-ocr page 1-

EEN GEHARNASTE BIJBELLEZING

-ocr page 2-

StounuIruU van J. VAN BOKKIIOVBN te Utrecht

-ocr page 3-

EEN GEHA1ASTE BIJBELLEZING

NAAR AANLEIDING VAN MATTH. XXIII

VOOR ULTRAMONTANEN EN NIET-ULTRAMONTANEN

DOOR

J. C. KINDERMANN

(CHONIA)

UTRECHT — J. L. li E IJ R li S 1S7/(.

-ocr page 4-

■ ■■■■■■ ... ........ 1 ■■ ■•■

....

' ' quot; ' È . . ■■ . ■ ■ ■ ■ ' ' - ' ■ ' '

• •■■■■- êtf. ■ fJ14

• ■ ■ ' I quot; ^ : ■ ■ ■ .....

.....

■ •■■■

laij

;

• ?; ?

. .: : ........ . ■ • -.gt;gt; •: • ■ -

■ ■ .....

-

.... •,. ■;.- ••• :

,...

m -

...... ■. ■ • ■ ■■ ■ ■•■■ .............

. . ■ • .■ . ■•.■.■ ■ -:■•• ■ • - ■ ■ ' ' ■ ■ ■

,.-i i. i r.v-fiite ,gt;.|.j

„.....■ -,.......... •. ■•■■■■• ■■ •■ ■ •• .......... •■ ^ ■■

^jpf .

■ -

... . , -, ..... . .

■ ■

..... • -.

quot;

■. . i... . ■-... • • . -

.. | .:.... * '■ ' '

.... ..... ......

■•■-r,;»:; ■■ . ttgl - I

... ..... .... • . ■ ■■. - '

• ...... ■ •. ' . ■ ■■■ -■■ • W-^-v ; - ■' — ' - ' ■

....

...... :

: . .. ,...,;.. :■... .:.... .... ....... I : .

....

quot;

%Kf ...

• ■ • v.?;,' • .. ■ . ^

■ -

-

. . .

H

. • ■ . , ...... ■ . :■ ......... ... r'

ill


...........

c -.',t 'X%1

-ocr page 5-

KEN WOORD VOORAF.

Het zou ons niet verwonderen, indien velen den titol van onze brochure wat vreemd vonden. Die kwam ons ongezocht voor den geest, misschien wel door eene onwillekeurige herinnering van bekende Sonnetten die ook „geharnastequot; heetten. Evenwel kwam ons die qualili-catie niet ongeschikt voor. Immers het boekske moge meer een aanval schijnen, inderdaad is het eene verdediging van hetgeen wij christelijk achten tegen hetgeen zich als christelijk bij uitnemendheid, ja bij uitsluiting wil doen voorkomen. Men wordt bij aanspraken die gemaakt, bij eischen die gedaan worden, genoodzaakt tot zelfverweering. Het geldt wat in onze schatting het hoogste en heiligste is.

Ook om den toon en geest waarin het hier gegevene gesteld is kwam de titel ons niet onjuist voor. Die zal sommigen wat scherp voorkomen. Met flauwheid achten we dezer dagen de zaak welke wij voorstaan weinig gediend. De tegenstander roert zich duchtig en komt immer openlijker voor zijne bedoelingen uit. Het ver-

-ocr page 6-

VI

goelijken zon veinzen en ontveinzen van ons karakter zijn geweest. Die toon werd ons aan de hand gedaan door liet Woord van Hem zelf, voor Wien wij ten diepste nederbnigen, die in heilige geestdrift zijner edele verontwaardiging Ineht gaf; het was een krachtige greep, zoo mogelijk ter redding. — Zoetsappigheid zon kwalijk geplaatst zijn geweest. Wij verhingen deze ten onzen aanzien ook niet.

Wie aan dien toon aanstoot mogten nemen herin-neren we, dat onze variatieën — wanneer wij dit derde van vergelijking mogen bezigen — naar den aard van liet gegeven thema zijn. — Het in schijn onchristelijke kan zeer christelijk — gelijk het schijnbaar christelijke zeer onchristelijk wezen.

Mogt hier of daar een voegje wezen dat niet te best slnit, eene enkele malie wat los zijn; wij hopen dat ons harnas houw- en steekproef zal worden bevonden, en men ons misschien een prikje maar geen doodwonde zal kunnen toebrengen.

-ocr page 7-

Eene beschuldiging krijgt, afgezien van haar waarheid, te meer gewicht, naarmate zij van iemand van gezag uitgaat, liet verkeerde daarin te laste gelegd zwaarder is, en zij onder en tot meerderen wordt uitgesproken en verbreid. Is zij ongegrond doelt ter goeder trouw, dan wordt zulk eene beschuldiging onwaarheid; wordt zij tegen hetgeen tot eene andere overtuiging moest brengen ingebracht, dan wordt zij logen; laster wordt zij, naarmate een en ander een smet werpt op naam en karakter van den betrokkene, en er meer kwade wil in 't spel is.

Maar wat mag en moet men dan zeggen, wanneer in een blad voor de katholieke belangen dat, volgens eene openbare en algemeene meening, door het Vaticaan wordt geïnspireerd, het navolgende te lezen is. — «Te midden van den zedelijken chaos, in een tijd dat (waarin) ook de heiligste woorden hun zin en beteekenis schijnen verloren te hebben, houdt Pius IX den fakkel der waarheid en gerechtigheid omhoog. Te midden van den tegenwoordigen zondvloed van misdrijven kan hij op zijn rein leven wijzen als op een spiegel, en zonder vrees kan hij den modernen Phariseën en tollenaars toeroepen; — wie onder u kan mij van eene zonde beschuldigen?quot; — Wij vonden in dat woord beschouwingen, er spreekt een geest en denkwijs in, van welker bestaan men zich overtuigd mag houden, al was die hier niet uitgedrukt. Men moge het verschil in beginselen in

-ocr page 8-

dozen erkennen als een bestaand (eit, dit neemt niet weg , dat ook die beginselen kunnen en moeten beproefd worden.

Wij laten de bezwaren tegen den geest onzes tijds in het midden. Deze beeft zijne lichtpunten maar ook zijne schaduwzijden, gelijk alle eeuwen die hadden, hoewel de eerste helderder zijn, de laatste niet zoo donker, als dit het geval was in menige vroegere eeuw, ook toen de Kerk meer dan thans haar invloed deed gevoelen en heerschend was. Het moge er, wanneer wij letten op zoo veel woeling en strijd van volken tegen volken, van standen tegen standen, van richtingen tegen richtingen, vrij chaotisch uitzien; Rome's voorstanders zullen wel niet beweeren, dat hot daar waar zijn geestelijkheid sedert eeuwen den grootsten invloed uitoefende en dien nog uitoefent, het rustigst en meest ordelijk toegaat. Wij konden, ziende op Frankrijk, Spanje, Oostenrijk en Italië, het er voor houden, dat het daar waar men dien invloed beperkte aanvankelijk beter werd, dat men daar waar deze zich het meest liet en laat gelden het minst rustig is. De protestantsche landen, die waarin het piotestan-tismus het overwegende element is, kunnen de vergelijking met de roomsche wat algemeene verlichting en beschaving betreft, zoo wij hopen, wel doorstaan, hoeveel er ook te wenschen en te verbetoren overig blijve. Men vergelijke Duitschland met Frankrijk, Engeland met Oostenrijk, Zweden met Italië, Portugal met Nederland of Denemarken, de roomsche kantons van Zwitserland met de hervormde, en beslisse aan welke, naar rust en bedrijvigheid, naar vrijheid en orde, naar welvaart en wel ook naar zedelijkheid, de voorrang is toe te kennen. Waar de regeering geheel in lianden der geestelijken was, stond het daarmede slechts erger en ergerlijker geschapen. Zóo in Spanje, in hetMainzsche

-ocr page 9-

[)

Triersche enz. in de vorige eeuw, en in de Pauselijke Staten tol in den laatsten tijd.

Daarop ziende zouden wij moeten vermoeden dat de lakkei der waarheid en gerechtigheid, dien i'ius en zijne voorgangers omhoog zouden hebben gehouden, maar llanwelijk glom, flauwer naarmate die niet in den middcn-eeuwschen mist en het middernachtelijk duister, maar in den steeds helderder dageraad der volgende eeuwen word ontstoken. Men heeft dien in onze dagen opgerakeld , uiteengepeuterd. doch om dien dan weldra minder helder, «luizig» zooals onze vaderen het noemden, te zien branden. Uitgaan, ten volle uitgaan zal die fakkel in den eersten tijd althans niet, en wij zouden dit, ware het ook mogelijk , zoo spoedig niet eens wenschelijk keuren. Er zijn millioenen die deze brug naar hel geloof aan het geestelijke en goddelijke nog noodig hebben, wier leuze zou worden ; — geen pastoor dan geen paus; geen paus, geen kerk; geen kerk , dan geen geloof, geen goed, geen God! — Wij zijn liberaal genoeg om windelen en doeken van het kind te onderscheiden, maar ook moreel-geloovig of wil men, bijgeloovig genoeg, om niet met windelen en luijers het kind in't water te willen zien werpen.

Maar ondanks alle liberaliteit en niettegenstaande wij op het gebied fier meenigen, vooral der meer onschuldige, tot don andersdenkende gaarne het woord van Abraham tot Loth richten : — «Laat er geen twist zijn lusschen mij en u en tusschen mijne en uwe herders. Trek gij tor linker, zoo zal ik ter rechter gaan» , — is er tegenspraak en zijn er inbreuken, beweeringen, welke wij niet mogen ( niet kunnen toegeven. Het zijn do aanspraken van den Onfeilbare, of liever de eisehen die uil liet in den laatsten tijd den Paus aangewezen standpunl voortvloeijen, alsof bij het Hoofd der Kerk hel hoogst en ten laatste eenig

-ocr page 10-

1(1

gezag zou berusten. Men zal dit tegenspreken en zeggen, Wat tneu dit alleen iu zaken van godsdienst aan den Paus toekent. Doch waai' zijn de grenzen, zoodra men b. v. op het gebied van bet onderwijs treedt; zoodra de Staat gelijkheid van allen voor dc wet wil doen gelden, in huwe-lijkszaken? Welke uitbreiding gaf'de Paus aan dat recht in de dagen van keizer Hendrik te Canossa! Men noemo dil niet aberratie, tijdelijk misbruik van macht; interdict, ban enz. zijn wapenen waarvan dc Paus zich kan bedienen en menig Paus zich bediend heeft, ook wanneer hot tijdelijke belangen en do heerschappij des pausen betrof. Men gevo zelfs niet te hoog op van de onmogelijkheid om zoodanige aanspraken bij den tcgenwoordigen toestand der maatschappij nog te doen gelden; de Syllabus bewees lioe weinig men van aanspraken eti eischen hij de Uoomschc Curie terugkwam. Ook wanneer zij geen ommekeer, maar wel onrust, woeling, strijd kunnen te weeg brengen, en verzet veroorzaken, achten wij zorgeloosheid in dezen gevaarlijk genoeg, liet mogen nog maar vonken zijn, overblijfselen van vroegere laaië vlam; ook vonken kunnen brand doen ontstaan, wanneer zij slechts de daarvoor geschikte stof vinden.

Wat do macht over de gemoederen betreft, welke Home juist door de erkentenis van zijn hoog gezag uitoefent, doze is gebleken in de houding van zijne hoogst-geplaatste dienaren en zijne schijnbaar meest helderziende en onafhankelijke volgelingen. — Hoe verzetton zich mannen van naam, grootwaardigheidbekleeders in de Kerk tegen het leerstuk der onfeilbaarheid op de laatst gehouden Kerkvergadering, en hoe algemeen boog en bukte toch zelfs menig vrijzinnig bisschop, zoodra de uittemaken zaak eene uitgemaakte, dc beslissing gevallen was. Het is op hun siandpunt oenc consequentie; eene inconsequentie echter, wanneer men het van een redelijk, een menschel ijk stand-

-ocr page 11-

puilt beschouwt. Men heeft stellig niet bedacht welke uitspraken al, ook iu zaken dos gcluols en aangaande de middelen om menschen tot geloof te bewegen, van den 11. Stoel zijn uitgegaan. Men heeft niet bedacht dat men, door aan dat leerstuk zijn zegel te hechten, stilzwijgend de lu([uisitie en hare verschrikkingen, den Uartlioloinousnaclit enz. billijkte. Men heeft niet bedacht dat zoo iets bij den protestant zedelijke afkeuring, bezorgdheid, wantrouwen moest wekken en hem tot zelfverdediging tegen in zijn oog onwettig gezag incest nopen, dal men strijd en bloedstorting in 't aanzijn riep, zoo veel dit aan de beleiders lag — óf men moest oumenschelijk wezen. Die voorstanders hebben ons in 't geheugen geroepen, zij hebben ons voorgehouden wat wij anders gaarne hadden willen vergeten en vergeten zien — dat er bloed, bloed van onze vaderen lag tusschen hen en ons. — Men heeft zich soms ook van pi'otestautsche zijde vergeten, zijn beginsel verloochend, men heeft daar uit het oog verloren, dat er in den strijd der meerlingen slechts éen wapen geoorloofd en ook inderdaad aldoende is, dat dit wapen bestaat in het licht eener betere overtuiging; doch dit waren inderdaad aberraties, tijdelijk slechts en weldra door alle weidenkenden gewraakt, waarvan men ook in beginsel terugkwam. AVaar blijft evenwel — vragen we — de veroordeeling van zoodanige wegen en middelen ook van Home's zijde? Spreekt het zijn non possumus, wij zeggen daarop alleen , dat het zich laat binden door banden die het niet moesten binden, dat het voor gronden bet oor — voor gruwelen het oog — voor betere overtuiging verstand en hart sluit, en dat het te midden van zijne conse(|uentiecn, de ergste inconsequentie begaat, goedkeurende wat zijn verstand verwerpen, zijn hart veroordeelen moet. De grond en reden waarmede veel te verklaren en bij velen te ver-schoonen is zij deze, dat de mensch een kind is van zijn

-ocr page 12-

12

lijd, dat hij bewogen wordt door do drijfveêrcn die in dien tijd gelden en op den voorgrond treden, dit verschoont geen paus; de Onfeilbare moest, eens onfeilbaar zijnde, beter weten, beter geweten hebben. — En daarom, die feiten goedgekeurd, derzelver herhaling indien mogelijk beloofd, goedgekeurd dat Leo X den slavenhandel in zwarten billijkte, of dat leerstuk laten vallen en het Hoofd der Kerk feilbaar verklaard!

Men brenge niet hiertegen in, dat die quaestie geene theologische maar eeue humanitair-politieke zon zijn. A.1 kan men haar ook uit het laatste oogpunt beschouwen en als zoodanig voorstellen, zij is nog meer en eerder eene van religie, omdat zij den weg en de middelen raakt, waardoor eene godsdienst of liever eene Kerk moet worden in stand gehouden en beschermd. Zelfs als afmaking-systeem kan kettervervolging onverstandig politiek, maar moet tevens geenszins christelijk gekeurd worden. Dat nu die Kerk, volgens het ecclesia non sitit san/jninem, d. i. de Kerk dorst niet naar bloed, zich bij do auto-da-fes op den achtergrond hield en de uitvoering van haar vonnissen aan de wereldlijke macht overliet, kan zulke feiten niet wettigen, haar niet verontschuldigen. En daarom moeten do voorstanders der onfeilbaarheid de bloedige erfenis aanvaarden, of van dat leerstuk afstand doen, en na do vroegere afkondiging het herroepen.

Moge nn het aangevoerde als ecu proeve en toets gelden dat de fakkel dor waarheid en gerechtigheid dien Pio IX zou omhoog houden, wel flauw glimt, maar daarentegen walm en stank genoeg verspreidde; wij zouden nog hebben gezwegen, omdat hij naar zijn persoonlijk karakter den lof eens «reinen levens» betrekkelijk zeer verdient, en hij op dit punt hoogst gunstig afsteekt bij sommige zedelijke monsters dio in vroegere eeuwen Rome's zetel innamen. Wie met don tegonwoordigon pans in aanraking kwamen

-ocr page 13-

13

roemen zijne hnmaniteit en beminnelijk karakter. Evenwel is do Patis binnen zijn paleis en raadzaal niet de onafhankelijke albescbikker, als hoedanig men hem naar buiten zich laat vertoonen. Hij hoeft nevens en achter zich zijn

Consulta, en achter dezen staan.....? De pauselijke

stool heeft zijne viziers en janitsaren.

Maar desniettemin wordt het gezegde aangaande don humanen grijsaard in meer dan een zin lasterlijk, het wordt lasterlijk ten aanzien van wie de vrijzinniger beginselen huldigen, wanneer men verder spreekt, «dat PioIX den modernen Pharizeön en Tollenaars zonder vrees mag toeroepen: Wie onder u kan mij van éene zonde overtuigen?» Al riep dat Woord ons niet het beeld van den Eenige voor den geest die het op do lippen nam, en al zou Pio IX zich van zulke lofspraak en verheffing excu-seeren en zeggen, dat hij zijn naam van Heiligen Vader cum grano salis en e.x officio, in zijne qualiteit zich liet aanleunen; hij zou, al nam hij ook het «Onfeilbare» ex cathedra, dat is onfeilbaar in zijne pauselijke uitspraken omtrent geloofswaarheden aan — hij zou, zeggen we, voor dat «onzondige» bedanken, als een hem niet toekomend predicaat. Wij hopen en vertrouwen, we weten dit schier van hem.

Doch Pius IX kan dat woord, volgens het door hot Vaticaan geïnspireerde blad, toeroepen aan «de moderne Phariseën en tollenaars.» — Die moeten daardoor zeker worden beschaamd en wederlegd. De combinatie is minder gelukkig, ten zij men door de eersten de prote-stantscho kerkelijk vromen, de mannen dei' orthodoxie, door de laatstgenoemden quot; de mundane weroldlingen, de meer of minder modernen bedoeld wil hebben. Intus-schon zouden we altoos liever onder de tollenaars dan onder de Phariseën onze plaats willen zoeken, en dan liefst naast dien eénon in de schets welke Jezus van

-ocr page 14-

14

beiden geeft. Wat die Phariseën aangaat , wij willen het signalement dat de Heer van die vroom-rechtzinnigen opgeeft in zijne enkele trekken nagaan en vragen, waarvooral de door hom geïncrimineerden in onze dagen te zoeken zouden zijn? Wij willen den donder zijner welsprekendheid vernemen , waarbij Demosthenes' Philippicae en Cicero's Catilinariae opgesierde bombast worden, en vragen: waar de bliksemen zijner heilige verontwaardiging treilen? Wij slaan het drieëntwintigste hoofdstuk van het evangelie naar Mattheus op.

Mogen we llem die daarvoor anders te hoog stond, in menschelijk burgerlijk kader klassificeeren, dan was Jezus geen revolutionair, maar in zijne dagen stellig modern, als die geen vrede had met veel wat in zijn tijd en onder zijn volk bestond, die niet vroeg naar oud en bestaande maar naar waar en recht, al wilde hij geen gewelddadige omkeering. Daarom dringt hij aan op ontzag van het bestaande, al wordt wet en gebod door onwaardigen den volke voorgehouden, «al zitten schriftgeleerden en Farizeën op Mozes stoel.» De waarheid blijft waarheid, al verkondigen onwaardige monden haar. Doch daarom geen onwaarheid gehuldigd, geen oogen gesloten voor derzulken gebreken, voor hunne verkrachting en overtreding der heilige wetten, daarom niet zich laten verblinden door hreede gedenkcedels en groote zoomen aan de kleederen met spreuken uit de gewijde bladeren of van vrome mannen bestikt! Daarom niet blindelings en slaafsch hen gevolgd, daarom geen onderwerping aan onwettig aangematigd gezag; want «een is de Meester, allen zijn broeders!» De zijnen zouden zich niet laten Meester noemen; de grootste onder hen zou hun dienaar zijn.

Wij staan een oogenblik stil en doen, op die inleiding terugziende, enkele vragen. — Wie beweeren op Mozes

-ocr page 15-

15

stoel te zitten en het geestelijk liooggozag in handen tc hebben? — Wie binden lasten van instellingen en plecli-tigheden zatnen, om die den monschen op de schouderen te leggen? — Wie komen in plechtgewaad geschikt om don eenvoudigen ontzag in te boezemen? - Wie laten zich Rabbi noemen en matigen zich een meesterschap aan over hunne broederen? — Zal men die lieden eerder en meer onder de protestantsche leeraars en in de eerste plaats onder de modernen in hun midden, of zal men die onder Rome's priesterschap, met zijn paus, kardinalen, bisschoppen, pastoors (de benaming wijst op gezag, op hoogheid, desnoods op transcendentale hoogheid) te zoeken hebben? Het «Meester» was hun niet genoeg; wij vinden Heiligheden, Eminenties, Hoog-waardigen enz.

Dit is als de vorming en opeenpakking der wolkgevaarten , waaruit wij weldra de slagen vernemen en zien treilen, als het herhaald «wee u!» uit Jezus mond zal klinken, gelijk het in vs. 13 over de schriftgeleerden en farizeën gaat als «huichelaars, die het hemelrijk toesluiten voor de menschen — die zeiven er niet in willen en er anderen niet laten ingaan.quot; — Bij de eenig zaligmakende kerk is dat hemelrijk, de ingang daartoe, die kerk zelve, waarvoor zij zich met het «nulla aal us extra ecclcsiam d. i. geen heil buiten de kerk» verklaart. Zij vergeeft of behoudt zonde, bindt en ontbindt, doemt of spreekt zalig, zij is de uitdeelster der genadegaven Gods. De H. Petrus en zijne opvolgers hebben de sleutelen des hemelrijks. De woorden: «het rijk Gods komt niet met uiterlijke vertooning, men zal niet zeggen; hier is het of daar is het, maar het is inwendig in u,quot; het zeggen van Jezus: — «Als gij bidden wilt zoo gain uw binnenkamer, en sluit de deur achter u toe, en bidt tot uwen hemelschen Vader in het verborgene,» en zoo menig

-ocr page 16-

10

ander, zijn voor de kerk als ware 't niet geschreven. — Voor ons is hot hemelrijk hot naast het Rijk der waarheid en des goeden, gelijk Jezus het kwam openbaren en stichten, het rijk des lichts van eenc heldere godsdienstige kennis en heiliging, het rijk des geloofs dat alle geloovigen omvat, dat naar de mate des wetens op eigen overtuiging is gebouwd, waarin men vrij en met vreugde, rein en belangloos, uit liefde jegens God en Christus het werk des Vaders poogt te werken naar kring en kracht. Dat is het hemelrijk waartoe menschen kunnen be-hooren die daartoe niet worden geteld, waartoe zulken die daartoe geteld worden wel eens niet behooren kunnen, gelijk dit dan ook in Jezus invective ligt.

Wij ontkennen in geenen deele, dat ook onder de katholieken velen waren en zijn, die daartoe eer en beter dan menig zelfs heftig protestant kunnen gerekend worden, dat onder hen menig edele was en is op wie als op een voorbeeld van toewijding en zelfvergeten kan worden gewezen, helden des geloofs en der liefde; doch wij houden dit in de eerste plaats voor een uitvloeisel hunner edeler natuur. De Kerk kan daartoe opleiden, doch tot hoeveel anders leidde zij ook op! — quot;Welke banden heeft zij den menschelijken geest aangelegd! Hoe verkeerd eene wijze van doen heeft zij gevolgd, toen zij het «Gaat heen en leert!» tot een: «Gaat hoen en dreigt!» en het, «dringt ze om in te gaan!» in een «dwingt ze om in te gaan!» verkeerde! Hoe belommerde en belette zij het denken en daardoor de eigen vrije overtuiging; hoe gaf zij en bond zij aan oen goloofslijk in plaats van dat tillende, verhelfende en bezielende beginsel aan te kweeken dat gelóóf mag heeten, en stelde zij het blinde overgeven aan menschen in de plaats dor overgave aan God; hoe stelde zich een priesterschaar, schijnbaar helpend en bemiddelend, doch inderdaad belommerend en hinderlijk

-ocr page 17-

17

tussclion hol nienschcukiiid op narde cn Zijn Vader in den Hemel! Zoo mag liet heeten: — «(üj sluit het hemelrijk toe voor de menschen; gij komt cr niet in, en die er in willen laat gij er niet ingaan.»

Een ander «wee u!» uit des Hollands mond luidt(vs. 11):— Schriftgeleerden en Pliariseën, gij huichelaai's, gij die iie huizen der weduwen opeet, en dat onder den schijn vun lange gebeden; daarom zult gij des te zwaarder straC ontvangen.» — Dat verschijnsel bij do joodsche priesterschap het heeft Hem geërgerd die, al liet hij zich handreiking doen, tot zijne jongeren sprak: «Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet!» — En waarlijk, dat «huizen der weduwen opeten,» dat berooven van de soms hardgeslugen onnoozelheid, het is ergerlijk, het is on-mcnscholijk, wreed; het is een prooi, we zouden zeggen niet meer der gemeene hebzucht, maar van eene egdistischc vraatzucht. Kan het erger? — Ja, en Jezus wijst het als met den vinger aan, zoó dut wij de mannen als vóór ons zien in hun plechtgewaad, klaagzangen prevelend, doch waarbij zij, al ware dit uitvloeisel van het dagelijksch doen en dei' gewoonte, uiels of geheel iets anders denken en gevoelen; immers zij eten die huizen op «onder den schijn van lange gebeden.» — Wie moet daarbij niet denken aau beaarden, uitvaart en zielmissen, berekend enbelauld, offers van liefde maar ook der vrecze, ook bij gewillige vroomheid dik wei i zware olfers zuchtend gebracht, den armen geweigerd die het karige deel op Allerzielen voor vader, moeder, gade en kind voor lief moet nemen. Wie durft liet vonnis wraken van den lieer, ziju «deste zwaarden'straf ontvangen?» — Rijm het met Luk. XVI: 25 eu Jak. II: G.

In vers 15 heet het; — «Wee u. Schriftgeleerden en Phariseërs, gij huichelaars! gij die land en water omtrekt om eeuen jodengenoot te maken; en als hij het geworden

-ocr page 18-

18

is, dan maakt gij van hem een kind der helle, tweevoudig meer dan gij zijt.» — Nog eens, wij maken onderscheid, wetend dat er ook door heiligen ijver bezielde mannen velerwege hebben gearbeid, en dit in den geest der liefde, soms in den waan der liefde. Er is niet maar éen Las Casas geweest, een edele in beginsel, al baarde zijn misgreep schromelijke gevolgen. — Doch was het uit dat beginsel dat in China en Japan, in Paraguaij en elders werd gewerkt, waar eene massa gekerstend, doch daarom niet beter werd? Wij denken daarbij aan bekeerde, aan zoogenaamd bekeerde volken enmenschen, gelijk men er meerderen maakte in dc dagen dor religieoorlogen en vervolgingen, aan de Bohemers, aan Frankrijk en Spanje en Polen, die althans gedeeltelijk voorde Kerk werden herwonnen. Hebben die volken daarbij gewonnen, ook in zedelijk opzicht gewonnen? En als Roomsche geestelijken thans in bijna open strijd komen met do burgerlijke overheid, tot verzet aansporen en dreigende voorspellingen laten vernemen; is dat niet, gelijk do Carlisten in Spanje onlangs bewezen, ergernis veroorzaken, aanleiding geven tot God weet welke gruwelen? Wie zijn daar de eigenlijke drijvers tot euvel dat zij zouden schromen handdadig uittevoeren ? — De bekee-ringsgeschiedenissen en die van bekeerden zijn vaak donkere bladzijden in de Kerkhistorie. Men denke aan Henri IV, wien men het Paris vaal bien unc viesse op de lippen legde en aan een de Maintenon; op kleiner schaal aan de kunstgrepen en listen om een zieltje te winnen, waarbij geen huisvrede, geen heilige banden ontzien, maar daartoe misbruikt worden.

En hierop laat de Heiland een schets volgen van wat diezelfde ijveraars in andere opzichten waren en durfden en deden met iuinno onderscheidingen van heiliger en minder heilige eeden, die een walgelijk mengsel vorm-

-ocr page 19-

lil

don van geveinsde of' vermeende vroomheid en arglist, van ontzag voor- en bespotting van de waarheid en het heilige in cene adem. Sluikhandel in het godsrijk, verboden maar toch gewaagd, schier onverklaarbaar vermetel en toch in verschillende vormen gepleegd, waarover te recht het «wee u!» nit den mond van den Eenig-reino ging. — Waren er later geen Schriftgeleerden en Farizeën, maar in Jezus Kerk, die in dienzelfden geest leerden en voorgingen? Wat is zoodanige beschouwing anders dan cene reservalio mentalis het geestelijk voorbehoud, door Escobar, Sanchez, Busenbanm en anderen voorgestaan? Hoe verwrongen zij daarmede de rechten der waarheid en heiligden zij als ware 't het bedrog, de misleiding. Wat werd daarbij van alle ontzag voor den Al-lerlioogste, hoe werden godsdienst en zedelijkheid daarbij verkracht en de hechtste en duurste verpligtingen verloochend? De logen zij altijd te veroordeelen, zij wordt afschuwelijk wanneer zij zich vermomt onder het masker der religie. Indien iets, dan mag zulk bederven van het zedelijke door wat als godsdienst moet gelden wel heeten het heilige gemeen maken. En niettemin, zulke leeriiigen zijn in onderscheidene werken van jezuieten te vinden, terwijl die niet door de welverdiende afkeuring van hunne oversten zijn getroffen.

Kan de uitspraak aangaande een volgend euvel door Jezus gegispt gunstiger zijn? Daar gaat naar vers 23—27 het oordeel over mannen die van geringe toekruiden de tienden, welke men volgens de wet aan den priesterstam verschuldigd was opbrachten, maar die hel voornaamste in de. wet nalieten, hetgeen Jezus treilend scherp hel zuigen van de mug noemt, terwijl zij kemelen verzwolgen. — Eere den beteren priesters! Doch hoe is dat verschijnsel slechts naar onze dagen gewijzigd nog waar te nemen, zulke inconsequentie geen zeldzaamheid.

-ocr page 20-

20

Men ga na line door vole katholieken cn dit in eenvoud wordt gedacht, wat zij zich zeiven en anderen hoog aanrekenen, en wat zij minder schijnen te tellen. Daar worden bij velen kerkelijke plichten boven menschelijke of zedelijke — deze bij gene achtergesteld. Hoe leerden nog velen de rechtvaardigheid, de barmhartigheid, de oprechtheid veeleer verzaken dan behartigen! Het pro-babiliteitssysteem is bekend, en dat het doel de middelen heiligt is met woord en daad gehuldigd. Het was niet Le Moine alleen, die eene devotion aisce verkondigde en het met het On fait avcc le ciel ses accommodements hield. Men voere niet, wanneer op zulke onzedelijke loeringen in de schriften van jezuïeten vooral wordt gewezen, ter verontschuldiging aan , dal die leeringen slechts partikuliere meeningen, aberraties zouden wezen van sommige individu's; naar de instellingen der Societeit van tie jezuïeten mag niemand van hunne orde eonig geschrift uitgeven zonder voorkennis en toestemming van den pater provinciaal (Instil. Soc. Jesu Vol. II p. 63). En waar lezen wij de afkeuring van zoodanige stellingen, al verbood latei' de Pater Generaal Aquaviva de leer dat vorstenmoord geoorloofd zou wezen, als de vorst ten tiran was geworden, voor te staan, jaren nadat de jezuïet Mariana in zijn werk de vege et rcfjis imtilulione den vorstenmoord had verdedigd.

Kn waar dergelijk stelsel wordt aangekleefd, gehuldigd en in praktijk gebracht, daar geldt het woord naar vs. 25 door Jezus gesproken: «gij die de bekers en schotels van buiten rein houdt; maar van binnen zijn zij vol van roof en gulzigheid», en wat verder wordt gezegd aangaande het reinigen van het binnenste van beker en schotel, liet is het noodlottig maar even zoo bijna noodzakelijk gevolg dat, waar men op vele vormen staat, op dezer inachtneming aandringt, het wezen der zaak in die vormen ver-

-ocr page 21-

'2!

loren gaat, die daardoor ledige liulsels, ijdcle gebiuiken ou als klanken zonder zin worden. Eenige vormen mogen , omdat wij zinnelijke wezens blijven, noodig wezen, zij mogen waar zij passend zijn gnnstigen invloed uitoefenen kunnen; het «in geest en in waarheid» blijft het groote woord van den grooten Meester, dat om zijn wijsheid als om zijn waarheid in het oog moet worden gehouden-Maar hoe werd en wordt dat woord in de Roomsche Kerk vergeten, hoe wordt daar verzinnelijkt en versierd, do rechte godsdienst door en voor al het bijwerk achtergesteld! Wat feestgebaar eu instellingen, plechtigheden, aanvankelijk treffend, weldra meer gewoon en onverschilliger aanschouwd, straks zinledig en slechts nog sprekend tot oog en oor, afgezien van het bonte en smakelooze velerwege, als daarin door millioenen hun godsdienst wordt gesteld; niet zoo onschuldig, als daardoor hot wezenlijke, de zedelijke strekking dier godsdienst, haar invloed op gemoed en wandel op den achtergrond wordt gedrongen. En aan dat «van binnen vol roof en gulzigheid», wie durft daar bijna bedenken en narekenen, wat daaraan ten olfer werd gqbracht, overvloediger naarmate volken en tijden in donkerder bijgeloof bedolven waren. Zon er na die door don oorlog, erger, grooter verspilling van volkswelvaart zijn geweest dan die voor en door de Kerk werd gepleegd? Wat bezat die Kerk eens in zoo vele rijken, in Engeland, in Spanje; wat werd en wordt aan haar onder zoo velerlei titels en benamingen opgebracht? Een Spaansch minister durfde beweoren, dat Spanje door eeuwen heen een geestelijke schatting betaalde die, wanneer men haar van de Kerk terug kon eischen, meer zou bedragen dan de waarde van dat geheele koningrijk. Hoe was de geestelijkheid in het bezit van een groot deel van den grondeigendom daar en van het beste deel daarvan, terwijl het slecht geregeerde, slecht geleide volk,

-ocr page 22-

22

bij al den rijkdom van zijn bodem en ül de schatten die hetzelve toevloeiden, en ondanks daar eens een natie vol ondernemingszucht en geestkracht was, naar maatschappelijk en geestelijk welzijn immermeer verarmde en dieper zonk. Welke vlucht nam Engeland, toen het zich vooral aan dien boei had ontwrongen! — We ontkennen niet en ontveinzen niet, dat van zooveel als de Kerk op allerlei wijze zich wist toe te eigenen, ook geschiedde wat men «weldoen» achtte; doch hoe weinig verstandig geschiedde zulks, zoodat het de luiheid aankweekte; hoe weinig werd op zedelijke verheffing gewerkt! Inderdaad volken en landen, de rijkstgezegende door de natuur, verachterdon, vervielen van vroegeren trap van bloei en luister, naarmate de geestelijkheid er meer vermogt en zich verrijkte. Deed zij dit grootendeels in eenvoud door de machtigen onder haar daartoe genoopt, dat zou ons doen denken aan het woord: «Indien dan hot licht dat in u is duisternis is, hoe groot zal dan de duisternis zijn!»

Nu volgt een «wee u!» met aangifte van den grond waarop dat rust, dat ons te harder klinkt, omdat het door den mond der Liefde werd gesproken, dat door de zedelijke verontwaardiging werd ingegeven, noodig ter waarschuwing.... maar onwaarheid ? Wij hopen dat op velen hunner, wie dat het naast gold zelfs, een later woord van hemelsche zachtmoedigheid van toepassing was, het onvergelijkelijke: «Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen!» — Er is bij Jerusalem eene allen bekende plek, waardoorheen wegen en paden voeren, ter zijde van welke men vindt wat vroom geloof beschouwt als tijdelijke woningen der dooden, waarin zij rusten maar om eens daaruit op te staan, liet is Jerusalem's Pere Lacbaise, waar menig grafgesteente, eenvoudiger of weidscher, staat of pronkt. Het joodsche volk raakte bekend met de kunsten die Griekenland vooral

-ocr page 23-

sierden. De treurende liefde, ile dankbare weemoed, ook de menschelijke ijdelheid stichtte die gedetddeekenen. Het volk gedacht en eerde daardoor zijne groote dooden, of die eens voor groot werden gehouden; ook vroeger miskenden, in do eerste plaats profeten die waren gevallen als martelaars voor later ingeziene waarheid in den strijd tegen zedeloosheid en afgoderij. Daarmede mogt een later geslacht zijn helderder inzicht, zijne godsdienstige overtuiging willen aan den dag leggen; zij toonden zich kinderen dier vaderen, ondanks hun eeren van die profeten met denzelfden geest bezield, door hun verzet tegen Hem die kwam om de wet en de profeten te vervullen, ze volkomen te maken, die kon spreken: «Ik ben de wogen de waarheid en het leven!»

En tegen zulke hoosaardige machten, die met list en bekrompenheid, verblinding en kwaadwillige sluwheid, die de massa wist te bewerken en te blindhokken, het heilloos spel ten einde toe zouden drijven, tegen zulke machten optredend, wist Jezus welk lol Hem zou toeven. Hij wist dat des menschen Zoon kwam, niet om zich te laten dienen, maar opdat Hij diende en zijn leven tot cene verlossing voor velen geven zou. Daarom sprak Hij naar vs. 32, het woord dat hun als eene tartende uitdaging in de ooren mogt klinken, maar dat eene getuigenis was van zijne bereidwilligheid om ook het zwaarste offer te brengen: «Welaan, maakt dan ook de maat uwer vaderen vol!» Dat deden zo in Gethsémane, in Kajafas' palcis, op Golgotha aan den geboeide, gehoonde, gemartelde, uit zijne wonden ten dood bloedende.

Wij weten en erkennen, dat zulk een gruwel slechts eens beraamd slechts eenmaal gepleegd kon worden; en desniettemin, hoe vreesselijk werden er later soortgelijke door christenen tegen joden, heidenen en christenen begaan. .Men denke aan vervolgingen, aan de verdelging

-ocr page 24-

van kotters als de Albigenzeu, de Waldenzen, de Ste-dingers, aan de gruwelen der inquisitie in majorem Dei cjloi'iam ter verhooging van de eere Gods begaan, waar men de kerkleer wedersproken achtte. Men zou niet te eenenniale zonder grond kunnen zeggen, dat zulke christenen, indien Jezus onder hen ware opgetreden, Hem nog eens ten doode zouden hebben gemarteld. Dat toch deden zij in latere eeuwen zoo menig vroom en heider-denkend man, die op sommige punten niet kon gelooven w;it de Kerk had vastgesteld, mannen die men inderdaad kon beschouwen als wijzen, profeten, schriftgeleerden in den besten zin van dat woord, een rij van slachtoffers door blinde dweepzucht of listige berekening met onmen-schelijke wreedheid geveld, en waardoor priesters zich ook over de verblinde volksmassa's de heerschappij verzekerden, eene heerschappij wier eischen in de laatste jaren hoog werden opgedreven. En dan zij het helaas! zoo, dat ook de protestanten zich van dat euvel der dweepzieke onverdraagzaamheid niet vrij bewaarden, dat men kan wijzen op gruwelen der onderdrukking om het geloof begaan; men boude in liet oog dat dit tijdelijke aberra-tieën, wandaden waren door betrekkelijk enkelen begaan, en dat de Lumey's, de Sonoy's openlijk door velen hunner eigen geloofsgeuooten reeds toen, later algemeen werden veroordeeld, terwijl Rome aanhoudend en stelselmatig en onder wettige vormen veroordeelde en martelde, zonder dat een der onfeilbaren zich daartegen kantte of het officieel afkeurde.

Evenwel gaat er ook ongezien, soms met langzamen tred, maar met zekeren gang eene Nemesis door de geschiedenis der volken als door die van het individu. «Ter spader ure malen de molens der goden, doch zij vergruizen fijn» —- was het woord van een van ürieken-lands treurspeldichters. Jerusalem's stad en tempel mogt

-ocr page 25-

prijken in schitterende praclit, heclil als de borg waarop het gegrond was mogt liet heiligdom daar staan als om de eeuwen te trotseeren, een beeld van magt en lioog-lieid dier priesters, die straks hun gezag op nieuw bevestigd zouden wanen en zich verheugen in den ouden nacht, de oude eer, den ouden buit; — «Uw huis zal u woest gelaten worden!» luidde het vonnis daarover uit den mond, die dra aan het kruis zou worden tot zwijgen gebracht. Niet eerst over lang zou die ure aanbreken; nog zou dat toenmaals levend geslacht niet van de aarde verdwenen wezen, of die ure zou daar zijn.

En al waren ook de bedoelingen van hen die hun geest in onze dagen aan Jezus woord ter toets mogen brengen niet zoo afschuwelijk, hunne wegen en middelen niet zoo doemwaardig, als dit het geval was in vroegere eeuwen, al bleven zoo vernielende uitwerkselen ais zij van het verzet tegen hun pogen spelden ons en hun bespaard; de gevolgen van den door hen aangekweekten geloofshaat kunnen treurig genoog worden, treuriger dan zij zeiven 'mogelijk vermoeden en wenschen kunnen. Durfden enkelen dreigen met de massa's aan Avier hoold zij treden en die bun ter zijde staan; dat zij geen machten ontboeijen en aanhitsen, die zouden worden als het losgelaten verscheurend gedierte, dat dra niets ook de stem zijns drijvers niet zou ontzien, en zich weldra— mannen van 4793 en de Commune leerden hot, en Fenians beginnen het te leeren — tegen hen zeiven keeren konden!

Hoe meer de kerk den weg des verzets opgaat en hoe verder zij dien weg vervordert, om mogelijk ten laatste tot zulke uitersten te worden gedrongen, des te klaarder zal zij in het oog doen springen, dat het niet de geest van Christus is die haar, of liever hare Hoofden drijft; maar dat haar geloofsijver door baatzucht, door eerzucht en dezer bijoogmerken wordt verontreinigd, terwijl zij

-ocr page 26-

20

in haar boezem hot «niet als heeren over uw geloof» — naar buiten het: «dat alle dingen in liefde geschieden» treurig verloochent, het «gij weet dat de wereldlijke vorsten heerschen en de machtigen onder hen geweld hebben, doch zoo zal het onder u niet wezen; maar wie onder u groot wil worden die zal aller dienaar zijn» — weinig indachtig is. hi den menschel ijken geest ligt de behoefte aan licht en vrijheid; al komt het er wel op aan hoe men hem daartoe wil leiden. «Het zal niet door geweld of kracht maar door mijnen Geest geschiedenquot; — luidt het woord, dat in 't oog mag worden gehouden.

Er ligt in den menschelijken geest een zucht voor recht die hem afkeer inboezemt van onbillijkheden en onrecht-matigen dwang. Het ligt in den minder ontwikkelden mensciiengeest om, waar hij een gedeelte als onwaar en ongegrond leert erkennen, ook het overige te wantrouwen en met het kwade ook het goede te verwerpen. En hierin ligt de reden waarom velen met het bijgeloof ook het geloof miskenden en van alle godsdienst afkeerig worden, — een verschijnsel dat zich bij voorkeur in roomsche landen vertoont. Daarin ligt mede het meest gevaarlijke van wat Rome's priesterschap beoogt en poogt te verwezenlijken.

Wij resumeeren het bovengezegde en geven op als onze grieven tegen Home's priesterschap; — aanmatiging-van hooggezag, hebzucht vaak op ergerlijke wijze blijkend, valsche bekeeringsijver, verkeerde moraalprediking, nauwgezetheid in het minder gewichtige bij achterstelling van het hoogste, uiterlijke godsdienstigheid bevorderend in plaats van vroomheid des harten, vervolgzucht in den waan van liefde en godsdienstijver. Wij hebben ons bij de beschouwing van dat enkele hoofdstuk bepaald; elders waren er meerdere en andere grieven te vinden.

-ocr page 27-

27

Onverdraagzaamheid, het euvel dor rechthcbberij, geloofshaat bestuurden onze pen niet. Wij zouden gaarne naast de roomsclic kerk als naast de protestantsche orthodoxie in vrede willen leven, zoo zeker wij, bij vasthouden aan onze eigen overtuiging, liet eens zijn met Fredrik den Groote, die wilde que chacun ai lie aio del par quel ehemin il lui plait. Wij erkennen gaarno de goede diensten welke de kerk eens in donkere tijden bewees, doch die zij langer en meer dan behoorde en behoefde donker liet en donker maakte; wij erkennen dat zij eens voor ons werelddeel de draagster was dei' ontwikkeling en beschaving; wij huldigen hare waarlijk edele en groote mannen, al tellen wij daaronder juist geen Gregoriussen mede; — wij willen zelfs meer. Wij erkennen dat die kerk met het gezag dat zij op millioenen uitoefent, met het nauwer toezicht dat zij op den enkele houdt, met hare verzinnelijking van liet geestelijke, voor millioenen nog eene meer geschikte en misschien onmisbare leidsvrouw is; doch even vrij veroordeelen we haar vermengen van religie en politiek, haar misbruiken van haar invloed om andere dan geestelijke bedoelingen te bereiken, hare kunstenarijen waarmede zij van hare volgelingen Lourdauds maakt, hare onverdraagzaamheid, alles even onchristelijk als heilloos. Daarbij spreken we onverholen: — «Laat hen varen; zij zijn blinde leidslieden!»

-ocr page 28-