niet als een zinnebeeld de
en stellen zij hem dus niet gelijk met de menigte verdicht- te
selen, die men hun onophoudelijk opdischt ? Doch mijne m
broeders, laten wij het niet verzwijgen, dat de legende m
van den graad //eens verheven rozenkruisriddersquot; niets al
anders is dan de geschiedenis van Jesus-Christus! m
Dit zij genoeg omtrent dit punt, misschien is het te g(
veel. Want wie zal loochenen, dat wij het leven en b
den dood van Jesus Christus nooit met sprookjes mo- v
gen gelijk stellen. En vinden wij niet, bij de lezing o
der legende van dien graad, met ergernis ceremoniën, 't
welke met de leer en het karakter van Gods Zoon, e
ja zelfs met Zijne goddelijke geboden strijdig zijn ? \
Zoo moet b. v. de kandidaat zijnen eed afleggen juist 1
op het oogenblik, dat eene bijl boven zijn hoofd wordt 1
gezwaaid. Men vindt in de woorden van Je sus de taal van zachte overtuiging, bij den //hooge vorsten van 't rozenkruis daarentegen het zinnebeeld der macht, van den dwang, en van het geweld.quot; — Het spijt ons, dat wij, om van den lezer niet te veel te vergen, hier de woorden van den negentienjarigen Prins moeten afbreken, dien zijn jeugdig onbedorven hart de sluipgangen van d^n haat tegen Christus deed ontdekken. Verder bewijst de Prins, tegenover de
63
lat voorwendsels der vrijmetselarij, dat de aanhangers
en der verschillende godsdiensten den rang van rozen-
jg kruisridder niet kunnen aannemen, daar het ceremo-
et nieel, dat daarbij wordt gebruikt, evenzeer Joden en
^ Turken als Christenen tegen de borst moet stuiten. Hij
jn zegt; Vraagt een Jood of hij rozenkruisridder kan wor-
a, den en hij zal antwoorden: Hoe kunt gij van mij
ie verlangen, dat ik te gceder trouw aan Jesus hulde
ït zal bewijzen ? Onze geschiedenissen en overleveringen
quot;11 leeren ons, dat hij een bedrieger was, zelfzuchtige
le doeleinden beoogde en zich tot den hoogster, rang in
d de maatschappij wilde verheffen. Gij zelf geeft het
t- te kennen, daar gij hem I. N. E. I. noemt, en hem
e met dezen naam in uwe ritualen bestempelt. Wat
e moet de Mahomedaan antwoorden ? Ongeveer hetzelfde
s als de Jood.quot; Waarom zoude ik, vervolgt de Prins,
! mij de belofte laten afpersen, om de leer van mijnen
e woddelijken meester voor mijne medemenschen te ver-
1 bergen ? Heeft hij niet gezegd : Gaat en leert alle
volkeren ? Waartoe dient dus deze geheele zinnebeeldige J omhaal van ceremoniën van den //«hoogen vorst van
, 't rozenkruis?quot;quot; Het leven en de dood van Jesus
en voornamelijk Zijne leer zijn zoo duidelijk beschreven in 't Nieuwe Testament, dat ze geene andere ver-; klarinf behoeven. Waartoe heb ik dus uwe zinne
beelden noodig, waarvan er eenige, om niet meer te zeggen, bedenkelijk zijn?quot; Later weigerde de Prins nog, ^evolquot;' te geven aan het hem door de Loge opgelegd verbod, om iets van deze leer te openbaren. Is liet de leer van Christus, die men in de Loge hoort, dan mocht en moest hij haar openlijk belijden ; is zij het niet dan mocht hij haar niet aannemen. //Gij zegt, bijv.,quot; schrijft de Prins, //dat de naam van uwen hoogsten meester d. i. Jesus Christus, is: Jesus Nazarenus Bex Judaeorum, Neen! mijne broeders! gij bedriegt u.
6i
Jesus zelf zegt: ////Mijn rijk is niet van deze wereld quot; en als deze woorden u niet duidelijk genoeg waren, weet gij dan niet, dat de zachtmoedige Jesus niet Zijn eigen voordeel maar dat van het menschdom beoogde?quot; (1) De vroegere Grootmeester der rozeu-kruisridders had het juist ingezien. Voor zoover in het genoemde rituaal der Loge de goddelijke Verlosser voorkomt, is Hij niets anders dan eenzelfznchtige volksmenner, die op het oogenblik, dat hij de hand naar de kroon uitstak, door de gerechtigheid werd achterhaald: — geheel volgens den waan van het verblinde Jodendom van den eersten Goeden Vrijdag af, de leus van de anti-christelijke bende in den heiligschennenden oorlog tegen God en Zijnen Gezalfde.
Maar het ontbreekt niet aan duidelijkere verklaringen van de zijde der vrijmetselarij. Later zullen wij een Fransch dokument aanhalen, waarin geheel in den pantheistischen geest van Spinoza een God wordt geleer-aard, //die even eeuwig is als alles wat bestaat, die zich niet in meer personen kan verdeelen;die niet onderworpen is aan de men schel ij ke ellende, b ij gevolg noch gestorven is noch kon sterven;quot; waar verder zonder blozen in naam der Loge wordt verklaard, //dat Christus geezi God kon zijn.
(1) A,males magonniques, vol. II, 89; III, 610. De legeiide der rozenkraisridders, IV. 60—144. — Een goed uittreksel uit het ge-deukschrift van den Prins in La Franc-mafotmerie dans Vétat. Brux. 1859, p. 58. sniv. — Baruel, mémoires pour servir a Vhistoire du Jacoiinisme. In de voor mij liggende Hamburgsche uitgave van 1803, vol. II, blz. 303. Maar waarom iiad de Prins niet all;3 begrepen? Zie Baruel blz. 314.
65
maar een wezen met een meer verheven verstand begaafd, een philosoof, een wijze.quot; Indien het nu der vrijmetselarij, zooals ze voorwendt, werkelijk ernst was, om geeue godsdienstige verhandelingen in haren kring te dulden en zoo zij zelfs in hare hoogere graden niet van dezelfds meening was omtrent den persoon van Christus, dan had zij als één man tegen dergelijke verklaringen moeten opkomen. Maar zij deed het niet en kon het niet doen. Eerst in 'tjaar 1865 gaf het Groot-Oosten van Parijs aan de toenmaals opgewekte openbare meening althans in zooverre toe, dat het na eene herziening der Statuten het bestaan van God en de onsterfelijkheid der ziel erkende. (1)
Dezelfde verschijnselen vinden wij in Duitschland. Broeder J och m us- M u 11 er, voorganger der voormalige Duitsch-katholieke gemeente te Berlijn, zegt {KircJienreform, 3 D., bl. 228): //Een vrij, echt heidendom is ons nader, dan een bekrompen Christendom,quot; d. i. dan een Christendom, dat nog aan de Godheid van zijnen Stichter gelooft.
Zijn geestverwant Bastide sprak in de Allg. Berliner Kirchen-Zeiiung (Eckert, z. 51) haren redacteur op deze wijze toe: Gij moet toch weten, dat de moeder van den Heiland de plaats van Isis en Alkmene heeft ingenomen j dat de viering van de geboorte des Heilands de Saturnaliën vervangt, waarbij men zich verheugde over den omkeer der winterzon ; dat de Goede Week en de paaschtijd in de plaats zijn gekomen van de mysteriën van den dood en de opstanding van Adonis,
(l) .laarboekje cuz. blz. 73, v. li. jaar 5865. Overigeus was ook dit dekreet vol bedrog en vatbaar voor elke puutheistische verklaring.
66
en daarmede het ontwaken der natuur bij de lente-nachtsevening wordt gevierd.quot; Zoo wordt Christus dan een zinnebeeld, een Herkules, een Adonis of Osiris, of hoe men ook in eene personifikatie den zonne-loop moge noemen.
Het ligt voor de hand, dat door dergelijke leeringen het geloovige Protestantisme van het begin af met het grootste gevaar werd bedreigd. Daarom nam het protestantsche Consistorie te Hannover slechts een hoogst noodzakelijken maatregel, toen het in 't jaar 1745 besloot, //dat, wanneer een predikant vrijmetselaar was geworden, hij nadrukkelijk moest worden berispt; dat hem moest worden opgelegd zich onmiddellijk aan de vrijmetselarij te onttrekken en zich te onthouden van de bij haar in zwang zijnde gebruiken ; dat bet voor het vervolg onder bepaalde straffen, aan geestelijken werd verboden tot haar toe te treden, daar geestelijken het minst bevoegd zijn, zich onder eeden aan eene rer-eeniging aan te sluiten, wier wetten en regels zij niet vooraf mogen kennen, al wordt ook voorgewend, dat het voornaanste doel der vereeniging bestaat in eenen liefdeband, daar de Christenen in de II. Schrift een zoo sterken liefdeband bezitten, dat zij geen anderen noodig hebben.quot; Desniettegenstaande heeft de vrijmetselarij, zooals de protestantsche kerkgeschiedenis-schrijver, Guerike, klaagt, eenen onmetelijken invloed op de vernietiging van het positieve Christendom uitgeoefend en heeft zij met haren hamer naar haar vermogen getracht het positieve Christendom in duizend stukken te verbrijzelen. Zij heeft het er op aangelegd, om in de plaats van den door Christus gebouwden tempel eenen nieuwen godsdienst-tempel op te richten, en tot bereiking van dit doel haar grondbeginsel van broederlijke liefde, hulp en trouw gebruikt tot een groot omkoo-pings systeem en tot een monopolie van ambten, die op
67
Christendom, Kerk en wetenschap invloed konden uitoefenen. (1)
Om aan de verloochening van de Godheid van Christus, in naam der zoogenaamde wetenschap een hoe langer hoe grootere uitbreiding te geven, is de Duitsche pro-testantenvereeniging gesticht geworden en wel door algemeen bekende hoofden der vrijmetselarij, en in verrassende overeenstemming met de godsdienstige meenin-gen van den Bond. Zelfs hare taal herinnert verwonderlijk aan de brabbeltaal der Loge. Wel verzet zich hier en daar het christelijk gevoel tegen het openlijk optreden zelfs van predikanten dezer partij; doch de tijden ziju voorbij, waarin het geloof aan Gods Zoon ook door de overheid werd beschermd; de vrijmetselarij daarentegen wordt niet alleen toegelaten en niet meer tot verborgenheid gedwongen, maar is zij zelfs trotsch op eenen invloed, grooter dan zij ooit heeft gehad. Dien toestand juist inziende heeft de oud-Luthersche vergadering te Kammin, den 4 Sept. 1872 onder N0. 2, besloten, dat aan de predikanten moet worden verboden, zich bij de protes-tanten-vereeniging en bij de vrijmetselarij aan te sluiten.
Dezelfde strekking, namelijk om ter verwezenlijking der democratische revolutie het geloof aan de Godheid van Christus uit te roeien, en de meeningen der Loge omtrent datgene, wat godsdienst moet zijn, tot staatswetten te verheffen, toonde zich op het geheime internationale vrijmetselaarscongres van den 1—3 Nov. 1872, dat zijne zittingen hield op eene villa bij Lucarno van des namiddags 4 uur tot midderuacht, en dat ook beraadslaagde over den nieuw in te voeren eeredienst. Men kwam overeen, om den demokra-
(1) Guerike, Uandbuch der Kirchengesch. 4 druk. Halle 1S40. D. 2, bl. 553. — S. Schrödl. üher Freimaurer im Wetzer-Welts' schen K. L.
68
tischen bijbel van den Christus-loochenaar Eenan (4 deelen, 41 hoofdst.) in den vorm van een kate-chismus in te kleeden en als openbare godsdienstleer der op te richten sociaaldemokratische wereldrepubliek in te voeren. (1)
Wij laten het nu aan den van de Kerk gescheiden Christen over, zelf te beoordeelen of de vrijmetselarij alleen tegen de Eoomsche Kerk plannen smeedt.
IV. Standpunt van de Loge ten opzichte van het behoud des Christendoms. Eeeds de aartsengel^Gabriël had aan de Heilige Maagd, bij de aankondiging der menschwording van Gods Zoon, geboodschapt: fZijn Rijk zal geen einde hebben.quot; (Luk. I, 33.) In jubelend vertrouwen op hun geloof werd het herhaald door de te Nicea verzamelde Kerkvaders en werd het christologisch gedeelte hunner belijdenis met dezelfde woorden [aojus regni non erit fmis) besloten. Alle christelijke genootschappen streven er naar, om den godsdienst van Jesus Christus te behouden en volgens hunne beste krachten uit te breiden. //Ons toekome Uw Rijk,quot; bidden zij allen zonder uitzondering. — Ook hier betrappen wij den metselaars-Bond wederom op heeterdaad als den tegenvoeter van het Christendom.
Volgens de eigene bekentenis vertegenwoordigt de vrijmetselarij het heide n-xlom en wil zij nog eens den strijd op leven on dood met het Christendom voeren.
(1) Dit kongres, dat als inleiding diende tot de op den 24 Nov-1872 voor Rome beraamde gebeurtenissen, werd door de voorvecL-ters van de „partij van de daadquot; der vrijmetselaars bezoekt, doch zijn geheim werd in verscheidene brieven aan den TJnivers verraden, voornamelijk in de nquot;« van den 12 en 19 Nov. 1872. Het kongres werd bijeengeroepen door de Groote loges van Palermo, Napels, Rome. Florence, Turijn en Genua en door die van Frankrijk, Hongarije, Duitschland en Zwitserland.
69
Van het jaar 1S39 tot aan '1843 gaf de in de hoogste graden ingewijde vrijmetselaar L. Th. Juge het Loge-dagblad Le Glohe (2) uit, hat door de hoogste overheid van 't genootschap werd geroemd als de ge-trouwste uitdrukking der geheime leer. Daarin wordt bericht gegeven van eene rede, den 8 Aug. 1839 in de Loge der kruisridders gehouden, die door den vbroederquot; de Branville [Ex-officier du Grand-Orient de France) naar de volgende hoofdpunten werd voorgedragen.
1. #De godsdienstige leerstukken der vrijmetselarij zijn slechts het vervolg der Egyptische leerstukken, die door de priesters der Isis-tempels werden voortgeplant.quot;
2. wDeze leerstukken werden aan de vrijmetselaars overgeleverd door de tempelridders, die, om de vervolgingen te ontkomen, zich met het metselaars-schootsvel bekleedden.quot;
8. //De geschiedenis der tempelorde en van den bloedigen dood van Jakob Molay wordt bij de vrijmetselaars voorgesteld onder het dubbele zinnebeeld
(2) Dc ^elicele titel luidt: Le Glohe, archives des initiations anciennes el mo der nes, publiées par une société de Franc-Magons et de Tem pliers, sous la redaction principale du Frère Juge, Qrand-lnspec-iear general 83. degré; officier du Grand-Orient de France, en son Conseil des rites; Grand-Maitre du Conseil philosophique des Kadosch de la Clémente-Amitié, Vallée de Paris; Ballli Grand-Croix de VOrdre da Temple, etc. Bovendien verzekert de koofd-redacteur ons (Le Globe I, bl. 43 L), dat hij in 't jaar 1836 in de orde der Tempeliers zeer goed bekend was onder den titel en den naam: „Commandeur Grand-Croix Louis Theodore de Talie, vénérable dogen de la grande maison metropolitaine d' initiation, ministre grand-chancelier de V Or dre.quot; Bovendien zegt Juge (Le Globe II- 53) in Dec. 1839 dat de beginselen van zijn dagblad door de Fransche en buitenlandsche loges formeel goedgekeurd zijn geworden, en dat men de Globe met den naam van „officieel dagblad der fransche vrijmetselarijquot; bestempeld heeft. Zie andere hooge onderscheidingen in Le danger de croire facile ment aux prophéties. Bruselles, 1872, p. 67. suiv.
70
van Salomo's tempel en van Hiram's geschiedenis; van daar het strenge gebod tot zwijgen.quot;
4. //Het is uitgemaakt, dat de door de Grootmeesters der Tempeliers en door een bepaald aantal ingewijden in 't geheim uitgeoefende godsdienst uit Egypte komt, en dat de vrijmetselarij opklimt tot aan de mysteriën der goede godin (Isis)quot; (1)
Wij behoeven ons hier niet met de schuld of onschuld der Tempeliers, noch met de sprookjes omtrent de herkomst der vrijmetselarij bezig te houden; (2) voor ons doel is de bekentenis geheel en al voldoende, namelijk dat hun eigenlijke godsdienst met dien der oude Egypfenaren overeenkomt. Nu was Isis het zinnebeeld der maan, van de vrouwelijke vruchtbaarheid en van die der aarde; haar echtgenoot Osiris (in de Loge verborgen onder den naam van den oud-
(1) Men vindt de aangevoerde en nog volgende uittreksels uit de Globe bijeen in Neut, la, franc-maconnerie au grand jour de la publicitê a l'aidb de documents authbntiqes, 2 v. gr. in 8°. 2, éd. Gand. 1867. (I, p. 38—50). Van denzelfden schrijver verschenen: Attentats de la Fr—M. a Vordre social. Gand, 1868. Be la Bienfai-sance magonnique, later in de 2e uitgave van 't eerstgenoemde werk opgenomen. De la nécessité d'étudier la Tr.—M. Gand, 1870. Reeds 1856—57 had Neut in zijn blad La Fatrie vele gebeurtenissen in de Loge der „Philantropesquot; te Brussel benevens aktestukken openbaar gemaakt, tengevolge waarvan de voormalige broeder Arruand Tardieu in de zitting der loge van den 11 Januari 1858 uit de Loge als verrader van 't geheim verbannen werd en zijn naam tusschen de beide zuilen, 13. en J.) werd verbrand. Dit laatste document is afgedrukt in „Le Dangerquot; p. 70, note 1.
(2) Baruel, memoires pour servir a l'histoire du Jacobin isme, Hambourg 1803,vol 11, p. 277suiv. brengt hoogst belangrijke opgaven aan 't licht omtrent het verband tusschen de vrijmetselarij met het bedorren gedeelte der tempelorde, en van de laatste met de aanhangers van 31anes, die zooals bekend is, ook nog in de middeleeu wenonder verschillende vormen optreden. Zelfs de geheime naam der vrijmetse-Liars, „kinderen der weduwequot; wijst op Manes, die door de weduwe van een Scyth tot kind is aangenomen en haar erfgenaam is geworden, (p. 290, note).
71
Egyptischen koning Busiris) (1) liet daarmede overeenkomende beeld der zon, der mannelijke kracht en van den bevruchtenden Nijl. Derhalve vinden wij als eigenlijke geloofsbelijdenis het nieuw-heidense he materialisme met de daarmede overeenkomende zedeleer, waarop wij later terug komen.
Maar dit heidendom wil met het Christendom strijd voeren op leven en dood. Ofschoon daadzaken spreken, zoo willen wij toch het bewijs hiervoor uit de bovengenoemde bronnen aanhalen. In zijne Glole bespreekt Juge eene, in de Engelsche vrijmetselaars kwartaal-revue [the freee—macons quaterly review) verschenen verhandeling van den Br, Nash, die eveneens het geheime genootschap tot de mysteriën van Isis en Osiris terugbrengt, in de volgende hoofdstukken :
1. Broeder Nash verklaart zeer goed den oorsprong der vrijmetselarij van de geheimen van Isis en Osiris.
2. In de voorafgaande oorkonde bewijst Br. de Branville, dat de orde der vrijmetselaars afstamt van die der Tempeliers.
3. In 't besprokene werk (van Nash) wordt bewezen, dat de orde der Tempeliers hare leerstukken en voorschriften aan de priesters van Isis en Osiris heeft ontleend.
4. //Zoo is men, staat er letterlijk, evenals Matter 't reeds zeg t, (3) gep 1 a a t s t voor het laatste optreden der oud-heidense he maatschappij, die zich nog eens tot den
(1) Daarom hebben de beide zuilen in elke Loge den naam 1 en B; de Hebreeuwsche namen Jakin en Booz, waaronder ze bij de „leerlingenquot; bekend staan, zijn slechts ritualistische beuzelarij.
(2) Hist oir e critique du Gnosticisme, 2 rol, in 8°. Paris 1821.
72
strijd met haren opvolger (hèt Christendom) g e-reedmaaktjVoordatzijaanhemdetoekomst overlaatquot;.... Op dit verheven standpunt moet men zich naar onze meening plaatsen, als men wil opstijgen tot den oorsprong der instellingen, welke naderhand onze zoogenaamde vrijmetselarij hebben gevormd. Van hieruit moet men het grootste schouwspel, dat de menschelijke geest kan omvatten, beschouwen. Daar staan ons evenzeer eeuwen als instellingen voor oogen : aan den eenen kant het o ud-h ei den s che Oosten en het oud-hei-de nsche Westen, aan den anderen kant het Christendom, die eikander den grond betwisten. Daar verioonen zich voor ons, volgens Matters woorden, de diepzinnigste beschouwingen van Azië, Egypte en Griekenland, die door het Christendom zijn aangegrepen en o m v e r g e w o r p e n; d e ze leerstelsels zijn weder verrezen en worstelen met alle kracht tegen hunnen overwinnaar, verbinden zich zelfs methem, om hem dan des te zekerder teverpletteren. (2) Dat is het verheven schouwspel.... Voorbereid wordt, het door de leer van Zoroaster, welke zich aan het Jodendom mededeelt.... Het Jodendom verbindt zich met de leer van Plato en doet de Grieksch-philoso-phische wijsbegeerte ontstaan; eindelijk treden de kweekelingen van dit leerstelsel in het Christendom en brengen het een gedeelte hunner taal over. Door dezen weg te v ervolgen, zal men spoe-
(1) Zoo zal men begrijpen, waarom verdraagzaamheid, het zich uiet Lcruoeien met afzonderlijke belijdenissen, het toelaten, ten minste van een gezuiverd Christendom, wordt voorgewend, ja zelfs in de lagere loges de Bijbel op 't „altaarquot; gelegd wordt.
73
dig en onfeilbaar opmerken, dat men zoo voor het laatste optreden der oud-heide n s c h e wereld staat, die zich nog eens tot den strijd mei haren opvolger gereed maakt, voordat zij aan hein de toekomst overlaat.quot; Dan volgen de woorden: vWanneer meii nu op deze wijze ontdekte, dat de oude instellingen, of ten minste de leerstukken, die aan hunne inysterien ten gronde liggen, zich, in weerwil van dien verbitterden strijd, in 't morgenland tot in de eerste dertien eeuwen der christelijke tijdrekening hebben staande gehouden, eu wanneer daarbij vooral het bewijs werd geleverd, dat de gnostische denkbeelden zich met roem hebben gehandhaafd tot aan den tijd der eerste kruistochten, dan zou men inzien, dat van toen af Christenen van het morgen- of het avondland, in't kort kruisvaarders, in aanraking met deze gnostische Christenen kwamen en heel goed eenige hunner leerstukken en geheime zeden-voorschriften, waaronder ouk de opklimmende inwijdingen in de geheimen, konden aannemen. Wanneer men evenwel tot de ontdekking van dit alles kwam, hoe zoude dan onze onderstelling (bewezen) zijn, indien zich plotseling onder deze krijgslieden van 't avondland eene vereeniging vormde, die op de gedachte kwam, om tegenover het ILoomsche geloof, dat toon het geloof van geheel Europa was, slechts het bestaan van een' een i gen God aan te nemen, die even eeuwig is met alles wat bestaat, die zich niet in meerdere person en k an scheiden, die aan de menschelijke ellende niet is onderworpen eu dus niet gestorven is noch sterven kon!quot;..,. //Wat werd er verder uit onze onderstelling, wanneer men aan die eerste geloofsleer nog deze toevoegde, dat Christus geen God zij n kon, maar slechts een wezen
4
74
van h o o g e r i n z i c h t, e e n w ij s g e e r, e e n w ij z e, een weldoener van 't raenschdom was; als men zag, dat de wonderen worden verworpen als ccnc onmogelijke verkrachlig van eeuwige en onveranderlijke wetten, en dat men beweert, dat God zulke middelen niet noodig heeft om zich le doen gehoorzamen.quot; — z/Zij n nu alle deze leerstellingen, die geheel en al van 't gnosticisme afkomstig z ij ii, niet d e g r on d s 1 a g en d er v r ij m et s e 1 a r ij? Verdeelt de vrijmetselaar het onbegrijpelijke wezen, dat hij de n gr oo t e n b o u w-m eest er van 't heelal noemt (in meerdere personen)? Gelooft hij, dat het ooit sterven kon of kan, en dat zijn enkele wil niet eene wet voor alle menschen is?quot; — Naast hevige uitvallen tegen de kerkelijke hierarchie, godgeleerdheid en tucht, die in dergelijke geschriften nooit ontbreken, beroept Juge zich ook op een geschiedkundig en volgens zijne meening onomstootelijk bewijsstuk, dat zich nog in de handen der Tempeliers te Parijs zou bevinden en het onwederlegbaar bewijs voor de juistheid van zijne bewering zou leveren.
Zoo is dan in naam en onder goedkeuring der Loue, de heilige Drieëenheid, de Godheid van Christus met alles wat daaruit volgt, de mogelijkheid der wonderen, kortom het Christendom geloochend en het laagste naturalisme als eenige leer door het geheime genootschap aangenomen en uit zijnen naam een onverzoenlijke oorlog aan 't Kruis verklaard. De Bels Neut had behalve andere bewijsstukken ook het bovenstaande geleverd en het genootschap met alle openbare middelen uitgedaagd het te wederleggen, maar hij kon na tien jaren ongeveer, op de vergader.ng van Katholieken te Mechelen in 1S67 verklaren: //Ik heb iedereen uitgedaagd, om tegen mijne bewijs-
75
stuiken, als zij soms niet echt mochten zijn, de verval-sching aan te toonen; ik heb mijne geschriften gratis aan de redacteurs der vrijmetselaarsbladen gezonden en heb hen verzocht mij te wederleggen, als zij het konden. Zu hebben gezwegen.... Ik sta in voor de volkomene echtheid vaa alles wat ik liet drukken, en daag eiken tegenstander uit, mij hierin eene enkele omvanrheid aan te toonen. Ik heb luidkeels ((lt; cor et a cri) eene vermelding of eene wraking verlangd, 't Was alles te vergeefs; men heeft mij niet geantwoord.quot; (Assem-hlée gén. des Caiholignes de Malines IS67. Brux. 1868, p. 340.)
quot;Voorzeker zullen de leden der gewone aanne-mingsloge, de in 't halfdonker rondtastende leerlingen, gezellen en meesters, de aangevoerde getuigenissen — daar zij ze niet kunnen wederleggen noch loochenen — voor overdrijvingen van enkele vrijmetselaars verklaren. Om dus opheldering te verkrijgen, moeten wij tot een' der hoogere graden van 't genootschap opstijgen, alwaar het volle //lichtquot; wordt medegedeeld, in dien der Eozcnkruisridders, de aclutiende onder de schotsche graden, waarvan reeds boven in de verklaringen van Prins Frederik van Oranje gesproken is. De zinnebeeldige legende behandelt de wraak aan den moordenaar van den meester Adoniram en de terugvinding van het met hem verloren gegane meesterwoord, dat het woord Jehova blijkt te zijn, hetgeen in den graad eens //schotschen meesiersquot; als een geheim wordt medegedeeld. Juist daardoor wordt ook de schotsche meesier //opperpriester. Wanneer wij de fabelachtige inkleeding weglaten, zoo hebben wij hier het naakte Deisme, waarin ieder zijn eigen priester is en onafhankelijk wordt verklaard van eiken geopen-baarden godsdienst. Jlaar hij moet toch ook weten, wie als moordenaar van Adoniram het meesterwoord^
4*
76
het Deïsme, heeft begraven, en aan wien hij dus levenslang den grootsten haat moet toedragen en met wien hij onophoudelijk strijd moet voeren. Hiervoor dient de graad van Eozenkruisridder. Hoe ongaarne wij ook het dwaze ceremonieel van 't genootschap behandelen, zoo kunnen wij er ons toch niet altijd van onthouden; en wel het minst, als wij de opname in dezen hoogeren trap van vrijmetselaarskennis noodig hebben ter verklaring der zaak zelf. (1) De muren lt;ler Loge zijn met zwarte doeken bekleed; op den achtergrond is een altaar; daaroverheen een transparant, waarop men drie kruisen waarneemt, waarvan het middenste het gewone opschrift J. N. R. J. bevat. De broeders zitten daar in de diepste droefenis, elk met een misgewaad aan, want in den natuurgodsdienst is immers mensch en priester hetzelfde; treurig en terneergeslagen, het voorhoofd op de hand steunend, .«preken zij geen woord. Dat dit bepaald op den eersten Goeden Vrijdag betrekking heeft zal niemand ontgaan. Eindelijk vraagt de voorzitter aan den eersten assistent of wachter (surveillant): //Hoe laat is het!quot; Het antwoord luidt: //Het is het eerste uur van den dag, het oogenblik dat het voorhangsel des tempels scheurde, duisternis en schrik zich over de oppervlakte der aarde verspreidde, toen het licht uitging, de werktuigen der vr ij me t s e 1 ar ij in stukken braken, de vlammende ster verdween, de kubieke steen barstte, het woord verloren ging.quot; Met andere woorden: de moordenaar van Adoniram, de doodvijand van de leer der vrijmetselaars en ian hun einddoel is hij, die op
(1) Zie Les grades des Mall res Ecossais, Stock li olm 1784. Barusl, memoires.... vol II, p. 207 suiv., p. 212.
77
den Goedeii Vrijdag den kruisdood stierf. Ook het opschrift van het kruis wordt verklaard en wel: vüe Jood van Nazareth door den Jood Eaphaël naar Jeruzalem gevoerd.quot; Derhalve is Christus de Heer slechts de eenvoudige Jood, die door andere Joden naar Jeruzalem wordt gevoerd, om zijne rechtvaardige straf te ontvangen, want Hij is de doodvijand der vrijmetselarij.(1) Zoodra de kandidaat door zijne antwoorden bewezen heeft, dat hij J. N. E. J. goed verstaat, roept de ^Eerbiedwaardigequot; verheugd: //Mijne broeders, het woord is teruggevonden!quot; Deze uitroep wordt door de ingewijden met handgeklap ontvangen, (2) want weder is hun aantal met één vermeerderd, die den misdadiger van Nazareth haat en zijn werk bestrijdt, en die daarvan ook, als 't noodig iSjOpenbare belijdenis aflegt,door
(1) Wij willen dc plaats uit het geheime geschrift „Thuüeur porla-üf des 33 degrés de VEcossismequot; (Paris 1819) woordelijk volgens p. 64 vertalen:
De vrijmetselaars halen de letters J. N. R. J. uit de volgende woorden: Judea, Nazareth, llaphael, Juda.
Vanwaar komt gij ? — Uit Judea.
Door welke stad zijt gij heen gegaan? — Door Nazareth?
Wie heeft u geleid? — llaphael,
Uit welken stam zijt gij? — Uit Juda.
De laatste vraag schijnt eene afwijking van Jeruzalem te zijn. in heide gevallen blijft de zaak dezelfde.
(2) Dezelfde uitroep J. N. R. J. is ook het herkenningsteeken der llozenkruisridders hij wederkeerige begroeting. Baruel p. 21o suiv., alwaar de schrijver volgens eigene ervaring mededeelt, dat niet alle Rozenkruisridders den eigenlijken zin der legende en van de cere-monieu begrijpen, en dan in hunne goede meening worden gelaten. Ook de bovengenoemde Prins van Oranje had er niet de yeheele gevolgtrekking uit gemaakt; dit is zeer natuurlijk, want ook in 't genootschap der Eozenkruisridders bestaan nog verschillende onder-afdeelingen, om het laatste geheim slechts aan de beproefdsten te ontsluieren. {Baruel, p. 215 mlv. — Thuileur ])ortatif, p. 04.), namelijk 1. Chevalier de Heredom, 2. Chevalier on garde de fa tour, 3. Tiose-croix proprement dit. Elke dezer onderafdeelingen (points) moet een afzonderlijk vertrek hebben.
78
deel te nemen aan een vleeschmaaltijd, die bij wijze van demonstratie op Goeden Vrijdag gehouden wordt.
Het godsdienstige einddoel der vrijmetselarij is de grondslag van geheel het tegenwoordige streven van het liberalisme op kerkelijk gebied, ofschoon ook misschien het grootste aantal der gemoedelijke Loge-broeders het niet kent. Met doortrapte geslepenheid wordt buitendien de sluier slechts zoover opgelicht als ieder verdragen kan. De door den heer Halier uit-gegevene //Onthullingen vau eenen vrij metselaar op zijn sterfbedquot; (1) bevatten de bepaling: //De verklaring onzer moraal (d. i. godsdienst) door onze zinnebeeldige middelen en teekens, moet geheel en al overeenkomen met de mate van bekwaamheid van eiken aspirant; meu moet zich daarom wachten eenen zin te verklaren, wiens dubbelzinnigheid onze oogmerken zou kunnen ver aden of zelfs de goede uitlegging, die de kandidaat daaraan kon geven, eenigzins zou kunnen verminderen. Gelooft niet, dat elke broeder na zijne opname voor eens en voor altijd het vooroordeel aflegt, wiens slaaf hij tot nu toe was. De athmos-pheer der Loge kan hem niet dadelijk die genade doen inademen, die wij de genade van den staat noemen.
(L) Révélations (Tun Franc-Magon au lit de mort; piece authentique publiée par M. de Haller, et accompagnée de quelques notes explicati-ves. Courtrai chez Beyaert-Feys, 1826, 8°. In de voorrede leest meu; „Ik getuig, dat dit aktestuk door eenen stervenden vrijmetselaar aan een' zijner vrienden is gegeven, -met de volmacht er elk willekeurig gebruik van te maken. De aanmerkingen daarop moeten strekken tot tegenmiddel tegen het vergif, en kunnen misschien meer dan eenen verdwaalden of bedrogenen broeder de oogen openen.quot; — Hetzelfde werkje is in 't Nederlandsch vertaald, onder den titel: „Ontdekkingen van eenen vrijmetselaar op zijn sterfbed;quot; een authentiek stuk, vertaald door Mr. B. Berenda, jnr. rom. et hod, doctor, s' Gravenhage, Langenhuysen, 1826, 8°.
79
De Katholiek eu de Protestant, de Mahomedaan en alle andere verschillende godsdiensten moeten zich hier onder hetzelfde vaandel vereenigen, zonder zich van dat hunner geloofsgenooten te verwijderen.quot;
Als vergelijkende proef onzer bewijsvoering tot nu toe, moge nog het volgende dienen, dat in de geheele vrijmetselarij tot zelfs in den laagsten graad als wet geldt:
1. Elke Loge-katecbismus en elke opgenomene broeder geeft op als einddoel der Loge, //tempels voor de deugd en kerkers voor de ondeugd te bouwen,quot; of ook //aan het nieuwe lid het licht mede te deelen,quot; dus de duisternis te doen verdwijnen, waarin de geheele overige menigte, de profan en gedompeld zijn. Dus bestaat er in de vrijmetselarij eene leer, men moge ze zedeleer of godsdienst noemen, waarbij alle positieve godsdiensten, ook elke christelijke, slechts dwaling en duisternis zijn.
2. De tijdrekening der vrijmetselaars is niet de christelijke; maar de tijd van 't //ware lichtquot; wordt gerekend van de schepping der wereld af; een bewijs, dat het //lichtquot; der vrijmetselarij ouder is dan alle positieve godsdiensten en dus niet anders zijn kan dan de natuurgodsdienst, waarmede het volstrekte ongeloof zich bemantelt.
3. Volgens de kunstmatige taal der ingewijden zijn alle loges //tempels,quot; die zelf weder het heelal voorstellen en daarom hun Oosten, Westen, Zuiden eu Noorden hebben. Toegang tot dezen tempel verkrijgen zonder onderscheid Jood, Christen, Muzelman en fetisthdienaar, kortom aanhangers van eiken godsdienst. Allen zullen daarin het licht, d. i. de kennis der ware deugd, van 't echte geloof en 't oprechte geluk ontvangen, maar zij kunnen oudertusschen de gebruiken van hen, die tot nog toe hunne geloofsge-
80
nooten waren, in aclit nemen. Datgene, wat den gemoedelijken vrijmetselaar als eene vereeniging van liefde voorkomt, die boven godsdienstige dwaling en waarheid, boven Christendom, Jodendom en heidendom verheven is, is eigenlijk niets anders dan het praktische aanwennen van godsdienstige onverschilligheid in het dagelijksche leven, totdat langzamerhand e n k e-len een nieuw licht opgaat omtrent de nietswaardigheid van eiken godsdienst, en zich voor hem, naarmate hij dit erkent, een hoogere graad der Loge ontsluit, totdat eindelijk het tijdstip komt, waarop aan het geheele mensc hen geslacht datgene als wet wordt opgedrongen, wat vroeger het geheim van enkele ingewijden was.
4. De vrijmetselarij deelt haar licht mede onder de afgrijselijkste en afschuwelijkste eedeu (1) van geheimhouding. Als deugd en waarheid van machtige tirannen alles hebben te vreezen, zooals b. v. het Christendom onder de Caesars, dan begrijpt men gemakkelijk, dat hare leer niet in het marktgewoel maar in stilte wordt gcleeraard. Maar deugd en waarheid verplichten hare beoefenaars ook, om haar in voorkomende gevallen openlijk te belijden, en maken dan juist de geheimhouding tot een groote misdaad. Is nu de leer der vrijmetselaars in overeenstemming met de wetten van het Christendom en met den vrede der .state)], wat heeft zij dan van den Paus en den Koning le vreezen ? Maar is zij het niet, dan moeten wij kortweg zeggen: onmogelijk kan datgene
(l) De Kandidaat zweert, dat, iu geval hij iets verraadt, hem het hoofd afgeslagen, hart en ingewanden uitgerukt, het lichaam verbrand en de asch naar alle winden zal worden verstrooid. Z. het bericht Aan den oor- en ooggetuige 13 a rue 1, hl. 197.
81
goed zijn, wat zich verbergt en zich moet verbergen.
5. Hetgeen door de Loge wordt geheim gehouden, is niet het prijzenswaardige, namelijk de geest vaa broederliefde en werkdadige hulp, zooals zij nog beter wordt waargenomen door hen, die het Evangelie naauw-gezet betrachten ; het zijn ook niet hare vroolijke feesten, zelfs wanneer deze niet geheel en al zonder ergernis waren. Integendeel de ingewijden spreken er zelfs zeer gaarne van in openbare bladen. Dus moet aan het genootschap iets ten gronde liggen, dat men niet mag en kan openbaren.
6. Maar hij, die met Napoleon I de vrijmetselarij beschouwt als het //groote Iviets,quot; bedenke, dat juist dan eerst een echt bedriegelijk spel met de menschheid sedert langen tijd werd gespeeld, de eed het meest werd geschonden, de voorname mannen, die op goed geloof zijn toegetreden, aan den algemeenen hoon van 't gemeen waren overgeleverd, en de misdaad dus niets geringer werd.
Maar laten wij ons niet bedriegen. Wij kunnen aan de ingewijden onder de //broedersquot; geen grooteren dienst bewijzen, dan door de geheele zaak als kinderspel te beschouwen en het kraken der zuilen van 't heiligdom voor onschadelijk geknal aan te zien. De teekenen des tijds zijn al te duidelijk. Het betreft een' stelselmatigen oorlog tegen het Christendom. Doch dit kan natuurlijk nooit of nimmer ten gronde gaan; maar de lieer waarschuwt ook een flauwhartig volk (Math. 21, 43) : Het rijk Gods zal u worden ontnoicen en aan een ander volk gegeven worden, dat daaruit vruchten voortbrengt.
DE STILLE KRIJG DER VRIJMETSELARIJ TEGEN HET KONINGSCHAP.
Hoe dieper wij in de eigenlijke geheimen der vrijmetselarij doordringen, des te meer moeten wij op onze hoede zijn, om niet alle leden over eenen kam te scheren. Wij kunnen integendeel getuigen, dat juist in de drie laagste graden vele getrouwe onderdanen der overheid zijn ingeschreven ; — mannen, die geen oogeublik zouden aarzelen, de geheime bent te verlaten, wanneer de doek voor hunne oogen werd weggenomen. Juist uit hun midden hoort men dik-wijls de klacht opgaan, dat zij niet tol hoogere graden (1) in de Loge worden toegelaten, en menigeen heeft, het eeuwige wachten eindelijk moede, den Bond weder verlaten, waarin hij zoovele ophelderingen ver-
(1) Daar het velen lezers aangenaam zal ziju, de verschillende graden der Loge te leeren kennen, geven wij ze hier volgens den Schotsehen ritus. Als bron gebruiken wij ; Thuileur portatief des trente trois degrés de VEcossisme du rit ancien et accepié, suivi du Thuileur des trois grades symboligues écossais, tels qu'ils sont pratiques dans la grande Loge d'Ecosse a Jïdimbourg. Paris, au magasin de Librairie Maconnique, rue S-André-des-Arcs, n. 57, 1819. — l Ajjprenti; 2 Compagnon; 3 Maitre; 4 Mavtre Secret; 5 Maitre 'parfait; 6 Secrétaire intime; 7 Prevo't et Juge; 8 Intendant des Bdtiments; 9 Maitre élu des Neuf; 10 Illustre élu des Quinze; 11 Sublime Chevalier élu; 13 Grand-Maitre-Architecte; 13 Royale Arc/ie; 14 Grand-Ecossais de la voute Sacrée; 15 Chevalier d*Orient; 1G Prince de Jeruzalem; 17
83
wachtte en toch zoo weinig ontving. Wij kunnen ons echter niet bepaald met personen bezig houden, maar moeten bij .de zaak zelve blijven.
Om zijne voornaamste plannen ten uitvoer te leggen heeft liet genootschap drie soorten van wapenen noodig: de wetenschap, in gunstige omstandigheden de openbare macht en eindelijk de stille propaganda in de meest uitgestrekte en invloedrijkste kringen. Zoo ontstaan de drie hoofdsoorten van Loges: de doctrinaire, de Loge van de daad en de aannemingsloge.
De doctrinaire Loge omvat de geleerde wereld, voor zooverre zij of werkdadig bf ten minste naar den geest het geheime genootschap toebehoort. Steunende op de vrijheid van onderwijs, een der zoogenaamde palladimus van onzen tijd, kan zij in het gewaad der wetenschap de volkomen onafhankelijkheid van den mensch in alle opzichten voordragen, en van de universiteiten en kunslakademiën maken, wat zij thans grootendeels zijn. Hoe onverdeelder de hoogleeraar de ideën der bent is toegedaan, des te meer wordt hij onmisbaar voor de voornaamste postjes, des te meer wordt hij beroepen en des te meer invloed heeft zijn oordeel in de beschaafde wereld. Vooral heeft hij het beslissende woord in de verschillende zamenkomsten van geleerde en halfgeleerde vereeni-
Chevalier d'Orient et d?Occident; 18 Rose-Croix d*Hérédom de Kilwi-ning; 19 Grand Pontife; 20 Vénêrable Grand-MaUre ad vitam; 21 Noachide, ou Chevalier Prussien; 22 Chevalier Royale-Hache; 23 Chef du Tabernacle; 24 Prince du Tabernacle; 25 Chevalier du Serpent d'ai7'ain ; 26 Ecossals, trinilaire, ou Prince du Lib an; 27 Gr and-Commandeur du Temple; 28 Chevalier du Soleil; 29 Écossais de St. André; 30 Chevalier Kadosch ; 31 Grand-Inspecteur, Inquisiteur-Com -mandeur; 32 Sublime Prince du Royal Secret; 33 Souverain Grand-lnspect eur-Génêr al. — De drie laatste graden ziju wel alleen honoris causa.
84
gingen en in de Kamers, die het volk moeten vertegenwoordigen. Hij moge een aanhanger zijn van Galenos of Jnstinianus, hij wordt rijk aan eer en goud. Het valt licht te begrijpen, dat hij, wat de tucht der Loge betreft, op de meest voorkomende wijze van de groote menigte wordt gescheiden.
De Loge van de daad, ook wel de roode genaamd, omvat de mannen der absolute omwenteling, die niets willen weten van het langzaam geregelde invoeren van de geheime leer in de wetenschap, in het maatschappelijke en het staatkundige leven, maar die den appel aan den boom als rijp beschouwen en hem door een stouten greep willen inpalmen. De vroegere Carhonaria en het // Jonge Zwitserlandquot; waren zijtakken dezer Loge : de Internationale zelf is niets anders dan haar staande leger. (I) In Italië is en was zij vertegenwoordigd door Mazzini en Garibaldi, in Spanje door Zorilla, in Frankrijk door de mannen van ihet radikalisme; in België is zij nagenoeg heerschend en wordt zij slechts door de katholieke gezindheid van het volk in bedwang gehouden. Waar zij ooit met de gedweeë of blauwe Loge in eene onvermijdelijke botsing mocht komen, kan zij zeker zijn van de minzaamste behandeling. Men denke slechts aan het //verschuilertjequot; spelen tusschen de twee roode lianen van Italië en de verschillende ministeriën van het vereenigde koninkrijk. Maar waarom zouden zij elkander ook kwaad doen ? In hunne meeningen en hun eifiddoel zijn zij het eens als Orestes en Pylades; alleen verschillen zij van gevoelen over het tijdstip en de manier van uitvoering.
De aannemingsloge, de blauwe vrijnaelse-
(1) Zit La ach er St. Jaar^. 1871. 2ilc All. p. 114.
S5
larij, is de toevlucht van den man der wereld, van
den stadsburger, die zich beschaafd wil voordoen; van
den handelsreiziger en den beginnenden industriëel eu
den jongen op avancement belusten woelgeest in den
ambtenaarsstand en in het leger. Zij politiseert niet
openlijk, maar leeft onder een zoogenaamd reaktionair
ministerie voor de weldadigheid en de onderlinge be-
vorderins; en den feestdisch. Onder een liberaal mi-...
nisterie sterft zij weg in onderdanige vereering, oefent den dienst van geheime politie uit en is onvermoeid in het ophemelen van de wijsheid der Excellenties en van de welvaart des volks. Zij vormt eigenlijk den liberalen tros en vervangt het volk, wanneer eens aan de dieper ingewijden de groote worp zal mogen gelukken. Want dat in den achtergrond de eigenlijke leiders uit de hoogere graden staan, die de kudde het langzame of snelle tempo in den draf aangeven, zal zeker de onnoozelste weten. Mochten zij ooit ter ongelegener ure en te ver zijn doorgedrongen, dan weet de liefde der broeders steeds een goed woord bij de overheid te doen, eu evenmin worden zij daarom uit de Loge gebannen. Anderson's Konstitutionshuch (Duitsche uitgave, Frankfort, bldz. 29S) bepaalt namelijk, dat //een broeder, die zich heeft ingelaten met een oproer tegen den Staat, maar geene andere misdaden heeft begaan, voortdurend met de Loge blijft vereenigd.1' Dit bewijst tevens, dat het voor de drie laagste of symbolische graden gegeven verbod, om zich met de politiek te bemoeien, niet zoo ernstig wordt gemeend.
Is dit onderscheid tusschen wetenschappelijke, handelende en meêloopende agenten van den geheimen Boud uit de lucht gegrepen? Wij kunnen het ook bewijzen. — In het reeds genoemde aktestuk pOnt-hulliugen (Revelations etc., bldz. 11 —14) lezen wij woordelijk de volgende hoogst gewichtige inededeelirig
86
ffGroot is de macht onzer (vrijmetselaars-) leer; maar laten wij er wel van overtuigd zijn, dat wij dezelve nooit plotseling iederen aspirant in het volle licht, noch in zulk een' bepaalden vorm mogen blootleggen. Eeu ontkluisterde geest zou daaruit gevolgtrekkingen kunnen maken, die voor onze geheime oogmerken maar al te nadeelig zouden zijn. Nauwelijks hebben wij dus den nieuweling de twee heilige woorden: vrijheid e:i gelijkheid, doen hooren, of wij moeten er op uit zijn, den loop zijner gedachten te voorkomen of te stuiten. Onze zinnebeelden en hieroglyplien bieden daartoe een zeker hulpmiddel, om op het juiste oogen-blik zijnen geest door de menigvuldigheid der opengelegde voorwerpen te verstrooien. Dit is een wonderbaar redmiddel en eene vrucht der fijne politiek van onzen beroemden stichter, die te diep was doorgedrongen in de kennis van het menschelijk hart, om ons niet met alle denkbare bekwaamheid den betoo-vereuden en geheimvollen beker te bereiden, dien wij voortdurend moeten aanbieden, en zóó moeten uitstorten in de ziel van iederen broeder, dat hij toch altijd verborgen blijft en onder een onschuldig uiterlijk den waren inhoud omsluiert. Wij moeten dus iu onze waarlijk verhevene orde de leer toepassen iu verhouding tot de vatbaarheid van den mensch. Om haren vooruitgang zoo gemakkelijk mogelijk te maken, en de volle beteekenis meer of minder te doen kennen, ver-deelen wij die vatbaarheid in drie verschillende en geheel afzonderlijke klassen : de eerste omvat de doordringende geesten, de tweede de o n s t u i-mige en onrustige hoofden, de derde de bij-geloovige en geloovige zielen. Wij moeten aan elke dezer drie klassen opheldering geven over eene en dezelfde leer, maar dezelve niet meêdeelen op hetzelfde oogenblik en op dezelfde manier. Voor de
87
eerste klasse moet de ware inhoud onmiddellijk bloo-liggen voor geest en hart; en daar hare verlichte leden terstond de omhullende wolken doen verdwijnen, hebben zij slechts een enkelen blik noodig om te begrijpen. Bij hen moeten wij dan zoo haastig mogelijk met alle middelen en de fijnste gevatheid de geestdrift opwekken en voortdurend versterken, terwijl wij hen het stralende Ihhtgesternte doen kennen als eene hoofdzuil en als den eersten steun onzer Vereeniging. Ten opzichte der tweede klasse, die der onstuimige en onrustige hoofden, rust op ons de plicht, deze slechts trapsgewijze op te voeren tot het verhevene begrip, zoodat zij onder de voorgelegde zinnebeelden en gelijkenissen moeten raden en rondtasten, en door deze hinderpalen hunne levendige verbeeldingskracht, wier dwalen eenige wanorde zou kunnen veroorzaken, wordt beteugeld. — Van de derde en laatste klasse, de ge-loovige en bijgeloovige zielen, waartoe ook nog die domkoppen worden gerekend, welke eigenlijk zijn geschapen voor schuilplaatsen der onwetendheid, kunnen wij natuurlijk niets verlangen, dan dat zij blind en onbeschroomd den oppervlakkigen geest der leer volgen. Deze leer echter mogen wij hun steeds slechts mededeelen naar den maatstaf van hun verstand, opdat zij dezelve met ijver aannemen, met bezorgdheid zich daaraan houden en haar onwrikbaar aanhangen, uit vrees voor schending van den heiligen eed. Deze eed is vooral een hoofdpunt, waardoor wij altijd eiken nieuweling moeten binden. (1) Op deze wijze moeten
(1) Welk ecue armzalige positie voor deu alledaagsehen Loge-' mau! Hij zweert liij hoog en bij laag, dat kij iu den „tempelquot; nooit het minste kwade woord heeft gehoord, en zal natuurlijk de oorkonde, die onze woorden staaft, ogenblikkelijk yerklaren voor het werk van een Belgischen Ultramontaan. Geeft hem zijn rang in de
SS
wij dan ongemerkt het licht mecledeelen, dat eens den geheelen aardbol zal verlichten. Zoo voltooit zich het groote en woudervolle systeem, dat de aarde zal reinigen en haar de oorspronkelijke heerlijkheid (1) zal wedergeven. Maar wij zullen er ons altijd voor wachten, het ware einddoel zonder achterhouding te ontsluieren. Wij zouden immers de in den beginne nog al te zwakke geesten door een levendig en doordringend vuur kunnen verblinden. Van tijd tot tijd kunnen wij wel eens eenige stralen laten schieten, om de oogen ongemerkt aan het gruote licht te gewennen, dat eens toch de geheele aarde moet verlichten. Maar wij moeten op onze hoede zijn, hun oog niet te verzwakken door een te schel licht, dat voor hen en voor onze orde vreeselijker zou zijn dan de duisternis, waaruit wij hen willen redden.quot; — Tot zoover de ophelderingen van het geheime aktestuk. Onwederleg-baar blijkt daaruit, dat men de Loge in de drie genoemde klassen moet indeelen en naar deze moet onderscheiden, om zoovele schijnbare tegenstrijdigheden op te lossen.
Vooral is dat onderscheid noodzakelijk ter beoordeeling van de ware en eigenlijke verhouding der vrijmetselarij tot het koningschap, dat wij hier verstaan in een wijderen zin, niet slechts bedoelende den rechtmatigen drager der kroon, maar ook de gezamenlijke burgerlijke autoriteit, in zooverre deze
maatschappij eeuen lioogereu graad iu de Loge, dau kau hij misschien wel dourdriugen tot in den SSsten graad, terwijl hij altijd, vooral indien hij zelden „medewerkt,quot; dezelfde ouuoozelheid blijft behouden. De Grieksche tragicus heeft gelijk zls hij zegt; Tegcu de domheid worstelen zelfs de Goden te vergeefs.
(1) Bijgevolg heeft de aarde door de Openbariug van het Oude en Nieuwe Testament en de daarop gebouwde burgerlijke orde veel verloren; er moet dus tabula rosa worden gemaakt.
89
op enkele punten de plaats van den Koning inneemt, en in den naam Gods van de onderdanen de gehoorzaamheid als eene gewetenskwestie eischt.
Gelijk in alle geheime bonden speelt ook in de vrijmetselarij het woord eene gewichtige rol. Het is hier de kunst, het geheele einddoel zoo beknopt mogelijk uit te drukken op eene wijze, dat de profane wereld geen argwaan koestert, de edelere naturen zelfs daarmede worden ingenomen, en de nog slechts half ingewijde en argelooze niets kwaads kan vermoeden; voorts dat de ingewijde bij zijn optreden als redenaar door allen volgens hunnen graad ten halve of geheel wordt verstaan, en dat nochtans alle hoorders tevreden zijn in de vaste overtuiging, dat zij den geheelen inhoud hebben begrepen. De twee sakramenteele «'oorden zijn vrijheid en gelijkheid. Zij liggen reeds opgesloten in den naam der vrije metselaars-broeders. Alle redevoeringen en liederen der Loge draaien om deze twee middenpunten. Vroeger was het ten strengste verboden, die twee woorden naast elkander te schrijven en te bespreken. Op eenige plaatsen is dit nog het geval, weshalve bijna altijd óf de eene óf de andere gedachte op zich zelf wordt verheerlijkt. — ]\]aar onverwachts moest toch de sluier vallen!
Op den 12 Augustus 1792 werd de ongelukkige Lodewijk XVI, sinds acht en veertig uren vervallen verklaard van zijne rechten op den troon, gevankelijk naar den Temple gevoerd. Op denzelfden dag besloot de //wetgevende macht,quot; dat voortaan naast den datum der vrijheid ook die der gelijkheid zou worden geplaatst, en werkelijk droeg het aktestuk der gevangenneming van den koning de dagteekening : //vierde jaar der vrijheid, eerste jaar en eerstedag der gelijkheid.quot;' Op dien dag, verhaalt Baruei, een ooggetuige van die gebeurtenis en die met veel
90
vrijmetselaars van Parijs intiem was, meenden de //broedersquot; hun door den eed vergezeld geheim zonder schroomen te kunnen openbaren en zij riepen : //Eindelijk zijn wij aan het doel ! Geheel Frankrijk is thans ééne groote Loge! Alle Pranscben zijn vrijmetselaars en het overige gedeelte der wereld zal het weldra met ons zijn.quot; Hij zelf heeft met eigen ooren gehoord (deel II, bldz. 188), hoe de achterhoudendste vrijmetselaars voor geheel de wereld verklaarden: //Ja! Eindelijk is het groote doel onzer Vereeniging bereikt: Gelijkheid en vrijheid; alle menschen zijn gelijken eu broeders, allen zijn vrij; dat was de geheele werke-heid van ons wetboek, het doel onzer wenschen, ons groot geheim!quot; Lang voor deze gebeurtenissen was Earuel tegen zijnen wil en zonder den gewonen eed af te leggen, in de orde opgenomen en eens was hij getuige van eene meer ordelijke opneming dan de zijne. Na de aanneming sprak de Eerbiedwaardige tot den nieuw beëedigden en als broeder erkenden kandidaat: //Mijn dierbare broeder, het geheim der vrijmetselarij bestaat in de volgende woorden: Gelijkheid en Vrijheid; alle menschen zij n ge 1 ij k en vrij; alle meu s chen zijn broeders.quot; (Zie bldz. 197.) (1)
Deze woorden kunnen in den edelen zin blijmoedig door iedereen worden onderteekend. Wij zijn vrij eu verlost van de slavernij der zonde, vrij in den burgerlijken zin onder de heerschappij der wet, niet onder die der willekeur. Wij zijn gelijk, als kinderen
(1) Gelijke stemmen uit Duitsclilaud zie Aslrea, zakboek voor vrijmetselaars. Jaarg. 1828 ; 1845 vooral op bldz. 85.
iiechstein, zakboek voor vrijmetselaars. Jaarg. 1849 Weihe-rede des Konsistorialralhs Gieseler). Latomia, b. 12, Jaarg. 1848, bldz. 225. Kortom, alle vrijmetselaarsgeschrilteu bekeuueii, dat vrijheid eu gelijkheid him hoofddogma is.
91
van denzelfden Hemelsclien Vader. De menscben moeten elkander daarom broederlijk liefhebben en in nood ondersteunen. — Zoo begrijpen wij, hoe in sommige gevallen de edelste menschen zich door de Loge laten vangen, gelijk Barnel zelf van zijne Loge zegt, dat de gewone leden in die dagen van schrik toonden ecbte koningsgezuiden te zijn, terwijl de Eerbiedwaardige daarentegen bleef wat hij altijd was, een woedende Jacobijn,
Zelfs eenen koning, die toch zoo zelden ware vriendschap ondervindt en zich aan zijn hof mewtal naar de etikette moet richten, kan het leven in dien kring van schijnvrieiiden en loyale broeders eene uitspanning zijn, daar hij niets kwaads vermoedt en men hem de afschuwelijke keerzijde van den Bond met fabelachtige behendigheid verborgen houdt. JN'og meer waarde hecht deze er zelfs aan, den vorst of een'zijner naaste bloedverwanten als beschermheer, zijne raadslieden tot leden te winnen, of ook, wanneer het hem gelukt, een der meest ingewijden op een groenen zetel verheven te zien. Aan de meer genoemde //Onthullingenquot; [Revelations bldz. 18) leest men: //Om zonder ophouden te arbeiden en tot ons groot, verheven doel te geraken, is een der machtigste middelen, wat wij onzen stichter te danken hebben, namelijk de vrijheid eu gelijkheid in het beeld van den tempel van Salomon. Voor het slagen van ons grootsch plan, en om de uitvoering daarvan gemakkelijk en zeker te maken, is het vau het grootste gewicht, al onze krachten in te spannen, om hooggeplaatste leden der geestelijkheid, der burgerlijke en militaire overheden, de opvoeding der jeugd, ja zelfs koningen en prinsen en vooral hunne kinderen, hunne raadslieden en hunne ministers, kortom allen, wier belang in strijd mocht
93
zijn met onze leer, in onze orde te trekken.quot;
Zoo laten zich de walgelijke kniebuigingen van den Bond verklaren voor elke bestaande macht, voor de omverwerping waarvan hij nog te zwak is. Toen de eerste Napoleon het erfdeel der instortende revolutie aanvaardde, dreven de //broeders'1 zijne vereering tot in het avontuurlijke, maar na den val van den veroveraar vernietigden zij ook weder zoo spoedig mogelijk alle op hem betrekking hebbende namen en zinnebeelden, en het Groot-Oosten vereerde Lodewijk XVIII met niet minder toewijding. ïoen Karei X met zijnen zoon was verjaagd, ontvingen de //broedersquot; La-faj'ette en de //koiiing-burger, die het zich eene eer rekent, tot de onzen te behooren,quot; de uitbundigste loge-ovaties, evenals de republiek der blauwe vrijmetselaars van 1848 en later de staatsgrepen-fabrikant, Br.*. Napoleon. (1) Door bewijzen der opofferendste burgertrouw en een vurig patriotisme tracht men de hoofden der burgerlijke overheid in den //tempelquot; te lokken, opdat rnen zich later zou kunnen beroemen: //Wij wandelen, in driedubbele duisternis gehuld, te midden onzer tegenstanders. Hunne hartstochten dienen ons als drijfveeren, waardoor wij hen, zonder dat zij iets bespeuren, op het spel zetten, om hen ongemerkt te noodzaken, gemeenschappelijk met ons te werken. In den eigen schaduw eener autoriteit arbeidt de vrijmetselarij aan het groole, haar toevertrouwde werk.quot; (2)
De loyale jubel der crde moet nooit of nimmer als gemeend worden beschouwd, n;aar als een dekmantel
Laacher Stimmen. 1872, 2de af;, bldz. 115.
93
van het uiterste radikalisme. Het sprekendste bewijs hiervoor vinden wij in de //Onihullingenquot; (bldz. 27) in de volgende woorden : //Wachten wij ons wel, ons te duidelijk (over de absolute vrijheid en gelijkheid) uit te drukken, voor dat wij de meening en de karaktersterkte van den aspirant goed kennen. Vinden wij hem niet standvastig genoeg, vreezen wij dat de toestand moeielijk wordt, dan moeten wij dadelijk een nieuwe batterij aanvoeren, met alle list en gevatheid een' zachteren toon aanslaan, de beteekenis van elk woord verzachten, of zelfs het eigenlijke oogmerk geheel daaruit doen verdwijnen. Dan heeft die tempel van Salomon, de vrijheid en gelijkheid, alleen betrekking op ons genootschap; men denkt in geen opzicht aan eenige uitbreiding ; er is geen sprake van oproer, onafhankelijkheid of ontkenning vau eenig gezag Alles moet in een oogwenk een ander kleed ontvangen. Nu zijn er nog slechts plichten te vervullen als : één God te erkennen, de deugd te beoefenen, gehoorzaam en onwankelbaar getrouw te zijn aan iedere overheid. Deze monsters, deze tyrannen, die geesels der menschheid z ij n de vaders des vaderlands, de levende afbeeldsels der godheid, de koningen, wier ware en persoonlijke roem, wier noodzakelijke grootheid en verhevenheid slechts achting, hulde en vereering verdienen. Kortom, dan heeft het (vrijmetselaars-) genootschap nog slechts het doel, vrees in te boezemen voor den Eeuwige, gehoorzaamheid en trouw aan de heerschers, achting en onderwerping aan de overheid, haat tegen het kwaad, liefde voor het goede en voor alle deugden. Men moet zich in een gegeven oogenblik kunnen voordoen, alsof men den kolossus, die ons met vernieling dreigt, bewierookt en aanbidt, om
94
des te zekerder te kunnen voortwerkcu aan zijnen val.
Het valt den geschiedkundige, den oplettenden waarnemer der gebeurtenissen van den tijd niet moeie-lijk, het geheele weefsel van list te ontrafelen, waarmede de Loge de wettige monarchien heeft ondermijnd. Men denke slechts aan de vernederende loftuitingen, waarmede keizer Jozef II van Oostenrijk werd oe-stormd, en die het geheiligde aanzien zijner waardigheid evenveel nadeel berokkenden als zijne mislukte maatregelen. Uitdrukkingen als: //Liefste Jozef, dierbaarste zoon, groote, onsterfelijke Jozef, van welke dc pamfletten der broederschap wemelden, 1) moesten nooit kunnen doirdringen tot op de verhevenheid van een troon. — Heeft eene regeering zich eenmaal door de geheime orde vrijwillig op sleeptouw laten nemen, of is zij haar voor bewezen diensten werkelijk dank verschuldigd, dan moet al zeer spoedig de weg der beruchte vrijheid en gelijkheid worden ingeslagen. Maatregelen tegen de Kerk zijn altijd het begin. Hierdoor toch wordt een tweevoudig doel bereikt. Wanneer namelijk eens het altaar, de voornaamste steun van den troon is aangerand en van zijnen invloed beroofd, wordt aldus het christelijk geloovige volk door de overheid gekrenkt in het heiligste wat het bezit, zijn' godsdienst^; bijgevolg wordt ook het vertrouwen op zijne regeering, en zijne trouwe liefde tot het stamhuis zijner heerschers geschokt. Wel kan eene omkoopbare pers en de onvermoeide schrijfzucht der //broedersquot; de weeklacht van het goede volk doodzwijgen of door overdreven lofzangen op ds nieuwe
(1) Brunners Mysterien der AuJklilrung in Oesterreich, bldz. 220, 274 cn Rist. Tol. Blatter 1869. IJ, bldz. 53.
95
wijsheid doen overstemmen, door betichting en laster de getrouwsten der getrouwen machteloos maken; maar juist daardoor dringt de ontevredenheid tot in de fijnste aderen der bevolking door, en zij lost zich op in eene sleepende ziekte in het leven van den Staat ten gunste der gedroomde omwenteling. — De tweede stoot wordt gericht tegen den adel, den vertegenwoordiger van het recht en de geschiedenis, den ridderlijken voorvechter der kroon. Mocht zich eindelijk eene regeering, door dieper inzicht tot bedenking gekomen, willen ontrukken aan hare doodelijke omarmingen, dan legt men de knoopen eerst vaster in den strik, waarin zij werd gevangen. Toen Jozef II door zijn besluit van 16 December 1785 aan de //zoogenaamde vrijmetselaars-genootschappenquot; eenige hinderpalen in den weg legde en van hunne goochelarijen gewaagde, (1) brak er van de geheele Europeesche Logewereld een storm tegen hem los. — De Turksche oorlog was het werk der Loge, op touw gezet door Ilerzberg en diens goeden vriend Pitt. Een der voornaamste vrijmetselaars, de Hongaarsche graaf Nicolas Eorgatsch, onderhandelde persoonlijk in Berlijn met Herzberg, om in de landen der kroon van Stephanas de rol der Eransche Orleanisten te spelen. In Hongarije werden gedichten gedrukt, waarin dezelfde graaf werd bezongen als koning van het land. Wraak tegen Jozef II spoorde de Europeesche //broedersquot; aan, den franschen Orleans te ondersteunen in zijn plan op het regentschap, en in de beruchte halssnoergeschiedenis zelfs de zuster van den nu zoo gehaten keizer, en door haar
(1) De aanleiding daartoe hadden de beruchte politieke muiterijen der verlichten en der Noord-Duitsche vrijmetselaars gegeven. De hoofdleider daarvan was de beruchte Herzberg. Eeu gewichtig aktestuk hierover geeft Brunner, bldz. 51C, afgedrukt iu de llist. ïol. BUM, bldz. 59.
96
ook dezen zelf prijs te geven. (I) In de laatste dagen van zijn leven erkende de overigens goedhartige vorst zijne fouten en zijne geheime tegenstanders; maar te laat! Een onmetelijk moreel kapitaal ten gunste der monarchie was over boord geworpen. — Wij gewagen hier niet van de helaas gelukte pogingen der Loge, om den Piemonteeschen koning Karei Albert te omstrikken en zijne dynastie te ondermijnen, nadat zij eerst hare hand had moeten leenen tot de omverwerping der overige Ilaliaansche troonen. Wij willen ook niet spreken van de verdrijving van Isabella van Spanje, juist toen zij er op bedacht was, eene betere regeeringswijze in te voeren. Wij houden htt tegenwoordige geheel buiten onze besprekingen.
Van veel grooter gewicht is het voor ons te bewijzen, dat de broederschap in beginsel de v ij an din der kronen en der burgerlijke autoriteit is. Hierdoor is tevens blootgelegd, dat de onwederlegbare revolutionaire woelingen geen misslagen waren van eenige ongehoorzame leden, maar een noodzakelijk gevolg van de beginselen der geheele Loge, en dat slechts oningewijde //broedersquot; klaagden over schennis der wetten, waar juist de strengste ob-servanlia regularis werd uitgeoefend.
1. Uit hetgeen wij tot hiertoe betoogden, blijkt duidelijk, dat de ziel van dat wezen der duisternis slechts is: vrijheid en gelijkheid in alle opzichten. Die vrijheid is niet die edele heerschappij
(1) Zie de geiioeudc bronnen. — Rohan was vrijmetselaar van de hoogste graden, evenzoo Cagliostro, Orleans, Grootmeester der fransehe Loges. — Over den invloed der Loge op den loop van den zevenjarigen oorlog zie Hist. Vol. Blatter, 16e 1). hldz. 477j 29ste Ij. bldz. 577. — Over de nieuwste politieke werkzaamheden der Loge de „Klageschrift eines Berliner Fremaurers, iu hetzelfde tijdsehrift, b. 50, bldz. 427.
97
van den verheven uiensch over alles wat laag en gemeen is in onze gevallene natuur, gelijk zij door het Evangelie wordt genoemd; maar het is de ontkenning van elke beperking in het godsdienstigej staatkundige of familieleven, de vrijlating der hartstochten en van den eigen wil, die ten slotte slechts leidt naar de slavernij van al hetgeen in de mensch-heid nog goed is. Vrijheid voor het kwaad, knechtschap voor het goede, ziedaar ouk het devies van het uit de Loge geboren Liberalisme. Evenzoo moet ook de //gelijkheidquot; worden verstaan in den streng sociaal-demokratischen zin. Kortom, w ij hebben voor ons een geheel politiek systeem in twee woorden, die alles zeggen. In de //Onthullingenquot; lezen wij op bldz. 14: //Vrijheid en gelijkheid zijn altijd de twee voornaamste voorrechten, die altijd aan het hoofd onzer plannen moeten staan, natuurlijk met gebruikmaking van alle mogelijke geslepenheid en misleiding; de huichelarij moet ons hare nuttige hulp leenen. Voortdurend moeten wij de aarzelende hasten doorgronden en doorzien, dezelve zoo zacht in beweging brengen, dat zij nauwelijks den minsten drang gevoelen. Men moet hen aangenaam onderhouden, voorttrekken, ter goeder ure misleiden, nunne eigen dwalingen doen liefhebben, in de zoete gewoonte aan hunne nieuwe positie als vrijmetselaar doen insluimeren, en hun de plannen, die wij ten hunnen opzichte koesteren, eerst dan blootleggen, wanneer zij bijna tot het doel zijn genaderd en, zich verliezend in de dwaalwegen van een vleienden en niet te ontwarren doolhof, geen anderen weg kunnen noch willen inslaan. Terwijl zij zich standvastig aan hunne tegenwoordige gidsen houden, zullen zij eindelijk zoover komen, dat zij de verrassendste en vreemdste revolutie beschouwen als het
98
eenvoudigste en natuurlijkste ge vol g.quot; Deze vrijheid en gelijkheid behooren niet slechts de ziel te zijn van den nauweren vriendschapsband, gelijk men het aan de zwakkere of twijfelende geesten doet voorkomen, maar zij moeten ter goeder ure over de geheele wereld worden verspreid en de grondslag zijn tot vernieuwing der menschheid. Dit kosmopolitisch streven wordt reeds aangetoond door de namen der vier muren der Loge, als Oost en West, Zuid en Noord. Bij de buitengewoon ijverige propaganda der orde in alle landeu zou het dwaasheid zijn te denken, dat een eenvoudige verbroedering in een vriendenkring het doel der vereeniging is; de vriendschap immers moet verflauwen, naarmate het vriendental toenee,ut. Eene vereeniging, die zich beroemt op meer dan 1 6 mülioen leden, kan, al gaf men ons ook, lt;le heiligste verzekering, onmogelijk een vriendenkring zijn, maar wel eene politieke club, die in naam der vrijheid en gelijkheid geen koningschap of autoriteit mag erkennen. Het Wiener Journal, Manuscript für Brüder, 1 Jaarg. 2 (1|; afl., bldz. 163, zegt: vDe orakels der orde werden opgeroepen om de zonderlinge vraag op te lossen, wat dan toch eigenlijk haar doel was. Zij gaven ons ten laatste ten antwoord, dat weldadigheid in den ruimsten zin, of beter gezegd, dat bevordering van het menschelijk welzijn door de weldadigheid het eigenlijke doel onzer orde was. Maar hat ons dit doel eens opsporen in de grondwet onzer orde. Werp ten dien einde een blik op den zwaren eindeloozen keten van moreele ziekten, dien de menschheid door alle streken der aarde met zich moet voortsleepen. Onderzoekt en gij zult zien, dat die ziekten bijna allen zijn ontstaan uit den rampzaligen invloed, dien het vooroordeel eener vreemde geboorte, de ongelijkheid der standen en de menigvul-
99
diglieid der godsdiensten hebben voortgebracht. Traciit deze over alle hemelstreken verspreide orde te leeren kennen en gij zult zien, dat het welzijn der men schil ei d inderdaad haar doel moet zijn. Het is ecne vereeniging, wier eerste en onvermijdelijkste streven het is, al die nietswaardige, in hare gevolgen zoo vreeselijke meeningen omtrent vreemde geboorte, stand en godsdienst onder hare leden (1) geheel te onderdrukken. Daarom is het een harer eerste beginselen, de geheele waarde van den mensch buiten zijne deugd slechts te bepalen naar de hoedanigheden, door welke ons de natuur heeft gemaakt tot wezens van éene soort, tot burgers van eene wereld, tot bezitters van eene aarde en tot kinderen ééner moeder.quot; — De sibyllinische sluier der woorden is hier tamelijk doorschijnend. Met het vooroordeel tegen vreemde geboorte vervalt ook de scheiding der staten, en met de ongelijkheid der standen de voorrang van het koningschap. De geheele waarde van den mensch ligt, behalve zijne deugd — vooral geene christelijke — juist daarin, dat hij mensch is gelijk anderen het ook zijn. Bijgevolg zijn alle menschen gelijk, niet in de christelijke beteeke-nis als kinderen van eénen Hemelschen Vader en gelijkelijk door Christus verlost, maar in den zuiver natuurlijken, menschelijken, maatschappelijken zin.
Hetzelfde vinden wij onder andere bewoordingen in in de //Onthullingenquot;, bldz. 6: //Juist een zoo groote geest als onze stichter was er noodig, om met goeii
(1) En uict slechts onder hare leden, maar consequent op het gegeven oogenblik ook onder de geheele menschhcid, gelijk ook duidelijk uit dtu slotzin blijkt. Verdere bewijzen voor dit univer-setlc streven van den Bond volgen onder nc. 4.
5*
]00
gevolg en op eens de nacht, waarin het menschdotr. lag gehuld, te doen verdwijnen, den mensch uit zijne duisternis te leiden en hem de volle kennis der waarheid te ontsluiten, trots de haar omgevende schaduwen. Derhalve moeten wij de ons door dien grooten geest nagelaten middelen vereeuwigen, en onophoudelijk er op uit zijn, dezelve in stand te houden en vruchtbaar te maken tot de verrassende ontknooping, die door de vreeselijkste maar tevens de gelukkigste van alle omwentelingen de bewondering der wereld zal opwekken, en die den roem van dezen wijzen vijand der koningen tot in het araf zal kronen. Met alle middelen moeten wij er dus naar streven, onder den bedriegelijken titel van broederschap een onafzienbaar getal personen onder elkander en tot dezelfde bedoelingen te vereenigen, zonder dat het verschil der neigingen, der karakters en der godsdiensten uen hinderpaal wordt. Eene wonderdadige politiek in onze leerstellingen moet deze vereeniging bezielen en 111 stand houden; zij moet zich niet slechts uitstrekken over onze verbonden broeders, maar over alle bewoners der aarde, zoo dat zelfs de wildste en ruwste stammen in de binnenlanden van Afrika niet uit het oog moeten worden verloren. Deze verhevene leer, die de ziel onzer orde is en al hare leden vervult, is niets anders dan het natuur-principe, de door de natuur in alle harten gegrifte wet, die altijd de grondslag moet zijn van al onze handelingen: Vrijheid, Gelijkheid!quot;
Wat is dus de Koning in buiten de Loge? Eenvoudig Br.*, //die en die,quot; niets meer en niets minder dan ieder ander vrijmetselaar, dan ieder ander mensch. Zijne koninklijke waardigheid behoort slechts aan de profane wereld, maar deze is ook de onbehouwen steen, die door den hamer des metselaars moet worden gekloofd, en door zijn zinklood
101
tot een' kubus, tot gelijkheid aan alle zijden wordt gevormd. De Koning staat in de Loge als gelijke ouder gelijken, als een vriend ouder dat millioenental van vrienden. Wij weten zeer goed, dat ook de vorst in een' vriend een' onb taalbareu schat heeft, dat de edelste monarchen eeuen kleinen kring van bevriende mannen om zich heen verzamelden; maar dat is de ware vriendschap, waarin de vorst vorst blijft, en zijne vriendschap draagt den stempel van goedgunstige bejegening : eene vriendschap, waar de bevoorrechte voor het koningschap goed en bloed zou wagen. Voor de Loge echter is de heer des lands slechts een gelijke, een broeder met de gezamenlijke ingewijden, eventueel met alle inenschen der aarde. Meu moge hem deze bittere vrucht der geheime leer verbergen door het luidruchtigste en onderdanigste gejubel, — onder de rozen der loyaliteit kronkelt zich de giftige slang van de trouwbreuk. De Loge erkent geen koningschap.
2. Als broeder en gelijke heeft de Koning naar de leer der v r ij met se 1 ar ij geen recht om te gebieden. Dit volgt logisch noodzakelijk uit hetgeen wij reeds zeiden. Daar wij bet echter op ons hebben genomen, alles te bewijzen, zullen wij het ook hier weder doen. Br.-. Lamartine, volstrekt geen der roodsten, lid en president der//voor-loopige Eransche regeeringquot; in 18 tS, was er van overtuigd, //dat uit den schoot der vrijmetselarij die verheven denkbeelden waren ontsproten, die den grondslag vormden van de volksbewegingen in de jaren 1789 en 1830.quot; (1) Maar deze zoogenaamde grootsche ideeën loochenden het recht van het koningschap, üe in dieust van den Bond schrijvende joodsche Br.'. J. Weil
(l) Geheimnisse der Freimaurerei. Paderborn 1S71, blz. 7'3.
103
roept in een geheim schrijven: Wij werken machtig op de beweging van den tijd en op den vooruitgang der beschaving tot de republiekeins c h-w o r d i n g der volken. (1) Dat wil zeggen: door verspreiding onzer vrij metselaars-beginselen worden de volken eindelijk mondig en tot het bewustzijn gebracht, dat geen Koning het recht heeft om over hen Ie gebieden. Br.-. Börne zegt: //Wij schudden met krachtige hand aan de zuilen, waarop het oude gebouw rustte, zoodat zij kraakten.quot; (1) Maar dat oude gebouw is de oudste op het Christendom steunende staatsinrichting, de (roon en het altaar. Onbewimpeld zeggen hierover de //Onthullingen,1' bldz. lü : //Door de gelijkheid en de vrijheid, die twee kostbare voorrechten, moeten de vergiftige bronnen opdrogen, waaruit alle kwaad der menschheid voort-vloei t. Elk vernederend spoor van e e n e overheid, dat zich vertoont, moeten wij daarmede u i t w i s sch e n en den m en sc h her-stellen in z ij n e o o r s p r o n k e 1 ij k e rechten, zonder e e n e n rang of e e n e waardigheid te erkennen, die op het zien alleen reeds het oog des m en s ch e n kwetsen en z ij n eigenliefde verwonden. De gehoorzaamheid is slechts eene hersenschim en komt niet voort uit de verstandige plannen der Voorzienigheid, maar berust slechts op de luimen van het toeval (der vorstelijke geboorte) en op de uitspattingen van den overmoed, die wil, dat alles zich voor hem neerbuigt, en die de op aarde
Zie bovengenoemde Klagcschrift eines Berliner Freimaurers, over de vervalschingcn van don Bond door de Joden, in de Rist. pof. Blatter.
103
wonende schepselen (mensclieu) slechts beschouwt als lage, verachtelijke en tot zijne slavendiensten veroordeelde wezens.quot; Daar dus de mensch door elke overheid wordt gekrenkt in zijne oorspronkelijke rechten; daar het koningschap niets is dan eene luim van het toeval in de geboorte en eene bovenmatige zelfverheffing boven de gelijke rechten hebbende medemenschen; daar iedere gehoorzaamheid eene dwaasheid en eene zelfvernedering is, zoo heeft bijgevolg geen Koning het recht om te gebieden. (1)
3. Wanneer nu een vorst in weerwil daarvan mocht meeneu het recht te hebben om teheerschen, dan ishij naar dezelfde leer een misdadiger. Want de volkomen politieke gelijkheid is immers gewaarmerkt tot een onvervreemdbaar natuurlijk recht van den mensch ; gevolgelijk is ook iedere aanranding daarvan eene schreeuwende misdaad. Daarom spreekt Er.*. Ju-ge, in het reeds aangehaalde uittreksel uit zijne verhandeling, over «koninklijke hebzucht'' (avidité royale)', daarom hoorden wij tot nog toe zoo dikwijls de namen //despotenquot; en //tyrannen jquot; dat is ook de //kolossus' die moet worden omvergeworpen. De //Onthullingen'' bldz. 25, sluiten met de woorden: //Vestigen wij altijd onze blikken op den Salomonischen tempel (het weder opbouwen der menschelijke maatschappij) en op
(1) Als ceuc opheldereude bijlage geveu wij hier een woord vaa den man der revolutie Gregoire, in den Moniteur van den 28 Nov. 1782, liajiport sur la Savoie: Hij zegt namelijk: Alle regeoringen zijn onze vijanden, allo volken onze vrienden; of wij gaan te niet of zij worden vrij. Zij zullen vrij zijn. Nadat de bijl der vrijheid de troonen heeft verbrijzeld, zal zij ucêrkomeu op het hoofd van een ieder, die zou willen pogen, de overblijfselen weder in elkander te zetten.
onze zinnebeelden, maar laten wij aan niemand onze leer duidelijk verklaren, behalve in de Loge van uitverkoren broeders!...... Moed, broederschap,
eenheid, volharding! Laten wij ons wapenen met dit onzichtbare licht, en toonen wij eene kracht gelijk die der verhevenste ziel! Wij moeten er van overtuigd zijn, mijne broeders, dat w ij de lantaarn van Diogenes zijn. Kortom, w ij z ij n h e t v r e e s e 1 ij k e t e e-ken des vuurs voor de tyrannen. Wij zijn onsterfelijk door opvolging, onverwinbaar door eenheid. //Ja onder onze slagen moet de kolosus b e z w ij k e n/' — Het is echter duidelijk, dat deze slagen worden beschouwd als werken van deugd eu heldenmoed ; bijgevolg moeten zij gelden als eene bestraffing wegens een' slechten en misdadigen toestand in de men-schelijke maatschappij, wegens de misdaad van het koningschap.
4. Volgens de eigenlijke leer der Loge moet dus het koningschap en elke andere autoriteit worden uitgeroeid. Dan zou er een tweede gouden tijdperk over de menscliheid komen. Hooren wij weder de eigen woorden, (//Onth.quot; bldz. 15); //Deze onafhankelijkheid, die afwerping van elke autoriteit en van elk gezag mag aanvankelijk onder ons slechts worden voorgesteld als de terugvoering van dat gouden tijdperk, van die door de dichters zoo hoog geroemde regeeiing, toen eene goedige Godheid op de aarde was neergedaald en de eerste bewoners daarvan vereenigde onder eenen scepter van bloemen. Da# gouden tijdperk zijn die gelukkige eeuwen, toen de harten, vrij van alle kwade neiging, ook niet den minsten drang tot ijverzucht gevoelden; toen de hoovaardij, de hebzucht en alle zonden nog onbekend, de meuschen vrij en geiijk waren en zich slechts richtten naar de wet-
103
ten der natuur, terwijl zij ajeen ander onderscheid erkenden, dan hetgeeu moeder natuur zelve onder hen had gesteld. Daar er echter tot zulk eene plotselinge gedaanteverwisseling een waar wonder zou moeten geschieden, en eene overhaaste uitvoering ook nog gevaarlijk zou zijn, moeten wij met list en met groote omzichtigheid te werk gaan, totdat de menschen zijn hevrijd van die oude en lage (n. 1. godsdienstige) voor-oordeelen, die de oorzaak zijn van de zwakheid en de onrust der eenvoudige geesten, en die dezelve wegvoeren in die diepe kloof van dwalingen, waardoor zij zij n onderworpen aan de hartstochten van die h e e r s c he n d e t y r a n n e n, (de koningen), die door eer- en hebzucht worden verteerd.... Onze politiek moet den aspirant steeds met genoegzame bearevenheid worden ontvouwd in het schemerlicht, zoodat het ons naderhand mogelijk is, hem deze vrijheid en gelijkheid slechts te doen voorkomen als een aannemelijk iets, en als een geluk, dat alleen voor onze orde is weggelegd, zonder dat wij ons eigenlijke doel daarom uit het oog verliezen. Wij moeten hem daarvan voortdurend trachten te overtuigen, hem daaraan gewennen, totdat eindelijk ons genootschap krachtig iienoeg is, om de geheele wereld onder zijne banier te vereenigen. Tot zoolang moeten wij hem onze broederschap voorhouden als eene uitverkorene familie, vrij van die hartstochten en die knagende zorgen, waaraan de mensch wordt opgeofferd,-als eene familie, die in den schoot der sclioone natuur dagen doorleeft gelijk die van het gouden tijdperk, eu van daaruit vol medelijden hare oogen richt op die wijde zee van dwalingen, waarin de menschheid worstelt. Wij moeten onwrikbaar vasthouden aau het principe onzer orde, dat al onze broeders-vrij-
106
metselaars (uit de laagste graden) steeds slechts onze soldaten en arbeiders, en wij daarentegen hunne aanvoerders en de groote bouwmeesters zijn, die in naam der vrijheid het groote werk voltooien; de hervorming van het m e n s c h e 1 ij k geslacht door vernietiging der koningen, de geesels der men schhei d.quot;
Nadat het geheime aktestuk verder den raad heeft gegeven, om voor de orde uit de hoogere en hoogste standen, maar voornamelijk uit de jeugd, aan te werven, gaat het op de volgende wijze, (bldz. 19) voort: ffBij de opvoeding moet men onder de meest misleidende vormen behoedzaam de kiem onzer leer doen ontwikkelen, en op deze wijze de hooggepiaatsten ongemerkt, zonder dat zij wantrouwen, voorbereiden op den stoot, die hen moet vernietigen. Door beroemde schrijvers, wier zedeleer overeenstemt met onze plannen, zullen wij het aanzien en de macht, die zij (de hooggepiaatsten) zich onrechtvaardig boven hunne g e 1 ij k e n hebben aangematigd, doen verminderen en neder-werpen. Den o n d e r d a n e n m o e t m e n e e r z u c h t en jaloezie inboezemen 1; e g e n h u n n e o v e r-heden, ja verachting en haat tegen allen, die door het toeval boven hen zij n gesteld. Op deze wijze brenge men hen allengs tot ongehoorzaamheid, terwijl men voorgeeft, dat onderdanigheid en trouw slechts eene usurpatie zijn van de heerschzucht en de macht tegen de rechten der meii-schen .... Zoo zullen wij de jonge harten, die nog te zwak zijn om het ware doel te begrijpen, er toe brengen, dat zij ons helpen aan de voltooing van het groote werk, om den mensch die edele onafhankelijkheid
107
terug te geven, die hem duor den Schepper ais eene bijzondere gunst werd geschonken, en welke ons alleen boven de overige schepselen verheffen.quot;
Uit zulke woorden zal men duidelijk erkennen,, iu welk een nauw verband de moderne schoolwetgeving staat met de plannen der vrijmetselarij tegen troon en overheid. Zij mogen duizendmaal beweren, dat zij alleen den invloed der geestelijkheid willen breken en de macht van den Staat willen vermeerderen; maar hoe meer woorden zij verspillen om toch hunne trouw aan den Staat te bewijzen, des te vaster gelooven wij aan het tegendeel in hun hart.
De uitroeing der monarchie en van iedere overheid wordt in de vrijmetselaarslegende zinnebeeldig voorgesteld als de Salomonische tempelhouw. üe tempel, te Jerusalem op Gods bevel door den wijste der koningen gebouwd, stond langen tijd in wondervolle heerlijkheid voor den dienst van den waren God. Maar na vele eeuwen komt het machtige leger uit het Oosten, verwoest het gebouw en sleepte de aanbidders van den eeuwigen, waren God in zware gevangenschap naar Babyion. Eindelijk sloeg het uur der bevrijding. Een heidensch koning laat op Gods ingeving de gevangenen vrij, en staat hun niet slechts toe, den tempel op te bouwen, maar hij verschaft hun zelfs de middelen daartoe. Luisteren wij nu eens naar de verklaring van deze uit de H. Schrift ontleende geschiedenis volgens de eigen woorden der Loge: //De tempel in zijn' eersten glans is een afbeeldsel van den oorspronkelijken toestand des menschen, toen hij uir het IS iet te voorschijn kwam. De toenmalige godsdienst en zijne ceremoniën vermelden slechts die gemeenzame natuurwet in alle harten, die haren grondslag heeft in de ideeën der billijkheid en der liefde, waartoe de menschen onder elkander verplicht zijn. Onder
108
de verwoesting van den tempel en de slavernij der aanbidders vau den waren God verstaan w ij den overmoed, de hebzucht en de eergierigheid, die de afhau-k e 1 ij k h e i d en de slavernij hebben ingevoerd. Onder de Assyriers, eu dat meedoo-genloos heerleger verstaan wij de ko-ningen, de vorsten en de beambten, wier macht zoovele ongelukkige en door hen onderdrukte volken onder hu 11 j uk heeft gebracht. Maar het uitverkoren volk, waaraan het is toevertrouwd, rlen tempel weder op té bouwen, — dat zijn onze verlichte broeders-vrijmetselaars, die den aardbol in zijne oorspronkelijke waardigheid moeten herstellen door die vrijheid en gelijkheid, die liet eigenlijke wezen des menschen ziju.quot; [Eévéla-iions, bldz. 21).
Hierop komt dan ook geheel de zoo hoc^geroerade weldadigheid der Loge, //het weldoen in den meest uitgebreiden zin,quot; eigenlijk neer. Om het volk zand in de oogen te strooien, worden er bij algemeene rampen bijzondere koliekten in de loges gehouden en met veel omhaal wordt vervolgens het resultaat daarvan openbaar gemaakt. Men richt, gelijk b. v. in Nederland, opvoedingsgestichten op voor de weezen van //broeders.'1 Van de overvloedige opbrengst uit han-delsonderncmingen, die in de handen van logebroeders zijn vereenigd, zondert men een gedeelte af voor zuivere vrijmetselaars-doeleinden, zoo gezegd //ten alg3-meeneu nutte.quot; Zoodoende verkrijgt men bescherming, terwijl men den tegenstander tot zwijgen noopt, en oefent men eene misleidende propaganda uit bij het onnadenkende, beschaafde publiek. Maar de eigenlijke weldadigheid is en blijft het streven, om door de uitroeiing van alle autoriteit dat gouden tijdperk vati
109
volkomen vrijheid en gelijkheid uit te breiden over de geheele aarde, in de feestrede bij het honderdjarig bestaan der Middelburgsche loge, uLa Compagnie durable:quot; zeide Br.-. A. F. Siffle: Ons erkende einddoel is verbetering van geheel het menschdom, niet door proselieten-maker ij voor ons zelf of voor den een en of anderen vorm in Kerk of Staat, maar uitsluitend door weldadigheid in den ruim sten zin. Onze werkplaatsen zijn de opvoedingsscholen van onderling onderwijs in de koninklijke kunst, die ons leert, onze daden zoo in te richten, dat zij ieder verstandig wezen tot voorbeeld en tot regel dienen. Van de vensters onzer tempels uit moet het eeuwige licht, dat op onze altaren met even zoo warme als heldere vlammen brandt, zijne stralen werpen langs de oppervlakte der aarde, en alle volken moeten zich bewegen in zijn* zuiveren glans. Zoo zulien langzamerhand alle scheidsmuren niet worden neergerukt, maar van zelf invallen, en dit zal het loon zijn van de vrijmetselarij, die allen, zeker ook onze zusters, (het vrouwelijk geslacht) in haren schoot zal vereenigen.quot; (1) — Uit deze aanhaling blijkt de beteekenis der wenken van den redenaar Siffle volkomen duidelijk. Wij weten nu tevens, waarom de vrijmetselarij zich de koninklijke kunst noemt; zij namelijk meent het geheim te hebben gevonden, hoe de menschlieid met goed gevolg kan worden geregeerd : door de afschaffing van het koningschap en van alle autoriteit, door de terugvoering van absolute gelijkheid en vrijheid.
5. Om tot dit doel te geraken, moet ook de basis
(1) Jaarboekje vovr Ned, Vrijmetselaars, 1873, bldz. 140.
110
der autoriteit, de godsdienst, worden uitgeroeid. Gelijk wij reeds vroeger hebben aangetoond, zijn de bedoelingen der Loge tegen het Christendom geheel en al dezelfde als die van Voltaire. Dat men echter ook het altaar wil omvernerpen, en wellicht des te eerder, omdat dit liet bolwerk van den troon is, is uit vele van de tot hiertoe aangehaalde bewijsstukken genoegzaam aangetoond. Vooral duidelijk zijn de volgende zinnen uit de //Onthullingen''(bldz. 23 :)//Wanneer de niensch het verlies zijner voorrechten (vrijheid en gelijkheid) heeft moeten beleven; wanneer hij is neergezonken uit dien roemvolleu toestand der onaf hankelijkheid en thans wordt verdrukt eu met schande gebrandmerkt, daar de eergierigheid van zijns gelijken en het vergeten van zijn eigen welzijn hem hebben geworpen in den afgrond, dien de hoogmoed en de heerschzucht hem hebben gegraven, — dan is het zijn plicht, zich weder daaruit te verheffen en eindelijk den door de tjrannen geroof-den standaard van gelijkheid eu vrijheid weder te doen verrijzen, en hem te planten op de puinhoopen der meedoogenlooze wezens zelf, die hem dien afgrond groeven. Is hij in 't andere geval zelf schuid aan zijn ongeluk (door de vrijwillige keuze van een'koning); is zijne vernedering het werk van zijn eigen hand, dan moeten toch eindelijk zijne oogen de ketenen zien, waartoe hij zich zelf heeft veroordeeld, en hij mag de hulp niet weigeren van de hand, die wij hein toesteken, om zijne boeien te verbreken en er die wreede tyrannen zelf mede te binden. Het volbrengen van dit wonder is alleen aan onze broeders voorbehouden, namelijk om in eene uuiverseele corporatie al de verschillende (volks-) familiën te vereenigen, die, naar gelang zij zich van haren gemeenschappelijken oorsprong hebben verwijderd — hoewel zij toch slechts één geheel uitmaakten — zicli ook wederzijds zoozeer miskenden,
dat zij zich niet meer wilden vereenigen tot dat geheel, waarvan zij toch slechts deelen waren. Het is onze laak, mijne broeders, om die fakkels der tweedracht, die de wereld verteren, uit te dooven, en daarvoor dat licht te ontsteken, wiens bevruchtend schijnsel ons geslacht weder volmaakter en zuiverder moet herscheppen, (1) Als navolgers van Mozes zullen wij weldra deze zuchtende volken bevrijden ; spoedig zullen alle tyranneu en hunne machten ineenstorten bij het aanschouwen der nieuwe wonderen, die door de kracht en de gerecli-tigheid van onze zielskracht worden verricht.... jViet slechts de macht was de hoofddrijfveer, die men liet spelen om den mensch van zijne vrijheid en gelijkheid te berooven, maar onwetendheiden b ij g e 1 o o-v i g h e i d werden tevens gebruikt, om zijn zijn oog te betooveren en zoo de goederen in bewaring te nemen, dien men hem onrechtmatig had ontroofd. De koningen, die gelukkige tyrannen, wilden hunne tronen, welke zij op die puinhoopeu hadden opgericht, ook standhoudend maken, en verstonden daarvoor de kunst, met behendigheid de leer te verspreiden, dat de godsdienst en de vereering, die het aangenaamste aan God is, bestaat in eene blinde onderwerping en onderdanige trouw aan alle vorsten der aarde, en dat de mensch zonder heiligschennis niet in die verschuldigde verkleefdheid mag te kort schieten. Met sluwheid heeft men den mensch dezen strik gespannen en door dit
(l) Zuu men niet wanen, een' der stichters vaa de Internationale te hooren spreken? l'n toch dateen het aktestuk op zijn laatst uit de eerste twintig jaren dezer eeuw; ten minste is de uaar eene tweeds Frunsehe uitgaiif gemaakte hollandsche vertaling in 1836 gedrukt.
112
wonderdadige geheime middel heeft men hem gelokt, terwijl men hem een op valsche beginsels steunend dolt;nna voorhield, dut elk verzet onderdrukte en het verstand deed insluimeren. Zelfs het zoo zuiver lo-quot;ische verschil tussehen het goddelijke en het natuurlijke recht en elke verandering in zijnen (politiek-socialen) toestand hield hij niet alleen voor geheel onmogelijk, maar hij beschouwde dit '/elfs als eene schending van het heiligste recht.quot; — Hier volgt nu de raad, alle afgodsbeelden van den godsdienst te verbr ij zelen. Niemand zal hun hierin, van hun standpunt uit, ongelijk geven, want de godsdienst van Jesus Cristus is het fondament van den troon. Een christelijk volk laat zich niet medesleepen in een verzet tegen den rechtmatigen vorbt; daarom moet in Europa elke revolutie beginnen met de Kerk. Zijn de altaren omvergeworpen, de geloovigen weder teruggedrongen in de Catacomben ^ dan zullen de tronen van zelf vallen. In Duitschland en Oostenrijk zien wij de oningewijde vrijmetselarij, de liberale partij, een hevigen strijd voeren tegen het positieve Christendom en zijne geze-o-endste' levensuitingen. In de achterste gelederen zien wij, ter nauwernood gedekt, de mannen der Loge, als generalen staf. Wij weten ook, waarom het hun eigenlijk te doen is. De toezeggingen ten koste der Kerk zijn slechts albetalingen in mindering op de groote rekening; zij verzadigen het monster niet, mü.ar prikkelen zijn' honger nog meer!
6. Tot bereiking der beoogde wereld-republiek moet er e ene u n i v e r s e e 1 e revolutie worden vo or be reid. De oude toestand, gebouwd op vooroordeelen in den godsdienst en op iie tyrannie der regeerenden, moet worden omvergeworpen, eu op het fondament der algemeene vrijheid
113
moet eea nieuwe tempel der menschheid verrijzen, zonder koningen of overheden. Met andere woorden, de universeele republiek moet worden opgericht. Voorzeker is deze slechts mogelijk door de krampachtigste stuiptrekkingen eener wereldrevolutie; maar deze hervorming, hoewel de vreeselijkste in da geschiedenis, zal tevens de heilzaamste van allen zijn. De ontelbare loge-redevoeringen verkondigen ons dat streven. (1) Een deel der //broedersquot; meent dat doel te kunnen bereiken door uitbreiding van den geheimen Bond langs alle zijden, en vooral door het toezicht over de opvoeding der jeugd, zoodat ten laatste de heerschers vrijwillig hunne kronen, de beambten hunne betrekkingen nederleggen. Het andere gedeelte daarentegen is verre van zulke droomen over een kinderlijk paradijs, en juist de leden der hoogste graden zijn door hun ceremonieel volkomen bewust, dat slechts de gewelddadigste revolutie over puinhoopen en lijken hen kan voeren tot het gouden tijdperk der vrijmetselaars. In Astrea, zakboek voor vrijmetselaars, van Br.'. Sydow, 1845 bldz. 85, zegt een redenaar: /'Wanneer de bouw der humaniteit moet vorderen, dan moeten ook die oude stellingen vallen, welke dit vorderen in den weg staan, al zouden ook alle machten der wereld zich daaraan vastklampen om dezelve te redden. Wat aan den ondergang is gewijd, moet ook in den loop der omstandigheden ondergaan; en indien m en s c h e 1 ij k e macht zich verzet tegen deze wet, dan treedt op den wenk van het noodlot {zeker van de regeering der orde?) eene sterkere
(L) Eene bloemlezing daarvan vindt men in : Eckert, die Frage der staats lichen Anerkennung der l'reimaurerei; 2de druk, bldz. 08.
'114
macht te voorschijn, die de eeuwige hesluiten der Voorzienigheid ten uitvoer legt. Deze wet vinden wij zoowel bewaarheid in de kerkhervorming als in de Fransche omwenteling. De oude stellingen worden dan met geweld vernield, en mocht dit vernielen ook strafbaar zijn volgens ra en schel ij ke wetten, ■ dan wordt daarmede toch gehandeld overeenkomstig de eeuwige wet, die de geschiedenis der menschheid be-heerscht. Omwentelingen z ij n n o o d z a k e-lijke ontwikkelingsmomente n.quot;
Minder professoraal-abstract wordt dezelfde gedachte weergegeven in de //Onthullingenquot; (bldz. 25), waar men zegt: //Niets is moeilijk voor hem, die iets waagt te ondernemen. De tegenstelling moet vallen door hare tegenstelling, de revolutie moet volgen op de gehoorzaamheid, de wraak op de zwakheid, de macht moet zich tegen de macht opwerpen en het rijk van het bijgeloof doen instorten, omdat van den eenigen waren
natuurgodsdienst op te richten....... Vernietigen
moet men de betoovering, die den mensch door verblindheid en een valsch vooroordeel reeds zoo laug terughoudt in de schandelijke afhankelijkheid. Vernietigen moet men een schouwspel, dat de godheid zoozeer onteert, en de beelden der tyrannen moeten worden verbrijzeld. Zoo moet de van natuur vrije mensch den mensch weder herstellen in het bezit zijner voorrechten, die zijn heilig eigendom zijn. De vrijheid en gelijkheid, zonder welke hij niet gelukkig kan zijn, moeten wij heroveren door alle middelen, e:i met eene onwrikbare standvastigheid en volharding. Laten wij vast overtuigd zijn, dat reeds hierom alleen, elke voor het algemeen welzijn bedreven misdaad eene daad van deugd en van moed wordt, die ons vroeg of laat den goeden uitslag waarborgt.quot;
115
Derhalve moet de nieuweling de meest onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan zijne onbekende overheid zweren; een eed, die bij de opneming van Baruel luidde; //Mijn broeder! Zijt gij bereid, alle bevelen van den Grootmeester der vrijmetselarij te volbrengen, zelfs wanneer gij tegenovergestelde bevelen ontvangt van een koning of keizer of onverschillig welken anderen gebieder?1' (1)
Reeds eenmaal heeft de Loge al hare krachten uitgeput, om eene wereldrevolutie te doen ontbranden ia de dagen der groote Eransche omwenteling, wier golven verre over de grenzen van het land sloegen en geheel ons werelddeel dreigden te overstroomen; ja, wier dwaallichten nog ten huldigen dage door het heerschzuchtige en tyrannieke Liberalisme worden vereerd. Twee stroo-men werkten toen te samen : de valsche zoogenaamde philosophic der encyclopedisten in de schrijverswereld en de organisatie van dezelfde beginselen in de Loge, zonder welke de eersten nooit hun doel zouden hebben bereikt. Wij weten wel, dat niet alle encyclopedisten vrijmetselaars waren. Voltaire zelf liet zicli eerst in zijn vierentachtigste jaar, op den 7 Juni 17 7S, opnemen; maar zeker is het, dat zij alleen evenmin de dagen van het schrikbewind hadden kunnen doen aanbreken, als een zwerm muggen de zon kan verduisteren, Even zeker is het, dat hunne leer reeds lang te voren door de Loge ia stilte was aangenomen en uitgebreid, maar eindelijk in het gunstige oogenblik ook door haar in praktijk en op de straten van Parijs werd gebracht. De hoofdleiders, een Mirabeau, Sieyes, Gre-goiie, Jiobespierre, Condorcet, Eauchet, G uilloiin bloediger gedachtenis, bonneville, Volney, Philippe Ega-
Karuel, Memoires etc., vol % p. 193.
116
iite, enz. waren in de hoogere graden ingewijd. De ïransche revolutie was de souverein geworden vrijmetselarij, en deze bekroonde haar werk op den 21steu Japnari 1793 met den dood van Lodewijk XVI, of, zooals zij zelf zeide: //van den burger Capet, rleu laatste der tyrannen.quot; Zelfs Rotteck en Welker moeten in hun Staatslexicon bekennen, dat de vrijmetselaars hebben deel genomen aan de Fransche revolutie en gedurende den tijd der restauratie in Frankrijk, Spanje, Italië en andere landen eene groote politieke werkzaamheid hebben ann den dag gelegd; en VVaclis-muth merkt in zijne geschiedenis van Frankrijk in het tijdperk der revolutie op (bldz. 51, l^te Deel), dat de literatuur der oppositie tegen Kerk en Staat vóór liet begin der revolutie eene ijverige en nuttige he'p-ster in de vrijmetselarij heeft gevonden.
Deze oordeelen zijn voorzeker vol verstandige terug-liouding; men merkt de slimheid in dezelve al te duidelijk; 't is derhalve raadzaam te hooren hoe de Loge, als eene hoofddeelhebster, zelve spreekt over haren invloed op de gebeurtenissen in de laatste decen-nien der vorige eeuw.
Br.-. Louis Blanc geeft ons in zijne Uhloire de la liécolulion francai.se (II, Hoofdst. 3) een denkbeeld van den arbeid der vrijmetselaars tot het revolutionair-maken der naties. Hij zegt: //Het is van hooge waarde, den lezer te plaatsen voor de onder-aardsche mijn, die toen onder de tronen en altaren werd gegraven door geheel anders d e g e 1 y k e en werkzame revolutionairen dan de encyclopedisten waren, Eene vereeniging van mannen uit alle lauden, uit alle belijdenissen, uit alle rangen waren onder elkander door overeengekomen geheime teekens verhonden, onder een zwaren eed verplicht tot ongeschor.deu geheim-
117
houding van hun verborgen bestaan en aan vreese-lijke proefnemingen onderworpen; zij hielden zich bezig met phantastische ceremoniën, maar oefenden ook werken van weldadigheid uit eu beschouwden zich als gelijken, ofschoon zij waren verdeeld in drie klassen : leerlingen, gezellen eu meesters! Deze vrijmetselarij nu had onmiddellijk vóór de Eransclie revolutie eene ongehoorde uitbreiding verkregen. Terwijl zij zich over geheel Europa uitstrekte, kocht zij den denkenden geest van Duitschland om, hitste in stilte Frankrijk ten opstand aan, en toonde overal het beeld van een genootschap, dat op beginselen rustte, geheel tegenstrijdig metdiederburgerlijke maatschappij. Reeds door het enkelequot; feit van den konstitutieveu grondslag van haar bestaan (d. i. door hare eigenlijke konstitutie) streefde de vrijmetselarij er naar, de instellingen eu den loop der gedachten der haar omgevende wereld in een kwaad daglicht te stellen. Wel pronkten de inrichtingen der vrijmetselarij met gehoorzaamheid en trouw aan de wetten, met inachtneming der uiterlijke vormen eu gebruiken der profane wereld en met eerbied jegens de vorsten ! Wel dronken de vrijmetselaars bij hunne tafel-loges op het welzijn van den Koning in de monarchiën en op den hoogsten beambte in de republieken ! Dergelijke handelwijze van sluwe terughouding echter was noodzakelijk voor eene vereeniging, die zoovele achterdochtige regeeringen bedreigde, maar niet voldoende, om den van natuur revolutionairen, hoewel in het algemeen vreedzamen, invloed der vrijmetselarij te vernietigen.quot; (Ij Het waren juist die afschuwelijke revolutionaire
(1) La Franc-maconnerie clans l'état, bldz, 51.
118
plannen der geheime orde, diquot;? den provincialen grootmeester en pruissischen minister, graaf von Haugwitz, noopten den Bond te verlaten. In zijne meermalen herdrukte mededeeling aan het kongres van monarchen te Verona in 1830, waarschuwt hij de Europeesch-, vorsten voor de //hydra.quot;— '/Ik ben thans vast overtuigd, zoo schreef de tot inkeer gekomen Grootmeester, dat al hetgeen in 1 7 88 begon en kort daarna ui t b r ak : d e Er a u sc h e r e-v o 1 u t i e, de koningsmoord met al z ij n e gruwelen, — niet allen was besloten, maar 'reeds door komplotten, e e d e n enz. was voorbereid, en God weet hoe lang reeds b e s t o n d.quot;
Om te bewijzen, dat graaf von Haugwitz niet te zwart had gezien, laten wij hier twee o f f i c i e e 1 e bekentenissen der Loge volgen. Wij weten wel, dat redevoeringen als deze, vooral wanneer er hooggeplaatste personen bij tegenwoordig zijn, overvloeien van de meest loyale vleierijen en juist het tegenovergestelde bevatten van de eigenlijke geheime besprekingen. Maar wanneer de golven der politieke beroering hooger rijzen, dan waait ook de sluier een weinig meer op, dan het naderhand den sprekers wel hef is. Zoo zong de Loge vooral na de gebeurtenissen van Februari 1848 hymnen op het gelukken der geheime aanslagen. De Belgische Br.', van der Heijm aeide: //Op den dag na de Februari-revolutie verbrijzelde een geheel volk den troon en plaatste in den gevel van het koninklijk paleis het opschrift: Vrijheid, gelij k-h ei d, broederschap. De geheele burgerlijke maatschappij had juist de fondamenteele beginselen der vrijmetselarij aangenom en. De vechtenden behoefden slechts eenige oogenblikken te worstelen, om te zegevieren over de onderdrukking.
119
en om de vrijheid te heroveren, die door de vrijmetselarij sinds zoovele eeuwen wordt verkondigd. Wij, de werklieden der broederschap, hebben den eersten steen voor de republiek gelegd !quot; (1)
Br/. Peigne, Eerbiedwaardige van de Loge der volksvrienden, sprak in dezelfde dagen in gelijken zin: vin onze zeer luisterrijke revolutie van 1792 kon de loge de negen zusters [Neuf Soeurs) aan de profane wereld mannen leveren als Garat, Brissot, Eailly, Canriill Desraoulins, Condorcet, Champfort, Potion ; de loge van den ij zere n mond (Bouchc-de-fer) leverde Fouchet, Goupil de Prefeln, Sieves; de loge der oprechtheid [de la Candeur) een' Custine, de twee Lameth's en Lafayette. Zonder zich voor de toekomst uit te putten, kon de vrijmetselrij al die groote geesten leveren, die de wereld hebben verlicht. De toenmalige banier der vrijmetselaars, waarop vrijheid, gelijkheid, broederschap stond, verzekerde Frankrijk van hare moreele leiding en zij werd de nationale vlag.... Wij, jonge vrijmetselaars, moeten toonen, waardige zonen onzer vaders te zijn.quot; (2)
Niet alleen in Frankrijk werkte de geheime orde als comité der revolutie, maar ook in Duitschland. Aan haar moet het groolendeels worden toegeschreven, dat toen, gelijk het spreekwoordelijk is geworden, de grootste geesten in Duitschland de verheffing aan gene zijde van den Eijn toejuichten. Eerst toen het bloed in stroomen vloeide, werden de Brs.-. in Weimar,
(1) Le franc-wagou, premiere année. Juli 1845, bldz. 39.
(2) Als voren, pag. 205. Discours prononcé le 13 Janvier 184',), par le Fr. Peigne3 Vénérable de la Loge. des „Amis du peuplequot; Orient de Pontoise.
120
Golha, Brunswijk, Berlijn en de overige plaatsen nuchter. Toen, in het jaar 1794, trad het Berlijnsche directorium der vereenigde tempeliers en rozenkruis-ridders van het bestuur af met het beroemde manifest : //Nauwelijks hadden wij het bestaan dezer verwoestende bonds-leer kunnen waarnemen, of zij was reeds de afgod geworden van eene talrijke menigte leden van den Bond. Hier is de eigenlijke bron ontdekt, waaruit de theorie van vrijheid en gelijkheid is ontsproten, die reeds nu is overgeslagen tot de onzinnigste praktijk. Nog nauwere kringen van sekte-vereenigingen vormden zich, die het nieuwe (?) geheim verder verfijnden. Eene groote sekte ontstond, en een ieder kent dezelve. (1) Haar streven is even bekend als haar naam; zij is het, die de grondvesten van den Bond tot op instorten heeft ondermijnd...... Wij bekennen openlijk voor vorsten en volkeren : Het misbruik van onzen Bond heeft al die politieke en mo-reele dwalingen te voorschijn geroepen, waarvan de wereld nu zoo vol is. Niemand dan afvallige sektegeesten van onzen Bond zijn de bewerkers van alle tegenwoordige en toekomstige revolutiën geweest, en zuilen het nog altijd zijnquot; — Die goede, trouwe harten ! Zij kenden juist de orde niet, hoewel, of liever omdat zij de. ostensibele bestuurders waren. Zij beschouwden haar als een gemoedelijk partijtje om te keuvelen, te drinken en om bevordering te vinden, waarvoor zoovele duizenden haar ook thans nog houden.
Een vonk van den vreeselijken wereldbrand, die het
(2) Deze sekte zijn de lllummaten, welke overigens op het convent te Wilhelmsbad door de gezamenlijke Duitsche vrijmetselarij zijn erkend als vleeseh van haar vleeseh, als b/en van haalbeen. Maar daar er altijd één de schuld moet dragen, zoo werden zij van het helsche spektakel der revolutie beticht. Maar door wie {.tbcJiiedde het dan wel in Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal ?
121
eerst door de ingewijden der hoogste graden moet worden ontstoken, ligt reeds in de laagste graden. Bij zijne opneming wordt den leerling o. a. gevraagd : //Welke mensch moet een metselaar worden ?quot; Het antwoord luidt: //üie vrij geboren is.quot; Hij draagt bij dezen ritus een koord om den hals, het teeken der slavernij in de profane wereld, en om hem nog eens op den eigenlijken zin van het woord opmerkzaam te maken, wordt de vraag herhaald; /'Hoe durfdet gij het wagen, om de opneming te hopen?quot; Het verplichtende antwoord is dan: //Daar ik vrij geboren ben.quot; (1) Natuurlijk zullen veie kandidaten voor het schootsvel door den omhaal van hokus pohts het eigenlijke woord niet hoeren en later zeer verwonderd zijn over de revolutionaire woelingen van de zijde der Loge. Maar dit doet niets ter zake. De dichter zegt: //Wat uit de vrouw geboren is : kogel is het of kegel.quot; Zijn het geene kogels, dan dienen zij toch altijd als kegels en zij vullen hunne plaats. Men zal zich ook niet veel moeite geven, om hunne pachydermen-natuur te verfijnen. De regel luidt: //Om iedere onaangenaamheid te voorkomen, die het plan van onze orde zou kunnen blootleggen, moeten wij iederen nieuweling door eenen eed, onder bedreiging met de geheimste en vree-selijkste straffen, tot het on verbreek haarste stilzwijgen verplichten. Alaar nog bovendien en onafhankelijk
(L) Wij deelcn voor eeus eu voor altijd mede, dat wij het ceremonieel der drie laagste of symbolische graden aanhalen uit: Instructions des troïs degrés symboliques écossais du rit ancien et accepté. Far is, a la lihrairie maconniqae de Cailloi, rue St. André des-arcs, no. 57- De terminologie, waarvan gewoonlijk in populaire geschriften zooveel ophef wordt gemaakt, (p. 22) wisselt in de hoogere graden af en gaat ons om haren onverschilligen aard niets aan. Netware overigens goed, hieruit niet meer te maken, dan zij voor de Loge zelf zijn : Bijzaken en allegoriën. Men moet liet masker niet voor den man nemen.
G
122
ran den eed, moeten wij door middel onzer allegorien het eigenlijke wezen onzer leer altijd verbergen, en in verhouding met den toestand van iederen aspirant het gedeelte der moraal afmeten, dat hem met goed gevolg kan worden medegedeeld; en nooit mogen wij hem naar eigen goedvinden in eene klasse opnemen, maar slechts in dien graad, welke met zijne bekwaamheden overeenkomt, die hij ons bepaald heeft getoond.quot; [Révélaüons bldz. 17.)
Werpen wij een oog op de wereldkaart; doorloopen we met een vluggen blik de geschiedenis sinds 1800, dan moeten wij bekennen, dat een groot getal vorsten zijnen troon, ja zelfs gewelddadig het leven heeft verloren, — dat nog in den jongsten tijd de oudste en rechtvaardigste van alle koningstronen, die van den H, Vader Pius IX, geheel werd omvergeworpen. Het grootste ongeluk daarbij is, wanneer het koningschap zich door de vrijmetselarij tegen andere vorsten laat misbruiken. Niet deze of gene drager eener kroon, maar den Koning geldt de strijd. Men streeft naar de socialistische universeele republiek zonder God. In de blindheid des harten sluit de kerkvervolging een geheim verbond met de Loge en vindt natuurlijk bij deze de ruimste hulp, eene slagvaardige publieke meening, eene dweepende schare medewerkers. Maar men vergisse zich niet! De werkman wil ook zijn loon hebben; maar dit ontvangt hij eerst als de laatste troon is gevallen. Met diepe smart konstateeren wij, dat het ten minste allen schijn heeft, alsof de avond der Monarchie is aangebroken en het woord van Napoleon, over het republiekeinsch of kosaksch worden van Europa, werkelijkheid wordt.
Vroeger had men ten minste nog den moed, het grootste vergrijp tegen het publieke leven: een geheimen JStaat in den Staat, te verbieden. In het jaar 1735
123
verboden de Generale Staten van Holland, en twee jaren later Lodewijk XV in Frankrijk den geheimen Bond. De Groote Eaad van Bern verbood hem in het jaar 1748; in Beieien geschiedde hetzelfde in 1799 en in ]84i5 volgde de geheele onderdrukking. Het regentschap van Milaan en de goeverneur van Venetië vaardigden een verbod tegen hem uit in het jaar 1814. Johannes VI van Portugal verbood in 1816 de vrijmetselarij ten strengste. In 1824 werd dat verbod vernieuwd, wat echter niet lang heeft stand gehouden; sinds 1845 is de Loge in Portugal ten minste op ongehoorde wijze toegenomen en eene wezenlijke macht geworden. In Pruissen werden in 1820 verscheidene loges, en wel wegens politieke woelingen, gesloten. In hetzelfde jaar werd de orde in Rusland door Alexander I geheel verboden. Hetzelfde geschiedde vier jaren later in Modena en Spanje. Ten tijde van het kongres te Verona werden de duisterlin-gen in de meeste Europeesche staten met een groot gevaar bedreigd. Maar wat zijn zij thans geworden ? Het gevreesde noli me langere voor de staatslieden en de pers.
6*
VI.
HET GROOTE GEHEIM EN DE DERTIGSTE SCHOTSCHE GRAAD. (KADOSCH.) (U
De bedoelingen der vrijmetselarij, ten opzichte vau lt;le politieke herschepping van het menschdom, zijn den lezer in het laatste hoofdstuk in al haar afschuwelijkheid ontsluierd. Nu verontschuldigen zich echter de ineer zachtgeaarde leden dikwijls met te zeggen, dat zulke helsche plannen niet het werk zijn van de ge-
(1) Wij raadplegen hierover: Baruel, Mémoires du Jacobinisme; 2de deel, bldz. 199—226. Daar de schrijver zelf, zonder den eed af te leggen, den graad van meester had verkregen, kort voor het uitbreken der Fransche revolutie, in een tijd toen de Broeders het geheim niet zoo streng behoefden te bewaren, en hij verder veel omgang had met Brs.*. uit de hoogste graden, zoo is zijne getuigenis van hooge waarde. Het stemt voorts volkomen overeen met den Thuileury dien wij als tweede hoofdbron bezitten, en die naar het schijnt niet in de handen van den schrijver was, daar hij ook niet aan ieder lid wordt gegeven. Als het meest eigenlijke geheime werk der Loge kan hij door niemand worden gewantrouwd. (Volledige titel bldz. 77 03) Als derden helper hadden wij den kleinen vrijmetselaars-ca-thechismus, bestemd voor de drie laagste graden, de reeds genoemde: Instructions des trois de gr és symboliques écossais... (Paris s t.) Ten overvloede merken wij hier nog aan, dat alle ritussen der vrijmetselarij in hoofdzaak en einddoel hetzelfde zijn, en dus slechrs verschillen in niets beteekenende vormen en gebruiken. Omtrent het laatste punt, zie Baruel, bldz. 227—247. De in dit werk voorkomende hebreeuwsche woorden schrijven wij in het latijn en verbeteren dezelve uit den vulgairen text naar den oorsprong, voor zooverre dit somtijds, met het oog op de slechte volcalisatie en spelling, mogciijk is*
125
lieele orde, maar slechts eeu misbruik zijn vau den regel door enkele leden, of dat zij voorkomen in landen en tijden, waar de gemoederen op politiek gebied in onrust zijn, en dus niet ten laste der geheele orde komen. Wij moeten daarom het bewijs leveren, dat dergelijke verontschuldigingen niets afdoen, maar dat daarentegen de vreeselijkste wereld-revolutie in hunne geheimen wordt gepredikt, al worden deze ook niet door allen begrepen.
Bij het verkrijgen van den graad van Meester is de Loge met zwart bekleed ; op het doek zijn doodshoofden en tranen geteekend; in het midden der zaal staat op vijf trappen een met zwart overdekte doodskist ; de broeders zijn er om heen geschaard met teekenen vau rouw en wraak. De hierop betrekking hebbende vrijmetselaarslegende is de volgende: — Salomon, de menschelijke wijsheid, gaf het plan tot den bouw des tempels. Hiram van Phenieie leverde de materialen; Adoniram of Hiram xVbif (Abivrrzijn vader) bestuurde den bouw en betaalde het loon aan meesters, gezellen en leerlingen. Toen laatstgenoemde op eeu avond den tempel wilde sluiten, verlangde eeu gezel, van hem het meester-woord te vernemen. Elke der drie klassen had namelijk een geheim wachtwoord, dat niet mocht worden verraden en moest dienen tot lierkenningsteeken. Drie gezellen hadden sa m en gezworen, om Hiram op dien avond het geheime woord der meesters af te dwingen. Hiram bleef echter zijnen eed getrouw, ontving van den gezel eeu hevigen stokslag op het hoofd, vluchtte naar de tweede poort, waar hem hetzelfde wedervoer, en eindelijk naar de derde, waar hij door den derden saamgezworene om dezelfde reden werd doodgeslagen. De drie moordenaars begroeven zijn lijk onder eenen steenhoop, en legden als her-kenningsteeken eenen accacia-tak op de plaats neder.
123
Vol bezorgdheid gaf Salomon aan de andere meesters bevel, den vermiste op te sporen. Eindelijk vond men het lijk in staat van volkomen ontbinding, waarbij een der zoekenden uitroept: Mac-benac, volgens de verklaring der Loge: //Het vleesch verlaat het gebeente;quot; maar eigenlijk: Mac-ben-akah, d. w. z. //De zoon der ellende verrot.quot; — Daar men vreest, dat Hiram het wachtwoord heeft verraden, wordt het als verloren beschouwd, en Mac-benac als het nieuwe wachtwoord aangenomen, hetwelk nu nog als heilig woord alleen in de Loge en slechts door de meesters onder een dom ceremonieel wordt gebruikt. — De beteekenis der fabel is: De meester heeft een twee-voudigen plicht, ten eerste het verloren woord des meesters op te zoeken, dat in hoogere graden //Jehovaquot;, d. i. de godsdienst der natuur blijkt te zijn; ten tweede, den op Hiram gepleegden moord te wreken, waarop het herkenningsteeken van de meesters betrekking heeft, welke zich schijnbaar met den duim doorsteken, terwijl de vier vingers in een rechten hoek horizontaal zijn uitgestrekt. De nieuw op te nemen Meester wordt op den grond uitgestrekt, als eene afbeelding van Hiram, en onder het uitspreken van het genoemde woord langzaam opgeheven. (I) //De zoon der ellende (de mensch) verrot (in de profane wereldjquot;; maar door wier schuld? Dit worit duidelijk in den gewichtigsten graad der vrijmetselarij : in den dertigsten.
Nadat de jonge vrijmetselaar de woorden '/vrijheid en gelijkheidquot; slechts half gehoord heeft, maar zich
(l) Het nauwkeurige ceremonieel, dat wij voor ons heb jen, laten wij als nevenzaak ter zijde. M. B. is ook op het schootsvel van deu meester gestikt.
127
daaraan ten minste in de Loge zelve gewend eu geleerd heeft te zwijgen, hoort hij als Meester voor het eerst gewagen van een stichter, wiens vermoording moet worden gewroken. De volgende graden, vooral van den 9den en ] (H611 graad af, gewennen hem aan de gedachte der wraak, zoodat hij dezelve tot zijne tweede natuur ziet worden. Onder duizend vreeselijke eeden is hij volkomen onoverwinnelijk in het bewaren van het geheim. Als rozenkruisridder heeft hij, zoo hij den vollen graad bezit, het geloof aan Christus en iederen geopenbaarden godsdienst afgezworen, en hij is volkomen naturalist. Wanneer zijn geest de eigenschappen toont, welke volstrekt noodzakelijk zijn, kan hij eindelijk in den dertigsten graad Grand-Inspecteur-Grand—Elu, Chevalier Kadosch (1) worden. De Thuilen r geeft als vereischten leeftijd op //Eene eeuw of meer, of ook: Ik tel niet meer;quot; (2) een duidelijk bewijs, dat er niet vele uitverkorenen worden opgenomen en dan vrijstelling bekomen van den gevorderden leeftijd, terwijl den afgewezenen wordt geantwoord, dat zij nog te jong zijn. //Deze graad wordt dikwijls buiten den scbotschen ritus (enkel als eeregraad voor misleiden) toegekend •, men telt ongeveer acht //verschillende onderafdeelingen daarvan, naar gelang //het voorgestelde doel meer of minder duidelijk wordt //aangetoond; de door de meeste Transche loges aan-//genomene (graad) is geheel verzacht.quot; Met andere woorden: velen bekomen dezen graad slechts om de eer of in schijn, zonder ooit in zijne beteekenis te worden ingewijd.
(1) Ook genaamd: Ridder van den witteu eu zwarten adelaar.
(2) De woorden, die letterlijk uit den Thuileur overgenomen zijn, worden door aanhalingsteekens vóór aan de regels aangetoond.
123
«Het woord Kadosch beteeken!, heilig, gewijd, ge-//reinigd. Men moet (echter) daarom niet gelooven, //dat de ridders van dun witten en zwarten aJelaar aan-/y?praak maken op heiligheid ; zij willen met dit woord //slechts te kennen geven, dat zij alleen de uitverko-//renen, de mannen bij uitnemendheid zijn, zuiver van //elke smet van vooroordeelen. Deze graad geldt als //het eindpunt van den schotschen ritus;quot; d. w. z. de drie volgende graden zijn slechts eeretitels voor hooge leden, maar nemen niet deel aan de administratie der orde.
Huiveringwekkend zijn de voorbereidingen tot de toekenning van den achtsten graad. Zij maken den indruk van ecu noviciaat voor het schavot. Baruel (p. '219) zegt : //Eenige ingewijden van dien graad hebben mij medegedeeld, dat er onder de natuurlijke middelen en in het machinespel niets zoo afschuwelijk is of liet wordt aangewend, om de standvastigheid der nieuwelingen op de proef te stellen.'1 Monjoie spreekt van eene ladder, die de hertog van Orleans (Br.*, E g a-lité) moest beklimmen, om zich dan weder naar beneden te storten. ïvlaar dat is nog niet genoeg. Men verbeelde zich een diepen onderaardschen bouw, een wezenlijken afgrond, uit welks diepte zich een nauwe toren verheft tot aan de loges. In die diepte wordt de kandidaat neergelaten, en rondgeleid door alle mogelijke vertrekken, waar alles afgrijzen opwekt. Daar beneden wordt bij opgesloten, gebonden en gewurgd. In zulk een toestand alleen gelaten, gevoelt hij zich eindelijk door werktuigen, die een akelig gedruisch doen hooren, omhoog geheven. Hij stijgt, in de donkere schacht zwevend, langzaam, soms vele uren lang, en valt plotseling weder naar beneden, als of alles gebroken is. Dikwijls moet hij weder naar boven zweven, dan weder in de diepte zinken, en nog eens alle
120
vreesclijklieden doorstaan, zonder één kreet te uiten of een teeken van angst te verraden. De ingewijden zeiden mij, dat zij onmogelijk eene juiste beschrijving konden geven van die proefnemingen, daar hun hoofd er nog van draaide, en dat zij dikwijls versterkende dranken noodig hadden en ontvingen, om ten minste hunne lichamelijke krachten weder te herstellen, terwijl dc geest beneveld bleef.quot; —
//Behalve deze n //plaats van overdenkingquot;quot;—een waar nest vol helschen schrik — zijn er vier vertrekken vtot de wijding van een Kadosch noodig. Het eerste //vertrek is met zwart behangen; een driehoekige lamp //hangt boven een valdeur, die toegang geeft tot een //kelder, waarin de kandidaat wordt nedergeworpen. — //Daar ontwaart hij een doodkist, enz. Men leest (ook) //dit opschrift: Hij, die den schrik des doods kau //overwinnen, zal uit den schoot der aarde opstijgen, //en het recht hebben, in de groote geheimen te wor-//den ingewijd. — Het tweede vertrek is wit behan-/'gen. Op den voorgrond zijn twee urnen geplaatst, ;/de eene vol brandenden wierook, de andere vol dam-//penden wijngeest, die het vertrek verlicht, waar //zich alleen de hooge offerpriester mag bevinden. — //tiet derde vertrek is blauw behangen, met een ster-//rengewelf, en door drie gele waskaarsen verlicht. //Het vierde is met witte, en roode kolommen versierd. //In het Oosten staat een troon, waarboven een ge-//kroonde dubbele adelaar met een dolk in zijn klauwen, //een zwart lint om den nek, waaraan een driepuntig //kruis hangt. Op zijn borst is een driehoek, om //welken de woorden: Nèc proditor, nee proditur, invo-ucens fovel. (Noch verrader, noch verraden, schuldeloos koestert hij — zeker: zijn plan.) Een draperie //van zwart-wit fluweel, bezaaid met roode kruisen, //hangt tusschen dc vleugelen van den adelaar naar
130
vbeneden en vormt een tent. Achter den troon krui-//sen zich twee standaards, de eene wit met een groen //kruis, waaronder de woorden: God wil het, zijn aan-wgebracht; de andere is zwart met een rood kruis //aan de voorste zijde, en aan de achterste een dubbelen //adelaar, die een dolk vasthoudt, benevens de in zil-//ver geborduurde woorden: Overwinnen of sterven! //In dit vertrek staat een dubbele ladder.quot;
Slechts het simpelste schepsel zou in deze voorbereidingen, die wij letterlijk uit den T/iuileur overnemen, een spel om niets, een ijdele maskerade kunnen zien. Voor het overige zou ook zelfs zulk een gevoelen misdadig zijn. — Wat zou men zeggen, wanneer slechts het vierde gedeelte van die op moord en omverwerping doelende heraldieke teekenen en deviezen in een klooster werden gevonden? Welke orde in de geheele Kerk eischt zulk een blinde en halsbrekende gehoorzaamheid ?
De onthullingen volgen nu zonder terughouding en onbewimpeld, wanneer de kandidaat de helsche proef van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en onverbreekbaar stilzwijgen heeft doorstaan, en bekwaam schijnt, om die twee hoedanigheden, zoo noodig, zelfs onder de guillotine te kunnen bevestigen. Het is nu niet meer Adoniram of Hiram, wiens dood moet worden gewroken; het zijn niet meer drie metsc|aars^ezellen, die hij als misdadigers moet vervolgen! Een vreese-lijk licht verschijnt er boven de twee instellingen der christelijke wereld, die door den haat der Loge moeten worden vernietigd, alvorens het zoogenaamde gouden tijdperk der vrijheid en gelijkheid kan aanoreken, en de mensch, die lot nog toe bij levenden lijve aan het slijk des grafs was prijs gegeven, htt paaschfeest zijner verrijzenis tot zijne volle waardigheid kan vieren. Hooren wij den Thuïlmr, die zelfs in de weinige
131
woorden, die hij goedvindt mede te deelen, meer dan genoeg den zwarten sluier oplicht.
/■/In dezen graad van een Kadosch vereeuwigt men //de onderdrukking van de orde der Tempeliers door ^Philips den Solioone en Paus Clemens V, en den //bloedigen dood van den laatsten grootmeester Jacob //Molay, die den 11 Maart 1314 den vuurdood stierf.... //Hier, in de volkomen inwijding van den uitverkorene, //verandert het tooneel; nu wordt er niet meer ge-//sproken van een Hiram en diens tragischen dood. //Deze allegorische persoon is vervangen door J. B. M. //Jacobus Burgundus Molay, — wiens dood //de kandidaat moet wreken, hetzij zinnebeeldig (figu-nrativement) op de bewerkers van zijn dood, of, als //van zelf daaronder begrepen, (implicilement) op //degenen, tegen welke, het recht en billijk is [sur rtqui de droit).quot;
In den katechismus van een Kadosch-ridder (Thui-larje d\m Chevalier Kadosch) komen de volgende vragen en antwoorden voor :
//Vr. Op welk uur wordt het kapittel geopend?quot;
//Antw. Bij het begin van den nacht,quot;
//Vr. Wien kent gij?quot;
//Antw. Twee verfoeilijken.quot;
//Vr. Noem dezelve!quot;
//Antw. Philips de Schoone en Bertrand de Goth. //{sic!) Clemens V.quot; (Eigenlijk Bertrand d'Agoust, Aartsbisschop van Orleans, later Paus Clemens V.)
Aldus zijn aan de geheime wraak van den Boud niet alleen prijs gegeven de sinds lang overleden Clemens Y en Philips de Schoone, die dircet of indirect de schuld waren van Jacob Molay's dood, maar zinnebeeldig (Jujuraiivement) zij, die thans die waardigheden bekleeden, en als van zelf daaronder begrepen {implicitemenl) hunne aanhangers, tegen welke //liet
1;52
recht en billijk is,quot; zij mogen nu Jesuieten en Lltra-montanen, of feudalen en reactionairen heeten.
Welk een akelig licht gaat er na deze wenken op over het gedrag van een hertog van Orleans tegen zijn koninklijken neef Lodewijk XVI; over het gedrag van een Mazzini en een Garibaldi! Hoe duidelijk wordt zoo menige smartelijke gebeurtenis uit het jongste verleden en de dagen, die wij thans beleven !
Volgens den Thuileur is de dertigste graad gesplitst in twee onderafdeelingen, zoogenaamde punten j namelijk die van een ridder van den zwarten adelaar, en die van den witten adelaar of Kadosch. De paswoorden en zinspelingen der beide graden bevestigen hetgeen wij daaromtrent hebben aangevoerd, liet is voorts opvallend, hoe de Thuileur bij gevaarlijke woorden, meestal door liet woordje //sclirijf'(«cni/e3),een misleidende of verzachtende, maar steeds valsche verklaring toevoegt. ^ Dat de woorden op bloedige wraak doelen is duidelijk. (1)
//Paswoordquot; van een ridder van den zwarten adelaar: ullenachemquot; (troosler); //antwoord: Nechemiaquot; (groote troost). //A.nders ook: iViZV (iV^a—hij maakt af), „M-acaquot; {Maccah—^ihimg), //wat men moet schrijven: nNekarn (hij wreekt), uMaJiaquot; (veeleer Maccah gelijk zooeven).
Woorden voor een ridder van den witten adelaar
of een Kadosch :
//Bij de opneming van den Kadosch wordt gesprokken over een geheimzinnige ladder, waarop men den «Mieophiet laat op- en afklimmen. Deze ladder is zin-//nebeeldig; elke der zeven sporten stelt het symbool //eener deugd (!) voor, \\ ij zullen de namen daarvan //met hunne bcteekenis opgeven:
(I) l)u letterlijk uit deu Tlmilmr overgenomen woorden staan tussclien aanlialingsteekcns.
133
//1ste sport. Tesla Cadesquot; (moet. zeker zijn Tkisleh Kadesch—g\] zult stil zijn, vervloekte!) //Schrijf Tse-dakahquot; (^a^a^=Gereclitigheid.)
//2de sport. Charlabari'' (de witte brandt, hetzij niet betrekking op de vermeende helder witte onschuld van Molay, of een bedreiging tegen den witgekleeden Paus); //schrijf: Schor Lalanquot; {alhus hos — de witte os), //Sguurlijke uitdrukking voor oprechtheid (1)quot;
//3lt;l0 sport. Motech (motheek : uw dood), //schrijf: Ma-Ihokquot; [dulcedo —\s zoet./'
//l'le sport. Emmunacquot; [emmunah: waarheid, standvastigheid), //schrijf: Emunachquot; [Veritas.)
//5,le sport. Choemnl Seal,quot; (jjhiemul seheal, schaal: de vergelding verlangt het), //schrijf: Hamal Saghia [labor magnus: veeleer hamal seghiah; moeilevolle dwaalweg), //wat men omschrijft met de volgende woorden: Vooruitgang in de deugd (!)quot;
//fille sport. Sabaelquot; (hetzij, zoo het juist is geschreven, eene lastering, die wij niet willen uitdrukken, of zooveel als: Zeba krijgsheer, krijgsdienst Gods); //schrijf: Sal-lal [Onus) om het geduld aan te toonen (!)quot;
//7lle sport. Choe mul Binem liabirdquot;' (waarschijnlijk: de vergelding is onder hen viervoudig). //Schrijf: Ghemul, Binah, Thebiinahquot; [Retributio, Intelligeniia, Vrovidentia—sexgAAmg, doorzicht, beleid).
//Kolommen. Noordzijde: Oseb Eloahquot; (de van den Hoogste afvallende). //Schrijf: Oheb Eloahquot; [Deum amans, de den Hoogste beminnende), //Liefde tot den naaste. (!) (1)
//Zuidzijde: Oseh ScheralaT' [Oseb sar abel—amp;Q van den vorst der ellende afvallende). //Schrijf: Oheb
(1) Volgens meening der Loge, die wij verder zullen bespreken, iü namelijk de inenseh in de plaats van God getreden.
134
Keroho, Vropinquum ei Amans, Naastenliefde.quot; (Eigenlijk: Oheb Kerobo—sx'wwü. van den naaste.) (1)
//Heilig woord: Nekam Adonaiquot; (wraak des Hee-ren;quot; dit woord is voor alle Kadosch van Zweden, Duicschland, Pruisen, Engeland, Frankrijk, enz. gemeenzaam.
//Paswoord bij het binnentreden: Nekamquot; (wreken). //Antwoord: Menakemquot; (wreker). //Bij het uitgaan: uPhaal col. Antwoord : Pharas col.quot;
Ook deze twee laatste deviezen vertaalt de Thuileur onjuist door: operatum est omne, explicalum est omne— Alles is gedaan, alles is opgehelderd. Zij beteekenen veeleer : Hij doet alles, hij verscheurt alles.
De werkuren van dezen graad zijn van het begin van den nacht, d. i. negen uur na den middag, tot het aanbreken van den morgen. In het ornaat van den Kadosch spelen altijd de adelaar met den dolk in de klauwen, het devies //overwinnen of sterven,quot; de gekruiste zwaarden, de roode met goud bezette sjerp met den dolk, of ook de dolk aan een groot-cordon met bloedroode rosette, een groote rol.
Wij hebben met opzet deze weinige hiërogliefen juist en breedvoerig uit het ambtelijke rituaal overgenomen, en laten alle verdere gevolgtrekkingen aan den lezer over. Deze bron stond Baruel niet ten dienste, maar uit andere geschriften en uit bekentenissen van
(l) Waarschijnlijk moeten de beide opschriften der kolommen zinnen vormen ; zoo zouden wij op de kolom der noordzijde lezen : „Wie van deu Hoogste afvalt, bemint den eigenlijken Hoogste, d. i. den mensch op de kolom der zuidzijde; „Wie van den Torst der ellende afvalt, is de vriend van zijnen naaste.quot;
met hem bevriende vrijmetselaars uit hoogere graden, maakte hij de conclusie;: //Het diepste geheim berust in den graad van een Kadosch en heeft ten doel: het weder invoeren der meest volkomen vrijheid en gelijkheid, door de vernietiging van het koningschap en de uitroeiing van allen godsdienst, p. 222.quot; Aan een zijner vrienden, die zich als rozenkruisridder op het volkomen vrijmetselaarsgeheim wilde beroemen, merkte hij op, dat dezelve, ondanks zijn hoogen graad, toch nog niet aan het doel was, en hij bewees hem dit door het voorleggen van hiërogliefen der Loge, die wel is waar den vriend de bekentenis afdwongen, dat hij reeds zelf om de verklaring daarvan had verzocht, maar dat die hem was geweigerd; hij meende echter zeker, dat zij dezelfde waren als de winkelhaak, het truweel en de andere. //Ik wist,quot; gaat Baruel voort (p. 215), vdat de vriend nog slechts één schrede te doen had, om uit zijn dwaling te worden getrokken, en teekende hem daarom een gedragslijn, waardoor men tot dien graad komt, die den sluier wegneemt, en waar men zich over de verdere beteekenis van nog hoogere graden niet meer kan vergissen. Hij verlangde zelf te zeer naar de volkomen inwijding, dan dat hij de door mij aangeraden middelen niet zou hebben aangewend, vooral ook, om mijne gewaande vooroordeelen tegen de hoogere graden te kunnen wederleggen. Weinige dagen daarna trad hij mijne kamer binnen in een toestand, gelijk hij slechts door zijne uitdrukkingen kan worden geschetst. // //Mijn dierbare vriend ! Mijn dierbare vriend! Hoezeer hadt gij gelijk ! Hoezeer gelijk! Waar ben ik geweest, mijn God! waar ben ik geweest!quot;quot; Hij kon niet voortgaan, en herhaalde nog altijd dezelfde uitroepen : // //O ! wat hadt gij gelijk! maar vraag mij niet verder; dat is alles, wat ik u zeggen kan!quot;quot;.,,. Ach, onge-
136
/
lukkigc! antwoordde ik hem; ik zelf moet u om vcr-geviug smeeken. Gij hebt zooeven een afschuwelijken eed afgelegd, en ik ben eigenlijk daarvan de oorzaak. Maar ik verzeker u, dat ik, toen ik u den raad gaf, volstrekt niet aan den eed daciit, of ik had anders gesproken.... Zijn vermogen was door de revolutie vernietigd. Hij bekende mij, dat hij de volkomen vergoeding daarvan kon verwachten, zoo hij één voorstel aannam. — n //Wanneer ik, zeide hij, naar Londen, Brussel, Konslantinopel of welke stad ik ook mocht uitkiezen, wil vertrekken, zullen mijne vrouw noch mijne kinderen, noch ik zelf aan iets meer behoefte hebben.quot;quot;, — //Jawel, merkte ik op, maar onder de voorwaarde, dat gij daar vrijheid, gelijkheid en volslagen revolutie zult verkondigen.quot; — ////Juist, zoo is het, zeide hij, maar dat is ook alles, wat ik u mag zeggen. Ach, mijn God! waar ben ik geweest! Ik bezweer u, ondervraag mij niet verder \quot; quot;
Baruel sluit met de woorden: //Ik had voor het oogenblik meer dan genoeg,quot; en verzekert voorts, dat verscheidene leden der hoogste graden over de geheime plannen, waaraan zij in de beste meening ten otler waren gevallen, ten hoogste verbitterd waren en nog duizendmaal liever dan hij, onthullingen zouden hebben gedaan, wanneer zij het ten gevolge van aangegane verplichtingen zonder gevaar hadden mogen doen.
l)e uit de eerste Fransche revolutie zoo overbekende dweeper met de rechten der menschheid en de vrijmetselarij, Condorcet, schelst in zijn^ voornaamste werk: Esq wisse des progrès etc. (vooral époque 7 el 8) duidelijk de medegedeelde beginselen van een Kadosch. Hij wil zijne lezers tot dankbaarheid opwekken jegens die oude geheime bonden, vooral jegens de tempeliers, //welke bestemd waren, stil en zonder gevaar onder eenige ingewijden een klein aantal eenvoudige waar-
137
heden te bewaren, als zekere belioedmiddelen tegen de heerschende vooroordeelen.quot; In de schrikwekkende revolutie erkent hij den sinds lang voorbereiden en gewenschten triumf der geheime orde; in den dood van Molay ziet hij eene daad van barbarisme en laagheid. Volgens hem zijn de leden der gheime orde die wijzen, //die verontwaardigd stonden bij het aanschouwen der volken, die tot in het heiligdom van hun geweten door koningen waren onderdrukt; door koningen, die zelf wederom bijgeloovige of politieke slaven van het priesterdom zijn.quot; — uDeze geheime genootschappen bestaan uit edele mannen, die het wagen de grondslagen van macht en overheid te onderzoeken; die voor het volk de groote waarheid onthullen, dat zijne vrijheid een onvervreemdbaar goed is, en dat er ten gunste der tyrannic (d. i. het koningschap) geene verjaring, geene overeenkomst bestaat, waardoor eene natie onherroepelijk aan eene familie is geketend; dat die overheden, welken titel, welk ambt of welke bevoegdheid zij ook mogen bezitten, slechts de beambten en niet de gebieders van het volk zijn; dat het volk steeds de macht blijft behouden, om die macht, door zijne hand alleen toegekend, weder in te trekken, wanneer men dezelfde heeft misbruikt; ja zelfs dan, wanneer het niet meer gelooft, dat die ambtelijke macht nog dienstig is voor zijne belangen; kortom, een volk kan zijne beambten even goed straffen als afzetten.quot; — Kog duidelijker spreekt de Kadosch uit het wilde geschreeuw van Bonneville [Esprit des religions p. 15G enzv. en pag. 17 5 etc.) in zijn beroep op de dolken der broeders, als b. v. wV e r-plaatst u metéénen sprong over deeeuwen
138
heen, en zet de volken aan tot de vervolging van Philips den Schoon e, (de koningen) ! Gij allen, tempeliers of niet; leent uwen arm aan een vrij volk, om in drie dagen voor eeuwig den tempel der waarheid op te bouwen. Weg met de ty-raunen! De aarde moet daarvan worden gereinigd! (Baruel p. 274« en 275.)
Men moge ons duizendmaal verzekeren, dat de tegenwoordige ritus van den dertigstea graad in Frankrijk en elders geheel en al is verzacht, — d. w. z: //dat het einddoel niet meer zoo bloedig is;quot; (1) wij moeten toch blijven volhouden, dat het wezen van het eigenlijke volkomen geheim hetzelfde is gebleven, en dat op zijn hoogst de mensch-heid in de toekomst vau een schouwspel als den moord op Lodewijk XVI zal verschoond blijven. Maar behalve de lichamelijke bestaat er ook eene zedelijke onthoofding voor priesterschap en koningschap, terwijl men aan de eene zijde den godsdienst door het slijk sleurt en aan de andere zijde den erfelijkeu monarch uit het land jaagt of tot slaaf maakt van een cesaristisch convent, wiens dekreten hij moet onderteekenen, wil hij zich niet onmogelijk maken. (2)
(1) Ook de Thuileur zegt op p. 104: „Celui (le hut) qiConi adoplé .la plupart des loges de France, est entierement mitiyé.
(2) Vjin beteekenis is in dit opzicht de volgende ontboezeming van Lonis Blanc over de jaren, onmiddellijk voor de eerste Fransehe revnlutie: „Dank aan het goede mechanisme harer inrichting vond de vrijmetselarij in de vorsten en den adel minder vijanden dan wel beschermers. Monarchen als b. v. Frederik II van Prnissen, gewaardigden zich, het truweel in de hand te nemen en zich met het schootsvel te omgorden. En waarom ook niet? Daar 'inn het bestaan der hoogere graden zorgvuldig wordt geheim gehoncen, zoo wisten zij van de vrijmetselarij juist zooveel, als men hun zonder gevaar kon toonen. Lettres a un Franc-magon, ex traites du Bien Publix. Öruxelles 1855, p. 74. La Franc-magonnerie dans Vétat}p, 37.
DE SOCIALE KRIJG DER LOGE TEGEN DE MAATSCHAPPIJ.
De bloedroode wereld republiek is uiet een misbruik, dat eenige heethoofden van de oogenschijnlijk onschuldige en vrome regels der vrijmetselarij hebben gemaakt, maar vindt haren oorsprong in het eigenlijke wezen der orde. Wanneer de goedhartige //blauwequot; broeders niet zoo diep in die zaken doordringen, dan ligt alleen in hen zelven de schuld daarvan.
Ieder staatkundig radicalisme toch voert naar het socialisme; dat is evenzeer eene logische gevolgtrekking als eene geschiedkundige waarheid; en in de Loge vinden wij dit weder bewezen. Haar ideaal is; de soci-aal-demokratische republiek, en de socialistische woelingen onzer dagen zijn dus niets anders dan vruchten uit haar eigen tuin en wapenen in hare hand. —-Deze stellingen zullen wij in dit hoofdstuk bewijzen uit de beginselen, de gebruiken en de haudelingen der Loge.
I. Beschouwen wij de hoofdgrondstellingen der vrijmetselarij, dan vinden wij daarin het socialisme, en gevolgelijk het communisme, deels daarin opgesloten, of ronduit verklaard en als den eigenlijk wettigen toestand der maatschappij voorgehouden. De thans bestaande orde van zaken wordt daarentegen voorgesteld als misbruik van macht en booze heb-
140
zucht. — Het eene idool is de v r ij li e i d ! Deze echter is volgens de meening der Loge volstrekt onmogelijk, zoolang het verschil der standen en vooral de grondslag daarvan : de rijkdom van enkelen, blij ft bestaan. Men moge duizendmaal alle inwoners van den Staat voor de wet gelijke rechten toekennen, de rijkdom der weinigen en de armoede der velen zal de vrijheid volgens de opvatting van het naturalisme altijd slechts schijnbaar maken. Daarom moet hij, die de vrijheid in dien naturalistischen zin, zooals zij door de Loge wordt geleeraard, op zijne banier voert, gevolgelijk de ongelijkheid der standen en der maatschappelijke rangen, vooral met betrekking tot het vermogen, verafschuwen als eeue vijandige vesting in. 't eigen vaderland ! Dat erkenden reeds in 1790 eene rij van ingewijden, //de Phanteons-vereeniging van gelijken,quot; onder Babeuf, Darthe en Sylvan Marechal. De twee eersten lieten daarvoor hunne hoofden onder de guillotine, (1796). Derhalve erkent de vrijmetselarij geen verschil der standen, of, zooals zij zich uitdrukt: //De Bond wil vereenigen wat door maatschappelijke bevoorrechting is gescheidenhij wil de ongelijkheid der standen, als eeue //medeoorzaak der zware en eiudelooze rampen in het menschdomquot;, opheffen. De vernietiging van het koningschap, den adel, het priesterschap en van elkeu godsdienst zijn nog slechts de eerste schrede op den weg dier bedriegelijke vrijheid. Wanneer dan de afschudding van het goddelijke juk van den mensch wordt gevergd als eene verdere hoofdvoorwaarde zijner persoonlijke vrijheid, en hij uitsluitend als bevrijder dezer aarde wordt erkend, dan heeft hij ook het recht, zijn deel van die //gemeenschappelijke moederquot; op te eischen, dan is de armoede schande en slavernij, de rijkdom een schreeuwend vergrijp der hoogere standen.
141
quot;De andere afgod is de gelijkheid, wederom in zuiver uaturaüstischen zin, niet slechts als gelijkheid in rechten en plichten, maar ook in het genot des levens, gelijk men het onmogelijk anders kan opvatten, wanneer er officieel wordt afgekondigd : //De Loge beschouwt de menschen als wezens van eene soort, als burgers van eene wereld, als eigenaars van eene aarde, als kinderen van ééne moeder.quot; Volgens de christelijke leer is de redilvamp;ardig verworven rijkdom een onvervreemdbaar bezit, dat den eigenaar evenmin kan worden betwist als de overige lichamelijke of geestelijke voorrechten of gebreken. Alleen rust op den bezitter de plicht, eene geeveuredigde milddadigheid te beoefenen ten opzichte van de behoeftige medemen-schen. — Geheel anders denkt echter de echte vrijmetselaar. Voor hem zijn de rijkdommen slechts misdadige hebzucht; de goederen der aarde moeten voor allen gemeen zijn. Doch laat ons liever terstond hunne stelling vooropzette7i: //De gelijkheid moet den kostbaren vrede en het aangename vertrouwen voortbrengen, welke zoo benijdenswaardig zijn, maar die met de hebzucht niet kunnen samengaan, en veeleer moet zij alle plannen van dit kwaad vernietigen, en den mensch het gemeenschappelijk gebruik wedergeven van alle goederen en rijkdommen, welke te bezitten hem zooveel zorgen en waarvan het verlies zooveel kommer baart.quot; Zelfs de ongelijkheid der begaafdheden des geestes mag geen onderscheid meer doen ontstaan. Hiervoor neemt men deze grondstelling aan : //Dvvazelijk geloofde men vroeger, dat eene meerdere begaafdheid en scherpzinnigheid des geestes bij een gedeelte van het menschdom, hoogachting en vereering van de overigen mocht vorderen. Maar alle deze, bij een gelijk wezen in hoogeren graad dan in hem, vereenigde voorrechten rechtvaardigen niemands goddeloosheid. De ijverzuchtige God, die
142
den mensch schiep, duldt nooit eene verdeeling, en de wierook des menschen is onrein in Zijne oogen, zoodra men ook slechts weinige korrels daarvan brandt op het altaar dezer onvolmaakte en vergankelijke afgoden, welke zulke edele offers niet waardig zijn. Kortom, het is vernedering van de natuur des menschen, hare waardigheid vertrappen, al hare waarde vernietigen, wanneer men in den eenen of anderen mensch meer erkent dan een ge 1 ij k e.quot;[Eévél. ^.11.12.)
Bijgevolg absolute opheffing van onderscheid in het menschdom! Geene standen, geene rijken, geene armen, geene geleerden of ongeleerden meer ! De lafhartige is gelijk aan den held. de koning aan den bedelaar, de kortzichtige aan den diepen denker, de heilige aan den slaaf der hartstochten! Den eene meer achting te schenken dan den andere is goddeloosheid. Ja zelfs in eene werkplaats moeten plaats en loonen gelijk zijn; ook de bekwaamste werkman verdient niet een korreltje //wierook,quot; niet eene kruimel brood meer dan de andere. Deze laatste grondstelling is reeds doorgedrongen tot in de laagste rangen. Met Argus-oogen waakt b. v. in Parijs de arbeider er voor, dat het loon van allen gelijk is, en dat niet ergens een bekwamere hand een enkelen meer ontvangt dan een slordige en domme kameraad; en niet ten onrechte betreurt men dit verschijnsel als den doodsteek der duurzame en schoone industrie. — Hoe zou het eindelijk moeten gaan met de deugd, het geleerde navorschen en met alles, wat ons menschen kan adelen, zoo deze vrijheid en gelijkheid uit de duistere holen der nachtelijke loges in het volle licht der markt en op de bedrijvige straten worden overgeplant ! — Maar oordeelen wij misschien te streng ? Zij li de aangevoerde grondregels ten slotte misschien
143
slechts geuit door eenige dwalende broeders, en kunnen zij wel ten laste worden gelegd van den geheelen Bond? — Maar neen, vrijheid eu gelijkheid in dien zin zijn de palladiums der vrijmetselarij, zij zij'j de Loge zelf. Maar wij hebben nog duidelijkere bewijsgronden. — Onze stelling vloeit namelijk voort
11. uit de alge ra een in zwang zijnde plechtigheden en gebruiken der Loge. Ieder, die als lid wordt aangenomen heeft den titel en den rang van //broeder;quot; zijn stand in de profane wereld komt niet in aanmerking.
//Wij menschen toch zijn allen broeders, Een ieder is aan ons verwant;
Zusters met het linnen keurslijf,
Broeders met het ordeband.quot;
Deze broederschap is niet enkel het zinnebeeld der vriendschap, die, gelijk men weet, gewoonlijk zoo innig niet is, of der erkenning van gelijke rechten, maar de eigenlijke uitdrukking van die sociale gelijkheid in alles, zooals zij slechts onder broeders van dezelfde familie bestaat. Deze broederschap duidt het gelijke recht aan, dat allen bezitten op de genietingen en voortbrengselen der aarde; natuurlijk het allereerst toegepast in de Loge, maar deze zelf heeft weder een bij uitstek zich voortplantend en wereld-hervormend doel ; hare muren zijn het juist, die de wereld moeten omvatten. Als een bewijs der sociale ongelijkheid kan men ons niet de verschillende graden tegenwerpen, als leerlingen, gezellen, meesters, enz; deze toch geven slechts den graad der inwijding in de geheime leerstellingen aan, en beteekenen voor den profanen mensch slechts het verschil van ouderdom. Ook de leerling is //broederquot; van den meester, hij zit aan dezelfde
144
tafel, heeft hetzelfde genot van den zoogenaamden liefde-maaltijd, en hij heeft hier tevens, zonder het misschien zelf te weten, een noviciaat voor de socialistische we-reldinrichting. Ieder vrijmetselaar draagt het schootsvel, den winkelhaak, kortom alle werktuigen; hij geldt slechts voor zooveel hij mede voortbrengt. De sociaal-demokratie heeft dit duidelijk verklaard ^//Wie niet mede voortbrengt, zal ook niet medeëten.quot; Dit schootsvel, het teeken van verplichten handenarbeid, speelt in alle graden eene rol, en zelfs de verheven Prins van het koninklijk geheim in den tweeëndertigsten Schotschen graad heeft zijn wit, met rood gevoerd een evenzoo omzoomd schortje. De wereld moet eene enkele groote arbeiderskazerne worden. Deze gedachte van de Internationale vloeit uit dezelfde bron, waaruit zij zelf is voortgesproten.
liet luidst evenwel spreekt het opnemings-ce-remo nieel. Den kandidaat wordt alle metaal ontnomen, en als kleeding worden hem slechts het hemd, de onderbroek en kousen en schoenen gelaten.^ Zijne linkerborst moet ontbloot worden, de linkerknie door de onderbroek steken, en de linker schoen aan de kap zijn neergetrapt, (1) Zoo treedt dan die nieuwe Bas-sermans-figuur in de loge binnen als het getrouwe afbeeldsel van die schare van werklieden, welke wij bij gelegenheid van straatgevechten kunnen bewonderen. Hier ontvangt hij het schootsvel, waarmede hij alle //broedersquot; ziet omgord. Allen staan zij daar^ in eene
en dezelfde arbeiderskleeding, allen doen hetzeb.de werk,
(1) Hierop heeft de vraag betrekking, welke den leerling wordt ucsteld: „Hoe waart gij tot de opneming voorbereid ? Antw : Ik was noch naakt, noch gekleed en van alle metaal beroofd ; ik had een' strik om den hals, en werd zóó naar den tempel geleid.quot; hi-etrudious des trois degrés jo. 8. — Eckert, die Frage enz. bldz. 62.
145
genieten van hetzelfde maal, ontvangen hetzelfde loon. — In het opnemingsrituaal der groote lands-loge te Berlijn (Sarsena 93) lezen wij: //Vraag: Waarom liet men u noch naakt, noch gekleed verschijnen? Antwoord: Om mij te kennen te geven, dat de pracht het volk verblindt, maar dat de deugdzame man zich boven alle vooroordeelen moet verheffen. Vraag: Waarom liet men u alle metaal afleggen ? Antw: Omdat z ij zinnebeelden van het kwaad zijn, en een waar vr ij metselaar niets als zijn eigendom mag b e zit tenquot;. (1) Behoeven wij nog duidelijkere bewijzen voor de grondstelling: dat eigendom diefstal is ?
De in de Loge verschijnende vrouw is de //zusterquot; van alle vrijmetselaars. Wij zullen maar niet vragen, welke fatsoenlijke dame zulk eene allemans-znster in eene naturalistische vereeniging wil zijn; eene daadzaak is het, dat er sinds jaren damesloges zijn, en dat iedere in eene heerenloge voorgestelde vrouw
(1) I)it was voor latere tijden echter al te oprecht, vooral nadat Babeufs pogingen waren mislukt. Daarom vinden wij in de Instrac-lionsgt; hlz. 13, eene andere lezing en tevens een interessant voorbeeld van de in die kringen gezochte mommerij.—„Vraag: Waarom werd gij van alle metaal beroofd? Antwoord: Omdat men bij den tempei-bouw (te Jeruzalem) geen geraas hoorde, dat door slagen van welk metalen werktuig ook zou kunnen veroorzaakt zijn. Vr.: quot;Waarom ? Antw. : „Opdat de tempel niet zou worden b e z o e-d e 1 d. Vr.: Hoe was het mogelijk, dat zulk een groot gebouw, zonder hulp van een metalen werktuig, werd gebouwd ? Antw. : Omdat de matrialen in de wouden van den Libanon werden gereed gemaakt, op wagens aangevoerd, in de hoogte geheschen en met daarvoor vervaardigde houten hamers werden aaneengevoegd. Vraag -Waarom waart gij zonder schoenen ? Antw. .• Omdat de plaats, waar ik opgenomen werd, heilig land was, waarvan God tot Mozes zeide ^ „ „Trek uw schoeisel uit, want de plaats waar gij staat, is heilig.quot; quot;— i)e hoofdgedachte ligt in de gespatieerd gedrukte woorden; het andere is toegift. De geroepene vindt er in, wat hij vinden moet ^ het goede schaapje staat in vrome ontroering voor het heilig karakter der Loge en vindt niets.
7
146
bovengenoemclen titel ontvangt. Toch willen wij den lezer wel in bedenking geven, wat men bij een gevel-gelijk doorzetten van zulk eene gedachte van zusterschap, van het huwelijk moet verwachten ? Zou het socialistische dekreet der Parijsche Commune rooken-der gedachtenis, volgens hetwelk het huwelijk afgeschaft en de algemeene vrije liefde ingevoerd werd, in iets anders zijnen oorsprong hebben ? Zou de losscheuring van den huwelijksband, bekend als het einddoel van het hedendaagsche socialisme, inderdaad reeds langer ontworpen zijn geweeet ? Dan zouden wij begrijpen, -waarom ook de jeugd als openbaar goed wordt opgeeischt, en waarom zekere bladen in 't jaar 1872, bij de behandeling van het wetsontwerp op het schooltoezicht iu den Rijksdag te Berlijn, met stalen voorhoofd als axioma durfden vooropstellen, dat de Staat het uitsluitende recht bezit van het schooltoezicht, zonder dat zij zich ooit de minste moeite gaven, daarvoor ook slechts een enkel bewijs te leveren.
Ook de g e 1 ij k e aanspraken der menschel; op de genoegens der aarde ontmoeten wij reeds bij den graad van leerlingen in de volgende vragen en antwoorden. //Vraag: Waar staat de eerste assistent {surveillant)'? Antw. : In het Westen. Vr.: Waarom? Antw.: Omdat de zon in het Westen ondergaat, staat ook daar de eerste assistent, om de Loge te openen en te sluiten, om de werklieden te betalen en hen met een gevoel van tevredenheid en voldoening naar huis te laten gian.quot; [Imtructions p. 5 ) — Evenzoo luidt bij den afloop van den //arbeidquot; de vraag van den //eerbiedwaardige'' aan den genoemden waardigheidsbekleeder: //Zijn de werklieden tevreden, mijn broeder ?quot; en hij antwoordt: //Zij betuigen het aan de eene en aan de andere, kolom,Eerbiedwaardige !quot;—
Dezelfde gedachte straalt ook door in de M oorden van dezen graad: //quot;Vr. : Waarom is de tweede assistent de vertegenwoordiger der schoonheid ? Antw. ; Omdat hij zich plaatst in liet Zuiden, dat het glanspunt der schoonheid van den dag is, om de werklieden te laten uitrusten en hen na de uitspanning weder tot de arbeid te roepen, opdat de Eerbiedwaardige daaruit roem en eer kan putten.quot; — Deze toespelingen zijn natuurlijk, zooals altijd in de lagere graden, verbloemd. Die voorzichtigheid is nu eenmaal noodzakelijk, ook voor de eigen leden, omdat de uit de wereld meegebrachte //vooroordeelenquot; bij de intrede in de vrijmetselarij niet met een enkelen slag kunnen worden opgeheven. Zelfs zou eene vroegtijdige onthulling juist de bezittende en invloedrijke klassen, waarop men het toch hoofdzakelijk gemunt heeft, terughouden. Overigens schijnt het toch reeds, alsof althans een duister vermoeden, van wat er achter de schermen plaats vindt, zich van veler gemoed heeft meester gemaakt. Want terwijl de kleinhandelaar vóór alles tracht, in het bevorderings-salon der vrijmetselarij te worden opgenomen, trekt zich de groote industrieel, die zijne koetjes op het droge 'heeft, bij de eerste gelegenheid uit den kring der //broedersquot; terug, ofwel hij acht het, ingeval hij toch goede vooruitzichten heeft, oneindig beter, nooit daartoe te behooren.
Van nog grooter gewicht is de geheimhouding, ook van de geringste socialistische neiging, tegenover een nog altijd oningewijden Staat, voornamelijk daar, waar de nieuwe plannen, welke den mensch tot het toppunt van geluk moeten voeren, nog krachtigen tegenstand ontmoeten. Daar gebruikt echter de Loge het oude kunstmiddel, om namelijk anderen te beschuldigen, eu door een gepast aanvallen, zich het afmattende, mis-
148
sehien wel onmogelijke, verdedigen te besparen. lu Duitscliland was het dadelijk na den Fransch-Duitschcn oorlog gevaarlijk, den liberalen dwingelanden te zeggen, dat hunne dwaasheden naar de heerschappij der Internationale voerden. Spoedig waren zij gereed met het verwijt: de Ultrarnontanen staan in geheime verstandhouding met den wereldbond ! Zij spraken van eene roode en eene zwarte Internationale. En toch was niemand beter dan zij overtuigd van de volkomen valschheid dezer aanklacht. De //broedersquot; in Italië, Frankrijk en vooral in België treden daarentegen openlijker te voorschijn. In België vertegenwoordigen zij de wildste ongodisterij en het radicalisme, en het gepeupel, dat hun bij ieder oproer ten dienste staat, geeft een sprekend bewijs van hunne meening ten opzichte der regeling onzer maatschappelijke toestanden.
UI. Eene derde bron voor bewijsgronden van den geheimen socialen krijg der vrijmetselarij ontsjnringt uit de uitspraken van voorname leiders eu redenaars der orde. Haar meest eigen zedeleeraar Br.*. Hel-vetius preekte in zijn werk Sur VEsprit reeds omtrent liet jaar 1758 in beginsel het socialisme, doch gebruikte daarbij voorzichtigheidshalve het woordje //geest.quot; Zijne grondstellingen in dien zin kunnen aldus worden zamengevat: //Daar alles natuurlijke waarneming is, zoo bestaat er eigenlijk geen verschil van geest; alle bekwaamheid en elk talent, het zedel ij k karakter van li e t individu en dat van geheele volken, alles hangt af van zuiver toevallige omstandigheden, b. v. van in de gelegenheid te zijn om indrukken te ontvangen, van opvoeding en regeeringsvorm. Wanneer er e e n e o n-g e 1 ij k h e i d t u s s c h e n geesten bestaat, (! an vindt z ij haren oorsprong daarin.
149
dat niet allen hetzelfde belang er b ij hebben, indrukken op te neme u.quot; De gevolgtrekking hieruit is eenvoudig ; Daar alle geesten, d. w. z. alle menschen, even edel en even goed zijn, wanneer zij gelijke belangen en een gelijk genot verwachten, dan moeten bijgevolg de aardsche goederen voor allen worden gelijk gemaakt, opdat alle menschen ook in de daad gelijk goed zijn. (1)
De communist en //broederquot; Fourier, wilde de gelijke verdeeling der aardsche goederen op eene vreedzame wijze invoeren, toen hij zich er bij bepaalde, om groepen van menschen, zoogenaamde phalangen, in gemeenschappelijke woningen, de phulanstères, te vereenigen. De Lamartine [histoire de la révolulion de 1848, 1. 7.) zegt hiervan met recht: //Het Fourierisme is een droom in de werkelijkheid ; de door hem in den vorm van phalanstères gepredikte gemeenschap van goederen, eene soort van industrieele en landbouwende kloosters, veronderstelt engelen voor de dagelijksche oefening, goden voor de leiding en geheimen voor de uitvoering dezer theorie.quot; De nieuwste vrijmetselarij echter streeft naar een volslagen en algemeenen omkeer der maatschappij, zooals in den bloeitijd der Parijsche Commune in 1871. Eeeds in het jaar 1858 had een prufessor-vrijmetselaar aan de liberale universiteit van Brussel gezegd: //Wanneer de Hervorming en de Fransche omwenteling eens al hare vruchten zullen toonen in de vrijmaking der maatschappelijke krachten en in de ontwikkeling der menschelijke persoonlijkheid, dan zal de nieuwe opbouw der menschelijke maatschappij naar een nieuw plan een aanvang moeten nemen.quot; (Bien Public de Gancl. üi Mei 1858.)
(I) Zie Wetzer-Weke, Kirchenlex. eu hel werk van Helvetuu.
150
Gelijkluidende stemmen, voorloopsters der Internationale, werden omstreeks dien tijd meermalen vernomen, In den geest uer vrijmetselarij selireef b. v. een New-Yorkscli blad : Le Libertaire, de volgende bekentenis neder : //De Lilerlaire (Je man der algeheele persoonlijke vrijheid) beeft geen vaderland dan bet algemeene. Hij is een vijand van beperkingen. Hij is een vijand van nationale grensscheiding (internationaal); hij is een vijand van afscheiding lusschen velden, huizen en werkplaatsen, (geen privaat eigendom); hij is een vijand van grensscheidingen in de familiën, (geen huwelijk meer). Aroor hem is de menschheid slechts één eenig en gelijk lichaam, waarvan alle leden een en hetzelfde recht op hunne vrije en volmaakte ontwikkeling hebben, al behooren zij ook tot het eene of tot hel andere halfrond, al zijn zij van het mannelijke of van het vrouwelijke geslacht, van dit of van dat ras.... Wat den godsdienst betreft, de Lilerlaire heeft in geheel geen godsdienst, hij is protestant tegen elke religie. Hij verklaart zich voor de verloochening van God en van de ziel; hij is atheist en materialist, daar hij de algemeene eenheid (het pantheistische Alles-Een) en den eindeloozen vooruitgang belijdt, en deze eenheid noch in enkelen, noch in het geheele kan bestaan, wanneer de materie dienaar des geestes en de geest de onderdrukker van de materie moet zijn. Evenmin kan de vooruitgang in 't oneindige vatbaar zijn voor volmaking, zoodra hij wordt beperkt door den anderen grenspaal, waarop de moordenaars der menschheid met bloed en s 1 ijk den n a a in //Godquot; hebben gegrift. [Emaiicipation Jbelgé, %% Juni 1858). -— Niet ten onrechte verklaarde Br.'. Eugene Sue beruchter gedachtenis, reeds in 1845, dat de vrijmetselaarsloges aan de spits
151
staan van de liberaal-socialistische partij. (Lettre du 18 Janv. 1845 a MM. les membres de la loge de la Perse vér ance dAnvers, in: La Franc—macon-9! er ie dans l'éial. p. 83.)
Dat deze socialistische plannen in het innigste wezen der Loge wortelen, en dat al die woordenpraal over menschenliefde en weldadigheid eindelijk naar één en hetzelfde doel heenvoeren, is voor geen verstandig man nog een geheim. Maar toch is het treffend, dezelfde bewijsgronden te vernemen uit den mond van een redenaar der loge van Eouaan: //W illen wij kort en bondig het doel, dat de vrijmetselarij nastreeft, aan-toouen, dan moeten wij het niet zoeken in de meeningen der wereld; wij moeten het opsporen in onze instelling zelve. Deze geeft haren ingewijden de werktuigen in de hand, en noodigt hen uit tot hetwederopbouwen van eenen tempel., die het oorspro n kei ij k-ste beeld der volmaaktheid was. Daarom behoort de vrijmetselarij tot de socialistische school; zij heeft haar uitgangspunt in de onvolmaaktheid der maatschappe-1 ij k e toestanden. Zij gelooft aan de mogelijkheid eener hervorming, want anders zou zij een nutteloos werk op touw hebben gezet. De vrijmetselarij heeft de zuchten gehoord van al diegenen, die gebukt gaan onder de onvolmaaktheid der maatschappelijke orde, en voor wie een welsprekend wijsgeer als redenaar is opgetreden met de woorden: n //Alle dingen op deze wereld zijn niet, zooals zij moeten zijn.quot;quot; De Loge gelooft aan den vooruitgang, zij wil de hervorming, waarvan het einddoel door denzelfden schrijver schoon is aangetoond op deze wijze : ////Uwe taak? Gij zult ze hooren, zij isgrootsch! — gij moet de algemeen e wereldfamilie vorme n.quot; quot;
152
[Le Globe, deel IV, bldz. 166. — La franc-maqonne-rie dans l'etat, bldz. 81.) Wat bier slechts gedachte en plan was, heeft sedert 1864 in de Internationale eene schrikwekkende werkelijkheid gevonden. En dat deze laatste het werk der Loge is, werd in den jong-sten tijd bewezen. (La ach er St. 1872, deel.)
In de meest ingewijde graden is de volslagen omkeer onzer maatschappelijke toestanden het einddoel. Dit bekent een lid der loge te Metz: //De vrijmetselarij is in den hoogsten graad socialistisch; in de vaststelling der maatschappelijke orde is zij nog verder gegaan dan de school van Fourier. En niet in het jongste verleden zijn die socialistische denkbeelden in onze tempels aangekweekt geworden, — zij dagteekenen reeds van het oogenblik, dat het liberalisme begon vruchten te dragen. Doorloopt, om u hiervan te overtuigen, de rijen der hoogere graden, en gij zult vinden, dat hier de mensch, terwijl hij langzaam maar zeker voortgaat, wordt gevoerd tot de uiterste grondstellingen, die slechts door weinige geesten worden begrepen. Een voorbeeld (namelijk van die uiterste grondstellingen): De zedelijke en godsdienstige dwalingen envoornamelijk het zoo noodlottig gelooven aan eene natuurlijke verdorvenheid des mensch e n, z ij n de schuld van b ij n a alle m e n s c h e 1 ij k e boosheden. De mensch is goed geboren, de instellingen alleen z ij n slecht... De Eourierist moet beseffen, dat het voor hem nog tijd is om in onze tempels te vluchten, waar hij zich tot zijne verbazing zal thuis vinden, als ware die woning voor hem gebouwd. Wellicht zal hij met ontroering de plaats aanschouwen, waar mei zijne eerste wieg bewaart. Hij behoort slechts te weten, dat de onderwerping aan de moederlijke overheid, (d. i. aau
153
de Loge) een uitstekend middel is om te slagen in zijne pogingen, en dat zij een der beste bewijzen geeft van eigene offervaardigheid ten bate der menschheid. Heeds sinds lang heeft het Groot Oosten het plan voor eene sociale beweging ontvouwd; mogen de broeders vrijmetselaars (d. w. z. hunne hoogere bouwmeesters) het nauwkeurig bestudeeren en gevolg geven aan deu hun gegeven wenk.quot; (I)
Maar, zal men zeggen, dat zijn getuigen uit Belgische en Eransche loges, wier radicalisme reeds lang bekend was. Welnu, wij zullen ook D u i t s c h e verklaringen mededeelen.
Het tijdschrift der Orde: Latomia (deel 12, blz. 237) bevat de volgende bekentenissen: //De communisten wijzen ons op twee grondstellingen, die inderdaad, zoo men dezelve juist opvat en met eenige matigheid volgt, moeten worden beschouwd als onomstootelijke waarheden, waarop de geheele theorie van het communisme is gegrond. Vooral ligt dit in het beginsel der g e 1 ij k h e i d van alle m e n-s c h e n i n d e e e u w i g e w e r e 1 d r e g e 1 i n g, e n volgens hetwelk sich ieder individu voor het algemeen, ieder persoonlijk belang aan het algemeen e w e 1 z ij n moet opofferen. Wij kunnen toch niet nalaten, het socialisme te begroeten als een voortreffe-1 ij k e n bondgenoot der v r ij m e t s e 1 a r ij, in de veredeling van het menschdom, en in het streven naar de bevordering van zijn welzijn. Want, zoo de
(l) Le Globe, deel II, blz. 210. De theologisch zoo hoogst be-langrijke stelliug (gespatieerd gedrukt) luidt iu ïleu oorsproukelijkeu text: „Les erreurs morales et religieuses, et surtout cette fatale eroij-atice a la perversité naturelle de l'homme, sont cause de presque touie.s les méehancetés hv.ma.ines. L'homme est né bon, les institutions scuL'-s sont mamaises.quot; Zie : La franc-maconnerie dans l'élat. bldr.. 81.
vrijmetselarij reeds moet bekennen, dat het socialisme, wat de genoemde hoofdvragen betreft, in het belang van het doel om de ruenschen gelukkig te maken, dit beginsel op eene betere wijze dan het communisme, ja zelfs in den geest der vrijmetselarij in praktijk brengt, dan leert ons toch reeds een enkele blik op de omstandigheid, dat de mythe van den Salomo-nischen tempelbouw de grondslag is geworden voor onzen geestelijken tempelbouw, en ook het erkenningsteeken der leerlingen, hoe nauw verwant de regels onzer ko-ninUijke kunst zijn met het grondbeginsel, volgens hetwelk een ieder naar zijn werk, en dit wederom naar zijne bekwaamheid moet beloond worden. Socialisme en v r ij m e t s e 1 a r ij z ij n met het communisme uit dezelfde bron o n t-sp rote n.'quot; (Eckert, die Frage enz. blz. 6^.) — Hoewei deze verklaring, die de bittere vrucht van het socialisme voor den gemakzuchtigen burger der mindere graden smakelijk tracht te maken, mank gaat, bevat zij toch kostbare bekentenissen ; ja, zij laat zelfs tamelijk beschaamd de verwantschap doorschemeren tusschen het socialisme en de Loge.
In het //Zakboek voor broedersquot; van Br.-. Bech-stcin (Jaarg. 1849 bldz. 270) lezen wij: //De internationale betrekkingen en werkzaamheden berusten op de verwezenlijking der waarheid, dat alle menschen broeders zijn, en dat het geheele menschdom slechts eéne iamilie is. Allen willen gelukkig z ij n ; het leve/isge not is een recht, van i e d e r e n menschjdit recht wordtechter door den d r u k d e r tegenwoordige t ij-d e n zeer beperk t.quot;
IV. De daden der vrijmetselarij stemmen ten slotte nauwkeurig overeen met de getuigenissen, waarvan wij zooeven eene kleine bloemlezing hebben gegeven.
155
Omtrent het jaar 1840 gaf Br.*. Eugèue Sue zijue goddelooze //geheimen van Parijsquot; nit, die er geheel en al op gericht waren, om met het zedelijke bederf ook den haat der standen onder het werkvolk tegen de gegoeden te verspreiden eu aan te kweeken. De ongehoorde aftrek van dit knoeiwerk kan niet worden verklaard door eene volmaaktheid van stijl, maar alleen door de veertigduizend //broeders,quot; waarop zich destijds het Groot-Oosten van de Seine beroemde. Haar doeleinde, het kielwater in beweging te brengen, werd volkomen bereikt, zooals weinige jaren later bleek. — In Mei 18i7, toen zich het zaad der omwenteling reeds sterk ontwikkeld had, en voor de zeis der //roo-denquot; alom rijper werd, hield men te Straatsburg eeu vrijmetselaars-congres, waarop ouder anderen ock de hoofden van het socialisme: Caussidière, Kollin, JBlanc, Proudhon, Pjat, als //bloedersquot; tegenwoordig wareu.( I) Dat de zoogenaamde werkzaamheden niet van zuiver politieken, maar ook van socialistischen aard waren, bewijst niet slechts de stemming der toen vergaderden, maar tevens het karakter der omwenteling, welke 9 maanden later, Febr. 1S4S, uitbrak. De opgeruide werklieden van Parijs hadden die revolutie met hunne vuisten begonnen; de laffe, in de nationale garde vertegenwoordigde bourgeuisie had met een van angst kloppend hart daarop //Jaquot; gezegd, en gevolgelijk mocht ook de Loge, toen de zaak gelukte, niet wegblijven met haren wierook. liet Gr.'.-O.-, haastte zich, aan de nieuwe grootheden zijne opwachting te maken. De toespraak van den aanvoerder was van het begin lot het eind soci-
(L) Dit bericht ontleencu wij aan deu verdienstvollen Eckert (zie Hist. Pol. Bliitter, 1852, bldz. 578) die tevens zegt, dat het hem uit hoogst geloofwaardige bronnen, die hij, zoo noodig, wil noemen, uit .Berlijn werd medegedeeld. {Laacher St,]
156
alistisch. Hooren wij hierover liet bericht van den Univers. (1848, N'. 449) :
Parijs, 8 Mei, 1848. Eene deputatie van leden vaa het Groot-Oosten der vrijmetselaars van Frankrijk met hunne insignes omhangen, kwam in de handen der Toorloopige Regeering een bewijs van instemming met de Republiek nederleggen. Deze deputatie werd ontvangen door de heeren Crémieux, Garnier-Pagès eu door den secretaris-gen, Pagnerre, die eveneens met de vrijmetselaarstcekens waren versierd. De heer Ber-trand, vertegenwoordiger van den grootmeester der vrijmetselarij, begon zijne rede in dezer voege: //Tot roem van den grooten Bouwmeester van 't Heelal! Het Groot-Oosten van Frankrijk aan de Voorloopige Regeering. De Fransche vrijmetselarij, ofschoon zelf in beginsel buiten alle oneenigheid en politieke twisten geplaatst, (!) heeft de algemeene stemming harer gevoelens voor de thans ontstane sociale beweging niet kunnen onderdrukken. De vrijmetselaars hebben ten allen tijde op hunne banier de woorden gegrift ; V r ij h e i d ! G e 1 ij k-h e i d ! Broederschap! En daar zij nu deze woorden op Frankrijks vaan terugvinden, begroeten zij dezen triumf hunner g r o n d s t e 11 i n-g e n, eu zij verheugen zich te kunnen zeggen, dat het vaderland door U den vrijmetselaarsdoop heeft ontvangen , , . . (1) Veertigduizend vrijmetselaars, verdeeld in vijfhonderd loges, beloven (J hunne halp.quot;— Gelijkluidend was het antwoord van den Br/, en minister Crémieux : //De groote Bouwmeester schonk der wereld de zon ter verlichting, de vrijheid voor haar
(1) Volle omen dezelfde taal als er gesproken werd bij de eei'ste Fransche revolutie, eu op den dag der gevangenneming van Lode-rijk XVI.
157
behoud; hij wil, dat alle menschen vrij zijn; hij heeft ons de aarde gegeven, om dezelve vruchtbaar te maken .... De Eepu bliek is indevrijmet-selarij en daarom heeft zij ten allen tijde aanhangers gevonden opdenge-heelen aardbodem. Er is niet eene enkele loge, die van zichzelve niet de roemvolle getuigenis zou kunnen afleggen, dat zij steeds de vrijheid en de broederschap heeft oeraiud. . . . Welnu: de Republiek zal datgene doen, wat de v r ij m e t s e 1 a r ij doet; z ij zal het kostbare onderpand worden van de vereeniging van alle volken over den geheelen aardbode m.quot; Het is goed van deze redevoeringen aanteekening le houden ; zij zijn eene openlijke getuigenis, dat de sociale Eepubliek het Credo der vrijmetselarij is.
Het socialistische ferment maakte in de Fransche loges onder Napoleon III altijd groote vorderingen. Van den anderen kant klaagden de meer gemoedelijke blauwe vbroedersquot; als altijd over afgedwaalden, en toch waren het juist de laatsten, die den geest van het geheime verbond het beste begrepen en het krachtdadigste tot hunne levenstaak hadden gemaakt. In Mei 1861 brak er een volkomen opstand in het Gr.*. O.', uit. Eene op zich zelf genomen onbeduidende zaak zou uit de smeulende asch deu laaien gloed doen slaan. De grootmeester, prins Murat, had in den senaat voor de wereldlijke macht van den Paus gestemd ; een vergrijp, dat de groote meerderheid der 269 loges van het Oosten niet ongestraft wilde laten voorbijgaan. De //roode Prinsquot; trok natuurlijk partij voor de socialistische oproermakers. Door de omgevina; van Murat werd een vlugschrift uitgegeven, getiteld: Sedition au sein de la maconnerie, dat van het drijven der tegenpartij een alles behalve heerlijk tafereel
158
ophing. De grootmeester zelf noemde het meerendeel der leden omwentelingsgezinde en socialistische woelgeesten van de ergste s o c r t. Blanqui en zijne volgelingen gedroegen zich in 1848 niet doller dau deze ^afgedwaalde broeders.quot; Hierom kon in die dagen een legitiemistisch blad met recht zeggen: //Wrijf eens over dat glanzende vernis van liefde, broederschap en weldadigheid, en gij zult onder dat gladde hulsel slechts staatkundig drijven, ongeloof en omwenteling vinden.quot; Getrouw aan de grondbeginselen der meest roode socialisten, vergreep men zich even goed aan godsdienst en Christendom als aan het eigendom. Terwijl de eene aanhief: ;/Elke godsdienst is onderdrukking van het geweten,quot; en een ander vasthield, //dat de katholieke opvoeding den moreelen zin vernietigde,'quot;' veroordeelde Br.*. Fauvety de bezitters als menschenvreters met deze woorden : //leder mensch, die verteert zonder iets voort te brengen, schendt en vreet zijnen evenmensch/' (1) De roode //broedersquot; wilden toen prins Plon-Plon tot grootmeester; maar ofschoon zij negen-tienden der Fran-srhe vrijmetselarij uitmaakten, konden zij toch hun verlangen niet verwezenlijken, omdat de Caesar Caligula zijn beminnenswaardigen neef verbood de keuze aan te nemen, en in diens plaats den maarschalk Mag-nan, een niet-vrijmetselaar en protestant, onder het grootmeesiersschootsvel kommandeerde. Magnan ontving dan ook op één dag de wijdingen van alle drieendertig graden. Zulke dingen baarden toen ook in andere lauden opzien, en hadden der Loge moeielijk-heden kunnen berokkenen. Daarom achtte de Augs-lurger allgemeine Zeiiung van 26 Mei 1861 zich ge-
(1) Zie de zooeven genoemde broaueu eu voorts de Rist. Pol, Blatt 1861, bldz. 417.
159
drongen, bare vrienden, op Duitschen bodem althans, door de volgende woorden te dekken; //Mag men daaruit (wat in Frankrijk gebeurde) niet eenigszins met recht besluiten, dat de revolutie, vooral de afgerichte demokratie, toen men haar iedere andere wijze van organisatie onmogelijk maakte, zich bij de vrijmetselaars aansloot; dat haar werkend deel tegenwoordig uit h e n bestaat, en dat zij in nauwe betrekking staat met de Italiaansche loges, op welke Cavour een grooten invloed hebben moet?quot; In deze woorden liggen twee misleidingen der openbare meening; opzettelijk of niet, dit laten wij in het midden. ïen eerste, er was in de l'ransche loges geen sprake van de afgerichte demokratie maar van het gevaarlijke socialisme. Voorts wordt deze revolutionaire beweging op de rekening geschreven van den toenmaligen //redder der maatschappij,quot; die haar door zijne beperkende maatregelen in den nacht der Loge zou hebben teruggerongen. ]VJ aar het socialisme had daar toch reeds sinds jaren het burgerrecht, en is bijgevolg niet een uit medelijden opgenomen vondeling, maar een wettig kind van het schootsvel. (1)
(1) Zelfs een medewerker der Hist. Pol. BlUtter, 1861, bldz. 431, liet zich toeu duor dezelfde meeuing misleiden, terwijl hij sehreef: „Wij besluiten hieruit, dat in Frankrijk de in het uiterlijke leven met geweld onderdrukte strijd van het socialisme tegen het kapitaal eu de groote bezittingen, zich in de Loge heeft teruggetrokken, en dat hier der vroeger Iieersehende bovrgeoisie het vuur aau de voeten wordt gestookt. Zoolang er slechts sprake was van de kwestien vau het politieke liberalisme, was deze bourgeoisie volkomen meester iu mmisteriëu en kamers zoowel als in de Loge. Thans is echter eer. andere tijd in aantocht, of hij is reeds daar; de bourgeoisie kan zien in het openbare leven nog slechts staande houden onder de bescherming van het keizerlijk absolutisme, en zelfs in de Loge moet zij zijnen sterken arm ter hulp roepen. Zoover is men echter nog niet iu Duitschland, eu hierin bestaat ook het verschil tusscheu deweder-zijdsche logewereld.quot; — Wij meeucn te hebben aangetoond, dat het eigenlijke wezen der vrijmetselarij socialistisch is, eu voerden daar-
160
Tot het uitvoeren der socialistische plannen evenwel was eene in de arbeiderswereld opgewekte ontevredenheid niet toereikend. De ontevredenen moesten wordan geoefend en geordend tot aaneengesloten kosmopolitische scharen. Uit geschiedde bij de stichting der Internationale in de St. Martinshall te Londen op 28 Sept. 1864. (1) Dat hierin de ingewijden der vrijmetselarij eene hoofdrol speelden, en dat de laatste doeleinden der Loge zich in den arbeiderskiel openlijk toonden, is een overbekend geheim.
En toen deze Internationale in de vreeselijke 72 dagen van 18 Maart tot 29 Mei 1871 haren eersten krijgstocht hield achter de muren van Parijs, oefende de vrijmetselarij eene moederlijke teederheid uit jegens haar eigen kind. Een optocht van honderdtwintig Fransche loges, bestaande uit minstens vijfduizend personen, begaf zich naar het stadhuis. In dezen trein waren alle graden, ook de vrouwelijke, met hunne zinnebeelden vertegenwoordigd. De aanvoerder Maillet, die de roode vlag als die van den algemeenen vrede aanduidde, (2) hield eene redevoering, die door de vergadering werd toegejuicht, en hij verklaarde openlijk, dat de tegenwoordige Commune de nieuwe tempel van
voor ouk uit Duitschland sprekende getuigenisseu aau. Maar dit is in elk geval waarheid, dat iu de Marken op deu rechter oever van den llijn, de Kerk in het openbare leven eerst nog moei worden doodgemaakt, en juist daarom sloot de Loge dat iunig bondschap niet deu liberalen Staat. Is echter dit laatste doel bereikt, dan mogen wij aau liet verdere voortschrijden der Loge niet meer twijfelen. Want dat moet van haar worden gezegd, zij heeft geduld et. volharding, al moet zij ook meerdere menschenlevens lang voortwerken.
(1) Zie G. M. Pachtler, Die internationale Arheiterverhindung. Essen, 1871. Laarher Si. 1872, 2dc aH. bldz. 114. Die Freimaure-rei und die Internationale.
(2) Men gelieve zich te herinneren, dat de vrijmetselarij spreekt van eene laatste oiMventeling, de allervreeselijkste, maar tevens de heilzaamste, de sociale, na welke eerst de eeuwige vrede kan volsen.
161
Salomon was en de hoeksteen voor de sociale werkzaamheid der vrijmetselarij. De onderhandelingen der vrijmetselaars ten gunste der socialisten met de regeering van Versailles, en het planten der loge-vaan-dels op de ringmuren der hoofdstad, gepaard met de bedreiging, dat men terstond in de rijen der vechtenden zoude optreden, wanneer ook slechts één vaandel door de Versaillauen mocht worden beschoten, waren de tegenhanger van het uitgesproken Credo. De letterkundige Elie Eeclus, een hoofdmedewerker van het voornaamste vrijmetselaars-tijdschrift, de Eevue des deux Mondes, was een der woedendste strijders in de rijen der communisten.
Wij hebben tot hiertoe den lezer voornamelijk de handelingen der Fransche vrijmetselarij voor oogen gesteld, om het socialisme van het geheime genootschap in zijne werking te bewijzen. Wij weten wel, wat de mannen der duisternis ons zullen tegenwerpen. Voortdurend is hunne uitvlucht: //Zulke dingen zijn mogelijk in dit of dat land, door de schuld van afgedwaalde broeders; maar bij ons is het geheel anders. Nergens vindt men getrouwere onderdanen dan in de
loges van ........quot; — Juist daarom hebben wij
steeds onze stellingen, zooveel wij vermochten, uit het wezen der Loge, uit hare plechtigheden en wetten gestaafd. Wij haalden getuigenissen aan van enkele vrijmetselaars uit verschillende landen, zoover wij slechts het geduld onzer lezers op de proef mochten stellen. Neen ! Het socialisme is in de vrijmetselarij zelve geboren en grootgebracht. Natuurlijk, men was niet zoo dwaas, om op halsbreken af van de eerste sport der ladder op de laatste te springen. Eerst de liberale omwenteling, of door bastille-bestormers, bf op den langeren regeeringsweg en door gedwongen hulp van een sinds lang niet meer vrijen eersten minister ;
162
en wanneer deze de smetstof iu de verst verwijderde aderen heeft gestort, kan er sprake zijn van eene sociale revolutie. In Frankrijk is de liberale omwenteling sinds lang voltooid; zij heeft reeds verscheidene nieuwe oplagen ; daar kan men dus met de sociale beginnen. Daarom durft ook de vrijmetselarij in Frankrijk meer onverholen met hare plannen van geluksbevordering der maatschappij in het licht treden. In Duitscliland echter is het liberalisme nog ver achter, en heeft de Loge dus vooreerst nog vele liberale zaken, ten koste van het christelijk huwelijk, de christelijke school, het christelijke geloof en leven, de kerkelijke vrijheid, af te doen. Is de liberale zaak geklonken, dan begint de sociale zoo zeker als twee maal twee vier is. — In België, dat sinds het jaar 1830 het lieve liberalisme als doopgeschenk verkoos te aanvaarden, toont het socialisme der vrijmetselarij zich reeds duidelijk in hare lagere aanhangsels van solidaire)) en vrijdenkers, die op hunne beurt de ijverigste aanhangers der Internationale zijn. In Spanje dreigde in September 1871 de grootmeester Zorilla met de, loslating der Internationale, als men zijne verlangens niet huldigde; een voldoend bewijs voor de innige betrekking tusschen beiden. Volkomen hetzelfde ontmoeten wij in iltalië. Sinds het jaar 1818 heeft Piemont zich in de armen der Loge geworpen, en in haar de voornaamste helpster gevonden voor de liberale omwenteling over het geheele schiereiland. Maar nu met de inneming van Kome de laatste schrede is gedaan, treedt de Loge in hare ijverigste leden als socialistische macht op, en bedreigt nu den liberalen koningstroon evenzeer, als deze vroeger de anderen. De laatste strijd in dit ongelukkige land zal gericht zijn tegen de oude maatschappelijke orde.
Uit de jongste Italiaansche gebeurtenissen noemen
163
wij nog de volgende als bijzondere bewijzen voor de socialistische strekking der vrijmetselarij. De twee hoofden der revolutie, Garribaldi en Mazziui, tevens hooge waardigheidsbekleeders in het eedgenoodschap, verbonden zich in Nov. 1871 op het te Eome gehouden socialisten-congres, om gemeenschappelijk te handelen, d. i. tot vestiging van e e n e nationale sociaaldemokratische republiek Italië. [Laacher Stimmen, afl. 2, bldz. 35.) Toen nu Mazzini op 10 Mei 1872 stierf, cn acht dagen later de socialisten te Home ter zijner eere een plechtigen treurtocht op het Capitool hielden, namen de vrij-iiietselaars daaraan deel met 150 banieren en verscheidene muziekkorpsen. In den herfst van hetzelfde jaar bereidden de sociaaldemocraten zich tot een groo-ten slag voor, die bij de algemeene volksvergadering in het Eomeinsche Coliseum op 24 Nov. 187 2 zou geschieden. Weinige weken vroeger hield ook de vrijmetselarij een congres voor hetzelfde doel (1—3 Nov.) op eene villa bij het dorpje Locarno, in de provincie Novara. (1) Eeeds op 29 Okt. waren in Genua de volgende personen aangekomen, als afgezanten van Italiaansche loges : Phiiippus Cordova (Eomeinsche moederloge); Aut. de'Eranchi (Napels); Ben. Mar. La Yaccara (Palermo) ; Andr. Giovanelli (Florence) ; Alb. Mario (Turijn); Quadrio (Genuaj. Zij reisden over Allessandria en Arona naar Locarno, waar zij den gQsteu 's avonds aanlandden. Daar waren reeds aan-
(1) Wij outlecuen deze bijzonderlieden aim den l/nivers Vtm 12 eu 19 Nov. 1872. De berichtgever noemt ziek een in 't geiieim bekeerd vrijmetselaar. Wij moeten hem natuurlijk verantwoordelijk laten voor de bijzonderheden. Dat hij echter in de hoofdzaak de zuivere waarheid mededeelde, blijkt zonneklaar uit hetgeen wij later zullen zeggen.
164,
wezig ; Felix Pyat (1) (Frankrijk); Kossuth (Hongarije) ; Klapka (Zwitserland) ; generaal Etzel (Pruisen). De fittingen op de villa duurden van vier uur 's namiddags tot middernacht, gedurende welken tijd de Brs/. onder geen voorwendsel hoegenaamd het huis mochten verlaten, behalve een jonge Pruis, die EtzeFs secretaris en stenograaf der vergadering was. Etzel opende het congres met eene Fransche rede over de drie punten : 1°. Zou een oorlog tusschen het Frankrijk van Thiers en het Italië der Consortia (de bedorven regeeringspartij) ten bate der democratie kunnen komen ? — 2°. Welke zijn de beginselen tot vestiging eener voorloopige nieuwe regeering in Frankrijk, onder het dictatorschap van Gambetta, in Italië onder dat van Garibaldi? — 3°. Welke nieuwe godsdienst moet het Katholicisme vervangen ? — De vragen werden niet meerderheid van stemmen aldus beantwoord. //1. Daar alle middelen rechtvaardig z ij n, wanneer slechts h e t d o e 1 d e r d e-mocratie wordt bereikt, wordt de oorlog als een geschikt middel aangenomen. (3) '2. De Commune met een nieuw godsdienstig ideaal. 3. De nieuwe bijbel der democratie van Br.*. Eénan (4 deelen 4lt;1 hoofdstukken), tot katechismus omgewerkt [rïdotta a catte-chumo^r — Daarna nam men nog de volgende besluiten ; 1. De comitees voor den opstand in de uitgifte van 5-francs-billetteu te ondersteunen. 2. Wapenen en ammunitie te verzamelen. 3. Geheime
(1) Ecu der ijverigste bevorderaars der Jiiteruatiouale eu van het socialisme in Frankrijk, de opruider der werklieden van don edelen Schneider te Le Creuzot in het begin van 1870.
(2) Nu weten wij, bij welke lieden „het doel de middelen heiligt.quot; in de oningewijde wereld moeten natuurlijk de Jesuiten daarvoor gehouden worden, opdat de uitstekende en deugdzame mannen der duisternis niet in onaangenaamheden geraken.
165
reclitbaiiken op te richten tot opsporing, aanduiding en bewaking van de invloedrijkste personen onder de geestelijkheid en den adel, benevens onder de katholieke schrijvers, om door alle middelen het verzet tegen den burgerlijken en godsdienstigen vorm te breken. — Het doel waarom de vergadering in het Coliseum werd belegd, was: De macht der sociaal-democratie in Italië te onderkennen, haar eens de gelegenheid te geven tot de onbewimpelde uiting harer gedachten, den graad der opgewondenheid te berekenen, en om te zien, wat met dien volkshoop kon worden gedaan !
De regeering gebruikte wel is waar ongehoorde strenge militaire en politiemaatregelen, en verijdelde het losbreken der sociaal-democratie op 24 Nov. Maar de zaamgezworenen stelden toch onder datum 22 Nov. 1872 hun programma, den Patto romano vast, naar dat der Parijsche Commune. Zij besloten voortaan den weg der geheime samenzwering in te slaan. — ïot dit verbond traden al spoedig 23 Ita-liaansche loges toe. Dit baarde opzien! Daarom zocht de Perseverama van Milaan van 6 Dec. 1872 (1) de vrijmetselarij te rechtvaardigen, daar het toch maar 23 loges waren. Maar juist die verdediging is een gewichtig punt van aanklacht. Wij deelen ze hier woordelijk mede:
//Het kan niet worden ontkend, dat 23 loges toegetreden zijn ; zes van het Oosten van Livorno, vijf van het Oosten van Palermo; de overige twaalf zijn de loges van Eegalbnto, Genua, Kavenna, Alessandria, Messina, Rome, Gagliari, Parma, Marola, Apezia, Massa en Pietra-Santa. Zoo iemand hare namen mocht wenschen te weten, willen wij die hier wel noemen.
(1) Dat document werd uit dc Ferseveranza ook overgedrukt iu de Unit a Cattolica van 10 Dcc. en in de Civilia, allev. 541, bldz. 114,
166
quot;Van het O.*, van Livorno de loges : De deugdzame (1)
mannen der spits [i virtuosi augianï), Garibaldi en afo'
Toekomst, Nieuwe Pelikaan, Nieuwe Dageraad, quot;üni- (O-
taria, Nieuwe Omwenteling. (1) Verder geef ik woor- ^0:
delijk de namen der loges van het O.*, van Palermo; Ga
wanneer de Brs.-. deze op die wijze schrijven, zullen Co
zij daarvoor wel hunne reden hebben, en wie weet y0
welk aandeel deze zal hebben in onze toekomst, zelfs 1100
meer dan wij vermoeden. De namen zijn als volgt: en
1. Vrijheid, Gelijkheid, Broederschap. Algemeene Vrij- VI: metselarij. familie Italië.Loge: G e o r g e W a s h i n g t o n; wij Oosten : Palermo. Ook van deze loge kent meu slechts T o den eenigen afgevaardigde (voor den 24ste!1 Nov.) l'6 Luigi Castellazzo, tevens vertegenwoordiger van Livorno. ^ e
2. Loge: Berg Libanon, van den ouden en sa] erkenden Schotschen ritus, O.-. Palermo. Eerbiedwaar- gaa dige ; Ign. Catalani; lste wijze : Vine. Cuchiara ; rede-
naar: Joannes Rosa; afgevaardigde voor den 24 Nov.: -^-P
Ulysses Bacci, wonende -te Rome, direkteur van het een
vrijmetselaars-tijdschrift iliivista massonica.) ze_
y. Loge: II Rene; O.*. Palermo. Waardigheids- drii
bekleeder onbekend; afgevaardigde voor de vergadering: sc'1
Napoleon Parboni uit Rome, een eerste bevorderaar zee van het socialisten-congres en vice-president der voor-bereidings-commissie.
De overige loges zijn :Queretaro(2) (Oosf en Capizzi He -----onl
(1) Reeds deze veelbeteekeuende namen geven ons de overtuiging, mil wat men van de oude vrijmetselaars-leugens moet gelooven, dat men
zich namelijk in de Loge noch met politiek, noch met godsdienst
bemoeit. Jammer genoeg, dat de Perseveranza vergat, de namen ('
der „Eerlnedwaardigen,quot; der „Redenaarsquot; en der „quot;Wijzenquot; (assisten-
ten, te noemen, 't Is nogthans bekend, dat van het O.*, van Livorno ^Ooc
de Brs.*. Mauro Macchi en Luigi Castellazzo voor den socialisten- ^aiu
dag op het Coliseum waren afgezonden. teili
167
nc (1) j fleze trad tol de vergadering toe, maar zond geen gu afgevaardigde. Loge Mazzini eu de Toekomst ii- (O.*, Regalbuto (2). Loge :L. Gaffaro (O.*. Genua), ir- Loge: De üeugdzamen (O.*. Livoruo). Loge: o; Gagliando (O.1, Allessandria). Loge: Rome en de en Constituente (O.1. Rome.) Loge: quot;Vrijheid en iet, Vooruitgang (O.*. Cagliaro.) vertegenwoordigd lfs uoor Ülysses bacci, tevens voor de loge Eenheid en Garibaldi van het O.*. Palermo. Loge: J o s, ij. Mazzini (O.*. Parma), vertegenwoordigd door Lode-nj wijk Aresi. Loge .-LaCastellana (O.*. Marola). Loge: lts Toekomst (O.1. Spezia).Algemeene vrijmetselarij, family) lie Italië. Loge: Zenith (O.*. Spezia.) Loge: Een-i0- heid en Vooruitgang (O.*. Massa), Loge ^'eren saliese (O.*. Pietra-Santa (3/'. — //Dat zijn dus, wzoo lr. gaat de Ferseverahza voort, //de vrijmetselaarsloges, le. die aan de vergadering deel namen. Geene enkele uit ■_ . Apulie, waar toch ieder dorp eene loge, iedere stad iet een Oosten heeft; geene enkele uit Napels, waar men ze bij dozijnen telt, en waar zij, naar ik meen, in |s. drie orthodoxe Oosten verdeeld zijn, afgezien van de er; scheurmakers; weinige loges van Sicilië en Toskane, iar zeer weinig uit de Emilia en Ligurie, geene enkele )r- uit de Romagna en Venetie, eéne van Rome. Van Sicilië hebben er zich slechts vijf loges aangesloten. zzi Het getal der toegetreden //werkplaatsen,quot; 23, is een onbeduidend gedeelte der italiaansche vrijmetselaarsfa-
ng, milie.quot;
ieii ______
ust
len (1) Capizzi, kleine stad op Sicilië, provincie Messina met slechts
rju, 4000 inw. Daar zij een eigen Oosten heeft, bezit zij ook afhankelijke
•no log^s, en men kan daarnaar de uitbreiding van den bond op het ei-
ej,. land berekenen. Dat is evenwel geen wonder; bijna alle staatsamb
tenaren en officieren gevoelen zich tot de Loge getrokken, „p. (2) Ook een stadje op Sicilië. Prov. Catania, met slechts 8500
de inwoners.
(•'i) In Toscane, Prov. Lucca, 11000 inw.
168
Tot zoover de Perseveranza. Uit dit docnraeiit blijken onwederlegbaar twee punten. Ten eerste, dat de vrijmetselarij in Italië zeer verspreid is, wat een on-imddellijk gevaar voor dynastie en maatschappij oplevert. Ten tweede, dat zich reeds 23 loges in 't openbaar, ondanks de. gestrenge maatregelen der regeering, voor de socialistische Eepubliek hebben verklaard. Dit getal is onder zulke omstandigheden niet gering en een bewijs voor de socialistische strekking der geheele orde. Hoevele loges hebben zich niet enkel uit voorzichtigheid, b. v, met het oog op de ingeschreven beamten en officieren, nog voorshands achter het scherm verborgen willen houden. Waarom toch traden geene der zoogenaamde trouwe loges tegen die 23 sociaal-demo-cratische op? Integendeel, de Italiaansche vrijmetselarij van den Schotschen ritus gaf eene bij Kechiadei te Home gedrukte circulaire uit, die in de Unit a Cat to-Uca van 17 Dec. wordt medegedeeld. (1) Daarin spreekt men zonder omwegen van de //nieuwequot; plichten der vrijmetselaars, namelijk te strijden tegen de Kerk en de Regeering, die zich in Rome hebben gevestigd. Men moet zich beijveren, //de bevolking op te leiden voor de ware vr ij hei d, en zoo den dag voor te bereiden, waarop er noch godheden noch afgodsbeelden, noch tyrannen noch slaven, noch vreugdegenietenden noch ongelukkigen zullen zijn; maar slechts eene Vereen i-ging van onafhankelijke, vrije, ont-
(1) Zij is omlcrtcckend iloor den „Eerbiedwaardigequot; Benieelli. IS.-, (van' den ISden graad, dien der Rozenkruisriddcrs), dour den re-denaar Ant. Petrochi en den Secretaris Luigi Martoelio. Dat zij, breedsprakig is, zal de lezer wel raden.
169
wikkelde, werkdadig e, gelukkige fa-mi lien zal bestaan.quot; (1)
De partijen in onze dagen rangschikken zich in Italië zoowel als elders naar den godsdienst; de politieke beschouwingen rusten op de godsdienstige. Alle ware en besliste Christenen zijn aanhangers der wettige en sterke regeering; alle halve, laffe en verflauwde naam-Christenen verklaren zich voor het liberalisme; de godloochenaars steunen de vanen der sociaal-democratie. Daarom oefent het geheime genootschap ter atheïseering der volken ook het sociaal-demokratische apostolaat uit in Europa, en gevolgelijk stuurt elke staat, die zich door cntchristelij-king des huwelijks, der school en van het openbare leven eene vrijwaring van geheime aanvallen koopt, naar de socialistische republiek. Dat weet het eedgenootschap beter dan hij, die het vreest. Daarom werpt het, getrouw aan het oude leugenstelse!, de schuld der maatschappelijke wanorde, het verwijt der Slaatsjefahrlich-keit op de nauw aaneengesloten partij der vastberaden Christenen, en herhaalt het de aanklacht zoo lang, dat alle zwakke hoofden daaraan gelooven. Wat men
(1) Men zie hier voorn! niet eene gewichtige omstandigheid oTer het hoofd. Zoolang de Italiaansche vrijiuetselarij nog het leger van Piemont noodig had, om de andere vorsten van het schiereiland te onttronen, vloeide zij over van ouruoezeniingeu over getrouwheid ten opzichte der dynastic van Savoye. Sedert door de heiligschennende overrompeling van Rome het einddoel; dc eenheid en de centralisatie van Italië, hcreikt is, graaft het geheime verbond zijne mijnen onder eene kroon, die door hare daden reeds is verzwakt, om voor de: sociaal-demokratische republiek den weg te banen. Dit bleef onmogelijk, zoolang de vroegere 6 a 7 Italiaansche staten nog bestonden, die elkander konden ter hulp komen. Outembare geestdrift voor Karei Albert of Viktor Emanuel was van 1848—1870 het wachtwoord thans echter is het geheel anders. Men brenge dezen maatstaf in toepassing op de tegenwoordige verhoudingen in Duitscliland en men begrijpt alles.
170
ecliter in onze dagen openbare meening noemt, is niets dan de bedorven pers, op sleeptouw genomen door geldzak en Loge. Zal men zich hiertegen wapenen ? Of moet het lot der ■volken nog langer rusten in de handen der //broedersquot; ? Wij weten het niet. Maar dit is zeker, dat naar Gods wet een ieder daarin wordt gestraft, waarin hij heeft gezondigd.
Hetzelfde zal men ondervinden in Duitscliland, wanneer men niet nog ten rechten tijde terugkeert. Wel zal de gemoedelijke loge-man, die alles met het zoo algemeene liberalisme afgedaan waande, bij het aanbreken van den socialistischen heksensabbath, en het in werking treden dezer broederlijkheid verbluft staan kijken, temeer daar hem hand en tong door duizend eeden zijn gebonden ; maar in de bitter zure vrucht zal hij moeten bijten met nog grooteren spijt, naarmate hij meer te goeder trouw tot de kweeking van den slechten boom heeft meegewerkt. Van de dreigende toekomst geeft ons de ongelukkige de Lamenais, reeds in 1849 in de Réforme, de volgende beschrijving: //Krachtens zijne souver einiteit verheft zich de mensch tegen God ; hij verklaart zich vrij en met Hem gelijk. In naam der vrijheid werpt men alle instellingen van godsdienst en Staat omver ; in naam der gel ij k h eid vernietigt men elke hierarchie, elk godsdienstig en politiek bestuur.... Dan begint op de beenderen van priester en souverein de heerschappij van het geweld, van den haat en van den schrik. quot;Vreeselijks vervulling der profetie: Een geheel volk zal zich storten man tegen man, buur tegen buur, en onder een ontzettend oproer verheft zich het kind tegen den den grijsaard, het gepeupel tegen de grooten. Om dit vreeselijk schouwspel van wanorde en misdaden, van vernieling en moord, die razernij van onzinnige leerstellingen, dat gedwarrel van vervolging en gemeene
171
feesten, die godlasterende kreten, het doffe voortdurende geraas van den verwoestenden moker en het zwaard, dat zijn offers wurgt, die vreeselijke donderslagen vau springende mijnen, de gillende vreugdekreten, welke dat eindeloos moorden vergezellen : //om dat alles te beschrijven, zou men de taal der hel moeten gebruiken, gel ij k sommige monsters ook aan haar hunne woede o n 11 e e n e n.quot; (1)
(1) Zie Journal de Brtacelles, 3 Dec. 1849.
DE STILLE KRIJG DER VRIJMETSELARIJ TEGEN GOD.
In onzen tijd heerscht de goddeloosheid op schrikbarende wijze; als het kenmerkend teekeu van zijnen geest heeft men immers reeds den vormelijken haat tegen God willen stellen. Zoo verblijdend het van den eenen kant is, dat de kinderen des kruises in wondervolle offervaardigheid, en met eene innigheid, die doet denken aan de eerste tijden van het Christendom, zich scharen om het bedreigde teeken des heils, — zoo onbeschaamd verschijnt van den anderen kant de sociale afval van God en Zijnen Gezalfde, in het openbaar, in de politiek, in de wetenschap, de pers en het gezellige leven. Zeker is het, dat er altijd en op de meeste plaatsen godloochenaars zijn geweest; maar deze diepe afval van den menscli was meestal het gevolg van verduistering des geestes of zedelijk bederf, en bleef altijd het treurige voorrecht van weinigen, die reeds zeer tevreden mochten zijn, wanneer zij nog geduld werden. Maar sinds het midden der vorige eeuw heeft het bepaalde ongeloof vreeselijke vorderingen gemaakt, zich op gelijken voet gesteld met het geloof, en liet eindelijk zelfs den voorrang weten te ontrukken. De landen en natiën, waar en bij welke deze ontzedelijkende verbastering tot den goeden toon en het openbaar leven behoort, noemen zich trotsch //Cul-
173
tuurlandenquot; en //Cultuurvolken,quot; hun ongeloof echter //Intelligentie,quot; en zij spannen al hunne krachten in tegen de ontzaglijke meerderheid van geloovigen, vooral in de ontchristelijkmg van het onderwijs, van de eenvoudige dorpschool af tot in de universiteit, om zich van de jeugd en door deze van de toekomst meester te maken. (1) Zoo wordt de menschheid medegesleept naar een in 't geheim bepaald doel. De Camille schetst ons dezen toestand in de volgende woorden : //Niemand kan ons rekenschap geven van het vreeselijke geheim, dat in den schoot dezer moderne wereld ligt te sluimeren; maar een ieder ziet, dat het reeds een stroom van valsche beschaving, van valsche publieke meening, van valsche wetenschap, van valsche beginselen eu ideeën, van valsche wenschen, valsche gewetens en zeden heeft voortgebracht. Alles is reeds door hetzelve aangestoken van het paleis des Konings af tot aan de hut des armen, de staatsman zoowel als de straatjongen, die bij eene publieke demonstratie achter eene vlag slentert. Ia de regeeringen heeft het den dienst der waarheid, gerechtigheid eu zedelijkheid verdraaid, geschokt, misschien zelfs vernietigd, of ten minste deze moderne regeeringen zoodanig met schrik vervuld, dat het sterkste instinct, waaraan de enkele wezens evenzeer onderworpen zijn als de volkeu: de drang van het zelfbehoud in haar niets meer vermag. (2) En ten aanschouwe van dit dreigende gevaar kunnen liberale Christenen het van hun zoogenaamd geloovig geweten verkrijgen, dezen helscheu geest onder het schild der moderne begrippen voor te staan, zich met
(1) Zie Laacher Stimmen, 1872, All, 7. „Kultur,emmoderiies Schlag-loortquot;
(2) De Camille. Storia ddla selta aniicristiana (Florence 1872 privaat uitgave, 2 dn. 8°.) 1. bldz. 69. — Vergelijk Civilta cattolica, 524. 20 April 1872, bldz. 190 enz.
174
hem te verbinden, en op Beëlsebubs molen water te brengen onder voorwaarde, dat hij hun huiskapelletje niet zal omduwen.
Deze sociale krijg tegen God zou nooit zulk eene uitbreiding en zulk eene macht hebben verkregen, wanneer niet zijne Jauitsaren goed waren georganiseerd. Want een enkele ongeloovige kan slechts een enkelen bederven; zelfs kunnen velen, die slechts sporadisch werken, niet het eigenlijke openbare leven op andere wegen brengen; en eindelijk zullen zelfs groote scharen van ongeorganiseerde tegenstanders niets vermogen, daar op de andere zijde de streng georganiseerde Kerk staat. Nu echter treedt de afval van God veelal ver-volgingszuchtig op; hij heeft de kunstmatige, openbare meeiiing bijna geheel aan zich onderworpen, en voor de christelijke staten, die getrouw wilden blijven aan de beginselen hunner geschiedenis en van hun recht, bet regeeren zoo moeielijk gemaakt, dat zij bf geheel ophielden, of aan zich zeiven wanhopend, den woes-ten indringer den huissleutel in de hand gaven.
De organisatie van het //afschuwelijk geheimquot; van den tegenwoordigen tijd vinden wij in de Loge. Wij zullcu derhalve in het volgende haren krijg tegen God in de voornaamste verschijnselen blootleggen en zoo de eigenlijke laatste doeleinden onthullen.
Het is duidelijk, dat de Loge slechts trapsgewijze haar laatste antigodsdienstig doel kon bereiken, en daarin kunnen wij vier graden onderscheiden, welke zich dikwijls kruisen en ter zijde streven, als ; een oppervlakkig Judaism e, het Deïsme, het P a n-theism e, en eindelijk de laagste en zwartste graad: het anti-Theisme d e rH u m a n i t e i t, waarin de mensch zich plaatst op den troon van den Allerhoogste en zegt: //Ik ben God, gij echter zijt de overweldiger!quot;—Wij zulleu deze vier graden naar volgorde behandelen en kunnen
175
met de twee eerste kort zijn, daar wij in het tweede eu vierde hoofdstuk reeds veel van hetgeen daarop betrekking heeft, hebben besproken.
I. Het oppervlakkig Judaisme is de oorspronkelijkste vorm, waardoor de geheime Bond het geopenbaarde geloof wilde doen vervangen. Daarom beroept hij zich in zijne ambtelijke berichten zoo dikwijls op Oostersche geheime leeringen, welke het door tusschenkomst der tempelridders heeft overgenomen. Deze joodsche geloofsleer, die vooral tegen de Openbaring van het Nieuwe Testament is gericht, herinnert ons menigwerf aan de Samaritanen eu Sadduceën ten tijde van Christus. Gelijk de laatsten sluit ook deze leer den loop der Openbaring af met Moses; zij heeft een epikurischen trek en erkent slechts een Pentateuch, die echter vat den onze verschilt. Wat de vrijmetselarij beweert omtrent haren samenhang met gnostische leerstukken, rust in zooverre op waarheid, dat het verzwakte Jodendom zelf zich beperkt tot eene oppervlakkige zedeleer, en het zijne mogelijk dogmatische theoriën naar het goedvinden van enkelen op-frischt met phanflieistisch-gnostische en manicheistische elementen. (1) Want overbekend is het, dat de broederschap zich niet veel bemoeit met zulke kleinigheden. Yoor zooverre zij aan een God gelooft, is Hij //de groote bouwmeester van het Heelal,quot; en één persoon, want de H. Drieëenheid is eeue pauselijke dwaling. Van eene verlossing door Jesus Christus wil men niets weten, want het gelooven daaraan is eene ketterij der Drusen van den Libanon, die zich iu het Westen verspreidde, en waarop de Paus van Eome zijne macht
(l) Zelfs de in de Fransche revolutie zoo ijverige Condorcet noemt de Katharen, Patarijnen, Albigensen eu andere Mauicheërs der middeleeuwen allen vrijmetselaai-s, Baruel, bldz. 80S,
176
Leeft gevestigd. De ware Verlosser, d, i. de politieke en sociale bevrijder is veeleer de oude Jesus of Josua, zoon van Nun en bloedverwant van Moses en Aaron, die tevens op het gebied van godsdienst verlichtingen van misbruikte gestrengheden in het uiterlijke leveu invoerde. Wij staan hier dus voor eene anti-drieëen-heidsleer, die over het algemeen overeenstemt met die der oude Mouarchianen en Arianen en die der twee Socinussen, en vooral den loochenaars der godheid van Christus vele punten van overeenstemming oplevert. Wellicht stamt hiervan ook wel het hervormde Jodendom van onze dagen af. En dewijl bij dergelijke beschouwingen de strijd tegen den Verlosser van het christelijke geloof eeue hoofdtaak wordt voor den echten //broeder,quot; zoo is het duidelijk, dat de strenge-loovige Israëliet, door denzelfden ijver, welke Saulus eens bezielde, wordt aangezet om in den Bond te treden. Eeue langdurige ondervinding leert ons immers, dat het Jodendom naar verhouding het sterkste contingent voor de Loge levert. Het Groot-Oosten van Parijs zou zelfs voor twee-derden uit Israëlieten bestaan.
Deze judaïseerende richting vinden wij uitgedrukt in een voor ons liggend document, dat het Groot-Oosten van Brussel //tot meerdere eer van den bouwmeester des Heelals, in het jaar van het ware licht 5338quot; (1838) uitgaf tot aanbeveling van een werk der vrijmetselarij van 13r.*. Martialis Eeghellini van Chios (Skios), getiteld : //Geschiedenis van den waren Jesus Christus den Nazareër (of Nazireer)quot; (1). Aangezien wij daarin alles vinden, wat wij tot eene juis-
É
(i) De titel is eigenlijk : Hist oir c du vrai Jesus-Christ Nazaréen, dv ses chrétiens et de leurs chefs, par le F.'. ALarüat Reghellini {de SchioJ. Imprimeric et librairie de F/. J. de Mat, Bruxelles.
177
tere kennismaking met dezen graad noodig hebben, veroorlooven wij ons een groot uittreksel te geven, lt;lat ons, ondanks al den ernst, toch nog menigmaal zal doen lachen.
//Ieder vrijmetselaar weet uit het ontvangen ouder-riclit en uit de zinnebeelden, welke onze tempels sieren, dat onze orde of broederschap afstamt van de tempelridders en van den doorluchtigen Jacobus Molay. Iedere broeder, die slechts iets van de geschiedenis dei-kruisvaarders begrijpt, weet, dat zij door den grooteu Saladijn op het einde der twaalfde eeuw uit Palestina werden verdreven. Hoewel nu deze provincie door de Mohamedanen werd vsroverd, konden de tempelridders evenwel, dank zij hun loyaal gedrag, eenige inrichtingen verkrijgen, ten einde diegenen hunner broeders te herbergen, die uit hei Westen naar het graf van Jesus Christus, den bevrijder der menschheid, trokken. Gedurende de wapenstilstanden tusschen de Mahome-danen en de kruisvaarders stroomden de tempelridders voortdurend naar Jerusalem. Door middel hunner gastvrije en vriendschappelijke verhoudingen met de Oosterlingen verkregen de ridders zeer spoedig de nauwkeurigste kennis der oude overleveringen van Arabië, waartoe Palestina behoort. Zoo konden zij zich overtuigen van de dwaling, welke het Westen meer dan twee eeuwen lang door valschen roem had betooverd en er toe had gebracht, zich in Azië en Egypte een graf te delven. Die broeders begrepen duidelijk, dat Europa door het fanatisme tot een onrechtvaar-digen oorlog was aangezet, en dat het geloof aan het graf van Jesus van Bethlehem, als bevrijder van het menschdom, eene fabel was, waarop de Pausen hunne macht hadden gegrondvest. (1) Want toen Omar na
(l) Het is toch zeker onuoodig, dit leugenfabeltje even als de volgende sprookjes te wederleggen!
üe verovering van Jerusalem in bet jaar 636 der ai-gemeene tijdrekening vond, dat de tempel van Salomon sinds vele jaren was verwoest, bouwde liij hem op dezelfde plaats weder op en wijdde hem loe aan den onbegrijpelijkenEeuwige, waarom men hem dsn naam van Sankratus gaf. Tervolgens liet hij ter eere van Jesus (Josua), den zoon van Maria Amram en neef van Moses en Aaron, in den tempel het graf overbrengen, dat door de Arabische Christenen, die in de heerscharen van Mohamed en Omar dienden, door pelgrimstochten ter gedachtenis aan hunnen grooten bevrijder en wetgever werd vereerd. Toen kregen de broeders-tempelridders de overtuiging, dat het geloof aan een Jesus van Bethlehem, als een menschelijk en niet Zijnen Vader als God even eeuwig wezen, niets anders was, dan de oude ketterij der afgedwaalde Christenen, of een namaaksel der Drusenketterij op den Libanon, die reeds eene eeuw voor de kruistochten, in het jaar 996, hetzelfde als thans geloofde, namelijk: dat de Kalif Hakem de eeuwige in hem vleesch geworden Schepper was. Daar nu de tempelridders de dwaling inzagen, bekeerden zij zich tot het geloof van Jesus (Josua), den zoon van Maria Amram, die zijn geheele leven lang den barmhartige n Eeuwige en de hoop op een toekomstig leven had gepreekt. Zijne vrijzinnige wetgeving was de hunne.quot; — //Door middel van eenige fragmenten uit den waren Fenlateuch leerden de tempelridders tegelijkertijd, dat deze Jesus, de zoon van Maria Amram, onder den geheimvollen naam van Osee (Ose-as), tot opperhoofd en hoogepriester was uitgsroepen eu gewijd, en wel door Moses, [Deuteronomium 81, 7. b. 14. 2'ó; — 32, éi; 34, 9;) en dat Jesus bij den dood van dezen wetgever eene wet der rechtvaardigheid eu der gelijkheid afkondigde en het priester-
179
dom van J uda afschafte, dat zich tijdens de laatste levensjaren van Moses alle macht had toegeëigend, waardoor het de Israelieten aan eene eer-looze slavernij, aan die van het Nazareër-schap, onderwierp. Dit alles vonden onze oude broeders in de vijf boeken van Moses, in den Koran en in de Arabische overleveringen en geloofsstellingen opgeteekend. .De dogmatische waarheid en de liberale leerstellingen van Jesus, zoon van Maria Amram, werden door de tempelheeren naar Europa overgebracht. De orde nam toe in aantal en macht, maar de leerstellingen verontrustten de despoten en denpries-t e r s t a n d, welke laatste zich reeds uitgaf voor den erfgenaam en djn plaatsvervanger van het priesterdom van Juda, dat door den bevrijder Jesus was afgeschaft.quot;
Dan volgt het verhaal der terechtstelling van Jacob Molay met het kennelijke doel, om haat te kweeken tegen de bewerkers van zijnen dood, tegen den Koning en vooral — het stuk verschijnt immers in België — tegen de bisschoppen en den Paus. Trots het alge-meene bloedbad gingen, zooals het sprookje meldt, de ontkomen tempelridders rustig voort met het bouwen van den tempel van den grooten wereldbouwmeester, en bestreden onder den dekmantel van hun gildewezen en hunne industrieëele werkzaamheid de leenslavernij, en vonden hierin een grooten steun van de uit het Oosten aangevoerde leerstellingen van vrijheid en humaniteit. In Frankrijk, Duitschland, Engeland, Italië en elders zouden zij de schrik der grondeigenaars eu der hooge geestelijkheid zijn geworden. Om zich volkomen te dekken, zouden zij zich onderling als steenhouwers en vrije metselaars hebben verbonden, en een noviciaat hebben ingesteld, om zich van den moed, de standvastigheid en de stilzwijgendheid der broeders te overtuigen. Maar door de onvoorzichtige opneming
180
van eenige voorname leden van den adel en der geestelijkheid werd de oude geest der orde verbasterd. Door een onvoorzichtig politiek streven ontstonden nieuwe gevaren voor vervolging. Eindelijk vond men echter de ware leer en de juiste richting weder terug. Dan gaat het dokument woordelijk voort als volgt:
//De in de leer der orde in het algemeen bewaarde overleveringen bewijzen, dat onze voorouders geene andere geloofsleer toelieten dan die van Jesus, zoon van Maria Amram. Opdat zij echter niet zou verloren gaan, hebben de eerste leeraren van de toen nog bestaande orde dezelve verzegeld achtergelaten. De echtheid der oorkonde is duidelijk en onloochenbaar. Daarin wordt verordend :
1. //Dat elke individueele of korporative akte der //Broedersquot; aan het hoofd het geloof van onzen wetgever Jesus, zoon van Maria Amram, moet dragen, en de onveranderlijke formule moet zijn: ////Tot eer van den grooten Bouwmeester van 't Heelal.quot;quot; Deze formule wordt uitgedrukt in de negen hoofdletters (A. L. G. D, G. A. D. L. U. — A La Gloire Du Grand Archilecle De L'Univers), en dient om de dwaling der Pausen en der geestelijken aan te toonen, wier akten den naam hunner Drieëenheid dragen.quot;
2. //Dat alle werkzaamheden van opening en sluiting onzer loges, alle akten der broeders of der broederschappen, de tijdrekening der wereldschepping eu van het licht moeten dragen, in tegenstelling met de gewone, die door eenen Paus op het einde der liquot;115 eeuw werd uitgevonden, en waarbij hij dit geheele tijdsverloop terugtelde, om deze aera door middel van dat erbarmelijke kunststuk zonder tegenspraak in te voeren.quot;
3. c/Dat men, ter herinnering aan het laatste avondmaal of het christelijk liefdemaal van Jesus, zoon van
181
Maria Amram, waarvan men in de Arabische overleveringen en in den Koran leest, een feest moet houden, waarop men brood ronddeelt; een nafeest van de oude brooduitdeeling onder de slaven en van hunne verlossin? door den bevrijder (Josua). Bij de uitdeeling gebruike men deze woorden: ////Dit is het brood der ellende en der verdrukking, datonze vaderen o n derde Ph ara o's—d epriesters van Juda — moesten eten; wie honger heeft, dat hij komeen ete; — dit is het p a a s c h o f f e r (v a n d e n b e v r ij d e r J o s u a) (1); komt tot ons allen, die bedrukt zijt: dit jaar nog in Babylon, het volgende jaar vrije mensche n.'quot;quot;
//Dit leerrijke herinneringsfeest in het avondmaal der Rozenkruisridders staat tegenover het avondmaal der Papislen.quot;
4. //Dat men ter eere van onzen Jesus, die iu den Pentateuch ouder den naam van Oseas wordt voorgesteld, alle werkzaamheden moet beginnen en eindigen met een driewerf vreugdevol begroeten. Dat men dezen groet moet herhalen, wanneer een gast üf eene deputatie den tempel wordt binnengeleidt; evenzoo bij de opening van een broederlijk liefdemaal eu na iede-ren toast. De groet bestaat in het drievoudige O see ! Osee! Osee! d. i. Leve de gedachtenis aan Jesus, zoon van Maria Amram !....quot;
//Dit zijn dus de bevelen onzer leermeesters, wier traditioneele verklaring steeds in het Oosten van Venetië bewaard bleef. (2j Dit is dus het geloof der vrijmetselarij, hetwelk steunt op dat van Jesus, den
(1) Deze haakjes komen ook iu het oorspronkelijke voor.
(2) Ook de Schotsche ritus wil verscheidene geheimen laugs den weg over Venetië ontvangen hebben, Jiaruel, bldz. 295,
182
Christus, den bevrijder der Israëlieten, die ons eeae vrijzinnige wet naar de reclitvaardigheid gaf eu het priesterdom van Juda ophief; een geloof, dat in de Arabische overleveringen, in de geschiedschrijvers, die men profeten noemt, in den Koran en den Pentateuch is vervat. Daaruit blijkt ten duidelijkste de eigenlijke grond der pauselijke anathema s, welke men toch niet meer tegen vorsten en Hervormden slingert. De onthulling der waarheden, welke door de priesters zoozeer wordt gevreesd, is de oorzaak der vervolging, die zich met iederen dag tegen de vrijmetselarij hernieuwt. Want in het avondland weten de Pausen zeer goed, dat wij alleen in onze overleveringen en sakramenteele woorden de bewijzen bezitten, die vroeg of laat de hersenschimmige geestelijke macht van Rome zullen vernietigen.quot;
Hieruit zien wij reeds op deze eerste trede den an-ti-theistischen trek, die door alle hoogere graden der vrijmetselarij loopt. (1) Men streeft hier niet naar een theoretisch ongeloof of naar eene loocliening van hetgeen anderen gelooven, maar men vormt een aanvallend element, dat het christelijke geloof in zijn wortel bestrijdt en hetzelve wil overheerscheu. Het is de strijd tegen den God der Openbaring en gevolgelijk eene proselietenjacht onder alle klassen der maatschappij. Op grond van een onzinnig sprookje, onder voorwendsel van onbetwistbare oorkonden, waarvan men er geene enkele toont, haalt men de oningewijden over, om de heilige boeken van den Bijbel als niet bestaande te beschouwen en zelfs onze vijf Boeken van Mozes voor onecht te houden. De door ons aangebeden Verlosser
(1) Dit aangehaalde dokumeut, dat inderdaad van de hand eens Kozenkmisridders komt, scliijut slechts aan de Bi's.'. vau den achttienden graad af te zijn toegezoudeu.
183
wordt een gewone Jood uit Bethlehem, dien het bijgeloof der barbaarsche Drusen van den Libanon met den ouden Josua, den zoon van Nun verwisselde, en die door de list der Westersche Pausen tot Christengod is gemaakt. (1) Over het algemeen wil men een Verlosser in 't geheel niet erkennen, maar uitsluitend een sociaal-deinocratischen bevrijder, den Josua (Jesus) van het Oude Testament, den kampvechter voor godsdienstige verlichting. Z ij n godsdienst, de de eenige ware, berust op twee stellingen : de barm-liartige Eeuwige en de hoop op een toekomstig leven. Een bijzonder priesterdom leidt lot de slavernij van alle andere menschen, en moet dus worden uitgeroeid; en wie het doet is een ineuschenvriend en een getrouw navolger van Josua, die hetzelfde deed en zijn volk door eene vrijzinnige eu rechtvaardige wetgeving gelukkig maakte. Hieruit volgt, dat vrijheid eu gelijkheid de eigenlijke praktische godsdienst is; dat de strijd tegen despoten, adel en geestelijkheid de levenstaak van een waar vrijmetselaar is. lieeds het opschrift van het eenvoudigste diploma is een protest tegen //paapschen onzin van eene Drieëenheid.quot; Eindelijk wordt het heiligste geheim van den christelijkea godsdienst, de Eucharistie, op de laaghartigste wijze geparodieerd en misbruikt als eeue dwaasheid voor eene socialistische komedie; zij is immers //het brood der ellende en der slavernij,quot; waarin de profane wereld nog zucht, en liet wordt daarom in de Loge uitgedeeld
(1) Werkelijk moest volgens Barnel (II. bldz. 270) hij, die van het bedorven deel der tempelheeren moest worden ingewijd, zweeren, dat hij gelooide „aan een Schepper, die nooitgestor-ven was, noch sterven ko n.quot; Receptores dicelmnt illis, quos recipiebant, Christnm non esse vernm l)eum, ct ipsiuu fuisse falsuni prophctam; non fuisse passum pro redemtione huniani generis, sed pro sceleribus suis. Zie Dupuy, traité sur la Condamnation den Tempeliers, bldz. 38.
184
met de bedreiging ; »Dit jaar zijt gij nog in liet Ba-bvlon der politieke, sociale en godsdienstige slavernij ; maar het volgende jaar zult gij vrije menscheu zijn,quot; en vooral vrij van het juk uwer godsdiensten. (1) Bijgevolg: strijd tegen Rome, den be-driegelijken Paus en zijne hersenschimmige geestelijke macht ! De oorlog aan allen, die nog iets meer ge-looven dan aan de vrijmetselaarsfictie van een Josua, den socialen en godsdienstigen bevrijder der menschheid !
II. Het in Engeland uitgebroeide Deïsme werd eigenlijk aan de nieuwe redaktie van den geheimen Bond in 1717 als doopgeschenk meegegeven; ook de drie helden der handeling waren verklaarde Deisten. Deze oppervlakkigste van alle zoogenaamde philosophiën, die slechts als waarachtig bestaande erkent, wat zij met hare oogen kan zien en met de hand kan betasten, en welke een gevolg was van de verdeeldheid in het Protestantisme, loochent zonder omwegen alles wat geestelijk en bovennatuurlijk is. Hun naakte natuurgodsdienst, die zich overigens een ieder naar zijn eigen goedvinden kan afmeten, erkent hoogstens een hooger iets, dat de zichtbare dingen heeft geschapen of uit eene voorhanden zijnde stof als wereldbouwmeester kan hebben gevormd, maar dat zich daarna om den mensch en zijne handelingen niet meer bekommert, en nog veel minder van zijn wezen en zijn wil eene positieve openbaring aan de wereld heeft gemaakt. Het is
(1) lu dien zin heet dan ook het banket dei-Rozenlcmisridders „het geheimzinnige avondmaal (la. eene mystiquiyquot; hunne glazen heeten niet meer kanonnen, gelijk bij de weinig beteekenende 3 laagste graden, maar „kelken {calices.)quot; Thuileur, bldz. 68. Eene schets van de eene mys-tiqiie, vindt men in la Franc-maconnerie dans l'élat, blz. 24. lien schrijver stonden echter niet zeer uitvoerige dokumenten ten dienste, weshalve hem de socialistische beteekenis geheel is ontgaan. Ook de lütdeeliugsformule geeft hij onvolledig.
135
kortweg de '/Jehovaquot; der Rozenkruisridders, wde groote Bouwmeesterquot; der gezameulijke lagere graden. Mea weet, hoe vreeselijk snel zich dit Idool van kale geesten in Engeland, Frankrijk en Duitschland, in en buiten de Loge heeft verspreid, en hoe het als rationalisme grooten opgang heeft gemaakt. Het was jaren achtereen het wapen van den geheimen Bond tegen God en moet nog heden als zoodanig dienst doen tegen allen, die in de waarheden des geloofs iets meer erkennen dan een stuk zachte was, dat men kan kneden in een willekeurigen vorm. Wij hebben reeds in vorige hoofdstukken zooveel bewijzen voor dit punt aangehaald, dat wij ons kunnen bepalen met nog slechts aan te stippen, hoe het Deïsme door de Loge voor den anti-theistischen oorlog werd gebruikt en ten deele nog wordt gebezigd. Wij nemen hiervoor een werkje, dat oorspronkelijk in het Hoogduitsch is geschreven, daarna in 't Hollandsch werd vertaald en in 1792 in Amsterdam verscheen : E r n s t i ge en trouwhartige waarschuwing aan de grooten dezer wereld. Het verdient des te. meer geloof, daar het steunt op medegedeelde documenten. (1) Volgens dat werk kan het vijandelijke plan in de volgende stellingen worden samengevat:
1. //Het bijgeloof (d. i. het Christendom en het
(1) De juiste titel is: E r n s t i ge e u trouwhartige W a a r-sckuwiug aau de Grooten dezer Wereld, voor het gevaar van eenen geheelen ondergang, waarmede de tronen, de Staten en het Christendom bedreigd worden; met b e w ij z e n en oorkonden. Amsterdam, W, Brave 1792. Op nieuw gedrukt in 1826 bij Langenhuyzen in 's Gravenhage. Volgens de meening van den vertaler was de schrijver van het werkje, dat grooten opgang maakte, de Weener Professor Hoffmann, uitgever der Wiener Zeitschrifl.
186
Mosaistne) was tot dusverre de hoofdsteun van t3Tan-iiie en bedrog, waardoor vorsten en priesters de men-schen verschalkten. Uit vrees voor de toekomst, voor hel en voor eeuwigheid, gingen zwakke zielen gebukt onder den last der vooroordeelen, welke van de eerste kindsheid af waren ingezogen, en die ook den sterk-sten geest ontzenuwden en ongeschikt maakten voor het verrichten van groote daden. Dit wordt door het Christendom grootelijks bevorderd; het maakt slaafscha geesten, die alles verdragen, om zich met de toekomstige eeuwigheid te troosten. Deze zuil van het bijgeloof moet derhalve noodzakelijk worden ondermijnd. Daar er echter nog velen aan die godsdienstige bakersprookjes vasthouden, en de burgerlijke en staatsinstellingen nog te diep bij hen wortelen, moet men met voorzichtigheid te werk gaan. Zinnelijkheid is de groote drijfveer der menschen; die moet men dus in beweging brengen, en het Christendom aan de belachelijkheid prijs geven, om het geloof in de harten te doen wankelen.quot;
3. //Tot dit doel moet men eene letterkundige rechtbank oprichten, om onze geschriften zooveel mogelijk te verspreiden en die der tegenstanders van de markt verwijderd te houden.quot;
a. //Daarvoor moet men de voornaamste uitgevers van geleerde tijdschriften in soldij hebben, die zich er op zullen toeleggen, om alles, wat tegen ons wordt geschreven, belachelijk te maken en met lage verachting te verwerpen.quot;
4. //Die niet met ons is, is tegen ons. Men kan hem derhalve zonder tegenspraak vervolgen, lasteren, verdrukken; want zulke lieden zijn als insecten, die men van den bloeienden boom schudt en vertrapt.quot;
5. //Weinigen kunnen het verdragen, belachelijk te worden gemaakt; wie dus met onze plannen niet
187
instemt, maar toch nog gezond verstand bezit, meet van die zijde worden aangetast.''
6. //Opdat wij ons doel des te spoediger bereiken, moet vóór alles de middenstand met onze beginselen worden bekend gemaakt. De gemeene man en het volk beteekenen niets; in korten tijd maakt men er van, wat men maar wil. Maar de macht der regee-ring steunt daarentegen op den middenstand. Derhalve moet men zooveel mogelijk gebruik makeu van de meuschelijke hartstochten, en vooral de jeugd, welke over eenige jaren invloed hebben kan, in onze beginselen inwijden.quot;
7. //Zinnelijkheid is het beste middel, om ons zulke aanhangers aan de hoven te verschaffen, die natuurlijk het gewicht onzer zaak niet zullen beseffen. Voor ons is het echter genoeg, hen geheel van het Christendom te onttrekken, daar toch de meesten nog slechts flauwe Christenen zijn.quot;
8. //Om ons doel met kracht te bevorderen, is het volstrekt noodzakelijk, allen als vijanden der verlichting en der philosophie te beschouwen, die nog vasthouden aan vooroordeelen op godsdienstig of staatkundig gebied, en dit door hunne geschriften aan den dag leggen. Meu moet hen beschouwen als schepselen, die het menschelijk geslacht en den vooruitgang zijner welvaart ten zeerste benadeelen, en daarom moet een ieder trachten, in gewichtige aangelegenheden hunnen invloed te breken, eu hen bij de eerste gelegenheid de beste buiten werking te stellen.quot;
9. //Alle gebeurtenissen in den Staat, in partijen, kabalen, vereenigingen ea genootschappen moeten voor onze doeleinden worden gebezigd; kortom alles, waardoor slechts gelegenheid wordt gegeven om wanorde te stichten. Vgt; ant alleen op de puinen der tegenwoordige maatschappij hebben wij de hoop een duur-
188
zaam gebouw op te richten uaar het systeem der natuur, en hare aanbidders in hunne rechten te bevestigen.quot;
Men ziet, dat dit plan eene juiste kopie was vau hetgeen de geheime Bond, in overeenstemming met de zoogenaamde wijsgeeren in frankrijk op het oog had en werkelijk op touw zette. Aan de hoven van Berlijn, Weimar en Weenen, aan den Rijn en de Isar werd door de //broedersquot; in denzelfden geest, met hetzelfde wapen gewerkt, en juist de christelijke geest der toongevende kringen, van deu middenstand, ondermijnd. Dat het geheele werk zoo maar in eens niet gelukte, gelijk aan gene zijde van deu Rijn, was geenszins de eigen schuld der //broeders,quot; maar het taaie vasthouden der Duitschers aan het bestaande, en de schrik der Fransche omwenteling stond in den weg. Daarom verkoos men liever, den strijd tegen de Openbaring voort te zetten met het langzamer werkende wapen der wetenschap, en door de materialiseering en naturaliseering van het onderwijs een geslacht aan te kweeken, dat het volle licht, het godsdienstige nihilisme, kon verdragen. De haat tegen Ultramonta-nen en Orthodoxen wordt waarlijk van de daken gepreekt, en men vergt daarbij van de geloovigen, voor zulk een godsdienstijver te bedanken. Op het tooneel moge meu duizendmaal de vrijheid voor alle meeningen, voor iedere godsdienstige belijdenis en voor elk beter menschelijk streven verkondigen: achter de coulissen loert toch altijd de Christenvervolger Nero met uitzonderingswetten, vogelvrijverklaring en verbanning, en hij rust niet, voor dat de naam des Nazareërs is verdelgd. Daarom is het liberalisme, de exoterische leer van den nachtelijken Bond, volgens zijn eigenlijk karakter vervolgingszuchtig en onverdraagzaam ; bijgevolg is ook eene overeenstemming daarvan met de christelijke belijders kortweg een onding, eene schreeu-
189
wende dwaasheid. De Belgische Katholieken moeten hunne ongelukkige Union van het jaar 1830 sinds veertig jaren zwaar boeten en komen dagelijks meer tot de overtuiging van de juistheid der zooeven geopperde stelling.
Haat en oorlog aan alle Openbaring is de leus der vrijmetselarij. Beeds op het einde der vorige eeuw had zij de stelling verkondigd: (1) //De Openbaring is een heilige ziekte van zwakke geesten, eene aanstekende kwaal, die sedert het bestaan der wereld werd gebruikt tot onderdrukking der menschelijke vrijheid. Zij is onvereenigbaar met het gezonde verstand en met de ware vrijheid van den mensch; zij is de moeder der dweepzucht en van het bijgeloof.quot; — //De mosaische wetten en die van den christelijken godsdienst zijn de verachtelijkste uitvindingen van bedriegelijke kleine geesten, en de grootste uitspatting der menschelijke dwaling.quot; — //Eigenbaat ^an priesters en despotisme van groeten beschermden eeuwen achtereen dit (christelijke) leerstelsel, beheerschten het menschdem door eene fanatieke zedeleer als met een ijzeren schepter, en bevestigden door middel van verdichte orakelspreuken eener Openbaring hun gezag over zwakke geesten.quot;
Men zie bij deze ontboezemingen der deïstische //broedersquot; vooral de politieke omwenteling niet over het hoofd, die steeds als laatste doel wordt voor oogen gehouden, en voor welke de omverwerping der altaren slechts het noodzakelijke begin is. Geheel hetzelfde doel wordt thans nog beoogd; men is nu slechts zoo voorzichtig als in de eerste regeeringsjaren van keizer Jozef II, toen men sprak van de zegepraal over het zoo gehate ongeloof, maar zeer verstandig
(1) Waarschuwing, bldz. II : 1, 3, 8.
190
elke politiek onaangeroerd liet. In het vierde deel der w Latomiaquot; wordt den //broedersquot; het werk aanbevolen : //Dr. L. Drechsler, Kirchenlehre und Keizer-glaube.quot; quot;Vóór de eigenlijke beoordeeling staat deze inleiding: //Het Protestantisme is in eer. godsdienstig opzicht slechts half wat de vrijmetselaar geheel is. Het eerste beschouwt, den inhoud van dm godsdienst als een van God onmiddellijk aan den mensch medegedeeld iets, en veroorlooft slechts eene schijnbare beoordeeling der rede, om de onredelijke (!) stof te vormen. In de vrijmetselarij daarentegen moet derede niet alleen den vorm, maar ook den inhoud van den godsdibnst scheppen. Het Protestantisme moet of wel naar het Katholicisme terug-keeren, öf willekeurig halverwege blijven slaan, of wel voorwaarts in het gebied der vrijmetselarij aanlanden. De rede toch stelt zich slechts cenigen tijd tevreden met het recht, om de stellingen, die boven alle begrip staan, in een redelijken vorm te brengen ; zij tracht op verschillende wijzen die stellingen met hare eigene te vereenigen, tot dat zij door haar pogen tot de volle en heldere overtuiging komt, en de onmogelijkheid van zulk eene vereeniging inziet. Dan verlangt zij ook het andere deel van het haar toegekende recht: zij verwerpt nu ook het haar opgedrongen broze materiaal en kiest v r ij of schept, wat voor bewerking g e s c h i k t i s. Dit geeft eene opheldering voor de tegenwoordige verschijnselen het godsdienstige leven van het Protestantisme: de engelsch-allego-rische verklaring der christelijke geschiedenis, de en-gelsch-ideale opvatting der christelijke dogma's. De laatste pogingen, om het kerkelijke Christendom te beschermen, waren oorzaak van zijne geheele verban-
191
niiig uit liet gebied der rede, want de rede werd door deze daad ook bewust van het mislukken dezer vredesonderhandelingen. Zij erkende de eeuwige vijandschap tusschen hare leer en die der
Kerk..... Eene korte verklaring van hetgeen de
menschheid in het kerkelijk Christendom bezit, en wat de godsdienst der natuur haar biedt, werd een behoefte voor de beschaafden.quot;
Deze stellingen komen op hetzelfde neer als die wij vroeger hebben aangehaald. Het Christendom is volstrekt onvereenigbaar met de rede; het kan als speelgoed voor het domme volk nog wel eenigen tijd worden geduld, maar mag op geene wijze als toongevend in de openbare wereld optreden, want dat zou eene misdaad zijn tegen de menschelijke rede, die in onverzoenlijke vijandschap leeft met de leer der Kerk. Natuurlijk staat het positieve recht nog in den weg, want de christelijke Kerk is door de heiligste verdragen gewaarborgd. Maar hooger dan dat positieve recht staat het natuurrecht, het recht der menschheid op onbeperkten vooruitgang, dien het Christendom juist in den weg staat. Derhalve moet het Christendom worden gebracht in een toestand, waarin het nog tevreden mag zijn, wanueer men het namelijk nog niet geheel onderdrukt. Dit is de loop der gedachten van de moderne pers en de politiek, weder geheel dezelfde als in de tijden vóór en onder de Fransche revolutie. De belijders van het Christendom zijn in den tegenwoordigen Staat nog slechts eene partij, ja zelfs de kleinste geworden, ofschoon de groote meerderheid van ons volk nog ijverig aan het christelijke geloof vasthoudt.
Het Deïsme der vrijmetselaars erkent geene eeuwigheid.
Tegen de aanvallen van Dr. Eckert verscheen in 1852 te Leipzig van wege de Loge de verdedigings-
192
brochure : Die Freimaurerei in Hirer Siellung zur Ge-genwart. Offcne Enlhiillung des Zweclces vnd der Ge-sehichle der Freimaurerei, nehst einer Ahwehr derjiingsien Angriffe des Adv. Br. E. E. Eckert zu Dresden. Maar ondanks al zijne Toorzichtigheid ontgleed toch ook de volgende bekentenis aan de pen van den schrijver: j/De vrijmetselarij leert niets onmogelijks; haar geheim is dit, dat men leert inzien, wat werkelijk is. Zij leert de kunst om goed te worden, zonder de drijfveeren van hoop en vrees, onafhankelijk van hemel en hel. De vr ij metselaar verwacht zijn loon niet eerst in de toekomst, maar hij heeft het reeds ontvangen en is t e-vrede n.quot;
Aldus is het dekreet van het Parijsche Groot-Oosten, dat na eene herziening der Statuten in 1865 het bestaan van God en de onsterfelijkheid erkende, niets dan eene walgelijke huichelarij tegenover de profane wereld. In de loochening der eeuwigheid echter hebben wij den socialen chaos. Onmiddellijk na den val van Robespierre in 1795 verklaarde de afgevaardigde Le-cointre in het Parijsche Convent: //E en volk zonder God, zonder godsdienst, zonder kerken en openbare plechtigheden, moet zonder vaderland en zonder zeden zijn, en bereidt voor zich zei ven de s 1 a v e r li ij. De verachting van z ij n e n God heeft de groote natie ten gronde gericht, en dat zal het lot a ij n van ieder volk, welks wetgeving niet rust op de alt ij d vaste grondslagen van zeden en godsdiens t.quot;
III. Het zij verre van ons, in de Loge eene bepaalde geloofsbelijdenis te erkennen; uitroeiing van
193
allen godsdienst en van elke positieve belijdenis is juist haar doel. Tot dezen verdelgingsoorlog gebruikt zij elke verwoestende leer, die slechts op eenige wijze opgang maakt; dus ook het Pantheïsme, en dit vooral, omdat het zich, als belijder van het absolute All es-Eén, het meest van de christelijke Openbaring verwijdert. Bovendien vindt de Loge daarin een ouden vriend terug, waarmede zij door geschiedenis en den naturalisti-schen cultus nauw verwant is. De vrijmetselarij toc'i beweert één te zijn met het Oosten en zijn pantheïstisch Manicheïsme. Gelijk reeds Almarik van Bena in de twaalfde eeuw door het lezen van de werken der Arabische volgelingen van Aristoteles pantheïst werd, zoo kan men dit eveneens zeggen van de Katharers, de //broeders en zusters van den vrijen geest,quot; van de Albigenscis en van bet bedorven gedeelte der tempelridders. De meeste sekten der middeleeuwen immers hadden eene sterke pantheïstische kleur, en losten zich op in godsdienstige en socialistisch-politieke revolutionairen van de ergste soort. En juist met hen wil de Loge geschiedkundig en volgens afstamming verbonden zijn. In elk geval is het opmerkelijk, dat de vader van het moderne Pantheïsme, Spinoza, in vele geheime betrekkingen met allerlei //vriendenquot; stond, en dat geheel zijn letterkundig streven daarop neerkwam, om aan de ideeën van den Bond een vrijbrief door de gansche wereld te verzekeren.
Baruch of Benedictus Spinoza werd als zoon van een Portugeeschen Jood op 23 Nov. 1632 te Amsterdam geboren en zou voor het rabbinaat worden opgeleid. Hij wijdde zich dus aan de studie van den Bijbel en den Talmud. Zoozeer zijne leermeesters het verstand van hunnen leerling moesten bewonderen, baarden zijne kritische tegenwerpingen en zijn ongeloo-vige richting hun toch ook bange zorgen, zoodal hij van
9
194,
wege de Synagoge met den ban werd bedreigd. Dc eerzuchtige jongeling echter ging nu met Calvinisten om en spreidde voor het uiterlijke, door het bezoeken der Calvinistische zoowel als der Armenische kerk het geloof aan het Evangelie ten toon, hoewel hij toch innerlijk al het verhevene ontkende. Van den Duitschen geneesheer van den Ende, een verklaarden godloochenaar, die in 1647. wegens deelneming aan een zamenzwering, onder beulshanden stierf, leerde hij Latijn en Griekscb. Eerst trachtten de Joden den jongeling, die voor hunne gemeente zoo gevaarlijk was, door omkooping weder aan zich te verbinden, en toen dit mislukte, hem uit den weg te ruimen. Bij het verlaten van den schouwburg ontving hij dan ook van een Hebreër een messteek. Door den invloed der rabbijnen werd hij in 1655 uit de Synagoge gestooten. Van nu af woonde hij meestal op het platte land, en zelfs toen hij in 1670 naar's Graven-hage ging, verliet hij slechts zelden zijne woning, tot dat de tering in zijn 45ste levensjaar, op 2 Febr. 1677, een einde aan zijn leven maakte.
Zijne //vriendenquot; waren talrijk en stonden hem altijd ter zijde. Eene benoeming door den keurvorst der Palts, Karei Lodewijk, tot professor der philosophie te Heidelberg, welke hij vier jaren vóór zijn dood ontving, wees hij van de hand, daar hij zich niet kon rereenigen met de gestelde voorwaarde, //om de philosophie niet te misbruiken tot de omverwerping van den bes taanden godsdienst.quot; De studie van het mannetje met zijn geelachtig-zwart gelaat en terugstootende trekken, waren vooral gewijd aan de theologie, de wiskunde, de natuurkunde en de phiksophie. Zijne leer bou-nt op de hoofdthema's: Al het bestaande, God en de wereld te samen, is slechts ééne substantie, d. w. z. God, met de twee hoofd-attributen G eest en
195
Stof; uit het oneindige Alles-Eén, de voortbrengende natuur [natvra naturans), ontspruiten als verschillende soorten van bestaan de afzonderlijke dingen of de voortgebrachte natuur [natura naturald). Bijgevolg loochende bij den geest, de persoonlijkheid en het bovennatuurlijke wezen van God, de schepping der wereld, (1) de menschelijke vrijheid, de onsterfelijkheid der ziel en hel onderscheid tusschen goed en kwaad. Wonderen zijn volgens hem volstrekt onmogelijk. Het ecnige doel van een godsdienst is bij hem, gelijk reeds lang te voren bij de geheele vrijmetselarij: het voortbrengen een er moraliteit volgens de rede. Ma-terialistisch, gelijk zijn geheel stelsel, is ook zijne opvatting der geschiedenis, die zich slechts om het. onvermijdelijke noodlot draait, en die aldus het voorbeeld is voor de moderne //realistischequot; geschiedschrijving. Even als de geheele Loge is ook de hoofdleider barer leer in den nieuwen tijd, Spinoza, vervolgings zuchtig. Zijne studiën waren gewijd aan de omverwerping der Openbaring langs wetenschappelijken weg; de vervolging van eiken positieven godsdienst was zijn kerkrechterlijk ideaal. Zijn Tractatus Iheologico-polilicus (2) bevat de zuivere vrij-metselaarsstellingen; Het doel van den godsdienst is
(1) De menschwording Gods kwam hem even dwaas voor, als dat men zou zeggen: de cirkel heeft den vorm van een vierkant aangenomen.
(2) Deze verhandeling was reeds in 1G63 gereed en aan de vrienden als manuscript medegedeeld, maar werd eerst in 1070 anonym en met eene valsche opgave der plaats van uitgave (Hamburg in plaats van Amsterdam) openbaar gemaakt. Dit geschrift werd dadelijk na het verschijnen door de Hollandsche regeering verboden, maar daarna toch nog onder een valschen titel in Nederland, Enge land, iJuitschland, Frankrijk, Zwitserland cn andere landen verspreid, het beste bewijs, dat daarbij nog andere krachten in het spel waren. Over Spinoza's leven en geschriften, zie Feller, Bioffra§/iie ■Hulversellft; // 'etser- Weltei Kirchenlexicon.
9*
196
gehoorzaamheid, (tyrannic dorst liij nog niet zeggen), f at der philosophic is de waarheid. Tusschen beide bestaat geen eenheid of verwantschap hoegenaamd ; de ware philosophischc godsdienst bevat alles, wat er van een positieven overblijft, wanneer men hem van de niet wezenlijke bestanddcelen ontdoet; hij behoeft geen geloof aan geschiedenis en wonderen, geen ceremoniën en geen belooning in de eeuwigheid, daar hij zich zelf beloont. Voorts is de godsdienst slechts bestemd voor de groote menigte, omdat er namelijk weinig menschen zijn, die alleen aan de hand der rede de deugd beoefenen. Zijn kerkelijk recht regelt Spinoza, aan het slot van zijn traktaat, naar de wet van keizer iXero: wDe bezitters van het hoogste gezag in den Staat hebben het recht tot alles, waartoe zij machtig genoeg zijn.quot; Met andere woorden: macht boven recht! Hier hebben wij die afschuwelijke cae-saristisclie leer der staatsahnacht, die ook later door Hegel op nieuw wetenschappelijk werd gepolijst, die sinds twee eeuwen meer en meer het leven der Kerk tot een voortdurend martelaarschap maakte en ook nu weder de harten 1 an alle rechtgeloovige. Christenen met bauge zorg vervult. Deze leer echter wordt juist door de mannen der Loge altijd en overal nagestreefd, zoodra zij invloed krijgen. Spinoza besluit zijne stelling met de volgende conclusies; De bezitters van het staatsgezag alleen zij n bevoegd te bepalen, wat in den Staat, recht en goed is; zij kunnen de H. Schrift naar hun goeddunken uitleggen en in 't algemeen de uiterlijke Godsvereeringen den eeredienst inrichten overeenkomstig her, nut van (ien Staat. Voor den wijsgeer echter eischt Spinoza de vrijheid, om te denken, wat hij wil en
197
te zeggen, wat hij denkt, i n z o o v erre hij niet optreedt tegen hetgeen rechtens bestaat, en niet aanspoort tot ongehoorzaamheid tegen de staatswetten; d. \v. 2. vrijheid voor ons, slavernij voor onze tegen standers!
Zoo is dan de Amsterdamsche Jood met de hulp zijner vrienden de vader geworden van liet algemeene en philosophische Sationalisme, vooral van het moderne Pantheïsme tot op den philosoof van het onbewuste: Ed. von Hartmann. Als gevolg dezer richting des geestes moesten de natuurwetenschappen de eerste plaats innemen op het gebied der bekwaamheden van den menseh; zij moesten een hoofdwapen worden tegen deu positieven godsdienst. Zijn kerkelijk-politieke beginselen zijn het ideaal van alle geheime en openbare kerkvervolgers; de vroeger bestaande vriendschappelijke verhouding tusschen Kerk en Staat, die waarborg voor de instandhouding der menschelijke maatschappij en der beschaving, is niet meer; de vernielende machten der duisternis werken zonder ophouden, om ons geslacht te doen uverstroomen als met een tweeden zondvloed: door de vreeselijksle aller omwentelingen.
In beginsel is de vrijmetselarij zelve altijd phan-theïstisch geweest. (1) Haar zoogenaamde natuurgodsdienst, haar natuur-cultus getuigen het, en uit de talrijke bewijsstukken, welke deze meening staven, deelen wij er hier eenige mede.
De Laiomia van Leipzig, een driemaandelijksch tijdschrift der Loge, (deel 5, bldz. 55) zegt: nWij moeten Egypte beschouwen als de bakermat onzer begin-
(l) Wij herinneren hier aan de denkbeelden van Ju^e iu den tram van Spinoza, welke door de loge-wereld werden toegejuleht.
198
sclen en der inlijving in den vroegeren Bond en in de bouwvereenigingen of de bouwhuiten-broederschap. In geheel Azie vereerde men, onder den naam vau Mythras en onder liet zinnebeeld van het vuur, den zonnegod Busiris. Ook in de tempels der vrijmetselarij zien wij dit levenverspreidende symbool schitteren !quot; Zoo heeft dan een der dwaaste liomeinsche Caesars, Heliogabalus, een groot aantal leerlingen Ter-kregen, die, gelijk hij, zonnedienaars en zonnepriesters zijn.
In het Weener Freïmaurer-Journal, manuscript voor Brs.1. (11. 3. bldz. 21) zeide de loge-redenaar tot de broeders: //De Samothraciërs hebben in den beginne slechts hemel en aarde aangebeden, daar de natuur voor hen vader en moeder was, en er nog geen papen en despoten waren, die hen door list en geweld, door bijgeloof en onderdrukking, door innej'lijken en uiterlijken dwang, konden misleiden, om hun goddelijken Schepper te loochenen en te haten.quot; Als gevolg van dezen pantheïstischen natnur-cullus telt de geheime orde niet alleen hare jaren van het ontstaan der wereld af, maar zij begint ook haar nieuwjaar cp Juni, de tijd van den zonnestilstand.
In «Astrea, Zakboek voor vrijmetselaarsquot; (1837) van Sydow, lezen wij: //üe Egyptenaren beweenden den dood van Busiris, namelijk de aankomst der zon aan het einde van haren loop bij den winterzonne-stand; de Ethiopiërquot; betreurden Memnon, de Persen Mythras, de Grieken Bacchus, anderen Atys, de Ba-byloniers Adonis.... Al die verschillende volken hebben het lijden, den dood en de opstanding hunner respectieve godheid voorgesteld, welke godheid niets anders was dan de zon. Men moet de mythe van A don -H i ra ra beschouwen als een der oudste vormen van de personificatie der
199
zou in de tem pels der vrijmetselarij, welke dezen vorm hebben behouden, zooals hij bij de oorspronkelijke inrichting was.quot; Hier hebben wij wederom het Pantheïsme der Mani-cheërs in eene nieuwe oplaag.
Maar zelfs dezen heidenschen natuurdienst heeft men lasterlijk met christelijke namen omkleed. De broedersquot; te Weenen denken in hunne Loge zum H. Joseph aan niets minder dan aan den heiligen voedstervader van Jesus, maar integendeel aau de dag- en nachtevening in de lente, en als 't moet zijn, ook aan hun eersten beschermer, keizer Jozef II. Het feest van den H. Joannes den Duoper op 24 Juni wijst hen op den hoogsten stand der zon, haar hoogste kracht van licht en vruchtbaarheid. Die dag is dan ook een hoogfeest voor de //broedersquot;, en de bewoners der Rijnoevers tusschen Keulen en Coblentz zijn er jaarlijks getuigen van, wanneer op dien dag de //vrij-inetselaarsbootenquot; in feestgewaad voorbijstoomen. De 27 December, het feest van den H. Joannes den Evangelist, is hun daarentegen een rouwdag over de verdwijnende zon en hare vruchtbaarheid, gelijk vroeger de Phoeniciers den dag van het overlijden en der verrijzenis van Adonis vierden. Toen zich echter de helden van den nacht vroeger ^Joannes-broedersquot; noemden, wisten zij zelf niet, wie van de twee Heiligen de hunne moest zijn, maar zij verscholen zich slechts achter dien heiligen naam, uit vrees voor profane spionnen en vervolgers (1)
(1) Eckert, die Trage enz., bldz. 85. Tertuliaan schrijft van dü oude Heidenen (Be Free script c. 40J: „Diabolus ipsas quo que res divinorum Sacramentorum in id oiorum mysteriis anndatv.r. Tingit et ipse quosdam utique ere denies. Expiationem delictonm repromilt it el sic ad hue initial.... Signal illic in frontihus milites snos. Celehrar /janis oblationem. Quid ? Quod et summum ponlificem in unis nup~ His statuit.quot;
200
De Leipziger Freïmaurerzeitung, manuscript voor v broeders, (Jaarg. 1850, n . 18, bldz. 137) geeft een d schets van de //werkzaamhedenquot; op het fast van den v winterzonnestilstand en van de wedergeboorte des e lichts (^6 Dec. IS-iQ', in de loge der //ware vrienden i; der eendrachtquot; te Brussel. In de feestrede zeide de \ Br.*. Redenaar : o //Slechts vier bijzondere feesten kent de vrijmetse- h larij, welke moeien gevierd worden op de dagen der d twee zonnestilstanden en der nachteveningen, dat wil zeggen: op de vier groote tijdstippen, z die het jaar in vier bijna gelijke deelen scheiden. e Deze verdeeling is met evenveel zorg als met over- d tuiging geschied; want onze feesten zijn niet k willekeurig door de menschen ingevoerd, i; die naar goedvinden kunnen worden veranderd. Neen! a mijne broeders, deze feesten zijn aan den hemel opge- l teekend ;zij zijn het eigen gevolgvanden v stand, welk en on ze aarde door hare ver hou- r ding tot de zon inneemt.quot; — //Het groote v levenschenkende gesternte is zoo ingericht, dat het r zijn schitterenden troon periodiek weder bestijgt. i Kerstfeest! Lof aan den grooten Bouwmeester der r wereld! Alles wat leven heeft, alles wat ademt, be- .( weegt zich, om nu spoedig weer op te staan uit de c voorbijgaande verstijving! Moge een algemeen gevoel s van dankbaarheid onze harten vervullen, want het s feest, dat wij vieren, is het hoogste van allen: het e feest der wedergeboorte des lichts!quot; — t //Ik wil eindelijk aantoonen, dat de ontroerende c allegorie der twee Janussen, (1) vervangen door onze twee Joannessen, die in
201
)or verbinding staan met de z o n n e s t i 1 s t a n-
len den van den winter en den zomer, met de
en wedergeboorte e 11 den t r i u m f van liet h e-
les meische licht, — dat deze allegorie den wijsgeer
eu nog meer dan den geleerde de onuitputtelijkste stof
de voor eene voortdurende werkzaamheid oplevert.quot; — Volgens het verslag bekroonde een drievoudige toejuiching
se- het heerlijke //bouwstukquot;, en werd den redenaar door
Ier den //Eerbiedwaardigequot; daarmede geluk gewenscht.
n- In den brief aan de Romeinen (1, 2(J en v.) laat
ïn, zich de H. Paulus hevig uit tegen de oude heidenen
;n. en noemt dezelven zonder omweg onverschoonbaar, om-
er- dat «ij, trots de vele hulpmiddelen tot de natuurlijke
et kennis van God, hun eeuwigen en hoogsten Heer
d, niet erkenden, maar in plaats van Hem de schepselen
in! aanbaden. Wij kunnen daaruit de vreeselijke schuld
je- berekenen van een vereeniging, die zich te midden
en van het licht der christelijke Openbaring voor de ken-
u- nis der waarheid gesloten houdt; die zijn bevvusten en
3te vrij willigen afval van den Eengeborene des Vaders wil
iet maken tot een wet voor de geheele aarde, en die alle
gt. menschelijke listen gebruikt, om de gemoederen te
Ier misleiden en legioenen van aanhangers te winnen,
be- Dit moderne heidendom moet dus in beginsel wel een
de oceaan van haat bezitten tegen de christelijke maat-
ael schappij. (1) Kr broeit in alle kringen der maat-
iet schappij iels, dat in de toekomst moet eindigen iu
et een vreeselijken strijd tusschen Ormuzd en Ariman,
— tusschen het licht en de duisternis. Het giootste on-
de geluk daarbij is, dat zij, die het gezag in handen n-in
(1) Br.*. Faider durfde iu de loge Fidélité te Gent op 2 Juli 184G, de heilige • geheimen van het Christendom nog „Heiden-
nst ache gezichtsbegoochelingenquot; noemen. La Franc-magonnerie dan*
Vétai, bidz. 26.
hebben, of wel niet vrij en door duizend ketenen gebonden, bf bang zijn voor het meer gevreesde dan werkelijk vreeselijke monster. Zoo wordt een verstandig en reddend handelen onderdrukt, terwijl de volken, in het hart nog zoo goed en zoo edel, gelijkeii op het lam, dat op de slachtbank ligt. Onder de hand van de allesvermogende, waaraan zij zich niet kunnen onttrekken, worstelen zij in een langen smar-teüjken strijd van de eene revolutionaire stuiptrekking in de andere, doodmoede, en met bange verwachting uitziende naar een tweeden redder, die den tooverkring zal breken en het Christendom in zijn recht zal her-slellen.
IV. Uit het Pantheïsme der leer en uit den Azia-tischen zoiiiie- en natuurdienst in het uiterlijke cere-monieel, ontspruit van zelf als vierde en laagste trap van den strijd der vrijmetselarij tegen God, de anti-theïstische Humaniteit, waarin de mensch zich zelf op den troon Gods plaatst. Is namelijk God de natuur en de natuur God, dan moet gevolgelijk liet verhevenste in de natuur : de mensch, de volmaaktste uitdrukking van het goddelijke, hij moet zelf God zijn.
Elk der tot dusver opgesomde anti-godsdienstige stelsels heeft zijn eigen leus. Het Joodsche Anti—theïsme spreekt van verdraagzaamheid, dat tevens het parool der beginnende Loge is; het Deïsme preekt verlichting, het woord der erkende Loge; het Pantheïsme streeft naar on beperk ten vooruitgang, de leus der heerschende Loge; de Humaniteit wil beschaving der mensch h aid, liet uithangbord ■der tyran niseeren de Loge.
Al deze woorden hebben op zich zelf niets gevaarlijks, weshalve het onwetende publiek dezelve zonder eenig kwaad vermoeden nazegt en als heiligdommen vereert. Slechts de ingewijde begrijpt den eigenlijken zin in
203
zijn geheele beteekenis. Zoo is het ook met het zoetklinkende woord II a m a n i t e i t. Eeeds de oude Eoraein bedoelde met het woord humardtas de schoone menschelijklieid, de hoogste beschaving en de fijnste vorming van geest en hart, en vooral die al-gemeene beschaving, welke een ieder moet bezitten, vóór dat hij zich aan een geleerde vakstudie wijdt. Welk volk, welk schepsel zou niet humaan willen zijn? Het woordje is dus goed, maar onder dezen honing verbergt de vrijmetselarij in hare wartaal hel vergif van het meest algemeene verzet tegen God; een verzet, dat den mensch tot een tweeden Lucifer maakt en hem doet uitroepen: //Ik zal ten hemel opstijgen en boven de sterren Gods mijnen troon plaatsen; op den berg van het Verbond zal ik wonen, ik stijg tot op de hoogste der wolken ! Ik wil gelijk zijn aan den Allerhoogste! (Is. 14, 13) of liever: de Allerhoogste wil ik zelf zijn!quot; Hetzelfde belijdt Herwegh als hij zegt:
Aus versurnpflen Nationen,
Faulenden Ileligionen
liteiye schön'res Menschenthurn !
De mensch toch is volgens de pantheïstische opvatting de hoogste ontwikkeling van het goddelijke Alles-Een, de trap, waarop het is geworden tot geestenis doorgedrongen tot het zelfbewustzijn. Daarom is de mensch zelf souverein Heer; aan niemand dan aan zich zeiven is hij van zijne daden verantwoording verschuldigd. Voor zooverre hij in den Staat leeft, moet hij zich op zijn hoogst onderwerpen aan de wetten, als de vrucht der algemeene //rede,quot; of ook de straffen wegens de overtreding daarvan ondergaan. Als de volmaaktste uitdrukking van het goddelijke is de mensch-
204
beid uit zich zelf vatbaar voor een onbeperkten vooruitgang.
Maar, nu is de God van den cliristelijken godsdienst niet van deze wereld en oneindig verheven boven dezelve; Hij heeft door één woord uit Zijnen mond de dingen, en in 't bijzonder ook ons lichaam en onze onsterfelijke ziel geschapen. Hij is onze opperste Heer, Heer over lichaam en ziel, over tijd en eeuwigheid. Als hoogste Wetgever dwingt Hij niet onzen vrijen wil, maar Hij heeft geboden gesteld, die wij niet mogen overtreden; voor den oproerigen wil des menschen bepaalde Hij eeuwige straffen, voor het goede gebruik der vrijheid een eeuwige belooning. Hij heeft Zijne Openbaring gegeven, eene onfeilbare Eechteres in zake het geloof ingesteld en ons eeuwig geluk afhankelijk gemaakt van de gehoorzaamheid daaraan.
Daar echter de Loge in hare geheimste graden geen liooger wezen erkent dan den mensch, verheft zij zich in den diepsten wrok tegen den Christen-God als tegen den overweldiger, van welken zich de mensch moet ontdoen. Daarom begrijpen wij, hoe een Br.-, met een vreeselijke godslastering kon zeggen: //God is het kwaad — Dieu, c'est le malquot; en hoe voorts de Libertaire de reeds vroeger aangehaalde uitdrukking kon bezigen, dat de vooruitgang der menschheid tot in 't oneindige zich niet laat tegenhouden door die grensscheiding: //waarop de moordenaars der menschheid met bloed en slijk den naam ////Godquot;quot; hebben gegrift.quot;
Dit laatste doel van het Anti-theïsme heeft reeds éénmaal zijn dramatische en wettige uitvoering in het openbaar gevierd in de dagen der triumfeerende vrijmetselarij. In den jare 1793 werd in Frankrijk onder doodstraffe het geloof aan God verboden als een mis-
205
daad, en de cultus der menschel ij ke rede als de nationale vastgesteld. Op den 10 November van hetzelfde jaar plaatste men te Parijs en in andere Eransche steden een vrouwspersoon op een wagen, legde liet een kruisbeeld onder de voeten en voerde het zoo onder begeleiding van wetgevers en philosophen naar de hoofdkerk, de Kotre-Dame. Daar werd liet op een altaar geheven, met wierookwolken omhuld en met lofzangen gevierd. Deze vergoding van den mensch met alles wat den onverloste drukt eu onteert, dit schouwspel van den laagsten socialen afval van God en van de deugd, de invoering van het waanzinnigste heidendom, waarin de mensch zich zelf aanbidt, was niet een daad van voorbijgaande opgewondenheid, maar sinds lang rustig voorbereid en in het gunstige oogen-blik ten uitvoer gelegd. De Loge, als antipode Gods, zal niet rusten, vóór dat zij haar werk nog eens zal hebben doorgezet en over de geheele aarde verspreid.
Dit is dus de beteekenis der woorden humaniteit, beschaving der menschheid, cultuurleven, cultuurstaat, edel mensch dom, intelligentie — uitdrukkingen, die voortdurend als even zooveel strijdkreten door de kerkbestormers worden gebruikt tegen het Kruis van Jesus Christus. Wij hebben tot hiertoe reeds zoovele aanhalingen gegeven uit vrijmelselaars dokumenten, die juist ook dit plan der duisternis onthullen, dat wij ons hier met enkele weinige moeten tevreden stellen. Zij zullen echter voldoende zijn, om onze stelling te staven. (1)
In het //Tijdschrift voor vrijmetselarij, ais manuscript voor broeders gedrukt,quot; (Altenburg 1823, l3te Deel, lste Afl., bldz. 95) wordt omtrent het onderwerp
(l) Wie gelieel het heideusclie plau wensckt te doorgronden, leze FiCkert, die Fr age, enz. bldz. 22—62.
203
van eeredienst in de Loge het volgende betoogd : //Daar de godsdienst indirect den mens oh omvat; daar er een zekere graad van ontwikkeling wordt gevorderd, om zich te kunnen verheffen tot het sublime idee der m e n s e h li e i d,en daar onder de beschaafden zelf het egoïsme te groot is om het te begrijpen, kunnen voorloopig de tempels, die aan de vereering der men se h hei d zijn gewijd, (namelijk ile Loges dec hoogere graden) slechts voor weinigen worden geopend. Ja! Men zou ons van afgoderij beschuldigen, wanneer wij het idee van menscliheid als zedelijke persoon o p d e z e 1 f d e w ij z e w i 1 d e n p e r s o n i f i c e e-ren, gelijk men dit gewoon is de Godheid te doen (!)quot; — //Hierin ligt in elk geval dereden, waarom de dienst der me n so h beid moet worden onttrokken aan de oogen der oninge-wij den, totdat de tijd zal komen, dat van het Oosten tot het Westen, van den middag tot middernacht het verheven idee der menscliheid zal worden behartigd, z ij n dienst algemeen zal z ij n verspreid en alle me nsc hen zullen v e r e e n i g d z ij n in eé n e kudde.quot;
De mensch is God, derhalve is al het men schel ij ke goddel ij k, en dit des temeer naarmate het vrijer menschelijk is. Dit is de ziel der vrijraetselaars-dogmatiek, het uerilus sicut I)nquot; der slang in het paradijs, dat in duizend kleuren door de godenwereld der ouden, door de mysterien der geheime bonden en door de vrijmetselaars-loges heen zijn dwaallicht doet schijnen en wordt geprezen als het verhevenste begrip. Hierop doeH het schoonklinkende woord //zelfkennis,quot; dat den leerlingen bij de mededeeling van het licht wordt toegeroepen. Br.'. N. J. Mouthaan zegt in platte woorden: //Wij moe-
i s
207
ten als God leven. Is deze hoogdravende uitdrukking ook van louter dichterlijke kleur, zonder waarheid?.... De geest, die in ons leeft, is een geest der eeuwigheid, die geen oogen-blikken kent en geen in di vi d uee 1 e n toestand aanneemt. Het is een heilige eenheid, die in het uitgestrekte firmament heerscht en gebiedt; het is één beroep, één plicht, één God! Eén God, derhalve wij God! Begrijpen wij dat wel? De uiensch is van Gods geslacht; de geest des ui en sc hen is Gods geest, en de geest is ondeelbaar. Wij menschen vormen te zameu, geestelijk gesproken, met het groote Wezen één geheel. De mythen, de sagen, het duistere volksgeloof — zij zullen eens wegval.en voor het bewustzijn: W ij zijn God! En waarom gelooft men dit nog niet? Waarom worden er tegen deze grondstelling zoovele bergen opgeworpen, zoovele afgronden gegraven ? Eenvoudig omdat de zinnelijke menscli nog geen lust en geen aansporing gevoelt, om zijn rneuschelijke (zinnelijke) natuur te ketenen, en om heer over zijn vleesch te zijn. W ie zich als God gevoelt, kan niet leven in deze lage, domperige atmosfeer, die den geest doodt. Wie zich als God gevoelt, leeft, iu het leven, dat geen sterven kent.quot; (Na een werkuur in het binnenvertrek; losse bladzijden. Jaarboekje voor Nederl. vrijmetselaren, 5872, bldz. 187.) (1)
Dien ten gevolge moeten het Christendom en de christelijke Staat tot de overwonnen punten worden gere-
(1) Waarlijk ontelbare outboezeniiugeu in gelijken geest zoude men kunuen nemen uit de Uuitsclie poetische literatuur, liijna bij allen, van 1700 af tot in de eerste decenuien dezer eeuw, speelt de humaniteit cene gewichtige rol. Vooral bij den overgang in deze nieuwe eeuw geloofde men den rijpen appel te kunneu plukken, gelijk de :iliiiauakken voor 1800 uit Weimar, Berlijn en Leipzig bewijzen.
kend. De collectieve rede van den Staat is de opperste w
rechtbank voor alle macht en waarheid. Daar men p;
echter voorzichtig voet voor voet moet gaan. sc
omdat een groote haast de belijders van het Chris- er tendoin zou aanzetten tot een strijd der wanhoop, die
een hoogst ongewenscht martelaarschap zou doen ont- \n
staan, moet ook eerst de Staat, zonder God klaar [jj
zijn, de scheiding van Kerk en Slaat worden uitge- is
sproken, of, wat het ergste is, de Kerk worden ge- va
hoeid. Nu is nog slechts de humaniteit in het perk, jj] die naar hartelust wetten kan fabriceeren; haar
Staat is tegen God. Wie een hoogere goddelijke Li
autoriteit aanroept, pleegt bijgevolg een misdaad wi
aan het verhevenste en meest goddelijke hier op aarde. ^ De Staat is zelf God! Natuurlijk kan er voor
de humaniteit geen geschiedkundig recht bestaan, wan- er
neer het nu mishaagt: de meerderheid van een enkele t\i
stem is genoeg, oin bet te verwerpen. Slechts wat de he
Staat bepaalt, is de hoogste moraliteit. //De wet is vvj
het openbare geweten.quot; Van een natuurrecht kan t;e
geen sprake zijn, want dit stelt een algeineene mensche- va lijke wet en een bovenwereldlijken Wetgever voorop;
bovendien zou het de volstrekte souvereiniteit der ]le
menschheid in den Staat, die van het volk, al te zeer ra beperken, want de nationale wenschen zijn een bron van het recht, die zelfs het meest gewaarborgde zouden
De zedeleer der humaniteit bepaalt zich tot de Icei
stelling; Volg de menschelijke natuur — sequere na- yai
inram. Wij staan hier op nieuw voor een schijnbaar ^
onschuldig beginsel. Reeds bij de ouden hadden eenige quot;'f moralisten als hoogste deugd gesteld, dat de mensch
slechts zijne goede natuur moest volgen. Zelfs de icu
Christen weet, dat de natuur door de genade niet % vernietigd, maar wel gezuiverd, versterkt en verlicht
209
wordt. Maar de vrijmetselaars-humaniteit, die op liet Pantheïsme steunt, erkent geen wezenlijk verschil tus-schen goed en kwaad. Zij beschouwt de versterving en de zelfverloochening als een christelijke dwaasheid. Want, daar de mensch goddelijk is, moeten ook zijne hartstochten goddelijk zijn, en geen overweldiger mag hierin de souvereiniteit beperken. Al het menschelijke is goed, en derhalve ook de ondeugden en de zonden van een Zeus, eene Hera, eene Aphrodite, een Hera-kles en een A res.
Nog niemand heeft openhartiger de humaniteit der Loge ontsluierd dan Hr.-. Helvetius in zijne twee werken: De VEsprit, Parijs 1793, 4 deelen, en De VHomme, Parijs T797, 6 deelen. (1) Hij werd in 1715 geboren, leefde en schreef ais een ijverig lid der Loge, en stierf in 1771 te Parijs, waar de vrijmetselaars twee jaren later ter zijner eer een groote lijkplechtig-heid hielden. (2) Uit zijn eerstgenoemd werk moeten wij een kort uittreksel geven, om den lezer den duisteren afgrond te doen kennen, in welken het streven van den mensch moet nederzinken.
Volgens Helvetius ligt het principe der moraal in het natuurlijke en zinnelijke belang; het zedelijk karakter van het individu zoowel als van het volk is
(1) Zijn eerste werk T)e VEsprit werd in 1758 uitgegeven en verschafte hem in de verbonden kringen (Frederik JI van Pruissen, keizerin Katharina van Rusland, hertog van Brunswijk, Georg 11 i van Engeland enz.) veel lof. Zijn tweede Be VHomme is eveneens iu den geest der Loge geschreven, geheel en al tegen den godsdienst en tegen de Katholieke Kerk gericht, en werd eerst na zijnen dood uitgegeven. De Katholieke Kerk is bij hem een zuiver menschelijke instelling, een werktuig van hebzucht en dwingelandij. De ware cultus is die der rede, namelijk die der humaniteit, iedere andere is die der leugen. De Kerk is schadelijk voor het geluk der volken; zij vernietigt de menschelijke deugden, enz. Zie Weltzer- Welte, Kirchcnle.v, eu de werken van Helvetius.
(2) Jaarboekje, bldz. 53, voor het jaar 5771 en 5770.
210
afhankelijk van toevallige indrukken, van opvoeding en regeeringsvortn. Van deugd of ondeugd kan geen sprake zijn, maar wat voor allen nuttig is, heet deugd, wat hen benadeelt is misslag en zonde. Hier beslist het belang. liet gemakkelijkste nemen wij die ideeën op, welke het meeste onze persoonlijke neiging, ons belang vleien; dwaling en misslagen komen slechts voort uit de onbekwaamheid, om ons belang te beseffen. De opoffering van het individu is nuttig voor allen, derhalve worden groote daden in den strijd altijd geprezen ; beperktheid in het persoonlijk belang is voor allen nadeelig, derhalve is lafheid eene schande. Tegenover de geheeie wereid zijn er gecne nandelingen, die eigenlijk nuttig of schadelijk zouden kunnen zijn. de begeerte, om de geheeie wereld nuttig te zijn, is een phantoom, daar het belang van het eene volk dat van het andere weerstreeft. De hartstochten zijn slechts de verhoogde uitdrukkingen van het persoonlijk belang en daarom nooit nadeelig maar noodzake-1 ij k; dezelve onderdrukken is het algemeen belang vernietigen. Hoe heviger de hartstochten zijn, des te edeler zijn de daden. Toen de Hollanders wraak eu haat ter hulp riepen, verrichtten zij de grootste daden eu maakten zij hunne landgenooten machtig. Daar de zinnel ij ke liefde algemeen als een groot genoegen wordt beschouwd, moet men de zuiverheid des harten voor nadeelig houden, vrouwengemeenschap invoeren en alle kinderen tot staatseigendom verklaren. (1) De beste Staat zal diegene zijn, waar men de wetten zoo inricht, dat het belang
(1) Hier hebben wij de vreeselijke leer der Parijsche Commune van 1871, sinds lang door de Loge yoorbereid en door den apostel harer moraal duidelijk uitgesproken.
211
van liet individu wordt verhoogd, het zinnelijke se-lioegen veredeld en dit belang met dat van den Staat wordt verbonden. — Dat is dus de moraal der Humaniteit.
Door deze grondstellingen, die nooit door de Loge werden geloochend, maar waarvoor men integendeel nog een aparte lijkplechtigheid hield, beeft Helvetius alle zedelijkheid vernietigd, en hij heeft bewezen, dat de afval Ie midden van een christelijk volk nog oneindig afschuwelijker is dan het oude heidendom met al zijn ellende. En dit schepsel dorst het te wagen, in zijnen haat tegen God en in den dienst van den nacht, aan de christelijke Kerk de lastering toe te voegen, dat zij de misdaad verontschuldigt naar gelang dezelve haar dient; dat zij Heiligen maakt van hen, die baar het meeste voordeel hebben aangebracht; dat zij zelfverloochening vergt en daardoor geweld pleegt aan de natuur van den mensch ; dat zij ootmoedigheid verlangt en daardoor laaghartigheid en luiheid kweekt, daar slechts de hoovaardigheid kracht en moed verleent; dat zij den ongehuwden staat eischt als de hoogste volmaaktheid, en de onschendbaarheid van den band des huwelijks, ofschoon dit een ondragelijke last is en de Afrikaansche huwelijken veel beter waren, waar men a jaren te zamen leefde, om zich dan eerst te verbinden of te scheiden ! Buitendien is het veel beter in den echt te verwisselen, om op deze wijze verdienstelijke mannen te beloonea en daardoor den rechter tot gerechtigheid, den soldaat tot moed aan te sporen. De heidensche godsdienst heeft volgens Helvetius minder nadeel veroorzaakt dan de christelijke, en meer bijgedragen tot de bevordering van talent en moed dan deze. De Heiligen zijn onwetende en grillige deugnieten geweest; hunne kloosters trokken alle rijkdommen aan zich, en de Jesniten zijn de wreedste geesels
lt;ler naties. (1) Daarom moet de Kerk van alle gezag worden beroofd, maar dit is slechts mogelijk door een hardnekkig verzet, door hervormingen in opvoeding en wetgeving. (£)
In deze leerstellingen, die helaas niet slechts leer zijn gebleven, vinden wij reeds den hemel van den humaniteits-cultus beschreven : Het hoogste loon van den mensch bestaat in de zinnelijkheid, vooral in de zonden tegen het zesde der goddelijke geboden. Hierop komt ook de geheele caltus der vrijmetselarij neer. Haar wiuter--loannesfeest komt overeen met dat van Isis en Astarte, haar zomer-Joannesfeest met dat van Adonis en Osiris. In het // Weener dagblad voor vrijmetselaars1', Jaarg. II, deel 4, bldz. 78, leest men onder anderen : //Denaam Adonis is nog iets meer dan het voorwerp eener pro-fane kritiek. Hij is de schakel, waardoor de samo-thracische geheimen, zoo zij niet met onze mysterien za-mer.hangen, dan toch in menige betrekking daarmede staan. Ik vind het niets minder dan gedwongen, wanneer ik onzen nooit genoeg betreurden Adon-Hiram wederzie in den hoofdgod van alle geheimen der klassieke oudlieid en vooral der samothracische mysteriën. Mijne broeders zullen met genoegen deze identiteit opmerken, daar zij buitendien met voldoende bewijzen kan worden gestaafd. Alles wat daarop betrekking heeft vnt ik te samen, en ik leg u hiermede de geschiedenis van Busiris-Bacchus voor als een tegenhanger voor den treu-rigen levensloop van onzen Adon-Hiram. Ik verheug mij.
Deze godslasteringen kan men vinden in df. V Ho mme, vooral in het vierde deel, bldz. 38, 233. Tweede deel bldz. 247 en op andere punten der genoemde Parijsehe editie.
213
u dit gevonJen meesterstuk te kunnen meedeelen in eene figuurlijke voorstelling, onder welke de ouden zich de vruchtbaarheid naarmate het vermogen dachten. Ik geloof niet, nog in herinnering behoeven te brengen, dat men boven onze valse he zedigheid (?) moet verheven zijn. Het navorschen der waarheid dus is een edele wensch, de heiligste van alle werkzaamheden in onze geheimen en in die der godin Isis, die in onze tempels wordt vereerd als de w ij s t e en aangenaamste. Noemen w ij niet om die reden onzen tempel Ision?quot;
Men moet hier eens denken aan de Egyptische Isis-feesten, aan de heillooze Isis-geheimen ten tijde van Julius Caesar en der Keizers in Rome, welke zulk een afschuw verwekten, dat men ze zelfs in dien tijd meende te moeten verbieden; men denke eens aan de daad van een Claudius in een der Isis-nachten, — en men zal meer begrijpen dan men wel wenscht.
Het vrijmetselaars-dagblad Astrea, Jaarg. 1848, bldz. 50, bevat de feestrede van den hoogwaardigheids-beklecder, hofraad Bechstein, gehouden op het //rozenfeestquot; cler vrijmetselarij (1) (H. Joannes de Dooper) waarin aan de broeders en zusters het volgende wordt voorgehouden ; //Getooid met rozen vermeiden wij ons heden in de zalen van onzen gewijden tempel (de loge); in rozengewaad scharen wij ons om zijn altaar. Hier is een teeken, dat alle vrijmetselaars gemeen hebben, dat met eene diepe symboliek vau hooge
(1) „Het Joanncsfecst is het rozenfeest der vrijmetselarij, liet feest der bemiuueude (zinnelijke) vereeniging.quot; Zoo leest men in eene feestrede, gebonden te Leipzig; zie Leipz. Vre'maurer Ztg.; J/it-„usrr. fiir Br., Jaarg. 1855, bldz. 227. De Astren, 1852, bldz. 2To, noemt het Joannesfeest een feest des lichts, der liefde en der kracht,quot; = Biuirisfeest.
214
waarde elke borst versieren ieders oog verblijdt. Het is de koningin der bloemen, het is de roos, liet zinnebeeld der schoonheid, der maagdelijke bek oo rlij k h eid, de bloem der liefde, voortgesproten uit den schoot der aarde, toen uit het schuim der zee de godin der schoonheid oprees. (!)quot;
Bij de uitdeeling der rozen aan de broeders en zusters werd (Astrea, Jaarg. 1S42—43, bldz. 103) het volgende lied gezongen. — Men wachtte zich echter wel, het woordje //liefdequot; in een christelijken zin op te vatten:
Nehmet, Maurer, die se Rosen,
Schraückt ruit ihien eure Ernst,
Was sie sagen, diese Rosev,
hl Geweilden nar beiousst.
IJ ar urn hïrqt die duf tg e Eose
Bei der Blathe süssem Spiel AnmutU nur in ihrem Schoosse Und gewdhrt der Reize viel.
IJnschuld in bescheidener Krone,
Lieb im herzgeforrnten Blatt,
I'redigt sie dem Erdensohne
Den, der so geschmückt sie haf.
So, an seines Meisiers Seile
Sog Johannes Liebe ein, (])
Bass er dessen Lammer weide,
Ihnen Beispiel rnöge sein.
(O De H. Evangelist Joannes is natuurlijk slechts liet christelijke masker voor Isis, weshalve dit sexueel moet worden opgevat. Vergelijk: Eckert, die Frage, enz. Udz. 41. Dat de goddelijke Verlosser iji zulk eene vereeniging wordt gebracht, sticht den goeduieoneudeii vrijmetselaar; de ingewijde erkent de blasphemie en is ook gesticlit.
213
Vnd sein Auge stralli Entzücken Und der Sanftmuth freundlïch Bild
Alles mócht' er gern leglitcken.
Drum sein Wort so liebemild.
Briider, wenn der Liehe Odetn Nur das AU der ScTöpfung halt,
Wen nur Lieht wird geboten Korperwelt und Geistenvell:
Wenn die Gottheit nur aus Liehe Nur zur Liebe Menschen schuf:
Sind auch ihre heil'gen Triebe Unser würdigster Beruf.
Briider, icenn die Menschheit, trnnhen Von deu\ VVahne, froh enoacht,
Wenn der heit ge Gottesfunken,
Liebe, jedes Jierz anf acht \ —
Bann slehn Mar des Maurers Triebe Lichtvoll ilber nied'rem Sumpf;
Bann ist 's grosse Fesl der Liebe,
Liebe feiert den Triumph.
Op bet Joannesfeest te Weimar 1S43 sprak de voorzitter bij het openen der zustersloge de aanwezige dantes aldus toe; //Ja, geliefde zusters, gij ziet in ons uwe broeders. Met bet innigste gevoel zijn wij u toegedaan; de bier aanwezige broeders weten, wat de Eerbiedwaardige bij elke opneming in den vrijmetselaars-bond vermanend zegt, als hij den zoekende (lees : kandidaat) den witten handschoen toesteekt. Elk vrijmetselaar weet, welke (zinnelijk erotische) beteekeuis bet tweede paar handschoenen
216
heeft, flat hem door den meester wordt ter hand gesteld, welke beteekenis hoofdzakelijk op U, geliefde zusters, betrekking heeft.quot;
Gelijke erotische uitdrukkingen komen altijd voor bij de feesten der Brs.1., nu geheim dan weer openlijk. In het meergenoemde Jaarboekje voor neder-landsche vrijmetselaren, van 1872, lezen wij, bldz. 22S den volgenden poëtischen toast :
//Komt, Broeders, herinnert u ons leerboek opnieuw ! //Op, broeders, het geweer aan de schouders gebracht! //Ons eerste vuur zij voor de wijsheid gegeven, //De zekere vuurbaak in den Oceaan van 't leven ! //Het tweede vuur worde door ons dan gegeven, //Voor het merg dezes levens,de m a n n e 1 ij k e kracht! //Om het eerst zij het laatste en heiligste vuur //A a u h e t d o e 1 v a n d i t 1 e v e n, d e schoonhei d,
g e w ij d!
Hieruit kan men tevens duidelijk zien. dat zelfs het devies der drie laagste graden, //wijsheid, kracht, schoonheid,quot; in zijn eigenlijke beteekenis eene zondig strekking heeft.
De aangehaalde woorden kunnen dienen tot bewijs, dat de hemel der vrijmetselaars—humaniteit is gebouwd op het vleesch. Tot in de diepste consequentie vinden wij haar direct vijandig tegen God en Zijn Rijk.
Wien zou het dan verwonderen, dat de heldhaftigste pogingen van het Christendom nauwelijks voldoende zijn, om aan dezen stortvloed van zedebederf in opvoeding en literatuur, in tooneel eu pers, in het openbaar en in het bijzonder leven, weerstand te bieden ? Wij zien hier tevens het woord van den Apostel bewaarheid, dat God hen, die zich overleveren aan het heidendom, laat verzinken in de verfoeielijkste
217
liartstocbten der zinnelijkheicl. (Hora. 1, 36.) De mensch, die zich in zijn titans-ovennoed wil plaatsen op den troon der Godheid, verliest daardoor bet laatste overblijfsel van zijn adel en wordt //gelijk aan het paard en den muilezel, die geeu versland hebben,quot; hij zinkt weg in den poel der zonde.
De oude godgeleerden noemden veelal den eersten leugenaar den aap Gods. Tegenover de goddelijke instelling der Kerk heeft, die aap ook z ij n e n tempel gebouwd en beklagenswaardige dwazen als geloovigen om zich ver-eenigd. Met ijzeren schepter regeert hij, en als aardewerk vernietigt hij allen, die den god der liefde weigeren te gehoorzamen. Maar alles wat van den geest der duisternis komt, kan niet blijven bestaan. Dit geeft ons reeds den grooten troeft, dat de tempels van troffel en houweel zullen instorten en de menschheid zal terug-keeren tot de alleen ware, alleen heilige, alleei; zaligmakende Kerk.
Mocht de Goddelijke Voorzienigheid het echter toe-laten, dat de plannen der duisternis weder voor eeni-gen tijd zegevieren, en er nogmaals een tijdperk van rnarteldom aanbreekt, dan zal de Kerk — alle, teekenen voorspellen het — opnieuw dien heldenmoed eener gehoorzaamheid tot op het bloed aan den dag leggen, gelijk in den eersten driehonderdjarigen strijd tegen het oude heidendom, — een moed, gelijk nog nimmer een leger heeft ten toon gespreid. De gevallenen in dien ongelijken strijd zullen even zooveel boden der overwinning zijn ; hun bloed is de waarborg van de eindelijke zegepraal des Kruises. Het zou ook kunnen gebeuren, dat eindelijk in de har:en der koningen dezer aarde de vraag oprijst : Betalen onze onderdanen hunne belastingen, offeren zij hunne zonen op voor het doe!, dat de wil der Loge worde opgevolgd ? Dan voorzeker zou de beslissinlt;? zijn
10 '
si
JL
218
aegeven voor de groote afrekening. Wij hopen het niet, maar wij smeeken den Hemel, dat Hij de verblinden moge verlichten, de verstokten moge vermurwen, opdat eindelijk de woeste storm der muiterijen ophoude, en Christus alles in alles moge zijn; dat op onze ministeriën en onze kerken wederom de spreuk van Karei den Groote moge prijken: Christus leeft,, Christus regeert, Christus zegeviert! —
EENIGE DOKUMENTEN.
POLITIEKE EN ANTI-GODSDIENSTIGE AGITATIE.
1. KEÜE VAX DEN BELGISCHEN Bil/. ENquot; GROOTHEEST EK VERHAEGEN OP HET FEEST VAN DEN ZOMERZONNESTILSTAND 1854, IN HET GROOT-OOSTEN TE BRUSSEL.
[Tracé des iravaux de la grande fcle solsliliale-na-tionale, célébrée par le Gr,'.-0.\ de Belglque, le 24 •/.•. du 4 M.\, Van de la F.'. L.\ — vraie lumière — 1S54. Bruxelles, établissement typographique du Fr. Henri Samuel, 1854; p. 13—19).
Als een bewijs voor het zuiver politieke eu antigodsdienstige streven van den geheimen Bond, kan de volgende redevoering strekken van den later zoo ongelukkig afgestorven Verhaegen, welke als een heerlijk //Bouwstukquot; op den wensch van alle vergaderde vrijmetselaars werd gedrukt, üe inleiding, van mindere beteekenis, laten wij achterwege!
.... //In de profane wereld hadden nog kort geleden gebeurtenissen plaats, die onze volle oplettendheid overwaardig zijn, en naar de meening van den nieuw gekozen Groot-commandeur ligt daarin veel nut voor
222
de vrijmetselarij. Het kan niet zonder doel of vruchteloos zijn, dat opofferende, verlichte, vaderlandlievende mannen, beminnaars van vrijheid en vooruitgang zicli iu zoovele plaatsen van het land (in Loges) vereenigeu. De vrijmetselaars-vereenigingen toch zouden in de hoogste mate schuldig zijn, wanneer zij zich beperkten tot een onvrucbtbaren arbeid, terwijl de vijand zich overal in slagorde schaart, terwijl de verduisterende (katholieke) Liga van onwetendheid en onderdrukking in den donkeren schaduw haar strikken spant, en door vrees en eigenbaat- hare dagelijks toenemende noodlottige macht vermeerdert. — Ik weet zeer goed, dat ik bij het betreden van dit terrein in schroomvallige harten angst en vrees zal opwekken. Men zal mij tegenwerpen, dat die steile baan voor de vrijmetselarij gevaarlijk is; dat onze statuten (wel te verstaan : die voor de laagste graden en voor de profane wereld) ons elke staatkundige en godsdienstige inmenging verbieden.
//Mijne Broeders! Dit punt moet nu voor altijd ernstig worden onderzocht; de vrijmetselarij moet, ten aanzien van dien bevreemdenden moeielijken tweestrijd, of zij namelijk zal zwijgen of haar eigen wet overtreden, eindelijk te kennen geven, wat zij denkt en wat zij wil.
//Laten wij ten eerste coustateeren, dat de vrijmetselarij zich in vele gevallen eenstemmig boven iedere beperking heeft verheven. Zij heeft zich daadwerkelijk in de politieke twisten gemengd. En wanneer de triumf van hare zaak door de geheele natie vreugdevol weid begroet; wanneer hij het bewijs leverde, hoeveel sympathie de Bond in het land bezat, wie zou het dan durven wagen,eene afkeuring
223
uit te spreken? (1) Dat zou een blaam zijn voor de geschiedenis, en den overgrooten dienst loochenen, die aan het vaderland is bewezen.
//Evenzoo kunnen wij met recht zeggen, dat de vrijmetselarij destijds gehoorzaamde aan een gebiedenden plicht, eu dat zij in een gegeven geval wel zal doen, ook in de toekomst dezen weg te blijven volgen.
Veroorlooft mij nog de opmerking, dat het bedoelde verbod (betreffende de politieke en godsdienstige agitatie) in geen enkel o pz i c h t ge-grond is op de algemeene statuten der orde, welke hierover integendeel niets bevatten. Wanneer nu de vrijmetselaais, welke die statuten hebben ontworpen, de bedoeling hebben gehad, dit verbod volstrekt bindend te maken, zouden zij het ook als positieve wet in de statuteu hebben opgenomen. — Nu vindt men die beperking echter alleen opgeteekend in het b ij zonder reglement van het Grooi-Oosten (art. 135); zij heeft dus ook slechts eene betrekkei ij ke waarde, want op verlangen van vijf afgevaardigden kan het reglement worden gewijzigd.
//Dit is dus het eenige, wat ons zou kunnen terughouden. Wanneer echter de Groot-commandeur en het Groot-Oosten het eens zijn in hun wensch, om die hinderpaal op te heffen, dan zou het toch kinderachtig zijn, daaraan nog de minste waarde te hechten.
//Bijgevolg hebben wij rechtens en werkelijk de bevoegdheid, om het ons door de letter gestelde verbod voor opgeheven te verklaren.
(I) Verliaegcn schijnt hier vooral het oog te hebLeu op de losscheuring door België van Nederland, die door de Loge werd voorbereid en uitgevoerd.
224
'/TiiJieu de vrijmetselarij zich moest houden binnen den miuuen kring, weiken men haar zou willen bepalen, dun vraag ik nog bovendien : waartoe moet toch hare grootsc'ie organisatie en de door haar verkregen ontwikkeling dienen? — Zou men haar het leven zoo benauwd willen maken, laten wij dan liever onze tempels slaiteu; wij zullen buiten dezelve (in de profane wereld) middelen genoeg vinden, om de armzalige ons nog overgebleven taak ten uitvoer te leggen. Wat ik hier zeg, hoorde ik reeds honderdmaal van de beste, meest verlichte en meest bezielde vrijmetselaars. — Ik ben hier slechts hun echo; ik spreek slechts luide uit, wat allen in hun hart denken,
//W ie dus mocht meenen, dat ik door deze verklaring de wetten der vrijmetselarij overtreed, kan gerust weder moed scheppen.
//Vraag ik het verleden onzer orde, dan vind ik alleen, dat de v rij me tse 1 a r ij a 11ij d de oplettende schildwacht was, die de richting van het staatsschip in het oog houdt. Is zij het niet, die in duisternis en stormen het bevrijdend baken ontsteekt, dat waarschuwt voor klippen ? Is zij hel niet, die in de dagen van gevaar den noodkreet slaakt ? Is hare geheele geschiedenis niet het bewijs daarvoor? Was het niet de vrijmetselarij, die overal waar het noodig bleek te zijn, het centrum en hel steunpunt vormde tegenover de aanmatigingen van dwaling en leugen, (lees: de christelijke Kerk en de christelijke Staat), van welke zijde die ook mochten opdagen? En wat zij tot dusverre heeft gedaan, moet en kan zij dat ook in de toekomst niet meer doen ?
//Ik denk, ja! De Groot-commaudeur en het Groot-Oosten stemmen hierin met mij overeen. Welnu, mijne Broeders, de ure des ge vaars is geslagen, dc vijand dreigt, wij moeten handelen........ De noodkreet is
225
gelioortl! Gevoelt gij niet, dat de dampkring onlieil broeit? Het openbaar geweten daalt, het verraad spant openlijk zijn netten; het egoïsme en de vrees (de christelijke godsdienst), die smadelijke afgoden, zien ongehinderd, hoe men op klaarlichten dag op hunne altaren den wierook brandt. Trouvvelooze vijanden, waaraan eene lage en onverzadelijk eergierigheid knaagt, wagen het te droomen van een politieke almacht, van een knechtschap van het geweten en van de omverwerping onzer schoonste vrijheden. Overal organiseeren zich onze tegenstanders, overal verkondigen zij het luide als hun heiligen plicht, hun onbetwistbaar recht, zich !e mengen in politieke quaestiën. (1) Onder den dekmantel der weldadigheid stellen zij regiments-gewijze hunne strijdkrachten op. Onder het schild onzer eigen beginselen strijden zij, want onophoudelijk spreken zij van verdraagzaamheid, naastenliefde en van alle deugden. De Vereeniging van den H. V i n-centius a Paulo schrijft op hare banier het verheven woord //Humaniteit,quot; dat echter in haren mond bedriegerij {duperie) wordt. — En tegenover dien toe-nemenden vooruitgang (der christenen), op den vooravond van den beslissenden slag, zou de vrijmetselarij zich laaghartig in haren tempel opsluiien en zeggen; //laten wij ons stil houden, de politiek is ons verboden ?quot;
//Ach, mijne Broeders, laten wij de vrijmetselarij niet langer dwingen zich zelf te bezoedelen, en zich
(1) Daar hebben wij weer dat woeste geschreeuw over iumengiuir in staatkunde, over Staalsgefahr, en als gevolg daarvan noodzakelijke maatregelen van politie en wetgevers, zoodra het christelijke volk zijm-konstitutioneele rechten gebruikt, wanneer het de vrijheid eischt vau het christelijk geweten en de autonomie zijner Kerk en zich niet wil krommen onder de dwingelandij der vrijmetselarij.
226
door haar eigen toedoen onder een zoo gruwzaam onrecht te vernederen,
wDank aan deze onverklaarbare verloochening van ons zeiven gaan wij een nabijzijnden val te gemoet en begaan wij een leugen aan geheel ons verleden. Wachten wij ons wel, onze zonen de schande van zulk een afval te doen erven! Laten wij de toekomst niet noodzaken, te blozen over zulk een ellendig heden! Overtuigen wij ons wel van die eene waarheid, dat, wanneer de vrijmetselarij ons de heiligste en verhe-venste zending oplegt, zij ons niet gelijktijdig de middelen kan ontnemen, die tot de vervulling dier zending noodzakelijk zijn. Het zou bevreemdend zijn, wanneer zij ons aan de eene zijde zoo hoog schatte, en ons van de andere zoo onteerend wantrouwde.
//Het is hoog tijd, m. Brs.*., dat wij al onze hulpmiddelen gebruiken. Werpt een blik om u heen: terwijl alle soorten van zwakheid en schande hare verdragen sluiten met de reactie, is het verzet daartegen overal verdeeld. Nergens een voldoend machtig middenpunt, nergens een banier, om de mannen der toekomst te vereenigen, die ondanks de verschillende kleuren toch in beginsel slechts eene zaak liefhebben en wenschen: den vooruitgang (dat is: de revolutie). Daarom moeten zich alle eerlijke lieden op de eene of andere wijze aaneensluiten; zij, de beminnaars der waarheid, de apostelen van het goede en schoone, dat schitterend tweegesternte, dat de zedelijke en stoffelijke wereld omvat, in een tweevoudig streven naar wetenschap en geluk. (1)
(1) Het „goede en schoonequot;, „de vooruitgang,quot; „het tweegeaterntoquot; beteekenen voor de ingewijden zooveel als vrijheid en gelijkheid in politieken, socialen en godsdienstige!! zin, dat wil zeggen : volkomen revolutie in alle opzichten.
227
Welaan dan! De phalanx van rechtschapene en verlichte mannen,, die de toekomst voorbereiden of het tegenwoordige verwezenlijken, deze vrije arena, die al het goede in de verschillende hoedanigheden vereenigt, — zij bestaat reeds, gij allen kent ze! Deze edele moeder van zoovele verdwaalde kinderen, die naar het voorbeeld van Christus (!) tot alle eerlijke en verlichte geesten spreekt: //Vrede den menschen, die van goeden wil zijn;quot; in een woord, die moeder, welke de eeuwige is, die het groote vraagstuk des tijds kan oplossen, die de stormen kan bezweren, welke misschien in den schoot der toekomst zijn opeengehoopt, — gij hebt het geraden, m. Brs.*., gij hebt ze herkend in de volle grootheid van haar wezen, in de almogendheid harer kracht, — /ij is de vrijmetselarij!!!!......(1)
fMaar houden wij wel in liet oog, dat het niet genoeg is, in een oogenblik van geestdrift te zeggen: Wij zijn sterk, wij zijn almachtig, de overwinning is ons!
//Laten wij op ouze hoede zijn! Sterk zullen wij zijn, als wij één zijn; machtig, wanneer ons doel nauwkeurig is omschreven, wanneer wij verlichte en vaste beginselen hebben.
//Wij moeten weten — en ik druk op dit woord — wat wij eigenlijk willen; vóór alles door eene grondige studie der maatschappelijke behoeften, door diepere en verlichte nasporing van de ware grondslagen der sociale economie. Weten, wat men wil! quot;Voorts eenheid, en bijgevolg vastheid en onverschrokkenheid in onzen wil I Maar eenheid, onbedwingbare eenheid! Slechts dan zullen wij het recht, en de macht hebben, om te zegevieren!
(I) Zoo gedrukt in het voor ous liggende geheime dokumcnt.
228
vlk zal kort zijn. Ik zeer, de vaste regel der vrijmetselarij voor het oogenblik — dien men ook met vrucht in de toekomst kan vasthouden en volgen — is : W e t e ii, wat men w i 1, e n willen, watmen weet.
//Nog eenige woorden tot toelichting dezer stelling,
eu ik kan eindigen. Weten, wat men wil.....
Dat is het werk van voorbereiding, dat ieder vrijmetselaar zich persoonlijk moet opleggen: dit moet het einddoel van iedere loge zijn. Zijn wij eenmaal bevrijd van de beperkingen van art. 135, dan heeft de vrijmetselaar het recht, zich met alles te bemoeien, en dan rust zelfs op hem de plicht, alles te onderzoeken, en zich evenzeer in de Loge als in de profane wereld te verklaren omtrent iedere stoffelijke of zedelijke, sociale of philosophische, dat wil zeggen : staatkundige of godsdienstige quaestie. — In één woord: De vrijmetselarij behoort zonder vrees, niet slechts als recht maar ook als plicht die goddelijke grondstelling te verkondigen, welke door het bloed van zoovele martelaren (der revolutie) is gestaafd; die kostbare en absolute verovering van ons openbaar recht: de vrijheid van onderzoek!
//..... Hieruit ontstaat voor den vrijmetselaar een
onveranderlijke richtsnoer voor zijne handelingen: h ij w eet, w at li ij wil!
//Hij, (de vrijmetselaar) zal dan met de hulp zijner Eroeders, in de machtige organisatie der vrijmetselarij, in de beoefening der meest oprechte en principiëcle eendracht, die kracht der vereeniging vinden, door welke men de groote plannen kan ten uitvoer leggen. En terwijl hij, niet door het geloof, maar door het w e t e n rekend op den triumf der ideeën, waaraan hij onwrikbaar vasthoudt, zal hij tot hare verwezenlijking al zijne krachten inspannen: Hij zal wilier., wat h ij weet!
//Dan mogen zij komen, die het anathema tegen de vrijmetselarij slingeren! (Paus en Bissclioppeu;) Dan mogen zij den strijd wagen; en de zonen van het ware licht zullen die eeuwige spotters met den geest van den ctiensch, die onverzoenlijke vijanden van het ware geluk der menschheid (der atheïstische sociaal-democratie) voor eeuwig in den nacht der duisternis nederstorten.1'
Ondanks de in het dokument weggelaten zinsneden (aangeduid door........) is toch de redevoering duidelijk genoeg. Zij werd met onstuimige toejuiching begroet; het daarin ontvouwde voorstel werd een besluit, dat wil zeggen, men veroorloofde den leden, ook aan die van de laagste graden, wat de IS110 en de ;J0ste graad reeds siuds lang op groote schaal hadden beoefend; het agiteeren voor de godsdienstige, socialistische en politieke revolutie.
11. EEDK VAX DEN GROOTHEDEN A AR BR.*. CO URL A RD IN HET GR,•.-O.'. TE BRUSSEL.
Op hetzelfde feest. \_Tract: etc. P. 30—88.]
...... //Mijne Broeders van het Gr.-. O.'. ! En
■rij, Brs.-. uit alle loges des lands, die hier bij de indrukwekkende plechtigheid tegenwoordig zijt ! Gij moet wel ongeduldig zijn, om nauwkeuriger te worden
230
ingelicht, hoe het Gr.'. O.*, in de toekomst zijne werkzaamheden denkt te regelen; eu zonder twijfel wenscht gij te worden gerustgesteld omtrent de wijze, waarop ieder waardigheidsbekleeder aan het groote vrij metselaars werk denkt deel te nemen. Ik zal U mijne beginselen bloot leggen, en mijn hart geheel v'oor U openen ; ik zal mij aan U toonen met al de oprechtheid, met de meest volkomen overtuiging, met de grootste eerlijkheid, waartoe mijn karakter slechts in staat is. M.\ Brs.-.! Is niet ieder overtuigd van de noodzakelijkheid, dat de vrijmetselarij handelend en strijdend moet optreden [qu'il faul, que la maconneric soil active, qu'elle soit militante ?) Hebben wij, mannen van het onderzoek, wij edele mannen (1), niet gedurende eenige jaren moeten verduren, dat wij de ons bezielende denkbeelden niet konden verwezenlijken, niet in het leven konden invoeren, en dat wij het moesten aanzien, hoe de door ons doorzicht en door ons hart voorgestelde uitslag niet kon worden bereikt. Op denzelfden dag dus, dat dit punt wordt te berde gebracht, moet het ook tot een beslissing komen ; alle geesten en alle harten moeten zich vereenigen, opdat de vrijmetselarij tot handelen, uitvoering en tot werkdadig h ei d kan overgaan.
...... wM.quot;. Brs.*.! Ik wil den vooruitgang-
opgevat zien in de groote en verheven beteekenis van het woord en het denkbeeld. Ik wil de verheffing van het versland, de zedelijke volmaaktheid. Ik wil de stoffelijke verbetering van het lot van zoovele mil-lioenen menschen, onze broeders; van zoovele onge-lukkigen, die met ons onder denzeifden hemel wonen, dezelfde aarde als wij bebouwen ! Ja! Daar elk
(l) Deze walgende zelfvergoding vindt men in alle redevoeriu-uea der Loge.
331
wezen op aarde, zoo goed als ik, eeu deel der materie uitmaakt en bovendien eeu vonk is van den verheven geest, daarom wil ik ook, dat die vonk bij allen schit-tere; dat alle geesten zich ontwikkelen, en d a t ieder verstand, van de onderste sportder sociale ladder tot de bovenste,verlicht z ij, ieder hart gevoele en zich verheug ej kortom, dat ieder mensch zich tot eeu godheid ver heffe. (1) [Toejuichingen.] Zoo begrijp ik den iutellectueelen en zedelijkeu vooruitgang ! Ik wil, dat de wereld het wete en dat zij erkenne, dat er een het heelal besturende zedewet bestaat, die ouder alle volken in alle landen gelijk is; dat die zedewet de ware godsdienst aller volken u i r m a a k t! (2) [Toej uichingen.] //Ik wil, dat men leere, voor eeu rechtschapen mau eerbiedig het hoofd te buigen; ik wil, dat de eerlijke man die hoogte bereike, welke hem toekomt! (3) Dat noem ik vooruitgang, zedelijke veredeling; deze zou zoo gemakkelijk kunnen worden bereikt, wanneer eens het denkbeeld, het ontwerp, de inrichting der vrijmetselarij de opvoeding des volks kon besturen ! (4) (Aanhoudende bravo's.)
(1) Wie herkent hier niet de atheïstische sociaal-democratie als het ideaal der vrijmetselarij ? Om echter alle verdenking van zich al' te wenden, was de Loge, volgens haar gewone taktiek, slim genoeg, de geestelijkheid van die socialistische woelingen te beschuldigen, eii schaamde zij zich niet, voor het goedgcloovig publiek te spreken van een zwarte internationale.
(2) Bijgevolg zijn de positieve godsdiensten, die ook dogmat Ijezitten, en vooral het Christendom, volgens de Loge valsch.
(3) Zou hiermede niet bedoeld worden de republiek als de eenige zedelijke regeeringsvorm.
(4) Begrijpt men nu, waarom overal wordt gestreefd naar gods-dienstlooze scholen, uitsluitend staatstoezicht, scheiding van schooi en Kerk, leekenonderwijs, en gevolgelijk e«n willekeurige pressit-wordr uitgeoefend op christelijke ouders en kinderen ?
232
v Welaan ! Laten wij een o Ogen blik redenecren ; gaan wij niet van hier, alvorens overtuigd te zijn en onze besluiten te hebben genomen, om spoedig te handelen en tot uitvoering over te gaan, wanneer iiet oogen-blik van de //daadquot; zal zijn gekomen.
//Ik vraag u, mijne Brs.-., als wij doordrongen zijn van deze gedachte, wanneer wij ons eigen bestaan op 't spel zien gezet, kunnen wij ons dan ook slechts een oogenblik, door een artikel in het regieinent van het Groot-Oosten laten terughouden, of moeten wij daarin een Onoverkomelijken hinderpaal zien, o.n de heilige en edele wenschen te vervullen, waarvan ons hart gloeit? Kunnen wij met volle overtuiging uit dat art. (Ib5) opmaken, dat het in onze werkplaatsen (loges) onder eik opzicht verboden is, zich met staatkundige of godsdienstige vraagstukken te bemoeien? Zou dat niet voor eens en voor altijd een veroordeeling van ons zeiven zijn, ons te moeten voeden met louter theoriën? Ware het dan niet beter, dadelijk onze tempels te sluiten? Hoe! Men wil niet, dat wij ons met politieke en godsdienstige quaestien inlaten? — Maar wat zijn dan die quaestien? — Het zijn onze meeningen en gedachten, uitgevoerd en verwezenlijkt! En wanneer er nu sprake is om het denkbeeld te verwezenlijken of de gedachten (der Loge) uit te voeren, lt;lan werpt men ons een artikel van het reglement tegen, dal ons het recht daartoe, moet ontnemen! Men wil ons dus wel veroorloven iets te denken, maar niet om volgens die gedachte te handelen ! (Toejuichingen).
//Men wil wel is waar erkennen, dat wij ernstige mannen en met de beste gevoelens bezield zijn; maar men zegt ons; //Gij moet achter dezeu Spaanse hen muur blijven, en moogt de vruchten uwer studiën en overwegingen niet naar buiten overplanten.quot; — üe bloote
233
iiiedetleeiing van zulk eeu meeuiug is geuoeg, om oogenblikkelijk voor altijd het vaste besluit te nemen, dat de v r ij m c l s e 1 a r ij niet alleen het recht heeft, maar dat het ook haar plicht is, zich met staatkundige en godsdienstige vraagstukken te bemoeien, omdat w ij alleen daardoor de v e r-w e z e n 1 ij k i ii g kunnen bewerken van alle t h e o r i ë n, die de ziel van ons s t r e-v e ;i ii i t in a k e n. (Toejuichingen.)
//Ik vraag u, M.-. 13rs.quot;. I Jlen staat ons het vrije onderzoek toe; maar onder welken vorm ? Men geeft ons in beginsel het recht tot algemeen onderzoek, maar men zegt ons bij iedere schrede: Gij bemoeit u met regeeringszaken, met politiek; gij mengt u in godsdienst, d. i. de op Gods naam gedreven handel in datgene, wat zekere m e n s c h e n godsdienst noemen! Zoo begrijpt men het vrije onderzoek! Daarom zal ik allen, die mij dit algemeen onderzoek op geheel het gebied van denken zoeken te betwisten, antwoorden: ui k ben een m e n s c h ; e n w at ii e t m e n s c h d o m aangaat, dat behoort ook m ij, dat is ook m ij n belang!quot;
//Maar, M.-. Brs/.! Verstaan wij elkander wel over de wijze, hoe deze werkdadige en voortdurende tusgt; scuenkoinst der vrijmetselarij in staatkundige en gods-uienstige vraagstukken, naar mijn inzien, moet worden opgevat. — Het is mijne bedoeling niet, het Gr.'. O.*, mijne zwakke hulp (den raad als grootredenaar) in dien zin te. leenen, dat ik het elk oogenblik zou willen onderhouden over de politiek van den dag en over bepaalde godsdienstige punten! — Deze toch zouden ten gevolge kunnen hebben, wat wij met al onze kracht moeten trachten te voorkomen : tweedracht en
234
wederzijdscheu afkeer. Maar alle hoofdvraagstukken op politiek terrein; alles wat betrekking heeft op organisatie, het bestaan, het leven van den Staat — dat is op de eerste plaats ons gebied, dat is ons domein, hetwelk wij moeten onderzoeken met de vuurproef der rede en des verstands. (Toejuichingen.)
«Wanneer dus de ministers het land een ontwerp van organisatie van het volksonderwijs willen voorleggen, dan zal ik roepen: Dat gaat oas, v r ij in e t s e 1 a a r s, aan! M ij behoort de o n-d e r w ij s q u a e s t i e ! Aan m ij het onderzoek en de oplossing daarvan! (Toejuichingen.)
»Daar de ministers het parlement spoedig de organisatie der weldadig heids-instellinge n zullen voorleggen, roep ik: Aan mij, den vrijmetselaar, behoort dit vraagstuk! Aan mij de quaestie der openbare weldadigheid! Want deze tak van bestuur mag niet overgaan in onwaardige handen, welke hem misbruiken tegen het werk, waaraan wij ons onvermoeid wijden. Aan mij dus de organisatie der weldadigheid ! Zij moet naar onze overtuiging en volgens onzen geest doordacht, uitgewerkt en uitgevoerd worden. (Langdurige bravo's.)
fVoorts raakt het ons, wanneer een minister de wetten der burgerlijke gastvrijheid durft schenden. (1) Wanneer men dus door maatregelen, welke de geest der nationaliteit niet kan toelaten of aannemen, geweld pleegt aan dit groote beginsel der broederlijkheid, de gastvrijheid van den Belgischen bodem: Dan tot mij, vrijmetselaars! (Algemeene toestemming.)
(1) Desiemcer moet de gastvrijheid ?au den Belgischen bodem worden geweigerd aan kloosterlingen, welke daar een toevluchtsoord zoeken. Zelfs in dit geval waagt het een ministerie, dat zich katholiek aoemt, niet eens, dit landrecht te handhaven.
235
//Wanneer eindelijk de natie op een, misschien niet ver verwijderd tijdstip, zelf besluiten van de hoogste waarde moet nemen; (1) wanneer België misschien op den vooravond van groote en onberekenbare gebeurtenissen, die niet ver meer kunnen zijn, moet beslissen omtrent de houding, die het zal moeten aannemen; over de rol, welke het zal spelen, dan terug, terug! gij vrijmetselaars, die mij wilt zeggen, dat ik mij met staatkunde niet mag bemoeien! Ik zelf zal alle vrijmetselaars oproepen, van wier getrouwheid aan onze orde wij overtuigd zijn ; ik zal van hen eischen, alle vreesachtige geesten te laten zooals zij zijn, en dan zullen wij te samen onderzoeken en spoedig alom verkondigen, wat ons dierbaar, edel vaderland moet doen, om aan de spits van den Europee-schen vooruitgang te blijven. (Lange daverende toejuichingen onderbreken den redenaar gedurende eenige minuten.)
//Ik vraag u verschoonin^, M.-. Brs.*., dat ik mij zoo laat medeslepen. Maar het is juist mijn doel, het geweten van allen te verlichten. Gij zult mij verontschuldigen, dat ik misschien (Neen! Neen!) de aandacht misbruik, die gij mij uit goedheid leent.
u Wat de godsdienst aangaat, M.-. Brs.-., gelooft toch niet, dat ik ooit in den boezem van het Groot-Oosten of in den schoot onzer tempels dogmatische quaestiën, scholastische stellingen, als b. v. de gewichtige quaestie der transubstantiatie (gelach !) zal opwerpen. Nooit zal ik het ontleedmes aanzetten, om die duistere vraagstukken te onderzoeken, omtrent welke men naar mijne meening in de oude tijden de vaste wet maakte : het
(1) Naar het schijnt, zinspeelt de redenaar hier op de waarschijnlijke toetreding van België tot de beraamde sociaal-dcmokratischd wereldrepubliek.
236
is verboden, zich ooit met godsdienstige stoffen bezig te houden. Wanneer echter de lieeren bisschoppen, om wille van den schijn, bij gelegenheid van den vastentijd, hunne herderlijke brieven afkondigen, die in werkelijkheid in bedekten vorm eene hooge en fijne politiek bevatten ; wanneer, gelijk wij helaas moeten zien, het land wordt overstroomd met inrichtingen, die godsdienstig moeten heeten, maar welke ik inrichtingen voor de, luiheid noem (toestemmend gelach); wanneer geheel volwassen, krachtige menschen voor onze oogen zonder te werken het brood onzer arme broeders wegnemen en elen, — het brood onzer goede en rechtschapene werklieden — dan zeg ik, dat het ons recht en onze plicht is, ons met de godsdienstige quaestie, met de kloosters, te bemoeien, dezelve openlijk te bestrijden en te ontleden. En geheel het land moet aan hen eindelijk zijn recht in beoefening brengen, al moet men ook geweld gebruiken, om zich van dit uitvaagsel te ontdoen. (I) Welaan dan, onophoudelijke werkzaamheid der vrijmetselarij tegen de uuttelooze kloosters, tegen die inrichtingen voor luie wezens ! (Toejuiching.)
//Wanneer wij midden in de 19(le eeuw, in het jaar 1854 moeten hooren, dat men nieuwe wonderen verkondigt ,• dat men het volk, het Belgische volk een nieuwen Heilige proklameert; dat de zalige, heilige Babola (sic.) uit het graf opstaat en het Belgische volk zijn onsterfelijkheid afsmeekt, — zou men dan
(l) Dit ruwe beroep op Tiet betaalde eu opgehitste gepeupel, eu vooral op liet slaande leger der Loge, de sociaal-democratie spreekt duidelijk. Jammer genoeg is dit plan reeds dikwijls een feit geworden. Overigens vreest de vrijmetselarij niet zoozeer de 1 u i li e i d. maar eigenlijk de werkdadigheid der geestelijke orden: vandaar haar haat tegen de Jesuiten, welke nog door niemand van lediggang zijn beschuldigd.
■237
niet aan de mogelijkheid daarvan twijfelen ? En toch is het waar; het geschiedt nog heden in mijne vaderstad Bergen, waar de loge la parfalle Union zetelt. Ja nieuwe Heiligen staan er op, juist in het oogenblik dat ik spreek, overdreven door de Jesuiten gevierd, terwijl men nog het volk aanraadt, dat het zijne ziekten moet doen genezen door het water van La Sale tie. Welaan ! moet de vrijmetselarij zich bemoeien met godsdienstige vraagstukken ! Ja of neen ? Moeten wij ons niet vereenigen, om zulke misbruiken tegen te gaan ?
'/......Nu een woord, M.-. Brs.-., over de wijze,
hoe wij moeten willen, wat wij weten. Wij moeten het vooral willen door naauwgezetten arbeid in het binnenste onzer werkplaatsen, door gemeenschappelijke studie, en verder door het gebruik maken van de wettige middelen tot verwezenlijking der met algemeene overtuiging vastgestelde beginselen.
//Zoo hoop ik, dat de pers spoedig een deel harer roeping zal vervullen, door de waarheden der Loge voor het volk bevattelijk te maken. Wanneer ik zie, dit men naast e!k Jesuitenklooster een hut huurt voor de plaatsing eener pers en voor de uitgave van een slecht dagblad [niéchant Journal), dan zeg ik, dat wij ook naast elk onzer tempels deze wettige, konsti-tutioneele kracht, de peis, moeten hebben, en dat zij voor de waarheid moet spreken, gelijk men ze voor de leugen en de schande heeft doen hooren. (Stormachtige Bravo's.)
//Hoe moeten wij verder doen, wat wij willen ? Door ome. handelingen. Dat wil zeggen, in alle omstandigheden moeten wij gereed zijn, het met onze tegenstanders op te nemen. Een ieder moet op zijne plaats, in zijn huis, overal waar er slechts iets goeds (lees kwaads) kan worden gedaan, waar zich de gelegenheid
238
slechts aanbiedt om zich nuttig te maken, kortom overal moet er een vrijmetselaar zijn. De Loge moet vertegenwoordigd zijn in alle openbare betrekkingen, in alle besturen van openbare ondersteuning en armenverzorging; daar moet zij waken en in geval van nood strijden voor den triuraf der waarheid.quot;
Het minder belangrijke slot der redevoering kunnen wij overslaan. Wij stippen nog slechts aan, dat een der uitgebrachte toasten aldus luidde: f/Op de heerschappij der vrijheid, gelijkheid en broederschap! Au rigne de la liberie, de Tégalité el de la fralcr-nité! Tracé bldz. 42.
Men moet niet denken, dat alleen in België de Loge op deze wijze te werk gaat. JSieen, hare beginselen zijn overal dezelfde; alleen is men in andere landen verplicht, het masker van het geheim dichter voor het gezicht te drukken, en het handelen over te laten aan de diepst ingewijden. Daar echter in België door de konstitutie en nog om eene andere oorzaak, die wij hier niet willen noemen, die voorzorgsmaatregelen niet noodig zijn, mag men er ook openlijker van spreken. Juist om die reden zijn de dokumenten uit Belgische loges van het grootste gewicht en het meest geloofwaardig.
DE VRIJMETSELARIJ VOOR DE INTERNATIONALE.
VOORSTEL TOT EEN VKÏJMETSELAARS—ARBEIDERSCONGRES. (1)
[Ze Monde magonnrque, tome PIL p. q. Mai 1865, La Pairie de Bout ges. 27 Juin 1865.]
Uit congres zou in Augustus 1SG5 te Brussel vergaderen, en uit Engelsche, Fransche, Duitsche, Itali-aansche, Belgische enz. arbeiders bestaan.
De Parijsche Loge, Temple des families, onder leiding vau Br/. Gamier, had het volgende voorstel aangenomen, dat uitging van Br.*, Fribourg, een Jood, lid der Loge Avenir, en Parijscli korrespondent der Internationale Arbeidersvereeniging :
Daar de vrijmetselarij eene algeraeene, philosophisclie en humanitaire vereeniging is, moet zij ock, om de aangegeven redenen, elk streven, wat het verbeteren
(l) Klaarblijkelijk betrof dit de propaganda der in 18C4 te Londen opgerichte Internationale, waarvan het eerste eigenlijke algeineenc kongres echter eerst in 1866 te Geneve (3—8 Sept.) kon worden gehouden.
240
van het lot der werklieden ten doel heeft, aanraoedi-gen, besehermen en uitbreiden. Tot dit doel, mijne waarde Brs.-., neem ik de eer op mij, u te bidden, uwe zedelijke en geldelijke ondersteuning te willen leenen aan liet grootsche werk, dat over eenigen tijd te Brussel zal worden uitgevoerd, namelijk de emancipatie der werklieden. In deze stad zal namelijk het internationale werklieden-congres vergaderen. In de kosten nu, welke eene vereeniging van alle mogelijke werklieden onvermijdelijk maakt, zal door onze gelde-liike bijdragen moeten worden voorzien. De werklieden zijn arm, derhalve mo t men hen ondersteunen.quot;
De verhandelingen en dokumenten, welke de vruchten van dit congres zullen zijn, zullen zonder twijfel een v o 1 d o e ii de b ij d r a g e van (vrijmetselaars-) licht aanbrengen, dat den weg va n d e n m a a t s c h a p p e 1 ij k e n vooruitgang zal verlichten. Daar de onlangs gesloten internationale verdragen de. volken door de drijfveer der industrie nauwer met elkander hebben verbonden, zoo moeten de groote vergaderingen der mannen uit. alle landen, de volken vereenigen door de verheven beginselen der broederschap Iquot;
De oproeping van den Joodschen Br.-. Fribourg vond een gewillig oor bij de loges, als b. v. bij de Schotsche: La Ligne droite, Les Hospitallers de St. Quen, de Loge nquot;. 133; bij de loges van den Fran-schen ritus: La rose du parfait silence, j'j Avenir, La Renaissance.
Nu weten wij dus, van waar een deel der geldmiddelen van de internationale komt, en vooral hoe de niet geringe uitgaven voor hure groote congressen worden betaald !
Toch blijft het altijd nog opvallend, hoe ongestoord de sociale democratie zich mair verheugen in het recht
ran vereeiiiging en vergadering, al is dan ook haar algemeen bekend streven gericht op de volkomen omverwerping van al het bestaande. Mocht een godsdienstige vereeniging zich ook slechts het honderdste gedeelte daarvan veroorloven, zij kon er zeker van zijn, binnen weinige dagen haar banvonnis te vernemen.
HET OPTREDEN DER VRIJMETSELARIJ VOOR DE FARIIFCUF. COM1IUXE.
[Een artikel van Saint-Geuest in den Figaro, overgenomen in : Gautrelet, La Franc-maconnerie ei la révulnlïou. Lj'on 187 2. bldz. 61b.]
Kerst op den 26stl;u April 1871 hield de eerste loge te Parijs haar buitengewone zitting in den tempel K., om zich openlijk voor de commune te verklaren. Den volgenden dag werd reeds een deputatie naar de leden der commune-regeering gezonden. Br.-, ïhirifoque nam het woord en berichtte: //Alle middelen tot een vreedzame verzoening zijn uitgeput; derhalve hebben de vrijmetselaars besloten, hunne banieren op de wallen te planten. Zoo het leger niet ophoudt met schieten, zal het Groot-Oosten aan de regeering van Versailles den oorlog verklaren.quot; — //burgers!quot; riep hij, //de commune is de meest verheven revolutie, die ooit der wereld werd te aan—
242
schouwen gegeven. Zij is de nieuwe tempel van Salomon, dien de vrijmetselaars verplicht zijn te verdedigen.quot;
Bij deze woorden ontdeed zich burger Jules Vallus van zijn roede sjerp, overhandigde haar aan Br.*. Thirifoque, en de deputatie verwijderde zich, nadat zij haar vaan met bovengenoemde roode sjerp omwonden, en drie batterijen (driewerf: vivat!) volgens den Schot-schen en den Franschen ritus had afgegeven. — Op den volgenden dag, 29 April, dien voor de vrijmetselarij zoo gedenkwaardigen dag, trok demonstratief een vrijmetselaars-processie door de straten van Parijs, en wel in deze orde :
Voorop de Rozenkruisridders (IS1115 graad) met het azuur-blauwe cordon om den hals.
Vervolgens de Kadoscli (30ste graad), die hunne met zilver-franje omzoomde sjerpen in den vorm van een Andreas-kruis droegen.
De leden der Royale Arcke (IS*16 graad).
De Frcre terrible (novicenmeester der orde).
De vorst van den Libanon (26ste graad).
De verheven Meester van den verlichten ring.
De Sehotsche Grootmeesters van het H. gewelf van Jacobus VI.
Eindelijk de Brs.-. Felix Pyat, Lefran^ais, Franke! en Clement Potier.
Met theatralen ernst en een blik van moreele overtuiging trokken zij tot aan de Avenue Friedland, n0. 59, waar vervolgens het Groot-Oosten een nieuwe zitting hield, en renboden naar de regeering van Versailles zond, om haar te beteekenen, dat zij oogen-blikkelijk het schieten moest doen ophouden.
Daarna zette zich de trein met ontvouwde vaandels en een tamboer voorop weder in beweging, terwijl een onafzienbare menigte volk hem naliep, roepende : //Leve de commune! Leve het Groot-Oosten !quot;
243
Aan rlen wal gekomen, gingen de twee meesters //onderzoekersquot; (1) voorop ; hen volgden de leden der //negen zustersquot; [neuf soeurs) en de //ridders van Iris.quot; De aalmoezenier der loge, tusscheu zijn twee acolieten, draaide den winkelhaak naar het Oosten. De //Vorsten van de H. ïentquot; (princes du tabernacle) plaatsten zich in de gewijde houding en spoedig daarna zag men de azuur-blauwe standaards midden ouder de vlaggen der commune op de bastions wapperen.
Had het leger van Versailles van deze vertooning, die toch zooveel indruk moest maken, dan volstrekt niets vernomen ? De Br.', aalmoezenier had ten minste reeds driemaal zijn winkelhaak naar het Oosten gekeerd, en toch wilde het kanongebulder niet zwijgen. —
Daar roept de Eerbiedwaardige : //Welaan dan! Daar liet dan moet zijn, zoo zal de geheele stam van Mis-raïm voorwaarts rukken, en dat men spoedig beginne het hooge bevel te geven !quot;
Langzaam rukt, te midden der algemeene bewondering, de gewijde stam tegen de wallen op; zijn hoofdman keert zich naar het Westen ; Br.1. Thirifoque neemt het vlammende zwaard in de linkerhand en roept driemaal: //Oogenblikkelijk legge het leger van Versailles de wapenen neder! Want, indien één onzer standaards mocht worden getroffen, dan zweren wij bij
den grooten Bouwmeester der Natuur.....quot; — Daar
komt midden in den volzin, die hem nog op de tong ligt, een leelijke kogel, die hem den winkelhaak uit de hand rukt, en in de gelederen der vrijmetselaars verwarring brengt. Stom van schrik, snelt de menigte terug naar de Avenue de la grande armée.
(1) Tkuileurs; deze zijn anders belast met liet onderzoek van het karakter als vrijmetselaar van hen, die den tempel zijn 1 )iniienge-getreden, en tevens met dat van iederen sraad.
244
vEn zij verzetten zich nog! roept de Eerbiedwaardige uit. Laat nu de Broeders Kadosch aanrukken
Bij het zien der plechtig en schrikwekkend tegen de wallen oprukkende Kadosch verkeerde de menigte in de vaste overtuiging, dat nu de booze oorlog ten einde was en zij barstte in jubelende kreten los. Eeeds stijgen er ballons op, voorzien van het teeken der vrijmetselarij, om in de provincie het einde van den strijd aan te kondigen; maar op eens worden zij door een regen van kogels op nieuw teruggejaagd.
//Afschuwelijk 1quot; roept de Eerbiedwaardige. Maar welaan dan! Daar nu de reactie niet wil wijken, moeten de ridders van het heilige gewelf van Jacobus VI hunne banieren voor het heiligschennende leger ontvouwen !quot;
Bij dit bericht verspreidt zich een onuitsprekelijke ontroering door Parijs. Een eerbiedige stilte heerscht onder de menigte; een ieder beseft, dat er nu eindelijk een macht aanrukt, waaraan geen menschelijke kracht kan weerstaan.
Langzaam treedt de colonne der ridders van Jacobus naar de bastions, met de wapperende groote vlag van Üseda. Op den top van den wal vereenigen de ridders de punten hunner zwaarden in de lucht, en vormen aldus het //groote stalen gewelf,quot; terwijl hun muziekkorps den zegemarsch doet hooren, en Br.*. Thirifoque en Eabreguette in vereeniging met Eelix Tjat en Jules Valles den //keten der vereeniging'quot; (1) beginnen te vormen.
Hoera! Hoera! schreeuwen de Broeders Kadosch.quot; //Mirra f' antwoorden de ridders. //Leve ce Commune!' Leve het Groot-Oosten!quot; brult het gepeupel.
(1) Ue verklaring van dit woord volgt later.
245
Maar ziet! Op het oogenblik, dat de Eerbiedwaardige driemaal zijn staf zwaait, ten teekeu dat de vrede is gesloten, daar vliegt een granaat suizend midden in het //stalen gewelf' en werpt den //keten der vereeni-gingquot; in groote wanorde uiteen. (1)
Een panische schrik maakt zich van den frère ter-rille meester. Het blinkende zwaard valt op den grond. Hij //concentreertquot; zich achterwaarts naar het Oosten, in zijn wilde vaart alles medeslepende: de //ridders der stalen slangquot; met den vorst van den Libanon ; de //meesters van den verlichten ringquot; en de Ka-dosch. De verwarring is zoo groot, dat de ridders van liet H. gewelf van Jacobus YI van de wallen tuimelen en plechtig verklaren, dat het meer dan tijd is, een nieuwe zitting te houden. — Na een beraad-slaging van één uur wordt eindelijk medegedeeld, dat er een maatregel van het hoogste gewicht is genomen.
Overwegende namelijk, dat Frankrijk zich in het liet uiterste gevaar bevindt, had de Eerbiedwaardige bepaald, dat de opperste Groote Raad der souvereine en absolute Grootmeesters van den 33si;el1 graad (volgens een andere telling van den 90sten graad) in hoogstdeszelfs eigen persoon op den wal zou verschijnen. Wanneer ook dan nog een kogel het vaan mocht naderen, zou het Groot—Oosten evenzeer den lieer Thiers ter dood veroordeelen, als het voor ze-maanden den koning Wilhelm had gedaan.
Nu zou zich een schouwspel vertoonen, dat door liet Parijsche volk nog nooit was gezien. //Eeuwig gedenkwaardig schouwspel!quot; riep een toen verschenen vrijmetselaars-brochure uit in verheven bombast:
(1) Geen wonder, want liet raeerendeel rau liet Parijsche Groot-Oosten is inderdaad van Oosterschen oorsprong.
246
//een schouwspel, dat eeuwige bewondering waardig is.quot; De geheele colonne der opperste Macht (de hoogste graad) trad, met den verheven uitverkoren ridder aan de spits, zwijgend en met diepen ernst door de verbaasde menigte vooruit. Aan den voet van den wal gekomen, ontsteekt de Eerbiedwaardige zelf de drie sterren (kaarsen) aan den grooten gouden luchter, neemt den luchter van het Oosten en draait dien naar het Westen. De colonne der Harmonie (muziekkorps) doet de tonen van den Noachietenmarsch hooren, terwijl renboden met losse teugels aan de troepen der voorhoede het bericht overbrengen, dat de vanen, welke men op de wallen ziet, die van den Hoogsten Raad der souvereine Grootmeesters zijn.
Maar in het plechtigste oogenblik, toen de verheven uitverkoren ridder den gouden hamer opnam, en aan zijn hemelsblauw lint vasthechtte, daar nadert een stoet van kloosterlingen, die juist uit het nabijliggend klooster w aren verjaagd. Dit brengt een zekere wanorde te weeg in de rijen der verheven mannen des lichts. Een onuitsprekelijken indruk van diepe verachting maken die lieden van het //christelijk bijgeloof' op de aanwezige schare. De meesten toch hielden zelfs een kruis, dat teeken van bijgeloof en afgoderij, in de hand. Moest dat niet door allen, die zooeven van de bombastische, verheven plechtigheden der sociaal-democratie getuigen waren, worden aangezien als een uitdaging van de zijde dier duisterlingen, die het waagden, zóó de Brs.-. Kadosch en de Schotsche ridders van het H. gewelf van Jacobus VI voorbij te trekken ?
Deze onberispelijk zedelijke verbittering van het aanwezige //volkquot; kon betreurenswaardige tooneelen ten gevolge hebben. Om de oproerigen gerust te stellen, zeide men, dat er reeds een aauzienlijk getal gijzelaars uit die lage klasse van menschen was genomen.
247
die zeker kouden zijn van hun dood, zoodra liet leger van Versailles Let mocht wagen, Parijs binnen te trekken. //Welnu, dan kuunen deze gaan!quot; riep het souvereine gepeupel, v Weg, gij mannen der duisternis, uw tijd is voor altijd voorbij, thaus is het volk te geleerd, te verlicht! Het wil niets meer van uw g'eheimen en uw belachelijke ceremonien f'
Terwijl nu de schandelijk gehoonde priesters onder deze verwenschingeu van het gepeupel moeten voort-vluchten, zet de colonne van den oppersten Grooten Raad van den 33stcu graad zich weder zegevierend in beweging, met den tamboer voorop Zeven gekruiste zwaarden vormen het stalen gewelf; Br.-. Tliirifoque keert den cirkelmaatstaf driemaal naar het Oosten en zegt: //Absa ! Absa ! Absa!quot; De colonne der Harmonie speelt de aria van den groote Bouwmeester der natuur. Eindelijk verspreidt zich het gerucht, dat het leger van 'Versailles zich overwonnen verklaart. Een Br.quot;., een der officieren van de voorhoede der regeerings-troepen, verlangt oogenblikkelijk met de leden van het Groot-Oosten te onderhandelen.
Aangaande dit punt konden wij niets naders vernemen ; maar zooveel is zeker, dat het hart der groote menigte buitenmate was geroerd en de soldaten ten hoogste verwonderd waren, toen zij hun officier plotseling de geheiligde (vrijmetselaars-) houding zagen aannemen, terwijl de parlementair naderde, die den eenen arm naar het Oosten uitstrekte en met den anderen den stalen staf vasthield. Op het bericht, dat de leden van den Oppersten Raad van den 30stel1 graad hun banieren hadden geplant, //wordt onmiddellijk een wapenstilstand toegestaan en een deputatie naar het hoofd der Republiek afgezonden.quot;
V\ at geschiedde er tusschen de Brs.'. en den scep-tischen president Thiers? Wie weet het? — Zeker is
248
liet ecliter, dat alle pogingen vruchteloos waren. Te vergeefs sloeg de frere terrible driemaal met den witten staf; tevergeefs hadden de Kadosch, zich naar het Oosten keerende, over het hoofd van Thiers het groote stalen gewelf gevormd ; tevergeefs hadden de //ridders der stalen slangquot; hem den gouden voorzittershamer onder een driewerf hoera aangeboden. — Vreeselijker dan te voren begon de strijd na 24 uren opnieuw,
Nu mogen anderen zich over den bond van het Groot-Oosten met Jules Vallés en Pelix Pyat verwonderen en verontwaardigd er over zijn, dat onmiddellijk na de vermoording van twee Fransche generaals en vóór den brand der hoofdstad, tienduizend vrijmetselaars Ie Parijs verklaarden, dat de commune de nieuwe tempel van Salomon is: — voor den ziende is het geen geheim, dat de vrijmetselarij met de sociaal-democratie verwant is als de moeder met de dochter. — Maar wanneer men later eens zal vernemen, dat — midden in de negentiende eeuw, te midden van een godslasterlijk geslacht, dat vaa God noch Christus iets wilde hooren, — voor een vijand, die van de hoogten der Fransche vestingen neerzag, oogenLlikkelijk de meest ernstige en beklagenswaardige oorlog werd onderbroken, en het Fransche leger met liet geweer aan den voet moest staan, omdat Br.-. Thirifoque in gezelschap van twee Kadosch den heer Thiers den gouden hamer van het opperste Gezag (der vrijmetselarij) aanbood — dan durf ik wedden, dat men het zal houden voor een bakersprookje en het niet zal willen gelooven.
{Figaro.)
Y1UJM ETSE LAARS - F EE S TEN.
[Met eenige verklaringen vau geheime woorden, welke echter niet in alle graden noch in alle loges dezelfde zijn.]
EEN VRIJMETSELAARS-BANKET TE 1'ROVINS.
(Dep. Seine et Mcirne)
(Uit het dagblad le Franc-Macon, Jaarg. I. bldz. 121.)
De feestzaal was geheel nieuw geschilderd. Eveu-zoo was al het overige prachtig, aangenaam, bekoorlijk, bloeiend, eu bood dus een feestelijk aanzien. Dc bedienden waren ijverig, oplettend, ernstig, goed georganiseerd, en zij bewogen zich vlijtig langs de 1 a n g e plank (de tafel) in den vorm van een hoefijzer. Het net (tafellaken) en de vanen (servetten) waren glanzend wit; de onbehouwen steen (het brood) was van de zuiverste tarwe; het witte zand (liet zouten de gele mortel (de peper) van de fijnste soort. Schoppen (soeplepels), houweelen (vorken) eu troffels (lepels) schitterden van het kostbaarste metaal. De doorschijnende kanonnen (drinkglazen), die men expres in een driehoekigen vorm had gegoten, en de vaatjes (flesohen) stonden in gelid (gereed-
250
gezet) op een blauw cirkelvormig lint over de ge-heele lengte van het net (tafellaken), zoowel langs de binnenste als de buitenste lijn der we rkp 1 a ats (tafel). Honderd kleine kandelaars, elk met een ster (kaars), waren tegenover de couverts geplaatst. De zwaarden (messen), de drietanden (groote vorken), de tichels (borden) en schijven (schotels) deden een niet onaangenaam gedruisch hooren. Een ieder schoof zijn bank (stoel) en zijn kanon (glas) dichter bij die van zijn buurman, om een aangenaam onderhoud te beginnen. Het roode en het witte kruit (wijn) blonk in de handen der vroolijke broeders, het slappe kruit (water) in die der logebedienden, die voor alles moesten zorg dragen, de werkzaamheden leiden, den onbehouwen steen (brood) behouwen (snijden), de andere bouwstoffen (spijzen) toedienen, hun monsterend oog over de geheele plank (tafel) doen gaan, het sterke kruit (wijn), het donderpoeder (likeur) en den witten steen (suiker) uitdeelen, en de gebruikelijke kanonnades en b a tt e r ij e n (toasten) comraandeeren.
Niets kon juister naar het reglement der vrijmetselarij geschieden, dan dit schoone banket van Provins. De Eerbiedwaardige(l)zat in het midden der werkplaats,de twee assistenten aan de einden, de redenaar aan bet hoofd der kolom (de rij der aan den zuidelijken muur zittenden) van den middag......
(1) Deze Eer'uiedwaardige was volgens hetzelfde dagblad (Juli 1851) de zoon van Mucquard, destijds geheimschrijver van Napoleon III. Soortgelijke feesten naar den smaak vau den brasser zijn het lokaa» voor profanen (oningewijdcu) en de troost ran hen, die in de vrijmetselarij niets zieu dan eeu inrichting voor de bevordering van het levensgenot, maar die nooit tot de kennis der eigenlijke geheimen kmnen ; overigens zijn die feesten door hun vermoeiend ceremonieel eindelijk ook den liberalen aannemings-vrijmctselaar lastig.
VRIJMETSELAARS—ÏEESTMAT.EN EX ÏOASTEX.
(Clavel, (1) histoire pitloresque de La Fr.'31. 'Paris, 1843, p. 30.)
Jaarlijks worden er twee feesten gevierd; het eene op St. Joannes in den winter, het andere op St. Joannes in den zomer. Beide feesten worden besloten met een banket, waaraan alle vrijmetselaars zonder onderscheid moeten c'eelnemen.
De feestzaal moet zoo zijn gedekt (slechts toegankelijk voor vrijmetselaars), dat het niet regent (dat er geen profanen aanwezig zijn). Meestal versiert men de wanden met guirlandes van bloemen; aan de muren hangt de banier der Loge en die der werkplaatsen (loges), welke deputaties hebben gezonden. De tafel heeft den vorm van een hoefijzer. De Eerbiedwaardige (Voorzitter) heeft de eereplaats in het midden. De assistenten zitten aan de twee einden. De verschillende voorwerpen op de tafel zijn gerangschikt in vier evenwijdige lijnen ; in de eerste, van de buitenzijde gerekend, de borden, in de tweede de glazen, in de derde de flesschen, in de vierde de schotels.
De tafelioge heeft haar eigen woordenboek : k a u w e :i of metselen beteekent eten; een kanonnade
(1) Deze schrijver werd op verzoek vau het Groot-Oosten van Parij* voor altijd buiten de Loge gesloten, „omdat hij in ziju Geschiedenis der Vrijmetselaars een gedeelte der geheimen had verklapt.quot; P. Gau-trebt, la Fr.-M. Lyon 1872, hldz. 4.
losbranden: drinken; batterij: toast. Men is verplicht, die uitdrukkingen te gebruiken ; iedere spreekfout wordt gestraft niet een kanonnade met slap kruit (een glas water). Dezelfde straf wordt opgelegd voor iedere andere bij de tafelloge begane fout. De ceremoniemeester orerhandigt daarvoor den schuldige het straf-instrument.
Gedurende den maaltijd worden er plichtmatig zeven toasten uitgebracht; wanneer men de gezondheid afschiet (drinkt), houdt het metselen (eten) op. Op bevel van den Eerbiedwaardige worden de kanonnen geladen (ingeschonken); de Brs.'. staan op commando op en werpen hunne vlag (servet) over den linker schouder. De Eerbiedwaardige begint: //Mijne broeders. Wij willen een ons oneindig dierbare gezondheid drinken op .....Wij zullen vuur, goed vuur, het
allerhevigste vuur geven. Mijne broeders! De rechterhand aan het zwaard ! (mes.) Omhoog het zwaard ! Groet met het zwaard! Het zwaard in de linkerhand! De rechterhand aan het wapen! (glas.) Omhoog het wapen! Aan de wang! (voor den mond.) Vuur! (men drinkt een slok.) Goed vuur! (Tweede slok.) het allerhevigste en het heetste vuur! (Men drinkt uit.) Het wapen in rust! (Men houdt liet glas aan den rechter schouder.) Het wapen vooruit! Toonen wij de wapenen! Een! (Men brengt het glas aan den linker schouder.'l Iwee! (aan den rechter schouder.) Drie! (Glas voor de borst.) Neder de wapenen ! Een ! Twee! Drie! (Bij ieder commando wordt een beweging m^t het glas naar de tafel gemaakt, tot dat alle glazen bij cDrie!quot; zoo ge-1 ijk tijdig op tafel worden gezet, dat men slechts één slag hoort.) (1) Het zwaard in de linkerhand! Omhoog
(l) Zou men niet wanen, kleine knapen te hooren exerceeren V Dit kinderachtig cerenionie-rueoeo moet toch den ernstigen man tegeu
het zwaard! Groet met het zwaard! Het zwaard iü rust! (De messen neergelegd.) Tot mij, broeders I (De vrijmetselaars maken naar het voorbeeld van den Eerbiedwaardige hef, teekeu, de batterij en den toeroep!)
Tamelijk algemeen is het gebruik, om voor elk v u u r de goede bedoeling en den gelukwensch voor den broeder, dien de toast geldt, in woorden uit te drukken. Men antwoordt op alle toasten. De ceremoniemeester spreekt in den naam van hen, die afwezig zijn, en voor de nieuwelingen. Zoodra vuur voor de monarchen wordt gegeven, plaatst de ceremoniemeester zich tus-schen de twee assistenten, hij vraagt het woord en spreekt in naam van den vorst des lands. (1) Op het einde der rede van dankzegging lost hij een batterij op de aangetoonde wijze, en werpt het glas op den grond, tot teeken, dat het voortaan niet meer voor een minder plechtig doel mag worden gebruikt. (2)
De zevende toast geschiedt gewoonlijk op het eindt'
tie borst stuiten. — Al is deze ritus in vele loges gelijk b. v. iu «le Belüische, vereenvoudigd, hij blijft toch altijd kinderachtig. Ej deze lieden maken zich vroolijk over den verheven ritus der Kerk!
(1) In de buitengewone vergadering der loge te Bergen in België zeide b. v. de ceremoniemeester na den op den koning uitgebrachten toast: „Uwe wenschen en uwe uitroepen zijn doorgedrongen tot voor den troon. (!) Het vrijrnetsclaarshart van onzen vorst is er door ge-troffen. Zelf in zijn hart vrijmetselaar en vol toegenegenheid, is hij zeer gevoelig voor de woorden der vrijmetselaars. Hij weet, dat uwe beginselen die der orde en der wettigheid zijn, en dat van oudsher di-kinderen van het ware licht de hechtste steunpilaren zijn geweest van den constitutioneelen troon. (?) Twijfelt er niet aan, de prinsen van Lowton (of Louvetonsrrzvrijmetselaarszonen) zullen vroegtijdig in deze beginselen worden gevormd, en hun bestaan zullen zij verbinden met het geluk en het welzijn des vaderlands.quot; — (Wij vragen: Zijn zulke woorden overeen te brengen met de waardigheid der kroon ? Komen zij voort uit koningsgezinde harten ?) Zie Tracé /Je la tenue extraordinaire dn 12. j. du 3 mois 5839, Mons, F.F.-. Masquillier et Lamir, bldz. 57.
(2) Wellicht beteckent dit bewijs van groote verknochtheid voor lt;k' diepst ingewijden juist het tegendeel.
254
der tafelloge. Zijn de wapenen geladen en slagvaardig opgesteld, dan staan de broeders op en vormen een kring. Elkeen geeft een punt zijner vlag (servet) aan den buurman rechts en links, en krijgt evenzoo een punt van de hunne in zijn handen. Zoo vormen zij den keten der Vereeniging (teeken van aaneensluiting).
BANKET EEXEE, DAMESLOGE.
(Clavel. Hist. pilt. Introducliov, p. 33.)
De banketzaal is verdeeld in vier luchtstreken, (muren). Het Oosten heet Azie, het Westen Europa, het Zuiden Afrika en het Koorden Amerika. De tafel staat in den vorm van een hoefijzer; het overige is gelijk in de mannenloges. De presidente of Groot-meesteresse, die door een Grootmeester wordt geholpen, zit in de streek A zie. De zuster • i n s p ec tr i ce, geholpen door den broeder-inspecteur, en de zuster schatmeesteres [dépositaire), geholpen door den Br.'.-schatmeester, zitten aan de twee einden der tafel, de eerste in de streek A m e r i k a, de andere in Afrika. — Ook de damcsloges hebben haar eigene terminologie. De tempel (loge) heet eden; de deuren: barrier es; het protocol; ladder; het glas: lamp; de wijn: roode olie; het water: witte olie; flesschen en kaniflen: kru.iken. De lamp volgieten is zijn glas inschenken; Je lamp uitblazen: drinken
l—f—MÉ—■■■■■lt; iJMMMWIM IIHl II ■MUI gt;1 ■
In de vij f ophouden: het glas aan den mond brengen; vuur, drinken.
Het herkenningsteeken is: De handen op de borst brengen, zoodanig, dat de rechter over de linker komt te liggen en de duimen den driehoek vormen, terwijl men deze tegen elkander houdt. De toeroep is; v ij 1-m a a 1 //E v a.quot;
De gezondheden drinkt men bijna op dezelfde wijze als in de rnannenloges. De Grootmeesteres voert dan ook den hamer (1), om haar bevelen aan te kondigen ; deze worden door de tusschenkomst der mannelijke en der vrouwelijke bedienden der Loge rondgebracht aan de verschillende tafelgroepen. Men laat de lampen in orde brengen, in een rechte lijn opstellen, en wanneer dan alles gereed if;, drukt de Grootmeesteres zich in de volgende woorden uit: //Mijne broeders en zusters! De gezondheid, welke ik u voorstel te drinken, is die van......... Ter eere van een ons zoo dierbare gezondheid, laat ons de lampen in vijf teugen uitblazen! De rechterhand aan de lamp! Blaas uit de lamp! Naar voren de lamp! Neder de lamp! 1. 2. 3. 4. 5! De Grootmeesteres eu alle aanwezigen houden bij 1—4 de lampen voor de borst en zetten dezelve bij //vijf!quot; met een harden slag allen te gelijk op de tafel neder. — Wij willen niet spreken over de gevolgen van dat herhaalde lampen uitblazen door geëmancipeerde vrouwen in tegenwoordigheid van den mannelijken lïhertïn. Maar de katholieke wereld zal wel begrijpen, waarom de kinderen der weduwe (de leden der loge) niet willen gelooven aan de mogelijkheid dei-zuiverheid des harten bij anderen.
(L) Van daar den naam den hamer voeren, d. i. als voorzitter de loge besturen.
LIJKPLECHTIGHEID VAX HET GKOOT-OOSTEX TE BKCSSEL, VOOR BR.*. LEOPOLD VAN SAKSEN-COBURG, KONING DER BELGEN, 18t)C.
De zaal is zwart belangen. Op den achtergrond versieren witte guirlandes, tranendruppelen en zilverfranjes de draperie. Aan de zijmuren hangen schilden met spreuken in zilveren letters, die op den dood betrekking hebben.
In het midden op drie trappen verheft zich het praalgraf. Eechts en links wordt het bewaakt door vier grootwaardigheidsbekleeders, met het zwaard in de hand en het zwarte Groot-Cordon van den MaUre élu des Neiif om den hals. Aan het gewelf hangt de graflamp.
Het geheele schip van den tempel is in het halfduister. Het met zwart bekleede altaar staat in den linkerhoek ter zijde van het graf; in den rechterhoek staat het met zwart krib gesluierde standbeeld des overledenen. Voor het graf staat een antieke drievoet, waarop een brandende lamp rust; rechts en links een pan met kolen, waarop wierook en welriekende kruiden branden. Op een tafel een mand vol ontbladerde bloemen, een kan met wijn, een tweede met melk, en een derde met reinigingswater (Naapinsj van liet wijwater.)
Br.*, van Schouw, Grootmeester, treedt naar het altaar, waar het h. vuur brandt en spreekt ;
//Eerbiedwaardige schaduw van onzen grooten broe-
257
lt;]er, huor mijne stem! In den naam der in dezen tempel vergaderde vrijmetselaars offer ik u dit w a t e r, door hetwelk voortdurend de natuur wordt vernieuwd, dat in de volgorde zijner verschillende veranderingen van alle onreinheid wordt gezuiverd, en dat liet zinnebeeld der reinheid is.
//Ik offer u den wijn, dien de mer.sch heeft gewonnen vau den wijnstok. Hij is het zinnebeeld der kracht.
//Ik offer u de melk, des menschen eerste voedsel. Zij is het zinnebeeld der vrijmoedigheid.
//Even als de vlam, die deze dingen te samen verteert, heeft de dtsod u doen verdwijnen. Maar hij ontneemt ons niet de herinnering aan u. Die herinnering zal, gelijk deze liefelijke geur, die zich door de lucht verspreidt, onzen moed doen herleven, onzen ijver vermeerderen en ons geleiden tot de vervulling van de ons opgelegde taak.quot;
Hierop volgde de rede van den Br.-. Groot-Kedenaar, waarna de Grootmeester voor het altaar trad en driemaal welriekende kruiden verbrandde, onder het uitspreken der woorden: //Moge de ziei van onzen Br.quot;, opstijgen naar haren hemelschen oorsprong, gelijk de geur van dezen wierook zich verheft.quot; (1)
Tot den troon teruggekeerd, begint de Grootmeester weder: //Mijne broeders van het Oosten! Vereenigt u met mij! Wij zullen bloemen strooien op het grat' van onzen geachten broeder, ten teeken onzer vriendschap en als zinnebeelden onzer smart.quot;
De Grootmeester en de aan de Oostzijde zittende
(L) Meu merke wel op, dat de geheele ritus zich beweegt binaea lt;le pantheïstische onsterfelijkheid (terugkeer tot het absolute eu voortleven in de heriuuering der wereld) en dat er geen sprake is van ecu persoonlijk voortbestaan.
258
broeders begeven zich naar het praalgraf eu werpen driemaal een hand vol ontbladerde bloemen er op. Op de broeders van het Oosten (Oost-metselaars) volgen de Brs.*. Groot-assistenten aan het hoofd hunner colonnes.
Na dit doodsoffer noodigt de doorluchtige [sérevis-sime) Grootmeester de Vergadering uit, volgens de orde op te staan, waarna hij den afscheidsgroet tot den doode spreekt. Dan roept hij de twee Groot-assistenten, om hem behulpzaam te zijn bij de sluiting van het graf.
Aan de voet van het praalgraf gekomen, slaat hij met den hamer driemaal op den hoek van het graf, zeggende : «Vaarwel! vaarwel, vaarwel!quot;
N u neemt hij weer plaats op den troon en zegt: «Mijne Broeders! Rechtop en in orde! Onze vereerde broeder Leopold van Saksen-Coburg is niet meer ? Deze doorluchte vrijmetselaar zal niet meer in ons midden verschijnen! Maar de ziel van onzen teerbeminden broeder is teruggekeerd naar haren hemelschen oorsprong. Laten wij hopen! Laten wij hopen lquot;
Eindelijk wisselt de dekoratie van gedaante. De loge verandert in den tempel der onsterfelijkheid en schittert van licht. In het midden prijkt de buste van Br.1. Leopold van Saksen-Coburg, en rondom staan allegorische figuren, die kronen en palmen der onsterfelijkheid aanbieden. Op den achtergrond ziet men eenige door Br.-. Willbrandt gemaakte coulissen, die de Elyseesche velden voorstellen. De muziek speelt. Wanneer hare laatste accoorden weggestorven zijn, roept de Br.-. Gr.-.-M.*.; «Mijne broeders! Onze hoop is vervuld ! Onze broeder heeft plaats genomen onder de weldoeners der menschheid. Hij schittert voor eeuwig in den tempel der onsterfelijkheid!quot;
UMUUkUttJsouwUinuatit:.
259
DAT ZIJ NOOIT IN DEN GEHEIMEN BOND ZULLEN TREDEN'.
(Afgelegd onder generaal Lamoricière in St. Jan van Laterauen.)
Ik zweer bij den Almachtigen God, getrouw en gehoorzaam te zijn aan onzen Oppersten Herder en Heiligen quot;Vader, Paus Pius IX en aan zijne rechtmatige opvolgers. Ik zweer. Hem eerlijk en trouw te dienen en zelfs mijn leven te offeren voor de verdediging van zijn verheven en heilige persoon, voor de handhaving zijner Souvereiniteit en zijner rechten. Ik zweer, nooit te zullen behooren tot een geheimen bond of een ver-eeniging, die rechtstreeks of zijdelings de Roomsch-Katholieke Kerk aantast en de omverwerping der maatschappelijke orde ten doel heeft. Ik zweei, dat ik zelfs in de toekomst niet zal toetreden tot een secte of een vereeniging, die door besluiten der Pausen van Eome is veroordeeld. — Zoo waar helpe mij God en zij a II. Evangelie, door Jesus Christus onzen Heer. Amen.
UIT EEN TOESPRAAK VAN DEN H. VADER PIUS IX.
(In de Kerk delle stimmale, 1867.)
Geen punt in de pauselijke allocutie van 25 Sept. 1866 vond een zoo groote tegenspraak bij de mannen van den geheimen Bond, als dat, waarin de H. \ a-
[iikiitii k f vaiat i t -1 - cata*
260
tier de geloovigen waarschuwt tegen de strikken der geheime vereenigingeu. Maar vrij van eiken invloed dier schreeuwers kwam de opperste Herder der Christenheid op dit punt terug in een toespraak, welke Hij in het jaar daarna te Home in de Kerk delie slimmate
hield. Daarin kwamen ook deze hoogst belangrijke J
zinsneden voor, die wij uit de Osservalore Uomano üoi
overnemen : //O mijne zonen !'' zeide de Paus tot de lan
jongelingen; //aanschouwt de gevaren, die u omgeven, een
en klampt u vast aan den kostbaren schat des geloufs. VU
De slechte menschea zullen u voordeden aanbieden, — bij
verwerpt dezelve; zij zullen u raad gaven, — vlucht. slu
dien raad; zij zullen u met zich willen medeslepen,— Ho
ontrukt u aan hunne handen. Hoeveel menschen zijn pla
er niet, die in de jaren der jeugd, waarin gij u bevindt, een
geloovig waren en hun geloof met den dood zouden her
willen bevestigen, maar waarvan men later moest he- in
leven, dat zij door de boozen werden verleid en in dwa- d e
lins' en zonde wegzonken! Ik zelf ken een dezer treu- Re
rige beroemdheden onzer dagen, een jongeling, die voor a 1
twintig jaren met mij sprak over de christelijke vol- ti
maaktheid, en er ernstig aan dacht, in een orde te zoc
gaan. Ik moest later beleven, dat hij door zijn mak- hoe
kers werd medegesleurd en zich van den oenen afgrond het
in den anderen stortte, totdat hij eindelijk een heros- ma
trastische vermaardheid in Europa, ja in de geheele
wereld verkreeg en zijn hoofd op het schavot moest om
verliezen. Wacht u, en houdt dit voorbeeld voor he
oogen. Bid voortdurend om de volharding in het goede!quot; tei
Het offer der slechte gezelschappen en geheime ver- to(
cenigingen, waarop de Paus hier zinspeelt, was Br.-. SC1
Felix Orsini, de bewerker van den beruchten moordaanslag
op Napoleon.
der de vrijmetselarij en de inneming
ris-
Hij -
ale
jke Dat de vrijmetselarij ook bij de laatste inneming van
mo Rome nauw betrokken was, is voor de ingewijden sinds
de lang geen geheim meer geweest. Hooren wij slechts
en, eenige juistere berichten hieromtrent. Het Journal de
jfs. Florence zegt (Univers, 31 Jan. 1S73); //Na den slag
— bij Sedan waren onze (Italiaansche) ministers nog be-cht sluiteloos over de quaestie der bezetting van Home.
— Hoogst waarschijnlijk zou deze volstrekt niet hebben ;ijii plaats gevonden, wanneer niet voor den minister Lanza dt, een deputatie (vrijmetselaars) was verschenen, die len hem een kleine strook papier overhandigde, waarop he- in zeer lakonieke woorden stond geschreven: Indien ra- de regeering niet o n v e r w ij 1 d naar 3U- Rome laat oprukken, dan breekt er in 3ür alle Italiaansche steden een revolu-oJ. tie uit. — Lanza las het strookje papier en onder-te zocht de onderteekeningen. Hij zag, dat het allen
ik- hoofden van loges waren en gaf aan generaal Cadorna
nd het bevel tot oprukken. Deze petitie is openbaar ge-
os- maakt met de namen. Men behoeft slechts het An-
ele nuario della framniassoneria Italia ter hand te nemen
est om de namen te vergelijken. — Na dit alles komt
x^r het ons voor, gelijk het ook aan alle heeren redac-
1quot; teurs moest voorkomen, dat men zich in de Loge
er. toch nog met iets anders bezig houdt, dan met on-
v. schuldige banketten en grillige ceremoniën.quot;
262
D
01
-------lli
m
Het is niets ongewoons, vooral in den tegemvoor- ni
digen tijd, dat van een werk nieuwe uitgaven noodig se
worden, zelfs ondanks den overvloed, waarin de boe- en
kenmarkt zich steeds kan verheugen. Er bestaat reeds d(
een soort artikelen voor dagelijksche consumtie, zeke- ti
re pikante geschiedenissen en?,., die nooit te sterk hc
op die markt kunnen worden aangevoerd, en voort- nu
durend //vlug van de hand gaan.quot; Maar verblijdend bi
is het toch voorzeker, dat er een nieuwe oplaag ver- mi
schijnt van een boek, 't welk zijn lezers onthaalt op alles te
behalve zulk soort van lectuur, om hen alleen bezig is
te houden met de wonden en de hoofdoorzaak van de ho
kwalen der hedemlaagsche maatschappij, en hen vervol- Vi
gens den weg der beterschap aan te toonen, zooals de
dit geschiedt in //de Stille Krijg der Vrij- zei
metselarij tegen troon en altaa r,quot; waar- i $
van hiermede de tweede oplaag der vertaling uit mi
het Hoogduitsch het licht ziet. en
Het was vooral in de laatste tijden gebleken, dat zij
er in de leiding der gebeurtenissen een hoofdelement ov
moest voorzitten, hetwelk men niet kende; een onbekende kc
factor, dien men bij alle onderzoek scheen te verwaar- er loozen. Voor een groot gedeelte lag dit wel is waar aan dien factor zelf, welken dit incognito scheen te behagen, niet zoozeer uit nederigheid, maar uit zekere
voorliefde voor de duisternis. Daardoor toch kon hij zich v
van alle verantwoordelijkheid ontheffen ; met alles kon lai
hij zich zoo bemoeien, zonder opgemerkt of gekend te ^ worden. Deze factor wilde onbekend blijven,
263
opdat men zijn invloed niet zou kunnen vermoeden. (1) Doch de vruchten moesten eindelijk den boom verraden j zij toonden den weg en voorzeker komt in de opsporing en aanwijzing niet liet kleinste deel toe aan dit werkje. Het beste bewijs voor de juistheid der medegedeelde feiten en der beschouwingen is de me-oor- nigte van geschriften, die van de zijde der vrijmet-Ddig selarij uitgingen, om met allerlei fraaie voorstellingen boe- en onwaarheden van haar standpunt //Haar leer, eeds doel en strekking in 't licht van onzen eke- tijd'' 2) duidelijk temaken. In plaats van weerlegging Lerk hoort men niets dan variaties op 't oude thema van ort- menschenverdrukking, slavernij, blinde middeneeuwen, lend bijgeloof, Ultramontanisme, Jesuitisme, enz; de vrij-ver- metselarij is natuurlijk geroepen om //alle leemten aan illes te vullen, welke de staat moet openlaten haar doel ezig is //om het menschdom beter te doen worden door de i de hoogstmogelijke zelfvolmaking van het individu.quot; vol- Van haar zegt men, '/dat zij alle elementen des mo-oals dernen levens in zich opneemt en op den bodem der rij- zedelijkheid verwerkt.'' — Een ander geschrift: Wat aar- is Vrijmetselarij, ook uit het lloogduitfch, schijnt uit met het eerstgenoemde te wedijveren, om het in onzin en tegenspraak nog te overtreffen. Maar die pogingen dat zijn tevergeefs, sinds de feiten ons anders hebben tent overtuigd dan zij ons willen leeren. Hun daden ver-nde kondigen te luide hun helsche bedoelingen, dan dat lar- er nog iemand aan die praatjes geloof zou hechten, aar
, te -
:ere
• i (L) Zie hierover eenige interessante artt. in den Courrier de la
Heuse, 23 Febr. 1875 en v.: Le facteur inconnu, en in den Gelder-iCOn lander, 1 An^. 1875 en v.: „Van waar de strijd?quot;
[ |;0 (2) Naar het Hoogduitseh van J. G. Find el, door S. H. ten
Cate. Findel ia medewerker in de BaaJiiUfe, een hekend vrijmetse-* laars-orgaan.
264
Naar liet schijnt, hebben de Brs.-. vrijmetselaars sinds de ontmaskering het dan ook eens willen pro-beeren, hoe 't wel zou gaan, als zij met een zeker vertoon bun feesten en vergaderingen wat meer in 't daglicht stelden. Maar de uitkomsten hebben bewezen, dat, wat voor de duisternis is geschapen, ook daar alleen eenig leven vinden kan. Zij kunnen het liclit niet verdrogen, het zou en zal ook hun ondergang zijn. Wij laten hier nog eenige mededeelingen volgen van feiten, welke sinds de verschijning van vde Stille Krijgquot; bekend zijn geworden en die een bijzondere aandacht waardig zijn, terwijl zij wederom de beschouwingen staven, die hen in dit werkje voorafgingen.
Op Donderdag den 27 Juli 1875 werd te 's Gra-venhage door de Nederlandsche vrijmetselarij het zestigjarig bestuur herdacht van Z. K. H. Prins Frede-rik der Kederlanden, Grootmeester-Nationaal der orde van vrijmetselaren in het koninkrijk der Nederlanden, onderhoorige koloniën en landen. Dat dit feest voor de buitenwereld geen geheim kon blijven, werd erkend tot zelfs door den gedeputeerd-Grootmeester Nationaal in zijn toespraak tot den feestvierenden Grootmeester. Iets nieuws is er omtrent het streven der vrijmetselarij op dit feest niet verteld, maar wel is het voor het eerst, dat in een plechtige bijeenkomst der loge, onder verwachting, dat het overal verspreid en bekend zou worden, dat streven nu eens onbewimpeld is erkend. De bijzonderheden omtrent het feest zijn ontleend aan de N. B. Cl.
//Ten 12 ure waren de groot-dignitarissen, afgevaardigden en bezoekers bijeen in de groote zaal van het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, die op zeer smaakvolle wijze was versierd met groen en bloemen, tropeeën, vaandels en banieren, alsmede
265
met op het feest zinspelende jaartallen en initialen. Op den achtergrond een prachtige troon van purper en goud.quot;
/■/Even na 12 ure werd, door de daartoe benoemde Commissie, de jubilaris binnengeleid, die zelf ten geleider slrekte van Z. K. H. den kroonprins van Pruisen, beschermheer van de Vrijmetselarij in het Duit-sche Rijk, alsmede vau prins Alexander, die den vo-rigen das; tot de Orde toegetreden was. ïoen de jubilaris met den kroonprins van Pruisen ter rechterzijde en prins Alexander ter linkerzijde plaats genomen had, leverde de zaal een waarlijk schitteienden aanblik op, waartoe de afwisseling van burger- en militaire kleeding het hare bijdroeg. Niet slechts de groote zaal maar ook de gaanderijen waren met belangstellenden gevuld.,,'
//Na de uitvoering van een jubel-ouverture, voor deze gelegenheid door den heer E. Dunkier vervaardigd, werd den feestvierenden Grootmeester-Nationaal
O '
het welkom toegeroepen door den heer J. J. E. Noord-ziek, gedeputeerd Grootmeester-Nationaal. Hij nam aan, dat deze feestviering voor de buitenwereld geen geheim zou blijven en — zeide hij — als men eerlijk is, dan zal men bekennen, dat het doel der Orde goed is. (!) liet bewijs daarvan vond spreker hierio, dat een man als prins Erederik anders tot op dit oogenblik niet aan het hoofd vau de Orde zou staan. Spreker begroette verder prins Alexander en sprak den kroonprins van Pruisen in de Duitsche taal aan. Op ma^onniuke wijze en met geestdrift werden daarop de vorstelijke personen ook door al de aanwezigen begroet.quot;
//Hierop volgde de uitvoering van het eerste gedeelte eener cantate, woorden van den heer J. Ter Gouw, muziek van den heer W. E. G. Nicolai. ïusschen
266
de drie deelen van deze cantate ter eere van den Grootmeester-Nationaal, voerde de heer L. Ed. Lenting, grootredenaar der Orde, het woord, wiens uitvoerige rede zich alzoo in twee deelen splitste. Het kan natuurlijk niet in onze bedoeling liggen, eene poging te wagen hier den inhoud van deze rede te omschrijven. Het spreekt van zeif, dat de spreker op waardige wijze hulde bracht aan den jubilaris. Hij deed dat door een blik te werpen op de laatste 60 jaren, en we bepalen ons er toe aan te stippen, dat het politiek gedeelte zeer zeker niet den minsten indruk maakte. (!) Zelden zal een spreker in eeuige vergadering meer geestdrift hebben gewekt en onstuimiger zijn toegejuicht dan de heer Lenting, waar hij in herinnering bracht, hoe prins ïrederik den laster van de ultrainontaansche pers logenstrafte, door te besluiten als Grootmeester-Nationaal te blijven fun-geeren. Zijne persoonlijkheid en de geliefde naam van Oranje -— zeide spreker — hebben de Oide tegen dien laster tot schild verstrekt. A iel minder geestdrift verwekte de spreker, toen hij de Orde in beginsel stelde tegenover de onverdraagzaamheid en heersch-zucht. van het ultramontanisme. Een nieuwe strijd is in aantocht. De orde blijft arbeiden aan de ontwikkeling des volks. Het uUramontanistne strijdt in het belang van de duisternis. Op maatschappelijk, staatkundig en kerkelijk gebied heerscht onrust. Eene nieuwe beweging is waar te nemen. De Orde der vrijmetselaren, wier invloed op dat alles in liet belang van verlichting en beschaving niet kan miskend worden, zal blijven voort werken in het belang van eene tuekomst, die aan hel nageslacht behoort. De Vrijmetselarij strijdt niet tejien de Katholieke Kerk maar tegen het ultramontanisme, dat den Staat ondergeschikt wil maken aan de Kerk en dat de vrije ontwikkeling
267
van den geest wil tegengaan. Daartegen heeft het voorgeslacht strijd gevoerd. Op de lauweren van hunne voorvaderen zullen de hedendaagsche vrijmetselaren niet insluimeren, maar in het belang van vrijheid, van rede en geweten, moet het zijn, een strijd op leven en dood aanvaarden. Gelijk gezegd, deze en soortgelijke beschouwingen van den spreker loktei. telkens een storm van toejuichingen uit. Het slot zijner rede was nogmaals eene betuiging van hulde en dank voor de groote diensten, die prins Frederik in een tijdsverloop van (30 jaren aan de Orde bewees.quot;
//Na afloop van de cantate weid den jubilaris namens de Orde een huldeblijk aangeboden met het daarbij behoorende album, alsmede afdrukken in goud, zilver en brons van den voor deze gelegenheid uitgegeven gedenkpenning......
//Prins Frederik nam nu zelf het woord. Met wartnte betuigde hij zijn dank voor de ontvangst, die hem ten deel viel. Evenals voor 60 jareu betuigde hij zijne hooge ingenomenheid met de Orde. De belofte, toen afgelegd, verklaarde hij tot zijn laatsten snik getrouw te zullen blijven.quot;
//Na hem nam de kroonprins van Pruisen het woord. Hij wenschte den jubilaris op de hartelijkste wijze geluk en wende zich toen tot de aanwezige vrijmetselaren. De forsche, statige man in zijn prachtige huzarenuniform, waarboven hij zijn maconnieke insig-jiiën droeg, bleek over een orgaan te beschikken, dat de gansche ruimte beheerschte. Zijn fier en mannelijk woord sprak voor vrijheid en verlichting. Hij had verstaan wat de feestredenaar zeide en vereenigde zich «r mede. De nationaliteiten hebben grenzen in het leven geroepen. De vrijmetselarij wil liefde, verdraagzaamheid en vrijheid zonder inachtneming van grenzen. Het was hem lief op dezen voor hem onver-
268
getelijken dag juist in Nederland het woord fe kunnen voeren, ten einde van zijne instemming met de beginselen der Orde te kunnen doen blijken en de hoop uit te spreken dat zij, in den strijd voor volksontwikkeling en vrijheid des geestes, de eindelijke zegepraal zal behalen.
//Geen pen is in staat de geestdrift te beschrijven, waarmede de woorden van prins Frederik en van den Duilschen Prins werden begroet.quot;
//Er had nu nog de aanbieding plaats van adressen aan den jubilaris door of namens de vertegenwoordigers van de buitenlandsche Groot-Oosten en Groote Loges; de afgevaardigden van de binnenland-sche werkplaatsen defileerden vervolgens voor den jubilaris, aan wien ten slotte met de vorstelijke personen, die hem vergezelden, werd uitgeleide gedaan.quot;
»Kort na deze plechtigheid had in Dili gent ia een feestmaal plaats, dat onder meer door den jubilaris en prins Alexander der Nederlanden werd bijgewoond. Niet slechts de toepasselijk gedecoreerde concertzaal, waar acht tafels aangericht waren, maar ook de gaanderijen waren door dischgenooten in civiel en militair costuum bezet. Een Hink orkest verlevendigde den feestmaaltijd, die de deelnemers van des namiddags ö'/a tot des avonds JO'/g uur bijeen hield. Bescheidenheid verbiedt ons, van al hetgeen bij die gelegenheid gesproken werd, uitvoerig melding te maken. Wij bepalen ons tot het bericht, dat de sprekers, die Koning en Vaderland in herinnering brachten, met ongewone geestdrift werden toegejuicht, terwijl ook de toosten op de vrouwen in het algemeen en op de Koningin en de prinses von Wied in het bijzonder met groote ingenomenheid werden ontvangen. De held van den avond was prins Frederik, niet slechts omdat hij het uit den aard der zaak was, maar omdat hij, op tachtigjarigen leeftijd, in het beginsel der Orde
269
kracht, opgewektheid en geest zocht en vond, om lierhaaldelijk het woord te voeren in het belang der Vrijmetselarij, aan welke hij verklaarde, zoolang de Voorzienigheid hem het leven schonk, zijne laatste krachten te zullen blijven wijden. Na hetgeen prins Frederik sprak, werd, zonder eenigen spreker tekort te doen, het meest effect teweeg gebracht door prins Alexander. Hij beantwoordde een op hem uitgebrach-ten dronk en verraste alle aanwezigen door de krachtige, alles overheerschende macht van zijn orgaan. Alhoewel het van zelf' sprak, maakte het een welda-digen indruk te ontwaren, dat de Prins tot in de geringste bijzonderheden was doorgedrongen in alles, wat den vorigen avond met hem was voorgevallen en met datgeen, waarvan hij thans getuige was geweest. Met zijn forsche, welluidende stem verklaarde hij, onder meer, dat h ij niet geacht wilde worden in alle opzichten te onderschrijvenwat de heer L e n t i n g des morgens had gezegd, maar dat hij het stellig met hem eens was, dat alle rechtgeaarde lieden behoorden mede te werken tot bevordering van volksontwikkeling en volksbeschaving, terwijl ook naar zijn oordeel de openbare school tot verdraagzaamheid in het algemeen volksbelang kan en moet leiden. Werd prins Frederik aanhoudend met betuigingen van liefde en gehechtheid als het ware overladen, de onverwachte improvisatie van prins Alexander stemde tot geestdrift, die zich in eindelooze toejuiching lucht gaf.quot;
Hier is voorzeker alle betoog overbodig; Nederland dankt aan de edele Broederschap der vrijmetselaren de hartverheffende vertooning, dat met open deuren in 't bijzijn van een buitenlandschen Prins, den machtigen Pruis, wiens rijk aan ons vaderland grenst, en op een feest ter eere van een Neder-
270
laudsch Prins aangericht, door eeu Nederlandsch spreker, tegen de Ü11 r a ra o n t a n e n, dat is tegen anderhalf millioen landgenooten een strijd op leven en doorl, de burgeroorlog, wordt gepredikt. Het dementi, dat Z. K. H. Prins Alexander, de nieuw-opgenomene, den broeders te midden hunner toejuichingen van de woorden des heeren Lenting gaf, heeft het smartelijk gevoel, dat zich bij deze gelegenheid van alle vaderlandlievende weldenkende katholieken meester maakte, niet kunnen verlichten. Wat wonder ook, dat de Prins den burgeroorlog niet wilde : niets ondermijnd zoozeer de tronen der vorsten dan verdepldheid onder de onderdanen.
Wat hel politiek gedeelte van het feest betreft, de oogmerken der loge zijn gebleken juist dezelfde te te zijn, welke de liberale partij bij de verkiezingen en andere gelegenheden, wanneer zij de hartstochten der menigte in gisting poogt te brengen, als de hare uitbazuint. Ieder weet nu, waar zij haar programma vandaan haalt, zelfs de voorwendsels en leuzen zijn gelijkluidend. (1) 't Was trouwens reeds lang gebleken, welke groote eenheid er tusschen liberalisme en vrijmetselarij bestond. Zelfs meer dan eens is dit on-be vvimpeld van beide zijden erkend, en vooral België levert ons daarvan het sprekendste bewijs.
Wat hier volgt, is een bloemlezing van liberale en ma-Qonnieke ontboezemingen, ontleend aan Belgische liberale bladen en redevoeringen van de leiders der partij. Wat het Belgische liberalisme bedoelt, is ook het streven dier partij overal elders en geldt voor de gansche wereld. Men behoeft slcchts de toestanden te vergelijken en men zal daarvan overtuigd zijn.
1. Hoofdbeginsel van het liberalisme: c/Het libe-
(1) Vgl. de Tijd vau 31 Juli 1876.
271
ralisme is vrijmetselarij of volstrekt niets.quot; [Journal de Gand.)
2? Het liberalisme en de vrijmetselarij: '/De vrijmetselarij heeft de liberalen bij haar troepen ingelijfd, en hun een banier, leiders en een strijdplan gegeveii.quot; (De Tacqz, vrijmetselaar.)
//Het liberalisme zijn wij (vrijmetselaars) ; wij zijn voor hetzelve gedachte, leven — wij zijn het zelf.'1 (Emile Grisar, vrijmetselaar.)
3. Katholicisme en liberalisme: (/Alle schakeeringen der liberale meeningen zijn noodzakelijk aan liet katliolicisme vijandig gezind.1' //Voltaires leus: uEcra jsez tInfame! — de kath. Kerk — is natuurlijk eu overal liet vvacliiwocrd van het liberalisme, of dat nu wordt toegegeven of niet.quot; (Emile de Laveleye, prof. aan de Universiteit van Luik.)
//Als Lutheraan, Calvinist, Oud-Katholiek, Israëliet, nationalist of wat gij ook zijn moogt, kunt gij goede burgers en uitstekende liberalen zijn. Maar gij moet weten, dat logisch niemand tegelijk in de politiek een liberaal en in den godsdienst Koomsch-Katholiek zijn kan.quot; [Revue de Belgique, orgaan der vrijmetselarij,)
//Het liberalisme en het katholicisme staan tegenover elkander in een strijd op leven en dood.quot; (Uit een circulaire der Antwerpsche loge.)
4. Eanatieke onverdraagzaamheid van het libera-me: //Alle wapenen zijn goed, als het er op aan komt, den vijand te vernietigen, dien men haat, en deze vijand is Rome.quot; [hidépendance Belqe.)
//Gevangenis, geldboeten, verbanning, zijn wettige middelen. Waarom van dezelve geeu gebruikgemaakt tegen de Katholieken ? [Revue de Belgxcpie.)
//De liberale partij zal niet terugschrikken en zicli niet verdeelen, als het geldt, het godsdienstonderwijs uit de school te verbannen.quot; (Flandre morale).
272
//De dag zal aanbreken, en wij hopen spoedig, de i
waarop de Belgische wetgeving de religieuse orden, van
die zich met de opvoeding bemoeien, niet meer zal doe
//De geestelijkheid en de geloovigen hebben het beg
recht niet, op de publieke slraat le verschijnen, daar vai
hun tegenwoordigheid er telkens wanorde teweeg brengt; zij
waar de vereenigingeii der liberalen moeten er steeds boi
worden toegelaten en beschermd, dewijl dat de wil dei
des volks is. Zoo behoort de Constitutie, die groote ka
misleiding van 1830, te worden uitgelegd.quot; quot; (lil
//Zij, die dom genoeg zijn, bedevaarten te houden, de]
en aan wonderen le gelooven, verdienen slechts afge- zo
ranseld te worden.quot; (Journal de Gancl.) all
//Wanneer gij (priester) het waagt, keer dan nog
eens weder op de bedevaart met uwe horden; wij allen he
zullen u verworgen! Keer weder, en gij zult het lil
liberale canaille aan 't werk zien. Kom weder en het ge bloed zal stroomen.... Gij zult er uw soutane in
doopen. Wij verwachten u, (priester)!..... (Journal n;
des EludianU), 20 Mei 1875. vi
Luider sprekenele bewijzen voor de eenheid van libe- u:
ra lis me en vrijmetselarij kunnen er wel niet worden ge- lt;1
vonden. De Novemberzittingen der Belgische Kamer héb- di
ben er nog nieuwe aan toegevoegd. De liberalen, gebelgd 't
over eenige nederlagen in de verkiezingen, verweten I
natuurlijk als gewoonlijk der geestelijkheid, dat zij 1
een onwettige pressie op de kiezers zou hebben uit- 1 geoefend, waarop van katholieke zijde werd bewezen,
lt;Jat juist de liberalen en de \rijinetselaars zich daar- \
aan hadden schuldig gemaakt. Een der heeren liberalen, \
Jottrand, trachtte in de hitte van den strijd nog zelfs 1
propaganda te maken voor de vrijmetselarij, terwijl hij i
den katholieken afgevaardigde Woeste toeriep: //Gij kunt lt;
liet (ingewijde der Orde) worden op twee voorwaarden: i
27.}
dig, de eerste is, dat gij niet gelooft aan de onfeilbaarheid Jen, van een mensch, en de tweede, dat gij geen afstand zal doet van de rechten van uw geweten. De vrijmetselarij is volstrekt niet zoo geheim of meü kent hare het beginselen wel. Zij eischt verdraagzaamheid ; zij eischt laar van hem, die toetreedt, dat hij een eerlijk man zij; gt; zij vormt eene maatschappij van menschen, die ver-ïeds bonden zijn door den band van broederschap en die wil den vooruitgang der menschheid bevorderen.quot; ....«Ik )ote kan den heer Woeste verzekeren, dat hij bij ons (libeialen-vrijmetselaars) kan worden opgenomen, zon-ien, der Christus te verloochenen, en als hij naar Indië ging.
ge- zou hij in de loges personen vereenigd zien, die tot
alle godsdiensten behooren.....quot;quot;
nog Dit zijn de gewone phrasen, die niets nieuws beien heizen, maar 't feit der eenheid van vrijmetselrrij en het liberalisme wordt daardoor toch in 't helderst licht het geplaatst.
in Eindelijk kwam de Courrïer dï la Meuse, het voor-
nal naamste Kalh, blad in Limburg, in zijn kerstnummer van 't afgeloopen jaar 'TG nog met een nieuw docu-
be- ment voor den dag, dat wederom ten duidelijkste voor
ge- die eenheid pleit. Dat stuk was voorzeker uiet voor
;b- lt;le openbaarmaking langs de/,en weg bestemd, maar
gd 't verkrijgt door die omstandigheid nog meer waarde,
en Het is een schrijven va.i den Secretaris der loge la
zij Tersérérance te Maastricht aan zijne medebroeders in
it- Limburg en luidt als volgt.
m, w De machtigste hefboom naast dien van het onder-
ir- wijs, is oniettenzeijgelijk de Pers. Al naar de richting.
;n, waarin die hefboom wordt aangewend, hetzij om ver-
Ifs lichting te verspreiden en duisternis te verdrijven, of
bij om de opflikkerende vlam onder den domper te hou-
nt den en den geest aan kluisters te leggen, zij blijft
u: een machtig wapen.
274
wDe ridders van den Syllabus en de Encycliek begrijpen dat volkomen. Met koortsachtigen ijver wordt door hen gearbeid om het Huisgezin, de Maasbode, de Tijd, de KaUolieke Illustratie, de Courier de la Heuse, de Maas- en Roerbode en (al van andere blaadjes, waarvan het vooral in Limburg wemelt, zoo algemeen mogelijk te verspreiden. In hunne voorstellingen wordt een Philips tot een beminnelijk vorst; Willem de Zwijger tot een verachtelijk en dubbelhartig huichelaar; Maria Stuart tot de gemartelde en blanke onschuld; Paus Alexander VI tot den zoo zeer gelaslerden Heiligen Vader; Gustaaf Adolph tot een infamen schurk en Louise Latcau tot eene heilige ge-mef.amorphoseerd. De kapelaan Duchesne — om van de diafzienbare lange lijst van geestelijken en broeders maar één te noemen — die gedreven door hunne lusten de hun tot bet geven van godsdienst-onderwijs toevertrouwde kinderen niet hebben ontzien, was de blanke onschuld ; terwijl de kinderen, die van dien wellusteling liet slachtoffer werden, voor deugnieten werden uitgekreten, die door liberalen zijn opgestookt en de rechters, die zoo'n ellendeling veroordeelden, voor schurken.''
//In het naburige België is echter de vreugde der Loyola-mannen niet onverdeeld. De door hen zoo zeer gevreesde liberale pers heeft reeds op menige plaats den kleinen burger en werkman tot een zelfdenkend wezen gevormd.
//Bij onze naburen toch worden, naast de groote vrijzinnige couranten, legio van kleine liberale blaadjes uitgegeven en bij tienduizendtallen verspreid. Tal van abonné's zenden die dan, na lezing, met een halven cent francature, gratis aan een of ander bierhuis, waar ze nieuwe lezers vinden. Dit is practisch en doet meer af dan onze prachtigste redeneeringen, die
275
geen echo vinden buiten onze. kringen. Die wijze van bandelen doet de vrijzinnige en beldere begrippen tot in de onderste lagen der maatschappij doordringen en helpen er zich vasthechten.quot;
//De Volksvriend van Roermond eerbiedigt volkomen den godsdienst, die door de overgroote meerderheid der Limburgers wordt beleden, maar treedt met scherp versneden pen diegenen onder liet oog, die hun geestelijk ambt vergeten en zich tot kies-agenten verlagen, om het even of zij kiesmandementen schrijven of langs de deuren stemmen gaan afdwingen. Allen hebben menige bittere pil van hem te slikken gehad.
//IMaar ook juist door die onafhankelijke houding heeft het de Volksvriend bij de boog- en andere eerwaarde heeren zeer verbruid. De kansel eu de biechtstoel hebben onverpoosd gedaverd om den liberalen uitgever van dat liberale blad te verpletteren en, zoo het kon, voor immer te doen zwijgen. Wee hem, die, al was het ook maar voor een stuiver, in den ge-vloekten winkel van den uitgever besteedde,
//Dat hem daardoor een onnoemelijk nadeel wordt toegebracht, is gemakkelijk te beseffen. Wij roepen dan ook een ieder op, de werking van den Volksvriend te helpen bevorderen. Hoewel te Roermond door bet flinke en deftige deel der bevolking gesteund, eu in Limburg onder dezelfde klassen reeds veel verspreid, moet de kring zijner lezers zich nog verder uitbreiden en moeten wij hein steunen en handhaven tegeu het geweld waaraan hij blootstaat.
//De abonnementsprijs kan geen bezwaar opleveren, daar dezelve slechts bedraagt, voor Nederland 75 cents en voor het Buitenland f 1.— per kwartaal. Wij vertrouwen dan ook, Br.*., dat gij door het nemen van een of meerdere abonnementen ons blad zult steunen
276
in zijn moeielijke taak en verzekeren u, dat liet dit overwaardig is.quot;
if\J\v u lieilw... Medebr...quot;
Van E r a n k e n b e r g e n l'» o s c h 1 e t z, 1ste Luitenant der Infanterie.
Secretaris der loge la Perseverance.
liet hoofddoel van dit schrijven is dus, abonnees te werven voor een liberaal blad, de Volksvriend van Roermond. Genoemd blad zegt Roomsch te zijn, en, volgens ons luitenantje //eerbiedigt het volkomen den godsdienst,quot; terwijl ieder nummer te klein is, om zijn haat legen de Kerk en haar bedienaars lucht te kun-neii geven. Dat is koren op den vrijmetselaarsmolen, en alles wordt door hen in 't werk gesteld, om dien veelbelo-venden telg uit hun geslacht voor ondergang te behoeden !
Ten slotte valt er nog een interessante gebeurtenis te vermelden, die in de Duitsche vrijmetselarij heeft plaats gevonden in de laatste drie maanden des vori-geu jaars. Wanneer in Duitschland een bisschop, krachtens de hem door den H. Stoel verleende macht iemand in den ban doet, wordt hij door den Staat vervolgd, //omdat hij den aldus geexcominuniceerde in diens burgerlijke rechten schaadt.quot; Vrijmetselaars en liberalen juichen dan dien maatregel toe, en spreken hun diepe verontwaardiging uit over ciie //rooinsche banvloeken.quot; En toch heelt men het midden in den Cullvrkampf moeten beleven, dat een Duitsch vrijoiet-selaar heel plechtig door zijne broeders geëxcommuniceerd is. De allgemeine Evangelisci-Lulhcrische Kirchenzeitung verhaalt er het volgende van :
//De groote Landsloge van Duitschland (een der acht C.rootloges van Duitschland, waartoe in .iet geheel 3 provinciale, 54 schotsche en 228 St, Johannes-loges beliooren) heeft reeds sinds jaren aan vele aanvallen
277
blootgestaan. Epenals elke andere Grootlo^e in het bezit van een eigen systeem zijnde, w werktquot; de Lands-loge naar Zweedscli systeem en bezit dientengevolge niet alleen, gelijk de overige, zoogenaamde //hoogere graden,quot; maar ook nog vele symbolen en gebruiken, en heeft, naar Fransch systeem, nog hooger stijgende graden. De tegen haar gerichte aanvallen begonnen met een artikel van den heer J. G. Findel in de Bau-Iiiiite. Het stuk was getiteld : //De School van de hiërarchie en het absolutisme,quot; en daarin werd het systeem der Landsloge //het werk van een magonnie-ken zwendelaar' (zekeren Eeklelf) genoemd, terwijl zij zelve werd beschuldigd van //leugen, bedrog, aanmatiging en beschimping der van Engelands Grootloge ai-slammende grondloges.quot; De Duitsche Kroonprins, die met de Landsloge in verbinding stond, legde na een voorloopig onderzoek der akten ziju waardigheid ah ordemeester neder, om, naar het heette, //het beschermheerschap over de gezamenlijke duitsche vrijmetselarij te aanvaarden,quot; gelijk werkelijk geschiedde op den 1 Mei 1874. Op Hoogstdezelfs verzoek begonnen intus-jchen de Meester van den Stoel der St. Johannesloge Brei goldene Anker zur Hele und Treue (de aartsdiaken Schiffmann te Stettin) en de voorzitter der Loge van Rostock een formeele enquête of //geschiedkundige navorsching met alle middelenquot;, zooals de Kroonprins het gewenscht had. Na lang beraad maakte Schiffmann het resultaat zijner bevinding openbaar, 't welk ongelukkig voor de Landsloge even nadeelig uitviel, als de uitspraak van den heer Findel; ook hij erkende, dat inderdaad de Landsloge op zwendel en leugen berustte. Maar wacht, dat zou hem betaald gezet worden ! ïot straf voor deze openbaarmaking werd hij door de groote Landsloge uitgesloten, en de daartegen bescheidenlijk protesteerende St. Johannesloge
278
van Stettin met nop; een paar andere in de zaak betrokken loges werden formeel in den grooten ban gedaan! d. i. zij kunnen nu niet meer «werkenquot;, geen besluiten nemen en geen andere loges bezoeken.
Deze handelwijze der Landsloge verwekte een waren storm in het geheele inetselaarskamp. De Bauhütle overstelpte de Landsloge met een reeks fulminante artikelen, en de gezamenlijke Loge-meesters van Sile-zië willen zich van haar emancipeeren ; de beambten der silezische provinciale Loge protesteerden tegen het vonnis; de Loge van Frankfort a/M. nam Schiff-mann weder als Broeder op en de loges uit de meest verschillende streken sluiten zich aan bij dit protest.
Tot zoo ver de Allg. Evang.-Lulk. Kir.-Zt/j.
Sedert is echter keizer Wilhelm in eigen persoon zich met de zaak gaan bemoeien.
Een der jongste nummers der Bauhütte bevatte namelijk de volgende onder verschillende opzichten hoogstmerk-waardige «Circulaire aan de hoogwaardige Br. Br. Logemeesters der Gr. L-L. v. D. (Groote Landsloge van Duitschland):
//Üit de Gr. L.-L. der vrijm. van D. Berlijn, den 27/9 1S7G.
(De hoogwaardige Brs. vertegenwoordigers worden met broederlijke genegenheid verzocht,, deze circulaire ingevuld aan de Hoogw. Brs, Logemeesters persoonlijk te verzenden).
//Hoogwaardige meester! Hoogvereerde en geliefde O.-Br. I
//Onze allerdoorluchtigste beschermer, Z. M. de Keizer e n K o n i n g, heeft de genade gehad, de levendige belangstelling, die hij voor de V r ij m e t s e 1 a r ij en alle gewichtige voorvallen in de Orde koestert, opnieuw te -doen blijken, doordien Hoogstdezelve
279
over de zaak Scbiifuiann in een aan de zeer wijze Ordemeesters gericht eigenhandig schrijven heelt uitgedrukt.
//Bij het hooge gewicht van dit document is het onze wensch, het ter keunis van onze Loges te brengen. Uit hoofde van de alleronveraut w oordelij kste onbescheidenheid echter, welke inden jongsten tijd de geheimste inwendige aangelegenheden van ons loge-leven in de magonnieke en de profane pers bespreekt en daarbij zelfs niet meer let op de grenzen der piëteit en der eerbiedige houding opzlch-tens onzen allerdoorluchtigsten beschermer, zien wij ons bij het toezenden van het gesloten document aan u tot de navolgende geheel bijzondere voorzichtigheids-maatregelen genoopt, om ons het in ons gestelde keizerlijke vertrouwen — waarbij van ons verwacht wordt, dat wij deze open uitdrukking van Zijner Slajesteits meening slechts ter kennis van bevoegden zullen brengen — niet onwaardig te toonen.
//Wanneer gij ons derhalve op uw vrijmetselaars-riddertrouw en rechtschapenheid belooft :
1) Dat gij het bijgaande gesloten schrijven eerst in de loge, waarin gij het ter kennis uwer broederschap moet brengen, zult openen.
2) Dat gij noch zelf een afschrift van dat schrijven zult maken, noch zult gedoogen, dat een afschrift of overschrift doop iemand anders gemaakt worde.
3) Dat gij, onder bijzondere verwijzing naar de in de chronologische wetsverzameling n0. 2!S3 p. IJO vervatte bepalingen van den 2011 September 1858, den Broeders de strengste geheimhouding van den inhoud en zelfs van het bestaan van dit keizerlijke handschrift met den meesten ernst zult inpre%en.
4) Dat gij, terstond na voorlezing van hel docu-
280
meut, hetzelve, met het bekende teeken der lezing voorzien, op bet origineele ingevuld aan ons zult zenden.
dan machtigen wij u, met goedkeuring der zeer wijze ordemeesters, het ingesloten document te openen en in de loge ter kennis van de Broeders te brengen.
//De opening van het document zal door ons worden aangemerkt als een door u afgelegde verplichting tot vorenstaande vier punten.
//Meent gij om een of andere reden vóór het openen geen verplichting daaromtrent te kunnen aangaan, dan verzoeken wij u om onmiddellijke terugzending van het ongeopende document.
vin elk geval moet de terugzending ingevuld geschieden en verwachten wij ze tot vereenvoudiging br. m. zonder begeleidend schrijven in handen van den medeondergeteekenden Landsgrootmeester (profaan adres generaal von Ziegler, Berlijn SO. Elisabethufer 26) of van den Lands-Gr.-Secretaris (profaan adres assesor Nikiscb, Berlijn S\V. Hollmannslrassse 30).
Met hoogachting en liefde groeten wij u enz. als uw getrouwe Orde-Broeders
(g e t.) v. Ziegler,
Lands-G rootmeester. V. ScHLEEBENDOIU-'F,
subst. 1 L. Gr. Opz. IIlLDEBRANDT,
2 L. Gr. Opz. Nikisch, L. Gr. Secretaris.1'
Is dat nu de vrijheid, die men overal door de mannen det loge hoort verkondigen, en die uitsluitend eigendom van de vrijmetselarij zou. zijn ? Het feit dezer //excommunicatiequot; van een Br/, bewijst wederom het tegenovergestelde. Men ontzegt aan de Kath,,
Neülaxd, afg. L. Gr. Meest.
281
Kerk liet natuurlijk recht, om diegenen barer leden, «elke uit eigen beweging openlijk tegen baar in verzet komen of haar leer verloochenen, en dus f e i t e 1 ij k reeds hebben opgehouden tot haar te behooren, ook officieel van haar gemeenschap uit te sluiten, en in hun eigen boezem ontzien de vrijmetselaars zich niet te doen, wat zij in de katholieke Kerk zoo zeer verfoeien.
Inconsequentie is een hoofdelement van alle kwaad eu zoo ook van de mannen der Loge. Eenheid in alle opzichten daarentegen een eerste kenmerk voor ^t goede en ware, het uilsluitend eigendom der Kath. Kerk. In deze eenheid vooral vindt die Kerk de kracht, haar door den Goddelijkeu Stichter verzekerd, om alle aanvallen te trotseeren, en in den strijd tus-schen het licht en de duisternis te blijven zegevieren. Volgen wij, die ons verheugen in de aanschouwing van dat licht, den weg der H. Driekoningen; volgen wij de Ster die ons den weg toont, maar ook met even veel volharding en goeden wil, en de dag zal aanbreken, waarop nog eens de Ilerodessen beschaamd zullen staan voor hetzelfde licht, dat opging uit Beth-lehems stal.
Feestdag der II. Driekoningen, 1877.
Bldz,
II. .De stille Krijg der Vrijmetselarij tegen dc
III. Statistiek der Vrijmetselarij in het jaar 1871. 37
IV. De stille Krijg van liet Geheime Genootschap tegen het Christendom........45
V. De stille Krijg der Vrijmetselarij tegen het
VI. Het grootc geheim en dc dertigste Schotsche
VII. De socialistische Krijg der Loge tegen dc
VIII. De stille Krijg der Vrijmetselarij tegen God. 173
A A N H A N G S E L.
EENIGE DOKUMENTEN.
Politieke en anti-godsdienstige agitatie. I. Ecde van den Belgischen Er.-. Gr.*. M.-. Ver-
haegen..............221
II. Kede van den Gr/.-Eedenaar Bourlard • . . 329 De vrijmetselarij voor de Internationale. I. Voorstel tot een vrijmeiselaarsarbeiders-congres. 239
INHOUD.
Blclz.
II. Het optreden der Vrijmetselarij voor de Pa-
Vrijmetselaarsfeesten.
1. Vrijmetselaars-Banket te Provins.....249
2. u Banketten en toosten .... 251
3. Banket eencr Dameslo^e........254
4. Lijkplechtigheid te Brussel voor Leopold I . 256 Eed der Pauselijke Zouaven . . 259 Uit eene toespraak van den H.
De vrijmetselarij en de inneming
v a n 11 o m e............2fil