VERHANDELINGEN
UITGEGEEVEN DOOR DE
MAATSCHAPPY
TER BEVORDERING
VAN DEN
L A N DB OU W,
T E
AMSTERDAM.
ELFDE DEELS, TWEEDE STUK,
$• •& ■& ■$ -ifr -ijfr
$ •*• •$• ■& •& <£• ■$• •& •&
■SS- * •$• ♦'♦
•0 Te AMSTERDAM,
By JAN .CHRISTIAAN SEPP
en ZOON. MDCCXCV.
|
||||
De goedkeuring deezer Maatfchappy, tot het
uitgeeven van de navolgende Verhandeling over de Inlandfche Paarden, is te vinden in. het Voorbericht, voor het Eerfle Stuk van dit Elfde Deel, |
||||
DRUKFEILEN,
Elfde Deel, 24e Stuk.
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
lees.
arm
Art.
gealtereerd)
vyf
, als ook
ook waren zy
namiddags
lil VERH.
den koop
zoodanig een zou
hy kon tot jaar, |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ftaat.
atm
Art.
gealtereerd t
drie
als, ook
en zy waren
nademiddags
II VERH.
de koop
die Heden zou
den
zy konden tot jaar |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
— 7«
181. »•
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VERHANDELING
|
|||||
OVER DE
|
|||||
INLANDS CHE PAARDEN.
|
|||||
ANTWOORD
O P D E
VRAAG,
P O O R DE
MAATSCHAPPT, TER BEVOR-
DERING FAN DEN LAND- BOUW, TEAMSTERDAM, In den Jaare 1790 opgegeeven, om vóór den
1 December 1792. beantwoord te worden: — „ Op welke wyze zoude men het tegenwoordig
„ Ras van Inlandfche Paarden, in de by- „ zondere Provinciën van ons Gemeenebest, „ over het algemeen, tot eene meerdere volko- „ menheid kunnen brengen, het zy door ver- „ menging van hetzelve met vreemde Ras/en, „ of wel door eene meerdere oplettendheid, in „ het aanfokken en opvoeden der jonge Paar- „ den, als anderzins? —— DOOR
GORNELIS TERNE,
Medicina DoEtor, &c. te Leiden.
|
||||||
Aan welk Antwoord de Goude Medaille
is toegeweezen. |
||||||
ANTWOORD
OF DE
VRAAG:
m Op welke wyze zoude men het tegenwoordig
„ Ras van Inlandfche Paarden, in de byzon- „ der e Provinciën van ons Gemeenebest, over „ het algemeen, tot eene meerdere yolko-^ „ menheid kunnen brengen? enz. VOORGESTELD DOOR DB
MAATSCHAPPT, TER BEVOR-
DERING VAN DEN LAND- BOUW, TE AMSTERDAM: |
|||||
INLEIDING.
O
ader alle viervoetige Dieren, munten de
Paarden, in fchoonheid, leerzaamheid, nut- tigheid , en noodzaakelykheid, heerlyk en prachtig uit : hunne ongemeene krachten en werkzaame aart niaaken dezelven voor den Akkerbouw, den Kryg, en voor andere ge- bruiken onontbeerlyk, beha!ven dat zy, we- gens de'aanmerkelyke geldfommen , die'er niet zelden voor hefteed worden, den Koop- handel fewiatiffe voordeden aanbrengen. A 4 . Het
|
|||||
8 I. VERHANDELING OVER pE
Het is waarfchynelyk,dat Egypten het moe-
derland der Paarden is, en dat de Egyptenaa- ren> die groote uitvinders van kunften enwee- tenfchappen, de eerfte geweest zyn, die de wilde paarden handelbaar gemaakt, en tot ver- maak en nuttige dienften aangewend hebben; ook is de gedachte van den beroemden M,ichaë- lis niet ongegrond, wanneer hy zegt, dat de Arabieren hunne paarden uit Egypten hebbeu bekomen. • \ Zeker is het, dat de Oosterfche Volkeren
groote ftoeteryen hadden, en fchoone paarden aanlokten : niettemin is het waar, dat, onder dè'bezittingen der Aartsvaderen, geen paar- den genoemd worden, ja, onder de groote- rykdommen van Job, word van dezelven geen gewag gemaakt, offchoon de fchryver van dat boek, op eene verheven en dichterlyke wyze, de voortreffelyke eigenfehappen en deugden der paarden, ook ter onzer bewondering, af- fchildert. Zelfs toen Mofes uit Midian naa Egypten
trok, had.hy geen paarden, maar vervoerde 2yn huisgezin op ezels; en het is buiten twist, dat die Volken den Landbouw door runderen verricht hebben : doch naderhand gebruikten Jacob en Jofeph in Egypten paarden. De Arabieren, Perfiaanen, en Turken ver-
menigvuldigden hunne rykdommen met hunne ^ paarden; en uit de Oosterfche Landen is ein- delyk het paard iti Europa gekomen a hoewel |
||||
INLANDSCHg PAARDEN. $
ik niet geheel ontken, dat misfchicn hier en
elders wilde paarden geweest zyn, welken men, in de vroegfte tyden,opving, flagtte, en tot voedfel gebruikte, gelyk nog hedendaags in het zuidlyk deel van Poolen plaats heeft. Tegenwoordig is dit nuttig dier overal ver-
fpreid : alle natiën leggen 'er zig ook fterk op toe, onf een góéd ras daarvan, in eene ge- noegzaame menigte, jaarlyks aantefokken; en ons VaderlÉld is, de gelieele waereld dóór, beroemd wegens zyne fokkeryen, inzonder- heid van Friesfche paarden. f' En geen wonder1, dat onze Hooge Over-
heid haaren aandacht en werkzaamheid op hét behoud van een goed ras van paarden geves- tigd heeft, vermits ons Land een groot aantal Van dezelven geduurig behoeft, en, in tien of twaalf jaaren, het geheele ras zoude ver- looren zyn.' zo voor de voortteeling en op- voeding van jonge paarden geen belioorlyke en naauwkeurige zorg gedraageh wierd; gfoo- te fommen gelds zouden uit ons Land moeten gevoerd worden naa vreemde Landen, indien de fokkeryen der paarden verwaarloosd wier- den :' eène zaak, wel waardig de overweéging der Regeering en Van alle de Ingezetenen. De Staaten der Provinciën hebben hierom ook éène buitengewoone oplettendheid gehad om- trent het aanfokken van paarden , en inzon- derheid omtrent:de voortteeling en het behoud van een goed ras, gelyk blyken kan uit de A 5 wel |
||||
g«ï L VERHANDELING OVER DE
wel overdachte Ordonnantiën en Reglemen-
ten, zoo in Friesland, Gelderland, Utrecht, als elders afgekondigd, met oogmerk, om gqede, fterke, en fchoone paarden aantefok- ken (*): maar, helaas! de welmeenende poo- gingen van 's Lands wyze Vaderen hebben niet altoos die heilzaame uitwerking gehad , als noodig was, en men heeft, zedert een' ge- ruimen tyd, niet alleen gezien, dat de aan- fokking der paarden, op verfcheiden plaatfen, aanmerklyk is verminderd, maar ook dat het goede ras verbasterd, ©#f;eene flegtere en zwakkere foort van paarden aangekweekt is; en deeze myne fïelling is geen herfenfchim, maar kan, door de gegronde klagten der Mee- ren Staaten zei ven, beweezen worden. De Staaten van Utrecht zeggen, in de Ordon- nantie van 31 July 1776, dat zy ondervinden het groot verval in het aanfokken van goede, fterke, en welgemaakte paarden, door het niet naarkomen der Ordonnantiën, enz.: waar-
f*) Ten einde eetf ieder, en wel inzonderheid die
■ geenen, weke aanleiding mogten krygen tot het aan~ leggen van Stoeteryen, gelegenheid te geeven, om naa- tegaan , da wyze, waarop in onderfcbeiden LandJ'chap» van. ons Gemeenebest het aanfokken van Paarden be- vorderd word , zyn aan het /lot van deeze Ferhan- deling gevoegd', ah Bylaagen, een/ge Ordonnantiën , betreklyk tut het gemeldï onderwerp. |
||||
'iNLANDSCHE PAARDEN. II
waarop Hoogstdezelven, in't jaar 1777, eene
nadere Ampliatie van die Ordonnantie, op het houden der Keur-hengften, hebben gegec- ven, dan het geen aan het heilzaam oogmerk niet heeft beantwoord; zoo dat eindelyk, na, in 1-784, nog eene vergeeffche pooging gedaan te hebben, Haar Ed. Mog., op den 9 Febr. 1785, zig, hoewel met leedwezen, in de noodzaakelykheid bevonden, om alle de ge- maakte Keuren intetrekken, en dus, hoe flegt men ook aanfokte, de In- en Opgezetenen Van alle banden te ontflaan, die nogthans tot hun Welzyn ftrekten, vermits een goed, fchoon, fterk, en welgemaakt paard, in het opvoeden, niet méér komt te koften, dan een ander flegter paard : ja, het is fchier onbe- grypelyk, dat de weinig voldoende beweeg- redenen der Paarden-fokkers, tot het niet op- volgen der Keuren, die goede voorzorgen en inrichtingen nutteloos hebben kunnen maa- ken. De beroemde, nuttige, en ongemeen veel
aan onzen Vaderlandfchen Landbouw dienst- doende Maatfchappy, te Amfterdani opge- richt, yverig zynde, om alles, wat tot alge- meen en byzonder nadeel van den Landman kan verftrekken, uit den weg te ruimen,heeft, in 't jaar 1787, de volgende Prys-Vraag voor- gesteld :' — „ Op welke wyze, zoude men het tegen-
?, woordig Ras van Inlandfche Paarden, in de by-
|
||||
12, t VERHANDELING OVER DB
„ byzondere Provinciën van ons Gemeene-
'■„ best, over het algemeen, tot eene meerdere „ volkomenheid kunnen brengen, het zy door „ vermenging van hetzelve met vreemde ,, Rasfen, of wel door eene meerdere oplet- j, tendheid in het aanfokken en opvoeden der „ jonge paarden, als anderzins ?" — Dan, van de antwoojfden, daarop ? in 't
jaar 1789, ingekomen, heeft geen zoo vol- daan, dat de gemelde Maatfchappy de uitge- loofde Eere-pryfen konde toewyzen, waarom zy deeze Vraag op nieuw tegen 't jaar 1792 heeft opgeeven; verder daarby voegende een verzoek aan de Schryvers , die lust hadden, dezelve optelosfen, „ van zig meer te bepaa- ,, len by de gebruiken en wetten, die, in onze M zeven Provinciën, enz.; omtrent het aan- „ fokken van Paarden plaats hebben^ en te ' gelyker tyd optegeeven, welke voorzor- „ gen, naar aanleiding van de Vraag, ter be- „ reiking van het meeste voordeel van den „ Landman, raadzaam zouden kunnen we- „ zen." — De Edele Maatfchappy leid ons, zoo 't my
voorkomt, als van zelve by de hand, terbe^ antwoording van deeze vraag, en fchynt dus van gedachten te wezen, dat onze Inlandfche Paarden tot eene meerdere volkomenheid te brengen zyn, , , Vooreerst, door onze paarden te vermengen
met vreemde rasfenj : ' -'* Ten |
||||
INLANDSCHE «IAARDEN.
|
|||||
Ten tweede, door eene meerdere oplettend,
heid omtrent het aanfokken der paarden .aantewenden; en Ten derde, door eene meer naauwkeufige
opvoeding aan de veulens en jonge paar- den te geeven. Wanneer deeze drie noodzaakelyke ver- eischten, by het aanfokken van paarden in ons Vaderland, behoorlyk betracht wierden, zouden wy in ftaat zyn, om het heerlykst en edelst ras van paarden te bekomen, terwyl veele Iandftreeken in onze Republiek, tot de voortteeling van die voortrefFelyke dieren, zeer gefchikt zyn. Eerste Afdeeling.
Over dé nuttigheid, om ons ras van Paarden
met vreemde taffen te vermengen, ten
einde het zelve tot eene meerdere
•volkomenheid te brenggn.
Gemeenlyk honden de Hengflen-meesters,1
hier te Lande, fpringhengften, welke, in on- ze Provinciën , aangefokt zyn; enkeld treft men Deeiifche, Holfteirifche, Oldenburgf'che, Duitfche, of Vlaminger hengften aan, en zeer zelden worden hier fpring-hengften gevonden uit warmere Landen., gelyk Arabiën, Tur- kyen, Barbaryen, of Spanjen. In de Ordon- nantiën op het houden van hengften, vind ik ook
|
|||||
$4 I. VERHANDELING OVER DE.
ook geen gewag gemaakt, dat de hengften*
meesters.zig van vreemde hengften zullen voor- zien ; maar, daarentegen, word in dezelve ook; niet uitdruklyk verboden, dat dezelve tot de voortteeling niet'zouden mogen gebruikt worden. Over het algemeen, heeft eene raskrursfing;
dat is, wanneer men hengften van een vreemd ras 'gebruikt, ter verbetering van het .inlandsen, by ons weinig'plaats; veeleer, als men eeriè fehóone merrie heeft- van een gëzógt bair, en daarby een' fraaijen hengst van het zelfde ras, tracht men in dat ras te blyven, endit is oor- zaak, dat j onder de Friesfche en Hollandfehe paarden, zulke uitmuntende fpannen van vief en zeSi zoo bruine, appelgraauwe, als zwar- te koets-paarden gevonden worden: echter, om ons Inlandseh ras, dat toch, in alle de Provinciën, niet het zelfde is, te veredelen, en de goede eigenfehappen en deugden van vreemde paarden daarop overtebrengen, be- hoorde men ook vreemde rasfen tot dekking te gebruiken. . Onder die geenen, welke over het nut der
vermenging met vreemde rasfen gefchreeven hebben, kan men den grooten Natuurkundi- gen de buffon, in de eerfte plaats, opnoe- men, en, ter bevestiging van dat gevoelen, getuigt ook de Heer Jyrer , Academie - Stal- meester te Göttingen, de volgende byzonder- heden, in groote ftoeteryen, gezien en ondcr- i von-
|
||||
INLANDSCHE PAARDEN. ï^
|
|||||
vonden te hebben, naam elyk, „ dat paarden,
„ die van een' en dezelfde hengst en merrie1 „ voortgebragtj,- en zelve edel en fraai waren, „ byeeri gevoegd zyn, en daaruit een ras ont-> „ ftaan is,.dat wel:niet onedeler, maar klei-» „ ner en fyner van. gebeente , was. Indien „ men nu weder deeze met elkander liet voort* „ teelen, dan wierd dat derde ras nog kleiner» „ en tederer van gebeente, omtrent als de „ paarden uit Oeland, en het noorder gedeelte „ van Schotland, maar, voor het overige, „ behield het alle goede eigenfchappen ert „ fchoonheden van die paarden, van welken „ het af komftig was, zonder iets onedeler te „ worden, doch alleenlyk al te fierlyk, voor „ nuttig en voordeelig gebruik." — By de meeste dieren heeft, over het alge-
meen, plaats, datzy, te.naa'in't geflacht tee-t lende, vertederen en verkleinen. Insgelyks zyn de wilde paarden, meeren-
deels, kleiner van ftuk, dan die paarden, wel- ke, in de ftoeteryen, aangefokt worden : zie Hartman, Pferde - und Maulthierenzucht; Franc; vonRohr, enz. — De Hongaarfche paarden zyn en blyven
klein van ftatuur, zoo lang zy in hun Land, en het zelfde ras teelen, doch, worden zy met andere rasfen vermengd, en elders vervoerd, verbeteren, vergrooten, en veredelen zy. De Turkfche en Spaanfche paarden behou-
den wel, in hun geboorteland, hunne edelheid en
|
|||||
l5 I. VERHANDELING OVER DE
en fraaite, maar, wanneer zy niet andere ra£
fen vermengd worden, dan verbeteren zyge-> heel en al, en men weet, zegtvo» Rohr, dat de paarden., die van Spaanfche en Ttirkfche merriën en hengften afkomilig zyn,in'Duitsch- land tienmaal beter worden, dan dat zy in hunne eigen luchtftreek blyven. Ook hebben de Vorften en groote Heeren, in dat Land, hunne eigen ftoeteryen, en gebruiken veeltyds Spaanfche, Barbaryfche, Napelfche, en Deen* fche fpringhengften, waardoor zy hun zwaar en grof ras verbeterd hebben. In Frankryk,1 denElzas, en Lotharingen, heeft men groote paarden-fokkeryen, die veele voordeden aan- brengen. In 't jaar 1717, wierd, door Her- tog Leopold, aan de Saar eenc ftoetery aange- legd, welker inkomften jaarlyks 50000 livres bedroegen, en die, in 1751, metdegemeenë casfe der ftoeteryen in Frankryk zyn ingelyfd geworden. Te Metz en Verdun, brengt zom- tyds de handel in paarden alleen 100,000 kroo- nen jaarlyks op : zie CAomel, pag. 1517. Ook bedienen zig de Paardenfokkers, in die plaat- fen, van allerlei foort van vreemde hengften, ■ De Engellche wedloopers worden meestal uit Engelsch en Arabisch ras voortgeteeld, wanneer, door het vereenigen van den groo- ten en wyden ftap der Engelfche paarden met de lugtigheid en het vuur der Arabifchen, de vlugheid van den gang der eerften nog grooter word. Men houd, in Engeland, het Arabisch ras
|
||||
fftLANDSCHE PAARDEN- I^
ras voor het edelst, en deeze paarden worden
daar zeer duur gekogt, om het inlandsch ras te verbeteren; zie Mickaëlis, Oosterfche Stoe- teryep , bladz. 99. „ Men heeft ray in En- „ geland, verzekerd," zegt de Schryver van de Es/at' fur les Har as, „ dat 'er Heeren gc- „ weest zyn, dié" tot 500 Guineas voor Arabi- „ fche hengften betaald hebben." — Uit al het aangehaalde blykt genoeg, dat
men, in andere Landen, zig heeft toegelegd, om zyn tas paarden met andere rasfen te ver- mengen, ten einde hetzelve daarmede te ver- beteren , en dat men, ter bereiking van dat oogmerk, noch moeite noch geld ontzien heeft; dewyl nu die landen gelukkiglyk daarin ge- flaagd zyn, zoo behoorden wy dit voorbeeld veribmdig naatevolgen. Tot het aanfokken , derhalven , van fyne
rypaarden diende men te zorgen, dat 'er, in- onze ftoeteryen, vreemde hengflen van die foort aanwezig waren,' en, ter verkryging van goede koets-en werkpaarden,- als mede voor de ruitery, zouden Üldenburger, Holfleiner, en dergelyke foorten van hengften ons ras, op^ veele plaatfen, verbeteren kunnen. Misfchien zegt men, zoodanige fraaije Ara-
bifche, Turkfche, Spaanfche en andereedele hengften zyn zeer duur, en ook zeer moeije- lyk om te bekomen, terwyl zoo min de Paar- denfokkers als de Landlieden, tot het doen van die kosten, Jigtelyk zullen overgaan : — ik B be- |
||||
ïS I. VERHANDELING OVER DÊ
bekenne, dat, hoewel men my verzekerd?
heeft, dat, elders in ons Land, foortgelyke hengflen zyn gebruikt, het niet te verwach- ten is, dat dit algemeen genoeg kan worden naagevolgd, te minder, daar, in't Stigt van Utrecht, de aanmoediging van eene premie van 150 Guldens voor die den besten hengst leverde, van honderd voor den volgenden, en Zeventig Guldens voor den derden, geen ge- noegzaame uitwerking heeft gehad, offchoon nog gelyke premiën zouden gefchonken wor- den voor het fraaifte en beste paard, dat men moest bewyzen gefokt te zyn van eene merrie, door een' der keurhengften befprongen, zie Art. VI en VIII in de Ordonnantie; hoe vee! te minder zouden zy, zonder grootere aan- moediging , tot het doen van zwaare kosten kunnen befluiten. ' • Edoch, myns bedunkens, zyn 'er twee we-i
gen, om het oogmerk te bereiken, dat wy een groot getal paarden aanfokken, en tevens ons ras zoodanig verbeteren, dat wy, aan alle kan- ten, een' voordeeligen en uitgebreiden koop- handel daarmede zouden kunnen dryven. De eerfte weg is deeze, naamelyk, dat de
Staaten der Provinciën,, voor eigen rekening, goede en welingelichte Stoeteryei} van fraaye ry-, koets-, chaife- en militaire paarden, op daartoe gefchikte plaatfen, oprichtten, waar men niet alleen voor de fokkery en aankwee- king, van een goed ras zorgde, maar ook tevens, cm-
|
||||
INLANDSCÏIÉ PAARDEN... i#
omtrent de opvoeding en bekwaammaèking
Van jonge paarden j de vereischte oplettend- heid gebruikte. ,'• ' Of, ten tweede, dewyl veele Ingezetenen
van ons Vaderland groote rykdommen bezit- ten, en zelfs liefhebbers van fraaije paarden zyn, welken zy houden zoo tot vermaak, ge- mak ; als nuttige dienften, wanneer dezelve, maatfchappyelyk, onder het opzicht van zeer ervaren Paardenfokkers, enkelde ftoeteryen irt de byzondere Provinciën, oprichtten, en daar eenige duizenden guldens aan befteedden, zou men door dien Weg, insgelyks, fpoedig een ras van goede en fraaije paarden kunnen beko- men, en groot interest van zyn geld trekken, zoo ook altoos in ftaat zyn, om zyn aandeel int zulk eene ftoetery, of voor de hoofdfom of met winst te verkoopen, en dus geen gevaar loopen, van zyne bezittingen, in vreemde negotiatiën, met de renten geheel en al té ver- liezen. Misfchieri zou, onder het beftier van de
Maatfchappy van den Landbouw, te Amfter- dam, zoodanig eene ftoetery bloeijen en tert toppunt fteigeren; en ik vertrouw, dat ook, door den Staat, aan eene dergelyke ftoetery byzondere voorrechten zouden vergund wor- den, dewyl ons Land jaarlyks zeer veele paar- den noodig heeft, die wy anders, tot een' duuren prys, by anderen te koopen zoudenv genoodzaaljt zyn. Garfault verhaalt, dat, |J a door |
||||
20- I. VERHANDELING OVER BE»
door het venvaarloozen van de paarden -fok-
keryen en van den. raad van den Minister Col- bert, men, in Frankryk, geduurende de twee; oorlogen van 1688 en 1700, voor meer dan 100 millioenen livres heeft moeten aankoopen* Dat zoodanige ftoeteryen ruime voordeden
aanbrengen, wanneer men 'er fchoone paarden aanwint, is buiten kyf. v. Rokr zegt, „ wie rt geld, plaats , en gelegenheid heeft, tot ., het aanleggen van ftoeteryen, kan gewis „ verzekerd zyn,dat hy uit dezelve veel winst „kan trekken," bladz. 180: en het ontbreekt, in ons Land, aan geen van die drie midde- len. Ik ontken niet, dat voorheen, in Zuid-Hol-
land, inRhynland, te Voorfchoten, Valken- burg , Katwyk , Rhynsburg, Noortwyk, enz. veele vette weiden gevonden wierden, waar men hoomvee en paarden aanfoktc, die men ' nu tot koorn- en teellanden heeft ingeftoken; ook dat men, om de fteen- en pannenbakkeryen, veele kleilanden vergra- ven heeft.- als mede, dat, zedert 30 jaaren, de aardappelen-teelt veel landen wegneemt, ■ en, zöo men my verzekerd heeft, is in Fries- land , door de vermenigvuldiging van dit ge- was, het aanfokkén van paarden verminderd: doch zulks neemt niet weg, dat men nog land genoeg zou aantreffen, ïn verfchillende Pro- vinciën, om geregelde ftoeteryen aanteleg- gen, indien de Heeren Staaten of byzondere Maar-
|
||||
ÏNLANDSCHE PAARDEN? .fit
Maatfchappyen konden goedvinden deeze ge-
wigtige inrichtingen in het werk te Hellen en te oegunftigen. Daarenboven kunnen onze landbewooners,
■die veel weiden en voeder hebben, grooten koophandel in paarden doen, en zelfs die aan- lokken, zonder eene juistgezegde ftoetery te hebben : zie het III Deel van den Burgerboer enLand-edelman, bladz. 16. Ook leeren ons niet alleen Friesland en Groninger/and, dat 'er aanmerkelyke voordeden, door den handel in paarden, te bekomen zyn, maar men kan dat ihik verder betoogd zien, door Hoffmann, Bcckmann , Wiegand, den Schryver van de Es f ai fur les Har as, en meer anderen. Men denke niet, dat het beneden de waar-
digheid van eenen Staat of van byzondere Maatfchappyen zoude zyn, deeze ftoeteryen opterichten of te verbeteren , verre daar van. daan — en het is bekend, dat, in veele Lan- den, de meeste Vorften hunne voortreffelyke paardenfokkeryen hebben. Zyne D. H. da Heer Prins van Drange heeft eertyds,op Ame- land, eene goede ftoetery gehad, en, indes- zelfs Staaten, worden thans nog voor zyne Hoogheid paarden aangekweekt, zoo als ook jaarlyks, in de ftocteryen van 't Nasfiiufche, fraaye paarden worden opgebragt, terwyl het aldaar een wet en gebruik is, dat men, voor een' bepaalden prys, de beste veulens en jongev B 3 . paar- |
||||
$2 I. VERHANDELING OVER DB
paarden van den Landman, voor die ftoete-
ryen, inkoopt. Buiten het bevorderen van deze geregelde
ftoeteryen ," zou de Regeering ook eene aan- zienlyke premie kunnen belooven aan een'Paar- denfokker, die,voor zyne eigen rekening,een' pfmeêr fraaye Arabifche,Barbaryfche, Spaan- fche hengften, of, by gebrek van dien, een' bes- ten Engelfchen hengst, uit een Arabisch ras oorfprorgefyk, hield, om 'er fchoone ry-paar- den üittetrekken. Zulk eene premie zoude aanmoediging kunnen geeven, en daarenbo- ven, voor den fokker, goede en edele rypaar- den, die hy, voor eene groote fomme gelds, kon vefkoopen, vermits, in ons Land, aan- zienlyke lieden genoeg zyn, die voor een fraai paard zeer veel durven en willen geeven. Vol- gens De Buffotiy zou misfehien eene fraaije merrie uit een warm Land, door een' gemee- nen hengst befprongen, betere paarden gee- ven, waarmede men de proef zoude kunnen neemen,ziehet IV D. bladz. ioojenopbladz. 105, zegt dezelfde Schryver: „men zal altoos „ winnen, met den merriè'n vreemde hengften te „ geeven,en men zal, in tegendeel, veel verlie- , zen, met paarden van hetzelfde ras, in eene „ ftoetery, te la aten voortteelen, want zy ont- „ parten onfeilbaar in zeer korten tyd." — Dewyl het nu onbetwistbaar is, dat wy,'*
door vermenging met vreemde rasfen, ons in- landsch
|
||||
INkANDSXHE PAARDEN.' 23
landsch ras veelal zouden kunnen verbeteren,
als wy, in navolging van andere Landen, daaromtrent even werkzaam waren, naar het byzonder oogmerk, dat wy ons, in het aau- fokken van de eene of andere foort van paar:- den, voorftelden, en, wanneer men van ons eigen ras de beste hengften en merriën, tot de voortteeling, gebruikte, zou men, met veel grond, kunnen verwachten, goede en keur? lyke paarden aantefokken. Tweede Afdeelihg,
- 'f .-r
Over de noodzaakelykkeid, ter verbetering
van ons ras van Paarden, dat men
pieér oplettend zy omtrent derzelver
voortteeling.
Dat wy in ftaat zyn, orn van ons eigen of
Nationaal ras, goede en zeer voortrelfelyke paarden aantefokken, is eene bekende zaak, en zulks blykt uit o^ze fchoone Friesfche, fterke Groninger, ftevigé Gelderfche en ande- re Inlandfche paarden; om niet te fpreeken van den roem, dien alle Schryyers aan ons ras van paarden geeven. Ook is het eene beweezen waarheid, dat
goede paarden, uit eene en dezelfde lucht-
ftreek," het ras niet verminderen, maarflechts
hetzelve niet edeler en volkomener maaken,
P 4 P?
|
||||
■ ' * -
«4 I- VERHANDELING OVER DE
De Arabieren zyn zeer zorgvuldig, om uit
hun eigen ras te teelen, en, wanneer zy uit dat ras geen hengften hebben, leenen zydie, waarvan getuigfchriften gemaakt worden, om dus geflacht en naam te bewaaren : misfchien hangt de fynte van de Arabifche paarden daarvan af, of mogelyk wel van hunne kies- heid in het uitzoeken van hunne hengften en merrien, of word geholpen door eene naauwkeurige oppasfing en een-fyn voeder, in eene aangenaame luchtftreek; of, einde- lyk, word hun voortrefrelyk ras bewaard, door eene zamenkomst van alle deeze oor- zaaken. Genoeg voor ons, dat wy overtuigd zyn,
dat, uit"paarden van eene en dezelfde lucht- ftreek, fchoone paarden kunnen geteeld wor- den : doch, als men onverfchillig is omtrent de keuze van de hengften en merriën, waar- mede men aanfokt, kunnen wy nimmer ons goed ras behouden, en veel minder hetzel- ve verbeteren; want, wanneer men met ge- meene en flegte paarden voortteelt, is eigent; lyk het geval daar, waarin het ras vervalt en minder word. Het is bekend en zeker ? dat natuurlyke,
erfelykc, en verkreegen gebreken van de ouders dikwyls op de kinderen overgaan; men heeft de fchriften en de dagelykfch^ ondervinding der Geneeskundigen Hechts raad- tepleegen, om van dis droevige waarheid over-
|
|||||
i
|
|||||
ÏNLANDSCHE PAAR13EN." 'üg
overtuigd te gorden. Dit zelfde heeft ook
plaats by de dieren, en de natuurlyke, er- felyke, en verkreegen gebreken worden by hen zoowel, als by de menfchen, yoörtge- plant. Dus zyn wanftaltige, mismaakte, ïuye,
koppige, bedorven, afgewerkte paarden, of die, welke eenig voornaam gebrek hebben, de voorwerpen niet, om ons ras te verbe* teren, maar men behoort zig zeer zorgvul- dig te wachten voor hengften of merriën, die van zoodanige gefteldheid zyn. Hoe dwaaslyk .handelen dus zommige Landlie- den, die hunne afgewerkte en gebrekkige merriën laaten befpringen van hengften, die niets beter zyn, gelyk ik eens een' lpring- hengst, op een zeker Dorp, heb aangetrofr fen, die van kop tot pooten met gebreken was! : ■« En welk een veulen of paard bekomt de
Landman van zulk een onvolmaakt ras? — een dier, dat weinig of niets waard, en bin- nen kort voor alle nuttige gebruiken onbe- kwaam is. Bedenk het eens wel, Landlier den! een goed, best, en fchoon paard kost niet meer aan onderhoud, dan een flegt paard, ja zelfs een flegt paard kost nog meer, want dan heeft het dit, en dan weer een ander gebrek, waarover men, niet zon- der geld daar voor uittegeeven, den Paar- denmeester moet raadpleegen, om die, als B 5 " het |
||||
20 I. VERHANDELING- OVER DE
het doenlyk is, te laaten herftellen, en duiS
handelt men tegen zyn eigenbelang, wan- neer men goede of ilegte merriën van ge- brekkige hengften laat dekken, want men ver- krygt altoos een flegt paard, dat op den duur kostbaar word, zonder eenigen wezentlykea dienst 'er van te kunnen trekken. — Schadelyk en verderfelyk is het, derhal-
ven, voor ons ras van paarden, als men, in de Provinciën, op de Dorpen of Heer- lykheden toelaat, dat 'er gebrekkige fpring- hengften tot het dekken yan merriën ge- bruikt worden. Prys-en roemenswaardig zyn, daarentegen, die Provinciën, Steden, en Dorpen, die, door gefchikte en goe- de Ordonnantiën en Reglementen, zorge draagen, voor de aankweeking van goede rasfen en paarden; en aan de Reglementen en het betrachten van dezelven zyn wy ons heerlyk, 'fchoon, en fraai ras van Gronin- ger en Friesfche paarden thans nog verfchul- digd. Wü men, derhalven, ons goed ras bewaaren, en, daar het noodig is, verbete- ren, behoorde men, naar myn inzien, ia alle onze Provinciën, Steden, Heerlykhe- den, Dorpen, en ook in de Landen van de peneraliteit, op die zelfde wyze, door goe- de en wel achtervolgd wordende Ordonnan- tiën , te zorgen voor het aanfokken van fchoone, welgemaakte paarden. Word zulks piet gedaan, dan kunnen wy nimmer hoop heb-
|
||||
ÏNLANDSCHE PAARDEN. 2.?
hebben, dat, over het algemeen, ons ras
van paarden zal verbeterd worden, maar yeelêer verflimmeren, en zelfs zal dit, door den tyd, gebrek aan nuttige en goede paar- den te weeg brengen, waarover, zoo als wy boven zagen, de Heeren Staaten van Utrecht, reeds geklaagd hebben. BiUyk zal men zeggen : gemelde Heeren
Staaten hebben, in 1776 en 1777, eene voor- deelige Ordonnantie uitgegeeven, doch die is, niettemin, in 1785, wederom ingetrok- ken, om dat men voorgaf, dat de fokkery der paarden 'er door belet wierd/ Dan, dit was eens waar, zoo kan ik met recht vraa- gen : teelt'men nu, in 't Stigt van Utrecht, zonder aan die Ordonnantie gebonden zyn, meerder en beter paarden? •— geenzins, maar veel eér het tegendeel, gelyk dit, door de ondervinding, bevestigd word. Het oog- merk van die lofwaardige Ordonnantie is, myns bedunkens, voor het algemeen zoo wel als voor de Paardenfokkers en Landlie- den voordeelig en nuttig. Hoe rnenigmaa^ len ik ook die Ordonnantie en derzelver Am- pliatie doorleezen heb, vinde ik 'er niets in, dan het geen tot verbetering van het ras paarden behulpzaam is; ja zelfs overtreftzy in kiesheid die van Friesland, vermits in de eerstgemelde, volgens Art. IX, Üe Landlie^ den vermaand worden, „ om ook, tot de ,j voomeeling, goede en welgemaakte mer- 1
|
||||
3$ I. VERHANDELING 0VEK. DM
„ ïiëii te neemen, als mede om de jonge
„ paarden niet te vroeg tot zwaar werk te „gebruiken, waardoor dezelve ligtelyk be- „ dorven worden." Het fpringloon van vier gulden komt my ook niet te hoog voor, de- wyl men niet meer dan twee guld. betaalt? wanneer de merrie geen veulen draagt : in Friesland geeft men voor den fprong maar één' Dncaton, zonder eenige verdere voor- waarde, doch dit verfchil van 17 ft. zie ik daarenboven ;Voor een klein bezwaar aan, te meer, wyl men, in Holland, den fprong * niet minder kan hebben dan voor één' Du- caat, als eène merrie veulen draagt, hoewel men niets geeft, als zy gèlt blyft. En wat betreft de zwaarigheid, die zommigen voor- geeven, als of men, in Art. III, te weinig gezorgd had voor een behoorlyk verfchot van hengften, kan daarin genoeg voorzien wor- den, als de Landlieden flechts met goede merriën willen aanfokken. Maar, welke kunnen dan de redenen zyn,
waarom men , in Utrecht, aan het oogmerk van die fchoone Ordonnantie niet heeft willen beantwoorden'? — geene andere, dan eigen- zinnigheid, onverftand, en te weinig oplet- tendheid omtrent zyn eigen belang : want het is eene uitgemaakte waarheid, dat, als men ilegte paarden aanfokt, men nimmer zyn voor- deel daarby vinden kan; en het is de groot- fte onredelykheid, als Burgers, In-of Qpge- ze-
|
||||
I-NLANDSCHE PAARDEN. 29
Tétenen zig aankanten tegen wetten, welke
tot voordeel van bun en van het algemeen,' door de Overheid gegeeven zyn, die, op eene vaderlyke wyze, voor het welzyn van haare kinderen zorge draagt, en, door haare magt en gezag niet meer doet, dan elk ver- pligt was voor zig zelven te doen: nu zie ik niet waarom de Paardenfokkers aan die billyke ' Ordonnantie zïg niet zouden onder- werpen , ten zy zy begeerden hunne eigen fchade te bewerken, het geen de Heeren Staaten billyk zoeken voortekomen. Het is zeker, dat een Landman de vry-
heid heeft, of zelve zyne paarden aantefok- ken, of die van anderen te koopen, maar wat is voor hem voordeeliger ? — immers kan hy, onder zyn overig vee, nog weleen veulen, met weinig kosten, optrekken, want, in het eerfte jaar, kost het niet veel van on- derhoud, zoo op ftal als in de weide; voeg hierby, dat, devvyl de Regeering zorg wil draagen, dat 'er goede fpringhengiten by de hand zyn, dus de Landman, als hy eene goe- de merrie geeft, verzekerd kan zyn, van een goed en iterk jong paard te bekomen, zo het niet door eene llegte opvoeding, bedorven, of te vroeg gekraakt word. Ook kan een Land- man of Bouwman, die vier paarden houd, jaarlyks gemaklyk één paard misfen, om het te laaten dekken; men kan nog dienst ge- noeg |
||||
30 ï. VERHANDELING ÓVER DÊ
rioeg hebbén van de merrie, gedüürendë de
dragt, en, in dé laatfle maanden, is 'er wei- nig werk voor haar te doen; dus.; als zy geveuld heeft, en eenigzins herftéld is', kan zy werken, en het veulen loopt nevens haar: derhalven, is het niet önvóo'rdéelig, dat een Landman zyne eigen paarden aanfokt, ett daardoor weet, welk een dier hy heeft, de- wyl, byhetkoopen, veel bedrog plaats vind; ook zyn de meeste Landlieden geen zeer goede kenners van paarden. Laaten wy nu verder ook de gedachten van anderen over dit onderwerp hooren; „ Het zal voor den „ Landman gevoeglykervzyn," zegt Wiegend, bl. 94, „ zig merriën te bezorgen-, om tot „ de voortteeling te gebruiken, en in 't toe- „ komende zyne paarden zelfs optetrek- „ken." — v. Rohr zegt, bl. 181 : „ zo 'er „ gelegenheid by een' Landman is* doet hy „ wel, als hy zyne eigen paarden aanteelt; j, want dan zyn zy aan de lucht, aan het „ voer, en aan het water gewoon, en men „ weet, wat men heeft." — „ Meereudeels „is het voordeelig," zegt Beekmaan, bh 431, „ merriën voor den akkerbouw te heb- „ ben, en die, om het ander jaar, van goe- „ de hengften te laaten dekken, om dus het „ verlies van paarden. zonder aankoop, te „ vervullen." — Zie ook Oeconom. Nackrich- ten, in. bl. 661., Esfai fur les Har as, bh 12, 13, &c. Uit
|
||||
ÏNI*Aft»SCHÉ PAARDEN. gi'
Üit dit alles blykt genoeg, dat het voor
den Landman voordeelig en nuttig is, zyne eigen paarden aantefokken; en hoe gelukkig is het niet, dat nog by ons door verftandi- ge Overheden gezorgd word, dat 'er, voor het aanteelen, goede hengften moeten ge- houden worden : ja, hoe dankbaar behoor- den de Stigtfche Landlieden hunne Overheid te zyn, dewyl zy, boven haare zorgen ten nutte van de Paardenfokkers, nog premiën belooft aan die geenen onder dezelven, wel- ke de beste driejaarige paarden leveren. Misfchien zou het, tot aanmoediging der
fokkery, dienftig kunnen zyn, als men de hengften, by de Landlieden,-door de Heng*- ftenhouders liet rond brengen, en die ge- woonte heeft plaats in de Baronie van Breda: zoo ook, in 't Overmaasfche, doorkruist de Hengftenbaas met zyn' hengst het eiland rond, en bied zyn' dienst aan; ja, voor eenige jaa- ren, was aldaar in gebruik, zondags 's mor- gens, na het eindigen van den dienst, de Hengftenhouders met hunne opgefierde heng- ften by de kerken te plaatzen, welke keur- hengflen dan door de Boeren bekeeken wier- den, en waarvan zy dien befpraken, die hun het best aanftond, zie Ie Francq van Berk- fiey, Nat. Hift. v. Holl. IV D. bl. 53; dee- ze manier van doen is niet aftekeuren, maar aantepryzen en naatevolgen, waar zulks kan ingevoerd worden. In het Graaffchap Zut- phen,
|
||||
!
• ■
i ■
£9, L VERHANDELING OVER DE
phen, leest men nog, in de kerken, deeze
I Publicatie af, om de hengften te keuren:—-
„ De Heeren Gecommitteerden van H. E.
„ M. de Heeren Staaten des Graaffchaps
j h Zutphen, laaten hiermede bekend maakenj
i „dat voorneemens zyn te vaceeren, om de
j „ fpringhengften te laaten keuren tegens....
„ aanftaande, van en onder het geheel Schol-
I „ tenampt van Zutphen, met alle de onder-
„hoorige Kerfpels* Dorpen, Boerfchappen,
ri en Buurten; dus allen en een ieder, die
„ genegen zyn een' fpringhengst te houden,^
„ zig met hunne fpringhengften moeten laa-
I „ ten vinden , op bovengemelden tyd, ten
„ huize van den Hospes aan de Kappe, by'
„ het Dorp Warnsveld, des voormiddags'
„om 10 uuren, wanneer de fraaifte en beste
\ „ hengften voor keurhengften zullen worden
[•■' „ aangenomen." —
Zulke en dergelyke gebruiken zyn, myns
bedunkens, aantepryzen, en, tot aanmoedi- ging van het paardenfokken, zeer dienftig, en veel beter, dan dat men,' op paarden- markten, gelyk, in zommige fteden en dor- pen van Zuid-Holland, plaats heeft, met ongekeurde en gebrekkige hengften zyne fleg- te en afgewerkte merriè'n laat dekken, ter- wyl men dan ook geenzins van den aart en natuur van een' hengst overtuigd kan zyn: waarom het ten uiterften noodig en nuttig is, dat? zoo wel in JNoord-als Zuid-Holland, |
|||||
1
i
|
|||||
itfLANDSCHE PAARDEN. 33
én, met één woord, overal, goede Keuren
en Ordonnantiën gegeven worden, waarby voor de paardenfokkery behoorlyke zorg ge- draagen word, en, dewyl dus niemand paar- den kan aanteelen, dan met zoodanige heng- ften en merriën, waaruit eene goede foort kan voortkomen, zoo zal en moet ons ras verbeteren; het geen verder ten gevolge kan hebben, dat die van Utrecht zig vanzelven zullen onderwerpen aan eene billyke en weU ingerichte Ordonnantie. Misfchien was het voordeelig voor de goe^
de paardenfokkery, dat 'er$ in zommige He- den en dorpen, van de paardenmarkten meer werk gemaakt wierd. Pars, in zyne befchry- ving der Katwykfche en Rhynsburger Oudhe- den, meld, dat eertyds, op de Valkenburger markt,drie duizend paarden verkogt wierden, en, op eene andere, drie duizend, een honderd en zes vertold zyn. — Heden vind men ner- gens zulke markten in onze Provincie : ên ik zie geen reden, waarom men, in Amfterdam, Leiden, en andere fteden en dorpen, geen paardenmarkten houd, zoo wel als in Noord- Holland, Delft, Woerden, Utrecht, enz. De paardenmarkten brengen altoos voor-
deel op voor de In- en Opgezetenen, en my dunkt, dat men, tot aanmoediging voor die de meeste beste paarden ter markt bragt en ver- kogt, eene premie kondeuitlooven,ofweldat, door het laaten ryden naa de fweep, fpöo- C reu |
||||
34 I. VERHANDELING OVER DE
ren, of een hoofdftel, de koopers en ver-
koopers zoo wel als de aanfchouwers zou- den gelokt worden. Alle deeze inrichtingen kunnen, naar myrt
inzien, de paardenfokkery vermeerderen, en ons ras verbeteren; insgelyks kunnen daar- toe nog de volgende voorzorgen met vrugt worden aangewend. Eerftelyk, en inzonderheid, moet men zeer
oplettend zyn in het uitkiezen en aanftelleii van Keurmeesters; want het is niet genoeg, dat een onbedreeven koetfier zoodanig een ambt bedient, maar het moet iemand zyn die niet alleen van der jeugd af gewoon is' met paarden omtegaan, maar ook oordeel en verf tand bezit, en een kenner van paarden is, om, volgens natuurkundige regelen te vveeten, wat 'er vereischt word, om goede paarden aantefokken; die tevens lust en ge- negenheid heeft, om te onderzoeken en te leezen, hoe veel moeite men zig, in andere Landen, geeft om een goed ras van paar- den te verkrygen en te behouden. Ten tweede, moet de Keurmeester niet alleen een bekwaam man, maar ook een eerlyk man zyn, op dat, door omkoopingen, geen nadeelige gevolgen veroorzaakt worden; en ten dien einde moesten alle Keurmeesters verpligt zyn, naauwkeurig te boeken, behal- ven de kleur der hengften en merriën, ook alle de voortreff'elykheden, deugden, en goe- de' |
||||
1NLANDSCHE PAARDEN. 35
|
|||||
de eigenfchappen der paarden, die zy goed
gekeurd hebben, insgelyks, wanneer zy heng- ften en merriën afkeuren, zeer naauwkeurig aantetekenen alle de gebreken, waarom zy afgekeurd zyn, op dat de daartoe aangeftelde Commisfarisfen 'er onderzoek naa kunnen doen : of, het geen misfchien nog beter was, alle zoowel de gekeurde als afgekeur- de paarden moesten, op bepaalde dagen, aan de Commisfarisfen vertoond worden. Ten derde, is het niet alleen goed, dat, volgens Art. XV van de Friesfche Ordonnan- tie, de naam en woonplaats van de Land- lieden opgetekend worden, als mede de tyd van de befpringing van hunne merriën, en derzelver kleur, maar men moest ook aan- tekening houden, van welken hengst het paard befprongen was, op dat, wanneer 'er een goed veulen of jong paard uit voort- kwam, zulks den Landman aanmoedigde, om van denzelfden hengst de merrie weder te laaten dekken. Om nu verder onze inlandfche paarden,1
met onze eigen nationaal ras te verbeteren, zou, mogelyk, de raskruisflng, of de ver- menging van paarden uit' de eene Provincie met die uit eene andere, zeer nuttig zyn. Dus zoude men een' Friesfchen hengst met eene Utrechtfche merrie kunnen vermengen; de Groninger hengften met de Zuid- en. Noord - Hollandfche merriën, enz., om dus Ca de |
|||||
s
|
|||||
36 I. VERHANDELING OVER DE
de zwakheden en gebreken, die in het een©
ras plaats hebben, door de fterkte en goede hoedanigheden van het ander te verbeteren, zie De Buffon, IV D. p. 103, 106. Vervolgens moet men altoos de beste
hengften en merriën uitkiezen; dit wist reeds Virgilius, zoo als hy zig, in het 3de Boek, van zyne Landdichten (naar de vertaaling van v. Vondel) uitdrukt: „ Om brave paerden aen te vocken, kies de bloem
„ Der merrie»: let vroegh op veulens, u ten roem, „ Die uwen (tal met puick van hengften ryck ftof- „ feerei." — ï)e Buffon zegt; „ het paard is van alle
„ dieren dat, waaromtrent men de meeste „ waarneemingen heeft gedaan, en men heeft „opgemerkt, dat het, in de voortteeling, „ bykans alle zyne goede en kwaade hoeda- „ nigheden mededeelt. Een paard, uit den „ aard netelig, fchrikachtig, ftug, enz. brengt „ veulens van dezelfde geaartheid voort, en, „ gelyk de (gebreken van maakfel en van „ kwaade vogten zig nog zekerer voortplan- ten, dan de hoedanigheden van inborst, „ moet men zeer zorgvuldig zyn, om alle „mismaakte, fnotterige, dampige, of maan- „ zieke paarden uit de ftoetery te weeren." Ook moeten wy inzonderheid, ter berei-
king van eene verbetering, zeer veel moeite does ,
|
|||||
ÏNLANDSCHE PAARDEN?
|
|||||||
37
|
|||||||
-doen, om, dewyl de fpringhengst het mo-
del zal geeven aan het ras, dat hy zal voort- teelen, den fraaiften hengst hiertoe uittekie- zen; die verder van eene goede in- en uit- wendige gefteldheid, en, wanneer hy tot de merrie nadert, lugtig en van eene leven- dige werkzaamheid is. Hoe nader een fpringhengst aan de volkomen fchoonheid komt, hoe beter. Ik zou, uit eigen bevin- ding, en op het gezag van anderen, de hoe- danigheden van zulk een' hengst wel kunnen affchetfen, maar, vermits de vereischten, die in een' hengst behooren te wezen, om een best ras voorttebrengen, by veele Schry- vers gevonden worden, zoude men zulks hier als eene overtolligheid kunnen befchouwen, te meer, wyl? in de Keuren en Ordonnan- tiën, meestal van de vereischten der fpring- hengften eene bepaaling gegeeven word: men kan verder over dit onderwerp naazien Ds Buffbn, Oebschelmtz, Lieb, Zind, v. Rhor, Beckmann, Newcastk, La Fosfc, en meer an- deren. Echter moet ik aanmerken, dat hengften
van drie jaaren, over het algemeen geno- men, tot.de voortteeling te jong zyn, en, indien men hengften uit eene warme lucht- ftreek neemen wil, moet men hen, vóór het zesde óf zevende jaar, niet gebruiken, on; te dekken. Men moet ook vooraf eene keuze doen,
C 3 naar |
|||||||
38 I. VERHANDELING OVER DE
naar maate van de paarden, het zy werk-^
koets- of rypaarden, die men wil aanfok- ken, want een grof werkpaard door een' zeer fynen hengst te laaten befpringen, is onver- ftandig; eene zekere overeenkomst waarte- neemen, is het beste. Eene gelykheid in de kleur van 't hair is
daarbeneven te verkiezen, om dus eenegelyke foort VGorttebrengen : doch de bestgekleurde hebben zomtyds de flegtfte eigenfehappen: de vaale gryze, en witte paarden houd men voor de zwakfte. Een hengst moet wel gevoed zyn, en,
in den fpringtyd, door goed voederen maa- tige beweeging in zyne kracht gehouden wor- den. Ook moet men hem, door te dikwyls te laaten fpringen, niet verzwakken : de natuur is, in alle hengften niet even fterk, en dus kunnen zy niet, zonder nadeel, eene ge- Iyke menigte van fprongen doen : zie De Buffon, bL 102. Voorts word, ter verbetering van ons ras,
en het aanfokken van goede paarden, nood- zaakelyk vereischt, dat de Landman en Paar- denfokker goede merriè'n, tot de voorttee- ling verkiezen, indien zy hun voordeel wil- len betrachten. Wy hebben, boven op bladz. a/, gezien, dat de Heeren Staaten van U- trecht dit middel, als van veel belang voor eene fpoedige verbetering van het ras der paarden, aan de Landlieden ten fterkften heb- ben |
||||
INLAN.DSCHE PAARDEN. 39
|
||||||
ben aanbevolen. Oéfchehitz, om niet van
andere Schryvers te gewaagen, zegt bl. 182; „ Dewyl hier te Lande, veele Liefhebbers „gevonden worden, die geen geld ontzien, „ om fraaije harddravers voor hunne rytui- „ gen te bekomen, zoo worden daardoor de „Boeren en Paardenfokkers verlokt, hunne „ fchoonfte en beste merriën, die zy anders „zouden houden tot moederpaarden, om 'ér „ fraaije veulens van te trekken, overtegeeven, „en zig voor de fokkery te behelpen met „flegtere en minder gezogte merriën, het „ geen my altoos heeft toegefcheenen , als „ veel verval te yeroorzaaken in 't voortbren- „■ gen van fraaije paarden; want de meening „van zommigen, dat, naamelyk, het• maak- „ fel en postuur der merrie op het voortte- ,-, brengen veulen niet veel invloed hebben, % is aan te veel tegenfpraak onderworpen.'* Zie vérder, op bl. 349 van den Nederl. Stal- meester. Offchoon het waar is, dat de hengst, tot
het beelden van het veulen, het meest toe- brengt, nogthans heelt het tegenovergeftelde ook plaats, en ik heb meêrmaalen veulens gezien, die in alles naar het moederpaard ge- leeken, zoo in gefblte als inrierlyke hoeda- nigheden. By eene goede uit- en inwendige gefteld-
heid word, ten tweede, in eene veulen-mer- rie verdscht, dat zy van bekwaamen ouder/. C 4 dom. |
||||||
\
|
||||||
4-Ö I. VERHANDELING OVER DE
dom is : te jong of te oud is beide onge?
fchikt. Tusfchen de drie, vier, en tien jaa- ren, en, by zommige, tot twaalf jaaren, kan de voortteeling, met een goed gevolg, ge- fchieden : doch nimmer moet men jonge paar- den laaten dekken, voor en aleer zy geleerd hebben te gehoorzaamen, en mak gemaakt zyn. "."■ ■ Ten derde, moet de merrie haar veulen
goed en genoeg zog kunnen geeven : ook ge- maklyk verlosfen, en die eens een verkeerd- liggend veulen gehad, of moeijelyk geworpen hebben, of geen zog geeven, en buiten ftaat zyn, om te zuigen, moeten afgekeurd en niet. weer gedekt worden, om dat men gevaar loopt, van merrie of veulen, ja beide te ver- liezen. Ten vierde, moeten de merriën wel toch-
tig of hengftig zyn, want anders handelt men tegen de regelen der Natuur. Men weet zulks uit haar grinneken , fpeulsheid, rondloopen, en inzonderheid uit het afloopen van eene witte flym uit de klink, welke flym rood word, gis haare natuurdrift onvoldaan blyft. Zom- mige jonge merriën, die nooit gedekt zyn, gevoelen die drift, geduurende een' langen tyd, doch gemeenlyk duurt dezelve drie wee- ken, en, zo het dan een gefchikte tyd van 't jaar is, doet men best van haar te laaten dekken; want, als men dit verzuimt, raaken zy aan het kwynen, worden zieklyk, en ver- lie,
|
||||
ÏNLANDSCHE PAARDEN. 4f
liezen haar' eetlust: Zie Frank, Staatsrege-
len der Gezondheid, bl. 95; Huiler, T. VIII, L. 29, Seéi 1 , §. 8; Hartmann, Pferde" und Maulthierenzucht, § 175. Derhalven, handelt een Landman kwaalyk, wanneer hy dien tyd laat voorbygaan, dewyl dezelve het best gefchikt is, om goede en beste veulens aantefokken. Zommigen voeren den merriën hennipzaad,
om de drift aantezetten, en brengen haar eeni- ge keeren voor den hengst, om haar einde- lyk van den bedoelden en uitgekoozen hengst te laaten dekken; ook worden, tot dat oog- merk, nog andere middelen gebruikt: doch het is beter, dat men de werking der natuur by de merriën afwacht, wyl zy dan ook het best gefchikt zyn tot de pntfanging, en tot de bewaaring der vrugt, wanneer zy daarby ruim van buik en verder van eene goede ge- ftalte zyn. Den fpringtyd houd men gemeenlyk, van
April tot Juny of het begin van July. Er zyn veele Landlieden, die te vroeg haare mer- riën laaten dekken, en het is zelfs beter de Maymaand daartoe te kiezen, dan April : want het is bekend, dat wy alhier, in het voorjaar, veel noordewinden nebben, verzeld met koude, die het jonge gras belet te groei- jen. Ook is het dan te koud voor de veu- lens, om nacht en dag in de lucht te bly- ven. C $ Rekt
|
||||
jj.2 I. VERHANDELING OVER. DÜ
Rekt men den tyd, hier te Land, te lang
uit, dan komen de veulens, vermits een paard byna twaalf maanden draagt, in eene al te fterke hitte, en worden door de vliegen en andere infeélen te veel geplaagd, en dewyl zy die met hunne ftaarten, die nog kort zyn, niet kunnen afweeren, worden zy aanftonds ongeduldig j voeg hierby, dat de dagen kor- ten, en het aangenaamfte gras voorby is, ook kunnen de veulens dan niet lang genoeg in de weide loopen. In andere tyden van 't jaar is het best de teeldrift der merriën, door arbeid en min krachtig voeder te bedwingen, om dat de veulens, die in zulke tyden gebo- ren worden, niet gemaklyk kunnen opgevoed worden, terwyl ook de merrie geen voedfel genoeg kan vinden, om goede melk aan het veulen te geeven. Wanneer nu de Landman of Paardenfok-
ker voorneemens was, om eene merrie te Iaa- ten dekken, moest hy zig, myns bedunkens, vervoegen met zyne merrie by den Keurmees- ter, om die aantegeeven, welke Keurmees- ter, na eene naauwkeurige vifitatie, te gelyk met den naam van-den Fokker, de hoedanig- heden van de merrie op moest fchryven; en, om dat veele Landlieden zelve geen genoeg- zaame kundigheid hebben, in het goed uit- kiezen van een' hengst, moest de Keurmees- ter zorgen, dat aan de landhoeve van den Fokker een der gefchiktfte-hengften voorzy- |
|||||
pe
|
|||||
'
|
|||||
INLANDSCHE PAARDEN. 43
ne merrie gebragt wierde; ja zelfs, moest de
Keurmeester verplicht zyn, als een eerlyk man, daarmede te handelen, en geene kwaa- de koppeling te maaken. Deëze voorzorg van uitkiezing is zeer nuttig: De Buffon zegt; „ Het eerile veulen van eene merrie is nooit „ zoo geftoffeerd, als die, welken zy in 't ver- „ volg voortbrengt; dus moet men bedagt „zyn, om haar, voor de eerftekeer, een* „ zwaaren hengst te geeven, om het gebrek „ van groeijing, door de grootte van de geftal- „ te zelve, te vergoeden ; men moet ook „ wel acht geeven op het verfchil of de we- „ derkeerigheid der figuuren van den hengst „ èn de merrie, om de gebreken van het eene „ paard, door de volmaaktheden van het an- „ der te verhelpen, en vooral, om nooit „ kwaalyk geëvenredigde koppelingen te maa- „ ken, gelyk als van een' kleinen hengst met ,, eene groote merrie, en van een' grooten „ hengst met eene kleine merrie, om dat het „ voortbrengfel dier koppeling klein of kwaa- „ lyk geëvenredigd zoude zyn : om de fchoo- „ ne Natuur te naderen, moet men trapsge- „ wyze en by fchaduwingen voortgaan; men „ moet, by voorbeeld, aan eene al te dikke „ merrie een' gevulden maar fynen hengst „ geeven; aan eene merrie, die zig van voo- ,, ren kwaalyk voordoet, een' hengst, die een* „ fraaijen ;kop en hals heeft, enz.;" zie IV D. bl. 102 en 103. Dewyl het nu van de min-
|
|||||
44 I. VERHANDELING OVER DE
minfte Landlieden en flechts van weinige
Paardenfokkers te verwachten is$ dat zy eene juiste koppeling zouden doen, behoorden de Keurmeesters daarin grondig ervaren te zyn, om dus, tot het verbeteren van ons ras, meêtewerken. Eêr men den hengst de merrie laat dek-
ken, moet men hem wasfchen, omleiden, en vooral roskammen; want, door die prikke- ling, word zyne drift vermeerderd. De paarden eene vrye dekking te laaten
doen, is wel, in groote ftoeteryen, in ge- bruik , fchoon het beter is, de dekking uit de hand te laaten verrichten. Ten dien ein- de Ontneemt men hun de hoefyzers, om alle fchade voortekomen; men laat de merrie vast- houden op eene af hellende plaats; twee ge- leidersMiouden, elk aan eenelyn, den hengst by het kaptoom vast; de Hengftenmeester neemt den ftaart van de merrie weg, op dat de hengst zig niet kwetze, en helpt verder de roede naa binnen. Ondertusfchen geeft de Hengftenmeester acht, of de hengst het werk der koppeling volbrengt; men kan dat aan zyne oogen zien, inzonderheid aan de draaijende beweeging van den ftomp van zyn' ftaart, waarmee de uitwerping van het zaad- vogt altoos verzeld is; ook krygt dan de hengst over de lendenen eene trillende be- weeging. Dë hengst zyn werk verricht heb- bende , leid men hem weg en naa den ftal, waar
|
||||||
/
|
|||||
INfcANJDSCHE PAARDEN, 4<$
waar hy verder, door zuivering en goed voer
verkwikt word, en een dag en nacht uitrust, want het is niet goed, dat de hengften alle dagen fpringen, om dat ze dus te fchielyk hunne kracht verliezen en veroudereu. Na de dekking, is het, op veele plaatfen,
in gebruik, dat men de merrie van achteren met koud water begiet; men geeft daarvoor redenen op, doch, of het inderdaad nuttig is, wil ik liever niet beflisfen. Zommigen ryden de merrie fterk af, en dit, dunkt my, is niet goed; eene fterke beweeging, in te- gendeel, is bekend, voor eene jonge bevrug- ting fchadelyk te wezen, doch eene maatige beweeging is niet nadeelig. Op ftal gebragt zynde, geeft men de mer-
rie een voer, en dan drinken. Na negen, tien, of veertien dagen, brengt men haar weer voor den hengst : is zy 'er afkeerig van , laat men haar niet befpringen , doch anders, laat men den hengst nog eenen fprong doen, en wacht dan van den tyd af, of zy bevrugt is, ja dan neen. Gewisfe en zeer zekere tekenen, dat eene
merrie met veulen is, heeft men, in den be- ginne, niet : het gieten van water in de 00- ren, om zulks te ontdekken, is fabelachtig en nadeelig. Als zy verder gevorderd is, zyn haare öogen zoo glansryk niet; de mammen groeijen, en geeven zomtyds vogt; de buik zwelt, en eindelyk voelt men de beweeging van
|
|||||
I
46 L VERHANDELING OVER DE van het veuleu : waarna men haar afzondert^
goed voert, en niet al te véél werk laat ver- richten. In het Baden - Durlachfche, en op andere plaatfen, in Duitschland, zyn wetten, dat een Landman zyne draagende merriën niet tot zwaar werk of hardloopen mag ge- bruiken, en het is aldaar ook aan niemand ge- oorloofd, den Landman daartoe te dwingen Het veulen ruim elf maanden gedragen zynde, een week min of meer, legt de mer- rie het veulen af j en, op het einde der zwan- gerheid, moet men haar op ftal houden, en, nacht en dag, iemand in ftal laaten blyven, om , wanneer de verlosfing nadert, by de hand te zyn : in Friesland, laaten de Boe- ren een' jongen of knegt, met een touw om den atm, daarby flaapen, om bereidvaardig te zyn, als het zig nederlegt, of eenige andere beweeging maakt. Alhier is men daaromtrent zeer onvcrfchillig, en menigmaal komt de Boer op , als het veulen reeds rondom de merrie loopt; ook gebeurt het wel, dat hy hetzelve dood vind liggen, inzonderheid als de merrie ftaande geworpen heeft, waardoor het dikwyls op den grond nedervalt, zoo dat het fterft, of, door het trappen van de moeder, omkomt. Men kan dit alles voor- komen, door 'er iemand by te laaten waa- ken, of, zoo als men in Friesland doet, met een touw om den arm daarby te laaten flaapen. De
|
|||||
«*■
|
|||||
ÏNLANDSCHE PAARDEN. 4?
De paarden werpen, over het algemeen,
fiog al gemaklyk. Als de merrie liggen wil, is dit het best, anders moet 'er een bekwaam perfoon by zyn, om het veulen te vangen, of, wanneer het verkeerd, dwars, of fchuins ligt, hetzelve te keeren (*). Veele Land- lieden zyn bygeloovig genoeg, om zekere middelen te gebruiken, die zy waanen, dat den paarden dienftig zyn in 't werpen : dan, de ondervinding heeft my geleerd, dat, als het veulen met den kop op de voorpooten uitkomt, de merrie hetzelve dikwyls in eene fchuif afperst, en dus doen dan die wónder- dranken geen nut; en, ligt het veulen dwars of verkeerd, zoo kunnen zy het, met die dranken , niet regt doen liggen, maar wel, door eene bekwaame hand en verftandige konstbewerking; ja ik ben verzekerd, dat die dranken, in dat geval, fchadelyk zyn. Als het veulen geworpen is, dan gaat men
veeltyds al te fchielyk voort, met het af- naaien van de ham, heling, of nageboorte. Ik geloof, dat, indien men de Natuur haar' gang
(*) De Verloskunde by de Merrien hcofdzaakelyk
dezelfde zynde, als die, Welke by de Koeijen geoef- fend word, kan men daaromtrent eene genoegzaame onderrichting bekomen, in het IX en X D. I St. der Verhandelingen, door de Maatfchappy tot den Landbouw uitgegeeven, . t |
|||||
t
|
|||||
VERHANDELING ÓVER DE
gang liet gaan, de ham wel van zelve vol-
gen zoude. „ De Vroedmeester De Reus; van Harlingen, zegt : „ dat Ipoedig af haaien „ van het nafpul in de paarden is eene fieg- „■ te behandeling , een oud vooroordeel, en s, heeft geen anderen grond, dan dat men „ het van zyne voorouders zoo heeft gezien , „ hoewel het menig een moederpaard be- „ derft." Men kart verder hierover naazien de Geneeswyze over de Paarden van viteTj door R. Fontein. Na dat de ham van zelven loslaat of af-
gehaald Is, word zy weggeworpen, hoe zeer 'er zommigen zyn, die aan de nuttigheid, van dezelve, op eene of andere wyze, te, bewaaren, geloof flaan : en de merrie, nu ontlast zynde van het veulen en de nage- boorte, heeft goed voedfel en rust noodig; men laat het Veulen, hoe fpoediger hoe be- ter, aan de' moeder zuigen, en houd beide, geduurende eenige dagen, op ftal; vervol- gens brengt men ze naa de weide. Eene merrie kan , zonder verlies van
fchoonheid en krachten, een en meer veu- lens draagen, werpen, en opvoeden; doch, als men te veel begeert, verkrygt men niet zelden het minfte : hierom keure ik zeer af, dat men de merrie, op den negenden dag of iets laater na het verlosfen, weder laat dekken; in den eerften opflag, fchynt die koppeling en bevrugting voordeelig, maar, als
|
||||
,'tNt, AND SC HE PAARDEN. 49
. als men > overweegt, dat de merrie eenige
krachten verlooren heeft in het werpen, dat zy. dagelyks voedfel aan het veulen moet geeven 1 en dan . nog een in het lyf moet voeden, worden daartoe meer dan gewoone krachten vereischt. Enkelde paarden mogen zulks doen zonder fchade of nadeel, maar, in 't algemeen, is die gewoonte of dat ge- bruik aftekeuren, om dat de merrie te veel gekraakt word, en de veulens gemeenlyk zwakker van geftel zyn, ook is het voordee- liger voor den Fokker, een paard aantekwee- ken, dat drie honderd guldens waardis, dan twee, die flechts honderd daalders het Huk gelden mogen. Hierom doet men beter, tot het volgend jaar te wachten, om dan de merrie te laaten dekken, indien men begeert, het ras te verbeteren, en fchoone, fterke, en goede paarden aantefokken. DERDE A F D E E 11 N G.
Over het verbeteren van ons ras van Paar-
den, door eene meer naausvkeurige opvoe- ding aan de veulens en jonge paar" ' den te geeven. De mensch heeft, door den Schepper der
Natuur, het recht en de mach! verkreegen, wa. over dé diaren te heerfchen, en het is, |
|||||
':
|
|||||
50 I. VERHANDELING OVER UB
door ónze verheven vermogens, dat wy fri
ftaat zyn, om hen te gebieden en te regee-* ren, ten einde "er voor ons zei ven, of voor het algemeen, nut eri voordeel van te kun- nen trekken* Het moedig ert vryheidminnend paard zoti
nimmer zulk een nuttig en gezellig dier voof ons geweest zyn., indien men niet, door be- hendigheid, list, vrees, en vriendelyke be* handeling, het van zyne vryheid had weeteii te berooven, en geleerd had, tot onzen dienst nuttig te zyn. Met het verlies van zyne vryheid, begint zyne opvoeding, en, door liefkoozery en ontzag Word zy ten toppunt gebragt, zoo zelfs, dat men dit voortreflyk dier alles leeren kan, waarvoor het vatbaar is, en waarover wy ons zomtyds moeten ver- wonderen. Hem, die verfland, oordeel, en bekwaam-
heid bezit, om de veulens en jonge paarden, naar hun' aart, natuur, en krachten wel te beftieren, erkenne ik een gefchikt voorwerp te zyn, om een paard optevoeden; maar hy, die zelve geen gezond* verftand en oordeel bezit, en de goede eigenfchappen van het dier niet weet ten nutte aantewenden, noch deszelfs kwaade hoedanigheden te beteuge- len , is daartoe ten eenemaal onbekwaam, vermits men niet dan te veel verzuimt, een paard optevoeden tot dat geen, waarvoor het fecht gefchikt is, gelyk alle paarden niet voor een
■ f
|
||||
een en het zelfde onderwys vatbaar zyn :
doch hy, die hieromtrent een verftandig overleg gebruikt > zal^ van de rheeste veu- lens en jonge paarden goede en dieristbaare paarden kunnen vormen-. Niettemin zal het al toos moeijelyki, hoewel niet onmogelyk zyn, om zoodanige bekwaafne voorwerpen^ ter op- voeding vaii paarden, te bekomen. Wannéér nu een Staat of ëene Maatfchap-
py eene ftoetery had, moest mén ook, ter beftiering van dezelve, kundige lieden Ver- kiezen, die het dresfeeren van paarden, naar hun' aart en natuur, grondig verftonden : Heeren en Paardetlkoopers konden hunne jon- ge paarden aldaar bëfteeden, om die i voor een' maatigen en winstgeevenden loori^ op- tebrengèn, waarvoor zy het meest gefchikt waren. Ook konden de Beftierdérs,van zulk eén Genootfchap jaarlyks, op de, markten j eertige jonge öngedresfeerde paarden aankoo- pen, en, mét ruime winften, verder opbren- gen en verkoopen ; en, wanneer zoodanig eene inrichting eerlyk beftierd wierd, en de koopers en liefhebbers verzekerd waren, dat zy aldaar paarden konden bekomen, op het woord van eer*, voor welk eenen dienst ook men dezelven begeerde, ben ik zéker, dat 'er misfchien meer koopers zouden komen, dan 'er paarden aangefokt en opgevoed kón- den worden, inzonderheid, als men denprys bepaalde, naar de wezentlyke en innerlyke D a waar- |
||||
52 I. VERHANDELING OVER DÉ
waarde der paarden, en naar maate de kos-
ten van aankoop, en opvoeding enz. belie- pen. Door dergelyke inrichting, j zou men niet alleen éene goede opvoeding aan de paar- den kunnen geeven, maar ook een voornaam ryfchool voor Heeren, ten voordeele van het Genootfchap, kunnen houden : terwyl wy verder niet meer kunnen doen, dan wenfchen, dat dit voorgeüagen middel een punt van pverWeeging en uitvoering mag worden! Doch zulks nog geen plaats hebbende, zul- len wy ons vergenoegen, mèt het voordellen van eenige regelen, die, in het opvoeden der jonge paarden, ter verbetering van ons ras, dienftig en behulpzaam kunnen wezen. Eerftélyk, moet men, zoodra het veulen geboren is, het zelve zuiveren, indien het moederpaard het niet fchoon gelikt heeft, met eene fpons met laauw water, en vervol- gens aan de mam of tet brengen; dit gefchied zomtyds van zelven, maar zomtyds heeft men 'er moeite mede; nog onlangs was,ik in 't geval, dat het veulen niet wilde zuigen; met wat fyn zout in den bek te wryven, gelukte-het. Beter is het, als het moeder- paard geen melk heeft, dat men het veulen by eene andere merrie brengt, dan 'er een pappeling Van maakt : doch, als men vol- ilrekt niet anders kan, dan moet men het met de pappot, gelyk men zegt, opbrengen, en daartoe is, in 't eerst, warme melk, of melk
|
||||
ÏNLANDSCHE PAARDEN,' 53
melk met zemelen genoeg, doch dit kost veel.
arbeid; en het veulen blyft achterlyk, zo het niet omkomt. Als het veulen zuigt, en drie, vier, of
meer dagen of zomtyds zoo veel weeken, naar het weder is, op ftal geftaan heeft, brengt men,hét met het moederpaard in 't land. Veele Landlieden hebben de gewoon- te, om het veulen aanftonds dag en nacht daarin te laaten blyven , 't geen niet altyd goed is; want, als. de nachten, in 't voorjaar, koud zyn, dan kan 'er ongemak van komen: door het nieuwe gras word de merrie ook wel eens loslyvig, waardoor zy verzwakt; het is daarom goed, haar 's morgens en 's avonds wat haver of brood te geeven. Zommigen zyn nalaatig genoeg, om 'er niet eens naa omtezien. Men doet beter , wanneer men het veulen, in het begin. met het moeder- paard 's nachts op ftal zet, waarom het dien- ftig is, dat de weide niet ver van de woo- ning ligt, en het oog van den Landman 'er geduurig op zien kan; ook moet de weide ilil zyn, en het veulen rustig, zonder gejaagd te worden, zig met zyne moeder kunneri ver- maakeri. Heeft men het moederpaard tot eën of an-
der werk noodig, is hét best, dat men het veulen intusfehen op ftal brengt, in eene af- gezonderde en verzekerde plaats, en, zoo dra de moeder haar werk, dat niet te zwaar D 3 moet |
||||
54- I- VERHANDELING OVER BB
moet zyn, verricht heeft, brengt men ïïaar
weer by 't veulen. De geestige Le Francq van Berkky drukt zig hierover, op eene fraaye wyzé, uit; „ zoo dra het haani van den fchoft ^ geftreeken word," zegt hy, „ loopt de moe- ,, der, al grinnekendey naa den ftal, om haar \ „ geliefd kind te zoogen. . Zy, die de Na- „ tuur en haare liefdezorgen trachten te leeren
„ kennen, en de taal der dieren naategaan, vin-. „ den hier een by uitftek aangenaam voor- „ werp van befehauwing. Het veulen roept „ de moeder, de moeder beantwoord het kind; „naauwlyks bereiken zy elkander, ofdezoor „ gende moeder verpynt haar, om het veulen ,-, een' gemaklyken ftand te geeven, om te „ zuigen; en naauwlyks is het veulen op den „ eerften toeval van het zog verzadigd,; of „ fluks gaan zy beide te velde; demoeder „vooruit, en het kind met dartele fprongen „achteraan, tot daar.de groene klavers een „nieuw voedfel aan de blyde moeder gee- % ven." De Boeren, dis hunne mefriepaarden noo-
dig hebben, om te eggen en te ploegen, laa- ien het veulen naast de moeder loopen, en het is vermaaklyk, het kind de moeder te zien volgen : ook is die manier, voor boerepaar- den, meer te pryzen dan te laaken, om dat het oplettend en leerzaam oog reeds vroeg, als ik my dus mag uiten, zyne beftemming ziet. . Het
|
||||
ÏNLANBSCHE PAARDEN.1 ££
Het is, gelyk ik reeds gezegd heb, nadee-
ljg, dat men het Veulen lang met de moeder laat -loopen, zonder 'er naa omtezien. Een dagelyks bezoek of eene ophaaling naa de Wooning, en de moeder daar vriendelyk te ontfangen, te voeren, en te drenken doet het veulen gewennen aan zyn' ftai, en leert het- zelve zynen meester kennen, die dan ook de gelegenheid heeft, om,, als vriend, met het veulen te yerkeeren> en, door eenezagtebe* handeling, al vrpeg zyne genegenheid te win- nen, terwylhy tevens zorg draagt, dat'er geen bokken, of geiten in-'t land zyn, die het kunnen plaagen, of dat 'er, door toedoen van de kinderen of jongens, geen gejaag of ge- fchreeuw plaats heeft, als mede, dat het niet in touwen of ftrikken kan verwarren, het geen dikwyls aanleiding geeft, dat 'er voor altoos eene vreesachtigheid of fchrik in *t paard overblyft, waardoor men aan veel ge- vaar word blootgefteld. . Men moet het veulen ter rechter tyd fpee- nen; want het is kwaalyk gedaan, dat men allen op een' en denzelfden ouderdom fpeentj men moet zig ook hierin fchikken, naar de krachten, van 't veulen en de merrie zyn; vier, vyf, zes, of zeven maanden is lang ge- noeg. Wanneer men het veulen fpeenen wil, moet men het met de moeder op ftal bren- gen, en, als het veulen daar voor't laatst ge- zoogen heeft;, verzend men vervolgens de D 4 mer- |
||||
$6 I. VERHAKDELING OVER BÉ.
merrie naa eene verafgelegen weide, terwyï
men het veulen opfluit, of in eene ruime fchuur, die zindelyk en Wel met'ftroo be- dekt is, laat ïos loopen. 'Zommige Landlie- den fpeenert in 't land, doch dit is aftekeu- ren, en even zqp,. wanneer men het gfefpeen- de veulen te vroeg weer iri *t ïand brengt; ik zelf heb bygewoond, dat, offchoon de merrie al op een' grooten' affland was van heÊ Veulen, dit echter, de ftem van de moeder hoorende, door flooten en hekken zig heen w'orftelde, en by de moeder in 't land kwam: waarom* het beter is, het veulen op ftalof in'de fchuur té honden, totdat alle:tekenen van onrustigheid, 'om naa de moeder te gaan, ever zyn, en het voorts wel eet en drinkt. Het fpeenen gaat veeltyds vry gemakïyk, want het veulen, in 't land by de moeder zynde, ziet haar graazen, en, haar naavol- gende, eet dus 'al in de weide. Als het veu- len, eenige uuren, in de fchuur of op ftal ge- ïlaan heeft, bied men het wat goed gras of versch hooi aan; en, als men 'er een weinig fyn zout onder doet, dan dorst het fpoedi- ger, wanneer men hetzelve water geeft, ook wel met wat zemelen vermengd; men laat verder den emmer ftaan, en doet- wat hooi daarby in een' bak; dus zullen zy zig zelven helpen, als zy alleen zyn. In het begin, moet men niet te veel te
eeten en te drinken geeven, maar ongewaar* woi>
|
||||
r
|
||||||
INLANDSCHE PAARDËNr' $?
wordelyk trachten opteklimmen tot zoodanig
een bepaald gewigt en maat, waarby men zien, kan, dat het veulen toeneemt en genoeg krygt. Dewyl het gemeenlyk in 't najaar is, dat men de veulens fpeent, zoo is het best, de- zelven op een' luchtigen, helderen, zindely' ken ftal te houden, en hen te gewennen aan een' bepaalden tyd voor het voeren en dren- ken, om daardoor voortekomen, dat, dewyl de dagen kort, en de nachten lang, nat,-en koud zyn, die dieren geen ongemak lyden. Ook is het dikwyls zeer móeijelyk, om de veulens, alle dagen, uit den ftal naaIiet4and, en uit het land weder naa den ftal te bren- gen. Heeft men eene ftoetery met een' ,ft$l daarby, dan is zulks, ligt te doen; en ik heb, in. den Elzas.en inFrankryk gezien, dat .men, op een zeker geluid of gefluit, de jonge veu- lens riep;, en, des avonds, naa den ftal geleid- de. Wy zyn, meerendeels, verpligt, hen, den geheelen winter, in huis te houden, doch, als zy daaraan gewend zyn, dan kun- nen zy op' de werf róndloopen, ja ik heb menigmaal niet vermaak befchouwd, dat zy aan huis kwamen, om hun rantfoen te haa- ien, en, als men hun dan wat gemaalen of geweekte garst gaf, dan gingen zy vergenoegd heen en naa den ftal. Men heeft, geduuren- de den eerften winter, flechts voor een goed en maatig eeten en drinken te zorgen, en hen in een zindelyk verblyf te bewaarenj ook D 5 moet |
||||||
•
|
||||||
)
|
|||||
$5 I. VERHANDELING OVEK. DB
moet men de veulens zejven rein houden,
cprwyl men, met eene fpons, de deelen zui- vert, en zomtyds, • met eeneörouwisch, of met een' borftel, of zagten fchuyer, de ftof van het lyf afveegt. Ook kort men de maa- neit en den ftaart. ■ 'i ■ Als nu-het voorjaar daar is, het weer be- ftendig en warm word, en de malfche klaver ds weide dekt, zoo brengt men de veulens naa het land. De -Buffon merkt zeer wel aan, dat men de veulens met gden hongerige maag naa de weide moet zendéü; als zy wel gevoerd zyn, dan is 'er wat in 't lyf, en zy overlaaden hunne maag niet met te veel jong gras, Dag en nacht laat men hen in 't land;, doch het is niet kwaad, dat men ze nu en dan ophaalt naa hunne wo'oning, terwyl men hen daarnaatoe, lokt met wat garst,x>m dus hunne verblyfplaats te leeren kennen en te vinden. Ook moet men hen zoms bezoeken, en zig met hun, door goede woorden en vriendelyke betasting, gemeenzaam maaken. Wanneer de herfsttyd daar is,, of in 't laatst Van September, of 't begin van Oétober, brengt men de veulens weer naa den ftal......
De veulens nu, voor den tweeden winter,
©p ftal zynde, moet men dezelyén voeren met gebroken garst, zemelen, wat gehakt flroo, en goed hooi, en hun fris water, dat in hevige koude, eerst wat in den ftal moet flaan, te drinken geeven. De ruif, waaraap zy
|
|||||
INI<ANDSCHE PAARp.E^. 59
zy eeten, moet niet te hoogtezen* altemaal
zaaken, die genoeg bekend zyn, en niette- min haare nuttigheid hebben, Door maatig te voeren, en.tevens genoeg te geeven, krygt het veulen nu zyne ftevige: krachten a en, door een' fchoonen en luchtigen, maar niet tochtigen ftal, en het rein en zinde- delyk houden Van de veulens, groeijen zy, in; geftalte, fraaiheid, en grootte',*, op; ja, door hen met oplettendheid gadeteflaan, leert men dan reeds hun' aart en natuur kennen, eh ook al, door vriendelyke behandeling, hen gewennen te gehoorzaamen, Men moet ook alle ruuwheid, zoo in, gebaarden als met woorden, vermyden: want die hun goed doen beminnen zyi en die-hen beledigen haaten zy onverzoenlyk. Hierom moet men altoos, by het voeren, door zagte en vriendelyke be- handeling, trachten hun temperament te door- gronden, en hunne genegenheid te winnen. De wintertyd wederom verlopen, en de
maand May verfcheeneji zynde, met goeden lang gras, moet het veulen op nieuw naa de weide, om 'er, dag en nacht te.blyven. Men dient echter dan de hengften van de merriën te fcheiden, om dat de eerfte niet te vroeg en nutteloos hunne krachten zullen verfpil- len, en de andere niet lastig zullen gevaÜen worden. Verminderen zy te veel door het jonge gras, dan doet men wel, wanneer men hun wat gemaalen gerst of fpelte met zeme- len |
|||||
^
|
|||||
ÓO I. VERHANDELING OVER DÉ
len in de i weide brengt. Ook zorgt men,'
dat de weide niet al te vet en vogtig is. In dit zoraerfaifoen, moet ■ïiien niet vergeeten, het veulen of, de veulens dikmaals te bezoe- ken, om hen-dus -aan ons te gewennen. De zomertyd ten einde zynde, brengt men
de veulens, ten derden maal, uit de weide naa den ftal, om, met de uiterfte oplettend- heid, behandeld te worden; en thans ontwik- kelen zig meer en meer de gefteldheid van hun' aart en natuur, of goede of kwaade tem- peramenten, naar de welken men zig ook, ia de opvoeding,, gedraagen poet, om bet veu- len te beftemmen, tot welken dienst men het verder opbrengen kan en wil. Het is te bejammeren en te beklaagen, dat
veele Landlieden, in en vóór dien ouderdom * de jonge paarden reeds totzwaaren arbeid gebruiken;; en ik heb menig een driejaarig paard al bedorven gezien, dat in 't kruis ge- kraakt, en zoo ftyf was, dat het vroegtydig :naa het jaagpad moest, of omkwam. Heil- zaam, derhalven, is de vermaaning der Hee- ren Staaten van Utrecht, in Art. IX van de Ordonnantie : „ om de jonge paarden niet te „vroeg tot zwaar werk te gebruiken, waar- „ door zy ligtelyk bedorven worden." Myns bedunkens, behoorde zulk eene vermaaning in alle Ordonnantiè'n te zyn : want in Fries- land, begint,men ook al veel, met de twee jaaren, den1' jongen paarden den harddraavers ftap
|
|||||
*»
|
|||||
1NLANDSCHE PAARDEN.' 6l
ftap te leeren, waaf men menig een paard
meê kraakt of bederft. «—Landlieden! Paar- denfokkers ! door de paarden zoo vroeg tot zwaare dienften opteleiden, be.'ooft Gyl. den . Staat te vroeg van die nuttige dieren, en zyt U zelven en Uw huisgezin tot fchade, om dat een bedorven paard noch tot Uw ge- bruik, noch tot dat van een ander, dienftig kan zyn, en dus U zelven geen voordeel kan aanbrengen. Weet, dat de fchoonfte geftal- te, de ftevigfte krachten, door eenen te vroe- gen en zwaaren arbeid, verlooren gaan, en het fraaifte ras van dieren word daardoor ge- heel ontaart en verbasterd. De ondervinding heeft, ten allen tyden, zulks geleerd, en al- le Schryvers over de paarden, geen een uit- j gezonderd, hebben de fchadelykheid van een* te vroegen arbeid, voor die dieren aange- toond. Laat dan het gezag van zulke groo- te, in de Natuurkunde bedreven, Liefheb- bers van paarden UI. beter onderrichten, laaten de redenen en het gezond oordeel U verftandiger doen handelen, laat de onder- j vinding U voorzichtiger doen zyn, en ein- I delyk,laat het algemeen belang, ja Uw eigen- belang U beweegen, om ze niet eerder te gebruiken, vóór men 'er een duurzaam en voordeelig ras van hebben kan, dat U of den kooper 10, ia, 14, 16, 18, of twintig jaa- ren kan dienen; het geen nimmer te wach- ten is, als men, met het tweede of vóór het *
|
||||
Éf t\ VERHANDELING ÖVÈR DE
het derde jaar, dé veulens of jonge paarden $
tot zwaaren en vermoeijenden arbeid ge- bruikt! —- Men heeft nogthans deezert tyd niet te verwaarloozem Men voedert het jonge paard iets fterkerj, en geeft het een weinig geweekte haver; het is eene flegte gewoonte dit voer eerder aan de veulens te geeven : ook is de fpelt voor hun een uit- muntend voedfel, en beter koop dan haver*. Met het derde jaar, begint men aan de op- voeding van het paard, om het, naar zyn' aart en vermogens gehoorzaam, getrouw, en gefchikt te maaken : waarom men het aan de ruif vastbind* Verder kiest men ^ indiehmen meer dan een veulen heeft, nu uit* om een elk, naar zynë geaartheid en krachten, op eene byzondere wyze optebrengen* Insge^ lyks doet men eene keuze uit de beste en fraaiile hengfte- Veulens ■, om die tot fpring- hengften aantehouden; en de overigen laat men fnyden, of tot ruinen maaken* Na het derde jaar, of als de veulens drie
'en een half jaar oud zyn, ligt men hun de pooten dagelyks op, en legt 'er een los hoef- yzer aan, waarop men met een' fleutel of iet dergelyks klopt of klinkt, om ze dus aan die behandeling te gewennen : zie De La Gueri- niere, Zind, Lieb, h parfait Cocher &c. Ook legt men den rypaarden een ligt zadel op, en de koets- of werkpaarden fpant men in, laat ze zoo, eenigentyd, ftaan, ontzadelten ont-
|
||||
©ntfpant ze j en men geeft hun nu efi dan
een gebit in den bek, doch men moet be* 'dacht zyn, om den mond van 't paard vöor-
zigtig te behandelen ; „ want," zegt De Buf~ fon, „'dezelve'is zoo gevoelig, dat men zig, „ by voorkeur, boven het oog en oor, daar- „ van bedient, om de tekenen van zyn* wil „aan het beest te doen begrypen. De min- 1„ fte beweeging of de zagtfie. drukking van't
„ gebit is genoeg, om hetzelve, te verwittig „ gen en te. bepaalen; en dit werktuig van i, gevoel heeft geen ander gebrek, dan zyne „al te groote volmaaktheid zelve; die al te „ groote aandoenlykheid moet gevierd en met „ voorzigtigheid behandeld worden, buiten- „ dien zoude men het paard welhaast den bek „bederven, door denzelven ongevoelig voor „'t gebit te maaken:" IV D. bl. 90. Hoe kwaalyk handelen dus niet veele Landlieden, die niet alleen den paarden een ongefchikt gebit in den mond leggen, maar ook te vroeg en te ftyf aan het toom trekken, waardoor zy hardbekkig, en ongemaklyk om te regee- sen worden. Hoe menigvuldiger men deeze oefeningen
herhaalt, des te beter is het; en, als men het paard .zyne oefening heeft laaten doen, moet men het met goede woorden zyn genoegen toonen, en met wat haver verkwikken, dan worden zy 'er zoo aan .gewoon, dat zy. zelve 'er naa verlangen, Ein-
|
||||
04- !• VERHANDELING OVER D£
Eindelyk, na het vierde jaar, begint men
hunne opvoeding voorttezetten en te voltooi- jen, en, wanneer men de paarden beryd, ,in- fpant, en tot den arbeid afregt, komen hun- ne goede of kwaade hoedanigheden terftond te voorfchyn , welke, naar haare byzondere verfcheidenheid, .moeten verbeterd worden. Schoone, fraaye, en beste zadelpaarden, doet men dan best, van naa de Manége of ryfchool te zenden, „ die men," om met De Buffon te fpreeken, „ als de volmaakfte fchool .„ van opvoeding voor jonge paarden mag aan- „ merken, waar het fchynt zelfs niet te moe- iten blyken, dat men hen beftiert; en, wafi- „ neer zy daar wel geoefend zyiï, is de min- „ fte drukking der dyën, de-zagtfte bewee-
,/ging van 't gebit genoeg, dm hen te leiden, „zelfs zyn de fpooren nutteloos, of.menbe- ; „ dient zig ten minfteh daarvan niét, dan om „ hen tot geweldige beweegingen te dwin-
. »> gen-" — Die nu zig zelven acht, oordeel- kundig genoeg te zyn, om zoodanige fyne paarden te dresfeeren, en de zagte zoo wel als F de dwangmiddelen van pasfe weet te gebruiken, kan met voordeel zyn paard opbrengen: men
raadpleege verder La Fosfe, De La Guerime- re, Le parfait Cocker, Zitïd, Lieb, den Fries- Jchen Stal'meester, 'den Hollandfchen Koetfier9 en eene menigte andere Schryvers. De andere, zoo koets-als werkpaafden Iaat
men-eerst byden ploeg, met een'Hal-toom, • * ee-
|
|||
INLANDSCHE PAARDEN. 6$
eenige keeren loopen; daarna bind ] men het
jonge paard vast naast de ploegpaarden, tot dat het 'er aan gewoon is, vervolgens legt men het een haam op, en eindelyk zet men het voor den ploeg, tusfchen twee makke en fterke paarden; doch, om allereerst te begin- nen met een' zwaaren ploeg, is ongeraaden, beter is het, eene egge of flede daartoe te gebruiken; als dit goed gaat, fpant men het eens voor een wagen in 't gulle zand of op 't land, tot dat het mat is, waarna men het op ftal brengt en voedert. Men herhaalt dit da- gelyks, wanneer men verder eene proef neemt, om het alleen of met een ander paard eene egge of flede te doen trekken; gehoorzaamt nu het dier, dan zet men het voor een chais of ligt rytuig, en, als het naar het bit luistert, rydt men 'er mede langs een' breeden en flillen weg, waarmee men aanhoud, tot dat het volkomen gewend en geoefend is. Indien men nu de paarden niet te jong tot
den arbeid gebruikt, kan men 'er een nuttig en langduurig genot van hebben, mits zy, door de verdere opvoeding en behandeling niet be- dorven worden; en men zal, zo men dit in acht neemt, bevinden, dat De Buffon de waarheid heeft gefproken, wanneer hy zegt: Het Paard is een fchepfel, dat zyn eigen wezen laat vaaren, om niet dan door den wil yan een an- der te beflaan. E BY.
|
||||
BYLAAGEN,
|
|||||||
BEHELZENDE EENIGE
|
|||||||
ORDONNANTIEN
|
|||||||
OP HET HOUDEN VAN
KEUR-of SPRING-HENGSTEN.
|
|||||||
r
|
|||
y
|
|||||
'>■■:_
(B Y L A A G E, A.) 6$ P L A C A A T,
Behelzende een Reglement op de Keur
der Springhengften, en Inftru&ie voor de Keurmeesters. en van Vriesland allen den gee-
•ten, die deezen zullen zien of hooren kezen, Salot, Doen te weeten : Dat aan ons door zommige Ingeze- tenen deezer Provincie, doende Koophandel in Paar» den, is voorgedragen en vertoond, dat, door het niet nakomen van de Reglementen, van tyd tot tyd op de Springhengften en de Keur derzelven gemaakt de Stoe' tery der Friesfche Paarden , merkelyk begonde in ver- val tegeraaken, en het te vreezen was, dat dezelve, tot nadeel van den handel, meer en meer zoude te niete hopen en bedorven worden : om nu hierin naar behoor en te voorzien; zoo is 'f, dat wy, na examina- tie van de Placaaten en Refolutiën, voormaals op dit tnderwerp vastgefteld en genomen, hebben goedgevon- den, by een Nieuw Reglement, niet alleen hierin te voorzien, maar ook wederom een" Keurmeester der Hengften aanteftellen, aan denzelven eene behoorlykt Inftruflie te geer en, en diensvolgens te ftatueeren, ge: lyk wy doen by deezen. A RTIC U L I.
Dat de Keurmeester zal gehtuden zyn, de Spring-
Jungften oycr de gehtele Provincie te vifiteeren, exa-
E 3 mi-
|
|||||
7» (BÏLAAGE, A.)
veeren , en keuren volgens het Reglement op de Spring-
hcngjlen, gearresteerd in de Statuten van Friesland, het qde Boek, Tit: 17, luidende aldus: Van Sprhighcngften, en Dekgeld'.
Art. \.
Dat niemand zal vermagen, eenige Spring- of Dek-
hengflen, het zy hy dezelve al voor eenigen tyd heeft gehad of naderhand een* nieuwen mogt gedenken aan' tezetten, tot het befpringen van de Met tien te em- ploijeeren, ten zy dezzlve Hengflen door de respecïive Geregten, waaronder elk Houder van Hengflen geze- ten is, eerst en alvorens zullen wezen gevijïteerd, en, volgens fchriftelyke Certificatie , naar inhoud dezes geapprobeerd, by poene van vyf - en - twintig Caroli guldens, boven verbeurte van den Hengst. 2.
Dat iemand bevonden wordende, eet! Hengst, wel-
ke eenmaal afgekeurd is, niet geremoveerd te hebben , »f niet te hebben laaten fnyden, zal vervallen in da boete van vyf-en-twintig Caroli guldens, boven ver- beurte van den Hengst. Dat geen Hengflen tot het befpringen van Merrien,
zullen mogen worden gehouden en gebruikt, dewelke jonger zyn dan drie jaaren, by pcene en verbeurte ah voaren. |
|||||
Art,
|
|||||
i
|
||||||
(BYLAAG E, A.) ji
Art. 4.
Dat de kleinfe Dekhengflen hoog moeten zyn vyf
-houtvoeten en twee duimen, te wee ten, met het leg" gen van de Ry op de Schoft, en dat op het waterpas van den grond regt neder, voorts dik ven taille en goed vau Hals, Kop, en Been en, zonder aangeboo- 'ten gebreken , dewelke een veulen fehadetyk zouden, kunnen wezen. % ". ~ * : ;-* *
Dat voorfz: hoogte van vyf houtvoeten en twee dut-
wen. zal worden geobferveerd, zoo wel in de hooge ah 'Jaage Quartieren, by gelyke poene en verbeurte ah vooren. 6.
Met dit onderfcheid nogthans, dat aan de Grieft-
vyen va» JEngwïrden , Doniawarflal, Haskerland, èchoterland , Gaasterland, Opjlerland , Oost • en West • Stellingwerf word toegelaten de vryheid, om in den Haaren te doen houden Springhengften van vier voeten en tien duimen hoog, doch niet kleiner, onder conditie, dat geen minder dehgeld daarvan, dan vat» andere, zal mogen worden gevorderd en betaald. Dat by ieder Houder van Hengften op de hooge Quar-
tieren onder de Dekpaarden zal moeten (laan en ge- bruikt worden , ten minften een' donker - Graauwen Hengst , met witte Staart en Maanen , en zwarte Mcenen, als dezelve r,:aar eèr.igzim te bekomen zyn. |
||||||
slt"f.
|
||||||
(BYLAAGE, A.)
|
||||||||
7»
|
||||||||
Art. 8.
Dat de Oraauwe zullen moeten zyn Eenhairig of met
eene kleine Kol, en de Zwarte en Bruine ook eenhai- rig met kleine Kollen» 9-
Dat ieder Officier hiermede wordgeauthorifeerd, om,.
i*« zyn Diftriél, zoo veel Per/bonen te admitteeren, tot het houden van Dekhengften, sis hy, na de veel» heid der Merriën aldaar, verftaan zal te behoor en , en, daar dezelve- zyn, niet hullen worden veranderd en verplaatst, als met kennis van V Collegie of Ge- committeerden van dien. 10.
i . ■
Dat, voor Dckgeld, egaalyk over de geheele Pro-
vincie , zoo wèl in de hooge als laage Quartierent zal worden betaald een Ducaton. II.
Dat geen Accoard over [het Dekgeld, of wanneer
eene Merrie geit blyfi, zal mogen worden gemaakt. 12.
Dat minder dan het géftatueerde Dekgeld der Heng-
ften gevorderd, en door den Eigenaar der Merriën betaald wordende, ofeenig accoord daaromtrent en no- pens het 'geit blyven gemaakt zynde, zy beide, zoo wil de een als de ander, en wie het ook zoude mogen wezen, voor de eerftemaal tot boete zullen betaalen zes Varo* |
||||||||
\
|
||||||||
(IJ Y L A A 6 É, A.) 73
U-guldens, en voor de tweed* reis verhuren de Béng*
ft en en Merriën, of de rechte Mftimatie van dien. . Art, %*
Bat die geenen, welke Dekhengftén houden, van de
Perfoonen en het Dekgeld zuiver en in "'t geheel opte- kening zullen doen, by posne, dat iemand bevonden wordende, Naamen en Dekgelden verzwegen te heb- ben, zal zyn vervallen voor ieder' Post of Naam, in de boete van twee Pond Groot. # H.
Ddt de Hengflelteden, Jaarfykf, voort na den Dek-
tyd en uiterlyk vóór St, Jacoè, hunne Roeken en Op- tekening van het Dekken zullen moeten opleveren aan de Secretaris/en van de Crietenye of Stad, waaron- der zy gezeten zyn, om by hen of kunne Klerken, ge- lyfr Ëoetgóedi -penningen , onder parate Executie, zoo op de gedekte Êloërpaarden, als andere Góédeten van Perfoonen, die Merriën hebben laaten DeWen, gein- flet, ér,i aan dé Èerigjleliedén betaald te worden , mits ftaaüdé Vóór de Penningen, én genietende alléén Vdn de Ducaton drie Stuivers, vervolgens blyvende voor de Hengftelieden zuiver drie Guldens. ï5-
Dat de Secmarisfen gehotèden nuüen zyn, vfir ef
aan/fonds na St. Jaébb\ de vöt/tfz: Boeken én öpteke- tffng van de Naamen de-r Perfo&fin'i ék haime Mér- fiën hebben laêïbn dekkim, efertegeéven, aan de res- $e8ive Ojjkiereu en Magiftraaten, dewelke gelast wor- F den, |
||||
74 (BYLAAGE, A.)
den, om de Heng/lelieden onder Eede af te vorderen
en te doen verklaaren, hoe veele Mcrriën van Hengflen zyn gedekt, en of by hen geen Bekken is verzweegen. noch by hen zelfs geen Dekgelden zyn of zullen worden ontvangen , by pcene van twee Pond Groot voor ieder1 post, hier vooren geftatueerd. . Art. 16.
Dat mits deezen wel expres verboden word aan alle
Ingezetenen, om hunne Merri'èn buiten deeze Provïn- tie te vervoeren , om aldaar gedekt te worden, by pcene van zes Carolim guldens voor de eerflemaal, en voor de tweedemaal by verbeurte van de Mérriën, of- te de rechte JEflimatie van dien, -7'
Dat de pxnen en Verbeurten van Hengflen en Mér-
riën of de rechte JEftimatie van dien , in deeze Tttul gefield zullen worden geconverteerd, een derde voor den Aanbrenger, een derde part voor den Officier, en de resteerende derdepart voor de Armen ter plaatfe. ART. It.
De Keurmeester zal gehouden zyn , bovengemelde keu-
ren niet anders te mogen doen , als ten overftaan van de Officieren en Magiftraaten der respeclivë Griete- nyen en Steden , alwaar Springhengften gehêuden wor- den , en zig daar toe behoorlyk addresfeeren aan voor- noemde Officieren en Magiftraaten j ten einde door de- ;.....jw/«
|
||||
I
|
|||||||
(BYLAAG E, A.) 75
telven bekwaame tyd en plaatfe bepaald werde, om
voorzeide Keur te doen. v A !*' * , ART. III. . , ■
|
|||||||
De Keurmeester zal, volgens zyne beste kennis en wee-
tenfchap, onpartydig, en zonder aanzien van de per- foonen, de Springhengften; welke ter keuze worden geprafenteerd, viftteeren , en onderzoeken of vol' doende zyn aan het Reglement, in 's Lands ördon* siantie vervat, en hierboven gefpecificeerd, vervolgens van zyne bevindinge rapport doen aan den Officier of Magiftraqt, in welkers DistriÜ de Keur gefchied, ten einde denzelven volkomen in ftaat te ftellen, om zig tot de goed- of afkeuring der Springhengften te br paaien. IV,
Dezelve zal'gehouden zyn, e ene nette lyste te houden
Van alle de Springhengften, welke goedgekeurd zyn, in een daartoe aanteleggen Boek, met befchryvinge van Jaar en Hair, als mede van de Plaatfen, alwaar dezelve ft aan, ook de Naamen der Eigenaars en Heng- ftelieden, en van ieder" gekeurden Springhengst, wel- ke , in vervolg van tyd, afgekeurd en geSmoveerd Word, nauwkeurige aantekening te doen. V.
Dezelve zei, ten minften tv/eemaal in '/ Jaar, de
ronde doen door de Provincie, om de Springhengften
te bezien, en alomme naauwkeurig te onderzoeken, of
tok Byhengften gehouden worden, en dezulken vinden-
F % de,
|
|||||||
}6 (JYtUG E, A.)
de, daarvan terftand tennis geeven aan de Officieren
en Magiftraaten van het Distrift, ten einde de^elye werden gedmoveerd, zullende hy van ieder aldus ont~ dekten en aangebragien 'By hengst genieten eenepramie van vyf-en-twintig Caroli-guldens, te betaak* door den Houder van zoodanig eenen Hengst, "•■ '■'•"-'-" Dezelve zal gehouden zyh? jaarlyks vUr den eerftem
/tugustus, over te geeven aan het Collegie der Heer en gedeputeerden, eene Lyst van de ipringhcngft'en, door hem gekeurd, derzelver ouderdom, hair, en het ge- tal der Merriên door denzelven gedekt, ten 'einde hier- door nategaan, of deeze vernieuwde ordres van hun Ed: Móg: van goede gevolgen voor de' Stoeteryen in deze Provincie zyn , en om hieraan te voldoen /zal de Keurmeester vermogen van de Secretaris/en der Res- pedtivg Grietenyen en Steden te vorderen, een* ftaat van het getal der Merriên, welke in hun DistriÜ ge- dekt zyn , en waarvan voornoemde Sècrei'arisfen de ■nette aantekening vinden in de Boeken der Hengfte- lieden', vermeld in hei 14 en 15de Articul>4« boven* [taande Reglement, in 'sLands Ordonnantie vervat. s. —■ • ■ rn. :. ,
De Keurmeester zal niet vermagen, eenig aandeel of
portie aan Springhengfteti te hebben, ook dezelven niet leveren, of verkoopen aan de Hengftelieden, en direll noch ipdirefit koopm'anfchap in 'Paarden' vermoge» te doen, ook niet van eenig Hengfteman, het zy Eige- paar of Houder, mogen aannemen eenigegifte, gave 'f
|
|||||
É
|
|||||
(BY^AAGE, A^ f7
«f gtfefank, fat zy geld of gelds-warde, ntchte eem'g
hoegenaamd voordel, h P<sne V("i Casfatie, en daar te boven verbeurte van eene boete van honderd geulen Friesfsfa Rydprs, te converteeren een derde voor dep Officier of' Magiftraat, die de Calange doet, een derde voor den Aanbrenger, en fat overige derde voord* 4men. ~ art. mi.
De Keurmeester zal genieten voor Salaris van ledere
Dekking twee. Stuivers, waarvan een door den "Heng- fteman, en een door den, Eigenaar van de Merrie zal betaald worden , en voorfz. Salaris jaarlyis van de Secretarisfen fier resfeftive ,Grietenyen e».. Steden ont- vangen , wanneer dezelve, ingevolge het 14de Articul van bovengaande Reglement fat\Deke ldZ"ifengein- net hebben. De Keurmeester zal gehouden zyn, aan handen dgr
Ed: Mog: Heeren Gedeputeerde Staaten deezer Pro- vincie, by folemneelen E ede , te belooven, zig flipte* lyk aan deeze InflruBie te houden, en dezelve in allen deelen, naar zyn best rermogen, te zullen obfervee- ren. En werden eindclyk de Secretarisfen der respecHive
Grietenyen en Steden by dezen gelast en geauthori- feerd, om het Dekgeld, volgens fat 14de Art: van fat Reglement op de Springhengflen en fat Dekgeld te in- nen , tegens drie Guldens en vier Stuivers, in plaatfe van drie Guldens en drie Stuivers, dus verre betaald, (werdende fat 10de Art: van voorfz: Reglement in zo» F 3 >w- |
||||
7Ü fBYLAAÖE, A.)
verre gealtereerd, en zu tien voornoemde Secretarisfen
de verdeeling van het Dekgeld in diervoegen doen, dat de Eigenaars der Jfengflen daaraf gemeten twee Caro- II-guldens negentien Stuivers, en de Seeretariifen dt overige drie Stuivers. tViile.nde en beveelende wy verders, dat deeze, op
dat tot kennis van een ieder, dien zulks eenigzins mag aangaan, kome, alomme zal worden gepubliceerd en geifffigeerd, daar men gewoon is publicatie en affixie te doen. Aldus gerefolveerd ende gearresteerd, op 't Land.
fchaps-hyis binnen Leeuwarden, den 5 Septemb. 177%, (Was get.) V- v. BUfÏMAkiA vv
.. . v.„ •
Ter Ordtj* van Hun Ed: Mogende»
....':'■ . ' .".
(Was get.) H. W. v. Pibttensbrs,
•J, .-..•.■
f
|
||||||
*
|
||||||
O R-
|
||||||
(BÏLAAGE, £<) ft
ORDONNANTIE
' • i. . •
OP HET HOUDEN VAN
KEUR-HENGSTEN,
Gearresteerd, den 31 july 1775*
1. .->■ . -■ ■■■<.
a n den Lande van
Utrecht, ondervindende het groot verval, dat in deze Provincie gekomen is, in het aanfokken van go e- de , fierke, en welgemaakte Paarden, door het niet Kaarkomen vnn de Ordonnantiën, in vroegere en •laatere tyden op het houden en gebruiken van Keur- Hengften gemaakt, mitsgaders doordien de Huisluiden < en anderen , die jonge Paarden aanfokken , niet ge- noeg in aanmerkinge nemen, dat van gebrekige ofte jonge Hengflen, met welke zy hunne Merriën y die veeltyds mede jlegt zyn, laten dekken, niet dan ge- brekkige, onaanzienlyke en zwakke Paarden voortko men, die zy niet, anders, dan tot een laagen prys, /tonnen verkopen, die ook voor hunlieden zelven niet zo veel dienst kennen doen, als Paarden van beterea «art, en die hoe langer hoe erger Jlag zullen voort- brengen , terwyl nogtans een goed en fraai Paard in het opvoeden niet meer komt te kosten, dan eenander, hebben goedgevonden en verflaan, by renovatie en am* pliatie van voerige Ordonnantiën, mits deezen tejla- tuëren, v,,.
Art.
|
||||
«o (BYLAAGÈ, «O
Art. i.
'% ■ - J, i
Dat, /« ieder der vier Quartieren van deze Provin'
de, zal worden gehouden een zeker getal van gekeurde Springhengflen, buiten welke tot het dekken van Mer- riën, geene zullen mogen worden gebruikt. 2.
Dat een ieder, die genegen is, am zodanige Hengi
flen te houden, zig voor den i. Oftober dezes jaars 1766. zal aangeven aan den Maarfchalk van het Qrtartier, of den Drosfdard van dé Hooge Heeflyk- heid in deze Provincie , waar onder hy gezeten is, welke daarvan voor den eerfteti November naasfkomeff- de, by Memorie kemisfé zullen geven aan de Heef én Gecommitteerden in dezen, ten einde uit de• opgegeve Per/oonert te verkiezen en authofiferen die genen, Wet' he daartoe de bekwaamfle zuUen geoordeeld wórden. 3-
Dat de Keur - Hengflen zullen moeten zyn welge-
inaakt, zonder aangebore gebreken , welke op de jonge Paarden zouden konnen overgaan, of aan dezelven fchadelyi wezen , en niet jonger dan drie jaren ; en dat dezelven zullen moeten zyn zwarte, bruine of ap- pelgrauwe, en van geen ander hair, ten ware met by zondere permis/ie van de Heeren Gecommitteerden in dezen. 4-
Dat, alvorens die Hengflen in de Keure aangen*'
men worden, dezelven zullen moeten zyn geëxamineerd en
i
1
|
||||
(BYLAAGE, B.) gi
en gemonftèrd door of ten overftaan van Heeren Ge~
committeerden, mèt asfumtie van twee Schouten uit ieder ^uartier, nevens nog een kundig Perfoon. Art. 5.
Dat die Monflering voor de eerfle reize zal gefchti-
den zo. ras doenlyk, na dat de Pèrfonen, die zig aan- gegeven hebben, in gereedheid zuilen zyn, om een of meer Hengjlen aan de Heeren Gecommitteerden te pre- f ent eer en, en vervolgens van jaar tot jaar, in Maart of April, alles zo en op zulke plaatfen ■> als in ieder Quartier bekend gemaakt zal worden. Dat tot aanmoediging van het aankopen en houden
van fraaye en goede Spring-hengflen, in ieder der vier Quartieren, aan den genen, die den besten Hengst zal hebben en houden , ter keure van gem. Heeren Ge- cotnmitteerden, tot een Pramie zal worden gegeven Honderd en Vyftig Gulden, voor den Tweeden Hon- derd, en voor den Derden Zeventig Gulden, ?•'
Dat niemand der houders van Keur-hengflen, zpt
Hengst of Hengflen zal mogen verkopen, dan na den 24 Juny in ieder jaar, en a/zulis, na dat de tydran Springen geêxpireerd zal zyn; doch "eerder niet; ten ware de Heeren Gecommitteerden, om redenen, zulks tnogten toeflaan en pertnilteeren, op poene van een honderd Gulden voor ieder verkogten Hengst te ver- beuren. G Art.
|
||||
8a (BYLAAGE, E.)
|
|||||
Art. 8.
Dat in het vierde jaar, na dat de Springkengflen
zullen zyn gekeurd als boven, mede tot aanmoediging en tot een proeve, aan den genen, die het fraai/ie en beste driejarig Paard, dat hy zal bewyzen van zyne Merrie, door een der Keur- hengften befprongen, ge- fokt te zyn, zal gefchonken worden honderd Gulden, voor het tweede vyf en zeventig, en voor het derde vyftig Gulden. 9-
Dat ten dien einde een ieder wordt vermaand, om
ook tot het aan fokken van jonge Paarden, zo veel doen- lyk , te gebruiken goede en welgemaakte Merriën , als mede om zyne jonge Paarden niet te vroeg tot zwaar werk te gebruiken, waar door dezelven ligte- lyk bedorven worden. 10.
Dat de gekeurde Spring, hengften in ieder jaar, op
den tyd en plaats, die als boven bekend gemaakt zal zyn, zullen moeten worden vertoond, op poene vanvyF en twintig Gulden voor ieder Hengst te verbeuren, by den geenen, die daar van in gebreke blyft. il.
Dat niemand van de In- en Opgezetenen dezer Pro-
vincie zal vermogen buiten de gekeurde Hengften eeni- ge anderen te houden, 't zy om zyn eige, 't zy andere Merriën te dekken, oppcene van vyftig Gulden. Art.
|
|||||
(BYLAAGE, 13.) 83
|
|||||
Alt. 13.
Dat niemand zyne Merriën zal mogen laten dek'
hen, dan door de gekeurde Hengften van geauthori' [eerde Perfonen, op de boete van vyftig Gulden. 13-
■ ■• - 1 ,
Indien levenden word, dat eenig Merrie - paard
Veulen voortbrengt, zonder door een Keur-hengst be- fprongen te zyn , zal de Eigenaar van die Merrie verbeuren gelyke boete van vyftig Gulden voor ieder Veulen, om 't welk te beter te kannen ontdekken, zul' len alle Eigenaars van Merriën, die Veulens hebben, gehouden zyn aan den Maarfchalk van het Ouartier of Schout van het Diftriél, zulks komende te vorde- ren, te doen blyken, by welken houder van Keur- Hengften zyne Merrie is geweest, en dat die door een Keur-hengst gedekt is geworden, op gelyke boete, ten waare hy konde bewyzen, dat hy die Merrie gekogt had met Veulen zynde. 14.
Dat de Houders van Keur ■ hengften zullen genie-
ten voor ieder Merrie - paard', dat door een Keur- hengst gedekt word', beflaan zynde, vier Gulden, niet beft aan zynde, twee Gulden, welke twee Gulden aan- ftonds, by het afleiden van den Hengst, zullen moe' ten betaald worde», en de overige twee Gulden voU daan, als de Merrie Veulen draagt, wanneer de Ei- genaar van de Hengften aan die van de Merriën, zal moeten geven een quitantie van de vier Gulden, in- G 2 hou- |
|||||
«4 (B Y L A A G E, B.)
houdende, lehahen den naam van den Bet aalder, het
hair en den ouderdom van de Merrie, en den dag of datum van het befpringen, Welke quitantie zal worden bewaard ter vertooning, ah zal worden verdicht. Art. 15.
De Houders der Keur«hengften zullen de Ingeze*
tenen van het Quartier, waar in zy woonen, moeten gerieven voor die van andere Ouartieren , en die met zyne Merrie de eerfie komt voor den volgende; zul- lende tusfehen de genen, die te gelyk aankomen, daar over moeten worden geloot. ld.
Tot bekeuring en beboetinge van den genen, die de*
ze Ordonnantie zal komen te overtreden, zullen be- voegd zyn niet alleen de Maarfchalken van de refpec- tive Quartieren en de Drosfaarden der Hooge Heer- lykheden, aan welken het inftituëren der aéiie deswe- geus incumbeert; maar ook de Schouten en Bodens van de Gerechten en de Houders van de Keur ■ hengften in ieder Dlftriél, Zullende de boeten , by deze gefta* tueerd, komen voor een derde ten profyte van den Of- ficier, die de Calangie doen zal, een derde ten pro- Jyte van den Schout van het Gerecht, waar onder de bekeurde woont, of aan den Houder der Keur-heng- ften in leder Diftriêl, toetewyzen aan den genen van beiden laaftgem., door wiens vigilantie de overtree- ding zal zyn ontdekt, en het laat ft e derde ten profyte van den Aanbrenger, |
|||||
En
|
|||||
(B Y L A A G E, B.) 85
En op dat niemand hier van ignorantie zoude kon-
tien pretendeeren , zal deze alomme worden gepubli- ceerd en geaffigeerd naar behoren» Gedaan t'Utrecht den 31 ]uly 1770.
ff as geparapheerd,
J. H.Grave van Rechteren, v&
, . Onderftondr
Ter Ordonnantie van myne voornoemde
II e e ren db Staat en. Wa% getekend',
M I L A N - V I s C O N T I.
Hebbende op 't Spatium gedrukt het Cachet van Wei-
gemelde Heeren Staaten, in een roden Ouwel, met een Papieren ruite overdekt. |
|||||
G3 OR-
|
|||||
/
|
|||||
85 (BYLAAGE, B.)
AMPLIATIE
VAN DE
ORDONNANTIE
OP HET HOUDEN VAN
KEUR-HENGSTEN,
den 31 July 177Ö. geëmaneerd.
L/I STUIIN VAM DEN LaNDE VAN
Utrecht in ervaring gekomen zynde, dat ''er vele
praüyken worden in V werk gefield, om de gequalifi- ceerde Houders van Keur - hengflen, in het laten dek- ken der Merriën door dezelve, voor by te gaan, waar door zoude konnen veroorzaakt worden, dat zodanige Houders, zich met meerdere kosten van goede Spring- hengflen hebbende voorzien, om hunne eige fchade voor te komen, zich daar van zullen komen te ontdoen, en alzo ons falutaire oogulerk , tot het aankweeken van goede paarden in deze Provincie, verydeld zoude wor~ den; hebben dienvolgende, om daar tegen te voorzien, goedgevonden by Ampliatie en Interpretatie van Onze Ordonnantie, den 31 July 1776. op het houden van Keurhengflen geëmaneerd, nader mits dezen te or- donneren en flatuëren, als volgt: Art.
|
|||||
(BYLAAGË, E.) Sf
Art. i. \,
Dat geene Ingezetenen binnen de Stad en Steden
dezer Provincie, of de vryheid derzelven, eenige Heng' flen zullen mógen kouden, om daar mede eenige Mer- riën te laten befpringen, o/te ooi hunne Merrie -paar- den door andere Hengften laten befpringen, dan dsor stodanigen, welke by de Heeren Onze Gecommitteerden zyn goedgekeurd, in gelyker voege en op gelyke pane als by de Ordonnantie is bepaald : En dat de genen , die genegen zyn Spring - hengjlen te houden binnen de Steden of derzelver Vryheden, zich voor den i. No- vember in ieder jaar, aan de Heeren Gecommitteerden Kullen moeten aangeven, om op den tyd, daar toe by gem. Heeren te bepalen, kunne Hengften aan deze/ven te prefenteren , em geëxamineerd en goedgekeurd O f afgekeurd te werden. .2.
Dat de In- en Opgezet enen zo in de Stad en Ste-
den , en Vryheid van dezelven, als ten Platten Lande dezer Provincie, zich aangegeven hebbende om Keur. hengften te houden; doch welker Hengst of Hengften, by examinatie, door de Heeren Gecommitteerden zyn afgekeurd, zich binnen twee maanden na de gedane mon[tering, van de afgekeurde Hengst of Hengften zullen moeten ontdoen of dezelven laten fnyden, o# pmne van 25 Guldens voor ieder afgekeurde Hengst, boven verbeurte van den Hengst} behoudens aan an- dere In ■ en Opgezetenen de vryheid van Hengften te hebben en te houden, mits dezelven niet gebruikende, om daar mede eenige Merriën te dekken, Jrt.
|
||||
88 CB YL A A G E, B.)
Art. 3.
Bat voor het befpringen van een Merrie-paard
geen minder Spring- of dekgeld zal mogen worden ge- geeven of genoten, dan by de Ordonnantie is bepaald, op eene boete van 6 Guldens , te verbeuren voor ieder Merrie - P aard, voor V befpringen van 't welke minder zal zyn gegeven of genoten, voor de eerfte reize, en voor de tweede reize, op verbeurte van de Hengjlen en Merriën of de waarde derzelven. 4-
Dat de houders van Keur-heugden precifelyk zul-
len moeten aantekenen,het getal en hair van de Mer- riën, die door hunne Hengjlen worden gedekt, met uit» drukking van den naam en der woonplaatfe van de Eigenaars of Houders van de Merriën. $>
Dat dezelve Hthgsthoudcrs eene lyst van de voorn!
Merriën, door hunne Hengjlen gedekt, met uitdruk- kinge van hair, naam en woonplaats, als voorfz., jaarlyks voor den eerflen Maart zullen moeten overge- ven aan de Heer en Gecommitteerden,, en dezelve lyst, des gerequireerd, met Eed e fierken , als deugde lyk en Oprecht; op poene van 25 Guldens in cas van verzuim, en van 6 Guldens voor ieder Merrie, welke zal wor- den bevonden verzwegen te zyn, .6. •
Dat, wanneer iemand van een In-of Opgezeten
in
. V
|
||||
(BYLAAGÉ, fi.) 8$
tn deze Provincie komt te kopen een Veulen dragende,
of het Veulen noch by zich hebbende , Merrie j de Ver- koper ah dan zal gehouden zyn aan den Koper over te geven de Quitantie van het Springgeld, om alzo te kon- tien doen blyken, dat de gekogte Merrie door een Keur- hengst is gedekt, op pmne van 50 Guldens. En wanneer iemand een Veulen dragende, of het Veulen noch by zich hebbende Merrie komt te kopen van een Vreemde of van buiten deze Provincie, zal de Koper gehouden zyn, binnen veertien dagen na den koop, wanneer hy weet, dat de Merrie een Veulen draagt, of, ingeval hy zulks niet geweten heeft, ten tyde des koops, veer' tien dagen, na dat hy zulks in 't zekere heeft ontdekt, aan den Officier van de plaats, daar hy woont, aart te geven het hair en de jaren der gekogte Merrie en Veulen, ah mede de perfoon en plaats, van wien ert waar hy dezelve gekógt heeft, op gelyke boete van 50 Guldens; van welke aangevinge door den Officier aan gemelden Koper een behoorlyk bewys zal worden uitge- leverd. Art. 7»
Dat de Houders van Keur-hengflen hunne Hengit
ef Hengflen niet alleen niet zullen mogen verkopen t maar ook dezelven niet laten fnyden, dan na den zt» Juny in ieder jaar, buiten fpeciale permhfie van dé Heer en Gecommitteerden, op poene ah by het 7 Ar- tikel der Ordonnantie van 31 July 1776. Welke Ordonnantie PVy, zo verre by deze Ampliatie
niet wordt gealtereerd, verklaren te houden in hare
volle kracht en waarde; gelastende voorts alle Officie*
ren, zo in de Stad en Steden ah ten Platten Lande
H it
|
||||
(BYLAAGE, B.)
|
||||||||
f°
|
||||||||
de, voorn. Ordonnantie en de Ampliatie van dezelve, als
in deze, fttïttelyk te doen achtervolgen, en te procede- ren jegens de Overtreders van dien, zonder conniven- tie, tot de boeten en verbeurten, daar inne begre- pen. En _ op dat niemand hier van eetiige ignorantie pre-
tendere, zal deze alomme Worden gepubliceerd en geajpgeerd naar bekoren. Gedaan t'Utrecht den 2 July 1777.
JVas geparapheerd,
J. H.GRAVE VAN R.ECHTEREN, Vc.
Onder/tond,
Ter Ordonnantie van myne voornoemde
Hekken de Staaten. JVas getekend,
MllAN-VlSCONTI.
Hebbende op 't Spafium gedrukt het Cachet van Wel-
gemelde Heeren Staaten, in een roden Ouwel, met een Papieren ruite overdekt. |
||||||||
P U-
|
||||||||
(B Y L A A G E, B.) Si
ff
PUBLICATIE.
|
|||||||
JL/ E STAATEN VAK DEM L A N D E VAN
Utrecht, doen te weet en : Dat Wy, om het groot
verval, het welk , niet opzigt tot het aan fokken van goede, fterke, en welgemaakte Paarden, binnen deze Provincie, ,door. het niet agtervolgen van de Ordon- nantiën bevorens geêmaneerd, plaatfe hadde genomen i te remediëren, nodig hadden geoordeeld, by Onze Or', donnantie op het houden van Keur-Hengflen den 31 jfuly 1776,„mitsgaders opgevolgde Ampliatie van den 2 July des Jaars ï.fTj, eenjge nadere ordres te pu~ bliceeren; en hoe zeer Wy hadden verwagt, dat door deze fchikkingen, welke niet anders dan het voordeet der In- en Opgefetenen ter bedoelinge hadden, nament- lyk den aanwas van goede en fterke Paarden alhier, even ah in andere Provinciën met goed fucces was gè« fchied, te bevorderen, heeft egter tot hiertoe zulks niet van het gewenschte gevolg konhen zyn, offchaon IVy ook door Onze Refolutie van den 28 Januryvf&^y hebben getragt eeniqe zwarigheden in de executie der gefielde ordres uit den weg te ruimen; Des Wy, by zonder in dezen tyd, waarinne, zo door gebrek aan Paarden, als anders, de bovengemelde Onze ordres nog al grotere difficultyten zullen ontmoeten, goedge' vonden hebben, by provifte, de In- en Opgefetenen te permitteeren, hunne Merrie- paarden met ongekeurde Hengften te laaten dekken, en aldus Onze bevorens H a, gei |
|||||||
\
|
|||||||
üi (BYLAAGE, B.)
geïntroduceerde t&gkmcnten , by de hier boven ge*
mentioneerde Ordonnantie; en Ampliatiën breder ver-* vat, voor het tegenwoordige te flellen buiten effeft. En op dat niemand hier van ignorantie pretender e,
zal deze worden gepubliceerd en geafpgeerd daar zulki behoort. Gedaan t'Utrecht den 9 February 1785.
Was geparapheerd',
A. F. G o d 1 n, v',
Onderfiond,
Ter Ordonnantie van myne voornoemde
Heeren de Staaten. ffra$ getekendt
H. A. Laak.
Hebbende op 't Spatium gedrukt het Cachet van Wei-
gemelde Heeren Staaten, in een roden Ouwel, met een Papiere ruite overdekt. |
||||||
*
|
||||||
R £
|
||||||
m
|
|||||||
(B Y L A A G E, C.)
|
|||||||
REGLEMENT
OP DE
SPRING-HENGSTEN,
IN HET
GRAAFSCHAP
ZUTPHEN. Erf- Stadhouder en Raaden, in tiaame van
die Edele Mog. Heeren Staaten des Furjlendoms Gel- re en Graaffchaps Zutphen, doen te wee ten: Alzoo door het Graaffchap Zutphen aan de Heeren Sxaaten deezer Provintie is te kennen gegeeven, dat uit 't ge- ftatueerde by het Reglement op het houden van Spring- Hengften in het Graaffchap Zutphen, van den i Oc» toher 1767, nopens V onderhouden dier Hengflen ia ieder Ampt of Diftritt, waartoe de Ingezeetenen re* fpeftivelyk bepaalt wierden,dagelyks veele inconvenien- ten refulteerden, en daarom in plaatfe van '/ zelve Reglement door welgem. Graaffchap een ander en ge- heel nieuw op dat fubjecï is geprojeéleert, en dat Hoogstgemelde Heeren Staaten by Refolutie van den 9 December 1782. goedgevonden hebben het voorf. H3 R*- |
|||||||
ttU (BYLAAGE, C.)
|
||||||
Reglement, met volkomene abrogatie van het opgem.
Reglement van den 22 Oclober 1767, «2 deszelfi Am- fliatien 'en Alteratien voor het gemelde Graafchap te arresteeren, luydende het zelve als vo/gd. Art. 1.
jEW *« </«/ Graaffckap zullen mogen worden gehou-
den zoo veel Spring - Hengften , als na voorgaande vi- olatie en approbatie door de Heeren Gecommitteerden zullen geoordeeld worden nodig en dien/tig te zyn. 2.
De Spring - Hengften zullen moeten zyn wel gefloten
van" Lyf, klaar van Oogen, fyn en helder van Kop, Hakken en Beenen, goed van Hals, en in het gene- raal zonder aangeboorene gebreken, welke het Veulen fehadelyk kunnen zyn. • Ieder Spring-Hengst zal in het Jaar niet meer mo'
gen beklimmen als tachentig Merry-Paarden , op poene van vy f-en-twintig guldens voor ieder Paard, dat hoven het voorf. getal door eenen Hengst zal worden beklommen, te verbeuren by den houder van dien Hengit. -. !t«
De Hengften zullen niet eerder tot de keure worden
tsegelaten, dan na dat ze drie Jaaren oud zyn. |
||||||
ArU
|
||||||
(D r L A A G E, C.) ; 9$
Art. 5.
De houder van een Hengst zal genieten voer ieder
Merry- Paard, gevat zynde, twee guldens, en niet gevat, half geld, welke houder zal verpligt zyn, per» tinente aantckeninge te houden van het getal der Mer» ry-Paarden, welke door zynen Hengst beklommen zyn, het geen hy des gerequireerd zynde met Eede zai be- vestigen, mitsgaders van de eygenaaren der Merrie- Paarden, die aan den houder van den Spring-Hengst in alle opregtigheid zullen hebben aan te ge e ven, of de Merry gevat is, of niet. 6.
Die het eerst komt met zyn Merry, zal hebben de
preferentie, en zoo 'er meer te gelyk kwamen, zullen dezelve daarom loot en, wiens Merry het eerst zal be- klommen worden, mits dat de beklimminge ten minflcn met een uur tusfchenpóojinge kome te gefchieden. ! ?•
De houder van de Spring. Hengst zal geduurende
den Springtyd zyn Hengst flerk moeten voederen, en zig daar meede niet verre van kuis mogen begeeven, ook geen zwaaren arbeid laat en doen, nog zyn Keur- Hengst mogen verkoopen■■', als met volkomene kennis van de Heeren Gecommitteerden. 8.
De Ingezeetenen van dit Graaffchap zullen niet m$-
gen buiten de in Keur zynde HengJJen eenige andere hou'
|
||||
\
|
|||||
96 (BYLAAGE, C.)
kouden, om haare eigene ofte andere Merryen te dek'
ken, by pcene van vyftig guldens, by aldien zulks kon- de worden beweezen, by de Contraventeurs te verbeu- ren. Art. 9.
Ceen twee-jaarige Hengst ■ Veulens zulten mogen
worden geweid by Merry- Paarden. 10.
Het zal voortaan aan alle Ingezetenen deezes Graaf ~
fchaps vryftaan, met haare Merry - Paarden ter be- klimminge te gaan, by welken Keur-hengst binnen dit Graaffchap zy zullen goedvinden, zonder verpligt te weezen zig aan eenig DistriÜ te bepaalen, zoo nog- tans dat niemand zig zal hebben te onderflaan zyne Merry te brengen by Hengflen niet goedgekeurd, nog tuiten dit Graaffchap om te beklimmen, by verbeurte van vyftig Guldens, boven en behalyen nog verlos van Merry en Veulen. \t.
En op dat een ieder weeten mag wat een goed ge-
keurde Hengst is, zullen alle Jaaren de naamen der eigenaaren van de gekeurde Hengflen by Publicatie be~ kend gemaakt worden. U.
De Hengflen, hier boven geapprobeert, zullen maar
voor een Jaar worden goedgedaan, en langer niet, zullende ten dien einde Jaarlyks worden geadver- teerd, |
|||||
(EYLAAGE, C.) 97
iêerd, dat die den besten Hengst op de geflipuleerde
plaatzen ter vijttatie en goedkeuringe van de Ileeren Commisfarhfen ofte Keurmeester konten te brengen , deeze als dan wederom voor Keur-Hengflen zullen wer- den erkent en aangenomen. Art. 13»
De houders der Spring- Hengften zullen aan den
Keurmeester moeten uitkeeren anderhalven fluiver van ieder gulden, wegens het geen hun by deeze Ordonnan- tie voor het beklimmen van de Merryen is toegelegd, by pcene van zes guldens van iedef Merry, zoo ver* zweegen mogten hebben, ten profyte van den Keur* meefter. De voorf. geregttgheid van gevatte of niet gevatte
Merryen, Art. 5. ge/lipuleert, mitsgaders de èoeteiis , zullen ten langjien voor de Maand Maart van dat Jaar voldaan, en by ontftentenis van dien, met pa- rate executie geinnet mogen worden. |
|||||||
Alle de boetens {behalven die Art. 13. welke alleen
door den Keurmeester zal getrokken werden) zullen komen een derde part vaor den Officier, in wiens Ampt het voorvald, een derde part voor den Keurmeester, en een derde part voor den Aanbrenger , tot welke aanbrenginge de houders van de Keur-Hengflen fpe- ciaal worden geautorifeert. I Art,
|
|||||||
\
|
|||||||
9& (BYLAAGE, C.)
Art. \6.
Met last wyders, óp dat al het zelve van des té
heter effecï zal weezen, aan alle Officieren en Magi- ftraaten des Graaffckaps Zutphen, om derzelver Fis- caals daar toe te houden, dat op aangifte en klagte van den Keurmeester ofte van de refpeüive houders der Spring- Hengflen, tegen de gehrekhaftigen worde geprocedeert. Onverkort aan de Heeren der Heerlykheeden zoo-
danig regt, als dezelve in opzigte van het invorderen der boetens, uit hoofde van de Placaaten landelyk gear- resteert profluerende, zouden vermeenen aan haar te competeeren. 17.
Deeze Ordonnantie zal beginnen met den i. Fe*
bruary 1783. Eindelyk referveren Raar Edele Mogende zig de
tiadere explicatie, vermeerdering of vermindering van deeze Ordonnantie, zoo duk en meenigmaal na occur- rentie van zaaken zullen vermeenen te behoor en. Ordonneerende en beveelende Wy alle en een iegelyk
in het Graaf fchap Zutphen, zig naa dit Reglement te reguleeren, het zelve naa te leeven en te doen naa- Ie even. ' Zullende, op dat niemand hier van eenige omveeten-
heid hebbe voor te wenden , deeze alomme in het Graaf- fchap Zutphen worden gepubliceert en geaffigeert ter plaat-
|
||||
(BYLAAGE, C.) »••
plaatze daar men gcwjon is zoodanige publicatie t en
affixie te doen,, SOO IS 'T, dat Wy uit kragt van bovengem.
Landfchaps Refolutie in naame ah boven , allen en een iegelyk, die zulks zoude mogen aangaan , hier mee * de willen hebben geordonneert en aanbevoolen, om zig va V voorf. Reglement te reguleeren en 't zelve in alle zyne poinclen na te keven en te doen naleeven. Dies t'oirconde is des hooggemelten Furftendoms en
Graaffchaps fecreet zegel op 'V fpatium gedrukt, en deeze door den Griffier «nderteekent geworden. Gedaan in den Raade van Gelderland t'Arnhem den
2ó. Decemb. 1782. (Onderflond)
\ t
Tjér Ordonnantie van Dezelve.
(JVas geteekent.')
F. W. VAN DEN StIEN}
|
|||||||
ï»
|
|||||||
IN-
|
|||||||
(BYLAAGE, C.)
|
|||||||
100
|
|||||||
INSTRUCTIE
VOOR PEN
PIQUEUR of KEURMEESTER,
Gearresteerd den 6 December 1782.
■Art. 1, , De Piqueur ofte Keurmeester zal de Ordonnantie
of't Reglement op de Spring- of Keur - Hengjlen, by Quartierlyke Refolutie de dato den 6 December 1782. gcarresteert, letterlyk naakomen en executeren, zon- der aanzien van perfoonen, ook ftiptelyk agtervolgen die Ordres en heveelen, welke hem, by 't aanvaerden- zyner funftk, reets door Haar Edele Mogende, of derzelver Commisfarisfen zyn gegeven, of in 't vervolg gegeven zullen worden, 3.
Dat hy, allejaaren, met de Heeren Commisfaris-
fen van Haar Ed; Mog: de ordinaire tour door het Graaffchap, tot 't examineren en vifiteren der Spring- Hengflen, zal moeten doen, of ook wel alleen, en zo» dikwyls als gemelte Commisfarisfen zulks viogten goed- vinden , mits alsdan telkens van zyn bevind aan ge- Megde Commisfarisfen getrouw relaterende. |
|||||||
Art.
|
|||||||
(BYLAAGE, C.) joi
Art. 3.
Be Keurmeester zal, naa zyn Beste kennisfe en we*
tenfchap, zyn funftie emtrent de Keur der Spring' Hengfien hebhen Waartenemen , zonder d'een of ander in dezen opzigte cenig faveur toetebrengen , maar, integendeel, in val iets mogte ontdekken, 't geen tot nadeel van het [alutair oogmerk, namentlyk van goede paerden in 't gemeen, of van deze Ordonnantie in V byzonder 1 zoude verftrekken , verpligt zyn, daar.van ten fpoedigjlen kennis te geven aan de Heeren Com- misfarisfen, ten einde hierin na» behooren mr de voorj, zien. 4»
De Piqueur of Keurmeester zal geen giften of ga-
ven , hoe genaamd, van ymand mogen ontfangen , maar zig moeten laten bevreedigen met V geen by Refolutie van Haar Edele Mog: voor Jaarlyks tra&e- ment, en by Ordonnantie hier boven genoemd, hem is toegelegd. 5»
Bat hy overzulks, op zyn gedaanen eed, naa maar'
heid, den Heeren Commisfarisfen zal aangeven alle fraude , zoo mogte ontdekken tegens deze Ordonnantie reets gemaakt, of nog te maken, begaan te wezen. e.
Bat de Keurmeester binnen de Stad Zutphen zal
'moeten houden fixura domicilinm, en aldaar, zoo mo-
gelyk, een rydfchool aanleggen , zullende hy zig van
daar, zonder permisfie der Heeren Commisfarisfen
I 3 niet
|
||||
I
|
|||||||
.102 (BYL A A G E, C.)]
niet langer ah veertien dagen mogen abfenteren, ten
ware hy wegens verrkktinge van zyn bedieninge moes- te uit zyn. Art. 7.
Dat hy in V generaal zig zal hebben te- gedragen,
"zoo als een goed en bequaam Piqueur of Keurmeester èetaamt te doen, • Bat hy voor de moeyte, in het Reglement begreepen,
jfaarlyis voor traêtement zal genieten de fumma van 300Guldens, buiten en behalven V geen hem by voorsz» Reglement is geconcedeert. - 9.
•■ De Piqueur of Keurmeester zal gehouden zyn, tot
prompte agtervolging van deze zyne inftru&ie, den eed van getrouwigheid af te leggen aan handen van de Heeren Ordinar is Gedeputeerden, naa welken gedaa- %en eed deszelfs traclement zal beginnen in te gaan. Referverende Haar Edele Mogende aan zig de far-
culteit, om deze Inftrudtie te veranderen, vermeerde' reu, of verminderen naar goedvinden. |
|||||||
• fff
|
|||||||
Or.
|
|||||||
(BYLAAGE, D.)
|
|||||
ORDONNANTIE
'S
van
BURGEMEESTEREN
E N
RAAD
in GRONINGEN,
Op het houden van Springhengilen in den
Oldambt, Gorecht, Sapmeer, cura an-
nexis, Westerwolde, Bellingewolde en
Blyham cum annexis.
Gearresteerd den 29 April 1793.
j4lzo Wy in ervatinge zyn gekomen , dat de ordres
ep het houden van Spring- of Dek- Hengflen, by plac- cate van den 19 Jan: 1734 en volgende gefield, in Onze Jurisdiftien geheel in onbruik geraaken, waar door de Laage van Paarden in deze Landen, dewelke anders overal hoog gefchat en mede voor de beste ge» houden wordt, zeer zoude komen te verbasteren, en ,\ daar |
|||||
(BYiAAGB, Ö.)
|
|||||||
»•*
|
|||||||
daar door zeer nadelig worden voor de goede Ingezete-
nen, fpruitende het niet onderhouden en niet naarkó- ■men deze? qrdres voo'rnamentlyk voort uit den waan , als of de gefielde ordres niet meerder behoefden te wor- den naargekomen: Zo is het, dat tVy nodig en, voor V belang der In-
gezetenen , nuttig hebben geoordeeld de Ordres en Re- glementen niet de daarop gevolgde Refolutien op nieuws ter kennisfe van Onze Ingezetenen te brengen en alzo vast te /lellen deze navolgende Articulen. Art. i.
Dat niemant in de Stads Jurisdifiien èen Spring- of
dekhengst of hengften zal mogen houden , ten zy hy zich vervoege by het E, E. Gerichte ter plaats, met overgave van zyne woonplaatze, V getal der Heng- flen , zo flaat te houden, hair van dezelve, of gebrand- merkt zyn, dan of nog maar op nader vertoning Ver- lof hebben bekomen om een vertoonde en by provifie goedgekeurde hengst te laten klimmen, 1.
t Wanneer de houders der Hengflen een nieuwe Hengst
mogten krygen, zullen daar van mede binnen agt da; gen opgave doen aan '/ E. E. Gerichte, en dit alles by 25 gulden breuke ten voordele halv voor den aan* hrenger en halv voor het Gerichte ter plaats, 3-
'Niemant zal Hengflen tot fpringen mogen houden,
ten zy dezelve door den Keurmeester, door Ons daar t»e
|
|||||||
CB V t A A G E, D.)
|
||||||||
*«*
|
||||||||
tot aangefteld, ten overftaan van Heren Onze Ge'
tommitteerden zullen zyn goedgekeurd en vervolgens gebrandmerkt op de linkere bil. Art. 4.
ï)e houders der Heugflen zullen gehouden zyn alle
jaar van den eerflen Maart tot den laatfltn April
hunne Hengften alhier te brengen ter keuring, op dat
de goedgekeurde, als in '* vorig Art: vermeld ftaat,
gebrandmerkt, en de afgekeurde binnen 14 dagen ge-
ruind, of buiten de Prtvincie verkogt werden ;by pcena,
dat de gene, Zo bevonden Wórdt hier Zegens gedaan te
hebben , vervallen zal zyn in de boete van 30 gulden,
te verdelen, als Art: 2. gefteld is.
-»
5" Dat voor ieder Hengst', zo gebragt Wordt om ge-
keurd te worden , aan> den Keurmeester zal worden 6e* taald i$ftuivers, zonder onderfcheid of goed, dan af- gekeurd wordt. 6.
*t
ï)e qualitetten van de Springhengften, die goedge- keurd zullen kunnen worden, zullen moeien zyn, rat en welgefloten van lyf; rond van ribben; kelder van oogen; fyn en wel befnèden van kop; fchoon en hoog uitgewasfen van nek; fpits van ooren; droog en zui- ver van beenen; kantig en luchtig op den drafi groot althans vyf hout voeten en zes duim Cr on. maté, te meten van den grond af tegens den fchoft met eene teye, waterpas daarop te leggen: (uitgenomen die ia hit WesterWolfthe /'taan, welke met 5 een vierde voet K kun- |
||||||||
t
|
||||||||
,,36 (BYLAAGE, D.)
kunnen volftaan dan alwaar ook gene merrien uit dé
andere JarisdiStien mogen gebragt worden by I ® groot breuke ten vootdeele halv van den naasten^ hengstman en halv van den aanbrenger) daar bene- vens niet tnishairig, V zy van bleifen of witte voeten i noch fchuil of flodoorig; fpekhalzig; volvoetig ; dem- pig; overhoevig; krebbebytig; [pattig; tnaanoogig of wet eenig andere, kwaal of toeval beladen, of niet voorzien van zodanige, hoedanigheden , als tot een fchoone Hengst en,de goedkeuringe van denzelven vereischt wordt. Art. 7.
Indien de hengjlen , als voren gezegd bevonden ,
goedgekeurd en gebrandmerkt zyn, zal de Keurmees- ter gehouden zyn terSiond in het begin van den maand May aan de refped-ive Geriehten over te geven eene nette lystè van de goedgekeurde hengjlen, waar Ier plaatze dezelve flaan en by wien , als mede van dei', afgekeurde, op dat daar op door het E, E. Gerichte kan worden behoorlyk onderzoek gedaan. 8.
IJ et Dekgeldvan de klimhengften zal van ieder nier*,
rie, gevat ofte niet, niet minder zyn dan een gld tien ft: of meer, by de boete van twee ducatons, die min- der neemt, ten voordeele van den Hengstman , die zulks komt te ondekken en wel voor ieder merrie, waarvoor minder betaald is. |
||||||
Wanneer iemant op Sitteldagen of Bengjlebieren.
na~
|
||||||
Cbylaage; ré,*) iet,
nalatig blyvt om het dekgeld te voldoen , zullen de
Hengst houden hunne restanten mogen e ver geven aan den Sehults of fFedman ter plaats, die de zelve by weigeringe binnen zes weeken met pandhalinge zullen hebben te innen en aan de Héngsthwders voldoen , onder genieting van 3 ft. voor ieder merrie door dè nalatige te voldoen. Art. 10»
En , op dat door deze órdre Ons oogmerk werde
bereikt om, namentlyk, daardoor verzekerd te zyn dat gene andere, dan fchoone Hengflen tot het dekken gebruikt borden ,. zo worden by dezen alle Ingezetenen in de Jurïsdiclien van de heide Qldambten, Gorecht, Sappe meer cum annexis, Westerwolde , Bellingwoldè en Blyham cum annexis, wel ernflig gelast om hunne merrien ter dekking niet buiten de voorfchrèvene Ju- risditïien te brengen of laten brengen (zelvs die vati het Westerwolfche alleen in dezelve Heerlykheid als Art: 6. is vermeld) of op enigerkande wyze deze ordres te ontgaan, by pcena , dat de eigenaar of bezitter van zodane merrie, die elders is gedekt, zal verbeu- ren 25 Car: gld. en wel voor ieder reis voor ieder merrie, halv ten voordele van den naasten Hengsthou" der en halv ten voordele van den aanbrenger. JVordende voorts, ter naarkominge dezer, de Dros-
ten , Ambtmannen, Richters by dezen gelast, allé mogelyke zorge te dragen , dat de geftelde ordres wer- den agtervolgd, inzonderheid hunne Gerichtsbedtende er toe te houden , dat, van tyd tot tyd, nodig onder' zoek doen, en de overtrteders opgeven, tegens welke % z naar |
||||
#8 (BYLAA GE, D.)
Haar den inhoud dezer by dadelyke pandhalinge zal
«orden geprocedeerd: — t n welken einde een genoeg- zaam getal exemplaren v-n deze Ordonnantie aan de, Gerichten zullen worden ter hand gefield, om aan hunne bedienden uit te delen. Ên , op dat hier van niemant onweetende moge zyn,
zal deze alom in de voorfchr: Jurisdictie* worden aan', geflagen ter plaatze, alwaar men gewoon is, zulks te do en. ,"' . Gedaan in Groningen den 29 Aprii 17&3.
II. v. S Y s E N n.
Ter Ordonnantie der H. Heeren voorfz,
C. H. Gockinga, Secret,
|
|||||||
*i
|
|||||||
%
|
|||||||
TWEE-
|
|||||||