(VOOR REKENING VAN DEN SC1I11IJVEtt.)
Met 't oog op de groote uitbreiding welke de door graaf van Limburo Stirum eerst kortelings opgerichto Anti-dienstvervanging Bond in de laatste dagen heeft verkregen, acht ik 't niet alleen wenschelijk, maar ook noodig om over dit onderwerp eenige woorden te spreken tot hen, wier hart klopt voor vaderland en volksbelang, tot hen die ik met trotsch mijn land-genooten d. i. Nederlanders noem.
Alvorens mij aan die gewichtige taak te begeven wil ik mijne lezers echter mededeelen, dat zij geen gerekte verdedigingen, geen vervelende besprekingen over dit bekende onderwerp in mijne brochure zullen vinden, maar dat ik mij alleen bepaald heb tot het schrijven van eenige beschouwingen die, gelijk ik hoop, de goede zaak zooveel mogelijk zullen bevorderen en nuttig zijn.
Ik verwacht alleen, dat mijn schrijven er toe bijdragen zal om hen, die zich nog niet als leden van
1
den Bond hebben doen inschrijven, aau te sporen zooveel in hun vermogen is mede te werken, tot bereiking van 't grootsche doel, dat de oud-minister zich voor oogen stelt.
Ik wil alleen mijn verwondering uiten over 't feit dat van de circa 2800 leden van den Bond, 2/3 landsbetrekkingen vervullen; wel een duidelijk bewijs, dat het dienstplicht-stelsel nog niet zoo geheel en al ingang heeft gevonden bij dat gedeelte der natie, dat juist boven alle anderen (wier steun ons echter ook onmisbaar is) 't meeste belang bij deszelfs invoering heeft.
Om te slagen hebben wij onverwijld de hulp noo-dig van de kern der natie, industrieelen, handelaars, winkeliers, allen die invloed hebben bjj 't volk en deszelfs behoeften kennen. Mannen die elks achting genieten, wier overtuiging men deelt, omdat zij boven alles de welvaart van 't algemeen, den vooruitgang van hunne medeburgers, den voorspoed van hun land bevorderen willen, moeten ons helpen, zoo zij in 't vervullen hunner plichten niet willen te kort schieten, en met ons de plaatsvervanging een onhebbelijk, verwerpelijk voorrecht noemen, dat alleen voor meer door de fortuin begunstigde stervelingen, vruchten dragen kan ten koste van 't minder rijk gezegende gedeelte des volks dat den naam van handwerkstand of van mingegoede burgerklasse draagt.
Wij moeten gerugsteund worden door hen die de macht inquot; handen hebben ons onderwerp tot wet te vervormen, door hen die zitting hebben in de Volks-Yortegenwoordiging en daardoor in staat gesteld zijn van
4
5
onze plannen, onze wenschen eene duurzame instelling te maken.
Het doel, dat wij bereiken willen, mag geen ideaal blijven, het moet, wil 't aan onze zeker niet te hoog gedreven billijke verwachtingen beantwoorden, — een zegen, een nieuwe bron van welvaart voor ons land zijn.
Algemeene dienstplicht is 't eerste en eenige middel ter verbroedering van partijen en standen.
Zoodra de rijke de zelfde kleeding draagt als hij die in 't zweet zijns aanschjjns door werken aan den kost moet komen, zal men eerst beginnen te begrijpen, dat 't niet de uniform is die minachting mag verwekken, dat de soldatenstand niet is een soort van vrijplaats voor hen die zich onder een gekleurden rok trachten te verbergen, en dat een welopgevoed fatsoenlijk man niet behoeft op te houden fatsoenlijk mensch te blijven in welke positie hij ook geplaatst worde.
Integendeel 't zal elks wensch zijn om ook soldaat te worden, om ook in dienst van 't vaderland te treden, om zoo noodig zijn haardstede te kunnen verdedigen.
Algemeene dienstplicht is een onberekenbaar voordeel voor de mindere klasse, welks getalsterkte in ons vaderland toch ook verre van onbeduidend is. .
De dagelijksche omgang met beschaafde burgers van gelijken ouderdom zal op hen, wier ouders niet in staat waren hunne kinderen een goede opvoeding te geven, een onberekenbaren invloed hébben; de gemeenzaamheid waartoe 't dragen van dezelfde monteering reeds terstond leid, zal de aanvang zijn van de ontwikkeling der verstandelijke vermogens van hen,
die tot op 't oogenblik hunner in dienst treding steeds in denzelfden kring voortleefden en daardoor de gelegenheid misten tot 't vinden van voedsel voor den geest, voor die verstandelijke vermogens, wier ontwikkeling 't eerste vereischte is tot de grootword'ng, den bloei, de macht van een volk, dat steeds voor zijne onafhankelijkheid 't bloed van zijne zonen, 't geld, de vruchten van zijn arbeid veil had.
Tot op heden word de militaire stand veelal beschouwd als een refuge voor hen, die zich in een maatschappelijke positie niet kunnen bewegen, een toevluchtsoord voor hen, die geen middel hebben om op een andere wijze in hun levensonderhoud te voorzien.
Vandaar de weinige vrijwillige dienstneming die hier te lande, ondanks de in verhouding tot andere landen buitengewoon hoog gestelde handgelden, plaats
Geen ouders die, zoo zij hunne kinderen een ander middel van bestaan verzekeren kunnen, hunne toestemming geven om de zoons, wier opvoeding bijna voltooid is, dienst te laten nemen.
Men wil zijn kinderen, in welke men een steun dacht te vinden voor lateren leeftijd, geen soldaat laten worden. Men kan 't niet dulden, dat zijn kinderen deelen zullen in 't kazerneleven, waarvan men zooveel sprookjes, leugens en waarheid heeft hooren opdisschen, dat elke moeder reeds alleen bij 't hooren uitspreken van de mogelijkheid, dat haar zoon soldaat zal moeten worden, haar kind in de armen knelt en met een door tranen verstikte stem steeds — zij 't ook met eenige variatiën op 't zelfde thema — uitroept:
7
„Neen! mijn kind mag geen soldaat worden.
Hij, zoo goed, zoo zedig, deugdzaam, lief (etc.) zal niet van mij weggerukt worden, hij mag niet bedorven, niet verleid worden.
Hij zal niet gaan! ik heb hem veel te lief, mijn _ goed, mijn. dierbaar kind!!quot;
En dat 't geen ik hier schrijf geen leugen is, zal elkeen die soldaat werd en nog een moeder had, zicli wel herinneren en moeten bevestigen.
't Is een dagelijks voorkomend feit, dat de jongeling die quot;t lot ongunstig is en die dus dienen moet, zich-zelve verminkt om zich van den militieplicht te vrijwaren.
Men vreest voor de krijgstucht, voor de krijgsdienst, voor.... in 't kort voor alles wat maar met 't militairisme in aanraking komt.
En toch, hoe spoedig zou die afkeer in enthousiasme, die vrees in blijdschap veranderen, wanneer men wist dat elkeen 't zelfde lot zou moeten ondergaan, dat rijk en arm, allen soldaat zouden moeten worden.
Wanneer de plaatsvervanging, die onoverkomelijke afgrond die allen afschrikt en verzwelgt, maar eerst opgeruimd ware, dan zou 't beter gaan, zou alles een andere, voordeeliger wending nemen. Zoodra de algemeene dienstprcht ingevoerd is zal 't, waar thans de zucht om hooger rangen te bereiken slechts uiterst gering is, aller streven zijn om bevorderd te worden en zich een hooge plaats in de gelederen dei-landsverdedigers te verzekeren. quot;Welk een prijzenswaardige naijver zal er ontstaan tusschen die jongelingen, welke alsdan overtuigd zullen zijn, dat men alleen door zijn beste krachten in te spannen, door
8
ziju geestesgaven nuttig aan te wenden, zioh eeu eervolle plaats in de maatschappij, eer, aanzien, geld zou kunnen verzekeren.
O hoe schoon zal 't dan zijn soldaat te heeten.
Welk een schoone toekomst, welk een hooge trap van beschaving zal onze jongelingschap kunnen bereiken!
Elkeen zal er een eer in stellen de uniform te mogen dragen en vol trotsch uitroepen; Gij zaagt wat ik vroeger was, zie wat de dienstplicht van mjj gemaakt heeft.
In plaats van dom ben ik geletterd, van onbeschaafd — welopgevoed, van niets — een man geworden!
Leve de algemeene dienstplicht!
Ook ter bewaring van een algemeenen vrede is 't noodig, dat in geheel Europa de algemeene dienstplicht ingevoerd worde.
Slechts dan alléén wanneer de geheele weerbare jongelingschap der oude wereld de wapenen draagt en goed geoefend elk oogenblik in staat is, zich op lofwaardige wijze van de haar opgelegde taak te kwijten, zullen de monarchen en ministeriën er niet zoo spoedig meer toe overgaan om oorlog te verklaren en om aan de een of andere gril of beuzelarij te voldoen, duizenden en duizenden mannen in de kracht van hun leven, de hoop van 't nageslacht, ter slachtbank heen te voeren.
Het is dus niet uit 't oogpunt van de mogelijkheid, de noodzakelijkheid van het oorlogvoeren, dat men de algemeene dienstplicht kan verdedigen, integendeel, juist zij die lid zijn van den Vredebond,
9
die geen oorlog willen, kuunen, zullen ons helpen om het algemeene dienstplicht-stelsel in te voeren.
Waar de afschaffing van den gewapenden dienst tot de onmogelijke wenschen behoort, is algemeone dienstplicht de eenige uitweg tot verbetering van den tegenwoordigen toestand.
Geen halve maatregelen echter, geen plaatsvervanging mogen bestaan blijven als even vele struikelblokken op 't pad van den vooruitgang, 't welk tot een punt van algemeene volmaking voert.
Wij moeten strijden om tot ons doel te geraken, ons niet afschrikken laten door de hinderpalen die wij op onzen weg ontmoeten, en steeds de groote voordeelen die ons wets-ontwerp kan afwerpen, voor oogen houden.
Wij verdedigen ons plan niet alleen als militie-ontwerp , neen wij vatten 't ook aan als nuttig, noodig voor de schutterijen in ons vaderland, hoofdzakelijk in de groote handelsteden.
Zoodra allen die recht van lijf en leden zijn aan de dienstplicht zullen voldoen, zal eerst de mogelijkheid bestaan om geoefende officieren, een duchtig kader, flinke manschappen bij de schutterijen te krijgen.
De krijgstucht zal zoo gemakkelijk niet vergeten worden en elkeen zal — wat tot heden toe zelden of nooit 't geval is — begrijpen, dat men als burger toch voor de weinige uren die men bij de Schutterij opgeroepen wordt om zich in den wapenhandel te oefenen en verder te bekwamen, zijn superieuren moet eerbiedigen als hooger in rang geplaatst zijnde schut-
12
volkslied van den te vroeg ontslapen dichter ïou.kns!
Kom op gij allen, wie Neerlandseh bloed in de aderen vloeit, van vreemde smetten vrij!
Schaart u rond de te 's Hage opgerichte banier die 't opschrift draagt „Algemeene dienstpligt!quot;
Slnit u allen arfn bij do pas ontworpen vereeniging, die u zooveel goeds, zoo zeker de overwinning belooft!
Brengt Hulde aan de opoffering, de vaderlandsliefde van den oud-minister en de edele mannen die zich aan ons hoofd gesteld hebben, steunt hen met uwe hulp en neemt allen het zoo geliefkoosde, zoo bekende Koninklijke devies als 't uwe.
Roep ook waar 't de overwinning onzer denkbeelden geldt met krachtige stem:
Je Maintiendrai!
Ik zal handhaven!
Dan alleen kunnen wij ons doel bereiken en binnen kort met trotsch wijzen op den door ons verkregen zegepalm die de wet van de algemeene dienstplicht met zich voert!
Teekent bij den Bond en spoort uw vrienden aan tot teekenen!
Hoe meer namen, hoe zekerder de overwinning!
LEVE T VADERLAND!
Eu nu nog slechts enkele woorden niet tot toelichting of tar verdediging van 't ontwerp, maar al-
18
leen als aansporing aan weldenkende burgers, die goed en bloed veil hebben voor Vaderland en Koning.
En Koning heb ik gezegd.
Waarom zou ik dus ook niet over onzen zoo vre-dellevenden, zoo beminden Vorst spreken?
Is 't ook niet om zijnentwille dat dienstplicht noodig is?
Moeten wij, wier voorvaderen steeds met trouwe liefde gehecht waren aan 't Vorstelijke Stamhuis, welks telgen ook nu nog in Nederland regeeren, ook niet iets doen als een blijk van waardeering en erkentelijkheid voor de groote diensten die Willem III ons gedurende de zes en twintig jaren zijner regeering heeft bewezen?
Zijn wjj ook niet zedelijk verplicht iets tot stand te brengen waarvan 't tegenwoordige, 't opkomende geslacht de vruchten plukken zal?
Al is Nederland niet meer 't land der Vereenigde Provinciën van weleer, al is onze plaats in den rang der mogendheden niet meer een «Ier eersten, dit neemt niet weg, dat wij ondanks 't niet groote aantal bewoners van ons land, ook iets kunnen doen wat andere volken, niettegenstaande hun grootere macht en bevolking, nog niet hebben kunnen tot stand brengen. Pruisen ging ons voor, Frankrijk volgt het thans.
Waarom zou Nederland het voetspoor niet kunnen drukken van de twee grootste machten in Europa?
Omdat 't te klein is?
Wel neen! want dit juist moet een reden zijn om des te eerder tot ons doel te geraken.
Of hebt gij allen vergeten wat onze voorouder» zeiden.
14
Hoe meer stemmen, hoe meer meeningen?
Omdat wij het niet gewoon zijn?
Maar ook dat is een reden te meer voor de invoering van ons stelsel.
Hadden wij reeds eenmaal de algemeene dienstplicht gehad, dan zouden er wellicht menschen gevonden worden die haar zouden veroordeelen om de een of andere reden uit haar bestaan voortgesproten.
Nu echter zal wel niemand 't veroordeelen, wijl nog geen onzer de werking van een soortgelijke wet heeft ondervonden.
Wat men niet kent wil men ook wel eens leeren, zegt 't spreekwoord. Ik geloof dus, dat juist uithoofde hunner onbekendheid met dezelve de meeste burgers met ons de invoering der wet wenschelijk moeten achten.
En dat geen hunner 't zich later verwijten zal, medegewerkt te hebben tot bereiking van het groote doel, daarvoor séaat ons hunne vaderlandsliefde borg.
Als Nederlanders zijn wij allen vrienden van vooruitgang.
Daar algemeene dienstplicht nu juist verlichting, beschaving, verbetering als een harer eerste gevolgen stelt, moet zij juist 't ideaal van ons aller wenschen zijn.
Vol vertrouwen beroepen wij ons dus op 't Neder-landsche volk.
Wij laten 't aan ieder over zijne gevoelens te peilen, want wij zijn vast en innig overtuigd dat het resultaat van elks waarnemingen zal zjjn:
Aansluiting bij den Bond.
Waclit dus niet langer mannen! broeders ! met uw naam te zetten op de lijsten der Vereeniging.
Reeds prijken de doorluchtigste namen op onze ledenrollen en vermeerdert ons aantal met den dag.
Maar toch is er nog niet genoeg deelneming.
Er zijn nog meer mannen in ons land, -wij moeten dus nog meer helpers tellen.
Niemand mag zijn naam terughouden, waar het geld de verdediging van ons eigen, van ons volksbelang.
Laat niets u van die zoo noodige deelneming terug houden.
Denkt aan den Koning!
aan ons Volk!
aan 't Land!
aan onze Eer!
Toon dat gij allen in staat zijt wat gij u voorgenomen hebt ook uit te voeren.
Bedenkt hoe 't uw eigenliefde streelen zal, wanneer gij de regeeringen van andere lauden op ons volk ziet wijzen en hen als 't ware do woorden in den mond legt:
Zie Nederland ontwaakt uit den slaap der eeuwen.
De Nederlandsche Leeuw heeft zijn reuzenmanen geschud, hij wil zijn plaats heroveren.
•Volgen wij 't voorbeeld, dat 't kleine land ons gaf.
Laat ons allen samenwerken tot quot;t tot stand bren-gen van den gewapenden vrede in Europa!
O! dan zullen wij te vreden zijn en zullen onze harten vol hoogmoed zich verheffen tot 't brengen van dank aan den Koning, die zijn toestemming niet ontzeide aan 't werk van zijn volk, dat naar eer en grootheid streeft.
16
Met het volle bewustzijn van onze kracht, met het b.ewijs voor oogen, dat wij iets konden tot stand brengen waarvoor andere natiën terugdeinsden, zullen wij van Noord- tot Zuiderkust van Oost- tot Westergrens duizendvoudig doen weergalmen door de elementen die zich alsdan met ons zullen vereenigen tot verbreiding van onze lof:
LEVE DE KONING!
LEVE 'T VADERLAND!
LEVE DE ALGEMEENE DIENSTPLICHT!