VOORBERIGT.
KiÈ^JgJÈJSr hebbe geoordeelt dat het niet on-
y / 1) dienjiig zou zyn de Hi/iorien van jfjjj^&fjj de Aaloudheid eens na te /peuren, ten einde daar het begin en den verderen voort- gang van de Droes te ontdekken. Ik ben wel bedroogen geweeji in myn verwagtinge, en fiond zeer verwondert, wanneer ik zag dat deeze Plaag niet alleen by de Ouden is onbe- kent geweeji, maar dat dezelve nog nieuw ist en in Europa niet voor bet jaar 1494. ** °Pen~ baar geworden. Alle Griekfche Auteurs, die over het Land-
leeven gefchreeven hebben, en over de Ziekte der Paarden, Muil - Ezels &f c. zyn by een verzamelt door Caflianus Baffa, en dit za- menftel in 't ligt gebragt door Necdham (*), is bet eenigfle Gefchrift der Grieken dat men tegen zwoor dig over dieftojfe vindt. Naaulyks is 'er een van deeze Schryvers die over de Droes * a ban-
* Geoponidorum five de Re ruftica.
|
||||
VOORBERIGT.
handelt, en het is onmoogelyk te begrypen dat
Abfyrtus (*) die ons in deeze verzamelingen heeft nagelaten een Verhandelingen van de Ziektens der Paarden, Muil dieren, Ezels en Kameelen, verzuimt heeft daar van te rep- pen , indien hem dezelve is bekent geweejt. Het is zeeker dat de Droes graote en vervaar- lykc onheylen in de Leegers heeft veroorfaakt; en dat in alle Oorlogen waarin Europa, zee- dert twee hondert jaaren zig heeft ingewikkelt gezien , een onnocmelyk getal Paarden door deeze Ziekte zyn weggerukt. Dog by aldien Abfyrtus, diegedient heeft onder Conftantyn in de Schytifche Oorlogen dezelve gekcnt heeft: zou hy nagelaaten hebben daar van tefchry- ven, hy, die zig uitlag op de Geneeskunde der Paarden, als zynde Opper Paarde Arts van den Kcyzer en van de Armee ? Cato (f) die het Commando gehad heeft
in de Oorlogen teegens Hannibal daar het hem zekerlyk niet aan Cavallerie zal ontbroken hebben, zonderde zig af van de Waereld, en
bragp
(*) Malo medicus miles, de cura Equorum,
(t) De re ruftica. |
||||
VOORBERIGT.
bragt het overige van zyn leeftyd door op des-
felfs Landgoed, daar hy zig geheel aan denLand- bouw overgaf, de Ziektens der Beejien nafpeu- renden. Deeze beroemde en Eerwaardige Grys- aart hield zig bezig, met zyn tytdoortebrenge in het befchryven van alles wat hem aangaan- de deeze ft off e bekent was; in een menigte van Schriften nogtans, die hy ons heeft nagelaa- ten, vind men geen enkel woord van de Droes der Paarden. Kan het wel in de Herzens van een redelyk menfch opkomen, dat Cato wiens ouderdom 't negentig jaaren , bereikt heeft, geen gewag zou gemaakt hebben van een ziek- te daar hy zerkerlyk belang in haddegehad, 't zy geduurende den Oorlog, of in zyn Buitenleven ? De zelve reeden houd jtand, als wy bevinden dat Columella dezelve fiilzwygent- heid bewaart, in zyn Traftaat over de ziek- tens der Paarden ( * ). Virgüius die meedefchynt zyn werk gemaakt
te hebben van de bejchryvingen der Quaalen, waar aan de Bcefien onderhevig zyn, Jpreekt 'er
(*) De cura Eqaorum.
|
|||||
i
|
|||||
VOORBERIGT.
'er al zoo weinig af, Niettegenjiaande by zig
inlaat in een omjtandige befchryving over veele ziektens van Schaapen, Koeyen &c. Indien hy kennis aan de Droes had gehad, zou hy niet van derzelver geweldenaryen opgezongen hebben? zou hy een Landplage, waar van de toevallighe- den,de befmettinge, en de gevolgen een rykejlofe voor de Poëzy verfchaften, verby hebben la- ten gaan ? Zie daar dan de Droes onbekent by de Ouden
tot aan de vierde Eeuw, leef tyd van Abfyrtus. Veen een Schryver zedert die tyd, tot aan de vyftiende Eeuw toe, /preekt van dezefiekte. 't Is 'geweefi in het Beleg van Napels na de wedcrkomfle der Spanjaarden van de ontdekkin* ge van America, dat de Droes der Paarden zig voor de eerfttmaal openbaarde. Parazzcz, is de ecrfle die 'er mcldinge van
doet, hebbende zelfs by deeze Belegeringe te- genwoordig geweejl; en de Spaanfche Auteurs zyn de eerjte geweefi die de Hijlprie van deeze Ziekte in 't ligt gegeven hebben, by hen Muor- no genaamt, V ±j !«.-
|
||||
f ®&® ®m mm ®m ®m §
® <•#> «■> <■»> <■$<> <#> ®
$ ®^0 @V® 0¥$ ©v'i ®¥& ^
VERHANDELING E
OVER DE WAARE ZITPLAATS
VAN DE
DROES der PAARDEN,
En de Middelen om daar in te voorzien.
|H:«»iPJElyk de Heeren van de Ac-
w G <& cademie der Weetenfehap- ^ ^ pen * zoo opmerkfaam op Ka<^>!tll anes dat dienen kan tot ver-
meerderinge des verftands , aanquee- kinge der konften en uitvindingen die nuttig konnen zyn aan den Staat, waarfchynlyk om myn yver aan te moedigen, ontfangen hebben het Be- A riat |
|||||
g- Verhandelinge over de waare Zitplaats
rigt dat ik in 't licht gegeeven hebbe
over de Droes der Paarden, met meer genegen theid dan ik verdiende; Zoo kan ik myn dankbaarheid aan deeze Hoog- geagte Societeyt niet beter betuigen dan hunne wenfchingen, wiens doelwit het Algemeene Welzyn is te voldoen. Wes- halven ik my haatte om de Befchryvin- ge van deeze quaadaardige Ziekte alge- meen te maaken; ten einde de geheele Waereld in ftaat is de noodige onder- zoekingen te doen, ftreckende tot des- zelfs volkoomen genefinge. Ik flattee- re my myn pligt gedaan te hebben als een goed Meedeburgerv en myn Werk als een getrouw Auteur , wanneer ik cplos de waarheid van de drie volgen- de Voortellingen: ten iften. Dat de valfche en eygenzinnigt
denkbeelden, die men tot nu toe gehad heeft van de oorzaak en Zitplaats van de Droes der Paarden, oanUy dingen gegeeven èebben tot
|
||||
mn ds Droes der Paarden; 'g
tot verfcheiden hchandelingen daar nooyt een
benig Paard, dat men geoordeeld heeft * Droe- zig te zyn door geneefen is: ten aden, j)at je waar e en eenigfle Zitplaats
van deeze Ziekte is een Slymagtig vlies van binnen de Neus bekleedende: ten 3den. Dat de befte manier om 't zelve te
geneezen, gefchiet door infpuytingen ,die men doet door middel van de + ïrepaneering. * De Leefer dient gewaarfchout dat zoo hier
als elders , van de qaaade Droes gefprooken wort. t Doorbooripge des Hoofcs.
|
|||||||
A z EERSTE
|
|||||||
4 Verhandelinge over de ivaare Zïtplaati
EERSTE VOORSTELLINGE.
Dat de valfche en eigenhoofdige denkbeelden,
die men tot m tot gehad heeft, aangaan- de de oorfprong en Zitplaats van de Droes, aanhydinge gegeeven hebben tot differente behandelingen daar nooyt een Paard dat men vajl fielde de Droes te hebben, door geneefen is. Solleysel, zoo beroemt Auteur
in Vrankryk, en zoo geagt by Uit- heemfchen, dat hy is overgezet in by- na alle de taaien van Europa, oordeelt over de Zitplaats en Oorfprong van de Droes der Paarden, in volgende ter- men. „ De Droes is een uitftortinge van
„ een groote menigte Vogtigheden , „ door de Neusgaten, die zomtyds „ haar oorfpronk nemen van de Milt, „ dog meeft altoos ujt de Longen, ook » wel
|
||||
foan de Droes der Paarden. 5
„ wel zomwylen van de Lever en de
„ Nieren, welke deelen door de * Buik-
„ flagader, of door de Adempypen op-
„ geeven de aller fubtielfte Vogtigheden,
t, ook door de Keel de dikfte van deeze
„ Vogtigheden, welke zig zitten in de
„ kleine Holligheid die 'er is tuflchen het
„ Kakebeen; en daar van daan onftaan de
„ Klieren die wy zien te voorfchyn
„ koomen. De overige ftoffe ontlafl
„ zig door de Neusgaten, dit is het daar
„ men de Quaal aan kennen kan. Hy
„ zegt vorders. Dat, gelyk de Droes
„ veroorzaakt word door een ver-
„ zwooren Longe, zoo is het onmoo-
„ gelyk om dezelve te geneefen, de-
„ wyl niemant dan Godt een deel dat
„ reets verteert is, weer herftellen kan ".
De Auteurs van de nieuwe Volmaak-
te Hoeffmid , zeggen dat „ de oor- » Ipronk van de Droes koomt van een .?, ver-
* Artsiia Coeliaca.
A3
|
||||
6 VerbandeRnge over de wam Zitplaats
„ verdikte of gezwolle Dauw-ader, die
„ het Bloed rauw en ongekookt zynde, „ uitftort in de Longen, alwaar het „ terftont of allenskens een zeer gröo- „ te fchërpighéid verwekt. Verders „ gelyk al bet Bloed van het Lichaam „ paffeert door de Longen, dit Bloed „ geen geaoegfome kragt meer hebben- „ de om zig voort te zetten , laat van „ deeze ftojFe agter, 't welk zig tot klon- „ tertieS zetf zelfs in de Longen, en „ daar van pla&ts tot plaats kleyne ge- „ zweerties- verwekt, waar van een ge- „ deelte deffélfs etter wordende We- „ der opgepómt door het bloed, dient V) om het hóê langer hoe meer te be- „ derveïi > en de fïofife waar uit het ge- •j, zweer ontftaat, zynde van een in- V, vreeteïiden aart, bederft eindelyk de „ geheeie Longen, ja zelfs de Nle- % ren, &e. >i De Opftellers van het Woordenboek
van Trevoux beveftjg€B, *aet uiïfluitin- i Z ■ ge |
||||
'®m de Broes der Paarden. y
ge van eenige andere plaats; dat „ De
„ Droes is een gevaarlyke Ziekte der „ Paarden, zynde een flymagtige vog- „ tigheid , quaadaardig en bloedig , „ ontftaande van een gezworen Longe, „ en die zig ontlafl: door de Neusga- „ ten'1, Nieusgierig om te weeten, of vreem-
de Natiën regtmatiger denkbeelden had- den, aangaande de Zitplaats van de Droes, heb ik 'er naaukeurig naar laa- ten onderzoeken door taalkundige Per- zoonen; dog betuigen Vry moedig, dat ik het genoegen hebbe gehad van geen betere fulks-aangaande aangetroffen te hebben, dan in Vrankryk. Men vindt op het Artikel van de
Droes in de vermaarde * Encyclopedie van Cambrits, het gevoelen der Engel- fchen in de volgende bewoordingen ; „ Deeze Ziekte in de uiterfte graad „ zyn-
* VessanieliDg van alle Wetenfcbappeo.
|
||||
% Fanhandelinge over de tvaare Zitplaats
„ zynde, als wanneer de ftoffe begint
„ zwart te worden, vooronderftelt „ men dat dezelve komt van het rug- „ ge merg, waar van het ontflaan is, „ dat men dezelve (te Lande) noemt ,, het rouwgewaad van 't ruggebeen ". In het nieuwe Woordenboek van
■de Accademie te Madrid in fes deele, -word gezegt: „ dat de Droes ontftaat „ uit de Herfens even als de Cathar- ren". Een oude dwalinge ten opzigt van de Anatomie, die demonftreert dat 'er geen gemeenfchap is tuflchen de Herfens en de Neus van een Menfch; en ik ben in ftaat om aan te toonen, dat ze 'er alzoo weinig is in die van een Paard. Deeze denkbeelden aangaande de
Droes, regtzinnig verklaart door ver- maarde Auteurs, zyn algemeen gewor- den door geheel Europa. De Geleerde en Onwetende, de Stalmeefters en Hoef- fmidts zyn egaal mjfleidt, Het is der- halven |
||||
van de Droes der Paarden. 9
halven niet vreemd dat myn Konftge-
nooten moeyte hebben, om zelfs haa- re oogen te konnen gelooven; ook zou- de men my konnen befchuldigen van roekeloosheid , dat ik my verwydert hebben van het gevoelen 't geen men zoo algemeen had opgevat, indien ik 'er niet toe aangefpoord was, door op- merkingen gegront op ontwyfelbare ondervindingen. De tegenftrevigheid zelfs van myn Amptgenooten is eeni- germate te onfchuldigen. Zy waaren in een geruftige befittingen van hunne denk- beelden zedert twee geheele eeuwen. Deeze denkbeelden zyn bekragtigt door zoo veele agtbare Schryvers: Weshal- ven zoo lange als zy niemant te beveg- ten hadden, dan my alleen ftelden zy yafc niette wyken. Maar voor tegen- woordig nu myn gevoelen is bekrag- tig , door de Koninglyke Accademie der Weetenfchappen , word dit, dat voorheen de Verdeediging der Eygen- A 5 zinni- |
||||
io Verhaniétinge over de waare Zitplaats
zinnigen was, het onderwerp van hun
befchuldiginge; dog ik wil hoope voor het algemeene nut, datze weer bekoo- men van hunne vooroordelingen. De ervaren Medicyns zeggen, dat
men nooyt de genefinge van een Ziek- te moet gronden op een Hypothefis, of veronderstellingen die de verbeeldin- gen fmeedt, om de Memorie te onder- fchragen in de t'zamenlaffinge der Zaa- ken, ten einde de oorfpronk van de toevalligheden eener Ziekte, onder- fcheydentlyk uit te leggen. Dusdanig ongelukkig nogtans is geweeft het lot van de Droes, dat duyzende van Paar- den aan de Vilder heeft gelevert. Men heeft zig verheelt een Chimeriecq of verciert gebrek in de Ingewanden, dat zig eindelyk openbaarde in de Neus. Ingevolge dan van dit denkbeelt heeft men zig bedient van dranken, üe, hoewel derzelver getal zeer groot fes, men egter brengen kan tot drie zoor-
|
||||
van de Droes der Paarden*
|
|||||||
li
|
|||||||
zoorten van Geneesmiddelen; te wee-
ten tot Bloedzuiverende, om het gehee- le bloed reyn te maaken, of tot Ziveet- dryvende , om de quaadaardigheid der Ziekte door het Vel uit te jaagen, öf wel tot Bótftmiddelen, ten einde dceze Quaal in de Longen uit te dryven. 't Is ongehoórt dat men nooyt een eenig Paard, dat regt Droefig zynde, genee- fen heeft, daar het nogtans geen ver- baafende Zaak is, dat men een Ziekte niet heeft konnen verdryven, door hulpmiddelen die flegts" een ingebeelde Zaak te bevegten hadde. Men 2al 'in hét volgende Artikel zien
dat het was algemeene middelen te'ge: bruikefl öm een pla'atfelyk gebrek tt gênéêfeft; 't geen de oorzaak geweeft i$ van vewaarlyke onheilen. Geheele Brigaden Rüyter-Benden zyft hier doot büyten ftaat geltelt, ve'ele Equipages Verzwakt, publyke Rytuigen befchadigt en Particulieren geruine^rt.
TWEEDE
|
|||||||
3* Verhandeling over de ivaare Zitplaats
gngg && ww^W^'-^-^WWöwwwwmww.
TWEEDE VOORSTELLINGE.
Dat de waar e Zitplaats van de Droes, is
het flytuagtig Vlies. Als men eens met aandagt nagaat
de * Phoenomenen van deeze boosaardige Ziekte, en eens agt geeft op deflelfs voortgang en gevolgen, zoo fchynt alles zamen te ftemmen om voor af te bewyfen , dat, by een gezonde redeneringe, dezelve haar Zitplaats niet kon hebben in de Ingewanden; 't is ge- wis, dat als een Paard niet dan aan eene kant het flym uitwerpt, zoo be- vind zig de Klier onder het Kakebeen van dezelve kant alleen opgevult: maar zoo dra de uitloffinge gefchiet door beyde de Neusgaten, zyn beyde de Klieren
• Verfckynfelen.
|
|||
van de Droes der Paarde», if
Klieren aangefloke. Hoe zoude dit
konnen gebeuren byaldien het gebrek algemeen was in de Vogtigheden ? De befmettelykheid zelfs van deeze Quaal fchynt dit te beveiligen. Indien het quaat dat de Droes veroorzaakt, reets in het bloed was voor en al eer de uit- loffinge zig openbaarde, zoo zou de befmettelykheid zig moeten kennelyk maake door de uitwafeming,evenalsin de Peil en in de Pocken. Diergelyke aanmerking prikkelden my aan, om de Droes in de Paarden eens na te vor- fchen. Een zorgvuldig onderzoek van de Ingewanden, zynde daar in geholpen van ervaren Ontleedkundigen, heeft wel haaft myn vermoeden geregtvaardigt; Ik kan met waarheid zeggen, dat van een groot getal Paarden die ik geopent hebbe, twintig ja meer de Ingewanden zoo ongefchonden, of ten minflen zoo onbefchadigt waaren, dat men geen re- den koft hebben om dusdanige klaar- blyk-
|
||||
'14 VerbaiukUnge over ie ■waare Zitplaats
blyklykheid niet te geloven: maar ik
gaa nog verder, en durf wel zeggen $ dat of fchoon ik'er ook meer dan twintig gevonden hadde, waarvan de Ingewan- den 't eenemaal verrot waren , zulks geenzins het tegendeel van myn gevoe- len aantoonde; 't was my genoeg flegts eenige in goeden ftant aangetroffen te hebben, om met reden een befluit te maaken, dat de Droes zyn oorfpronk niet heeft in het Ingewant; 't zou ten hoogften genomen gedient hebben, om te doen zien dat een Ziekte die zyn waare Zitplaats heeft in de Neus, capa- bel was om zig uit te breyden, en de Longen te infe&eeren. Zie daar dan de Zitplaats van de Droes gevonden door de Redenering. Laat ons nu eens zien of dit door de Ondervindinge wort tègengefprooken. , Verlatende derhalven de Ingewan-
den, breng ik myn onderzoek over tot het Hooft j de verfcheyde fnydingen die
|
||||
'<van de Droes der Paarden: %%
die ik gedaan heb in de Hoofden der
Droefige Paarden, lieten my geen twy- fel meer over aangaande de waare Zit- plaats van de Droes. Daar ftrekt zig een Affchutzel in de
lengte uit van binnen de Neus, dezel- ve egaal in tweên verdeelende; dit af- fchutzel is weeder gedekt met eenweek Slymagtig-vlies, 't welk de Ontleed- kundige het * Slymvlies noemen, ter oorzake het zelve affchiet een Vogtigheid dewelke de verdrooginge van het Vlies belet, 't geen hinderlyk zou zyn aan de Reuk. Aan yder zyde van dit Affchut- zel zyn twee groote Holligheden de ■f- Kakebeens Boezembollen genaamt, wor- dende bekleedt door verder aau-een-fcha- kelinge van het zelve Vlies, maar het geen daar geheel dun wort, en vaneen zamenftel zoo vaft en zoo droog, dat m het * Membrana Pituitaria.
t Sinus Maxülares. |
||||
%6 Verhandeling: over ie waare Zitplaats
het nergens minder bequaam toefchynt
dan om een Vogtigheid te feparcren , als niet hebbende de minfte fchyn van eenig geheym werktuig. Dit zamen- weetzel fchynt nogtans zyn nuttigheid te hebben; in der daat, het benedenfte deel van deeze Sinus is \ zoo diep en zoo bogtig, dat in zoodanige geftalte als men onderftellen moet, dat het Hooft van een Paard heeft, het onmo- gelyk zou zyn dat het gefepareerde en tot zeekere grootte, opgehoopte vogt en ooyt zoude konnen uitkoomen, zoo het Vlies dat deeze Sinus bekleed, hier van dezelve gefteltheid was, gelyk dat Van het Affchutzel en van de * Cornet- ten van de Neus; want 'er zygt zig niets door in deeze Sinus. In het beneden deel des Hoofts , ei-
gentlyk gefeit het booven Ooghollige, is een affcheydinge der dekzelen van het
* Lugthoorns. |
||||
f
|
||||
:' 'aan de Droes der Paarde». tf
het Voorhooft-Been, formeerende twee
Holligheden * 's Voorhoofs Boezemhollen genaamt , welke van 's gelyken over- trocken zyn met het Slymvlies, als de Sinus Maxillaris. In het openen van de Hoofden der
Droefige Paarden, heb ik het Vlies van het Neus Affchutzel bevonden geheel ingevreeten te zyn van vuile gezwee- ren, daar by merkelyk verdikt, en uit- wendig voorfien met een aanklevende Droefige Stoffe. Myn onderzoek ver- volgende vond ik de Sinus Maxillaris, opgevult van een Slymagtige Stoffe ; en nog verder door nieuwe infnydin- gen myne ontdekkingen voort-fettende, zag ik dat de Sinus Frontale*, met de- zelve Stoffe waaren opgevult; ik moet hier nog by voegen , dat het dunne Vlies dat deeze beyde Sinus bekleed, en waar van de Vaten in een gezond Paard on-
* Sinus Frontales. * B
|
||||
18 Verhandvlittge over de tvaare Zitplaats
onzigtbaar zyn, zig meede zeer verdikt
bevond en als doorzaay t met duyfenden van Bloedvaten, even of het zelve op het allerklaarften was uitgefpuyt. Behalven het Affchutzel en de Sinus,
bevinden 'er zig nog in de groote ope- ning boven yder Neusgat, twee fyne Kraakbeenige Lichamen , gekronkelt als een krom Blaashoorn, zittende de ee- ne hooger dan den ander; deeze Lugt- hoorns of Cornetten zyn weder over- trocken , met het zelve Vlies daar het Affchutzel meé bekleed wort; en dat eer dien oorzaake mede zeer aange- groeyt is. De quaadaardigheid van de Droes fpaart dezelve al van 's gelyken niet ; zy veftigt haaren fitplaas in het Slymvlies, en vervolgt het overal zoo ver het zelve zig uitftrekt; het mag zig verfteeken zoo als het wil, tuC- fchen de verdubbelingen van de Cornet- ten , ik heb gezien dat zelfs de Zweeren en Matefce zig daar vermeerderden* Ik
|
||||
r man ie Droes der f aar den. ï£
Ik hebbe boven gefprooken van zee-
kere Klieren onder het Kakebeen, wel- ke verftopt worden door de Droefig- heid, dit zyn de * Onder tongs- klieren, ten opzigt van wien men twee opmerkely- ke omftandigheden moet in agt neemen» Voor eerft, dat haar uitlaftende Buyzen niet in de Mond fchieten, gelyk als in een Menfch; in teegendeel, de pypen die uit deeze Klieren fchieten nemen hun cours agterwaarts en pafleeren ag+ ter de Neus^ Ganalen om. Ten twee- den , dat deezb KliërtR^dje meer voor- waarts zitten dan de -f- Riïak-klieren, niets tot de Mond doen, terwyl dat de laaftgemelde alle haare fappea daar in ontlaften ; ook Worden de OndertongS' klieren opgeftopt, en de Kaak-klieren blyven altoos gefondt. Voor ik dit Hooftftük eindige is het
goed
* Glaudalae Soblingoales.
t Glaudalae Maxiliares. B i |
||||
f«e Verhandeling ever de ivaare Zitplaats
goed dat men inagtneemt,dat 'ertwee
Beenagcige Canalen zyn, zeer in een gedrongen en rondagtig, dewelke van boven" tot beneden de Sinus Maxillaris dwars door gaan, deeze fluiten de bo- yenfte Kraak-zenuwen in, en komen uit door de gaten van dezelve naam. Zie daar de eenigfte werktuygen in het binnenfte gedeelte van de Neus, welke ichynen zig verfchuilt te hebben voor de Droes. Ik heb, dog zelden de Beenagtige Affchutzels doorvreeten en verrot gevonden; maar in alle de Paar- den die ik* onderfogt hebbe , heb ik zelfs niet het minfte vlakje aan deeze Canaalen gevonden. En waarlyk, als men agt flaat op deflelfs gedaante, vas- tigheid en gefteltheid, zoo moeften, voor dat dezelve befmet wierden, eerft alle Beenagtige deelen van binnen in de Neus verdorven weezen, en de hollig- heden met Etter opgevult; met een woort deeze Canaalen moeften zwem- men |
||||
van de Broes der Paarden. 21
men in een allerfcherpfte Droefig-
heid. Laaten wy dit alles met een oogen-
flag nazien; de wefentlyke fchyn van gezondheid, en de geduurzaamheid van zommige Droefige Paarden, de goede gefteltheid van het Ingewand , Ver- dikkinge en de Zweeren van het Vlies van het Neus - Affchutzel en de Cornet- ten, de Stoffe die de Sinus opvult ende vervuilinge van hun Vliefen; zoo kon- nen wy befluiten dat de Droes is een on- fteking en plaatzelyke ongefteltheid des Lichaams , hebbende zyn Zitplaats in het Slymvlies. Voor datwy egter tot de derde Voor-
ftelling overgaan, heb ik het noodig ge- oordeeld hier eene Opmerkinge by te brengen, ftrekkende tot ophelderinge van deeze Stoffe. Terwyl ik nog met dit Werk beezig
was , wierd ik geraadpleegt over een
Paard, dat fterk tot beyde Neusgaten
B 3 een
|
||||
sa Verhandelinge over de waare Zitplaats
een wit en dik Vogt uitwierp, en dat
zedert agtien maanden. Wanneer dit Paard ftil op de Stal bleef ftaan , zoo hield de uitloffinge op, maar van de an- dere kant hoorde men een gereutel, dat weer overging zoo dra men het aan den arbeyd zette, en een fnelle en fterke uitwatering ging als vooren weder zyn gang. Ik moet hier byvoegen dat dit Paard uitwendig geen Klieren hadde. Ik liet het dooden, ik opende het en vond het Slymvlies t' eenemaal onbe- fchadigt, niet het minfte bederf in de Sinus-, en alle inwendige deelen van de Neus in goeden ftant. Ook vond ik het Ingewand van den Onderbuik ge- zond ; openende wyders de Borft, be- vond ik een confiderabel gezweer voor aan de Longen , ter plaatze daar de * Lugtpyp zig in takken verdeelt. Uit deeze Aanmerkinge volgt dan, Eerfte-
* Arteria Traöica. |
||||
va» de Droes der Paarden. 23
Eerftelyk, dat een Paard langen tyd le>
ven en arbeyden kan met een gezweer in de Longen, zonder dat de Stoffe die door de Longpyp gaat dwars voor by de Neus, deflelfs Vüefen kan bederven. Ten andere, dat de Reuteling , het ont- breeken van de gezwoUe Klieren, en de groote menigte ftoffe die zig uitlooft, tekens zyn dienende om een diergely- ke Quaal van de Droes te onderfchey- den. |
||||||
mm
|
||||||
B 4 DERDE
|
||||||
24 Ferhandelinge over de waar e Zitplaats
DERDE VOORSTELLINGE.
Dat het Trepaneren de hefle manier is om de
Geneesmiddelen te Appliceren, DE Zitplaats van de Droes aldus
verzeekert hebbende, dagt ik ook een hulpmiddel uit. Naa verfchyde over- denk inge over en weer dagt my de Tre- panering het befte , om door middel van een Spuyt, de befte overeen kom- ftigfte Geneesmiddelen in de Neus te brengen. De eerfte zwarigheid die zig hier opdeed was , of een Paard wel de gevolgen van een diergelyke Operatie zou doorftaan, zonder dat deflelfs ge- zondheid gevaar liep. Naa my verze- kert te hebben van de bequaamfte plaats om de Etter door de Infpuytinge uit te dry ven, en de Zweeren te zuiveren , maakte ik een gat met de Trepaneer- boorin het Hooft van een Paard, dat alleen
|
||||
van de Droes der Paarden. 25
alleen aan een kant de Droes uitwierp,
en twee gaten in het Hooft van een an- der , dat door beyde Neusgaten uit- fnotterde. Ik wierd heel aangenaam verraft van te zien, dat de Paarden dus Getrepaneert alle teekens gaven van een volle gezondheid; dat de gaten in een goede gefteltheid waaren om zig weer te fluiten; eindelyk, dat de gee- ne die twee gaate bekoomen had zynde reets op de gewoone Vilplaats gebragt, een maand daar na zoo moedig was op het gezigt van een Merry > dat hy dezelve tweemaal agter een befprong, daar hy op het punt ftond voor de geneezinge om aan het Vilmes over gelaten te worden. Ik heb zeedert die tyd de Operatie van het Trepaneren gedaan aan ver- fcheyde Paarden , en zy hebben alle dezelve teekens van gezondheid gegee- ven. Daar en boven wat heeft men te rifqueren? wat gevolgen ftaander te vreefen van een -diergelyke Onderne- B 5 minge? |
||||
2& Verhandeling! over de waar e Zitplaats
minge ? het Beenagtig Kasje dat de
Herzcns in zig befluit is klein; en alles wat 'er is onder de bovenfte kant van de Ooghollen is de Neus. Zie daar dan de Operatie van de Tre-
panering in gebruik gebragt zonder zwa- righeid ; nu is 'er niets meer overig dan deffelfs uitvindingen te vervolgen, tot dat men een Geneesmiddel heeft ge- vonden, dat in ftaat is om het gebrek dat de Droes veroorzaakt te verdry ven: maar dewyl men omzigtig moet te werk gaan in de uitvoering van deeze Onder- neminge, en dat men een volkoome we- tenfchap moet hebben van de binnen fte gefteltheid van de Neus, zoo heb ik geoordeeld dat het noodig was voor het Algemeene nut, de twee hier by gevoegde Hoofden te laaten Graveren, ten einde de geheele Waerelt in ftaat is de Operatie te doen , met kenniffe en zekerheid. |
||||
Of
|
||||
van de Droes der Paarden* zy
Opheïderinge van de dfbeeldzelen. B. B. Twee Linies, verbeeldende de
Affcheidingen van het Agterbreyn , 't geen zeer klein is in een Paard na maate dat het is in een Menfch, gelyk als ook de Herzens welke beginnen by de Linie D. C. C. Een linie daar het bovenfte
deel van de Sinus Frontalis zyn aanvang neemt, met zyne afdalingen, zig bepa- lende tuffchen de linies D. en E. Hier ziet men een Lichaam hebbende, de ge- daante van een Peer dog hol-agtig; dit is het * Zeefbeen , daar de Zenuwen doorlopen die het gevoelen geeven aan het Slymvües, zynde het onmiddelyk werktuyg van de Reuk. E. Het begin van de Sinus Maxillaris,
dewelke zig bepaalt by de Letter M. De zwarte tuffchen ruimte die men ziet tus-
. ■ * Os Ethmoidés.
.. - - ■. -j
- ■. j
|
||||
28 Ferhandelinge over de tvaafe Zitplaats
tuflchen deeze twee linien vertoont,
deflelfs groote diepte. De witte en fchuinfe trek geteekent F. is een Been- agtig Affchutzel het welk de Sinus in twee holligheden afdeelt, die geen ge- meenfchap met malkander hebben. Het gebeurt wel zomwylen, dat 'er twee Affchutzels gevonden worden, dog zeldzaam; 't is op dat 'er niets mogt ontbreeken aan myn oplettentheid, dae men dezelve heeft afgeteykent aan het einde der regte linien F. en G. Het gebeurt ook wel, maar nog
zeldzamer, dat 'er Paarden zyn in welke Hoofden men in 't geheel geen Affchut- zel vind. Men heeft de k'romme Bogtigheden
van deeze Sinus overgeflaagen, om geen verwarringe te maken in de Voor- werpen. N. Het begin van de Cornetten. O.
Deflelfs verdubbelinge. P. Haar mid- delfte deelen. Q. Haar benedenfte dee-
|
|||
DM de Droes der Paarde». 2g
deelen. M. Het Beenagtig Canaal dat de
boovenfte Kaak-Zenuw influit. A. A. Het Jffchutzel dat de Neus in
tweên verdeelt, afgebeeld door de li- nie die dezelve van booven tot benee- den doorfnyt, L. In het geheel zynde Hooft, wyft
aan het gat van de Trepaneer-boor, in de Sinus Frontalis, als men vermoed dat door de heftigheid of langwyligheid van de Ziekte, de Droes reets tot deze Sinus is doorgedrongen. Alhoewel de manier van het Trepa-
neer-gat te maken ter plaatze getey- kent L. Als ook op de plaats aange- weezen met de Letter E. my zeer goed toegefcheenen heeft, wanneer men ge- loofde dat de Sinus Frontalis was op- geftopt of de Sinus Maxillaris; Zoo heb ik ondertuffchen ondervonde , in het vervolg van myne Operatie, zedert ik myn Bericht aan de Koninglyke Ac- cademie der Wetenfchappen heb ver- toont , |
||||
0 Verbanittinge-wtr de waare Zitplaats
toont, dat het beeter zou zyh het zek
ve te plaatzen tuffchen de fpatie van D. eri E , en dat één Trepaneer-gat, te gelyk hec quaad in de boovenfte en benedenfte deelen zou konnen voor' koomen, en dus de twee andere ver- myden. Het geen my overreed heeft, dat
het beeter zou zyn zulks te ftellen op de laaftgemelde plaats , dat zyn twee Paarden waarmee ik aldus gehandelt hebbe , welke men vermoede Droefig te zyn en die verweefen waaren als de zulke. Deeze Paarden behoorden tot de Reytuigen van het Hof, en waaren Ba-gefien door M. Berard, Meefter Chirargyn tot Parys, belang hebbende in gemelde Rytuigen. Ik heb dezelve behandelt onder zyne Oogen, en na verloop van fes weeken of daar om- trent , begonnen zy weer hun arbeid te verrigten, en fnotterde niet meer uit,'t geen my doet geloven datze reets ge*
|
||||
m» de Droes der Paarden. ;§'ï
genefen zyn; daarenboven is het Tre*
paneer-gat zoo wel weer gefloten, dat men 'er niets meer af zien kan. De Pyp van de Spuyt ziet men ter
plaatfe daar de Trepanering moet ge- daan worden; om in te Spuyten in de Sinus Maxillaris, als men reden heeft van te geloven, dat de Frontalis vry is. H. In het volledige Hooft, wyft aan
de plaats , daar men het gat voor de Afzypinge moet maken, in het aller- benedenfte deel van de Sinas, om een uitgang te verftrekken voor de Droefli ge StofFe die dus door de Infpuytinge wort uitgedreven. Dewyl door de ge- legentheid alleen des Bodems van dee- ze Sinus , het nimmer mogelyk zoude zyn, dat de Materie 'er konde uitko- men zonder daar een gat te maaken.j zoo ziet men dat alle aangewende mid- delen, zelfs de alder Bekwaamfte voor de Quaal zoude vrugteloos zyn, indien men
|
||||
$2 VerkariMinge over de %ake Zitplaats
= men verflofte de Trepaneering hier ter
plaatfe te appliceren. I. Toont aan de Stoffe die uitge-
dreven wort door de Spuyt, welk te gelyk mede uit de Neus loopt by de letter K. Maar men moet aanmerken, dat het beter is de Neusgaten toe te houden, wanneer men de lnfpuytinge doet, om dat anders het eene gedeelte van het zelve door het Afzypgat, en het andere door de Neusgaten loopt. Men ziet hier booven eenige witten
Streepen Afgefchetft, welke twee Been- agtige Affchutzels verbeelden in de Si- nus Maxillaris; wanneer deeze verfchei- denheid in de fchikking der Natuur voorkoomt, bevint zig de Materie op- gefloten in de holligheden, weshalve het voor al noodzakelyk is, deeze Af- fchutzels met een Stilet of yfere Priem te verbreken, om doorgang te maken voor de lnfpuytinge. Gelyk men zien ; kan |
||||
va» de Droes der Paarden. 33
kan in het geopende Hooft, daar een
Hand verbeeld wort, brengende een Stilet in de Sinus waarmede zy deflelfs Affchutzels verbreekt. Deeze Omftan- digheden doen zig zelde op, dog het is genoeg dat ik dezelve zomtyds aan- getroffen heb, om ook middelen aan te wyfen waar door deeze zwarigheid wort uit de weg geruimt, als men dus- danige verfcheydentheid ontmoet. Maar by aldien het mogt voorvallen
in de Paarden , gelyk wel in andere Dieren, dat de Natuur zig zelfs fchynt te vermaaken , en dat de Affchutzels niet altoos van een en dezelve geftelt- heid zyn; zoo ben ik verpligt deeze Aanmerkinge hier by te voegen , te weeten wanneer de Stilet de uitwer- king niet doet die men 'er van verwag- te , invoegen dat de Infpuytinge die men doet door het Trepaneer-gat, de weg niet neemt naar de Openinge voor het Afzypen gemaakt, dan moet men C van |
||||
34 VerhmMingc over de ivaare Zitplaats
van onder na booven Spuyten, dat is
te zeggen door het Afzypgat H., het geen men liever wat hooger dan lager maaken moet; op dat het Infpuytzel weder te rug vallende, de Materie met zig fleepe door de Neusgaten, en alzoo de Zweeren uit zuivere, die 'er in de holligheid zitten, 't Is böoven dien goed dat men in aght neemt, ten einde het Afzyp-gat niet van binnen verftopt wor- de , door het Vlies 't welk het Been be- dekt , dat, na alvorens het Stilet 'er in geftoken hébben , men het zelve een weinigje moet branden. Nademaal in de jonge Paarden de Si-
nus Frontaks, als ook de Sinus Maxilla- res zeer kleyn zyn, en deeze laafte by- na geviilt zyn door de wortels der Tan- den , zoo moet men de Trepaneer-boor nader by het inwendige van de Neus brengen om het Afzyp-gat te maaken, anders zou men de Tanden te na koornen* at geen een onverwinbare hinderpaal vgor de Operatie zou zyn, E X? |
||||
f
*van de Droes der Paarden. 35
EXTRACT
U I T D E
! REGISTERS*
van de Koninglyke Accademïe der
Weeienjchappen. Den 7. Juny 1749.
"IV/ Y hebben nagefien , uit Order
tt van de Koninglyke Accademie der fVeetenfcbappen, een Gefchrift over de Zit- plaats van de Droes der Paarden, opgejtelt door den Heer LA FOSSE, Paarden Arts tot Parys , en van de kleine Stal des Koninks. Het Ontwerp van den Auteur behelfi voor~
namentlyk over twee zaaken, die by zig zelfs ten oplojfmge heeft voorgejielt. De eerjie is, welke de waare Zitplaats van de Droes zy ? de tweede, wat middelen 'er dienen konnen om hier in ttvooizim?
C 2 't Is
|
||||
36 Verhandelinge over de ivaare Zitplaats
't Is noodig dat men weete, hoe alle Au-
teurs , van de oude Studie der Geneeskunde en alle Paarde Jrtzen over een zyn gekomen van te oordeelen tot hier toe, dat de Droes haar Zitplaats heeft in het een of ander gedeelte der Ingewanden, of wel in veele te gelyk, als in de Long, het Hert , de Leever, de Milt, de Nieren, &c. Maar indien deeze Ingewanden door de Droes waaren aangetajl, boe, zegt de Heer La Foffe met veel grond- bewys, zouden de Paarden hun appeteit be- houden, hun goede geflehheid, hun glanfig en blinkend Haayr ; met een woord alle teekens van een volkoomen gezondheid , geduurende een getal van jaaren ? Een twyfeling zoo overeenftemmend met alle redelykheid, zette hem aan, reets over tien jaaren, om gemel- de Ingewanden die met de Droes befmet zynde Paarden te doorzoeken. En zyne on- derfoeking tot nu toe met veel naaukeurigheid vervolgt hebbende, heeft zulks zyn ver- moeden ten vollen verjeekert; te weeten, dat hy heeft bevondsn, zelfs in de aller qua- lykjle
|
||||
*van de Droes der Paarden. 37
lykfte door de Droes gehavende Paarden, alle
de Ingewanden zoo van de Borfl als de On- derbuik zeer gezond te zyn. Dit was bui- ten fwyfel genoeg om de opgevatte verbeel- ding dies aangaande om ver te werpen, maar hy gaat nog boven dien de Zitplaats van die Ziekte bevejiigen. De Auteur heeft dit ge- daan , doorzoekende het inwendige van de Si- nus Frontales , de Sinus Maxillares en de Neus-Canalen , hy heeft deeze holligheden, zomtyds meer, zomtyds minder , opgevult gevonden van een wel geformeerden Etter; wat meer is, het Slymvlies onftooke , en bygevolg zeer toegenoomen in dikte , zynde meer of minder bezet met Bloedige Zweeren , die het zelve zomtyds tot op het Been door' vreeten hadden. Het zelve bewys Jiaat tneêde op voeten, ten opzigte van de Klieren, onder het Kakebeen, en de aanftekinge van het Slymvlies, invoegen dat, wanneer een van deeze Klieren alleen verjlopt is, het Paard eek maar aan die kant Uitdroejl, en aan bey- C 3 de |
||||
38 Verhandeünge over de -waare Zitplaats
de kante te gelyk ah beyde de Klieren aange-
fiooken zyn. Deeze laajie Opmerkingen met de eerfte
vergeleeken, welke vajtjiellen den goeden Jlant van alle de Ingewanden, zoo kan men met goede reeden befluiten, gelyk den Heer La Foffe doet, dat de Droes geen oorzaak heeft afhangende van een algemeen gebrek in het Bloed , maar datze alleen plaatzelyk is. Dit vajlgeftelt zynde , moet de manier van genefinge diredt uitkoomen op uitwendige mid- delen, welke toepajfclyk zyn voor de aange- Jioke deelen, en geen algemeene middelen, ge- lyk het Aderlaten, het ingeeven van Dranken en andere, alvaor langen tyd in gebruik zynde, inet zoo weinig grond als goed gevolg. De Auteur derhalven heeft verzonnen, door
jniddel van de Trepanering, openingen te maaken in de Sinus door welke men eenige Vogtigheden kan Infpuyten , dienende ten eerjien om de Jiil[iaande en de daar als op. gejktene Etiet terjiond uit te dryven , ten ande-
|
||||
van de Droes der Paarden. 39
■anderen om vervolgens de Gezweeren te zui*
veren en op te droogen. Van drie Paarden waar aan hy dit onder-
zoek gedaan beeft, waaren 'er twee die maar aan een kant uitfnotterden en de derde aan alle bey. Hy Trepaneerde de twee eerjle yder aan de quade kant, maar de laafle aan beyde kanten. De Vrugt van deeze onderneeminge is ge~
weeft, niet gelyk de Auteur zelfs toefiemt, van eenige van deeze Paarden te geneezen, maar ten minflen om te doen zien dat de Trepanering kan gedaan worde, zoo op de Sinus Frontales als de Maxillares, niet gevaarlyk is; nademaal vier weeken na de Operatie de gefondheid van deeze Dieren niet heeft ge- fcheenen e eniger maat en buiten order te wee- zen , en dat de wonden zeer wel wederom toegroeyden, belovende een fpoedige herflellin- ge , als wanneer deeze Beeftcn na de Vil- plaats gebragt wierden. Het verbodt van de Magiflraat om geen Droef ge Paarden lang C 4 te |
||||
40 Verhandelinge over de waar e Zitplaats
te houden, heeft den Heer La Fofle helet
zyne ondernemingen te hervatten en vader voor te zetten. Wy konnen ondertujfchen verzeekeren, dat
de ondcrzoekinge door hem gedaan, zoo om het oude voor oordeel om ver te Jlooten, als om ie waare Zitplaats van de Droes te vinden, zeer met de waarheid over een koomen, en Wy zelfs hebben gezien , onder het Openen van verfcheydene Droejige Paarden , de regtma- tigheid van alle het geene hy in zyn berigt vermeldt. Het ontwerp van genefinge fchynt ons
»ok toe , zeer wel begrepen te zyn, en de beoogingen van den Auteur, ten deezen op- zigte, konnen, zoo hy dezelve voortzet zoo ver hy voor heeft dezelve voort te zette, van een grooten nuttigheid zyn. Eindelyk het Werk van den Heer La Fof-
fe voor-onderjlelt Hem een Man te zyn, van veel verftand en oordeel, en het waar te wen- Jchen dat men Hem de Vryheid en de midde- len |
||||
man de Droes der Paarden. 41
kn verfchafte om zyne Ontdekkingen te voU
voeren, en zyn Ontwerp op te volgen in des- felfs gantfche uitgeflrektheid. |
|||||||||
(Geteekent:)
|
|||||||||
BOUVART
et HERISSANT. |
|||||||||
Verklaare dit Extratt conform te zyn met
dejjelfs Origineel, en het Oordeel van de Ac- cademie. Parys den 10 Juny 1749. ( Geteekent)
GRAND JEAN de FOUCHY,
Secretaris perpetuel van
BE ACCADEMIE DER WeETENSCHAPPEN*
EINDE.
C 5 Ge-
|
|||||||||
30 Ferhandelinge over de -waare Zitplaats
|
|||||||
W& O"Ö~0 0"0~0Ö' Ö" 0" :Ö": 0"0" W® jQQÊ g<J5
Gezien de Approbatie om te moo-
gen Drukken , onder Conditie van Re- giftreringe, op de Syndicale Kamer, den ió Aug. 1749. BERRYER.
|
|||||||
v->
|
|||||||
0^0
|
|||||||