„De Tijdquot; IS eene Katholieke
AMSTERDAM.
P. H. ROB IJ N S.
1871.
DOOR
„ Ik en weet liet nietzegt vader Cats, maar wat ik weet, is dat, volgens het hollandsch spreekwoord: hij, die zijn neus schendt, zijn aangezicht beschadigt, en dat, wanneer iedereen hierover beter nadacht, er niet zoovelen zouden gevonden worden , die maar zoo dadelijk, bij de eerste opwelling van gegronde of ongegronde ontevredenheid, gereed zijn datgene te bestrijden, wat zij moesten verdedigen. Ziet, waarde lezers! zoodanig was mijn gevoelen, bij het lezen der jongste brochure van Mr. ïra-vailleur, die zich, door vorige geschriften, een waarlijk benijdehs-waardigen naam verwierf; doch thans schijnt te vergeten, dat, naast hem, nog vele andere mannen van naam, in het strijdperk staan om recht en waarheid te handhaven, logen te straffen en huichelarij te ontmaskeren.
Eendrachtige samenwerking nu van die mannen, en van Mr. Travailleur met hen, kan de gewenschte vruchten voortbrengen , waarvoor zij strijden; tweespalt en verdeeldheid van gevoelens echter schaadt niet alleen de goede zaak, maar maakt hem, die daarvan de bewerker is belachelijk, in de oogen der tegenstanders , en levert hun nieuwe wapenen, tegen de zaak, die hij meent te verdedigen.
Nu weet ieder, en onzen geachten Maitre is het ook niet onbekend, dat de antikatholieken alles, logen en laster niet uitgezonderd, wat dienen kan, of wat zij vermeenen te kunnen die-
4
nen, tegen de katholieken, met graagte gebruiken, om de Kerk te bezwalken. Die kost wordt, tot vervelens toe, gekauwd en herkauwd, met sprookjes van allerlei aard gekruid, eu ofschoon honderde malen, als wansmakend, veroordeeld, telkens voorge-diend, met eene hardnekkigheid, die ons, indien wij slechts een greintje gezond verstand bezitten, de schouders doet ophalen en aan een ander vaderlandsch gezegde denken: gek geboren, gaat nooit over.
Wat is dan de plicht van elk katholiek, en bijgevolg ook van Mr. Travailleur, tegenover dit zich dagelijks herhalend feit? Allen, die zich ten doel stellen de voortreffelijkheid der ware Kerk te bewijzen en haar onschendbaar recht te handhaven, te ondersteunen, hen met alle mogelijke eerlijke middelen bij te springen en hun door geenc haarkloverijen de zware taak, die zij zich hebben opgelegd, te bemoeielijken.
Onder hen, die ons voorgaan, in het worstelperk van het ware, bekleedt de redaktie van „ de Tijdquot; eene eertse plaats. Zij toch heeft reeds gedurende vele jaren, met warmte en waardigheid, de zaak der katholieken geschraagd, zoodat ieder rechtgeaard katholiek, zoowel als elk waarheidlievend protestant, het onmogelijk kan nalaten haar zijne volle sympathie te schenken.
Niet dus uit vrees, dat men aan de katholiciteit van „ de Tijdquot; zal twijfelen, noch in de veronderstelling, dat de bewuste brochure veel kwaad zal doen; treed ik uit mijne obscuriteit te voorschijn en schrijf ook eens iets, maar om den zich onfeilbaar wanenden Mr. Travailleur aan te toonen, dat hij dwalen kan en wel zeer schromelijk gedwaald heeft, met de uitgave van zijn jongste geschrift.
Misschien ziet ZEd. daarin ecu nieuw bewijs van kameraderie; doch hij kan gerust zijn. Schrijver dezer bladzijden is zelfs niet eens bij naam bekend, aan de redaktie van „de Tijd,quot; en de eenige drijfveer zijner vermetelheid: tegen Mr. Travailleur te durven optreden ; is: eenigzins te herstellen, wat deze bedorven heeft en Hee-ren redakteuren van het aangevallen blad aan te sporen voort te gaan, zich aan dergelijke kleingeestigheden niet te storen.
5
Nog een enkel woord, Maitre! wensehte ik U, in mijn voorrede, te zeggen, alvorens tot de zaak over tc gaan. Uwe brochure te wederleggen is niet mijn doel, dewijl nonsens voor geene wederlegging vatbaar is. Alleen wil ik U antwoorden, op de vraag, die ge mij zondt kunnen stellen, of ik mij soms verbeeld, dat „de Tijdquot; zonder fouten en onfeilbaar is.
Zie beste Heer! mijn gevoelen is: dat alles, op dit onder-maansche, onvolmaakt is en dat dus ook „de Tijdquot; in dien algemeenen regel deelt. Of die fouten van zoodanigen aard zijn, dat men hare katholiciteit moet betwijfelen en het beginsel loochenen , dat zij reeds zoolang en zoo krachtdadig heeft gehandhaafd, dit mijn waarde! is eene andere vraag, die zeker, in het voordeel van de door U veroordeelde courant, kan worden uitgelegd. Bedenk toch, dat zij met moeielijkheden van allerlei aard te kampen heeft, die het haar onmogelijk maken, met an-dersgezinde bladen, in volledigheid, te eoncureeren. Wij toch wonen in Nederland, niet waar? en gesteld nu, dat „de Tijdquot; zoo volledig mogelijk ware, zoude zij dan toch wel met den besten wil van de wereld, het Handelsblad, de Amsterdammer enz. uit alle katholieke familiën kunnen verdringen ?
Be omgang en betrekking, met protestanten en anderen, is ons, op maatschappelijk gebied, onontbeerlijk. Dezen, ofschoon zij ook van hunne katholieke medenederlanders moeten leven, zullen het, op enkele uitzonderingen ua, nooit van zich knnnen verkrijgen: hunne adverteutiëu, ook in „ de Tijd,quot; te plaatsen, Moet deze onverdraagzaamheid onzer onkatholieke landgenooten nu echter op rekening van „ de Tijdquot; geschreven worden? neen niet waar? of zoudt ge haar willen verplichten kosteloos alle advertentien uit andere bladen, over te nemen ? Waarom, vraagt gij in uw werkje, neemt zij dan andere nietsbeteekenende berichten over? Dat is eene geheel andere zaak, Maitre lief! Voor die berichten, worden andere couranten evenmin betaald als „de Tijd;quot; doch zoude het nu niet gek, ja zelfs erg gek, van haar gehandeld zijn, indien zij hare kolommen ging vullen, met annonces, waarvoor hare ine-
dezusters worden betaald, terwijl zij zoude mogen toekijken?
Uwe vergelijkking in prijs met liet huisgezin bewijst, dat ge zeer goed de hoofdregels der rekenkunde verstaat, doch ze bitter slecht toepast. Het Huisgezin toch is een bijblad tier Katholieke Illustratie, onder toezicht derzelfde redaktie, als dat tijdschrift, verschijnt eens per week, behoeft er daarom gecne correspondenten op na te houden, maar kan hare berichten, uit „do Tijd,quot; „de Maasbodequot; enz. overnemen. Hieruit volgt tevens dat, dat goedkoope blad zich niet, voor de onmiddellijke ontvangst der telegrammen heeft te abonneeren; terwijl nog daarenboven het enorme aantal inteekenaren, op de Katholieke Illustratie, de redaktie in staat stelt haar blad, tegen eenen spotsprijs, te leveren. Alle deze redenen verklaren de goedkoopheid van het Huisgezin.
Redigeer gij nu, Maitre Travailleur! een tijdschrift, even schoon en voor evenveel bijval vatbaar, als de Katholieke 11-lustrarie, stel met de winst daarvan, indien het opneemt, de redaktie van „de Tijdquot; in staat: hare courant, als bijblad van uw werk, tegen verminderden prijs, uit te geven; cn ik verzeker U gij zult dien waardigen strijders der katholiciteit een groo-ten dienst bewijzen, U zeiven een glorierijken naam verwerven cn vele katholieken eene lectuur verschaffen, die zij thans wegens hare kostbaarheid, moeten derven.
En nu, waarde Mr. Travailleur! ga ik mij meer bizonder met de katholiciteit van „do Tijdquot; bezig houden, verleen mij daarbij nog een oogenblikje, uwe welwillende aandacht om daarna met mij te overwegen: hoeverre wel het nut uwer brochure strekt.
En zie, als ik dan de voldoening zal mogen smaken: U tot andere gedachten te hebben gebracht, zal de wensch vervuld zijn vau mij uw vriend ,
den schrijver.
„DE TIJDquot; IS EE NE KATHOLIEKE COUHANT.
Hieraan twijfelt niemand, ook niet Mr. Travailleur, al beweert liij het tegendeel, zelfs durf ik hier wel voor de veronderstelling uitkomen, dat, indien de Maitre nog eens goed had nagedacht, vóór hij zijne beruchte brochure uitgaf, deze het licht niet zoude gezien hebben, ja, ik geloof stellig dat de goede man er reeds berouw over gevoelt; althans hij maakt, naar mijn bescheiden oordeel, eene zeer gekke figuur, en geeft aan Handelsblad en consorten, ruimschoots stof tot lachen. Dezen zullen zich waarlijk vroolijk maken, over den katholiek, die een der hoofdorganen zijner partij de katholiciteit wil ontnemen, over den katholiek, die twijfelt aan de katholiciteit der respectabelste katholieken, mannen, beroemd in het strijdperd voor het ware, en die geene gelegenheid laten voorbijgaan om de rechten der katholieken, en dus ook van Mr. Travailleur, te verdedigen.
Hij erkent, dat, tot het aantal redakteuren, twee geestelijken behooren, ik durf er bijvoegen, dat die beide geestelijken, in bekwaamheid en katholiciteit niet behoeven te wijken, voor de eerwaardige heeren, die gevolmachtigd
8
zijn geschriften te keuren en er de kerkelijke goectkeuring, al of niet, aan te verleenen. Doch ja, dat is waar ook; er komt kameraderie in het spel, de uitgever moet geld verdienen en de mederedakteureu kunnen geen kwaad doen, en zoo zoude dus de redaktie, door die beweegredenen gedreven, wel eens aan de waarheid te kort kunnen doen, zelfs op godsdienstig gebied; foei, Maitre Travailleur! welke veronderstelling! de redakteuren van „de Tijdquot; zouden aan zulk vuil eigenbelang hunne dierbaarste beginselen opofferen? Die beschuldiging doet U waarlijk niet veel eer aan, Maitre! doch uw eigen gedrag wederlegt haar volkomen, inrichting en wijze van publiceeren uwer brochure doen denken aau het spreekwoord: zoo de waard is, vertrouwt hij zijne gasten.
Immers, in zeventien bladzijden druks, vergast gij uwe lezers op uwe bezwaren, tegen de katholiciteit van „de Tijd,quot; wijdt daarna vijf bladzijden, aan een kleingeestig stukje, over kleingeestigheden, vult dan zeven pagina's, met sprookjes van huishoudelijken aard, om daarna in een opstel van veertien pagina's tegen het Handelsblad te veld te trekken; hierna volgen tien bladzijden, over onverdraagzaamheid en onrecht aan de katholieken gepleegd door de nederlandsche regering en haar orgaan, als ook door andere onkatholieken bladen, daarachter voegt ge vier andere bladzijden, met grieven tegen openbare scholen en banken van leening, plus vier, gevuld, met uwe bedenkingen, over de al, of niet, raadzaamheid van de uitgave uwer brochure, waarachter twee, met eene goede beoordeeling uwer werken, op den koop toe; ziezoo, dat maakt drie en zestig pagina's, dien hutspot ')
') Zoude het niet zeer humaan gevonden worden, indien ge ook eene volksuitgave van dien kost het lezend publiek aauboodt? dan konde zelfa de geringe man zich op de hoogte van de zaak stellen.
9
onder den wijdschen titel: „Is „de Tijdquot; eene katholieke courant,quot; de wereld ingezonden, zal wel zestig cents per exemplaar kunnen opbrengen. Bovendien verzekeren mij deskundigen, dat de bewerking van uw boekje mijne bewering volkomen rechtvaardigt. Ook heb ik sommigen een woord hooren fluisteren, dat veel, met de beteekenis van broodschrijver overeenkomt. Doch ter zake „ de Tijdquot; is eene katholieke courant, staat aan het hoofd van dit opstel en dit valt niet moeielijk te bewijzen.
In de eerste plaats toch , is de redaktie van „de Tijdquot; uitsluitend uit katholieken samengesteld, ten tweede heeft zij, gedurende het vierde deel onzer eeuw, met kracht, het katholicisme en de katholieken verdedigd en geschraagd, ten derde, kan iemand, die nog nooit een nummer van „de Tijd,quot; onder de oogen heeft gehad, al dadelijk merken dat zij eene katholieke courant is, aan den tegenstand der antikatholieke bladen en door de getuigenis, die dezen van haar afleggen. Deze redenen komen mij voor als ontegensprekelijk; alles goed en wel, zegt Mr. Travailleur, maar nu mist „de Tijdquot; nog de autoriteit, die zij, door de kerkelijke goedkeuring,wel zoude bezitten ; doch daarop vraag ik, elk weldenkend tnensch, kan een geschrift niet katholiek zijn, zonder autoriteit te bezitten, en is autoriteit een zoo noodzakelijk vereischte tot katholiciteit?
Mij dunkt, op godsdienstig gebied, is het niet noodig, dat „de Tijdquot; met gezag spreke; niemand toch, Mr. Tra-vailleur misschien uitgezonderd, zal zijnen kinderen of on-derhoorigen „de Tijd,quot; als handleiding voor het onderricht in den godsdienst, in handen geven; of zoudet gij haar ook, mijn beste Maitre! als vraagbaak, voor godsdienst-kwestiën, willen gebruiken? Als gij dit verlangt, zijt gij onredelijk, Heerschap! wie zoude er ooit, vóór UEd. aan
1(1
gedacht hebbeu, zijnen godsdienst, uit de courant te willen leeren?
Ook is het mij onverklaarbaar hoe ge, het gezag van „de Tijdzonder kerkelijke goedkeuring, onbestaanbaar achtende, uwe brochuren niet kerkelijk laat goedkeuren; dat zoude er kracht bijzetten en zoodoende verkreegt gij ook autoriteit in uwe geschriften; ik vrees echter dat de eerwaarde heeren die approbatie, aan uwe jongste bladzijden, zouden geweigerd hebben, uit kameraderie, natuurlijk ; want ook zij houden het met „de Tijd.quot;
Ik beken het, de waakzaamheid der Kerk, vooral op de lectuur, kan niet anders dan weldadig zijn, ook stem ik toe, dat werken, op godsdienst en kerkleer betrekking hebbende, met veel meer gezag spreken, wanneer zij de kerkelijke goedkeuring bezitten. Zelfs ken ik, godsdiensti-gen boeken, die niet kerkelijk gekeurd zijn, niet de minste pretentie van geloofwaardigheid toe; doch daarom is het mij nog niet helder, waarom „de Tijdquot; niet met cenige autoriteit, zoude kunnen spreken, zonder dat het noodig zij, dat zij met het kerkelijk stempel prijke. Is „de Tijdquot; feilbaar? ja zeker. Heeft zij reeds gedwaald? best mogelijk, maar nog nooit in zaken van godsdienst of kerkleer. En, luister nu goed, Mr. Travailleur! zulke dwalingen alleen, hardnekkig volgehouden, kunnen, volgens mijn idéé, „de Tijdquot; hare katholiciteit doen verliezen.
Wanneer „de Tijdquot; onwaarheid sprake, zegt ge, zouden de katholieken de eersten zijn haar tegen te spreken. Dit pleit, mijns inziens evenmin voor gebrek aan katholiciteit bij „de Tijd,quot; maar bewijst meer nog het tegendeel dier bewering. Van de andersgezinde bladen toch, zijn wij het liegen reeds zoo zeer gewend, dat wij er geen acht meer op slaan, als zij de eene of andere onwaarheid débiteeren, om onzen
11
godsdienst aan te randen. Van „de Tijdquot; echter zoude dit zoo nieuw en zoo onverwacht zijn, dat elk katholiek er zich tegen zoude verzetten, en juist daarom, zal zij er zich wel voor wachten, of nog beter gezegd: onder eene redactie, als zij tot nog toe gehad heeft, is het bijna eene onmogelijkheid, dat zij met opzet, dwalingen zoude verspreiden.
Volgens uwe beweringen, mijn beste Maitre! zouden kunnen liegen en liegen bijna dezelfde zaken zijn. Wat zoudt gij evenwel zeggen, indien ik, uw voorbeeld volgende , ging vertellen: Mr. Travilleur kan stelen, dus hij is een dief? — Ik geloof, dat ik mij daardoor uwen recht-matigen toorn op den hals zoude halen en verdienen ook. Zoover zal ik echter niet gaan, wees maar volkomen gerust; ik vraag U nog slechts eenige stonden geduld, om de drie groudredenen te ontwikkelen, die mij toeschijnen, de katholiciteit van „de Tijdquot; onwederlegbaar te bewijzen, attentie dus, daar beginnen we!
„ De Tijdquot; is eene katholieke Courant, zeide ik , ten eerste, omdat de redaktie uitsluitend uit katholieken is samengesteld. Is het nu een evangelie, zult gij misschien vragen, dat al, wat katholieken voortbrengen, katholiek is ? Ja en neen, kan hierop geantwoord worden; slechte katholieken zullen waarschijnlijk dingen voortbrengen, die weinig of geene katholiciteit bezitten, doch over zulke katholieken, spreken wij op dit oogenblik niet; wij spreken hier, over de katholieke redakteuren van „de Tijd,quot; katholieken, die dit zijn, in den waren zin des woords, en qui s'en font gloire, met den Heer J. A. Alberdinck Thijm. Dezulken toch leven, strijden en sterven, voor hun katholicisme, worden, in al hun doen en laten, door hunne katholieke overtuiging, als het ware, beheerscht, en dewijl ons nu de ondervinding leert, dat men onmogelijk uit een vat
12
iets anders kan tappen, dan wat er zich in bevindt, kan men ook, van de waarlijk en bij uitstek katholieke redak-teuren van „de Tijd,quot; niets anders dan katholiciteit, enkel en alleen katholiciteit verwachten.
Nog iets anders, mijn waarde Heer Travaillsur! Onder de redakteuren van „de Tijdquot; bevinden er zich, wier katholiciteit, tot in Rome, bij den Heiligen Vader, is doorgedrongen, en Z. H. niet, zooals gij, twijfelende aan de waarlijk katholieke beginselen dier Heeren, aarzelde geenszins hunne borst, met het eereraetaal, voor katholieke verdiensten te decoreeren. En, zie nu eens hier, mijn beste Maitre! waar onze beminde en onvergelijkelijke Pius IX niet twijfelt, zoudt gij aarelen? kom! dat is nu toch al te zot, om niet te zeggen te verwaand. Waarlijk, hieraan dacht ge niet, toen gij dien verdienstelijken Heeren eens de pen op den neus wildet zetten. Tk voor mij, was immer overtuigd, van de katholiciteit van het door U veroordeelde blad, en uwe argumenten, wel verre van die overtuiging te schokken, hebben mij daarin nog des te meer, bevestigd.
Heeft men, om nog eens verder te redeneeren, een dier Heeren ooit kunnen beschuldigen iets onkatholieks te hebben voortgebracht? Neen, nietwaar? Welnu, maak dan met mij deze gevolgtrekking, geachte Heer ! De redakteuren van „de Tijdquot; zijn menschen, als wij allen, aan zwakheden en dwalingen onderhevig; doch hunne katholiciteit staat boven alle verdenking, en daar dit, met volle recht, mag gezegd worden, kan ook alle onzekerheid, omtrent het waarlijk katholieke hunner voortbrenselen, ophouden.
„T)e Tijdquot; is eenc katholieke courant, ten tweede, omdat zij, gedurende het vierde gedeelte onzer negentiende eeuw, de katholieken en hunne rechten heeft verdedigd en
13
gesteund. Beter bewijs, is er, geloof ik, niet denkbaar; waarvan toch het hart vol is, vloeit de mond over, zegt het spreekwoord. Welnu, Mr. Travailleur! toon mij een enkel nummer van „de Tijd,quot; waarin niet onzen dierbaren godsdienst wordt verdedigd, dat kunt ge niet, wel? Daaruit besluit ik dan: dat, wanneer het waar is, dat de redakteu-ren van „de Tijd,quot; eiken dag, gelegenheid vinden den katholieken godsdienst te verheerlijken en het aangehaalde spreekwoord slechts een greintje waarheid bevat, een vurig katholiek gevoel de borst, dier waardige mannen moet doorblaken en het bijna tot de onmogelijkheden behoort, dat er nog iemand te vinden is, die de katholiciteit van hun blad in twijfel trekt.
Nog iets anders, als het niet te veel van uwe welwillendheid gevergd is, Maitre!. Tot op den huidigen dag, zien wij „de Tijd,quot; nog altijd met dezelfde belangeloosheid, hare kolommen beschikbaar stellen, voor de vermelding der giften, die de zonen en dochters der katholieke Kerk, voor den geliefden Opperpriester, afzonderen; zelfs is er een tijd geweest, dat daarvoor een bijblad noodig was, en zoo iets verwacht men toch niet, van een onkatholiek blad, wel? Kom, wees wijzer! en laat mij ü van uwe antipathie tegen „de Tijdquot; genezen; beken met mij en met al onze geloofsgenooten, dat zij zich bij de katholiciteit, heeft verdienstelijk gemaakt en, met het meeste recht, op den bijval en sympathe der katholieken aanspraak maakt.
Dieu et mon droit, is hare leus, en deze heeft zij nooit verzaakt, dit moeten zelfs de haar vijandige bladen bekennen , gelijk het derde motief luidt, waarop ik hare katholiciteit grond.
Even goed, als ik, weet ook gij, Mr. Travailleur! met welke benamingen de onkatholieke pers „de Tijdquot; begroet.
14-
Nu eens heet zij een ultramontaansch blad, dan weer paapsch orgaan, soms ook jezuiten blad, en in de oogen van alle tegenstanders, zijn hare redakteuren roomsche dompers, dweepers, enz. enz.
Dat deze titels, nu juist niet zijn uitgevonden, om „de ïijdquot; en hare wakkere redakteuren te loueeren, begrijp ik; dit is evenwel zeker: hoemeer de onroomsche tieren, hoemeer hunne vijandin in waarde stijgt; of zoudt ge denken, dat, indien zij eene niets beteekenende courant ware, en niet, met eere, den strijd voor de waarheid van het katholicisme streed, men zich het brein zoude scherpen, om voor haar allerlei schoone namen te zoeken? och neen, men zoude haar dood eenvoudig ignoreeren.
Doch dat kan thans niet, „de Tijdquot; is katholiek, goed katholiek, hare taal dringt den vijanden der waarheid, door merg en been, tast al, wat valsch is, in den hartader aan, en slaat al te dikwijls den spijker op den kop. De organen van protestantisme en liberalisme, beter van hare katholiciteit overtuigd, dan gij, en denkende aan het spreekwoord: wie zwijgt, consenteert, ') zijn daarom wel gedwongen te spreken, al schermen zij dan ook maar in den wind, vast verzekerd, als zij zijn, dat hunne geestverwanten „de Tijdquot; toch niet in handen zullen nemen, om zich te overtuigen wie gelijk heeft.
Dit houd ik voor gewis: indien andersdenkenden, onbevooroordeelde andersdenkenden, die niet, quand même, liberaal of protestant zijn, haar wilde in handen nemen, zij zouden de waarheid erkennen en hun gevoel voor recht en billijkheid zoude beslissen, dat de waarheid
') Dit gezegde is niet toepasselijk, op de redaktic van «de Tijd;quot; zij toch heeft zich, met recht boven uwe kleingeestige haarkloverijen verheven geacht, en daarom zich zelve dan ook niet verdedigd.
15
aan hare zijde is. Waarom lezen zij haar dan niet? Wel, dat is zeer gemakkelijk te raden; zij zijn van hare katholiciteit bewust, maar hebben dat bewustzijn niet, aan de bron zelve, opgedaan; zij weten het door Handelsblad, Nieuwe Rotterdammer enz.
Na overweging van het voorgaande, gevoelt ieder, met welke bevreemding, alle antimannen moeten vernomen hebben , dat een propheet is opgestaan Mr. Travailleur genaamd, om der menschheid, te verkonden: dat „de Tijdquot; niet is, een katholiek blad; zij hebben verbaasd gestaan, die verlichte Heeren, over de domheid der katholieken, die zich, zoo langen tijd, knollen, voor citroenen, lieten vcrkoopeti, door te dulden, dat een duur, een al te duur onkatholiek blad, onder het masker van katholiciteit, hunne huizen binnendrong. Hoe is het toch mogelijk zulke domperig-heid, in onze verlichte negentiende eeuw, nog te ontmoeten ! Eoei, domme roomschen! wordt dan toch eenmaal wakker! de porstok van Mr. Travailleur heeft op uwe deuren gebeukt, draagt dien waarheidlievenden Maitre, de redaktie van eene nieuwe katholieke courant op, die IJ minder geld zal kosten en beter uwe belangen kan behartigen. Bant, „de Tijd,quot; uit uwe huisgezinnen, ge zijt dit, als verantwoordelijken voor uwe kinderen en onderhoori-gen, verplicht.
Ik heb gezegd ; leest, denkt en oordeelt!!
Is Mr. Travailleur's IJrochure eene NUTTIGE Brochure??
OPEN BRIEF AAN Mr. TRA V AILLEUR.
Vergun mij, waarde Heer! dat ik U eene ware geschiedenis verhaal; ze is aandoenlijk, dat verzeker ik U; toegestemd? top, ik begin, attentie dus.
Zaterdag den lln dezer, had ik het genoegen een mijner vrienden te ontmoeten, een vroolijken en hartelijken jongen, doch wel wat liberaal en een volbloed voorstander van Handelsblad, Nieuwe Rotterdammer, enz.
Na wederzijdsche groeten en welstands-informatiën, besloot ik, daar ik toch tijd genoeg had, hem een eind wegs te vergezellen. Toen we de Kalverstraat ingingen, maakte mijn gezel mij opmerkzaam op eene massa roode billetteu, die de uitgave uwer brochure aan alle amsterdammers moesten bekend maken; ze waren reeds door het weer verkleurd, en, ik verzeker U, ik had ze, ondanks hunnen ouderdom, nog niet bemerkt, hoewel ik meermalen daags de Kalverstraat passeer.
Beiden kochten we een exemplaar, uit nieuwsgierigheid, om te vernemen wat ge wel op „de Tijdquot; kondet hebben aan te merken. Ik behoef ü nauwelijks te verzekeren, dat, den avond van dien dag, twee leeslustigen met de grootsten aandacht uw werkje doorsnuffelden; ieder met verschillend doei echter: ik dacht eene éclante verdediging
17
van „de Tijdquot; te zullen lezen, de naam van den katholieken Mr. Travailleur voorspelde mij dit, ja, waarborgde mij daar reeds voor, dacht ik.
Mijn vriend evenwel meende een boekje te hebben gekocht, waarin „de Tijdquot; om hare katholiciteit door het slijk zoude worden gesleurd.
Begrijp onze teleurstelling, toen zoo eensklaps beider verwachting den bodem werd ingeslagen en wij niet vonden wat wij zochten; waarlijk, ik stond in het eerst beteuterd, dat andersgezinden „de Tijdquot; aanvallen, is licht te begrijpen, dacht ik, maar Mr. Travailleur, foei, die waan alleen, geloofde ik, was beleedigend voor U.
Misschien bereidt de schalk ons eene surprise, veronderstelde ik weder, maar neen hoe verder ik las, des te meer zekerheid bekwam ik, dat het U ernst was en dat gij, die waarschijnlijk hartelijk zoudt gelachen hebben, indien een onkatholiek blad was gaan beweren dat „de Tijdquot; niet katholiek is, zelf haar die flauwiteit naar het hoofd smijt.
Den volgenden dag, maakten wij elkander de gewaarwordingen bekend, die wij onder de lezing van uw werkje ondervonden hadden.
Mijn vriend was razend dat zijner lievelings couranten zoo den mantel werd uitgeveegd, in eene brochure, die alleen de al of niet katholiciteit van „de Tijdquot; moest bespreken; hij noemde het een jodestreek, zulke collectie opstellen , als uw boekje bevat, den titel te geven: „ Is „de Tijdquot; eene katholieke courant?quot;
Ik daarentegen was verontwaardigd over de komieke wijze, waarop gij met de katholiciteit van een dagblad om springt, dat reeds zooveel goeds gesticht heeft, en dagelijks de deugdelijkste bewijzen van deugdelijkheid geeft.
Ik vond het vermetel, mannen , als de redakteuren van
18
„de Tijdte zeggen: dat zij katholieken zijn, die antikatholieken stukken kunnen schrijven, dus: schrijven; hun in het aangezicht te slaan, door te beweren dat zij in staat zijn, de beginselen, die zij voorstaan, te loochenen, dus: werkelijk loochenen.
Zeg niet dat ik de zaken overdrijf, Maitre lief! ik maak slechts eenvoudige en logische gevolgtrekkingen, uit de stellingen, waarop gij de onkatholiciteit van „de Tijdquot; grondt, en ik zoude er nog veel meer kunnen maken, maar bepaal mij slechts tot de heilzame raadgeving: niemand meer te vertrouwen, ook niet U zeiven, want wij allen hunnen liegen, bedriegen enz. dus: wij allen doen zulks; voelt ge nu zelf niet hoe ongerijmd uwe woorden zijn ?
Mijn makker deelde mijn gevoelen volkomen en ging zelfs verder nog. Hij spoorde mij aan ü te antwoorden en zeide, toen hij mij zag aarzelen, ware ik katholiek, ik twijfelde geen oogenblik; ik zoude dien pedanten Maitre wel leeren nadenken, vóór hij lust mocht gevoelen, nog maals dergelijke zotheden te schrijven; let wel. Heer ïra-vailleur! dat zeide mijn vriend, niet ik was zoo brutaal.
Tot zoo verre mijne ware geschiedenis, die, indien ge doordenkt, voor U niet zoo geheel en al van belang ontbloot is.
Misschien vindt ge haar toevallig, ik voor mij vind haar niet zoo toevallig, als uwe duinwaterhistorie, en verklaar U, parole d' honneur, dat ze gebeurd is en, bij onbevooroordeeld nadenken, van dengene, die haar leest, het nut uwer brochure in levendige kleuren schetst.
Begrijp eens, een liberaal protestant spoort mij aan ü te antwoorden, ergo, ergert gij de liberalen. Door uwe opstellen tegen het liberalisme meent ge? gedeeltelijk ja, doch ook, voor een groot gedeelte, door de teleurstelling, die gij
19
hun doet ondervinden, door de katholiciteit van „de Tijdquot; te loochenen, en daarvan toch zijn zij zoo zeer overtuigd, en rekenen haar dezelve, als hare grootste fout toe.
De katholieken verontwaardigt ge. Dezen toch weten te goed dat „de Tijdquot; altijd eendrachtig met andere katholieke organen heeft samengewerkt, om het katholicisme in Nederland te schragen en te verbreiden; zij zijn te vast verzekerd dat de wakkerheid, kracht en ijver, waarmede de katholieken hunne geschondene en gekortwiekte rechten terugvorderen , ook gedeeltelijk aan haar te danken is.
Vergelijk den toestand der katholiciteit in ons vaderland, van vóór dertig jaren, met haren tegenwoordigen bloei, en houd dan vol, wetende dat ook „de Tijdquot; daartoe heeft bijgedragen, dat zij niet katholiek is, dat zult ge echter niet doen, zoo hardnekkig zie ik U niet aan. Ge hebt gedwaald, in de veronderstelling goed te zullen tot stand brengen, en die goede meening zal U helpen uwe fout te herstellen,
Om ü echter daartoe nog meer op te wekken, zal ik U eens verhalen hoe mijne oude protestantsche tante, over de katholieken en hunne couranten dacht.
Ge weet dat het eene ingewortelde zekerheid bij de andersdenkenden is, ja zelfs dat zij het bijna, als article de foi, aannemen dat de roomschen dom zijn, erg dom. Mijne tante dacht er echter anders over. „De roomschen van vroeger, zeide die goede oude, waren dom, zeer dom, tegenwoordig echter, nu zij meer vrijheid hebben, in ons land, en zelf kranten drukken, zijn zij zoo dom niet meer, neen, nu weten ze ook meê te praten, maar dat kan ook niet anders, ze hebben thans roomsche bladen en behoeven de onzen niet meer te lezen, om te weten wat er gebeurd.quot;
In hoeverre die redeneering juist is, laat ik voor tante's
rekening. Veel waarheid bevat zij evenwel ontegenzeggelijk
Ja, het is zoo, de katholieken van onze dagen zijn geene katjes meer, om zonder handschoenen aan te pakken; zij weten zeer goed, wat zij, met recht kunnen vorderen en welk bitter beetje hun slechts wordt .toegedeeld; doch wacht maar, de tijd is niet ver meer af, dat ook wij roomschen ons gerechtelijk aandeel in de nederlandsdie rechten zullen erlangen, want wij hebben bladen, waaronder „de Tijdquot;, die de wakenden wakker houden, de slapers wekken en de druilers lustig maken, en daartoe moet ook gij blijven meewerken, Maitre Travailleur!
Wij hebben echter te doen met vijanden, die niet zoo spoedig loslaten, ja er zijn er nog, die zeggen „liever turksch dan paapschquot;, maar daarom is het ook zooveel te meer onze plicht, en voooral de dure plicht van katholieke schrijvers, Maitre! eendrachtig te zijn en niet, door tweedracht, de verdediging der goede zaak te verzwakken.
Zoo begrijpt gij evenwel de zaak niet, dunkt mij, gevoelt ge geene sympathie voor „de Tijdquot;, dat moet ge zelf wetenmaar tracht toch niet anderen in die antipathie te doen deelen.
Veronderstel koopman A of B schaft „de Tijdquot;, om hare naar uwe meening schuldige onvolledigheid, af en abonneert zich op het Handelsblad of het Noorden. Daarin leest hij dagelijks allerlei smaad en hoon tegen zijnen godsdienst, en, daar hij, ofschoon goed onderricht in zijn geloof, niet in staat is het ware van het valsche, zoo maar dadelijk, te onderscheiden, krijgt hij ongemerkt een klap van den liberalen molen beet. Bovendien heeft hij vrouw en kinderen, mannelijke en vrouwelijke bedienden, die, zoo tusschenbeide, ook wel eens iets nieuws willen weten, en bijgevolg ook een blik in de courant slaan. Dezen, minder ervaren, dan de meester des huisgezins, zijn veel meer vat-
2 T
baar voor verkeerde indrukken, dan hij; en ziedaar, het eenvoudig katholiek gezin wordt eene familie van half vrijzinnige twijfelaars, die meestal nog onverdragelijker zijn, dan de volbloed mannen, want met die weet men ten minste waaraan zich te houden.
Dan moeten zij zich „de Maasbodequot;, „de Nieuwe Noord-Hollanderquot; of eene andere katholieke courant aanschaffen, zult ge zeggen. Stil, Maitre! die zijn nog minder volledig, dan .,de Tijdquot; en, volgens uwe stellingen, ook niet katholiek, want zij kunnen liegen.
Welk nut verwachtet ge dan toch wel van uwe brochure? Wildet ge de liberalen, die haar zouden koopen beet nemen? Daarin zijt ge volkomen geslaagd; doch ge hebt tevens, in in het groot katholiek huishouden, tweedracht gezaaid, en dat is nog minder lofwaardig dan het eerste.
Waartoe, ik vraag het U, die oneenigheid, waar eendracht zoo hoog noodig is; waartoe de liberalen beet genomen en de katholieken vervreemd van „de Tijdquot;, die hun zoo nuttig was en is? Merkt ge niet dat uw geschrift afbreekt, waar het moest helpen opbouwen, verwijdert, waar het moest vereenigen?
Maar, nog eens, is „de Tijdquot; dan zoo volmaakt, heeft zij volstrekt geene fouten? Ik heb het U reeds gezegd „de Tijd» is onvolmaakt, toegestemd, maar zijt gij volmaakt? „De Tijdquot; heeft fouten, misschien zeer groote fouten, doch zijt gij zonder ?
Weet ge, wat ge hadt moeten doen, beste Maitre!, zoo ge fouten weet, die „de Tijdquot; werkelijk kunnen compro-miteeren? Niet? luister dan, ik zal het U zeggen.
In zulk geval haddet gij de redaktie moeten waarschuwen, en ik twijfel niet, of men had aan uwe roepstem gehoor gegeven en zich verbeterd; daar zie ik de redakteuren van
22
uwe vijandin loyaal genoeg voor aan. In geval echter van fouten, die, op hare katholiciteit, geene inbreuk maken, haddet ge best kunnen zwijgen en, met den mantel van Christelijke liefde, die gebreken onzichtbaar maken, in plaats van hun eene wereldruchtbaarheid te geven, en op gronden, die evenwel slechts in uwe verbeelding bestaan, „de Tijdquot; voor onkatholiek te verklaren en over haar het banvonnis , uit te spreken.
„Waar is nu de eenheid der roomschenquot;, zeide mij de vriend, waarvan ik U reeds gesproken heb, toen ik hem zeide dat ge katholiek zijt en reeds, in verscheidene brochu-ren, het katholicismus hebt verdedigd; en zoo redeneeren alle domme andersdenkenden, met hem, als zij hetzelfde vernemen.
Ik bracht hem evenwel aan zijn verstand, dat hij de eenheid van het katholicisme niet, naar de dwaasheid van uw geschrift, moest beoordeelen en de goede jongen gaf mij gelijk, „ja, zeide hij, het zoude gek zijn, wegens de nonsens van een enkel man, alle katholieken te beschuldigen.
Hoe verder ik echter over de zaak nadenk, hoe duisterder het mij wordt; ja, het moet er uit, ik sta verstomd en begrijp niet, hoe één hoofd aan zooveel kleingeestigheid komt; en dat zoo maar in eens!!
Begrijp toch dat gij, door uwe brochure, uwe eigene ruiten stuk werpt, dezelfde bewijzen immers, die gij aanhaalt, om de onkatholiciteit van „de Tijdquot; te staven, kunnen ook voor de onkatholiciteit van uw werkje gelden; toe, kom tot inkeer en neem U voor nooit meer .zoo onbezonnen te zijn.
Ik geloof dat ik, bij het voorgaande, niets meer behoef te voegen, om U aan te toonen, dat uw geschrift, allerzachtst genomen, onnut is; ik wil wel, in uw voordeel, veronder.
23
stellen, dat ge niet gemeend hebt kwaad te stichten, doch werkelijk waar, zij, die U aanraadden het chapitre over „de Tijdquot; te laten rusten, hebben U ten goede geraden, ge hadt dien wenk moeten ter harte nemen; dat hebt ge niet gedaan, houd echter die mannen in eere, zij zijn uwe oprechte vrienden-
Maar luister nu nog eens. Verdient uw boekske den naam wel, dien het draagt?
Mijne meening is neen; er zijn er echter ook, die zeggen: „Mr. Travailleur heeft dien titel zeker gekozen, om de nieuwsgierigheid van katholiek en niet katholiek op te wekken en zich zoodoende een groot debiet van zijn werkje te verzekeren.quot;
Zonder die verdenking te beamen, meen ik toch evenwel niet te veel te zeggen, als ik volhoud dat ge uwe bladzijden niet had moeten noemen, gelijk ge gedaan hebt, dewijl het grootste deel er van over andere onderwerpen handelt.
Volgens het oordeel van elk verstandig mensch heeft al wat, op uwe grieven tegen „de Tijdquot; volgt, met ons katho. liek dagblad weinig of niets te maken; doch basta! daarover en iets anders voor den dag gebracht, dat ge wel in overweging moocht nemen.
In vorige werkjes hebt ge getoond, met hart en ziel, der goede zaak te zijn toegedaan. quot;Vooral, als ge spreekt op het gebied van onderwijs, zijn uwe geschriften voortreffelijk en tuigen niet alleen van doordachtheid maar ook van rijke ondervinding.
Waarom nu niet het spreekwoord: „schoenmaker houd je bij je leestquot; in toepassing gebracht en het aan anderen, die beter op het gebied van journalistiek te huis zijn, overgelaten „de Tijdquot; te beoordeelen? Zonder tegenspraak toch, hebt ge
2
eone snaar aangeroerd, al te teeder, om zonder voorzichtigheid behandeld te worden.
Mag men dan de waarheid niet zeggen ? vraagt ge misschien ; met uw verlof Maitre Travailleur! Laat ons eens een oogenblik aannemen, dat ai, wat ge van „de Tijdquot; zegt, juist en waar is; is het dan ook tevens zoo zeker, dat die waarheid geschikt is, langs grachten en pleinen uitgebazuind te worden?
Zoudt gij gaarne willen dat men al uw doen en laten, uw vermogen, uwe bezigheden, de inrichting van uw huishouden, kortom, al wat maar eenigszins met uwen handel en wandel in betrekking staat, gebreken en misstappen niet uitgezonderd, aan ieder bekend maakte? zoudt ge hem, die U uwe verkeerdheden uit vriendschap onder het oog bracht, met het doel U nuttig te zijn, niet beschouwen als een man, den naam van vriend volkomen waardig? Ik geloof bevestigend te kunnen antwoorden.
Vergelijk dan, in het vervolg, ieders hart met uw eigen en laat U nimmer meer te veel door de indrukken van het oogenblik leiden; gebruik de talenten, die de goede God U schonk, ten voordeele der goede zaak, waaraan gij U hebt toegewijd.
Sla eens een blik op de eendracht, waarmede alle onka-tholieken samenwerken om het katholicisme te bena.deelen , zonder twijfel herinnert ge U nog de laatste verkiezingsrage ; welnu, heeft die niet voldingend bewezen dat alle onroomschen het op één punt eens zijn, namelijk: dat de katholieken gefnuikt, ja, zoo mogelijk, ten onder gebracht moeten worden ? Nu ziet ge dan ook duidelijk dat ge, door den invloed van „de Tijdquot; te willen verminderen, de vijanden van onzen godsdienst in de hand werkt.
Ge leest voorzeker de verslagen der zittingen onzer beide
25
kamers. Daarin leest ge telkens de bewijzen, hoe de liberalen, tot zelfs, hun persoonlijk gevoelen verzaken, wanneer het de belangen hunner partij geldt.
Zonder dit goed te keuren, moocht gij evenwel dat voorbeeld wel ter harte nemen. Het schijnt uwe innige persoonlijke overtuiging te zijn, dat „de Tijdquot; aan zeer groote gebreken laboreert; ofschoon dezen grootendeels in uwe verbeelding bestaan, respecteer ik uw gevoelen. Nu is het echter noodig, dat zij, met of zonder gebreken, blijve bestaan, zoolang ten minste gij niet een ander blad redigeert, dat waardig hare plaats zal kunnen innemen.
Die noodzakelijkheid had TJ moeten doen besluiten uwe persoonlijke meening, in het algemeen belang, op te offeren en U te bepalen, der redaktie de middelen aan te wijzen haar blad, op de meest volkomene wijze, te verbeteren.
Gij hebt echter verkozen schandaal te maken en dit pleit niet in uw voordeel.
Nu moet ge ook niet kwaad worden, als ik U in duidelijke woorden zeg, wat ik voor waarheid houd:
Uwe brochure, Maitre Travailleur! is onnut, dat heb ik U aangetoond, ze is onkatholiek, ten eerste om dezelfde redenen, die, volgens uwe meening, de onkatholiciteit van „de Tijdquot; bewijzen en ten tweede om de tweedracht, die ge daardoor in de katholieke maatschappij veroorzaakt. En eindelijk de hardste waarheid : gij, heer Travailleur! zijt dus een katholiek, die onkatholieke zaken voortbrengt en daardoor meer kwaad dan goed sticht.
aan de redaktie van „DE TUDquot;.
Geachte Redahleuren!
Duidt het mij niet euvel dat ik, zoo ongeroepen, de verdediging uwer courant op mij genomen heb en vergunt mij een oogenblikje aandacht, om U de redenen mijner handelwijze te ontvouwen.
Vrees, dat de nonsens van Mr. Travailleur ü zoude hinderen, was het niet, die mij hiertoe aanspoorde; ik geloof dat hij zichzelven meer compromiteerde dan „de Tijdquot;. Tk vond het evenwel hinderlijk dat zooveel bombast, als hij in zijne brochure débiteert, maar zoo straffeloos zoude mogen verspreid worden, en ik meende, het gold hier niet alleen de particuliere belangen van uw blad, maar ook de belangen der katholieken, in het algemeen.
Ik ben gewend „de Tijdquot; het dagblad der katholieken te noemen en, als katholiek, dus meende ik het recht te hebben haar te verdedigen, ja ik gevoelde mij daartoe verplicht, niettegenstaande de aanmerking van sommigen, die het beter oordeelden, dat die verdediging, van de redaktie van het aangevallen blad zelf, uitginge.
27
Mijus inziens kon en mocht „de Tijdquot; zichzelve niet verdedigen, dewijl hare waardigheid, als hoofdorgaan der katholiciteit in Nederland, haar boven zulke zotte beschuldigingen verheft, maar moest zij, met een minachtend stilzwijgen, die kleingeestigheden beantwoorden.
Zoo is het geschied, en ieder weldenkend mensch kan die handelwijze niet anders dan nobel noemen.
Menschen echter, die in staat zijn, dergelijke kinderpraat neer te schrijven, zoude ook wel eens kunnen denken dat zoodanig stilzwijgen eene bekentenis moest beteekenen en, daarop voortbouwende, zoude in het vervolg niets meer voor hun gezwets beveiligd zijn; en ziet, otn nu onzen geleerden Maltre het zwetsen af te leeren, trachtte ik, zooveel in mijn zwak vermogen was, de eer te handhaven van een blad, dat de rechten der katholieken en dus ook mijne rechten verdedigd.
In hoeverre ik daarin geslaagd ben, laat ik te beoor-deelen over aan lieden, die grootere bekwaameid en meer ervarenheid bezitten dan ik; evenwel verzoek ik, wegens de goede meening, die mij deed schrijven, welwillenheid, wel gevoelende dat ik die grootelijks behoef.
Ziet, ik vond het zoo bedroevend, dat nu juist een katholiek, en nog wel een katholiek, die met zijne geschriften zooveel goeds zoude kunnen stichten, zijne pen ging gebruiken, om verdeeldheid onder zijne geloofsgenooten te veroorzaken; dat, meende ik, was niet alleen dwaas, maar ook strafwaardig gehandeld.
Gedurende den eersten tijd, na de verschijning van Mr. Travailleur's boekje, hoopte ik, een ander, aan wien het beter vertrouwd zoude zijn, dan aan mij, „de Tijdquot; te verdedigen, mochte opstaan en ik wachtte; toen echter een protestant zoo werd geërgerd, dat hij mij tot schrijven
2H
aanzette wachtte ik niet langer, maar besloot mijne gedachten, aan het papier toe te vertrouwen; en zietdaar de zwaarwichtigste redenen mijner stoutheid.
Eenmaal aan het schrijven, kan ik het echter niet nalaten U een zeer kort maar welgemeend woord toe te spreken, in de hoop dat het van eenigen invloed moge zijn.
A/olgens mijn bescheiden oordeel kunt ge uit Mr. Tra-vailleur's brochure, hoe onnut zij ook wezen moge, iets leeren, dat wel verdient in aanmerking genomen te worden
Begrijp mij niet verkeerd, geachte Heeren ! Het is niet mijne meening U het een of ander ten laste te leggen; integendeel, ik koester de grootste sympathie voor uwe courant en beken het volgaarne, dat ik ook gedeeltelijk aan haar dank, dat ik zoo over het een en ander kan meepraten. Hierom zoude ik dan ook zoo gaarne zien, dat zij de volledigste en volmaakste courant van ons land ware, zoodat het voor den katholiek geene noodzakelijkheid meer konde zijn ook andere bladen te lezen.
Dit mijne Heeren! moet onophoudelijk uw streven zijn, op het glibberig pad der journalistiek.
Welke is nu dan toch eigenlijk de les, die uit Mr. Tra-vailleur's brochure voor ons te trekken is, hoor ik U al vragen, en het antwoord licht gereed. Mr. Travailleur heeft, door zijn geschrift getoond: dat er niet alleen andersdenkenden maar ook katholieken zijn , die anti-Tijds gezind zijn. Nu staat het voorzeker aan ieder vrij eene opinie te hebben; eene opinie echter, die geen grond heeft, noem ik eene dwaasheid.
Een mensch dient in alles door de rede geleid te worden, natuurlijk ook in zijne opinie over het een of ander.
Zorgt nu, dat de antipathie van sommige katholieken, tegen uw blad, dwaas en onredelijk worde, door een gedu-
29
rig streven naar volledigheid en volmaaktheid, blijft voortgaan uwe lezers op de hoogte des tijds te houden door het leveren van kernachtige hoofdartikelen en tracht er naar hen te boeien door afwisseling van onderwerp.
Ofschoon het eene onmogelijkheid is het ieder naar den zin te maken, kan toch de wensch van uwe redelijke lezers, voor het grootste gedeeelte, bevredigd worden; onredelijke, zooals onze geachte Maitre zijn nooit te vreden.
Het vertrouwen uwer lezers is groot, ja, het dient gezegd te worden, geene couraut in ons vaderland kan zich beroemen zoodanig vertrouwen te bezitten; dit is eene ontegensprekelijk groote verdienste, die U in staat stelt een onberekenbaar goed te stichten.
Hoemeer gij nu zult trachten dat vertrouwen waardig te blijven, hoe grooter uw streven naar volmaaktheid zij, des te hooger verheft gij U ook boven den onredelijken kritiek van uwe vijanden en van Mr. Travailleur met hen.
De roeping van een dagblad en vooral van een katholiek dagblad is groot en verheven, een goed dagblad , dat eene redaktie bezit, die bewust is van hare verantwoordelijkheid, kan de steun zijn voor Kerk en Staat en eene bron van beschaving; de oudervinding is daar om dit te bewijzen. Wie toch, die op de hoogte der gebeurtenissen onzer dagen is, zal durven ontkennen, dat het ongeloof en de negatieve negentiende eeuwsche verlichting grootendeels door de dagbladen is tot stand gekomen ?, en dat kan ook niet anders.
Niet iedereen bezit de begaafdheid: het ware altijd van het valsche te onderscheiden, en de liberale bombast wordt veelal, onder zulke schoone vormen, voorgesteld dat de onervarene onwillekeurig, aan de ideën van vrijheid van geweten en andere schoone zaken, ingang verleent.
30
Ik eindig met den wensch dat „de Tijdquot; het schoonste, volmaakste en volledigste blad van ons land moge worden, dat een ruim aantal abonnés hare redaktie voortdurend in staat stelle aan de belangen der katholiciteit met onver-flauwden ijver te arbeiden en dat zij, ondanks het getier van Mr. Travailleur, het vertrouwen harer lezers moge blijven genieten.
C.
En thans is de taak, die ik mij opgelegd had volbracht; moge de goede bedoeling, waarmede ik heb geschreven, het gebrekkige mijner pogingen vergoeden.
Katholieken ! blijft „de Tijdquot; met uw vertrouwen vereeren ; een roemrijk verleden maakt haar dit waardig; blijft haar schragen in de vervulling harer moeitevolle roeping en denkt bij het lezen van Mr. Travailleur's geschrift: dwaling is menschelijk.
Mr Travailleur! bij het einde van mijnen arbeid, reik ik U zeer vriendschappelijk de hand en uit den wensch, dat ge, weêr als vroeger, door woord en daad, der katholiciteit tot roem en steun moocht verstrekken.
P.S. Ik keer weder in mijne obscuriteit terug, en stel mij niet voor U te antwoorden Maitre!, indien gij mijne woorden ginget weerleggen.
C.
£-//£gt; 2 7 ~