-ocr page 1-

ROMAN VAN CASSAM.US.

-ocr page 2-

BIBLIOTHEEK

VAN

Middelnederlandsche Letterkunde

ONDER HEDACTJE VAN

Prof. Dr. J. VERDAM,

Hoogleornar te Lolden,

MET MEDEWEHKING VAN

Prof. Dr. J. TE WINKEL, ^ Prof. Dr. J. FRANCE,

Hoogleeraar te Amsterdam. Hoogleeraar te Bonn.

LEIDEN,

— A. W. SIJTHOFF.

-ocr page 3-

ROMAN VAN CASSAMUS

(FRAGMENT)

DOOR

Dr. EELCO VERWIJS,

Redacteur van het Nederlandsch Woordenboek.

I Hihlj ofli^rn LEIDENquot; — A. W. SÏJTHOFF,

-ocr page 4-

JJNE yLAAyVlSCHE y RIENDEN

1)'. ,T. F. J. HE11EMANS,

IJ'. F. A. SNELLAE11T

en

])'. ALl'H. WILLEMS

nis rntr Ijrriiiiirring

aangeboden.

-ocr page 5-
-ocr page 6-

1 JST Ij E I I JST Gr.

1 ---

„Die Sage von Alexander dein Grossen hat durch liingcr als andert-halb Jahrtausendo auf Heiden, .Tilden, Christen nnd Mohammedaner in Afrika, Asieu und Europa einen zauherhaften 1'riz geiibt. Wie Alexander selbst die Schranken zwischen Hellenen und Barbaren praktisch durchbracli, welche soin grosser Lehrer Aristoteles trotz seinem universellen Gciste noch nicht hatte theoretisch überwinden können, wie er dadureh der griechischen Cultur und Literatur die Möglichkeit schuf, sich nac.h allen Sciten bin ungehemt zu ergiessun, und für alle Zukuni't eine welthistorische befruchtende Wirkung zn üben, so ver-breitete sicli anch die Sage von seiner Person, seinen Thaten und seinen Schicksalen, iiber die Schranken der Nationalitiit, Sprache und lleligion hinwegschreitend, nach allen Liindern in welche überhaupt ein Stnd des griechiseheu (ieistes gedrungen war Von Acgypten bis nach Island , von Persien bis nach Spanien nahmen alle Völker diese Sage auf, übertrugen sic in ibre Landesspraehen, bequemten sic ihrer Denkweise und ihren Meinungen an, hegten und pilegten sie durch Jahrbunderte, und wandelten sie, dem Wechsel des Zeitgeschmackes folgend , nach Inhalt und. Form immer und immer wider um, bis sie cndlich gegen Ablaut' des Mittelalters mit dem Wideraufleben der Wissenschaften allmiihlich erblich und vor der beglaubigten (jeschichto Alexanders in den Hiatcrgrund zurückwich.quot;

In deze korte en fünkc trekken schotst een der grondigste beoefenaars der Alexandersage, Julius Zacher, hare algemeene populariteit en verbreiding '). Niet minder dan de inheemsch Germaansche Karlemeino, niet minder dan de Keltische Arthur, was de Grieksche veroveraar de held in de zangen der dichters, en even als de weelderige phantaisie

') I'seudocallisthenen. Korschungcn zur Kritik und Geschichto der iiltesten Auf-zeichnung dor Alexandersage (18G7), 1.

-ocr page 7-

VIII

c geschiedenis dier heide middcloeuwsehe vorsten meer en meer door '' v.' ^ iquot;1 (^'c^1^er^j'ce arabesken nagenoeg onkenbaar gemaakt en op het ge lec dor fiago had gebracht, evenzoo en niet minder was dit het ge™ met den wonderheid dei' oudheid, wiens roemvolle daden reeds \ioeg waien opgesierd. De tocht naar het Indische fabelland, de wonderen vnn het Oosten ^ voor het eerst aan de zonen dor quot;Westerstranden geopcn)aaid, gaven ruim voedsel aan do dichterlijke verbeeldingskracht, en waarheid en verdichting smolten allengs ineen.

Hoewel hot buiten ons bestek ligt omtrent de Alexanderaage in na-

fue esc louwingen te treden, zal toch eene korte schets van haar

on s aan tn h,iie verbreiding in de middeleeuwen hier niet overbodig zijn').

De oudste opteekeuing der Alexandersage, die althans bekend is, is ( c -I)11C vSlt;^0 'lie gewoonlijk naar den gewaandon vervaardiger

He X soudo-Callisthenes wordt genoemd. Wat de fabelachtige Viia Caroli magni et Rolmidi, aan den Aartsbisschop Turpijn toegeschreven, voor do sage van Karei is geworden, was de Pseudo-Callisthenes voor dio via Alexander. Deze moederroman, om ze zoo eens te noemen, is stellig nergens anders vervaardigd als in Alexaudrie, daar de Egypti-

dooi zACi^- 'lCm 'n ouc'erwcl'P belang atclt verwijzen wij naar de volgende r•! i• , .R ! ^ a' ~ ' aauSc^aa^e bronnen, waarvan eenigen echter van louter Dioliographischen aard zijn:

III AlibICm' BJUi0thcm Graeca ed' Earless. Hamburg, 1790. 1, lib. II, cap. 10;

i Eoeherches sur les histoirea fabuleusos d'Alexandre Ie («rand, in zijno MHangea d Ihmire literaire. Genèvo 185« , II , 1-184.

f.„,ER.0Equot; I)E XIVquot;EYgt; Notice de la plupart des manusoiits grecs, latins et en vieux fl» Pa'3 ',i ' liiatoiro fabuleuso d'Aloxandre lo Grand connuo sous lo nom

et 7?v/0U-/0 f 'i/ 0,16 ®u'v'e plusieurs extruits de ces manuscrits. In; Koticcs Extraits des ManuscriU. Paris 1838 , 4«. Tom. XIII, 2'partio, 162-306.

R ' 'i,ra'litio'i3 tératologiques ou récits do l'antiquité et du moyen

X,en ™.Ude^ 8uf points de la fable du merveilleux et do l'histoire natu-

1'aris pl'^'ours manuserits inédits grecs latins et en vieux francais.

OnassE , lehrhuh einer allgemeimn Literurgeschichlc, lier Band 3o Abth. 435—456. soudo-0 a Ui s th enes. Primum edidit cakolck müixeu. Accedit Itinerarium V-Xxxil AIquot;, ed- rw. 1846, Praefatio et Introduotio

Puoobbub, Ilistoire romanesque d'AIexandro-Ie-f/rand, ou Recherches sur les aiftorentes versions du Pseudo-Callisthène, ü propos d'un manuacrit de la bibl. roy.

e Bolgique. In den Messager des Sciences historiques ct Archives des nr'.s en Bclqinuc. Annoo 1847 , 393—430.

Weismann , Alexander, Gedicht des zuilften Jahrlmndcrh, toot Pfaffen Lamprecht. Urtext und Uebersetzung, nebat goschichtllehen und sprachliehen Erlün-terungen , ao wie der vollstiindigon Ueberactzung dea Paeudo-Kalliathenes und um-tassenden Auazugen aua den lateiniseheu, fianzöaiachen, englischon, persischen und turkischen Alexanderliedorn. 2 Bdo. Frankfurt a. M. 1850.

Het laatste werk is voor een goed overzicht dor geheele sage vooral aan te bevelen.

-ocr page 8-

sche overleveringen van Xcctanabus, Sarapis en andere, die Alexander stempulen tot eencn Egyptischen vorst cn geheel aangelegd zijn om den nationalcn trots der Egyptenaren te bevredigen '), er eene voorname plaats in beslaan , en met kennelijke voorliefde zijn behandeld.

Favorinus, een schrijver uit de eeuw van Trajanus en Hadrianus, zou de vervaardiger van dit f'abeluchtige leven zijn geweest. Van dit ■werk is eene Latijnsche vertaling , welke volgens do Handschriften door Julius Valerius vervaardigd zou zijn. Zaoher vermoedt dat deze vertaling omstreeks uit het begin der IV' eeuw dagteekent, daar zij reeds tussohen de jaren 340 en 345 nis bron heeft gediend voor hot Itinera-rium Alcxandri, een kort overzicht van Alexanders krijgstochten naar PerzieBehalve de Latijnsche bestaat ook eene Armenische vertaling , welke waarschijnlijk in do V' of' VI1' eeuw is ontstaan2).

De roman van den Pseudo-Callisthcnes') word de hoofdbron der middeleouwsche dichters, toen naast de daden van Karlemeine en zijne Genooten , die van Arthur en zijne Tafelronde, ook de roemrijke geesten van Alexander en zijne Pairs in nieuwen luister ontloken en schier in alle landen van Europa werden bezongen. Het was echter niet de reeds nagenoeg vergetene vertaling van Julius Valerius, maar eene geheel nieuwe bewerking van den Pseudo-Callisthenes, die de Aloxan-dersage over geheel westelijk Europa verbreidde, en wel de zoogenaamde Historia de prcliin van den Archipresbyter Leo.

.Deze Leo was door de Hertogen Johannes Marinus van Campanie (941—905) als gezant naar Constantinopel gezonden, waar toen de Keizers Constantinus en llomanus regeerden. Te Constantinopel zocht Leo naar boeken, en vond o. a. ook een exemplaar der Aloxandersage („historiam eontinentem certamina vel victorias regis Macedoniequot;), waarvan hij een afschrift nam, dat hij naar Napels medevoerde. De beide Hertogen en vooral Theodora, de voortreffelijke gemalin van Hertog Johannes, waren minnaars der wetenschappen, en na den dood van Theodora, die op 38jarigen leeftijd stierf, begon Hertog Johannes met ijver eene kostbare bibliotheek to verzamelen. Bij de hem door zijne gemalin nagelatene en reeds in eigen bezit zijnde werken zocht hij te verkrijgen wat hij maar machtig kon worden, en liet afschrijven zooveel hij kon. Na reeds veel verzameld te hebben, herinnerde hij

1

') Notices et Extraits des Mss. t, a. p 170; weismann, Alex. I, xxix vlgg.

2

5) ï. a. p. 103.

-ocr page 9-

X

zich ook ons handschrift, dat in hot bezit van den Archipresbyter was, en dc geschiedenis van Alexander bevatte; hij riep hem tot zich en droeg hem op van hot Grieksche werk eene Latijnsche vertaling te bezorgen, hetwelk geschiedde.

De Grieksche tekst nu, door Leo van Constantinopol medegebracht, behoorde nog wel tot de oudere Alexandrijnsche recensie van den r seudo-f allisthones, doch had in den loop der tijden door velerlei uitlatingen en veranderingen aan do eene zijde, en aan den andoren kant door toevoegsels van lateren tijd zijn oorspronkelijk karakter eenigemiate verloren. Van dezen tekst nu bezorgde Loo geono getrouwe vertaling, maar leverde oono zelfstandige vrije omwerking. Nu eens volgt hij zijn origineel op den voet, dan weer wijkt hij er van af; niet zelden verkort hij het aanmorkolijk en laat zelfs gohoelo stukkon weg. Zijn doel was blijkbaar om het Grioksoho work, dat onder geheel andere omstandigheden , in oen geheel andoren tijd was ontstaan , voor zijne landslieden on tijdgonooten naar dc toenmalige begrippen om te werken. „So hat er ein Werk geliefert,quot; vervolgt Zacher, dien wij bij dit korte overzicht gevolgd zijn1), „welches den abendliindisohon Geist des zohnten Jahrhunderts widerspiogelt, und mit so allgomeinom Jioif'alle aufgenommon wurde, dass os sich rasch über das ganze ubondliindische Europa verbreitoto. Dieso none froie Jioar-boitung dos Archipresbyter Leo, nicht aber jene alto, damals schon fast ganz verschollene und vergesseno Ueborsetzung des Julius Valerius, ist die Mutter der moisten abendliindischen Learboif ungon dor Alexan-dersago geworden, hat auch bei den Chroniston des Jlittolalters fleis-sigo Bonutzung gefundon, und ihren Einfluss ungoschwacht bis zum völligon Erlöschen dor Alexandersago behauptet.quot;

Uit doze bron putto do geloerde Vincontius en nam in zijn Speculum Ilifstorialn grootendeels eon Epitome van den Pseudo-Callisthenes op. Hem volgde Maerlant, do ingekankerde vijand van al wat naar de AValsche logendichtors riekte , in do heilige overtuiging dat het werk van den geleorden Predikheer aan oen minder troebele bron was ontleend dan zijn Alexander, het werk zijner jeugd, en eeno vertaling van de beroemde Alcxandrcis van Gauthier de Chastillon, die als een tegenwicht moest dienen tegen den geest en de richting dor in do volkstaal geschrevene en bij uitstek populaire gedichten dor Alexandersagoquot;-),

') ï. a. p. 108—109.

2) Paoi.in pauis , Les Manuscrits Francois, III, 92' »Lc poeme Intin ne fut rópandu dans los écoles que pour afifoiblir lo romon ct 1'autorité dos clianson.s de gestes débitcos sur le même sujet dans le monde. C'est ainsi qu'un contemporain et un admirateur do Gauthier de Cbastillon, Gilles de Corbeil, publioit une Caroléide non dans 1'intention bien suporflue de réveiller les souvenirs du noni do Charlemagne, mais afin de mottre uno barrière enlre ee prince et les légendes vulgaires qu'on no cessoit de débiter en tous lieuxquot;. Verg. Dr. jonck.iii.oet , Gesch. der Mnl. Dichtlc,, II, 393 vlgg.; de lui. op maehlant's Spicy hel, lvii vlg ; Mr. h. e. moltzeu , Bijdrage lot de Geschiedenis der Alexandersaye, in de Dietscho Warande, VIII, 4Gi vlgg.

-ocr page 10-

welke, waar zij niet aan de dichterlijke phantaisio den vrijen teugel vierden, voornamelijk het voetspoor van den l'seudo-Callisthenes en de latere omwerkingen er van hadden gevolgd.

Verschillende dichters hielden zich met de bewerking van de Alexan-dersage op. Vooral de Itomam d'Alixandre van Lambert li Tors en Alexandre de. Eernay verdient hier vermeld te; worden1), een werk waarin deels de Pseudo-Callisthenes is gevolgd, deels een menigte wonderverhalen , hetzij uit de phanlaisie des dichters of uit andere, waarschijnlijk Oostcrschc bronnen geput, zijn ingelascht •). Aan dit hoold-werk sloten zich andere vertakkingen der sage aan, als de Vengeance d'Alexandre, de Signification de la Mort d1 AlexanÜA'e, le Testament d) Alexandre en Les Voeux du Paan ou le Roman de Cassamus, waarmede weder Le Parfait du Paon et Le Hestor du 1'aon samenhangen. Als dichters dier verschillende branches worden Jehan le Nivelois en Guy de Cambray, Pierre de Saint-Cloud , Hugues do Ville-Neuve, en van de Voeux en de vervolgen Jacques de Longnyon, Jean de Motelec en Jean lirisebarre genoemd:'). Het laatstgenoemde gedicht, dat in de XIll2' eeuw werd vervaardigd'), is een der merkwaardigste branches der Alexandersago vooral voor de kennis dor middeleeuwsehe courtoisie en der hoofsche zeden3). Het gevoel van overdreven riddereer gaat er in gepaard met ecu aan vermetelheid grenzenden heldenmoed. Met den brandenden dorst naar schitterende wapenfeiten is vereenigd een hooi-sehe vrouwendienst, die zich vermeldt in het bespiegelen van spitsvondige vraagstukken der min. Om den strijdlustigen zin, die een fiere ridderschap streelde en kon aanvuren tot stoute ondernemingen, als ook om de hoofsche vrouwenvereering, welke dit gedicht ademde, behoorde deze branche voorzeker tot eene der meest gezochte der Alexan-dersage. Dit bewijst hot groot aantal Handschriften, die zoowel in Frankrijk en België als in Duitschland en Engeland te vinden zijn6).

1

') Uitgegeven door michelant in de werken des Utaarischen Vereins in Stutl-ffnrt, XIII Th.

2

) De analyse van dit werk vindt men in do Ltgcnde d'Atcxaneire le-Grand au XIIc siècle par le Comte i)b villeiikuii. (l'aris 1853) , en in wi.ismann's Alexander, II , 291—3C0,

3

) Paulin i'Auis, Les Manuserits Francois, III , lofi; nies Voeux du Taon et le mariage dos Puccllcs, commcn';ant:

Après co qu' Alixandres ot dc dessus (1. Dedefur) conquis Et a force d' espéo ocis lo duo Melchis ....

Ces voeux sont eux-mêmes divisés en deux parties: la première s'arrête a la cap-tivité de Porus, ot contient environ 3700 vers; la soconde qui commence au fquot; 1Ü1 vquot;, avec les vers:

-ocr page 11-

Volgens de rnededeeling van I)r. Ernst Martin, Hoogleoraar te Freiburg, die mij gedurende zijn verblijf to Parijs met de meeste welwillendheid lieei't bijgestaan door eenige duistere plaatsen der vertaling met het oorspronkelijke to vergelijken , bevindt zich het beste Handschrift in de liibliothèque Impériale do Paris, Pram;. 1554, vroeger Suppl. Pranc;. 7596. Het is op pergament in 4quot;, bevat 160 bladen, met 30 verzen op elke zijde, en is van de XIV'' eeuw. Het geheele gedicht, met inbegrip van het vervolg — van fol. 13D vquot;. — le Hestor du Paon getiteld, telt omstreeks 9600 verzen.

Op blad 2 bevindt zich het opschrift in roode letters:

„Ci commencent los veus dou paon et les aconplissemens et le mariago des pucelles et le restor du paon.quot;

Daarop volgt:

Aprcs co qu'Alixanilres ot Dedefur conquis Et a force d'espée occis le due Mclchis ....

He met het slot van ons gedicht overeenkomende verzen staan op fol. 50 rquot;. en vquot;., eu luiden uldus:

Quant Casseimis 1'entent, tout lo cuer li csjoie;

Son orillier a pris dessus quoy il s'apoie,

A l'eschaquicr le jeto et leur jeu depeyoie,

Puis lour dist en riant que pas ne lour anoie:

»Vous estes andeus mat, et rouneur en est moie.quot;

Lors escrie le vin et vuet quo ehascuns boie.

VIII damoisel l'aportent pares de dras de soie ....

Ook op do Koninklijke Boekerij te Brussel bevindt zich een Handschrift , waarvan Procheur melding maakt '):

„Ces Voeux sont divisés eu deux branches principales. La première qui comprend 3845 vers (1. 3906), s'arrêto a la captivitó de Porus, et commence ainsi:

Après ce qu'Alixandre ot 1 )edephur conquis Et a force d'espée ochis le due Mclchis.

Nous avons découvert cette branche épique, incomplete toutofois, dans le manuscrit nquot;. 11,191 do la liibliothèque royale de Bruxelles, ou elle est précédée du roman des Sept sages de Home; 1'écriture

Co fu el moia de Mai qu'ivers va ü doclin Que oil oiaelon gay chantcnt en leur latin^

Comprend lea voeux formes sur un paon par Porus et les fameux guerriors au milieu desquels il étoit eaptif. Elle fonno environ 4400 vers et s'arrête au fquot; 116 r0.

Comme je 1' ai déju dit, il est aasez rare que lea / ocitx du l'uon soient réunis aux autrea parties do la chanson d'Alexandre.quot;

Verg. de boaehrijving van twee andere Ilaa. in de Recherches sur Zouis de Bruges, seigneur de la Gruthuyse (Paris, 1831), 156, van j. ue i-uaet.

') Messager des Sciences historiques, t. a. p. 412.

-ocr page 12-

XIII

accuse lo XIVC sièclc. Quant a la seconde partie (les Voeux da Paon, quelquelbis intitulóe: Parfait du Paon, nous prósumons qu'elle fut rédigée par un certain Joan do Motelec, Elle debute par ces deux vers:

A Tcntreo dc mai qu'ivcr va a déolin,

Quo ces oiscillons gaii4 chantent en lor latin.

Kilo contient 4420 vers.quot;

Door tussclienlcomst van 7,. Excellentie deu Minister van Jiuiten-landselie Zaken werd ik in staat gesteld dit Jls. ten gebruike te ontvangen en den geheelen nml. tekst niet het ooi'spnmkelijkd te vergelijken ').

Het lis. bevat 165 bladen in klein fol. met 25 verzen op iedere zijde. Het eerste gedeelte loopt tot fol. 7!) rquot;., terwijl de met het slot van ons gedicht overeenkomende verzen op fol. CO rquot;. voorkomen en aldus luiden :

Quant les ot Cassamus tout sou coer s'cn esjoie,

Son orillier a pris dessus quoi il s'apoie,

Sour 1'eschequier le i'ue et le jeu lour (depclt;;oie),

Puis lor dist en riant quo point ne lor anoie:

»Vous estes tous II mas, li honncur en est moie.quot;

Dont escrie le vin, car bien voelt que on loie (1. boie). XX vallet l'aportèrent pares d'or et de soie En rices vaissiaus d'or ou li esmaus verdoie.

Hoewel mij slechts op enkele plaatsen eene vergelijking mogelijk was tusschen do beide teksten , is mij toch genoegzaam gebleken dat het Brusselsche Hs, een zeer goeden tekst heeft, die op verschillende plaatsen niet voor dien van het Parijsche Hs. behoeft onder te doen.

Van de middelnederlandscho bewerking van den Roman van Cassamus is tot nog toe slechts één Handschrift bekend, dat een groot fragment behelst van eene zeer verkorte bewerking, daar do 1890 verzen van onzen tekst in het oorspronkelijke niet minder dan 2051 verzen beslaan. In het Amsterdamsche handschrift van Hein van Aken's lloamp;o volgt onmiddelijk op dit gedicht het hier uitgegeven fragment, hetwelk daar van fol. 08 vquot;.« tot fol. 77 vquot;.« loopt. Alleen een wat meer versierde kapitale letter, overigens van gelijke grootte als die welke telkens in den tekst der Hese voorkomen , duidt het begin van een nieuw stuk aan2).

Op een enkele bijzonderheid in do schrijfwijze van het Hs., dat anders nauwkeurig is afgedrukt, behoudens enkele veranderingen aan den voet dor bladzijden aangegeven, dient de aandacht nog gevestigd

') Eerlang hoop ik deze Branche der Aloxaudersago, wanneer ik in de gelegenheid zal zijn geweest den Brusselsehen tekst met den Parijsehen te vergelijken, door den druk bekend te maken. Xoch in Frankrijk, noch in Duüsehland is er tot heden toe oene uitgave van bezorgd.

1!) Zie de beschrijving van het Hs. in mijne uitgave van Die Itose, xxvi.

-ocr page 13-

XIV

te worden. Do ie schijnt omstreeks dien tijd meer en meer hot karakter van tweeklank verloren te hebben, zooals blijkt uit do herhaalde verwarring tusschen i en ie. Zoo vindt men gewoonlijk nine voor niene, nio en, als in vs. 162, 242, 540, 020, 009, 910, 990, 1204; lt;//' voor die, vs. 1000; inn ire voor laniere, vs. 1044; tsine voor tsiene, te zien, vs. 1119; scire voor soicre, vs. 1179; en omgekeerd hie voor hi, vs. 304; wie voor loi, als in vs. 450, 532, 870, 878, 882, 955, 1139, 1140, 1239, 1331, 1458 en 1405; wiene voor wine, vs. 950 en 957 ; sic voor si in vs. 200 , 298 , 508, 715, 723, 808, 991 en 1855. Overal is deze schrijfwijze in do gewone veranderd om allo verwarring te voorkomen, en zonder dat daarvan telkens melding is gemaakt.

Behalve dit grooto stuk , dat op zich zelf jen wel afgerond geheel vormt, bestaan van den Roman van Cassamns twee kleinere fragmenten, waarvan liet ceno , helaas ! niet voor het licht is gekomen, ondanks alle daartoe gedane nasporingen. In het boven reeds aangehaalde artikel van Eroehcur over de Jlistoire romancuque (VAlexandrc-lc- Grand wordt bij de vermelding van hot fragment van do Voeux dn Paon, thans uitgegeven, nog hot volgende medegedeeld '):

„Parmi les manuscrits , en langue flamande, achotés rócemment pour la Bibliothèquo royale a Madame veuve Willems, a (iimd, il se trouvo un fragment du poome du Voeu da Paon, que feu son mari avait détachó de la couverture d'un oxomplaire de 1'ouvrage , intituló: Van de pro-prieteyten van dingen, etc.; Harlem, 1485, iu-folio. Al. Willems y a joint une note dans laquolle il consigne quelques détails sur cotto version: „Ces vers appartiennont, dit-il, ii la traduction flamande du roman franqais le Voeu du Paon, dont j'ai acquis un fragment de prés do 2000 (1. 1890) vers en 1825, ócrits derrière lo Ms. flamand du Homan do la llose . . . . ■—■ Los vers corrospondants do mon fragment s'y trouvent ontre les lignos 1400 a 1500. Les deux textos different considerahlement dans quelques ondroits. — Et conime oe morcoau do parchemin, dont chaque colonne a du renfermer 50 vers, porto en têto le chiffro du feuillet XGVI, il est probable, que lo codex, d'oü il est tiré, comprouait encore d'autres piècos do poésio, et contenait au moins 30,000 vors.quot;

Tk wendde mij tot mijnon vriend Alph. Willems to Brussel met hot verzoek om kopie van het fragment te mogen ontvangen. Doch het bevond zich niet op do Koninklijke Bibliotheek aldaar en heeft, niettegenstaande do verzekering van Frocheur, nooit deel uitgemaakt van do handschriften en fragmenten uit don boedel van Willoms, die na zijn dood op de Brussolsche Bibliotheek zijn gekomen2).

') Mcssager des Sciences hUloriqv.cs , t. a. p. 429 , annot.

Du Heer Alpin, eerste Conservator der Handschriften, heofl, daaromtrent de noodige onderzoekingen ingesteld, die hot buiten twijfel trekken dat Frocheur zich heeft vergiat.

-ocr page 14-

XV

quot;Waar het fragment zich bevindt, is ons niet gelukt op te sporen. Misschien in do verzameling van dezen of genen bibliomaan en verzamelaar, die zijne schatten zorgvuldig achter slot houdt en zich den wellust gunt er alleen zijne eigen oogen over te laten weiden.

Zoo zijn er toch !

Een ander en hoogst belangrijk fragment van 177 verzen, in bezit van mijnen vriend de Vries, verschilt uanmcrkelijk van den door mij uitgegeven tekst, doch schijnt, zooals de vergelijking zal leeren , deel te hebben uitgemaakt van eene niet verkorte bewerking van het Fran-sche origineel.

Het fragment bestaat uit twee aan elkander hoorendc strooken per-gament, die waarschijnlijk hebben gediend als reepen voor rugbanden. Samen zijn zij 10 Xed. duimen hoog, op eene breedte van 15 duim. De acht kolommen zijn het binnenste blad van een quatern geweest, daar er slechts weinige verzen tusschen de vierde en vijfde kolom ontbroken. Het onderste gedeelte van do strook is tevens het ondereind der pagina. Hoeveel verzen aan het boveneind ontbreken is moeilijk na te gaan. Naar het oorspronkelijke te oordcolen kunnen er slechts zeer weinig regels ontbroken, en moet elke kolom niet veel meer dan 30 verzen hebben bevat; doch do bewerking is zoo vrij , de vertaler wijkt zoodanig van zijn origineel af, dat eene gissing daaromtrent moeilijk is.

Het schrift is klein, doch zeer duidelijk, en de kleur der inkt nog zeer zwart. De letter is rond en klein; de verkortingen niet zeer talrijk en zich tot de gewone bepalende, als en voor ende, de ' voor er, aer, de streep boven de letter voor do n, do 0 voor us, enz. Bij nieuwe alinea's bevinden zich veel grootere roode aanvangletters, waardoor een paar verzen inspringen. Elk ander vers vangt met een hoofdletter aan, die een weinig van den regel is verwijderd. Het fragment dagteekent uit de XIV'' eeuw.

Daar in het f a;,. nt slechts enkele regels aan het einde met onzen tekst overeenkomen, zullen wij het in zijn geheel medcdeelen en telkens ter vergelijking het oorspronkelijke er bijvoegen, ten einde te doen zien in hoeverre de vertaler zijn voorbeeld heeft gevolgd, in welke opzichten hij er van is afgeweken.

Eol. 1 rquot;., in onzen tekst ontbrekende, vangt aldus aan :

Soe velo men inacha wel avestaen, Noch in woerden noch in daden, Ic kenno wel ende bens beraden, Dat ic u mino minne gaf.

5 Noch hebdi die ghichte daer af, In gheerao u te nemeno niet: Nu doeter met dat gi gebiedt. Die uwe gaefdi mi oec, here. Die mi wad on'.fanclijo sere, 10 Ende die ic u en hebbo weder

No wisten hier af niet den fijn.

Die te minnen

Sijn lief gewinnen

Mach met trouwen,

Hijs quite ende vri,

Dat dunket mi,

Van vele rouwen.

liet was wel middach an den tijt, Men macete die taflen sender respijt, Ende ghinc dwaen alamen geboet;


-ocr page 15-

XVI

Gheghoven; om hoghe no om neder En ghoricse oeo te wiaaelne niot. Hero, dat hier oec es geschiet, Dat heeft boide, groot ende smal, 15 Bi uwen rade geweest al;

Bi uwen rade, wet dat te voren, Haddi mi weina verloren.quot;

lier Cassainus seido: • Joncfrouwe , En sett'i in ghcnen rouwe;

iO Al scernic oude spelo nu,

Ie beahore al dat u.....

Daer was niemen dies verdroet Van allen die waren in dio zale. Doe ghinghen aitton altoraalo Die ridders entie maegden mede. l'hesonie, die altoes dode Hare hoefscheit ende haer ere, Nam Caulus ton stouten here In doen aide, ende daer na saen Dedo si in dander side ingaen Lyoene, den odiden ridder vri. Die audre maegden daden al ai..


Ami do keerzijde vindt men do volgende verzon:

Dat volmaect was al dat spel. Wen diende daer so wel te danke Boido van ate ende van dranke, Dat iea u niet vertellen moehte, 5 Ende hoe men die ghereehten broehte. Maeetie mine tale te lano,

Ie verlore licht minen danc.

A\Tat holpt ? daer waer genoech Ende alles dies orde ghedroeeh 10 Ende meneghe hoefschelike tale,

Daer die moeraele op amaecten wale.

Na don oteno dedemen aaen Die tallen henen, omdat men dwaen Soude, als men daer dode 15 Mot alte groter hoveschede.

Daer na quamen die minestrole Endo speelden nuwe stampien vele. Men gaf cruut ende acincte drinken. Ic en moehte niet al ghedinken 20 Der hoefacheit die men daer plach. Ay God, haddic alselken dach 1 Men (leder monech goeleec winken, Dat totor horton moeate sinken....

Comen nu, als mi wel doohte, Die niet scoenrc wosen moehte Van goude ende van gosteinte diere. En vertelde niet si viere Tscoenheit die an die camero lach. Die to wonderne elo anesach. In Jupiters ero endo Venus beide Was gomaect deso groto scoenheide: Venus camera hiet daer bi,

Ende niemen en mochter, geloves mi, Binnen comen hine minde.

l'hesonie, die hare geninde , Nam den liofston metter hant.

Dien si daer ter uren vant;

Ende Edea den Baudrijn,

Dien si minde met herten fijn;

Ende Ydoris Betiso den here,

Die hen onderminden sere.

Ele vanden andren maegden Namen dat hare bost behaegden,

Ende aaten vor die venstre neder; Ende het was dat scoenste weder, Dat nie wart gesien te voren....


Do 21 verzen der eerste kolom zijn gemakkelijk te herkennen. Zij beliooron tot een gedeelte, dat in onzen tekst ontbreekt en na het Koningsspel voorkomt, even voor Casseel en Fesonio de partij schaak beginnen. Cassamus plaagt zijne geliefde, daar hij wel verzekerd is dat haar hart meer zoude neigen naar den jongen Casseel. Heeds vroeger had hij haar zijne hulp beloofd, zoo zij Casseel mocht beminnen'). Hij was daarop teu strijde getrokken, en do jongelieden hadden het Koningsspel gespeeld , waarbij Cassamus niet tegenwoordig was. Uit het gevecht teruggekeerd, plaatst hij zich naast de schoone Edea, en vraagt haar of zij zijne hulp ook noodig had. Do Fransche tekst, vs. 2706 vlgg., verhaalt dit aldus;

') Vs, 1590—1636 in den Franschen tekst.

-ocr page 16-

XVII

Li vieux prist Eiléa par Ia blance main nue,

En 1'oreille li dist, que ne fu esperdue.

» Helledist Cassamus , » avez mestier d'ajuc?quot;

— » Siredist la pueelle, qui ne fu mie mue,

»Parmi vostre conseil me sui si maintenue,

Que j'ai loial amant et il a loial drue.quot;

En liault dist Cassamus, qui grant joie a éuc:

» Je bati le buisson, un aultre prist la grue.quot;

Et quant celle 1'entent, de houte couleur mue,

Doucement li a dit con saig-e apercéue:

»Biau siro , cncor ne n'est nulle rienz avenue,

Dont on me puist blasmer, quant la choze ert séue1), N'en fait ne en palier ne me sm decéuo:

Je vous donnai m'amour, e'est choze connéuc ,

De la vie ai le don, si 1'ai bien retcnue Et jusc'a ei gardée , qu'encor no 1'ai renduo ;

Mais s'aultro volentê vousist cstrc créue,

Parmi vostre pourchaz vous m'éussiez perdue.quot;

— » Belle dist le preudom , »tja ne soiez niéue :

Se je parolle a vous et gabe et ris et jue,

Tous jourz a vostre honnour ai'ai la main tondue.

De eerste verzen der volgende kolom , met name het zesregelige rijmpje, komen in het oorspronkelijke niet voor en zijn kennelijk een inlapsel of van den vertaler of van een afschrijver. Ook de volgende verzen, de beschrijving van den maaltijd en van de komst in de kamer van Venus, komen slechts zeer verkort in het oorspronkelijke voor, en gaan daar het gesprek van Cassamus met Edea vooraf, terwijl er van den maaltijd met geen woord gerept wordt. ATs. 2078 vlgg. behelzen do komst van de Griekseho heeren, dje met Cassamus naar Feson gingen , aldus :

n J-'*

La gent de Maoidoino au fier emperéour, . '■ j' V Cauluz et Arristé , Lione et Floridour,

lit Perdieaz le prcu, le noble poignéour, 11 v

Enmaine Cassamus jusc'a la maistrc tour. ^ ■ ------

De la chambro Venus issent lez gens d'onnour,

Betis et Idorus , qui ert de bel atour,

Le Baudruin et Fezone , qui ert de grant valour,

Et la belle Edea a la fresche coulour.

Entrecontiü se sont sous rombrc d'un aubour,

Tres-grant joie se font communément autour.

Fezonas en prist II, qui moult savoit d'tinnour,

Et Idorus laissa tantost son ameour,

Lione et Perdieaz appella sanz demour,

Chascun prist par la main, si lor a dit: »Scignour,

De noz dieux et dez voz ayés vous hui bon jour!quot;

') Begin van het fragment.

II

-ocr page 17-

xvin

Do gclijklicid is echter xoo gering tusschcn hot oorspronkelijke en de vertaling, dat men eer aan eono uitbreiding moot denken, waarbij de schrijver geheel van zijn tekst is afgeweken.

ïusschen de verzen dor eerste kolom, die hot gesprek van Cassamus en Edea behelzen, en van vs. 2706—2731 loopen, volgen 18 verzen, waarvan in ons fragment niets voorkomt. Do vier kolommen van fol. 2 bevatten vs. 2751—2794 van het oorspronkelijke en luiden aldus:

Die ridders entie maegde mede. Ay ! hoe Uellijc was die stede ! Tproyeel was scone ende lioffelijc Entie camere rikolije.

6 Van mlraudcn ende van saphiere Waren die muren rike ende diere Endo van andren gesteinte mede, Dat daer van Susen quam ter slede. Die conine Assuorus die grote here 10 lladt al vergadert wilen ere.

Deeu! wat wasser meneeh vraghen Van minnen gevraegt, ende menech ^ (elaghen

Gheelaegt om troest al heimelike,

Ende meneeh saeoers behendelike 15 lieloeft van minnen ende van trouwen. Daer mochtmen die genoeeh anseouwen Die scone rose al ontvorwet Endo weder scone ende roet geverwet: Daer was spel ende feeste groet, 20 Multion men dat scaec ontboet, Dat daer wart gebracht te hant Van ere maegt seoen endo faeliant, Die daer binnen comen was....

Si was die hoefstc die men vant Entie meest minde endo wart gemint: Dus verloes si niet een twint.

Hare voegde altnes dat spel Vele bat dan iemen cl.

Si gaf dat seacc ver I'hesonien,

Dies wel mochte te rechte lyen Endo ere hebben in elc lant.

Ic weet wel datmen en vant Nie so rikolije engheen,

Wunr meneeh precieus steen Was daer ane , alsio u sal

Die wareit vertellen al.

Men bracht gedraghen, geloeft mi das,

In enen budel, die al was

Van vcdren van fenken gemaect,

Die al te wel was gheraect.

Dat bert, dat hulten wesen soudo,

Dat was al van fiuen goude

Wel gemaect te poentu groet.

Deen velt was een robijn roet,

Die erachtech was in sinen doene;

Dander ene miraude groene....


Aan do keerzijde komen dc volgende verzen voor:

Te sinen rechte als bi conste wel. Daerna vraegdi also boude,

Wiet ware datter spelen sonde. Perdicas seide: »Sem mine ere, 5 Dat seldi selve wesen, here.quot; — »T ware liseide die vieliaert, «Dat soude qualijc sijn mijn aert. Want ic des ambachtes twint en can, Ie bem een gerecht dorpman 10 Endo met een dorper fijn,

In wille niet die hier binnen sijn Ene maken al tenen male:

Ic ende mijn csel soaden walo Doen ossen dansen endo springhon;

Diemon biet Floridas Seide: »Iler Cassamus, here, Wien ghijt heet, sein mine ere, Die sal spelen, dats mijn raet.quot; Cassamus, die dit wol verstact, Sprac; «Mijn her Oasseel die vrie Ende mijn niehte Phesonio Selen te gader spelen beide.quot;

lier Cassecl antwoordo ende seide, Dat hijt doen soude gherne. Phesonio seido te scernc:

• Twaren, here her Cassecl, Ie wille u gheven groet vordoel, Hoc of riddro, wolc ghi kiest;


-ocr page 18-

XIX

15 Mor van cnghencn andrcn dinghen En c€inic mi wel vermeten,

Sender in drinken ende in eten.quot; Caulus die Griec seide: «Wat ichoro, Ghi settct spel wel ter core, 20 AI haddijt gOvSpcelt van kinde,quot;

Want hi herde wel versinde,

Dat hi tsijoels al moester was....

Mor ghovnlt dat ghi verliest,

fiat ghi u belghen niet en selt.

lo aal uwen ermine met ghevelt Achter in enen hornec driven Met enen ouden, daer sal hi hliven.quot; — quot;Niehte,quot; seide doen Edea, quot;Ghi spreet den here al te na,


Gelijk men ziet komen vs. 7—21 der laatste kolom woordelijk overeen met onzen tekst, vs. 1694—1708. In het oorspronkelijke luiden deze verzen aldus:

Au pié de la grant tour dessous un pin ramu,

Al issir de la chambre Jupiter et Venu,

l'armi uu vort prael gisoient cstendu Tamis d'or et de soie souticvement tissu;

La sizent lez igt;ucellcz et li chevalier Gru,

D'Alixandre parollent et aprez dc l'orru ,

Du roi Dairon de Perse et du viellart Claruu ;

Et les damez si ont lor pallement tenu i)'amour et do sez biens, qui niaint homilie a vaincu ,

(iui est loiaus amis et qui a loial dru :

Ainsi sont de solaz et de joio esméu.

1'uis mandent lez eschez, si s'aséent au ju.

On lez a aporté en un doublicr volu De paue de fenis estroitement cousu.

Telx est li eschequierz , onquez meillcur ne l'u :

Lez khez sout d'or fin a trifoie fondu ,

Et lez poins d'esineraudez verdez com pré herbu ,

Et de rubis vermaux ainsi com ardant fu ;

Les eschez de saphirs, les rois d'azur inouhi,

Et do riches toupaces atoute lor vertu ;

Pimaleou les flst, lo fil Cadéolu;

Moult sont biaus a véoir drecié et espandu.

Sour lez tapiz de soie estendus en Terbicr Fist le viel Cassamus apporter 1'cschequier;

II méismez a pris lez esches a drecier,

Puis a dit en riant: » Qui voet esbanoier ?quot;

— » Sire ,quot; dist Perdieas, » vous jouerés premier.quot;

» Par foi,quot; dist Cassamus, »je ne m'en scai aidier,

Je sui un droit vilain pour franc hoinme ai rier.

Entre moi et un asue fcronz lez bucz dansicr:

C'est co que je scai faire fors que boiro et mengier;

Mais Cassicl de liaudrez le ferons commencier Et Fezonas ma iiicco , qui bien scot le mestier.

Cez II doivent jouer pour meraneolier.

Qui sont a bonne amour rendu et prisonnicr.quot;

— » Sire ,quot; dist le üaudrain , sreffuser ne le quier,

Ne la mise d'amour ne voel je pas laissier:

-ocr page 19-

XX

Tous sui a son commant de bon coer et d'enticr.quot;

Et Fczonnz respont pour li contralier ;

»Vous nrés davantage ou rok on chevalier,

Si m'ayés en couvent que c'ert sans courocicr,

Et de vous dirai quoi en 1'anglo tout derrier D'un vilain en courant pour le roi justicier.quot;

— »Niece,quot; dist Edea, » pensez du raanecier,

C'est droite compaignio avocc 1c fol quidier, etc.

Gelijk men ziet wijkt het fragment nog al af vim hot oorspronkelijke , althans in sommige deelcn , terwijl weder andere stukken het origineel op den voet zijn gevolgd. Evenals in Frankrijk de verschillende vertakkingen der Alexandersago zeer geliefd waren , zul dit ook bij ons het geval geweest zijn. Zoo moesten er een aantal afschriften ontstaan, en deze werden telkens meer veranderd. De afschrijver, wien niet altijd het origineel ten dienste stond, breidde hier en daar enkele episodes uit, verkortte weer andere , en vlocht er ook somwijlen toevoegsels van eigen vinding in. Vim daar liet aanmerkelijk verschil tusschen verschillende teksten van hetzelfde Hs., een verschil dat o. a. ook op te merken is in het Comburgsehe en Amsterdamscho Hs. dor Rose, en waarvan ik daar getracht heb dc verklaring te geven ').

Het verschil der teksten bij ons gedicht kan misschien aan de volgende oorzaken zijn toe te schrijven. De Alexandersago wna ten onzent niet minder populair en geliefd dan in Frankrijk. Heeds in Maorlants tijd was ze hier bekend , en verzotte deze dichter zich togen de logenachtige verzinsels der quot;Walsche poëten. De Vcngeange dc Ia mort lt;PAlexandre van Guy de Cambrai, of het vervolg er op van Jean-le-Nivolois') kende Maerlant, doch er schijnt nog geeno vertaling vim te hebben bestaan. In den Sp. Hist. Iv, 1 , 17, heet hot:

Dat Wahch maect grote sprake Van sconinx Alexanders wrake;

Macr dat es ecne geveinsde saghe,

Mine rouc, wiere omme vraghe.

Ook op den lloman iïAlexandre van Lambert li Tors en Alexandre de Bernay zinspeelt dezelfde dichter in den Sp. IIid. IIV, 46, 1 vlgg.:

Rouwe groot ende hantgeslach ,

Menech weenen ende geelaeh,

Daer dut Hommans of' sprekot scone,

Maeoten die van Babylone ,

Ende dat es gheveinsdc sake,

Want ie segt in waerro sprake:

Die dode en hevet ghenen vrient.

Hiermede wordt kennelijk een dool van dien Alexanderroman bedoeld,

') Zie Inleiding, xxix vlg.

a) Zie FHOCirEUR, t. a. p. 410 vlgg.

-ocr page 20-

XXI

en wol de Rugrets des XTT Pers : Ci dist si com Alixandros gist en bières et si houme lo plourent').

Hoogstwaarschijnlijk zal ook op onzen bodem de Aloxandersage met hare verschillende vertakkingen zijn overgeplant. Het fragment van Willems, dat het XCVlste blad van een Hs. is, waarin op elke zijde drie kolommen, en op elke kolom 50 verzen stonden , zal beheerd hebben tot een groot Hs. , waarin de Eoman d'Alixandre en eenige der beroemdste Branches waren opgenomen. Willems beweert dat de codex minstens 30,000 verzen zal hebben bevat. De Eransehc tekst van den Alexandre telt ruim 16,000 verzen, die bij eene vertaling licht tot 20,000 uitdijdden. De Vengeance, de Signification de la Mort d?Alexandre, de Voeux du 1'aon, het Testament d)Alexandre werden misschien allo, misschien gedeeltelijk vertaald, en het is niet onwaarschijnlijk dat het geheel in een groot Hs. van ongeveer 30,000 verzen was bijeenverzameld1).

Tot zoodanig volledig Hs. van de Alexanderromans , waarbij vaak de vertaler het oorspronkelijke uitbreidde en er van afweek , zal ook het hier medegedeelde fragment behoord hebben. In allen gevalle was het een deel der volledige vertaling van do Voeux du 1'aon. Het door ons uitgegeven gedicht, dat een afgerond geheel op zich zelf uitmaakt, zul een verkort uittreksel uit het grootere gedicht zijn geweest, dat met zekere voorliefde door de sprekers werd gekozen en aan hunne hoorders bijzonder beviel. De gedichten van langeren adem toch kwamen hoe langer zoo minder in den smaak, en nu werden op zich zelf staande gedeelten er uitgekipt, hier en daar verkort en aldus voorgedragen. Dit had in Frankrijk b. v. plaats met Les Fuerres de Gadres, do geschiedenis der overrompeling van Alexanders gezellen in de omstreken van Tyrus, een der populairste stukken uit den Roman d'Alexandre. Do wonderverhalen van den heldenmoed van Alexanders Genooten waren vooral welkom aan fiere en strijdlustige edelen, te meer daar zij met epischen gloed en stoutheid waren behandeld. „Les chevaliers,quot; zegt r.vui.iN paris2), „avant de combattre, les faisoient autrefois chanter aux jongleurs , et je doute quo la Chanson de Roland elle-même nit du plus vivement exciter Ie courage et 1'intrépiditó do cos hommes de for.quot; Hij vervolgt aldus: „Cc n'est pas quo les Fuerres de GWmaicntótó, dans 1'intention d'Alexandre de IBernay, une branche distincte; ce sont les jongleurs du siècle suivant qui, forces de choisir dans le poëmo des morceaux détaehós, ont ainsi multiplié les rameaux d'un même arbro poétique. Quand ils offroient do chanter Alexandre, comme aujourd'hui nos comódiens proposeroient certains roles , on próféroit tantót les En-fances du héros , tantot le Siége de Tyr, tantot l'entróc dans Babylone, et tantót los Fuerres de Gadres. Cotte dernière partie ótoit la plus

1

) Zie over de veradiUlemle Brinic/ies der Alexandoraago de Hint. litt. de la France, XIX, 073 vlgg.; paui.in pauis , Les Manmcrits Frunfois, III, 87—107; fbocheur in den Mcssuger, 407—413.

2

) T. a. p. 100.

-ocr page 21-

XXII

demandée, voila pourqoui bien des manuscrits la rcproduisent seule, commc ótant la plus nécessaire anx études des jongleurs.quot;

Dit zal ook het geval zijn geweest met de verkorte bewerking van den Roman van Cassamus. Als de strijdlustige ridder voor eeno wijle het zwaard in de schede had gestoken en hot leven genoot, als vrouwen en minne zijn hoofd en hart vervulden, dan was dc spreker in den hoofsehen kring welkom, en dubbel zoo waar hij de snaren van hoofsehe minne kon roeren. Doch geen lange gedichten konden het gezelschap meer boeien, en daarom was het den spreker geraden korte episodes te kiezen, die zooveel mogelijk een samenhangend geheel vormden. Uit dc TWu.r du Paon het eerste gedeelte over te nemen, dat als inleiding moest dienen op de gevangenneming van Casseel, de voor het doel onnoodige verhalen der gevechten of te bekorten, of geheel weg te laten , om in zijn geheel het Koningsspel en de schaakpartij te behandelen, was voor zulk een verkort verhaal voldoende. Hot laatste, de schildering der hoofsehe vermaken van ridders en jonkvrouwen was de hoofdzaak, en vooral de spitsvondige bespreking van vragen over minne en vrouwendienst, die meer en meer in zwang was gekomen: getuige onder anderen de Roue, die als het wetboek der galanterie in de XIV'' eeuw gold ').

Eene vergelijking van onzen tekst met het oorspronkelijke, benevens eene korte analyse van het geheele gedicht, zal doen zien hoedanig onze dichter zich van zijne taak heeft gekweten.

Vs. 1—850 in onzen tekst komen op enkele onbeduidende afwijkingen met vs. 1—7G0 vrij wel overeen. Do strijd van Cassamus en zijne neven met Claruus en de zijnen, die in de vertaling van vs. 851—-958 loopt, is in het origineel veel breedvoeriger behandeld, zooals blijkt uit het aantal der verzen, daar dit gedeelte van vs. 758—1001 zich uitstrekt. Vs. 958—1039, waar Alexander zich vertoont, zijn weder uitgebreider in cLn Franschen tekst, die van vs. 1001—1100 loopt. Ook het verhaal van den verderen strijd tot de gevangenneming van Casseel, dat in dc vertaling bij vs. 1180 eindigt, is veel breedvoeriger in het origineel en strekt zich uit van vs. 1161—1502. Het gesprek van Cassamus met zijn gevangene, de scherts der jonkvrouwen onderling, de komst der heeren bij do jonkvrouwen, in onzen tekst van vs. 1187—1310, heeft veel minder afwijkingen van het oorspronkelijke , waar liet van vs. 1503—1505 loopt. Ook hot gesprek der ridders met de jonkvrouwen tot het begin van liet Koningsspel, van vs. 1311— 1368, komt vrij wel met den Franschen tekst van vs. 1596—1059 overeen. Doch terwijl in onzen tekst dc oude Cassamus bij het spel

') In con papieren lis op de Koninklijke Tiiblinllioel; te 'sllogo, waarvan door mij itfachrift is genomen, en dat grootendeels over vrouwen en minne handelt, komt o. a. een dergelijk Vraagspel voor als het Koningsspel in ons gedicht. Het is uitgegeven in do Attdeutschc Bliltter von moriz haupt und heinrich hoitmann , i, 66—71. Het geheele Ha., dat er vaak deerlijk uitziet, zal te ecniger tijd in deze Verzameling worden uitgegeven.

-ocr page 22-

XXIII

tegenwoordig is, neemt nu hot Fnmsche gedicht een ecnigszins anderen loop, en vervolgt met vs. 1600 uklua:

Aprèa ee parlement se leva Cassamus l'^t a dit a conseil Betis et Ydorus:

«Conpagniez le Baudrain, si valez mie en sus,

Faitez l'aquointcment de li et d'Edeus,

Mnriagc en f'erons, quant 1c roi ert venus,

Après la grant bataille de nous et de Claruus.

Courtoizie sera, ehascun en est tenus De damoiselle aidier, qui lez siens a perduz.quot;

Après custe parolle est de la chambre issus.

Nu begint liet Koningsspel, dat in onzen tekst van vs. 1369—1676 loopt, en in het oorspronkelijke van vs. 1009—1941. Hierop volgt in do vertaling onmiddellijk de schaakpartij, die tot het einde toe loopt, en overeenkomt met vs. 2702—2951 van den Franschen tekst. Het fragment, boven door ons medegedeeld, begint met vs. 2678, hoezeer met belangrijke afwijkingen.

In het ontbrekende gedeelte bij onzen tekst wordt eerst de woede en grimmigheid van den ouden Claruus over de gevangenneming van Cas-seel geschetst. Terwijl Marcien hem tot bedaren zoekt te brengen, komen de vier zonen van Claruus, Canaan, Caleo, Porus en Salfadin van de jacht terug en doen op nieuw den toorn van den ouden grim-baard ontsteken. Porus de jongste , maar verreweg do dapperste , moet vooral bittere verwijten van zijn vader hooren.

«Vallet,quot; dist le viellart, »savés encor corner,

No faire le corneur ne lez chienz descoupler ?

El point que tous lez nultres so mettent au chaplor ,

Vous enfuicz au bos pour vos corps reposer.

Cost lo droit de couart, qui n'oze regarder

Les grans frons des batailles no le bel assambler.quot;

Porus stoort zich weinig aan zijns vaders toorn en belooft te zullen handelen. Het plan wordt beraamd dat Torus met 30 volgelingen de poorten zal naderen, ten einde de belegerden tot oen uitval uit te lokken. Een groote macht Indiërs zoude dan uit hunne hinderlaag te voorschijn komen, om zooveel mogelijk gevangenen te maken en deze tegen Casseel van Baudre uit te wisselen.

Een knaap, van afkomst een Macedoniër, is tegenwoordig bij deze beraadslagingen en besluit „pour 1' amour Gadiferquot; de rol van verspieder te spelen. Hij verlaat de legerplaats en vindt Cassamus, die op het punt stond zich naar Alexander te begeven. Cassamus neemt nu zijnen neef Gadifer met zich , weidt onderweg in den lof van Alexander uit en raadt hem aan geen wrok meer te toonen over den dood zijns vaders , die voor Gaza door Emenidus verslagen was. Bij Alexander aangekomen , verhaalt Cassamus do plannen van Porus ; Gadifer wordt aan den koning voorgesteld, neemt zijn land in leen van den Macedonischen

-ocr page 23-

XXIV

vorst cn verzoent zieli met Emcniflus. Alexander belooft hulp aan de stad, en met Cassamus en Gadifer vertrekken vijf der moedigste Pairs: Caulus, Arristé, Lione , Perdiccas eu Floridas naar Peson. Do Grieken worden door de jonkvrouwen, T3etis en Casscel verwelkomd en naar „la chumbre Venusquot; geleid. Kidders en jonkvrouwen vermaken zich met hoofsche scherts , en do gevangen Baudrijn en de fiere Fesonie beginnen de partij schaak, die in onzen tekst onmiddellijk op het Koningsspel volgt en waarmede het fragment wordt besloten. Cassamus , zijne neven en de Grieken houden nu beraadslagingen over den strijd, die hen den volgenden dag wachtte, en beramen hunne maatregelen. Het overige gedeelte van het eerste gedicht, le llommi de Cnssamus, is verder gewijd aan het gevecht, dat met levendigheid en gloed is beschreven, en van vs. 3002—3906 loopt. Ongelooflijke heldendaden worden verricht, en vooral onderscheiden zich Porus en Petis, die beide voor de overmacht moeten zwichten en gevangen worden genomen. l)e Indische vorsten worden teruggeslagen, doch voeren Petis mede naar hunne legerplaats, terwijl Porus in handen van Cassamus gevallen naar de jonkvrouwen wordt gebracht, waar hij door do tot nog toe voor liefde ongevoelige Fesonie met onderscheiding wordt behandeld.

In het tweede gedeelte , de eigenlijke Voeux du 1'aon, vinden wij den gevangen Porus , die „par la court va merancoliant.quot; Hij ziet een knaap met een boog, leent hem dien af, en

Sour la chambrc Venus vit un paon alant,

Qui par devant sa queue s' aloit moult quointoiant,

La roe et le ven tol de sa queue faisant.

Hij schiet den pauw dood, die aan de schoone Fesonie toebehoorde. Porus vraagt haar verschooning cn verklaart zich voor het vervolg haar gevangene. De pauw wordt voor den maaltijd toebereid, en toen do schoone Eliot met het gereeht de kamer binnenkomt, roept Cassamus uit:

»Par mes dieux co m'est vis,

Qu'en doit faire au paon 1' usage du pais :

Chascuu i doit vouer sou bon et son advis.

Cicns voi des meilicurs que on puist trouver vis ,

A ceste table siet outrages et despis,

Proecc et hardement, qui est sou ainsné fis ,

Et vigeur et vielleco, j' en sui le pis partis,

Et biauté et joinece, et amie et amis,

C' est quanqu' afiert en armes, puis que hiaunic est mis.quot;

Eliot knielt nu met den pauw voor Cassamus, en deze doet de gelofte, dat hij ter liefde van Porus , wanneer de Grieken den slag winnen en Claruus in nood is, dezen zal helpen en redden. Arristé belooft de stad niet eerder te zullen verlaten voor zij bevrijd was. Perdiccas wil in den slag te voet onder de gemeene wapenknechten strijden. De preutsche Fesonie doet de gelofte geen echtgenoot te zullen aan-

-ocr page 24-

XXV

nemen dan uit Alexanders handen. Porus, die eerst weigert te zweren, wordt eindelijk overgehaald, en dubbel stoutmoedig geworden , want

Uu dart d'amours li va dedcns 1c corpz entrer,

Qui de Fesonias li vint par csgardcr,

belooft hij met Emenidus te zullen strijden en diens ros te winnen. Ieder is verbaasd over zoo groote vermetelheid, die hem zeer in de achting der schoone Fesonie doet rijzen, terwijl zij deukt:

Hourousc la dame qui tel mari ara ,

S'il no par-est si biiiu, si grant procce i a.

Uiauté faut n maint liomme et hiuuté tost s'en va;

Mais de si grant valour tout le mond parlcra,

Ne jamais nuls irans liom tel honneur n' oublira,

Se le nom en est bel, tous jouvs enbellira,

Et en jeu et en ris tous jours en parlera.

De beminnelijke Edea doet do toezegging de beeltenis van den pauw in fijn goud op een marmeren zuil te doen plaatsen , ter herinnering aan de gelofte. Casseel zweert in den strijd Alexanders degen te zullen bemachtigen , en Caulus , hierover verbitterd , zegt:

Et je voe et promet et si fas scrrement,

Que j'arai vo heaume s'il ne tient a ciment,

Ou la teste en venra , se bras no brise ou fent.

Jonkvrouwe Ydorus belooft haren geliefde getrouw te zullen blijven zonder valschheid. Lione zweert voor de tent van Claruus te zullen rijden en diens oudsten zoon tot een gevecht uit te dagen. Floridas, uit wrok over de vermetele gelofte van Casseel, zweert dezen gevangen te zullen nemen of door midden tc houwen, zoo ten minste zijn lichaam niet van fijn staal ware. Cassamus besluit het spel, en zweert, dat zoodanige tweedracht, die tot dappere daden aanvuurde, schoon was, en verzoekt Gadifer nog zijne gelofte te doen. Deze zweert den standaard van Claruus met zijn strijdbijl neer te zullen vellen.

Eliot verbaast zieh over de vermetele gelofte, en Gadifer antwoordt:

J'ai voé'comme fol, mais il le convonoit:

Cuidier contrc cuidier, mestier est qu' ainsi soit.

Or tient al aecomplir, mais qui 1' aceompliroit,

Je eroi bien qu' a honneur atournó li seroit.

Do maaltijd begint nu onder vreugde en snarenspel, de pauw wordt genuttigd, en na den eten maakt zich Lione op om zijne gelofte te volvoeren.

Alexander ziet hem uittrekken en verneemt van een knaap de verschillende geloften door de ridders gedaan , waarover hij zieh zeer verheugt, terwijl Emenidus aanmerkt:

Dames ot au voer, ou mon euer m'a menti:

Commencemcns d'amour nous ont co plait basti.

Lione komt intusschen in de legerplaats van Claruus, waar Betis

-ocr page 25-

XXVI

zich verbaast hem dus alleen te zien verschijnen. Hij verklaart dezen wat hem er doet komen : het zijn

Compnignio premier Et musardic après plaino dc fol cuidicr.

Canaan neemt Lioncs uitdaginp: aan; herauten maken alles tot den strijd gereed, en het tweegevecht begint, dat nauwkeurig wordt beschreven. Eeide ridders worden uit het zadel gelicht, en Lione keert naar Ephesoun terug, begeleid door Marsien, nadat hij van den ouden Claruus diens eigen paard ten geschenke had ontvangen. Marsien onderhandelt over de gevangenen, en Cassamus belooft Porus tegen Betis uit te wisselen en Casseel vrij te laten, op voorwaarde dat op een bepaalden dag Alexander en Claruus in een slag den strijd zouden beslechten of vrede sluiten. Claruus wil niets van vrede hoeren, de gevangenen worden ontslagen en nomen afscheid, waarbij Porus aan Fesonie zegt;

En vostre seignourio Met trestout cc quo j' ai smis faire departio,

Et 1c cucr en ostage et 1c corps vous ottriu:

Vostre chevalier sui tons les jours de ma vie.

Van weerszijden worden nu do toebereidselen tot den slag gemaakt, waarna Alexander met zijne Pairs een bezoek brengt te Ephesoun, waar hij zich met de jonkvrouwen onderhoudt. Ook Porus en Casseel verschijnen daar en maken er kennis niet hunnen vijand. Allen wedijveren met elkander in wellevende hoofschheid, en vieren samen feest „en la chambre Venus,quot; alsof geen bloedige en verbitterde strijd weldra zou plaats grijpen.

liet verdere gedeelte van het gedicht behandelt nu den grooten strijd van Alexander en zijne bondgenooteu met Claruus cn do Indiërs, waarin elk der ridders de gelegenheid vindt om zijne gelofte gestand te doen. Porus volbrengt ze het eerst in zijn gevocht met Emenidus. Beide ridders vliegen door den geweldigen schok uit het zadel, en Porus, het eerst op de been, springt nu op Emenidus' paard. Per-diceas volvoert de zijne door te voet op Claruus aan te dringen, en hij zou den ouden krijger gewis verslagen hebben , zoo niet Cassamus ware toegesneld, zijnen ouden vijand beschermd had en hem zijn ros Beausire had gegeven. Casseel wordt handgemeen met Alexander, doch beproeft te vergeefs dezen het zwaard te ontweldigen. Caulus daagt op tot hulp van zijnen heer en onttrekt hom aan het gevaar; doch in. do hitte der worsteling blijft Casseels helm in handen van den Griek , en Alexanders zwaard raakt in de macht van den dapperen Indiër. Zoo worden beider vermetele geloften volvoerd. De strijd wordt intusschen hoe langer zoo verwoeder. Ploridas neemt Casseel gevangen, en Gadifer velt de banier van Claruus. Deze en zijn zoon Salfadin beproeven de verwarring te herstellen. Emenidus wint zijn paard Ferrand weder van Porus. Alexander doodt Caleo en Canaan, dc zonen van Claruus, terwijl deze door Cassamus wordt verslagen.

-ocr page 26-

XXVII

Porus wint na oen wanhoopigcn strijd Eerrand weder, velt Alexander neer en treft ook den ouden Cassamus, maar wordt eindelijk zelf gevangen genomen. De strijd is ten einde.

Indois sont au dessous si tres parfaittement,

Quo uulz d'eulz ne retourne ne nul/ no s'i deffent, En chassant ya et la par tol guise fonnent,

Et Floridas a pris Marsion le Porsant.

Emonidus au roi va Porrus prosontant,

Si tros mal atourné , si mat et si sanglant,

Qu'il n'a pooir do lui soustenir en ostant,

Et lo roy le rovoit pour faire sou oommant.

Alexander behandelt zijne gevangenen met de moest voorkomende edelmoedigheid en tracht hen hun leed te doen vergeten. „Dame Ee-zonasquot; belooft hij aan Porus als echtgenoot; Casseel ontvangt de schoonc Edea tot verloofde. De zoen wordt getroffen; de jonkvrouwen troosten de verslagenen met hun lot, dat zij door hare liefde trachten te verzoeten. Ook lietis wordt aan de schoone Ydorus uitgehuwelijkt, en Lidone aan (ïadifer.

Het Brusselsche Hs. eindigt nu met de volgende verzen:

Alixandre lo roy , qui fu moult sages hom,

Courtois et debonnairre et do gonto fachon,

Gtadif'er nppella, o lui Emouidou :

„Seigneur,quot; dist Alixandre, ,,or oiez ma raisou.

La bataille est voiueuc et l'onneur en avon ,

Porrus i est blccié qui a coer do liou.

Taut qu'il sera gueri ioi sojourneron ,

Et quant gueri sera, mariage en ferou De lui et do la belle, o'ou elnime Fozonou ,

Et au Uaudraiu aussi d' I'.doas 1'eronz don ,

Et llotis Idorus a la elore facon;

Après oes mariages vers Babiloine iron.

Biau sire Emonidus, pour oo le vous dison,

Quo jo lo quo Lidono vostre niece mandou Entretant comme nous ici sojourneron ,

Et quant ello crt venue, mariage en feron Et lui et Gadifor ensamblo ajousteron.quot;

Deze korte analyse lean althans eenigszins een denkbeeld geven van den geest, welken do gedichten der Alexandersage ademen. „La phy-sionomie romanesque du roi maeédonien, los sentiments pleins d' un enthousiasme exagéró et d' nne héroïque foliequot; , welke Demogoot als de karaktertrekken der Alexandersage opnoemt1), gepaard met den hoofsehen vrouwendienst, drukken er een eigenaardig stempel op, vooral belangrijk voor do kennis van do courtoisie dor Fransche ridderschap.

Het is hier du plaats niet in nadere onderzoekingen te treden om-

') Histoire de la Littérature Fran*;. 117.

-ocr page 27-

XXVIII

trent den vervaardiger van het Fransche gedicht en den tijd waarin het ontstond. Wij kunnen volstaan met de vroeger reeds gemelde opgave, dat het in do XIEI' eeuw werd gedicht, toen de bloei der Fransche chanxon de geste reeds aan het tanen was ').

Omtrent don dichter der Middelnederlandsche vertaling is ons hoegenaamd niets bekend ; elke gissing .zoude gewaagd zijn. Zoolang niet liet gehoele gedicht door een onverhoopt toeval aan het licht komt, is niets met zekerheid tc zeggen, behalve hetgeen liet gevonden fragment recht geeft om te vermoeden. Over den tijd wanneer het gedicht is vervaardigd, is evenmin niets naders bekend. Maerlant zal het niet gekend hebben, daar het zeker eerst na zijn dood, misschien in do eerste helft der XIVquot; eeuw, werd vertaald. Een gedicht, waarin Alexander en zijne genooten de helden waren, en dat zoo geheel afweek van allo geschiedkundige waarheid, zou zeker in hooge mate Maerlants verbolgenheid hebben opgewekt. Ook bij andere dichters, voor zooverre mij althans bekend is , wordt nergens op dit gedicht gedoold of van een dor hoofdpersonen melding gemaakt.

De vertaling, die in vele opzichten niet onverdienstelijk is , hoeft misschien door de latere verkorte bewerking veel verloren : daardoor zijn waarschijnlijk enkele plaatsen zeer onduidelijk geworden, als onder anderen met vs. 1742 vlgg. het geval is.

Moge het geheel nog eens worden teruggevonden en Jot eene betere waardeering van deze vertaalde Branche der Alexandcrsago ons in staat stellen.

Alvorens te eindigen is het mij aangenaam mijnen dank te kunnen betuigen aan Zijne Excellentie den ilinister van buitenlandsche Zaken, Mr. t. ji. koest van LiMiiuiio, door wiens welwillende tusschenkomst ik in staat ben gesteld hot Handschrift van het oorspronkelijke, dut zich op de Koninklijke liibliotheek te Brussel bevindt, eenigen tijd in gebruik te ontvangen. Ook mijn vriend alpii. wili.ems te Brussel ontvangc mijn dank voor de nasporingeu, die hij zich de moeite heeft gegeven te doen naar het helaas! nog niet ontdekte fragment. Dat ik ook bij deze uitgave nimmer te vergeefs de hulp inriep van mijnen waarden vriend en medewerker du vuies, aan wiens seherpzinnigen kritischen blik ik de herstelling van eenige bedorven plaatsen verschuldigd ben, behoeft nauwlijks gezegd. 'tZou overbodig zijn te herhalen hoe hoog ik ons avfic/yiXoXo^eiv waardeer, hoezeer ik zijne vriendschap op prijs stel.

I) ziu bi, xi. Guessaud en luck in do Pré/ace van don Gaydon [Anciens I'oi-tcs de hi Franco, VII) xvm, zegt zeer terecht: „1.'amour était dovonu un élément indUpensaUo do la chanson do geste aui; son déclin.quot;

-ocr page 28-

ALEXANDER.

Fol. 08 c. Na dien dattie edele man Alexatidei' Dedefur wan,

Die stat, die vast ') was ende groet, Elide lii Messise sloecli te doet, 5 Den hertoge van soe hogen pvisc 1), Elide hi met heme vorde 2) Darise, l'.nde dat gehuwet was Eloridas ,

Daer die bmluclit groet af was 3), Voci' lii te Tarsen met liliden sinne 10 Sien die scone coninginne Candacen, die hi met trouwen Minde boven allen vrouwen.

In sinen wege dat hi vant Staeiide 4) ene stat op een eilant, 15 Daer ene riviere al omme liep, Die harde 5) groet was ende die]): — Eat en was en gene geseten '), —

1

1

s) Van huj/en prise, hoogen lofwaardig, voortreffelijk. Zoo sprak men ook vau een ridder van yroten love. Evenzoo gebruikt rilen nog als binv. van waarde , van yewicht. Zie Ij. Sj). Gloss.

2

) Voren, voeren. O in plaats der oe komt in ons Hs. herhaaldelijk voor.

3

l) Brulucht, bruiloft, Hd. hnmtlaitf, eigenlijk dc plechtige loop, optocht, om de bruid naar de woning des bruidegoms te voeren. Verg. het lat. iixorem ducere. Zie te wixkkl , in het JV. Ned. Tualmni/., 111 hl. '207 vlgg. — ylf, thans van, veel minder juist. Nog in de XVllquot; eeuw gebruikte men veelal af'. Zie Xed. IClass. III bl. ii'J; 69, enz. en Ned. IVb. I. bl. 830.

4

r') Thans gebruikt men achter vele ww. eene onbep. wijs, waar vroeger het tegenw. dw. werd gevonden, even als in het Latijn. Zie ook vs. 20, 33. c) Harde, zeer.

5

') Do zin is: Beter was geene gelegen. Engeen, neyeen, nullus, heeft thans de negatie en verloren , die er juist de beteekenis aan gaf. Het ontkennende geen en liet aanwijzende worden nu in sommige naamvallen alleen door de spelling onderscheiden.

-ocr page 29-

2

Avine soe was soe geheten.

Fanuel hi wasser af here, 20 Die Alexandersse ') dede groet ere;

Want hi sine stat van hem ontfinc 1), fol. 68 d. Daer toesach menich jongelinc.

En de wart sijn man2) van sinen lande, Dat hi houdende was in liande.

25 Drie dage bleef die coiunc daer Al stille liggende , dat was waer.

Sderts dages 3) soe was opgestaen Die coninc allene ende ([nam gegaen Buten sinen paeuwelgone 4),

30 Alse hi bi uren C]) was gewone,

Ende ginc so verre dat hi quam An enen berch , daer bi vernam Comen gaende enen ouden man,

Die droech swerte cleder an 35 Na den sede van Caldee.

Sijn haer was wit alse die snee,

Oec sceen hi out van vele jaren;

Mar starc ende groet sceen hi tewaren '), Ende brachte enen staf gedragen 40 Met ysere onder wel beslagen.

Die coninc vragede hein, waer5) hi wonde. „Ic wille,quot; seit hi, „iu genen woude Gaen, daer Marcus quot;) temple staet,

Daer menich mensche bedevart gaet.

1

) Ontfaen , in leen ontvangen.

2

) Man, leenman. Verg. iiuyd. S(o/ce 1 hl. 378.

3

) Sderts dages , des derden daags. Evenzoo werd do sterke verbuiging bij do andere telwoorden gebruikt, als des rierds, zevends, achlens, tiends dages. Zio Mijmh. Gloss.

4

) Ui uren , bij wijlen , somtijds.

5

) Waer, d. i. waarheen.

-ocr page 30-

3

45 Heide wullin ') ciule solider scoeu :

Daer gaic mine sacrilicie doen Vore minen bmder, die bleef doet Te Gadres iu die bataelge groet, Doe Alexanders sine liede daer sendo, 50 Die voderiuge 1) daden tuot geuende2)

Op die van Gadres, daer Sanset bleef Verslagen, daermen rouwe om dreef3),

Ende oec Pii'on die edele man.quot;

— „Segt, wie was u bruder dan?quot; 55 ,,l)at was,quot; seit hi, „Gadefeer Van Larijs, daer men meer Groeter duecht af seggen mach 4)

Dan van iemenne op desen dach,

Sonder 0) van Alexanderse dien here, 00 Die van dien Goeden heeft die ere, Dat princhen en ghene hem geliken,

Sine moeten hem van doegeden wiken ') ;

Niet daer ommequot;), Nature en hadde gegeven Minen bruder al sijn leven 65 Al dat goeden man toehort:

Hi was behoedt in al sine wortquot;),

Getrouwe, milde ende goet,

1*

1

) Voderingo doen op enen , niet kracht van wapenen zich fourage verschaften van iemand. Zie do Aant.

2

а) Gemnde, moed, stoutheid. Met —, stout, onverschrokken. Zie iiüyd. S/h/co II hl. 328.

3

) Driven , Hd. treihen, komt bij een menigte znw. voor in den zin van

4

doen , bedrijven.

-ocr page 31-

4

Ende tcu wapinen stout ende goet'). „Here goet mansprac die coninc doe , 70 „Ic wilt met mi stoede 1) alsoe

Van duegeden ende van allen saken, Gelijc gi segt met uwer spraken ,

Ende ic u half dat lant moeste geven, Dat ic gewonnen liebbe mijn leven, fol. 09 a. 75 Van Gadei'ers uwes broeder 2) doet So draget mijn lierte rouwe groet,

Ende van Sansette ende van Pirone: Ic hadse liever in haren doene Ei mi levende ende gesont,

80 Dan van goude \M pont.quot;

Doene die gode man spreken horde, Kindi ane die fiere worde, Dat Alexanders was, die here.

Sine herte verwandelde 3) hem so sere, 85 Dat hijs 4) dacr wrake hadde gedaen , Haddijs levende wanen ontgaen. Die coninc morele M'cl ende kinde , Dat liine van herten lettel 5) minde. Al lachende seidi hovesscelike 6) : 90 „Goet man, weet dat sekerlike. Us bruder doet7) es mi leet.

Vs. 78 Hs. hadde.

1

) Stoede, aanv. wijs van stacn. Stuen, standen, had in het imp. stoont, dat tot stoet verliep. De vorm standen komt nog voor in den zeer gewonen imperativus stunt. Zie de jaokr Versch. hl. 91 , en L. Versch. 1)1. 4ö9.

2

) Broeder, zonder s in den genit., even als ook rader, /io iiuyd. Stohe I bl. 1.58 j Mul. Spraakk. hl. 20,3.

3

) Verwandelen, veranderen , ontroeren.

4

) Hijs = hi des , even als in vs. 80 haddijs voor hadde hi des. Ontgaen regeerde den genit. , wuar thans het voorz. aan wordt gebruikt. Zoo in den Wup. Mart. II vs. 44 , het ww. ontflien ;

Nu es dine herte dies ontfloen.

5

quot;) Lettel, luttel, weinig, Eng. little.

6

Hovesscelike, wellevend. ])e hoofschheid, heuschheid, was eeno der hoofdsieraden des ridders. Wie ze niet bezat stond gelijk met den dorper, den viluin.

7

') Doet, dood. 0« wordt dikwijls in de Hss. door oe geschreven.

-ocr page 32-

5

Elide u te betenie bem ic gevcet '),

Endo daer met pais quot;) ende sone maken Na vis selfs wille van alien saken.

95 Wildi mijns lants1), ic .«aelt u geven So vole, gi suiter met eren op leven.

Begerdi ooc die hulpe van mi,

Tc sal u staen met trouwen bi Met algadei' mire heirecraelit,

100 So dat gi hebben suit die maclit Over u viando te nemene wrake.quot;

Doe die goede man horde die sprake,

Weendi ende suclite sere,

I'lnde knielde neder voer dien here,

105 Milde wonde dissen sincu voet,

Aise een die soeken wilt oemoet2);

Maer die coiiinc en liet gescien ,

l'hule hied'ene r') haestelike op mettien,

Knde scide : „Goet man , nu sijt vroe quot;),

110 Mude segt mi, ic bids u, hoe

Datmen u lieet ende oec die sake,

.Daer gi omme sijt tongemake').

Es iemenne die u onrecht doet,

Ic doet u betren, o]idat ik moet3)

1 15 Leven enen corten tijt.quot;

„Herequot;, seit hi, „gebenedijt So moctti sijn van Apolline,

Yan Jiijiiterre ende van Jovine ^,

Vs. 104'. lis. weder. I OS. Hs. hcejfene. 111. lis. heedt.

1

) Mijns lants, geuit, partitivus, waarbij iet, een deel of iets dergelijks is verzwegen.

2

) Oemoet, genade, sliet gevoel van don vergevensgezinden rechter, niet (gelijk thans) van den berouwhebbenden zondaar.quot; Zie L. Sjgt;. Gloss., IIUVD. Stake 11 bl. 514 , CLION. Bijdr. bl. 80.

3

) Opdat, indien. Zie X. Sp. Gloss. — Moeten, mogen. Zie ook vs. 120, 121, 145, enz. Verg. L. Sp. Gloss.

-ocr page 33-

6

Ende oec Mars onse hogeste god 1^0 Moet u lonen dit gebod '),

Ende moet u geven ere ende spoet1). Ende eist, here, dat gi dit doet,

So clede noit coninc van so hogen done *) Armen man alselke sone2).

1^5 Here, mine name mogedi wel weten: Cassamus bem ic geheten,

Van Lavijs die oude vieliart3).

fol. 0!) b. Dat scijiitr') wel ane minen baert,

Dat ic bem out ende sere verlegen '), 130 Macr ic moet nu der wapinen plegen quot;). Gadifeer hl was mijn bruder,

Mijns vader kiut ende mire moeder:

Dien sloech doet Emenedoen Sonder enich ockesoen s).

135 Wonde die Goede noch orloven ,

Dat ic sijns noch quame te boven 4quot;), Hine mochte mi dat goet gegeven,

Dat hi ontdragen sonde tleven quot;). Doe sprac die coninc ende seide:

1

) ffin hogen done, van groote macht. Verg. onze uitdrukking: in goeden doen.

2

) Sone, zoen.

3

ö) Vieliart, grijsaard, Fr. vieillard. Veelal verbonden met out. Zie Ti.sm. vs. 37.

4

goden namen dc middelecmvscho dichters het /oo nauw niet. ApolHjn, Tervoyant (Hcrmes Trismogisfus), Mamct en Mahoen (beide laatstcn Mahomed), worden soms bij elkaar genoemd. Zie Har. liely. VI bi. 217, Bloeml. Gloss, o}) Mahoeti.

') Gehad, aanbod.

-ocr page 34-

7

140 „doet man, penst ') om dedellieitle,

Die don bataelgen toebehoren.

Elc goot man doet hem daer te voren5),

Daer hi ere mach bejagen;

liet os een Si^cl sonder verdragen3).

11.5 Alsoe moetic mot eren leven '),

Soudic vontnesse 5) hier af geven ,

lo sonde dode vore doden sctten,

Sonder mi ende u besmetten ;

Eude oec soe cist costnmc ende sode:

150 Die sonc inaect ende pais daer mode .logen den here met goeden minnen,

1 Iets recht dattor sine liodo sijn binnenquot; r').

„Ilero,quot; soit hi, die goede man7),

„(Ji sproect mi soe goeleke an 155 jMet so hovesscor, wiser talon,

Dat ic wille van altemalen In u blivon quot;) ende al vergeven,

Ende houden pais onde/sone mijn loven.

Gi selt wescn een goet here 100 Minen neven , die tonder sere Sijn, also ic u seggon mach.quot;

Cassamns dio niene ontsach quot;)

Voer enen prinche te sprekene talo.

Want liijt lange hadde geconnen walo. Vs. 150. Hs. Dat.

') Pensen, denken, Fr. penser. — Die edelhede moerv. om het rijm van behoren , voren.

quot;) Hem te voren doen, zich vertoonen, voor den dag komen. 3) Verdragen, kwijtschelden. In het sjje/ der icapine wordt niets kwijtgescholden ; de inzet is het leven. Zie JI. Lp. Gloss.

■') ])o zin is: Zoo waar als ik met cere mag leven, enz.

5) Vontnesse, vonnis. Bij kil. komt de vorm vondnisse naast vonnisse nog voor.

{'') Binnen sijn, onder (iets) begrepen zijn.

') Eenc bij onzen dichter zeer gewone constructie , waarbij achter het pers. voornw. als nadere aanduiding de eigen naam of eenc andere omschrijving volgt. Verg. vs. 2(31}, 5215, Gó.'}, 683, 9(55, 1047, 1055, 1131, 1147, 1187, 1324, 1335, 1341, 1383, 1403, 1427, 1471, 1475,1488, 1531, 1535, 1625, 1647, 1707, 1737, 1760, 1770, 1809, 1831, 1847.

B) Jiliven in enen , met den genit., of het voorz. ran, het aan iemand laten verblijven , ter beslissing van iemand overlaten. Van al te malen , van alles te zamen. Voor in vindt men ook au, te en op. Zie L. Sp. Gluss. ') Ontsien, vreczen.

1(l) Geconnen , part, van conn en , kennen.

-ocr page 35-

8

165 „Hereseit hi, „van minen bruder Sijn kinder bleven, die iet vruder Noch scoenre en mochten wesen niet1): Dat seide clc man dieso siet,

Datsc iemenne lettel sonde versconen 2). 170 I let esser drie3), die twee sijn sonen,

Terde') data die scocnste maget.

Die in die werelt binnen daget3).

Claris van Indie , die gi'ote here,

Mintse so utennaten sere,

175 Dat liise liel)l)eii wilt0) te wive Miide wesen here van haren live;

Maer sins en vveltse') geensens niet.

So wat hare daer na gesciet;

Want lii es fel ende groniart 4),

180 Ende daertoe cen out vieliart,

fol. (it) c. JOnde metquot;) die (juaetste diemen vint.

Nu os het tijt dat gi bekint Dcr kinder name ende hare doen :

Doudsto heet Gadifeer van Pheson,

185 Dat es ene stat scone ende goet,

Daer menich diere torre quot;') in stoet Aran uten gronde hoghe verheven :

Die es hein van haren vader bleven. Die joncste bruder so heet Bertrijs. 190 Hi slacht bet quot;) in aire wijs Vs. 107. Hs. mou/de. jol. 171. lis. macjl. 172. lis. dagt.

1

') ]). i.: lt;lrc iets wijzer en schooncf niet zouden kunnen zijn.

2

) Het etser drie, even nis in liet lid. yiebt derer drei, Fr. Hyena,

3

'r') Daijen, zich bevinden, vertoeven. Zie Lorr. Gloss.

4

0) Fel, boosaardig, nijdig. Zoo wordt lloinaert gewoonlijk »die felle metten roden baerdequot; genoemd (vs. 60). Groniart, Fr. yroynard, knorrig.

-ocr page 36-

9

Dien vader in allo vromechede ') Dan die oudste Vmider dedc.

Claerrijs van Indie heeft die stat Vaste belegen, eiule swert dat, 1!)5 Dat hise emmer strueven sal 1),

Ende die kinder onterven 2) al Van goede , dat hen es bleven.

Here, ontfarme u mire neven,

Ende wilt hem in staeden staeTi ') : 200 Si sullen boven 3) hulpen saen.quot; „Cassamus,quot; seide die coninc doe, „Hier en behort nemmeer talen toe G). Magic Pharon die riviere Lideu , ic sal daer weseu scicre 4), 20;') Ende wille daer sonder enich vieren *) Jcgeu Claerwise varen tornieren quot;), So dat hi rumen tal dat lant,

Ende laten daer alselkou ])aut 5), Die hem wesen sal te swaer;

1

'■!) Jammer, vast, stellig. — Strvcren , verwoesten, ül''r. destruire, Lat. destruere. Zoo ook Lorr. T vs. 617; Oriinh. O. 11 vs. 32(1. I'aar het een woord van vreemden oorsprong was , i n men de kraeht van liet voorvoegsel de niet gevoelde, is dit in het Mul. vaak weggevallen. Naast struaron vindt men evenwel ook destrueren.

2

) Onterven , (van have en goed) herooven.

3

quot;) 1). i.: Hier behoeven niet meer woorden over gesproken te worden.

4

') Liden, overtrekken, geheel overeenkomende met het Fr. passer. Verg. ons overlijden met het Fr. trépus, van het Lat. trunspassus. — Sciere, eerlang, schielijk.

5

'quot;) Alsclc, zoodanig. — Pant, bezitting, schat. Zie Wap. Mart. Gloss.

-ocr page 37-

10

210 Ende ic wille calengieren •) dcaer Die rike stat van Pheson.

U neven sullen mi manscepo doen ') Vander stat alse haren here.

Hou es hom lachter :') noch onnero , 315 Dat si hare stat van mi ontfaen :

Mi es soe monich onderdaen.quot;

Bennen desen dat si dus spraken Onder hem beiden van desen saken , Soo quaiu dacr Emenidoen 220 Ende met hein menich hoge baroen : Philete, Perdicas ende Cliton ,

Liganor, Daris ende Floridon.

Doose die coninc hadde versien ,

Loech ') hom therte , ende mettien 225 Riep lii te hem Emenidoone Ende Liganor dien riddre enne. „Emenydoenseit hi, „lieve vrient, Gi hebt mi dieko s) wel gedient,

Hots reclit dat ic u eren an 0). 230 Siet, ane desen goeden man So hebbic gemaect uwe sone1) Van Gadifers doet, dien riddre conequot;), Want si waren twee gebrodero, fol. 69 d. Beide van vadre ende van modre. 235 Nu sijn van Gadifere bleven Twee soncn, die ic hore geven

') Calengieren, als eigendom roclamccren. Zie Bloemt. Gloss., cn nu cange (Ed. Henschel) II bi. 34 i. v. callene/ia.

2) Manscup doen, den eed van trouw als leenman doen. Manscap is het MLat. homayiuni, Fr. hommaqe, van homo, (leen)jh«m. Zie iiuyd. Stoke III hl. 407.

:l) Hen --- het cn. — Lachter, schande. Verg. cugn. Bijdr. hl. 86—90. ') Loech, oude en zuivere vorm van het sterke lachen. Zie op Esm. vs. 26.

quot;) Dichc, dikwijls.

') Onnen, met den genit. der zaak, gunnen. De le en 3e pers. cnkelv. wisselen o in a : an, even als in conncn, can; moffen, mach; dorren, dar. Zie Mnl. Spraakh. hl. '2:i'2.

') Sone maken an enen, zoen treffen met iemand.

s) In het Mnl. werd zeer dikwijls het huw. achter het znw. geplaatst, en bleef dan onveranderd, of nam enkel eene e aan. Zie Mnl. Spraakk. hl. 209.

-ocr page 38-

11

Lof ende prijs , waermeure gewaegt '), Ende ene die aire scoenstc inaegt, Die de werelt lieft binnen,

iMO Die Claerwijs wilt met crachte winnen Ende voeren met heiti te lande wart; Mare die inaegt, dio sijns niene gert s), En willes gestaeden 1) noch gedoegen: 'Dies es hi vore Pheson getogen, 215 Ende heeft sine tenten dacr geslegen, Ende die kindre so vaste belegen '), Dat si met sorgen sijn bevaen 2). Ic liobl)e mijn belof gedaen,

Dat ic hen secorsen 0) sal ,

250 En doe kcnlic ongevalquot; 3).

Doe sprac die liertoge Emenidoy :

„Here, daer sal mijn god'anon quot;)

Ende mijn scilt van roden quot;) goude Gedragen wesen jegen die houde 255 Tanden kindren ende der inaegt : 1c houde mi selven daer gedaegt quot;). Grote ere sal hi daer bejagen,

Die daer dient van groten slagenquot; '•). „Cassamus ,quot; seit die coninc, „hort, 2(Ï0 Hebdi verstaen tsertogen v/ort,

Ende tgelof ende tgode beheet4),

Daer hi toe es al gereet ?quot;

„Here ,quot; seit hi, die vieliart, doe : Vs. 243. Hs. Ende.

1

) Gestaeden, niet den genit. der /nuk, toestaan, vergunnen, Hd. lt;je-statten. '/Ac L. Sp. Gloss.

2

6) Sorye, bezorgdheid, vrees. — licraen , bevangen.

3

') Jin — heten. De zin is : Zoo niet blijkbaar een ongeval het verhindert.

4

) Gc.loJ', belofte. — Beheet, belofte, Eng. behest. Zie Lorr., Linih., L. Sp. Gloss.

-ocr page 39-

12

„Onse sijn hem spade cncle vvoe 265 Hout V(an herten sonder begeven '),

Ende hebben hem doverste gichte 2) gegeven Beide van paise ende van bataelgen ;

Ende hovessce meltheit sonder faelgen 3),

Die in hem es becleven wel4),

270 Deelt hem over al sijn spelquot; 5).

Doe seide Ernenidoen ; „Vricntj hebdi U bolgenscap quot;) al vergeven mi ,

Die gi to mi hebt lange gedragen ?quot;

„ine wil re neinmermoer gewagen,quot;

275 Sprac Cassamus, „si al vergeven.

Ie wille houden al mijn leven Den pais, want uwe hovesschedo Heft #1 gesacht mine seriehedoquot;

Dus wart daer gemaect die tone 2S0 Van Cassamnso ende van Emonidone.

Alexanders dede doe gebieden Overal int here sinen lieden,

Dat si opbraken ende varen Te Physon wart al sonder sparen K).

285 Her Cassamus geleidde daer

Alt here, dat hem volgede naer,

Want lii wel die wege daer conste.

fol. 70 a. Doen teu avonde neken begonste quot;),

Logeerde there op ene riviere 'quot;),

Vs. 270. Hs. Deel. 283. Hs. opfjrake. 288. Hs. den.

') Hout, gunstig | tocgcnogon, Hd. hold. Verg. het liicrvan afgeleide hulde [hulde) en houw en trouw. — Sonder het/eren , zonder te kort te schieten , niet veel meer dun een bloote bevestiging.

ï) Overste yiehte, bovenste, hoogste gift.

3) Meltheit, mildheid , edelmoedigheid. — Sonder faelgen, zonder missen, satis J'aillir.

4) Bedoven sijn in enen, bij iemand vastgeworteld zijn, eig. door bestendige gewoonte nis het ware aan iemand vastgekleefd zijn. Zie LSj). Ghtss.

'') Zie de aant.

c) BoUjcnscap, verbolgenheid.

') Kuchten , verzachten. — Serie heit, verdriet, droefheid.

8) Sonder sparen , zonder dralen , onverwijld.

'J) Keken, naken, naderen. — Beginnen heeft regelmatig het sterke im-perf. began, doch ook de zwakke begonde, begonste, analoog met eonde, conste'van eonnen.

10) Logieren, zijn verblijf nemen in tenten of logen. Loge, bij KIL.

-ocr page 40-

13

290 Ende ginc die teuten rechten ') sciere , Ende die logen maken ter vart1).

Sine waren mar ene halve dachvart Van Pheson diere goeder stat.

Deus! 'J) wisten die kindre dat,

295 Dat Alexanders Maccdo

Hem te hulpen quaine alsoe Met selken riddren uutgelesen,

Si soudens harde blide wesen !

Smargens, doe hem die dach verharde2) 300 Ende die sonue hare verclaerde 3),

Dede die couinc int here craieren 6), Datmen ginge torsen sonder vieren '). Tholomeuse, Autliigonuse oude Ciitone , Dese drie riddren stout ende cone, 305 Kiep hi te hem al sonder sparen,

Ende seide : „llcts tijt dat \vi varen. Wine sijn niet verre van Pheson ,

llets goot dat wi onso wapine andoen Ende jegon Glcnvise varen tornieren. 310 Men inochte wel to lange doen vieren Den lichame ende oec verdragen e): Elc sonde in sinen jongen dagen

1

) Deun, zeer gewone uitroep, naaf het Lat. deus, God. Huyd. Stoke II 1)1. 2üO merkt bij hot citeeren van een aantal plaatsen aan: »Uit zulk vloeken en zweeren in 't Latijn, of half Latijn half Duitsch , is licht te bevroeden, dat do Leeken het geleerd hebben van de Klerken. Je me eontenteray de dire ee petit mot en passant, c'est que je pense que les Gen-tilshommes et les Chartiers ai/ent appris Ie mestier de blasphemer des Pre-lats, et autres (/ens d' Eylisc. 't Zijn de woorden van II. Estienne , Apologie pour Herodote.quot;

2

) Hem verhuren , zich openbaren , verschijnen.

3

0) Craieren, uitroepen , Fr. crier.

'') Torsen = te orsen, te paard.— Sonder vieren, zonder rusten , onverwijld. Zie bl. 9 , aant. 8.

p) Verdragen, verschoonen, sparen. Zie M. Lp. Gloss.

-ocr page 41-

14

Travellieren ') sinen lichame,

Ü111 to hogene '-) siiien name .'515 In duechgedeu ende in vromicheden, So datmen iu hovessceden Ende in ei'cn sijns inogc gewagen ,

Alse hi quaine tsinen ouden dagen. Groet dine legt ane 1) goet man, 3^0 Die hem in doegeden hebben can 2). Sine mage sijnre alle bi geëert Ende bidon quadon sere gonneertquot; 3). Antigonus, die dose tale Hadde verstaen wel altemale,

325 Seide : „Gi heren , nu mogedi horen Dien besten coninc, die noit0) geboren Was ten wapincn in ertcrike,

Ende daer too milde sonder gelike, Ende mede hovesch ende vroet. 330 Hi hadde gekeert al sinen moet Te sinen rechten ') xti jaren,

Hoe hi com en mochte te waren In eren ende hom selven hogen.

Hine wonde langer niet gedogen , 335 Doe hi haddo sine xv jaer,

Hine drooch wapine s), dat es waer. Der hoger lieden kinder hi ontboet, Ende die andre heren groet Dedi sinen lichame hoeden ;

1

) Linyen ane enen, gelegen zijn aan iemand.

2

) Hem hebben, zich houden, Lat. sese habere.

•'') Gonneert voor i/o-nniwcrt, part. van onneren, ontecrcn, van het znw. onnere, oneer, docli in do sterkere opvatting van schande.

3

0) Noit, even als me, werd vroeger ook als negatie gebruikt, waar thans het bevestigende ooit wordt gebezigd. Zoo in den Z. Sj). IV 2 vs. 48 :

])ie felste strijt die nj/e gheviel,

even als in het Fr.: //ui cut jamais lien. Zie L. Sp. Gloss.

,) Hecht, in de beteekenis van juist, wordt thans niet meer als bnw. bij het znw. jaar, maar als bijw. er vóór geplaatst. — Recht, d. i. juist, met zijn twaalfde jaar.

B) D. i.: dat hij geene wapenen droog.

-ocr page 42-

15

3'10 Ende vrieude ende mage , die hem bestoedeu'), fol. 70 b. Die conste hi houden vriendelike Ende tsins s) geven meldelike.

Hi onderfder 1) nemraer een ,

Mar gaf hem borge J) ende leen ;

345 Ende die here, die dus doet,

Mach wel hebben stouten moet,

Wanter hondert beter es Danre es twee 2), geloeft mi des ,

Die ute allen lande comen:

350 Dit heftmen dickent waer vernomen.

Die here hi soude hem doen minnen Die gene van sinen lande binnen : Al leechtment ane hem 0), men heeft weder, Ende die here hi wart neder 355 Geset, die sine liede haten.quot;

Cassamus, die wel te maten ')

Spreken conste , seide : „Conine here, Die sonne si rijst op wel sere,

Ilets tijt datmen porre h) ende vare,

360 Eer hem die dach tsere openbare.

Hier op den berch ecu tempel staet Van Marse : het ware wel mijn raet,

Dat gi vart daer hem anebeden quot;),

Ende hi u segge doer sine geneden 'quot;), 365 Hoet u ten stride sal vergaan.quot;

Vs. 350. Hs. l)ie.

1

) Tsins, cijns, schatting, van het Lat. census, hier in den zin van helooning,

3) Onderven, van have en goed berooven. Zie vs. 196.

2

6) Het enkolv. van liet ww., terwijl we thans hot meerv. gebruiken, hangt af van hondert, a!s honderdtal opgevat. Evenzoo in het volgende vs. twee als tweetal.

-ocr page 43-

16

„Dit dunct miscit hi, „wel gedaeu.quot; Die coninc dede sine parde gereiden '),

Ende sat op al sonder beiden s),

Ende met hein sine xii baron e,

370 Die herten hadden alse lyone 1).

Cassamus , die oude vieliart,

Leiddese recht ten temj^le wart.

Doe die coninc daer was comen,

Al witte cleder heeft hi genomen,

375 Ende heefse hem selven anegedaen,

Ende es al baerrevoct gegaen Inden tempel al moederene 2),

, Dat hem eu volgede groet no clene.

Alse hi was binnen der dore,

3S0 Sloet hise na liem ende ginc vore Mars outare oetmoedelike staen,

Ende lieft sine cleder al uutgedaen.

Olie ende honich soe goet lii daer Ende suete mclo o]) dien outaer;

3S5 Daerna soe setto hi mi swerde

üj) die vierc hornecke, die horde opwerde 3). Tusscen die viere so ginc Liggen gestrcct die coninc,

Ende thoeft te orienten wcrt.

390 Mars den god hi sere beswert,

Ende bidt dat hi hem doe verstaen,

Hoet hem ten stride sal vergaen J egen Clarewise den here :

fol. 70 c. Dit bat hi hem met herten sere;

395 Endc doe hi hadde gedaen sine bedc, Doe ontsliep c) hi daer ter stede.

1

) Ltoen, leeuw.

2

) Moederene, geheel alleen. Zie op Jïsm. vs. 4; IIUYI). Proeve I hl. 450; Taalyids I bl. 125.

3

e) Ontslapen , in slaap vallen , lid. entschlafen.

-ocr page 44-

17

Kne stemme rie)) doe: „Conine goet, 1c sal u seggeu wat gi doet:

Staet o]) ende vart te Pheson wart, 400 üaer sal Clarewijs die vieliart Comen jegen n ten stride.

Nu weest in hogen ') ende blide, Want hi salre bliven doet;

Maer hi sal u scade doen groet 405 Ane u liede, geloves mi.quot;

Met desen worde so outspranc hi1), Kade ])eiisede vele oin dese sake. Doe ginc lii neder met gemake 2) Vanden outre tote vore die dore , 410 Die hi ontsloet; daer vant hi vore 8ine liedc, die sijns wachten3) daer, Die hem trockeu alle naer 4),

Om te wetene goede mare.

Aristotiles vragede hein Iioet ware. 415 „Meester,quot; seit hi, „harde vvale,quot; Ende vertelde liem altemale Van sinen drome dat vision,

Hoct varen sonde vor Pheson.

Doe Cassamxis dit liadde verstaen , 420 Was hi blide ende quam gegaen

Vore den coninc ende seide : „Here, Ic neme ovlof5) ende danko u sere. Ie wille te Pheson bene varen ,

Ende bringe daer dese goede maren : 425 Het sal tlierte doen verlichten Minen neven ende mire nichten.quot; — „Nu vart hene,quot; seide die coninc, „Ende verneemt ons al die dinc

2

1

s) Ontspringen, uit den slanp opspringen, ontwaken. Zie clign. Bijdr. bl. 293.

2

) Met gemake, bedaard.

3

) Wachten regeerde vroeger den genit., waar thans het voorz. op wordt gebruikt.

4

) Enen naer trecken, zich om iemand hoen dringen.

5

') Orlof, afscheid, eigenlijk verlof om te gaan.

-ocr page 45-

J..S

Die gi mocht ob ander side '),

'130 Ende coemt weder ons te tide/'

— „Here , dat wart niet gespartquot; 1), Sprac Cassamus, die oude vieliart. Doe dedi hein sijn ors vort bringen, Dat grote spronge conste springen, 435 Ende sat op met haestieheiden,

Endc reet henen souder beiden;

Ende ulse lii quam op ■'') die riviere, Heette J) hi vandeii orse seiere ,

Ende ginc die trappen neder te waren2), 440 Die in die roke ü) gehouwen waren,

Diere wel xl hoiulert was,

Alsic in dien Walsce las ,

Eude elc was brect vierdalven voet. Ander passage daer en stoet3)

445 Om te comene in die stat,

Dan allene dien sclven pat,

fol. 70 d. Ende een scep 4) al moeder ene,

Eude dat selvo was so clene,

En °) hadde xx riddren moegen 450 Dragen, en hadde in gront'quot;) gevloegen. Doe Cassamus was die trappen leden quot;) Ende op die riviere quam boneden,

Hiep hi hide niet groten gere 5),

Ende die scepman quam ter vere, 455 Die Cassamuse kinde saen,

1

-) Sparen, uitstellen. De zin is : Heer , zonder mankeeren.

2

) Te waren , in waarheid. Vaak niet veel meer dan een stoplap.

3

'') Staon, zich bevinden, zijn.

4

quot;) Scep, schip.

5

) Gere, begeerte, wordt ook veel gebruikt in de opvatting van ijver, aandrang. Met (/roten (jere is dus hier niet anders als : hard, luid.

-ocr page 46-

19

Kudo seide ; „Here, wi sijn bevaon Met rouwen ende met groten sere '),

Dies wi Gadif'ere onsen liece,

Uwen broeder , hebben verloren.

'ICO Ons doet Claerwijs groeten toren s)

Kiule groet verdriet ende groet onraste 1),

Want hi ons heeft belegen vaste 2) :

Gi moecht sien van hier dat here;

Ende hi ontboet 'j oec gistren, here ,

465 Uwen neven, dat iii sal

Comen die stat verberuen al0),

Eer die viere dage sullen lideii.quot;

— „Yrient, nu doet uwe lierte verbliden Sprac Gassamus , die oude vieliart,

470 „Want Alexanders coemt harewart')

Ons te heipene wat hi mach.

Gi seltene H) morgen eer middach Sien ende logieren hier Met x dusent riddren lier,quot;

475 — „Here,quot; seide die vereman, „laet ons varen Uwen neven seggen dese goede mare,

Ende haerre suster Phisenien,

J)ie onse Goede benedien 0)

Vore3) die scoenste maegt die leeft,

480 Die de werelt binnen heeft,

Ende Edea ende Ydovuse, die wel Ys. 470. Hs. uere.

2*

1

•') Onraste, onrust, zorg', kommer. On- drukt hier even als bij onyemac, onminne, de sterke tegenstelling uit. Verg. 1)1. M, aant. 5.

2

) lieliygen, belegeren. — Taste, met kracht.

3

'quot;) Vore, in hoedanigheid van, als.

-ocr page 47-

20

Gormen vontnesse in dat spel Van wapincn ende van minnen geven '), Bat -) dan enichge die nn leven.quot;

485 Doe gine die scepman1) hone roien Wat hi raochte sender vernoien 2),

Want liine was trage no lat 3),

Tote dat hi quam vore ane die stat,

Daer Cassamus ontscepte saen 0) ,

490 Ende es boven in die sale gegaen,

Daer hi vaiit sinen neve binnen ,

Diene ontfinc inot groten niiinieti,

Ende vraechden hem, wat liem luidde gevvert'), Dat hi so lange hadde gemertquot;). 495 „Kindersoit bi, „nu sijt vree '•') :

Ic hebt ons begaet quot;') alsoe,

Dat Alexanders coemt margen here quot;)

Getogen met al sin en here.

Op die roke ls) van Pharon 500 Sal bi sine lieden logieren l:') doen.quot;

fol. 71 a. — „Lieve oemseide Gadifeer doe,

„Cleinen quot;) troest hebbic hier toe.

Want onder Pharon loept die riviere

1

) Scepman, schipper, veerman.

2

') Mui/en , kunnen. -— Vernoien, verdrieten, van het 1'r. ennuyer.

3

■') Lat, lui, zeer veel verbonden met traay. Zie Heim. d. Heim. vs. 247.

-ocr page 48-

31

Diep ende stuer ') ende ongchiere. 505 Die roke es hoge ende alte swaer '*), Ende in c milen hier naer Sone stoet brugge no gowatquot; 1).

— „Neve, si sullen dien ingen pat Yanden trappen den wecli bestaen '),

510 Knde twee ende twee te gadre gaan, Ende mettien scepe overvaren.quot;

— „Oemseide doe Eettijs , „tewaven, Ic wille mi houden aite uwe tale.

Ie hebhe enen helm van brunen stale, 515 Ende ors ende scilt ende wapine goet, Ende daertoe therte eiule den moet, Dat ic mot minen lichame sal Dien tornoi verwinnen2) al,

Ende daer solke slagc slaen ,

520 Dat Alexanders sal verstaen

Ane dobbeleren 3) van minen slagen, ])at ie hoge 4) minne drage.quot;

— „Novo,quot; soit hi doe, Cassamus, „Jonge lieden en souden dus

5ii5 Hen selven so sere beromen niet,

Want hots misselic *) wat gesciot.quot;

— „Oem,quot; soit hi, „dien goeden wille. Dien ic hebbe, cu liet mi stille Swigen, ine moesten 5) oppenbaren.

530 Laet ons margen daer buten varen , Vs. 53'J. Hs. moeshi oppciihare.

1

:') Geteut, doorwaadbare plaats.

2

■^) Verwinnen, winnen. — Over tornoi/, ook voor een ernstigen strijd, zie vs. 20(5.

3

quot;) Dobbeleren , verdubbelen, met verdubbelde kracht toebrengen.

4

') Hoge minne is liefde voor een edele, aanzienlijke jonkvrouw.

5

u) Ine moesten , d. i. ic ne moeste hem , dat ik hem niet moest.

-ocr page 49-

22

Ende onse viande leren kinnen,

Wi mochten hare vitaelle winnen ')

Ocht iet els 8) vanden haren :

Dan suldi tAlexanderpc varen,

535 Ende hem doen aldus verstaen.quot;

— „Neve,quot; seit hi, „ic wilt anegacn ,

Want die herte vercoent 1) al mi,

Dat ic van wapinen hore spreken di ;

Want dies es leden menichgen dach,

540 Dat ic der wapinen niene plach ^ ;

Want ic hebbe lange hermite gelegen B):

Nu willic der wapinen plegen.

Margen vroech in die dageraet,

Vordien dat die sonne opgaet,

545 Willic datwi dose rese bestaonquot; 2).

Doe Gadifier dit hadde verstaen,

Soe loech sine herte ende seide : „Oem,

Dat gi segt dat es al droom;

Laot jonge lieden dese rese varen quot;),

550 Gi sijt tout saermeer, tuwarenquot; 9).

1

') Anegacn, aanvangen , beginnen,

2

') Rese, rein , tocht. — Bcstaen , ondernemen.

-ocr page 50-

23

Doe Cassamus rleso wort verstoet,

Wart hi grain in sineii moet '),

Eiule seide : „Quaet horen sone, groniarta),

fol. 71 b. U lieft Clacrwijs die oude' vieliart 555 Belegen , gine dorst noit bestaen ,

])at gi hadt poingis 1) gedaeu .legen hem ende utegevaren :

Gi selt u selven lange sparen.

Dies ic bem out ende sore verpijnt 2),

560 Alse wel ane minen lichame scijntö), lt;

Wild! mi daer omme verbieden Tornieren metten andren lieden ?

Bi Gode, haddic mine wapine an,

(ii sout mijns node ontbeiden3) dan;

565 Gine wart noit mijns brudcr kint.quot;

Die knape loech, en achtes twent'),

J'lndc al lachende hem omkeerde.

Phisonie dio wel geleerde

Seide : „Lieve oem , laet dit varen ; '

570 ili seit al in spele B) te waren,

Knde van groter vrientscap mede;

Hi kint wel u vromichede quot;),

Ende dat gi wart sijt aire eren.quot;

— „Nichte, gi coniiet wel ommekeren:

575 Woudi Claerwise den here minnen,

Vs. 575 Hs. Woutcli.

1

) Poingis, strijd, gevecht, OFr. poiynis, van het Lat. pngna. Zie hu yd. Stoke ii, 304.

') Bies , omdat, dat. — Verpijnt, eig. door moeite en arbeid [pine) versleten , afgeleefd.

') Seinen, blijken. Verg. de uitdrukkingen anscijn, in seine, blijkbaar. Zie nuvi). Stoke II, 168. — Alse wel, alzoo wel, even goed.

2

f') Ontbeiden, met den genit., afwachten. — Node , samengesteld uit nt en ode, eig. niet licht. Zie iil'yd. Stoke II, 200, enz.

3

quot;) In spcle, in scherts, Zoo bcteekent uten spele ynen, ernst worden, ophouden spel te zijn. Zie LSp. Glos».

quot;) Vromicheit, dapperheid. Verg. bl. 9, aant. 1.

-ocr page 51-

24

Soe mochten ivi alle pais gewinnen.quot;

— „Oemquot; , seit si, „bi uwen jade Willie doen vroech ende spade Ende bi minen bruderen beide,

580 Dien ic dinc engeen ontseide ').

Wat gi gebiedt willic bestaen ,

Noch tan so soudic eer anegaen Datmen mi sloge af dat hoeft,

Dan ickene name, des geloeft.quot;

585 Doe Cassamus hare wort verstoet,

Van jamerre vielen hem opden voet1)

Die tranen ute beide sijn ogen,

Ende seide : „Niohte, weset in liogcn:'),

Ic sal re eer om laten tleven ,

5(J0 Eer gi Claerwise wert gegeven.

Margen so coemt u hulpe groet,

Want Alexanders ende sijn conroet ')

Coemt hier gevaren ende Caulus,

wgt; Ende van Archade Emenydus.quot;

595 — „Oemquot;, seit si, „es dat waerheide Van Alexanderse [ende] sekerhoide.

Dat hi hier margen wesen sal,

Ende met hem sine riddren al ?quot;

— „Jaet2), nichte, want hi es leden 60Ü In toe dat wout van haesticheden

— „Lieve oem, es hi selc here ,

Als menne loeft ende prijst sere 'tquot;

— „Ja hi, nichte, noch alse goet:

Hi es hovesch, jonc ende vroet,

605 Ende wel gemaect van allen leden,

Simpel 3) ende van goeden seden,

Vs. 580 Hs. Diere. 583 Hs. thoeft.

1

-) Jamcr , droef'licid , ellende.

2

Jaet = ja het, elliptische uitdrukking, die altijd moet aangevuld worden uit den voorafgaanden zin. Jaet is hier voor : Ja het es waerhede. Verg. ja ic, ja gi, enü. en zie vs. OO.'J.

3

') Simpel, bescheiden, vriendelijk. Sedich en simpel worden dikwijls

-ocr page 52-

23

fol. 71 c. Ende melde1) boven nlle dinc :

Hem en geleec noit coninc.

Hi es stout alse een hoen 610 Ende vorsienich 2) in al sijn doen. Al archeit es van liem gegacn a),

Ende heft alle duecht ontfaen.quot; Doe seide die maegt nutvercoren: „Ter goeder tijt wart hi geboren.quot; (»15 Mettien es dadifier daer comen Ende heeft haren ract benomen '). „Oem quot; seide die jonchere,

Gi sijt op mi verbolgen sere.quot; — „Lc ben niet,quot; seidi, Oassamus, 620 „Al lie])ti mi op met talen dus 3). [c weet wel , ie bem van c jaren, Nochtan hebbic selke oracht, tewaren , Die gi mavgen sclt moegen sien ,

Also wi te velde sullen tien 6), 623 Ende ontwapent es tsciltwachte,

Die have niene ontsiet') bi nachte, Die wi dan selen met onminnen Assaellieren in allen sinnenquot; quot;).

Ende mettien so sciet die sprake quot;'), 630 Ende elc ginc slapen om die sake, Dat sijs te vroeger wouden opstaen, Vs. 623 lis. tuciltwac/U.

1

bijeengevoegd. Zoo MLp. II, Zie Ghtss., en verg. CLIGN. Jiijdr.

hl'. 322.

') Malde, mild, edelmoedig. Evenzoo in vs. 417 sccj' voor scij).

2

quot;) Archeit, boosheid. Thans zou men zeggen; Alle boosheid is verre van hem.

3

') Hem ontsien, vreezen, hier ter zake van een naderend gevaar, en dus: kwaad vermoeden.

Onminne, verwoedheid. Zie bi. 1!), aant. 3.

!)) Assaellieren, aanvallen , Fr. assaillir. — Tn allen sinnen, in alle opzichten , geheel en al, hier: aan alle kanten. Zie LSp., MLp. Gloss.

Iu) Sceclen, scheiden, vroeger ook sterk in liet imperf., even als hict van /weten. Hier in den zin van ophouden.

-ocr page 53-

36

Om dat sijs tsciltwachte wouden bestaen ').

Smargens doe hem verharde ') die dach , Ende men die sonne risen sach, 635 Cassamns , Gadifier ende Bettijs ,

Die genie bejageden ere ende prijs,

Daden hem hare wapine bringen Ende die orse, die sere springen.

Phesonie, Edea, dese twee joncfrouwen 640 Wapenden Cassamuse met trouwen , Die sine wapine noch wel vermach 3);

Ende alse hi hem gewapent sach,

Van joieu 4) loech hem therte binnen. „Edea,quot; seit hi, „ie doe u kinnen, 645 Dat ie wille sijn u lief gestade 5)

Ende u vrient, vroech ende spade,quot;

Edea sprac ende seide : „Here,

Dane hebt, dat gi mi doet dese ere ;

Ic en onthonde u ende wese met siiuio 650 Emmer uwe getrouwe vriendinne 8),

Ende geve u dit vingerlin '),

Dat ic altoes vrient wille sijn.quot; — „Oem ,quot; seit hi doe , Bettijs ,

„Onse God geve u ere ende prijs, 655 Ende moet u laten goet gescien:

(li sijt te rechte wel versien 8).

Hadde also vele selke quot;) joncfrouwe Van minnen geseit te mi op trouwe.

Die ic lief Iiebbe ende wert

') Hestaen, aanvalen. Zie HUVD. Stnhe I, 424. Bestaen botcckont zoowel het aanvallen met woorden {aampreken) als met daden. Zie verder CLIGN. liijdr, bl. 24G , LSp. Glans, enz.

a) Hem verbaron , zich vertoonen , aanbreken.

3) Elliptische uitdrukking', daar bij vermoi/cn een ander ww. is verzwegen , als: te clrayhene, fc hantienw.

*) Joio, vreugde , blijdschap , Fr. Joie.

5) Gestade, standvastig , afgeleid van stat, dus : trat rast op zijne plaats is. Over hot plaatsen dor bnw. achter het znw. zie Mnl. Spraakk. bl. 209.

Zie de Aant.

') Vingerlin, ring.

') Versien , voorzien , bezorgd.

quot;) Selc , een of ander.

'quot;) JVert hebben, op prijs stellen, hoogschatten.

-ocr page 54-

27

fol. 71 d. 6(50 Men souts te meer ontsien mijn swert.quot;

Doe loecli met herten ') die vieliart,

Ende set1) met haesten op sijn part,

Ende oec alle dandre mede,

Sender die hoeden die stede 2).

6ü5 Die porten waren opgedaan '),

Daer si buten reden saen So si aire heimelicts mochten b),

Dorc die boengarde 3), daer si socliten Die pade, datmense niene sonde sien. 670 J)aer sonde node iemenne achtertien ') Van dien genen die daer waren,

Dier vc was te waren.

Hare spieren haddense voren gesent4),

Om te wetene alt covent quot;)

675 Van den here , hoot daer stoede ,

Ende ochte 'quot;) si iet lagen op hare hoede. Die spiere brochten goede mare Ende seiden, dat sciltwachteren cornen waren, Ende hadden hare wapine nutgedaen, 680 Ende waren rusten alle gegaen quot;).

Doe reden si heimclike int here.

Dat si vonden sonder were 5),

Ende Oadilier hi sloech met sporen l:') Vs. 664. Hs. hocldcn. 671. Hs. al. 077. Hs. brocllc.

1

'l) Set, (1. i. sit. Verg. bl. '2.3 , iiant. 1.

2

:1) Sonder, behalve.

3

quot;) Buem/art, boomgaard , bosch.

4

quot;) Spiere, verspieder. — Vuren aemlen, vooruitzenden. Senden had vroeger neer regelmatig de zwakke buiging , als zijnde een afgeleid ww. van sinden, gaan, even als lei/yen, zetten, van liggen, zitten. Zie chaff , VI bl. 234.

5

n) Met sporen slnen , spoorslags rijden. Slaen is zeer gewoon om eene

-ocr page 55-

28

Vore alle daudre verre te voren '),

685 Helm up thoeft encle swert getogen ,

— Siju ors sceen ocht hadde gevlogen —

Ende riep „Tortonsijn tiekeu dus,

Dat hem gaf die oude Galeus Dn er wacrt geruchte harde groet,

690 Ende daer so bleef meuich doet Eer si hom gewapenen conden.

JJaer lioper 3) vele met groten wonden Tote vore Claerwijs pawelione '),

])ie vore hem jageden die van Phisone.

695 1 )()e Claerwijs dese mere 5) vernam ,

Wart hi tornich ende gram ,

Ende dede an sine wapine sciere ,

Ende swoer bi sinen Goeden diere quot;),

Dat hi Gadifere hangen sonde,

700 Ende die maget, die sijns nienc wonde,

Ane haren danc ') nu hebben sa!,

Hemic doc kenlic ongevals).

Doe brochtemen hem een ors Heartquot;),

Daer hi met hacsten op sat ter vart quot;'),

705 Ende vragede wacr sine drie kinder waren. Doe scidemen licin, dat si gevaren Waren inden wonde jagen :

Vs. 691. lis. co/ide. 692. Ms. wonde. 694. lis. jagede.

Vs. 700. lis. meuje.

beweging in een bepaalde richting aan te (luiden. Zie LSp. Gluss., en verg. l)r. JONCKBLOET , Spec. bl. 81.

') Te voren, vooruit.

■) Zie de Aant.

:i) Lioper = liepen er. Zie over do apocope vun den uitgang -en l)r. JONCKBLOET, Mnl. lip. Versb. bl. 119.

4) Pawelioen, tent.. Zie vs. 29.

5) Mere , mare, tijding.

n) Diere, bijw. duur, plechtig.

7) Ane haren danc, tegen haar wil, haars ondanks. Dn tic, afgeleid van (linken, denken, is oorspronkelijk meeniny, en bij uitbreiding wil. Ane is niet het voorz. aan, Hd. au, maar het Hd. ohne, zonder, buiten.

Zie de aant. op vs. 200.

Ors liaert, ML. liardus, O Fr. Hart, appelschimmel. Liart is gris pommelé. Zie Ruse vs. 218; du cange (Kd. Henschel) IV bl. 91, VII, bl. 216.

ln) Ter vart, dadelijk, terstond.

-ocr page 56-

»9

Dat soe coiisti qualic verdragen.

„Hoe,quot; seit lii, „sij nse jageren dan?

710 Hen stect engenen goeden man Jagen te vaerne inden woude Die wile dat lii orlogen sonde.quot;

fol. 72. a. Doe seide daer een here: „Wilt verdragen '), Dat u kinder sijn varen jagen;

715 Si en waenden niet mesdoen.

Om dat der gere van Pheson Soe lettel es, sine souden tlurron •)

Met haren lieden tons wart porren :l).quot;

C hier wijs seide : „Hets d ickcnt vertogen4), 720 Dat menich wert bi wane bedroegen.

Men vant noit waenre vrai no vroet5).

Al es liaerre lieden ] uttel goet,

Si sijn stout, vroet van orlogen,

Ende hebben harde vele geplogen quot;).

725 liet esser een luttel beter, te waren7). Die getrouwe haren here waren ,

Dan vierwarf meer in allen doene quot;),

Alse den here haten sine barone Ende sine gemeine lieden daer met.

7:i0 Hets wonder hine blive gelet Vs. 709. Hs. jagenren.

') Verdrayen, verschoonen , ten goede duiden.

•) lettel, weinig. De genit. der yere, der yeenrc, hangt van lettel af. Durren , dorren, durven.

3) Porren , optrekken.

') Vertogen, verl. deelw. van vertien, vermelden , verhalen. Zoo ook LSp. U. 11 c. 3ü , vs. 792;

. . . . dandre die doe Hadden voor Pylatus oglien Jhesus goede werken vertoyhen.

Zie ook STOKE, VIII, vs. 1272. Vertien is eig. vertrekken, dat in het Mnl. evenzeer de beteekenis van verheden heeft.

•'') Waenre, waner, iemand die waant. — Vrai, waar, waarachtig, Fr. vrai.

o) Geplogen, deelw. van plegen of plien, dat gewoonlijk den genit. regeert. Meu leze: hebber — hebben der (nam. orlogen}. Plegen beteekent doen, hier voeren.

') De zin is: Een klein aantal is beter. Een luttel is hier onderwerp , eu niet bijw. tot nadere bepaling van beter.

quot;) In (dien doene, in elk opzicht.

-ocr page 57-

30

Van sire eren, alse hijs heeft noet '). Al ware lii starker ende noch alse groet Dan iemenne diemen vinden can,

Doch en waer hi waer een man , 735 Hine si van sinen lieden gedragen1); Want alsoe saen see es verslagen Een coninc oeht een mechtich grave Alse een daermen luttel om gave :l).quot; Doe sloech hi dat ors met sporen 2), 7 10 Dat hi wart hadde ende vercoren 3), Ende deckede heme metten scilde. Gadiefier, die niet eu wilde Letten quot;) alse hine comen sach,

Reet jegen heme wat hi mach '). 745 Dner mochtemen sien een lier ontmoet quot;). Die orse j die l)eide waren goet,

Sturten quot;) met craehten daer te neder; Maer die heren sprongen 02) weder Alle beide alse hilden cone 4),

750 Die horten hadden alse lyone.

Elc so trao ter vart quot;) sijn swert,

Ende deen den andren sere begert Onder te done '■) wat hi mach.

Gadifier die gaf enen .'-lach

1

) Waer — newacr, maar. I)c zin is: Toeh zou hij maar een man, niets meer dan een gewoon man zijn, zoo hij niet door zijne lieden gesteund wordt.

2

) Slaan met sporen , ook bedrijvend gebruikt met ars nis voorwerp , be-

3

) Wart ende vercoren hehhen, hoogschatten en uitverkoren houden.

c) Letten, waehten, toeven.

4

) HiU , held. — Cone, koen , dapper.

quot;) Trac, ww. der eerste klasse, thans even als treffen tot de tweede beboerende. Zie Mul. Spraukk. bl. 217. — Ter vart, aanstonds.

l;i) Onderdoen, ten onder brengen, het onderspit doen delven.

-ocr page 58-

31

755 Claerwise met so willicliger ') hant,

L^at hi vantlen helme (leu rant Dede afspringen, daer in stoet Monicli steen diere ende goet,

Dies hem Claerwijs balch 1) wel sere;

760 Maor Claerwijs die kintsce here •')

Liep hem op met groten slagen 2),

Die hi niet en wonde verdragen.

Daer wart die bataelge groet,

ALse die partieu ende hare conroet 3) 705 Yei'gadert0) waren van beiden siden;

fol. 7^ b. Daer mochtenien sien scone met swerden striden, Om ele te helpene sinen here:

Die van Inden vochten sere.

Betis quam daer toegereden 770 Verbolgen ende met haesticheden,

Ende sloech in die meeste porse'),

Ende stac enen vanden orse,

Ende dore den lichame een gelachte ,

Ende hermonteerden '■') daer met crachten 775 Sinen brueder Gadifere;

Ende Claerwijs , die grote here ,

Was hermontert vanden sinen.

Daer liet Cassamus wei seinen 4),

Dat hi van prise quot;) was riddre goet;

780 Want hise vor hem bugen doet Vs. 703. Hs. haiaelgen. 770. H s; ere.

1

) Hem heh/en , met den genit. , boos worden, zich vertoornen, ww. der tweede klasse. Zie Mul. Spraukk. bl. 218 , LSjgt;. Oloss.

3) Lees: Gadijiur die hintseo here. Zie de Aunt.

2

') Oplopen, driftig' aanvallen.

3

s) Conroct, schaar, omgeving. Zie bl. 24, aant. 4.

4

quot;) Van prise, als adj. gebruikt in den zin van prijzenstuaardi;/, vuor-treffelijk. Zie bl. 1 , aant. 2,

-ocr page 59-

32

Met sinen groeten rusten ') slagen,

'Die liaer eiigecn 1) eu conste verdragen ,

Sine moesten alle vor liem vlien a);

Ende 13etis spj'ac te hem mettien 2) :

785 „Oom, ic bem die u vennaue,

Dat gi oniine die welgedane 3)

Edea penst ende geit °) hare,

Dat gi hare gistren openbare Gelovet, doe si u wapine anedede.quot;

790 — „IN!eve , gi segt liovesscede 4):

God laetes mi die macht gewinnenquot; R).

Ende sijn liertu ontstac hein. binnen ,

Dies iii van sinen lieve hort spreken.

Die bataelie 5) voer hi dorebreken,

795 Ties 'quot;) hi quam ten groten here Claerwise, dien Inquot; begerde sere.

Hi riep van verren ; „Here Claeruus !

Ic bom die vieliart Cassamus,

Ende gi sijt tidich oec van jaren quot;).

800 Men seit dat gi mint te waren

Ene wel geraecte ''), hoveseh ende scone ,

Maer dat es te cranken lone 6);

1

J/aer em/eon , geen hunner.

2

) Mettien, met dien, terstond daarop, meteen.

3

•'') 11'd i/edaen , welgemaakt, schoon. Thans alleen iu den zin van wel-doorvoed gebruikelij k.

4

') Hopcsscedo sei/ijen, datgene zeggen, wat een hoveseen mnn betaamt. Een Uovesc man zouden de Engelsehen een (/enileinan noemen.

5

quot;) Satiielie, slagorde. Zie Limh. Gloss.

6

13) Cranken = crane, een. Zie over de invoeging van hot lidw. een tus-sehen bnw. en znw. Mnl. Spraakk. 216, BOllMAXS Christ. 145. — Crane is gering, onbeduidend. — Loon , belooning.

-ocr page 60-

33

Want daei' gi die minne begert, Eu heeft men u noch lief noch wert, S05 Noch men acht op u een twent '); Maer ie minne ende hem gcmint Van ere maegt, daer ic dove sal Dien tornoi verwinnen al,

Die mi gaf dit vingerlijn') 810 Te dragene anden vinger mijn;

Ende gi wilt met crachte winnen Joie ende spel van nee minnen '), Ende hebse vaste belegen,

Dies ic selden hebbe gesien plegen1), Sl5 Datmen orlogede die joncfrouwe, Diemen minnen wilt met trouwen. II mochts noch berouwen wel'), Want orloge dat es een spel , fol. 1:1. c. Dat sere tec avonture staet quot;) 820 Ende dat dicwile omslaet.quot;

I^ese tale seide hem aldus Die oude vieliart Cassamus,

Soe dat al dat volc wel horde. Een Persant2), die dese worde 825 Hadde gehort, hi quam gereden Op Cassamus met haesticheden, Mar sijn spere droech hi te hoge; Ende Cassamus, die int orlogequot;) Van wapenen conste groet vordeel, Vs. 828. Hs. Mar.

3

1

) Thans gebruikt men in plaats van het part. den infinit., wanneer een ander ww. volgt. Zie meer voorbeelden HUYI). Stuhe I 348; Proeve III 283. — Plegen , met den genit., doen.

2

quot;) Orloye, vroeger in alle drie geslachten gebruikelijk. Zie HOOCSTU. I.ijst 375 , Ned. Klass. It 49.

-ocr page 61-

34

830 Stac hem tspere ende tpennoncheel ') Dore die hcrte, dat lii viel doet. Hi nam tors, [dat] scone endc groet Was eude litermaten snel;

Tenen, dien hi kinde wel,

835 Seide hi: „Yart te Pheson na '-),

Ende geefter der scoenrc Edea Dit ors: het es te rechte hare.

Nu sit op ende vare Sonder enichge lange beidequot; 1).

8-10 Die knape hi sprane int gereide '), Die en was no trage no lat2),

Ende voer te Pheson in die stat,

Daer hi vant die scone smale 6),

Ende dede sine boedsea]) harde wale 845 Ende gaf hare tors metten gesmide 3) Van Cassamus wege, dies si was blide, Ende dankede hem utermaten sere, Dat hi om hare pensede 4), die here, Daer hi was in selker noet,

850 Doe hi den riddre stac te doetquot;).

Doe die knape sijn present Hadde gedaen, hine lette twent5), Ende heeft orlof an hare genomen quot;), Eude es wedei' ten stride comen, 855 Daer hi lietise ende Gadifere Sach strideu utermaten sere.

Daer was die hataelge groet,

1

•') Beide , oponthoud, uitstel.

2

ü) Smah'., gewoonlijk voorafgegaan door scone , het Fr. la belle miynonne.

3

Het bnw. smal is klein, en bij uitbreiding lief. Zie Zon-, on Limb. Gloss.

4

') Gesmide, paardentuig, zadel, van het ww. smeden. Zie clion. Bijdr. 224.

5

quot;) Steken te doet, doodsteken.

quot;') Letten , toeven , wachten.

quot;) Orlof nemen au enen, afscheid nemen van iemand.

-ocr page 62-

35

Eudc (laer lie]) menich ors al bloot, ■)

Sonder siiieu here haven tare 1).

800 Cassamus sach ende wart gewavc

A1 there gewapent, ende wait geware 2)

Te lien wart met groten scaren.

Hi ') riep te hem doe Gadifere Ende Betise den kintschen here.

805 „Kinder,quot; seit hi, „ie hebhe vernomen 'Dit groet here al tonswaert comen Met hogen ende met gaveloten '):

Si hadden onse orse ^aen doet gescoten.

Daeromme radio dat \vi keren :

870 Wi moegent doen met groten eren ;

Want hare lieden es met getale lol. 73. d. Hondert dusent, weet ic wale,

Ende onser en es na onse getal Maer Vc overal3).

875 Laet ons varen met onser proien,

— Het sal ons comen meer te joien , —

Tole binnen lytehen ') van Phesone.

Daer sullen wi beiden b) alse riddren cone Claerwijs dien here, coemt hire gevaren 880 Met harde menegen groten scaren,

Met arenborste •J) ende met speren:

Vs. 866. Hs. OIL 879. lis. die, Iner. 880. Hs. hardeti. 'ui. groter.

3*

1

) Harentare, hire ende dare, liier en daar, her- en derwaarts. Verg. bl. 19, aaut. 7.

2

8) ])e laatste woorden van dit vers zijn door een slordigen afschrijver gelijk met die van het vorige geschreven. Waarschijnlijk zal men moeten lezen:

Al there gewapent, ende quam gevaren d. i.: en dat het op hen afkwam met groote scharen.

*) In het Hs. staat waarvoor men wel zal moeten lezen: Ui.

Leest men Dhe', d. i. dhere , do heer, dan is het vers te lang.

s) Oavelote , spies , Fr. jarelot.

0) Oreral, in het geheel, alles te zamen. Zie Mul. Jf'db. I 176.

3

s) Arenborst, Mhd. armhrust, arbrost, oorlogswerktuig om pijlen mede te schieten , verbasterd uit het ML. arcubalista , 1' r. arbalestc. Zie bknf.cke Mhd. Wtb. I 61.

-ocr page 63-

3G

Hiei' en mochten wi ons niet verweren, So vele volcs volcht hem na.quot;

Doe quam hem van Edea SS5 Een gepens al daer ter stede,

Dat hem sine lierte verwandelen1) dede, Soe dat hi set den helm in thoet •), Ende nam een spere starc ende groet, Ende decte hem met sinen scilde, 890 Als ocht hi joesteren 2) wilde,

Ende sloech dnrs met sporen3), Dat allen ursen lie]) te voren fi).

Doe hi den hero Claerwise versaeh,

Riep lü van verren dat hi mach 895 Met enen verbolgenliken sinnc:

„(Ji selt becopen diere die minne. Die gi te Phisouie draegt:

IJ es ongereet alselke c) ene maegt.

]3eter dan gi salsc gewinnen,

900 Dats diegene, die hem doet kinnen Boven al te sine een here.

Eer haer die sonne int donker kere, Soe soudi willen in die wesen....quot;'). ClaeiTiius die wert er re 's) van desen 905 Worden, die hi te hem wart seide , Vs. 895. lis. vcrholrjcnliiie. 903. lis. aouldl.

1

') Verwandelen , veranderen, ontroeren.

2

;l) Joesteren, in een tournooi strijden, een tweekamp vechten, Fr. jouster, joüter, ML. Juxtare, \a.njuxta, en dus eig. zich vereenigen , samentreffen (met de wapenen). Zie dikz litym. ITlb. 170, i. v. cjiusta, l.ittué II 205; en verg. DU canoe III 947; van wijn, Ileelu 172.

3

) Urs — ors , ros , paard. — Over slaen met sporen zie vs.

-ocr page 64-

37

Elide reet hem jcgen sonde:' beide '). Cassamus stac den Inscen quot;) Iiere Doer den scilt ende quetstene sere,

Ende Claerus brae sijn spere ende leeta). 910 J)at liine niene qnetste dat was hem leet. In rampone seide hi dit wart4) :

„Gi hebt gejaechtr'), liere oude vieliart, Us self's doet al desen dach.

Waondi dat mi verdriven mach 915 Alexanders, al coemt hi here U te helpen mot al siuen here ?

Nu sal Porrus gewroken sijn Van dien, dat vore Pantapolijii Die vulc bastart hem lachter dede c). 920 Hine ereech van mi pais no vrede: Oin dusentieh jiont van goude roet7)

Sone liet iet niet, ine sloegene doetquot;quot;). Cassamus, die dit verstoet.

Hi seide; „Het cost u lijf ende goet,

925........ .quot;)

fol. 73. a. .Hat gi blameert dien groten here Alexanderse ende mi daer mede.

Gi doet u sol ven dorperhede 'quot;) Vs. 912. Hs. gejaech.

') Enen jegen riden, iemand aanvallcndcrwijze to gemoet rijden.

-) Insc, Indisch. ,

3) Liden, voorbijrijden. Zoo men elkander namelijk in vollen ren te gemoet reed, en dc stoot niet te hevig was, reed men elkander voorbij.

') Kampoen , spot, hoon , O Fr. rampune. — Wart, woord.

•'•) Jatjen, najagen , zoeken.

quot;) Bastart wordt hier Alexander genoemd als zoon van Neetanabus , die in do gedaante van Jupiter Ammon Philips gemalin bedroog. Zie Alex. I vs. 16!) vlgg. — Ladder doen, schande aandoen.

') Dusentieh, gewone wisselvorm van dn sent,

H) Ine sloegene — ic ne s/uech hem , d. i. dat ik hem niet sloeg. Thans gebruikt men achter laten den infinitivus.

quot;) Blijkens liet ontbrekende rijm van here is door den afschrijver een vers overgeslagen, dat na vs. 924, het laatste eener kolom, moet ingevoegd worden, en b. v. aldus kan geluid hebben;

Ende sal u sijn te groter onnere.

quot;') Dorperheii doen, schande aandoen. Dorperheit, oorspronkelijk do handelwijs van een dorper, dorpsbewoner , Fr. vilain, bij uitbreiding; laagheid, onheschofthcid, gemeenheid, slechtheid. Zie iiUYD. tètoke I bl. 532.

-ocr page 65-

Ende luttel eren eiide baten ');

ÜÖO Want il-e wel doet hem een haten Met talen dicke alse mctter daot •). Elc sonde liein hoeden te sprekcno ((iiact, Ware, hi princho ochte gnoets),

Lachter te seggene ') cleine och groet 1(35 Enegen man, want een groet here,

Die quaet «preect, es te scuwcue sere.quot; Cassainns, dies '') niet verdragen Km woude, liep hom op met slagen ,

Ende hi hem weder sonder vci'den quot;). !)]() Tladdeinen hein belden laten gewerden, Ie segge u dat bi mire trouwen. Het sonde den enen sijn berouwen ''); Maer daer quamen toegeslegcii ■)

J3ie van Indie van allen wegen0), !.) 15 Ende dadense sceden au haren wille Betijs, die niet en lult stille,

Voor daer hijs te doene quot;) sacli meest, Alse ocht hi ware enen tempeest '■). Hi sloecli ors ende man te neder, 950 ])ie meer op en stoeden weder, ^ s. Ms. xpreke. Uil. Hs. mineu.

') Bate, voordeel.

-) De zin is; Want cvon goed doet zich vaak iemand haten , maakt iemand zich gehaat, met woorden als met daden.

:l) (Jnuet, genoot, bepaaldelijk in den zin van pair, ridder. ]gt;c genoot is eig. do gelijke in rang of stand, do evenknie, MLat.^ar, Fr. pair. Zoo heetten de paladijnen van Karlemeine die ijcmtv, Zie IlUYü. Stoke II bl. ööö, en verg. Lorr. Gloss.

quot;) Luchtcr segffen , schande, kwaad spreken.

■') yj'i's — die des. Verdragen regeert den genit. Zie MLp. Gloss.

'') Verden, uitstellen , een wisselvorm van eersten.

') lierouwen, vroeger sterk en behoorende tot de zesde klasse. Zie M/il. Sprnakk. bl. 22ó.

Toeslaen tot enen, op iemand aanrukken. Zie LSjgt;. Gloss, Daer toe staat voor tot hen. Het voorz. tot bij het voornw. verandert, met daer verbonden, in het bijw. toe, even als met in mede.

'') Van allen wegen, van alle kanten.

'quot;) Sceden, scheiden. — An sinen wille, tegen zijn wil, zijns ondanks. Zie bl. 28 , aant. 7.

quot;) Te doene, noodig. Zie OLIGN. Bijdr. bl. 306, 411.

15) Tempeest, storm , Fr. temprte.

-ocr page 66-

39

Also die donder doet den boem ,

Om te bescuddene ') sinen oem.

Also hi gedaen hadde sinen oomoet'-), Soe seidi: „Oem , mi dunket goet, 955 Dat wi weder keren achter

Wine moeges *) hebben en genen lachter, Want wine 1) sijn bier maer ons twee, Ende al dat here es ons gevee Cassamus ende Eetis keren 960 Op haren breidel'), alse twee heren Die inenego scone jocste quot;) dacden ,

Alse wise lieden ende wel beraeden quot;), Thies quot;') si vore Phesono quamen,

Daer si hare gesellen vernamen. 965 „Oem,quot; seit hi doe, Gadifier,

„Gi daedt ons keren heden hier,

Ende hiet ons varen in ons behout quot;). Ie sacli u sint wel menichfout Hustineren '*) in den stride,

970 Daer ie ommc was onblide 2);

Want mi dochte selc wile quot;) te waren, Vs, 964. Hs. gessellen.

1

6) De ontkenning werd vroeger ook gebezigd bij maer: verg. het I' r.: nous ne sommes que deux.

2

) Onblide, treurig. Zie bl. ö, aant. 7, en verg. Bloemt. Gloss op onblide.

i') Sele wile , somtijds. Zie LSp. Gloss, op sule.

-ocr page 67-

KI

Dat gijs niet en sout ontfarenquot; '). — „(indii'eer, jieve, nu verstaefc, Die minne si geeft corten raet -), 975 J)nt hcl)l)ic dicke geweten wale.

Mi dede Edea die sconc smale Bondoncren :') lijf ende leven.

Hots recht, si heft mi gegeven fol. 7;j. 1). Die minne van hare op liovesscede ') 'JbO Mettien vingerline, dat si dede Hut haren vingere ende gaeft mi.quot;

Aldus al sprekende reden si Ter porten van Far, toter vesten,

Daer si helden ende hein bewesten5), US5 Om te doene grote Avere

Jogen des conincs ('lacrwijs here, Die lien volgeden op den voet.

Daer mochtemen sien inenich ontmoetc) Vore die porten, dieso assell ierden 7), 01)0 Ende die van binnen niene faelliorden s). Si lieten vallen balken groet,

Daer menich man bleef onder doet. Die van binnen weerden a) soe wale Hare porte, dat sise doe te male 9!J5 AVel een boenre athterdaeden 'quot;),

Te hare lacht re ende te haerre scaden. Clarvus, die sine liede dus siet Vs. 981, Hs. //tref.

') Ontfaren , met den gen it., ontkomen. Verg. bl. 4 , aant. 5.

•) llaot, besluit, do vrucht van beraadslaging.

■') Bondoncren, prijsgeven , van het Fr. ubandonncr. De a is weggevallen even als bij strueren liet voorvoegsel de, '/Ac vs. 195.

4) Oji hnvcssccde t/cvcn, (iemand iets) geven onder Vorpliehting van de door hem verschuldigde heuschheid, tot welke men als ridder jegens zijne sehoone gehouden was. '/Ac LSji. Gloss, i. v. op en verg. HUYD. Stake. IJ bl. 512 vlgg.

') Helden, imperf. van houden, stilhouden. — Hem bewesten, zich voorzien van ammunitie en proviand. Zie verder de Aant.

quot;) Ontmoet, vijandelijk treffen.

') Assellieren, belegeren, bestormen, Fr. assailUr.

quot;) Fuellieren, bezwijken , Fr. J'mlllr.

Weren, v erdedigen.

quot;) Jtoenre , bunder. — Ach ter doen , tuchterdoen , doen terugwijken , terugslaan. Zie Mul. Jfdl/ I 24.

-ocr page 68-

1.1

Tachterdoen, liads gi'ocl verdriet,

Ende scide : „Casseel Baudrijn ,

1000 Amcracl van Sydone cnde van Cyopiu '),

Gi seit, dies en es niet lanc3),

Dat gi Pheson au haren danc 3)

Wennen isont ende Edea mede,

Ende mi sout op hovesscede 1005 Pliesonien die scone maegt '),

Die crone boven allen wiven draegt.quot; — „Ilorescit lii, „gi tiet mi ane quot;)

Stucken, die mi swaer taenegane Waren ende node doen sonde 7).

1010 Minne ic die maegt ende drage hare houde h), Soe moet ic minnen over rechtquot;)

Haren liont cnde hare cnecht;

Ine sal mesdoen niet jegen hare,

Mare altoes dienen openbare.

1015 Onthilse mi nu ocht anderwerven I0),

Soe haddic minne na mine bederve quot;).

Aldus, liere, soc sonddi doen Van uwen lieve van Pheson;

Wildire bliscap af gewinnen ,

1020 Gine soutse niet met onminnen Leven doen noch met orlogen,

Maer altoes na hare minne pogen '*).

Vs. 1011. lis. reek.

') Amur ad, bevelhebber. Zie Mul. IVdb. 1 232.

■') I). i.: niet lang geleden. Dies, genit. vnu het voornw. dat, van dien tijd, hangt af van lanc.

3) Ah haren danc, haavs ondanks. '/Ac vs. Tol.

4) Versta hier mede het ww. ivcnncn , ■winnen, onder.

■■') Anelien, aantijgen, te laste leggen. Tien, samengetrokken uit iii/en, tceoh, i/etcf/en, Hd. zeihen, zich, yuziehen, is ineerniulen verward met tien, somengetrokken uit tienen , touch, ijetoj/en , Hd. Ziehen , zoi/, riezogen.

r') Swaer , moeilijk. — Aemjaen , ondernemen.

') Eigenaardige Mul. constructie , waarbij het pers. vnw. in den eersten nw. wordt weggelaten , wanneer hot reeds in een anderen nv. is voorafgegaan.

quot;) Houde drayen, genegenheid toedragen. •

') Over recht, naar recht, rechtmatig.

'quot;) Lees: onthietse. Ontheten komt ook voor in de bepaalde beteekenis van : hot jawoord (/even. Zie verder de Aant.

quot;) Bederf, behoefte.

I3) Pogen na ene ditto, streven naar iets.

-ocr page 69-

Ic kiiuie ') wel, here, dat ic mijn lant Houde een deel van ure hant, 1025 Maer ten stride, wat mijns gesciet, Here, sone wane ic varen niet,

Gine selt tirst1) met ure scaren Voren ■') in die bataelge varenquot;. Dit horde Cassamus van Lnrijs 10;]0 linde sijn neve die vrome Betijs, Die sijn sceren maecte groet2),

fol. 7'-i. c. Ende seidc : „Oem, mi dmiko gi bloet Hebt geslagen van ure vriendinnen 3), Want die l'audrijn quot;) wilse minnen.quot; 1035 — „Lieve neve, ine achtes twint'), Want ic was tirst van hare gemint.quot; — „Ja oem,quot; seit bi, „alse gi waent, Menich hem te verre verwaentquot; s).

Binnen desen dat!') si spraken 1040 Onder hem beiden van desen saken , Hebbense op die roke vernomen Den conino Alexanders comen,

Daer onder lie]) die grote riviere.

Daer mochtemen sien menichge baniere, 1045 Menich spere ende menich scilt,

Daer there op die roke hilt „Oem,quot; scit lii doe, Gadifeer,

„Ons en behoeft te lettene quot;) meer. Vs. 1026. Hs. waren.

1

) O ine , d. i. of gij. — Tirst, het eerst.

2

) Sijn sceren maken, den spot drijven. — Groet behoort als bnw. bij sceren, schertsen, dat doorgaans als znw. wordt gebruikt. Zie cijgn. Bijdr. bl. 10, 93 , LSp. Gloss.

3

) Zie de Aant.

-ocr page 70-

43

Laet ons buten lichen ') varen 1050 Endc bestaen s) dio Inscho scaren,

Dat wi doch Alexanderse togen !!),

Hoc wi in stride ende in orlogen Ons connen hebben ende bedragen ') Met steken ende met groten slagen.quot; 1055 — „Neveseit hi, Cassainus ,

„Het es mijn wille wel aldus.quot;

Doe voren 6) si ute haerre porten Met ere harde scoenre roten f').

Die van buten quamen hem jegen 1060 Dappeileke met sporen geslegen.

Martien, Claerrns suster sone,

Sat op een ors groet ende scone,

— Het was hem bracht van Cornuwaelge ') — Ende geleidde dirste bataelge quot;).

1065 Gadifere heeft In' versien,

Wantquot;) hine kinde, ende mettien iSlofch lii met sporen te hem wart,

Alse die gene diene sere begert;

Ende Gadifier hi sagene comen,

1070 Ende heft enen scacht genomen

Starc ende groet, al onverscaven quot;).

Sijn ors, dat swarter dan een raven 13) Vs. 1063 en 1064 in het Ih. in omgekeerde volgorde.

') Lichc, verschansing. Zie vs. 877.

-) Bestaen, aanvallen.

quot;) Togen, toonen.

') Hem hehhen, zich houden. — Hem hedruyen, zich gedragen.

s) Voren = voeren, imperf. van varen, rijden. Verg. bl. 1, aant. 3.

c) liote , hoop , schaar. Dergelijke bloot assoneerendc rijmen , als rote , parte, komen in hot Mul. meer voor. Zie vs. 1110 en verg. l)r. jo.nck-liLOKT Mnl. ep. fersb. bl. 165.

') Bracht voor gelracht. Het voorvoegsel ge wordt bij het deehv. dikwijls weggelaten, even als nog in eenige gewestelijke tongvallen. — Cor-nutoaelge , Cornwallis.

s) Bataelge, legerschaar.

0) Want, omdat.

'quot;) Scacht, speer, lans.

quot;) Onverscaven, niet glad geschaafd. Scaren was vroeger sterk. Zie DENECKE Mhd. Wth. II ö!).

I2) Raven, raaf, Ohd. hrahan. '/Ac orakf IV 114(5. ])c oude vorm komt nog voor in den plaatsnaam Ravetmvade. Zie Limb, O loss.

-ocr page 71-

Was, dat liet hi hene vliuken '),

Ende dat spere een luttel sinken 1075 Liet lii te poente 2) ende so wale,

Dat hi durs ende man te male Stac met crachten ter erden neder.

Martien, hi was saen op weder,

Die hem scaemdc harde sere,

1080 Want In ontsach die onnere ,

Ende Gadiefeer, die overleet:1),

Scurde die bataelgo ende dorereet').

üese joeste vanden riddre coene Sagen int here die baroene ,

fol. 73 d. 1085 Ende die Grieken prijsden 5) sére Die joeste vanden kintscen here.

Alexanders sprac mettien:

„Ha Iquot; seit hi, „ic hebbe gesien Riddre ende ors te neder steken,

1000 Ende die bataelge scoren ende breken.

Siet, hoe hi strijt met sinen brande c)

Ende vor hem vlien ') doet sine viandc!

Ane sine gelaet dunet mi dat scijnt,

Dat hem en cost noch en pijnt *).

1095 So wie hi es. Mars geve hem ere,

Want hi es te prisene sere.quot;

Die bataelle was harde groet,

Daer Gadifier docrbrac tconroet;

lli sloech af hande ende hoefde,

1100 Ende selc quot;) oec toten tande cloefdc.

Dien hi lierhaelde was in sorgen 'quot;),

Vs. 1084 Hs. her te. 1098 Hs. eonroel.

') Vlinken, cig. schittcrcn, bij uitbreiding: snel bewegen. Zie GRIMM 1). U'th. III bl. 1800 op Jiink, splcndidus , ngilis.

•) 'Tc poente, eig. tot op een punt toe, dus juist, tan pus, Fr. a point. ') Overliden, voorbijrijden, doorrijden. Verg. bl. 37, aant. 3. 4) Scuren, scoren, scheuren, verbreken.

•') Prisen was vroeger zwak als al'geleid van het Fr. priser.

'') li runt, zwaard , naar liet schitteren bij het rondzwaaien aldus genoemd. ') Vlien, vlieden, Hd. Jliehen. Do d is later ingevoegd.

Het imperf. is vloe , vlo, het part. yevhen. Zie Mnl. Spraakk. bl. 225. 6) Pinen , moeite geven.

'J) Sc/c , sommigen , Fr. un tel.

,n) Herhalen, achterhalen. Zie Limb. Gloss.—Sorye, vrees , angst.

-ocr page 72-

4.j

Datten niemene cu mochte borgen ').

Die Tnsce vloen claer achterwart 2).

Hctijs ende (Jassamus die vielinrt 1105 Volgeden hen alse viddren cone Met haven lieden van Phesone.

Daer bleeffer vele van Indie doet,

Dies hadde int herte rouwe groet Die annnerael Casseel van Baudre,

1110 Ende dede sine lieden al te gad re 3)

Ende voer Claeruse in staeden staen,

Die sere tonder was gedaen 4).

Hi dede keren die gene die vloen :

Men sach noit met wapinen doen 1115 Alse menege grote vromichede,

Alse daer Casseel van Baudre dede.

liet scijnt een valke op ene riviere ^

Ocht een leu onder die diere :

Dat hi wraehte0) was tsiene wonder.

1120 Die van Pheson dedi tonder,

So dat si togen vor hare porte Mot algader haren conrote,

Ende Cassanius die oude degen ')

Gaf hein hilc wel dicken jegenquot;):

1125 Daer was menich slach geslagen.

Die mageden, die ten tinnen lagen Boven hoge in dien casteel,

Sagen striden dien Casseel Van Baudre, den jongen here,

11.30 Dien si priseden harde sere.

„Sekerlikeseitse, Edea,

„Nadien dat ic mi versta,

Soc wart jamer ende scade groet,

Dat dese riddre liier hleve doet.

') horyen, borg zijn, bij uitbreiding sparen, behoeden. '/Ac Dr. jonck-li LOKT Eley. Gloss.

a) Insc, Indiscli, Indior. — Aehterwart, terug.

3) Te yadre doen , verzamelen.

4) Tonderdocn , overwinnen.

') Jtiviere, jachtveld. Zie Dr. joxckdloet Spec. bl. 120.

':) Wraehte, imperf. van iverken.

?) Deyen, held. Verg. de breederc aant. op vs. quot;GO.

b) Zie de Aant.

-ocr page 73-

4G

1135 Alle onse Goede moetene bewaren Van ongevalle ende sparen j Maer mocht na minen wille gacn,

fol. 74. a. Soe woudic dat hi bleve gevaen. »

\\ i sien hier sine vromicheide,

1140 Dan souden wi sien sine scoenheide Ende sine seden ende sine manieren,

Ocht hi es hovesch ende goedertieren.quot;

— „Gesellinne seide Phesonic,

„Mi dunct dat ic ane u sic,

1145 Ende ic n lange hebbe gekint,

Bat gi desen riddre mint.quot;

— „Sekerlike quot; seit si, die maegt,

„Gi segt waer, mine herte draegt Goede onste te hem ende alle ere ').quot;

1150 Hadde ge^veten Casseel die here,

Dat Edea, Phesoiiie ende Ydorus Hadden geweest die spraken dus,

Hem so hadde sine cracht daer mede Gedobbelleert'quot;) ende sine coenhede,

1155 Niet daeromme, hine 1) dedc met crachte Die brudere beide ende hare geslachte,

Ende Cassamuse dien vieliart Tote binnen der porten achterwartJ).

Casseel volgede so verre naer,

1160 Dat hem dat keren was te swaer;

Want alse hi die porte leet,

Lietmen die scotporte gereet2)

Vallen met groter hacsten neder.

Dat hi en conde gekeren weder.

1165 Daer waer hi seker bleven doet,

So menich warpene 0) ende scoet,

Eu hadde Cassamus gedaen,

Diene met crachte nam gevaen.

Doe dedi vaste die porten sluien,

1

) Niet daeromme — ne', niet dat — niet. Zie vs. üquot;.

2

) Scotporte, schutpoort, valdeur van balken met scjicrpo punten van onderen , die men door middel van een keten kon laten vallen.

c) Warpene = warp hem, van werpen.

-ocr page 74-

47

1170 Eiule die gene diere waren biiteii Mesbaerden ') utermaten sere Om Cassele haren here,

Dat lii daer bleef alsoe gevaen. Dat asaut lieten si staen,

1175 Eiule togen te haren tenten wart,

Ende Cassamus die oude vieliart Leidde dien Casseel gevaen In die borch, ende dedene saen Ontwapenen, ende bringen sciere 11S0 Hike cledre ende wel diere.

Die hem twe enapen daeden ane. Ine mochte volprisen sine gedane 'quot;)

Noch die scoenheit die ane hem lach 1). Cassamus, die wel sijns plach 2), 1185 Leiddene in een scone proieel3),

Daer bloemen stonden een groet deel. — „Here,quot; seit hi, die goede vieliart, „Gine dorst ontsien noch sijn vervart0) Dit prison, daer gi in sijt,

1190 Want torloge en sal niet lange tijt fol. 74. b. Moegen duren, sijt seker dies.

Soe wie die 4) wint ocht heeft verlies, Gi selt utecomen ende wederkeren In ii lant met groter eren.

1195 Men heeft menegen here gevaen,

Diemen weder heeft laten gaen. Men moet ere ende vromichede Becopen dickent ende stouthede mede. Haddi, here, geweest van dien5). Vs. 1170. Hs. tvare.

1

') Lii/i/eu ane enen, aan iemand verbonden zijn, in iemands bezit zijn.

2

) Vleyen, met den gonit., voor iemand zorgen.

3

3) Proieel, grasveld, elders praieel, van het Fr. priau , Lat. prateltum,

4

iiuyd. Sloke III bl. 428. — Ontsien , vreezen. Het voorwerp in het volg. veis kan grammaticaal alleen bij het ww. ontsien behooren. Dergelijke slordigheden zijn evenwel niet ongewoon.

5

quot;) Soe wie die, wie ook. Verg. LSp. Gloss, op so.

-ocr page 75-

48

1200 Die genie achterwerder tien '),

Men haclde u lieden in onsen baren 1)

Belopen connen nocli bevaren 3).

Nn manic u l)i allen lieren2),

'Dat gi ii hertc niene wilt keren 1205 In rouwen, dies gi sijt gevaen.

Nu coernt met mi ende lact ons gaen ,

Daer ic u leiden sal hier In,

In ene camere, here, daer gi Sien selt mocgcu scone joncfrouwen ;

1210 Ende condi eniclige daer geseouwen.

Die gi wilt met herten minnen ,

Ic wille u helpen in alien sinnen f'),

Ende sijn u messagier ane hare,

So dat gijs worden selt geware quot;).

1215 ?ui lact ons gaen allo beidc:

Ic wane u tonen selke scoenheide,

Dat u sachten sal u seer 3).

Ic horde wale heden eer Tusscen Clacruse ende u die tale 1220 Van Edea die scone sinalcquot; quot;).

Casseel scaeinde hem ende liet thoeft Nedersinkeu, dies geloeft.

„(Jem seit Betijs, „lact staen U scerncnquot;); ic sach u ontfaen 1225 Edea heden over hare lief4quot;),

Daer u hertc sere af verhiefquot; quot;).

1

) Belopen, achterhalen met loopen, even als heraren, achterhalen met varen, gaan.

2

) Manen , aanraden. — Here, God.

3

') Sachten, verzachten. — Seer, leed, verdriet.

4

') Achterwerder tien, zich terugtrekken, zich schuilhouden. Achterwerder , verder achterwaarts , is de vergrootendo trap , en nog in gebruik in de Statenoverzetting. Zie Kcd. Wdb. I, 741.

-ocr page 76-

4lt;9

— „Neve,quot; seide doe Cassamus, „Tne spreke te scerne ') niet aldus, Mar in ernste ende met trouwen.

] 230 Ic bem tont dat ic joncfrouwe

Tsaermeer helsen ') ende cussen soude, Want sine geren 1) niet die oude.

Dese riddre lieeft van Gode te lone 2), Dat hi es rike '), jonc ende scone , 1235 Ende die vroemste diemen vonde. Men es sculdicli take stonde Goeden lieden ere te doenc.

Hi es liier in onsen prisone,

Uies souden wi hem joie ende spel 1240 Alle tonen, soe doen wi wel.quot;

Casseel seide : „God lone u, liere, Dat gi ane mi doet u ere;

Maer ic mach u sweren wale,

fol. 74. c. Dat ic die gene , daer gi af die tale 1245 Hout0), noit met ogen en sach;

Nochtan hebbic dicke gewach Van hare gehort ende prisen mede Hare grote duecht ende hare scoenhede.quot;

— „Heresprac Cassamus mettien, 1250 „Daer omme willicse u leiden si en.quot;

Een cnape was doe voren gegaen, Die dien joncfrouwen liet verstaen, Dat her Casseel, die riddre cone ,

Daer binnen ware in prisone,

1255 Ende hi die scoenste riddre wave,

Beide van live ende van hare,

Diemen in die werelt vonde.

Daer was selke die uuttien gronde Van haerre herten een suchten nam3), Vs. 1233. lis. heef. 1254. Hs. waren.

4

1

) Oeren, begeeren.

2

) Te lone hebben van enen , ontvangen hebben van iemand.

s) Jiike, aanzienlijk.

r') Die tale houden van enen, van iemand spreken.

') Een slichten nemen , een zucht slaken , zuchten.

3

') Spreken te scerne , in scherts spreken. Scerne is de dat. van den inf. sceren , waarvan scerenen, scernen in vs. 12l2i en 1781 het frequent, is.

-ocr page 77-

50

12C0 Dat altemale niene volquam ').

„Te waren seide doe Phesonas,

Die hare lieve gesellinne was,

„Men mochte bat met rechte minnen Desen riddre ende lief gewinnen 12G5 Ende van herten hebben wart Dan Cassamuse den vieliart.

Gesellinne Edea, nu mogedi scouwen Den genen, dien gi saecht dorehouwen Menegen helm ende menegen scilt; 1270 U wensce es comen na dat gi wilt.

Wart Marse onsen god bequame 1),

Soe woudic geven in sinen name Mijn gordel ende mine hantscoen beide,

Ende u die riddre op hovescheide 3)

1375 Hem selven gave altemale;

Ende bi dade sekerlec wale,

Die selke twee vergadren 2) mochte.quot; — „Vrouwe,quot; seide Edea, „gi scernt sochte s) : Houddine selve ende laet mi staen c).

1280 In wille ander lief ontfaen Dan Cassamuse minen vrient:

Hi heves heden wel verdient.quot;

Mettien hebben si vernomen Dien riddre in die camere comen.

1285 Betijs ginc met hem daer inne.

Die camere was in allen sinne ')

Wel gescreven 3) van finen goude Ende van lasure 4) menichfoude,

Vs. 1268. Hs. saeo/i. 1280. Hs. Jc.

1

) Zie vs. 979. — J'J/idn zoude men thans vervangen door zoo, indien.

2

*) Veryadren, bamenbrengen, vcrcenigen (in het huwelijk). Zie LSjgt;. Gloss.

3

) Houddine ~ hout di hem. Di is lie naamv. — Staen, met rust zijn, thans loopen.

4

^) Lasuer, blauw. Nog de gewone benaming in de heraldiek.

-ocr page 78-

51

Daer in geworpen stonden jeesten '), 1390 Die ic therseggene en conde geleesten1): Men sach see scone camere nie.

Daer was Edea, Ydorus ende Phesonie. Doe die heren quamen gegaen,

Te hem wart2) stonden si op al saen 1295 Sonder beiden altehant,

Ende elc nam enen bider hant,

fol. 74. d. Ende hietense willecomen wesen ,

Ende gingen sitten doe mettesen 3)

Twee ende twee met goeden staeden ') 1300 Op die tabite 4) van goutdradeu,

In rosen ende in andren blomen,

Die ic al en can genomen ').

Casseel, die here van Baudre,

Ende Phesonie saten te gadre quot;); 1305 Bander side 5) Betijs ende Ydorus,

Daarna Edea endo Cassamus,

Die hi helsde vriendelike,

Ende seide : „Gi blijft gestadelike Mijn herte, die u met trouwen mint 1310 Sonder mespensen ^6) te uwart twint.quot; Cassamus conste die werelt wel Ende maken bliscap ende spel;

Hi pijnde hem feeste ende ere te doene quot;) Casseel van Baudre, den riddre coene, 1315 Die hi in enen gepense sach.

Vs. 1290. Hs. elken.

4*

1

) Geleesten , ten uitvoer brengen , nakomen , Hd. leisten , kil. pracstarc.

2

) Te — wart, voor, niet hot bijdenkbeeld van tegemoet.

3

) Mettesen , met dezen, terstond , meteen. Zie LSp. op mittien.

4

c) Tahijt, tapijt. J)e h is hier zeker ingeslopen door verwarring met habijt,

5

) Verg. over het onzuivere rijm hl. 43, aant. 7.

6

') Werpen, afbeelden. Verg. ontwerpen. Jeeste, geschiedenis, OFr. t/este, van het Lat. (m) t/esta.

-ocr page 79-

52

„Hereseit hi, „hier en mach Niemene in desc camere bliven,

Die rouwe ende vcrnoi wille driven '):

Hets Venus camere diere goddinnen.

1320 So wie hier coemt hi moet minnen Ende wesen blide in alien saken ;

Hier en mach besluten ~) tmaken Den scamelen nocli den simplen rnedequot; 1).

— „Hereseit hi, Casseel, .,alle hovesscede 1325 Merckic ane u ende ane u tale,

Ende si becoemt2) mi harde wale.quot;

— „Here, so willic u vragen dan Sprac Cassamus, die wel spelen 3) can , „Nu segt mi, dat u gout gescie ^,

1330 Hier so sijn joncfrouwen drie ,

Ende wi sijn drie, liet es gepart:

Elke minne ene, ic bem vieliart,

Ie hebbe leden die sorge van minnen,

Ie lade tambacht ure herten binnenquot; ;). 1335 — „Here,quot; seit hi, Cassecl Baudrijn, „Gi hebt geladen die herte mijn Met laste, dat avonturlic H) es :

Ie salt dragen, sijt seker des.

Nu moeten onse Goede mi geven spoet, 1340 Dat ic allene niet minnen en moet.quot;

— „Here ,quot; seit hi doe, Cassamus ,

„Dat ware mi leet, vielt u aldus,

Ende ginct ane ml »), gine sout niet Faellierenquot; quot;'). Mettien hi liet

1

) fScamel, ingetogen, besehroomd. — IJen scamelen maken, den beschroomde uithangen.

2

) liecomen , bevallen.

3

c) Een eenvoudige beleefdheidsformule, gelijkstaande met alsjeblieft,

-ocr page 80-

53

1345 Die tale ende nam doe Edea

In sinen anne ende sat have na '),

Ende seide hare heimelic ende stille: „Joncfrouwe, het ware wel mijn wille, Dat gi desen riddre u minne fol. 75. a. 1350 Geven wout: hijs hovesch van sinne ,

Ende jonc ende scone, vroet ende rike; Men sonde niet vinden sine gelike. Van sineii wege so biddic u,

Dat gine, joncfrouwe, wilt minnen nu.quot; 1355 — „Here,quot; seit si, „bi ure genaden, Ic sal wesen alsoe beraden 1);

Alse hi mi selve begroet van minnen, Ine saels scande no blame gewinnen; Want ic sals werken bi u al, here, 1360 Sone magics hebben gene onnere Noch oec vernoi noch mesfal,

Want gi mi hebt in hoeden al.

Nu wilt mi, here, staeu in staedenquot;. — „Joncfrouwe, gi sijt wel beraedcn 1365 Sprac Cassamus, ende liet die tale, Die sinen vrient conste helpen wale Ter noot bat dan iememie cl.

Doe maecte hi daer een conincs spel:gt;). J?etijs so was gecosen daer 1370 Conine, dat was seker waer,

Dies si alle waren vroe,

Ende croendene doe met enen stroe 2), Ende daedene sweren bider minnen Ende bi Venuse der goddinneu, 1375 Dat hi gerecht coninc soude wesen.

Edea geboet hi metteseu,

Dat sd hem seide, ochte van minnen Die quale iet wiste hare herte binnen 3). „Here,quot; scit si, „neen si niet.

1

) Alsoe heraden, zoo gestemd, eig. tot dit besluit gekomen. Zie LSp Gloss.

2

) Stroe, stroo. Zie de Aant. op vs. 1368.

3

■'') Eene eenigszins gewrongene constructie voor : Oehtc hare herte bin nen iet wiste die quale van minnen.

-ocr page 81-

54

1380 Noch en gevoelde oec noit verdriet quot;Van hare, mar al suete gedachte Hebbic gehadt, dat mi dede sachtequot; ').

— Helpe \quot; seit si doe, Phesonie, „Wat ic al hore ende sie,

1385 Dese scilt1) en mlt;ach u helpen twint, Want ic weet wale dat gi mint.quot;

— „Sekerlekeseide die scone maegt, „Onwerdes meer van mi gewaegt2).

Eist dat ic minne ende hebbe lief,

1390 Mars geve dat si mijn gerief;quot;

Ende metten worde versuchte si,

Ende verhaelde hare varuwe 3) daer bi, Dat hare anscijn wart al roet,

Daer si met ontfinc ene scoenheit groet; 1395 Ende Baudrijn besachse wale,

Ende Venus scoot mettien hare strale quot;) Den here in sijn herte binnen,

Dat hi bleef gevaen van minnen. Die coninc seide doe : „Phesonie, 1400 Segt mi, dat u goet gescie,

Ocht gi iemenne wet ende kint,

Dien u herte met trouwen mint.quot; fol. 75. b. — „Here,quot; seit si, vrouwe Phesonas, „In bem Huge noch Thomas 4); 1405 Niemene sone wilt mi minnen ,

Ende ine wille niemenne lief gewinnen.quot; Die coninc hare bruder verstoet, Vs. 1402. Hs. Die.

1

) Scilt, vroeger mannelijk, schild, hier figuurlijk voor: ontwijkend ant woord, waarachter men zich verschuilt.

2

) Zie do Aant.

3

*) Die varuwe verhalen, van kleur verschieten , hetzij blozen of verblee ken. Zie Jiose, vs. 5628 :

Doet also meester Socrates dede,

])ie noit niet te gero stede,

Noch om gewin noch om verlies,

Verhaelde varuwe, sijt seker dies ,

Hine bleef in enen poente altoes.

De Var. heeft daar : vernieuwede sijn blie.

4

) Zie de Aant.

-ocr page 82-

55

Dat jalosie hare sjireken doet,

Ende vragede nemmeer hare, 1410 Ende geboet al openbare

Den Baudrijn, dat hi hem seide Dore recht ende dore hovescheide, Waer sijn gepens ende sine minne Meest gedroge van sinen sinne '). 1415 „Here coninc,quot; seit die Baudrijn, „Bi Jupiterre de here mijn , En trouwen sculoich bem der minnen, Ende ver Venuse der goddinnen,

Hier en es mar heimelic raet:

1420 Ie segge u dat mijn gepens al staet Hier ane die scone Edea 1),

Dier ic nu bidde, dat si ontfa Minen dienst ende mine minne Met trouwen ende met gestaden sinne. 1425 Ic geve hare op lijf ende leven ,

Hare eigijn te sine sender begevenquot; 2). — „Here,quot; seit si, die scone smale, „Ic hebbe wel verstaen uwe tale,

Daer gi mi met hebt verladen '). 1430 Soe hoe dats) ic bem beraeden, In wille u, here, ontseggen niet Noch oec u geloven quot;) iet;

Maor ic danke u der hovescheit, Die gi mi toent ende hebt geseit.quot; 1435 Doe seide die coninc ende loech : „Ine sie hier engeen ongevoech '), Maer hovescheit in allen sinne, Na dien datmen begent die minnequot;.

Die coninc, die op Ydorus sach. Vs. 1408. Hs. haren.

1

-) Zie do Aant.

2

) Eigijn, lijfeigen, dienstman. Zie JVup. Mart. Gloss. — Sender hegeven , zonder afvallig te worden.

-ocr page 83-

56

1440 „Joncfrouwe/' seit hi, „goeden daeli Geve u Jupiter onse god.

Ic bidde u, hets mijn gebod,

Dat gi doet een cleine beheet ')

Uwen lieve, daer bi [hi] ontfeet 1445 Troest van herte ende van sinne.quot;

— „Here, in pensede noit vriendinne 1) Aliene te sine met mire sprake,

Maer met alsoe geliker saken Alsic dat beheet doen sal,

1450 Sal ic mi selve geven al ,

Beide met herten ende met sinne;

Ine sal bedriegen twent die minne.

Nu laet ons liden 2) deso bataelge, Die margen sijn sal sonder faelge '), 1455 Van Alexanders Macedo fol. 75. c. Ende van ons lieden met alsoe Jegen Cl a err use den souttaen 3);

Spreken wi daer omme 4), hets wel gedaen, Ende van dien groten pardone '),

1460 Dat daer die riddre stout ende cone Selen bejagen ende winnen:

Daer saltnen sien die gene die minnen. Behouden u onse Goede macht,

Ende uwe virtut8) ende uwe cracht, 1465 Wi selen noch dit spreken beide Wel verhalen op hovescheide quot;).

Ic wille u een beheet doen kinnen:

Waeneer ic sal willen minnen,

Ic sal u minnen vor alle man.

Vs. 1450. Hs. selven.

1

'■') Vriendinne, geliefde , even nis hot Mnl. amie.

2

) Liden, voorbijgaan, het einde afwachten van.

3

') Pardon, steekspel, gevecht. Zie de breedcre Aant.

4

) Virtut, kracht, moed.

-ocr page 84-

57

1470 Die minne en vercrachte ') mi dan.quot;

— „Bi trouwen,quot; seit hi, Baudiijn, „Van desen behete mogedi wel sijn Elide int lierte ende wel te gemake : Ontfaet, liet es ene hoge sake.quot;

1475 — „Here,quot; seit hi, die coninc, doe, „Derre gichten bem ic harde vroe , Diemen met goeden wille geeft.

Mijn herte te danke ontfeet1) ende heeft Beide bliscap ende verdriet;

1480 Ende hiltmen over beromen niet, Ic sonde seggen , so wie dat horde, Ie sprake alte hoge worde :');

Maer so vele willies gewagen.

Dat hem ter quader tijt quam dagen ') L4S5 Claerrus hier in onsen rike,

Op dat mi onse Goede namelike Sparen willen dat leven mijn.quot;

— „Hereseit hi doe, Baudrijn , „Segt uwen wille eoenlic al,

1400 Ic weet wel dat u minne sal

Menicli beenpen, eer tspel vergeetquot; ').

— „Here,quot; seit hi, „mi es leet, Dat icker so vele hebhe toe geselt,

Maer minne, die mi int herte leit

1495 Ende ontsteken es van hare

In hopen van joien, hi wart geware, Dat hem selc wile tsens gebreect , Ende te verre vorwart spreect2);

Ende alsie sie hier vore mijn ogen 1500 Die scone, die mi heft ontogen Al mijn herte ende minen sen. Wat wondre eist, dat ics dan ben Vs. 1503. Hs. Wan.

1

) Te danke ontfuen, in dank ontvangen.

2

') Zie de Aant.

-ocr page 85-

58

Te meer berurt ') int herte mijn Van hogen gepense een luttelkin,

1505 Om te hogene a) minen name.

Het wave onrecht, haddic des blame,

Want die herte, daer in weent minne, Si moet doegen in allen sinne fol. 75. d. So wat dat hare overgcet 1),

1510 Eliscap, rouwe, cout ende heet.

Dit kint mijn herte altemale,

Nochtan en dorstic noit die tale Begonnen niet in al mijn leven,

Dat ic te kenne hadde gegeven 1515 Mijn vernoi ende mijn torment.

Hebbic gesproken te verre een twent, Ic bids genaden oetmoedelike.quot;

Ydorus seide doe vriendelike ;

„Here coninc, here, ic wille gi wet, 1520 Ic hebbe mijn herte ane u gesct.

Dat icse u geve altemale :

Nu mint ende hoedtJ) u minne wale.quot; — „Vrouwe,quot; seit die coninc doe , „Ine was van gichten noit so vroequot;. 1525 Doe sprac Casseel van Baudre ende seide: „Gi hebt gewonnen een meerre 2) scoenheide Met conincs spele in u gebod 3),

Dan Prian verloes, alselpmi God '), Doe Troien sine stat was testortquot;),

1

So wat dat, al wat, Lat. quodcunque. Zie bl. 55, aant. 6. — Over-(jaen, overkomen.

2

'quot;) Meer, grooter.

3

quot;) Gebod, vermogen om te gebieden, macht. Evenzoo Sj). Hist. Ill3, 26 , vs. 53 (II, 304):

Hierbi moehtmen verstaen,

Dat drie persoenen, sonder waen ,

Even groot hebben t/hebot,

Ende dat die drie sijn één God.

1) Verloes, van verliesen. — Alselpmi, samengetrokken uit also hclpe mi. Zie HUYD. iStoie II, 470.

B) Testort, verwoest. Storen is te gronde richten , verwoesten. Te-, Hd. zer-, heeft dezelfde kracht als het voorv. ver-. Zie ZSjj, Gloss.

-ocr page 86-

59

1530 Daevmen noch dicke af spreken hort.quot;

— „Here,quot; seit hi, die coninc Betijs,

Die hovesch, vroet was ende wijs:

„Alselc geluc mochti wel gesien U selven in corten tiden gescien.quot;

1535 — „Here,quot; seit hi, Casseel Baudrijn,

„Sere verlaiwt') der herten mijn Ka die scone, die mi ene wonde Alsoe heimelike geven conde,

Dat ic die quetsinge niet ne sie.

1540 1c wane wel sekerlike dat nie So goet geviel ') prisonier,

Alst mi es gevallen hier:

Ic machs mi beloven welquot; 3).

Ende began doe weder tconincs spel,

1545 Ende seide: „Here coninc, het es sede 4),

Dat elc heeft ane u ene bede,

Alse u conincscap es uut.

So dat gi al overluut Seggen moet dies men u vraegt.

1550 Here, bider trouwen die gi draegt.

Manic u ende bidde, dat gi Segt wolc u bequamer si ,

Soe s) tanesiene uwe vriendinne,

Soe ge])ens van uwen sinne,

1555 Alse gi bi hare niet en sijt.quot;

Die coninc seide: „Mijn delijt6)

Es meerre vele, ende mijn raste ')

In gepense, dat mi woent vaste Binnen in mire herten gront.

1560 Al gevalt mi enichge stout.

Dat ic sien mach mire joncfrouwen,

Die ic minne met goeder trouwen,

Vs. 1530. Hs. af dicke af. 1548. Hs. u al. 1554. Hs, moer.

') Verlangen, onpers. ww. met den dat. Mi vcrlanyet, ik verlang.

J) Gevallen, met don dat., te beurt vallen.

a) Hem beloven , met don genit., zicli verheugen over, KIL. contentum esse , gaudoro. Zie MLp. Gloss.

4) Sede, gewoonte.

5) Soe — soe, of —-of, Lat. 'drum — cut. Zio LSp. Gloss.

') Delijt, genot, Fr. délit.

') Raste , rust. Zie LSj). Gloss.

-ocr page 87-

60

fol. 76. a. Ende have lieflic suete anscijn , Dat niet scoenre en mochte sijn, 1565 Ende hare vriendelic lachende ogen, Daer niemen tsien of kan gedoegen, Ende dien sucten roden ment, Die scijnt dat cussct in aire stont, Ic warde soe berurt van c^en, 1570 Dat ic niet en can gesien

Noch een twent gevoelen iet,

Ine weet wat mi es gesciet.

Bi derre redene mijn herte draecht'), Dat bi siene wort meer versaecht 1575 Een minnare, dat dunct mi.

Dan hi in gepen se si;

Want al sic verre bem van hare Ende niet en sie , wardic geware Dat suete gedunken s), dat mi sent toe 15S0 Gepens, dat maect mi therte vroe Van dien dat ic hebbe gesien.

Dat mi dat weder mochte gescien, Ic soude mi dan houden sekerliker 1) .legen hare bat ende vroedeliker, 15S5 Ende hare clagen mijn verdriet; Dan 2) pensic hare te seggene niet, Mire herten ogen sendic hare Met gepense, die mi int hare Van joien briugen met gepense : 1590 Dus heeft mi minne tenen sense3). Soe ic vorder 4) van hare ben,

Soe si meer dwinget mincn sen;

Ic bem haer eigin, dats wel inscijn, Vs. 1568. Hs. cussen.

1

) Sekerliker, lees sekerKke. De compar. is hier zeker ingeslopen om

2

den volgenden regel, waar evenwel vroedelike ook een zeer goeden zin zou opleveren.

3

4) Dan = dat en.

4

) Sens, census, schatting. De zin is: Zoo heeft de min mij aan zich schatpligtig gemaakt.

quot;) Soe — soe, hoe — des te. — Vorder, verder.

-ocr page 88-

Gl

Mars geve datse mine moet fijn.quot; 1595 Baudrijn .«eide: „Here coninc, here,

Onse Goede moeten u geven ere.

Gi hebt mi berecht so wale,

Dat ics mi houde ane uwe tale.quot;

Phesonie , die sender minne 1GOO Was van herten ende van sinne,

Seide: „Here coninc, berecht mi,

VVelc sijn twee dinge , daer gi bi Mee^t sijt verhoeget van uwer minnen ,

Ende wilke u meest goeds doen gewinnen ?quot; 1005 — „Hopen ende dinken, scone joncfrouwe , Hoeden mi van allen rouwen.

Alsic te sere bem verladen '),

Soe staen mi deso twee in staeden:

Daer omme belovic mi'quot;) meest van hen. lüIO Gedinken coemt troesten minen sen

Jegen meshope, ende brinct te voren1) Die scone die ic hebbe vercoren ,

Om doen tanesien dor herten mijn Den roeden mont, dat suete anscijn, 1615 Die kele witter danne een snee2);

fol. 70. b. Ende alse mi doet die herte wee,

Gedinken haelt mi dan hope goet.

Die mi mijn seer al sachten doets).

Alse dese twee vergaderen moegen ICÜO In mijn herte, sone mager dogen c),

Rauwe, pine ende swaer verdriet Langer binnen geduren niet.

Na dien dat iet can versinnen,

So staet mi aldus van minnen.quot; 1635 — „Here conincseit soe, Phesonie,

1

;t) Meshope, wanhoop. — Te vuren brinyen, te voorschijn brengen, voor oogen brengen.

2

) Hen snee, sneeuw. Bij stofnamen, waarbij men niet zoozeer aan het geheel, als wel aan een deei dacht, werd het onbep. lidw. gevoegd. Zie LSj). Gloss, op slijc.

-ocr page 89-

62

„Aldus berecht') sone wasic nie.

Mars moete u geven ere eiule goet,

Ende tuwen lieve geluc ende spoetquot;.

Edea die scone maegd 1630 Met staden 1) si den coninc vraegt:

„Hereseit si, „segt mi twee dingen , Die ure herten sonderlinge 2)

Aire meest rouwen doen kinnen In tambacht3) van ure minnen.quot; 1635 — „Begerte ende vrese, vrouwe, dese beide Doen mi menege bitterheide.

Begerte loept mi op met crachte Met bernende begerte in mijn gedachte. Dat ic mi met begerten groet 1640 Moet verweren jegen die doet.

Mire herte vresen hare wanen doet,

Dat mi van minnen en geen goet Nemmermeer gescien en mach,

Wat ic hare diene nacht ende dach. 104'5 Dese twee maken mi te suren 4)

Mijn leven soe, ine can geduren.quot; — „Here,quot; seit si, Edea, „ane u nu ent5) Die pine, die de minne sent Den minnare, die sonder hope leeft, 1650 Daerse u wel version af heeft.quot;

Ydorus, die wel goetlic siet Op den coninc, en woude niet Langer beiden ende seide : „Here,

Dat u Mars geve goet ende ere !

1655 Ic soude die drie dinge gerne bevroden '), Die de minne meest behoeden In hare virtut eude in hare cracht.quot;

Vs. 1652. Hs. ende en.

1

Met staeden, op haar gemak, bedaard. Zie LSp. Gloss, en verg. bl.

2

öl , aant. 6.

3

3) Sonderlinge, inzonderheid, bovenal.

4

*) Ambacht, bedrijf. Zie vs. 1334.

5

') Bevroden, bevroeden , begrijpen. Zie MLjgt;. Gloss.

-ocr page 90-

63

— „Vrouwe, in bens niet wel bedachtquot; '),

Seide die coniuc, „mar ic sal 1660 Seggen van dien poëten al,

Wat sire toe seggen ende die auctore s).

Sientie 1) es dirste , si gaet vore ,

Want si wijst al ende leert,

Hoemen haren dienst anteert2).

1665 Trouwe die geweechse 3) bede;

Helen es coevertoer 4) van beden Jegen die felle tongen quaet,

])ie pensen menichge overdaet 5)

fol. 76. c. Over die minne ende doen verdriet:

1670 Dit sijn die drie virtute, nu siet,

Die houden in crachten ende grone s) die minne , Met haren volgren in allen sinnen.

Diet bat weet, macht bat vermonden quot;),

Mar doude vroede dus orcondenquot;.

1675 Hier met bleef, dat weet ic wel,

Algader doe dat conincspel.

Doe dat conincspel was leden,

Daermen vander minnen seden Hadde afgesproken menie wart 6),

1680 Cassamus die goede vieliart

Dede hem doe scaecspel bringen,

Dat van sonderlingen quot;) dingen Was gemaect, alse gi selt horen.

Hen was beinijn 7) nocht yvoren 1685 Deen spel dat jegen dander stoet,

Vs. 1685 en 1686 in het Hs. in omgekeerde volgorde.

1

:l) Sientie , wetensehap.

2

) Anteeren , uitoefenen , verrichten, in practijk brengen. Zie LSjgt;. Gloss.

3

6) Gewegen, geleiden, besturen. Zie de Aant.

4

Helen , verhelen. — Coevertoer, bedeksel.

5

') Overdaet, moedwil, beleediging. Zie Heim. d. Ileim. 270.

6

■quot;j Wart, woord.

7

) Hen — het en. — Beinijn, van been. De stoffelijke bnw. worden thans alleen attributief gebruikt.

-ocr page 91-

04

Mare van gesteinte harde goet.

Deen so was een roet robijn,

Ende dander ene miraude ') fijn.

Tscaecbart dat was lasure,

1(590 Ende van goude gedeilt aldure Cassamus lii sette dat spel Te sinen rechte harde wel.

„Here Baudrijn, dat u goet gescie,

Gi selt/' seit hi, „ende Phesonie 161)5 Te gadre spelen alle beide.quot;

Here Casseel antworde ende seide,

Dat hijt doen sonde harde gerne.

Phesonie seide te haren scerne :1):

„Van Baudre here her 4) Casseel,

1700 Ie wille u geven groet vordeel,

Eoc of riddre , welc gi kiest;

Mare gevalt dat gi verliest,

Dat gi u niet belgen c) en selt.

Ie sal uwen coninc met gewelt 1705 Achter inden hornec 7) driven

Met enen oudenquot;), daer hi sal blivcn.quot; — „Nlchte,quot; seit si doe, Edea,

„Gi spreect den riddre alte na 'J),

Gi doet u selve groet onnere ,

Vs. 1687. Hs. Elc. 1709. Hs. selvr.n.

') Miraude, smaragd, van het Fr. émêraudc.

2) Al dure, geheel door. Zie Mnl. Wdb. I 182. — Gedeilt al dure, geheel doorgedeeld, d. i. geschakeerd.

3) Te scerne , in scherts, in spot.

4) Here her, heer heer. Over deze herhaling, even als die van vrouwe ver zie Aunt, op Mücrl. 20, 377, 473 ; iiuyi). Stokc 1 ï , 14!); Limb. Glass.

5) Ildc, kasteel, Fr. roc, van het Persisch rokh , kameel. Zie benecke Mhd. Wth. II 758, 7'J().— liidder, paard, Mhd. ritier (in het schaakspel). Zie Lune. II vs. 18083 :

Alsi hadde gespeelt met vinnen Ginc hi met ridders beginnen Sijn spel ende met rocken toe.

r') Hem hehjen, toornig worden.

') Hornec, hoek. Zie bl. 1 ü , aant. 5.

B) Oude, raadsheer. Zie huxkckk, Mhd. Wth. I 26, waar eene plaats wordt aangehaald van Jacob van Uasalis : »diu uiten uf dem schaehzabel süllen seyn also gestellt, dasz zwen sitzen uff zweyen stüclen, und stillen haben ein bueli aft' der schosz.quot;

9) Enen te na spreken, iemand hatelijk toespreken, seherp zijn tegen iemand. Verg. LSp. Gloss, op naspreken.

-ocr page 92-

65

1710 Dat giue hier dreicht so sere.

Wet wel, eer dat spel vergeet1),

Ie sal li wriven ane u cleet'-)

Tdregen, dat gi hebt gedaen.quot;

Phesonie runde :') hare saen 1715 lu hare ore ende seide : „Joncfrouwe,

Eist dat gi wilt sine trouwe ,

lc. sal hein seggen dat hi u minne:

Gi selos te blider sijn van sinne.quot; — „Vrouwe,quot; seit si, „altoes wildi 17^0 llamponeren ') ende scelden oj) mi.

Woudic minnen gonder oeht hier2), Ine wonde niet selken messagier.quot; fol. 76. d. Casseel die here dit wel verstoet

Ende sach op Edea, die hare bloet 1725 Verhaelde 0), dat hare maecte scone,

Dat si een ingel uten trone 3)

Sceen vele liet dan iemen el.

Cassamus, die neven tspel Was geseten, loech mettien,

1730 Ende seide: „Also mote mi goet gescien quot;), Mi dunke, hier es een vernwere goetquot;). Die saen dus scone varuwen doet4).

Trect quot;), here Casseel, sonder verdrieten. Vs. 1733. lis. die. 1726. lis. Het sceen.

1

') Wei, imper. van weten. Zio over den verscherpten wortelklank in den imper. Mul. Spt-ciakh. 230; Dr. de jaoer Vcrsch. 197) Lat. Versch. 469. — Veryaen , een einde nemen.

2

quot;) Sijn bloet verhalen, van kleur verschieten, blozen. Verg. vs. 1302.

3

,) Waarschijnlijk is sceen in dezen regel ingeslopen , doordat de afschrijver in een reeds bedorven voorbeeld si een een vond. — Troen, hemel. Zie ZSp. Gloss.

4

) Varuwen, verven, schilderen. — Over doen als hulpww. zie vs. 1618.

quot;) Trecken , zetten, een zet doen (in het schaakspel), Fr. traire, Mhd. zitihen.

-ocr page 93-

66

Dese connen te rechte wel scieten 1735 Indie herte sonder scade.

Nu trect irst uwe mesdadequot; l). — „Oomseit si, Pliesonie ,

„Tc wille wale dat gescie,

'Dat hi hebbe den irsten toege '-); 1740 Maer eer volent ouse orloge,

Sal mi dechterste3) toge behoren. Al heeft hi nu den toge verloren, Ie bem die gone dient stoet soe, Die dat halm suect int stroe 4). 1745 Ine weet wat mi es gcsciet,

Ine bem alse geluckich niet Alse Edea ende Ydorus es.

Dies sijt seker ende gewes ,

Alse Venus die vrouwe van minnen 1750 Gebiedt, sal ic een lief gewinnen.quot;

Casseel van Eaudre trac met sinne Sine vende e) vor sine coninginne, Ende die joncfrouwe si trac daer naer Den riddre, om te winne daer 1755 Die vende, die hi daer trac.

Casseel die coninginne vortstac '),

Dies si hoeden a) wonde die vende ; Haren ouden si overseude,

Ucht deen iet mochte gewonnen sijn. 1700 — „Vrouwe,quot; seit hi, her Baudrijn, „Liet ic u aldus gewerden,

1c sonde mijn spel qualic beverden 'J).quot; Na dese tale so viel hi In een gepens, daer hi bi 17G5 Versuchte litermaten sere.

Vs. 1757. lis. wouden.

') Zie do Aant.

2) Toege, toye, trek, zet, Mhd. zuc. Zie BENECKE , Mhd. Win. III, 931.

^ Echterste , achterste , laatste.

4) Een halm in dat stroe soelten, vergeefsche moeite doen.

•■') Met sinne, met verstand.

c) Vende, pion, Mhd. vende. Zie Bloeml. IV, 102, aant. op I, 80.

'■) Vortsteken , vooruitzetten , vooruitschuiven.

s) Hoeden , beschermen , dekken.

9) Beverden, bij metathesis voor hevreden, in vrede behoeden.

-ocr page 94-

67

Entle Phesonie bescernede ') tlicn liero ,

Ende seide: „Laet 11 suchten varen;

En sal cn geen water overvaren,

• Het mach herbergen u soe l)i.quot; 1770 — „Vrouwe/' seitse, Edea, „hoe wel condi Scalkeleke1) spreken, (lunet mi wale.quot; J)oe Phesonie horde dese tale ,

Was si uut haren sinne wel naer :i).

Si souden gerekent hebben daer 1775 Hare parage alle beide2),

fol. 77. a. Maer dat sijt lieten dore hovescheide;

Ende die Baudrijn scaemde hem sere,

Ende Phesonie wan af dien here Met haren ouden sine coninginne,

1780 Dies si was blide in haren sinne,

Ende scerende op hem ende seide :

„Vrouwen die sijn in uwen geleide Daertoe condi qualic sienquot; ■').

— „Vrouwe, alsoe moete mi goet geselen, 1785 Dat ic met siene ben gevaen,

Soe bi siene ine machs ontgacn,

Ocht ic bi messiene verliese,

Dat ic messiene coes ende kiese.

Ic sie ende wedersie ende sie,

17i)() Soe ic meer sie, so meer joien ende wiequot;0). Doe si dit horden doe waren si Tebarenteert3), die waren bi:

Dobbele verstantnesse quot;) hadde sine talo , Dat merkeden si allegader wale.

I 7'J5 Phesonie seide: „Here, te waren,

üi cont scone ende wel bewaren 0)

1

Scalkeleke, loos , bedriegelijk, ondeugend.

2

) Zie do Aant.

■'') Sten tot enen, op iemand passen.

3

quot;) Bewaren, op iets passen, bewaken. Zie MLp. Gloss.

-ocr page 95-

68

U tale ende vrodelike daer bi.quot;

— „Ic soude treckeu , vrouwe ?quot; ■— „Ja gi. Ic segge ii seaecquot; '). — „Dat sie ic wel.quot;

1800 - „Nu botetquot; 2). — „Genie.quot; — „Nu dan snel.quot;

— „Vrouwe, gi haast mi alte sere.quot;

— „So gevic u dan vorste 3), lierc ,

Tote margeu vroech ten sonne opgange.quot;

— „Vrouwe, ine wilse niet so lange.quot;

1S05 Den roe wan si hem af mettien.

Doe scaeinde lil hem ende wonde tien ')

Ene vende, die op den hornec stoet.

„Wat eist, here , dat gi doet ?

Boet tirstseit soe , Phesonie ,

1810 „U scaec, dat u goet gcscie ,

Want liet es costume ende sede.

En nemt gramscepe noch onvrede1)

Dore God, here, te mi wart niet;

Want wie gerechter niumeii plict0) ,

1815 Ende hi mint scone ende goede ,

Hovessce ende van gestaden moede,

Alse ic wel wane dat gi doet,

liine soude int lierto noch inden moet Herbergen laten onpais') no toren,

1820 Daer minne hare woninge heft vercoren.quot;

Cassele verblijdde thert'e binnen ,

Doe hise dus spreken horde van minnen.

„Gi segt waer, vrouwe , sekerlike,

Ic pense om minne soe vriendelike,

1825 Alse tsnete gedinken coemt te mi.

Die mi dan ware alsoe bi quot;),

Vs. 1794'. lis. ■merkende. 1809. Hs. Boedl. 1820. Hs. Dal.

1

') Enen scaec sof/yen, iemand waarschuwen, «lat hij suliaak staat.

-ocr page 96-

69

Dat hi opsnede therte mijn,

Hi sonde nüre vrouwen ') snete anscijn fol. 77. b. Daer binnen sien al.se wel betogen '-) 1830 Alse nu, daer iquot;se sie met ogen.quot; — „Here seitse , die joncfrouwo , „Tree, ic maens n op u trouwe,

Boet u scaec , dats hovesscede,

Want ic ontsegge u ])ai.s ende vrede 1835 Hoet u wel in allen sinne :

Gi liebt gnoech gepenst te waren Na dese Caldieusche 1), latet varen.quot;

— „Vrouwe/' ceide Edea, „bi Gode, gi sijt 1810 Tc liaestich van talen allen tijt,

t Gi maect u scerens alte vele.quot;

— „Nichte, dat ic laehe ende spele ,

Dat es al omme feeste 2) te docnc IJaiidrine, den riddre cone,

18 l o So dat bi te desen tiden

Tc .«achter sineu tijt mach lidenquot;.

— „Vrouwe,quot; seit hi, die here van üaudrc, „Gi hebt dit wel genait tc gadre

Met witten ende met blacuwen twine c); 1850 Het es ane u wel in scine 3),

Dat gi sijt behendich ende vroet.quot;

Van haren scake dode hi hare boets), Vs. 1830. Hs. ic. 184'1'. Hs. riddren.

1

') Pensen na enen , denken aan iemand. Met de Chaldeemvsehe wordt ongetwijfeld Edea bedoeld.

2

ö) Feeste doen, met den dat., vriendschap , eer aandoen. Zie Gloss.

3

6) Jioet doen vanden scake, hetzelfde als : den scaec boeten , den koning dekken, gelijk hier geschiedt door den koning op een ander veld te plaatsen.

-ocr page 97-

70

Ende dede den coninc elre gaen Op een ander velt ende staen.

1855 Si speelden bede ene lange stonde,

Maer her Baudrijn hi en conde Niet tspel alse wel alsi dede.

„Here quot; seit si, „ie hebbe uwen vrede Lange van heden eer ') ontseit,

1860 1c wille u doen ene hovescheit:

Ic sal u matten 1), dat verstaet,

In den hornec, eer gire uutgaet,

Ocht indie reie 2), welc gi begert.quot;

— „Vrouwe, dit mat dat hebbic wert, 1865 Ende houde mi gepait ') van beide.

Ic wont nu ware al sonder beide.

Gi hebt oec wel die macht, waermede ' Dat ic met ere sonde op die stede Bliven mat, op dats u rochtequot;)

1870 Dan, met al dien dat ic vermochte3) U te mattene, dat weet ic wel.quot;

Doe was daer joie ende groet spel,

Ende die joncfrouwe scaemde hare,

Ende pensede, dat iet messcit') daer ware. 1875 „Lieve susterseide Bètijs,

„Dreicht dien riddre i7i hovesscer wijs,

Ocht hi sal willen hene varen.quot;

— „Bi Gode, bruder,quot; seit si, „te waren, In pensde niet dat arch ') sonde sijn.quot;

1880 — „Sone dedic oec,quot; sprac Baudrijn, Vs. 1858. lis. uwe. 1868. Hs. Daer.

1

) Matten, schaakmat zetten. Zio mijne Ned. Klass. 11, 74, en vooral Dr. dozy, Oosterl. 79.

2

quot;) Arch , verkeerd , kwaad.

3

quot;) Met al dien dut, niettegenstaande dat. In gelijken zin als dore al dat. Zie Mnl. Wdb. I, 17G, 9).

-ocr page 98-

71

„Maer sekerlic raesdaen ware dat, 77. c. In verbeidde al selken mat.quot;

Cassamus, die dit verstoet, Hem verblijdde herte ende moet, 1885 Ende sloech dat spel ommo ende seido „Gi sijt mat nu alle beide,

Ende vanden spele es mijn die ere.quot; Doe logense allegadre sere.

Doe riep hi datmen brachte den wijn, 181)0 Dies si te blidcr souden sijn.

-ocr page 99-

A A N T E E K E N I N G E N.

— Vs. 50. In den Fransohcn tekst, fol. 4 v0., luidt deze plaats aldus:

Voir est que je suy frères Gadifer le guorrier,

Qui fust ocoist a Gndrcs , qunnt li vostre fourncr Sen nlèrent en fuerre por le pnïs brisier.

Aller en fuerre is in onzen tekst zeer juist vertaald door voderinge doen. Het Ofr. fuerre, Ml at. fodrum, is liet Hd. futter, ons voeder. Zie 1)0 cange (Ed. Henschol), VII, 182 op fuerre 2), en verg. III, 335 , op foderare , forrare , fodrarii en foriarii.

— Vs, 255. Eeno bedorven plaats, die echter met eene kleine verandering gemakkelijk is te herstellen. In vs. 25-1 leze men : dor die boude , dat hier blijkens de vergelijking van het oorspronkelijke wordt gevorderd (fol. 6 rquot;.) :

Pour amour des enfanz ct de la belle née Sera au Yndiens ma targe a or moustrée.

— Vs. 270. In het Hs. staat verkeerdelijk deet, dat geen zin oplevert. Dat spel delen is eeno uitdrukking, die in het Mnl. enkele malen voorkomt. Zoo leest' men in een fragment van makklants Troj. Oorl. vs. 327 (dlommaeet , Theophilus, 02), waar Ulyssus verhaalt:

Ic quam aldaer was Calipsa,

Daer bleef ic langen tijt daerna.

De,se deelde mi menech spel,

Daer mi taerchste af ghevel;

Want soe was mi al te vroet:

Ken doel verwan soo minen moet.

Ic bleef met hare in grotre noot

Alsoc langhe alsoet gheboot.

Soe maccte mi met consten so dore,

Dat ic rai lievere tlijf verlore

Daent noch gheduurde; maer dats ene doget,

Dat noint man scoenre joghet

In dese werelt ie ghesacb.

quot;VVat hier' do uitdrukking beteekent is duidelijk. Als wij een thans gebruikelijk beeld bezigden , zouden wij zeggen: Deze speelde menige partij met mij , waarbij ik steeds do verliezer was. Het spel hier bedoeld is evenwel niet met kaart of dobbelsteen , maar het wapenspel. Voor den aanvang van den strijd deelde men het spel, d. i. men gaf

-ocr page 100-

73

aan partij de keuze met welke -wapenen hij wilde strijden. Bij zoodanige verdeeling moest gelijkheid worden in acht genomen en gezorgd, dat de eene partij geen voordeel boven de andere had, en daaruit ontwikkelde zich de beteekenis van gedeelt spel, een gevecht tusschen gelijke partijen , partie égale, en die van ongedeelt spel in den tegenover-gestelden zin van partie inègale, strijd met^ongelijke wapenen. In den LHp. B. III, e. 26, wordt gesproken van het luie en vadsige leven, dat do poorters leiden. In vs. 144 vlgg. wordt aldus dit leven van den poorter beschreven:

(Hi) hout hem binnen vesten

In sijn ruste, in sijn ghemac,

Ende peinst om sinen pennine znc;

Dat sijn sine vriende ende sine maghe;

Tandren oorbaer sijn si traghe.

Binnen vesten sijn si stout

In haren woorden monichfout

Ende conncn vreemden lieden wale

Oplopen mit harder taie ,

Dies si hem hoeden souden wei,

Waren si daer ghcdevlt waer tspel.

Zoo leest men in vkltiiems Sp. irist. B. II, e. 28, vs. 47 vlgg. :

Hi ende occ sijn conroet Waren allegadcr bloct,

Ende die ander gewapent wel:

Dus was daer een ongedeelt spel.

Elders wordt zulk een strijd een orloge mit ongedeelden sticlcen genoemd. Zie maerlant , Sp. Hint. Ill4, e. 37, vs. 72 (II, 258) en verg. Dr. halbektsma , Aant. 78.

Do uitdrukking partir le jeu, Mlat. pariiri jocum , Mhd. dnz spil teilen , voor : de keus geven , in liet algemeen , is zeer gewoon. Zie du cange, 111, 896 i. v. Jücus partitus; benecke , Mhd. UIL III, 26, en verg. Dr. jialueutsma , Aant. 366, 474.

De zin van onze plaats is : Hootsche edelmoedigheid, die in hem is vastgeworteld , is het richtsnoer zijner handelingen; zij wijst hem de wapenen aan, waarmede hij strijden, welke hij gebruiken moet.

— Vs. 650. De Fransehe tekst heeft, fel. 11 r0. :

gt;Sii,e,quot; dit la pueele , nbien soiez vous venus!

A ami vous retieng ; des autres no m' est plus.

Men leze in vs. 650 : Ie onthoude u. De beteekenis van onthouden is : in dienst nemen , hier op den dienst der Min toegepast. In den zin van in dienst nemen komt het o. a. voorbij hkelu , vs. 1284, waar van den Hertog van Brabant verhaald wordt:

Doen hi ten tornoye quam,

Dode hi recht sinen dinghe ,

-ocr page 101-

74

Ende onthilt Westvalingho

Elide Overlandere, ende woude keeren

Met hen jegen die heeren.

Wemi is hier niet eenvoudig het verb, substantivum , maar heeft nog de oorspronkelijke kracht, even als het (loth, wisan, dat ook blijven beteekent. Zie schulzr , ftofh. Gloss. 434; graff I, 1053, cn verg. Hd. wiihren.

— Vs. 687. In het origineel, fol. 11 rquot;., luidt deze plaats aldus:

Gadifer de Fczon est li premiers issus.

La lance porte droite, saillanz les saus menus Devant trestouz les autres est cn 1' ost embatus,

Et escrie : «Tourton !quot; 1' anseigne Mazonus,

Que li dona B. la fille au roy Caulus.

Gelijk herhaaldelijk blijken zal heeft de vertaler soms wat heel vrij met den Franschen tekst omgesprongen. Van de dochter van Koning Caulus wordt met geen woord gerept. Integendeel ontvangt de jonge ridder zijne strijdleus, niet van eene lieve schoone, maar van een ouden man. Het tieken, teeken , Ofr. enseigne, Mlat. intersignum, is de cri d' amies, de leus, welke de ridder cn zijne volgelingen in den strijd als een onderling herkenningsteeken aanhieven. Zie nu cange (Ed. Henschel) III, 80!), i. v. intersignum 3); VII, 142, i. v. enseigne, en vooral de XI en XII Dissert, sur Joinrille; „Du Cry d'Armes (aid. VII, 40 vlgg.). Die leuzen waren gewoonlijk de namen van landen, steden, kortom van een of andere bezitting van den heer, dien men in den strijd volgde. Zoo was de Vlaamsche wapenkreet: Vlaenderen den Leeuw. Bij Philippe Mouskès leest men:

Et linen escrient li Normant,

Bretngne lucent li Breton ,

Bourdeaux et Jilaves li Gascon.

Verg. Grimh. O. I, vs. 3490:

Doen quam heer Geraert Sereyhanc,

Die vrome was ende coene,

Op een ors van Arragoene,

Dat sprongen groot springende quam.

Hi riep : Grimbergen! sinen eri.

en aid. vs. 3777 :

Maer dacr toe quamen saen Gereden inder selver bane Selke die riepen : Viane !

Oee riep dacr: Grimbergen ! met Ene partie , die ongelet Dorssen sloghen metten sporen.

Ook op onze plaats is Tourton niets anders : de leus van Mazonus,

-ocr page 102-

75

on eeno of andere stad, -wier naam door Gadifeer als veldteeken voor zich en do zijnen -werd gebezigd.

— Vs. 738. Ter vergelijking van vs. 725 vlgg. met het oorspronkelijke doelen wij de volgende verzou tnede (fol. 12 r0.) :

Miex en valent I po qui out loyal scignonr,

Qui les ayme de cuer et porto grant honour,

Que ne font IIII tans a petit dc valour,

Quant sires est haïs de son pueple menour.

A paines vieut en leu oil il n'ait le piour:

JA ne sera si preus ne do si grant valour,

Qu'il vaille c'un seul home, s'il n'a sousteneour.

Assi tost a 1'an mort I riche empércour,

Quant il est bien ferus, c'uns povres vavasour.

— Vs. 700. Gadifler en Betijs worden enkele malen iu ons gedicht kintsce here genoemd, als in vs. 804 on 1080. quot;Waarschijnlijk wordt hiermede bedoeld: jeugdiye heer, daar ook elders, in vs. 566, van Gadifler als van dien knape wordt gesproken. Doch men bedenke, dat het begrip, hetwelk men aan kind hechtte , zich verder uitstrekte dan thans. Zoo wordt Floris zoowel kint als jonylieline an jonchere genoemd. Zie Flor. vs. 2253 , 2295 , 2759. Wigaloia wordt nog kint genoemd, nadat hij reeds tot ridder was geslagen. Zie henkcke, Mhd. Illli. 1, 817.

In bijzondere toepassing geldt kint ook voor vorstenkind, Sp. Infante, even als het Eng. queen, vrouw. Mul. qume, oud wijf, de naam der vrouw bij uitnemendheid , der Koningin , werd.

Een ander woord, dat oorspronkelijk kind beteekende, verkreeg allengs de beteekenis van held. Het is het Mnl. dec/en, Ühd. de (jan (oiufk V, 119), Mhd. degen (heneoke, Mhd. Wth. 1, 309), Oudsaks. thegan , Ags. thegen, thén (vri'tmüi.i.eti, Lex. Ags. 590) , dat kind, knecht en held beteekent, en overeenkomt met Gr. léicvov, van tiktw , gelijk degen van d if gen , dijen , groeien. Zie geimm , 7). Wth. II, 895.

Van het Ags. thegen, then , is het latere Eng. than , thane, dat ieder uit SHAKSPEABES Macheth bekend is.

— Vs. 773. Van dergelijke vervaarlijke wonde leest men mede in den Grimb. O. I vs. 4279 :

Ende hoer Hem ic voir voert,

Ende boet enen sijns speren oert.

Die jegen hem quam opgevaren,

Ende geraectene te waren Soe sere met sinen schachto,

Dat hine doorreet een gelachte,

Ende hem int lijf dat spore brac.

Zelfs kon do spoor er een vadem doorgaan zonder een wonde toe to brengen! Zie Ferg. vs. 1807, waar van hot gevocht van Ferguut on don Zwarten Ridder verhaald wordt:

-ocr page 103-

76

Die swerte Ferguut weder stac;

Sinen seilt hi heme ontwee brae ,

Ende sinen halsbereh heft hi dorsneden.

A1 dorentore so es leden Die seacht I vademe , na minen waen ,

Maer hine heft heme niet sere gcdacn.

— Ys. 984. Bewessen, hewissen, is vau clenzolfden stam als hot Goth. ww. vasjan, kleeden, het Ljit. vest is, on hewossen is: bokleoden, van hot noodigo voorzien, /io schulze , Goth. Glos». 415, verg. g imm , JiA. 555. Hot komt horhaaldolijk bij onze Mnl. schrijvers voor, als in don Alex. X, vs. 552 (D. II, 219):

Mar ie seg u bi trouwen ,

] )at hier t buy seen luttel water si;

Darom scgie di bedi,

Nem metti XL1quot; man ,

Ende hewisse di van water dan.

Zoo ook Fl. en Blane. vs. 1840 vlgg. :

Si vonden die herberghe wcl hewed Van dies hem behoefde best,

Orscoren ghenoeeh ende voeder.

Van so scone herberghe ende so goeder Vant men quaden cocver daer ,

So wel waest beivist alt jaer Van spisen.

En in do Heim d. Helm. vs. 636 :

Heeren sijn sculdich te vorsiene,

Also diere tide pleghen te gheseiene,

Dat si van corne sijn beivist In borgen , in solre ende in kist.

Zoowol do verklaring van claiussr (aid. bl. 283) uls die van Dr. KAtisr.KR in zijne Denkm. Ill, 310, is onjuist. Zie verder Grimb. O. I, vs. 195?, 2302, 2314, 2979; IV Mart. vs. 813 {Vad. Mus. IV, 88).

— Vs. 1015. Onthcteu, beloven, toezeggen, komt mede in denzin van het jawoord geven in den Limb. VII vs. 1737 voor. Do heiden Demophon verklaart zijne liefde aan Esioone, maar vreozendo dat zijn aanzoek geen gunstig gehoor zal vinden, vraagt hij haar, of zij hem ton minste eenigo hoop kan geven. En de schoone

Esioone die scaemde hare ,

Want si weet wel oppenbare

Dat hi es heyden, al es hi vrome,

Endo peinst; »Eist dat ic come

Dies met vreden ave,

Socne woudic niet dat men mi gave;

Maer nu en onthetic hein niet,

Wat soe miins daer na ghcsciet.quot;

-ocr page 104-

77

— Vs. 1032. Ook hier is do Fransche tekst weder zeer vrij vertaald , hoewel do zin in do hoofdtrekken is weergegeven. Aldaar leest men fol. 19 v0.:

Se paroles ouï et touz sos ramponois Cassamus dou Laurris, le vieillart audciiois,

Et Betis li dimziaus, qui en font lour gabois.

»()nclcee dit Botis , »or va tout a redois :

Cis Baudrains, que voy la a ces riches conrois,

A I cheval corant entortillê d' orfrois ,

Fcra de vous amours , so il puet, ses esplois.

Vs. 1032 en 33 moeten kennelijk beteokenen: Mij dunkt dat gij uwe vriendin kwijt zijt, dat gij de bons bij haar bobt gekregen. De uitdrukking : Uoct slaeu , niet slagen in iets , komt oenigszins gewijzigd in het Hd. voor. Einen Uoszcn schlagen beteekent: fehlschlagon , spe dejici, repuhum frrra , zooals oitniM , IJ. IVth. II, 147 verklaart, gelijk o. a. blijkt uit het volgende voorbeeld , aan schirmeus Sing. Hos. ontleend :

Was wilstu micli doch viel verstoszen Und sctzon in die trübe nacht,

Schlaij icli deun allzeit einen hloszen,

Und worde nur um glimpf veracht ?

In het Nd. zegt men nog: he shit den bloten, hij richt niets uit. Ook in de Ghemeene Duytsehe Spreevkwoorde». (mkuer , Oude Ned. Spr. 12) vindt men het spreekwoord: Ghi dorft u op hom niet verlaten, gbi suit een bloote slaeu. De uitdrukking is waarschijnlijk ontkend aan het gevecht, waar hij , die hluol .slaat, eenen bloot en üaet, in de lucht schermt, zonder iemand te raken ; en bij uitbreiding hoeft bloot daan de beteekenis verkregen van niet dage)!,, met de kous op den kop thuis komen.

— Vs. 1124. Vs. 1101 vlgg. luiden aldus in het oorspronkelijke, fol. 25 vquot;. :

Or s' en vont Fezonois, qui sont plain do barnaige.

Saigement combatant s'en vindrent au passage:

Et Clarus si los suit, qui de dospit enrage,

Vistement lour court sus a tout sa geut sauvaige.

Lors convient Fezonois lui paler le trualge.

De lor gent de coinun i orent grant domaige,

Gadifer et Betis , qui sont do jono aaige ,

I tornoront souvent lor cors et lour visaigo,

Et bien moustrent qu' il sont estrait de grant paraigo Dou riche roy Bant, de Dido de Cartaige,

Cassamus los conduit a guise d'omo saigo.

En souffrant son meschief fit maint bol vasselage.

Onzo dichter is hier wederom vrij wat van don Franschen tekst afgeweken , doch geeft den zin tamelijk goed weder. In vs. 1121 is enen

-ocr page 105-

78

jeyen geven, iemand weerom geven, iemand krachtig terug slaan. — Bilo, bil lie beteekent billijker wijze, naar hehooren.

— Vs. 1201. Bare is het Pr. barre, Mlat. barm, eig. slagboom. Zie du canöe, I, 003; VII, 56. Zoo leest men bij villehardouin 153: „Et deviserent une partic de leur gens pour ee qu'il gardassent los lices et les barren, et li autres assaillissent par devers la ville.quot; Hij kil. komt een woord voor, dat met dit baer ten nauwste samenhangt; „Baeren, baerennpcl, Gyranas , ludus gymnicus , exercitium gymnasti-cum , palaestra , certamen eurrendl. De baere jaeghen, Cursu ad metas contendere, cursu certave.quot; Hlyd. Stoke 11 584, leidt hieruit af', dewijl kil. het woord „plaatst onder Baer, nu Am, zo volgt, dat de betekenis moet afgeleid worden van de naaktheid der loopers, die zich in de loopbaan oeffenden.quot; En hij vervolgt: „Ten Kate, die den halven Kiliaan, iu zyne tweo Proeven, lieei't overgeschreeven, gaf daar geen acht op, zeggende II, p. 5884: Dit schijnt my van Baere, Beer, ursus , ontleent te zijn; even als ons jongens-spel, Wolfje ge-noemt , waarbij de eene voor den Wolf speelt, die de anderen binnen een bepaalt perk in H doorloopen moet opvangen. Maar hoo kon hy dat overeenbrengen met het Latijn, van Kiliaan, dat hy daar mede uitschreef'?quot; We zullen aan Huydcoopcr de verklaring schenken, die hij geeft van moedernaakte hardloopers, in ons klimaat wel wat een gewaagde liefhebberij , en ook aan ten Kate de zijne, waarmede Huy-decopcr vrij bits den draak steekt. Litteé I 300 geeft de volgende verklaring van het barenspel; „Les barres, jeu de course qui est divisé en deux camps, dans lequel les joueurs de chaque camp s' en-gagent successivement u la poursuite les uns des autres, et qui est ainsi nommé parceque les deux camps sont marqués par une barre Active ou tracóe sur la sable.quot; Aan dat spel ontleend is nog de zegswijze: „Jouer aux barres, se chercher sans pouvoir se rencontrer.quot; Uit dit barenspel krijgt eene plaats uit velthem B. Ill, c. 35, vs. 51 hare verklaring. Men leest daar hoe de Koning van Engeland op de Galoyse vocht, maar vrij wat schade leed, daar hij beneden aan den berg was, en zijne vijanden zich er op bevonden.

Int leste moestense achtertien Endc der Galoso scoten vlien ;

Want een scote , dat verstact,

Die van boven nederwart gaet,

Quotste meer, al ongelogen ,

Dan x die op ward vlogen ;

Want eer die scoten boven quamen ,

Verloren si haer macht te samen.

Om dit moesten [si] wiken daer,

Nochtan wet dat overwaer,

Al wekense dus, dat si oec daden Den Galoysen grote seaden.

Deen taende den andren daren,

-ocr page 106-

79

Gelijc datinen speelt ter haren.

Die van beneden reden opwurd,

Dan quamen dander metter vard,

linde liepen neder dcu beroh saen,

Ende hebbense aldus woderstaen.

Dus streden si so ondertiden,

Dat dus there in beiden siden Toe quam slaende met snelder vard.

Dus maeeten onderlingen enen scard Die Ingelsee onder die Galoyse.

Even als in het larenspel buide partijen op elkanders afgebakend terrein komen, zoo tergden ook Engelsebou en Galoyse elkander.

Wat bet larenspel in den riddertijd eigenlijk was, leert ons Wolfram von Eschenbaeh in zijn TVUlehalm, 187, 19 (lachmann , 508);

Man sab von edelen kinden Mit scheftn üf seliilde tjostieren ,

Dort sieb zweien , hie sieh vieren ,

Hie mit poynder riten ,

Dort mit puschen stilten.

Da sprangen liter sêre:

Ze der zit was êre,

Der den schaft verre schóz,

Des oueh da mangen niht verdróz ;

Siï liefe.n (Use die harre.

Hieruit blijkt dat liet oen soort van spiegelgevecht was , dat, zoo de ridders te paard zaten, best met een carousel kan vergeleken worden.

In het aan orucen interprettim zoo rijke IV Bock van vklthesis Sp. Hint. ontmoeten wij een paar malen de uitdrukking; in haren liggen. In c. IC bij het verhaal van den moord der Franschen binnen Brugge, leest men vs. 11 vlgg. :

Daer worden verslagen inder stede Wel XXIIII baenroetse mede,

Ende ridders kinder ende seriande Van Vranerike ende van andren lande.

Om dit doen was menich blide,

Diet vernam wide ende side ,

Dattie dine aldus verginc.

Doe quam in Pieter die Conine Metten andren, die uut waren ,

Doe baer viande lagen in haren,

Diese wilden hebben doen hangen:

Met groter bliscap waren si ontf'angen.

In het verhaal van den Sporenslag vindt men verder c. 34, vs. 1 vlgg.: Die wijoh ward stare ende groet.

Die Grave van Hu blever doet,

Ende LXIIl Baenroetsen

-ocr page 107-

80

Bliven doet binnen der plaetsen ;

Ende xi0 ridders hujtn in huren ,

Ende alle die met hem waren ,

Daer Artoys du» lach gevelt:

Hets jammer te horen daermen telt.

Dat do zin van liggen in haren op heide plaatsen is : verslagen zijn, gesneuveld zijn, is duidelijk. Bij haren aan Ijkhaar te denken, gaat niet aan. Vooreerst toeh zou men dan verwachten: liggen up haren, in plaats van het voorz. in. Doch al mocht dit bezwaar niet gelden , dan zon de uitdrukking 7iog zeer onjuist zijn. Men zoude wel liggen op de lijkbaar kunnen zeggen voor gestorven zijn in het algemeen; maar zeer onjuist do uitdrukking bezigen van een hoop verslagen vijanden, her- en derwaarts verspreid , of wier lijken door en op elkander liggen gestapeld.

Waarschijnlijk is haren do dativus sing, van een zwak vrouw. znw. bare , dat de bcteckenis hooft van naakte grond. In dknkckk Mhd. ïïrtb. I, 141 wordt eene plaats uit hot Ituolandes liet van den Pfaffen Kuonrat 241, 17, medegedeeld , waar men leest: „Si vunden an dem wal só vil der toten daz fuoz niemen nemahte gobieteu an die har der ordequot; , dat verklaard wordt door: die hlösze, das was bar int. Die hare is alzoo de blootte of het hloote, en komt in verschillende toepassingen voor. Hot is hot tandelooze deel van den hek eens paards, en komt iu dion zin voor in den LH/). B. III, c. 12, vs. 97, in hot spreekwoord:

Soe hogher hals, soe woeker hare.

In het Opporduitsch heet nog die Har, oen boomloozo plaats in oen bosch (adeluno, Urtl). I, 726). Zoo kan in de plaats van velthkm: die hare, de naakte, kalo grond, betookonon, en do zegswijze in haren liggen niets anders zijn dan omver liggen, ter aarde geveld, dood zijn.

Verg. over Bare hot opstel van Dr. de vries in Dr. de jaoehs Arch. IV, 201 vlgg.

— Vs. 1371. Hot Koningsspel, dat door ons ridderlijk gezelschap wordt gespoeld, heette in het Fransch le Jeu dn Rui qui ne ment, en wordt in den Franschen tekst, fol. 29 vquot;. , eenigszins nader beschreven :

Et uu roy qui ne ment fu Botis esléus Parmi le sacrement Dyane et Neptunus,

Qui sera droituriers pour qu'il est au desus.

Quant il fu roys, entre'eus tantost l'a Ydorus Cointement corouné de jons et de festas.

Het onverstaanbare cronen met enen stroe wordt door do vergelijking met het oorspronkelijke volkomen duidelijk. Do Koning werd gekroond mot aron en stroo ; hij moest aan do andere loden van het gezelschap vragen opgeven , vooral over netelige en spitsvondige quaostios dor minne, en word later zelf ondervraagd, gelijk uit hot vervolg blijkt. Hot antwoord op de vragen, dio soms vrij lastig waren of van zeer toeren

-ocr page 108-

81

aard, moest naar waarheid zijn, van waar de benaming van het spel. Een ander staaltje van dit spel vinden wij in eeno zeer „goedequot;, hoezeer niet bij uitstek kiesche „boerdequot; bij jukiiazan , Fabliaux et Conté» (Ed. de mkon) I, 101, getiteld; Le seutier hatu. Daar wordt echter eene Koningin , geen Koning, gekozen. In het begin lezen wij:

Une foi {les Chevaliers) ierent en dosnoi Entre Dames et Uamoiselles:

Do eointes i ot et de belles.

De plusieurs deduits s' entremistrent,

Et tant c' une Royne fistrent,

Pour jouer au Roy qui ne ment.

Verg. verder over dit spel de Aant. op vs. 1421.

— Vs. 1388. aldus :

In het oorspronkelijke, fol. 29 v0., luidt deze plaats

«Sire dit la pueelle , »«e vous en dirai plus.

Se j' aing et s'ai ami, mie ne le refus:

Ainz en merci M fois Cupido et Venua.

Met eeno kleine verandering is de zin van vs. 1388 te herstellen. Men loze:

En werdes meer van mi gewaegt.

d. i.: „daarover wordt door mij niet meer gesproken.quot;

— Vs. 1404. Dit vers luidt in het origineel, fol. 29 v0.:

»Sirequot;, dit la pueelle, »ne sui Gauter ne Hus :

Nus ne me vuet amer ne je aime nus.

Ongetwijfeld wordt hier gedoeld op een bekend spreekwoord, dat misschien zijnen oorsprong aan een der vele bij het gansche volk bekende Fabliaux te danken had. Of er worden hier een paar van do gebruikelijkste namen genomen, als ten onzent in de uitdrukking: Jan, Piet en Klaas. Bij littké I 1838 wordt wel Gautier als zoodanig opgenoemd , doch hij heeft als kameraad niet Hugo, maar Garguille bij zich. Zoo zegt eégnier in de XIII Sat. :

Au reste, n' épargnez ni Gautier ni Garguille ;

en bezigt scahuon do uitdrukking: Prendre Gautier pour Garguille, in den zin van zich vergissen.

Souvent elle se mépienait,

Situt qu' elle 1' entretenait,

Et prenait Gautier pour Garguille.

Litteé voegt er bij : „Les Anecdotes dramatiques (1775, t. III, p. 203) disent que Gautier Garguille était le nom do theatre qu' avait adoptó Hugues Guórin, dit Fléchellea, célèbre farceur qui débuta dans la troupe du Marais vers 1598. On voit que le langage populaire s' amusa a dédoubler le nom. do ce personnage pour en opposer les deux parties.quot;

6

-ocr page 109-

82

Doch is het niet veel waarschijnlijker, dat Guérin twee namen, die in een populaire spreekwijze bij Jan Alleman bekend waren , samenvoegde ? Zoo ontstond ten onzent uit de twee algemeene namen Jan en ('laas de populaire Jan Claaszen.

— Vs. 1421. In het oorspronkelijke luiden dit en de vorige verzen aldus (vs. 1713, P. fol. 30 r0.)1) :

»Sire,quot; dit le Baudrain , »par lo haut serrement Do vostre roiauté et du couronnement,

Et par la foi que dei amourz premierement Et loial desirier, qui a amcr m' apreut,

Céens u'a fors couscil, jc vous di vraiemont,

A la belle Edca m'ottroie entierement.

Bij P. luiden do laatste verzen aldus;

Que je n' ai eu eest mont d' amors nul pensement (iue la belle Edeas, ou m'outroy bonnement.

De verzen in onzen tekst zijn bepaaldelijk corrupt. Om een goeden zin van vs. 1417 te krijgen, zoude men moeten lezen;

Enter trouwen die ie sculdieh bem der minnen.

Doch dan is hot vers te lang. En wat beteekent dan vs. 1419? Het waarschijnlijkste is, dat een paar verzen ontbreekt en een slordige afschrijver er maar wat van heeft gemaakt. Men zou b. v. aldus kunnen lezen:

Bi Jupiterre den here mijn ,

linde bi uwer cotnncs crone ,

Enter trouwen sender hone,

JJie ie sculdieh bom dor minnen ,

Endo ver Venuse der goddiunen Hier in desen heimelikew raet.

— Vs. 1459. Bij het woord pardon , steekspel, blijkt weer ten duidelijkste , hoe geleidelijk verschillende zeer tegenstrijdige bcteekonissen ten nauwste met elkander samenhangen, hoezeer bij den eersten oogopslag de onderlinge samenhang ongerijmd schijnt.

Het Ofr. pardon, Mlat. pardonantia, is een kerkwoord , dat ajiaat be-teekendo. Zoodanig pardon werd öf door den Paus, bf ook door do Bisschoppen der diocese verleend aan hen, die vooral ter gelegenheid van het jaarfeest der wijding naar deze of gene kerk zich begaven. Zoodanige feestdag kreeg allengs den naam van pardon , en men sprak b. v. van „lo Dymenche devant le Pardon de S. Jtomain de Houen.quot; Vooral de jaarfeesten der wijding van beroemde kerken duurden vaak verscheidene dagen, zooals blijkt uit een stuk van 1299, waarin Thomas, „abbas Casinensisquot;, een aflaat van veertig dagen belooft aan hen,

') Wij volgen voortaan den tekst van het Bruaselache Ha., terwijl de belang-rijkate varianten van het rarijaehe er bij zullen worden opgeteekend.

-ocr page 110-

83

„qui in dcdicationc ipsius occlcsiae et per octo dies fedivitatis ipsas immediate sequentes devote aocesscrint annuatim.quot; Zie uu canqt; , III 817, i. v. Indulgentia.

De feestelijkheden gedurende die dagen door de drukte en het rumoer van kooplieden, dio naar zulk een pardon samenstroomden , door den toevloed van speellieden , jongleurs enz., behielden niet enkel een geestelijk karakter, maar ontaardden allengs tot kermissen, waar ridder en edelman, poorter en dorper zich op zijne wijze kon vermaken.

Voor de ridders werden er steekspelen gehouden , en „solemnes illae decursiones militares seu hastiludia , quod in solemniorihus festis age-renturquot; (du can ge V , 93), ontvingen naar het kerkelijk feest don naam van pardons, hetzij zo op zulk een aflaatdag plaats hadden of niet. Evenzoo ging het met ons kennis (kerkmis), en het Mlat. nundinae (pardon, steekspel), dat geheel en al de heugenis van den oorsprong verloor. Zie du canoe IV, 660.

Hot pardon , de kwijtschelding van tijdelijke straffen , ging alzoo tot de heteekenis van tournooi over. In dien zin komt hot onder anderen voor in een oud Ceremonial op de tournooien , dat in de Dissert. VII van du cange op joinvillk (D. VII, .34) voorkomt, waarin de oproeping der herauten aldus luidt: „Or oyez , seigneurs chevaliers, que jo vous sais asqavoir le grant digno Pardon lt;l' Armes et Ie grand digne tournoyement.quot;

Pardoen en ook Afaet komen mede voor in de heteekenis van kruistocht , om den vollen aflaat die aan de deelnemers werd geschonken. Zie 8p. Hist. Illquot;, 89, 144 (I). Ill, 158):

Hi was met Godevaerde van Bulyocn In dat heileghe paerdaen,

Datmen wan over mere.

Verg. Mnl TFdb. 1, 142.

— Vs. 14C6. — Vs. 1453 vlgg. luiden in den Franschen tekst (B. vs. 1735, P. fol. 30 v0.) aldus:

Mais or laissons passer Ic grant tournoiement Du roi et do Claruus de la nostre gent,

Et comcncier aux pii , proeco et hardement Les umans maintenir hevalereuscment;

Et se Dieu nous dontu ' force et avancement,

Blen revenrons arrier a , istre parlement.

De laatste regel luidt bij P. :

Bion remendrons ensamble a nostre parlement.

De zin der verzen in onzen tekat ia de volgende : „Maar ik wil mij niet verder uitlaten. Laat eerst hot gevecht plaats hebben , dat op morgen bepaald is. Laten wij liever daarover spreken, en over het grootc tournooi dat u wacht. Daar zullen wij aan daden zien wie waarachtig mint. Behaalt gij daarin de overwinning, nu dan spreken wij elkander nader.quot;

0*

-ocr page 111-

84lt;

_ Vs. 1482. Vorg. het origineel, fol. 30 v0. :

Et s' on no 1c tenit a anui vraiement,

Jo dcissc ja tel, qui tout communemeut Déisse, quo ce fust trop outragousemont.

In het Bruss. Hs. vs. 1752:

Et s'en no lo tonist a aucun vantcment.

Je délsso tol chose , quo tout communoment Ponsassont quo co fust trop outragcusement.

— Vs. 1498. In den Franschen tekst (B. vs. 1760 vlgg., P. fol. 30 v0.) luiden vs. 1492—1510 aldus:

»Non fera[i]dist Botis , »ot do tant mo repent;

Mais cis qui aymo bicn et qui desirierz prent,

Et en espoir de joie vit amoureusomont,

Et quant jo voi celi devant moi en présent,

Que j'aim do loial coer et amourous talent.

So je sui tros mué a penser hautement Pour entendre ïi valour (P. amours) et a advancement.

On n'en doit pas pallor trop niervilleusoment.

Et taut saves vous bion quo amours le m'aprent,

Que coer ou fine amour so horberge ot descent,

A souffrir li cstuet moult grant triboulement,

Joio , duel ot froidour et grant eschaufement.

Bij P. luiden de laatste verzen aldus:

Nuns i' en devroit parlor trop mervillousoment.

Et tant en sai [jo] bien aussi c'on le m'apront:

Quant envors fine amours s' enracine et espront,

Quo souffrir lour ostuot mains grant tribulcmont,

Joio ot duel et froidour et maint cschaufement.

— Vs. 1577—95 luiden bij B. vs. 1843 vlgg. :

Mais quant jo sui tout soul on chambre quoite ct quoie,

Et 1c doulz souvenir a penser mo ravoie

l)e ce quo j'ai véu, so januiiz le véoio ,

Mioulx ct plus sagement vers li me contonroie

Et mez biens et maulz quoiemont li diroie.

Lors pens et contrcpens, record et estudoie

Et les jeux do mon euer en pensant li envoye,

Si que tout mon deduit a penser me ravoie.

Quant plus loing sui de lui amours plus mo maistroie,

ïous sui sien sans parcel , Dieu doinst qu'elle soit moye:

Ainsi me va d'amour, ainsi mon temps cmploie.

— Vs. 1665. Vs. 1662 vlgg. luiden aldus bij P.:

Science est la premiere, ou tant a dc valour. Qui 1' onsoigne et aprent a gardcr son labour;

-ocr page 112-

Sb

Loyauté les conduist ct dure sans retour,

Et Celtz qui les garde dcsouz son covertour Pour mosdit le felon, lo raauvais traïtour.

In vs. 1665 wordt van „beduquot; gesprokon, zijnde de vertaling van „les conduist.quot; Hoewel hot niet voorafgaat, moet men toch zeker onder „bedequot; den minnaar en minnares verstaan, „den volgrenquot; der minne, zooals zo in vs. 1672 genoemd worden.

Bij B. vs. 1932 vlgg. zijn deze verzen eenigszins verschillend: Science est la premiere, ou tant a de valour,

Loiauté la conduist a durer sans retour,

Et Cc Ut la resgarde dessous son couvertour Pour Mesdit 1c felon, le mauvaiz traytour.

Over gewegen zie Dr. be jagek, Taalk. Mag. IV, 85.

— Vs. 1736. Het oorspronkelijke (B. vs. 2812 vlgg., P. fol. 48 rquot;.) heeft:

Traiez , sire Baudrain! ccstc sect bien lancicr Et ferir jusc'au cuer sans lo corps damagier.

Trayés, car bien poés avoir lo tret premier.

Vs. 1736 in onzen tekst is niets dan onzin, en verkeerd verstaan door den schrijver, dien, blijkens meer fouten van denzelfden aard, het stuk werd gedicteerd. Men leze:

Nu trcet irst turn met stade» ,

d. i. ; Doe nn eerst op uw gemak uw zet.

Vs. 1742—44 zijn in onzen tekst onverstaanbaar door eene uitlating. Bij B. luiden do volgende verzen aldus :

» Oncledist Fcsonas, »je 1'otroi au Baudrain,

II ra'est avis qu'il ait cesti tret premcrain,

Muis je croi bien qu'encor ara le daarrain;

Et si li dirai quoi en 1'angle tout lontain Enmi les gons lo roy encourant d'un vilain.quot;

— i Dame,quot; dist Cassiel, » vostre dit soient vain!quot;

— »Notes,quot; dist Cassamus a dame Fesonain.

— »Sire,quot; dist la pucelle, »jo scai bien do certain:

Je sui cello qui quiert lo festu cn l'ostrain etc.

— Vs. 1776. In den Franschen tekst luiden deze verzen aldus, fol. 49 rquot;.:

Quant Fezone 1'entent, le sens cuide derver.

Ja vosissent moult toust leur parage conter;

Mais pour les Griex lo suefi'rent, qui pres sunt d' escouter.

Bij B. is het middelste vers eenigszins verschillend:

Ja vousissent ondeus leur linage conter.

Parage, Mlat. paragium , en ook lignage, beteekent verwantschap,

-ocr page 113-

86

of hetgeen met een Mnl. 'woord sibhe heet. Zie du cange VII, 252, V, 81. De uitdrukking oonter parage, 2}ara9e rekenen, elders sibbe tellen, is de verwantschap uitrekenen. Zoo verhaalt lleinaert, vs. 2105, hoc hij kennis met Isengrijn hooft gemaakt:

Hi rokende hi ware mijn oom ,

Endo bogan ene sibbe tellen.

Do jonkvrouwen, die hier elkanders parage wilden rekenen, zouden juist niet hare onderlinge geslaohtsboomen nagaan , maar doen wat wij met een soortgelijke uitdrukking noemen; zij wildon elkanders doopceel lichten.

— Vs. 1790. quot;Weder een zeer onverstaanbare plaats, die voor ons evenzeer dobhele verstantnesse heeft, en met duisternis is omhuld. Ook in het origineel, fol. 49 rn. ; is ze verre van helder. Daar leest men;

»Siro , en la vostre gardo se pout on pou fier.quot;

Et li Baudrains rospont sans luy point effraor:

»])oueo dame , en gardant sui pi ls por osgardor :

So je gars et regars et pers par mal garder Et en jeu vos disoie en jou en osgardor (?).

De lezing bij B. vs. 2864 wijkt van die van P. af:

gt; Dames en vostre garde se peuont pou flor.quot;

Et Cassiel rospont sans li point effraer:

»Doucc dame, en gardant sui pris par esgardor,

Se je gart ot osgart et pers par regarder,

Et vous vous dovisez par moi a ramprosner.quot;

Do zin van vs. 1785 en 1780 is duister, die der volgende verzen kan althans ccnigermatc hersteld worden, als men in vs. 1788 leest: Dat ie met siene ooes onde kiese.

Do zin der laatste verzen is: „Als ik door verkeerd zien verlies, koos en kies ik met zien te verliezen. Ik zie en zie nogmaals en zie, en hoe meer ik zie, hoe meer vreugde en wee ik ondervind.quot;

— Vs. 1800. In den Franschen tekst luiden vs. 1798—1810 aldus, (B. vs. 2875 vlgg.) :

» Je dois tvaire ? quot; — » Fas dont! oil, promieromont.quot;

» Est ce voir , dame ? quot; — » Ouïl, trayos aportemont,

Et jo vous di osohecq.quot; — gt; Dame , bien vous entent.quot;

— » Amendés ! quot; — gt;Volentiors.quot; — » Or dont delivromont ? quot;

» Dame , trop me hastés, menés moi bellomont.quot;

— » Sive, a vostre plaisir, prenés hardioment,

Trayês a vostre chois ou tost ou longuoment;

Je vous doins bon advis jusc'a 1'njournomont.quot;

— j Dame, n'en voel pas tant.quot; Maintonent sou rok pront,

Com hom pensis voi trairo, mais collo le roprent,

Et puis si li a dit en riant hautomont:

» Amendés vostre eschooq tout dovantrainemont.quot;

-ocr page 114-

87

De tekst van P. fol. 49 vquot;. is minder goed:

»Et je vous di eschec !quot; — sDamo, bicn je tcment (1' entent), Dame, trop me hastez : menez moy bclement!quot;

— «Sire! a vostrc plaisir : prouves hardiement,

ïraiez a vostre chois ou tost ou belement:

Je vous doint bon avis trés qu'il 1'ajourncment.quot;

— »])aiiio, no vueil jja.s tantquot;. Maintenant son roc prent, Com horns pensis 1c trait, et ecle 1c reprent,

Et puis si li a dit hautcment en riant:

ïAraendez vostre eschec devantrainement.quot;

— Vs. 1838. Do twiifel over „die Caldicuscliequot; wordt geheel opgelost door do vergelijking met li. vs. 2906:

Assós avés pensé après ceste Caldieue.

Bij de aant. op vs. 270 vergelijke men nog den franschen tekst (B. vs. 260):

» Siredist le vassal, » de pais et de mellée Li out li dieu donné la tros haute donnéo;

Largece et courtoisie , science la senée Li font par tout son jou a bonne destinée.quot;

— Vs. 1015. Dat de dichter

Onthilso mi nu ocht anderwerven,

zal geschreven hebben, blijkt uit B. vs. 1065:

Et s'elle me retient ore no aultre fois Lors auerai amours et amie a mon quoys.

-ocr page 115-

■ ■ ■ !'

1

-ocr page 116-

LIJST DER VERKLAARDE WOORDEN.

*

A.

Achten, 42, 7; — oj), 33, 1. Ach ter doen , 40, 10.

Achterheren, 39, 3.

Achtertien, 27 , 7.

Achterwart, 45, 3; — doen, 46, 4.

Achterwerder tien, 48, 1.

Af, 1, 4; 48, 11.

Al dure, 64 , 2; van al te malen, 7, 8.

Alexanders ,2,1.

Alse wel, 23, 5.

Alselc, 9, 10; 36, 6.

Alselpmi, 68 , 7.

Ambacht, 52, 7 i 62, 4.

Amerael, 41, 1.

An, ane ; — sinen danc , 28 , 7 ; 41 ,

3 j — sinen wille, 38 , 10. Aneheden, 15, 9.

Aneyaen, 22, 3; 41 , 6.

Anetien , 41, 5.

Anteeren , 63, 4.

Apocope van en, 28 , 3.

Arch, 70, 8.

Archeit, 25, 3.

Arenborst, 35, 9.

Assacllieren , 25 , 9 ; 40 , 7. Assoncerend rijm , 43 , 6; 51 , 8. Auctoer , 63, 2.

Avonture. Ter — slaen , 33 , 6. Avonturlic, 52, 8.

B.

B ander side , 18, 1; 51 , 9.

Bare, 48, 2; 78.

Bastart, 37 , 6.

Bat, 20 , 2.

Bataelge, bataelie , 32 , 9; 43 , 8.

Bate , 38 , 1.

Bedacht sijn , 63, 1.

Bederf, 41, 11.

Bedragen. Hem — , 43 , 4.

Begaden , 20, 10.

Begeven , 12 , 1 ; sonder — , 56 , 3.

Beginnen, 12, 9.

Bèheet, 11 , 13; 56, 1.

Behoedt ,3,9.

Behoeven, 42, 11.

Beide, 34 , 3.

Beiden, 16, 2; 35, 8.

Beinijn , 63 , 12.

Becleven sijn, 12, 4.

Becomen , 52 , 4.

Belgen. Hem — , 31 , 2 ; 64 , 6. Beliggen, 11, 4; 19, 4.

Belopen , 48 , 3.

Beloven. Hem —, 59, 3; 61, 2. Bern ,5,1.

Benedien , 19 , 9.

Benemen den raet, 25, 4.

Bequame, 50, 2.

Beraden. Wel —, 39 , 9 ; Alsoe — ,

Berechten , 62, 1. (53, 2.

Berouwen , 33 , 5 ; 38, 7.

lieruren, 58, 1.

Bescernen , 67 , 1.

Beseudden, 39, 1.

Besluten, 52, 2.

Bestaen, 15, 1 ; 21 , 4 ; 22 , 7 ; 26

Het, 8, 11. (1 ; 43, 2.

Beten , 18, 4.

Beteren ,5,1.

Betien, betogen, 69, 2.

Bevae7i, 11, 5; 19, 1.

Beverden, 66 , 9.

Bevroden , 62 , 7.

Bewaren, 67, 9.

Bewessen, 40, 5; 76.

Binnen desen dat, 42, 9.

Binnen sijn ,7,6.

Bik, 78.

Bliven in ,7,8.

Bloet. Al —, 35 , 1; ■— slaen, 77.

Bnw. achter het znw. geplaatst, 10

Boengart, 27 , 6. (8.

Boenre, 40, 10.

Boet doen vanden scake, 69, 8.

Bolgenscap, 12, 6.

Bondoneren, 40 , 3.

Borch, 15, 4.

Borgen, 45, 1.

Boten, boeten, 68, 2.

Boven , boeven ,9,5.

Boven. Te — conien ,6,10.

Brant, 44 , 6.

Broeder ,4,3.

Brulucht ,1,4.


-ocr page 117-

90

D.

Dagen , 8 , 5; 11 , 11; 67 , 4. Dan , dat en , 60, 4.

Dane , 28, 7.

Deelw. in plaats van de onbep. wijs ,

27, 11 ! 33, 4.

Deyen , 45 , 7 ; 75.

Delen dat spel, 72.

Dellen, 64, 2.

helijt, 59, 6.

Deus , 13 , 3.

Dieke , 10, 5.

Die , 68 , 8.

Dienen , 11, 12.

Dier , 8, 10.

Diere, 28 , 6.

Dies , 23 , 4; 41 , 2.

Dobheleren, 21, 6; 46, 2.

Doen, 61 , 5 ; 65 , 10 ; in allen doene, 29, 8; van hoyen —, 6 , 3 ; te doene , Doer, 15, 10. (38, 11.

Doet, 4 , 8.

Dogen, 61, 6.

Dorperheit, 37 , 10.

Dorren, dorst, 47 , 6.

Dragen, 60 , l j — te enen , 46 , 1. Driven , 3, 4 j 52, 1.

Duecht, 3, 6.

Dunken , 65 , 9.

Durven, 29 , 2.

Dusentieh, 37 , 7.

E.

Ji en i wisselen , 27 , 2.

E en m wisselen, 19, 8.

Hchterste , achterste , 66 , 3.

Eigijn , 55, 3.

Els, 22, 2.

Emmer, 9, 2.

En, het en, 11, 7 ; 18, 9.

Ende , 50, 3.

Enden ane, 62 , 6.

Engeen, 1, 7 j 32 , 2.

Erre, 36 , 8.

F.

Faelge. Sander —, 12, 3; 56, 4. Faeilieren, 40 , 8 ; 52 , 10.

Feeste, 51, 11; — doen, 69, 5. Fel, 8, 8.

G.

Gadre. Te — doen, 45, 3.

Gaen ane enen, 52 , 9.

Gavelote, 35, 5.

Ge- bij deelw. weggelaten, 43, 7. Gebod, 6, 1; 58, 6.

Gedane , 47 , 2.

Gedragen, 55, 1.

Gedunken, 60 , 2.

Gelachte, 31 , 8 ; 75.

Gelden, 32, 6.

Geleesten, 51, 2.

Gelof, 11, 13.

Geloven , 55 , 6.

Gemac. Met gemake , ,17 , 3.

Genedu, 15, 10.

Genende ,3,3.

Genitivus partit., 5, 3.

Genomen , 51, 7.

Gepait houden. Hem — , 70 , 4.

Geraect. Wel — , 32 , 12.

Gere, 18, 12.

Gereide, 34, 4.

Gereiden, 16, 1.

Geren, 11, 2; 49, 3.

Gesmide , 34 , 7.

Gestade , 26 , 5.

Gestaeden, 11, 3.

Gevallen, 59 , 2.

Gevee, 39, 6.

Gewagen, 11, 1.

Getvare toerden , 48, 6.

Geivat, 21, 3.

Gewegen, 63, 5.

Gichte , 12 , 2.

Gnoet, 38, 2.

Goet ,4,1.

Goffanon, 11, 8.

Gonder, 65 , 5.

Gram, 23, 1.

Grone , 63 , 8.

Groniart, 8|, 8 ; 23 , 2.

H.

Ilaesticheit, 24 , 6,

Halen. Een — in dat stroe sooken, 66,

Harde ,1,6. (4.

Harentare , 35 , 2.

Harewart, 19, 7.

Hebben. Hem — , 14 , 4 j 43, 4.

Heden. Van — eer, 70, 1.

Helen , 63 , 6.

Helsen , 49 , 2.

Hen, het en, 10, 3.

Here, 20, 11.

Here, 48, 4; here her, 64 , 4. Herhalen , 44 , 10.

Herhaling van het subject door appositie, 7,7.

Hermite liggen , 22, 6.

Hermonteren , 31 , 9.

Herten, Met —, 27 , 1.

Het ,8,2.

Heten, hiet, 39, 11.

Hijs , hi des ,4,5.

Hüt. 30, 10.


-ocr page 118-

91

Hoeden , S8 , 4 ; 66, 8.

Hoet, 36 , 2.

Hoge minne, 21, 7.

Hopen, 14, 2 j 58 , 2.

Hogen. In — sijn , 17, 1; 24, 3.

Hornec, 16 , 5 ; 64 , 7.

Honde dragen, 41 , 8.

Houden, helt, hilt, 40, 6; 42, 10.

Hout, 12, 1.

Hovescedo, — neggen, 32, 7 ; geven

op —, 40 , 4.

Hovesscelike ,4,7.

Huge noch Thomas, 54, 6; 81. Hustineren, 39, 12.

I.

In toe , 24 , 6.

Ine , ic iie, 21, 9; 37, 8.

Insc, 37 , 2 ; 45 , 2.

J.

Ja , 24 , 5.

Jagen, 37 , 5.

Jamer, 24 , 2.

Jeeste , 51 , 5.

Jegen , linen — geven , 45 , 8 j 78 ;

enen — riden, 37, 1.

Joeste , 39, 8.

Joesteren, 36, 3.

Joie , 26, 4 ; 33 , 3.

Jovijn ,5,9.

C. K.

Calengieren, 10, 1.

Kennen, geconnen , 7 , 10.

Keren op den breidel, 39, 7.

Kinnen, 42, 1.

Kintsc, 75.

Clein , 20, 14.

Coevertoer , 63 , 6.

Cone, 30, 10.

Conine spel, 53 , 3 ; 80.

Conroet, 24 , 4 ; 31 , 5.

Cornuwaelge , 43 , 7.

Co vent ,27,9.

Craieren , 13, 6.

Cranc , cranken , 32 , 13.

L.

Lachen , loech , 10,4.

Lachter, 10, 3; 37 , 6 | — seggen, 38, 4.

Laden der herten binnen, 52, 7. laetes , late des , 32 , 8.

Lasuer, 50, 9.

Lat, 20, 5; 34, 5.

Leggen ane, 15, 6.

Lettel, 4, 6; 29, 2.

Letten, 30, 1.

Letten, 30, 6j 34, 10; 42, 11.

Liaert, 28 , 9.

Liche , h/tche , 35 , 7 ; 43 , 1.

Liden, 9, 7; 18, 11; 37 , 3 ; 56 , 3. Lidw. samengesmolten met het bnw.

32, 13.

Lidw. weggelaten, 18, 10.

Liggen ane , 14, 3 ; 47 , 3.

Lioen, 16, 3.

Loge, 12, 10.

Logieren , 12 , 10; 20 , 13.

Loon , 32 , 13; te lone hebben van Lopen te voren , 36, 5. (49 , 4.

M.

Maer met de ontkenning , 39, 5. Mahoen ,5,9.

Maken den scamelen, 52, 3.

J\Iamet ,5,9.

J/cm ,2,3.

Manen , 48 , 4.

Manscap , 10 , 2.

Marcus ,2,9.

Maten. Te —, 15, 7.

Matten, 70, 2.

Meer, 58 , 5.

Melde , 25 , 1.

Meltheit, 12, 3.

Mere , 28 , 5.

Morren, 20 , 8.

Mesbaren, 47, 1.

Meshope , G1 , 3.

Mespensen , 51 , 10.

Messeggen , 70 , 7.

Met ,8,9.

Met al dien dat, 70, 6.

Mettesen , 51 , 4.

Mettien, 32 , 4.

Minne , 33 , 3 ; minnen plien, 68, 6 Miraude, 64, 1.

Missclic , 21 , 8.

Moeder ene , 16 , 4.

Moesten, moeste hem, 21, 9.

Moet , 23 , 1.

Moeten ,5,8.

Mogen , 20 , 4 ; 30 , 7.

N.

Na sitten, 53, 1.

Neken, 12 , 9.

Niet daeromme — ne , 3, 8 ; 46 , 3. Node, 23 , 6.

Noot, 30, 1,

Noit, 14 , 6.


-ocr page 119-

92

O.

O en oe wisselen , 4, 8 ; 43 , 5.

Oh ander side, 18, 1.

Ochte , 27 , 10.

Ockesnen ,6,9.

Oemoet, 5, 4; 39, 2.

On-, voorv. 19, 3.

Onbcp. lidw. bij stofnamen, 61 , 4.

Onhlide , 39, 13.

Onderdoen , 30 , 12.

Onderven, 15, 3.

Ongehiere, 21, 1.

Om/emac, ó, 7.

Ongertet sijn , 36 , 6.

Ongevoech, 55 , 7.

Onminne , 25 , 8.

Onnen, 10,6.

Onneren, 14, 5.

Onpais, 68 , 7.

Onraste , 19 , 3.

Onste, 46, 1.

Ontheiden, 23 , 6.

Ontbieden , 19 , 5.

Ontdragen, 6 , 11.

Onterven, 9, 3.

Ontfaen ,2,2; — ie danke , 67 , 2.

Ontfaren , 40 , 1.

Ontgaen ,4,5.

Ontheten, 41, 10 j 76; 87.

Onthouden, 73.

Ontmoet, 30, 8 ; 40, 6.

Ontseggen , 24, 1.

Ontsien , 7 , 9 ; 25 , 7 ; 47 , 6.

Ontslapen, 16, 6.

Ontspringen , 17 , 2.

Onverseaven, 43, 11.

Onvrede nemen , 68 , 5.

Op, 18, 3.

Opdat ,5,8.

Opdoen , 27 , 4.

Oplopen, 25 , 5 ; 31 , 4.

Opteerde , 16, 5.

Or lof, 17, 6; — nemen an, 34, 11.

Orloge , 33 , 8.

Ort, 16, 5.

Oude, 64 , 8.

Over , 48 , 10.

Overal, 35 , 6.

Overdaet, 63, 7.

Overgaen , 58 , 3.

Overliden , 44 , 3.

Overste ,12,2.

P.

Paeuwelgoen , pawelioen , 2 , 5 ; 28 , 4.

Pais ,5,2; — ontseggen , 69 , 3.

Pant, 9, 10.

Parage, 85.

Pardon, 56 , 7 ; 82.

Ptnnoncheel, 34, 1.

Pensen, 7 , 1; — om , 34, 8 ; —

na, 69, 4.

Pers. vnw. Iste nv. weggelaten , 41 Persant, 33 , 7. (7.

Pinen, 44, 8; 51, 11.

Plegen , plach, geplogen, geploen, 6

8 ; 22 , 5 ; 29quot;, 6 ; 33 , 4 ; 47 , 4. Plien, 68, 6.

Foent. Te poente , 44 , 2.

Pogen na, 41 , 12.

Poingis, 23 , 3.

Porren, 15, 8 ; 29, 3.

Parse, 31, 7.

Prijs. Van prise , van hogen prise , 1

2; 31, 11.

Prisen , 44 , 5.

Proieel, 47 , 5.

R.

Raet, 40, 2.

Rampoen , 37 , 4.

Ramponeren, 65, 4.

Raste , 59, 7.

Raven, 43, 12.

Recht, 14 , 7 ; over —, 41, 9.

Rechten, 13, 1.

Reie, 70 , 3.

Rese , 22, 7.

Ridder, 64 , 5.

Rike , 49 , 5.

Riviere, 12, 10; 45, 5.

Roc, 64 , 5.

Roeken, 70, 5.

Poke, 18, 6; 20, 12.

Root gout, 11, 9.

Rote , 43, 6.

Runen , 65 , 3.

Ruust, 32 , 1.

s.

Sachte doen, 54, 1.

Sachten , 12 , 7 ; 48, 7 ; 61, 5.

Saen , 20, 6.

Saermeer, 22 , 9.

Scacht, 43, 10.

Scaec seggen , 68 , 1.

Scalkeleke , 67 , 2.

Scamel, 52, 3.

Seeden, 25, 10; 38, 10.

Scep , 18 , 8.

Scepman , 20 , 3.

Sceren, Sijn — maken, 40, 4; te scer

nu, 64, 3.

Scernen, 48 , 9.

Sciere, 9, 7.

Scilt, 54 , 2.

Seine. In — sijn , 69 , 7.

Seinen, 6, 6; 23, 5 ; 31, 10. 1 Scotport» , 46, 5.


-ocr page 120-

98

Scriven, 60, 8.

Sour en, scoren, 44 , 4.

Sderts dages ,2,4.

Secle , 59, 4.

Seer , 19 , 1 ; 48 , 7.

Seggen tot, 63, 2.

Sekerlike, 60 , 3.

Secorsen ,11,6.

Selc , 26 , 9 ; 44 , 9; — wile , 39 , 14;

57, 6.

Sen , 57 , 6.

Sens, 60, 5.

Sericheit, 12, 7.

Sien tot enen, 67, 4.

Sientie ,63, 3.

Sijn van dien, 47 , 8.

Simpel, 24 , 7.

Sin. In allen sinne , 25 , 9 ; 48 , 5 ; 50, 7 ; met sinne, 66 , 5 ; uut sinen sinne sijn , 67 , 3.

Sine ,3,7.

Sit ten ,1,7.

Slachten , 8 , 11.

Slaen, — in 31 , 7 ; — met sporen ,

27, 13; 30, 4j 36, 4.

Snude , 34 , 6 ; 48 , 8.

Snee , 61, 4.

Sochte, 50, 5.

So , soe. Soe hoe dat ,55,5;— die, 47, 7 ; 58, 3; soe — soe, 59, 5 ; 60, 6.

Sonder , 3 , 6; 27 , 3.

Sonderliny, 62, 3; 63, 11.

/Sowe , 6 , 4 ; 10, 7.

Sor//c , 11 , 5 ; 44 , 11.

Souttaen , 56, 5.

Sparen, 12,8; 18 , 2.

lt;SjOc/, 33, 3 ; in spele, 23 , 8 ; — frt»

wapine, 20, 1; delen dat—, 72. Spelen , 52 , 5.

Spiere , 27 , 8.

Spoet ,6,2.

Spreken. Enen te na —, 64 , 9; — te scerne, 49 , 1 ; — omme, 56, 6. Stade. Met staden, 62, 2 ; 85; met goeden stad en , 51, 5 ; staen in staden , Staen ,4,2; 18 , 7 ; 50 , 6. (9,4. Steken te doet, 34, 9.

Strael, 54 , 4.

Stroe , 53 , 4; 80.

Strueren ,9,2.

Stner , 21 , I.

Sturten , 30, 9.

Suchten. Een — nemen, 49, 7.

Sure. Te — maken, 62, 6.

Swaer, 21, 2 ; 41 . 6.

T.

Tabijt, 51, 6.

Tale , 49 , 6.

Te — na, 34, 2 ; te — wart ,51,3.

Tebarenteert, 67 , 7.

Tegenw. deohv. in plaats van de

onbep. wijs ,1,5.

Tempeest, 38, 12.

Terde ,8,3.

Testort, 58 , 8.

Thies , tes , 39 , 10.

Tidich van jaren, 32, 11.

Tieken , 74.

Tien , 25 , 6; 68 , 4.

Ties , 32 , 10.

Tirst, 42 , 2.

Toege , 66 , 2.

Toeslaen tot, 38 , 8.

Togen, 43 , 3.

Tonderdoen, 45, 4.

Toren ,19,2.

Tornieren ,9,9.

Tornoy, 21, 5.

Torre , 8 , 10.

Torsen , 13 , 7.

Travellieren, 14, 1.

Treeken, trac, 30 , 11 ; 65 , 11 ; enen

naer —, 17, 5.

Troen, 65, 7.

Tsaermeer , 49 , 2.

Tsins, 15, 2.

Tmvaren , 22 , 9.

Twent, 23, 7.

Twijn , 69, 6.

u.

U in plaats van uu, 32, 1.

Ure. Bi uren ,2,6.

Urs, 36, 4.

V.

Varen ,9,9; 22 , 8 ; — in sijn he-

hout, 39, 11.

Vart. Ter —, 13, 2 ; 28 , 10 ; 30 , 11. Varuwe, 54, 3.

Var uwen, 65, 10.

Vast ,1,1.

Vaste , 19 , 4.

Verharen, 13, 4; 26, 2.

Verhernen, 19, 6.

Verden, 38 , 6.

Verdragen, 7 , 3 ; 13,8; 29 , 1; 38, Vergaderen , 31, 6; 50, 4. (5. Vergaen, 57 , 5 ; 65 , 1.

Verhalen , 56, 9; — die varuwe ,

54 , 3 ; — syn hloet, 65 , 6. Verheffen, 48, 11.

Verclaren , 13 , 5.

Vercoenen, 22 , 4.

Ver cr acht en , 57 , 1.

Verladen, 55, 4; 61, 1.

Verlangen, 59, 1.


-ocr page 121-

94

Verlagen ,6,7.

Verliesen, 58 , 7.

Vermogen , 26, 3.

Vermonden, 63 , 9.

Vende , 66 , 6.

Vernoi, 52, 1.

Vernoien, 20, 4.

Verpijnt, 23 , 4.

Ferrc , 42 , 8.

Ver.iconen, 8, 1.

Versien , 26, 8.

Verstantnesse , 67 , 8.

Vertien , 29, 4.

Femwe/'e , 65, 9.

Verwandelen , 4 , 4 j 36, 1. Verwanen, 42,8.

Verwinnen, 21, 5.

Vieliart, 6, 5.

Vieren, 9 , 8; 13 , 7.

Vingerlijn , 26, 7 ; 33, 2.

Virtuut, 56 , 8.

Vitaelle , 22, 1.

Vlien, 32 , 3 j 44 , 7.

Vlinken, 44, 1.

Voderinge , 3, 2 ; 72.

Volcomen , 50 , 1.

FoniHesse ,7,4.

Vorder, 60 , 6.

Fore , 19, 10.

Voren, 1 , 3.

Foren, 42 , 3; «e —, 28 , 1; /lem te — rfoe» , 7 , 2 ; te — brengen, 61 , 3; — senden, 27, 8.

Vorsienich , 25 , 2.

Vorste , 68 , 3.

Vortsteken, 66, 7.

Fm', 29, 5.

Vriendinne, 56, 2.

Froe ,5,6.

Froe , 20 , 9.

Vromicheit, 9 , 1 ; 23 , 9. Froidoe, 69, t.

w.

Wachten, 17,4.

Waenre , 29 , 5.

IFaer ,2,8.

TFaer , «« «caer , 30, 2.

IKawi, 43 , 9.

IVaren. Te —, 2, 7; 18, 5,

Wart, 37, 4; 63, 10.

IF((»•lt; hebben , 30 , 5.

Wech. Van allen wegen, 38 , 9.

IVe/ yedacn , 32, 5.

Welnuer , 67 , 3.

Were , 27 , 12.

Weren, 20 , 7 ; 40, 9.

Werken, wracht, 45 , 6.

Werpen, warp, 46, 6; 51, 1.

Wert hebben, 26, 10.

Wesen, 74 j — in dien, 36 , 7.

Weten, wet, 65 , 1.

Willen, 8, 6, 7.

Willioh, 31 , 1.

Wort, 3, 10.

Wriven ane dat cleet, 65, 2. Wullin, 3, 1.


-ocr page 122-

........., . . . , m

V

.......■• m

w

:sstis

laiAJi ■

......

' . ■ ■ ■■ -•■■■■■■ ........... ■ ...... ■.

-ocr page 123-

f#4m* m I ■■ amp;

■'■•■ ■ ■'■■•■• 1 - •• •■■• r • •;

I

I

fev ■ ■

fl I '

I I

U {■

i BI

li

,

-ocr page 124-
-ocr page 125-

■1*\.

: jÉjjfe . _ ^

5j§^ WiêffirF

'

vV',' SWl V.V. jfiv\ ^p^jJiffl 'ji /j^/l ^;'. fyy! I

N^TV iUfeX ^JSÈTTV Jas

m

quot;TV v^TV ^amp;Ta. ^Iamp;TA. «fe

Ir gt;^§! X b )^lr X ■ I T^y-SyJ?y «f

m

sa

-yAwW;Wv#gt;

r ✓..!/ ?€amp;«

^ ^ y^uyytuyj^uyj^M^r }

* gt;MzM fm% iM% itamp;^ iW'A ift/

kv y^ck

-ocr page 126-
-ocr page 127-