-ocr page 1-

R I E F

AAN ALLE

EDERLANDSCHE ERKLIEDEN LEDEN EN GEEN LEDEN

VAN DE

INTERN A-TIOJNT ALB

DOOR

jIaN ^tukadooi\_

Metselaar

t,Onder toezicht gesteld van zijn neef den hulponderwijzer Bquot;

U ITGEGEVFN DOOK

J, J. CREMER

---03@gt;t0--

TE LEEUWARDEN BIJ

11. KUIPERS 1871

f

-ocr page 2-

Snelpersdruk van J. K. Miederna, te Leeuwarden.

-ocr page 3-

Aan den Lezer.

De neef van den werkman dour wien mij hel nevensgaande opstel in handen kwam, zal het mij — zoo min als de Lezer — ten kwade duiden, dat ik een aantal van zijn verbeteringen, zoowel in stijl als taal, tol het oorspronkelijke heb teruggebracht, ja zelfs dat eenige door hem geschrapte woorden — waarin de schrijver niets vreemds had gevonden — door mij op hun plaats zijn hersteld.

Dat de JSederlandsclie werklieden de veelal zeer juiste beschouwingen van den wakkeren Jan met een Bravo! zullen begroeten, en, beter nog, ter harte willen nemen, is de ivensch van, :

J. J. C.

-ocr page 4-

'

-ocr page 5-

EEN WOORD

AAN DE

NEÜERLANDSCHE WERKLIEDEN

Leden en geen-leden der Internationale.

Vrienden , laat ik je zeggen , dat je gepierd wordt, op mijn woord van eer. Ik zeg niet, dat ze het niet goed met je meenen; nee, maar dan pieren ze zichzelf. Ik ben zooveel als handwerksman of metselaar , en ik versta mijn vak zoo goed als mijn baas, daar durf ik me op beroemen, al dat de roem is uitgesloten , maar ik zeg het omdat het waar is, en ik een hekel aan kletspraatjes heb.

In den laatsten tijd hoorde ik gedurig van de kameraden dat ze armoe hadden, geen eten genoeg, omdat ze te weinig verdienden. Dat is waar , vooral als ze — zooals Jan van End — een vrouw hebben die vijf maal in de kleine zes jaar in het bed leit, en op den koop toe een slons is, met de vellen aan 't lijf.

Weet je wat ik verdien in de week? Gemiddeld, winter en zomer, negen gulden. En daar moet ik van leven met mijn vrouw, vijf kinderen — God weet of

-ocr page 6-

6

liet er bij blijven zal — en, behalve een kanarievogeltje van Jans, mijn oude halfblinde moeder. Bedeeling zou ze kunnen krijgen, maar ik zeg, eer zullen ze me doodschoppen, eer dat ze mijn oude moeder van den arme zullen bedeelen.

Is negen gulden te veel met zijn achten , als ik de kanarie van Jans meereken'? Dat weel jelui wel beter; en tocli Goddank jongens, ik heb nog nooit honger geleden. Dat zit hem hierin dat ik niet drink of zuip. Of ik geen borrel lust'? Nou, daar mot je om kommen. Als ik hem zie , dan komt mij het water over 't hart; maar ik zog, nee baas, je zult me niet pieren, want ik heb er een neef aan dood, weetje , dien stond het schuim op den mond toen hij de eeuwigheid inging, en was zoo zwart van binnen als een schoorsteen. Nou, als je van de hlarc zwart wordt, dan zit er toch de duivel in, al heeft hij geen bokspooten of kettings aan.

Ik zei dan dat ik nooit honger heb geleden, en daar geef ik je mijn woord van eer op. Maar weetje wie daar ook schuld van is , dat is mijn vrouw. Als je ze zag — ze zit hier bij me terwijl ik dezen brief schrijf, want de meester zei: schrijf jij gerust Jan, jij weet hel goed uit te leggen, en ik, zeidie, zal je wel met de laai en de spelling helpen — ik zeg dan, als je mijn vrouw zag dan zou je zeggen: een knap wijf; en ik zeg een goed wijf ook; die het anders zei, die heeft er geen verstand van of is jaloersch; zooals de vrouw van P. — ik wil zijn naam geen schande

-ocr page 7-

7

aandoen, maar dat varken is jaloersch. Jongens, je moest ook eens kunnen zien wat een helder wijf of ik heb. Toen ze voor de vierde keer — in de negen jaren, in 'thed lei, toen was Wouter, de kleine schreeuwert met zijn rottenoogjes, nog geen tien uren oud, of ze had alweer vier wollen sokken gestopt, en nog al geen gaten! — Nee, zooals mijn beste wijf den boel bij elkaar houdt, daar weet je niet van; en ik zeg, als ze van kapitaal spreken: daar zit kapitaal in de armen van Jans. En toch geen houten, waarachtig niet: mollig als spek op de tong. Als alleman zoo'n vrouw had, dan was er geen armoe. quot;Van een gulden maakt zij er twee; ook omdat zij van ^ wee uren er vier maakt. Vroohjk is ze altoos; en als ze pruttelt, dan is het alleen over de belasting op de zeep.

Maar alleman kan zoo'n vrouw niet krijgen, dat weet ik wel; daarom en ook met dat beroerde gezuip heeft er menigeen veel meer noodig dan ik. Maar, is het misschien door ziektens of dinksigheden dat je armoe hebt, terwijl je werkt zooveel en zoo goed als je kunt, en den boel niet vergooit of verzwendelt, dan zeg ik jongens , zoekt als je loon te laag is en je met al je werken niet te eten hebt, in de redelijkheid dat je wat meer krijgt. Jongens ik zeg in de redelijkheid, want of wij elkaar nou een loer willen draaien of niet, anders draai je je zelf den hals om, en daar heb je niks geen pleizier van.

Onze kleine Albert was krek een jaar — ik weet het

-ocr page 8-

8

nog, omdat de vrouw toen op suiker bij de koffie trakteerde , en dat is een heele ekstra — toen kwam van Vlot bij ons inloopen. Ik begreep hem niet, want hij zei den heelen tijd zoo'n fransch woord. Nou ken ik het; 't was de Internationale, — Meester heeft het me voorgespeld. Als ik daar lid van werd, dan kregen we mettertijd net zoo goed te vreten — dat waren zijn lichamelijke woorden — als de rijkdom en al de grootheid in eigen persoon. Wis en waarachtig, zei van Vlot, hier bij ons in 't land zijn we wel gek om ons eigen dood te werken voor dat rijkelui's volk, en voor de bazen die van ons zweet en bloed mooi weer spelen. De Internationale, zoo zeidie, wil met orde en recht onzen toestand verbeteren. We zullen een tijd beleven Jan , zoo zeidie, dat al die groote huizen en de wind van die swietmesjeus met hun mooie dametjes uit is, alleman egaal, jij net gelijk met je baas, en je baas net gelijk met den grootsten baron of ginneraal uit de Voorhout. Allemaal glad weg van een slag, en allemaal krek evenveel centen op zak. Ook de centen van den koning' moesten we verdeelen , en van de prinsen. Alle grootheid naar de weerlich zeidie; dat was nou hetcommu-nismus. Dit laatste woord heb ik zelf onthouden, want dat ding leek me een slaadje als het goed was. Nou , zei van Vlot, als je niet tegen je eigen vleesch bént, dan moet je ook lid van die Internationale worden, daar staan pieten aan 't hoofd, en ze hebben in andere landen al zóóveel jongens en centen bijeen, dat ze ons

-ocr page 9-

9

Lest den mond kunnen openhouden als wij alvast do weer-lich van 't werk geven.

Toen van Vlot niks meer zei, toen zei ik : Maar dan zul jij er zeker al wel dadelijk uitscheijen Piet, want aan werken daar heeft hij in den regel kaas aan. Nee nog niet Jan, zeidie toen, want die Internationale stuurt geen kind om een boodschap. Zoo gauw als wij van onzen stand hier te lande zoo goed als allemaal lid van die vereeniging zijn en de kans schoon staat om onzen slag te slaan, dan beginnen we dat lolletje; dan gooien we — 't waren zijn eigen woorden — bij al dat groote volk lekkertjes de glazen in, en houwen acht dagen vetpot, en dan; naar den grond met al derijke-lui'shuizen, en, verdeeling van de dubbeltjes in de Maliebaan. Wil je lid worden'? zei Piet er bot bovenop. En ik zei; Wat kost het ? Zooveel, zei Piet. — Ik keek Jans aan , en Jans zei niks , maar ik zei: Ik zou je danken, 'k Wil er eerst over prakkezeeren.

Toen van Vlot weg was — eerst zanikte hij nog wel een uur lang, en 't meest over dat pleiziertje in de Maliebaan — toen zei ik tegen Jans: Wat dunkt je?

Jans zei: Wat wil dat zeggen Inter?

Dat weet ik niet, zei ik. Toen dadelijk naar meester.

Meester zei dat Internationale zooveel beduidt als een verbond tusschen alle naties of volken; en dat het hier dus de vereeniging was van al de werklui over de heele wereld.

Dat zoodje zou ik wel eens bijeen willen zien, zei ik

-ocr page 10-

10

tegen Jans toen ik weer thuis kwam — 't was zondag.

Ik niet, zei Jans, vooral van daag niet, want dan staan de meesten niet vast op hun beenen.

De mecslm daf was onredelijk. Nu moet ik zeggen dat Jans alleen op dat punt onredelijk is. Maar ik dank er God voor, want als Jans het niet geweest was, wie weet of ik toch niet van tijd lot tijd bij Nol op den hoek er eentje zou gepakt hebben. Eens is geens zegt het spreekwoord , en zoo kom je op een kouwen avond tot tienmaal ééns is tienmaal geens ; en dan heb je veertig centen aan de broek en je kijkt als een vijfcents pekelharing of een schar zonder kop.

Maar jongens, nou moet ik je zeggen , dat ik al een maand aan het denken ben geweest over dien beroerden van Vlot of eigenlijk over die Internationale. Ik zei tegen Jans: Ja maar als we nu toch waarachtig door

dat lid worden in hel buis van v. B..... konden

komen (meester zei dat ik den naam hier weg moest lalen) nou, in dat mooie groote huis met al die meubels en gordijnen, me dunkl.....

Me dunkl, zei Jans, dal je je versland moest gebruiken. Van Vlot zei dal ze al de huizen zouden afbreken, en dus kwam jij dan tóch niet in het groote huis van v. B.....

Daar had ze gelijk in , en ja, als we allemaal precies gelijk zouden worden, dan moest eigenlijk — na dat lolletje in de Maliebaan — de heele stad voor den grond worden gesmeien, om ook de steenen en het hout-

-ocr page 11-

11

materiaal gelijk ie verdeelen. Jawel elk voor zich kon dan zijn portie meenemen om naar goedvinden op een óok eerlijk gedeeld stuk grond , zijn huisje te kunnen zetten.

Maar zie je jongens, toen ik daar good over prakke-zeerde, toen begon het me te draaien voor de oogen. Wie drommel, zou eerst de stad afbreken? Verbranden was nog zonde, want wat weg is is weg. — De voorname lui ? Och goeie hemel, als ze een halven dag aan 't steenbikken waren geweest , bijvoorbeeld de graaf van.... (weer geen naam zei meester) afijn dan lee ie voor mirakel; daar zit geen pit in die vingers.

En ik zelf? Als ik mijn portie beet had, wat deed ik er mee ? Metselen is mijn vak , jawel, maar al zal ik op water en brood, om een huis te bouwen, zoo'n beetje behoorlijk, ik zou er geen kans toe zien.

Maar, zei Jans toen, al kon jij als metselaar, net zoo wol als Hein van 't fabriek van Enthoven, en de baron van.... Die en Die, en de grutter naast ons hofje, en Hannes de diender en allemaal die nooit gemetseld of gezaagd hebben, je eigen huis bouwen, wat moesten dan de zieke weduwvrouwen beginnen'?

Ben je gek Jans , zei ik, dat verdeelen én zelf opbouwen da's onmogelijk , da's larie.

Ik moest er om lachen en Jans begon ook te lachen, zoodat kleine Anneke losliet. Toen lachten we allebei dat we schudden. Denkt eens jongens, hoe de molenaars en de ministers en de slagters en de boekverkoopers en de

-ocr page 12-

12

notarissen en de vroedvrouwen en de dominés en pastoors, afijn de heele wereld die van't bouwen niks wisten, in de knooi zouden zitten. Wat zou je zien gebeuren — dat zei ik tegen van Vlot op een avond dat hij mij weer den kop kwam gek maken. Laten we nou veronderstellen, zei ik , dat er op de vijftig huishouwens die bouwen moesten , veertig er zelf niet kapabel toe waren , en dat elk drie honderd gulden vrij geld in de maliebaan had gebeurd; niswaar, dan zou de een — al was het geen verplichting , toch alweer tegen den ander zeggen : Och vrind of burger-commun, help jij me een handje, want mijn moeder is rumatiek of aanborstig en kan toch niet zoo tusschen 't afbraak blijven zitten. — Nee, zou die zeggen : Ieder voor zich. — Dan zou die ander hem bijvoorbeeld drie rijksdaalders onder den neus kunnen houden. Was de persoon die rook, geresolveerd, dan zei ie: Ac-coord 1 was hij een schrok, dan zei ie: Voor zes rijksdaalders ; en was hij een luie kerel dan zei ie : nee, en ging op zijn eigen afbraak liggen.

Nou vraag ik jou van Vlot, of er dienzelfden dag alweer geen verschil van stand zou wezen, want die hielp, had de rijksdaalders van den ander. Zie je, zoo'n stad van gelijkheid is onmogelijk. Maar zei ik, verondersteld dat je zoo'n stad kondt hebben, dan zet ik het jou om me te zeggen hoe de magere kranten-Hannes met zijn zuster Letje — de strijkster-zwavelstok — aan den kost moesten komen? We zouden alles zelf moeten doen, want maatjes egaal, alles gelijk, niewaar?

-ocr page 13-

18

Op onzen lap grond zaaien en oogsten; koren dorschen en malen, meel kneden, brood bakken, — vee fokken slachten , natuurlijk, alles.

Maar toen viel .lans me in de rede, en zei: Kom schei toch uit met die gekkepraat; -waar wil jij mee ploegen als je geen ploegen kunt koopen, hoe wil je dorschen zonder vlegel, malen zonder molen, slachten zonder mes. Waar moet dat alles van daan komen en wie zal dat maken als iedereen zaaien en maaien en dorschen en bakken en fokken en slachten moet ?

Waar de machines van daan moeten komen ? vroeg van quot;Vlot, wel, net als de messen en allerlei meer tegenwoordig : uit Engeland.,

Zie je jongens, nu zijn we wel dom, maar toen lachten ik en de vrouw toch nog eens zoo hard. Wij dachten dat die Internationale over de heele wereld, voor alle landen was. Meende van Vlot dan dat ze in Engeland toch wel ten pleiziere van ons Hollanders aan 't werk zouden blijven !

Van Vlot wier nijdig om 't lachen en liep de deur uit. 's Nachts om éen uur kwam hij stomdronken in vergissing bij ons aankloppen , en toen vroeg ik: wie — na dat lollelje in de maliebaan — den jenever voor hem zou stoken ? En toen zeidie met een smoorvloek erg door den neus: Dat doet de., de Inter.. .nation.. ale.... voor den duivel! — Nou, als die Internationale de likeurstoker voor den duivel is , zei ik, dan blijf je me met dat ding van mijn lijf af, en ik bracht den lap in

-ocr page 14-

14

z'n huis , want ik had met z'n ai'me vrouw te doen.

Toen jongens, zijn er een paar maanden voorbijgegaan , en ik heb druk werk gehad in 't voorjaar, zoodat ik van dat ding niet meer hoorde. Maar op een avond dat ik naar huis ga zeit Pietersen tejjen me — met een knoop er op : Waaroia ben jij nog geen lid van de Internationale ? We moeien er hier kerels als jou bij hebben.

quot;Waarom Pietersen ? vropg ik.

Omdat jij een knappe kerel bent, zeidie: van Vlot en zijn soort kunnen we missen. Dronken volk geeft geen feduusie, en het ding is goed, voor den donder 1quot;

Als het ding goed voor den donder is Pietersen, zei ik, dan is het toch ergens goed voor.

Ergens! zei Pietersen; wou jij zeggen dat het niet heelemaal goed was ? Moet de eene mensch slaven en zweelen, terwijl de andere, God beter 't, als een lui varken in zijn stoel leit? Kijk — zie, daar heb jeweerzoo'n schandaal! Die mooie mesjeu in dat open rijtuig leit er als een beest, en wat doet ie ? Geen lor! — Ik zeg je : er uit moeten za ! dat volk ! 't Is van ons gestolen !

Nou wist ik toevallig dat de heer in dat rijtuig — want er .kwam ons een rijtuig voorbij — een dokter was die zich niet geneert om bij de smerigste ziekten in de grootste achtergaten te gaan. Cholera of pokken daar maalt hij niet om, en ook dat hij niet alleen met de gift, maar niet minder om zijn taal voor de armsten als een vader is.

-ocr page 15-

15

Wou jij zepgen Piotersen, dat dokter v. B. van jou gestolen heeft'? zei ik.

.fa. G. v. d. I riep Pietersen. We zullen ze wol krijgen G. v. d.!

Toen jongens , wier ik er koud van , maar ik zweeg. Dat zwijgen beviel Pietersen niet. Hij begon lastig te worden en grof als riviergrint. 't Liep zoo graveelig dat hij zijn gezegde van »knappe kerelquot; weerom nam ;

ik was een..... (het woord was te smerig zei messter,

ik moest maar titteltjes zetten.) Best; maar dat andere woord was eigenlijk nog gerneener hoewel het niet zoo vuil was: ik was een verraderlijke Pietjak. — Wat Pietjak is dat weet ik nog niet. — Zulke kerels, die de goeie zaak tegenhielden moesten goddorie, zei Pietersen, al vooruit op d'r ziel hebben, en als hij mij 't avond of morgen bij de kraag kon krijgen , dan zou hij zijn eigen daarop trakteeren.

De kameraads wilden het bijleggen , maar ik zei dat er van bijleggen geen spraak was, omdat er niets bij te leggen viel. Maar toen we 't politieburo voorbijkwamen, toen zei ik dat ie 't hooren kon: Zoolang als de eene werkman den ander nog bedreigt, is het goed dat ze ddar wacht houwen, en dat de heeren op 'tbinnenhof ook nog recht en gerechtigheid spreken.

Nou vraag ik je jongens, als alles maatjes egaal-corrunun was, hoe zou je dan hulp krijgen als je ziek lei , en recht krijgen als een gemeene rakker je bij avond of ontijd een loer had gedraaid?

-ocr page 16-

16

Toen heb ik gaan zitlen nadenken, on hoe langer dat ik nadacht en met meester en Jans er over sprak — de meester is nog een neef van mijn vrouwskant zieje — hulponderwijzer — hoe meer ik begreep dat die heele broederschap en alles maatjes gelijk , net zoo onmogelijk is als met de hand aan den hemel te reiken. De meester zei, en daar had hij recht in: Moeten de kinderen dan voortaan niet meer leeren op school ? Om kinders te kunnen onderwijzen , moet je met je hoofd en niet met je handen werken. Om dokter en rechter en profester te worden, is het allemaal met den kop weiken. Nu moeten die lui toch op stoelen zitten als ze hun hersens Inspannen om de wijsheid uit de hoeken te halen. Zie je, en daarom kunnen ze 't ruwe weer zoo niet verdragen; en als het werkvolk grof werk doet met de handen, dan doen zij fijn werk met het hoofd En , werken met de handen, dat kun je vrij wat langer volhouden als met den kop. Laat Pietersen of van Vlot eens een klein briefje schrijven , zei Jans, dan zul je eens zien hoe'n spul ze daarmee hebben. Wil je wel gelooven jongens, dat ik zelf over dit opstel al meer als een verreljaar doende ben ; alle zaterdag avonden, en soms zondags een beelje. Maar ik zeg je dat ik er menig zweetje op gehaald heb, en dat ik 't al lang had laten steken als meester en Jans niet zeiden dat ik 't doen moest, en meester niet altijd hielp met overschrijven. — Wat betreft dat ik jelui wil zeggen wat ik denk, ik dank God dat ik het

-ocr page 17-

17

doen kan, want, nog eens jongens, die Internationale die piert ons met open oogen. Ik zeg niet uit wreedheid of slechtheid, maar omdat ze niet zien kan.

Ik zeg tegen Jans, hoe moeten al de brieven door 't land komen, en van Oost en West — waar ik nog een broer bij 't zevende heb — als je geen heeren had die al de landen en plaatsen van de wereld kennen en zooveel als de direktie verstaan? Als je alles zoo naprak-kezeert, dan moeten er heeren zijn op 't kantoor die een boel meer weten als de bestellers die alleen maar 't adres hoeven te lezen. — Larie dat maatjesegaal van de commun. Larie, dat zei ik at een half jaar geleden. En nou? Jongens, lees jelui de krant niet? — Ei zeg ik togen van Vlot — want tegen Pietersen daar spreek ik niet meer tegen — ze hebben zich mooi laten kijken in Parijs, die oppersten van de maatjes-egaals. Toen zo in de knooi kwamen en hun . . . moesten bergen , toen werden ze gevonden met duizende franken — dat zijn zooveel als halve guldens bij ons — in hun kleeren genaaid aan specie en papier. Zie je, dat waren de lui die krek regeerden als alle andere regeerders , maar onder een schijn van maatjes-egaal. Ze vrat-ten en dronken van de bovenste plank en verlakten het werkvolk, waar de meesten van hun vroeger zelf toe behoorden. Begrepen jongens , een zeit er bij voorbeeld legen je: Vooruit mannen, heronder met de rijken! dan denken jelui; Vooruit naar de vetpot, niewaar ? Maar hij die je aanvoerder is, komt hot eerst Lij het

2

-ocr page 18-

18

laadje, en als jelui dan aan 't vechten bent en in de konkels raken, dan pakt hij zijn biezen naar Noord- of Zuid-Amerika, en jelui — je wordt in de doos gestopt. Heb je 't niet gelezen ? Nee, in de doos niet alleen , je wordt als krengen in de kalk verbrand, levendig, net als een slak die je zout op z'n bast doet. Maar — dat is de gerechtigheid. Ja zoo waarachtig als God leeft jongens , ik zeg met de volle overtuiging: dat is de gerechtigheid. Als ik er niet zoo goed over geprakke-zeerd had, dan zou ik zeggen: ik weet het niet, maar nou begrijp ik er alles van:

God heeft groot en klein verordineerd in de wereld: daar heb je een vlooi en een olifant, niewaar? een keisteentje en een hooge berg, een grasscheutje en een eik in 't bosch. Notabeene I Maatjes-egaal in de wereld I Jans en ik en zelfs van Vlot, toen ie goed nuchter was, we hebben weer geschaterd van 't lachen : dan moesten de vrouwen ook maar een broek aantrekken, en de kinderen hun vader en moeder de les lezen. Nee van Vlot, zei ik. God heeft kleine sterren en groote zonnen gemaakt, en zoo denk ik dat Hij 't met de menschen ook gewild heeft. Neem jij éen stand uit de wereld weg — ik meen van wal goed of noodig is — en de heele boel leit op z'n . . . Als de opstekers van 't gas 's winters bij donkeren avond hun werk niet deden, dan ging jij en ik bij Janssens op den hoek, met een fortuintje 't water in; en — als zecommunwaren, dan verdikten ze 't zeker om voor jan en alleman 't

-ocr page 19-

19

gas aan te steken. — Nog eens, die zijn hersens bijeen houd, die is wel stekeblind als hij niet ziet dat die heele Internationale, misschien met een goeden aard en bedoeling begonnen, eigenlijk den onderganjr van den werkman achter de knoopen heeft. Lees de krant jongens als je lezen kunt, geen mooie praatjes van vetpot, maar van daadwerkelijke zaken. Staat maar op tegen de wet van God of de natuur, en jo krijgt het voor goed op den kop. Nu liggen al de mannen die alweer op den vetpot te Parijs rekenden , en die al met het omverhalen van rijkelui's huizen en verbranden zijn begonnen , voor goed onder den grond. — Heb jelui daar pleizier in , ga dan je gang; maar ik zou je danken. Ik zeg tegen Jans — of eigenlijk ik heb het eergister avond gezeid, toen we samen in de bedstee leien: God geef dat onze Hollandsche jongens zich niet door die vreemde poespas in de draaierij laten brengen. Ik zeg maar: als je je best doet, zooals wij, niewaar , dan ben je misschien geen haar minder gelukkig dan bij voorbeeld de baron van (ik schryf den naam niet, want dat geeft weer spul met den meester) aQjn, ik zeg geen haar minder. Of zijn bed zooveel mooier is daar ziet hij niks van als ie slaapt; en als Ie rijke lui graag op die weeke spullen van bedden en donsen liggen, ik voor mijn part, zeg ik tegen Jans, kunnen ze nou beter slapen als wij met zyn beiden? En dan de pot ? Jans heeft twee diensten gehad, de laatste als

2*

-ocr page 20-

20

keukenmeid. Maar denk jelui jongens , dat ze dien pot toen we getrouwd waren , een halven dag heeft gemist ? Jans zeit dat het met lekker eten net gaat als met alles wat je alle dagen hebt, daar gaat het raar van af. Ze zeit dat haar volk — groote lui hoor — altijd aan hun Trinden vertelden van een reisje, toen ze ergens — ik weet niet waar — geen losies konden krijgen; toen ze zich op een zolderkamertje in een bedstee behelpen moesten, en twee dagen niets als zwart brood en melk en éen eindje worst konden krijgen , en dat ze daar altijd met zoo'n schik en behei van vertelden alsof dat nou de pleizierigste tijd van hun leven was geweest. — Ja, zul jelui zeggen, maar 't rijkelui's smullen is toch niet kinderachtig, en ik wou toch liever aan hun tafels zitten als voor onzen schralen kost. Ik zei het ook, maar meester gaf me laatst een goed bescheid : Dat moet je nog niet zeggen, zeidie. Alles heeft zijn mooi en zijn leelijk. God is rechtvaardig, zei meester, en let jij nou eens op neef, zeidie tegen me, of de rijke lui over het algemeen niet ongezonder zijn, en bleeker en lang zoo sterk niet als de werkman. En wat de sterkte betreft, is dat vreemd genoeg, want de grooten kunnen toch alle dagen hun vleesch krijgen en eiers wat ze lusten ; en neef zeidie, de rijke die altijd lekker volop heeft, kent geen honger. Alle lusten hebben hun lasten , en alle lasten hun lusten, want God is rechtvaardig , al schijnt het zoo niet. Het liedje zegt:

-ocr page 21-

21

«Rijke altijd volle maag.

»Arme steeds in 't eten graag.

«Honger maakt blauwboonen zoet.

»Vet den maag vervuilen doet.quot;

Ik zei ja, wij zijn sterk, jawel, maar als de ziektens komen, dan maaien ze toch altijd 't meest in onze buurten.

Dat komt omdat de mindere man niet zindelijk is, zei meester. Toen wier Jans giftig, want Jans is als een brand. Maar toen zeit meester: Zoo ! hebben jelui dan ook de cholera in 66 en nou de pokken gehad? Wat blief ? — Nee, zei Jans. — Accoord, zei meester, dat komt omdat jij van geen smeerigheid houdt, en omdat jelui je zelf en de kinders verstandig hebt laten inenten , en geen kwezels bent die van Godslasterlijk jammeren, als God zelf het medicijnmiddel aan de hand geeft. Zie je jongens, ik ben Griffermeerd van mijn geloof; wat jelui bent dat kan me niet schelen, want ik zeg altijd, de secties en de pietons maken toch maar éen schutterij is 't niewaar, en of je onzen lieven Heer al wegcijfert, dat gaat er net mee als met de ginneraal ofkornel. Jij kunt wel zeggen: ik lach er wat in; maar je zult toch aantreeën en rnarcheeren en ekserseeren, zoo als hij verkiest, net zoo goed als de korporaals en de sergeants en de luitenants en de heele schutterij. — Nou jongens — en daar heb je het alweer — wat zou de heele schutterij doen — of laten we nou de heele militaare macht nemen — als er geen onderscheid van stand

-ocr page 22-

22

•was ? Wat waren de soldaten zonder onder- en boven-officieren ? Over de stommigheid van Pietersen moest ik lachen. Die zei dat ze die luie bl.... boven op hun paarden mettertijd ook wel 'l loopeu zouden leeren. Nou vraag ik, wat wou een leger beginnen, als ze geen hoofdofficiers hadden die uit de hoogte alles afkeken en meer overleg in éen uur moeten hebben als een gewoon soldaat in een heel jaar1?

Weet jelui wat ik zeg — en ik blijf er bij — al dat maatjes-egaal-commun, dat is de kooi waar de vreemden ons in willen vangen. Ik heb er over geprakke-zeerd, en zeg: als je goed werkt en niet den luibeest uithangt, als je niet zuipt, en je geld aan klare spendeert en ook niet door je vrouwen aan allerlei mutsen en linten en snoeperijen laat verknoeien; ik zeg als je dan in de redelijkheid niet genoeg voor je vrouw en kinders te eten hebt, zeg het, en klaag er over in de redelijkheid, en zonder dreigémeuten, dat is van Gods wege ons recht; maar laat je niet pieren door mooie praatjes van de Internationale. Weet je wat die heele Internationale is, zei meester: dat is de goeje domme eend die een haviksei uitbroeide en later door zijn kuiken wier opgevreten; of anders zei meester, is het de vos die de kat de kastanjes uil het vuur laat halen. — Jongens als jelui lid er van wordt, dan ben je niks wijzer als die eend of die kat, en daar ben je toch te goed voor.

Weet je wat ik zeg tegen Jans, ik zeg: Jans, een varken vreet afval, een koe vreet gras en hooi, en

-ocr page 23-

23

't roofgedierte vreet krengen. Maar de mensch eet wat gebakken of gekookt is, niewaar ? Alweer ieder naar zijn aard van mensch en dier. Maar als een mensch zich verlaagt tot een roofdier, dan moet hy ook krengen vreten, zeg ik.

Ik zeg nog eens dat ik geen enkele groote ken, noch van de Voorhout noch van de Vijverberg, die gestolen heeft, zoo als ze vertellen, want zo zoggen: Bezitting is diefstal. Nee als bezitting diefstal is, dan, zeg ik tegen Jans, kunnen ze jou gouwe bellen die ik eens met een ekstra verdiende, ook wel diefstal noemen; dan kunnen ze onzen baas die als gewoon opperman is begonnen, maar die van den morgen tot den avond gewerkt heeft en nog van alles geleerd lot in den nacht toe, dan kunnen ze hem omdat hij een kop voor tien had ook wel een dief noemen. Als ik onze baas was en ze noemden me een dief omdat ik met Gods hulp gelukkig gewerkt had, dan zou ik óf de tranen in de oogen krijgen óf liederlijk kwaad worden.

Nee jongens, de standen in de stad en overal, dat zit hem in de verscheidenheid van hersens en hel maaksel van de mensch en. Net als er geen twee bladen aan de rozenstruik daar in den pot egaal van maat zijn, en evenmin als er twee menschen zijn die je niet van elkaar kunt onderscheiden — ten minsten altijd nog wat in 't een of ander — even zoo min kunnen er twee menschen bestaan die precies even knap zijn of evenveel verstand en ook evenveel geld en goed in de wereld

-ocr page 24-

24

hebben. Dat is niet anders. — Of ik niet liever, als ik het voor 't kiezen had, een menister als een metselaar zou zijn'? Waarachtig wel, maar al het gezanik, dat zoo'n man heeft en in de kranten en veel niet genoeg, dat is ook geen slaadje, zeit meester. — Als ik 's avonds met Jans en de twee oudste kinders de boteram met koffie gebruik, dan zeg ik altijd: Goddank! — Vraag maar aan Jans of 't waar is of niet, en dat doe ik uit mijn hart en mijn ziel, want waarachtig jongens, als je tevreden bent, dan heb je niks meer van noode; meer is larie; lekker is ook larie, aan meer heb je niks anders als oppassen en bewaren en uit het bederf houden, en lekker is koffie met roggebrood als je honger hebt, veel meer dan taart met wijn als je nooit honger en zelfs geen tijd of werk genoeg hebt om honger te krijgen. — Maar , zeg je, wijn is toch een andere smaak en versterkend. — Versterkend ? zeit meester, niks zeit ie; de rijken drinken het om de maag die nooit trek heeft wat grager te maken, en lekker? meester had eens op een trouwerij het spelletje gezien, dat ze niet de oogen digt geen onderscheid tusschen wijn en water konden proeven, dat had ie zelf mee ondervonden, en nu zeg ik; als dat je lekker is., dan komt er toch ook voor een stooter verbeelding bij.

Weet je wat hot is jongens? Wij moeten voor ons eigen zien dat we, net als de voorvaders van onze rijke lui, door werken en goed oppassen vooruit komen. Als de rijke lui tekort komen legen ons, ddl moeten zij voor

-ocr page 25-

25

God en hun geweien verantwoorden; ja dan moeten ze maar met hun vuile magen krapeeren. God is rechtvaardig! Maar wij hebben niks van hun te reclameeren als alleen dat ze goed werk naar den eisch betalen. Rijden ze in mooie wagens, daar leven de wagenmakers van, en de lijstenmaker van 't verguldsel. Als je zeggen zoudt dat de groote kapitalen — zooals ze tegenwoordig op den winkel praten — ons den dood doen, en dat die de wereld uit moeten, en ook verdeeld moeten worden, net als alles in de Maliebaan, of waar ievers anders, dan, zeit meester, en ik mot zeggen dat was het naadje van de kous — dan, zeit ie, als die kapitalen er niet meer waren, dan zou je nooit van zijn leven een groot werk zien tot stand komen. Zie je jongens, nu begrijp ik het ook: die heele rijke lui zitten met den aap, en spikkeleeren daarmee in wijsheid of domheid, net zoo lang tot dat ze bijvoorbeeld een spoorweg moeten aanleggen, of een Haarlemmermeer moeten leegmalen — nog al geen kleinigheid — of tot dat ze op groote schaal werkmanswoningen gaan bouwen. — Nou wat zeg je. Als we nee zeggen dan benne we onredelijk. Onder de groofen zijn er tegenwoordig meer als meer die toonen dat ze ons jandoosie beter losies gunnen als in 't gevangenhuis of in de ongebluschte kalk. — Pas op jongens laat je niet pieren. We moeten vooruit, dat is sekuur. Ons villen mag er geen een, daarom moeten we lid van een goede werkmansver-eeniging worden, waar we ons eigen belang naar wet en

-ocr page 26-

26

recht kunnen bespikkuleeren. Die vereeniging of -gingen kunnen we de Nationalen noemen, dan hebben we met geen Pruisen en Fransoosen te maken (ze zeggen dat het voornamelijk Engelschen en Italianen zijn, maar wat raken ons de Engelschen of Italianen I) Ik geef je den raad jongens werkt, en zuupt niet, en laat je vrouw de kinders den neus afvegen, en verzuimt niet om ze naar school te sturen. Als ze goed geleerd hebben dan kunnen ze (als ze van God de hersens er voor kregen, bazen worden, van niemendal op, en zelfs wel giuneraal of alles wat hoogheid is. — Meesier heeft uit een boek daarvan voorgelezen, maar Jans en ik sloegen de handen er van ineen. Nou van de Ruyter dat weet jelui allemaal.

En als je nou zegt dat je toch geen loon genoeg krijgt, en dat ik wel schrijven kan maar datje daar niet van eten kunt, dan — dat zei Jans — lees dan eerst alles nog eens na, of laat het je voorlezen; en nog eens : wordt lid van een Nationale. Ga bij de lui die het zeker goed met je meenen, omdat ze de menschen niet ontevreden met Gods bestier maar tevreden willen maken. Ik zeg laten wij niet met de Fransoos of de Pruis konkelen, die leggen toch al op de loer, maar laten we echte Hollandsche jongens blijven — Meester zeit echte Neerlandscha jongens blijven — en ons aansluiten bij die vaderlandsche vereenigingen die het goede en de verbetering van onzen stand in de redelijkheid bedoelen. In Utrecht daar hebben de bazen en het werkvolk het allereerst een voorbeeld gegeven. Daar gaven zij die

-ocr page 27-

27

Internationale een schop, en hebben ze zich vereenigd met de spreuk: Orde, vrijheid en recht, — Orde in de hut, dat is de baas. Vrijheid bestig , als je in vrijheid maar geen kwaad doet. Vrijheid is een wonder ding. Als ik bijvoorbeeld mijn vrijheid wou gebruiken om mijn moeder dood te slaan, of om te luilakken, of mij zelf te bedrinken en ons zoodoende aan lager wal te brengen , dan zeg ik, vrouw, als het noodig mocht zijn — wie weet waar een mensch toekomen kan — hou mijn arm vast; sluit de deur, of blaas de lamp uit. Ja de vrijheid is een wonder ding, want daar heb je de kanarie van Jans, als die los in de kamer vliegt dan'gaat ie strijk eu zet van zelf de kooi weer in; en niewaar als een vogel die voor de vrije lucht is geschapen dan toch tevreden in eene kooi is 1 Ik geloof jongens dat tevreden zijn met je staat., terwijl je toch werkt om het beter te krijgen, al de rechte vrijheid is. — En dan van Recht gesproken: accoord! Recht moeten we hebben, niet meer en niet minder. Ik zeg: met God in de gerechtigheid , vooruit!

Meen jelui dat wij zelf toch niet meer zoo ver kunnen komen, dan zeg ik ; jongens laten we dan toch zorgen dat ze van onze kinders pieten maken. Zonder leeren komen er geen knappe bazen in de wereld. Naar de school moeten ze ! als wij dan oud zijn dan lachen we nog in 't vuistje, want zij zullen 't beter hebben dan wij tegenwoordig in het algemeen. — Of ze dan allemaal bazen zullen worden ? Nou zoo gek ben '

-ocr page 28-

28

je ook niet! Maar aldat de roem is uitgesloten, omdat ik zelf maar werkman ben, en kapabel genoeg om dit verhaal te schrijven, zoo ben ik daardoor juist in een tevreden humeur en heb er pleizier in, en dat komt omdat ik op de school zoowat haantje op de voorste bank was, en voor het bouwkundig teekenen kreeg ik de medaille.

Maar nu denk je Jan gaat zijn eigen opvijzelen. Nee, ik wou nog van de bazen spreken. Pas op jongens, je hebt van die zoogenaamde roijale bazen die je laten verdienen in de drukke maanden, maar je dan naar huis sturen; of ook die je meer loon geven als een andere baas , omdat zij slecht werk leveren; ik zeg je, dat je dan de heler van den steler bent. Laten de bazen eerlijk blijven en zoodoende geen brave bazen het brood uit den mond stooten. De groote lui kunnen best betalen. Wat ze niet betalen kunnen daar moeten ze maar afblijven; dat is soms beter ook, want Jans haar eerste dienst was bij zoogenaamde groote lui, en daar heeft ze een armoe bijgewoond misschien nog erger dan bij ons. Want ze moesten nog mooi weer spelen ook. En er zijn er zoo een boel: van buiten bont en van binnen.... Meester wou niet hebben dat ik het laatste woord zou zetten; maar het is zoo.

Nou, als je merkt dat de bazen slecht werk leveren en je daardoor meer betalen, verlaagt je dan niet, om dat bedrog een handje te helpen. Tegen de gerechtigheid in, dat komt toch altijd neer op je zelf, want als

-ocr page 29-

29

die bedriegerbaas genoeg van je heeft, dan smijt hij je weg als een afgekloven bot en dan komen de honden en knauwen je kapot. Dat rijmt wel, maar dat vleit niet.

Luistert toch naar me kameraden, als ik zeg zoekt Itooger loon en verbetering van je stand in de gerechtigheid , — misschien was het ook niet kwaad, als het kon, door een aandeeltje in de winst van de bazen ? — want op mijn woord in de verhooging van loon alleen zit de voorspoed nog niet. Als wij, zal ik veronderstellen , het loon te hoog opdrijven, dan moet bij voorbeeld de winkelier het huis dat hij laat bouwen ook duurder betalen; en, om dat er uit te halen, smeert hij ons de katoen en de pilo en petten en koloniale waren ook weer duurder aan, en zieje, dan kom je met al dat hooger toch aan geen beter kantoor. Hebben de bazen al niet vrijwillig in de laatste jaren de loonen met 20 a 30 percent verhoogd! En is het er beter om?

En zoodoende zal ik met goed fatsoen besluiten, want nu kan ik je die vereenigingen in ons land — die Nationale Werkmamvereenigingen van orde vrijheid en recht aanrecommandeeren. Als je daar lid van wordt, en ik geloof dat je dat maar twaalf stuivers of twintig borrels voor je heele huishouwen in het jaar kost, dan kun je klagen, en in de redelijkheid zooveel recht krijgen als je wilt.

Maar jongens, denkt niet dat je er dadelijk geld mee krygen zult en vet van worden. Larie 1 Werk je niet

-ocr page 30-

30

dan eet je niet, en werk je niet en eet je toch, dan ben je een dief en je eindigt in de kast, of erger zooals dat arme opgehitste werkvolk te Parijs.

Jongens, de standen zijn van God verordineerd. Nog eens: laat je vrouw de kinders wassciien, en stuurt ze naar school, dat is heel wat voordeeliger op den duur dan dat ze zoo vroeg worden afgebeuld om bloed -geld voor jelui te verdienen. Ja bloedgeld mannen I Zoo denken ikke en Jans.

En alzoo, laat het vreemde ding loopen, sluit je niet bij die Inter- maar bij een echt Nationale Wcrlmans-vereeniging aan , en toont dat je wijzer bent dan de eend die — je weet wel — door zijn eigen kuiken wier opgevreten.

Nou weten jelui er alles van, en blijf ik, niet met de pen maar met het hart,

Jelui Kameraad, JAN STUKADOOR

Metselaar.

Den Haag geëindigd tot Juli 4871.

-ocr page 31-

.... ■■ „ .

1

quot;

-ocr page 32-