Over het verloop en de genezingskansen
van streptocoGcenmastitiden bij het rund
J. BOSMA
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UT R ECHT.
f. ■ ■' ■ - , - ..
'^te^yv,^ :
■. / ■
-ocr page 3-
ƒ • ■ i. | ||
■ fw ' |
J'i'
ISS
1 -r-ï^»*«
■ IvV'
-ocr page 4-PIliiiiiiii*quot;quot;-■
Vi-- _ _
: ■. \ •
V -nbsp;Ir'-
1
3
OVr:R HET VERLOOP EN DE GENEZINGSKANSEN
VAN STREPTOCOCCENMASTITIDEN BIJ HET RUND
— y | |
-'quot;ïi'-;-' | |
vr-'k ■ . | |
Vquot;, i , ' | |
■t , ■ ■ . ■ | |
gt; £-• |
SVH.'.:.-
.....-.A
ÉàmmèrAi
■
-ocr page 7-OVER HET VERLOOP EN DE GENEZINGSKANSEN
VANSTREPTOGOGOENMASTITIDEN BIJ HET RUND
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
DOCTOR IN DE VEEARTSENIJKUNDE
AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT
OP GEZAG VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS
DR. C.G.N. DE VOOYS, HOOGLEERAAR IN DE FACUL-
TEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE. VOLGENS
BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT
DER VEEARTSENIJKUNDE TE VERDEDIGEN OP
DONDERDAG 9 MAART 1933, DES NAMIDDAGS TE
4 UUR DOOR
dierenarts bii den provincialen keuringsdienst van
waren te leeuwarden. geboren te opwierde
1933
DRUKKERIJ Fa. SCHOTANUS G JENS. UTRECHT
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT.
fa-V-V vcpr^^
■ • ■ ■ ■ ■
r ■■ \
»! J y. ■ ■ ■ . , ■ .
gt;.v-
-■-.ïî--,'
v:
'quot;Wite-ïr
sf.'
ftV-.
-
T ij - 1-
-ocr page 9-Aan de nagedachtenis van mijn vader.
Aan mijn moeder.
Aan mijn vrouw en kinderen.
-ocr page 10-ff' '. gt; - j . ■
it';'- ■ gt;• .
Siquot;. •■■.
iii S'-A-ï;..?::; v.r.
..... ■ ■
V .-w! ■■•(.•■'^■■.■V •nbsp;^
Bij de voltooiing van dit proefschrift is hef mij eene aangename taak, te
dezer plaatse mijn oprechten dank te brengen aan allen, die in de achter mij
liggende jaren er toe hebben bijgedragen om mij dit einddoel der academische
opleiding te doen bereiken.
Hooggeleerde VAN OIJEN, Hooggeachte Promotor, wees overtuigd van
mijn erkentelijkheid voor de groote welwillendheid, waarmede Gij mij steeds met
Uwen raad en hulp ter zijde hebt gestaan.
Ten zeerste dank ik U, Hooggeleerde WESTER, voor de wijze, waarop Gij
mij de behulpzame hand hebt gereikt, waar ik die noodig heb meenen te hebben.
Ook U, Geachte MULDER en andere collega's betuiig ik mijnen dank voor
hetgeen Gij voor mij hebt gedaan.
Verder dank ik wijlen den Heer KAUFFMAN, directeur van den Provin-
cialen Keuringsdienst van Waren in Friesland, voor zijne welwillende medewerking.
en tenslotte allen, die mij op eenigerlei wijze bij mijne onderzoekingen be-
hulpzaam zijn geweest.
m
w
M-
'«e
IÄS-.-/''
-ocr page 13-Hoofdstuknbsp;Bladz.
Eerste afdeeling: Literatuuroverzicht.
I. Historisch overzicht en algemeene opmerkingen . . .
n. Methoden en techniek van het onderzoek op mastitiden.nbsp;1
§ 1. Klinisch onderzoek....................................1
a.nbsp;Inspectie............................................1
b.nbsp;Palpatie............................................1
c.nbsp;Snelmethoden ......................................12
§ 2. Physisch-Chemisch onderzoek............................13
a.nbsp;Reactie............................................13
1.nbsp;Rosolzuurproef....................................13
2.nbsp;Thybromolprocf..................................13
b.nbsp;Chloorbepaling......................................14
c.nbsp;Melksuikerbepaling..................................15
d.nbsp;Electrisch geleidingsvermogen van het serum............15
§ 3. Biologisch onderzoek..................................15
a.nbsp;Katalaseproef........................................15
b.nbsp;Reductaseproef......................................17
c.nbsp;Diastaseproef........................................17
§ 4. Sedimentbcpaling......................................18
§ 5. Microscopisch onderzoek................................19
a.nbsp;Op Streptococcen....................................20
b.nbsp;Op cellen..........................................20
§ 6. Cultureel onderzoek....................................23
in. Bacteriënflora van den normalen en van den ontstoken
uier......................................................24
§ 1. Van den normalen uier................................24
§ 2. Bacteriologie van de streptococcenlnfecties van den uier . ,nbsp;25
a.nbsp;De Streptococcus agalactiae..........................27
b.nbsp;Differentiatie van pathogene en apathogene Streptococcen.nbsp;29
c.nbsp;Afwijkende streptococcensoorten bij mastitis van het rund.nbsp;30
d.nbsp;Zoogenaamde atypische streptococceninfcctlcs..........31
e.nbsp;Cultureele en biologische eigenschappen van de atypische
mastitlsstrcptococccn..................................31
-ocr page 14-IV. Natuurlijk verloop der streptococcenmastitis, genezings-
kansen en methoden van behandeling........
§ 1. Natuurlijk verloop en spontane genezingskansen ....
§ 2. De behandeling en bestrijding der streptococcenmastitiden
a.nbsp;De serotherapie..................
b.nbsp;De vaccinotherapie................
c.nbsp;De chemotherapie.................
d.nbsp;De uitmelktherapie................
e.nbsp;De hygiënisch-prophylactische bestrijdingsmethode . . .
Tweede afdeeling i Eigen onderzoek.
V.nbsp;Inleiding en methoden van onderzoek..................43
VI.nbsp;De onderzochte gevallen ..............................49
VII.nbsp;Cultuurproeven..........................................169
§ 1. Met alkalische glucosebouillon..........................171
§ 2. Parallelproeven met alkalische glucosebouillon en wei ...nbsp;178
VIII.nbsp;Samenvattende tabel der onderzoekingen..............184
IX.nbsp;Bespreking der onderzochte gevallen..................190
X.nbsp;Conclusies..............................................195
Stellingen......................................................196
Geraadpleegde literatuur....................................198
33
33
36
36
37
38
40
40
Er zijn in de laatste jaren een groot aantal publicatie's verschenen
over streptococcenmastitiden bij het rund.
In het bijzonder aan de oorzaak en aan de behandeling heeft men
zijn aandacht gewijd.
Gaat men de gepubliceerde literatuur nauwkeurig na, dan blijkt,
dat men over het algemeen de meening is toegedaan, dat genezing
vrijwel niet mogelijk is.
Tevens blijkt daarbij echter, dat systematische onderzoekingen
over het verloop van streptococcenmastitis, zich uitstrekkende over
langen tijd, vrijwel geheel ontbreken.
Wel vindt men hier en daar enkele gegevens over deze onder-
werpen, maar niet zich uitstrekkend over langen tijd en ook niet
systematisch.
De bedoeling van dit onderzoek is nu. om door regelmatig en
langdurig onderzoek, liefst over meer dan één lactatieperiode, bij
koeien, in meerdere of mindere mate lijdende aan streptococcen-
mastitis, na te gaan of herstel kan optreden, en zoo ja, of dit van
blijvenden aard is en of er bepaalde factoren zijn, die op dit blijvende
herstel van invloed zijn.
Om principieele redenen is de ingestelde behandeling steeds zoo
eenvoudig mogelijk geweest en heeft bestaan in de zoogenaamde
uitmelktherapie,. gecombineerd met het betten met koudmakende
mengsels in de acute gevallen en met massage met indifferente
zalven of oliën in de meer chronische gevallen.
P % •
mi
' .tu-'.-:, g .^-^T'isita'-ùr!-;
• -lill-----quot;l ■ • „ß ■
5-. lt; '
oi^'-^î^^hituihrv'îl^ ■ - 'j
f-.
im. :
'Vr..'
■ t.~ ... ■ gt;
H
EERSTE AFDEELING.
LITERATUUROVERZICHT.
HOOFDSTUK I.
HISTORISCH OVERZICHT EN ALGEMEENE
OPMERKINGEN.
De literatuur over uieraandoeningen en over streptococcen-
mastitis in het bijzonder kan men heel gevoegelijk verdeelen in:
a.nbsp;tot 1875 en
b.nbsp;van 1875 tot heden.
Vóór 1875 schrijft men de mastitiden toe aan allerlei oorzaken.
In 1875 deelt Franck zijn infectietheorie mede.
Uierziekten zijn reeds honderden jaren bekend. Colerus schrijft
er al in 1545 over en in het Neues Viehbüchlein van 1667 wordt er
ook over gesproken.
Men geeft de schuld van het ontstaan aan dieren, zooals padden
en ratten, zelfs aan booze geesten {Fürstenau)', ook insekten komen
in aanmerking (Abildgaard).
De eersten, die over „gelber Galtquot; (= streptococcenmastitis) be-
richten, zijn Hürlimann in 1846, Gattiker in 1848, Brennwald in 1848
en Rast in 1854. Deze laatste geeft de klinische symptomen reeds
goed weer.
Nieuwe gezichtspunten ontdekken wij bij Fürstenberg, wiens werk
over de melkklieren in 1868 verschijnt. Hij neemt vooral de prae-
dispositie voor de ziekte als hoofdfaktor voor het ontstaan aan.
Tot nu toe neemt men dus alleen uitwendige oorzaken aan voor
het ontstaan van mastitis, al of niet gecombineerd met een inwendige
praedispositie.
Een groote ommekeer in deze opvattingen brengt in 1875 de
infectietheorie van L. Franck,
Deze lanceert de stelling, dat de meeste uieraandoeningen door
-ocr page 18-infectie ontstaan en dat het hoofdzakelijk putride of septische aan-
doeningen zijn.
Hij neemt ook reeds proeven in die richting en met succes. Hij
spuit n.1. etterig secretum uit een acuut ontstoken runderuier in de
tepelkanalen van gezonde runderuiers, evenals rottend bloed en
andere putride vloeistoffen. Hierop ontstaat reeds na 24 uur uier-
ontsteking.
Franck neemt dus het tepelkanaal als porte d'entrée aan. Zijn
proeven worden meermalen nagevolgd en hij krijgt voor- en tegen-
standers.
Een groote steun aan Franck's theorie geeft Kitt, die gelijksoortige
proeven neemt. Hij denkt, dat verschillende soorten micro-organis-
men de oorzaak zijn van mastitis. Ook stelt hij vast, dat niet elk
micro-organisme pathogeen is voor den runderuier.
Nocard en Mollereau zijn de eersten geweest, die in 1884 een
Streptococcus als oorzaak van een bepaalde mastitis bij runderen
aantoonen.
Voorkoming en verbreiding.
De streptococcenmastitis komt in vele landen voor, zooals in
Zwitserland, Duitschland, Nederland, België, Frankrijk, Engeland,
Denemarken, Noorwegen, Zweden, Oostenrijk, Italië, en ook in
Amerika en Australië.
In enkele van die landen is het lijden al vroeg onderkend en
beschreven, zooals in Zwitserland {Hürlimann, Gattiker, Rast,
Schaffer en Bondszynski, Zschokke, Guillebeau en Hesz).
In Frankrijk hebben Nocard en Mollereau het eerst gewezen op
het voorkomen en in Duitschland is het Ernst, die de eerste uitge-
breide onderzoekingen doet over den omvang van de „gelber Galtquot;.
Dat de ziekte erg verbreid is in genoemde landen, hebben o.a.
Zschokke, Trommsdorff, Sommerfeld, Ernst, Rievel en Richter aan-
getoond en in den laatsten tijd vooral ook Seelemann,
Zoo vindt Ernst in Zuid-Duitschland in 1909 20 % der koeien
geïnfecteerd en Seelemann in 1931 in Sleeswijk-Holstein in de groote
veehoudersbedrijven meer dan 30 %,
In Nederland mag men aan de hand van de jaarverslagen der
melkcontrólestations en gezondheidsdiensten van vee veilig aan-
nemen, dat minstens 10 % der koeien is besmet.
Economische en bedrijfsschade.
Ernst is wel de eerste geweest, die zich de moeite heeft getroost,
om de door de „gelber Galtquot; veroorzaakte schade te berekenen.
Als er 20 % der koeien en van deze 50 % der kwartieren zijn
aangetast, zegt Ernst, is er een melkproductievermindering te be-
rekenen van 10 %. Hierbij is afgezien van een mogelijke melk-
giftvermeerdering met de gezond gebleven kwartieren. Ernst komt
zoo tot een schade van 250 millioen Mark per jaar.
Volgens Ernst en Rühm zal niet zelden een bepaalde kalver-
diarrhee het gevolg zijn van het voederen met streptococcenhouden-
de melk. Dit kan dus ook nog schade voor het bedrijf opleveren.
De algemeene opinie is echter, dat melk van koeien, lijdende aan
streptococcenmastitis, ongehinderd in rauwen toestand aan de kal-
veren gevoerd mag worden.
Volgens Klimmer zijn 35 % van de grootere en 20 % der kleinere
veebeslagen in Duitschland aangetast.
In Oostenrijk heeft Rudolf berekeningen gemaakt op dit gebied.
Hij komt tot de conclusie, dat ongeveer 25 % der koeien strepto-
coccenmastitis heeft en becijfert daaruit een schade van 3 millioen
schillingen per jaar.
Ook Seelemann heeft zich met deze kwestie bezig gehouden en
komt tot een jaarlijksche schade voor Duitschland van 500 millioen
Mark.
Voor België maakt Huynen de volgende berekening: Het aantal
stuks melkvee op 800.000 schattende, met een dagproductie van
6 millioen L. melk en het dagelijksch verlies op 1 % van deze
hoeveelheid stellende, berekent hij een totale schade van 12 millioen
francs per jaar, onverminderd de schade, voortvloeiende uit de
waardevermindering der dieren, welke hij op een gelijk bedrag meent
te kunnen taxeeren.
Tenslotte vermeldt Zwijnenberg, dat er aan de Lonneker coöpe-
ratieve melkinrichting volgens berekening per jaar ƒ 25.000.— aan
Qielkgeld verloren gaat door de streptococcenmastitis.
Beïnvloeding der melkproductie.
Hoe staat het met de melkproductie der koeien, lijdende aan strep-
tococcenmastitis?
In de literatuur vinden we hierover o.a. een opgave van Guillebeau
en Hesz, die constateeren, dat de verminderde melkgift minder van
den duur dan van de hevigheid van het lijden afhangt. Zij vinden bij
7 koeien, dat deze vóór het begin der streptococceninfectie gemid-
deld 7.3 L. melk per dag leveren met de later aangetaste kwartieren
en na dien tijd 2.9 L.
Seelemann heeft ook onderzoekingen gedaan over de productie-
vermindering van aangetaste kwartieren en komt tot de conclusie,
dat, hoewel de melkgift soms nog een zeer behoorlijke kan zijn, ze
toch in den regel zeer aanzienlijk is verminderd, een feit, dat
trouwens wel algemeen bekend verondersteld mag worden.
Aantal aangetaste kwartieren.
Ernst heeft enkele woorden gewijd aan dit onderwerp, maar de
uitvoerigste gegevens hieromtrent vindt men bij Seelemann. Van
391 koeien, die willekeurig zijn genomen uit verschillende veebe-
slagen, is de melk kwartiersgewijs onderzocht en daarbij is gevonden,
dat 130 koeien aan alle vier kwartieren volkomen gezond zijn, 49 in
1 kwartier streptococcen hebben, 49 in 2 kwartieren, 54 in 3 kwar-
tieren en 109 in 4 kwartieren. Later zijn bij 394 aangetaste koeien
door bacteriologisch onderzoek in 843 kwartieren streptococcen
aangetoond, dat is dus gemiddeld in minstens twee kwartieren.
Tot een dergelijk infectiepercentage komt men hier te lande niet.
Begin der infectie, in verband met den leeftijd van het dier.
Volgens Klimmer krijgen vooral koeien met goede melkproductie
in de derde tot zesde lactatieperiode streptococcenmastitis.
Seelemann heeft hierover weer uitvoerige onderzoekingen gedaan
en komt tot de conclusie, dat ook jonge melkkoeien, in de eerste
lactatieperiode, reeds vrij vaak zijn aangetast, n.1. circa 8.6 %.
(Het onderzoek omvat in totaal 5834 dieren.)
In de tweede lactatieperiode zijn 30.1 % der dieren besmet, in
de derde 42 %, in de vierde 44.1 %, in de vijfde 51.7 % en in
de zesde 51.5 % en in de zevende tot vijftiende lactatieperiode
56.3 %.
De ervaringen in Nederland zijn ook, dat jonge melkkoeien
-ocr page 21-meerdere malen reeds zijn aangetast, maar oudere percentsgewijze
meer.
Beteekenis der mastitisstreptococcen voor de menschelijke gezond-
heid.
Volgens de hedendaagsche opinie leveren de gewone strepto-
coccenmastitiden van het rund voor den mensch, practisch ge-
sproken, geen gevaar op. (De gevallen van besmettelijke keel-
ontsteking bij den mensch in Amerika, veroorzaakt door een
haemolytische streptococcus, afkomstig uit een ontstoken uier van
een rund, vallen buiten dit kader, omdat in den regel deze strep-
tococcus op zich zelf weer stamt uit een ontstoken keel van een
mensch, zoodat zoo'n streptococcus niet als een echte dierlijke para-
siet is te beschouwen).
Alleen bij kleine kinderen schijnen de gewone mastitisstrepto-
coccen darmstoornissen tc kunnen veroorzaken. {Plantinga).
Vroeger zijn er wel mededeelingen verschenen omtrent de ver-
moedelijke schadelijkheid voor den mensch.
Laméris en Harrevelt hebben uit de melk van een koe. genezen
van mastitis, een streptococcus geïsoleerd, niet pathogeen voor
cavia's en konijnen, terwijl de melk. zelfs in gekookten toestand, nog
massadiarrheeën bij menschen heeft veroorzaakt.
Ook Tempel vermeldt in 1920 sterfgevallen bij kinderen in
Saksen, geweten aan melk van een bepaalde boerderij, in welke
melk diplococcen en korte Streptococcen zijn aangetoond.
Over het ongevaarlijk zijn der gewone mastitisstreptococcen zijn
in de laatste jaren mededeelingen verschenen o.a. van Ostertag.
Klimmer en Haupt, Seelemann en Hadenfeldt.
Volgens Seelemann berusten de tegengesteld luidende mededee-
lingen op foutieve diagnose's.
Volgens Amerikaansche opgaven speelt de streptococcus epide-
micus haemolyticus (Davis) een rol bij een bepaalde angina van
den mensch, (sore throat). Mededeelingen hierover vinden we o.a.
bij Davis, Capps en Jorgenson.
Men mag het eens wezen over het feit, dat de gewone strepto-
coccus mastitidis van het rund ongevaarlijk is voor den mensch,
het feit, dat ze uieraandoeningen veroorzaakt, die bijna steeds ver-
gezeld gaan van een aanzienlijk verhoogd celgehalte der melk
(leucocyten, lymphocyten en afgestooten epitheelcellen, die samen
dus feitelijk niets anders zijn dan etter), geeft aan deze melk een
min of meer walgelijk etiket.
Ook mag men er zich toch nog wel even rekenschap van geven,
dat in de laatste jaren ook in Europa enkele gevallen van mastitis
bij het rund zijn geconstateerd, veroorzaakt door de mensch-
pathogene streptococcus pyogenes haemolyticus of streptococcus
epidemicus {Davis), die geheel het beeld hebben vertoond van
gewone streptococcenmastitiden, zoodat men daaruit het gevaarlijke
karakter der verwekkers niet heeft kunnen afleiden. {Diernho[er,
Seelemann en Hadenfeldt).
Eenige voorzichtigheid in dezen is dus toch wel geboden.
Oorzaken.
Vóór de ontdekking van den streptococcus mastitidis door Nocard
en Mollereau zijn de onmogelijkste oorzaken voor het ontstaan van
mastitis genoemd. Men heeft o.a. aan het behekst zijn der koeien
geloofd. {Gattiker). Brennwald neemt kouvatten als praedisponee-
rend moment aan.
Onder de oudere dierenartsen zijn er echter ook reeds, die van
meening zijn, dat het lijden op een ontsteking berust. {Hürlimann,
Hesz).
Sedert de ontdekking van den streptococcus in 1884 staat men
algemeen op het standpunt, dat deze zonder twijfel de oorzaak van
zeer vele gevallen van mastitis is.
Het is echter zeer de vraag, of de streptococcen alleen voldoende
zijn, om de uierontsteking te veroorzaken en of alle streptococcen
dat vermogen bezitten.
Er wordt heel vaak van uierstreptococcen gesproken, zonder dat
men de soort nader aanduidt.
Zoo zegt Schlichting b.v. dat de streptococcen in de natuur zeer
verbreid zijn (stal, mest, darminhoud), zoodat tepelverontreiniging
zeer gemakkelijk is en een infectie door het tepelkanaal zeer goed
mogelijk.
Ook Gminder gelooft uit zijn proeven de conclusie te mogen
trekken, dat alle streptococcen in staat zijn mastitis op te wekken.
Seelemann daarentegen is van meening, dat verandering van
saprophytische in mastitisstreptococcen niet waarschijnlijk is.
Teruggekomen wordt nog op de vragen omtrent den aard der
Streptococcen en de wijze van infectie. Hier zijn slechts een paar
voorbeelden uit de literatuur aangehaald.
Nevenoorzaken.
In de literatuur worden meerdere nevenoorzaken opgenoemd.
Deze zijn nog weer te verdeelen in uitwendige en inwendige.
Van de uitwendige kan b.v. vermeld worden de anatomische
ligging van den uier; hierop is reeds gewezen door Wetterwald.
Deze ligging heeft ongetwijfeld meerdere malen het gevolg, dat er
kneuzingen in het orgaan optreden. Ook moet men bij onvol-
doend strooien met den factor kouvatten rekening houden voor
het ontstaan van mastitiden; dit wordt door meerdere schrijvers
naar voren gebracht. {Hesz. Schaffer en Bondszynski, Zschokke,
Klimmer, Seelemann).
Verder worden nog als nevenoorzaken aangegeven melkstuwing
door slecht uitmelken, het nieuwmelkstadium en hooge melk-
productie.
Tenslotte schrijft Raebiger de zeer snelle uitbreiding en het
kwaadaardige karakter van de streptococcenmastitis in een bepaalde
veestapel toe aan het geven van extra veel krachtvoer.
Als echte inwendige oorzaken noemt men andere ziekten, zooals
infectieuze abortus en mond- en klauwzeer. Daardoor krijgt men
een algemeene verzwakking van het lichaam, wat het tot stand
komen van de mastitis bevordert. {Zschokke).
Invloed van het nieuwmelkstadium.
Guillebeau, Wetterwald. Zschokke. Rast en Pröscholdt schrijven,
dat de meeste gevallen van streptococcenmastitis geconstateerd
worden in de eerste maanden van een lactatieperiode.
Seelemann vindt dat ze minstens even vaak in het midden of
op het eind ervan gevonden worden, met welke conclusie wij het
wel eens kunnen zijn.
Frequentie van voorkomen in de verschillende kwartieren.
Nottbohm beweert, dat de koeien meest op de linkerzij liggen
en dat zoodoende het linkerachterkwartier, door mindere bloeds-
toevoer als gevolg van meerdere druk, het meest gepraedisponeerd
is voor mastitis.
Richter en Demmel komen tot een soortgelijke bevinding, d.w.z.
een iets vaker voorkomen in de linkerkwartieren.
Guillebeau en Hesz vinden, dat de achterkwartieren vaker zijn
aangetast dan de voorste.
Engler heeft uitvoerige onderzoekingen verricht en gevonden,
dat de achterkwartieren het vaakst zijn ontstoken, maar, in tegen-
stelling met Nottbohm, vindt hij het rechteruierkwartier het meest
aangestast.
Kenda vindt in het Zagreber slachthuis bij 57 koeien met strep-
tococcen mastitis meestal de achterkwartieren aangedaan en verder
in 68 % der gevallen de linkerkwartieren.
Simons komt tot de conclusie, dat de rechterkwartieren het vaakst
afwijkingen vertoonen en verklaart dit uit het feit, dat de linker-
kwartieren met de rechterhand worden gemolken en dus over het
algemeen het best. Door regelmatig minder goed uitmelken der
rechterkwartieren zal daarin een zekere mate van melkstuwing op-
treden en dit zal bevorderlijk zijn voor het ontstaan van strepto-
coccenmastitis.
Ook volgens Schulz zijn de rechterkwartieren verreweg het vaakst
ontstoken.
Seelemann tenslotte concludeert, dat er hoegenaamd geen verschil
is in frequentie van voorkomen, noch tusschen voor- en achter-,
noch tusschen rechter- en linkerkwartieren en ik onderschrijf in
't algemeen dit oordeel.
Welk kwartier wordt het eerst aangetast?
Seelemann heeft zich ook hiermee beziggehouden en geconsta-
teerd, dat geen bepaald kwartier kan worden aangewezen, dat
meestal het eerst is aangetast.
Onbekende factoren.
Götze en Seeleman o.a. gelooven, dat het aanslaan der infectie
door één of meer nog onbekende factoren wordt begunstigd en
voor deze meening is veel te voelen. Waarschijnlijk heeft het
natuurlijk weerstandsvermogen van het individu veel invloed.
Latente infectie's.
De uier van het rund is zeer vatbaar voor streptococcen-
infectie's; deze kunnen echter gedeeltelijk gedurende langen tijd
Voor eigenaar en personeel verborgen blijven. (Steek).
Slecht uitmelken doet in de eerste plaats deze latente infectie's
zichtbaar worden en in mindere mate ook sommige andere neven-
oorzaken.
Men moet dus het begin der infectie en het merkbaar worden
daarvan scherp gescheiden houden.
Herinfectie's en nieuwe infectie's.
Volgens Seelemann komen herinfectie's in besmette stallen niet
voor, evenmin als nieuwe infectie's, als men er maar voor zorgt,
dat opname van Streptococcen vermeden wordt; zelfs al werken één
of meer nevenoorzaken geregeld in.
Dit is echter nog zeer de vraag.
Porte d'entrée en wijze van overbrenging der Streptococcen.
Vroeger heeft men de ziekte niet voor contagieus gehouden (b.v.
Rast in 1854).
Hesz, Schaffer en Bondszynski meenen echter in 1888 reeds, dat
het lijden wel besmettelijk is en door infectie via het tepelkanaal
is over te brengen. Hetzelfde vinden we vermeld in een artikel
van Hesz en Borgeaud.
Neemt men besmettingsproeven, dan moet men wel ter dege
onderscheid maken tusschen die proeven, waarbij men de natuur-
lijke verhoudingen zooveel mogelijk nabij komt en diegene, waarbij
men het smetstofmateriaal kunstmatig in het tepelkanaal brengt.
Reeds Nocard en Mollereau hebben besmettingsproeven gedaan
door inspuiting in het tepelkanaal en wel met positief resultaat.
Dergelijke proeven zijn verder o.a. genomen door Zschokke, Kitt
en in den laatsten tijd door Rienhof, allen in den regel met succes.
De laatste heeft echter geen succes met orale, subcutane, intra-
peritoneale applicatie der smetstof.
Rienhof heeft ook proeven genomen onder natuurlijke omstan-
digheden, b.v. door melken met besmette handen of door het in-
doopen der tepels in streptococcenhoudende melk, maar steeds met
negatieven uitslag.
Götze doet zonder succes voederproeven.
Tenslotte heeft ook Seelemann weer proeven genomen op dit
gebied, n.1. per os en langs galactogenen weg en hij heeft tevens
pogingen aangewend, om tijdens deze proeven de streptococcen
aan te toonen aan de tepels, de tepelopeningen en aan het ligstroo.
Het is hem niet gelukt met mastitisstreptococcen een infectie in
een uier te bewerkstelligen, als de natuurlijke verhoudingen ge-
handhaafd blijven.
Slechts één proef is positief verloopen, n.1. bij een koe, waarvan
men het ligstroo een maand lang met streptococcenhoudende melk
heeft bevochtigd. Het aantoonen der streptococcen aan tepels,
tepelopeningen en aan het stroo is alleen gelukt, onmiddellijk nadat
ze erop gebracht zijn, eenige uren later zijn ze in den regel niet
meer op te sporen.
Volgens Jones zijn de z.g. smetstofdragers (dat zijn koeien, die
streptococcen in den uier herbergen, terwijl verder alles klinisch
normaal is) een voorname bron van infectie.
De mogelijkheid van haematogene infectie van den uier bestaat
ook.
Guillebeau, die steeds voor deze opvatting gestreden heeft, zegt,
dat hij coccen gevonden heeft in de voormaag van het rund, identiek
aan uiercoccen.
Gorini vindt dergelijke vormen in de lebmaag van het kalf.
Freudenreich vindt ze behalve in de voormaag ook in milt en
nieren.
Uit deze inwendige organen zullen ze eventueel hun weg kunnen
vinden langs haematogenen of lymphogenen weg naar den uier.
Het bewijs der identiciteit is hier echter in geenen deele ge-
leverd.
Van de lymphogene wijze van infectie weten we al weinig meer.
Robinson heeft in 1918 geconstateerd, dat bij uierinfectie met
bac. abortus Bang, de supramammaire lymphklieren geïnfecteerd
kunnen zijn. Hij neemt aan, dat de uier langs de lymphbanen
vanuit de baarmoeder of vanuit het darmkanaal via bekken- en
uierlymphklieren geïnfecteerd kan worden, zooals het door Mac-
Fadyan voor de uiertuberculose wordt aangenomen.
Bij streptococcenmastitis moet deze infectieweg dus ook mogelijk
zijn. Het blijft echter een hypothese.
HOOFDSTUK II.
METHODEN EN TECHNIEK VAN HET
ONDERZOEK OP MASTITIDEN.
§ L Klinisch onderzoek.
a- Inspectie.
Over de waarde van het klinisch onderzoek, bestaande uit in-
spectie, palpatie en enkele snelmethoden, wordt zeer verschillend
geoordeeld.
De inspectie alleen is onnauwkeurig. Hierop is reeds gewezen
door Guillebeau en Hesz. Zij vinden bij 42 gevallen van spontane
streptococcenmastitis in 16 gevallen symmetrie en normale grootte
van den uier, in 19 gevallen duidelijke asymmetrie, in 4 gevallen
uiervergrooting en in 3 gevallen uieratrophie.
Verder vinden zij van 100 aangetaste kwartieren er 34 vergroot,
35 kleiner geworden en 31 van normalen omvang. Daaruit volgt
dus, dat er toch altijd nog in twee derde van het aantal aangetaste
kwartieren een zichtbare afwijking van het normale heeft bestaan.
Mijns inziens gaat het niet aan, om de waarde van de uierinspectie
geheel weg te cijferen.
b. Palpatie.
Van grootere beteekenis is de uierpalpatie. Bij streptococcen-
mastitis constateert men volgens vele schrijvers slechts zelden ver-
meerderde warmte en roodheid. (Dit is echter niet het geval. Rast
heeft daar o.a. op gewezen.)
Pröscholdt beweert echter, dat vóór het begin van de chronische
streptococcenmastitis meermalen een acute aanval is te ontdekken,
die echter meestal over het hoofd wordt gezien. Volgens mijn
meening is dit inderdaad het geval.
Bij de chronische aandoeningen kan men vaak kleinere of
grootere verdikkingen, knobbels of strengen palpeeren in den uier,
meestal boven den tepel in de cysterne, ook echter wel hooger,
speciaal bij de achterkwartieren.
Ernst staat op het standpunt, dat met eenigen goeden wil in den
regel wel veranderingen aan den uier zijn te vinden en met deze
opvatting kan men het wel eens zijn.
De uierlymphklieren zijn niet vaak gezwollen; in chronische ge-
vallen bijna nooit, in ernstige acute gevallen nog wel eens.
Klimmer heeft er op gewezen, dat het klinisch uieronderzoek
voor een vroegtijdige diagnose niet is te gebruiken.
Seelemann is het hiermee eens en wil in het algemeen aan de
inspectie en palpatie slechts een beperkte waarde toekennen.
c. Snelmethoden.
Aan de z.g. snelmethoden moet men ook geen al te groote waarde
toekennen. Deze methoden zijn o.a.:
Het melken van enkele stralen melk, kwartiersgewijs, op de
hand of in een zwartgemaakte glasschaal: het gaat om het onder-
kennen van kleine vlokjes in de melk of van een abnormale kleur
hiervan.
Voor hetzelfde doel gebruikt men ook wel een zwarte zijden
doek. {Ehrlich).
Verder heeft men de z.g. voormelkproef in een zwarte, in vieren
gedeelde geëmailleerde schaal. {Jonske).
Mijns inziens is het op de hand melken voor den deskundige een
niet te versmaden proef, maar voor het melkpersoneel is het, met
het oog op eventueele besmetting van andere koeien, in het alge-
meen niet aan te bevelen.
Tenslotte moet nog vermeld worden de smaakproef, die zeer
zeker voldoende waarde heeft, omdat bij streptococcenmastitiden
het keukenzoutgehalte der melk bijna steeds verhoogd is, maar die
voor vele onderzoekers iets walgelijks heeft. Verder moet men
hierbij in aanmerking nemen, dat bij sommige ziekten, vooral bij
maagdarmstoornissen, de melk ook meermalen een verhoogd
Cl. gehalte heeft en dientengevolge een brakke smaak, zooals
Bergema heeft aangetoond. De smaakproef is o.a. sterk aanbevolen
door Schnijder en ze is ook inderdaad een goede oriëntatie.
§ 2, Physisch-Chemiscli onderzoek,
а.nbsp;Reactie: Ie Rosolzuurproef.
Deze wordt merkwaardigerwijze weinig genoemd in de literatuur.
Ze bestaat in het bij elkaar voegen van gelijke deelen 1 o/qq
coholische rosolzuuroplossing en melk. Bij normale melk ontstaat
hierdoor een zalmkleur, bij zure melk een gele en bij alkalische
melk een roode kleur. De rosolzuurproef wordt door Wester aanbe-
volen en in zijn kliniek gebruikt, omdat het een gevoelige proef is.
Daar de melk bij streptococcenmastitis bijna steeds alkalisch of
anders wel zuur reageert, krijgt men heel gauw optreden van een
roode of gele kleur.
2e Thybromolproel.
In de laatste jaren veel besproken, vooral van Duitsche zijde.
Baker en Breed hebben vastgesteld, dat bij aanwezigheid van
streptococcen in den uier de waterstofionenconcentratie van het
secretum in den regel verlaagd is. De zieke melk reageert dan ook
meestal alkalisch (in zeer ernstige gevallen is de reactie nogal eens
zuur).
Op bovenstaande eigenschappen der melk heeft Roeder zijn
thybromolproef gebaseerd, die verricht wordt als volgt: Thybromol
is een door Gerber in Leipzig in den handel gebrachte oplossing van
broomthymolblauw. Ze is in zure oplossing geel, in alkalische in-
tensief blauw en in versche, normale melk geeft ze een karakte-
ristieke geelgroene kleur. Men voegt bij 5 cc. melk in een buisje
1 cc. thybromoloplossing, schudt en beoordeelt direct de optredende
kleur. De uitslag der proef is afhankelijk van de verschheid der te
onderzoeken melk.
De waterstofionenconcentratie van normale melk varieert van
б.3nbsp;tot 6.6. Met de thybromolproef zijn pH's aan te toonen van
6.2 tot 7.4.
Roeder vindt met deze proef 75 % der mastitiden.
Graub en Zschokke hebben de Roeder'sche proef iets veranderd,
doordat ze bij 5 cc. melk 2 druppels van een broom-thymoloplossing
voegen, (de z.g. broomthymolproef). Zij concludeeren, dat de proef
niet steeds resultaat heeft, vooral niet in het beginstadium van
streptococcenmastitis.
Ook Bischof, Rüdiger, Mayr en Wurster e.a. oordeelen er
ongeveer evenzoo over.
Klimmer berekent de nauwkeurigheid der proef op 70 %.
Roeder heeft zijn proef in den laatsten tijd veranderd, door ze
te combineeren met de katalaseproef tot de z.g. thybromol-katalase
proef, die als volgt wordt verricht: Men neemt een gegradueerd
buisje in den vorm van een reageerbuisje, deze wordt afgesloten
door een gummistop, die doorboord is en waardoor een glazen
capillair gestoken is. Bij 5 cc. melk doet men 1 cc. van een alcoho-
lische, H2O2 bevattende, thybromoloplossing.
Na herhaald omschudden komt het buisje in de broedstoof bij
37° C. en wordt na een paar uur afgelezen en wel de katalase
(H2O2 splitsing) in % en de reactie (pH) naar de opgetreden
kleur (een geel-groene kleur beteekent: normale reactie, licht don-
kergroen = zwak alkalisch, diep donkergroen = sterk alkalisch
en geel = zuur.)
Deze gecombineerde proef is door Seelemann bij duizenden melk-
monsters gebruikt en als goed bruikbaar beoordeeld.
b. Chloorbepaling.
Reeds aan Rast, Guillebeau en Hesz is als één der constantste
eigenschappen van mastitismelk de zoutachtige smaak opgevallen.
Later heeft vooral Koestier zich hiermee beziggehouden en ook
Steek,
Meestal vindt men bij mastitiden een verhoogd Cl. gehalte,
veelal gepaard gaande met een verlaagd melksuikergehalte.
Sjollema heeft in meerdere gevallen van mastitis zeer hooge Cl. ge-
tallen gevonden (tot 312 mg. per 100 cc. melk).
Drost heeft een gemakkelijke en snel uitvoerbare methode van
Cl bepaling uitgewerkt.
Behalve bij mastitis heeft men echter ook vaak een verhoogd
Cl gehalte in de melk van oudmelksche koeien (soms 300—350 mG
per 100 cc.; Stapensea), Ook in het begin der lactatieperiode is
het Cl gehalte wel wat verhoogd, maar lang niet zooveel. Ten-
slotte heeft Bergema aangetoond, dat bij sommige ziekten, speciaal
bij maag-darmstoornissen, het Cl gehalte der melk ook vaak is
verhoogd.
c.nbsp;Melksuikerbepaling.
Van de koolhydraten komt in de melk voor de melksuiker of
lactose, ze is in water oplosbaar, heeft een reduceerend vermogen
en is rechtsdraaiend.
Kwantitatieve bepaling van melksuiker geschiedt door gisting in
een gistingssacharometer of met den Polarimeter. Het lactosegehalte
is vaak verminderd bij mastitis, in de melk van oudmelksche koeien
en in mindere mate ook in het begin der lactatie.
In de praktijk van het mastitismelkonderzoek worden de Cl be-
paling en de melksuikerbepaling niet zoo heel vaak gebruikt.
d.nbsp;Meting van het electrisch geleidingsvermogen.
Dit wordt door verschillende schrijvers sedert eenigen tijd als
het beste middel ter herkenning van mastitismelk genoemd. {Krenn,
Rüdiger, Mayr en Wurster, Dannhof er, Moser e.a.).
Krenn beweert zelfs, dat ze voor elk kwartier volkomen betrouw-
bare resultaten geeft en dat ze beter is dan de klinische methoden.
Seelemann e.a. waarschuwen voor een te hooge dunk van deze
methode.
§ 3. Biologisch onderzoek.
Katalaseproef.
De katalase is een enzym. Enzymen zijn volgens Rievel niet
levende, chemisch zeer werkzame, niet georganiseerde lichamen, die
door de levende cellen gevormd worden en isoleer baar zijn zonder
hun specifieke werking te verliezen. Zij kunnen in heel kleine
hoeveelheden groote omzettingen bewerkstelligen, zonder daarbij
Verbruikt te worden. In chemisch opzicht behooren ze tot de eiwitten
Sn wel waarschijnlijk tot de nucleoalbuminen.
Ze ontstaan vermoedelijk als volgt:
Uit de chromatine van de celkern ontstaan lichaampjes (pro-
zymogeen), die in het cytoplasma worden uitgestooten en zich met
een deel daarvan vereenigen tot een zymogeen, waaruit het enzym
ontstaat, welke omzetting door toevoeging van zwakke zuren of
alkaliën bevorderd wordt.
In de melk vindt men: de katalase, reductase, diastase, oxydase
en Peroxydase.
De omzetting van H2O2 door plantaardig of dierlijk weefsel is
reeds in 1863 door Schönbein waargenomen. De eerste nauwkeurige
onderzoekingen zijn echter door Löw ingesteld in 1908; hij heeft
het enzym, dat deze omzetting bewerkstelligde, katalase genoemd.
Ook bacteriën zijn in staat, katalase te vormen, zooals b.v. de
coli- en proteussoorten. De melkzuur-, boterzuur- en mastitisbac-
teriën daarentegen vormen het niet.
Rievel wijst nog op het eigenaardige verband, dat er bestaat
tusschen de katalase en de leucocyten. In de laatste stralen melk n.l.
vindt men de meeste cellen en ook het hoogste katalasegehalte. Op
dezelfde wijze zien we in den regel beide vermeerderd bij mastitiden.
Het enzym wordt dus waarschijnlijk wel voor een groot deel door
de bloedcellen gevormd, temeer, omdat de mastitisbacteriën geen
katalase vormen.
Koning heeft uitvoerige onderzoekingen gedaan over de enzymen
in de melk. Hij heeft de katalase bepaald in gistingskolfjes, waarvan
het eene einde is omgebogen, kogelvormig verwijd en open. Hij
brengt 15 cc. melk en 5 cc. 1 % waterige H2O2 oplossing in de
buis, mengt ze goed, zorgt, dat er in het gesloten deel der buis
geen luchtbel achterblijft, laat de buis bij 37° C. staan en leest
na 2 uur af.
Onder het katalasecijfer verstaat men volgens Koning: De hoeveel-
heid H2O2, die door 100 gram melk binnen 2 uur omgezet wordt.
Dat zal in normale melk hoogstens 8.11 gram bedragen, d.w.z.
110 m.gr. H2O2 mogen hoogstens gesplitst zijn en dat stemt overeen
met 2.5 cc. ontwikkelde zuurstof.
Dit getal is volgens anderen te laag.
Over afwijkingen van het katalasegehalte zijn vele literatuur-
opgaven. De eerste, die heeft bewezen, dat mastitismelk een hooger
katalasegehalte heeft, is Koning geweest.
Sjollema heeft gevonden, dat niet altijd het katalasegehalte van
mastitismelk verhoogd is, n.l. in sommige gevallen van mastitis met
erg abnormale melk. Hij meent, dat de vrij sterk zure reactie van
deze melk de katalasewerking remt.
De katalaseproef is van veel waarde, zooals Ernst reeds heeft
gezegd. Oorspronkelijk is ze als z.g. snelmethode in gewone reageer-
buisjes door jakobsen aangegeven. Later zijn verschillende vormen
van katalasebuisjes in den handel gebracht.
De waarde der katalaseproef wordt verschillend beoordeeld.
Rüdiger, Mayr en Wurster kennen er alleen waarde aan toe bij
verhoogd leucocytengehalte.
Koestier. Lehmann, Roeder, Seelemann e.a. schatten de katalase-
proef vrij hoog.
Ze is inderdaad ook goed en zeer gevoelig.
Uit de in dit proefschrift beschreven onderzoekingen blijkt, dat
bij mastitiden de katalase bijna steeds de proef is die het laatst
weer normaal wordt. Jammer is het, dat het katalasegehalte ook wel
verhoogd is, zonder dat mastitis aanwezig is, b.v. bij oudmelksche
koeien, bij melkstuwing enz.
h, Reductaseproef.
De reductase is een enzym, dat kleurstoffen (methyleenblauw,
indigo) en zwavel omzet in zwavelwaterstof.
Schardinger deelt in 1902 mee, dat versche, rauwe koemelk me-
thyleenblauw ontkleurt.
Hij gebruikt hiervoor twee oplosingen, n.1. een methyleenblauw-
en een methyleenblauwformalineoplossing; de eerste ontkleurt
versche rauwe koemelk niet of eerst na längeren tijd.
Bij oudere melk of melk van uierzieke dieren verloopt de re-
ductasewerking veel sneller, maar mastitismelk heeft zeer schom-
melende hoeveelheden reductase, zoodat deze proef voor het
onderzoek van mastitiden slechts een betrekkelijk geringe waarde
heeft.
c. Diastaseproef.
Diastase is het eerst door Béchamp in vrouwenmelk gevonden en
Koning heeft het in rundermelk ontdekt.
De gewone melkbacteriën vormen geen diastase, met uitzondering
van de bact. subtilis.
Het diastasegehalte bepaalt men als volgt:
Men doet in eenige reageerbuisjes elk 10 cc. melk, vervolgens
in de eerste buis 1 druppel van een 1 % zetmeeloplossing, in de
tweede buis 2 druppels, enz. Daarna omschudden en na 30 minuten
1 cc. joodjoodkalioplossing (1 jodium, 2 joodkali, 300 aqua dest.)
toevoegen, het mengsel schudden en de optredende kleur direct
vaststellen.
Is deze citroengeel, dan is alle zetmeel omgezet; bevat de melk
nog zetmeel, dan is, al naar de hoeveelheid hiervan, de kleur geel-
grauw, grauw, grauwblauw of blauw.
100 cc. normale melk zetten in 30 minuten 15—20 mG. zetmeel
om, wat voor 10 cc. melk 2—4 druppels van een 1 % zetmeel-
oplossing is.
Afwijkingen van het normale diastasegehalte zijn door Koning
gevonden voor colostrum en mastitismelk.
Volgens Lenzen en Ullmann is de diastaseproef voor mastitis-
melk niet goed, omdat de resultaten niet met die van de andere
proeven overeenstemmen in den regel en omdat het diastasegehalte
van mastitismelk zeer variabel is.
§ 4. Sedimentbepaling.
Tengevolge van de door de Streptococcen in de melkgangen
veroorzaakte prikkels krijgt men vrij snel leucocytose, die vaak
langen tijd onopgemerkt kan blijven door het ontbreken van verdere
ontstekingsverschijnselen.
Om die leucocytose aan te toonen heeft Trommsdorf f in 1906
zijn bekende „Milcheiterprobequot; bedacht. Deze proef is sedert
dien tijd door verschillende onderzoekers gecontroleerd en door
allen, zij het soms met zekere beperkingen, goed bevonden. (Klim-
mer, Ernst, Rühm, Rullman en Trommsdorff, Silligmüller, Gminder
e.a.).
De proef is heden ten dage onontbeerlijk geworden, hoewel ze
eenigszins gemodificeerd wordt toegepast.
De waarde der proef is echter door Trommsdorff wel eenigszins
overschat. Hij is n.l. van meening, dat bij een sediment onderin het
buisje, boven een bepaalde hoogte, en wel boven de deelstreep 0.2,
beslist aan mastitis gedacht moet worden en boven 0.1 is het geval
volgens hem reeds verdacht.
Bij colostrum of melk van oudmelksche of tochtige koeien heeft
men vaak hoogere sedimenten, zonder dat er van mastitis sprake is.
Rühm o.a. heeft hierop reeds gewezen.
En daartegenover vindt men bij sedimenten van 0.2 wel Strep-
tococcen en verhoogd celgehalte met phagocytose, dus alle factoren,
die wijzen op streptococcenmastitis.
Tegen de proef van Trommsdorlf is ook nog het bezwaar aan
te voeren, dat in sommige gevallen van chronische streptococcen-
mastitis het sediment soms hoog is en dan weer heel laag. {Ernst).
De positieve, noch de negatieve Trommsdorff'sche proef is een
doorslaand bewijs voor een eventueel aanwezige streptococcen-
infectie, maar is een zeer goed hulpmiddel voor het aantoonen
daarvan.
Om het lastige opzuigen van het sediment uit de nauwe onder-
einden der buisjes te vermijden en het moeilijke schoonmaken daar-
van te ondervangen, hebben sommigen in den laatsten tijd andere
vormen gelanceerd.
Zoo hebben b.v. Gresel en Schönberg het vernauwde gedeelte
gemaakt van 2 m.M. doorsnee, zoodat het sediment er met een
platinaöse uitgenomen kan worden. Anderen, zooals Seelemann b.v.,
hebben gewone, iets toegespitste, kleine centrifugebuisjes ge-
nomen, met ronden bodem.
§ 5. Microscopisch onderzoek.
Voor het microscopisch onderzoek van de uitstrijkpreparaten der
sedimenten heeft men verschillende kleuringsmethoden aangegeven.
Aangezien de streptococcen bijna altijd grampositief zijn, en deze
kleuring meteen een goede differentiatie geeft, kan men ze zeer
goed gebruiken, hoewel ze nog al bewerkelijk is.
Verder kleurt men wel met een waterige methyleenblauwoplos-
sing, wat het bezwaar heeft, dat men geen contrasten krijgt en
zoodoende spaarzame coccen moeilijker vindt.
Beyers heeft indertijd een practische methode aangegeven, onge-
veer zooals ze ook door Piek-Jacobsohn wordt genoemd, n.1. kleuring
gedurende Yi minuut of langer in een mengsel van methyleenblauw-
en carbolfuchsineoplossing. De streptococcen worden hierbij don-
kerblauw gekleurd, evenals de kernen der cellen en het protoplasma
der cellen wordt roserood. Dit is werkelijk een heel goede methode.
Verder zijn nog te noemen de kleuring van Zaribnicky met 1 %
Waterige toluidinoplossing; de kleuring van Schönberg met een
oplossing van 1 gram dahliakleurstof in 20 cc. geconcentreerd
azijnzuur en 500 cc. aqua destillata; de Skar'sche gemodificeerde
Gramkleuring; de kleuring volgens Pappenheim met de kleurstof
van May quot;Grunewald (een mengsel van methyleenblauw en eosine),
onder nakleuring met Giemsa's kleurstof (deze methode is ook
zeer goed en wordt o.a. door Bourgeois aanbevolen); de kleuring
volgens Leishman, zooals die door Clarenburg is aanbevolen, e.a.
Bij het microscopisch onderzoek komt het, naast de aanwezigheid
van streptococcen, in de eerste plaats aan op het aantal leucocyten
en andere cellen en in de tweede plaats op de soort der cellen.
a.nbsp;Onderzoek op streptococcen.
Wat de streptococcen betreft, kunnen we hier kort zijn, omdat
we er bij de bacteriologie nog weer op terugkomen. Men let op
het aantal, op de lengte, op den vorm (ronde leden of palissaden-
vorm), en vooral ook of phagocytose voorkomt, d.w.z. het opge-
nomen zijn, geheel of gedeeltelijk, der coccen door leucocyten, want
dit verschijnsel zegt ons definitief, dat we te doen hebben met
pathogene streptococcen en niet met saprophytische.
b.nbsp;Onderzoek op cellen.
Normale melk bevat, afgezien van de colostrum- en de oud-
melksche periode, zeer weinig cellen, n.1. alleen een enkele leucocyt,
lymphocyt en epitheelcel.
Er zijn echter soms koeien, die normaliter meer cellen in de melk
afscheiden. Een scherpe grens voor het toelaatbare aantal cellen in
normale melk, zooals men die vroeger heeft meenen te kunnen
trekken, is niet aan te geven.
Bergey meent de conclusie „etter in de melkquot; te mogen nemen,
als hij bij het microscopisch onderzoek per gezichtsveld meer dan
10 leucocyten vindt. Slack centrifugeert 2 cc. melk en strijkt het
geheele sediment daarvan uit op een voorwerpglas van 3 c.M.2
oppervlakte. Vindt hij, bij het microscopisch onderzoek meer dan
50 cellen, dan is de melk volgens hem etterhoudend.
Rüllmann en Trommsdorff zeggen hetzelfde als Bergey.
Hoyberg spreekt van verdachte melk, als naast gemiddeld 5—10
strepto-, staphylo- of diplococcen een .tamelijk grootquot; aantal
leucocyten in het preparaat aanwezig is.
Seelemann beweert, dat er geen bepaalde grens is vast te stellen.
In het allereerste begin van het lijden zijn de beelden soms minder
-ocr page 37-typisch, zooals o.a. Klimmer heeft opgemerkt. Dan zijn de leuco-
cyten meermalen vrij spaarzaam. In het algemeen geldt echter het
gezegde van Zschokke:
„Ohne Eiter kein gelber Galtquot;, ofschoon men eigenlijk minder
van etter in den engen zin des woords kan spreken, maar beter
van leucocytose.
In vele gevallen gaan leucocyten- en streptococcenhoeveelheid
parallel. (Trommsdorff).
Maar veel leucocyten en weinig Streptococcen of weinig leuco-
cyten en veel Streptococcen komt ook wel voor, zooals o.a. Rühm,
Trommsdorff, Rüdiger, Mayr, Wurster e.a. hebben aangetoond.
Seelemann, die veel ervaring heeft op dit gebied, zegt, dat men
de volgende beelden kan aantreffen:
Zeer weinig cellen
zeer weinig cellen
zeer weinig cellen
cellen licht
vermeerderd
cellen meer of
Minder vermeer-
derd
enorm veel cellen
geen mastitisstreptococcen,
overigens ook weinig
bact.
zeer weinig verdachte
Streptococcen.
zeer veel Streptococcen
geen Streptococcen
weinig Streptococcen, of
iets meer, of matig veel
of zelfs zeer veel.
slechts een heel enkele
streptococcus.
gezonde, normale melk.
dikwijls in het beginsta-
dium van streptococcen-
mastitis of in het nieuw-
melkstadium.
komt zeer zelden voor bij
streptococcenmastitis.
normale melk of lichte
secretiestoomis (beslissend
is de uitkomst van andere
onderzoekingsmethoden en
herhaalde proefneming),
in den regel bij
streptococcenmastitis.
komt zeer vaak voor bij
streptococcenmastitis.
Tenslotte mag hier vooral het zeer belangrijke werk van Bour-
geois over de cellen in de melk onder verschillende physiologische
en pathologische omstandigheden niet onbesproken blijven.
Hij onderscheidt de cellen, die in de melk kunnen voorkomen,
in monocyten, granulocyten en epitheelcellen. De monocyten
Worden weer onderverdeeld in lymphocyten en mononucleairen en
deze laatste nog weer in kleine, groote en groote, die beladen zijn
met vetkorrels (de z.g. lipophagen).
De granulocyten scheidt hij in polynucleaire neutrophylen en
eosinophylen.
Volgens Bourgeois is er in de verschillende omstandigheden,
waarin de uier kan verkeeren (normaal, melkstuwing, colostrale
stadium, lichte en zware mastitis) steeds een zekere verhouding
tusschen de verschillende soorten leucocyten.
Zoo is volgens B. de verhouding tusschen het aantal mono-
nucleairen en polynucleairen (de z.g. „formule leucocytairequot; of
voor normale melk nooit lager dan 0.50 en gemiddeld ongeveer 1.—.
Verder is de melk in het geval van melkstuwing (d.w.z. als de
melk niet op tijd en niet volledig wordt uitgemolken) gekarakteri-
seerd, in lichte gevallen alleen door een verhoogd percentage groote
mononucleairen (10—30 %) en door het optreden van enkele
lipophagen, niet erg beladen met vetbolletjes; in ernstige retentie-
gevallen krijgt men een groot percentage lipophagen en groote
mononucleairen, maar de eersten winnen het in aantal.
De colostrum is gekenmerkt door het veel grootere percentage
polynucleaire leucocyten en door de vele lipophagen, waarvan
sommigen als het ware bedolven zijn onder de vetbolletjes,
waardoor de kern in de verdrukking komt en men meermalen een
cirkel ziet met vele vetbolletjes terwijl men met heel veel moeite nog
een gedegenereerde kern ontdekt. Dit noemt men de „globules de
colostrumquot; of „corpuscules de Donnéquot;.
Tenslotte heeft men volgens Bourgeois in gevallen van gewone
mastitis gemiddeld ±72 % polynucleairen in plaats van de normale
db 48 % en 2.5 % lymphocyten in plaats van de normale 27 %.
Bij streptococcenmastitis is het percentage der polynucleairen
nog wat hooger, n.1. ±: 80 %.
Het is echter gebleken, dat deze verhoudingen bij alle vormen
van mastitis nog al variabel zijn, zoodat de juiste waarde
van deze methode nog nader dient te worden vastgesteld.
Kramer e.a. vinden het meest overtuigende bewijs, dat de gevon-
den streptococcen de mastitis hebben veroorzaakt, het verband,
waarin ze ten opzichte van de cellen voorkomen, n.1. meermalen in
een boog, geheel aansluitende aan de cellen, of zelfs geheel of
gedeeltelijk daarin opgenomen, (phagocytose).
§ 6. Cultured onderzoek.
In vele gevallen is voor een zekere diagnose een cultuurproef
noodig.
Ook worden wel culturen aangelegd om uit te maken in be-
paalde gevallen of men met melkzuur- of mastitisstreptococcen te
maken heeft.
Als voedingsbodem wordt daarvoor speciaal aanbevolen lakmoes-
melk. De streptococcus mastitidis kleurt lakmoesmelk binnen 24 uur
rood met meestal later optredende schifting en van onderen naar
boven gaande ontkleuring. De streptococcus lacticus daarentegen
ontkleurt lakmoesmelk binnen 24 uur en veroorzaakt in dienzelfden
tijd schifting. Vaak treedt later roodkleuring op, gaande van boven
naar beneden.
Het hier beschreven verschil is echter veelal minder duidelijk.
Voor het kweeken van streptococcen kan men de meest ver-
schillende voedingsbodems gebruiken. In den laatsten tijd worden
veel gebruikt de agarplaat (door Seelemann, die steeds naast het
microscopisch onderzoek culturen aanlegt en dit sterk aanbeveelt,
ook voor massa-onderzoek), de broomkresolpurperagarplaat volgens
Klimmer, Haupt en Roots en de bloedagarplaat.
Tenslotte is ook nog aanbevolen het „anreicherungsverfahrenquot;
door enting in bouillon en later overenten voor de differentiatie op
platen.
Verder is de cultuurproef gewenscht als beslissende uitspraak
over de kwestie of genezing al dan niet is verkregen.
HOOFDSTUK III.
BACTERIËNFLORA VAN DEN NORMALEN
EN VAN DEN ONTSTOKEN UIER.
§ 1. Van den normalen uier,
W. Steck vooral heeft over dit onderwerp uitvoerige onder-
zoekingen gedaan en hij vermeldt de volgende resultaten:
De bacteriën flora van versehe, aseptisch gewonnen melk van
gezonde uierkwartieren (gezond in klinischen zin, de melk zoowel
als de uier), blijft naar aantal en soort der aanwezige kiemen niet
alleen weken, maar vaak maanden, ja zelfs jaren constant.
Gerangschikt naar de veelvuldigheid van voorkomen treft men
aan: uiercoccen (voornamelijk micrococcus pyogenes albus en
aureus), dan Bang'sche abortusbacillen en soms streptococcus
mastitidis, verder nog een enkele keer staafvormige bacteriën.
Naar het aantal kiemen zijn de uiers te verdeelen in:
kiemarme, met 10 tot hoogstens 50 kiemen per c.c. eerstgewonnen
melk,
matig kiemrijke, met eenige honderden tot eenige duizenden
kiemen per c.c.,
dan, onder bijzondere omstandigheden:
kiemrijke tot zeer kiemrijke, met vele duizenden tot eenige mil-
lioenen kiemen per c.c. melk.
Dit laatste grenst echter aan het pathologische.
De vier kwartieren van een uier zijn met betrekking tot hun
bacteriologische hoedanigheid onafhankelijk van elkaar. Elk
kwartier behoudt hardnekkig zijn eigenschappen op dat gebied.
Tusschen kiemaantal en de reactie van het uierweefsel (cel-
aantal en bactericide werking) bestaat een nauwe correlatie; dit
geldt vooral voor streptococcenkwartieren. (Het is de vraag of
deze laatste nog als normaal zijn aan te merken).
Laatstgemolken melk bevat in den regel minder bacteriën en
meer cellen dan eerstgemolken.
Tusschen normale en ontstoken uierkwartieren komen tallooze
overgangen voor, en er is geen scherpe grens tusschen te trekken.
Van Oijen zegt, dat bij vele gezonde koeien, die op behoorlijke
wijze worden gehouden en onder bepaalde voorzorgen gemolken
bij de bemonstering, de melk na de eerste stralen practisch steriel
is; daarnaast komen echter klinisch gezonde dieren voor, die nooit
ziek geweest zijn, waarbij men in één of meer kwartieren wèl
micro-organismen vindt op die manier.
Gorini geeft in 1925 in een interessant artikel een beknopt over-
zicht van onze tegenwoordige kennis van de microflora van den
uier. Hij noemt 2 groepen van bacteriën in de melk: la microflore
primaire en secundaire; de eerste uit den uier afkomstig, de tweede
uit het vaatwerk enz.
De primaire groep wordt nog weer in tweeën verdeeld, n.1.
Ie: bacteriën, afkomstig uit het tepelkanaal en de grootere melk-
gangen en 2e: bacteriën uit het uierparenchym. Laatstgenoemden
vormen de eigenlijke microflore primaire. Ze komen in eiken uier
voor, zoodat het onmogelijk is, om steriele melk te winnen. Ze
bestaat uitsluitend uit micrococcen (in den regel) en streptococcen
(soms), met constante eigenschappen.
Het aantal bacteriën is in elk kwartier verschillend, maar ook
Voor elk kwartier constant.
Of deze microflora afkomstig is van het inwendig organisme
(b.v. infectie vanuit den darm), of van buiten af, is niet na te gaan.
Onder normale omstandigheden is deze microflora onschadelijk
voor den uier, onder abnormale omstandigheden kan ze echter
schadelijk worden en mastitis veroorzaken.
§ 2. Bacteriologie van de streptococccninfectie's van den uier.
Bij de streptococccninfectie's van den uier wordt in het meeren-
deel der gevallen een heel bepaalde streptococcensoort gevonden.
De meest gebruikelijke naam ervoor is: streptoccus agalactiae
contagiosae (Kitt, 1893) of Streptococcus agalactiae (Klimmer en
Haupt, 1929).
Wie uit de literatuur en uit eigen ervaring de streptococcen-
mastitiden van het rund met belangstelling heeft gevolgd, kan zich
niet onttrekken aan het idee, dat het tenslotte toch niet altijd één
en hetzelfde ziektebeeld is, veroorzaakt steeds door precies het-
zelfde micro-organisme.
Hiermee worden nog niet eens bedoeld de gevallen, veroorzaakt
door geheel afwijkende streptococcensoorten, zooals b.v. de Strep-
tococcus pyogenes Rosenbach of de Streptococcus epidemicus Davis,
maar wel aan den eenen kant de echte „gelber Galtquot;, die in den
regel langzamerhand optreedt, chronisch verloopt en bijna steeds
eindigt met atrophie en droogworden der aangetaste kwartieren en
aan den anderen kant streptococcenmastitiden, veroorzaakt door
een Streptococcus, ongeveer identisch met die van de „gelber Galtquot;
(alleen het gedrag in bouillon is verschillend volgens Diernhofer
en Seelemann, waarover later meer), welke mastitiden vaak meer
acuut optreden, goedaardiger verloopen en betrekkelijk vaak en vrij
vlot in genezing overgaan. Verder treedt de „gelber Galtquot; meer-
malen contagieus op en de andere soort vrijwel steeds sporadisch.
Wat de vorm der Streptococcen betreft, kan men opmerken, dat
bij de echte „gelber Galtquot; heel dikwijls lange, palissadenvormige
Streptococcen worden aangetroffen, tenminste op het hoogtepunt
der infectie, en bij de z.g. „atypischequot; of sporadische gevallen in
den regel korte Streptococcen met ronde leden.
Reeds in 1894 maken Guillebeau en Hesz er melding van, dat
behalve de reeds eerder door hen beschreven echte „gelber Galtquot;
(contagieuze streptococcenmastitis) ook nog wel voorkomt de
sporadische „gelber Galtquot;, die goedaardiger verloopt, vaker acuut
begint en grootere neiging tot genezing vertoont.
Ook volgens Zschokke is de eerste de ongeneeselijke en de
tweede de geneesbare vorm.
Verder wijst Bongert erop, dat naast de gewone „gelber Galtquot;
nog een andere vorm voorkomt, die meer acuut verloopt en meestal
in genezing overgaat.
Diernhofer en Seelemann hebben ook iets dergelijks opgemerkt
en aangetoond, dat in glucosebouillon de echte „gelber Galtquot;
Streptococcus een sediment geeft met heldere bouillon er-
boven, terwijl de andere vorm, door Seelemann de „atypischequot;
genoemd, de bouillon meer gelijkmatig troebel maakt. De twee
laatstgenoemde onderzoekers zijn er dus in geslaagd om langs
cultureelen weg twee typen van den streptococcus mastitidis scherp
te scheiden, die verschillende klinische beelden geven, welke beelden
zeer veel gelijken op de twee vormen van Guillebeau en Hesz op de
twee van Bongert en op de twee van Zschokke.
Ook uit de hier volgende onderzoekingen is wel voldoende
duidelijk gebleken, dat er verschil gemaakt moet worden tusschen
echte „gelber Galtquot; gevallen, zooals die in Zwitserland en Duitsch-
land heel veel voorkomen en vele gevallen van streptococcen-
mastitis, zooals ze hier te lande worden aangetroffen, die naar alle
waarschijnlijkheid identiek zijn met het z.g. „atypischequot; gevallen
van Diernhofer en Seelemann en met de z.g. „sporadischequot; gevallen
uit de oudere literatuur.
a. De Streptococcus agalactiae.
Ie. Morphologie:
Vaak vindt men deze streptococcus in meer of minder groot
aantal in de melk van geïnfecteerde dieren. Niet zelden echter
komt het voor, dat ze zoo gering in aantal zijn, dat cultuurproeven
noodig zijn om ze aan te toonen.
De vorm der streptococcen in de melkmonsters is niet steeds
dezelfde. Vroeger heeft men naar de lengte een streptococcus
longus en brevis meenen te kunnen onderscheiden, evenals men
onderscheid heeft gemaakt tusschen sporadische en contagieuze
streptococcenmastitis.
De korte ketens komen volgens Zschokke meer voor bij de spo-
radische mastitis.
Eenige jaren later zegt Zschokke, dat de scheiding in Str. longus
en brevis niet opgaat. Hij gelooft dan, dat de vorm afhangt van
de existentievoorwaarden in den uier.
Ook Kitt toont aan, dat de scheiding in streptococcus longus en
brevis en in sporadische en contagieuze streptococcenmastitis niet
scherp door te voeren is. Kitt heeft verder bewezen, dat korte en
lange streptococcen soms in denzelfden uier voorkomen en af-
wisselend zelfs in hetzelfde kwartier. Dit is ook de meening van
Rudolf, Stäheli, Gminder, Gröning, Schlichting e.a.
Ook de vroeger als karakteristiek voor mastitisstreptococcen op-
gegeven eigenschappen: diplococcenachtige samenvoeging der
leden en „Staketenquot;vorm (Ernst) worden heden ten dage niet voor
steeds geldend geaccepteerd.
Gminder heeft er o.a. op gewezen, dat de vorm niet steeds de-
zelfde is, evenals Schönberg, Seelemann e.a. en er is geen reden
om het bestaan van verschillende streptococcensoorten aan te
nemen, alleen met het oog op de verschillende ketenvormen. Bij
het kweeken der verschillende vormen (diplococcen, korte en lange
ketens, ronde leden en palissadenvorm) en daarna verder differen-
tieeren zal men steeds vinden, dat ze in biologisch opzicht vrijwel
identiek zijn {Seelemann)-, de afwijkende mastitisstreptococcen
zooals b.v. Str. pyogenes Rosenbach, vallen hier natuurlijk buiten.
Een tamelijk karakteristiek beeld geven de z.g. involutievormen
der pathogene Streptococcen ons te zien. Ze treden zeer goed aan
het daglicht bij de gemodificeerde gramkleuring van Skar. Men
vindt ze meestal in den vorm van een opgeblazen coccus in het
midden of vooral op het eind van den keten; deze coccus is in den
regel centraal slechter gekleurd.
Kramer heeft hier o.a. ook op gewezen.
Dit kan dus een der middelen zijn om pathogene van apathogene
Streptococcen te onderscheiden.
Bij de kortè en middelmatig lange Streptococcen treft men vaak
rondachtige of zelfs langwerpige leden aan. Ook de diplococcen-
achtige samenvoeging der leden kan meermalen ontbreken. {Seele-
mann).
2e. Cultuur.
Voor de cultuur van mastitisstreptococcen zijn de meest ver-
schillende voedingsbodems gebruikelijk. Ze groeien b.v. heel goed
in zwak alkalische bouillon met 1 % pepton.
Op de gewone agarplaat groeien ze als kluwenachtige koloniën,
die echter niet steeds denzelfden vorm hebben.
Voor de reincultuur van mastitisstreptococcen is door Klimmer,
Haupt en Roots een voedingsbodem aanbevolen van agar met
saccharose, met broomkresolpurper als indicator.
De saccharose wordt vergist en doet de roodachtige kleur van
den voedingsbodem in de omgeving der koloniën omslaan in geel.
Voor de echte streptococcus agalactiae is een slijmig-vlokkige
groei in bouillon karakteristiek, waarbij dit als een sediment op den
bodem zinkt en de bovenstaande vloeistof helder laat {Zschokke,
Kitt, Seelemann e.a.).
Bij de atypische mastitisstreptococcen krijgt men een meer gelijk-
matige troebehng (Seelemann). Toevoeging van glucose aan den
bouillon is heel goed. {Seelemann).
Het vermogen van mastitisstreptococcen om zoowel druivensuiker
als melksuiker te splitsen, was reeds aan Mencki bekend. Later
wordt over de melksuikersplitsing ongelijk gedacht.
Sven Wall b.v. schrijft, dat de pathogene streptococcen melk
onveranderd laten, in tegenstelling met de apathogene.
Hesz en Borgeaud zeggen, dat de mastitisstreptococcen in melk
heel goed groeien.
Volgens Gminder, Rudolf, Klimmer en Haupt en Seelemann
stollen de echte mastitisstreptococcen de melk geheel.
b. Differentiatie van pathogene en apathogene streptococcen.
In de laatste jaren is de lakmoesmelk veel aangegeven voor het
kweeken en vooral voor het differentiëeren der streptococcen,
speciaal wat de streptococcus agalactiae en de streptococcus lacticus
betreft. De 7 % lakmoesmelk wordt steeds in de eerste 24 uur
onder roodkleuring tot stolling gebracht door de streptococcus
agalactiae, dikwijls later gevolgd door ontkleuring van onderen
naar boven.
De streptococcus lacticus ontkleurt steeds in de eerste 24 uur
onder stolling de lakmoesmelk. Onmiddellijk daarna begint van
boven af de roodkleuring, die in de volgende dagen verschillend ver
naar beneden gaat.
Een goed onderscheidingsteeken is ook, dat de mastitisstrepto-
coccen bij 10° C. niet meer groeien in de melk en de melkzuur-
streptococcen nog wel.
Verder zij vermeld het haemolyseerend vermogen der strepto-
coccen; hieronder verstaat men het afscheiden van een stof door
de coccen, die in staat is, de roode kleurstof uit de erythrocyten
op te lossen. In platen, waarin roode bloedlichaampjes regelmatig
verdeeld zijn, ontstaat rondom zulke streptococcenkoloniën een
heldere zóne.
Minett, Stableforth en Edwards vinden onder 82 streptococcen-
stammen 52 met haemolyseerend vermogen. Ook Jones, Davis en
Frost vinden vele haemolyseerende stammen; Gminder daarentegen
slechts 4.
De Amerikanen, zooals Jones, Davis, Carpenter, Rogers en
Dahlberg, Sherman en Hastings, Agers en Mudge, Georg Mathers
e.a. onderscheiden nog de a en de ^ haemolyse.
Gebruikt wordt hierbij de paardebloedagarvoedingsbodem van
Brown.
Seelemann heeft bij 300 echte mastitisstreptococcenstammen nooit
een goede haemolyse gezien en het blijkt ook wel, dat de „echtequot; en
de „atypischequot; streptococcus mastitidis geen haemolyseerend ver-
mogen hebben.
Aan de bloedplaat kan in het algemeen geen bijzondere diagnos-
tische waarde worden toegekend.
Als verder hulpmiddel voor de streptococcendifferentiatie moet
nog het gistingsvermogen genoemd worden. Daarover hebben o.a.
Klimmer en Haupt uitgebreide proeven gedaan. Ze gebruiken bij
hun werk een samenstelling volgens Mejlbo, die zelf ook een
grondig onderzoek heeft ingesteld.
Het gistingsvermogen der mastitisstreptococcen wordt hierbij als
volgt opgegeven:
d-glucose, d-mannose, d-galactose, d-fructose, maltose, lactose,
saccharose, dextrin en salicin en d-xylose, 1-rhamnose, 1-sorbose,
i-erythrit, adonit, i-dulcit, i-isonit en melicitose —.
Het blijkt echter, dat ook hierbij soms uitzonderingen voor-
komen.
Een goede methode, om mensch-, dier- en apathogene Strepto-
coccen te differentieeren, schijnt te zijn de bepaling van de finale
waterstofexponent (Ph) in suikerhoudende voedingsbodems, zooals
Ayers, Avery en Gullen en van Oijen hebben aangetoond.
Tenslotte moet nog even de photografie van voedingsbodems als
hulpmiddel bij de differentiatie genoemd worden, zooals D. en R.
Thomson dat in hun standaardwerk hebben aangewend.
c. Afwijkende streptococcensoorten bij mastitis van het rund.
Andere streptococcensoorten worden niet vaak aangetroffen bij
mastitis van het rund.
Volgens Kitt is het nog niet zeker of er meerdere soorten van
mastitisstreptococcen zijn.
Tot dezelfde conclusie komt ook Ernst.
Rudolf beschrijft tusschenvorriien tusschen de streptococcus mas-
titidis en lactis. Hij gelooft, dat hier van een virulent worden van
de laatste sprake is, waardoor deze in staat is, mastitis op te wekken.
Von Sande heeft iets dergelijks geconstateerd.
In dit verband dient een waarneming van medische zijde ver-
meld te worden, n.1.:
Volgens Gundel is de enterococcus, die identisch is met de
streptococcus lacticus, een menschpathogene variant van deze
laatste.
Klimmer, Haupt en Roots hebben meermalen afwijkende strep-
tococcen in melkmonsters gevonden, maar meestal afkomstig van
koeien zonder uierontsteking.
d.nbsp;Zoogenaamde atypische streptococceninfectie's.
Bongert maakt melding van een vorm van streptococcenmastitis,
die meer acuut verloopt en dikwijls in genezing overgaat en ver-
oorzaakt wordt door kleinere, kort gelede streptococcen.
Bij een acute, catarrhale mastitis heeft Diernhofer streptococcen
gevonden, die bouillon gelijkmatig troebel maken en lakmoesmelk
snel onder stolling ontkleuren. In een later werk legt hij er den
nadruk op. dat de streptococcus mastitidis (agalactiae) niet de
eenige mastitisverwekkende streptococcus is, maar dat andere, bio-
logisch min of meer afwijkende typen dat ook kunnen.
Het is Seelemann in 1930 gelukt, bij vele gevallen van strepto-
coccenmastitis atypische streptococcen te kweeken, hetzij gezamen-
lijk met de echte voorkomend of afzonderlijk. Eerst heeft hij gedacht
aan verontreiniging der culturen, Seelemann is van meening, dat
deze atypische vormen over het hoofd zijn gezien vroeger.
e.nbsp;Cultureele en biologische eigenschappen van de atypische
mastitisstreptococcen.
Op agar geven ze, evenmin als de echte mastitisstreptococcen,
^en bepaalde kolonievorm; meestal zijn ze kluwenachtig.
Het eerste typische onderscheid is de groei in bouillon. Terwijl
de echte mastitisstreptococcen een slijmerig-vlokkig sediment geven,
niet een heldere vloeistof erboven, maken de atypische, evenals de
melkzuurstreptococcen, den bouillon gelijkmatig troebel en wordt
er slechts een heel klein sediment gevormd.
Microscopisch vindt men daarin korte ketens en diplococcen.
Methyleenblauwmelk wordt, evenals door echte mastitisstrepto-
coccen, onveranderd gelaten.
Het gedrag in lakmoesmelk is ongeveer hetzelfde als dat van de
echte (eerst roodkleuring en dan ontkleuring).
Bij 10° C. ook geen groei.
De groei op bloedagar geeft weinig of geen verschilpunten, even-
min als het gistingsvermogen ten opzichte van suikers.
Of de atypische mastitisstreptococcen variatie's zijn van de echte
of zelfstandige vormen, is nog niet geheel duidelijk, maar het eerste
is het meest waarschiji
HOOFDSTUK IV.
NATUURLIJK VERLOOP DER STREPTO-
COCCENMASTITIS, GENEZINGSKANSEN
EN METHODEN VAN BEHANDELING.
§ 1, Natuurlijk verloop en spontane genezingskansen.
In het algemeen merkt men op, dat noch het begin der infectie,
noch het verdere verloop steeds door duidelijk zichtbare stoornissen
van den algemeenen gezondheidstoestand begeleid worden. (Guille-
bleau, Hesz, Schaffet en Bondszynski, Hesz en Borgeaud, Sven
Wall).
Dit geldt voor de echte „gelber Galtquot;.
Soms treft men wel acute symptomen aan, vooral bij de z.g.
atypische, vroeger ook wel sporadische gevallen genoemd; koorts
ontbreekt echter bijna steeds.
In enkele gevallen hebben Guillebeau en Hesz bij de „gelber
Galtquot; bij het begin van het lijden een lichte zwelling van den uier
gezien.
Sporadisch hoort men van het optreden van ernstige gewrichts-
ontstekingen en metastasen in de lymphklieren. {Klimmer, Rühm).
Het is echter nog de vraag of hier wel sprake geweest is van de
echte streptococcenmastitis.
Seelemann heeft uitgebreide en langdurige onderzoekingen inge-
steld over het begin der infectie.
Hij komt tot de volgende conclusies:
1.nbsp;Het eigenlijke begin der streptococcenmastitis is meestal alleen
door voortdurend onderzoek van gezonde koeien te ontdekken.
2.nbsp;De infectie kan op elk tijdstip van de lactatieperiode inzetten.
3.nbsp;De melkveranderingen zijn meestal in het begin zeer gering.
-ocr page 50-Het begin is hoofdzakelijk kenbaar door celvermeerdering (wat
microscopisch te zien is); de katalaseproef is in den regel ver-
hoogd; reactie en chloorgehalte ondergaan eerst later wijzi-
gingen.
4.nbsp;Het cultureele onderzoek is voor een vroegtijdige diagnose zeer
gewenscht.
5.nbsp;In het begin vindt men meestal diplococcen en korte ketens,
soms echter ook lange.
6.nbsp;Het begin kan soms duidelijke melkveranderingen laten zien,
die dan blijven bestaan of later weer verminderen.
7.nbsp;Seelemann onderscheidt, wat het verloop betreft, een meer
primair-chronische (dat is in den regel de echte „gelber Galtquot;)
en een meer acuut optredende vorm (bijna altijd de z.g.
atypische vorm).
8.nbsp;In het verloop van beide vormen ziet men bij de onderzoekings-
methoden de grootste schommelingen, wat de melkveranderin-
gen betreft. Deze kunnen bij hetzelfde dier en zelfs bij hetzelfde
kwartier zeer varieeren. Opvallend is meermalen het onder-
scheid tusschen eerste, midden en laatste melk. In het alge-
meen is het onderzoek van de eerste melk het beste.
9.nbsp;Klinisch is vaak in het beginstadium (speciaal van de echte
„gelber Galtquot;), ook bij grondige palpatie, geen abnormaals in
de consistentie van het geïnfecteerde kwartier te bespeuren.
10. De juistvermelde feiten gelden (voorzoover er niets bij is ver-
meld) zoowel voor de echte, als voor de atypische strepto-
coccenmastitis.
De vraag of genezing voorkomt bij streptococcenmastitis, is een
der gewichtigste voor de praktijk. Een vaker optreden van genezing
zal de beteekenis van het lijden eenigszins beperken.
Volgens Guillebeau en Hesz behoort een spontane genezing tot
de zeldzaamheden.
Hesz en Bondszynski hebben een verdwijnen der Streptococcen,
gedurende het droogstaan, niet gezien, evenmin als Hesz en Bor-
geaud.
Slechts in één geval hebben Guillebeau en Hesz herstel van een
sedert maanden bestaan hebbende streptococcenmastitis gezien, ge-
durende het droogstaan. Deze koe heeft na het kalven weer meer-
dere L. normale melk gegeven met het aangetaste uiergedeelte.
Volgens Zschokke daarentegen zijn talrijke gevallen van spon-
tane genezing bekend.
Ernst heeft in de droogstaande periode in den regel weer geen
genezing gezien, toch gelooft hij aan herstel in sommige gevallen.
Koller heeft in enkele gevallen het verdwijnen der Streptococcen
bij niet behandelde koeien kunnen constateeren.
Seelemann trekt uit zijn uitgebreide onderzoekingen de volgende
conclusie's:
1.nbsp;Zelfgenezingen komen voor bij streptococcenmastitis.
2.nbsp;Het verdwijnen der Streptococcen geschiedt in den regel in
het oudmelksche of droogstaande stadium.
3.nbsp;Het aantoonen van Streptococcen in het droogstaande stadium
is soms zeer moeilijk, omdat ze dan vaak zeer verzwakt zijn
en erg verminderd in aantal.
De duur van het bestaan der infectie staat in geen verband
met de kans op zelfgenezing.
Uit de hier volgende onderzoekingen is gebleken, dat, vooral
bij de z.g. atypische gevallen, zeer goed en vaak blijvende genezin-
gen kunnen worden verkregen, met heel gewone hulpmiddelen.
De duur der streptococcenmastitis is vaak een zeer lange.
Guillebeau en Hesz geven aan: van 3 dagen tot 3 jaar. Hoe
langer het duurt, hoe meer kwartieren meestal worden aangetast.
Hesz, Scha[[er en Bondszynski hebben meestal een snel over-
grijpen van het eene kwartier op het andere gezien. Volgens Rast
gaat dit soms zeer vlug, soms echter veel langzamer.
De meening van Ibel, dat bij streptococcenmastitis de melkgift
plotseling erg vermindert en atrophie in 1 of 2 weken optreedt,
Wordt tegenwoordig niet meer algemeen onderschreven.
Seelemann zegt over den duur van hét lijden het volgende:
1.nbsp;De streptococcenmastitis verloopt in den regel over meerdere
lactatieperioden (3, 4 en meer). Het eigenlijke „ergaltenquot; der
aangetaste kwartieren treedt eerst later op.
2.nbsp;Ook gedurende het droogstaan volgt in het algemeen geen
genezing.
3.nbsp;Maar in de droogstaande periode is wel in den regel een ver-
zwakking en vermindering van het aantal streptococcen te
constateeren.
4.nbsp;Na het kalven kunnen de melkveranderingen eerst uiterst
gering zijn, zoodat later aan een versche infectie wordt gedacht.
5.nbsp;Gedurende het verloop komen de meest verschillende wisse-
lingen in melksamenstelling voor, ook in het streptococcen-
aantal.
6.nbsp;De wisselingen in melkhoedanigheid ziet men ook bij kwar-
tieren, die niet door streptococcen of andere bacteriën zijn
geïnfecteerd.
7.nbsp;De vraag, of een verandering van atypische streptococcen in
echte mogelijk is, moet voorloopig onbeantwoord blijven.
De vraag, of men aan de veranderingen aan uier en melk en aan
de streptococcen den ouderdom van het lijden kan bepalen, moet
in het algemeen ontkennend worden beantwoord.
Een benaderende bepaling van den duur van het lijden is alleen
mogelijk door geregeld melkonderzoek. (Seelemann).
§ 2. De behandeling en bestrijding der streptococcenmastitiden.
Men is algemeen de meening toegedaan, dat de behandeling en
de bestrijding van de streptococcenmastitis op groote schaal zeer
moeilijk is.
Van de behandelingsmethoden, die meer of minder nauwkeurig
beproefd zijn, moeten in de eerste plaats de immuno- en de chemo-
therapie genoemd worden.
Speciaal de literatuur over de laatste is zeer uitgebreid en vaak
min of meer oppervlakkig, zoodat men zich veelal geen juist oordeel
over de waarde ervan kan vormen.
Velen hebben in de laatste jaren de immuno- en de chemotherapie
weer verlaten en zijn teruggekeerd tot de oude uitmelkmethode,
waarmee ze succes beweren te hebben.
a. De serotherapie.
Wat de specifieke serotherapie betreft, dat is dus het inspuiten
der patiënten met serum, verkregen van dieren, die men heeft
trachten te immuniseeren ten opzichte van mastitisstreptococcen en
in wier bloedserum dus antistoffen tegen deze streptococcen aan-
wezig moeten zijn, daarmee heeft men in den regel geen blijvende
resultaten verkregen. {Zschokke, Silligmüller, Klimmer).
Toch vindt men in de literatuur ook nog wel schrijvers, die
goede resultaten meenen te hebben bereikt.
Zoo is b.v. Eggink goed te spreken over de serotherapie.
b. De vaccinotherapie.
Een aantal onderzoekers heeft bevredigende resultaten verkregen
met de vaccinotherapie. Wild b.v. geneest 13 van de 19 strepto-
coccen-mastitiden.
Graub en Zschokke hebben gunstige resultaten met stalspecifieke
vaccins, zelfs prophylactisch (immuniteit van 6—9 maanden).
Lentz ziet ook zeer gunstige gevolgen van dierspecifieke vaccins
en verder ook nog Richter en Demmel.
Götze daarentegen heeft met één keer enten bij zieke dieren geen
succes en bij drie keer enten met veertien dagen tusschenruimte
eenigszins.
Volgens Stickdorn bereikt men nog de beste resultaten met
stalspecifieke of polyvalente entstoffen. Hierbij kan ook een zekere
mate van immuniteit optreden.
Glietenberg heeft met zijn entingen, zoowel voorbehoedend bij
gezonde, als therapeutisch bij zieke dieren, succes gehad. Maar de
entingen (2 a 3 keer met 10 cc. bouilloncultuur subcutaan aan den
hals) blijven volgens G. zonder gevolg bij langer bestaan hebbende
infectie's. Sachweh beveelt voor de entingen aan de laatste
Weken vóór het droogzetten of de droogstaande periode zelf.
Andere onderzoekers ontkennen de goede werking der entingen.
Schumann ziet geen resultaat van de therapeutische enting, wel
van de voorbehoedende enting met stalspecifieke vaccins.
Rudolf heeft alleen succes bij zieke dieren in het eerste begin der
aandoening en tevens lichte gevallen. Voorbehoedend enten met
stalspecifieke vaccins wordt ook door hem aanbevolen. Dit laatste
ook door Kingman en Kieszig.
Tenslotte moet nog worden opgemerkt, dat een aantal schrijvets
goede resultaten meenen gehad te hebben met de z.g. autolacto-
therapie. {Huynen, Frühwald e.a.).
Wilkinson en Beijers zien nimmer eenig resultaat van entingen,
evenmin als Raebiger, Ernesti en Wamick en na uitgebreide onder-
zoekingen komen Diernhofer en Seelemann tot een eensluidende
conclusie.
c. De chemotherapie.
De behandeling der streptococcenmastitis met uierinjectie's is
sedert Franck heel dikwijls geprobeerd en wel met de meest ver-
schillende middelen.
Vroeger genoot speciaal een 3 ä 4 % boorzuuroplossing nog al
een goede reputatie. Het heeft in elk geval het voordeel, dat het
uierweefsel er hoegenaamd niet door wordt aangetast. Verder heeft
men gewerkt met oplossingen van sulfas zinci, permanganas kalicus,
nitras argenti etc. Men kan kortheidshalve zeggen, dat, behalve
enkele, die goede resultaten meenen te hebben verkregen, zooals
Nocard en Mollereau, Reimers en Lucet, die allen een 4 % boor-
zuuroplossing infundeerden, de meeste onderzoekers deze infusie's
afkeuren, zooals Hesz en Borgeaud, Reid, Vrijburg, Kitt en later
Cotton, Albrecht en Frei.
De laatsten staan op het standpunt, dat niet alleen het uierweefsel
er door wordt beschadigd, maar ook het weerstandsvermogen ten
opzichte van bacteriën erdoor vermindert. Met dit laatste zijn
Diernhofer en enkele anderen der jongeren het niet eens. Zij vinden,
dat juist door de algemeene prikkels, die de infusie's opwekken, het
weefsel een verhoogde resistentie krijgt, die voor de elimineering
der bacteriën gewichtiger is dan de direct doodende werking der
infusie's.
In de laatste jaren hebben vele onderzoekers zich nog weer met
de chemotherapie bezig gehouden, n.l. met de intrede der moderne
preparaten ervoor, zooals trypaflavin, brillantphosphin 5, septacrol,
wat later rivanol, überasan, parenchymatol, ook yatren.
Schnorf is een der eersten geweest, die in deze richting gewerkt
heeft.
Het aan te wenden middel moet parasitotroop zijn en tegelijkertijd
niet organotroop. Schnorf heeft de akridinederivaten trypaflavin en
brillantphosphin 5 gebruikt met het zilveradditieproduct daarvan:
septacrol.
In Joest's handboek lezen we van de hand van W. Frei, dat de
akridinekleurstoffen. die intraveneus worden ingespoten, o.a. weer
worden afgescheiden door den uier. Er volgen dan in dat artikel
uitvoerige onderzoekingen (intramammair geïnfundeerd of
intraveneus ingespoten) met septacrol, rivanol en überasan. Dit
laatste blijkt, intramammair geïnfundeerd, het werkzaamst te zijn;
het geeft snelle sterilisatie van den uier, onder behoud van de
melkgift.
Kortheidshalve zij hier vermeld, dat met überasaninfusie's de
volgende schrijvers min of meer gunstige resultaten meenen te
hebben gekregen: Glättli, Richter en Demmel, Schnorf, Lange,
Ehrlich, Götze e.a.
Anderen zien van deze methode geen resultaat; zooals b.v.
Rudoll, Ludwig, Beijers, Zwijnenberg, Seelemann e.a.
Ook met selectan, dat voor enkele jaren een korten tijd erg is
geprezen, o.a. door Ludwig, Bertram, Meier, Meyer, Dahmen,
Rath, Edlmayer, Eidherr, Heszier en Staamann, hebben Diernhofer,
Rudolf, Perl, Richter en Demmel, Steinhof, Seelemann e.a. geen
succes gehad.
Verder heeft ook het yatren, dat aanbevolen is o.a. door Götze,
zich geen blijvende plaats in de chemotherapie van de streptococcen-
mastitis kunnen veroveren. Bischof b.v. ziet er geen resultaat van.
Op het oog lijken de berichten over rivanol iets gunstiger:
Schimmel, Diernhofer, Richter en Demmel, Götze, Schlichting,
Ehrlich, Schultz, Hallenborg, Meyer e.a. hebben er wel succes mee,
maar Beijers, Zwijnenberg, Ludwig, Lange e.a. leggen er geen
gunstige verklaringen van af.
Seelemann heeft tamelijk uitgebreide proeven met rivanolinfusie's
genomen en wel speciaal in het droogstaande stadium en het is
hem gelukt in enkele gevallen om de Streptococcen te verwijderen
(blijvend) bij maandenlang bestaan hebbende aandoeningen.
Hij ondersteunt de therapie door meerdere dagen na de infusie's
drie maal daags uit te melken!
Een nadeel van al deze infusie's voor de behandelde kwartieren
is, dat de melkgift meestal vrij lang of soms zelfs blijvend ver-
mindert.
In het algemeen is in samenwerking met de infusie's de uitmelk-
therapie in praktijk gebracht en vermoedelijk moet een deel der
successen, met de infusie's behaald, op rekening van dit herhaald
uitmelken geboekt worden.
Uit de literatuur blijkt wel. dat meestal die schrijvers met de
infusie's de beste resultaten meenen gekregen te hébben, die geheel
of vrijwel geheel hebben verzuimd, om de door hen behandelde
dieren later nog eens weer te controleeren.
d.nbsp;De uitmelktherapie.
De uitmelktherapie bestaat in het vaak, liefst elke twee uur, goed
uitmelken van de zieke kwartieren.
Reeds Brennwald en Hesz en Borgeaud hebben op de gunstige
werking van het vaak uitmelken gewezen.
Rüsterholz heeft er de koudwaterbehandeling en massage aan
toegevoegd.
In den laatsten tijd is deze therapie weer meermalen aanbevolen,
o.a. door Schöchli en Schnijder.
Anderen zijn er niet zoo tevreden over, zooals Schimmel, Richter
en Demmel.
Diernhofer kan de koeien slechts gedeeltelijk streptococcenvrij
krijgen met deze methode, maar hij beveelt ze toch aan en' hij heeft
in den regel er een vrij belangrijke vermeerdering der melkgift met
de behandelde kwartieren van gezien.
Seelemann heeft in een paar gevallen de uitmelkmethode gepro-
beerd en vindt, dat het moeilijk is, om alle streptococcen te ver-
wijderen.
Hij zegt echter, dat een zekere gunstige invloed ervan niet is te
ontkennen, daar de streptococcen soms verdwijnen en meermalen
sterk verminderen in aantal.
e.nbsp;De hygiënisch-prophylactische bestrijdingsmethode.
Door vele schrijvers wordt als bestrijdingsmiddel genoemd het
nemen van prophylactische, hygiënische maatregelen, zooals b.v. het
laatst melken der aangetaste kwartieren en wel liefst in apart vaat-
werk en vooral niet in de handen en op de stal; het zoo spoedig
mogelijk droogzetten der aangetaste kwartieren; het voor de slacht-
bank bestemmen van zieke dieren, enz.
Bij heel groote veebeslagen, die erg hebben te kampen met
-ocr page 57-streptococcenmastitis, is wel geprobeerd, om alleen met deze pro-
phylactische, hygiënische maatregelen te werken.
Knauer o.a. heeft hiermee succes gehad, nadat alle andere me-
thoden hem in den steek hebben gelaten.
Ook Seelemann voelt wel voor deze wijze van bestrijding en
vindt, dat nieuwe infectie's er heel aardig mee kunnen worden
voorkomen.
quot;nbsp;quot; -..... ' ■ quot;quot;'quot;tócsïèK'rili
-ocr page 59-TWEEDE AFDEELING.
EIGEN ONDERZOEK.
HOOFDSTUK V.
INLEIDING EN METHODEN VAN
■ ONDERZOEK.
Onderzocht zijn koeien, die in meerdere of mindere mate lijdende
bleken te zijn aan streptococcenmastitis en die successievelijk onder
mijn behandeling zijn gekomen. Hieraan dient direct te worden toe-
gevoegd, dat een oproep in een plaatselijk blaadje aan de naburige
veehouders, om alle gevallen van uieraandoeningen, ook de ge-
ringste, zoo spoedig mogelijk na het ontdekken aan mij op te geven
en waarbij gratis onderzoek is beloofd, aan het vinden van relatief
veel lichte gevallen niet vreemd is geweest.
Het onderzoek heeft als volgt plaats gehad:
Nadat inspectie en palpatie van den uier is verricht, worden de
tepels gereinigd met methylalcohol, daarna worden de eerste stralen
(3 a 4) weggemolken en dan worden kwartiersgewijs monsters
melk genomen in steriele fleschjes, wijdmondsch, afgesloten met
een gummistop. Vervolgens worden deze monsters meegenomen
naar huis en zoo spoedig mogelijk onderzocht.
Aan de monstername moeten over het algemeen de volgende
eischen gesteld worden:
Ie. het monster moet een zoo groot mogelijke zekerheid geven wat
de diagnose betreft.
2e. de monstername moet zoo snel en zuiver mogelijk geschieden.
Er wordt verschillend gehandeld door de diverse onderzoekers,
wat het nemen van de eerste, midden, laatste of doorsneemelk be-
treft. In de praktijk neemt men in den regel het laatste.
Ernst wijst op het verschil in sedimenthoeveelheid bij eerste,
midden en laatste melk.
Volgens Rassell en Hoffmann bevat de laatste melk circa drie
maal zooveel cellen als de midden en eerste melk.
Ernst geeft de voorkeur aan de middenmelk voor bacteriologisch
onderzoek; hetzelfde doen Klimmer en Haupt,
Ernesti en Waurick wijzen erop, dat, wat het celgehalte betreft,
de laatste melk de beste mag zijn; wat de coccen betreft, is de
midden en vooral de eerste melk de beste.
Dit is inderdaad het geval.
Ook Seelemann komt tot de conclusie, dat de eerste melk verre-
weg de meeste kans geeft op het vinden van streptococcen.
Wat de tijd van de monstername betreft, zegt Seelemann, dat dit
niet geheel onverschillig is, maar dat de verschillen binnen normale
grenzen blijven.
De tijd van monstername en de fractie melk die genomen wordt,
heeft echter meermalen wel grooten invloed op de uiterlijke hoe-
danigheden van het melkmonster, zooals uit het volgende onderzoek
duidelijk is gebleken, vooral bij bepaalde lichtere gevallen van strep-
tococcenmastitis. Monsters, genomen tusschen de - gewone melk-
tijden in en ook van de beginmelk, zijn vrij abnormaal op het oog,
terwijl de melk later veel meer of geheel normaal wordt oogen-
schijnlijk.
Men hoort dat in de praktijk ook vaak van de boeren, die zeggen,
dat de eerste stralen niet goed zijn, en dat de melk later gewoon is,
weshalve zij die latere melk niet meer apart houden, maar gewoon
in de emmer melken.
Om na te gaan, of deze melk werkelijk zooveel beter is dan de
eerstgenoemde, heb ik eenige keeren bij een koe, lijdende aan
streptococcenmastitis, op eenzelfde dag eerst een monster genomen
tusschen de melktijden in en wel de eerste melk en vervolgens onder
het melken, waarbij de midden of laatste melk genomen is. Oogen-
schijnlijk zijn deze laatste monsters steeds bijna of geheel normaal
geweest, in tegenstelling met de eersten, die altijd duidelijk abnor-
maal zijn.
Bij het onderzoek der melk is echter telkens gebleken, dat het
werkelijke verschil betrekkelijk gering is, dus, dat die laatste,
oogenschijnlijk bijna of geheel normale melk inderdaad lang niet
deugdelijk is, en even goed als de eerste, duidelijk abnormale melk
veel te veel cellen en ook streptococcen bevat. Het is dan ook zaak,
om de veehouders met klem hierop te wijzen.
Bij het melkonderzoek, zooals ik het steeds heb verricht, wordt
eerst de reactie bepaald met rood en blauw lakmoespapier. Dit kan
gemakkelijk en vlug worden uitgevoerd, de reactie wordt er vrij
nauwkeurig mee aangegeven en men heeft tevens een controle op
den rosolzuurproef.
Daarna wordt de rosolzuurproef gedaan door gelijke deelen melk
en 1 o/qq alcoholische rosolzuuroplossing samen te voegen, zooals
dat geschiedt in de kliniek van Prof, Wester te Utrecht.
Vervolgens wordt de katalaseproef ingezet, zooals dat geschiedt
in de kliniek van Prof. Wester te Utrecht. Men doet 10 c.c. melk
in de katalasebuisjes en voegt daarbij 5 c.c. van een 1 % H2 O2 op-
lossing, daarbij zorgende, dat geen luchtbel achterblijft. Dan laat
men de buisjes 2 uur bij kamertemperatuur staan en leest af.
Nu wordt uit elk monsterfleschje 10 c.c. melk in een Tromms-
dorff* sch sedimentbuisje gedaan en ongeveer 10 minuten gecen-
trifugeerd in een kleine electrische centrifuge. (1200 toeren per
minuut).
Daarna wordt het sediment afgelezen en vervolgens worden deze
sedimenten stuk voor stuk opgezogen met fijne, steriele glazen
pipetjes, en uitgestreken op een voorwerpglas, daarbij zorgende
zooveel mogelijk voor eenzelfde dikte der uitstrijkjes, gefixeerd in
de vlam, gekleurd (volgens verschillende methoden) en daarna
nauwkeurig microscopisch onderzocht.
In den regel is van elk nieuw geval de eerste keer ook een
grampreparaat gemaakt, volgens de gewone methode, en daarna
niet weer.
Begonnen is met het kleuren der uitstrijkjes in Lof fier'sehe
methyleenblauwoplossing.
Dit heeft het bezwaar, dat men geen contrastkleuring krijgt,
wat moeilijkheden oplevert bij het vinden van sporadische diplo- of
monococcen.
Daarom zijn achtereenvolgens geprobeerd:
Ie. De kleuring met een mengsel van methyleenblauw, carbol-
fuchsine en water, zooals door Beijers is aangegeven in het Tijd-
schrift voor Diergeneeskunde, deel 53, pagina 919; men kleurt Yl tot
1 minuut. De streptococcen worden dan donkerblauw tot zwart
gekleurd, het protoplasma der leucocyten, lymphocyten en epitheel-
cellen roserood en alle kernen donkerblauw.
De kleuring volgens Piek-Jacobsohn is iets dergelijks, hierbij
wordt de kleur der coccen en kernen over het algemeen een nuance
lichter. Men neemt hiervoor 15 druppels carbolfuchsine (100 c.c.
5 % carboloplossing 10 c.c. verzadigde alcoholische fuchsine-
oplossing) 8 druppels van een alcoholische methyleenblauwoplos-
sing 20 c.c. aqua destillata.
2e. De kleuring volgens Pappenheim.
Er is in den handel een kleurstof, bekend als kleurstof van May-
Grünewald (het is een mengsel van methyleenblauw en eosine, op
een bepaalde manier gemengd met alkaU).
Bij de kleuring volgens Pappenheim doet men enkele druppels
van bovengenoemde vloeistof op het uitstrijkje, laat dit een paar
minuten inwerken, giet het af en kleurt dan 20 minuten tot een
half uur na met Giemsa's kleurstof.
Dit is een heel geschikte methode om de verschillende leucocyten
en cellen te determineeren.
De coccen worden hierbij oranjerood gekleurd.
Men kan de leucocyten onderscheiden in monocyten, poly-
morphkernige en polynucleaire leucocyten. De monocyten zijn nog
weer te verdeelen in lymphocyten (kleine, ronde cellen met een
klein, lichtrood gekleurd randje protoplasma en een zeer groote
donkerviolette kern), kleine en groote mononucleaire leucocyten, die
beide een iets onregelmatige, gelobde kern hebben en respectievelijk
weinig of meer protoplasma, terwijl de kleuring is als die der
lymphocyten.
De polymorphkleurige leucocyten hebben een sterk gelobde, on-
regelmatige kern en vrij veel protoplasma; de polynucleairen een
kern, die uit meerdere deelen bestaat en ook vrij veel protoplasma.
Tot de laatste categorie kan men ook rekenen de eosinophyle
en basophyle cellen die een gekorreld protoplasma hebben.
Met deze kleuring zijn de verschillende celsoorten heel mooi waar
te nemen.
De kleuring volgens Pappenheim, zonder nakleuring met
Giemsa's vloeistof heeft mij ook zeer goed voldaan. De cellen worden
dan weliswaar ietwat vaag gekleurd, maar de coccen, die licht geel-
oranje zijn, steken prachtig af tegen het veld; vooral als men de
micrometerschroef van het microscoop wat heen en weer draait, dan
Worden de coccen op een gegeven moment net lichtende puntjes.
3e. De kleuring volgens Leishman, zooals die is aangegeven
door Clarenburg in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde, deel 57,
pagina 876.
Deze methode is als volgt:
15 m.gr. Leishmankleurstof (Romanowskistain, in den handel
verkrijgbaar) worden opgelost in 10 c.c. methylalcohol. Op het
gedroogde, doch ongefixeerde preparaat brengt men een aantal
20) druppels van deze oplossing, welke men 1 minuut laat
inwerken. Vervolgens druppelt men er een dubbele hoeveelheid
gedestilleerd water bij en zet deze kleuring gedurende 5 minuten
voort. Hierna volgt afspoelen met gedestilleerd water en drogen.
De coccen worden donkerviolet gekleurd en de verschillende kernen
ook; het protoplasma is lichter van tint.
Men krijgt op deze manier ook wel fraaie beelden.
Al deze kleuringsmethoden zijn successievelijk gebruikt, om hun
doelmatigheid te onderzoeken, en er is gebleken, dat ze allen veel
goeds hebben. Zooals reeds is opgemerkt heeft de kleuring volgens
^^ppenheim, desnoods zonder nakleuring met Giemsa, in het bij-
zonder goed voldaan en ook de kleuring volgens Pick-Jacobsohn
(= methode volgens Beijers).
Aan het bekijken der microscopische preparaten is steeds veel
zorg besteed en de uitstrijkjes zijn altijd geheel onderzocht. Boven-
dien is er bij het uitstrijken voortdurend naar gestreefd om een-
zelfde dikte te krijgen, teneinde zoodoende eenigermate een ver-
gelijking met andere keeren te kunnen maken, wat het aantal coccen
en cellen betreft.
In het op deze inleiding volgende relaas der onderzochte gevallen
zijn een aantal afkortingen gebruikt, waarvan de verklaring hier
volgt:
r.v.nbsp;= rechtervoorkwartier.
r.a.nbsp;= rechterachterkwartier.
l.v.nbsp;= linkervoorkwartier.
l.a.nbsp;= linkerachter kwartier,
re.nbsp;= reactie.
-ocr page 64-rosolzuurproef.
katalaseproef.
sediment.
microscopisch onderzoek.
amphoteer.
alkalisch.
zuur,
zalmkleurig.
geel.
rood.
methyleenblauwkleuring.
kleuring volgens Pick-Jacobsohn of Beijers.
kleuring volgens Pappenheim.
kleuring volgens Leishman.
fibrinedraden.
roode bloedlichaampjes.
lymphocyten.
leucocyten.
epitheelcellen.
gedegenereerd.
monococcen.
diplococcen.
streptococcen.
palissaden („staketenquot;) vorm.
ros.
kat.
sed.
mier. ond.
am.
al.
2u.
za.
ge-
ro.
meth. bl.
P.J.
P.
L.
fibr. dr.
roode bl.1.
lymph,
leuc.
ep.c.
gedeg.
mon.
dipl.
strept.
paliss. V.
HOOFDSTUK VI.
DE ONDERZOCHTE GEVALLEN.
Koe No. 1.
Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte, vijfjarige melkkoe, ongeveer drie weken ge-
leden afgekalfd (3e kalf); vijf dagen geleden begint het linker-
achteruierkwartier wat op te zwellen en komen er vlokjes in de
melk.
Vandaag is het l.a. kwartier tamelijk gezwollen, vooral wat de
onderste helft betreft, bij palpatie wat harder en iets oedemateus,
ook iets warmer en in geringe mate pijnlijk bij druk, vooral de tepel.
De melk uit dit kwartier is eenigszins geelroodachtig van kleur
en iets waterig, met vele vlokjes.
De andere drie kwartieren zijn normaal, ook de melk.
Het algemeen welzijn der koe is weinig of niet gestoord: temp.
39.5° C., pols en ademhaling normaal, eetlust en pensbewegingen
niet verminderd.
De eigenares heeft deze koe al eenige jaren en heeft nooit iets
abnormaals aan den uier of aan de melk bespeurd.
Therapie: 4 X daags het l.a. kwartier betten met lot. Bürowi
en vaak uitmelken, zoo mogelijk minstens 8 maal per etmaal.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Datum van
het
ooduzock
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
L.a. kwartier nog meer
gezwollen en oedema-
teus en nog warmer,
melk nog iets bloede-
rig, met vele vlokjes.
R.a kwartier ook iets
gezwollen en harder,
niet pijnlijk, melk iets
waterig-geelmet enke-
le vlokjes.
Algemeen welzijn der
koe als voren.
Therapie, ook voor
r.a., dezelfde.
L.a. kwartier nog iets
gezwollen, niet war-
mer, melk niet bloe-
derig meer, eerste stra-
len nog vlokjes;
r.a. kwartier klinisch
weer normaal, de
melk ook.
Therapie: massage
met warme ol. oliv.
3 X daags en 1 x daags
afwasschen met lauwe
zeepsop en uitmelken.
27-4-79
29-4-'29
6-5-'29
am. za. P/s 0.1
mier. ond.;
(meth. bl.)
enkele leuc.,
lymph, en
ep.c., een paar
monococcen.
am. za.lVs 0.1
mier. ond. :
(Gramkl.) als
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(P. J. kleuring)
als voren
am.za.lV2 0.2
mier. ond.:
als r.v.
al. ro. 3 vol
mier. ond.:
veel leuc., vrij
veel lymph.,
tam. veel ep.c.,
soms gedeg.,
veel diploc.,
veel strept.,
meest kortere
(4-10 leden),
meestal paliss.
vorm, Gram
al. ro. 2V2 0.3
mier. ond.:
tam. veel leuc.
en ep.c., iets
minder lym-
phoc., enkele
mono-, diplo-
en korte
streptoc.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als r.v.
ara. za. 1 V4O.I
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 6 vol.
(bloed)
mier. ond.:
veel fibr. dr.,
leuc. en roode
bil., tam. veel
lymph. en ep.
c., deze laatste
meest gedeg-.
tam. veel di'
ploc., korte
strept. (2-6
leden) en lange
strept., meestal
paliss. vorm.
meermalen
phagocytose.
al. ro. 5 1.5
mier. ond.:
minder fibr. dr.
en roode bl.1..
meer korte
strept.,
Gram .
overigens als
voren.
al. ro 10 2
mier. ond.:
veel fibr. dr.,
veel leuc. en
ep.c., wat min-
der lymph.,
veel diploc. eo
veel korte en
lange strept..
paliss.v., vaak
phagocyphose
Klinische gegevens
I.V.
l.a.
It., ros., kat., sed.
re-, ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
L a. kwartier nog iets
vergroot en in onder-
ste deel iets verhard,
melk iets waterig
geel, met aanvanke-
lijk veel, later weinig
vlokjes, melkgift tot
de helft verminderd;
R.a. kwartier lijkt
iets kleiner gewor-
den, overigens nor-
maal, evenals de
melk.
Therapie: als voren.
L.a. en r.a. kwartier
vrijwel normaal bij
inspectie en palpatie,
l.a. bij diep door-
tasten iets knobbelig.
Melk op 't oog bijna
normaal l.a. en ge-
heel normaal r.a.
Therapie: als voren.
Uierkwartieren als
voren.
De melk r.a. en l.a.
in de eerste stralen
enkele vlokjes. De
melkgift l.a. vermeer-
dert
Therapie: als voren.
Uierkwartieren als
voren.
De melkgift, vooral
l.a., wat verminderd.
De melk op het oog
normaal.
Therapie: alleen nog
een keer vaker uit-
melken.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
am. ro. 1 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
al. ro. 2H 0.4
mier. ond.:
tam. veel
leuc. en
lymph. en
enkele ep.c.;
enkele mono-
diplo- en kor-
te streptoc.
(2—8 leden)
paliss.v.,
soms phago-
cytose.
am. za. 3 0.2
mier. ond.:
enkele leuc.
en ep.c., een
paar lym-
phoc., enkele
mono- en di-
ploc.; geen
strept.
al. ro. 3 vol
mier. ond.:
vrij veel leuc.
en ep.c., tam.
veel lymph.,
een paar mo-
no- en diploc.,
enkele korte
en lange
strept.
al. ro. 2 0.3
mier. ond.:
tam. veel leuc.
en lymph.,
minder ep.c.,
een paar mo-
no- en diploc.,
geen strept.
ara. ro. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. J/^ 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. y^ 0.1
mier. ond.:
als voren.
al ro. AYi vol
mier. ond.:
ongeveer als
voren, nog
veel streptoc,
meest lange
(8—16 leden
en langer).
dl.ro. 31^, vol
mier. ond.:
ongeveer als
voren, maar
minder
strept., meest
korte (2—6
leden).
al. ro. 2 0.8
mier. ond.:
minder fibr.
dr. en cellen
dan te voren,
tam. veel
mono- en
diploc., enkele
strepL, meest
korte.
al.ro.2H 0.9
mier. ond.:
vrij veel leuc.,
ep.c. en
lymph., enkele
mono- diplo-
en streptoc.
Klinische gegevens
La.
l.V.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat.. led.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
ll-7-'29 Sedert gisteren het
l.V. kwart, wat ge-
zwollen, harder, iets
warmer en iets pijn-
lijk, melk l.V. iets
geler en enkele
vlokjes, l.a. dito.
Therapie: l.v. kwart,
betten met koud wa-
ter en 8 X per et-
maal uitmelken.
13-7-'29 L.V. en La. kwart, bij
palpatie iets harder,
r.a. kwart, iets ge-
zwollen, de melk r.a.
iets waterig, overi-
gens op 't oog nor-
maal.
Therapie: vaker uit-
melken.
17-7-'29 Uier klinisch bijna
normaal, (l.v. en l.a.
kwart, bij diep door-
tasten iets harder en
iets knobbelig), melk
op 't oog normaal.
Therapie: een keer
extra melken.
5-8-'29 Toestand v. d. uier
ongeveer als voren,
de melk l.v. iets
geler, overigens op
't oog normaal.
Therapie: els voren.
iets aL,iets ro.,
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
enkele leuc.,
lymph., en
ep.c., enkele
mono- en
diploc..
al. ro. 3H 0.3
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
veel leuc. en
ep.c., vrij veel
lymph., enke-
le mono- en
diploc..
al. ro. VA 0.4
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
6m.za.23/^ 0.2
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
iets meer cel-
len dan de
vorige keer,
enkele monoc.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc., een
paar diploc.
al. ro. 5 vol
mier. ond.:
veel leuc.,
lymph. en
ep.c. en fibr.-
dr., enkele
mono- en
diploc., geen
strept.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
een paar leuc.,
lymph. en
ep.c., een
paar monoc.
am. za. 4 0.1
mier. ond.:
een paar leuc.,
lymph. en
ep.c., een
paar monoc.
al. ro. 4 vol
mier. ond.:
veel leuc. en
fibr. dr., tam.
veel lymph.
en ep.c., en-
kele mono-
diplo- en
korte strept.
al. ro. 5 1.5
mier. ond.:
tam. veel
leuc., lymph.
en ep.c., en-
kele mono- en
diploc., geen
strept.
al. ro. 6 vol
mier. ond.:
tam. veel
leuc., ep.c. en
lymph., enke-
le mono- en
diploc.
al. za. 4 0.4
mier. ond.:
als voren,
maar ook en-
kele korte
streptoc.
aLro.2H O.S
mier. ond.:
veel leuc. en
lymph., vrij
veel ep.c., en-
kele mono- en
diploc. en een
enkele lange
strept.
al. ro. \y2 1
mier. ond:
veel leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., geen
strept.
al. ro. 5H 0.4
mier. ond.:
tam. veel
leuc., ep.c. en
lymph., enkele
mono- diplo'
en korte
streptoc.
al. za. 0.5
mier. ond.:
als voren,
maar geen
streptoc.
19-8-'29 Toestand v. d. uier
als voren; in de eer-
ste straal van de
melk l.v. en l.a. een
enkel vlokje.
Therapie: als voren.
am.za. IJ^ 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren,
maar minder
cellen.
am.za. lYi 0.2
mier. ond.:
wat meer cel-
len, enkele
mono- en
diploc.
al. ro. 4 0.2
mier. ond.:
als voren,
ook enkele
fibr. dr.
al. ro. 5H vol
mier. ond.:
veel leuc.,
lymph. en
ep.c., tam.
veel fibr. dr..
enkele mono'«
diplo- en
korte strept.
Klinische gegevens
Datum van
het
onderzoek
I.V.
l.a.
r;v.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Toestand v. d. uier
als voren; de melk
I.V. te geel met vlok-
jes, l.a. dito in ge-
ringere mate.
Therapie: als voren.
Toestand v. d. uier
als voren; de melk
I.V. en l.a. te geel
met enkele vlokjes.
Therapie: als voren.
5-9-'29
19-9.'29
3-10.'29
16-IO.'29
31-10.'29
H-11.-29
De melkgift vermin-
dert, l.a. kwart,
wordt wat atroph,
en harder, de melk
I.V. te geel met vlok-
jes.
Toestand v. d. uier
als voren. De melk
l.v. iets te geel en
vlokjes in de eerste
stralen.
Toestand van den
uier als voren. De
melk is nu op 't oog
normaal.
Toestand van den
uier als voren. De
melk l.v. en l.a. iets
waterig.
am.za. 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren,
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
am.za. 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
Bm.za. 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
slechts enkele
leuc., lymph.
en ep.c., een
paar monoc.
am.za. 1 y^ 0.2
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. 0.4
mier. ond.:
als voren,
geen dipl.
am.za.0.3
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 3 0.4
mier. ond.:
als voren.
am.za. lJ/^0.2
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c. en
monoc.
al. ro. 5H 1
mier. ond.:
als voren,
ook enkele
korte strept.
al. ro. 6 vol
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 3H 2
mier. ond.:
veel leuc.,
lymph. en
ep.c., vrij
veel mono- en
diploc., enkele
strept.
al. ro. 41/^ 1
mier. ond.:
als voren,
maar geen
strept.
al. ro. 0.4
mier. ond.:
tam. veel
leuc., ep.c. en
lymph., enke-
le mono- en
diploc.
al. ro. 5 1
mier. ond.:
als voren.
al. ro. SYi vol
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 6 vol
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 3H 0.8
mier. ond.:
tam. veel
leuc., ep.c. en
lymph., tam.
veel mono-
diplo- en
korte strept.
al. ro. 6 1
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 5 vol
mier. ond.:
als voren en
ook enkele
lange strept.
al. ro. 6 vol
mier. ond.:
als voren,
maar geen
strept.
am.za. 0.1 am.za. 1^0.1 al. ro. 2^ 0.3 al. ro. 4 1.4
mier. ond.: mier. ond.: mier. ond.: mier. ond.:
(P.J.kleuring) als voren. als voren. als voren,
als voren.
cultureel: de sedimenten l.v. en l.a. op schuingestolde agar
geënt, de culturen zijn steriel gebleven.
28-11..29
Toestand van den
uier als voren. De
melk is op het oog
normaal.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
12-12-29 |
Toestand van den |
am.za. Ij/^ 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
al. ro. 3 0.2 |
al. ro. 4 1.4 |
26-12-'29 |
Toestand van den |
am.za. 0.1 |
am.za. 0.2 |
al. ro. 5]/2 vo' keer, geen |
al. ro. 5H 2 |
9u.30m. |
Toestand van den De koe wordt van- |
am. za. 2 0.2 lymph. en |
am. za. 3 0.3 |
iets iets lymph. en mono- en |
iets iets korte en |
De geheele uier, met huid en tepels, zoo diep mogelijk afge-
sneden, zoo steriel mogelijk, direct na den dood der koe in een
groote houten bak op steriele doeken gelegd, met de tepels naar
beneden. Daarna de sneevlakte in zijn geheel flink geschroeid met
een benzinebrander en vervolgens de vier kwartieren flink open-
gesneden met een steriel mes en van verschillende plaatsen, zooveel
mogelijk juist op den grens van normaal en abnormaal lijkende
gedeelten stukjes uierweefsel genomen en in tweeën gedeeld (elk
stukje ongeveer ter grootte van een dobbelsteen), daarna telkens
het eene stukje in 3 % formalineoplossing en het bijbehoorende
stukje in steriele bouillon.
In bouillon krijgen we de volgende stukjes:
No. 1: uit de linkeruierlymphklier, No. 2: uit de rechteruier-
lymphklier, No. 3: uit het rechterachteruierkwartier, No. 4: uit het
rechtervoorkwartier, No. 5: uit het linkervoorkwartier en No. 6: uit
het linkerachterkwartier.
In 3 % formalineoplossing krijgen we de volgende stukjes:
No. 1: uit de linkeruierlymphklier, No. 2: uit de rechteruier-
lymphklier, No. 3: uit het rechterachteruierkwartier, No. 4: uit het
rechtervoorkwartier, No. 5: uit het linkervoor kwartier, vlak boven
de cysterne, No. 6: uit het linkervoorkwartier, mediaal, ter halver
hoogte; No. 7: uit het linkervoorkwartier, lateraal-beneden; No. 8:
uit het linkerachterkwartier mediaal en iets candaal; No. 9: uit het
linkerachterkwartier, lateraal en iets craniaal.
Verder is van deze zelfde stukjes ook nog iets geënt tegelijkertijd
op schuingestolde glucoseagar en zijn de buisjes 2 maal 24 uur
in een electrische broedstoof geplaatst en daarna onderzocht.
Daarbij blijkt het volgende: r.v.: geen groei, r.a.: onder het
weefselstukje een beetje fijn, witachtig beslag, diffuus uitloopend,
waarin microscopisch vrij grove ronde coccen aanwezig blijken te
zijn, ongeveer als staphylococcen gerangschikt;
I.V. I: geen groei; l.v. II: onder het weefselstukje groei gelijk aan
r.a., en verder nog één opaliseerende, speldeknopgroote kolonie, in
beide microscopisch dezelfde coccen als r.a.; l.v. III: geen groei
onder het weefselstukje, wel een fijn, witachtig beslag op de agar
en ook één kleine, halfdoorschijnende, witachtige kolonie, spelde-
knopgroot, microscopisch: uit het beslag soortgelijke coccen als
r.a. en ook typische streptococcen, palissadenvorm en lang (8—16
en meer leden), uit de kleine kolonie ook deze streptococcen;
l.a.: groei onder het weefselstukje en een paar kleine koloniën als
bij I.V. III, microscopisch: ook weer dergelijke coccen als bij r.a. en
I.V. en tevens weer typische streptococcen als bij l.v. III.
Sectieverslag van den uier:
Het r.v. kwartier lijkt macroscopisch, zoowel bij betasten als bij
inspectie op doorsnee, geheel normaal. De kleur van het uier-
weefsel is grauwachtig-geel-oranje.
Het r.a. kwartier lijkt ook geheel normaal, uitgezonderd een
plek ter grootte van een klein kippenei, welke plek iets lichter van
kleur is en iets harder op doorsnee en den indruk geeft van bind-
weefselvorming.
Het I.V. kwartier is hier en daar op doorsnee wat lichter van
kleur en wat harder, den indruk gevend van een chronische ont-
steking met bindweefselvorming. Speciaal rondom de cysterne
heeft men een dergelijke zoom, ongeveer 1 c.M. breed.
Het l.a. kwartier vertoont macroscopisch vrij sterk het karakter
van chronische mastitis met bindweefselvorming en is duidelijk
harder op doorsnee en lichter van kleur. Men ziet een strook van
dergelijk weefsel op den grens van het l.v. en l.a. kwartier, scherp
gescheiden van het l.v. kwartier, ongeveer 8 c.M. breed.
Ook rondom de cysterne ziet men hetzelfde weefselbeeld, ge-
middeld ter breedte van 5 c.M.
Het mediale caudale bovenste deel van het l.a. kwartier, ongeveer
een derde van het geheel uitmakend, is macrocopisch nog volkomen
normaal uierweefsel.
Van de weefselstukjes in de 3 % formalineoplossing zijn coupes
gemaakt, die gekleurd zijn met haemaluin-eosine, volgens van Gieson
en met carbolthionine.
Microscopisch is daaraan het volgende te zien:
Om met de carbolthioninepreparaten te beginnen: Coccen zijn
met zekerheid slechts gezien in de coupes van het l.a. kwartier en
wel enkele korte streptococcen, gelegen in het lumen van sommige
alveolen.
Verder is aan de preparaten nog het volgende te zien:
Rechtsvoor: Alle coupes geven het beeld van normaal uierweefsel,
dat nog in secretie is, hoewel het epitheel van de alveolen al vrij
plat is hier en daar.
Rechtsachter: In coupes, gemaakt van een weefselstukje, dat half
heeft behoord tot het blijkbaar normale gedeelte en half tot het
lichter gekleurde, ziet men, dat het laatste het beeld vertoont van
een chronische mastitis; de bindweefselstrooken tusschen de klier-
kwabjes zijn naar verhouding breeder dan normaal en het epitheel
der alveolen is hier en daar gedesquameerd. De ontsteking lijkt niet
actief, want men ziet weinig rondcellen in het bindweefsel, het
proces lijkt min of meer tot rust gekomen.
Linksvoor: Hier ziet men, wat de lichtergekleurde deelen betreft,
microscopisch ongeveer hetzelfde beeld als r.a., met dit verschil,
dat men hier en daar vrij wat rondcellig infiltraat vindt tusschen
de klieralveolen, wat den indruk geeft van een actief proces. Ook
is de desquamatie van kliercellen op meerdere plaatsen ernstiger.
Linksachter: Men vindt hier in wezen hetzelfde als l.v., maar
hier treft men een paar keer een korte streptococcus aan in het
lumen van een klieralveole. Ook hier ziet men vrij wat kleincellig
infiltraat.
Anamnese en status praesens:
Deze koe heeft een paar maanden geleden melk gegeven met
enkele vlokjes erin, gedurende een paar dagen. Eigenares heeft
de betrokken kwartieren toen een keer extra laten uitmelken en
zoo was het gauw weer over. Nu vertoont de koe sedert gisteren
dezelfde verschijnselen weer. Vroeger heeft men nooit iets dergelijks
bespeurd aan deze koe, die men al eenige jaren heeft.
Het is een ± 7 jarige zwartbonte, die in Januari a.s. het vijfde
kalf kan brengen.
Bij inspectie blijkt de melk van het rechtervóór- en van het
linkerachterkwartier een eenigszins abnormaal gele kleur te hebben
en er zitten ook enkele vlokjes in. Bij palpatie is aan de kwartieren
Weinig of niets abnormaals te voelen.
'^atum van net |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
27-4.-29 |
Zie boven. |
al. ro. 3 0.3 diploc., en |
am.za. X]^ 0.2 lymph. en |
am. za. 1 0.1 |
al. ro. 4 0.5 |
2-5-'29 |
Uier en melk klinisch Therapie: alleen nog |
am. za. 2 0.2 lymph. en mono- en |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 2^ 0.2 |
Uier en melk klinisch Therapie: gestaakt. |
am.za. 1^0-1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 0.1 |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., aed. |
re., TOS., kat., sed. |
re., ros., kat., sed- | |
H.6.'29 |
Uier en melk klinisch |
am. za. 1 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. % 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
29-6-29 |
Uier en melk klinisch |
am. za. 1 0.1 |
am. za. }/2 0.1 |
am. za. 1 0.2 |
am.za. 1^0.1 |
20-7-29 |
Uier en melk klinisch |
am. za. 1 0.2 |
am.za. 1J40.2 |
am. za. 1 0.2 |
iets iets |
H-8-'29 |
Uier en melk klinisch |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
am. za. 1 0.2 |
2-9-29 |
Uier en melk klinisch |
am. za. 1 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
23-9-29 |
Uier en melk klinisch |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0-1 |
7.10.'29 |
Uier en melk klinisch |
am. za. 1 0.2 |
am.za. 1^0.2 |
nm.za. IJ^ 0.2 |
am.za. 1%0.2 |
21-10-79 |
Uier en melk klinisch |
am.za. 0.3 |
am. za. 3 0.3 |
am.za. ly^ 0.3 |
am. za. 3 |
27-12-29 |
De koe is vijf dagen |
am. za. 2 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. l^O-^ |
16-l-'30 |
Uier en melk klinisch |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
Klinische gegevens
l.V.
La.
r.v.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
T
Uier en melk klinisch
normaal.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren,
am. za. Yi 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren,
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren,
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
De koe is verkocht naar elders.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
am. za. 1 0,2
mier. ond.:
als voren.
am. za. H 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. ^ 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. ^ 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. ^ 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. ^ 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. ^0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 14 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. ^ 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1J4 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. % 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1J4 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1J4 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. Y 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-2
mier. ond.:
als voren.
am. za. ^ O.I
mier. ond.:
als voren.
am. za. % 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
Anamnese en status praesens: (23.5.'29).
Een ongeveer tien jaar oude stamboekkoe krijgt vandaag ver-
schijnselen van indigestie, ze kan eiken dag afkalven. Bij onderzoek
blijkt de uier, speciaal de rechterhelft, wat rood en pijnlijk te zijn
en in het colostrum komen vele vlokjes voor.
De temp. der koe is 39.8° C.
Therapie: 300 gram sulfas natricus exsiccatus, in 2 keer ingeven
en den uier 4 X daags betten met Lot. Bürowi en, aangezien
eigenaar reeds is begonnen den uier uit te melken, geadviseerd om
dit maar voort te zetten en wel 6 maal per etmaal.
Eigenaar heeft deze koe al jaren en heeft nooit iets bijzonders
aan uier of melk bespeurd. De koe is wel erg licht te melken.
Klinische gegevens
Datum van
het
onderzoek
l.v.
l.a.
r.v.
re., ros., kat., seA
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
De koe is gister-
avond afgekalfd. De
indigestie betert.
Temp. 39° C. Uier
is erg oedemateus en
hard, vooral tus-
schen de tepels. De
melk is nog wat co-
lostrumachtig, en in
de eerste stralen r.v.,
r.a. en l.a. enkele
vlokjes, de smaak is
iets zoutachtig. Uier
is niet warmer of
rood meer.
Therapie: dezelfde,
maar 8 maal per et-
maal uitmelken.
De koe heeft retentio
secundinarum, is niet
merkbaar ziek.
Temp. 39° C.
Melkgift ± 17 L.
per dag. Uier nog
vrij oedemateus en
hard. Melk klinisch
normaal. Therapie:
geen sulf. natr. exs.,
verder als voren.
25-5-79
27-5-'29
al. ro. 4 1
micr. ond.:
(meth. bl. en
Gram), veel
fibrine, leuc.,
lymph. en
ep.c., vrij veel
mono- en di-
ploc., en veel
streptoc.,
meeste korte,
ook langere
(tot 10 à 12
leden), vaak
in kluwentjes,
phagocytose.
De streptoc.
eenigszins de
paliss. vorm.
al. ro. 3H 1-2
micr. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren,
maar geen
lange strep-
toc.
al. ro. 3H 0.5
ongeveer het
zelfde beeld
als r.v., maar
in mindere
mate.
al. ro. 4 1.2
micr. ond.:
tam. veel
leuc., lymph.
en ep.c., tam.
veel mono- en
diploc.,
enkele korte
streptoc.
am.za. 114 O A
micr. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
al.ro.2H 0.3
vrij veel
fibrine, taiH'
veel leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., en
enkele korte
streptoc.,
eenigszins
paliss.vormifl'
phagocytose.
am.za. 2}^ 0.3
micr. ond.:
ongeveer het'
zelfde beeld
als r.a., maar
in mindere
mate.
l.a.
r.v.
r.a.
Klinische gegevens
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Uier vrijwel klinisch
normaal, evenals de
melk. Therapie: 1 X
daags masseeren met
warme ol. oliv., 4 X
per etmaal uitmel-
ken.
Uier en melk kli-
nisch normaal. Bij
diepe palpatie voelt
men enkele kleine
knobbeltjes r.v. en r.a.
Therapie: alleen nog
een keer extra uit-
melken.
Uier en melk klinisch
vrijwel normaal.
Koe heeft onvol-
doende eetlust, wordt
iets magerder, melk-
gift ± 10 L. beneden
het normale. Melk
r.v. en r.a. waterig-
geel, met vlokjes.
Therapie: 6 X per
etmaal uitmelken,
1 X daags uiermas-
sage met warme ol.
oliv., 3 X daags 1
eetlepel liq. fowleri
inwendig.
Eetlust der koe weer
normaal, melkgift
vrij goed, melk kli-
nisch vrijwel nor-
maal, r.a. iets geler.
Therapie: alleen nog
een keer extra uit-
melken.
am. za. 2 0.4
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
vrij veel leuc.
en lymph.,
veel ep.c.,
soms heele
conglomera-
ten, vrij veel
mono- en
diploc., enkele
korte en een
paar lange
strept.
ara. za. 2 0.3
tam. veel
leuc., lymph.
en ep.c., en-
kele mono-
diplo- en
korte strept.
ara. za. 2 0.3
mier. ond.:
als voren.
al. ro. vol
raicr. ond.:
(P.J.kleuring)
veel leuc.,
lymph. en
ep.c., vrij veel
fibrine, veel
mono- en di-
ploc. en tam.
veel korte
streptoc.
al ro. 4 0.6
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
vrij veel leuc.
en lymph.,
enkele ep.c.,
enkele mono-
en diploc.,
paar korte
strept.
am. za. 2 0.3
mier. ond.:
tam. veel
leuc. en
lymph. en
ep.c. geen
conglomera-
ten, enkele
mono- en
diploc., geen
strept.
am.za. 1 Yi 0.2
mier. ond.:
hetzelfde
beeld als r.v.
in mindere
mate.
am.za. \ Yi 0.2
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 5H 0.5
raicr. ond.:
hetzelfde
beeld als r.v.,
in mindere
mate.
iets iets
al. ro. 6 1.1
mier. ond.:
als r.v., maar
meer diploc.,
en ook enkele
strept.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. l}^ 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1}/2 0A
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
am. za. 2 0.3
mier. ond.:
hetzelfde
beeld als r.a.
am. za. 2 0.3
mier. ond.:
hetzelfde
beeld als r.a.
am.za. IA 0-3
mier. ond.:
als voren,
iets
am. ro. 3 0.2
mier. ond.:
hier en daar
wat leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., geen
streptoc.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als l.v.
Klinische gegevens
I.V.
l.a.
Datum van
het
onderzoek
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Melk klinisch nor-
maal. Melkgift tame-
lijk goed.
21-8--29
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
tam. veel
leuc. en
lymph.,
enkele ep.c.,
enkele mono-
en diploc.
am.za. 2^ 0.1
mier. ond.:
als r.v.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 4 0.6
mier. ond.:
vrij veel
leuc., lymph.
en ep.c., tam.
veel diploc.
en strept.
Melk klinisch nor-
maal. Het r.v, kwar-
tier bij diepe palpatie
iets harder.
4-9-'29
18-9-29
Uier als voren. Melk
klinisch vrijwel nor-
maal, r.a. is ze iets
waterig.
al. ro. 3 0.4
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
veel leuc. en
lymph., tam.
veel ep.c.,
tam. veel di-
ploc., enkele
korte strep-
toc.
iets iets
al. ro. 3 0.3
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
ongeveer als
voren, iets
minder cellen.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep. c., enkele
mono- en
diploc.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. \}/2 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. XYï 0.2
mier. ond.:
tam. veel leuc.
en lymph.,
enkele ep.c..
enkele
diploc., een
paar korte
streptoc.
al. ro. 4 vol
mier. ond.:
meer cellen
en veel meer
strept. dan te
voren.
De melkgift vermin-
dert iets. Uier als
voren. Melk nage-
noeg normaal, r.v. in
lichte mate waterig.
2-10-'29
16-10-'29
Uier als voren. Melk
klinisch normaal. De
koe staat nu op stal.
al.
ro. 4H 1
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
veel leuc. en
ep.c., enkele
lymph., enke-
le diploc. en
korte strept.
iets iets
al. ro. 61/2 1.2
mier. ond.:
(meth.b.)
tam. veel
leuc., lymph.
en ep.c., en-
kele diploc.
en strept
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
tam. veel
leuc. en
lymph.,
enkele ep.c.,
enkele mono-
en diploc.
am. za. 4 0.3
mier. ond.:
wat leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
diploc.
iets iets
al. ro. 2 0.4
mier. ond.:
als r.a.
am. za. 6 0.2
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono-, paar
diploc.
am. za. 3 0.1
mier. ond.:
als r.a. in iets
mindere mate.
alro. 6H 0.5
mier. ond.:
veel leuc.,
lymph., en
ep.c., wat
diploc. en
korte strept.
^«tum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
La. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
30.10-'29 |
Uier als voren. Melk |
al. ro. 4 0.4 |
iets iets |
iets iets |
al. ro. 6 vol |
13-11.quot;29 |
Uier als voren. Melk |
al. ro. 5 0.6 wat meer |
am. za. 1 0.2 lymph. en |
am. za. 2 0.2 |
al. ro. 6 2 |
27-11.-29 |
Uier als voren. Melk |
iets iets als voren, |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IM 0.1 |
am. za. 2 0.2 en ep.c., |
Uier als voren. Melk |
am. za. 3 0.3 |
am. za. J/2 0-2 |
am. za. 1 0.2 |
iets iets | |
25.12.'29 |
Uier als voren. Melk |
am. za. 2 0.2 |
am. za. 0.1 |
am. za. 0.1 |
iets iets en korte |
22-1.'30 |
Uier als voren. Melk |
iets iets |
am.za. 1^0.1 |
am.za. 114 0.1 |
Iets iets |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
La. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed' | |
5-2-30 |
Uier als voren. Melk |
al. ro. 4 0.4 tam. veel |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
al. ro. 4H |
19.2-'30 |
Uier als voren. Melk |
iets iets |
am.za. 1^0-2 |
am.za. 0.2 |
iets iets |
5-3.'30 |
Uier als voren. Melk |
iets iets |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 3 0.3 |
al. ro. 7 vol |
19-3-'30 |
Melkgift is gering |
am.za. 3^ 0.2 |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 1 0.1 cellen, een |
iets iets . micr. ond.: |
2.4-'30 |
Een kalf van ± 3 |
am. za. 2 0.1 een paar |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IH®-^ |
16.4.'30 |
Het kalf zuigt nog de |
am.za. ly^ 0.1 |
am.za. 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
30-4.'30 |
Het kalf zuigt nog de |
am.za. \ 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IH^'' |
Datum van
het
onderzoek
l.a.
r.v.
r.a.
Klinische gegevens
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed. re., ros., kat., sed. re., ros-, kat., sed.
H-5-'30 Het kalf zuigt nog
steeds de melk uit
den uier. Uier en
melk als voren. De
koe wordt droogge-
zet, ze kan in 't
laatst van Juli af-
kalven.
26-7-'30 De koe kan over een
paar dagen afkalven.
Heeft lichte indi-
gestie. Iets pijnlijke
achterbeenen. De
uier vertoont het nor-
male oedeem vóór 't
kalven; in de biest in
de eerste straal l.v.
een vlokje, daarin
geen diploc. of strept
Therapie: 500 gram
sulf. natr., in 2 keer
ingeven.
28-7-'30 De koe is vanoch-
tend afgekalfd, heeft
nog indigestie, soms
diarrhee. Temp.
39.5° C. De melk uit
alle kwartleren biest-
achtig en in de eerste
straal een klein
vlokje. Melkgift ±
20 L. per dag. The-
rapie: 500 gram sulf.
natr., in 2 keer in-
geven en veiligheids-
halve zullen twee
kalveren 3 X daags
de melk uit den uier
zuigen.
2-8.'30 Toestand veel ver-
beterd, indigestie ge-
nezen, melk klinisch
normaal, uier tus-
schen de tepels nog
wat oedemateus. De
kalveren zuigen de
melk nog uit den
uier.
am.za. 13^ 0.1
mier. ond.:
(Pappenheim'
sehe kleuring)
als voren.
al ro. 7 1.8
mier. ond.:
(Papp.)
tam. veel
leuc., lymph.
en ep.c., en-
kele monoc.,
een paar
diploc., geen
streptoc.
iets iets
al. ro. 3 0.3
micr. ond.:
(Papp.)
als voren,
in mindere
mate.
am.za. 1}^ 0.1
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 7 2
micr. ond.:
als r.v.
iets iets
al. ro. 3M 0.3
micr. ond.:
als r.v.
am.za. 1^0.1
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 10 vol
micr. ond.:
als r.v., maar
nog wat meer
cellen.
iets Iets
al. ro. 4H 0.6
micr. ond.:
als r.v., In
Iets sterkere
mate.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 3 0.5
micr. ond.:
als r.v., in
mindere mate.
iets iets
al. ro. 2 0.2
micr. ond.:
als r.v., in
iets mindere
mate.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
La. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
7-8-'30 |
De uier is ongeveer |
am.za. 0.2 (Papp.) lymph. en |
am.za. 2^ 0.2 |
am. za. 3 0.2 |
am.za. 1^0.1 |
14-8-'30 |
Uier als voren, melk |
am.za. 2^ 0.2 |
am.za. 0.2 |
am.za. 2^2 0.2 |
am.za. 1)40.1 |
20-8-'30 |
Uier als voren, melk |
am.za. 2]/^ 0.2 |
am.za. 0.2 |
am. za. 2 0.2 |
am.za. 1}40.1 |
3-9.'30 |
Uier als voren. Melk |
am.za. IJ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 3 0.1 |
17-9.'30 |
Uier als voren. Melk |
am.za. IJ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
am.za. 0.1 |
2-10-30 |
Uier als voren. Melk |
am.za. 1^)0.2 |
am.za. 1^0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
16.10-'30 |
Uier als voren. Melk |
am.za. l ^OA |
am. za. 1 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am.za. 0.1 |
31-10-'30 |
Uier als voren. Melk |
am.za. 1}40.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
ara. za. 2 0.2 |
17-11--30 |
Uier als voren. Melk |
am.za. 1^0-1 |
am.za. 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
am.za. IJ^ 0.1 |
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
1.8. |
re., ros., kat., sed. |
te., ros., kat., sed. |
re., roi.. kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
l-12-'30 |
Uier als voren. Melk |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
klinisch normaal. |
mier. ond.: |
mier. ond.: |
mier. ond.: |
mier. ond.: | |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. | ||
als voren. | |||||
15-12.'30 |
Uier als voren. Melk |
am.za. IJ^ 0.1 |
am.za. IHO.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
klinisch normaal. |
mier. ond.: |
mier. ond.: |
mier. ond.: |
mier. ond.: | |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. | ||
als voren. | |||||
12-2.'31 |
Uier als voren. Melk |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
klinisch normaal. |
mier. ond.: |
mier. ond.: |
mier. ond.: |
mier. ond.: | |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. | ||
als voren. |
cultureel: |
cultureel: |
cultureel: | ||
cultureel: |
geen streptoc. |
geen streptoc. |
geen streptoc. | ||
geen streptoc. | |||||
24.4.'31 |
Uier als voren. Melk |
am.za. 1 0-2 |
am.za. IJ^ 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
klinisch normaal. |
mier. ond.: |
mier. ond.: |
mier. ond.: |
mier. ond.: | |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. | ||
als voren. |
cultureel: |
cultureel: |
cultureel: | ||
cultureel: |
geen streptoc. |
geen streptoc. |
geen streptoc. | ||
geen strepL | |||||
3-11-'31 |
Uier als voren. Melk |
am.za. I J^ 0.2 |
am.za. lYi 0.2 |
am.za. 0.2 |
am.za. 1^0.2 |
klinisch normaal. De |
mier. ond.: |
mier. ond.: |
mier. ond.: |
mier. ond.: | |
koe is niet weer af- |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. | |
gekalfd en zal als |
als voren. |
cultureel: |
cultureel: |
cultureel: | |
slachtkoe verkocht |
cultureel: |
geen streptoc. |
geen streptoc. |
geen streptoc. | |
worden. |
geen streptoc. |
Anamnese en status praesens: (24.8.'29.)
Een zwartblaarde vaars, veertien dagen geleden afgekalfd, heeft
volgens eigenaar sedert het kalven wat bloederige melk gehad;
dit is nu sedert eenige dagen beter, maar nu komen er vlokjes
in de melk en de uier wordt wat hard. De melkgift is niet ver-
minderd en het algemeen welzijn der koe niet gestoord. Speciaal
het r.v. en in mindere mate het l.a. kwartier zijn harder en iets
gezwollen, vooral in het onderste gedeelte, niet warmer of pijnlijk.
De uierlymphklieren zijn niet vergroot. De melk r.v. en l.a. is
wat te geel en soms zitten er vlokjes in.
Klinische gegevens
Datum van
het
onderzoek
I.V.
l.a.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., led.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
R.v. kwartier wat
harder en gezwol-
len, l.a. ook iets, de
melk r.v. en l.a. te
geel met enkele vlok-
jes, de andere kwar-
tieren en melk nage-
noeg normaal.
Therapie: 6 X per
etmaal uitmelken en
2 X daags massee-
ren met warme ol.
oliv, en om den an-
deren dag de uier
afwasschen met lauw
sodawater.
24-8-'29
26-8-'29
2-9-'29
De toestand vrijwel
als voren.
Therapie: dezelfde.
R.v. en l.a. kwartier
nog iets te hard. De
koe is erg taaimelks.
De melk is klinisch
normaal. Melkgift ±
15 L. per dag.
Therapie: dezelfde.
iets iets
al. ro. 5 1
(bl.)
micr. ond.:
(P.J.kleuring)
tam. veel
leuc., lymph.
en ep.c., tam.
veel mono- en
diploc. en
korte strept.,
(4-8 leden),
ronde leden,
soms hoopjes,
phagocytose.
iets iets
al. ro. ^Yi O.S
micr. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
zu, ge. 5 1.5
micr. ond.:
(P.J.kleuring)
hier en daar
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.,
geen streptoc.
iets iets
al. ro 4H 0.8
micr. ond.:
als r.v., maar
in mindere
mate.
iets iets
al. ro. 4 0.8
micr. ond.:
als voren.
Iets iets
zu. ge. lYi OJ
tam. veel leuc.
en lymph.
enkele ep.c.,
enkele mono-
diplo- en
korte strep-
toc., ronde
leden, phago-
cytose.
iets iets
zu. ge. 4 0.7
micr. ond.:
hier en daar
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
iets iets
zu. ge. 4 0.6
micr. ond.:
als voren.
zu. ge. 5 0.9
micr. ond.:
enkele leuc.,
lymph, en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
iets iets
zu. ge. 5 1.7
micr. ond,:
ongeveer het-
zelfde beeld
als r.v., maar
wat minder
streptoc.
iets iets
zu. ge. 5 1.4
micr. ond.:
als voren.
zu. ge. 5 1.5
micr. ond.:
als I.V.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Datum van
bet
onderzoek
r.a.
r.v.
re., ros., kat., led.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
De koe geeft 18 L.
melk per dag en is
nog taaimelks. De
achterkwart., spe-
ciaal r., worden iets
atropiseh. De melk is
iets waterig.
Therapie: dezelfde.
Melkgift als voren,
de uierafwijkingen
en de taaimelksheid
verminderen. De
melk is iets waterig,
r.v. en l.v. enkele
vlokjes.
Uier en melkgift als
voren, melk klinisch
normaal.
Therapie: keer extra
uitmelken.
9.9-'29
24-9.'29
7-10-'29
iets iets
zu. ge. 3 0.3
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
hier en daar
enkele leuc.,
lymph- en
ep.c., een
paar monoc.
iets iets
zu. ge. VA 0.9
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
enkele leuc.,
lymph., en
ep.c., een
paar mono-
en diploc.
iets iets
al. ro. VA 0.9
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
Iets iets
EU. ge. 1 Yi 0.6
mier. ond.:
als r.v., maar
ook enkele
diploc. en
korte
streptoc.
tets iets
2u. ge. 3 0.6
mier. ond.:
tam. veel
leuc., wat
lymph. en
ep.c., tam.
veel mono- en
diploc., enkele
korte strept.
Iets iets
al. ro. IH 0.6
mier. ond.:
als voren.
iets iets
zu.ge. VA 0.5
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
0.7
iets iets
zu. ge. 2
mier. ond.:
als r.v.
Iets iets
al. ro. 1 0.6
mier. ond.:
als voren.
iets iets
zu. ge. 2 1
mier. ond.:
hier en daar
wat leuc.,
lymph. en
ep.c., tam.
veel mono-
en diploc.
iets iets
zu. ge. 2 0.7
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., tam.
veel mono-
en diploc., en
korte strep-
toc.
iets iets
al. ro. 2 1.1
mier. ond.:
als voren,
maar geen
strept.
De taaimelksheid
vermindert, melkgift
blijft goed, achter-
kwart. iets kleiner en
iets knobbelig. Melk
klinisch normaal.
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
al. ro. 2H 0.4
mier. ond.:
als r.v.
am,
mier. ond.:
als voren.
mier. ond.:
als voren,
maar slechts
enkele mono-
en diploc.
21-10-'29
. za. 1 0.9 am. za. 1 0.8
al. ro. 2H 1.1 Iets iets
Uier en taaimelks-
heid als voren, de
melk klinisch nor-
maal.
Uier en taaimelks-
heid als voren. De
melk klinisch nor-
maal.
De koe is verkocht
naar elders en gaat
morgen weg.
4-11.'29
18-1 U'29
iets iets
al. ro. 2H 0.4
(bl.)
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
am. za. 2 0.3
mier. ond.:
(P.J.kleuring)
als voren.
iets iets
al. ro. 4 0.7
mier. ond.:
als voren, In
iets sterkere
mate.
iets iets
al. ro. VA 0.4
mier. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. VA 0.6
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.3
mier. ond.:
als I.V.
am.za. 1 Yi 0.2
mier. ond.:
als voren.
16. 9. '29. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte derdekalfskoe, drie maanden drachtig, heeft
sedert een paar dagen ontsteking aan het rechtervoorkwartier. De
koe is niet merkbaar ziek.
Het r.v.kwartier blijkt vrij erg gezwollen en hard, niet rood of
pijnlijk, ook weinig warmer. De rechter uierlymphklier is niet ver-
groot. De melk r.v. is te geel, waterig, met vlokjes. De andere
kwartieren zijn klinisch normaal, evenals de melk. De eigenaar heeft
de koe altijd gehad en nooit iets bijzonders aan uier of melk
bespeurd.
Klinische gegevens
I.V.
La.
Datum van
het
onderzode
r.v.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros.. kat..aed.
re., ros., kat., sed.
R.v. kwartier in zijn
geheel vrij erg ge-
zwollen en te hard.
Melk r.v. te geel en
waterig, met vlokjes.
Therapie: 4X daags
betten met lot. Bü-
rowi en 7 X per
etmaal uitmelken.
R.v. kwartier wordt
iets soepeler, de
melk nog erg abnor-
maal, melkgift r.v.
verminderd.
Therapie: dezelfde.
R.v. kwartier nog
iets gezwollen en
iets harder, de melk
wordt al wat nor-
maler van kleur.
Therapie: 2 X
daags masseeren met
warme ol. oliv., om
den anderen dag af-
wasschen met lauw
sodawater, 6 X per
etmaal uitmelken.
16-9-'29
19-9-'29
24-9-'29
al. ro. 7. vol.
mier. ond.:
(P. J. en
Gram), heel
veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., vrij veel
mono- diplo-
en korte
strept. (4—8
leden), eenigs-
zins paliss.'
vorm,
Gram
phagocytose.
iets iets
al. ro. 7 2
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
iets iets
al. ro. 7 2
mier. ond.:
(P. l)
als voren.
am.za. 1140.2
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
ani.za. IJ^ 0-1
mier. ond.:
als r.a.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als r.a.
am.za. 1 ^ 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.2
mier. ond.:
als voren.
Klinische gegevens
Datum van
het
onderzoek
l.a.
I.V.
r.a.
r.v.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
R.v. kwartier wordt
iets atrophisch, en
iets verhard, de
melk r.v. nog wa-
terig-geel met vlok-
jes, de melkgift r.v.
vrij sterk vermin-
derd.
30-9-'29
5-10-'29
15.10-'29
28-1O.'29
R.v. kwart, wordt
meer atrophisch en
harder en de melk-
gift erg verminderd.
De melk r.v. geel-
rood en waterig.
Uier als voren. De
melk r.v. wordt nor-
maler, nog enkele
vlokjes en iets rood-
achtig geel. Melk-
gift als voren.
Uier als voren. Melk
r.v. nog iets \^ate-
rig. Melkgift r.v.
gering.
12.11.'29
De koe kan in Fe-
bruari a.s. afkalven,
geeft nog ± 6 L.
melk per dag; het
r.v. kwartier is nog
atrophisch en wat
harder, melkgift r.v.
gering. De melk kli-
nisch normaal.
al. ro. 6 1.5
micr. ond.:
(P. J.)
veel leuc. en
lymph.,
enkele ep.c.,
enkele mono-
en diploc.,
vrij veel
korte en ook
lange strept.,
paliss.vorm.,
phagocytose.
al. ro. 4H 1.-
micr. ond.:
(P. J.)
veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., enkele
mono- diplo-
en korte
streptoc.
al. ro. 5 0.5
micr. ond.:
(P. J.)
ongeveer als
voren, maar
geen strept.
al. ro. 6 0.6
micr. ond.:
(P. J.)
vrij veel leuc.,
lymph., op-
vallend veel
ep.c., soms
cylindervor-
mig, enkele
mono- en
diploc.
al. ro. 6 0.8
micr. ond.:
(P. I.)
als voren,
maar minder
ep.c.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.3
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.3
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.3
micr. ond.:
als voren.
am.za. 13^^0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. IHO.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.3
micr. ond.:
als voren.
am. za. 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. % 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. IHO.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0,2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.3
micr. ond.:
als voren.
iets iets
zu,ge. \y2 0.3
micr. ond.:
als voren.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat.. sed. | ||
25-11-29 |
Uier als voren. De |
al. ro. 5 2.2 (P. !■) veel leuc., |
am. za. 1 0.2 |
am. za. H 0.2 |
,am. za. 1 0.4 |
25-ll.'29 |
Tijdens het melken weggemolken te |
iets iets (P. J.) als voren, in | |||
9-12-'29 |
Uier en melkgift als |
iets iets (P. J.) vrij veel leuc., lymph. en |
am. za. 1 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am.za. 1^0.2 |
23-12-79 |
Uier en melkgift als- De koe wordt droog- |
iets iets (P. J.) als voren. |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
27-3-'30 |
De koe is gistermid- |
am. za. 6 0.5 (P. J.) tam. veel en enkele |
am. za. 4 0.5 |
am. za. 3 0.3 |
am, za. 4 0.5 |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
I.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
1-4-'30 |
Uier bij inspectie en |
am.za. 3H 0.2 (P. J.) enkele leuc., |
am.za. 10.2 |
am.za. 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
15-4-'30 |
Uier klinisch nor- |
am.za. 0.1 (P. I.) enkele leuc. |
am.za. 1^0-1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 0.1 |
29.4.'30 |
Uier en melk klinisch |
am.za. 1^0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IHO.1 |
13.5-'30 |
Uier en melk klinisch |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. J^ 0.1 |
am. za. 0.1 |
27.5.-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. ^ O.I (Papp.) |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
9-6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. % 0.1 |
23-6.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 (Papp.) |
am. za. 0.1 |
am. za. Yi 0-1 |
am. za. Yi 0.1 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IJ^O.l |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 | |
25-7.-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. J/^ 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. H 0.1 |
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., roj., kat., «ed. |
re., rot., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed- | ||
8.8.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 |
am. za. Y 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. 0.1 |
22.8-'30 |
Uier. melk en melk- |
am. za. Yi 0.1 (Papp.) |
am. za. Y |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yz 0-^ |
5.9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. 3^ 0.1 |
19-9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 |
am. za. Y 0-1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yi 0-^ |
3-10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
16.10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. J/^ 0.1 |
am. za. Y O-' |
am. za. 1 0.1 |
am, za. Yl 0'^ |
30-10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yi 0-1 |
am. za. Yi 0-^ |
13-ll-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0-1 |
30.1.'31 |
Uier, melk en melk- r |
am.za. lY 0.2 (P. J.) als voren, |
am. za. 1 0.2 |
am. za. 2 0.2 |
am.za. 13^0.2 micr. ond.= |
Klinische gegevens
Datum van
het
onderzoek
l.v.
l.a.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
29-5.'31 Uier, melk en melk-
gift normaal.
•5-12--31 Uier. melk en melk-
gift normaal.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am.za. 0.1
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am.za. 13^ 0.1
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
De koe is waar-
schijnlijk weer
drachtig en kan den
volgenden zomer af-
kalven, dat is voor
het eerst weer na
Maart 1930.
21, 9. '29. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte tweedekalfskoe, ongeveer een jaar geleden af-
gekalfd, geeft nog ± 10 L. melk per dag, heeft in den laatsten tijd
wondjes aan de spenen. Sedert gisteren is het r.a.kwartier gezwol-
len, harder, iets warmer en iets pijnlijk; de melk r.a. is wat te geel
en met vlokjes er in.
De rechter uierlymphklier is iets gezwollen.
Klinische gegevens
I.V.
l.a.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re.. ro9.. kat. sed.
re., ros., kat., sed.
re., roa.» kat gt; sed.
Het r.a. kwartier is
gelijkmatig gezwol-
len, te hard, iets
warmer, iets pijnlijk.
De melkgift niet ver-
minderd. Melk te
geel, met vlokjes.
Koe niet merkbaar
ziek.
Therapie: betten met
lot. Bürowi 4 X
daags en 8 maal per
etmaal uitmelken.
25-9-'29
R.a. kwart, nog wat
te groot en te hard,
uierlymphklier r. on-
geveer normaal.
Melkgift r.a. iets
verminderd. Melk
r.a. nog te geel, met
vlokjes.
Therapie: dezelfde.
21-9-'29
am.za. \]/2 0.2
mier. ond.:
(P. J-)
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
(P. I.)
als voren.
al. ro. 5}4 vol
mier. ond.:
(ook Gram-
kl.):
veel leuc. en
lymph., tam.
veel ep.c., vrij
veel mono- en
en diplo- en
tam. veel
korte strept.
(4—8 leden),
gram pha-
gocytose.
al. ro. 5 2.4
mier. ond.:
als voren,
maar in iets
geringere
mate, en be-
trekkelijk wei-
nig streptoc.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als r.v.
am.za. ly^ 0.3
mier. ond.:
als voren,
maar in
sterkere mate,
ook eenige
diploc.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als r.v.
am. za. 2 0-2
mier. ond.:
als voren.
Klinische gegevens
l.a.
l.v.
r.v.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
R.a. kwart, nog wat
te groot en te hard.
Melk r.a. nog te geel
en waterig, met
vlokjes.
Therapie: 2 X daags
masseeren met va-
sog. jodii en 6 X per
etmaal uitmelken.
Volgens eigenaar is
de toestand na de
vasog. jodii behan-
deling veel verbe-
terd. R.a. kwart,
wordt soepeler, melk
r.a. lijkt meer nor-
maal.
Therapie: dezelfde.
R.a. kwart, bijna
weer normaal, de
melkgift r.a. even
groot als voorheen,
melk r.a. klin. nor-
maal.
Therapie: dezelfde.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
Therapie: alleen nog
een keer extra uit-
melken.
am.za. lj^O.1
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0-2
mier. ond.:
als voren.
al
mier.
ro. 5H 2.5
ond.:
veel leuc. en
lymph., vrij
wat ep.c., vrij
veel mono- en
diploc., en
veel strept.,
meest korte,
ook lange
(10—16 le-
den), meest
ronde vorm,
soms de coc-
cen in hoopjes
in en om de
cellen.
iets iets
al. ro. 4 0.8
mier. ond.:
vrij veel leuc.
en lymph.,
tam. veel
ep.c., enkele
mono- en
diploc., enkele
korte streptoc.
iets iets
al. ro. 2H 0.7
mier. ond.:
tam. veel
leuc., enkele
lymph., tam.
veel ep.c., en-
kele mono- en
diploc., een
paar korte
streptoc.
iets iets
al. ro. 5 1.3
mier. ond.:
als voren,
maar geen
streptoc.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als voren, in
iets mindere
mate.
am.za. 0.2
mier. ond.:
als r.v.
am.za. 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. % 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1 0-2
mier. ond.:
als voren.
am.za. IH 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1 % 0.2
mier. ond.:
als voren.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed- | ||
29A0-29 |
R.a. kwartier boven |
am. za. 1 0.3 (P. J.) als voren. |
iets iets |
am. za. 1 0.4 |
am. za. 1 0.2 |
12-11-29 |
Uier als voren. Melk Therapie: 1 X daags |
am.za. IJ/2 0.2 (P. J.) als voren. |
al. ro. 5 vol mono- en |
iets iets |
am. za. 2 0.3 |
26-ll-'29 |
Uier als voren. Melk |
am. za. 2 0.2 (P. J.) als voren. |
iets iets |
am.za. IHO.2 |
am.za. 1^0-2 |
10-12-'29 |
Uier als voren. Melk |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am.za. 1^0.1 |
am.za. 0-1 |
am. za. M |
25-12-'29 |
Uier als voren. Melk |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 2 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
16-1-30 |
Uier als voren. Melk |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am.za. l^O-l |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
29-1-'30 |
Uier als voren. Melk |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am.za. 10.2 |
am.za. 1140.2 |
am. za. 1 0.2 s |
Klinische gegevens
I.V.
l.a.
r.v.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Uier als voren. Melk
klinisch normaal.
Uier als voren. Melk
klinisch normaal.
De koe is veranderd
van eigenaar, maar
de melkster is de-
zelfde gebleven.
Melkgift nog ± 6 L.
per dag, met alle
kwartieren evenveel.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
Uier en melk klinisch
normaal.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.1
micr. ond.:
als voren, in
iets sterkere
mate.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren, in
iets mindere
mate.
am. za. 1 0.1
micr. ond,:
als voren.
am.za. 1^0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 3 0.2
micr. ond.:
als r.v.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als r.v.
am.za. 0.1
micr, ond.:
als voren.
am.za. V/j 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1^2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. IH 0.1
micr, ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1 ^ 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. ^ 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. \Yt 0.1
micr. ond.:
als voren.
De koe wordt droog-
gezet.
De koe is eergisteren
afgekalfd. De uier is
normaal oedemateus
geworden voor dien
tijd en de eerste co-
lostrum is ook nor-
maal geweest en uit
alle vier kwartieren
evenveel. Nu is de
melk klinisch nor-
maal.
iets iets
zu. ge. 3 0.3
micr. ond.:
(Papp.)
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
iets iets
zu. ge. 5 0.3
micr. ond.:
als r.v.
iets iets
zu. ge. 6 0.3
micr. ond.:
als r.v.
iets iets
zu.ge. AY^ 0.3
micr. ond.:
als voren.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Datum van
het
onderzoek
r.a.
e.. tos., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
8-7-'30 Uier geheel normaal
bij inspectie en pal-
patie, melk klin. ook
normaal, melkgift ±
20 L. per dag, met
alle kwartieren even-
veel.
22-7-'30 Uier en melk klinisch
normaal.
4-8-'30 Uier en melk klinisch
normaal.
19-8-'30 Uier, melk en melk-
gift normaal.
3-9-'30 Uier, melk en melk-
gift normaal.
17-9-'30 Uier, melk en melk-
gift normaal.
31-9-'30 Uier, melk en melk-
gift normaal.
14-10-'30 Uier, melk en melk-
gift normaal.
29-10-'30 Uier, melk en melk-
gift normaal.
15-ll-'30 Uier, melk en melk-
gift normaal.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am.za. IJ^ 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. Yi 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. Yi 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. ^ 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. Yi 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 5 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 3 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi O-I
mier. ond.:
als voren.
am. za. ^ 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 6 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. ZYi 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Y^ 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. IH 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. \Yi
mier. ond.:
als voren.
am.za. 2Yi O-^
mier. ond.:
als voren.
am. za. H
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yl
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yl ®
mier. ond.:
als voren.
am. za. % 0.
mier. ond.:
als voren.
am. za. M
mier. ond.:
als voren.
am. za. H
mier. ond.:
als voren.
am.za.lHO-'
mier. ond.:
als voren.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. | |
29-11.-30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 13^2 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
am. za. 2 0.2 |
am.za. 0.1 |
15-2-'31 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.2 (P. J.) als voren, |
am.za. 1^2 0.2 |
am. za. 2 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
7-5.quot;31 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1^0.2 (P. J.) als voren, |
am.za. 1Y 0-2 |
am. za. 1 0.2 |
óm.za. 13^ 0.1 |
22. 9. '29. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte, ± vierjarige koe heeft sedert eenige dagen tepel-
wonden r.v. Sedert eergisteren zwelt het r.v. kwartier op en wordt
de melkgt;geel en vlokkig. Gisteren is de melkgift (anders ± 15 L.
per dag) ineens belangrijk minder geworden. Ook de eetlust der
koe vermindert en ze herkauwt niet. Temp. 39.5° C. Eigenaar
brengt een en ander in verband met het plotseling veranderde weer
(eerst droog en warm, nu plotseling koud en regenachtig). De koe
heeft dit voorjaar het tweede kalf gebracht en is juist weer bij
den stier geweest. Eigenaar heeft de koe ongeveer een jaar en heeft
nooit iets verkeerds aan uier of melk bespeurd.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
r.v.
r.a.
Datum van
het
onderzoek
re., ros., kat.. »«••
re., roa., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat, sed.
Het r.v. kwartier
wat gezwollen en
harder, niet rood of
pijnlijk, uierlymph-
klier niet vergroot,
melkgift r.v. vrij ge-
ring, de melk geel en
dik, met vlokken.
Zie verder hierbo-
ven. Therapie: acid.
hydrochlor. dilut.
3 X daags 1 eet-
lepel, met 1 L. water
ingeven, verder het
r.v. kwartier 4 X
daags betten met
Lot. Bürowi en 8 X
per etmaal uitmel-
ken.
Indigestieverschijnse-
len zijn verdwenen,
melkgift weer ver-
meerderd (± 10 L.
per dag), het r.v.
kwartier nog iets
grooter en harder, de
melk r.v. nog te geel,
met enkele vlokjes.
Therapie als voren,
maar geen acid. hy-
drochlor. dilut. meer.
22-9-29
2S-9-29
iets iets
zu. ge. 6 vol
tam. veel
leuc. en
lymph.,
enkele ep.c.,
betrekkelijk
weinig mono-
diplo- en
korte strept.,
ronde vorm,
paar keer
phagocytose
gezien.
al. ro. 6 vol
mier. ond.:
(P. J.)
als voren,
maar meer
leuc. en ep.c.,
ook iets meer
korte streptoc.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
enkele leuc.
en lymph.,
een paar ep.c.,
enkele monoc.
iets iets
al. ro. 3 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als r.a.
Iets iets
al. ro. lYï 0.3
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0-2
mier. ond.:
als r.a.
iets iets
al. ro. 3H 0-2
mier. ond.:
als voren,
maar ta iets
sterkere mate.
Klinische gegevens
l.v.
l.a.
r.v.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Uier en melk klinisch
normaal, melkgift
weer even groot als
te voren.
Therapie: 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv. en 1 X
daags afwasschen
met warm sodawater
en 5 X per etmaal
uitmelken.
De koe staat nu op
stal en is volgens
eigenaar genezen.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
Therapie: alleen nog
een keer extra uit-
melken.
R.v. kwartier van-
ochtend weer wat
gezwollen en harder,
ook iets warmer;
melk r.v. normaal
van kleur, wel heel
kleine vlokjes, melk-
gift r.v. nog niet
verminderd.
Therapie: 4 X daags
betten met lot. Bü-
rowi en 6 X per et-
maal uitmelken.
R.v. speen is erg
taaimelks geworden,
heel fijn straaltje en
ook onvoldoende
toevoer in den tepel;
op grens van tepel
en uier een harde
streng te voelen.
Melk op 't oog nor-
maal.
Therapie: 4 X daags
zachte massage met
ung.t. acid. boric, en
4 X per etmaal uit-
melken.
iets iets
al. ro. 3 0.3
micr. ond.:
tam. veel
leuc., lymph.
en ep.c., hier
en daar en-
kele mono- en
diploc., geen
streptoc.
iets iets
al. ro. 3 0.3
micr. ond.:
als voren,
ook enkele
korte
streptoc., nog
phagocytose.
al. ro. 7 vol
micr. ond.:
heel veel
leuc., betrek-
kelijk weinig
lymph. en
ep.c., hier en
daar wat
mono- en
diploc., een
paar korte
streptoc.
al. ro. 5 vol
micr. ond.:
als voren, in
iets mindere
mate.
am. za. 2 0.3
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1}40.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. 114 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za, 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. IJ^ 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. lY 0-2
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1gt;^0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 0.2
micr. ond.:
als voren.
I.V.
La.
re., ros., kat., sed.
Datum van
het
onderzoek
r.a.
r.v.
Klinische gegevens
re-, ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
De toestand is veel
verbeterd. In r.v.
tepel nog een harde
streng, maar die
wordt dunner, het
kwartier kan ge-
makkelijker gemol-
ken worden, de melk
op 't oog normaal.
Therapie: dezelfde.
R.v. kwart, boven
tepel nog iets ver-
hard, melkt weer
gemakkelijk, melk op
't oog normaal.
Therapie: 2 X daags
massage met ungt.
acidi borici en 4 X
daags uitmelken.
15-ll-'29
30.11-29
13.12-'29
28-12-'29
De harde streng r.v.
bijna geheel verdwe-
nen. Melk op 't oog
normaal. Melkgift
± 12 L. per dag.
Therapie: dezelfde.
Volgens eigenaar is
de koe geheel her-
steld. Uier, melk en
melkgift normaal.
Therapie: gestaakt,
alleen nog een keer
extra uitmelken.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
5-ll.'29
iets iets
al. ro. 5 1.4
micr. ond.:
als voren,
maar meer
lymph. en
ep.c., ook
enkele korte
streptoc.,
phagocytose.
iets iets
al. ro. 3 0.4
micr. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph., op-
vallend veel
groote, gede-
genereerde
ep.c., hier en
daar wat
mono- en
diploc. en en-
kele korte
streptoc.
iets iets
al. ro. 5 0.2
micr. ond.:
als voren,
maar minder
ep.c. en geen
streptoc.
am.za. 2^ 0.3
micr. ond.:
tam. wat
leuc., lymph.
en ep.c., en-
kele mono- en
diploc.
am.za. 0.1
micr. ond.:
als voren,
maar meer
leuc. en min-
der ep.c.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. IH 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 0.2
als voren, in
iets sterkere
mate.
am.za. IJ^ 0.1
micr. ond.:
als voren, in
mindere mate.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1 Yi 0.3
micr, ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. J/^ 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. IJ^O.I
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. VA^X
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0,1
micr. ond.:
als voren.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
12.1.'30 |
Uier en melk klinisch |
am.za. 0.2 (P- J.) als voren, in |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1J40.2 |
am. za. 1 0.1 |
30.1.'3O |
R.v. kwartier wordt |
am.za. 2!/^ 0.2 (P. J.) als voren. |
am. za. Y^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
15.2.'30 |
De koe kan in Juli |
am.za. 2\4 0.2 (P. J.) als voren. |
am. za. Yi 0.1 |
am.za. lj^O.1 |
am. za. 1 0.1 |
l-3-'30 |
De koe heeft l.a. een |
am.za. IJ^ 0.1 (P. J.) hier en daar lymph. en |
am. za. I 0.1 lymph. en |
am.za. 1^0-1 |
iets iets |
15-3.-30 |
De toestand onge- |
am.za. 2^^ 0.2 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
al. ro. 7 0.4 |
29-3.-30 |
L.a. speen bijna weer |
am. za. 1 0.1 (P. J.) enkele leuc., lymph. en |
am.za. 114 OA |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 lymph. en |
12-4.'30 |
De toestand onge- |
am.za. 0.1 (P. J.) als voren. |
am.za. IJ^O-I |
am.za. 1^0.1 |
am.za. 0-1 |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed- | |
21-4-'30 |
De koe is droogge- | ||||
19-6-'30 |
De koe is vandaag | ||||
21-6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. VA 0.2 (Papp.) lymph. en |
am.za. VA 0.2 |
am. za. 4 0.2 |
am.za. 4^ 0-2 |
3.7-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 5 0.1 (Papp.) |
am. za. 6 0.1 |
am. za. 3 0.1 |
am. za. 5 0.1 |
17-7.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 3 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0-1 |
31.7.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
15-8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
29.8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
12-9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 1 0-1 |
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. |
als voren. | |||
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. |
als voren. | |||
am.za. 1^0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
am. za. 1 0.1 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. |
als voren. | |||
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. yi^ 0.1 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. |
als voren. | |||
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. |
als voren. | |||
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1Jlt;0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. |
als voren. | |||
ara. za. I 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 0.1 |
iets iets |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
al. ro. 7 I.- |
(P. I.) |
als voren. |
als voren. |
micr. ond,: |
als voren. |
cultureel: |
cultureel: |
wat fibrine. |
cultureel: |
geen strept. |
geen strept. |
tam. veel |
geen strept. |
leuc., lymph. | ||
en ep.c., hier | |||
en daar enkele | |||
diploc., geen | |||
strept. | |||
cultureel: | |||
geen strept. | |||
am. za. 2 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
am.za. 3^ 0.2 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(P. J.) |
cultureel: |
als voren. |
als r.v., in wat |
als voren. |
geen strept. |
cultureel: |
sterkere mate. |
cultureel: |
geen strept. |
cultureel: | |
geen strept. |
geen strept. | ||
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(P. I.) |
als voren. |
als voren. |
als r.v. |
als voren. |
cultureel: |
cultureel: |
cultureel: |
cultureel: |
geen strept. |
geen strept. |
geen strept. |
geen strept. |
26.9-'30
10-10.'30
24-10-'30
8-11.'30
22.11.'30
6-12.'30
17.3.'31
De koe heeft eenigen
tijd geleden voor de
tweede keer l.a. een
tepelbetrapping ge-
had en in aanslui-
ting daaraan mastitis
l.a. Klinisch is alles
nu vrijwel normaal.
12-5--31
Uier, melk en melk-
gift normaal; de koe
moet drooggezet
worden, ze kan in
Augs. a.s. afkalven.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
19.11.'31
25.10/29. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte vijfdekalfskoe, in April a.s. kunnende afkalven,
heeft zich den 22sten dezer maand een groote wond in den r.v.
tepel getrapt.
Sedert gisteravond wil de melk niet uit de speen, het kwartier
zwelt op en vanmorgen heeft de koe geen eetlust. De tepel is
vergroot, wat harder en pijnlijk, de wond zit aan den vóórbuiten-
kant in het benedengedeelte van den tepel en is niet penetreerend.
De tepelopening is niet gelaedeerd. Het r.v. kwartier is boven de
speen gezwollen, warm, pijnlijk en wat harder en iets rood. De
melk wil er nu weer wel uit en is erg abnormaal, waterig-geel
met veel vlokken. De temp. der koe is 40.5° C., de pols 95, de
eetlust is gering, herkauwen doet de koe niet. De melkgift is zeer
verminderd.
Klinische gegevens
l.v.
l.a.
Datum van
het
onderzoek
r.a.
re., roi., kat., sed.
re., rogt;., kat., led.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Therapie: 750 gram
sulfas natricus, in 3
keer ingeven, 6 X
daags betten met lot.
Bürowi, de wond
6 X daags insmeren
met ungt. acid. bo-
ricl, het kwarder
voorzichtig alle drie
uur uitmelken.
al. ro. 7 vol
(P. J. en
Gram): veel
leuc., tam.
veel lymph.,
betrekk. wei-
nig ep.c., vrij
veel diploc.
en korte
strept., ronde
leden; pha-
gocytose.
25-10-'29
am.za. 13^^0.2
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 1 0.2
mier, ond.:
als r.a.
am.za. l]/^ 0.2
mier. ond.:
als r.a.
Klinische gegevens
Datum van
het
onderzoek
I.V.
l.a.
r.a.
re., ros., kat. sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Toestand der koe
veel verbeterd, temp.
39.2° C. pols 70.
eetlust beter, her-
kauwen begint weer,
ontlasting normaal.
Het r.v. kwartier is
tot halverhoogte erg
hard geworden, is
weinig warm, rood
en pijnlijk meer, uier-
lymphklier iets ge-
zwollen, ook r. flank-
klier, de tepelwond
betert al.
Therapie; geen sulf.
natricus meer, overi-
gens als voren. L.v.
ook enkele vlokjes
in de melk, verder
niets abnormaals.
Temp. en pols weer
normaal, evenals eet-
lust en herkauwen.
De tepelwond ge-
neest vrij snel. Het
r.v. kwartier is tot
halver hoogte nog
tam. hard, en de
melk nog waterig-
geel, met minder
vlokken, r. uier-
lymphklier' en r.
flanklier nog iets
vergroot. De laatste
melk r.v, is al weer
bijna normaal op het
oog.
Therapie; 4 X daags
lot. Bür. en ungt.
acid. boric., 6 X per
etmaal uitmelken.
28-10.-29
31-10-79
al. ro. 6 2.-
micr. ond.:
(P. J.)
veel fibrine,
veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., minder
diploc. en
korte strept.,
deze coccen
soms in
hoopjes.
al. ro. 6 2.5
mier. ond.:
(P. J.)
enkele fibrine-
draden, vrij
veel leuc.,
lymph. en
ep.c., hier en
daar enkele
mono- dl pio-
en korte
strept., soms
in hoopjes,
soms in leuc.
gelegen of
ertusschen.
am. za. 2 0.3
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. 33^ 0.3
mier. ond.:
tam. veel
leuc., enkele
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., geen
strept.
am.za. lJ/^0.2
mier. ond.;
als voren, in
mindere mate.
am.za. U/i 0.3
mier. ond.;
als r.a.
iets iets
zu. ge. 1 0.2
mier. ond.:
als voren, in
iets sterkere
mate.
Klinische gegevens
I.V.
l.a.
Datum van
het
onderzoek
r.a.
r.v.
re., ros-, kat., sed-
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
De toestand over 't
geheel wat beter, het
r.v. kwartier wordt
iets soepeler, de
eerste melk r.v. nog
abnormaal, de laat-
ste op 't oog nor-
maal.
Therapie: als voren.
4.11.'29
al. ro. 6}/^ vol
micr. ond.:
veel leuc.,
veel minder
lymph. en
ep.c., hier en
daar enkele
mono- en
diploc., een
paar korte
streptoc.
am. za. ^ 0.3
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1 % 0.4
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.3
micr. ond.:
als r.a.
R.v. kwartier wordt
soepeler, de tepel-
wond bijna genezen,
de melk wordt norma-
ler, de lymphklieren
weer normale grootte.
Therapie: r.v, kwart.
3 X daags massee-
ren met warme ol.
oliv. en 1 X daags
afwasschen met lauw
sodawater, 6 X per
etmaal uitmelken.
Toestand als voren.
Therapie: dezelfde.
11-11-79
18-11-79
2-12-79
R.v. kwartier boven-
vóór den tepel nog
wat te hard, tepel-
wond genezen. De
eerste melk r.v. nog
wat te geel, geen
vlokken meer. Melk-
gift r.v. is vermin-
derd.
Therapie: dezelfde.
R.v. boven tepel nog
een harde knobbel,
zoo groot als een
noot, overigens nor-
maal; melkgift wat
verminderd; melk op
't oog normaal.
Therapie: 4 X daags
uitmelken.
7.11.'29
5 2.-
ro.
micr. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., geen
strept.
al. ro. 7 vol
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 6}/2 vol
micr. ond.:
(meth.bl.)
veel leuc.,
enkele lymph.
en ep.c., en-
kele mono-
en diploc.
iets iets
al. ro. 4 0.3
micr. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
al.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.3
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.4
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am, za. JiJ 0.1
micr. ond.:
als r.a.
am. za. ^ 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. ^ 0-3
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. % 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. ^ 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi O-'
micr. ond,:
als voren.
am. za. H
micr. ond.:
als voren.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
le.. ros . kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
16-12-'29 |
Knobbel in r.v. |
am.za. 0.2 (P. J.) als voren, |
am. za. 1 0.1 |
am. za. H O-I |
am. za. Yi 0.1 |
30.12.'29 |
Toestand ongeveer |
am. za. 1 0.1 (P. J.) enkele leuc., lymph. en |
am. za. 0.1 |
am.za. IJ^O.1 |
am. za. 1 0.2 |
23-1-'30 |
In r.v. kwartier nog De koe wordt droog- |
am. za. 2 0.2 (P. J.) als voren. |
am. za. J/^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi O-l |
De uier zwelt nor- | |||||
H-4.'30 |
De koe is eergiste- Uier, melk en melk- |
iets iets (P. J.) enkele leuc., lymph. en monoc. (P. I.) als voren. |
iets iets am. za. 1 0.1 |
Iets iets am.za. 0.1 |
Iets iets am.za. IJ^O.l |
12.5.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. I.) als voren. |
am.za. 1J40.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., TOS., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
26-5--30 |
Uier, melk en melk- |
ani.za. 13^ 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 3^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
9.6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
23.6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1J4 0.1 |
am.za. 13^ 0.1 |
am.za. 13^ 0.1 |
7-7-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am.za. 1340.1 |
am. za. I 0.1 |
21-7-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
3.8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
1.9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am.za. 1340.1 |
am. za. 1 0.1 |
ara. za. I 0.1 |
De koe is verkocht naar elders.
-ocr page 109-8.11.'29. Anamnese en status praesens:
Sedert vier dagen is het l.v. kwartier van deze 6 jarige zwart-
bonte stamboekkoe, die eenige weken geleden is afgekalfd, ge-
zwollen en deegachtig hard. De melk is bloederig, waterig-geel,
met veel vlokken; het l.a. kwartier is in het vóór-onderste deel ook
gezwollen en hard, evenals het gedeelte tusschen het l.v. en l.a.
kwartier. Het l.v. kwartier is ook iets warmer en iets pijnlijk.
Het r.v. kwartier is nog wat oedemateus.
De melkgift is niet verminderd en de gezondheidstoestand van
de koe is normaal.
Het vorige jaar heeft de koe na het afkalven ook bloederige,
vlokkige melk gegeven; de moeder en de grootmoeder hebben daar
ook meermalen last van gehad.
Klinische gegevens
Datum van
het
Onderzoek
I.a.
I.V.
r.v.
r.a.
re., ro».. kat., sed.
re., ros., kat., »ed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie hierboven.
Uierlymphklier niet
vergroot.
8-11-'29
Therapie: 8 X per
etmaal uitmelken en
4 X per etmaal bet-
ten met lot. Bürowi
de belde linkerkwar-
tieren.
L.v. kwartier nog
veel tc hard en oede-
mateus, r.v. en l.a.
kwartier ook nog
oedemateus. Melk
l.v. nog iets te geel
en de melkgift wat
verminderd.
Therapie: dezelfde.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(meth.bl. en
Gram),
een paar
leuc., lymph.
en ep.c., en-
kele monoc.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(meth.bl.)
als voren.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
hier en daar
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als r.v.
al. ro. 6 vol
mier. ond.:
veel fibrine,
veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., veel
mono- diplo-
cn korte
strept. (4—6
leden), soms
paliss.vorm,
vaak phago-
cytose,
Gram 4quot;.
al. ro. 514 vol
mier. ond.:
als voren,
nu ook lange
strept. (10—
20 leden),
eenigszins
palissvorm.
iets iets
al. ro. 3 0.3
mier. ond.:
tam. veel
leuc., lymph.
en ep.c., hier
en daar enkele
mono- en
diploc., een
paar korte
streptoc.,
soms paliss.-
vorm.
Iets iets
al. ro. 2H 0.3
mier. ond.:
als voren,
in iets lichtere
mate.
Klinische gegevens
La.
I.V.
Datum van
het
onderzoek
r.a.
r.v.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
13-ll-'29 L.V. kwartier wordt
wat soepeler, melk
weer meer abnor-
maal, koe ook indi-
gestieverschijnselen.
Therapie: dezelfde
en tevens acid. hy-
drochlor. dilut., 3 X
daags 1 eetlepel, met
1 L. water ingeven.
17-ll-'29 De koe is weer
beter. Melkgift vrij
goed. L.v. bartier
wordt wat soepeler,
is ook iets atro-
phisch geworden,
melk l.v. nog te
waterig-geel.
Therapie: 2 X daags
de 1. kwartieren mas-
seeren met warme
ol. oliv.,, 1 X daags
afwasschen met lauw
sodawater, 4 X per
etmaal uitmelken.
23-ll-'29 Melkgift der koe
(liuurv.m.) tam. goed. L.v.
kwart, in onderste
deel nog vrij hard,
l.a. kwart, boven te-
pel ook iets verhard.
De melk is tijdens
het melken, op de
eerste stralen na,
normaal op 't oog,
tusschentijds, zooals
nu, is de melk l.v.
nog erg abnormaal.
23-11-29 Melk genomen tij-
H uur n.m. dens het melken
melktijd) (midden melk). Is
op 't oog normaal,
ook l.v.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
am. za. 0.1
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
am.za. 0,1
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
am.za. IJ^O-l
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. J^ 0.1
mier. ond.:
als voren, in
iets sterkere
mate.
am.za. 10.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 0.1
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 8 vol
mier. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 6 0.7
mier. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., veel
mono- diplo-
en korte
strept., en-
kele lange
strept., pha-
gocytose.
al. ro. 6 vol.
mier. ond.:
veel fibrine,
veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., veel
korte strept.,
(4—6 leden),
meest paliss.-
vorm, paar
lange.
iets iets
al. ro. 5 0.8
mier. ond.:
als voren, in
mindere mate.
iets iets
al. ro. 2 0.4
mier. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 3 0.3
mier. ond.:
tam. veel
leuc., hier en
daar wat
lymph. en
ep.c., hier en
daar wat
mono-, diplex
en korte
strept., pha-
gocytose.
iets iets
al. ro. 6 0.4
mier. ond.:
vrij veel leuc..
tam. veel
lymph. en
ep.c., hier eo
daar wat
mono- en
diploc., en-
kele korte
strept.
iets iets
al. ro. 3M 0.2
mier. ond.:
als voren, in
mindere mate.
l.a.
re., ros., kat., sed.
I.V.
re., ros., kat., sed.
Datum van
het
onderzoek
r.a.
Klinische gegevens
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
L.a. kwart, plotse-
ling opgezwollen
deze nacht, hard en
pijnlijk, uierlymph-
klier ook wat ver-
groot, melk erg wa-
terig-geel, met veel
vlokken. Rest als
voren.
Therapie: 6 X per
etmaal betten met
lot. Bür., 8 X per
etmaal melken.
L.V. kwart, is veel
beter, boven tepel
nog iets te hard; l.a.
kwart, idem, beide
iets atroph. Melk op
't oog normaal.
Therapie: 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv., 1 X
daags afwasschen
met lauw sodawater,
6 X per etmaal uit-
melken.
L.v. kwart, vóór-
boven tepel iets te
hard, l.a. kwart, na-
genoeg normaal,
beide kwart, iets
atrophisch. Melk l.v.
nog waterig-rood-
1-12.'29
8-12.'29
(11
v.m.)
achtig-geel met
kleine vlokjes, l.a.
melk op 't oog nor-
maal.
8-12-79
quot;•quot;quot;n.m.,
■»tlktlld)
Melk l.v. (behalve
de eerste stralen) op
het oog normaal.
am.za. 1^0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Y 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Y 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1340.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za, Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi O.I
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 7 vol
micr. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., hier en
daar wat
mono- diplo-
en korte
strept.
iets iets
al. ro. 5 0.5
micr. ond.:
ongeveer als
voren, ook
een paar
lange strept.
al. ro. 6 2.-
(bl.)
micr. ond.:
veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., soms
heele conglo-
meraten, hier
en daar en-
kele mono- en
diploc., een
paar korte
strept.
iets iets
al. ro. 4 0.4
micr. ond.:
tam. veel
leuc., enkele
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., geen
strept.
al. ro. 7 vol
micr. ond.:
veel leuc.,
betrekk. wei-
nig lymph. en
ep.c., hier en
daar enkele
mono-, diplo-
en korte
strept.
iets iets
al. ro. 43^ 0.3
micr. ond.:
als voren,
maar meer
lymph. en
ep.c.
iets iets
al. ro. 5 0.6
micr. ond.:
vrij veel leuc.,
hier en daar
enkele lymph.
en ep.c., en-
kele mono- en
diploc., geen
strept.
am.za. 23^ 0.2
micr. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
e.. ros., kat, sed-
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., aed.
re., ros., kat., sed.
Uier als voren.
Melkgift behoorlijk.
Melk l.v. iets wate-
rig-geel. Melkgift
l.v. iets verminderd.
15-12-'29
(11 uur v.m.)
15-12-'29
(4 uur n.m.,
melkUjd)
29.12-'29
Alle melk nu op het
oog normaal, de
eerste stralen l.v.
ook reeds.
Drie dagen geleden
zijn uit het l.a. kwar-
tier nog weer enkele
vlokjes gemolken,
den volgenden dag
niet meer. Nu is al-
les ongeveer als de
vorige keer.
26-l-'30
L.v. kwart, wat atro-
phisch en wat knob-
belig bij palpatie,
melkgift l.v. ± 3 L.
per dag, l.a. kwar-
tier normaal. De
melk r.a. is wat
roodachtig-geel.
Toestand l.v. kwart,
als voren; rest nor-
maal.
9-2-'30
23-2-'30
Uier, melk en melk-
gift als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 5 0.5
(bl.)
hier en daar
wat leuc.,
lymph., ep.c.,
erythroc., en-
kele mono- en
diploc.
am.za. 1^0-1
micr. ond.:
als r.v.
am. za. 5 0.2
(spoor bl.)
tam. veel
leuc., lymph.,
erythroc., en-
kele ep.c.
tam. wat
mono- en
diploc.
iets iets
al. ro. 0.9
micr. ond.:
veel leuc.,
tam. veel
lymph., veel
ep.c., vaak
conglomera-
ten, hier en
daar wat
mono- en
diploc., een
paar korte
strept.
am. za. 3 0.3
micr. ond,:
als voren, in
mindere mate.
al. ro. 5H 0.6
micr. ond.:
veel leuc.,
tam. veel
lymph., veel
ep.c., enkele
mono- en
diploc., geen
strept.
ara. za. 3 0.2
micr. ond.:
enkele leuc.
en lymph.,
tam. veel
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
am. za. 1 0.1
raicr. ond.:
als r.v.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 3^ 0-2
micr. ond.:
vrij veel leuc..
tam. wat
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., geen
strept.
am. za. 2 0.2
als voren,
veel mindere
mate.
iets iets
al. ro. 3 0.2
micr. ond.:
tam. veel
leuc., lympl^-
en ep.c., ceo
paar mono'
en diploc..
geen strept-
am. za. 1 0-1
micr. ond.:
een pa^r
leuc., lymph-
en ep,c., ceO
paar monoc-
am. za. 2
micr. ond,:
als voren.
am. za. 1 0-1
micr. ond.:
als r.v.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
24-2-'30 |
R.a. kwart, is nu |
am. za. 2 0.1 (P. J.) als voren. |
iets iets |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
25.2-'30 |
R.a. kwart, weer Therapie nog eenige |
am.za. 1^0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 0.1 |
am.za. VA 0.1 |
2-3.'30 |
L.V. kwart, iets atro- |
am.za. IJ/^ 0.1 (P. I.) als voren. |
am.za. 1H 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 1 O.l |
15-3.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 114 0.1 (P. J.) als voren. |
am.za. 2}4 0.1 |
am. za. 0.1 |
am.za. 1^^0.1 |
30-3-quot;30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 3 0.1 |
13-4.-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.1 (P. J.) als voren. |
am.za. 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IA 0.1 |
27-4.-30 |
Koe loopt in de wei, |
am. za. 2 0.1 (P. J.) als voren. |
am.za. 1J40.1 |
am.za. 2}lt; 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
11-5-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.ta. IJ^O.1 (P. I.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IJ^ 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
25-5--30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0-1 |
am. za. 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. 14 0.1 |
Datum van bet |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros , kat., sed- | ||
7.6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0-1 |
21-6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. I^O-l |
6-7-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
20-7-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 |
am. za. Yï |
am. za. Yl 0.1 |
am. za. Yl O-^ |
3-8.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. ll/zOA |
am.za. 1^0-1 |
am.za. 1^0.1 |
am.za. 1^0-1 |
17-8.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. y^ 0.1 |
am. za. H'O.l |
am. za. Ji^^ 0.1 |
am. za. Yl 0-^ |
31.8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. IHO-l |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 2}^ 0.1 |
am.za. 1^0-1 |
H.9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 |
am. za. 1 0.2 |
am. za. Yi 0-2 |
am. za. Yl O-^ |
28.9.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Y^ 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yï 0.1 |
am. za. H O-^ |
ll-10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yi 0-1 als voren. |
am. za. Yi 0-1 |
am. za. Yz 0-1 |
am. za. H O-^ |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. | |
onderzoek |
re., ros . kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat. sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
25-10.'30 |
dier, melk en |
melk- |
am. za. ^ 0.1 (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. A 0-1 |
am. za. % 0.1 |
13-11.'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) als voren. |
am. za. I 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
27.11.'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) als voren. |
am.za. 1)40.1 |
ara. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
I1-12.-30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
16.1.-31 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1A 0.2 (P. J.) als voren, |
am.za. 0.2 |
am. za. 2 0.2 |
am.za. V/i 0.2 | |
H.3--31 |
Uier, melk en melk- |
am.za. IJ^O.2 (P. J.) als voren, |
am.za. IV^ 0.2 |
am.za. 0.2 |
am.za. 1^0.2 |
Dc koe is verkocht naar elders.
-ocr page 116-20.11/29. Anamnese en status praesens:
Een vierjarige roodbonte koe. is dit voorjaar afgekalfd en nog
niet weer drachtig. Sedert gisteravond het l.a. kwartier gezwollen,
hard. pijnlijk, warmer en iets rood, 1. uierlymphklier iets vergroot.
De uierzwelling betreft het heele l.a. kwartier. De melk l.a. is erg
waterig-geel met kleine vlokjes, de koe geeft ook minder melk. is
niet merkbaar ziek, temp. echter iets te hoog: 39.7° C.
Eigenaar heeft de koe al lang en heeft nooit iets abnormaals
aan uier of melk bespeurd.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
r.a.
re., ros., kat., sed'
re., roa., kat., sed.
re., roa . kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Therapie: 4 X daags
betten met lot. Bü-
rowi en 8 X per et-
maal uitmelken.
Toestand reeds veel
verbeterd. L.a.
kwart, nog wat te
hard, te groot en iets
te warm, de melk l.a.
weer meer normaal,
melkgift ook ver-
meerderd.
Therapie: dezelfde.
20-11-79
21 11-79
L.a. kwartier vrijwel
weer normaal, melk-
gift l.a. ook weer
gewoon en melk op
't oog normaal.
Therapie: nog een
keer extra melken.
29-11-79
14-12-79
Uier, melk en melk-
gift normaal.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
(meth.bl. en
Gram):
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
(P. J.)
als voren.
am. za. Yi O.I
micr. ond.:
(P. J.)
als voren.
am. za. Yl 0.1
micr. ond.:
(P. J.)
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als r.v.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als r.v.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 6 vol
micr. ond.:
veel leuc.,
betrekk. wel'
nig lymph. cP
ep.c., enkele
mono- en
diploc.,
paar keer
phagocytose
gezien.
iets iets
zu. ge. 3 O.»
micr. ond.:
als voren,
maar meer
lymph.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
tam. veel
leuc., hier en
daar wat
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren, ^^
wat mindere
mate.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
28.12.-29 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0-1 (P. J.) als voren. |
am. za. ^^ 0.1 |
am. za. Yl 0-1 |
am. za. 1 0.2 |
IS.I.'SO |
Uier, melk en melk- |
am. za. ^ 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yl 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
30.1.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 10.1 |
13-2.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yi 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yl 0-1 |
am. za. ^ 0.1 |
25-2.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yl O-l (P. J.) als voren. |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
ll-3-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
25.3.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. I 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 0-1 |
am. za. 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
8--f--30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. !■) als voren. |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1340.1 |
22.4.'30 |
Uier. melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am.za. IJ^O.l |
am. za. Yi 0.1 |
am.za. 13^ 0.1 |
6-5.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yt O-l (P. J.) als voren. |
am. za. Y^ 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
20-5.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yl 0-1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yl 0.1 |
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. |
re., ros., kat., »ed. | ||
3-6-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yj 0.1 |
am. za. Yi |
am. za. Yï 0.1 |
ara. za. Yi |
17-6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. H 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yi 0-1 |
am. za. 1 0.1 |
l-7-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. % 0.1 |
am. za. 1 O.I |
15-7--30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
31-7-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. ^ 0.1 (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
H-8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. ^ 0.1 (L.) |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
28-8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
12-9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. ^ 0.1 (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
26-9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yi O-' (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. Yi 0-' |
9-10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
La. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat. sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
23-10-'30 |
Uier, melk en melk- De koe wordt droog- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
26.1.-31 |
De koe is begin |
am.za. IH 0-1 (P. J-) als voren, |
am.za. IJ^O-l |
am.2a. 1^0-1 |
am. za. I 0.1 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren, |
am.za. 1^0.1 |
am. za. Y^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 | |
24-11.'31 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.2 (P. J.) als voren, |
am.za. 1^0.2 |
am.za. 1^0.2 |
am.za. 2^ 0.2 |
25.11/29. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte derdekalfskoe, kan in het laatst van Februari
afkalven, heeft sedert ongeveer zes dagen dikke vlokken in de
melk, in alle kwartieren.
De kwartieren zijn niet gezwollen, noch warm of pijnlijk.
De koe is ook niet merkbaar ziek.
Het r.a. kwartier is eenigszins knobbelig bij palpatie, boven de
tepel; in het l.a. kwartier vóór-boven den tepel is ook een harder
gedeelte te voelen.
Eigenaar heeft de koe al een paar jaar en heeft nooit iets abnor-
maals aan uier of melk bespeurd.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Therapie: 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv. en 1 X
daags afwasschen
met lauw zeepwater
en 6 X per etmaal
uitmelken.
25-ll-'29
29-11-'29
Het knobbelige en
harde in het r.v. en
l.a. kwartier wordt
geringer; de melk
wordt steeds meer
normaal, l.v. Is de
melk het best, r.v.
en l.a. het slechtst.
Therapie: als voren.
al. ro. 63^ vol
mier. ond.:
(P. I.)
veel fibrine,
veel leuc.,
betrekk. wei-
nig lymph.
en ep.c., hier
en daar en-
kele mono-
en diploc. en
enkele korte
strept., ronde
vorm, paar
keer phago-
cytose.
iets iets
al. ro. 3H 2.-
micr. ond.:
(P. J.)
veel fibrine,
tam. veel
leuc., enkele
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., een
paar korte
strept.
iets iets
al. ro. 4 1.7
mier. ond.:
als r.v., in
mindere mate.
iets iets
al. ro. 4 1.5
mier. ond.:
als r.v.
iets iets
al. ro. 3H 0.8
mier. ond.:
als r.a.
am. za. 3 0.5
mier. ond.:
als voren, in
iets mindere
mate.
al. ro. 7 vol
mier. ond.:
als r.v.
iets iets
al. ro. 5 2.5
mier. ond.:
als r.v.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
Ui-ig |
De koe heeft van- |
iets iets (P. J.) als voren. |
al. ro. 6 1.3 |
iets iets |
al. ro. 7 2.3 |
8-12.-29 |
De abortus blijkt niet |
am. za. 3 0.3 (P. J.) hier en daar |
am.za. 2^ 0.3 |
iets iets mono- en |
iets iets |
12-12-'29 |
De koe is weer nor- Therapie: keer extra |
am. za. 1 0.2 (P. J.) als voren, |
am. za. 1 0.3 |
am.za. 0.2 |
am.za. lY 0.3 |
30-12-'29 |
Uier, melk en melk- |
am. za. ^ 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 0.1 |
am.za. 0.2 |
13.1.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1^0.2 (P. I.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
29-1.-30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1)4 0.1 (P. I.) als voren. |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. % 0.1 |
am.za. TY 0.2 |
13.2.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.2 (P. I.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed- | |
27-2-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. IJ4 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0-1 |
ll-3-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1^0-1 (P. J.) als voren. |
am. za. 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0-1 |
23-3.'30 |
Uier en melk nor- |
am.za. 114 O.l (P. J.) als voren. |
am. za. % 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0-1 |
26.3.'30. De uier is door den slager zoo voorzichtig en zinde-
lijk mogelijk afgesneden en in vetpapier gewikkeld en direct naar
mij toegebracht. De tepels zijn intact gelaten, dus de huid er
nog om.
De uier wordt nu in een bak gelegd op een steriele doek, met
de tepels naar beneden en vervolgens aan de bovenzijde flink
geschroeid met een benzinebrander. Daarna worden de vier kwar-
tieren met een steriel mes gekliefd en onderzocht.
Uit alle vier kwartieren worden van twee verschillende plaatsen
(één meer oppervlakkig en één wat dieper, in de buurt van de
cysterne) stukjes uierweefsel weggenomen en geënt in bouillon en
op schuingestolde glucoseagar. Na een verblijf van 48 uur in een
broedstoof bij 37° C.. blijkt in alle buizen groei te zijn gekomen
en wel in de bouillon troebeling en sediment op den bodem der
buis en op de glucoseagar fijne, halfdoorschijnende, witachtige
kolonies, die vaak in elkaar vloeien tot één grijswitachtig beslag.
Bij microscopisch onderzoek blijkt men overal ronde, tamelijk fijne
coccen te vinden, die gelegen zijn als staphylococcen, vaak in heele
velden bij elkaar.
Sectieverslag:
Aan het r.v. en r.a. kwartier is macroscopisch bij de meest nauw-
keurige inspectie en na het maken van vele insnijdingen in alle
richtingen door de kwartieren, niets abnormaals te ontdekken.
Overal ziet men een grauworanjegeelachtige sneevlakte, met fijne
witachtige adertjes (de bindweefselsepta). De cysternen zijn ook
normaal van uiterlijk, n.1. glad van oppervlakte, dus geen lijsten,
wratten of knobbels vertoonende. Aan de l.v. en l.a. kwartieren
ziet men precies hetzelfde beeld, behalve op de grens dezer twee
kwartieren, waar men een strook weefsel ziet, ter breedte van
± 2 c.M., dat een eenigszins lichtere kleur heeft, echter nauwelijks
waarneembaar. Bij palpatie voelt men hier geen verschil met het
overige.
Uit alle kwartieren worden enkele dobbelsteen groote stukjes
uierweefsel genomen (l.v. en l.a. speciaal ook van die iets lichter
gekleurde zóne) en in 3 % formaline gedaan, waarna er na in-
sluiting in paraffine met het bevriesmicrotoom coupes van worden
gemaakt, die gekleurd worden met haemaluineosine, van Gieson
en carbolthionine.
Het microscopisch onderzoek van deze coupes laat ons zien
een normaal uier in secretie, coccen worden nergens aangetroffen.
In de coupes uit de lichter gekleurde zóne lijken de bindweefsel
septa naar verhouding misschien iets grooter, maar het verschil is
heel gering.
3.12.'29. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte vierdekalfskoe, kan ± 25 Januari a.s. afkalven,
staat sedert ongeveer vijf weken droog, heeft in de afgeloopen
zomer l.a. soms vlokjes in de melk gehad, na het droogzetten soms
ook nog. Het l.a. kwartier is dan ook telkens opgezet geweest en
door den eigenaar eenige keeren extra uitgemolken, daarna is
telkens de normale toestand weer opgetreden volgens hem. Het is
nu ook al weer een paar dagen mis.
Aan het kwartier is weinig abnormaals te vinden. De melk l.a.
is colostrumachtig met enkele kleine vlokjes. Eigenaar heeft het
kwartier al weer eenige keeren per dag uitgemolken en gemasseerd
met warme olie.
Van het secretum l.a. is de:
reactie: sterk alk., rosolz.: rood, katalase: 8, sed: vol, mcir. ond.:
(P. J.), vrij veel leuc., tam. veel lymph en ep.c., meestal gedege-
nereerd, ook veel fibrine, verder enkele mono-, diplo- en korte
streptoc. (4—6 leden) ronde vorm.
Paar keer phagocytose gezien.
7.12.'29. De toestand is veel verbeterd. Het secretum is nog
wat roodachtig geel, geen vlokken meer.
Reactie: alk., rosolz.: rood, katalase: 7, sediment: vol (bl.).
Microsc. ond.: (P. J.): ongeveer als voren, in iets mindere mate.
11.12.'29. Het l.a. kwartier is weer normaal en wordt nu
weer drooggezet.
20.1.'30. De koe is eergisteren afgekalfd. Het uier is voor het
kalven normaal opgezet, maar het l.a. kwartier wat voller en iets
meer oedemateus.
De eerste colostrum is was bloederig geweest, het l.a. het ergst.
-ocr page 125-l.a.
r.a.
Klinische gegevens
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
L.a. kwartier iets
voller en iets oede-
mateuzer, melk l.a.
iets waterig-geel;
melkgift l.a. even-
groot als met de an-
dere kwart.
Therapie: l.a. kwart.
1 X daags afwas-
schen met lauw
zeepwater en 4 X
per etmaal uitmel-
ken.
Het l.a. kwartier
blijft iets grooter,
maar niet harder,
melkgift l.a. nor-
maal, melk ook nor-
maal.
Toestand als voren.
Therapie: een keer
extra uitmelken.
Toestand als voren.
De koe is altijd erg
lastig te melken.
Therapie gestaakt.
Toestand als voren.
Sedert een paar da-
gen is het l.a. kwar-
tier boven den tepel
wat harder en de
melk iets geler. Se-
dert gisteren het r.a.
kwart, ook wat op-
gezet en iets war-
mer en de melk iets
waterig-geel met en-
kele vlokjes.
Therapie: 4 X daags
betten met lot. Bü-
rowl en 6 X per
etmaal uitmelken.
iets iets
zu.gc. IH 0.3
micr. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., colo-
strum-
lichaampjes,
enkele monoc.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1J40.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren.
iets iets
zu.ge. lYi 0.2
micr. ond.:
als r.v.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. % 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1J4 0.1
micr. ond,:
als voren.
al. ro. 8 1.5
micr. ond.:
tam. veel
leuc., hier en
daar enkele
lymph. en
ep.c., enkele
mono-, diplo-
en korte
streptoc. (4—
6 leden),
ronde vorm,
phagocytose.
iets iets
zu.ge. lYi 0.2
micr. ond.:
als r.v.
am. za. Y 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Y O-'
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1^0-1
micr. ond.:
als voren.
iets iets
zu. ge. 3 0.4
micr. ond.:
als r.v., maar
meer cellen
en ook enkele
diploc.
iets iets
al. ro. \Yz 0.3
micr. ond.:
als voren.
am.za. IJ.^0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. 2Yi 0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. 2Y 0.2
micr. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 6 1.2
micr. ond.:
als r.a., maar
geen streptoc.
Klinische gegevens
I.V.
La.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
re., ros., kat. sed.
re., ros-, kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat. sed
12-4-'30 L.a. kwart, boven
tepel nog iets te
hard, r.a. kwart, ook
nog wat harder, niet
warmer meer. Melk-
gift r.a. en l.a. wat
verminderd. Melk
r.a. iets waterig-geel.
Therapie: 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv. en 6 X
per etmaal uitmelken
en om den anderen
dag afwasschen met
lauw sodawater.
19-4-'30 Toestand van uier
en melk als voren.
Therapie: dezelfde.
25-4-'30 R.a. kwartier wordt
soepeler, melk nog
iets waterig-geel.
Rest ongeveer nor-
maal.
Therapie: dezelfde.
3-5-'30 Volgens de melkster
betert het r.a. kwar-
tier, tijdens het mel-
ken is, na de eerste
stralen de melk r.a.
normaal. Momen-
teel is ze nog te geel,
met eenige vlokjes.
Therapie: nog een
keer extra uitmel-
ken.
am. za. 3 0.2
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
am.za. 0.1
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
(Papp.)
al. ro. 7H 2..
mier. ond.:
als voren,
maar veel
strept., ook
langere.
iets iets
al. ro. 7 2.2
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 7 2.3
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 7 2..
mier. ond.:
als voren,
maar geen
lange strept.,
ook minder
korte strept.
am.za. 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. IJ^ 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 6 1.5
mier. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 7 0.8
mier. ond.:
als voren.
am. za. 3 0,2
mier, ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 2H 0-2
mier. ond.:
als voren.
l.a.
Klinische gegevens
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re.. r09., kat., aed.
re., ros., kat., sed.
De koe blijft lastig
te melken en te be-
handelen. R.a. melk
erg abnormaal, l.a.
melk iets waterig,
met vlokjes, uier afs
Tijdens het melken
is de eerste melk r.a.
erg abnormaal, later
lijkt ze normaal.
Toestand van uier
en melkgift als vo-
ren.
Toestand r.a. verbe-
tert wat. Overigens
als voren.
Toestand van uier
en melk en melkgift
als voren. De koe is
weer drachtig.
De koe is beter te
melken, r.a. kwart,
wat atrophisch ge-
worden en iets knob-
belig, melk r.a. nog
waterig-geel.
Toestand van de
koe, uier en melk en
melkgift als voren.
am. za. 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. Y O-l
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. J^ 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. % 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. Y 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
iets iets
zu. ge. 9 2.2
micr. ond.:
veel leuc.
(polymorph-
kernige en
polynud., ook
neutro-, baso-
en eosino-
phyle), veel
strept. (2
soorten, n.1.
forschere met
duid. paliss.-
vorm, meest
lange en meer
fijne, meest
korte, met
ronde leden,
al. ro. 9 vol
micr. ond.:
als voren,
maar minder
strept.
al. ro. 9)/^ vol
micr. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 9 0.6
micr. ond.:
tam. veel
leuc., lymph.
en ep.c., tam.
veel mono-,
diplo- en
korte, fijne
strept., ronde
leden,
al. ro, 9 vol
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 7 1.5
micr. ond.:
als voren,
maar geen
strept.
am. za. 1 0.1
micr. ond,:
als voren.
am. za. Y 0-1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Y 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
ara, za. Y 0-1
micr. ond.:
als voren.
am, za. 1 O.I
micr. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 3 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. I 0.1
micr. ond.:
als r.v. en l.v.
iets iets
al. ro. 2Y2 0.2
micr. ond.:
wat meer cel-
len, ook en-
kele diploc.
am. za. 3 0.1
micr. ond.:
als r.v. en l.v.
am.za. IJ/^ 0.1
micr. ond.:
als voren.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
La. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed- | ||
De melk r.a. lijkt |
am. za. Y^ 0.1 (Papp.) |
iets iets |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yl 0-^ | |
2.8.'30 |
De koe loopt nu ver |
am. za. Y^ 0.1 (Papp.) |
al. ro. 7Yz vol |
am. za. 2 0.1 |
am.za. 2Yi |
16.8-'30 |
Melk r.a. nog iets |
am. za. I 0.1 (L.) |
iets iets |
am.za. 13^ 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
30-8-'30 |
Toestand van uier |
am. za. 1 0.1 (L.) als voren. |
iets iets |
am.za. 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
14-9-'30 |
Toestand van uier |
am. za. Yl 0-1 (Papp.) |
al. ro. 5H 1.6 |
am.za. 0.1 |
am. za. 2 0-1 |
28-9-'30 |
Toestand van uier |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0-1 |
12-10-'30 |
Toestand van uier |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0-1 |
26-10.'30 |
Toestand als voren. |
am. za. Yi 0-1 |
iets iets |
am.za. \ Yi 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
18-11-'30 |
De koe kan half Toestand als voren. |
am. za. 1 0.2 |
al. ro. 6 1.5 |
am. za. 1 0.2 |
am. za. 3 0.3 |
Klinische gegevens
Datum van
bet
onderzoek
I.V.
l.a.
re., ros, kat sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat. sed
re., ros., kat, sed
De koe is de vorige
week afgekalfd. Het
r.a. kwartier is iets
atrophisch gebleven,
de melkgift r.a. wat
verminderd en de
melk r.a. iets wate-
rig. Overigens alles
normaal.
21-2--31
21-4.'31
30-9.'31
Toestand van uier
en melk en melkgift
als voren.
Toestand van uier
en melk en melkgift
als voren.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
(P. J.)
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
cultureel:
geen strept.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(P. J.)
als voren,
cultureel:
geen strept.
am.za. IH 0.1
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
al. ro. 6H 1.8
mier. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., hier en
daar wat
mono- en
diploc., geen
streptoc.
cultureel:
korte, ronde
strept.
iets iets
al. ro. 41^ 0.8
mier. ond.:
als voren, in
mindere mate.
cultureel:
enkele korte,
ronde strept.
iets iets
al. ro. 5 1.2
mier. ond,:
als voren,
cultureel:
enkele korte,
ronde strept.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als r.v.
cultureel:
geen strept.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 3 0.3
mier. ond.:
als r.v.
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
7.12.'29. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte stamboekkoe. heeft in October j.1. het vijfde
kalf gebracht. De koe heeft deze zomer al een paar keer lichte
afwijkingen aan uier en melk gehad, die telkens spoedig weer her-
steld zijn; ongeveer veertien dagen geleden ook en gisteren even-
eens.
Het is telkens het l.a. kwartier. De melkgift l.a. is ongeveer
even groot gebleven als tevoren.
Vandaag is het l.a. kwartier niet gezwollen, rood, warm of
pijnlijk. Vóóraan ter hoogte van de cysterne zitten enkele knikker-
groote knobbels. De melk l.a. is iets waterig, met enkele kleine
vlokjes.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Datum van
het
onderzoek
re., ros., kat., sed-
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros , kat, sed.
Zie boven.
Therapie: 6 X per
etmaal uitmelken en
2 X daags massee-
ren met warme ol.
oliv. en om den an-
deren dag afwas-
schen met warm
zeepwater.
7-n.'29
10-12--29
H-12-'29
(11 u. v.m.)
Uier, melk en melk-
gift als voren.
Therapie: dezelfde.
Melk l.a. te geel,
met vlokjes, uier als
voren, melkgift l.a.
iets minder dan met
andere kwartieren.
Therapie: dezelfde.
am. za. 1 0.1
mier, ond.:
(P. I. en
Gram),
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
(P. J-)
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
(P. J.)
als voren.
am.za. 1Y2 0.2
mier. ond.:
als r.v. in iets
sterkere mate.
am.za. lYi 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren, in
mindere mate.
am.za. IJ^O.l
mier. ond.:
als r.v.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Y2 0.2
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 10 vol
mier. ond.:
veel leuc., vrij
veel lymph.
en tam. veel
ep.c., hier en
daar wat
mono-, diplo-
en korte
streptoc.,
ronde vorm.
paar keer
phagocytose
gezien, Graiö
iets iets
al ro. 6 0.8
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 6 2.5
mier. ond.:
als voren,
iets sterkere
mate.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
Onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. | |
H-12--29 quot; n.m.. |
Melk l.a., behalve |
am. za. 1 0.2 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.2 |
am. za. Y^ 0.2 |
iets iets |
24-12-'29 |
Uier en melkgift als |
am. za. I 0.2 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.2 |
am. za. ^ 0.2 |
al. ro. 3H 0.8 mono- en |
21-1.'30 |
L.a. kwart, is iets |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.2 |
iets iets wat meer | |
18-2.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.2 (P. J.) als voren. |
am.za. IJ^ 0.2 |
am. za. 2 0.2 |
iets iets |
Uier, melk en melk- t |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
Datum van bet |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., ros , kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat. sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
22-3-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. IH 0.2 (P. J.) als voren. |
am. za. 2 0.1 |
iets iets |
am.za. 1 Yt |
4-4.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
18-4-'30 |
Uier en melk als |
am. za. 0.1 (P. I.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am.za. l^^O-' |
2-5--30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am.za. IHO.1 |
am.za. IJ^ 0.1 |
am.za. 2^ 0-2 |
16-5--30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
iets iets micr. ond.: |
30-5-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 0.2 (Papp.) |
am. za. 3 0.2 |
am.za. 0.2 |
am. za. 5 0.2 |
13.6.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1^0.1 |
am.za. 1^0.1 |
am.za. IJ.^ 0.1 |
am.za. lYi 0-' |
27.6-'30 |
Uier en melk als |
am.za. Ij^OA |
am.za. |
am.za. 1^0-1 |
am.za. 1^0;' |
11.7.'30 |
Uier, melk en melk- |
am, za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
25-7.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IJ^O.l |
l0-8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am.za. IJ^ 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
am.za. 0.1 |
24-8.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am; za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
7-9.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 0.1 (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
21-9.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 10.1 |
5-10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
Uier, melk en melk- |
am. za. ^ 0.1 |
am. za, 1 0.1 |
am.za. IJ.^ 0.1 |
am.za. 10.1 | |
2-11-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1}^ 0.1 |
am.za. IJ^O.l |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IJ4' 0.1 | |
30-11.-30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 0.1 (Papp.) |
am.za. IH 0.1 |
am.za. IJ/^ 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
De koe is naar elders verkocht.
-ocr page 134-9.12.'29. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte vijfdekalfskoe, staat droog, kan begin Maart a.s.
afkalven. Het r.v. kwartier is sedert een paar dagen wat opgezet,
wat harder, iets warmer, niet merkbaar pijnlijk, het secretum is zeer
dik, roomachtig, taai slijmerig en vlokkig; het secretum uit de
andere kwartieren is normaal. Eigenaar heeft de koe onlangs aan-
gekocht. Hij heeft het r.v. kwartier tweemaal daags laten uit-
melken. Van het secretum r.v. is de reactie: alk., rosolzuurproef:
rood, katalase en sediment zijn niet te bepalen, omdat het secretum
zoo dik is; microscopisch preparaat (P. J. kleuring): veel fibrine-
draden, tam. veel leucocyten, ook wat lymphocyten en epitheel-
cellen, meestal gedegenereerd, hier en daar enkele mono- en diplo-
coccen en enkele korte streptococcen (4—6 leden), meest ronde,
soms eenigszins palissadenvorm.
Therapie: 3 X daags betten met lot. Bürowi en 6 X per etmaal
uitmelken het r.v. kwartier.
12.12,'29. Het r.v. kwartier voelt iets knobbelig aan, maar is
overigens normaal, evenals het secretum. Den eigenaar geadviseerd
het r.v. kwartier weer droog te zetten.
1.3,'30. De koe is heden afgekalfd. De uier is vóór het kalven
normaal opgezet, ook r.v.
De eerste colostrum lijkt r.v. iets geler, overigens van alle kwar-
tieren gelijk, ook wat de hoeveelheid betreft.
Klinische gegevens
I.V.
l.a.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., roi.. kat. sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat..
R.v. kwartier is niet
atroph., wel iets
knobbelig, de melk
is iets waterig-geel
met enkele vlokken
en de melkgift r.v.
is wat verminderd.
Therapie: 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv., 6 X
pér etmaal uitmel-
ken, om den anderen
dag afwasschen met
lauw zeepwater.
al. ro. 9 vol
mier. ond.;
(p. ;.)
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
en diploc.,
tam. veel
korte strept.,
soms in
hoopjes, vrij-
wel ronde
vorm, phago-
cytose.
6-3-'30
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als r.a.
am. za. 2 0-1
mier. ond.:
als r.a.
Klinische gegevens
D»tuni van
het
Onderteek
Iv.
l.a.
r.v.
re., ros., kat., sed.
re., ros , kat, sed
re . ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Toestand van den
uier is nog iets ver-
beterd en is bijna
normaal te noemen;
melk r.v. nog wate-
rig-geel met vlokjes.
Therapie: dezelfde.
R.v. kwartier iets
harder en iets knob-
belig bij palpatie.
Melk r.v. iets wa-
terig en melkgift wat
verminderd.
Therapie: dezelfde.
H-4.'30
28.4-'30
12.5-'30
26.5.'30
Toestand als voren.
Melkgift r.v. erg
verminderd.
Therapie: als voren.
Melk r.v. op 't oog
normaal en de melk-
gift r.v. vermeerdert.
Therapie: dezelfde.
Uier, melk en melk-
gift als voren.
Therapie: alleen nog
een keer extra uit-
melken r.v.
Uier, melk en melk-
gift als voren.
10.3-'30
31-3-'30
al. ro. 9 vol
mier. ond.:
(P- J.)
als voren.
al. ro. 9 vol
mier. ond.:
(P. J.)
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph, min-
der ep.c., en-
kele mono- en
diploc., geen
strept.
iets iets
al. ro. 4 0.5
mier. ond.:
(P. J.)
tam. veel
leuc., enkele
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
iets iets
al. ro. 4 0.2
mier. ond.:
(P. J.)
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc., paar
diploc.
am. za. 4 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als r.v., r.a.
en I.V.
am.za. 3^0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. IH 0-1
mier. ond.:
als voren.
am.za. IH 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yj, 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ona.:
als voren.
cim.za. 1^2 0-1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
Klinische gegevens
l.v.
l.a.
Datum van
het
onderzoek
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re. ros., kat., sed.
I0-6-'30 Uier, melk en melk-
gift als voren.
24-6-'30 Uier, melk en melk-
gitt als voren.
7-7-'30 Uier, melk en melk-
gift als voren.
21-7-'30 Uier, melk en melk-
gift als voren.
■4-8-'30 Uier, melk en melk-
gift als voren.
18-8-'30 Uier, melk en melk-
gift als voren.
l-9-'30 Uier, melk en melk-
gift als voren.
15-9-'30 Uier, melk en melk-
gift als voren.
29-9-'30 Uier, melk en melk-
gift als voren.
13-10-'30 Uier, melk en melk-
gift als voren.
am.za. V/i 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am.za. IH 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(L.)
als voren.
am.za. IJ^O.l
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(L.)
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. IH 0.1
micr. ond.:
(L.)
als voren.
am. za. 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yj 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. I 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. ^ 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
als voren.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., ros., kat, sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros, kat, sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
27-10.-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1J4 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0.2 |
10-11.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1J40.1 |
am.za. IJ^ 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
am.za. IJ^O.1 |
24-11.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1^0.1 |
am.za. IJ^ 0.1 |
am.za. IJ^ O-' |
am.za. 1^0.1 |
De koe is naar elders verkocht.
-ocr page 138-19.12.'29. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte koe, heeft vier weken geleden het derde kali
gebracht, gistermiddag is alles nog normaal, gisteravond geeft de
koe bijna geen melk meer, is het r.a. kwartier gezwollen, hard,
warm, rood en pijnlijk, het r.v. kwartier ook eenigszins; de koe is
ziek: kortademig, rillerig, geen eetlust, niet herkauwen, geen ont-
lasting.
Vanochtend is de koe erg ziek, eigenaar denkt zelfs aan miltvuur
(omdat er juist een dergelijk geval zich in de buurt heeft voorge-
daan), temp. 41.2° C., pols 102, ademhaling 55, geen pensbewe-
gingen.
R.a. kwartier erg gezwollen, hard, rood en pijnlijk, r.v. ook, maar
in mindere mate. R.a. is de melk erg waterig-geel met vele dikke
vlokken, r.v. is de melk bijna normaal, geen vlokken.
Eigenaar heeft de koe altijd gehad en vroeger nooit iets ver-
keerds aan uier of melk bespeurd.
Klinische gegevens
l.v.
l.a.
Datum van
bet
onderzoek
re., ros., kat., sed-
re., ros., kat. sed.
re., ros , kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Therapie: 6 X per
etmaal betten met
lot. Bürowi en alle
2 uur uitmelken, ver-
der 750 gram sulf.
natric. in 3 keer van-
daag ingeven met
lauw water.
Toestand al veel
verbeterd, temp.
39.8' C., pols 82,
ademh. 40, koe her-
kauwt al weer, de
r.v. en r.a. kwartie-
ren zijn al iets soe-
peler geworden.
19-12-'29
(9 u. v.m)
19-12-'29
(6 u. n.m )
iets iets
al. ro. 5H 0.8
mier. ond.:
(P. J.)
veel leuc.,
tam. veel
lymph., ook
wat ep.c., en-
kele mono- en
diploc., paar
keer phago-
cytose gezien,
geen strept.
iets iets
al. ro. SVi 0.3
mier. ond.:
(P. J.)
als voren, in
iets mindere
mate.
al. ro. 9 vol
mier. ond.:
als r.v. in nog
sterkere mate,
wat meer
coccen, geen
strept.
al. ro. 7 vol
mier. ond.:
als voren, in
iets mindere
mate.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als l.v.
am. za. 1 0-1
mier. ond.:
als voren.
Klinische gegevens
l.a.
l.v.
Datum van
het
Onderzoek
r.a.
r.v.
re., ros., kat, sed.
re, ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
R.a. kwartier nog
erg hard, melkgift
ermee is erg gering,
melk nog waterig,
met vlokken. Heele
uier is wat oedema-
teus, vooral ook r.v.
Therapie: dezelfde.
Koe is weer her-
steld, geeft ruim
20 L. melk per dag,
r.v. is alles weer
normaal, r.a. kwart,
ook veel soepeler,
melk r.a. op 't oog
normaal, melkgift
r.a. ongeveer de
helft van te voren.
Therapie: 2 X daags
betten met lot. Bü-
rowi, 6 X per et-
maal uitmelken.
R.a. kwartier nog
soepeler geworden,
melkgift ermee ver-
meerdert, melk op 't
oog normaal.
Therapie: nog een
keer extra uitmel-
ken.
De koe geeft ± 25
L. melk per dag.
R.a. kwartier nu ook
weer geheel normaal
en melkgift r.a. ook.
Therapie gestaakt.
21.12-'29
27-12.'29
12-1.'30
27.1.-30
13.2.quot;30
28.2-'30
Uier, melk en melk-
gift normaal.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
hier en daar
enkele leuc.,
wat lymph.
en ep.c., en-
kele mono- en
een paar
diploc.
am. za. 3 0.4
micr. ond.:
als voren.
am.za. 2^ 0.2
micr. ond.:
als voren, in
mindere mate.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als I.V. en l.a.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
al. ro. vol
micr. ond.:
tam. veel
leuc., hier en
daar enkele
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
am. za. 2 0.3
micr. ond.:
als r.v.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als I.V. en l.a.
am.za. IJ^O.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr.: ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr.: ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr.: ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr.: ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr.: ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr.: ond.:
als voren.
am. za. Y 0-1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yl
micr. ond.:
als voren.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros , kat., sed. |
re., ros., kat. aed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
17-3.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. Y^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
2-4-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. Yl 0-1 |
21-4-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Y. 0-1 |
5-5-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. % 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. % 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
19-5-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. H 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
2.6--30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yk 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
16-6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 |
am. za. Yl 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yl 0.1 |
30-6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. % 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yz 0.1 |
am. za. Y 0.1 |
H.7.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. 0.1 |
29-7-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Y^ 0.1 |
am. za. Yl 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
Datum van bet |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
l3-8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 (L.) als voren. |
am. za. 3^ 0.1 |
am. za. 3^ 0.1 |
am. za. 3^ 0.1 |
27-8.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) |
am. za. % 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. % 0.1 |
8-9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 (L.) |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. Yt 0-1 |
am. za. 3^ 0.1 |
23.9.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. % 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
7.10.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
De koe is verkocht naar elders.
-ocr page 142-24.2.'30. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte koe, die het vorige najaar het derde kalf heeft
gebracht en nog niet weer drachtig is, heeft het l.v. kwartier wat
atrophisch en knobbelig en het l.a. kwartier iets vergroot, iets
harder en ook iets knobbelig, geen van beide kwartieren warmer,
rood of pijnlijk.
L.v. is de melkgift wat verminderd. De vorige herfst heeft de koe
I.V. een tepelkneuzing gehad en is toen een tijdlang erg taaimelks
geweest met die speen en ook vlokken in de melk. L.a. heeft eigenaar
nooit iets bijzonders aan kwartier of melk bespeurd.
Klinische gegevens
I.V.
l.a.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
De koe is l.v. en l.a.
vrij taaimelks en l.a.
is de melk iets wa-
terig-geel, met vlok-
ken.
24-2-'30
Therapie: 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv., om den
anderen dag afwas-
schen met warm
zeepwater en 6 X
per etmaal uitmel-
ken.
27.2.'30
3-3-30
Uier als voren, melk
l.v. waterig-geel met
vlokken, l.a. de toe-
stand verbeterd.
Therapie: dezelfde.
Het masseeren en uit-
melken gebeurt niet
geregeld; toestand
ongeveer als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(P. J. en
Gram),
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
(P. J.)
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(P. J.)
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als r.v.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Y 0-1
micr. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 4 0.3
micr. ond.:
vrij veel
leuc., tam.
veel lymph.
en ep.c., en-
kele mono- en
diploc.
al ro. 8 vol
micr. ond.:
als voren,
ook een paar
korte strep-
toc., phago-
cytose.
al. ro. 5 0.4
••nier. ond.:
als voren,
maar geen
strept.
al. ro. 9 vol
micr. ond.:
veel fibrine,
veel leuc.,
tam. veel
lymph, en
ep.c., hier en
daar enkele
mono- en
diploc. en
enkele korte
strept.,
eenigszins
paliss.vorm,
Gram -}-.
al. ro. 10 0.8
micr. ond.:
als voren, ook
phagocytose.
al. ro. 8 vol
micr. ond.:
als voren.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
re. ro«., kat., sed |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
10-3-'30 |
De toestand verbe- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
iets iets |
24-3.'30 |
Toestand nog weer |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am.za. 0.1 |
al. ro. 8 1.3 |
al. ro. 9 vol |
l0-4.'30 |
L.a. tepel eergisteren |
am.za. 114 0-i (P. J.) als voren. |
am.za. 1^0.1 |
am.za. 1'/^ 0.1 mier. ond.: |
al. ro. 7 1.5 |
24-4.'30 |
Wond en taaimelks- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.2 |
al. ro. 7 0.7 |
8.5-'30 |
L.a. speen weer be- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 3 0.2 mier. ond.: |
iets iets |
22.5-'30 |
L.v. tepel sproeit iets |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
iets iets mono- en |
am. za. 3 0.1 |
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
I.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros . kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed- | ||
5.6-'30 |
Toestand uier en |
am. za. 0.1 (Papp.) |
am. za. Yl 0-1 |
am.za. 1 0 1 |
am.za. 13^0.1 |
19-6-'30 |
Toestand van uier |
am. za. Y^ 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am.za. 23^0.1 |
3-7-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
iets iets |
17-7.'30 |
Toestand als voren. |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
iets iets |
31.7-'30 |
Uier en melk als |
am. za. Yi 0.1 (Papp.) |
am. za. Yi O-I |
am. za. 3 0.1 |
am.za. 23^ 0.1 |
14.8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yl (L.) als voren. |
am. za. 0.1 |
am.za. 23^ 0.1 |
am.za. 23^ 0.1 |
28-8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) als voren. |
am. za. % 0.1 |
am.za. 2'/2 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
11.9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
25-9.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yl 0-1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 2'/2 0.1 |
am.za. 23^ 0.1 |
11-10.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
am. za. 2 0.1 |
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., ros., kat, sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros, kat, sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
25-10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1V2 0.1 |
am.7,a. IJ^O.l |
8-11.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
22.11.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am.za. l'/2 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
24,2.'30. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte koe, staat droog, kan ongeveer half Maart a.s.
het derde kalf brengen, heeft sedert gisteravond geen voldoende
eetlust, vanochtend is het l.v. kwartier ook gezwollen, warmer, iets
pijnlijk en iets rood, het secretum l.v. waterig, bloederig, met vele
vlokken.
Reactie: alkalisch, rosolzuur: rood. katalase: 10. sediment: vol,
microsc. preparaat (P. J. kleuring): veel fibrine, vrij veel leucoc.,
tam. veel lymphoc. en epith. cellen, vrij veel mono- en diploc. en
enkele korte streptoc. (4—6 leden), ronde leden.
Therapie: 500 gram sulfas natricus, in 2 keer met lauw water
ingeven en het l.v. kwartier 4 X daags betten met lot. Bürowi en
6 X per etmaal uitmelken.
26.2.'30. De indigestie genezen, het l.v. kwartier bijna weer
normaal bij palpatie. het secretum nog weinig verbeterd, niet meer
zooveel vlokken.
Reactie: alk., rosolzuur: rood, katalase: 8, sediment: vol. Microsc.
onderzoek (P. J.): vrij veel fibrine, vrij veel leuc., tam. veel lymph.
en ep. c., hier en daar enkele mono- en diploc. en enkele korte
streptoc.
28.2.'30. Het l.v. kwartier lijkt iets kleiner geworden en voelt
iets harder aan, het secretum wordt meer melkachtig, nog enkele
vlokjes en iets waterig.
Reactie: tam. alk., rosolz.: tam. rood, katalase: 6, sediment: vol.
Microsc. ond.: (P. J.) als voren.
5.3.'30. De koe is gisteren normaal gekalfd. Koe is gezond.
Melkgift behoorlijk, l.v. iets verminderd.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
La. |
re., rot., kat., aed. |
re., roi., kat. sed. |
re., roa.. kat., aed. |
re., ro»., kat.. I'd- | ||
5-3-'30 |
Uier is normaal oe- |
am. za. 2 0.2 (P- !•) enkele leuc., lymph. en |
am. za. 2 0.2 |
al. ro. 10 vol mier. ond.: |
am. za. 2 0-2 |
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re . ros., kat., sed. |
re., ros., kat. sed. | ||
12-3-'30 |
L.v. kwartier is iets |
am.za. 0.2 (P. J.) als voren. |
am.za. XYi 0.2 |
am.za. 3'/2 0.4 minder |
am.za. 1^0.2 |
28-3-'30 |
Toestand van uier |
am. za. 1 0.1 (P. I.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1 '/2 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
11.4.'30 |
Uier, melk en melk |
am. za. 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. Yi 0.1 |
am.za. 1 '/2 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
25.4.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. I 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am.za. l'/2 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
9-5-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. I 0.1 |
23.5.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Y^ 0.1 |
am. za. Yl 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
6-6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Y^ 0.1 (Papp.) |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. I/2 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
20-6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yi 0-1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. V2 0.1 |
am. za. Yl 0.1 |
4-7.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. Yl 0.1 (Papp.) |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Vi 0.1 |
am. za. Yi 01 |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
La. | |
onderzoek |
re., ro3 , kat., sed. |
re., ros., kat, sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
19-7-30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yz 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. Y 0.1 |
2-8-'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. Y^ 0.1 |
am. za. Y 0-1 |
am. za. '/2 0.1 |
am. za. Y 0-^ |
30-8-'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. Y2 (L.) als voren. |
am. za. Y 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
14-9-'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) als voren. |
am.za. 1^0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
28-9-'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. I 0.1 |
13-10-'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
27.10-'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. 1 0.1 als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IV2 0.1 |
am.za. lYO-^ |
ll-ll-'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am.za. 0.1 (Papp.) |
am. za. I 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
am.za. 0.1 |
27-11-'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am.za. 10.1 |
12-12-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. ^ 0.1 |
am.za. 0.1 |
am. za. 1 0.1 | |
20.2-'31 |
Uier, melk en |
melk- |
am.za. 1^0-1 (P. I.) als voren, |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1 '/2 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
De koe wordt binnenkort drooggezet en is daarna verkocht naar elders.
-ocr page 149-Klinische gegevens
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. |
re., rot., kat., sed. |
re., ro«., kat., sed. |
al. ro. 10 1.5 |
al. ro. 12 vol |
am.za. 2H 0.2 |
am.za. 4^$ 0.2 |
(bl.) |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
als r.v., maar |
enkele leuc.. |
als I.V. |
(P. J. en |
veel meer |
lymph. en | |
Gram). |
strept., korte |
ep.c., enkele | |
vrij veel leuc.. |
en lange, 2 |
monoc. | |
tam. veel |
vormen, n.1. | ||
lymph. en |
fijne en grove | ||
ep.c., tam. |
coccen, de | ||
veel mono- en |
fijne meest | ||
diploc. en |
kort, de grove | ||
enkele korte |
meest lang, | ||
strept., ook |
allebei paliss.- | ||
erythrocyten. |
vorm. | ||
iets iets |
al. ro. 10 vol |
am. za. 2 0.2 |
am. za. 4 0.2 |
al. ro. 8 0.3 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(bl.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. |
micr. ond.: | |||
(P. J.) | |||
als voren, in | |||
Iets minder | |||
mate, | |||
geen strept. | |||
am. za. 4 0.2 |
al. ro, 10 vol |
am.za. 1V2 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
micr. ond.. |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(P. I.) |
als voren, |
als voren. |
als voren. |
tam. veel |
nog 2 vormen | ||
leuc., wat |
van streptoc | ||
minder ep.c. |
te zien. | ||
en lymph., | |||
enkele monu- | |||
en diploc. |
Datum van
het
Onderzoek
10-3-'30
Zie boven.
Therapie: 4 X daags
betten met lot. Bü-
rowi en 8 X per et-
maal uitmelken, wat
heel lastig gaat van-
wege het groote
hanguier en het ge-
weldige oedeem.
13.3-quot;30
Toestand r.v. is ver-
beterd, het kwartier
is iets soepeler ge-
worden. melk nog
iets waterig. Dc
beide uierlymphklie-
ren zijn niet merk-
baar vergroot. Ove-
rigens als voren.
R.v. kwartier is veel
verbeterd, melk op
't oog normaal. De
heele uier blijft nog
hard oedemateus.
Therapie: dezelfde.
17.3-'30
10.3.'30. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte koe, heeft tien dagen geleden het vierde kalf
gebracht. De koe heeft een zeer groot, hard, oedemateus hanguier,
alle kwartieren ongeveer even erg. Uit het r.v. kwartier komt sedert
het kalven een waterig, bloederig secretum met vlokken, dit kwartier
is ook wat warmer dan de andere. Het vorige jaar heeft de koe ook
eenige keeren afwijkingen aan uier en melk gehad; eigenaar weet
niet meer, welke kwartieren het geweest zijn.
De melk r.a. blijkt ook waterig-geel te zijn, geen vlokken.
Klinische gegevens
Iv.
La.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
re, ros., kat., »ed.
re., ros., kat., sed
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed
Uier wordt iets soe-
peler, is in de on-
derste helft, speciaal
tusschen de tepels,
en om deze, nog
veel te hard. R.a. is
de melk nog iets
waterig-geel, overige
melk normaal.
Therapie: 2 X daags
masseeren met va-
sog. jodii.
27-3-'30
3-4-'30
17-4-'30
1.5-'30
15-5--30
Uier wordt nog iets
soepeler, overigens
toestand als voren.
Therapie: dezelfde
en 1 X daags af-
wasschen met lauw
sodawater.
Toestand van uier
en melk als voren.
Therapie: dezelfde.
Toestand van uier
en melk als voren.
Therapie: dezelfde.
R.a.tepel gisteren be-
trapt, secretum weer
erg waterig-geel met
vlokken, de tepel
4 X daags insmeren
met ung.t. acid.
boric., overigens toe-
stand uier en melk
als voren.
am.za. 0.1
mier. ond.:
hier en daar
enkele leuc.,
enkele lymph.
en ep.c., en-
kele monoc.
am.za. lYi 0.1
mier. ond.:
als l.v. en l.a.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 10.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am.za. 214 O.l
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
zu. ge. 8 vol
mier. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., wat
mono-, diplo-
en korte
strept. (fijne
en grove le-
den), heel
veel lange
strept. (tot
40 leden,
meest fijne),
alle strept.
paliss.vorm.
zu. ge. 8 vol
mier. ond.:
als voren,
maar iets
minder strept.
al. ro. 6}4 vol
mier. ond.:
als voren,
maar veel
minder strept.,
nu meest
korte.
al. ro. 8 vol
als voren,
geen lange
strept. meer.
al. ro. 7}4 vol
mier. ond.:
meer cellen,
meer strept.,
meest korte,
enkele lange,
allen fijne le-
den, paliss.-
vorm.
am.za. 11/2 0.2
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
ara.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. 314 0.3
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als voren, in
iets sterkere
mate.
iets iets
al. ro. 6 0.3
mier. ond.:
als voren,
weer in iets
sterkere mate.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
re . ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
22-5.-30 |
Uier wordt nog iets |
am. za. 2 0.2 (Papp.) |
al. ro. 8H 2.5 |
am. za. 3 0.2 |
am.za. 0.2 |
12-6-'30 |
Melkgift r.a. is zeer |
am.za. 0.2 (Papp.) |
al. ro. 9 2.- |
am.za. lYi 0.1 |
am. za. 4 0.2 |
26-6-'30 |
Melk r.a. weer erg |
am. za. 1 0.2 (Papp.) |
al. ro. 8 vol |
am. za. 2 0.2 |
am. za. 3 0.2 |
10-7-'30 |
Melk r.a. veel beter, |
am. za. 1 0.2 (Papp.) |
al. ro. 8 vol |
am. za. 1 0.2 |
am. za. 3 0.2 |
24-7-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. J^ 0.2 |
al. ro. 7 vol |
am. za. 1 0.2 |
am.za. 0.2 |
7.8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. J^ 0.2 |
al. ro. lYj vol |
am. za. H 0.1 |
am.za. 2}^ 0.2 |
21.8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. H 0-2 (L.) als voren. |
al. ro. amp;14 vol |
am. za. 0.1 |
am. za. 3 0.2 |
11.9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 (L.) als voren. |
al. ro. 6}4 vol |
am. za. H 0.1 |
am.za. 2}/$ 0.2 |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re , ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. | |
18-9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) als voren. |
al. ro. 7 vol |
am. za. Yz 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
l-10-'30 |
Uier is in de onder- oedemateus, r.a. |
am. za. 1 0.1 |
al. ro. 5 2.5 minder diploc., |
am.za. IM 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
De koe is verkocht naar elders.
-ocr page 153-17.3/30. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte koe, heeft drie weken geleden het vierde kalf
gebracht, daarna eenige dagen retentio secundinarum gehad. Sedert
gisteren is het l.a. kwartier hard, gezwollen, iets rood, iets warmer,
iets pijnlijk, de melk l.a. is waterig-geel, met vlokken. De 1. uier-
lymphklier is iets gezwollen. Eigenaar heeft de koe al langen tijd
en heeft vroeger nooit iets abnormaals aan uier of melk bespeurd.
Klinische gegevens
Datum van
het
onderzoek
I.V.
l.a.
r.v.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat, sed
re., ros., kat. sed
re., roa. kat sed.
Zie boven.
Therapie: 4 X daags
betten met lot. Bü-
rowi en 8 X per et-
maal uitmelken. R.a.
kwartier ook een
keer extra uitmel-
ken.
L.a. kwartier wordt
iets soepeler, melk
nog waterig-geel,
overigens als voren.
L.a. kwartier niet
warm, rood of pijn-
lijk meer, is nog wat
harder, melkgift wat
verminderd, melk
nog erg waterig-
geel, met vlokken.
Therapie: 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv. en 1 X
daags afwasschen
met lauw zeepwater.
L.a. kwart, is wat
atrophisch en har-
der, speciaal achter-
onder. Melkgift l.a.
iets verminderd, melk
nog waterig-geel.
Therapie: dezelfde.
17-3.'30
21-3.'30
26-3-'30
2-'J.'30
am.za. 214 0-2
micr. ond.:
(P. J. en
Gram),
eenige leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
(P. J.)
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond..
(P. J.)
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(P. J.)
als voren.
am.za. V/2 0.2
micr. ond.:
als r.v. in iets
sterkere mate,
ook een paar
diploc.
iets iets
al. ro. V/2 0.3
micr. ond.:
als voren.
am.za. lY 0,2
micr. ond.:
als voren, in
iets mindere
mate.
am.za. 0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1Y2 0.2
micr. ond.:
als. r.v.
am.za. 1 '/j 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 10 vol
micr. ond.:
veel fibrine,
veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
enkele ep.c.,
veel mono-
en diploc.,
tam. veel
korte strept.,
eenigszins
paliss.vorm.
Gram -f.
al. ro. 9 vol
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 9 vol
micr. ond.:
vrij veel fi-
brine en leuc.,
enkele lymph.
en ep.c., hier
en daar enkele
mono- en
diploc,, een
paar korte
strept.
al. ro. 7 vol
micr. ond.:
als voren,
maar geen
strept.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros . kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed- | |
9A-30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 2HU-1 mier. ond.: (P. J.) als voren. |
am.za. IJ/^ 0.1 |
am.za. 10.1 |
al. ro. 7 vol |
23.i-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. 2 0.1 |
am.za. l]/2 0.1 |
al. ro. 7 2.5 |
7-5-'30 |
L.a. kwartier wordt |
am.za. 1^0.1 (P. J.) als voren. |
iets iets lymph. en |
am. za. 1 0.1 |
al. ro. 4 0.2 |
21-5-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 2}^ 0.2 (Papp.) |
iets iets |
am. za. 2 0.1 |
al. ro. 7 0.2 |
4-6-'30 |
Melk l.a. op 't oog |
am. za. 2 0.1 |
iets iets |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
18-6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 3 0.1 |
iets iets |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
2-7.'30 |
Toestand als voren. |
am. za. 2 0.1 |
iets iets |
am. za. 1 0.1 |
iets iets mier. ond.: |
16.7.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IJ^ 0.1 |
am. za. ]/2 0.1 |
iets iets |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
Onderioek |
re., ros., kat, sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. | |
30.7.-30 |
Melk l.a. iets wate- |
am. za. 1 0.2 (Papp.) |
iets iets |
am. za. Yi 0 2 |
al. ro. 6H 0.8 |
13-8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 10.3 |
iets iets |
am. za. Yi 0.2 |
al. ro. 7 1.- |
27-8.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.2 (L.) als voren. |
am.za. 2^^ 0.2 |
am. za. Yi 0.1 |
al. ro. 6 0.8 |
10-9.'30 |
Uier, melk, melkgift |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
al. ro. 5Yi 0.7 |
24-9.'30 |
Uier en melkgift en |
am.za. lYi 0.2 (Papp.) |
am.za. 0.2 |
am. za. 2 0.1 |
am.za. 3^ 0.2 |
7-10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am.za. lYj 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. V/i 0.2 |
29.10.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.1 (Papp.) |
am. za. 2 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
am.za. 0.1 |
13.11.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1^0.1 (Papp.) |
am.za. IJ^ 0.2 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
27.ll.-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0,1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.2 |
De koe is verkocht naar elders.
-ocr page 156-17.3.'30. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte koe. heeft vijf weken geleden het derde kalf
gebracht, heeft een week daarna een tepelkneuzing r.v. gekregen,
die opgestoken is geworden. Het r.v. kwartier en de melk zijn eerst
normaal gebleven. In de laatste week is het r.v. kwartier echter
harder geworden, wat gezwollen, pijnlijk en rood en de melk abnor-
maal, n.1. waterig-geel, met vlokken. Eigenaar heeft de koe altijd
gehad en vroeger nooit iets abnormaals aan uier of melk bespeurd.
Khnische gegevens
I.V.
l.a.
Datum van
het
onderzoek
r.a.
re., ros., kat., sed-
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Uierlymphklier wei-
nig vergroot.
Therapie: 4 X daags
betten met lot. Bü-
rowi, 8 X per et-
maal uitmelken.
R.v. kwartier wat
soepeler geworden,
melk nog abnormaal,
overigens als voren.
R.v. kwart, nog te
hard en wat knob-
belig, melk nog erg
abnormaal, met vele
dikke vlokken. Melk-
gift r.v. erg vermin-
derd.
Therapie als voren.
17-3-'30
21-3-'30
26-3.'30
al. ro. 10 vol
(bl.)
(P. J. en
Gram),
veel fibr., veel
leuc., tam.
veel lymph.
en ep.c., vrij
veel mono- en
dfploc., enkele
korte en lange
strept., paliss.
vorm, phago-
cytose.
al. ro. 9 vol
(bl.)
mier. ond.:
(P. I.)
als voren.
al. ro. 10 vol
(bl.)
mier. ond.:
(P. I.)
als voren,
maar slechts
een paar korte
strept.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als r.a.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. IM O-
mier. ond.:
als r.a.
am. za. 1 O-
mier. ond.:
als voren.
am.za.
mier. ond.:
als voren-
l.a.
re., ros., kat., sed.
I.V.
re., ros., kat., sed.
Datum van
het
onderzoek
Klinische gegevens
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
R.v. kwartier wordt
atrophisch en har-
der, in r.v. tepel een
harde streng. Melk-
gift r.v. erg vermin-
derd, melk nog wa-
terig-geel met vlok-
ken.
Therapie: 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv. en om
den anderen dag af-
wasschen met lauw
zeepwater.
Uier, melk en melk-
gift als voren.
Therapie: dezelfde.
23-4.'30
7-5-'30
21.5-'30
4-6.'30
18-6-'30
Melk r.v. wordt
meer normaal, ove-
rigens als vören.
R.v. kwartier Is erg
atrophisch geworden
en wat te hard. De
streng in de tepel is
kleiner geworden,
melk nog iets wa-
terig.
Therapie als voren.
2-4-'30
Toestand ongeveer
als voren.
Melk r.v. op 't oog
normaal, overigens
als voren.
Uier. melk, melkgift
en therapie als vo-
ren.
al. ro. 9 vol
mier. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., een
paar korte
strept.
al. ro. 7 vol
mier. ond.:
als voren,
geen strept.
al. ro. 6 2.-
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
al. ro. 6 1.-
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
al. ro. 9 0.8
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
al. ro. 9y2 0.2
mier. ond.:
(Papp.)
minder cellen,
enkele mono-
en diploc.
al. ro. 10 0.5
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1 Vi 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yz 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Y 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^^0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yl 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.
mier. ond.-
als voren.
am. za. Y 0.1
mier. ond.:
als voren.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros , kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. | ||
2-7.'30 |
Uier, melk, melkgift |
al. ro. 8 0.4 (Papp.) |
am. za. Yi 0.1 |
Bm. za. Yz 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
16-7-'30 |
Melk r.v. iets wa- |
al. ro. 8 0.8 (Papp.) lymph. en |
am. za. Yi 0.1 |
ara. za. Yz 0.1 |
ara. za. Yz |
30-7.'30 |
R.v, speen is weer |
al. ro. 9H vol (Papp.) |
am. za. Yz 0-1 |
am. za. Yz 0-1 |
am. za. Yz 0-' |
13-8-'30 |
R.v. tepel nog niet |
al. ro. 81/2 vol |
am. za. 0.1 |
am. za. Yz 0.1 |
am. za. I O.J |
27.8-'30 |
Uier, tepel, melk en |
al. ro. 8 vol (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yz 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
10-9-'30 |
Tepelwond hersteld. |
al. ro. 8 vol (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
La. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros , kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
24.9-'30 |
R.v. tepel melkt nog |
al. ro. amp;}/2 vol (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
7-10-'30 |
Uier, melk en melk- |
al. ro. 8 vol |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
29-10.'30 |
R.v. kwartier is |
De koe is verkocht naar elders.
-ocr page 160-Klinische gegevens
Zie boven.
Therapie: alle twee
uur uitmelken en
5 X daags betten
met lot. Bürowi.
Uier, melk en melk-
gift normaal.
Therapie: dezelfde.
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
re., ros , kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros, kat, sed. |
re., ros., kat., tti- |
al. ro. 7 2.5 |
am. za. Yz 0.1 |
am. za. Y 0.1 |
am. za. Yz |
(P. J. en |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
Gram), |
enkele leuc.. |
als r.a. |
als r.a. |
vrij veel leuc., |
lymph. en | ||
tam. veel |
ep.c., een | ||
lymph. en |
paar monoc. | ||
ep.c., hier en | |||
daar enkele | |||
mono-, diplo- | |||
en korte | |||
strept., | |||
eenigszins | |||
paliss.vorm. | |||
phagocytose. | |||
al. ro. 4H 0.5 |
am. za. Yl |
am. za. Y O-l |
am. za. H 0-1 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(P. J.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. |
als voren, in | |||
iets mindere | |||
mate. | |||
iets iets |
am. za. Y 0.1 |
am. za 1 0.1 |
am. za, 1 0,1 |
al, ro. 3 0.3 |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
als voren. |
als voren. |
als voren. |
(P. I.) | |||
hier en daar | |||
enkele leuc,, | |||
lymph. en | |||
ep.c., enkele | |||
mono- en | |||
diploc., geen | |||
strept. |
am. za. K 0-' | ||
am.za. 1^0.1 |
am. za. Y 0-1 |
am. za K 0.1 | |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
micr. ond.: |
(Papp.) |
als voren. |
als voren. |
als voren. |
als r.a., l.v. | |||
en l.a. |
Datum van
bet
onderzoek
26-5-'30
R.v. kwartier, spe-
ciaal in de bovenste
helft, nog wat voller,
de tepel ook nog
wat harder, melk r.v.
nog iets waterig.
Therapie: dezelfde.
Uier, melk en melk-
gift weer geheel nor-
maal.
Therapie: alleen nog
een keer extra uit-
melken.
27-5-'30
30-5-'30
7.6-'30
26.5.'30. Anamnese en status praesens:
Een zevenjarige zwartbonte melkkoe, heeft een week geleden
het vijfde kalf gebracht. Vanochtend is alles nog normaal en van-
middag is het r.v. kwartier wat gezwollen, warmer, pijnlijk, niet
merkbaar rood; uierlymphklier niet vergroot. De melk r.v. is wat
geler en waterig, met vlokjes. Eigenaar heeft de koe altijd gehad
en kan zich niet herinneren, dat er ooit iets aan uier of melk heeft
gehaperd.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re , ros., kat., sed. |
re., ros., kat, sed. | ||
21-6-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. ö.l (Papp.) |
am. za. Yj 0.1 |
am. za ^ 0.1 |
am. za. % 0.1 |
8.7.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0-1 |
am. za. Yl 0.1 |
am. za. Y 0.1 |
22-7-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. IH 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za 1 0.1 |
am. za. I 0.1 |
l0-8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. I 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
24.8.-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) |
am. za. ^ 0.1 |
am. za. Yl 0.1 |
am. za. Y 0.1 |
7-9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. l^OA (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
21-9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) |
am. za. 1 0,1 |
am. za. 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
I-IO-'SO |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za, 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
18.10.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi O-l |
om. za. Yx 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
2-11.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. % 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
Iv. |
l.a. | |
onderzoek |
re., ros, kat., sed |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed |
re, ros., kat., »ed. | ||
17-11-'30 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. V/iO.1 |
6.12-'30 |
Uier, melk en |
melk- |
ani.za. 1 0.1 (P. J.) als voren. |
am. za. % 0.1 |
am. za. I 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
27-2-'31 |
Uier, melk en |
melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren, |
am.za. 1)40.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
De koe is verkocht naar elders.
-ocr page 163-28.5.'30. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte achtjarige melkkoe, ongeveer twee maanden ge-
leden afgekalfd, heeft zich eergisteren op de l.v. tepel getrapt, met
als gevolg een wond en moeilijk melken. Vanmorgen geeft de koe
l.v. bijna geen melk en begint het l.v. kwartier wat op te zwellen
en wordt de melk abnormaal. Vanmiddag is het l.v. kwartier al
tamelijk erg gezwollen, warmer, wat pijnlijk, iets rood, de melk is
te geel en iets waterig, met vlokjes. De eigenaar heeft de koe
ongeveer een jaar en in dien tijd nooit iets abnormaals aan uier of
melk bespeurd.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Oatum van
het
onderzoek
r.v.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Therapie: 5 X daags
betten met lot. Bü-
rowi en 8 X per et-
maal zoo voorzichtig
mogelijk uitmelken;
l.v. tepel 5 X daags
insmeren met ung.t.
acid. boric.
L.v. tepel wordt op-
gestoken, overigens
toestand ongeveer
als voren, uier iets
soepeler.
De koe is sedert
gisteren wat stijf,
eetlust nog goed.
Temp. 39.2« C.
L.v. kwartier is bijna
weer normaal, de
melk nog te geel.
met vlokjes.
Therapie: dezelfde.
28-5.'30
29.5-'30
31-5.'30
am.za. IH 0.1
mier. ond.:
(P. J. en
Gram)
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am.za. IJ^O.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als r.v.
am.za. 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 10 vol
mier. ond.:
veel fibrine
en leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., tam.
veel mono-
en diploc. en
enkele korte
strept.,
eenigsz.
paliss. vorm,
phagocytose.
al. ro. 814 vol
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 7 1.5
mier. ond.:
tam. veel
leuc., wat
minder
lymph. en
ep.c., hier en
daar enkele
mono- en
diplo- en
enkele korte
strept.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als r.v.
am.za. 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
Klinische gegevens
Iv.
l.a.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
r.a.
re., ros., kat, sed.
re., ros., kat-, sed.
re., 'OS, kat., sed.
re , ros., kat, sed.
De koe is weer her-
steld, geeft ruim
20 L. melk. L.v.
kwartier is iets klei-
ner en achteraan iets
harder bij palpatie,
melk nog te geel,
met vlokjes.
Therapie: 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv, en 1 X
daags afwasschen
met lauw zeepwater
en 6 X per etmaal
uitmelken.
3-6-'30
Melk l.v. nog iets
geler, melkgift l.v.
weer tam. goed.
Overigens als voren.
9-6-'30
23-6-'30
10-7--30
24-7.'30
7-8.'30
21.8-'30
Melk l.v. weer nor-
maal op 't oog, uier
en melkgift als vo-
ren. Therapie: alleen
nog een keer extra
uitmelken.
Uier, melk en melk-
gift als voren.
Therapie: idem.
Uier, melk en melk-
gift als voren.
Therapie gestaakt.
Uier, melk en melk-
gift als voren.
Uier, melk en melk-
gift als voren.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. Yi 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. ^^ 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. H 0-1
micr. ond.:
(L.)
als voren.
ara. za. Yj 0.1
micr. ond.:
(L.)
als voren.
iets iets
al. ro. 4 0.2
micr. ond.:
als voren, in
sterkere mate.
ara. za. 1 0.1
micr. ond.:
als r.v.
am. za. Yl 0-1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yt 0.1
micr. ond,:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 3 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 10 1.5
micr. ond.:
nis voren, in
iets mindere
mate, geen
strept.
Iets iets
al. ro. 4 0.2
micr. ond.:
hier en daar
enkele leuc.,
lyraph. en
ep.c., enkele
raono- en
diploc.
iets Iets
al. ro. 2M 0.2
micr. ond.:
als voren, in
mindere mate.
am.za. IH 0.1
micr. ond.:
als r.v., r.a.
en l.a.
am.za. IH 0.1
rnicr. ond.:
als voren.
am.za. V/i 0.1
micr. ond.:
als voren.
ara. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yz 0-^
micr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0*^
raicr. ond.:
als voren.
am. za. Yi 0-'
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
Oatum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
Onderzoek |
re. ros., kat., sed |
re., ros., kat. sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
3.9--30 |
Uier en melk als |
am. za. ^ 0.1 (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
cim. za. 1 0.1 |
17.9.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (L.) |
am.za. 1)40.1 |
am.za. IH 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
30.9.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. ^ 0.1 (L.) |
am. za. % 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Y^ 0.1 |
H-10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 0.1 (L.) |
am. za. J^ 0.1 |
nm. za. 1 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
28-10.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
11-11.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
25-11.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. y2 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. ^ 0.1 |
9.12-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1gt;lt;0.I |
am. za. 1 0.1 |
23-1-quot;31 |
Uier. melk en melk- |
am.za. IH O-l (P. J.) als voren, |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am.za. \ Yi 0.1 |
24.3-'31 |
Uier, melk en melk- |
am.za. lHO-2 (P. I.) als voren, |
am.za. lJ/^0.2 |
am.za. 1 '/2 0.2 |
am.za. 1^0.2 |
De koe wordt drooggezet en is later verkocht naar elders.
-ocr page 166-8.6.'30. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte koe, die in Mei j.1. voor de tweede keer is afge-
kalfd, geeft vandaag l.v, bloederige melk. Het l.v. kwartier heeft
lateraal een harde, pijnlijke plek ter grootte van een mansvuist. De
melk is 's middags iets roodachtig en volgens eigenaar al weer beter
van kleur dan 's morgens. Tevoren heeft eigenaar nooit iets abnor-
maals aan uier of melk bespeurd.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Datum van
het
onderzoek
r.a.
re., ros., kat., se^
re., ros., kat., sed.
re., ros , kat., sed.
re., ros., kat, sed.
Zie boven.
Therapie: 5 X daags
betten m^t lot. Bü-
rowi en 4 X daags
voorzichtig uitmel-
ken.
De toestand is weer
bijna normaal ge-
weest. Gisteren is
het l.a. kwartier wat
opgezwollen, vooral
op de grens van l.v.
en l.a. Melk l.a.
waterig-geel, met
vlokjes. Het gezwol-
len gedeelte is ook
warm en pijnlijk.
Therapie: dezelfde,
maar 8 X per et-
maal melken.
De laatst opgevan-
gen melk l.a. is op
't oog normaal.
8-6-'30
12-6-'30
12-6-'30
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(Papp. en
Gram):
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am.za. 0.1
micr. ond.:
als voren,
als r.v.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 10 1.—
(bl.)
micr. ond.:
tam. veel
erythroc. en
leuc., enkele
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc. en een
paar korte
strept..
Gram -h
lets iets
zu. ge. 3 0.3
micr. ond.:
als voren, in
mindere mate.
am. za. 1 O.I
micr. ond.:
als r.v.
al. ro. 7 0.9
micr. ond.:
tam. veel f'
brine en leuc-
lymph. en
ep.c., hier en
daar enkele
mono-, diplo'
en korte
strept., tairt'
ronde vorm-
phagocytose.
iets iets
al. ro. 3H 0.2
micr. ond.:
(Papp.)
hier en daaf
enkele celleO'
enkele mono'
en diploc.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
15-6.'30 |
De harde plek l.v. |
am.za. lYj 0.1 |
am.za. V/i 0.1 |
iets iets mier. ond.: |
iets iets en korte |
23-6.'30 |
Tusschen l.v. en l.a. |
am.za. 1^0-2 |
am.za. 1^0.2 |
iets iets mier. ond.: |
iets iets |
6-7.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am.za. lYi 0.2 |
am.za. V/i 0.2 |
20-7.'30 |
Harde zwelling tus- |
am. za. 3 0.2 (Papp.) |
am.za. IJ^ 0.1 |
am.za. IJ^ 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
3-8-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 2 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
17.8.'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. IHO.1 (L.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 2H 0.2 mier. ond.: |
am.za. 0.1 |
29-8.'30 |
Vanmorgen l.v. |
am. za. 1 0.1 (L.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
al. ro. 6H 1.5 en daar |
am.za. XYi 0.1 |
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
La. |
onderzoek |
re., ros , kat., sed. |
re., ros-, kat., sed. |
te., ros., kat, sed. |
re., ros., kaj^' | |
2-9.'30 |
Toestand is weer |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
iets iets al. ro. 2H 0.2 mier. ond.: |
am. za. 1 p-l |
12.9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
am. za. 1 f |
26-9-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. IJ^ 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
am.za. 1^0-1 |
11.10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. I 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
am. za. 1 |
25-10-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. IJ^O.l (Papp.) |
am.za. IH 0.1 |
am.za. IH 0.1 |
am.2a.lM0-' mier. ond.: |
9-11-'30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 1^4 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 134 0.1 |
am. za. 1 |
23.11.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. % 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. Vi^-^ |
7.12.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 |
am. za. H 0.1 |
am. za. HO.1 |
am. za. 1 0;' |
4-2.'31 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (P. J.) als voren, |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
am. za. I |
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., ros., kat. sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros . kat. sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
28-4--30 |
Uier, melk en melk- |
am.za. 0.2 (P. J.) als voren, |
am.za. 1^0.2 |
am.za. 1 ^ 0.2 |
am.za. 0.2 |
10-11.'31 |
Uier, melk en melk- |
am.za. IH 0.2 (P. J.) als voren, |
am.za. 1^0.2 |
am.za. 1^0.2 |
am.za. 0.2 |
21.7.'30. Anamnese en status praesens:
Een zesjarige, zwartbonte koe, heeft dit voorjaar het vierde kalf
gebracht. Een week geleden zijn er vlokjes op de teems gekomen
van de melk van deze koe. De meid kan niet best melken en de koe
heeft tepelwondjes. Vroeger heeft eigenaar nooit iets abnormaals
aan uier of melk bespeurd. Het l.a. kwartier is wat knobbelig en
harder bij palpatie, niet atrophisch. De melkgift l.a. is ook ver-
minderd. De voorkwartieren zijn kleiner dan de achterste. De melk
l.a. is wat waterig-geel, met vlokjes. De overige melk op 't oog
normaal.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
r.a.
kat^'
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat, sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Therapie: 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv. en om
den anderen dag af-
wasschen met lauw
zeepwater en 8 X
per etmaal zoo goed
mogelijk uitmelken.
21-7.'30
26.7-'30
4.8.'30
11-8.'30
Uier, melk en melk-
gift en therapie als
voren.
De toestand wordt
iets beter.
Therapie: dezelfde.
De toestand is weer
verergerd, daarom
de koe op stal gezet,
om ze beter te kun-
nen behandelen.
Therapie: dezelfde.
am.za. 0.1
mier. ond.:
(Papp. en
Gram),
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.'
als r.v.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.1
mier. ond.:
als r.v.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
ain. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
al. ro.
mier. ond.:
vrij veel leuc-.
tam. veel
lymph. en
ep.c., tam.
veel mono-.
diplo- en
korte strept.
en enkele
lange strept-
paliss.vorffl'
Gram
al. ro. 7 vol
mier. ond.:
als voren,
maar minder
strept.
al. ro. 6 1-5
mier. ond.:
als voren.
al. ro. 614 vol
mier. ond.:
als voren.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
l.a. |
Onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | |
18-8-'30 |
De toestand is ver- |
am. za. 1 0.1 (L.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
iets iets en ep.c., |
1-9.-30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. H 0.1 (L.) als voren. |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 0.1 |
iets iets |
15-9-'30 |
De koe heeft tepel- |
am. za. 0.1 |
am. za. 0.1 |
am. za. Yi 0.1 |
al. ro. 4 0.4 |
29-9.'30 |
Wondjes hersteld. |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
'2-10.'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
Melk l.a. iets waterig. |
am.za. 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1^0.1 |
al. ro. 5 0.6 | |
10-11.'30 |
Melk l.a. op 't oog |
am.za. IJ^ 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
11-'30 |
Uier, melk en melk- |
am. za. 1 0.1 (Papp.) |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 1 0.1 |
iets iets |
l.a.
.s. kat gt;'±
l.v.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
Klinische gegevens
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat . sed
re., ros., kat. sed
Uier, melk en melk-
gift en therapie als
voren.
8-12.'30
2.2-'31
21.5-'31
27-10-'31
De koe kan in Mei
a.s. afkalven en geeft
l.a. maar heel weinig
melk meer.
De koe is een week
geleden afgekalfd.
Het l.a. kwartier is
hard en warm, melk
waterig-geel.
L.a. kwartier wat
atrophisch en knob-
belig. Melk l.a. iets
waterig.
am.za. IJ^ 0.1
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
am.za. 0.2
micr. ond.:
(P. J.)
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
(P. J.)
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
(P- J.)
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. 1^0.2
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am.za. IJ^ 0.2
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
iets iets
al. ro. 5
micr. ond-
als voren-
iets iets „.
al. ro. 5 0.6
micr. ond.:
als voren, dus
geen strept-
cultureel:
wel strept.
al. ro. 1-2
micr. ond-
veel leuc.'
tam. veel
lymph. en
ep.c., hier eo
daar enkele
mono-
diploc. en
korte strept-
eenigszins
paliss.vorm-
cultureel:
veel strept.
iets iets
al. ro. 3M '
micr. ond--
tam. veel
leuc., wat
minder lymPquot;'
en ep.c.,
enkele mon^
en diploc-
geen strept-
cultureel:
wel strept-
OA
11.8.'30. Anamnese en status praesens:
Aan de plaatselijke zuivelfabriek wordt een monster melk uit
de totale hoeveelheid van een leverancier genomen en gesedimen-
teerd. Sedert korten tijd is besloten, bij duidelijk verhoogd sediment
door mij microscopisch onderzoek te laten doen. In het sediment
van door dezen eigenaar geleverde melk worden veel korte en
lange streptococcen gevonden, meermalen in kluwens, met duide-
lijke palissadenvorm.
Besloten wordt, bij dezen eigenaar een onderzoek naar de koeien
in te stellen.
12.8.'30. Volgens eigenaar is een zwartbonte, zt 7-jarige melk-
koe, in Maart j.1. voor de vierde keer afgekalfd, sedert een week of
drie wat „wrangigquot; en de melkgift is verminderd.
Als de eigenaar zich goed bedenkt, meent hij zich te herinneren,
dat deze koe de vorige stalperiode ook wel eens een paar dagen
in de war geweest is.
De koe geeft momenteel ongeveer 18 L. melk per dag, de melkgift
l.a. is tot op de helft verminderd. Het l.a. kwartier is niet atrophisch,
wel wat harder en knobbelig bij palpatie. Achteraan, ongeveer ter
halver hoogte, zit een knobbel met resten van een bijspeen. De melk
l.a. is waterig-geel met vlokken in de eerste stralen. Later wordt
de melk veel beter op 't oog. Eigenaar doet de eerste melk weg en
de rest in de emmer.
Klinische gegevens
Datum van
het
^ »ndenoek
I.V.
l.a.
r.a.
r.v.
re., ros., kat, sed.
re . ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Therapie: 8 X per
etmaal uitmelken en
2 X daags massee-
ren met warme ol.
oliv. en 1 X daags
afwasschen met lauw
zeepwater.
am. za. 3 0.1
mier. ond.:
(L.)
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
12-8-'30
am. za. 1 0.1
mier. ond.;
als r.v., maar
geen diploc.
Hm. za. 1 0.1
mier. ond.:
als r.a.
zu. ge. 8 vol
mier. ond.:
veel fibrine,
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., wat
mono- en
diploc. en
veel korte en
lange strept.,
paliss.vorm.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
onderzoek |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., ka^ | |
12-8-'30 |
De midden- en laat- |
iets iets ^ (L.) als voren, | |||
17-8.'30 |
Toestand weinig |
am.za. 3H 0.1 |
am. za. 2 0.1 |
am.za. 3H 0.1 |
al. ro. 9 vol als voren, |
17.8-'30 |
De midden- en laat- |
iets iets ^ in als voren, | |||
26-8-'30 |
De harde zwelling |
iets iets |
am.za. IH 0.1 |
am.za. IM 0.1 |
al. ro. micr. ond-' |
26-8-'30 |
De midden- en |
iets iets ^ , (Papp.) | |||
3-9-'30 |
Melk r.v. iets wa- |
iets iets |
am.za. 0.1 |
am.za. 2^ 0.2 |
al. ro. 8M |
l.a.
Klinische gegevens
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat. sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros . kat., sed.
L.a. kwart, wat atro-
phisch en in het
achter-onderste deel
wat knobbelig, r.v.
kwartier iets atro-
phisch en niet harder
of knobbehg. Het
vaak uitmelken ge-
beurt lang niet altijd.
Eerste melk l.a. erg
waterig-geel, met
vlokken.
De midden- en
laatste melk l.a.
bijna normaal op 't
oog, zonder vlokken.
L.a. melk nog wa-
terig-geel, melkgift
erg verminderd.
Overige melk op 't
oog normaal.
Therapie: als voren.
Uier, melk en melk-
gift ongeveer als vo-
ren. Melk l.a. bijna
geen vlokjes meer.
Therapie: als voren.
Uier, melk en melk-
gift en therapie als
voren.
Uier, melk en melk-
gift en therapie als
voren.
iets iets
al. ro. 4 0.8
mier. ond.:
(L.)
als voren.
ara.za. V/i 0.2
mier. ond.:
(Papp.)
hier en daar
enkele cellen,
enkele mono-,
diplo- en
korte strept.
am.za. lYi 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., geen
strept.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
(Papp.)
als voren,
geen diploc.
am.za. IJ^ 0.2
mier. ond.:
als voren.
am.za. 2^2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am.za. 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
ara, za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
iets iets
b1. ro. 3 0.4
mier. ond.:
ongeveer als
r.v., maar
geen strept.
iets iets
b1. ro. 3H 0.2
micr. ond.:
als r.v., maar
ook een paar
lange strept.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als r.v.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.1
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 8 vol
micr. ond.:
als voren,
maar veel
minder strept.,
veel meer
phagocytose
dan te voren.
iets iets
al. ro. 6 1.5
micr. ond.:
minder fi-
brine, minder
ep.c. en min-
der strept. dan
in de eerste
melk.
al. ro. 9 vol
micr. ond.:
als voren,
maar meer
strept., meest
lange.
al. ro. 8 vol
als voren,
maar veel
minder strept.,
meest korte.
al. ro. 8 vol
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 7H 2.5
micr. ond.:
als voren,
maar slechts
enkele strept.
Klinische gegevens
I.V.
Datum van
het
onderzoek
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros , kat., sed.
24-11-'30 Uier, melk en melk-
gift als voren.
quot;Therapie: alleen nog
een keer extra uit-
melken.
8-12-'30 Uier, melk en melk-
gift en therapie als
voren.
7-3-'31 L.a. melkgift zeer
gering, melk l.a. op
't oog ongeveer nor-
maal. Overigens als
voren. De koe zal
vroegtijdig droogge-
zet worden en ver-
kocht.
21-10-'31 De koe is korten tijd
geleden afgekalfd en
niet verkocht. L.a.
kwartier atrophisch,
melkgift l.a. gering.
Overigens alles vrij-
wel normaal.
am.za. 2H 0.2
mier. ond.:
(Papp.)
als voren.
am. za. 2 0.1
mier, ond.:
(Papp.)
als voren.
am.za. O.quot;
mier. ond.:
(P. J.)
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
(P. J.)
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am.za. V/i 0.2
raicr. ond.:
als r.v.
am.za. IH 0.1
mier. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am.za. 2H 0.2
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
al. ro. 8 vol
mier. ond-
als voren.
al. ro. 7 2-3
mier. ond-
als voren,
maar gecO
strept.
al. ro.
mier. ono-
vrij veel leuC-
tam. veel
lymph. eo
ep.c., hier eö
daar enkele
mono-
diploc., g^^quot;
strept.
cultureel:
veel strept'
al. ro. 5 yo'
als voren,
geen strept'
cultureel:
wel strept.
2.11.'30. Anamnese en status praesens:
Een zwartbonte vijfdekalfskoe, heeft 2 September j.1. een lucht-
insufflatie in den uier gehad wegens verschijnselen van grastetanie
in lichte mate. Korten tijd daarna is de koe drooggezet. Bij het
droogzetten zijn er, speciaal r.a. en l.a. wel eens vlokjes in de melk
geweest. Daarom heeft eigenaar de koe doorgemolken twee maal
daags. In de laatste dagen worden deze afwijkingen erger. De koe
kan over ongeveer veertien dagen afkalven. De melk is wat geler
en dikker dan normaal (colostrum-achtig), met vlokjes. Van alle
kwartieren is dit hetzelfde. Aan den uier is weinig abnormaals te
bespeuren.
Klinische gegevens
Datum van
het
onderzoek
I.V.
l.a.
r.v.
r,a.
re., ro».. kat., sed.
re., ros , kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Therapie: aangezien
eigenaar de koe
doorgemolken heeft,
4 X daags alle
kwartieren uitmelken
en 2 X daags mas-
seeren met warme ol.
oliv. en 1 X daags
afwasschen met lauw
zeepwater.
2-11.'30
5-11-'30
De toestand is iets
verbeterd; l.a. de
meeste vlokken in
de melk, r.a. de melk
het geelst.
Therapie; dezelfde.
iets iets
al. ro. 8 vol
micr. ond.:
(meth. bl.,
Papp. en
Gram),
vrij veel fi-
brine en leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., hier en
daar enkele
mono-, diplo-
en korte
strept., paliss.
vorm, phago-
cytose,
Gram -f-.
am.za. 7H 2.5
micr. ond.:
(Papp.)
als voren, in
iets mindere
mate.
iets iets
al. ro. 8H 2.5
micr. ond.:
als r.v., in
mindere mate.
am. za. 8 2.-
micr. ond.:
als voren, in
iets mindere
mate.
iets iets
al. ro. 6 1.-
micr. ond.;
als r.a.
ara. za. 5 0.8
micr. ond.:
als voren, in
iets mindere
mate.
iets iets
al. ro. 8 vol
micr. ond.:
als r.v.
am. za. 8 vol
micr. ond.;
als voren, in
iets mindere
mate.
Klinische gegevens
I.V.
Datum van
het
onderzoek
:., ros., kat., sed-
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
12-11-30 De toestand verbe-
tert iets. De uier
zwelt normaal op,
omdat de koe bin-
nenkort kan kalven.
De melk is geel-
kleverig (colostrum),
r.a. nog enkele
vlokjes.
Therapie: alleen nog
een keer uitmelken.
15-ll-'30 De koe is eergisteren
afgekalfd. Alle melk
nog wat colostrum-
achtig, r.a. het
geelst, met enkele
vlokjes. Melkgift be-
hoorlijk, met alle
kwartieren gelijk.
L.a. kwartier boven
de tepel wat harder,
r.a. kwartier in zijn
geheel wat grooter
en harder bij pal-
patie.
Therapie: als in het
begin,
21-ll-'30 De toestand verbe-
tert wat. R.V. kwar-
tier nog wat gezwol-
len en harder; r.a.
kwartier iets atro-
phisch en knobbelig,
melk r.a. iets wate-
rig, overige melk op
't oog normaal.
Therapie: als voren.
29-11-30 Uier, melk en melk-
gift ongeveer als
voren.
Therapie: dezelfde.
iets iets
al. ro. 8 1.:
micr. ond.:
(Papp.)
als voren.
iets iets
al. ro. 8 0.6
micr. ond.:
(Papp.)
enkele fibrine-
draden, vrij
veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., vrij wat
mono-, diplo-
en strept.,
korte en
lange, paliss.-
vorm.
al. ro. 5 0.7
micr. ond.:
(Papp.)
als voren, in
wat mindere
mate.
iets iets
al. ro. 4H 0.8
micr. ond.:
(Papp.)
als voren,
maar iets
minder strept.
iets iets
zu. ge. 8 2.5
micr. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 7 1.7
micr. ond.:
meer fibrine,
ook meer
lange strept.,
overigens als
r.v.
al. ro. 7 vol
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 7 vol
micr. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 6 0.9
micr. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 5 0.3
tam. veel
leuc., wat
minder lymph.
en ep.c., tam.
veel mono-
en diploc.,
geen strept.
am.za. V/i 0.2
micr. ond.:
als voren, in
mindere mate.
am. za. 2 0.3
micr. ond.:
als voren.
iets iets ,
al. ro. 8 vol
micr. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 8
micr. ond.:
als l.v., in iets
sterkere mate-
iets iets ,
al. ro. 3H
als voren,
micr. ond.:
als voren.
iets iets ,
al. ro. 4 0.6
micr. ond.:
als voren.
Klinische gegevens
Datum van
het
onderzoek
I.V.
l.a.
r.a.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat, sed.
re., ros., kat. sed.
Uier, melk en melk-
gift ongeveer als
voren.
31-3-'31
Therapie: gestaakt.
7-11-'31
Melk soms nog af-
wijkend volgens ei-
genaar. R.v. kwar-
tier wat harder en
knobbelig; r.a. kwar-
tier wat atrophisch
en knobbelig. Melk
op 't oog ongeveer
normaal.
iets iets
al. ro. 3 0.4
mier. ond.:
(P. J.)
als voren,
maar geen
strept.
cultureel:
wel strept.
iets iets
al. ro. 2 0.3
mier. ond.:
(P. J.)
tam. veel
leuc., wat
lymph. en
ep.c., enkele
monoc., een
paar diploc.,
geen strept.
cultureel:
geen strept.
al. ro. 5H 2.-
als voren,
maar slechts
enkele korte
en lange
strept.
cultureel:
tam. veel
strept.
iets iets
al. ro. 3H 0.8
mier. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., hier en
daar wat
mono- en
diploc., een
paar korte
strept.
cultureel:
vrij veel
strept.
am. za. 2 0.2
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
am.za. 1^0.2
mier. ond.:
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
cultureel:
geen strept.
iets iets
al. ro. 2H 0.4
mier. ond.:
als voren, dus
geen strept.
cultureel:
wel strept.
iets iets
al. ro. 2 0.3
mier. ond.:
ongeveer als
r.v., dus geen
strept.
cultureel:
geen strept.
25.11/30. Anamnese en status praesens:
De koeien van dezen eigenaar hebben kort geleden mond- en
klauwzeer gehad en vrij wat zeere spenen, wat lastig melken ten
gevolge heeft gehad. Ondanks alle mogelijke voorzorgen hebben een
vijftal koeien sedert één of meer dagen uierontsteking.
Eén der koeien heeft een heftige parenchymateuze mastitis, met
een stinkend geelwaterig secretum met vlokken; microscopisch zijn
in het sediment streptococcen, staphylococcen en colibacillen te
vinden. De koe is ernstig ziek.
De andere vier koeien zijn niet merkbaar ziek en het secretum
niet stinkend.
Bovenbedoelde koe no. 27 is een 33/^-jarige zwartbonte melkkoe,
die sedert gisteren een tamelijk ernstige uierontsteking heeft, r.v.,
met zwelling, roodheid en pijnlijkheid van het kwartier, eenige ver-
grooting van den rechter uierlymphklier, een waterig-geel secretum
met vlokken. R.a. heeft de koe drie dagen geleden ook mastitis
gekregen, maar volgens eigenaar betert dat al weer. Het r.a. kwartier
is nog wat harder en iets gezwollen.
Klinische gegevens
l.a.
I.V.
r.v.
Datum van
het
onderzoek
e.. ro».. kat..
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Therapie: 8 X per
etmaal uitmelken en
4 X daags betten
met lot. Bürowi.
zu. ge. 8 1.6
(Papp. en
Gram),
vrij veel leuc.,
wat minder
lymph. en
ep.c., tam.
veel mono-,
diplo- en
korte strept.,
paliss.vorm.
Gram .
al. ro. 9 vol
micr. ond.;
ongeveer als
r.v.
am. za. 2 0.2
micr. ond.;
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc.
25-11-'30
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als I.V.
Klinische gegevens
l,a.
l.v.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
re., ros., kat., sed.
re.» ros., kat.» sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
De toestand is nog
weinig verbeterd.
R.v. kwartier is nog
het meest normaal.
Therapie: dezelfde.
iets iets
zu. ge. 4 0.4
micr. ond.:
(P. J.)
tam. veel
leuc., wat
minder
lymph. en
ep.c., enkele
mono- en
diploc., geen
strept.
2-12--30
al. ro. 7 vol
micr. ond.:
veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., hier en
daar enkele
mono- en
diploc., enkele
korte strept.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 1 0.1
micr. ond.:
als voren.
De koe wordt over eenige dagen drooggezet.
30.12.'30. De koe staat droog en kan ± 1 Maart a.s. afkalveren.
9.12.'31. Door omstandigheden is het onmogelijk geweest, eerder
weer nota van dit geval te nemen, de koe is Maart '31 normaal
afgekalfd volgens eigenaar en de melk is volgens hem toen steeds
goed geweest; behalve r.a., welk kwartier deze zomer nog een keer
is opgezwollen, ook is de melkgift r.v. en r.a. verminderd. Eenige
weken geleden heeft de koe geaborteerd na eene drachtigheid van
enkele maanden.
Momenteel is het r.v. kwartier wat hard en knobbelig, r.a. ook.
in mindere mate.
Datum van het |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
I.V. |
La. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
am.za. 0.2 (P. I.) enkele leuc., |
am.za. IJ^ 0.2 |
am.za. IJ^ 0.2 |
am. za. 2 0.2 |
25.11.'30. Anamnese en status praesens:
Een zevenjarige zwartbonte melkkoe, heeft sedert eergisteren r.a.
en vooral l.v. een vrij ernstige mastitis, met zwelling, roodheid en
pijnlijkheid der aangetaste kwartieren en met waterig-geel secretum,
waarin vlokken. Beide uierlymphklieren zijn iets gezwollen.
Eigenaar melkt de ontstoken kwartieren elk half uur uit. Het r.a.
kwartier betert al iets.
Klinische gegevens
Datum van
het
onderzoek
I.V.
l.a.
r.a.
e., ros., kat..^
re., ros., kat., aed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
Zie boven.
Therapie: 8 X per
etmaal uitmelken en
■4 X daags betten
met lot. Bürowi.
De mastitis heeft
zich uitgebreid, l.a.
kwartier ook aange-
tast. Aangetaste
kwartieren te hard,
niet warm, rood of
pijnlijk. Melk abnor-
maal.
Therapie: dezelfde,
maar geen lot. Bü-
rowi, wel 2 X daags
masseeren met war-
me ol. oliv.
De aangetaste kwar-
tieren worden iets
atrophisch, melk nog
iets waterig. Overi-
gens als voren.
25-11.-30
2-12-'30
30-12-'30
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
(Papp. en
Gram),
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc., paar
diploc.
am. za. Y2 0.1
micr. ond.:
als voren.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
(P. J.)
als voren.
iets iets
al. ro. 3H 0.5
micr. ond.:
tam. veel
leuc. en
lymph., en-
kele ep.c.,
enkele mono-
en diploc.
iets iets
al. ro. 4 0.4
micr. ond.:
als voren.
iets iets
al. ro. 33^ 0.5
micr. ond.:
als voren.
zu.ge. lY. vol
micr. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., tam.
veel mono-,
diplo- en
korte strept.
en enkele
lange strept.,
paliss.vorm.
Gram .
zu. ge. 6 vol
micr. ond.:
als voren,
maar geen
lange strept.
al. ro. 6 vol
als voren,
geen strept.
am. za.
micr. ond.;
als r.v.
al. ro. 7 vo'
micr. ond.;
veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., taffl.
veel mono',
diplo- en
korte strept-
al. ro. 5 vol
micr. ond.:
als voren,
iets mindere
mate.
31.1.'31. De toestand is nog weinig verbeterd. De koe is juist
drooggezet en zal vetgemest en als slachtkoe verkocht worden.
25.11/30. Anamnese en status praesens:
Een 33-^'-jarig zwartbonte melkkoe, kan in Maart a.s. voor de
tweede keer afkalven, heeft sedert drie dagen r.v. en vooral r.a.
mastitis, r.v. betert het al weer. Toch zijn beide kwartieren, vooral
r.a., nog gezwollen, wat rood en pijnlijk en is het secretum waterig-
geel met vlokken, speciaal r.a. Uierlymphklieren niet merkbaar ge-
zwollen.
Datum van |
Klinische gegevens |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. |
re., ros., kat., sed. | ||
25-11.'30 |
Zie boven. |
iets iets lymph. en |
al. ro. 9 vol mier. ond.: |
am. za. 2 0.2 lymph. en |
am. za. 2 0.2 |
2-12-'30 |
Het r.a. kwartier is Therapie: dezelfde. |
am. za. 2 0.2 (P. J.) als voren, in |
al. ro. 8 vol |
am. za. 1 0.1 |
am. za. 2 0.3 |
30-12-'30 |
Toestand vrijwel als |
am. za. 2 0.2 (P. J.) als voren. |
al. ro. 10 vol |
am. za. 1 0.1 |
am.za. 1 0.2 |
31.1.'31 |
R.a. kwartier niet |
am.za. IH 0-2 (P. J.) als voren, dus cultureel: |
al. ro. 8 vol |
am. za. 1 0.2 |
am.za. 0.2 |
De koe wordt drooggezet en verkocht.
-ocr page 184-25.11/30. Anamnese en status praesens:
Een zesjarige zwartbonte melkkoe, heeft sedert eergisteren r.a.
en l.a. een vrij ernstige uierontsteking met zwelling, roodheid en
pijnlijkheid en iets vergroote uierlymphkheren. Het secretum uit
beide kwartieren is waterig-geel met vlokken.
Klinische gegevens
I.V.
La.
Datum van
het
onderzoek
r.v.
r.a.
re., ros., kat.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed.
re., ros., kat., sed
Zie boven.
Therapie: 8 X per
etmaal uitmelken en
4 X daags betten
met lot. Bürowi.
Toestand nog weinig
verbeterd, de achter-
kwartieren niet zoo
warm meer. Overi-
gens alles als voren.
De toestand is vrij
wisselend. R.a.
kwartier is nu reeds
voor de derde keer
opgezet en warm.
Therapie: dezelfde.
3-2-'31
De achterkwartieren,
speciaal r.a., zijn te
hard, iets atrophisch
en wat knobbelig,
melk r.a. nog iets
waterig.
Therapie: alleen nog
een keer extra uit-
melken.
25-11-'30
2-12-'30
30-12-'30
am.za. 1^0.2
micr. ond.:
(Papp. en
Gram),
enkele leuc.,
lymph. en
ep.c., enkele
monoc.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
(P. I.)
als voren.
am. za. 1 0.2
micr. ond.:
(P. J.)
als voren, in
iets sterkere
mate.
am.za. 1^0.2
micr. ond.:
(P. J.)
als voren,
cultureel:
geen strept.
zu. ge. 8 vol
micr. ond.:
vrij veel leuc.,
tam. veel
lymph. en
ep.c., tam.
veel mono-,
diplo- en
korte strept.,
paliss.vorm,
Gram -j-.
iets iets
zu. ge. 7 vol
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 8 vol
micr. ond.:
als voren.
al. ro. 8 vol
micr. ond.:
als voren,
geen strept.
cultureel:
wel strept.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als r.v.
am. za. 2 0.2
micr. ond.:
als voren.
am.za. 3H 0.2
micr. ond.:
als voren.
am. za. 3 0.2
mier. ond.:
als voren,
cultureel:
geen strept.
zu.ge. 6M
micr. ond.:
als r.a., maar
minder ep.c-
en minder
strept.
iets iets
zu. ge. 7 vol
micr. ond.:
als r.a.
am.za. 2^
mier. ond.:
tam. veel
leuc., wat
minder lyropquot;'
en ep.c., hie''
en daar
enkele monO'
en diploc..
geen strept.
am.za. 3^
micr. ond.:
als voren, ^^
mindere mate-
cultureel:
wel strept.
9.12.'31. De koe staat droog. Het r.a. kwartier is deze zomer
nog weer opgezet geweest.
In dit stadium van onderzoek aangekomen zijnde, is het idee
geopperd, of het mogelijk is, in de gevallen, waarin men klaar-
blijkelijk van genezing kan spreken en ook in die gevallen, waarin
men geen algeheel herstel heeft gekregen, maar toch de
streptococcen microscopisch niet meer kan aantoonen, deze micro-
organismen cultureel nog wel zijn te vinden.
Als voedingsbodem hiervoor is genomen de 2 % alkalische
glucosebouillon, zooals door Velthorst is aangegeven. Dit is een
uitstekend milieu voor streptococcen; eventueel aanwezig zijnde
andere bacteriën worden in den regel overgroeid door de strepto-
coccen in dezen voedingsbodem.
Men maakt hem als volgt:
10 gram vleeschextract \
5 gram Na Clnbsp;gt; oplossen in aqua tot 1 L.
10 gram pepton
De verkregen bouillon alkalisch maken ten opzichte van phe-
nolphtaldne (met een 20 % Nag COg.lOHaO-oplossing als ze te
zuur is, met HCl als ze te alkalisch is.) Daarna ^ tot j/^ uur
koken, weer de reactie nagaan, filtreeren tot ze helder is en tenslotte
toevoegen 2c.c. 1 N. HCl en twee achtereenvolgende dagen uur
in een Koch'sch toestel steriliseeren.
Voor de alkalische glucosebouillon lost men in bovenstaande
vloeistof 2 % glucose op, vóórdat men de laatste keeren steriliseert
en filtreert zoo noodig.
Op dezen voedingsbodem nu is van verschillende der onderzochte
koeien melk uit elk der vier kwartieren in verschillende verdunningen
geënt, zooals Velthorst ook heeft aangegeven. Dit is geschied om
na te gaan of de aangetaste of vroeger aangetaste kwartieren zich
anders gedragen, wat de groei betreft, dan de gezonde.
De enting heeft plaats gehad als volgt:
0.1 c.c. melk 9.9 c.c. steriele physiologische Na Cl = ver-
dunning I.
0.1 c.c. I 9.9 c.c. steriele physiologische Na Cl == verdunning II.
0.1 c.c. II 9.9 c.c. steriele physiologische Na Cl = verdunning III.
Hierbij is dus:
1 c.c. van verdunning i gelijk aan i/ioo c.c. oorspronkelijke melk.
1 c.c. „ „ ii ..nbsp;Vio-ooo c.c.
1 c.c. „nbsp;M iii „ „ i/iooo-ooo c.c.
Van elk dezer drie verdunningen wordt telkens Yi c-c. bij den
voedingsbodem gevoegd en dan bij 37° C. 24 tot 48 uur in den
broedstoof gezet.
Op deze manier wordt de z.g. streptococcentiter bepaald, d.w.z.
de grootste verdunning, waarbij nog juist groei word verkregen.
Twee dingen zijn nu van belang om te weten en wel Ie. of er
uit de aangetast geweest zijnde kwartieren nog streptococcen zijn
te kweeken, als ze microscopisch in het melksediment niet meer
zijn aan te toonen en 2e. of de streptococcentiter voor de genoemde
kwartieren anders zal wezen dan voor de normale.
Hieronder volgt nu een beschrijving van de onderzochte ge-
vallen. Onder de kolom resultaat is achter cultureel: ingevuld wat
er microscopisch aan den voedingsbodem is te zien en achter
microscopisch: wat een uitstrijkpreparaatje uit dien voedingsbodem
te zien geeft.
§ 1. Cultuurprocven met alkalische glucosebouillon.
Datum van het |
Onder- |
D) i.3 S a •0 |
Resultaat |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
12-2-'31 |
no. 3 |
1 |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
II |
cultureel: |
helder, |
troebeling, |
helder, |
troebeling, | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
20-4.'31 |
no. 3 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
II |
cultureel: |
helder, |
lichte troebel., |
helder, |
lichte troebel., | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
30.1.-31 |
no. 5 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
29.5-'31 |
no. 5 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
lichte troebel., |
helder, | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
15-2.quot;31 |
no. 6 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling |
troebeling, |
troebeling, |
Datum van het |
Onder- |
CS V a -0 |
Resultaat |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
La. |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, . | ||
7-5--31 |
no. 6 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling. |
troebeling- micrococcen |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, , | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, . | ||
I7-3-'31 |
no. 7 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling- sediment micrococcen |
II |
cultureel: |
hchte troebel., |
helder, |
lichte troebel., micrococcen |
lichte troebel- sediment | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
12-5-'31 |
no. 7 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling' sediment |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
lichte troebel., |
lichte troebel- sediment | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
16-1-'31 |
no. 9 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling- sediment |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, |
•^»'um van het |
Onder- |
agt; |
Resultaat |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
14-3-'31 |
no, 9 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
26-1.-31 |
no. 10 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
18-4.'31 |
no. 10 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
II |
cultureel: |
lichte troebel., |
troebeling beetje |
lichte troebel., micrococcen |
lichte troebel., | ||
• |
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | |
21-2--31 |
no.12 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
II |
cultureel: |
lichte troebel,, |
troebeling, |
lichte troebel., |
troebeling, |
Datum van het |
Onder |
agt; 1 Q is a |
Resultaat |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
III |
cultureel: |
helder, |
lichte troebel, |
helder, |
helder, _ | ||
21-4-31 |
no.12 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebelin9' sediment |
II |
cultureel: |
lichte troebel., micrococcen |
troebeling beetje |
lichte troebel., micrococcen |
lichte troebel- micrococceO | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
20-2-'31 |
no.17 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling- sediment micrococceO |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, . | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
27-2-'31 |
no.21 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling' sediment |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
23-1.-31 |
no. 22 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling |
troebeling, |
troebeling- sediment micrococceO enkele ploiAP' |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, |
'^»tum van |
Onder- |
a tta |
Resultaat |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
III |
eulturcel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
no.22 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling |
troebeling, |
troebeling, | |
II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
no.23 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, | |
II |
cultureel: |
lichte troebel., micrococcen |
lichte troebel., mierococcen |
lichte troebel., |
lichte troebel., micrococcen | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
28-4.-31 |
no.23 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
II |
cultureel: |
troebeling, beetje |
lichte troebel., micrococcen |
lichte troebel., micrococcen |
lichte troebel., micrococcen | ||
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, |
Onder-
zochte
koe
Datum van
bet
onderzoek
l.a.
l.v.
Resultaat
r.a.
V a
r,v.
lichte troebel.,
beetje
sediment
micrococcen
helder,
geen groei
helder,
geen groei
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
III
7.3-'31
no. 25
helder,
geen groei
helder,
geen groei
troebeling,
sediment
micrococcen
troebeling,
beetjesediment
micrococcen
I cultureel:
2-2-'31
no. 24
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
Ill
no. 24
21-5-'31
lichte troebel,
beetje
sediment
micrococcen
helder,
geen groei
helder,
geen groei
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
helder,
geen groei
helder,
geen groei
troebeling,
sediment
micrococcen
helder,
geen groei
troebeling,
sediment
micrococcen
helder,
geen groei
helder,
geen groei
lichte troebel.,
geen sediment
micrococcen
helder,
geen groei
helder,
geen groei
troebeling,
sediment
micrococcen
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
troebeling'
veel sedi®e'''
micrococcei'
vrij veel
korte enlanö^
streptoc-.
eenigszios
paliss. vora»
troebelinö'
sediment
micrococceo
streptococce'
lichte troebel '
beetje
sediment
micrococcen
enkele
ptreptococc
troebeling-
sediment
micrococcen
streptococcequot;
troebeling'
beetje
sediment
micrococcen
enkele
streptoc-'
lichte troebei^^j
geen sedim«''
micrococcen
troebelinfl'
sediment
micrococci
veel strepto^'
meest la«»;'
paliss. vom»
troebeling-
sediment
micrococcen
streptococc
^atum van ondeptoek |
Onder- |
03 tl •a |
Resultaat |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
III |
cultureel: |
helder, |
helder, |
lichte troebel., micrococcen |
troebeling, beetje | ||
31-3.-31 |
no.26 |
I |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, strept., |
troebeling, |
troebeling, |
II |
cultureel: |
troebeling, micrococcen |
troebeling, micrococcen streptoc., |
troebeling, beetje |
troebeling, micrococcen | ||
III |
cultureel: |
lichte troebel., micrococcen |
troebeling, beetje |
helder, |
lichte troebel., micrococcen | ||
31-1-'31 |
no. 29 |
I |
cultureel: |
troebeling, micrococcen strept., |
troebeling, micrococcen korte en |
troebeling, beetje |
troebeling, micrococcen |
II |
cultureel: |
troebeling, micrococcen |
troebeling, micrococcen korte en |
helder, |
troebeling, beetje | ||
III |
cultureel: |
lichte troebel., micrococcen |
troebeling, beetje |
helder, |
helder, |
Datum van
het
onderzoek
Onder-
zochte
koe
l.a.
Resultaat
I.V.
r.a.
gt; §
troebeling
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
3-2-'31
no. 30
beetje
sediment
micrococcen
III
helder,
geen groei
helder,
geen groei
troebeling,
veel sediment
micrococcen
korte en
lange strept,
paliss. vorm
troebeling,
sediment
micrococcen
enkele korte
en lange
streptoc.,
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
paar streptoc.
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
helder,
geen groei
helder,
geen groei
troebelinfl'
sediment
micrococcen
enkele korte
strept.
paliss. voroi'
troebeling-
beetje
sediment
micrococcen
paar strepto'^'
lichte troebel'
geen sedime'quot;
micrococcen
§ 2. Parallelprocvcn met alkalische glucosebouillon en wei.
Na het beëndigen der eerste proevenreeks is tenslotte nog de
vraag gesteld, of alkalische glucosebouillon voor pathogene strep-
tococcen wel een bij uitstek geschikte voedingsbodem is.
Derhalve is besloten om nog een aantal parallelproeven te nemen
met alkalische glucosebouillon en een anderen voedingsbodem,
b.v. wei.
Deze wei is op de volgende manier samengesteld (volgens Löhnis):
De melk wordt met stremsel bij 35° C. gestremd (1 L. melk
-f 7 a 8 Gr. stremsel).
Het coagulum wordt met een glasstaaf fijngemaakt en het mengsel
in een waterbad tot ongeveer 80° C. verwarmd. De wei wordt
door een doek afgefiltreerd, daarna wordt 1 % pepton Witte en
V2 % Na Cl toegevoegd, dan een uur in de Koch'sche sterilisator
verhit en gefiltreerd. Daarna worden de buizen met de noodige
hoeveelheid van den voedingsbodem gevuld (b.v. 10 c.c.) en
2 maal Vg uur in de Koch gesteriliseerd.
Bij deze proeven zijn alleen de verdunningen I en II gebruikt.
-ocr page 195-
Datum van quot;nderaoek |
Onder- |
T3 §quot;2 s |
Resultaat |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
no. 3 |
alk. |
eultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, | |
idem II |
cultureel: |
troebeling, beetje |
troebeling, beetje |
troebeling, beetje |
troebeling, beetje | ||
wei |
cultureel: |
troebeling, mierococcen |
troebeling, micrococcen |
troebeling, beetje |
troebeling, beetje | ||
wei II |
cultureel: |
helder, |
troebeling, beetje |
helder, |
iets troebel micrococcen | ||
15-12--31 |
no. 5 |
alk. |
cultureel: |
lichte troebel., |
troebeling, micrococcen |
troebeling, micrococcen |
lichte troebel., |
idem II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
lichte troebel, |
helder, | ||
wei |
cultureel: |
lichte troebel., micrococcen |
lichte troebel., |
lichte troebel., micrococcen |
lichte troebel., | ||
idem |
cultureel: |
helder, |
helder, |
lichte troebel, |
helder, | ||
19-11..31 |
no. 7 |
alk. |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
Datum van het |
Onder- |
§quot;2 |
Resultaat |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
alk. |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
wei |
cultureel: |
troebeling, beetje |
troebeling, beetje |
troebeling, beetje |
troebeling, micrococcen | ||
idem |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
24-ll-'31 |
no, 10 |
alk. |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
idem |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
wei |
cultureel: |
troebeling, beetje |
troebeling, beetje |
troebeling, beetje |
troebeling, beetje | ||
idem II |
cultureel: |
helder, |
helder, |
helder, |
helder, | ||
30-9-'31 |
no. 12 |
alk. |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
rroebeling, |
troebeling, |
idem II |
cultureel: |
helder, |
troebeling, beetje |
helder, |
troebeling, micrococcen | ||
wei |
cultureel: |
lichte troebel,, |
troebeling, beetje |
lichte troebel, |
troebeling- beetje micrococcen | ||
idem |
cultureel: |
helder, |
troebeling, beetje |
helder, |
lichte troebelquot; |
Saturn van
het
Onderzoek
Onder-
zochte
koe
■2|1
^-O S
I.V.
l.a.
Resultaat
troebeling,
sediment
micrococcen
paar plompe
staafjes
lichte troebel.,
geen sediment
micrococcen
idem
II
wei
I
idem
II
27-10-'31
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
paar plompe
staafjes
lichte troebel,
geen sediment
micrococcen
10-I1.'31
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
cultureel:
microsc.:
alk.
gl.b.
no. 23
lichte troebel,
beetje
sediment
micrococcen
alk.
gl.b.
no. 24
idem
II
helder,
geen groei
lichte troebel.,
beetje
sediment
micrococcen
wei
I
idem
II
helder,
geen groei
troebeling,
sediment
micrococcen
troebeling,
geen sediment
micrococcen
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
lichte troebel.,
geen sedimeni
micrococcen
lichte troebel
beetje
sediment
micrococcen
helder,
lichte troebel.,
beetje
sediment
micrococcen
helder,
geen groei
troebeling,
sediment
micrococcen
paar plompe
staafjes
lichte troebel.,
geen sediment
micrococcen
paar plompe
staafjes
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
lichte troebel.,
geen sediment
micrococcen
troebeling,
sediment
micrococcen
geen groei geen groei
helder,
lichte troebel.,
beetje
sediment
mierococcen
helder,
geen groei
troebeling,
sediment
micrococcen
lichte troebel.,
geen sediment
micrococcen
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
lichte troebel.,
geen sediment
micrococcen
troebeling,
sediment
micrococcen
enkele vrijwel
ronde strept.
beetje
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
enkele vrijwel
ronde strept.
lichte troebel,
geen sediment
micrococcen
Datum van het |
Onder- |
T3 a-E |
Resultaat |
r.v. |
r.a. |
l.v. |
l.a. |
21-10-'31 |
no. 25 |
alk. |
cultureel: |
troebeling, micrococcen |
troebeling, micrococcen |
troebeling, beetje |
troebeling micrococcen enkele korte |
idem |
cultureel: |
troebeling beetje |
lichte troebel,, |
troebeling, micrococcen |
troebeling, enkele korte | ||
wei |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling. | ||
idem |
cultureel: |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, |
troebeling, | ||
7.11.'31 |
no.26 |
alk. |
cultureel: |
troebeling, micrococcen |
troebeling, micrococcen strept., |
troebeling, beetje |
troebeling, micrococcen |
idem |
cultureel: |
lichte troebel., micrococcen |
troebeling, beetje strept. |
helder, |
lichte troebel- micrococcen |
Datum van
bet
onderzoek
Onder-
zochte
koe
I.V.
l.a.
Resultaat
O -a gt;
gt;ig
troebeling,
sediment
micrococcen
microsc.:
cultureel:
idem
II
lichte troebel,
geen sediment
micrococcen
microsc.:
cultureel:
9-12-'31
alk.
gl.b.
no.27
microsc.:
troebeling
sediment
enkele korte,
ronde strep-
toc., paar
staafjes
cultureel:
wei
I
troebeling,
sediment
micrococcen
enkele korte
ronde strept.
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
enkele korte,
ronde strept.
troebeling,
sediment
micrococcen
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
helder,
geen groei
troebeling,
sediment
micrococcen
paar slanke
iitaafjes
troebeling,
sediment
micrococcen
lichte troebel,
geen sediment
micrococcen
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
lichte troebel.,
geen sediment g
micrococcen
troebeling,
sediment
micrococcen
paar korte
ronde strep-
toc., paar
staafjes
lichte troebel.,
geen sediment
micrococcen
lichte troebel.,
een sediment
cultureel:
idem
II
microsc.:
cultureel:
wel
I
microsc.:
cultureel:
idem
II
microsc.:
micrococcen
troebeling,
sediment
micrococcen
lichte troebel.,
geen sediment
micrococcen
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
paar
staafjes
troebeling,
sediment
micrococcen
paar slanke
staafjes
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
helder,
geen groei
troebeling,
beetje
sediment
micrococcen
helder,
micrococcen
-ocr page 200-HOOFI^
Nummer |
Begin van |
Begin van den |
Verdwijnen der |
Tijdperk der |
der koe |
het onderzoek |
aanval |
streptococcen |
recidieven |
Al. Gevallen met recidieven, doch die blijkens de cultuurproef inderdaad geneze»*
r.v.: 21-8-27-11-'29
r.a.: 5-6-4-9-'29 ^
l.a.: 5.6-'29-22-1-'30
r.v.: 4-10-30-11-'29
23-5-'29
r.v.: 23-5-'29
r.a.:nbsp;23.5.'29
l.a.:nbsp;23-5-'29
r.v.: eergisteren
r.v.: 27-ll.'29
r.a.: 4-9-'29
l.a.: 22-1-'30
r.v.: 30-11-29
22.9-'29
I.V.: 23-6-2-9-'30
I.V.: vanochtend
l.a.: 12-6-'30
8-6-'30
Iv.: 2-9-'30
l.a.: 6-7-'30
23.
Aj. Gevallen zonder recidieven, die blijkens de cultuurproef inderdaad genezen»
r.v.: een paar
dagen geleden
r.a.: gisteren
I.V.: \ 4 dagen
l.a.: J geleden.
l.a.: gisteravond
' I een dag
l.a.:J
I.V.: vanochtend
r.v.f een paar
uur geleden
I.V.: vanochtend
5.
6.
9.
10.
11.
17.
21.
22.
16-9--29
21-9-'29
8-ll-'29
20-11-'29
25.I1.'29
24-2-'30
26-5-'30
28-5-'30
r.v.: 15-10-'29
r.a.: 15-10-'29
I.V.: 29-12-'29
l.a.: 8-12-'29
l.a.: 29-ll.'29
' 8.12-'29
I.V.: 5.3-'30
r.v.: 30-5-'30
I.V.: 3-6-'30
Vergelijking van het
microscopisch onderzoeknbsp;cultureel onderzoek
^uur van het toezicht
ruim 2 jaar en
5 maanden
2 jaar en 2 maanden
1nbsp;jaar en 5 maanden
2nbsp;jaar en 3 maanden
'^'ina 1 jaar en 8 maanden
quot;^quot;'tn 1 jaar en 5 maanden
2 jaar
4 maanden
1 jaar
9nbsp;maanden
10nbsp;maanden
12.2-'31. 24-4-'31 en 3-11.-31
in alle 4 kwartieren:
geen strept.nbsp;|nbsp;geen strept.
17-3-'31. 12.5-'31 en 19-11.'31
in alle 4 kwartieren:
geen strept.nbsp;|nbsp;geen strept.
4.2.'31, 28-4.'31 en 10-11.'31
in alle 4 kwartieren:
geen strept.nbsp;|nbsp;geen strept.
30-1 '31. 29-5-'31 en 15-12-'31
in alle 4 kwartieren:
geen strept.nbsp;|nbsp;geen strept.
15-2-'31nbsp;en 7-5.'31
in alle 4 kwartieren
geen strept.nbsp;|nbsp;geen strept.
16-1-'31nbsp;en 14-3-'31
in alle 4 kwartieren:
geen strept.nbsp;|nbsp;geen strept.
26-l.'31. 18-4-31 en 24-11-'31
in alle 4 kwartieren:
geen strept.nbsp;|nbsp;geen strept.
26 3-'30
in alle 4 kwartieren:
geen strept.nbsp;|nbsp;geen strept.
geen strept.
getn strept.
geen strept.
20-2-'31
geen strept.
27-2-31
r.v.: geen strept
23-1-'31 en 24-3-'31
I.V.: geen strept.nbsp;|
Nummer |
Begin van |
Begin van den |
Verdwijnen der |
Tijdperk der |
der koe |
het onderzoek |
aanval |
streptococcen |
recidieven |
As. Gevallen zonder of soms met recidieven, waarbij het verdwijnen der strcptococc®'
r.v.: J een paar
gt; maanden
l.a.: ) geleden
enkele
dagen
geleden
r.v.: gisteravond
l.a.: ongeveer
een half jaar
geleden
r.v.: een paar
uur geleden
r.v.: \ gister,
r.a.; /
I.V.:
La.: ƒ
17-3-'30
17.3.'30
25.11.'30
19.
20.
28.
avond
waar-
sehijnlijk
eenige maanden
geleden
r.a.: waarsehijn.
lijk ± 1 jaar ge-
leden
r.v.t ± 10 dagen
geleden
La.: gisteren
27.4.79
24.8.'29
25.10.'29
7-12.'29
9-12.'29
19-12.'29
24.2.'30
10-3-'30
2.
4.
8.
13.
14.
15.
16.
18.
r.v.:
r.a.:
l.a.:
r.v.; ± 1 week
geleden
i gisteren
} 2.5.79
r.v.: 2-9-79
r.a.: 21-10-79
La.; 2.9.79
r.v.; 7.11.79
La.: 24.12.79
r.v.: 31.3.'30
r.v.:21 .12.79
r.a.; 27-12-79
I.V.; 3-3-'30
La.; 24.3.'30
r.a.. 7.8-'30
r.v.: 17-3-'30
La.: 2-4--30
r.v.: 7-10-'30
r.v.; 9-4^7-10-'30
r.a.: 2-12-'30
I.V.; 30.12-'30
Vergelijking van het
microscopisch onderzoeknbsp;cultureel onderzoek
^üur van het toezicht
microscopisch is vastgesteld.
1 jaar en 7 maanden
3 maanden
rnim 10 maanden
11 maanden
ruim 11 maanden
bijna 10 maanden
9 maanden
bijna 7 maanden
ruim 8 maanden
ruim 7 maanden
2 maanden
-ocr page 204-
Nummer |
Begin van |
Begin van den |
Verdwijnen der |
Tijdperk der |
Bl. Gevallen met recidieven, waarbij blijkens de cultuurproef geen genezing is opgetrede®' | ||||
1. |
27.4-'29 |
La.: 22-4-'29 |
La.: niet |
La.: 11-7-30-12-'29 |
24. |
21-7.'30 |
La.: een week |
La.: 27-10-'30 |
La.: 18-8-'30-27-10'31 |
30. |
25-ll-'30 |
r*^',' eergisteren |
r.a.: 9-12-'31 |
3-2-'3i-9-12-'31 |
Bj. Gevallen zonder recidieven, waarbij blijkens de cultuurproef geen geneziofl
12.
3-12-'29
l.a.: ongeveer een
halfjaar geleden
r.a.: 4-4-'30
l.a.: 20-l-'30
r.a.: 5-7-'30
11.8.-30
25.
l.a.: waarschijn-
lijk meer dan
1 jaar geleden
r.v.: 3-9-'30
l.a.: 8-12-'30
r.v.: 13-10-'30
2-ll-'30
26.
r.a.: niet
La.: 15-ll-'30
r.v.: 31-3-'31
I.V.: 15.11-'30
r.a.:
l.a.:
r.v.:
I.V.:
ongeveer
6 weken
geleden
2.11.'30
27.
25-ll.'30
r.v.: 2-12-'30
r.v.: gisteren
r.a.: drie dagen
geleden
r.v.: quot;1 drie dagen
r.a.: ƒ geleden
29.
25-11-'30
r.v.: 2-12-'30
r.a.: 31-1-'31
Vergehjking van het
Duur van het toezicht
cultureel onderzoek
microscopisch onde-zoek
8 maanden
1 jaar en 3 maanden
1 jaar en 1 maand
Opgetreden.
1 jaar en 10 maanden
1 jaar en ruim
3 maanden
ruim 1 jaar
1 jaar en 1 maand
2 maanden
30-12-'29
l.v.: geen strept.
l.a.: wel strept.
2-2-'31
l.a.: geen strept.
21-5-'31
l.a.: wel strept.
27-10-'31
l.a.; geen strept.
3.2-'31
r.a.: geen strept.
l.a.: geen strept.
21.2.'31
r.a.: geen strept.
l.a.: geen strept.
21.4.-31
r.a.: geen strept.
l.a. geen strept.
30.9-'31
r.a.: geen strept.
l.a.: geen strept.
7-3.'31
r.v.: geen strept.
l.a.: geen strept.
21-10.'31
r.v.: geen strept.
l.a.: geen strept.
31.3.'31
r.v.: geen strept.
r.a.: wel strept.
l.v.: geen strept.
l.a.: geen strept.
7-ll-'31
r.v.: geen strept.
r.a.: wel strept.
l.v.: geen strept.
l.a.: geen strept.
9-12-'31
r.v.: geen strept.
r.a.: geen strept.
31.1-'31
r,v.: geen strept.
r.a.: geen strept.
wel strept.
wel strept.
wel strept.
wel strept.
wel strept.
wel strept.
wel strept.
wel strept.
geen strept.
wel strept.
geen strept.
wel strept.
geen strept.
geen strept.
wel strept.
wel strept.
wel strept.
tvel strept.
wel strept.
geen strept.
ivel strept.
geen strept.
wel strept.
geen strept.
geen strept.
wel strept.
geen strept.
wel strept.
wel strept.
HOOFDSTUK IV.
BESPREKING DER ONDERZOCHTE
GEVALLEN.
Als men het onderzochte materiaal wil schiften en bespreken
kan men dat op twee verschillende manieren doen, n.1. Ie. naar de
behaalde resultaten ter zake van genezing en 2e. meer naar den
aard der infectie.
Een indeeling naar de behaalde resultaten, wat genezing betreft,
kan heel gevoegelijk geschieden in drieën, n.1.
a.nbsp;Ernstige gevallen, die niet genezen, en waarbij de koeien
bacillendragers blijven.
b.nbsp;Gevallen, die schijnen te genezen of ten slotte werkelijk
genezen zijn, maar waarbij recidieven optreden.
c.nbsp;Meestal lichtere, soms heel lichte gevallen, die betrekkelijk
snel of heel spoedig genezen en waarbij geen recidieven zijn waar-
genomen.
Groep a: Ernstige gevallen dus, die niet genezen, en waarbij de
koeien bacillendragers blijven, of die ineens leiden tot atrophie en
droogworden der aangetaste kwartieren.
Tot deze gevallen zijn te rekenen de gevallen: 1, 12, 18, 25,
26, 28, 29 en 30.
We zien hierbij op zijn gunstigst, dat de melk op het oog min
of meer normaal van uiterlijk wordt en dat na verloop van tijd de
streptococcen microscopisch soms niet meer zijn aan te toonen;
cultureel echter meermalen nog wel.
Dus deze gevallen leiden op zijn hoogst tot schijngenezingen.
Bepaalde kwartieren uit deze groep van gevallen, die ook aan-
-ocr page 207-getast geweest zijn, kan men echter wel als genezen kwalificeeren.
zooals b.v. het r.a. kwartier van geval no. 1. l.a. van no. 12, r.v. van
no. 18, en r.v. van no. 25 en waarschijnlijk ook r.a. van no. 28, maar
dit is niet lang en vaak genoeg onderzocht, om met zekerheid een
oordeel erover te kunnen vellen.
Aangezien al deze gevallen, gezien hun ontstaan, verloop, afloop
en eigenschappen der streptococcen zeer zeker wel tot de zooge-
naamde „typischequot; streptococcenmastitiden („gelber Galtquot;) ge-
rekend kunnen worden, volgt hieruit vanzelf, dat genezing ook bij
deze categorie nog wel mogelijk is, als de omstandigheden maar
gunstig zijn en de eigenaar voldoende wilskracht heeft om de
behandeling door te zetten.
Groep b: Gevallen, die schijnen te genezen of ten slotte werkelijk
genezen zijn, maar waarbij recidieven optreden.
Tot deze groep behooren: no. 1 (alleen wat het r.a. kwartier
betreft), no. 3 (herhaaldelijk recidieven r.v., r.a. en l.a.), no. 7,
no. 16 (recidieven l.v. en l.a.), no. 19, no. 20, no. 23, no. 24 (meer-
dere malen recidieve) en no. 27.
Tusschen de recidieven in heeft men over het algemeen perioden,
waarin de melk bijna of zelfs geheel .lormaal is, hoewel bij nauw-
keurige beschouwing blijkt, dat met gt;iame het celgehalte en vooral
ook de katalase in den regel nog verhoogd zijn. Dit zijn echter
geen symptomen, waaruit men op zich zelf een streptococcenmatitis
kan concludeeren of zelfs maar vermoeden.
Deze recidiveerende gevallen vormen dan ook wel de sterkste
argumenten voor het noodzakelijk stellen van regelmatig melkonder-
zoek, met het tweeledige doel: de aflevering van normale melk te
bevorderen en het zoo spoedig mogelijk ontdekken van uiergebreken,
speciaal streptococceninfectie's.
Dit laatste is voor de genezingskans van het grootste gewicht.
Groep c: Meestal lichtere, soms heel lichte gevallen, die betrek-
kelijk of heel spoedig genezen en waarbij geen recidieven zijn waar-
genomen.
Hiertoe kunnen worden gerekend de gevallen: 2, 4, 5, 6, 8, 9, 10,
11, 13, 14, 15. 17, 21, 22 en 23.
Hiervan nemen de no.'s 10 en 15 een bijzondere plaats in, omdat
het. strikt genomen, geen streptococcenmastitiden geweest zijn;
microscopisch toch zijn alleen enkele diplococcen aangetoond, die
vanwege hun soms gephagocyteerd zijn, echter zonder twijfel patho-
geen genoemd moeten worden.
Om twee redenen zijn deze gevallen hier vermeld en wel ten
eerste, omdat ik van meening ben, dat in peracute gevallen (zooals
deze twee), de streptococcen wel eens als diplococcen aanwezig zijn
en ten tweede, omdat er betrekkelijk zóó weinig coccen te vinden
zijn geweest, dat deze gevallen door velen ongetwijfeld z.g. asep-
tische mastitiden zouden zijn genoemd. En mijns inziens spelen bij
deze aseptische mastitiden in den regel de bacteriën toch nog een
min of meer groote rol (zooals ook in deze twee), zoodat feitelijk
het meerendeel dezer aandoeningen dien naam ten onrechte draagt.
Een indeeling meer naar den aard der infectie is eigenlijk bedoeld
als een poging om de onderzochte gevallen te scheiden in typische
(„gelber Galtquot;) en atypische streptococcenmastitiden.
Zooals reeds bij de literatuurbespreking is gememoreerd, ontkomt
men niet aan den indruk, dat deze twee vormen inderdaad bestaan.
Volgens Diernhofer en Seelemann worden ze veroorzaakt door
twee cultureel scherp te scheiden varieteiten van de Streptococcus
mastitidis. In bouillon groeien ze verschillend, n.1. de typische met
sedimentvorming en heldere vloeistof daarboven en de atypische
met gelijkmatig troebele vloeistof en geen of hoogstens weinig
sediment.
Bij de in dit werk beschreven onderzoekingen zijn ook kweek-
proeven genomen, om na te gaan, of definitieve genezing ver-
kregen is.
Deze proeven zijn beëindigd, vóórdat de publicatie's van
Diernhofer en Seeleman het licht hebben gezien. De door hen
gevonden scherpe scheiding is door mij niet opgemerkt. Er is n.1.
bijna steeds troebeling gevonden naast een gevormd sediment en
dit dient ongetwijfeld op rekening geschreven te worden der regel-
matig aanwezige micrococcen.
Het wil mij voorkomen, dat er wel degelijk een zeker aantal
gevallen van streptococcenmastitis voorkomt, welke door hun vaak
meer acuut optreden, hun meer goedaardig verloop, hun vrij groote
kans op genezing, hun in den regel beperkt blijven tot één geval
in een veebeslag (z.g. sporadisch optreden) meer te rekenen zijn
tot de atypische; en daartegenover vele gevallen, die door hun meer
sleepend optreden, hun meer hardnekkig verloop, het vrij dikwijls
optreden van meerdere gevallen in een beslag vee (z.g. contagieus
optreden), de betrekkelijk geringe kans op genezing, tot de typische
(„gelber Galtquot;) streptococcenmastitiden behooren.
Bij de eerste soort vindt men in den regel korte, ronde strepto-
coccen, bij de tweede meestal langere streptococcen (althans op het
hoogtepunt der infectie), die den palissadenvorm vertoonen.
Seelemann werpt de vraag op, of de eene soort in de andere kan
overgaan en hoewel hij er geen definitief antwoord op kan geven,
vermoedt hij half en half, dat het wel zal kunnen.
Mijns inziens kunnen we de bovengenoemde soorten wel onder-
scheiden, maar bestaan er nog weer overgangen naar weerskanten.
Van de onderzochte gevallen zijn de no.'s 1, 3, 9, 12, 18, 24,
25, 26, 27, 28, 29 en 30 te rekenen tot de typische en de rest tot
de atypische.
Het is echter niet noodig om al te scherp op deze onderscheiding
in te gaan, als men maar vasthoudt aan het idee, dat lang niet alle
gevallen van streptococcenmastitis in Nederland identiek zijn met
de zoo veelvuldig genoemde en beschreven „gelber Galtquot; in Zwitser-
land en Duitschland, welke den naam heeft van vrijwel ongeneeslijk
te zijn.
Uit dit onderzoek is voldoende duidelijk gebleken, dat bij strep-
tococcenmastitis genezing mogelijk is, zelfs in gevallen, die tot de
typische gerekend moeten worden.
Voorwaarden van groote beteekenis voor een eventueel te ver-
krijgen herstel zijn echter: 1. vroegtijdige ontdekking van het lijden
en 2. volharding van den behandelenden persoon. Dit eerste vooral
verhoogt de kans op genezing, wat trouwens ook uit de literatuur
wel bekend is. Zwijnenberg heeft er in het Tijdschrift van Dier-
geneeskunde nog eens den nadruk op gelegd.
Om het bewijs van verkregen herstel nog overtuigender te maken,
zijn de hiervoor beschreven cultuurproeven genomen. Daaruit valt
af te leiden, dat in de gevallen van definitief herstel nooit een
Streptococcus is gekweekt kunnen worden; ze zijn echter wel ge-
cultiveerd in de gevallen van schijngenezing (meermalen zelfs, als
ze microscopisch niet meer aanwezig zijn geweest).
Het antwoord op de vraag of definitieve genezing bij strepto-
coccenmastitis van het rund mogelijk is, moet dus bevestigend luiden.
Gevallen als de no.'s 3, 5, 6, 7, 9 en 10 zijn l}/^ jaar en nog
-ocr page 210-langer normaal gebleven na het opgetreden herstel, zonder dat er
ooit ook maar iets is gevonden, dat op een opflikkering der kwaal
wijst.
Ook de gevallen 8, 13, 14, 15, 17, 21, 22 en 23 zijn mijns inziens
na het optreden van den klaarblijkelijken normalen toestand lang
genoeg gecontroleerd (gemiddeld bijna 1 jaar), zonder dat er ooit
weer eenige afwijking is geconstateerd, om van definitieve genezing
te kunnen spreken.
De reeds eerder genoemde cultuurproeven zijn eerst verricht met
alkalische glucose-bouillon en later parallelproeven met dezen
voedingsbodem en met wei, om uit te maken of de eerste wel een
geschikt milieu is voor pathogene streptococcen.
Uit deze proeven blijkt, dat in de gevallen van blijvende genezing,
de kwartieren, die aangetast geweest zijn, zich steeds precies hebben
gedragen, wat de groei op deze voedingsbodems betreft, als de
normale kwartieren. Streptococcen zijn alleen gekweekt uit de aan-
getaste kwartieren, die nog in 't geheel niet. of slechts schijnbaar
zijn genezen.
Een verschil in groei der streptococcen in glucosebouillon en in
wei is niet geconstateerd kunnen worden.
HOOFDSTUK V.
Van de in Nederland voorkomende streptococcenmastitiden bij
het rund is een zeker percentage zeer wel voor genezing vatbaar.
Vroegtijdige ontdekking en doelmatige behandeling van het lijden
is hierbij van zeer veel gewicht.
Een aantal gevallen zijn niet identiek met de „gelber Galtquot; van
Zwitserland en Duitschland, maar veeleer met de zoogenaamde
atypische infectie's; de hiervoor beschreven gevallen behooren
grootendeels tot de tweede categorie.
Het feit, dat recidieven vrij vaak optreden, gevoegd bij het groote
belang van vroegtijdige ontdekking voor de genezingskans, pleit ten
zeerste voor goed georganiseerd, regelmatig melkonderzoek.
I.
Noch pasteurisatie gedurende Yi uur bij 60—63° C., noch
pasteurisatie gedurende korten tijd (12—15 seconden) bij 80—85°
C. is steeds voldoende om alle in melk aanwezige tuberkelbacillen
onschadelijk te maken.
II.
Onvolledig uitmelken speelt een niet te onderschatten rol bij de
streptococcenmastitis van het rund.
III.
ßij tuberculeuze matitis van het rund blijft de melk vaak veel
langer normaal van uiterlijk, dan veelal wordt aangenomen.
IV.
Met het oog op bepaalde runderziekten, zooals kalfziekte en
grastetanie, is het van belang, den invloed van de bodemgesteldheid
en van de bemesting op de samenstelling van verschillende voeder-
gewassen beter te leeren kennen.
V.
Bij de systematische tuberculosebestrijding onder het rundvee
moet de nadruk gelegd worden op het sputum-onderzoek van alle
reageerders en vooral ook van klinisch verdachte dieren, die niet
gereageerd hebben.
Een slechte uitkomst der gisting- en reductaseproef heeft in den
regel niet als oorzaak uiergebreken der koeien, maar onvoldoende
reiniging van het vaatwerk.
Als de tuberculosebestrijding onder het rundvee in Nederland
voldoende effect zal hebben, is het beslist noodzakelijk, dat er maat-
regelen worden genomen, die verhinderen, dat open lijders vervoerd
en verhandeld worden, voordat ze naar de slachtbank gaan.
Bij de behandeling van strongylosis pulmonum zijn algemeene
maatregelen, met name het opstallen en goede voeding en ver-
pleging, van meer belang dan de therapeutische.
Met het oog op de ontstellende afmetingen, die de kwakzalverij
in ons land heeft aangenomen, is de invoering van een wet,
regelende den invoer en afgifte van buitenlandsche sera en ent-
stoffen, zeer urgent te achten.
Het aanbrengen van oormerken, ingevolge de varkenscrisiswet,
door leeken, is met het oog op de verspreiding van besmettelijke
ziekten niet zonder gevaar.
De katalaseproef is heel gevoelig, een verhoogd cijfer wijst echter
niet altijd op mastitis.
De sarcoptesschurft bij runderen dient zoo spoedig mogelijk in de
veewet opgenomen te worden.
1.nbsp;Abitdgaard: Pferde- und Vieharzt. Kopenhagen und Leipzig. 1787 en 1805,
p. 131.
2.nbsp;Andrews and Horder: The lancet. 1906, p. 708, 775, 780 en 852.
3.nbsp;O. T. Avery and C. E. Gullen: The use of the final hydrogenion concentra-
tion in the differentiation of streptococcus haemolyticus of human and
bovine types. Joum. of exper. med., 1919, vol. 29, 2, p. 215.
4.nbsp;S. H. Ayers and C. S. Mudge: Joum. inf. dis. XXXI, 1922, p. 40
5.nbsp;S. H. Ayers and C. S. Mudge: The streptococci of souring milk. Exp. Stat.
Record, vol. 50, 1924.
6.nbsp;S. H. Ayers, C. S. Mudge and Jones Jr.: Streptococci of souring milk, with
special reference to streptococcus lactis. Exp. Stat. Ree., vol. 51, 1925,
p. 178.
7.nbsp;W. Beckel: Beiträge zum Vorkommen und zu einer spezifischen Diagnostik
der Streptokokkenmastitis. In. Diss. Dresden, 1920.
8.nbsp;Dr. J. A. Beijers: De behandeling van streptococcenmastitis met überasan en
parenchymatös Tijdschr. v. diergen., deel 53, 1926, p. 913.
9.nbsp;R. Bergema: Untersuchungen über den Einflusz einiger äuszeren und inneren
Krankheiten auf die Zusammensetzung und die Eigenschaften der Kuh-
milch. In. Diss. Bern, 1915.
10.nbsp;Bergey: Source and nature of bacteria in milk.
Dep. of agric. bull., nr. 125, Commonw. of Pennsylv., 1904.
11.nbsp;O. Bischof: Ein Beitrag zur Yatrentherapie der Streptokokkenmastitis.
Dtsch. tierärzü. Wschr., J. 38, nr, 19. p. 291.
12.nbsp;O. Bischof: Die Geschmacksprobe und die Chlorbestimmung als wertvolle
Hilfsmittel zur Erkennung pathologischer Milch. Dtsch tierärztl. Wschr.,
147, 1929.
13.nbsp;ƒ. Bongert: Die Krankheiten der Milchtiere. Handbuch der Milchkunde von
P. Sommerfeld, 542, 1909.
14.nbsp;ƒ. Bongert: Bakteriologische Diagnostik. 1927.
15.nbsp;ƒ. K. Bosshart: Formalintreatment in mastitis.
Am. vet. rev.. 1917, vol. LI, p. 831.
16.nbsp;E. A. G. Bourgeois: Contribution à l'étude des leucocytes du lait et essai
de leucocyto-diagnostic des différents états physiologiques et pathologiques
de cette sécrétion.
Le Lait 8, 1927, p. 525.
17. Brennwald: Dieselbe Krankheit. Schweiz. Arch. f. Thk.. 1848, Bd. 10, S. 6.
18 ƒ H. Brown: The cultural differentiation of beta-hemolytic streptococci of
human and bovine origine.
The joum. of exp. med., 1920, vol. 31. p. 1.
19.nbsp;S. Breed: The microscopic appearance of unpasteurised market milk and
cream. N. York St. agr. exp. stat., bull. 566, 1929.
20.nbsp;De Bruin: Dtsch. tierärzti. Wschr., 1904, p. 301.
21nbsp;Bürgers- Über Virulenzbestimmung der Streptokokken.
Centralbl. f. Bakt.. 1910. Bd. 34.
22nbsp;Carne. H. R.: Sur le streptocoque de la mammite de la vache. Ann. Inst.
Past., 208, 1930.
23nbsp;C M Carpenter: The bacterial content of milk or inflammatory exsudâtes
from bovine mastitis.
Joum. Amer. med. assoc., 67. p. 317, 1925.
24nbsp;C M. Carpenter: The use of living suspensions of alpha-hemolytic strepto-
cocci in the control of bovine mastitis. Am. vet. rev. vol. 67, 1925.
25. Copeland and Olsen: The bacterial flora of normal cow's udder. S. Dakota
agric. exp. Stat., bull. 218.
26nbsp;Dr A. Clarenburg: Ervaringen omtrent de bacteriologische diagnostiek van
streptococcenmastitis. Tijdschr. v. diergen., deel 57, nr. 15. p. 875.
27nbsp;D ƒ. Davis: Hemolytic streptococci found in milk. Their significance and
their relation to virulent streptococci of human origin. The joum. of inf.
dis., 19, 1916. p. 236.
28.nbsp;Dehne: Bericht über das Auftreten von gelben Galt. Ber. ü. d. Vet. wesen in
Sachsen. 1912, p. 96.
29.nbsp;Detlcfsen: Beiträge zur Diagnostik des gelben Galtes mit Hilfe der Diastase-,
Reduktase- und Aldehydreduktasereaktion. In. Diss., Dresden-Leipzig,
1920.
30 Detlefsen: Antigalta. ein neues Mittel gegen die Streptokokkenmastitis der
Rinder. Dtsch. tierärzd. Wschr.. 1929, I, p. 340-343.
31.nbsp;Dr. Kj Dicrnholer: Zur Chemotherapie katarrhalischer Streptokokken-
mastitiden. Arch. f. wiss. u. prakt. Thk., Bd. 35, 1927, H. 4.
32.nbsp;Dr. K. Dicrnholer: Zur Mastitisbehandlung mit Selectan. Tierärzti. Rdsch.,
523, 1928.
33.nbsp;Dr. K. Diernhofer: Die wissentschaftlichen Gmndlagen für die Beurteilung
der gegen den gelben Galt benutzten Heilverfahren. Tierärzti. Rdsch.,
385, 406, 424. 1929.
34.nbsp;Dr. K. Diernholcr: Die Melktherapie des gelben Galtes. Tierärzti. Rdsch.
489, 1929.
35.nbsp;Dr. K. Diernhofer: Die Chemotherapie des gelben Galies. Tierärzti. Rdsch.,
629, 657, 681, 1929.
36.nbsp;Dr. K. Diernhofer: Die Immunbehandlung des gelben Galtes. Tierärzti.
Rdsch., 833, 852, 865, 1929.
37.nbsp;Dr. K. Diernhofer: Untersuchungen über die Streptokokkenmastitis des
Rindes. Arch. f. Thk., 61. p. 131, 1930.
-ocr page 216-38.nbsp;Dr. K. Diernhofer: Über das Vorkommen yg-haemolytischer Streptokokken
in Kuheuter und ihren Einfluz auf dessen Zustand. Z.schr. f. Inf. Krh.,
B. 42, Yi H.. 1932.
39.nbsp;Eberhardt: Magazin f. Thk., 1856, XXII Bd., p. 37.
40.nbsp;Eggink: Serum behandeling van mastitiden, meer speciaal van streptococcen-
mastitis. Tijdschr, v. Veeartsk., 1912, p. 194.
41.nbsp;Ellenbergec und Scheunert: Vergleichende Physiologie der Haussäugetiere,
1920.
42.nbsp;A. C. Evans: Joum. inf. dis. XVIII, 1916, p. 437.
43.nbsp;Ernesti, S. und Waurick, K.: Beobachtungen über Streptokokkenmastitis
(gelber Galt) an der Kuh 84 des Bestandes G. in K. Berl. tierärztl.
Wschr., 913, 933, 953, 1930.
44.nbsp;W. Ernst: Über Milchstreptokokken und Streptokokkenmastitis. Mon.h.
Tierhk., 20, 414, 1909.
45.nbsp;W. Ernst: Über Milchstreptokokken und Streptokokkenmastitis. Monh.
Tierhk., 20, 496, 1909.
46.nbsp;W. Ernst: Über Milchstreptokokken und Strepotkokkenmastitis. Monh.
Tierhk., 21, 55, 1910.
47.nbsp;W. Ernst: Grundrisz der Milchhygiene. 2e Aufl., 1926.
48.nbsp;St. Filipovic: Über die sogenannte zweite Phase der Milchsekretion. Milchw.
Forsch., 6, 4, 1928.
49.nbsp;St. Filipovic: Die Konstruktion des Kuheuters und das Verhältnis der aus-
geschiedenen Milch in den Vorder- und Hintervierteln. Milchw. Forsch.,
9, 409, 1930.
50.nbsp;ƒ. Faber. A study of the bacterial content of the fore milk of cow. Joum.
of dairy sc, vol VIII, nr. 6, p. 449.
51.nbsp;Fleischhauer: Zur Zuverlässigkeit der Thybromolprobe bei der Erkennung
von Euterkrankheiten. Dtsch. tierärztl. Wschr., 261, 1929.
52.nbsp;Fleischmann: Lehrbuch der Milchwirtschaft, 1920.
53.nbsp;L. Franck: Zur Aetologie der Euterentzündungen.
Dtsch. Zschr. f. Tiermed., 11 Bd., 1876.
54.nbsp;Franck-Oppermann: Handbuch der tierärztlichen Geburtshilfe, 1922.
55.nbsp;ƒ. N. Frost: Formalin in the treatment of mastitis. Am. vet. rev., 1917, vol
L I, p. 85.
56.nbsp;Prof. dr. W. Frei: Milchdrüse, in: Spez. path. Anat. d. Haust. Prof. dr.
E. Joest, 1925.
57.nbsp;Fröhner-Silbersiepe: Compendium d. spez. Chirurgie, 7e Aufl.
58.nbsp;Fromme: Differenzierung von Streptokokken bezüglich der Virulenz. Centr.
bl. f. Gynaek., 1909-'10.
59.nbsp;Dr. O. Frühwald: Ein Beitrag zur Behandlung der bakteriellen Mastitis
der Milchkühe. Tierärztl. Rdsch., 42, 1926.
60.nbsp;Dr. O. Frühwald: Uber die Behandlung der bakteriellen Euterentzündung
der Milchkühe nach Huynen und ihre Beziehung zur Milchhygiene. Zschr.
f. Fl. u. M. Hyg., 113, 1926.
61.nbsp;Gattiker: Beschreibung der Krankheit der Kühe, welche in einigen Gegenden
-ocr page 217-der Schweiz unter dem Namen „gelber Galtquot;, auch Gelti, bekannt ist.
Schweiz. Arch. Thk.. 101, 1848.
62.nbsp;Gedach: Magazin f. Thk.. 1854. XX Bd.. P. 300.
63.nbsp;Glage: Angewandte Bakteriologie für Tierärzte, 1913.
64.nbsp;Glietenberg: Zur Aetologie und Therapie der Streptokokkenmastitis. Zschr.
f. Fl. u. M. Hyg.. 158, 1929.
65.nbsp;A. Gminder: Untersuchungen über Mastitisstreptokokken und ihre Diffe-
renzierung von saprophytischen Streptokokken. In. Diss. Stuttgart, 1912.
66.nbsp;Guilebeau und Hesz: Über die Symptomatologie der Milchfehler und Euter-
entzündungen bei Rindern und den übrigen Haustieren. Landw. Jahrb.
d. Schw., Bd. 5, 1891, p. 30.
67.nbsp;Guillebean und Hesz: Über die Symptomatologie und Therapie der Euter-
entzündungen bei Rindern und Ziegen.
Landw. Jahrb. d. Schweiz., 1894, 8 Bd., p. 240.
68.nbsp;R. Gohr: Über Mastitisstreptokokken. In. Diss., Glessen, 1912.
69.nbsp;Prof. dr. C. Gorini: La microflore mammaire du point de vue de l'industrie
laitière. Rev. int. de rens. agric.. 1925. vol. HI. p. 64.
70.nbsp;/?. Götze: Die Behandlung der Streptokokkenmatitis der Rinder durch intra-
mammaire Infusion von Überasan und Rivanol. Disch. tierärztl. Wschr.,
305, 1926.
71.nbsp;i?. Götze: Zur Frage der Vorbeuge und Behandlung der Streptokokken- und
Pygogenesmastitis. Beri. tierärztl. Wschr., 381, 1928.
72.nbsp;E. Graüb, und W. Zschokke: Die Erkennung krankhaft veränderter Milch
durch die Brom-Thymolprobe und die prophylaktische Impfung gegen
den gelben Galt. Schw. Arch. Thk,, Bd. 71, p. 399, 1929.
73.nbsp;M. Gresscl: Die Veränderung der Lackmuszmilch durch Mastitis-strepto-
kokken und Milchsäurestreptokokken. Berl. tierärzd. Wschr,, 26, 1929.
74.nbsp;G. Gröning: Vergleichende Untersuchungen über die Streptokokken des Kuh-
euters, des Rinderdarmes und des Stallbodens, Inaug. Diss.. Bern. 1901.
75.nbsp;A. Guilebeau: Studien über die Milchfehler und Euterentzündungen bei
Rindern und Ziegen. Landw. Jahrb. d. Schw.. 4. 27. 1890.
76.nbsp;W. F. Guard: Disaeses of the udder. Vet. med., 24. 1929, p. 446.
77.nbsp;Harrison and Savage: Bacterian flora of normal udder. Am. vet. rev., vol.
XLVI, 1915, p. 560.
78.nbsp;Hadley. Frost. Gumm and Welsh: Bovine mastitis, caused bij streptococcus
epidemicus, Joum. Am. vet. med. ass., B. 77.
79.nbsp;H. Haupt: Grundsätzliches zur Beurteilung der Milch von streptokokken-
kranken Kühen im Rahmen der santitätspolizeilichen Lebensmittelkontrolle.
Arch. Thk., Bd. 61, p. 267, 1930.
80.nbsp;H. Haupt: Zur Biologie des Streptococcus equi und des Streptococcus aga-
lactiae. Z. f. Bakt., 120, p. 291, 1931.
81.nbsp;L. Hein: Lehrbuch der Bakteriologie. 7e Aufl.. 1922.
82.nbsp;Pro/. E. Hesz: Landw. Jahrb. d. Schweiz. Bd. 2. 1888, p. 36.
83.nbsp;E. Hesz und A. Borgeaud: Eine kontagiöse Euterentzündung, gelber Galt
genannt, (mastitis catarrhalis infectiosa). Schweiz. Arch. f. Thk., Bd. 30,
p. 157, 1888.
84.nbsp;W. Hartig: Beitrag zur Mastitis, speziell zur Streptokokkenmastitis und ihre
Behandlung. In. Diss., Berlin, 1927.
85.nbsp;Hssz, Schaffec und Bondszynski: Die Euterentzündungen des Rindviehs
und ihre Bedeutung für die Milchviehwirtschaft. Landw. Jahrb. d. Schw.,
2, 37, 1888.
86.nbsp;K. R. Hove: Beiträge zur Streptokokkeninfeküon der Milch. In. Diss., Han-
nover, 1926.
87.nbsp;E. Huynen: De la mammite streptococcique de la vache laitière. Importance
de son diagnostia precoce. Consideration sur son traitement. Ann. de méd.
vét, nr. 12. 1924.
88.nbsp;Hûdimann: Bericht der Gesundheitsrates über die Krankheiten der Haustiere
im Kanton Zürich im Jahre 1846. Schweiz. Arch. f. Tbk., 40, 1848.
89.nbsp;ƒ. Ibel: Die mikroskopisch-Anatomischen Veränderungen bei gelber Galt
(Kontagiöse Galaktophoritis) und bei der Hyperaemie des Kuheuters,
femer beider infectiösen Agalaktie der Ziege. In. Diss., Bern, 1903.
90.nbsp;F. S. Jones: Studies in bovine mastitis. I Non-hemolytic Streptococci in
inflammation of the udder. Joum. exp. med., 1918, vol. 38, p. 149.
91.nbsp;F. S. Jones: II. The relation of hemolytic streptococci to udder infections.
Joum. of exp. med., vol. 38, 1918, p. 253.
92.nbsp;P. S. Jones: III. Infection of the udder with micrococci. Joum. of exp. med.,
vol. 38, 1918, p. 722.
93.nbsp;F. S. Jones: IV. The sources of infection in streptococci mastitis. Joum. of
exp. med., vol. 38, 1918, p. 735.
94.nbsp;Jensen: Krankheit der Zitzen der Kuh. Jahresb. ü. d. Leist, d. Vet. Med.,
1895, p. 120.
95.nbsp;O. Jensen und Jacobson: Neue Untersuchungen über die baktericiden Eigen-
schaften der Milch. Zentrbl. f. Bakt.. II Abt., Bd. 80, 1930.
96.nbsp;G. E. Jorgenson: Acute parenchymatons mastitis, with special reference to
etiology and pathology. Am. vet. rev., 1923-'24, vol. LXVI, p. 699.
97.nbsp;W. Karras: Künstliche Euterinfektionen. Tierärztl. Rdsch., 737, nr. 38 en 39.
98.nbsp;/. Kenda: Über die Euterkrankheiten mit besonderer Rücksicht auf ihre
Erreger bei den Kühen. Jugoslav, vet. glasnik, nr. 9, 1929, p. 145.
99.nbsp;Kieszig: Zur Diagnose der Streptokokkenmastitis. Dtsch. tierärztl. Wschr.,
J. 39, nr. 36, p. 570.
100.nbsp;Kieszig: Über die Bekämpfung der Streptokokkenmastitis und der Euter-
seuche. Dtsch. tierärztl. Wschr., p. 676, 1928.
101.nbsp;Th. Kitt: Untersuchungen über die verschiedenen Formen der Euter-
entzündung. Dtsch. Zschr. f. Tiermed., XII, 1886, p. 1.
102.nbsp;Prof. Th. Kitt: Neue Mitteilungen über Mastitis. Mönch, f. prakt. Thk..
II, 1891.
103.nbsp;Prof. Th. Kitt: Pathologische Anatomie der Haustiere, Bd. I, 1910.
104.nbsp;Prof. Th. Kitt: Euterenzündungen und deren Erreger, in: Kolle Wassermann,
Handb. d. pr. M., Bd. 6, 1913.
105.nbsp;M. Klimmer: Tierärztliche Milchkontrolle. 1929
106.nbsp;Klimmer und Haupt: Beitrag zur Trennung verschiedener tierpathogener
-ocr page 219-und saprophytischer Streptokokken. Zentr.bl. f. Bakt, I orig., p. 101.
126, 1927.
107.nbsp;Klimmer und Haupt: Die Streptokokkenmastitis der Rinder. Erg. Hyg.
Bd. XI. p. 354, 1930.
108.nbsp;M. Klimmer und H. Haupt: Infektionsversuche mit Streptokokkus epide-
micus, Strept. mitior. einem Mikrokkus aus Angina des Menschen und
Strept. equi am Euter der Kuh. Tierärzti. Rdsch., nr. 47, J. 38, 1932,
p. 809 en nr. 48, p. 828.
109.nbsp;Klimmer, Haupt und Roots: Zur Trennung einiger in der Milch vorkom-
menden Streptokokken, mit besonderer Berücksichtigung der Isolierung
des Str. agalact. Zentr. bl. f. Bakt., I. p. 107. 206, 1928.
110.nbsp;R. Koch: Enzyklopädie der gesammten Tierheilkunde. 1886, p. 38.
111.nbsp;H. Kochem: Behandlungsmethode bei Streptokokkenmastitis mit Selektan.
In. Diss., Glessen, 1929.
112.nbsp;Koestier, Steck und Radosavlevitch: Störungen in der Milchbildung und
ihr Zusammenhang mit der natürlichen Bakterienbesiedlung des Euters.
Landw. Jahrb. d. Schw., 1921.
113.nbsp;Koning: Pharm. Weekbl., 1904, p. 764.
114.nbsp;Koning: Pharm. Weekbl., 1905, p. 28.
115.nbsp;Dr. /ƒ. M. Kramer: Streptococcenuierontsteking. Tijdsch. v. Diergen., D.
54, 1927. p. 605.
116.nbsp;Dr. /ƒ. M. Kramer: Streptococcenmastitis. Tijdschr. v. Diergen.. D. 56,
1929, p. 68.
117.nbsp;P. Kupke: Beiträge zur neueren Geschichte der Aetiologie und Therapie
der Euterentzündungen des Rindes. In. Diss., Dresden, 1920.
118.nbsp;Lameris en van Harrevelt: Zsch. f. Fl. u. M. Hyg., Bd. 11, 1901.
119.nbsp;A. Lange: Beitrag zur Behandlung der Mastitis des Rindes mit Paren-
chymatol. Arch. f. Thk., 53, 1925, p. 109.
120.nbsp;W. Leipert: Beitrag zur frühzeitiger Erkennung und zum Verlauf des
gelben Galtes. In. Diss., Dresden, 1922.
121.nbsp;W. Lenz: Erforschung und Behandlung der Streptokokkenmastitis bei
Kühen. Berl. tierärzti. Wschr., 693. 1927.
122.nbsp;Van der Linde: Die Gewebsveränderungen in Euter bei Galaktophoritis
sporadica der Kuh. In. Diss.. Bern, 1906.
123.nbsp;Löhnis: Handbuch der landwirtschaftlichen Bakteriologie, 1910.
124.nbsp;Löhnis: Landwirtschaftlich-bakteriologischen Praktikum, 2e Aufl., 1920.
125.nbsp;Lüdke und Polano: Über Hämolyse der Streptokokken. Dtsch. Med.
Wschr., 1909, S. 118.
126.nbsp;G. Mathers: Different types of streptococci and their relation to bovine
mastitis. Jouma. of inf. dis., 19, 1916, p. 222.
127.nbsp;W. Meyer: Beitrag zur Kenntnis der durch Streptococcen verursachten
Euterentzündung der Kühe. In. Diss., Bern, 1910.
128.nbsp;E. Mcjlbo: Typeinddeling af mastitisstreptococcen bra kvaeg efter deres
forgaeringsvorhold. (ref. in het Engelsch.) Den Kong. Vet.-og. Landb.-
hsk. Aarsskr.. 1914, p. 260.
129.nbsp;Minett. Stableforth and Edwards: Studies on bovine mastitis. I. The bac-
teriology of mastitis. Res. Inst. i. an. Path., XLII, 213, 1929.
130.nbsp;Nieter: Zur Streptokokkenfrage. Zschr. f. Hyg., Bd. 56, 1907, p. 307.
131.nbsp;Nocard et Mollereau: Sur la mammite contagieuse. Bull, de la soc. centr.
de méd. vét, 1885, p. 437.
132.nbsp;F. E. Nottbohm: Vorwiegendes Auftreten von Sekretionsstörungen im
linken Schenkelviertel. Zschr. f. Fl. u. M. Hyg., 1928, p. 113.
133.nbsp;Prof. C. F. van Oijen: Het onderzoek van het melksediment, in het bijzon-
der de beteekenis der streptococcen. Tijdschr. v. diergen., deel 49, 1922,
p. 591.
134.nbsp;Prof. C. F. van Oijen: Finale waterstofexponent in suikerhoudende voe-
dingsbodems en pathogeniteit van in melk aangetroffen streptococcen.
Tijdschr. v. verg. geneesk., deel 8, 1923, p. 148.
135.nbsp;R. V. Ostertag: 1st Milch, welche Galtstreptokokken enthält, als gesund-
heitsschädlich im Sinne des § 3 des Lebensmittelgesetzes vom 5.7.1927
anzusehen? Zschr. f. Fl. u. M. Hyg., 1929, p. 261.
136.nbsp;Payne: The vaccination treatment of mastitis in catüe. The. vet. joum.,
1914, p. 94.
137.nbsp;Plantenga: Hand. Genootsch. 1. bev. v. melkk., 1927, L
138.nbsp;Poels: Mastitis bij Rund, Schaap en Geit. Tijdschr. v. veeartsk., 1910, p. 789.
139.nbsp;Prof. Ch. Porcher: L'infection latente de la mamelle et ses réveils. Les
moyens de la dépister. Ree. de méd. vét., t. CVII, 1931, p. 656.
140.nbsp;Rast: Der gelbe Galt. Schweiz. Arch. f. Thk., 1854.
141.nbsp;Rautmann: Ein Beitrag zur Pathogenese des gelben Galtes. Dtsch. tierärztl.
Wschr., J. 39, nr. 37, p. 577.
142.nbsp;Reid: Vaccine treatment in cattie. The vet. joum. 1914 p. 269,
143.nbsp;Reinhardt: Erkrankungen der Milchdrüse, in: Harms. Lehrb. d. tierärztl.
Geb. H., T. II. 1912, p. 659.
144.nbsp;Rievel: Milchkunde. 1910, 2e Aufl.
145.nbsp;E. Rienhoff: Über Infektionsversuche mit Mastitisstreptokokken. Beri. tier-
ärzd. Wschr., 1929, p, 746.
146.nbsp;Richter: Streptococcenmastitis der Rinder. Ber. ü. d. Vet. wesen in Sachsen,
1911.
147.nbsp;G. Roeder: Welche der gebräuchlichen Untersuchungsmethoden versprechen
am ehesten Aufschlusz über Eutererkrankungen zu geben? Milchw.
Forsch., 6, p. 403, 1928.
148.nbsp;G. Roeder: Zur Erkennung von Störungen in der Milchsekretion. Dtsch.
tierärztl. Wschr., p. 839, 1928.
149.nbsp;G. Roeder: Untersuchungen über die Empfindlichkeit der Thybromolprobe
im Vergleich mit anderen Methoden zum Nachweise krankhafter Ver-
änderungen der Milch. Milchw. Forsch., 7, p. 365, 1929.
150.nbsp;G. Roeder: Weitere Studien über die Katalaseprobe. Molk. Ztg., p. 903,
1119, 1930.
151.nbsp;ƒ. Rudolf: Über das Verhalten verschiedener tierischer Streptokokken in
Lackmusmilch unter besonderer Berücksichtigung des Strept. lact. und
mast. Zentnbl. f. Bakt. I Orig. 100, 47, 1926.
152nbsp;J. Rudolf: Beitrag zur Morphologie und Biologie des Galtstreptokokkus,
des Erregers der Mastitis catarrhalis streptococica des Rindes. Zentr.bl.
f. Bakt. I Orig.. 98. 47. 1926.
153nbsp;ƒ Rudolf: Über die Verbreitung der Mastitiden unter den Milchvieh-
beständen Niederösterreichs, deren rechtzeitige Erkennung, Bekämpfung
und wirtschaftliche. Bedeutung. Dtsch. österr. tierärzel. Wschr., nr. 1
en 2, 1927.
154nbsp;ƒ Rudolf: Beitrag zur Therapie der Mastitis streptococcica mit Selectan.
' Tierärztl. Rdsch., p. 632. 1928.
155.nbsp;ƒ. Rudolf: Bekämpfung der Mastitis streptococcia. Münch, tierärztl. Wschr.,
' nr. 5. 1919.
156.nbsp;G. Rühm: Untersuchungen über das Vorkommen und die Häufigkeit der
Streptokokkenmastitis bei Kühen. Wochenschr. f. Thk. u. Tierz., J. 52,
1908, p. 125 en 146.
157 Rullmann und Trommsdorff: Milchhygienische Untersuchungen. Arch. f.
Hyg., 59, p. 224, 1906,
158. G. Rühm: Untersuchungen über das Vorkommen und die Häufigkeit der
Streptokokkenmastitis bei Kühen. Wochenschr. f. Thk. u. Tierz., J. 52.
1908. p. 147.
159nbsp;G Rühm: Zur Frage der Pathogenität der Streptokokkenmilch, Wochen-
schr. f.'Thk. u. Tierz., p. 165, J. 52. 1908.
160nbsp;G Rühm: Die Milchleukozytenprobe nach Trommsdorff. Zschr. f. Fl. u.
M. Hyg. p. 210, 1909.
161nbsp;G Rühm: Die Milchleukozytenprobe nach Trommsdorff. Zschr. f. Fl. u.
M. Hyg., p. 243. 1909.
162nbsp;G Rühm: Die Milchleukozytenprobe nach Trommsdorff. Zschr. f. Fl. u.
M. Hyg., p. 271, 1909.
163nbsp;Sachwch: Beiträge zur Therapie der Streptokokkenmastitis. Dtsch. tier-
ärztl. Wschr., p. 777. 1927.
164. Sachweh: Die Beurteilung der Milch aus Beständen mit Streptokokken-
mastids. Dtsch. tierärzd. Wschr., nr. 14, 1930, S. 653.
165 Schnydcr: Über die Behandlung der StreptokokkenmastiÜs des Rindes
mittels der Ausmelkmethode. Tierärzd. Rdsch., p. 613, 1927.
166.nbsp;Schlichting: Ein Beitrag zur Aetiologie und Therapie der Streptokokken-
mastitis. In. Diss., Berlin, 1926.
167.nbsp;Schöchli: Beitrag zur Therapie des gelben Galtes. In. Diss., Zürich. 1926.
168 Dr. C. Schnorf: Chemotherapie der katarrhalischen Euterentzündungen mit
besondereiquot; Berücksichtigung des gelben Galtes. Berl. tierärztl. Wschr.,
1925, nr. 37, p. 597.
169.nbsp;Schönbcrg: Zur Diagnosestellung „Masdtisstreptokokken in der Handels-
milchquot; und zur Beurteilung mastitis-streptokokkenhaltiger Milch in der
tierärztlichen Lebensmittelüberwachung. Berl. tierärztl. Wschr., 214, 1930.
170.nbsp;R. Schulz: Moderne Behandlung der Euterentzündungen mit besonderer
Berücksichtigung des gelben Galtes. Arch. f. Thk., 53. 96, 1926.
171.nbsp;M. Seelemann: Technik und Methodik der Milchuntersuchung zwecks
-ocr page 222-Feststellung von Sekretionsstörungen brw. Eutererkrankungen. Molk.
Ztg., p. 2809, 2825, 1928.
172.nbsp;M. Seelemann: Untersuchungen über die Sekretionsstönmgen der Milch-
drüse, insbesondere die durch Streptokokken hervorgerufenen Euter-
entzündungen des Rindes. Arch. f. Thk., 58, p. 1, 1928.
173.nbsp;M. Seelemann: Über Mastitis-Forschung. Dtsch. tierärztl. Wschr. 417, 1929.
174.nbsp;M. Seelemann: Zur Beurteilung der Milch von streptokokkenkranken
Kühen in Rahmen der sanitätspolizeilichen Lebensmittelkontrolle. Arch.
f. Thk. 60, p. 534, 1929.
175.nbsp;M. Seelemann: Grundsätzliches zur Beurteilung der Milch von strepto-
kokkenkranken Kühen im Rahmen der sanitätspolizeilichen Lebensmittel-
kontrolle. Arch. f. Thk., 61, p. 177, 1930.
176.nbsp;M. Seelemann: Mein Kampff gegen die Streptokokkenmastitis. Tierärzü.
Rdsch., J. 38, nr. 2, 1932.
177.nbsp;M. Seelemann: Mein Kampff gegen die Streptokokkenmastitis. Tierärzü.
Rdsch., J. 38, nr. 3, 1932, p. 38.
178.nbsp;M. Seelemann: Neueste Forschungsergebnisse auf dem Gebiete der Mas-
titisforschung. Berl. t. Wschr., J. 47, nr. 50, p. 812.
179.nbsp;M. Seelemann: Experimente und Beobachtungen an Milchkühen im Rahmen
der Galtforschung. Dritte Mitteilung. Beitrag zur erfolgreichen Behand-
lung der Streptokokken Infektionen des Euters mit Rivanol. Arch. f.
Thk., Bd. 65, nr. 1, p. 83.
180.nbsp;M. Seelemann: Die Galtbehandlung ein erfolgversprechendes und segens-
reiches Arbeitsgebiet für den praktischen Tierarzt. Tierärzü. Rdsch.,
nr. 34, 1932, J. 39, p. 577 en 596.
181.nbsp;M. Seelemann: Welches ist die brauchbarste und zuverlässigste Schnell-
methode zur Feststellung von Erkrankungen des Euters? Molk. Ztg.,
J. 45, nr. 29, p. 525.
182.nbsp;Seelemann und Hadenfeldt: Streptokokken vom Pyogenestyp als Erreger
„bösartigerquot; Mastitiden des Rindes. Dtsch. tierärzü. Wschr., p. 353, 1930.
183.nbsp;Seelemann und Hadenfeldt: Zur Frage der Identität des Streptokokkus
pyogenes (haemolyticus) met dem Streptokokkus epidemicus Davis und
seiner Bedeutung für die Milchhygiene. Ztschr. f. Fl. u. M. Hyg., XLIII
J., 1932, nr. 6, p. 113.
184.nbsp;Seelemann und Siemonsen: Experimente und Beobachtungen an Milch-
kühen im Rahmen der Galtforschung. IV. Erfolgreiche Übertragungs-
versuche durch Naszmelken. Ztschr. f. Fl. u. M. Hyg., XLIII J., 1932,
nr. 6, p. 113.
185.nbsp;Seeleman und Hadenfeldt: Zur Frage des Vorkommens „menschen-
pathogenerquot; Streptokokken als Erreger von Mastitiden des Rindes und
ihre Beziehungen zu bestimmten Erkrankungen des Menschen. Zentralbl.
Bakt., p. 118, 331, 1930.
186.nbsp;Seeleman und Hadenfeldt: Streptokokken vom Epidemikustyp als Erreger
einer Mastitis in Schleswig-Holstein. Ztschr. f. Fl. u. M. Higg., Jg. 42,
H. 10, p. 197.
187 A. SilligmüUer: Zur Serumtherapie der Streptokokkenmastitis. In. Diss.,
Dresden, 1922.
188. S. Simons: Streptocoeeenmastitis. Tijdsehr. v. Diergen., deel 56, 1929,
p. 1073.
189 Dr W Schmidt: Eine neue Sehnellmethode zur Unterstützung der klini-
schen Untersuchung des Euters. Tierärzti. Rdsch., J. 38. nr. 10. p. 153,
1932.
190.nbsp;Sjollema: Hand. Genootsch. v. melkk., 1910, II.
191.nbsp;Prof. Sjollema en v. d. Zande: Hand. Genootsch. v. melkk. 1921.
192* O Skar- Nachweis und Bekämpfung der Euterentzündung beim Rinde.
Zschr.' f. krh. d. Haust.. 34, p. 1. 1928.
193nbsp;A Stäheli: Zur Biologie des Streptococcus mastitidis contagiosae. In.
Diss.. Zürich. 1904.
194nbsp;Stark: Beiträge zur pathologischen Anatomie der Agalactia catarrhalis
contagiosa. In. Diss., Zürich, 1903.
195nbsp;W Steck: Beiträge zur Kenntnis der Bakterienansiedlung in normalen
Kuheutern. Schw. Zentr.bl. f. Milchw., nr. 38/39. 1920.
196nbsp;W Steck: Untersuchungen über die bakterielle Besiedelung normaler Kuh-
euter. Landw. Jb. d. Schweiz.. 1921.
197nbsp;W Steck: Unsere heuügen Kenntnisse von den Wechselwirkungen zwischen
Kuheuter und Euterbakterien. Schw. Milch. Ztg., nr, 14, 15, 16. 1922.
198nbsp;W Steck: Weitere Untersuchungen über den Zusammenhang zwischen
Keim- und Körperzellgehalt aseptisch gewonnerer Einzelviertelmilchen
aus gesunden Kuheutern. Zentr.bl. f. Bakt., I Orig. 90. 61, 1923.
199. W. Steck: Die latente Infektion der Milchdrüse. 1930.
200! O. Stenström: Untersuchungen betreffende der Pathogenese bei Strepto-
kokkenmastitis und der eventuelle Übertragung durch Melkmachinen.
Svensk Vet. Tidskr.. 1923.
201 Stickdorm: Die Bekämpfung der Streptokokkenmastitis der Rinder durch
spezifische Impfstoffe. Tierärtztl. Rdsch., p. 434, 1926.
202. Dr. Tempel. Streptococcenmastitis. Ber. ü. d. Vet. wesen in Sächsen, 1920, p. 96.
203nbsp;D' and R. Thomson: Historical survey of researches on the streptococci
(with special reference to the importance of differential media and
microphotography as an aid to their classification and identification).
Ann. of the Picket-Thomson Res. Lab., vol. 3, 1927.
204nbsp;Thum: Ein Beitrag zur Streptococcenmastitis des Rindes. Tierärzti. Rdsch.
1914, S. 421.
205.nbsp;Treffers: Onderzoekingen naar de wijzigingen in het kiemgehalte van in
steriel vaatwerk gewonnen melk. Acad. Proefsehr., Utrecht, 1925.
206.nbsp;R. Trommsdorff: Die Milchleukozytenprobe. Münch, med. Wschr., p. 541,
1906.
207.nbsp;R. Trommsdorff: Neue Methode zur Diagnose der chronischen, speziell
der Streptokokkenmastitis der Kuh. Beri. tierärzti. Wschr., p. 281, 1906.
208 R Trommsdorff: Zur Leukozyten- und Streptokokkenfrage der Milch.
Berl. üerärztl. Wschr., 80. 1909.
209.nbsp;ƒ. P. Turner: Joum. of Am. vet. med. ass., 1927.
210.nbsp;H. Velthorst: Bijdrage tot de kennis der bacteriologische gesteldheid vaii
melk- en melkproducten. Acad. Proefschr., Utrecht, 1930.
211.nbsp;Vennerholm: in: Bayer-Fröhner. Handb. d. tierärztl. Chir., 1909, Bd. 3,
2e. Teil.
212.nbsp;Vrijburg: Über die Bedeutung der Opsoninlehre in der Therapie der Aga-
lactia catarrhalis contagiosa. In. Diss., Zürich, 1908.
213.nbsp;H. Wagnitz: Ein Beitrag zur Behandlung der Streptokokkenmastitis. In.
Diss., Berlin 1928,
214.nbsp;Sven Wall: Die Euterentzündungen der Kuh. 1908.
215.nbsp;Sven Wall: Die Euterentzündungen des Rindes und die Behandlung der
Krankheit mit Sera und Vaccine. Svensk vet. Tidskr., 35, 285, 1929,
216.nbsp;B. Walter: Beitrag zur Agglutination der Mastitisstreptococcen. In. Diss.,
Dresden, 1924.
217.nbsp;Pro/. Dr. J. ]. Wester: Hand. Genootsch., v. melkk., 1927, I.
218.nbsp;Dr. U. Walzberg: Zur Diagnostik der Streptokokkenmastitis. Ztschr. f.
Fl. u. M. Hyg. XL Jg., 1930, nr. 21, p. 455.
219.nbsp;Weigmann: Pilzkunde der Milch, 1924, 219.
220.nbsp;Wetterwald: Die Euterkrankheiten der wiederkauenden Haustiere und ihre
Heilung. 1871.
221.nbsp;Wild: Beiträge zur Vakzinetherapie der Streptokokkenmastitis. In. Diss.,
Leipzig, 1923,
222.nbsp;W. Winkler, W. Grimmer und H. Weigmann: Handbuch der Milchwirt-
schaft.
223.nbsp;Wilkinson: Bovine mastitis. Vet ree, II, p. 1053, 1929.
224.nbsp;C. Wolff: Studien über die sogenannten unspezifischen Sekretionsstörungen
der Milchdrüse. Milchw. Forsch., 13 B., nr. 5, 1932, p. 275,
225.nbsp;P. Zaribnicky: Tierärztliche Untersuchungen von Viertelsmilchproben bei
verschiedenen Euterkrankheiten. Ztsch. f. Fl. u. M. Hyg., p. 258, 1929.
226.nbsp;K. Zieger: Beiträge zur Streptokokkenmastitis. Dtsch. tierärztl. Wschr.,
J. 40, nr. 2, p. 17.
227.nbsp;K. Zieger: Beiträge zur Streptokokkenmastitis. Dtschr. tierärztl, Wschr.,
J. 40, nr. 3, p. 39.
228.nbsp;Dr. H. A. Zwijnenberg: Streptococcenmastitis. Hare bestrijding in het alge-
meen; in het bijzonder met behulp der chemotherapie. Tijdschr. v. dier-
gen., deel 55. 1928, p. 653-667 en 709-728.
229.nbsp;Zschokke: Beitrag zur Kenntnis des gelben Galtes. Landw. Jb. d. Schweiz,
7 B, 1893, p. 200.
230.nbsp;E. Zschokke: Weitere Untersuchungen über den gelben Galt. Schweiz.
Arch. f. Thk., 39 B, 1897, p. 145.
231.nbsp;E. Zschokke: Forschungen über den gelben Galt. Schweiz. Arch, f, Thk.,
46 B, 1904, p. 113.
232.nbsp;E. Zschokke: Heilversuche beim gelben Galt der Kuh. Landw. Jahrb. d.
Schweiz. B 14, p. 56, 1900.
-ocr page 225-. ■ h ■
yV'.
-ocr page 226--•cv •'
-
T -3!
-ocr page 227-^nbsp;-quot;/'■-'^-■Ï'V quot; v' ^^--'..ri:r ; -
.'tï.'... .
■
V'
- V
-ocr page 228-m^Bm^mm
I