van den
om den
PAUS TE KIEZEN TOT KONING VAN FRANKRIJK.
ingevolge de opdhaoht van den «haak, uitgegeven dook
internationale agenten van op wachtgeld gestelde souvebeinen.
AMSTERDAM. - K. H. SCHADD. Juni 1871.
m---) ■' ■ ■■ ■
■
• ■ ■%«• ■ ■ ■..... ■ . .
• •■ ■• ' ........ ; '■■■ - ■ ^ ■ • -•■:-■■ ■ ■ É|| ■ ■
'
.• • . ■. ■. ■ . -„ ' ^ . ,gt; 'i V.,...... .... .. , .;, ,
I.
BRIEF VAN DEN GRAAF VAN CHAMBORD
AAN DEN IIEER
JOHN BICKERSTAFF.
Mijnheer!
Tk heb vernomen dat gij onlangs een internationaal agentschap hebt opgericht, ten dienste van de vorsten, die door hunne volken op wachtgeld zijn gesteld. Daar ik de oudste ben van allen, die in den ongelukkigen toestand verkeeren, in Frankrijk den troon hunner vaderen niet te kunnen beklimmen, koester ik de rechtmatige hoop, dat gij wel zoo vriendelijk zult zijn, mijn verzoek om bijgaand stuk uit te geven, niet te weigeren. Gij zult u daardoor de verdienste verwerven, tot de weinigen gerekend te worden, die nog trouw zijn aan de tra-ditioneele beginselen der monarchie, zonder welke slechts regeeringloosheid en verwarring in de maatschappij kunnen heerschen, en er niets op zijne plaats kan zijn, — ik zelf het allerminst.
Ik zal mij niet verder met deze beschouwing bezig houden, hoe belangrijk zij ook moet wezen voor een zoo
4.
braaf en beschaafd mensch, als ik iu u kan onderstellen. Tk weet dat de directeurs van zulke groote handelson-dernemingen als dc uwe, voor niets ooren en oogen iiebben dan voor dc taal der cijfers en der rede. Ik weet ook, dat nienschen als gij alle zaken slechts beschouwen inet het oog op de voordeelen die zij kunnen opleveren. Ik zal mij er wel voor wachten u hierover tc berispen. Ik ken velen die denken even als gij. De toestand, waarin ik mij bevind, maakt het mij bovendien tot wet, alles le eerbiedigen, wat slechts eenigszins betamelijk is, en de voordeelen, die gij geniet als vergoeding voor uwe diensten, zijn dat in te hooge mate, dan dat ik iets ten hunnen nadeele zou kunnen zeggen.
Hoe weinig aangenaam het ook is voor het hoofd van een koninklijk huis om zich met geldkwestiëu te bemoeien, wil ik u op dit kiesche punt genoegen doen. Ik verbind mij hier op mijn eerewoord, om uit mijne eigene middelen alle kosten van zetten, opmaken, drukken, vouwen, innaaien..... in één woord alle kosten, die
aan de uitgave eener brochure zijn verbonden, onvoorziene zoowel als gewone, te vergoeden.
Na deze juiste en duidelijke verklaring, blijft mij slechts over, u de overtuigende bewijzen te geven, dat ik in staat en genind ben, de belofte, die ik heb afgelegd, nauwgezet na te komen.
Tot op zekere hoogte zoudt gij, waarde heer, dat kunnen betwijfelen. Nooit heb ik eenig beroep, van welken aard ook, uitgeoefend, gij zoudt n dus met reden kunnen afvragen, of ik in mijn loopbaan eenig vermogen heb kunnen bijeen garen. Ik betwist volstrekt niet, dat ik geen vermogen bezit van dien aard, maar ik heb ge-erfd van mijne voorouders, en gij kunt overtuigd zijn,
5
mijnheer, zonder cenige vrees voor vergissing, dat hoewel mijn persoonlijk overgegaard vermogen niets beteekent, dit met het andere niet het geval is.
Ik heb gezorgd, dat deze omstandigheid in mijne laatste proclamatie duidelijk nitkvvam. „Ik beu geen partij,quot; heb ik gezegd, „eu als ik terug kom, dan zal ik ook niet door een partij regeeren. Ik heb geen belee-diging te wreken, geen vijand het land uit te jagen, geen vermogen terug te winnen, behalve dat van Frankrijk.quot; De juistheid van deze woorden heeft iedereen getroffen.
De stellingen, die ik verkondigde, waren zoo duidelijk, dat ik de moeite niet genomen heb ze te bewijzen, zooals iedereen heeft opgemerkt. De laatste, namelijk: dat ik geen vermogen heb terug te winnen, is nog de sprekendste van allen. Zij is zoo waar, dat het nog bij geen enkel journalist is opgekomen, haar te bestrijden, en toch, God weet of de republikeinsche bladen mij hebben gespaard, of zij mijne geheele proclamatie, enkele plaatsen uitgezonderd, niet in verdenking gebracht hebben, eu in de eerste plaats hetgeen mijn politieke vrienden mij altijd zoo sterk hebben aangeraden te zeggen van de partijen, door welke ik niet wil regeeren. De eenstemmigheid, waarmee de pers op dit punt mij geloof schenkt, zal mijnheer, naar ik meen, u geheel eu al gerust stellen omtrent mijne goede trouw. Ik acht het ook uiet volstrekt noo-dig u er op te wijzen, om u nog meer te overtuigen, dat men gewoonlijk geen kasteelen, rijtuigen, lakeien, kamerheeren, paarden, palfreniers enz. houdt zonder eenig vermogen te hebben.,., allemaal dingen die ik bezit in ecne menigte, welke ik eerbiedwaardig zou noemen, in-
dien ik niet vreesde mij ia de hoogte te steken, hetgeen men altoos moet vermijden, behalve in proclaniatiën aan het volk. In dat geval kan men geen te vleiend portret van zich maken. Ik heb dezen regel tot nog toe altijd stipt opgevolgd. Gij kunt dat gemakkelijk onderzoeken door mijne verschillende geschriften na te pluizen, die overigens zoo weinig talrijk zijn als maar mogelijk is. Gij zult zoodoende tot de overtuiging komen, dat een man, die zoo zorgvuldig de gebruiken van zijn land eerbiedigt, niet in staat is zijne medemenschen te bedriegen. Gij zult dan ook de zekerheid verkrijgen dat ik ernstig van zins beu, ten uwen opzichte mijne verplichtingen te vervullen.
Het is ongetwijfeld treurig dat zoo vele koningen, mijne ambtgenooten, zoo vaak hun woord niet zijn nagekomen voordat zij den troon beklommen, en zelfs dan zich niet altijd aan hunne belofte hebben gehouden, indien dit in hun voordeel was.
Ik besef volkomen, dat deze herinneringen, die helaas! maar al te talrijk zijn, de geloofwaardigheid van mijne woorden zeer zullen verzwakken. Ik zal het daarom nooit aan een lid van mijne familie kunnen vergeven, dat hij zoo schandelijk het eens gegeven woord heeft geschonden, door juist het tegendeel te doen van 'tgeeu hij beloofd had. Wie zou hem daartoe in staat hebben geacht? Hij sprak van niets anders dan van zijn voornemen om den godsdienst in zijne oude zuiverheid en zijn oorspronkelijk geloof te herstellen. Hij zeide zijne gebeden even berouwvol op als ik. Ik geloof zelfs —• God vergeve het mij — dat hij het beter deed dan een der afstammelingen van den heiligen Lodewijk, en dat zegt niet weinig, want sedert mijne teederste jeugd heb ik de eer genoten, door dc
7
eerwaarde paters Jezuïeten te worden opgevoed. Ik durf hopen dat deze laatste omstandigheid alle vooroordeel, dat gij tegen mijn persoon kunt hebben, zal wegnemen. Inderdaad, nog nooit heeft men hooren zeggen, dat de Jezuïeten de leugen en het bedrog tot een maatschappelijk beginsel hebben verheven. Men heeft dat wel is waar aan de oude vaders verweten, en voornamelijk aan Escobar, de achtenswaardigste van allen, maar ik kan u de verzekering geven dat de thans levende vaders in geen enkel opzicht de vroegere leerstellingen van hunne orde volgen.
Indien gij, in weerwil van al mijne inlichtingen, in uwen twijfel ten opzichte van mijne goede trouw volhardt, zal ik u per post het bedrag, dat gij denkt noo-dig te hebben, toezenden. Ik geloof dat gij in dat geval zoo voldaan zoudt zijn, als hier beneden mogelijk is.
En nu mijnheer, zij Godc bevolen.
VOORSTEL VAN DEN GRAAF VAN CHAMBORD
AAN
DE NATIONALE VERGADERING.
Mijnheer de President,
Mijne heeren afgevaardigden.
Te midden der slagen, die ons ongelukkig vaderland treffen, te midden der smartelijke omstandigheden, waarin
8
wij ons bevinden, en die van zoo verstandige menschen als gij daden doen verwachten en geen woorden, heb ik in het Journal officiel met eene onuitsprekelijke blijdschap het voorstel gelezen van den heer de Cazcnove de Pradines om in geheel Frankrijk plechtige bidstonden uit te schrijven, ten einde God te smeeken, zelf een einde te maken aan onze rampen.
Ik wensch den heer Cazenove van ganscher harte geluk met zijne heerlijke ingeving en de energieke wijze waarop hij heeft aangedrongen, dat zijn voorstel zonder eenig uitstel in toepassing werd gebracht. Hij kan overtuigd zijn dat aan zijn naam voortaan eene bijzondere onsterfelijkheid zal zijn voorbehouden. Met even groote vreugde heb ik gezien, hoe krachtig het voorstel van den heer de Cazenove door den generaal du Temple is ondersteund. De dappere generaal heeft zich trouw getoond aan den naam dien hij draagt. Nuni et nohlessc oblige.
Ik kan deze beide heeren te eerder danken, dat zij do vergadering dezen weg hebben aangewezen, daar ik volstrekt geen andere wapenen bezit dan die van het gebed, om de gevaren te bezweren, die de maatschappij bedreigen. Ik kan mij wel is waar niet ontveinzen, dat God tot nog toe de klachten, die ik gedurende den oorlog geregeld eiken dag tot hem opzond, niet gehoord schijnt te hebben, want onze toestand is na den vrede eer verergerd dan verbeterd. Maar dat doet er niet toe. Ik ben standvastig in mijn geloof en geen macht op aarde zal het ooit aan het wankelen brengen, — dat is eene van mijne merkwaardigste eigenschappen. Gij kunt dus verzekerd zijn, dat ik mijne gebeden met de uwe zal vereenigen, indien gij goedvindt het voorstel van uw medelid aan te nemen; ik verbind mij zelfs plechtig, om
9
te Frohsclorf eenc buitengewone processie te doen plaats hebben, waaraan ieder bewoner van mijn huis zal deelnemen. Het zal mij spijten, dat de waardigheid, die aan lieden van mijn rang toekomt, mij verhindert, zelf aan deze plechtigheid deel te nemen, maar ik beloof u op mijn woord van eer dat ik mij er zal laten vertegenwoordigen door mijn eersten kamerheer. Ik twijfel niet, of ik zal, door zoo te handelen, doen wat in mijn vermogen is om het geluk van Frankrijk te bevorderen, — de eenige troost die mij op mijn ouden dag kan blijven.
Mijne Heeren,
Na de heeren de Pradines en du Temple de geluk-wenschen te hebben gebracht, die hun rechtmatig toekomen, doe ik u een voorstel, van mij zelf uitgegaan, opgekomen en uitgewerkt bij mijne nachtelijke overpeinzingen in mijn stil studeervertrek, cn bestemd om ons ongelukkig vaderland te redden.
Gehoorzamende, mijne heeren, aan de stem van mijn geweten en aan die der rede, heb ik de eer u voor te stellen : den Paus tot Koning van F r a n k r ij k te kiezen.
De voordeelen van deze keuze, indien gij goedvindt er toe te besluiten, zijn te in het oog loopend, dun dat zij niet zulke uitstekende, waardige en voornamelijk zulke katholieke, apostolische en roomsche mannen als gij, duidelijk voor den geest zouden staan. Ik zal mij dus vergenoegen ze zoo beknopt, mogelijk op te sommen.
Het is u niet onbekend, mijne heeren, dat onder de regeering mijner vaderen, Frankrijk teu allen tijde den eerenaam van „oudste zoon der kerkquot; heeft verdiend.
10
Deze eernaam zal, wordt mijn voorstel aangeuomen, in nog hoogere mate gewettigd zijn, — en hot is de plicht van ieder weldenkend onderdaan te zorgen, dat de rechtmatigheid van dezen titel zoodanig worde verzekerd, dat niemand Frankrijks recht er op kan betwisten.
Vervolgens mijne heeren, zult gij geen ketterij meer behoeven te vreezen. Mijne geheele ziel wordt droevig gestemd bij de gedachte, dat Frankrijk, na den beker der dwalingen tot op den bodem toe te hebben geledigd, het voetspoor zal volgen van Beieren en op een goeden dag er toe zou kunnen geraken, de onfeilbaarheid van den paus in twijfel te trekken. Gij behoeft zulk een ongeluk niet te vreezen, als gij den paus op den troon mijner vaderen plaatst. Mocht ooit de ketterij eenige vorderingen maken in de rijen uwer getrouwen, de Jezuïten zonden de kinderen der schuldigen onder hunne heilige hescherraing nemen, zij zouden ze opvoeden in hunne kloosters, ze doopen en den slechten geest uit hen verdrijven, zooals men te Rome deed met het kind van Mor-tara. Zoo zoudt gij het volk van den oproerigen geest volkomen genezen.
Wilt gij, mijne heeren, een zoo rampzalig ongeluk verhoeden, dan is, geloof ik, het oogenblik van handelen gekomen, want uit alle oorden wordt mij bericht, dat sedert het noodlottige jaar 1830 het ongeloof groote vorderingen heeft gemaakt. Te meer is het wenschelijk krachtig op te treden, daar de gebeurtenissen der laatste tijden menig geloovig hart op een dwaalspoor hebben gebracht. Gaat men de rampen na, die Frankrijk hebben getroffen, dan kan men ze veilig verklaren uit het betreurenswaardig feit, dat het de eenige ware, godsdienstige beginselen heeft verlaten. In al mijne proclamation, en
II
met bijzonder veel nadruk in de laatste, heb ik dit deu volke onder 't oog gebracht.
De slagen echter waarmee het pausdom is bezocht, zouden bijna oorzaak zijn dat men het juiste spoor bijster werd en dus niet meer zou weten waaraan zich te houden. Het past geeu goede christenen te onderstellen, dat God ook het pausdom heeft willen tuchtigen, en toch heeft dat zelfde pausdom veel meer beproevingen moeten doorstaan als Frankrijk, want het heeft al zijne wereldlijke bezittingen verloren, terwijl ons vaderland slechts een klein gedeelte van zijn grondgebied heeft moeten afstaan.
Ik weet wel dat eenige onzer politieke vrienden, en onder hen de waardige en geleerde Louis Veuillot, eenc zeer eenvoudige verklaring hebben gegeven van de rampen, waaraan het pausdom heeft blootgestaan. Zij hebben ze toegeschreven aan de onverschilligheid, waarmee in Frankrijk tegenwoordig godsdienstige belangen worden behandeld, en aan de goddelooze nalatigheid in het vieren van den Zondag. Deze verklaring zou zeer gelukkig zijn, indien zij even logisch was als vernuftig, maar het kan een rechtvaardig beoordeelaar niet ontgaan hoe gebrekkig zij is en hoe weinig zij het gezond verstand voldoet. Houdt gij hierbij in het oog dat God in de laatste jaren het protestantisme heeft begunstigd tot groot nadeel van het katholicisme, dan kunt gij niet anders dan huiveren bij de gedachte aan de conclusiën, die weinig verlichte menschen er uit zouden kunnen trekken.
Neemt gij daarentegen mijn voorstel aan, dan verdwijnen alle tegenstrijdigheden als met een tooverslag. De paus krijgt een wereldlijk gezag terug als hij nooit te voren heeft bezeten. De beproevingen, die hij heeft moeten ondergaan worden zoovele weldaden der Voorzienigheid,
13
omdat hij, had de loop der gebeurtenissen er niet toe geleid, nooit een troon zou hebbeu beklommen, zoo aanzienlijk als die van Frankrijk.
Alles zal dus ten beste geschikt zijn en tot genoegen van iedereen.
Gij zult bovendien het groote voordeel hebbeu, dat gij voortaan geen eiviele lijst meer behoeft te betalen. De Pieterspenning verschaft den paus een inkomen, groot genoeg om zich er van te onderhonden. En daar tot die schatting de Duitschers evengoed bijdragen als de overige volken, kunt gij verzekerd zijn, door tusschenkomst van den Paus, langzamerhand weer in het bezit te geraken van de vijf milliarden, die gij aan uwe overwinnaars moet betalen. Benoemt gij een koning, dan is het duidelijk, dat het hem onmogelijk kan ziju, met zijne hofhouding van een salaris van 20 millioen rond te komen, en deze som vertegenwoordigt op den duur een kapitaal, dat onder de tegenwoordige omstandigheden aanzienlijk mag genoemd worden. In 10 jaren bijvoorbeeld zou uw koning u tweehonderd millioen kosteu.
Van groot belang is verder, dat gij, met den paus aan uw hoofd, verzekerd zult zijn van dc overwinning in alle oorlogen, die gij voert. Het ligt voor de hand, dat als er een oorlog uitbreekt, gij het recht aan uwe zijde hebt, want de paus kan nooit ongelijk hebben. Bovendien zou de oorlog slechts ten doel kunnen hebben, hem door het recht van verovering een of twee provinciën te ontnemen, die deel uitmaken van zijn wereldlijk gezag. Nu is ten allen tijde deze verfoeielijke daad gestraft met den pauselijkcn banbliksem. De paus zou het recht hebben, de katholieke onderdanen van de hem vijandige vorsten te bevolen, onmiddellijk de wapenen neer te leggen, op straffe van
13
in den ban te worden gedaan. Onze katholieke vijanden zouden wel een zeer verstokt gemoed bezitten, als zij zich niet onmiddellijk aan zulk een even schrander als onfeilbaar bevel onderwierpen.
Ongetwijfeld zult gij de opmerking maken, mijn heeren afgevaardigden, dat ik door dit voorstel afzie van mijn traditioneel voornemen om, zoo spoedig ik er toe in de gelegenheid was, den troon mijner vaderen weer te beklimmen. Men zal mij zeker de buitengewone zorg verwijten, met welke ik in elke proclamatie, en zelfs in mijne particuliere brieven deed uitkomen, dat ik zeer gaarne afstand zou doen van den troon mijner voorouders, indien mijn recht om hen op te volgen niets was dan een recht en geen plicht, — en wel een gebiedende plicht, daar volgens de meening van mijne vele aanhangers ik alleen, krachtens mijne erfelijke rechten. Frankrijk gelukkig kan maken — wel te verstaan, zoo lang ik leef. Ik kan mij niet ontveinzen dat mijn voorstel met mijne vroegere verklaringen in lijnrechten tegenspraak is. Maar ik vrees volstrekt niet het oordeel van mijne tijdgenooten en evenmin dat van de geschiedenis, want ik otfer in dit geval mijn persoonlijk belang op voor dat van het volk, en in het vorstengeslacht is dat een groote zeldzaamheid. Het zal overigens wel bij geen verstandig mensch opkomen, mijn recht te betwisten om de aanspraken, die ik heb op den troon van Frankrijk, af te staan aan wien ik wil. Dit punt kan dus geen moeielijkheden opleveren.
Mijn voorstel heeft bovendien het onschatbare voordeel, van gelijktijdig een republikeinschen en een monarchalen regeeringsvorm in te voeren, want het pausdom steunt op het kiesrecht en niet op het erfrecht. Deze gemengde vorm van bestuur zal, naar mijne mee-
14
ning, eindelijk alle partijen met elkaar verzoenen, want het bevredigt aller wensclien naar denzelfden maatstaf.
Bij het onderzoek der geschiedenis van het pausdom, beu ik tot de overtuiging gekomen, dat het beginsel der erfelijke monarchie, hetwelk ik tot nog toe beschouwde als de hoeksteen der maatschappij, in waarheid niet het beste is, te oordeeleu naar de dynastiën der verschillende landen, die beurt oiu beurt neervallen te midden van het puin, dat zij rondom zich ophoopen, terwijl het pausdom — dat niet erfelijk is — zich veel langer heeft staande gehouden dan eene enkele dynastie, die mij bekend is, en nooit, zoolang het bestaat, de oorzaak geweest is van zulke rampen, als Frankrijk getroffen hebben in de laatste dertig jaren.
Zoodanig zijn, mijnheer de president en mijne heeren afgevaardigden, de beschouwingen die mij hebben geleid tot mijn voorstel. Op het eerste gezicht kan het oppervlakkige lieden toeschijnen als een gril, maar zijn belang en de voordeelen, die men er van kan verwachten, zullen zeker niet aan uw scherpen, doordringenden hl ik ontgaan. De voordeelen zijn aanzienlijk, en, wat nog meer zegt, in het oogloopend; men kan met geen mogelijkheid zooveel zeggen ten gunste van de erfelijke monarchie, want zoo ik al kan belooven een voorbeeldig koning te zijn en nooit zulk een oorlog te beginnen als dien van 1870, het is mij bepaald onmogelijk de verzekering te geven, dat mijn opvolger niet de grootste domkop van de wereld zal zijn en Frankrijk niet in nog grooter ellende zal storten als die waarvan gij thans getuige zijt. De pauselijke waardigheid is niet erfelijk, er bestaat dus grond tot de onderstelling dat men altijd iemand van eenige bekwaamheid tot hoofd van den staat zal kiezen.
ïn weerwil der vriendschappelijke tegenstribbelingen van eenige mannen van aanzien, die zeer gehecht zijn aan de traditioneele monarchie en voornamelijk aan de hooge betrekkingen, die hunne voorouders toen bekleedden, meen ik plichtmatig gehandeld te hebben, door n dit voorstel te doen toekomen. Ik zou meenen eerloos te handelen indien ik u niet mijn middel om het land gelukkig te maken, mededeelde. Men zou recht hebben, te gelooven, dat alle mijne betuigingen, dat het mijn vurig verlangen is Frankrijk gelukkig te zien, slechts holle klanken zijn, bestemd om leegloopers te foppen. Men zou daartoe te eerder gerechtigd zijn, daar men mijne nauwgezetheid in het vervullen van de voorschriften der katholieke kerk kent en dus zou kunnen meenen, dat ik mij ook vereenig met het volgende — een der oudste, dat het meest in toepassing wordt gebracht: „Charité bien ordonnée commence par soi-mênie.quot; Tot geen prijs zal ik ooit toestemmen, dat men gerechtigd is mij zulk een taal in den mond te leggen.
Mijne heeren, ik beveel u aan in Godes genadige bescherming.
Voor afschrift: zorgvuldig met het origineel vergeleken,
JOHN HIOKER8TAFF.