VAN 1gt;E
UITGESCHREVEN DOOK HET HOOFDBESTUUR VAN HET'
NEDERLANDSCH PROTESTANTEN-BOND,
GEHOUDEN TE AMSTERDAM ,
IN HET LOKAAL FRASCATI, 27 JANUARI 1874,
Dr.TRETFKNt)E HET RAPPORT DKR COMMISSIE IN ZAKE DE HEORGAMSAÏIK DER NEDERLANDSCHE HEHVOBMDE KERK.
(Sprekers: de lih. Mr. W. A. BERGSMA,
Prol'. L. W. E. RAUWENHOFF, Dr. W. DE MEiJÏER Dr. T. MODDERMAN Az. en anderen.)
AMSTERDAM, T. KOU WEN A AR. 1874.
:■ • •■: .• ■ ' •. ■■ .
■ ■ •. ... . ...
!
Het belangrijk Rapport der Commissie van advies ter zake eener reorganisatie van kerk en kerkbestuur, benoemd door de Algemcene Synode der Nederlandsohe Hervormde kerk in 1873 '), had aan het hoofdbestuur van liet Nedorlandsch Protestanten-Bond aanleiding gegeven tot het uitschrijven, vooreerst van eene Buitengewone Algemeene Vergadering van leden der Vereeniging, en voorts van eene Openbare Samenk om st, voor alle belangstellenden toegankelijk. Beide zijn gehouden te Amsterdam, Dinsdag 27 Januari 1.1. De Algemeene V e rg a d e r i n g achtte het zeer wensche-lijk dat, naar aanleiding van genoemd Rapport, adressen aan de Synode zouden worden toegezonden.
De afdeelingsbesturen en correspondenten zouden worden opgewekt om deze zaak te bevorderen. Als leiddraad kon f een adres dienen, waarin ten slotte het eenparig gevoelen van al de leden der Vergadering werd uitgedrukt, en dat luidt als volgt;
Aan de Synode der Nederlandsclie Hervormde Kerk.
Wij ondergeteekenden, lidmaten der Nederlandsche Hervormde Kerk, wenschen, naar aanleiding van het Rapport, ') 's Gravenhage, A. van Hoogstraten ou Zoon 1S73.
i
uitgebracht iloor de commissie van advies ter zake eener reorganisatie van kerk en kerkbestuur, tot Uwe kennis te brengen,
dat wij van harte de benoeming dier commissie hebben toegejuicht, omdat ook wij meenen dat de tegenwoordige toestand niet langer mag voortduren,
dat ook wij de senheid onzer kerk wenschen behouden te zien,
dat wij echter boven alles de volle vrijheid in leer, belijdenis en vormen in onze kerk wenschen te zien uitge-sproken.
Om welke redenen wij U verzoeken, zoodanige maatregelen te nemen, dat die vrijheid volledig aan alle leden onzer kerk worde gegeven. en in de wetten dier kerk worde uitgesproken.
l)e Openbare samenkomst werd des avonds te acht uren gehouden in het lokaal Frascati, Nes.
De vergadering werd geleid door den heer Mr. W. A. Bergsma, voorzitter van het hoofdbestuur van het Ncder-landsch Protestanten-Bond, die met een korte toespraak de bijeenkomst opende.
iiHervorming,quot; zeide hij, iireörganisatie van deNederland-sche Hervormde Kerk en van haar bestuur, reeds sintsjaren een door velen gekoesterde wensch, werd straks, toen men had waargenomen of ervaren, dat het niet meer liefelijk was als zonen van hetzelfde huis binnen hare wanden broederlijk saam te wonen, een dringende eisch.
De toenemende erkenning van en instemming met dien eisch tot hervorming gaf mede aanleiding tot het ontstaan van het Protestanten-Bond, eene vereeniging van allen die willen samenwerken om de vrije ontwikkeling van het godsdienstig leven te bevorderen, zoo binnen den kring dei-kerkgenootschappen als op ieder ander gebied.
Verwondering wekt het dus niet, M. H., dat onze vereeni-
5
ging, onafgebroken het oog gericht houdende op al wat op kerkelijk gebied plaats grijpt, en de teekenen des tjjds beproevende te verstaan, een toestand waarneemt, in menig opzicht zorgwekkend en bedenkelijk.
De vrees voor scheuring of ontbinding van de Ned. Herv. Kerk, wij zeggen het de Synode na, is geenszins overdreven te achten.
üe spanning is zoo groot, dat de geringste aanleiding voldoende zijn kan, om het dreigende gevaar in droevige werkelijkheid te doen veranderen.
Do brandstof ligt opeengestapeld, één enkele vonk kan haar doen ontvlammen.
't Js u bekend, welken maatregel het hoogste kerkelijke college heeft noodig geacht, om de gevreesde scheuring van de kerk af te wenden ; en voorzeker met belangstelling hebben velen uwer kennis genomen van de vier adviezen , welke de commissie ad hoc in haar rapport aan de Synode heeft ingediend.
't Was de roeping van het Protestanten-Bond, in een buitengewone vergadering dat rapport tot een onderwerp van gedachtenwisseling aan de orde te stellen, en het verheugt mij te kunnen mededeelen, dat dezen morgen een adres is vastgesteld aan de Synode der Nederlandsehe Hervormde Kerk.
Doch ook in ruimeren kring wenschte het bestuur van het Protestanten-Bond het kerkelijk vraagstuk, naar aanleiding van meergemeld rapport, ter sprake te brengen.
Het meende wel te doen, daartoe eene openbare samenkomst uit te schrijven in de hoofdstad des Rijks. Binnen hare poorten toch vertoont zich, om zoo te zeggen, levensgroot, al wat op kerkelijk terrein elders in nauw merkbare pro-portion wordt waargenomen.
Van daaraan evenredige belangstelling hielden wij ons dan ook verzekerd. Dat wij ons daarin niet hebben bedrogen, bewijst uwe talrijke opkomst. Ik zal trachten uwe discussion onpartijdig te leiden eu do orde te handhaven.
(i
Schenkt mij voor die niet altijd gemakkelijke taak uwe hulp; op uwe toegevendheid meen ik te mogen rekenen.
Ik verklaar deze samenkomst voor geopend!quot;
De voorzitter gaf daarop het woord aan den heer Prof. L. W. E. Bauwenhoff van Leiden.1)
«Het is zeer gepast,quot; zeide deze spreker, «en de Synode moet het wenschelijk vinden, dat wij, zooais we hier bijeen zijn, onze meening over de reorganisatie-plannen der kerk uitspreken. Immers, het betreft hier niet de vraag, hoe men een kerkbestuur zal inrichten, maar of wij inde kerk zelve zullen kunnen blijven. Het is ook billijk dat de bespreking dezer vraag te Amsterdam, in de hoofdstad des Rijks aanvange.
Wat hebben wij dan te zeggen? Vooreerst, dat het, zooals het nu is, niet blijven kan. Dat heeft de Synode ook begrepen, en daarom juist heeft zij die commissie benoemd.
En inderdaad, de toestand is onhoudbaar. De meest tegenovergestelde richtingen wonen in een zelfde kerk bijeen, en sommige meenen uitsluitend recht op die woning te hebben. Een predikant, door velen met voorliefde gevolgd, ziet zijne leerlingen afwijzen bij de aanneming. Een ander wordt aangeklaagd wegens afwijking van de kerkleer; toch wordt hij niet veroordeeld, omdat het kerkbestuur niet durft uitmaken of zijne meeningen genoegzaam van die leer afwijken om te worden geweerd. Voor een zuivere kerkelijke rechtspraak bestaat geen maatstaf. En het zedelijk leven lijdt schromelijk onder die verwarring. Daarom wordt de liefde voor de kerk bij den dag minder.
Dat kan zoo niet blijven. Met wachten komen wij ook niet verder. Eenvoudige veranderingen in het kerkbestuur, zooals een lid der commissie wilde, is al een zeer pover geneesmiddel voor zulk een kwaal.
') Van de gehouden toespraken wordt hier slechts een beknopt overzicht gegeven , met enkele woordelijke aanhalingen.
7
De Synode wilde weten, en heeft an,u de commissie gevraagd , hoe het samenblijven van de verschillende richtingen in een zelfde kerk mogelijk zou kunnen worden, zoo hot al mogelijk was.
Dat was een goede vraag. Want hierin juist schuilt het kwaad, dat verschillende richtingen nu geen ruimte hebben om zich in die kerk vrij te bewegen.
Het is er mee als met twee menschcn, waarvan de een juist boven dsn ander woont, terwijl de eerste druk piano en de ander druk viool speelt. Die menschen moeten elkaar hinderen en worden later geslagen vijanden.
De orthodoxe wil een belijdende kerk, de moderne kan in zulk een kerk onmogelijk wonen. Handhaaf in de kerkelijke wet de bepaling: «er is eene belijdenis,quot; dan acht de moderne zijn bestaan bedreigd; schrap die bepaling, dan acht de orthodoxe het kerkverband opgelost.
Wat moet er dan gebeuren? Het antwoord schijnt eenvoudig: een scheiding mot onderling overleg, splitsing dei-kerk in tweeën of in drieën.
Zeker heeft zulk een raad zijn goede zijde; bij zulk een toestand zou de partijgeest minder woelen.
Maar het zou wel gelukkig zijn, als het niet behoefde. Wij hebben toch een gevoel dat we bij elkaar behooren. Evenals het vaderlandsch hart zou opkomen tegen een scheiding van de noordelijke en de zuidelijke provinciën van ons land, zoo deze, op grond van groote oneenigheid, daarover dachten, evenzoo is het met de kerk. Orthodoxen en modernen zijn, met al hun verschil, kinderen van een zelfde Ned. Herv. kerk. Tegenover hot ultramontanisme weten zij nog wel de handen ineen te slaan.
Wat zou het gevolg zijn? Voor de orthodoxie verscherping van haar beginsel, evenals het katholicisme scherper optrad, toen het protestantisme zich had afgescheiden. Zij zal hoe langer zoo meer reactie worden. Üok voor de moderne richting
is er kwaad van die scheiding te duchten. Van de gemoedelijke orthodoxie kan zij nog zooveel leeren. Waarlijk, als het maar eenigszins mogelijk is, is het samenblijven der drie richtingen beter.
Kan dat? .Ta, er is een weg gewezen, een eerlijke weg. Het is een plan, door twee leden der commissie opgemaakt en uitgewerkt, dat aan alle vrije aaneensluiting van gelijk gezinden ruimte geeft. Een ander spreker zal liet straks uiteenzetten.'quot;
Zoo ongeveer sprak Prof. Hauwenhoff en liet vervolgens het woord aan den heer W. de Meijïer van Wormerveer.
Deze sloot zich geheel en al bij den vorigen spreker aan in de beoordeeling der bestaande kerkelijke toestanden. Ook hem schenen ze onhoudbaar toe. «De kérk is niet waar,quot; zeide hij, «ze moet waar worden. Hiertoe mag ze voorzeker hare eenheid blijven handhaven, maar niet ten koste der vrijheid. Het is wel wenschelijk dat ze worde ingericht tot een voor allen bewoonbaar huis, maar een «diensthuisquot; worde ze niet. De Protestanten moeten kunnen samenwonen als broeders. Dat alleen is goed en liefelijk.
Het is dus noodig dat de Nederl. Herv. kerk vrij, volkomen vrij worde, en duidelijk uitspreke dat zij dit zijn wil. Dit laatste ook vooral. De vrijheid is een te edele gave om te worden binnengesmokkeld.
De bestuurders der kerk moeten het wettig recht van al hare leden op volkomen vrijheid onbewimpeld erkennen.
Onze kerk mag niet als zoodanig eene belijdenis hebben.
Zij late ieder vrij te belijden wat hij belijden kan. En zij erkenne dit recht overluid. Zoo zij gezond, d. i. vrij wil wezen, zij veinze niet ziek te zijn.
Men zal zeggen, dat eene vereeniging toch een gemeen-schappelijken grondslag hebben moet. Voorzeker; maar geen anderen dan die iedere vereeniging heeft, een gemeenschappelijk doel en gemeenschappelijke beginselen. Een gemeenschappelijke belijdenis nu is geheel iets anders.
Maai- er zijn er toch in de kerk die geen anderen grondslag willen dan een gemeenschappeljjko belijdenis, en die zoo iets hebben, of meenen te hebben, of althans willen behouden. Welnu, aan dezen geve men in de kerk de gelegenheid zich te vereenigen en samen zoo confessionneel te zijn als hun hart begeert. Ik zeg dus met den vorigen spreker: één huis met verschillende kamers, waarin ieder dan zooveel of zoo weinig licht kan toelaten als hij wil.''
De spreker beantwoordde vervolgens onderscheidene bedenkingen die tegen deze opvatting konden worden ingebracht.
«Een kerk zonder vaste belijdenis, zegt men, houdt op een kerk te zijn. — Waarom? Een kerk zal toch altijd wel eene vereeniging van menschen zijn. Het is natuurlijk dat menschen van elkaar in gevoelen verschillen. Waarom dan nu het ver-eenigingspunt gezocht in datgene waarin men juist verschilt V J5ovendien: wie zal die algemeene belijdenis moeten maken? Eén mensch? Neen, want wij zjjn niet Roomsch. Dus een algemeene synode, bijv. van honderd feilbare menschen? Maar gesteld al dat die honderd, of een meerderheid althans, liet. samen eens konden worden, wat zou dan het lot moeten zjjn van hen die meenden dat deze honderd feilbare mannen hadden gefaald? Moest men hen uit de kerk jagen? Of er hen uit plagen? Maar die menschen zijn medeëigenaars van de kerk. En wie moeten worden uitgedreven? Teder die denkt, loopt gevaar dat hij eens blijken zal niet meer te denken wat de synode van honderd besloot dat hij denken moest. Een fraaie kerk, waarin men alleen zou kunnen blijven op voorwaarde van zoo min mogelijk te denken, ten minste over de belijdenis. Zoo iets als de Koomsche kerk!
Daarom: wil men een belijdende kerk, men spreke dit uit, en stelle eene kerkleer vast, en handhave deze door allen uit te drijven die er van afwijken. Men verbiede aan de leeraars het vrij wetenschappelijk onderzoek, het bezoeken van hooge-
10
scholen, het lezen van boeken. Men stelle de kerk bloot aan 't gevaar, dat allen, die vrij onderzoek willen, haar verlaten, en dat zij een voorwerp vim spotternij worde voor de beschaafde wereld.
Nog erger. De kerk wordt zoo eene oorzaak van verleiding. Predikanten znllen in gevaar komen, instemming met de belijdenis te huichelen, zoo zij, ter wille van het brood voor vrouw en kinderen, moeten aarzelen de kerk te verlaten; of zij loepen gevaar de belijdenis zoo te verwringen, dat er overeenstemming schijnt te bestaan tusschen haar en hunne denkbeelden. Vrome, ernstige, eerlijke lieden zullen de kerk moeten verlaten; onzedelijke, onbarmhartige lieden zullen aan de belijdenis het recht ontleenen, in haar te blijven.
Moet het daarheen?
Een ander bezwaar; zulk eene vrijheid, zegt men, zou strijden tegen de afkomst en de traditie der kerk. Ook al was dit volkomen juist, dan zou daaruit alleen volgen; welnu, men breke met de traditie. Mag ik mijn huis niet verbouwen uit eerbied voor de traditie der bouwmeesters en der vroegere bewoners? Moet men dan alleen achterwaarts turen? Gedenkt de vrouw van Lot! Zij is door het achteruitstaren in eene zoutpilaar veranderd.
Men verge te het niet! achter ons ligt de Dordtsche synode. Moeten wij dan terug naar Dordt?
Maar daar ligt meer achter ons. Onze kerk is christelijk. In Jezus' geest moet ze werken; en heeft Jezus ooit eene kerkelijke belijdenis gemaakt of geëischt? Hij stelde immers den ketterschen Samaritaan boven den rechtziunigen priester, alleen omdat de eerste menschlievend was.
Hij liet den man die duivelen uitwierp zonder hem te volgen, begaan, zeggende; wie niet tegen mij is, is voor mij.
En Paulus! Laast gij niet den brief aan de Galaten? «Uit-zinnigen ! daar gij met de vrijheid begonnen zijt, eindigt gij nu met de slavernij?quot; Paulus zou zich in zijn graf omkeeren.
11
zoo hij hoorde dat de vrijheid aan zijne volgelingen werd verboden.
Zijn wij ook niet protestanten, en is het protestantisme iets anders dan een protest tegen de onderdrukking der geestesvrijheid ?
Onze kerk noemt zich de Nederlandsche Hervormde Kerk, en in Nederland is immers de vrijheid traditioneel. In Nederland behoort geen andere kerk te huis dan een vrije kerk.
Om der wille dus ook van afkomst en traditie roep ik u toe: laat ons vrijheid vragen voor onze kerk. Dit kan door modernen en niet-modernen beide worden begeerd. Misschien zijn er onder deze laatsten die zeggen; ik kan niet meedoen , want ik ben nu eenmaal niet modern. Neen, zeg ik: dat kunt gjj wel, want onze vrijheid kan noch wil u uwe vrijheid ontnemen. Vraagt nu alleen naar recht, naar het belang van allen. Wat wilt ge? Vrijheid, ja dan neen V Geen derde. En zoo gij vrijheid wilt, spreek het vrij uit.
Wilt ge geen vrijheid, geen volkomen vrijheid? Zoo houdt haar tegen! grijpt haar! bindt haar!
Wilt ge vrijheid, zoo aarzelt niet het uit te spreken, en, nu het hoogste kerkbestuur beslissen moet over de vraag, wat er van de Nederlandsche hervormde kerk worden zal, vraagt nu boven alle dingen vrijheid, openlijk erkende vrijheid , vrijheid door de wet gesanctionneerd.quot;
Als resultaat van het gesprokene stelde de voorzitter nu de volgende motie aan de orde:
nDe vergadering acht het wenschelijk , dat de eenheid onzer Nederlandsche Hervormde kerk behouden blijve, maar vóór allo dingen, dat de vrijheid van geloof en belijdenis gehandhaafd blijve en in de wetten van die kerk openlijk worde uitgesproken.quot;
Na eenige discussie werd deze motie bij acclamatie aangenomen.
Tevens werd op voorstel van den voorzitter eene commissie
12
benoemd, die te Amsterdam een adres aan de Synode zou ontwerpen en het ter onderteekening zou aanbieden aan de lidmaten der Nederlandsche Hervormde gemeente, daarbij gebruik makende van het adres der Algemeene Vergadering van het Protestanten-Bond. Deze commissie bestaat uit de heeren Niermeijer, Strieker, Pantekoek en Modderman.
Hierna trad de heer Dr. T. Modderman Az., van Amsterdam, op en gaf een overzicht van de verschillende adviezen der commissie die het rapport aan de Synode had ingediend. De eerste voorwaarde, waaraan hij meende dat de kerk moest voldoen, was, dat zij waar moest worden. Hij vergeleek de kerk bij een huisgezin.
Hadden de voorgaande sprekers gewezen op het wensche-lijke van 't behoud dei eenheid van de Ned. Herv. kerk, en tevens den eisch gesteld, dat de vrijheid van geen enkele richting belemmerd worden zon, de heer M. stemde in met dien wensch en dien eisch. Ook hij achtte het behoud van eenheid der kerk wenschelijk, om linantieele redenen, maar vooral omdat de kerk, waarin wij geboren en opgevoed zijn, en waaraan wij voor ons geestelijk leven veel te danken hebben, ons dierbaar is, en omdat het samenzijn van verschillende geestesrichtingen in ééne kerk voor eenzijdigheid bewaart en aan den geestelijken wasdom bevorderlijk is. Hij vond den eisch, dat de vrijheid van geloofsovertuiging gehandhaafd worde, alleszins billijk. Die eisch toch is algemeen menschelijk, echt Nederlandsch, zuiver protestantsch en voor de ontwikkeling des geestelijken levens een volstrekte voorwaarde.
Maar, zcide hij, nu rijst de vraag hoe dien wensch en dien eisch gelijkelijk te bevredigen, de eenheid van 'tgeheel te bewaren en tevens de vrijheid der deelen te handhaven ? Dat is het groote probleem, dat, al de eeuwen door, de grootste denkers bezig hield. Hoe is de gedachte aan een heelal, waarin één Opperste wil regeert, te vereenigen met
liet bewustzijn van 's inonschen persoonlijke vrijheid, vraagt ile wijsgeer. Hoe is, op kerkelijk terrein, 't beginsel van katholiciteit met het protestantsche individualisme te vereenigen? Hoe gaat, op sociaal gebied, het streven van 't Communisme samen met de rechten der verschillende standen? Hoe is het belang van den staat altijd te vereenigen met dat van den afzonderlijken burger? Hoe kan hot huisgezin bestaan, zonder dat aan het recht der enkele huisgenoten ieder oogenblik wordt te kort gedaan ? Zoo keert dezelfde vraag in telkens gewjjzigden vorm overal terug.
Dat laatste voorbeeld, aan het huiselijk leven ontleend, is misschien het best geschikt om ons den weg te wijzen.
(leen huisgezin kan welvaren, als ieder doet en laat wat hij wil, noch ook als aan 't belang van 't geheel dat der individuen wordt opgeofferd. Zal een gezin bloeien, dan is een eerst vereischte dat er éénheid zij door den band der onderlinge liefde, dat ieder zich lid van dat huisgezin ge-voele, maar een tweede eisch is dat de huisgenoten wedf • keerig elkander verdragen, waardeeren, eerbiedigen en alles vermijden waardoor iemand in zijn goed recht gekrenkt zou worden. Maar daartoe is het noodig dat ieder zijn eigen werkkring hebbe, waarin hij zich betrekkelijk vrij beweegt, de man op 't kantoor, de vrouw in de huiskamer, de meid in de keuken, het kind op de speelplaats.
Zoo ook in onze Ned. Herv. kerk. Er zijn in het rapport van de commissie, door de Synode benoemd, vier onderscheidene plannen van reorganisatie der kerk voorgesteld. Zonder in breede beschouwing dier verschillende plannen te treden, noch ook opzettelijk de bezwaren tegen drie van die vier plannen te ontwikkelen, meende de spreker dat alleen het plan van de derde sectie, die men de moderne noemt, volkomen voldeed aan den dubbelen eisch, behoud van de eenheid der kerk met handhaving van de vrijheid der dee-len. — Hij deelde in korte trekken den inhoud en de strek-
14
king van dat plan mede, welks hoofddenkbeeld is: facultatieve splitsing der gemeenten in kerspelen, en beval dat met ernst en nadruk aan, vooral op grond van de volgende overwegingen:
a. Dat plan is het eenvoudigst. Al schijnt het het meest radicale, daar het niets minder bedoelt dan eene geheele reorganisatie van de kerk, 't is toch wel beschouwd niets anders dan een constateeren en behoorlijk organiseeren van feitelijk bestaande toestanden. In onze kerk zijn feitelijk de meest uiteenloopende richtingen bijeen, die ieder haar recht van bestaan hebben, wier aanhangers ook wettig leden der kerk zijn en hun goed recht als zoodanig kunnen handhaven. Maar juist omdat die samenleving van zoo ongelijke elementen niet geregeld is, ontstaat er elk oogen-blik botsing en strijd. Men hindert en verdringt en bestrijdt elkander. Het plan der derde sectie wenscht daaraan een eind te maken, door de bestaande toestanden te aanvaarden, die behoorlijk te regelen, en alzoo de eenheid van 't geheel met de vrijheid der deelen gelijkelijk te bewaren.
b. Dat plan is vervolgens zoo goed, omdat het, wel verre van eenige dwang te oefenen, door aan eenig kerkbestuur het recht toe te kennen om uit de hoogte en naar een wille-keurigen maatstaf do gemeenten te splitsen in kerspelen, integendeel slechts de gelegenheid daartoe voor ieder openstelt en de gemeenteleden zelve tot kiezen oproept, en wel zoo, dat de mogelijkheid om van het eene tot het andere kerspel over te gaan, of een bestaand kerspel weer op te heften, ook blijft bestaan. Het plan bedoelt eene reorganisatie die even facultatief als elastiek is.
c. Het bewuste plan verdient eindelijk aanbeveling omdat, en hierop legde spreker den meesten nadruk, omdat de toestand der kerk daardoor waar en de zaak van het godsrijk er dus te beter door bevorderd wordt. God heeft lust aan waarheid in het binnenste. Dat geldt niet alleen
15
van den enkelen mensch, maar is ook van toepassing op eene vereeniging van menschen gelijk onze kerk. Die kerk nu lijdt aan gemis van innerlijke waarheid, 't Wordt ons vrijzinnigen door de orthodoxen verweten, dut wij, door in de kerk te blijven, huichelen, niet eerlijk, niet waar zijn; terwijl omgekeerd de orthodoxen tegenover ons niet altijd kunnen zijn en handelen, zooals zij krachtens hun beginsel zouden moeten doen. Men is gedwongen, staat niet op zuiver terrein, voelt zich niet vrij, niet oprecht, niet eerlijk tegenover elkaar. Al is ieder indivudieel zich bewust eei-lijk te zijn, toch laadt men vaak den schijn van oneerlijkheid op zich. De verhoudingen in de kerk zijn gedwongen. Geen enkele richting is zich zelve. Terecht zegt het rapport in 't voorstel van de derde sectie, blz. 132: «die tweeslachtigheid en innerlijke onwaarheid is de vloek onzer kerk.quot;
't Is niet te zeggen hoeveel kwaad dat doet aan de zaak van het godsrijk. Er heerscht tegenwoordig bij beschaafden , en vooral bij het opkomend geslacht, het jonge Holland, een toenemende onverschilligheid omtrent de kerk, die niet zelden bepaalde afkeer wordt en helaas! maar al te licht ontaardt in onverschilligheid omtrent den godsdienst zelf. De schuld daarvan ligt voor een groot deel aan die onwaarheid en onwaardigheid van de kerk zelve.
Daaraan moet een eind komen. Dat eischt het belang van den godsdienst. En dat eind zal komen, hoe meer do toestand der kerk waar wordt en het uiterlijk organisme der kerk in overeenstemming wordt gebracht met haar innerlijken toestand.
Om alle deze redenen juichte spreker het reeds genomen besluit, om zich bij adres tot de Synode te wenden, van harte toe, en hij spreekt den wensch uit, dat velen aan zoodanig adres hun adhaesie geven mogen en de Synode daardoor te meer opgewekt worde om te besluiten conform hetgeen dooide 3C sectie der adviseerende commissie wordt voorgesteld.
16
Na den heer Modderman voerden nog enkele sprekers') het woord ter aanbeveling van het plan derheeien Hugen-holtz en De Kan ter, als zijnde de best mogelijke oplossing van het vraagstuk, dat in de Nederl. Hem', kerk aan de orde was gesteld.
Hierop besloot de voorzitter met eene korte toespraak. Hij drukte den wensch uit, dat ook deze samenkomst ertoe zou hebben bijgedragen, om liet belang der quaestie te doen gevoelen, en om de leden der gemeente op te wekken tot het onderteekenen van adressen, waaruit aan de Synode zou kunnen blijken, dat zij dit vraagstuk verlangden opgelost te zien met handhaving der beide beginselen van eenheid en vrijheid.
Het jonge Nederland moest belang blijven koesteren voor de kerkelijke vraagstukken van den dag, omdat daarmede vooralsnog samenhangen de godsdienstige belangen der maatschappij. Wilde de protestantsche, met name de Ned. Herv. kerk, haar eervolle taak blijven vervullen, dan moest zij ook bij deze gelegenheid weer gehoor geven aan hetgeen een profeet van onzen tijd aan haar had toegeroepen, toen hij zong:
„Zet zo uit de kerk!quot; dus roept go luid,
— „Het liever gij uw kerk wat uit!quot;
Nadat Dr. Strieker van Amsterdam het hoofdbestuur had bedankt voor het initiatief in deze zaak genomen en den wensch had uitgedrukt dat de afdeelingen der Vereeniging op verschillende plaatsen hetzelfde mochten doen, werd do samenkomst gesloten.
I) Het wareu de lieeren: Pantekoek vau Amsterdam, Van Hamel van Rotterdam, Niemcijcr van Snoek. De hh. Van Gorkom en H u-genholtz Jr. waren door ongesteldheid verhinderd geworden aan hun belofte om ook het woord te voeren te voldoen.