DERDE
VERHANDELING OVER DS
INLANDSCHE PAARDEN.
" * ' .
1
|
||||||
ANTWOORD
"■' •■ . ' v"
OP DE VRAAG,
DOOR DE
MAATSCHAPPT, TER BEVOR-
DERING VAN DEN LAND- BOUW, TEAMSTERDAM, ïn den jaare 1790 opgegeeVenj om vóór den
1 December 1792 beantwoord te worden: — „ Op welke Wyze zoude men het tegenwoordig
„ Ras van Inlandfche Paarden, in de by~ „ zondere Provinciën van ons Gemeenebest, S ,, over het algemeen, tot eene meerdere volh' ■„ menheid kunnen brengen, het zy door ver- ,, menging van hetzelve met vreemde Ras f en, „ of wel door eene meerdere oplettendheid, in „ het aanfokken en opvoeden der jonge Paar* w den, als anderzins? —- DOOR
SERVAAS van denBERG,
Koopman in Paarden, te Leeuwaarden. |
||||||
Aan welk Antwoord , tot eene Prajmie,
een Exemplaar van de Werken der
Maatfchappy is toegeweezen.
|
||||||
ANTWOORD
OP DE
VRAAG:
9 Op welke wyze zoude men het tegenwoordig
„ Ras van Inlandfche Paarden, indebyzon~ p, der e Provinciën van ons Gemeenebest, over „ het algemeen, tot eene meerdere volko^ „ menkeid kunnen brengen? enz, VOORGESTELD DOOR DE
MAATSCHAPPT, TER BEVOR-
DERING VAN DEN LAND- BOUW, TE AMSTERDAM: |
||||||
WEL EDELE HEEREN, LEDEN
DER MAATSCHAPPY VANDEtf landbouw!
JL J.et is voor my een dag van vergenoegen
geweest, toen ik vernomen heb, dat uwe opmerkzaamheid was gevallen op het geflacht der Paarden, en de Inwoonderen van Neder- land wierden uitgenodigd, om aan UEd. middelen optegeeven, ten einde het tegen- woordig ras van die dieren tot meerdere vol- komenheid te brengen: eene vraag, voorwaar, dewelke te beantwoorden niet het werk van fchoolgeleerdheid is, maar van menfchen, die, N 3 doojr |
||||||
158 III, VERHANDELING OVER BE «
door oplettendheid, ondervinding, en lust,
omtrent dit onderwerp kundigheden hebben verkreegen, Van der jeugd af aan eene groote genegeni
heid voor de paarden gehad hebbende, heb ik thans, eene reeks van jaaren, koophandel daarmee gedreeven, en wel in de fraaifte foort, zoo dat ik by de geenen, die my kennen, voor een der groptfle liefhebbers, gehouden word. Menigvuldige keeren heb ik myne gedach-
ten laaten gaan, en met anderen gefproken over de handelwyzen, die men diende te be^ proeven, om ons Land meer verfierd te kry- gen met fchoone paarden; en by veelen heb-, ben myne gezegdens daadelyk ingang gevon- den, terwyl ook de gevolgen daarvan voor-, deelig zyn geweest. Het is zeker, dat de paardenfokkery aï$
een voomaame tak van den Landbouw moet gehouden worden, dewyl een Boer niet alleen eenige paarden noodig heeft voor zyn werk, maar ook intusfchen een paard kan aanwin- nen, dat, als het van een best ras is, van de 3 tot de 5 jaaren, meer, dan de helft in waarde toeneemt.' • Tusfchen geen der dieren, die tot den Land-
bouw behooren,: is zoo veel onderfcheid te vinden,; als tusfchen het eene paard en het ander: eene koe mag eens van eene andere, lik hoofde van ouderdom of vet, een gulden of tien in waarde verfchillen, en zoo ook een • fchaap
|
||||
JNL AN D SC HJ&P AAR-DENV 159
fchaap of varken, naar evenredigheid; maar
het onderfcheid by de paarden is zeer groot, het verfchil in prys kan eenige honderd gul- dens bedraagen,: derhalven, wanneer men om- trent het ras der paarden met eene byzondere oplettendheid verkeerde, om het zelve meer tot volkomenheid te brengen, zou zulks den bloei van dien tak van Landbouw grootelyks bevorderen; en hierom, Wel Edele Heeren! kan ik niet nalaaten, Ulieden mynen harte- ïyken dank te betuigen voor de liefde, zorg, en vlyt, die Gyl. betoont' voor ons Vader- land; wénfchende, dat de Almachtige God, van wien alle zegeningen moeten nederdaalen, uw werk met zyne goedkeuring bekroone, en Ui, de aangenaame gevolgen daarvan al- zins doe ondervinden. ■ ..:,'■] Om dan ter zaake te komen, zal ik, ter
■beantwoording van de door UEd. opgegee- ven vraag, naamelyk: op welke wyze het tegen- woordig ras der Paarden meer tot volkomen- heid te brengen gy, of door vermenging met vreemde ras f en, of door, eene betere wyze van opvoeding, en andere\gefchikte middelen, waar- uit ten klaarften blykt, dat. Gyl. van ge- dachten zyt, (zoo als het inderdaad is) dat het ons Nederland aan goede paarden man- gelt,, en dit gebrek zoo groot is, dat'er, met allen ipoed, herftel i% behoorde te worden gemaakt, Vooreerst^ zulks bevestigen,.en de gefteld-
N 4 heid |
||||
Iö"© HL VERHANDELING OVER BE
heid van het ras van paarden in ganschNeder^
Jand, als mede de redenen daarvan aantoonen; Ten tweede, myne gedachten mededeelen
wegens het geen ons ter verbetering te doen ftaat, en of wy tot eene vermenging met andere rasfen van paarden moeten overgaan; als ook. Ten derde, ovef de beste middelen, die
wy, mynes bedunkens, moeiten in 't werk ftellen; en eindelyk, Ten vierde, aanwyzen de aangenaame gevol-
gen, die men, op goede gronden, daarvan mag verwachten, en dit, door voorbeelden, trachten optehelderen, Eêr dat ik verder gaa, zal ik opgeeven
de eigenfchappen, die een fraai paard behoort te bezitten, en die hoofdzaakelyk tot vyf kunnen gebragt worden, te weeten; het moet zyn geëvenredigd van ledemaaten, lugtig en regt ter been, van een' vuurigen geest, en tefFens mak. De gefteldheid van ons tegenwoordig ras
van paarden is zeer beklaagelyk, inonzegan- fche Republiek; verre de meeste hebben niets of flechts eene geringe maat van eene der voornoemde eigenfchappen, en zyn dus van weinig waarde, als die niet wel tot wat an- ders, dan tot den gemeenen arbeid, kunnen 'worden gebruikt: Zommige hebben eene ze- kere rnaate, het een wat meer het ander wat minder, van twes eigenfchappen; andere |
||||
INLANDSCHE PAARDEN^ l6j
hebben iets van de drie eigenfchappen; hoe
weinige vinde ik, die vier van de voornoem- de eigenfchappen bezitten, te meer, als ik de- zelve zoeke in een' volkomen graad; en waar • vind ik 'er een, dat alle de voornoemde eigen- fchappen in den volmaakiten trap heeft; ik verbeelde my, dat 'er weinige paarden, die duurer en fraayer zyn, in Holland worden gebragt, dan door my; ik zou 'er een aantal van kunnen opnoemen, docli ik heb nog nooit een paard gehad, dat alle de eigenfchappen van een volmaakt paard bezat. Dan, dat de eene Provincie, verre boven
de andere, met.de fraaifte foort van paarden voorzien is, behoeve ik, zoo my voorkomt, niet te melden, even min, als dat Amflerdam de keure daarvan heeft, hetgeen zear bekend is: en, naardien ik, voor het overige, dit ftuk zal behandelen, zonder eenigen aanftoot te willen geeven, (terwyl my anders de by- zondere gefteldheid der paarden, in elke Pro- vincie, niet onbekend is, en de gebreken overal gevonden worden) zal ik hetzelve ook in 't algemeen behandelen. Dus de gefteldheid van onze Inlandfche
paarden aangetoond hebbende, zal ik nu de redenen daarvan opgeeven. JCan het wel anders zyn, dewyl wy door
ondervinding weeten, dat gelyk zyns gelyk voortbrengt, en men geen vygen van door- nen plukt, als men in acht neemt de handelr N 5 wy- |
||||
/
|
|||||
T6z III. VERHANDELING OVEK. DE,
wyze van de nieefteNederlandfche Huislie»
den?-—men brengt merriën voor den hengst, die, wegens gebrek van goede eigenfchappen, niet veel kunnen opbrengen, dan, de hengst fraai zynde, hoopt men op een beter jong; dit gelukt in Friesland nog al veel, waarvan men de naaste oorzaak, aan het toezigt over de hengflen toefchryft, waaromtrent men, in andere Provinciën, zoo naauwkeurig niet i3; de Friefen, in tegendeel, hebben waargeno- men, dat, in onze gewesten, zeer veel fchoons in een paard van den hengst afhangt; dit bewoog zelfs de Staaten van Friesland, om op dit ftuk aandachtig te zyn, en bepaalde wetten, omtrent de geftalte, als ook hethair der gebruikbaare hengflen, te geeven: en het ras der paarden zou daarenboven grootelyks verbeterd zyn geweest, als men nog daarby gelet had op de vuurigheid van temperament; en hoe bezwaarlyk het ook zy, die eigenfchap in onze fpringhengften te ontdekken, zal ik echter, op myn' tyd, een middel, tot voort* brenging van dezelve, aan de hand geeven. Ziet men verder, hoe de vermenging toe*
gaat, dan kan men zig ligtelyk voorflellen, dat de gevolgen daarvan niet zeer gunftig kunnen zyn; want daar.een beste fpringhengst ftaat, daar is ook veel toeloop, en zoo gebeurt het menigmaal, dat 'er meer dan zes merriën, op een' voormiddag, by dien hengst worden gebragt, om daarvan gedekt te worden; dus moet
|
|||||
INLANDSCHE PAARDEN, l6$
ïnoet zulk een hengst die merriè'n, uur aan
uur, indien niet zomtyds npg korter, beklim-! men, zoo dat het wel gebeurt, dat de fprong meer dan een kwartier uurs vertoeft, wegens de flaauwheid van den hengst; wanneer men nu de Natuur raadpleegt, zou men dan niet' mogen befluiten, dat zulks eene aangebooren geesteloosheid by een paard kan veroorzaa- ken; maar het is onze zaak niet, dit in het breede, op eene natuurkundige wyze, te verklaaren. De flegte gefteldheid van de Nederland-
fche paarden, met de redenen daarvan, opge- geeven hebbende, laaten wy nu verder zien, hoe andere ja zelfs onbefchaafde volkeren ons hierin overtreffen. Wat de Tartaaren en Arabieren betreft, dezelve zyn zeer opletten- de in' de aanfokking hunner paarden, en begrypen te recht, dat de-moed, de kracht, en: daarby de gedweeheid de voorriaamfte eigenfchappen zyn van een paard; met een vuurig en fterk paard kunnen ze hun oog-» merk bereiken; op een paard; dat voorenge- noemde eigenfchappen bezit in eene ruime maat, vestigen zy hunnen aandagt, en gee- ven zulk een ras een' by zonderen naam; zy onderfcheideri hun ras, naar zommiger opgaa- ve, wel in zes fqorteh; en zouden liever het allernoodzaakelykfte. misfen, dan hun paard, met die voortreffelyke hoedanigheden begaafd; zy onthouden, van een' byna on- ge- |
|||||
.'
|
|||||
1^4 Hl. VERHANDELING OVER DE
geloovelyken tyd, de afftamming hunner paar-
den, en, wanneer zy die laaten dekken, ge- fchied zulks plegtig in tegenwoordigheid van getuigen j die merriën dan geworpen hebben- de, worden daar getuigfchriften van ge- maakt, en dezelve geeven de waarde, aan hunne paarden, zelfs tot groote fommen gelds, die meer dan tien duizend daalders kunnen beloopen. Letten wy nu op de Europeaanen, die veel
belang ftellen in beste eigenfchappen der paar- den, als daar is de Engelsman, die, in navol- ging van den Arabier, (terwyl men zegt, dat zyne paarden van die des laatstgemelden afv Hammen) ook zeer naauwkeurig op de voor-» noemde hoofdeigenfchappen acht geeft, waar- door hy insgelyks groote fommen gelds maakt voor zulke overvliegers, en daarmee aanfok-* kende, 'er de beste gevolgen van ondervind, Ikerinnere my, dat, ruim zo jaaren geleeden, een Heer, uit Engeland gekomen zynde, my verhaalde, dat hy gehoord had van een* hengst, die meer mogt gelden dan honderd duizend guldens HolL, eene alleraanmerklyk- fte prys! en, wanneer men eene merrie van dien hengst wilde gedekt hebben, moest daar- voor betaald worden drie honderd guldens Holl., welk gezegde my naderhand ook door een' Schipper is bevestigd. In Turkyen, Italiën, Frankryk, en Duitsch-
land, waar de fokkery van paarden met luk*
|
||||
I
|
|||||
INLAHDSCHE PAARDEN. ï6$
luister geoeffend word, handelt men op de-
zelfde wyze; en dus ziet men, dat andere volkeren ons overtreffen in oplettendheid om' trent de hoofdeigenfchappen. De bevinding my, eene menigte van jaa-"
ren, geleerd hebbende, dat 'er van de tien paarden, anders fchoon van ftel, naauwlyks één is, dat die edele vuurigheid bezit, die ons het ryden aangenaam maakt; wat hebben wy dan te denken van de hengften, dan dat 'er van de tien ook naauwlyks één zal zyn, die vuurig en krachtig is, om zwaar werk te doen, waar een bezitter het grootile belang* by heeft ? — wat baat het my, een paard, verrukkelyk fchoon in het aanzien, te heb- ben , indien het, by het gebruik op den weg, my een voorwerp van verdriet word! zelden klaagt een Heerfchap aan my, wan- neer ik hem een paard heb verkogt, over fraaiheid, want hy ziet de uitwendige geftal- te by den verkoop, maar hetzelve op weg beproefd hebbende, dan komen de zegenin- gen of vloeken: al doet een fpringhengst zig zeer vuurig op by eene merrie, is echter daar- uit geen befluit te trekken, dathy, in andere dienften, voldoen ZQudej men vind wel, by andere foorten van fchepfelen, dat, die het fterkst in de wellust vallen, buiten dien traag en loom zyn. Nog eens, hoe zelden weet men, met zekerheid, de eigenfchappen van zulk eene merrie, waarvan de hengst is ge- fokt, |
|||||
166 ÜL VÉË-HANDELiNG OVER IJl
fokt; erl dit gebrek is* ïii alle OhZe Provirt-
ciën, gemeens Wat ftaat ons nu ie doen ? tot de oplettend*
heid van andere volkeren ons te keeren* en hunne goede gebruiken naatevolgen, — of* gullen wy ons tot hunne rasfen wenden, en, die innaaiende, met onze rasfen vermen- gen?,-- : W.oföfciusr ' ! - • m ■ Dit laatite zoude j ftlyns bedunkens^ eenö
Verregaande onvoorzigtigheid zyn*, deWyl my geen. ras van'paarden bekend is/dat'het Ne- derlandfche overtreft in uitwendige* geftal- te, maar wel in moedigheid en kracht, 'öirt lange tochten' te ikuröien Verduurenj andere volken gceven aan deezö eigenfchappen de voorkeur,: en zyn daaromtrent * gelyk boven gemeld is, zeer oplettend, veel meer dan Wy, en ons gebrek hierin is duidelyk te ontdekken: maar, -wat'de uitwendige geftéldheid betreft, de Hollandfche Steden zouden een aantal van Verrukkelyk ftaaye 'paarden , van 5 tot 20 j aaren oud, kunnen'uitleverenj en Groningerland, Friesland, Drenthe ,-eh Överysfel -, aan den kant van Friesland gelegen, zeer goede kwèekelin- gen, ook zyn 'er enkelde in de overige Provin- ciën, 'zoo dat wy niet Van een best ras van paar- den ten eenemaal verftóken zyn, maar de wei- nige, die wy hebben,behoorden onS ten fterk- ften-aantefpódrëivóni de fraaifte onder dezel- ve tot de aanfokkïng te gebruiken, ten einde ': daar^ |
||||
* ''' ■ ■
|
|||||
INLANDSCHÉ PAARDEN. ï6f
daardoor dat voortfeffelyk geflacht meer uit-
tebreiden. Maar, mogelyk werpt my de een of ander
-tegen, dat men, by zommige fchepfelen, als by viervoetige dieren, en ook by vogelen, waarneemt, dat, wanneer zy naa een ander Land worden vervoerd, en flechts weinige jaaren daar geweest zyn, al ras verbasteren, m gelyk worden met dezelfde foort van die- ren, die zig in dat Land bevinden, en dat, zo men in eene gelyke föort wil blyven, men dan genoodzaakt zal zyn, zig weder te wen- den tot dat Land, waaruit men heteerfte ras bekomen heeft: zoo als het ook gelegen is met kruiden en planten, eene zaak tè veel bekend, dan dat ik dezelve hier zoude uitbreiden. Daft, om dit tot het geflacht der paarden
overtebrengen, vind ik gansch geene reden, dewyl ik zeker geloof, dat het-tegenwoordig ras van paarden, wat het voornaamfte betreft, door onze land- en luchtgefteldheid bevoor- deeld word, waaruit ik befluit, dat het tot on- zen landaart behoort; en wil men rechte mid- delen by de hand neemen, men geen vreem- de rasfen van paarden, maar wel goede ma- nieren van vreemde volken moet invoeren. En verder, tot bewys; een onzer Nederlandfche paarden heeft maar eene of meer eigenfchap- pen van vreemde rasfen, als daar is een al te ronde kop, een flyve nek, bekrompenheid van borst, fynheki van beenen, wat vermindert dat
|
|||||
l68 III. VERHANDELING OVER DE
dat zulk eeri niet merkelyk in prys ? — laat eens
een Holfteinsch, een Engelsen, of een ander vreemd merriepaard op de Friesfche markten tomen, waar de verzamelplaatfen van de eer- fte kenners van paarden zyn, men wend naa zulk een ras naauwlyks zyn oog: dus> zo wy konden goedvinden, ons tegenwoordig ras van paarden te vermengen met vreemde rasfenj de pryfen der paarden merkelyk zou- den verminderen* Voorts heeft mert aahtemerken, dat men*
in ons Nederland, zoekt zwaar-geleede trek- paardens waaruit men de fraaifte neemt voor de koetfen en wagens, en de mindere tot den landbouw j de kleinere beste foort word gebruikt tot de harddraavery en de chais; zyn- de de harddraavery geen geringe zaak voor onze landgenooten, dewyl zy daarmee veel voordeel behaalen, en, wat ook andere volken aan hunne paarden mogen leeren, het hard- draaven fchynt eene eigenfchap .te zyn van de Nederlandfche paarden alleen. Nog is 'er eene ligtere. foort van paarden, waarvan dö meefte, doorgaans,.tot werkpaarden moeten dienen. De fynfle foort van onze paarden kunnen, gelyk in vroegere tyden> voor den Krygsman dienftig zyn. liet rechte ras der Nederlandfche paarden
is al van ouds beroemd geweest, door de ganfche waereld; by de oude Romeinen wa- ren ge zeer in aanzien. Men zegt, dat on^ ze
|
||||
1
|
|||||
ïtfi/AfcBSCHÈ pAAköEri; ï^gi
5ze paarden niet gefchikt Zyn, óm onder het
zadel te worden gebruikt, dat evenwel maar eene nieuwmodifche opvatting is, want hoe hebben onze voorvaderen het daarmede ges- maakt ? men vind van hunne bekwaamheden ^ en van hunne bewonderlyke gefchiktheid tot den krygsdienst, by Tacitus gemeld, en zy waren 'by de Gallen zeer geacht, en by de Romeinen geducht. Maar ik wil al eens toegeeven: men kwame
het fchraaïe Engelfche, en tengefer Holftein- fche, of ander vreemd ras intevoerén, en. trok daar eene foort van rypaardeh af, zou* den deeze wel geacht worden $ neen, het wa- ren flechts inboorliögén, en konden geen. Vreemde naameïi voeren: dus zal het meer dan tyd worden, om een' anderen weg intè- flaan, en een ander middel aan de hand te geeven, terwyl dit myti derde ftuk zal zyn, waaromtrent ik Zeer nedrig den aandacht van Uw Ed. voor eenige oogenblikken verzoeke» Vermits elk ingezeten heil hoogfte belang
heeft in deeze verbetering, zal ik my, in de eerfte plaats, wenden tot H. Ë. Mog. de Staaten van elke Provincie, ten einde zy mog- ten goedvinden , eene keure te maaken om- trent de merriën, gelyk de Heeren Staaten, van Friesland gedaan hebben omtrent de heng- ften, egter met dit onderscheid, dat, wat het hair. betreft, men diende te bepaalen dat men, in plaats Van zwart, zulk een git-zwart, O dat
|
|||||
iJO III. VERHANDELING OVER DE
dat 's zomers niet verbleekt maar zwart blyft,
en geen gering fieraad aan een paard byzet, en in de plaats van donkerbruin, roodachtig bruin , 't geen thans veel verkoozen word, en daarby een derde donker -graauw, met een bles en witte maanen en ftaart, moest, nee- men, allen van eenen zeer vrolyken geest, en fterk om lange tochten te kunnen verduu- ren, dus, zoo veel mogelyk, alle de boven- genoemde eigenfchappen by elkander bezitten- de. Verder zou het goed zyn, premiën uitte- looven aan den geenen, die een merrie-paard zou aanbrengen tot de keur, en, hetzelve be- vonden wordende, de eigenfchappen, welke zyn opgegeeven, te bezitten, genegen was het voor den hengst te brengen, die hem zou wor- den aangeweezen,terwyl hy daarvoor genieten zou eene premie van ten minften 10 Ducatons; en, wanneer men bevond, dat de merrie be- vrugt was, en zy verder op haar' tyd gewor- pen had, dat alsdan de eigenaar terftond aan den daartoe geftelden Keurmeefter moest ken- nis geeven,die,het nieuwgeboren veulen hem vertoond zynde, last moet hebben, hem 20 .Ducatons daarvoor te betaalen; voorts moest het veulen, een half jaar oud zynde, aan de daartoe geftelde Gecommitteerdens worden geleverd, en dan daarvoor nog betaald 20 Ducaaten, zoo dat zulk een veulen den Lande zou komen te kosten omtrent 200 Guldens; dan moest dat veulen worden gebrandmerkt, en,
|
||||
ÏNLANDSCHE PAARDEïï I^t
en, by publieke veilinge verkogt, met die
bepaaling, dat het nu of ooit uit de Provin- cie niet zou mogen worden vervoerd, op poene van zwaare boete, waarvoor de laatfle eigenaar altoos aanfpraakelyk zou zyn. Dan, ik ben niet van gedachten, dat zulk
een veulen juist dien hoogen prys zoude op- brengen , alfchoon 'er veelen naa zouden din- gen, echter zou de fchade voor den Lande zeer gering zyn, in vergelyking van het voor- deel voor het algemeen, dat nog zal worden aangetoond. Wat nu aangaat de wyze, op welke zulk
eene aangegeeven merrie gekeurd moet wor- den, zal men,, in de eerfle plaats, zyn' aan- dagt vestigen op de uitwendige geftalte, en dan eene proef neemen 'van haare geestge- fteldheid, met het zelve merrie-paard te pro- beeren, door een nademiddags rit van 3 uu- ren gaans, gints en weder, en dan zal men vry zeker weeten, hoe haar aart is. Dat ik geen uitgebreidere bepaaling opgeeve
van zulk eene aangegeeven-merrie, gefchied om dat ik veronderflel, dat die geenen, die tot Keurmeefters worden gefield, de vereisch- te kundigheden zullen bezitten, en, derhal- ven, zou zulks nutteloos zyn; die lust heeft x om daarvan méér te weeten, die leeze het boek van den Heer Bour'gelat, over de kunst van het oordeelen over paarden. De tegenwoordige handeïwyze omtrent de O a ver- |
||||
jfcffi jftl. VERHANDELING OVER. DB
vermenging, die boven (op bladz. 162.)heb op.,
gegeeven, door elk kundig mensch afgekeurd moetende worden, komt het my voor, dat het verre beter zyn zoude, wanneer zulk eene goedgekeurde merrie, willig zynde, by den hengst, die den eigenaar was aangeweez-en, 's morgens vroeg de eerfte gebragt wierde, en nog beter, wanneer de hengst in geen 2, a 3 dagen geklommen had. De willige merrie in ftal gebragt zynde, in
het gezigt van den hengst, om, door het onderling te kennen geeven van hunne aandoe- ningen, de .natuur als in volle vlam te bren- gen, moet men vervolgens de merrie uitleiden, en den hengst haar agteraan doen volgen, met eene tusfchenruimte van 50 fchreden, en van tyd tot tyd korter, tot dat hy, naby de mer- rie komende, in volle drift zyn'fprong uit- voert. Als men de Natuur raadpleegt, zou men dan geen reden hebben, van een beter ras van paarden te verwagten, dan volgens de tegenwoordige handelwyze? En nu zal ik laaten volgen, op welke ma-
nier de houders van de fpringhengften hunne bedryven omtrent deezen taak, ter verbetering der paarden, behoorden aanteregten. Dier lieden zaak zoude zyn, in de eerfïe
plaats, naauwkeurig te letten, van welk ras die hengst getrokken was, welken zy voor- neemens waren te koopen, en, daarvan geen zekere bewuftheid kunnende bekomen, nim- mer |
||||||
1
\
|
||||||
INLANDS CHE PAARDEN Ï73
mer tot de koop overtegaan, en, hoe fèhoon
anders de uitwendige geftalte was, zig daar- door niet te laaten vervoeren, ten zy men, door hem' te gebruiken, volkomen van zyne vereischte hoedanigheden overtuigd wierd. Dan, die lieden zouden zekerer en beter
handelen, wanneer zy konden goedvinden, eene merrie, met alle de voorfchreeven eigen- fchappen voorzien, zelfs te koopen, en die te laaten dekken van den fchoonften en best- voldoenden hengst; kwam 'er een hengstveu- len van, dan kon hy ten minften zien, wat ras hy had; zo het een merrieveulen was, dat kon hy aanhouden, en, merkende, dat het alle de vereischten had, weer daarmee aan- fokken, tot dat 'er een hengstje van kwam, en dan was hy geheel zeker. Ja, zegt, mogelyk, een van de hengfle-
houders; Koopman! uw plan keure ik volko- men goed: maar ik doe nu eens die kosten, en koop eene merrie van het eerfte ras, en laat Kaar beklimmen van myn' besten hengst, of van een', die nog beter is, zo ik dien vin- den kan; dan moet ik rekenen, dat ik zulks twee jaaren aaneen moet doen, want het kan zoo wel een merrie-als een hengstveulen zyn; dus die merrie daarom z jaaren houdende en het jong 3 jaaren, eêr dat ik het mag laa- ten fpringen, zou my zulk een hengst wel meer dan 500 Guldens komen te kosten, en. dan liep ik nog de rifico, maar dat alles O 3 was
|
||||
174 Hl. VERHANDELING OVER. BB
was niets, indien het maar wel gelukte, en
my dan wierd toegelaaten, om zoo veel geld te neemen, voor het fpringen, als my dacht, dat met de waarde van myn' fpring- hengst overeenkwam: maar, ik mag geen geld meer neemen voor het dekken van myn' kost- baaren hengst, dan een ander, die een' gemee- neren heeft; de myne zou , het is waar, veel toeloop hebben, maar hy wierd ook te rasfer uitgemergeld: wat zoude het my dan baaten? — Zie, hier doet zig dan eene zwaarigheid
op, terwyl het geld tog de dryfveêr fchynt te wezen van de meeste goede daaden in de Maatfchappy: maar, wanneer H. E. Mog. de Staaten der Provinciën konden goedvinden te bepaalen, om nooit minder dan een Duca- ton, maar wel meer te vorderen, zoude dit een' weg kunnen baanen tot eene kleine ftoe- . tery, om daardoor in het rechte ras van paar- den te geraaken. Nu blyft 'er nog overig den Boerenftand
aantefpooren, om in ernflige bedenking te neemen, van eene geheele verandering te maa- ken in hunne handelwyze omtrent het aanfok- ken van veulens, zoo als die hiervooren bc- fchreeven is; en te gelyk ook die geenen, welke hun werk maaken van jonge paarden optevoeden, eene verbetering daaromtrent aantepryzen. Thans is het de gewoonte van de liefheb-
bers |
||||
ÏNLANDSCHE PAARDEN^ i?£
bers Boeren, zo men een best veulen, of een
j jaarig of 2 jaarig paard koopt, dat men het- zelve aanfokt tot de 4 jaaren, en dan, vet ge- maakt en wat gebruikt zynde, verkoopt men het paard: indien het nu van eene beste foort is, gaat het naa Holland; men brengt het daar weder aan, en oeffent het dagelyks, maar ziet, het paard verliest dag aan dag in vleesch, ja, het word ziek, het moet naa de weide, en waarlyk geen wonder; dat fchepfel was ge- woon weinig te doen , zelden te zweeten , overlaaden te zyn met fpyze, en word nu geheel anders behandeld dan gewoonlyk: zoo, zeggen de Heeren Hollanders, moeten wy met die jonge paarden een jaarfukkelen, eer zy van dienst kunnen zyn, een enkelde uit* gezondesrd. Indien nu een Boer fconde goedvinden}
zulk eene beste merrie, 3 jaaren oud zynde, voor- den besten hengst, dien hy vinden kon, te brengen, was.'er hoop, dat hy een best veulen zou bekomen, en het oude kon hy, in het volgende jaa^j, vetmaaken; het veulen, zo het eene merrie was, kon hy aankweeken tot de g jaaren, en dan al weder dat paard voor deflj hengst brengen; zou zulks geen gegronde hoop geeven, dat 'er in 't kort meer fchoone paarden in onze Republiek kwamen ? daarenboven word een paard, een veulen ge- had hebbende, daarvan niet verminderd, maar veel eêr beter5 zulke paarden zyn minder keu- O 4 rijf |
||||
Jfe£ III. VERHANDELING- OVER BK
rig in het voeder, en dan ée'n jaar ouder en
fterker, meer gewoon aan ongemakken; en een paard, met veulen zynde, kan even goed werken, ook, een halfjaar, loopen en hard-" draaven leeren, waarvan ik ondervinding heb gehad* Nog meer, als men den loop der Natuur
raadpleegt, heeft men reden, een vlug jong van zulk eene nog onafgewerkte vuiïrige mer- rie te wachten, veel eêr dan van eene, aan wie, door werken en loopen, de lust beno- men is. En zoude het niet tot voordeel van den
Boer uitkomen , die zyne bedryven dus in- richtte , dat hy, in plaats van een driejaarig paard vet te maaken, en hetzelve, 4 jaaren oud geworden zynde, voor honderd Guldens meer teverkoopen, dan hy het had ingekogt, hetzelve paard tot de g jaaren te houden, en na 'er een veulen van getrokken en het daar- na vet gemaakt te.hebben, te verkoopen? —1 dus zou de Boer in ftaatzyn, honderd Daal- ders meer daarvoor te krygenj, dan het, drie- jaarig zynde, hem gekost-<heeft, buitendien heeft hy een veulen, wel vyftig Paalders waard; deeze handelwyze zou, derhalven, tot voordeel van den Boer verftrekken, en een Heerichap had beter zyn gerief, want een paard is, vóór de 5 jaaren, zelden ge- fchikt tot den dienst. Wat. hu betreft de lucht-en landsgelteld. : , beid,, |
||||
INLANDS CHE ï> AARDEN? tff
heid, zoo leert de ondervinding, dat dezelve,
in onze geheele Republiek, voor paarden gefchikt is. De paarden in fchraale landftreeken, waar
hun 's zomers van dat gras, en 's winters van dergelyk gemeen hooi word toegediend, worden op verre na niet zoo uitgezet als paarden, die 's zomers op een' vetten klei- grond graazen, en dan 's winters van dat beste hooi eetën, deeze worden fterker, wee- Hger, en grooter; echter heb ik bevonden, dat, wanneer een Boer, op eene dorre land- ftreek, aan zyne jonge paarden gemaalen rogge ' met best ftroo rykelyk toedient, de zoodanige ook weelig kunnen uitzetten , en gelyk Worden met paarden op een' vet- ten kleigrond ; maar, wanneer zy aan hooi en ongemaalen voeder komen, vervallen zy veeltyds, maanden agter een, eêrzyaandat voeder gewend zyn, en worden niet fpoedig vet, enkelde uitgezonderd. Ik weet, een Boer werpt my tegefi, (door-
dien het, reeds langen tyd, het onderwerp van myne gefprekken met hun is geweest) een paard, zegt hy, voor honderd Ryksdaal* ders of daaromtrent ingekogt, en dat voor den hengst gebragt, dat blyft eens geit! —« wat zwaarigheid ? dan kan het vetgemaakt worden, en dus geen fchade veroorzaaken. Hy houd nog verder aan : men kan zulk een paard, waar een veulen by is, zoo niet by 9 5 den |
||||
Mg III, VERHANDELING OVER. DE;
den weg ryden; en laat men het veulen
t'huis, dm is men zoo bepaald in zyn' tyd, de oude hygt zoo na zyn jong, en wil gaarne naa huis; het word eens een hengstveulen , wat is de piys dan veel minder, die houd dan wel eens op met 40 Guldens, en is dat zoo veel naaloopens waardig; myn land is 'er veel te goed toe; het koemeiken past my be- • ter. — Het is waar, dat men een zoogend paard
zoo vry niet kan ryden; maar het is de zaak van een' Boer tydig t'huis te zyn; en legt ook niet eene verpligting op den Huisman, dat hy zyne kasfe doe aangroeyen door dien weg, zoo als de beste beproefde middelen hem aan de hand geeven? wat zyn 'er niet al zwaarigheden in alle de takken van zyn be- roep? en echter laat hy zig daardoor niet affchrikken, om hetzelve met oplettendheid en vlyt waarteneemen. Ik vinde ook geen. vryheid, eenen Huis-
man,, wiens bezittingen niet menigvuldig zyn, aanteraaden, om een paard van 200 Guldens te houden voor eigen rekening, maar dan zou het de zaak zyn van den Landheer, voor deszelfs eigenbelang en dat van den Boer, het geld, om een paard te koopen, aan den Jaatstente verfchieten, onder eene zekere borg- togt; dus zou de Boer, met maatig geluk, eenige honderden kunnen winnen, daar hy, met
|
||||
INLANDSCHE PAARDEN." I79
met een gemeen ras van paarden aantefokken,
weinig voordeel maakt, en dus dezelfde blyft. By voorbeeld; een Landheer fchiet aan een' zyner geringfte Boeren, die liefhebbery heeft voor paarden, soo Guldens: die Boer, zo hy zelf genoegzaame kunde bezit, of an- ders een kundig mensch met zig neemt, koopt voor de gemelde fom eene fraaye driejaarige merrie, en brengt die by den besten hengst, dien hy kan vinden: de jonge merrie bevrugt zynde, word door hem verder gedresfeérd, naarmaate zyne bekwaamheid zulks mee- brengt. Dit gefchied eens in den jaare 1793, in
het laatst van Maart of begin van April, dan heeft hy, alles wel lukkende, in 1794, een: veulen, en zyn paard is 4 jaaren oud ge- worden ; dan koopt hy ter zelver tyd, zo hy daartoe het geld kan vinden, wederom eene driejaarige fraaye merrie, een lust der oogen, en brengt dien weder voor den hengst; ge- lukkig zynde, had die Boer, in den jaare - 1795? een vet paard, onder voorwaarde dat het wel gevoerd was, en ée'n eenjaarig, nog een vierjaarig met een veulen: het vyfjaarig vet paard verkoopt de Boer, en maakt 'er drie honderd en vyftig Guldens voor of daar- omtrent; dan kan hy weder een driejaarig paard koopen, en houden zelfs, voor het voer, over 150 Guldens , brengende dat laatstge» noemde driejaarige paard voor den hengst, zoo
|
||||
I
|
|||||
l8o IIL VERHANDELING OVER. DE
zoo kan hy, in den jaare 1796, hebben een
veulen, een 1 jaarig paard, een 1 jaarig, een 4 jaarig, en een, mits wel gevoerd, 5 jaarig vet paard, 't welk verkogt hebbende voor bovengenoemden prys of daaromtrent, koopt hy nog eens een 3 jaarig paard, en han- delt daarmee, als een en andermaal boven is opgegeeven: op die wyze heeft men dan, in den jaare 1797, een 5 jaarig vet paard, een 4 jaarig met een veulen, een 3 jaarig, een
o, jaarig, eti een 1 jaarig; het voornoemde 5 jaarig vet paard verkogt hebbende, blyven
,,'er nog 5 paarden overig, en zoo kan men Van zyn eigen ras aanfokken,
• Alles nu wel lukkende, zoo zou men jaar-
lyks eene fomma van 3 a 400 Guldens uit de ftoetery maaken. Dan, my dunkt, ik hoor al zeggen: welk
een onbedacht yoorftel! gaat het altyd door, dat 'er een merrieveulen voortkomt? de on- dervinding leert, dat het getal meest zeer evenredig is, wanneer 'er dan een hengstveu- len gebooren word, hoe dan te handelen? — Als dan verkoopt men het hengstveulen, en koopt voor dat geld, met eenige bylaag, een allerbest merrieveulen, en zet hetzelve in de opgenoemde ftoetery; maar men be- vind eens, dat, onder die voorgenoemde beste paarden, een overvlieget was, die alle de eigenfchappen van een volkomen paard be- ;zat, dan zou myn raad zyn, dat men zulk een
|
|||||
INLANDS CH E PAARDEN." ï8l
een paard hield, en daar, van jaar tot jaar,
meê aanfokte, temeer, als men zag, dat het by uitftek fchoone veulens bragt. Dus zou men de liefhebbers onder de Drentfche Boe- ren naavolgen, alsook eenigen in Friesland, die reeds, door zulke voorftellingen, bewoo* gen worden, om de opgegeeven zaak te be- proeven, terwyl de aanfokking van paarden, van jaar tot jaar toeneemt, en men de moeite al ras weder betaald krygt. Ik twyfel geenzins, of de veulens, op ge-
melde wyz"e, aangefokt van de keure der heng- -iïen, getrokken uit een ras, dat alle de eigen- fchappen bezat van' een verrukkelyk fchoon paard, zouden ten minften, hoofd voor hoofd, wel 10 Guldens meer opbrengen, dan^ vol- gens de tegenwoordige gebruiken, en dus kon zulk een beste hengst, honderd merriè'n be- vrugtende, in een jaar, iooo Guldens meer voordeel aanbrengen, 't welk geen kundig lief- hebber van paarden zal tegenfpreeken; en het is zeer mogelyk, dat die paarden, 4 jaaren oud geworden zynde, op 't minst gerekend, 50 Guldens meer waardig zouden wezen, dan volgens de thans gebruikelyke handel- wyze. Wanneer nu 4 jaaren verlopen waren, zou
het voordeel van een' hengst, van jaar tot jaar, m veulens opbrengen 5000 Guldens, en dan het getal van beste hengften eens dertig zynde, in elke Provincie, de winst tot 150000 Gul- -
|
||||||
j8a III. VERHANDELING OVER PÈ
Guldens vermeerderd worden: e ene zaak,
waarlyk, die men niet gering kan noemen! Maar my dunkt, ik hoor deezen of geenen zeggen: het lukt alles eens naar voorfchree- ven wyze van doen, dan zou het beste ras van paarden zeer algemeen worden, en,der- halven, merkelyk in pryfen daalen: —^neen, Myne Heeren! ik voorzie regt het tegendeel, dan zou men den toeloop van buitenlanders fterk zien vermeerderen, dewyl men dan niet meer kon klaagen over de geesteloos- heid en het onvermogen der Nederlandfche paarden: dan zouden Koningen daarmee weer kunnen praalen, en Prinfen hunne eer Hel- len, in het gebruik van zulke paarden: dan zouden de Heeren liefhebbers zig verlusti- gen, in ftout langs de wegen te ryden, met een' draf, die flechts aan Nederlandfche paar- den alleen eigen is; terwyj, wy ons kunnen vleyen, dat de zwakheid," van wat vreemds te begeeren, niet alleen in den Nederlander heerscht, maar dat die kwaal, ook in ande- re Landen, word gevonden, en dus, wan- neer deeze bemerken, dat 'er eene algemee- ne verbetering in ons ras van paarden is ge- komen, wy ook hunnen toeloop op zekere gronden hebben te wachten, vermits de uit- wendige geftalte van de beste Nederlandfche paarden nog heden den roem wegdraagt. Zou het geluk ook niet groot zyn, daar onze lasten vermenigvuldigen, dat de verrïboging |
|||||
i
|
|||||
1NLANDSCHE PAARDEN.
|
|||||
der pryfen van het inlands ras van paarden
(een voornaame tak van onze welvaart) aan- merkelyk kwam toeteneemen? — In hoe verre voorts de manier van opvoe-
ding, als daar zyn de behandeling, het voe- der, enz., invloed heeft op de fraaiheid van een paard, zal ik nu nog aanwyzen. De behandeling omtrent een paard heeft
grooten invloed, zoo ten goede als ten kwaa- de, op zyn lighaamsgeftel, en op het gebruik; een paard kan niet te fpoedig, maar wel te veel gebruikt worden: wanneer men de las- ten naar de krachten regelt, en de Natuur in acht neemt, als een verftandig meester in het onderwyzen der jeugd, zal men nooit een paard bederven. Dan, zoo fchaars men een mooi paard vind,
zoo enkeld vind men ook een' bekwaam' Bery- der, die de gaaven heeft, om een paard be- hoorlyk aantebrengen, en hiervandaan ziet men zoo veel bedorven knollen, eêr ze 4 jaa- ren oud zyn. Zoo onderfcheiden als de eene mensch van den anderen moet behandeld wor- den, even zoo behandelt men de paarden, een enkeld door hardigheid, de meesten zagt, en daardoor de natuur opbeurende; maar de mees- ter moet ontzien en tevens geliefd blyven by jhet paard, en, dus doende, zal een paard al- toos vrolyk zyn op het zien en hooren van zyn' meester; de bevinding leert my zulks da-
|
|||||
Ï84 HL VEB.HANDELIN& ÓVER ÊË
dagelyks, en, het geen andefen hiervan mei*
den, behoeve ik hier niet natefchryvert. Neem eens; een jong paard worden zwaare
lasten opgelegd, waardoor zyne natuur on- derdrukt word, zoo zal hetzelve, hoe fchoon ook anders van gedaante, daardoor merkelyk verminderen; het een krygt een' opgetrokken rug of zakt door, het ander word fcheefbeenig of krom in de hakken, een derde bekomt eette geheel verkeerde en onaangenaame houding; alle fchadelyke gevolgen van eene flegte be- handeling. Daarentegen diende een Boer, wiens zaak
het is, jonge paarden aantefokken, zig zelven met alle vlyt te ocffenen, dewyl zulks door den tyd rykelyk word betaald, want eene geregelde houding verfraait het paard, daar- entegen eene onaangenaame houding hetzelve Tnerkelyk minder maakt; by voorb., een paard krygt de gewoonte om met het hoofd frfieef of laag te loopen, of fteekt eens met den bek vooruit, dat alles kan in een jong paard wor- den veranderd; het vat eens een' kwaaden loop aan, dit moet ook door een' kundig Be"- ryder worden verbeterd : "de Heer J. Le Francq van Berkhey, in zyne Natuurlyke His- torie, zegt, dat de Friefen, omtrent hetfluk van aanbrengen van jonge paarden, eene kunst* greep bezitten, waardoor zy de liefhebbers in de andere Provinciën overtreffen. Niette- min blyft het waar, dat zal men, hoe veel fraais
|
||||
INLANDSCHÉ JAARDEN. ±85
fraais eene goede behandeling meebrengt, een
recht goed paard leveren, hetzelve meerge- melde eigénfchappén moet bezitten, indien het op den duur voldoen zal; en dan welaange- bragt zynde;, ja dan, heeft een Heerfchap alles, wat hy begeeren mag. Dewyl het eene algemeen bekende zaak is,
dat het tegenwoordig best Inlandsen ras van Paarden, in Groningerland en in Friesland, word aangefoktj zouden de Ingezetenen der andere Provinciën wel doen, dat zy, zig be- vlytigden, om in dat beste ras te geraaken; en, wanneer dezelve konden goedvinden, omj in Friesland of Groningerland, de beste driejaarige merriën te koopen of te laaten koopen, en dezelve eerst lieten dekken van den besten hengst •, dien zylieden in Fries- land konden vinden, en dit, by verdere aan- fokking, in acht namen, tot dat zy zelve zoodanig een ras hadden verkreegen, zou zulks de weg zyn, om eene algemeene ver- betering onder de Inlandsche Paarden uitts- werken. • Ook zoude het, ter bereiking van dat oog-
merk , van zeer veel nut wezen, wanneer Heeren uit de Hollandfche Steden konden goedvinden, hun waardigfte paard, 10 a ia jaaren oud geworden zynde, tot den fraai- ften hengst te laaten brengen; maar, hoe moeyelyk is het, hen daartoe te beweegenj niettemin, onlangs in Arafterdam zynde, heb P ik, |
|||||
*
|
|||||
186 III. VBRHANÖELING OVER DE
ik, na veele redenen daarover gewisfeld te
hebben met een' Heer, denzelven overge- haald, om my zyne uitneemend fchoone merrie, (die, wegens haare verrukkelyke ei- genfchappen, de hengst genoemd word) in het toekomende voorjaar, te zenden, om haar , te laaten dekken door den besten hengst, die my bekend is. Wat verder, in 't algemeen, de Heereri
Kooplieden, in Holland, betreft, die geen zwaarigheid maaken, hunne rykgelaaden fchepen aan veele gevaaren blootteftellen, zy durven zelden een hunner beste paarden waa- gen, om 'er een veulen van te trekken, en het is of hunne ganfche welvaart daarmede gemoeid was, terwyl, daarentegen, hun ge- noegen grootelyks zou vermeerderd worden, wanneer zy van een jong paard, in geen mindere maat, gediend wierden, dan de oude geliefde Lys gedaan had. Dan, dewyl het fpreekwoord zegt, dat
woorden wekken, maar exempelen trekken; zoo zal ik, ter bevestiging van het vooren- gemelde, nog opgeeven eenige voorbeelden van perfoonen, die, op die wyze, hebben gehandeld. Sytze Kr ode > Huisman by Warten, in Fries-
land, heeft, 14 jaaren geleeden,begonnen aan- tefokken, met eene jonge mooye merrie, die hy, om dat hy ze te hoog in prys ftelde, niet kon verkoopen, waarop hy befloot, die mtx-
|
||||
INtANbSCtiË PAARDEN; i8?
merrie voor een' besten hengst te brengen,
dat van zulk een gevolg geweest is, dat men, nog deezen zomer, voor een driejaarig paard van dat ras 350 Guldens heeft geweigerd; de veulens, als hy dezelvert verkoopen wilde, hebben, een halfjaar oud zynde, 100 Guldens opgebragt; ée'n heeft den bewonderenswaar* digen prys van 140 Guldens mogen gelden. Tjalk Wiebes $ woonachtig tot Aalzum, kart ook met roem fprëeken van de aangenaame gevolgen, die hy $ door aanfokken met eert best ras van paarden, heeft ondervonden. AanGmfts, te Giekerk, heeft 'er insgelyks
Veel voordeel by gehad. Syrnon Lufa tot Jelfum, eene jonge fchoo-
ne merrie hebbende, begon ook daarmee aan» tefokken; en zyn hierdoor 's mans omftan- digheden in eènen bloeyendeh Haat geraakt: de tweejaarige jongen verkogt hy voor meet dan aoo Guldens» T. Heldtr, onder Sybraridabuuren, en Kor-
nelis Pytters, tot Peinjum, kunnen 'er ook beide, door bevindingj van roemen: en wilde ik my in deezen verder uitbreiden, dan zoude ik nog eene menigte van dergelyke voorbeel- den kunnen opnoemen, dewyl onze Boeren- ftand hieromtrent dagelyks meer verlicht word. Dus meene ik, myne denkbeelden ten klaar- ften te hebben voorgefteld, en kan geen' be- teren weg uitdenken, wat ik ook heb nagezogt omtrent de bedryven van andere volken, die tot dit oogmerk, ter naavolging, zouden kun* P 3 oen |
||||
Ï88 III. VERH. OVER. DE INL. PAARDEN."
nen dienen. Ook heb ik getracht, my, zoo
verftaanbaar mogelyk, uittedrukken, op dat de eenvoudigfte het mogt kunnen begrypen» en daardoor worden aangefpoord, om myn" raad optevolgen : dus zoude, onder Gods zegen, het ras onzer paarden al fpoedig eene andere gedaante, en de Inwoonderen van ons Land daardoor aanmerkelyke voordeden ver- krygen : zoo veele duizenden flegte paarden zouden langzaamerhand verdwynen, en men geen moeite hebben, om een paar paarden, die op elkander pasfen, te zoeken; veele Hee- ren die thans het paarden-houden moede zyn, wegens de gebreken , die zy geduurig aan dezelve zien, zouden zig op nieuw, in het gebruik van fraaye paarden , kunnen ver- lustigen. Ziet daar, Myne Heeren! de taak, my
voorgefteld, volbragt. Ik heb gedaan, wat ik konde doen, en zal voortaan daarmee aan- houden; aireede vind ik belooning in het ge- luk van eenigen mynermedebroederen, hoewel veele Paardenkoopers van gedachten zyn, dat myn opgegeeven plan niet ftrookt met hunne belangen; maar ik denk, dat het altyd de lust van een' Koopman zyn moet, om te vol- doen aan zyne verpligting, en daar dit nu veelal bezwaarlyk is, zoo zal, op voorfchree- venwyze, eene ruimere gelegenheid ons daar- toe aanleiding kunnen geeven. Liefhebbery is de moeder
van ds oplettendheid. ; |
||||
(B Y LAAG E.) i8j
üy liet afdrukken vah de Iaatstvoorgaande Ver-
handeling , heefc de Scbryver van dezelve aan deeze Maatfehappy overhandigd eene Ins truc- TiB, aan hem, als Keurmeefter der Spring-heng- flen in Friesland, door de Regeering aldaar voor- gefchreeven, in de navolgende Publicatie: VRYHEID, GE.LYKHEID.
■ • ■., •■ t
Proviftoneele Ueprafentanten van het Voik
van Vriesland. Alten den geenen, die deeze Xttllen zien of hooren kezen. Heil en Broederfchap. Doen te wee ten: Dat, in aanmerking genomen zynde het groot
belang, hetwelk de Ingezetenen van deeze Provin- cU , by het aanfokken van Paarden, hebben, he noodzaakelyk is, naauwkeurig toezigtopde Spring heng- ften te houden. Alwaarom ffy, by het vaceeren van 't Keurmee-
fter s Ampt, hebben aangefteld, tot Keurmeefter van Springheng/len in de Provincie Friesland, den Per- foon van Servaas van den Berg, en hem verbonden tan de navolgende Jnftruétie» Art. i.
Dat de Keurmeefter zal gehouden zyn de Spring.
hengften over de gehele Provincie, ten minften twee- maal in 't Jaary te moeten examimeren enJeeuren, tn daar telkens rapport van te doen aan de Commit- farisfen der Repnefentanten daar toe gefield. |
||||
<tp aYLAAGE.)
Art. s, ■,., ;
Dat niemand zal mogen eenige Spring, ef Dek':
hengften, tot Springen van Merrien, gebruiken, ten ty dezelve Hengften door den Keurmecfter, in tegen" woordigheid van een* der Refpective Municipalen der Diftrkten, waar onder elk houder van Heng ft en ge, zet en is , zullen zyn geapprobeerd en goed gekeurd, by pane van vyf en twintig Caroli Guldens en ver- beurte van den Hengst. .: '.
Dat de Eigenaars van de Sfringhengften verplig't
tullen zyn , met hunne nieuw ■ gekeurde Hengften, in het begin van de maand Augustus, te Leeuwar- den te komen , op dat die door den Keurmeefter wor$ den vertoond aan de Commisfarisfen. -. De Hengst daar goed gekeurd zynde, om in het vervolg te moogen Springen, en niet gebrandtikeni %ynde op de linker Bil, moet gebrandtekend worden j tn zo dezelve in het vervolg weder word afgekeurdt op de regier BH ook gebrandtekend worden. 4»
i 'm f
Dat iemand bevonden wordende een' Hengst, een*
maal afgekeurd zynde, weder te laaten fpringen of dekken, zal vervallen in eene boete'van vyf en twin- tig Caroli Guldens, boven verbeurte van den Hengst; een derde voor den Aanbrenger^ een derde voor de Municipaliteit fin kaar Dijirict waar het voorvalt, en ten derde votr den Keurmeefieri zot ah alle de ' s Mee. |
|||||
, i
|
|||||
<B Y L A A GÉ.)
|
|||||||
»
|
|||||||
Botten, in deeze voorkomende , bekeerd zullen
■worden* Art. 5.
Dat de Dekhengflen moeten zyu vyf hout-voeten
en twee duimen hoog: te wee ten, met het leggen van de Ry of maatftok op de Schoft, en dan op het Waterpas van den grond regt neder; doch' de Heng- ft en, geen vyf Jaareh Oud zynde, met eenige fpee- ling van de grootte; voorts zwaar van Taillie, en geproportioneerd \ — regt, en vlug ter been ; — van goed behang; — vuurig van aart. • En op dat men van die natuurgejfeldheid ten vollen
overtuigd zal zyn , zal het den Keurmeester vryftaan, die Hengften, welke ter Keure zullen worden gebragt, voor af te mogen probeeren, met een uur onder den Man op een draf te laatcn ryden. Verders zonder gangebooren gebreken, nadeelig voor de Fokkery. 6.
Dat men , ter bevordering en, aanmoediging van
de aanfokking van Paarden , allé Jaaren Eene Pr&-
mie zal' geeVén, van vyfti'g Caroli Guldens, aan den
Eigenaar van den Hengst, die best aan de vereisch-
ten in het voorige Articul yermeld, voldoet, en welke
hy kan aantoonen, van eene opregt ■ braave en gaave
Merrie:, getrokken te zyn.
■ '-.•■■.'
I ! s ' ' ■ '
7. ■
......
Dat men nog zal geeven yier Pramien Jaarlykt,
ieder d 25 Gulden, aan die geenen, welke genegen
P 4 *J»,
|
|||||||
%9* (B Y L A A G E.)
zjn, etne Merrie, van het Eer/ie ras en foort, zonder
viterlyke gebreken , niet ouder dan 3^4 Jaaren, ty een' Hengst te laaten dekken, hun door een' Keur- meefter aangeweezen; de Merrie vool wordende, en waardig gekeurd, door den K'.urmeefter met een' der Municipalen van het Di/trict, zal de Eigenaar de Pramie genieten. ,- ■ : Art. 8.
Dat een Hengfte-Man ten minften twee git "zwarte
Jiengften moet houden, en, zo die gevoeglyk te be- komen is, een* Rood - Bruinen Heng ft, met zwarte ftaart, maanen, in voeten. 9-
Dat geen Heng/ien tot het fpringen van Merrien
vullen mogen worden gebruikt, welke geen drie Jaar eud zyn, by poene van vyfen twintig Caroli Guldens. 10.
Dat geen Springhengften zullen mogen geweid wor-
den , in landen aan de publicque wegen liggende t noch in meentfcharren. II.
Dat de gebrandtekende Blaauwe Hengften provi-
{toneel zullen blyven dienst doen, tot dat de Keur- meefter dezelve zal hebben gekeurd, en daar van rapport heeft gedaan aan de Commisfarisfen, om daar dan nader Over te delibereer en. Arf
|
||||
(B Y L A A G E.) 153
Art. 12.
1 Dat 'er,in het vervolg,geen Blaauwe of Roodfchim*
melde Hengften meer zullen ter keure worden gead- mitteerd, als by nadere Deliberatie. |
||||||||
Dat iedere Municipaliteit word geauthorifeerd ,
$m,iu haar Dijtrict, zoo veele Perfoonen teadmittee- ren, tot het houden van Dek ■ of Springhengften, als zy, naar de veelheid der Merrien, aldaar zullen ver- ftaan te behooren; en daar dezelve zyn, niet zullen mogen veranderen, en yerplaatzen, dan met kennis van de Commisfarisfen. ■f
14.
Dat voor hekgeld, over de geheete Provincie, xal
worden betaald drie Caroli Guldens vier Stuivers, voor iedere Merrie; waar van de Eigenaar van den Hengst zal genieten twee Caroli Guldens, negentien Stuivers, de Secretaris voor het inzamelen der Pen* ringen drie Stuivers, en de overige twee Stuivers zul- len blyven voor den Keurmeester. |
||||||||
Dat geen Acctord over het Dekgtld zal mogen wor-
den gemaakt, om, in gevaleene Merrie gelde bly/t, geene of mindere betaaling .te doen dan voorfchree- ven , by pcene van 25 Caroli Guldens boete, voor iedere Merrie. P 5 Art.
|
||||||||
**♦ (RlTLAAGE.)
Art. iö.
Dat die geenen, welke Dek-Hengften houden, eent
mauwkeurige aantekening moeten doen van de Mer- rien, die by hunne Hengften gedekt zyn, de naamen aan wien zy behooren, en de kleur; die, zulks niet naauwkeurig hebbende aangetekend, voor iedere Merrie zullen bet aaien zes Caroli Guldens, ten profyte van den Keurmeesten, Dat de Hengfle-lieden, jaarlyh vóór Si. %ioh,
hunne boeken en aantekeningen van het dekken zullen moeten inleveren aan de Secretaris/en van datDiflricl af Stad, waar onder zy gezeten zyn, om by hun of hunne Clercquen, gelyk Boelgteds ■ Penningen, onder parate executie, zoo op de gedekte Moer-Paarden ,ah andere van Perfoonen, die Merrien hebben laaten dek* ken, te innen, om aan de Hengfie■ lieden betaald te worden; mits flaande voor de Penningen. Ook zullen de Hengfte ■ lieden Copia van hun aantekeningen bo- ven gemeld aan den Keurmeester, vóér St.Jacob, moe- ten ter hand /lellen* Dat de Secretaris/en gehouden zullen zyn, binnen
veertien dagen na St. Jacob, de voorfchreeven Boeken en optekeningen van de naamen der Perfoonen, die .hunne Merrien hebbenlaat en dekken, over te geeven
aan de Refpcctive Folks Municipaliteiten, dewelke ge- last w ai-den, om den Hengfle-lieden af te vorderen t eene verklaaring te doen : — dat by hen geen dekken A 't- l •' ver'
|
||||
(BVLAAG Ë.) «fj
|
||||||
Verzwegen is, of nagelaaten in hun Boek aan te te-
kenen ; noch, by hen zelfs, geen Dekgelden ontvangen zyn, of zullen ontvangen worden , op poene als boven, Art. ipi Be Keurmcefter zal gehouden zyn, eene nette lyst té houden van alle Springhengflen , welke goedgekeurd zyn, in een daar toe aangelegd Boek, met befchryving van Ouderdom, de kleur van Hair, als mede van de Plaat fen, waar dezelve ftaan; ook de naamen der Ei* genaars, en hoe veel Merrien gedekt zyn, en van ieder* gekeurden Springhengst, die in het vervolg moet af- gekeurd worden; en moet daar van eene Lyst gegeeven Worden aan de Volks Reprafentanten of hunne Comtnis- farisfen, vóór den eerften Augustus ieder Jaar. 20.
De Keurmeefler zal niet vermogen eenig aandeel of
portie aan Springhengften te hebben, ook geen Koop' manfchap in Hengften mogen doen; als mede van ee- t>ig' Hengfte-Man, het zy Eigenaar of houder, mogen eanneemen eenige gift e, gave, o f gefchenk,het zygeld tf eenige waarde, by poene van Casfatie. si. De Keurmeefter zal ook gehouden zyn naauwe Cof'
respondentie te kouden, waar beste Hengften te beko- men zyn, om in gevalle een houder van Hengften een* anderen Hengst noodig heeft, te kunnen aanwyzen, waar die te bekomen is. 12.
Niemand zaleen' goedgekeurden Hengst buiten de Pro •
vincie mogen voeren, zonder kennis en toeftemming van den Keurmeester en Conrmiifarisfen van de Re' pre-
|
||||||
\
|
||||||
(BYLAAGE,)
|
||||||||
Ijrf
|
||||||||
pnefentanten , op verbeurte van Duizend Caroli Gul'
ééns, ten profyte van den Lande. Art. 23. Dat mits deeze 'wel expres verbooden word aan alle Ingezetenen, om hunne Merrien buiten deeze Pro' vincie te vervoeren, om aldaar gedekt te worden, by pane van zes Caroli Guldens voor de eerftemaal; en voor de tweedemaal, by verbeurte van de Merrien, ofte de regtt astimatie van dezelve. 24-
En worden eindelyk de Secreiarlsfen der Respe&ive Municipaliteiten by deeze gelast, om het Deigeld by hun ontvangen, Art, 17 vermeld, te betaalen aan den Keurmeester en houders van de Hengften, vóór den jften February. J 25-
Dat de Calange tot invordering der boeten zal Wor-
den Uitgevoerd, door den Fiscaal Generaal van deeze Provincit. En op dat niemand hier van onkundig zy, zal deeze
alomme worden gepubliceerd en ge#Jfigeerd, waar zulks gebruikelyk is. Gegeeven te Leeuwarden, den 19 Maart 1795.
Het eerfte Jaar der Bataaffche Fryheid.
jDe Provifioneele Repra; Tentamen van hei
Volk van Vriesland, W. B. Jelgersma, V«.
Ter Ordonnantie van Dezelve,
£. M. r» Deyma.
|
||||||||
*
|
||||||||