-ocr page 1-

ÜISQÜISITIO CIIYMICA INAUGURALIS

HERBA NICOTIÂNA,

DE EJUS PRINCIPIIS ANOKGANICIS.

-ocr page 2- -ocr page 3-

DISOUISIÏIO CIIYMICA INAÜGURALIS

DE

IIERBA NICOTIANA,

ISPEIMIS

DE EJUS PRINCIPIIS ANORGANICIS

QUAM,

ANNUENÏE SUMMO NUMINE,

ex aüctouitate iiectouis magnifici

HENRICI EGBERTI VINKE,

TIIEOL. BOCT. ET PROF. OUD.,

NEC NON

amplissimi SENAT us ACADEMICI consensu,

ET

noihussimae FACULTATIS MATHESEOS et PHILOSOPHiyiO
NATURALIS
decreto,

jpro dBrabu Hloctoratus

SUJIJIISQUE IN

MATIIESI ET PIIILOSOPIIIA NATURALI IIONORIBUS AC PKIVILEGIIS
IN ACADEMIA RHENO-TRAJECTINA

niTE ET LEGITIME C0XSEQUEMDI8,

EBÜDIIOIIOM EXAUi:lt;l »ÜCIIITTIT

CORNELIUS LAURENTIUS VLAANDEREN.

Hliciio-Trnjectiiiiis

A. I). XVI. M. SEPTEMBRIS ANNI MDCCCUV, nOUA II.

TRAJECTI AD RIIENUM,

W W. VAN DE WEI.IER TYI'IS MANDAVIT.

MDCCcr.iv.

-ocr page 4-

Aaàa

Be'*''

f'nbsp;rv

rnmm P::, /^iwoÄlteir

-ocr page 5-

OVER DEN TABAK,

ItUZONDEH OVER

ZLJNE 0N15EWERKTIJIGDE BESTANDDEELEN.

Ë^roefHchrifl

TEU VEnKRIJdlNO

ÜEN ÜRAAD VAN DGGïüR iN üïï WIS- EH NATUURKUNDE

DE UTUECIITSCIIE HOOUESCIIOOL

C. L. VLAANDEREN.

OEDUUKT TE UTRECHT, RU

1'. AV. VAN DE WEU EK.
1854.

-ocr page 6-

quot;'Al.i.^

'■M

-ocr page 7-

PARENTIBUS

OPTIMIS, CAßlSSIMIS

backum.

-ocr page 8-

yr;?:......

quot; ' '' ' ..

-ta • '-ï- . . ^

r: .

wÈmlmm^s

-ocr page 9-

I.

geschiedenis.

Sedert de ontdekking van de Nieuwe Wereld is in
de Europesche Staten, naar het schijnt voor het eerst,
een kruid in zeer verspreid gebruik gekomen, hetwelk
den wijsgeerigen beschouwer van de bedrijven der men-
schen menigmaal tot ernstige afkeuring heeft gestrekt.
Inderdaad; indien men nagaat, hoe de mensch een ge-
droogd kruid in zekere toestellen brandt, om den damp
door kanalen uit die toestellen in den mond te brengen,
daar eenige oogenblikken te doen verwijlen, om ze weder
uit te blazen en zoo tong en gehemelte te prikkelen;
hoe hierdoor de menschelijke mondholte tot een schoor-
steen verlaagd, de tanden zwart, de uitademing stinkend
gemaakt, maar daarenboven de atmospheer rondom verpest,
en voor den niet-rookende bedorven wordt, dan is dit
reeds eene bezigheid^ die men bij beschaafden niet ver-

1

-ocr page 10-

wachten zou; zeker niet, wanneer men daarbij de erva-
ring voegt, dat die damp van zeer vergiftigen aard is,
en niet slechts gehemelte cn tong, maar het geheele
organisme aandoet, dat hij, door het speeksel in de
maag gebragt, voor den leerling in de kunst, het middel
is tot, ja wel voorbijgaande, maar toch verre van aan-
gename ziekteverschijnselen, en al mogen deze ook door
de herhaling derzelfde bewerking worden opgeheven, hij
toch altoos op het organisme eenen invloed uitoefent,
die met de werking van een irriterend vergif is gelijk
te stellen.

Noquot;- minder zou men verwachten, dat datzelfde kruid
door anderen bij gedeelten in den mond zal Avorden
gebragt, om daar langzaam uitgezogen te worden, en
een speeksel in de maag to voeren, met eene vergiftige
Stoffe overladen; of wel om den mond tot prikkel te
verstrekken, maar tevens voor den geprikkelde het
speeksel onbruikbaar te maken, en hem eene der eerste
vereischte stoffen, tot eene goede spijsvertering onver-
mijdelijk, uit het ligchaam te doen verwijderen.

Maar wel het minst van allen zou men meenen, dat
al weder datzelfde kruid tot poeder gemaakt, in den
neus zal gebragt worden, om daar al wederom ten prikkel
te strekken, maar tevens de neusgaten met eene bruine
poedervormige zelfstandigheid aan te vullen, en het

-ocr page 11-

menschelijk gelaat, welks reinheid van haar bestaan
onafscheidelijk schijnt, te verontreinigen, en alzoo in
zekere mate afzigtelijk te maken.

Wat er van deze overwegingen zijn moge: de tweede
natuur gaat hier boven de leer; men rookt, pruimt en
snuift naar hartelust, en in steeds klimmende mate.

Het schijnt bewezen te zijn, dat lang voor de ont-
dekking van Amerika^ bij andere dan Amerikaansche
volken, het rooken van gedroogde planten in gebruik
was; althans onder de overblijfselen van Scyten en
Kelten komen voorwerpen voor, die voor niet anders
dan voor rookpijpen kunnen worden gehouden. Ook van
het pruimen en snuiven van planten zijn voorbeelden
aangehaald; maar dat dit tabak geweest zij, moet
•worden betwijfeld. Het is opmerkelijk, dat dit gebruik
bij die volken, van welke plant of plantaardig product
het dan ook geweest zij, in de gewesten buiten Amerika
in onbruik is geraakt, terwijl het rooken, vooral van
tabak, eenmaal van Amerika naar Europa overgevoerd,
in betrekkelijk korten tijd zulk eene algemeenheid
verworven heeft.

Tegen de meening van Don Antonio de ulloa,
dat het gebruik van den tabak niet uit Amerika naar
elders zou zijn overgebragt — eene meening, welke door
geene gronden gestaafd wordt — staan vele feiten over.

-ocr page 12-

i.opez de gomara spreekt in eenc verhandeling over
I^Iexico, 1553, van den tabak, daar Cohoba genoemd,
uitdrukkelijk uit, »dat dit kruid niet in Europa bekend

_In 1569 gaf de spaansche geneesheer monardez

eene verhandeling uit, waarin ook over den tabak ge-
handeld wordt, en wier titel bewijst dat de tabak uit
Amerika afkomstig is. De titel der verhandeling, in het
latijn vertaald door
cau. clusio atrehate, in 1579
te Antwerpen uitgegeven, luidt: Simplicium medica-
mentorum ex novo orbe delegatorum, quorum in medi-
cina usus est, historia.

Het is na de tweede expeditie van columbus, dat de
tabak in Europa bekend werd en wel door een' spaan-
schen monnik,
romano tano, welke op St. Domingo
achterbleef en de eerste berigten aangaande den tabak
in Europa bekend maakte. Hij deelde mede, dat vooral
de waarzeccers zich van het rooken van dit kruid bc-
dienden; zij rolden de gedroogde bladeren te zamen en
rookten deze uit pijpen, die
Tabacco genoemd werden.
Het kruid zelf werd Guioja of Cohoba en Cohobba
genoemd.

Dit was alzoo omstreeks 1490.

Als geneesmiddel werd daarna, 1535, hetzelfde kruid van
St. Domingo beschreven door
iiernandez de oviedo.
In 1541 werd Mexico door gerunimo benzono, in 1555
Brazilië door
andre tiievet bezocht en deze beschreven

-ocr page 13-

— O -

nader den tabak; de laatste duidde het kruid aan onder
den naam van
Petum. In 1557 beschreef je an de lekky
het rooken, hetwelk hij op zijne reis naar Brazilië
aldaar had waargenomen, maar noemde Petum een ander
kruid dan tabak.

De betrekking tusschen Spanje en de nieuwe ontdekte
wereld deed in 15G0 riULirs II
iiernandez van toledo
eene reis in Mexico volbrengen, om de producten van
het land te leeren kennen.

Onder eene verzameling van 1200 nieuwe planten,
waarvan de afbeeldingen in het Escuriaal bewaard werden,
maar bij eenen brand in 1671 verloren gingen, komt
de tabak voor, die in Mexico
Yeti, in Peru Sayri ge-
noemd werd en als rook- en snuifmiddel aldaar werd
gebruikt. Aanzienlijken gebruikten het rooken als slaap-
middel en bedienden zich van gedroogde opgerolde
bladeren, die in eene pijp werden gerookt, soms met
styrax (hars van Liquidambar stjraciflua) gemengd.

In ^Mexico werd overigens de tabak tegen honger en
dorst, tegen kiespijn, buikpijn en andere kwalen aan-
bevolen.

Omtrent de overvoering van den tabak zeiven, zijn
de eerste berigten onzeker.
Meijek (Grundriss der Pllan-
zengeographie
s. 423) zegt, dat hij het oorspronkelijk
bestaan van tabak in Azië niet kan betwijfelen. Op

-ocr page 14-

zeer oude cliineesche afbeeldingen zou namelijk dezelfde
vorm van pijp voorkomen, die nog in gebruik is.

Maar wij zagen reeds, dat de pijp niets bewijst voor
het kennen van den tabak.

Hij had vernomen, dat de plant in Indië groeit,
maar van de Amerikaansche verschilt.

SciiOüW (die Erde, die Pflanze und der Mensch p.
2G4) meent, dat de chineesche plant bijna met Nico-
tiana tahacum overeenstemt. Maar daaruit nu afteleiden,
dat de Chinezen den tabak oorspronkelijk zouden ge-
kend hebben en deze niet door de Portugezen naar
China zou overgebragt zijn, schijnt ongeraden.

Behalve in de Arabische taal, waar tabak Bujjerbhang
zou heeten, is in alle talen het woord tabak overge-
nomen, hetwelk wel op éénen enkelen oorsprong duidt:
het Arabische woord zou niet de plant uitdrukken, maar
slechts rook beteekenen.

Of de toledo tabaksplanten of zaden naar Spanje
heeft overgezonden, is onzeker, maar, naar de mede-
deelingen van
monaudez werd de tabak in Spanje ge-
vonden in 15G9. Paucos ante annos Hispanias delata,
magis ad ornandos hortos, quam ob ejus facultates,
nunc vero multo celebrius est ob facultates, quam
proptcr elegantiam. En die facultates waren genees-
kundige.

-ocr page 15-

Of in 1558, zoo als gemeld wordt, de tabak reeds
in den koninklijken tuin te Lissabon gekweekt werd,
schijnt naauwelijks te kunnen betwijfeld worden. Een
koopman uit Florida zou hem naar Portugal hebben
overgevoerd.

Omstreeks 1560, namelijk, was er in Lissabon een
fransch gezant,
jean nicot. Deze ontving van een' op-
zigter des Archiefs eene plant, welke hij in zijnen tuin
kweekte en vermeerderde. Deze plant had, naar de
beschrijving, bijzondere geneeskrachten.
Jean nicot genas
onder anderen door een blad op de wonde te leggen, de
doorgesneden polsslagader van zijn' kok (!)

Nicot zond van dit wonderkruid aan fkans II en
aan
CAxnABiNA de medicis,

In Frankrijk werd liet kruid Oezanischaps-kruid, of
Iconinginne-kruid genoemd, daarna Nicotiana. In 1586
eiktc
delaciiamp in zijne historia plantarum dezen naam
als botanischen, zoo als hij nog in gebruik is.

Een groot prior had mede aan nicot eenige planten
gegeven, die door hem naar Frankrijk gezonden werden,
waarvan de naam van
herhe du grand prieur moet
worden afgeleid, die toen mede in gebruik was.

Andre tiievet, van wien wij reeds melding maakten,
had korten tijd, voor
nicot, uit Brazilië planten naar
Frankrijk gezonden, en handhaafde op dien grond, de

-ocr page 16-

eer der bekendwording voor zich. Alzoo werd de plant
ten tijde van
delacnaiir door sommigen ook wel Potium
Theveti genoemd.
Maar de wonderdadige geneeskrachten,
die
nicot van het kruid bekend maakte, droegen wel
het meeste bij, om het meer algemeen bekend te maken.

Uit Frankrijk is het naar elders verzonden, althans
in 1580 werd het door den Florentijnschen gezant in
Parijs,
nicolaos tounaboni, naar Italië gezonden.

Reeds in 1505 schijnt de tabak in Zwitserland bekend
geweest te zijn, althans Professor
aretius, in Bern, had
eene plant in den hortus, en in hetzelfde jaar schreef
gesnek, van Zürich, aan zwingeu » spero me brevi habitu-

rum scmina herbae ex novo orbe allatae.....iconem habeo.quot;

In 1570 schijnt het kruid reeds in Engeland bekend ge-
weest te zijn en in 1584 werd het in Engeland verkocht. 1)
De naam
Tahak blijft meer of min in het duistere.
Wij zagen dat eene pijp, tot rooken gebruikt, met den
naam tahacco onderscheiden werd. Naar velen, ook naar
von iiumroldt, is dit dc alleiding van den naam der
plant. Maar er is een eiland in de Antilles, ïabago
gcheeten, waar de plant groeit; cr is eene Amerikaan-

l) Zie over ilc gescliicdenis van dc ontdekking cn verspreiding
van den tabak.
Baho, Iloffacher cn Sclmah, der Tal)ak und sein
Anbau 1852. s. 1 u. volg. Zio ook Gcschichto des Tabaks, von
Fricdrich Tiedcmann. Frankfort a. M. 1854. s. 1.

-ocr page 17-

sche provincie Tabasco, waar ook de plant gevonden
wordt. De Aziatische stad Tabaka schijnt naar den
verkoop der plant haren naam gekregen te hebben.
Het eiland Tabago is hetzelfde, waar de Hollanders in
1632 eene volkplanting vestigden, die zij Nieuw-Wal-
cheren noemden.

Meer algemeen komt de naam van tabaco voor als
buis of pijp, van maïs bladeren, waarin de tabaksbladeren
gerold zijn, althans in de vertaling van het werk van
ju an ijaptista mdnnoz, Madrid 1793. (Relations de
quatre voyages entrepris par Christophe Colomb pour la
découverte du nouveau monde, 1492 1504, extraites
des Archives et pubhées par Don
m. f. de navarette,
trad, par chalumeau de vermeuil et de la roquette,
Paris 1828, Torn. 2 p. 107) komt voor, dat columbus op
zijne eerste reis 1492 op liet eiland Guanahani landde,
een oostelijk eiland van Bahama, waaraan hij den naam van
San Salvador gaf, en dat hij en zijne schepelingen daar tot
hunne groote verwondering de roodhuidige bewoners op de
kust zagen rondloopen, rookwolken uit neus en mond bla-
zende, welke rookwolken gevormd werden uit een gedroogd
kruid, hetwelk zij in een maïs blad gerold, aan het eene
einde ontstoken hadden en met het andere in den mond
hielden, en dat de inwoners zulk een rol tabaco noemden.

In Amerika is het gebruik van den tabak sedert on-

-ocr page 18-

heuchelijke tijden zeer algemeen geweest en wel in alle
deelen van dat uitgestrekte \ferelddeel. De nasporingen
van
TIEDEMANN dienaangaande zijn hoogst merkwaardig.
De Indianen van Amerika zeggen, dat zij den tabak en
de pijpen van de groote geesten uit de Zon ontvangen
hebben; zij zien er een heiligdom in, -waaruit mag
worden afgeleid, dat zij de in het wild groeijende drooge
tabaksplanten welligt het eerst enkel als brandstof hebben
gebruikt, om hunne spijzen te bereiden en langs dezen
weg met de opwekkende hoedanigheid van den damp van
bet kruid zijn bekend geworden. Bij de sterke werking,
die het eenmaal ondervonden gebruik van den damp van
het kruid op het
Organismus veroorzaakt, behoeft men
naar geene bijzondere oorzaken in Amerika te zoeken,
aangaande do menigvuldigheid van het gebruik van den
tabak. Die oorzaken zijn toch dezelfde daar, als in Europa
en andere werelddeelen, waar de tabak, eenmaal bekend
geworden, snel in vrij algemeen gebruik gekomen is.

In het land, waar de plant op zoo zeer verschillende
breedten oorspronkelijk groeide, moest haar gebruik reeds
vroeg zoo algemeen worden, als het dit buiten Amerika,
na het begin der 15o eeuw, geworden is, namelijk om
de opwekkende eigenschap, die het kruid bezit. En
voegt men daarbij, dat de Indianen aan het kruid won-
derdadige eigenschappen als geneesmiddel toeschreven —

-ocr page 19-

eene raeening, die deels haren grond kan hebben in het
gevoel van door den rook aangenaam aangedaan te worden,
deels in het pijnstillend en verdoovend vermogen van het
kruid — dan is de algemeene verspreiding van het gebruik
van tabak onder de Amerikanen voldoende verklaard. Bij
hen heeft het rooken een religieus beginsel; bij hunne
vereenigingen gaat eerst de vredespijp rond; zij rooken
bij storm; zij werpen tabak in zee: zij blazen den
eersten damp van eene ontstoken pijp naar de zon, als
dankoffer voor de weldaad, hun in het kruid geschonken.
In de eerste jaren, na de invoering van den tabak in
Europa, heeft men zijn gebruik als. rookmiddel niet
nagevolgd; als geneesmiddel werden de bladeren of toe-
bereiding der bladeren slechts gebezigd.

Monardez, Professor te Sevilia, prees den tabak het
eerst als een geneesmiddel, naar aanleiding der berigten,
hem uit Amerika geworden. De groene bladeren zijn
een middel tegen hoofdpijn, maagpijn, koliek, jigtpijn.
Het versehe sap^ door uitpersen verkregen, in den mond
genomen, is goed tegen kiespijn. Een afkooksel van de
bladeren is aanbevelenswaardig tegen langdurighoesten,aam-
borstigheid, ingewandswormen. — Het versehe kruid is een
uitnemend mondheelmiddel en als zalf aangewend is het een
zeer goed middel tegen zweeren. Pillen uit ïabak cn poeder
van mosselschelpen zouden de Mexikanen 8 4 dagen voor

-ocr page 20-

honger en dorst bevrijden. (Zie de vertaling van clusius van
de verh. van
monardez historia simpHcium medicamento-
rura ex novo orbe delatoruni, quorum in medicina usus est.)

Het is vooral nicot geweest, die den geneeskrachtigen
roem van het kruid eerst in Lissabon, maar vervolgens
door het fransche hof in Frankrijk verbreid heeft, waardoor
liebault en estienne opgewekt geworden, in Frankrijk
het kruid bovendien nog aanprezen tegen schurft, huid-
uitslagen en den damp daarvan ingeademd tegen waterzucht.

Veel meer algemeen was echter de aanbeveling van
tabak als middel om te rooken.

In het midden van de IG» eeuw rookten het eerst
in Europa zeelieden, die uit de nieuwe wereld terug
keerden. Zij hadden kleine trechtervormige pijpen van
palmbladeren, waarin meest zamengerolde, of ook wel ge-
sneden tababsbladeren bevat waren.
Matthias de lobel,
een kruidkundige, gaf er in zijne Nova Stirpium Adver-
saria, Antverpiae 157G, eene beschrijving van. — Zij
waren alzoo Spanjaarden.

Men meent dat een kapitein, ralpii lanb, van de
expeditie van Sir
Walter raleigh , die de eerste
kolonie in Virginic gevestigd heeft, het rooken het eerst
naar Engeland heeft overgebragt.
IIaleigh leerde het
tabakrooken van
lane en leerde het wederom aan zijne
vrienden. Er werden rookgezelschappen opgcrigt, en

-ocr page 21-

toen door james joiin in Virginië, eene tweede volk-
planting gesticht werd, en er alzoo veel meer tabak werd
aangevoerd naar Engeland, werd het rooken omstreeks
1G07 veel meer verspreid. — Overal werd gerookt; op
straat, in de comedie, maar ook overal werd het rooken
bestreden. Eeeds in 1598 was er een blijspel tegen
geschreven en ingevoerd door
ben .tonson »every man
in his humorquot;, waarin het rooken werd bespot. Velen
verhieven hunne stemmen tegen het zedebedervend kruid.
jacobus I stelde in 1004 eene hooge belasting vast
voor den verkoop van tabak in Engeland, namelijk om-
streeks 4 gl. per pond en bepaalde, dat geen planter in
Virginië meer dan 100 pond jaarlijks verbouwen mogt. —
In 1003 kwam er van hem zelf een geschrift uit
Miso-
capnns,
(rookhater), ook onder den titel van Lusus
rcgius de abusu tabaci, waarin het tabakrooken ten
sterkste ontraden werd, ja het rooken als het beeld der
hel werd afgeteekend en naar de hel voeren moest.

Dit geschrift werd weder opgevolgd door een Anii-
misocapnus,
door een' poolschen Jezuit geschreven en
in 1028 door een hymne over den tabak, waarna
het gebruik weder zeer bevorderd werd cn men genood-
zaakt werd de belemmerende maatregelen optegeven, den
tabak als handels-artikel toetelaten en naar gewone regelen
to belasten, hetgeen in 1025 door
kauei. I geschiedde.

-ocr page 22-

die het verkoopen van tabak als staats monopolie invoerde
en het rooken alzoo met zijn zegel bekrachtigde.

Door zeelieden, vooral ook door Engelsche studenten,
die toenmaals Leijdens hoogeschool veelvuldig bezochten,
wérd het tabakrooken naar Nederland overgebragt.
Een geneesheer van Delft,
willem van der meer schrijft
in een brief aan
neander (Tabacologia p. 112.) dat hij
in 1590, toen hij in Leijden studeerde, het eerst door
Engelsche en Fransche studenten, aldaar tabak had
zien rooken.
Tiedemann, die dit (bl. 161) vermeldt,
voegt er bij »dat er wel geen land is, waar meer gerookt
»wordt, dan in Holland; zelfs vrouwen ziet men rooken.
» De tabaksdamp is allezins een voortreffelijk middel, om
»de uit de kanalen en grachten opstijgende onaangename
»uitwasemingen minder merkbaar te maken.quot;

In 1610 werd er reeds veel handel in ons land in
tabak gedreven, en door dien handel het inlandsch ge-
bruik noodwendig zeer ondersteund. — Maar bijzondere
opmerking verdient het, dat, naar alle berigten, die daar-
over bestaan, in 1615 het eerst bij Amersfoort in
Europa tabak in het groot verbouwd werd.

Terzelfde tijde werd het rooken ook in Frankrijk
ingevoerd, maar door de regering bemoeijelijkt.

Eerst werd er eene belasting van 80 sous p. pond
opgelegd (1629); daarna in 1635 het openbaar verkoopen

-ocr page 23-

van tabak geheel verboden; het was alleen geoorloofd,
tabak als geneesmiddel te gebruiken.
Lodewijk XIV
trok dit verbod weder in en liet zelfs den beroemden
zeeman
jean dart bij hem toe, met eene tabakspijp in
den mond. — In 1674 werd door
colbert de regio op
tabak ingevoerd en alzoo ook hier van staatswege het
gebruik geijkt, tot in 1789, toen de regie werd opge-
heven, om in 1811 weder ingevoerd te worden.

In 1620 zag men het eerst Engelsche soldaten in
Saxen rooken en in 164-2 was in Duitschland het tabak
rooken reeds vrij algemeen. In Zwitserland eerst in
1653, maar ook hier zeer tegengestreefd. In 1661
vaardigde de raad van Bern er strenge straffen tegen'
uit en rigtte een eigen tabaks-regtbank op, die nog tot
in het midden der vorige eeuw heeft bestaan.

In 1670 was het rooken in Hongarijen verboden en in
1683, 1686 en 1688 werd dit verbod nog vernieuwd. 1)
Onder de regering van
gustaaf adolf werd in Zweden
het tabak rooken nog verboden; maar in 1673 rookten
reeds de Laplanders.

Vroeger schijnen de Russen gerookt te hebben, maar
eerst van 1648 dagteekenen bepaalde berigten- omtrent het
rooken van de bewoners van Moskow.

1) Zio TIEDEMANN, blz. 169.

-ocr page 24-

Onder de geschriften, die voor en tegen het tabak-
rooken in den eersten tijd zijn uitgegeven, en die bij
tiedemann p. 1G9 uitvoerig vermeld zijn, noemen
wij slechts die, welke op Nederland betrekking hebben,
namelijk eene verhandeling van
van palm, Tabacologia
ofte korte verhandelingen over den Taback. 's Gravenhage,
1690. -
CoRNELis bontekoe, korteverh. van'smenschen
leven, 's Gravenhage, 1685; die beide den tabak zeer
roemden. De eerste zegt, dat twintig pijpen op een
dag te rooken niet te veel is, de laatste verklaart: rook
voor en na het eten, rook altoos.

En welke zijn de gevolgen geweest voor het land,
waar de tabak oorspronkelijk groeide? Dat b. v. in 1847 in
de vereenigde staten van Amerika 220 millioen ponden
tabak gekweekt werden, in de volgende verhouding
Kentucky 65, Virginic 50, Tennessee 35, Maryland
25, Missouri 14, Noord-Carolina 14, Ohio 9, Indiana
bijna 4, Illinois ruim 1 en Connecticut bijna 1 millioen
ponden. — Eekent men hier af 100 millioen ponden,
die in de vereenigde staten zelf verbruikt worden, dan
blijft er nog een uitvoer over van 120 millioen ponden
tabak in een jaar.

-ocr page 25-

II.

soorten,

Het geslacht Nicotiana behoort tot de Pentandria
Monogynia en tot de familie der Solaneae. Eene botanische
beschrijving hier over te nemen, achten -wij overbodig.

De soorten, welke gebruikt worden, zijn:
Nicotiana tabacum.
» macrophylla.
» rustica,
» quadrivalvis.

Do Nicotiana tahacum is de Virginische tabak, zij
verdraagt minder heete luchtstreken. De tabak, die
in Nederland verbouwd wordt, alsmede die van Noor-
wegen, van den Elsas, van Pommeren, van Erfurt, stamt
van deze soort af.

Men onderscheidt hier vooreerst:

Ongesteelden virginischen tabak en
Gesteelden virginischen tabak.

-ocr page 26-

Tot dc ongesteelde behooren:

Smalbladerige (Palz).
Gewone virginische tabak.
Lancetbladerige (Palz).
Breedl ancet-bladerige.
Stijf biaderige (Palz).
Dikribbige (Heidelberg).
Dikribbig-bladerige (Amersfoort).
Tot de
gestoelde behooren:

Boomkanaster (Nie. fruticosa).
Hartbladerige (Nie. petiolata) Oost-Indische.
De
Nicotiana viacrophjlla is de Maryland tabak. (Nico-
tiana latissima Decand). Deze soort wordt meestin zuide-
lijke streken gekweekt, ook in Hongarije en Griekenland.
jNIen onderscheidt in deze soort weder
Ongesteelde
Gesteelde.
Tot de
ongesteelde behooren:

Langbladerige (Elsas, Straatsburg).
Kortbladerige (Grieksche, Hongaarsche).
Breedbladerige (Maagdeburg).
Grootbladerige (Ohio).
Tot de
gesteelde behooren:

Gevleugeld gesteelde.
Gevleugelde (chinensis).

-ocr page 27-

De Nie. tabacum en macrophylla hebben roode of rood-
achtige bloemen, de volgende witachtige of groengele.

Nicotiana rustîca, boerentabak. — Deze soort is oor-
spronkelijk van Brazilië en Guiana.

Men onderscheidt hier:

Grootbladerige (Herbe à l'Ambassadeur).
Kleinbladerige.

Nicotiana quadrivalvis, vierkleppige. Naar Prins
maximiliaan von wied wordt deze soort bij Mis-
souri gebouwd.

-ocr page 28-

III.

cultuur.

Bi) de groote verscheidenheid in de plaatsen, waar
de tabak op de aarde verbouwd wordt, is het reeds dui-
delijk, dat de meest verschillende bodera aan deze plant
gelegenheid tot ontwikkeling geeft. Maar gelegenheid
tot ontwikkeling is hier niet genoeg. Men verlangt
tabak van eene
bepaalde hoedanigheid, hier krach tigeren,

daar minder sterken en in het algemeen geurigen en
smakelijken tabak.

Bij de beoordeehng van den grond, waarop tabak zal
verbouwd worden, zijn vele punten nog niet toegelicht.
Er is hier, zooals zoo dikwerf bij het aangeven der ver-
eischten van eenen bodem, zekere onbestemdheid, waarbij
de wetenschap verlegen staat.

Wat de physische geaardheid van den grond aangaat:
men geeft aan, dat hij niet te vast behoort te wezen en
deze uitkomst der ervaring wordt toegelicht door den

-ocr page 29-

snellen wasdom der plant, waarbij alzoo de bestanddeelen
van den bodem, bij even snelle ontwikkeling van het
onderaardsehe gedeelte, gemakkelijk bereikbaar moeten
zijn, of wil men liever: bij planten, wier wortels in
korten tijd snel ontwikkeld worden, kan alleen een losse
bodem aan die snelle ontwikkeling gelegenheid geven.

De plant wordt gezegd veel organische bestanddeelen
in den bodem tc behoeven, hetgeen misschien hierin
zijnen grond heeft, dat een vaste bodem, door inmenging
van veel organische stofl'en, in dezelfde mate losser wordt.
Van daar dat men tabak op den zwaarsten kleigrond
verbouwen kan, terwijl in ons land tabak alleen op losse
gronden wordt gekweekt.

Is de bodem te vast, dan kan hij ook door onbewerk-
tuigde stofTen verbeterd worden, b. v. door zand. In het
algemeen zijn humusrijke gronden verre te verkiezen,
zoodat men den besten tabak verbouwt, waar humus, of
daarin ligt veranderbare stofTen de overhand hebben, en
zelfs tot eene hoeveelheid van 10 15quot;/o daarin voor-
komen. Daarom ziet men gaarne tabaksgronden zwart.

Bovendien verlangt de tabak warmte, en alzoo in
streken, waar de temperatuur afwisselt, beschutting. In
Nederland vindt men steeds de tabaksvelden door elzen-
hout ingesloten, om ze tegen koude en wind te beschutten.

Men meent dat die streken, welke eene gemiddelde

-ocr page 30-

temperatuur hebben onder 24» C., niet meer geurigen
tabak leveren. Daar echter, waar die gemiddelde tem-
peratuur veel lager is, wordt nog tabak verbouwd.

Als minimum der gemiddelde temp., onder welke de
tabak zich niet meer goed ontwikkelt, wordt S» C
aangegeven.

De snelle ontwikkeling der plant, met groote bladeren
voorzien, vereischt noodwendig ook vocht in ruime
hoeveelheid; in ons vaderland ziet men gaarne voor den
tabak eene warme maand Augustus, nu en dan door
regen afgewisseld.

Omtrent de wijze van tabak andere gewassen te doen
opvolgen, is men in verschillende streken niet van de-
zelfde meening. Do ervaring heeft bewezen, dat men
op denzelfden bodem jaren achtereen niet slechts met
voordeel tabak verbouwen kan, maar dat, bij eene be,
hoorlijke verzorging van den grond, de tabak steeds
beter wordt. Na jaren meent men echter het omge-
keerde te zien, zoodat eene vruchtafwisseling wenschelijk
schijnt, om aan den tabak zijne goede hoedanigheden
terug te geven.

Eene naauwkeurige kennis van den aard der voor den
tabak meest wenschelijke meststoffen, kan dit bezwaar
tc eeniger tijd opheffen.

Op elke vrucht kan tabak volgen; vooral echter

-ocr page 31-

meent men, dat na liakvrachten de tabak welig tieren
zou. — Na den tabak kan met voordeel elk ander ge-
was worden gekweekt, daar hij een goed bemesten en
goed toebereiden bodem eischt.

De tabak vereischt eenen bodem, vrij van onkruid,
diep omgewoeld en los gemaakt.

In ons land plant men den tabak op smalle bedden,
waarop om den anderen eene plant gesteld wordt. Deze
bedden hebben ongeveer eene breedte en hoogte van
2—21/2 voet, met paden tusschen beide van bijna dezelfde
breedte. Telken jare wordt de plaats van bed en pad
afgewisseld, waardoor eene diepe omzetting van den grond
onvermijdelijk wordt.

Hieruit vloeit tevens voort, dat een deel van den
wortel althans geen overvloed van water bekomen kan.
SCHOBER 1) vermeldt, dat hij den wortel van eene tabaks-
plant, na het afnemen der bladeren, heeft doen uitgraven
en van de hoofdwortels sommigen tot eene lengte van
4 voet gevonden heeft. Hieruit kan worden afgeleid
van hoeveel vcaarde het zeer diep bearbeiden van den
grond is voor dc goede ontwikkeling dezer plant.

De bewerking van den grond zeiven gaan wij met
stilzwijgen voorbij.

1) Der Anbau des Tabaks und der Weborkardcn. Leipzig
1853. S. 34.

-ocr page 32-

Behalve om de groote mate van ontwikkeling, waar-
toe de tabaksplant geraakt, is ook nog eene sterke
bemesting daarom noodig, omdat zij zeer snel groeit
en liare bestanddeelen in korten tijd moet kunnen op-
nemen. Gewoonlijk worden de planten in deze streken
in het midden van Mei of het begin van Junij uitge-
plant, terwijl de bladeren worden ingeoogst op het einde
van Augustus of het midden van September. De ge-
heele plant komt alzoo in 2'/2 maand tot ontwikkeling.

Eene sterke bemesting met stikstofrijke zelfstandigheden
Ican hieruit reeds als noodzakelijk worden afgeleid. Boven-
dien huisvest de werking van den tabak in een stikstof-
houdend beginsel, nicotine, waarin ruim 17 p. c. stikstof
voorkomt en daar die nicotine tot eene hoeveelheid van
2 tot 8 p. c. in den tabak gevonden wordt, zoo is eene
sterke stikstofrijke bemesting ook hieruit als onvermij-
delijk verklaard. — Hierbij moet nog gevoegd worden,
dat in tabak salpeter voorkomt, en van de hoeveelheid
salpeter, die er in gevonden wordt, de brandbaarheid
van het kruid afhankelijk is, waarvoor cenc andere
hoeveelheid stikstof in den bodem wordt vereischt; en —
opdat wij dit in het voorbijgaan opmerken — wel in
den vorm van salpeter zelf; want het kan niet worden
aangenomen dat van ammoniak van den bodem salpeter-
zuur in eene plant gemaakt wordt. Trouwens in elke

-ocr page 33-

bouwbare aarde, vooral in stikstofrijke, en wei het aller-
meest in die van warme gewesten, komt eene goed
onderscheidbare hoeveelheid salpeterzuur voor.

Voorts komt er planteneiwit in tabak voor en wel in
eene niet onaanzienlijke hoeveelheid.

Om al deze reden is eene bemesting met eene ruime
hoeveelheid stikstofhoudende stoffen voor den tabaksbouw
onvermijdelijk. Maar het ontbreekt aan genoegzame
ervaring, om den invloed te kennen van deze stikstof-
rijke bemesting op den smaak en andere hoedanigheden
van den tabak.
Hermbstüdt, die proeven genomen heeft
aangaande den invloed van verschillende bemesting, op
den opbrengst aan tabak, is tot de volgende uitkomsten
geraakt.

Bij dezelfde gcwigtslioeveelheid der in droogen staat
gedachte meststoffen, bekwam hij op eene oppervlakte
van 100 C voeten aan tabak van planten, die op de-
zelfde wijze behandeld waren, de volgende hoeveelheden
in ponden:nbsp;.

^nbsp;Nicotiana.

Tabaoum. Rustica. Macrophylla.

Bloed...............8.0nbsp;6.7.nbsp;8.7

Menschen cxcrcmcntcn..... 7.5nbsp;6.6nbsp;8.0

Schapcnmcst........... 7.2nbsp;6.5nbsp;8.2

Paardcnmcst........... 6.5nbsp;6.0nbsp;7.5

Koemest............. 6.2nbsp;6.0nbsp;6.7

3. d. humus en 1 d. kocijcn urine. 6.0nbsp;6.0nbsp;6.5

Duiven- cn kippenmest..... 5.7nbsp;6.0nbsp;6.5

Plantaardige mest........ 5.5nbsp;5.7nbsp;6.0

-ocr page 34-

Deze proeven in 1820 genomen, laten ongetwijfeld
iets te wenschen over, vooral wat de uitkomst van duiven-
en kippenmest aangaat, maar hetgeen hier vermelding
verdient, is, dat de met stikstofrijke stoffen bemeste tabak,
donkerbruin van kleur en bij het rooken sterk en onaan-
genaam was.

Mogelijk hadden de planten er te veel van bekomen. —
In Amerika, waar men ligtere tabaksoorten verbouwt,
zooals de Maryland-tabak, mest men met weinig stikstof-
houdende stoffen.

Als hoofdbestanddeel der onverbrandbare stoffen van
tabak ontmoeten wij potassa en kalk, die te zamen soms van
50 tot 70 pCt. der asch-bestanddeelen uitmaken, zoodanig
dat, bijaldien de potassa in hoeveelheid geringer is, dan de
helft — wat bij vele soorten van tabak het geval is —
de kalk zooveel meer bedraagt.

Behalve stikstofrijke stoffen behoort er derhalve in
den mest eene ruime hoeveelheid potassa en kalk voor te
komen. — Van chloor-kalium en chloor-natrium komt er
betrekkelijk weinig voor in de
asch-bestanddeelen van den
tabak; van phosphorzuur eveneens geene groote hoeveelheid,
meer van magnesia; zoodat de bestanddeelen van gewonen
mest, voor elk gewas geschikt, vermeerderd met eene ruime
hoeveelheid stikstofhoudende stoffen, en eene ruimere
hoeveelheid potassa cn kalk, den mest vormen van tabak.

-ocr page 35-

Maar welk eene grenzenlooze verscheidenheid is er
niet tusschen tabak; welke eene verscheidenheid is er
niet in gewenscht.

Inderdaad, ook hier is onze kennis nog hoogst beperkt.

Wij kunnen onmogelijk zoo verre in het onderwerp
doordringen, dat wij de praktische verscheidenheid zouden
kunnen wenschen toe te lichten, die er bestaat ten aanzien
van snuif-, rook- en pruim-tabak, ten aanzien van pijp-
en cigaren-tabak, ten aanzien van dekbladen voor
cigaren van eene betere tabaksoort. Maar de ervaring
heeft hier veel onderscheiden, hetgeen te eeniger tijd
toelichting van de wetenschap erlangen zal. Zoo heeft
men in den regel opgemerkt — hetgeen thans reeds goed
verklaarbaar is — dat groene bemesting der tabakslanden, of
bemesting met plantenafval, geuriger tabak geeft, terwijl be-
mesting met dierlijke stoffen den tabak zwaarder en sterker
maakt, en tevens aan de plant meer onwikkeling geeft.

In ons land kan men, zoo verre de ervaring strekt,
geen geurigen tabak verbouwen en legt men zich daarom
toe op het bekomen van goed ontwikkelde sierlijke
bladeren. Deze vorderen eene krachtige bemesting en
onder de plantaardige stoffen vooral roet, onder de
dierlijke schapenmest, duivenmest en guano ais de
meest verkieslijke.

Van den aard van het zaad hangt noodwendig do

-ocr page 36-

aard der plant af. Eene enkele tabaksplant geeft eene
zeer groote menigte zaad, zoodat men ter zaadgewin-
ning in den regel of de beste planten uitkiest, of die,
welke op beschutte en zonnige plaatsen staan.

Van deze zaadgevende planten worden doorgaans geene
bladeren weggenomen, voor dat het zaad gewonnen is.

Men breekt slechts de onderste bloemtakken af, om
de aanblijvende zich des te meer te doen ontwikkelen.
En daar niet elk jaar goed zaad kan gewonnen worden
in de koudere streken, zoo kweekt men in een daartoe
geschikt warm jaar, doorgaands voor twee of meer volgende
jaren; de tabakszaden kunnen zonder bederf bewaard
worden, mits zij op eene drooge plaats gehouden worden.

De goede soorten van tabak behooren uitgeplant te
worden. Eene regelmatige plaatsing van planten, die
zoo volumineus worden en waar het op de geaardheid
van het blad zoo zeer aankomt, is voor hare ontwikke-
ling onvermijdelijk. De slechtste soorten van tabak
worden dan ook alleen op het veld uitgezaaid: zoo
verre mij bekend is, in Nederland nergens.

Bij het uitplantcn zorge men eene genoegzame hoeveel-
heid jonge planten van gelijke grootte te hebben, om de
uitgeplanten zich gelijkmatig te doen ontwikkelen. Hot
uitplantcn geschiedt in Nederland in Mei, vroeger of
later, naarmate de weersgesteldheid is en de plantjes

-ocr page 37-

ontwikkeld zijn. Deze plantjes hebben dan reeds eenen
ouderdom van twee maanden, zoodat zij in Maart moe-
ten uitorezaaid worden.

O

Overal waar de weersgesteldheid in het voorjaar geenen
plantengroei gedoogt, zaait men de tabakzaden in bakken
met geheel losse, humus-rijke aarde, vrij van onkruid,
en behoorlijk tegen koude beschut. Ten einde de losheid
van dezen bodem niet te doen verminderen, door het
begieten der jonge plantjes, voegt men hier en daar
onder de aarde van deze bakken, behalve mest, hout-
zaagsel en andere stoffen van dien aard. Naarmate het
voorjaar koeler is, moeten deze bakken, door warmte-
ontwikkeling van aangebragtcn mest, warmer gehouden
worden. Zij worden met glasramen en in Nederland
overal met ramen, met geolied papier bedekt, gesloten.

De zaden worden in verschillende streken vooraf ge-
kiemd, of ook zonder uitgeloopen te zijn, uitgezaaid.
Daar waar men uitgeloopen zaden zaait, laat men het
zaad 21- uren in water liggen, brengt liet dan, hetzij
alleen, hetzij met zand in een wollen zak en Iaat het op
eene warme plaats v.erblijven, totdat het zaad uitgeloopen
is, om het daarna tc zaaijcn.

Het zand dient tevens, om het uitzaaijen meer regel-
matig te doen plaats hebben. Na het zaaijen wordt
het zaad met cenc dunne laag losse aarde bestrooid.

-ocr page 38-

Het begieten van de aarde dezer bakken moet steeds
zoodanig geschieden, dat de aarde nimmer zamenbakke
en bij droogte hard worde; er wordt dus telkens slechts
weinig water aangebragt.

Plantjes met vier bladeren voorzien en het liefst met
een' goed ontwikkelden wortel, worden nu uitgeplant op
afstanden, van 1 ä 2 voet van elkander; deze afstand regelt
zich naar mate men den tabak al of niet met geheel
gave bladeren b. v. voor dekbladen van cigaren verlangt.

Over het behakken en reinhouden van den grond
gedurende de ontwikkehng der plant, over het over-
mesten en andere bewerkingen meen ik hier niets in
het midden te moeten brengen. Maar vooreerst verdient
hier vermelding, dat, om aan de bladeren zoo veel te
meer ontwikkeling te geven, de bloemtoppen uit de
plant genomen worden, zoodra zich bloemknoppen be-
ginnen te vertoonen. Dit toppen geschiedt niet bij
elke soort van tabak op dezelfde wijze. Älet de bloem-
toppen worden namelijk ook meer of minder bladeren
weggenomen, om de overblijvende des tc meer ontwik-
keling te geven.

In ons land laat men doorgaans 18 bladeren aan
de plant. Even zoo worden de uitloopers, die uit
de hoeken der bladstelen ontstaan, telkens nadat zij zich
vertoonen, weggenomen.

-ocr page 39-

Als vijanden van den tabak op het veld, moeten hagel
en wind vooral genoemd worden.

De teekenen, waarnaar men beoordeelt, of de tabak
geschikt is, om van het veld genomen te worden, zijn
voor het gebruik, dat men er van wenseht te maken,
niet dezelfde.

Voor cigaren en voor dekbladen, laat men de bla-
deren niet overrijp worden; voor rook- en snuif-tabak
laat men de bladeren zoo rijp worden, dat zij begin-
nen te hangen. Daar de onderste eerder rijp zijn,
dan de hooger geplaatste, zoo worden de eerste ook
het eerst afgeplukt. In ons vaderland noemt men de
onderste
zandgoed, de daaropvolgende aardgoed, de bo-
venste
bestgoed. Telkens verstrijkt er eenige tijd tus-
schen het plukken van deze opvolgende bladeren. —
Elders plukt men alles te gelijk en zoekt dan de beste
bladeren voor cigaren of dekbladen uit b. v. in den
Palz, terwijl men in Amerika de geheele plant op een-
maal afsnijdt en droogt 1). Dat dit zoo mogelijk bij
droog en warm weder geschieden moet, behoeft niet
nader herinnerd te worden, evenmin als dat de bla-
deren hierbij dan vooral met omzigtigheid moeten be-
handeld worden, wanneer zij voor cigaren of dekbladen

1nbsp; Schober 1. 1. p. 57.

-ocr page 40-

van cigaren zullen dienen. Nadat de bladeren geplukt zijn
■worden de overgebleven stengels en wortels gerooid en tot
mestbereiding voor tabaksgronden aangewend ; in sommige
streken verbrand en de aseh er van ter bemesting der
tabakslanden gebezigd. Voor 1/5 bestaan deze gedroogde
stengels uit onverbrandbare stoffen, die uitstekend
voor stengels van een volgend gewas kunnen dienen.

De afgeplukte tabaksbladeren worden zeer spoedig slap.
Zij werden weleer niet onmiddellijk gedroogd, maar op
elkander gestapeld, zooals zij bij het plukken verkregen
werden, eenigen tijd aan broeijing overgelaten, hetgeen
voor cigaren- of dekbladen - tabak echter in onbruik
geraakt is. Zij moeten nu van de groote hoeveelheid
Avater bevrijd worden. Daartoe worden zij luchtig op-
gehangen, hetgeen geschiedt door ze aan touwen te rijgen
of wel aan dunne stokjes, die door den bladsteel gestoken
worden, en naast elkander blad voor blad behoorlijk
van elkander gescheiden, in luchthuizen worden opge-
hangen, waar eene zekere hoeveelheid licht moet worden
toegelaten, omdat de bladeren in het duister groenachtig
blijven. Te veel licht doet de bruine kleur, die de
bladeren aannemen, bleeker worden.

In Virginië, Maryland en Kentucky wordt ook wel
kunstwarmte voor het droogen aangewend. Te veel
mag de tabak niet droogen, omdat de bladeren daarbij

-ocr page 41-

hard worden. ïe langzaam droogende, gaan de bestand-
deelen voort, te gisten en ontleed te worden, wat men
daghrand noemt en waarbij de tabak veel donkerder van
kleur Avordt en geur en smaak verliest. De tabak
wordt dan eesrt voor droog gehouden, wanneer de midden
nerf gedroogd is. Men neemt hem het liefst bij droog
weder van de touwen of staken, om een hernieuwd
broeijen bij het opeenpakken tegen te gaan.

De tabak alzoo gedroogd, in pakken gebragt of opeen
gestapeld, houdt niet op scheikundig veranderd te worden;
hij gaat voort te broeijen even als het hooi, dat versch is
ingezameld. Dit broeijen van den tabak wordt tot in zekere
mate gewenscht, om smaak, geur en kleur te verbeteren; er
wordt hierbij warmte ontwikkeld en door den tabak, die
broeit, te keeren en te verleggen, kan dat broeijen derhalve
naar de mate der ontwikkelde warmte geregeld worden.

Na deze broeijing wordt de tabak gedroogd en kan
in den winter in massa bewaard worden, maar begint
in het voorjaar weder meer of min te broeijen en moet
derhalve in dien tijd verdeeld, gewend en gekeerd
worden. In het algemeen mag hierbij worden herinnerd,
dat alleen op drooge plaatsen de tabak voortdurend kan
bewaard worden, dat hij op vochtige — zooals trouwens
elke plant — snel veranderd en door voortdurende om-
zetting onbruikbaar wordt.

--------3

-ocr page 42-

IV.

toebereiding.

Het kan ons doel niet wezen, om in de wijze, waarop
de tabak ten gebruike geschikt gemaakt wordt, dieper
door te dringen, dan zoo als wij dit in algemeene trekken
deden, aangaande de cultuur van het kruid.

Na de laatste fermentatie, waarvan wij spraken, wordt
de tabak in den handel gebragt. En hier moeten wij
onmiddellijk onderscheiden den tabak, voor cigaren of
dekbladen voor cigaren bestemd, van alle andere soorten.
De eerste worden uitgezocht, bevochtigd, zoo zij niet
vochtig genoeg zijn, met de hand uitgestreken, op
elkander gelegd, zacht geperst en weder droog gemaakt,
zoodat zij voor cigaren of dekbladen nu in den handel
worden gebragt in platte pakjes.

De pijp-tabak wordt gesorteerd en gestript, namelijk
den bladsteel aan het einde iir de hand genomen en al

-ocr page 43-

wat bladbestanddeel is, van den middennerf met de andere
hand afgestreken.

De aldus verkregen bladdeelen worden op de kerfbank
gesneden, gesausd, en de tabak daarna geëest, dat is
door kunst\varmte, onder voortdurende beweging, ge-
droogd.

Het maken van cigaren behoeft hier niet besproken
te worden.

Aangaande het sausen van rooktabak vóór het eesten,
valt op te merken, dat dit veelal bestaat in het aanbren-
gen van gekleurde of geurige stoffen, als safraan-
aftrekscl, oplossingen van harsen in alcohol, als benzoë-
hars, aloë, soms suiker-oplossing, oplossingen van zouten,
als gewoon keukenzout of salpeter.

Voor snuiftabak komt vooreerst de bereiding van
carotten in aanmerking, welke uit zware tabaksoorten,
als tabak van Virginië, ook Amersfoortsche, bereid
worden, door de bladeren in eene saus goed doorweekt
te laten worden, op elkander gepakt eenigen tijd te laten
gisten cn ze dan zamen te pakken, met touw te om-
winden en te laten droogen. Daarbij ondergaat de tabak
eene nieuwe fermentatie, waarbij hij veel donkerder van
kleur wordt, welke kleur echter deels ook aangebragt
wordt door opzettelijk toegevoegde kleur middelen.

Ter bereiding van krachtige snuifsoorten laat men in

3*

-ocr page 44-

Frankrijk zeer groote massa's fijn gesneden cn bevoch-
tigden tabak, eenige maanden fermenteren. De tempera-
tuur, die hierbij ontwikkeld wordt, kan tot 75® en 80° C.
klimmen. Hierbij wordt dan azijnzuur gevormd, het
welk met ammonia en een deel vrij gemaakte nicotine
wordt uitgedreven. Na 5 of 6 maanden neemt de tem-
peratuur weder langzaam af. De tabak wordt nu ge-
malen en vervolgens gezeefd, zoodat hij ten slotte
een fijn poeder vormt. Gezeefd zijnde wordt het
poeder weder in groote massa's bewaard, waardoor het
op nieuw gedurende eenigen tijd gist. Deze gisting
wordt gelijkvormig over de geheele massa verdeeld, door
de snuif in andere vaten over te brengen en alzoo
andere deelen uitwendig of in het binnenste der massa
te doen plaats nemen. Eindelijk wordt de massa in
kleinere deelen verdeeld en ten gebruike geschikt geacht.

Bij deze bewerking wordt volgens SCHSLNG ^/j der
nicotine uitgedreven en de snuif alzoo veel zachter van
aard, dan zij als poeder van den oorspronkelijken tabak
zijn zou. Daarbij Is de nicotine, die in den tabak
oorspronkelijk als een zout voorkomt, hetwelk in aether
onoplosbaar is, in de snuif in een basisch acetas nicotini
overgegaan, hetwelk uit de snuif door aether
geheel kan
uitgetrokken worden. In snuif komt bovendien veel
ammonia voor, die de nicotine steeds doet vrij worden

-ocr page 45-

en aan de snuif, welke minder nietione bevat, toch eenen
sterkeren reuk geeft, dan de oorspronkelijke tabak bezit.

De snuifbereiding komt dus hoofdzakelijk neder op
deze beginselen, die nader kunnen Avorden toegelicht
in het hoofdstuk, waar wij over de zamenstelling van
den tabak handelen, maar die hier kort vermeld mogen
worden.

Het hoofdbestanddeel van elk blad is cellulose. Door
gisting — vermolming,
Verwesung der Duitschers — wordt
de cellulose veranderd in ulmine of humine, eene bruine
of zwarte stoffe. Van daar de donkerdere kleur der
snuif, in vergelijking van die des tabaks.

De nicotine, of het werkzame beginsel van den tabak,
is met appelzuur in den tabak vereenigd. Bij gisting
wordt het planten-eiwit tot ammoniak, het appelzuur tot
azijnzuur veranderd. De ammoniak, eene sterkere basis
zijnde dan nicotine, verdrijft deze, en de ammoniak vermin-
dert alzoo niet slechts de geheele hoeveelheid nicotine van
den tabak op V3, maar drijft ook voortdurend iets uit
van de nicotine, die met azijnzuur nog verbonden is;
van daar de reuk der snuif.

Men onderscheidt hier sterkte van de snuif, dat is
het uitwerksel in den neus, hetgeen van de hoeveelheid
nicotine afhangt, en reuk of geur van de snuif, die
bepaald wordt door dc vrij wordende nicotine buiten den

-ocr page 46-

neus en alzoo afhangt van de hoeveelheid ammoniak, die
de nog voorhanden nicotine verjaagt.

Bovendien schijnt er door de suiker, die in den tabak
voorkomt, in snuif eene zekere hoeveelheid aethyl-oxyde
gemaakt te worden, en als acetas of malas oxydi aethyli
in snuif voor te komen, wier reuk, gevoegd bij den reuk
van ammonia en acetas nicotini basicus, de geur van de
snuif vormen (zie
pelodze en fremy. Cours de chimie
générale,
Tom. 3. p. 244. 1850).

-ocr page 47-

V.

scheikundige zamenstelling.

De scheikundige zamenstelling van eene plant te leeren
kennen, is voor het tegenwoordige, niettegenstaande de
groote vorderingen, die de bewerktuigde scheikunde ge-
maakt heeft, nog onmogelijk. Er ontsnappen stoffen
aan het onderzoek, doordat zij bij dat onderzoek ver-
anderd worden. Hoezeer deze stoffen welligt niet van
do gewigtigste zijn, omdat zij in de meeste planten
schijnen voor tc komen, zoo heeft toch de optelling der
gevondene bestanddeelen voor den scheikundige iets on-
aangenaams, omdat hij weet, dat hij niet de juiste
waarheid mededeelt.

Van den tabak heeft men veelal die bladeren ontleed,
welke toebereid zijn, die reeds eene zekere ontleding
ondergaan hebben, en van groen bruin geworden zijn,
zooals wij den tabak in gewoon gebruik kennen.

Van do vroegere analysen, volbragt in eenen gebrek-

-ocr page 48-

kigeu toestand der scheikunde, kunnen wij gelieel
zwijgen; van de analyse door
vauquelin in 1808
gedaan
{Annales de Chimie, Tom. 71, pag. 139) ver-
melden wij slechts, dat hij er veel eiwit in vond, een
groen zetmeel, malas, oxalas, en phosphas calcis, nitras
potassae, chloor-kalium, eene roode, in water en alcohol
oplosbare stof, chloor-ammonium en een vlugtig, kleurloos,
scherp, in water en alcohol oplosbaar beginsel.
Vauquelin
hield dit laatste voor het werkzame beginsel van den tabak.

Het sap van de versche tabaksplant vond vauquelin
zuur; verwarmd wordende, gaf het eene ruime hoeveelheid
gecoaguleerd eiwit, en daarna met acetas plumbi neuter
behandeld, verkreeg hij een volumineus nederslag, dat
in azijnzuur oplosbaar was, hetwelk
vauquelin voor
malas plumbi hield en ook daarvoor nader erkend werd.

Omtrent het scherpe beginsel, hetwelk hij als het
werkzame bestanddeel van den tabak beschouwde, maakte
vauquelin nog deze opmerking, dat deszelfs reuk ver-
meerderd werd door toevoeging van ammonia, terwijl die
reuk verminderde door toevoeging van een zuur: eene
waarneming, die in 1808 reeds op den alcalischen aard
wees van dat bestanddeel, waaraan de tabak zijne werk-
zaamheid verschuldigd is, maar die in den toenmaligen toe-
stand der wetenschap niet hoog kon gewaardeerd worden.

Hermbstüdt destilleerde tabak met water (schweig-

-ocr page 49-

Ger's und meinecke's Journ. 1821 S. 442) eu bekwam
een melkachtig vocht van den reuk van tabak, waarop
na eenigen tijd kristalletjes kwamen te drijven, van eenen
zeer scherpen smaak en die duizelingen veroorzaakten.
Zij smolten in de warmte en werden bij bekoeling weder
vast, vervlugtigden snel in de lucht, en waren in alcohol
en aether oplosbaar. Hij noemde deze stof nicotianine en
meende in haar het werkzame beginsel van den tabak te zien.

TßOMMSDORFF {Neues Journ. der Pharm. Bd. 19 S.
129.) bereidde dezelfde stof op dezelfde wijze, maar
erkende er niet het werkzame beginsel in: eene waar-
neming die door
posselt en reimann (geiger's Mag.
für Pharm.
Bd. 21. S. 138 — Bd. 35. S. 657)
bevestigd werd. Zij erkenden in deze kristallijne massa
een stearoptenon, eene dier stoffen, welke vast zijn, maar
overigens tot de reeks der aetherische oliëen behooren
en zich dikwerf daaruit ontwikkelen. Deze kristallijne
stofTe vonden zij niet oplosbaar in zuren, wel in kaustike
alcaliën, in alcohol en in aether oplosbaar, in water
onoplosbaar, bedeeld met den reuk van tabak, maar
zonder scherpen smaak. Eene hoeveelheid van twee
grein, aan dieren gegeven, bragt geene vergiftige uit-
werking voort.

Bij deze onderzoekinge»! van posselt en reimann
ontdekten zij eene andere stof. In het destillaat van

-ocr page 50-

tabak met water, waaruit bet stearoptenon afgescheiden
was, deden zij acetas plumbi. Er ontstond een nederslag
van loodwit. Dit door een fdtrum afgescheiden zijnde,
had de vloeistof een zeer scherpen smaak, ten gevolge
eener scherpe vlugtige basis, die, nevens ammoniak,
met het azijnzuur van den acetas plumbi verbonden
was. Deze vlugtige basis noemden zij
nicotine. Zij
bereidden haar in ruime hoeveelheid, en leverden eene
bijdrage tot de kennis van den tabak, Avaardoor zijne
voornaamste hoedanigheden werden toegelicht.

Zijne voornaamste hoedanigheden : de nicotine is, zooals
Avij in een bijzonder hoofdstuk zullen ontAvikkelen, het ver-
giftige, het opwekkende, het
Averkzame beginsel van den
tabak: het komt in
den tabaksdamp voor tot hoeveelheden,
die afhangen van den aard des tabaks.

Maar de nicotine is niet het eenige beginsel, hetAvelk
bij den tabak onderscheiding verdient. Do geur van
den tabak hangt van haar niet af; de sterke eigenaardige
reuk Avordt door haar bepaald, maar hetgeen tabaksoor-
ten geuriger maakt dan anderen, die toch ook nicotine
bevatten, kan door de nicotine niet bepaald worden. — De
nicotianine van
nEiiMBSTüDT en troihmsdorff zal
hier het hare bijdragen. Maar zij is niet nader bekend
geworden. En behalve dit geurige beginsel en de nico-
tine vormen zich bij het smeulen van tabak, onder het

-ocr page 51-

rooken, nog andere bestanddeelen, die zamen den prikkel
voortbrengen, welke van het tabakrooken gewenscht wordt.

Ook dit willen wij in een afeonderlijk hoofdstuk
behandelen.

Posselt en keimann hebben nog eene bijdrage gele-
verd tot de kennis der bestanddeelen van den tabak in het
algemeen, die echter op geene bijzondere onderscheiding
aanspraak kan maken. Zij vonden in 10,000 ffi tabak.

Nicotine . . .

. . 7.

Bittere Extractstof

. . 287.

Groene hars . .

. . 27.

Planten eiwit. .

. . 26.

Planten lij m met amyl

enwas. 105.

Appelzuur. . .

. . 51.

Appelz. ammoniak

. . 12.

Zwavelz. potasch.

. . 5.

Chloor-kalium .

. . 6.

Salpeterz. en appelz. potasch. 21.

Phosphorz. kalk .

. . 17.

Appelzuur kalk .

. . 72.

Kiezelzuur . .

. . 9.

Cellulose . .

. . 497.

Water ....

. .8684.

10,000.

-ocr page 52-

Deze onvolkomeue aiialyse leert ons weinig.

Het zuur, dat hier appelzuur genoemd is, heeft zoo
zeer de overhand, dat een aftreksel van tabak zuur
reageert; de nicotine is derhalve in den tabak als een
zout voorhanden.

Behalve boterzuur, door zeise in het destillaat van
tabaks-aftreksel ontdekt, behoort nog vermeld te worden,
dat
baural {VInstitut No. 025 p. 254.) het zuur van
den tabak niet enkel voor appelzuur houdt, maar er
een eigen zuur in vond, hetwelk uit het tot siroop-
dikte verdampte tabaks-aftreksel kristalliseert, met potassa
en ammoniak kristalliseerbare, met lood- en zilver-oxyde
onoplosbare zouten geeft.

Hij noemt dit acidum nicotianicum.

Het aanwezen van appelzuur in ruime hoeveelheid
is door
goupil echter uitvoerig bewezen. De tabaks-
bladeren worden met kokend water uitgetrokken en
het vocht gefdtreerd. Hierbij wordt acetas plumbi
neuter gedaan. Het volumineuze nederslag wordt met
koud water gewasschen, in laauw water verdeeld en met
zwavelzuur ontleed; de sulphas plumbi wordt door een
liltrum gescheiden. Het zure vocht wordt in twee helften
verdeeld, de eene helft verzadigd met carbonas ammo-
niac, en nu de andere helft er bijgevoegd en uitgedampt.
Na eenigen tijd kristalliseert de bimalas ammoniae uit.

-ocr page 53-

die door rekristallisatie gezuiverd wordt en waarvan het
appelzuur in quot;alles gelijk is aan dat van lijsterbessen.
Van Virginië-tabak bekomt men alzoo 4 ä 5 pc. bi-
malas ammoniae.

Behalve appelzuur heeft goupil ook citroenzuur in
tabak gevonden, hetgeen, in de moederloog achterblijft,
uit welke de bimalas ammoniae is afgezonderd.

Babo, noFFACKER en Schwab hebben eenige be-
palingen gedaan, welke wij hier der vermelding niet
onwaardig achten (1.1. p. 35).

In gewigt vindt men aan eene tabaksplant gemiddeld :

Wortel ....nbsp;1 tot 2,5

Stengel . . . .nbsp;1,5 — 4,0

Bladeren. . . .nbsp;2,0 — 6,0

Zaden ....nbsp;0,5 — 1,0

100 d. asch van den wortel bevatten naar berthier
12,3 in wateroplosbare en 87,7 in water onoplosbare deelen.
100 d.
der Haderen gaven groen zijnde:

water.

drooge stoffen.

Amersfoortsche tabak .

. 89,72

10,28

Dutten tabak . . .

. 85,45

14,55

Ohio......

90,77

9,23

Nic. rustica ....

87,95

12,05

Wit ribbige tabak . .

. 88,92

11,08

Goundie tabak . .

. 91,45

8,55

dito

. 89,71

10,29

-ocr page 54-

Gemiddeld was er in droogen staat 1/4 nerven en
zuivere blad substantie in de bladeren voorhanden. De
zuivere bladsubstantie wisselde bij verschillende soorten
van tabak af tusschen 62 eu 78 pc.

De zuivere bladsubstantie gaf 21 pc. asch terwijl de
nerven 26 tot 28 pc. asch gaven.

Bladeren met middennerf gaven asch.

20,7 pc.
21,5 »
28,4 »
23,7 »
24,2 .

Gtjundie tabak.
Hongaarsche » .
Nic. rustica » .
Dutten p .
Havannah » .

-ocr page 55-

VI.

nicotine.

De nicotine, door posselt en reimann het eerst
met zekerheid aangewezen, is later door
boutbon en
uenrij, door barral, melsens, schlösing en anderen
onderzocht. Onder de vlugtige plantenbases heeft geene
enkele meer de aandacht getrokken dan de nicotine,
door de zaak van
bocakmé.

De bereiding der nicotine geschiedt door tabak in
water te laten koken, het afkooksel met potasch tc
destilleren en in het destillaat, waarin nicotine en am-
monia voorkomen, zuringzuur te doen tot verzadiging.
Men verdampe nu het water en doe de zuringzure am-
monia en zuringzure nicotine in een destilleertoestel vrij
van dampkringslucht en gevuld met hydrogenium, dat
steeds wordt doorgevoerd. In de retort wordt bij het
mengsel potassa-oplossing gedaan, daardoor
worden ammonia
en nicotine beide vrijgemaakt. Eerst destilleert men

-ocr page 56-

bij 100», waarbij de ammonia en het water grootendeels
uitgedreven worden, verheft dan de temperatuur tot 140o;
wanneer men hierbij niets meer ziet overkomen, legt
men een' anderen ontvanger aan, bevrijdt den toestel
weder geheel van dampkringslucht en destilleert nu de
nicotine bij 180quot;.

Deze bereidingswijze is door Dr. hansen van Chris-
tiania in het Laboratorium der Utrechtsche Hooge-
school met vrucht gebezigd en is verre te verkiezen
boven degene, die algemeen als eene praktische methode
staat opgeteekend.

De nicotine is eene vlugtige basis en vertoont zich
als eene kleurlooze, waterheldere vloeistof, die echter
spoedig bruin wordt, wanneer zij in aanraking met lucht
bewaard wordt.

Het best bewaart men haar in zooveel mogelijk geheel
gevulde toegeblazen buizen.

De nicotine is zeer vergiftig, van zeer scherpen reuk
en smaak, oplosbaar in aether en alcohol, vette en vlug-
tige olieën; zij heefteen soortelijk gewigt van 1,024, terwijl
de damp naar
bakual eene densiteit heeft van 5,607.

De zamenstelling der nicotine is wederom naar barral
Q 40 H IS N naar anderen C H N \

.Zij verzadigt zuren en wordt alleen door sterkere
bases, als potasch, soda, ammonia, kalk enz. verdrongen

-ocr page 57-

uit hare verbindingen. Omgekeerd slaat zij metaaloxijde
uit hare verbindingen met zuren neder. Zij vormt
slecht, kristalliseerbare zouten, meest in de lucht ver-
vloeijende, zooals phosphas, tartras, oxalas, die allen
in alcohol oplosbaar, in aether onoplosbaar zijn. De
acctas nicotine wordt in aether opgelost.

Nicotine geeft in eenc sublimaat oplossing een neder-
slag van een dubbel chlorure. Met zoutzuur verbonden
geeft nicotine in eene sublimaat oplossing, na eenigen tijd,
naaldvormige kristallen van hydrochloras nicotine en
kwikchloride.

In eene oplossing van platina chlorure gebragt vormt
nicotine twee verbindingen, een oranjekleurig zout C quot;
PJ 14 2 ^ 4 ClII. 2 Gl. Pt en een rood zout C ^quot;
WN ' 2 CIH. Cl. Pt.

Dat de nicotine in den tabak als zoodanig voorkomt,
is door
schlösing bewezen op eene wijze, die tevens
een uitnemend middel aanbiedt, om de hoeveelheid nico-
tine in tabak te bepalen. Die wijze berust op de
eigenschap van nicotine, om door ammonia uit hare
verbinding met appelzuur losgemaakt te worden, en ten
andere daarop, dat de nicotine in aether oplosbaar is.

Men trekt bijv. 10 gram tabak uit met ammoniak
houdenden aether. Die uittrekking is geschied, wanneer
de aether geenen reuk meer heeft van nicotine. In den

-ocr page 58-

aether wordt tevens eene hars uit den tabak opgelost,
die niet aan de bepabng schaadt.

Door warmte worden ammoniak en aether verdampt
en een getitreerd mengsel van zwavelzuur en water
geeft nu de hoeveelheid nicotine aan, zoodanig dat
1 aeq SO^, C H N = 2025 voorstelt.

De wijze van scnLöSiNG, die de hoeveelheid nicotine
op ^^^ naauwkeurig bepaalt, heeft hem de volgende
uitkomsten gegeven, aangaande het nicotine gehalte van
eenige soorten van tabak, alle gedroogd bij 100° C cn
de nicotine in procenten uitgedrukt.
Tabak van Virginië .
» » Kentuckij
» » Maryland.
» » den Elzas
» » Havannah
Fransche tabak.

6,87.
6,09.
2,29.
3,21.
2,00.

Lot.....

7,9G.

Lot et Garonne .

. 7,34.

Nord.....

G,58.

Ille et Vilaine .

. 6,29.

Pas de Calais .

. 4,9é.

Snuiftabak . . .

. 2,04.

r.....rT quot;quot;—

-ocr page 59-

VII.

het nooken en snuiven.

Wanneer een plantendeel, bv. een blad, deels verbrandt,
deels smeult, dan worden er zeer verschillende producten
gevormd. Volkomene verbranding geeft koolzuur,
water en stikstof; on volkomene verbranding of smeuling
geeft deze zelfde bestanddeelen, maar bovendien azijnzuur,
kool waterstofgassen, ammoniak en eene menigte brandige
producten als paraffine, eupion en andere verbindingen
van vasten of druipend vloeibaren aard, en meestal uit
koolstof en waterstof zamengesteld.

Bij het rooken, hetzij van cigaren, hetzij van tabak
in pijpen, wordt een deel van den tabak onmiddellijk ge-
heel verbrand; een ander deel, hetwelk aan den
brandenden
tabak grenst, wordt gesmeuld.

Bepalen wij ons vooreerst bij de cellulose der tabaks-
bladeren, dan blijkt het, dat bij het rooken de producten
gevormd worden van deels verbrandend, deels smeulend

-ocr page 60-

papier, of wil men, do producten van smeulend hout.
Deze mengen zich met het koolzuur, het water en de
stikstof, die van den volkomen verbranden tabak af-
stammen en vormen de eerste bestanddeelen van den
tabaksrook.

In tabak komt planteneiwit en plantenlijm voor. —
Eene nieuwe reeks van brandige producten, aan die van
brandend en smeulend eiwit gelijk, voegt zich derhalve
van deze in den tabaksrook. — Van deze laatste ont-
staat vooral veel koolzure ammoniak.

Amylum en gom, die in tabak voorkomen, vcrhoogen
bij het smeulen dc hoeveelheid derzelfde producten, die
cellulose geeft, die daarvan althans weinig verschillen.

Het citroenzuur van den tabak wordt, voor zoo verre
het smeult, in aconietzuur = C H' O® 8 HO, ver-
anderd, welk zuur bij hoogere temperatuur verder ont-
leed wordt in koolzuur en acidum itaconicum =
IP O® en acidum citraconicum = H® O».

Dezo drie zuren zijn alzoo in kleine hoeveelheid in
tabaksrook tc wachten.

Eene ruime hoeveelheid appelzuur komt er in tabak
voor. Voor zoo verre dat smeult wordt het in water
en acid. maleicum = C Hquot; 0« 2 H O gescheiden.
Bij eene andere temperatuur geeft acid. malicum bij
smeuling acidum paramaleicum of fumaricum == C

-ocr page 61-

HO3 HO. Ook van deze kan eene zekere hoeveel-
heid in den tabaksdamp gevonden worden.

Voorts wordt uit de tabaksdeelen, die nabij de ver-
brandende deelen gelegen zijn, de vlugtige stofle, de nicotine
uitgedreven, die wij bl. 47 hebben vermeld, en die zich
met den tabaksdamp vermengt.

Van de bittere extractstof kunnen wij onder het smeulen
geene rekenschap geven.

De nicotine, vrijgemaakt van de door smeuling ont-
lede zuren, waarmede het verbonden was, en door de
ontwikkelde ammonia uitgedreven, vormt het hoofdbe.
standdeel van den tabaksdamp. Niet onder het ver-
branden, maar nabij do plaats der verbranding, daar
waar de tabak smeult,quot; wordt zij ontwikkeld.

Melsens heeft nicotine in tabaksdamp aangetoond. 1)

Wij kunnen niet ontkennen, dat de gemengde stoffen,
smeulende, andere producten kunnen geven, dan die wij
uit elk der in tabak aanwezige zelfstandigheid hebben
afgeleid; maar vele van de genoemde ligchamen zullen
toch in den tabaksdamp in grootere of kleinere hoeveel-
heden gevonden worden. Aan de nicotine vooral is de
tabaksrook zijne prikkelende hoedanigheid en zijn ver-
giftige aard verschuldigd.

1) Annalcs lt;lo Chcm. ct Phys. 3. Serie T. IX p. 465.

-ocr page 62-

Geheel anders is dit bij het snuiven.

Daar is vooral — behalve het aanwezen van een bruin-
poeder — de acetas nicotini de oorzaak van den prikkel.
Zie boven bl. 88.

Op eene zelfstandigheid moeten wij nog met nadruk
verwijzen; het is de salpeter, die in den tabak voorkomt
en waarvan de hoeveelheid soms door sausen wordt ver-
hoogd. Dit zout bevordert de brandbaarheid en oxydeert
alzoo alle bestanddeelen hooger, zelfs tot koolzuur en
water.

-ocr page 63-

VUL

onverbrandbahe bestanddeelen.

Ons voornemen is meer bepaald stil te staan bij de
dusgenoemde asch-bestanddeelen van den tabak, omdat
daarin eene praktische waarde gelegen is. In meerdere
of mindere mate kan namelijk, door de vergelijking der
asch-bestanddeelen van verschillende tabakssoorten, de ge-
aardheid van den mest geregeld worden, en te ceniger
tijd kan welligt ook daaruit deze of gene regel geput
worden, ter verbetering van de verbouwde soorten.

Er blijven hier bezwaren, die wij niet mogen ver-
zwijgen. Vooreerst levert de analyse van de asch eener
plant geene kennis aangaande de bewerktuigde bestand-
deelen van de voor haar noodigcn mest; maar ten
andere gaan van de anorganische bestanddeelen ook
sommige verloren. Van den tabak vinden wij bijv. het
salpeterzuur niet in de asch terug, hetwelk in de plant
met potasch verbonden voorkomt.

-ocr page 64-

Dit onderwerp heeft in den laatsten tijd zeer de
aandacht der scheikundigen tot zich getrokken; ascli-
analysen waren aan de orde van den dag ; nieuwe methoden
zijn er voor uitgevonden en nog is de zaak in vele
opzigten hoogst gebrekkig. Men ontleedt alles onder
elkander, of ontleedt slechts een gedeelte van het ge-
heel en blijft alzoo verstoken van die kennis, waarop
liet eigentlijk in de toepassing zou aankomen.

Bijv. om eene tabaksplant goed te doen ontwikkelen
heeft men deze en die stoffen tot die hoeveelheid noodig,
voor den wortel, de stengels, de nerven, de bladbestand-
dcelen.

De kennis, die men trekken kan uit de zamenstelling
der bladbestanddeelen alleen, is dus gebrekkig. En zoo
weder in andere opzigten.

Wij hebben ons moeten vergenoegen hierin te leveren
wat wij konden, en willen vooreerst de onderzoekingen
van anderen vermelden, daarna de methode beschrijven, die
wij bij de asch-analijsen van eenige tabakssoorten gevolgd
zijn, cn eindelijk dc uitkomsten dier analijsen mededeelen.
a.
Tahahs-asch-analijscii van anderen.

Wij zagen reeds bl. 46, dat in tabaksbladeren van
20,7 tot 24! 2« asch gevonden is.

Onder de analijsen vau tabaksasch, door anderen
gedaan, trcffeji wij aan dc asch-analijsen van eenige Hon-

-ocr page 65-

gaarsche tabakssoorten van will en Fresenius, die
daarbij eene eigene methode gevolgd hebben, hier in
het kort te vermelden, daar zij tegenwoordig nog, slechts
met kleine afwijkingen, algemeen gebezigd wordt.

De bereiding der asch zelve is in later tijd veranderd
en verbeterd, want het verbranden van organische
zelfstandigheden tot asch, in eenen Hessischen kroes, zooals
dit door
will en Fresenius geschiedde, moet noodwendig
eenig verlies van chloor cn zwavelzuur ten gevolge
hebben. Ten einde dit verlies te voorkomen, hetgeen
door de sterke en langdurige hitte, die er vereischt
wordt, om witte asch te verkrijgen, onvermijdelijk schijnt,
heeft
strecker eene nieuwe methode bedacht, die wel de
analijso eenigzins omslagtiger maakt, doch waarbij alle
verlies voorkomen wordt. Deze verkoolt bij een zacht
vuur in eenen gedekten kroes de tc verbranden zelfstandig-
heid, overgiet de kool, nadat zij bekoeld is, met eene
sterke oplossing van baryta canstica, droogt vervol-
gens en gloeit nu in een open kroes.

Dc verbranding geschiedt thans niet alleen gemakke-
lijker, doordien de lucht beter in de door baryt losser
gewordene asch indringen kan, maar tevens wordt door
de tegenwoordigheid van het alkali de ontwijking van
chloor en zwavelzuur onmogelijk gemaakt.

Later heeft rose eene derde wijze, om asch te

-ocr page 66-

bereiden, voorgeslagen, die in vele opzigten nog boven die
van
strecker te verkiezen is. Eose verkoolt insge-
lijks vooraf de organische zelfstandigheden, maar vermengt
de kool met eene zekere hoeveelheid zuivere platina spons,
verhit vervolgens in eene platina schaal of kroes boven
eene spiritus vlam, onder bestendig omroeren der massa
en gaat hiermede voort tot dat er geene gloeijende
kooldeeltjes meer worden waargenomen. Het voordeel
dezer methode is, dat door de aanwezigheid der platina
spons de verbranding bij eene lagere temperatuur kan
plaats hebben en er alzoo geen gevaar voor verlies
bestaat.

Wel is waar, gaat hierbij altijd wat koolzuur verloren,
gedeeltelijk door inwerking der kool, gedeeltelijk door
die der pyro- en metaphosphorzure zouten, zoodat de
bepaling daarvan niet veel waarde heeft, dewijl eene
grootere of kleinere hoeveelheid koolzuur van menigvuldige
omstandigheden afhankelijk is ; doch dit mag buiten aan-
merking gesteld worden, omdat men, ten einde de anor-
ganische bestanddeelen van verschillende planten of planten-
deelen met elkander te kunnen vergelijken, steeds
het koolzuur buiten rekening laat en de overige bestand-
deelen op 100 berekent.

De aschbereiding volgens will en Fresenius, bij het
onderzoek der Hongaarsche tabakssoorten gevolgd, ver-

-ocr page 67-

schilt dus aanmerkelijk van die van Strecker en
rose en mag niet meer in 't werk gesteld worden.

Het onderzoek zelve der tabaksasch komt hierop neder.

Eene zekere hoeveelheid asch wordt in eene scheef
gehouden kolf met zoutzuur overgoten, zoodat met
het ontwijken van koolzuur niets der vloeistof mede
genomen wordt. Is er genoeg zoutzuur toegevoegd, dat
alle koolzuur uitgedreven en de asch opgelost geworden
is, dan verdampt men voorzigtig de oplossing tot droog-
worden in een waterbad en verhit de drooge massa ten
laatste nog iets sterker, zooals ter bepaling van kiezel-
zuur vereischt wordt. Na bekoeling wordt de massa
met sterk zoutzuur bevochtigd en na die eenigen tijd to
hebben laten inwerken, met de noodige hoeveelheid
water, tot bijna kooken verwarmd, en nu door een bij
100°C gedroogd liltrum gefdtreerd.

Op het liltrum blijven kiezelzuur, kool en zand terug,
welke gedroogd, voorzigtig van het fdtrum in eene
platina schaal gebragt en nu met kiezelzuur-vrije ver-
dunde kaliloog gedurende een '(2 uur gekookt worden.
Hierdoor wordt al het kiezelzuur opgelost en kool cn
zand blijven onveranderd. Deze oplossing wordt door
hetzelfde fdtrum gefiltreerd, het onopgelost geblevene
goed uitgewasschen en met het liltrum bij lOOoC gedroogd
tot er geen gewigtsverlies meer plaats grijpt. Na

-ocr page 68-

aftrek van het filtrum wordt het residuuin als kool en
zand in rekening gebragt.

Het filtraat, met zoutzuur oververzadigd en uitgedampt,
geeft, op de gewone wijze behandeld, de hoeveelheid
kiezelzuur.

De van het kiezelzuur, kool en zand afgeliltreerde
zoutzure oplossing verdeelt men in 8 gelijke deelen,
welke met a. b. c. worden aangeduid.

a.nbsp;dient ter bepaling van het ijzeroxyde, mangaanoxyde
en der alkalische aarden.

b.nbsp;van de alkaliën.

c.nbsp;van het zwavel- en phosphorzuur.

a. Bepaling van ijzerox. en der alkal. aarden.

De vloeistof wordt met ammoniak alkalisch gemaakt,
totdat het ontstane nederslag niet meer volkomen
verdwijnt en nu azijnzure ammoniak en zooveel vrij
azijnzuur toegevoegd, dat de vloeistof sterk zuur reageert.
Het blijvend geelachtige nederslag, bij verwarming afge-
scheiden, is phosphorzuur ijzeroxyde. Het wordt met
warm water uitgewassen ; gegloeid en gewogen is het als
2 Fe' O' 3 PH 05 in rekening gebragt. Bij
het door ammoniak onzijdig gemaakte fdtraat wordt
neutr. zuringz. ammon. gevoegd, totdat er geen neder-
slag meer ontstaat. Op deze wijze wordt de kalk neer-
geslagen cn als koolzure kalk bepaald. Had men echter

-ocr page 69-

bij liet qualitaticf onderzoek gevonden, dat na afzondering
van den phosplias ferrieus door toevoeging van ammonia een
nederslag van ijzer- of mangaan-oxyde ontstond, dan wordt
deze vóór den kalk, door middel van ammoniak en zwavel
ammonium verwijderd en op de bekende wijze gescheiden
cn bepaald.

In het filtraat, waaruit de kalk afgescheiden is, wordt
de magnesia door neutralisatie der vloeistof met ammo-
niak en toevoeging van phosphas sodae bepaald,
b.
Bepaling der alkaliën.

Bij de vloeistof wordt barytwater gevoegd, totdat de-
zelve duidelijk alcalisch reageert, daarna verwarmd en
gefdtreerd.
Hierdoor wordt al het zwavelzuur, phosphor-
zuur, ijzeroxyde, mangaanoxyde, magnesia en phosphas
calcis verwijderd. De overvloed van baryt wordt met
de kalk door koolzure ammon. cn ammonia uit het
filtraal nedergeslagen en door een fdtrum van de vloeistof,
die nu nog de alkaliën, (potassa en soda) en koolzure
ammonia en chloor ammon. bevat, gescheiden. Deze
vloeistof wordt vervolgens tot droogworden uitgedampt,
het residuum gegloeid en gewogen, hierdoor vindt men het
gezamentlijk gewigt van chloor kalium en chloor natrium.
Daarna worden zij weder in weinig water opgelost,
waarbij zich gewoonlijk een spoor van magnesia afscheidt,
hetgeen nog bepaald en van het gezamentlijk gewigt der

-ocr page 70-

cliloor alkaliën moet worden afgetrokken. In het ültraat
wordt de hoeveelheid potassa door middel van platina
ehlorid. bepaald.

c. bepaling van het zwavel- en phospJuyr-zmr.

Uit het gedeelte e. der zoutzure oplossing wordt
eerst door chloor baryum het zwavelzuur als zwavelzure
baryt neergeslagen. Het fdtraat wordt met ammoniak
ongeveer geneutraliseerd en nu azijnzure ammonia en
zooveel ijzerchloride oplossing toegevoegd, tot de vloeistof
rood begint te worden. De vloeistof wordt nu zoolang
gekookt totdat zij kleurloos is. Het nederslag bevat,
na uitwassching, al het phosphorzuur aan ijzeroxyde
gebonden, nevens eene zekere hoeveelheid basisch azijnzuur
ijzeroxyde. Het wordt gedroogd en gegloeid, met eenige
druppels salpeterzuur bevochtigd, op nieuw gegloeid en
gewogen. Daarna wordt het in zoutzuur volkomen opge-
lost, de oplossing met warm water verdund, wijnsteenzuur
toegevoegd en met ammoniak oververzadigd, totdat het
ontstane geel witte nederslag weder verdwijnt.

Door zwavel ammonium wordt hieruit het ijzer verwij-
derd, hetgeen op de bekende wijze gefiltreerd en vervol-
gens, door wederoplossing in zoutzuur en praecipitering
met ammoniak, als ijzeroxyde bepaald wordt. Dit gewigt
van dat van basisch phosphorzuur ijzeroxyde afgetrokken,
geeft de hoeveelheid phosphorzuur aan.

-ocr page 71-

Bepaling van de hoeveelheid chloor.

Deze bestaat hierin, dat men eene zekere hoeveellieid
asch met salpeterzuur-houdend water uitspoelt en het
fdtraat met salpeterzuur zilveroxyde praecipiteert.

De bepaling van het koolzuur,
geschiedt in een daartoe gebruikelijk apparaatje.

Wij willen de resultaten door will en fresenius, bij
het onderzoek der Hongaarsche tabakssoorten, die op eenen
nimmer bemest Avordenden bodem gekweekt waren,
verkregen, later mededeelen.

Theodor merz heeft de voorgaande methode gevolgd
bij het onderzoek der asch eener tabakssoort van tusschen
Neurenberg cn Erlangen.

Ook vinden wij in de Agricultuur Chemie van
liebig twee tabaks-aschanalijsen van iiertwig vermeld
en wel van Havannah en Hannoverschen tabak.

Deze heeft bij de aschbereiding de verkoolde massa,
onder aanhoudend omroeren met een glazen staaf, zoo
wit mogelijk weten te branden en vervolgens om het
verlies aan koolzuur wederom te herstellen, de asch met
koolzure ammonia gelijkmatig bevochtigd, eenigen tijd
laten staan, gedroogd en eindelijk zacht gegloeid.

De analijse zelve verschilt slechts daardoor van die van
will en fresenius, dat iiertwig de asch niet terstond
met zoutzuur, maar vooraf met water en daarna het
residuum met zoutzuur behandeld heeft.

-ocr page 72-

Welken weg m. beauciiep heeft ingeslagen bij het
onderzoek van negen Fransche tabakssoorten, wordt bij
pelouze en fremy(Chimie générale Tom. III. p. 282)
niet vermeld. Zeker is het, dat het iets tc wenschen
overlaat, daar eene opgave van een gezamentlijk quantum
van ijzeroxyde, mangaan-oxyde, magnesia en phosphas
calcis, welligt te gelijk door ammonia gepraecipiteerd,
van weinig waarde mag heeten.

De tabakssoorten, door mij zeiven en onder mijn toe-
zigt door de Heeren
hekmeijer en beer geanalijseerd,
zijn de volgende: Wageningsche, Amcrfoortsche, Virginie,
Maryland, Varinas, Java-tabak v. Havannah-zaad,
Java-tabak v. St. Domingo-zaad, Java-tabak v. Java-
zaad, Havannah-tabak.

Van de vijf eersten zijn dubbele proeven genomen, ten
einde zooveel mogelijk zekcrlieid omtrent de ware quantiteit
der afzonderlijk daarin voorkomende anorganische bestand-
deelen te verkrijgen.

De Heeren hekmeijer en beer, die de vier laatste soor-
ten geanalijseerd hebben, zijn de methode van strecker,
door de kool met baryta caustica te behandelen, gevolgd,
terwijl de vijf eerste soorten met platina spons ver-
brand zijn.

De bepalingen der stoffen afzonderlijk, zijn bijna alle
op gelijke wijze, als die van
will en fresenius gedaan.

De gang der analijsen zei ven moet in beide gevallen eenig-

-ocr page 73-

zins gewijzigd worden. Zoo men namelijk met baryta
caustica gebrand heeft, moet deze, die door toevoeging
van zoutzuur bij de asch als chloorbarium opgelost
voorhanden is, door verdund zwavelzuur (1 d, zwavelzuur
met 800 d. water verdund) worden afgescheiden. Het
zwavelzuur oorspronkelijk in de asch aanwezig, is door
het oplossen in zoutzuur, uitdampen tot droog worden
en dan wederom oplossen in zoutzuur en daarna affiltreren,
op het filtrum als zwavelzure baryt met kiezelzuur, kool en
zand teruggebleven. Deze
moet alzoo gescheiden worden en
door koken met verdunde potassa-loog en koolzure potasch
wordt het kiezelzuur opgelost en op bekende wijze be-
paald. De zwavelzure baryt nu nog met kool en zand
voorhanden, wordt gedroogd, gewogen en gegloeid; het
verschil in gewigt voor en na de gloeijing, geeft de
hoeveelheid kool aan. De zwavelzure baryt en het zand
smelt men met koolzure potasch cn soda, lost de ge-
smolten massa in water op, filtreert, wascht de terugge-
blevene koolzure baryt goed uit, lost deze vervolgens op
in zoutzuur en bepaalt door zwavelzuur dc hoeveelheid
baryt, die vroeger aan zwavelzuur gebonden was.

Heeft men met platina spons asch gebrand, dan
spoelt men de asch eerst met water uit. Daarna over-
giet men het residuum met zoutzuur, dampt uit en verhit
bij 1200, om het kiezelzuur af te scheiden, hetgeen dan.

-ocr page 74-

na weder overgieten met zoutzuur, verdunnen met water,
verwarmen en filtreren, met platina spons terug blijft.

In de waterige oplossing bepaalt men de hoeveelheid
chloor door salpeterzuur zilveroxyde; de overvloed van sal-
peterzuur zilveroxyde wordt naderhand door zoutzuur weder
weggenomen en de waterige vloeistof insgelijks ver-
dampt, om het opgeloste kiezelzuur onoplosbaar te maken.

Dat kiezelzuur filtreert men door hetzcKde filtrum,
waarin het uit de zoutzure oplossing afgescheiden zich
bevindt en het Altraat kan men nu met de zoutzure
oplossing vermengen en verdeelen.

De wijze van will en fresentos, om deze vloeistof in 3
deelen te verdeelen, is hierbij gevolgd: alleen in dc
bepaling der phosphaten heb ik mij eenige afwijkingen
veroorloofd. De phosphas ferricus werd op gelijke
wijze door ammonia, azijnzure amonia en azijnzuur bepaald,
uit de azijnzure oplossing, na ongeveer met ammonia geneu-
traliseerd te zijn, do kalk met oxalas ammonia afgescheiden
en nu door toevoeging van ammonia het vroeger gedeeltelijk
met kalk en magnesia verbonden phosphorzuur, geheel als
phosphasmagnesiae ctammoniaeneergeslagen. Inhetfiltraat
werd door phosphas sodae de rest der magnesia bepaald.

Ik wil hier de afzonderlijke resultaten bij de analysen ver-
kregen, opgeven en daarna ter vergelijking allen op 100 d.
berekend na aftrek van het koolzuur laten volgen.

-ocr page 75-

WAGKNINGSCHE TABAK.

100 gr. Tabak gaven 18,0 pCt. asch cn 27,7 pCt. water.

Asch mot platina. . .

. 0,278

Asch met platina . .

. 8,286

Platina. . .

, 2,930

. 2,8032

Asch. . . .

. 2,348

. 2,4228

ChloorzilTcr. . ,

1,6789

Chloorzilver. . .

1,7063

t

Chloor ....

17,64 pCt.

0 4217

17,48 pCt,

Kiezelzuur . . .

o.om

2,02 .

Kiezelzuur . . .

0,009

2,10 .

Zwavclz. barjt, .

0,1914

Znavelz. baryt. .

0,1800

Zwavelzuur. . .

0,06SG

2,79 t

Zwavelzuur . . .

0,0617

2,88 .

Photphorz. ijzerox..

0,0273

Phosphorz. ijzerox .

0,0315

Pbotphonuur , .

0,01!S6

0,66 gt;

Phosphorzuur . .

0,0180

0,74 .

IJzeroxfde . . .

0,0117

0,S0 .

IJzeroxyde . . .

0,0135

0.86

Koolz. kalk . . .

0,98C7

Koolz. kalk. . .

1,0101

Kalk.....

0,53S6

22,81 .

Kalk.....

23,48 .

Phosphorz. magnes.

0,1389

Phosphorz. magnes.

0,1410

Phospliorzuur . .

0,0882

3,7S .

Phosphorzuur . .

0,0890

3,09

Magneiia. . . .

0,0007

2,1G gt;

2,12

Photphorz. magnes.

0,2223

Phosphorz. magnes.

0,2196

Magnesia. ...

0,0813

3,4C gt;

Magnesia. . . .

0,0804

3,32 .

Chloorkalium plus

Chloorkalium plus

Chloornatrium . .

1,1708

Chloornatrium . .

1,2005

Chloorkalium . .

1,0023

Chloorkalium . .

1,0333

Chloornatrium . .

0,1748

Chloornatrium . .

0,1670

Natron ....

0,0934

3,93 .

0,0880

3,68 .

Chloorplatinum plus

Chloorplatinum plus

Chloorkalium . .

3,2826

Chloorkalium . .

3,3852

Chloorkalium . .

1,0023

Chloorkalium . •

1,0323

Kali.....

26,90 .

Kali......

0.6824

26,92 .

-ocr page 76-

AMEUSFOORTSCHE-TABAK.
100 gr. Tabak gaven 18.0 pCt. asch cn 30.4 pCt. water.

Platina cn asch. . . 3,8701nbsp;Platina cn asch. . . 4,1781

Platina.....1,6215nbsp;Platina . ... : 1,9330

Asch......l,»if«nbsp;Asch......2,2257

ChlooriiUer . . 1,0018nbsp;Chlooiiilver . . 1,1809

Chloor. , . , 0,2485 12,74 pCt,nbsp;Chloor. . . . 0,2891 12,99 pCl.

Kieicliuur . . 0,0438 2,25 .nbsp;Kieicliuur . . 0,0472 2,12 .

Zwavcli, harjt , 0,1206nbsp;Zwavelz. baryt. 0,1002

Zwavehuur . . 0,0444 2,37 .nbsp;Zwaveliuur . . 0,0571 2,50 .

Phosphori. ijierox. 0,0081nbsp;Phosphon. ijicrox. 0,0102

Phosphoriuur. . 0,0040 0.23 »nbsp;Phosphonuur. . 0,0058 0,26 »

Uieroïydo . . 0,0035 0,18 •nbsp;IJieroxyde . . 0,004V 0,20 •

Kooli. kalt . . 0,5583nbsp;Kooli.Valk . . 0,6240

Kalk .... 0,3120 10,04 .nbsp;Kalk .... 0,3i97 15,71 i

Phosphori. magnes. 0,0579nbsp;Phosphori. magnes. 0,0630

Phosphonuur . 0,0368 1.89 .nbsp;Phosphoriuur. . 0,0405 1,82 .

Magnesia . . . 0,0211 1.08 .nbsp;Magnesia . . . 0,0-231 1,04 .

Phosphori. magn. 0,1896nbsp;Phosphori. magn. 0,2100

Magnesia . . . 0,0693 3,56 ■nbsp;Magnesia . . . 0,0768 5,45 »

Chloorkalium plus.nbsp;Chloorkalium plus.

Chloornatrium . 1,008(gt;nbsp;Chloornatrium . 1.1124

Chloorkalium. . 0,8747nbsp;Chloorkalium . 0,9607

Chloornatrium . 0,1339nbsp;Chloornatrium . 0,1517

Natron. . . . 0,0708 3,03 .nbsp;Natron . . . 0,0803 3,00 .

Chloorplatinumplus.nbsp;Chloorplatinum plus.

Chloorkalium. . 2,8401nbsp;Chloorkalium. . 3.1401

Chloorkalium. . 0,8747nbsp;Chloorkalium . 0,9607

Kali .... 0,Jw2S 28,3,5 .nbsp;Kali .... 0,6009 27,18 .

-ocr page 77-

YIRGINIE-TABAK.

100 gr. Tabak gaven 17,38 pCt. asch cn 18,70 pCt. water.

Asch met platina, . . . ti,035

Platina...... . 3,1875

Asch....... 2,748»

Chloonilver . . .nbsp;0,2215

Chloor.....0,05475 1,99 pCt.

Kiciehuur. . . .nbsp;0,071 2,58 .

Zwaveli. baryt. . .nbsp;0,279

Zwaveliuur . . .nbsp;0,0958 3,48 .

Phosphori. ijzeroi. .nbsp;0,09G

Phosphonuur . . .nbsp;0,0549 1,99 .
IJieroxjde . . . O.aill 1,50 .

Kooh. kalk . . .nbsp;1,31G

Kalk.....0,7373 20,84. .

Phosphorz. magncs.nbsp;0,089

Phosphonuur. . .nbsp;0,050 2,05 •

Magnesia ....nbsp;0,033 1,20 i

Phosphorz. magnes.nbsp;0,3745

Magnesia ....nbsp;0,1309 4,98 .
Chloorkalium plus.

Chloornatrium . .nbsp;1,2825

Chloorkalium . .nbsp;1,22C4

Chloornatrium . .nbsp;0,0561

Natron..........0,0297 1,08 •

Chloorplatinum plus.

Chloorkalium . .nbsp;4,017

Chloorkalium . .nbsp;1,2264

Kali......0,7718 28,22 i

Asch mci platina. . . .nbsp;5,8.quot;i30
Platina ....... 3,1595

Asch..............2,092!

Chloorzilver. . .nbsp;0,220

Chloor ....nbsp;0,0544nbsp;2,02 iX

Kiezelzuur . . .nbsp;0,0075nbsp;2,50 .

Zwaveli. baryt. .nbsp;0,273

Zvjavelzuur. . .nbsp;0,0938nbsp;3,48 .

Phosphorz. ijzetox.nbsp;0,090

Phosphorzuur . .nbsp;0,0549nbsp;2,03 •

IJzeroxyde . . .nbsp;0,0411nbsp;1,53 .

Koolz. kalk . . .nbsp;1,292

Kalk..........0,7234nbsp;20,85 .

Phosphorz. magnes.nbsp;0,083

Phosphorzuur . .nbsp;0,053nbsp;2,00 .

Magnesia. . . .nbsp;0,030nbsp;1,11 ■

Phosphorz. magnes.nbsp;0,337

Magnesia. . . .nbsp;0,1238nbsp;4,59 .
Chloorkalium plus.

Chloornatrium . .nbsp;1,254

Chloorkalium . .nbsp;1,2030

Chloornatrium . .nbsp;0,0504

Natron ....nbsp;0,0207nbsp;1,00 .
Chloorplatinum plus.

Chloorkalium . .nbsp;3,942

Chloorkalium . .nbsp;1.2030

Kali..........0,7004nbsp;28,23 .

-ocr page 78-

MARYLAND-TABAK.

100 gr. Tabak gaven 15,0 pCt, asch cn 14,63 pCt. water.

Asch met platina.
Platina . . . .

Asch. . . .
Chloonilver . . .

Chloor.....

Kiezelzuur. . . .
Zwavelz. baryt.. .
ZwaTeltuur . . .
Phosphori. ijzerox..
Phosphorzuur. . .
IJicroxydc . . .
Koolz.kalk . . .

Kalk.....

Phospliorz. magnca .
Phosphorzuur. . .
Magnesio . , . .
Phosphorz. niagncs .
Magnesia . . . .
Chloorkalium plus
Chloornatrium . .
Chloorkalium . . .
Chloornatrium . . .

Natron.....

Chloorplatinum plus
Chloorkalium . . .
Chloorkalium . . .
Kali......

. . . 5,184
. . . 3,S7S75

. , . . 1,80825

o,ocsco

0,01G 0,88 pCt.
0,03275 1,81 .
0,20025
0,0687 3,80 .
0,07275
0,04IG1 2,29 .
0,03114 1,73 .
0,6855

0,3839 21,22 .
0,007

0,0041 0,24 gt;
0,0(«0 0,(4 gt;
0,31323
0,1147 0,34 .

1,2645
1,0396

0,2049
0,1085 6,00

3,471
1,0Ö9G

0,6093 37,01

Asch met platina
Platina . . . .

Asch......

Chloonilver . . .

Chloor.....

Kiezelzuur . . .
Zwavelz. baryt. . .
Zwavelzuur . . .
Phosphorz. liierox. .
Phosphorzuur. . ,
Ijzeroxyde . . .
Koolz. kalk . . .
Kalk ; . . .
Phosphorz. magne«..
Phosphorzuur. . .
Magnesia ....
Phosphorz. magnes .
Magnesia ....
Chloorkalium plus
Chloornatrium . ,
Chloorkalium. . .
Chloornatrium . .

Natron.....

Chloorplatinum plus
Chloorkalium. . .
Chloorkalium . . .
Kali. . . . . .

. . . 5,285
. . . 3,31725

. . . 1,80775
0,0645

0,015 0,85 pCt.
0,03125 1,07 .
0,90475

0,0702 3,79 .
0,07075

0,0456 2.44 •
0,0341 1,83 .
0,6995

0,3916 20,96 .
0,007

0,0044 0,24 •
0,0026 0,14 .
0,32225
0.1180 6,32 .

1,335
1,09«

0,2406

0,1434 7,67 •

3,585
1,0944

0,6912 57,00 .

-ocr page 79-

VARINAS-TABAK.

100 gr. Tabak gaven 15,2 pCt. asch cn 14,74 pCt. water.

Asch met platina . . 5,205

Platina.....5,258

A«ch......

Chloorzilver . . 0,0485
Chloor. . . . 0,1005
Kiezelzuur . .
Zwavelz. baryt.. 0,44475
Zwavelzuur . . 0,1828 7,84 •
Phospborz.ijierox. 0,03523
Phoiphorzuur. . 0,02015 1,03 •
IJzeroxyde. . . 0,01510 0,78 »
Koolz. kalk . . 0,7545
Kalk .... 0,41132 21,13 .
Phoiphz. magnes. 0,048
Phosphorzuur. . 0,030
Magnesia.. . . 0,018
Phosphorz. magnes. 0,18978
Magnesia . . . 0
,0c90
Chloorkalium plus. *
Chloornatrium . 1,12C8
Chloorkalium. . 1,0290
Chloornatrium . 0,0069
Natron, . . . 0,0513 2,63
Chloorplatinum plus. *
Chloorkalium . 3,372
Chloorkalium . 1,0296
Kali ... . 0,6504 33,40

1,947

8,23 pCt.
0,4775 2,44 .

1,56
0,93

3,53

Asch mei platina . . 8,1025

Platina..... 3,2020

Asch......

Chloorzilver . . 0,6245
Chloor ....
Kiezelzuur. . .
Zwavelz. baryt .
Zwavelzuur . .
Phosphorz. ijzerox. 0,0348
Phosphorzuur. . 0,0190
IJzeroxyde. . . 0,0149
Koolz. kalk . . 0,7256
Kalk .... 0,4063
Phosphorz. magnes. 0,0510
Phosphorzuur. . 0,032
Magnesia . . . 0,019
Phosphorz. magnes. 0,19875
Magnesia . . . 0,0724
Chloorkalium plus *
Chloornatrium . 1,170
Chloorkalium . 1,0674
Chloornatrium . 0,1026
Natron. . . . 0,0543 2,72
Chloorplatinum plus. '
Chloorkalium . 3,4965
Chloorkalium . 1,0074
Kali..... 0,6741 33,86

1,9908

0,1544
0,4885
0,42975
0,1476

7,70 pCt.
2,45 .

7,41 .

0,98 .
0,75 .

20,41 .

1,60 gt;
0,95 •

3,04 .

-ocr page 80-

Uit deze bijzonderheden der analysen door mij verrigt,
volgt dan de volgende zamenstelling der aschbestand-
deelen, waarbij ik moet opmerken, dat het koolzuur, het-
welk in de asch voorkomt, niet is in rekening gebragt
en dc hier vermelde bestanddeelen zamen 100 uitmaken.

-ocr page 81-

TABAK

VAN

WAGENINGEN.

TABAK

VAN

AMERSFOORT.

TABAK

VAN

VIRGINIÊ.

TABAK

VAN

MARYLAND.

TABAK

VAN

VARINAS.

n.

n.

I.

n.

n.

I.

I.

I.

n.

I.

NaO. .

4.52

4.22

5.03

5.08

1.42

1.33

7.37

9.25

3.14

3.29

KO. .

31.09

31.10

39.24

38.32

37.18

37.46

45.43

44.63 .

40.00

40.94

CaO. .

27.12

26.36

22.21

22.15

3Ö.B6

35.64

26.05

25.28

25.32

24.69

MgO .

6.28

6.48

6.44

6.33

8.14

7.57

7.95

7.78

5.34

5.55

Fe'O'.

0.65

0.58

0.25

0.28

1.98

2.03

2.12

2.21

0.93

1.18

Cl. . .

20.15

20.35

17.63

18.31

2.62

2.68

1.08

1.03

9.86

9.31

PhO' .

5.12

5.09

2.94

2.93

5.32

5.35

3.11

3.23

3.10

3.12

SO' . .

2.94

3.22

3.14

3.61

4.58

4.62

4.67

4.57

9.89

8.96

SiO'. .

2.43

2.33

3.12

2.99

3.40

3.32

2.22

2.02

3.92

2,96

Het chloor met natrium en kalium verbonden geeft:

eo
tgt;

-ocr page 82-

TABAKnbsp;TABAK f.

VANnbsp;VAN , V

r WAGENINGEN. AMEESFOOBT.

,, I. . n.nbsp;, I. . n.

ClNa..... 8.97- 8.35 r.-.? 9.93 10.02

NaO..... s Vnbsp;» ..»

CIK..... 33.27 '33.58nbsp;■ 25.81 27.27

KO..... 11.67 11.45nbsp;24.62 22.76

CaO. .... 27.57 • 28.39nbsp;' '23.11 - 23.11

MgO..... 6.76 6.57nbsp;6.70 6.60

Fe'O'..... 0.60 0.70nbsp;0.26 0.29

PhO»..... 5.33 5.36nbsp;' 3.06 3.06

SO'...... 3.37 3.08nbsp;3.27 3.87

SiO'..... 2.44 2.54nbsp;3.24 3.12

TABiVK

VAN

VARINAS.

TABAK

VAN

VIRGINIÉ.r

2.11

36.06
35.57
8.19
1.99
5.36
4.61
3.42

-a

TABAK

VAN

MARYLAND.

n.

I.

n.

I.

n.

*

— *

*

*

*

, 2.48

i, 1.78

1.69

6.05

6.34

»

6.45

8,38

»

• 9

. 2.49

9

»

13.50

11.89

36.13

45.54

44.74

32.40

34.31

35.87

26.11

25.34

25.88

25.21

7.62

7.97

7.80

5.46

5.67

2.04

2.13

2.21

0.96

1.21

5.38

3.11

3.24

3.17

3.19

4.65

4.68

4.58

9.60

9.15

3.34

2.23

2.02

2.98

3.03

-ocr page 83-

De HH. riekmeijer cn beer, Apothekers 3. kl.
voor de Pharm, dienst in Ned. Indië, hebben voor een
jaar in het Laboratorium der Hoogeschool te Utrecht
eenige analysen gedaan van verschillende soorten van
tabak, die op Java was geteeld.

1°. Van Havannah-zaad.

.2®. » St. Domingo-zaad.

8°. » Java-zaad.

Voorts van Havannah-tabak. Ik ben in staat gesteld de
door hen verkregen uitkomsten hier mede te deelen.

IIEKMEIJER amp; BEEK.

Jnrn-tnbnk.

Jnva-tabnb.

Java-tabnk.

Ilavannah-

■laTnnunh-zaad.

St.Dom.-znad.

Jara-zaad.

tabak.

ClNa .

. . . 4.86

4.96

1.17

4.60

NaO .

. . . S

1.76

»

»

CIK .

. . . 4.21

2.06

6.81

22.07

KO . .

28.34

30.82

12.20

CaO .

. . . 52.19

36.89

46.01

35.89

MgO .

. . . 3.83

6.41

3.79

10.74

Fc» 0»

. . . 2.39

2.59

1.36

1.03

PliO» .

. . . 5.97

5.53

4.91

4.69

80' . .

, . 5.81

8.81

4.19

6.54

SiO». .

2.70

2.65

0.94

2.24

-ocr page 84-

Fresenius en will hebben in ISIS (Ann. der Chem.
und Pharm. Bd. I
S. 391) eenige analysen medegedeeld
van tabaksasch, van Hongaarsche soorten; zij zijn de
volgende.

-ocr page 85-

FRESENIUS amp; WILL,

HONGAAnSGIlETABüK.

nfkirohner. ^^^^^

V(1840) VI(1840) Vn(1841) \TII(1841) IX(1839) X

Cl Na.

0.91

5,95

9.34

11.41

3.22

3.54

4.61

3.20

6.39

2.58

1

NaO. .

2.26

V

99

9

0.27

»

V

»

»

1
t-

CIK. .

B

V

4.90

3.92

8.53

V

4.44

3.27

2.99

2.95

tquot;

1

KO . .

29.08

30.67

27.88

18.20

8,20

19.55

9.68

9.36

10.37

11.21

i

CaO .

30.31

27.08

33.80

32.01

46.04

50.02

52.02

51.96

43.39

49.12

MgO .

7.22

8.57

7.31

15.73

13.93

11.07

14.58

15.59

15.04

12.77

Fe=0'.

3.77

2.59

2.74

2.92

2.60

1.87

2.23

2.88

3.25

2.70

PhO' .

5.01

3.44

3.65

3.88

3.47

5.21

2.96

3.84

4.31

3.60

SO'. .

3.79

3.31

3.79

5.96

4.96

3.33

3.94

3.62

5.56

3.02

SiO'. .

17.65

18.39

6.59

5.97

9.32

5.14

5.54

6.28

8.34

12.03

-ocr page 86-

Verder hebben wij uitkomsten van merz, van tabak,
gebouwd tusschen Neurenberg en Erlangen (zie
STRUMPf's
Fortschritte der angewandten Chemie Bd. 1. S. 158.

THEODOR MERZ.

Tabak van tusschen Neurenberg en Erlangen.

ClNa......9.65

NaO.......2.76

CIK.......

KO.......26.96

CaO.......39.53

MgO......9.61

FcSQ'......1.81

PhO'......2.39

SO' . .quot;.....2.78

SiO'.......4.51

IIertwig ontleedde tabaksasch van Hannover en van
Havannah (
liebig's Agricult. Chem S. 323.)

Deze laatste komen met dc uitkomsten van de Heeren
hekjsieijer en beer in het geheel niet overeen.

Het aanwezen van 17 pCt. soda, niet met chloor ver-
bonden, meen ik te mogen betwijfelen.

-ocr page 87-

IIERTWIG.

Havannah. Hnnnover.

ClNa ....nbsp;10.20nbsp;11.24

NaO..........17.14nbsp;1.70

CIK...... „

KO..... 4.98nbsp;7.29

CaO..........39.73nbsp;39.04

MgO..... 8.37nbsp;5.19

Fc'0» . . . . „

rbOgt; .... 4.90nbsp;10.02

SO'..... 4.92nbsp;6.97

SiO'..... 9.7Gnbsp;18.54

Eindelijk volgen de analysen van m. beauciief. 1)

1) Pclouzc ot Frcmy Tora. III. p. 234.

-ocr page 88-

BEAUCHEF.

co
o

Nord.

Pas de Calais.

Elsaz.

Ille-et-Ville.

Blad-

Blad-

Blad-

Blad-

Eibben.

zelfstan-
digheid.

Ribben.

zelfstan-
digheid.

Ribben.

zelfstan-
digheid,

Ribben.

zelfstan-
digheid.

e

»

»

»

»

0

0

NaO.....

T

0

»

9

»

»

0

CIK.....

6.6

30.9

16.9

32.8

22.4

28.7

40.9

21.8

15.8

17.4

17.3

7.8

14.6

1.0

CaO.....

41.6

33.1

30.2

24.8

20.8

33.1

30.7

MgO, MnOj

Fe^O'

. . . 30.2

8.0

10.5

21.5

16.7

41.3

' 15.2

17.6

PhOSSCao)

SO'.....

... 6.5

11.3

7.1

7.4

6.8

5.1

6.5

1.0

Sic.....

10.7

2.6

6.6

1.6

2.6

1.9

8.8

-ocr page 89-

BEAUCHEF.

Virginie.

Kentucky.

Maryland.

Lot.

Lot en Garonne.

Blad-

Blad-

Blad-

Blad-

Blad-

Eibben.

zelfstan-

Ribben.

zelfstan-

Ribben.

zelfstan-

Ribben.

zelfstan-

Ribben.

zelfstan-

digheid.

digheid.

digheid.

digheid.

digbeid.

ClNa

»

9

r

»

«

»

»

«

»

NaO

9

»

»

»

»

»

»

39

»

»

CIK

8.8

5.5

1.0

1.0

1.3

2.9

37.9

14.3

50.0

24.9

KO

33.7

25.6

43.0

40.8

64.2

33.9

2.0

8.7

3.0

4.0

CaO

11.0

31.5

17.4

33.0

14.7

22.8

26.7

26.0

27.3

43.6

I

00

25.0

5.6
6.8

31.8

3.2
3.6

11.6

7.2
6.4

14.4

3.7
1.7

27.2

4.2
9.0

26.5

1.7
6.2

40.8

2.5
7.7

18.1

3.4
6.0

12.8

2.8
4.1

-ocr page 90-

Dc uitkomsten der analysen hier medegedeeld ver-
schillen niet alleen
door de verscheidenheid van den tabak,
maar ook door de verscheidenheid der methode van
onderzoek en door dc mate van naauwkeurigheid, waar-
mede de analysen volbragt zijn. In de door mij vol-
hragte analysen, heb ik de verschillen, bij twee ana-
lysen van dezelfde aschsoort verkregen, duidelijk doen
uitkomen. De grootste zijn die van het chloor in
Varinas-tabak en van de potasch in Maryland-tabak.
Eene herhaling van die bepalingen had die verschil-
len kunnen vereffenen, maar ik heb dit onnoodig ge-
acht. Door deze verschillen van de chloor bepaling bij
Varinas-tabak, verschillen potasch en chloorpotassium
beide. — Door de verschillen in de potasch bepaling
bij INIaryland-tabak verschilt noodwendig de soda.

Het ware wenschelijk, dat men van alle aschanalyscn
dubbele analysen bezat, om de waarde te kunnen bepalen,
die men aan de verkregen uitkomsten hechten mag. Som-
mige van die uitkomsten zijn zoo zonderling, dat men er geen
vertrouwen aan hechten kan, bv. die van Beauchef, welke
zijn medegedeeld in Pelouze en Fremij Tom. III p. 234,
waar men geen keukenzout in vermeld vindt en geen spoor
van soda. Daar bovendien het phosphorzuur als phosphas
calcis is opgegeven, heb ik van deze uitkomsten bijna
geen gebruik gemaakt in de gevolgtrekking, die thans volgt.

-ocr page 91-

Wanneer men de zeer uiteenloopende uitkomsten der
analysen overziet, welke tabaks-asch gegeven heeft, dan
is het naauwelijks noodig, om op te merken, dat voor
het tegenwoordige nog geen uitzigt bestaat, om eenig
verband aan te wijzen tusschen geaardheid van den tabak
en anorganische bestanddeelen.

Wij willen de verschillen in die anorganische be-
standdelen doorloopen.

Kiezelzuur. Dit ongetwijfeld wel het minst wezenlijke
der onverbrandbare deelen, komt in 100. koolzuurvrije
tabaks-asch tot hoeveelheden voor, die verschillen van 0.9
tot 18.5; het eerste in Java-tabak uit Ja va-zaad ge-
kweekt; het laatste in Hannoverschen tabak.

In Amersfoortschen, Maryland, Virginie, Varinas, Ha-
vannah en Java-tabak Havannah-zaad, wisselt die hoeveel-
heid af van 2. tot 3. p. c. Van eene onderscheidene
hoeveelheid kiezelzuur schijnt dus de geaardheid van
den tabak niet regtstreeks af te hangen.

IJzeroxyde. In de uitkomsten der analysen is het
ijzeroxyde als Fe^O^ opgegeven, maar, zoo als bekend
is, als zoodanig niet in de plant voorhanden. Dat
ijzeroxyde wisselt af van 0. 3, pc. in Amersfoortschen
tabak, tot, 3. 8 in eene soort van Hongaarschen tabak
als uitersten. In den tabak van Wageningen is het
0. G4. pc. en dus wederom gering, in Virginie 2 pc.,

G*

-ocr page 92-

in Varinas 1. p. c., in Maryland 2 p. c., in Havannali
1 p. c.

Ook dit bestanddeel schijnt dus niet zeer veel op de
geaardheid van den tabak invloed uit te oefenen.

Zwavelzuur, in de asch noodwendig met bases verbonden;
wij kunnen niet beweren met kalk, want de kalk kan in
andere bestanddeelen der plant aanwezig zijn en het zwa-
velzuur weder in andere bv. met potasch vereenigd wezen.

Dc geringste hoeveelheid zwavelzuur in de asch, na-
melijk 2.5 p. c. vinden wij in eene Fransche tabaks-
soort; de grootste, namelijk 11 p. c. komt voor in eene
fransche tabakssoort, Nord.

In den tabak van Wagcningen 3 p. c.; van Amersfoort
is ongeveer 4 p. c., in Virginie 4. 7, even zoo veel in
JSIaryland, eene veel ligtere tabak soort. In Varinas
komt eene grootere hoeveelheid van ruim 9 p. c. voor;
in Havannah ruim G p. c.

De hoeveelheid nicotine staat zeker in geene directe
verhouding tot de hoeveelheid van dit zuur, daar de
zeer zware Virginie-tabak even veel zwavelzuur in dc
asch heeft als de veel ligtere Maryland.

Phosphorzuur. Eene hoeveelheid van dit zuur van
3 p. c., of een weinig hooger, is zeer gewoon in tabaks-
asch; hooger dan 5. 5 p. c. schijnt het phosphorzuur
niet te klimmen.

-ocr page 93-

3 p. c. komt voor in Maryland, Varinas, Amers-
foortsclien; 4 p. c. in eene Hongaarsche tabaksoort, 4. G
p. c. in Virginië, Plavannah; 5 p. c. in Java-tabak en
ruim 5 p. c. in die van quot;VVageningen. Daar nu Amers-
foortsche en Wageningsche tabak betrekkelijk weinig
verschillen, zoo schijnt ook de afwisselende hoeveelheid
phosphorzuur van geen zeer grooten invloed te wezen,
en hieraan het verschil tusschen Virginië en Varinas
b.
v. die 3 en 4. 6 p. c. phosphorzuur bevatten, niet
te mogen toegeschreven •worden.

Keukenzout. Wij hebben chloor aan natrium verbonden
gedacht niet slechts in de asch, maar in de plant, als
de meest waarschijnlijke verbinding. Van dat keukenzout
komt in tabaksasch weder eene zeer afwisselende hoeveel-
heid voor. Opmerkelijk zijn de 9 cn 10 p. c. keuken^
zout, voorkomende in Wageningschen, Amerfoortschen en
Neurenbergschen tabak, tegenover 1.7 p. c. inMarijland,
2.5 in Virginië en 6 p. c. in Varinas. Zijne grootste
hoeveelheid 11 p. c. komt in eene Hannoversche
soort voor.

De groote hoeveelheid keukenzout, die in den Amer-
foortschen en Wageningschen tabak voorkomt, is alleen toe
tc schrijven aan het steenzout, hetwelk men alhier in
de schaapsstallen aan de schapen geeft. Dit leert derhalve
dat het keukenzout in de plant niet veranderd wordt.

-ocr page 94-

maar uit den mest onveranderd door de plant wordt
opgenomen. Bovendien daar dit steenzout bij bet voe-
deren der schapen eerst sedert eenige jaren in gebruik
is, en de tabak sedert dien tijd in geaardheid niet ver-
anderd is, blijkt het wel, dat althans dit zout op de
geaardheid van den tabak van geenen invloed is.

Soda. Slechts in Marijland-tabak vonden wij soda en
wel tot 7 p. c. zij was afwezig in die van Wageningen
en Amersfoort, Virginie, Varinas, ook in alle soorten van
Java-tabak en Havannah.
INIerz vond soda in tabak bij
Erlangen;
hertwig eene ongehoorde hoeveelheid van
17 p. c. in Havannah-tabak, die wij meenen te moeten
ontkennen.
WiLL en FRESENros vonden slechts in 2
soorten van Hongaarschen tabak 0.3 en 3.2 p. c. van
dit alkali.

Chloor kalium. Daar potasch vooral het alkali des
tabaks is, zoo hangt van de hoeveelheid chloor nood-
wendig de hoeveelheid chloorkalium af, die in tabak
voorkomt.

De hoeveelheid chloorkalium wisselt af van 2 p. c.
in den zwaren Virginie-tabak tot 83 p. c. in den
Wageningschen. In den Amerfoortschen komt 26 p. c.,
in Varinas 12 p. c., in Havannah 20 p. c. en opmer-
kelijk in Marijland
niets voor.

Er is geene tabakssoort die zoo weinig chloor bevat.

-ocr page 95-

als deze laatste. Chloorkalium werd boven 3 tot 8 p. c.
gevonden in Hongaarschen tabak. — En de Amersfoort-
sche en Wageningsche tabak zijn door eene bijzonder
groote hoeveelheid chloor gekenmerkt, zoodanig dat de
geaardheid van deze soorten inderdaad daarmede kan
zamenhangen.

Potassa. Wat er met chloor niet verbonden gedacht
is, is vrij berekend en bij de analyse, even als kalk en
magnesia, met koolzuur verbonden geweest, na aftrek
van zwavelzuur, phosphorzuur en kiezelzuur. De
hoeveelheid potassa is in vele tabaksaschsoorten zeer
aanzienlijk. De grootste hoeveelheid is 45 p. c. in
Marijland; voorts 83 p. c. in Varinas, 36 p. c. in
Virginie, waaruit wederom voortvloeit, dat het verschil
in potassa, niet het verschil tusschen deze twee of andere
tabakssoorten bepaalt; 11 p. e, in Wageningschen, 23
p. c. in Amersfoortschen, van 16 tot 80 p. c. in Java-
tabaksoorten; 10 p. c. in Havannah en van 8 tot 30
p. c. in Hongaarsche soorten.

In het algemeen is, zooals wij zien, de hoeveelheid
soda gering, de hoeveelheid potassa groot in den
tabak.

Magnesia. Ook hiervan komt eene niet onaanzienlijke
hoeveelheid in tabak voor, maar wederom zeer afwisselend.
Dc geringste hoeveelheid 4 p. c. iu eene Java-soort; de

-ocr page 96-

grootste is 15,5 p. c. in eene Hongaarschc soort. Voorts
vindt men in Amersfoortsclien, Wageningschen, Virginie,
Maryland, Varinas van 5 tot 8 p. c.

Kalk. Is de hoeveelheid potassa geringer, zoo is de
hoeveelheid kalk in tabak grooter. De grootste hoeveel-
heid kalk 52 p. e. vonden wij in eene Hongaarsehe
tabakssoort. Voorts vonden wij in Virginie 35,5 p. c.
en in Amersfoortsclien, 23 p. c. in Wageningschen 28,5,
in Maryland 26, in Varinas 25, in de Hongaarschc
soorten 27 : 52, in Java-tabak 32 : 52.

Na deze korte optelling der anorganische bestanddeelen
in verschillende soorten van tabak is het niet ongepast
de absolute hoeveelheid asch tc vermelden, die in onder-
scheidene tabakssoorten gevonden is na verbranding. Zij
is de volgende.

100 d. tabak, de geheele bladeren genomen met nerven
en bij 100quot; C. gedroogd, geven aan asch:

Wagcningen............24.9

Amersfoort............25.8

Virginic.............21.4

Marijland.................

Varinas.................

: Ilavannali-zaad...........23.G

lt;St. Domingo-zaad..........18.9

^^ ^ I

Java-zaad.............24.9

Havannali. . . . :........20.1

-ocr page 97-

5 '

Dcbriczijn. lt; U,

18.9
22.2
24.5
19.8

23.0

21.1
23.8

23.2
22.8

27.3

C m

■3

I.

n.
m.

IV.

V.

VI.

to
13

m.

Banat

Fünfkirchcn

ribben..........17.1

Wadsubst.........18.3

ribben..........20.9

bladsubst.........18.7

ribbon . .......18.3

bladsubst.........17.2

ribbon..........23.3

bladsubst.........19.8

ribben..........22.2

bladsubst........21.1

ribben..........20.2

bladsubst.........24.1

ribbon..........18.1

bladsubst.........18.2

ribben..........22.3

bladsubst........21.5

ribben..........21.1

bladsubst.........20.3

Van merz cn hertwig vindt men van denbsp;hoeveel-
lieid ascli des tabaks geene melding gemaakt.

Virginie
Kentucky
Marijland
Lot

Lot ct Garonne
Nord

Pfts dc Calais
Elsaz.

nio ot Villo.

-ocr page 98-

Om het overzigt te vergemakkehjken voegen wij ten
slotte nog eene tabel toe, waar wij met weglating van
de analyse van
bauchef alles hebben opgenomen wat
vroeger is vermeld, met dit verschil, dat wij hier het
chloor afzonderlijk hebben berekend en het natrium als
soda en al het kalium als potassa hebben aangegeven.

Als algemeene slotsom meen ik, mag dit uit al het
medegedeelde 'worden afgeleid:
de onverbrandbare be-
standdeelen van den tabak nwgen op zijne hoedanigheid
invloed uitoefenen', zij bepalen die hoedanigheid niet
voomavielijJc.

-ocr page 99-

CO

O

co
O

2 Sï

g

(N

O

§

5:
»

O

Î3-

o

Wageningsche.
Amersfoortsche.
Virginie tabak.
Maryland.

Varinas tabak.

05

quot;o

œ

O
g

O

quot;oi

s

-a

quot;to

O*
O

CUnbsp;l-gt;

g


O

CiO

to
ogt;

1-1

tu
O

quot;óo

agt;

ê

«O
CO

Havana-zaad.

05

05

M

to

r
»

tn
W
O

O
lt;

w

N

1—(

Q
H

Ü
W

;gt;
tzî
îgt;
f

CO
t^

05

s g

\

o
g

w
o

Is

ts

quot;o

o

8S

S
2

en
§

-s

cgt;

f

oa I—


o

œ
quot;m

H-

«a

S

co
quot;en
o

00
O

S'
quot;œ

quot;h*

to

s

co ^

05

o
quot;îp.-

ta
quot;bt
œ

§

1—nbsp;t-3

St. Domingo zaad. \
Java zaad.

Havanah tabak.

Debreczijner.

Banat.

ogt; I-»

to
quot;en

JO
05

quot;co

S

M-. to

o
quot;Vo

05

to

05

M
quot;bl

to

09
quot;ÓO

05
§

to

ox

w

quot;ba

CD

CJ»

05

05

_to

05

quot;b*
to

quot;Vd

quot;Vo

to

~to

quot;to
to

S

ca

O
H-

05
quot;b»
OO

to

quot;to

lt;Jgt;

to
g

quot;bi
to

Ib-

œ
quot;óo
O

to

Is
00

W

quot;Ó5
Ot

_to
quot;î-j

to

CJ»
§

1-.

to

O

Ü5

to
quot;b

to

agt;

quot;Ô5

quot;ij
-J

quot;óo
Ü»

it-
quot;óo

05

_co

quot;ÎO
O

05
O

00

ib.
quot;to

to
_to
quot;to

05

quot;óo
O

O

quot;óo
-j

05

S

4

05

00

6

w

00

O

quot;bl
05

Fünfkircben.

Neurenberg en Erlangen.

Havanah.

Hannover.

V s

g

ts
g

Q

-ocr page 100-

c ■• ■Ai
%

' U/; TH,! .. w,-:nbsp;.....

'--n^-Z'j.èv.«ï.e!quot;.nbsp;.....

1

r'.nbsp;^nbsp;' 'nbsp;■ -i •.. • V ' -nbsp;.. 'ti

'-tilr Sfiil ■

Q'' •

F': ' ' •

-.''s - ' V

k' Ä ■

-ocr page 101-

THESES.

I.

De warmte is niet alleen een gevolg; zij is, in zeker
opzigfc, ook eene maat des levens.

n.

Het is wel waarschijnlijk, dat het ozon eene der
voornaamste bronnen is van de nitrificatie uit de be-
standdeelen der dampkringslucht.

m.

Zonder eenigen grond neemt peligot ter verklaring
van dc anomalie der Uranium- en Antimonium zouten,
zamengestelde radicalen (Antimonyl en Uranyl) aan.

-ocr page 102-

De methode van deville ter scheiding van kalk cn
magnesia, aan den eenen, van ijzer en aluinaarde, aan
den anderen kant, is verre te verkiezen boven die, welke
gcAvoonlijk gevolgd wordt.

V.

De methode van will en VAKUENTKArr ter bepaling
der hoeveelheid stikstof, in organische zelfstandigheden
aanwezig, is in vele opzigten boven die van
DUMAS
te stellen.

VI.

Sonnensciiein's bepaling van phosphorzuur, door
middel van molybdaenas ammonniae, is niet juist.

vn.

De methode, door sainte-claire deville aange-
geven, ter analysering van cementsoorten, door middel
van nitras ammoniae, is althans bij Portland-cemen,t niet
aanwendbaar.

VIII.

De mecning van de la trovostaye en desains,
dat, wanneer men de sluitdraden van twee gelijk sterke

-ocr page 103-

galvanische batterijen, waarin de stroom in tegengestelde
rigting gaat, tegen elkander voegt, er door dien
dubbelen draad twee stroomen in tegengestelde rigting
blijven gaan, moet ver\vorpen worden.

IX.

Het noorderlicht is een in onzen dampkring plaats
hebbend verschijnsel.

X.

De dagelijksche veranderingen der magneetnaald han-
den van eene andere oorzaak af, dan de overige ver-
schijnsclcn van het aardmagnetismus.

XI.

De cirrhipeden moeten niet tot de crustaceën, maar
tot de mollusken gebragt worden.

XII.

De gewoonlijk roodgekleurde vlekjes, welke men bij
sommige infusoriën aantreft, worden ten onregte voor
gczigtawerktuigen gehouden.

XIII.

Alle dieren bezitten het vermogen van plaatsbeweging.

-ocr page 104-

De bepaling der species in het dierenrijk is uiterst
moeijelijk, ja welligt geheel onmogelijk.

XV.

De graniet is van verschillenden ouderdom, soms door
het verschil in zamenstelling te erkennen.

XVI.

Naauwkeurige paleontologische kennis weerspreekt het
door sommigen opgeworpen denkbeeld, alsof er eene
trapsgewijze meerdere volkomenheid en opvolgende ont-
wikkeling^ van de organische wezens, sedert de wording
der aardkorst had plaats gehad.

xvn.

De verklaring van de beweging der vochten in de
plant is nog zeer onvolkomen; men grondt haar voor-
namelijk op de doordringbaarheid der cellen en weelsels
en de endosmose, doch behalve deze zijn bij deze bewe-
ging andere werkingen iu het spel, omtrent welke nog
weinig bekend is.

-ocr page 105-

xvni.

•Men verkrijgt een zeer verkeerd begrip van het
zoogenaamde ademhalingsproees der planten, -wanneer
men ter verklaring hiervan, van de ademhaling der
dieren uitgaat.

-ocr page 106-

'nbsp;^ ,,-»4*..--V'-CS.

, •!ïgt;j3 ^iîifî'd.rr«^' tgt;ï».. iitfy , ri^mrxJ? annaliiav ■lói-^'ü^ia

im.