y i% «f f». f
VAN
ALLE IN DE MUZIJK VOORKOMENDE VREEMDE UITDRUKKINGEN.
BENEVENS EENE KORTE INLEIDINamp;
TOT DE EERSTE GRONDEN DER ^IUZIJK.
DOOU
JULIUS SCHUBERTH.
de ttchtsle verbeterde uitgave.
Amsterdam , II. J. OTTO.
Toen in 1830 de eerste uitgave van dit boekje verscheen, -was het eenig in zijn soort. Thans bestaan er een menigte navolgingen. Desniettemin mag er toch nu eene achtste oplage van verschijnen en tot bewijs strekken , dat het practisch bruikbaar is. Immers men vindt hier juist wat de titel belooft. De inhoud geeft werkelijk alle de in de toonkunst voorkomende vreemde ivoorden en bovendien nog vele andere kunst-
uitdrukkingen, icier verklaring mede noodzakelijk voorkwam.
Moytm er evenwel muzikale vrienden zijn die meer zonden verlangen, dan veroorloof ik mij de aandacht te vestigen op mijn „ Muslkalisches Handbucliquot; (nieuwe uitgavej, waarin ook voorkomen de hiografiën van componisten, virtuozen enz., ophelderingen betrekkelijk de compositieleer, beschrijving van muzijk-iustrumenten enz., waarvan dit slechts een uittreksel is.
DER
die bij liet onderwijs in de Muzijk tot grondslag dienen.
De muzijk wordt tot de aangename kunsten gerekend. Zij is de wetenschap toonen volgens regelen te verbinden, welke compositie- (harmonie-) leer genoemd wordt.
De teekens om toonen door schrift aan te duiden
— ï—
heeten noten; de vijf lijnen ^--^—3—--waarop z.ij
-1---
aangewezen worden noemt men notensysteera of notenbalk.
Dit systeem is echter niet voldoende om al de gebruikelijke noten aan te geven; men voorziet hierin
door hulplijnen, die door den hals of kop der noten _____« -
worden gehaald, b. v. : —— ^ ~
Ter benaming der noten worden 7 letters gebruikt: c, d, e, ƒ, ff, a, h. Het aan het begin van een muzijkstnk ge^ilaatste teelten, sleutel genaamd, bepaalt den naam eu rang der noot.
6
De meest gebraikelijke sleutels ziju:
1. De sophraan- of diskant-sleutel op de le lijn [j-—j?---p,—
2. De viool- of ö-sleutel op de 2e liju
3. De alt-sleutel op de 3e lijn
4. De tenor-sleutel op de 4e lij
3— of |S;
of
5. De bas- of -sleutel op de 4e lijn —
/—
De sophraan-, alt- en tenor-sleutels worden ook C-sleutels genoemd, omdat de noot op de lijn waarop de sleutel staat altijd C heet.
Er zijn iu de toonkunst zeven natuurlijke toonen, waarbij nog een achtste wordt gevoegd , welke toon een octaaf hooger klinkt dan de eerste; daar nu deze acht toouen zich meermalen van de laagte naar de hoogte herhalen, worden deze ter gemakkelijker aanduiding in octaven ingedeeld , als volgt:
contra octaaf. groot octaaf. klein octaaf. | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
— ^ | c d e f g a_4J l__c_d e f (j a_Ij \ |
drie gestreken octaaf, eens gestreken octaaf, twee gestreken octaaf. ^ . t t ttt | |||||||||||||||
|
Over lt;leu vorm eu de waarde van uoten en rustteekeus (pauzen).
De waarde of tijdlengte van eene noot of rust wordt door haar vorm aangeduid.
zm—zi 4 _ ■-—
Een seheele — of — noot heeft twee -R—p3- halve, ___=== 4___
vier —f—* 0 kwart, acht —' #'* 0. achtste,
twee en dertig twee en dertigste deolen.
lieele maat. halve. kwart. achtste, zestiende. 32c. 64lt;'. | ||||||||||||||
|
Kusten die langer dan ééne maat duren worden door cijfers aangeduid , zoo als :
2 3 4 5 6 8 11 20 30
1 1
Als vóór de noot of rust een print staat, geeft dit eene verlenging met de helft der waarde, b. v.:
'S
8
noten.
schrijf
['wijze.
rusten.
r •
noten.
\\ aarde.
r
£ '7
rusten.quot;
- r
Waaneer vóór de noot twee punten zijn geplaatst, dan heeft liet tweede punt de helft der waarde van het eerste.
schrijfwijze. waarde. |
|
Deze zijn vijf in getal:
1. Het S (bruis) dat de noot met een halven toon verhoogt.
2. Het (molteek.) dat de nootmet een halven toon verlaagt.
3. Het li (herstellingsteeken) dat de door het of t teeken veranderde noot of quadraat weder tot den vorigen staat terugbrengt.
4. Het X (dubbelkruis) dat de noot met nog oen halven toon meer dan het enkele kruis ($) verhoogt, even als het W* (dubbel molteeken) nog een halven toon meer verlaagt dan het enkele molteeken (t).
5. Het teeken 1$ en th dat de door x of verhoogde of verlaagde noot weder voor een halven toon terugbrengt.
voorbid.
•Ü
Wanueec de voorteekens aan het begin van een mnzijkstuk staan, gelden ze zoolang het stuk duurt, als ze niet door herstellingsteekens (^) worden opgeheven; de voor enkele noten geplaatste teekens heeten toevallige voorteekens en duren slechts cene maat.
Bij het begin van elk mnzijkstuk staat de maatsoort
aangeteekend. De 6- is het teeken dat iedere maat uit
vier vierde deelen bestaat; de overige maatsoorten worden
door getallen aangegeven: %, S, 'i, i_2, U. 5 en7 0 4 4 K' 8 8' 4 2
Over eeuig-t- Toorkomende teekeus.
iFrj; —f-H Door deze teekens wordt de herhaling aau-
geduid van de daar tusscheu geplaatste maten; —TTj-;— beteekent, dat zoowel het voorgaande als het volgende deel
moet herhaald worden; ^ ^ ^ rustteeken, fermate, halt; ^ ■
slottéeken ; dal segno-teeken, dat terugwijst
naar een dergelijk teeken ; a bijzondere nadruk op een toon — crescendo ; ------ decrescendo.
10
De voornaamste zijn: schrijfwijze. | ||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||
uitvuerinü;. |
» -»
s f a
3=squot;
De voorslagen zijn kleine noten, die vóór grootere zijn geplaatst. Er zijn drie soorten: de lange voorslag, de korte en de dubbelslag.
1. Lange voorslag:
* #
schrijfvv.
✓
I^ee:
schrijfwijze.
irinfr. ^
2. Korte voorslag:
uitvoerg.
11
■—-f——7——fc—-?-: |
^ ^—Jf.— |
*■ - |
wordt aangeduid dooi' Ir en bestaat in het snel op elkander doen volgen van twee toonen.-
schrijfwijze.
* »'*' »**'*
schrijfwijze.
uitvoering.
Interval noemt men den afstand tnsschen een toon en den grondtoon. Daar er nu zeven noten zijn, heeft men ook zeven hoofd-intervallen, die hier volgen:
3. Dubbelslag:
schrijfwijze. ^ uitvoering.
prime. seconde, ter/, (gioute). kwart. kwint. sexte. septime.
_ _ _ _
octaaf. harde drieklank, zachte drieklank.
Over toonsoort eu voorteekens.
6' dur. G dur. 7-)dur. A dur. E dur.
B dur. Fis dur.
1«»=
*
A mol.
B mol.
Dis mol.
E mol.
Fis mol.
Cis mol.
k
Ö--
«s
Gis mol.
Ges dur. Des dur. As dur. Es dur. B dur. F dur.
i
Es mol.
Bes mol.
C mol.
F mol.
D mol.
i
a
G mol
rkr—
o) dur toonladder, klimmend.
afdalende.
afdalende.
b) mol toonladder, klimmend.
-*• * * -ê-
r-^r
2. De chromatische: klimmende met kruizen.
afdalende met mollen.
Ebfc
-»—]gt;*-
A, al, all, alia, alle, (voovzetsel) op, bij, in, naar, met. A of a (la) volgens de aretinische toonladder C dm-, de zesde trap; volgens de diatonisch chromatische de tiende trap.
A, de algemeen aangenomen stemtoon bij zamenspel en orchest, zij wordt gewoonlijk aangegeven door de oboe, att beteekent a-dur 1 .
aIj of ab a-mol ' 1,1 ra«^kschnft..
A of alia ballata, in ballade-stijl.
A battnta, volgens maatslag, precies; ook bij recitative's als weder in de maat gespeeld wordt.
A bene placito, naar believen.
A of alia capella, in kapel- of kerkstijl; ook van , gelijke beteekenis als alla breve, eigenlijk echter:
zang- en begeleiding unisono (in eenklank). A capriccio, naar willekeur, zonder juiste tijdmaat. A d e u x - m a i ns, a due mani, tweehandig (bij pianoforte). A due, tweestemmig.
A due corde, op twee snaren.
A dur (la majeur-) toonsoort in drie kruizen (fis, cis, gis), a la, naar de manier of wijze van.
Ala cbasse, jagtmatig.
A la mesure, zie a tempo.
A livre ouvert, van het blad.
A mezza voce, met halve stem.
H
A moll (la mineur) toonsoort zonder voorteekens, ook normaal mol-toonladder genaamd, van C dur afgeleid.
A piacere of al piacer, a piacimento, naar believen , gewoonlijk langzamer.
A poco poco, van lieverlede, trapsgewijze.
A première vue, a prima vista, op het eerste ge-zigt, van het blad.
A p u n t o , punctueel, naauwkeurig.
A punta d'arco. met de punt van den strijkstok.
A quatre, a quattro, met de vier.
A quatre mains, a quattro mani, vierhandig, bij pianoforte.
A quatre parties, a quattro parti, a quatre voix, vierstemmig (zoowel vocaal als instrumentaal).
A quatre senls, a quattro soli, door het enkele kwartet uitgevoerd (bij meerstemmige muzijkstukken).
A suo arbitrio, a suo bene placito, a sno commodo, a suo luogo of loco, naar welge-gevallen in voordragt en tijd,
A tempo, in de ingestelde tijdmaat.
A tempo commodo, i
A tempo giusto, ' zie tempo.
A tempo r ub at o , )
A tre , driestemmig.
A tre mani, driehandig , bij pianoforte.
A tre parti, a tre voce, voor drie stemmen.
A trois, driestemmig.
A trois mains, driehandig, bij pianoforte.
A trois parties, a trois voix, voor drie stemmen.
A una corda, op ééne snaar.
A vista, van het blad.
A voce sola, voor ééne stem.
A vue, van het blad.
15
Abaltimento, nederslag, bij het maatslaan. Abandonamento , met overga?e.
Abandono, overgave.
A bb assam e n t o . laten zinkeu, b. v. di lüano, de handen laten zinken bij het maatslaan; di voce, de stem laten zinken.
Abbellare, abbellire, versieren, schooner maken. Abbellimento , versiering.
Abbreviare, abbreviëren, de schrijfwijze verkorten.
a i, ™ J. ;
Aboderen (solmisare) noemt men zangoefeningen, waarbij de toonladder met de Italiaansche benaming , ut, re, mi, fa, sol, la, si, gebezigd wordt.
A bene placito, zie ad libitum.
Ab initio, verouderde lateinsche uitdrukking voor da capo.
Afkortingen (woorden) de meest gebruikelyke zijn: NB. De afkortingen in het notenschrift, zie kort overzigt enz. accel. voor accelerando.
accomp. igt; accompagnement.
adgo. j ado. * ad 1. j ad lib. * alvia
adagio.
» ad libitum.
» alleluja.
all' ot allo.
gt; all' ottava. » allegro.
allgtto. andno. andte.
» allegretto. » andantino. » andante.
1 n | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
i7 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2
IS | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Abonnement, verpligting tot deelneming.
Abregé, inkorting, koppeling aan orgels; zie abstracten.
A b r é g e r, inkorten.
Abruptio, onderbreking; plotseling invallende pauze.
Abstracten, smalle houten latten in orgels, die de windlade openen om de^pijpen daardoor van wind te voorzien.
Academia, académie de musique, vereeniging van toonkunstenaren en muzijkvrienden ter bevordering dei-muzikale wetenschap.
Académie spirituelle. geestelijk concert.
Acathistus , lofzang ter eer van de maagd Maria.
Accarezzevole, \ vleijeud liefkozend.
Accarezzevolmente, )
Accel, verkorting van accelerando, versnellend, snellere beweging.
A ccélération, het haasten (jagen) in de beweging (tempo).
Accenti, accents, onveranderlijke voorslagen.
19
Ac cent o, nadruk op sommige toonen.
Accentuation, nadmk, klem.
Accentus ecclesiastici, de melodie welke door de katholieke geestelijken meestal op eenen toon voor het altaar gezongen wordt; eertijds waren er zeven soorten, als; immutabilis, medius gravis, acutus moderatns, interrogatus en finalis.
Acciaccato, onstuimig.
Acciaccatura, korte voorslag ook zamenslag.
Accidens, Accidenti, toevallige verplaatsingteekens.
Accolade, haak, die bij piano- of meerstemmige muzijk de notenbalken aan het begin van iederen regel met elkander verbindt.
Accommodare, een instrument op juiste wijze tot gebruik gereed maken.
Accomp., verkorting van accompagnement.
A ccompagnamento, accompagnement, begeleiding.
A ccompagnare, accompagner, accompagneren, een solo begeleiden.
Accorapagnato, accompagné, begeleid.
Accompagnateur-trice, begeleider vaneen solostuk, ook wel generaalbasspeler.
Accoppiato, verbonden.
Accord, j kunstmatige zamenstemming van meerdere
A c o o r d o, \ toonen
Accordando, zamenstemmend.
Accordare, accorder, stemmen, zamenstemmen.
Accordatore, accordeur, instrumentstemmer.
Accordion, een sints ruim 20 jaren in zwang gekomen draagbaar klavier-windinstrument, waarvan de stalen veren door op- en nederlialen van den blaasbalg tot klank worden gebragt; uitgevonden door Damian te Weenen 1829.
-■)
20
Accord o con so no, dissono, consonante , dissonaute zamenklank (accoord.)
Accord oir, stemhamer.
Accrescendo , aangroei]end.
Achtste noot, fusa, oroche, croma.
Achtste pause, demi soupir.
Acte. hoofddeel van een dramatische voorstelling.
Acteur, Actrice, een zanger (zangster) tevens in het bezit van dramatische talenten.
Acuta, scherp, gemengd orgelgeluid (mixtuur.)
Acutezza, hoogte, scherpte.
A cut o, scherp doordringend.
Adagietto, kort, klein adagio.
Adagio, matig langzaam, staat tusschen larghetto en andantino in.
Adagio assai. Adagio di molto. Adagio pesante, Adagiosissimo, aanduiding van een zeer langzaam stuk.
Addenda, bijvoeging.
Addolorato, smartelijk, weemoedige uitdrukking.
Adept, een ingewijde in de toonkunst.
Adgo, Ado, verkorting van adagio.
Adiaphonon, zes octaafs, niet stembaar klavier; het geluid komt het orgel nabij. Uitgevonden te Weenen in 1820 door den horologiemaker Schuster.
Adirato , toornig.
Adjuvant, een steun of hulp van een zanger of organist.
Ad libitum, naar believen, vrijheid in maat of versiering van noten.
Adornamento, versiering.
Adrianalia, door keizer Hadrianus ingestelden nuizikalen wedstrijd.
A due, tweestemmig.
A due corde, op twee snaren.
21
Ad una cord a, op één snaar.
A-dur, la majeur, toonsoort in drie krnisteekens.
Aaoline, zie Aeolodikon,
Aeolische toonsoort (modus aeolus) vijfde authentieke toonsoort der Grieken.
Aeolodikon ook Aeolodion, een met den klank van liet orgel overeenkomend klavierinstrument, dat in plaats van pijpen stalen voren heeft, die door middel van een blaasbalg tot geluid gebragt worden.
Aeolomelodikon, ook choraleon genoemd, een verbeterd Aeolodikon, waarbij de stalen veren met klank-pijpen verbonden zijn.
Aeolopantalon, verbinding van het vorige instrument met de pianoforte.
Aeolsclavier, een Aeolodikon, daarin verschillend dat hier de staafjes van hout in plaats van metaal zijn.
Aeolusharp, snareninstrument dat door luchtstrooming toon geeft.
Aequisonus, twee geheel gelijkklinkende tocnen, eenklank.
Aequo animo, met gelatenheid, gemoedelijk.
Aesthetiek, smaakleer, de wetenschap van het schoone in de kunst, philosophic der schoone kunsten.
Aesthetisch, feine, juiste smaak.
Aevia, verkorting van Alleluja, Halleluja.
Affabile, vriendelijk, liefderijk, aangenaam, bevallig.
Affanato, onrustig, weemoedig.
Affetto, affect, hevige doch spoedig voorbijgaande gemoedsaandoening.
' Affettuosamente, affettuoso, hartstogtelijk, met gevoel voorgedragen.
Afflitto, afflizione, bedroefd, weemoedig.
Affrettando, affrettoso, gejaagdheid in de maat.
Agevole, ligt, vlug.
Agevolezza, ligtheid, vlugheid.
A ggiu stament e, juist in de maat.
Aggraver la fugue, vergrooting der fuga.
Agilita, agilité, vlugheid van voordragt.
Agilmente, vrolijk, ligt.
Agitamento, agitazio, sterke beweging, onrustig. Agitato, bewogen.
Agitato con passione, hartstogtelijk bewogen.
Agnus Dei, Lam Gods, vierde gedeelte eenev mis. A go ge (griekscb) toonschaal.
Agoge rhythmica, tempo, maat.
Agréments, versieringen, voorslagen, enz.
Aigu, hoog scherp.
Air, aria.
Air détaclié, enkele aria uit eene opera, enz.
Ais, la kruis, a jj.
Ais-dar, la kruis majeur.
Ais-mol, la kruis mineur, niet gebruikelijke toonsoort
met zeven kruizen, verwant met Cis-dur.
Akkoord, zie accord Akkordion, zie accordion.
Akroama, oorverlustiging.
Akromaten, muzikanten, zangers.
Akromatischc muzijk, welluidende muzrjk. Akoustiek, geluid leer, klankleer, theorie der toonen, Eene grondige leerwijze dezer wetenschap vindt men bij Chladni, Akoustiek, 2 deelen; tot hiertoe het beste werk dat daarover handelt.
Akteuv, zie Acteur.
Al, tot, aan.
Aliquotentheoric is de leer om uit het medeklinken van een snaar of uit de natuurlijke toonen van een waldhoorn enz. de accoorden af te leiden en door getallen de intervallen te bepalen.
23
A liquotto on en, bijtoonen, die bij iedere snaav nevens den hoofdtoon, die door hare spanning ontstaat hoorbaar zijn. A livre ouvert, van het blad.
Alia all', naar de manier of wijze van - b.v. alla
caccia, jagtachtig.
Alia ballata, in ballade stijl.
Alla breve, op korte wijze, 2 tweede maat; zie ook
a capella.
Alla caccia, zie caccia.
Alla camera, in kamertoon, kamerstijl.
Alla capella, in kapelstijl.
Alla diritta, trapsgewijze, op- en afstijgend.
Alla hanacca, hannaksohe dansmelodie, polonaiseachtig. Alla militaire, militairement, martziaal.
AH' antico, ouden stij'..
Alla Palestrina, op breeden, edelen kerkstijl.
Alla Polacca, in polonaise tempo.
Alla quinta, in de kwint.
Alla russe, russische stijl.
Alla siciliano, zie siciliano.
Alla stretta, zamengetrokken.
Alla turca, turksch.
Alla zingara, zigennerwijze.
Alla zoppa, hinkend, struikelend.
Allegramente, opgeruimd, vrolijk.
Allegrettino, klein allegretto, iets langzamer dan
allegretto, tusschen andante en allegretto in. Allegretto, ligt, opgeruimd, niet zoo snel als allegro.
Allegrezza | vveug(je opgeruimdheid.
Allegvia 1
Allegressimo, zeer snel, bijna presto.
Allegro, snel, levendig vrolijk, langzamer dan presto.
Allegro assai, zeer snel en levendig.
21
Allegro con fuoco)
Allegro di.molto * zeer snel en leveuchg.
Allegro di braviera, een brilliante, moeijelijke compositie snel uitgevoerd.
Allegro furioso, hartstogtelijk snel.
Allegro giustoy het juiste snelle tempo.
Allegro ma non tanto i - , , ,
Allegro ma non troppo \ nie e sne ■
Allegro moderato, matig snel, tusschen allegro en
allegretto in.
Allegro risoluto, vurig, beslist allegro.
Allegro vivace, levendig allegro.
Alleluja, Halleluja.
All emande, draaidans, duitsche nationale dans, in 4 maat,
Allentameuto, vermindering, vertraging.
Allentanto, } , , ■ j , ■ , ,
Allentato \ vertragend, verminderend, zinkend.
Allgto, verkorting voor allegretto.
A11°. verkorting voor allegro.
AU' improvista, op onvoorbereide wijze.
Al loco, op dezelfde plaats.
AH' ot, verkorting van all' ottava.
All' ottava, in het octaaf.
AH' unisono, in den eenklank.
Alpenhorn, beteekend koehoorn, koereigen.
All piacere, naar believen.
Al rigore di tempo, streng in de maat.
Al riverso, zie riverso of rovescio.
Al segno, bij het teeken, dal segno, van het teeken af.
Al tempo, naar de maat.
Alt, alto, contr'alto, haute contre, de tweede van de vier hoofdstftnmen, de hoogste na diskant of sophraan.
25
Alta, hoog, b.v. alta ottava, het hooge of' hoogere
octaaf spelend, wordt aangeduid door 8a........
wanneer dit teeken boven de noten staat worden ze een octaaf hooger gespeeld; staat het ouder de noteu dan een octaaf lager. Zie ook co 11' ottava.
Altóre, alterato, veranderd.
Alteration, alterazio, verandering der noot door een heratelteeken.
Alternainente, ^
Alternando, ^ afwisselenderwijze.
Alternativo,
Alt-viool, zie Alto
Altist, altista, haute-contre, altzangeres. •
Alto, alto-viola, altviool.
Alto-Basso, een veranderd venetiaansch snaren instrument.
Alt-Oboe, deze staat een kwint lager als de gewone Oboe en heeft den omvang van de Alt-viool, die zij door ecne stomphoekige verlenging erlangt; zij wordt ten onregte Bngelsche hoorn genoemd. De behandeling van dit instrument is op kleine uitzonderingen na dezelfde als van de gewone oboe.
Alt' ottava, de noteu een octaaf hooger te spelen.
Alto-viola, altviool, viola da braccia (daarvan het Duitsohe Bratsche) armviool, ter onderscheiding van Viola di Gamba, knievedel; zij is vau gelijke constructie als de viool, alleen een vierde grooter; zij staat een kwint lager als de viool en een octaaf hooger als de violoncel.
Altri, andere.
Alt-sleutel, staat op de 3e lijn, de daarop gestelde noot heet C.
Alt-stem, nagenoeg gelijk aan mezzo-sophraan, heeft eeu omvang van de kleine f tot de eensgestreken d.
26
Alzamento di mano, opslag van de hand bij het
maatslaan.
Alzando, opheffend, stijgend.
Amabile, )
Amarevole, i llefehjk' aaugenaam.
Amavezza, droefheid, bitterheid in uitdrukking. Amateur, muzijkliefhebber, dilettant.
Ambitus, diapason, toonenomvang, afstand tusschen den
laagsten en hoogsten toon.
Arabrosiaansch gezang, het kerklied »Te deum lau-
damus.quot; Wij loven U o God.
A m b u 1 a n t, rondtrekkend.
Ame, ziel, opstaand paaltje in strijkinstrumenten. A-mol, la mineur, toonsoort zonder voorteekens, verwant
met C-dur.
Amove (con) niet liefde en lust.
Amorevole, zie amarevole.
Amoroso, innig, teder.
Amusement, klein bevallig muzijkstuk.
Anabasis, eene reeks klimmende toonen.
Anakamplos, eene reeks afdalende toonen.
Anakara, de keteltrom.
Anakarista, die de keteltrom slaat.
Anakrusis, opmaat.
Anaphora, herhaling van een onmiddelijk voorafgaand
gedeelte.
Anasmonia, wanklanken.
Anche, pijpen, ook mondstuk der schalmei, oboe, fagot, enz. Ancora, nogmaals, zie da capo.
Andamen to, langzaam voortgaande, gedeelte eener fuga. Andante, | gelijkmatig voortgaande, iets langza-
Andantemente, ) mer tempo dan allegretto.
Andante cantabile, zangrijk of melodieus andante.
Andantino , klein andante.
An dn o, verkorting van andantino.
Anglaise, engelsche contradans.
Angosoiosamente, ) .. ..
. n . gt; angstig, onrustig.
Angoscioso, ^
Anima, ziel.
Animando,
bezield, belevendigend.
Animate,
Animo, geest, moed.
Animo corde. (Anemochord), een orgelinstrument met toetsen. De snaren worden door het nederdrukken der toetsen en door wind tot klank gebragt.
Animoso, levendig, bezield.
Anoner, stotteren, blijven steken, gebrekkig voordragen.
Ansa, verouderde benaming voor toets (Griffbrett.)
Aanslag, wijze waarop den toon op de piano wordt voortgebragt.
Anteludiuni, voorspel.
Anthem, zie anthiphonie.
Anthema, grieksche volksdans.
Anthologie, verzameling van uitgezochte muzijkstukken.
Anthologium, ) , , , • , ■, , ,
,. , ° . , sezansboek der grieksche kerk.
Antiphonanum, ( quot; =
Anthropoglossa, een in orgels aanwezig register, ook vox humana genoemd.
Antiphonie, beurtzang in de grieksche kerk tusschen priesters en gemeente.
Antiphonon, opklimming in octaven, ook zamenklank van consonerende intervallen.
Antistrophe, tegenstelling, antwoordend koor (in composition der roraeinsche school van Palestrina).
Antithesis, tegenstelling.
Apertus, open, technische uitdrukking bij orgelbouw, wanneer eenc stem niet gedekt is.
28
Aphonie, stem- en toonloosheid.
Apnoea, ademloosheid.
A poco a poco, van lieverlede, langzamerhand.
Apodipna, religiense gezangen der Grieken.
Apollo-Lyra, verouderd blaasinstrument in den vorm van een lyra, 1 voet hoog, | voet breed en met 42 kleppen voorzien. Het wordt door een koperen mondstuk ingeblazen.
A polio n icon, een groot op het orgel gelijkend instrument, dat het effect van orchestinstrumenten weergeeft. Hot is van gelijken bouwtrant als een reusachtig speel-uurwerk eu uitgevonden door Flight en Eobson te Londen in 1828.
Apotome, de grootste helft van een geheelen toon.
Appassionato, hartstogtelijk.
Appenato, lijdend.
Applaus, applaudissement, bijval.
Applauso, bijval,
Applicatuur, vingerzetting bij piano, viool of guitarre.
Appoggiando, / , , .
ir oo gehouden, gedraaren.
Appoggiato, 1 0 » n
Appoggiatura, voorslagnoot.
Apprestare, / een strijkinstrument juist en naauwkeurig
Appreteren, * ter bespeling gereed maken, ook acco-moderen.
A première v u e, ^ op het eerste gezigt van het blad
A prima vista, \ spelen.
Apteren, even zoo als accomoderen.
A punto, punktueel, naauwkeurig.
A punta d'arco. met de spits van den strijkstok.
Arbitrio, willekeurig, naar goeddunken.
Are, verkorting van coll' arco.
Arcato, met den strijkstok gespeeld.
29
Archet., Ar co, strijkstok.
Ardente, gloeijend, vurig.
Ardito, stout in voordragt.
Aretinische syllabeu, de italiaansche benaming der noten, uitgevonden door Guido v. Arezzo, zij zijn ut (c), re (d), mi (e), fa (f), sol (g), la (a), si (b). Aria, air, zangstuk voor ééne stem met begeleiding van
klavier of orchest.
Aria coneertata, concert-aria.
Aria di bravura, bravour-aria, zangcompositie met
veel snelle en moeijelijke passages.
Aria pariante, evenveel als recitatief. •
Arietta, kleine aria, eenvoudig lied.
Arioso, zangerig, kleiu zangstuk.
Armer la clef, voorteekens stellen der toonsoort.
Armoneggiare, zamenklinken, harmouieren.
A r m o n i a, zamenklank.
Armonica, harmonica.
Armonico, ) n t i i i • i
. . ( wGiKiiTiKGncl, hciriuoïiiscli.
Armomoso, j
Arpa, la harpe, harp.
Arpa doppia, dubbele harp.
Arpeggiare, in gebroken akkoorden spelen.
Arpeggiato, akkoorden die gebroken gespeeld worden.
Arpeggiatura, passage in gebroken akkoorden.
Arpège, Arpeggio, het snel achter elkander aanslaan
der toonen van een akkoord.
Arpinella, kleine harp.
Arpio, verkorting van arpeggio.
Arrangement, inrigting, omzetting.
Arranger, een muzykstuk voor een ander instrument omzetten, van toonsoort of anderzints veranderen, zonder de melodie te schaden.
30
Arsis, opmaat, opslag in de maat. Vergelijk Thesis.
Articolare, articuler, articuleren, de woorden van een zangstuk duidelijk uitbrengen.
Articolatamento. i n ., ,
A rticolato, i dmdelljk ultSesProkeQ-
Articolazione, articulatie, duidelijke uitspraak der woorden bij het zingen,
Artiste, kunstenaar.
As, la bémol, negende toon der diatonisch chromatische ladder.
As-dur, la bémol majeur, toonsoort met viermolteekens.
As-mol, la bémol mineur, toonsoort met zeven molteekens; verwant met Ces-dur, en harmonisch met Gis-mol. met 5 kruizen.
Aspirare, aspireren, ook ademhalen bij het zingen.
Assai, zeer, veel.
Assemblage, dubbelslag.
Assoluto, ongebonden.
Assonanz, gelijkluidendheid van den toon.
Assoneren, gelijkluidenden toon hebben.
Asthma, aamborstigheid.
A suo arbitro. \ ,, , .,. ,
A suo bene placito, gemakkelijkheid m voordragten
. j \ in tempo,
Asuocommodo, ]
Asymphonie, wantoonig.
A. T, verkorting voor a tempo.
A tre, driestemmig.
A tre mani, a trois mains, driehandig.
A tre parti, voci, a trois parties, voix, voor drie stemmen
Attacca, staat gewoonlijk aan het slot van eene muzijk-afdeeling eu beteekent: vang aan, speel verder.
Attacca subito il seguente, vang dadelijk het volgende stuk aan.
31
Attaccave, I . ,,
. ' invallen, aanvangen,
A11 a c[ u e r, ^
Atto, Acte, gedeelte eener opera.
Attore-trice, acteur.
Aubade, morgen of ochtendmuziek.
Au dace, koen, stout.
Augraentatio, vermeerdering, vergrooting.
Auletes, zoo noemden de Grieken fluitspelers.
Aulos, de fluit of pijp.
Aulozonum, de kruk aan het mondstuk der tongwerken
van orgels.
Aumentando, toenemend, voornemend.
Authentiek, echt, zelfstandig.
Automaat, een door mechaniek in beweging gebragt
instrument, zelfwerking.
Autor, uitvinder, vervaardiger.
Ave, -wees gegroet.
Ave Maria, een katholiek kerklied.
A vista, zie a prima vista.
A voce solo, voor uéne stem alleen.
Azione sacra, geestelijk muzikaal drama.
B, als verkorting beteekent basso.
B, bémol, voorteeken, verlaagt de noot met een halven toon. BB, double bémol, dubbel mol, verlaagt de noot met
een geheelen toon.
B-dur, si bémol majeur, toonsoort met twee molteekens. B-mol, si bémol mineur, toonaart met vijf molteekens. B-quadrat, ftj) herstelliugsteeken.
Baccalaureus artis musicae, akademische waardig-
32
heid, welke men door een dissertatie op muzikaal wetenschappelijk gebied moet verkrijgen.
Bagatelle, kort, ligt, klein muzijkstuk.
Baguettes, klepels, voorwerpen om trommels en pauken te slaan.
Balalaika, een russisch luitinstrument.
Balancement, beving, tremolo.
Ballata, ballade, zangstuk van duisteren, meestal his-torischen inhoud.
Ballematia, I .. , . ,
I liederen in dansmaat.
Ballistia, )
Balietto, (Ballo) ballet, theatrale dans, meestal met dramatische handeling.
Ballo, dans.
Ballonchio, italiaansche boerendans.
Ballonzare, kunstmatig dansen.
Banda, militair muzijkkorps.
Bandola, italiaansch luitinstrument.
Bandora, op een Citer gelijkend instrument, met 12 stalen snaren.
Biinkelsanger, op kermissen rondtrekkende personen, die geillustreerde moord- en roofgeschiedenissen verhalen en bezingen.
Barcarolle, Barcarola, gondel- en speelvaartlied der Venetianeu.
Barden, werden eertijds zangers genoemd, die tegelijk dichter en krijgsman, het volk door strijdliedeven aanvuurden.
Bardiet, strijdlied der Barden.
Bardone, bourdon, benaming van lage orgeltoonen.
Bari-Basso, lagere bariton.
Bariolage, passage op snareninstrumenten waarbij gebruik wordt gemaakt van de losse snaren.
33
Bari-tenor, lage tenor.
Bariton-clel', verouderd - zie F sleutel.
aiiton, / bariton, hoogere bas, halve bas. Bantono, ) 0 '
Baritonist, zanger wiens stem van de groote A tot
de eons gestreker.' Fis reikt.
Baritonclarinette. gewone clarinet, die door cene stomphoekige verlenging eeuigzins de diepte van de violoncel erlangt. (Zie Bassethoorn).
Barocco, baroque, wonderlijk, vreemd, barok. Barquarde, verouderd. (Zie Barcarolle).
Barre, maatstreep Barre de luth, kam van de luit.
Baryphonus, die een grove stem heeft, diepe baszanger. Bas, Basso, in alle soorten van mnzijk de diepe of'
onderstem, ook de laagste mannenstem.
Bassa ottava, aanduiding als een gedeelte muzijk dat
een octaaf lager gespeeld moet worden.
Basse chiffrée, becijferde bas, generaalbas. Basse-dessns, diskant of sopraan.
Basse-clef, bas of F sleutel 55?, staat op de vierde
lijn, de daarop voorkomende noot heet F.
Basse contrainte, basfignur, dat dikwijls herhaald wordt.
Basse - cont re, de lage basstem.
Basse de cremone. i , , ,
Ti j v, ii ■ I verouderde benaming van fagot.
Basse de hautbois, ) quot; =
Basse d'harmonie, ophicleïde.
Basse de viole, knievedel.
Basse de violin, contraviool.
Basse double, dubbele basviool, (grootste soort).
Basse fondamentale, grondbas.
Basse taile, bariton.
3
34
Bassetto, kleine contrabas; iets grooter dan cello. Bassethoorn, (corno di bassetto) corne de basset, onjuiste benaming van een in driehoekigen vorm gebogen clarinet, (zie bariton clarinet).
Basso, contra-bas, diepe mannenstem.
Basso continuo, voortgaande bas.
Basso ostinato, niet veranderde bas.
Basso repieno, basstem die meestal bij tutti's dient. B a s s o n , fagot.
Bassleutel, zie F-sleutel.
Basstem, heeft een omvang van de groote F tot de eens
gestreken E.
Baton, rustteeken.
Baton de mesure, maatstok, dirigeerstok.
Batte ment, dubbelslag.
Battere, nederslag.
Battere il tempo, de maat slaan.
Batterie, trommelslag, akkoordbreking.
Battimento, van dezelfde beteekenis als Mor den te.
Battuta, maatslag of maat.
bb, dit teeken verlaagt de noot een geheelen toon.
Bécarré, herstellingteeken (Ij).
Bellezza, schoonheid, b.v. van een toon.
Bell icosa men te, 1 ,
tj ii- knjsszucntifr.
Bellicoso, ( J6 n
Bémol, verlaagteeken (b).
Bémoliser, verlagen.
Ben, bene, goed.
Benedictus, gezegend, lofzang.
Ben marcato, met nadruk voorgedragen, goed gemarkeerd.
Ben tenuto, goed uitgehouden.
Bes. b-mol.
35
Biauca, halve noot.
Biciniuin, tweestemmig muzijkfituk,
Bis, tweemaal.
Biscroma, 328te noot.
Bissex, twaalfsnarige, eene soort van guitarre. Bizzarramente, op grillige, vreemde wijze. Bizzarria, fantastisch grillig, onvoorbereid tot eeu
andere toonsoort overgaan.
Bizzarro, wonderlijk, grillig, vreemd, barok. Blanche, zie Bianca.
Bobisation, ^ solféges, zangoefening zonder text doch Bocedisation, i op de namen der noten gezongen. Bockstriller, triller tegen de regelen der kunst, of
blatende triller met overdreven beving.
Bolero, spaansohe volksdans met castagnetten eri zang. Bombarde, diepste tongwerk in orgels.
Bombardon, een in lateren tijd bij militaire muzijkkorpsen in gebruik gekomen koperinstrument ter versterking dei-baspartij (dubbel contra-fagot). Toonsoort als ophicleide. Bombijke, schalmei.
Bon temps de la mesure, de goede maat-tijd, nederslag.
Bonvree, vrolijke fransche dans, } maat. B-quadraat, tf brengt de verhoogde of verlaagde noot
tot vorigen stand terug.
Bratsche, zie alto-viola.
Brava,
Bravi, voortreffelijk.
Bravo, )
Bravissimo, ma, in de hoogste mate voortreffelijk. Bravura, bravour, groote kunstvaardigheid in passages. B v è v e }
B re vis' ( oo1j koi'te noot van slagen.
3*
36
Brillant, bi-illante, schitterend.
Bvillare, briller, schitteren.
Brio, levendigheid, vuur.
Brioso, levendig, vurig.
Broderie, toonversiering,
Bruscamente, ruw, opvliegend,
Bnccin, ^ t ■ n
,, . 'bazuin, trompet, jagahoorn.
d n c c i u ei ', \
Biccinator-tore, bazuinblazer,
Buffa, klugt.
Buffo, klugtig, grappig,
Buffone, komische operazanger.
Buffonescamente, komisch, grappig.
Bugle, engelsche klephoorn, gelijkende op den toon van
den hoorn, maar doordringender.
Buon gusto, goede, .jniste smaak,
Buon mano, met juiste, goede hand.
Buona nota, goede noot.
Burla, i
Burlando, ' van gelijke beteekenis als bnffii.
B urlesco, ^
Burlescamente, schertsend, potsierlijk.
Burletto, komische operette,
(De onder C ontbrekende woorden gelieve men te zoeken op K),
C, ut, de eerste trap (toon) van do aretinische, heden-
daagsche diatonische toonladder,
C-dur, ut majeur, toonsoort zonder voorteekens, C-mol, ut mineur, toonsoort, met drie b, (verwant met es-clur).
37
C bavré, heet alia brèvemaat, aangeduid door (J-.
Cabaletta, bevallige., korte zin in italiaansche ariastijl met vorm van rondo; ook tuaschenzin in grootere werken.
Cabinet d'orgue, de kast van het orgel, positiefkast.
Cabiscola, oudtijds gelijkstaande met voorzanger.
Caccia, jagdmuzijk, bijzonder voor hoorns.
Cacofonia, cacophooie, wanklank.
Cad, verkorting van cadence.
Cadence, cadenza, toonsluiting, cadens, versiering na fermate die gewoonlijk door kleinere noten aangeduid wordt.
Cadence rompue, / , , ... , n- schnnsuufing.
Cadenza dinganno, ( ^ 0
Cadenza i'lorita, brillaute toonsluiting.
Caecilia, de heilige patrones oi'beschermvrouw der muzijk.
Caesura, tooninsnijding. rhyhnische insnijding der melodie.
Cahier, stuk, stukje; komt dikwijls verkort voor Cah. op titels van muzijkstukken.
Cal, verkorting van calando.
Calandrone, eene soort schalmei voorzien van twee kleppen in gebruik bij de italiaansche boeren.
Calascione, eene soort guitarre met twee snaren, gebruikelijk in onder-ltalie.
Calata, italiaansche dans in \ maat.
Calcant, orgeltrapper, orchestbediende.
Calmato, gerustgesteld, rustig.
Cal ore, warmte.
Camene of Camoena, Muze.
Camerae musica, kamermuzijk, degelijke compositiën voor instrumenten, die aan een uitgelezen auditorium worden voorgedragen.
Campana, klok.
Campanella, klokje.
38
Caiupanetta, klokkenspel, bevattende meestal een toonladder, liet wordt met een sleutel geslagen of bespeeld. Campanist, klokkenspeler.
Canoellen, smalle vakjes in de windlade van orgels.
Cancrizzamentc. / , , , , ,,
r. • , . oiugekeerd, tegengesteld.
Canenzzante, S a ' 0 b
Canon, Canonc, fuga rondgezang, kettingzang, waarin
eeue enkele stem al de overige tot onveranderlijk rigt-
snoer (navolging) dient.
Canon apert us, open, in partituur gebragte canon.
Can o n^ enig ma ti e us, raadsel canon.
Cauone sciolto, ongebonden canon.
Canonic us, eertijds kerkzanger, thans Domheer.
Canoniek, mathematische klankleer,
Canonisch, in den canon-stijl.
Cantabile, zangerig; ook melodieus muzijkstuk in matige beweging.
Cantadours, straatr en rondtrekkende zangers.
C a n t a in b a n c o, straatzanger.
Can tame n to, het zingen, het gezang.
Cantando of cantante, zingend.
Can tare, zingen.
Cantata, cantate, geestelijk muzijkstuk, met recitativen
en koren.
Canlatella, 1 , , ■
... kleine cantate.
Cantatina, 1
Cantato re-trice , zanger, zangeres.
Cantato riura , katholisch kerkboek, waaruit de Cantor
het responsorium zingt.
Canterellando, met zachte stem zingende, neurien. Cante rel lare , zacht zingen, neurien.
Cant erin a, zangeres.
Canterino, zanger, toonkunstenaar.
39
Cautica, gezang, lisd.
Cauti carnasciulesclii, vastenavonclliederen.
Cauti carnevali, cavnavalliederen.
Cantico, I ,
Cauticam , * geestelijk gezang.
Cantilena, kort zangstuk, liedje, melodie. Cantilenare, een liedje zingen.
Can till at io, zingend voorgedragen ook het zingend
voordragen van geestelijke texten.
Cauti no, vioolsnaar (fiuirit) E snaar.
Cantio, gezang, lied.
Cantique, lofzang.
Canto, gezang, lied, diskant, melodie.
Canto arraonico, meerstemmig gezang.
Canto a capella, kerkgezang in unisono, zonder begeleiding van eenig muzijkinstrument.
Canto cromatico, gezang in halve tooneu.
Canto f e r m o , koraalgezang.
Canto figurato, kunstinatig gezang.
Canto primo-secundo, eerste, tweede diskant.
Canto recitativo, recitatief gezang.
Cantos, voorzanger in de kerk.
Cantor choralis, koorzanger.
Cantor fignralis, Oratoriumzauger, dirigent. Cantorat, het ambt van cantor (zanger).
Cant us, het zingen.
Ca ut us Ambrosianus, Ambrosiaaiiache lofzang. Cantus firmus, koraalgezang.
Cantus Gregorianus. gregoriaansch gezang.
Canzona of Canzone, gezang, lied.
Canzone a ballo, danslied.
Canzone sacra, geestelijk lied.
Canzonaccia, gezang van gepeupel.
40
Canzoncino, - na, \
Canzonetta, -- tina, i 16 J6quot;-Canzonière, liederenverzameling.
Capella, kapel, vereeniging van muzikanten die tot eers
orchest behooren.
Capellist, zie kapellist.
Capellrceister, dirigent van een orchest, voornamelijk
bij eene opera.
Capo, begin.
,, ,, , , anitarre-opzet, dat op den hals van dat Capo d astro, I ° . , Tj.ii i-m
,, , • instrument geplaatst de snaren gelijk-
C/Ü P O L O» S t O . ' i- i i ii
1 ; matig hooger toon doet geven.
Capricietto, kleine caprice.
Capriccio, | kleine fantasie waarbij de componist geheel Caprice, i den loop van zijn genie opvolgt. Capricciosamente, )
_ . . , gnllia, eigenzinnig.
Capnccioso, ) amp; a gt; = o
Caractères de m nsi(|ue, alle de tot het notenschrift
behoorende teekens.
Carezzando, I , i 1 vleijend.
Carezzevole,
Caricato, overladen, in het bijzonder overdreven aau de komische zijde.
Carillon, klokkenspel.
Cari 11 o nn e ii r, klokkenspeler.
Carmagnole, Savooische zingdans.
Carola, republikeinsche dans met zang.
Cartel, zoo noemde men voorheen het eerste ontwerp van een muzijkstnk of partituur.
Cartellone, de gedrukte catalogus van opera's, welke in het saizoen zullen opgevoerd worden.
Cassa, tambnro, trommel.
41
„ 1 castagnetten, schelpvormige houten plaat-
^a- agne es•'jeg dienende om mede te klepperen, as agno e, \ meestal gebruikt wordende door dansers. Castrato, kunstmatige sophraan, ontmande zanger. Csesur, afdeeling van het goede deel der maat.
Catena di trilli, trillerketen.
Cavaletta, zie cabaletta.
Cavalquet, signaal bij de fransche kavallerie, ook trom-
pettermuzijk bij het inrukken der stad.
Cavatina, zangstuk zonder herhaling, ook aanduiding
der hoofdaria's van opera's.
C. B., afkorting van col basso.
C. ü , afkorting van colla destra.
Gelere, gezwind, snel.
Celeste, hemelsch.
Cembalista, handtrommelslager, pianist.
Cembalo, handtrommel, klavier.
Cent one, lapwerk van melodiën.
Cervalet, verouderd blaasinstrument 5 duim lang, den
toon gelijkt op die der fagot.
Ces, ut bémol, tie noot C met een b.
Ces-dur, uit bémol majeur met 7b, niet gebruikelijk. Chaconne, zie ciaccona.
Chalumeau, schalmei
Changer de jeu, een ander orgelregister uittrekken.
Chanson, lied, zangstuk.
Chansonnette, liedje.
Chant, gezang.
Chant d'église, kerkgezang.
Chant de triomphe, zegezang.
Chant pastoral, herderslied.
Chant ant, zingbaar.
Chanter, zingen.
Chanter a livre ouvert, van het blad zingen.
Chanter, (eng) kerkzanger, cantor.
Chanterelle, vioolkwint, e snaar.
Chanteur-te use, zanger, zangeres.
Chaos, verwarring.
Chapeau chinois, halve maan.
Chapelle, zie Capella.
Charivari, kattenmuzijk, spotserenade.
Charlatan, oppervlakkig muzikant, opsnijder van passage?.
Chasse, jagdmuzijk,
Che, welke, als.
Chef d'attaque, koorleider.
Chef d'oeuvre, meesterstuk.
Chef d'orchestre, muziekdirecteur.
Chelys, (grieksch) luit, cither.
Chevalet, vloolkam, klavierkaui.
Chevilles, schroeven van snaarinstrumenten.
Chevrottement, bokstriller.
Chevrotter, zingen met blatende stem.
Chiarentana. eene soort dans.
Chiarezza, fdi voce) klaarheid (van stem).
Chiaro, ra, helder, klaar.
Chiave, toonsleutel, klep van blaasinstrumenten, steiu-hamer.
Chiroplast, toestel om de handen in een juiste rigting
te houden aan hot klavier; uilgevonden door Logier. Chitarra, guitarre.
Chitarra coll' atco, strijk-guitarre.
Chitarrina, kleine napelsche guitarre.
Choeur, chorus, gewoonlijk wordt daarmede bedoeld,
meerstemmig gezang.
Chorag, choragus, koordirigent bij de ouden.
Choral, kerkgezang.
43
Choralisten, koristen.
Choralitev, koraalmatig.
Clioraula, fluitbegeleiders van het koor.
Chorda, snaar.
Chorda, characteristica. geleidtoon.
Chordae essentialis dus worden genoemd de grondtoon met terts en quart van eene toonsoort. Chordaulodiura, \ een door Kaufmann te Dresden nit-Chordomelodion, * gevonden rol- (wals) fluitwerk. Chordometer, snaarmeter.
C h o r d o t o n o n, snaarspinner.
Chorist, koorzanger, lid van een zangkoor.
Chorton, gewone orgelstemming.
Christe, tweede gedeelte eener mis.
Chroma. Croma, herstelteeken.
Chroma diesis, de halve toon.
Chroma duplex, dubbelkruis.
Chromameter, instrument om de pianoforte te stemmen. Chromatique, cromatieo, chromatisch, in op elkander
volgende halve toonen op- en afklimmen. Chromatische zeichen, herstelteekens. Chronometer, tijd- of inaatmeter.
Ciaccona, verouderde dans in | maat, naar eene arabische
melodie.
Cimbalo, hakkebord.
Cinellen, bekkens.
Cinqne, vijf, ook vijfde zangstem.
Cis, ut dièse, de noot C met ééne j|.
Cis-dur, ut dièse majeur, toonsoort met 7 kruizen (niet gebruikelijk).
Cis-moll, ut dièse mineur, toonsoort met 4 kruizen,
verwant met E-dur (zie inleiding).
Cithara, cither, luit.
44
C. L., verkorting van col legno.
Claivon, trompete, zie clarino.
Glaquebois, stroovedel.
Clara voce, niet heldere, klare stem.
Clarinblazen, zachte toonen op de trompet voortbrengen, in tegenstelling van priucipaalblazen, hetwelk bestaat in het geven van schetterende toonen.
Clarinetto, houten blaasinstrument, dat door een snavel met stukjes riet belegd, geblazen wordt.
Clarino, trompet, verkort claro.
Clar., verkorting van clarinetto.
Clausula, slotzin.
Clausula affinalis, toonsluiting in een met den grondtoon verwanten toon.
Clausula dissecta, halve cadens.
Clausula dominans of Secundaria, cadens in de kwint.
Clausula falsa, schijnsluiting.
Clausula finalis of primaria ook principalis, cadens in de hoofdtoonsoort.
Clausula impropria, ongewone afwijking.
Clausula medians of tertia, cadens in de terts van eene mol-toonsoort.
Clausula peregrina, afwijking naar eene zee- verwijderde toonsoort.
Clausula propria, gewone, natuurlijke afwijking.
Clausula pura, reine zinsluiting zonder afwijking.
Clave, clavis, toets.
Clavecin, klavier.
Claviarum of claviatuur, de gezamenlijke toetsen van het klavier of orgel.
Clavicembalo, j klavier, verouderde soort, waarvan de
Clavichord, ) hamertjes met koper belegd waren.
45
ClavierausEug, eeu groot meerstemmig muzijkstuk
iugerigt voor pianoforte.
Clef, sleutel, b.v. clef de fa, F-sleutel, clef de sol,
6- of vioolsleutel.
Coalottino, zie concertino.
Coda, bijvoeging, elotzic van een muzijkstuk.
Co don, klok, schel.
Cogli instrumenti. met begeleiding van instrumenten. Col. collo, colla of con, met, de, den, het. Co 11 a des tra, (c d) met de regtsche.
Coll'arco, met den strijkstok.
Coll ottava, wanneer dit boven de noten staat moeten ze te gelijk met de een octaaf hoogere gespeeld worden; staat het onder de noten, dan met de een octaaf lagere.
Colla parte, met de hoofdstem.
Colla punta dell'arco, met de punt van den strijkstok.
Colla sinistra, (c.s.) met de linksche.
Col leg no, met den rug van den strijkstok.
Collecte, het eenvoudige, korte gezang van den priester
voor het altaar.
Collection. i ,, ,
r, ,, . ' gt; verzameling, anthologie,
Collezzione, ) 0 6
Collinet. zie flageolet.
Colophonium , harst voor strijkinstrumenten. Coloratura, snelle passage-loopjes, zangversiering. Col sordino, cogli sordini, met den demper of dempers. Come, als.
Come prima; j , , ,
,, 1 ' als vroeger, als boven.
Comesopra, )
Come sta, zoo als er staat.
Comes, medgezel: benaming van het fuga-thema in de volgstemmen.
40
Comodaraente, 1 0p ge™akkehJke wlJ7-e-Comparatione, vergelijking.
_ 1 . , ' bevallig, aangenaam.
Com ponaster, slechte toonzetter.
Co mponere, 1 „ ; componeren.
Composer, )
C o in p o s é, ) ,
~ . gecomponeeru.
Composto, \ s L
Composition, ) ...
„ r ' compositie.
Composizione, )
Compositore, i ,
,, 1 . toonzetter.
Comjiositeur, )
Con, met.
Con abandono, met overgave.
Con affetto, 1 j. i, j. i. i. t i _ /./. • I met hartstogt, met gevoel.
Con affezzione, ) a
Con afflizione, met droefheid, droevig.
Con agilita, met ligtheid.
Con agitazione, met onrust.
Con alcuna licenza, met eenige vrijheid.
Con allegrezza, met vrolijkheid.
Con alterezza, met hoogmoed.
Con amarezza, met bitterheid.
Con am ore, met liefde.
Con anima, met vuur.
Con calore, met warmte.
Con celerita, met snelheid.
Con collera, met toorn.
Con comodo, met gemak.
Con delicatezza, met teederheid.
Con desiderio, met verlangen.
•17
Con devozione, met aandacht.
Con diligenza, met vlijt.
Con discre zioue, met toegevendheid wat de hoofdstem betreft.
Con disperazione, met vertwijfelende hevigheid.
Con dolce maniera, niet aangename wijze.
Con doleezza, met aanminnigheid, bevalligheid.
Cou dolore, )
n„ i . met smart.
Con d u o 1 o, (
Con elevazione, met verheffing.
n •
Lon esi)ressione, met gevoel, uitdrukking.
Con estro poetico, met dichterlijke dweeperij. Con fermezza, met vastheid.
Con festivita, met feestelijkheid.
•'on fiducia, met veiérouwen.
Cou fierrezza, met wildheid.
Con fiochezza, met heeschheid (in sommige komische
stukjes).
Con forza, met kracht.
Con fretta, met spoedvaardigheid.
Con fuoco, met vuur.
Con garbo, met elegante voordragt.
Cou gli, cogli, met de.
Con grandezza, met hoogheid.
Con gravita, met waardigheid, deftigheid.
Con grazia, met aanminnigheid, bevalligheid.
Con gusto, met smaak
Con impeto, met onstuimigheid.
Con ira, met toorn.
Con leggerezza, met ligtheid.
Con lenezza, met gemak.
Con mano destra, met de regterhand.
Con mano sinistra, met de linkerhand.
48
Con raorbidezza, met zachtmoedigheid.
Con molta ex pvessione, met veel uitdrukking.
Con molta passione, met veel hartstogt.
Con moto, met gemoedsbeweging, bewogen.
Con osservanza, met inachtneming.
Con ottava, zie coUquot; ottava.
Con passione, met hartstogt.
Cgn precisione, met juistheid.
Con rabbia, met woede.
Con sentimento, met gevoel.
Con solennita, met plegtigheid.
Con sordino, met demper.
Con spirito, met geest.
Con tenerezza, met teederheid.
Con tinto, met kleur, genuanccerd.
Con tristezza, niet droefheid.
Con iin dito, met eenen vinger.
Con variazione, met verandering.
Con vigore, met kracht.
Con voce rauca, mot heesche stem.
Oon vivezza, met levendigheid.
Con 1) zelo, met ijver.
Con cento, zamenklank, harmonie.
Concert, I Concert; rauzijkstuk voor een solo-instrument Concerto, (in drie gedeelten met begeleiding van orchest. Concert spirituel, geestelijk concert.
Concertante, concertando, concerterend.
Concertina, een nieuw instrument, dat in hoofdzaak veel overeenkomst heeft met het Accordion en ook op dezelfde wijze bespeeld wordt. Het bevat 3» octaaf en heeft ook chromatieke toonen.
Alle verderfi met col of con zamengestelde woorden, die hier niet zijn vermeld, gelieve men te zoeken op den naam van het hoofdwoord.
49
Concei-tino, klein concert, bestaande uit Allegro ,
Adagio en Rondo.
Concertmeister, de voorspeler in het orchest, ook
directeur van het concert.
Concerto grosso, concerterende sinfonie.
Concertato, verstrooide, bewogene wijze. Conclusione, slotzin.
Concordant, bariton.
Concordanten, toetsen die zamaugenoraen een accoord vormen.
Concordanz, welluidende klank, zamenstemming. Condneten, buizen in orgels, waardoor de wind in de
pijpen wordt gevoerd.
Confrérie de St. Julien, balladenzangers en vedelaarsbroederschap.
Conservatoire de musiciue, } . _
n . . 1 openbare muziikschool.
(Jonser vatonum, ) 1 J
Consonanza, harmonische zamenldank.
Continuato, l , ,
„ ! voortgaande.
Continuo, ( D
Contra, tegen.
Contra alto, ) . ,.
„ , , t , de diepere alt.
Coutr alto, | 1
Contra-Basso, het grootste en diepste strijkinstrument. Contradanza, contradans, zie ■ contredanse. Contra-Fagotto, is een octaaflager als de gewone fagot. Contrapunto, ) , . .. , .
Contrepoint i con':l'aPUI1' ^ grammatica en syntaxis.
Contrapunktist, een gestudeerd musicus, die bekwaam
is muzijkale kunstwerken te leveren.
Contrarco, vioolstreek tegen de regelen.
Contra tempo, l ,
Contretemps j vertraglng-
1
50
C o n t r a to li Q, alle tooncii van den bas beneden de lage-
gvoote C.
Contra-Violon, zie contrabasso.
Conti'edance, gelijk met quadrille en francaise.
C o n t r e - p a i' t i e, tegenstem,
Conversio, omkeering.
0o perto, bedekt (betrekkelijk pauken).
Copula, koppeling aan het orgel; ook verbindingsnoot. Cor, hoorn.
Cor de chasse, waldhoorn Cor de vaches, koeherdershoorn.
openo, losse snaar.
Corde fausse, valsche snaar.
Corde a lour, i ,
r, , .J, openo, lossi
Corde vide, \ 1
Corifeo, koorgeleider.
Cor mixte, solohoorn tufschen de eersteen de tweede hoorn, Cornamusa, doedelzak, zakpijp.
C o r n a m u s a r e, doedelzakspelen.
Cornare, Corner,
op den hoorn blazen.
Coniamuti torti, kromhoorn.
Cornet, posthoorn.
Cornet a piston, kleine ventil-hoorn, trompet met ventilen-
Cornetto, kleine hoorn.
Cornenr, hoornblazer.
Corno, waldhoorn.
Corn o alto, hooge hoorn.
Corno basso, lage hoorn.
Corno primo, eerste hoorn.
Corno secondo, tweede hoorn.
Corno bassetto, zie bassethoorn.
51
Corno di caccia, jagdboorn.
Corno inglese, engelsche lioorn , juiste alt-oboë.
Oor omnitonique, eene alle toouen bevattende hoorn.
Core, boor.
Corona, vustteeken.
Corps de voix, gehalte der stemmen.
Corrector!um. stemhoorn.
Corrépétitenr, ) die de opera-koren laat instuderen, Correpetitore, i koorgeleidei-.
Coryphaeus, zie koryphaeus.
Cotillon, eigenlijk onderrok, in de muzijk een fransche tourdans.
Couac, Kicks, het overslaan van toonen op blaasinstrumenten.
Coulc, gesleept.
Coup d'archet, vioolstreek.
Coup de fouet, knaleffect.
Coupé, afgestoten.
Conper le sujet, het hoofdthema verkorten.
Couplet, afdeeling van eene soort van kleine aria.
Courante, eene verouderde, ernstige fransche dans.
Couronne, rustteeken.
Credo, het derde gedeelte van eene mis.
Crembalum, bromijzer, .mondtrommel.
Cremona, stad, bekend als de woonplaats van van onds
beroemde vioolmakers.
Cresc, verkorting van crescendo.
Crescendo, toenemend in kracht van toon.
roche, | achtste noot (in waarde).
Croma, ) v '
C. S., verkorting van colla sinistra.
Currende, koor van leerlingen, die op straat geestelijke liederen zingen.
4-gt;-
i
52
Currendener, een lid van zoodanig koor. Cymbalista, bckkenslager.
Cymbal urn, bekkens of klokjes in orgels. Czakan, stokfluit.
D-vé, tweede toon der grondtoonladder.
D', verkorting van destra, b.v. M. D. in plaats van
mano destra.
D. C., verkorting voor da capo.
U-dur, ré majeur, toonsoort met 2 j/f.
l)-moll, ré mineur, toonsoort met één b, verwant met F-dur.
D. S. verkorting voor dal segno.
Da capo, van den aanvang, van voren.
Da capo sin'al segno, poi segue la coda, herhaald
tot aan het teeken, dan volgt het slot.
Dactylion, handgeleider, een door Herz uitgevonden toestel, bij het onderwijs op de pianoforto gebruikelijk. Dactylus, toonvoet van een lange en twee korte noten.
Dainos, | benaming van kleine lithausche liefoesliederen. Daina, j
Daire, van gelijke beteekenis als tambourin, handtrommel. Damenisation, het solfegieren volgens de door jraun
voorgestelde syllaben; da, me, ni, po, tu, la, be. Dampfer, sordino, dient bij strijkinstrumenten om de toonsterkte te verminderen.
53
Dal, zaamgetrokken uit da en il beteekent van de, der.
Dal segno, (d. s.) van het teeken.
Debile, I .
„ . , i zwak.
Debole, )
Debut, optredingsrol.
Debutant, -e, die voor de eerste maal optreedt. Debuteren, voor de eerste keer optreden. Decachordon, verouderd instrument (guitarre) met 10 snaren.
Decamerone, tijdperk van 10 dagen, titel eener verzameling van 10 onderscheidene muzijkstukken. Decima, decime, interval van 10 diatonische trappen. Decima quarta, interval van 14 trappen.
Decima quinta, interval van 15 trappen.
Decima tertia, interval van 13 trappen.
Decimole, heet de figuur die uit de verdeeling van
eene maatnoot in 10 gelijke deelen ontstaat. Decicissimo, vast besloten, met vasten aanslag. Deciso, besloten, bepaald.
Decke, bovenblad van een strijkinstrument. Declamando, met uitdrukking voorgedragen. Declamation, juiste aanvoeging der muzijk bij den text. Decompose, onzainenhangend.
Decrs, verkorting voor decrescendo, afnemend, zwakker worden van toon, het tegenovergestelde van crescendo. Dedication, toewijding.
Dédicato, dédié, opgedragen, gewijd.
Deductio, de opwaarts gaande volgorde van de guidoni-
sche syllaben.
Deficiendo, wegstervend.
Degré, toontrap of interval.
Del, lidwoord, aan het hoofdwoord ver'bonden duidt den 21'en naamval aan.
1
51
Del,
Dell, I ...
... ,, van de, tier, wiens.
Dello, i
Delia,
Délassement, een ligt en aangenaam niuzljkstuk. Deliberamento, beradenheid.
Delibevato, besloten.
Ddlicat, ^
Delieatamento, ^ op teedere wijze, met fijnen smaak. Delicato,
Délicatesse, ) c. ■ •, , • , •, ,
T. ,. , timneid, teederheid, smaak.
Delieatezza, * J
Del ié, fijn, teeder, uitgezocht.
Delirio, waanzin.
Démancher, overspringen der linkerhand bij klavierspel.
Do mande, de geleider in de fuga.
Demi-baton, teeken voor 2 maten rust.
Demi-jen, half spel, half Inid.
Demi-mesure, i . ,
T, . , halve maat rust.
D e m i - p a u s e, gt;
Demi quart de soupir, 32ste pauze.
Derai-soupir, 8e pauze.
Demi-ton, halve toon, ook semi-ton genaamd.
Des, ré bémol, de noot D met een b.
Des-dur, ré bémol majeur, voorgeteekend met 5 b.
Dessin, aanleg, ontwerp van een muzijkstuk.
Dessiner, ontwerpen, aanleggen.
Dessus, diskant.
Dessus de flüte, diskantfluit.
Dessus de violon, diskantviool.
Destra. regts.
Destramano, de regterhand.
D é t a o h é, afgestoten, staccato.
55
Determinate, besloten, beslist.
Detonation. ) „ ... .
„ , . ; afwiikina: van toon.
üetonazione, \ • c
Détoner, detoneren, valsch zingen.
Detto (dito), hetzelfde, desgelijks.
Deuxième position, tweede positie bij strijkinstrumenten.
Devoto, zie divoto.
Dextra, regts.
Di, van.
Diaconicon, de collecte die de diaconus voor het
altaar zingt.
Diadrom. beven, vibreren van toon.
Diagram ma, linie-systeem, notenbalk; voorteekening dei-
toonladders; ook ontwerp, partituur.
Dialogue, muzijkstuk voor twee stemmen, die elkander
bij afwisseling antwoorden, duo.
Diapason, bij de Grieken octaaf, bij de Franschen
stemvork, ook stemomvang van een instrument. Diapason cum diapente, reine duodeciine.
Diapason cum diatessaron, i'eine nndecime. Diapente, reine kwint, de vijfde toon.
Diapente col ditono, groote septiraa.
Diapente col semiditono, kleine septime. Diapentisare, door do kwint opklimmende. Diaphonia, dissonerende interval.
Diaphonie, wanklank.
Diaschisma, interval die dooi deeling van een ander
interval ontstaat.
Diatastema, interval, tusschenruimte.
Diastematisch, lang aanhoudend.
Diastolik, de leer van insnijden en verbinden van
muzikale perioden.
Diatessaron, reine kwart.
5G
Diatonisch, opklimmen met eenvoudig op elkander
volgende toonen.
Diatonisch-chromatische toonladder, de opklimming met enkel halve toonen.
Diatonische toonen, de zeven natuurlijke toonen. Diatonische toonladder, de trapsgewijze volgorde der toonen met vijf geheele en twee groote halve toonklimmingen.
Dichordisch, tweesnarig.
Dièse, diesis, het $ verhoogingsteeken.
Dièser, dieseren, verhoogen.
Diesis, bij de Grieken elke verdeeling der toonen; in de nieuwere muzijk het onderscheid tusschen den grooten en kleinen halven toon.
Diesis chromatica, het derde gedeelte van een geheelen toon.
Diesis enharmonica, vierde (kwart) toon.
Diesis magna, halve toon.
Dilettant, beoefenend liefhebber der toonkunst. Dilettante, vermakelijk.
Dilettantisnius, kunstliefhebbeiij.
Diligenza, vlijt.
Diludium, tusschenspel.
Diluendo, uitdovend, uitgaande.
Dim., verkorting van diminuendo, afnemend, verminderend.
Diminutio, diminuzione, vermindering. Diminutiones, noten van geringere waarde, deelingen. Di molto, zeer veel.
Dioxia, zie diapente.
Diphonium, muzijkstuk voor twee stemmen.
Dipodie, gedeelte der maat.
Directeur, direttore, aanvoerder, geleider, directeur.
57
Directrice, direttrice, aanvoerster,geleidster, directrice. Directeur de musique, direttore di musica,
muzijkdirecteur.
Direction, direzione, aanvoering, geleiding.
Diretto, dirigé, aangevoerd, geleid.
Dirigere, diriger, dirigeren, leiden.
Diritta, (zie alla diritta).
Dis, ré dièse, de noot D met een
Discant, de bovenstem welke de vrouwen en kinderen
zingen, (zie sopraan),
Discant-Geige, van gelijke beteekenis als viool. Discantschlüssel of discantzeichen, sophraansleutel;
de noot op de eerste li.iie heet dan C.
Discord, discordanz, wanklank.
Discreto, con discrezione, met de vereischte voor-
dragt, in den geest van den componist.
Disdiapason, interval van twee octaven.
Dis-dnr, ré dièse majeur, met negenjjj}, niet gebruikelijk. Disharmonie, wanklank.
Disinvolto, ongedwongen.
Dis-moll, rc dièse mineur, met zes jjf voorgeteekend
(verwant met Fis-dur).
Disposition, de inrigting van het orgel, wat betreft
de verhouding der stemmen.
Dissolutie, oplossing, zie Eklysis.
Dissonanza, dissonance, wanklank.
Dissonare, dissoner, onwelluidende toonen voortbrengen.
Distanza, distantie, verwijdering.
Distonare. detoneren, uit den toon komen. Dithyramben, verzen; liederen, aan Bacchus gewijd. Dito, (it) vinger.
Ditty, een kort klagend lied.
Divertimento, divertissement, eene soort van kleine doch bevallige mnzijkstukken.
Divisi, gedeeld, verdeeld; deze benaming komt bij vioolspel te pas als do vioolspelers dubbele noten te verdeden hebben.
Divotaraente, divoto, vroom, religieus.
Dixième, decime of octaaf van den terz.
Dix-septième, dubbel octaaf van den terz.
Dix-huitième, dubbel octaaf van de kwart.
Dix-neuvième, dubbel octaaf van de kwint.
Do, (it) in de sohnisatie de Ge noot.
Doctor musices, doctor in de muzijk.
Dodecamerone, een tijd van 12 dagen; ook titel van eene verzameling van 12 verschillende muzijkstukken.
Doigté, voorzien van vingerzetting
Doigter, (zelfst. naamwoord en werkwoord) vingerzetting, applicatuur, het voorzien der noten van vingerzetting.
Dol., verkorting van dolce, dol ce men te, zoet, zacht, liefelijk.
Dolcissimo, zeer zacht.
Dolente, d olen te me rite. treurig klagend.
Dolorosamente, doloroso, smartvol, treurig.
Dominante, (quinta toni) heerschende toon, toon eener toonsoort.
Dominanten-accord, insluiting van alle akkoorden, welke hun zetel op den dominant hebben.
Doppel-B, bb, is het teeken' dat de toon met twee halve toonen verlaagt.
Doppel-kreuz, (ook X) verhoogt de noot met twee halve toonen.
Doppelschlag, versiering.
Doppio, dubbel, tweeledig
Doppio moviinento, dubbele beweging.
59
Doppio petlale, dubbel pedaal, gelylctijdige klimming met octaven.
Doppo, naav.
Double, dubbelslag.
Doxible béiuol, dubbel moll (bb)
Double corde, dubbele snaar, dubbelgreep.
Double dièse, dubbel kruis m) of (x).
Doviblette, het orgelregister, dat een octaaf' hooger staat als het principaal.
Douzième, de duodecirae.
Dvamma per musica, drama met zang, .zangspel, opera.
Drarnmaticamente, drammatico, dramatique, tot de tooneelspeelkunst behoorendc, dramatisch.
Dreichörig, noemt men een piauoforto of staartstuk, als iedere toon of halve toon met 3 snaren bespannen is.
Dreiklang, eene uit drie toonen zamengesteld akkoord; eigenlijk de verbinding van den grondtoon met den terz en de kwint.
Dritta, droite, regts.
Due, twee.
Due volte, tweemaal.
Duettino, duetto, duo, tweestemmig inuzijkstuk.
Duodecimo, de twaalfde toon van den grondtoon af.
Dnodecimole, figuur bestaande uit twaalf noten.
Duodrama, eene soort melodrama, waarin slechts twee handelende personen optreden.
Duolo, smart (gevoel in voordragt).
Duplicatio, verdubbeling der voorlaatste noot, in sommige kerkgezangen voorkomende.
Durchgangsnoten, zijn die welke niet tot het accoord behooren.
Dur-tonart, harde toonsoort, wanneer de terz groot is.
60
Dux, geleider, benaming van het fuga thema in tegenstelling van vergezelling (zie comesj.
Dystonie, toonverstemming.
E, mi, derde trap van den diatonischen ladder. E, kwint,
ook de hoogste snaar van viool of guitarre.
E-dur, mi majeur, toonsoort met 4 ti.
E-is, mi dièse, de noot e met een jj.
E-moll, mi mineur, toonsoort met een verwant met g-d nr. Echelette, stroovedel.
Eohelle, toonladder.
Echelle oromatique, chromatische toonladder. Echelle diatonique, diatonische toonladder.
Echo, Eco, echo, weerklank.
Eclogue, herderslied.
Ecole, school.
Ecossaise, Schotsche dans in 4 maat.
Edit ear, editore, uitgever.
Edition, edizione, oplage (druk) eener compositie. Effet, effetto, effect, uitwerking.
Elegance, eleganza, sierlijkheid in voordragt, modern in compositie.
Elegant, elegante, elegantemente, sierlijk, elegant.
Elegia, elégie, treur- of klaagzang.
Elégique, clcgiaco, elegisch, klagend.
Elémens métriques, maatindeelingen.
Elémeus, elementi, beginselen, gronden.
Elevato, verheven.
Elevaraento, elevazione, verheffing.
Ellipsis, uitlating.
61
Ello, ella, italiaansche eindsyllabe, die verkleint. Embaterion, zie Enoplion,
Embouchure, mondstuk van een blaasinstrument, embouchure, de manier waarop men den toon uit een blaasinstrument trekt.
Empater les sons, in eenen stroom, met juistheid
voordragen.
Emphasis, nadruk.
Enarmonico, zie enharmonique.
Encomiastisch, lofredenaarachtig.
Encore, nog eens.
Energia, énergie, beslistheid en kracht. Energicameute, enérgico, beslist, krachtig.
En fas i, nadruk.
Enfaticamente, enfatico, nadrukkelijk.
Engliches Horn, cor anglais, is een geheel onjuiste
benaming, zie alt-oboe.
Enharmonique, enharmonisch, toonen op gelijke hoogte,
slechts onderscheiden door of b.
Enoplion, dus noemden de Spartanen hunne krijgsliederen. Ensemble, het geheele, ook een meerstemmig muzijkstuk. Enthousiasme, zie entusiasmo.
Entr'acte, tusschenbedrijf, de muzijk tussehen de bedrijven.
Entrata, entréc, begin, voorspel.
Entusiasmo, geestdrift, enthusiasmus.
Entusiast, enthusiast, dweeper.
Entusiastico, enthusiastisch, dweepachtig.
Epicedion, treurzang.
Epiditonos, boveuterz.
Epigonion, snaren-instrument der Grieken.
Epinette, spinet, een verouderd klein toetsinstrument, klavier.
Epinicio, -ciutn, zegelied.
62
Episode, episodic, episode, tusschenhandeling, tua-scbenzin.
Ëpistrophe, herhaling der slotmelodie. Epithalaraion, bruiloftlied.
Epoche, tijdperk.
Epode. slot van eene lyrische ode, nazang.
Eptacorde, zevensnarige lier.
Equabil in en te. op dezelfde wijze.
Eroico, heldhaftig.
Erotica, liefdesliederen.
Erotopaegnion, liefdeslied.
Es, mi bémol, de noot e niet een b.
Es-dur, mi bémol majeur, toonsoort met 3 b.
Esercizio, oefening.
Es-moll, mi bemol mineur, toonsoort met 6b, verwant met ges-dur.
Espace, de ruimte tusschen de vijf lijnen van het
noten systeem.
Espirando, uitademen, wegsterven.
Espr., verkorting van espressione, uitdrukking. Espressivo, uitdrukkingsvol.
Estinguendo, uitdovende.
Estinto. uitgedoofd.
Estriucienda, een krachtig en bondig voorgedragen passage.
Estro poetico, dichterlijke geestverheffing.
Eten due, omvang.
Etto, etta, zie ello, verkleiningssyllabe.
Etudes, studiën, oefeningen.
Eufonia, hetgeen wel klinkt.
Eufonico, welluidend.
Euphonie, welklinkend.
Ephonique, welklinkend, euphonisch.
63
Evaciiant, windafleider bi) het orgel.
Evirati, benaming van mannelijke zangers, die de sophraanpartijen in italiaanache opera's zingen.
Evolntio, omkeering der stemmen in dubbel contrapunt.
Ex abrubto, oogenblikkdijk, aanstonds.
Exaltation, opwinding.
Exalté, opgewonden.
Excolliren, schitteren.
Exclamatio, uitroep.
Ex coinposito, bij wijze van afspraak.
Executant, uiWoerder.
Exécuter, uitvoeren; execute, uitgevoerd.
Execution, uitvoering.
Exercises, oefeningen.
Expression, uitdrukking, gevoel.
Exequiae, lijkzangen.
Ex tempore, voor de vuist, dadelijk.
Extemporeren, voor de vuist spelen; ook zich vervelend aanstellen door het maken van ingestudeerde brillante passages en loopjes, terwijl anderen bezig zijn met stemmen.
Extension, uitstrekken bij applicatuur.
Extravaganza, tegen de regelen aanbrengen van wilde of andere niet passende cadenza's
Extièmes, worden dikwijls in de muzijkleer de ver van elkander verwijderde stemmen, b.v. bas en sophiaan, genoemd.
F fa, de vierde trap van de diatonische (aretinische) toonladder C-dur.
P, verkorting van forte.
61
F-dur, fa majeur, toonsoort met éón b voorgeteekend. Pa
F--raoll, fa mineur, met 4b, verwant met As-dur. j
F-löcher, (ook schallöcher) zijn F-vormige openingen. Pa
die in het bovendek van alle strijkinstrumenten aan- lt;
F-Schlüssel of bassleutel Jg Fa
ra9ade, orgelfront voorzijde. Fa
Faces d'un accord, de onderscheiden liggingen van 1
Facilement, facilmente, op ligte wijze. Pa
Facilita, facilité, ligtheid, gemakkelijkheid. Fa
Facture, aanleg of bouw eener compositie; ook de Fa
lengte en wijdte van orgelpijpen. Pa
Fa dièse majeur, Fis-dur, met 6 Fe
Pa dièse mineur, Fis-moll, toonsoort met 3 Jj ver- Fe
Pag, verkorting van fagotto, fagot, houten blaas- Fe
instrument in omvang eu toon bijna overeenkomende Fe
Pagottino, een kleine fagot (tenor). Fe
Falsetto, hoofdstem, fausset. Fe
Palso bordone, muzijk waarbij onderscheiden stemmen Pe
dezelfde noten aangeven en de bas een octaaf lager FF
Pa majeur, P-dur, toonsoort met één b. Pi Fa mineur, F-mol, toonsoort met vier b; verwant met
Fandango, spaansche volksdans. Pi
Fanfare, kavallerie- of jagtmuzijk voor trompetten en Fi
É
iautaisie, fantasia, fantasie, muzijkstuk zonder bepaalden vonn.
Pantasiren, fantaseren, naar eigen ingeving en gevoel spelen,
Fantastico, fantastisch, -.vonderlijk.
Fantesia, zie fantasia.
Far fiasco, vallen, geheel tegenvallen, mislukken. Farandole, farandoule, dans in | maat te huis be-
hoorende in Provence.
Farce, farsa, komische tusschenspelen bij drama's. Fastosame.nte, fastoso, prachtig, pralend.
Fausse corde, valsche snaar.
Fansset, hooge stem, hoofdstem.
Faux-bourdon, valsche tenor,
Favori, favorito, geliefd, geliefkoosd.
Permamente, vast, stellig.
F e r m a t a, rustpunt, halt Ferraezza, vastheid.
Fermo, vast, onverschrokken.
Feroce, wild omstuimig,
Fes, fa béinol, de noot f met een b,
Pestivamente, feestelijk, plegtig,
Festivita, feestelijkheid,
Pestivo, festos o, feestelijk, vrolijk,
PP, verkorting van fortissimo, zeer sterk.
Fiasco, geheel mislukt, tegengevallen.
Fiddler, benaming die de Engelschen aan violinisten geven.
Piducia, stoutheid, zelfvertrouwen.
Fiedel, spotnaam voor viool.
Fiedler, straat -vioolspeler.
Pieramento, fiero, wild, verschrikkelijk.
Pifre, dwarsfluit, fluit.
6(i
Figur, korte muzikale gedachte, een groep ontstaande
uit de hoofdnoten van het stuk.
Figural, le, versierd, zie ook fiorito.
Filer le son, den toon uitspinnen, dat is dien lang aanhouden en van lieverlede zwakker of sterker doen worden. Filet de voix, zeer zwakke stem.
Pin, fine, einde slot.
Finale, slotzin, laatste gedeelte van een muzijkstuk uit
meerdere afdeelingen bestaande.
Final clausel, zie coda.
Finalnote, tonica, slotnoot.
Fin ito, geeindigd.
Finto, schijnsluiting.
Fiochello. eenigzins heescli ot' raauw.
Fiochezza, heeschheid.
Fioco, heesch, raauw, zwak.
Fioreggiante, versierd.
Fioretti, fiorettes, versieringen.
Fioriscente, fiorito, versierd.
Fioritura, versiering.
Fis, fa dièse, de noot f mot een Jj.
Fis-dur, fa dièse majeur, toonsoort met zes jj.
Fis-moll, fa dièse mineur, toonsoort met drie
(verwant met A-dur).
Fistel, hoofdstem.
Fistula, pijp, schalmei.
Fistula germanica, gewone fluit.
Fistula panis j herdersfluit.
Fistula pastoralia, )
Fistuleren, met de hoofdstem zingen.
Fl., verkorting voor flauto.
Flageolet, { „1(, ■,
,,, • i ,■ i vogelnmt.
11 agioletta, l
67
Flageolettoonen, worden op strijkinstrumenten voort-gebragt, door het bijna onmerkbaar aanraken van de snaren terwijl op de gewone wijze gestreken wordt; deze toonen klinken 2 octaven hooger dan ze geschreven zijn. Flaschinet, zie flageolet.
Flatter la oorde, aangenaam spelen.
Flautando, fluitend, flageolettoon.
Flautino, kleine fluit, ook flageolettoon.
Flauto, fluit.
Plauto amabile, liefdesfluit (orgelstem).
Flauto dolce, engelsche fluit, snavelfluit.
Flauto piccolo, octaaf-fluit.
Flauto traverso, groote dwarsfluit.
Flautone, basfluit.
Flebile, klagend, treurig.
Flessibile, buigzaam, leenig.
Flessibilita, buigzaamheid.
Flöte a bec, zie flauto dolce en flautino.
Flon-flon, gedoedel, gefidel.
Flügel, groote driehoekige piano's.
Flüte, flüte douce ^
Flute allemande of traverzière \ zle ^
Flüter, op de fluit blazen.
Fluteur, te use, fluitspeler-ster.
Focoso, vurig, levendig.
Poglietto, muzijk voor de eerste viool waarin de solo's van andere instrumenten zijn ingelascht, ten gebraike bij dirigeren.
Folatre, ondeugend, dwaas.
Follemente, potsierlijk.
Foil ia, Spaansch muzijkstuk met variatien.
Fondamen to, grondbas.
Fortana, Venetiaansche gondelierdans in | maat.
68
Fci't, forte, fovtemente, sterk.
Forte-pi an o, klavier met trekkers zoowel voor piano
als voor forte.
Forte possibile, zoo sterk mogelijk.
Fortissimo, ten sterkste.
Portschreitung, falsche, als twee stemmen met
elkander in kwinten of octaven opklimmen.
Forza, sterkte, kracht.
Forzando, met vermeerderde kracht.
Fourchette toniquette, stemvork.
Fp, wordt gesteld op noten, die een kort forto en
onmiddellijk daarop weder piano hebben moeten.
Frangaise, een vrolijke dans in maat.
Franchezza, i ,
f ongedwongen.
Franchise, \
Franzton, een lagere stemming dan de kamertoon.
Frappé, nederslag.
Frasi, phrase, korte passage.
Fredclo, koud, vriezend.
F r é d o n. trillergaug.
Freseamente, fresco, frisch, helder.
Fretta, spoed.
Frosch, onderste blokje van den strijkstok waarin het
haar bevestigd is.
Fuga, fuga.
Fuga aequalis motus, in gelijke beweging opklimmende fuga.
Fnga authcntica, opklimmende fuga.
Fuga canonica of totalis, de eigenlijke canon. Fuga contraria, tegen fuga.
Fuga doppia, dubbele fuga men twee thema's.
1-uga impropiia, 1 onregelinalige fuga.
Fuga irregularis, \
69
Fuga in contraria tempore, fuga met strijdige maatdeelen.
Fuga libera of soluta, vrije fuga.
Fuga mixta, gemengde fuga
Fuga obligata, strenge fuga.
Fuga obstinata, fuga perfida, fuga waarin streng slecbts eenen vorm gevolgd wordt.
Fuga periodica, 1 , „
„ , • ! ■ 'de gewone Inga.
Fuga partialis, ) 0
Fuga propria, / de eigenlijke, volkomen regelmatige
Fuga regularia, ( fuga.
Fuga ricertata, knnstfuga.
Fuga sciolta, vrije fuga.
Fugato, in fugastijl.
Fuga, is nuizijk, die reeds door de oudste meesters voor kerkgebruik werd zamengesteld, waarin Je melodie afwisselend 7,00 dikwijls door andere stemmen wordt herhnald dat dit als 't ware een accompagnement vormt; de thema's zijn als met elkander in strijd en eerst aan het einde treedt de rust in.
Fuge galante, vrije fuga in kamerstijl.
Fughetta, kleine fuga.
Fugue, fuga.
Fundament, fundamental-bass, grondbas, ook een bas-figuur dat zich dikwijls in andere harmonie herhaalt.
Fundamentaltöne, tonica, kwint of kwart eener toonsoort.
Funèbre, ) .
^ , treurig.
Funerale, \ a
Funzioni, voor de katholieke kerk gecomponeerde missen en oratorio's.
Fuoco, vuur.
Fuocoso, vurig.
Fuora, er nit
Furia. woede.
70
Furibondo, vol woede ea opgewondenheid.
Fr.rioso, woedend, stormend.
Furore, razernij.
Fusa, achtste noot.
Fusée, notenreeks.
Fusella, 64e noot.
Fz, verkorting van forzando.
G, sol, volgens Aretin in de diatonische ladder C-dur
de vijfde toon.
ö, verkorting van gauche.
G-dur, sol majeur, toonsoort met 1 Jf.
G—moll, sol mineur, toonsoort met 2 b.
Gagliarda, vrolijke italiaansche dans in if maat.
Gagliardo, rasch, stout.
Gajamente, j
Gaiement, lustig, vrolijk
n i i i. i aardig, bevalli!;.
Galop, galopade, dans in J maat.
Galoubet, verouderd fluit-instmment.
Gamba, gambe, verouderd snaar-instrument.
Gamma, G a m m e,
| toonladder.
Gammes, eerste mechanische toonladderoefeningen. Garbo, lieftallig, elegant.
Gauche, linterhand.
Gavotta, gavotte, fransche dans in J maat. Gedakte, orgelpijpen, van boven gedekt. Generalbass, harmonie of compositieleer.
Generose, edel, edele voordragt.
j-, n-^' f genie, natuurlijke geestige vatbaarheid.
AJ G1110 , i
Gentile, aangenaam, lisfelijk.
Gentilezza, aangenaamheid, liefelijkheid.
Genus, geslacht vau den klank.
Genus chvomatioum, chiomatisch klankgeslacht.
Genus diatonicum, diatonisch klankgeslacht.
Genus enharmonicum, enharmonisch klankgeslacht.
Genus inflatile, blaasinstrument.
Genus percussible, slaginstrument.
Genus syntonum, eenige oude theoristcn noemden aldus
de diatonische opvolging- der toonen.
Genus tensile, snaarinstrument.
Ges, sol bemol, de noot g met een b.
Ges-dur, sol bémol majeur, toonsoort met zes b. Ghiribizzi, plotselinge sprongen.
Ghiribizzo, wonderlijke inval.
G hiribizzoso, fantastisch.
Giga, verouderd snaarinstrument, ook dans in | of maat.
Gigue, hopsa, zoowel bij Italianen, Franschen als Engelschen.
Ginglarus, kleine egyptische fluit.
Giochevole. ) . ..
n ■ , . 1 lustig, vrohik.
Giocondamente, \ e J
Giocondevole, veraangenamend, vrolijk. Giocondezza, 1 .... ,
Gio condita, 1 vrolijkheid.
Giocondo, schertsend, vrolijk.
Giocosamente, )
buide, vrohik.
Giocoso, ( j • j ^
Giojante,
Giojosamente, I .... , , .. , , ,
G jojo so y vrolijk, vergenoegd, lustig, schertsend.
Gioviali,
72
Giovialita, vrolijkheid, monterheid.
Giraffe, (clavicytherium) klavierharp, soort van spinet.
Gis, sol diése, de noot g met een ft.
Gis-moll, sol diése mineur, toonaart met vijf ij.
Giubbiloso, jubelend.
Giucante, )
, , [ vrohik, lustio-,
Giuchevole, ^ J 0
Giuoeoso, zie giocoso.
Giusto, juist, gejjast.
Gli, de (meervoudig lidwoord).
G lissan do,
Glissato, / , , , , ,
Glissicando, Zacht' slepent1' =hJdend-Glis-sicato, ■
Gloria, lofzang, tweede gedeelte der mis.
Glottis, de pijp of buis, waarmede blaasinstrumenten
geintoneerd worden.
Gnaccare, zie castaguette.
Gola, keel, ook hals- of keelstem.
Gorglieggiameuto, gorgeltriller.
G orgheggiare, uitvoeren met gorgeltriller.
Gracieux, gracieus, liefelijk.
Gracile, zwak, dun.
Gradation, ) , n.
~ ( klimming.
Gradazione, ^ 0
Gradevole, ) ,. „ .... ,
Gradevolmente, j 16 e ï gt; eva 'S-
Graditamente, op bevallige wijze.
Graditissimo, ten liefelijkste.
Grado, graad.
Gr ado ascendente, opwaarts klimmende trap.
Grado descend en te, afdalende trap.
Graduale, gedeelte van de mis dat op een kerkelijk feest betrekking heeft.
Grarj-cassa, grande caisse, gvoote, militaire trom. Grand, }
Grande, ) ^100
Grand barre, het tegelijk drukken van al de snaren
der guitarre.
Grandezza, verhevenheid.
Grandioso, verheven, prachtig, groot. Grandisonante,
Grave, \
Gravemente, ; ernstig, zwaar, afgemeten.
Grav ezza, '
Graveeembalum, klavier.
Gravita, waardigheid, ernst.
Grazia, aanminnigheid, bevalligheid.
G raziosamen te, )
^ . aanminnig, bevallig.
Grazioso, \ a 0
Grimaces, gebaarden.
Groppetto, dubbelslag.
Groppo, loopje in den zang.
Grosso, groot.
Grottesco, zie burlesco.
Gruppetto, ) .
„ 11 ; zie gropetto.
Gruppo, ^ D 1
Guarache, oorspronkelijk Spaansche dans.
Guerriero, krijgshaftig.
Guet, de wacht, trompetstuk.
G n i d a, ) ., , . ,.
Guide, 1 gK,s' aan,eKllng-
.
Guide-main, handgeleiding, bij pianoforte door Kalk-
brenner uitgevonden.
Guidon, notenwijzer.
Guigue, zié giga.
Guitare, guitarre, cither.
74,
(iuitaverie, guitarre-getokkel.
Gar ach o, zie guarache.
Gusto, smaak.
Gustoso, smaakvol.
Guttuvalton, slecht aangegeven keeltoon.
Halb caclenz, onvolkoraene afwijking.
Halleluja, looft den Heer.
Hanakisch. eene soort dans.
Harmonichord, een door Kaufraann uitgevonden instrument.
Harmonie, zamenklank.
Harmonie musik of militaire muzijk, bestaande uit
hout- koper-- en slaginstrumenten.
Harmouieux, zamenstemmend , welluidend. Ha rmonika, instrvmient van glasklokjes of staafjes. Harmonique, harmonie, de leer der toonverhouding. Harmonometer, harmoniemeter.
Harpe, harp.
Harpiste, harpist Harpsichord, / , , „ ,
Harpsicord, i vleuSel- l)lanofoite-Hausse, frosch of schroefblokje van den strijkstok. Hautbois, hobo,
Haut-dessus, hooge diskant.
Haute-contre, alt, hooge alt.
Hautc-taille, hooge of eerste tenor.
Helikon, een snaarinstrument bij de Grieken. Hemediapente, de verminderde kwart.
Hemiditonos, de kleine terts.
75
Hemiolisch, alzoo noemden de Grieken het uit vijf gelijke tijden of uit twee ongelijke deelen bestaande rbytmus.
Hemiope, kleine fluit met 3 gaatjes.
Hemitonium, halve toon.
Heptachord, septime, ook met 7 snaren bespannen lier.
Heptachordon, de groote septime.
Heroisch, heldenmoedig.
Hexachord, sexte, (zessnarig).
Hexachordon, de groote sexte.
Hexameron, verzameling van zes verschillende muzijk-stukken.
Hexarmonisch, wekelijk, slap. „
Hialemos, klaag- of treurlied.
Hiatus, opening, uitlating.
Hieraulo, heilige blazers.
Hierop bon, heilige zangers.
His, si diése, de noot b met een
Hochamt, plegtige mis.
Homöoptoton, algemeene pauze, welke niet bij de
toonsluiting gemaakt wordt.
Homöoteleuton. algemeene pauze, na de toonsluiting. Homophonie, i compositie voor twee of meer stemmen Homophon, ) in den eenklank (unisone).
Hora, tijdstip, gezang dat op bepaalde tijden uitgevoerd
wordt; van daar horas zingen.
Horae, zang of bidstond in kloosters.
Horn, (englisches) zie althoboe.
Hornbugle, jagershoorn, klephoorn.
Hornpipe, hornpijp, matrozendans, dansen naar den doedelzak.
Hornsordin, een stukje met laken of bordpapier overtrokken hout.
70
Hydra u Ion, waleroi'gel.
Hymeuaon, boogtijdsliecl.
Hymnus, hymne, lofzang ter eer van goden of helden. Hymnus Ambrozianus, Ambrosiaansche lofzang; Wij
loven U o Heer enz.
Hypatoides, algemeene benaming van de lagere toonen
van het Grieksche noten systeem.
Hyper, over, boven.
Hyperdiapason, boven-octaaf.
Hyperditonos, boven-terts.
Hypo, onder beneden.
Hypodiapason , onder-octaaf.
Hypodiapente, onder-kwint.
Hypoditonos, onder-terts.
Hy porch erna, danslied.
Jagdhorn, cor de chasse, jagthoorn.
■laleo de xeres. Spaansche volksdans. Janitscharen-musik, voorheen turksche krijgsmuzijk, tegenwoordig alle militaire muzijk als ze niet uitsluitend uit koper instrumenten bestaa,t.
Jarabe, Spaansche volksdans.
Jeu, orgelregister.
Jen d anges, j engelstemmen, celestiinregister. Jeu celeste, j j o
Jeu de flütes, fluitregister.
Jeu d'orgues, orgelregister.
Jeu de trompettes, trompetregister.
II, de het.
II doppio movimento, dubbele beweging.
II fine, hot einde.
II tempo crescendo, toenemende snelheid van beweging.
Imbroglio, verwarring.
Imitando, nabootsend, navolgend.
Imitatio, j
Imitation, . nabootsing of herhaling van stemgeluid.
Imitazione,
Imitatio aequalis mot us, navolging in gelijke beweging.
Imitatio, cancrisans, kreeftengang, rugwaartsche navolging.
Imitatio cancrisans motu contrario, verkeerde rugwaartsche navolging.
Imitatio homophona of in unisono, navolging in den eenklank.
Imitatio in contrarium stricte reversum, strenge verkeerde navolging.
Imitatio inaequalis motus, navolging met tegenbeweging.
Imitatio motu contrario, vrije verkeerde navolging.
Imitatio per augmentationem, vergroote uavolging.
Imitatio per diminutionem, verkleinde navolging.
Imitatio per thesin et arsin, navolging met ge-gemengde maatdeelen,
Imitatio periodica, navolging van een gedeelte van een grooteren zin.
Impazientemente, ongeduldig.
Imperioso, heerschend, gebiedend.
I m p e t o, 1
Impetuosamente, , stormig, onstuimig.
Impetuoso, )
Imponente, beslissend, nadruk in voordragt.
I m p r e s s a r i o, operadirector.
78
Impromptu, ]
Improvisation, gt; muzijkstuk voor de vuist, fantasie. Improvisazione , j
Improvisare, / voor de vuist, componeren, fantaseren, Improviser, ^ dichten.
Improvisateur, ) , ,,
Improvisatore, ^ tooquot;zetter ot dichter voor de vuist. In, in.
Incalzando, dringend.
Inde ciso, onbestemd.
Indifferente,
Indifferente men te,
In distanza, ver verwijderd.
Infernale, ) ! • , , , , ,
t „ ! dmvelsch, helsch.
Intern o, *
Inflatilia, blaasinstrumenten.
Infra, onder.
Inganuo, schijnsluiting, gestoorde sluiting.
Iniziato, ingevoerd.
Inno, italiaansche benaming van hymne.
Innocente, ) , .
T , , i onschnlaig.
Innocente men te, ) 3
Innocenza, onschuld.
In o, a, italiaansch verkleinwoord; b.v. concert, con-
ce-ftin o.
Inquieto, onrustig.
Insenbile, )
r -i • i . gt; onmerkbaar.
tnsenbumente, )
Instantemente, dringend.
Instrument, / het ligchaam waaruit de toonen worden Instrumento, * voortgebragt.
Instrumental-musik, noemt men alleen die door strijk- of blaasinstrumenten wordt voortgebragt.
onverschillig.
79
lustrumentation, mstrumentering, de kennis daarvan.
Instrumento, a campanella, klokkenspel.
Instrument a cordes, / . .
T , . , . snaar-instrument .
Instrumento a corda, )
Instrument a vent, ) , , . ,
T . j_ i • n i olaasinstrument.
Instrumento ai llato, )
Intavolare, in noten zetten, muzijk schrijven.
Intendant, / die het oppertoezigt heeft over muzijk en
Intendente, i theater, gewoonlijk eene hofbetrekking.
Interludium, j
Intermède, I , , , r , ,. tusschenspel.
In ter medio, ^
Intermezzo,
Intermedietto, kort tusschenspel.
I n t e r r o 11 o , gestoord, afgebroken.
Interruption,
T , . i storing, onderbreking
Interruzione, )
Intervallum, .
Intervalle, i ruimte tnsschen 2 toonen.
In tervallo, '
Intimo, I ■ ■ l ■ ■ , i
r . . ; innig, met innig gevoel voorgedragen.
In to nare, toongeven.
T , . ; zoo als de toon aanspreekt.
Intonazione, i
Intoniren, toongeven.
Intrada, voorspel, inleiding, namelijk bij een muzijk-
stuk voor trompet.
Intrepidamente. j ,. v 11
T , . , ; moedig, onverscniokken.
Intrepido, )
Introduction,
T , , . inleiding.
Introduzione, )
I n i r o i t, j
Introito, . begin eerier mis Int roitus,
Invention, I ... ,.
, . , uitvinding.
Invenzione, '
In ve^sio 11e * omkeering der notenopvolging.
Invocatio, ;
, . ' aanroepiug.
Invocazione, \
Jocosus, schertzencl, lustig
•To dol a, de natuurlijke stem met de fausset wisselender
wijze zingen, Tyroolsohe manier.
Jongleurs, rondtrekkende muzikanten.
Jota arragonesa, Spaansclie volksdans.
Ira, toorn.
Irato, toornig.
Ironia, ironie, bedekte spotternij.
Ironicamente, } , , ,.
T . J S1DO LctCllLlS'.
I r o n i c o, i
Irresoluto, wankelend, onbestemd in voordragt.
Istesso, dezelfde, hetzelfde.
Istesso tempo, dezelfde tijdmaat.
Instrument o, zie instrumento.
Jubiloso, jubelend, juichend.
Justesse, juistheid, zuiverheid.
Justesse de la voix, zuiverheid van stem.
Justesse de l'oreille, juistheid van oor.
De bij K ontbrekende woorden zoeke men onder C. Kabaro, kleine egyptische en abyssinische trommel.
81
Kalliuikos, dans met zang.
Kammermusik, kamertnuzijk, daarmede worden bedoeld klassieke compositien voor een klein aantal instm-menteu, zoo als tiio's, quartetten, qniutetten, enz. en bestemd om in kleineren kring te worden uitgevoerd.
Kammerton, kamertoon, noemt men gewoonlijk den stemtoon van het orchest.
Kandele, een Finlandscli snaarinstrument.
Kanon, zie canon.
Kanonik, de mathematische of indeelingsleer' der toonen.
Kanoniker, berekenaar van het notensysteem.
Kapelle, kapel vereeniging van toonkunstenaars, door vorsten of andere hooggeplaatste personen in dienst gehouden.
Kapellist, lid eener kapel.
Kapellmeister, kapelmeester, hoofd der kapel.
Kataohresis, gebruik eener dissonant buiten de regelen.
Keras, hoorn.
Keratine, kromhoorn of bazuin.
Kerrena, trompet der Indianen.
Kicks, overslaan, mislukken van een toon bij blaasinstrumenten.
Kirchentrio, verouderde muzijk voor 2 violen en bas.
Komma, toonscheiding.
Komponiren, komponeren, muzijkale ideen volgens regelen opschrijven.
Komponist, toondichter.
Komposition, toondichting, muzijkstuk.
Konzertmeister, voorspeler in een orchest.
Kopfstimme, zie falsetto.
Kopfstück, bovenstuk van een blaasinstrument.
Koryphae, voorzanger, kooraanvoerder.
Kosake, volksdans der kozakken.
0
83
Krakovienne, ) poolsche volksdans in J maat. Krakowiak, )
Kveuz, dièse, kruis, een enkel § verhoogt de noot met
een halven toon.
Kreuz, doppeltes, double dièse, dubbel kruis, hetwelk X of gesteld wordt; het verhoogt de noot met een geheelen toon.
Kritik, beoordeeling van een werk.
K r ome, zie c r o m a.
Krustische instrumenten, slaginstrumenten. Kuhhorn, koehoorn, van gelijke beteekenis als alpenhorn. Kyrie, Heer! begin eener mis.
L., verkorting van laeva.
La, de toon a.
La bémol, de noot as.
La bémol majeur, as-duv.
La bémol mineur, as-mot.
La dièse, de noot ais.
La dièse majeur, ais-dur, niet gebruikelijk.
La dièse mineur, ais-mol.
La majeur, A-dur.
La mineur. A-mol.
La prima volta forte, de eerste keer sterk. La seoonda volta piano, de tweede keer zwak. Labialstimmen, orgelpijpen die van binnen eene ver-
naauwde monding hebben.
Lacrimando, zie lagrimando.
Liindler ook landerer, draaijer, duitsche dans in
J of | maat.
Laeva, de linksche.
83
Lagrimando,
Lagrimoso,
Laie, leek, een onervarene in de kunst. Laraentabile, weeklagende.
Lamentation, \
Lamento, * klagt, weeklagt.
Lamentazione, )
Lamentevole, weeklagend.
Lamentoso, smartelijk, klagelijk.
Lampons, drinkliederen.
Langueudo, ]
Languente, smachtend.
L a n g u i d o, '
Languettes, tongwerk aan orgels.
Largamente, breed.
Larghetto, langzaam in tempo.
Larghissimo, zeer langzaam.
Largo, breed, uitgezet, langzaam tempo.
Largo assai,
T., ,-] ■ • zeer langzaam.
Largo di molto, ( 6
Largo ma non troppo, niet te langzaam.
Largo un poco, eenigzints langzaam.
Larigot, herdersfluitje, flageolet.
L a u d a, lofzang.
Laudes, lofzangen die gewoonlijk op de vroegmis volgen.
Laute spirituali, geestelijke liederen ter eere Gods.
Laute, verouderde soort van guitarre.
Lautenist. luitspeler.
Lemons, lessen, oefeningstukken.
Leg., verkorting van legato.
Legabile. \ . , , ,
Lecando (gebondengt; gebonden voordragt, zie ook
r D' , ' \ lig a to.
Legato. ' 0
klagend, bewogen, weeuende.
81
Leg are, biiideis.
Legatissimo, zeer gebonden.
Legatura, verbinding, sleepboog.
Légèrement, ligt.
Leggenda, legende, levensschets van een heilige. Legerete, j
^ amp; O -------
L e g g e r a m e u t e,
Leggiadramente, j Leggiadre tto, j
Leggiadro, j- , jj . weg) ongedwongen.
Leggiero,
Leggierissimo, zeer ligt weg.
Leggiadro, lieftallig, aangenaam.
Legno, hout.
Leitaccord, inleidingsaccoord, dat naar eene andere toonsoort voert, vooral het dominantaccoord van iedere nieuwe toonsoort.
Leiter, ladder, toonsoort.
Leiter-eigen, ladder-eigen, zulke toouen die tot de
toonladder behooren die men uitvoert.
Leiter-fremd, ladder-vreemd, zijn de toevallig verhoogde of verlaagde toonen, die niet tot de behandelde toonsoort behooren.
Leno, mat, krachteloos.
Lentamente, langzaam, traag.
Lentando, langzamer worden, terughoudend.
Lento, te, langzaam, gemakkelijk.
Lento ass ai, ^
Lento di molto, ■ zeer langzaam.
Lento lento, )
Lep sis, toonopvolging van de laagte naar de hoogte,
Lesto] ' ligt' vlu^-Letane, zie litania.
Letterale, ) , ..
Letteralmente, ( e 61 Ü''
Levé, opslag.
Levezza, zie leggezezza.
Liaison, verbindingsboog.
Liaison de chant, verbinding van den zang.
Liberamente, vrij, ongedwongen.
Libretto, tekstboekje van de opera.
Licence poétique, ) ... .,
T • , . ; dientemike vniheid.
Licenza poëtica, ^ ■'
Lié, gebonden.
Ligato, zie legato.
Ligatura, zie legatura.
Ligne, notenlinie.
Lignes- additionelles, hulplijnen boven en onder
den balk.
Ligneum psalterium, stroovedel.
Limma, overschot van een kleine interval.
Linea, notenlinie.
Linien- of' notensysteem, benaming van de vijf paralellinien waarop en waar tnsschen de noten geplaatst worden.
Linon, snaar.
Lira, zie lyra.
Liscio, eenvoudig, glad weg, zonder versiering. L'istesso tempo, hetzelfde tempo als vroeger.
86
Litciiiia, j litanie, gebed in uood.
Litanie, )
Lituo, verouderd instrument.
Liturgia, liturgie, de voorgeschreven ordening van gezangen eu gebeden bij de openbare godsdienst. Liutessa, een slechte luit.
Liuto, luit.
Lo of luo, verkorting van loco, luogo.
Loure, fransche dans.
Ludi magister, ) , , , ,
T ,. , , ; meester van net spel.
Ludi moderator, ( 1
Ludi spirituales, geestelijke, muzikale sjoelen in de
middeneeuwen.
Lugubre, duister, ernstig.
Luogo, op de plaats.
Lusing., verkorting van lusingando.
Lusingando,
Lusingante, I . .. ,
T . , ' ; vleiiend.
Lusinghevolmente, '
Luth, luit.
T .. , stnartelnk. treurig.
Lyra, lier.
Lyra barb er in a, verouderd snaarinstrument.
Lyra da braccio, italiaansche lier, verouderd strijkinstrument met 7 snaren.
Lyra da gamba, een op het vorige gelijkend verouderd
strijkinstrument met 12 tot IG snaren.
Lyra rustica, boerenlier.
Lyra tedeska, duitsche lier.
Lyra hexachordis, zessnarige lier.
Lyre, lier der ouden.
Lyressa, een slechte lier.
Lyrica, lyrische dichtkunst.
Lyrico, lyrisch.
Lyrisch, voor den zang geschikt; b.v. lyrische gedichten.
Ma, maar, echter.
Ma non troppo, maar niet te veel.
Marchalath, wisselgang.
Machiot, kerkvoorzanger.
herderszang; ook noemden de Italianen Madriale, / aldus de muzijkstukken die tusschen de Madrigale, i bedrijven (actes) van tooneelstukken en
opera's gespeeld werden.
Madrialetto, kleine herderszang.
Maesta, | grootheid, hoogheid.
iVL ci 6 R t a ci e , i
Maestevole, ^
Maestevolemente, ; met majesteit, heerlijk, verheven.
Maestoso, '
Maestra, meesteies, kunstenares.
Maestrevole, meesterlijk.
Maestri secolari, leeraar. die aan het conservatoire
instrumentaal onderrigt geven.
Maestria, kunst, meesterschap.
Maestro, meester, kunstenaar.
Maestro di capella, kapelmeester.
Magas, kam van snaarinstrumenten.
Maggiolata, Meilied.
Maggiore, dur, harde toonsoort.
Magnificat, lofzang aan Maria.
88
Main droite, regterhand.
Main gauche, linkerhand.
Maitre de chapelle, kaiieliueester.
Maitre de rausique, muzijkdirector.
M aj e n r, dur.
Majo-modus, dur toonsoort.
Majosis, vrolijke poolsche joden-dans.
Malincolio, melancholiek, zwaarmoedig.
Malinconia, melancholie, zwaarmoedigheid.
Malinconicamente, j
Malin conico, f .
. . , zwaarmoedig treurig.
Malincomoso, \
Malinc ono so,
Mane., verkorting van mancando.
Manca, linksche.
Mancando, afnemend, verdwijnend.
Manche, hals van strijkinstrumenten en guitarren.
Maudola, i ,
i ,. pandourcither.
Mandoline, ( 1
Manica, vingerzetting.
Mauico, zie manche.
Maniera, manier, de eigen wijze van voordragt van eeu kunstenaar.
Maniera affettata, geaffecteerde, gezochte manier. Maniera langui da, smachtende manier.
Manière d'attaque, aanslag.
Maniéré, versierd, gezocht, gekunsteld.
Mano, de hand.
Mano destra, verkort: m. d. regterhand.
Mano sinistra, verkort: m. s. linkerhand.
Manuale, het klavier van orgels, dat met de handeii bespeeld wordt, in tegenoverstelling van het pedaaL Er zijn orgels zelfs met 3 en 4 manualen (claviaturen).
89
Manualiter, aauduidijg van orgelniuzijk die zonder het
pedaal gespeeld wovdt.
Manubrium, knop van de orgelregisters.
Manuductor, handleider of die met de hand maat slaat. Mare., verkorting van marcando. marcato, gemarkeerd,
doen uitkomen.
Marcatissiiuo, ten sterkste doen uitkomen.
Marche, marscb, gang, opklimming der toonen. Marche redoublée, gezwinde marsch.
Marche triomphale, trmmphmarsch.
Marcia, marsch.
Marciale, krijgshaftig, marciaal.
Marseillaise, fransch volkslied.
Martellando, , soort van staccato met den
Martraza, spaansche dans.
Marziale, krijgshaftig.
Massima, noot van 8 slagen.
Masurek, masurka, poolsche volksdans in j maat. Mantalan, kleine indiaansche fluit, waarmede de bajadères
hunne dansen accompagneren.
Matelotte, fransche matrozendans in f maat. Matinata, morgengezang.
Mazurek, mazurka, zie masurek.
M. d. verkorting van mano destra, main droite. Medesimo tempo, hetzelfde in vorig temoo.
Medi ante, middeltoon tusschen grondtoon en kwint (terts). Melisraa, zangversiering.
Melismatik, de leer der zangversiering.
Melismatisch , versierd.
Melodestik, leer of kunst der melodie.
Melodia, melodie, welluid, zamenvoeging van toonen tot een welluidend geheel.
90
Melodicon, door Reifft'1 Sen. te Kopenhagen uitgevonden ; de toonen worden door gebogene metaal staafjes voortgebragt.
Mel od i co,
Melodioso, welluidend.
Melodiosaraente, )
Melodrama, dramatisch gedicht, dat door bij afwisseling invallende ook wel de rede begeleidende muzijk wordt uitgevoerd; ook kan er zang, in quot;t bijzonder koorgezang tusschen gevoegd worden.
Melograph, notenschrijver; eene inrigting aan het klavier die alles wat gespeeld wordt van zelve in noten overbrengt.
Meioman, hartstogtelijk mnzijkliefhebber.
Melomanie, muzijkwoede.
Mélopée, gezangspraak.
Mei op hare, lantaarn, waarin geoliede notenbladen geschoven kunnen worden, zoodat wanneer men bij duisternis er licht achter ontsteekt, de noten gemakkelijk te lezen zijn.
M e 1 o p 1 a s t, synoptische tabel tot het opsporen der intonatie zonder de hulp van een instrument.
Melopoia, de wetenschap van het melodisch te zamen brengen der toonen.
Melos, gezang, lyrisch gedicht.
Melothesia, het voortbrengen eener melodie, de zetting, de compositie.
Meiothet, toonzetter, componist.
Melotypie, notendruk door typen.
Ménestrels, ballade zangers eertijds aan de hoven van vorsten.
Ménétriers, Adelaars, dansmuzijkmakers.
Ménétriers de village, dorpsmuzikanten.
Men o, minder.
91
Meuo forte, miudei: stetk.
Meno piano, minder zacht.
Mensur, toonenmaat, de juist ingedeelde maat op den
toets van snaarinstrumenten.
Mensural-gesang, versierd gezang.
Mensuralisten, toonzetters en muzikale auteurs, die tot de verbetering van het mensural-gesang hebben bijgedragen.
Mensuralnoteu, onze hedendaagsche noten.
Menuet, zie menuetto.
Mescolanza, mengsel van strijdige tooneu.
Messa, mis, hoogambt.
Messanzo, zie mescolanza.
Messa voce, het trapsgewijze aanzwellen en afnemen
van den toon.
Mesure, zie mensur.
Mesure a deux temps, halve maat, J maat'
Mesure a trois temps, J maat.
Méthode, / school, de naar vaste regelen gestelde Metodo, * vormingsleer.
Mètre, metrum.
Metrik, versificatieleer, de leer van het metrum, d.i.
van de versmaat.
Metrometer, I maatmeter, die de snelheid van de maat Metronom, ( aangeeft.
Metrum, tijdmaat.
Mette, katholieke vroegdienst.
Mez., verkorting van mezza , half.
Mezza, manica, halve applicatuur.
Mezza orchestra, met half orchest.
Mezza voce, verkort m. v. met half stemgeluid.
Mezzo forte, verkort m. f. half sterk.
Mezzo forte piano, matig sterk, dan zwak.
92
Mezzo sophrano, midden-half-soph raan. omvang van
de eensgestieken a tot de twee gestreken f.
Mezzo staccato, half gestoten.
Mezzo-tenore, midden-tenor, komt den bariton nabij.
M.f., verkorting van meno of mezzo forte.
Mi, de noot e.
Mi bémol, de noot es.
Mi bémol majeur, Es-dnr.
Mi bémol mineur, Es-mol.
Mi dièse, E-is.
Mi majeur, E-dur.
Mi mineur, E-mol.
krijgshaftig.
Militarm ente, \ Militairement, \ Minaccievole,
Minaccivolmente, Minacciando,
Miacciosamente,
Minaccio so, /
Mineur, mol, zacht.
Minima, halve maatnoot.
Minore, mol, zacht, klein.
Minuetto, menuet, muzijkstuk in J maat, met tweu reprises en meestal met een trio.
Miscella, eene orgelstem.
Mise de voix, zie mezza voce.
Miserere, ontferm U, eene bij psalm 57 vervaardigde kerkmuzijk.
Missa, mis, kerk-compositie, bestaande in zes afdeelin-gen; Kyrie, Gloria, Crede, Sanctus, Benedictus en Agnus Dei.
Missa pro defunctis, zielsmis voor afgestorvenen.
Missa solemnis, eene voor kerkfeesten bestemde mis.
93
Misteriosamente, i , . . , . aeheimnisvol.
Mistenoso, ^
Misura, maat.
Mitos, draden, de grieksche benaming van uit vlas gedraaide snaren.
Mittelcadenz, zie Halbcadenz.
Mixturen, ziin die orgelregisters, welke op iedere toets meerdere pijpen in octaven, terzen en quinten gelijktijdig doen spreken.
M. M,, verkorting voor Malzl's metronom, ■
Mobile, bewegelijk.
Moderno, elegant, nieuw.
Moderat ara ente, / .. ,
Moderato, j gematigd.
Modificazioni, modifieatien, beperkingen, dus worden de onderscheidene schakeringen der toonen genoemd.
Modto., verkorting van moderato.
Modulare, de stem of klank van een instrument inrigten.
Modulation, modulazione, accoordenwisseling; juiste verandering der toonsoort. Moduleren noemt men op melodische-harmonische wijze van de eene naar de andere toonsoort overgaan.
Modus, toonsoort, ook maat.
Modus major, dur- of harde toonsoort.
Modus minor, zachte toonsoort, waarin de toon klein is.
Moll, week, zacht.
Molltonart, zachte toonsoort, waarin de terts klein is.
Molla, fluitklep.
Mo Ito, zeer, veel.
Momentulum, zestiende pause.
Momentum, achtste pause.
Mo no chord, eensnarige; instrument waarop de intervallen gemeten worden (klankmeter).
94
Monodie, eenstemmig gezang.
Monodrama, tooneelspel voor één persoon. Monotonie, eentoonigheid.
Moralitaten, eene soort van muzijkale tooneelvertoo-
ningen in de 14lt;ie eeuw.
Morando, talmend, terughoudende.
Moid ent, 1 verkorte triller of naslag.
Mordente, j 0
Morendo, stervend, wegstervend.
Moriente, stervende, uitdovende.
Mormorand o, ]
Mormorevole, [ murmelende.
M o r m o r o s a, ]
Mosso, bewogen.
Mostra, notenwijzer.
Motetto, motet een meerstemmig kerkgezang naar aanleiding van een bijbeltext, ook meerstemmige vocale muzijk van ouden vorm.
Motivo, motief, thema, de melodie waarover iets gecomponeerd wordt.
Moto, beweging, aandrift.
Moto precedente, in voorafgaande beweging.
Moto primo, eerste beweging.
Motus contrarius, tegenbeweging.
Motus obliquus, zijdelingsohe beweging.
Motus rectus, regte beweging.
Mouvement, ) ,
• , i beweging, tempo.
Movimento, ) do» f
Mozarteum, het beroemde muzijk-instituut (conservatorium) te Salzburg, ter eere van den onsterielijken gesticht.
Murky, verouderd muzijkstuk voor klavier.
Musette, eene soort zakpijp; ook landelijke dans in | maat.
95
Musi ca, muzijk, toonkunst.
Musica arrahbiata, i , .. ...
' kattenmnziik.
Musica da gatti, ( •J
Musica da camera, di teatro, kamer, theatermuzijk.
Musica di chieza, kerkmuzijk.
Musicals, i ... ,
; muzukaal,
M u s i c a 1 m e n t e, (
Musicare, musiceren.
Musico, musicus, zanger, toonkunstenaar. Musikinstitut, muzijkschool, conservatoire.
Mutare, veranderen.
Mutation, ^ verwisseling, de stemver wisseling bij den Mutazione, \ opgroeijenden jongeling.
Mutireu, de natuurlijke stemverandering bij jonge lieden. M. V., verkorting van mezza voce.
Mykterophonie, neusgeluid, door den neus zingen. Mystères, mysterien, gezangen der kruisvaarders op hunne togten.
Naccara, slaginstrument, ojj castagnetten gelijkende,
doch grooter.
Naccliera, pauk; ook meervoud.
Nacchere, castagnetten.
Naccherino, pauker; ook kleine pauk.
STaccherone, groote pauk.
Nanie, treur- en klaagzang.
Nafiri, indiaansche trompet.
Naïf, naïvement, naief, ongekunsteld, natuurlijk. Narrante, vertellend.
N aturale,
N aturalmente.
| natuurlijk, ongekunsteld.
96
Negligente, li.- , ^
XT i ■ i i. 1 nalatig, vlustia-.
Negugentemeute, * o. amp; o
Nel, eene soort dwarsfluit van riet bij de Turken in
gebruik.
Nel, nella, in de, van de, op.
Nel battere, nederslag van de maat.
Nel tempo, in de maat.
Nete, toononsysteem bij de ouden.
Netto, rein, net, zuiver.
Ne urne ii, de in vroegere tijden gebruikelijke en in oude
clioraalboeken nog aanwezige toonteekens.
Neuvième, none.
Nexus, verbinding, band. aanduiding van eene reeks van toonen in de oude geschriften; er zijn drieërlei: Nexus anacamptos, afwaavtsche; nexus rectus, opwaart-Bche, en nexus circumstans, de op- en afwaartsche. Nihil, niets.
No bile, edel.
Nocturne, nachtmuzijk.
Noêls, kersliederen.
Noire, kwart noot.
Nomos, toonsoort, mclodiegang.
Non, niet.
Non molto, niet zeer.
Non tanto, non troppo, niet te zeer.
Nona, none, de negende interval van den grondtoon af'.
Nonetta, nonet, negenstemmige compositie.
Nor mal ton, stemtoon, de a,
Normaltonleiter, de grondtoonladder C-dur.
Nota, note, noot, toonteeken.
Nota abjecta, verworpen noot.
Nota buona, de op de goede maattijd vallende root. Nota cambiata, wisselnoot.
97
Nota caracteristica, leidingtoon.
Nota contra notam, uoot tegen noot; eenvoudig contrapunt.
Nota di piace, versiering.
Nota sostenuta, gehouden, gedragen noot.
Notation, de kunst om door de gebruikelijke teekens muzijk te schrijven.
Note sensible, de franschen noemen dien zeer teregt den leidingstoon.
Notist, notensclirijvev.
Notturno, nachtmuzijk.
Nourrir le son. den toon sterk aangeven en uithouden.
Novemole, negen noten, die in den tijd van zes gelijke noten moeten uitgevoerd worden.
Nuanciren, schakeren, door gevoelvolle uitvoering dei-verschillende teekens by de voordragt.
Numerus, wordt gebruikt in plaats van rhytmus.
Nuovo, nieuw.
O, of.
Ob, verkorting van oboe.
Oboe, hobo, hautbois, zie ook alt-oboe.
Oboist, hoboïst, hobospeler.
Octave, de achtste diatonische trap, de herhaling van den grondtoon.
Octett, | muzijt voor 8 concerterende stemmen.
Utteto, i J
Octiphonium, een geheel achtstemmig geschreven muzijkstuk.
Octochord, instrument met 8 snaren.
Ootochordisch, achtsnarig.
O tl e, lied, gezang.
Odeon, odeum, waren bij de Ouden ronde, van binnen met znilen versierde openbare gebonwen, waarin de muzikale en poëtische wedstrijden gehouden, werden.
Odische musik, vokaal inuzijk.
Oeuvre, werk.
Oeuvre posthume, nagelaten werk.
°quot;eiquot;i0h'e' ! het offergebed in de katholijke mis. Offertorium, \ B J
Officium, mis; ook pligt.
Officium defunctorum, lijkmis.
Officium diurnum, dagmis.
Officium divinum, hoogambt, mis.
Officium matutinum, vroegmis.
Officium nocturnum, nachtelijke mis.
Officium vespertinum, vesper, namiddaggodsdieust.
Oficleida, zie ophicleide.
Olivettes, olyvendag; dans van landlieden in Provence.
Omnes, ) . . .
„ . S zie tutti.
Omnia, )
Ondeggiamento, beving.
Oudeggiante, golvend, wankelend.
Ondeggiren, maatslaan met golvende beweging dei-hand.
Onduliren, den toon laten beven.
Ondulé, bevende, sidderende.
One, italiaansche vergrootingssyllabe.
Ongarese, ) , ,
„ - hongaarsch.
Ongherese, ) 0
Opera, werk, opera, in muzijk gebragt drama.
Opera buffa, komische opera of zangspel.
99
Opera seria, )
Opéra serieux, | el'ustlSe Sroote 0tiera-Opera-semi-seria, romantische opera.
Operette, zangspel.
Operist, operazanger.
Ophicleide, ook basso d'harmonie, dubbele of contrafagot met vermeerderden omvang en diepte, waarvan den toon dien van bas-bazuin nabij komt.
Opus, werk.
Opnsenium, werkje, klein werk.
Opus posthunum, nagelaten werk.
Oratorium, lyrisch geestelijk drama, met instrumentale begeleiding.
Orchestra, ) vereenigiug van toonkanstenaren ter uit-Orchestre' i voering van meerstemmige compositien; ook
) benaming van de plaats van uitvoering. Orchestrik, de hoogere danskunst.
Orchestrion, een door Fr. Kaufmann uitgevonden instrument, bestaande in eene kunstmatige nabootsing van fluiten , flageoletten , clarinetten , cornets, hoorns , fagotten, trompetten, bashoorns en tuba; elk dezer instrumenten heeft afzonderlijk crescendo en decrescendo. Ordinario, gewoon, op gewone wijze.
Organetto, klein orgel.
Organique, instrumentale muzijk.
Organische mnsik, instrumentale muzijk.
Organista, orgelspeler, organist.
Organo, orgel, orgelstem.
Organo pleno, met vol werk.
Organo di campana, klok-orgel.
Organo portatile, draaiorgel.
Organographie, beschrijving van instrumenten. Organologie, instrumentleer.
7*
100
Organum, orgel.
Organum hydraulicum, watevorgel.
Orgauum pneumaticum, windorgel.
Orgelpuukt, cadenza, point d'orgne. aaneenvlechting van - harmonische akkoorden in de boventoonen bij aangehouden bas.
Orgue, orgel.
Orgue portatif, draaiorgel.
Orificium, opening en monding van orgelpijpen. Original, oorspronkelijk, niet nagevolgd.
Originell, oorspronkelijk, eigendomraelijk, van het gewone afwijkende.
Ornamenti, versieringen.
O r n a t a ra e n t e, ) . •, , .,
r, ) versierd, opgetooid.
Ornato, ( io
O me mens, versieringen.
Ortiscli, hoog.
Orthische melodie, eene zich in de hooge toonen
bewegende melodie.
Orthoëpie, juiste uitspraak.
Orthoëpik, de leer der juiste uitspraak.
Orthotonie, juiste toougeving.
Oscillationen, trillingen.
Osservanza, inachtneming, opmerkzaamheid.
Ossia, of
Ostinata, hardnekkig, volhoudend.
Ottava alta, het hoogere octaaf.
Ottava bassa, het lagere octaaf.
Ottavino, octaaffluit.
Ottemole, figuur uit acht noten bestaande.
Ottetto, octet, achtstemmig.
Ouverture, inleidingsstuk voor het orchest, in het bijzonder voor opera's.
101
P, verkorting voor piano.
Padoana, deftige dans.
Pal co, betrekking bij het tooneel, theater.
Palmulae, zoo noemden de Romeinen de toetsen.
Pambe, kleine trommel der Hindo's.
Pandora, kleine poolsche luit.
Panflöte, herdersfluit van 7 pijpen, door was aaneen verbonden,
Pantalon, noemde men de eerste claviereu, toen ze bij aanvankelijke onvolkome-aheid, nog geen dempers hadden. Pantomime, gebaardenspel.
Paradoxus, wonderlijk, zeldzaam.
Parakontaktion, beurtzang der Grieken Parallel tona rt, verwante toonsoort.
Paraphonie, wanklank, stemgebrek.
Paraphonist, voorzanger.
Paraphrase, omschrijving.
Parian do, ) , ,
Pariante, \ sPrekende-
Parodia, parodie, verdraaid vers, luimige omkeering
van een meer ernstig dichtstuk.
Parodos, begin van het tragische koor, als het geheele
koor zingt.
Paroles, text bij de muzijk.
Parte, deel, rol van een opera, hoofdstem.
Parterre, de voor de toeschouwers bestemde plaats op
den beganen grond.
Parthenia, gezang der jonkvrouwen.
Partie, afzonderlijk geschreven stem.
PartimentO) becijferden bas.
Partito, in stemmen gedeeld.
102
Partition, j partituur, muzijkstuk waarbij de verschil-
Partitura, [ lende stemmen bij elkander zijn gebragt,
Partizione, J om het geheel te kunnen overzien.
Pas, schrede, ook dansfiguur, als: pas de deux enz.
Pas acoólére, / . , ,
T-, , , , - i gezwinde marsen.
Pas redouble, ' B
Pas de haohe, krijgsdans.
Pas ordinaire, parademarsch.
Passage, | melodieuse notenreeks; ook sneller gedeelte Passagio, ) van een muzijkstuk dan de aangegeven maat. Passariello, karakterrol der italiaansche opera comique. Passepied, een fransohe dans welke thans niet meer in
de mode is in ï of 4 maat.
Passion, hartstogtelijke uitvoering van muzijk. Passionato, ta, passionnó, hartstogtelijk. Passo-mezzo, italiaansche dans.
Passions-musik, oratorium, waarvan de text op het
lijden van Christus betrekking heeft.
Pasticcio, ) .
Pastiche, ! 1uodllbet-
Pastorale, landelijke, herders muzijk.
Pastorello, muzijk van dergelijken aard.
Pastourelle, fransche contradans van gelijke soort.
-p , gt; pathetisch, verheven.
Patte a règler, linieerpen.
Patimente, lijdend.
-p J pauze, rustteeken.
Jr a ii s e, j
Pauser pauzeren, zwijgen.
Pavana, italiaansche boerendans in f maat.
Paventato, I , i- i ^ i
Paventoso, i vreesaclltlS- angstig bij het voordragen.
103
Ped., verkorting van pedaal.
Pedalclaves, ) • , ,
„ , , , . ' ! zie pedale.
Pedal claviatu r, \
Pedale, ) pedaal, voettoetseu. de voet claviatuur van Pedaliera, \ orgels; ook de trekkers bij piano of harp. Pentachonium, vijfsteinmig muzijkstuk.
Pentachord, vijfsnarig.
Pent at o ii 011, interval van 5 gelieele toonen; de septima
of kleine septima.
Per, door, voor, b.v. per il flauto solo, voor de fluit alleen. Perd., verkorting van perdendo, perdendosi, zich verliezende, afnemende.
Perfetto, volkomen.
Perfetto modo, de volkomen maat, de diiedeelige. Perigourdine, fransohe dans in ^ maat.
Periode, zin, die eene gansche gedachte uitdrukt. Periodologie, de leer der vorming van muzikale zinnen. Pesante, zwaar, slepend.
Pezza, stuk.
Pezzi concertanti, concertstukken.
Pezzi di bravura, bravourstukken.
P.f . verkorting van piu forte.
Phantasie, zie fantasie.
Phil harmonisch, stamt af van het grieksch en be-
teekent de muzijk (harmonie) liefhebbende. Phisharmonica, zie physharmonica.
Philomele, nachtegaal, vriendin der muzijk. Philomusos, liefhebber der muzijk.
Ph o nag og us, leider der fuga.
Plionaskie, stemoefening bij het zingen.
Phonaskos, stemkweeker, zangmeester.
Phone, stem, geluid.
Plionetik, stemleer, geluidleer.
104
Phonik, klank- of toonleer.
Phonokamphie, stembuiging, klankbreking. Phonoklastisch, stembrekend.
Phonosophie, klankkunde.
Phonargie, stem- of galmleer.
Phrase, zin uit een muzijkstuk.
Phraser, zinnen rhythmisch van elkander scheiden. Phrygisohe tonart, de oudste toonsoort van de oude Grieken.
Physharmonica, oen door Hilckel uitgevonden en door Busehmann te Hamburg verbeterd toetseninstrument dat zijn geluid uit metalen tongen, door wind in trilling gebragt egt; langt.
Piacere, naar believen, genoegen.
Piacevole. ) , „.
Piacev olmen te, | bevalllg' aangenaam, liefelijk. Piaccimento, vergenoegen, welgevallen.
Piangevole, i , , ,
Piangevolmente, ' weenequot;cle. klagende.
Pianino, een regtopstaande piano.
Pianissimo, zeer zacht.
Pianissimo quanto possibile, zoo zacht mogelijk.
Piano, zacht, stil
Piano, fortepiano.
Piano droit, regtopstaande piano.
Piano piano, zeer stil.
Picchiettato, gesprenkeld, zie ook staccato.
Piccolo, ) ,, .
• ! klein.
Piccolin o, |
Pièce, stuk, muzijkstuk.
Pi en o, vol, volstemmig.
Pietoso, medelijdensvol.
Pifferare, op de dwarsfluit blazen.
Pifferino , dwarsfluitje.
105
Piffero, dwarsfluit.
Pileata, met een hoed voorzien, gedekt.
Pilotiden, abstracten smalle houten latten aan orgels
die de toetsen met de ventilen der pijpen verbinden. Pincé, geknepen, gestoten; ook korte triller.
Pincé etouffe, zamenklank.
Pincé renversé, sneller.
Piquer, meerdere noten in één streek uitvoeren of met
springenden heen en wedergaanden strijkstok. Pittorico, schilderend.
Piü, meer; dient ter nadere bepaling van eenige woorden,
zoo als piü allegro, sneller, piü lento, langzamer. Pizzicato, getokkeld, alleen in gebruik bij strijkinstrumenten.
Placidamente, )
r.i • i rustig, stil.
P1 a c i d o, ) D
Plagalisch, afhankelijk, aanleunende.
Plagiat, namaking, plundering.
Plain chant, koraalgezang.
Plain te, klagt, klaaglied.
Plaisant, lustig.
Plaisanteries. schertsende muzijkstukken.
P1 a q u e r, aanslaan.
Plectrum, het staafje waarmede de snaren aangeslagen worden.
Poche pochette, zak- of rok viool.
Pochettino, ' . ...
„ n , een klein weimgie.
Pochetto, lt; DJ
Pochissimo, zeer weinig.
Po co, een weinig.
Poco allegro, eenigzins snel.
Poco a poco, van lieverlede, trapsgewijze.
Poco a poco accelerando, van lieverlede sneller.
lOG
Pocü t'orte, eenigüins sterk.
Poco lento, eenigzins langzaam.
Po co men o, eenigzins minder.
Poco piano, eenigzins zaclst.
Poco piü, iets meer.
Poi, hierop, vervolgens.
Poi a poi, van lieverlede.
Poi segue, j . .
Ti • i ! hierop volgt.
Poiseguente, \ 1 quot;
Point allonge, streep boven de noot.
Point d'orgue, i , , n
■o • , , ! kadenz, termate.
Point de repos, \ '
Point final, sluiting, slot-fennate.
Point sur la têtc, punt boven de noot.
Polacca, poolsche. volksdans j maat.
Polka, boheemsche volksdans | maat.
Polonaise, zie polacca.
Poly. veel.
Polychord, instrument dat veel snaren heeft. Polyhymnia, de zangrijke, eene der muzen; aan haar
wordt de uitvinding der lyra toegeschreven. Polyphonie, veelstemmigheid, het tegenovergestelde
van homophonie.
Polyphonium, veelstemmig muzijkstuk.
Pommer, zie bombardon.
Pomposamente,
D ■ statig, pi'achtig.
Pomposo, ) 61 °
Ponderoso, gewigtig.
Ponticello, de kam van strijkinstrumenten, sul pdn11-cello, beteekent bij strijkinstrumenten, dat men de strijkstok zeer digt bij de kam moet voeren. Pont-neuf, straatmuzikant.
Port de voix, voorslag.
107
Portamento, het houden en dragen van den toon in
de onderscheiden schakeringen.
Portato, gedragen.
Portee, de 5 notenlijnen.
Posé ment, langzaam.
Position, zie applicatuur.
Positiv, klein orgel.
Possibile, mogelijk Postludium, naspel.
Potpourri, vereeniging van onderscheiden gedeelten van
melodien en muzijkstukken, quodlibet.
Poussé, afgestoten; opstreek van den strijkstok. P.P, verkorting van pianissimo.
Praeambulum, voorspel.
Praecantor, voorzanger.
Praefectus, voorganger, aanvoerder.
Praefectus chori, voorganger, aanvoerder der school-kooren.
Prilludiren, korte muzikale frase tot inleiding; ook wordt daarmede verstaan het lastige bluffen met ingestudeerde schitterende trekjes terwijl anderen bezig zijn met stemmen.
Praeludium, voorspel.
Pralltriller, zie mordent.
P r ap a r at i o n, voorbereiding.
Prastanten, de groote vooraanstaande orgelpijpen. Pratico, piactisch, geoefend.
Precettore di musica, muzijkmeester. Precipitamente,
Precipitando, / , ,• • , r, • i ■ haastig, gejaagd.
Precipxtato, i =gt;gt; n j o
Precipitoso,
Precisione. (con) met juistheid.
Preghiera, gebed.
108
Preludio, 1 , n.
.. ,, , . praeluciium, voorspel.
rrelucle, ( 1 1
Premier-dessus, eerste sophraan.
Preparation, ) ,
, - 1 voorbereiaing,
rreparazione, ) =
Pressante, dringend , jagend.
Prestamente, driftig, gezwind.
Prestissaraente, ) , , .
r, , . . ; ten snelste.
r res tissimo, 1
Presto, snel, haastig.
Presto assai, zeer snel.
Presto prestissimo, zoo snel mogelijk.
Prière, gebed.
Prima, de eerste; ook eersten toon der ladder.
Prima donna, eerste zangeres.
Prima parte, eerste partij eeuer opera.
Prima donna assoluta, zangeres uitsluitend voor de
eerste partijen.
Prima vista, van het blad, op het eerste gezigt. Prima volta, de eerste maal.
Prime, de eerste toon van eiken toonladder, interval van
'2 toonen op gelijke hoogte.
Primo, de eerste.
Primo nomo, eersten tenor; voorheen benaming van de
eerste sophraan partijen (kastraat).
Primtöne, grondtoonen.
Principale, hoofdzakelijk.
Principalstimme, solostem.
Pro cel la, zie tempestoso.
\ Professor, eerste onderwijzer
t% n , . . j in de muzijk op voorname
rrofessore di musica, I . ; . T, , ...
„ , . rauznkscholen; in i rank nik,
irrotesseur de musinue, t Ti ■■ . -i ,
\ Italië en Amerika noemt men
I aldus elk muzijkmeester.
Programma, opgaaf van uit te voeren muzijkstukken. Progression, vooruitgang, voortgaande beweging. Prolation, verlenging van de waarde van een noot. Promptement, j Prontamente, i snel, haastig.
Pronto, )
Pronunciato, gesproken, bepaald.
Proportion, verhouding.
Prosae sequentiae, geestelijke latijnsche hymne, die
met Paasschen of Pinksteren gezongen wofdt. Prosodia, prosodie, metrische aanduiding der sylaben
naar gelang van kortheid of lengte.
Prosodien, liederen ter eere van Apollo en Diana. Prosodik, betooningsleer.
Proven9ales, ridderzangers uit de 12de en 13de eeuw. Psalmist, psalmzanger.
Psaume, psalm, loflied.
Psalmodie, intonatie der priesters voor het altaar. Psalter, een op het hakkebord gelijkend snaar-instrument. Psaltviae, snarentuigspeelsters en zangeressen bij de
oude Romeinen.
Pubertat, manbaarheid.
Pulpet, muzijklesseuaar.
Functus, zie punto.
Punta, spits, punt.
Pii ntato, gepuuctueerd.
Punto, punt, teeken dat de waarde der noot of pauze waarachter een punt gesteld is, met de helft vermeerderd. P n p i t r e , muzijklessenaar.
Quadrat, (j^) herstelliugsteeken.
Quadricium, zie quartetto.
110
Quadrille, dans in zes afdeelingen, J en f maat; die ardeeli^gen zijn pantalon f, ete J, poule |, trenis 5, pastourelle }, finale Quaudro, zie quartette.
Quadrupel-croche, 64ste noot.
de onderdominant.
Quarta modi, Quarta toni.
Quarte, interval van 4 toonen, ook de A-snaar der viool.
Quartettino, klein, ligt kwartet.
Quartetto, kwartet; zangstuk voor vier stemmen; bij kamermuzijk stukken in 4 afdeelingen, gewoonlijk voor 2 violen, alt en bas, ook voor piano, viool, alt en violoncel.
Quart de soupir, zestiende pauze.
Quartfagott, is een kwart lager dan de gewone fagot.
Quarto, a, de vierde.
Quasi, gelijk, als, bijna.
Quasi uno fantasia, gelijk eene fantasie.
l voor vier handen.
vier.
A quatre mains, j Alle quattro mani, ^
Quatricinium, klein muzijkstuk voor 4 hoorns of trompetten.
Quatuor, zie quartetto.
Qu er stand, eene opklimming van 2 stemmen die hard klinkt doch die door akkoordverandering en stembuiging is te vermijden.
Questo, a, deze, die.
Quieto, rustig.
Quinta modi, \ bovendorcinant of kwint, interval van
Quinta toni, ( 5 toonen.
Quinte, fransche beuaniing voor alt; ook van de E-snaar der viool.
(Juinterne, verouderde itaüaansche luit.
Quintetto, kwintet, muzijkstuk voor 5 stemmen of instrumenten.
Quintfagott, zoogenaamde dubbele of contrafagot; volgens anderen de een kwint hoogere fagottine genaamd fagot.
Quintole, eene figuur uit 5 noten bestaande doch in waarde gelijk aan vier noten der maat.
Quintuor, zie quintetto.
Quodlibet, een vrolijk muzijkstuk uit melodien van onderscheidene componisten zaraengesteld.
Quote, maatdeel.
Rabani, ook rabanna, handtrommel bij de negers.
Rabbia, (con) met woede.
Rad dol een do, verdubbeling.
Raddoppiato, verdubbeld, tweemaal te spelen.
B.agoke, kleine russische hoorn.
Rail., verkorting van rallentendo.
Rallentamento, verminderende, verslappende.
Rallentando, 1 , ,,,,,,
r, 11 i. l 5 terughoudend, steeds langzamer.
Rallentato, )
Ranz de vaches, kuhreigen, zwitsersch herderslied.
Rapidamente, ) , ,
T1 . i snel, rascu.
Rapid o, )
Rappel, egyptische handpauk.
Rasgado, het arpeggieren bii guitarspel.
Rastial, | instrument'om muzijklijnen te trekken. Rastrum. ) •' J
112
Rattenendo,
Ratten uto,
Ravirando il tempo, het tempo bespoedigen.
Re, D, tweede noot der grondtoonladder C.
Re-majeur, D-dur.
Re mineur, D-mol.
Re dièse, dis, § voor d.
Re bemol, des, h voor d.
Re bémol majeur, des-dur.
Recitatif. ) .. ,
„ •, , ■ 1 recitatie!. spreekzansr.
Recitati vo, ) 1 =
Recitative obligate, obligaat recitatief.
Recitativo pariante, of secco, eenvoudig recitatief
begleid door bas.
Recitativo stromentato, recitatief begeleid door
instrumenten.
Rectus modus, juiste beweging.
Redita, terugkeer, herhaling eener melodie.
Redowak of redowazka, boheemsche dans, afwisselend
in | en | maat.
Roduciren, de harmonie van een veelstemmig muzijk-
stuk voor slechts weinige instrumenten inrigten.
Reductio, omwerking als voren.
Refrain, herhalingscouplet, slotvers.
Regens chori, koordirecteur in de kerk.
Register, / de trekkers ter züde van kerkorgels, registers. Regulae, ) J
Relatio non harmonica, zie querstand.
xgt; 1 • • ! religieus, plegtig.
Reminiscenz, iets uit de herinnering, niet oorspronkelijk. Remplissage, aanvulsel, aanvullingstem.
Renvoi, herhalingsteeken.
113
Repercussio, herhaling in de fuga.
Repetatur, men herhale, het moet herhaald worden.
Répéter, herhalen.
Repetition, ( herhaling, proeve van een concert of Repetizione, * opera-uitvoering.
Repetitionszeichen, herhalingsteeken.
Repetitor, proef-directeur, directeur der repetitien. Replica, herhaling eener melodie, antwoord in eene fuga. Replicato, herhaald.
Replik, de interval, die door omkeering van. het accoord
ontstaat.
Repos, rustteeken.
Reprise, herhaling van een hoofddeel, herhalingsteeken. Requiem, zielsmis, mis bij begrafenissen.
Requisiten, alle kleine, bij de uitvoering eener opera
benoodigde voorwerpen.
Requisiteur, de persoou die met het zamenbrengen ervan belast is.
Resolutie, oplossing.
Resonance, resonanz, terugklank, het medeklinken van een voorwerp.
Resonanzbodcn, klankbord, de dunne plank die onder
de snaren ligt van pianofortes.
Resonner, klinken, galmen.
Respiration, de ademhaling.
Respiriren, ademhalen.
Responsorium, het antwoord van het koor op liet
gezang van den priester voor het altaar.
Retardation, oponthoud, vertraging.
Retro, rugwaarts.
Retrogradus, teruggaande.
Reveil, morgensignaal om qp te staan.
Rf., of rfz., verkorting van vinforzando.
8
114
Rhapsoden, in oud Griekenland rondtrekkende zangers.
Rhapsodie, brokstuk.
Rhaissodist, bijeenvoeger.
Rhetorik, redekunst, voordragtsleer.
Rhytlimen, maatgroepen.
Rhythmik, leer van de muzikale tijdmaat.
Rhythmisch, afgemeten.
Rhythmische Rückung, verandering van de gewone
toonmaat in de onevene maat.
Rhythm ometer, maatmeter.
Rhythmus, toonverdeeling met betrekking tot de maat.
Ribattuta, terugslag.
Ricercare, preluderen.
Ricercari, kerkmuzijk uit de ICde eeuw.
Ricercata, kunstig bewerkte fantasie; ook preludium
en meester-iuga.
Ricercato, uitgezocht, bijzonder uitgewerkt. Ricordanza, herinnering.
Kidotto, gereduceerd, uit een groot werk genomen. Rifiorim enti, willekeurige verfraaijingen in de voordragt.
Rigoie, | streng (in de maat).
Rigoroso, ) 0
Rilasciando, slepend, terughoudend in de maat. Rilch, russische boerenlier.
R i n f o r z a n d o, /
Rinforzato, , versterkt, levendig, zeker.
Rinforzo, 1
Ripienist, speler of zanger die alleen bij de tutti's meewerkt.
Ripienstimme, stem die alleen bij retournels en tutti's
intreedt; aanvullingstem.
Ripresa, herhaling, herhalingsteeken.
Ris ent ito, uitdrukkingsvol, levendig.
1)5
Risolutamente, i , , , , ,. ,
Risoluto, 1 beslist, krachtige voordragt.
Risolutissimo, ten krachtigste.
Rissonante, klinkend, galmend.
Rissonanza, klank, galm.
Risonare, klinken, galmen.
Risposta, antwoord in de fuga.
Ristretto, in de engte der fuga.
Risvegliato, opgewekt, vrolijk.
Rit , verkorting van ritardando, ritardato, vertraagd,
teruggehouden in de maat.
Riten., verkorting van ritenente, ritenuto, vertraagd,
teruggehouden in de maat.
Ritornello, ritornell, een voor- tusschen- of naspel. Ritornellen, kleine volksliederen, der italiaansche bergbewoners.
Rituale, verordening van kerkelijke gebruiken. Riverso, zie rovescio.
Rivolgimento, omkeering der stemmen bij dubbel contrapunt.
Rivoltato, ) van het omgekeerde notenblad zingen of Rivolto, i spelen.
Roco, ruw, dof, heesch.
Rollo, roffel op de trom.
Romance, j Romance, eene kleine poëtische in muzijk
Romanza, \ gebragte vertelling.
Romanesca, italiaansche dans uit de 16de eeuw.
Romanzesco, ) .. ,
, . I romantisch.
Romantique, 1
Ronde, geheele maatnoot.
Rondeau ) muzÖkstulf' dat gewoonlijk uit 2 deelen Rondo' ' £ bestaat, waarin het hoofdthema meermalen ' ) voorkomt; ook het slot van concert of sonate.
8
116
Rondiuetto, ^
Ilüudino, , een klein rondo.
Ilondoletto, )
Rota, rad, kring; zie ook canon.
Rotruenges, rondgezangen van de mystreels.
Rotulae, kersgezangen.
Roulade, passage of notenreeks in den zang meestal op
ééne sylabe.
Roulement, roffel van trommen en pauken.
Rover si o, zie rovescio.
Rovesciamente, omkeering der stem bij dubbel contrapunt.
Rovescio, omgekeerd, heen en terug te spelen.
Rubato, geroofd, te kort gedaan aan de waarde der noot.
Rullante, ruischend.
Russe, russisch.
Rustico, landelijk, boersch.
Rutscher, van gelijke beteekenis als galop.
Rythmik, zie rhythmik.
S. of Sin., verkorting van sinistra.
Sac cade, vasten druk met den strijkstok, zoodat in een
streek 2 en 2 of 3 en 3 noten gespeeld worden. Saison, de tijd dat de muzijkale wintervermakelijkheden duren.
Salamanie, fluit bij de ïurksche Derwischen in gebrnik.
Salm, van gelijke beteekenis als psalm
Salmo, psalm, geestelijk lied.
Salpinx, trompet bij de oude Grieken.
Saltarello, hopsa; notenfiguur, ook romijnsche volksdans.
Saltarelli, de tangens in de pianoforte.
117
Salterio, hakkebord.
Salto, sprong.
Salve regina, zij gegroet Koningin! een kerklied aan
de maagd Maria gewijd.
Sambueistria, harpspeelers.
Sanctns, (gedeelte der mis), heilig.
Sans pedale, zonder pedaal.
Saquebute, basbazuin.
Sarabanda, Spaansche, met de menuet overeenkomende
dans, in langzame en deftige beweging.
Sant, sprong.
Scala, toonladder.
Scabellum scabillum, muzijkinstrument bij de oude Romeinen.
Scagnello, kam op strijkinstrumenten.
Scemando, afnemend.
Jcena, | geciee^e yan een operabedrijf.
O C 0 11 0 J J
Scherz., verkorting van scherzando.
Scherzando, J Scherzevole, ' schertsend.
Scherzoso, 1 Scherzo, vrolijk muzijkstuk.
Schiettamente, ) ... ,.
r, i ■ li ! op eenvoudige manier, eenvoudig,
bchietto, ^ 1 ° °
Schisma, scheuring.
Schlüssel, sleutel, teeken dat bij Jen aanvang van ieder muzijkstuk gesteld wordt en waarnaar de noten hunne namen ontvangen. Zie verder de inleiding. Scioltezza, vaardigheid, vlugheid.
Sciolto, vrij, ongedwongen, vlug.
Scolia, heilig gezang voor feestelijke gelegenheden. Scord ato, ontstemd.
118
Scordatura, verstemming van een instrument om
moeijelijke plaatsen gemakkelijker te maken. Scorrendo, vloeijend van den eenen toon tot den
anderen.
Scozzese, schotsch.
Sdegnante, versmadend, schamper.
Sdegnosamente, met verachting.
Sdegnoso, opvliegend, bits.
Sdrucciolando, over de toetsen glijdende.
Se bisogna, als het noodig is,
Se piace, als het beliefd.
Seccarara, napolitaausche dans.
Se cc o, droog (korte aanslag).
Second-dessus, tweede sophraan.
Seconda volta, ten tweeden male.
Seconde, seconde.
Secondo partito, tweede stem.
Secunde, de tweede stem.
Secundi ren, seconderen, de tweede stem spelen. Seg., verkorting van segue.
Segno, teeken. zie dal segno.
Segue, het volgt.
Seguidilla, spaansche dans in 5 maat.
Sei, zes.
Sem., verkorting van sempre.
Se mi, half, klein, gebruikelijk bij zamengestelde woorden.
Semi-brevis, halve maatnoot.
Semi-cvoma, zestiende noot.
Semi-drapente, verminderde kwint.
Semi-diatesseron , verminderde kwart.
Semi-ditono, kleine terz.
Semi-fusa, achtste noot'
Se mi-minima, vierde noot.
119
Semiographie, ook aeraeiographie, leer der muzijkale
teekens of de kunst om t.oonen op noten te zetten. Semi-ton, zie demi-ton.
Semi-toniura, halve toon.
Semi -touium modi, geleidtoon.
Semi-tonium octavae, geleidtoon van het octaaf. Semplice, eenvoudig.
Semplicemente, op eenvoudige wijze.
Sempre, steeds.
Sensibile, gevoelig.
Sensibilmente, op gevoelige wijze.
Sentimental, gevoelvol.
Seutimento, gevoel.
Senza, zonder.
Senza ac co ra pagnam en to, zonder begeleiding.
Senza-fiori, i , ■ ■
„ . . ; zonder versieringen.
öenza oruamenti, '
Senza replica, zonder herhaling.
Senza sordino, zonder demper.
beptième, j geptime 7 toon van den grondtoon. Septima, \
Septimen akkord, septime accoord, vierklank bestaande
uit grondtoon, terz, kwint en septime.
Septimole, ( figuur van 7 noten van gelijke waarde Septole, ) als vier noten der ruaat.
Septuor, sextet, een zevenstemmig muzijkstuk. Sequenz, vervolg.
Serenata, serenade, avondmuzijk.
Sereno, helder.
Serinette, klein draaiorgel, tot het afrigten van
vogels.
Serio, ;
0 . ; ernstig.
Senoso, ^
120
Serpent, ) slangvormige pijp of buis, blaasinstrument
Serpente, i voor de laagste baspartijen.
Serrata, slotuitvoering.
Sesquip-edale, anderhalf voet.
Se sta, sexte.
Sestello, sextet.
Settetto, zie septuor.
Settima, septime.
Severamente, strenge, naauwkeiuige voordragt.
Sexta toni, de zesde trap der toonsoort waarin gemoduleerd wordt.
Sexte, de zesde toon van den grondtoon.
Sextetto, sextet, zesstemmig muzijkstuk.
Sextole, figuur bestaande in zes noten, die de waarde
van 4 noten der maat hebben.
Sextuor, zie sextetto.
Sfz., verkorting van sforzando.
Sforzando, I * i i i t i- , ,
Sforzato \ verster^) plotseling zeer sterk.
Sforzando piano, plotseling sterk, daarop zwak. Sgallinacciare, galmen, gebrekkige manier van zingen.
Si, de toon b de zevende trap van den grondtoon C-dnr.
, men; b v. si replica, men herhale.
bémol, de noot b.
bémol majeur, B-dur.
bémol mineur, B-mol.
dièse. de noot B met een leva il sordino, men neme den demper weg. majeur, B-dur.
mineur, B-mol.
Si replica, men herhale.
121
Si seque, men ga voort.
Si tace, men zw^ge.
Si volga, men wende om.
Siciliano, Siciliaansche herdersdans.
Signalist, hoornist.
Signaturen, de cijfers boven de basnoten, welke
akkoorden aanduiden.
Signe, teeken.
Signes accidentels, toevallige teekens.
Signum repetitie nis, herhalingsteeken.
Siguidilla, zie seguidilla.
Silence, pauze.
Silenzio, zwijgen.
Silenzio perfetto, volkomen zwijgen.
Sillet, zadel, kleine kam op den toets van strijkinstrumenten.
Sim., verkorting van simile, op dezelfde wijze voortgaan,
Simplice, zie semplice.
Sin al fine, tot aan het slot.
Sin co pa, zie syncope.
Sin o, tot aan.
Sinfonia, sinfonie, een groot instrumentaal muzijkstnk
bestaande uit meerdere afdeelingen.
Sinistra manu, met de linkerhand.
Sirenengesaug, sirenenzang, liefelijke, verleidelijke zang-Skalden, oude Skandinavische volksdichters.
Skolien, tafel en drinkliederen der oude Grieken. Slargando, ]
Slargandosi, \ uitdovende, verdwijnende.
Slentando, )
Smanioso, woedend, razend.
132
Sm o ren do. \
Smorzando, gt; uitdovende, wegstervende.
Smorzato, )
Smorfioso, versierd,
Smorz., verkorting van smorzando.
Soave, ) ,. „ ...,
c . ' lieteliik. aangenaam,
Soavemente, \ J ■ 0
Soggetto, zin, thema, text van een muzijkstuk.
Sol. de toon G de vijfde trap van den grondtoon C-dur.
Sol bemol, de noot ges.
Sol be mol majeur, ges-dur.
Sol dièse, de noot gis.
Sol dièse mineur, gis-mol.
Sol majeur, G-dur.
Sol mineur, G-inol.
S o 1 e n n e. i ,
011 j. . plegtig.
S o 11 e n n e m e n t e , \ 3 D
Solfa, toonladder.
Solfège, zangoefeningen, zonder text, alleen op vokaleu.
Solfeggiamente, vokale oefeningen.
Solfeggiare, solfegieren, toonladders zingen.
Soli, meervoud van solo.
Solito, op gewone wijze.
Sollecito, bedroefd.
Solmisare, zie solfeggiare.
Solo, alleen (eene stem).
„ , , zangers en muzikanten die zich toegelegd
Solosanger, / ..f .. , .
c , f ; hebben op het voordragen van obligaat-Solospelers, ^ ,
) stukken.
Son. klank, geluid.
Sonabile, dat klank heeft.
Sonagliare, met klokjes rinkelen.
Souagliata, gerinkel.
Sonaglio, klokje, schel.
123
So namen to, het klinken, spelen.
Sonamento di stromenti, het bespelen der instrumenten. Sonante, klinkend.
Sonare, klinken, geluid maken, schellen.
Sonata, sonate, klankstuk, rauzijkstuk in twee of drie
of viei- afdeelingen, elk van verschillend karakter. Sonata da chiesa, kerk-sonate.
Sonatina, kleine sonate.
Sonatore, instrumentspeler.
Sonatrice, instrumentspeelster.
Sonevole, klinkend, geluidmakend.
Sonnet, klein lied.
Sonometer, klankmeter.
Sonoramente, 1
Sonore, i welluidend, helderklinkend.
S o n o r o , '
Sons etouffés, gedempte toonen.
Sons harmoniques, flageolettoonen.
Sonus, klank. toon.
Sop ra, op of boven.
Sophrana, (corda), de kwint der viool.
Sophrano, diskant, bovenstem.
Sopranstimme, sopraanstem, heeft omvang van de
eengestreken c tot de tweegestreken a.
S o r d a, ) ,
„ , gedempt.
Sordo, \ 0 1
Sordamente, dof.
S o r d i n a, ) , ..
„ demper, sourdine.
Sordino, \ 1
Sortita, introductie aria. aria bij het optreden. Sospirando, ^
Sospirante, ^ zuchtend.
Sospirevole, '
124
Sospiro, kwart patize-
Sost, verkorting van sostenuto, gehouden in de maat.
Sostenuto, gehouden gedragen.
Sotto, onder, daaronder.
Sotto voce, zachte, halve, gedempte stem.
Soubrette, de rol van de sluwe dienstmeisjes in opera
of vaudeville.
Souflerie, Maaswerk, windwerk in orgels.
Souffleur, inblazer, voorprater.
Souffleur d'orgues, orgeltrapper.
Souffleuse, inblaaster, voorpraatster.
Soupir, kwart pauze.
Soupir de croche, achtste pauze,
Soupir de double croche, zestiende pauze.
Soupir de triple croche, 32e pauze.
Sourdine, demper.
Soutenir, uithouden.
Souvenir, gedachtenis, herinnering aan aangename
melodien.
Spagnoletta, soort van menuet.
Spartito, partituur.
Spassapensiero, mondtrom.
Spatium, tusschenruimte.
Spianato, eenvoudig, ongekunsteld.
Spiccato, duidelijk, onderscheiden, afgezonderd
Spinetta, spinet, soort van klavier.
Spirito, geest, ziel.
Spiritosa meute, ) ,. , a • -j. geestig, bezield.
opiritoso, \ 0
S. S., verkorting van senza sordino.
S. T., verkorting van senza tempo.
Stabat mater, eene hymne die aldus begint «Stabat
mater dolorosa.quot; de zielsbedroefde moeder stond. Stacc., verkorting van staccato.
125
Staccare, afstoten.
Staccato, afgestoten.
Stagione, eigenlijk hat jaargetijde ; gewoonlijk de operatijd. Stagione di cartello, de tijd, waarin groote opera's en ballets door artisten van den eersten rang worden opgevoerd.
Stanza, stanze, afdeeling in coupletten van een dichtstuk. Stee rtstück, verouderde benaming van klavier. Stentando, weifelend.
Stentato, gedwongen, moeijelijk.
Steso, uitgezet.
Steso moto, breedere meer uitgezette beweging.
Stilo, stijl, schrijfwijze.
Stinguendo, uitdovend.
Stiracchiato, )
o,. , ; gerekt, vertraagd.
Stirato, \ 0
Straceicalando, keuvelend.
Strascicando, \
Strascicato. I , , . ,
Strascinando, slel'ende. gesleept.
Stras cinato, /
Strascinando l'arco, met opgelegden strijkstok, als bij het tremolando, om de toonen niet van elkander te scheiden.
Stavagante, afwijkend, bandeloos, dol.
Stravaganza, afwijking, muzijkstuk van zonderlingen aard. Strepito, leven, gedruisch.
Strepitoso, geruchtmakende, gedruisch makende. Stretta, het in snel tempo intredende laatste gedeelte. Stretto, naauw, eng.
String., verkorting van stringendo, spoedend. Strisciando, er over heen glijden; den eenen toon bij den ander trekken.
126
Stro fa. strophe.
Strombettare, de trompet blazen.
Stromentato, geinstrumenteerd.
Stromenti di flati, blaasinstrumenten.
Suave, liefelijk aangenaam.
Sub, onder.
Sub diapente, ) , , ■ i.
„ , , 1. ' gt; onderkwint.
bub dominante, )
Subitainente, ) i i j vm _ , ., [ snel, dadehik.
Subito. ) J
Subject, zie sujet.
Subsemifusa, 32e noot.
Subsemitonium modi, geleidtoon.
Suites, vervolgen van kleine muzijkstukken.
Sujet, leider der fuga.
j zamenvoeging van su (op, over) en il of la (de).
O U 1 1 ci , )
Sul punticello, bij de kam.
Sul la tastiera, op den toets.
Suono, de toon.
Suoni armonichi, llageolettoonen.
Sussurando, suizelend, lispelend.
Svegliato. vrolijk, opgewekt.
Svelto, vrij, ongebonden.
Symphonie, woordelijk, welluidende zamenstemming. Symphonion, een door Kaufmann uitgevonden instrument, (fluitwerk met klavierbegeleiding). Symphonisch, zamenklinkend.
Syncoptatio, syncope, zamentrekking van maatdeelen. Syncopirten noten, zijn die noten, waarbij het ligte
maatdeel met het zware verbonden wordt. Syntonisch, zamenstemmend.
127
T., verkorting van tasto. tenore, tutti.
T a b a 11o, pauk.
Table d'harmonie, klankbodem.
faboi , j kleine handtrommel.
laboret, )
Tace, ^
ïacet. i zwijgen, pausereu.
T a c i, )
Taille, tenor; altviool.
Taktinversion, maatomkeering.
Talent, vatbaarheid van den geest in den tweeden graad,
»zeer talentvolquot;, komt reeds nabij het genie.
Talon, het onderste gedeelte (slofje of hak) van den strijkstok.
Tambourin, handtrom; ook volksdans in Spanje en in
zuidelijk Frankrijk, 5 maat.
Tambouriner, trommelen.
Tambourineur, trommelslager.
Tamburello, ) , 1
rn , , , ! kleine moorsche trom met schelleties.
Tamburetto, \ J
Tambourino, trommelslager.
Tamburo, kleine militaire trom.
Tamtam, indische handtrom van koper, wordt met eeu
klepel geslagen.
Tangenten, in het klavier de stiften die tegen de
snaren slaan.
Tanto, veel, zeer veel.
Tarantella, snelle italiaansche dans.
Tardando, even als ritardando.
Tastatura, | de klaviatuur of gezamenlijke toetsen van Tastiera, ( piano's of orgels.
128
Tasto, de toets, greep.
Tasto solo, de toets alleen, uitdrukking gebruikelijk
bij het geueraal basschrift.
Tatto, maat.
Teatvo di gran cartello, theater van den eersten rang. Teatio diurno, theater waar bij daglicht gespeeld
wordt.
Technik, kunstleer.
Technischer ausdruck, kunstuitdrukking.
Te de sec, duitsch.
Te deum laudatius, wij loven U o God.
Tema, thema, stof, onderwerp.
Tempestosamente, ) . . . ,p , 5 onstuimig.
iempestoso, \ 0
Tempête, onstuimige dans in j maat.
Tempo, maat, tijdmaat.
Tempo commodo, gemakkelijke maat.
Tempo di ballo, dans tempo.
Tempo di marcia. marsch tempo.
Tempo di menuetto, polonaise tempo.
Tempo di prima, beweging als in het eerste gedeelte.
Tempo frettoloso, steigend, toenemend tempo.
Tempo giusto, juiste tempo.
Tempo ordinario, gewoon tempo.
Tempo perduto, zie tempo rubato. *
Tempo primo, in eerste beweging.
Tempo regiato, het loslaten van het tempo ten einde
eenige versieringen te kunnen aanbrengen.
Tempo rubato, beroofde maat, een noot langer aanhouden ten koste van een andere.
Temps faible, ligte maatdeel.
Temps fort, zware maatdeel.
Ten., verkorting van tenuto, tenue.
129
Tendrement, \
Teneramente. ( teder, tederlijk.
Tenero, 1
Tenerezza, tederheid, gevoeligheid.
Tenore, tenor, de hoogste natuurlijke mannenstem, waarvan de omvang is van c tot de eens gestreken g. Tenore clef, tenorsleutel, staat op de 4e lijn, en heet c.
Tenore huffo, tweede (komische) tenor.
Tenuto, i gehoudengt; gedragen.
ï61' | driemaal.
l r 6, )
Termini technici, kunsttermen.
Terpodion, in 1816 uitgevonden door Buschmann; een '
klavierinstrument op cle piano gelijkende.
Terpsichore, de muze van den dans, afgebeeld met
handpauk en schellen in een dansende houding.
Tertia, terts.
Terzdecimole, figuur van 13 noten ter waarde van 8.
Terzetto, driestemmige compositie.
Tetrachord, toonsysteem van 4 toonen.
Thalia, de muze van het blijspel en luimige dichtkunst.
Thema, zie tema.
Theoretiker, wetenschappelijk musicus, zonder uitvoerend kunstenaar te zijn.
Theorie, wetenschap der toonkunst.
Thesis, neerslag der maat, zie arsis.
Threnodie, treurzang.
Tibia, fluit,
Tibicines, fluitblazers.
Timb., verkorting van timbales, pauken.
Tim balier, paukenslager.
130
Timbre, kleur der klank.
Timorosameute, ) , ^ t-; verschrikt, angstig.
Timoroso, ij lt; o d
Timp., verkorting van timpani, pauken.
Timpanist, paukenslager.
Timpanon, hakkebord.
Tintement, 1 naklank
T* i • i XXctlxXctiUlV** i • i XXctlxXctiUlV*
intino, S
Tiorbo, basluit.
Tiran nas, volksliederen der Spanjaarden.
Tirato, getrokken, gerekt.
Tiré, afstreek.
Tiré, op titelbladen, getrokken uit werken.
Toccata, verouderde benaming van orgelmuzijk nagenoeg gelijk aan caprice.
Toccatina, dergelijk klein muzijkstuk.
Tonart, toonsoort. De gemakkelijkste wijze om de toonsoort te kennen waarin men speelt is: als kruizen aangeteekend zijn, wanneer men een halve toon hooger ueemt dan het laatste kruis; b.v. staat er één kruis (fis) dan is G-dur grondtoon; bij twee kruizen is cis het laatste, alzoo D-dur grondtoon, enz. Bij de mol. teekens moet men het voorlaatste nemen, staan er twee moiteekens bes en es dan is de grondtoon B-dur, drie moiteekens bes, es, as alzoo es grondtoon enz. (1).
Tonatilla, spaansch volkslied.
Ton bas, lage toon.
(1) Met de mol-toonsoorten gaat dit echter niet, daar deze eene kleine terta lager zijn dan de dur-toonsoorten. Men zou in dat geval eerst twee toonen hooger kunnen nemen.
Aanmerk, van den Vertaler.
131
Ton haut, hooge toon.
Ton generateur, hoofdtoonsoort.
Tonika, | „r0n(j(i00n jgj. toonsoort.
Tonique, 1 0
Ton majeur, dur-toonsoort.
Ton mineur, mol-toonsoort.
Tonologie, de leer der toonen.
Tonometer, tooumeter.
Tona de la trompette, j bijvoegingen, bladen voor Tons du cor, ( hoorn cn trompet.
Tonsystem, reeks van muzikale toonen in afgemeten
orde gesteld.
Tos to, spoedig, haastig.
Touche, aanslag, toets.
Tr., verkorting van triller.
Trainé, gesleept, gebonden.
Trait, snelle notenreeks.
Trait d'harmonie, akkoordonreeks.
Trait de chant, melodische zin.
Tranquillamente,
Tranquillo, \
Transcription, het overbrengen van een zangstuk voor
piano of ander instrument.
Transitie, overgang.
Transitus, doorgang.
Transposer, j het overbrengen van een muzijkstuk Transponiren, ( in een andere toonsoort. Transposition, transponering, overzetting in een andere
toonsoort.
Transcinando, slepend.
Traversière, dwarsfluit.
Tre, drie, driemaal.
Trcm., verkorting van tremolo.
9*
132
Tremando, j , .
Tremolando, j bevend' ^^'end.
Tremoliren , tremuleren, heven.
Tremolo, ) ,
m , bevmo-,
Tremulo, ) n
T r i a d e n, 1 , . , , ,
rp . dneklanken.
Trias, (
Trias defieiens, verminderde drieklank.
Trias harmonica, harmonische drieklank.
Tricinia, tricinien, driestemmige muzijkstukken.
Trilletta, kleine triller.
Trillo, triller.
Trillo caprina, bokstriller.
Trio, driestemmig instrumentaal muzijkstuk; ook als aanhangsel van sommige stukken, bij polinaises, menuetten, enz.
Triole, grootere noten die in plaats van twee in drie
gedeeld zijn; b.v. een vierde in |.
Triomphant, ) , . , ,
Trionfante, i tnumpherend , overwinnend.
T r i p e d i s o ii o, guitarrehouder.
Triple, driewerf.
Triple chroche, 32e noot.
Trisemitonium, de kleine terts.
Trivial, gemeen, alledaags.
Tromb., verkorting van trombone.
Trom ba, trompet.
Tromba spezzata, basbazuin.
Trombadore, trompetter.
Trombone, bazuin of bazuinblazer.
Tromp., verkorting van trompet.
Trompette a clefs, klephoorn, trompet met kleppen. Troppo, te voel.
Troubadom s, dichters en minnezangera uit lt;le 11-14-eeuwen.
Tuba, op de bazuin gelijkend instrument, de sterkste
en diepste bas, 10 voet toon.
Tumnltuoso, stormachtig, bewogen.
Turco, tnrksch.
Tutta la forza, niet alle kracht.
Tutte corte, alle snaren.
Tutti, alle stemmen vereenigd, koor.'
Tympanistra, pavtkenslager.
Tympanum, | n
Tympano, )
Tyrolienues, tiroische liedeven.
U. C., verkorting van una corda.
Uguale, geliik.
Un, \
Una, [ eeu, eene.
Uno, ]
Una corda, op eene snaar.
Unca, achtste noot.
Undecime, de ll,te toon van den grondtoon af. Undulazione, het beven van den toon bij strijkinstrumenten, door het bewegen van den opgezetten vinger.
Un pochettino, een klein weinig.
Uu po co, een weinig.
Un poco piü, iets meer.
Unis., verkorting van unisono, eentoonig, ook tutti. Unison us, eenklank.
U nitame n te, oveveensteinmend.
Ut of do, de eerste toon van de ditatonische ladder
C-dur.
Ut bémol, ces.
Ut dièse, cis.
Ut dièse majeur, cis-dur.
ü-t dièse mineur, cis-mol.
Ut supra, als boven, als vroeger.
V., verkorting van voce.
Va., verkorting van viola.
Vaceto, snel, gezwind.
Vacillando, wankelend.
Valeur, ) ,
,r , ; waarde.
Val ore, i
Valse, wals.
Var., verkorting van varié.
lr . . '■ variation, veranaentigen van een thema.
,r ■ ■ [ veranderd, gevarieerd.
Vaudeville, zangspel.
Vc., verkorting van violoncelle.
Veemente, hevig, sterk.
Veitstanz, in krankheid ontaarde danswoede die tnsschen
de r2c en 1-lc eeuw in Duitschland meermalen voorkwam.
Veloce, / i , l i
*r i . [ snel, ving, vliegend.
Vclocemcnte, ^ ^' 0
Vclocissimamente, ) , , ,
i • ■ . ten snelste.
Velocissimo, 1
Velocita, gezwindheid.
Veni sanoto spiritus, overoud kerkgezang. Ventil. luchtklep.
V e n u s t o, lieftallig.
Versetto, strophe, vers.
V ertatur.
, . men wende om.
Verte,
Vezzosaraente, / , , n.-i • „ i ' narteliik, innemend.
Vezzoso, i
Vibrazione, trilling, vibratie.
Vibrato, getrild.
Vibriren, het doen trillen der snaren.
Vicenda, wisseling.
Vicenda, ^
Vicendevole, afwisselend, afwisselender wijze.
Vicen d e v o lm ente, ^
' zie (wanneer iets weggelaten is enz.)
Vietato, verhinderend, weigerend.
Vigorosamente. ) , , , ,. ■ -T.D ' sterk , krachtig.
Vigoroso, *
Vilanello, een oude landelijke dans met zang. Vinetten, drinkliederen.
Viola, viola di braeeio, viole, violet, bratsche, altviool, zie alto viool.
Viola d'amore, liefdesviool, van de grootte vaneen alt met 10 snaren, waarvan zes darmsnaren en vier besponnene.
Viola di gamba, zie gambe
Violentemente, I i i- i •
. , geweldr;, hevig.
Vlolento, \ D °
Violino, viool.
Violino piccolo, kwartviool.
136
Violino di pochetto, zakviool. Voci
Violino primo, eerste viool. Vol'
Violino secundo, tweede viool. Volf Violoncelle, i basviool, violoncel, is een octaaf lager Vol:
Violoncello, ( dan de alt-viool. Voli
Virtuoso, virtuoos, meester in de kunst. Vol
Virtuositat, meesterschap. Yoc
Vista, (a prima vista) op het eerste gezigt van het blad Voc
Vistamente, vite, snel, rasch. Vol
Vivacetto, een weinig levendig. Vol
Vivacissimo, zeer levendig. Vo
Vivamente, levendig, frisch. Vo
Vivo,quot;levendig.
V o., verkorting van violino.
Vocale, met de stem, zang.
Vocalezzare, vocaliseren, met klanken (vokalen) zangoefening houden.
Vocalezzo, stemoefening. X3
Vocalmusik, zangmuzijk. X;
Voce, stem.
Voce di petto, borststem.
Voce di testa, hoofdstem.
Voce granita, ronde, volle, kernachtige stem.
Voce intonata, zuivere stem. Y
Voce pastosa, volle, buigzame stem.
137
Vociiia, kleine, schrale stem. Voelone, groote straatzangersstem. Volglia, verlangen.
Volante, vlugtig.
Volate,
E'
,T , . kleine loopjes ter versiering.
Volatino, ( rj amp;
Volta, | ^ v ]a prima volta, de eerste keer.
Volte, ) 1
Voce rauca, ruwe stem.
Voce spiccata, stem, waarvan de toonen duidelijk en
parelachtig ten gehoore worden gebragt.
Voltare, omkeeren, omwenden.
Volti, wend om, keer om.
Volti subito, keer snel om.
Volubile, , j.- i , ,■
Volabilmente, 1 vlust,g' 0nbesteudlg-Vorschlag, voorslag, kleine noten ter versiering. Vox, stem.
Vox acuta, hooge, scherpe stem.
Vox nasalis, neusgeluid, neusstem.
V. S., verkorting van volti subito.
v . ) hout en stroo harmouika, uitge-
Xylocarphion. / , . j ixLr. x
v*7,, J vonden in 1810 door Uthe te
Xylharmonicon, i ,
I bangerhansen.
Yo, indiaansche fluit.
138
Zampogna, schalmei.
Zapateado, spaansche volksdans,
Zelo, ijver-
Zelosamente, ) .. .
Zeloso, ' J «veng, vung.
Zingaresca, zigeunerlied.
Zo pp o, lam, hinkend.
Zufolo, italiaansche benaming voor flageolet.