PIKEURS, en HOEFSMIDS-
|
||||||||
Z A K B O E K,
aanwijzende *
hoedanig zijns paarden, op reis, te behan-
delen , en van welke GENEES-en HULPMIDDELEN,
zich , in ziekten en toevallen derzeh
ven, met het beste gevolg, te bedienen; en
<wot in acht genomen moet worden by- het
KOOPEN van PAARDEN.
Uit het, Engehch vertaald, en met de byvoeg-
sfS.-■ fels van den vierden Hoogduitfchen druk, 1- ■ vèrmeerderdi |
||||||||
MET I-U AT EN.
|
||||||||
5»
;v ); , . v;,iVJM,S TE R D AM
|
||||||||
BERICHT.
D.
voorfchriften, in dit werkje voorko-
mende , zijn'■ g eenzins ter hops gegeeven; maar door menigvuldige proeven van de beste uilwerking bevinden. ,Er is veel over de geneeskunde der paar-
den gefchreeven ; maar meerendeels te wijd- loopig. Men acht een werkje als dit, diens- volgends t allernoodzaakli/kst ,v oor dl op reis. Hoe klein het ook zif, zal egt er een ieder
daar uit kunnen leerén: i. Welken weg men,als den besten,moete
injlaan, om een paara, dat lam geworden is , weer te geneezen. 2, Welke geneesmiddelen men moete ge-
bruiken, als het ziek geworden is. 3. Hoe men zich bij de behandeling zelf
* moet»
|
||||||
n BERICHT.
moete gedragen , en zig voor de bedriege*
rijen van onkundige lieden wagten. ■ Met één woord, met behulp van dit on*
derrigt zal een ieder in jlaat zijn, om té kunnen voorkomen , dat zijn rijknegt of paardenmeester , door geene ongefchiktemid- delen , en door de eenê ziekte voor de andere te nemen, zijn paard benadeele. ' . De recepten zijn in klein getal, eenvouw ig
efi onkostbaar ; uitgezonderd éêne papping ; en alles is zó ingerigt, dat men veele kosten en niet minder moeite fpaart; wijl de beste middelen , en die ook Jiet gemaklijkst te be- komen zijn, en het Jpoedigst werking doen aangewezen worden ; kunnende men zig tevens verzekerd houden, dat dezelven nooit naar- laat en te geneezen , waar het gebrek genees- baar zij, zo als eene meer dan dertigjaa- rige ondervinding bevestigd heeft. Niemand, derhalven, die op zijn paard
eeritge waarde (lelt, behoor e ooit zonder dit Zakboek uitterijden , veel minder nog op reis te gaan. . •$• ■
PAAR-
|
||||
PAARDENKOOPERS-
- PIKEURS, en HOEFSMIDS- Z A K B O E K.
|
|||||||
Qnderzoek, eer gij koopt.
W anneer gij een paard wilt koopen, moet gij
den koop niet fluiten, voor dat gij het bereden hebt; want hoe fraai en wel gevormd het mag weezen, kan het fchuuw of aan ftruikelen on- derhevig zijn. Hoe ontdekt meubelt-ef'het ft rui kelt?
Indien gij bij iemand die u kent, een paard koopt,
dan moogt gij billijk vergen het een uur zelf te berijden. Eene weigering hiervan zou genoeg zijn, om te doen vermoeden, dat het eenig ge- brek heeft, doch zoo men het u toeftaat, ftijg'er dan aan de deur van den ftal op, waar het flaat; laat het geen fpooren voelen, noch de rijdzweep zien ; Hijgt 'er gemaklijk op,en behoorlijk zitten- de, laat het met eenen losfen teugel znchtkens A , voort- |
|||||||
VTI
|
|||||||
jv A
|
|||
s PAARDENKOOPERSi
voortftappen. Hierdoor wordt het paard onbe<
fchroomd gemaakt. Is het gewoon te ftruikelen, dan zal men het zeer fpoedig bemerken, vooral wanneer de weg, op welken men rijdt, ruuw of ongelijk is. Het beste paard kan zeker ftruikelen — maar een
jong vol vuur zal dit het meeste doen, vooral wan- neer het niet behoorlijk is geleerd; en echter kan het goed een rijd-paard worden, wanneer het goed ligt en zijne voeten wel nederzet. — Het beste paard, zegge ik, kan ftruikelen: maar wanneer het ftrui- kelende opfpringt, even als of het de fpooren of de zweep vreesde, kunt gij verzekerd zijn, dat het een oude zondaar is. Eigenlijk behoorde een paard wegens fchuuwheid of ftruikelen nooit ge» ftraft te worden. Het is waar, men is'er zeer toe genegen, ik beken het; maar de vrees voordeftraf verergert het flegts. Bij het koopen van een paard moet gij vierzaa-
ken onderzoeken: zijne tanden, oogen, beenen en zijnen adem. Den ouderdom te keren kennen.
Alle verhandelingen over de paardenartzenij-
kunst onderrichten ons, hoe men, door zekere keu-
|
||||
jP/.B.
|
||||
______. ; „..._
|
||||
Z A K B O Ei K. 3
|
|||||
kentekens in den kek, den ouderdom van een paard
kan leeren kennen: maar onder honderd geen één -£- paardenkopers uitgenomen - kan dit onthouden. Derhalven heb ik mij alle moeite gegeeven het op eene plaat duidlijk voor oogen te ftellen. Alle paarden hebben zes voortanden in elke on.
derkaak. Tot voor hun derdehalf jaaren of tot in hun dertigfte maand, zijn deezen alle glad en gelijk- gevormd op de oppervlakte. Men ziedepJaatC. In den ouderdom Van twee en een halfjaar ver-
liest het paard zijne twee mïddelfte tanden — want 'er koomen twee nieuwen te voorfchijn, en verdringen de ouden , zo als bij Fig. i, is te zien — waarvoor in den ouderdom van drie jaaren en iets meer, twee holle tanden in de plaats komen; zie Fig 7. - Is het paard vierdehalf jaar oud geworden, dan
verliest het nog twee tanden, die naamlijk op bei- den de zijden van de middelden, die het paard eveneens voor het vierde jaar voor twee holle verwisfelt. Fig. 8. De enkele fcherpe ta.nd bij de paarden (Tig .2.)
koomt in het vierdehalf of in het vierde jaar te voorfchijn, in de onderkaak. Tegen het zesde jaar hebben deeze tanden haare volkomen wasdom verkregen, zijn fpits en op de binnenzijde uitge- hold, (concave") Fig. 3. A 3 Wan.
|
|||||
-Pt.-C.
|
|||
?'
|
|||||
f PAARDENKOOPERS-
"Wanneer het panrd vijfdehalf jaaren oud is ,'valle!»
.èè beide hoektanden uit.^ waarvoor insgelijks in den ouderdom van vijf jaaren, twee hollen in da plaats koomen, die op de binnenzijden uitgehold zijn , zie Fig. 4. welk groefje den ouderdom zeer juist bepaalt. . - { Tegen het zesde jaar begint het kuiltjen gevuld
te worden, en verdwijnt eindlijk geheel en al , zie Fig. 6. Even eens is het met de overige tan- den. De kuiltjes blijven 'tot het zevende of op zijn hoogst tot in het agtfte jaar, (*) waarna alle detanden volkomen vol én glad worden. ZieFig. 5. Looze paardenkoopers branden zomwijlen
groefjens of kuiltjens in de tanden, ten einde men het paard voor jong zou houden; maar een naauwkeurig oog zal dit bedrog ligtlijk ontdekken. Oogen.
Wanneer de oogen van een paard levendig en
klaar zijn, wanneer ze op den grond kunnen zien, en
,, . ■(*) De tanden van paarden, die haver eetcn, worden
veel eerder glad en (lomp, dan die van paarden, welke al- leen gras en hooi eeten, natuurlijker wijze uit hoofiie van de hardheid des voeders. |
|||||
Z A K B O E K. 5
en de fchrdnw of debeeldtiisvanuwaangèzigtvan
onder op wordt terug gekaatst, en nietdoor de Op- pervlakte van het oog, dan zijn ze goed; maar, wanneer ze integendeel troebel, duister eu pik- zwart zijn, dan zijn ze flecht. i. Beenen.- S 3■> ■- i
'. «.'/ ii) "'. ... ',. ; il iij ii...j 1 -i; ... ■ f)
Wanneer de kniën niet bros, ook niet voor*
waarts geboogen of beevend zijn, — *t geen men zwak in de knie noemt— dan kunnen debeenec goed zijn: maar wanneer het paard kort (lapt«n 't voorst gedeelte va« .djyryoet Jn den grond (loot, is' dit een teeken dmzijn beenen knikken. Ia 't kort (wanneer de hoef; taamlijk vlak, enniethoe* kig of kroes is, zo behoeft ge omtrent zjjn. ftijf- heid niet ongerust te zijn. ■ddejn*
Wanneer de Flanken van een paard zich regel-
matig en langzaam beweegen, dan is "zijn adem goed; maar wanneer deézejagen en zig onregel» matig beweegen, of wanneer het paard (geduu* rende het op (tal (laat) door zijne neusgaten blaast, als of het gegalloppeerd hadde; dan zijn dit merktekens van eenen korten en bezetten adem. A 3 Be- |
|||||
.
|
|||||
6 PAARDENKOOPER S-
|
|||||
Bedrieglijke paardenkoopershebben eenen drank,
waarvan ze zich nu en dan bedienen om hetpaard op ftal geregeld \fe doen ademen. De zekerfte weg, om over den ademteoordeelen,is, een goe- den en geregelden gallopte rijden; en het gebeurt zeker tien tegen eenmaal, wanneer het paard kort- ademig of de adem flechts een weinig bezet is, dat het dan fterk hoest of door den neus piept. Geen geneesmiddel kan dit tegen gaan. .......Hulpmiddel voor een korten adem.
Een korte adem kan geneezen wórden, wan-
neer men bij het ontdekken van denzelven het volgende middel gebruikt: „ Eenf vierendeel ponds gemeeneh;Teer niet even zo veel Honig: meng dit wel ondereen; lost het dan-op in een pint ver- fche melk." Laat het paard twee uuren -vasten , eer gij het deezen drank ingeeft, leid het daarna een uur rond, en laat tiet nog twee uuren vasten.— Geef het paard deezen drank altoos om den twee- clen dag, benevens warm voer en warm drinken. (*J Eentrekpaard. - •■
Een paard met dikke fterke, fchóften* en een
breede borst, wel van vleesch voorzien, 't welk. te zeer voorwaarts hangt, en dat boven de knien en
|
|||||
.Z k KB O E K. >
^€n pooten wat zwaar voorover (taande i's, is Beter
tot een trek — dar* tot een rijdpaard.-----
f '
Een Rijdpaard.
Een paard met dunne fchofcen en een vlakke
borst, welks voorfte beenen Mout naar vooren en gelijk (laan, en welks halszich van het einde deezer dunne fchoften tot aan den kopboogsgewijze ver- heft — zulk een paard kan: men te recht zeg gen, dat een ligt voörgeltel heeft en beter.toteefli rijd- dan tot een trekpaard gefehiktis.: Daar de meeste paanlen inhurxflejeugd,bijdelandliedert tot het we,rkeu gebruikt worden, en dit, on- geacht hun fraai maakzel, hen eene zwaare be- weeging doet verkrijgen , zo verkïeze gij altoos een paard, dat nog nooit getrokken heeft, indien gij. een goeden loöper wilt hebben. Bij den koop van eén paard onderzoeke me»
nog vier andere zaaken, naamlijk: bijten,(laan, piotslij k fdlftaan, en fehielijk opfpringen. Een paard kan gezond; en echter met alle vief
deeze gebreken behebt z'Pjn, ,die men niet in't befchouwen van hetzelve ontdekken kan. Daarom moet gij het beproeven en-© aan den etgeimar bouden. Wanneer gij een paard wilt koopen, zal de. e
A 4 ge |
||||
*8 PAARDENKOOPERS-
genaar zijne waar gemeenlijk prijzen, en verzeke-
ren, dat het noch methetfplint(eengezwel)noch met fpat, noch met de wind-gal (een waterig ge- zwel aan den hoef) behebt zij. Ten einde gij' niet bedrogen zoud worden, zal
ik u deeze drie dingen in 't kort befchrijven. Splint of Gezwel.
Het fplint is een hard en vast uitwas of harde
knobbel, die op de vlakte,het zij aan de binnen- Of buiten-zijde (wel eens op beide zijden) van den fchenkel zit. Men kan 't vlak onder de knie zien, of ten minften voelen. Om het daarvan te geneezen, fcheert deeze plaats
kaal,en klopt die met een ftok,ri j t die met eenfpi jker, en flaat'er een trekpleister om heen, zo vast als gij bij mooglijkheid doen kunt. Laat'er dezelve drie dagen op liggen: neemt'er die dan af, en wrijft het bele- digde deel met eene halve dragma origanum olij, met even zo veel vitriool-olij vermengd. Helpt het, tegen alle verwachting, de eerde
maal niet, zo wrijft het nog eens met deeze oliën. Wanneer ge intusfchen nogeenig overblijffel van dit gezwel mogt ontdekken, zo leg'er voor de tweede maal een trekpleister op, geduurende vier en twintig uuren: leid het langzaam een .wei- ; , Mig |
||||
ZAKBOEK. 9
|
|||||
nig rond, opdat het opzwellen of uitwasfen vaa
het fplint hierdoor verdreeven worde. -----
De meeste jonge paarden hebben min of ineer
dit gebrek, 't geen ze lam zoude maaken wanneer ze véél loopeh moesten, geduurende dat het nog week is ; maar wanneer het eens de hardheid van een been heeft verkreegen, dan maakt het'tpaard niet meer lam: ook is zulk een paard daarom niet flechter, offchoon het jvoor het oog niet zp fraai moge zijn. Spatten.
De Spatten zijn van denzelfden aart,enkoomen
op dezelfde wijze ten foorfchijn, aan hetboven- gedeelte van het agter - been, niet ver van de on- derde knuist aan den achter fchenkel. ' Om dit te doen verdwijnen, flant'er met een'
versch afgefchilden Irok op, en wrijft't daarna; fmeert het dan met origanum - olij, bind'er een natten doek om heenen, en houd'er een warmen tigchelfteen tegen aan, tot da^de olij daar in go trokken is en het droog word. . IFindgallen.
•• ■ ■ ■ >
Windgallen beftasn uit verfcheidene kleene ge-
zwellen, bovan den vetlok van den hiel van't A 5 paard, |
|||||
io PAARDENKOOPERS-
paard, aan alle beenen. Zij fchijncn, wanneer
men ze bevoelt, vol wind of dik vogttezijn; zi' maaken daarentegen 't paard nimmer lam , daar echter het fplint.en het fpatdit altoos doen. Zij omftaan alle drie uit dezelfde oorzaak, naamlijk door te ftraf rijden, op eene verre dagreize, of door te zwaarenlast te draagen, wanneer hetpaard nog jong is. ' ; ' - - Op reis gaan.
Indien gij voorneemens zijt op reis re gaan, te
jagen, of flechts uit*te rijden, om verfche lucht te fcheppen; laat de voeten van uw paard teyoo ren.wél onderzoeken , ofrde ijzers goed vast zit- ten, en juist pasfen; want hiervan hangt het ge- noegen en de zekerheid uwer reize af. Regelen bj het te paard jïygen.
Eer gij te paard ftijgt, onderzoek vooral of de
toom, de kinkéten, dé zadel en de overfingel op "hunne behoorlijke» plaats, goed aangedaan, en wel vastgemaakt zijn. Gewent uw paard ten allen tij- de ftit en beweegloos te (laan, tot dat gij wèlzit en uwe klederen in orde gebragt hebt. Re.
|
||||
ZAKBOEK. n
Regelen by het voortgaan.
Wanneer gij hebben wilt, dat uw paard voord-
gaan zal, zo leer het zich te beweegen, door uwe knieën aantefluiten, of het toe te fpreekeu , vooral echter zonder de fpooren, of uwe rijdzweep te gebruiken: want een paard is alles te leeren,; en men kan het even zo fpoedig eene goede als eene kwaade hoedanigheid aanwennen. 'Te rechte en onrechte Kastijding,
Slappe teugel,. De meesten menfchen flaan "of geeven een paard
de fpooren, om het lpoediger te doen voortgaan, zonder het hunne meening te vopren te doen ver- ftaan. Het is eene; wreede behandeling, een edel dier te. tugtigen', eer gij het uwe meening hebt te kennen gégeeven -^ wareThetfleehts door eenig teken,'t geen 't heeft leèrén verftaan— en hetwelk u gaarne zoude willen vgehoörzaamcn, wanneer het Hechts uwe begeerte kende:'t is tijds genoeg het te kastijden, wanneer het onwillig is of.uwe- derftreeft,'jTrekt den mond van het paard met geen. te korten-teugel heen en wedef; hierdoor word het hardbekkig: daarenboven zal het u aekerer 4raagen en op zijn fwppen veel beter acht geeven, |
||||
is P AA R D E N K O O P E R S-
wanneer gij het met een losfen teugel rijdt dnn
roet een ftraffen. — Er hangt inliet algemeen veel van 't (inhouden der teugels af. Houdt uwe el- lebogen onbeweeglijk, en gij zult den bek niet icbaden. En in de daad door niets kentekent zich een Hechte rijdeï, zelf op eenigen afftand, meer, dan door zijne armen en beenen ginds en wéér te wer- pen: en het is Zo wel voor het paard als ook voor den rijder 't gemaklijkst, en het paard kan u daags meer dan drie uuren verder draagen, wanneer gij 'er zo vast opzit, als of het paard en gij één geheel uitmaakten» Het Jlrij ken.
- Wanneer het paard van vooren of 'van agterer.
zich ftrij kt,; draag dan zorg dat de ijzers niet fpiti buiten den hoef euitftaan, en voelt, wel of de punten der nagels wél zijn omgeklonken: maar* wamleer het ftrijkenuit het door elkauder ilinge, ren, dat is-, door het overkruifen der pooten in bet draven, ontftaatvdan is dit een natuurlijk ge- brek, en deeze kwaade hoedaanigheidkan'flechts 'te hulp gekomen worden door omzigtig met hét paard amtegaan.' Paarden ftrijken zich wel eens als hunne beenen moede worden, dan ditgaatmet uitrusten weder over. Zo gij een paard begeert, -, ./ dat |
|||||
,
|
|||||
. . r £ A K B O E K. 13
-s. / " '.
dat zich niet ftrijkt, koopt 'er geen, welks hoeven
naar buiten ftaan, gelijk de voeten eens dansmees- ters, ook geen 't welk, in den draf, de fchenkels te digt bij malkander brengt. Kreupelheid — eene Jloovitig.
Wanneer ge •— zodra het op ftal koomt —
bemerkt, dat het paard het eene been vóór of het andere achter uit zet, het zij een achter — of voorpoot,en wanneerbet fchijnt datde zwaar- te op dien poot niet rustte; dan kunt ge hieruitbe- fluiten dat het ongemak niet gering zij. Ingeval- Ie het hoefijzer'er oorzaak van mogte zijn,den kan de fmit dit oogenbliklijk veranderen: en in- zoverre de voet niet door eenig ander onbekend toeval befchaadigd is, zo maakt „eene ftoovirg van eenig foort van groente bij voorbeeld van Latuw, Kool, Maluwe ofKaasjeskruid, loofvntv Raapen, of de Raapen zelven, dat het best van allen is, kookt dit week, giet 'er het water* af, kapt het in een houten bak kleen, met twee of drie oneen varkensreuzel of boter ;" ftrijkt deeze masfa of brij op een doek, en. bind dit alle nachten om dén voet zo warm alsflcchts eenigzins doenlijk zij. ■, Wanneer de fmit des morgens, koomt om het
hoef-
• 1
|
||||
:i4 PAARDÊNKOOPERS-
lioefijzer afteneemen, zo zal hij de hoef week en
■zacht vinden; zodat hij zeer fpoedig ontdekken zal — wanneer hij met zijn fteekmes werkt-----
ofhet vernageld is, of dnt het uit 'tgaan ontftaat.
Is dit laatfte of eene ftooting hier oorzaak van , eene tweede ftooving zal dit zeker verhelpen. Geneesmiddel, wanneer het vernageld is, of
vanneer V zich een fleentjen in den hoef
gelreeden heeft.
Wanneer het vernageld of op enige andere ma-
nier tot in de kroon gewond is; zo opene trien de wond met een pennemes, en lant 'er een weinig Diaehilon of Steenklaver indruipen door middel van een warm'tangjen, om 'er het fleentjen uitteneemen. De paardenzalf echter is hier nog beter toe— en die zal ik firaks befchrij- ven. ----- Men vuile het wel met hennipofvlas,
't geen met een touwtjen word vastgemaakt, en
men appliceere nog daarenboven eene ftooving aan den voet. Herhaal dit zo dikwils, tot dat het geneezen
is, 't geen misfehien in twee nachten gefchiedt, wanneer ge uw pennemes niet te veelgebruikt, en niet te diep gefneden hebt. Waar-
|
||||
Z AK B O E K. J5
< jVaarfchomving voor den Hoeffmit.
Laat toch vooral de fmit 'er geeft brandende
Terpentijn indruipen, want dit zal de wonddoec
toeloopen, aleer het zand of het fteentje 'er is
uitgehaald. In dit geval moet het tot op herleven
'er uitgewerkt worden; en'er kunnen zes maanden
verloopen, eer het weder geneezen is.
#
Cer.eezing van verlammen in den hiel cfin den hoef.
Wanneer uw paard lam word en een gat in den
hiel of ander gedeelte van den hoef heeft, 't zij ook nog zo diep, veroorzaakt door denagtervoet of wel dooreen anderpaard; enoffchoon 'er zaud in zij gekomen; zo bind 'er echter de voornoem- de ftooving om heenen, en herhaald dit des avonds en 's morgens zo lang, tot het wedergeneezenis; want dit zal'er het onreine uithaalen, het weder met nieuw vleesch aanvullen, en 'er den hoef we- der overheen doen groeijen,en dat zelf veel fpoe- diger dan eenig ander geneesmiddel Waarfchouwing, .
iQe fineden doeo gewoonlijk in zulke openin-
gen |
||||
1# PAARDENROO^ERJ.
gen bijtende geneesmiddelen ~ bij voorbeeld,
een mengfel van Kwik, Kalk,Vitriool en dergelij- ken, om /er"den brand uittetrekkeuj pleegen ook wel een vierde van den hoef vvegtefnijden, om, 20 als ze zeggen , op den grond te koomen, waartoe bijna een half jaar vereischt word om het weder te geneezen; en zeer dilcvils, zo niet altoos, eindigt dit met een gebrekkige krom- of lato-voet, « Alle fneden, kneuzingen, trappen en wonden
kunnen door voornoemde ftooving niet alleen fpoe- diger en zekerer , maar zelf zonder eenig over- büjfzel achter te laaten, geneezen worden. , Paardenzalf.
Legt in een zuivere aarden pot, die één pint
waters houdt, een ftuk geele harst, ter grootte van een hoenderêi, doet dit op een matig vuur met even zo veel witte wasch fmelten, wanneer dit ge- fmolten is, doet'er een half pond varkens-reuzel bij; is ook dit gefmolten, dan doe men'er nog twee oneen honig bij. Wanneer nu die alles volkomen gefmolten is, dan werpe men 'er nog een half pond gemeenen terpentijn in. Laat dit zachtkens kooken, en roer het gedurig met een ftokjen om. Is de terpentijn hier mede vermengd, zoo doe 'er we-
|
||||
ZAKBOEK. \7
wederom twee oneen Spaansch groen bij. Nu is
het tijd dat gij den pot van het vuur neemt —. want het zoude opgenbliklijk overloopen -----.
vervolgens moet gij dien 'er weder opzetten, het
twee- of driemaalen doen opwellen, het door een zeef, die wat grof is, zijgen, ineen fchoonen pot overgieten, en de dikke hef wegdoen. Dit is eene buitengewoone goede zalve voor
elke wond, ftoot of kneuzing in het vleesch of den hoef, befchadigde knieën, gefchaafde rug, een beet, voor gefcheurde hielen, of wanneer ge een paard wilt doen fni'jden of kortftaarten, het weldra te geneezen en 'er de vliegen van af te houden. Niets is 'er dat het kwaad uit een branding of zweer zo zeer trekt, zelf uit het menfchenvleesch, als deeze zalve: ik heb het uit eigen ondervinding. Dit middel wierd mij door den beroemden degrey medegedeeld; alleen be- vond ik, dat het .de wond van boven heelde, voor dat het binnenfte gezond was, 't geenikver- ^eterd h|bbe met 'er een onceSpaansch groen meer bij te doen. P'uurige uitjlag.
Wanneer geduurende uwe reis, op den rug of
eenig ander deel van uw paard een vuurige uitflag
ontftaat — men noemt het in 't Engelsch heat-
B talk;
|
||||
18 PAARD ENK 0 0 PER S-
balls; zo geeft, zodra gij in eene herberg ge-
komen zijt, den knecht bevel, die plaats dik- wijls met warmen wijn-azijn te wrijven, waardoor deeze uitflag weldra zal verdeeld worden. Het ontftaat uit den brand van 't ligchaam, zoo dra men hard rijdt. Wanneer men die uitflag nietver- drijft, dan zullen die puistjens open gaan, en een leelijk aanzien krijgen. Het kan eenigen tijd duureu, eer 'er weder haair op die plaats groeit. ; Gezwollen of befchadigde Hielen.
Indien zijne fchenkels en hielen,gezwollen of
befchadigd, flijf en pijnlijk mogten worden, zo
dat hét 's morgens naauwlijks uit den flal kan
gaan , en zich misfehien den geheelen nacht dóór
niet heeft neder gelegd; zo kunt gij uwe reis wel
voordzetten, doch gij moet het eerst een of twee
uuren zagtjes laaten gaan, tot dat het gezwel
zakt, en het zijne fchenkels weder begint te
voelen. „
Geneezing.
Wanneer ge uwe dagreize volbragt hebt»
wascht dan zijne voorfte beenen met warm wa- ter en een goed deel zeep; of baad zijne hielen — na alvorens de haairen zo kort mooglijk daar van te hebben afgefneden — met oude pis, taamlijk , , U warm, (■
|
||||
ZAKBOEK. t9
warm, geduurende een vierendeel uurs, terwijl
gij een wollen lap of ouden kous in de pis dom- pelt, dien'een weinig uitdrukt, en dan op het be- ledigde deel ligt, na dat gij het te voorenwelmet pis* gewasfchen hebt. Dan kunt ge de ftoo- ving gebruiken, welke wij feeds te vooren be- fchreeven hebben; deeze gereed zijnde, moet 'er zo warm doenlijk opgebonden worden, en 'er den gantfchen nacht op blijven liggen. Voe- dert het zo als gewoonlijk, en. geeft het warm water te drinken. ----- Het laatfte geeft gij 't te- gen negen of tien uuren des avonds —> dat is twee uuren na dat 'er de ftooving voor dien nacht is opgelegd — en het paard gevoederd is. Eene Pil.
Eene halve ónce Aethiops Minerale, even zo
veel zwavel-balfem, en een halve once Diapenteoï geftoote anijszaad. Dit alles wel vermengd zijn- de, moet door middel van honig of'triakel, tot eene pil worden gemaakt. -— Geeft het paard die in, waarna gij het een pint Engelsch bier, Me genaamd, zult te drinken geeven (*). Gij
(*) Hiertoe behoeve men flechts zwaar inlandsen bier te
gebruiken, 't geen denzelfden 'dienst zal doen, bijzonder wanneer men 'er een weinig brandewijn in doe. —— B 2 |
|||||
/
|
|||||
20 PAARDENKOOPERS-
s
Gij moet het hoegenaamd niet buiten den ftal
leiden, vóór dat gij het den anderen morgen wilt beftijgen, om uwe reis voort te zetten,, na het alvorens een teug warm water te drinken te hebben gegeeven, dewijl dit zeer voordeelig voor^de werking van de pil ^il zijn. Wanneer gij eenigen tijd op den weg zijt" geweest, kan het, als te vooren, koud water drinken. Den volgenden nacht moet gij óveiflaan, met
het eene pil integeeven, doch met de ftooving vaart gij voort. Den derden .nacht geeft gij het wederom eene
pil. * Het infmeeren der hielen.
Den 'vijfden nacht geeft gij het de derde pil ,
en met de ftooving gaat gij voort tot dat zijne hielen of voeten volkomen geneezen zijn. Doch ingevalle gij buiten de mooglijkheid waart om die ftooving te krijgen , fraelt dan varkensreuzel of boter, en fmeert daar mede heel warm,met een konijnenpoot of ouden lap, het been in. Indien het paard nog jong, en het gebrek nieuw
is, zult ge 'er alsdan niets meer van gewaar wor- den; maar wanneer het reeds oud is, en'er ook lang mede behebt is geweest, dan zult gij het dienen te herhaakn. N:
|
||||
ZAKBOEK. 21
Nota bene.
Gcduurende deeze operatie, moogt gij op den
weg niet galloppeeren , ; integendeel moet gij zachtkens rijden, dewijl bet zweeten de geneezing .zoude yertraagen. Daarenboven moet gij nog in aanmerking neemen, dat nat weder en morsfige wegen voor zulk een paard gantsch niet dienftig zijn. ' •• Niet, als in de uiterfte nood, behoorde men
zijne reize, geduurende deeze kuur, voorttezet- ten. Wanneer gij uw paard op gras jaagt en laat rusten, en het been dikwijls verbind, dan zal het zeer zeker veel; fpoediger geneezen: zijt echter daar altoo-s op verdacht, dnt hefop ftal ftaa,wan- neer gij hem het middel ingeeft. Ingeval dg voornoeradie ftooving het niet genas,
dat wel eens mooglijk zoude kunnen zijn: be- ftrijkt dan zijne hielen met de volgende zalve, na alvoorens zijne beenen met pis gebaad te hebben. Neemt tien eijeren, kookt die heel hard, en legt ze daarna in koud water. Zodra die koud zijn geworden, neemt alleen de dooijers, doe die in een koekenpan, en kneus ze met een lepel bo- ven het vuur, zo lang tot dat ze zwart worden en een kwaadriekende olie van zich geeven. Men B 3 zij- |
||||
aa • PAARDENKOOPERS-
•
zijge dit door en vermenge het, nog warm zijn- de, met twee oneen honig en even zo veel gema- len loodwit, en bewaare het tot 't gebruik. Het moet met,een kleine fpatel op de hielen van't paard gefineerd worden. Bij dag behoorde men eigenlijk de hiel of wel den geheelenfchenkelon-, ophoudelijk een weinig te wrijven.-----Deeze,
overtreft alle de tot nu bekende zalven, en men
kan die bij branding of kneuzing aan het mensch- lijk ligchaam met even 'zo veel nut gebruiken , wanneer men flechts eenige oogenblikken na het toeval, met eene veder, de beledigde plaats her- haalde maaien daarmede beftrijkt. Ik hebbe dikwijls een paard met kwaade hielen
daardoor geneezen, met het anderhalve once zeer fijn geflooten Salpeter , of opgelost onder zijn graanvoeder vermengd, in te geeven^dan hier me- de diende men wel een geheele maand en langer te continueeren, eêrzijnebeenen geheel geneezen zullenzijn: zij tooeten echter, zo als boven gezegd is, goed gewasfehen worden. Wanneer ge uw paard, op deeze wijze, vijf of zes ponden Salpe- ter ingeeft, zal het van alle kwaade vogten be- vrijd, en fteeds vrolijk zijn. |
|||||
Kloof.
|
|||||
ZAKBOEK. m
Kloof.
D'e Kloof beflaat In een gefcheurd buikjen
(j.o groot als een likdoorn) in de buiging van de knie: 'er druipt een fcherp vogt uit, evenals uit de hiel of uit de kroon van den hoef; het paard durft bijna niet flappen, uit vreeze van hetverder intcfcheuren ,• 't is zo pijnlijk, dathet den buik aan- doet, het paard kort doet (tappen, en ftruikelen. Geneesmiddel.
De zelfde behandeling van het vette Genees-
middel, en de (looving als bij gezwolle hielen, of befchadigde beenen, zal ook dit kwaad geneezen. Sellen'der, en Geneesmiddel.
De Sellender, is eene opening in de buiging
van de knie van achteren, en moet met de zelfde middelen en op dezelfde manier geneezen worden. Gedrukte Rug, en Geneesmiddel.
Wanneer de zadel den rug drukt en dien doet
oploopen,'bind men 'er door middel eens gor- dels, een warm gemaakten vetten doek op, en legge 'er een wollen deken over heenen, geduu- rende een quartier uurs. Met dit twee- ef drie. B 4 maa- |
||||
S4 PAARDENKOOPERS- ■
maaien te herhaalen, zal het gezwollene ver-
duïjnen. Wanneer het flechts weinig is gezwollen, dan
wasfche men het enkel met water, waarin alleen- lijk een weinig zouts geftnolten is. Echter moet gy den zadel laaten veranderen, of een anderen neemën, ten einde dit het tedere deel niet weder drukke; want eene tweede drukking zoude er- ger gevolgen kunnen hebben. Indien het tuig niet wél past en niet gemakkelijk zit, dan zal dit het paard zijn moed beneemen. Is 'er integendeel niets dat het kwelt of hindert, dan zal het vol vuurs en moedig zijnen weg vervolgen. Goeden raad t>y het drenkeft.
Maakt het u tot een vasten en onveranderlijken
regel, uw paard onder weg te doen drinken, al- eer gij aan een pleisterplaats koomt, 't moge dag of nagt zijn. Mogt'er op weg geen water weezen, zoo ftaat niet toe, dat men uw paard oögenblik* lijkin een water of wed brenge, om het te laaten drinken, of zijn pooten te baaden, maar geeft het warm water in huis. Zo gi] matig rijdt, laat dan uw paard op weg
zoo dikwijls drinken als het lust heeft. Gij kunt 'er u op verlaaten , het zal hiervan geen nadeel heb- '
|
|||||
•
|
|||||
ZAKBOEK. 25
hebben, maar zich (leeds verfrisfchen. Heeft het
echter langen tijd zonder te drinken gei'oopen, en is het warm geworden, dan zal het zigte buiten gaan en zig een nadeel toebrengen; dewijl een groote menigte waters, gulzig ingezwolgen, geduuren- de dat het paard-warm is, het verkondt, en de natuurlijke fterkte.der maag zeker verzwakt, en zelf wel doodlijk kan zijn: maar twee ofdrieieu* gen zijn waarlijk nodig en heilzaam, om den bek te verkoelen ; en dit kan men hetzelve altoos en overal op weg toeflaan. Zwarigheid by het ftallen,
Zomwijlen kan een paard niet Hallen, 't geen
hetzelve zeer benaauwt. ; Om het hierin te hulp te komen , zo neemt ééne halve opce fijngefloote ajiijszaad, en#een hand vol peterfelie-wortel; kook dit in een pint zwaar goe# oud bier, zijgebet door, en geeft dit het paard warm te drinkee. Hard ryden m Overvreeten.
Zo gij Merk rijdt, en warm pp (lal koomt, dan
is de maag van uw paard verhit, 'gevolglijk in ge- vaar. Geeft dan wel acht, dat het zig niet over - yreet, 't geen altoos van (lijfheid en andere kwaaien vergezeld is. — De kentekens en andere B 5 /'"\ toe- |
||||
s6 PA A R D ENK O O PERS
toevallen daarvan zijn,dat het paard dampig,ftijf
en onbuigzaam wordt. Damp en Stijfheid.
De dampigheid zal zich reeds den volgenden
morgen doen zien. Om dit te beletten, zo rost en fchuijert het wel, zodra gij afgefteegen zijï; dekt het, reinigt zijne pooten, geeft het een of twee handen vol boonen, en ook een goed dik ftroo. Voords, en zonder verzuim, eene hartfterking van één. half pond anijszaad in een pint Ale of ander zwaar bier, giet dit op een half pond honig, in een kom of pan; roert dit om tot dat het bloedlaauw is, dan geeft gij 't het prmrd, door middel van een hoorn in: het zaad zo wel als al 't overige. Kuur» *
Voert het paard als gewoonlijk,* maar dekthet
wel warm toe: geeft het deezen nagt en den vol- genden morgen warm water : gemengd voeder zal hem deezen nagt goeddoen; en zo onverhoopt de hartfterking nog geenkragt genoeg hebbe,om het overvreeten of het overlaaden van de maag te herftellen,dan geeve men het tenlaatften ,en ^ven vóór den flaaptijd, eene van de hier vooren be- fchreeven pillen. Om
|
||||
ZAKBOEK. ar
Om de ftijfheid te verhelpen , zo baadt en
wascht zijne voeten met vettig water, of water met zeep, zo warm, dat men 'er even de hand in kan houden, met een wislap: maar brengt h-et deezen nagt volftrekt niet buiten den ftal: fmeert zijne hoeven in , en fteekt in den voet de volgen- de eenvouwige en heilzaame pil. Eene pil voor gewonde voeten. .
Twee of drie handen vol zemelen, met vet, naar
goedvinden , in een pan boven 't vuurvermengd; dit laat men koud worden,. en legt hiervan een pil in ieder voorpoot. Bedekt deeze pil met wat werk of fcroo, en
legt 'er een paar fpaantjés over heenen, en bindt dit met een touwtjen, pp dat alles vast blij- ve' zitten. Doe dit vooral eiken nagt geduu- rende uwe reis. 't Is ten allen tijde goed, dat uw paard ftil ligge; deeze pillen zijn echter in den winter en bij nat weder niet noodzaaklijk. Eene waarfchouwing omtrent de Stalknegts.
Vermijd fteeds alleftopmiddelen,die uit koemist,
klei en pis te famen gefteld zijn, 't welk gij vol.
gens de gewoonte van alle ftalknegts, in een potjen
• over*
\
|
||||
23 PAARDE^JKOOPERS- '
overal gereed zult vinden. Diergelijke verkoe.
Jende mengfels maaken de pooten zoo ftijf, dat het paard zonder gevoel is, en twee of drie mij- len ver zeer kort ftapt, tot dat het eerst een weinig warm is, en zijn pooten ter deege begint te voelen. Schouder-Ontwrigting.
Zo deeze mogt plaats hebben, mengt dan twee
oneen .Lavendel-olie met een once Zwaluw-olie, • en een halve once Terbentijn. Wrijf hier'mede van tijd tot tijd een weinig met uw hand op den geheelen fchouder; 't is het best, wanneer gij ileeze oliën door middel van een ijzer of in een pan Wel warm maakt. Doet het paard dan ader. laaten, en laat het twee dagen ftilftaan. Bit zal eene ligte ontwrigting geneezen. fl/Togt, het on- danks dit, kreupel blijven, zo kunt gij echter uwe reize, maar vooral toch. zachtk^n's, voort, zetten; het zal 'onder weg beteren; maar vaart inzonderheid met de oliën voort. JFaarfchouwing omtrent het boor en en branden
Eenige hoeffmeden fnijden eene opening in de
huid midden op den fchouder, en blaazen dit
1 met
|
||||
ZAKBOEK. 29
met den fteel van een' tabakspijp op, gelijk %de
flagters gewoon zijn het kalfsvléesch te doen. Hierna fteeken ze met een vlak koud ijzer, ge- lijk een ruiters kling, agt of tien duimen diep in deeze opening, tusfchan het fchouderblad en de ribben'; -» Dit noemen zij bboren. — Daarna branden ze den gantfchen fchouder met een heet ijzer, en doorkruisfen dien als een vengfterraam. Als dan leggen ze 'er eene pleister over hesn, vit pik, harst en teer famengefteld.----- Eindelijk
beflaan zij de«naaste poot met een lioogen hoef,
en jaagen het paard dan In 't land. Mij ftaat niet voor, dat immer een 'paard \ ol-
gens deeze methode is geneezen, maar ik hei in- ner mij zeer wél, dat veelen daarna lam gebleevcn zijn. Want bijna nooit vergaat, die ftijfheid, do< r dat booren en branden ontdaan.-----Een teér-
hartig en gevoelig mensch moet zich over de
wreedheid van deeze uitvinding verwonderen: want alles wat men daardoor bevorderen kan, is een vrije afloop der vogten, die zich door de ontwrigting tusfchen het fchouderblad en»de rib- ben gezet hebben, waartoe ook een eenvouwige fontanel toereikend zoude geweest zijn. |
||||||
Et.
|
||||||
g
|
||||||
30 PAARDENKQOPERS-
»..... •
Eene waarfchouwing omtrent de wilde Majo/yn.
m De meeste fmeden zullen u zoeken te overtui-
gen, dat de wilde Majolijn-olie in alle gevallen van verrekking of verftuiking, zeer goed zij: maar door ondervinding ben ik 'er zeer tegen. 't Is te brandend en te vlugtig, en door veelvul-- dig gebruik zal het tot op 't been doordringen, en dit zelf broojs maaken. Ik zag een voorbeeld, dat de dikfte knok van
een paard — tusfchen het fchouderblad en den elboog — brak, terwijl de bediende het paard Happende aan de hand leidde. De fmit bekende daarna, veelmaalen die olie gebruikt te hebben. Wanneer bij uw paard het gebrek elders zit,
indien het kleene beqn aan het dikke fchenkel- been boven de binnenzijde van de knieboogen iets ontwrikt is, dan yzal de ftooving dit onfeilbaar verhelpen. Gij kunt echter eerst de oliën in- wrijven, die bij de fchouderontwrigting aanbe- voolen^zijn. Om trent deplaats waar de ftooving te appliceeren,
zult ge toch eenige zwarigheid hebben} maar ge zult die door middel van eenige ellen zelfkant zeer ligt kunnen verrigten. Indien het in twee of drie dagen nog niet ge-
heeld, i |
||||
ZAKBOEK. jt
heeld, of dat het niet veel gebeterd mogt zijn,
zo onderzoek zijne heupen. Veelligt vindt gij daar het verborgen gebrek. Maar b ier moet het door't inöüè'n, als bij eene fchouden:>ntwrigting , verholpen worden: want hier kan me ndeftooving niet aanbrengen. ' ' Stremming in de achter [pan-ader of pees»
Indien 'er eene verlamming door eene ftrem-
ming in de agter-fpanader of pees ontftaat, die als eene verflapping der peefen uit eene ont- wrigting overblijft,- zo neemt een ofc'tweehanden vol varkensreuzel of liever ganzenvet, fmelt dit, en wrijft hiermede de agterpees in, van debuiging van de knie tot heel beneden aan den vetlok. Maakt eene floving volgens opgegeeven voor- fchrift, bind 'er die zeer warm om; van onderen op tot boven de knie; neemt 'er die 's morgens weder af, legt 'er weder een nieuwe om, en her- haalt dit 's avonds. Deeze ftoving van twee- tot viermaalen herhaald, zal eene verfche, en zes tot agt maaten herhaald, eene oude ontwrigting geneezen. \ Hoe
|
||||
g£ PAARD ENK OOP E RS-
Hoe is eene fchouder-oniwrigt'ing, van eenevert-
rekking in de agterpees te onderfcheiden ? Onkundige fmeden verwisfelen deeze verlam-
ming dikwihi met defchouder-ontwrïgting,engaan hierin te we rk niet hun blazen, booren en fon- tanellen, en maaken op deeze wijze uw paard voor langen uijd onbruikbaar. Laat u toch voor- al niet misleiden: Gy moet te vooren zeer wel overtuigd zijn, dat het gebrek in den fchouder zilte, aleer g;ij de operatie toeftaat. Wanneer het gebrek in den fchouder zit, zo zal
het paard gaande , zijn hoef op den grond voort- fleepen. Maar wanneer het in de agterpees zit, zo zal 't denzelven opheffen, en kort vponftap- pen, offchoon vlak naar beneden lam. Vijftig verrekkingen van agterpeefen hebben eéf
plaats, dan ééne fchouderontwrigtieg. Verkoudheid'(Droes). Het druipen uit de oogen
en neusgaten. Gij kunt de verkoudheid of de droes van een
paard, uit het loopqn der oogen en neusgaten leeren kennen; offchoon het niet wel mooglykzy, juist te weeten, waaruit deeze ziekte ontftond — want ftaat uw paard digt bij een opening, veng- fter, deur, op een bedompte nieuw-gebouwde flal,
|
||||
Z A K B :0 E K. 3J
|
|||||
ffel; of op eene andere ongezonde plaats; dan
kan het zeer ligt hiermede behebt worden -—■ ik wil u nogthands inzonderheid vooreenegewoonte waarfchuuwen, die veel in gebruik is, en uw ros fpoedig aan den droes zoude helpen. Een behcedmiddel tegen het bevangen {Droes.")
Deeze ontftaat fomtljds daaruit, wanneer een
paard uit een warme (lal genomen, en op een on* gewoon uur, of te vr<?eg, of te laat, in een wa- ter of paardenwed gebragt wordt. Een paard behoorde op reis nooit eêr van de warme (lal ge- bragt te worden, dan wanneer men het beftijgen. wil om zijne ieis voort te zetten. De meergenoemde (loving, wanneer zij dikwijls
herhaald wordt, zal ook de vetlok geneezen van een paard dat verduikt is. Behoedmiddelen tegen het overrijden op weg.
Onder de meeste (lalknechts heerscht de aange-
nomen mening, dat een paard zijn fchenkels en pooten op een harden weg verhit, vooral wanneer het een zwaar paard is, of dat het een zwaaren last draagt; en Jat men hetzelve, door wasfchen, verfrisfchen en verkoelen moete. Dit ftem ik toe; C maar |
|||||
34 PAARDENKOOPERS-
inaar dan moet het met warm water gefchieden
want dit verkoelt 't best. Het zal niet alleen de zweetgaten openen, en zijn fchenkels doen uit- waasfemen, maar 't reinigt best de hoef van 't zand, 't welk zich misfchien tusfchen de kleene fpleeten gezet heeft en mooglijk de pooten kwetst, of ontftoken zoude gemaakt hebben. Koud water trekt natuurlij k de huid te famen, en doet gevolglij k het zand zich des tejvaster hegten. Legtooknogde hiervoor vermelde pillen matigwarm in de voeten. Een paard behoorde in zulk een geval een groo- tere plaats te hebben, opdat het de pooten uit- ftrekken konne. Jonge paarden hebben groo- tere plaatzen nodig dan ouden: want een oud paard,'t welk'er aan gewoon is, zal het in een ftal van vijf voeten breedte, even zo gemaklijk kunnen fcebben, als in de ruimte van zes tot agt voeten. Hoest of Droes.
Wanneer gij, een of twee dagen daarna , een
loopen uit de oogen, en een dunne ftof uit de neusgaten ontdekt, kunt gij verwagten het te zullen hooren hoesten. In dit geval tapt gij hem een pint fcloeds af uit den nek of hals, des morgens —— gij kunt onaangezien dit, uwereis vervolgen, zoo gij iiïet boven de bepaalde maat gaat: — '•'*« mid- dags |
||||
Z A KB O E K.. 35
dags geeft gij hem een dubbelde portie voeder ,
om hem voor 't gemis van 't bloed fchadeloos te ftellen. Tegen den nagt geeft gij het nog een vermeng*
den drank, boven den gewoonen. De volgende nagt geeft gij het de hartfterking van anijs, als vooren. Een zwaare Hoest.
Wanneer de Hoest drie dagen aanhoudt, dan
moet gij andermaal een pint bloeds uit den hals aftappen, en deezen door gepastere geneesmidde- len tragten te verdrijven. Geeft hem üit dien hoofde, om de long te bevvaaren, evétf voor dit 't paard zich ter ruste begeeft, het volgende: Kuur,
Een once gemaalen zoethout: een lepel vol
zoete olie, éen once Aethiops minerale , teen halve once zwavel -balfem, met honig tot eenepil gekneed. Dek 't paard, en houdt het warm. *s Anderen-
cfeags-avonds geeft 't nog eens zulk eenepil. Dit zal voldoende zijn, om een onlangsontftaanever- koudheid en hoest, of overlading der maag te ge- neezen. .... C 2 Knob*
|
||||
s«$ PAARDENKOOPERS-
■ ',-. i
Knobbeltjes tusfchen de kinbakken.
Geneesmiddel. f Voelt 't paard tusfchen de kinbakken; en zijn
de klieren gezwollen, veroorloft den fin ir. dan niet deeze met een gloeijende fchaar wegtefnijden , gelijk veelen onder hen de gewoonte hebben', maar doet deeze knobbeltjens verdwijnen, d«»r middel van twee, drie of meerder ftoovingen;en vaart voort met de hartfterking van anijs, tot't paard volkoomen herfteld is. Wanneer de klieren van een mensch lager liggea
als gewoonlijk, dat is, wanneer die opgeloopen of gezwollen zijn, en een geneesheer ftelde u voor , die, ter fpoediger kuur, wegtefnijden, zoudt gij hem wegens zijn onkunde niet met verachting be« handelen ? Even zo is het met de paarden ge« legen. Pe hals van een paard behoorde alsdan met
doeken warm gehouden te worden, tot dat het gezwel of verdweenen, of tot rijpheid gekomen zij. Gefchiedt bet laatfte, dan kan elk gemeen fmit het gezwel met een fcherp pennemes openen , en dan zal, daar de ftoffen een vrije afloop ver- fcreegen hebben, de wond ligt en fpoedigheelen, wanneer men 'er de paardenzalve opligr, , Ik
|
||||
ZAKBOEK.
|
|||||
Ik zal hier nu van de oogen fpreeken: want't
is voor een paard even zo erg, blind als lam te zijn. ., Loopende Oogen.
Wanneer een paard verkoud is of de droes
heeft, dan (laat ditfomtijds op deoogen. Gij zult dit zeer ligt aan de hiervooren vermelde tekens kunnen waarneemen. 't Is een dikke glinfterende ftof op dezelven. Houdt uw hand aan zijn neus- gaten , en wanneer gij vindt dat zijn adem heter dan gewoonlijk is, zoo is 't nodig, een weinig bloeds aan den hals aftetappen. Waarfchuuwing bij V aderlaaten.
Het is een gewoone zaak bij eenige fmedeü ,
twee, drie en zomtijds meer kannen bloeds tevens af te tappen. Hier ben ik zeer tegen; dewijl men een paard-van meer lee vensgeesten berooft, dart men hetzelve, door veel rusten en't wel te voeren, in langen tijd vergoeden kan: dit laatfte is juist 'tegen eene fpoedige betering tegenovergefteld. Dus zal een halve kan of pint, of op zijn hoogst
een kan -— ten ware 't bloed zeer verhit of
&k zij —. toereikend zijn. 't Is beter, vier
C 3 pin-
|
|||||
3i PAARDE NK OOP E RS-
pinten, .op vijf of zes verfchillende maaien afte*
tappen, dan twee kannen op éénmaal, om gemel- de reden. Veroorloof mij, u te zeggen, dat het goed is, wanneer gij 't bloed in een zekere maat, ik bedoel een kaïvofpirit, opvangt, want zo gij het na uw goeddunken op den grond laat loopen , zo kunt ge nimmer zeker weeten,' hoe veel bloeds gij weg laat, en van wat hoedanigheid hetzelve is. Zulke verkeerde handelwijzen, uit onkunde gebooren, zijn de zekere oorzaak van hetgrootst deel der fterfte onder de paarden van alle natiën. Welke blijken geeft wel een fmit, koetzier of
ftalknegt van zijne bekwaamheid, wanneer hij een paard een verfterkenden drank -# gelijk men ge- woon is het te noemen — ingeeft, zamenge- fteld uit diapente, lange peper, paradijskorens en andere dergelijke verhittende dingen meer , op een tijd» dat het bloed in zijn aderen kookt? — 't Is even zo dwaas, als dat men iemand in een heete koorts, overgehaalde brandewijn geeven wilde! In één woord, wanneer men weet, hoe-0 danig dcgeftcldheid van het bloed van 't paard is, dan kan men beter over de geneesmiddelen oor- deelen, die hetzelve dienftig zijn. Dus kan het vooreerst voldoende weezen een
halve pint bloeds aftetappen, en gij kunt dit zeer ligt., naar date 't dienftig is, herhaalen; gij kunt daar*
|
||||
ZAKBOEK. 3$
|
|||||
daarentegen hetzelve, niet zo gemakkelijk', liet
bloed en de levensgeesten vergoeden, waarvan, gij bet dan al te roekloos berooft hebt. Maar om weer op de oogen te komen. Eene fioying voor de Oogen.
Nadat gij een quart- of halve kan bloeds hebt af-
getapt, neemt een kleen witte brood , heet uit den oven, fnijdt 'er de korst af,en doet de kruim in een linnen zakje, 't welk groot genoeg is om 't voorhoofd en de flaapen te kunnen bedekken; druk dit plat, en bindt't even als eene ftooving 'er om heenen, zo heet doenlijk, échter zonder dat't br.ande. — Ter zelvgr tijd doet een kleed om den hals, om dien warm te houden. Laat 'er deeze ómflag opleggen tot die bijna koud wordt, en herhaalt dit van twee- tot viermaalen. Daarna be* reidt het volgende Oogwater.
Doet in een halve kan rozen- offchoonbróö»
water, een dragma bloem van koper, een drachm» kandijruiker, en een half drachma loodfuiker. Brengt hiervan 's morgens en 's avonds één drop- pel, door middel van een vèêrtjen, ia ieder oog. C 4 fFaar* |
|||||
4o P AA RDINKOOPERS.
Waarfehuumng voor Oog-poeders.
- ét
Blaast nimmer een poeder in de oogen, maar
gebruikt fteeds vloeibaare middelen. Wanneer 't nodig is, dan herhaalt denvolgendea
dag de ftoving voor de oögén; en kunt gij geen warm brood bekomen, maakt dan eene ftoving van in melk gekookt brood, en continueert daag- lijks met het oogwater. Gij kunt de taapen- iloving,ook wel gebruiken-, maar gij moogt 'er hier geen vet onder mengen. Laat nimmer vet of «lie.de oogen te naérby
koomen. yiies op de oogen. — Geneesmidctèï.
Wanneer 'er een huidjen of vliesje over 't oog
groeit, werpt dan één .fcrupel ('t derde'gedeelte van een drachma) witte vitriool, en even zo veel berg-aluin, beide tot poeder gefloten, in een half pintjen bronwater. Laat hiervan 's morgens eu 's avonds een druppel door middel van een veder in ieder oog druppen; en in drie dagen zal het vlies geheel verdweenen zijn: maar laat u toch niet overbaalen, ftofvan kristal en glas ondereen gemengd, in de oogen te blazen , omdatde fcher- pe punten van het glas de tedere bloedvaten kwet- fen,
|
||||
2 A K B O E K. 41
fen, en eene ongelooflijk pijnlijke ontftekingver-
oorzaaken, die misfchien niet veel minder en even zo niets beduidend is, als wanneer defme- den met een gloeijenden.priem duizend gaatjes in de huid branden, om de worm te drijven. Het ruinen en kortftaarteti helpt flechts zeer wei-
nig voor kwaade oogen. Behoedmiddel voot Blindheid.
Legt men trekpleisters aan de flaapenvan't hoofd,
fnijdt uien de Vlakuit 't oog, en neemt men de" bloedvaten uit, of kopt men die; zoo verzwaktmen «lë gezigtszehuwen, en bevoordert de blindheid. ff aarnemingen, omtrent de dunlijvige
/ paarden. Men heeft waargenomen, datveelepaardeh hun
buik op reis behouden; yeelen daarentegen raken hun voer kwijt, eêr het ter dege verteerd is, en ont- lasten zich den geheelen weg over, waardoor ze zo * dun en rank worden, dat zij bijna door den buik- riem zouden loopen. Déëze noemt men dunlij- vig. Zulke paarden moet men boven al droog voer geven, dat is, met Haver en Boonen, zel- den daarentegen met zemelen voeren. Deeze paarden eeten even zo véél, en nog meer, en C 5 moe. v. •
|
||||
42 PA.AR DENK 00 PERS» •
moeten meerdermaalen gevoerd worden dan andere
paarden; dewijl zij fteeds, daar zij zo fpoedig ledig yanmaagzijn, naêrnieuwvoeder verlangen;enzo gij ze genoeg voeder geeft, zult gij eene gpede reis met hun hebben; ik kan u echter dergelijke paardea niet zeer aanbeveelen. Denk aan 't Voeren.
Wanneer gij uw paard niet buiten adem jaajt,
zo durf ik wedden, dat 't geenzins de reis is , die het zal benadeelen» maar uwe nalatigheid, wan- peer gij afftijgt. Bezef wél, dat 't vast gebonden is, en dat 't niets anders kan krijgen, als 't geen hem gebragt wordt; want 't kan zich zelven im- mers niet helpen: en wanneer gij 't niet goed be- zorgt of behoorlijk laat bezorgen, dan is een los- loopende hond 'er beter aan, dan 't paard, 'c welk u zo wél draagt. En daar 't niets eisfche* ian, dient gij het alles willig te geven. Regels bij het voeren.
Wanneer gij uwe dagreize eindigt, vult dan zo
fpoedig doenlijk den buik van uw paard, op dat 't zich des te eerder ter ruste kunne begeeven; 't zal 's morgens des te frisfcher en vrolijker zijn. liet is eene over. oude waarneeming, dat jonge lie- den |
||||
.ZAKBOEK. 43
den: meer eeten en beter flaapen dan oude; maar
oude paarden eeten meer en flapen beter dan jonge. Geeft liever uw paard twee a drie kleerie voe*'
ders, als één groot: te veel op eene keer kan de maag overladen. • Eene Hartfterking, wanneer ''t paard op Weg
moede wordt. Wanneer gij befpeurt dat uw paard veimoeid
voortgaat, kunt ge! 't', 't zij wat tijd ook, eene halve kan warme Ale, of ander zwaar inlandsch Bier,met een vierde Brandewijn, Rum, of Ge* never, of meteene onczDiapenfe, vermengd,ir> geeven. D'iapente of een flik-artzenij vanTheria- kei zal zijne ingewanden verfterken, koude itof- fen en winden verdrijven, en maaken, dat't zijn voeder langer bij zich houdt» ;.; n ■ , ■ ) ' ' ■ '
Buikpijn,
Word uw paard door buikpijn of een kolijk
overvallen , 't zal u die pijn te kennen geeven, door dikwijls na zijn flanken te kijken : ook kan liet zijn pooten niet optillen, maarwemeit zich op den grond, en (laat zich zeiven, en gij m oogt verze- kerd |
||||
44 PAARDENKOOPERS-
kerd zijn dat uwpaardineen ^ergen toeftand is ea
veel lijdt. Waarfchuuwing vooreen Artzenij • drank*
De fiöit zal u hier — nadat hij 't paard heeft
ader gelaten — eene halve kan pékelvleesch-nat, vermengd met een vierde kan gest van oud bier, brengen, om integeeven; alsdan een klisteer van 't zelve appliceeren; en wanneer dit middel niet flaagt —— dan, goede nagt! Geen ander fchepfel dan een paard kottde
eené vermenging van zulke hevige middelen over» leeven. Kuur. —-- Een Ktijsteer.
Tapt 't paard geen bloed af, ten zij zijn adem
xeer heet ware, maar overdekt zonder verzuim , den hals met doeken óf dekens, en geef hem't volgende in: een pint brandewijn met even zoo veelolie gemengd. Doet dan uw paard een weinig draaven, tot dat het wat warm wordt; dit zal zeker menig paard geneezen. Is het ondanks dit niet geneezen, kookt dan eene once gemaalen 'peper, in een pint melk; doet een half pond boter en twee of drie oneen zout in&enaardenpot, ea vermengt dit met elkanderen^ geef dit't paard , war.
|
||||
ZAKBOEK.: 45
warmer dan gewoonlijk. Dit zal uw paard in een
half uur doen purgeeren , en veellicht den aanval te keer gaan. Mogt 't echter niet gebeuren, laat dan de helft van de peper weg, en geef het 't zelfde aan hoeveelheid en inhoud door middelvan een klijsteer, en terwijl hetbekoele, de dooijers van vier eijeren 'er bijvoegende. Wanneer dit de bedoelde werking doet, daa
moet gij 't paard wél voeren , tot dat 't wéér; ia krachten toeneemt; maar wanneer't dit niet doét: „ kookt dan een pond anijszaad in twee pintea zwaar bier, met een pond honig vermengd. Wanneer dit omtrent koud genoeg is, voegt 'er dan nog twee oneen Diascordiiim bij. Geeft die het paard binnen anderhalf uuren tijds in drio etmaalen in."------- Heeft de pijn opgehouden,
geef het dan eènigen tijd om tot verhaal ta
komen. Wurmm.
Verfchaft't hetzelve, ondanks dit alles, geenc
betering, en wanneer gy wurmen in zijn ge- darmte v«rmoedt ---- dat indedaad de oorzaak
kan zijn , want deezen zetten zich dikwijls in
den doorgang van de maag tot aan den grooten i»m vast, verftoppen 't, en kwellen 't zolang dat
|
||||
tf PAARDENKOOPERS-
|
|||||
dat't fterft: bij ontledingen hebbe ik dit ge-
zien------zoo geef hetzelve twee oneen athiops minerale, met een once gedampt anijszaad, ea
«en lepel honig , tot eene pil gemaakt. Eene PFaarfchuuwing.
Maar gij moogt dit geene merrie geeven die
met veulen is. Gij kunt haar wel aan 't verhe- melte in den mond aderlaten; dewijl't te hoo- pen is, dat of 't een of 't ander deezer middelen uitwerking doen zal. Duizeligheid.
Laat uw paard niet al te lang zonder bewee-
ging ftaan: 't vult anders zijn ligchaam te dik Biet fpijs, en zijne aderen worden te volbloeds, waaruit duizeligheid en veele andere ziekte» ontftaan. Kuur.'. f
De Heelmethode is adérlaaten en purgeeren.
Het Weiden. •
Dunhuidige paarden, die men altoos goed op-
gepast en wel warm heeft gehouden, behoorden nooit
|
|||||
ZAKBOEK.
|
|||||
nooit langer. dan drie maanden in 't jacr in de
weide te blijven , naamlijk van 't begin van Ju. nij tot 't einde van Augustus. Dikhuidige paarden hebben dik, zwaar hsir en
kunnen tegen allerlei wrer,en zullen, wanneer men hen op goed gras jaagt,het buiten in 't veld liggen, enhetfterkejaagen, hetgeheelejanrdoor, beter kunnen verdragen dan eigenlijke Stalpaar* den. Want het loopen om hun voeder te zoeken belet de ftijfheid in de ledemaaten; en terwijl ze fteeds pp gras löopen , blijven hunne hoeven week én koel: maar 'er behoorde intusfchen toch een kleine hut of een andere bedekte plaats te zijn »' om's nachts, of wanneer't reegent en fneeuwt* onder dak te kunnen gaan. (*) Doet geen paard purgeeren, dat eerst uit 'tland
gekomen is; anders worden veeie weeke vettig* heden en vogten opgelost of verdund , die zich la zijne fchenkels nederzetten. Maar omtrent zes da-
CO Hfer hoort men een' Engeïscnman fpreeken. Het
!s bekend, dat de Engelfche Iugtftreek zeer gematigd is. Ik zag in geheel den vorigen winter£i795»)flechts een éénigea dag, dat'er fneeuw viel, die niet esns liggen bleef. Men kan dit dus niet bij ons en op onze paarden tócpasfenwant veel- licht zouden hen de pooten toch, ook zonder de bij ons *kwyls zo vreeshjke koude, bevriezen. Uoogd. Veru |
|||||
4» PAARDE NKOOPERS-
dagen daarna kunt gij 't aderlaaten, echter nog
niet een quart kan; 's nachts geeft gij 't dan de hartfterking van anijszaad, dieneer zagtafdrijvend én openend is. ■Geen koud water bij Geneesmiddelen.
,''■■■■ »
Wanneer 't nodig is, dat uw paard purgeere—
waarvoor ik meene u een goede rede gegeeven te hebben — laat 't dan geen koud water in- of uitwendig gebruiken, vóór den dag na gedaane werking: maar gij kunt 't niet te veel warm water geeven. Ik wenschte dat 't hiervan veel dronk, dewijl dit de vogten verdunt. Een Purgatie.
Aloë, een once;JaIappa,twee h drie dragmen,-
Nagel-olie, tien droppels; dit met honig tot een pil gemaakt. Jpairfchuuwing voor koude wat er, t
Veele eigenzinnige ftalknegts willen 'tpaard met
koud water geneezen, en zeggen: 't werkt door den pis. Zomtijds werkt 't eenig ?en alleen door des
pis, en dan purgeert 't ongemerkt, en zonder da*
|
||||
ZAKBOEK. 49
dat de ftalknegt 'er iets van gewaar wordt ,• waar-
na hij zich fpoedt eene tweede integeeven: want hij gelooft vast, dat de eerfte purgatie, die niet gewerkt heeft, daardoor is afgedreeven. Nadat hij 't de tweede heeft gegeeven, brengt hij 't van de warme ftal, en draaft 'er mede rond, het mo- ge goed^ of flegt weder wezen, tot dat het warm wordt en alle zvveetgaten geopend zijn , om 't middel te doen werken. Ik houde 't bijna voor onmooglijk, dat een paard, met een of tweepur- gatien in 't lijf, bij eene dergelijke behandeling, eene verkoudheid of den droes ontgaan kan, en niet aan veele andere toevallen in het algemeen bloot gefield zoude zijn : want door zulke onagt- zaamheid en gebrek aan beter inzicht verliezen veele paarden eenoog, anderen worden onherftel- baar verlamt in hunne ledematen, en veelen zelf fterven. Doch zullen ze u bij de opening zeggen , de lever verrot, en de longen geheel en al ontdo- ken bevonden te hebben. Purgeeren moet op ftal gefchieden,
. Hoe kan iemand bij het verlies van een goed
paard met zulk eene domme verandwoording, die
met de regels der geneeskonst en 'zelfs met het
gezonde menfchenverftand zo ftrijdig is, tevreden
D wee.
|
||||
50 PA ARDENKOOPERS-
weezen ? Een verftandig man zat, wanneer hij zijn
paard een purgatie heeft ingegeeven, 't niet eer- der van ftal laaten gaan, dan nadat deeze haare werking gedaan heeft; waut geduurende de wer- king is indedaad geen beweeging nodig, dewijl elke purgatie van zelfs afdrijft, ais gij't maar warm houdt, met warm gemengd voeder voorziet, en 't zo veel en zo dikwijls als 't begeert, warm wa- ter te drinken geeft. Hevigcn Afgang te floppen.
Wanneer eene purgatie te lang en te fterk op
uw paard werkt, waardoor 't zeer kan verzwakt worden, zo geef't eene onceVenetiaanfche Tria- kel Sn een pint warme Ale, of ander zwaar Bier opgelost, en herhaalt dit, om de kragt van de Aloë een weinig te temperen. Het grootst gedeelte der paardenkopers te New-
vtarket (*) doet de wedlopers dikwijls aderlaa. xen en purgeeren; en bijna alle Heereu in Enge- land (*) Eene ftad in Engeland, zoo mijlen van London ge-
Icegen. In Newmarket wordt alle Saturdagen, eu in Loa- don's weeklijks twee maaien. Maandag-en Donderdag - 's naimdïlags, paardenirarkt gclioudöii» •
|
||||
ZAKBOEK. 5t
|
|||||
Iaft4 volgen hen hierin na. De redeft daarvan is t
önt de kwaade vogten te verdrijven', dié hunue pooten anders zouden doen zwellen en ftijf wor- den, en om hen te zuiveren.— Deeze redeö vinde iknietongegrond, omdat geen paard wélkan loópen, in zo verre 't niet zuiver, dat is, in zo verre het blded niet wel vloeijend en gezond zij,*H doch aderlaaten en purgeeren verzwakt menfcben zo wel als dieren: daarenboven is het leven van een paard bij iedere purgatie in gevaar, zo als ik hiervooren hebbe aangetoond. Zoude het dus niet ongelijk veel beter zijn, wanneer men de over- vloedige en kwaade fappen op eenige andere wij- ze verdrijven, en de ftijfheid en 't zwellen der pooten konde voorkomen,, zonder aderlaaten of purgeeren? Zoude een paard niet met veel meerder voordeel het vrije veld met den ftal verwisfelen , wanneer men 't, in plaatfe van eeiis 's weeks ader te laaten, en daarop eene purgatie ia te geeven ^ een middel gave, dat waarlijk zijn lichaam reinig- de, zijn dijen en pooten voor 't zwellen en ftijf worden behoedde, den adem door het bevrijde» der long bewaarde , en 't paard over 't geheel in zijn volle kragr liet? Ik ben overtuigd, dat men dit alles door zeer
Welnrg bloeds aftetappen, en zonder de geringfte
purgatie kunne bewerken; Ik zoude dit gaarne'
D «^ bressj*
|
|||||
52 PAARDENKOOPERS-
breedvoeriger hierbij voegen, wanneer 't tot dit
kleen boekjen behoorde , dat,, gelijk ik reeds gezegd heb, enkel tot gebruik en geraak des rei- zigers gefchreeven is, Wanneer uw paard vervalt. -— Gezwel aan
*t. Perhemelte. — Kuur. Wanneer uw paard, dat voorheenen vet was,
en 'er glad uitzag, met een dampig voorkomen , ingevallen of holle flanken , voor u gebragt wordt, zo opent zijn mond, ziet naér het verhe- melte, en wanneer hec tandvleesch naastbij de voortanden hoger gezwollen is, dan de tanden ftaau, dan zal dit uw paard in 't eeten hinderlijk zijn, en hetzelve doen vervallen. Laat dit door een fmit met een heet ijzer wegbranden: dit is een voldoende kuur voor dit gezwel. Is dit echter de oorzaak niet, zo moogt gij
volftrekt niet nalaaten, zo lang daar na te zoeken, tot dat gij die gevonden hebt, want het paard kan niet fpreeken ;enheefcuwoppasferdaaraanfchuld, weest verzekerd dat hij 't u niet zal zeggen. Geef op uw hooi en haver acht.
Wanneer gij vermoed, dat de ftalknecht uw
paard niet zoo veel geeft, als gij hem. bevolen hebt, zo
|
||||
ZAKBOEK. 53
eo ftaat het aan u, daaromtrent op uwe hoede te
zijn, en acht te geeven, dat gij zes-en-dertig bosfen hooi op elk 2000 pond, zo wel als agt fchepels op elk kwartlast haver ontvangt, en dat die zuiver en niet afgekookt zij: want 'er zijn lieden, die de haver eerst gebruiken tot het brou- wen van /ile.Q*~) Korte Adem.
Wanneer een ftal- of rijdknegt een paard doet
gnlloppceren, ten tijde dat het den buik vol waters heeft, dan zal hij u zeggen dat het gefchie- de, om het water in den buik te verwarmen. Daaruit echter kan een' korten adem ontdaan. Doetdeezen knaap een portie flecht bier of wa- ter drinken , en dwingt hem dan eene halve mijl zeer hard te loopen. Ik wedde, dat dit hem van Zijne dwaaling terug zal brengen. Wanneer zich een paard op ftal — zodra zijn
oppasfer bij hem komt — van ,de eene zijde naar de andere beweegt, of fehrikt, bij elke bewee- ging, die men om hetzelve maakt; dan is dit een kwaad teken, dat naamlijk de ftnlknegt 't in uwe afweezendheid dugtig afrost; en hij, die flegt ge- noeg is om zijn paard te flaan , zal ook zonder fchroomzijn voeder verkoopen. Fe»* " (*) £«»« foort HM Engelsen Bier.
D3 !
|
||||
54 PAARDENKOOPERS-
|
|||||
FonianeUen.
'Er heerscht een misverftaane gewoonte on-
der onze paarden-doctoren, omtrent de Fonta- nellen. Wanneer een paard ziek is, tappen zij *t bloed af, — 't moge nu regt of verkeerd zijn,— geeven 't een drank in, en zetten 't een Fonta- nel beneden aan 't lijf, zonder alvorens den ei- genaar te hebben gevraagd, waaruit hij geloove, dat de ongefteldheid ontdaan zij. Fontanellen zijn in eenige gevallen volftrekt noodzaaklijk; ia- anderen daarentegen geheel onnodig, en dienea veelal bloot om een paard te doen afneeraen ea te martelen. Zo ,is, bij voorbeeld, het Fontanel aan den
navel, wegens 't vet — hetwelk men bijna aan alle koets- en karpaarden in den omtrek der ftad, dat is, rondom Londen, kan zien — geheel niet goed, dewijl Fontanellen bij een vet paard een te groot gedeelte van * t bloed en de dierlijke levens- geesten wegneemen, waardoor het tot eenen trap van helplooze verzwakking gebragt wordr. Ik heb eens vijf Fontanellen tegelijk aan t!én paard aan- gebragt, en dagt op dusdanige wijze het vet te doen verdwijnen; maar hoe meer deêze liepen, zo veel te meer floeg het gebrek op de agtèrpoo- ten,
i ■
|
|||||
ZAKBOEK. 55
|
|||||
ten tot dat 't bloed zo opgelost en bedorven
was, dat ik het paard niet meer op de been kon- de helpen* Ik zag nu wel dat ik den verkeer* een weg had ingeilagen om de te groote vet- of diklijvigheid te geneezen. Bekwaame Genees- heeren zeiden mij, dat te veel Fontanellen aan een merisch zeer ligt de teering kunnen veroor- zaaken. M'j"s bedunkens zullen zij bij een paard de zelfde werking doen, dewijl zij dezelfde hoe- danigheid en werking hebben. De Schurft.
Deeze ontftaat uit eene flilftand van 't bloed
in de bloedvaten •, hier bederft het en breekt ia kleine knobbeltjens uit; 't vertoont zich 't eerst aan de hielen of ftraal van den hoef. Koude , fterke beweeging, te veel eeten, enz-, kunnen oor» zaak hier van zijn. Het hopen der Hielen en van den Hoef.
■ \ Onkundige fmeden trachten dit te doen op- houden, met roode Bolus, Aluin, Vitriool, Kalkwater en Spaansch groen te gebruiken, 'twelk geenszins de geneezing zal bewerken ; want alle famentrekkende .middelen beletten den D 4 vrij- |
|||||
56 PAARDEN KOOPERS-
vrijen afloop der fcherpe vogter., die eigenlijk te
hulp behoorden gekomen teworden,anders zullen de ledemaaten tot een zeer hoogen trap zwellen , èn met 'er tijd moet 't weder zo fterk uitbreken, dat 't moeilijk zijn zal, het kwaad te ftillen; want ftoppen kan men geen geneezen noemen. Een groot gedeelte onzer fineeden beweert,
dat de fchurft zitte tusfchen het vleesch en de huid. Waarom die dan niet door /ontanel» Ien gekureert? dan die meening is ongegrond ! Een fontanel zal dit gebrek nimmer verhel- pen. Bij voorbeeld: Eer die knobbeltjens uitbreeken , zwellen de
aderen. Dit geeft geen onwaarfchijnlijk vermoe- den , dat de ziekte haaren oorfprong in het bloed hebbe, dewijl zij zich hierin het eerst ontdekt. Uitgenomen dit, tapt eens een paard een hal va kan bloeds uit den nek af, wiens aderen hier of daar gefpannen of gezwollen zijn, dan zult gij, zodra hetzelve maar is koud geworden, oogenbliklijk de bedorvenheid 'er van zien. Nu ziet gij, dat het aderlaaten echter de befinet. ting beteugelt; daar integendeel, zo gij 't geen bloed aftapte, deeze zich van de ooren af tot de hoeven toe over het geheele ligcbaam zonde verfpreiden; zelfs in den hoek van 't oog, aan den
|
||||
ZAKBOEK. 57
den (hart, aan de binnenzijden van den hoef,
of waar Hechts bloedvaten mogen zijn. Deeze bewijzen noodzaaken mij, te gelooven,
dat de ziekte niet in de huid, maar in de ade* ren of het bloed zitte: alleen het overtuigendst bewijs is de geneeswijze, die ik volbrengen kan, zonder de knobbeltjens aanteraaken, of flechts eenig uitwendig middel hoegenaamd te ge- bruiken. Befchrtjving van het Branden.
Het meerder gedeelte onzer hoefTaieden brandt,
dat is , maakt met een gloeijend ijzer een cir- kel , rondom die builtjens of knobbeltjens , ten zelfden tijde de huid half door brandende. Dit, zeggen zij, gaat het verder verfpreïden te keer; en wordt ook te recht het branden\ in 't Engelsch the Firing, genaamd. Daar- na neemen zij een gloei jenden priem , zet- ten dien op ieder knobbeltjen, en branden daar- mede tot op den grond. Dit wordt voor eene volkomen geneeswijze van de fchurft gehouden. Ik echter zoude dit voor de laatfte ftraf voor den doemwaardigften der misdaadïgen houden. Wie kan dwaas genoeg zijn, zich in te beelden, D 5 dat |
||||
58 PAARDENKOOPERS-
dat een gloeijend ijzer het bloed kunne verbe-
teren en eene ziekte gesieezen? Otti de fchurft, of eenig ander dergelijk on-
gemak te taeelen, neemt men eene halve once Roomfchen Vitriool, gekookt in een pint Pis, omtrent voor drie Huivers Terpentijn, even zo veel roode Bolus, en eene handvol Wijnruit. Dit geeft gij het paard in, en herhaalt de eigen quantireit, indien 't noodig zij. Eene befchrijving van den Droes.
De droes fpruit uit hevige , herhaalde maaien
gevatte koude, gelijk dit dikwijls 's winters op 't gras gebeurt,' en door lang liggen op de long en de klieren wordt het bloed bedorven, rodat daaruit die ongelukkige uitwerking ont- ftsat, die men in bet loopen der neusgaten ontdekt. ..... De geheele ruggegraad ziet 'er zowel aaa
vlcesch als bloed zeer mager en fchraal uit , 't weik door de hevigheid der ziekte, dat is, door verkoudheid,wordt veroorzaakt. Men kan dit met den toeftand van een mager mensch, die de teering heeft, vergelijken. Maar 'er beftaat niets;van dien aart, zo als
veeleu baweeren, dat naamlijk hot ruggemerg ' door
|
||||
ZAKBOEK. 59
|
|||||
door de neusgaten wegloope: want de vaten
waarin het ruggemerg is befloo-en, beftaan uit even dezelfde vliezen, waarin de hersfenen ver- borgen liggen, en loopt langs dezelven onafge- brooken af — tusfchen den nek en ruggegraaf wervelen., tot dat het in den ftaart ophoudt-* zodat de neusgaten en het ruggemerg met malkan- deren niets gemeens hebben, even als dit in *t menschlijk ligchaam ook is. De Koorts te ontdekken.
Wenscht gij te weeteu of een paard de koorts
heeft? Een weinig boven de knie, aan de binnen- zijde van 't been is een pols, die gij bij dunhui- dige panrden zeer gemaklijk zult voelen. Maar het beste eri zekerfte middel is het volgende: wan- neer gij uw hand aan de neusgaten houdt, en het aan de kitte van zijn' adem bemerkt. Klijsteerèn.
'Er is een tijd in fommige koortfen, dat 't hoogst
gevaarlijk is, ader te laaten of purgatie in te gee-, ven; en dan zijn de klijsteerèn van een zeer voor- treflijk nut, ja ik mogt liever zeggen volftrekE , noodzaaklijk. Maar onder duizenden zal zich naauwlijks één de mpeise geeven, bet arm ziek. fchep-
■ |
|||||
6o PAARDEN KOOPERS-
fchepzel op deeze wijze van zijne kwaal te bevrij-
den ; en wel uit twee oorzaaken. Eerftelijk weinigen hebben 'er kennis van, of een paard de koorts heeft; Ten tweeden: zijn flechts weinigen met een
werktuig als de klijsteerfpuit, voorzien. Dus is het volgende lavement, om des armen fchepfels wille, en om hun, die het lief hebben, in eene koorts even zo goed en met minder umflag ge- paard, als eenig ander. Vooreerst koopt gij een tinnen pijp , 10 a 12 duimen lang , en wijd genoeg om den top van uw vinger te kunnen be- vatten, aan 't eene einde met eene rand voorzien, op dat, 't geen gij 'eraanbindt, nietafglijde. Dan „ kookt gij een lepel vol haver - meelin twee kannen water te famen , met twee oneen fenebladen , een half pond bruine fuiker, een half pint zoete olie , en eene handvol zout." Koopt een blaas , groot genoeg om voornoemde hoeveelheid te be- vatten, en bind den hals derzelve aan de pijp; giet het lavement met een tregter door de pijp in de blaas, en zet het bloed warm, het achterdeel van 't paerd wat hoog plaatfende. Laat het op ftal zo lang ftil flaan, tot dat het zich gereinigd heeft, Hoe langer 't hiermede ftaat en 't bij zich behoudt, deste beter. Maar gij behoeft zijn ftaart niet naar beneden te binden: 'twarebelagch- lijk
|
||||
ZAKBOEK. 61
|
|||||
lijk te gelooven, dat het paard 't een oogenblik
langer hierdoor bij zich zoude behouden. Gezwollen Hals.
Wanneer een frait bij 't laaten de ader mist, zo
gedoogt niet, dat hij ten tweedemaal op dezelfde plaatseen gat met zijn inftrument fla; dewijl dit zointijds den hals doet opzwellen, en bezwaarlijk te heelen is: en daar 't uit de vaten geloopen bloed denhals onfeilbaar doet oploopen,'en de ftrot-ader van de opening derzelve tot aan de kinnebak en meer naêr beneeden tot den fchouder bijna ver- rot— waardoor gy uw paard ligtlijk kunt ver- liezen — zo behoort hij bij het flaan wel in agt te neemen, dat hij geen druppel bloeds tusfchen het vleesch en de huid laat zitten. NB. Hoe nader aan de ftrpt gij aderlaat, des te
beter. De ader kan niet zo ligt in een knoopge» zwel overgaan, dan wanneer dit lager gefchied. Kuur.
De raap-ftoving verricht het best de genee-
zing: maar zoo de hals erger worden, 'er zich een gezwel vormen , en gij onder uvr' vinger een vloeijende ftof voelen moge : zo doet gij best
|
|||||
61 PAARDENKöOPERS-
best eene opening te maaken, om daardoor een
vrijen afloop aan de vogten te bezorgen; ook moet gij 'er de paarden- zalf opleggen en den hals eenig- zins verheven tragten te houden. Een paard behoorde na het laten een halven dag
lang geen hooi te hebben, opdat de beweeging der fpieren geene ontfteeking of zwelling teweeg brenge. Anglifeeren of Kortftaarten*
Zelden gebeurt het, dat gij uw paard op rei*
laat anglifeeren of kortftaarten. Veroorloof my u te onderrichten, hoe 'in zulk een geval te han* delen. Wanneer gij een paard wilt anglifeeren of kortrtaarten, zo legt nimmer een mes of ander werktuig onderzijn' ftaart, om dien daardoor af- tefnijden, dewijl gij denzelven alsdan daarop moet kloppen, waardoor die zeer ongelijk en ge- kneust wordt: en dit kan zelf» doodlijk voor uw paard zijn. Ook is dit oorzaak dat zoo veele paarden bij het anglifeeren of kortftaarten omko- men. Leg veel liever den ftaart onmiddelijk op het blok, en flaat het mes, zomooglijk, metéén* (lag door een- der gewrigten. Houdt een heet ijzer ii gereedheid ói» dtrarmede de top van den ftaart te branden', een' efade het bloeden teftillen. Maak nira-
|
||||
ZAKBOEK. 63
|
||||||
nimmer, bij wat gelegenheid hoegenaamd ook ,
den hoef los. 'Er kan geeue kneuzing, ook geen wond in de ftraal van den hoef weezen, waarbij men niet, zonder dit te doen, zou kunnen koomen ; en dit juist is het tegenovergeftelde middel texge- neezing van een ftijfvoet, niettegenftaande de fmeden het ten allen tijde doen. Men kan, wel is waar, een onthoeft of overreeden paard helpen , maar 't zeker nooit rolkomen geneezen. Ik heb nu het meerder gedeelte van de meest
voorkomende ongemakken aangetoond, en getragt, u, onder verfcheiden afdeelingen , volgens de overeenkomende gelijkheid met malkanderen ,veele anderen ligtlijk te doen ontwaaren en geneezen. Met één woord, ik hebbe veelmeer aangehaald dan op eene reize nodig is. '.'.'■/ ■ '
|
||||||
VER.
|
||||||
64 PAARDENKOOPERS.
|
|||||
VERKLARING der PLAATEN.
PLAAT A.
De deden van een paard.
Zuo zeker het is , dat een ieder weet, wat een
paard is, zo zeker is het ook, dat een ieder al de deelenvan een paard niet kan noemen,zo als elk moet kunnen doen, die 'er fteeds mede moet omgaan. Maar, ten einde een ieder verfta, wat deze en ge- ne naamen aanduiden, kan men zig, volgens de eerfte plaat, de verdeeling van het geheele paard op de volgende wijze voordellen. Aan den kop ziet men: i. Den voorkop. 2. De flaapen te wederzijden: hier zijn de
oogaderen. 3. De twee kaaken of kinnebakken aan beide
zijden. ,, 4. De kin.
In den openen kaak moet men opmerken :
De voor- of fnijtanden, en wel zes in.den on- der- |
|||||
ZAKBOEK. 65
derkaak, a. b. c. d. e. f. en zes in den boven-
kaak , g. h. i. k. /. m. De vier hondstanden, te weten twee in denbo< j,
venkaak, o. o. en twee in denonderkaak, n.n. De twee onderkaaken jö. p., daar het mondtluk
of gebit van de ftang op ligt. Het kanaal der tong, r.
Het verhemêlte, q.
Aan den hals is:
5. De nek of kam: het hair, welk danr
van afhangt, noemt men de maanen,maar het geen voor over den voorkop hangt, word de kuif genoemd, 6. De keel, ftrot, gorgel of flokdartn,.
Aan het lijf moet opgemerkt worden: 7. Den fchoft.
8. Den rug.
9. De nieren.
10. De flanken, het weeke, de dunning ofde
heupen. 11. De fchouders of fchoft.
12. De borst.
Aan de voorvoeten moet men letten, op:
13. Den arm of bovenfchenkel.
14. Den elleboog.
15.' De knie. E « rel.
|
||||
66 PAARDENKOOPERS-
16. Den knieboog.
17. De wratten.
18. Depijp of het fcheenbeen.
•r 19. De zenuw : 20. Den klaauvv.
21. Den band.
22. De kroon is het hair boven rondom den
hoef. 23. De wand is de nevenzijde van de hoef.
34. De hielen zijn de agterzijden van de hoef. Wanneer de voet opgeligt is, en men ziet
waar de twee hieldeelen in één punt te za- menlopen , noemt men het de ftraaH Het buitenfte, hetwelk om de geheele hoef gaat, word het hoorn genoemd ; en het geen in dit hoorn in hetmidden van den voet bevat is, hiet de zool. 25. De teen is het voorde van de hoef.
kan het agterdeel ziet men: 26. Het kruis.
27. De teeldeelen, beftaaride uit het lid , of de
fchagt en uit de beide teelballen.
28. De billen.
29. De ftuit.
30. Dei? fchenkel of broek. ,
31. Hetgewrigt. . '^
|
||||
ZAKBOEK. 67
|
|||||
32. Den elleboog.
33. Den knieboog.
Het overige is hetzelfde als met de voorvoeten.
34. De ftomp, roede , of ftsartwortel en de
hairen, die'er van afhangen, maken den ftaart uit. PLAAT B.
a. Hier is de kop ingebogen en word hierom
zwijnskop genoemd. b. Zijn groote klieren onder de kinnebakken.
c. Herthals.-
d. Hooger fchoft, waarbij tevens de hooghel-
ling aniigemerkt is, bij welk gebrek de za-
del boven anderen wél gemaakt moet zijn. e. Bëengezwellen.
ƒ. Bovenbeen. g. Kloof.
h. Vloeigallen.
i. Haringbuik.
k. Doorgaande gallen.
/. Koefpat.
m. Bloedfpat.
«. Leest of kromte.
E 2 /».
|
|||||
68 PAARDENK. ZAKBOEK.
o. De drooge fpat kent men aanhetopligtenvan
den voet; en hier is afgebeeld, hoe zulk een paard den voet opligt. p. Kloof.
q. Gezwel aan de knie.
r. De leest.
s. Rattenftanrt.
/. Dwarsfe klooven.
v, Speenen.
x. Hoornfpleeu
|
||||||||||
PLAAT C
Deeze wijst den Ouderdom aan van een Paard,
volgends zijne Tanden; en is naar de Natuur geteekend. |
||||||||||
#
|
||||||||||