' N I E ü W E
UITVINDINGEN, ONTDEKKINGEN E N
|
||||||||||||||
V
|
* ----- — .----------------- —--------------— — • ~~ —— - ,- 7
BETREKKELIJK TOt VER S Cjrf^SS^v^
KON STEN EN WELTENSC EP$Vt>ÏË%. " W X
jËOy la V\
|
|||||||||||||
I.
|
||||||||||||||
AANMERKINGEN OVER DE
DEN EIGENLIJKEN EN K DER PAARDEN, EN BE LAATSTE NIET ONGKN door den Heer
|
||||||||||||||
JAN RUTH van ANDRIN^GA,
Stalmeejler te Leyden Qa~).
|
||||||||||||||
Let belang dat veele menfchen in de Paarden heb-
ben, het nut waartoe dezelve ons verftrekken , en de roem welke onze Provintien de geheele wereld doof hebben van fclioone paarden Voorttebrengen, zo wel als dealgemeene Liefhebberij welke wij uit een aange- gebooreri aart Voor deze voortreffelijke Dieren be- zitten , alle deze redenen hebben mij dikwijls verwon- derd doen ftaan dat men de grondige kennis van der- ze lver natuurlijke gefteldheid en gebreken van zo wei- nig belang rekent, dat men zig hier te Lande niet zo wel als in andere toelegt om deze weetenfchap gere- geld te beoeffenen (è), Om ware het mogelijk dea een
(a) Deze is dezelfde Heerandr inga waaraan de Heet
j. lé frakcq vanbérkhet in zijne befcbrijving def Faarden ( Natuurlijke Hijlorie van Holland, Deel. IV. St. I.) zo veele verpligtingen voor medegedeelde berigten betuigt te hebben (b) In Frankrijk Engeland en Duitschland zijn Akademien
over de Vee-ziekten en voornamelijk over de Paarden, Uitvindingeti. I
|
||||||||||||||
118 Aanmerk, over de Oofzpaken vm den eigenlijken
een en ander hier toe aan te moedigen, en dus vtn
tijd tot tijd vorderingen in deze kennis te maaken , heb ik beflooten deze aanmerkingen ter neder te (lel- len en UE. mede te deelem Van alle de ziekten waaraan de Paarden onderhee-
vig zijn, is mij de Droes als eene van de opmerkings- waardigflen voorgekoomen. Deszelfs aart, oorzaaken, beflaan en voortgang hebben menigmaalen mijnen aan- dacht bezig gehouden, en bij deszelfs navorfching is mij gebleeken hoe ongegrond en verkeerd men dikwijls de oorzaak en benaaming van denzelven fielt ; want gemeenlijk noemt men alle paarden droezig die loo- pende neusgaten of kliergezwellen onder de kaaken hebben, zonder verfchil te maaken welke eene foort van droes het zij, en van wat oorzaak dezelve voort- koome. ja dikwijls is het eene ziekte van een geheel anderen aart. Aangaande de benaaming moet ik zeggen dat ik
Droes noem die ziekte, welke de jonge Paarden gemeen- lijk krijgen; deze is bij mij de eenige waare Droes; als zij dezen eens gehad hebben, krijgen zij hem nooit We- derom , en wat zij naderhand van dien aart krijgen is of de valfche Droes of de hvaade Droes, Van deze drie foorten zal ik één voor één fpreeken. ■ - ■
I. Over den eigenlijken of Waaren Droes.
Aangaande den aart nu van den waaren Droes: Vee Ie
ondervindingen en proeven hebben mij doen ftelicn dat deze ziekte van een anderen aart is dan men ons tot hu toe heeft doen gelooven, en dat de Paarden deze ziekte niet noodzaakelijk, onderhevig zijn, gelijk de Kinderen het krijgen vari Pokjes of Mazelen (a), , . ., maar
(«) Dit is het denkbeeld dat van verfcheiden fchrijveren,
die over de Paarden handelen, omhelsd wordt: oebsc hei.- witz ,. Nedtrlandfche, Stalmeefter enz. zegt onder andereu bladz. 218. „ Dit is eene ziekte aan welke de Paarden on» „ derworpen zijn, gelijk de Kinderen ea ook voiwasicheu ,, menfehen aan de Pokken en Mazelen. |
||||
en kwaadêii Droes dit Paartien ênz'. 11$
maar dat éen verkeerd begrip wegens derzelver opvoe-
ding dezelve meestentijds voortbrengt. Zommigen, die deze nöodzaakelijkheid van den Droes in de jonge Paarden niet gefield hebben, ftellen dat dezelve varl eenè te geile weide,te nat grasiof andere vogtigheid, voortkoomt (a), en zij gronden zig op een bij hen aangenoomen ftehegel dat deze ziekte iri warmer Zui- delijker landen niet zo genteen is. Doch indien dit waar1 was dan zouden de denkbeelden welke men algemeen en met regt wegens de nuttigheid van het gras in dié ziekte heeft, ongegrond zijn, en wel verre van de Paar- den tot een hulpmiddel te verftrekken, zoude het hun tot een vergift zijn. Öndertusfchen fpreekt de dagelijkfches ondervinding zulks tegen * en de geheele Provintie van Groningen en Friesland door is men met een goe- den uitflag gewoon de droezige Paarden in het land te jaagen. Zie hier nu naar mijne gedagten eene natuurlij- ke oorzaak , ten minden voor ons Land. Een jong paard heeft de eigénfchap van zeer naauw-
keurig opgepast te moeten worden, en de minste on- oplettendheid veroorzaakt dikwijls groote nadeelige gevolgen ; deze onoplettendheid nu , of liever die kwaade beftier, heeft al veel plaats bij het opvoeden der? jonge paarden. Dezelve weerden veel te vroeg en te on- maatig gebruikt, en veel te fterk gevoerd. In alle Pro- vint'ien worden ook.bij de Landbouwers, die Veulens aan* fokken, of twee en drie jaarige Paarden koopen, de jon- ge Paarden te vroeg en te vdel naast en bij de oude Paar- den aangefpannen. De ongelijkheid nu van dit werk vooir. hunne kragtert niet alleen, maar ook het plaatfen der jonge Paarden bij oude die zomtijds gebreken heb- ben , en het voeren in een gelijken graad met deze ouden>
(a) 2ied«n aangehaaHen OKBscHEtWiïz, tladi.219.
sela GUE&iNiERE, Ecole ie Cavalerie £?c. Tom. 1 ï. pag. 55. de oarsault, Nouveau Parfait Marechal, pag. 431. De fchrijyer van de Confaiffdnce parfaite der Chtvaut pag. 251. zegt dat de oorzaak dezer ziekte niet bekend is, en sAunier zegt daar geen woord van in 2ijne Parfait» Connoijjance iesChevaux, pogv 15, noch ook r. rowTEiit in xijne Geneeswijze vèfi ds ziekten tü kwaaien der Paarden, Madï. 66. en velg. I*
|
||||
12ö Aanmerk, over de Oórzaahn van den eigenlijken
ouden , zijn natuurlijke oorzaaken van ongemak voor-
de Paaiden. Dit fchielijk en fterk aanvoeren heeft inzonderheid in de Provintie van Friesland te veel plaats omtrent de jonge Paarden die aldaar ter verhan- deling worden opgevoed; Deze koomen in den laaten Herfst, en wel, zo het Saizoen zulks eenigzins toe- laat , eerst in het laatst van November op de (tallen , worden daar, genoegzaam zonder daar af te koomen, tot aan de maand van Maart opgehouden, en aan veelen wordt een looper Haver van tagtig ponden 's weeks, vervoerd, en ik (tel dat een paard aan veertig ponden 's weeks genoeg heeft. .Men moest ook deze. aanvoe- ring van het eerst van Oótober af beginnen en tot aan de maand Maij onder eene behoorlijke beweeging aan- houden. Ik geloof dat zo men deze manier in acht nain, dat men in het algemeen de goede uitwerking daar van zoude ondervinden. — Alle deze onmaatig- heden nu moeten ongemakken - voortbrengen, zetten het bloed te veel aan, doen het gisten, en veroorzaa- ken dus deze kwaal. Konde men deze manier van denken bij het aan-err
óp-voeden der jonge Paarden een weinig veranderen, fnet de opvoeding wat langer aanhouden, en het ge- bruik van dezelven wat uitftellen , ik (tel voorzeeker dat dit ons niet alleen fchooner, maar ook gezonder en ftërker, paarden zoude doen verkrijgen. r • II. Over den Valfchen Droes.
' Als het Paard nu dezen eigenlijken of waaren Droes
niet volmaakt koomt uittewerpen, zo veroorzaakt dit. dat deze iögebleeven. (lef fcherper wordt in het lig- Jiaam, en, "met den tijd ontfteskende, den valfchen Droes aanbrengt j welke nogmaals door dèszelfs' he- vigheid, of door onoplettendheid, niet fchoon ge-r noeg uitgewerkt hebbende, deze ftoffen door den tijd föt een fcherper maar ook taaier en flijmagtigér vogt maakt, en alzo den kwaaien Droes uitwerkt. * Dèn valfchen Droes nu betreffende, (tel ik dat daarin
«eer graaden- of foörten aangemerkt en onderfebej. ' den
|
||||
'enkwaaden Droes der Paarden enz. 121
rfén moeten worden dan zulks'gemeenlijkgefchiedt;enik
meen gegronde redenen te hebben om den uitwendigen ,Wurm, gelijk ook de Vaarent en eene foort van Leggers 'of Zwammen, onder den valfchen Droes te moogen plaat* f en; want als men in overweeging neemt dat de Wurm zig veeltijds met den Droes vereenigt, als men het vogt dat uit de Wurm voort vloeit, vergelijkt met den fnot of droes die bij het verergeren dezer ziekte zij- nen loop na den neus neemt, zal de overcenkomse tusfehen dit alles deze ftelling moeten bevestigen. De Vaarent, die op meer plaatfen dan alleen agter bet oor voortkoomt, en welke ik verfcheiden maaien aan den Maan-ftreng , de Lendenen den Staart - ftreng hebv. gevonden, bewijst dit insgelijks, en de Zwammen nff Leggers,'die veel van een Spongieus gezwel ver- fchillen, laaten mij hier omtrent geen twijfel raeerj want ik heb van dezelve eene ontfteeking niet alleen op de punt van den elleboog maar ook door den ge« heelen voorbaut, en eene opzwelling van den fchou- der en van de borst - fpieren , gezien, en eene ongelooflijke ontlasting van vogtftoffen uit dezelven, waarom men alle zulke foorten van Vaarent en, Zwam- men van accidenteele ongemakken moet onderfcheiden , die door drukken, ftooten, rukken of knellingen mee het hoefijzer veroorzaakt worden. Indien nu een paard van deze Valfchen -.Droes ftof-.
fen niet volmaakt gezuiverd wordt, en die kwaadaar- tige ingebleeven ftoffen zig nu bepaalen om zonder uitbarstingen hunnen loop naar binnen te neemen, en de edele deelen aantedoen, zonder dat 'er eene af- fcheiding naar buiten gemaakt wordt, zo. verwekt zulks eene,zo fpoedige ontfteeking dat het Paard daai? in het kort van fterft, > 3 . ■ :'. ... .1
III, Ovsr den Kwaaden Droes.
r :" ■' ' ftfl ":■ ' .....b t&m ' ■ sfl
Maar zo deze ftoffen zig bepaaten om door de long-
buizen naar den neus afgeleid te worden , dan verkiesc die loop altijd eene zjjde, en het Paard heeft deii kwaaden droes». • •, . .vv *:...• s...'.- I 3 Alle
|
|||
128 Janmerk. 'over 'ie Oorzaaten van den eigenlijken
Alle Paarden met één loopend neusgat en gezwollen
kaakklier aan de eene zijde, zijn bij mij kwaad - droe- zig , in hoeveele foorten men deze ziekte ook moog onderfcheiden, als in Maandroes, Steendroes, enz. Het onderfcheid van het uitloopend vogt dat in deze zogenaamde verfchillende foorten plaats heeft, beftaat alleenlijk in derzeïver meerdere of mindere kwaadaar- tigheid, of van de gefteldheid van het Paard, of van het Saizoen; en de Franfche benaaming van Morve, Saptterigheid , is mijns bedunkens met den eigenlij- ken aart dezer ziekte overeenkomstig en is daar met regt aangegeeven, om dezelve Van den waaren en val* fchen Drws te onderfcheiden. Met de allernaauwkeurigfte opmerking heb ik in het
?ankoomen van den kwaaden droes, ( behalven van dien welke zig aanftonds met eenige doodelijke tekenen ge=- paard vondt), eenige paarden gezien welken dezelve met weinig koorts aankwam, doch dat de ziekte zig in een dag twee of drie bepaalde, en de kaakklier hard en het neusgat loopend wierdt.' Ik heb in zommige Paarden dezelfde looping en hardigheid ook ontdekt zonder de minste voortekenen. Dit is de reden waarom ik zee» kerftel dat deze ziekte door eene affijpeling van den omloop van het bloed ontftaat, die deze ftoffen van lietzelve fcheidende, hunnen loop ter ontlasting van de longbuizen langs eene' zijde uit de holligheid van den neus neemt, en de eene zijde van den kaakklier aandoet; want ware het dat die ftof haaren uitloop regelmaatig uit beide de zijden van het hoofd nam, zoude ik zeeker' ïlellen dat die het geheele lighaam als 3n den waaren droes meerder zoude aandoen, maar men ziet bij den kwaaden droes dat een paard aan de eene zijde van den kop wordt aangedaan, terwijl de andere pubefchaadigd blijft. Dat men bij het openen der paarden het flijmvlies
bedorven heeft gevonden, én daar uit veronderfleld dat de kwaade droes aldaar zijn zetel heeft, koomt pij met de rede meer overeenkomstig voor te moeten' geiooven, dan dat dit door het afüjpelenvanden fnot in |
||||
en kwaaden Broes der Paarden enz. i?3
hfy flijmvlies is veroorzaakt,'want als men begrijpt
dat die vogten door den omloop van het bloed in het wederkeereh dien taaien (lijm laacen blijven hangen, welke van een bijtenden aart is, is het wel te begrij- pen dat zulks aldaar een bederf moet maaken, maar niet dat zulks juist door oene aanfteéking van het fnot-> vlies is veroorzaakt. Uit dit alles moet men dan zee- ker (lellen dat de kwaade droes uit het bloed ont- ftaat, en uit de bedorven droesrtoffen, die in het lig- haam gebleeven zijn, gebooren wordt, Ik heb bij alle- onderzoek en' ondervinding met een
ijder moeten befluiten dat de kwaade droes - ziekte, on- der wac henaaming en in welken graad die ook beftaan mag, van een belmettenden airt zij; en als men do besmettelijkheid van deze ziekte met de meeste Schrij- vers zo flerk moet (lellen, dat een Dek, Toom, Zadel, of Tuig, de 'Stallen, zelfs jaaren daarna, zoude kunnen aanfteeken J"ja4at een Mènsch, een Hond, of iets dat in, een'befmetten (lal gebruikt is , ja de lugt zelfs van een'voorbijrijdend paard, de befmetting kan aanbrengen, zo .zal men mijn gevoelen nog meer bil- lijken, dat deze kwaal voortkoomt uit eene inwendige jtwaade gefteldheid van het paard, welks, aantrekkende kragt gevoegd bij de van buiten aankoomende befm^p- tmg den kwaaden droes voortbrengt (a). Indien dan eeo paard zulk eene aantrekkelijke ei-
genfchap voor den Droes bezit, en als men die, gelijk; zij het waarlijk is, moet (lellen voor eene. ziekte van zo veel belang en gevolgen, hoe zeer. is roen dan ver*
( « ) Dit gevoelen van den Heer a n i>r i n g a is met de ge»
zonde Pathologie overeenkomftig. Ter voortbrenging van al-, Ie ziektens wordt eene voorbereidende en eene opwekkende oor- zaak vereischt. De voorbereidende oorzaak is hier de inner- lijke kwaade gefteldheid waardoor het paard gefchikt wordt om den Droes te krijgen, zo wanneer 'er eene opwekkei-.de oorzaak bijkoomt, en deze is hier de befmetting door eea Dek, Zadel, enz. voortgebragt; zonder eene voorbereiden ■. de oorzaak nu kan eene opwekkende oorzaak gjjen&ziekie ' voortbrengen, |
|||||
s
|
|||||
j24 Aanmerk over deOorzaakenvanden eigenlijken
verpligt om niet alleen de uiterite oplettendheid bij
dezelve te gebruiken, maar ook alles bij de hand'*te neemen om dezelve te verhoeden. Deze ziekte is in het algemeen voor onherftelbaar
.gehouden , maar ik geloof in waarheid dat dit meer een aangenoomen vooroordeel van lange overleveringen is (a) dan wel op de ilrikte waarheid gegrond, mits dat
(<0 Dusftelt garsault in zijn bovenaangehaalde werk,
•als hij, van den kwaaden Droes fpreekende, zegt: „ Ik begin „ met te verzeeketen dat deze ziekte ongeneeslijk is, wan- „, neer zij zig duidelijk en zeeker verklaard heeft, en dat „men ze even weinig kan geneezen als men een fteek door „ het hart kan geneezen" (pag. 235). En op eene andere "plaats in hetzelfde Hoofdftuk: „ Men moet niet in beraad „ (laan om het droezige paard, zodra deze ziekte openbaar „ is, dood te flaan" Xpag. 237). la gueriniere prijst eenige middelen tegen deze ziekte aan, en zegt evenwel: „ In weerwil van alle deze middelen zo moet men deze kwaal .,, voor ongeneeslijk houden, hoe weinig verouderd dezelve 5, ook zij, en zelfs moet men deze middelen niet beproeven „dan in de onzeekerheid waarin men mogt wezen of het „ deze ziekte wel zij, want zodra men daar verzeekerd van is, ,* mag men deze onkosten wel voor verlooren aanzien, dewijl „ deze ziekte door alle lieden van ondervinding voor onge- „ neeslijk erkend wordt" pag. 54). sauNier onderfcheidt v .Zelfs dr'e foorten van kwaaden Droes, welke hij voor onge- aieeslijk verklaart, met deze bijvoeging. „ Het kortfte is om. *?, zodanige Paarden aanftonds dood te flaan , opdat zij geene ,, andere aanfteeken die hen naderen", (pag* 21J.------Het
Vortst is het zeekerlijk, maar is het wel fiöódzaakeliik?
Anders is dit geneesmiddel wat itetk. ------ De Schrijver
van d? Connaisfence parfaite des Chevaux ftelt evenwel deze
'ziekte niet voIJtrekt ongeneeslijk mits men 'er vroeg bij zij, <n zegt alleenlijk," dat de kwaade Droes waar in de frrot „ wit ziet en zo dufs als water, is dooctelijk zij'' {pag. 235). ». fontein gaat nog veel vesder, en zegt duidelijk; ,, Als ik alles wel overweeg dunkt mij wa.ir het noodzaake- „ lijk dat alle Natiën onderling overeenkwamen om op een „ en denzelfden tijd alle kwaadrfröezige paarden, of die „ men vermoedt zo te wezen, te dodden,* 't was genoeg ,, al? ze inaar aangeftooicen kliaren hadden, en de uitloo- •■ - 'ping
|
|||||
r
|
|||||
en kwaaien Droes der Paarden enz. 125
|
|||||
dat men dezelve in haare aankomst ontdekt en tegen-
gaat , en niet onherftelba'ar laat worden, want anders kunnen zelfs de geringde gebreken onherftelbaare kwaa- ien worden *, ook moet men in dezen wel degelijk de herftelbaare van de ongeneeslijke onderfcheiden, ge- lijk bij voorbeeld als in een Paard de.Wurm zig te gelijk met den kwaaden Droes paart. Hoe kwaadaartig dan de kwaade Droes over het al-
gemeen zij, en hoe erg dezelve in een Paard mooge koomen , zo moeten daar zulke middelen aan toegebragc worden, die ter ontbinding van deze ftoffen van het bloed, en ter ontlasting van dezelve uit het lighaam„ kunnen dienen. Op dezen grond oordeel ik ook dat. deze ziekte van zodanig een aart is dat zij niet ongeneeslijk is-, en ik heb reeds met verfcheiden middelen proeven genoomen waarvan ik tot heden het genoegen heb van vrij wel in mijne verwagting beant: woord te worden. De tijd en een nog grooter ge- tal van Paarden,, van deze ziekte aangetast en duor mijne behandeling geneezen, zullen tot een zeeker be- wijs verftrekken van derzelver deugdzaamheid, welke ik na veele herhaalde proeven niet zal nalaaten aau tJE. mede te deelen, - - II,
■ '■•'. ' -}/ ,, piilg van den neus weinig en flijmagtig was om ze dood
„ te liaan, en niet toe te laaten dat ze gevild of geopend „ wierden, maar ze aanftonds te begraaven". (bladz. 37.), [Zö ik evenwel eenig denkbeeld van eene befmettelijkc;
Ziekte heb, zoude dit middel, da.t niet alleenlijk hard tijaait ook onuitvoerelijk is, nog niec genoegzaam zijn om deze ziekte ujtteblusfchen en'voor de volgende geflagten van paardea voortekoomen. Uit alle <ïe bijgebragte redeneeringen van den Heer ix.
dring a fchijnt te blijken dat het gevoelen van den Heer de la fosse, als Hellende de oorzaak zo wel als de zit-' plaats van deze kwaal in het Snotvlies, niet gegrond is, en; dat zijne behandeling, beitaande in bet bezigen van trepaa- nen, niet voldoende kan zijn ter geneezing van deze ziekte, gelijk de ondervinding pok dikwijls getoond heeft dat zij njet is ----- Ook is 'er, dunkt mij', buiten bet trepaneeren wel
middel om bij de voorhoofds-en kaak-hollen te koomen. 1
ij
|
|||||