m
DEK
LIGIEÜSEN VAN DEN H. FRANCISCUS
'DOOK *
: gt;•;. Patel? J. A.. quot;VAN OORSCHOT )
. 'Orde der Minderbroeders, Doctor in de Oostersclic Talon, le^r-r in he'Klooster ï'jiwr
m
y.
amp;:Wxi
^p:quot;vvt ■T , -J:
ËM *j
u' -JA
ïr?iifs
amp;• -S' i
'l'V' ■gt; ■ s ■
fïA••
| v4;:'- •
•Wv'ïf
rl- JRquot; ' te
Orde te Weert.
BOEKDKtJKKEEW VAN JOSUK WITZ TE ARNHEM. ■
DER
RELIGIEUSEN VAN DEN H. FRANCISCUS
\aii ile Orde ilcr Miiiilerlirocden, Doftor in de Ooilericlie TaUii, leelor in hel Klnosler ïijnfi-Orde te Weert.
OPGEDRAGEN AAN DEN WELEDELEN HEER
RIDDER DER ORDE VAN DEN H. GREGORIUS DEN GROOTE BOEKDRUKKERIJ VAN JOSUÉ WITZ TE ARNHEM.
/'
DER
RELICIEUSEN VAN OEN H. FRANCISCUS IN HET H. LAND ,
naar Sobrino's llisloire de Ter re Sainte, traduiie par Poillon (Tournai, Casterraan. — 3 Dln.), cn dc Skiria di Gerusalemme vau Pater Cassini da Perinaldo, 1)
door Pater J. A. van Oorschot.
De goilsdienst alleen baant ons den welt;r tot de deugd; zij alleen verheft onze ziel boven alle aardsche neigingen en schenkt ons den sterken wil om de banden van het stoffelijke te verbreken, de opwellingen des vleesches te verijdelen en tot het heroïsme te geraken. Verbannen wij de godsdienstige denkbeelden uit onzen geest, dan rest ons slechts een bedorven vleesch, dat door den dorst naar vreugde en genoegens des aardschen levens gedreven, op den breeden weg der driften woedend voortholt. Om zich op de glibberige helling der zinne-lijkheid staande te houden, om het goede alléén om de geregtigheid te beminnen, om zich zeiven voor het heil van anderen te vergeten; eindelijk, om zich aan onvermijdelijke gevaren vrijwillig bloot te stellen en alle aardsche genegenheden, ja zelfs het leven, edelmoedig voor een verheven doel ten offer te brengen, moet godsdienst 's menschen geest met haar waarheid verlichten en zijn hart met den noodigen moed versterken. Hiertoe
1
Hetgeen aau de Storia di Gerusalemme var Pater Cassini ontleend is, is tussclien twee stevretjes geplaatst.
kan de godsdienst alleen ons aanzetten, wijl zij alleen den mensch de krachten, daartoe gevorderd, en het loon daaraan geëvenredigd, aanbiedt.
Men is wel gedwongen, om de bekentenis af te leggen, dat er nooit in de wereld een heroïsme bestaan heeft, hetgeen niet uit een godsdienstig gevoel is voortgesproten: de wereld heeft in al haar overvloed geen schat van genoegzame waarde om het heroïsme te scheppen en de helden te beloonen; daarom voedt zich het heroïsme met de levendmakende warmte der hemelsche liefde; het verwacht zijn loon van de godheid die alleen hetzelve kon schenken.
De Minderbroeders zijn van hunne vestiging in het H. Land, en bijzonder in zekere tijdperken hunner smartelijke geschiedenis, een levend voorbeeld van de kracht, welke men in de godsdienst put, en van den heldenmoed, tot welken men zich op de vleugelen der ware godsdienst kan verheffen.
De Christenen hadden de Heilige Plaatsen verloren, en de volgelingen van Mohammed, de trotsche en verwoede vijanden des Christendoms, ontheiligden dezelve met eene woeste aanmatiging. Europa, dat zich vroeger met den kreet « God wil hel! » op het Oosten wierp, scheen te gelooven, dat na twee eeuwen strijdens God niet meer wilde, dat het eene nuttelooze worsteling zou voortzetten. De hoogmoedige overwinnaar genoot rustig de vruchten zijner zegepraal, plantte in het H. Land alom den standaard van zijn Profeet, en had slechts aan weinige Christenen hel leven gelaten, die het teeken van het kruis konden maken ddar, waar het kruis ons had vrijgekocht.
In dezen droevigen toestand moesten de aanbidders van Jesus Christus de zuchten in hun bedrukten boezem
smoren, terwijl de eerbiedwaardigsle heiligdommen van de kreten hunner onleerders weergalmden. Hoe zou dit belet worden ? Hoe zou men deze gedenkstukken aan de ontheiliging der Mohammedanen ontrukken, en de goddelijke dienst in dezelve blijven uitoefenen ? — Ziedaar hel wonder, door de godsdienst ontworpen en ten uitvoer gebragt. Kracht, geld , onderhandeling, alle mensche-lijke hulpmiddelen waren toen magteloos: nederigheid en geduld, zelfverloochening, bereidwilligheid en zielskracht om alle folteringen, zelfs den dood te trotseren, middelen, welke alleen de godsdienst kan aanwenden, werden de eenige hoop der Christenheid. De godsdienst bragt de nieuwe kampvechters voort. Met eene bruine en grove pij bedekt, begaven zij zich op het slagveld, waar zoo vele krijgshelden gesneuveld waren: zij boden zich aan als een vrijwillig offer aan de woede der barbaarsche overheerschers: en elkander onafgebroken opvolgende om het roemrijk erfdeel van lijden en martelaarschap te bewaren, overwonnen zij de magt door de kracht der nederigheid, heerschten zij in het midden hunner beheerschers, aanbaden zij den Heer in het midden zijner vijanden, leefden zij volgens het H. Evangelie en verkondigden het geloof op de plaatsen, waar het door den Zaligmaker zeiven gepredikt was.
Niets ontgaat aan het oog van Hem, die uit den hooge over het Christendom waakt. Dat de H. Plaatsen in de magt der Mohammedanen gesteld zijn, is voorzeker een geheim der Voorzienigheid: het menschelijk verstand verliest zich in een afgrond van verwarring, wanneer het den uitslag der kruistogten beschouwt, wanneer het de eeuwen telt, sedert welke dat geheimzinnig Oosten, voorheen het bevoorregle tooneel van Gods wonderen, in de dikste duisternis der dwaling blijft. Maar het is ook een geheim, een wonder, dat tijdens
deze langdurige Muzelniansche overheersching en hunne strenge wetten, de vereering der H. Plaatsen steeds heeft voortgeduurd. Het is een wónder, dat toen de volgelingen van den Coran het sterkste tegen de leerlingen van Jesus Christus woedden, toen men de eerbiedwaardigste heiligdommen aan onteering overgelaten zag, uit de nederigheid en armoede deze nieuwe Apostelen te voorschijn traden, bestemd om de lampen te Jerusalem te onderhouden, opdat het graf van den Zaligmaker den zachten glans zijner lichten over het doodenveld van het Oosten zou verspreiden. Het is aan de Minderbroeders dat de Christenheid, behalve zoo vele andere grootc diensten, door hen der Kerk bewezen, hel behoud der H. Plaatsen te danken heeft. Het is dus van groot belang om een beknopt verhaal (eene volledige geschiedenis zou eenige boekdeelen vullen) te leveren, van de verschillende rampen, welke deze kloosterlingen van de Muzelmannen te verduren hebben gehad, om zich in het bezit der Heilige Plaatsen te handhaven. Men kan in dit tafereel ook de moeijelijkheden en kwellingen schetsen, welke de schismatieken door hunne indringing en wederregtelijke bezitneming aan de zonen van den II. Franciscus meermalen berokkend hebben. Wij zullen alzoo de voornaamste gebeurtenissen in chronologische volgorde vermelden.
Toen in het midden der 13* eeuw, in 1244, de Karesmiërs of Khowarezmiërs, door den Sullan van Egypte te hulp geroepen, in Judea kwamen, werden de Reli-gieusen, die zich reeds sedert 1220, toen de H. Franciscus zelf de H. Plaatsen bezocht, in Jerusalem bevonden, aan den voet der door hem bewaarde gedenkstukken wrecdelijk vermoord. * Deze woeste horde, uit 20,000 ruiters bestaande, verwoestte alles te vuur en te zwaard; de insvoners van Jerusalem namen bij hunne aankomst de
vlugt, slechls eenige zieken aciilerlalende en eeni.^e anderen, welke niet konden besluiten hunne hulpbehoevende verwanten te verlaten. De moordenaars niet tevreden slechts zulk klein getal aan hunne woede te kunnen opofferen, bedachten een list, welke hun helaas! al te wel gelukte. Zij plaatsten den standaard des christen geloofs op lt;le torens en deden de klokken van al de kerken der stad luiden. Op het hooren dezer jubeltoonen van het Gode gewijd metaal, keerden de vlugtelingen ten getale van 7000 terug, niet twijfelende of de Hemel had door een wonder de Heilige Stad {jered; doch naauwelijks waren zij binnen de muren, of 5000, mannen en vrouwen, grijsaards en kinderen, werden gruwelijk afgemaakt. Na deze slagting wierpen zij zich op het klooster van den berg Sion en op de kerk van het H. Graf, waar vele oii;jelukkigen bij de Franciscanen een toevlugtsoord gezocht hadden. De kerk der Verrijzenis werd geplunderd, hel II. (iraf geschonden, de graflomben der Latijnsche Koningen onder den Calvarieberg geplaatst, werden geopend en de beenderen verbrand. De grond van Jerusalem was voor de eerste maal met het bloed der volgelingen van den 11. Franciscus gedrenkt, hetwelk liet vruchtbare zaad werd van zoo vele heldhaftige deugden, onmisbaar in de hun toevertrouwde tnoeijelijke zending. Naauwelijks was deze teisterende storm voorbijgetrokken, of de Franciscanen vonden een middel, om op den berg Sion en bij het H. Graf terug te keeren. * Doch de magt der Latijnen bleef voor immer in het H. Land gefnuikt, en toen de Sultans Bibars en Kelaoun de laatste plaatsen der Christenen aanvielen, werden bij elke gelegenheid cetiige Ueligieusen het voorwerp van den haat en dc woede der overwinnaars. De kloosterlingen moedigden de Christenen aan, om in het gevecht niet te wijken; zij trachtten hunnen moed te versterken,
1*
opdat hun geloof niet zou wankelen bij het zien der tormenten, waarmede men hen bedreigde, die weigerden het Islamismus te omhelzen; en door godsdienstijver gedreven aarzelden zij niet, zich aan de ongeloovigen te vertoonen, om hun de dwalingen waarin zij gedompeld waren, onder het oog te brengen, en hen het waar geloof te doen kennen en te doen omhelzen. Daarom werden zij van de andere gevangenen, die men tot het zwaard of de slavernij veroordeelde, afgezonderd om met slagen overladen, levendig onthuid, of tusschen twee planken verpletterd te worden. Ook werden er soms eenigen naar Cairo gezonden, met het doel om hen door alle mogelijke middelen tot afval te brengen, ten einde aan de Muzelmannen het genoegen Ie verschaffen van een Monnik zijne godsdienst te zien afzweren; doch in die verwachting te leur gesteld, deden de beulen hunne slagtoffers de afgrijsselijkste folieringen verduren. * In 1263 verwoestten de Sarazenen het klooster te Bethlehem en vermoordden al de Religieusen welke daar woonden. In 1266 werden te Saffet, eene stad in Galilea, twee Religieusen, omdat zij de Christenen tot den marteldood bemoedigden, wreedelijk met doornen gegeeseld en levend onthuid: betrekkelijk zeven andere Franciscanen te dien tijde voor het geloof gemarteld, zijn de aeten verloren. In 1208 zijn al de Minderbroeders, welke zich in de kloosters van Anliochic en Monte Negro bevonden, door hel zwaard onthoofd, In 1288 werd aan twee Religieusen, die het geloof van Christus in Damiala predikten, de schedel iu tweeën gekloofd. In 1289 werd een Franciscaan, die de Christenen te Azoth in het geloof versterkte, op schrikkelijke wijze gepijnigd: eerst werden hem al de vingers afgehouwen, daarna werd de huid tot aan het middenlijf afgestroopt, de long uitgerukt, en na deze folieringen te hebben door»
jjestaan, werd hij tea laatste onthoofd. In 1291, toen Acra was itijenomen en de Sarazenen er een {jroot bloedbad aanrijtlen, ontkwamen er van de 50 Franciscanen, welke in de stad waren, slechts tien door de vlu;;l aan de woede hunner vijanden. *
Toen na de inneming van Ptolomaïs in 1291, het H. Land geheel verloren was, zagen de weinige overgebleven Christenen en de Religieusen, die elkander opvolgden en, alhoewel van alle hulp verstoken, op den door hen gekozen post stand hielden, zich aan de luimen hunner meesters prijs gegeven. Men moet het als een wonder beschouwen, dat de beheerschers niet aan alle Religieusen het leven benomen, niet alle gedenkstukken vernietigd hebben; doch de wachters van het H. Graf konden daarom op geene betere behandeling hopen: de dorst der Muzelmannen naar christen bloed moest door goud gematigd worden; zij gedoogden de Paters in hun land om hen te kunnen plunderen en kwellen; zij vergunden hun wel, de goddelijke diensten op de II. Plaatsen te vieren, maar stelden levens de hatelijkste voorschriften, onderwierpen hen aan de onregtvaardigste afpersingen, verzonnen grieven, bestormden onder ijdele voorwendsels hunne kloosters, voerden hen ter gevangenis, sloegen en geeselden hen naar hartelust; dit alles, met geen ander oogmerk, dan om zich van het weinige, dat de Paters hadden, meester te maken en hun vervolgens « de gunst » te bewijzen, van door groote sommen de vrijheid te kunnen koopen. Wanneer de slechte behandelingen, naar het meer of min menschelijk karakter der Gouverneurs, somwijlen niet zoo ver gedreven werden, groeiden toch immer de wederregtelijke afpersingen aan, die onder den dekmantel van betaling voor verkregen reglen werden voorgedragen, zoodat de meeste aalmoezen, voor hun levensonderhoud en tot
onderhoud der H. Plaatsen door de Christenen aan de Religieusen gezonden, in de handen der Muzelmannen geraakten.
Gedurende eene verpoozing dezer gestrengheden, verkregen Koning Robert en Koningin Sancia, in den loop der H1*' eeuw, door tusschenkomst van Pater Rogerius Guarino, voor aanzienlijke geldsommen van den Sultan van Babyion het regt, dal de Minderbroeders rustig bij de voornaamste heiligdommen van Palestina mogten leven. Toen later de vervolgingen weder een aanvang namen, en de Religieusen weder eene nieuwe reeks van kwellingen en beproevingen hadden doorgestaan, rigtten de Koningin van Napels, Joanna, kleindochter van Robert en Sancia, de Koning van Aragon en de Doge van Venetië, Lauren-tius Celti, krachtige brieven aan den Sultan. Deze hadden den gewenschten uitslag; doch toen weinig tijds daarna, de Koning van Cyprus en de Grootmeester van Rhodus Alexandrië plunderden en langs de kusten van Egypte groote schade aan de Muzelmannen veroorzaakten, ondervonden de Religieusen op eene verschrikkelijke wijze de gevolgen des oorlogs. De ongeloovigen zochten hun vermaak in de wraak ; de volgelingen van Mohammed wisten dat zij de diepste wonden aan de Christen Vorsten konden toebrengen door de H. Plaatsen en de weerlooze Franciscanen te treffen. Er bevonden zich toen 12 Religieusen in het klooster van het H. Coenaculum; zij allen werden in den kerker geworpen, waaruit zij van tijd tot lijd naar de openbare plaatsen gebragt werden om wreedelijk gegeeseld, of mei stokslagen overladen te worden. Ondanks de ongenoegzaamheid van hel voedsel, verduurden zij gedurende vijf jaren deze folteringen, tol dal zij ter dood gebragt werden, zonder dat men er in geslaagd was, een van deze heldhaftige strijders tol afval van zijn geloof over te
halen 1). Zestien Religieusen werden van het H. Graf en uit Bethlehem naar Damascus gesleurd, en na nog verschrikkelijkere kwellingen dan de vorigen gedurende een gelijk getal jaren onderstaan le hebben, in het openbaar onthoofd. Deze harde vervolging bepaalde zich niet bij de aangegeven plaatsen; zij hernieuwde zich meer dan eens, en strekte zich, in meerdere of mindere hevigheid, tot de overige gedeelten van Palestina en tot Egypte uit waar Religieusen waren. De meeste Religieusen werden op qlle mogelijke wijze door de Muzelmannen tot godsdienstverzaking met hardnekkigen ijver aangespoord, eenigen tot de verschrikkelijkste folteringen veroordeeld, waarvan het denkbeeld alleen doet ijzen 2).
* Door deze vervolging werd het verlies der H. Plaatsen veroorzaakt, want de schismatieken, de heiligdommen geheel verlaten ziende, maakten zich om strijd van dezelve
1) Bij Cassini da Perinaldo wordt verhaald: De 13 Religieusen die op den berg Sion, bij het H. Cocnaculum woonden, ondervonden het eerst de woede der Muzelmannen. Zij allen werden binnen de muren van het klooster vermoord, dat geplunderd en als eene onheilige, den Muzelman verbodene plaats beschouwd werd. Dit zelfde lot deelde ook de kerk van de instelling des allerheiligsten Sacraments; alle de gouden en zilveren vaten werden tot buit gemaakt, de sieraden verbrand, en de heiligdommen in vuilnisplaatsen veranderd.
2) Hoe weleer de Franciscanen in het H. Land gemarteld werden, heeft Cassini da Perinaldo in zijne Sloria di Gcrusalemmc opgeteekend. Aan eenigen werden de vingers lid voor lid afgehakt; sommigen werd een paal door het lijf gedreven; eenigen stierven, gelijk do II. Stephanus, onder eene hagelbui van steenen; anderen werden, gelijk de H. Sebastianus, met pijlen doorschoten, levendig onthuid, zoo als de H. Bartholemeus, met eene houten zaag in tweeen gesneden, zoo als de Profeet Isaïas, aan een kruis geklonken, zoo als de Koning der Martelaren. Soms werden de tongen, de ingewanden uit het ligchaam gerukt, de martelaren met tangen genepen, met dolken doorstoken, aan den staart van een paard over de straat gesleept. De onge-loovigen bezigden nog verschillende andere gruwelijke folteringen, en verminderden hunne kwellingen bij de nadering des doods, opdat hunne slagtoffer» des te langer zouden lijden. Eenigen werden onthoofd, in tweeën gehouwen, levendig verbrand, enz.; zeer velen hebben hunne dügen in de zwaarste slavernij moeten slijten.
meester. De Cophlen, de Georgianen, later ook de Armeniërs en Grieken en andere heterodoxe natiën, waarvan het Oosten wemelt, vestigden zich bij het H. Graf. Van dien tijd af hebben de schismatieken nooit opgehouden hunne eischen op het bezit der H. Plaatsen te doen gelden, die door de Franciscanen met regt bestreden , eene nooit onderbroken reeks van twisten, kwellingen, afpersingen en knevelarijen voor de Paters opgeleverd hebben, zoo als elke bladzijde der kronijken van het H. Land getuigt, lp 1370, toen de zaken tusschen den Sultan en Europa geregeld waren, konden de Franciscanen door de krachtige verdediging der Venetiaansche Republiek naar hunne heiligdommen wederkeeren, maar zij hadden niet meer die rust welke zij daar in vroegere dagen genoten; ofschoon zij door uitdrukkelijk bevel van den Sultan in hunne oude regten hersteld waren, konden zij nogtans de heterodoxe natiën niet uit alle heiligdommen verwijderen, waar deze gedurende de vijf jaren der vervolging (1365—1370) zich hadden ingedrongen, weshalve de Franciscanen genoodzaakt waren met hen in de schaduw van dezelfde kerken te wonen. * Als overmaat van smart ontnamen de Muzelmannen hun dat gedeelte van het H. Goenaculum, waarin het graf van den koninklijken Profeet David was. Tot dezen roof waren zij door de Joden aangezet die, niet kunnende verdragen dat dit gedenkstuk in de handen der Christenen was, en hetzelve in eene synagoog willende herscheppen, de ligt omkoopbare magistraatspersonen door rijke geschenken hadden gewonnen. Wat de Minderbroeders ook deden, niets kon de onmiddellijke uitvoering van deze euveldaad beletten. De Gardiaan , Pater Joannes van Balero, begaf zich naar Egypte, en bragt door verscheidene christen gezanten ondersteund, het eindelijk zoo ver dal zijne klagten gehoord werden.
De Sultan beval dat men aan de Religieusen al het ontnomene zou teruggeven, en zijne bevelen werden ten uitvoer gebragt. Deze gewenschte uitslag werd echter niet verkregen, dan tegen betaling van groote sommen.
In het begin der iö'1* eeuw, vervulden de Minderbroeders, alsdan van buitengewone vervolgingen bevrijd, met grooten ijver en groote vermoeijenissen de menigvuldige en gewigtige zendingen, met welke de Pausen hen in het Oosten belastten; doch omtrent het jaar 1440, werden allen die in Jerusalem waren op bevel van den Sultan in de gevangenis geworpen, en op de meest barbaarsche wijze gegeeseld. Zij moesten hun leven door geld vrijkoopen: de som die zich in de kas des kloosters bevond, was niet voldoende, weshalve de Syndicus genoodzaakt was, zich het ontbrekende bij den woekeraar te verschaffen. Intusschen drongen de ongeloovigen in het 11. Graf, maakten zich meester van al wat hun konde dienen, vernielden het overige, ver« anderden de kapellen in paardenstallen en maakten van al deze H. Plaatsen een tooneel van de verfoeijelijkste schanddaden. De kracht van het goud kon slechts aan deze ontheiligingen paal en perk stellen.
Paus Ëugenius IV vernam met diepe droefheid de tijding dier snoodheden, en stelde alles in het werk om dezelve te doen ophouden. Nu eens moedigde hij de Europesche Vorsten aan om de Minderbroeders door aalmoezen hulp te leenen; dan wendde hij zich tot de Ooslersche natiën welke met de Kerk ver-eenigd waren, en eindelijk haalde hij den Keizer van Ethiopië over om den Sultan van Egypte tot het handhaven der voorregten te dwingen, welke zijne voorgangers aan de H. Plaatsen hadden toegestaan, als ook tot het eerbiedigen der vrijheid van belasting welke de Minderbroeders, derzelver bewaarders, genoten. Dezo
- 12 —
pogingen, waartoe de Religieusen krachtdadig medewerkten, werden met gelukkig gevolg bekroond; Con-stantiju, Keizer van Ethiopië, dreigde den Sultan met een onverzoenbaren oorlog, zoo hij de vrijheden, door zijne voorgangers aan de Religieusen verleend, niet waarborgde en hun de noodige vrijheid niet gaf, om alle schade door de bandeloosheid der soldaten veroorzaakt, te herstellen. De christen volken zonden overvloedige aalmoezen, en zoo konden de verdrukte Minderbroeders de verwoestingen door de onteerders en plunderaars aangerigt, herstellen.
Weinig tijds was er sedert die heugelijke gebeurtenis verloopen, toen de Georgianen, reikhalzende naar het bezit van den Calvarieberg en veronderstellende dat de Minderbroeders, na zoo vele uitgaven tot herstel dei-rampen van de laatste vervolging, niet bij magie zouden zijn om de kosten van een nieuw regtsgeding te bestrijden , hunne klagten bij den Sultan indienden met liet verzoek dat hun de dienst op de^H. Berg en in de onderaardsche kapel zou worden opgedragen. Gelukkig koesterde de toen regerende Sultan eenige sympathie voor de Minderbroeders, die zijne bescherming inriepen en hem de oude regtsgronden loonden, waarop hunne voorregten steunden. Hij verzond de zaak ter beslissing aan de overheidspersonen te Jerusalem, welke in dit geval regt deden en een den Minderbroeders gunstig vonnis velden. Doch deze smaakten niet lang het genoegen van een zoo kostbaren schat aan de hebzucht der Georgianen onttrokken te hebben, want weldra zagen zij zich gedwongen , de kerk bij het graf van Lazarus in Bethanië te verlaten, die door een Santone in eene moskee veranderd werd 1). Omtrent dien zelfden lijd, in
1) • lu 1497 kregen de Franciscanen het gral van Lazarus terug. *
1490,* verwoestte eene bende Arabieren het klooster van Jeremias 1), tusschen Ramla en Jerusalem gelegen, en vermoorde alle Religieusen die zich aldaar bevonden.
Met dusdanige opofferingen en ellende hadden de Minderbroeders zich in het H. Land gedurende het beheer der Egyptische Sultans staande gehouden, tot dat in de 16'1• eeuw, Palestina in de magt der Turken viel. In het jaar HSS had dit Odomannische ras zich van Gonstantinopel meester gemaakt, en daar den zetel van zijn uitgestrekt rijk opgeslagen. De Turk in Europa gevestigd en maglig genoeg om zijn beheer in Azië en Afrika uit te breiden, had weldra de scheplers des Sullans verbroken, kwam aan het hoofd van een groot leger in Syrië, en bragt achtereenvolgens Palestina, Arabië en Egypte onder zijn juk. De Egyptenaren waren genoodzaakt deze provinciën te verlaten en zich binnen de muren van Gaza op te sluiten, zoodat allo steden hare poorten voor den nieuwen overwinnaar openden, en Selim in 1E517 Aleppo, Damascus en Jerusalem binnentrok. Een der eerste bevelen, door Selim na zijn zegevierenden intogt binnen de H. Slad uitgevaardigd, eischte van de Minderbroeders onder vreesselijke bedreigingen overgave der schatten, welke hij in den H. Tempel verborgen waande. Het dierbaarste en kostbaarste wat de Minderbroeders hadden, waren de heilige vaten en kerkornamenten; zij besloten dan ook liever te sterven dan ze aan de heiligschen-nende handen over te leveren. Door deze weigering in woede ontstoken, liet de overwinnaar hen allen, * in den burgt van Sion, * in bekrompen kerkers werpen, zonder ander voedsel dan een weinig brood en water, tevens bevelende, hen alle dagen te slaan en te geeselen.
2
* Uit klooster is uooit kunucn hersteld worden. *
— 14 —
tot (lat zij den verlangden schat zouden aanwijzen. In dezen droevigen toestand deed hij hen 37 maanden verkwijnen, tol hij meester geworden zijnde van Egypte en verrijkt door de schatten der Sultans, zich weinig meer bekreunde om hetgeen de Monniken konden verborgen hebben, en hun veroorloofde naar hunne kloosters lerug te keeren.
Dit was het eerste onthaal, hetwelk de nederige bewaarders der H. Plaatsen van de nieuwe beheerschers over Palestina ontvingen. Zij hadden bij deze verwis* seling van bestuur niets gewonnen. Mohammedanen waren door andere Mohammedanen opgevolgd, met denzelfden haat tegen de godsdienst van den gekruisten Verlosser bezield, waarbij nog deze verzwarende omstandigheid kwam, dat de Turken voor meer naauwkeurige nalevers der wetten van hunne godsdienst beschouwd werden dan wel de Sultans. Er bestond dus geene reden, om onder de nieuwe beheerschers meer regtvaardigheid dan onder de vorigen te hopen; veeleer moest men vreezen, dal de dweepzucht der Muzelmannen haar hoogste toppunt zou bereiken en het rustige bezit der H. Plaatsen den Minderbroeders moeijelijker dan ooit zou maken. Dit werd helaas! al te zeer bewaarheid. De verandering van bestuur scheen den Joden weder een gunstig tijdstip om hunne vroegere plannen te hernieuwen en alle krachten in te spannen, om de Monniken van David's graf te verjagen. Zij drongen er thans niet sterk op aan, om deze kerk in eene synagoog te herscheppen, maar stelden zich tevreden, indien slechts de Religieusen van den berg Sion verdreven werden, al ware het ook dat de Mohammedanen hel Coenaculum voor zich behielden en naar welgevallen er over beschikten. Om hun doel te treffen, bereidden eenigen hunner sluwste hoofden den weg, door mei groole sommen gelds de
hulp van een Sanlone van de moskee van Omar, een huichelaar, te koopen, welke onder de zijnen in hooien dunk van heiligheid stond. Zij wisten hem zoo wel hun ontroovingsplan in te prenten, dat de Santone er zich eene gewetenszaak van maakte, de verwezenlijking des plans rnet ongemeenen ijver te bewerken. In een schrijven tot dat einde door hem aan den Muphti gerigt, zegt de huichelaar: « Iemand die zich heiligen en zijn geweten gerust stellen wil, vraagt: Is het den Franken geoorloofd, versterkingen te bouwen bij die plaats waar de Turken God aanbidden, en op hel graf van David te leven? Kan het geduld worden, dat zij in hunne gebeden, hunne ongeloovige stem boven de heilige stem der Turken verheffen? Is het aan eenigen Turk geoorloofd in dit opzigt de Franken te begunstigen ? Zondigt hij niet grootelijks die deze misbruiken niet uitroeit, als het in zijne magt is? Betaamt het niet volgens de godsdienstwet der Turken, het nieuw gedenkstuk te verwoesten dat door de Franken is opgerigt? » De Muphti antwoordde breedvoerig op dit beloog, en besloot dat men de kerken der Religieusen vernielen en hun het graf van David ontnemen moest, dal hunne begunstigers hun geweten bezwaarden en hunne bestrijders grootc verdiensten verwierven. Hij eindigde zijn antwoord met de verzekering, dat God het Paradijs schenkt aan hen, die de Christenen verbieden lofliederen te zingen en kerken op te rigten, welke volgens de leeraars en meest ervaren meesters der Turken, in de oogen van den groolen God, Koning van al de tempels des heelals, nog hatelijker zijn dan hunne gezangen. De Cadi gaf daarenboven nog een getuigschrift, waarin beweerd werd dat die kerk voorheen den Turken had toebehoord en het stoffelijk overschot van vele door deugd en heiligheid beroemde mannen bevatten. Met deze twee belangrijke
— 1G —
stukken voorzien, begaf de Santone zich naar Gonstan» tinopel, alwaar hij aanstonds zijne klaglen indiende, er nog bijvoegende dal, wijl het klooster en de kerk buiten de muren der stad gunstig gelegen waren, de Franken van deze gebouwen eene versterking maken en de christen pelgrims zich daar vereenigen zouden kunnen om vervolgens de stad in bezit te nemen. Dit was genoeg om den Grooten Heer een firman te doen teekenen, waarbij hij, na aan de deugd en den onvermoeiden ijver van den Santone den uitbundigsten lof te hebben toegebragt, het bevel uitvaardigde van de Franken uit deze plaats te verjagen en dezelve ter beschikking van den Santone te stellen, die zich met de zorg zou belasten van dezelve in eene moskee te veranderen. De uitvoering van dit bevel werd aan den Pacha van Damascus opgedragen, die al deze provinciën als Onderkoning of Ondersultan bestierde. De Derwisch, die met den Pacha te Jerusalem gekomen was, werd door het volk onder luide vreugdekreten ontvangen; men noemde hem den vader des vaderlands, den beminde van 4ïod, den onvermoeiden verdediger van den gezegendcn Cüiar»; het was een dag van dolle vreugde, zoowel voor de Mohammedanen als voor de Joden, welke door openbare verlichtingen en gastmalen, de uitjaging der Religieusen vierden; alom vreugde in de slad, terwijl de Religieusen bittere tranen stortten en van droefheid geen spijs konden nuttigen.
De bevelen van den Grooten Heer werden onverwijld ten uitvoer gebragt; de arme Religieusen, van het voornaamste gedeelte der kerk en des kloosters beroofd, moesten zich met zulke kleine vertrekken behelpen, dat zij ter naauwernood de pelgrims konden herbergen. Onmogelijk kan men de smart beschrijven, welke de serafijnsche orde bij dit verlies gevoelde; dit toch waamp;
io het H. Land een zeer oud klooster der orde; men had het terrein op zeer bezwarende voorwaarden verkregen, en groote sommen gelds waren tot aanzienlijke werken besteed; dit heiligdom omsloot de herinneringen aan het Coenaculum: de Instelling van het H, Sacrarnem, de verschijning des Heeren aan zijne leerlingen, de nederdaling van den H. Geest; het was de eerste kerk der Christenheid, van waar de Apostelen uitgingen, om het licht van het Evangelie over de wereld te verspreiden.
Aangezet door den Paus, deden de christen Vorsten alle moeite bij het hof van Gonstantinopel om de regten te doen eerbiedigen, welke de Minderbroeders op deze eerbiedwaardige plaats hadden; doch de Groote Heer beloofde slechts hen te handhaven in het hun overgebleven gedeelte van hel gebouw, dewijl, zeide hij, do plaats die in moskee veranderd is, nooit weder kerk kan worden. De bloote belofte werd echter niet nagekomen, want na de eerste onteigening (1S19_1320),
zetten zich de Sanlone rusteloos aan het werk om do Religieusen geheel en al van den berg Sion te verdrijven, waarin zij 30 jaren later, in 1S49 slaagden.
In dien tusschentijd werden de Minderbroeders door alle soort van kwellingen bestormd. De Georgianen vernieuwden hunne vroegere eischen, en bekwamen eindelijk, dal hel gedeelte van den Calvarieberg, waar het kruis van den Zaligmaker geplant was, aan hen moest worden afgestaan. Hel klooster van Bethlehem werd herhaalde malen door stroopers aangevallen, en ten gevolge eener nederlaag , welke het Turksche leger in een slag tegen de Persen geleden had, waande ieder zich gemagtigd, om zelfs de kolommen en steenen van het gebouw te rooven. Bijna alle Religieusen van Jerusalem en Bethlehem werden ter kerker gevoerd,
2*
— 18 —
■' ■ - .Jtquot;quot;1 - -S'
alwaar men hen gedurende 5 jaren zoo wreedelijk behandelde , dat velen onder hel lijden bezweken. * Dep 17 Seplember des jaars 1837, op den feestdag van de indrukking der H. Wonden in het ligchaam van Franciscus, kwam te Jerusalem een bevel van den Sultan, waarbij de Gouverneur der stad gelast werd, alle Reli' gieusen, die zich op den berg Sion, bij het H, Graf en de H. Grot te Belblehem bevonden, oogenblikkelijk gevangen te nemen en lot nader order gekerkerd te houden. Dit gebod werd puntelijk uitgevoerd, en in den namiddag van dien zelfden dag, zag men de Reli-gieusen, die 's morgens nog zoo blijmoedig den lof des Ileeren in de eerbiedwaardigste heiligdommen van 's tnen-schen verlossing deden weergalmen, gekluisterd door de stralen van Jerusalem leiden. Onder duizende bespots tingen en mishandelingen werden zij naar Davids burgt gebragt, alwaar zij hun vonnis moesten afwachten: doch daar deze gevangenis met baanstroopers en andere misdadigers reeds vrij gevuld was, werd na weinige dagen, eep gedeelte der Religieusen naar de kerkers van Damascus overgebragt. Ik zal het niet wagen, al hel lijden, de onlberingen en verguizingen op te sommen, welke de Religieusen gedurende de drie jaren en drie maanden van gevangenis ondervinden moesten. Den 19 November 1541, werden zij op dringend verzoek van Frans I, Koning van Frankrijk, in vrijheid gesteld. Doch niet allen hadden dezen dag der vrijstelling mogen beleven: de Gardiaan en acht zijner onderdanen waren bereids in de kerkers van Damascus onder den knellenden last der wreede behandelingen bezweken. Met brandend verlangen verbeidden de overgebleven Franciscanen het vreugdevol oogenblik, waarop zij de beminde heiligdommen weêr zouden aanschouwen; maar ach! die heilige zielsverrukking was van eene droevige gewaarwording
- 19 -
vergezeld, toen zij die Heilige Plaatsen binnentraden! De Turken hadden alles geroofd, ja, op. vele plaatsen de muren doorgebroken ia de hoop van eenige verborgen schatten te vinden; het klooster, op den berg Sion had vensters, deuren noch dak; te Bethlehem was het niet veel beter; dat van het H. Graf had het minste geleden, doch de kerk verkeerde in treurigen staal; want even als in 1365, hadden de schismalieken dezelve in bezit genomen en alles verwoest, wat door de Turken gespaard was gebleven, Een Armeniër had alle reliquien, onder welke een groot stuk van; het H. Kruis, gestolen en naar Sebasle in Armenië overgebragt. Tegen de westzijde van hel H. Graf was door de Cophten eene kleine armoedige kapel gebouwd, ter plaatse waar zij lot op onzen tijd hunne gebeden verriglen. * Kort daarna leverde hel herstel van. een muurwerk des kloosters te Bethlehem eene gunstige gelegenheid op, om de Franciscanen bij den Gouverneur en Gadi te beschuldigen, als zouden zij te Bclhlehem eene versterking gebouwd hebben met het doel, om de stqd te bemagligen. Na een streng plaatselijk onderzoek werd deze aantijging wel valsch verklaard, doch de regtspraak moest door de Religieusen duur betaald worden. Naauwelijks hadden de Minderbroeders, deze kwelling doorgestaan, of men vernam te Jerusalem dal te Nazareth onrust heerschte: de Turken hadden het klooster bestormd en hel gróótste deel der Religieusen vermoord; slechts weinigen waren door de vlugt aan hel levensgevaar ontkomen en hielden zich in hel gebergte verscholen, waar ruwe kruiden hun lot voedsel verstrekten. De ongeloovigen koelden hunne woede met alles te vernielen; bet heiligdom werd een paardenstal.
Met hel oog op deze wederwaardigheden, bemerkt een oude kronijkschrijver zeer juist, dat de bittere wissel-
— 90 —
valligheden, waaraan de kinderen van den H. Franciscus, die zich in het Oosten met de bewaring der H. Plaatsen en de dienst van God onledig houden, blootstaan, bij de baren eener holle zee kunnen vergeleken worden, die wegzinken, om plaats voor anderen te maken.
Uit het H. Coenaeulum verdreven, waren de Reli-gieusen gedwongen in eenige ellendige hutten te wonen, die bij de stad lagen en tot dusverre tot bakovens voor het volk gediend hadden. Deze bekrompen en onveilige woonplaats leverde hun groot bezwaar op, om zieken en pelgrims te verzorgen, en gedurige vrees van door Arabische bergbewoners overvallen te worden. Hel gevaar was zoo dreigend, dat de Gouverneur te Jerusalem aan de Religieusen verlof gaf, om zich bij een aanval met de wapenen te verdedigen. In dezen betrenrens-waardigen toestand werd Pater Bonifacius Stephanus van Ragusa tot Gardiaan benoemd, een zeer ervaren man die gedurende de 12 jaren, dat hij in het Heilige Land overste was, in alle zijne handelingen groote bekwaam» heid aan den dag heeft gelegd. Twee zaken, beide van het grootste gewigt, vorderden destijds de aandacht der Minderbroeders in den hoogsten graad: het herstel des koepels van het H. Graf, die reeds sedert eenigen lijd dreigde in te storten, en liet verkrijgen van een klooster binnen de muren van Jerusalem, om de godsdienst eenig-zins geregeld te kunnen uitoefenen, en de andere doeleinden van het gardianaat te bereiken, namelijk, het geven van gastvrijheid en onderwijs. Beide zaken boden overgroote moeijelijkheden aan: men moest van Constan-tinopel een tirman bekomen, en dan had men in de uitvoering nog hindernis te duchten, zoowel van den kant der Muzelmannen als der schismatieken, die bij deze gelegenheid zouden ijveren om de Latijnen te kwellen. Pater Bonifacius zette zich aan het werk, en door on-
vermoeide volharding gelukte het hem, ten koste van buitenuewoon groote sommen, den goeden uilslag zijner onderneming te verzekeren. Eerst hield hij zich bezig met het herstel des koepels, en was gedurende de werkzaamheden verpligt de Turksche soldaten te bezoldigen, welke dag en nacht ter bescherming der werken waakten; daarenboven moest hij beschuldigingen weder» leggeti en de kosten der regtsgedingen betalen, die door de schismatieken hem werden aangedaan. Deze halstarrige tegenstrevers schaamden zich niet te zeggen, dat de Latijnen onder voorwendsel van den koepel te herstellen, het H. Graf berooven, den steen der zalving en andere heilige gedenkstukken wegvoeren wilden; hieruit zoude volgen, voegden zij er bij, dat Jerusalem zijne vermaardheid en de Turken hunne gewone voordeden verliezen zouden, dewijl dan niets meer de vreem* delingen tol het bezoek der stad zou trekken. De over* heidspersonen van Jerusalem voedden deze leugenachtige geruchten, wijl deze voor hen eene rijke bron waren om hunne begeerlijkheid te voldoen.
Na menigvuldige pogingen en ten koste van groote sommen, die aan den koop des vereischten firmans moesten besteed worden, verkreeg men, dat de Geor-gianen, welke zeven huizen in de stad bezaten, een klein huis, dal van de Kolom verkochten, hetwelk in den hoek door de stad tusschen het westen en noorden gevormd, niet ver van het H. Graf gelegen was. De Religieusen namen het den 10da'gt; Julij 4 539 in bezit en gaven het den naam van klooster des Allerheiligsten Verlossers, om den Heer te bedanken dat Hij hen uit de groote gevaren gered had, waaraan zij gedurende negen jaren, in de oude vervallen woningen buiten de muren der stad hadden bloot gestaan. * De Francis» canen hebben sedert dien tijd voor hunne schamele
*-
— 92 —
*
huizingen op den berg Sion nog zekere gehechtheid behouden, en de hoop gekoesterd daarvan nog eenmaal een doelmatig gebruik te kunnen maken. Een der huisjes was in 1847 nog aanwezig; de Protestanten van Engt; geland hebben hetzelve omgehaald en er eene begraaf* plaats aangelegd. Ontbrak misschien aan die heeren de gelegenheid, om op eene andere plaats een plekje gronds voor rustoord hunner dooden te krijgen ? Wisten zij niet dat de Religieusen van het Heilige Land op het huisje eenig regt hadden en hetzelve hoogschatten ? *
Toen Pater Bonifacius het Heilige Land verlaten had, begonnen de Georgianen weder hunne vroegere eischen op het uilsluitend bezit van den Calvarieberg te vernieuwen, terwijl de Grieken zich trachtten meester te maken van de plaats der geboorte onzes Zaligmakers te Bethlehem. Zij bereikten hun doel niet, maar berokkenden den Religieusen tallooze tegenkantigen, die aan* zienlijke uitgaven noodwendig maakten.
Deze smartelijke gebeurtenissen lagen nog versch in het geheugen, toen in 1571 de zeeslag van Lepante plaats had. De nederlaag der Turken vermeerderde hunne verbittering tegen de Chistenen. Zij namen alle Religieusen gevangen, en deden hen langen tijd bar« baarsche behandelingen onderstaan. Eindelijk wederom in vrijheid gesteld zijnde, vonden de Minderbroeders hunne kerken en kloosters geheel geplunderd en verwoest. Weinig tijds daarna was de aankomst van den nieuw benoemden Overste te Jerusalem, Jeremias van Brescia, voor de Turken het teeken tot nieuwe wanordelijkheden. De Gouverneur en de Cadi beschuldigden hem, aanzienlijke schatten medegebragt en in de kerk van het H. Graf verborgen te hebben om, zoo als zij voorgaven, de Christenen bij te staan die binnen kort op de kusten ontschepen en op Jerusalem zouden auu-
vallen. Zij namen geen genoegen met de eerbiedige vertoogen van Pater Jeremias, maar hielden hardnekkig staande dat de aanklagle, die zij voorgaven ontvangen te hebben, gegrond was, traden door eene bende handlangers gevolgd, den tempel binnen, doorkruisten alle boeken, liepen alle deuren open, en braakten de gru» welijkste bedreigingen tegen de daar zich bevindende Religieusen uit. Toen zij door dit vernielingswerk afgemat waren, toonden zij zich overtuigd dat de Minderbroeders geen verborgen schat konden bezitten i). Van het onderzoek in het klooster werd een bewijsstuk opgemaakt, hetwelk de geruchten betrekkelijk hel bestaan van een verborgen schat logenstrafte, en dat al wederom door de Religieusen duur moest belaald worden. De knevelarijen werden rusteloos voortgezet, want de Gouverneurs van Jerusalem hadden de gewoonte van zich ruimschoots schadeloos te stellen voor de aanzien» lijke sommen ter verkrijging van dien post besteed, die overigens niet lang in hun bezit bleef: zij verhoogden de gewone belastingen en legden den Christenen alle soorten van misdaden ten laste, ten einde door vervolging hunne inkomsten met afgeperste geschenken te vergrooten. De werkzaamheden in dien tijd tot herstel en vergrooting van het klooster des Allerbeiligsten Verlossers ondernomen, werden vaak gestoord, wijl men den Religieusen het voornemen toedichtte om van bet klooster eene versterking te maken. Naauwelijks had een Gouverneur op bergen van piasters de vergunning tot voortzetting van het werk geteekend, of er kwam een andere die zeide, dat zijn voorganger door de Religieusen misleid was, wijl zij de uit Gonstantinopel gezonden
1) Het is klaarblijkelijk dat de Christenheid in die tijden weinig aalmoezen zand, cn dat do Religieusen, als zij zich geld moesten verschaffen, verpligt waren zich aan do buitensporigste eischen van den woekeraar te onderworpen.
— 24 —
bevelen geschonden hadden. Soms zond men soldaten «aar het klooster, welke alle soort van spijs en drank van de Religieusen afdwongen, en 's anderen daags vertoonde zich de Cadi of de Gouverneur om de kloosterlingen te beschuldigen, van door den Coran verboden zaken gegeven te hebben en hun onder dit voorwendsel tot zware boete te veroordeelen. Om deze en andere dergelijke knevelarijen heeft eens het klooster van Jerusalem in één jaar 16,000 duros (80,000 franken) uitgegeven; voegt men bij deze som het bedrag van den interest, dien de Paters betalen moesten voor de kapitalen, door hen op te nemen wanneer de aalmoezen der Christenheid niet toereikend waren, dan zal men zich een denkbeeld kunnen vormen van de verlegenheid en bekommering, waarin de ongelukkige bewakers der Heilige Plaatsen zich dikwerf bevonden.
* Pater Franciscus Manerba, die van het jaar 1600 tot het jaar 1603 Custos van het Heilige Land was, geeft in een brief aan Paus Clemens Vlll een droevig tafereel van den toestand, waarin de Minderbroeders in dien tijd verkeerden. Na den deerniswaardigen staat geschetst te hebben, waarin de heiligdommen zich bevonden, gaat hij in dezer voege voort: Aangaande de beleedigingen en vervolgingen, den hoon en den laster welke uwe zonen, Heilige Vader, onafgebroken van de Turken en Arabieren te verduren hebben, behoef ik slechts te zeggen, dat eene menigte straatjongens hen, wanneer zij buiten het klooster komen om de heiligdommen te bezoeken, met scheldwoorden en sleenen overladen, en volwassen Turken hen soms bij den baard grijpen en langs den grond sleuren. Tijdens de goddelijke diensten hoort men aan de deur des kloosters het geschreeuw der Turken, welke om wijn, azijn, suiker, kaarsen, kleederen en andere dingen roepen. Gaan zij
— 28 —
naar het gebergte van Judea, dan komen zij mishandeld in het klooster terug. Op weg naar Bethlehem drijft men hen voort door eene hagelbui van sleenen, en in het klooster des Allerheiligsten Verlossers zijn zij vaak door de Arabieren belegerd. Op hunne reis naar Galilea krijgen zij stokslagen, en de weg naar de Jordaan is zoo gevaarvol dat 13 Religieuscn geslagen, gewond en van al hunne kleederen ontbloot zijn geworden, zoodat zij na drie dagen in het gebergte gedwaald te hebben, in het klooster aankwamen. God alleen weet. Heilige Vader, welke angsten mij omgeven. De Gouverneurs houden nooit op geldelijke offers te vergen, met bedreiging der doodstraf, wanneer wij hun niet oogen» blikkelijk geven zooveel zij vragen. De wegen van Sion weenen, omdat zij eenzaam en verlaten zijn. Voorheen bragten de Christenen hunne offers bij het Heilige Graf des Zaligmakers, maar in deze droevige tijden zien wij slechls eenige arme en hulpbehoevende pelgrims, welke nog op kosten van het Heilige Land naar hunne woonstede lerugkeeren. Ziedaar, Heilige Vader, den staat der vernielde en ontheiligde heiligdommen en de deerniswaardige levenswijze der Minderbroeders, die voor de eer van Jesus naam duizende folteringen onderstaan. Geef, o Heilige Vader, de vertroosting, welke uwe dienaren en zonen verlangen, en opdat zij de noodige kracht ontvangen om aan dit alles te kunnen wedcr-staan, zend hun uwen Apostolischen zegen, dien zij vol verlangen, en eerbiedig aan uwe voelen geknield afsmeeken.
Deze schets is geenszins overdreven, ja zou nog treuriger kunnen geweest zijn zonder de waarheid afbreuk te doen, want het was bijzonder tijdens het bestuur van Pater Manerba, dat de schismatieke natiën met de Turken tegen de Franciscanen zamenspanden,
3
— 96 —
hun hevige vervolgingen aandeden en veel geld deden betalen. Wij lezen in Pater Galaorra, dat zij tot een boete van 1800 colonnaten veroordeeld werden, omdat zij ééne lamp meer dan naar gewoonte bij het altaar gehangen hadden. Dezelfde schrijver verhaalt, dat de overmoed der Muzelmannen in Jerusalem zoo groot was, dat zij al hunne bedorven koopwaren in het klooster bragten en daarvoor het dubbel van den prijs vorderden, welken men voor goede waar zoude besteed hebben. Zulke kwellingen dwongen de Religieusen uit Jerusalem te vlugten en in Bethlehem eene schuilplaats te zoeken; doch de Jerusalemitanen beklaagden zich hierover bij de plaatselijke overheidspersonen, welke de Franciscanen tot terugkomst en eene boete van 160 zilveren zechinen veroordeelden. Tol vermeerdering van ellende, brak hetzelfde jaar de pest uit, met zulke woede dat alle Religieusen van hel klooster des Allerheiligsten Verlossers er aan stierven, uitgenomen de voornoemde Pater Fran-ciscus Manerba en drie anderen, zoodat de arme Gardiaan wel reden had om aan Zijne Heiligheid te schrijven, dal God alleen wist in welken jammerlijken toestand hij zich bevond. *
Het verlies van het door de Georgianen ontweldigd gedeelte van den Calvarieberg ging Zijne Heiligheid Paus Clemens VIII, die in de laatste jaren der XVIdquot; en in de eerste der XVH'1' eeuw den Stoel van den H. Petrus bekleedde, zeer ter harte. HÜ verzocht met nadruk de gezanten van Frankrijk en Venetië, dal zij den Sultan lol teruggaaf zouden trachten over te halen. De Sultan gaf hun werkelijk verscheidene firmans, krachtens welke de Minderbroeders in hel rustig bezit der hun ontroofde heiligdommen moesten hersteld worden; de Fransche gezant, denkende dat zijne tegenwoordigheid alle hin-derpalen zoude wegruimen, besloot de firmans zelf naar
Jerusalem te brengen, hetgeen voor de Paters niets dan gansch nuttelooze onkosten ten gevolge had. Hij bood het keizerlijk bevelschrift aan den Cadi aan, doch deze bemerkte, dat men eerst de partijen moest oproepen en in verhoor nemen, om naar bevinding regt te doen. De Georgianen gaven den Cadi 2000 gouden zechinen (een zechine = 40 realen) en beloofden hem nog grootere bewijzen van dankbaarheid, indien hij hen in het bezit van het gedeelte des Calvariebergs handhaafde, hetwelk hun sedert ver verwijderde tijden, ten gevolge eener regeling (eene gedwongene) met hunne mededingers, was verleend geworden. Daarop zond de Cadi een regterlijk verslag naar Constantinopel op, waarin aanzienlijke Turken getuigden, dat de Georgianen krachtens eene overeenkomst met de Franken de helft des bergs bezaten en dat er zich geen reden had opgedaan om hen in het bezit te verontrusten. Inmiddels en eer dat dit stuk te Constantinopel kon aangekomen zijn, bezocht de Fransche gezant met een gevolg van 44 personen de kerk van hel H. Graf om de heiligdommen te gaan zien, en daar hij meende dat het gewigt en de waardigheid van zijnen post hem van de gewone som vrijstelden, bij het intreden van het H. Graf aan de Turken te geven, verliet hij Jerusalem zonder betaald te hebben, als ware hem dit gebruik onbekend geweest. Zoodra de portiers van den tempel, die geene wetten dan hun eigen belang kennen, vernomen hadden dat de gezant zonder betaald te hebben vertrokken was, rigtten zij eene klagt tot den Gardiaan, waarin zij verklaarden dat de gezant noodzakelijk eene som moest geven in verhouding met zijne hooge waardigheid, want dat het eene miskenning van zijn persoon zoude wezen, hem in schatting met den geringsten pelgrim gelijk te Ntellen. De Gardiaan voerde de beste redenen tegen
zulke vraag aan; alles vruchteloos, wijl noch door {jrondige redenen noch door reglvaardigheid de geld-zuchlijen konden bevredigd worden; om hen te voldoen gaf hij ongeveer 3500 franken. De Georgianen waren zoo verbitterd, dat zij de zaak voor den Vizier van Damascus bragten, zich beklagende dat de Franken hunne oude overeenkomsten zonder eenige reden geschonden hadden en voegden er bij, dat zij door deze uiet-naleving der verbindtenissen, tot terugvordering van hetgeen hun toebehoorde en slechts uit dwang was afgestaan geregtigd waren; derhalve baden zij hem, hen weder in het bezit van den geheelen Calvarieberg te stellen, alsmede van het klooster des Allerheiligsten Verlossers. Dc Grieksche Patriarch die zich te Damascus bevond, ondersteunde deze eischen, en voor eene beurs gouden zechinen gaf de Vizier of Pacha een besluit, waarbij hij den Cadi van Jerusalem beval, de Georgianen onverwijld in het bezit van al het gevraagde te stellen. Deze tijding vervulde de Religieusen met groote bekommering; zij meenden alles verloren te hebben, daar zij wisten, dat de Cadi zeer bevriend was met de Georgianen , die zijne bescherming mildelijk betaalden. Zij voorzagen al de gevolgen van den tegenwoordigen staat van zaken, namen daarom, na te vergeefs bij den Franschen gezant hul(gt; le hebben gezocht, hunnen toevlugl tol den Gouverneur van Jerusalem, welke hen aanried zich tot den Cadi en den Aga der Janitsaren te wenden en hunne handen met (jeen drooge lippen te kussen. ZÜ gingen derhalve met geschenken dikwijls deze overheidspersonen bezoeken tot op den dag dat het vonnis geveld zou worden. Na de bewijsgronden der partijen, die zelve hunne zaak bepleitten, gehoord te hebben, legde de Cadi hun van toen af het stilzwijgen op, en beval dat ieder in het onveranderd genot zou
— 29 —
blijven van hetgeen hij bezat. Voor zijn goeden raad vorderde de Gouverneur 11 SO duros, de Cadi CSS voor zijne geregteiijke uitspraak, en de Aga der Janitsaren om zijne voorspraak eene gelijke som. De boeken van het klooster getuigen, dat de onkosten in muntspeciën betaald meer dan 3500 duros beliepen, zonder de menigvuldige rijke geschenken te rekenen, met welke men moest verschijnen, zoo dikwijls men de drie voornoemde personen ging spreken.
• In 1617 traden de schismatieke Armeniërs voor het eerst in het strijdperk tegen de Vaders van het H. Land; zij wilden vermeende regten doen gelden. Hun eerste aanval mislukte; maar 20,000 scudi in handen van den Gouverneur gestort, verkregen datgene wat men regtens niet kon verkrijgen. Toch mogten zij zich niet lang in een ongestoord bezit verheugen, wijl hun Bisschop Grego-rius en zijn drogman zich in hunne woede eenige onbetamelijke uitdrukkingen tegen den Paus en de katholieke Vorsten veroorloofden, hetgeen len gevolge had, dat de gezanten der betrokken mogendheden voldoening eischten, zoodat de drogman tot de galg en Gregorius tot ballingschap veroordeeld werd. Het vonnis zou voltrokken zijn geworden, hadden de Minderbroeders, volgens het voorbeeld van hunnen goddelijken Meester steeds bedacht otn vergeving te schenken en genade voor hunne bitterste vijanden af te smeeken, voor hunne vervolgers geene kwijtschelding der straf verzocht en bekomen. De Griek» sche Patriarch ziende, dal de Armeniaansche Bisschop toch iets verkregen had, besloot ook de wegen der on- , geregtigheid te bewandelen, en vond daartoe geen geschikter middel dan vuigen laster tegen de Franciscanen uit te strooijen; hij klaagde de onschuldigen bij de Porte aair, van met al de Vorsten van Europa geheime politieke briefwisseling te houden, zijne geloofsgenooten tot het
3*
geloof der Franken over te halen, ten einde het getal van hunne soldaten te vergrooten en de verovering van Jerusalem op nieuw te beproeven. Hiermede niet tevreden betoogde hij verder, dat de Paters hun klooster Saw Salvator, bij wijze van forteres gebouwd, met verschil» lende oorlogswerktuigen voorzien en eene loopgraaf van Jaffa naar Jerusalem gemaakt hadden. Hoe ongerijmd en belagchelijk dergelijke beschuldigingen ook waren, maakten zij evenwel een verkeerden indruk in de gemoederen der immer argwanende Turken, waarvan de Grieken en Armeniërs gretig gebruik maakten, om door een aanbod van 18,000 colonnaten, den Cadi in hel geschil betrekkelijk de heiligdommen van Bethlehem en het H. Graf, tot een voor huil gewenscht besluit te winnen. De Cadi, bevreesd voor hoogere magt en niet geheel van reglsgevoel verstoken , uitte bedenkingen, doch wilde tevens dat het geldelijk gewin hem niet zou ontsnappen. Hij liet daarom de Franciscanen, wier regt hij erkende, bij zich komen, en verklaarde ten hunnen voordeele te zullen beslissen, indien zij ten minste de helft der som betaalden, welke door de tegenpartij voor eene gunstige uitspraak was aangeboden. Droevige voorwaarde, waaraan de Minderbroeders in het H. Land maar al te vaak onder» worpen werden! Treurige geschiedenis, die ons leert met welke opofferingen de heiligdommen voor de Latijnen zijn bewaard gebleven! — De zonen van Franciscus bragten het offer van 9,000 scudi, en kochten voor dezen prijs hun eigen regten. Eene hevige vervolging, verwekt door het goud der Schismatieken, barstte na deze zegepraal uit. De Gouverneur koos partij voor de Grieken en Armeniërs en besloot niets minder dan de geheele uitroeijing van alle Franken. Alleen in de vlugt konden de Religieusen een behoedmiddel tegen een wissen dood vinden; een hunner werd echter achterhaald, aan
- 51 —
den staart van een paard lanjs den wej, die van Jerusalem naar Bethlehem geleidt, gesleurd, en daar tot spijs der honden achtergelaten. Inmiddels stelden de Schismalieken zich in het bezit der heiligdommen; doch Pater Antonius Vasquez, Procurator van het H. Land, reisde onverwijld naar Constantinopel, gaf aan de Gezanten van Frankrijk en Venetië van het voorgevallene uitvoerig verslag, en deze verkregen in 1620 van den Sultan Osman II een firman, waardoor de wederregtelijke eischen der Grieken en Armeniërs verworpen en de terugkeer tot den vroegeren stand van zaken bevolen werd. Deze firman, waarvan hel oorspronkelijk stuk in het archief van het hospitium des H. Lands te Constantinopel bewaard wordt, is van te hooge belangrijkheid, dan dat wij er den hoofdinhoud niet van zouden vermelden. Ziehier wat wij lezen: « Vernomen hebbende dat de kerk van Bethlehem aan de Franken Religieusen behoort en ook van oudsher behoord heeft; — dat de Armeniërs en andere christen natiën met toestemming van deze Religieusen in hel bovenste gedeelte dezer kerk cene afzonderlijke plaats voor de uitoefening der godsdienst hebben; — dal hel onder-aardsche gedeelte van dezelfde kerk, hetwelk de plaats der geboorte van Jesus Christus genoemd wordt, de bidplaats voor de Franken Religieusen is, die bewijs» stukken bezitten welke tot aan den tijd der Arabische Koningen opklimmen en getuigen, dat de andere natiën geen regt op deze plaats hebben noch daar lampen kunnen ophangen; — en dat na de inneming van het edele Jerusalem, mijn doorluchtige voorzaat Sultan Soliman-Khaneen hatti*scherief heeft gegeven, krachlens hetwelk voornoemde plaatsen aan de Franken Religieusen toebe-hooren, overeenkomstig de talrijke bewijsstukken en besluiten door de regters van dien tijd uitgevaardigd.....
Wetende dat later de Grieksche natie eenige eischen
— 32 —
betrekkelijk deze plaatsen heeft willen doen gelden en daarom twist verwekt heeft, maar dat de Franken Religieusen oude stukken bezitten, welke bewijzen dat zij de bezitters en bewaarders van genoemde plaatsen zijn en dat de andere natiën daar niet kunnen binnenbaan; — dal dezelfde Franken volkomen meesters zijn van den koepel, onder de Christenen bekend als die van het graf van Jesus, ofschoon andere natiën aanvoeren dat zij lot het bezit en de bewaring van dezen koepel toegelaten zijn; — dat de Franken Religieusen volgens oude gewoonte hunne godsdienst verriglen, om den Sleon der Zalving processiën houden, binnen dezelfde kerk, waar zij twee kandelaren gesteld hebben, hetgeen door de andere natiën nooit gedaan is; — dat nu de Armeniaansche natie zegt: « De Overste der Franken heeft ons voorheen toegelaten aldaar eene kaars te doen branden, » en dat de Armeniërs daarom nu voorgeven en zeggen lot medeëigenaars van
voornoemde plaats aangenomen te zijn..... Daarenboven,
overwegende, dat de Koning van Frankrijk van de lijden onzer voorzaten af onze opregte vriend is, zóó hebben wij zijne voorstellen welwillend aangenomen en bevelen, dat de genoemde plaatsen, even als voorheen , het eigendom en bezitting der Franken Religieusen zullen zijn, zonder hierin door de Armeniërs of eenige andere natie gekweld le worden. Indien de Armeniërs of anderen, over dit besluit ontevreden, zouden zeggen: « Wij hebben verordeningen en titels;» indien zij legen mijn bevel nogmaals deze plaatsen, die aan de Franken natie toebebooren, zouden willen overweldigen of dienaangaande een geschil wilden aangaan, zult gij bepalen dat de Franken Religieusen in het bezit dezer plaatsen gesteld zijn, zoo als zij die
vroeger in bezit gehad hebben.....
Geyeven in hel paleis van Daoiid~Pacha, in de maand Dsjomadilachar 1030. »
%
Wie zou niet denken, dat een zoo klaar, zoo uitdrukkelijk, zoo krachtig keizerlijk bevel als het aangehaalde, de Grieken eu Armeniërs voor altijd zou hebben doen zwijgen, en voor het Turksch gouvernement altijd tot rigtsnoer zou hebben gediend ? Helaas! er waren naau-welijks 12 jaren verloopen, of er barstte wederom een geweldige storm los, die de Franciscanen uit alle heiligdommen van Palestina verdreef; de H. Plaatsen werden door toedoen der Grieken en op last van den Sultan aan de trouwe bewaarders ontnomen. — De voornaamste bewerkers dezer gebeurtenis waren zekere Theophancs, Patriarch, en Gregorius, Aartsdiaken van de Grieksche Kerk te Jerusalem. Uit schismatieke ouders geboren, waren zij beiden door onze Missionarissen aan het schisma ontrukt en naar Rome gezonden, om zich in het collegie tot Voortplanting des Geloofs op de studiën toe te leggen. Tijdens hun verblijf in de eeuwige stad gedroegen zij zich als ware en vurige Katholieken, maar in hun land teruggekeerd, omhelsden zij wederom met open armen het afgezworen schisma, en ontvingen tot belooning de twee voornaamste waardigheden der Jerusalemsche Kerk juist in die dagen, toen de Grieken hunne vermeende regten op eenige H. Plaatsen wederom deden gelden. Gregorius was de man, die ia hel nieuwe geschil allen ijver aan den dag zou leggen.
De Muzelmannen houden voor eerbiedwaardig en heilig eene geschiedenis van hunnen Mohammed, door zekeren Osman geschreven, waarin onder andere zotternijen van den profeet-bedrieger, ook te vinden is dat, toen Mohammed in Bethlehem was en hij de lamp, welke bij de Krib des Heeren brandde, uit godsvrucht verzorgde, dit heiligdom aan de Christenen behoorde. Het oorspronkelijk schrift van dit fabelachtig verhaal was in handen van een
— öi —
Santone 1), aan wiens voorouders hetzelve op ccne ge-heimzianige wijze door den heiligen geestziener zeiven, Osman, was bezorgd geworden. De Aartsdiaken Gregorius het bestaan van dezen schat vernomen hebbende, en overtuigd dat dit oude stuk door den glans vau het goud opgehelderd, hem bij den Divan van groote dieost zou kunnen zijn, liet geene middelen onbeproefd om het geschriftje in handen te krijgen; doch daar de Santone dit gedenkstuk als eene parel van onschatbare waarde beschouwde, vond Gregorius zeer groote moeijelijkheid om het te bekomen. Bij grooteren tegenstand stapelde Gregorius goud op goud, en het gelukte hem ten laatste den Santone meer liefde voor Pluto dan voor dc historie van zijn profeet in te boezemen. Zoodra hel handschrift in handen van den Aartsdiaken was overgegaan, bragt deze terstond zijn plan, om er partij van te trekken, ten uitvoer, door er eene lezing aan te geven, welke er oorspronkelijk niet in tc vinden was, te weten: dat het heiligdom te Bethlehem van Mohammed's lijden af aan den Grieken had toebehoord, en hieruit besloot Gregorius dal de Franciscanen zich in een onwettig bezit verheugden en hel heiligdom aan de Grieken moest worden teruggegeven. Hij slaagde in zijn hoos bedrijf door behendig het woordje Nassara, hetwelk in 't algemeen een christen of volgeling van den Nazareër aanduidt, met het woordje Rum te doen vervangen, hetwelk Griek zou beteekenen, alsof hij hiermede kon bewijzen dat hel schismatieke Grieken waren, zoo als hij er een was, en alsof deze lezing de overwinningen der Kruisvaarders, vanSaladin, van Selim I en den aankoop van Robert en Sancia vernietigde. Daarna verkreeg hij door eene groote som gelds een getuigschrift van den Pacha van Damascus,
1) Ssntonen zijn dc meest dweepzieke Muzelraannon.
waarin deze verklaarde dat al de heiligdommen, die thans in de magt der Latijnen waren, voorheen aan de Grieken hadden toebehoord; en om des te zekerder zijn doel te bereiken, trachtte hij de vriendschap van den archivist en eersten schrijver te winnen, hetgeen hem ten prijs van 700 daalders gelukte. Nu liet de listige Gregorius geen oogeablik verloren gaan; hij stelde hen voor om In zeker boek, Daftar genaamd, waarin de namen van alle Grieksche Patriarchen en Bisschoppen, die tot het gebied van het Ottomannische rijk behoorden, opgeteekend werden, deze valsche en stoute zinsnede illfete lasschen: dat Selim 1, na Jerusalem en geheel Palestina op den Sultan van Egypte veroverd te hebben, aan den Griekschen Patriarch Theophanes al de Heilige Plaatsen geschonken had, welke zich in zijn veroverd gebied bevonden. Ongelukkiger wijze had de Griekscho Patriarch van dien tijd niet den naam van Theophanes gedragen; maar wat bekreunde zich Gregorius daarom, hij die de behendigheid bezat elke geschiedenis te ver-valschen? Verder maakte hij zich bij voortduring de vriendschap van den eersten schrijver ten nutte en bekwam hij ook vergunning, om in deszelfs tegenwoordigheid de keizerlijke bibliotheek te mogen doorsnuffelen, ten einde iets te ontdekken, dat voor de Grieken dienstbaar zou kunnen gemaakt worden. Toen hij nu een zeer oud schrift gevonden had, waarop de inkt meeren-deels verdwenen was, zoodat men er geen lezing aan kon geven, zeide hij dat dit stuk hem te stade kwam, maar dat hel noodzakelijk door een bij den Divan geacht en vertrouwd persoon moest overgeschreven worden, door wiens getuigenis het stuk tot een legaal bewijs zou kunnen strekken. De eerste schrijver begreep hel ge-wigt der zaak en zag het gevaar in van niet alleen zijne betrekking maar daarenboven zijn leven te verliezen;
doch een geschenk van 500 scudi verblindde zijne oogen, verhief hem boven de vrees en deed hem vergunnen dat zeker Cadi, die bij den Divan in de hoogste achting stond en tevens een boezemvriend van Gregorius was, omdat hij den santone bij de Turken, den vervalscber bij de Grieken en den monopolist met de Joden kon spelen, ia deze geheime overeenkomst werd ingewijd. IVa vooraf een honorarium van 200 daalders ontvangen te hebben, zette de Cadi zich aan de schrijftafel en schreef het gedenkstuk zoo als het hem door Gregorius werd voorgezegd, omdat deze alléén het lezen kon. leder kan zich gemakkelijk voorstellen, hoeveel verdichtsels daarin gebragt werden. Wij willen slechts van cencn fabelachtigen firman gewagen, die bij deze gele-jjenheid ongetwijfeld als wettig stuk werd voorgedragen, waarin wij lezen: dat 15 jaren na den dood van Mohammed, Omar, zoon vanKateb, overwinnaar van Jeru-salem, zekere Sophronius tot Patriarch dezer slad verheven en op den Olijfberg tot hoofd der Christenen van het rijk had aangesteld. « Staan wij — aldus schrijft Eugène Borè (Over het vraagstuk der H. Plaatsen) — een weinig bij dit stuk van Omar, eersten Muzelmanschen overwinnaar van Jerusalem, stil. De Grieken hebben ullijd de onbeschaamdheid, hetzelve als hun voornaamste en kostbaarste bewijsstuk aan te halen, niettegenstaande deszelfs valschheid uit regtsgeleerde en taalkundige bewijzen getoond is. In 1799 toonde de Grieksche Patriarch van Jerusalem het aan den Admiraal Sydney Smith, die geen bedrog vermoedende hetzelve door de pers openbaar maakte {Dagboek mijner Reis, D. XI, blz. 259). Later werd hel als een waar historisch stuk in een geacht werk over de regtsgeleerdheid overgedrukt {Handboek der Consuls. Londen en Berlijn, 1837. 1). I, blz. 500). De tegenwoordige Grieksche Patriarch
- 37 -
loont hel mei behagen aan den Pacha van Jerusalem cn aan de rcglers, die allen hunne verwonderinj over dat gedenkstuk te kennen geven, hetwelk bij slot van rekening toch niets anders zegt, dan dal de Grieken ten tijde van Omar zich in Jerusalem bevonden. Maar de Pacha en de reglers begrijpen niel dat de vorm zelve der letters de valschheid van hel stuk aanduidt; ware het Cuphisch schrift, zoo als het zou moeten zijn volgens den aan het stuk toegckenden ouderdom, dan zouden zij er geen regel van kunnen ontcijferen. Tot overmaat van ongeluk bestaan er meer afschriften; eenige noemen den Patriarch Zepherinus, andere Sophronius. » Het bedrog was zoo klaarblijkelijk dat de Divan niel in gebreke bleef den Grieken hun schelmstuk te verwijten, zoo dikwijls zij de onbeschaamdheid hadden zich voor de regtbank op dezen onderschoven firman te beroepen; wal meer is, Ilassan-Aga, die bij deze aangelegenheid naar Jerusalem gezonden werd om op de plaats zelve een onderzoek in te stellen, dringt in hel verslag zijner zending er op aan, om den finnan van Omar voor valsch, verzonnen en hatelijk te verklaren, en bij gevolg alle aanmatigende eischen der Grieken, welke hierop steunen, le verwerpen. Gregorius wist echter een middel om denzelven te doen aannemen. Zich te Constantinopel bevindende, bragt hij eene bende gepeupel op de been en spoorde hel aan , om langs de slraten der stad het gewoon verwijt uit te schreeuwen: dat. alle Paters van het 11. Land Papisten, Maltezers en Spanjaarden waren en bij gevolg gezworen vijanden van den Grooten lieer, van alle Turken en van de godsdienst van den Profeet Mohammed, en het daarom dienstig en noodzakelijk was, dat zij niet slechts uit Constantinopel, maar daarenboven uit geheel het Otlo-mannische rijk verdreven werden, inzonderheid uit het H. Land, waar zij partijzucht voedden en tegen helbesluur
4
zamenspanden. De handlanger der boosheid had mode den steun van de moeder des Sultans, die van Grieksche afkomst was, voor zich weten te verwerven en den Grootvizier voor 20,000 scudi omgekocht *. De Pater Gardiaan der Franciscanen van Jerusalem, die intusschen met eenige Reiigicusen te Konstantinopel was aangekomen, moest, ofschoon hij ten zijne gunste echte en geloofwaardige getuigschriften en den steun der ijvervolle Gezanten van Frankrijk en Venetië had, groote leeningen sluiten om belangrijke geschenken te kunnen geven, wijl de regt-vaardigheid voor de regtbanken der Turken in rijke kleederen moet verschijnen; komt zij zonder goud, dan mag zij zelfs niet tot de deur van het geregtshof naderen. Onbetwistbaar was het regt der Franciscanen, sterker echter de invloed der Grieken bij de Ministers; de Divan in verlegenheid geraakt, wist geen oplossing te vinden. Eindelijk verwees de Groot-Vizier de pleitende partijen naar Aleppo, waar de zaak voor zijnen raad met meer vrijheid zou behandeld worden. Het schijnt dat de Grieken dit niet geraden vonden, want zij verkregen heimelijk van den Sultan, dat de beslissing der zaak aan den bevelhebber der vloot, een warme aanhanger der Grieken en een gezworen vijand der Latijnen, opgedragen werd. Deze Officier gaf hun aanstonds een firman met het zegel van den Sultan voorzien, inhoudende: dat de deuren des heiligdorns te Bethlehem met het keizerlijk zegel zouden gesloten worden, opdat niemand hetzelve zou kunnen bezoeken. Het regtsgeding bleef aanhangig; de Franciscanen echter waren voor het oogenblik van hel heiligdom beroofd, en alles kondigde den uitslag ten voordeele der Grieken aan. Deze lieten intusschen geene gelegenheid voorbijgaan, om alle vriendschap tusschen den Groolen Heer en de Latijnen te verbreken, en legden de Gezanten der katholieke mogendheden eenige feiten ten laste,
welke konden doen gelooven dal men het op hel leven van den Sultan gemunt had. Hieruit ontstonden wanordelijkheden en ergerlijke tooneelen; de Gezanten van Duilsch-land, Frankrijk en Venetië werden in hechtenis genomen en hunne paleizen uitgeplunderd, de drogman of tolk van het Franschc {yezantschai) en een Venetiaansch edelman opgehangen en vele Katholieken vervolgd en ter gevangenis gevoerd : er bleef voor de Latijnen geen ander toevlugts» oord dan de paleizen der Gezanten van Engeland en Holland, de eenigste die tijdens deze uitspattingen van een barbaarsch despotismus in het genot hunner vrijheid waren. De Schismatieken ziende dat alles naar hunnen wensch uitviel, lieten na deze gebeurtenissen geen tijd nutteloos voorbijgaan; zij drongen er op aan dat de zaak zonder verwijl, in eene openbare zitting van den Divan zou behandeld worden. De drie katholieke Gezanten, in vrijheid gesteld en van alles onderrigt, waren vol ijver en stelden een geschrift op waarin zij het oude koopcontract, tusschen de Souvereinen van Sicilië en den Sultan van Egypte gesloten, alsmede de bevestigingsacte der Oltomannische Vorsten aanhaalden en een weltig bezit van 550 jaren bewezen. De regters zagen de van weêrszijde geleverde bewijsstukken in, doch bereids door de geschenken der Grieken omgekocht, verzuimden zij de echtheid van de bewijsstukken der Grieken te onderzoeken en velden een vonnis ten gunste der Grieken, waarvan zij den Sultan kennis gaven. De Groote Heer bevestigde deze uitspraak, ondertoekende eigenhandig dezelve, en beval den Cadi den Gouverneur van Jerusalem, hel heiligdom to Bethlehem met den tuin en bijliggende gronden, als ook den Steen der Zalving en den Calvarieberg aan de Grieken in eigendom over te geven, gebiedende levens dat de Latijnen deze heiligdommen zonder uitdrukkelijk verlof van den Griekschen Patriarch niel moglen bezoeken: hij dreigde
- 40 -
mei de zwaarste straffen hen, die iels tegfen zijn wit zouden durven ondernemen. Er verscheen een halli-scherief, en een der voornaamste Ministers werd gekozen, om dit sluk naar Jerusalem over te brengen, terwijl de Grieken van hunnen kant den Aartsdiaken Gregorius tot regeling der zaken afvaardigden. Op den dag hunner inlrede binnen Jerusalem, ging de Gouverneur met een grool getal ruiters hen te gemoet; zij waren vergezeld van eene menigte Grieksche Monniken, die de religieuse zedigheid vergelende, allerlei soort van instrumenten bespeelden, vlaggen deden wapperen en de lucht met zegeliederen en woest geschreeuw vervulden, terwijl de arme Religieusen in de kerk, buiten alle gewoel, over de sloulmoedigheid der booswichten treurden. De regters riepen de natiën van verschillende ritussen tol hunne openbare zitting op, en dwongen ook den achtingswaar-digen Paler Lodi, wien God zulke zware beproevingen voorbehouden had, te verschijnen. Hel in deze vergadering voorgelezen halli-scherief werd door allen mei eerbied ontvangen: l'aler Lodi wilde spreken, doch de Grieken begonnen zoo onbetamelijk te schreeuwen, dal zijne woorden onverslaanbaar werden en hij alleen door zijne tranen de gevoelens des harten kon vertolken.
Ue Grieken namen lerslond op de schandelijkste wijze bezit van al de hun toegekende plaatsen: de ruime kerk des H. Grafs kon naauwelijks de toegevloeide meniglo Schismatieken bevatten, en zelfs in het bijzijn der Turken werd door hen deze heiligste plaats, waar de Zaligmaker in het midden der afgrijsselijkste folteringen den geesl gaf, lol een gruwelijk looneel hunner ontheiligingen en wanvoegelijke feesten gemaakt; tevens daagden zij de Minderbroeders onder allerlei bespottingen tot weèrstand uit, ten einde hen iot gevangenis en boete te doen veroordeelen; doch de zonen van den H. Franciscus,
— 41 —
ofschoon er zich onder hen bevonden, wier gespierde armen de onzinnigen tot meer betamelijke handelingen hadden kunnen dwingen, gedachtig aan de smarten van den Zaligmaker der wereld op deze plaats, verwijderden zich met lijdzaamheid , om in hunne kapel bij God alleen eenigen troost te zoeken. Den volgenden dag begaven de Grieken zich naar Bethlehem, dwongen den Pater Gardiaan hen te volgen en hen In het bezit der H. Plaatsen te stellen; nu toonden zij nog meerdere onbeschaamdheid. Zich niet kunnende tevreden stellen met de Minderbroeders voor ketters en vervloekte Papisten in hel openbaar uit te schelden, spoorden zij de Turken aan, al de schilderijen en versierselen des heiligdoms weg te nemen en te vernietigen, en opdat geen spoor der Latijnen zou overblijven, deden zij van de muren al de schilderwerken en fresco afkrabben.
Middelerwijl te Jerusalem en Bethlehem zulke onregt-matige inbezitnemingen plaats haddeu, wilden de Grieken van hunnen overwegenden invloed te Constantinopel nog meer partij trekken; zij verkregen een besluit, hetwelk bepaalde dat iemand die met de Grieken in gemeenschap was, tot den Latijnschen ritus niet mogt overgaan; geschiedde zulks, dan zouden de Latijnen als verleiders, en de bekeerden als bedrogenen gestraft worden, en wel de bekeerde met den dood, indien hij zijne onderdanigheid aan den Grieksciien Patriarch niet betuigde. De Minderbroeders hadden onder de Grieken inderdaad vrij talrijke bekeeringen bewerkt, en in dezen goeden uitslag van hun apostelambt eenige verzachting der bitterheden gevonden, die zoo vaak hun deel wareu. Bethlehem alleen telde meer dan 30 gezinnen, die de ketterij afgezworen hadden om tot den school der Kerk terug te keeren; deze gezinnen en hel mcerendeel van de bekeerden die in andere plaatsen woonden, bleven
4*
onwrikbaar aan het waar geloof gehecht en zochten hun behoud in het gebergte, om aan de schrikbarende vervolging te ontsnappen, waarmede zij bedreigd werden. Tien van deze vlugtelingen werden gevangen genomen en naar Jerusalem gebragt, waar men hen door beloften en bedreigingen tot huu vroeger geloof poogde terug te brengen; daar echter de Cadi hen tot verzaking aan de H. Kerk niet kon overhalen, veroor-deelde hij deze christenhelden ter dood, en bepaalde daartoe, op aandrang der Grieken, de folteringen van den casuco \), welligt het meest barbaarsche foltermiddel, dat men heeft kunnen uitdenken. De ongelukkigen deinsden niet terug bij het denkbeeld aan den gruwe-lijken marteldood, die hen wachtte. Reeds werden zij ter gereglplaats geleid, toen de Gardiaan der Minder» broeders van het klooster San-Salvator, die reeds vele middelen ter hunner bevrijding bad aangewend, zich wcenende voor den Cadi op de knieën wierp en met cene som van 2,000 bezanten hunne vrijheid verkreeg.
Het gebeurde te Gonstantinopel, de onregtvaardige bezitneming der H. Plaatsen door de Grieken, de droevige toestand der Franciscanen troffen zoodanig de katholieke mogendheden, dat zij zich allen ijverig aan het werk stelden om op de meest geschikte wijze het schroomelijk kwaad te doen ophouden, en dit gelukte volkomen. Hebben alzoo de kuiperijen der Grieken, tot krenking der Franken gesmeed, verbazenden uitslag op» geleverd, even verbazend was de vernedering der Grieken, toen het regt hunner tegenpartij, der Franciscanen, zegepraalde.
Den Sultan werden de kunstgrepen aan het versland
1) Men dcnke hier aan spitsen, spiesen, empaleren, d. i. op ccn puntigcu paal letten, om denzelven bovenwaarts door het lijf te drijven.
— 43 —
gebragt, door de Grieken gebruikt om al deze beroerten en wanordelijkheden te verwekken, en hetzij overtuiging hem leidde, of het bewustzijn zijner onmagt om aan de wraakbedreigingen der gehoonde mogendheden het hoofd te bieden, de Sultan beloofde openlijk de grootste voldoening aan de drie Gezanten te zullen geven, en schonk aan de gevangenen de vrijheid terug. De groote Muphti of het voornaamste hoofd der Mohammedaansche godsdienst, die do verborgen spil van het geluksrad der Grieken geweest was, ontsnapte aan de kastijding, dank der onschendbaarheid, hem door zijne waardigheid verze« kerd; doch om ook hem te treffen, besloot de Groote Heer den man met ongemeene plegtigheid tot GrooUVizier, dat wil zeggen, tot eersten Minister van zijn rijk te benoemen. De Muphti moest met deze betrekking aan te nemen, natuurlijk zijne geestelijke titels laten varen en tot den leekenstand terugkeeren; naauwelijks was hij eenlge uren in het bezit zijner magt, of de Sultan liet hem en deszelfs zoon op een plein onthoofden; een gelijk lot was ook het deel van verscheidene hoofden en voorname personen, over welke de beleedigde Gezanten te klagen hadden.
Na dit alles, en op een oogenblik dat men zulks het minste zou verwachten, gevoelde de Grieksche Aartsdiaken, die zoo lang de vurigste en listigste stoker van al de vervolgingen tegen de Franciscanen geweest was, — hij die al de valsche getuigschriften beraamd en gemaakt had, zijn geweien onder den last van zoo vele zware misdrijven bezwaard. * Vol berouw vertoonde hij zich in het hospitium van het H. Land in Pera, alwaar hij in handen van Pater Antonius Vasque?., destijds aldaar Commissaris, zijne dwalingen afzwoer. Hij openbaarde al zijne geheimen, maakte de vervalschingen bekend, door hem in liet groote vraagstuk der heiligdommen bewerkt,
— u —
en legde, ia tegeuwoordigheid der Gezanten van Frankrijk, Oostenrijk en Venetic alsmede der Reiigieusen, in de kapel van het hospitium eene plegtige verklaring af van alles, wat wij betrekkelijk hem boven vermeld hebben. Na deze openbare belijdenis niet meer het gezigt eener stad kunnende verdragen, waarin elke plaats, elk huis, elke steen hem zoo vele schanddaden verweet, slak hij de zee over en koos zijn verblijf te Venetië, alwaar hij als een goed Katholiek het overige zijner dagen heeft doorgebragt *.
Van deze verklaring voorzien, konden zich de Minderbroeders op nieuw tol den Sultan wenden om hem zonneklaar de onregtvaardigheid van het ten voordeele der Grieken gegeven bevel en de noodzakelijkheid van herstelling aan te toonen.
De Groote Heer Amurath of Mourzad IV vaardigde alsdan, in Maart 1636 (M63b*) den keizerlijken baratli uit, waardoor de Franciscanen weder in het bezit der ontnomen heiligdommen gesteld werden; het regt was echter duur, want de Groot-Vizier eischte voor zijne moeite eerst 40,000, later 28,000 pesos.
De Cadi van Jerusalem bepaalde den 34 Julij 165G tot een plegtigen zitdag, waarop hem de keizerlijke barath zou worden ter hand gesteld. Hij ontbood alle Turksche overheidspersonen, de Santonen van alle moskeeën, de Kerkvoogden en gevolmagligden van al de natiën, om de voorlezing van het keizerlijk besluit te hooren. Al de natiën waren de Grieken moede, wijl dezo de gebruikelijke bezoeken der heiligdommen niet verleenden en er behagen in schepten de pelgrims te kwellen. Deze handelwijze had bij al de Christenen dusdanige afgekeerdheid legen de Grieken verwekt, dat zij, al waren zij ook Schismatieken gelijk de Grieken, noglans verlangden dal do heiligdommen in het bezit der
— 45 —
Franken bleven, omdat deze aan hen in het verrijjlei! van hunne godsdienstige oefeningen nooit eenig beletsel gesteld hadden. De voldoening was geëvenredigd aan de verbittering, welke deze twistzoekers door hunne plagerijen ontstoken hadden; daarom begaven zich Armeniërs, Cophten, Abyssiniërs en Turken, in goede orde, met muziek en aanhoudend vreugdegejuich van den Divan of het geregtshof naar de kerk van het H. Graf, om de Latijnen wederom in hot bezit der II. Plaatsen te zien stellen. De Gadi gebood de deuren des tempels te openen en iedereen vrijen ingang te geven; toen trad de menigte vol vreugde den tempel binnen. De Rcli-gieusen in hunne kapel vereenigd, dachten er niet aan, hunne zegepraal door ijdel uiterlijk vertoon nog meer te doen schitteren, maar zongen met begeleiding der reeds langen tijd zwijgende orgeltoonen, het slatig Tc Deum; de Turken zoowel als de Christenen der andere natiën luisterden met verrukking naar dit indrukwekkend gezang en erkenden daarin eene hulde van dankbaarheid; begrepen zij al niet de woorden, toch verstonden zij deze welluidende stemmen door de majes-tueuse klanken van het speeltuig begeleid.
Toen het Te Deum gezongen was, begaf men zich naar den Steen der Zalving, die geregtelijk aan de Keligieuscn werd teruggegeven, nadat men de kandelaren der Grieken weggenomen en nieuwe in hunne plaats gezel had. Vervolgens trok men naar den H, Calvarieberg, alwaar men de Franciscanen wederom in het bezit der kapel stelde, gebouwd op de plek waar onze Verlosser gekruisigd werd; en daar de keizerlijke barath inhield, dat alles wat door de Grieken in de aangewezen heiligdommen nieuw gebouwd was moest worden afgebroken, deed de Cadi een steenen trap wegruimen, door hen ge» maakt, om langs de gewelven, van de H. Maagd geheeten ,
tol de gaanderij des tempels te kunnen komen; aan de Franciscanen werd levens het uitsluitend bezit teruggo geven van dat gansche gedeelte der heiligdommen, hetwelk hun ontroofd was geworden.
Den 2G Julij trok de Cadi met al de magistraals* personen en volamp; Oostersche Christenen naar Bethlehem. BÜ hel graf van Rachel, kwam hen een talrijke menigte Turken uil verschillende dorpen al dansende, zingende en spelende te gemoct. De Religieusen konden zich niet wederhouden aan deze algemeene vreugde deel te nemen; ook zij zongen cn hieven op staligen toon den lof des Heeren aan: O nines genles, plaudite manihus, jubilate Deo in voce exullalionis.
Toen de stoet aan den ingang van hel eerbiedwaardig heiligdom gekomen was, gaf de Cadi aan den Gardiaan de drie sleutels over, en deed alle versierselen der Grieken wegnemen, heigeen zonder onbetamelijkheden geschiedde. Overeenkomstig hel keizerlijk besluit, werden mede al de nieuwelijks door de Schismatieken aangebragte deuren gesloten, en de deuren door hen gesloten, wederom geopend, De plegtigheid liep hiermede len einde. — De vijfjarige strijd (1631—1636) tegen de aanmatigingen der Grieken heeft, behalve de geschenken in natura, aan de Vaders van hel H. Land 96,346 pesos gekost.
Natuurlijk zal men veronderstellen dat na een zoo plegtig besluit, de Grieken, minstens geruimen tijd, elke aanspraak of vordering lieten rusten en dal de Turken de beslissingen van den Sultan zouden eerbiedigen. De geschiedenis levert echter wederom eene treurige bladzijde. De Grieken hernieuwden weldra hunne vervolging, en de Turken verleenden eenige maanden later, met miskenning der eischen van billijkheid en gezond verstand, dingen die geheel in strijd waren met de bepalingen, pas kort te voren verordend. Dusdanig was de regl-
— 47 —
vaardigheid van den Groolen Heer Amurath of Mourzad , die zich den dienaar van den allerheiligsten God, de toe-vlugl van de groole Vorsten der wereld en den beschermer der geëerde Keizers noemde.
Twee jaren vóór de uitvaardiging van bovengemelden barath ten voordecle der Franciscanen, en op het tijdstip dal de Grieken hel hatti-scherief erlangden, hadden de Schisinatiekcn eene jaarlijksche som van 1000 pesos tot onderhoud eener moskee aangeboden, door Achmet, vader van Amurath, gebouwd. Deze schenking was in hel hatti-scherief vermeid geworden, en tol waarborg der verbindlenis, hadden de Grieken hel heiligdom van Bethlehem verpand. Zij betaalden stiplelijk deze som zoo lang zij bezitters van het heiligdom waren; doch toen de barath de heiligdommen aan de Franken had toegekend, rigtten zij eene klagt tot den Kaimakan of plaalsbeklceder van den Groot-Vizier, die hun zeer genegen was, hem ook verzoekende van de verpligtinj •Ier jaarlijks te betalen som ontslagen te worden. Daar de Sultan zich alstoen mei zijn Groot-Vizier in Azië bevond, bepaalde de Kaimakan, die er overigens naar streefde om den keizerlijken barath krachteloos te maken, er zich voorloopig bij om de Franken lol betaling der som te verpligten; maar als zijn meester tcru;;gekomeii was, stelde hij hel dezen als iets onverdragelijks voor, dat vreemdelingen voorregten genoten, die natuurlijkerwijze aan lieden van zijn land, aan de zwakke Grieken moesten verleeod worden, wier regten miskend werden. De Sultan gebood daarop, in 1639, bij een nieuw bevel, dal de heiligdommen weder aan de Grieken zouden worden overgegeven, en om zich van eene vaardige en strenge opvolging zijner besluiten te verzekeren, voegde hij er eigenhandig bij: « Indien de Pacha en de Gadi van Jerusalem niel alles doen wat dit schrijven beval, moeten zij onthoofd worden. »
— 48 —
Uit vrees voor de Grieken voibragten dc Pacha en Cadi niet slechts naauwgezet wat hun bevolen was, maar stelden de Schismatieken ook in het bezit der kapel van het II. Graf, waarvan nogtans hel keizerlijk besluit niet gewaagde. De Grieken maakten wel is waar niet aanstonds van deze laatste beschikking gebruik, doch alle bezwaar week, toen dc Sultan besliste dat het II. Graf een eigendom der Grieken was. Zoo waren de Franciscanen, ondanks alle hunne moeite en de hulp der katholieke Gezanten Ie Constantinopel, aan de willekeur der Schis» inatieken overgeleverd, en konden niet dan naar der Grieken welbehagen op de voornaamste H. Plaatsen de goddelijke diensten verrigten.
* De Grieken, zich niet vergenoegende met de Franciscanen van het bezit der voornaamste heiligdommen verstooten te hebben, gaven aan hunnen haat den vrijen teugel; zij lieten de deur van den onderaardschen weg, welke van de Sint Cathariuakerk der Minderbroeders lot de II. Grot der geboorte van den Zaligmaker toegang geeft, met hel rijkszegel sluiten, ten einde aan de Franciscanen ook nog den troost le ontnemen van een traan op die geheiligde plaats te kunnen storten. De Latijnen andermaal van hun kostbaar erfdeel beroofd, wendden alle mogelijke middelen aan, om ten minste eenigermale de diepe wonde te heelen, die hun hel hart deed bloeden, en rigtten derhalve een smeekschrift aan den Groot-Vizier, waarin zij hem, als eene zeer groote gunst, verlof vroegen om de goddelijke diensten op het H. Graf te mogen verrigten. De Groot-Vizier stemde wel in hun verzoek toe, maar eischte tevens eene groote som gclds. Vervolgens smeekten zij van hem vergunning om do kapel der Kruisiging te mogen bezoeken, doch hunne tranen vermogten niets op den onverbiddelijken Grootvizier. Zich thans geheel van Golgotha verdreven ziende,
— 49 —
beproefden de Franciscanen van de Turken eene kleine kapel te koopen, der Moeder van Smarten genaamd, en gebouwd buiten den omvang van den tempel des H. Grafs, ter plaatse waar de H. Maagd zich bevond, toen haar goddelijke Zoon aan het kruis genageld werd. Dit gelukte, en nu konden zij door eene opening, die in den muur des tempels aangebragt en van dikke ijzeren staven voorzien was, aan de met het bloed van den Godmenseh geverwde kruin des bergs in tranen hunne vereering brengen. Te üethlehem wierpen zij zich aan de voeten der Grieken, hunne onverzoenbare vijanden, en smeekten hen zoo dringend, dat zij eindelijk verkregen, als eenvoudige pelgrims van tijd lot lijd den heiligen grolstal te mogen bezoeken, mils zij telkens voor ieder persoon eene zekere som betaalden *.
Terwijl de Franciscanen te Jerusalem en te Bethlehem deze onregtvaardigheden te lijden hadden, stonden hunne medebroeders te Nazarelh aan de wreedste behandelingen bloot. — Eenige goederen, uit Frankrijk afkomstig, waren te Caïfa voor hel gebruik der Religieusen ontscheept en reeds, na voldoening der inkomende regten, in het klooster overgebragt, toen hel den Emir behaagde te vermoeden, dal eenige artikels ter ontduiking der belasting niet aangegeven waren; zonder eenig reglsgeding deed hij een troep soldaten naar het klooster trekken en van de Franciscanen de som van 4,000 pesos vorderen , waarop hij hel bedrag van de gedachte slulking begrootte. Dat onbeschofl krijgsvolk spaarde geene stokslagen en sleurde de Heligieuscn door hel stof, totdat zij bijna gevoelloos werden. Nadat de Franciscanen deze kwellingen hadden onderslaan, waarvan de vernieuwing slechts door eene som golds kon worden afgewend, werd in Galilea een nieuwe Emir aangesteld, die aanstonds een zijner hoofdmannen met eene talrijke bende naar Nazareth zond,
5
- 30 -
om de jaarlijksche schatting van de inwoners te innen en van de Franciscanen geschenken in- geld en goed voor de welkomst dés Emirs le eischen. De soldaten leverden voor de Religieusen veel kommer op; grootere smart' wachtte hen echter wijl: de aanvoerder, verwoed omdat de uitgeputte bronnen der Franciscanen zijnen» gouddorst niet ten volle konden lesschen, aan den Emir schreef, dat dit klooster te Nazareth voorheen eene moskee geweest was en de Franken ten spijt der mohammedaansche wel door hunne tegenwoordigheid eene zoo heilige plaats onleerden. Eer de Vice-Cadi, aan wien het onderzoek in deze zaak door den Emir was overgegeven, hel regts-geding begonnen had, was het klooster geplunderd en waren de Religieusen met stokken geslagen en in een stal geworpen, waar zij aan de staarten der paarden gebonden, bijna van alle voedsel beroofd bleven, Men hield hen daar verscheidene dagen, in afwachting dat in dit zonderling regtsgeding naar de valsche verklaringen van vele Turken uitspraak zou worden gedaan, welke bevestigden dal dil klooster vroeger wezenlijk eene moskee geweest wasj Half naakt en de armen geboeid, werden de Religieusen naar Saphet, de woonplaats van den Gouverneur, geleid, alwaar zij een dag en eene nacht, op een voorplein, aan palen gebonden doorbragten, totdat de Muphti, aan wien de Gouverneur de zaak had opgedragen, de volgende uitspraak velde: « Daar, — na een geregtelijk onderzoek en volgens waarachtige verklaringen in hel dorp Nazarelh, in tegenwoordigheid van den Aga Mohammed, door de edelste Turken afgelegd , en door zekere getuigenis van andere ware en onfaalbare verdedigers van de onschendbaarheid der moskeeën van onzen heiligen Profeet Mohammed, insleller der genadewel en meester van hel paradijs, — hel zeker is dat de ongeloovige Franken op de plaats eencr vervallen
— 81
moskee niet alleen uil minachting eene kerk voor hunne bijgeloovifle dienst hebben op{jerilt;*t, zich daarbij van de bouwstoffen der moskee bedienende, maar daarenboven op die plaatsen en in hunne woningen, in strijd met de heilige wel van Mohammed, varkensvleesch eten, wijn drinken en andere afschuwelijkheden bedrijven, zonder eerbied voor een zoo eerbiedwaardig heiligdom: zoo verklaar ik, die door de gratie des Allerhoogsten, Muphtl ben, door deze mei eigen hand onderteekende uitspraak, dal de genoemde Franken, als onteerders van genoemde moskee en vermelde plaats, verdienen levend verbrand te worden. Dusdanig is mijn uitspraak overeenkomstig de goddelijke wellen en de leer onzer eerbiedwaardigste meesters. Aiiubac, Muphli. »
Mei de onderhouding van deze formaliteiten, — zegt de schrijver van het seraphijnsche Erfdeel — zocht deze tirannieke Gouverneur de afpersingen te bemantelen, welke hij legen de Heligieusen beraamde, wijl hij alsdan, indien er te Constantinopel klagten werden ingediend, door de verklaring van den Muphti te toonen, zich op zijn ijver voor de wet kon beroepen, zonder eenigen achlenlocht omtrent zijne schraapzucht op te wekken. Om hel boos vonnis aan den Gardiaan en in zijn persoon aan al zijne onderhoorigen bekend te maken, deed de Pacha hem 's morgens ten drie ure roepen en zeide hem onder anderen , dal bij, de Pacha, zijn gedrag kon regt-vaardigen door deze verklaring van den Muphti, maar dal hij niettemin, diep bewogen bij de gedachte dal zoo veel Franken in de vlammen zouden moeten omkomen, ter hunner bevrijding een zeker middel zou bezigen, indien zij hem 10^000 Spaansche kroonen gaven; met deze som wilde hij de vernietiging van hel vonnis be« werken en den Franciscanen titels bezorgen, waardoor zij in volmaakte veiligheid zouden kunnen leven. De
— 52 —
armo Gardiaan antwoordde, dat hij deze voorwaarde niel kon aannemen, wijl het hem schier onmogelijk was zulke som bijeen te krijgen. Door dit antwoord verbitterd, gebood de barbaar de Religieusen met stokslagen te overladen en hen met grove louwen zoo lanu ie geeselen, tot dat zij door de folieringen gedwongen, aan zijn eischen zouden voldoen ; hij voegde er bij , dat men op de markt een groolen brandstapel zon aansteken om hen levend te verbranden, indien zij in hunne weigering hardnekkig volhardden. Aanstonds sleurden de woedende soldaten den Gardiaan weg en sloegen hem zoo onmenschelijk met stokken, dat zijn eerbiedwaardig gelaat sleehls één wond geleek. In dezen slaat stuwden zij hem naar de plaats waar de arme Keligieusen, even als redelooze dieren aan palen gebonden, in de hoop van eene gunstige lijding de terugkomst vun hunnen Overste verbeidden. Zoodra zij hem in zulken deerniswaardigen loesland zagen naderen, begrepen zij dat het uur van hel laatste offer geslagen was.
De Gardiaan, meer bedroefd om de tijding die hij hun had aan te kondigen dan over de geledene en nog te wachten folieringen, sprak hen in dezer voege aan: « Mijne welbeminde broeders, toen wij ons hebben aan* geboden om onze zoete Koningin en lieve Moeder, de H. Maagd Maria, in haar heilig hnis van Nazareth te vereeren, hebben wij ons te gelijker lijd opgeofferd om gaarne alles te lijden, wal God tot instandhouding van zijne dienst in dit heiligdom van ons verlangen zou. Wij wisten wel dat dil eerbiedwaardig gedenkstuk in 't midden der ongeloovigen niet kon behouden worden zonder de groole smarten die wij reeds verduurd hebben en zonder ons leven gestadig aan de willekeur der barbaren bloot* gesteld te zien. O mijne welbeminden , ziet hel oogenblik is daar, waarop wij getuigenis van onze getrouwheid
moeten aflegden door ons leven len offer le brengen, dat wij vrijwillig hebben prijsjfegeven, toen wij het besluit namen om onder grillige ongeloovigen, Onze Lieve Vrouw in haar heilig huis le dienen. Wij zijn door den regter veroordeeld om levend verbrand te worden. »
Hij wilde nog meer spreken, maar een sterk gespierde Turk greep hem bij zijnen langen baard, wierp hem op den grond en bond hem handen en voelen; op dezelfde wijze werden ook de andere Religieusen behandeld. Een Officier, die hel christen geloof had verzaakt, en een Jood, twee gezworen vijanden der Religieusen, ziende tot welke wreede folteringen men de Franciscanen bestemde, verzochten den Paclia, door een geheim oogmerk of door eene ingeving der Voorziei igheid gedreven, de voltrekking van het vonnis een weinig uit te stellen, ten einde door vermindering der gevorderde som de zaken met de Franken le kunnen regelen. Ook de uitvoerder van hel vonnis, die lol dusverre legende Religieusen de grootste verwoedheid aan den dag had gelegd, gevoelde zoo innig medelijden, dal hij met tranen den Gardiaan om vergeving'smeekte, het betreurende zich zoo wreed en onmensehelijk ten opzigte van goedhartige menschen gedragen le hebben, co beloofde zijn best le zullen doen om den Gouverneur tot eene minnelijke schikking over le halen. Hierover nadenkende, ontving hij de boodschap dal de voltrekking der bevelen tot nader order moesl worden uitgesteld: dit was hel gevolg der bode van den geloofsverzaker en den Jood. De Aga haastte zich de Religieusen los le maken en hun eenig voedsel le geven, waaraan zij grootelijks behoefte hadden, en sedert dien tijd behandelde hij hen met eerbied en achting zoolang zij aan zijne zorg bleven toevertrouwd. Om nu een einde aan deze zaak te maken, moest de Gardiaan van Jerusalem nogmaals eenigo duizende duros betalen,
5*
welke hij niet dan met groole moeite en opoffering daarvoor had hijeengebragt.
Naausvelijks waren de Religieusen begonnen de schade te herstellen door de verwoesting aan het heiligdom veroorzaakt, of er ontstonden ten gevolge der tirannieke afpersingen des Emirs, waaronder zelfs de Turken zuchtten, zulke ongeregeldheden en twisten tusschen de verschillende partijen, dat het onmogelijk was langer in dat ongelukkig land te verblijven: meer dan 60 dorpen werden door hunne inwoners verlaten, welke naar het gebergte vlugtien, waar zij hunne strooptogten regelden om zich te wreken op hen, die zij als hunne vijanden beschouwden. Bij zoovele rampspoeden werden de inwoners van Nazareth door hunne vijanden van het naburige Se« phoris en door nog 2,000 anderen op het onverwachtst overvallen: zij die aan de woede van deze bende konden ontkomen, vlugtten in het klooster, waar zij zich gedurende eenige uren dapper verdedigden, tot dat dc *troopers aftrokken om later met nieuw oorlogstuig het klooster nogmaals te bestormen. De belegerden namen alstoen het besluit zich in het gebergte te verschuilen, en de ongelukkige Keligieusen, ziende dal zij met niet te vertrekken hun leven zouden verbeuren, gingen naar Saïda om daar het einde van die beroerten af te wachten. Toen de vijanden bij hun terugkeer geheel iNazareth verlaten vonden, verwoestten zij alles wat van het klooster was overgebleven en gaven het gebouw aan de vlammen ten prooi, zoodal bijna het gansche heiligdom in een puinhoop herschapen werd.
Droefheid en ellende heerschtcn drie jaren lang te Nazareth, gedurende welken tijd de Religieusen verscheidene malen beproefden het heiligdom te herbouwen, doch te vergeefs. Na verloop dezer drie jaren werd de Pacha onthoofd; de onlusten welke hij door zijne wreed-
— [53 —
heid en knevelarijen verwekt had hielden op, en de Relijjieusen verkregen van den Sultan en van den nieuwen Emir de vereischte vergunning om dit kostbaar gedenkstuk uit de puinen te doon verrijzen.
Middelerwijl te Nazareth gruwelijke gebeurtenissen plaals hadden, waren de Religieusen van Bethlehem en Jerusalem aan de hardste afpersingen blootgesteld, zoodat er naauwelijks eene maand zonder zeer groote ellende voorbijging. Het geringste voorwendsel was voor de Turken reden genoeg om eenigen te kerkeren, anderen te sluan, le geeselen of aan de woede des volks prijs te geven; den Franciscanen werd echter de gunst niet geweigerd, om door groole sommen gelds den loop van dusdanige en nog gruwelijker vervolgingen le sluiten: geldgewin was trouwens allijd het hoofddoel der boosaardige ondernemingen van de Turken. Deze pijnlijke toestand der Franciscanen wakkerde de Grieken meer en meer aan, om hunne plannen door le drijven: zij zagen reikhalzend naar eene gunslige gelegenheid uil om door geheele verdrijving der Franken uit Jerusalem, hun vermeend regt duurzaam te vestigen.
In 1GS2 kregen de Religieusen, met ongemeen veel moeite en groole onkosten, vergunning om eenige vervallen cellen van het San «Sa/fw^or-kloosler le herstellen en eenige nieuwe gebouwen lol herberging der pelgrims op le trekken. Dil was een doorn in het oog der Grieken; zij spanden dan ook alle krachten in om zulks le ver» hinderen, doch de toenmalige Cadi verwierp groolendeels hunne onreglvaardige eischen. In de hoop van eenig voordeel uil den staatkundigen toestand van Turkije le kunnen trekken, beschuldigden zij vervolgens de Franken bij hel hof, van inbreuk le maken op 's lands weiten en van het San ;Sa/v«/or-kloosler in eene onoverwinnelijke slerkle te veranderen, met hel doel om Jerusalem aan
dc Venelianen over te leveren, welke eerlang; zouden onlschepen.
De wapenen der Veneliaansche Republiek hadden bij Candia den Turken eene groole nederlaag loegebragt, en op de grenzen van Hongarije had de Sullan, bij een mislukten aanslag op eene, den kalholieken Keizer loe-behoorende plaals, 8000 man verloren. Hierover verwoed liet de Porie, mei verachting van hel volkenregl, de woningen der Gezanten in brand steken, sloeg geen acht op hunne voorregten, wierp te Adrianopel den door Venetië afgezonden vredesonderhandelaar in de gevangenis, en plunderde de huizen en kerken der Christenen alsmede het klooster der Franciscanen, waarvan de deuren verzegeld werden.
In dezen stand van zaken wendde de gelastigde van den Griekschen Patriarch zich tot den Divan, alwaar hel hem niel mocijelijk was, door de kracht van het goud een gunstig onthaal te vinden en eene zaak voor te dragen, die bereids door dringende brieven van den oud-Gouverneur van Jerusalem ondersteund was geworden. De Cadi, een beschermer der Franeiskanen, werd van zijn post ontzei en door een vice-Cadi vervangen, over wiens gestrengheden men zich echter niel te veel te beklagen had. Ook werd aan den nieuwbenoemden Onderkoning van Damascus een gedragslijn voorgeschreven in hetgeen op de beschuldiging der Grieken betrekking had, door welke voorschriften men de vernietiging der Heilige Plaatsen en den genadeslag der Ueligicusen beoogde.
De Onderkoning trad Damascus binnen, met volle magt bekleed om de kinderen der katholieke Kerk te vervolgen en zoodra hij bezit van zijne waardigheid genomen had, vaardigde hij de wreede bevelen uil welke hem waren opgelegd. Intusschen had de arme Franciskaner broeder-schap eenige rust genoten, wijl Azam Pacha, Gouverneur
van Gaza, een zeer tnenschlievend en den Reli^ieusen bijzonder genegen man, de bediening ?an Gouverneur had waargenomen, totdat de nieuwbenoemde de teugels van het bestuur in handen nam. Aanvankelijk had ook de nieuwe Gouverneur zich door zijn schoonvader Azam Pacha laten leiden, zoodat de rust der ileligieusen niet verstoord werd, doch naauwelijks was deze uit de stad vertrokken, of hij handelde gelijk al de anderen.
Het gerucht der aanstaande vervolging drong door tot Jerusalem en de faam der wreedheden, welke den nieuwen Onderkoning vooruitliep, was zoo onrustwekkend dat al de kracht van de banden, welke de Religieusen aan de Heilige Plaatsen gekluisterd houden, vereischt werd om de heilige oorden niet oogenblikkelijk te verlaten. Het algemeen toevluglsoord der Christenen bij alle gevaren was ook de wijkplaats der Franciskanen: voor het Heilig Sacrament nedergeknield, stortten zij vurige gebeden, en elkander beurtelings aflossende, bragten zij dag en nacht op den Calvarieberg in gedurig gebed door; onafgebroken riepen zij de voorspraak van de Moeder van Barmhartig» heid in en smeekten haar hun lijden aan haren goddelijken Zoon, in verecniging met hare smarten op te dragen. Men trachtte al de heilige vaten en de belangrijkste voor-werpen voor de uitoefening der godsdienst zorgvuldig te verbergen; vervolgens wachtten de Religieusen , door de algemeene geestelijke oefeningen en bijzondere godvruchtige werken gesterkt, met volle overgeving aan den wil Gods, den slag af die hen dreigde.
De Onderkoning stond reeds aan de poorten van Da« mascus met 4000 ruiters gereed, om tegen Jerusalem op te trekken, toen hem, uit vrees van beroerten, door de voornaamsten van Jerusalem, onder welke de Gouverneur van Gaza, die de stad nog niet verlaten had, werd medegedeeld dat de komst van zijn plaatsvervanger
lot de uitvoering; van den firman voldoende zou zijn, aan wien zij alle hulp beloofden. Ten gevolge van dit schrijven zond hij zijn Luitenant met 600 ruiters, welke den 7 December te Jerusalem aankwamen. Aanstonds toonde deze zijne brieven, waarbij hem bevolen werd de nieuwe gebouwen te onderzoeken en al de Religieuscnt die er boven het getal van twaalf waren, gevangen naar Damascus te voeren. Destijds waren er, even als bijna altijd, meer dan zestig. — De wanorde had in de stad haar hoogste toppunt bereikt, toen op het onverwachts nog eene nieuwe bende, waaronder vele gewapende lieden der naburige vlekken, kwam aanrukken, zoodat de stad naauwelijks de menigte kon bevatten. De zaakgelastigde des Onderkonings begaf zich naar het klooster, waar hij in tegenwoordigheid der Suntonen, aan de overheidspersonen hel besluit voorlas; daarop ging hij de nieuwe cellen bezoeken en kon gemakkelijk zien dat dezelve meer aan graven dan aan sterkten, ter verdediging ge* bouwd, gelijk waren en dat een onbeduidende sleenen ringmuur de geheele beschutting van het vermeende bolwerk uitmaakte. Desniettegenstaande verklaarde bij, dal de zaak nader behoorde onderzocht te worden, en gebood dat de Gardiaan hem aanstonds S0,000 piasters zou geven, om den Onderkoning te voldoen en de troepen te betalen. De Religieusen konden onmogelijk die som bijeen brengen en besloten zich lot den dood voor te bereiden. De zaakgelastigde, in zijne hoop teleurgesteld, deed de onschuldige Kloosterlingen in boeijen klinken, hen in akelige kerkers werpen en daags daarna op de openbare plaats verschillende foltertuigen in gereedheid brengen.
De ongebondenheid der soldaten en de duurte der levens» middelen deed hel volk wraakkreten tegen de Franken uitbraken, daar zij hen als de eenigste oorzaak der gestadig drukkende rampen beschouwden. De Grieksche
— 59 —
Patriarch en de andere Schismatieken, de woede der volksmenigte bemerkende, twijfelden niet of eene nieuwe poging; zou de vervulling hunner wenschen vollooijen; daarom beloofden zij aan de Muzelmansche Officieren grootc sommen, indien zij de stormen lieten woeden, opdat de Franken in deze laaisle schipbreuk zouden omkomen.
De Sanlonen der moskeen begaven zich naar de ge« kerkerde Religieusen en zeiden, dal zij moeslen besluiten de gevraagde som len volle le voldoen, want dal de woede des volks, die zij lot hiertoe door minzame voorstellen hadden bedwongen, niet meer le beteugelen was en dal hel niet betaamde allen van honger le laten sterven om de hardnekkigheid van eenige Franken, die weigerden hel zoo regtmalig gevraagde te betalen; ten slotte van hun betoog verklaarden de Sanlonen, dal de verantwoordelijkheid der schade, die de stad zou lijden, en van hel bloed dal verboten zou worden, op hen rustte, indien zij aan deze opmerkingen geen gehoor gaven. Inmiddels verspreidde zich het gerucht, dat de zaakgelastigde aan zijne soldaten bevel gegeven had, om de wapenen op te vallen en hel klooster van San Salvator le plunderen en le verwoesten; hierop liep eene grootemenijle tezamen, in de hoop zich met een gedeelte van den buil te verrijken.
Zoodra dc Pacha van Gaza, die zich te Jerusalem bevond, vernam dat de zaakgelastigde de vernietiging des kloosters onherroepelijk bepaald had, smeekte hij de uitvoering uit le stellen, totdat, hij mei de Franken gesproken zou hebben. Hij ging naar hunne gevangenis, verzocht hen mei de hartelijkste welwillendheid de spoedige overzending des onderstands uit Europa le vragen, want één wenk van den zaakgelastigde was voldoende, om den Onderkoning van Damascus mei hel overige der ruiterij ledoen aanrukken, en in dit geval beschouwde hij hun dood en de verwoesting der stad als onvermijdelijk. Hij
— 60 —
smeekte hen derhalve, dezen goeden raad niet te verachten , dewijl hij het voornemen van zijne collega's zeer wel kende en daarom dit ais eenig middel opgaf, om aan een wissen dood te ontkomen.
De schuld, die reeds op het H. Land drukte, zou met 60,000 bezanten vergroot worden, die men zelfs tegen GO percent niet te leen zou gekregen hebben; Jood noch Turk zou tegen den hoogsten intrest zijn geld gewaagd hebben, want het gerucht liep, dal al de Franken ter dood gebragt zouden worden en dat de Sultan voortaan geen hunner meer in zijne Stalen zoude dulden; zij die vroeger aan de Falers geleend hadden, beschouwden hun geld als verloren. De Keligieusen waren alzoo van alle menschelijke hulp versloken en vonden geen anderen steun dan hun onwrikbaar vertrouwen op 's Heeren hulp, die weldra opdaagde.
De Kloosterlingen deden derhalve aan den Pacha weten dat zij, ondanks alle reeds aangewende pogingen, niemand hadden gevonden die hun een penning durfde leeneo, en dat zij dus besloten het lol te ondergaan, hun door den afgevaardigde des Onderkonings bestemd. Door zulk antwoord bedroefd, vervoegde zich de ijvervolle bemid» delaar bij den zaakgelastigde om met hem eene overeenkomst te treffen. Eenige uren later kwam hij in de gevangenis terug en zeide met een minder somber gelaat aan de Religieusen : «Schept moed, mijne vrienden, ik heb de rust dezer stad en uwe bevrijding verzekerd, als slechts 33,000 duros betaald werden. Ik zelf zal er u 20,000 zonder eenigen intrest leenen; het spijt mij dat ik de gcheele som niet geven kan, maar ik zal trachten hel overige op mijnen naam bij mijne vrienden te krijgen om u en ons uit dezen ellcndigen toestand te bevrijden.» Toen de brave man de 13,000 duros, door hein zonder moeite bij zijne vrienden verkregen, aan den zaakgelastigde
overhandigd had, vertrok hij naar Gaza en deed hem van daar de nog le betalen som zonder uitstel geworden. Hiermede zich nog niet tevreden stellende, zond hij hun wel wetende dal de Religieusen van hunne gewone hulpbronnen beroofd, zonder levensmiddelen waren, 18 ka-meelen met rijst, koren en andere behoeften beladen, en schreef hun dal, Ingeval de Onderkoning van Damascus in zijn besluit volhardde, om slechts 12 Religieusen te Jerusalem te laten, al de overigen naar Gaza moesten komen, dat hij ze onderhouden en voor hunne veiligheid zorgen zou, zonder eenig ander voordeel dan het waar genoegen van hen gelukkig te zien.
In dien tijd welke er verliep tusschen het vertrek van den Paeha en de betaling van hel losgeld, begrepen de Grieken dal hun helsche aanslag zou verijdeld worden; zij zochten een oproer onder het volk te verwekken en te gclijker lijd den Magistraal der stad lot bestorming van hel klooster aan le sporen; maar de soldalen van den zaakgelastigde beteugelden hel muitend volk: de Grieken wonnen niets dun hel genoegen de Franciskanen tol buitengewone uilgaven veroordeeld le zien.
Thans was er voor de Franciskanen een tijd van verademing aangebroken; zij hadden het geluk den zoon des Pacha's van Gaza lol Gouverneur van Jerusalem te zien benoemen. Getrouw aan den raad zijns vaders, leefde hij sleeds mei de Franciskanen op goeden voel en handhaafde allijd hunne regten, terwijl de onderstand, door de Christenheid te dien lijde naar Jerusalem gezonden, toereikend was om de geleden schade le herstellen en in de kloosters en heiligdommen de dringend noodzakelijke weiken le doen uitvoeren. Doch naauwe-lijks had deze Gouverneur liet bestuur nedergelegd, of de gewone afpersingen begonnen op nieuw; wal hen het meeste griefde, was het verlies der 11. Graf-kapel,
6
— ca —
welke, zoo als reeds is aangestipt, in 1676 aan de Grieken werd overgegeven, * krachlens een hesluil van denzelfdcn Sultan, welke 3 jaren le voren in 1675 mei Lodewijk XIV een verdrag had gemaakt, waarvan het a5quot;c artikel luidde: « De Franken Religieusen, die van oudsher binnen en buiten de stad Jerusalem en in de basiliek van het II. Gruf, Komana (d, i.: vuilnisplaats) genaamd, verblijven, zullen niet bemoeijelijkt worden ter oorzake der bedevaartplaatsen, hun eigendom; even als in het verleden, zullen zij daar ook in de toekomst niet meer gestoord worden. •gt; *
Het onregtvaardig verlies der heiligdommen, de groote moeijelijkheden en veelsoortige hinderpalen, die door de (Jrieken den Franeiskanen in den weg gesteld werden wanneer deze de godsdienstplegtigheden wilden verrigten, leverden aan de getrouwe bewaarders der gewijde oorden meer zielsverdriet op dan al de andere onregtvaardig-heden, knevelarijen en afpersingen, waarvan zij de slagloffers waren. Uit het wettig bezit geraken der eerbiedwaardigsle heiligdommen, door laliooze offers verkregen , was de hardste rampspoed die hen kon treffen; niets dan hel leven le behouden, hetwelk zoo dikwijls tol behoud der II. Plaatsen aan gevaar had blootgestaan, was voor hen smartvoller dan de dood ; onmogelijk konden zij er in berusten het seraphijnsehe erfdeel van zijn kostbaarsten schal beroofd te zien. Zoodra er dus eenige mogelijkheid oprees om hunne wensehen te bevredigen, deden zij te Konslanlinopel nieuwe pogingen om herziening der oude stukken en herstel der ten hunnen opzigte gepleegde onreglvaardigheid le verkrijgen. Door tusschenkomst der Gezanten van Frankrijk en Duilschland zond de Groot-Vizier verscheidene Capidji-Baschi's of Kegler-Gommissarissen, om een naauwgezet onderzoek in te stellen; het gevolg hiervan was dal de Sultan een
— Ca —
besluit uilvaardigde, waarbij hel H. Graf aan de Francis-kanen werd teruggegeven , doch onder beding dal zij voor altijd afstand zouden doen van de reglen, die zij op de andere heiligdommen meenden te hebben. Deze door de Grieken den Sultan ingegeven voorwaarde, kon door de Franciskanen niet aangenomen worden en werd ook door hen verworpen, want deze afstand zou aan de Schis» matieken een vroeger nooit bezeten regt op de andere heiligdommen verzekerd hebben. De aangewende pogingen hadden dus geen gevolg.
* In 1(590 * stelde Gastaguère de Chateauneuf, Gezant van Frankrijk en waardige vertegenwoordiger van Lode-wijk XIV, alles in hel werk, om de regtvaardigheid op bedrog en leugen te doen zegevieren. De toenmalige Vizier, met wien hij de zaak behandelde, een reglsehapen en belangloos man, verzekerde den Gezant dal de Franken slechts voldoende bewijsstukken te vertoonen hadden en dal hij naar regt en billijkheid zou beslissen.
De Grieksche Palriarch, overtuigd dat de Vizier eene volledige oplossing aan de zoo lang behandelde zaak zou geven, beijverde zich om hem door alle mogelijke middelen lot zijne partij over te halen. Om dit zijn doel te • bereiken, begaf hij zich, van eene menigte Monniken en voorname Grieken vergezeld, naar den Groot-Vizier, stelde hem eene memorie ter hand, en veroorloofde zich zulke onbetamelijke uitdrukkingen tegen de Franken en do Turksche beambten, die de stukken der Religieusen hadden opgesteld, dal de Grool-Vizier aan zijne wachten bevel gaf de leden van dit onbeschaamd gezantschap eenige stokslagen toe te dienen, heigeen oogenblikkelijk volbragt werd. Om den Grieken reden tot klagen te ontnemen, als zoude ten hunnen opzigle geweld gepleegd zijn, bepaalde hij een dag waarop dc partijen al hare bewijsstukken moesten indienen. De Grool-Vizier verza»
melde om zich achtbare raadsheeren; er verschenen de {»roote Muphli van het rijk, de Cadi-Leskier van Europa en Azië, de Kaimakan en de Reis-Effendi, eerste Kanselier des rijks, en andere voorname personen. Eerst werden de besluiten der oude Sultans van Egypte en der Ottomanniscbe Keizers, ten voordeele tier Franciskanen gcgfcven, onderzocht en hunne echtheid erkend. Daarop vertoonden de Grieken een schrijven, hetgeen zij voorgaven geleekend te zijn door Omar, zoon van Gatob, 1 5 jaren na den dood van Mohatned, en voegde er bij dat Omar den Griek Sophronius tol Patriarch van Jerusalem, hoofd van al de Christenen van zijn rijk benoemd cn hem schenking gedaan had van alle II. Plaatsen in Jerusalem en Bethlehem. Door dit stuk geraakte de Procurator der Franciskanen in groote verlegenheid, wijl hij meende dat gedurende de, zitting van den raad, do valschheid van dit schrifl door overtuigende redenen moeijelijk zou te bewijzen zijn; doch daar de vergadering uit de voornaamste leeraars van den Coran en personen, inde geschiedenis des lands ervaren, was zarnengesteld, werd weldra een vergelijking ingesteld tusschen de dag-teekening van het stuk en den tijd waarop Omar geleefd had, alsmede onderzoek gedaan naar de omstandigheden en in het register der Patriarchen, en zoo kwam men tot het besluit dal het stuk ondergeschoven was en alzoo geen geloof verdiende. Toen allen van de regtvaardigheid der terugeisching en de waarde der titels overtuigd waren, heval de Vizier tol stemming over te gaan. Alle stemmen waren ten voordeele der zonen van den II. Fran-ciscus, die daardoor als wettige bezitters der H. Plaatsen erkend werden. De Vizier gebood aan al de leden dezer indrukwekkende vergadering, onder zware straffen, de geheimhouding der beslissing, tot dat zij ter kennis van den Keizer gebragl zou zijn. De Groole Heer, van de listen
- 63 -
der Grieken en het regt der Franken overtuigd, bevestigde het besluit door een keizerlijk hatti-scherief, en de Grieken werden tot een eeuwig zwijgen veroordeeld.
Na drie dagen van droevige spanning om de onzekerheid van den uitslag des regtsgedings, ontving de Gezant al de papieren der Religieusen met de heugelijke tijding, waarop hij, in verrukking van vreugde, God bedankte zulk geluk voor zijne dagen bewaard Ie hebben. De Procurator Lardizabal kon van hooge vervoering zijne tranen niet weerhouden en geen woorden uiten, bij de gedachte dal zijne seraphijnsche orde het vaderlijk erfdeel herkregen had, hetwelk ten prijze van tallooze opofferingen verworven, haar door de Schismatieken ontweldigd was. De Gezant riep alle Religieusen en de andere Katholieken bijeen, om lot dankzegging van een zoo uitstekende weldaad, in zijne kapel het Te Deum te zingen. Daarna bragt hij, gevolgd van den Procurator en eene menigte Katholieken, den Vizier zijn warmen dank, die hen in eene groote zaal ontving en den Gezant met zijn eigen kaftan (een eerekleed) bekleedde, terwijl hij een ander voor den Procurator Lardizabal liet brengen, hun de grootste eer en het hoogste bewijs van vriendschap en vertrouwen schenkende.
De brieven door den Grooten Heer aan den Koning van Frankrijk geschreven, werden in eene rijk geborduurde beurs door den Kanselier aan den Vizier overhandigd, die dezelve kuste, ze boven zijn hoofd hief en daarop aan den Gezant overgaf, zeggende, dat dit het antwoord was op hel schrijven Zijner Majesteit den Koning van Frankrijk betrekkelijk de behandelde zaak; de Vizier gaf hem ook hel keizerlijk hatti-scherief en het vonnis der reglbank, met deze woorden: «Ziedaar de regtspraak , ten voordeele der Franken gegeven, waar-door zij in hel bezil van alle plaatsen te Jerusalem en
6*
Belhlehem hersteld, hunne oude voorreglen en de keizerlijke firmans bevestigd en te gelijker lijd alle door de Grieken te voorschijn gebragte titels, inzonderheid het aan Kalief Omar toegeschreven stuk, onecht ver-klaard worden.
De Gezant alsmede de Procurator betuigden nogmaals hunnen dank, en de Vizier nam met de grootste hoffelijkheid afscheid van hen; vele Turken en voorname per» sonen begeleidden hen tol het paleis des Gezants. Onbeschrijfelijk was de blijdschap over dit vonnis, den 20 April 1690 geveld, en waarvan de tijding te Jerusalem door den Procurator werd overgebragt. Wanneer men zich de veelvuldige opofferingen, de stroomen bloeds en ile tallooze sommen gelds lot behoud van het seraphijn* sche erfdeel in herinnering brengt, zal men spoedig beseffen tol welke blijdschap de Franciskanen vervoerd werden, toen zij, al hunne hoop verloren achtende, eensklaps dit vertroostend berigt ontvingen. Om den Albestierder voor die groote en onverhoopte weldaad te bedanken, riep de Gardiaan de vier kloostergemcenten van Sinl Jan in de Woestijn, van Belhlehem, van San» Salvator en van het H. Graf, in Jerusalem te zamen en celebreerde in de II. Grafkerk met alle plegtigheid eene pontificale Mis, waarna het Te Deum met begeleiding van hel orgel gezongen werd. — Te gelijk met den Procurator was een der eerste Ministers van de Porie gekomen, om de Grieken uit de heiligdommen te verwijderen en de Latijnen in hun oud regl te herstellen.
De Gardiaan maakte onverwijld den Paus, de H. Congregatie lol Voortplanting des Geloofs en al de katholieke Vorsten met deze gebeurtenissen hekend, wanl ofschoon deze kostbare schat, de M. Plaatsen, aan de zorg en bewaring der zonen van den H. Franciscus is toevertrouwd, is hij oiellemin hel eigendom van alle kinderen der kalho-
lieke Kerk. De Generaal der orde beval in alle kloosters den hymnus Te Deum mei de grootste plegtigheid te zingen: de Franciskaner orde had de kostbare parel, het sedert lanjj verloren drachma teruggevonden.
Weinige jaren later, toen de Franciskanen de zoele vertroosting smaakten menigvuldige bekeeringen tot de katholieke Kerk te bewerken, werden zij ter oorzake der bijgeloovige plegtigheid van het heilig vuur der Grieken met deze in een hevig geschil gewikkeld.
Het schijnt onloochenbaar dat in de H. Grafkerk, gedurende vele jaren, Zaturdags in de Goede Week, een licht op wonderdadige wijze ontstoken werd. Bonifacius van Ragusa, Gardiaan te Jerusalem , verhaalt ons des-aangaande hel volgende: « Volgens het gebruik, door de katholieke Kerk nog heden onderhouden, werden op Goeden Vrijdag alle lampen in de Kerk uitgedoofd. Den volgenden morgen begaven zich de Patriarch van Jerusalem, vele Bisschoppen, Abten en andere kerkelijke overheden, de Koning mei de heeren des rijks en eene ontelbare menigte naar de H. Grafkerk, waar allen met vurige gebeden God smeekten, zich te gewaardigen hen door hel oude wonder te verheugen. Als de Patriarch dacht dat het gewenschte oogenblik gekomen was, zond hij een Abt in het II. Graf, om te zien of het vuur van den hemel was afgedaald. Vond de Abt de kaars nog niet ontstoken, dan riep hij luid, om door alle aanwezigen verslaan te worden: « Nondum in lumine visitavit nos Dominus e coelo, » (De Heer heeft ons nog niet door het licht van den hemel bezocht.) Dc aanwezigen verdubbelden hunne gebeden en smeekten de goddelijke Majesteit hun deze gunst om de menigvuldigheid hunner zonden niet tc weigeren. Men herhaalde alzoo eens of meermalen dezelfde oefening, hetzelfde werk, naarmate hel licht zich liet wachten, want eens
— 68 —
versclieen het eerst in den vroegfen morgen van Paschen. Zoodra de kaars was aanjjestoken , riep de Abt: « F'isi' tavit nos Dominus in igne. » (De lieer heeft ons door het vuur bezocht.) liij nam de wonderdadig ontstoken kaars, en de Patriarch, zijn Diaken cn Subdiaken, de Koning, de Geestelijken en al de edelen ontslaken aan dezelve hunne kaarsen; de Acolylhen bezorgden het licht aan het volk, en allen, met hunne brandende kaarsen in de hand, trokken onder hel zingen van hymnen en psalmen processiesgewijze door de kerk. »
Dit wonder had dus eertijds plaats, doch de Schis-matieken, voorgevende dat zij de herhaling van dit wonder door hunne gebeden verkregen, stelden eene bedriegeiijke plegligheid in, welke onder hunne liglgeloovige aanhangers opspraak maakte.
De schrijver van het Seraphijnsche Erfdeel, geeft desaangaande eene beschrijving, die ons volmaakt den geest van liet Christendom der Schismalieken doet kennen; hij spreekt van het jaar IG!)4. « God had de voortzetting van dit teeken zijner goedertierenheid aan de slechte Christenen van dien lijd geweigerd: Jerusalem zuchtle onder de Sarazenen van Egypte, toen de Abyssiniërs en Ethiopiërs — die als meesters van een groot gedeelte van den loop des Nijls, deszelfs wateren naar de Roode zee hadden kunnen afleiden, waardoor Egyple tot onvruchtbaarheid zou veroordeeld worden, — van den Sultan het regt verkregen, om de plegligheid van het heilig vuur in de H. Grafkerk te vieren. Doch daar de duisternis der dwaling met het licht des II. Geestes geen gemeenschap heeft, zagen zij nooit de vernieuwing van dit wonder. Daarom dreven de Sarazenen, die wisten dat helzelve bij de oude Christenen plaatshad, met de Abys» siniërs den spot, zeggende, dat zij zeker niet zulke goede Christenea als dc oude waren dewijl het vuur niet
meer van den hemel daalde. In dezen onaangenamen toesland namen zij hunnen loevlugl lot bedrog, en Iradeu eens uit het H. Graf met eene brandende kaars te voorsehijn, welke zij voorgaven door het vuur des hemela ontstoken te zijn: de toeloop van pelgrims om het heilig vuur Ie zien was groot, waaruit de Abyssiniërs maar nog meer de Turken hun voordeel trokken. De afgunstige Grieken zochten tsvist en wilden uitsluitend ten hunnen voordeele het bedriegelijk spel hunner mededingers navolgen. Zij deden hen een proces aan, het» geen veel geld kostte en met eene transactie eindigde. Thans wordt deze plegtigheid vcrrigt door de Gricksche en Armeniaansche Patriarchen, in tegenwoordigheid van een of twee priesters van Abyssinië. Zaturdags morgens voor Paschen opent men de deuren des tempels, welke weldra met pelgrims uit alle landen en Schismalieken der omliggende plaatsen gevuld is. Den ganschen morgen wordt met schreeuwen en kluchtige processies in den tempel doorgebragt, en al dat schandelijk bedrijf eindigt gewoonlijk met vechtpartijen, zoodat de Turksche deur-bewaarders des tempels zich van stukken voorzien om de orde te handhaven. Overal heerscht zulke wanordelijkheid , dat men eerder eene vergadering van duivelen dan van Christenen meent Ie zien; die ongelukkige Schismatieken beelden zich in dat hun op dien dag de grootste uitspattingen geoorloofd zijn. In dusdanige gesteldheid verwachten zij dal God het oude wonder zal hernieuwen; doch, mijns erachtens, bestaat een zeer groot wonder hierin, dat Godeven als ten tijde van Elias , hel vuur van den hemel niet zendt tot verdelging van hen, die zulke heiligschennis bedrijven ter plaatse waar de God-mensch voor het heil der menschen leed en stierf.
« Tegen 5 ure des namiddags komen uil het koor der Grieken 8 kinderen met bloote voeten en beencn,
- 70 -
ieder een banier dragende en opgevoljd door hel koor dor Schismatieken, welke ondereen wanluidend gezang van het kyrie eleison, driemaal rondom hel H. Graf trekken, zoo overhaaslig, dal zij eerder schijnen tc loopen dan Ie gaan. Daarop begeven zich de Patriarchen der Grieken en der Armeniërs met de Abyssinische priesters in de H. Graf-kapel, waarvan de deuren gesloten en door Turksche soldalen bewaakt worden; zij hebben bij zich vuurstaal, vuursteen, zwam en zwavelstokken, doch dil alles verborgen. Nu en dan maken zij in de kapel vreesselijk geraas, en dan doel het volk met verhooging van stem herhaaldelijk hel kyrie eleison weergalmen. Wanneer de Patriarch hel goedvindt, opent hij de deur, verschijnt alsdan mei eene brandende kaars, en maakt hel volk wijs dal het vuur door de kracht zijner gebeden van den hemel gedaald is; in een oogenblik is alsdan geheel de kerk verlicht door de brandende kaarsen van gewoonlijk meer dan 6,000 pelgrims.
« Ziedaar de plegtigheid van hel heilig vuur, waarvan de Schismatieken zulken ophef maken, dat zij dil goddeloos bedrog tol bewijs voor de waarheid hunner godsdienst aanhalen, als zou de Hemel hen met een zoo schitterend wonder begunstigen. Dikwijls zijn zij op heeler daad belrapl, en vele bekeerde Grieken en Armeniërs hebben getuigenis van dil bedrog gegeven. Maar wanneer de Franciskanen hen van goddeloosheid overtuigen, wijl zij een stoffelijk vuur als Iets hemelsei» efi goddelijks laten aanbidden, dan antwoorden zij, dal bij gemis van dit leu« genachtig spel het getal pelgrims, welke thans ieder 10 pesos moeien betalen, zeer zoude verminderen, en dal zij bij verlies van die belangrijke som van honger zouden moeten sterven en onmogelijk de schattingen en afpersin» gen der Turken kunnen betalen.
« In hel jaar 94 woonden de Thesaurier des Pachas
van Damascus en andere aanzienlijke Turken uit nieuws» gierifjheid de plegtigflicid bij; I'ator Benlayol, die op de gaanderij der Franciskanen plaats genomen Iiad, voegde zich bij hen in zijne hoedanigheid van Procurator-Generaal, Deze Pater, die goed mol de Turken bekend was en volmaakt hunne taal sprak, wetende dat de Grieken de buitendeuren van hel. II. Graf gesloten hadden, zonder daartoe hel vereischte verlof gevraagd te hebben, begaf zich met twee gezellen in hel II. Graf, zonder hierin door de Turksche wachten belet te worden, en overviel de Schismatieken te midden hunner voorbereidselen, ofschoon zij reeds kaarsen ontstoken hadden. Door deze ontdekking des bedrogs stonden de Schismatieken zeer beschaamd en vreesden dal de Procurator hunne bedriegerijen zoude ontmaskeren. Om hunne schande te wreken hragten zij eene klagt in legen den Procurator, die hierop, even als zijne aanklagers, voor den Cadi in een openbaar gehoor verscheen. De Procurator getuigde dal hij de deuren van het H. Graf had laten openen, orndal hetzelve aan de Franciskanen toebehoorde en de magistraal zelf besloten had, dal de Grieken die deuren nooit zouden sluiten, zonder den Gardiaan hiertoe vergunning gevraagd te hebben, hetwelk zij ditmaal verzuimd hadden; ten slotte voegde er de Procurator bij: opdat men wete, waaraan men zich betrekkelijk den oorsprong van dit vuur te houden hebbe, gelieve men te bepalen, dat telken jare een geloofwaardige Turk en een Latijnsche Religieus met deze Prelaten zich in het graf van Christus begeven, opdat zij na de uitdooving vau alle lichten, getuigen van hel wonder zijn mogen. Dewijl dit voorstel alle berekeningen der Schismatieken verijdelde, weigerden zij hetzelve aan te nemen, ofschoon hel door den Cadi werd goedgekeurd, die om hunne bedriegerijen in gram-
_ 73
schap ontstoken, hen met verachting wegjoeg., zonder verder gevolg aan de aanklagl te geven.
Met schande overladen, bragten zij de zaak ter kennis van hunnen Patriarch te Constantinopel, met dringend verzoek, hunne wraak door alle mogelijke middelen voort te zetten. Deze overhandigde dan Groot-Vizier eene memorie, welke, behalve de gewone grove onwaarheden , nog inhield, dat de Paus zes Franken uit Jerusalem naar de Christenen van Chio gezonden had, om van hen voor de Franken deel te krijgen aan den op Turken gemaakten buit. Tol onderzoek der punten van beschuldiging, vertrok een Minister naar Jerusalem. De partijen verschenen voor zijne regtbank, waar de Procurator zoo afdoende op alle beschuldigingen antwoordde, dat hij in vollen triomf de regtzaal verliet. Nu bragten rijke giften der Grieken nieuw gevaar te weeg: langs de straten der stad werd afgekondigd, dal alle Roomsch-Ka-tholiekcn zich bij den magistraat moesten vertoonen om hunne hoedanigheden op te geven, en de Franciskanen werden aangeklaagd van alle Grieken te dwingen om deu Latijnschen Ritus te volgen. De Katholieken verschenen voor den Cadi, die op zijne vraag naar de godsdienst hunner voorouders van den Procurator dil antwoord ontving : « Voor de overwinningen van den Ottomannischen Keizer Selirn op den Egyptisehen Sultan behaald, waren er in dil land geen Christenen dan Latijnen, doch op dal lijdslip hebben zich vele Grieksche Aartsbisschoppen uit Constantinopel te Jerusalem gevestigd , en de Latijnen, door hel gebrek aan priesters gedwongen, hebben zich toen met de Grieken vereenigd , wier Ritus zij alsdan aannamen, zoodat de thans hier wonende Grieken van de Latijnen afkomstig zijn. » ,Deze en meer andere redenen, door den Procurator aangehaald, werden inde weegschaal gelegd en zwaarder bevonden dan hel door
het goud der Grieken gestelde legenwigt: de Cadi verklaarde de Franciskanen onschuldig. — Het herstel des vredes in de Heilige Plaatsen kostte den Latijnen slechts 1,000 pesos, terwijl de Grieken en Armeniërs aanmerkelijke sommen verspild hadden, »
Nog heden vieren de Grieken de plegtigheid van het heilig vuur doch met meer ceremoniën, om ze belangrijker te maken in de oogen der domme toeschouwers, die door hunne tegenwoordigheid vergiffenis hopen te bekomen van alle verledene en zelfs van de toekomstige zonden. Een zoo gemakkelijk middel om een brevet van gewetensgerustheid le verkrijgen, doet jaarlijks hel getal pelgrimsaangroeijen doch vermeerdert tevens de boosheden, dewijl er geene vrees meer voor de zonden bestaat. De door lederen pelgrim aan de Grieksche Monniken te betalen som wordt op 300 piasters (ongeveer 500 realen) gerekend , zoodat S a 6 duizend personen, die jaarlijks om de plegtigheid van het heilig vuur Jerusalem bezoeken, aan de Grieken een inkomen van 2 a o millioenen realen bezorgen, —- Zoo werken eigenbelang en onwetendheid te zamen om eene ergerlijke plegtigheid in wezen te houden
Op het einde der 17° eeuw was de koepel boven het H. Graf bouwvallig geworden, zoodat men noodzakelijk groote reparatiën moest ondernemen, niettegenstaande men buitengewone onkosten en vele moeijelijkheden te gemoet zag. Zoodra de Franciscanen in 1699 door groote sommen gelds de vergunning verkregen hadden, om de werkzaamheden te beginnen, verschaften zij zich in hel land zelf de noodige bouwstoffen, mei uitzondering van hel hout, hetwelk uil Vlaanderen moest worden ontboden. Tusschen Jaffa en Jerusalem werden de geleiders door de bergbewoners aangehouden en bijna allen gedood. Deze tegenspoed was hel begin van vele
_ 74 -
andere rampen, want daar de moordenaars ineerendeels inwoners van Jerusalem waren, begon het volk, door de Grieken aangestookt, zich tegen de Religieusen te verzetten, zoodal bijna alle Katholieken hun behoud in de vlugt zochten en de Franciscanen gedurende vier weken in bun klooster letterlijk belegerd werden. Toen de Gouverneur er in geslaagd was de rust te herstellen, werd eene nieuwe lading hout ontboden, die echter niet zonder veel mooile en hevig strijden tegen groote benden, welke den weg versperden, te Jerusalem aankwam. In dien tusschentijd hadden de Grieken de schorsing der gegeven vergunning verkregen, en verlangden dat de reparatiën of geheel of gedeeltelijk op hunne kosten zouden geschieden. Onmogelijk kon dit voorstel der Grieken worden aangenomen, dewijl zij niels anders beoogden, dan hunne oude cischen door deze geldelijke bijdragen nieuwe krachten Ie geven. In dezen slaat bleven de zaken lot hel jaar 1719, toen eene door groote kosten verkregen nieuwe vergunning, een schrikbarend oproer in Jerusalem verwekte; de muitelingen beweerden dal deze vergunning een schandelijke inbreuk op den Coran was: zij verloren allen eerbied voor den Sultan, beschuldigden de Ministers, meer het jjoud dan de wet des Profeels te achten, gaven voor, niet meer door den eed van trouw aan hunnen Vorst gezworen, gebonden te zijn en zich thans op eigen gezag le kunnen wreken op hen, die zij als de oorzaak van deze schending van den Coran beschouwden. Deze zienswijze verspreidde zich in al de omliggende plaatsen onder de Arabieren van Hebron en de overige bergbewoners. De Onderkoning van Damascus, die zich juisl te Jerusalem bevond, door den Procurator der Franciscanen verwittigd, riep de voornaamslen der stad le zamen en vermaande hen onder zware bedreigingen, voor
- 75 —
tie openbare rusl te zorgen en eene door hel gouvernement gewettigde onderneming te begunstigen.
In hel vertrouwen dat de Turken zijne vermaning zouden opvolgen, verliet de Onderkoning de stad; doch de meest gezaghebbende leden der gehouden vergadering, bleven hardnekkig in hunnen tegenstand. De Grieken zaaiden hel goud mei volle handen; eer de zamenzwering moest uitbarsten, hadden zij zelveti al hunne kostbare voorwerpen verborgen, dewijl zij wel voorzagen, dal het eenmaal ontketende volk ook huune kloosters niet zou sparen. Zij waarschuwden hunne Monniken te Bethlehem, waar men op dezelfde wijze handelde, wanl zij waren met de zamengezworeneu overeengekomen om, na de Franken te Jerusalem vermoord en hun klooster geplunderd te hebben, ook die van Bethlehem en Si. Jan hetzelfde lot te doen ondergaan.
Den 31 Mei des jaars 1719 's namiddags ten 5 ure weergalmden in de stad de kreten: « Dood aan de Franken , de door God vervloekte ongeloovigen, die de oorzaak zijn van den inbreuk op onzen heiligen Coran. gt;gt; Aanstonds liep een drogman der Ueligieusen naar het klooster om hen le waarschuwen, zoodat men juist de poorten had gesloten, toen zich eene bende met lansen, sabels, pieken en geweren gewapend vertoonde. Te vergeefs trachtten zij de met ijzer beslagen poort te verbreken, terwijl eene groote menigte eene kleine tuindeur binnendrong en zeker toegang tol hel klooster zou gevonden hebben, indien de Voorzienigheid, die over hare dienaren waakt, de redelooze dieren tegen deze woedende bende niet had aangezet. Eenige in het klooster opgevoede groote doggen besprongen hen mei eene nooit getoonde woede, zoodal zij zich alleen dooide vlugt konden redden. De Religieusen meer dan tiO
in gelal hadden zich naar dc kerk begeven, hel heilig Sacramenl uitgesteld en verrigUen de gebeden welke hun rilueel in dergelijke omslandigheden voorschrijft.
Op het oogenblik dal de Turken den tuin waren bin» nengedrongen keerde de Procurator, die voor een oogenblik de kerk had verlaten, teru;j en sprak zijne broeders in dezer voege aan: lt;gt; Welbeminde broeders, ziel daar den dag waarop Jesus hel offer van ons leven vraagt: Hij wil dat wij geslaglofferd worden ter plaatse waar Hij voor ons geslaglofferd werd. O, hoe goed is Hij toch jegens ons, het leven, dal Hij ons gegeven en lot heden gespaard heeft, vraagt Hij op dit oogenblik. De ongeloovigen zijn reeds in den tuin, weldra dringen zij deze heilige plaats binnen. Dat onze gekruiste Verlosser lol zijne meerdere glorie over ons beschikke. Bereiden wij ons voor lol den dood, »
Op deze hartroerende woorden wierpen de Religieuscu zich in elkanders armen en stamelden het laatste aard-sche vaarwel, in de hoop binnen weinige oogenblikken den palmtak der overwinning te zullen ontvangen.
Meer dan 2 uren spanden de Turken alle krachten in, om het klooster binnen Ie dringen, maar God die de getrouwe wachters van Sion beschermt, verzwakte tie slagen hunner breekluigen.
De Gouverneur werd door een Turk gewaarschuwd, maar de Muphti, die zich met eenige anderen bij hem vervoegd had om zijne aandacht af te leiden, zocht in zijne helsche boosheid aan de muitelingen tijd te geven, en zeide dat het zonder twijfel eenige straatjongens zouden zijn, die gewoon waren tegen de Franken te schreeuwen; doch toen de Turk een tweede tijding bragt, zond de Gouverneur een zijner dienaren om van de waarheid overtuigd te worden. Deze zeide bij zijne terugkomst ; lt;gt; Heer zoo gij niet aanstonds de Franken te hulp snelt,
lian worden zij allen vermoord. » De Gouverneur, vol menschlievendheid en zeer welwillend jegens de Reli-gieusen, steeg, ofschoon reeds op jaren, met den sabel in de hand le paard zonder op hel gevaar te denken waaraan hij zich bloolslelde, en slechts door eenige soldaten zijner wacht gevolgd, wierp hij zich met een jeugdige kracht tusschen de woedende menigte. Ook de Aga der Janitsaren, van het gevaar verwittigd waarin de Gouverneur en de lleligieusen verkeerden, kwam met de zijnen aansnellen, en vele muitelingen werden gedood, gewond of gevangen genomen.
Met grond vreezende dat de opstandelingen gedurende de duisternis van den nacht uit wraak het klooster zouden bespringen, deed de Gouverneur al de soldaten wapenen en ecnige troepen bij hel klooster wacht houden. Denzelfden nacht zond hij een boodschap naar den Onderkoning van Damascus, die zich slechts ééne dagreis van Jerusalem bevond: deze steeg aanstonds te paard, legde den afstand in een nacht af en verscheen 's morgens met duizend ruiters en even zooveel voetvolk le Jerusalem.
Hij ontbood de magistraatspersonen en de voornaam-sten der stad, deed twee der magligslen onthoofden en loonde al zijne gramschap tegen den Muphti, dien hij als den opruijer en aanvoerder der muitelingen beschouwde.
Nadat deze storm bedaard was namen de werkzaamheden een aanvang enduurden elf maanden, gedurende welke de Franciscanen een groot getal soldaten moesten onderhouden. De geheele uitgave voor de reparatie en de onkosten te Constantinopel en Jerusalem bedroeg te zamen 400,000 duro's, * welke som (een millioen guldens) door de edelmoedigheid van Spanje verschaft werd. De verhindering om iels te bouwen of te herstellen is steeds een der grootste plagerijen geweest, liet verbod om
— 78 —
nieuwe gebouwcu op le trekken zonder een flrmarr, inhoudende het uitdrukkelijk verlof van hel {jouverne-ment, heeft ten allen tijde zijne volle kracht behouden; het verbod om bouwvallige gebouwen le herstellen werd door den Sultan zeiven opgeheven. Van dit voorregt echter, ook door latere Sultans menigmaal bekrachtigd, hebben de Religieusen nooit gebruik kunnen maken, omdat de Turken van het H. Land en inzonderheid die van Jerusalem, zich er altijd tegen verzet hebben, zoodat er voor de geringste reparatie niet slechts een firman van Gonstantinopel, maar ook de toestemming der plaatselijke overheid vereischt werd , voor welker verkrijging dikwijls meer moest betaald worden dan de kosten aan hel gebouw beliepen. Daaromtrent verhaalt Chateaubriand [in zijne beschrijving van Jaffa]: De Religieusen hadden omtrent het Paaschfeest [1806] het linnengoed van het altaar gewasschen en door het uitgieten van hel zeepsop een steen builen hel hospitium wit gemaakt. Hen Turk ziet dien steen en gaat de Paters bij den Cadt aanklagen, dal zij hunne woning hersteld hebben. De Cadi komt, verklaart dat de steen vroeger zwart en nu wilis, en zonder verhoor veroordeelt hij de Religieusen lol eene boete van tien beurzen. Honderd dergelijke gevallen zouden wij kunnen aanhalen: wij willen slechts van een enkel geval gewagen hel geen van het begin dezer 19* eeusv dagteekent. Aan hel klooster bij het H. Graf was eene waterleiding door den moedwil der Turken verstopt. Ken Religieus breekt 's nachts zes steenen los, zuivert de goot, legt de sleenen weder op hunne plaats en bepleistert ze voor het oogenblik met assche, een geschikter lijdslip afwachtende om daartoe kalk le bezigen. Kr werd hem daartoe geen tijd verleend ; de Turken vertoonen zich den volgenden morgen, tinden hel corpus delicti, en maken een proces-verbaal
/
— 70 —
op legen de Religicusen hetwelk hun groole onkosten veroorzaakte. Als laatste bewijs der waarheid strekke dc ongehoorde som van 83,000 colonnaten [= 207,500 guldens] welke zij moesten uitgeven, eer zij de vergunning hadden om een muurtje langs de katholieke begraafplaats te Jerusalem op te trekken. Tot opheldering dient aangemerkt te worden, dal de geheele omgeving der U. Stad slechts een dor terrein aan het oog vertoont, bezaaid met graven der Turken; dc heilige berg Sion is lol rustplaats van hel stoffelijk overschot der Christenen bestemd. Doch daar.dc Christenen door noodlottige scheuringen in zoovele genootschappen verdeeld zijn als er zich natiën in het Oosten bevinden, zoo had ieder zijn afzonderlijke begraafplaats, ofschoon die plekken door geen zigtbaar teeken van elkander onderschei-rlen waren. Dewijl de Armeniërs langzamerhand de hun aangewezen grenzen waren overschreden en door de oprigting van een scheidspaal den Katholieken ondanks hunne klagten een groot gedeelte gronds hadden ontnomen , besloten deze een verzoekschrift bij het gouvernement in te dienen ter verkrijging der vergunning, om hel hun overgebleven gedeelte met eene omheining te verzekeren. Na herhaalde weigeringen, verkregen zij zulks ten laatste door vele geschenken, onder bepaling nogtans dal dc muur zich slechts twee vingers boven den grond mogl verheffen. Toen de werklieden mei «len arbeid wilden beginnen, werden zij door de Armeniërs overvallen: de Katholieken, Schismaticken en de plaatselijke overheid kwamen op het gerucht aangeloopen en na veel slrijd, geboden de Pacha en de Cadi, die door de Armeniërs omgekocht waren, de werkzaamheden uil te stellen. De zaak werd weder voor Constanlinopel gebragl en na vele onderhandelingen ten voordeele der
— 80 —
Katholieken beslist, mei de bepaling dat het muurtje zich niet boven den grond mogt verheffen.
De plagerijen en afpersingen duurden niet alleen gedurende hel leven der eerw. P. Franciscanen, maar duurden voort tol aan gene zijde des grafs: ook na zijnen dood was de Franciscaan van hel H. Land^ een voorwerp van bespotting en schalpligtig; hij mogt niel naar zijne laatste rustplaats gedragen worden, indien men niel eerst de vergunning daartoe van hel gouvernement gekocht had, welke schriftelijk door den Cadi gegeven werd, in dezer voege: «dal men den verdoemden en verloren Franken Religieus N. met aarde bedekke. » Dil formulier scheen hun later nog niel vernederend genoeg en werd daarom door hel volgende vervangen: « er is een hond der Franken gestorven, wij vergunnen, dal men hem begrave. » Inderdaad, het begraven van een Religieus te Jerusalem geleek meer naar eene teraardebestelling van een hond dan naar die van een Christen: geen uitwendig teeken van godsdienst mogt hel lijk vergezellen; voor den burgl van David moest men midden op de straal blijvep slaan, de schriftelijke vergunning, om een Franken hond te mogen begraven, aan hel hoofd der wachl verlooncn, en de baar driemaal voor den wachthoudenden Turk omhoog heffen *.
Door de ondervinding geleerd, hoe rusteloos de Grieken in hunne onregtvaardige eischen en hoe onstandvastig de Turksche waardigheidsbekleeders waren, vertoonden de Franciscanen bij elke verandering van gouvernement hunne bewijsschriften, zoo als in 1702, 1710, 1731 en 1740, in welk jaar door bemiddeling van den gezant van Frankrijk, alle vorige stukken op nieuw erkend en bekrachtigd werden. * In het begin van hel jaar 1757 verkreeg genoemde gezant daarenboven nog een firman van
den Sultan Osman II, waarin verklaard werd dal alle hcigt; ligdonimen van Palestina, welke in 1690 aan de Latijnen waren teruggegeven, hun uitsluitend toebehoorden *. Dit alles belette nogtans niel dat de onbeschaamde Grieken, in hetzelfde jaar een nieuwen aanval waagden, waartoe de omkoopbaarheid van den Groot Vizier, hun eene geschikte gelegenheid aanbood. Om gewisser hun doel te treffen, bedienden zij zich van de duizende pelgrims, die in dat jaar te Jerusalem waren, aan welke zij de verzekering gaven, dal de dood der Franken noodzakelijk was, als hel eenige middel, om in liet wettig bezit der heiligdommen hersteld te worden. Om een denkbeeld van de gruwelijkheid van dat tooneel te geven, moeten wij de omstandigheden beknopl verhalen en herinneren, dal de plegligheden der Goede Week bij hel H. Graf, met allen luister gevierd worden. Onze schal was destijds verrijkt met verschillende edelgesteenten, gouden en zilveren lampen en andere voorwerpen van edel metaal, {jeschonken door katholieke Koningen, Vorsten en Heeren, mei eene edelmoedigheid die de ecuwen van chrislelijken ijver en waar geloof kenmerkten. * Onder deze kostbaarheden verdienen bijzonder melding, drie gouden lampen, door Spanje, Napels en Oostenrijk ten geschenke gegeven, vier schoon gewerkte zilveren lampen, een offer van de opvolger» van den H. Lode wijk, vijf dergelijke van Portugal, zes van Indië, een van Venetië en een van de Maltezer Ridders: doch alle deze te zamen haalden niets bij drie buitengemeen groote kandelaren, een geschenk van Spanje, Napels en Toscanen. De eerste dezer was versierd mei 50 beeldjes, eene elleboogsmaat hoog; de tweede was eenvoudiger doch niel minder kostbaar; de derde droeg 300 kleine lampen en 4 beelden ongeveer ö voel hoog, alles van massief zilver. Met al deze
kostbaarheden was op Zaturdag voor Palm«Zonda(;, het H. Graf versierd; een altaar, welks trappen zelfs met zilveren platen bekleed waren, prijkte vóór hetzelve, en de Paters hadden hunne dagelijksche processie met meer dan gewone plegligheid volbragt, toen de Grieken het huis des Heeren in eene plaats van heiligschennis veranderden. De eerbiedwaardigste ceremoniën van den Latijnschen ritus werden door hen belagchelijk voorgesteld , zelfs de zoo zielroerende plegtigheid der afneming van het kruis, welke de Franciscanen 's avonds van den Goeden Vrijdag op den Calvarieberg houden, werd spottenderwijze onder oorverdoovend geschreeuw nagebootst. Met geweld drongen de Grieken het H. Graf binnen, grepen een zich daar bevindend Katholiek, sleurden hem buiten het heiligdom en mishandelden hem vrees-selijk, totdat het een Janilsaar gelukte, hom uit hunne handen Ie redden. Toen de drogman der Latijnen den Gardiaan der Grieken hiervan ging kennis geven, kreeg hij tol antwoord, dat men de pelgrims in hunne vermakelijkheden niet moest storen. In het begin van den nacht keerden zij met stokken, lansen, dolken, sabels en ander moordtuig gewapend, naar de kerk van het H. Graf terug, stieten hel opgeslagen altaar omver, wierpen al de lampen op den grond, verbrijzelden de kandelaren, verscheurden de schilderijen en tapijten en roofden alles wal hun dienstig was *. Zij hadden verondersteld, dal de Katholieken zich zouden verzetten, docli de Procurator raadde de Religieusen aan, zich in hel klooster op le sluiten en haalde ook de Latijnen over, om geen wederstand le bieden en zich in hel door de Paters bewoonde gedeelte van hel heiligdom le begeven.
Door dezen voorzigtigen maatregel, werd het voorgenomen bloedbad tegengegaan en den Grieken de
— 83 -
gelegenheid ontnomen, hunne woede tegeneen weerloos volk verder te drijven. * Terwijl de Franciscanen, in hunne kapel voor het Allerheiligste geknield, zich aan de Voorzienigheid overgaven, spanden de Grieken alle krachten in om de deuren dier heilige schuilplaats te verbreken, doch al hunne pogingen konden niets baten. Intusschen hadden de Religieusen den Gouverneur van het gebeurde kennis kunnen geven, maar de Secretaris van den Gouverneur, een schismatieke Griek, wist hem van zijn voornemen, om met gewapende magt te hulp te snellen, af te brengen en de zaak lot den volgen• den morgen uit te stellen. De Grieken zochten hun voordeel in deze vertraging: zij verbrijzelden hunne glazen lampen, bezaaiden den grond met sleenen en stukken bout en zonden toen eenigen der hunnen naar den Cadi, om de Latijnen van dit vernielingswerk te beschuldigen. Met het aanbreken van den dag verscheen de Cadi met hel voornemen, de geledene schade der Grieken op te nemen en de Latijnen te veroordeelen; maar aanstonds de kunstgreep der Grieken ziende, keerde »'Ü zeer verontwaardigd naar zijne woning terug. Meer dan 300 schismatieken werden uil Beiijella, een dorpje in de nabijheid van Kethlehem gelegen, ontboden, om alle Katholieken te vermoorden en zelfs niet die Muzelmannen te sparen, welke zich ten bunnen gunste verklaard hadden. De hoofdman der Janitsaren hiervan verwittigd, deed de poorten der stad sluiten om die booswichten den toegang te beletten, beval de Katholieken zich binnen hunne woning te houden, verdreef de oproerlingen en begaf zich toen naar hel voorplein der Grafkerk, waar reeds de Gouverneur, de Cadi en andere voorname Turken vergaderd waren. Daar plaatste hij zijne Janitsaren in twee rijen, verzocht toen de Franciscanen,
- 84 -
hunne wijkplaats te verlaten en begeleidde hen naar hel San-Sctlvalor klooster.
Mogt het den Grieken niet gelukken, hunne handen in het bloed der Latijnen le wasschen, dan hadden zij nogtans het barbaarsche genoegen, de kostbaarste voorwerpen vernield en gestolen te hebben. De brokstukken, tegen geringen prijs aan de Joden en Turken verkocht, lieten de Franciscanen door een derden persoon tegen een door den Joodschen woeker en de Turksche geldzucht gevorderden hoogen prijs, terug koopen.
Toen de Pacha van Damascus de lijding dezer gebeurtenissen vernomen had, spoedde hij zich naar Jerusalem , ontsloeg den Gouverneur en diens Secretaris van hunne posten en vorderde van de Keligieusen voor deze geregtelijke akle, de som van 35,804 piasters. ]Na ingesteld onderzoek de Grieken pligtig bevindende, gaf hij aan de Latijnen een getuigschrift, hetwelk met de handteekening van vele ooggetuigen voorzien was: een dergelijk schrijven gaf ook de Cadi, aan wien men als geschenk 3,630 piasters ter hand stelde; en dewijl men dil nog met de handteekening van den geheelen Jerusalernschen divan wilde voorzien hebben, moesten daarvoor nog 9,207 piasters betaald worden *.
Inlusschen was een Grieksche Monnik van Jerusalem naar Constantinopel gezonden, om een schrijven le overhandigen, hetwelk eene strafvordering inhield en eene schadevergoeding vroeg voor al de onheilen, hun door de Franken veroorzaakt, toen deze al de onderdanen van den Grooten Heer uit Jerusalem verjagen en zich van de stad wilden meester maken. De Porie ontbood den gezant van Frankrijk, die op deze beschuldiging antwoordde, dat er niets kon besloten worden, voor aleer men eenige bijzonderheden betrekkelijk deze feilen bad ingewonnen. Eenige dagen later ontving
— 85 -
men de officiëelc stukken, waarin de Cadi verklaarde., dat bij een geregtelijk onderzoek vele Turken In tegenwoordigheid van den Pacha van Damascus, der magistraatspersonen en der voornaamsten van Jerusalem getuigd hadden, dal de Grieksche pelgrims zich aan plundering en afschuwelijke buitensporigheden hadden schuldig gemaakt , door al de versierselen , die hel altaar der Latijnen opluisterden, te vernielen. De gezant begaf zich naar don divan, eischte voldoening en de stand der zaken scheen zoo gunstig, dat men eiken dag hoopte, een firman te zien uitvaardigen, die eene voorbeeldige kastijding der pligtigen zou gebieden. De Grieken verkeerden in de grootste verslagenheid; stelden echter al hunne hoop op de aanmerkelijke sommen gelds, die zij ie Constanlinopel bijeen gebragt hadden, om bij voorkomende omstandigheden gebruik daarvan te kunnen maken. Zij slaagden er in den Grool-Vizier om te koopcn en stelden hem eene aanklagt Ier hand, waarin zij de Franciscanen beschuldigden, hun geen oogenblik rust te laten, met slijk en steenen te werpen, ja zelfs tijdens hunne processiën op hen te schieten. Ook vertoonden zij andermaal hunne valsche stukken, waarvan reeds gewaagd is, en in plaats van eene verdiende bestraffing, verkregen zij een hatti-scherief, dal hen in hel bezit der heiligdommen stelde, welke de Franciscanen tot heden nog niet hebben kunnen tenig bekomen.....
De in Constanlinopel verblijvende Religieusen, gaven hiervan kennis aan den Franschen gezant; doch deze, omgekocht even als de Groot-Vizier, verwierp alle vooi-stellingen, zeggende, dat al wat men inbragl onwaarheid was; zoodal de Grieken zegevierden en deiMinderbroeders van de voornaamste heiligdommen en de kostbaarste voorwerpen beroofd, niets anders vermogten te doen dan een ijdelen noodkreel aan te heffen tot een gezant,
8
— 86 —
lt;iic in plaats van hun verdediger, de oorzaak van hun ondergang werd. De christen Vorsten zonden op aanvraag der gezanten, hunne klagten aan de Porie, hetwelk nog het eenige middel was om de Franciscanen in hel bezit der H. Plaatsen te herstellen; doch de gezant van Frankrijk, bij wien al de overigen waren bijeen gekomen, om over hel te nemen besluit le raadplegen, hail zich meer en meer door den glans van hel Grieksche goud laten verblinden, en beweerde dal men bij het leven van den Groot-Vizier onmogelijk zou slagen en (iaarom eene gouvernements-verandering moest afwachten.
Zoodra de Grieken bezil van de heiligdommen te .lerusalem genomen hadden, zond men een door 48 Turken geteekend bewijsschrift van den Nafb en een ander, met nog 25 andere handteekeningen voorzien eti door den Cadi opgesteld, naar Constantinopel, om te getuigen dal alle heiligdommen aan de Franciscanen toebehoorden en alles wat de Grieken gezegd hadden, onwaarheid was: deze stukken ondergingen fechler hetzelfde lol als de vorigen. Toen de Pacha van Damas-ens in den loop des jaars Jerusalem bezocht, en zag dal de Grieken de bepalingen van hel halti scherief waren te buiten gegaan, verzette hij zich tegen deze onregtmatige toeëigening en gebood hun, zich binnen de aangewezen grenzen terug te trekken: doch daar de (J rieken zich op hooger gezag beriepen op hel oogen. blik, dal de Fransche gezant meende hel stilzwijgen te moeten bewaren, verkregen zij een nieuw haltischerief, hetwelk luidde, dal alles wat gedaan was, goed gedaan was, en dal de Grieken moesten hersteld worden in het bezil dier plaatsen, welke de Pachn verklaard had niet in hel vorige halli-scherief begrepen le zijn.
* De oorlog met de Egyptenaren, welke in 1770
— 87 -
begon, deed in Judea de prijzen der levensmiddelen lot eene Luilengewone hoogte stijgen. Het San-Sal' valor klooster, waar gewoonlijk een goede voorraad graan bewaard wordt, len behoeve der Religieusen, pelgrims, armen, weduwen en weezen, welke allen op kosten van het klooster leven, opende zijne graanzolders niet slechts voor de Christenen, maar ook voor de Turken en bood liefdadige hulp aan alle noodlijdenden. De andere kloosters van Judea volgden dit voorbeeld, inzonderheid dat van Bethlehem, waar dagelijks eene kameelsvracht graan werd uitgedeeld. Dit edelmoedig hulpbetoon bragt weldra den Mood in de kloosters zelve, zoodal men genoodzankl was een nieuwen voorraad uil Galilea le ontbieden; maar de eerste verzending werd in Samarië aan;jehouden, en eene tweede ging mei levensgevaar gepaard, dewijl de Turken van Jerusalem uitstrooiden, dat de Franken dit graan naar dc Egyptenaren zonden, met welke zij in geheime verstandhouding stonden.
Deze logenlaal vond gereedelijk ingang en kwam den Franciscanen duur te slaan. Dc Bethlehemielen, gewoon in troebel water te visschen, besprongen het klooster, roofden een kelk, eene groole hoeveelheid kaarsen, vele zakken meel en andere levensbehoeften. Zoo werden menigmaal dc groolste weldaden, welke zij (het waren Kalholieken die dit bedreven hadden), van de Minderbroeders ontvingen, met de zwartste ondankbaarheid beloond. Te Sl, Jan in hel gebergte, wilde men de Keligieusen noodzaken, de diefstallen te vergoeden, welke zij onderling pleegden, ja men vorderde dal zij de jaarlijksche schalling voor hel geheele dorp aan hel gouvernement zouden betalen, en eenige voor schulden gekerkerde dorpelingen verlossen. Dag en nacht hierover bemoeijelijkl, waren zij len laatste
— 88 --
gedwongen de vlugl te nemen en hel klooster aan de plundering van hel baldadig gemeen over le lalen.
Terielfder lijd verloonden zich bij Akra en Jaffa eenige Russische schepen, die de zaak van Ali-Bey schenen le begunstigen en daarom den Turken het voorwendsel gaven, om de Franken le lasteren, als waren zij in verstandhondirig mei de Russen, hetwelk nieuwe plagerijen en afpersingen ten gevolge had. Andermaal drongen de Bethlehemieien hel klooster binnen , plunderden alles wal hun kon dienen en legden hel zelfs op hel leven der Religieusen toe, die echter s nachts naar Jerusalem konden vluglen. Alle wegen werden versperd, alle gemeenschap met de zeesteden afgesloten, zoodat de nieuwbenoemde Overste van het M. Land, die reeds sedert 6 maanden met eenige Reli-jjieusen le Akra ontscheept was, onmogelijk zijne rei» naar de il. Slad kon voortzetten. Eindelijk na duizende voorzorgen gelukte hel hein; maar, ach! in welke droevige omstandigheid vond hij de aan zijne zorg toevertrouwde kudde. De levensmiddelen waren niet meer toereikend, om hel gewone getal kloosterlingen le voeden; eenigen werden naar Europa teruggezonden, anderen in de kloosters van Syrië, Cyprus en Egypte \erdeeld. Dagelijks werd hel San-Salvator klooster door eene menigte hongerigen bestormd, die wanneer hun verlangen niet kon bevredigd worden, de afschuwelijkste scheldwoorden tegen hunne gewone doch thans noodlijdende weldoeners uitbraakten. De aalmoezen der geloovigen van Europa ontbraken wel is waar niet, maar eenigen werden door de baanstroopers ten buil gemaakt, anderen gingen over in de handen der Turken, zoodal er weinig of niets voor de dringendste noodwendigheden overbleef.
INa eene kleine kalmte brak in 1798 wederom een
hevige storm los. Toen de Turken vernamen dat Napoleon in Egypte was, werd een troep soldaten bij hel Sari'Salvator klooster op wacht gesteld en drie Paters in de gevangenis geworpen, welke echter na drie dagen hunne vrijheid herkregen, omdat eene tijding uit Gaza ontvangen, meldde, dat de aankomst der Franken in Egypte een verdichtsel was. Eenige dagen later kreeg men de bevestiging der eerste tijding: liet klooster werd bestormd, de werkplaatsen geplunderd en bijna al de Religieusen in de Grafkerk opgesloten. Toen in het volgend jaar 179i) Napoleon naar Jafta oprukte, werden alle Christenen, Katholieken zoowel als Schismatieken, naar deze kerk gebragt, waaruit de Grieken en Armeniërs door een bevel der Porte, docli de Katholieken tegen een losprijs van 60,000 piasters door de Franciscanen te betalen, verlost werden.
Treurig zijn de bladzijden dezer jaren in de archieven van het klooster te Jaffa; ook de andere kloosters vati liet H. Land, deelden meer of minder in de droevige gevolgen van dezen oorlog. Eenige werden geplunderd, andere gedeeltelijk verwoest: uit sommige moesten de Keligieusen vlugten, uit andere werden zij met geweld verjaagd, hier kwamen zij om door het zwaard, elders door de pest: het was een algemeene verwoesting. De bewoners der zeekusten en de zwervende zonen dei-woestijn verspreidden alom dood en vernieling. Den 15 Maart bestormden zij het klooster van Ramta, waar zij niets dan de naakte muren achterlieten: van do twee zich daar bevindende Keligieusen, ontkwam de een door de vlugt, de ander werd vermoord.
Waren de gebeurtenissen die in de 18quot; eeuw in het H. Land voorvielen, droevig en hartverscheurend, mei geen blijdeie vooruitzigten begon de zoogenaamde eeuw van verlichting. Geheel het land was in oproer; de
8*
- 90 -
plaatselijke overheid sloe;; met tiareu ijzeren arm de schuldeloos onderdrukten en nam elke gelegenheid te haal om zich door ongeloofelijke afpersingen te verrijken. Het leven der Christenen was immer in gevaar en de heiligdommen werden rnet eene algemeene ontheiliging bedreigd. In dezen gemeenschappelijk droevigen toestand onderdrukten de Schismatieken voor een wijl hunnen overgeërfden haat legen de Lalijneri en vereenigden zich met dezen om gezamenlijk den heer Sebastian!, Gezant van Frankrijk te smeeken, om in den naam zijner natie aan de Porie de quot;.rdrukkingen te doen kennen, welke de christenen in Palestina van de plaatselijke overheid te verduren hadden; doch deze vorderde hiervoor de som van 270,000 piasters, le weten 100,000 van de Grieken, 100,000 van de Armeniërs en 70,000 van de Latijnen. Geene der drie natiën nam onder zulke bezwarende voorwaarde zijne verdediging aan.
Om een klein denkbeeld te geven van den staat waarin het H. Land destijds verkeerde, willen wij een paar bladzijden uil de discreloriale akten verkort overschrijven.
« Den 13 November was hel eerwaardig discretorium vergaderd om le raadplegen hoe men aan de eischen van Mahumelh Pacha, die öOO beurzen (25)0,000 piasters) vorderde, zou voldoen : er werd besloten hem 20 beurzen en een gouden zakuurwerk te zenden, hem levens te kennen gevende dat uithoofde onzer armoede wij hem vooralsnog niet meer konden aanbieden.
« Denzelfden avond werden er middelen beraamd om eene overeenkomst met Mahumelh Pacha te treffen, die de 20 beurzen en hel gouden zakuurwerk geweigerd had, zeggende dal hij 's avonds in hel klooster zou komen om le zien of zijn goede vriend de Procurator wezenlijk zoo ziek was. Hij kwam in de daad en na lang onderzoek stelde hij zich met de aangeboden som tevreden.
— 91 —
« De Procurator maakt bekend dat de Reis Ëflendi 1000 beurzen (een half millioen piasters) verzocht had rnet belofte den interest te zullen betalen. Nog; verklaart hij dat Mahumeth Pacha zeer tegen ons verbitterd is, en dat hij het daarom noodzakelijk oordeelde hem nog 35 beurzen te zenden.
lt;gt; Den 16 September 1803 las de Procurator in de vergadering een brief voor, waarin de Vice-procurator van Akra vermeldt, dat de Pacha behalve de gewone afpersing, nog een som van 200 beurzen vergde,
« Den 13 December werd een schrijven van den Muphti voorgelezen, welke 1000 piasters ten geschenke en 1500 te leen vroeg.
« De Procurator ontvangt een brief van den Pacha van Akra waarin hij de som van 100 beurzen vraagt. »
Deze onmensch deed later de kerk Ie Akra afbreken onder voorwendsel dat zij het uitzigt van zijn paleis belemmerde.
In 1805 vorderde dc Pacha van Damascus 100,000 piasters en het volgende jaar niels minder. Na de betaling dier sommen verkregen de Religieusen van de Porie, waar men slechls met gouden sleutels toegang vindt, een firman, waarbij de Pacha veroordeeld werd de afgedwongen som terug te geven en zich voorlaan mei het gewoon jaarlijksch geschenk van 7000 piasters tevreden te houden. Terwijl de Religieusen hierover verheugd waren in de gedachte dal hun eenmaal regt zou wedervaren, ontvingen zij van den Pacha een bevel liem 123,000 piasters te geven. Op de verlooning van gemelden firman gaf hij ten antwoord: ik heb een anderen firman waardoor ik gernagligd hen u zooveel af te persen als mij mogelijk is.
Sprekende van den Pacha van Damascus, onder wiens
92 -
pachaliek toen Jerusalem behoorde, willen wij hier iets van zijn jaarlijksch bezoek in de H. Stad mededeelen.
Men vreesde niet zoo zeer pest, oorlog en hongersnood als de aankomst van dezen tyran. Eenige maanden te voren waren er in het klooster gebeden voorgeschreven, en gedurende drie dagen werd het Aiierheiiigsttt uitgesteld; onder deze gebeden was het voornaamste dat van ürbanus VIII. Anle oculos tms I)omina, hetwelk op de wijze der klaagliederen van Jeremia* gezongen werd. Naauwelijks had hij aan het noordelijk gedeelte der stad zijne tent opgeslagen, of er werd een Janitsaar gezonden, om den Pater Procurator te boodschappen , dal hij zich naar de tent van den Pacha zou begeven om daar zijne orders te ontvangen. Terwijl al de Religieusen in de kerk den gunstigen uitslag van den hemel afsmeekten, ging de Procurator naar den gevreesden dwingeland, die aanstonds hel onwederroe-pelijk vonnis velde, gewoonlijk met deze weinige woorden: «ga, haal mij honderd duizend piasters.» Smeekte de Procurator de som wat te verminderen, dan antwoordde hij met een valschen gliinlueh: « waarlijk ik ken den nood waarin gij u bevindt en daarom heb ik medelijden niet u; doch voor alles is een hulpmiddel; ik zal u het ontbrekende leenen, of nog beter, zie hier de geheele som ter uwer beschikking. » Dan reikte hij hem eene beurs mei goud gevuld over, zeggende: « ziedaar mijn vriend, ik heb u uit de netelachtige omstandigheid gered, en u zelfs de moeite bespaard om naar huis te gaan en uwe kast te openen. Hier zijn de honderd duizend piasters die ik u vroeg, geef mij ze nu; inlus-schen blijft gij mij de honderd duizend piasters schuldig, die ik u geleend heb; gij kunt mij die som terug geven wanneer het u gelegen komt: gij betaalt mij slechts 40 ten honderd. Ik zal dezen interest wel trekken bij
— 95 -
den Gardiaan van Damascus, die ook een zeer goede vriend van mij is * ».
De grootste slag die de Franciscanen le midden dezer droevige omstandigheden trof, was de noodlottige brand *an 12 October 1808, die zoo vele verwoestingen in dc kerk van het H. Graf aanrigtte. Daar dezelve 's nachts ten o ure uitbrak cn de werktuigen die bij zulke onheilen zoo noodzakelijk zijn, niet voorhanden waren, kon men slechts zeer laat den loop der vlammen stuiten. Algemeen worden de Grieken voor de bewerkers van dit treurig ongeval gehouden: bijna alle Christenen van hel land en de meeste reizigers bevestigen de waarheid dezer beschuldiging en in de daad wanneer rnen de gevolgen van dezen brand gadeslaat, dan is het we! geoorloofd er cene schandelijke misdaad in te zien, waardoor do Schismatieken hun overweldigingsstelsel bekroonden.
Wij willen hier (ten schrijver van de heilige reyleu m staat des H. Lands laten spreken die als ooggeluigt: ons dc belangrijkste bijzonderheden kan aangeven.
« Den 12 October 1808 veroorzaakte hel vuur in dc ruime éh prachtige kerk van het H. Graf zulke verwoestingen, dal het voornaamste gedeelte bijna {jeheel in puinhoopen veranderd werd. Dil kostbaar gedenkstuk werd door stevige marmeren kolommen geschraagd: de beneden- en middenweg waren uil gehouwen stcenen opgetrokken, maar de derde bestond uil * 132* mei lood bekleede balken van den Libanon, omdat de Turken verboden hadden verder steenen te gebruiken, daar zij voorzagen, dal de groole koepel in hoogte en schoon • beid de mosken op de plaats van Salomon's tempel ge-bousvd, zou overtreffen, wanneer dezelve volgens de oorspronkelijke teekening werd afgewerkt.
m Het H. Graf van onzen Zaligmaker is gelegen in
hel midden eener groole rotonde, de kerk der Verrijzenis genaamd. Het vuur ontvlamde bij de altaren in de kapel der Armeniers, tastte oogenblikkelijk de balken van den grooten koepel aan, die brandende op de kapel van het H. Graf nederstortten. De hevige kracht der door het gesmolten lood gevoede vlammen, verkalkten de marmeren kolommen, die, zoo als men weel, aan de werking van het vuur niet kunnen wederstaal). Van steun beroofd stortte het grootste gedeelte der kerk in, alsmede de gaanderijen, het groote koor en vele andere kapellen die door kolommen van dezelfde slof geschraagd werden.
« Dewijl het H. Graf gedurende vele uren door zulken hevigen brand omsingeld en onder de brokstukken van liet gebouw als begraven was, dacht men dat er van hetzelve niets dan een puinhoop zou zijn overgebleven; maar door eene bijzondere schikking der Voorzienigheid en tol aller verwondering had hel heilig gedenkstuk niels geleden. Want toen de Religieusen 24 uren laler zich een weg gebaand hadden, bevonden zij dat de houten deur tegen welke zoo vele brandende voorwerpeti waren opeengestapeld geweest, ganscl» onbeschadigd was. De dikke rook, die door de half openslaande deur do grafkapel was binnengedrongen, had de lampen geëerbiedigd , welke nog voor hel grootste gedeelte brandend waren; de behangsels en de schilderij der verrijzenis, boven hel H. Graf gcplaalsl, waren ongeschonden gebleven. Ik heb deze korte beschrijving noodzakelijk geoordeeld, om te doen begrijpen welken indruk een zoo blijkbaar wonder op de Grieken had moeten maken : de Turken vol verwondering ziende dal de aan ons loe-behoorende heiligdommen niel beschadigd waren, en dal het aan onze zorg toevertrouwde gedeelte des Cal-variebergs, die voor hel overige veel geleden had, ook
iloor hel vuur gespaard was, zeiden: « Isa (Jesus) bemint ilc Franken, dewijl hij het hun toebehoorende zelfs in het midden der vlammen bewaart. »
« Naauwelijks was het vuur gebluscht of de Grieksche Monniken vereenigden zich en besloten hunne welvoor» /.iene schatkist tc openen en niets onbeproefd te laten, om alleen de kosten van den wederopbouw te mogen dragen: trouwens dit was het beste middel om alleen-heerschende meesters te blijven van dat gedeelte des gebouws, hetwelk het H. Graf, den Calvarieberg en andere eerbiedwaardige plaatsen bevat.
« De eerste tijding van dezen noodlottigen brand werd te Constantinopel aangebragt door de Grieksche Monniken, welke van Jerusalem vertrokken waren, om hun plan ten uitvoer te brengen. In de brieven door onzen Procurator aan den Commissaris des H. Lands gezonden, dringt hij er op aan om alle schreden der Grieken te bespieden, dewijl zij reeds in Jerusalem het gerucht verspreidden dat de wederopbouw op hunne kosten zou geschieden, i^oodra zij bemerkten dat hunne onderhandelingen eene goede wending namen, gaven zij onverholen te kennen, niet te zullen rusten voor en aleer zij ons uil Jerusalem verjaagd hadden. Zij dreven hunne vermetelheid zoo ver dat zij in hun klooster en in particuliere huizen honende maskerades hielden, waarin steeds do Procurator der Franken en de Vorsten van Europa de voornaamste rollen speelden: gene werd op den grond geworpen, gegeeseld en met verachting behandeld, dezen toonden eene goudbeurs en riepen: « Ziet hier de heiligdommen die wij vereeren en die wij behouden willen. «
« Middelerwijl deden wij al het mogelijke te Constantinopel , doch daar wij ons niet meer zoo als vroeger in persoon aan de Porte konden vertoonen, moesten wij ons tevreden houden met duizendmaal hen, die wij als onze
- 96 —
verdedigers beschouwden , te smceken, dat zij zich zouden jjewaardigen de listen en kuiperijen der Grieken aan den Divan bloot te leggen. Wij dachten er ook aan om mcl de Grieken en Armeniërs eene overeenkomst te treffen , waardoor elk der drie natiën zich zou verpligten, thans gezamenlijk de vergunning te vragen, om den tempel legen verdere schade te kunnen behoeden, en een ge-schikter tijdperk af te wachten waarop elke natie, zonder krenking der wederzijdsche regten, hel haar toebe-hoorende gedeelte zou kunnen herstellen. Doch alles was vruchteloos, omdat de Grieken zeer wel wisten, dat zij nooit een voor hunne plannen gunstiger oogenblik konden kiezen dan dit, waarop de katholieke mogendheden door den oorlog, diegansch Europa teisterde, uitgeput, reeds lang hadden opgehouden den noodigen onderstand aan het H. Land te zenden. Üe Armeniërs waren eene magtige partij en boden aatv, de Porte lot 100,000 piasters, zoodal de Grieken genoodzaakt waren meer goud te verspillen dan zij gedacht hadden. Zij deinsden echler voor geene kosten terug, en na verloop van weinige maanden waren zij voorzien van hatli-schericfs en firmans, waardoor zij gemagligd werden om alleen de werkzaamheden te ondernemen.
« Zonder tijd te verliezen verzamelden zij van alle kanten een aantal onkundige ondernemers en slechle werklieden, die zij op schepen, mei de noodige werktuigen beladen, naar Palestina zonden. De Pacha kwam ook naar Jerusalem en door de kracht van het goud gewonnen, gaf hij aan de firmans eene uitlegging zoo als de Grieken hel verlangden. Men begon de werkzaamheden op vijf verschillende punten: elke dag zag een nieuw plan geboren worden; maar de Grieken hadden hel eerst gezorgd om zelfs in het bijzijn van den Pacha alle Latijnsche opschriften te doen verdwijnen en de kapel
- 97 —
van het H. Graf af te breken, welke weinig lijd te voren op eene wonderdadige wijze door de vlammen gespaard was.
«Te vergeefs proleslcerde de Procurator, die denzelfden dag in de gevangenis werd geworpen, omdat hij de 300,000 realen, door den Pacha gevorderd, niet kon geven. Onze Keligieusen, dit oud en heilig gedenkstuk vernield ziende, stortten bittere tranen; doch niets kon baten, de gemoederen der Grieken waren harder dan de steenen der muren die zij sloopten. »
* Gedurende den tijd, die tot den opbouw besteed werd, hadden de Franciscanen menigvuldige knevelarijen te verduren. Hel H. Land was met schulden beladen, de kas van den Procurator was uitgeput en niemand durfde zijn geld zelfs niet tegen den hoogslen woekei wagen, dewijl het gerucht verspreid was, dat de Latijnen een bankroet maken en Palestina verlaten zouden. Elke dag bragt nieuwe ellende en de nood klorn zoo hoog, dat er met algemeene stemmen besloten werd, om het voor de goddelijke dienst minder noodzakelijke zilverwerk ie verkoopen. Daar het soms in de gedachte van iemand zou kunnen opkomen dal de Franciscanen hiertoe waren overgegaan, meer on) geenc onlberingcn te lijden, dan wel om in het bezit der II. Plaatsen te blijven, zoo willen wij hier ter loops aanstippen, dal een schoteltje booncn hun eenig dagelijksch voedsel was. De Overslc die niemand tol zulke kommervolle levenswijze wilde verpligten, zond aan alle kloosters een rondgaanden brief, waarin hij den betreurenswaardigen toestand des H. Lands afschilderde en aan iedereen de vrijheid gaf naar zijn vaderland weder te keeren. Niel één maakte hiervan gebruik, ja men verhaalt van zekeren Pater Lodewijk Sparza, die zich toen te Bethlehem bevond en in hel jaar 182S te Nazareth in geur van heiligheid stierf, dat hij zich, toen deze brief in de eetzaal was voorgelezen,
9
— 98 -
naar de iieiligc grot begaf, zeggende: « Wat mij betreft ik ben met deze kleine spelonk tevreden. » *
In het jaar 1811 verkreeg de Fransche zaakgelastigde een firman en hatti-scherief, waarbij de Sultan gebood dat men de Franken in hunne vroegere bezittingen zou herstellen, iil niets bemoeijelijken en de door zijne voorzaten gegeven vergunningen stiptelijk zou nakomen; doch weinig tijds later ontvingen de Grieken een tegen-firman, krachtens welken zij zich hel II. Graf weder konden toeëigenen.
Volgens de bepaling van het hatli-scherief, hadden de Franciscanen een met het wapen des H. Lands prijkenden steen op de plek der Kruisvinding geplaatst. Dit was het teeken, door de Grieken afgewacht, om op nieuw tegen hen te woeden. In de maand October van genoemd jaar waren zij 's nachts ten 5 ure bezig om dezen steen weg te nemen, toen een der Religieusen zich derwaarts begaf, om op die afgezonderde plaats het geheim des II. Kruises te overwegen. Zoodra men hem bemerkte sprong een Griek op hem aan en gaf hem met een ijzeren hamer zulken geweldigen slag, dal hij bloedend ter aarde zeeg: gelukkig snelden eenige Religieusen, die zich ook nog in de kerk bevonden, op hel geraas te hulp, waardoor de gewonde broeder aan een gewissen dood ontrukt werd. Den volgenden morgen zonden de Grieken een van hunne Monniken naar den Pacha met een tand, welken zoo als hij voorgaf, hem door een Frank met een knuppel uit den mond geslagen was. De Pacha reeds van al het gebeurde verwittigd antwoordde lagchende: « Hel verheugt mij uil uwen eigen mond te kunnen vernemen dal één Frank zich met vier Grieken heeft durven meten: maar wie heeft hem toch zoo zwaar aan het hoofd gewond ? » Dil antwoord was voortreffelijk , maar het bleef er bii. Zulke wending nemen de zaken in Turkije,
- 99 -
alwaar men niels kan uitwerken dan door stapels goud' stukken, zoo lan;; zij niet door het goud der tegenpartij bedekt worden. Thans is Turkije wel is waar niet meer wat het eenmaal was, betrekkelijk de afpersingen en knevelarijen, voorheen op de Religieusen des H. Lands uitgeoefend ; men ziet wel niet meer die verschrikkelijke vervolgingen, die onmenschelijke behandelingen, die luimige eischen; maar er worden nog vele onregtvaar-dige en willekeurige daden verrigt, en in bet zoo lang behandelde vraagstuk der regten van de Latijnen en der wederregtelijke aanmatigingen van de Grieken volgt lt;le regtbank te Constantinopcl nog altijd dezelfde dwalingen , en voegt zich thans misschien nog meer dan ooit naar de verlangens der schismatieke natiën. Tol bewijs hiervan strekt een brief door den Coinmissaris des .11 Lands te Constantinopel gcschrewn over de onderhandelingen van hel jaar 1830 lot 18öö met de Porie gehouden.
« Ik oordeel het belangrijk — schrijft genoemde Pater — eenige inlichting te geven over het begin, den gang en het einde van dit geding, ter oorzake van drie gewig-tige besluiten, welke de Turken vroeger nooit genomen hebben, toen hel vraagstuk der H. Plaatsen door de Ueligiensen zeiven met ondersteuning der katholieke mogendheden behandeld werd. Thans beschouwde men de tusschenkomst der Religieusen geheel nulteloos, hetgeen echter geene verwondering verwekken moet, dewijl men sedert eenijje jaren de meening heeft opgevat, dal de Religieusen niet meer geschikt zijn om do H, Plaatsen te behouden en de verloren heiligdommen terug te eischen. Ken Religieus bloolvoels, in eene ruwe pij gehuld en met een grof koord omgord, of een brief met de eenvoudige onderteeking : Pater N. N. was niet meer voldoende, om den Franschen Gezant te Constan-linopel een besluit te doen nemen. Men dacht er niet
— 100 —
meer aan, dal de Religieusen zonder uiterlijke teekenen van waardigheid, ondanks de vervoljinjen van het iVluzelmansche fanalismiis, gedurende meer dan 400 jaren de H. Plaatsen bewaard hebben , dat zij, wanneer de omstandigheden zulks vorderen, niet vreesden zich voor de regtbanken van Jerusalem, Cairo en Constanti-nopel te vertoonen, om hun regt te doen gelden tegen de vervolgingen der Mahomedanen en de wederregtelijke bezitnemingen der Schismalieken, en dal zij loch nooit de verwijting gehoord hebben dal hunne eischen onregt-vaardig waren.
« In de maand Mei des jaars 1830 zond de Generaal Aupich, gevolmagtigde van de Fransche republiek bij de Porie, een schrijven aan den Divan, waarin hij, krachtens een artikel van het in 1740 tusschen Frankrijk en de Porie vernieuwd traclaal, vorderde, dat de heilige Plaatsen, door de Grieken ontweldigd, aan de Latijnen zouden worden teruggegeven. Na verloop van eenige maanden verklaarde de Porie dal genoemd traetaai nog in volle kracht en in niels gewijzigd was. De Generaal Aupich werd intusschen door den Markies de Lavalelle vervangen, welke even als /ijn voorganger ook alle krachten inspande, om de onderhandelingen voort 1c zetten en eervol te eindigen. Men moest beginnen met ie onderzoeken, welke plaatsen de Latijnen in 1740 in bezit hadden en uil welke zij door de Grieken verdreven waren. Op aandringen van de Lavalelle werd er lol onderzoek der wederzijdsche bewijsstukken eene commissie benoemd, uit vier leden beslaande, le welen iwee voor Frankrijken Iwee voor de Porte. De stukken der Latijnen werden in orde bevonden: de Grieken «eigerden iels lei-inzage te geven, indien men niet eersl den onderge-tchoven en reeds meermalen door de Porte voor valsch verklaarden firman van Omar onderzocht; doch daar er
— 101 —
slechls spraak was over hel bezit der H. Plaatsen in 1740 weigerden dc twee Fransche Commissarissen dit voorstel der Grieken aan te nemen. Alles beloofde eene den Latijnen gunstige beslissing, toen de Sultan een scbrijven van den Czaar ontving, waarbij deze verzocht, om te Jerusalem alles in statu quo te laten. De onderhandelingen werden geslaakt, de commissie ontbonden en de Turken hoorden het Moscovitische kanon aan de poorten van Constantinopel bulderen. Frankrijk volhardde met het tractaat in dc hand, Rusland dreigde met de vrtfflTTthn, en de Porto wist niet wat te beslissen.
o Eindelijk stelde de Divan voor, om alle heiligdommen gemeenschappelijk te maken. Hoe onregtvaardig dit voorstel was zal zonneklaar blijken, wanneer men weel, dal de Grieken geen ander heiligdom uilsluitend bezitten dan de helft van den Calvarieberg: de andere hebben zij den Lalijneti wederregtelijk ontnomen en slechts deze waren hel, waarover de onderhandelingen liepen; de Latijnen hebben er nog twaalf. Om nu alle moeijelijk-heid uil den weg te ruimen, stelde men aan de Latijnen voor, om niet alleen de gepleegde onregtvaardigheden der Grieken wettig tc verklaren, maar ook zich Ie laten berooven van datgene, waaraan de Schismatieken hunne handen nog niet geslagen hadden. Welk eene zonderlinge reglsgeleerdheid!
« De Markies de Lavalette vertrok naar Frankrijk en gedurende zijne afwezigheid gaf de Sultan aan de Grieken een firman, waarbij liij hen in hei bezit der ontweldigde heiligdommen bevestigde en dc eischen der Latijnen onregtvaardig noemde. Dit was de eerste keer, dal men aan de eischen der Latijnen deze eigenschap durfde loe-kennen. Wanneer in vroegere tijden de Sullan aan de Grieken eene mei het regt der Latijnen strijdige vergunning toestond, dan bediende hij zich van duizende
9*
- 102 —
voorwendsels, beuzelachtige verklaringen of wel van zijii despotisch gezag, maar thans spreekt men klaar en zonder omwegen. De Groote Heer maakt in dien firmau geen melding van bovengenoemde commissie, hij beroept zich slechts op hel gezag der wetgeleerden en andere door Rusland omgekochte personen, die onze stukken noch onderzocht, noch gelezen hadden, ja misschien niet eens wisten waarvan er sprake was. Ik mag zelfs veronderstellen dat het hun ook onbekend was, dat Mahmoud I in 1750 de firmans der Grieken valsch verklaarde en uit de keizerlijke registers deed wegnemen.
gt;lt; Al de Katholieken hadden hunne hoop gevestigd op de wederkomst van den Markies de Lavalette, maar deze kon niet anders verkrijgen, dan dal genoemde firman in Jerusalem niet zou worden afgekondigd. Intusschen werden de eischen van Rusland dagelijks meer en meer overdreven, de weg was geopend en met dezen finnan in de hand kon men voorwaarts treden. Na menigvuldige debatten stond de Porte loe, dal hel stuk te Jerusalem in de woning van den Pacha en in hel bijzijn van den Griekschen Patriarch werd voorgelezen. Weinige dagen na hel vertrek van de Lavalelte, die door een ander zou vervangen worden, verscheen Vorst Menchikoff als buitengewoon gezant van Keizer Nicolaas te Constanlinopel, door wiens bemiddeling de Sultan Abdul Medjid twee firmans uitvaardigde, waardoor de Katholieken eene groole vernedering ondergingen.
« De eerste firman I) beval zes artikels, waarvan het oerste zegt, dal de sleutel van de deur der groote kerk
l) Dg inhoud vaa dezon firmau was rerds in het begin des jaars 1852 in Kuropa bekend. Zie Kalh. Nederl, Stemmen jaargang 1853 bl. 87 en Journal k'.siorïque ei UUeraife. t. XVlil, p. 61ö,
— f05 -
ie Bethlehem, aan de Latijnen weder overhandigd, hun geen regl op de kerk zelve, maar slechts hel rogt van doorgang geeft...
« Hel Iweede artikel is meer zonderling, om niel te zeggen onverdragelijk. Om hetzelve beter te begrijpen moei men weten, dal de Porie aan de Latijnen de vergunning had gegeven, om te Bethlehem, op de plek waar onze Zaligmaker geboren is, eene zilveren sier te plaatsen mei dit opschrift: Hic de Virgine Maria Jesus Christus willis est: Hier is Je sus Christus uil de Maagd Maria geboren. Dil heiligdom, alslt; mede de groote kerk, \vas hel eigendom der Latijnen, toen de Grieken zich van dezelve meester maakten. Langen lijd bleef de ster gespaard, maar om alle bewijs van Latijnsch eigendom te vernietigen, namen de Grieken in 1847 dezelve weg. Na vele moeite verkreeg de Fransche Gezanl de vergunning om weder eene dergelijke ster in het heiligdom te plaatsen, doch om alle botsing mei de Grieken voor le komen, zou dezelve op kosten van de Latijnen vervaardigd en door hel gouver-nemenl zelve geplaalsl worden.
'lt; De Commissaris des tl. Lands te Gonstantinopel bestelde dezelve bij zekeren Jacob Anderlich , die daarvoor 496 drachmen zilver gebruikte. Uil de kwitantie blijkt dal genoemde Commissaris aan Jacob Anderlioh 5300 piasters = 700 franken er voor betaald heeft, en nu verklaart de Sultan dal die ster geplaatst is op bevel en in naam van den Grooten Heer, als een geschenk door hem der geheele Christenheid aangeboden.
« Bij alle plegti;gt;heden hebben de Latijnen altijd deu voorrang gehad, en nu geefl de Sultan in het 3 '° artikel van dezen firman aan de Grieken en Armeniërs hel voorregl, om op hel graf van onze Lieve Vrouw vóór de Latijnen hunne godsdienstplegtigheden tc verriglen.
— 104 —
ileze en meer andere, door de Grieken, opstellers van dezen firman, wel berekende bijzonderheden betrekkelijk dit heiligdom, zullen deze schijnbare vergunning voor de Latijnen ten eenemaal nutteloos maken 1).
« Op het vierde artikel kan men hetzelfde toepassen, wat ik van art. 1 en 3 gezegd heb.
» De twee laatste artikels toonen ons de overmagt en de onregtvaardigheid onzer tegenstrevers, en de zwakheid onzer beschermers. Krachtens deze artikels is de wederregtelijke bezitneming gewettigd, en wordt den Grieken een doeltreffend middel aan de hand gegeven, om zich van alle heiligdommen meester te maken en de Latijnen uit hel H. Land te verdrijven. Dit middel is de onregtmatigste overweldiging, welke immer wettig zal kunnen verklaard worden. Arm H. Land ! Wanneer de Franciscanen, die voor het behoud der 11. Plaatsen, gevangenis, foltering en dood trotseerden, uit hunne graven konden opslaan, hoe weemoedig zouden zij dan roepen : o tijden ! o zeden !
lt;gt; De tweede firman belrefl den koepel van hel H. Graf. De Lalijnen wilden, even als zij vroeger altijd gedaan hadden, denzelven herstellen: ook de Grieken verlangden dit, zich beroepende op hunne herbouwing na den brand van 1808. Reeds in 1841 hadden deze, krachtens een firman, hiertoe de vergunning bekomen en de noodigc bouwstoffen vergaderd; maar de Lalijnen hadden door bemiddeling van Frankrijk, de schorsing der werkzaamheden verkregen. Dit punt werd ook in de onderhandelingen besproken en men besloot dal de Sultan zich mei de herstelling van den koepel zou belasten, terwijl hij zich met Frankrijk zou verstaan betrekkelijk eene verklaring, waarin de Porie zou bekend maken, dal d«
1) De uitkomst heeft deze woorden bewaarheid.
— iOS -
herslellmg op koslen der Christenen moest geschieden, zonder krenkiiij; van de bijzondere regten der belanghebbende partijen.
« Ziedaar de einduitkomst van hel groote vraagstuk der H. Plaatsen, hetwelk zoo vele politieke verwikkelin-gen na zich sleepte. Men kan gemakkelijk begrijpen dat deze beslissingen minder gunstig voor de Latijnen waren en nogtans meldde het Franscbe dagblad van Constantinopel in zijn nommer van 14 Mei het volgende: c Wij verheugen ons te kunnen berigten dat in het zoo lang besproken vraagstuk der H. Plaatsen door twee keizerlijke firmans eene schikking is gemaakt, tol voldoening der belanghebbende partijen en zonder krenking van de rcglen der Verhevene Porto. »
Op dit artikel heb ik het volgende geantwoord;
«Pera, 15 Mei, 1803. — Mijnheer, ik lees in uw dagblad N0. 14 van Mei, dal er in liet vraagstuk der II. Plaatsen, door twee keizerlijke firmans eene schikking gemaakt is tot voldoening dor belanghebbende partijen; het spijt mij u te moeten zeggen, dat de Katholieken, die de meest belanghebbende partij zijn, zich geenszins kunnen tevreden stellen, omdat deze regeling met hel regt en de regtvaardigheid strijdig is. Ik verzoek u, mijnheer, van deze verklaring gebruik Ie maken, zoo als gij het nuttig zuil oordee-len. — Pater, Joseph Llaurado, Commissaris van het 11. Land. gt;gt;
Men kan met grond golooven, dal hel vraagstuk der 11. Plaatsen hangend zal blijven, zoo lang er geene groole verandering in het beheer van hel Oosten plaats beeft. Welken invloed ook de westelijke mogendheden op hel Turksche rijk uitoefenen, men zal nogtans, nooit lol eene met de regtvaardigheid slrookende beslissing komen. De verklaringen, ten voordeele der Franketv
— 100 —
gegeven, zijn zoo talrijk en de valschheid der Grieksche bewijsstukken is zoo vaak erkend, dat het eenc mon-sterachtige onregtvaardigheid is, dergelijke antecedenten over het hoofd te zien, om wederregtelijke bezitnemingen te duiden en te bekrachtigen; doch dusdanig is de loop der zaken in Turkije; zoo ligt stelt dit gouvernement de regtvaardigheid ter zijde, om naar willekeur regten te geven of Ie miskennen. Wanneer eigenbelang, invloed en luimen telkens nieuwe en tegenstrijdige firmans kunnen doen verschijnen, dan kan men niet zeker van zijne regten blijven; de wuftheid van het despotismus maken dezelve nutteloos.
Ofschoon die staat van Turkije geen hoop op eene bevredigende schikking, in het vraagstuk der H. Plaatsen overlaat, kan het Katholicisrnus zich toch geenszins tevreden stellen met hetgeen Frankrijk in deze laatste onderhandelingen verkregen heeft. Men kan ook niet verondersteüe i, dat deze mogendheid zich hierover zal beroemen; want alhoewel de overeenkomst van 1740, tot punt van uitgang werd genomen, is het nogtans zonneklaar, dat de Porte in de twee gemelde firmans geheel en al van dezelve is afgeweken. Het vraagstuk is hetzelfde gebleven met uitzondering van het nadeel den Latijnen berokkend, door de soort van wettigheid aan de onregtmatige bezitneming der schismatieken gegeven. Ongeloofelijke zaak ! Frankrijk is de bondgenoot van Turkije in den oorlog, dien de Sultan met Rusland voert en desniettegenstaande hebben de Katholieken betrekkelijk de H. Plaatsen, minder bekomen dan de schismatieken, zoodat de bevriende mogendheid minder begunstigd is geworden dan de vijandelijke. Er blijft dus niet veel te hopen van de lt;■ goede gesteltenis » van Turkije, wanneer het zich in de meest geschikte oogenblikken, zoo weinig regtvaardig toont.
— 107 —
Om het Kathoiicismus in Palestina le doen zegevieren ■/.a\ men buitengewone middelen moeten bezigen. Het Kathoiicismus toch, de zuivere bron van alle denkbeelden, noodig tot oprigting en instandhouding van een rijk, de oorsprong van al het goed hetgeen de wereld genieten kan, het Kathoiicismus, zeg ik, kan omtrent den staat van het H. Land, niet onverschillig blijven. Door alles wat zich in dit land bevindt wordt ons het Kathoiicismus voorgesteld: de gedenkstukken die men daar ziet, zijn als een goddelijk boek, hetgeen den oorsprong van het Kathoiicismus getuigt, deszelfs bestaan verzekert en hetzelve voor de toekomst waarborgt. Uit die H. Plaatsen zal zich steeds eene booge slem verheffen, die het hart van den Katholiek doel (rillen, en ondanks de pogingen der dwaling, om ons voor dat land onverschillig te maken, zal de naluuriijke kracht der waarheid in ons het verlangen brandend houden, om daar de voetslappen onzes Zaligmakers te kunnen vereeren: die kracht zal ons steeds doen hopen en ook eenmaal de grondbeginselen, door deze II. Plaatsen vertegenwoordigd, doen zegepralen. Ja, de zege zal zonder twijfel behaald worden, doch slechts aan den eindpaal van een lang nog tedoorloopen renperk, omdat de menschheid eenen zieke gelijkt, die zich met waggelenden tred voortsleept, maar hel Kathoiicismus is eene waarheid, die steeds vooruit stapt en eindelijk tot in dc Ooslersche landen zal doordringen.
In afwachting van het gezegend tijdstip, waarop deze groote gebeurtenis zal plaats bebben, is er geene noodzakelijkheid meer dringend, dan de Religieusen van den II. Franciscus niet te vergeten: zij trouwens zijn de vertegenwoordigers van de ware godsdienst op die heilige Plaatsen.