AAN
DE REDACTIE VAN „DE TIJDquot;.
NAAK AANLEIDING VAN HA HU VERZUCHT1N0 OVEll
„HEÏ PAUSDOM,
ZIJN ONTSTAAN, BLOEI EN VERVAL, NAAR HET HOOGDUITSCH VAN HERIBERT RAU,quot;
DOOK
VAN
ZWOL I- K,
HOOGSTRATEN amp; GOKTEII 1871.
In het nummer van De Tijd van Zaterdag den 25 November 11., wordt door de redactie besproken: nUel Pausdom, zijn ontslaan, bloei en verval, naar Hllooy-(Initsch van Heribert Ran, door S. //. len Cate. Die bespreking luidt als volgt:
//Daar moest allerwoge een jury van wetenschappelijke en onpartijdige mannen zijn, die sommige schrijvcrs eerloon verklaarden , cn de tijdgeuooten voor het koopen van die ellendige voortbrengselen waarschuwden, welke in strijd zijn niet alle waarheid en regtschapenheid.
//Zulks was terstond 011/,e gedachte, toen ons de opeenstapeling van lasteringen, bij het openen van het te Zwolle door van Hoogstraten amp; Gorter uitgegeven liet Pausdom . . . van Heribert Eau, door S. 11. ten Gate, op bladz. 17 en verv. in het oog viel.
//Leest cn oordeelt! Het is de vertaler, onze landgenoot dus, die het volgende durft schrijven; //llau schotst dc eerste christenen te gunstig cu de heidenen te zwart, ieder goed geordende staat moest wel ontevreden wezen over de houding der eerste christenen. Men neme altijd in aanmerking dut zij onderdanen waren, die even goed aan dc wetten moesten gehoorzamen als de heidenen. Zij mogteu on-(jesloord hunne godsdienstoefeningen houden, en de eerste christenen hadden dit moeten waardeeren, omdat zij zoo eene ontzaggelijke minderheid uitmaakten ; doch in plaats van zich als rustige burgers te gedragen, verkondigden zij overal, waar zij maar in de gelegenheid waren, dat zij de heiden-
4
/quot;/Nu vragen wij in gemocdc, ol' dit de heidonschc priesters en bet volk niet in toorn moest doen ontsteken. Eene meerderheid, en bovendien eene wettige meerderbeid, laat zieh niet bespotten en verguizen door eene minderbeid, vooral wanneer aan die minderboid welwillend is toegestaan in vrede Tüiast do meerderbeid te leven. T)oeb dit was nog niet alles: onder de cbristenen stonden woedende dweepers op, die de menigte in onrust 011 spanning bragten door bet pro-feteeren van rampen, van de versebijning van don Antichrist en van den jongsten dag. Verder was bet aan de heidenen niet onbekend, dat de belijders der nieuwe leer in talrijke sekten verdeeld waren, die elkander met lellen hartstogt bestreden, terwijl sommige sekten nachtelijke feesten vierden van den razendsten en ouzedelijksten aard, waarbij de üa-ehanaliën in bet niet verdwenen. En wanneer men nu dit alles in aanmerking noemt, dan is bet volstrekt niet te verwonderen , dat de keizers met argwaan vervuld waren je-gei s de belijders der nieuwe leer. Verder merkte men op, dat de christen-vervolgingen op verre na zoo gruwelijk niet waren, als de christen-overleveringen ons wel zouden willen diets maken. Wij zullen niet ontkennen, dat, Nero de christenen vervolgde, maar het gold alleen do zoogenaamde misdadigers, die Homo in brand gestoken hadden; de christenen buiten de hoofdstad bleven over hot geheel ongemoeid, zoodat er geen sprake kan zijn van een eigenlijke vervolging-der christenen, liet is bovendien veryens bewezen, dat er apostelen ter dood gobragt zijn. Do eerste man van aanzien , van wien men zeker weet dat hij ter dood gobragt word, omdat hij ührislen was, was de bisschop Cyprianus van Carthago, die in 257 werd onthoofd.quot; En zoo gaat dat voort.
//Wat is dat nu? Moet men hot oen gewrocht van haat noemen tegen het christendom of een gedrocht van onkunde op historiosch gebied? Wij gelooven nog het laatste, maar dan is het toch eerloos, zoo zonder ecnig grondig onderzoek, tegenover de beweringen van allo ehristen-gesehied-schrijvors, hetzij protcstantsche of niet-protostantscho, don eersten christenen zulke lasteringen toe te voegen. Totnogtoe stonden dc leeraars der eerste cn oude kerk bij alleu in hooge waarde, en hunne geschriften, om hier de woorden van den Amsterdamschen hoogleeraar Erancius tc gebruiken: //waren in groote achting van allo eeuwen, bij alle volken en zij zijn in waarde bij allo verstandigen. Nu vind m' cr niet alleen deuchdt, maar ook geleertheidt, die do douchdt opheldert, maar ook wolsprekendhoidt, die do deuchdt voortzet cn als met oen hamer ten boezem injaagt.'' (Gre-gorius Nazianzenus van do mededeelzaambcidt, Voorreden
b!. 2 12). Om do zeden vau heidenen en christenen in de eerste eeuw te kennen, was er volgens aller gevoelen geen beter bron; en dat alles maakte, dat sedert de reformatie, zoowel van protestantsehe als katholieke zijde, uitgaven op uitgaven volgden, zooals, om ons hier slechts bij dén te bepalen, de brieven van den heiligen Clemens, wiens dood omtrent liet jaar 100 wordt gesteld. Zij werden in allo landen van Europa, waar eonigzins de Grieksehe letteren bloeiden, uitgegeven. Voor ons ligt een lijst van 12 uitgaven, waarvan 3 te Amsterdam in 1698 en 1734; hierbij zouden wij nog kunnen voegen die van Mgr. Heffele te Tubingen en de uitgave van professor Beelen te Leiden in onze dagen. Zoo ook de brieven van Ignatius, onder Tra-jaan in 107 door de wilde dieren te Rome verscheurd, zooals wij in een geschrift dier dagen uitvoerig kunnen vindon.
//Verder de brief van Polycarpus, loeraar van S. Jan, benevens het verslag van zijnen dood door zijne priesters, van welk verslag de geleerde Jos. Scaligor getuigde, dat hij in do geheole kerkelijke geschiedenis niets kende dat meer indruk op hem maakte. Voegt hier nu nog bij die schoone verdedigschrifton van Justinus onder Antoninus Pius en Marcus Aurelius, het overschoone smeekschrift voor de christenen van Anthenagoras aan de keizers Marcus Aurelius, Antoninus en Lucius Aurelius Commodus; de geschriften van Tatianus en Theopliilus, allen, God zij gedankt, nog uit dien tijd overgebleven. Ziedaar een menigte geschriften , die ons zullen zeggen, wat de heidenen en de eerste christenen in die dagen verrigtten, terwijl mot veel nut daarbij het werk van Lactantius de Persecutoribus de Acta Sincera van Tii. Kuinart kunnen gebruikt worden. En wanneer men die werken slechts een weinig heeft bestudeerd, dan vragen wij ook een ieder in gemoedc, of de hoor S. H. ten Cato wel ooit een letter van dat alios gezien heeft, en of wij evenzeer niet in toorn moeten ontsteken over zoovele valsche voorstellingen?
//Om tot staving van onze mooning nog slechts iets te noemen. //Het is nergens bewezen dat de apostelen tor dood gebragt zijn. De eerste man van aanzien, van wien men zeker weet dat hij ter dood gebragt werd, omdat hij christen was, was do bisschop Cyprian us van Carthago, die in 357 werd onthoofd.quot; l)e hoer ten Gate kan daarover gemakkelijk betere inlichtingen bekomen, hij zie bijv. wat de apostelen Petrus en Paulus aangaat, hot eerst geciteerde werk van den H. Clemens, caput V, en wat zijne lasteringen aangaat tegen het christendom, hij zal ze gonoogzaain wederlegd vinden in de verweerschriften van bovengenoemde schrijvers enz. Wij hebben den lust niet verder kennis te
uemen van Ban's Pausdom, oen werk, dat lioozeer het in den smaak dos vertalers valt, ons geen /2.80 waard is.quot;
Men ziet dat liet meer een aanval is op tien vertaler, dan op den schrijver zeiven; en omdat het stuk in zulk een hevigen toon gesteld is, ben ik van oordeel dat ik den aanval niet onbeantwoord mag laten. De redactie vraagt of men mijne bewering een gewrocht van haat moet noemen tegen liet christendom, of een gedrocht van onkunde op historisch gebied. Zij gelooft nog het laatste, doch ik voor mij geloof geen van beide, en hoop dat de lezer na het lezen mijner repliek van dezelfde tneening zal wezen. Wat die haat tegen het christendom betreft — die is mij vreemd; ik huldig het beginsel van verdraagzaamheid en rechtvaardigheid, maar toch moet ik er openlijk voor uitkomen, dat het christendom, quot;1 welk een onfeilbaren Paus bezit, met den syllabus en de 21 Canones do Ecclesia, niet zeer in mijn smaak valt, eu wel omdat ik zoodanig christendom gevaarlijk acht voor de vrijheid en ontwikkeling der volkeren. En de bewegingen in .Duitschlaud en elders bewijzen maar al te zeer, dat ik niet alleen sta in die meening. Overigens heb ik in dat citaat beweerd, dat llau de christenen te gunstig en de heidenen té zwart schilderde; ik blijf dat citaat handhaven, en wilde er alleen door aan-toonen, dat de christenen aanleiding gaven tot den haat, dien de heidenen jegens hen koesterden. Ik wilde er op wijzen, dat het niet rechtvaardig is, de heidenen steeds van alles de schuld te geven en de christenen schoon te laten, en ik mocht zulks doen, omdat de geschiedenis —volgens Pc Tijd natuurlijk niet — daar voorbeelden genoeg van aan de band geeft, 't Was dus volstrekt geen haat jegens het christendom dat mij bezielde, maar wel afkeuring van de bewegingen die de
7
christenen verwekten, en een gevoel van rechtvaardigheid voor de gewoonlijk al te zwart gemaakt wordende tegenpartij. En daarom had I)e Tijd ook het vervolg mijner noot moeten meêdeclen, waarin ik mijne bewering met voorbeelden trachtte te staven.
//Of (moet men het) een gedrocht van onkunde op historisch gebied (noemen)?quot; vraagt De Tijd, en hij gelooft van ja. Nu, in gezelschap van mannen als Schlosser en Kolb kan ik mij dat verwijt getroost laten aanleunen. De redactie haalt eene wolk van getuigen aan '), om haar verwijt met bewijzen te staven. Maar verdienen die schrijvers onvoorwaardelijk geloof? Want, vurige en dweepzieke verdedigers des Christendoms zijnde, waren zij natuurlijk meestal blind voor de tekortkomingen hunner secte, waartoe zij behoorden, stelden zij hunne zaak zeker van de schoonste zijde voor, en hij den haat, dien zij de heidenen toedroegen, werden dezen in geen gunstig daglicht gesteld. De beschuldiging van De Tijd zou nog eenigen zin hebben, wanneer ik beweerd had, dat de heidenen in alle opzichten braaf waren, en de christenen in alle opzichten schurken. Doch dat is nergens door mij geschied, ik heb niet gezegd, dat er geene christenen waren vol verheven moed en ware zielegrootheid, doch heb alleen hunne houding in 't algemeen besproken. En zoo als ik die houding daar geschetst heb , heb ik haar meerendeels ontleend aan de werken van twee uitstekende Duitsche geschiedschrijvers, Schlosser en Kolb, die nog wel heel andere
l) Onder anderen wordt ook genoemd Tlefcle (niet Heflele, zoonis De Tijd zegt; hij woont ook niet te Tubingen, maar is bisschop van Rottenburg), een der heftigste tegenstanders van de pauselijke onfeilbaarheid op ?t Vaticaansclic coneilie. - De Tijd moest eigenlijk in zijn eigene huishouding beter te huis zijn, alvorens iemand als ware 't voor eerloos te verklaren wegens zijn (vermeende) //opeenstapeling van laster.quot;
zaken van do eerste eliristenen meódeelen dan door mij geschied is. Zon De Tijd lm» gezag op historisch gebied soms durven en kunnen betwisten? Wij bedoelen natuurlijk eene bestrijding op degelijke gronden, maar niet met holle, hooggehakte phrasen, zooals een zekere school doel op welke wij beneden terugkomen.
Op mijne bewering dat de eerste man van aanzien, van wien men zeker weet, dat hij ter dood gebracht werd omdat hij christen was, Cyprinuus van Carthago was, verwijst de schrijver naar Petrus en Paidus; maar dat is juist de zaak; de overlevering zegt wel dat ze gedood zi jn waar is liet onomstootelijk bewijs ? De lasteringen tegen liet christendom? Maar dan laster ik niet alleen op gezag van profane schrijvers, doch ook op dat van kerkvaders. Zou De Tijd willen tegenspreken dat bisschop Gregorius, bijgenaamd de wonderdoener, en een der beroemdste leerlingen van Origenes, in zijn vaderland Pontus een feest invoerde ter eere der christenen die voor het geloof waren gestorven, en hij daarbij dezelfde ongebondenheden en zwelgpartijen, gelijk zij bij de heidensche feesten in zwang waren, veroorloofde, omdat hij de neif/iny der vievschen tot zinnelijke cjenie-tinyen kende en ran gevoelen was dat de (jroote menigte daardoor des te lichter voor het christendom kon gewonnen worden? Ammianus Marcellinus (geen kerkvader) zegt: //Geen wild dier is den menseh zoo vijandig gezind en zoo verderfelijk, als de meeste christenen tegen elkander zijn.quot; Gregorius van Nazianz klaagde dat het koninkrijk der hemelen door tweedracht in het beeld van den chaos, van nachtelijk onweer, ja, van de hel, veranderd was; hij noemt de geestelijken van zijn tijd vleiers en zoet vergif voor vrouwen. Basilius roept uit, dat de nietswaardigste priesters bisschoppen worden. (Jvrillus san
9
Jeruzalem verwijt de meesteu dezer waardiglieidsbeklee-ders der kerk, dat zij oen weelderig en zwelgend leven leiden. Hierouymus zegt, van vele geestelijken te Rome, dat zij zulks alleen geworden zijn, ten einde des te ongestoorder de vrouwen te kunnen zien, wier gunstbejagers zij waren, en Isidorus van Pelusium, dat velen het priesterschap misbruikten om tyranuie uit te oefenen, anderen om schatten te verwerven, nog anderen om ontucht tc plegen. Oaesarius van Aries en Gregorius van Tours klagen vooral over onmatige drinkgelagen, en de apostel der Duitschers, ISonifacius, hangt ook geen liefelijk tafereel op van den zedelijken toestand der priesterschap. Wat de woeste dweepzucht der eerste christenen betreft, ten dien opzichte verwijs ik naar den kerkvader Ter-tullianus, en van hunne verhouding tot den staat zullen o. a. Schlosser en Kolb De Tijd niet in verlegenheid laten.
Dit in antwoord op het verwijt van mijn gedrochtelijke onkunde op historisch gebied.
Ik kom thans tot een ander punt. De Tijd wensclit dat er allerwoge een jury van wetenschappelijke mannen zou kunnen bestaan, om sommige schrijvers voor eerloos te verklaren en de tijdgenooten voor het koopen van die ellendige voortbrengsels te waarschuwen, welke in strijd zijn met alle waarheid en rechtschapenheid. Dit zal zeker altijd wel een wensch blijven, doch zekerlijk, zoo heel overbodig zou die jury niet wezen. In de eerde plaats zou zij zich dan zonder twijfel bezig houden mei het onderzoeken der vervalschingen en verdraaiïngen, waarmee vooral in de laatste jaren Roomsche schrijvers de geschiedenis onbeschaamd een slag in quot;t aangezicht, geven, ten einde hunne kerk te zuiveren van de smetten, die haar in den loop der eeuwen bezoedeld hebben, ik
10
zal niet doen als De Tijd, die eenvoudig beschuldigt met bewijzen die weinig om 't 1 ijl'hebben; integendeel, door voorbeelden zal ik staven, hoe sommige Roomsehe schrijvers de geschiedenis behandelen en mishandelen. — Ter zake, aan den lezer zij het oordeel overgelaten.
In onze dagen hebben ultramontaansehe schrijvers de barbaarschheden der inquisitie, ja, schier de inquisitie zelve, ontkend; want is liet niet: haar bijna ontkennen, door haar voor te stellen als ingevoerd door de vorsten, als eene zaak van den staat, niet van de kerk? Men heeft ernstig gepoogd, aan te toonen dat de inquisiteurs nooit tot den dood of' lichamelijke straflen veroordeelden, maar dat zij den schuldige alleen aan den wereldlijken rechter overleverden. De geschiedenis leert ons echter dat In-uocentius III de inquisitie heeft ingesteld, welke on-middellijk onder den paus stond, om de ketters overal op te sporen en over hun leven en dood te beslissen '). En dit kettergericht werd nog door dien paus op de Albigensen toegepast. Hij droeg aan graaf Raimond van Toulouse den last op, deze secte uit te roeien. Daar de graaf de bloeddorstige bevelen niet op die wijze wilde volbrengen, slingerde het hoofd der kerk Item den banbliksem naar 't Itoofd en schonk zijne goederen aan den graaf van Montfort, die, een inschikkelijker werktuig, de Albigensen vermoordde. En was de gruwelijke St. Bartholomaeus-nacht alleen het werk der staatkunde? De briefwisseling tusschen den paus en liet Fransche hof leert ons, dat Pius V den verschrikke]ijken moord aangeraden en mede voorbereid heeft, terwijl zijn opvolger, Gregorius XIII, schoon deze als mensch tranen stortte over de bloedige slachting, bh, kerkvorst te Home
I) Zie o, a. H'. II. Hu/.c, Hiatoiy of the Inquisitiuii, Luudon, 1808.
II
schitterende feesten gaf over den St. Bartholomaeus-nacht. De herroeping van het edict van Nantes, aangeraden, goedgekeurd, bezongen, goddelijk verklaard door de Fransche geestelijkheid, — was dat werkelijk niets anders dan staatkunde? En toch durft de abt Frayssinous in zijn Religion vencjée du reprocha de fanatisme nog vragen, //dat men hem eene leuze, een decreet, eene instelling als het werk der algemeene kerk aanhale, waardoor ge-welddadigen ijver bevolen of gewettigd wordt ?quot; Nu weet men echter nit de geschiedenis dat pausen en bisschoppen in den loop der eenwen daarin eenstemmig dachten, dat alles wat de kerk verliet, verdelgd moest worden; pausen en bisschoppen hebben schier hovenmenschelijke inspanningen gedaan om de inquisitie in te voeren in landen, die haar niet dulden wilden. Doch omdat de inquisitie, omdat de vervolgingen in den regel niet voortvloeiden uit wat Frayssinous de algemeene kerk noemt, omdat die vervolgingen in den regel niet vooraf gedecreteerd werden op een of ander concilie is noch de inquisitie, noch iets dergelijks, het werk der kerk, der pausen! \\Telk een sophistische redeneering! Ozanam zegt in zijne Civilisation Chrétienne: //St. Martinus protesteerde tegen de straf van den ketter Priseillus en zijne lotge-uooten. Hunne dwaling was strafbaar, maar toen de schuldigen, veroordeeld door het gerechtshof van Maxi mus. hunne straf hadden ondergaan, hoorde de kerk met afgrijzen van eene nieuwigheid, zoo geheel strijdig met hare zachte leer, en. St. Martinus wilde geen gemeenschap hebben met hen, die het dogma onder de hoede van den bevl plaatsten.quot; Hieruit nu leidt Ozanam de sophistische gevolgtrekking af, dat die nieuwigheid nooit door de kerk is aangenomen, dat de kerk nooit het dogma onder de iioede van den beul heeft geplaatst! De beul zou
12
zicli, in weerwil van de kerk, hIs beschermer van hot dogma opgeworpen hebben!
Lamennais zegt ergens: quot;De kerk is onverdraagzaam jegens dwalingen, maar nooit spreekt zij over personen andere dan geestelijke straffen uit!'quot; Pater Lacordaire noemt de inquisitie: quot;een zacht gerechtshof, dat verreweg het geringste aantal beschuldigden aan den wereldlijken arm der wet overleverde en duizenden menschen redde, die zonder de inquisitie door de wereldlijke rechtbanken zouden veroordeeld geworden zijn.'quot; Ventura beweert: quot;Alleen de katholieke leer is verspreid door de macht van het heilige woord; de kerk heeft de volkeren niet onderworpen door vrees ; zij heeft hen door liefde tot zich getrokken!quot; En de abbé Cloear: quot;De kerk heeft nooit, om de harten te bekeeren, een beroep gedaan op geweld; niets is strijdiger met haren geest; niets is ten allen tijde meer vreemd geweest aan hare instellingenterwijl Nicolas driest beweert: quot;Voor haar (de kerk) bestaat er slechts één koningrijk, en het is niet van deze wereld; in den strijd, dien zij voert, wordt er geen Hoed vergoten dan het hare, geen wapen gedragen dan het woord en het voorbeeld.quot; — O , bloedstroomen , galg, rad, brandstapels, vunzige kerkers, en slachtingen in het groot om des katholieken geloofs wille, verdwijnt uit de geschiedenis ! Gij zijt fabelen, meer niets! Gij zijt niets anders dan voortbrengselen van het verhitte brein van hen, die het hoofd met afkeer en huivering van al die gruwelen afwenden!!
Wanneer iemand zou durven beweren dat de lloomsche kerk sedert den nieuweren tijd alles gedaan heeft om de wetenschappen onder het juk te brengen, dan zal Fal-loux hem vertellen, dat zij integendeel quot;voor den nieuweren tijd de onafhankelijkheid des woords heeft geschapen,quot; en wel //op het concilie van Trente!quot; Een zon-
(lorlinge onafliaiikelijkheid des woords, want terwijl de prelaten beraadslaagden en deereeten maakten, werd overal, waar de kerk nog heerschte, de onafhankelijkheid des woords, zelfs die der gedachte, onderdrukt door gevangenis en brandstapel! In de laatste zitting van het concilie, waar de kardinaal van Lotharingen toeroepingen of vragen deed, die door liet geheele concilie werden beantwoord, luidde de laatste uitroeping: //anathema alle ketters!quot; en liet concilie antwoordde; //anathema! anathema!quot; En waarom? Juist omdat de ketters de onafhankelijkheid des woords en der gedachte schiepen.
Balmes beweert dat de godsdienst en beschaving, onder den invloed der kerk, bij het begin der Kie eeuw een tijdperk van groote ontwikkeling waren binnen getreden en vervolgt dan: «De grootheid en glans, sedert dien tijd ontstaan, is men niet verschuldigd aan de hervorming, integendeel, zij zijn verkregen in weerwil daarvan.quot; Het is dus fabel wat zelfs andere katholieke schrijvers met smart bekennen van die grootheid en glans der protestantsche volkeren. Zijn dan misschien de vruchten der moderne beschaving en ontwikkeling rijp geworden in Eome, in Spanje, in Portugal, in Mexico? En schoon de geschiedenis ons nu al verhaalt dat een van die vruchten der beschaving, de afschaffing der slavernij , • in het protestantsche Engeland is rijp geworden, dezelfde schrijver geeft haar een slag in 't aangezicht met de woorden: //De afschaffing der slavernij is men uitsluitend aan het roomsch-katholicisme verschuldigd; het protestantisme heeft et-niet het geringste deel aanquot; De reeds door mij aangehaalde schrijver Nicolas verkondigt openlijk dat de protestanten in de 16e en 17e eeuw niet voor godsdienstvrijheid , maar voor de onderdrukking van 't geweten
I !■
.streden. Op dezelfde bliul/.ijde, waar liameimais ons verhaalt dat de hervorming alle ontwikkeling en besclm-ving der mensohheid heeft tegengehouden, zegt hij, dat zij, lt;le hervorming, onvermijdelijk moet uitloopen op slavernij. En elders verheft hij het oude regime in Frankrijk als vrijzinnig, en wel door het katholicisme. quot;Er bestond eene natie, die geregeerd werd door een oud geslacht van koningen, naar eene constitutie die zoo volmaakt was als er ooit eene bestond, en volgens wetten die men, juister dan de Romeinsche, zou kunnen beschouwen als van den hemel te zijn nedergedaald. Zoo wijs, zoo rein, zoo weldadig en heilzaam voor de menschheid!quot;1 Bestaan er dan in de geschiedenis geenc ontaarde zoons van de ontaarde fvatharina de Medicis, bestaat er geen Lodewijk XIV, geen regentschap van den hertog van Orleans, geen liederlijke Lodewijk XV? \\ras de groote Fransche revolutie soms dan een gevolg van de zachte, vaderlijke regeering der Fransche koningen? Donoso Cortez, een Spanjaard, bazelt: //twee zaken zijn glad onmogelijk in een waarlijk katholieken staat: het despotisme en de revolutiequot; Een Spaansche schrijver, die zoo spreekt, bezit inderdaad een dosis koelbloedige onbeschaamdheid, die ongehoord is: immers, de geschiedenis leert ons dat Spanje een bij uitstek katholiek land is, maar ook, dat er schier geen land ter wereld bestaat, 't welk in onze eeuw zoo rijk was aan despotische handelingen en revolutionaire bewegingen!
ïen slotte nog een paar voorbeelden van verminking en verdraaiing. Een Duitsche jezuïet, Weninger, gaf tegen de opening van het Vaticaansche concilie een werk uit, getiteld: nis Pius IX onfeilbaar?quot; wat door hem in een toestemmenden zin beantwoord werd en hij door aanhalingen uit de kerkvaders zocht te bewijzen. Bij
Augustinus over Jo/.as woorden: Quad sunt oves maae, vocem meam audlunt (die mijne schapen zijn, hoeren mijne stem), haalt Weninger de woorden van den kerkvader aldus aan: Vox ejus (Christï) de Romana ecclesia nou est ohscura. (Zijne woorden — van Jezus— over de llomeinsche kerk zijn niet duister). Docli wat staat er eigenlijk bij Augustinus? Fox ejus de ecclesia non est abscura. De jezuïet heeft zich dus de vervalsching veroorloofd om het woord Romana (roomsch) er tusschen te schuiven. Dezelfde schrijver beroept zich op eene plaats bij Ambrosius, waarin deze zou zoggen: //De roomsche kerk kan bezocht worden.quot; Doch Ambrosius opslaande, is er van de roomsche kerk geen sprake; de schrijver had dc onbeschaamdheid, die woorden in te schuiven voor Italië, zoodat men lezen moet: «Italië kan bezocht worden.quot; — Het laatste voorbeeld ontleenen wij aan De Tijd zelf. Men weet dat de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en de Vrijmetselarij de nachtmerrie van dit blad zijn, en deze instellingen herhaalde malen bloot staan aan zijne hevige aanvallen. Jn een der nummers van dit jaar zeide het in een zijner hoofdartikels: //Jn den tijd, dat deze orde (de vrijmetselarij) nog niet openlijk kon optreden, heeft zij een werktuig (namelijk de M. t. X. v. A.) in quot;t leven geroepen, dat in hare plaats zou handelen, en voor haar doel zou werken.quot; Behalve het ongerijmde van deze bewering, maakt De Tijd zich ook aan leugen schuldig; immers, toen de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen werd opgericht (1784) bestonden er meer dan 10 loges, die door de overheid in hare werkzaamheden niet belemmerd werden. Is de voorstelling van De Tijd dan soms die rechtschapenheid en waarheid, welke het blad /,egt. in mijne beschouwing te missen?
16
Doch genoeg. Ik meen in de aangehaalde voorbeelden van roomselie schrijvers dezer eeuw duidelijk aangetoond te hebben dat, wanneer er eene jury werd opgericht zooals i)(' Tijd die wenscht, zij zeker jaren zon werk hebben om den Augias-stal der roomselie litteratuur onzer dagen van een zekere school de nl-tramontaansche en jezuïetische — op te ruimen, en dat zij stellig een geruimen tijd zou noodig hebben met Ba Tijd zelf, die met zijne insinuaties en scheeve voorstellingen van de aanneming van liet amendement-Dum-bar alle waarheid en rechtschapenheid verloochent en letterlijk onze; roomsche landgenooten opruit. Om kort te gaan, ik maak hier de woorden van een oprecht, geleerd katholiek, van pater Gratry, tot de mijne, die van de bovengenoemde school zegt: n Bij zulk eene houding kan waarlijk van wetenschap en verstand, van grondig onderzoek der zaak, van welken arbeid des geestes ook, geen sprake meer zijn. Het is niets dan bedwelming, het gedrag van een besclionkene, die de voorwerpen niet meer van elkander weet te onderscheiden.quot;
VOORHANDEN IN ELKEN BOEKHANDEL.:
„HET PAUSDOM, zijn ontstaan, bloei en verval,quot;
naar het Hoog duit sch van ueiubeut rau , vertaald en
met aanteekeninyen voorzien door s. li. ten cate. Een boekdeel van 342 pag. roijal 8° formaat.
Prijs f2.90.