. .yr ''! W. '
,»
f.
.*y^r
I ^
} ■ v , '■ ^ lt; s
f *• j.' ' , i 'j! '«wJiS» -•gt;. ■ ■ s lt; -
■ - • %T ■; *.y. /V gt;
kgt;gt;- ^7 x *gt;*/ ^ rgt;. ■ ^ vV^-f quot; gt; r»,-r
W ^ fc
. f * V r-f» - ■ . # IV\ ^ -j*.. W **gt; |
.L k - .1 . * f ' -'^K ^^ ^ '. ; 'r '•• ' I gt;«/ f' -u .-• x I t Tt i V »U j}.* •/ % -t ■ #7 ilj |
I XK' • 5 - ^ vgt;
i% S .ASamp;v I ^ I 'gt;«« -, ^ 3
V
^ _A- •
1 ■% 'JV
» •%«'. quot; s?
GRONDBEGINSELEN
DEIl
VERGELIJKENDE AARDRIJKSKUNDE.
WÊOÊIÊBÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊm: gt; V' ' ■■ ^ :' ■«1
iéf'
■
iSasaSKS- ' .■ quot; ■ ' ' . '-■■■■ i-ilëysSiïiS
'
,
DElt
ONDER MEDEWERKING VAN
UIT HET HOOGDUlTSCn BEAVERKÏ DOOR
Leernar aan dc lloogerc Burgerschool te Nymcgcn.
»
vierde geheel herziene en veel vermeerderde druk.
te S N E E K , bij J. F. VAN D R U T E N. 1878.
VOOEBEEICHT VOOR DEX EERSTEN DRUK.
Nadat in den aanvang van dit jaar de „Leiddraad bij liet onderwijs iu de Yergelijkende Aardrijkskundequot; van W. Pütz verschenen was, hield de ijverige vertaler zich onafgebroken bezig met de bewerking van de nu verschijnende „Grondbeginselenquot;. Op dezelfde gronden, op welke ik meende den „Leiddraadquot; te mogen aanbevelen, durf ik ook verzekeren, dat het gebruik van dit werk voor onderwijzers en meergevorderden nuttig en aangenaam zal zijn, en dat het tevens eene niet onbehagelijke lektuur zal opleveren voor hen, die iets van de oppervlakte onzer planeet wen-schen te weten.
De schrijver zelf heeft in zijne hier achter volgende Voorrede van den vijfden druk opgegeven, welke zijne zienswijze is over de vereischten van een leerboek der aardrijkskunde en wat hij heeft getracht te bereiken, en de bijval, dien zijn werk elders gevonden heeft, kan ten waarborg strekken, dat zijne poging niet mislukt is; men leze daarover de beoordeelingeu van vele Duitsche tijdschriften, bij de Hollandsche uitgave van den „Leiddraadquot; en ook bij dit werk gevoegd.
quot;Wij hebben hier en daar uit Petermann's Mittheilungen en an dere bronnen kleine wijzigingen gemaakt, die ons noodig voor kwamen; vooral moest het gedeelte over Nederland en zijne koloniën met meerdere uitvoerigheid behandeld worden.
Moge ook dit boek zijne plaats handhaven onder de nuttige werken door de Uitgevers in het licht gezonden, en het zijne toebrengen om de studie der aardrijkskunde vruchtbaar te maken en te doen strekken tot ontwikkeling van den geest.
Nijmegen, 18G3. Dr. J. J, Kreekek.
ti tooebede.
Dat er reeds zoo spoedig een nieuwe druk van deze „Grondbeginselenquot; noodig is, bewijst zeker voor de bruikbaarheid van het werk en voor den bijval, waarmede het ontvangen is. Tevens is het eene gelukkige omstandigheid, daar sedert het verschijnen der eerste uitgave de staatkundige gebeurtenissen zoo zeer de kaart van Europa hebben gewijzigd, dat elk werk over staatkundige aardrijkskunde daardoor ook belangrijke wijziging behoeft, die de bewerker nu heeft kunnen opnemen, om te zorgen dat het boek met de tegenwoordige toestanden in overeenstemming is.
Ik hoop en vertrouw, dat het verder nuc zal blijven stichten, en den lust voor eene goede beoefening der aardrijkskunde zal aanwakkeren.
Zwolle, Febr. 1868. Dr. J. J. Kheeken.
VOORREDE VAN DEN SCHRIJVER BIJ DE VIJFDE UITGAVE.
Sedert C. Ritter door zijne „vergleichende Erdkundequot; voorliet eerst heeft aangetoond, hoe de wetenschap der aardrijkskunde vatbaar is voor eene waarlijk vormende wijze van behandeling, hebben ook de schrijvers der aardrijkskundige leerboeken veelvuldig getracht gebruik te maken van die methode en aan dezen tak van onderwijs niet „zoo zeer zijne hoogere, als wel zijne ware be-teekenisquot; te geven. Deze pogingen bestonden vooral daarin, dat de topische en physische toestanden meer uitvoerig en de staatkundige aardrijkskunde slechts bij wijze van schets werd behandeld. Anderen kwam het voor, dat deze streng wetenschappe-
VOORREDE.
lijke methode niet de eigenlijke aantrekkingskracht bezat voor den jeugdigen geest, en zij meenden de vroegere gebruikelijke bijvoeging van natuurkundige en historische aamerkingen niet te kunnen ontberen. Zoo bleven de geographisclie compendiën, althans de meeste, eene enkel op het geheugen werkende encyclopedische verzameling van opgaven uit de meest verschillende takken der natuurkunde, der geschiedenis van de statefi, van de beschaving, ja zelfs van de letterkunde, zonder ouderlingen samenhang, ofschoon C. Eitter zelf reeds in het jaar 1833 in eene in de akade-mie van wetenschappen te Berlijn gehouden verhandeling „over het historisch element der aardrijkskundige wetenschapquot; tegen zulk eene vermenging van vreemdsoortige, hoewel toch verwant, schapte elementen bepaaldelijk was te velde getrokken. „Die wetenschapquot; zegt hij, „welke eerst het bekoorlijke in de voordracht of het nuttig gebruik uit andere wetenschappen moet putten en eigen kiem ter ontwikkeling mist, zal ook andere wetenschappen of aan het leven zelf niet tot nut verstrekken of ze vooruitbrengen, en de doodgeborene zal evenzeer levenloos blijven en door geen schoon schijnende tint leven ontvangen. Zij zal dan geenszins behooren tot de vakken van onderwijs, die tot eene humane vorming van den menschelijken geest strekken en zoo ook ge ene eigene plaats verdienen in de rij der schoolwetenschappen.quot; Dat het waarlijk vormende element der Eittersche wijze van beschouwing, vooral voor de school, grootendeels bestaat in de vergelijkende methode, werd maar door enkelen erkend en bepaald verklaard, zoo als door den Deen I. F. Schouw, die „de verbazende ophooping der stof, het gebrek aan samenhang en aan eene „vergelijkende behandeling, die in andere wetenschappen zulke goede vruchten heeft opgeleverd,quot; als hoofdgebreken der aardrijkskundige leerboeken aanwijst.
Deze ook op den titel aangekondigde vergelijkende wijze van behandeling is hier veel sterker volgehouden, dan men tot hiertoe gewoon was te doen; daarom bevat het boek eenige duizen_ den namen minder, dan die, welke tevens de plaats van een aard. rijkskundig woordenboek moeten vervullen. Evenmin heeft het
VII
TOOKEEDE.
zich ten taak gesteld om eeue opsomming te geven van de zoogenaamde merkwaardigheden der afzonderlijke steden die in het geheugen van den leerlingen dikwerf tot de zonderlingste verwisselingen aanleiding geven. Alleen bij de belangrijkste is getracht om in korte trekken voor de jeugdige fantasie het beeld eener wereldstad te schetsen. Daarentegen is de beteekenis, zelfs van middelmatige en kleinere steden, die uit de geogra-phische ligging voortkomt, dikwerf aangewezen, de geogra-phische stelling der voornaamste landen, vooral van Europa, alsmede de beteekenis der aarddeelen op het wereldrond in bijzondere afdeelingen ontwikkeld geworden.
De stof heeft de schrijver, zooals van zelf spreekt, genomen uit de beste grootere werken, waarin de aangewezen methode gevolgd werd. Bovendien is het hem mogelijk geweest, een niet onaanzienlijk gedeelte van den inhoud (zooals §§ 50, 52—(51 vooral, 51, 6Ji, 65 gedeeltelijk) volgens eigene, meestal herhaalde aanschouwingen te beschrijven, waartoe hij bij zijne tochten door Middel-Europa en Italië gedurende 20 jaren gelegenheid heeft gehad. De autopsie maakt de beschrijving van hetgeen men gezien heeft niet alleen gemakkelijk, maar doet ook een meer helder denkbeeld ontstaan van gelijksoortige verschijnselen. Bovendien werd de schrijver bij de keus van de stof door eene onafgebrokene, drie en dertigjarige praktijk in het geographisch-historisch onderwijs in de hoogere klasse van hoogere inrichtingen van ouderwijs gesteund, om de behoefte der school in 't algemeen en van den gemelden trap van beschaving in het bijzonder te kennen.
Wat den vorm der voorstelling betreft, zoo heeft de schrijver zich toegelegd om bondige beknoptheid met de meest mogelijke duidelijkheid en eenvoudigheid te verbinden, maar tevens liet droge van den dictaten-stijl te vermijden en het boek zoo in te richten, dat het ook in zekere mate kan gelezen worden (wat Schouw insgelijks bij de meeste te vergeefs zocht).
Evenals bij de tweede, derde en vierde uitgave, is ook bij deze vijfde gebruik gemaakt van de uitkomsten der jongste nasporingen op liet gebied der aardrijkskunde, vooral volgens de Mit-
VIII
tooeeede.
tlieilimgen van A. Petermann, en zijn de statistieke opgaven uit de zekerste bronnen genomen.
Intusschen is als eene breede verklaring van dit boek verschenen: Charakteristikeu zur vergleichenden Erd-und Yölkerkunde, in (366) afgeronde tafereelen voor school en huis, verzameld en bewerkt door W. Pütz, 2 deeleu (76 vel), Keulen 1859—1860, waarin zoo wel onderwijzer als leerling ruimschoots stof zal vinden ter verlevendiging eu uitbreiding van het onderwijs.
Ook aan deze proef, om aan het geographisch onderwijs een meer vasten, niet enkel op het geheugen berekenden grondslag te verschaften, is, evenals aan de historische leerboeken van den schrijver, reeds in het buitenland eene gunstige ontvangst ten deel gevallen, daar van dit boek twee Russische vertalingen verschenen zijn: eene woordelijke door Paterikow te Moskou (2 deel en), een vrije door M. v. Bulmericq te Petersburg en eene Poolse he door F. H. Lewestam en A. Milkowski; eveneens van den „Leiddraadquot; eene Italiaan sche door Aiuati te Milaan (1859), drie Ilussische: de eene van Paterikow, de andere van Telegin, de derde van J. Lukomski, en twee P o o 1-sche: de eene door J. Lukomski, de andere van Wislieki.
ix
W. Pütz.
Aan allen, die wel de goedheid wilden hebben, mij hunne aanmerkingen op de aardrijkskundige leerboeken van Prof. W. Pütz mede te deelen, en in het bijzonder aan Prof. P. J. Veth, betuig ik bij dezen mijn hartelijken dank. Zij zullen, vertrouw ik, ontwaren, dat er zooveel mogelijk partij van limine aanwijzingen getrokken is. Deze vierde druk onderscheidt zich weder van den vorigen niet alleen door het opnemen van veranderingen op staatkundig gebied, maar vooral ook door talrijke verbeteringen aan vorm en inhoud, alsmede door meer het oog te richten op den toestand van handel en nijverheid, ten einde daardoor eenigermate te gemoet te komen aan de eischen van den tijd in ons land.
vooeeede.
x
Van de bekwame hand van Dr. L. P. Ouweesloot is tliaus bij den uitgever van dit werk een uitmuntende vertaling van „W. Putz, Vergleicheude Erd- und Völkerkunde in abgerundeten Ge-maldenquot; verschenen onder den titel van „Vergelijkende Lauden Volkenkunde, in Schetsen en Tafereelenquot;, waarin de onderwijzer en leerling ruimschoots stof kunnen vinden tot uitbreiding van hetgeen bij 't onderwijs behandeld word.
De bewerker beveelt zich bij voortduring tot de ontvangst van opmerkingen aan, en mocht deze arbeid in het een of a,nder tijdschrift beoordeeld worden, dan verzoekt hij, evenals vroeger, ten vriendelijkste, hem die beoordeeling toe te zenden. Niet alle tijdschriften toch kan men er op nahouden, en dan gaat dikwerf menige goede wenk verloren.
J. JüBEIUS.
Nijmegen, 1S77,
INLEIDING.
HOOFDTREKKEN DER WIS- EN NATUUR
Bk.
§ 1. Stand der aarde in liet heelal.............1
i; 2. De aarde als een op zicli zelf staand geheel beschouwd. ... 4
§ 3. De oppervlakte der aarde in het algemeen........6
Eerste Afdeeliug.
BESCHRIJVING VAN DE WERELDZEE (OCEAAN) EN HARE DEELEN.
4; 4. De Noordelijke IJszee...............22
§ 5. De Zuidelijke IJszee................25
§ G. De Atlantische oceaan...............20
§ 7. De Indische oceaan................33
§ 8. De Groote (of Stille) oceaan.............35
UOOfDSTUK I. ALGE.MEESE VOLKEKKTODE.
§ 9. Verdeeling van het menschelijk geslacht naar het onderscheid
in lichaamsbouw................39
§ 10. Verdeeling van het menschelyk geslacht naar taalstammen. . 41
§ 11. Verdeeling van het menschelijk geslacht naar de godsdiensten . 43
§ 12. Verdeeling der volkeren naar den graad van beschaving. . . 4()
HOOFDSTUK II. DE OUDE WERELD.
I. AZIË.
A. AZIË IN HET ALGEMEEN.
§ 13. Beteekenis van Azië op het wereldrond.........30
§ 14. Horizontale vorm van Azië.............51
15. De loodrechte of verticale vorm van Azië en de waterstelsels. 52
§ 16. Het klimaat en de bewerktuigde natuur van Azië.....60
§ 17. Bevolking van Azië...............62
§ 18. Staatkundige indeeling van Azië...........G4
B. ÜOST-AZIE.
§ 19. Het Chineesche rijk...............65
i; 20. Het eilandenrijk Japan..............70
I N H O r D.
Blz.
C. ZUID-AZIË.
§ 21. Achter-Iudië..................73
§ 22. Voor-Indië..................7(3
ij 23. De Indische archipel of Insulinde..........84
D. WEST-AZIË.
§ 24. Het hoogland van Iran (Eran)...........11S
ij 25. De schiereilanden van Arabië en Sinaï.........122
ij 20. Turksch Azië.................127
ij 27. Russich Trans-Kaukasië..............138
§ 28. Turkestan of Toeran...............140
E. NOOKD-AZIÈ'.
§ 29. Siberië. ,..................141
II. AFRIKA.
§ 30. Beteekenis van Afrika..............144
§ 31. De horizontale vorm van Afrika...............146
§ 32. De loodrechte vorm van Afrika...........14G
§ 33. Het klimaat en de bewerktuigde natuur van Afrika. . . . 148
ij 34. Do bevolking van Afrika............. 150
§ 35. Staatkundige toestand...............151
§ 36. Hoog-Afrika..................152
§ 37. De overgangsvormen van het hoogland tot het laagland in
ij 38. De gescheiden gebergteleden in Afrika.........167
§ 39. Het tafelland van Afrika.............170
ij 40. De Afrikaansche eilanden. . ...........1 '3 ^
III. EUROPA.
A. EUROPA IN 'T ALGEMEEN.
§ 41. Beteekenis van Europa op het wereldrond........176
§ 42. Grenzen van Europa...............177
§ 43. Horizontale vorm van Europa............178
§ 44. Verticale vorm van Europa.............180
ij 45. Overzicht der watersystemen in Europa.........183
§ 46. Het klimaat en de organische natuur in Europa......186
§ 47. Bevolking van Europa...............189
§ 48. Overzicht der Enropeesche staten,..........191
B. ZUID-EUROPA.
§ 49. Het Grieksche schiereiland.............194
§ 50. Het Italiaansche schiereiland............209
51. Het Iberische of Pyreneesche schiereiland........227
XII
INHOUD.
C. MIDDEL EUROPA.
§ 52. Het hooggebergte der Alpen............243
§ 53. De middelgebergten van Centraal-Europa.......255
§ 54. De laaglanden van Middel-Europa..........264
§ 55. De waterstelsels van Middel-Europa.........2G6
§ 56. Frankrijk..................294
§■ 57. Zwitserland..................308
§ 58. Belgii;....................321
§ 59. De Nederlanden................326
§ 60. Duitschland..................350
ij 61. De Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie.......373
,D. OOST-EÜRÜPA.
§ 62. Rusland...................390
E. NOORDWEST-EUROPA.
§ 63. Zweden en Noorwegen..............411
ij 64. Denemarken..................419
ij 65. Grroot-Brittanje.................422
Derde Afdeeling.
DE NIEUWE WERELD.
I. AMERIKA.
ij 66. Amerika's beteekenis op het wereldrond........440
§ 67. Horizontale vorm van Amerika...........441
ij 68. Loodrechte vorm van Amerika...........442
ij 69. De waterstelsels van Amerika...........448
§ 70. Het klimaat en de bewerktuigde natuur in Amerika. . . 452
§ 71. De bevolking van Amerika............455
ij 72. Staatkundige verdeeling van Amerika.........459
§ 73. Noord-Amerika.................4C1
ij 74. Middel-Amerika................471
ij 75. Zuid-Amerika.................577
II. AUSTRALIË.
ij 76. Beteekenis van Australië op het wereldrond......485
§ 77. Horizontale vorm van Australië...........486
§ 78. Verticale vorm van Australië...........488
§ 79. Klimaat en voortbrengselen van Australië.......489
XIII
XIV I N n O U D.
§ 80. Bevolking van Australië..... .......491
§ 81. Het vastland van Australië............492
§ 82. De drie groote Australische eilanden.........494
§ 83. De eilandengroepen van Australië. ........495
Op blz. 53, regel 8 van onder, staat: Karakorum, lees: Kwenloen.
HOOFDTEEKKEN DEE WIS- EN NATUUEKTJNDIGE AAEDEIJKSKUWDE.
§ 1-
STAND DER AARDE IN HET HEELAL 1).
De meeste sterren zijn zonnen, stralende met eigen licht, en worden vaste sterren genoemd, omdat men tot voor korten tijd nog aannam, dat zij liare stelling in liet wereldruim tot elkander nooit veranderden.
In tegenstelling met de vaste sterren, noemt men enkelo sterren, die zoowel ten opzichte van elkander als van de vaste sterren van stand veranderen, planeten of dwaalsterren. Deze weinige bobben geen eigen licht, maar worden bestraald door de zon. De planeten, en daaronder de Aarde, bewegen zich alle in elliptische banen om een gemeenschappelijk middelpunt, de Zon, als vaste ster. Met betrekking tot den afstand van de zon en den omloopstijd neemt de Aarde onder de 8 hoofdplaneten de derde plaats in. Alleen Mercurius on Venus, welke laatste als morgen- en avondster bekend is, staan dichter bij de zon. De eerste heeft een gemiddelden afstand van de zon van 8 mill, mijlen, Venus van 15 mill., terwijl de gemiddelde afstand der Aarde 20% mill., de grootste 21 mill, mijlen bedraagt. Mars staat reeds verder (311/4 mill.), Jupiter, de grootste van alle planeten, gelijk 1405 maal den inhoud der aarde, meer dan vijfmaal (107'/^ mill.), Saturnus
rÜTZ, VERGEL. AARDR. 1
BEWEG1XG DER AARDE. § 1.
bijna tienmaal f197'/j mill.), ü r a n u s (in 1781 ontdekt) negentien maal (396'/, mill.), Neptunus, die eerst in 1846 ontdekt werd, omdat hij zoo ver van de aarde staat en daarom weinig verlicht is, zelfs dertig maal (621 mill.) verder van de zon dan de aarde.
Omloopstijd der grootere planeten om de zon:
Mercurius 88 dagen. Jupiter liydjaar.
Venus 224yi0 „ Saturnus 291/, „
Aarde „ of 1 jaar. ürauus 84 „
Mars 1 jaar en 323 dagen. Neptunus 163
In de groote ruimte tusschen Mars en Jupiter ligt de gordel der kleinere planeten, planetoïden of asteroïden, wellicht gedeelten van eene vroegere, groote planeet, en die eerst in het begin dezer eeuw zijn ontdekt. De vier eerst ontdekte (van 1800 tot 1807) zijn: Ceres, Pallas, Juno, Vesta; van 1845 af zyn er nog 160 gevonden; in 't geheel dus tot op heden 1Ö4.
De aarde beweegt zich in eene langwerpig ronde, niet geheel cirkelvormige baan, aardbaan of ecliptika, om de zon, die zich in het vlak daarvan bevindt. De schuine stand van de as der aarde of die denkbeeldige lijn, waarom de aarde draait, en 23 /, graad van den loodrechten stand afwijkt en dus met het vlak der ecliptika ecu hoek van 66 J/2 graad vormt, veroorzaakt verscheidenheid in de verlichting en verwarming der afzonderlijke deelen van de aardoppervlakte en daardoor ook het verschil in de lengte van den dag onder verschillende breedtegraden en het onderscheid in de jaargetijden, en tevens in alles, wat van deze beide voorwaarden afhangt.
Tweemaal in 't jaar, den 21 sten Maart en den 23sten September, vallen de zonnestralen loodrecht op den evenaar (zie § 2), en op deze beide dagen heeft voor de geheele aarde (met uitzondering der polen) dag- en nachtevening (equinoctium) plaats, terwijl op alle andere dagen de lengte van dag en nacht met den afstand van den evenaar naar de polen toe- en afneemt. Alleen onder den evenaar zijn dag en nacht steeds even lang; aan de polen daarentegen heeft men de sterkste tegenstellingen; een halfjaar dag en even zoo lang nacht. Van den 21sten Maart tot den 23sten September vallen de zonnestralen loodrecht op sommige plaatsen tusschen den noorder keerkring en evenaar, en van den 23sten September tot den 21sten Maart op sommige plaatsen tusschen den zuider keerkring en den eve-naar. Den 21sten Juni en den 23sten December verwijderen zich de
2
BEWEGING DER AARDE, g 1.
loodrechte zonnestralen het verste van den aardevenaar, namelijk 23'/, graad; dan heeft men op het eene halfrond den langsten, op het andere den kortsten dag. Dan zegt men, dat zich de zon in het „solstitiumquot; bevindt. Van deze verschillende helling der zonnestralen, alsmede van hun korteren of langeren duur, hangt verder het verschil in de verwarming van onze planeet af, wier oppervlakte in dit opzicht wordt verdeeld in ééne heete of tropische, twee gematigde en twee koude luchtstreken (zonen; zie over de grenzen § 2). De kleinste verschillen, zoowel in lengte van dag en nacht, als in aard en duur der j aargetij den , treft men aan in de heete luchtstreek, waar over het algemeen een eeuwige zomer heerscht; de grootste in de koude, waar een zeer korte zomer volgt op een langen strengen winter, waarin dikwerf het kwik bevriest; in de gematigde luchtstreken maken de overgangstijdperken (lente en herfst) de tegenstelling minder gevoelig. Nochtans bestaat er, wat de verwarming betreft, een aanmerkelijk verschil tusschen de beide gematigde zonen; de zuidelijk gematigde is veel kouder dan de noordelijk gematigde, omdat de wateroppervlakte daar zooveel grooter is en ten zuiden van den COsten graad z. br. het vastland ophoudt; de noordelijk gematigde zone bevat integendeel de Lieeste landen der aarde.
Behalve de beweging om de zon heeft de aarde, gelijk alle planeten, nog oen tweede: de wenteling om hare as, van liet westen naar het oosten, in 24 uren (daarom dag en nacht). De punten onder den evenaar hebben de snelste beweging ; deze neemt naar de uiteinden der aardas of de polen (noord- en zuidpool) steeds af.
De aarde heeft maar ééne bijplaneet of trawant, d. i. eene planeet die om een hoofdplaneet en met deze tevens om de zon loopt, van welke ook zij haar licht ontvangt, namelijk de maan terwijl dc overige kleine planeten (Mercurius, Venus, Mars) volstrekt geen trawanten of manen hebben, en de grootere van verscheidene vergezeld zijn: Jupiter 4, Saturnus 8, Urïinus 8. Van de verst verwijderde planeet, Neptunus, is er maar één bekend. De maan der Aarde heeft slechts ,/14 van de aardoppervlakte en volbrengt haren omloop om de aarde in 27 dagen, 7 uren,43 minuten; doch zij heeft 291/, dag noodig om in haren loop weder in den zelfden stand tot de zon te staan, omdat de aarde gedurende den omloopstijd der maan ook op hare baan is vooruitgeschoven. Den eersten noemt men siderischen, den laatsten synodischen omloop. Door de verschillende standen, welke de maan bij haren loop om de aarde ten opzichte der zon, als haar lichtbron, verkrijgt, ontstaan er 4 phasen of schijngestalten, elk van 7% dag, die wij nieuwe maan , eerste kwartier, volle maan , laatste kwartier noemen, al naardat zij hare verlichte zijde in het geheel niet, half of geheel aaar de aarde heeft gekeerd. Door den stand der maan ten tijde der nieuwe maan kan
1*
3
4 GEDAANTE D. AARDE. GROOTTE EX VEUD. D. OPPERVLAKTE. § 2.
een geheele of totale zoogenaamde zons-, of juister aardverJuistering, ten tyde der volle maan eene gelieele of gedeeltelijke maansverduistering plaats hebben.
DE AARDE ALS EEN OP ZICH ZELF STAAND GEHEEL BESCHOUWD.
De gedaante der aarde wijkt zeer weinig af vau een bol; waut naar de beide polen is zij zoo weinig (nauwelijks %00 van de middellijn) afgeplat, dat de as (1713 mijl) maar 5—6 mijl korter is dan de middellijn op den evenaar (1718% mijl).
De meest populaire bewijzen voor de bolvormige gedaante dei-aarde zyn: 1) de wenteling om haar eigen as; 2) de voor alle plaatsen cirkelvormige horizon; 3) (ïe ronde gedaante der overige planeten, dus ook van de aarde; 4) de ronde schaduw der aarde op de maan; 5) de uitbreiding van den gezichteinder op hoogere standplaatsen (5e toppen der berden wófdcn'hctêërst'vërlicKt)'r6)1ët allengs zrëlitBaar worden der naderende voorwerpen (schepen) en in de omgekeerde orde lajigzaam verdwijnen van zich verwijderende voorwerpen; ?) het vroeger in het oosten dan in liet westen op- en ondergaan der sterren; 8) het verdwijnen van zni-delijke sterrenbeelden bij eene reis naar het noorden en omgekeerd; 9) de reizen om de aarde, daar men, steeds denzelfden koers houdende, op het punt van uitgang terugkomt.
Vermenigvuldigt men de middellijn der aarde met den omtrek van den grootsten cirkel , dus met dien van den equator (17184/, X 5400), dan heeft men de grootte of de oppervlakte, die, de afplatting in aanmerking genomen, op 9 /4 miU- mijlen (9 261 000) gerekend wordt.
Bij de verdeeling der aardoppervlakte dienen ; 1. de e v e n a ar (equator, evennachtslijn, linie); 2. de parallelcirkels; 3. de meridianen of middagcirkels.
Evenals de as der aarde een denkbeeldige lijn is door dien bol, zoo is de e v en aar , bij de zeelieden linie genoemd, die denkbeeldige lijn o m den aardbol op die plaats, waar deze de grootste uitbreiding beeft, 5400 mijl. Hij is van beide polen even ver verwijderd (90°) en deelt den aardbol in een noordelijk en een zuidelijk halfrond. Evenals elke cirkel wordt hij verdeeld in 360 deelen, graden genaamd; het 15de deel van zulk een
VERDEELING DER AARDOPPERVLAKTE. § 2. 5
graad heet geograpliische (Duitsclie) mijl. De kleinere cirkels, die evenwijdig aan den evenaar loopen en naar de polen in grootte afnemen, hceten parallellen. De meridianen integendeel zijn cirkels, die door beide polen gaan, den evenaar en do parallellen rechthoekig snijden en de aarde in een oostelijk en westelijk halfrond verdeelen. Alle plaatsen, die onder denzelfden meridaan liggen, hebben gelijktijdig middag ; daarom worden die cirkels ook middagcirkels genoemd. De parallel, die op elk der beide door den evenaar gescheiden halfronden 23I/20 ten noorden en ton zuiden van den equator ligt, heet keerkring, en die, welke op elk der beide halfronden 23l/2° van do noord- en zuidpool getrokken is, noemt men poolcirkel. De beide keerkringen of tropen, de noordelijke of dio van den Kreeft, en de zuidelijke of die van den Steenbok, wijzen de punten der aardoppervlakte aan, waarboven de zon in het zoogenaamd z onnes tand spunt (solstitium) loodrecht staat en van waar zij weder terugk eert. Zij zijn de grenzen der heete of tropische luchtstreek. De beide poolcirkels maken de grenzen uit van de gewesten om de noord- of zuidpool, waarin de langste dag en de langste nacht meer dan 24 uren telt; deze streken noemt men de koude luchtstreken. Tusschen de keerkringen en de poolcirkels liggen de beide gematigde zonen, elk van 43 breedtegraden. Volgens de parallellen rekent men de geograpliische b reedto (noorder en zuider) of den afstand eener plaats van den evenaar in de richting naar de polen; de geograpliische lengte (oester en wester) of den afstand eener plaats van den eersten meridiaan telt men volgens bogen op den evenaar.
Door de Nederiandsche aardrijkskundigen wordt gemeenlijk als eerste meridiaan die genomen , welke 20° ten westen van de rarijscbe sterrenwacht ligt, dus ten oosten van het westelijkste der Kanarische eilanden, Ferro, tevens liet westelijkste punt der oude wereld; door de Franschen die over de sterrenwacht van Parijs; door de Engelsehen die, welke over de sterrenwacht van Greenwich loopt (17%° ten oosten van Ferro); door de Noord-Amerikanen de meridiaan van Washington (ÖO1 westerlengte). — De graden der parallellen worden steeds kleiner hoe verder zij van den evenaar, als het ware de grootste parallel-cirkel, verwijderd zijn.
DE LUCHTKRING. § 3.
§ 3.
DE OPPERVLAKTE BEK AARDE IN HET ALGEMEEN.
Tweeërlei omkleedsel ligt om de vaste kern van bet lichaam der aarde, het elastisch vloeibare der lucht en het dropvormig vloeibare van het water. De luchtkring omgeeft het geheel; het water omvat het grootste deel (0,73) der aardoppervlakte en is in rastigen toestand schijnbaar eene vlakte. Het vaste land is het kleinste deel ('/J der overige zichtbare aardoppervlakte, die boven den spiegel der zee uitsteekt. Deze drie elementen of hoofdkrachten in de schepping werken onafgebroken wederkeerig op elkander, en zijn de eerste noodzakelijke levensvoorwaarden voor alle bestaande organische wezens.
1. De luchtkring of at mos ph eer bestaat uit verscheidene gassoorten, hoofdzakelijk uit een standvastige hoeveelheid zuurstof' en stikstof, eenig, doch over het geheel weinig afwisselend koolzuur en eene steeds verschillende hoeveelheid waterstof. Hij omgeeft als een holle kogel de aardoppervlakte zoodanig, dat de dichtheid naar beneden toeneemt, omdat de onderste luchtlagen door het gewicht der hooger liggende in eene kleinere ruimte worden samengeperst.
In den dampkring hebben de zoogenaamde luchtverschijnselen (meteoren) plaats:
a. waterige of zulke verschijnselen in den luchtkring, die ontstaan door verdamping van het water, dat zich aan de aardoppervlakte bevindt, als: dauw, rijp, nevel, wolken, regen, sneeuw en hagel; deze worden onder den algemeenen naam van neerslag aangewezen en in drie gewesten ouderscheiden: dat van den (altijd} vloeibaren (dauw, nevel, regen) in de heete luchtstreek, dat van den veranderlijken (volgens de jaargetijden en volstrekte hoogte nu eens regen, dan weder sneeuw) in de gematigde streken, en dat van den (altijd) vasten (rijp, sneeuw) in de koude en hooggelegen streken;
i. electrische, ten gevolge der in den dampkring opgehoopte electri-citeit, als: onweders, weerlichten, noorderlicht, het St. Elmsvuur;
c. optische, het gevolg der straalbreking, als: regenbogen, heldere, somtgds gekleurde kringen om de zon en maan, bijzonnen en bijmanen, avondrood, morgenrood, schemering, luchtspiegelingen (kimduiking, fata Morgana), die den reiziger in de woestijn oasen met palmboschjes en beken, op de zee schepen of kusten voorspiegelt.
6
HET KLIMAAT. § 3.
De verwarming der aarde is verscliillend, naarmate de zonnestralen meer of minder loodreebt vallen. Een gevolg daarvan is in het algemeen liet klimaat of de heerschende weersgesteldheid en de toestand van den plantengroei op verschillende breedte.
Het klimaat is uiet alleen afhankelijk van de geographische breedte eener plaats; vele andere, dikwerf plaatselijke omstandigheden oefenen daarop invloed uit, vooral:
1quot;. de hoogte boven den spiegl der zee, omdat de temperatuur van den dampkring, die de meeste warmte van beneden ontvangt, naar boven afneemt ;
2°. de meerdere of mindere afstand van de zee, die er naar streeft om alle zich voordoende afwisseling in temperatuur te vereffenen, daar de verwarming der zee even langzaam plaats heeft als de afkoeling. Uit dien hoofde onderscheidt men (vochtig) kust- of zee-klimaat, met koele zomers en zachte winters, en (droog) vastland-klimaat, met heete zomers en strenge winters;
3°. de richting en hoogte der bergketenen, die van den eenen kant de koude winden, van den anderen kant den verzachtenden invloed der warmere winden afkeeren en uit hare ijsvelden koude luchtstroomen in de dalen en vlakten zenden;
4£. de gesteldheid van den drogen of natten, moerassigen grond, vooral het bestaan van groote en dichte wouden, die gedeeltelijk het doordringen van warmtestralen, gedeeltelijk de uitdamping van het water belemmeren.
5°. de nabijheid eener zeestrooming met hoogere of lagere t.j'peratuur dan de overige zee. Daarom komen die lijnen (isothermen]Lwaardoor de punten verbonden worden, welke een zelfde gemiddelde jaarlijksche tem-peratuur hebben, geenszins overeen met de parallellen, maar zijn onregelmatig gebogen en raken vooral buiten de keerkringen plaatsen van zeer verschillende geographische breedte. Op de westkusten der continenten gaan deze lijnen van gelijke jaarlijksche -warmte het meest naar 't noorden; naar het midden en nog meer naar het oosten der landmassa keeren zij naar het zuiden terug. Die lijn, welke de warmste punten der verschillende meridianen verbindt, heet warmteequator en wijkt dikwerf aanzienlijk af van den geographischen equator.
Plaatsen, die onder dezelfde isothermen liggen en dus dezelfde gemiddelde jaarlijksche warmte hebben, kunnen nochtans eene verschilleude gemiddelde zomer-engt;rintenvarmte hebben; de eerste wordt aangeduid door de isotheren, de laatste door de isochimenen, die noch met elkander, noch met de isothcrraei parallel loopen, en wel des te minder, hoe dichter de plaatsen bij de polen liggen. De isochimeuen dalen van de westkust met groote snelheid naar 't zuiden ; de isotheren daarentegen naar het noordoosten, want de plaatsen in het binnenland
DE WINDEN. § 3.
gelegen hebben warmere zomers en koudere winters dan die ouder denzelfdeti breedtegraad aau de kust.
Door storing van liet evenwiclit in den dampkring, veroorzaakt door verschil van temperatuur in onderscheidene streken, ontstaan bewegingen der lucht, die wij winden noemen. De lucht wordt namelijk door verwarming lichter en stijgt op; de koudere lucht volgt van beneden na. Evenals in de wereldzee is er ook in de luchtzee een eqnatoriaalstroom naar de polen (de warme, bovenste passaat) en eene poolstrooming van de polen af (de koude, onderste passaat).
De winden dragen bijzondere namen;
a: ten deele naar hnnne richting; noord, oost, zuid, west(aanwijzins;door een windroos), die den grootsten invloed heeft op de verdeeling van den regen over de aarde en bij gevolg op de ontwikkeling van den plantengroei, doeh vooral op het gebruik der zee voor de scheepvaart;
b, ten deele naar de sterkte; wind, storm, orkaan;_
c. ten deele naar de regelmatigheid; ««.^bestendige, streek- of passaatwinden, die tengevolge der aardomwenteling in de tropische gewesten, vooral op zee, liet geheele jaar door uit dezelfde hemelstreek waaien, en wel ten noorden van den evenaar uit het noordoosten, ten zuiden daarvan uit het zuidoosten; zij zijn geseheiden dooreen gordel, die 4—5° breed is, waarin de noordoost- en zuidoostpassaat in elkander overgaan en in den regel volkomen windstilten, maar soms ook hevige stormen veroorzaken. Dooide regelmatigheid der passaatwinden worden de gevaren eener zeereis aanmerkelijk minder, b. v. van de Kanarische eilanden naar Zuid-Amerika; Lh. periodieke, zooals mo^essous of afwisselende winden (eigenlijk jaargetijwinden — van het Arabisch — musi — jaargetijde), die vooral in den Indischen oceaan, tengevolge der meerdere of mindere verwarming van het land met betrekking tot de zee, het eene half jaar (October tot April) uit het noordwesten, het andere half jaar in de tegenovergestelde richting uit het zuidoosten waaien; cc, de (warmere) landwinden, die bij nacht of van middernacht tot zonsopgang van dekasten, en de (koelere) zeewinden, die bij dag naar de kusten, vooral van de oceanische eilanden waaien. De afwisseling, zoo van land- en zeewinden als van de moesons heeft niet plotseling plaats, maar wordt voorbereid door eene windstilte;
d, ten deele naar de werking: sirocco of föhn, in Zuid-Frankrijk mistral; in Egypte de zwoele stofwind chamsin, die binnen 50 dagen voor het zomersolstitium (chamsin beteekent 50) herhaaldelijk, doch gewoonlijk tegen het einde van April voorkomt, telkens twee dageu duurt en hoogst afmattend werkt; op het hoogland van Iran de gloeiende Samoem.
2. Het water is deels s t r o o m e n d, in bronnen, beken, rivieren, stroomen ; deels stilstaand, in meren, moerassen en zeeën. Uit do zee als hoofdbron komt alle water, dat als damp den atmos-
8
HET quot;WATER. DE WERELDZEE. § 3. 9
pheer vult, als neerslag in regen, sneeuw, nevel, dauw op aarde nedervalt, in bronnen nit den grond breekt en in beken, rivieren, stroomen weder naar de zee terugvloeit. De laatste vormen van het water worden samengevat onder den naam van continentale wateren.
a. De wereldzee of de oceaan is de samenhangende watermassa, welke de diepste inzakkingen der aardkorst vult, het vaste land van allo kanten omgeeft en do deelen daarvan, zoo continent als eiland, van elkander scheidt, maar tevens ook een verbindend lid daarvoor uitmaakt. Maar evenals zij het land begrenst, wordt zij op hare beurt door hot land begrensd: oever, het hoogere gedeelte dat niet door water bedekt wordt, en bij de zoo kust heet; is het lager gelegen dool een bij den vloed overstroomde kuststreek, dan heet het strand. Is het strand bedekt met zand, dan hoopen wind en golven dit lichtelijk tot heuvels op, die d u i n e n heeten en soms Yi — 1 breedte beslaan ; zij beschermen het land voor verwoestende inbraken der zee ; waar deze toch nog plaats hebben, ontstaan langgorokte lage landtongen (nehrungen, lidi) met daarachter gelegen strandmereu, lagunen, inNoórd-Dnitschland haffen genaamd. Doorvoort-durende aanvallen op de kusten van het vastland heeft de zee veel inhammen gevormd, die naar hunne verschillende grootte: b o c h-ten, golven of baaien heeten, bij smalle uitgestrektheid eu diep kronkelend indringen in sterk getakte steile kusten: f j o rd e u , in Schotland firth genoemd worden. Deze komen nochtans alleen voor onder hooge breedtegraden, dus in lage temperaturen, meestal aan de westkust van Noord-Europa, Noord- en Zuid-Amerika, alsmede bij Nieuw-Zeeland, die allo aan een rijken neerslag zijn blootgesteld ; het zijn als hot ware ledige beddingen van voormn-lige ijsstroomen. De zoo hoeft door middel van talrijke doorbrekingen of zeeëngton (kanalen), straten, sonten, groote streken lands in binnenzeeën veranderd, die bijna geheel door land zijn ingesloten. Een ankerplaats in do open zee, als er bescherming tegen stormen gevonden wordt, heet r e e d e.
Het meeste water bevindt zicli op het zuidelijk halfrond, waar de verhouding tot heiland is = 8: 1, en op het noordelijk halfroud daarentegen = 8:3. Daar tevens het oostelijk halfrond het meeste land (% van
EIGEKSCHAPl'EN DEK. ZEE. § 3.
het gelieel), het westelijke het meeste water heeft, zoo is het noordoosten het gebied van den vasten, het zuidwesten het gebied van den vloeibaren vorm.
Van de continentale wateren verschilt de zee door:
1quot;. hetgehalte aan opgeloste zouten (gemiddeld 4'/2 percent). Daarom is het niet goed om te drinken en bevriest het minder spoedig, öok is het bij-gevolg specifi ek zwaarder, waarom de zee zwaardere lasten draagt dan eene rivier, en de schepen, zoodra zij uit zee eene rivier binnenloopen, meerder diepgang hebben;
2°. eene gelijkmatige temperatuur aan de oppervlakte, tengevolge van den cirkelloop en de verplaatsing der wateren in den oceaan;
3°. hare eigenaardige bewegingen, bijzonder door het periodieke rijzen en dalen van den oceaan, dat alleen merkbaar is aan de ïusten, en ebbe en vloed genoemd wordt;
4°. eene grootere dieptej, die gemiddeld 300^—400 meter bedraagt; op de kust van Brazilië vond Ross met een lijn van 8400 met. geen grond;
5quot;. door een eigenaardig (phosphorachtig) lichten harer oppervlakte bij een donkeren nacht, vooral in de tropische gewesten en hoofdzakelijk onder den evenaar, dat veroorzaakt wordt door eene tallooze menigte infusiediertjes en weekdiertjes, die licht uitstralen.
Het zoutgehalte der zee neemt met de diepte toe; het sterkst is het inde heete luchtstreek wegens de sterke verdamping, en in de koude luchtstreek, waar het zoutvrij ijs wordt gevormd en het zouthoudend water achterblijft; het geringste integendeel aau de kusten, waar groote rivieren hare uitwatering hebben, vooral in de Oostzee.
De temperatuur van hetzeewater hangt wel in het algemeen af van de geographisehe breedte en de jaargetijden; maar omdat het water een slechte geleider der warmte is, niet in die mate als de temperatuur van het land en dan nog maar tot op eenige honderden voeten diepte 1). De temperatuur van de zee wordt met het toenemen der diepte minder en wel zoo veel te meer, hoe hooger de temperatuur aan de oppervlakte is. Daarom neemt men onder den evenaar het grootste verschil waar tusschen de warme oppervlakte en de koude diepte.
10
De oppervlakte der wereldzee of de zeespiegel is, als eene gelijkmatig doorloopende kogelvlakte, die overal even ver van het middelpunt der aarde ligt, het regelmatigste deel der aardoppervlakte en dient daarom tot grondslag bij hoogte-metingen. Maar de hoogte is niet overal dezelfde ; vooral hebben de binnenzeeën nu eens meerder hoogte dan de oceaan (zooals de Oostzee 3 meter ?), wegens meerderen aanvoer van rivierwater of periodiek binnendringen des oceaans, dan weder minder (zooals de Middellandsche zee) wegens de sterkere uitdamping en de geringere vergoeding daarvoor door de rivieren. Ook is soms de eene binnenzee hooger dan de andere, waarmede zij gemeenschap heeft, b. v. de Zwarte
1) Zie Wittwer, de Aarde en hare wonderen.
EIGENSCHAPPEN DEE, ZEE. ZEESTROOMINGEN. § 3. 11
zee, die aanzienlijke rivieren opneemt, is [9 met.?] hooger dan de Middellandsche zee, die meer verdampt en waarin bovendien minder aanzienlijke rivieren uilloopen.
De bewegingen der zee zijn van drievondigen aard:
aa. De golfbeweging; ontstaat, wanneer de lucht eene ongelijkmatige drukking uitoefent op de watervlakte, zoodat het evenwicht der oppervlakte wordt gestoord, hetwelk zich voortdurend zoekt te herstellen. Diep water, vloed en stroomingen werken op de vorming van hooge en lange golven; in ondiep water zijn zij lager en korter. Het verschil tusschen de hoogte van een g o 1 fb er g en de diepte van het golfdal bedraagt waarschijnlijk zelden meer dan IOmeter. De strijd tusschen de teruggeworpen golven en die, welke komen aanrollen, vooral bij hooge en steile kusten, heet branding. Brandingsgolven bereiken niet zelden de hoogte van 32 meter. Eene golvende beweging der zee, zonder aanmerkelijken wind, noemt men deining. Een storm heeft alsdan op eenigen afstand gewoed of is in aantocht.
hh. Ebbe en vloed, d. i. de dalende en rijzende beweging der zee, samen „getijdenquot; genoemd, ontstaan hoofdzakelijk door de aantrekking van het wereldlichaam, dat het dichtst bij ons is, de maan; maar ook door de inwerking der zon. Zij wisselen tweemaal in de 25 uren, dus in het tijdsverloop van den eenen op- of ondergang der maan tot den anderen, bereiken hunne grootste hoogte (18—20 meter) en laagte niet in de opene zee, maar in enge golven en soms wel 1 ^2 nieuwe en volle maan en bieden ten tijde der nachteveningen de
grootste contrasten aan, vooral wanneer de maan zich tevens dicht bij de aarde bevindt. Daarom onderscheidt men dagelijksche, maandelijksche en halfjaarlijksche perioden van ebbe en vloed; de beide laatsten noemt men springvloeden (16 meter en hooger). In binnenzeeën is het onderscheid tusschen ebbe en vloed zeer gering.
cc. Stroom in gen 1), vooral aan de oppervlakte, doorkruisen de zee in bepaalde breedte en in verschillende richtingen gelijk eene rivier, terwijl nabijzijnde waterlagen niet bewogen worden en als het ware de oevers vormen. Zij zijn bijna gelijktijdig afhankelijk van vele verschillende oorzaken : aswenteling der aarde, aantrekking van zon en maan, ebbe en vloed, winden, verschil in temperatuur en luchtdrukking. Er zijn drie hoofdrichtingen: de equatoriaal-strooming, de arctische strooming en de antarctische strooming. De e q uato r iaa 1 s t r o o m i n g ontslaat door de aswenteling der aarde van het oosten naar het westen en verdeelt zich in drie deelen naar het bekken van den Atlantischen, Indischen en Grooten oceaan (§ 6—8). De normale richting der beide poolstroomingen is schuin naar den evenaar en berust op de gelijkmaking van twee oceanen, die in warmtegraad verschillen. De groote zee-stroomingen vormen niet alleen de natuurlijke wegen voor den zeeman, maar zijn ook van den grootsten invloed op het klimaat der kusten, die zij aandoen en bijgevolg op de cultuur van uitgestrekte landstreken, waaraan zij ten deele eene zachtere temperatuur geven, ten deele weldadige afkoeling verschaffen. In het
1) A. Petermann, Mitth. 1871, bl, 371.
ZEESIROOJIIXGEN. DE LAND WATEEEN. § O.
bijzonder hebben niet alleen Skandinavië en de Britsche eilanden, maar heeft zelfs Duitschland aan den Golfstroom veel te danken met betrekking tot de geschiktheid voor bebouwing. En gelijk de zeestroomingen de regulateurs zijn voor het klimaat, vooral in het noordelijk halfrond, dragen zij ook veel bij tot de verbreiding van het planten- en daardoor tevens van het dierenleven van het eene werelddeel naar het andere. Men deake aan de palmen, die vau Amerika naar Ceilon zijn overgevoerd.
b. De continentale wateren.
Het water, dat als damp in den atmospheer is opgestegen en als neerslag weder op de aarde komt, treedt, in zoo verre liet door liet land wordt opgenomen en in den grond dringt, met opgeloste minerale stoffen vermengd, eerst te voorschijn als b r o n, vergadert zich in beken, rivieren en stro omen en bereikt dan voor het grootste gedeelte weder de zee. De gezamenlijke , tot een stroom behoorende wateren vormen een rivier-of stroom-stelsel; do vlakte,hierdoor ingesloten of besproeid, noemt men rivier- of s troo mgebie d. De stroomontwikkeling is des te grooter, naarmate de loop van de rivier of den stroom door krommingen den rechten afstand der bron van de monding overtreft. De grenzen van de verschillende rivier- of stroomgebieden, hetzij deze gevormd worden door bergen of vlakke landruggen, dragen den naam van waterscheidingen. Splitst zich een rivier in twee armen, die naar verschillende hoofdstroomen gaan, zooals b. v. de Cassiqniare, die het stroomgebied der Amazonen met dat van den Orinoko verbindt, dan noemt men dit een rivier-o-affeling of bifurcatie; het tegenovergestelde van waterscheiding. Bij elke rivier of eiken stroom heet do diepte, waardoor de strooming plaats heeft, bedding; het diepste en best bevaarbare deel, waardoor de stroomdraad gaat, heet s t r o o m-dal; de boorden noemt men oevers (rechter en linker), de plaats van uitwatering monding, waarvan de vorm zeer verschillend zijn kan: of zij is eenvoudig en ongedeeld, wat alleen bij steile kusten plaats heeft, of zij vormt een delta, terwijl de rivier zich voor de monding in twee of meer armen splitst, of een liman, d. i. bijna geheel zoetwatergolf, die, als zij door zandduinen van de zee gescheiden wordt, haff heet, en ook strandmeer genoemd wordt; of de monding maakt eene formeele golf, die menigmaal den naam van gat (aestuarium) draagt.
12
DE LANDWATEREN. § 3.
Kus tri vie ren zijn zulke, die in de nabijheid der zee ontspringen of haar na een korten loop bereiken; zijrivieren die, welke geen eigen monding in zee hebben, maar in eenc rivier uitloopen; nevenrivieren storten zich in eene zijrivier van den hoofdstroom; steppenrivieren zijn die in het zand dor steppen en woestijnen verdwijnen.
Bij eenigszins aanzienlijke rivieren onderscheidt men een boven-, middel- en beneden-loop. De bovenloop begint bij de waterscheiding, gewoonlijk in het gebergte, heeft in den regel het sterkste verval, d. i. helling van het bed, en daarom de grootste snelheid in de strooming; hij valt dikwijls meer dan hij stroomt en is niet zelden vol watervallen en scMetstroomen; voor de scheepvaart is hij nog onbruikbaar, in weerwil van de voldoende hoeveelheid water, en op de beplanting heeft hij geen invloed, want de ruimte voor de oevervorming ontbreekt. De bovenloop valt dikwijls in een meer, om daar zyn water te zuiveren. Bij het begin van den middelloop betreedt de rivier het heuvelland of de vlakte; haar bed verwijdt zich tot een breed dal; het verval wordt minder, de loop rustiger en gelijkmatiger, oevervonning, beplanting en bevaarbaarheid beginnen. Door afgespoelde oeverranden ontstaan zandbanken, die eilanden worden en tot bestendige stroomsplitsingen aanleiding geven knnnen. De benedenloop begint bij de komst in het laagland; op den bijna horizontalen bodem van het vlakke laagland is het verval het geringst, de watermassa het grootst, en moet niet zelden door kunstmatige oevers (dammen, dijken) ingesloten worden, opdat de omstreek niet overstroome, want de oevers zijn in den regel vlak, de krommingen van het bed me-nigvuldiger en aanzienlijker; ook wordt de vorming van zandbanken, eilanden, buitenwaarden, oevermoerassen, enz. veel sterker.
Na den horizontalen vorm der kusten (zie bl. 15) hebben de stroomen het meest bijgedragen tot de kennis der vastlanden. De bewoners van Australië en van Afrika zijn niet alleen wegens de geringe geleding dezer werelddeelen, maar ook wegens gebrek aan grootere stroomen op den laag-sten trap van ontwikkeling gebleven. Gelijk reeds in de oudheid aan den Nijl, heeft zich in den jongsten tijd aan den Niger of in zijne nabijheid een neiging naar hoogere beschaving ontwikkeld. In onze dagen zijn de stoute ontdekkers het binnenste van het geheimvolle vastland alleen daardoor binnengedrongen, dat zij de groote wateraderen volgden. Op die wyze vergoeden de stroomen eenigszins het gebrek aan inspringende golven en maken voor de menschelijke beschaving den toegang tot het binnenste van groote uitgestrektheden lands gemakkelijk. Voor de binnenlanden zijn zij tevens de slagaderen van het maatschappelijk leven; hun loop wijst de streken aan waar de menschen bij voorkeur wonen, de punten waar zij in vriendschappelijk of vijandig verkeer samenkomen.
13
14 HET LAND. § 3.
De meren zijn watermassa's, die aan alle kanten door het land ingesloten worden, gedeeltelijk met, gedeeltelijk zonder zichtbaren aan- of afvoer van water. De meestemeren zijn stroommeren, die zichtbaren af- en aanvoer hebben ; de bronmeren hebben geen zichtbaren aanvoer ; binnenzeeën, zoo als de Kaspische zee, en steppenmeren hebben geen afvoer. Ook onderscheidt men la a gland meren, die inzinkingen van het laagland vullen en soms beneden den spiegel der zee liggen, b. v. de Kaspische en de Doode zee , en h o o g 1 a n d m e r e n op plateaux of terrassen. Alle meren, die afvoer hebben, zijn zoetwatermeren; meren zonder afvoer worden door verdamping, die alleen hunne uitbreiding verhindert, tot zoutwatermeren. Ook moerasssen, d. i. plaatsen, waar land en water gelijk staat, doch het laatste de overhand heeft, hebben gedeeltelijk zoetwater, b. v. in landinzin-kingen en stroombekkens, gedeeltelijk zoutwater, wanneer zij aan vlakke kusten door de zee en de rivier gevormd worden, b. v. ma-remmen, lagunen ; hebben de moerassen veel van hun water verloren en zijn zij daardoor een soort vaste aardlaag geworden, dan heeten zij venen.
Het noordelijk halfrond heeft meer en grooter meren dan het zuidelijke, de koude en gematigde luchtstreek meer dan de heete. Alle groote en diepe meren in Noord-Amerika, aan de zuidelijke helling der Alpen, in Zweden, in noordelijk Rusland, in Centraal-Azië en in Siberië zijn waarschijnlijk alle van oceanischen oorsprong.
3. Het land, d. i. de oppervlakte der aarde, die niet bedekt is door den spiegel der zee, bestaat uit verscheidene grootere en kleinere massa's; de grootere noemt men vaste landen, werelddeelen; de kleinere: eilanden. Het ligt voornamelijk op het noordelijk halfrond. Daarom onderscheidt men de aardoppervlakte in een noordoostelijk landhalfrond en oen zuidwestelijk wat er halfrond. Het eerste ligt om de noordpool, het laatste om de zuidpool. Op het landhalfrond heeft men dan verder de tegenstelling tusschen de ophooping der landmassa naar het midden (d. i. den noordpoolcirkel) en de verbrokkeling in schiereilanden langs den omtrek.
Om den noordpoolcirkel liggen de beide groote continenten der oude en nieuwe wereld bijna in hunne geheele breedte, zoodat zij naar de zijde van
HET LAND. DE quot;WATERPASSE VORM. § 3.
den oceaan tot op eens dagreis na (Behringstraat) bij elkander komen, terwijl aan den tegenovergestelden kant (zuiden, oosten, westen), maar vooral in het zuiden, eene toenemende versmalling der continenten wordt waargenomen, waardoor wigvormige schiereilanden ontstaan. Op het landhalfrond liggen de zeeën binnen de landen; op het waterhalfrond zijn omgekeerd de landen omsloten door de zeeën. Europa, het kleinste vastland, ligt in het midden der land wereld; Australië, het grootste eiland, in het midden der waterwereld als de hoofdstam der groote eilandenwereld.
Hoe rijk in gevolgen de invloed van die ligging op de ontwikkeling is, blijkt uit een vergelijking van Europa met Australië. Terwijl namelijk Europa in het midden van het landhalfrond door de veelzijdigstc aanraking met den vastland-vorm van onze planeet van den eenen kant de grootste geschiktheid in zich ontwikkelde, om zich de verschillende gaven der overige landwereld toe te eigenen, van deu anderen kant den meest bcpaaldeu invloed op het overige vastland deed gelden, stond Australië in het midden van het waterhalfroud zoo zeer buiten alle natuurlijke aanrakingen met het landhalfrond, dat het eerst in onze dagen — nu ten gevolge der meerdere kennis in de zeevaart de oceaan niet meer volken eu staten scheidt, maar verbindt — in den kring van algemeene beschaving en gemeenschappelijk verkeer getreden is.
De landmassa, de Noord- en Zuidpoolgewesten uitgezonderd, is op de vijf werelddeelen aldus verdeeld:
Australië 161000 vk. mijl. 4'/2 mill. inw.
Europa 179000 » » 303 »
Afrika 543000 » » 206 »
Amerika 750000 » » 84'/, »
Azië 813 000 » » 799 »
2446000 1397
De (topisclie) beschrijving van het land onderscheidt in den bodem twee vormen: den waterpassen (horizontalen) en den loodrechten (verticalen) vorm (geleding).
a. De waterpasse vorm blijkt niet alleen uit de verhouding tussclien lengte en breedte, maar ook uit die tussclien den stam des lands en de leden, welke door gedeelten der zee, hetzij van drie kanten, hetzij van alle zijden afgescheiden zijn, d. i. uit de schiereilanden en eilanden. Kleinere, smalle schiereilanden noemt men landtongen, eene afzonderlijke in zee vooruitstekende, vooral bergachtige punt des lands, voorgebergte of kaap. Een smalle strook lands, waardoor twee landmassa's (con-
15
16 VERTICALE VOKM DEK AAKDOPPERVLAKTE. § 3.
tinentcn of schiereilanden) verbonden worden, heet landengte of isthmus.
De schiereilanden strekken zich meestal uit van het noorden naar het zuiden, vormen gewoonlijk de laatste uitloopers van eene bergketen met steile oevers en voorgehergten en hehben menigmaal een eiland of een groep eilanden aan het zuidelijk einde. (Voorheelden van deze drie soorten!) — De eilanden worden naar hunne ligging onderscheiden in continentale (kust-eilanden) en oceanische eilanden (of maritieme), al naardat zij meer of minder in de nabijheid van het vastland, als daarvan afgeslagen stukken, liggen en in de natuur der planten- en dierenwereld daarvan deelen — of gelegen zijn in zee en nooit tot een continent behoorden. Deze laatsten onderscheidt men weder naar hun dubbelen oorsprong in hooge of vulkanische eilanden, d. i. zulke, die op het gebied van zoogenaamde vulkanische kloven zijn opgekomen, en lage of koraal-formatiën, ontstaan door de kalkafscheiding van zekere polypen, en die dan een schrale planten- en dierenwereld hebben. Zoowel de continentale als de oceanische eilanden vormen soms grootere of kleinere groepen, die dan archipels of eilandenwerelden heeten.
Die kusteilanden, welke als puin van de steile oevers zijn losgegaan, noemt men s ch e ere n; zij zijn, als de ijordvorming (zie bl. 9), bepaald tot hooge breedtegraden, tenminste 40° poolshoogte, en worden vooral gevonden aan de westkusten, die door fjorden zijn ingesneden, zooals bij N.-Amerika, Patagonië, Groenland, Noorwegen, Schotland, terwijl de kusten der drie andere wereld-deelen noch door fjorden toegankelijk, noch door scheeren ingesloten zijn. Andere kusteilanden zijn door langzame daling van een vroeger vastland-gebied beneden den spiegel ontstaan; zoo is Groot-Brittanje en Ierland langs de randen, die ook door de zee zijn afgeknaagd, beneden den zeespiegel gedaald; de overstroomende zee heeft door een indringenden arm (het ondiepe Kanaal of la Manche) Groot-Brittanje van het vastland en door een ander kanaal, dat van St. George, van Ierland gescheiden, zoodat er maar een geringe opheffing noodig zou zijn om de Britsche eilanden weder met het Europeesche vastland te vereenigen. Op dezelfde wijs wordt Australië van Meuw-Guinea en van Tasmaniö door ondiepe straten: Torres- en Bass-straat, gescheiden, en beide eilanden zijn niets dan schiereilanden, welker onderzeesche samenhang met het vastland door de zee wordt overdekt. Hetzelfde verschijnsel neemt men waar in de zeeën die Java, Sumatra en
VERTICALE VORM DER AARDOPPERVLAKTE. § 3.
Borneo van elkander on van het Maleisehe schiereiland en Siani scheiden.
Het verschijnsel der vulkanische eilanden is het regel-matigst langs de randen van den groeten oceaan van Alaska tot aan de hoogvulkanische Philippijnen {§ 8), vanwaar een vulkanische bocht naar Borneo en eene andere naar de Molukken voert. De Koraal-eilanden liggen alleen in do tropische en sub-tropische gordels, omdat de rifkoralen slechts in het warme zeewater (bij 16° E.) leven en bouwen; zij sterven, als hare werken tot aan den spiegel van het zeewater zijn opgetrokken. Alle eilanden, die buiten de koraal-zone ver van het vastland liggen, rijzen slechts als vulkanen of in de nabijheid van vulkanen op. De nog brandende vuurbergen liggen gewoonlijk in de nabijheid van het vastland.
Kusteilanden vormen de bewoners der naburige kasten tot flinke zeelieden : Cyprus prikkelde de Pheniciërs om het vastland te verlaten, Elba de Etrusken, Corsika de Genueezen: de Britsche eilanden waren een bijzondere magneet voor zeevolken; de Grieksche eilandenwereld maakte van de Grieken het bekwaamste zeevarend volk der oudheid na de Pheniciërs.
De verhouding van do kustlengte tot den vlakte-inhoud van een land noemt men de kustontwikkeling; zij heeft groeten invloed op de beschaving , omdat van haar inderdaad de vermeerdering van het verkeer met andere landen afhangt.
Wanneer men in dit opzicht de vijf werelddeelen met elkander vergelijkt, dan heeft in de oude wereld Azië de volstrekt-grootste kustontwikkeling, Europa de betrekkelijk-grootste, Afrika, ofsehoon bijna geheel door de zee omgeven, zoowel de volstrekt- als de betrekkelijk-kleinste. In beide deelen deelen der nieuwe wereld ziet men met betrekking tot de volstrekte kustontwikkeling het grootste verschil, met betrekking tot de relatieve de grootste overeenkomst. Bij Amerika is het verschil tusschen de noordelijke en zuidelijke helft zeer aanzienlijk.
Azië: 7300 mijl of 1 mijl op 104 □ mijl.
Europa (met de eil.): 5800 „ „ 1 ,, „ 31 □ „
17
3500 „ 9400 „
Afrika : Amerika: (N. Amerika (Z. Amerika Australië:
1900 „
h. Van grooteren invloed op het natuur- en volkenleven dan de horizontale vorm der aardoppervlakte is de verticale vorm, d. i. de reliefvorm of de loodrechte opheffing van den bodem bo-
2
PÜTZ, VERGEL. AAKDR,
VERTICALE VORM DER AARDOPPERVLAKTE. « 3.
ven don spiegel der zee, die men volstrekte (absolute) hoogte noemt, terwijl de loodrechte hoogte boven de basis betrekke-lijke hoogte heet.
De absolute hoogte wordt nu eens positief, dan weder negatief aangegeven, b. v. bij punten van den zeebodem, de diepte der nieren, mijnen, boringen, zichtbare inzinkingen der aardoppervlakte; de relatieve hoogte nochtans meestal positief, terwijl men de kleinere absolute hoogte van de grootere aftrekt.
Met betrekking tot den verticalen vorm doet zich de oppervlakte van het land onder twee hoofdvormen voor: als vlak land, wanneer de hoogteverschillen der afzonderlijke punten niet veel be-teekenen, of als bergland, wanneer op korte tusschenruimten een groote afwisseling heerscht in de absolute en bijgevolg ook in de relatieve hoogte. Vlakten kunnen hoog of laag liggen; daarom onderscheidt men hoogvlakten en laagvlakten; deze noemt men ook laaglanden wanneer zij een groote ruimte beslaan, gene tafellanden.
Daar de continenten van hnnne zeeranden af naar het binnendeel hoo-ger worden, liggen de laagvlakten meer aan de kusten, de hoogvlakten meer in het binnenland. Bijna alle mondingslanden van groote rivieren zijn laagvlakten, die zich nauwlijks of slechts weinig boven den zeespiegel verheffen. Rijst de bodem slechts zeer langzaam, dan kan het laagland alleen tot 400 meter volstrekte hoogte als zoodanig gelden. De, laagvlakten en vooral de laaglanden zijn slechts zelden volkomen vlak, maar worden gedeeltelijk door op zich zelf staande heuvels, door lage hoogterijen (landruggen) en breede plateauvormige massa's, gedeeltelijk door langwerpige verbreedingen der rivierdalen, als een gevolg der wegknaging of wegspoeling door het water, afgebroken. Tegenover de laagvlakte staat de hoogvlakte, d. i. eene effene vlakte, die, als zij de voortzetting eener laagvlakte is, bij een hoogte van 400 meter absolute hoogte begint, anders echter ten minste 200 meter boven den zeespiegel ligt. Indien de hoogvlakte het hoogste gedeelte uitmaakt van een berg of van een grootere opheffing van den bodem, dan heet zij plateau (Platte); ligt zg nochtans tusschen de hoogste deelen van het gebergte en het laagland, dan wordt zij terras (bergtrap) genoemd. Bij zeer groote uitbreiding in de lengte en breedte wordt het plateau een tafelland, het terras tot een terrasland. Terrassen leiden aan den eenen kant tot een nog hooger gelegen land, terwijl zij van den anderen kant tot een lager terras of zelfs naar het laagland voeren; zij vormen dus den overgang van het hoogste gedeelte in een gebergte naar de laagvlakte. Soms wordt de overgang der plateaux in terrassen of der terrassen in elkander of naar het laagland gevormd door randgebergten, die langs de helling ioopen.
18
VERTICALE V0K3I DEB AABDOPPERVLAKTE. § 3. 19
Op zich zelf staande verhevenheden van geringe uitgestrektheid en geringe geleding noemt men heuvels, als de relatieve hoogte ten opzichte van het aangrenzende dal of vlakke land minder is dan 200 meter; bij grootere hoogte zijn het bergen. Deze kunnen zoowel vrij uit het vlakke land opstijgen als zich uit hoogc gebergtekammen verheffen. Een reeks samenhangende heuvels of bergen wordt heuvel rij, bergketen, gebergtekam genoemd ; verscheidene nauw verbonden of dicht bij elkander gelegen gebergten vormen een gebergte-stelsel, b. v. de Alpen, Karpaten, Pyreneën, enz. Onder de gebergtestelsels der aarde heerscht eene groote verscheidenheid in vorm, richting, geologi-schen bouw, klimaat, producten, bewoonbaarheid, toegankelijkheid. Onder hooglanden verstaat men uitgestrektelandmassa's van aanzienlijke gemiddelde hoogte, onverschillig of de oppervlakte heuvelachtig, bergachtig of vlak is.
Voor de helling der hooggebergten, die naar het vastland gekeerd is, liggen dikwerf hoogvlakten, zooals voor de Alpen de Beiersehe hoogvlakte, voor den Himalaja Tibet, voor het Noord-Amerikaansche Rotsgebergte de hoogvlakten aan gene zijde van den Missisippi, voor de Andes terraslanden, die naar den Atlanti-sehen oceaan lager worden. Daarmede hangt eenvoudig te zamen, dat al deze bergen in hunne helling naar den oceaan veel steiler zijn, de Alpen naar de Povlakte, de Himalaja naar de vlakte van den Ganges, het Rotsgebergte en de Andes naaiden Grooten oceaan, of, wat hetzelfde zeggen wil, dat alle passen veel zachter rijzing hebben naar het vastland, dan naar den kant der zee.
Als deelen van een berg onderscheidt men top, helling en voet De top is het hoogste punt der relatieve opheffing, de voet is er het nulpunt van; de helling, die in zeldzame gevallen slechts vlak en effen is, is de tusschen heide liggende vlakte. De toppen zijn zeer verschillend gevormd en dragen dan ook verschillende namen: de eenvoudige, rechtopstaande kegel heet punt, piek {pic^piz^ cimd)-, een pijlvormige punt hoorn, tand {dent)\ een van boven eenigszins afgeronde of stompe punt kop, kogel; een breede afgeronde dom, koepel; in de Vogezen; ballon of bol; eenplateauvormigetop tafelberg, zooals aan de kaap de Goede Hoop; verdeelt zich de top in twee punten met een smallen zadel daartusschen, dan ontstaat een d u b b e 1 p i e k of d n b b e 1 h o o r n, zooals bij den Watzmann, Parnassus, enz. Eindigt de top in groepsgewijs naast of achter elkander staande koppen, dan ontstaat de vorm, die in Zwitserland Stock (stam) genoemd wordt: Monte Eosa, Eothstock, Bristen-stock, enz. — De bovenste, dikwerf zeer smalle lijn eener bergketen heet kamlijn, die in den regel ook de waterscheiding (hl. 12) tusschen
VULKANEN. § 3.
verschillende watergebieden uitmaakt. Zij bestaat uit een reeks van rijzende en dalende insnijdingen; de rijzende worden gevormd door de toppen, de dalende door de zadels, d. i. insnijdingen in de kam, in 't bijzonder de laagste punten daarvan. De zadels, in de Alpen ook joch, genoemd, die als overgangen gebruikt worden, heeten passen, in de Oost-Alpen Tauern; hierop zijn allo wegen over het gebergte gericht; het zijn de poorten van alle verkeer tusschen de beide zijden, dikwijls de grenspalen van staten, nationaliteiten, gebieden in het klimaat en den plantengroei.
Die volstrekte hoogte, waarboven de sneeuw nooit geheel verdwijnt, heet het sneeuwgewest, en de onderste grens daarvan is de sneeuwlinie, juister nog; firnlijn, want de werkelijke sneeuwlijn is die van het gletscherijs. Het sneeuwgewest sluit bijna volstrekt alle dier- en plantenleven uit. De hoogte der sneeuwgrens neemt van den equator naar de polen tamelijk standvastig af. In den Himalaja ligt zij tussohen de 4000 en 5000 nieter, in de Alpen tusschen de 2700 en 2900 meter. Nochtans is zij zelfs onder gelijke breedtegraden niet altijd dezelfde, want vele plaatselijke omstandigheden doen haar hcoger rijzen en soms ook lager dalen.
Uit den langzamen overgang van de sneeuw tot ijs boven de sneeuwgrens en door de uitbreiding van het zoo gevormde ijs ontstaan de glet-schers, d. i. stroomvormige ijsbeddingen, die onder de sneeuwgrens naar beneden aangroeien en gedeeltelijk de zacht hellende kloven in het hooggebergte vullen als gletschers van den eersten rang, gedeeltelijk met sterkere helling in korte, hooge dalgoten hangen als gletschers van den tweeden rang. Deze ijslichamen zijn regelmatig gebroken door diepe kloven, die den overgang lastig maken. Dikwijls bestaat' de oppervlakte uit een labyrint van takken, torens, die men ijsnaalden noemt. Zoowel aan de randen als aan het einde zijn zij dikwerf bedekt met morainen, d. i. hoopen vau rotsblokken en puin, dat van de bergwanden op de gletschers valt, en die een soort van muur vormen.
Vulkanen of vuurspuwende bergen zijn dezulken, waarbij uit trechtervormige openingen aan den top (krater genaamd) of uit kloven aan de hellingen zoowel producten van het inwendig vuur der aarde, zooals; damp, gas, rook, asch, als deelen van den vasten vorm, zooals zand, slijk, lava, met geweld naar boven worden gedreven. De werkzaamheid der vulkanen is of eene voortdurende of eene periodieke. De meeste vulkanen liggen in rijen gerangschikt (daarom vulkanen-reeksen) in de nabijheid der kusten, vooral aan den Groeten oceaan. Veel grooter dan het getal der nog werkende is dat der rustende vulkanen , die in Midden-Frankrijk, waar zij Ptey heeteo, in den Eifel, Noordelijk Bohemen en Hongarije, in Zevenbergen, enz. worden aangetroffen. De vulkanische uitbarstingen zijn menigmaal met aardbevingen verbonden.
Do laagten tussehon heuvels en bergen -worden dalen genoemd.
20
VULKANEN § 3.
Hunne zeer verscliillendo vorming komt overeen met de natuur van het gebergte, waarin zij liggen; tusschen heuvels en lage bergen zijn zij eenvormig en zacht, in hot hoogere gebergte rijker aan vormen en ruwer, in het hooggebergte wild en trotsch.
Voor vele dal vormen heeft men bijzondere namen, als: veld {Grund), insnijding in een plateauvormige streek, doch weinig diep, zooals het Plauensche veld by Dresden; bak, bekken {Mulde), een wanvor-mige nithollmg der bergwanden; tobel, de ingesneden vouw, volsteen eu rotspuin; kloof en scheur, enge dalen, aan beide zijden doorhooge bergmuren ingesloten, die, als zij met vestingwerken voorzien zijn, dikwijls kluizen of sloten heeten, of ook passen (pas Lneg, pas Werfen) en, als zij aan den uitgang van een dal liggen, in de Oost-Alpen mot den naam klam bestempeld worden; breeder dalen heeten dal bekken, de breedste dalvlakten; dalvormingen in de gedaante van een bekken zijn de zoogenaamde keteldalen, vooral in vulkanische gebergten, en de Cirques der Pyreneen in de oudere plutonische opgeheven massa's. Valt het begrip van het dal samen met dat van een stroombekken, dan hebben we een s t ro o m d a 1: Eijndal, Donaudal. — Door de verscheidenheid in den aard der steenen van den dalbodem, al naar dat zij aan de afslijping, uitspoeling of erosie meer of minder weerstand bieden, ontstaan dalterrassen, die als zij hoog zijn watervallen, als zij klein zijn cataracten of sehiet-stroomingen vormen.
Men onderscheidt hoofdzakelijk: lengte- en dwarsdalen. Lengtedalen zijn die insnijdingen in bet gebergte, welke met zijn lengteas evenwijdig loopen; dwarsdalen die insnijdingen, welke loodrecht op deze as staan. Lengtedalen zijn in ketengebergtestreken de heerschende dal vorm; hun verval is in den regel niet zeer sterk. De dwarsdalen hebben daarentegen om hun oorsprong aan de waterseheidende hoofdkam en om hun betrekkelijk geringe lengte een sterk verval. Zij zijn gewoonlijk door hooge dwarszadels met gelijksoortige dalen aan de andere zijde der hoofdkam verbonden.
De lengtcdalen zijn wegeus hunne doorgaans grootere breedte en hunne betrekkelijk diepere, daarom warmere ligging meer bebouwd eu bevolkt dan de dwarsdalen; door hen loopen de hoofdwegen en spoorbanen, zij scheiden dikwerf talen, zeden, gebruiken, enz. Zij zijn nochtans ook niet zelden de verzamelplaatsen voor het puin, dat de talrijke zijdalen aanvoeren. Be dwarsdalen bestaan in het hooggebergte uit een reeks van bekkens en engten, van terrasen en trappen, met gesloten bergketenen aan beide zijden en een met gletschers bedekten achtergrond aan de hoofdkam.
21
BESCHRIJVING VAN DE quot;WERELDZEE (OCEAAN) EN HARE DEELEN.
Men verdeelt de groote watervlakte, die de vijf aarddeelen omsluit, in vijf hoofdzeeën of oceanen van zeer verscliillende grootte, waarvan er twee telkens tegenover elkander staan, en de vijfde, de Indische oceaan, die op zich zelf staat, een verbinding vormt tusschen de twee grootste. De tegenover staande zijn: de Noordelijke en de Zuidelijke IJszee, die zich beide bepalen tot de koude luchtstreken, de Atlantische oceaan en de Groote (Stille) oceaan, die zich in de beide gematigde zonen en de heete luchtstreek over de geheele lengte-uitgebreidheid van het noorden naar het zuiden uitstrekken, derhalve in lengte gelijk zijn en beide in eene noordelijke en eene zuidelijke helft verdeeld worden.
DE NOORDELIJKE IJSZEE.
Dezuidelijke grenzen der NoordelijkeIJszeeof der arctische p ooizee, die de noordpool tot middelpunt heeft, worden gevormd door de noordelijke kusten van Europa, Azië en Amerika, en, waar de landgrenzen ophouden, door den Atlan-tischen oceaan (onder den noordpool-cirkel) en de Behringstraat 1).
Uit de noordelijke IJszee komt de arctische of pool-stroomin g 2) tusschen Groenland en IJsland in den Noord-Atlantisohen oceaan in eene zuidwestelijke richting, keert dan terug naar het noorden in de Davis-straat en, vereenigd met de strooming uit de Hudsonshaai, wendt zij zich
1) Petermaan's Mitth. — 1S61, bl. 53.
2) „ „ — 1870, kaart 12 en 13.
DE NOORDELIJKE IJSZEE. ^ 4.
andermaal zuidwaarts naar Newfoundland, waar zij den warmen Golfstroom ontmoet, die uit de straat van Florida komt, de oostkust van Amerika vergezelt, en na door haar zuidoostwaarts gedrongen te zijn, over haar heengaat. — Omgekeerd dringt uit den Atlantischen oceaan de Golfstroom {§ 6) tussclien IJslaud eu Noorwegen in het poolzeebekken tot aan gene zijde van Nova Zembla. Hij verzacht het klimaat op de geheele west- en noordkust van Europa, alsmede aan de noordkust van Azië, die zonder deze voortdurende toestrooming van warm water noch bezocht, noch bewoond en dus ook niet onder het bereik van het handelsverkeer met de beschaafde natiën gebracht konden worden.
De el en van de Noordelijke IJszee.
a. Aan de Europeeselie kust maakt de IJszee eene belangrijke insnijding, de Witte zee (mot 3 golven: Kandaleskaja, Onega, Dwina) en de golf T s c h e s k aj a. Do Witte zee wordt niet aangedaan door don Golfstroom en is daarom slechts de helft van het jaar vrij van ijs. Tusschen de eilandengroep Spitsbergen en liet dubbel-eiland Nova-Zembla heet de IJszee de Spitsb ergsche of Barends-zee. Nova Zembla 1) wordt dooide K a r i s c h e zee van het vastland gescheiden; do westkust wordt nog aangedaan door den Golfstroom en is dus altijd vrij van ijs, terwijl de oostkust vol poolijs zit.
Spitsbergen wordt tot Europa gerekend, omdat het met Skandinavië door eene onderzeesche brug in verbinding staat, waarvan het Beren-eiland een overblijfsel schijnt te wezen 2). Het bestaat uit verscheidene eilanden: a. quot;West-Spitsbergen, verdeeld in twee groote schiereilanden; h. Noord-oostland; c. Stans-Foreland; d. Barendsland. De westkust van het eigenlijke Spitsbergen is een 1600 met. hoog bergland , welks groote dalen alle met gletschers zijn opgevuld , die meerendeels steil in zee afdalen. Door den verzachtenden invloed van den Golfstroom blijft de zuidwestkust geheel vrij van ijs en vinden zelfs op de noordkust talrijke kudden rendieren hun voedsel. Zoo weinig walvisschen komen er thans nog aan deze zijde van Spitsbergen voor, dat de vangst bijna geheel heeftopgehouden; zij hebben zich ook in den Grooten oceaan naar hoogere breedte begeven; doch in de Behringstraat is zij nog altijd een aanzienlijke tak voor handelsscheepvaart.
Nova Zembla (d. i. Nieuw land) 3) bestaat uit twee eilanden, die door
1) Petermaun, Mitth. 1S70, kaart 3.
2) „ „ 1871, „ 12.
3) „ „ 1S05, „ 5.
23
DE NOOKDELIJKE IJSZEE. § 4.
eene zeer smalle, kromme straat gescheiden zijn en alleen in den zomer door Russische jagers en visschers bezocht worden. Deze eilandengroep belet als een dijk het ijs der twee grootste rivieren van Siberië, Oh en Je-niseï, zijn weg naar de Poolzee te nemen.
h. Aan cle Aziatische kust, waar de noordelijke IJszee ook de Siberische heet, worden de mondingen der rivieren, vooral van de Ob, zoo groot, dat zij golven vormen, die den naam der stroomen dragen. Deze rivieren en niet de Golfstroom brengen massa's drijfhout in de Arctische zee. De Siberische zee bespeelt de eilandengroep Nieuw-Siberië, die, evenals de tegenovergelegen kust, onuitputtelijke lagen overblijfselen van voorwereldlijke mammouths en andere reusachtige dieren bevat, zoodat het ivoor sedert lang daar een aanzienlijk artikel van uitvoer is.
De Siberische IJszee schijnt zich vroeger niet alleen tot het meer Baikal, maar tot het meer Aral en de Kaspische zee, langs de oostelijke helling van den Oeral, te hebben uitgestrekt, want de Kaspische zee zoowel als het meer Aral heeft overblijfselen eener voormalige oceanische fauna.
c. Aan de Amerikaansche kust, die van de Aziatische gescheiden wordt door de 7—14 mijl breede, ondiepe Behringstraat, tusschen de uiterste noordoostelijke punt der oude en de uiterste noordwestelijke der nieuwe wereld, liggen in de IJszee de Parry-eilanden en Groenland, dat in't westen door de Baffins-baai van het eiland (of de eilandengroep?) Baffinsland gescheiden is (§ 64).
De Baffinsbaai staat in het zuiden door de Davisstraat met den Atlanti-schen oceaan, in het westen door de Lancastersont en hare voortzetting, de Barrowstraat, in gemeenschap met de Melville-sont, van waaruit de n o o rd-westelijke doorvaart (naar de Behringstraat) zoowel ten noordwesten (door de Banks-straat) als ten zuidwesten (door de Prins v. AA ales-straat) van het eiland Banksland gevonden werd. Tusschen de Baffinsbaai in 't oosten en Banks-straat in 't westen is er echter geen enkele zeearm, dien men als een vrijen waterweg kan beschouwen voor schepen van den tegenwoor-digen tijd. Zelfs de Behringstraat is voor het grootste gedeelte van het jaar met ijs bedekt.
Uit de noordelijke IJszee worden door de poolstrooming eilandvormige ijsmassa's van verbazeuden omvang en aanzienlijke hoogte totover den 50° breedtegraad en vooral naar de oostkust van Groenland gedreven, die dikwijls eensklaps de schepen omringen en insluiten. Deze drijvende ijsbergen, die zich van de groote ijsvelden van het vastland losmaken, of ook door het aan elkander vriezen van
24
DE KOOEDEL. IJSZEE. DE ZÜIDEL. IJSZEE. § 4, 5. 25
losse ijsschotsen ontstaan, hebben de grootste verscheidenheid in de vorming hunner oppervlakte en strekken tot verblijf voor eene menigte ijs- en stormvogels. Behalve de walvischvangst is ook de zeehondenvangst of robbnslag en het opvangen van ijsberen een winstgevende tak voor de Groenlandvaarders geworden.
De Noordpool-expeditiën. Drie ingangswegen naar de noordpool worden sedert drie eeuwen door de noordpool-expeditiën gebruikt 1): de westelijkste door de Baflinsbaai en de Smith-sont, een geliefkoosde weg der Noord-Amerikanen en Engelschen; de mi dd eiste door de zee tusschen de oostkust vau Groenland en Spitsbergen, het tooueel voor de tochten der Duitschers en Zweden, eu de oostelijkste door de zee tusschen Spitsbergen en Nova Zembla, die naar het schijnt de meest belovende is. Op den eersten weg gelukte het aan de laatste Noord-Amerikaansche noordpool-expeditie, onder kaptein Hall (1871), begunstigd door den ijstoestand, de breedte van 82° 11' te bereiken. Het Presidentsland, dat door eenige van de manschappen onder Sé'^/j0 gezien werd, sloot den horizon naar het noorden af; de plotselinge dood van den stouten aanvoerder belette alle verder voortdringen. Op den tweeden weg troffen de beide Duitsche noordpool-expeditiën zeer ongunstige toestanden van het ijs aan. Daarom koos (1872) de (tweede) Oostenrijksche expeditie, onder Wijprecht en Peyer, ter opsporing eener noordoostelij ke doorvaart, den derden weg, de zee tusschen Spitsbergen en Nova Zembla, waardoor de Golfstroom gaat, en ontdekte in 1873—1874 het Frans-Jozef-laud, bestaande uit landen en eilanden van 80—83°, van het eiland AVilczck in het zuiden tot aan kaap Weenen op Petermannsland, het laatste zichtbare punt in 't noorden. Daar zij tweemaal overwinterde in deze hooge breedte, had zij gelegenheid veel omvattende waarnemingen te doen over de meteorologische elementen, de natuur van het poolklimaat, de lucht- en zeestroomingen en de geographic der noordelijke poolzee. Het niet gezochte land werd gevonden, doch dc gezochte doorvaart bleef onbekend.
§ 5-
DE ZUIDELIJKE IJSZEE.
De Zuidelijke IJszee of de Antarctische poolzee, besloten binnen den zuidelijken poolcirkel, beeft in bet noorden geen land-, maar wel watergrenzen: den Atlantiscben, Indiscben en Grooten oceaan, en bevat de gebeele zuidelijke koude zone. De kusten, die men in de zuidelijke IJszee ontdekt beeft, zijn bij alle tot dusver nader onderzochte en rondom opgenomen antarctische landen bevonden tot eilanden te behooren, en nog wel tot kleine
1) Petermann's Mith. 1874, kaart 20.
DE ZUIDELIJKE IJSZEE. § 5.
eilanden. Deze onder ijs en sneeuw bedekte twijfelachtige land-massa's ontbreekt het echter niet aan werkende vulkanen, zoo als de sneeuwkegel van Victorialand (tot 4500 met.) bewijst.
Ook mag tncu uit de betrekkelijk lage temperatuur, die men in de antarctische zomermaande (December en Maart) heeft waargenomen, besluiten dat hier geen groot antarctisch land aanwezig is. Want de zuidpoolstreek heeft, in tegenstelling met de noordpoolstreek met hare warme zomers en strenge winters, koele zomers en zeer zachte winters, b. v. op de Zuid-Shctlandschc eilanden niet strenger dan in Zuid-Frankrijk of Noord-Italië; nochtans zijn deze eilanden niet bewoond en de geheele zuidelijke poolzee is uit hoofde van de groote menigte drijvende ijsbergen, die er bijna het geheele jaar door aanwezig zijn en ver in de gematigde zone (tot 42:' z. br.) doordringen, voor het wereldverkeer van geen andere beteekenis, dan dat zich Amerikaanschc en Engelschc walvischvaarders en robbenslagers in die afschrikwekkende streken wagen.
26
Op het zuidelijk halfrond loopen de zeestroomingen 1) het gere-geldst, omdat zij minder belemmering ondervinden door vastlanden dan op het noordelijk halfrond. Zoo komt de antarctische strooming, uitgaande van de zuidpool, zonder tegenstand tot aan de zuidelijke punt van Amerika, verdeelt zich in twee armen, waarvan de eene om kaap Hoorn (daarom Kaap-Hoorn-strooming') naar den Atlantischen oceaan loopt, de andere langs de zuidwestkust van Zuid-Amerika gaat en hier de (koude) Peruaansche of Humholdt's-strooming (hl. 32) vormt. Ook aan de zuidelijke punt van Afrika gaat eeu tak der antarctische strooming (= de koude Peruaansche stroomingj langs de zuidwestelijke kust van Afrika — als Zuid-Afrikaansche stroom — naar het noorden, die nog de temperatuur der equatoriale golf van Guinea vermindert. Het derde zuidelijke continent, Australië, schijnt in 't geheel niet door de antarctische strooming bereikt te worden.
DE ATLANTISCHE OCEAAN.
Het groote lengtedal van den Atlantischen oceaan, dat door drie luchtstreken gaat, scheidt niet alleen de oude wereld van de nieuwe, maar vormt ook de brug tusschen deze beide, waarvan hij de kusten bespoelt, die het meest voor ontwikkeling vatbaar zijn. Daar hij tevens het diepst in het hart der oude en nieuwe wereld dringt, dient hij meer dan eenige andere oceaan tot verbinding der meest verwijderde gewesten der aarde. Aan zijne kusten wonen dan ook de grootste handelsvolkeren, waaronder de Ger-
1) Petermann, Mitth. 1805 en 1860, bi. 132 en 383.
DE ATLANTISCHE OCEAAN. § 6.
maansche aan beide zijden der rijk gelede noordelijke helft den eersten rang bekleeden. Hij was bestemd om het tooneel der -wereldgescbiedenis tot in bet oneindige te vergrooten, toen de Middellandsche zee daarvoor te klein geworden was.
De Atlantische oceaan heeft in 't noorden en zuiden watergren-zen: de beide IJszeeën; in 't westen en oosten hoofdzakelijk vaste en bepaalde landgrenzen (welke?). Verreweg het grootste gedeelte ligt op het westelijk halfrond. Zijne breedte is bijna overal hetzelfde , want de oostelijke en westelijke kusten loopen op eene merkwaardige wijze parallel, daar tegenover aanzienlijke uitloopers van het land op de eene bijna even zoo groote insnijdingen van het water op de andere kust staan. Men vergelijke Labrador met do Noordzee, Noord west-Afrika mot de Mejicaansche golf, Brazilië mot de golf van Guinea. Zoo krijgt de Atlantische oceaan de gedaante van een grooten stroom, ingesloten tusschen oevers van gelijkmatigen afstand. Do eilandenrceks van West-Indië, van Florida tot aan den mond van den Orinoko, sluit een deel van den oceaan af, dat overeenkomt met do Middellandsche zee der oude wereld: de Caraïbische zee en de Golf v. Mejico. Overigens is deze oceaan, bijzonder zijne zuidelijke helft, even arm aan golven als aan oceanische en ook aan vulkanische eilanden, want tusschen IJsland en de Azoren zijn er geen. Van de koraalformatie heeft men alleen de Bermudagroep.
De stroomingen van den Atlantiscben oceaan zijn ten gevolge zijner eigenaardige vormen onregelmatiger dan bij de andere zeeën. De warme equatoriaal-stroom doorsnijdt den Atlantiscben oceaan langs den equator van 't oosten naar 't westen. Aan de uiterste oostelyke punt van Zuid-Amerika (kaap St. Roqne) verdeelt hij zich in twee armen: een zuidelijken, de Brazilische strooming, tot aan gene zijde van den mond van den La Plata, en een noordelijken, den Guyanastroom, die door de Caraïbische zee in de golf van llejico komt en door het kanaal van Florida deze weder verlaat als Golfstroom (500 mijl lang). De golfstroom onderscheidt zich door booge temperatuur (tot 24':gt;) en donkerblauwe kleur, volgt met toenemende breedte, maar met verminderende snelheid de kusten van Noord-Amerika, tot dat hij bij Newfoundland eene koude poolstrooming (de arctische of Labrador-strooming) ontmoet, die hem deels naar het noordoosten stuwt en tot in de noordelijke IJszee (tot 82:gt; nbr.) doet doordringen (zie bl. 23), deels naar het zuidoosten naar de Afrikaanscbe kusten als Noor d-Afrikaansche of Guinea-strooming doet loopen. Binnen dezen kring
27
DEELEX VAN DEN ATLANTISCIIEN OCEAAN. § G.
liggen de drijvende zeewier-eilanden, die de Sargassoweide (van surgaqao =wilde druiven) of Krooszee vormen, bewoond door eene ontelbare menigte kleine visschen, weekdieren, krabben, enz. 1). Ook de zuidelijke arm van den equatoriaalstroom keert zich naar het oosten (naar de zuidelijke punt van Afrika) en dan noordwaarts (naar de golf van Guinea), zoodat in de zuidelijke helft van den Atlantischen oceaan de wateren een zelfden cirkelloop vormen als in de noordelijke.
a. Do doelen van den Atlantischen oceaan zijn op hot o o s t e 1 ij k h a 1 fr o n d of op de k n s t e n der oude wereld het grootst in getal en verscheidenheid.
1. De lersche zee, tusschen Ierland en Groot-Brittanje, heeft gemeenschap met den Atlantischen oceaan: in 't noorden door het Noorder-kanaal, in het zuiden door het kanaal van St. George, dat een inham heeft, het kanaal van Bristol, aan de westkust van Engeland. Ten westen van Schotland vindt men de Caledonische zee.
2. De Duitsche of N o ord z o e (»moordzeequot;), die aan drie zijden door kustlanden begrensd (welke?), aan de vierde (noordelijke) wel niet afgesloten, maar door de Orkneys-eilanden en den Shetland schen archipel toch vrij duidelijk bepaald wordt. Het verschil van beide wateren is niet alleen merkbaar aan de grootte der golven, maar ook aan de kleur van het water ;want dit is in de Noordzee groen, in den Oceaan blauw.
Door hare ligging in liet midden van het landhalfrond, door de instrooming van druk bezochte rivieren krijgt de Noordzee eene booge beteekenis voor den wereldhandel en de heerschappij ter zee. £en reeks van aanzienlijke handelssteden zijn aan hare kusten opgekomen.
28
De geheele streek der Noordzeekust, van de Rijndelta tot Jutland toe, doet zien hoe zeer zij sedert eeuwen voortdurend geleden heeft en hoe de zee, zich een weg banende, de Zuiderzee, de Lauwerzee, de Dollart en de Jalidegolf vormde. Door het Skager-rak aan de zuidkust van Koorwegen en het Kattegat, zoo gevreesd wegens de sterke stroomingen, staat de Noordzee langs drie nauwe zeeengten, de groote en kleine Belt en de (vooral voor de scheepvaart dienende) Sont met de Oostzee, en door de smalle straat van Dover (de Hoofden) of Nauw van Calais met den Atlantischen oceaan in verbinding.
1) Volgens Petermann, Mittk. 1S58, bl. 42, zijn de stroomingen en winden de eenige oorzaak, dat de verbazend opgehoopte waterplanten eene zekere bepaalde streek niet kunnen verlaten.
DEELEX VAN DEN ATLANTISC1ÏEN OCEAAN. § G. 29
3. Do Oostzee of de Baltische zee, door het schiereiland Jutland van do Noordzee gescheiden, is als het ware de Middel-landsche zee van Noord-Europa (tusschen welke landen?); zij strekt zich echter hoofdzakelijk van het zuiden naar het noorden uit. Naar het noorden en noordoosten splitst zij zich gaffelvormig in twee groote golven , die gescheiden worden door de Alands-eilanden ; Bothnische golf en golf van Finland; een kleinere in hot zuidoosten is die van Riga.
De Oostzee heeft zeer weinig zoutgehalte, ten gevolge der betrekkelijk aanzienlijke hoeveelheid zoet water, die dit gesloten hekken opneemt, en den sterkeren afvoer naar, dan den tegengestelden aanvoer van zont water uit de Noordzee. Dit gering zoutgehalte (2%), verbonden met de geringe diepte (gemiddeld slechts 60 met.), is oorzaak dat groote gedeelten der zee, vooral de Bothnische en Finsehe golf, gemakkelijk bevriezen en de scheepvaart elk jaar maanden lang gestremd is. Hier mist men de verzachtende inwerking van den Golfstroom. Met betrekking tot klimaat, plantengroei, dieren- en volkenleven vormt het Oostzeegebied met zijne zeer van elkander verschillende landen een tegenhanger van de Zuid-Europeesohe Middellandsche zee, welker kusten bijna alle even welig en vruchtbaar zijn.
4. Het Kanaal (la Manche) of het Engelsche kanaal tusschen de zuidkust van Engeland en de noordwestelijke kust van Frankrijk, is tusschen Dover en Galais weinig meer dan 20 vademen diep; zij is de drukste van alle zeestraten.
5. De gol f v an B iskaye tusschen de westkust van Frankrijk en de noordkust van Spanje.
Door deze diepe zee, die niet afgebroken is door groepen eilanden, en van drie zijden door insluitende kustlanden tegen stormen beveiligd wordt, loopt een zuidoostelijke tak van den Golfstroom („Rennel's stroomquot;) eerst in eene oostelgke richting, keert zich dan spiraalvormig, gaat noordwest-waarts tot aan de lersohe kust, van waar hij teruggeworpen wordt en wederkeert naar het punt van uitgang. Daarom stuwt hij de ijsmassa's, die van de noordpool komen, ver in den oceaan terug en beschut zoo quot;West-Europa voor een ijsbeleg.
6. Boorde straat van Gibraltar, die 3 mijlen breed is, valt de Atlantische oceaan als Middellandsche zee in hot groote lengtedal, dat gelegen is tusschen de drie deelen van de oude wereld, en zich uitstrekt ;n de richting van 't westen naar 't oosten. Hare kusten behooron voor do eene helft tot Europa, terwijl
DB JIIDDELLANDSCHE ZEE. § 6.
de andere helft vrij gelijkmatig over Afrika en Azië verdeeld is. De Europeesche kust van deze zee, die zoo rijk is in hare vormen, is zeer ontwikkeld door de drie schiereilanden van Zuid-Europa, vooral als zij vergeleken wordt met de spaarzaam ingesneden noordkust van Afrika.
De Middellandsche zee is de grootste der Atlantische binnenzeeën en dringt liet verst in het vastland binnen. Dit rijkste en meest bezochte binnenlandsche zeebekken der wereld, het uitgangspunt der voornaamste wereldgebeurtenissen in de oudheid en de middeleeuwen, heeft wel in late-ren tijd bijna in dezelfde mate aan wereld-historische beteekenis vorloren als de Atlantische oceaan in dat opzicht gewonnen heeft; maar omdat zij door eene landengte (welke?) slechts even gescheiden wordt van den In-dischen oceaan, door eene zeeëngte in onmiddellijke gemeenschap staat met den Atlantischen oceaan, en de daarin en omheen liggende eilanden en landen van drie werelddeelen op kleinen afstand van elkander gelegen zijn, is zij nog voortdurend een verbindend element voor de beschaving en het verkeer der volken gebleven. De belangrijkheid van deze watervlakte, die merkelijk verminderd was door de ontdekkingen tegen het einde der 15de eeuw, is in later tijd weder verhoogd door geregelde middelen van gemeenschap (uitgaande van Triëst, Marseille en Southampton) tusschen Europa met zijne vele behoeften en Indie met zijn rijkdom aan producten ; de verhooging is nog sterker geworden door de opening van het kanaal van Suez (1869), waardoor de Oost-Indische handel gedeeltelijk weder zijn ouden weg herneemt. Geen ander gewest der aarde heeft zulk een krans van sedert eeuwen vermaarde handelsteden aan te wijzen als deze centraalzee van drie werelddeelen. Reeds de Oudheid kende eene rij van die handelsteden, andere bloeiden in de middeleeuwen, thans heeft Engeland hier zijn gewichtigste zeevesting , Frankrijk zoowel zijne voornaamste oorlogshaven als zijne hoofdplaats voor den zeehandel en zijne belangrijkste kolonie, Oos-tenrijk zijne eenige, Spanje zijne beste havens, de Mohammedaansche wereld den hoofdzetel barer macht. Nog altijd worden door deze zee debeschaafde landen van het Christelijke Europa gescheiden van die landen, welke onder de Mohammedanen weder tot den staat van barbaarschheid zijn vervallen. Geen binnenzee heeft zooveel golven en havens, noch zoo veel op eene gunstige w yze daarin verspreide (continentale) eilanden, die als het ware even zoo vele brugpijlers zijn tot verbreiding der beschaving (vooral van het als schiereiland van Klein-Azië vooruitspringende oostelijk vastland af), noch eene zoo rijke voortzetting door kleinere binnenzeeën: Adriatische, Jonische, Egeï-scbe, Marmora, Zwarte, Azofsohe zee; in het algemeen dringt geen enkele binnenzee zoo ver landwaarts in, noch wordt zoo zeer door land verdeeld. Geen zee is een zoo sterk middelpunt van het verkeer, het volkenleven en van staatsontwikkeling geworden.
30
DE MIDDEIiLAKDSCUE ZEE. § 6.
De Middellandsche zee heeft twee stroomingen: eene vau het westen naar het oosten door het binnendringen van den Golfstroom , en eene van het oosten naar het westen, die hoofdzakelijk ontstaat door de watermassa, welke uit de Zwarte zee er invalt.
Evenals de Middellandsclie zee in het algomoon haar ontstaan aan een geweldige doorbraak der zee uit liet westen verscliuldigd is, zoo heeft zij ook waarschijnlijk hare langzaam toenemende vergrooting naar het oosten daaraan te danken. Nog in de tegenwoordige gedaante vertoont zij de sporen eener onderafdeeling in drie afgesloten bekkens en hunne deelen.
aa. Een westelijk bekken van de straat Gibraltar tot aan den westelijken hoek van Sicilië, die maar 15 mijlen van de tegenoverliggende kust van Afrika verwijderd is.
Dit westelijk bekken wordt weder in twee deelen gesplitst door de eilanden Sardinië en Corsica, van welke het oostelijk deel den naam draagt van Ligurische (tusschen Genua, Corsica, Elba) en van Tyrrlieen-sche of Toskaanscbe zee (tusschen Elba en Sicilië); het eerste deel bevat de golf du Lion, het laatste die van Genua, met de meteorologisch opmerkelijke tegenstellingen der Riviera di Foueute en Riviera di Le-vante. De nauwe straat van Bonifacius scheidt Sardinië van Corcica, de nog nauwere engte f3/4 mijl) van Messina {Faro di Messina) Sicilië van Italië. De eertijds zoo gevreesde maalstroomen (Scylla en Charybdis) in deze laatste straat, als het gevolg der hier elkander ontmoetende stroomingen van twee zeeën, zijn niet meer gevaarlijk voor de zoo zeer verbeterde scheepvaart.
bb. Ecu oostelijk bekken van Sicilië tot aan de Syrische kust, dat door Griekenland en Kandia insgelijks in twee helften kan gescheiden worden, en wel elke helft met verscheidene deelen.
1. De westelijke helft bevat, als het ware gelijk een lang en smal dwarsdal, de grootste uitgebreidheid van de Middellandsche zee van 't noorden naar 't zuiden (16°). Evenals de Middellandsche zee het westen met het oosten verbindt, schijnt dit dwarsdal de bestemming te hebben, het noorden met het zuiden, Middel-Europa met Noord-Afrika te vereenigen. Zij heeft in 't zuiden de golf van Sydra (groote Syrte) op de Afri-kaansche kust, in het midden de opene .Ionische zee met de golven van Tarente, Patras en Korinthe, en in 't noorden de afgesloten Adriatische zee tusschen Italië en het Grieksche schiereiland met de dubbelgolf van Quarnero en Triëst. Deze laatste vormt als voortzetting der Eoode zee een hoofdweg voor het wereldverkeer tusschen Middel-Europa en het Oosten.
31
DE MIDDELLANDSCIIE ZEE. § 6.
De oostkust van de Adriatische zee, waar ia het noorden de oostelijke takken der Alpen het strand naderen, is door golven en kanalen in eene menigte landtongen en lang gerekte eilanden gesneden, waardoor de schepen tegen stormen van den zeekant beveiligd worden, evenals zij van de landzijde besehermd zijn door hooge en steile rotsen. Om die reden treft men dan ook aan de steil hellende oostknst vele goede havens aan, terwijl de ondiepe westkust in dit opzicht zeer arm is; noch havens, noch eilanden. Over de noordkust zie § 50. De Adriatische zee is evenals de Zwarte zee in zooverre een beeld van het hoofdbekken in het klein, dat aan hare boorden geheel verschillende nationaliteiten met elkander in aanraking komen.
2. De oostelijke helft bestaat uit:
a. Do Egeisohe zee of den Archipel, in het zuiden door de eilanden Cerigo, Kandia en Ehodus bepaald. Er is bijna geen zee, die zoo overal in het vastland binnendringt. Naar alle zijden heeft zij een oneindig aantal grootere en kleinere golven, zoo als die van Nauplia, Egina, Saloniki, Adramyti, Smirna, Samos, enz. Tevens liggen er eene menigte eilanden in van de meest uiteenloopende grootte en gedaante.
h. De Levantsche zee tusschen Klein-Azië, Syrië en Egypte.
c. bijna afgesloten noordelijk bekken, de Zwarte zee of Pontus Euxinus, met eene „voorzeequot; in het zuiden en eene ondiepe voortzetting ten noorden.
Dit diep landwaarts indringend noordoostelijk bekken, dat zich ketelvormig als een landmeer uitstrekt, slaat met de Middellandsche zee in verbinding door twee smalle straten, die veel overeenkomst hebben met rivieren en onderling door een binnenzee gescheiden zijn. De straat der Dardanellen (Hellespont) voert uit de Egeïsche zee in de Propontis (Voorzee) of zee van Marmora; de rijk gelede straat van Konstantinopel (de Thracische Bosporus) uit deze ■n de Zwarte zee; en de straat van Kertsch of Jenikale (de Cimmerische Bosporus) uit de Zwarte zee in hare noordelijke voortzetting, de ondiepe zee v a n A z o f.
De waterwoestenij der Zwarte zee, die door geene eilanden afgewisseld wordt, maakt met hare na eens steile, dan lage moerassige kusten, hare dikke, donkere nevels, menigvuldige en dikwerf plotseling opkomende stormen, riviermondingen, verstopt door ijsvloeren, enz. eene tegenstelling met den Archipel en moest den Grieken wel toeschijnen als eene ongastvrije zee. Zij noemden haar dan ook Pontos axenos; later na de vestiging van talrijke Grieksche koloniën ontving zij den naam van euxeitios. Van de monding van den Dniester af beginnen de strand-lagunen (limans), die aan de haffs der Oostzee doen denken. Dewijl de Zwarte zee een aanzienlijke hoeveelheid zoet water ontvangt door de daarin uitloopende rivieren (den neerslag op 32000 vk. m.) en bovendien door hare noordoostelijke ligging aan eene geringe verdamping is blootgesteld, heeft zij ook, gelijk do Oostzee, weinig zoutgehalte.
Door het schiereiland de Krim, dat in het noorden ia de Zwarte zee voor-
32
DE INDISCHE OCEAAN. § 7. 33
uitsteekt, wordt zij gescheiden in een Europeesch bekken met lage kusten, en een Aziatisch, dat, met gebergten omgeven, goede landingsplaatsen aanbiedt.
7. De Ethiopische zee met de golf van Guinea aan de westkust van Afrika.
b. De leden van den Atlantischen Oceaan op liet westelijk halfrond of op Amerika's oostkust bepalen zich tot de noordelijke helft.
1. De Hudsons-baai, waarin men door de Hudsons-straat komt, en welker zuidelijk deel James-baai heet.
2. De golf van St. Laurens, tusschen het schiereiland Nieuw-Brunswijk en het daar tegenoverliggend eiland New-found-land.
3. De golf van Mexico, een bekken met warm water, heeft in het oosten door het kanaal van Florida haar afstrooming als Golfstroom.
4. De Caraïbische zee of de zee de r Antillen is, gelijk de Noordzee in de oude wereld, een zee door land omsloten: want zij wordt omgeven door het schiereiland Yucatan aan de golf van Honduras en door de Groote en Kleine Antillen.
In het zuiden is de Atlantische oceaan zoowel onmiddellijk, als door de straat van Magelhaen tusschen Zuid-Amerika en Vuurland, met den Grooten of Stillen oceaan verbonden. Deze straat is voor de scheepvaart hoogst gevaarlijk wegens klippen, rotseilanden en rotskusten, sterke stroomingen en bijna aanhoudende stormen; zuidelijk heeft men de straat Lom ai re.
DE INDISCHE OCEAAN.
De Indische oceaan, het gewest der moessons, ligt grootendeels op het zuidelijk halfrond en in de heete luchtstreek. Hij strekt zich uit van de zuidkust van Azië tot aan den zuidpoolcirkol; in 't westen is hij begrensd door de ooskust van Afrika; in 't oosten door den Indischen archipel en het vastland van Australië; in 't zuidwesten en zuidoosten loopt zijn gebied tot aan den meri-
PÜTZ, VEEGEL. AAEDR. 3
DEE1EN VAN DEN INDISCHEN OCEAAN. § 7.
diaan van de kaap de Goede Hoop en dien van de punt van Tasmania (Van Diemensland). Hij bespoelt dus de kusten van drie werelddeelen, evenals de Atlantische en Groote (Stille) oceaan dit op grootere scliaal doen, en onderhoudt over een zeer uitgestrekte kuststreek, die vooral door drie groote golven in het noorden verlengd wordt, het verkeer met de overige deelen der aarde, dat door de kolossale bezittingen der Europeanen buitengewoon verhoogd is geworden.
In het noordelijk deel van den Indischcn oceaan wisselen de stroomingen elk half jaar (van April tot October en van October tot April) hare richting naar de moessons, en wel ten noorden van den evenaar óf naar het noordoosten (October tot April) of naar het zuidwesten (April tot October), zuidelijk van den evenaar daarentegen óf naar het zuidoosten óf naar het noordwesten. — In het meer zuidelijk deel (van 10° zuiderbreedte af) heerscht eene bestendige strooming van het warme water in dezen oceaan naar het zuidwesten in de richting van Afrika, door welks oostkust zij naar het zuiden in het kanaal van Mozambique en naar de kaap de Goede Hoop als Kaapstroom wordt gedrongen, maar niet in den Atlan-tischen oceaan overgaat, gelijk tot dusverre werd aangenomen. Zij buigt zich als „Zuid-Indische verbindingsstroomquot; langs den parallel van 4(P z. br. naar Australië.
Deelen van den Indischen oceaan.
1. Hetbreede kanaal van Mozambique tusschen de kust van Mozambique (Oost-Afrika) en het eiland Madagaskar.
2. De Arabische (vroeger Erythreïsche) zee tusschen de zuid- en zuidoostkust van Arabië en de westkust van Voor-Indië, met de 330 mijl. lang gestrekte, maar smalle, slechts 30 mijl. breede Arabische golf of Koode zee, die zoo rijk is aan koralen, en de zakvormige Perzische golf, die zoo veel klippen bevat. De straat van Bab-el-Mandeb is de nauwe ingang tot de eerste, die van Ormus tot de tweede.
De Roode zee ODdcrscheidt zich zoowel door grootcn rijkdom in de dierenwereld als door verscheidenheid in deu plantengroei. Vulkanische krachten hebben op veel plaatsen den bodem der zee in de hoogte geheven, en daar zijn dau, gelijk op andere ondiepe, rotsachtige punten, uitgestrekte k o r a al f o rm a tiën ontstaan. De kusten der Koode zee zijn steil, met veel daarvoor gelegen eilanden, die zich in de ruwste vulkanische vormen verheffen, of vlak, en dan vormt het woestijnzand cr zijne banken. Het gevolg daarvan is, dat er weinig havens zijn.
34
DE KOODE ZEE. DE GOLF VAN BENGALEN. § 8. 35
3. De Perzische golf is op de westzijde vol ondiepten en zandbanken, op de andere vol klippen. Met nog grootere gevaren dan in de Arabische golf zou hier de scheepvaart bedreigd worden, omdat er nog dikwerf hevige stormen bij komen, indien geen veilige havens op de Arabische zijde een toevluchtsoord verschaften. De parelvisscherij is het voornaamste middel van bestaan voor de kustbewoners.
4. De golf van Bengalen is eene kegelvormige insnijding der zee, en sclieidt Voor- en Achter-Indië van elkander af.
Onder alle bekkens van den Indischen oceaan heeft zij het minst de gedaante van eene afgesloten binnenzee. Zij onderscheidt zich van de andere bekkens door de groote hoeveelheid zoet water, die zij van alle continentale zijden ontvangt; in dit opzicht is zij het grootste contrast met de Arabische golf, die volstrekt geen rivieren opneemt. De westkust of de kust van Koroniandel is, door het uit de monden van den Ganges aangespoelde slib, eene der gevaai'lijkste geworden, zoodat er bijna geen havens zijn; de oostkust heeft eene aanmerkelijke insnijding in de golf van Pegoe of Martaban, die naar den kant van de Bengaalsche golf door twee groepen eilanden, de Andaman en de Nikobaren, wordt afgesloten. Uit deze komt men door de straat van Malakka, tusschen het gelijknamig schiereiland en Sumatra, in de Soenda-zee (bl. 38).
DE GROOTE (»OF STILLEquot;) OCEAAN.
De Groote oceaan, die onder alle het meest het karakter van eene wereldzee bezit, strekt zicli tnsselien de westkust van Amerika van de eene zijde en de oostkust van het Aziatische vastland, don Indischen Archipel en hot Australische continent aan de andere zijde uit, en heeft van 't noorden naar 't zuiden nauwkeurig dezelfde uitgestrektheid (2000 mijl.) als de Atlantische, daar hij, evenals deze , door de poolcirkels begrensd wordt. De breedte daarentegen, over 140 lengtegraden , is meer dan het dubbele van den hoogstens 950 mijl. breeden Atlantischen oceaan en bedraagt onder den evenaar % van den omtrek der aarde of 2250 mijlen. De vlakte-inhoud (3 '/3 mill. vk. mijl) gaat het één derde van de oppervlakte der aarde te boven en komt vrij wel overeen met het dubbel van den Atlantischen oceaan (1% mill. vk. mijl.).
Daarom wordt hij ook met recht eu bij voorkeur de „Groote oceaanquot;
3*
DE GEOOTE (OP STILLE) OCEAAN. § 8.
genoemd, terwijl de benaming van „Stille oceaanquot;, hem door den eersten ontdekker, Ferd. Magelhaen, ua de vaart door de stormachtige straat van Magel-haen, gegeven, in het vervolg van tijd niet is gerechtvaardigd geworden. Juisj op de oostkust van Nieuw-Zceland had Cook op zijne reizen rondom de wereld de hevigste stormen.
De tegenovergestelde kusten van den Grooten oceaan, de Aziatische en Amerikaansche, komen in het verre noorden tot op eene dagreize af-stands bij elkander, maar nemen naar het zuiden eene zoo tegengestelde richting aan, dat zij elkander schijnen te ontvluchten. Zyn bekken heeft dus niet de gedaante van een lengtedal met in- en uitspringende hoeken^ die, gelijk in den Atlantischen oceaan, tegenover elkander staan (zie § 6). De rijkontwikkelde Aziatische kust kenmerkt zich door 5 zeeën, die door reeksen eilanden ingesloten zijn; terwijl de tegenovergelegen westkust van Amerika weinig leden heeft en niet bezet is door eenig eiland, dat geen afgeslagen stuk van de naaste kust is. Het verkeer op den Grooten oceaan is zeer toegenomen door de kolonisatie van Australië, de nitbreiding der Noord-Amerikaansche Unie tot aan dezen oceaan, de ontdekking der goudvelden in Californië en Australië, alsmede door de openstelling van Japansche en Chineesche havens.
Stroomingen. Daar de Groote oceaan met de zuidelijke IJszee door een groote watervlakte, met de noordelijke daarentegen slechts door het smalle kanaal der Behringstraat verbonden is, ontvangt hij hoofdzakelijk uit het zuiden een stroom koud water, als Pernaansche of Hum-boldts-stroom (naar den ontdekker) aan de westkust van Zuid-Amerika (zie hl. 26). Uit de noordelijke IJszee komt een stroom koud water in een zuidwestelijke richting naar den Stillen oceaan en loopt tusschen de kust van Azië en den warmen Japan-stroom (zie ben.), evenals in den Atlantischen oceaan de koude stroom, die, uit de Hudsons-baai en de straat Davis komende, tusschen de oostkust van Noord-Amerika en den warmen Golfstroom dringt. Aan genen heeft Japan, aan dezen New-foundland zijne winstgevende visscherij te danken.— De (warme) Equatoriaalstroom wordt in het tropische gedeelte van den oceaan tot aan den grooten archipel van Zuid-Azië wegens de groote uitgebreidheid der zee door niets in zijn loop gehinderd, en nergens is hij zoo regelmatig als hier. Zyne breedte (503) staat ongeveer gelijk met die der heete luchtstreek. Bij het eiland Formosa wendt hij zich naar het noordoosten en bespoelt onder den naam van Japanstroom de kusten van Oost-Japan. Evenals de Atlantische golfstroom is ook hij een voortzetting van den Equatoriaalstroom, brengt drijfhout naar de noordelijke breedten en voert er met dezelfde snelheid warm water heen, wat de oorzaak is der dikke nevels op de oostkust van Japan, evenals bij New-foundland. Aan hem zijn de Aleoeten en Kam-schatka, gelijk noordelijk Skandinavië aan den Golfstroom, hun zachter klimaat verschuldigd.
36
DEELEN VAN DEN GROOTEN OCEAAN. § 8.
De ontelbare kleinere eilanden, waarmede vooral het middelste deel van deze oceaan tussehen de keerkringen bezaaid is, zijn gedeeltelijk van vnlkanischen oorsprong, gedeeltelijk door den bouw der koraaldieren ontstaan. Terwijl op de oostzijde een rij werkende vulkanen met het lange gebergte aan den westelijken rand van Amerika tezamen valt, loopt over de westelijke zulk een vuurcirkel, meer dan 1000 mijlen lang, van het dubbel eiland Nieuw-Zeeland in noordwestelijke richting over de duizenden afgezonderde eilandjes naar de Philippijnen (met eene vertakking op de Molukken), dan met eene holle bocht over Japan, de Koerillen, Kam-schatka en de Aleoeten, en sluit zich weder aan het noordeinde der Cor-dillera's aan. Alleen in het zuiden is deze cirkel niet door vulkanen afgesloten. Want terwijl in de heete luchtstreek de zee zoodanig door dicht saamgedrongen eilandenreeksen bezaaid is, dat men ze vergeleken heeft met den zoo sterrenrijken melkweg aan den hemel, ontwaart men in 't zuiden, evenals in 't noorden, dezelfde groote armoede aan oceanische eilanden, die ook in den Atlantischen oceaan aan de gematigde zonen zoo eigen is.
Onderdezeer verschillende koraalvormingen inde zuidelijke helft van den Grooten oceaan zijn vooral merkwaardig de zoogenaamde lagune-eilanden of atollen, alle maar weinige voeten boven de zee verheven. Zij sluiten een ringvormig bekken met in rust verkeerend water (lagune) in, terwijl daarbuiten bij de onpeilbaar diepe zee de sterkste branding woedt.
Men is gewoon den Grooten oceaan naar de drie hemelstreken, waartoe hij behoort, in No or der-zee, Stille zee (in beperkten zin) en Z u i d-z e e te onderscheiden.
a. Van de deelen der Noorder-zee bespoelt de Behringzee of zee van Kamschatka de kusten der beide groote werelddeelen daar, waar zij het dichtst bij elkander komen; de zee van Ochotsk, van Japan en van Oost-C h in a (met de Gele zee) bespoelen de oostkust van Azië; de golf van Californië daarentegen vormt een noordwestelijken inham in het vastland van Amerika. Deze Noorder-zee bevat de Aleoeten, de Koerillen, de Japansche en de Lioe-kioe eilanden. De groote watervlakte, van deze eilanden af naar't oosten tot Californië en naar 't zuiden tot aan de Sand-wich-eilanden, verdient alleen 'den naam van Stille zee en heeft volstrekt geen eilanden. Uit de Japansche zee, die eene door eilanden van den oceaan gescheiden binnenzee is, brengt ons noordoostelijk de straat van la Perouse in de zee van Ochotsk, zuidelijk de straat van Korea in de Oost-Chineesche zee, waar de vreesdij ke wervelwinden heerschen, die onder den naam van typhons bekend zijn.
b. De Stille zee of de tropische Groote oceaan, tussehen de beide keerkringen, omvat de door ondiepten, zandbanken en klippen gevaarlijke Zuid-Chineesche zee met de golven van Tonkin en Siami
37
DEELES VAN DEN GEOOIEN OCEAAN. § 8.
de zee van Celebes of Solo, waaruit de straat van ilakassar naar de Soenda-zee leidt, verder de Banda-zee, de Harafoera-zee met de golf van Carpentaria, de Koraalzee aan de noordkust van Australië en de talrijke archipels, waaruit Polynesië bestaat. De Torres-straat, waardoor Nieuw-Guinea van het vastland van Australië gescheiden wordt, verbindt de Koraalzee met de Harafoera-zee; wegens de koraalriffen, klippen en zandbanken is zij lastig en gevaarlijk voor de scheepvaart. — Aan de westkust van Middel-Amerika vindt men de golven van Tehuantepek en van Panama.
c. De Zuidzee heeft maar eene aanzienlijke golf: de Zuidgolf (Austraalgolf), op de zuidkust van Australië, en slechts weinig eilanden, waaronder echter Tasmania en vooral het dubbel-eiland Nieuw-Zeeland van veel belang zijn.
38
EEESTE HOOFDSTUK.
§ 9.
VERDEELING VAX HET MENSCHELIJK GESLACHT NAAR HET ONDERSCHEID IN LICHAAMSBOUW.
Meer dan de plant, die gemakkelijk bezwijkt onder den invloed van een vijandig klimaat of een ongnnstigen grond, is het dier geschikt om in verschillende deelen der aarde te leven; maar geen georganiseerd wezen is daartoe in hoogere mate bekwaam dan de mensch, die in alle streken zijn verblijf kan houden. Dochter-wijl de dieren- en plantenwereld onder den evenaar het hoogste punt der bewerktuigde volmaaktheid bereikt en deze mot don afstand van den evenaar naar de polen langzamerhand afneemt, staat de mensch in de tropische gewesten (in de zuidelijke vastlanden) juist op den laagsten trap en komt eerst in de noordelijk gematigde luchtstreek tot de meest volkomene ontwikkeling. Daarom bieden de 1400 mill, menschen, die zeer ongelijkmatig over het aardrijk verspreid zijn, ofschoon zij ten gevolge hunner gemeen-schappelijke afstamming maar eene enkele soort vormen, zoowel met betrekking tot het lichaam als tot den geest, eene buitengewone verscheidenheid aan.
Met betrekking tot het lichaam, dus anthropologisch, en hoofdzakelijk afgaande op het hoofdhaar 1), onderscheidt men
1) Over de groote verscheidenheid der indeeling van het menschelijk geslacht
DE MENSCIIEUEASSEN. § 9.
drie hoof drass en: een Kaukasisch, een Mongoolse h en een Ethiopiscli of Negerras, en twee overgangsrassen: een Maleiscli of Australisch en een Amerikaansch, die wellicht beide door vermenging van twee of drie hoofdrassen ontstaan zijn.
1. liet JKaukasisclie of Indo-Europeesche ras (500 mill.), dat zijn naam waarschijnlijk ontvangen heeft naar den Caucasus ludicus (Hin-doe-Koe), als de eerste woonplaats van den mensch, onderscheidt zich door blanke huidkleur, de volkomenste harmonie in den lichaamsvorm, vooral door rechte oog- en gelaatslijnen, verschillende kleur van haar. Hiertoe be-hooren de meeste beschaafde volkeren; want het ras is verspreid over geheel Europa, het zuiden en zuidwesten van Azië, het noorden van Afrika, ja zelfs in Amerika heeft het de overhand en in het zuiden van Australië is het in de koloniën sterk vertegenwoordigd.
2. Het Mongoolsche ras (500? mill.) heeft sterk ontwikkelde, uitstekende wangbeenderen, en daarom kleine, diepliggende, weinig open oogen; de huid is ol y fkleurig tot donkerbruin toe, het haar dik, stijf en lang; de baard is nietig of ontbreekt geheel. Het woont vooral in 't noorden en oosten van Azië. In Europa worden er toe gerekend: de Finnen, Magyaren (Hongarije), en de Osmanen (Turken), § 47.
3. Het Ethiopische ras verschilt van de overige door een platgedrukt, langer en smaller gezicht met een breeden platten neus en dikke, eenigszins gekrulde lippen, bijna zwarte huidkleur met walgelijke uitwaseming, kort, wollig, gekroesd, zwart haar. De Negers bewonen Afrika van den zuidelijken rand der Sahara af tot aan de Hottentotten of Bosjesmannen, van den Atlantischen tot den Indischen oceaan en zijn door gewelddadige overplanting, den slavenhandel, ook in Amerika verspreid.
40
4. Het Amerikaansche ras houdt het midden tusschen het Kaukasische en Mongoolsche ras, maar heeft de meeste overeenkomst met het laatste, vooral in de koperkleurige huid, het zwarte, stijve haar, de sterk vooruitkomende wangbeenderen, gedeeltelijk ook in het schuine der ooglijnen. Het bepaalt zich tot Amerika, is daarom het minst talrijk van alle (13 mill.) en gaat langzamerhand in getalsterkte achteruit. De
naar rassen, zie E. Behm, Geogr. Jahrbuch, I. bl. 428 en 467. Over de nieuwste indeeling naar do gesteldheid en den groei van het haar, zie Piitz, Vergel. Aarden Volkenk. — Volgens O. Peschel, Volkenkunde (2de dr. 1875), is de huidkleur een ondergeschikt merkteekeu voor de rassen; ook de schedelvorm geeft geen scherpe grens; alleen het haar en minder nog de kleur dan de stand van het hoofdhaar, is een blijvend en veilig teeken. Hij onderscheidt 7 rassen: a. Kaukasiërs, i. Negers, c. Bosjesmannen en Hottentotten, d. Dravida, niet-Arische bevolking van Voor-Indie, e. Mongolen met Maleiers, Polynesiërs en Amerikanen, f. Papoea's, g. Nieuw-Hollanders.
DE MENSCHËNRASSEN. § 9.
Patagoniërs en de Botokuden, beiden in Znid-Amerika, zijn de belangrijkste daarvan.
5. Het Maleische ras heeft van alle drie de hoofdrassen eenige kenmerken in zich opgenomen; de Kaukasische schedel- en oogvorming, het stijve, grove, zwarte haar der Mongolen, het platte gelaat der Negers. De Maleiers hebben eene bruine huidkleur en zijn in het oogloopend klein; zij wonen op de wijd verstrooide eilanden wereld van Madagaskar tot aan het oostelijke eiland van Polynesië (Paasoheiland of Waiha), dus van den 61sten tot den 268sten lengtegraad, en zijn hoofdzakelijk wegens deze geogra-phische ligging en hunne eigenaardige taal als een bijzonder ras beschouwd geworden, want met betrekking tot het lichaam en den geest, en derhalve ook in den staat van hunne beschaving, leveren zij groote verscheidenheid op. Daarom loopen dan ook de oordeelvellingen over karakter en zeden dikwerf zoo sterk uit elkander. Scheepvaart en zeerooverij zijn hun liefste bezigheid.
Waar de hoofdrassen met elkander of met overgangsrassen in aanraking komen, vooral in Amerika, zijn kleurlingen ontstaan, welker getal gedurig ten koste der hoofdrassen toeneemt. Zoo ontstaan uit de vermenging van het Europeesche en het Amerikaansche de Mestizen (d. i. kleurlingen) in Mexico, Guatemala en Peru; uit het Europeesche met het Ethiopische de Mulatten in de zuidelijke deelen der Vereenigde Staten en van West-Indië; de in Amerika geboren menschen van vreemde rassen (Europeanen, Afrikanen) heeten daar Ivreolen. Het menigvuldigst is de vermenging der drie hoofdrassen in Brazilië, omdat hier naast de geïmmigreerde Europeanen ook de ingevoerde negers talrijk zijn. Over het geheel draagt de landverhuizing veel bij tot het langzamerhand ineensmelten der rassen.
VERDEELING VAN HET MENSCHELIJK GESLACHT NAAR TAALSTAMMEN.
Van veel meer belang dan de verscheidenheid naar het lichaam onder de bewoners der aarde is die naar den geest. Deze openbaart zich in linnne talen, godsdiensten, b e dr ij ve n, v o e-dingswijzen en staatsinrichtingen.
Onder alle grooto taalstammen op aarde zijn er vooral twee, die zoozeer de overhand hebben, dat deze beide samen door meer dan twee derden der menschen gesproken worden.
1. Do O o s t-A z i a t i s c b e, of de eenlettergrepige, die allo
41
DE TAALSTAMMEN. § 10.
buigingsuitgangen mist; het is de taalstam van het Mongoolsclie ras (van meer dan 300 mill.) in China, Japan en het grootste gedeelte van Achter-Indië.
2. De In do-Europees che, die even rijk is in samenstelling als in buiging, of de taalstam van het Kaukasische ras (van bijna 500 mill.). Hij omvat in de Oude wereld alle volken, die in de Europeesche beschaving deelen, van den mond van dtn Ganges tot aan de kusten van den Atlantischen oceaan, en in Amerika de beschaafde volksstammen — dus meer dan een derde van het menschdom.
Do tweede hoofdtaalstam heeft twee groote takken : den I n d o-Germaanschen en den Egyptisch-Semitischen. De eerste heeft de grootste uitbreiding verkregen en maakt voortdurend snelle veroveringen.
De Indo-Germaansche taalstam heeft zich in verscheidene familiën of grondtalen verdeeld; maar zoo, dat zich eerst eenige volken of talen afzonderden, die zich later weder eens of tweemaal splitsten. Zoo scheidden zich van den Indo-Germaanschen stam reeds vroeg de Ariërs, die zich later splitsten in Indiërs (Sanskriet-volk) en Iraniërs (Perzen). Nog gingen twee volksstammen naar het westen: de een vormde den ïsoord-Europeeschen taalstam, die door de groote volkenpoort tusschen den Oeral en de Kaspische zee Europa binnendrong en zich weder in Celten, Germanen en Slaven verdeelde; de andere of de Zuid-Europeesche stam kwam door Klein-Azië, vestigde zich op de kusten van de Middellandsche zee en schijnt een tydlang een enkel volk (de Pelasgen?) te hehben uitgemaakt, dat zich in het vervolg in Grieken en Italianen (Latijnen) splitste.
Tot den Egyptisch-Semitischen taalstam, die zich tot hijna in het midden van den eersten heeft ingedrongen of liever staande gehouden, be-hooren:
a. Het Egyptisch, nog in de hieroglyphen bewaard gebleven;
h. Het Hebreeuwsch, met eene zeer oude letterkunde, die hoogst merkwaardig is voor de geschiedenis der menschheid, en als volkstaal omstreeks 400 v. Chr. ophield.
c. Het Arabisch, de meest verbreide onder de Semitische talen.
Behalve die beide hoofdtaalstammen onderscheidt men gewoonlijk nog vijf andere stammen:
1. Don Afrikaanschen in Middel- en Zuid-Afrika.
42
VERDEELING NAAR DE GODSDIENSTEN. § 11.
2. Den Tataarsclien 1) in Middel- en Noord-Azië en in Turkije.
3. Den Male is oh en, behoorende bij het ras van denzelfden naam.
4. Den Amerikaanschen, verspreid over geheel Amerika.
5. Den Oeralisclien of Oegrischen in het noordelijkste deel van Europa (Finnen) en Azië, alsmede in Hongarjje (Magyaren).
In het algemeen verspreiden zich de talen der beschaafde volkeren steeds meer ten koste der veel talrijker talen der onbeschaafde volkeren, zooals b. v. de 400 (?) verschillende inheemsche talen (of tongvallen ?) der Amerikanen, die gedeeltelijk geweken zijn voor drie Europeesche: Engelschi Spaansch en Portugeesch, zoodat in eeue niet al te verre toekomst de talen van weinige beschaafdere volken alleen heerschend zullen worden over de aarde.
VEEDEELING VAX HET MEKSCHELIJK GESLACHT NAAR DE GODSDIENSTENquot;.
Men onderscheidt natuurgodsdiensten en geopenbaarde of ook polytheïstische en monotheïstische godsdiensten; het Jodendom, het Christendom en het Mohammedanisme of den Islam. Alle drie zijn voortgekomen uit de Semitische volkeren. Slechts de kleinste helft van het men-schelijke geslacht behoort tot eene der monotheïstische godsdiensten; tot het Christendom 400 mill., tot het Mohammedanisme ongeveer 200 mill.; het aantal Joden bepaalt zich tot 7 mill.
43
1. Onder de polytheïstische, eigenlijk pantheïstische godsdiensten, hoofdzakelijk in Zuid-en Oost-Azië, zijn het Brahma i s m e en vooral het hieruit (in de 6de eeuw v. Chr.) gesproten
1) Ten onrechte wordt dikwerf „Tataarsehquot; en „Mongoolschquot; voor ideutiek gehouden; het eerste heeft betrekking op de taal, het tweede op het ras, en de naam „Tataarquot; kan volstrekt niet toegepast worden op alle volken die tot het Mongoolsehe ras behooren. De verkeerde schrijfwijze Tartaren is haren oorsprong verschuldigd aan eene woordspeling vau Lodewijk den Heilige, die zeide, dat zij met recht Tartaren konden heeten, want zij gelekeu op de booze geesten nit den Tartarus.
44 VEKDEELING NAAK DE GODSDIENSTEN. § 11.
Boedhaïsme de meest verbreide, de eerste in Voor-Indië, de laatste in Achter-Indië en den Maleischen archipel, alsmede in China en Japan, in welke beide rijken de aldaar vroeger heer-scbende eerediensten er door zijn verdrongen geworden. De Mon-goolsclie volkeren, die het Boedhaïsme niet omhelsd hebben» vooral die in het noorden van Azië, belijden het Schamanen-dom, waarvan het geloof aan tooverij en bezweringen de grondslag is, en dat zich in het Fetischisme, de heerschende godsdienst-vorm bij het Ethiopische ras, het volkomenst ontwikkeld heeft.
Het Fetischisme ontleent zijn naam aan het Portugeesche woord fedsso, d. i. tooverstok. Het is de laagste trap van het heidendom, vereert zoowel nuttige als schadelijke dieren, planten, boomen en bosschen en zelfs levenlooze voorwerpen, als': steenen, enz. Het Schamanadom (van het Indisch: CJramana, d. i. kluizenaar, boetende) berust op het geloof, dat de mensch zich met onzichtbare machten in verkeering kan brengen en haar tot gehoorzaamheid dwingen. Het houdt bezweringen voor krachtige toovermiddelen, die voor onheil kunnen beschermen en waaraan zelfs de elementen moeten gehoorzamen. Daarom zijn er aangestelde regenmakers, geestenbezweerders, enz. Hoogere trappen van het heidendom zijn: de sterren- en vuurdienst (in Perzic, Voor-Indië) en de mensch- of hel denvereering (Brahma, Boedba, Confucius en andere stichters van eerediensten). De dualistische godsdienst van Zoroaster maakt als het ware den overgang van het veelgodendom tot het ééngodendom, dewijl hij oorspronkelijk slechts éénen wereldsohepper aannam, en eerst in den loop der tijden uit de voorstelling van de dubbele natuur van den eenen God het leerstuk van diens dubbele natuur (Ormuz, de goede; Ahriman, de booze) opkwam.
2. De Joden, de belijders van den oudsten geopenbaarden godsdienst, leven onder de christelijke en mohammedaansche volken over de geheele aarde verstrooid; de meesten (4 /2 mill.) wonen in Europa, vooral in Eusland (Polen) en Oostenrijk.
3. Het Christendom, waarin de belichaming der natuurkrachten als godheid overwonnen werd door de stelling dat God een geest is, is in Europa de bijna uitsluitend heerschende godsdienst en werd met de Europeesche beschaving ook naar andere werelddeelen overgebracht, eerst door katholieke, later ook door protestantsche zendelingen. De christenheid bestaat uit drie hoofdkerken, die elk verschillende vertakkingen hebben.
a. De Oostersche of Grieksche kerk (86 mill.), sedert
VERDEELING NAAK DE GODSDIENSTEN. § 11.
het jaar 1054 van de Westersche gescheiden, heeft zich in 't oosten en zuidoosten van Europa en in het zuidwesten van Azië uitgebreid.
h. De Westersche of Ro om sch-K a th oli eke (200 mill.), die naast de H. Schrift nog eene overlevering (traditie) als bron des geloofs erkent, waartoe Zuid-Europa, Ierland, het eertijds Spaansche en Portugeesche Amerika bijna uitsluitend, de westelijke, zuidelijke en oostelijke deelen van Middel-Europa voor het grootste gedeelte behooren. Haar geestelijk opperhoofd is de paus te Rome.
c. De Protestantsche (114 mill.), die de H. Schrift als de eenige bron van kennis laat gelden, in Noord-Europa, met inbegrip van noord- en noordoostelijk Duitschland, Groot-Brit-tanje en zijne koloniën, Zwitserland, de Nederlanden en de Ver-eenigde Staten van Noord-Amerika. Zij is weder onderscheiden in Luthersche, Hervormde (Zwinglianen en Calvinisten), Bisschoppelijke (Episcopaalsche) en Presbyteriaansche. In verscheidene staten van Duitschland vormen de belijders der Luthersche en Hervormde tezamen eene »Vereenigdequot; kerk.
a. Vertakkingen der Oostcrsche kerk zijn de Nestorianen in zuidwestelijk Azië, en de monophysitisehe kerken, zooals de Kopti-sdie in Oost-Afrika, de Armenische en die der Jakobieten in West-Azië.
b. Bij de Katholieke kerk hehben zich de Vereenigde Grieken, een gedeelte der Armeniërs en de eertijds monotheletische Maronieten van den Libanon weder aangesloten, die den paus als kerkelijk opperhoofd erkennen. De Grieken en Armeniërs vindt men verspreid in Hongarije, Galicië, Polen en Litthauen.
c. Van de Protestantsche kerken heeft de Luthersche slechts eene sekte, de Hernhutters of Broedergemeente, in 1727 op de goederen van den graaf van Zinzendorf in Lausitz ontstaan en nu in de protestantsche streken van Europa en Noord-Amerika verspreid. De Hervormde heeft er meer: de Wederdoopers (Anabaptisten), en de Mennonieten, die over Duitschland, Engeland, Nederland verspreid zijn, alsmede de verschillende Baptisten-sekten in Amerika. Van de presbyteriaansche kerk heeft zich het aan de Mennonieten verwante gezelschap der vrienden of de Kwakers afgescheiden, dat zich van Engeland naar de Vereenigde Staten heeft verspreid; de Methodisten in Groot-Brittanje, Noord-Amerika en de Engelsche koloniën. Van de bisschoppelijke kerk in Engeland zijn de Irvingianen (in Engeland en Pruisen) en de Mormonen (in Noord-Amerika) uitgegaan.
45
46 VEKDEELISG NAAK DEN GRAAD VAN BESCHAVING. § 12.
4. Het Mohammedanisme of de Islam, een mengsel van lieidensclie, joodsche en cliristelijke godsdienststellingen, welks belijders Muzelmannen lieeten en gesclieiden zijn in twee hoofdsekten: de S n n n i t e u, die naast den koran eene mondelinge overlevering, de Sunna, erkennen, en de Schiïten, die zich enkel aan den koran houden, alsmede in nog eene menigte (ongeveer 70) kleinere sekten, zooals de Wechabiten inArabië, deDru-sen in Syrië. Het heeft zich van Arabië, zijn wieg, gedeeltelijk met geweld zoowel naar het westen over Noord-Afrika en het Griek-sche schiereiland, als naar het oosten over Perzië (Schiïten) en Indië tot aan de Philippijnen verspreid, maar is, Arabië uitgezonderd, in geen land de alleen heerschende godsdienst gebleven. In Abessinië verdringt de Islam langzamerhand het christendom, omdat de aanneming daarvan door de Negers geen verandering eischt in de gewoonten van hun leven.
VERDEELING DEK VOLKEKEN NAAR DEN GRAAD VAN BESCHAVING.
De verschillende levenswijze en de meerdere of mindere graad van beschaving der afzonderlijke volkeren berust grootendeels op het gebruik der natuurvoortbrengselen tot bevrediging der lichamelijke behoeften. Het wezenlijk onderscheid in dit opzicht bestaat in den eigendom. De volkeren zonder eigendom, bijna alleen nog in het hooge noorden aanwezig, leven van de jacht en de visscherij; zij zijn genoodzaakt, zich steeds op nieuw de middelen tot die bevrediging te verschaffen, terwijl de volkeren met eigendom enkel de vruchten, de opbrengst van hunne bezitting genieten, maar hot kapitaal ongeschonden behouden. De laatsten zijn, naarmate hun eigendom of in tamme dieren, wier melk en vleesch zij gebruiken, of in den door arbeid veredelden grond bestaat, ten deele herdersvolken of nomaden, ten deele volken met vaste woonplaatsen. De eersten komen in zoo verre dichter bij de volken zonder eigendom, daar ook zij geen vaste woonplaats hebben. Do woestijnbewoners zijn meestal roo-versvolken : de Toeareg in de Sahara, de Bedoeïnen in Arabië, de
VEKDEELING NAAR DEN GUAAD VAN BESCHAVING. § 12. 47
Turkmanen in de Toeransche zandzee, de drie horden der Kirgi-zen in de Kirgizensteppe. De gezeten volkeren verbinden met den landbouw, als hoofdbron van hun bestaan, tevens do bedrijven dei-natuurvolken : jacht, visscherij, veeteelt, in zoo verre de gesteldheid des lands zulks toelaat. Het duurt niet lang, dat zij zich bepalen tot het bloote verbruik der opbrengst van hun eigendom; spoedig komt er een handwerk bij om de natuurlijke producten in overeenstemming te brengen mot de menigvuldige behoeften ; er ontstaat verdeeling van arbeid, de industrie scheidt zich van do grondstofproductie, en als do hoeveelheid dor opbrengst de eigene behoefte te boven gaat, voert de handel den overvloed van natuur- en kunstproducten naar andore volken en ruilt daarvoor vreemde voortbrengselen in. Voortbrengselen van waarde lokten de handelsvolken van oudsher tot aan de uiterste grenzen der aarde; in de oudheid dreef het tin hen naar Brittanje, het barnsteen naar de kusten der Oostzee, in de middeleeuwen en den nieuwen tijd specerijen enz. naar Indië, zijde en thee naar China, tabak, katoen, edele metalen enz. naar Amerika, goud naar Australië, en dit alles gaf aanleiding tot het stichten van koloniën. Maar den hoogsten trap van beschaving bereikt een volk eerst dan, wanneer naast de bevrediging der lichamelijke behoeften ook geestelijke behoeften ontwaken en het geleerd hoeft, daaraan door wetenschap en kunst te voldoen.
De beschaving verspreidde en ontwikkelde zich voornamelijk in het klimaat der gematigde luchtstreek, waar de mensch door de snelle en veelvuldige afwisseling der natuurtoestanden (temperatuur, jaargetijden) wordt aangespoord tot een voortdurenden, maar vruchtbaren strijd met de natuur, die zich hier hare gaven slechts laat afpersen. Daarentegen geeft de kwistige natuur der tropische wereld in het geheel geen prikkel tot inspanning en laat den mensch in werkeloosheid wegzinken en verslappen; in de koude streek strydt de mensch ook wel met de natuur, doch, zonder gelukkig gevolg, een wanhopigen strijd. Uit dien hoofde zijn de zuidelijke continenten en de gewesten van Middel-Azië , die door hunne aanzienlijke verticale verheffing bijna poolstreekachtig worden, het hoofdtooneel van het nomadenleven, terwijl Europa, Noord- en Middel-Amerika, West-, Zuid- en Oost-Azië bijna uitsluitend door volken met vaste woonplaatsen bezet zijn.
Met den graad van beschaving hangen ook de staatkundige
VERDEELING DER STATEN. § 12.
toestanden der volkeren tezamen. De zwervende volkeren met of zonder eigendom vormen geen staat, maar leven onder de aartsvaderlijke leiding van een oudste of hoofdman. De gezeten volken of die met vaste woonplaatsen daarentegen gevoelen behoefte aan wetten ter bescherming van hun eigendom en aan overheden tot handhaving dier wetten; op die wijze ontstaan naar bepaalde wetten georganiseerde staten. De vorm daarvan is verschillend, naarmate de hoogste macht door een onkel hoofd of door velen wordt uitgeoefend; in het eerste geval is het een monarchale in het tweede een republikeinsche vorm. De monarchieën, ten deele erfelijk, ten deele kiesrijken, zijn óf onbeperkte (absolute), wanneer de wil van den vorst (autocraat) als de eenige bron van wetgeving en als alleen beslissend in eiken tak van bestuur geldt, zonder verantwoordelijkheid tegenover de onder-hoorigen, óf beperkte (constitutioneele), wanneer door eene grondwet (staatsregeling, constitutie, charta), die óf door den vorst aan de natie geschonken, óf tusschen vorst en natie bij overeenkomst gemaakt kan zijn, de wetgeving en het algemeen toezicht van het staatsbestuur tusschen den vorst en de vertegenwoordigers van enkele standen of van het geheele volk (parlement, rijksdag, landdag, stendenvergadering, meestal uit twee kamers of huizen bestaande) verdeeld is. De republieken of gemeenebesten hebben óf eene aristocratische regeling, wanneer de hoogste macht door eenige familiën wordt uitgeoefend, waaruit het bestuur door eigen, of volkskeuze genomen wordt, óf eene democratische, wanneer het volk door zijne vrij gekozen vertegenwoordigers de regeering uitoefent. Ontaardt de democratie in heerschappij van het grauw, dan is het ochlocratie (heerschappij der menigte); de beperking der aristocratie tot eenige voornamen noemt men oligarchie (heerschappij van weinigen).
Wanneer verscheidene staten zich tot een gemeensch appel ij ken staatsvorm vereenigen, dan ontstaat een statenbond, in zoo verre de afzon-derlijke staten zich slechts tot bepaalde doeleinden verbonden hebben, doch in alle andere betrekkingen volkomen onafhankelijk en zelfstandig blijven; daarentegen een bondsstaat (unie), zooals b. v. in Noord-Amerika, wanneer nit de vereeniging van enkele staten zich een eenheidsstaat vormt, die de aangelegenbeden, welke alle gemeen hebben , zooals van oorlog.
48
BE OUDE WERELD.
belasting, handel, leidt en aan de afzonderlijke staten slechts hun bijzonder beheer (budget, enz.) en wetgeving in alle zaken overlaat, die de centraal-regeering niet aan zich heeft getrokken.
HOOFDSTUK II.
DE OUDE WERELD.
De zoogenaamde oude wereld bestaat uit twee vastlanden, die in grootte zeer ongelijk zijn, alleen door een smalle, 15 mijl. breede landengte met elkander verbonden en door eilanden en eilandengroepen omgeven worden: een zuidwestelijk, Afrika en een noordoostelijk, Azië met Europa. Dit laatste continent zijn wij gewoon ons voor te stellen als twee werelddeelen, ofschoon Europa slechts oen vierde van Azië en een derde van Afrika uitmaakt.
Bij de landmassa van de oude wereld of van het oostelijk halfrond is de richting van 't oosten naar 't westen, derhalve de breedte-afmeting, even-zoo overwegend , als bij het groote continent der nieuwe wereld op het westelijk halfrond de lengte-afmeting of de richting van 't noorden naar 't zuiden.
De continentale verbinding van' Azië met Europa is zoo groot, dat het laatste een ver naar het westen uitspringend schiereiland van het noordoostelijk continent schijnt te wezen, waarvan het nauwelijks meer dan één zesde bedraagt. Nochtans bestaat er tussclien beide werelddeelen eene natuurlijke grens, waardoor hunne onderscheiding als zoodanig gerechtvaardigd wordt. Deze berust op de verscheidenheid in de plastische gedaante van den grond, die dikwerf eene grens maakt, welke meer invloed heeft, dan eene door de zee gevormde scheiding. Op de Aziatische zijde namelijk ligt eene groote laagte 30—100 met. onder den spiegel der zee, bedekt met zoutmeren, zand, schelpbanken en andere zecproducten, zonder eenig heuvelland en zonder rijkdom aan bronnen, die geen bebouwing toelaat en daarom van oudsher tot op den huidigen dag alleen nomadenleven had; en op de Europeesche zijde verheft zich de grond ten minste 30 met. boven den spiegel der zee, als heuvelland tot 200 met, is geschikt voor bouw- en weiland en daarom de blijvende woonplaats geworden voor gezeten volkeren.
Maar eene andere verdeeling van het noordoostelijk continent dan iu VEKGEL. AAKDK. 4
49
DE OUDE WERELD.
twee aarddeelen, en die voor de beschaving van veel meer belang is, is eene verdeeling van het geheel in eene noordelijke en eene zuidelijke helft. Deze scheiding, vooral wat klimaat en plantengroei aangaat, wordt bewerkt door de hoogste bergketenen der oude wereld, die in eene bijna onafgebroken rij over het geheele noordoostelijke vastland van den Atlantischen tot aan den Grooten oceaan over eene lengte van meer dan 1500 mijlen loopen, onder de verschillende benamingen van Pyreneën, Alpen, Balkan, Kaukasus , Hindoe-Koe , Himalaja enz. De veel kleinere , zuidelijke helft vormt eene zeestreek van (7) gescheiden schiereilanden; de grootere, noordelijke eene vastlandstreek; van uitgestrekte, samenhangende vlakten. Sedert duizenden van jaren vormde die bergrug den scheidsmuur tusschen de beschaafde en niet beschaafde wereld, en als men het westen (de Pyreneën en de Alpen) uitzondert, vormt hij dien tegenwoordig nog. Het kon niet missen of twee zulke tegenover elkander staande werelden moesten met elkander in vijandelijke aanraking komen. De beschaafde wereld beleefde wel de zwaarste schokken, maar onderging ook eene verjonging van hare verslapte krachten door de invallen der noordsche barbaren.
§ 13.
BETEEKENIS VAX AZIË OP HET WERELDKOND.
Azië, het grootste van allo werelddeolcn en met alle in nauwere verbinding dan een der andere, was reeds door zijne ligging in liet midden van de gezamenlijke deelen der aarde boven alle geschikt om de wieg en bakermat van het menschelijk geslacht te zijn. De vervulling van deze bestemming werd inderdaad gemakkelijk gemaakt door de groote eenheid in klimaat (§ 16), die een gevolg is der grootere uitgestrektheid in de breedte dan in de lengte. Van het centrale midden van Azië verspreidden zich de volken eerst in de naburige landen en vonden daar den toestand der natuur zeer na verwant aan dien hunner geboorteplaats; met de voortgaande beschaving gingen zij allengs van de eenheid tot de verscheidenheid in klimaat van onze planeet over. In een woord, er is geen streek op aarde, waar de verschillende menschenstam-
50
HORIZONTALE VOKM VAN AZlë. § 14. 51
men, talen en godsdiensten zoo dicht aan elkander grenzen als hier in deze gemeenschappelijke wieg van ons geslacht, waarheen ook alle begin in de geschiedenis der Aziatische volkeren ons terugvoert.
-t Terwijl Afrika als een stam zonder takken voorkomt, zijn integendeel Azië en Europa van drie zijden sterk ontwikkeld en ten minste op twee dezer zijden rijk voorzien van (kust-)eilanden. Do diep landwaarts indringende golven van Azië hebben nog eene hoogere beteekenis voor het verkeer gekregen, omdat zij groote, ver uit hot centrale midden komende stroomen opnemen, en als het ware daarvan do voortzetting vormen, waardoor een niet onbelangrijk gedeelte van het binnenland nog vele voordeelen der kustlanden geniet.
j De stam van Azië, die een groot trapezium vormt, bevat ^ van het geheele werelddeel, de leden of takken maar 1/5, ofschoon zij tezamen bijna gelijk staan met den vlakte-inhoud van Europa.
44 De geleding is vooral in het zuiden het sterkst uitgedrukt, en wel evenzeer door drie groote schiereilanden, gelijk bij Europa; Arabic, Voor-Indië en Achter-Indië, als door de rijkste eilandvorming. Nochtans is de wedorkeerige werking van deze grootste eilandengroep (30 000 vk. mijlen) en het vastland niet van veel beteekenis; want door de aanzienlijke grootte der eilanden, de menigte en den aard der voortbrengselen, maar vooral door hare eigendommelijke bevolking, de Maleische, vormt zij als het ware eene wereld op zich zelve. In het oosten is de schiereilandvorming : Korea, Kamschatka, ïschoektschen-V oor land, reeds bijna tienmaal minder dan in 't zuiden, terwijl de uitbreiding in zee door eilanden, de Chineesche, Japansche eilanden, de Koerillen, nog aanzienlijk is. In het westen worden door een enkel groot schiereiland, Klein-Azië, een groot eiland, Cyprus, en talrijke kleinere eilanden de bruggen gevormd voor de beschaving naar Europa. In het noorden heeft het diepe insnijdingen der zee in het land en verwijde riviermondingen; maar geen enkele dezer insnijdingen dringt door tot de gematigde luchtstreek, gelijk de Hudsons-baai in Amerika, en daarom zijn ze ook niet geschikt voor nederzettingen. De Siberische eilanden (zie bi.
4~
52 DE LOODRECHTE OF VERTICALE VORM VAN AZlë. § 15.
24) zijn van geen belang voor het tegenoverliggend vastland. Zoo is er dan een groot verschil tusschen de kusten van Azië onderling.
Terwijl aan den omtrek zich zeer verschillende beschaafde volkeren ontwikkeld hebben, is Middel-Azië den trap van bet nomadenleven der Mongolen, Kirgizen, Boekbaren, Kalmukken enz. niet te boven gekomen.
§ 15.
DE LOODRECHTE OF VERTICALE VORM VAN AZIË EN DE WATERSTELSELS.
In Azië heeft men de grootste tegenstellingen in den plas t i-schen bouw: de bodem daalt tot de grootste, tot dusverre bekende continentale laagten: de Oeraliscb-Kaspische inzinking , bi. 49, de Doode zee , § 26 , en rijst niet alleen tot de aanzienlijkste hoogte in de toppen van den Himalaja, maar ook tot de meest uitkomende landverheffing op aarde, verschilt echter geheel van de opheffing in Amerika, die haar wel zeer nabij komt, doch niet optreedt als een uitgestrekte plateauvorm, maar als het grootste stelsel van ketengebergten.
Het hoogland van Azië bestaat uit twee terrassen: het hoogland van Achter-Azië en bet hoogland van Voor-Azië , die zeer in uitgestrektheid en hoogte verschillen, en twee afgezonderde plateaux of tafellanden: Arabië en Dekan. Beide hooglanden zijn gedeeltelijk omgeven door reusachtige randgebergten, gedeeltelijk door omwallingen, die weder door diepere inzinkingen, soms door meerbekkens, van het plateau zijn gescheiden, en gedeeltelijk door afzon der lij ke berggroepen, aan wier overzijde men geen smalle kustzoomen vindt, zooals bij Afrika, maar wel uitgestrekte laaglanden, waartoe de overgang wordt gevormd door rijk gelede, trapsgewijs gelegen landen met wijd vertakte waterstelsels. Op het tafelland verheft zich soms ook nog een gebergte, dat alsdan plateau-gebergte heet. Zoo treft men in Azië, zooals nergens anders op de wereld, eene vereenig in g van allo v er ticale ho ofd vormen aan : hoogland (centraal-
DE LOODKECHTE OF VERTICALE VOKM VAN AZlë. § 15. 53
en afgezonderd) en laagland, tafel-, alpen- en terrasland, randgebergte en plateau-gebergte.
1. De beide centrale hooglanden, die zich in eene samen-liangende massa over het geheele vastland van de kusten der Egeïscho en Zwarte zee tot aan die van den Oceaan uitstrekten en naar het oosten steeds in breedte toenemen, zijn verbonden door den berg-isthmus van den Hin d o e-K o e of Hindoe-Koesch, tusschen het Indische en Toeransche laagland. Zoo ten opzichte der horizontale uitbreiding als der loodrechte opheffing zijn zij zeer van elkander verschillend.
a. Het grootcre en hoogere, oostelijke terras, of het hoogland van Ach te r-A z i ë, heeft eene gemiddelde volstrekte hoogte van 2500 — 3000 met. Deze uitgestrekte opheffing der aardkorst vormt een onregelmatigen vierhoek, welks westzijde slechts 100 mijl. lang is, terwijl de overige zijden minstens viermaal die lengte hebben (400 — 480 mijl.). Op die kortere westelijke zijde van het hoogland komen de hoogste bergketenen der aarde, met top-pen van 7000 — 9000 met. hoog, tezamen: de Himalaja, de Mustagh, meer bekend naar den voornaamsten pas onder den naam Karakorum, de smalle keten van den Kwenloen (beter dan Kunlun) en de Tian-Schan of Hemelsgebergte, die gelijk de Himalaja uit een reeks van parallel-ketenen bestaat, meestal in de richting van het oosten naar het westen loopende. Deze vier bergstelsels vereenigen zich in 't westen tot een knoop in liet groote, 4000—5000 met. hooge plateau Pamir, dat men het »dak der wereldquot; genoemd heeft. Het wordt gesneden door zes parallel-ketenen, die van het oosten naar het westen loopen, en bevat talrijke bergmeren. In het oosten verliest zich de Tian-' quot; ^ ' Schan in het centraal-Aziatische ■ hoogland van Mongolië; de ïèa-orAtm verdwijnt naar het oosten in de woestijn Gobi. Het geheele land tusschen den Kwenlun en den Himalaja, die hier ver uit elkander liggen en het hoogplateau van Tibet insluiten,
is een der grootste bodemopheffingen der aarde. Aan gene zijde der doorbreking van den Brahmapoetra gaat het over in de aan vormen bijzonder rijke bergwereld van zuidoostelijk Azië , het merkwaardigste bronnenland der aarde , waar op een beperkte ruimte een tal van Chineesclie en Achter-Indische rivieren ont-
54 BE LOODRECHTE Oï VERTICALE VORM VAN AZlë. § 15.
springen, die weldra als straten uit elkander gaan en zich gedeeltelijk tot de grootste stroomen ontwikkelen 1).
De Middel-Aziatisclie hoogvlakten liggen in de richting van het noorden naar het zuiden, gelijk drie verdiepingen boveu elkander; de onderste is de Dsj oengarische hoogvlakte, tusschen den Altai en den Tian-Schan, de middelste, Oost-Turkestan, tusschen den Tian-Schan enden Kwenlun en de bovenste, Tibet, tusschen den Kwenlun en den Himalaja.
Aan den noordelijken voet van den Kwenlun ligt het groote woestijnplateau Gobi of Schamo der Chineezen, eene verbazende groote bak-vormige, met roodachtig zand bedekte laagte, die zich van het oosten naar het westen uitstrekt door het Aziatische hoogland, een meestal golvenden bodem heeft met veel droge bedden van waterloopen, welke alleen bij sterken regen voor eenige uren water hebben. Het gebrek aan water en aan plantengroei bij een zeer sterk uitgedrukt vastland-klimaat maakt de oostelijke Gobi, die geen oasen heeft zooals de westelijke, ongeschikt voor elke nederzetting; ja, het is zelfs alleen met behulp van den tweebultigen kameel, die aanhoudende marschen van 10—14 dagen zonder spijs of drank kan volhouden, mogelijk om er door te trekken. — Gelijk in het algemeen de woestijnen tot dusverre de grootste hinderpalen waren voor de uitbreiding der beschaving, zoo is het hoofdzakelijk aan de Gobi te wijten, dat er eerst laat tusschen China en het westen eenig verkeer is ontstaan, en dat zoo dikwerf de aangeknoopte draden braken, dewijl bij de bezwaren van het verkeer door de woestijn ook nog het gevaar voor roovers kwam.
De randgebergten van het hoogland in Achter-Azië zijn de Altai in 't noorden en de Himalaja in 't zuiden.
aa. Het Altai stelsel is alleen in zijn grooter middeldeel randgebergte, terwijl daarentegen de westelijke en oostelijke vleugel, het Dsj oengarische bergland en het Da-oeri-sche Alpenland, meer afzonderlijke omwallingen zijn, daar zij door diepe dalen van het hoogland gescheiden worden: in 't westen door dat van den Irtisch, in 't oosten door dat van den Amoer.
bb. De Himalaja {hirna = sneeuw, alaja = oord), het hoogste gebergte-stelsel der aarde, begrenst de grootste massaopheffing der aardkorst in het zuiden en scheidt als het grootste randgebergte met de laagste dalvortningen het woeste hoogland van het vruchtbare laagland. In zijne hoofdrichting van het
1) Sedert lang is het gebleken, dat de raeening van A. v. Humboldt, die ook K. Ritter toegedaan was, als zou de Himalaja door zuidelijk China loopen tot aan Formosa, op een dwaling berustte.
DE HIMALAJA. § 19.
■\vesten naar het oosten neemt hij met zijne oostelijke voorborgen zoodanig in breedte toe, dat deze van 5 (aan den Boven-Indus) tot 15 breedtegraden (van den Bovcn-Hoangho tot aan de golf van Tonkin) aangroeit.
Onder de (216) tot dusver gemeten toppen van den Himilaja zyn er 17 van meer dan 7500 met. hoog; 40, die nog boven den Aconcagua in Amerika ■uitsteken. De hoogste onder alle toppen van Hoog-Azie, en in 't algemeen de hoogste der thans bekende toppen der aarde is de Graurisan-kar, dien de Engelschen Mount Everest noemen: 8839 met., bijna dubbel zoo hoog als de Hontblanc; op dezen en den Dapsang (8619 met.) in de Karakorum-keten volgen eerst deKindschindjoenga (8582 met.), de Sihsur en de Dhawalagiri. De sneeuwgrens ligt aan de zuidelijke helling lager (4000 met.) dan aan de noordelijke (5000 met.}, omdat op de zuidzijde, die naar de zee gekeerd is, de neerslag (regen en sneeuw) veel sterker is dan op de noordzijde, terwijl bovendien op de noordzijde de nabijheid van het plateau van Tibet, dat naar alle kanten afgesloten is, zijn verwarmenden invloed doet gevoelen.
Evenals de Europeesche Alpen, kan ook deze Aziatische Alpenwereld in , drie hoofdgroepen afgedeeld worden: eene westelijke groep, van de . dwarse doorbreking van den Indus en Ganges, eene middelste of Cen-tr aal-groep, tot aan de rivier Tista, in.'het land der Sikkim, en eene oostelijke groep, tot aan den Brahmapoetra. Evenals het Europeesche Alpenland verheft zich ook de Himiilaja het hoogst in zijn middelste groep; daarentegen is in de Europeesche Alpen de oostelijke groep lager dan de westelijke, terwijl omgekeerd in den Himalaja de hoogste toppen van de / oostgroep die van de westgroep ver overtreffen. De hoofdrichting van beide bergketenen gaat in een halven cirkel van 't westen naar 't oosten, maar met dat onderscheid, dat bij de Europeesche de boog naar het zuiden, ' hij de Aziatiscüe naar het noorden open is. Vóór beide ketenen ligt aan de noordzijde een uitgestrekt gebied van bergen, bergvlakten en dalen , terwijl de belling in de warmere streken van het zuiden veel sneller en steiler is; doch in den Himalaja bestaat zij uit eene reeks van (meestal cv1 vier) terraslandschappen. De passen, die over den kam voeren, zijn in Europa talrijk en gedeeltelijk zelfs voor rijtuigen geschikt, in den Himalaja zeldzaam en wegens hare hoogte (5000—6000 met.) hoogst moeielijk. Het Alpengebergte in' Europa is niet alleen een randgebergte van een tafel-land, maar het heeft twee h oofd-hellingen en dus twee cultuurzijden, daar het den waterschat even zoo goed naar 't zuiden als naar 't noorden, en zelfs het sterkst naar het noorden zendt; terwijl het groot getal van sterke stroomen, die hun ontstaan en voeding aan de verbazende sneeuwmassa's en talrijke gletschers van den Himalaja te danken hebben, slechts ééne richting volgt, en wel zoo bepaald, dat zelfs zij, die op de noordzijde ontsprin-
55
5(5 AFZOSDERL. HOOGL. EX IEREASLAKDEN VAN AZlë. § 15.
gen, zooals de Indus en de Bralimapoetra, door het geLergte breken om hunne gaven aan het warme zuiden te schenken — een toestand, dien in het Europeesche Alpenland de Khone en, op een eenigszins verschillende wijze, de Donau vertoonen. Meer dan de Aziatische Alpenwereld schijnt de Europeesche in groote verscheidenheid, en wel op beide zijden van de hoofdketen, het sieraad te hebben ontvangen van heerlijk begrensde Al-penmeren ter zuivering van de woeste bergwateren. De Himalaja is niet enkel door zijne hoogte, maar ook door zijne woestenijen en verschrik-kelijke wildernissen veel ontoegankelijker dan de Alpen.
b. Westelijk van bet knooppunt van den Himalaja en den Kwen-lun maakt het stelsel van don Hindoe-Koe {Caucasus Indicus of Paro-pamisus der Ouden) do brug tusssclien het hoogland van Achter- en van Voor-Azië, als liet ware een berg-isthmus tussehen het laagland vanlndië envan Toeran, die daardoor 60 mijlen van elkander verwijderd blijven. Eeuwen lang bad hierover langs grooto handelswegen het verkeer plaats tussehen Indiü en de landen van den Euphraat. Het Voor-Aziatische hoogland, met eene gemiddelde hoogte van slechts 1300 met., vertoont tweemaal, doch op kleinere schaal, / den verticalen vorm van Centraal-Azië door het plateau van ^ Iran en de kleinere en lagere hoogvlakte van Klein-Azië (de Anatolische zoutsteppe), die beide weder door een brug verbon-j den zijn, het Armenische hoogland, dat als liet ware het Pamir-plateau verkleind voorstelt. Een noordelijke vertakking er lr van is de Kaukasus, eene zuidelijke het Syrische hoogland. Dit Voor-Aziatische hoogland heeft door het veelzijdige indringen der zee een sterkere horizontale geleding dan het massavormige Achter-Aziatische (§ 27).
2. Do beide afzonderlijke hooglanden vormen twee groote schiereilanden; Dekan en Arabië.
3. De overgang van de beide centrale hooglanden naar de verschillende laaglanden wordt gevormd door terraslanden met groote stroomstelsels (zie bl. 50), die zich als stralen naar allo richtingen uitspreiden en oen gebied besproeien, dat zoo groot is als het halve vastland (buiten de leden).
Eeue zoo rijke besproeiing, die zich naar alle zijden verspreidt, heeft Azië te danken: 1. aan de centrale ligging van het hoogland, vooral van het oostelijke; 2. aan de groote uitbreiding daarvan overliet wereld-
DE GllOOTE STROOMSTELSELS VAN AZIë. § 15. 57
deel; 3. aan de buitengewone hoogte der randgebergten, die ook in de warmere streken nog tot in de gewesten van de eeuwige sneeuw reiken, en 4. aan de omgeving van het hoogland met uitgestrekte laaglanden, waardoor de stroomstelsels eens aanmerkelijke ontwikkeling kunnen verkrijgen, zoodat zij groote wegen voor het verkeer te land en ter zee worden. De stroomen van Amerika, ofschoon zg nog grooter gebied hebben dan die van Azië, volgen met weinige uitzonderingen maar ééne richting; alleen Middel-Europa heeft wegens de centrale ligging van het Alpensysteem gelijksoortige verhoudingen in de verdeeling des waters, maar natuurlijk op veel kleiner schaal. — Doch een verschijnsel, bijzonder eigen aan de Aziatische waterstelsels, zijn de dubbel- of tweelingstroomen, die van dezelfde hoogte uit naburige brongebieden komen, eerst in tegenovergestelde richtingen van elkander afgaan, maar dan eensklaps naar elkander toevloeien om weder óf als parallelstroomen^gelijk Gihon en Sir, de beide Chineesche, en tot op zekeriTioogte ook Ob en Jenisseï, óf, na de vorming van een groot Mesopotamie, ten laatste vereenigd, gelijk de Ganges en de Brahmapoetra, de Euphraat en Tigris, Üb en Irtisch, in zee uit te loopen. De terraslanden met zulke dubbele rivierbeddingen en de daaruit volgende verdubbeling van alle natuurvormen zijn, behalve die in 't niet ontwikkelde noorden, de zetels geworden van de oudste statenvorming en van de vroegste beschaving.
Van de groote stroomstelsels volgen
a. vier de noordelijkeennoordoostelijke richting : ,0 b (O b i) met den Irtisch, J e n i s e ï met de Selenga, die door het meer Baikal loopt en het als Angara verlaat, Lena en A m o e r, welke laatste ontstaat uit twee riviergroepen : eene noordelijke en eene zuidelijke. Al deze rivieren, zelfs de zijrivier Irtisch, hebben een stroomontwikkeling van meer dan 500 mijlen 1). Haar bovenloop behoort tot het hoogland, de middelloop gaat door eeuwen heugende bosschen, de benedenloop is gedurende een groot gedeelte van het jaar met ijs bedekt, zoodat zij niet geschikt zijn om het handelsverkeer te bevorderen.
h. twee de oostelijke richting: Hoaugho of Gele rivier (540 mijlen) en Jantse-Kiang of Blauwe rivier (740 mijlen).
1) Hoezeer de opgaven der stroomlengten verschillen, moge blij keu uit Behm's Geogr. Jahrb. I. Band. — Vergel. G. Sonklar, die in zijne Algem. Orographic de lengte van Jen Jenisei als 748 mijlen opgeeft.
58 DE GROOTE STROOMSTELSELS VAN AZlë. § 15.
Dg eerste werd om zijn wilden loop en de herhaaldelijk veranderende bedding (omstreeks 500 n. Chr.) door indijking tot een zuidelijken loop en tot uitwatering in de Gele zee gedwongen; maar door verwaarloozing van het dijkstelsel volgde in 1851 en 1853 een doorbraak van den stroom, die om zijne wildheid dooide scheepvaart vermeden werd; hij zocht zijne oude bedding en daarmede ook zijne oude monding in de golf van Petschili weder op. De Jantse-Kiang, »de gordel van Chinaquot; genoemd, omdat hij alle middelprovinciën met elkander verbindt en als het ware omsluit, loopt in de Gele zee uit. Beide hoofdstroomen van China staan door het Keizer ska naai met elkander in verbinding.
Meer nog dan de stroomen dienen in China, in plaats der aldaar zeldzame kunstwegen, de talrijke kanalen tot vervoer van personen en goederen; vooral is het grootste onder hen:
Het Keizerskan aal, dat vroeger de 250 mijlen lange lijn van gemeenschap was tusschen het noorden en het zuiden des rijks, en den benedenloop van alle aanzienlijke, naar het oosten loopende stroomen van China tot een grootseh rivier- en kanaalstelsel verhond, dat alleen kan vergeleken worden met het Noord-Amerikaansche stelsel, gevormd door den St. Laurens en den Misssissippi; doch sedert de Gele rivier haren loop veranderd heeft, is het volkomen in verval geraakt. Dewijl het op aangeslibden grond door het aanleggen van dijken (niet door uitgraving) in verscheidene eeuwen (sedert de 7de) is gevormd, heeft het meer het aanzien van eene reusachtige waterleiding dan van een kanaal.
c. De zuidelijke en zuidoostelijke richting volgen: aa. de door ketengebergten van elkander gescheiden en dus evenwijdig loopende Achter-Indische rivieren: Mekong (Kambodja)» Menam, Saloeën, Irawadi; bh. de Voor-Indische: de Brahmapoetra , de Ganges (420 mijl.) en de Indus (490 mijl.), alle drie met dicht bij elkander gelegen brongebied; cc. de tweelingstroomen Tigris en Euphraat, die een diepliggend Mesopotamia vormen en zich bij de monding tot één stroom vereenigen onder den naam van Schat el Arab.
De Voor-Indische stroomen hebben de eigenaardigheid, dat zij niet dadelijk den weg inslaan naar de vlakte, maar lang in de lengtedalen tusschen de bergketenen en met deze evenwijdig stroomen, tot zij eindelijk door een kloof in de zuidelijke bergketen de vlakten intreden. Zoo loopt de Indus achter 5 ketenen van den Himiilaja naar 't noordwesten, alvorens
HET LAAGLAND VAN AZIÖ. § 15.
hij zijn keerpunt bereikt en alle 5 ketens doorbreekt, om zuidwaarts in de Indische vlakte uit te komen. Zijne vijf groote zijrivieren, die aan den Pengab den naam (= vijfstroomenland) geven, volgen het voorbeeld der hoofdrivier, doch op kleinere schaal. Ook de Brahmapoetra ontspringt op de noordzijde van den Himalaja en breekt er door om het zuiden te bereiken. Deze eigenaardigheid herhaalt zich ook bij de rivieren aan de noordzijde der groote waterscheiding. De Yarkand-rivier b. v., die bij den Ka-rakorum-pas ontspringt, begint gelijk de Ganges met een bijna westelijken loop en eindigt, na een grooten boog achter den Kwenlun, met eene lange oostelijke richting, ook gelijk de Ganges. Daarin ligt nu het hoofdbezwaar voor het verkeer, dat in de meeste gevallen niet den grooten omweg der rivierdalen volgt, maar den veel moeielijkeren, doch ook korteren weg over de meestal 5000—6000 met. hooge passen verkiest, zoodat er op den gewonen handelsweg van Indië naar Oost-Turkestan niet minder dan 11 moeten overgetrokken worden, van welke er slechts twee lager zijn dan de top van don Montblanc.
d. Twee vastlandstroomen volgen de westelijke richting: A moe-Dar ia (Gihon, Oxus) en Sir of Sihon (Jaxartes), dio uit hetzelfde Lrongebied naar het meer Aral vloeien, doch van alle het armst aan water zijn.
4. Het laagland, dat meer dan % van het werelddeel beslaat en den benedenloop der groote rivieren bevat, wordt evenals het hoogland in twee deelen gesplitst, die in volstrekte hoogte natuurlijk veel meer, maar in uitgebreidheid veel minder overeenkomst met elkander hebben:
a. Het binnenste laagland, dat naar de vastlandzijde gekeerd is , bevat do steppenlanden Siberië en Toeran; beide zijn zeer ongelijk in omvang, want Siberië strekt zich over de geheele breedte van het werelddeel uit, waarvan het X/Tj beslaat. Het laagland van Toeran (met het meer Aral) vormt den overgang van Azië naar Europa.
h. Hot buitenste laagland, dat naar de zeezijde gekeerd is en de oudste zetels der beschaving bevat, is weder in verscheidene afzonderlijke laaglanden verdeeld, die alle door andere zeeën bespeeld worden , naar andere werelddeelen zijn gekoerd en in hunne natuurlijke gesteldheid oeue buitengewone verscheidenheid vertoonon, ook onder elkander bijna niet in verbinding staan en derhalve zeer menigvuldig tusschen de andere vormen van den bodem gegroepeerd zijn.
59
60 KLIMAAT EN BEWERKT. NATUUR VAN AZlë. § 16.
au. Het Cbineesche, aan den Grooten oceaan, naar Amerika gekeerd, rijk besproeid en voortreffelijk bebouwd, de best bevolkte korenschuur der aarde.
hb. Het Indo-C hi neesche, van de golf van Tonkin tot aan de golf van Siam, naar de zuidelijke eilandenwereld gekeerd, insgelijks rijk aan water, doch moerassig en dus bij de ligging in de heete luchtstreek ongezond en grootendeels nog onbekend.
cc. Het Voor-Indische wordt door drie stroomstelsels rijk besproeid en door drie plateaulanden begrensd. Wegens de ligging op de grens der heete luchtstreek geniet het er al de voordeden van, zonder de nadeelen cr van te hebben, is daarom, behalve in 't verre westen, waar voor het eerst het steppcnkarakter voorkomt, uitmuntend bebouwd en dicht bevolkt.
dd. Het Syrisch-Arabische wordt niet door den oceaan, maar alleen door de Perzische golf bespoeld. Terwijl het in zijne noordoostelijke helft besproeid wordt, is het overige grootendeels eene zandwoestyn en derhalve de overgang tot Afrika.
HET KLIMAAT EX DE BEWERKTUIGDE NATUUR VAN AZIË.
Door zijne grootere uitgestrektheid van liet westen naar het oosten dan van liet noorden naar bot zuiden en door zijne ligging hoofdzakelijk in de gematigde luchtstreek van het geheel), is er meer eenheid van klimaat dan in Amerika, waar de lengtestrekking (door 4 luchtstreken) de bovenhand heeft; maar omdat alle verticale hoofdvormen bier op een klein bestek voorkomen, heeft bet in de onderscheidene deelen zeer veel afwisseling in klimaat. Het is het vaderland der meest verschillende dieren en planten, vooral nuttige, die zich over bet geheele werelddeel verspreid hebben. In Azië ontmoeten elkander de grootste tegenstellingen en niet alleen in de richting van het zuiden naar het noorden, maar ook in die van het oosten naar het westen (de Cbineesche en de Voor-Aziatische wereld). Het sterkst zijn de tegenstellingen der jaargetijden in do steppengebieden (Toeran, Gobi).
Ten opzichte van het klimaat heeft men Azië in vier gewesten verdeeld :
u. In Oostelijk Hoog-Azië heerscht, in weerwil van de ligging in de gunstigste deelen der gematigde luchtstreek, eene buitengewone dorheid en onvruchtbaarheid, wrant de gestrengheid van den winter wordt evenzeer door de aanzienlijke verticale verheffing, als de droogte des zomers
KLIMAAT EN BEWERKT. NATUUR VAN AZlë. § 16. 61
door de ontoegankelijkheid voor allen invloed der zee (het gevolg der randgebergten) en het groote gebrek aan continentale wateren verhoogd. Alleen in het voorjaar, wanneer de smeltende sneeuw eene meer rijkelijke besproeiing verschaft, worden de uitgestrekte vlakten, die niet aan stuifzand blootgesteld zijn, spoedig met een plantenkleed bedekt, dat wilde dieren en rondzwervende herders met hunne kudden tot een bezoek uitlokt en aan karavanen den deortoeht veroorlooft; maar met den invallenden zomer verdort het weder en laat eene steppe achter, waarover gloeiende winden heenstrijken. Een grooteren rijkdom in de dieren- en plantenwereld treft men aan bij de beschutte en besproeide dalen der randgebergten, vooral bij de zuidelijke, zelfs op eene aanzienlijke volstrekte hoogte, zooals de dalvlakten van Tibet, waar de zomer, bijna zonder overgangs-periode op den halfjarigen winter volgende, nog ter hoogte van 4000 met. graansoorten tot rijpheid laat komen en waar de niet-verhuizende huisdieren, zoo als schapen, geiten, paarden enz., door buitengewoon dicht haar tegen de winterkoude beschermd worden.
b. De laagvlakten van Oostelijk en Zuidelijk Azië zyn byna overal toegankelijk voor den invloed der zee en maken dus eene tegenstelling met het continentale hoogland uit. Zij hebben een warm, maar tevens vochtig, dus hoogst vruchtbaar klimaat. De zuidwestmoessons brengen den regentijd aan het grootste gedeelte van Indië.
De Cliineesche laagvlakten missen, zoowel door hare meer noordelijke ligging, als door de verzachting der zomerhitte, als een gevolg van de nabijheid der zee aan den eenen en het sneeuwgebergte aan den anderen kant, den tropischen plantengroei; maar zij zyn overal met cultuurplanten, hoofdzakelijk rijst, boomwolstruiken enz. bedekt, waardoor de in het wild groeiende planten, alsmede de wilde dieren, verdrongen zijn geworden.
c. In Voor-Azië (ten westen van den Indus) hebben de hoogvlakten zoowel als de laagvlakten een droog, bijna Afrikaansch klimaat, in zoo verre zy door kust- en randgebergten ontoegankelijk zijn voor allen invloed van den zeekant en de continentale besproeiing daar ontbreekt. Dit is voornamelijk het geval met het binnengedeelte van het plateau van Iran, het Syrisch-Arabische laagland, gedeeltelijk ook met de kruinvlakte van Klein-Azië (Anatolië), in het bijzonder met het Arabisch hoogland, dat geheel deelt in het steppenkarakter en de armoede aan plantengroei van het naburige Afrika. Hier treft men dezelfde verschijnselen aan in de dierenwereld als in Afrika; vooral zgn de steppen van Arabië en Syrië het vaderland van den struisvogel, de gazelle, den leeuw, de hyena enz. De kameel dient even zoo goed hier als daar tot schip der woestijn. Daarentegen verblijden zich de terraslanden der randgebergten van Iran, die van den Libanon en Klein-Azië, waar de beide laatstgenoemde voorwaarden der vruchtbaarheid aanwezig zyn, in een aanzienlijken rijkdom van den plantengroei. De verhoudingen in het klimaat en de verschijnselen in de
BEVOLKING VAN AZlë. § 17.
dieren- en plantenwereld van den Kaukasus, van Armenië en van noordelijk Klein-Azie, waar reeds Europeesche cultuur en eene grootere verbreiding van Europeesche huisdieren begint, vormen den overgang tusschen de natuur op het vastland in het Oosten en die van de zee in het quot;Westen.
d. De noordelijke streek of Siberië vereenigt niet alleen door hare noordelijke ligging, voor een gedeelte aan gene zyde van den poolcirkel, maar ook door haren plastischen bouw — het gebrek aan beschutting naar den kant der IJszee, waardoor koude winden waaien, de afsluiting in het zuiden door hooge bergmuren, de bijna overdadige besproeiing — alle voorwaarden voor een langen en strengen winter in zich. Hierop volgt een wel is waar korte, maar toch heete zomer, waarin voor het noordelijk deel de zon volstrekt niet ondergaat en de vruchten spoedig tot rijpheid komen. Alleen in het zuidelijk deel der Siberische vlakte (hoogstens tot 60' noorderbreedte) vindt men geschikten grond voor den aanleg van korenvelden, bosschen en weiden; verder noordwaarts strekt zich een zand- en steppen-grond uit, die vermengd is met zoutdeelen; aan de kust liggen moerassen en zoutlagunen (tundra's).
§ 17.
BEVOLKING VAN AZIË.
Evenals in de dieren- en plantenwereld van Azië, is er ook in de bevolking een onuitputtelijke rijkdom en de grootste ver-scheidenlieid aan te wijzen. Ook na het gedurig uittrekken van volksstammen, van het begin der volksverhuizing af, is Azië nog oneindig rijk aan inlandsche volkeren gebleven.
De 800 millioen bewoners van dit werelddeel (1000 op 1 vk. mijl) zijn zeer ongelijkmatig over de groote uitgestrektheid verdeeld; het schraalst in 't noorden (Russisch Azië), slechts 39, het dichtst in 't oosten (het eigenlijke China 5550, Japan 4527), en in 't zuiden (Voor-Indië 3200 op 1 vk. mijl).
Wat het verschil in stammen en talen betreft, hebben de beide meest bevolkte deelen der aarde, Azië en Europa, de grootste eenheid. Beide bezitten eigenlijk maar twee hoofdstammen van bevolking: den In do-E ur ope eschen enden Mon-goolschen. Maar terwijl in Europa de eerste ver de overhand heeft, behoort in Azië de kleinere helft (2/5) tot het Kaukasi-s che (in 't zuiden en westen), de grootere helft (%) tot het Mon-goolsche, dat aan Azië eigen is, (in 't noorden en oosten) en maar een betrekkelijk zeer klein deel ('/4 mill.) tot hot Malei-
62
BEVOLKING VAN AZlë. § 17. 63
sche ras (op Malakka en eenige Chineesclie eilanden). Azië bevat alle volken, die de éénlettergrepige Oost-Azatisclie talen spreken, en bijna alle van den Tataarschen taalstam; van den Indo-Europeesclien iets moer dan '/3 : de Indische, Perzische en Arabische nationaliteit.
Azië is de wieg van alle belangrijke godsdiensten, maar de monotheïstische zijn door de polytheïstische deels in hare uitbreiding zoo belemmerd, deels weder zoo teruggedrongen, dat thans meer dan ■% der bewoners van Azie heidenen zijn en óf Boedha óf Brahma vereeren; weinige behooren tot het Schamanendom. Van het overblijvende vijfde deel zijn de meesten Mohammedanen, de overigen (25 mill.) Christenen en maar weinige (1 '/2 mill.) Joden. De Christenen behooren voornamelijk tot de Grieksche kerk en hare sekten; in de koloniën volgen zij den godsdienst van het moederland.
Slechts een zeer gering gedeelte ('/,,) der bevolking bestaat uit nomaden, deels zonder, deels met eigendom, b. v. kameelen, paarden, in 't noorden rendieren en honden, dus jagers-, visschers- en herdersvolken. Deze zijn over eeno groote ruimte verstrooid in hot noorden, westen en midden van het werelddeel, en missen, in zooverre zij niet onder Europeesche, zoowol Russische als Turksche heerschappij staan, volkomen allen staatsvorm, daar zij onder do aartsvaderlijke leiding van oudsten dor familiën of hoofden van stammen (scheiks of khans) leven. De volken met vaste woonplaatsen wonen hoofdzakelijk in het oosten en zuiden op oone betrekkelijk kleine ruimte langs den oceaan dicht opeen gepakt, deels onder inheemsche, met despotische macht bekleede opperhoofden, deels onder Europeesche heerschappij. Zij houden zich bozig mot handel en nijverheid en zijn gedeeltelijk niet onbekend met oenige wetenschappen, met bouwkunst en poëzie.
64
STAATKUNDIGE INDEELING VAN AZlë. § 18. §18. STAATKUNDIGE INDEELING VAN AZlë.
I. Onafhankelijke staten.
1. Het Chineesche rijk.......
2. Het Japansche rijk.......
3. De drie rijken van Achter-Indië (Anam, Siam en Birma)........
4. De onafhankelijke staten van Voor-Indië (Boetan, Nepal)......
5. De staten van Oost-Iran (Beloedsji-stan en Afghanistan)......
6. West-Iran of Perzië......
7. Dc Kh ana ten in Turkestan.....
8. Arabië (met uitzondering der Turksche bezittingen Hedsjas en Jemen) en bet schiereil. Sinaï........
II. Europeesehe bezittingen.
1. Aziatisch Rusland (Siberië, Centraal-Azië, Trans-Kankasië)......
2. Het (Britsche) keizerrijk Indië (met Ceilon en de kleine eilanden). .
3. De van Engeland afhankelijke staten van Voor-Indië........
4. De Nederl. bezittingen op de groote en kleine Soenda-eilanden enz.
5. Aziatisch Turkije.......
6. De Spaansche bezitt. der Philippijnen (gedeeltelijk bij Australië gerekend). .
7. De Portugeesche bezittingen in Indië (Goa enz.) en China (Macao), op het eiland Timor........
8. De Fransche koloniën in Voor-Indië (Pondichery, Karikal enz.) en de bezitt. in Neder-Cochin-China.....
BEVOLKING IN MILL.
VLAKTE-INHOUD IN VK. MIJLEN.
433? 33
30
23/4
6? 6—7 6?
186 000 7 405
31 800?
3 434
20 000 30 000 40 000
48 260
296 450
48 900
26 200
28 922 35 000
3100 336 1 031
13
193%
48
25 13
1%
EETEEKENIS VAN CHINA. § 19.
0 o s t-A z i ë of Acliter-Azië vormt een verheven bolwerk, dat van alle kanten door hooge, mot eeuwige sneeuw bedekte randgebergten beschut wordt en alleen door eenige natuurlijke poorten toegankelijk is. Aan den voet van dit uitgestrekte hoogland, dat in zijn binnendeel bijna niets dan koude, dorre woestijnen bevat, en slechts nomadenleven toelaat, strekken zich groote, waterrijke vlakten uit, die nochtans zeer verschillen in vruchtbaarheid. Oost-Azië omvat twee rijken: op het vastland het Ch ine esohe en op eene daarvoor liggende groep eilanden het Japansche rijk.
§ 19.
HET CUINEESCHE EIJK.
Beteekenis op het wereldrond.
Het Chineesche rijk is de oudste van alle thans nog bestaande staten, I' en het telt bijna 'A van het geheele mensclidom. Het bevat het grootste deel van het hoogland van Achter-Azië, de terraslanden van den Amoer (uitgezonderd het laagste), den Hoangho en den Jantse-Kiang, het Chineesche laagland en eenige eilanden. De laagvlakte tusschen de Blauwe en Gele rivier is de meest bevolkte der aarde, een gebied, dat evenzeer uitmunt door de krachtigste ingebruikneming van den grond als door de talrijkste verbindingswegen, zoowel natuurlijke als kunstmatige. Uit dien hoofde zijn de Chineezen sedert de oudste tijden in staat geweest om in hunne dringendste behoeften door hun eigen land te voorzien en in dit opzicht hunne onafhankelijkheid van het buitenland te handhaven. Ook door de afgezonderde ligging van het land, dat aan de zeezijde begrensd wordt door een oceaan, die wegens de ontelbare ondiepten weinig goede Ixivens heeft en welks tegenovergelegen kusten, insgelijks van havens verstoken, zeer laat bevolkt werden, — van het land, waar men bovendien naar de continentale zijde hoogvlakten aantreft, die met moeite toegankelijk en niet voor bebouwing geschikt zijn, moest de neiging tot afzondering, die over 't geheel in 't karakter van 't Mongoolsehe ras schijnt te liggen, ten top gevoerd worden. Door deze afsluiting tegen het buitenland (tot 1812), van waar men eene nog hardere slavernij vreesde, en dat men in zijn eigenwaan oordeelde als niet bestaande te moeten beschouwen, heeft de beschaving der Chineezen, zoowel de stoffelijke als de geestelijke, zich lang vóór de verre zeetochten, geheel onafhankelijk en zonder verrijking door vreemde kennis, dus zuiver autodidactisch, ontwikkeld en haar eigenaardig karakter getrouw bewaard. Wel is China meermalen gedeeltelijk door de'Mongolen, laterJ(lG44) door
PÜTZ, VERGEL. AAEDEIJKSK. 5
65
66 HORIZONT. EN TERTIC. VORM V. II. CHIN. RIJK. § 19.
de Mandsjoe's geheel veroverd geworden; maar de invloed der aloude Chi-neesche beschaving, waaraan de geëmigreerde Chinees, zelfs bij een lang verblijf in den vreemde, blijft vasthouden, was zoo sterk, dat reeds in het tweede geslacht de veroveraars Chineezen geworden zijn.
De horizontale uitgestrektheid van liet Chineesclie rijk, zoowel van 't noorden naar 't zuiden, als van 't oosten naar 't westen, komt vrij wel overeen met die van Europa. Daar het een samenhangend geheel is, zonder binuonzeeën of grooten ledenhouw, overtreft het Europa aan vlakte-inhoud en nog meer in bevolking, die in dichtheid in eigenlijk China die van Groot-Brittanje evenaart; in het mondingsgebied van den Jantse-Kiang zijn er zelfs 21 OOO op 1 vk. mijl. De kern wordt gevormd door een stam, die in overoude tijden uit het noordwesten kwam , waarom dus ook de Kwenlun het tooneel der Chineesclie mythologie on sage is. Deze stam groeide, door een tal van vreemde elementen in zich op te nemen, allengs tot het groote volk der Chineezen aan, dat wel een ethnologische eenheid vormt, doch naar de taal in verschillende afdeelingen gescheiden wordt, die zelfs in het gewone leven niet onmiddellijk met elkander kunnen omgaan.
De Chineesclie taal, die door meer mensehen dan eenige andere gesproken wordt, neerat in weerwil van hare rijke letterkunde den laagsten rang onder alle talen in. Zij vormt een hoofdtak van den zoogenaamden éénlettergrepigen taalstam, waartoe ook de Siameesehe en de Birmansche behooren, en welks karakteristieke kenteekenen : buitengewone eenvoudigheid, armoede aan woorden en onveranderlijkheid der wortelklanken, juist in het Chineesch het zuiverst aanwezig en naar de strengste wetten volgehouden zijn. Haar ontbreekt elke buiging, in het algemeen elke woordvorming; zij kent geen verschil tusschen een naamwoord en een werkwoord, maar volgt de strengste wetten in de woordschikking; want alleen door de plaatsing van het woord in het voorstel wordt hetzelfde woord naamwoord of werkwoord. Uit de zeer talrijke dialecten der Chineesche taal (bijna elke stad heeft een bijzonderen tongval) heeft zich reeds in de vroegste tijden eene door het geheele rijk verbreide, edeler spreektaal (gelijk in Nederland het ïlollandsch) gevormd, die niet alleen hoogst welluidend is, maar zich ook door hare fijne wendingen, uitgelezen uitdrukkingen enz, onderscheidt.
Naast de leer van Confucius (omstreeks 500 v. dir.), die door talrijke leerlingen bij de hoogere standen ingang vond, kwam de leer van F o of Foe op, den Boedha der Indiërs, en vond algemeene verspreiding onder de volksklasse. — Katholieke en Protestantsche zendelingen zijn niet zonder gevolg voor de uitbreiding van het Christendom in China werkzaam geweest, en hun werkkring is door de openstelling van het „hemel-
GODSDIENST Etf HANDEL VAN CHINA. § 19.
sche rijk van het middenquot; tengevolge van den vrede van Nanking (na den „opiumkrijgquot; 1842) zeer vergroot. Een nieuwe godsdienststichter, Taiping (in 1850 opgetreden), heeft getracht het Christendom met het Boedhaïsme te vereenigen.
De bewoners worden naar hun rang verdeeld in twee klassen: de voornamen, door de Portugeezen „Mandarijnenquot; genoemd, en het volk, bestaande uit landbouwers, handwerkslieden, kooplieden, indush'ieölen.
Van eene scheiding der geestelijke en wereldlijke macht heeft men zelfs geen begrip. De „hoog verhevenequot; of zoon des hemels,quot; dien de buitenlanders gewoonlijk keizer noemen, heerscht op last van den hemelvader volkomen onbeperkt en beschikt naar w-illekeur over leven en dood zijner onderdanen. Het binnenlandsch bestuur wordt uitgeoefend door het staatssecretariaat, dat uit 6 hoogwaardigheidsbekleeders bestaat, en door den rijksraad, samengesteld uit keizerlijke prinsen en hooge ambtenaren, waaraan de acht ministeriën ondergeschikt zijn; de bijzondere (18) provinciën van eigenlijk China worden bestuurd door stadhouders, evenzoo Mandsjoerije, dat 3 provinciën telt.
I. EIGENLIJK CHINA (405 MILL. INW. OP 73 000 VK. MIJL),
oi'het »rrjk van 't middenquot;, ligt aan de oostelijke helling van het Achter-Aziatische hoogland , in den gematigden gordel. Het is doorsneden door het grootste stroomenpaar en kanaalstelsel dei-oude wereld en was reeds lang 't vaderland of eene voorname kweekplaats van vele en bijzonder gezochte handelsproducten, zooals zijde, thee, rhabarber. Na de opening der zoogenaamde tractaat-havens (bl. 68) is het eene der rijkste bronnen voor den handel geworden, vooral voor Engelschen, Duitschers en Noord-Amerikanen. Een gedeelte der dichte bevolking leeft niet op het vaste land ; maar als water-nomaden trekken gcheele visschersvolken in elke waterrijke streek op vaartuigen rond, die drijvende dorpen vormen. De overbevolking heeft tot eene drukke landverhuizing der Koelies naar Amerika en Australië aanleiding gegeven.
Aan de noordelijke grens, niet ver van den Peiho of de Witte rivier ligt Peking, door de Chineezen Bei-tsin, d. i. de noord-lijke hoofdstad genaamd, de keizerlijke residentie, in de nabijheid van don groeten muur, met eene bevolking van 1 '/j mill. Hare haven is Tientsin (bijna 1 mill, inw.), aan de verecniging van het groote kanaal met don Peiho-stroom (7 mijl. van do uitwatering).
De groote muur op dea zaidoostelijken rand van het Jlongoolsche plateau
5#
67
EIGENLIJK CHINA. § 19.
(300 mijl. lang, 6—10 met. hoog cn 5—6 met. dik), het reuzenbolwerk van China, werd reeds omstreeks 200 jaren v. Chr. tot afwering van de roofzuchtige invallen der nomaden uit de Gohi daar gebouwd , waar de natuurlijke bescherming door «cn randgebergte aan de hoogvlakte ontbreekt, op de grenzen van het beschaafde land en de woestijn. Hij vormt eene aaneengeschakelde reeks van vestingwerken, die over bergketenen (tot 1000 met. hoog), door dalen cn over rivieren doorloopt, op gevaarlijke plaatsen, bij passen, twee- of driedubbel aangelegd en om de honderd ellen met torens en bolwerken voorzien is. Sedert de noordelijke nomaden (de Mongolen en Mandsjoe's) zich van den Chineesehen troon hebben meester gemaakt, heeft hij zijne betcekenis verloren ; want hij ligt van dien tijd af binnen het rijk, dient tot staatkundige einden van het biunenlandsch bestuur en wordt thans ook niet meer onderhouden.
In Middel-Cliina is Nanking (nog slechts 450000 inw.), boven den mond van den Jantse-Kiang, een hoofdzetel der Chineesche geleerdheid (bibliotheken, boekwinkels, drukkerijen), van handel en nijverheid (inkt-zijde, katoen — nanking — kunstbloemen enz.). De ruime rivierhaven is verzand; de beroemde, smakelooze, achthoekige porseleinen toren van 9 verdiepingen is door de Taipings verwoest. De belangrijkste zeeplaatsen van Middel-China, Poe-tschen (600000 inw.), tegenover het eiland Formosa, en Shanghai (250000 inw.), liggen geen van beiden onmiddellijk aan de zee, maar in de nabyheid der districten voor de zijde- en theecultuur, waarmede het laatste door een spoorweg, den eenigen nog in China, verbonden is. De voornaamste middelpunten voor don binnenlandschen handel zijn Hanyang met zijne voorstad Hang-kan (600000 inw.), en daartegenover W oetshang.
De hoofdader voor het verkeer van zui de 1 ijk China wordt gevormd door den Canton- of Paarlstroom (Tschoe-Kiang), die door een golfvormige monding, welke met tallooze eilanden bezaaid is, den toegang verschaft tot de op zijn oostelijken oever gebouwde stad Canton (1% mill. inw.). Als grensvesting van het rijk, als rivier- en zeehaven, was zy eens de derde stad van het rijk; maar zij heeft veel van hare beteekenis verloren, omdat na den brand der factorijen (1856) de voornaamste vreemde kooplieden van Canton naar Hongkong (bl. 69) vertrokken en sedert dien tijd Shanghai als eerste handelsplaats van Oost-Azië opkwam. Als industriestad neemt Canton onder de Chineesche den eersten rang in, zooals in het algemeen de provincie Kwantoeng, waarvan zy de hoofdstad is, als het nijverste gewest van zuidelijk China bekend is. In het binnenland ligt Siangtan (1 mill. inw.).
Buitenlandsche bezittingen in China zijn:
a. De Portugeesche nederzetting (sedert 1556) op het kleine schiereiland Macao, aan den mond van de Canton-rivier, werd, in weerwil van hare ondiepe, ongunstige reede, het punt van uitgang voor een druk handelsverkeer met de geheele wereld, totdat, tengevolge van den „opiumkrijgquot; 1839—1842, de vijf zoogenaamde tractaathavens: Canton, Amoi, Poe-tschen,
68
BTJITEN-BEZITT. DEK CHINEEZEN. § 19.
Ningpo en Shanghai geopend werden. Toen is de kolonie in verval geraakt, want het gelukte
h. Den Engel schen om bij den vrede van Nangking (1842) het veel gunstiger gelegen eiland Hongkong, aan de tegengestelde (oost-) zijde der Canton-monding, in bezit te krijgen. De grootere handelshuizen van Canton en Macao gingen over naar de nieuw gebouwde stad Victoria, die spoedig de hoofdmarkt (met 100000 inw.) voor de zuidelijke provinciën van China werd, gelijk Shanghai voor de noordelijke.
II. BESCHERMDE STATEN OF BIJLANDEN.
a. Mandsjoerije (met 2^ mill. inw. op 17 250 vk. m., dus 184 op 1 vk. m.) omvat do noordoostelijke, grootendeels woeste helling van het hoogland in Middel-Azië of het Alpenland van Mandsjoerije, met de steden Kir in (120 000 inw.) en Mukden (170 000 inw.).
h. Mongolië (met 2 mill. inw. op 61 300 vk. m.), door de hooge bergketen Kingkan van Mandsjoerije gescheiden, wordt ingenomen door het onbebouwbare woestijnplateau Gobi (zie bl. 54), dat zoowel in het noorden als in hot zuidoosten omzoomd wordt door een broeden steppongordel mot uitmuntend gras, waarin do talrijke kudden der Kalka-Mongolen weiden. Do stad Kalgan (70 000 Chin, inw.) sluit den weg af door den Cbinoeschen muur en is het oostelijke uitgangspunt voor de karavanen van China over Oerga, hoofdplaats van noordelijk Mongolië, naar Kiachta in Siberië. De stapelplaats voor den Chineosch-Eussischen ruilhandel in pelzen en laken tegen thee is Maim atschin, tegenover Kiachta; 't is geen stad, maar slechts een straat van magazijnen.
c. Oost-Tibet of Hoog-Tibet (6 mill. inw. op 30 600 vk. mijl., dus ongeveer 200 op 1 vk. mijl), het oostelijk deel van het lengtedal tusschon den Kwenlun en den Himalaja, waar hot plantenleven hooger rijst (tot 6000 met.) dan op eenige andere plaats ter wereld, en aan de in troepen ronddolende wildo paarden, ossen en schapen, antilopen en gazellen een karig voedsel geeft..vv -r k
Tibet, de hoofdzetel van het noordelijk Boedhaïsme, is een priester-staat in den volsten zin des woords, zooals thans geen andere op aarde. In 3000 boedhistische kloosters leven geheele scharen van monniken, door woestijnen en met sneeuw bedekte bergen van de overige wereld afgesloten, in den ongehuwden staat en in de onthouding van alle wereldsch bedrijf. Het geestelijk en tegelijk wereldlijk opperhoofd der Boedhaïsten, de
69
quot;
HET KONINKRIJK KOKEA.
19.
70
Dalaï-Lama, heeft zijn verblijf in Lhassa (80000 inw.), de nijvere hoofdstad van Oost-Tibet, die meer dan 3400 met. boven de zee ligt, in een paleis of klooster, dat, naar men zegt, 10000 kamers vol afgodsbeelden bevat. Nog aanzienlijk hooger (4500 met.) ligt niet ver van den Bovenindus Gartok, de alleen in den zomer bewoonde hoofdstad van Hoog-Tibet; zij is eene der belangrijkste marktplaatsen van Centraal-Azië en naast haar verheft zich (wegens haar kleinen omvang) ten tijde der drukste markt der aarde een tweede, veel grootere stad uit tenten van ossenhaar, vilt, enz.
Eeu tweede klooster-paleis in T e s j o e-Loe mboe, op den rechteroever van den Boven-Brahmapoetra, bestaat uit 300—400 huizen, Joor ringmuren omgeven, met tempels, mausoleën, kloosterhoven, paleizen, paviljoens en andere gebouwen van zonderlingen aai'd , bewoond door meer dan 3000 monniken, die onder het opzicht van vier Lama's voor het ceremonieel zorgen, dat is, een plechtig morgengebed verrichten met luid gezang en daverende muziek.
De vorsten van A nam en Siam worden door liet hof te Peking beleend.
cl. Hot koninkrijk Korea (mot 9 mill. inw. op 4300 vk. mijl.), liet eenige rijk in liet oosten van Azië , dat tot hiertoe steeds gesloten is, is aan China verbonden, doch mot zeer zwakke banden; want het betaalt alleen een jaarlijksche schatting aan den Chineeschen keizer, die daarvoor tegengeschenken naar hot hof van Korea, den «koning der 10 000 eil.quot;, in de hoofdstad Han-j ang zendt. Bij verdrag van Febr. 1876 tusschen Korea en Japan is het van alle schatting aan Japan vrij geworden; er zullen wederzijds gezanten worden gezonden, havens zullen open staan, alle voorzorgen voor een veilige vaart genomen worden.
Het schiereiland Korea scheidt de Japansche zee van de Gele zee. Evenals zijne gedaante aan Italië doet denken, krygt het ook, evenals Italië van de Apennijnen, zijn horizontalen vorm van de zuidoostwaarts loopende Korea-keten, waarvan de steile zijde naar het oosten gericht is, terwijl de westzijde aan den voet des bergs een wijd en vruchtbaar dalgebied bevat; daarom vallen de rivieren op de oostzijde onmiddellijk in den oceaan, die op de westzijde daarentegen hebben een langeren loop. ■
HET EILANDENRIJK JAPAN. *1
\ V
Bijna geen land op aarde heeft in den jongston tijd, zoowel in zijne binnenlandsche toestanden als in zijne betrekkingen tot
\
■ A
i; es,
I V r
■ ^
■ i w
yX^
i'ii O!,
:r 5.
tsyi
1
I lt;- lt; ~ ©
HET EILAKDENRIJK JAPAN. § 20.
het buitenland, zooveel groote staatkundige en sociale veranderingen ondergaan, als hot eilandenrijk Japan of Nipon , d. i. het rijk van den zonsopgang. Het heeft tot het oosten van Azië eene gelijke stelling als Groot-Brittanjo tot het Europeesch vastland. Het bestaat uit eigenlijk Japan of de drie uitsluitend door Japanneezen bewoonde eilanden: Nipon (= zonsopgang), Sikok (vier rijken) en Kioe-Sioe (negen prov.), en uit eene menigte in de nabijheid gelegen kleine eilanden en klippen, waar zich of Japansche kolonisten hebben neergezet, zooals op het groote eiland Jesso, thans Hokkaido, noordelijk van Nipon; of ook, dat de bewoners , tot andere stammen behoorende , schatplichtig zijn aan het Japansche rijk, gelijk de zuidelijke Koerillen. De archipel der (90) Lioe-kioe-eilauden, die sedert lang schatting aan Japan betaalde, is sedert 1872 als provincie bij hot Japansche rijk ingelijfd ; zij wordt door een vice-koning geregeerd, dien de keizer van Japan benoemt.
De natuur zelf schijnt het land tot afzondering hesterad te hebben: steile kusten, ontelbare rotsen en klippen, sterke stroomingen en hooge vloeden, onstuimige afwisselende winden , in den herfst vreeslijke orkanen , die ten gevolge hunner draaiende beweging ,jCyclonenquot; genoemd worden, maken het naderen der kust gevaarlijk. Zoo is Japan tot op het einde der 13de eeuw zelfs bij naam onbekend gebleven. Eerst de beroemdste reiziger der middeleeuwen, Marco Polo, maakt melding van een eiland Zipangu (Nipon) , dat later Columbus van het westen uit wilde vinden. De Portu-geezen kwamen het eerst (bij toeval?) hier (1543) en breidden spoedig het Christendom uit, waarbij de beroemde missionaris Franciscus Xaverius van 1549 af zeer werkzaam was, totdat zij in 1587 door de kuiperijen der Nederlanders verjaagd werden, waarna de christelijke godsdienst geheel werd uitgeroeid (KWS). Meer dan twee eeuwen bleef nu Japan volkomen gesloten voor de Europeanen; alleen de Nederlanders hadden op niet zeer eervolle voorwaarden eene onaanzienlijke nederzetting op het nietig eilandje Decima by Nangasaki gekregen. Eerst in 1854 dwongen de Noord-Amerikanen door een eskader, dat voor Jedo verscheen, de openstelling van verscheidene havens af, en na dien tijd verliet de Japansche regeering het stelsel van afsluiting geheel, sloot kort op elkander een reeks van verdragen met de Europeesche handelsstaten , waardoor voor den buitenlandschen handel vijf zoogen. verdrags-havens en de beide groote steden Jedo en Osaka opengesteld werden. Ten laatste gaf de regeering zich zelfs alle moeite om aan de Europeesche beschaving toegang te verschaffen.
De Japansche eilanden worden in de richting hunner lengte gesneden door
71
HET EILANDENRIJK JAPAN. § 20.
bergketenen als -waterscheidingen, die naar de kusten steil hellen en gedeeltelijk nog werkende vnlkanen bevatten, b. v. do Foesi Yama op Nipon, die, naar men zegt, in eenen nacht, 285 v. Chr., zou ontstaan zijn, en bij eene hoogte van 4000 met. voor een groot gedeelte van het jaar met sneeuw bedekt is. Wegens de geringe breedte der eilanden komen de rivieren, zelfs op Nipon, niet tot eenige aanzienlijke ontwikkeling, maar dragen het karakter van kustrivieren. Dit gemis wordt gedeeltelik vergoed door de talrijke fjordvormige golven, die, vooral op Kioe-Sioe, diep landwaarts in loopen en aan de kusten een zeer gescheurd aanzien geven.
Daar de kusten van Japan in don zomer door frissche zeewinden afgekoeld, in den winter door de equatoriaalstrooming van den Grooten oceaan verwarmd worden, is het klimaat veel gematigder dan onder gelijke breedtegraden in andere werelddeelen. Deze omstandigheid, verbonden met eene ongeloofelijk groote werkzaamheid der krachtige bevolking, heeft Japan tot een der vruchtbaarste landen der aarde gemaakt; zelfs de hellingen der steilste bergen, in terrassen afgedeeld en zorgvuldig besproeid, geven nog een ryken oogst. Op de oostzijde der eilandenreeks, die bespoeld wordt door den warmen Japanschen zeestroom en begunstigd door rijken neerslag, wordt het suikerriet rijp en geeft de rijst twee oogsten. Ook hebben de Ja-panneezen zich sedert aloude tijden met goed gevolg toegelegd om vreemde nuttige gewassen op hun bodem over te planten, zooals den theestruik, de tabak, den moerbezieboom. Overigens is Japan bij uitstek rijk aan zeer gezochte mineralen: edele metalen, steenkolen, zwavel uit de talrijke vulkanen en solfataren.
De tegenwoordige bevolking, die in dichtheid (4527 op 1 vk. m.) weinig onderdoet voor die van Groot-Brittanje, is een vermenging van oorspronkelijke bewoners en immigranten, die op verschillende tijden uit het zuiden en westen aangekomen zijn. De Japanneezen onderscheiden zich van de Chineezen door hunne meerlettergrepige taal, die nochtans, evenals de Chineesche, in loodrechte lijnen van boven naar beneden en van de rechter- naar de linkerzyde wordt geschreven. De groote massa van het volk belijdt het Boedhaïsme, dat in de 6de eeuw uit Korea ingevoerd en in de 17de eeuw tot godsdienst van den staat werd verheven, omdat men daarin het hechtste bolwerk tegen het Christendom zag; de hoogere standen houden, in het openbaar ten minste, vast aan den oorspronkelijken godsdienst („Sintoquot;), die niet zoozeer geloofsstellingen, dan talrijke zedelijke voorschriften bevat, en verachten de veelvuldig ontaarde boedhistische sekten en hare priesters. Het geestelijk opperhoofd, de Mikado (Keizer), is volgens de nieuwere staatsregeling (van 1867) ook wereldlijk regent, wien een ministerie en twee (adellijke) kamers ter zijde staan.
Sedert 1871 is Japan verdeeld in 3 Fou en 72 Ken of districten.
De belangrijkste, voor den buitenlandschen handel opengestelde havens zijn op het hoofdeiland Nipon: a. Tokio (of Jedo), de hoofdstad van
72
zuiD-AZië. § 20.
het oosten (met 074000 iuw.), werwaarts de Mikado sedert eenige jaren zijne residentie van Kioto (d. i. hoofdstad van het westen) verlegd heeft; men zegt, dat zij met hare voorsteden een even groote ruimte inneemt als Londen. i. Yokohama, insgelijks op de oostkust, dat sedert 1858, onmiddellijk na het sluiten der handelsverdragen, van een ellendig visscliersdorp tot de telangrijkste havenplaats van Japan is opgekomen en door een spoorweg met de hoofdstad is verbonden, gelijk c. Hiogo, aan de zuidkust, deuit-voerhaven van de verder in het binnenland liggende aanzienlijke industriestad Osaka (373000 inw.), met deze en het noordelijk daarvan gelegen Kioto of Miako de voormalige residentie van den Mikado, d. Nië-gata op de westkust is om zijne slechte reede van ondergeschikt belang. Op de zuidwestelijke zijde van het eiland Kioe-Sioe is Nangasaki (80000 inwoners), eene der oudste handelssteden van Japan, met een der schoonste havens der wereld. Zuidelijk daarvan de stad Kagosima (200000 inw.) aan de gelijkn. golf, en oostelijk, aan de golf Simabara, de stad Koemamotoe (300000 inw.). Op het zuideiyk einde van het eiland Jesso, dat door de Japanncezen als eene kolonie wordt beschouwd, ligt Ilakodade, de noordelijkste der opengestelde havens. De oorspronkelyke bevolking van het in 't binnenland schraal bewoonde eiland zijn de sterk behaarde Aino's. Tegenwoordig wordt er veel werk gemaakt van den bui-tengemeenen rijkdom aan visch in de kustgebieden; maar het zuidelijk en westelyk deel van het eiland bezit ook rijke minerale schatten.
C. Zuid-Azië.
Evenals Europa in het zuiden zijn rijkdom in leden verkrijgt door drie onder dezelfde breedtegraden liggende schiereilanden, heeft ook Zuid-Azië drie grooto schiereilanden: Achter-Indië, Voor-Indië, Arabië.
Deze beide groepen der merkwaardigste schiereilanden dragen het meest bij tot verrijking der beide werelddeelen; het zijn hunne heerlijkste en veelvuldigst versierde, meest ontwikkelde leden en organen van het verkeer ; zij liggen van het oosten naar het westen rondom een derde gedeelte der aarde, behooren tot geheel verschillende zeeën, en elk van hen vormt met zijne bewoners eene wereld op zich zelf. Zoowel in Azië als in Europa vertoont zich van het oosten naar het westen een vermeerdering der leden van de drie zuidelijke schiereilanden.
ACHTER-INDIË.
Het zuidoostelijkste schiereiland van Azië, Achter-Indië,
73
74 ACHTER-INDlë. § 21.
tusschea de Zuid-Chineesche zee en de golf van Bengalen, bevat de zuidelijkste uitloopers van het centrale hoogland in berg- en stroomstelsels en heeft, gelijk bet zuidoostelijkste van Europa, de aanzienlijkste knstontwikkeling door de diepe insnijdingen dei-golven van Pegoe, Siam en Tonkin. Dit voorrecht, verbonden met de vruchtbaarheid van den grond en de gemakkelijke ligging voor het wereldverkeer, was wel in staat, de zeevarende mogendheden van Europa tot zich te trekken. Daarom hebben de Engelschen reeds bijna don goheelen westelijken kustzoom, de Franschen het mondingsgebied van den Kambodja aan de riuidoostzijde in bezit genomen.
Vijf groote meridiaan-bergketenen, die nergens tot in het gewest der eeuwige sneeuw reiken, loopen van het noorden naar het zuiden door dit schiereiland, dat met een bijna bovenmatigen rijkdom aan water gezegend is. Zij scheiden het in vier afgesloten lengtedalen, waarvan elk weder door een stroom, die insgelijks van 't noorden naar 't zuiden loopt, besproeid wordt; a. het Cochin-Chineesche kustgebergte; i. het Oost-Siameesche scheidingsgebergte, tusschen de Kambodja-rivier en Siam; c. het West-Siameesche scheidingsgebergte, tusschen Siam en Birma; d. het Birmansche schoidingsgebergte ; e. de kustketcn van Arakan. De vier hoofdstroomcn , die evenals de Ameri-kaansche in bun boven- en middelloop dichte wouden besproeien en in hunne delta's moerassige vlakten insluiten, zijnde Mekong (Kambodja), Menam, Saloeën en Irawadi; de laatste vormt een gemakkelijken waterweg tot in do nabijheid van West-China. Deze gelijkvormigheid der berg- en rivierstelseis stemt overeen met die van het tropische klimaat met moessons, geregelde regentijden en de voortbrengselen (peper, katoen), in welker rijkdom Achter-Indië met Voor-Indië wedijvert, a.»*quot;quot;-' quot;m-o
I. Onafhankelijke staten:
a. An am, in het oosten (10'/^ mill. inw. op 9315 vk. in.) met do hoofdstad Hué (100 000 iuw.), niet ver van den ingang naaide golf van Tonkin, in welker noordwestelijk gebied Kescho ligt.
h. Het koninkrijk Siam (met ö3/^ mill. inw. op 14535 vk. m.), in liet midden van het zuidelijk deel van 't schiereiland, met 5 schatplichtige staten der Maleiers op de noordelijke helft van het
STATEN IN ACIIIER-INDië. § 21. 75
schiereiland Malakka. Do hoofdstad B angkok (met 450 000 inw., waarvan de helft Chineezen) is door kanalen in een tal van eilanden verdeeld en heeft op den broeden waterspiegel van den Menam rijen van drijvende bamboeshuizen.
c. Het rijk Birma, in het noordwesten (met 4 mill. inw. op 8961 vk. m.), omvat het stroomgebied van den Boven- en Mid-den-Irawadi. De oude hoofdstad des lands, Ava, en do vroegere residentie Amarapoera werden (1839 en 1840) door een aardbeving verwoest. De tegenwoordige residentie is Man dale (Man-dalay), tot waar de stoomschepen den Irawadi opvaren.
II. De Engelschen hebben na twee gelukkige oorlogen met Birma (182G en 1853) de noordwestelijke kustlanden van Ach-ter-Indië: Arakan, Pegoe met Martaban en Tenasserim sedert 1862 onder den naam van Britsch Birma tot een provincie veree-nigd, welker belangrijkste steden: Kangoen (110 000 inw.) in de delta van den Irawadi, en Moulmain (Mulmen) aan den mond van den Saloeën, druk bezocht worden om den uitvoer van rijst. Van het zuidelijkste deel van Achter-Indië, het schiereiland M a-lakka, bezitten zij do zuidelijke helft (»Strait Settlementsquot;), waar zich de rijkste tinmijnen en de nuttige gomsoorten (gutta-percha) bevinden. De vrijhaven Singapoera, d. i. leeuwenstad (150 000 inw., waaronder 80 000 Chin.), op een klein kusteiland, waarheen de tijgers van het vastland zwemmen, met hare bijna geheel door land ingesloten reede, aan het overganspunt van twee deelen dei-zee en aan het uitgangspunt van de moessons, die de scheepvaart beheerschen, is sedert de openstelling van Japan voor het wereldverkeer het middelpunt van den handel van zuidoostelijk Azië en Polynesië, het »Londen van het oostenquot; geworden.
III. De Franschen traden na een bloedige vervolging der Christenen in Anam (1857) als beschermers der missiën op, en de keizer van Hué kocht (1862) den vrede met den afstand van het mon-dingsgebied van den Mekong en de stad Saigoen (100 000 inw.), die toen een vrijhaven werd. Om deze «koloniequot; (Basse-Cochinchine) af te ronden, bezetten zij ook de drie westelijke provinciën van Cochin-China, en het land achter het nieuwe gebied, het naburige koninkrijk Kam bod ja, dat tot opdien tijd afhankelijk geweest
76 HORIZONTALE VORM VAN VOOR-INDlë. § 22.
was van Siam, moest het » protectoraatquot;, d. i. de opperheerschappij van Frankrijk erkennen.
TOOR-INDLË.
B eteekenis.
Onder de drie tropische schiereilanden van Zuid-Azië ligt Voor-Indië, evenals Italië onder de drie schiereilanden van Europa, in liet midden. Deze ligging maakt van Indië, hoezeer het ook door duidelijke en bepaalde grenzen van de overige wereld gescheiden is en dus geroepen was een eigendommelijk cultuurleven te ontwikkelen, nochtans het natuurlijke middelpunt der verbindingen van de naburige streken en de daaraan grenzende, verder gelegen landen. Door de groote tegenstellingen in zijn plastische gedaante vereenigt het de verschijnselen der poolwereld (in den Himalaja) aaet die van de tropenwereld. Door drie groote stroomstelsels rijk besproeid en door de verticale verheffing in het zuidelijk gedeelte afgekoeld, verheugt zich het land in een buitengewonen rijkdom van voortbrengselen. Tevens wordt het in hoogen graad toegankelijk gemaakt door eene aanzienlijke kustontwikkeling, begunstigende windstelsels en stroomingen der zee. Daarom was Voor-Indië van oudsher het schitterendste doel der veroveraars en volkplanters, het middelpunt voor de karavaantochten der meest verschillende natiën zoowel als de plaats van bijeenkomst der zeevaarders uit Oost-Afrika, Zuid- en Oost-Azië, in den nieuweren tijd vooral uit Europa (en zelfs uit Amerika), in het algemeen het punt van uitgang voor een grootsch verkeer tusschen de geheele wereld, terwijl de Indiër, in het bewustzijn van den rijkdom zijns geboortegronds, nooit den vaderland-schen bodem verliet.
De noordelijke, continentale helft van Indië bevat de grootste contrasten van verticale verheffing: eene groote laagvlakte en het hoogste Alpenland der aarde; de kleinere, zuidelijke, oceanische helft daarentegen is een tafelland, dat van't noorden naar 't zuiden in breedte af-, in hoogte toeneemt, met ran d-gebergten en smalle kustvlakten.
a. Het laagland splitst zich in twee van natuur zeer verschillende stroomgebieden: aa. do vruchtbare vlakte van den Ganges en den Brahmapoetra; bb. de grootendeels dorre en woeste vlakte van den Indus, welks vijf groote oostelijke zijrivieren den gedeeltelijk goed bebouwden »Pëngabquot; of het vijf-stroomenland besproeien, dat daarom goed bebouwd is.
VERTICALE VORM VAN VOOE-INDlë. § 22.
De Granges of heilige Granga, de hoofdrivier van Indië , heeft zijn hrongebied in de zuidelijke helling van den Hinmlaja, uit twee bronar-men, niet ver van die van den Indus. Is hij het laagland binnengetreden, dan wordt hij door den noordelijken rand van het Vindhia-gebergte in eene oostelijke richting gedrongen. Van beide kanten door talrijke zijrivieren vergroot, vooral rechts, waar hij de Djamoena ontvangt, die even ryk is aan water als hij zelf, hem in stroomontwikkeling overtreft en al de wateren van de noordelijke helling van het Vindhia-geb. opneemt, enz., treedt hij jaarlijks buiten zijne lage oevers en maakt door zyne overstroomingen, geregeld door een zorgvuldig aangelegd kanaalstelsel, het eigenlijke land van de rijst, het suikerriet, de katoen en de banaan vruchtbaar. In zijn beneden-(zuidoostelijken)loop komt hij dicht bij den Lrahma-poetra (= zoon van Brahma), die eerst insgelijks langs den noordelijken voet van den Hinmlaja naar het oosten stroomt, gelijk de Indus naar het westen, en evenals deze door het gebergte breekt. Hebben zij gescheiden tezamen Bengalen besproeid, dan vereenigen zij zich in hun mondingsge-bied tot éénen stroom, die, weder in vele armen verdeeld, door moerassige bosschen (van dichte slingerplanten), welke het eigenlijke vaderland des tijgers en het verblijf van ontelbare troepen apen zijn, in zee valt.
De Indus (Sind) ontspringt aan de noordzijde van den Himalaja, insgelijks uit twee bronarmen, stroomt in zijn bovenloop naar het noordwesten door eene hooggelegen kloof tusschen den Karakorum in het noorden en den Himalaja in 't zuiden, quot;West-Tibet, en breekt door den Himalaja in een dwarsdal, om zich naar 't zuiden te keeren. Bij de vereeniging met den Kaboel, die van het Iransche randgebergte komt, treedt hij in het Indische laagland, volgt dan tot aan zijne monding de oostelijke helling van Iran's hoogland, terwijl op zijn linkeroever in den middelloop het vruchtbare heuvelland der vijf stroomen, dePongab, in den benedenloop echter eene groote steppe zonder water ligt, die van de voorhoogten van den Himalaja tot aan de zee loopt en alleen door kudden buffels en ka-meelen bevolkt wordt en waar de Indische veldtocht van Alexander den Groote zijn eindpaal vond. Hooge oevers beletten de rivier om door overstroomingen deze steppe vruchtbaar te maken. Voor hare monding (bij Haiderabad) verdeelt zij zich in twee amen en vormt een breede delta (met 11 mondingsarmen).
Plantengroei in het Voor-Indische laagland. Tropische warmte, oceanische vochtigheid en eene bij uitstek rijke continentale besproeiing werken samen om een onuitputtelijke vruchtbaarheid in het leven te roepen, zoodat, behalve reusachtige varens en grassoorten (bamboes), niet alleen de tropische gewassen: rijst, katoen, suikerriet, meer dan 40 soorten van palmen , die dikwijls — zooals op Ceilon — geheele wouden vormen , maar ook eigenlijk tropische: de banaan of Indische vijgenboom, die met zijne takken weder in de aarde wortel schiet, de broodvruchtboom en de edel-
77
BEVOLKING VAN VOOK-INDIÖ. § 22.
ste specerijen, als; peper , gember, kaneel, muskaat, kruidnagel, enz. in de weligste volheid gedijen. Daardoor worden de geringe behoeften van den bewoner gemakkelijk bevredigd en er blijft nog veel over voor den uitvoer.
I. Het golvende tafelland van Dekan heeft een oostelijk en een westelijk randgebergte, Ghatta, d. i. passen of gassen, straten; den noordelijken rand vormt het Vindhia-gebergte, d. i. het verscheurde, wegens de vele passen tusschen Noord- en Zuid-Dekan, en dat van het westelijke schiereiland Goedjerat tot aan den Ganges loopt; in 't zuiden worden de westelijke en oostelijke Ghatta of Ghates verbonden door het 2000 met. hooge Nila-girigeb e rgte, dat uitmuntende gezondheidsstations heeft, zoo als men er in den Himalaja verscheidene aantreft. Een tweede, kleinere plateau-massa in 't zuiden maakt hot eilandvormige Ali-girigebergte , »een Dekan in het kleinquot;, met zijn bij uitstek gezond klimaat, en een derde de Adamspiek op het eiland Ceilon.
De westelijke Ghatta dalen steil naar de kust af, die gemiddeld 8 mijlen breed is; de lagere oostelijke Ghatta integeodeel dalen langzamerhand naar eene veel breedere (10—30 mijl.) kust af, en vormen ook niet, gelijk de westelijke, een steilen muur naar de zijde van het laagland, maar hebben verscheidene eveuwydige, dikwerf afgebroken bergrijen, waardoor de rivieren zich een weg naar het kustland banen. Terwijl in het laagland van Voor-Indië de ontelbare wateraderen alle in twee hoofdstroo-men, den Indus en den Ganges, bijeenkomen, die uit hunne dicht by elkander gelegen bronnen in eene steeds meer uiteenloopende richting hun rijken waterschat naar twee tegenovergestelde deelen der zee voeren , heeft het tafelland van het zuidelijk schiereiland eene menigte kleinere, maar op zich zelf in de Bengaalsche golf uitloopende rivieren , die met de afnemende breedte van het schiereiland naar het zuiden steeds kleinere kustrivieren worden.
De bevolking van Indië (200 mill.) bestaat bijna uitsluitend (% uit Hindoes, het buitenste lid van den grooten Indo-Germaanschen volksstam naar het oosten. Zij zijn nog evenals voor drieduizend jaar in 4. kasten verdeeld: de Brahmanen of priesterkaste, de Kschatrias of krijgs-kaste, de Vaigjas of landbouwers en industrrëelen, de (^ndras of handwerkslieden en de knechten der anderen. Van de kasten-verdeeling zijn uitgesloten de talrijke Paria's, de bij de verovering der Ariërs onafhankelijk gebleven oorspronkelijke bevolking, die bij de uitbreiding der heerschappij van het Brahmaisme als onrein werd aangezien en in zulk eene diepe verachting leeft, dat haar aanraking alleen een kastenbreuk ten gevolge-
78
BBITSCH INBlë. § 22. 79
lieeft. Zij onderscheiden zich minder van de Hindoes door lichaamlijke teekenen dan door hunne (4?) talen, die niet, zooals de Indische, tot het aan vormen zoo rijke Sanskriet, waarin de heilige schriften gesteld zijn, kunnen teruggebracht worden. — Ingekomen zijn Mohammedaansche Aziaten, vooral in den PSngah, en Christelijke Europeanen.
Hot Britsche keizerrijk Indië maakt de grootste en rijkste overzeesche bezitting van Groot-Brittanje, dus »do parel aan do kroon van Engelandquot; uit.
1. Reclitstreeksclie bezittingen:
a. Onmiddellijk onder den gouverneur-generaal of onderkoning staande provinciën: Mysore, Coorg, Berar of Hyderabad, het district Adsjmir, 2300 vk. m. 7% mill. inw.
i. Bongalen of de prov. Bongalon, Beliar, Orissa,
Chota-Nagpore, 9 262 vk. m. 63 » »
c. Assam, 2538 vk. m. 4'/^ » »
cl. Oude, 1128 vk. m. ü/i s 8
e. De Centraal provinciën, 3996 vk. m., 8% » »
f Do Noordwestelijke provinciën, 3828 vk. m. 31 y2 » » g. Madras, 6505 vk. m. 31 » »
Bombay, 5864 vk. m. 16^ » »
i. Pëngab, 4789 vk. m. '/^ » »
Jc. Britsch Birma, 4165 vk. m. 2 V4 » »
De roclitstreekscho bezittingen van Oost-Indië bobben dus bij eene oppervlakte van 42570 vk. m. eene bevolking van 191 mill, monscben.
De wetgevende raad {legislative council), aan welks hoofd de Gouverneur-generaal staat, geeft wetten voor geheel Indië en houdt zich bezig 'met het algemeen bestuur van het geheele rijk. Aan het hoofd der niet onmiddellijk onder den gouverneur-generaaV staande provinciën heeft men iuitenant-gouverneurs en hoofd-commissarissen (Chief commission.), terwijl Madras en Bombay nog afzonderlijke gouvern. hebben.
2. Beschermde staten onder inlandsche vorston, dio gedeeltelijk als vasalstaten, gedeeltelijk als verbonden staten, tengevolge van verdragen, in meerdere of mindere mate afhangen van de Britsche overheden. Deze (154) vorstendommen liggen verstrooid over geheel Indië.
De Britsche regeering onderhoudt in eenige dezer talrijke, doch meestal kleine staten, die onder hare bescherming staan, tegen betaling van eene
IIINDOSTAN. § 22.
bepaalde som , een staand leger; in andere neemt zij ingeval van oorlog hnnne verdediging op zich, waarvoor sommige geregeld schatting betalen, doch andere niet. Alle hebben het recht van zelfverdediging en onderhandeling met andere staten laten varen. De machtigsten moeten, ingeval van Cj oorlog, troepen ter beschikking van de Britsche regeering stellen.
a. In den oostelijken Himiilaja: de onafhankelijke staten Boe tan en Nepal met de hoofdstad Katmandoe (1300 met. boven de zee).
i. Aan den buitensten noordwestelyken rand van den Himii-laj a, aan den Boven-Indns, ligt de door Brittanje beschermde staat Kasch-mir 1). Dit dal. Middel- en Klein-Tibet, geniet ee-.i door de hooge ligging zoo gelukkig klimaat, dat Oostersche dichters met hunne gewone overdrijving dit „het meesterstuk der natuurquot; genoemd hebben. In de hoofdstad Serinagor, die ook dikwijls naar den naam des lands Kaschmir heet en omgekeerd, worden de beroemde Kaschmiren sjaals vervaardigd, waarvoor de noordelijke grenslanden de wol leveren. In het oostelijk deel van dit rijk of Middel-ïibet maakt het landschap La dak een der belangrijkste landen van doortocht van Azië uit en is de hoofdstad Leh, in de (3500 met. boven de zee) hooge dalvlakte van den Boven-Indus, de hoofdmarkt voor de wol van de sjaal-geit.
bestaat uit drie deelen: een westelij k, een middelsteen een oostelijk. a. quot;Westelijk Hindostan of het gebied van den Indus.
aa. Het gebied van den Boven-Indus is een zeer hoog gelegen land (meer dan 3000 met.) met lange en strenge winters, korte en dikwerf afgebroken zomers, waar de veeteelt het hoofdbedrijf is. De staart der Tibe-taansche koe is een handelsartikel als vliegenwaaier voor koningen, de geit levert de fijnste wol voor sjaals, het muskusdier het geliefkoosde reukwerk. Verder in de lagere deelen is het oeverland van den Indus de zetel van een landbouwend volk.
80
bb. Tot het gebied van den Middel-Indus behoort het vijfstroomen-land of de Pëngab, tusschen den Middel-Indus in 't westen en den Sa-tadroe in 't oosten , zuidelijk tot aan de samenvloeiing der in elkander uit- lt; loopende zijrivieren met den hoofdstroom. Hier leidt van Peschawar (58000 inw.), de noordelijke poort van Indië, die de Engelschen zeer versterkt hebben, over Lahore (99000 inw.) de groote handelsweg van Ka-
1) Dat het rijk van den in 1857 overleden Gholob Sing, wien Kaschmir behoorde, ten onrechte op bijna alle kaarten als een onafhankelijk rijk voorkom^ en veeleer tot de schatplichtige staten van het Indo-Britsche keizerrijk behoort, zie men Petermann's Mitth. 1857, bl. 522.
HINDOSTAN. § 22.
boel (§ 24, I) naar de steden aan de Djamoena en den Ganges, waarvan vele onderling en ook met de groote steden van Dekan door spoorwegen verbonden zijn, b. v. Moeltan over Lahore, Delhi, Allahabad met Calcutta, en Bombay met Bengalens hoofdstad en Madras. Talrijke ruïnen van steden , tempels, waterbakken , waterleidingen getuigen van een te gronde gegane beschaving. De bondsstad der Sikks, Am rits ar of Amritsur (135000 inw.), de grootste markt van den Pengab, is een mededingster geworden van Kaschmir in de sjaal weverij.
cc. De Indus-delta, beginnende boven de tegenwoordige hoofdstad Hyderabad (met 24000 inw.), is veel minder door de natuur begunstigd: de zilte vloed der zee overstroomt de vlakke kust en het land heeft gebrek aan zoet water; slechts een klein gedeelte is vruchtbaar rijstland; uit dien hoofde is de bevolking ook weinig talrijk en treft men geen belangrijke steden in dit mondingsland (Sind) van een grooten stroom aan. Ivarat-schi, niet ver van de monding van den Indus en ten noorden van de delta, heeft als uitgangspunt der Sindbaan, die van de kust naar den Pengab loopt, den handel met Centraal-Aziö aan Bombay onttrokken.
b. lliddel-Hindostan, tusschen den Himalaja en het Vindhia-ge-bergte, is vooral het groote laagland van de Djamoena (Djoemna) en van den Ganges, die alle andere rivieren van 't zuiden en 't noorden in zich opneemt. In dit „historisch midden van het geheele landquot; heeft zich de Indische beschaving, godsdienstig leven, kunst, handel en nijverheid het vroegst en het volkomenst ontwikkeld. Hier liggen de groote Indische koopsteden, zoo uit den ouden als nieuwen tijd, dicht bij elkander. Delhi (154000 inw.?), aan de Djamoena, op den noordelijksten uitloo-per van het tafelland. Men zegt, dat zij eens als de grootste stad van Hin-dostan „de nijd der wereldquot; was, en omstreeks 1700 nog, als residentie vau den Grooten-Mogol, 2 mill. inw. gehad heeft. Agra (149000 inw.), ook aan de Djamoena, Cawnpore (113000 inw.) aan den Ganges, Allahabad (142000 inw. ?), waar de Djamoena in den Ganges valt, een der voornaamste katoenmarkten en bedevaartplaatsen der Hindoes; B e na re s ^ aan den Ganges (175000 inw.?), nog tegenwoordig de verzamelplaats voor j Indische godsvereering, met talrijke tempels en heilige badplaatsen, de hoogeschool der Brahmanen, het hoofddoel der pelgrims (een „Mekkaquot; der j Hindoes), door wier samenkomen handel en nijverheid zeer bevorderd ' worden; Lucknow of Lakhno (285000 inw.), de hoofdstad van het (1857) ingelijfde koninkrijk Oude of Audhe.
c. Oostelijk Hindostan of Bengalen (zonder bepaalde natuurlijke grenzen aan de zijde van het middelste deel) is insgelijks een buitengewoon rijk besproeid en vruchtbaar laagland met eene dichte bevolking en vele groote steden, zooals het nijvere Patna (159000 inw.), de lipofd-marktjiLQffir opiumjtan den Ganges en (lèn grooten Noord-Indischen spoorweg, die Bengalen met den Pengab verbindt; Murshedabad (146000
PÜTZ, VERGEL. AAB.DK. 6
81
DEKAN. § 22.
imv.), de voormalige hoofdstad van Bengalen (tot 1771). In de ongezonde vlakten aan de kust, aan den westelyksten Ganges-arm, de eenige, die door diepgaande schepen kan bevaren worden, is sedert het midden der vorige eew de nieuwe hoofdstad van het geheeleland, Calcutta (met de voorsteden 894000:inw.), voor indigo de hoofdmarkt der aarde.
C. Het Schiereiland Dekan.
Dekan heeft door zyne zuidelijke ligging, verbonden met een regentijd van vier maanden, die op de westzijde in den zomer, op de oostzijde van October tot Januari invalt, hier ten tijde van den Noordwestmoesson, ginds tijdens den Zuidwestmoesson, nog een bij uitstek vruchtbaar klimaat, als het ware een eeuwige lente, waar de gewassen uit de meest afgelegen gewesten welig groeien.
а. De westkust van Dekan is wegens hare talrijke havens en de sunstig-e liffadna: voor den zeehandel reeds van de oudste tijden af het
O O OO O quot;
hoofddoel voor de scheepvaart geweest en in deWde eeuw het eerst door de Portugeezen bezet geworden. Van de eertijds aanzienlijke bezittingen van dit volk op de kust is alleen het vervallen Ctoa nog over. Bombay (844000 inw.?), met zijne voortreffelijke oorlogshaven, is het hoofdstation der Engelsche vloot in de Indische wateren. Voor de katoen-cultuur en den uitvoer is Surate (134000 inw.) belangrijk; aan de noordelijke grens nog Ame dabad~(llG000 inw.).
De zuidwestelijke kustvlakte Malabar, van kaap Comorin tot aan de Portugeesche kolonie Goa, gelijkt naar een groeten terrasvormigen tuin, waarin vooral de kokospalm, de peper- en betelstruik, de suiker enz. welig groeien; hooger volgen de tekbosschen, hout dat bijna aan geen bederf onderhevig is, en waar deze ophouden, beginnen de bossehen van het kostbare sandelhout, dat den uitmuntenden wierook oplevert.
In de nabijheid van Bombay liggen de beroemde onderaardsche, in roisen uitgehouwen tempels van Indië; vooral is te Ellora de (1 mijl lange) zoogenaamde godenberg van boven tot onder in verdiepingsgewijze boven elkander liggende grotten uitgehold en in ontelbare tempels, van welke alleen 20 aan den god Siwa gewijd zijn, tot een waar pantheon der Indiërs herschapen.
б. Het tafelland, dat met een langzame rijzing van 't noorden naar 't zuiden zich verheft, beslaat verreweg het grootste gedeelte van Dekan. Het wordt alleen doorsneden door eenige ryen heuvels en daalt allengs naar het oosten, waarom de rivieren weinig verval hebben. Het land, dat afgesloten was voor den invloed der Indische beschaving, heeft het langst zijne onafhankelijkheid tegenover de Britten gehandhaafd; eerst 1856 werd de Marattenstaat Berar mot de nijvere hoofdstad Nagpoer (85000 inw.) aan de Engelschen schatplichtig. Do voornaamste stad in het binnenland is Haiderabad (200000 inw.) en verder zuidelijk Bangalore ^142000 inw.).
82
HET E1LAKD CEILON. § 22.
c. De oostkust, in het zuidelijk gedeelte de kust van Koromandel genoemd, een der gevaarlijkste (door orkanen en brandingen) en uiterst schaars met havens hedeeld, kon bij haar gloeiend en ongezond klimaat en wegens het gebrek aan eigenaardige voortbrengselen nooit van zooveel be-teekenis worden, als met de kust van Malabar door haar tropischen plantengroei het geval was. En toch was zij door hare ligging aan de Bengaal-sche golf voor het handelsverkeer met Achter-Indië, den Indischen Archipel, Ceilon en het land van den Ganges van gewicht. Om die reden ontstonden er dan ook onderscheidene handelsplaatsen, zooals Masoeli pat-nam met de beste haven aan de oostkust, Madras (397000 inw.?) met eene reede, die wegens sterke branding en wervelorkanen zeer gevaarlijk is, de derde handelsstad van Indië, en de Franscbe nederzetting Pon d i-^chexy,- Een spoorweg dwars door Dekan verbindt de belangrijkste steden, Kooals Bombay, Madras, enz.
D. Het eiland Ceilon of Singhala (1150 vk. mijlen met 2 mill, inw. meestal Maleische Boedhisten), is niet te beschouwen als een afgeslagen stuk van Dekan, want hoeveel overeenkomst er ook heersche met de Indische dieren- en plantenwereld wegens den geringen afstand van het vaste land, toch is er veel eigenaardigs in de flora en fauna, en is (evenals Madagaskar) als een kleine wereld op zich zelve te beschouwen. De gevaarlijke Palks-straat, die het eiland van het vastland scheidt, is vol klippen en zandbanken, waarop de zeestroomingen, door de moessons derwaarts gedreven, in geweldige brandingen breken en die (vooral de zoogenaamde Adamsbrug) den doortocht voor grootere schepen onmogelijk maken. Daarom moeten deze, wanneer zij veilig willen zijn, op een verren omweg tot aan den evenaar', en nog vorder zelfs, zeilen. Dit eiland, zoo rijk aan voortbrengselen, „de kroon der Indische landenquot;, werd het eerst door de Portngeezen in bezit genomen, aan wie het de Nederlanders (1656) ontnamen, die het in 1815 aan Engeland afstonden. Sedert is het een onmiddellijk kroonland onder een gouverneur.
Het grootste gedeelte van het binnenland bestaat uit een rijk besproeide en vruchtbare bergstreek met wouden van reusachtige boomen, kokos- en andere palmen, broodboomen, bananen^ Indische vijgenboomen, naast den katoenstruik de zware katoenboom. Zijn kostbaarste gewas, de echte kanccl-hoom, laat zich slcchts in vochtige heete kuststreken, dus op een zeer beperkte ruimte aankweeken. Sedert do kaneelcultuur door het opkomen van verschillende surrogatdn.(i:asaialiast) afneemt, is de aanplant van koffie op plantages, 500 — 1200 met. boven de zee, in vollen gang. Tevens is het eiland een lustoord voor de meest verschillende dieren, „van de fladderende papegaaien en schitterende pagodenvogels, de springende apen-troepen, de loerende luipaarden, de rondloopende buffels, de snelle antilopen en de stampende olifanten tot aan de zwermende lichtkevers, kwakkende kikvorschen, schrille krekels en kronkelende slangen.quot; De grond bevat
6*
83
HEI KONINKRIJK NEPAL. § 22.
ijzer in overvloed, de beddingen en oevers der rivieren bezitten een buitengewonen rijkdom en eene groote verscheidenheid van edelgesteeuen, vooral robijn en saffier, terwijl de zee de kostbare parel-oesters en groote zeeschelpen oplevert, waarvan vaatwerk, instrumenten en sieraden gemaakt worden; het zuiverste zout zet zich aan de oevers af. De 2250 met, hooge Ada_nj.s-JEi.eJvwordt jaarlijks door duizenden offerendeen boetende pelgrims bezocht, want de Mohammedanen gelooven, dat Adam van hier de laatste maal het in den zevenden hemel gelegen paradijs heeft gezien, waaruit hij was verjaagd geworden; de Malabaren en andere Hindoes vereeren hier de voetstappen van Siwa, en voor de Boedhaïsten is hier Gautama Boedha uit den hemel op aarde neergedaald. De hoofdstad Colombo (100000 inw.) heeft slechts eene opene reede; maar eene uitmuntende haven en als het ware de sleutel van Indie is Trinkonomale in 't /!W noordoosten, terwijl Point deGalle in het zuidwesten de hoofdplaats w-.'-'A-yaH het kaneel-district, do aanlegplaats'der mail-stoombooten en dus het middelpunt der stoomvaart in den ludischen oceaan w^erd (het Southampton van den Indischen oceaan).
Buitendien behooreu nog tot Indië: de Britsche Lakkadieven ten westen en Maledieven ten zuidwesten der kust van Malabar (onder een sultan), eigenlijk toppen van eene door de zee bedekte voortzetting der Ghatta-keten, door koraalriffen omgeven en met moeite toegankelijk.
§ 23.
DE INDISCHE ARCHIPEL OF INSULINDE.
Deze Archipel, die op beide zijden van den equator, dus tusschen de vaste landen van Azië en Australië ligt als een eiland-isthmus, gelijk de Antillen tusschen Zuid- en Noord-Amerika, en zich boogsgewijze van Formosa tot Malakka uitstrekt, is niet als eene uitbreiding van Azië naar de zeezijde, noch als eene reeks verbrokkelde leden van het naburige vastland te bes'houwen; maar vormt hoe veelvuldig ook gebroken, eene in zich zelve afgeslotene, zelfstandige, hoogst merkwaardige eilanden-wereld. Nochtans heeft eene zorgvuldige studie aan den dag gebracht, dat deze wereld in twee deelen van nagenoeg gelijken omvang kan verdeeld worden, die in hunne natuurlijke voortbrengselen grootelijks verschillen en als deelen van de beide aangrenzende „werelddeelenquot; kunnen beschouwd worden. De natuurlijke grens, waardoor Azië en Australië (met zijne eilanden) gescheiden worden, is de staat Makassar tusschen Borneo en Celebes; ten westen van deze lijn zijn alle planten- en dierenvormen, zelfs de vogels, Aziatisch, o.ostelijk alle Australisch.
Vele straten, waarin men sterke stroomingen aantreft, scheiden dezen Archipel, die tot de meest vulkanische streken der aarde behoort, in 7 groepen van groote en kleine eilanden:
84
KLIMAAT. DIEREN- EN PLANTENRIJK. § 23. 85
1. Sumatra; 2. Java; 3. Bornëo;4. Celebes, elk met de omliggende eilandjes; 5. De kleine So en da-eilanden; 6. de Molukken, en 7. de Philippij nen.
De gedaante der eilanden is bij de meeste langwerpig, bij enkele massief en bij andere zeer ingesneden, zoodat zy eene groote versebeidenbeid van vorm aanbieden. Niet minder verscheiden is de geologische gesteldheid. Vulkanische en neptunische krachten hebben tot de vorming dezer eilanden samengewerkt, ofschoon thans de vulkanische verschijnselen op Borneo en Celebes grootendeels gemist worden. Nochtans speelt ook op de meest vulkanische eilanden, b. v. Java en Sumatra het zand- en kalksteengebergte geen kleine rol, terwijl overal de koraalvorming zicli menigvuldig voordoet. Ver-eenigd met den allnvialen aanwas, brengen de vulkanische uitwerpselen soms landen aan elkander, gelijk blijkt uit den berg van Djapara, die vroeger een eiland was. Doch die vulkanische werkingen kunnen evenzeer eene daling in den bodem teweeg brengen, zooals die waarschijnlijk liet aanwezen gegeven hebben aan de betrekkelijk ondiepe zee, die de groote eilanden Sumatra, Java en Borneo verbindt met het vaste land van Azië, waarmede zij in hunne natuurlijke voortbrengselen in het algemeen overeenkomen; terwijl eene even ondiepe zee Nieuw-Guinea en eenige der omliggende eilanden, die zich alle door de aanwezigheid van buideldieren kenmerken , aan Australië schakelt (Wallace).
Do bergen bepalen bier door hunne richting meestal den vorm der eilanden; maar of zij overal eene aaneengeschakelde reeks vormen, is wegens onze geringe geologische kennis van den Archipel niet wel te bepalen. Men schat hunne hoogste verheffing op Sumatra (piek van Indrapoera)op 11 500', op Java (Smeroe) 11480', op Lombok (Piek) 11400', op Borneo (Kinibaloe) 9000—11000'; doch nergens strekken zij zich uit tot in de sneeuwgrens. Zij hebben dit eigenaardigs, dat ze tot aan de toppen met bosschen bedekt zijn. Anders is het echter gesteld op Timor en de omliggende eilanden, die wel niet zonder boomgroei zijn, maar toch geen eigenlijke bosschen hebben. Ook hierin toonen deze eilanden hunne toenadering tot Australië.
Een der voornaamste vulkanische gordels des aardbodems loopt over den Archipel en brengt een treffend verschil in het voorkomen der vulkanische en niet-vulkanische eilanden te weeg. Een gebogen lijn, gekenmerkt door twintigtallen van werkzame en honderdtallen van rustende vulkanen , kan men volgen over de ge-heele lengte van Sumatra en Java, en vervolgens over de eilanden Bali, Lombok, Soembawa, Mores, de Zuidwester-eilanden, Banda,
86 BEVOLKING. § 23.
Amboina, Batjan, Makjan, Tidore, Ternate, Halmaliolra naar Moro-tei. — In Noonl-Celébes begint een nieuwe lijn, die zich over Siauw en Groot-Sangi voortzot naar do Philippijncn, waar zij langs de oostzijde tot liet noordereinde voortloopt (Wallace).
Rivieren zijn er in overvloed, ofsclioon vole in don drogen moesson geen water behouden. Onder de hoofdrivieren heeft men op üornSo : de E a r i t o e , de K a p o o a s en de M a h a k a m (of do rivier van Bandjarmasin, Pontianak on Koetei), die alle gelijk staan met den Rijn; op Sumatra: de Moe si, (rivier van Palem-bang) zoo lang als do Seine, en do B at angh ari (riv. van Djambi). Hot is in het oogloopend dat do moeste rivieren hier weinig zijtakken hobbon, en haar stroomgebied dus weinig ontwikkeld zijn kan. Zoo is dat van de Baritoo nauwlijks half zoo groot als van den Eijn. Bovendien ontstaan do meeste uit twee bronarmon en hebben, waar zij zich door do groote alluviale vlakte slingeren, weinig verval. Dit laatste geeft aanleiding tot de delta-vorming, dio bijna overal wordt aangetroffen, en tot eene uitvloeing door velo monden.
Mot uitzondering dor Philippijncn bobben deze eilanden wegens hunne ligging in do nabijheid van den evenaar eene zekere gelijkvormigheid van temperatuur, gemiddeld 25—36° R. Hot grootste verschil brengt de hoogte te woeg: 34—0° R. Do moessons, die bij hunne kentering of verandering van richting dikwerf van orkanon vergezeld gaan, wisselen hier de twee jaargetijden af.
Ten noorden van den evenaar waait van April tot October een zuidwesten (natte) wind; van October tot April een noordoosten (droge);, ten zuiden van den evenaar van April tot October een zuidoosten (droge) en van October tot April een noordwesten (natte) wind. De temperatuur wordt bovendien nog gewijzigd door de land- en zeewinden.
In de natuurlijke voortbrengselen zoo uit het dieren- als plantenrijk gelijken de groote eilanden Java, Sumatra, Borneo, op de naastbijgelegen doelen van het vaste land bijna even zeer als men maar van zulke wijd uiteongologen gewesten zou kunnen verwachten, indien zij nog een deel van Azië uitmaakten. De oostwaarts gelogen eilanden, te beginnen met Celébes en Lombok, bobben bijna even groote overeenkomst mot Australië en Nieuw-Guinea als de westelijke met Azië. Van Bali naar Lombok gaat men in
BEVOLKING EN OPPERVLAKTE. § 23.
2 uur tijds van de eeuo grooto zoölogische afdeeling der wereld over in de andere; beide eilanden verschillen in dierlijk leven evenzeer van elkander als Amerika en Europa (Wallace).
Sumatra levert peper en vele kostbare harsen en gommen; J a v a brengt rijst, maïs, kokosnoten, pisangs, suikerriet, koffie, thee, indigo cn kina voort; Banda is het eiland van do notenmuskaat, Amboina van den kruidnagel, Ceram en Halmaheira (de grootste der Molukken) van de sago. -h De olifanten tapir leven op Sumatra, de rhinoceros en tijger op Java en Sumatra; de orang-oetan op Borneo; de paradijsvogels op Nieuw-Guinca en de Molukken. Borneo en Sumatra leveren goud, en bevatten, gelijk ook Laboan, ten noordw. van Borneo, uitgestrekte steenkolenvelden. Bangka en Blitong zijn de rijkste tiulanden der aarde.
De bevolking van Insulinde behoort tot twee rassen: het Papoeasche of Oostersche Negerras cn hoofdzakelijk het Malei-sche ras. Van de niet-inhecmsche bevolking zijn de Chincezen het sterkst vertegenwoordigd.
Reeds voor eeuwen hadden zich hier Chineezen gevestigd, uitgebreide koloniën aangelegd en zich grooten invloed weten te verschaffen. Op Borneo en Bangka ontginnen zij de mijnen en op Riouw drijven zij de gambir- en pepercultuur. De Arabieren, hoe gering ook in getal, staan bij den inlander in hooge achting. — Onder de inlandschc bevolking bestaat onderling veel verschil in beschaving. De roctkleurige Papoea's met hun zwart, gekroesd haar zijn onbeschaafde heidenen, door de meer beschaafde Maleiërs westwaarts gedrongen en nu beperkt tot Xieuw-Guinea, de Papoeaeilanden, Halmaheira. De Maleiers worden verdeeld in beschaafde en onbeschaafde of wilde. ïot de laatsten bchooren: de Bataks, de bevolking der eilanden langs Sumatra's westkust; de Dajaks, Alfaeren, de bevolking van de Zuidooster- en Zuidwester eilanden, de oostelijke kleine Soenda-eilanden, die met Papoea's vermengd is. Deze heidenen onderscheiden zich nog van hunne stamgenooten door hun woesten en oorlog-zuchtigen aard, hunne weinige bedrevenheid in landbouw en handwerken. De beschaafde Maleiers, die meest allen Mohammedanen zijn, nemen het overige gedeelte van den Archipel in.
De bevolking, die misschien in oude tijden uitsluitend uit zwarten of Papoea's bestond, is later verdrongen door de Aziatische stammen van het vasteland. Omstreeks het begin onzer jaartelling kwamen de Hindoes van de kust van Koro-mandel naar den Archipel en deelden langzamerhand hunne beschaving aan de Javanen mede (bij wie zij zich het meest vestigden). Zij brachten de rijst naar Java en leerden den inwoners die verbouwen. Deze cultuur eisebte landbouwwerktuigen, trekvee, aanleg van velden, en gaf aanleiding tot het, graven van en bewerken van ijzer, door do ontginning van andere mijnen gevolgd. Door
87
88 BEVOLKING EN OPPERVLAKTE. § 23.
hunne verschillende nederzettingen riepen zij een uitgebreiden zeehandel in het leven, braehten hun maatschappelijk leven in den Archipel over en hiermede ook het Hindoeïsme, dat zich later in alle deelen dezer eilandemvereld verbreidde, doch vooral op Java zijn hoofdzetel vestigde, zooals hier nog blijkt uit de vele en groote bouwvallen der Hindoe-tempels. Ofschoon zij niet gekomen waren om hunnen godsdienst over te brengen, werd hun meer ontwikkelde eeredienst toch langzamerhand aangenomen en oefende deze een grooten invloed uit, zoodat de meeste beschaving in den Archipel geheel Hindoesch is. — In de 13de eeuw begon de godsdienst der Hindoes plaats te maken voor den koran, die aan de Javanen werd opgedrongen en twee eeuwen later over den geheelen Archipel verbreid was. Alleen op Bali is het Hindoeïsme tot op heden blijven bestaan. Eu ofschoon de Javaan nooit een echte Hindoe was, ook Mohammedaan is hij veelal alleen in naam. Nochtans moet de regeering tegen het Mo'ianimedaansche fanatisme gedurig voorzorgen nemen.
GROOTEIN VK. MIJLEN.
BEVOLKING.
BESTANDDEELEN.
18 125 000 3 500 000 1500 000 1 407 000 264 200 246 000 452 000 405 000
74 500 400 000 250 000
75 000 25000
396 500
112 000 133 300
353 700 210000
2463 8035 12962 3249 385 228 105 103 250 252 300 39 62 651
150 136
1418 13000
Groote Soenda eil.
Kleine Soenda^ eil.
Java met Madoera. Sumatra.
Borneo.
Celebes.
Kleine eil. langs Sumatra's westkust. Kleine eil. belioorende tot Celebes. Bali.
Lombok.
Soembawa.
Soemba.
Flores.
Solorgroep.
Allor-groep.
Timor en omliggende eil. Eiouw-Linggagroep en onderlioo-
rigbeden.
Bangka en Blitonggroep.
Moluksclie Archipel met de Z.O. en Z.W. eilanden.
Nieuw-Guinea en do Papoea-eil.
BEVOLKING EN OPPERVLAKTE, § 23 89
Eens waren hier do Portugeezen en Spanjaarden heer en meester; tegenwoordig behoort deze uitgestrekte eilandenreeks hoofdzakelijk aan de Nederlanders en hebbende Portugeezen en Engel-sche maar enkele bezittingen; de Spanjaarden alleen de Philippijnen.
I. BEZITTINGEN DER NEDERLANDERS.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
') Dit is alleen het cijfer der Europeanen en vreemde oosterlingen; dat der inlanders is volkomen onbekend. 2) Dit is alleen van de afd. Boeleleng en Djembrana. |
90 BESTUUR, SUMATRA. § 23.
Op Sumatra, Borneo, de eilanden ten noorden en noordoosten daarvan, Timor en Nienw-Guinea verkeeren een deel der inboorlingen nog in een staat van onafhankelijkheid.
Bestuur:
Over het geheel is in Oost-Indië het dorp (dessa) de grondslag van het maatschappelijk leven. Dit heeft zijne eigene regeering en vormt eene kleine republiek. Op het dessahoofd volgt het districtshoofd, die aan don regent ondergeschikt is. Deze personen worden van regeeringswege aangesteld of erkend en zorgen voor het innen der belastingen en de handhaving dor orde, zoodat de ge-heele inlandsche bevolking onder hare eigene hoofden staat, die aan de assistent-residenten of aan de residenten^ hoofden van het gewestelijk bestuur, ondergeschikt zijn. Op Sumatra's westkust en op Celebes en onderhoorigheden heeft men een gouverneur, die zoowel als de residenten en assistent-residenten op zijne beurt bevelen van het hoofd des bestunrs, den gouverneur-generaal, ontvangt. Deze bekleedt in Indië de plaats van Nederlands koning, heeft het beheer over het leger (34 000 man) en de vloot (37 schepen, waarvan 24 met stoomvermogen, bemand met ruim 6300 koppen), en wordt bijgestaan door een Raad van Indië. Behalve het Militaire- en Marine-departement, aan welks hoofd de commandant van het Indische leger en die der Marine staat, heeft men nog het civiel-departement. De takken van algemeen burgerlijk bestuur, onder do bevolen en het oppertoezicht van den gouverneur-generaal, worden beheerd door 5 directeuren, te weten voor: justitie; binnenl. bestuur; onderwijs, eeredienst en nijverheid; burgerlijke openbare werken; finantiën. Do hoofden der departementen vereenigen zich tot een »raad van directeuren.quot;
Welke zorg de regeering ook aanwendt (er zijn ongeveer 700 scholen en grootendeels van den staat), steeds Hijft het volksonderwijs op een vrij lagen trap.
Horizontale vorm.
Dit eiland, door den evenaar in twee bijna gelijke deelen gesneden, strekt zich uit van het noordwesten naar het zuidoosten en loopt dus ongeveer evenwijdig met Malakka, waarvan het dooide nauwe straat van dien naam gescheiden is.| Langs de steile
SUMATRA. § 23. 91
westkust, waar de zee vlak onder don wal eene aanzienlijke diepte heeft, ligt eene reeks van gevaarlijke klippen en kleine eilanden: . Varkenseiland, .Nias, Batoe- of Steeneilanden en de Mentawei-eilan-den, maar toch vindt men er goede havens, die meestal door eilanden beschermd worden, i De oostkust heeft meer insnijdingen dan de westkust en is dus veel onregelmatiger ; daar vindt men veel inhammen, waarvan de meesten rivieren opnemen, aan wier mondingen men nog eilandenvorming aantreft. Ook heeft men hier kust-eilanden en wel in twee groepen : Riouw-Lingga en Bangka-Blitong.
Verticale vorm.
Over de westkust loopt in de lengte een gebergte, de B o e-kit Barisan, dat ten volle den naam van bergketen verdient, in hoogte afwisselt tasschen 500 en 2000 met., oen dozijn vulkanen telt, maar nog weinig bekend is. In Atjih , waar het bij Atjihhoofd begint, draagt het den naam van Pedir-Daholi, in het noorden Samalanga. Het vindt zijn einde in de 3 zuidelijke schiereilandjes, uitloopende in de kapen Rata en Tjina, Ka-/ mantara en Varkenshoek. De piek van Indrapoera houdt men voor den hoogsten berg (3600 met.); andere bergtoppen, zooals de Dempo, Ophir, Merapi, bereiken nauwelijks de hoogte van 3000 met. Soms heeft men zelfs twee en drie ketenen evenwijdig met elkander, waardoor lengtedalen (van Angkola en Gadis, vallei van Soompoer) gevormd worden van 15 tot 25 m. lang, zooals b. v. '■l in Tapanoeli. Achter deze bergketenen liggen aanzienlijke hoogvlakten met meren: in het noorden die van Tobah, 1300 m. boog, in do Bataklanden, en Agam, 3000 met. hoog; zij dalen over het geheel 5 in het oosten tot eene laagvlakte af. In het westen bereiken zij nagenoeg overal de kust en loopen op veel plaatsen steil in zee af. Soms laten zij eene ruimte over van J/2 tot 1J/, mijl breedte, die in den regel zeer moerassig is. In het noorden, in Atjih en de Batak-J landen, beslaan zij de geheele breedte des lands. In het zuiden is Sumatra daarentegen grootendeels vlak met alluvialen grond, evenals op de oostzijde, waar dit terrein zich soms diep landwaarts in uitstrekt. Het klimaat is hier minder gezond dan aan de westkust. I De rivieren, die een westelijke richting hebben, zyn meestal klein in vergelijking met die, welke oostwaarts gaan. De richting naar het westen volgen; de Singkil, de Gadis, de Indrapoera, met een aanzienlyk
SUMATRA. § 23.
stroomgebied, en de An eh, beroemd wegens de kloof waardoor de weg ligt van Padang naar de Bovenlanden; naar het oosten loopen; Paneh, die uit Tapanoeli komt en de zuidelijke grens uitmaakt van de Bataklanden, Eokan, Siak, Kampar, Indragiri, Batanghari, Moesi, die doorgaans ten allen tijde bevaarbaar zijn.
Onder de meren zijn de voornaamste: dat van Tob ah, van Singka-rali (6 mijl lang en 1'/^ mijl breed) en van Korintji.
/ De bevolking bestaat uit Maleiërs en de met hen verwante Bataks en Atjihneezen. Zij is over het geheel arbeidzamer en ondernemender dan de Javaansche.
/ De voortbrengselen van Sumatra, waar de natuur nog grootscher is dan op Java, maar de grond niet zoo goed bebouwd wordt, zijn, behalve de op bl. 86 genoemde nog: koffie in Padang (de eenige gedwongen cultuur), kamfer, getah pertja, hars-, gom- en verfsoorten ; steenkolen, goud, ivoor, marmer.
De wegen zijn minder in getal en daarbij slechter dan op Java; menig-werf zijn zij ongeschikt voor paarden en rijtuigen. — Een telegraaflijn loopt van Telok Betong naar Singkil; nog andere zyn ontworpen.
/ Behalve het nog niet geheel onderworpen Atjih , een deel der Bataklanden en Kampar is het eiland geheel in het bezit van Nederland. In Atjih strijdt een deel der bevolking nog ora zijne onafhankelijkheid. De voormalige hoofdplaats, thans Kota Radja, is de zetel van den militairen gezaghebber. De meeste staatjes der West- en Noordkust hebben de Nederlandsche vlag geheschen. — Indragiri staat onder onzen vazal, den sultan van Lingga. — Kampar is onafhankelijk.
De gouvernementslanden zijn verdeeld in:
a. Het Gouvernement van Sumatra's westkust, dat even ver ten noorden als ten zuiden van den evenaar ligt, 2 y,0. De parallel-loopende bergketenen vormen hier door rivieren besproeide lengtedalen. In de keten langs het wester-strand verheffen zich de hoogste toppen, en toch bereiken slechts weinig uitloopers de kust.
1. De residentie Tapanoeli wordt bespoeld door de gelijknamige golf. Het naar het zuiden loopende gebergte verdeelt zich in twee deelen en vormt de vallei van Mandaïling, die door de Angkola, uit het noorden, en de Ba-tang Gadis, uit het zuiden komende, besproeid wordt. Deze rivieren vereenigen zich bij Batoe Toenggal en banen zich met geweld noordwestwaarts een weg door het gebergte naar zee.
Aan de baai van Tapanoeli ligt de belangrijke handelsplaats SjJioga met een bij uitstek fraaie haven. In het binnenland, zuidoostwaarts, de hoofdplaats Padang-Sidempoean, aan den grooten weg van Singkil naar Fort Elout. Het zuiden en zuidoosten van Tapanoeli kan als een waar goudveld beschouwd worden, waar dit edel metaal zoowel uit de mijnen als uit de rivieren wordt gewonnen. Natal is het land van den kamferboom, de benzoë, enz. In het noorden nog de steden Singkil en Baros, beide
92
SUMATRA. §
aan de zee gelegen. — Tot deze residentie behoort ook het (120 vk. m. groote) eiland Ni as, zoo bekend door den slavenhandel, dien de Atjihnee-zen hier plachten te drijven. De grond is zeer vruchtbaar en doet een betere toekomst hopen. Voornaamste plaats: Groenong Sitoli.
2. De residentie der Padangsche Bovenlanden is belangrijk om den mijn- en landbouw. De koffiecultuur staat hier onder toezicht van het gouvernement. De resident ■vvoont in het Fort de Koek, schilderachtig gelegen op het 1000 met. hooge Agamsche bergvlak, dat een tal van dorpen en veel rijstvelden heeft. Padang pandjang is sterk ontluikende door den handel; het ligt aan het kruispunt van 4 wegen, boven de zoogenaamde kloof of het dal der rivier Aneh , die de hoofdweg is voor het verkeer tusschen de bovenlanden en de kust. Verdere belangrijke plaatsen: Pajakomba, Fort van der Capelle, Solok in de XIII—IX Kot-ta's, het rijke Ombilin-steenkoleuveld, dat men hoopte eerlang door een spoorweg met Padang te kunnen verbinden; doch de kosten van den aanleg, geraamd op 30 mill., kunnen niet goed gemaakt worden door het vervoer.
3. De resid. Padangsche Bened-e nlan den , een strook langs de westelijke kust. Padang is de hoofdstad der Westkust, de residentie van alle overheidspersonen; het ligt in een schoone vlakte, drijft een levendigen handel, ofschoon de rivier Ajcr-Padang slechts schepen van geriugen diepgang toelaat, en is de hoofdmarkt voor Sumatra's goud en koffie. A j e r-Bangis heeft eene veilige reede en veel verkeer met Natal. Priaman is een klein, maar levendig vlek.
b. (De ass. residentie) Benkoelen. Dit gewest is eene smalle kuststrook, wordt door den Boekit-Barisan van Palémbang gescheiden en loopt van het gouvernement der westkust tot aan straat Soenda. Sommige streken hebben tot ver landwaarts in een vrij vlakken grond; dan weder loopt het gebergte tot dicht aan zee. Ofschoon de rijst en peper de voornaamste cultures zijn, is de productie zeer ten achteren wegens de traagheid en zorgeloosheidder bevolking. De hoofdstad Be nkoele n (12000 inw.) behoorde tot 1824 aan de Engelschcn, die haar zeer verfraaiden, hoewel de haven min goed gelegen is en de schepen de voorkeur geven aan de rede bij het Katten-eiland.
c. De residentie Lam pong beslaat het zuidelijk gedeelte van hot eiland; ten westen wordt zij van Benkoeleu gescheiden door den Boekit-Sawah, die eene voortzetting is van den Barisan en waarin vele hooge toppen worden aangetroffen (Keizerspiek). De Lampongsche districten eindigen als zuidelijk gedeelte van Sumatra met drie punten (het oostelijkste met de Kadjabasa) in de straat Soenda. De oostkust is vlak en laag; de zuidkust is bergachtig en vulkanisch; het binnenland is ook vlak en daarbij zeer onderhevig aan overstroomingen; het geheel is zeer boschrijk, zelfs met veel ontoegankelijke wildernissen. De voornaamste cultures bestaan in rijst, katoen, koffie en thee. Te lok Betong is de hoofdplaats.
d. Palémbang. Waar deze residentie aan Benkoelen grenst, is zij
93
SUMATRA. § 23.
bergachtig, in het oosten rijk aan allnvialen grond. Greographisch bepaalt zij zich tot het vrij groote stroomgebied der lloesi, die nog door eene noordelijke bergketen moet breken. Op de grenzen der Lampongsche districten treft men bij het meer Ran au eene zeer welvarende streek aan, waar veel tabak geteeld wordt. Het oostelijke, groote en vruchtbare gedeelte is nog bedekt met bosschen en wildernissen, wachtende op nijvere men-schenhanden, terwijl zij nu alleen door olifanten, rhinocerossen enz. worden bezocht. De hoofdstad Palémbang^in eene waterrijke streek, ligt 13 mijlen van de kust aan de Moesi, telt 46000 zielen en heeft zeer nijvere bewoners. De huizen zyn meestal op palen gebouwd, langs en in de rivier, waarop dan nog eene rij van woningen volgt die op groote vlotten van bamboes zijn opgericht, met kabels van rotan zijn vastgemaakt en met het tij rijzen en dalen. De goede middelen van gemeenschap bevorderen den handel ongemeen. De Chineezen drijven hier bijna al den handel. — Tot deze residentie brengt men nog Dj am bi (ten noordoosten van Pa-lémbang), dat zich onder de opperheerschappij van Nederland heeft gesteld, maar weinig bekend is. In de stad Dj am bi heeft de leenroerige sultan nog zijn verblijf.
e. Sumatra's oostkust of Siak en onderhoorigheden. Deze residentie strekt zich uit van Siak tot Atjih en bevat een tal van rijkjes, met welker hoofden contracten zijn gesloten. Deli is een der voornaamste. Alleen Bengkalis, waar de resident zijn verblijf heeft, staat onmiddellijk onder 't Xederl. gouvernement. Voornaamste plaatsen zijn; Siak, Laboean-Deli, Laboean-Batoe, Asahan.
Onder de eilanden langs Sumatra's oostkust zijn vooral belangrijk:
a. Bangka (residentie), dat omsloten wordt door de straat Bangka, de Java-zee, de straat Gaspar, de Chineesche zee, heeft aan de oostelijke zijde vrij hooge streken, doch is langs straat Bangka laag en moerassig en over het geheel bij afwisseling hoog en laag. In het binnenland, dat een golvende vlakte is, heeft men een menigte heuvels en enkele bergen, waaronder de berg Maras (900 met.) ten zuiden der Klabat-baai de voornaamste is. Bekend is het beste tin, dat er in overvloed gewonnen wordt (164 mijnen, die 110000 centenaars zuiver tin opleveren). Muntok, hoofdplaats aan den noordelijken ingang van staat Bangka, en verder vele plaatsen, wier inwoners allen in de mijnen bezig zijn. Met dit eiland komt in vele opzichten overeen de ass. resid. Blitong of Billiton, dat niet minder hoog is. Rondom Blitong liggen meer dan 150 eilandjes. Behalve tin-(56 mijnen), vindt men hier nog ijzermijnen, vooral wit ijzer oijmmoz voor gedamasceerde klingen. De mijnen worden hier en op Bangka door Chineezen ontgonnen. Op Bangka is het een gouvernem.-monopolie; op Blitong gaat de ontginning voor rekening der Amsterdamsche Billiton-maatschappij.
b. Riouw en onderhoorigheden (residentie) of de eilanden, gelegen
94
JAVA EN MADOERA. § 23. 95
tusschen 1017' zuidcr br. tot 4o50' noorder br. en 103o20' tot lOO'll' oos-ter 1., welks sultan zijne souvereiniteitsrechten aan Nederland heeft overgedragen, niet het eiland Lingga, welks bewoners in den handel en de visscherij hnn bestaan vinden. De orang-laoet of „zeeliedenquot; zwerven in prauwen rond voor den handel, de visscherij en den zeeroof. Op de eilanden Karimon en Singkep wordt tin gevonden en op Bintan wordt peper en bovendien nog gambir geteeld. liet rechtstreekscli gebied van Nederland is zeer klein en bestaat uit het schiereiland ïandjoeng-pinang, waarop de residentie-hoofdplaats Riouw ligt (20 00Üinw.).
2. Java met Madoera.
Horizontale vorm.
Java, ton zuiden van den equator, ten zindooston van Sumatra, waarvan het door de straat Soenda gescheiden is, vier maal zoo groot als het moederland, strekt zicli van het westen naar liet oosten uit, vormt een langwerpig vierkant en heeft veel open baaien, open reeden en aanzienlijke golven; op de noordkust: die van Bantam, Batavia, ïjeribon, Samarang, Eembang, Soe-rabaya, Pasoeroean; op de zuidkust de baai van Patjitan, de Sehildpaclbaai, de reede van Tjilatjap, de Segara Anakan; op de westkust: Wijnkoops-, Welkomst-, Peper-baai. De kustontwik-keling is als 2 : 5. Van den zuidwest- tot aan den zuidoosthoek is hot 140 mijlenlang en van Djapara uit (op do noordkust) gemeten, bedraagt de breedte 26 mijlen. De eilandenvorming om Java is niet zeer groot. Behalve die in straat Soonda gelegen, heeft men voor de Batavia-baai de Duizend-eilanden, bij denhoek van Indramajoe de Boompjes, ten noordwesten van Djapara do groep K a r i m o n-J a v a , in liet oosten M a d o e r a, er van gescheiden door de straat Madoera. Langs do zuidkust, bij de monding van de Tji-Tandoewi, ligt Noesa-K embangan , verder oostwaarts N o o s a B a r o n g.
In don verticalen bouw van Java is meer vorscheidonlieid dan in de horizontale geleding. Naar de gesteldheid van den bodem kan liet eiland verdeeld worden in West- en Oost-Java. De westelijke helft is een massief bergland, waarvan veel vulkaankegels de hoogste toppen vormen en dat, ofschoon door diepe dalen gegroefd, nergens door tusschenliggende vlakten of lage landen wordt afgewisseld. Langs de noordelijke kust ligt in de Soendalanden een breede zoom alluviale grond, die op enkele plaatsen we
JAVA BERGEN. § 23.
een derde der breedte van liet eiland beslaat. Een gordel van aangeslibd, laag moerassig land strekt zich ook langs de zuidkust uit, van Tji-Tandoewi tot aan do Oepak. Ten oosten van den Mer-baboe en Merapi begint de formatie van Oost-Java. De vulkanen zijn hier minder talrijk, minder opeengedrongen; zij staan meer op zich zelve en de afzonderlijke stelsels worden hier afgewisseld door breede dalen en vlakten, waardoor rivieren kronkelen, die aan deze omstandigheid te danken hebben, dat haar loop langer is dan van die in West- of Midden-Java. De alluviale zoom langs de noordkust is hier minder regelmatig. Opmerkelijk is het, dat de lengteas van Java nagenoeg over de toppen van eenige der voornaamste vulkanen des eilands gaat, als: Salak, Gede, Slamat, Soembing, Merbaboe, Lawoe, Tenger, Lamongan, Jang en Rawoen. Slechts enkele liggen een weinig meer noordwaarts: Tangkoeban Prahoe, Tjermé , Sendoro , Ardjoeno , Idjen — of zuidwaarts: Merapi, Wilis, Keloet, Kawi. De Einggit hangt samen met het Jang-, de Semcroc met het Tenger-gebergte. In de Preanger treft men verder zuidwaarts een uitgestrekt vulkanisch bergland , dat de hooggelegen dalketels van Bandong en Garoet in zijn schoot bergt. Al deze vulkanen en vulkanische groepen liggen op tamelijk gelijke afstanden over de geheele lengte van het eiland van elkander.
In de lage deelen van Java vindt men soms uitgestrekte moerassen, bekend onder den naam van raica; in het natte jaargetijde zijn het halfslachtige meren. In het droge saizoen zijn het grasvelden geworden, die aan een menigte tijgers tot schuilplaats verstrekken.
Het bergland van Java begint in noordwestelijk Bantam met een geïsoleerd gebergte, waarin de Gr. Agoeng en Gr. Batoer de hoogste toppen zijn. Op een strook alluvialen grond volgt naar het zuiden het Anjersche gebergte. Het zuiden van Bantam is geheel bedekt met een niet te ontwarren net van heuvelrijen en bergketenen, dat tot in de Preanger doorloopt en hekend is onder den naam van Kendeng. De Halimoen, omstreeks 1750 met. hoog, strekt zijne zware ribben tot aan de Wijnkoopsbaai uit. Verder oostwaarts in deze centrale bergketen, die ook wegens de blauwe kleur in het verschiet „Blauwe Bergenquot; genoemd wordt, volgen de kolossale berggevaarten van den Salak en den Gedé, terwijl in den Dendeng-Hari de grenzen van Buitenzorg, Preanger en Krawang samentreffen. In den G. P a-
96
JAVA. BERGEN. § 23.
toea valt het Kendenggebergte samen met de uit het zuiden komende Breng-Brengketen en bereikt dan zijne grootste hoogte in onafzienbare wildernissen, te midden waarvan het schoone bergmeer Telaga Patengan ligt. Nu volgen de plateaus van Bandong, Garoet en nog twee kleinere, die alle door randgebergten ingesloten en met rivieren doorsneden zijn. De keten gaat steeds naar 't oosten, heeft op de grens van Preanger en Tjeribon den Tjakra Boeana, aan welks voet het dal van den ïji Tandoewi begint, die de grens uitmaakt tusschen Preanger en Banjoemas en daarmede ook van de Soendalanden aan de zuidzijde des eilands. In den G. Bongkok vereenigen zich de grenzen van Tjeribon, ïagal en Banjoemas, en van hier af maakt de hoogste kam der centraalketen de grens uit tusschen de resid. Tagal, Pekalongan en Banjoemas tot aan het Diënggebergte, waar op den Prahoe de grenzen van vijf residentiën elkander ontmoeten. Over deze lengte krijgt de keten in den Slamat haar hoogsten en tevens regelmatig-sten kegelberg van Java, bijna 3GÜ0 met. Bij den Diëng gaat de smalle rug der keten over in een hoog gebergte met talrijke kraters, vlakten en meren. De naar het oosten langzaam dalende bergruggen ontmoeten den Oengaran op de grens van Samarang en Kadoe. Van den Prahoe en den Oengaran stralen twee merkwaardige vulkanische ketenen zuid-zuidoostwaarts, die het verrukkelijk dal van Kadoe begrenzen. De westelijke keten verbindt den Prahoe met den Soembing en den Sendara. Aan de oostzijde verheffen zich twee andere kegelbergen, de llerbiiboe en deMerapi, die door een zadelvormigen rug onderling en door een bergrug ook met den Oengaran verbonden zijn. Hier wordt het eiland breeder en drie kalksteengebergten gaan nu uit van Merapi, Oengaran en Merbaboe en van Djapara.
Het zuidelijkste der kalkgebergten komt uit den Merapi, loopt langs de resid. Soerakarta en Djokjokarta, neemt hier den naam aan van Se woe of Duizendgebergte, gaat door 't zuidelijk deel van Soerakarta en neemt onder den naam van Pagar G. een noordelijke richting tusschen Soerakarta en Madioen door. Als de keten den Lawoe, een eilandberg, aan alle zijden door vlakten omringd, op de grens van Soerakarta en Madioen, die hij grootendeels met zijne machtige uitloopers bedekt, genaderd is, volgt zij weder de oostwaartsche richting, doch steeds meer zuidelijk, onder den naam van G. Kidoel en verliest zich ten laatste in de uitloopers van den Semeroe.
Het middelste kalkgebergte loopt van den voet van den Oengaran en Merbaboe door het noordelijk gedeelte van Soerakarta, langs de grenzen van Rembang, Madioen en Kediri, en verliest zich bij de straat Madoera in een alluvialen bodem.
De derde keten begint in Djapara bij de rivier Tangoel Angin, loopt met de tweede nagenoeg evenwijdig tusschen de alluviale vlakte en het dal der Loesé, en eindigt schijnbaar in Oedjong Pangka, doch schakelt zich oostwaarts aan het bergland van Madoera.
Bij de versmalling van bet eiland verandert het bergstelsel ook weder.
rÜTZ, VERGEL. AARDR. 7
97
JAVA. BEUGEN EN EIVIEKEN. § 23.
Hier ligt tusschen den Ardjoeno en Kawi aan de westelijke en den Tenger en Semeroe aan de oostelijke zijde het heerlijke hoogland van Malang, dat zooveel voeding geeft aan de Brantas of Kediri. In den Lamongan, waar de drie afdeelingeu van Proholinggo aan elkander grenzen, ligt het verbindend lid westwaarts naar den Tenger, oostwaarts naar den Jang, die op de grenzen van Banjoewangi den Rawoen ontmoet. Beide laatsten sluiten uitgestrekte hooglanden in. De noordelijke voorbergspits van den Rawoen gaat oostwaarts in een boog naar de westelijke helling van den vulkaan Idjen, waarvan de oostelijke helling zich tot straat Bali uitstrekt eu den naam van Ken deug draagt. —Daar, waar het zuider kalkgeb. en de Semeroe in elkander loopen, ligt ten zuiden de vlakte var. Lemadjang en hieraan paalt de moerassige vlakte van Poeger, die ten zuiden van het Janggeb. tot aan de zee loopt (Veth).
Het plateau van Baudong, ongeveer 800 met. hoog, wordt ten zuiden begrensd door een voortzetting van den Kendeng; in dat grensgebergte liggen de toppen Patoeha, Malabar, Rakoetak, Mandelawangi en Iloejong, waarmede de keten aan de noordzijde samenvalt, die van den verbrijzelden vulkaan Boe rangrang komt, zich voortzet in deu Tangkoeban Prahoe en den Boekit Toenggoel, alle tusschen Preanger en Krawang; verdere schakels zijn ilenglajang, Scmbilang en Gerimbi tot in deu boekberg Roejocng. Door een paar zuidelijke ketenen worden ook nog de kleine hoogvlakten van Pcngalengan cn Tcgal Badoeng ingesloten. In 't noordwesten is de Bandongsche vlakte door kalkgebergten gescheiden van de vlakten van Tji Andjoer en Radja Mandala.
Het plateau van Garoet beeft tot westelijk grensgebergte de keten vau deu Pepaudajan, tot oostelijken rand de laatste vulkanische dwarsketen, die van den Roejong zuidoostwaarts gaat naar Sida Keling en waarin de vulkaan Telaga Bodas verrijst, vanwaar zich de keten naar den Tjikorai wendt, wiens uitloopers met den Pcpandajan samensmelten. Deze „bloemrijke tuin,quot; afgewisseld door lachende rijstvelden, waarmede de nijvere hand des Javaans dit lustoord heeft getooid, zonder zich te laten storen door het donderend geraas der vulkanen, die van alle kanten dood en verderf dreigen , wordt in zijn geheele lengte gesneden door . den Tji Mauoek.
quot;Weinig gewesten van den aardbodem zijn rijker aan water dan Java; doch de rivieren hebben ten gevolge der gesteldheid van den bodem en van liare richting weinig ontwikkeling. De rivieren aan de rotsige zuidkust bewaren voor het meerendeel bet karakter van bergstroomen. In Oost-Java vindt men de grootste stroo-mon, omdat zij zicb. daar nog kunnen kronkelen door de vlakte aan den voet der vulkanen. In West-Java hebben de voornaamste haar middelpunt of brongebied in de hoogvlakten van Baudong en Garoet met hunne randgebergten, terwijl in Oost-Java het zuidelijk gebergte het brongebied bevat.
98
RIVIEREN. § 23.
De grootste rivier van Java is de Solo of Bengawan. Een groot aantal beken, die van den Merapi komen, vereenigen zicli in den Denkeng. Even beneden Soerakarta neemt deze den Penambangan op, die door het dal van Wanagiri komt. De vereenigde rivier draagt nu den naam van Solo of Bengawan, loopt van quot;t zuiden naar 't noorden, neemt op haren weg den van den Merapi komenden Pepé en den op den JTerbaboe ontspringeuden Kenteng op, wordt in haar loop gestuit door 't middelste kalkgebergte, dat zij, na den Gentoeng of riv. van Madioen, die van 't zuiden komt, bij Ngawi opgenomen te hebben, doorbreekt. Nu volgt de aldus versterkte stroom zeer kronkelend genoemd gebergte langs den noordelijken voet, wendt zich dan oostwaarts en valt bij Sidajoe, na een loop van 70 mijlen, met eene bijna 1000 met. breede monding in zee.
De Brantas of Kediri neemt haren oorsprong op de zuidelijke helling van den Ardjoeno, waar hare bronnen ruim 2000 met. hoog liggen, loopt door het dal van Batoe, langs de oostelijke hellingen van den Kawi, wordt door het zuidelijk kalkgeb. tegengehouden, neemt nog een paar riviertjes van den Semeroe en van de hoogvlakte van Malang op, keert zich dan onmiddellijk naar 't westen en baant zich een weg door de zuidelijke hellingen van den Kawi en Keloet en het Kidoelgeb.; zij stuit tegen den quot;Wilis, stroomt door de vlakte van Kediri, doet in haar noordelijken loop de hoofdplaats der resid. aan en volgt, na de Widas opgenomen te hebben, eene oostelijke richting. Bij Modjokerto splitst zij zich in twee armen, waarvan de noordelijke arm onder den naam van Kali Mas zich midden door de stad Soerabaja in het Nauw, de zuidelijke of Kali Porong zich in de straat van Madoera ontlast.
De Solo en de Brantas vernauwen door het vele slib, dat zij aanvoeren, voortdurend het bed der straat van Madoera, die in vroegere eeuwen veel breeder was, toen uitgestrekte boezems tot diep in liet land vau Soerabaja doordrongen.
De Tango el Angin, gevormd door de Serang, die van den Mer-baboe komt, en de Loesé, ontspringende in het kalkgebergte van Blora en gedeeltelijk door een moerassigen bodem kopende, vormt de grens tusschen de residentiën Djapara en Samürang.
In Middel-Java zijn do rivieren talrijk, doch de geringe breedte laat geen ontwikkeling toe.
Uit het bovengenoemde middelpunt in AVest-Java of de plateaus van Bandong en van Garoet met hun randgebergten ontspringen: de Ïji-Ta-roem, die uit drie bronrivieren ontstaat in het zuidelijk gebergte, dan noordwaarts loopt en in westelijke richting het plateau van Bandong snijdt. In zijne dan volgende noordelijke richting neemt hij de Tji-Sokan op, die van den Patoeha afkomt, breekt door het grensgebergte van Preanger en valt als rivier van Kra wang in zee.
De Tji-Manoek ontspringt op den Pepandajan, loopt van het zuiden
99
KLIMAAT EN VOORTBRESGSELEX. § 23.
naar liet noorden door de schoone vallei van Garoet, baant zich in eene honderden voeten diepe, woest romantische kloof een weg door het hoogland, betreedt op de grenzen van Tjeribon de vlakte en ontlast zich vervolgens door twee armen in zee.
Van de zuidelijke kustrivieren zijn de voornaamste ;
De Tji-Mandiri, ten noorden van het K e n deng-gebergte, met westelijke richting, loopt uit in de Wijnkoopsbaai.
Tji-Boeni, ten noorden van den Goenong Breng-Breng.
Tj i-Tan do ewi, die van den Tjakra Boeana komt en de grensscheiding maakt tusschen Tjeribon, do Preanger en Banjocmas, stroomt door de groote, naar baar genoemde vlakte, waarin veel rawa's liggen en valt in de Segara Anakan. Hare voornaamste zijrivieren, de Djolang en de Moendoer, komen uit de Tjeribon-scbe centraalketen. Tegenover haar aan de noordzijde stroomt de Tji-Losari, die van den Tjermé in Tjeribon komt.
De verdeeling in Oost- en West-Java gaat niet alleen door in den bo-dembouw, maar ook in klimaat en grondgesteldheid en bijgevolg ook in voortbrengselen en plantengroei. In Oost-Java vindt men meer het droge klimaat van Timor en in West-Java het klimaat van Sumatra. Dit verschil springt het sterkst in 't oog ten oosten van Kediri. Over het geheel is het klimaat, ofschoon tropisch en vochtig, doch gematigd door zeewinden, als vrij gezond bekend, met uitzondering van de lage zeekusten. De gemiddelde leeftijd staat bijna gelijk met dien in Middel-Europa. Door het verschil in luchtsgesteldheid, dat hier zeer sterk is, spreidt de natuur hare grootste verscheidenheid, hare onbegrijpelijkste pracht en weelde ten toon, zoowel in het dieren- als plantenrijk. De heuvelen zijn bedekt met bosschen van de rijkste houtsoorten; de vlakten leveren de geurigste planten en kruiden in ongekenden overvloed. De planten van alle werelddeelen kunnen hier den vereischten warmtegraad hebben. In de overoude bosschen vindt men veel wilde dieren, zelfs meer dan op Borneo, Celebes en de Oostelijke eilanden, doch wat Java (met Sumatra) bijzonder onderscheidt is de groote gestreepte of koningstijger. Nochtans ontbreken de huisdieren, als paarden, schapen, geiten, varkens, ossen en buffels of karbouwen voor den landbouw niet, evenmin als het in kleurenpracht zoo uitgedoschte voge-lenheir. De rijst-, koffie- en suikercultuur is het voornaamste bedrijf der inwoners. Inde laatste jaren heeft men ook met goed gevolg tabak, thee, indigo, ja zelfs (1850) kinaboomen gekweekt en in 1857 begon men kokostuinen van grooten omvang aan te leggen. In delfstoffen is Java niet rijk: aardolie, zwavel, minerale bronnen, steenkolen, die echter niet ontgonnen worden.
Sedert jaren reeds wordt liet eiland zorgvuldig beheerd en doet de regeering veel om het geregeld verkeer te bevorderen. Een groote postweg, die bij Anjer be-
100
KLIMAAT EN PLAKTENGUOEI. § 23.
gint, loopt in de lengte over Java tot Badjoel Mati en verder langs de kust tot Eogodjampi, met vele zijtakken naar het binnenland. Een zuidelijke weg loopt van Tjilatjap naar Soerabaja door de res. van Middel-Java. — Java is door eene telegraaflijn verbonden over Anjer met Singapoera, Poeloe-Pinang , Madras en Sumatra en over Banjoewagi met Port Darwin in Australië. Alle belangrijke plaatsen van liet eiland hebben door telegraaflijnen gemeensehap met het hoofdkantoor te Weltevreden. Ook ligt een spoorweg in Middel-Java van Samarang over Soerakarta naar Djokjokarta, met een zijtak naar Ambarawa, terwijl die van Batavia naar Buitenzorg in het laatst van 1871 is geopend.
Is er met betrekking tot den horizontalen vorm veel verschil in den plantengroei tusschen Oost- en West-Java, niet minder is dit het geval ten opzichte van den verticalen vorm. Java heeft vier gebieden;
a. Het heete gebied, van het strand tot op eene hoogte van 650 met., quot;waar de plantbekleeding zich in 12 verschillende, duidelijk kenbare groepen onderscheidt, en dat eene grootte heeft van 2386 vk. mijlen. Dit gebied levert hoofdzakelijk rijst, suikerriet, indigo, kaneel, peper, katoen, betel.
b. Het gematigde gebied, van 650 tol 1460 met., dat het meest gevonden wordt in de Preanger. Hier heeft men een zeer aangenaam klimaat; de zuidoostpassaat heerscht over de moessons. In deze oppervlakte van 47% vk. m., waar de westmoesson reeds veel minder kracht heeft, vindt men veel koffieplantages, thee, tabak en Euro-peesche groenten.
c. Het koele gebied, van 1460 tot 2435 met. Dorpen en bebouwde streken zijn hier bijna verdwenen en slechts op 1650 met. liggen maar enkele koffietuinen meer. In deze gewesten teelt men veel Europeesche groenten en wordt ook de kina aangekweekt.
d. Het koude gebied boven 2435 met. De warmte vermindert tot 46'/2° Fahrenheit; cultuurgewassen worden niet meer aangetroffen, slechts eenige kleinere boomeu en struiken, en bloemen die aan de Europeesche flora herinneren.
De bevolking bestaat voor liet raeerendeel uit Javanen ; cle oostelijke residentiën ziin voor de lielft bevolkt door Jladoe-reezen. De Soemlaneesche volksstam in West-Java of cle Soenda-landen telt 4 mill. Men telt op Java 29 000 Europeanen, 192 000 Chineezen , die zich op den handel toeleggen, 9000 Arabieren, die onder do inlanders in hooge achting staan. De inboorlingen zijn zeer gehecht aan hunne zeden en gewoonten. Hunne traagheid is vooral toe te schrijven aan do onzekerheid van bezit, die steeds onder hen geheerscht heeft; het cultuurstelsel heeft daarop gunstig gewerkt, deels omdat zij tot don arbeid gedwongen wer-
101
JAVA. RESIDENIlëN. § 23.
den, deels ook omdat zij zeker waren van bet plantloon. Sedert September 1859 heeft in Indië de slavernij opgebonden, die op Java eigenlijk door de Europeanen was ingevoerd.
Tallooze overblijfselen getuigen nog van vroegere beschaving in de binnenlanden. De Mohammedaausehe godsdienst is de heersehende op Java.
De S oendan eeze n en Oost-J avanen zijn waarschijnlijk van denzelfden stam, en het verschil is waarschijnlijk te weeg gebracht door de Hindoes, die vele eeuwen lang een grooten invloed op Java hebben uitgeoefend. — In hunne taal verschillen de Javanen en Soendaneezer. geheel en al. — Bij den Javaan is landbouw, bij den Madoerees zeevaart het hoofdbedrijf.
Met inbegrip van het eiland Madoera wordt Java verdeeld in Gonver ne ment sla n den en Vorstenlanden. Terwijl de gouverneur-generaal (zie bl. 90) het oppergezag in handen heeft, worden de eersten weder gesplitst in residentiën, deze op nieuw in regentschappen onder in-landsche ambtenaren of regenten met weidsche titels. Zij hebben weder districts-hoofden onder zich. Ieder dorp of dessa heeft zijn eigen gekozen hoofd; ook de kampongs of wijken eener negorij of hoofdplaats hebben zoodanige hoofden. De oostersche vreemdelingen staan onder hoofden hunner eigen natie.
De vorstenlanden Soerakartaen Djokjokarta zijn leenroerig aan Nederland.
Het eiland wordt met Madoera verdeeld in 23 residentiën; a. in West-Java: Bantam, Batavia, Krawang, Preanger-regentschappen, ïjeribon; 6. in Middel-Ja va: Tagal, Pekalongan, Samarang, Djapara, Rembang, Kediri, Madioen, Soerakarta, Djokjokarta, Kadoe, Bagelèn, Banjoemus; c. in Oost-Ja va: Soerabaya, rasoeroean, Probolinggo, Bezoeki, Banjoe-wangi, Madoera.
1. Bantam (151 vk. mijlen), is in 't noorden moerassig en heeft in 't oosten eene ongestadige temperatuur, die nochtans in het binnenland beter wordt. Hier vindt men steenkolen. Serang, de hoofdplaats, ligt niet ver van het thans geheel vervallen Bantam, dat vroeger eene der oudste en voornaamste steden van Java was. Anjer, een levendig en bevallig stadje aan straat Soenda, met overvloed van drinkwater, ververschingsplaats voor de schepen, het begin van den grooten postweg over het noorden des eilands. Tot deze residentie behooren de eilanden in straat Soenda.
2. Batavia (118 vk. mijlen), ten oosten van Bantam aan denoord-kust; hier wonen de meeste Chineezen. In de hoofdstad van denzelfden naam, aan de Tji-Liwong, de eerste handelsstad van Insulinde (99000 inw., waaronder 16 000 Chineezen en ruim 3000 Europeanen) op oud-Hollandsche wijze gebouwd, vergaderen de hooge colleges, ofschoon de gouverneur, omdat de kuststreek uithoofde der moerassen en het gebrek aan drinkwater enge-
lea
JAVA KESIDEXTlëNquot;. § 23.
zond is, zijne residentie heeft te Buitenzorg r280 meter boven den spiegel der zee), in het Blauwe gebergte, aan den voet van den Salak en den grooten weg. Batavia zal weldra ook in het bezit van een betere zeehaven zijn. In den omtrek liggen Weltevreden met de gouvernementsbureaux, Meester Cornelis met de militaire school, Rijswijk met een paleis van den gouverneur-generaal, Koordwijk, Molenvliejt. Tusschen de oude stad en de voorsteden ligt bet Chineesclïe kamp. Bij het eilandje Onrust, dat met nog eenige andere de fraaie reede van Batavia dekt, moeten groote schepen ankeren; het heeft een drijvend dok, een hulpwerf en een hulpatelier.
3. In de residentie Krawang (87 vk. m.) , die aan de kusten zeer moerassig is, vindt men groote wouden en wildernissen. Hoofdplaats Poer-wakarta.
4. Preanger-Kegentschappen (SBS'/jvk. mijl.). Deze bergachtige residentie Tangs de zuidkust Tievat de meeste vulkanen van Java, waaronder vele nog van krachtige werkzaamheid getuigen. Menige berg is tot eene aanzienlijke hoogte bebouwd. De vele rivieren, lioe klein dan ook, want de meesten zijn op eenigen afstand van de monding niet eens bevaarbaar voor prauwen, cn de vulkanische warmte maken den grond tamelijk vruchtbaar. Sedert de opheffing van het Preanger-stelsel zijn deze gewesten betrekkelijk welvarend geworden. De resident woont te Bandong, te midden van hooggelegen koffieplantingen op het plateau van dien naam; het is de hoofdplaats en een der schoonste inlandsche vlekken. Ook Graroet is als het ware in een paradijs gelegen. Tjandjoer heeft liefelijke omgevingen; Soemedang ligt in 't gebergte.
5. Tjeribon (121 vk. mijlen). Door den vruchtbaren grond is de landbouw zeer toegenomen en met dezen de luchtsgesteldheid veel verbeterd.
O O
Het vervoer der voortbrengselen, hoe gemakkelijk ook langs het bevaarbare gedeelte der rivieren, maakt nog een aantal lastdieren, zooals buffels of karbouwen en paarden, noodzakelijk. De hoofdstad Tj eri bon £16000 inw.) ligt aan den militairen weg. Verder nog Indramajoe, met eene goede haven aan de Tji-Manock, die bevaarbaar wordt bij Karang-Sambong, waar de meeste Preangerkoffie voor Batavia geladen wordt, dicht bij het hoofddepot van 't zout. De resident woont in het gezondere Tangkil. — Tot deze resid. behooren de Boompjes-eil.
6. Tagiïl (63 vk. mijlen), ten oosten van Tjeribon, splitst zich in beneden* en bovenlanden, waar de vulkaan Slamat ligt. Onbeduidend stadje Tagal (7000 inw.). — Pamalang in een djatihout-district.
7. Pekalongan (33y4 vk. mijlen) aan de noordkust, oostwaarts van Tagiïl, met eene hoogst merkwaardige natuurlijke gesteldheid van den bodem; men vindt meren, die ruim 160 met. boven den spiegel der zee liggen. In 't zuiden op het Dieng-plateau, dat zoo rijk is aan oudheden, heeft men zelfs kokende en borrelende zwavelbronnen, een geelkleurig meer
103
JAVA. rvESIDENTlëN. § 23.
en een stikvallei. Hoofdplaats Pekalongan, en het bloeiende Batang. — Naar het zuiden voert de 2000 met. hooge bergpas (de hoogste van Java) over het Diënggebergte.
8. Samarang (99 vk. mijlen) heeft veel afwisseling in den bouw des bodems; bergen en dalen, bosschen en plantages verrukken beurtelings het gezicht. Hier heeft men het belangrijke natuurverschijnsel van slijk- en modderspuwende vulkanen. In deze residentie, in Banjoemas, Kedoe, Kediri en Djokjokarta worden veel overblijfselen van vroegere grootheid gevonden. De hoofdstad Samarang (50000 inw.) is de hoofdstapelplaats voor den handel met de binnenlanden en de zetel van een gerechtshof. In het dorp Bodjong woont de resident. Verder Salatlga in een waar paradijs, en Ambariï wa. eene vesting (quot;Willem I), die in geval van nood de geheele Indische legermacht kan opnemen. De mak heeft de oudste moskee op Java; in de nabijheid vindt men het zoogenaamde eeuwige vuur.
9. Djapara (42 vk. mijlen) heeft langs de kust veel zand en moeras, doch het grootste moeras, de groote Eawa, ligt ten zuiden van den Moe-ria, die een vruchtbaren berggrond heeft. Deze resid. schijnt een afzonderlijk eiland te zijn geweest, dat door aanslibbing met Java vereenigd werd. Op het grootste der tot deze residentie behoorende eilanden van de Ka-rim on-Ja va-groep vindt men eene goede ankerplaats. De resident woont in de hoofdplaats Pat tie.
10. Rembang (139 vk. mijlen). Dit gewest, zoo rijk aan havens en geschikte ankerplaatsen, wordt gesneden door het. Padansche of noordelijk kalkgebergte, waarom de binnenlanden eenigszins rotsachtig zijn; voor het overige is het zeer rijk in djatihout, vooral van waarde voor den scbeeps-bouWj en wat de landbouw aangaat, bijzonder geschikt voor de tabaksteelt. Overigens is de schrale bodem minder vruchtbaar, behalve langs de boorden der Solo-rivier. De welvarende hoofdplaats is Rembjni_g_(11000 inw.), waarvan de haven gedekt wordt door eilanden. Lassem, aan de •westzijde, de havenstad Bantjar, Bodjo-Negoro en Toe ban.
^ 11. Kediri (117y4 vk. mijlen), waarvan de lage landen zeer geschikt zijn voor den landbouw. Hier worden veel overblijfselen uit het Hindoetijdperk gevonden. De hoofdplaats van denzelfden naam ligt aan de gelijknamige rivier en heeft een levendigen binnenhandel.
«• 12. !Madioen (148 vk. mijlen). Hier zijn ten dienste van cultuur en handel veel kanalen gegraven. In het zuidelijk deel (Patjitan) is de grond bergachtig, en maakt men daar veel werk van de djatibossehen. De stad Patjitan heeft eene goede reede. De hoofdstad is Madioen aan de rivier van dien naam.
13. Soerakarta pf Solo (110 vk. mijlen en .82B500.iira.) is bijna geheel door bergen ingesloten. In het noordwesten liggen de Merbaboe en de Merapi op de grenzen van Kiuloe, Samarang en Djokjokarta. De vele riviertjes, die van dit gebergte vloeien, vereenigen zich alle in de Solo, die
104
JAVA. RESIDENTICN. § 23.
ook hier ontspringt, en veroorzaken eene zeer sterke strooming. Aan het hoofd der inlandsche bevolking staat de Soes(Lehoenan. die het rijk als leen van Nederland bezit. De hoofdplaats is Soera.karta ((iOOOO inw.), residentie van den Soesoehoenan en den resident; — veel li mul el en Tiijvpr-— beid. Bij Prambanan op de grenzen van Djokjokarta vindt men talryke en zeer schoone ruïnen uit den Hindoetijd.
14. Djokjokarta of Mataram (541/2 vk. mijlen met 41 (!000 inw.), waar een sultan over de inlanders heerscht, die in dezelfde betrekking tot Nederland staat als de Soesoehoenan van Solo. In 't zuidwesten is het moerassig en heeft in het algemeen een minder gunstigen grond dan het vorige gewest, hoe veel riviertjes ook het water van den Merapi aanvoeren. De hoofdplaats was vroeger grooter van omvang dan thans, nu vele gebouwen in verval zijn geraakt; de bevolking wordt op 80000 inw. geschat.
15. Kudoe (37 vk. mijlen). Het waterrijke land tusschen den Merapi ■en Merbaboe in 't oosten, het Dicnggeb. en den Soembing eu Sendoro in 't westen, vormt het verrukkelijk dal van Kitdoe, den tuin van Java, waardoor de rivier Progo stroomt. Deze wonderschoone residentie is eene van de gezondste en vruchtbaarste streken van Java. Het geheele jaar door kan er rijst geplant worden, en steeds heeft men een goed gewas. Magelang (4000 inw.), de hoofdplaats, ligt 830 met. boven do zee; niet ver van hier vindt men het schoonste Boedhistische monument van Java, bestaande uit vele omgangen met Boedhabeelden, om een piramidaalvormigen heuvel gebouwd met een dagob op den top. Het heet Boroboedor en in den omtrek vindt men nog andere prachtige overblijfselen uit den Hindoetijd.
1G. Bag el én (62 vk. mijlen;, met eene moerassige zuidkust (rawa quot;Wawar), is in 't noorden hoog en wordt ten oosten en westen door bergen afgesloten. Hoewel de rivieren weinig beteekenen en soms geheel uitdrogen, is de residentie bloeiend en slagen de cultures goed. Poerworedjo, hoofdplaats, met veel inlandsche nijverheid. Ambal, aan de zuidkust, met eenigen handel. Karang Bolong is bekend om de eetbare vogelnestjes, die in de nabijheid in het rotsige voorgebergte aangetroffen worden.
17. Banjoemas (101 vk. mijlen) wordt door den Kendeng met den Slamat gescheiden van Tagal, door de Tji-Tandoewi van de Preangeren heeft in 't zuiden verscheidene rawa's. Hoofdplaats Banj oemas (10000 inw.). Tjilatjap, de schoonste en veiligste haven aan de zuidkust, tegenover het schiereiland Noesa-Kambangan, dat door de tweeslachtige binnenzee, Segara Anakan, half water, half land, van de moerassige kust wordt gescheiden. Het eiland is bekend om zijne bloemen en voor den natuuronderzoeker van belang om de vele sporen van vulkanischen oorsprong: kokend meer, wel van stiklucht, enz. Ook veel uruipsteenvormigen, b. v. de steenen moskee.
18. Soerabaya, (lOS'/j vk. mijlen) wordt door de Solo en Brantas in twee deelen gesplitst, waarvan het noordelijke langs de kust ligt, het zuide-
105
BORNEO. § 23.
lijke aan den Ardjoeno grenst. Alleen aan de mondingen der rivieren lieeft men uitgestrekte delta's, die steeds grooter worden; overigens is het geheel bergachtig. De voormalige vlakke residentie Grissee is ongemeen vrucht-haar en sterk hehouwd. De in Arabische, Chineesche, Europeesche en Inlandsche stad verdeelde hoofdplaats is Soerabaya (met 90000 inw.), op beide oevers der Kali Mas, een der mondingsarmen van de Brantas, de tweede handelsstad van Java , de beste haven. Belangrijke établissementen zijn: de artillerie-constructiewinkel, fabriek voor marine en stoomwezen, het maritieme établissement en verschillende particuliere fabrieken. In Simpang, een uur ver van de hoofdstad, woont de resident. Grissee met het groote militaire hospitaal en vele tambaks of vijvers voor visch-teelt. Sidajoe, handelsplaats, niet ver van de zee. Tot deze resid. behoort het hoschrijke eiland Bawean.
19. Pasoeroean (104 vk. mijlen) met een grootendeels woest en onbebouwd zuiderstrand. In het oosten wordt het begrensd door het Tenger-gebergte, waarin zich de Bromo verheft en waarmede de Semeroe samenhangt; in 't westen liggen de Ardjoeno, de Kawi en de Keloet. Beide bergruggen sluiten het hoogst vruchtbare hoogland van Malang in, dat zooveel koffie en tabak levert. In het Tengergeh. wonen nog zoogenaamde heidenen, afstammelingen der oude belijders van het Brahmaisme. Hoofdplaats Pasoeroean (20000 inw.), aan beide oevers van de Gembong, eene dei-aangenaamste plaatsen van Java; Malang, waar men meer koffie teelt dan in eenig ander district van Java. — Tot deze residentie behoort ook het eiland Sempoe, dat zoo rijk is aan eetbare vogelnesten.
20. Probolinggo (53'/4 vk. m.), welks westzijde bedekt wordt door de uitloopers van den Tenger en den Semeroe, bestaat in het zuidoosten uit eene groote naar het zuiden hellende vlakte (Lemadjang), waar de moerassige P0egar aan Bezoeki grenst. Hoofdplaats Probolinggo, met veel uitvoer van suiker.
21. Bezoeki (1201/, vk. m.) heeft een vulkanischen grond, die in de vlakten voor de koffiecultuur uitmuntend is. In de afdeeling Bondowoso wordt veel tabak geteeld. Hoofdplaats Bezoeki (18000 inw.). Tot deze residentie behoort het eil. Koesa Baroeng.
22. Banjoewangi (84 vk. m.) met veelal woeste en onbebouwde streken, dichte bosscheu, vulkanischen bodem. Het noordelijk gedeelte is bedekt met de hellingen en ribben van het hoogland van Gendeng Waloe en de zuidelijke uitloopers van den Rawoen; het zuiden bestaat uit lage kalkheuvels en kalkbanken, die uit Bezoeki komen. Alleen aan straat Bali is het vlak. Hoofdplaats dezer residentie is Banjoewangi. Onder deze residentie rekent men ook Bali en Lombok.
23. Tegenover de residentie Soerabaya, door de straat van Madoera ervan gescheiden, ligt het eiland Madoera (121'/2 vk. mijlen, 731000 inw.), bergachtig en boschrijk. De bodem is schraal, zoodat de landbouw niet
106
VORM VAN BORNEO. RIVIEREN. § 23. 107
genoeg oplevert voor de belioeften. Daarom zochten de Madoereezen ook steeds hun bestaan hoofdzakelijk op zee. Er heerscht een levendige handel, vooral in Pamekassan, dat alleen (sedert 1857) onmiddellijk onder Nederland staat. In de andere streken zijn leenroerige inlandsche regenten. Te Bankalan woont de resident. Verder heeft men Soenianap en Arosbaya. Soemanap is thans de hoofdzetel van den zoutaanmaak.
3. Bornöo.
Horizontale vorm.
Borneo, evenals Sumatra onder de linie gelegen, van Java dooide Javazee, van Celebes door de straat van Makassar gescheiden en door do Chineesclie zee in 't noorden en westen bepaald, is hot grootste der Soenda-eilanden (gelijk 22 maal het moederland) en een der grootste van de oude wereld (12 962 vk. mijlen). Het vormt een vrij regelmatig vierkant, doch mot eene naar het noordoosten uitspringende punt. In zijne grootste lengte heeft het 180, in de grootste breedte 150 mijlen. Aan do oostzijde dringt de Solo-zee ver golfvormig landwaarts in. De kustontwikkeling (4 : 7) is minder aanzienlijk dan die van het oostwaarts gelegen Celebes en komt overeen met die van Zuid-Amerika. Onder de menigte nog weinig bekende eilanden, waardoor Borneo omgeven is, hebben Poelo Laut bij Borneo's zuidoostpunt en G r o o t-X a t o e n a don meesten omvang. Op de noordkust ligt Labo an, dat door don sultan van Broenei in 184G aan de Engelsclien is afgestaan, die er hunne steenkolen vinden, welke zij voor den stoomboot-dienst in die wateren zoo noodig hebben.
Verticale vorm.
Van het binnenland van Borneo, dat nagenoeg ontoegankelijk en met uitgestrekte bosschen bezet is, is ons weinig bekend. Nochtans meenen wij te kunnen zeggen, dat ongeveer in het midden van het eiland eene berggroep ligt, die als centraal-geborgtc den naam draagt van Anga-Anga en vanwaar vijf verschillende hoofdketenen, zonder algemeenen naam, in verschillende richtingen nit-loopen.
Uit dit centraal-gebergte gaat westwaarts een tak, die de grensscheiding uitmaakt tusschen de quot;Wester-afdeeling en het rijk van Broenei. De voornaamste deelen hierin zijn: het gebergte Madei, Batang-Loepar, Krimbang. — In het zuidwesten gaat een keten tusschen de Wester-
BORNEO. VEEDEELING. § 23.
afdeeling en de Zuider- en Ooster-afdeeling naar het voormalige schiereiland Kotaringin. De Kaminting, ofschoon lager dan de Madei, is een der voornaamste toppen. — Zuidoostwaarts loopt door de Zuider- en Ooster-afdeeling een derde keten, waarin de toppen weder minder hoog zijn dan inde vorige; de voornaamste deelen zijn: Goenong Lesóng, Katam, M er a toes. — De vierde keten loopt oostwaarts en scheidt de Zuider-en Ooster-afdeeling (Koetei) van de verschillende inlandsche rijken (Berouw enz.). De Sakoeroe bereikt nog geen 850 met. — De tak die naar het noorden gaat, is de hoogste en eindigt in de noordelijkste punt van Borneo. De Sapoetoe, Apo-Bajan en de Kinibaloe (3575 met.) zijn de hoofdtoppen.
Al deze takken dienen tevens tot waterscheiding van de rivieren des lands. Onmetelijke vlakten, zooals van Maloedoe (tusschen den noordelijken en oostelijken tak), van Koetei, de Zuid vlakte, de Sintang-sche vlakte en van Broenei nemen de ruimte in tusschen de bergketenen; in het binnenland zgn zij hier en daar met heuvels bezet; de alluviale streken zijn geheel vlak en staan in den regentijd meestal onder water.
Rivieren.
Borneo is zeer rijk aan stroomende wateren. Uit den bergknoop Anga-Anga loopen vele rivieren, gelijk de bergketenen zeiven, straalsgewijs naar alle richtingen, waardoor het land voordeeligc waterwegen heeft. Onder de boofdstroomen telt men do Sambas en de Kapoeas met westelijken loop in de Wester afdeeling; de Katingan, de Kaliajan of Groote Dajak-rivier, de Baritoe, in de Zuider- en Ooster-afdeeling, met zuidelijke richting ; naar het zuidoosten en oosten loopen de Mahakkam of rivier van Koetei en de Boelangan, terwijl in Broenei noord-westwaarts gaan: de Sera-wak en de Limbang of rivier van Broenei.
De Kapoeas (Pontianak) ontspringt in het hart des lands. In den middelloop vereenigt zij zich bij Sintang met de Melawi, die haar van het zuiden toestroomt. De voornaamste rechter zijrivier is de La n dak, die zij bij de stad Pontiiinak opneemt. De Kapoeas ontlast zich door verscheidene monden bij Pontianak, vlak onder de linie. De hierdoor gevormde delta heeft een kustlengte van 20 mijlen en bevat verscheidene kleine eilanden.
De Baritoe of Bandjar, zijn oorsprong hebbende in het binnenland, draagt in verschillende^streken verschillende namen — in het Siangsche landschap Soengei-Moeroeng, later heet zij Doesoen. De geheele bovenloop bepaalt zich tot een bergachtig land. Na den slangenloop in het Siangsche wordt
108
CELEBES. § 23.
het terrein geheel vlak en zelfs zoo laag, dat het in den regentijd grooten-deels onder water staat, -waardoor meren en kanalen gevormd worden, die hoogst belangrijk zijn voor de scheepvaart. In den benedenloop vormt zij, in vereeniging met de Moerong of kleine Dajak-rivier, die door de Andja-man met haar verhonden is, een groote delta met twee armen: de Baritoe (oostelijk) en de Moeroeng (in 't westen).
In haren 140 mijlen langen loop neemt zij verscheidene rivieren op ; Teweh, in den bovenloop, belangrijk als commnnieatieweg naar Koetei en Pasir; Mar-gasari of rivier van Nagara, Ka joetangi of Martapoera in den benedenloop. De Baritoe is over eene lengte van 100 mijlen bevaarbaar voor groote sebepeu. Over de gebeele lengte bedraagt het verval nog geen 50 meter. — Het gebeele stroomgebied is alluviale grond, die nog bij veel andere rivieren gevonden wordt en over het geheel op Borneo veel aanwezig is.
De Mahakkam stroomt in de Ooster-Afdeeling naar't zuidoosten en besproeit de vlakte tusschen de derde en de vierde keten. Vijf mijlen van de kust, hij de hoofdplaats Samarinda, splitst zij zich in drie hoofdarmen, die weder onderscheidene vertakkingen hebben.
Onder de meren zijn de voornaamste: Kinibaloe in 't noorden, Djem-b a n g en S e m aj a n g, waardoor de Mahakkam stroomt, L o e a r en S o e m-hah in het gebied van de Boven-Kapoeas.
Do inwoners (geschat op 2 mill.) bestaan uit Maleiers en Boegineezen, die beide den Islam beleiden, aan de kusten, en uit eene oorspronkelijke heidensclie bevolking, die den alge-meenen naam van D a j a k s draagt en verdeeld is in verschillende stammen, die in beschaving zeer uit elkander loepen.
De voornaamste stammen der Dajaks zijn: de Kiijans, in het centraal-land; in het oosten de Pari; in het zuiden de Bidaj oes. De meest achterlijke in beschaving zijn de Oio Ot, Poenans, enz.
V er deeling.
Borneo kan men verdeden in: a. Gouvernementslanden en l. Onafhankelijk o gewesten. De eersten worden onderscheiden in:
1. 'Wester-Afdeeling onder het bestuur van een resident. Deze bevat alle rijken langs de westkust van kaap Datoe af zuidwaarts. De kust levert antimonium genoeg voor de geheele aarde. In het noorden van dit gewest ligt het diamantrijke district Landak, met de hoofdstad van dien naam. Uit een mineralogisch oogpunt verdient opmerking de zuidelijke staat Matan, met ijzermijnen, waarvan de voortbrengselen in deugd hoo-
109
CELEBES § 23.
ger staan dan die van Zweden. De resident dezer afdeeling woont te Pon-tianak (20000 inwoners), aan de samenvloeiing van de Kapoeas en de Landak. Ten oosten hiervan ligt aan den bovenloop de staat Sintang met gelyknamige hoofdstad. — Sambas (10000 inwoners), aan de rivier Sambas. Montr ado (7000 inw.) in de Chineesehe mijndistricten. — Soekadana, vrijhaven aan de straat Karimata.
2. Zuider- en Ooster-Afdeeling , ook onder een resident. Deze residentie, die wegens de vele rivieren voor den handel gunstig gelegen is, heeft tot hoofdplaats Bandjarmasin (GOOO, volgens sommige wel 300000 inw.), aan de gelijknamige rivier (ook Bandjar), en is een hoofdzakelijk op palen en vlotten gebouwde stad, die veel goud en steenkolen uitvoert. Zij ligt op het 5 vk. mijlen groote riviereiland Tatas. Deze afdeeling is gesplitst in a. de Znider-Afd., onmiddellijk onder den resident en thans geheel als Nederlandsch gebied bestuurd, met uitzondering van Kota-ringin, dat nog een eigen sultan heeft. h. De Ooster-Afd., onder den assistent-resident te Koetoe, bestaande uit de landschappen Tidong, Berou, Koetei, Pasir en Koesan, in ieder van welke een of meer inlandsche vorsten als vazallen van het Nederlandsch gouvernement het bestuur in handen hebben. Van Koetei af naar 't zuiden worden veel steenkolen gevonden, vooral in de omstreken van Pengaron (mijn Oranje Nassau), zoodat er in de behoefte der Oost-Indische fabrieken en stoomvaart kan voorzien worden, In de Koesansche landen (zuidoostelijke kust), hebben de Boe-gineezen hunne diamantslijperijen en de Chineezen hunne mijnen.
h. De onafhankelijke gewesten, zie bl. 116.
Horizontale vorm.
Dit eiland, ten oosten van Borneo onder den equator gelegen, heeft de zonderlingste gedaante. Het bestaat uit vier smalle schiereilanden, die in 't midden samenhangen. Door de drie groote golven: Boni, Tolo of Tomaiki en To mini, die sedert eenige jaren zeer ondiep beginnen te worden en nog een tal van kleine insnijdingen, heeft de oostkust de verbazende lengte van 180 mijlen, dus bijna zooveel als Bomëo. Ten oosten en ten zuiden liggen eene menigte eilanden als gezaaid, waarvan B o e t o n en M o e n a de grootste, Sa ley er met onderhoorigheden de belangrijkste zijn.
Verticale vorm.
Het midden heeft, volgens de berichten der inlanders, een uitgestrekt hoogland, van waar takken naar elk der vier schiereilanden uitloopen. De hoogte der toppen in het noorden en zuiden
110
CELEBES. DE KLEINE SOEXDA-EILANDEN. § 23. 111
verschilt aanzienlijk. Het gebergte Bantaëng of Bontliain in liet zuiden, dat uit den Bobo-Kara ëng en den 3181 met. hoogen Lompo-battang bestaat, is 1100 met. liooger dan de Klabat (2072 met.) en de Sapoetan (1882 met.) in het noordelijkste deel. Do kuststreken zijn over het geheel niet hoog, maar vochtig en zandig; doch het binnenland wordt weldra hoog oploopend en terrasvormig.
Water is er in overvloed, wat bij de keerkringswarmte de vruchtbaarheid niet weinig bevordert, hoewel die toch minder is dan op de andere groote Soenda-eilanden. De plantengroei is algemeen tropisch en het klimaat gezond. Peper, suiker, katoen, koffie, sago, goud, eenige steenkolen en'kristal zijn de hoofdvoortbrengselen. De paarden zijn bekend en tam rundvee wordt er in voldoende hoeveelheid aangetroffen.
Ten gevolge van den vorm des lands kunnen de rivieren geen grooten loop hebben. De meesten staan met meren, die er vele worden gevonden, in verband: de Tondano, de afwatering van het gelijkn. meer, valt in de baai van Menado; de Sadang, de grootste van Celebes, ontspringt in het centrale binnenland op het gebergte Latimodjong, en valt in de baai van Mandar; de quot;W a 1 a n n a ë, die van het Bantaëngsche gebergte komt, onder verschillende namen noordwaarts loopt langs enkele belangrijke plaatsen, valt in de T j e n r a n a, die in het gebergte van Latimodjong ontspringt, in verschillende richtingen gaat, met het meer van Tempe gemeenschap heeft en in de golf van Boni valt, enz.
De bevolking bestaat in het binnenland nit Alfoeren. De Boegineezen en Makassar en bewonen de kusten, zijn dapper en trouw en behooren tot den Islam. Door de ijverige bemoeiingen der zendelingen heeft in de Minahassa het Christendom veel ingang gevonden bij do Alfoeren, en deze onderscheiden zich dan ook zeer gunstig van de heidenen.
De vele kleine staten, waarin het eiland verdeeld is, staan onder inlandsche vorsten, die alle het oppergezag van Nederland erkennen. Celébes kan gevoeglijk verdeeld worden in drie deelen : a. Het gouvernement van Celébes en onderhoorigheden; h. De residentie Menado, ene. de landen en eilanden om en in de golf van Tolo gelegen en tot de residentie Ternate be-hoorende.
1. Het gouvernement van Celébes wordt onderscheiden in: a. recht-
KLEIKE SOENDA-EILANDEN. § 23.
streeks door .Nederlanders bestuurde gouvernementslanden, die tot I hoofdplaatshebben de stad Makassar (24000 inw.), vrijhaven, de zetel des gouverneurs, in het zuiden, in het land der Makassaren, die den rijstbouw tot den hoogsten trap hebben opgevoerd en tevens uitmuntende koffie leveren. De Makasser-olie is algemeen bekend. In Vlaardingen, of het oude, op Europeesche wijze gebouwde gedeelte der stad, wonen met den gouverneur ongeveer 200 Europeanen. Aan de zuidelijke kust van dit westelijk schiereiland drijft Bantaëng ofBonthain (4000 inw.) een belangrijken handel met Makassar; aan de oostkust ligt Balang-nipa; ten noorden van Makassar de stad Maros. Het eiland Saleyer, dat op 15 vk. m^len 47000 zielen telt, wordt met onderhoorigheden tot het gouvernement van Celébes gerekend. Soembiiwa, zie bl. 113. L Van de leenroe-l rige staten Tanette en Boni is dit laatste, op het zuidwestelijk schiereiland , met de stad van dien naam, de voornaamste, n. Van de bondge-^ nootschappel^ke staten, die zich ten noorden van Boni langs de geheele gelijknamige golf uitstrekken, en de westelijke kust van het schiereiland innemen, verdient opmerking Man dar, wegens zijne nijvere bevolking, die zich zeer toelegt op handel (in goud) en visscherij.
2. De residentie Men a do bevat het noordelijk schiereiland, de westkustuitgenomen. Het belangrijkste gedeelte is de Minahassa (ongeveer 15 mijlen lang en gemiddeld 6 m. breed), het noordoostelijkste gedeelte, datbyna zoo groot als de provincie Gelderland is en wel eens Klein Java wordt genoemd; de bevolking bedraagt ruim 117 350 zielen. Het geheele vulkanische gebergte vormt een van het zuidwesten naar het noordoosten loopend hoogland, waar in de laatste jaren de zijdewormenteelt is ingevoerd. In eene vruchtbare vlakte, door hooge bergen ingesloten, die goud bevatten, ligt de stad Gorontalo aan de golf van dien naam. Menado (2500inw.) is eene vrijhaven aan de noordkust. Kema, aan de oostkust, 6 mijlen van Menado, drijft veel handel, die echter meest in handen der Chineezen is. Koffie wordt van hier veel uitgevoerd en verdient de voorkeur boven die van Java. Jaarlijks brengt de koffieteelt hier meer dan 6 mill, kilo op. Ten zuiden van Kema ligt Ton da no, de fraaiste en grootste plaats van Minahassa; zij telt 12000 inw., waarvan 10000 Christenen.
3. De landen en eilanden om en in de golf vanTolo zijn van weinig beteekenis en behooren den sultan van Ternate. Zij worden gerekend tot de residentie Ternate.
De (220 mijlen) lange reeks van de kleine Soenda-eilanden maakt met Java en Sumatra, met de Nikobaren en Andamannen, en met de zuidelijke Molukken, eene dikwerf afgebrokone landengte, die, in hare stelling tusschen twee continenten, in 't noordon en zuiden, eene zekere overeenkomst heeft met de Antillen tusschen Noord-
112
1I0LÜKKEN. § 23.
en Zuid-Amerika, daar het duidelijk zichtbaar is, dat zij eonc brug vormt van den mond der Irawadi tot aan iNieuw-Guinea.
a. Bali, door eene smalle zeeëngte van Java en door de diepe straat van Lombok en zoo van de Australische gewesten gescheiden, heeft eene driehoekige gedaante (105 vk. mijlen), met een hooge bergketen en een hoog binnenland (Piek van Bali SfiTf) rnetA. dat onderscheidene takken naar het noorden zendt en nog enkele werkende valkanen heeft. Ten noorden van den Tafelhoek, het zuidelijkste schiereiland, ligt eene groote en lage vlakte. Het eiland levert veel en beste ryst, koffie, katoen, zonl^j£okosolierenz. Tijgers en rhinocerossen worden er niet aangetroffen. De Jbewonei's^yOUJlÜUjf-Baii-neezent zijn zeer stoutmoedig en helihen vastgehouden aan den godsdienst der Hindoes, die hier nog in zijn geheel de heerschende is en zoo_Yan Eali eene kostbare antiquiteit maakt in den Indischen archipel. De kas-tenverdeeling is ook nog in zwang. De 9 inlandsche vorsten zijn leenroerig aan de Nederlandsche regeering en hebben eene onbeperkte macht; nochtans behoort de grond niet aan hen, maar aan de bebouwers, die eene kleine belasting betalen. Op dit eiland vindt men eene rijke litteratuur in de Kawi-taal. Te Singaradja woont de ass. resident, die ondergeschikt is aan den resident van Banjoewangi, en wiens gezag zich uitstrekt over de landschappen Boeleleng en Djemhrana, die het rechtstreeksch Nederlandsch gebied vormen, maar middellijk over het geheele eiland, evenals ook over
b. Lombok (103 vk. mijlen , 40000 inw.), dat rotsachtige kusten en twee bergketens heeft: eene noordlijke, de Piek van Lombok, de hoogste top van den Archipel, en eene zuidelijke, waartusschen eene in 't midden oploopende vlakte, die een weelderigen plantengroei heeft. Overigens is het goed bebouwd. Dit eiland, ook wel Salaparang en Sasak (naar de meerderheid der bevolking) genoemd, wordt door eene straat met sterke stroomen van Bali gescheiden. Residentie-plaatsen van de twee voornaamste inlandsche vorsten zijn Mataram en Karang-Asam.
c. Soembawa (225 vk. mijlen), door straat Alas van het vorige gescheiden, is geheel met een vulkanisch bergland bezet, dat verscheidene hooge toppen heeft. Dit vruchtbare, tamelijk bevolkte eiland zonder vlakten, met zijne vier zelfstandige rijkjes, die onder bescherming van Nederland staan , wordt door de baai Soembawa, die in 't noorden door het eilandje Jlojo gesloten is, bijna midden deor gedeeld. Aan de noordkust bevat het schiereiland Sangar den vulkaan Tambora (2746 met.). In Bi ma, in het oosten aan de golf van Bima, woont de gezaghebber.
d. Het weinig bekende Floras (300 vk. mijlen) is in de lengte bergachtig , met vulkanen in 't zuiden en veel bosschen in 't binnenland. De rijst begint hier schaarsch te worden. Het westelijk gedeelte, Mangerai, staat onder onzen vazal van Bima; het midden-gedeelte, Ende, is door contracten met ons verhonden; het oostelijk deel, Larantoeka, met de
PÜTZ, VERGEL. AARDIi. 8
113
MOLUKKEN. § 23.
stad van dien naam, is rechtstreeksch Nederlandsch grondgebied, staande onder den resident van Timor. De bevolking, voor een groot deel bestaande uit zoogenaamde „Zwartequot; Portugeezen, belijdt meerendeels het Christendom.
e. Verder oostwaarts liggen de So lor- en Alor-eilanden, Savoe en Rotti, waar posthouders gevestigd zijn. Ten zuiden:
Soemba, naar het hoofdproduct ook Sandelhout-eiland genoemd, ten zuidwesten van Flores, 252 vk. mijlen, voor zoo ver bekend, is goed bebouwd door Maleische vrouwen. Men vindt er een uitstekend paardenras.
/. Timor, ruim zoo groot als Nederland, wordt door eene bergketen gesneden, die op veel plaatsen de kusten bereikt. Vulkanen worden er weinig gevonden; in het Nederlandsch gedeelte heeft men er maar één. Wegens de gesteldheid van den grond kunnen er niet anders zijn dan kleine rivieren, maar deze heeft men er ook in menigte. Het land is rijk aan kostbare voortbrengselen: sandelhout, koper en eenig goud. In het zuidwestelijk gedeelte, dat aan Nederland behoort, ligt aan den zuidelijken hoek de stad Koepang, aan den eenigen belangrijken inham van 't Nederlandsch gedeelte, daar het noordoostelijk gedeelte aan Portugal behoort. Zie bl. llü. Van Koepang naar Ba ba uw, eenige mijlen oostelijker gelegen, loopt de eenige goede rijweg op het eiland. De onder e en ƒ genoemde eilanden maken met een deel van Flores de residentie Timor met onderhoorigheden uit.
6. Molukken of Specerij-eilanden (de Groote Oost).
Hiertoe behooron in ruimen zin al die groepen, welke van 't oosten naar 't westen tussclien Nienw-Guinea en Celebes, en van 't zuiden naar 't noorden tussclien Timor en Halmalieira, met inbegrip van dit laatste, gelegen zijn. Verborgen klippen, banken en ondiepten maken de scheepvaart liier op enkele punten zeer gevaarlijk. Alle eilanden zijn van vulkanisehen aard. Belangrijke rivieren worden nergens aangetroffen; op vele eilanden heerscht zelfs volkomen gebrek aan zoet water, waardoor de vruebtbaarlieid dan ook achterstaat bij die der andere eilanden.
De Molukken, die door de straat van Dampier van Nieuw-Guinea gescheiden worden, beginnen met Waigioe, dat de schoonste soort van paradijsvogels heeft, en vormen van 't noorden naar 't zuiden vier groepen: a. de eigenlijke Molukken of Ter-nataansche eilanden, b. Amboina, c. Banda en d. de Ooster-groep. De Nedevlandsche regeering wordt er vertegenwoordigd door 2 residenten: te Te mate en Amboina.
a. Ternate, waartoe de Ternataansehe eilanden of Halmalieira met een
114
MOLUKKEK. § 23.
paar kleinere groepen en de landen om de golf van Tolo beliooren. Leenroerige sultans hebben Lier onder toezicht van den resident het bestuur in handen.
Halmaheira (Gilolo), het grootste der eigenlijke Molukken, omgeven van kleine eilanden (Ternate, Tidore, Moro of Morotaï enz.), gelijkt het meest op Celebes, wegens zijne vreemde gedaante, want het heeft evenveel schiereilanden en evenveel golven, alle op dezelfde wijs gelegen, is doorsneden van vulkanische, bosehrijke bergen, rijk aan delfstoften. Er heerscht hier tropische weelderigheid in de planten- en dierenwereld
De hoofdstad Ternate, waar de sultanen de resident wonen, ligt op de oostkust van het gelijknamige eiland, dat slechts een 1700 met. hooge vulkaan is, evenals het 1 vk. m. groote Tidore, waar in de gelijkn. hoofdstad de sultan van Tidore verblijf houdt.
Batjan, het voornaamste eiland van de Batjangroep, bestaat uit twee schiereilanden: het vulkanische Laboeha en het niet vulkanische Batjan, dat rijk is aan steenkolen en ook goud levert. De Papoea-eil.: quot;Waigioe, Salwatti enz., worden bewoond door Papoea's. Het westelijk gedeelte van Kieuw-Guinea behoort den sultan van Tidore.
b. Amboina , waartoe men brengt de Ambonsche eilanden, de Banda-eilanden, de Zuid-Ooster en Zuid-Wester eilanden: Ceramlaoet, Kei, Te-nimber, enz.
De A m b o i n a-groep strekt zich nit van 't westen naar 't oosten en bestaat uit Amboina, dat ongeveer 20 vierk. mijlen groot is en in twee schiereilanden gesplitst wordt: Hitoe (ten noorden) en Leitimor (ten zuiden), die verbonden zijn door de Vk uur breede landengte Bagoeala. Ten oosten liggen nog drie kleinere eilanden, de Oeliassers, die met Amboina het land der kruidnagelen zijn. Op het westelijk deel van het grootere eiland ligt Ambon, eene vrijhaven, de zetel van den gouverneur en het brandpunt voor de verbreiding van het Christendom in die gewesten; — Ceram, een door koraalriffen omringd en daarom moeilijk te genaken eiland, wordt door eene bergketen in een noordelijk en zuidelijk deel gescheiden. Ook door de zee wordt het verdeeld, maar in eeu oostelijk groo-ter en een westelijk kleiner deel; de landengte maakt hier eene verdeeling, die op een merkwaardig verschil berust: AVest-Ceram met koppensnellers en Oost Ceram met bewoners van zachter zeden. Dit eiland levert vooral sago en timmerhout; de koffieboon groeit er, om zoo te zeggen, in 't wild. Boeroe is, ofschoon bergachtig en met hooge rotstoppen, het vruchtbaarste eiland der Molukken en levert sago, kajoe-poetieolie, koffie, rijst, tabak, enz. Kajeli, aan de gelijkn. baai op den noordoosthoek is de voornaam ste haven des eilands. — De bewoners der Ambonsche eilanden zijn meestal Christenen.
Banda-groep. Deze bevat zeer kleine eilanden, de overblijfselen van een gedeeltelik weggezonken vulkaan, waar de G. Api nog werkend is. Het
8*
115
116 BEZITTINGEN VAN ANDERE MOGENDHEDEN. § 23.
grootste, Neira, teslaat nauwelijks 1 vk. mgl. De voornaamste eilanden zijn: Neira, de zetel van 't Nederlandsch gezag (7000 inw.), vrijhaven, Lontor, Ai en Kosingein. De muskaatnoot, die hier tehuis behoort, ■wordt in 33 tuinen of perken aangekweekt.
Tot de Zuid-Ooster- en Zuid-Wester groep of Kleine Oost he-hooren de meest oostelijk gelegen Kei- (rijke hosschen), Aroe- (levendige handel) en Tenimher-archipel of ïimor-laoet, dat uit vrees voor de inwoners weinig bezocht wordt.
Op W a mm er in de Aroe-groep is Dobbo een vereenigingspunt van Chineesche en Boegineesche kooplieden, vooral in Februari.
II. BEZITTINGEN VAN ANDERE MOGENDHEDEN.
Portugeesclie: het noordoostelijk deel (Vg) van Timor (bl. 114) is weinig bekend. In het jaar 1859 zijn do grenzen tussclien de beide hier gezaghebbende natiën bij tractaat bepaald. Nochtans hebben beide mogendheden nog enkele enclaven in elkanders gebied.
Engelse he: Voor de baai van Broenei ligt hot 3 vk. mijlen groote Laboan (bl. 107), rijk in bosschen, gunstig gelegen met betrekking tot Singapora en Hongkong. In het noordelijk einde worden veel steenkolen gevonden, die voor de stoomvaart in deze streken van groot belang zijn.
Spaansche:DePhilippijnen, zoo genaamd naar den Spaan-schen koning Philips II, onder wiens regeering de Spanjaarden ze in bezit genomen hebben. Vroeger droegen zij den naam naaide hoofdstad Manilla (150 000 inw.), op het grootste der eilanden (Luzon). De Philippijnen zijn zeer bergachtig en vulkanisch, vooral het genoemde Luzon en Magindacao. De Solo-cilan-den, tusschen Borneo en de Philippijnen.
.Men telt hier 41/2 mill. Christen-inboorlingen, die beschaafder, onafhankelijker en rijker zijn dan de inboorlingen van eenige andere Europeesche bezitting in Azië. — Luzon heeft een bijna geheel Christelijke, Magindanao en Solo eene bgna geheel Mohammedaansche bevolking.
III. ONAFHANKELIJKE STATEN.
Borneo's westkust, van kaap Datoe noordwaarts, behoorde aan den despotischen sultan van Broenei, totdat het westelijk deel onder den naam van Serawak werd afgestaan aan den En-
HET HOOGLAND VAN IRAN. § 24.
gelschman J. Brooke, die het tot aan zijn dood als radja bestuurde, en door zijn neef werd opgevolgd. Dit land is rijk in kostbare gewassen. Op de kusten worden paarlen gevonden. —• Het noordoostelijkst deel van Borneo wordt ingenomen door het landschap Maloedee, schatplichtig aan den sultan van Solo. De bewoners zijn stoute zeeroovers, doch beschaafder dan die van Broenei.
Sumatra, zie bl. 90.
D. West-Azië.
West-Azië omvat het groote landgebied van den Griekschen Archipel en de Middellandsche zee in het westen tot aan don Hindoe-Koe in 't oosten, van den Pontus, den Kaukasus, de Kaspische zee en den Amoe in 't noorden tot aan de Arabische golf en den Indischen oceaan in 't zuiden. Dat al de landen binnen deze grenzen besloten van nature samenhangen, daarvan levert de geschiedenis het bewijs. De heerschappij der Assyriërs, Baby-loniërs, Perzen, Macedoniërs, Arabieren strekte zich telkens over geheel West-Azië , althans over het grootste doel er van uit.
Het westen van Aziö vereenigt in zich de grootste verscheidenheid zoo in horizontale als verticale geleding. Ten opzichte van den verticalen vorm zyn hier dicht bij elkander: het plateau van Armenië, de terraslanden van het Euphraat- en Tigrisstelsel, het Syrisch-Noord-Arabi-sche laagland, het terrasvormige Syrische kustgebergte, het tafelland van Klein-Azië met zyne randgebergten en het Kaukasische Alpenland, alsmede het Arabische hoogland. De buitengewone horizontale geleding wordt veroorzaakt door vijf deelen van zeeën , die het vastland verbrokkelen , soms diep landwaarts indringen en even zooveel zeewegen vormen voor het groote verkeer der volkeren: de Perzische en Arabische golf, welke den reehtstreekschen weg tusscEën India van de eenë, Voor-Azië van de andere zijde vormden; de Egeïsche zee, waardoor de westkust van Azië met de kustlanden van de Middellandsche zee verbonden is; de Pontus., die het oosten van Europa toegankelijk maakte en met een krans van bloeiende koloniën omgeven was; de Kaspische zee, die vroeger van meer beteekenis was voor Middel- en Voor-Azië dan thans. Deze zoo veelvuldige aanraking tusschen den vastei! en vloeibaren vorm, en dit zoo volkomen evenwicht tusschen het vastland- cn het zee-karakter, loopen bovendien samen met de grootste som punten van overeenkomst der drie samenhangende werelddeelen, met het groote midden naar de ruimte gerekend en het
117
HET HOOGLAND VAN IK AN. § 24.
middelpunt van beschaving der oude wereld, niet den geboortegrond der voornaamste oudere beschaafde volken.
HET HOOGLAND VAN IHAN (BRAN).
Tussehen de stroomgebieden van den Indus en den Tigris verheft zich het hoogland van Iran of Eran, de oostelijke helft en de meest samengedrongen massa van het Voor-Aziatische hoogland, ten noorden door de Kaspische zee en de steppenlanden van den Amoe, ten zuiden door de Arabische zee en de Perzische golf begrensd. Evenals het hoogland van Achter-Azië, waarmede het in quot;t noorden door den Hindoe-Koe verbonden is, vormt het een trapezium (van 46 000 vk. m.), dat naar hot oosten breeder wordt. Is het groote Oost-Aziatische hoogland door randgebergten O'n-geven , bij het kleinere westelijke ontwaart men hetzelfde verschijnsel: in het noorden heeft men den Paropamisus (de westelijke voortzetting van den Hindoe-Koe), waaraan zich de El-boers met den 6600 met. hoogen vulkaan Demawend bij de Kaspische zee sluit, in hot oosten hot Indisch-Perzische grensgebergte of de Solimanketen, in het zuiden eene reeks bergen, die in eene noordwestelijke richting onder verschillende namen evenwijdig loopen, in het westen de berglanden van Laristan en Koerdistan. Deze randgebergten, mot slechts weinig en dan nog gemakkelijk te verdedigen passen die naar het binnenland leiden, maken het plateau tot eene natuurlijke vesting te midden der cultuurgebieden van Indië en Mesopotamië. Het gevolg van deze omsluiting met meestal kale randgebergten is, dat in het binnenland zich nergens groote stroomgebieden konden vormen, die hunne wateren naar de zee of naar een der drie naburige stroomen konden zenden. De meeste wateren smoren in den dorren woestijngrond der binnenste bekkens.
Het bakvormig uitgeholde binnenste van het hoogland splitst zich in twee bijna gelijke helften, waarvan de westelijke^goed besproeid en der; halve bebouwd en bevolkt is; de oostelijke is bedekt met zout- en zandwo.es-quot;tynen,'dié afgebroken worden door enkele alty d groene oasenj welke de vruchtbare omstreken uitmaken van de binnensteden Herat, Jesdj Kandahar, enz. De hellingen der randgebergten, nu eens meer, dan weder minder steil, vormen terraslanden, die bij kunstmatige besproeiing met een gedeeltelyk
118
00ST-1RAN. § 24.
weelderigen plantengroei prijken, hoofdzakelijk in 't noordoost, het Kahoel-dal, en in 't zuidw. het Schiras-dal. Maar vooral wordt de noordwestelijke rand van Iran door de wateren, die uit de sneeuwvelden van den Elbo ers stroomen, in verbinding met de vulkanische warmte van den vetten grond, zoo vruchtbaar gemaakt, dat hier aan de kust der Kaspische zee een tropische plantengroei heerscht; doch bij dit zoo bevoorrechte land ontbreken ook de schaduwzijden niet: menigvuldige aardbevingen, vreeselijke stormen van den zeekant, overstroomingen door de plotselinge ontlasting van de regenwolken, die door de Elboers-keten opgehouden worden, eindelijk in den zomer doodelijke koortsen.
Evenals in Indië (zie bl. 78) maken ook in Iran de afstammelingen dei-oude Ariërs nog tegenwoordig de meerderheid der bewoners uit, docTi zij zijn sterker dan in Indië met vreemde, vooral Tataarsche elementen vermengd. Ten gevolge van het over 't algemeen gezonde klimaat behooren zij naar den lichaamsbouw, in weerwil van de slechte voeding en de ruwe levenswijze, zooals die in Afghanistan wordt aangetroffen, tot het schoonste slag van menschen. De natuur van Iran met hare tegenstellingen in koude en warmte, in woestgnen en „paradijzenquot;, wilde nomadenhorden en be-schaafde stedenbevolking, was zeer geschikt tot ontwikkeling van den dualistTschen oiicT-Terzischen godsdienst, die een rijk des lichts aanneemt,
dat in strijd is met een rijk der duisternis (Ormuzd en Ahriman). De weinige Pars en in West-Iran zijn hieraan getrouw gebleven, en de Zendavesta is nog steeds het richtsnoer van hun geloof en leven. i'
* * ~ eUlt; fit liVi .v, J
Na den dood van den machtigen veroveraar Nadir Scliah (1745) is gedurende ecne lange tnssehenregeering Iran gesplitst in O o s t-en West-Iran, terwijl de Afghancn en Beloedsjen limine toen bevochten onafhankelrjklieid wisten te handhaven.
I. OOST-IRAN.
1. B elo edsjistan of Bal o edsj istiin, de (onbekende) zuidoostelijke rand van Iran (het oude Gedrosië), wordt aan de moeilijk toegankelijke zeekust doorsneden door een woest kustgebergte zonder den minsten plantengroei, waarachter zich een schraal bevolkt woestijnplateau uitstrekt als voortzetting van het hoogland van Afghanistan. De hoofdstad K eiai, is de residentie van den Kban, die haar in den winter wegens het ruwe klimaat (op 2600 met. hoogte) verlaat.
De Beloedsjen, die eene met het Perzisch verwante taal spreken,
zijn, evenals de oude Gedrosiërs, roofzieke nomaden en voeren met bui-
119
120 WEST-IRAN. § 24.
tengewone stoutheid, list en snelheid op kameelen hunne rooftochten tot in afgelegen landen uit. In ontelbare stammen verdeeld, werden zij van oudsher dikwijls, al was het dan ook maar voor een korten tgd, de buit van vreemde veroveraars.
i 2. Afghanistan, het noordoostelijkste deel van het Iransche ' naaiquot; den kant van Indië door het Soli man-gebergte f** begrensd, dat in de richting van 't noorden naar 't zuiden loopt,
fv I /V—4) \y jjA } ... • -r , .
■'/ ontving zijne beteekenis door den Kaboel, die ouder schiotstroo-men naar den Indus vloeit en welks hooggelegen, bekoorlijk dal van ouds de lange poort van Iran naar den Pengab, zoowel voor veroveringen als voor karavanen, vormde.
Daardoor werd Kaboel (met (30000inw.),op eene hoogte van 2000 met. boven de zee, een hoofdstapelplaats voor de Indische producten, die kooplieden uit de meest verschillende streken van Azië aldaar inruilden. In het anders zoo woeste zuiden des lands ligt de oasenstad Kandahar, van waar de sedert vele eeuwen gebruikte „Koningswggquot;, die de talryke oasen-groepen aandoet, naar de nijvere en daarom ook meest bevolkte stad van Afghanistan, Herat (100000 inw.), leidt. Deze in 't noordw. gelegen „stad der 100 000 tuinenquot; is lang een twistappel tusschen de Perzen en Afgha-nen geweest.
In het verste noordoosten hebben de Afghanen hun gebied tot aan den Boven-Amoe (O.xns) uitgebreid en de Khanaten Balk, Chu-lum, Koendoets van Zuidelijk Turkestan van zich afhankelijk gemaakt. Balk of het oude Bak tra was eens de hoofdzetel van het oude Zendvolk.
II. WEST-IRAN.
Het Perzische rijk.
Het Perzische rijk, tusschen de Kaspische zee en de Perzische golf gelegen, beslaat, behalve westelijk Iran, nog eenige deelen van het Armenische hoogland. Slechts enkele provinciën verheugen zich in eene bijzondere vruchtbaarheid, terwijl in andere, vooral in het oosten des rijks, groote woestijnen of zoutsteppen gevonden worden. Bij gebrek aan rivieren, ja zelfs aan beken en bronnen, alsmede aan toereikenden regen zou de bebouwing nog veel minder zijn, zoo er geeno kunstmatige besproeiing door middel van een reeks putton, die met elkander gemeenschap hebben, ware aangebracht. Maar ook de gedurige oorlogen, het slechte beheer en de laatste hongersnood hebben inderdaad veel bijgedragen tot de ver-
BELANGRIJKSTE PROVINCIeN VAN HET PERZ. RIJK. § 24. 121
woesting des lands en de vermindering der bevolking, die echter in den jongsten tijd ten gevolge van goede oogsten weder vermeerderd is.
Met uitzondering van de weinige Parsen en '/3 mill. Christenen zijn de (G—7 mill.) inwoners Mohammedanen en wel meestal Sdiiïten, die het klein ^ètaTSunniten hestrijden en vervolgen. De eigenlijke kern der bevolking liestaat uit de stammen van herders- en kriigslieden (l1/,
mill.), wier hoofden of Khans den Perzïschen erfelijken adel uitmaken; zij veranderen volgens de gewoonte der nomaden naar het jaargetijde van woonstreken in legerplaatsen onder tenten, zoodat zij in den zomer de weiden op de hooge tafellanden, in den winter die op de heete kustzoomen opzoeken. Ook zij stellen, evenals de Beloedsjen, hun roem in stoute en verre rooftochten, waarvan de naburige Russische en Turksche provinciën niet zelden te lijden hebben. Hunne Khans erkennen den „Schachquot; slechts in naam als hun opperhoofd, en diens volkomen absolute macht, welke slechts door de voorschriften van den Koran beperkt wordt, strekt zich dus eukel over de Perzen uit die vaste woonplaatsen hebben en zich bezighouden met het voortbrengen van landbouwproducten: rijst, meekrajj, katoen,.
ooft. moerbeziën, of zich toeleggen op nijverheid: tapijten, sjaals, zijden stotfen — en op handel, vooral den invoer van katoenen goederen uit Engeland en deu uitvoer van zijde. Met eene even onbeperkte macht als de Schach het hoofdbestuur ovcrliêt geheele rijk heeft, regceren de landvooir-den_(Begler-Begs') over de afzonderlijke provinciën; zij zijn voor eene zekere som gelds alleen verantwoordelijk voor de belastingen en opbrengsten in natura door de bevolking, die te arm is om geld te geven, en voor de handhaving der openbare rust.
Onder de provinciën, die zeer verschillen in grootte (250—(3000 vk.
mijlen), zijn de voornaamste:
a. Farsistan, het stamland der Perzen en het tooneel hunner geschiedenis,Tan'ïïën'züidwestelyken rand van 't hoogland en aan de Perzische golf. De hoofdstad Schiras ligt op het eenige vruchtbare middelste bergterras, in den zoogenaamden „rozengaardquot; van Farsistan, die even vermaard is door zijn heerlijk klimaat en zijne voortreffelijke vruchten, als door zijne dichters (Saadi in de 13de, Hafiz in de 14de eeuw). ^Noordoostelijk t'1^.
van Schiras lagen vroeger Pasargade met het graf van Cyrus, en Persepolis, dat door Alexander den Groote verwoest is.
i. Irak-Adsehami (het oude Medië) is het eigenlijke middelpunt des rijks, met de vroegere residentie Ispahan ('60000 inw.), die vóór de verwoesting door de Afghanen in 1722 meer dan '/) mill, inwoners telde; de tegenwoordige hoofdstad Teheran (90000 inw.) ligt in het noorden. In 't zuiden ligt de oaseustad Jesd, de hoofdzetel der Parsen, de stapelplaats voor den Indischen handel, een kruispunt in het net der vervoenvegen.
ARABlë. § 25.
Teheran aan de zuidelijke helling der Deraaweudgroep is na de verheffing van de tegenwoordige dynastie der Kadjaren, van Turkmenische afstamming, 1781 tot residentie gekozen, omdat het de natuurlijke heheerseheres zoowel van de plateauwegen als van de dwars-banen naar het Kaspische laagland is. Maar de ligging der stad op een voehtigen zoatgrond is zoo ongezond, dat zij in den zomer, als de droge, verzengende hitte onverdragelijk is en zich uit de omliggende moerassen schadelijke dampen ontwikkelen, bijna geheel verlaten wordt; het hof en de geheele gegoede bevolking trekken dan naar de koelere hoogten.
c. Kb or a san, in't noordoosten, waarvan het zuidoostelijk gedeelte in het hezit der Afghaneu is. Dit koud, ruw land, dat gedeeltelijk bestaat uit steppen- en bergland en woestgnen zonder water, is het vaderland der sterkste paarden van Middel-Azië en van de oorlogzuchtigste stammen des lands, daarom „het zwaard van Pevziëquot; genaamd. Medsched (70000 inw.) is als begraafplaats van den stichter der Schiïtische secte de meest bezochte bedevaartplaats der Schiïten en daardoor tevens de grootste markt voor Europeesche waren; ook zijn hier alle takken der Perzische industrie vertegenwoordigd. Onder de inheemsche producten is katoen een hoofdartikel van uitvoer naar Eusland en andere naburige landen.
d. Ma zander an, het oostelijk deel van het oude Hyrkanië, bestaat uit de zuidkust van de Kaspische zee, met zeer vruchtbare streken. In het zuiden is Balfroesh, bij de Kaspische zee, eene belangrijke handelsstad (60 000 inwoners), met veel verkeer op Rusland. — In Gil an, eene ook aan de Kaspische zee gelegen provincie, is Eescht het middelpunt der zydeteelt.
e. Het tafelland Azerbeidsjan of Aderbidsjan (het oude Atropa-tene), de noordwestelijke grensstreek, overtreft door landbouw, nijverheid, rijkdom in metalen alle andere Perzische provinciën. Daarom werd de hoofdstad Tabris (Tebris. ïauris met 120000 inw.), ten oosten van het Oermia-meer, aan den grooten karavanenweg van Teheran naar Trapezunt, het middelpunt van verkeer tusschen Perziu en Europa, in het algemeen dequot;belangrijkste handëlspTaats van het rijk en tevens een hplnntfrijke in-dustriestad. ~
-..............§ 25.
DE SCHIEBEILANDEN ARABlë EJf SIJfAÏ.
I. AKABlë.
Arabië is niet alleen door zijne ligging, maar ook door de grondsgesteldheid, ^ als schak.ej in de^roote keten 'W wnpstijnen vatr J^goi'd-Afrika tot Middel-^Azië, alsmede door zijne dieren- en plantenwereld de overgang van Azië - tot Afrika en treedt oji_als éene herhaling van Afrika, maar in kleinere afmetingen. De natuur van den grond, zoo arm wegens gebrek aan neerslag en aan steeds stroomende wateren, lokte geen volkplanters, geen
c' ^---—
122
DE OOST- EN ZUIDKUST VAN ARABlë. § 25. 123
veroveraars naar een land, dat bovendien door woestijnen zoowel als van den zeekant zoo moeielijk toegankelijk is; veeleer breidden zich de inboorlingen buiten den geboortegrond uit, en terwijl zy de omvangrijkste wereldheerschappij grondvestten, deelden zij tevens aan de overwonnenen hun godsdienst, wetgeving, taal, schrift, wetenschap, poëzie en handel mede: aan het oosten tot aan de Maleiers-wereld , aan het westen tot aan den At-lantisehen oceaan , en niet alleen in Afrika , maar ook in Europa (Spanje). Naast deze liooge fceschaving, welker uitgangs- en middelpunt de westkust was, heeft zich in het binnenste van het schiereiland het aartsvaderlijke Bedoeïnenleven uit de tijden van Abraham tot op onze dagen in den oor-sproukelijken vorm staande gehouden. In het algemeen is het behoud van oude zeden, voorstellingen, talen en gebruiken eene eigenaardigheid der Oostersche volkeren, doch vooral van de Arabieren op hun afgezonderd schiereiland.
Het Arabische schiereiland (48000 vk. in., bijna van Europa), onder de drie Zuid-Aziatische schiereilanden het minst gelede, evenals het westelijke der drie Europeesche, vormt (naast Dekan) het tweede op zich zelf staande hoogland van Azië in het algemeen en van Zuid-Azië in hot bijzonder. Van hot Voor-Aziatische hoogland wordt het gescheiden door bet woeste Syrisch-Arabische laagland, gelijk Dekan van het Achter-Aziatische hoogland door het vruchtbare laagland van Hindostan. Beide zijn van drie kanten door de zee omgeven, maar hebben eene verschillende gedaante; bet eene is met do grootste, het andere met de kleinste breedte naar het zuiden gekeerd. Bij beide is de westelijke helling steil en laat slechts een smallen kustrand over, doch die is het best geschikt voor landbouw en havenplaatsen. Het minst is nog do noordelijke rand van Arabië nagevorscht; het is zelfs nog twijfelachtig of die wel bestaat en de helling naar de Syrische woestijn, welker hoogste terras Arabië schijnt te zijn, niet veeleer zacht glooiend is. Het binnenland van deze groote uitgestrektheid is mee-rendeels dor, arm aan water, heet en plateauvormig, en wordt nog op den huidigen dag door roofzieke nomaden doorkruisd; ongeveer 2/3 van het schiereiland is niet geschikt voor bebouwing.
Onder alle volkeren van Azië was het Arabische bij voorkeur nomadisch. Nog tegenwoordig bestaat der bevolking van Arabië uit rondzwervende Bedoeïnen (d. i. kinderen der woestijn), die onder afzonderlijke sheiks in hutten leven, welke met palmbladeren of geitenhaar gedekt zijn. Zij voeden zich vooral met kameelmelk en dadels en houden zich bezig met krijgs-
124 DE WESTKUST VAN AKABlë. MEKKA. § 25.
haftige rooftocliten. Daarom leven zij ook met andere „stammenquot; in bestendige veten en worden gevreesd door de karavanen. De overige :'/4 be-hooren tot de stedelingen en de gezeten boeren (Fellahs).
De handel met inlandsehe en Afrikaansehe producten, koffie, wierook, gom, balsem enz. tegen Europeesche en Indische waren wordt door de ligging des lands als tusschenplaats voor het verkeer van Europa met Indië begunstigd en ter zee op beide golven, te land door karavanen gedreven. De laatste is gedeeltelijk verbonden met de pelgrimstochten naar de heilige plaatsen, zie bl. 125. Daarentegen is Arabië als het ware een negatief middelpunt der industrie; want hiervan, evenals van elk handwerk, hebben de Arabieren een bepaalden afkeer. Doch van hier uit, zoowel naar het oosten (over Indië, China tot Japan) als naar het westen (over Egypte , Europa tot aan de Nederlanden en Groot-Brittanje) , neemt de industrie steeds toe.
1. De oostkust van Arabië splitst zich in twee ongelijke deelen: het kleinere, zuidelijke, waarin het vruchtbare landschap Oman met eene betrekkelijk dichte bevolking van meer dan 2 mill, inw., ligt buiten de Perzische golf aan de Arabische zee ; het grootere , n o o r d e 1 ij k e wordt door de Perzische golf bespoeld, in welker zuidelijk deel do parelrijke Bahrain-eilan-den gevonden worden.
M a s k ate (40000 inw.), op het schiereiland Oman, is de sleutel tot de Pemsche golf, evenals Aden op de tegengestel3e zijde van Zuid-Arabië tot de Arabische golf '). De sultan van Oman is beperkt door eene aristocratie met erfelijke voorrechten en door oude privilegiën van bet volk.
2. Het grootste gedeelte der zeer eenvormige zuidkust van Arabië aan don Indischen oceaan wordt ingenomen door het landschap Hadramaut met verscheidene handelssteden, die met Indië, de Perzische en Eoode zee, alsmede met de oostkust van Afrika, vanwaar zij wierook halen, verkeeren. Het kleino vulkanische schiereiland Aden, dat met het vastland alleen door een smalle landtong samenhangt, hebben de Britten als het «Gibraltar van het oostenquot; in bezit genomen (183^1)nTcIëquot; Indische en Arabische wateren en vooral den toegang tot do mooielijke straat van Bab-el-Mandeb (d. i. poort des gevaars) te beheerschen. Het is spoedig de groote markt voor Zuid-Arabië géworden. Als bolwerk en
1) Eene vergelijking tusschen Maskate en Aden, zie Petermaun, Mitth. 1873, bl. 60.
MEDINA. HET NOORDELIJK BINNENLAND. § 25. 125
uitbreiding van Aden hebben de Britten later (1857) liet naakte rotseiland F e r im, liet grootste der Zeven-broeders eilanden in de straat van Bab-el-Mandeb, door de Arabieren de »sluitsteen der straatquot; genoemd, nithoofde der uitmuntende, insgelijks voor een geheele vloot toereikende haven, bezet, ten einde van hier uit de beste invaart door het oostelijk kanaal in de Arabische golf te bewaken.
3. Do westkust van Arabië staat onder Turkscho opperheerschappij en wordt verdeeld in twee ejalets: Jemen en Hed-schas.
«. Het zuidwestelijk berglandschap Jemen, of gelukkig Arabië, waar rrk besproeide dalen bij eene tropische warmte de edelste vruchten voortbrengen, als mokka-koffie, balsem, dadels, tabak.
De zeehaven Mokka, binnen de straat, vroeger de hoofdmarkt voor den uitvoer vainróffiiTèn den invoer van Indische waren , heeft hare be-langrijklieid als haven verloren door Dschidd_a, terwijl haar bloeiende handel in koffie naar het noordelyk van Mokka gelegen Hodeida is verplaatst. — Sana (40 000 inw.) is de schoonste Arabische stad.
b. Het noordwestelijk landschap Hedschas (Hidjaz) of het gebied der voor heilig gehouden steden Mekka en M e d i n a.
De stad Mekka (45000 inw.), de „moeder der stedenquot;, ligt in een nauw, door woeste hoogten cu zandvlakten omgeven dal. Dit godsdienstig middelpunt der geheele Mohammedaansche volkeuwereld bevat op een open plein de K a a b a, met den vermaarden zwarten steen 1), die, naar men zegt, uit het paradijs afkomstig is en door welks aanraking men vergiffenis zijner zonder en toegang tot het paradijs van den profeet verkrijgt. Eene dergelijke werking en tevens bevrijding van alle ziekten schrijft men toe aan het water uit de bron Semsem (met veel bassins). Jaarlijks doen in (3—4) bepaalde heilige maandeu honderd duizenden pelgrims uit de meest verschillende wereldstreken, van Marokko tot aan den Indischen Archipel, en van den Niger tot aan de Chineesche grenzen, eene bedevaart derwaarts, niet alleen om te voldoen aan het gebod van den koran, maar ook om handel te drijven, en daardoor de reiskosten te dekken; want de pelgrimskaravanen genieten ia alle Mohammedaansche landen volkomen veiligheid. Op die wijze is aan den bedevaartstijd, waarvoor een soort van godsvrede
1) Volgens nieuwere onderzoekingen is de zwarte steen een meteoorsteen, die reeds lang voor Mohammeds optreden door de heidensche bewoners van Arabië vereerd werd.
HEX SCHIEREILAND SINAÏ, § 25.
bestaat, de grootste jaarmarkt van het oosten verbonden geworden. Bijna de ge-heele bevolking van Mekka, zelfs de bedienaren van den tempel leven van een zeer winstgevenden handel, daar zij de waren, in de haven Dsehidda (40 000 inw.), Mekka's haven, ingekocht, ten tijde der bedevaart dnnr verEoopen.
Ongeveer 50 mijlen ten noorden van Mekka ligt de tweede hoofdstad van Hed-schas. Medina (18 000 inw.), aan den rand der groote Arabische woestijn, en insgelijks het doel der bedevaarten, omdat de hoofdmoskee het graf van den profeet bevat.
4. Het noordelijke binnenland of Nedsjcd (Nedjd, Nedsch, d. i. hoogland) is een afzonderlijk bergland, dat grooten-deels een plateau vormt, de ruwste tegenstellingen in klimaat, ja tusschen dag en nacht oplevert, en als het ware het Arcadië der Arabieren uitmaakt, van waar tamelijk hellende terrassen naar do kustlanden voeren.
Nedsjed, waar men een tot hiertoe onbekend gebleven rivierstelsel, W'adi-er-Kumen, met noordoostelijke richting naar den Euphraat ontdekt heeft, is in zijne oasen heteebte vaderland van de Arabische volbloed paarden, die zich evenzeer door hnn lichten, ranken, hoogen lichaamsbouw en de buitengewone beweegbaarheid der ledematen, als door hunne kracht bij rooftochten onderscheiden. — Dit binnenland is tevens de zetel van de Mohammedaansche secte der Wechabiten, die in het begin der 19de eeuw hunne heerschappij over geheel Arabië uitstrekten en zelfs de naburige landen bedreigden, totdat de pacha van Egypte hen door een uiterst bloedigen oorlog onderwierp (1819). In 1871 hebben de Turken aan de Perzische golf verscheidene tot dusverre aan het Wechabiten-rijk behoo-rende steden veroverd.
5. Het zuidelijk binnenland, tussclion de gezegende berglanden Jemen en Oman, is eene woestijn, die zich in de grootste breedte van het schiereiland van het eene einde tot het andere uitstrekt, en in den zomer geheel onbewoond is; in het natte jaargetijde , wanneer de regen wat gras doet opkomen, trekken ge-heele stammen uit Nedsjed , Hedschas en Jemen , dus uit het noorden cn westen, met hunne kudden in de aan hun gebied grenzende deelen der woestijn.
II. HET SCHIEREILAND SINAÏ.
De verbinding tusschen Azië en Afrika, of liever tusschen Arabië cn Egypte, wordt gevormd door het schiereiland Sin aï, dat in het oosten begrensd is door de golf van Akaba, in 't westen door die van Suez en in 't noorden eene voortzetting heeft in
126
TURKSCII Azië. § 26.
liet bergland van Palestina. Het draagt bij do schrijvers gewoonlijk den naam van Petreïsch Arabic (naar de vroegere hoofdstad , thans bomvvallenstad Petra — dus niet: »Steenachtig Arabiëquot;). Do bergmassa van den Sinaï (2300 met.), die den hoofdvorm geeft aan het verreweg belangrijker zuidelijk deel, verheft zich tusschen de beide golven eensklaps en steil uit cene groote diepte tot eene noordwestelijke groep van den Serb al (2100 met.) en eene zuidoostelijke van den eigenlijken Sinaï (Dscbebel-Musa, d. i. berg van Mozes) met een steil hellenden voorberg,
den Hor eb (1756 met.).
De Ho re b („de lagere verdieping van den Sinaïquot;), waar Mozes de wet ontving en Mohammed 40 dagen vastte, is het doel der bedevaarten voor Christenen zoowel als voor Mohammedanen; de Bedoeïn knst op eene nabijzijnde rots het afdruksel van Mohammeds voetstappen. HetSinaï- of K a t h ar ij n en-k 1 o o s t er ligt midden in de grootste wildernis, is door sterke kloostermuren, die keizer Justinianus heeft laten bouwen, tegen de vijandelijke Bedoeïnen beveiligd; sedert eeuwen worden er de Christelijke pelgrims gastvrij door de mouniken opgenomen.
TURKSCII AZIË.
Aziatisch T u r k ij e omvat, behalve de reeds in § 25 behandelde kuststreken van West-Arabië (Hedschas en Jemen) en een kuststrook van Oost-Arabië, alle landen van den westelijken rand van het Iran-plateau af tot aan de Middellandsche zee en den Archipel. De bevolking bestaat hoofdzakelijk uit Osmanen (103/t mill.), bovendien uit Armeniërs, Koerden, Grieken, Arabieren, enz. e..
I. KOERDISTAN.
Dit nog steeds weinig bekende grensland aan de zijde van Perzië,
waartoe ook het zuidoostelijk gedeelte van Koerdistan behoort,
ligt op het terras van Irans westzijde en aan den Boven-Tigris. Het bestaat uit een tal van gedeeltelijk gezeten, gedeeltelijk nomadische stammen onder hoofdmannen, zonder eenig staatkundig verband. De Turksche regeering tracht de afzonderlijke secten,
de e i g o n 1 ij k e Koerden, de J e z i d e n — die bekend staan als »duivelaanbiddersquot; , d. i. aanbidders van den »gevallenquot; ,
maar eens weder in genade aangenomen wordenden ongel — en de Christelijke Nestorianen tegen elkander op te zetten.
127
AZIATISCH TURKIJE. § 26.
opdat zij zich niet zullen verbinden tot een gezarnenliiken afval van hunne onderdrukkers.
Van Xenoplious tijden af, die tussclien de zoutaardige Alpenmeren Oer-mia en Wan met zijne 10 000 Grieken den bewonderenswaardigen tocht volbraclit, tot op den huldigen dag zijn hier de natuur- en volkstoestanden onveranderd gebleven. Alleen in den zomer verwisselen de krijgsstam-men hunne vaste woningen tegen tenten uit zwart geitenhaar gemaakt, om, wanneer de Alpenweiden van sneeuw bevrijd zijn, hunne kudden uit de streek der boomen in die der weiden over te brengen. De ongezonde, vervallen hoofdstad Diarbekr (60000 inw.), aan den Boven-Tigris, eens een belangrijke handelsweg varf't noordwesten naar 't zuidoosten, doch die zich wegens de roofzuchtige aanvallen meer naar quot;t zuiden verlegde, maakt de taal- en volkengrens uit tussclien de Turken en Arabieren; de Arabier kan evenmin in het gebergte binnendringen als de strijdlustige Koerd in de woestijn.
II. TEKRASLAND VAN HET EUPHKAAT- EK TIGRISSTELSEL.
Te allen tijde heeft dit grootste Voor-Aziatische stroomstelsel (12000 vk. m.) zoowel een geographisch als een historisch centrum gevormd; want het deelt Voor-Azië (in ruimen zin) in twee verschillende werelden: de Syrisch-Arabische en de Perzisch-Medische, tussclien welke het dikwijls een middelpunt geworden is van eene zich naar beide zijden uitstrekkende heerschappij: de Assyrisch-Babylonische, de Perzische, de Macedonische en ten laatste het Kalifaat. Evenals Egypte was Mesopotamië het geschenk van een stroomstelsel en vormde eveneens tusschen twee woestijnen een der oudste streken der aarde voor de beschaving, met een tal van bloeiende steden, die tegenwoordig niets meer zijn dan puinhoopen. Beide landen waren sedert de vroegste tijden mededingers, in wier bezit West-Azië beurtelings geweest is.
De tweelingstroomen Euphraat (d. i. goede overtochtplaatsen bezittende) en Tigris (of pijl) ontspringen beide op het hooggebergte van Armenië, en wel de Tigris geheel in de nabijheid van den reeds uit twee bronrivieren vereenigden bovenloop des Euphraats, en blijven dan over het geheel evenwijdig. In hun middelloop sluiten zij de ruime, naar het zuiden steeds nauwer wordende vlakte van Mesopotamië in, die in de oudheid door kunstmatig geregelde besproeiing vruchtbaar was, maar thans in het binnenste gedeelte op eene woestijn gelijkt, waaruit plunderende rooverhorden, verscheurende dieren , verwoestende zwermen van sprinkhanen en verschroeiende winden komen. Nadat de beide rivie-
128
HET DA.L VAN DEN EÜPHEAAT EN TIGRIS. § 26. 129
ren, wier brongebied sleclits 150 mijlen hemelsbreedte van de monding ligt, in dubbele stroomontwikkeling (de Eupbraat bijna 350 mijlen ver, dus ongeveer gelijk aan de lengte van den Donau) een stroomgebied zoo groot als Duitschland hebben besproeid , storten zij zich, vereenigd onder den naam van Schat el Arab, door verscheidene armen in de Perzische golf. Met deze vormen zij eenen door de natuur zelf aangewezen weg van de Indische tot aan de Middellandsche zee.
a. Op de tafellanden van het Armenische hoogland, of het bron-gebied van denEuphraat, Tigris en Araxes, maken de Armeniërs sedert den Russisehen inval (1829) niet meer de hoofdbevolking uit, maar zijn verspreid onder de meest verschillende volkeren van het oosten, waar zij zich in bijzondere gemeenten vereenigd hebben. In hun eigen land zijn zij herders en landbouwers gebleven ; in den vreemde drijven zij den meest uiteenloopenden handel of houden zich bezig met industrie („Christelijke Jodenquot;). Verder wordt het hoogland bewoond door nomadische Turkmenen en Koerden.
b. Het dal van den Euphraat. Deze rivier ontstaat uit twee brou-armen: Moerad en Frat (of Karasoe); de laatste loopt over de hoogvlakte van Erzeroem, waarop eene nijvere gelijknamige stad met GO 000 inw. Na de vereeniging der beide armen breekt hij bruisend, in de grootste krommingen en met zeer talrijke (300), doch weinig beteekenende sehietstroomen, door het oostelijk einde van den Taurus en nadert hier de bronnen van den Tigris (boven Diarbekr) tot op bijna een uur afstands. Nadat hij het bergland van den Taurus verlaten heeft, neemt hij eene zuidwestelijke richting, als wilde hij onmiddellijk naar de naburige Middellandsche zee, die er maar 20—30 mijlen van verwijderd is. En juist door dit naderen tot dat cultuurbekken der oude wereld , verbonden met de spoedig daarop volgende zuid- en zuidoostwaartsche wending naar de Perzisch-Indische zee, is hij tot een waar hydrographisch tusschenpunt geworden voor het oosten eu westen. In zijn verderen, zuidoostelijken loop nadert de Euphraat steeds meer den Tigris en vernauwt meer en meer het landschap Mesopota-mië of El Dsjésira, d. i. eiland, tot tegenover Bagdad. Zijrivieren kan hem de regenlooze Syrische woestijn niet geven.
c. Het dal van den Tigris. De hoofdbronnen van den Tigris aan de zuidelijke hellingen van het Armenische gebergte zijn alleen door eene smalle landengte van den bovenloop des Euphraats gescheiden. Door eene bepaald oostelijke wending verwijdert hij zich van den Euphraat, breekt in zuidelijke richting en met sterk verval door de Taurusketen en treedt het eenvormige laagland van Mesopotamia binnen. Tegenover Mosoel (50 000 inw.), dat voor de opkomst der Engelsche fabricatie geheel Europa met
rÜTZ, VERGEL. AAKDR. 9
SÏEIÖ ÈN PALESTINA. § 26.
mouseline voorzag, maar evenals de meeste steden van Mesopotamië nog-slechts een schaduw van den ouden glans heeft overgehouden, zijn (1854) op den linkeroever de overblijfselen van het oude Ninive ontdekt, onderzocht en opgegraven. Beneden Mosoel neemt de Tigris uit het terrasland van de westelijke helling van Iran den grooten en kleinen Zab (ook; Zarb) op en bereikt op het einde van zijnen middelloop, waar hij wederom zeer dichtbij den Euphraat komt, de stad Bagdad (met 80000 inwoners) aan den oostelijken oever.
Bagdad, eertijds aan beide oevers vaa den Tigris gelegen, was meer dan vijf eeuwenlang (763-1258) de hoofdstad der Arabische wereldheerschappij, het middelpunt voor den handel en de Arabische geleerdheid. Met den val van het Kalifaat door de Mongolen (1258) werd de stad in een puinhoop veranderd. Later als Turksche stad herbouwd op de oostzijde van den Tigris met ecu voorstad op den rechteroever, verhief zij zich door hare gunstige ligging spoedig weder tot eene aanzienlijke stapelplaats van den Indischen handel op de Levant, die door den ontworpen Euphraat-spoonveg, als den kortsten eu goedkoopsten over-landweg naar Indië, eene nieuwe vlucht zou nemen. Evenals Mosoel heeft ook Bagdad in zijn naasten omtrek grootsche ruïnen van vroegere zetels der beschaving, van Seleucia, Ktesiphon (Madain) en vooral die van het oude Babyion aan beide zijden van den Euphraat.
De vereenigde, majestueuze, diepe stroom, Schat el Arab genoemd, volgt de richting van den sterken, snelvlietenden Tigris naar het zuidoosten door het heerlijkste bebouwde land (Irak-Arabi), van alle kanten vergezeld door dorpen en dadelbosschen, besproeiende kanalen en vruchtbare weiden langs den oever, naar de Perzische golf. Op den westelijken oever van den Schat el Arab stichtte de Kalief Omar de stad Basra (eens 150000, thans nauwlijks 5000 inw. ?), als het middelpunt voor het wereldverkeer tusschen Indië en Europa. Later kwam zij geheel in verval. Van de zeven armen, waardoor de vereenigde stroom uitloopt, is er tegenwoordig maar één bevaarbaar.
II. SYiaë EN PALESTINA.
Syrië (in den ruimsten zin), »de poort naar cle Euphraatlan-denquot;, tusschen do Middellandsche wat er zee en cle Arabische zandzee, alzoo van het westen en oosten afgesloten, bestaat uit drie deelen, die dan ook in deze richting aldus op elkander volgen; a. een smallen, lagen, warmen ku strand, waarvan het middelste deel, het voormalige Phenicië, zeer rijk is in bochten met veel havens, die allengs ontoegankelijk zijn geworden door het Nijlslib, dat werd afgezet door een noordelijken kuststroom; l. een langen, met de zeekust parallel loopenden bergrug van den Libanon en den Antilibanon of oostelijken Libanon,
130
HET JOBDAANDAL. § 26.
die in den Hermon eene hoogte van 3000 met. bereikt cn lengtedalen heeft, welke in tegengestelde richting liggen: van den O r o n fc e s, die naar 't noorden, den J o r d a a n , die naar 't zuiden stroomt; c. eene 600 met. hooge steppe, met weinige, op oasen gelijkende vruchtbare plaatsen.
A. PALESTINA.
De kenmerkende eigenaardigheid van liet „beloofde landquot; bestaat in de vereeniging der grootste contrasten in de ligging. Het Ideine land lag in de onmiddellijke nabijheid der voornaamste beschaafde volken van het oosten en toch daarvan gescheiden, moeielijk genaakbaar door woestgnen en voor het verkeer ongunstigs stroomingen der zee, door het gebrek aan zeehavens en aan een dwarsdal van den Beneden-Jordaan naar de zee, terwijl daarentegen het noordelijk gelegen Orontes-dal, dat naar de zee open was, het land van doortocht werd voor Voor-Aziatische volksverhuizingen, handels- en krijgstochten van den Euphraat naar de iliddellandsche zee. Op die wijze kon een afgezonderd volk in onverdroten bewerking van zijnen karigen, maar toch rijkelijk beloonenden grond zijne staatkundige en godsdienstige zelfstandigheid gedurende eene reeks van eeuwen bewaren. De ligging in het middelpunt der oude beschaafde wereld en tevens ter plaatse, waar de drie deelen der oude wereld elkander zoo nabij komen, maakte ook, zoodra de eerste hinderpalen opgeruimd waren, de snelle verbreiding van den Christelijken godsdienst naar 't oosten en westen gemakkelijk.
De diepe inzinking van het Jordaandal vormt eene kleine tropische strook binnen de gematigde luchtstreek, gelijk dit niet alleen de plantenwereld, maar ook gedeeltelijk de dierenwereld (visschen en vogels met een tropisch karakter) bevestigt. Voor de beschaving was het van weinig beteekenis, omdat op slechts weinig plaatsen de grond voor bebouwing geschikt is, en de rivier wegens het slechte verval en de schietstroomen een zeer beperkte bevaarbaarheid bezit.
Op de met „eeuwige sneeuwquot; bedekte hoogten van den grooten Hermon aan de zuidelijke helling van den Antilibanon, uit talrijke beken ontstaan, loopt de Jordaan in eene rechte richting van het noorden naar het zuiden door een eng, met steile bergwanden ingesloten dal over drie trappen of terrassen. Aan het einde van den bovensten trap vloeit hij door het kleine, modderige en met riet bezette meer Meron (thans; El Hoeleh), dat in den zomer meest uitgedroogd en dan met rijst beplant is; weinige uren verder aan het einde van den tweeden trap gaat hij door het meer G_ene-zaretji (Kinnereth) of de Galileïsche zee (naar de ligging in Galilea), ook
meer van Tiberias genoemd, naar de op den westelijken oever liggende,
9«
131
HEI WEST-JOKJDAANLAXD. JUDEA.. § 26.
latere hoofdstad van Galilea. Door een ruimer dal komt hij op den derden trap in de Doode zee of het Asphaltmeer en vindt hier zijn einde. Dat de Doode zee en het Jordaandal eertijds zouden doorgeloopen hehhen naar de Koode zee en door latere vulkanische uitbreidingen er van zouden zijn geseheiden, is een vermoeden zonder eenigen grond en ook in strijd met de diepe inzinking van het zoogen. Ghor.
Door zijne lage ligging (reeds 200 met. onder den spiegel der Midilellandsche zee) is het klimaat aan het meer Genezareth bijzonder warm en de thans verlaten omstreken zijn de heerlijkste uit geheel Palestina; zij waren ook het geliefkoosd verblijf van den Heiland, „de wieg van zijne eerste predikingen, het vaderland zijner leerlingen (Petrus, Andreas, Jacobus, Johannes), dikwijls de schuilplaats tegen zijne vervolgers.quot; Zoo was ook eens de afsluiting van het Jordaandal in 't zuidwesten of de oase van Jericho (d. i. Palmenstad), die door den doop van Christus eene historische bekendheid verkregen heeft, zelfs nog tijdens de kruistochten wegens hare balsemtuinen, palmbosschen en rozen beroemd ; maar sedert de Arabische cn Turksche heerschappij ontvolkt, is zij tegenwoordig een braak liggende, vruchtbare plaats in de woestijn.
De Doode zee, die nog lager (ongeveer 420 met.) onder den spiegel der Middellandsche zee gelegen is, en dus de laagste zichtbare inzinking der aardkorst, bestaat uit een groot, noordelijk, diep, en een kleiner, zuidelijk, zeer ondiep (hoogstens 5 meters) bekken. Belde hekkens zijn door een vlak, zandig schiereiland gescheiden en door een smal, zeer ondiep kanaal verbonden. De sterke verdamping van het buitengewoon zoute water, zonder eenig dierlijk leven, veroorzaakt , dat alles, wat in de uabijheid komt, met een zoutvlies bedekt wordt. Op de oppervlakte van dit water, dat wegens het zoutgehalte eene groote specifleke zwaarte heeft, drijven somtijds, vooral na aardbevingen of sterken golfslag, zware asphaltschotsen, die vau den bodem of de oevers zijn losgeraakt.
1. Het W e s t-J o r d a a n 1 a n d.
a. Judea, het zuidelijk en tevens meest woeste landschap.
Op den kustrand ligt in het voormalig gebied der Philistiinen: Graza. de pleisterplaats der karavanen, die hier vertoeven om voorraad van levensmiddelen op te doen voor hun tocht tnssehen Syrië en Palestina van de eene en Arabic en Egypte van de andere zijde. De haven van Jaffa (het Joppe der Pheniciërs), de havenstad van Jeruzalem in de oudheid en de Middeleeuwen, is thans verzand.
In het binnenland liggen; 1. Bethlehem (d. i. huis des broods), 2 uur van Jeruzalem, in eene oase van het quot;woeste bergland, ofschoon een onaanzienlijk stadje of dorp (3000 inw.), als geboorteplaats van den Heiland, eerwaardig. De prachtvolle, door keizerin Helena gestichte Maria-kerk, met de kapel en de grot der geboorte van Jezus Christus, lokt talrijke scharen van pelgrims. Zij is met alle mogelijke ijverzucht verdeeld in drie ruimten: voor den Griekschen, Latijnschen en Armenischen eeredienst. 2. Je-ruzalem (25000 inw., Joden, Jlohammedaneu, Christenen, meest Griek-
132
JERUZALEM. SAMAKIA. GA LI LEA. § 26.
sche) heeft in weerwil van zijne door de natuur weinig begunstigde ligging op een hoogen rotsgrond (760 met. boven de Midd. zee), zonder rivier of vruchtbare omstreken, afgescheiden van de overige wereld in 't oosten door de wildernis der Doode zee, in 't noorden en westen door tnoeielijke rotspaden van Syrië en de 3Iiddellandsche zee, in 't zuiden door woestijnen en zandvlakten van Egypte, een geschiedkundige vermaardheid verkregen, zooals geen andere stad op aarde.
Jeruzalem, op een schiereiland, gevormd door twee beken, die zich ten zuiden der stad vereenigen, heeft aan de steile en diepe inzinking dezer dalkloven (dal Jo-saphat iu 't oosten en dal Himmon in 't westen) te danken, dat het van drie zijden veilig is, en alleen van de vlakke noordzijde kan aangevallen'worden; maar hier wordt het door een grooten muur beschut. Alleen in 't noorden en noordoosten was eene uitlegging mogelijk, en hier heeft men dan ook de beide latere gedeelten der stad (Akra en Bezetha), terwijl de beide oudere de zuidelijke helft beslaan; op den heuvel Si on het zuidwestelijke en op den tempelberg Mor ia het zuidoostelijke. Waar de tempel van Salomon stond, staat thans de moskee van den kalief Omar, een der drie grootste heiligdommen der Mohammedanen (na dat van Mekka en van Medina). De kerk van het heilige graf (door de Oosterlingen de kerk der opstanding genaamd) bevat zoowel de plaats van de kruisiging des Heeren (in een soort van koor) als de kapel van het heilige graf. — Ten oosten van Jeruzalem, aan gene zijde van het dal Josaphat, verheft zich de Olijfberg (828 met.) met drie plateauvormige toppen; op den middelsten en hoogsten staat de kapel der Hemelvaart, aan den voet bevindt zich het graf der heilige Maagd en de hof van Gethsemané, waar Judas den Heiland verried.
b. In Samaria, het middelste en tevens kleinste landschap met het gebergte Ephraim, heeft zich het oude Sichem, waar de bron van Jakob nog aanwezig is, onder den naam van Nablus (Neapolis) als het tus-schenpunt voor een niet onbelangrijken handel tnsschen Damaskus en de steden aan de Middellandsche zee, alsmede Egypte gehandhaafd.
c. ftalilea, het noordelijke en tevens lieflijkste landschap, bevat in het kustgebied den bergrug Karmel met het gelijknamige voorgebergte, waar het beroemde stamklooster der Karmelieten staat. Op den eerstvol-genden uitlooper der kust ligt het sterke Akka, als hoofdverblijf der Johanniters St. Jean d'Acre, en in zijn bloei ten tijde der kruistochten Ac con, Acre genoemd. Zuidoostelijk in het gebergte ligt het kleine Nazareth, thans Nasra (niet ver van den Tabor), waar de Heiland zijn jeugdige jaren sleet.
2. In het O ost-Jo rel aanland bevat het landschap Perea (d. i. het land aan gene zijde) vele overblijfselen van talrijke , tegenwoordig gedeeltelijk naamlooze plaatsen en prachtige gebouwen , die sedert Alexander den Groote en vooral in de eerste
133
PHENICIe EN SOORD-SYRIe. § 26.
eeuw na Christus ontstaan waren, maar door het vooriütdriugcu der woestijnvolkeren verlaten en vervallen zijn.
B. PHENICIË EN NOORD-SYRIË (SORISTAN).
Beteekenis.
Door zijne ligging aan 't einde van het Aziatische vastland en aan de kust der zee, die de drie deelen der oude wereld verbindt, was Phenicie bestemd om het oosten met de kusten van het westen in verbinding te brengen; het werd aldus „de wereld verbindende en wereldbeschavende handelsmarktquot; voor de landen van Indië en Arabië tot aan den Atlantischen oceaan. De Pbeniciërs zijn een zeevarend volk van den eersten rang geworden, niet gelijk men vroeger dacht, omdat de armoede van het land den bewoner geen onderhoud verschafte en een gelukkige vorming van de kust eene vroegtijdige ontwikkeling der zeevaart begunstigde, maar juist omgekeerd : ten gevolge van den bovenmatigen rijkdom in het door hen bewoonde laagland en in weerwil van de ongunstige gesteldheid der kusten, waar eerst door kunstmatigen bouw goede havens moesten gemaakt worden. Toen later de kern des volks naar Karthago verhuisd, en het land zoowel vóór als na Alexanders tijd een „twistappel tusscheu de groote rijken aan den Xijl en den Euphraatquot; geworden was, verzandden de Phenicische havens en het verkeer verlegde zich naar Noord-Syrië.
1. Het smalle kustland van Phenieië beslaat liet middelste deel der Syrische kust. Het heeft wel geene aanzienlijke kustont-wikkeling, maar toch door talrijke voorgebergten en enkele golven meer leden dan de rechtlijnige kust van Palestina. Zulke bochten dienden tot vestingsplaatsen der groote markten Tyrus (thans Sur), Sido n (thans Saida), B ery t us (Beiroet), Tripolis (nu Tarabulus).
Deze plaatsen zijn thans vervallen, behalve Beiroet (80000 inwon.), dat als uitvoerhaven van Damaskns eene nederzetting voor Europeanen met Westersche beschaving is geworden, waar zich het verkeer van den Libanon en de handel van Syrië en Perzië met de kuststaten der Middel-landsche zee samentrekt.
2. Noord-Syrië (Soristan), het kortste derdedeel van de Syrische kust tot aan den voet der Taurusketen, heeft, behalve rijker kustontwikkeling, nog het voorrecht der bevaarbare monding van een grooten stroom (den Orontes) en trok daarom reeds in de oudheid, na het verval van Phenicië, den wereldhandel naar Seleu-cia, naar de markt der Seleucidische hoofdstad Antiochia.
In de nieuwere tijden was Syrië een schouwtooneel van herhaalde bur-
134
HET BINNENLAND OP HET VLAKKE SYRlë. § 26.
geroorlogen en vervolgingen ter wille van den godsdienst; vooral overvielen de aan de zuidwestelijke helling van den Libanon wonende D r u s e n — wier godsdienst in een zonderling mengsel van Christelijke, Joodsche en Jtfoham-medaansehe leerstellingen met overblijfselen van ou'!oosterschen natuurdienst bestaat, terwijl zij uiterlijk den Islam belijden — meermalen de Christelijke Maronieten aan de noordwestelijke helling van den Libanon en gaven (1859 en 1860) aanleiding, dat de Europeesche mogendheden tus-sehen beide traden.
In de hooge dalvlakte tussclien Libanon en Antilibanon, die in de oudheid den naam van Coele Syrië fd. i. het holle Syrië) droeg, liggen in eene ontzaglijke woestijn de trotsche ruïnen van Baalbeck (Heliopolis); vooral maken de overblijfselen van den door Salomo en Hiram van Tyrus gebouwden (?) zonnetempel, zoowel door de kolossale fondamenten als dooide grootte der gehouwen steenen (van 22 met. lang en 4 met. hoog) en de afmetingen der goed gebleven kolommen (19 met. hoog, 2 met. in middellijn en slechts uit drie stukken bestaande) een verbazenden indruk.
3. Het binnenland of liet vlakke Syrië tot aan den Euphraat is eeno steppe, waarin zich een geheel stelsel van kale bergen verheft. Daar zij ten gevolge van den regen met een onafzienbaar tapijt van geurige kruiden bedekt wordt, doorkruisen haar in alle richtingen stammen van vrije Arabieren met rijke kudden edele paarden, kameelen, schapen, euz.
Van de beide groote handelsplaatsen Aleppo of Haleb (100000inw.?) en Dam as kus (200000inw.?), met zeer verschillende nationaliteiten en godsdiensten, is de eerste, in het midden tusschen de zeekust en den Euphraat, de stapelplaats voor den handel met de noordelijke naburige landen, en de laatste, aan de oostelyke helling van den Antilibanon en als de westel. grens der Syrische woestijn, de stapelplaats voor den verderen karavaanhan-del met Mekka en Bagdad en tegelijk het vereenigingspunt van alle Syrische en Klein-Aziatische pelgrims naar Mekka. De bewoners onderscheiden zich door nijverheid boven die der meeste steden van het oosten; nochtans worden zoowel de stof, die naar de stad damast genoemd wordt, als de damascener klingen liet meest elders gemaakt en hierheen ten verkoop gebracht.
Ten noordoosten van Damaskus bouwde Salomo (gelijk men gewoonlijk aanneemt), om de woestijn te onderwerpen, op eene waterrijke oase de stad Thadmor, welke de Grieken Palmyra (d. i. palmenstad) noemden, en door hare voordeelige ligging voor den handel, als het land van doortocht tusschen het oosten en westen, onder Odenatus en Senobia een buitengewonen bloei beleefde.
De ruïnen van Palmyra overtreffen die van 13aalbek zoo niet in ontzagwekkende grootte en fijnheid van werk, dan toch in uitgebreidheid en aantal.
135
KLElN-AZlë. § 26.
Ontelbaar (meer dan 400) zijn de omgevallen zuilen van het heerlijkste witte marmer, talrijke overblijfselen van gebarsten architraven, en boven het geheel steekt de door Aurelianus verwoeste zonnetempel nit met zijne twee, zelfs drie boven elkander lopende bogenrijen en zijn kolossaal hoofdportaal, waarin het ellendige uit lecmhutten bestaande dorp Tedmur ligt; de rijk versierde praalgraven of Jlansoleën van verscheidene verdiepingen buiten de stad, eindelijk de eenige stadstoren, geïsoleerd uit de woestijn opstekend, als getuige van de voormalige grootheid dezer Voor-Aziatische stad.
IV. HET SCHIEREILAND KLEIU-AZlC (ANADOLlë).
Bete ekenis:
KI ein-Az ië, „de brug der beschaving van Azië raar Europaquot;, was als overgangsgebied tusschen het oosten en het westen van oudsher „de strijdplaats en de buit der volken, die elkander hier in oorlog eu handel ontmoetten.'' Door de Zwarte zee kwam het in verbinding met de Scythiseh-Slavische , door de Syrische zee met de Phenicisch-Egyptische, door de Egeïsche zee met de Grieksch-Enropeesche wereld. — Evenals het schiereiland in de oudheid geen naam voor het geheel had, hebben ook de bewoners nooit eene gezamenlijke natie uitgemaakt; alle begin van een zelfstandig politiek leven, zoo als het Lydische, later het Pontische rijk, is spoedig verloren gegaan; de uitmuntende havens, die alle drie de kusten in zoo ruime mate bezitten, werden steeds minder door inboorlingen dan door vreemden gebruikt en bevolkt: in de oudheid door Pheniciërs en Grieken, later door de onder den algemeenen naam van „Frankenquot; bekende westerlingen; en ook in den tegenwoordigen tyd wordt hier het oostersche karakter in de kustlanden steeds meer door den invloed der Europeesche beschaving verdrongen.
De horizontale vorm der 450 m. lange kust, van de Syrische grens tot aan den zuidoostelijkeu hoek der Zwarte zee, is de rijkste van geheel Azië, zoowel door talrijke bochten en havens, als ook vooral in het westen door een rij kusteilanden, waarvan de grootste weder veelvuldige insnijdingen der zee en dns goede havens hebben, die echter onder de Turksche heerschappij gedeeltelijk verzanden.
In de plastische gedaante van dit schiereiland, dat in vlakte-in-hond (10 000 vk. mijlen) bijna het Pyreneesche evenaart, vertoont zich op nieuw het overwicht van den plate an vorm met randgebergten op het Aziatisch vastland, doch met kleinere horizontale en verticale afmetingen.
De randgebergten zyn;
a. In het oosten de Antitaurus, d. i. die zware dwarsketen van den Taurus, welke in eene zuidwestelijke richting tusschen de noordoostelijke
136
TOPOGEAPIIIE VAN KXEIS-AZ] ë. § 26.
golf der Zwarte zee (in Lasistan) en de golf van Issus loopt en met hare noordelijke en zuidelijke voortzettingen de oostgrens van Klein-Azië nit-maakt. Uit de beide einden van den Anfitaurns loepen:
b. de beide kustketenen van den Taurus, of de noordelijke en zuidelijke randgebergten van het centrale plateauland; het Pontische kustgebergte in't noorden en de Cilieisoh-Lycische Taurus in 't zuiden, waar twee schiereilanden, Cilieiö en Lycië, liggen, met veel havens. Beide ketenen hebben haar vastland-einde aan de Egeïsche zee, maar afgebroken voortzettingen in zee vindt men in talrijke eilandengroepen.
De aanzienlijkste stroom van Klein Azië , de Halvs (naar naburige zoutbeddingen genoemd) of Kisil-Irmak (d. i. roods rivier, omdat zij door den rooden zandsteen, die in 't noorden zeer verspreid is, purperkleurig wordt) breekt eerst na een grooten, westwaarts gekromden boog door het noordelijk randgebergte en bereikt dan de Zwarte zee, die niet ver van zijne bronnen ligt Hierdoor krijgt hij eene stroomontwikkeling (140 m.), ongeveer gelijk staande met die van den Weichsel; maar omdat de bergen, waar hij zijne bronnen heeft, slechts 1200 met. hoog en dus niet rijk-genoeg in bronnen zijn, kan hij niet eens in den benedenloop bevaren worden. De monding is door puinafzetting verstopt.
Topograph ie.
Üp de centrale hoogvlakte liggen de middelpunten van de ste-denbevolking gedeeltelijk in ketelvormige vlakten, die alzoo besproeid worden uit de omliggende bergen, zoo als Konia (Iconium), in de vlakte van denzelfden naam, een punt van doorgang voor de karavanen, en Angora (Ancyra), eens beroemd door de teelt van zijdeharige Angora-geiten; — gedeeltelijk aan den voet der bergen, zoo als Kaïsarieh (Caesared) aan den voet van den sneeuwrijken Argeüs of Erdschisch (3900 met.) en iy_oetahia (63000 inw.), het westelyk kruispunt van verscheidene handelswegen^
Aan de Pontische kust is Trebisonde (Trapezunt) eene aanzienlijke invoerhaven voor Europeesche producten in zuidwestelijk Azië en tevens uitvoerhaven voor de ruwe producten van Perzië.
De westelijke rand van het hoogland, die door een tal van groote dal-kloven gesneden is , en reeds den overgang maakt naar de rijk gelede kust van het Grieksche schiereiland, met een krans van daarvoor gelegen kustei-landen, heeft de sterkste bevolking (Mohammedaansch geworden Grieken). a. Hier liggen S m y r n a (in den winter 150 000jjue, voor de helft Grieken), de eerste handelsplaats van de Levant, met eene uitmuntende haven, het doel der stoomschepen uit den Archipel en der karavanen uit Klein-Azië, Arabië en Perzië; zij heeft zich uit haar tijdelijk verval, veroorzaakt door aardbevingen, pesten verwoesting, wrederopgeheven,eni. Broessa (80000 inw.), de voormalige residentie der Turksche sultans voor de verovering
137
RUSSISCH TEANS-KAUKASlë. § 27.
van Konstantinopel en de tweede stad van Klein-Azië tot aan hare verwoesting door eene aardbeving (1855) , en nog altijd belangrijk wegens hare in liet oosten gezochte zijden stoffen.
De eilanden op de westkust waren eens uitmuntend bebouwd; maar omdat zij of eene geheel of ten minste eene overwegend Grrieksche bevolking hebben, leden zij in den Grieksehen vrijheidsoorlog (1822) ontzaglijk door de verwoestingen der Tnrken. De voornaamste liggen in de volgorde van 't zuiden naar 't noorden: 1. Rhodus (50000 inw.), aan den zuidwestelijken rand van Klein-Azië, met eene hoofdstad van denzelfden naam (1856 door eene aardbeving verwoest), was „eene der vroegste zetels van ooster-sche beschaving, gedurende vele eeuwen de machtigste tnsschenplaats tus-schen het oosten en westen , tot zelfs naar Spanje, het kruispunt van oostersche pracht en Helleensch geniequot;, van 1309 tot 1522 de zetel der Johanniter-orde, en nog ten huidigen dage is heï een station voor de Turksche vloot; 2. Jlamos met uitsluitend Gïieksche bevolking is sedert 1832 een bijzonder vorstèniom van een Grieksche familie (Vogorides) onder Turksch oppergezag; 3. Skio (Chios), tegenover de baai van Tschesme, rijk aan wijn en mastik en het meest bevolkte van alle (maar de opgaven weifelen tusschen 40000 en 150000 inwon.!); 4. Mytilini (vroeger Lesbos), had in 1822 nog 130000 Grieksche bewoners; dit getal daalde in den vrijheidsoorlog op 1600 en verhief zich later weder tot 38000.
Het eiland Cyprus (Kibris), „het kopereiland,quot; aan de zuidkust, is in het midden eene groote vlakte met de hoofdstad Levkosia (Nikosia), terwyl het westelijke en oostelgke deel door bergen wordt ingenomen, die steil in zee afloopen , met Zuid-Europecschen plantengroei (Cypruswijn). Het eenige, dat onze belangstelling wekt, vindt men in de oude kuststeden met haren rijkdom aan gebouwen uit de meest verschillende tijden der oudheid (in Paphos) en der middeleeuwen (in Famagusta)^ De beste haven is Larnaka in het zuidoosten.
§ 27.
RUSSISCH TRAXS-KAUKASIE.
De Kaukasus is een_ (150 m. lange) berg-isthmus tusschen de Zwarte en de Kaspische zee, tusschen het Armenische hoogland en liet Pontisch-Kaspische laagland. Hij maakt do natuurlijke grens uit tusschen twee werelddeelen in de richting van 't noordwesten naar 't zuidoosten; doch is uit gebrek aan dwars-dalen bijna geheel onbegaanbaar en derhalve een natuurlijke vesting voor krijgszuchtige volksstammen. Maar sedert de in 1864 voltooide Russische verovering is een kunstweg door het boven-
138
RUSSISCH TRANS-KAUKASIÖ § 27.
dal van den Terek naar Tifiis aangelegd, die bijna de sneeuwgrens (31^00 met.) bereikt.
HTdb kamhoogte (gemiddeld 2600 tot 3200 met.) neemt naar de beide einden in 't noordoosten en zuidwesten allengs af: maar in 't oosten wordt de breedte grooter (gelijk bij de Alpen) wegens eene splitsing in twee takken: een noordoostelijken en een znidoostelijken. De hoogste toppen zijn de Elbroes ofElboeroes (d. i. de glinsterende berg, degletscher, 5450 met.)
in het noordw., eens vulkanisch, en de Kasbrak (5030 met.) in bet midden.
De rijke wateren loopen samen in 4 rivieren, waarvan er twee op de noordelijke en twee op de zuidelijke zijde in diep ingesneden lengtedalen naar tegenovergestelde richtingen en zeeën stroomen: op de noordelijke zijde de Koeban_van den Elbroes naar de Zwarte, de Terek naar de Kaspische zee; op de zuidelijke zijde insgelijks van den Elbroes de kleine R i o n (de Phacis der ouden) naar de Zwarte en integendeel naar de Kaspische zee de aanzienlijke Koer (Cyrus), die wel niet op den Kaukasus, maar op bet Armenische hoogland ontspringt, toch links de meeste rivieren van de zuidzijde van den Kaukasus opneemt, dus tot dit gebergte behoort op dezelfde wijze als de Donau tot de Alpen; rechts, dicht bij zijne monding ontvangt hij nog den Aras (Araxes' zie bl. 129j uit het Armenische hoogland.
Enkele deelen van den Kaukasus zijn met heerlijke, gedeeltelijk zeer dichte bosscben bezet; in de dalen (vooral van den Phasis) groeien verscheidene ooftsoorten, en de landen van den Kaukasus worden gehouden voor bet vaderland van onze appelen en peren, alsmede voor den geboortegrond van den wijnstok.
De Kaukasus beeft op de kleinste ruimte de grootste ethnologische verscheidenheid. In de talrijke hoogdalen wonen ongeveer 150 verschillende-y stammen met 70 verschillende talen. De krijgszuchtige bergvolkeren, onder welke vooral de Tscherkessen aan de oostelijke kust der Zwarte zee door^-4^^ hunne vrijheidsliefde zich onderscheidden, zyu deels in den strijd, dien zij^c-tot in 18(14 tegen de Russen hebben voortgezet, ondergegaan, deels in massa naar de naburige landen getrokken. De eenige aanzienlijke stad is Tifiis (61000 inw.) aan de Koer, de hoofdstad van het voormalige koninkrijk Georgië of Grusië, het best bebouwde en dichtst bevolkte landschap; zij is door een spoorweg met de nieuwe Russische haven P o t i aan de Zwarte zee verbonden, daarom een hoofdpunt van verkeer tusschen Perzië en Europa. Tot Russisch Trans-Kaukasië behoort ook sedert 1829 bet noordoostelijk deel van het Armenische hoogland, het zoogen. Russisch Armenië,
met de vroeger Perzische hoofdstad Eriwan. aan den voet van den Ara-rat (5430 met.), die bij de inboorlingen voor het middelpunt der aarde ge-houden wordt en reeds in bet begin der historische tijden voorkomt, daar Koach hier na den zondvloed aanlandde.
139
TURKESTAN OP TOEKAN. § 28.
TURKESTAN OF TOERAN
bevat a) liet ■westolijk gedeelte der lioogvlakte van Acliter-Azië, h) het Alpenland aan de westelijke helling van Hoog-Aziii 1), c) het Toeransche laagland, een groote voormalige golf van de noordelijke IJszee (?) , waarvan het meer Aral (1216 vk. m.) met gering zoutgehalte, Balkasch (374 vk. m.) en de raeren-groep Alakoel (Koel-meer) overblijfsels schijnen te zijn 2).
Het laagland van Toeran of Turkestan, de aanzienlijkste en grootste inzinking der aardoppervlakte, werd door zijne centrale stelling tusschen de hooglanden van Achter- en Voor-Azië reeds van de oudheid af een middelpunt van het karavanenverkeer tusschen Middel- en zelfs Oost-Azië aan de eene en Oost-Europa aan de andere zijde, en nog tegenwoordig komen hier de staatkundige en de handels-belangen van Chineezen, Engelschen en Kussen met elkander in aanraking. Een groot gedeelte van Toeran is nog een naakte rots- of kiezelgrond met stuifzand bedekt, zonder water of vruchtbare aardlagen, gelijk een droog geworden bodem der zee; het is derhalve, met uitzondering der weinige oasen, zooals van Chiwa, alleen geschikt voor het nomadenleven. Deze armoede des lands dwong steeds de bewoners, Scyten, Turken, Kirgizen, enz., om de grenzen te overschrijden en invallen te doen in de naburige, door de natuur meer begunstigde, beschaafde landen , vooral naar 't westen door de groote poort der volksverhuizing tusschen den zuidelijken voet des Oerals en het noordelyk einde der Kaspische zee. Zoo komt Toeran voor als een onuitputtelijke bron van alle volksstroomen, die Europa van het oosten ontving.
1. Oost-Turkestan, dat zich sedert 1864 aan de Chineesche heerschappij, waaraan het in naam onderworpen was, heeft onttrokken, wordt door den Thian-Shan (Hemelsgebergte) gescheiden in: a) eene kleinere, noordelijke helft, Dsjoengarije onder een gekozen hoofd, die in Oeroemtji (150 000 inw.) onbeperkt regeert, en h) eene grootere, zuidelijke helft, het rijk Kaschghar mot de handelssteden Kaschghar (70 000 inw.) en J ark and (80 000 inw.), die wol naar Kaschmir, andere producten des lands naar het thans Russische Taschkend en het. Britsche Palamboro in den Pengab uitvoeren.
1) Petcrmacn, Mitth. 1872, bl. 61.
2) „ „ 1808, bl. 73, kaart 7.
140
KOOKD-AZlë. SIBERlë. § 28.
2. West-Turkestan wordt ook verdeeld in een noordelijke en zuidelijke helft:
a. Russisch C entraal-Azië (met 3'/, mill, inw.), bevat de door de Kussen veroverde Khanaten Turkestan, Taschkend, Boekhara, op den rechteroever van den Middel-Amoe, en Chiwa (onlangs beperkt tot den linkeroever van den Beneden-Amoe), waarbij in 1876 nog geheel Khokand kwam. Verder behooren er nog bij de in 4 provinciën verdeelde Kirgizen-steppen. Het land, dat zich over 10 breedte- en 22 lengtegraden uitstrekt, is in het zuiden hooggebergteland; de Thian-Shan maakt over een geheelen afstand de zuidelijke grens uit — het noordelijk deel is eene voortzetting dor stoppen van Zuid-Siberië. De Syr-Daria is met zijne bron- en zijrivieren Russisch geworden; alle passen van 't noorden naar Kaschghar zijn in Russische handen. Do zetel van den gouverneur-generaal is de kleine stad Turkestan; de belangrijkste vesting is Kho dsclie nd aan de Syr en de aanzienlijkste handelsteden zijn Tas ch k en d (80000 inw.) ook aan de Syr en S a m a r-kand, »het glanspunt der geheelo aardequot;, eens onder Timur Lenk of Tamerlan do op een paradijs gelijkende hoofdstad van het Mongolen-rijk, met thans vernietigde bouwwerken van allerlei aard. Uit hoofde van het betere klimaat woont de emir van Boekhara des zomers in het hooger gelegen Samarkand, welks omtrek even rijk besproeid als bebouwd is.
h. De nog overgeblevene deelen van Boekhara en Chiwa met de hoofdsteden van denzelfden naam, eenige kleinere Khanaten, alsmede het 9G90 vk. m. grooteland der (450 000?) Turkmenen, een nomadisch krijgsvolk, aan de oostelijke zijde der Kaspische zee. De grootere westelijke helft (met 275 000 inw.) behoort tot het »Trans-Kaspische gebiedquot; van Rusland, op de hoogvlakte Oest-joert tusschen de Kaspische zee en het meer Aral, terwijl het kleinere oostelijke deel (met 175 000 inw.?) nog onafhanke-
e*,. *■/**. -AO. E. Noord-Azië.
SIBERIË.
Siberië omvat niet alleen het S i b e r i s c h e 1 a a g 1 a n d, maar
141
NOOKD-AZlë. SIBEKlë. § 29.
ook de helft van den noordelijken rand van Oost-Hoog-Azië, in 't geheel meer dan van het Aziatische vastland en anderhalf maal het Europeesche. Het strekt zich over de geheele breedte van Noord-Azië uit, van den Oeral tot aan de Behring-straat. Drie groote stroomen: de Ob met den Irtisch, de Je-nisseï en de Lena, drenken met hunne groote, vischrijke wateren te vergeefs de onbebouwde vlakten en vloeien naar de ontoegankelijke poolzee, die hunne mondingen 9 maanden lang met ijs verspert. Meer dan de helft (%) dezer verbazende oppervlakte is niet voor den landbouw geschikt. De woudstreken zijn bijzonder rijk aan pelsdieren, de bergstreken aan minerale schatten. De bevolking bedraagt maar millioen (in het gouvernement Tomsk 55 , in Kamschatka daarentegen nauwelijks 1 op 1 vk. mijl), wat echter meer wordt toegeschreven aan het gebrek aan wegen dan aan de armoede des lands.
Daartoe behooren a. de Kirgizen, die zich zeiven Kaisaken, d. i. ruiters noemen , in de groote steppe ten noorden van de Kaspische zee en het meer Aral; h. de Turksch-Tataarsche volksstammen in het noordwesten van Siberië tot aan den Jenisseï, enz. c. de Ostiaken aan den Middel-Ob; d. de Toengoezen in de voorketenen van den Altai en het Daoerische Alpenland, dus in het bovengebied der Siberische stroomen; e. de Jakoeten aan de Middel-Leua; f. de talrijke Oost-Siberische stammen; Tschoektscheu, op het naar hen genoemde schiereiland, Korjeken, Kamschadateh. die door ziekten en oorlogen bijna uitgeroeid zijn, insgelijks op het naar hen genoemde schiereiland Kamschatka, enz., maken den overgang uit tot de Noord-Amerikaansche Eskimo's. Al deze heidensche stammen zijn deels nomaden, deels leven zij van de jacht, de vischvangst en de rendierkudden. De bewoners der weinige steden zijn meerendeels Europeesche kolonisten, terwijl in de mijnen bannelingen werken.
Volgens staatkundige indeeling bestaat Siberië tegenwoordig uit 4 gouvernementen: Tobolsk, Tomsk, Jenisseïsk, Irkoetsk , en 7 gebieden: Trans-Baïkalië , Jakoetsk , den Amoer , het Oost-Siberische kustgebied , Semipalatinsk , het land der Siberische Kirgizen en dat van de Orenburg-sche Kirgizen.
1. Het hoogland van Siberië.
a. Het Altai- (d. i. goud-)gebergte met zijne drie paralleltakken bevat den bovenloop der tweelingstroomen Irtisch en Ob, die zich in het laagland vereenigen en wier waterscheiding gevormd wordt door het rijke Altaïsche ertsgebergte. Dit Altaï-gebied (7800 vk. m.) is een bijzonder eigendom
142
SIBERlë. § 29.
van het keizerlijke huis, dat jaarlijks uit de goud-, zilver- en koperertsmijnen ongeveer 1 mill, roebels trekt.
b. De veel grootere berggroep van den noordelijken rand van Hoog-Azië vormt het Da-oerische Alpenlandschap met de diepe inzinking van het groots Baikal-meer en eene noordoostelijke voortzetting het „groote scheidingsgebergtequot; Jablonoi-Chrebet.
Het Baikalraeer, waardoor de Angara naar den Jenisseï stroomt, is het grootste Alpenmeer der aarde (80 mijlen lang, 7—11 breed) en komt in lengte de Adriatische zee, in vlakte-inhoud Zwitserland zeer nabij; daarom wordt het ook door de Toengoezen die in den omtrek wonen „zeequot; genoemd, eu wel de „heilige zee,quot; omdat zij gebeden tot haar zenden en offers beloven, ten einde veilig te wezen bij de overvaart over hare steeds bewogen oppervlakte. Men heeft hierin wegens het voorkomen van zeehonden, dus van eene voormalige zeedierenwereld, een fjord erkend der vroegere Siberische IJszee. Deze meening is bevestigd door dat men in het meer diepten gevonden heeft van 1248 met. of van 800 met. beneden de IJszee. Het hoofdverkeer op dit meer (door middel van eenspan-sleden) heeft plaats, wanneer het met ijs bedekt is, waarop dan geregelde postverbindingen zijn gevestigd. De steile rotswanden laten geen nederzetting van eenige beteekenis aan de oevers toe. De volksstammen aan het meer Baikal zijn onlangs als „Baikal-Kozakkenquot; tot eene legerafdeeling georganiseerd geworden, op dezelfde wijze als de stammen aan den Don en de Zwarte zee.
De middelpunten van het Russisch-Chineesche verkeer zijn: a. irkoetsk k ■ aan de Angara, die door het meer Baikal stroomt en i. de op de Chi- , neesche grenzen liggende Kussische stad Kjachta aan de Selenga. Op beide markten is de Chineesche thee (in 700 soorten of „familiënquot;) het hoofdartikel van den handel, daar het verbruik hiervan bij de Aziaten in niet mindere mate dan bij de Europeanen is toegenomen, en deze verruild wordt tegen wol, pelswerk, enz.
In het mondingsland van den Amoer ontstond als hoofdstad van het nieuw gevormde Oost-Siberische kustdistrikt („litoraalquot;) Nikolajefsk , een vereenigingspunt voor de Russische walvischvaarders, een gevolg van de nabijheid der zee van Ochotsk. Op het schiereiland Kamschatka, dat langs de oostkust eene dubbele rij van nog werkende vulkanen bezit, heeft de voornaamste Russische nederzetting Petropaulowski (op de zuidoostkust) hare beteekenis als Russische haven aan den Grooten oceaan verloren, sedert het verkeer naar de Amoerstreken is overgegaan. Bij het verdrag van Peking (1860) heeft China de geheele kust van Mandsjoerije aan Rusland afgestaan, dat daardoor een tal van uitmuntende havens verkregen heeft, die langer vrij blijven van ijs dan de noordelijke en die aan den Amoer. Tot de Oost-Siberische kustprovincie behoort (sedert 1875) ten gevolge van een overeenkomst met Japan ook het lang gerekte eiland Sachalin, dat eigenlijk een verborgen schiereiland is, omdat het alleen door eeri~ondiepe straat van het vastland gescheiden is; eveneens de
143
HET LAAGLAND VAN SIBERIÈ. § 29.
noordelijke Koerillen. De meeste der Koerillen zijn rustplaatsen voor de vele Russische visschers.
Dat het mijnwezen in aloude tijden langs den geheelen noordelijken rand van Hoog-Azië zich heeft uitgestrekt, blijkt niet alleen uit de vele slakheuvels, verlaten mijnen en smeltovens, maar ook uit T s c h o e d e u gra v e n, die van den Irtisch, zelfs van den oostelijken voet des Oerals tot aan het Amoer-stelsel, over eene uitgestrektheid van 400—500 mijlen in groote menigte gevonden worden en het vermoeden van eene vroeger dichte bevolking wettigen. Het zijn gedeeltelijk steen-, gedeeltelijk heuvelgraven vau de uitgestorven natie der Tsehoedeu (=: Scythen?), die om hun kostbaren inhoud reeds lang zijn omgezet geworden.
2. Het laagland van Siberië (% van geheel Azië) met een bijzonder geringe helling, ligt in zijne geheele uitgestrektheid van het westen naar het oosten vóór het centrale hoogland, evenals het bovenmate groote laagland van Amerika in de richting van het noorden naar het zuiden vóór de Cordillera's. Alleen in het zuiden is de grond geschikt voor den landbouw, terwijl zich aan den noordelijken voet van het hoogland een gordel van bos-schen op golvende heuvels uitstrekt, die slechts hier en daar door koornvelden afgewisseld worden. Hierop volgt een nog breeder gordel van eenvormige steppen, in den beginne mot eenigen plantengroei , maar weldra een meestal met ijs bedekte moerassige grond of eene rotsvlakte. Ware het geen laagland, dan zou het geheel nog meer de natuur der poolstreken hebben.
Tobolsk, aan de samenvloeiing van den Tobol en den Irtisch, was vroègeTctê^liöofdstad van geheel Siberië; de vesting Omsk aan de uitwatering van den Om in den Irtisch, waar een Siberische universiteit zal opgericht worden, vooreerst met eene medische en een mathematisch-physi-sche faculteit. Tomsk, aan den Tom, eene zijrivier van den Oh, hoofdplaats der gouddistricten, ligt aan den grooten weg, die onder den naam van „Siberische tractquot;, onder gebruikmaking der rivieren, van Perm tot aan de Chineesche grenzen, hij Kjachta, loopt.
§ 30.
BETEEKEMS VAN AFRIKA.
Wanneer men de vastland-massa der aarde in 3 noordelijke en 3 tegenover deze liggende zuidelijke continenten verdeelt, doen
144
HORIZONTALE VORM VAN AFRIKA. § 31.
145
zich. tnssclien de beide soorten van continenten wezenlijke contrasten voor, zoowel in ligging als in horizontalen en verticalen vorm. De zuidelijke continenten (Australië, Afrika en Zuid-Amerika) zijn door groote zeevlakten van elkander gescheiden en liggen veel moer op zich zelf dan de noordelijke vastlanden, waardoor het verkeer der ingeboren volkeren onder elkander en de voortgang der beschaving bomoeielijkt wordt. Geen werelddeel heeft echter zoo weinig van den invloed der Europeesche cultuur ondervonden als Afrika, en de afzonderlijke deelen daarvan zijn steeds zonder samenhang en verbinding met elkander gebleven ; behoefte aan ruiling der meestal gelijkvormige producten was er niet aanwezig. Terwijl de noordelijke continenten door binnenzeeën, golven eu door dezen gevormde schiereilanden, alsmede door kusteilanden rijk zijn in leden en er in het binnenland eene groote plastische verscheidenheid voorkomt, zijn de zuidelijke continenten massief zonder vele of diepe insnijdingen, arm aan leden en arm aan eilanden , en de armoede in den uiterlijken vorm komt overeen met den innerlijken bouw. Nochtans treft men in Afrika — in weerwil van de ligging op beide zijden van denequa-t o r, die Afrika in twee naar de oppervlakte zeer ongelijke helften verdeelt, welke zich onder dezelfde breedtegraden uitstrekken — zeer groote tegenstellingen aan in den vorm van grondsgesteldheid, zooals de Sahara en de tropische rivierdalen, in de plan-ten- en dierenwereld, b. v. den Atlas en Soedan, in de inheem-sche bevolking (zie bl. 150) en in de beschaving.
Het vroegste heeft zich in het noordoosten, dat gezegend is met een trotscli stroomstelsel, een individueel cultuurleven ontwikkeld, evenals in het midden der noordkust, welke een tegenoever vormt met de vroeg beschaafde landen van Europa aan de Middellandsche zee, terwijl in het binnenland van Afrika de aartsvaderlijke toestanden der mensche-lijke samenleving nog aanwezig zijn en zich hier nog lang tegen het indringen der beschaving zullen aankanten. „Want de meest samengedrongen algemeene land verheffing, zooals men die in Afrika vindt, is evenmin geschikt om het volk uit den toestand van woestheid tot den staat van beschaving over te brengen, als het tegenovergestelde uiterste van landen-vorming: de verscheuring der planeetkorst in een oneindig aantal kleinere landen, zooals in de Maleische wereld van Polynesië, die daarom insgelijks in beschaving bij de overige werelddeelen ver achtergebleven isquot; (Ritter).
10
rÜIZ, VERGEL. AARBR.
DE HORIZONTALE VOEM VAN AFRIKA. § 31.
DE HORIZONTALE VOEM VAN AFRIKA.
Onder alle werelddeolen beeft Afrika den eenvoudigsten horizontalen bouw endegeringstekustontwikkeling (slechts 1 m. op 152 vk. m.). Het is, gelijk zijn westelijke buurman, •
Zuid-Amerika, een stam zonder takken; want laat men die aan den eenigszins puntigen uitlooper bij den ingang der Koode zee buiten rekening, dan mist het alle schiereiland vorming, en dit gebrek aan indringende golven wordt niet, zooals bij Zuid-Amerika, door groote bevaarbare stroomen vergoed, die den voortgang der beschaving naar hot binnenland gemakkelijk maken (zie bl. 148). Ook de aanwezige stroomen, zelfs de Nijl, verschaffen geen gemakkelijk middel van verkeer, waarom de ontoegankelijkheid een karakteristiek kenteeken van Afrika is.
De lengte, gemeten van de noordelijke punt of kaap Blanco bij Tunis tot aan de zuidelijkste punt of de Naaldenkaap , is bijna gelijk aan de breedte, van de westelijke punt of Kaap-Vert tot aan de zuidoostelijke of kaap Guardafui (de eerste 1080, de laatste 1032 mijl.). Bij de groote ontoegankelijkheid van het binnenland hebben tot hiertoe alleen de kuststreken aan hot groote wereldverkeer deelgenomen. Even onbeduidend als de schiereilandvorming is ook de eilandvorming; in het noorden en zuiden ontbreekt zij geheel; in het westen liggen verscheidene eilanden zoo ver van de Afrikaansche kust, dat zij door hunne bezitters tot Europa gerekend worden: Azoren, Madeira, Kanarische eilanden ;
slechts voor de oostkust ligt, behalve eenige kleinere, het bebouwde ►
groote eiland Madagaskar, dat echter, door scheidende hevige stroomingen der zee voor het verkeer met Afrika gesloten, bijna als een oceaaneiland te beschouwen is.
§ 32.
DE LOODEECHTE VOEM VAN AFRIKA.
Hoe meer in het binnenland van Afrika door den geest van K
nasporing, die in den laatsten tijd weder ontwaakt is, de sluier wordt opgeheven, welke eeuwen lang ondoordringbaar scheen, des
146
DE LOODRECHTE VOKM VAN APKIKA. § 32. 147
te minder eenvormig, dan men tot hiertoe gedacht had, schijnt de bodem van dit vastland te zijn. Het tafelland in het binnen-deel der noordelijke helft, dat wegens het bijna volslagen gebrek aan regen grootendeels tot eene eeuwige woestijn bestemd schijnt en alleen in do voorzeker talrijke oasen (§ 39, Ij een beperkt dieren- en plantenleven laat opkomen, heeft enkele, zelfs aanzienlijke opheffingen van den bodem; — doch in het bijzonder is het hoogland in de zuidelijke helft van het vastland door berggroepen doorsneden, gedeeltelijk met randgebergten omgeven, daalt naar de kusten meestal terrasvormig af en loopt in uitspringende hooglanden uit, b. v. in 't noordoosten het Abessini-sche terrasland, in het noordwesten Hoog-Soedan. De grootste verheffing heeft men in 't oosten tusschen 1—4° zuiderbreedte, waar de Kenia en de Kilimandscharo, »de berg der groottequot;, waarvan de westelijkste der beide hoofdtoppen 6115 m. hoog is, 5350 m. boven de vlakte uitsteekt en ver in het hier op 5200 met. beginnende gewest der eeuwige sneeuw, die de bewoners voor zilver hielden, uitloopt. Zij schijnen de voorposten te wezen van een tal soortgelijke, misschien nog hoogere sneeuwbergen.
De overgang van het hoogland tot het laagland, en vooral ook naar de smalle, meestal moerassige kustlanden, wordt gevormd door terraslanden met waterstelsels, die evenwel voor de scheepvaart weinig geschikt zijn wegens de groote krommingen in den bovenloop, de schietstroomen en watervallen in den middelloop, de geringe ontwikkeling van den benedenloop, de gevaarlijke zandbanken of barren in do mondingen, die gedeeltelijk door de rivieren worden afgezet, gedeeltelijk door de golven der zee worden opgeworpen. Daarbij komt nog de met het jaargetijde afwisselende hoeveelheid water (§ 33). Bovendien zijn de stroomende, zoowel als de stilstaande wateren zeer ongelijkmatig over het vastland verdeeld; want over de 3520 mijlen lange kust van Afrika loopen maar 7 — 8 groote stroomstelsels uit, bijna alle stroomen met veel hindernissen en meestal met gevaarlijke mondingen. Dewijl nu, na de geleding der kust, de stroomen het meest bijdragen om do vastlanden quot;bekend te doen worden, zijn de bewoners van Afrika zoowel als die van Australië ook wegens het gebrek aan groote
10*
148 KLIMAAT EN BEWERKT. NATUUR VAN AFRIKA. § 33.
stroomen op den laagsten trap van ontwikkeling gebleven. De eenige-beweging naar hoogere beschaving ontwikkelde zich, behalve aan de kusten der Middelzee, in het Nijldal.
De hoofd stroomen zijn:
a. in Zuid-Afrika: de Gr ar iep of O ran jest room (met de Vaal), en de Congo of Zaïre met den Yellalaval, een waardige tegenhanger van den Niagara, op de westzijde; de L i a m b ij er de naam van den bovenloop, of Zambezi, de naam van den benedenloop en de Limpopo (in de Delagoabaai), op de oostzijde, die overigens slechts onbeduidende kustrivieren heeft.
Tusschen de Congo en de Zambezi heeft Livingstone eene bifurcatie ontdekt, die bewerkt wordt door het Djilolo-meer, welks wateren in den regentijd noordwaarts naar den Congo en zuidwaarts naar den Zambezi stroomen.
h. in Noord-Afrika: de Niger, de GSmbia en den Sene-o-al op de westzijde; de Nijl aan het uiterste oostelijk einde dei-noordelijke zijde, waar overigens ook elk aanzienlijk stroomend water gemist wordt, omdat het hoogland van den Atlas tot dicht aan zee loopt en geen hydrographische ontwikkeling toelaat.
In het noorden van het laagland liggen twee gescheiden berglanden: het hoogland van Barbarije methet randgebergte van den Atlas, en het plateau van Barka, die gescheiden worden door de golf van Sydra en de woestijn, welke hier tot aan zee reikt.
§ 33.
HET KLIMAAT EN DE BEWERKTUIGDE NATUUR VAN AFRIKA.
Verreweg het grootste gedeelte van Afrika (bijna %) ligt tns-sclien de keerkringen, eene uitgestrektheid, die bijna de helft van de gezamenlijke tropische landen der aarde uitmaakt. De hooge temperatuur, door deze ligging veroorzaakt, doet zich echter njet enkel zeer sterk gevoelen naar buiten, maar zij neemt ook naar binnen nog meer in kracht toe dan in de hiermede overeenkomende gewesten van Amerika, en wel door de weinige aanraking van het vastland met den oceaan , door de sterkere uitstraling van warmte uit de vlakten zonder plantengroei en door het gebrek aan vastlandbesproeiing. Hot daaruit volgende continen-
KLIMAAT EN BEWERKT. NATUUR VAN AFRIKA. § 33. 149
tale karakter van het klimaat doet zicli gevoelen in do ruwe tegenstellingen tusschen de brandende hitte van don dag en de zeer nijpende koude der nachten, tusschen de grootste dorheid en de periodieke regenvlagen, tusschen aanhoudende windstilten en vreeselijke stormen. Natuurlijk zijn deze tegenstellingen in de kustlanden minder scherp; het sterkst zijn zo ten noorden van don evenaar, in de landschappen die open liggen voor de droge woestijnwinden van Arahië. De heetste streken van Afrika (met eene gemiddelde temperatuur van 29 l/)0 E.) liggen derhalve niet onder den evenaar, maar ten noordon en ten zuiden dor zone van den tropischen regen , die zich uitstrekt van 18° nbr. tot 20° zbr. Deze regentijd komt twee maal 's jaars voor en is de hoofdvoorwaarde voor do ontwikkeling van den plantengroei, die onmiddellijk daarna zich oven snol als prachtig vertoont en tevens de wilde dieren uit hunne schuilhoeken naar de meer bebouwde streken lokt.
üe plantenwereld heeft in 't algemeen het tropische karakter, doch minder vevbazende vormen dan in Amerika en Zuid-Azië; in het bijzonder heeft men de meest verschillende soorten van palmen, bananen, reusachtige slingerplanten, in welker ondoordringbaar weefsel tal rijke vogel- en apensoorten huisvesten, de gewone voedingsplanten van het zuiden (ryst, maïs , suikerriet, koffie), verscheidene krnidensoorten , boomwol enz. De weelderigste plantengroei wordt in de besproeide lage landen, alsmede in het Abessinisehe Alpenland en aan de kustzoomen van liet groote zuidelijke hoogland door de tropische warmte van den zomer veroorzaakt; maar deze kustlanden zijn door de besmettelijke dampen der moeraslucht niet alleen ontoegankelijk voor Europeesche kolonisten, maar zelfs gevaarlijk voor de inboorlingen en daarom het verblijf van vele verscheurende diersoorten, die het hoogland wegens gebrek aan water en bosschen vermijden. De rivieren worden door nijlpaarden bewoond, die aan dit werelddeel eigen zijn, en minder boschrijke streken dienen tot weideplaatsen voor kudden van olifanten, die men niet kan temmen. De struisvogel, die bijna over het geheele werelddeel verbreid is , en ontelbare soorten van antilopen brengen leven in de woestijn, moerasvogels (ibis, pelikaan, flamingo, reigers) in de zoete wateren. In 't algemeen onderscheidt zich de dierenwereld minder door verscheidenheid dan door woestheid en kracht. Eigenlijk zijn het dezelfde reusachtige vormen, als die in Zuid-Azië leve\i; maar de giraffe, de zebra e. m. a. schijnen hier te huis te behooren. Onder de getemde dieren is de kameel het belangrijkste, daar hij niet alleen tot het dragen van lasten dient, maar ook wol en melk geeft. Aan Europeesche
BEVOLKING VAN AFRIKA. § 34.
huisdieren, zooals schapen, ezels, muildieren, uitmuntende paarden, is in het Kaapland en vooral in het Abessinische Alpenland geen gebrek; de bergbewoners drijven hier hunne kudden rundvee tot op eene hoogte van 4000 met. op de alpenweiden. Voor vele onzer trekvogels dient Afrika tot winterverblijf.
§ 34.
DE BEVOLKING VAN AFRIKA.
Bij geen werelddeel, zelfs niet bij Australië, loopen de jongste opgaven omtrent de absolute bevolking zoo uit elkander (200 mill. — 188 mill. — 150 mill.) als bij Afrika. Werkelijke tellingen worden alleen in Euro-peesche koloaien gehouden, en hare bevolking is maar een klein deel van het geheel. Zelfs de zoogenaamde tellingen in de Turksche vasalstaten (ook in Egypte) zijn slechts schattingen, waarop weinig te bouwen is, en in de koloniën worden alleen de Europeanen of blanken geteld, de inboorlingen daarentegen middellijk door berekening naar de belastingen of de woonplaatsen, enz. geschat.
De relatieve bevolking of de verdeeling des volks. Terwijl in Azië de hoofdmassa der bevolking zich in het zuidoosten, in China en Indië, samendringt, ligt in Afrika , wanneer men eigenlijk Egypte niet medetelt (met 9000 op 1 vk. m.), de dichtst bewoonde gordel in het westen, om de golf van Guinea (in Üpper-Guinea 1950 op 1 vk. m.). Daarmede komt overeen een tweede gordel van relatieve volksdichtheid in 't oosten, in de negerlanden aan den quot;Witten Jsijl en diens westelijke zijrivieren. De sterkste bevolking wordt dus aangetroffen (behalve in Egypte) in de nabijheid van den evenaar, terwijl de noordelijke en zuidelijke einden, welke in de gematigde zone van het werelddeel reiken, betrekkelijk schraal bewoond zijn, b. v. in Marokko 490, in Algerië 200, in Tripoli (54, in de Kaap-kolonie slechts 5 op 1 vk. mijl.
Ook nog ia onze dagen past de verdeeling der bevolking door Heródotus in inboorlingen en vreemden. In Afrika huizen tegenwoordig 5 van elkander verschillende volkstammen, waarvan de 4 eerste als autochtonen worden beschouwd, maar de vijfde uit Azië is ingekomen. 1) De Hotten totten en de Bosjesmannen in het uiterste zuiden en zuidwesten. 2) De Kaffers, ten noorden der Hottentotten tot aan en ovelden equator (tot 5° nbr.). 3) De Negers, hoofdzakelijk in Soedan, die buitengewoon gemakkelijk vreemde gewoonten aannemen. 4) De Foelah's (Foelbe) Fellata, d. i. de gelen, in tegenstelling van de zwarten, deels tusschen de Negers, deels in een
150
GODSDIENST DEE BEVOLKING, j 34.
lange lijn van den Beneden-Senogal in 't westen tot, Darfoer in 'toosten. 5) Do ingekomen Hamitisclio stammen, waarvan de Egypt en aars, die nog op den huidigen dag, ofschoon met vreemd bloed vermengd, in de Kopten voortleven, waarschijnlijk: de laatste geweest zijn, omdat zij onmiddellijk aan de landengte van Suez gebleven zijn, terwijl de met hen verwante Berber en, Somali, Galla en andere stammen, zooals de Toearegs en de Tiboes in de Sahara, vroeger zijn ingekomen en door hunne meerderheid naar geest en lichaam de autochtonen van Afrika dwongen, voor hen naar het zuiden te wijken. De Arabische taal is de heerschende door geheel Noord-Afrika.
Het grootste deel der Afrikaansche bevolking is heiden se h, met zeer verschillende afwijkingen in godsdienstige begrippen; zelfs ontbreekt het in 't zuiden en het binnenland niet aan belijders van het fetisehisme, en de Kaffers hebben in hunne taal zelfs geen naam voor een goddelijk, eeuwig wezen. Nochtans heeft het M o-hammedanis me, dat eerst door de Arabieren, later door de Foelben werd ingevoerd, in den laatsten tijd buitengewone vorderingen gemaakt onder de heidensche bevolking en is ten noorden van den equator, alsmede aan den oostelijken rand van het continent de heerschende godsdienst geworden ; daarom is ook het getal der Afrikaansche Mekka-gangers aanzienlijk en voor den handel van het grootste belang.
Het Cliristendom is minder geslaagd om zich hier onder de volkeren uit te breiden, die aan veelwijverij gewoon zijn (het meest nog in 't Kaapland, op de eilanden en in Algerië). De uitbreiding der monotheïsehe godsdiensten heeft tevens den weldadigsten invloed gehad op de zedelijke verbetering (afschaffing van het menseheneten en het menschenofferen) dezer volken.
§ 35.
STAATKUNDIGE TOESTAND.
I. ONAFHANKELIJKE STATEN.
Het nomadenleven heeft men bijna nergens in Afrika. Niettegenstaande de'quot;bewoners zich met veeteelt, jacht en visscherij, gedeeltelijk ook met landbouw bezighouden, leven de meeste Negers in steden en dorpen en vormen eene menigte kleine
151
ONAFHANKELIJKE STATEN. § 33.
staten of stammen onder eigen opperhoofden, grootendeels met volkomen despotische macht. Van grooter omvang en beter geregeld zijn de staten der Berber en, zoo als Fez en Marokko, en de staat Tunis, die alleen in naam eene Turksche provincie is.
Behalve eenige kleinere Berber-, Fellata-, Mandingo- en Boerenstalen met inlandschen republikeinschen regeeringsvorm, is er een Neger-gemeene-best ontstaan met een Noord-Amerikaansche staatsregeling: Liberia, aan de kust van Guinea. Het eiland Madagaskar vormt eene erfelijke despotische monarchie.
II. BEZITTINGEN DEll EUROPEANEN IN DE KUSTGEBIEDEN EN OP DE EILANDEN.
«. Turksche: Egypte met Nubië, en Egyptisch Soedan, Tripolis ftB,-in-naam, Tmaw.
h. P o r t ii g e e s c li e: de Kaap-Verdische eilanden, nederzettingen in Guinea, het eiland St. Thomas, het Prinseneiland, de stadhouderschappen van Angola (benevens Benguela) en Mozambique met Sofala op de tegenover elkander liggende kusten van Zuid-Afrika.
c. Eugelsche: in 't zuiden het Kaapland en Natal met de Transvaalsche republiek (zie bl. 155), in 't westen de koloniën in Guinea, waarbij in 1872 ook de vroeger Nederlandsche bezittingen op de Goudkust gekomen zijn, en Senegambië, de eilanden Ascension, St. Helena en Tristan da Cunha, in 't oosten bet eiland Mauritius en onderhoorigheden, de beide groepen der Seychellen, Amiranten, enz.
d. F r a n s c h e: Algerië , Senegambië , bet eiland la Reunion (tot 1848 Bourbon) en eenige eilanden bij Madagaskar.
e. Spaansche: de Presidios (§ 51) entwee Guinea-eilanden, zie § 40, I, 4.
De Azoren met Madeira en Porto Santo, alsmede de Kanarische eilanden worden door de bezitters, de Portugeezen eu Spanjaarden, tot Europa gerekend (zie § 40).
§ 36.
HOOG-AFEIKA.
De zuidelijke helft van Afrika (van 6° noorder breedte af), in vlakte-inhoud (180 000 vk. m.) gelijk aan Europa, heeft een veel
152
HOOG-AFRIKA. § 36. 153
ongunstiger gesteldheid dan de noordelijke helft. Zij heeft geen kusten, waar de scheepvaart leven brengt, noch diep in het land binnendringende bevaarbare waterwegen, geen net van karavaanwegen, noch het volkenverbindende element van don Islam; bijna overal verbrokkeling, die de deelen op zich zelf doet staan, en op weinig uitzonderingen na vindt men er niet eens de eerste beginselen eener ontluikende beschaving. De koortsen van het klimaat in de ongezonde kustlanden dragen veel bij tot het behoud dor barbaarschheid. Het grootste gedeelte dezer zuidelijke helft schijnt eene hoogvlakte te zijn, in het midden met eeno diepe inzinking, ten doele omgeven door randgebergten, die in terrasvormige hellingen bijna onmiddellijk tot aan zee loopen en slechts een smallon, vlakken kustzoom overlaten.
1. Aan den westelijken rand van Hoog-Afrika, dat in het noordon mot het vooruitspringende H o o g-S o o d a n begint, ligt de bost bevolkte kuststrook van Noor d- of O p p e r-G u i n e a , die naar de hoofdartikelen van uitvoer onderscheiden wordt in Slaven-, Goud-. Ivoor- en Peperkust (thans zonder peper!). Het golvend heuvelland der Goudkust is wegens den slavenhandel, die hier eens op grooto schaal gedreven word, in weerwil van bet ongezonde klimaat, vooral door Europeanen, en in het bijzonder door Engelsche nederzottingen {West-African-settlements) ingenomen. Op de zorgvuldig bebouwde Peperkust is (1822) door eene Noord-Amerikaanscho kolonisatie-maatschappij de republiek Liberia gesticht, als eone kolonie voor bevrijde en naar hun geboortegrond teruggekeerde Negers. »Deze poort, waardoor de beschaving onder do zwarte bevolking van Afrika ingang moet vindonquot;, omvat tegenwoordig 450 vk. m. met 718 000 inw. In het westen wordt Noord-Guinoa afgesloten door de Engelsche kolonie Sierra Leone, die als een 10 mijlen breedo bergwand in zee uitspringt, met oone tweede, door de Engelscben roods vroeger (1791) aangelegde kolonie {Freetown, 10 000 inw.) voor Negers, die uit slavenschepen bevrijd worden, en die meer dan honderd verschillende dialecten sproken. Zij is met de kleino kolonie Gambia (1 vk. m.) tot één gouvernement veroenigd onder den naam van «Koloniën van West-Afrika,quot; en beide maken mot de oude en nieuwe bezittingen op de Goudkust ou mot Lagos
SOOKD-GUISEi. § 36.
een generaal-gouvernement. Z u i d- en N e d e r-G n i n e a bevat dicht bevolkte negerstaten, zooals Congo, en Portngeesche bezittingen, b. v. Mossamedes, Benguela en Angola.
«. floog-Soedan, het halfcirkelvormig bronland van den Eio grande, de Gambia, den Senegal en den Niger, wordt bewoond door de beschaafde negerstammen der Foelah of Fellata en de Mandingo's, die zich van alle overige Afrikaansche stammen onderscheiden door de aanneming van Europeesche beschaving. Zij belijden den Islam en hebben geregelde staatsinrichtingen.
h. Opper- of Noord-Gninea, zuidelijk tot aan het Cameroon-geb., is een zeer eenvormige, meestal vlakke kustrand, waar noch door wijde riviermonden (behalve den Niger), noch door baaien of daarvoor gelegen eilanden eenige afwisseling wordt te weeg gebracht. Een der voornaamste producten, die in den jongsten tijd uit deze landen, vooral uit de Niger-delta, die met de heerlijkste oorspronkelijke wouden bedekt is, in groote hoeveelheid wordt uitgevoerd, is de p a 1 m o 1 i e, waardoor aan de oostelijke helft der slavenkust de naam van ,,palmoliekustquot; kon gegeven worden. Deze handel heeft den slavenhandel bijna geheel verdrongen, dewijl de inlandsche slavenhandelaren nu palmoliehandelaren zijn geworden. — De ingeboren bevolking, grootendeels Negers, is in den laatsten tijd door de beperking van den slavenhandel op deze kust en door het indringen van het Mohammedanisme, in plaats van den grofsten, met menschenoffers verbonden fe-tisch-dienst, eenigszins boven den lagen trap van beschaving opgeklommen; zij houdt zich thans niet alleen met den landbouw bezig (rijst, maïs, indigo enz.), maar legt zich ook gedeeltelijk toe op technische nijverheid (gouden ijzerwerk). Daarentegen is de regeeringsvorm meestal nog despotisch, en in de beide grootste staten, Aschanti in het binnenland der Goudkust (met de hoofdstad Komassi, 70000 inw.) en Dahomei in het binnenland der Slavenkust (met de hoofdstad Abomei), zelfs zoodanig, dat men er den koning, wiens paleis met afgesneden menschenhoofden op de muren versierd is, het goddelijk recht toekent om naar willekeur over zyn onderdanen en hun leven te beschikken.
Ten oosten van het beruchte koninkrijk Dahomei hebben zich in Abeo-koeta (100000 inw.), de aanzienlijkste stad in het landschap Zoroeba, de overblijfselen vereenigd van de stammen, welke in het begin dezer eeuw door de invallen der Fellata's zijn uitgeroeid.
c. Zuid- of Neder-Guinea is een breede, door de rivier Congo in twee helften gedeelde kustzoom, met een zeer heet klimaat, dat in de moerassige omstreken van den benedenloop der rivieren , bijzonder van de breede Zaïre , hoogst ongezond is, doch een krachtige, maar trage negerbevolking heeft, die aan het ruwste fetischisme (vereering van slangen) is overgegeven.
154
HET KAAPLASD. § 37.
d. De zuidelijke helft van den westelijken rand, tot aan de Gariep, is een zandige kuststreek zonder plantengroei, bijna zonder eenige riviermonden of baaien , en die, ook al wegens de geringe diepte der zee, . waarin men op de tallooze rotsklippen eene vreeselijke branding heeft, te allen tijde een der ontoegankelijkste en derhalve onbekendste deelen van het vastland geweest is. De weinige bewoners van dit land, dat bijna geheel aan de wilde dieren is overgelaten, behooren tot de stammen der Hotten-totten, die vroeger in het bezit waren van de geheele zuidwestelijke punt van Afrika, maar allengs door de Nederlanders tot aan de andere zijde van de Gariep zijn teruggedrongen.
2. De zuidelijke rand of bet Kaapland is geenszins een punt, zooals de naam zou doen vermoeden, maar een breed Alpenland. Hot bestaat uit drie terrassen, die naar de zee afdalen, en wordt door dwarsdalen doorsneden.
Op het hoogste terras, tusschen den bovenloop der Oranje-rivier en hare zijrivier de Vaal, hebben de Boeren (landlieden van Nederland-sche afkomst) sedert 1842 een Or an j e-vr ij staat gesticht, waarvan de grootte op bijna 2000 vk. mijlen, ruim driemaal zoo groot als Nederland, wordt berekend, met 57000 inw. De hoofdplaats Bloemfontein ligt nagenoeg in het midden. Nog hooger en noordelijker, aan den rechteroever der Vaal, ligt een tweede vrijstaat der Boeren, de Transvaalsche republiek , in het noorden begrensd door de Limpopo. Zij heeft een vlak-te-inhoud van 5319 vk. mijlen , telt 275000 inwoners , waarvan ongeveer 30000 blanken; de overigen zijn Betschuanen of Basnto's. De hoofdplaats is Potc liefst room; de president woont in Pretoria (1200 inwoners).
De Boereu konden zich moeilijk verstaan met de Engelschcu, verlieten de Kaapkolonie en begaven zich noordwaarts naar de Nu-Gariep. Wegens oueenigheid scheidde een gedeelte zich later van den toen gevestigden Oranje V rij staat, trok over de Vaal en stichtte de Transvaalsche republiek. Bi'ide hebben in den laatsten tijd veel van zich doen spreken onder den naam van Zuid-Afrikaan-sche Republieken. De Transvaalsche is verreweg de belangrijkste , niet alleen als een der vruchtbaarste streken van Afrika, maar de ondernemingsgeest is ontwaakt en de arbeidskracht wordt gesteund door rijke goud- en diamantvelden. Door een verdrag met de Portugeczen (1869) heeft de republiek haar grondgebied uitgestrekt tot aan de Delagoabaai aan den Indischcn oceaan en zoodoende een haven gewonnen , die door een spoorweg over Nicuw-Schotland met Pretoria verbonden zal worden. Intnsschcn werd de Transvnalsche republiek in Mei 1877 door de Engelschen bij hun bezittingen ingelijfd.
Het middelste en laagste terras vormt de vroeger Hollandsche,
155
DE OOSTELIJKE HAND VAN HOOG-AERIKA. § 36.
doch sedert 180G Engelsche Kaapkolonie. Het middelste terras, nog altijd meer dan 1000 met. lioog, wordt ingenomen door de Karroo-vlakte , d. i. hardland, wegens den 's zomers sterk nitgedroogden grond. In het warme jaargetijde is het, ten gevolge van het opdrogen der weinig heteekenende wateren, eene woestijn met kleine eilandvormige oasen, maar verandert in den korten regentijd (Nov. tot Febr.) spoedig in voortreffelijk weiland. Het laagste terras- of het kustland is door Europeanen bewoond en het best bebouwde gedeelte van den zuidelijken rand.
De Kaap-kolonie is voor de zeevaart der Engelschen niet alleen hoogst belangrijk als een voornaam tusschenstation op de reis naar Indiü, vanwaar men spoedig en gemakkelijk in de gewesten kan komen, die van het moederland zoo ver verwijderd liggen; maarzij is ook om den overvloed van kostelijke en goedkoope vruchten (Kaapsche wijn) en het zachte en gezonde klimaat eene ververschingsplaats vwrTte^aarT op Oost-Indië, waar de Engelsche troepen zich op de uitreis gemakkelijk aan een ander klimaat gewennen en de terugkeerende invalieden spoedig herstellen. De stelling van de kolonie maakt haar tot den „werkelijken sleutelquot; van den Indischen oceaan en tot een hoofdobservatiepost voor de heerschappij op de wereldzee. Voor de wetgeving bestaat er een parlement met 2 huizen; voor het bestuur wordt de kolonie verdeeld in een westelijke en een oostelijke provincie. De Kaapstad (28000 inw.), am phi theatersge wij s aan den voet van den steilen Tafelberg en aan de Tafelbaai gebouwd, heeft inrichtingen voor Europeesche beschaving en drijft een aanzienlijken handel. Hier wordt veel wol uitgevoerd, daar de kolonie meer dan 1(1 mill, schapen telt; ook wordt van hier een weinig wijn en koper verzonden. Het oostelijk gedeelte der Kaap-kolonie is in den jongsten tijd sterk in bevolking vooruitgegaan en heeft in Por t-E lij abet h (aan de Algoa-baai), in de onmiddellijke nabijheid der woldistricten, zyne eigene, bloeiende haven. Met de Kaap-kolonie is vereenigd: Basntoland aan de Boven-Gariep, Britsch Kaffra-ria, en West-Griqualand of de gewesten, waar in 1871 door den Duitscher Mauch aan de Beneden-Vaal-rivier diamanten werden ontdekt. In 1872 werd de gevonden waarde reeds geschat op 12 mill. gld.
3. De oostelijke rand, aan de kusten ongezond, wordtin 't zuiden door Kaffers bewoond, onder welke de Britten de kolonie Natal gesticht hebben; in het midden hebben zich Portugeezen nedergezet; het noorden is bijna geheel onbekend.
a. De Kaffer kust. De Kaffers in beperkten zin of juister gezegd: Kafirn, d. i. ongeloovigen, zijn de oostelijke buren der Kaap-kolonie, leven onder hoofden in dorpen en stammen, van welke de wilde Zoeloe's de meest gevreesde zijn. Talrijke kudden rundvee maken hun grootsten rijkdom uit, maar door hunne gekochte vrouwen laten zij ook iets, doch geheel kunsteloos aan den landbouw doen. Het zuidelijkste deel der Kafferkust
156
OOSTELIJKE HAND VAN HOOG-AFRIK A. § 36.
tevat het vrije Kafferland. Ten noordoosten daarvan namen (1841) de Engelsahen, uitgelokt door den rijkdom van den grond, die zulk een hoeveelheid katoen leverde, en het heerlijke, uiterst gezonde klimaat, het land Natal in bezit, waar zich de uit het zuiden vertrokken Boeren hadden neergezet, en verklaarden het tot hunne kolonie, waarvan de hoofdstad Pie ter ITaritshurg genoemd is, naar een hoofd der Boeren, en waarvan de eenige havenstad d'Urban heet, aan de baai van Natal aan den Indisehen oceaan. Dit Kerstmisland werd op het kerstfeest van 1498 bezocht door Vasco da Gama.
b. De insgelijks door Kaffer-stammen, Bantoe-negers, bewoonde kust van Sofala (d. i. Nederland) en die van Mozambique, die gescheiden worden door de rivier Zambezi, zijn, in weerwil van den rijken plantengroei en de verscheidenheid in het dierenrijk, zoo ongezond door moerassen, dat de Portugeesche bezittingen thans tot niets anders dan tot ballings -oord voor misdadigers dienen; zelfs de ambtenaren, die derwaarts gezonden worden, zijn, met uitzondering van den gouverneur in Mozambique, gebannen misdadigers; daarom steekt deze kolonie dan ook treurig af bij de Kaap-kolonie. De eens bloeiende handelsplaats Sofala is thans geheel vervallen, maar de Portugeezen hebben (1859) landwaarts in aan de beneden-Zam-bezi een nieuw gouvernement gesticht: Zambezi a met de hoofdstad Te te.
c. De kust van Zanguebar of Zanzibar, d. i. land der Zwarten, waar de scheepvaart door de moessons tot een zekeren tijd van 't jaar beperkt wordt, staat onder den sultan van Zanzibar. De hoofdstad (GOOOO inw.), op het kleine koraal-eiland van dien naam, is de beste haven op Afrika's oostkust. Van hier uit zijn in den laatsten tijd .de meeste belangrijke ontdekkingen in het binnenland gedaan. 4
d. Het schiereiland Somali (met kaap Guardafui) of de oostelijke uitlooper van Afrika, van den equator tot aan de golf van Aden, wordt bewoond door het handeldrijvende volk der ^omali (8 mill.?), wier verkeer een nieuwe vlucht heeft gekregen, nat^fc het tegenover gelegen Aden eene nieuwe markt der Engelschen geworden is (zie bl. 124). Ten westen der Somali en ten zuiden van Abessinië wonen de Ga 11 a-stammen (7 mill.?). ,
157
e. In (3) breede terrassen verheft zich gelijk een eiland het bergland van Habesch (Abessinië), „Afrikaansch Zwitserland,quot; het brongebied der grootste zijrivieren van den Nijl, en daalt steil af naar de kusten der Koode zee. Het onderste terras (de Kolla) is geschikt voor edele cultuurplanten, vooral voor katoen; het middelste (1500 tot 3000 met. hoog), met eene temperatuur gelyk aan die in zuidelijk Spanje en Italië; het is „eene Alpenwereld onder de^tropen verplaatstquot;, het rijkste en vrucht-
1) Eene speciale kaart van de'kolonie Natal vindt men in Peterm. Mitth., 1856, kaart 19.
HET BINNENLAND VAN IIOOG-APRIKA. § 36.
baarste gedeelte, dat de volkrijkste steden des lands bevat. Het bovenste terras (tot 4500 meter) heeft geen boom groei en op de plateaus dwa-leiTverbazend groote kudden ossen , geiten en langwollige scliapen vrij in 't gras rond. De ABessinicrs, meestal Tvoptisclie Christenen, een iraaie , krachtige, bedrijvige soort van menschen, vlug van geest, zijn van Semitische afkomst en worden door sommigen voor een overblijfsel gehouden van de Egyptische krijgsliedenkaste, die onder Psammetichus het land verliet. Door de natuur des lands als door een bolwerk van alle kanten tegen de vijandelijke naburen beschut, hebben zij wellicht duizenden van jaren (van Salomon af?) zich in het bezit van hun geboortegrond, hunne onafhankelijkheid en eene aloude beschaving gehandhaafd. Maar door staatkundige en godsdienstige verdeeldheden, die bijna aanhoudende burgeroorlogen veroorzaakten, viel het later aan het strijdbare en aan een strenge levenswijze gewone volk der Gall a en naburige Mohamme-daansche volken gemakkelijk, daar binnen te dringen, en het oude Abes-sinische rijk werd verdeeld in verscheidene zelfstandige rijken: T i gr é in 't noordoosten, Amhara met de stad Gondar in het midden en het westen, Schoa in het zuiden, enz. Door de staatkundige verbrokkeling en de openbare onveiligheid is de welvaart in het stoffelijke zeer achterlijk gebleven. De bevolking (3 mill.?) zou veel aanzienlijker zijn, als het niet aan middelen van gemeenschap ontbrak, vooral aan bevaarbare rivieren, waardoor de rijke gaven der natuur hare grootste waarde verliezen. Ook lisgen, ten gevolge van den voortdurenden oorlogstoestand, geheele provinciën woest. De havens Soeakin en Massoea aan de Roode zee, Zela en Berbera aan de golf van Aden met de daartoe behoorende kustlanden zijn door aankoop uit het onmiddellijk bezit van het ïurksche rijk in dat van den onderkoning van Egypte overgegaan.
De noordelijke en westelijke helling van het Abessinische alpen, land bestaat uit een woudgewest, dat wegens uitgestrekte moerassen ongezond en ondoordringbaar is, evenals Bengalen, en waar de wilde, Heidensche Schangalla onder boomen wonen, welker takken zij met dierenvellen behangen. In den regentijd zoeken zij een verblijf in holen, waarom zij ook troglodieten genoemd worden; iiun leven is een eeuwigdurende strijd, nu eens met de wilde dieren, dan met hunne bitterste doodvijanden, de Abessiniërs, alsmede met stammen van Arabieren.
4. Het binnenland van Hoog-Afrika begint eerst sedert den laatsten tijd eenigszins bekend te worden door het voorwaarts dringen der Europeanen uit het Kaapland en bet oosten.
Het middelste gedeelte van Zuid-Afrika is een bekken , dat zich van 't noorden naar 't zuiden uitstrekt, vrij hoog boven den spiegel der zee ligt en op beide zijden door heuvelrijen wordt ingesloten. Dit bekken verzamelt de wateren van beide zijden en bevat in zijn noordelijk deel onder
158
WATERSTELSELS VAK ZUID-AFEIKA. § 37.
den equator de beide bronmeren van den Nijl: het Mwoetan of Albert Nyanza-meer, en het veel hooger (350 met.) gelegen meer Oekerewe of Victoria Nyanza, als hoofdbronmeer van den Nijl. Beide meren zijn door de Somerset-rivier verbonden. — Verder zuidelijk ligt het derde groote Oost Afrikaansche meer, Tanganyika of Oedsjisji, dat naar 't westen afstrooming heeft naar den Loealaba, en nog zuidelijker (11—14° z. br.) ligt het Njassa- of Nyandscha-meer, waaruit een zijrivier (Schire) van de Zambezi komt. Eindelijk komen de kleine meren Ngami en Schirwa als overblijfselen der watermassa's, waardoor in de oudste tijden het bekken van het Zuid-Afrikaansche hoogland werd ingenomen.
Naar dit nieuw ontdekte centraalland, welks bewoners nog geen vuurwapenen bezitten, hebben vooral uit de bebouwde streken van Afrika's zuidpunt de grootere zoogdieren de wyk genomen en zelfs de onder den steen-boks-keerkring gelegen woestijn Kalahari, „de Zuid-Afrikaansche Saharaquot; , die ongeveer 8000 vk. m. beslaat, verschaft in haar noordelijk gedeelte door hare grasplekken en kruipende slingerplanten, behalve aan geheele kudden antilopen, die weinig water noodig hebben, nog aan eene menigte edeler wild het noodige voedsel. In Centraal-Afrika, ongeveer 20 m. noordwestelijk van het Albert-Nyanza-meer, heeft de reiziger Schweinfurt een dwergenvolk, de Aka's, ontdekt, bij hetwelk de gemiddelde grootte der mannen l'/2 meter bedraagt 1).
DE OVERGANGSVORMEN VAN HET HOOGLAND TOT HET LAAGLAND IN AFRIKA.
a. De voornaamste waterstelsels van Zuid-Afrika zijn: de Oranje-rivier of Gar iep m't zuidwesten, de Zaïre of Congo in 't westen cn de Zambezi in 'toosten.
De Oranje-rivier, ontstaan uit de Nu-Gariepen de Hai-G-ariep of Vaal-rivier, is de eenige, die bijna de geheele breedte van Afrika, van 't oosten naar 't westen, ofschoon dan ook op het smalste gedeelte, besproeit. Hoe aanzienlijk anders haar loop ook zij, de weinige diepte maakt haar ongeschikt voor de scheepvaart.
159
De tegen elkander overstaande waterstelsels van de Congo en de Zambezi verhouden zich tot elkander als Eijn en Donau. Eene smalle waterscheiding splitst deze twee riviergebieden. De Congo , die zoo niet als bron-, dan toch als zijrivier het water van de Loeralaba ontvangt, stroomt, gelijk de Rijn, in eene noordwestelijke richting, de Zambezi (in den bovenloop Liambije), evenals de Donau, in eene oost-zuidoostelijke en
1) Petermann, Mitth. 1S71. bl. 139.
WATEKSTELSEL VAN BEN NIGER. § 37.
neemt, nadat zij door het Loepatagebergte gebroken is, het water van het Nyassa-meer op. Zij heeft de meest trotsche watervallen der aarde (meer dan 1000 met. breed en 100 met. hoog), aan welke hun ontdekker den naam „Victoria-vallenquot; gegeven heeft.
b. De terraslanden van Senegambia of van den Rio Grande, de Gambia en den Senegal.
Deze drie parallelstroomen hebben niet alleen veel overeenkomst in hunne hoofdrichting naar het westen, maar ook in alle wezenlijke deelen van een waterstelsel. Zij ontspringen alle drie op het hoogland van Soedan in dicht bij elkander gelegen brongebieden, loepen in zekere mate evenwijdig en breken met groote, bruisende watervallen door het randgebergte van West-Soedan, om den breeden kustzoom van Senegambia aan den westelijken voet van het hoogland te besproeien. De beide laatsten zijn in den benedenloop (ongeveer 40 mijlen opwaarts) zelfs voor groote schepen bevaarbaar wegens het ver binnendringen van den vloed. Daarom bezaten zij reeds vroeg zoo groote aantrekkingskracht voor de Europeesche kolonisatie, eerst door de Portugeezen, later door de Engelse hen en vooral (sedert 1826) door de Franschen, die in den jongsten tyd hunne bezittingen, met de hoofdplaats St. Louis op een ongezond eiland in den Senegal, tot ver in Soedan uitgebreid hebben, zoodat zij thans reeds ongeveer '/i mill, inwoners tellen.
De Senegal vormt zoowel eeue physische grens tusschcn de woestijn Sahara en de vruchtbare, bebouwde kustlanden van West-Afrika, a!s eene ethnographische tiisschen de nomadische bevolking der niet Bcrberen vermengde Arabieren iu het noorden en het gevestigde, donkerzwarte Negerras in 't zuiden, dat zich op den landbouw toelegt.
c. Het waterstelsel van den Niger.
Be beide grootste rivieren van Afrika, de Niger en de Nijl, hebben eeuwen lang het geduld der aardrijkskundigen op de proef gesteld; de eene door de moeilijk, heid om hare monding te bepalen, de andere door die om hare eigenlijke bronnen te vinden.
De Niger, de tweede groote rivier van Afrika, ontspringt op de noordeliike zijde van het Kong-gebergte, slechts ongeveer 50 mijlen van kaap Palmas, aan do westkust, neemt onder den naam van Djoliba zijne richting eerst naar het noordwesten, dan naar het noordoosten en noorden in het laagland tot aan den zuidelijken rand der Sahara, waar hij na den regentijd (September en October) in het brongebied groote overstroomingen veroorzaakt. Bij Kabara, de haven der groote handelsstad Timboktoe in Mas-sena, keert hij zich met een grooten naar het noorden gekrom-
160
VLAK SOEDAN. § 37. 161
den boog zuidoostwaarts en in zijn verderen loop don naam van K w o r r a dragende , vereenigt hij zicli beneden de stad Bida (80 000 inw.) met den bevaarbaren Binoeë (of Tschada), die een groote natuurlijke weg naar bet binnenland is. De hoofdstroom legt aan de scheepvaart veel hinderpalen in den weg door sehiet-stroomen, watervallen en ondiepe plaatsen. In zijn mondingsgebied op do kust van Noord-Guinea vormt hij een breede, moerassige en met de ondoordringbaarste bosschen bezette delta, waar talrijke , door kanalen verbonden armen zich in de bocht van Benin storten en door zeer sterke slijkbezinkingen der rivier de kusten voortdurend uitbreiden.
Onder de steden van het Nigergebied, die de grootste marktplaatsen zijn voor geheel Noord-Afrika, is Timboktoe (15 000 inw.), drie nren van den hoofdstroom, wel niet de volkrijkste, maar de voornaamste stad, wegens hare ligging in het midden der meest verwijderde, bebouwde landen van Noord-Afrika, Marokko, Tripolis, Senegambië, Noord-Gninea, en midden tnsschen drie zeeën; daarom was zij sedert lang het middelpnnt van vijf handelswegen uit alle wereldstreken, een hoofdmarkt voor den handel in zout, goud en goero-noten (zie bl. 173).
d. \ lak (ook »laagquot;) Soedan, d. i. het land der Zwarten.
De uitgestrektheid lands tnsschen de twee grootste waterstelsels van Afrika staat geenszins meer bekend als woest en onbewoond, maar als wel besproeid en bevolkt. Het middelpunt van dit binnenlandsch waterstolsel van rivieren, die in den regentijd op meren gelijken, in het droge jaargetijde nochtans smalle stroompjes worden of ook wel geheel uitdrogen, is het met zwei-men van muskieten bedekte zoetwatermeer T s c h a d , dat een omtrek heeft van 40 mijlen bij eene oppervlakte van 680 vk. mijlen, maar in den regentijd ver buiten zijne vlakke, met hoog riet begroeide oevers treedt en den geheelen omtrek in een onafzienbaar moerasland verandert, waaruit een tal van eilandjes opsteken. Zoowel aan de zijde van het Nijl- als van bet Nigergebied vormt een smalle bergketen do waterscheiding, zoodat do bronnen der rivieren, die naar het meer Tschad stroomen, in de onmiddellijke nabijheid liggen van do oostelijke zijrivieren van den Niger en van de westelijke van den Witten Nijl.
De belangrijkste Mohammedaansche rijken in Soedan zijn: a. in quot;West-Soedan: 1. Haoessa in het gelijknamige riviergebied, met de oude hoofd-
rÜTZ, VEE.GEL. AARDR. U
162 HET STKOOMGEBIED VAN DEN NUL. § 37.
stad Sokoto (25000 inw.?) en de nieuwe AVoerno (15000 inw.?); in het Tseliadmeergebied ligt Kano, „het Londen van Soedanquot;, 4 mijlen in omtrek. Kiffi, (30000 inw.), ten noorden van den Binoeë, handelspunt voor uit het noorden en over den Atlantischen oceaan aangevoerde waren. Jakoha (150000 inw.) op een granietplateau aan de Gongola. 2. Het dicht bevolkte en goed hehoawde B o r n o e of Borno met de groots marktplaats en residentie Koeka of Koekaoea (60 000 inwon.?), een voornaam rustpunt voor de Mekkagangers. b. In Oost-Soedan: Kanem in 't noorden, in 't noordoosten Wad ai, in 't zuidoosten Bagirmi, met de hoofdstad Masengha. Sedert 1874 vormen de voormalige rijken Dar-For, Kordofan, Sennaar (bl. 163) het Egyptische Soedan (10 mill. inw.). 3. Adamaoea, met de hoofdstad Jola; Dr. Barth drong tot hier door; de rijke voortbrengselen zouden een belangrijken handel in 't leven roepen, zoo de Binoö maar gebruikt kon worden voor eene geregelde scheepvaart. 4. Langs den Middel-Niger strekt zich het rijk (ion do uit met gelijkn. hoofdstad en de steden Bi da (80000 inw.) en B o essa.
e. Het stroomstelsel van den Nijl.
De Nijl is niet alleen onder de stroomstelsels van Afrika de eerste, maar naar zijne grootte neemt hij ook onder de grootste rivieren der aarde door zijne 800 mijlen lange stroomontwikkeling eene der eerste, zoo niet de eerste plaats in. Hij onderscheidt zich daardoor van de reuzenstroomen in Aziü en Amerika, dat hij niet uitloopt in den oceaan, maar, gelijk de groote Europeesche, in eene binnenzee, en dat hij op beide zijden, vooral in den benedenloop, omzoomd is door woestijnen. Zijne oeverbewoners aan den benedenloop hadden dus geen aanleiding om zich west- of oostwaarts buiten hun dal te wagen; doch op de zoo beperkte ruimte, in het smalste land dei-wereld, ontwikkelden zij eene geheel eigenaardige cultuur. In den jongsten tijd is bijna het geheele stroomgebied vau den Nijl, tot 2:, n. br., vereenigd geworden onder de heerschappij van den Khedive van Egypte, zoodat diens rijk gelijk staat met % van Europeesch Eusland.
aa. De bovenloop van den Nij 1.
De in den bovenloop zoogenaamde Witte Nijl, d. i. heldere of klare, is eene afwatering van het Albert-Nyanza-meer onder den evenaar, dat ook cle wateren, welke uit het hooger gelegen meerbekken van het Victoria-Nyanza (of Oekerewe) loopen, ontvangt, zoodat men het meer Oekerewe ton noordwesten van den Kilimand-scharo voor de hoofdbron van den Nijl houdt. Op den linkeroever neemt hij de Gazellenrivier op; rechts krijgt hij uit den ■westelijken rand van het Abessinische hoogland, bijna op de noor-
DE MIDDELLOOP VAN DES NUL. § 37.
delijke grens van den tropischen regen, bij Khartoem, den Blauwen N ij 1, d. i. donker, troebele, die door talrijke zijrivieren versterkt is.
In liet gebied der meren, waarin de bronnen van den Nijl liggen, vertoont zich op korte afstanden een veelvuldige wisseling van zwarte, bruine en blanke (heidenscbe) volksstammen, die meestal uit kleine staten met monarchalen of republikeinschen regeeringsvorm bestaan.
Het Boven-Nijlgebied, met een zuiver tropisch klimaat, wordt gedeeltelijk door ingeboren negers, gedeeltelijk door uit Abessinië gekomen Galla-stammen bewoond. De eertijds voornaamste stad in het lioven-Nijllandf, de in 1846 aangelegde missie-plaats Gondokoro, aan den rechteroever van den Witten Nijl, is thans bijna geheel verlaten en wordt slechts nog in December eu Januari door kooplieden bezocht voor den handel in ivoor en slaven.
Op de westzijde van den AVitten ïsijl ligt in de verbazend groote, met hooge grassoorten bedekte savanne, die zich ten westen van den Witten Nijltot Dar-For uitstrekt, het gebied van Kordofiin, uit welks hoofdstad Obeïd de beste gom wordt uitgevoerd; zij is een handelspunt tusschen het binnenland van Afrika met Khartoem en Egypte. In het begin der 16de eeuw werd op beide zijden van den Blauwen Nijl de Negerstaat Sennaar gesticht, met de ongezonde hoofdstad van denzelfden naam.
l. De middelloop van den Nijl, Nubie, in beperkten zin, gaat van de samenvloeiing der beide hoofdai-men, die het » eilandquot; Meroë der ouden insluiten, tot aan de watervallen van Assoean (Syeno) of de plaats waar hij Egypte binnentreedt. Op dezen langen weg loopt hij , na zich tweemaal sterk gebogen te hebben, eens naar 't noordoosten en eens naar 't zuidwesten, door uitgestrekte woestijnen met aanzienlijke schietstroomen. Hij noemt nog slechts eene zijrivier op, de Atbara, die hem bijna alle wateren uit het Abessinische hoogland aanvoert, dat echter alleen gedurende den regentijd hierin rijk is en de bron vormt voor de Nijloverstroomingen. Aldus versterkt, kan hij, in weerwil der opdrogende passaatwinden, de brandende zandwoestijnen overwinnen, zonder tot aan zijne monding eene andere zijrivier op zijn verderen, 250 mijlen langen loop op te nomen. — In dit opzicht kan geen ander waterstelsel op aarde met hem vergeleken worden.
De hoofdstad van Nubië en tevens de grootste stad is Khartoem (50000 inw.). Zij is het winterkwartier van alle in den regentijd terugkeerende
11*
163
BENEDENLOOP VAN DEN NUL. § 37.
reizigers en expedition en werd eerst sedert het begin der Turksche lieer-sehappij (1824) in eene zandige ongezonde streek bij de samenvloeiing van den quot;Witten en Blauwen Niji aangelegd. Tevens is zij met Gondokoro (zie bl. 103) een voorpost van den Egyptischen handel — vooral in ivoor en slaven — in de Afrikaansche woestijn.
cc. De bon edenlo op van den N ij 1. Bg de intrede in eigenlijk Egypte lieeft do Nijl zich in schuimende watervallen een weg gebaand door oen broeden granietrug, en wordt beneden As-soean of Syene, d. i. ingang, eerst bevaarbaar. Van hier stroomt hij nu in statige rust mot zeer gering verval (105 met. op 150 mijlen), en onder sterke eilandvorming, als een vruchtbaarmakend water, in hoofdzakelijk noordelijke richting door hot regenlooze land van Egypte in een enkele lange rotskloof, tusschon de naakte plateaus der Libysche en Arabisch o woestijn, tot aan zijne splitsing bij Kaïro, op do grens van Opper- en Nodor-Egypto.
Het westelijk plateau, dat schuin in het dal afdaalt, beschermt als een platte, woeste dijk liet X ijl dal voor bet stuifzand nit de Libysche woestijn; het oostelijke, dat steil oploopt, neemt de geheele landstreek in tot aan de Koode zee en leverde in oude tyden de meest verschillende bouwstoffen voor de verbazingwekkende Egyptische werken: rozenrood graniet voor de obelisken, monolithentempels en kolossen of standbeelden van goden, koningen en rammen; zandsteen in verschillende kleuren voor de tempels en paleizen, en kalksteen voor depyramiden.
Reeds in Middel- en Neder-Nubic, meer nog in Opper-Egypte is eene bijna onafgebroken reeks van gedenkteekenen der Oud-Egyptische bouwkunst bewaard gebleven, die zoowel door grootschen aanleg als door prachtige versiering met beeldhouwwerk en belangrijke bieroglyphen, alsmede door een drie tot vier duizendjarigen ouderdom , de eerste plaats innemen onder alles wat van dien aard op deze aarde bekend is. Alleen de ruïnen van Palmyra en Baalbeck in Syrië kunnen eenigszins in vergelijking komen met die der oude koningsstad Tbebe. Verder naar beneden verdwijnen de gedenkteekenen der levenden; boven Kairo , bij het oude INIemphis, verheffen zich aan de grenzen der woestijn, aan den voet van Libysche plateau, de gedenkteekenen der dooden, de 40 Pyrami-■ 4 hoofdgroepen, waaronder de groep van Gizeh de drie grootste be. ■rijn vierhoekige, van boven spits toeloopcnde, dikwerf ook in
een plu ^ndigende bouwwerken van kalksteen, eenige uit tichelstee-
nen, van -billende hoogte (6—145 met.), die van binnen grafkel
ders bevatten.
Het door deze u ostijn-plateaus ingesloten Nijldal, als het ware eene lang gerekte oase L in lt;le woestijn, heeft zijne vruchtbaarheid
164
BENEDENLOOP VAN DEN NUL. § 37.
te dankea aan de slijkafzetting by de jaarlijksche overstroomingen van den Nijl. Daarom heet Egypte met recht een „geschenk van den Nijlquot;. De Nij! namelijk wast des zomers, ten gevolge der tropische regenvlagen in het gebied van den Witten Nijl en der smeltende sneeuw in Abessinië, in den zomer eerst langzaam , dan van het einde van Jnni tot half October snel en overstroomt bij zijn hoogsten waterstand, die 3—4 weken voortduurt, het geheele dal tot aan de insluitende plateaus, alsmede de delta. Hij laat een rijke laag slib achter, waardoor het stroombed niet alleen jaarlijks hooger wordt, maar ook aan den invloed der overstrooming gedeeltelijk onttrokken wordt. Van de goede hoogte des waterstands, die zorgvuldig waargenomen wordt, hangt de mate van den oogst af. Zoo verandert het aanzien van dit merkwaardig land driemaal in 't jaar: in de lente is het een dorre heete woestijn met gebersten bodem; in den zomer gelijkt het, ofschoon vroeger meer dan thans, bijna eene zee, waarin de steden en dorpen als eilanden in een archipel uitsteken en waar de gemeenschap tussehen de verschillende plaatsen onderhouden wordt door smalle dijken of door booten ; laat in den herfst veranderen de rijkelijk gedrenkte lauden weldra in welige korenvelden.
Ter behooriijke verdeeling dezer watermassa, vooral over de meer afgelegen en iets hooger liggende deelen van het dal, werden reeds in de hooge oudheid kunstmatige meren, zooals het later door afzetting van het Nijlslib weder droog geworden meer M o e r i s in het tegenwoordige Taj um, een oase op de westzijde van het Nijldal, gegraven en met sluizen cn sehepmachines voorziene kanalen aangelegd. Tegenwoordig is het geheele bebouwde land door dijken in groote „poldersquot; verdeeld, waarin het vruchtbaar makend water door kanalen ingeleid en zoo lang op een bepaalde hoogte gehouden wordt, totdat de grond behoorlijk verzadigd en de noodige hoeveelheid slib is afgezet. Door zulk eene wijze verdeeling van den vloeibaren vorm over den vasten heeft het oude landbouwende volk der Egyptenaren het zandige dal uit eene woestenij tot de voornaamste voorraadsehuur der aarde en het rijkst bebouwde land herschapen. Later, onder de heerschappij der Osmanen , verviel door traagheid der bewoners een gedeelte des lands, gelijk Thebaïs, weder tot woestijn, of werd, gelijk de plassen van Mareotis, een moerassig landschap.
Op de grenzen van Neder-Egypte, boven de vertakking van den Nijl en niet ver van den ingang naar het dat der afdwalingen, ligt „het middelpunt van het nieuwe Egypte,quot; Kaïro rSGSOOO inw., uit bijna alle volkenfamiliën der oude wereld), de grootste stad van Afrika, de eerste der Arabische wereld, de tweede van het Turksche rijk (na Konstantinopcl), eene schepping der middeleeuwen, die daar kunsten en wetenschappen beoefende, toen Europa nog in barbaarschheidr verzonken lag, thans nog de zetel van den schatplichtigen, erfelijken pacha (Khedive) van Egypte.
Boneden Kaïro wordt liet dal op eens aanzienlijk wijder, de Li-
165
EGYPTE. § 37.
bysche keten gaat in 't noordwesten over in de Libysclie woestijn, de Arabische daarentegen breekt bijna rechthoekig af en loopt naar Suez. Hier begint de ïTijl zijne deltavorming, die vroeger nit zeven armen bestond, terwijl er thans slechts twee zijn, waarvan de noordwestelijke bij Rosette, de noordoostelijke, die rijker aan water is, bij Damiette, het middelpunt van den rijstbouw, in de Middellandsche zee valt. Beide steden lagen ten tijde van den laatsten kruistocht nog aan zee, maar ten gevolge van den aanwas van het aangeslibde land zijn zij in Nijlsteden veranderd.
De nog spoediger aanwas' der kust wordt Lelemmerd door de tegen-strooming der zee. Deze doet een gedeelte van het slijk, door de rivier aangevoerd, in duinen en lage landtongen overgaan Van den anderen kant ontstaan daardoor binnenmeren, die alleen bij boogen waterstand van den Nijl of bij eene stormacbtige zee vol loopen, maar anders moerassen zijn. De strijd der elementen duurt hier onafgebroken voort.
De groote waterwerken, die alleen door de regeering tot stand te brengen waren, leidden Mebemed-Ali er toe, zich zeiven tot onbeperkt eigenaar van den grond te verklaren. Doch bierdoor werden de F e 11 a h's dan ook arbeiders van den Pacba, hoogstens pachters, die zicb moesten tevreden stellen met de hun ter belooning aangewezen velden, en zelfs in de keuze der te verbouwen gewassen niet vrij waren. Dit verklaart ons de reusachtige uitbreiding der katoenteelt tijdens den Amerikaanschen burgeroorlog en later van het suikerriet. De hoofdartikelen van- uitvoer zijn door dit alles dan ook granen, katoen, indigo, suikerriet.
Aan het door Mebemed-Ali (1819) weder herstelde Mabmoedi-kanaal uit den arm van Eosette en de voltooiing van den spoorweg over Kaïro naar Suez heeft Alexandrië zijn snelle weder-opkomst (219000 inw.) te danken. De stad is gelegen op de lage landtong van bet meer Mareotis, buiten de strooming der Middellandsche zee, waar zij door Alexander den Groote gesticht is. Was zij eens de grootste zeeplaats der oudheid en der middeleeuwen, thans is zij de voornaamste verbindende plaats op den Engelsch-Oost-Indischen weg. Suez is sedert de opening van den spoorweg naar Alexandrië en nog meer sedert de opening van het Sue z-k anaal het voornaamste punt van doortocht geworden voor het personenverkeer en de Indische koopwaren.
Het uloucle plan om de iliddellaudsclie met de Roede zee door een kanaal te verbinden, dat in de oudheid van den Nijl uit naar de Koode zee werd aangelegd, is in den jongsten tijd (1S54) weder opgevat, en in 18G9 is de verbinding van de beide zeeën door het 22 mijlen lange Snez-kanaal met gebruikmaking van twee bittermeren en het meer Menzaleh tot stand gebracht. Wegens de groote ondiepte der zee bij Pelnsium, ten gevolge eener slibaanvoerende strooming der zee en het voor de kust opgehoogde Nijlslib, is aan het noordelijk einde van het
166
DE GESCHEIDEN GEBERGTELEDEN IN AFRIKA. § 38. 1G7
kanaal eene nieuwe haven, PorS ajd, aangelegd op de smalle, lage landtong tussehen het meer Menzaleh en de Middellandsche zee en door twee lange haven-dijken tegen verzanding besehut. Het verkeer langs dezen nieuwen weg naar Indië is sedert de opening daarvan verbazend toegenomen. Ter verbinding van de lloode zee met den Nijl dient het Z oet-wa ter-ka naai, dat uit den oostelijken Nijl-arm is afgeleid, en tot Is mail ia eene oostelijke en van daar tot Suez eene zuidoostelijke richting volgt, evenwijdig met het maritieme kanaal, waarmede het ook verbonden is.
§ 38.
DE GESCHEIDEN GE1ÏERGTELEDEN IN AFRIKA.
Alleen in het noordelijkste deel van Afrika treft men gescheiden bergleden aan: het hoogland van B a r b a r ij o met het Atlasgebergte en het plateau van Barka, van elkander gescheiden door do ondiepe Syrten: de groote in het oosten, de kleine in het westen.
1. Het hoogland van Barbarij e, met verscheidene parallelbergketenen, verheft zich in zijn westelijk gedeelte, het Atlasgebergte', met enkele toppen tot in het sneeuwgewest, evenals de tegenover gelegen Sierra Nevada in Andalusië en Granada. Het hoogste punt is de top van den Milt sin (3475 met.), ten zuiden van Marokko.
Het Atlasgebergte splitst zich in;
a. den G-rooten Atlas of den zuidelijken zoom van het hoogland naar de zijde van het tafelland der Sahara, vooral aan den steppenzoom lgt;ile-dulgerid, het „dierenrijke Libiëquot; van Herodotus,, waar talrijke kudden, alsook paarden eu kameelen weiden en tegenwoordig maar weinig horden van Arabieren rondtrekken, terwijl gedurende den bloei van het Khalifaat groote steden, vele burchten en kasteelen, waarvan de overblijfselen nog aanwezig zijn, getuigen van de welvaart des lands;
b. den Kleinen Atlas of den noordelijken rand, een steil en veelvuldig gebroken kustgebergte, dat door een vruchtbaar plateau met middelmatige bergruggen geseheiden wordt van deu zuidelijken rand.
De bevolking van het hoogland bestaat uit:
n. de Berberen, die grootendeels in de ontoegankelijke gebergten teruggedrongen zijn , de overblijfselen der oude oorspronkelijke bevolking der Numidiërs; b. de sedert de 7de eeuw derwaarts getrokken Arabieren, die hier, evenals hunne stamgenooten in Noord-Afrika, Bedoeï-nen heeten, d. i. mannen der woestijn, een onder tenten wonend roofziek nomadenvolk; c. de M o o r e n (een naam, die hun zei ven onbekend is),
168 HET HOOGLAND VAN BARBAIUJE, § 38.
eene vermenging van inboorlingen met vreemdelingen, zooals Arabieren, Cbristen-slaven, enz. Zij hebben zicli in de steden nedergezet. De Mo-hammedaansche godsdienst heeft het oorspronkelijke verschil der bevolking in zeden en gebruiken langzamerhand doen verdwijnen en de eigenaardigheden der verschillende stammen zeer verminderd.
Het lioogland bevat drie groote gebieden, die alle deels uit cultuurland (steilquot;), deels uit steppen met eene beklee-ding van gras en struiken, deels uit woestijnen of zandduinen, afgewisseld mot naakte rotsen en oasen, bestaan:
a. Het keizerrijk Maghrib of Marokko (12210 vk. m., met 6 mill. inw. of 490 op 1 vk. mijl), aan het noordwestelijk uiteinde van Afrika, heeft onder allo landen van Noord-Afrika de gunstigste ligging, den besten gordel van bebouwbaren grond en daarbij hot gezondste klimaat, ten gevolge der aanzienlijke hoogte boven de zee, de verfrisschonde winden uit beide zeeën, het niet aanwezig zijn van ondiepe meren en moerassen, zooals men die van het westen naar het oosten in Algerië en Tunesië vindt. Het overtreft ook de meeste landen van Afrika in kust-ontwikkeling. De kusten van de Middellandsche zee dalen steil af en hebben talrijke bochten, die nochtans te klein zijn om goede havens te vormen, maar wol groot genoeg om de rif-zoeroo-vers bij stormachtig weder voor hunne kleine vaartuigen een veilige ligplaats te verschaffen. De kust aan den Atlantischen oceaan is geheel onbebouwd; hier heeft de zee groote zandduinen opgeworpen.
De belangrijkste industriestad en tevens de hoofdzetel der Mo-hammedaansche geleerdheid is Fes of Fez (150 000 inw.?), die aan het hoofdbedeksel der Turken den naam heeft gegeven. Goede ankerplaatsen zijn T a n g e r en het Spaansche C e u t a op do noordkust , beide aan de straat van Gibraltar, en S u é r a of M o g a-dor op de westkust. De vroeger bloeiende hoofdstad Marokko (50 000 inw.) is gedeeltelijk vervallen. T a f i 1 e t is belangrijk voor de karavanen.
5. In het midden is de kolonie Algerië (met nauwelijks 2'/^ mill. inw. van zeer verschillende afstamming op 12150 vk. mijl.) onder de heerschappij van Frankrijk door voortdurende oorlogen met de Berberen, die hier Kabylen heeten, tot aan de woestijn vergroot, maar ten gevolge van het uitsluitend militaire bestuur nog
HEI HOOGLAND VAN BARBAUIJE. § 38.
niet zeer winstgevend geworden. Slechts l/300 der oppervlakte is bebouwd land. De Fransche regeering beeft overal door den aanleg van artesische putten uitgangspunten gemaakt voor nieuwe beplanting.
Het burgerlijk territoir van Algerië wordt van liet westen naar liet oosten verdeeld in drie provinciën, die naar de hoofdsteden genoemd zyn: Oran, Algiers en Constantine. De provincie Algiers heeft twee arrondissementen: Algiers en Blidah met de steden van denzelfden naam. In de hoofdstad Algiers (52000 inw.) is de'zetel van het burgerlijk bestuur, in Blidah die der militaire divisie van Algiers. Deze stad is door een spoorweg met Algiers verhonden en wordt door veel Europeanen bewoond. De provincie Constaatine telt drie arrondissementen; Constantine, Bona en Philippeville, alle drie met gelijknamige steden: Constantine (met 35000 inw.) is het voormalige Cirta, de oude hoofdstad van Ku-medië; Bona, belangrijke zeeplaats (18000 inw.); Philippeville de haven van Constantine. In de provincie Oran liggen de arrondissementen: Oran en Hostagenem. De zeer sterke stad Oran (40000 inw.) heeft een goede reede; Mostagenem heeft veel zeehandel, terwijl ïelemsen (18000 inw.) in een vruchtbare streek veel binnenhandel heeft. — In het zuiden strekt de Fransche heerschappij zich tegenwoordig (tot bijna 29' n. br.) tot ver in de woestijn, tot aan de grenzen der ïoearegs uit. In de diepe inzinking Wargla, die vroeger zee was, doch thans een vruchtbare oase is, ligt de stad Wargl a , een vereenigingspunt van verscheidene karavaanwegen.
c. In het oosten het »regentschapquot; Tunis of Tunesië, tus-sohen Algerië en de kleine Syrte, en het ejalet Tripolis of kustgebied aan de beide Syrten. Het eerste wordt door een bey met erfopvolging geregeerd, die alleen in naam onder Osmaansche heerschappij staat, daar hij wel een leenman van den sultan is, maar sedert 1871 niet eens schatting meer aan de Porte betaalt.
Tunes ie, het dichtst bevolkte land van Barbarije (bijna 2 mill. inw. op 2150 vk. mijlen), met de nijvere hoofdstad Tunis (120000 inw., van welke % Joden), en de versterkte haven la Goletta, in de nabijheid van het oude Karthago, heeft onder begunstiging van een heerlijk klimaat en krachtigen plantengroei, alsmede door een levendig verkeer met de havens der Middellandsche zee, verblijdende vorderingen gemaakt op den weg der beschaving. — Tripolis (1150000 inw. op 16200 vk. mijlen) met de hoofdstad Tarabulus of Tripolis (30 000 inw.), vanwaar de karavanen en ontdekkingsreizigers uitgaan naar Middel-Soedan. Tot deze Osmaansche provincie behoort ook nog de oase F e z z a n, ten zuiden van de Hamada
169
PLATEAU VAN BAKKA. § 38.
van Tripolis, met een lgt;ijzoiuleren paclia, die in Mo er zoek ■«•oont en vrij onafhankelijk is; de oase Gradames, aan den noordelijken rand der Sahara, ■westelijk van de Hamada, en een punt van samenkomst langs verschillende karavaanwegen.
2. Hot plateau van Barka of het kleinere, oostelijke hoogland van Noord-Afrika, dat van liet grootere, westelijke door de groote Syrte gescheiden is, behoort tot het Turksche ejalet Tripolis.
Ofschoon van drie kanten door de Middellandsche zee bespoeld, heeft het door de steile helling naar die zijde, vooral op den noordelijken kant, maar weinig havens voor groote schepen. Het hoogere westelijke deel van dit plateau is rijk in boschachtige berghoogten, liefelijke dalen, groene weiden en ontelbare ruïnen van tempels, theaters, stadsmuren, straten, enz., die tot getuigen kunnen strekken van de vroeger dichte bevolking en de welvaart in het oude Cyrenaica.
§ 39.
HET TAFELLAND VAN AFRIKA.
Het tafelland van Afrika bestaat eensdeels uit woestijnen of vlakten zonder plantengroei, anderdeels uit g r a s r ij k e s t e p-p e n. De eerste vorm heeft de bovenhand ; den tweeden vindt men hoofdzakelijk aan den rand der groote centrale woestijn : in 't noorden de grassteppen van Biledulgerid (§ 38), in 't noordoosten en oosten twee rijen oasen aan den voet van het plateau van Barka en de Libysche bergketen, in 't zuiden het vlakke Soedan (zie bl. 1C4).
Tusscheu de groene zoomen aan drie zijden en den Atlantischen oceaan aan de vierde ligt de meestal400 a 500 met. hooge woestijn Sahara, de grootste der aarde (120000 vk. m.) en tevens, wegens hare ligging in den tropischen gordel, de verschrikkelijkste. Met de Libysche, de Arabische en de Kerman'scho woestijn vormt zij een weinig afgebroken zandzee, die zich van 't westen naar 't oosten over een lengte van 1400 mijlen uitstrekt. Hare armoede aan water wordt van het oosten naar het westen grooter, omdat de oostpassaat, die den regen moet aanbrengen, over groote uitgestrektheden land strijkt. De rivierdalen (wadis) zijn geen duurzame waterwegen, maar periodiek met troebel water gevulde regenbeddingen. Deze zandoceaan heeft zijne zandgolven, zandstormen en zijne eilanden (oasen). De grootste der oasen van deze zand-
170
HET TAFELLAXD VAN AFRIKA. § 39.
zee, het rondo, door woeste bergen omringde Fezzan, als het ware een «archipel van verschillende oasenquot;, deelt de Sahara in twee ongelijke helften: eene kleine, oostelijke, die veel meer afgebroken wordt door eilandvormige, besproeide en dus vruchtbare, zelfs bergachtige steppen, dan de nog meer eenvormige westelijke helft, die minder water heeft.
Nieuwere geologen (Eseher, Desor) noemen de Sahiira den regalateur van het Europeesehe klimaat, in zoo verre de warme en droge zuidenwind, die men in de Alpen Föhn noemt, uit de Afrikaausehe woestijn komt eu het klimaat van Europa warmer maakt. Bleef deze wind achter, die zoozeer bijdraagt tot het spoedig smelten der sneeuw op de Alpen, dan zouden onze Alpen met sneeuw overladen worden en de gletsehers weder tot in de vlakte gaan afdalen 1). Deze meening heeft echter veel tegenspraak uitgelokt, daar ook West-Indië voor de plaats wordt gehouden waar de Föhn ontstaat.
De Sahiira heeft zich even goed vrijgehouden van de verhuizingen dei-volken als van die der planten. Alle verhuizingen van vreemde volkeren, die in Afrika hebben plaats gehad, bewogen zich langs de kust der Middellandsche zee. Onder de bewoners der woestijn onderscheidt men: 1. in het westen de Arabische Bedoeïnen, die uit de Atlaslanden alhier zijn doorgedrongen (bl. 167); 2. in het middelste gebied de Toeareg's, d. i. bewoners der zandheuvels, of Berberen der woestijn 2); 3. in 't oosten de zwarte Tibbo's, in het bergland Tibesti; zij onderscheiden zich door lichamelijke vlugheid van alle negervolken, leven in 't algemeen van veeteelt (paarden, kameeleu en kleinere huisdieren) en handel door middel van „het schip der woestijnquot; op de meestal oude handelswegen, die in verschillende richtingen de Sahara doorkruisen en langs welke de oasen de rustpunten, als het ware de havens van den zandoceaan vormen. Een hoofdartikel van uitvoer, vooral naar de landen van den Niger, is het met weinig moeite gewonnen zout uit de periodiek opdrogende zoutmeren of zoutbed-diugen, de overblijfselen van sedert lang opgedroogde meren.
1. DE OOSTELIJKE OF LIBYSCHE WOESTIJN.
Do Libysche woestijn, waardoor het Nijldal in het westen begrensd wordt, is het meest woeste en treurigste gedeelte der ge-heele Sahara, een zandzee, doorsneden van meer dan 100 met. hooge zandduinen, die daarop als groote gestellen golven rusten.
1) Petermann's Mitth., 1867, bl, 233.
2) Hunne verspreiding, zie Peterm. Mitth., 1857, kaart 11; — hunne karakteristiek, bij denzelfden, 1863, bl. 380.
171
DE SAIIAllA. § 39.
Doch men kent daarin sedert den oudsten tijd enkele bevoorrecMe oasen, waar door den rijken toevoer van onderaardsclie wateren een weelderigheid in den plantengroei iu hot leven geroepen wordt, die weinig toegeeft aan het gezegende Nijldal.
Alle oasen liggen aanzienlek lager dan het steenachtige woestijnplateau, dat in schilderachtige rotshellingen naar haar afdaalt; de oase S i v a, in de oudheid de hooggeroemde oase van Ammon, ligt zelfs 30 met. heneden den spiegel der zee. De zoo laag gelegen vlakte is echter volstrekt niet geheel-enal bebouwbaar land; de voor bebouwing geschikte grond zelf bestaat nog weder uit een aantal kleine stukken, die gescheiden worden door grootere of kleinere strooken onvruchtbaren woesten grond. Deze stukken nu zyn verdeeld in bouwland, dat voor gemakkelijker besproeiing steeds terrasvormig is aangelegd, en in palmtuinen, die ingesloten worden door aarden wallen van een mans hoogte. De verdere uitbreiding van bebouwbaren grond op deze eilanden van den plantengroei en de aanleg van nieuwe tuinen en graanvelden wordt mogelijk gemaakt door 100 of meer meter diepe putten te maken, gelijk de Franschen in de Algerijnsche oasen zulks met het beste gevolg gedaan hebben door artesische boringen. — De oase Si va, die thans onder Egyptische heerschappij staat, verdient nog altijd haren ouden naam door hare heerlijke ligging aan den voet van een hoogen bergrand tusschen donkerblauwe meren, waarin de palmen zich spiegelen. Niets dan geringe, allengs vervallende ruïnen zijn nog over van den Ammonstempel, waarin Alexander de Groote zich als zoon van Zeus liet uitroepen. Duidelijker sporen eener hoogere beschaving der oude oasenbewoners worden gevonden in de puinhoopen van de oude burcht, waarin thans een Bedoeï-nenhoofdman woont.
2. DE WESTELIJKE WOESTIJN (SAHEL).
Do grootere westelijke helft der woestijn, 350 mijl. lang, strekt zich uit van het plateau van Fezzan tot aan den Atlantischen oceaan en van de zuidelijke helling van den Atlas tot den Niger. Ten gevolge van de richting der winden en stormen van 't oosten naar 't westen had eeno buitengewone ophooping van stuifzand plaats naar de zeezijde, waardoor niet alleen de hoogste duinen der aarde (aan Kaap Bojador tot 130 met.) gevormd werden, maar ook eene uitgestrekte zandbank als eene onderzeesche voortzetting der »zandzeequot;, zooals de Arabieren de woestijn noemen, ontstond, die de kusten voor schepen ongenaakbaar maakt en alleen karavaanhandel in de woestijn toelaat.
172
DE OOSTELIJKE OP UBYSCHE WOESTIJN § 39. 173
Eene nauwkeuriger bekendheid met de westelijke Sahara heeft intusschen doen zien, dat ook deze helft der vermeende onafgebroken zandzee begunstigde landstreken heeft; dat ook hier, evenals in de oostelijke helft, bergen met vlakten eene rijke en menigvuldige 1) afwisseling bieden; dat regenbeddingen en periodieke riviertjes op vele plaatsen eenigen plantengroei en dus het bestaan van kudden en nomadenvolkeren mogelyk maken, en de ruiling der inheemsche producten, vooral zout, tegen waren uit Europa en Soedan zelfs den grond legt voor een levendig handelsverkeer. De karavaanweg van Algiers naar ïimboktoe loopt over To eat, een oasen-archipel van 5 groepen, in den zuidoostelijksten hoek van Marokko.
§ 40.
DE AFRIKAANSCHE EILANDEN.
A. Inden Atlantisclien oceaan de AVcst-Afrikaan-sche eilanden, meestal van vulkanischen oorsprong.
1. De (9) Vlaamsche eilanden of Azoren, d. i. Haviks-eilanden (47 vk. mijl. met ruim mill, katholieke inwoners), waaronder S. Miguel en Terceira de meest bevolkte zijn, be-hooren aan de Portugeezen (sedert 1446), door wie ze tot Europa gerekend worden. De grond is vulkanisch, en nog in den laatsten tijd hebben er sterke lava-uitbarstingen plaats gehad; goede besproeiing met een zacht en vochtig klimaat, dat voor zeer gezond wordt gehouden, begunstigt den rijksten plantengroei. Veel wijnen brandewijnuitvoer (jaarlijks 20 000 stukvaten).
2. Het (15 vk. mijl. groote) vroeger zeer dicht, thans met slechts 118 000 zielen bevolkte eiland Madeira was vroeger zeer rijk aan druiven; doch na de ziekte in den wijnstok (1852) is het met veel suikerriet en graangewassen (vooral tarwe) bezet. Om zijne steeds gelijkmatig warme lucht wordt het druk bezocht door teringlijders. De vochtigheid, gevoegd bij de warmte, maakt het eiland tot een botanischen tuin, waarin zich de plantengroei der geheele wereld vereenigt. Ook strekt het tot eene rustplaats voor Oosten West-Indiüvaarders. Met hot kleine, ruwe Forto Santo, tusschen do Azoren en de kust van Marokko, is het eene provincie van het koninkrijk Portugal. Funchal (18000 inw.) is de hoofdstad.
1) Peterm. Mitth., 1SC3, kaart 12.
174 BE AFRIKAANSC1IE EILANDEN. § 40.
3. De 7 grootere en 4kleinere Kanarisclie eilanden (132 vk. mijl. met mill, inwoners), cle insulae fortunatae der ouden, beliooren aan de Spanjaarden en worden door deze niet als kolonie beschouwd, maar tot Europa gerekend. Ook dezen eilandengroep is van vulkanischen oorsprong; de grootste hoogte, de 3116 met. laooge .Piek de Teyde, een half rustende vulkaan, op het grootste eiland Teneriffe (hoofdstad: Santa Cruz), is met puimsteen en lava bedekt; andere eilanden, zoo als Palma, hebben kraters van buitengewonen omvang.
Het eiland Gr an Kanaria, waarnaar de geheele groep wordt genoemd, doetin omvang en bevolking weinig onder voor Tereriffe. Het zuidwestelijk-ste, kleine eiland F e r r o (beter: Hierro) is door de telling der lengtegraden van zijn meridiaan af bekend geworden (bl. 5). Het eiland Lanzerote bevat eene geheele rij vulkanen.
4. De (10) Portugeesche Kaap-Ver d ische eilanden of die van het Groene Voorgbergte (77 vk. mijl. met 76 000 inw.) schijnen door hunne ligging bestemd te zijn tot een rustpunt voor de Europeesche scheepvaart naar gene zijde der linie, ofschoon slechts één eiland van dezen archipel, St. Jago, een goeden ankergrond en levensmiddelen ter proviandeering van schepen aanbiedt.
5. De (4) ongezonde Guinea-eilanden, in het oostelijk deel der golf van Guinea, waarvan het noordelijkste, Fernao del Po, en het zuidelijkste, Annobom, cl. i. Nieuwjaarseiland, zonder havens, Spaansch, de beide middelste. Principe en S. Tb o mé, Portugeesch zijn. Op het grootste, Fernao del Po, is Santa-Isabel, vroeger Clarence, eene hoofdhaven voor den uitvoer van palmolie en ivoor.
6. Do beide Engelse he eilanden: Ascension (1% vk. mijl.) en het sterke St. Helena (2/4 vk. mijl.) zijn aanlegplaatsen voor Oost-Indiëvaarders en walvisehjagers.
Op St. Helena, liet „Malta der Ethiopische zeequot;, heeft Jamestown (Jakobsstad), een veiligen ankergrond; Longwood, waar Napoleon I in ballingschap leefde en stierf, is slechts eene pachthoeve binnen in het land.
7. De insgelijks Engelsche eilandengroep T r i s t a n da C un h a in den Zuid-Atlantisclien oceaan, bijna in een rechte lijn tnsschcn
DE AÏRIKAANSCHE EILANDEN. § 40. 175
kaap Hoorn en kaap de Goede Hoop, genoemd naar den Portugee-schen ontdekker (in 1506). Uit hoofde der ligging is het een gewichtig punt niet alleen voor het innemen van proviand op de vaart naar Indië en Australië, maar ook voor hydrographische en meteorologische onderzoekingen.
B. Inden Indischen oceaan de Oost-Afrikaansche eilanden:
1. Madagaskar (10751 vk. mijl. mot 4 mill, inw.), door het brecde kanaal van Mozambique, met den snellen Mozambiqne-stroom, van de parallel loopende oostkust van Afrika gescheiden, is een der grootste eilanden der aarde; het wordt alleen door Kieuw-Guinea en BornSo overtroffen. Om de groote vruchtbaarheid in het oosten en noorden, de gunstige ligging voor den handel, de goede havens aan de noordwestelijke zijde wordt het een »parel van den Indischen oceaanquot; genoemd. In het noorden en oosten is het bergachtig, in het zuiden en westen betrekkelijk vlak. Ten gevolge van een buitengewonen rijkdom aan water steekt hier de planten- en dierenwereld wezenlijk gunstig bij het naburige vastland af en komt meer overeen mot de Indische.
De bewoners der westelijke helft bewijzen door hunne zwarte huidkleur en hun wollig haar, dat zij verwant zijn met de AMkaansche volkeren, terwijl de oostelijke helft bewoond wordt door olijfkleurige Maleische stammen. ïanauarivo (Atanariwo, met 75000 inw.), midden op heteiland, is de hoofdstad en de residentie eener heidensche koningin. — Het eiland St. Marie aan den oostelijken rand behoort aan de Franschen.
2. Van de (4) Kom oren, in den noordelijken ingang van het kanaal van Mozambique, die als hot ware een brug tusschen Madagaskar en de Afrikaansche kust vormen, hebben de Franschen het westelijkste M a y o 11 e , met een moordend klimaat, doch rijke kofSeproductie, gekocht van een der hoofden.
3. Tot de beido M askar enen, aldus genoemd naar don ontdekker, den Portugees Mascarenhas, ton oosten van Madagaskar, behooren; a. het sedert 1810 Engelsche, dichtbevolkte Mauritius (34 vk. mijl., met 333000 inw.), vroeger als Fransche bezitting lie de France, met de hoofdstad Port Louis (28 000
176 DE OOST-AFEIKAANSCHE EILANDEN. § 40.
inw.), en 5. het Fransclie eiland La lléunion (tot 1848 Bourbon, 45 vk. mijl., met 182 000 inw.), mot de hoofdstad St. Denis. Het verschil tussclien Engelsclie en Fransclie kolonisatie komt duidelijk aan den dag bij den vooruitgang van Mauritius en het achterblijven van Kéunion; gene is bijzonder rijk aan suikerriet, deze aan kruidnagel. De toenemende aanplanting van suikerriet op beide eilanden, op den vruchtbaren grond van oude lavavelden, heeft eene even talrijke als gemengde bevolking derwaarts getrokken; vooral zijn sedert de vrijverklaring der negers (1838) veel Hindoes als koelies voor den arbeid op de plantages aangebracht.
4. De beide naburige Engelsche eilandengroepen der (11) Ami-ranten (Adiniraliteits-oilanden) en der (12) Seychellen of Mahé-eilanden, zijn door koraal-eilanden omgeven. Port Victoria, op het voornaamste eiland Mahé, is een der beste vlucht-havens.
5. Het eiland Zanzibar (bl. 157).
C. Sokótora (65 vk. mijl., met 3100 inw.), bij den ingang der Arabische golf, staat onder de heerschappij van een sultan aan de zuidkust van Arabic (in Geschen).
7. Het bijna geheel onbewoonde K er gu e 1 en-eiland, ten zuiden van den keerkring.
A. Europa in 't algemeen.
§ 41.
BETEEKEXIS VAN EUROPA OP HET WERELDROND.
d
Het kleinste onder de drie deelen der oude wereld is het voornaamste deel van onze planeet, het middelpunt der beschaafde wereld, in het bijzonder van het wereldverkeer geworden, en wel eensdeels door zijne centrale ligging in het midden der land-massa van den aardbol en zijne stelling (als ingesloten aard-deol) tot de overige (omringende) doelen der aarde, ah-
BETEEKEXIS VAX EUROPA. § 41.
derdeels door zijne voorreeliten ton opzichte van den h o r i z o n-talen en verticalen vorm des bodems.
Europa, dat bijna uitsluitend tot ééns luchtstreek telioort, heeft op zijne beperkte ruimte eene nog grootere eenheid van klimaat dan Azië. Men vindt geene oiiaööHKnggaré woestijnen eT ónheklimbare'bergmuren in het binnenland, en daarom is het in hooge mate geschikt om eene inniger verbinding ïèr' bewoners, eene wederkeerige mededeeling banner bescbavinf, eene gemakkelijker verbreiding der bevolking over het geheele werelddeel te bevorderen. Indien Aziü door de natuur tot de wieg van het menschelijk geslacht was voorbeschikt, dan was Europa van den beginne bestemd, om de cultuurvolken in liet tweede tijdperk der ontwikkelino-op te nemen, de kiemen van beschaving door hen medegebracht te ontvangen en deze, zoowel als nieuwe kiemen uit zijn eigen schoot, te ontwikkelen. Van dit werelddeel is eene terngstralende werking naar alle hoeken van den aardbol uitgegaan, daar het ten gevolge van zijne stelling in het midden van het land-halfrond, van zijn grooten rijkdom aan binnenzeeën en zee armen, alsmede door de vorming der tegenoverliggende oevers in 't westen en 't zuiden, de aldus opgekomen beschaving vervolgens aan de drie naburige continenten gemakkelijk kon mededeelen. Daardoor is het kleinste aarddeel der oude wereld een middelpunt van beschaving geworden en heeft het zich door de schatten zijner wetenschap, zijne heerschappij over de natuurkrachten, zijne kunsten en nijverheid, zijne tegenwoordigheid in alle zeeën en op alle kusten der aarde, eindelijk door zijn historisch aanzien weldra boven de anderen verheven. Zeer juist heeft men het bestempeld met den naam van het paedagogische werelddeel. quot;quot;quot; .......
Zulk eene taak kon Azië niet op zich nemen wegens de kolossale horizontale en verticale vormen en den steppenaard, die wel voor het nomaden-, maar niet voor het cultuurleven past, alsmede wegens de ruwe tegenstellingen in zijne natuur en volken. Afrika, waarvan maar enkele kuststreken een zeker aandeel genomen hebben in het algemeene wereldverkeer, terwijl het binnenland het minste van alle een vaderland voor de beschaving kon worden, was hiertoe nog minder in staat. Ook Amerika was er niet voor geschikt, omdat het te ver van de oude wereld afligt, waarheen geen continentale brug voert en het verkeer ter zee eerst het gevolg kon zijn van gevorderde beschaving,
GRENZEN' VAN EUROPA 1).
a. Landgrenzen. Do staatkundige grensbepaling tus-schen Europa en Azië, zoaals die thans door de Eussische regeering
1) Zie Hitter's Vorlesungen über Europa, uitgegeven door H. A. Daniël, 1863, bl. 51.
PÜIZ, VERGEL. AAKDR. 12
177
178 GKENZEN VAX EUROPA. § 42.
vastgesteld of liever slechts aangenomen is, loopt van de Ka-rische zee in 't oosten der straat Waaigats over den rug van don noordelijken Oeral tot aan de bron der Petscliora, waar zij op de oostzijde van den Oeral getrokken is, om de beschaafde gewesten daarvan nog bij Europa in te lijven, gaat dan weder westwaarts naar de rivier Oeral, welker loop zij volgt tot aan de uitwatering in de Kaspische zee. Tusschen de Kaspische en de Zwarte zee wordt de grens der beide deolen der aarde nu eens ten noorden, dan weder ton zuiden van den Kaukasus genomen.
h. De veel langere zeegrenzon van Europa loopen ver over do kustlijn en worden algemeen zoodanig aangenomen, dat allo naburige eilanden, die op moer of minder afstand van de Euro-peescho kusten liggen, zooals Kandia, Malta, de Far-Oër, zelfs IJsland, ofschoon physisch eon lid van do Noord-Amerikaanscho eilandengroepen, evenals Groenland, tot Europa gerekend worden. De Azoren en de Kanarische eilanden worden door hunne bezitters beschouwd als tot Europa te behooron, zie § 40. Evenzoo rekenen de Eussen Nova-Zembla tot Europa. Zelfs de afgelegene eilandengroep Spitsbergen wordt gewoonlijk daartoe gerekend (bl. 23).
§ 43.
IIORIZOXTALE VORM VAN EUROPA.
Europa hooft noch in horizontale, noch in verticale richting kolossaio natuurvormen, dus noch groote onafgebroken uitgebreidheden (alleen op do Aziatische zijde), noch groote algomeene land-verheffingen, zooals Azië ; maar hot kenmerkt zich door de grootst mogelijko insnijdingen in het land. Geen werelddeel heeft dus oen zoo onregelmatigen kustvorm als het onze.
Terwijl Afrika een elliptischen, Azië en Australië een bijna rechthoeki-gen vorm, Amerika cene dubbele voorstelling van den driehoekigen vorm aanbieden, krijgt men bij Europa eerst na afscheiding der leden (% van quot;t geheel), dus voor het eigenlijke continent (-/, van 't geheel), een bijna rechthoekigën cEêïïoêE7quot;waarvan 3e rechte hoek in't zuidoosten aan'de noordelijke zijde der KaipTseHêquot; zee ligt, de dikwerf door waterbekkens afge-broken hypotènüsaTóTzéëzyclêquot; naar t noordwesten, van de Biskayische tot aan de Karische golf, de beide andere zijden, de continentale en de mari-
HORIZONTALE VOR11 VAN EUROPA. § 43. 179
tieme, naar 't oosten en 't zuiden gericht zijn. Deze continentale stam, die van 't oosten naar 't westen steeds meer in breedte afneemt, steeds minder land en meer water heeft, neemt steeds in rijkdom van leden en dus ook in verscheidenheid van toestanden toe, zoodat het overwicht in de ontwikkelingvan West-Europa op Oost-Europa reeds uit de natuurlijke ligging noodzakelijk volgt.
De toenadering der tegenover elkander staande zeeën van het oosten naar het westen en de hierdoor steeds toenemende vernauwingen van den stam tot aan den isthmus der Pyreneën 1) zijn eenig in haar soort. Het werelddeel splitst zich al meer en meer, hoe verder het zich van zijnen breeden samenhang met Azië verwijdert, gelijk een blad van het breede eind aan den steel naar zijn uiteinde.
De kustontwikkeling van Europa's vastland (4300 mijl., 1 mijl op 3!) vk. mijlen) is in vergelijking van de andere wereld-deelen verreweg hot sterkst uitgedrukt. Hier heeft de bespoeling van liet land door de zee het hoogste punt bereikt en ziet men de grootste wederkeerige werking tusschen den vloeibaren en vasten vorm. Nog sterker komt de kustontwikkeling itit, wanneer men de eilanden ('/20 van 't geheel) met eene kustlengte van 1500 mijlen er bij rekent; dan overtreft de Europeesche kustomvang den grootsten cirkel op de aarde, den evenaar, en men krijgt zelfs 1 mijl kust op 31 vk. mijlen, bijna het vijfvoud van Afrika's kustontwikkeling (zie bl. 1 7). Zoo is Europa, ofschoon in het midden van het landhalfrond gelegen, onder allo werelddeelen het toegan-kelijkste van den zeekant.
De Europeesche kustlanden der Middellandsche zee hebben oneindig veel meer kustontwikkeling dan de tegenoverliggende van Afrika en Azië. Ook heeft de Middellandsche zee onder alle Europeesche zeeën de rijkste eilandvorming. Die landen, welke de grootste kustontwikkeling hebben, bewijzen door hunne geschiedenis welke voordeden zij geeft; zoo geraakte in de oudheid Griekenland met zijne rijke schiereilandvorming (§ 49) tot eene zekere heerschappij over de Middellandsche zee, evenals in den nieuweren tijd de eilandengroep Groot-Brittan je, die aan havens en bochten zoo rijk is, tot de heerschappij over den oceaan. Maar de invloed dezer overwegende kustvorming is door het geheele continent gedrongen, daar hier geene stremmende vormen der
1) Zie Ritter, t. a. pl., bl. 70.
12»
IIOMZOSTALE VORM VAN EUROPA. § 43.
treedte of hoogte in den weg staan zooals in Azië, maar integendeel de cen-traallanden door talrijke tevaarlmre rivieren en in den jongsten tijd door spoorwegen aan de voordeelen der maritieme ligging deel nemen en in verscheidenheid van het cultuurleven niet achterstaan bij de landen langs den buitenrand, wat in Azië geenszins het geval is.
Bij de algemeene voorrechten der horizontale vorming van Europa komen nog twee bijzondere; de gedaante der noordelijke zijde en de gesteldheid en ligging der eilanden. Want de noordzijde van Europa heeft door de vorming van twee binnenzeeën, de Noord- en Oostzee, alsmede van de diep insnijdende Witte zee, de aanzienlijke schiereilanden en talrijke eilanden inderdaad veel vooruit boven de weinig getakte noordzijde van Azië. — En meer nog dan in de half gescheiden leden des stams, de schiereilanden, komt in de geheel gescheidene, de eilanden, de gelukkige hoofd vorming van ons werelddeel uit. Het zijn geene afo-ezonderde, moeielijk genaakbare rotsen, die geen landbouw toelaten, maar afgeslagen deelen van het vastland, onder welks bereik zij liggen, en stations voor het verkeer en de uitbreiding der beschaving, welke bij de wunstige vorming der oppervlakte daar zelfs haar zetel heeft opgeslagen, b. v. Engeland, Ierland, Sicilië, Zeeland.
De eilanden, die het continent als het ware gelijk wachters omgeven, zijn van zeer verschillenJea aard: deels rijk bedeelde, op zich zelf staande eilanden, deels dubbel-eilanden, zoo als Brittanje en Ierland, Corsica en Sardinië, de Balearen en de Pithyusen, deels geheele eilandengroepen, en gedeeltelijk van betrekkelijk groote oppervlakte. Daardoor zijn zij voor hun werelddeel, als uitbreidingen daarvan, van groot gewicht. Het stelsel der tegenoverliggende kusten is daardoor niet alleen naar de uitgestrektheid dubbel zoo groot geworden, maar maar heeft ook inwen-dig oneindig rijker vormen. Zulk cene eilandvorming ontbreekt bij Afrika geheel, en die in het zuiden van Azië is voor het vastland van geen belang; verg. § 14.
VERTICALE VORM VAN EUROPA.
Nog oneindig grootere versclieidenheid dan in de horizontale vorming der oppervlakte van Europa doet zich voor in den loodrechten bouw der leden. Evenals bij de eerste de aanraking van bet land met de zee bet hoogste punt bereikt, zoo loopen bij de tweede de hoofdvormen der grondsgesteldheid nog meer danüTS-zië verbazend sïerk door elkander: hooggebergte, middelgebergte, laagland, tafelland,. terrasland. quot; In Europa is de afzonderende p 1 a t e a n v o r m, die voor het vol-kcuverkeer zeer nadeelig is en in Azië de overhand heeft, naar hoogte
180
VERTICALE VORM VAN EUROPA. § 44. 181
en uitgebreidheid zeer beperkt; ook die van hooggebergte komt noch in zulke aanzienlijke horizontale uitgebreidheid, noch in zulke belangrijke verticale opheffing voor als in Azië en Amerika. Hij wordt overal gebroken door stroomdalen en laagten, waardoor hij lichter genaakbaar is en beter onder het bereik der beschaving valt dan dergelijke vormen in andere werelddeelen. In het bijzonder zijn de Europeesche hooggebergten, tegenover den Hitmilaja, de Cordillera's en de Andes, vrijstaande bergstelsels met dubbele helling, dubbelen natuur-rijkdom; hunne dubbele stelling was ook oorzaak, dat zich op beide zijden de beschaving ontwikkelde. — Den vorm van middelgebergte, mot daar tusschengeschoven groote en kleine vlakten, vindt men in dit werelddeel het meest in Middel- en Zuid-Europa, gedeeltelijk ook in Noordwest-Europa (Groot-Brittanje), en dan niet alleen op bot vastland, maar ook op de schiereilanden en eilanden. Dien van laagland integendeel vindt men hoofdzakelijk in Oost-Europa. Alleen deze neemt het karakter van eene massavorming aan; doch de eenvormigheid van dit laagland wordt daardoor verminderd, dat het geene onafgebroken horizontale vlakte is, maar dikwerf afgewisseld wordt door heuvelrijen, landruggen of niet-mgvormige landhoogten. — Woestijnen, die in de beide naburige deelen der aarde nog eene groote uitgestrektheid innemen, zijn er in Europa niet.
a. Overzicht van IVet bergland.
Behalve de beide grensgebergten naar de Aziatische zijde, den Oeral en den K a u k a s u s, heeft het vastland van Europa in het zuidwesten eene kern van hooggebergte, de Alpen, die in 't westen, noorden en oosten door een krans van middelgebergten omgeven zijn, namelijk: in 't westen door het Frans che of we s-t e 1 ij k c middelgebergte, tusschen Rijn en Garonne, in 't noorden door het centrale of D uitsche middelgebergte, van den noordelijken voet der Alpen tot aan de Germaansche vlakte, in 't oosten door het Karpatische of oostelijke middelgebergte, tusschen de Hongaarsche en de Sarmatische vlakte.
Alleen het Duitsclie middelgebergte hangt oniniudellijk met de Alpen samen, terwijl de westelijke en oostelijke vleugel van het Europeesche
182 OVERZICHT VAN HEI BERG- EN LAAGLAND. § 44.
middelgebergte zoowel van de Alpen als van het centrale (Duitsche) mid-delbergland door laagvlakten gescheiden zijn.
Met deze kern van Europa's hooggebergte hangen de gebergten samen, die het Grieksche en Italiaansche schiereiland beslaan: de Apennijnen als eene voortzetting der westelijke Alpen, en het Griekseh-Maeedoniseh gebergte met den Hemus of Balkan als eene voortzetting der oTTstélyliequot;ATpen' quot;daarentegen hangen de P y r e n e c n , die als grensgebergte het Iberische schiereiland scherp van het vastland scheiden, noch met het hooggebergte der Alpen, noch met het hiervoor gelegen Fransche middelgebergte (de Cevennen) samen, en evenmin is met de Pyre-neën het tafelland van 't Iberische schiereiland verbonden, dat uit een dubbel, door een scheidingsgebergte in twee terrassen gesplitst hoogland met randgebergten bestaat, waar in 't zuiden even goed een afgezonderd hooggebergte, de Sierra Nevada, tegenover staat als in 't noorden, de Pyreneën. — Het S k a n d i n a-vische hooggebergte, waarvan de Kjölen slechts de noordelijke helft uitmaken, beslaat het grootste deel van het gelijknamige schiereiland. Groot-Brittanje en Ierland hebben vooral in hunne westelijke en noordelijke deelen den vorm van middelgebergte.
h. Overzicht van het laagland.
Rondom het bergland van Middel-Europa, van den voet der westelijke Pyreneën tot aan den Oeral, loopt een onafgebroken laagland, dat met het verbazend groote laagland van Noord-Azië door een smalle strook tusschen den Oeral en do Kaspische-zee verbonden is en hiermede eene enkel door kleine hoogten af-gebrokene, 1500 mijlen lange laagvlakte vormt; van de Pyreneën tot aan den Himalaja (zie bl. 59). Dit Europeesch-Aziatisch laagland bereikt in Oost-Europa en West-Azië, dus in het midden, zijn grootste breedte, en heeft daarentegen naar de beide einden, in 't zuidwesten en noordoosten, de geringste breedte.
Het aandeel, dat Europa hierin heeft, wordt door den Weich-sel in eene grootere, oostelijke en eene kleinere, westelijke helft gesplitst; de eerste noemt men gewoonlijk de Sarmati-sche^ de tweede de Koord-Europeesche vlakte, welke
HET LAAGLAND VAN EUHOPA. § 44.
laatste weder verdeeld is in de Germaanscho of Noord-Duitsche tot aan de Schelde, en in de F rans olie tot aan de Pyreneën. De Sarmatisclie wordt door vier zeeën, hoofdzakelijk binnenzeeën, en drie bergketens, het Oeralische gebergte den Kau-kasus en de Karpaten, begrensd en gaat in 't zuidwesten over in de Walachische vlakte, aan den Beneden-Donau. De Germaansche vlakte strekt zich uit van den noordelijken voet van het Duitsche middelgebergte tot aan de Noord- en Oostzee, de Fransche van den westelijken voet van het Fransche middelgebergte tot aan den Atlantischen oceaan.
Behalve dit groote, aaneengeschakelde laagland, dat de kern van Middel-Europa's gebergte omgeeft, liggen nog binnen quot;Eetquot; bergland van ITiddel-Enroya: I. de KJi o'nè-'naTETè, quot;tïïssclièn de westelijke'Alpen, een gedeelte van de Jura en Let Fransche middelgebergte; in 't zuiden wordt zij Pro-ven^aalscEe vlakte genoemd; 2. de Boven-Rijnsche tussclien het ScIiwaTzwald en de Vogezen; 3en4.de kleine en groote Hongaarse Equot;e~vTalït'é'tussclien de Alpen en de Karpaten. Aan den zuidelijken rand der Alpen breidt zich de Lombardische of Po-vlakte uit tot aan den noöfJeli^ken rand der Apennijnen.
§ 45.
OVERZICHT DEK WATERSYSTEMEN IN EUROPA.
Zagen wij Europa rijk en verscheiden in den horizontalen en verticalen vorm des bodems, het bezit deze eigenschappen in geen mindere mate in zijn hydrographische verhoudingen. Al heeft het niet die kolossale stroomstelsels van Amerika en Azië, noch de groote dubbelstroomen die aan Azië eigen zijn, toch bieden Don en Dnieper, Dniester on Boeg, Niemen en Duna, Drau en Sau een dergelijk verschijnsel aan, zij het dan ook op kleiner schaal; al loopen de grootste rivieren van Europa, Wolga, Donau, Dnieper, Don, Duna niet in den oceaan uit, maar in binnenzeeën, gelijk Afrika's grootste stroom — op die veelvuldig gesneden oppervlakte is de rijkdom aan water zeer gelijkmatig naar alle richtingen verdeeld. Niet alleen hebben de berglanden en de in de nabijheid daarvan liggende laaglanden er hun aandeel in, maar ook de groote Sarmatische vlakte, die veel gelijkenis heeft met een steppe, is zoo rijk door aanzienlijke stroomen be-
183
WATERSYSTEMEN IN EUROPA. § 45.
sproeid, dat het woestenij-karakter daar niet in 't minst voorhanden is. Terwijl de Amerikaansche stroomen, slechts weinige uitgezonderd, é é n e richting volgen en in Azie hij groote land-uitgebreidheden maar é é n e helling aanwezig is, hebben de meeste groote Europeesche landen, vooral Spanje, Frankrijk, Dnitsehland en Busland, twee of meer waterzijden, over welke de stroomen verbeeld zijn. Heeft Azië zijne naar alle kanten verspreide, rijke besproeiingen aan de centrale ligging van het hoogland te danken — op het vastland van Europatellen wij twee zulke middelpunten, die hunne wateraderen naar alle richtingen uitzenden. Het eene ligt bijna in het midden van het groote Oost-Europee-sche laagland, op en a-an den Noord-Russischen landrug; hot an-dere in het hooggebergte der Alpen. Uit het middelpunt in het laagland stroomen niet minder dan zes groote rivieren in verschillende richtingen naar vier binnenzeeën:
naar de Witte zee: de D w i n a;
» » Kaspische zee: de Wol ga, de grootste rivier van Europa;
» » Zwarte zee: de Don en de Dnieper;
» » Oostzee: de D u n a en de N i e m e n.
Opliet Alpengebergte en het daarvoor liggende middelgebergte ontspringen alle andere hoofdrivieren van het eigenlijke continent — ééne ontvangt van hier althans haar meeste water. Deze bergen verdoelen twaalf rivieren over zes verschillende zeeën, waaronder vijf binnenzeeën. De quot;Alpen zeiven zenden naar de Noordzee den Rijn;
» » Middell. zee de Rhone; » » de Adriatische zee den P o;
» » Zwarte zee den D o n a u ;
want deze kan, ofschoon hij zijn oorsprong in het Duitsche middelgebergte heeft, als een Alpenstroom beschouwd worden, daar hy van de Alpen verreweg het grootste deel van zijn water ontvangt.
Het Fransche middelgebergte levert aan den oceaan de Loire, de Seine en de aanzienlijkste zijrivieren der op de Pyreneën ontspringende Garonne; het Duitsche middelgebergte aan de Oostzee de Oder, aan de Noordzee de Elbe en de Weser; het
184
WATERSYSTEMEN IN EUROPA. § 45.
Kai-patisclie middelgebergte aan de Oostzee den Weichsel, aan de Zwarte zee den Dniester. Alle vloeien met don benedenloop, sommige, zooals de Loire, Seine, Garonne en Weichsel reeds van den middelloop af door het laagland.
Onder de groote schiereilanden heeft alleen het Iberische hoofd-stroomen, en onder deze vloeien er vier: de Duero, Taag, Gua-diana en Guadalquivir naar den oceaan, de Ebro naar de Middellandsche zee.
Een zeer natuurlijk verschil der stroomen uit die beide middelpunten bestaat in het verval. Terwijl de Üost-Europeesche rivieren geen 300 met. boven de zee ontspringen en langzaam en traag door het laagland daarheen sluipen, maar, als zij door den noordelyken of zuidelijken landrug breken, sehietstroomen hebben, die de scheepvaart belemmeren, vloeien de Middel-Europeesche hoofdstroomen door volkomen terraslanden, waardoor de verscheidenheid der natuur in Centraal-Europa niet weinig vermeerderd wordt; want hun onstuimige dikwerf verwoestende bovenloop ligt in de hoogere berggewesten, de gematigde middeloop meestal in de lagere deelen van het middelgebergte, de langzame benedenloop in bet laagland.
Nog eene andere verscheidenheid heeft men in de monding?vormen; deze is óf delta-vorminir. zoo als bij de Wolga, den Donau, derf vV eich.-sel, den Po, den Rijn, de Khune, óf liman vorming, d. i. ondiepe zoéf-watergolven, bquot;.quot;v. bij de Dwina, den Don, den Dnieper en Dniester — dus aanquot;de TFusten der Noordpoolzee en aan de noordkust der Zwarte zee; óf haffvo fming, de drie haffs aan de zuidkust der Oostzee; of de mond verwijdt zich tot eene golf, zooals bij veel rivieren, die in de Noord-z^Ket_ KanaaTI'de Biskayische zee uitloopen.
Wanneer men de Kaspische zee en hare overblijfselen in de zoutmeren van 't gouvernement Astrakan niet mederekent, zijn er onder de aanzienlijke Europeesche meren maar weinig steppe n-meren, zooals het Plattenmeer; de meesten zijn stroommeren en liggen verdeeld in drie gebieden:
1. De Oostzee maakt het middelpunt of vergaderbekken uit van een bijna volkomen gesloten krans van meren, wier afstrooming zij op weinig uitzonderingen na (Havel, Spree) opneemt.
Zij liggen gedeeltelijk aan de oostzijde van het Skandinavische gebergte en opliet middelste terras hiervan: het Wener-, Wettern- en Miilarmeer; gedeeltelijk op de Finnsche meervlakte en aan haren oostelijken voet,quot; waarvan de grootste zijn het Ladoga- en Onéga-meer; gedeeltelijk op den
185
18G KLIMAAT EN ORGAN. NATUUR IN EUROPA. § 45.
noordelijken landrug der Noord-Duitsclie laagvlakte en aan diens voet tot Holstein.
2. Het A1 p o n g e b e r g t o is insgelijks —• doch als brongebied — het middelpunt van een krans stroommeren, wier afwateringen naar alle zijden uit elkander gaan, terwijl die van de bovengenoemde meergroepen in een enkel waterbekken, de Oostzee, samen-loopen.
De meren (Lago) Maggiore, van Lugano, Como, Iseo en Gar-da, gelegen op de zuidzijde aan den uitgang der Alpendalen, zenden Al-pische stroomen naar den Po; het aan den noordwestelijken voet gelegen meer van Genève is een verwijd bekken van de Rhone; in 't noorden hehooren het Vier wou ds teden-en Zurich er-meer, de Boden zee, het meer van Neuchatel, enz. tot het gebied van den Rijn; de meren op het Beiersche hoogland en in het Zout-kamergoed tot het gebied van den Donau; ook de oostelijke rand der Alpen bevat kleine meren in Stiermarken, Karinthië, enz.
3. De meren in het Schotse he hoogland hebben een Al-pisch karakter, die van Ierland gelijken meer op steppen-meren.
§ 46.
HET KLIMAAT EN DE ORGANISCHE NATUUR IN EUROPA.
Europa doet door zijne ligging, bijna uitsluitend in de gematigde luchtstreek, en wel grootendeels in de noordelijke koudere helft daarvan, met uitzondering van het noordelijke gedeelte, zoowel buiten de poolwereld als buiten de tropische wereld, in verscheidenheid, schoonheid en weelderigheid der planton- en dierenwereld voor Azië en Amerika onder en heeft in zijn klimaat een zekere gelijksoortigheid. De zee dringt diep in Europa binnen en vermindert daardoor alle scherpe tegenstellingen ; de warmte wordt gelijkmatig over de jaargetijden verdeeld; zachte winters wisselen af met dragelijke zomers.
De Golfstroom oefent in 't noorden zijnen verwarmenden invloed (hl. 24) tot in de poolstreek uit, terwijl in 't zuiden het verschil in temperatuur in zooverre minder wordt door de opheffing van den grond tot in koudere gewesten, zoodat de noordelijke en zuidelijke einden van Europa gematigder zijn, dan zij volgens hunne geographische ligging alleen zijn moesten. Daarom
KLIMAAT EN ORGAN. NATUUR IN EUROPA. § 46. 187
groeit een en hetzelfde product (graan) aan het noordelijk en zuidelijk einde van Europa; een en dezelfde volksstam, de Germaansche, en meer bijzonder de Goth en de Noorman, kon op beide uiteinden tot de heerschappij geraken, al was het ook niet van langen duur. De gelukkige afwisseling van het vastland- en zeeklimaat is juist iets kenmerkends van Europa;
natuurlijk is het eerste met zijne groote verschillen in temperatuur tussehen zomer en winter in 't oosten, het laatste, veel meer gelijkmatige, in 't westen algemeen. „Het Germaansche midden van Europa is ook met betrekking tot het klimaat het land van overgang geworden tussehen het noorden en het zuiden, tussehen het oosten en het westen van Europa.quot;
Het onderscheid van klimaat tussehen Noord- en Zuid-Europa ligt veel meer in de temperatuur van den winter dau van den zomer; waut de gemiddelde temperatuur vau den zomer heeft voor 't noord- en zuideinde van Europa slechts een verschil van 9 tot 10° E., van den winter 26°; in Palermo nooit onder 0,
in Stokholm tot — 26°. De hooge zomerwarmte in 't noorden (tot 28°),
verbonden met de lange dagen, bevordert ontzaglijk den wasdom der plantenen het snelle rijpen der vruchten.
|| ; '
Met betrekking tot den plantengroei onderscheidt men vier horizontale gordels naar de breedtegraden en even zoo veel hiermede overeenkomende verticale gewesten, die verdiepingsgewijs boven elkander leggen.
De 4 horizontale gordels voor den plantengroei zijn:
rt. De noordelij ke of voor de cultuur ongeschikte gordel bevat ten noorden van 04° IJsland en Noord-Skandinavië en strekt zich in Rusland uit tot 62°. Berken en naaldboomen worden maar weinige duimen hoog; mossoorten en beziën vindt men veel, graanbouw weinig,
en de ooftboomen zijn verdwenen. De bevolking is dan ook zeer schraal. De Far-oër maken den overgang naar het zuiden uit.
b. De gordel der Europcesche graansoorten en noorde-lijke woudboomen van 64:' (betr. 62) tot 48:' omsluit de Britsche eilanden. Zuid-Skandinavië, Finland en de Noordoost-Enropeesche vlakte. Binnen dezen gordel neemt men weder aanzienlijke verschillen waar.
Het .noordelijke deel daarvan bevat alleen de donkere, altijd groene naald-boombosschen en eenigen graanbouw (haver en gerst); in het midden is de rogge de voornaamste graansoort en wisselen naaldboomen met loofboomen,
als eiken, beuken en linden, af; de eersten vindt men vooral in de zandige streken der Noord-Duitsche vlakte en op eenige bergen, die hieraan hun naam ontleenen (Schwarzwald, zwarte wond, Fichtelgebergte, pijuboomgc-beryté); de laatsten, die in den winter van hun bladerdos beroofd worden,
hebben in 't zuiden de overhand; de tarwe en ooftbouw nemen naar 't zuiden steeds toe. In 't algemeen kunnen de Noord-Europeesche en de Sarmatische vlakte als de korenschuren van Europa beschouwd worden.
GORDELS VAN DEN PLANTENGROEI. § 46.
c. De gordel van den wijnstok, ten zuiden van 48doch in diep insnijdende dalen noordelijk bijna tot 51°, zoodat er belangrijke afwijkingen in 't noorden en zuiden worden gevonden. Hij bevat de vlakten en dalen van de Middel-Europeesche berglanden en het zuidelijk gedeelte van de Oost-Europeesehe vlakte. De bosschen bestaan hier bijna enkel uit loofboomen, in de zuidelyke deelen ook uit kastanjeboomen; onder de graansoorten komt de maïs bij de tarwe; de noordelyks ooftboomen bereiken hunne grootste volkomenheid, de wijnstok heerscht algemeen; op enkele plaatsen groeien reeds zuidvruchten en beginnen de altijd groene loof-wouden (olijfboomen). Het naaldhout komt alleen nog op de bergen voor.
(L De zuidelijke of altgd groene go r del, vooral aan gene zijde van de Pyreneën, de Alpen en den Balkan, heeft, omdat hij meestal maar uit kustlanden bestaat, wegens de nabijheid der zee slechts geringe verschillen in temperatuur. De grasvlakten verdwijnen allengs: naast tarwe, maïs, rijst en wijn krijgen de altijd groene loofwouden, cypressen, olijven en edele vruchten, zoo als amandel-, vijge-, oranjeboomen enz. de bovenhand, dewijl hun wasdom meer afhangt van de zachththeid der winters dan van de temperatuur der zomers. Geheel in 't zuiden, bijzonder op Sicilië, Malta en de Grieksche eilanden komen reeds enkele vertegenwoordigers voor van den tropischen plantengroet: suikerriet, katoen, palmen en zelfs enkele bananen.
De 4 daarmede overeenkomende hoogtegordels van den plantengroei zijn;
a. De voor cultuur ongeschikte streek of die der bergkruiden; 4. de graan- en benkstreek; c. de wijnstreek of de gordel der kastanjeboomen en eikende altijd groene streek of die der olijven. Alleen Zuid Europa heeft alle 4 streken; Middel-Europa kent slechts de eerste drie^ Noord-Europa de eerste twee.
Nog sterker dan iu de plantenwereld is de eenheid van klimaat merkbaar in do dierenwereld. Overal zijn dezelfde diersoorten over Europa verbreid; alleen de poollanden hebben eenige eigenaardige soorten: het rendier enden ijsbeer, en in 't zuiden doen eenige soorten van hagedissen, slangen en insecten aan de nabijheid der tropische gewesten denken.
Ten gevolge der bijna algemeene verbreiding van mensehelijke cultuur is de rijkdom aan wilde dieren, vooral in 't zuiden van Europa, veel geringer dan in de drie grootere werelddeelen; maar des te aanzienlijker is naar evenredigheid de menigte der huisdieren, wier volkomenheid wel van het klimaat en den plantengroei, maar niet minder van zorgvuldige aanfok-king afhangt, zooals dit meestal het geval is bij het schaap en het paard. Al worden dus ook iu 't noorden en zuiden hoofdzakelijk dezelfde huis-
188
DE DIEREN quot;WERELD VAN EUROPA. § 4G.
dieren aangetroffen, daar alleen het getemde rendier in 't noorden, Let muildier in 't zuiden te huis is, dan zijn er toch in 't bijzonder nogtallooza verscheidenheden. Bovendien wordt het noorden door het zuiden overtrofl'en in soorten der dieren, terwijl het eerste het laatste in aantal daarvan overtreft; vooral zijn de koude wateren van het noorden rijker aan visch dan de zuidelijke, zoodat de Noordlanders visch naar het zuiden uitvoeren.
BEVOLKING VAN EUROPA.
De bewoners van Europa, 303 mill. (1684 op 1 vk. mijl), zijn zeer ongelijkmatig verdeeld op de ruimte, die met betrekking tot de overige continenten zeer beperkt is. De dichtheid van bevolking is liet geringst in 't oosten en in 't hoogste noorden (in Rusland 765, in Noorwegen zelfs maar 316 op 1 vk. mijl), het sterkst in 't westen: in België 9975, in Engeland 8973, in Nederland 6720.
Wat betreft de verscheidenheid van stam dient Europa, evenals Azië (zie § 17) tot bewijs voor het verschijnsel, dat de meest bevolkte deelen der aarde eene grootere eenheid hebben dan de minder bevolkte. Want zijne talrijke bevolking behoort slechts tot 2 rassen, en zelfs het grootste deel maar tot één enkel, terwijl onder de 303 mill, slechts 14^ mill., dus nauwelijks '/2l tot het Mongoolsche ras kunnen geteld worden, en de overige 288 mill, tot het Indo-Europeesche of Kaukasische behooren. Even groot nochtans als de volkseenheid — hoofdzakelijk een gevolg der groote eenheid in klimaat — in 't algemeen is, even menigvuldig is do verscheidenheid naar stam en taal in 't bijzonder. Terwijl in 't oosten de volken meer in groote massa's dan in kleine groepen voorkomen, met eensoortigo cultuur en karakter onder vele millioenen, ziet men in Europa bij geringen omvang toch de grootste ethno-graphische verscheidenheid en de meest zelfstandige cultuur en ontwikkeling.
1. Do bewoners van Europa, die tot het Kaukasische ras worden gebracht, vormen hooofdzakelijk drie bijna eveïT sterke-groepen.
q. Eeno Grieksch-Romaansche (97 mill.) op de drie
189
190 VERSCHEIDENHEID VAN STAMMEN IN EUROPR. § 47.
zuidelijke schieroilanden en op de vlakten, die daar ten noorden voor liggen: die van Walacliije, van Lombardije en de Fransclie vlakte (tot Calais), en gedeeltelijk ook in de landen van liet Fransclie middelgebergte. Hiertoe brengt men: do Nicuw-Grieken, Italianen, Spanjaarden, Portugeezen, Fransclien, quot;Walachijers en Illyriërs.
lgt;. Een Germaans olie (95 mill.) in liet hart van Europa en op de grootere eilanden en schieroilanden in 't noorden en noordwesten. Zij bestaat iiit drie hoofdnatiën ; deDui ts cher s (met de Nederlanders, Friezen, Vlamingen), Skandinaviërs (Denen, Zweden en Noorwegers) en Engelschen.
c. Eene Slavische (82 mill.) in 't oosten van Europa, tus-schen de Adriatische en de Zwarte zee van de eene, de Baltische en Witte zee van de andere zijde. Deze groep splitst zich naaide taal insgelijks in drie hoofdfamiliën: «.„eene n o o r d w e s-telijke: Czechen, (Bohemers), Slowaken, Polen; h. eene zuidwestelijke of II lyrische: AYenden, Kroaton, Slavoniërs, Serviërs; c. eene oostelijke: Bussen, Eoothenen, Boelgaren.
De Slaven zijn het eenige Europeesclie volk, dat zicli niet den weg naaide groote zeeën baande; zoo hebben zij de kusten van de Adriatische zee aan de Italianen, die van de Oostzee aan Germaansche, Lettische en Finn-sche, van de Zwarte en Witte zee gedeeltelijk aan Tataarsche volksstammen overgelaten. Geen Europeesoh volk is over zulk eene groote uitgestrektheid verstrooid als de Slaven.
Deze drie volksgroepen, welke in Europa de overhand hebben en waarvan de Romaansehc en Germaansche elk y5, de Slavische % van Europa's oppervlakte inneemt, komen aan den voet en in de dalen der Alpen bij elkander, zoodat deze hoofdstam van Europa's gebergte tevens een middelpunt der bevolking uitmaakt, zooals hij vroeger eene scheiding teweegbracht.
In het verste westen van Europa, en bijna uitsluitend op eilanden en schiereilanden of in afgelegen bergstreken, vindt men nog overblijfsels van den eens zoo uitgebreiden Celtischen stam (3 mill.): de Ieren, Gaelen (Schotten), Wallisers, Bretagners, in 't zuidwesten Basken, 650000 in Spanje, 140000 in Frankrijk, in het oostelijk kustland der Oostzee Lettische volkeren (.'5 mill.): Lithauers, Koerlanders.
De tweede groote familie van den Indo-Europeeschen taalstam of de S e-mitische is in Europa slechts in geringe mate vertegenwoordigd door de bijna over het geheele werelddeel (behalve Skandinavië) verstrooide Joden en eenige ('/^ mill.) Armeniërs.
GODSDIENSTEN DEE BEVOLKING IN EUROPA. § 47. 191
2. Het Mongoolsche ras heeft twee van zijne volkstakken naar Europa doen opsoluüven, en wel a. de Finnen, waartoe ook de Estlilanders en Lappen beliooren; h. de Magyar en (Hongaren 5 mill.), beiden in het midden tusschen Germaansche en Slavische bevolkingen on c. de Osmanen (1'/!, mill.), wier westelijke leden door vermenging met Ariërs en Semiten het rassen-kenmerk naar het lichaam bijna geheel verloren hebben, maar door hunne taal nog hun Mongoolsche afkomst verraden.
Hetzelfde verschijnsel, dat zich met betrekking tot stam- en taalverscheidenheid der Europeesche bevolking opdeed, zien wij ook in de godsdienstbelijdenis: over 't algemeen eene groote eenheid, in 't bijzonder eene rijke verscheidenheid. Want terwijl onder de 303 mill, slechts J/l mill. Heidenen, 4% mill. Joden en 6J/^ mill. Mohammedanen zijn, en dus Europa niet alleen bijna uitsluitend monotheïstische godsdiensten heeft, maar ook de Christenen verreweg het grootste getal uitmaken, zoodat men met recht ons werelddeel bij voorkeurden naam van «christelijkquot; heeft gegeven, heerscht er toch in de onderdeden eene groote verscheidenheid in de belijdenissen en sekten. Do verdeeling der hoofdmassa van de bevolking naar stam en taal in drie deelen komt overeen mot een kerkelijke indeoling in drieën en smolt gedeeltelijk met deze ineen; ten minste do Eomaansche bevolking behoort voornamelijk tot de Katholieke, en even zoo de Slavische tot de G r i e k s c h o kerk; de Germaansche daarentegen is verdeeld tusschen de Katholieke en P r o t e s t a n t s c h o kerk.
De Protestantsche kerk bepaalt zich bijna tot Germaanscli Europa, daar buitendien alleen nog do Finnen, een deel der Letten en der Schotten tot haar beliooren; de Grieksche, in getalsterkte der belijders (69 mill.) bijna gelijk met de Protestantsche (70 mill.), omvat, behalve het meerendeel der Slaven, ook de Nieuw-Grieken en Walachijers; de Katholieke kerk telt dubbel zooveel belijders (147 mill.) als elk der beide andere hoofdbe-lijdenissen, -want de meerderheid der Romaausche, de kleinste helft der Germaansche bevolking, van de Slavische de Polen, Czechen cn gedeeltelijk de Lithauers met de meerderheid der Magyaren beliooren tot haar. — De Joden zijn het talrijkst in Oostenrijk, Rusland (Polen), Isederland en Turkije. In Moldavië wordt 1 Jood op 5 inwoners aangetroffen.
Is de gelijksoortigheid in het geheel naast oneindige verscheidenheid in het bijzonder reeds zoo groot ten opzichte van de
192 ONTWIKKELING. MIDDELEN VAN BESTAAN. § 47.
rassen, de talen en de godsdiensten, nog meer is dit liet geval op het gebied der ontwikkeling en der middelen van bestaan. Den laagsten trap van beschaving, het jagers- en visschersleven, wordt slechts in Lapland aangetroffen; zelfs het nomadenleven is beperkt tot de moest afgelegene, onvruchtbaarste, oostelijke en noordelijke uiteinden van hot werelddeel en tot één millioen mon-schen, zoodat mot deze kleine uitzondering de gehoele bevolking tot die klasse behoort, wolke in vaste woonplaatsen leeft. Maar binnen deze grens is er eene eindelooze verscheidenheid; want de grooto verscheidenheid in den ledenbouw en de grondsgesteldheid van Europa is hoogst gunstig voor den bloei dor meest verschillende bronnen van bestaan: akkerbouw en veeteelt, mijnwezen, nijverheid, handel cn scheepvaart. Deze, verbonden met de aankweoking van kunsten en wetenschappen, vooral bij de G-ermaansche en een gedeelte dor Eomaansche volkeren, hoeft aan het kleinste werelddeel zijne groote meerderheid naar den geest boven alle andere deelen geschonken.
Als drager der beschaving over de geheele aarde voert Europa heerschappij over een derde gedeelte der bewoonbare oppervlakte en over bijna de helft van het geheele menschdom; want in de vreemde werelddeelen heer-schen de Europeanen in hunne koloniën nog over meer dan 280 mill, men-schen. Aan dit kolonisatie stelsel hebben hoofdzakelijk de West-Euro-peesche volken wegens hunne ligging 'aan zee deel genomen; eerst de Eomaansche: Portugeezen, Spanjaarden en Eranschen; doch deze zijn later door Germaansche volkeren: de Nederlanders en Engelschen, voorbijgestreefd.
Even weinig als do Europeanen de beide laagste trappen van beschaving kennen, zijn zij bekend met de beide onvolmaaktste vormen der staatsregeling, die op het nauwste verbonden is mot den toestand dor beschaving of ontwikkeling. Niet alleen wordt de aartsvaderlijke regeeringsvorm geheel buiten de Euro-peesche beschaving gesloten, maar ook den dospotischen vindt men alleen — en dan nog onder zachtere vormen dan in de onafhankelijke staten van do beide andere doelen der oude wereld — in het hoofdzakelijk (%.) tot Azië en Afrika behoorende Osmaansche rijk. Op dit gebied komen dus ook de meermalen aangewezen verschijnselen van gelijksoortigheid in 't geheel bij groote verscheidenheid in de deelen wederom voor.
STAATSREGELING VAN EUROPA. § 47. 193
Laat men die enkele uitzondering buiten rekening, dan kent Europa alleen den monarch alen en republikeinsellen re-geeringsvorm; de monarchale regeeringsvorm, en wel de erfelijke monarchie, heeft hier even sterk de bovenhand, als in Amerika do republikeinsche. De verscheidenheid der monarchale staatsvormen in het bijzonder is in Europa zoo aanzienlijk, dat bijna allo trappen tusschen de republiek en de absolute monarchie vertegenwoordigd zijn; maar ook in dit opzicht, evenals in het physische, bepaalt zich de verscheidenheid tot Komaansch en Germaansch Europa. Het Slavische Europa heeft maar één souvereinen staat: het ontzaglijke Rusland; de overige Slavische bevolking is gedeeltelijk bij Germaansche staten, gedeeltelijk bij het Turksehe rijk ingelijfd en heeft geen zelfstandig politiek bestaan bewaard, terwijl Romaansch Europa daarentegen 11, met inbegrip van 3 Zwit-sersche kantons, en Germaansch Europa zelfs 51 verschillende staten bevat. Om de nadoelen te voorkomen, die aan deze buitengewoon sterke staatkundige verdeeling van de Germaansche staten verbonden zijn, heeft zich de meerderheid vereenigd in twee bondgenootschappen: 24 in het Duitsche rijk en 19 in het Zwitsersch eedgenootschap, waarbij zich drie Romaansche kantons hebben aangesloten.
In de meeste erfelijke monarchiën is de troonsopvolging beperkt tot de mannelijke linie; slechts in Groot-Brittanje, Oostenrijk, Spanje Portugal, Nederland en Monaco kunnen vrouwen de kroon dragen.
§ 48.
OVERZICHT DER EUROPEESCHE STATEN.
1. Het Osmaanscho rijk met inbegrip der Besch. staten en Montenegro. 2. Het koninkr. Griekenl. (1870) met de Jonische eilanden . . 3. Het koninkr. Italië met Rome. 4. De republiek San Marino . PÜIZ, VERGEL. AARDR. |
|
13
194 VLAKTE-INE. EN BEVOLK. D. STAT. VAN EUROPA. § 48. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
VERGELIJKING DER DRIE ZUID-EÜR. SCIIIEREIL. § 48. 195
Evenals Azië zijne rijkste kustontwikkeling in het zuiden heeft door drie schiereilanden die ver in zee vooruitsteken, en daardoor eene groote verscheidenheid bezit in de natuurlijke gesteldheid, zoo bestaat het vastland van Zuid-Europa ook uit drie groote schiereilanden: liet Grieksche, het Italiaansche en het Iberische ; op de eerste twee had reeds vroeg een hooge beschaving haar zetel opgeslagen.
De Aziatische geleding is tropisch, de Europeesche gematigd; de eerste is verbazend uitgestrekt, de laatste van motige afmeting en gemakkelijk te overzien; de oostelijke is door den wijden, open oceaan omgeven en daardoor afgezonderd, de westelijke door een kleinere zee bespoeld, waarover drie we-relddeelen elkander de beschaving mededeelden. Daar de Europeesche leden veel dichter bij elkander liggen dan die van Azië, konden zij in eene veel nauwere en gunstiger gemeenschap treden dan de andere. Terwijl dus de de drie Aziatische schiereilanden, de Arabische, de Hindoesche en de Malei-sche, even zoo veel werelddeelen gebleven zijn, die geheel van elkander verschillen, heeft er onder die van Europa sedert de eerste tijden der beschaving eene veelvuldige, wedcrkeerige aanraking plaats gehad.
Even groot als het verschil is ook de overeenkomst. De beide oostelijke schiereilanden, het Achter-Indische en het Grieksche, zijn rijk in leden en hebben eene groote eilandenvorming, waardoor de overgang tot het naburige continent gemakkelijk wordt. De beide middelste, Voor-Indie en Italië, hebben in het noorden een vruchtbaar laagland met vele steden bezet, in 't zuiden een groot, rijk begiftigd eiland, Ceilon en Sicilië; de beide westelijke, of het Arabische en het Pyreneesche, hebben de minste leden en de minste eilanden, zijn van het overige vastland gescheiden door woestijn- of hooggebergten en met het tegenoverliggende continent verwant, ja zelfs eenigen tijd staatkundig daarmede verbonden geweest, toen de Arabieren over Noord-Afrika, de Karthagers over Spanje heerschappij voerden
Vergelijking der drie Zuid-Europeesche schiereilanden onder elkander.
Alle drie de schiereilanden naderen in de richting van 't oosten naar 't westen steeds meer het tegenoverliggende werelddeel en bijna in dezelfde mate als zij zich meer vrij maken van Middel-Europa's continent, zoodat in 't westen de beide werelddeelen niet alleen het dichtst bij elkander komen, maar ook hunne physische natuur de meeste verwantschap heeft: de bewoner van Spanje's zuidkust is in Afrika's noordelijk deel, b. v. in Ceuta, Tan-ger en Oran, nog te huis.
Deze drie leden van Europa hebben de zuidelijke ligging en ook de temperatuur, die door de heete winden van Afrika verhoogd, maar door
HET GKIEKSCIIE SCJIIEKEILASD. § 49
koele zeewinden gematigd wordt, met elkander gemeen; daarom genieten zij tegelijk de voordeelen der heete en der gematigde luchtstreek. Waar hier geen gebrek is aan water, brengt het gelukkig klimaat de edelste vruchten van het zuiden tot rijpheid; zelfs de palm ontbreekt bij geen van drieën, al wordt zijne vrucht (de dadel) ook niet rijp. Het Grieksche schiereiland, met zijne groote gescheurdheid aan den omtrek, en het Iberische, met zijne massavorming, zijn door hunne ligging en natuurlijke gesteldheid met de dichtst bij hen gelegen aarddeelen (Azië, Afrika) verwant, terwijl het Italiaansche in alle opzichten wezenlijk Europeesch is en de vermeerdering zijner bevolking vooral uit het noorden en midden van Europa verkregen heeft door Etrasken, Ehaetiërs, Celten, Germanen, Gothen, Lon-gobarden en Noormannen. Maar hoeveel verschil er ook zij in den horizontalen en verticalen vorm hunner oppervlakte — daar het Iberische een door randgebergten omgeven en doorsneden tafelland is; het Italiaansche een veel vertakt ketenstelsel heeft en beide vormen naast elkander op het Grieksche gevonden worden — toch hebben alle drie iets gemeen in hunne plastische gedaante: gelukkige afwisseling van berglanden en goed besproeide dalen, rijkdom aan havens, maar gebrek aan groote laagvlakten en .bevaarbare stroomen, die alleen ten noorden daarvan gevonden worden, zooals die van den Ebro, den Po en den Donau. Ten slotte kan nog uit een historisch oogpunt vermeld worden, dat van alle drie eene wereldheerschappij is uitgegaan, ofschoon gedeeltelyk van zeer verschillenden aard, van het Grieksche en Italiaansche zelfs eene dubbele, en wel uit betrekkelijk kleine ruimten: Macedonië heeft eene staatkundige, Athene eene intelleetueele heerschappij gevoerd; Rome werd tweemaal het middelpunt van een wijd uitgestrekte heerschappy: eerst eene staatkundige, later eene kerkelijke; Spanje, dat naast Groot-Brittanje het meest van het continent af- en naar den oceaan, alsmede naar de verwijderde aarddeelen toegekeerd is, werd tengevolge van de ontdekkingen ter zee, een rgk, waarin „de zon niet onderging.quot;
IIEÏ GRIEKSCHE SCHIEREILAND.
Evenals van de drie Zuid-Aziatische schiereilanden bij de uitbreiding der Arabische wereldheerschappij naar't oosten en westen het westelijke schiereiland of Arabic tot brug gediend heeft tusschen de beide werelddee-len, Azië en Afrika, diende tusschen Europa en Voor-Azië bij de uitbreiding en ontwikkeling der beschaving het oostelijke schiereiland van Europa, het Grieksche, tot eene wezenlijke brug, waarover zij haren weg nam. En hiertoe was het bijzonder geschikt door zijne geographische ligging, zijne rijke kustontwikkeling op de oostzijde en de daar gelegen groote menigte eilanden. Maar alleen eigenlijk Griekenland heeft het als uitgangspunt der Europeesche beschaving tot die historisch belangrijke hoogte ge-
196
HEI GlUEKSCHE SCHIEREILAND. § 49.
bracht; want de berglanden van den ontoegankelijken Hemus en zijne voornaamste zuidelijke takken zijn altijd de zetels van wilde bergvolkeven gebleven, terwijl bet zuidelijk gedeelte van het groote schiereiland, verbonden met de westkust van Klein-Azië, èn de opgenomen kiemen der beschaving èn nieuwe uit zijn eigen schoot reeds in de vroegste tgden ontwikkeld, in den hoogsten graad veredeld en aan het westen medegedeeld heeft. De landmassa van het Grieksche schiereiland wint in historische belangrijkheid in dezelfde reden als zij uit het bergland in eene reeks van schiereilanden optreedt. Dit blijkt ten duidelijkste uit eene vergelijking van het tegenwoordige Noord-Griekenland met het middelste en zuidelijkste deel van 't schiereiland; want j uist omdat in 't noorden de schiereiland vorm meestal ontbreekt, greep dat deel ook het minst in den loop der geschiedenis in.
Tj i cr cf i n cr
C5 o o
Het Grioksclie schiereiland (met eene oppervlakte van 8260 vk. mijl.) is, evenals het Italiaansche, in 't westen, zuiden en oosten door gedeelten der Middellandsche zee omgeven. En als het laatste, is liet aan zijne breede noordzijde door het Europeesclie vastland duidelijk begrensd, nochtans niet door een gebergte, maar door drie in elkander uitloopende rivierdalen : van de Koelpa, de Sau en den Donau.
Horizontale vorm.
De zee staat hier in eene drievoudige betrekking tot de gedaante van het land. Op de noordelijke helft van het geheele schiereiland, zuidelijk tot aan den Olympus, vindt men meer water dan land; op de zuidelijke helft houden de beide vormen elkander in evenwicht; op de eilandenen op de schiereilanden, die aan de oostzijde uit het vastland vooruitschieten, heeft het water de overhand op het land. Deze verschillende toestanden spruiten voort uit de groote verscheidenheid der noordelijke en zuidelijke helft van 't schiereiland met betrekking tot den horizontalen vorm.
De noordelijke helft van bet schiereiland maakt de breede continentaio basis uit van het geheele schiereiland met eene zeer eenvormige kustontwikkeling aan do Zwarte zee, eene meer inge-snedene aan de Egeïsche en eene bijna fjordvormige in 't noordwesten aan de Adriatische zee. De kleine, zuidelijke helft daarentegen, »liot schiereiland van hot schiereiland,quot; ontwikkelt hare leden door eene tweevoudige isthmische vernauwing, die naar liet zuiden steeds sterker uitkomt. De landengte van Korinthe is op de smalste plaats slechts 2 mijlen breed. Twee
197
193 HORIZONT. VORM V. H. GRIEKSCHE SCHIEREILAND. § 49.
golven dringen op beide zijden diep in het land en vormen eene reeks van drie s c li i e r e i 1 a n d e n , ovenals Schotland, zoodat het oostelijke der drie Zuid-Europeesche schiereilanden, hoe weinig het aanvankelijk dien vorm ook heeft, zich toch het volledigst als schiereiland ontwikkelt.
Voegt men nu bij die verdeeling in drie schiereilanden nog, dat het middelste daarvan of Hellas zich weder laat splitsen in twee: Acarnanië en Attika, en het zuidelijke of ITorea, dat reeds de natuur van een eiland heeft — omdat er slechts 2 mijlen landgrenzen op 142 mijlen zeegrenzen gevonden worden — zelfs in vier schiereilanden; het Argolische, het Lakoni-sche, van Taygetus en het Messenische, dan zal men zien, dat de kust-ontwikkeling naar het zuiden steeds toeneemt, in den Peloponnesus liet rijkst is (1 mijl kust op 3 vk. mijl.), en dat ook de noordelijke helft juist aan de zuidelijke zijde de voornaamste schiereilandvorming aanwijst: de drie schiereilanden, waarin Chalcidice uitloopt, den Thracischen Cherso-nesus en het schiereiland, waarop Koustantinopel ligt. In het algemeen is het schiereiland-karakter der landvorming en de daaruit volgende rijke kustontwikkeling nergens op aarde zoo volkomen en zoo scherp uitgedrukt als op het Grieksche schiereiland.
Even zoo rijk is de eilandvorming aan do gescheurde kusten der Adriatische, Jonische en Eguïscho, maar niet aan die der Zwarte zeo. Behalve de grootere; Kandia (Creta) in 't zuiden en ïTegroponte (Eubea) in 't oosten, vormen deze eilanden groepen, zooals do Jonische eilanden in 't westen, de Cycladen en de meer afgelegen Sporaden in 't oosten. De beide laatste groepen konden zelfs in den tijd, dat de scheepvaart nog in hare kindsheid was, de zeebruggen genoemd worden voor het verkeer en do gedachtenwisseling tusschen Azië en Europa. Door deze omgording der kusten met eilanden en eilandengroepen, die ook aan Schotland doet denken, komt de kleine continentale uitgebreidheid veelvuldiger met de zee in aanraking, dan eenig ander deel van Europa.
Verticale vorm.
Ofschoon de orographische bouw van 't Grieksche schiereiland nog altijd niet genoeg onderzocht is, heeft men toch reeds ontdekt, dat tot hiertoe ten onrechte de Balkan of Hemus voor het hoofdgebergte is gehouden, daar hij door andere bergen, die men als zijne takken beschouwde, zoowel in verticale als horizontale afmetingen overtroffen wordt.
VERTIC. VOKM V. H. GRIEKSCHE SCHIEREILAND. § 49. 199
De gebergten van dit schiereiland, die eene voortzetting van het oostelijk einde der Alpen uitmaken, gelijk de Apennijnen zulks zijn van het westelijk einde, hebben niet, zooals deze, é é n e, maar twee hoofdrichtingen: de eene, evenwijdig met de koofd-richting der Apennijnen, van 't noordwesten naar 't zuidoosten, de andere van 't westen naar 't oosten, evenwijdig met den Donau. De eerste groep maakt de waterscheiding uit tusschcn de Adria-tische en de Egcïsche zee, de andere tusschen deze en don Donau (dus de Zwarte zee). Voor groote vlakten is er geen ruimte over ; slechts langs de kusten van de Egeïsche zee en de grootere rivieren, Donau en Maritza, liggen aanzienlijke stroken vlak land.
De gebergten in de richting van het noordwesten naar het zuidoosten worden onderscheiden in:
a. de Dalmatische of Dinarische Alpen met talrijke holen en verdwijnende rivieren;
Ij. den Skardus (Tsjar-dagh), waarschijnlijk het hoogste gedeelte (1G00—2600 met.) van het schiereiland en de middelste knoop van het
Grieksche ^eberste;
c. den oostelijken grensmnur van Albanië, die in 't noorden onder den naam Bora-dagh uiteen plateauvormige massa bestaat, verder zuidelijk als P i n d u s het karakter van ketengebergte aanneemt.
Yanden Skardus loopt het Rhodope-gebergte of de Despoto-Dagh zuidwaarts tot aan zee, als grens tusschen Macedonia en Thracio.
De hoofdrichting van 't westen naar 't oosten wordt gevolgd door:
a. den Balkan (d.i. „Woudgebergtequot;) of Hemus (1000—11300 met.), den breeden grensmuur tusschen Boelgarije en Thracië, met moeielijke passen, en daarom steeds eene volkenscheiding ■,
b. de beide ketenen, die, uit den Pindus komende, Thessalië ten noorden en zuiden insluiten; de noordelijke, het Voloetza-gebergte, de zuidelijke, vroeger Othrys, thans zonder algemeenen naam.
Veel beter dan de noordelijke zijn de zuidelijke gebergten of die van eigenlijk Griekenland bekend. De Pindus, minder bebouwd wegens gebrek aan bewoning dan wegens zijne natuur, loopt op gelijken afstand (10—12 mijlen) van de beide zeeën, in de richting van 't noorden naar 't zuiden, tot aan de middelste versmalling van Griekenland en maakt met den Bora-Dagh den scheidsmuur niet alleen van de wateren, maar ook van de volkeren en staten: Albanië in 't westen, Thessalië en Macedonië in 't oosten. Naar het zuidoosten loopt de hoofdraassa in drie armen uit: a. den Othrys, eene dwarsketen, waardoor de groote vlakte van Thessalië, thans Larissa, gescheiden wordt van de kleine van den Spercheüs, quot;die vroeger Phthiotis heette; i. den ongebaanden Oeta, insgelijks eene dwarsketen,
200 VERTIC. VOKJI DER GKIEKSCHE SCHIEREILANDEN. § 49.
waardoor Middel- en Noord-Griekenland gescheiden worden en die in 't oosten de bergengte van Thennopyle, als het ware „de zeepoort van Hellasquot;, vormt; c. den veeltoppigen Parnassus, een plateauvormig gebergte.
Behalve het continentale bergstelsel in het midden • heeft het schiereiland van het eigenlijke Griekenland nog een stelsel van oostelijke kus t g eh ergteu, «■aar-toe de Olympus, de hoogste top in het geheele bekken der Egeïsche zee (2977 met.), de Ossa en de Pelion behooren. De gebergten van Middel-Griekenland, ten zuiden van deu Parnassus, zijn geïsoleerde eilandbergen van middelmatige hoogte en veelvuldige vertakking in heuvelketenen, deels op het vastland; de Helikon, Kitheron, Parues, Pentelicus, Hymettus, die bij een hoogeren stand der zee een tweeden kraus van Cycladen zouden vormen; deels op de eilanden Eubea, de Cy-eladen en Kandia, waar dit stelsel door een dwarsketen wordt afgesloten. Eerst in den Peloponnesus, „de Akropolis van Hellas,quot; verheffen zich de bergen weder tot eene groote, samengedrongen algemeene hoogte. De kern van dezen grooten bergkop is een door hoogere randgebergten omgeven middelmatig hoogland, Ar-kadië. In 't zuiden en zuidoosten loopen takken der randgebergten, gedeeltelijk hooger dan deze zeiven, de vier schiereilanden binnen, die door drie insnijdende golven gevormd worden. De Taygctus is de hoogste (3409 met.) en langste bergketen van het zuidelijk schiereiland, welke de oorspronkelijke richting van Griekenlands continentale gebergten weder opneemt, daar zij evenals de Pindns van 't noorden naar 't zuiden loopt en in kaap Matapan het zuidelijke einde van Europa vormt.
De rivieren, uitgezonderd die, welke op de zuidzijde van den Balkan ontspringen, zooals de Karasoe (Strymon) en de Maritza, ziju van weinig belang; want die van eigenlek Griekenland hebben maar een korten loop, omdat de zee overal diep in het land indringt en dit alzoo weinig breedte kan hebben. Terwijl zij in den winter en in de lente dikwerf zulk een wild en ongeregeld karakter aannemen, dat zij door kanalen en indijkingen beteugeld en getemd moeten worden om deu mensch dienstbaar te zijn bij de cultuur, zijn zij des zomers zoo arm aan water, dat zij voor een groot gedeelte opdrogen. Daarom is ook geen enkele van de Grieksche, al zij het ook voor kleine vaartuigen, over een groote uitgestrektheid bevaarbaar. De voornaamste in Griekenland zijn: de Arta en de Aspropotarao (Acheloüs) op de westzijde, de Salambria (Peneüs) in Thessalië.
Klimaat en plantengroei.
Het klimaat is op het Grieksche schiereiland over het algemeen minder zacht dan op de beide andere Zuid-Europeesche, vooral in de oostelijke deelen, ofschoon de Balkan de koude noordewinden tegenhoudt. Eerst op SS1 dringt het zachte der zee- en kustlucht in het binnenland door, en neemt de plantengroei zeer spoedig een bepaald zuidelijk karakter aan. Nog binnen eene ruimte van twee breedtegraden verschijnen, in plaats van de beuken op den Pindus, de palmen, en op de geheele aarde is er geen streek bekend, waar
KI VIEREN EN KLIMAAT. § 49. 201
de verschillende zonen van het klimaat en de plantenwereld zoo snel op elkander volgen. De veelvuldige afwisseling van hoog- en laagland veroorzaakt in Morea zulke tegenstellingen in het klimaat, dat op de verschillende hoogten des lands, vooral in Messenië, te gelijker tijd de meest verschillende jaargetijden naast elkander gevonden worden. In de lager gelegen vlakten, vooral in de kustvlakten, die naar de zee open zijn, is de zomer reeds hegonnen, als de hoogere bergen nog met sneeuw bedekt zijn en in de hooge dalen en op de hellingen der bergen eerst de lente aanvangt.
A. HET TURKSCHE RIJK.
Het Turksche rijk bestaat uit cleelen van zuidoostelijk Europa, zuidwestelijk Azië (zie § 27) en noordelijk Afrika (zie §§ 37 en 38).
Tot op den Griekschen vrijheidsoorlog (1822) was het in 't algemeen samengesteld uit de kustlanden van het oostelijk bekken der Middellandsche zee, dezelfde, waaruit eens liet gebied van het By-zantijnsche rijk bestond.
De bevolking, die door de aanzienlijke uitbreiding van Egypte in het geheel 47 J/^ mill. inw. telt, is evenals in Oostenrijk en Rusland zeer verscheiden. De Europeesehe bevolking bestaat uit:
а. Slaven (8'/^ mill.), vooral op de noordzijde van't schiereiland; zij behooren tot de Grieksche kerk. Evenals in het overige Europa hebben zij ook in Turkije slechts het binnenland in hun bezit en raken slechts hier en daar aan de zee. Ook hier, evenals in Oostenrijk, zijn de Slaven het sterkst in bevolking, zonder evenwel het overheerschende gedeelte uit te maken.
aa. De Boel gar en (5 mill.) behooren verreweg tot de Slavische nationaliteit, maar zijn sterk met andere elementen vermengd. Zij bewonen, behalve Boelgarije, ook gedeelten van de aangrenzende provinciën, zelfs van Russisch Besarabië. Alleen de minderheid belijdt den Islam en deze wordt met elk jaar al meer en meer door de snel aangroeiende christelijke bevolking (de rajah's, d. i. kudde) verdrongen.
6i. De Serviërs of Raitsen (l'/j mill.), hoofdzakelijk krijgslieden en herders, hebben hunne zeden, hun „Grieksch-Katholiekquot; geloof, hunne melodiense, voor de dichtkunst en zang bijzonder geschikte taal, die om hare zachtheid het „Italiaansch-Slavisch genoemd wordt, onvermengd behouden.
cc. De B osniërs (1 mill.) namen sedert de 15de eeuw met het Turksche juk ook den Islam aan, zonder hunne christelijke zeden te laten varen.
б. Roemeniërs (4'/) mill.), ten noorden van den Donau. Dit is een gemengd volk, dat door de Slaven met den naam van AVlachen (d. i.
Welsche) of Walachen bestempeld wordt, doch zich zelf Roemini
(d. i. Romeinen) noemt. Hunne taal is verbasterd Latijn, dat met Slavische , __
lt;Aê')r/gt;*~T~ fquot;quot; —
tn-t'*(/• «v•» ^n tliutJUa* f ***
' 1 Oy'k-r S** ■ — h- '- ^ i t.- ' ■
JviAr/l fti ^ Ut v*'. ft -. 'K- j /yfV»»—^ £— 'itU i. -.n- ,
BEVOLKING VAN HET TURKSCHE KIJK. § 49.
elementen en geringe overblijfselen van het onde Dacisch vermengd is. Een bijzondere tak daarvan zijnde Zinzaren (Macedo-Wlachen), die in Neder-Albanië, Thessalië en westelijk Macedonië als arme herders leven.
c. Albaneezen (1% mill.), door hunne beheerschers, de Turken, Ar-nauten, in hunne eigene (Illyrische) taal Skipetaren genaamd, het eenige wat nog van den Illyrischen volksstam over is. Zij zijn gedeeltelijk Christenen, gedeeltelijk Mohammedanen, en wonen niet alleen in Albanië in samengedrongen groepen zonder eenige vreemde stammen, maar ook in Thessalië en andere deelen van westelijk Turkije, alsmede in Griekenland (zie bl. 208). Hunne taal behoort tot den Indo-Europeeschen stam, maar staat geheel op zich zelve, zonder verwantschap met welke der overige leden ook. In het leger dient deze ruwe, wilde stam vcoral als Baschi-bozoeks of ongeregelde ruiterij.
(/. Osmanen (2 mill.), het laatste volk, dat uit Azië naar Europa trok. Deze westelijke Turken (d. i. roovers), zooals zij in het Christelijk Europa meestal genoemd worden, zijn zoo sterk met Arabisch en Semitisch bloed vermengd, dat oorspronkelijke lichaamskenteekenen tot op het laatste spoor verdwenen zijn en alleen nog de taal van hunne Mongoolsche afkomst getuigt. Het betrekkelijk geringe aantal immigranten kon slechts de belangrijkste punten des lauds bezetten; daarom leven zij door het geheele rijk verstrooid, hoofdzakelijk in de steden van Koemelie, vooral in Konstan-tinopel.
e. Grieken (1 mill.), in tegenstelling met de Slaven vooral kustbewoners en in voortdurend verkeer met andere volkeren, dus aan den zuidelijken rand des rijks, van Thessalië tot Konstantinopel en op de eilanden, vooral op Kandia (bl. 207).
f. Armeniërs (400000), vooral in de groote koopsteden gevestigd (meer dan 200000 in Konstantinopel), waar zij het in ondernemingsgeest en sluwheid van de Grieken en Joden winnen.
(j. Joden (75000?), bijzonder in de Donau-vorstendommen.
h. De Zigeuners (heidens, 214000), afstammend uit Indië en over Turkije in Europa gekomen, vormen in Moldavië en AValachije eene werkelijke natie en belijden hier den Griekschen godsdienst, terwijl die van Servië en Turkije den Islam aangenomen hebben.
i. In den jongsten tijd zijn er Kaukasicrs (meer dan '/, mill.), vooral Tscherkessen, binnengekomen, die de voorkeur geven aan de Turksche boven de Russische heerschappij.
Hicldelen van bestaan.
By de groote afwisseling van den bodem in vlakten, bergen en hoogland en het veelsoortige in 't klimaat, van de tropische wereld in Arabië en Nubië af tot aan het Alpengewest in Klein-Azië, heeft het rijk eene groote verscheidenheid van producten; maar de opbrengst overtreft alleen in
202
MIDDEL. V. BESTAAN EU STAATSK. V. H. IURKSCIIE KIJK. § 49. 203
Europeesch Turkije de belioefte. Den grootsten rijkdom maakt de veeteelt, uit, vooral in de Donaulanden; de visscherij wordt zeer verwaarloosd en het mijnwezen heeft weinig te beteekenen, ofschoon de bodem rijk genoeg is. De industrie staat in Aziatisch Turkije hooger dau in Europeesch Turkije en brengt zijden en katoenen stoffen, tapijten. Damascener wapenen, welriekende oliën, enz. in den handel, die echter een groot gedeelte van het benoodigde aan fabrieksgoederen uit het buitenland invoert. Hij wordt in het binnenland zeer bemoeilijkt door gebrek aan goede en veilige wegen. De handel ter zee wordt door de geographische ligging van het land tusschen liet aan producten zoo rijke Azië en het nijvere westen en door rijke geleding der kusten zeer gemakkelijk gemaakt, doch is grootendeels in handen van buitenlanders; de levendige Donanhandel met ruwe producten is in handen van Armeniërs en Joden.
Staats reg el ing.
Het Turksche rijk is eene absolute erfelijke monarchie, waarin de monarch (padischah) als sultan de hoogste wereldlijke en als ISanrtevens de hoogste geestelijke macht uitoefent. De onmiddellijke plaatsbekleeders van den sultan zijn: a. de Grroot-vizier, die als voorzitter van den divan of het ministerie de geheele uitvoerende macht leidt en wiens woning de „hooge Portequot; heet, en h. de Scheich-ul-Islam, d. i. het hoofd of de oude van den Islam, die in geestelijke zaken, vooral in de verklaring der wet, ongeveer overeenkomt met een minister van justitie en eeredienst; want omdat de koran tegelijk godsdienstig en burgerlijk wetboek is, is het hoofdtoezicht over beide in één persoon vereenigd. De Grieksche, Armenische en Roomsch-Katholieke Christenen (4quot;/,,, mill.), die het in eigenlijk Europeesch Turkije (zonder de beschermde staten) ver in getalsterkte winnen van de Mohammedanen (3y5 mill.), hebben hunne bijzondere patriarchen en bisschoppen. Het geheele rijk wordt, met uitzondering van de drie beschermde staten, verdeeld in Ejalets of generaalstadhouderschappen, aan welker hoofd een gouverneur-generaal (Vali) staat.
Verdeeling en topographic.
1. Roemelië of Thracië, de zuidoostelijkste provincie, door den Balkan van Boelgarije, door het Rhodopegebergte van Macedonië gescheiden, dooide Egeïsche zee, de zee van Marmora en de Zwarte zee bespoeld, is de overgang van Azië naar Europa, met de hoofdstad Konstantinopel, door de Turken Stamboel genoemd, met hoogstens (jOO000 inw. der meest verschillende nationaliteiten, en wel 490000 op de Europeesche, 110000 op de Aziatische zijde. Zij ligt aan het kruispunt van den waterweg uit de Zwarte naar de Middellandsclie zee en van den landweg van Azië naar Europa.
Konstantinopel (Byzantium), dat in bekoorlijke ligging met Napels en
204 ROEMELlë. MACEDONIË. THESSALIÖ. ALBANlë. § 49.
Lissabon wedijvert, ligt op zeven heuvelen {Nova Eoma) op de grens van Europa en Azië, waar de beide werelddeelen dicht bij elkander komen door twee vooruitstekende schiereilanden. Het wordt van drie zijden door de zee bespoeld; in t zuiden door den Propontis, in 't oosten door den Bosporus, die door zijne l krommingen als het ware 7 met elkander verbonden meren vormt, in 't noorden door de weer-galooze haven van den Gouden Hoorn, een golf van den Bosporus en aldus genoemd naar de waarde der hier in- en uitgaande goederen; op de vierde of landzijde is het door een drievoudigen muur van een vruchtbaar landschap gescheiden. De residentie van den sultan of het serail aan de oostelijke zijde der stad vormt eene op zich zelf staande wijk. Voor de talrijke moskeeën diende de door Jus-tinianus gebouwde Sophiakerk (Aja of Hagia Sophia), thans de hoofdmoskee, met hare (9) trotsche koepels en (4) slanke, sierlijke nr.narets als hoekpijlers, tot model. In 't noorden, aan de andere zijde van den „Gouden Hoornquot;, ligt de voorstad Galata, de hoofdzetel van den handel, tegen de helling van een heuvel, waarop zich een tweede voorstad Pera, met dc woningen der vreemde gezanten, verheft. Op de Aziatische kust ligt Skoetari, de aanzienlijkste en door de Aziatische karavanen verlevendigde voorstad, insgelijks op 7 heuvelen gebouwd.
Buiten de hoofdstad is de bevolking deels in de vlakte der bevaarbare Ma-ritza samengedrongen, waar zich eene niet onbeduidende nijverheid gevestigd heeft en de steden Philippopel of Fi 1 ibe (45000 inw.) en verder naar beneden Adrianopel (150000 inw.) of Edirne, de tweede stad van Eu-ropeesch Turkse, liggen. Óver beide steden loopt de groote weg van Konstanti-nopel door het dal der Maritza naar Tatar Bazardschyk, vanwaar een in de rotsen gehouwen mnildierpad door de IJzeren Poort {Porta frajand) over den Balkan naar Sophia en verder in het dal der Morawa voert; dit is de aloude weg van Konstantinopel naar Weenen. Ook Gallipoli (200Q0inw.), aan den noor delg ken ingang van den Hellespont, de tweede haven eener vruchtbare provincie, waardoor een groote weg van Azië naar Europa loopt, drijft een aanzienlijken handel. Drie kasteelen op elke zijde, de zoogenaamde Dardanellen, beheerschen den Hellespont.
2. Macedonië, ten westen van Roemelië, bestaat in het binnenland nit verscheidene graanrijke vlakten, die door bergtakken van drie zijden ingesloten worden. Dit gewest heeft een gemakkelijk genaakbare kust. waaruit zich de breede bergmassa Chalcidice verheft, welke zich weder in drie veelvuldig ingesneden rotstongen verdeelt. Deze rykste en nijverste provincie van Europeesch Turkije bevat de tweede zee- en handelsstad des ryks, S alo-niki (80000 inw.), aan het einde van den ongeveer 70 mijlen langen handelsweg van Belgrado door het dal der Morawa over den las van Oeskoeb naar het Vardar-dal. Verder nog Seres, het middelpunt van den Turkschen katoen- en tabaksbandel.
3. Thessalië, zuidelijk van Macedonië, is, volgens zijne tegenwoordige begrenzing in 't zuiden door den öthrys, een ketelvormig, van alle kanten
THESSALlë. ALBANlë, BOSXlë. BOELGARIJE. § 49. 205
door steile, hooge bergmuren beschut vruchtbaar bekken, dat vroeger een meer moet geweest zyn, totdat een der aardbevingen, die in Griekenland niet tot de zeldzaamheden heliooren, den Ossa van den Olympus scheidde en aan de Salambria (Peneüs), die alle wateren des lands in zich opneemt, een uitgang verschafte door het enge en schilderachtige dal Tempe. In dit rivierdal ligt de febriekstad Larissa (25000 inw.), het middelpunt van den handel in dit welbebouwd landschap. De bergvolken van Thessalië zijn gedeeltelijk roofzieke krijgsstammen, zooals de Klephten.
4. Albanië, van drie zijden door gebergten beschut, aan de vierde door de Adriatische zee bespoeld, wordt bewoond door het half beschaafde, krijgszuchtige volk der Arnauten of Skipetaren, d. i. rotsbewoners, die gedeeltelijk onder elkander in aanhoudenden krijg leven, waarom de landman zijne velden met het zwaard in de hand bebouwt en zijn oogst onder den grond verbergt, gedeeltelijk het land verlaten en het beste, maar ook het bloeddorstigste gedeelte der Egyptische en Turksche legers gaan uitmaken. In Opper- of Noord-Albanië (Illyrië) ligt, buiten de hoofdstad Sko-dra (Skoetari aan het meer van gelijken naam), de versterkte havenstad Doerazzo (Dyrrachium) aan de vlakke zeekust. Neder- of Zuid-Albanië (Epirus) werd reeds in de oudheid om zijne wilde, ontzaglijke natuurvormen, de door aardbeving en vulkanische werkzaamheid gespleten kalkgebergten met verdwijnende en weder verschijnende rivieren en met meren zonder afwatering aangezien als het land, waar de ingang naar de benedenwereld was, en daarom kregen Epirotische rivieren de namen Acheron en Cocytus. De hoofdstad Janina ligt in de nabijheid van zulk een meer (Acherusia) zonder zichtbare afstrooming, de zuidelyke havenstad Arta dichtbij de golf van denzelfden naam. Geheele streken zijn woest geworden, evenals die van de Soelioten aan den Acheron, die in 1822 grootendeels naar Griekenland trokken.
5. Bosnië, in den noordwestelyksten hoek van het Grieksohe schiereiland, ontvangt evenals Servië zijne beteekenis als bolwerk van Turkye tegen Oostenrijk door de dichte opeenstapeling van veelvuldig vertakte bergketenen, daarom „Illyrisch Zwitserlandquot;. Uit dien hoofde werd deze betrekkelijk sterk bevolkte provincie door de Turksche regeering steeds met bijzondere versehooning behandeld en aan de Bosniërs een eigen bestuur onder inlandsche hoofden gelaten. De steden-bevolking, meestal Turken, en de groote grondeigenaren (aja's) zyn Mohammedanen; de landelyke, meestal Slavische bevolking, bestaat bijna uitsluitend uit raja's. De hoofdstad B o s n a Seraï of Serajewo (50000 inw.) is de stapelplaats voor Bosnische grondstoffen en Oostenrijksche fabrikaten. Van hier uit gaat een handelsweg naar Saloniki, die op 42° n. br. over den Skardus loopt. — Sedert 1851 is Herzegowina of Turksch Dalmatië by Bosnië ingelijfd, welks natuur veel overeenkomst heeft met het naburige Oostenrijksch Dalmatië.
SEKVlë. EOEMEXlë. § 49.
6. Boelgarije (het oude Moesië), de terrasvormige noordelijke helling van den Balkan tot aan den Donau. Ofschoon dit land reeds van natuur een enkele, verbazend groote, onafgebroken wal is en de breede Donau aan den voet daarvan door zijne moerassige laagten een moeielijk te overschrijden slagboom vormt, heeft toch de kunst dezen natuurlijken voormuur tegen aanvallen uit het noorden nog aanmerkelijk versterkt door eene reeks van vestingen aan te leggen, gedeeltelijk langs den hoogen oever van den Donan, zooals Widdin, Nicopoli tegenover den Aluta-mond, Eoestschoek, Silistria, gedeeltelijk langs de Zwarte zee, zooals Varna, gedeeltelijk in het binnenland, als Schoemla, dateen grootenweg beheerscht, die over den Balkan naar Konstantinopel voert. De groote omweg, dien de Beneden-Donau genoodzaakt is te maken om de heuvelen der Dobrudscha, wordt thans den reiziger bespaard door twee spoorwegen tusschen den Donau en de Zwarte zee, van welke de langste bij Varna, de uitvoerhaven van de landelijke voortbrengselen in Boelgarije, de kortere bij Kostendsche, eene uitvoerhaven van Walaclüje, de zee bereikt. De residentie van den pacha is Sophia (30000 inw.) in een ketelvormige inzinking van den Balkan.
7. De drie beschermde staten (middellijke bezittingen).
Eene verblijdende tegenstelling met de overige deelen van het Üsmaan-sche rijk, die onder het Turksche beheer al meer en meer woest worden, vormen de beide beschermde staten, Roemenië en Servië, die aan dat bestuur zijn onttrokken, waar Europeesche zeden steeds meer en meer ingang vinden, scholen van allerhande soort verrijzen, de handel door de buitengewoon rijke hulpbronnen van den bodem eene verblijdende vlucht neemt en zich eenige kiemen van industrie beginnen te ontwikkelen.
a. Het vorstendom Servië (met l'/j mill, meestal Slavische inw., op 998 vk. mijl.) of het gebied van de bevaarbare Morava, tusschen Bosnië en Boelgarije, in 't noorden door de San en den Donau begrensd, was in de 14de eeuw een eigen „keizerrijkquot;, dat zich van de Adriatische zee tot in de nabijheid der Zwarte zee uitstrekte. Deze heldentijd der natie leeftnogvoort in de volksliederen, die van geslacht tot geslacht mondelingzgn overgegaan. Nadat de Servische macht door eene overwinning der Turken op het Amsel veld in Albanië (1389) was vernietigd geworden, werd het land eerst schatplichtig, daarna een Turksche provincie. Een bevrijdingsoorlog (1804—1815), waartoe de Janitscharen aanleiding gaven door hunne verdrukkingen, en die door Rusland gesteund werd, verschafte aan het land wel geene volledige onafhankelijkheid, maar toch een eigen landsbestuur onder een inlandschen, erfelijken vorst (Milosch Obrenowitsch), die aan de Turken eene door de Serviërs op te brengen schatting betaalt. De vorst, die gewoonlijk zijn ver-blijf in Kragoejewats houdt, deelt de wetgevende macht met de volksvergadering (Skoeptschina). De versterkte hoofdstad Belgrado (26000 inw.), ligt op een hoogen rotsoever, tegenover Semlin, aan den mond der Sau, en
206
MOLDAVIË. MONTENEGRO. CKETA OF KANDIA. § 49. 207
beheerst den Donau met de mondingen zijner grootste zijrivieren; sedert 1869 universiteit.
h. Het vorstendom Roemenië is samengesteld uit de sedert 18G1 ver-eenigde Donau-vorstendommen Moldavië en AValachije, met é'/j Diill. inw. der meest uiteenloopende nationaliteiten en godsdiensten en staat insgelijks onder een schatplichtigen, erfelijken vorst (Hospodar), die onder medewerking van een ministerie en twee kamers regeert. Dit vorstendom behoort niet tot het Grieksche schiereiland, maar tot de vlakte van quot;VValachije aan den Be-neden-Donau. wordt besproeid door talrijke rivieren, heeft weelderige weiden, vruchtbaar bouwland, prijkt met ooftboomen en wijnbergen en is een ware koornschuur voor het westen. Handel en nijverheid zijn hoofdzakelijk in handen van vreemden: Duitsohers, Pranschen, Joden, Grieken. J ass v (90000 inw., waarvan % Joden), de oude Bojarenstad, is een druk bezochte markt voor de producten des lands en tevens universiteit; Boekarest (200000 inw.), de hoofdstapelplaats van den grooten rijkdom in producten van Walachije, de zetel van den vorst en de volksvertegenwoordiging; sedert 1870 ook universiteit. Braila aan den Donau is de haven van quot;\Ta-lachije, Galacz (36000 inw.), niet ver van de samenvloeiing der Proeth met den Donau, de haven van Moldavië. In den jongsten tijd is aan den noordelijken arm van den Donau (den Kilia) bij de Zwarte zee de haven Karlsstad aangelegd.
c. Het bijna ontoegankelijke vorstendom Montenegro, d. i. Zwart (= onvruchtbaar) bergland (Zernagora), tusschen Albanië, Bosnië en Dal-matië, heeft sedert 200 jaren zijne onafhankelijkheid in den hardnekkigst herhaalden strijd tegen de Turken gehandhaafd, maar tengevolge van den laatsten oorlog (1861—1862) bij den vrede van Cettinje de opperheerschappij van de Porte erkend; doch het is vrij van elke schatting. Op en tusschen de naakte, kale bergen, waar de Karst-natuur zich het meest doet gelden, wonen op 80 vk. mijl. slechts 120000 Servische Slaven, „een volk onder de wapenenquot;. De dorpen zijn gedeeltelijk rondom sterke kloosters gebouwd. De zetel van den erfelijken vorst is Cettinje.
8. Onder de eilanden, die tot Europeesch Turkije behooren,is Creta of Kandia, volgens ligging, zacht klimaat, vruchtbaarheid, mythische en historische herinneringen het aanzienlijkste; het heeft op 157 vk. mijlen 210000 inw., waarvan 2/t Grieken en Turken. Het sluit als een groote boom den Archipel in 't zuiden af en ligt tegenover drie werelddee-len, doch wordt nog tot Europa gerekend, niet alleen om de grootere nabijheid, maar ook omdat de noordzijde rijk aan inhammen, de zuidzijde integendeel op vele plaatsen ontoegankelijk en het eiland dus door de natuur bestemd is om tot Europa te behooren. Eene in vier deelen gesplitste bergketen loopt er in de geheele uitgebreidheid van het westen naar het oosten over. Boven alles steekt de ver in den omtrek aichtbare dubbel-toppige Ida (2800 met.), de „verziende wachter van Cretaquot;, uit. De zetel
HEI KONINKRIJK GRIEKENLAND. § 49.
van den stadhouder-generaal is de eerst in de 8ste eeuw gebouwde stad ITegalokastro of Kandia, terwijl Kanea aan de baai van denzelfden naam op de noordzijde de voornaamste handelsplaats is.
B. HET KONINKRIJK GRIEKENLAND.
Het zuidelijkste rijk van ons werelddeel is, evenals het noordwestelijkste, een afgesloten land, maar ligt toch door de hoogste mate van aanraking tus-schen land en water voor het veelvuldigst verkeer open. De vorm van de oostzijde, zoo uiterst gunstig voor het aanleggen van steden, voor handel en scheepvaart, dus het tegendeel van het Italiaansche schiereiland, heeft dit kleine land bij voorkeur het oog doen slaan op Azië en er de taak aan opgelegd om de beschaving van het Oosten over te nemen, te ontwikkelen en verder over te planten. Deze taak, welke ook die van geheel ons werelddeel was, heeft vooral het oude Griekenland en in 't bijzonder de stam der Joniërs volbracht, daar dit land door de kracht des geestes eene hoogte bereikte zooals geen ander ter wereld. Maar onder eene vreemde heerschappij van meer dan twee duizend jaren is Hellas, hoeveel voorrechten het ook geniet door de geheel eenige vereeniging eener alpennatuur met den grootsten, bijna fjordachtigen kustrijkdom, en dat nog wel onder een zachte hemelstreek, in verval geraakt. In 1828 herstelde het zijne staatkundige zelfstandigheid.
De bevolking van liet woest geworden land overtreft onder de Europeesche staten alleen Rusland en Skandinavic in dichtheid; maar op de nieuw-verkregen Jonische eilanden, vooral op Corfojo^ (4828 op 1 vk. mijl) enCefalonia (5439 op 1 vk. mijl), alsmede op de Cydaden (3000 op 1 vk. mijl) gaat zij die van Griekenland's vastland ver te boven, want Acarnanië en E t o-lië hebben slechts 855 inw. op 1 vk. mijl.
Volgens afstamming zijn de bewoners deels (%) Grieken, deels ('/.) A1 b anee z en. 'iOTen belijden hoofdzakêTyiT'deif'tjriêkÈïhen godsdienst.'De Grieken houden zich voor echte nakomelingen der oude Hellenen; ook heeft hunne tegenwoordige taal meer verwantschap met de oude dan eene der Romaansche talen met de Latijnsche, en daar zij de elementen, haar door vreemde volkeren. Slaven, Turken, Italianen opgedrongen, steeds weder van zich gestooten heeft, is zij minder eene gemengde taal dan een der nieuwe. — De uit Illyrië en Epirus in de 14de en 15de eeuw gekomen Albaneezen hebben zoo werkdadig deel genomen aan den vrijheidsoorlog der Grieken, dat zij thans door dezen als broederstammen beschouwd worden.
Middelen van bestaan.
Landbouw (tarwe, gerst), aankweeking van vijgen en olijven, wijnbouw.
208
STAATSREGELING. TOPOGRAPIIIE V. GRIEKENLAND. § 49. 209
waarmede de Griek zich zoo gaarne Lezighoudt, en korenten, alsmede veeteelt (vooral geiten) zyn in het binnenland, — handel en scheepvaart op de kusten en de eilanden de hoofdbronnen van bestaan. Industrie ontbreekt er geheel. Bij de groote voorliefde des volks voor het zeewezen en door de rijke geleding der kust heeft Griekenland, evenals een eiland, van oudsher te water en niet over land met het oosten en westen in verbinding gestaan.
Griekenlaiid is eene constitutioneele monarchie en wel met ééne kamer. Deze kamer van afgevaardigden, die met den koning de wetgevende macht deelt, bestaat sedert de nieuwe grondwet van 1864 uit 170, door het algemeene stemrecht gekozen leden. Naar de nieuwe administratieve verdeeling des lands (met Eubea en de Cjcladen) bevat het 10 gewesten (nomarchiën) met oud-Grieksche namen; de Jonische eilanden hebben 3 nomarchiën.
«. Hellas of Livadië, naar de stad Lebadea genoemd, is het voormalige Middel-Griekenland, met eenigszins naar het noorden uitspringende grenzen. Het vormt den overgang van het continentale karakter van het noordelijk vastland tot het eilandkarakter van het schiereiland Moréa. De westzijde, met een kustzoom die door slijkbezinking der rivieren ongezond is en geen havens heeft, was van oudsher door eene half barbaarsche bevolking bewoond, terwijl de bevoorrechte oostelijke helft het middelpunt van het staatkundig en godsdienstig leven van 't Grieksche volk geworden is. Behalve de hoofd- en universiteitsstad Athene, die met de nieuw aangelegde havenstad van den Pireüs 55000inw.heeft, verdienen opmerking; Misso-longhi, eene versterkte plaats aan de golf van Patras, die zich sedert het beleg in 1825 langzaam weder uit hare puinhoopen verheft, en in de nabij-heid Lepanto (het voormalige Naupactus) met eene versterkte haven, die den ingang tot de golf van Korinthe beschermt.
Ij. Met Moréa (Peloponnesus) sluit de geheele ontwikkeling van het Grieksche land af, die reedf in Macedonië begonnen is en hier in Morea eene zoo volmaakte gedaante bereikt, dat Middel-Griekenland tegenover het „eiland van Pelopsquot; bijna een vastland schijnt. Strabo vergeleek het schiereiland met zijne uitgerekte, vingervormige leden bij een plataanblad. De westkust is, evenals die van Middel-Griekenland, eenvormig, vlak, zonder havens, door lagunen misvormd en ongezond, terwijl daarentegen op de oostkust de bergen, die dicht bij de zee zich splitsen, diepe bochten vormen en als schiereilanden vooruitspringen, welke omgeven zijn door dichtbij gelegen eilanden; alles wijst hier op eene vroegere verbinding met Azic. In 't noordwesten ligt de versterkte haven van Patras (26000 inw.) aan de golf van dien naam, het middelpunt van den Griekschen handel (vooral in korenten) met het
rÜTZ, VERGEL. AARDR. 14
210 XEGKOPONTE. DE CYCLADEN. DE JONISCHE EILANDEN. § 49.
overige Europa; in 't zuidoosten de tweede versterkte haven Nauplia of Xapoli di Romania. In de moeielijk genaakbare kloven van den zuidelijken Taygetus of de Maina hebben zich de Mainoten, nakomelingen dei-oude Spartanen, bijna onafhankelijk en onvermengd gehandhaafd.
c. Eubea, Egripo. Ital. Negropon te. een lang gerekt eiland aan de oostkust van Livadië, waarvan het door den Euripns maar honderd schreden verwijderd is. Zijne oppervlakte is overal bergachtig, ten deele met
- heerlijke weiden en zware bosschen bedekt, doch weinig bebouwd, want de geringe bevolking leeft van roof en veeteelt.
ƒ d. De Cycladen of de zuidelijke voortzettingen van Negroponte, Attica
- en Argolis, steken gedeeltelijk hoog boven den spiegel der zee uit en hun meestal vulkanische bodem voedt door den rijkdom en de verscheidenheid
- * der voortbrengselen eene sterke bevolking. Hydra telt op nauwelijks 2 * gt; vk. mijlen meer dan 20000 menschen en deze gaan door voor de flinkste en c f moedigste zeelieden. De 1828 door gevluchte Chioten en Psarioten gebouwde tquot; v, stad Nieuw Syra of Hermo£oli£ (21000 inw.) op het eiland Syra, S insgelyks met een zeer bedrijvige en werkzame bevolking, is als middel
punt van de stoombootvaart in de wateren van de Levant de eerste handels-^ V! stad van den Archipel.
e. Tot het koninkrijk Griekenland behooren sedert 1863 ook de Joni-sche eilanden, genoemd naar de Jonische zee: Corfoe, Paxo, St. liaquot;uTa7 Thiaki (Ithaka), Cefalonia, Zante, Cerigo (ten zuiden van Morea) en verscheidene kleinere, die gedeeltelijk zeer dicht langs Grie-kenlands west- en zuidwestkust gelegen zijn. quot;Waarschijnlijk door geweldige omwentelingen in de natuur gedeeltelijk van het vastland, gedeeltelijk van elkander gescheiden of uit de zee omhoog geheven, zijn zij rijk aan voorgebergten, goede havens, reeden en ankerplaatsen, en, in weerwil van de weinige besproeiing en den rotsachtigen, dorren grond, met rozijnen en korenten leverende wijngaarden en bosschen van olgfboomen bedekt. De bevolking is zeer dicht.
De aanzienlijkste havensteden zijn: Corfoe (22000 inw.) met eene universiteit, en Zante (17500 inw.) op de eilanden van dien.naam.
HET ITALIAANSCHE SCHIEREILAND.
Italië, het middelste der drie schiereilanden van Zuid-Europa, is wel van drie kanten door de zee, van de vierde zijde door hooggebergten van het overige Europa gescheiden, maar heeft door zijne ligging in het midden der landen rondom de Middellandsche zee eene volkenverbindende stelling, waarvan het reeds in de oudheid, zoowel tot een levendig handelsverkeer met de naburige landen als tot het voeren van heerschappij over
quot;7
HET 1TALIAANSCHE SCHIEREILAND. § 50. 211
deze gebruik maakte. Eerst met de ontdekking van Amerika en den waterweg naar Oost-Indie verloor Italië zijne gunstige stelling en moest het z^ne rol overdoen aan landen, die onmiddellijk met den oceaan in aanraking waren. Daarentegen behield Italië zijne plaats tusschen het oosten en westen, die het reeds in den beginne der christelijke tijdrekening ter uitbreiding van het Christendom had ingenomen, ook nog bij het einde der middeleeuwen tot uitbreiding der Grieksche kunst en wetenschap.
Deze voordeelige geographische stelling behoorde nochtans van oudsher uitsluitend tot de breedere en vruchtbaardere westkust, in tegenstelling van Griekenland, waar de oostkust de meeste ontwikkeling heeft. Zij werd de zetel der beschaving en heerschappij, terwijl de smalle oostrand met zijne eenvormige, klipachtige kust zonder diepe bochten, zonder goede havens en zonder nabijgelegen eilanden, tegenover het weinig beschaafde kustland van Illyrië, steeds door volkeren bewoond werd, die zich meer op veeteelt dan op akkerbouw en handel toelegden, dus geen historisch gewicht hadden, en aan de volkeren van den westrand, die alle historisch belangrijke deelen van het eigenlijke schiereiland omvat, onderworpen waren. Het middelpunt van deze westkust, Rome, werd, als natuurlijke hoofdstad van Italië, hoewel maar voorkorten tijd, de vereenigende macht voor de aldaar wonende volken; want hunne verbinding tot een staatkundig geheel ging steeds met moeielijk-heden gepaard, deels wegens de afzonderende orographische vorming van het schiereiland, dat nit vele op zich zelf afgesloten dalen en door bergen of Maremmen gescheiden kustlanden bestaat, deels door de groote strekking in de lengte bij geringe continentale breedte, ten gevolge waarvan de bevolking zich met hare belangen vooral naar buiten wenden moest. Daarom is het ook aan bijna alle kustvolkeren der Middellandsche zee: Pheniciërs, Grieken, Karthagers, Byzantijnen, Arabieren, Duitschers, Hongaren, Spanjaarden en Franschen, en zelfs aan de Noormannen, mogelijk geworden, om ten minste enkele deelen, vooral in 't zuiden des schiereilands, b. v. op Sicilië, te bemachtigen.
Horizontale vorm.
Italië dringt met zijne grootste breedte in 't noorden dieper 't vastland van Europa binnen dan een der beide andere zuidelijke schiereilanden en nadert door zijne zuidwestelijke voortzetting, Sicilië, de noordwaarts uitspringende kust van Afrika tot op een afstand van 15 mijlen, en door zijn smal zuidoostelijk einde het Grieksche schiereiland tot op 5—6 mijlen. Het smalle, maar lang gerekte, bijna overal even breede, eigenlijke schiereiland heeft zijne rijkste geleding in 't zuiden door de splitsing in twee kleinere schiereilanden en door het groote eiland Sicilië, Zoo volgt uit den
14*
212 VERTIC. VORM V. ITALlë. HEI ITAL. LAAGLAND. § 50.
horizontalen vorm van Italië eene natuurlijke splitsing in Opper-Italië of liet continentale Italië, M1 cl cl e 1-11 a 1 i ë of den onje^quot; takten stam van liet scliiereilancl en Beneclen-Italië met schiereilandvorming. Alleen de bevoorrechte westkust heeft eilanden: drie grootere, Corsica, Sardinië, Sicilië^ en dicht
...... '...... ;■ '' quot; * , ,
in hare nabijheid twee groepen kleinere: de Loskaanschc
groep of Elba, Gorgona, enz. en de Campaansche of Ischia, Procida, Capri, enz. Sicilië is weder aan drie kanten met groepen eilanden omgeven (zie bl. 224).
Verticale vorm, hydrographie.
Italië beslaat van het hooggebergte der Alpen (zie § 52) de zuidelijke helling, het middelgebergte dér Apennijnen geheel, eene groote laagvlakte of die van den Po 6n vier kleine kustvlakten: de Toskaansche, Eomeinsche, Campaansche, Apu-lische.
a. Het Italiaansche laagland of de bijna horizontale Po-vlakte met eene langzame helling van het westen naar het oosten — eens wellicht een zeebekken — is het eenige deel van Italië, dat een bevaarbaar stroomstelsel bezit en dat uit zijn aard tot een groot geheel moest worden. Ook in een geschiedkundig opzicht is dit gedeelte van Italië dikwerf van het eigenlijke schiereiland gescheiden geweest; zelfs tot kort voor de geboorte van Christus werd het niet tot Italië gerekend, maar Gallië {Gallia Cisalpina) genoemd.
Van drie zyden door hooge bergen omsloten: in 't westen en noorden door de Alpen, in 't zuiden door de noordelijke Apennijnen, en daardoor reeds een zelfstandig landschap, ligt dit laagland aan de vierde zijde, in 't oosten, open voor eene druk bezochte binnenzee, echter met eene betrekkelijk korte, grootendeels onbewoonbare kust. De Po-vlakte is een continentale, Sicilië eene maritime uitbreiding van Italië. Door de natuur en de vlijt der bewoners werd het ten gevolge der natuurlijke en kunstmatige besproeiing de grootste tuin van Europa, „het Italiaansche paradijsquot; met den rijksten grond, die de dichtste bevolking voedt, de meest samengedrongen woonplaatsen heeft en alle voorwaarden voor de vestiging van den niensch in zich bevat. Door hare bijna horizontale gesteldheid is dePo-vlakte hoofdzakelijk het oorlogstooneel geworden, waarop de lotgevallen van het geheele schiereiland zijn beslist. Hier toch streden in de oudheid de Romeinen met de
HET APENNIJIÏSCHE SCHIEREILAND. § 50.
Galliërs, Karthagers en Cimbren; hier zetten zich Gothen, Longobarden en Franken als veroveraars neder; hier was menigmaal het slagveld in de twisten tussclien Welfen en Ghibellijnen; hier ontmoetten elkander Duit-schers en Franschen in de oorlogen, die van het begin der 16de eeuw tot op onze dagen dikwerf hernieuwd zijn.
Het Italiaausehc laagland wordt alleen iloor d ri e afzonderlijke heuvelrijen (600 met.) van geringe uitgebreidheid afgebroken, die noch onder elkander, noch met de Alpen gemeenschap hebben: het heuvelland van Montfer-rat, ten oosten van Turijn, dat de Po in zijn halfcirkelvormigen bovenloop omspoelt, de B er icis e he heuvels bij Vieenza en de vulkanische groep der Euga-neïsehe heuvels bij Padua met warme bronnen.
De kust der Adriatische zee, van uen mond der Isonzo tot aan de lagnne van Ravenna, is door m o er asla nd en , die meestal eene breedte van 1—2 mijlen hebben, omzoomd en door deze van de zee gescheiden. Deze eigenaardige vorming is ten deele een gevolg van de hoofdzakelijk tegen deze kust gerichte strooming der zee, die eene reeks van eilandvormige zandduinen heeft doen ont. staan. Het aangespoelde land neemt hier steeds toe in uitgebreidheid. Van deze moeraslauden verschillen de lagunen, d. i. ondiepe gedeelten der zee, die dagelijks tweemaal door den vloed overstroomd worden, welke door de openingen in de duinen en door talrijke kanalen binnendringt. Zij worden gedeeltelijk door eene reeks smalle, lang gerekte zand.eilanden {Jidi) van de zee gescheiden, gedeeltelijk door verbazend groote gemetselde dijken (mnrazzi) tegen stormvloeden beschermd.
Behalve de natuurlijke rivierbeddingen van den Po en zijne zijrivieren, alsmede van de Etsch en de oostelijke kustrivieren heeft het Italiaansche laagland een aloud, zeer vertakt k an aal s te 1 se 1, zoowel ter regeling van de wateren ten dienste van den landbouw als tot vervoer der koopwaren. Deze kanalen beginnen doorgaans waar de hooge beschuttende oevers der rivieren ophouden en dus bij hoogen waterstand overstroomingen veroorzaken zouden, zoo niet zulke kunstmatige kanalen den overvloed afleidden eu tot zegen des lands verdeelden.
h. Het Apennijnsche schiereiland.
Hot eigenlijke schiereiland heeft zijne lang gerekte gedaante, alsmede zijn hoofdrichting van het noordwesten naar het zuidoosten tusschen het smalle, oostelijke en het breede, westelijke bekken der Middellandsche zee te danken aan de Apennijnen, die als eene tamelijk breede, niet steile keten tot aan de zuidelijke punt doorloopen en de waterscheiding uitmaken tusschen de Adriatische en de Toskaansche zee. Zij splitsen zich in drie deelen : do n o o r d e 1 ij k e, do middelste en de zuidelijke Apennijnen, waarvan do beide laatsten, vooral op de westzijde, korte takken hebben, die men Voor- of Sub-Apennijnen noemt.
213
214 DE APENNIJX-STROOMEN EN DE MA REMMEN. § 50.
au. De noordelijke Apennijnen zijn door den Col di Tenda met de Zee-Alpen eenigermate verbonden en loopen, zonder zijtakken, in een naar het zuiden open boog langs de golf van Genua als Li gu r i s ehe Apennijnen, vervolgens in zuidoostelijke richting ten noorden van het breede Arno-dal als Toskaansche of Noord-Etrurische Apennijnen tot aan de bron van den Tiber. Zij vormen een scherpen scheidsmuur tnsschen de natuur van Opper- en die van Middel-Italië.
bb. De middelste of de Zuid-Etrurische en Romeinsche Apennijnen loopen in de hoofdrichting van het geheele schiereiland dicht langs en parallel met de kust der Adriatische zee, van de bron des Tibers tot aan die van den Volturno, als het hoogste en tevens breedste deel van het geheele bergstelsel. Zij verdeelen zich zuidwaarts in twee ketenen, die het hoogland der Abruzzen (met de grootste opheffingen in den Gran Sasso, (ritalia, 2919 met.) insluiten en zich dan bij de bronnen van den Volturno weder tot één hoofdrug vereenigen. De oostelyke keten daalt onmiddellijk naar de Adriatische zee. De westelijke keten heeft, by haren grooteren afstand van de zee, voorketenen van geringe hoogte in de Etrurisehe en Romeinsche Sub-Apennijnen met het Sabijnsche en het Albaansche gebergte. Hier zijn de kraters van vulkanen de yergaderbakken geworden voor de verzamelingen van zoet water, zoooals de Lago di Perugia of het Trazimeen-sche meer, de Lago di Bolsena, hot Albano-meer en de Lago di Celano [Lnctrs Fucims), in de laagste inzinking van het land der Abruzzen.
cc. De zuidelijke of Napelsche Apennijnen beginnen bij de bronnen van den Volturno, verwijderen zich steeds meer van de oostkust en loopen als Calabrische Apennijnen, die in Monte Pellino nog 2015 met. hoog zijn, over de zuidwestelijke landtong tot aan kaap Sparti-vento , terwijl de zuidoostelijke landtong door lage, geïsoleerde heuvels doorsneden wordt, die maar weinig met de Apennijnen in verbinding staan. Aan beide zijden van de hoofdketen ligt, zoowel in 't westen als in 't oosten, eene laagvlakte; in 't westen de Campaansche of de bij uitstek gezegende Campagna felicc, aan de golf van Napels, waarop zich de rondom vrijstaande vulkaankegel van den Vesuvius (1269 met.') verheft; in 't oosten de A p u 1 i s c h e vlakte, aan de golf van Manfredonia, waarop zich de geïsoleerde Monte Garyano bevindt en een in de Adriatische zee uitspringende landtong vormt.
Do Apennijn-stroomen en de Maremmen.
Dewijl de Apennijnen liet gewest van de eeuwige sneeuw niet bereiken en ook geene gletschers en ijsvelden bezitten, zijn de rivieren, die er baren oorsprong hebben, gedurende een groot gedeelte van bet jaar zeer arm aan water en drogen des zomers bij de weinige boeveellieid regen, die er dan valt, gedeeltelijk op. De
KLIMAAT ES PLANTENGROEI VAN ITALIC. § 50.
oostzijde heeft slechts kustrivieren, die door sterk hellende dwars-dalen na een korten, maar snellen, dikwerf wilden loop de zee bereiken. De rivieren op de westzijde daarentegen, vooral de Arno, de Tiber en de Voltnrno, hebben een langeren loop en daardoor ook een meer belangrijken waterschat, naardien zij meestal eerst door lengtedalen stroomen, evenwijdig met de keten van 't hoofdgebergte en dan door middel van dwarsdalen de voorketenen doorsnijden om de kust te bereiken.
De Tiber (Teceré), de aanzienlijkste rivier van 't eigenlijke schiereiland, wordt eerst 5 mijlen boven Rome voor kleine vaartuigen bevaarbaar door den Tevefone (Anio), die uit het Sabijnsche gebergte komt. Bij Ostia verdeelt hij zich m twee mondingsannen, waarvan alleen de noordelijke bevaarbaar is.
De Maremmen zijn moerassen der beneden-stroomgebieden, vooral van d^kustlandschappen, ontstaan door aanslibbingen en jiuinafzettingei^ die de uitstrooming der talrijke kleine bergwateren gestremd of afgesneden hebben. Door westelijke stormen van den zeekant worden de. moerassen steeds grooter en veroorzaken de muVariu. In die thans woeste grasvlakten dolen slechts eenige half verwilderde herders te paard en met lansen gewapend met hunne talrijke kudden uit de hooge Apennijnen af, om gedurende het koele jaargetgde voeder en zachte lucht te vinden.
Men onderscheidt: a. de Toskaansche maremmen, die niet alleen den kustzoom tussehen de Arno- en de Tiber-monding, maar ook het grootste gedeelte van de voorketen der Apennijnen tussehen deze heide rivieren beslaan. Vroeger was het een sterk bevolkt cultuurland, gelijk men nog kan zien uit de puinhoopen der oude steden; b. de Romeinsche maremmen in de golvende Romeiusehe vlakte, de „Campagna di Romaquot; tussehen de Toskaansche en Romeinsche Snb-Apennijnen, met de Pontijnsclie moerassen, 4—5 mijlen lang, 1—2 mijlen breed, door lage heuvels van de zee geseheiden en tot welker afwatering een kanaalstelsel werd aangelegd, dat nochtans van weinig nut is geweest. Het tot hiertoe meest afdoend middel is gevonden in de eucahjpinsglo-hulus of waterslurpende plant, door de paters C'apucijncn aangekweekt, c. ï)o Na-pelsche maremmen, van Salerno zuidwaarts fot aan de ruinen van Pestum, komen overeen met de Campagna van Rome door hunne ongezonde lucht, eenzaamheid en woestenij, maar overtreffen ze door een rijkeren, meer zuidelijken plantengroei.
Terwijl op de westzijde van het schiereiland groote landstreken ten gevolge de ongezonde lucht woest zijn geworden, wordt op de o o s t z ij de de bebouwing in geheele provinciën verhinderd door gebrek aan besproeii ng, wat vooral liet geval is in Apnlië, waar, behalve de Of an to, die in de golf van Man-fredonia uitloopt, niets dan beken gevonden worden, welke onmiddelijk van de bergen in de zee vallen.
215
BEVOLKING EN CULTUUR VAN ITALlë. § 50.
Ofschoon Italië, met inbegrip van Sicilië, zich uitstrekt over 10 breedtegraden, wordt de temperatunr van den winter op het eigenlijke schiereiland door de nabijheid der zee zoo gematigd, dat het klimaat betrekkelijk overal gelijk is. Toch ziet men zoowel den alleen natuurlijken als den door cultuur verhoogden en veredelden plantengroei in zijne volheid en pracht slechts in streken, die door hare ligging bijzonder begunstigd zijn, terwijl verreweg het grootste gedeelte der Kalk-Apennijnen zeer spaarzaam bedeeld is. In den laagsten, altijd groenen gordel krijgt het land een eigenaardig aanzien door den algemeen verspreiden olijfboom; hierbij steken op zich zelf staande, hoog opschietende pijnboomen met hunne breedgetakte, boven afgeknotte kroon en eenige groepen van cypressen zeer af. Eerst in Zuid-Italië vormen deze geheele wouden.
Bevolking.
De dichtheid van bevolking is het grootste in Ligurië (8727) en in Lombardye (8120), waar landbouw en industrie naast elkander bloeien, en het kleinst op het eiland Sardinië (144G). Italië heeft betrekkelijk veel plaatsen, waar zich eene belangrijke bevolking in groote en kleine steden heeft bijeengetrokken, wat men kan beschouwen als een gevolg gedeeltelijk van de talrijke kleine staten in vroeger tijden, gedeeltelijk (vooral in 't zuiden) ook van de behoefte om door afgesloten plaatsen bescherming te zoeken tegen de Arabieren en de zeeroovers in de middeleeuwen en zelfs in den nieuweren tijd. Niettegenstaande in onze dagen vele groote steden in Middel- en Zuid-Italië zeer zijn achteruitgegaan, worden er nog niet minder dan 10 steden van 100000 inwoners en meer gevonden, zoodat Italië in dat opzicht alleen door Groot-Brittanje wordt overtroifen.
Geen Europeesch land heeft zulk eene eenheid van bevolking ten opzichte van stam en taal, en naast Spanje en Skandinavië ook ten opzichte van den godsdienst. Er zijn slechts 33000 protestanten, hoofdzakelijk quot;Waldenzen, in eeuige deelen van Piëmont, en 80000 Joden. In Lombardije, en wel in de sette conmuni ten noorden van Vicenza en de 13 gemeenten ten noorden van Verona hoort men nog eenige weinige overblijfselen van een Duitschen tongval. Onder de zeer talrijke, gedeeltelijk tot schrijftaal verheven (20) dialecten der Italiaansche taal wordt het Toskaausch voor het edelste gehouden en als algemeene schrijftaal gebruikt, waarvan zich dan ook de Italiaansche letterkunde even zoo uitsluitend bedient als de Spaansche van het Kastiliaansch.
21G
Over het geheel beantwoordt de bebouwing van den grond 1) alleen in
1) Over de drie cultuurstelsels in Italië zie men K. Ritter, Europa, Voorlezingen, bl. 314.
CULTDUK V. ITALIC, LOMBAKDIJE. VEXETIfi. § 50. 217
Opper-Italië en het Arnodal aan het gunstige klimaat en de veelvuldige gelegenheid om den overvloed van het binnenlandsch verbruik naar het buitenland te voeren. Algemeen nemen beschaving, welvaart en geestontwikkeling naar 't zuiden merkbaar af.
De voornaamste takken der physische cultunr zijn, behalve maïs en rijst, die in de ongezonde laagvlakten van den Po meer en beter dan ergens elders in Europa verbouwd worden: olijfboomen; de zeer uitgebreide aankweeking van den moerbezieboom en den zijworm, vooral in de Po-vlakfe; tie veeteelt en de daarmede verbonden kaasbereiding, die liet best is iu de streek van Lodi. maar nog altijd farmcsaansché kaas ïïcet; het win-nen van edele zuidvruchten, als: oranje-appels, citroenen, vijgen, dadels, quot;amandelen, waarvan Italië bijna geheel Europa voorziet; de zeer uitgestrekte wijnbouw, die bij zorgvuldiger behandeling een aanzienlijke en betere tak van bestaan zou worden. In den jongsten tijd wordt in het zuiden ook de katoenstruik met goed gevolg geplant. Het mijnwezen is op het vastland bijna onbekend; de rijkste marmergroeven bezit Carrara, op de westzijde van het schiereiland. L)e eilanden brengen eenige mineralen voort; Sicilië zwavel. Elba ijzer, Sardinië iizer. lood, galmei, enz. Aan de kusten wordt zeezout gewonnen.
Meer nog dan de physische is de technische cultuur op eene in 't oogloopende wijze achterlijk gebleven, hoofdzakelijk omdat degroote rijkdom aan ruwe producten of de gemakkelijke ruiling hiervan tesren vreemde fabrikaten weinig aanspoorde tot eigen industrie. Alleen de zijdeproductie en de stroohoedenfabrikatie, vooral in Opper-Italië en ïoskane, leveren meer dan voor de inlandsche behoefte noodig is; de Ital. zijdefabrieken worden voorde beste van Europa gehouden. De handel, die hier in de Middeleeuwen zoo aanzienlijk was, dat alle volkeren zich de inrichtingen en kunsttermen daarvan eigen maakten, heeft, na een lang verval, in den jongsten tijd weder eene nieuwe vlucht genomen door de stoombootlijnen en den bouw der twee hoofdspoor-wegen langs de beide kusten der zee en hunne vertakkingen naar het binnenland.
TVquot; at de beschaving van den geest betreft, heeft Italië den roem van 't vaderland van kunst en wetenschap en de „leermeesteres van Europaquot; geenszins gehandhaafd. Wel is het getal universiteiten grooter dan in eeuig ander land, maar zij staan, in hetgeen zij voor de wetenschap doen, ver achter bij die van Middel-Europa, zelfs diegene niet uitgezonderd, welke eertijds de studeerende jeugd uit alle landen van Europa tot zich trokken.
De staatsregeling is in 't koninkrijk Italië met zijne {59 provinciën bepaald monarchaal. De wetgevende macht deelt de koning met den door hem benoemden senaat en de kamer van afgevaardigden. San Marino is eene republiek, Monaco onbepaald monarchaal. — De verkiezing van den paus, die bij de opheffing zijner wereldlyke macht (1870) slechts liet Vaticaan en het Lateraan, alsmede de zomer-residentie Castel-Gandolfo
218 PIE5I0NT EN LIGURlë. SAKDINlë. § 50.
behouden heeft, geschiedt „in het conclavequot; met twee derden der stemmen van de kardinalen, die in Eome aanwezig zijn.
De Staten van Italië in 't bijzonder.
1. HET KOXIXKRIJK ITALIË.
Topographie (naar de historische verdeeling).
1. Piëmont en Ligurië (S1/-, mill, inw.).
Aan den Boven-Po ligt de prachtige nniversiteitstad Turij n {Torino, met 212 000 inw.), die zich door hare lijnrechte, hreede straten van de andere Italiaansche steden onderscheidt; devesting Casale, de voormalige hoofdstad van het hertogdom Montferrat. Bij Fovara behaalde Radetzky in 1849 een glansrijke overwinning op de Piëmonteezen. Aan de Apennijn-rivier Tanaro is de vesting Alessandria (57000 inw.), die in de middeleeuwen door de Welfen tegen PreüenK ±iarDarossa gebouwd, naar paus Alexander III genoemd en door Napoleon I voor den sleutel van „Italiëquot; gehouden werd, thans een kruispunt der spoorwegen van Opper-Italië. In de nabijheid het slagveld van Marengo, waar Napoleon I in 1800 zegevierde. De stad Genu a (T3ÖÖÖÖquot;mwr^_3ie zich''aaii-(lëliSlling van een heuvelrij verheft, verdient den bijnaam van la Superba (de prachtige), wanneer men op eenigen afstand van de zee uit of van de naburige hoogten dit prachtvolle amphitheater van marmeren paleizen (daarom ook „de marmerstadquot; genaamd), kerken, kasteelen, lusthuizen en tuinen overziet, welks hoogste rand met beschermende forten gekroond wordt. Het inwendige der stad beantwoordt echter weinig aan dien naam, want zij bestaat grootendeels uit onregelmatige, enge, dikwijls gedeeltelijk steil oploopende straten, die wegens de hooge huizen en paleizen donker zijn. De ruime, door twee dammen beschermde haven maakt de stad belangrijk als de bloeiendste handelsplaats •van Italië. De kleine, maar bloeiende stad La Spezzia, de grootste en veiligste haven van geheel Italië, is thans ook eene uitmuntende oorlogshaven. T', 5 / .. ,
Het eiland Sardinië (y3 mill, inw.) is onder alle Italiaansche eilanden het verst (26 mijl.) van 't vastland verwijderd. Het heeft zijne ■weinig toegankelyke oostkust naar het continent gekeerd; daar loopt ook zijue hoofdbergketen steil in zee af. Ten gevolge der ongezonde lucht en der op den boerenstand (tot 1838) drukkende lijfeigenschap bepaalt zich de akkerbouw slechts tot een vierde van den voor landbouw geschikten grond; het overige is weideland voor schapen, geiten en runderen, of bosch. De hoofdstad Cugliari (32000 inw.) op de zuidkust en Sassari (32000 inwoners) op de noordwestzijde zijn bèide-handels- en universiteitssteden. Sedert de ontdekking der bijna aan de oppervlakte gelegen rijke zinkbeddin-gen (1867) is aan de zuidwestelijke kust Iglesias als industrieplaats op-
LOMBABDIJE. VENETIË. 5 50.
gekomen. In de nabijheid der noordoostkust ligt liet kleine eiland C a p r e ra.
3. In Lombardije of de vlakte van den Middel-Po (3'/2 mill, itnv.) is Milaan {Milano, 199000 inw., met de voorstad Corpi-Santi, 262000 inw.) aan liet riviertje de Olona en het einde van den Simplonweg (§ 52), de eerste fabrieksstad van Italië, de hoofdmarkt voor den zijdehandel en de belangrijkste plaats voor den binnenlandsclien handel. De dom, geheel uit wit marmer, in Gothisch-Italiaanschen stijl opgetrokken, wordt in grootte alleen door de St. Pieterskerk te Rome overtroffen. Hij is, naar men zegt, met 4500 standbeelden versierd. Evenals Milaan houden zich ook Brescia (39000 inw.), Bergamo (37 000 inw.), Como, aan het zuidwesteinde van het meer Como, en Cremona (32000 inw.) aan den Po, Monza, Vareze met de zijdeteelt bezig. Lodi (20000 inw.), aan de Adda, is de voornaamste plaats voor de kaasbereiding en den kaashandel. Pa via (28000 inw.), aan den Tessino, de universiteitsstad van Lombardije. De sterke vesting Mantua ligt op een eiland in een door den Mincio gevormd meer of moeras.
4. Venetië (2:,/4 mill. inw.).
De eilandenstad Venetië {Veuezia la «'offlwrWe, met 12S000 inw.) op 3 groote en fïïTïlelne eilanden, die door 134 kanalen als hoofdstraten gescheiden endoor talrijke bruggen verbonden zijn, wordt door het Caualc grande, dat '/, myl lang en 40—70 met. breed en de hoofdslagader van het verkeer is, in den vorm eener S gesneden. Haar handel is na een lang verval weder .aan het bloeien, vooral op Griekenland, de Levant en sedert de opening van het Suez-kanaal ook op Zuid-Azië. Een hoofdartikel van uitvoer zijn de glaspaarlen uit de fabrieken van het eiland Murano.
219
Venetië ontstond, toen de bewoners der noordwestelijke kust van de Adria-tische zee bij den inval van Attila in Italië (-132 n. Chr.) naar de lagunen-eilanden (zie bl. 213) de vlucht namenen zich daar vestigden. In de middeleeuwen verhief het zich tot de eerste handelsstad der wereld, doch geraakte tengevolge der ontdekking van den zeeweg naar Oost-Indië in diep verval. Op het St. Markusplein, het middelpunt van het volksleven, staat de St. Markuskerk, in half-oosterschen stijl, met haren rijkdom aan zuilen en mozaïken en de 4 bronzen paarden van Lysippus (?) boven den hoofdingang. Dit gebouw, het dogenpaleis aan de Piazetta, met de staatsgevangenissen onder een loodeu dak en de brug der zuchten, het arsenaal met een wapenmuseum, een schilderijverzameling der Academia di belle nrfi, de rijk versierde (96) kerken, de vervallen paleizen, enz. getuigen nog van voormalige grootheid. Eene (y2 mijl) lange spoorwegbrug verbindt thans de stad met het vastland (met Mestre). — Van Chioggia (2GOOO inw.), eene stad op een lagunen-eiland en evenals Venetië op palen gebouwd, tol; aan MaTamocco loopen de Murazzi, als een reusachtige dam van vierkante marmerblokken opgetrokken, 10 met. hoog, 10—16 met. breed, met het trotsche opschrift at'.sv. Romano, aere Teneto 1); zij dienen om de duineilanden (lidi) te behouden, die de stad beschermen tegen de golven der zee.
1) Door Eomeinschen moed, door Venetiaansch geld.
EMILIA. MAKKEN ES UMBKlë. § 50.
Van het oosten naar het westen volgen: de oude, eertijds door hare rechtsgeleerden beroemde universiteit Padua (66000 inw.), Vie enz a (37000 inw.), waar men nog een aantal der voornaamste gebouwen van den hier geboren Palladio vindt, Verona (60000 inw.), eene vesting aan de Etsch, met het nog vrij goed onderhouden groofe amphitheateï^dat op ^ÊTrijen banken voor 25000 menschen zitplaatsen had. Zij vormt met Mantua en de beide kleine vestingen Peschiera, aan het zuidelijk einde van het meerGai'da, en Legnano, aan de Etsch, den zoogenaamdcn vierhoek. Het golvend noordoostelijk gedeelte van Venetië met de steden Treviso (22000 inw.1 en ITdine (25000 inw.) of het voormalige graafschap Frioul {Forum Jutii) heeft wegens de puinafzetting der alpenwateren niet dan weinig bebouwbaren grond en een schrale, Slavische (maar geïtalianiseerde) bevolking. Ook bijna alle steden van Venetië en Emilia houden zich onledig met zijde-fabrikatie.
5. Emilia of de vroeger tot den kerkel. staat behoord hebbende Romagna, de hertogdommen Parma en Modena, met meer dan 2'/, mill. inw. Aan de Via Aemilia, die langs de noordoostelijke helling der Apennijnen loopt, van den Po tot aan de Adriatische zee, en aan de provincie den naam gaf, liggen Piacenca (34 000 inw.), het laatste punt, waar men gemakkelijk over den Po kan trekken, daar verder naar beneden de moerassen op zijne oevers beginnen. üit dien hoofde is de stad belangrijk uit een krijgskundig oogpunt en was zij reeds 218 v.Chr. een Eomeinsche kolonie,_Parma (45000 inw.), in de 17de eeuw door de familie Farnese eeu zetel der kunst, Reggio (50000 inw.), in welks nabijheid de ruïnen van het slot Canossa liggen, Modena (55000 inw.), Bologna (116 000 inw.), oudste universiteit (daarom la dot la), en thans een kruispunt van 4 spoorwegen, in eene der dichtst bevolkte streken van Italië, aan den voet der bergen; Faenza (36000 inw.) en Rimini (33000 inw.), aan de zee; Ravenna (59000 inw.), het oud-Romeinsche Venetië, in den Gothentijd een havenplaats, thans een landstad; de nog goed bewaarde gedenkteekenen van bouw-, beeldhouw- en schilderkunst wijzen den overgang aan van de oude tot de middeleeuwsche kunst. In het beneden Po-gebied ligt de vesting Ferrara (28000 inw.), eeus onder de heerschappij van het huis Este bloeiend door de dichtkunst (Ariosto, Tasso) en bouwkunst, thans nog universiteit; F or li (38000 inw,).
6. De Marken (bijna 1 mill, inw.), aan de oostelijke helling der Apen-nijnen, met Ancona (45000 inw.), dat de beste haven aan de westkust der Adriatische zee en daarom een levendigen zeehandel heeft, Sinigaglia, de eenige druk bezochte mis van ïtalië, met onbeperkte handelsvrijheid.
7. Umbrië ('/j mill, inw.) met de universiteitsstad Perugia (49500 inw.), in het gebied van den Boven-Tiber, en Spoleto, de hoofdstad van het voormalige gelijknamige hertogdom.
8. Toskane (bijna 2 mill, inw.), tusschen de Apennijnen en de Tyr-
220
TOSKANE. DE NAPELSCHE PROVINClëN. § 50. 221
rheensche zee, beslaat het dicht bevolkte dal van den Arno en het 15oven-Tiberdal met zijne zijdalen in de Apennijnen. De maremme is meer dan 50 vk. mijlen groot. Florence (Firenzc) ligt in een bij uitstek vruchtbaren bergketel (daarom Ja hdlaquot; genoemd), op beide oevers van den oudiepen Arno (167000 inw.), universiteit.
Florence werd door het in de 15de eeuw heersehende huis Medicis het middelpunt der Italiaansehe beschaving en bezit thans nog in de beide paleizen Pitti, de vroegere residentie, en Uffizi een buitengewonen rijkdom aan kunstwerken, oude standbeelden (ilediceische Venus, groep van Niobe, enz.), schilderijen der eerste Italiaansehe meesters, kerken met mozaïken en muurschilderingen, die voor de geschiedenis der knust van het hoogste gewicht zijn, belangrijke verzamelingen vau handschriften (in de Laurentiaansche bibliotheek) enz. Zijdeteelt en zijdeweverijen,. vlechten van stroohoeden, verwerken van albast en marmer zijn de hoofdtakken van bes'.aan.
Ook Livorno (met 97000, gedeeltelijk Joodsehe inw.), door vreemdelingen uit alle landen bewoond en daarom een stad, die liet minst van het Italiaansehe karakter op het geheele schiereiland heeft, is hare tegenwoordige beteekenis als tweede zeehandelsstad van het rijk aan de Medici verschuldigd, die ze tot een vrijhaven, de eerste aan de Middellandscbe zee, verhieven. Onder de overige steden was eens Pi sa (50000 inw.), j)p beide oevers van den Arno, in de middeleeuwen nog aan den mond, de aanzienlijkste, ja, het was de mededingster van Venetië en Genua; maar toen de Florentijnen de vloot en de haven van Pisa verwoest hadden (1362), verviel en verarmde de stad {„Pisa morta^'), die thans nog als universiteitsstad en om het zachte klimaat en de naburige gezondheidsbronnen bezocht wordt. Eene tweede universiteit bevindt zich in S i e n a (22 000 inw.), eene stad, die ook in de geschiedenis der kunst om hare gedenkteekenen voor de bouwkunde en eene eigene schilderschool niet onbelangrijk is. Lncca (68000 inw.), met oliehandel en zydefabrieken. Door het gevaarlijke kanaal van Piombino wordt het ijzerrijke Elba, met de hoofdplaats Porto Per-rajo, van het vastland gescheiden.
9. De provincie Kome (y8 mill. inw.).
De hoofdstad Rome (247000 inw.), in het midden van eigenlijk Italië, ligt aan beide~oeversquot; van den Tiber, 3 mijlen van de zee, in eene steppe, die met uitgestrekte grasvelden bedekt is en in het oosten door de Apennijnen, in het westen door de zee begrensd wordt, op 11 heuvels. Het oude Rome lag aan den linkeroever van den Tiber op 7 heuvels, waarvan de Capitolinus, de Palatinus en de Aventinus geheel afzonderlijke, eilandvormig uit de laagte opstijgende heuvels zijn, terwijl de V i m in a 1 i s, Quirinalis en Esquilinns nitlooperseener hoogvlakte zijn, evenals de Caelins in het zuidoosten, de grootste van alle, die aan zijn voet verbonden is met den Esqnilinus. Daarbij kwam later de Monte Pincio (de hoog-
DÉ MERKWAAKDIGIIEDEN VAN HOME. § 50.
ste, ongeveer 60 met.), aan den noordelijken ingang der stad {porta del /iopolo), de Mo/de testaccio in 't zuiden, naar men zegt uit opgehoopte scherven ontstaan, en aan gene zijde van den Tiber de Janiculus en Vati-canus. De merkwaardigheden van Kome bestaan in de overblijfselen der klassieke oudheid, de (400) kerken en paleizen met hunne rijke kunstverzamelingen.
Tot de raerkwaardigste overblijfselen der klassieke oudheid, die hoofdzakelijk binnen den omtrek van het oude Rome liggen, behooren: a. de Fora, vooral het Forum Romanian (thans campo vaccina) aan den voet van den Capitolinus, vroeger het middelpunt van het Romeinsche volksleven, het tooneel der volksvergaderingen, rechterlijke handelingen eu dikwerf ook van de gevechten der gladiatoren; tegenwoordig kan men uit de overblijfselen van enkele gebouwen, die uit het diepe pain te voorschijn komen, nauwelijks het vroegere aanzien vermoeden ; b, tempels, vooral in den omtrek van het Forum; het Pantheon van Agrippa, op het vroegere Mars-veld, dat in de 7de eeuw in eene Christelijke kerk, S. Maria ad Mar-lyres, herschapen werd, is onder alle tempels van het oude Rome het best bewaard gebleven; c. triomfbogen van Septimius Severus, aan den voet van den Capitolinus, dan aan het zuidelijk einde van het Forum die van Titus en van Constantinus, alle met talrijke reliefs versierd: d. amphitheaters voor kampspelen en dierengevechten; het Colosseum is een overblijfsel van het ontzaglijke amphitheater voor 90000 personen, dat de keizers Vespasianus en Titus in het midden van het oude Rome hadden gebouwd; e. therm en, d. i. openbare badplaatsen, waarin meu tevens vertrekken vond voor allerhande tijdverdrijf, maar die thans meestal zoo vervallen of tot latere gebouwen ingericht zijn, dat de oorspronkelijke inrichting moeie-lijk te herkennen is ;ƒ. de keizerlijke paleizen op den Palatinus; y. onder de p raai graven is dat van Hadrianus reeds in de 5de eeuw in eene vesting veranderd en diende later onder den naam van Engelenburg tot staatsgevangenis; /i. de Egyptische, meestal met hieroglyphen voorziene obelisken, die door de verschillende keizers naar Rome gebracht en hoofdzakelijk in den circus opgericht waren, zijn later gedeeltelijk omgevallen en met puin overdekt, maar door de zorg van kunstminnende pausen, zooals Sixtus V, weder opgegraven en op openbare plaatsen, bijzonder voor kerken, b. v. de St. Pieterskerk, het Lateraan, S. Maria maggiore, op nieuw opgericht.
Tot de voornaamste gedenkteekenen der Christelijke oudheid behooren de onderaardsche begraafplaatsen der oude kerk, die zich bijna onder den geheelen omtrek der stad bevinden en gewoonlijk katakomben genoemd worden. Zij bestaan uit zich onregelmatig kruisende gangen, die in tufsteen, zand en pnzzolana gegraven zijn, iu verscheidene verdiepingen boven elkander liggen en in welker beide zijwanden de lijken bewaard werden. Ten tijde van de vervolgingen der Christenen hebben zij ook wel tijdelijk tot schuilplaatsen voor de vervolgden en tot godsdienstige bijeenkomsten gediend. —1 Onder de kerken is die van St. P i e t e r (S. Pief ra in Vatican o) niet alleen de eerste van Rome, maar zelfs van de geheele wereld. Zij verheft zich in Italiaanschen stijl op het St. Pietersplein, welks zijden met drievoudige galerijen en welks midden met eene
•222
ROME EN OMSTEEKEN. § 50.
Egyptische obelisk en twee fonteinen versierd zijn. Boven het voorportaal bevindt zich eene galerij met de loggia, die bestemd is tot het geven van den zegen en tot de kroning der pausen. Boven het altaar, waar alleen de paus de mis leest met Kerstmis, Paschen en den feestdag van St. Petrus, alsmede bij elke zaligverklaring, verheft zich de groote, 134 met. hooge koepel, met kolossaio mozaiken versierd, het voornaamste gedeelte van het geheele gebouw. — Evenzoo neemt het Va t i k a a n, grenzende aan de St. Pieterskerk, de eerste plaats onder de paleizen in. In omvang staat het gelijk met eene kleine stad en men wil, dat er 11 000 zalen, kamers, kapellen en andere vertrekken in zijn. Het bevat onder andereu : a. de Sixtijnsche kapel, waarvan het geheele gewelf en de gauschc achtermuur bedekt zijn met de schilderijen van Michael Angelo Buonarotti; 6. de loggiën, die zich in drie verdiepingen hoven deu beganen grond verheffen en overal met zinnebeeldige voorstellingen uit het oude en nieuwe testament zijn versierd ; c. de (-1) pauselijke feestzalen, die naar de vermaarde fresco-schilderingen van Raphael den naam van stanze (kamers) di Raffaela dragen; d. het grootste museum der wereld, bestaande in verzamelingen van oudheden, opschriften, schilderijen, handschriften, munten, gedenkteekenen der Christelijke oudheid, enz.; «. de rijke bibliotheek van het Vatikaan. Ook het paleis van het Lateraan, in het uiterste zuidoosten der stad, benevens de kerk S. Giovanni in Laterano, de eigenlijke parochiekerk van den paus, is volgens de wet der waarborgen in 's pausen bezit gebleven. — Het museum van het Kapitool en verscheidene villa's binnen en buiten de stad bevatten zeer hoog gewaardeerde oudheden en kunstschatten.
lu het naburige Sabijnsche en Albaansche gebergte zijn ïi v o 1 i, het oude Tibur met de watervallen van den Anio, Frasoati en Albano, inde nabijheid van het meer van dien naam, de liefelijkste punten voor een zomerverblijf. De in den nieuweren tijd door de Franschen versterkte zeehaven Civita-Vecchi a (Portus Trajauï) (10000 inw.) is door een spoorweg met Rome verbonden.
10. De voormalige Napelsche provinciën (Abruzzen, Molise, Cam-panië, Apulië, Basilieata, Calabrië, met meer dan 7 mill. inw.).
Aan den Beneden-Volturno en de golf van Napels strekt zich de hooggeroemde Campagne felice uit, waar de zonnewarmte, de verfrisschende zeelucht, de rijke besproeiing door tallooze beken, die van de naburige bergen nederruischen, en zelfs de onderaardsche krachten van den vulka-nischen grond zich vereenigen om den weinigen arbeid van den mensch jaarlijks met drie oogsten te beloonen. De geheele kust langs de golf van Napels is bijna ééne stad. Zij wordt door twee kapen en drie eilanden tegen de brandingen der zee beschut: in het noorden door J^schia en Procida, die wegens hunne vruchtbaarheid zeer sterk bevolkt zijn; in het zuiden door Capri, waarop men de blauwe grot aantreft. De voormalige hoofdstad Napels (448 000 inw.), thans nog de levendigste in Italië, is niet zooTeer beroemSTónThare kerken en paleizen, die, behalve het Museo Nazionale, weinig bijzonders bevatten, als wegens de heerlijke ligging [yedi
223
224 DE NAPELSCUE EX SICILISCIIE PROVIXClè'N. § 50.
Napoli e poi mori), het eigendommelijke volksleven en vooral de omstreken, waar de natuur met hare liefelijke pracht ook hare vreeselijkste verschijnselen ten toon spreidt, zoodat zij menigwerf het doel van 't reizend publiek is.
Tot deze omstreken behooren Portici en Resina, beide op Her-culaneum, dat bij eene geweldige uitbarsting van den Vesuvius (79 n. Chr.) onder de asch begraven werd; maar vooral het insgelijks toenmaals bedolven en sedert eene eeuw langzamerhand, ofschoon op verre na nog niet geheel opgegraven P o m p ej i, dat ons de beste voorstelling geeft van den aanleg en de inrichting eener oud-Komeinsche stad. In de asch van den Vesuvius groeit de voortreffelijke wijn „lagrima Christi.quot; Aan het zuidelijk gedeelte van de golf ligt C astellamare, waarschgn-lijk op de plaats van de bij gemelde uitbarsting verwoeste stad Stabiae. Sorrento, met het heerlijkste klimaat en den weligstenplantengroei, sluit daar het wonderschoone panorama van de golf van Napels.
Ook de golf van Salerno met hare steile rotskusten spreidt het zuidelijk karakter met buitengewone pracht ten toon. Hieraan liggen: A m alf i, welks zee- en handelswetten {labulae Amalfitanaé) in de middeleeuwen algemeen geldend waren, Salerno (20000 inw.), in de middeleeuwen het voorbeeld en de kweekschool van alle medische faculteiten van Europa, en niet ver van de kust het dorp Pesto (Pestum) met aanzienlijke overblijfselen van Grieksche tempels in den oudsten Dorischen stijl.
Op de oostzijde der Apennijnen heeft Apulië eenige steden van middelmatige grootte: Foggia (38000 inw.), Bari (50000inw.), Brindisi, door de voltooiing van den grooten oostelijken spoorweg een voorpost van het Oosten, vooral het uitgangspunt der Indische overlandpost naar Alexandrië, Tarente (20000 inw.), aan de golf van dien naam, met eene vroeger prachtige, thans verzande haven. — Geheel in 't zuiden van Calabrië ligt het door eene aardbeving (1783) verwoeste, doch weder opgebouwde Reggio (35000 inw.).
11. Het eiland Sicilië (2y2 mill. inw.).
Sicilië, in het midden der Middellandsche zee en het grootste, rijkste, schoonste en beschaafdste eiland in die wateren, vormt eene voortzetting van Italië, waarvan het gescheiden wordt door de nauwe straat van Messina, en maakt den overgang uit van Europa tot het naburige Afrika, evenals tusschen de Oostersche en AVestersche wereld. Aanlokkelyk door den rijk-sten zegen der natuur en den rijkdom der havens, was het sedert de oudste tijden de kampplaats en kampprijs van vreemde, bijzonder van zeevarende volkeren, en alle beschaafde natiën, die rondom de Middellandsche zee woonden, uitgezonderd de Egypteuaren, hebben geheel of gedeeltelijk dit eiland in hun bezit en onder hun bestuur gehad en er partij van getrokken. Het is aan drie zijden door groepen kleinere eilanden omgeven: in 't noorden door de met vulkanische kegels bedekte Liparische of Eolische
SAN MAKING. § 50.
eilanden, Stromboli en andere; in 't westen door de Egatische eilanden, insgelijks van vulkanischen oorsprong; in 't zuiden door de aan Engeland behoorende Malta-groep. De noordelijke zijde bevat eene voortzetting van de Apennijnen, die reeds in Calabriö cene zuidwestelijke richting aannemen en aan gene zijde der straat van Messina geheel naar het westen voortloopen. Zij dalen in het noorden onmiddellijk en steil in zee af, terwijl er zich in 't zuiden heuvelachtige hoogvlakten aansluiten, die bijna het geheele overige gedeelte van het eiland innemen en door hare steppenvormige gesteldheid aan de hoogvlakte van Kastilië doen denken. De oostzijde is vulkanisch, gelijk de naburige westkust van Italië; de reusachtige kegel van den Etna of Monte Gibello (van het Arabisch „Dschibelquot; = berg), den grootsten Europeeschen vulkaan, verheft zich tot in het gewest van de eeuwige sneeuw, 3410 met. hoog, met een grondvlak van 18 mijlen in omtrek; hij heeft geen gemeenschap met de naburige bergketen, maar ligt afgezonderd, gelijk de Vesuvius.
De groote hoogte van den Etna is oorzaak, dat op den lioogsten top de hoofd-krater, die '/, uur in den omtrek heeft, niet meer het punt is, waar de gistende krachten van het binnenste deel een uitweg zoeken, maar dat zij zich reeds door den bergwand een opening gebaand hebben; daarom telt men ongeveer 80 kleine kraters, kegelvormige, afgezonderde kleine bergen met trechtervormige diepten. Geen tweede berg van Europa biedt ons wat de helling van den Etna geeft, n.1. eene duidelijke voorstelling van de verschillende verticale gordels van den plantengroei; hij is in dit opzicht verdeeld in drie gewesten- het bebouwde, uiterst vruchtbare, het boschrijke tot 1850 met., en het kale, bovenste gedeelte.
Steden: a. op de noordzijde: de handels-en universiteitsstad Palermo (219000 inw.), aan den voet van den Monte Pellegrino (Pelgrims-berg); door den plantengroei (hier en daar palmen) en den Saraceenschen stijl der gebouwen heeft zij een bijna Oostersch aanzien, en ïrapani (26000 inw.) op een schiereiland, beide met een voortreffelijke haven; b. op de oostzijde: het (1783) door eene aardbeving bijna geheel verwoeste, maar fraaier weder herbouwde en versterkte Messina (111000 inw.), aan de straat {faro) van denzelfden naam, met een der beste havens van de Middellandsche zee en handel in zuidvruchten; de uit lava gebouwde, schoone universiteitsstad Catania (84000 inw.), in de rijkste vlakte aan den voet van den Etna; het thans onbeduidende Siragossa, beperkt tot het oudste gedeelte van het oude Syrakuse, dat vroeger de grootste en meest bevolkte stad van Sicilië was; c. op de zuidzijde: Girgenti (Agrigentum), met zeer belangrijke overblijfselen van oud-Grieksche tempels. In liet al gemeen vindt men op Sicilië veel meer overblijfselen van Grieksche bouwkunde dan in eenig land buiten Attika; d. op de westzijde: Marsala (34000 inw.), dat uitmuntenden wiju levert.
Onder bescherming van den koning van Italië staan:
PÜTZ, VERGEL. AAKDR. 15
225
l
MONACO. DE MALTA-GROËP. § 50.
a. Dc republiek San Marino (1 vk. mijl, met 7300 inw.), de oudste staat van Europa en tevens het laatste overblijfsel der eenmaal zoo talrijke republieken in Italië, die het behoud harer politieke zelfstandigheid aan haar onbeduidendheid en afgezonderde ligging op eene steile hoogte (800 met.), niet ver van Rimini, te danken heeft. Haar oorsprong verliest zich in de legende van den kluizenaar Marinus, die, naar men zegt, in 't begin der 4de eeuw aanleiding gegeven heeft tot het bebouwen dezer hoogte en aan zijne kleine gemeente den tegenwoordigen republikeinschen regee-ringsvorm gaf.
De souvereiniteit wordt door de geheele gemeente uitgeoefend, die vertegenwoordigd wordt door den „grooten raadquot; van 60 leden, als wetgevend lichaam. Deze kiest weder uit zijn midden een „kleinen raadquot; van 12 leden. De uitvoerende macht herust bij twee, telkens voor 6 maanden gekozen JJapitani, een voor de stad Marino, en een voor de 3 landelijke gemeenten.
j h. Het vorstendom Monaco, de kleinste staat van Europa quot;(sedert 1860 slechts '/4 vk. mijl met 3100 inw.), aan den voet der Zee-Alpen, teu oosten van Nizza, bestaat uit de op een vooruitstekende rots gebouwde stad Monaco (1900 inw.), die om hare gezonde ligging door vreemden druk bezocht wordt.
II. UE MALTA-GROEP.
Do di-ie kleine, maar sterk bevolkte eilanden Malta, G-ozzo eu Co min o (met 150000 inw. op 63/4 vk. mijl), sedert 1800 eeue Britsche bezitting, hebben hunne belangrijkheid voor het krijgswezen en de zeevaart te danken aan hunne ligging in het midden tusschen beschaafde en niet beschaafde, tusschen christelijke en niet-christelijke kustlanden der Middellandsche zee, alsmede tusschen het westen en de Levant. Op gelijken afstand van Afrika en Europa gelegen, worden zij tot het laatste werelddeel gerekend, omdat zij, evenals Kandia, hunne golf- en havenrijke kust naar 't noorden gekeerd hebben en daarom bestemd schijnen om tot Europa te behooren.
Uit het oogpunt van handel en krijgswezen is het eiland Malta, dat zich door rijkdom aan havens onderscheidt, van veel gewicht. Door zyne ligging
226
HET IBERISCHE SCJIIEREILAXD. § 50.
beheersclit het thans, evenals Carthago in de oudheid, den weg uit het oostelijk in het westelijk bekken der Middellandsche zee; reeds vroeg lokte het bewoners uit, die de oorspronkelijk kale kalkrotsen, zoo men wil, met tuinaarde uit Sicilië bedekten. De zeer versterkte hoofd-en universiteitsstad la Valette (50000 inw.) op de noordoostkust dient tot een groot wapenmagazijn van Engeland in de Middellandsche zee, is als vrijhaven een hoofdmarkt voor het verkeer tusschen Noord-Afrika en het oostelijk bekken der Middellandsche zee en een kruispunt van alle Britsche stoomboot-lijnen in deze wateren.
§ 51.
HET IBERISCHE EX PYRENEESCHE SCHIEREILAND.
Het westelijkste der drie schiereilanden van Zuid-Europa sluit de Middellandsche zee naar de oceaanzijde af en maakt den overgang van Europa naar Afrika uit. Met het Europeesche continent in 't noordoosten door een hoogen, moeielijk te beklimmen bergmuur verbonden en aan de overige zijden door de zee omgeven, is het een op zich zelf afgesloten geheel, evenals Arabic. Van Afrika is het slechts door eene smalle zeeëngte gescheiden en diende in de middeleeuwen eveneens tot brug voor de verhuizing der volken en de verbreiding der Arabische beschaving, als het Klein-Aziatische schiereiland in de oudheid. Later heeft het, als dat gedeelte van 't Eur. continent, hetwelk het verst naar het westen vooruitgeschoven is, vooral deelgenomen aan de ontdekkingen en veroveringen in Amerika.
Als een reusachtig bolwerk tusschen de Atlantische en de Middellandsche zee heeft het Iberische schiereiland, evenals Frankrijk, eene maritieme (Middellandsche) en eene oceaan-zijde. Door de eerste onderhoudt het eene wederkeerige gemeenschap met Eomaansch, door de laatste met Ger-maansch Europa. Deze tegenstelling tusschen een oceanisch en een maritiem Spanje vindt ook hare uitdrukking in de geschiedenis: de Romeinsche indeeling des lands in een Spanje aan deze en aan gene zijde van den Ebro, later de koninkrijken Aragon en Kastilië, welker vereeniging den grondslag legde voor de eenheid der Spaansche monarchie.
Horizontale vorm.
Evenals Afrika heeft het Iberische schiereiland bijna bet karakter van een eiland, ja, het zou een volkomen eiland wezen, indien de oppervlakte der zee 160 met. booger was en de laagvlakte aan den noordelijken voet der Pyreneen tot een tweede Kanaal of la Manche maakte. Bij gebrek aan diepe inhammen, en dus aan
227
228 HORIZONTALE EU VERTICALE VORM. § 51.
schiereilanden, is de kust, evenals die van Arabic, zeer eenvormig. De noordwestkust heeft nog eenige insnijdingen door de kleine Ria's (bl. 231); de westkust is gedeeltelijk met strandmeren bedekt ; alleen de zuid- en oostkust hebben eenige ontwikkeling en de laatste zelfs eilandvorming, al is het dan ook op eenigen afstand. De geringe kustontwikkeling, gepaard met de geringe bevaarbaarheid der groote stroomen in het binnenland, heeft de bewoners eerst laat partij doen trekken van de gunstige, oceanische ligging van het schiereiland.
Verticale vorm.
Wanneer wij de zoomen der kust niet mederekenen, is de verticale vorm over het geheel zeer symmetrisch; want de oppervlakte bestaat uit
een centraal tafel land als hoofdmassa, die in't noorden en zuiden door ,, —■ - ^ ,
twee laagvlakten van
twee hooggebergten in 't noordwesten en zuidoosten gescheiden en door
twee randgebergten begrensd wordt.
In de afzonderlijke doelen daarentegen heerscht zooveel afwisseling van hoog- en laagland cn zulk eone verscheidenheid van vormen en hoogte, derhalve ook in plantengroei en volksdichtheid, als in geen ander land van Europa 1).
a. De beide hooggebergten: do Pyreneën in't noorden en het nog hoogore gebergte van Granada of van Hoog-An-dalusië in 't zuiden, zijn schh;reiiandvqrmige massa's.
aa. De Pyreneën, d. i.; zwarte bergen, omdat de toppen zich donker boven de lager liggende sneeuwbergen verheffen, moeten geenszins als een afgelegen, door de lage Cevennes verbonden lid van Tt Alpenstelsel beschouwd worden, maar vormen een smal, weinig getakt gebergte tusschen den Atlantischen oceaan en de Middellansche zee, tusschen de laagvlakte van Zuid-Frankrijk en het Ebro-dal. Zij bestaan uit twee hoofdketenen: eene zuidelijke, Spaansche, van den oceaan tot aan don Maladetta, en eene nooi-lijke, Fransche keten, die bij den Pic du Midi begint; deze staan
1) Petcrmann, Mitth. 1871, bi. 322.
DE PYEENEëN. § 51.
3—4 mijlen van elkander af en loopen beide in de hoofdrichting van 't westen naar 't oosten; de eerste is de oostelijke voortzetting van het Cantabrische gebergte, waarvan zij door eene diepe inzinking gescheiden is.
Alleen in het midden loopen de beide ketenen naast elkander; daarom is ook dit gedeelte, de Middel-Pyreneen, tusschen den Pic du Midi en den Maladetta — het brongebied der Garonne — zoowel het hoogst als het breedst (15 mijlen) en het moeielijkst over te trekken; de Wes t-Py r en eë n (tot de Bidassoa) en de Oost-Pyreneën (tot aan de MiddeIIanitscte~zee) zijn nauwelijks half zoo breed (7 mijlen). De westelijke vleugel (14 mijlen) verheft zich slechts tot matige hoogte {Basses Pyrenees); de oostelijke (29 mijlen) daarentegen rijst steil uit de Middellandsche zee tot meer dan 2800 met. De Middel-Pyreneën nochtans vormen de hooge kroon van het geheele stelsel met hooge rotstoppen, trotsche ijs- en sneeuwmassa's, watervallen, talrijke gezondheidsbronnen en groote verscheidenheid iu de natuur op de verschillende hoogten der helling.
Wel strekken zicli de afzonderlijke gewesten der cultuurplanten aan de zuidzijde meer dan 100 met. hooger uit en begint het gewest van de eeuwige sneeuw op de zuidzijde zelfs 200 met. hooger, maar de steile helling aau deze zijde en Tooral de geringe vooi-raad van water, verbonden met de verzengende zuidenwinden, veroorzaken dat de bebouwing der noordzijde, welker talrijke beken en rivieren gedeeltelijk door de eeuwige sneeuwvelden en gletsehers gevoed worden, de zorgen des landmails beter beloont. Ook staat in het zuiden de voet der Pyreneen altijd nog op hooge bergvlakten, in het noorden echter op de laagvlakte van Zuid-Frankrijk; daarom komen zij van de noordzijde, b. v. van Toulouse gezien, overal veel trotseher en hooger voor dan van de zuidzijde.
Wanneer men de Pyreneën met de Alpen vergelijkt, ontwaart men veel verschil niet alleen in de lengte en de breedte van de geheele keten, maar ook in de hoogte dertoppen. De Montperdu (3405 met,) en de Ma-ladetta met den Pic Netliou, den „Monfblanc der Pyreneënquot;, 3475 met. — beide in de zuidelijke keten der Middel-Pyreneën, die alleen een Alpenkarakter hebben — blijven 1300 met. beneden de hoogste Alpenkruinen, terwijl de gemiddelde kamhoogte, 2600 met., bijna gelijk staat. Beide hooggebergten hebben hunne grootste verhevenheid in 't midden; maar de Alpen in 't oosten, de Pyreneën in 't westen hunne geringste hoogte. De Pyreneën zijn het ontoegankelijkste en meest scheidende gebergte van Europa, want de passen bereiken bijna de kruinhoogte, terwijl zij in de Alpen insnijdingen maken in de kam. Over de Middel-Pyreneën leiden slechts twee moeie-lijke passen : die van Gavarnie en de zoogenaamde Rolandsbres, westelijk van Montperdu. De hoofdwegen tusschen Frankrijk en Spanje loopen daarom aan het westelijk en oostelijk einde om het gebergte heen. Verder staan de
229
230 GEUERGTEN VAN HET 1BEEISCIIE SCHIEREILAND. § 51
Pyreneën bij de Alpen acliter in verseheiclenlieid, sclioonlieid en praclit, omdat zij geen lengtedalen, geen bergmeren bezitten en het getal der tevens kleine, minder diep in de bebouwde dalen en slechts naar het noorden afhangende gletschers zeer gering is. Tengevolge der geringe hoogte en breedte, verbonden met de meer zuidelijke ligging, hebben de Pyreneën eens kleinere massa sneeuw en ijs; daarom zijn de hier ontspringende rivieren („gavenquot;) niet zoo groot als de Alpenstroomen, en daar zij slechts door zeer enge dalkloven loepen, mist men den dalgrond voor bebouwing, dorpen en wegen; de bevolking heeft zich daarom buiten debergdalen aan de mondingen der gaven neergezet. Door de zuidelijke heete winden is de vochtigheid van den dampkring en den grond gering, wat de groeikracht der wouden en weiden belemmert, die op verre na niet zoo welig zijn als op de Alpen; het bedrijf van de Sennen (herders) der Alpen wordt er niet gevonden en het gebergte is alleen aan de noordzijde wegens de baden eenigermate bevolkt.
hh. Het kustgeborgte van Granada of van Hoog-An-ilalusië scheidt, als een reusaclitige, 60 — 70 mijl. lange muur, het laagland van den Guadalquivir van de Middellandsclie zee, die de zuidelijke helling, de Alpoejarras, bespeelt.
Dit zuidelijk hoogland bestaat niet, gelijk het noordelijke, de Pyreneën, uit parallelloopende bergrijen, maar uit 3 hoogvlakten, die door 5 randgebergten van elkander gescheiden zijn. Het middelpunt van deze geheele bergggroep, de Sierra Neva^da^d. i. Sneeuwgebergte, overtreft de Pyreneën zoowel in hoogte der toppen als in gemiddelde kamhoogte, 3080 met.; de Mulahacen, aldus genoemd naar den laatsten koning van Graniida, Muley Hassan, verheft zich tot 3563 met.
In weerwil der aanzienlijke hoogte heeft de Sierra Nevada toch niet het grootsche karakter van andere hooggebergten. Men mist de uitstekende vormen, daar de kam over het geheel op gelijke hoogte doorloopt en slechts weinige toppen zieh daar boven verheffen ; daarentegen mist men hier evenmin als in de Pyreneën de ruwste tegenstellingen van Afrikaansehe hitte en konde der polen, van tropisehen plantengroei en noordsehe armoede in gewassen, van levendig verkeer langs eene havenrijke kust en van vreeselijke eenzaamheid iu de weinig uitgestrekte gewesten van de eeuwige sneeuw, vooral aan de noordzijde.
h. Door twee laagvlakten wordt de centrale hoogvlakte van de beide hooggebergten gescheiden en wel: in 't noorden door die van den Ebro of de Aragonsc, he -jan de Pyreneën en in 't zuiden door die van den Guadalquivir of de A n d a 1 vi s i s c li e van het gebergte van Granada.
lt;:. Het centrale tafelland (4200 vk. mijl. of 2/3 van het
VERTICALE VORM V. H. IBERISCHE SCHIEREILAND. § 51. 231
schiereiland), dat aan het geheelo schiereiland ongeveer den vorm van een trapezium geeft, bestaat uit twee terrassen, die door het Kasti-liaansche scheidingsgebergte gescheiden zijn en bijna gelijke hoogte en horizontale uitgebreidheid hebben; een noordelijk, hooger, of de hoogvlakte van Oud-Kastilië en Leon, SOOtotlOOO met., het hoogste uitgestrekte plateau in Europa, een zuidelijk, lager of dc hoogvlakte van Nieuw-Kastilië en Estre-madura, die van 800 tot 550 met. daalt.
Beide hoogvlakten dalen van haren oostelijken rand, die zich weinig boven de hoofdmassa verheft, steil naar het oosten af, doch naar het westen met breede terraslanden, welke zich naar den Atlantischen oceaan tot op Portugal's kusten uitstrekken. Tnsschen beide terrassen loopt, als een dijk, van het oosten naar hequot; westen het Kastiliaasche schei dingsgebergte, de waterscheiding tnsschen de stroomgebieden van den Duero en den Taag. Dit bereikt in de Sierra Guadarama en de Portugeesche Serra Estrelha een kamhoogte van 2600 met.
d. ï w e e randgebergten omgeven gelijk een muur het centrale hoogland, in de richting van het oosten naar het westen.
aa. In 't noorden het Cantabrisch gebergte of de langere westelijke helft van den noordelijken rand des schiereilands, welks kortere oostelijke helft door de Pyreneën wordt gevormd.
bh. In't zuiden het And alusi s che scheidingsgebergte, dat het goh eel e schiereiland van 't oosten naar het westen, tot aan kaap St. Vincent, doorloopt en in het zuiden steil afdaalt naar de Andalusische laagvlakte. Het middelste deel, do metaal-rijke Sierra Morona, scheidt het dal van de Guadiana van dat van den Guadalquivir en wordt door de eerstgenoemde rivier gebroken.
Het Cantabrische gebergte, dat in zijne oostelijke helft een volkomen Alpenkarakter bezit met toppen tot 3000 met. hoog, daalt onmiddellijk naar den oceaan af en heeft een groot aantal ria's of fjordvormige, soms 6 mijlen lange insnijdingen van de zee in het land, waardoor de kleine rivieren bevaarbaar worden; doch het Andalusische scheidingsgebergte voert in zijne westelijke helft eerst naar eeu groot voorland, het Andalusische laagland.
Deze beide randgebergten in 't noorden en zuiden hebben elk driemaal vreemde veroveraars in hun zegevierenden loop gestuit. Het noordelijke diende aan
232 RIVIEREN V. H. IBERISCHE SCHIEREILAND. § 51.
de Cantabriërs en Asturiërs eerst tegen de Romeinsche, vervolgeus tegen de West-Gothische macht, later aan de Gotlien zeiven tegen de Arabieren tot een schuilplaats voor de verdrukte nationaliteit en werd liet uitgangspunt der latere christelijke heerschappij in Spanje. Het zuidelijke was voor de Gothen een beschermende muur tegen het voortdringen der Byzantijnen en omgekeerd voor de Mooren tegen de Christenen, voor de Spanjaarden tegen de Franschen, terwijl het open hoogland gemakkelijk in handen der overwinnaars viel. In het algemeen strekt geen land tot een meer in 't oogloopend bewijs, hoezeer de gang van de ontwikkeling der volkeren (en der oorlogen in 't bijzonder) met het eigenaardige van de natuur des lands verbonden is, dan Spanje.
De s t r o o m e n, die naar den oceaan loopen, ontspringen noch op de hooggebergten, noch op een der beide randgebergten in 't noorden of zuiden, die de hoogvlakte afsluiten; maar de o o s-t e 1 ij k e rand van het tafelland is hun gemeenschappelijk bron-gebied en tevens de smalle waterscheiding tusschen de Middellaud-sche zee en den oceaan, de grens tusschen het oceanische en het maritieme Spanje: het eerste is 2/3, het laatste /9 van 't geheel. Wegens de geringe volstrekte hoogte van dit gemeenschappelijk bron-gebied ontvangen de rivieren daaruit geen voortduronden aanvoer van smeltende sneeuw. Bovendien loopen drie van de 4 rivieren, die zich in den oceaan ontlasten: de Duero (Portugeesch: Douro, 93 mijlen lang), de Taag (Portugeesch: Tej o, 12ü mijlëhlang), en de Guadiana (f95 mijlen lang), die bijzonder arm aan water is en in de diep ingesneden beddingen in de Mancha veel moerassen heeft, over de steppenvormige hoogvlakte, waar men geen regen of bronnen aantreft, en volgen steeds de eenige helling naar het westen; zij hebben bij gebrek van ui tgestrekte laaglanden slechts een beperkt stroomgebied. Daarom drogen zij dan ook in den zomer op enkele plaatsen op, terwijl in den winter hare schuimende wateren buiten de oevers treden; zij zijn dus tot bijna aan de monding niet bevaarbaar, ook dan zelfs niet als zij geen maal- en schietstroomen hadden. Deze geringe bevaarbaarheid der rivieren bevordert de afgeslotenheid van het^binnenland. De vierde rivier, die zich in den oceaan ontlast, de 66 mijlen lange Guadalquivir (Vadi al Kibir, d. i. de groote of liever de waterrijke stroom), ontvangt uit den voorraad van sneeuw zoowel van het zuidelijk randgebergte als van het zuidelijk hooggebergte genoegzaam toevoer en wordt ten tijde van den vlood door kleine zeeschepen tot Se-
EIVIEKEN, KLIMAAT £N PLANTENGROEI. § 51.
villa bevaren; zij is voor de scheepvaart de belangrijkste rivier van het schiereiland.
Op het Cantabrische randgebergte ontspringt zoowel een naaiden Oceaan loopende middelmatige rivier, do Minho, als do oenige aanzienlijke naar de Middellandsche zee stroomende rivier, de 90 mijlen lange Ebro (Baskisch: »het waterquot;). Wel ontvangt zij den geheelen waterschat van de zuidelijke helling der Pyreneën door hare noordelijke zijrivieren (Aragon, Segre, enz.), maar is toch eerst bevaarbaar geworden door het Keizerskanaal, dat op haar rechteroever is aangelegd. De monding mist het voordeel van ebbe en vloed van den oceaan.
Klimaat en plantengroei.
Ten gevolge van de verticale gedaante der oppervlakte splitst zich het Iberische schiereiland, de beide hooggebergten uitgezonderd, wat klimaat en plantengroei betreft, in drie gewesten, die gedeeltelijk zeer sterke tegenstellingen op eene beperkte ruimte aanbieden.
a. Een noordelijk gewest, d. i. uoordelijk eu noordoostelijk van het tafelland; dit heeft, onder den invloed van een vochtigen dampkring en van den regeuaanbrengenden westenwind {el criador — de voortbrenger) een oceaniscli klimaat en den plantengroei van Middel-Europa. In 't bijzonder genieten de landen van den noordelijken rand, door eene rijke besproeiing en door hunne ligging in de nabijheid van den oceaan, een klimaat, dat eene in 't oog loopende overeenkomst met het zeeklimaat van Engeland heeft.
b. Het middelste tafelland, tusschen de beide randgebergten, die den invloed der zee afweren, lieeft, in de sterkste tegenstelling met het eerste gewest, een bepaald vastlandklimaat, met de grootste verschillen in de temperatuur zoowel tusschen dag en nacht, als tusschen zomer en winter. De hemel is steeds helder en onbewolkt; aan regen en bronnen is er gebrek ; in den zomer is de aanvoer van water uit het spoedig verdwijnende sneeuwkleed der gebergten gering, daarentegen de Afrikaansche verschroeiende wind menigvuldig. Een natuurlijk gevolg daarvan is eene groote armoede in den plantengroei; wijde vlakten liggen bijna geheel kaaien geven aan het land een zeer eentonig aanzien. De vlakte der Mancha heeft een steppen-karakter.
c. In het lage gewest, in het zuiden van het Andalusische scheidingsgebergte met de kustvlakten in 't westen en oosten, wordt de zomertempera-tuur door de nabyheid der zee gematigd, evenals de wintertemperatuur er door
233
234 CULTUUR VAN HET IBERISCHE SCHIEREILAND. § 51.
verhoogd wordt, zoodat bijna het geheels jaar door een mild klimaat heerscht. Hier ontmoeten elkander de Flora van Zuid-Europa en Noord-Afrika in eens eigenaardige vermenging. De Andalusische laagvlakte heeft reeds een tropisehen plantengroei: suikerriet, katoen, dadelpalmen, kurkeiken. — De Vega's en ïïuerta's in Valencia en Murcia zijn vierkante stukken grond, besproeid door kanalen, die door Arabische schepraderen van water voorzien worden; zij prijken met den weelderigsten plantengroei. Doch waar de kunstmatige besproeiing ontbreekt, die van de Arabieren is overgebleven, verloochent zich ook hier het eigenaardige karakter der dorheid van 't schiereiland niet; zelfs de bergen hebben geen bosschen met hoogopgaan-de hoornen, maar meestal niet anders dan struikachtige gewassen, en zijn zelfs dikwerf nauwelijks met mos en vlechten bedekt.
De, be volking .is het geringst in de binnenprovinciën (de prov. Ciudad Real met slechts 719 inw. op 1 vk. mijl), het sterkst in de kustprovinciën, vooral de noordelijke (Corunna 4364 op 1 vk. mijl) en noordoostelijke (de provincie Barcelona met5354inw. op 1 vk. mijl); in 't midden staan de zuidelijke provinciën. De meeste groote steden behooren tot de dicht bewoonde kust-terrassen en kustzoomen, zoodat de steden van Spanje als het ware een krans om het land vormen, waarin handel en nijverheid zich vereenigen.
Volgens afstamming bestaat de tegenwoordige bevolking van het schiereiland uit eene vermenging van Celtische, Romeinsche, Germaansche (Gothische) en Arabische elementen, waarbij in 't zuiden het Arabisch, in 't noorden het Gothisch een zeer merkbaar overwicht heeft. Nog vindt men in de Baskische provinciën overblijfselen der Celtische oorspronkelijke bewoners (bl. 237). Onder de verschillende dialecten eener zoo menigvuldig gemengde bevolking hebben zich het Kastiliaansch en het Por-tugeesch tot schrijftalen gevormd. De Spaansche taal, die in veel opzichten meer heeft van het Latijn dan de Italiaansche, neemt onder de beschaafde talen van Europa, ten opzichte van de verbreiding, de derde plaats in, want zij wordt door 55, de Engelsche door 90, de Hoogduitsche door 70, de Fransche door 45 mill, menschen gesproken. Ook in de bedrijven, het volkskarakter, tot voor eenigen tijd zelfs in de staatkundige rechten en de onderscheidene takken van bestuur zijn de provinciale verschillen gedeeltelijk met zeer veel ^verzucht behouden geworden. Daarentegen is de eenheid in den (Katholieken) godsdienst grooter dan in eenigen anderen grooten staat van Europa.
De middelen van bestaan. Overeenkomstig het klimaat en de grond-soorten worden in 't zuiden en 't zuidoosten van Spanje, gedeeltelijk ook in Portugal, de zuidvruchten, de olijf- en moerbezieboom, de kurkeik, alsmede de wijn (Xeres of Sherry, Malaga, Alicante, Beni-carlo, Porto, Malvezy, enz.), zelfs de katoen en het suikerriet aangekweekt; alleen de wijde vlakte van den Guadalquivir is met tarwevelden bedekt; op het centrale tafelland worden vooral granen verbouwd; in het noorde-
GEESTBESCIIAVING, VÉRDEELING V. H. SCHIEREILAND. § 51. 235
\ lijke kustland kweekt men sterk Middel-Europeesche vrnehtboomen. De
schapenteelt, vooral van de steeds in de open luclit levende merino's of trekschapen, met lange, fijne wol, die des zomers op de hoogvlakten, des winters vooral in het lager gelegen Estremadura rondtrekken, is tengevolge der aanhoudende onlusten en der steeds toenemende mededinging van Duitschlaud en Engeland afgenomen. Het mijnwezen van dit land, dat in de oudheid zoo rijk aan metalen was, is sedert do ontdekking van • Amerika in verval geraakt en eerst in den laatsten tijd weder opgekomen;
de Spaansche mijnen leveren tegenwoordig y4 van de geheele loodproductie en bovendien ijzer, koper, zilverkwik in het hoogland Almadén, steenkolen en zwavelkies. De verspreide zetels der onbeduidende Spaansche industrie in katoen en zijde vindt men in de kustprovinciën, vooral in Valencia, Catalonië en de Baskische provinciën. Handel en scheepvaart zijn sedert het verlies dor aanzienlijke koloniën in Amerika verminderd, doch na de vervanging van het verbodstelsel door een beschermend stelsel (1849), evenals de binnenlandsche handel sedert het aanleggen van spoorwegen, weder aan het opkomen; beide zijn echter meerendeels in handen van buitenlanders, Eranschen en Engelschen.
Voor de geestbeschaving, vooral voor het volks-schoolwezen, is op het Pyreneesche schiereiland nog minder voldoend gezorgd dan in Italië; wel is ook hier geen gebrek aan universiteiten (1 in Portugal, 14 in Spanje), maar deze zijn bijna nog meer achterlijk gebleven bij den snellen vooruitgang der wetenschappen en der methode dan de Italiaansche.
Het Pyreneesche schiereiland is zeer ongelijk over twee con-stitutioneele koninkrijken: Spanje en Portugal, verdeeld. Do monarch deelt de wetgevende macht met de Cortes (van cohoys?), die in beide staten uit twee kamers bestaan.
I. HET KONINKRIJK SPANJE.
•
De oude historische ver dee ling des lands in a. de landen der kroon van Kastilië of het oude rijk van koningin Isabella I (zie ben. 1 — 6, 12 en 14); b. de landen der kroon van A rag on of liet oude rijk van Ferdinand don Katholieke (9 —11 en 13); c. die der kroon van Navarra (7 en 8), is wel, op het voorbeeld der verdeeling van Frankrijk in departementen, met eone andere in (51, later in) 49 provinciën, met j inbegrip der Kanarische eilanden, verwisseld, die meestal naar
steden genoemd worden en waarbij allo historische benamingen zorgvuldig vermeden werden, maar deze (de historische), die nog
UET CEKTRALE TAFELLAND VAN SPANJE. § 51.
van de middeleeuwen dagteekent, in de ontwikkelingsgeschiedenis der monarcliie en in de verscheidenheid der volksstammen haren grond vindt, is in 't gehengen en het niet-officiëele gebruik des volks blijven bestaan. Ook maken de nieuwe «provinciënquot; eigenlijk slechts onderafdeelingen uit van de oude koninkrijken, vorstendommen en landschappen.
A. Het centrale tafelland.
1. Het koninkrijk Nieuw-Kastilië, welken naam het land kreeg wegens de vele versterkte burchten, die de West-Gothen tegen de Mooren stichtten. Het is het zuidoostelijke gedeelte van het centrale tafelland en heeft bijna niets dan slecht beploegde tarwe- en garstvelden en woeste heiden met karig voedsel voor de met weinig tevredene, bruinwollige schapen. Nochtans houdt de trotsche Kastiliaan niet alleen Spanje voor het eerste rijk der wereld, maar zelfs Kastilië voor de hoofdprovincie. En inderdaad voert het tafelland heerschappij over alle kustprovinciën. In het bekken van den Boven-Taag ligt zoowel de oude hoofdstad Toledo (thans nog 18000, in plaats van de vroegere 200000 inw.), werkelijk het geographisch en mathematisch middelpunt vanSpanje, als Madrid (780 met. hoog, met 332000 inw.), de hoogst gelegene residentie van Europa, in eene oase aan den weinig water bevattenden Manzanares, een nevenrivier van een zijstroom (Henares) van den Tajo, vroeger het jachtgebied der koningen. Eerst sedert Filips II werd het, wegens zijne centrale ligging, op den duur de koninklijke residentie, die men bij den aanleg van spoorwegen tot het middelpunt zoekt te maken. In 1836 werd de universiteit van Alcahi hierheen verlegd. Aranjuez, aan den Tajo, is het koninklijke zomerverblijf, dat door een spoorweg met Madrid verbonden is.
2. Het koninkrijk Oud-Kas ti 1 i ë , of het noordelijk gedeelte van het centrale tafelland, strekt zich naar de overzijde van het Cantabrische gebergte uit tot aan de Biskaysche zee, w:aar Santander {St. Andreas, 30000 inw.), de haven van Kastilië ligt. Daarentegen zijn de voormalige koningszetels Valladolid '(vroeger 100000, thans 43000inw.) en Bur-gos (26000 inw.) vervallen. Ook het beroemde klooster Escorial, op de grens van Nienw-Kastilië, 1 mijl van Madrid, verkeert in een vervallen toestand.
3. Het koninkrijk Leon, het noordwestelijk gedeelte van 't centrale tafelland en genoemd naar de hoofdstaiT Leon — van legio?, deelt in de natuur der hoogvlakte van Oud-Kastilië en is hoofdzakelijk het gebied van de schaapsdriften. De oude nniversiteit Salamanca, die ten tijde van haren glans/toen daar de kardinaal Ximenez leeraarde en de dichter Cervantes studeerde, door meer dan 8000 studenten bezocht werd, telt er thans
236
DE NOORDELIJKE TERRAS- EN KUSTLANDEN. § 51. 237
nauwelijks 500, en in dezelfde verhouding is het getal inwoners (van GO 000 nog 16000) ook afgenomen.
4. Estremadura (Extrema, Durii), het zuidwestelijk gedeelte van het centrale tafelland, op beide oevers van den Middel-Tajo en Guadiana, door Portugal van de zee gescheiden, is insgelijks hoofdzakelijk beperkt tot de schaapsteelt. Eiken herfst komen hier meer dan 4 millioen merino's onder hunne herders uit alle ruwe streken van de hoogvlakte, zelfs van de Pyreneën en het Asturische gebergte, om in den winter deze groote schaapsdrift te laten afweiden. De sterke vesting Badaj oz [Pax Auyustd, d. i. stad des vredes, 23000 inw.), aan de Guadiana, beschermt de grenzen aan den kant van Portugal ten zuiden van het Kastiliaansche scheidings-gebergte. Het Hieronimieten-klooster St. Juste werd door Karei V tot zijn laatst verblijf gekozen.
a. In 't noorden:
5. Het koninkrijk Galicië, de noordwestelijkste uitlooper van het ge-heele schiereiland, is een wild, gescheurd bergland, dat door zijne liefelijke dalen, weelderige weiden en voortbrengselen aan Zwitserland doet deuken. Zijne krachtvolle, onvermoeide, trouwe bewoners trekken, evenals de bewoners van sommige dalen van Zwitserland, naar andere provinciën, of, gelijk de Auvergneezen in Frankrijk, naar de hoofdstad, om daar tegen hoog loon zwaren arbeid te verrichten en na eene reeks van jaren met de spaarpenningen naar hunne haardsteden terug te keeren. Van de talrijke (48) havens op de noordkust dezer provincie liggen er twee aan de zelfde golf tegenover elkander: het zeer versterkte Co runna (30 000 inw.) en Ferrol (21000 inw.). ÏTiet ver van de westkust treft men het vermaarde pelgrimsoord Santiago lt;li Compostella (27 000 inw.) aan, met hot graf van d'ên patroon van Spanje, den apostel jacobus (St. Jago), dat druk bezocht wordt. '
6. Het vorstendom Asturië (van «sfo = rots en ura = water), de noordelijke helling van het Cantabrische gebergte, met de zeer oude hoofdstad Oviedo (28000 inw.), heeft door zijne tusschen bergen en zeeën afgeslo-tene ligging den krachtigsten tegenstand geboden aan de veroveringen dei-Romeinen en Mooren, en is het uitgangspunt geworden van de nieuwe Spaansche monarchie; daarom heet de Spaansche troonopvolger ook prins van Asturië.
7. De 3 Baskische provinciën: Biskaye, Guipuzcoa, beide aan de golf van Biskaye, en A la va staan in alle opzichten ver boven de andere landschappen 1). De bedrij vige bewoners van dit bergland, die zich
1) Voor meer bijzonderheden zie Bau m gart eu's geschiedenis van Spanje, 3de deel.
238 DE OOSTELIJKE TERKAS- EX KUSTLANDEN. § 51.
zei ven de oudste en echtste Spanjaarden noemen, en misschien als de oudste bewoners van Spanje zijn te beschouwen, behooren waarschijnlijk tot de overblijfselen der Celtische natie (Iberiërs). Evenals hunne eigenaardige (lijmende) taal, die niet alleen volksdialect is, maar ook in alle openbare aoten gebruikt wordt, hebben zij ook hunne zeden en gewoonten, in weerwil van alle omwentelingen, die het schiereiland sedert twee duizend jaren geteisterd hebben, ongeschonden bewaard. Hunne staatkundige rechten {fneros); eigen bepaling der belastingen, liet voorrecht van vrijstelling der militaire loting, van het zout- en tabaksmonopolie hebben zy tot heden toe trachten te behouden; eerst in het jaar 1876 zijn zij ingetrokken. — Hunne hoofdhaven is Bilboa in Biskaye; bovendien St. Sebastiaan, eenevesting met eene kleine haven in (xuipuzcoa, welks vroegere hoofdstad T o-losa zich bezighoudt met mijnbouw en industrie, en Vittoria in Alava (slag op de 3200 met. hooge vlakte van Vittoria 1813).
8. Het koninkrijk Navarra, ook Opper-Navarra genoemd, in tegenstelling met het FranscheNeder-Navarra, van de zuidelijke helling der westelijke Pyreneën tot aan den Boven-Ebro, met de zeer versterkte hoofdstad Pampelona (23000 inw.). De bewoners zijn geboren jagers, smokkelaars en soldaten.
Ij. In 't oosten (met inbegrip der eilanden).
9. Het koninkrijk Aragon, genoemd naar eene zijrivier vau den Ebro, in de bergvlakte van den Middel-ETïröTn op de voorterrassen der Middel-Pyreneiin, is na Estremadura het minst bebouwde gedeelte van Spanje (1000 inw. op 1 vk. mijl). De heldhaftige verdediging van Saragossa (67000 inw.), aan den Ebro, bewijst wel, dat de Aragonicr in enkele oogenblikken tot eene begeesterde dapperheid en halsstarrige onbuigzaamheid in staat is; maar zijn gewoon phlegma is de hoofdoorzaak, dat de ontginning van den bodem verwaarloosd wordt, die door geregelde besproeiing der velden buitengemeen verhoogd zou kunnen worden. Daarentegen is
10. het vorstendom Catalonië {Goth(lo?ua, thans Cataluna), in weerwil van den steenachtigen grond, door de onvermoeide vlijt der levendige bewoners (3000 op 1 vk. mijl), die. zooals het volkslied zegt, „uit steenen brood kunnen maken,quot; tot een der best bebouwde en meest welvarende deelen van Spanje gemaakt. Het kustgebied van Catalonië is rijk aan minerale schatten; daarom heeft in geene provincie de industrie zulk een hooge vlucht genomen als hier. Barcelona (190000 inw., met de voorsteden 252000 inw.), met zijne uitmuSèn3è7zënsvöor de grootste koopvaardijschepen toegankelijke haven, was eens de mededingster van Genua en Venetië en ook thans nog handhaaft het den rang van de voornaamste en meest bezochte handelsplaats van Spanje te zijn. Tevens is deze volkrykste stad in de provincie de hoofdzetel der Spaansche industrie. Aan de oude havenplaats T a r-rafona, de voormalige hoofdstad van Hispania Turruconenüs, is door het
DE OOSTELIJKE TEKRAS- EN KUSTLANDEN. § 51. 239
spoedig opkomen van het nijvere fieüs (28000iuw.) het grootste gedeelte van het vroeger verkeer onttrokken geworden.
In een der wildste hoogdalen der Oost-Pyreneen heeft zich de kleine, reeds in 805 door Lodewijk den Vrome gestichte republiek Andorra (7—8 vk. mijlen met 12000? inw.) staande gehouden, die sedert meer dan duizend jaren hare onafhankelijkheid, hare privilegiën en vrijheden heeft bewaard, welke zij van de koningen van Aragon, Spanje en Frankrijk ontvangen heeft. Deze half-souvereine republiek van landlieden en herders wordt door een gekozen raad van 24 volksvertegenwoordigers bestuurd, welks voorzittende syndicus de uitvoerende macht bezit.
Op de bijna geïsoleerde kruinmassa van den Mo nserr at (d. i. de gezaagde, getakte berg, 1235 met. hoog), waarvan de zachtere deelen ten gevolge der verwering zich losgelaten hebben, terwijl de harde en vastere deelen bleven zitten en aan den top des bergs zijne wonderlijk gespleten gedaante gaven, liggen, S50 met. hoog, tusschen naakte rotspyramiden, de puinhoopen van een Bene-diktijner-klooster, het meest bezochte pelgrimsoord van noordoostelijk Spanje. Bij de verwoesting is alleen de prachtige kerk gespaard gebleven.
11. Het koninkrijk Valencia of het middelste, van havens bijna verstoken gedeelte der oostkust, heeft zijne buitengewone vruchtbaarheid, daarom het „Moorsche Faradijsquot; of „de tuin van Spanjequot; genaamd, aan de
_ kunstmatige besproeiing in de Huerta's te danken (bl. 234).
De hoofdstad Va 1 e n cia(107000inw.),de „stad van den Cid'' (hier f 1099), niet ver_ya_n de_zee, is de hoofdzetel der Spaansche zijde-industrie; Alicante (31000 inw.) is door den spoorweg naar Madrid de havenstad daarvan en tevens de belangrijkste stapelplaats voor den handel naar Italië geworden.
12. Ook het schraal bevolkte koninkrijk Murcia heeft in de vlakte, waardoor de Segura stroomt, een zeer winstgevende zijdeteelt, vooral in de stad Lorca (48000 inw.) 1). De noordelijke deelen zijn een woeste hoogvlakte. De hoofdstad is Murcia f87000 inw.), aan de Segura, en de oorlogshaven _CjuJ_an[e_n a (CWUiago nova, 54000 inw.).
13. Bet koninkrijk Majorca (Mallorca) bevat de tegenover de oostkust van Spanje gelegen groep eilanden. Door de aardrijkskundigen wordt deze groep onderscheiden in de Pitynsen en de Balearen. De Pityusen, d. i. pijnboomeilanden, bestaan uit de hoofdeilanden I viza, met rijke zont-moerassen, en Formenteraj_die enkel door een nauw kanaal gescheiden zijn, en uit een groot aantal kleinere, onbewoonde eilandjes. De beide Balearen, d. i. eilanden der slingeraars, zijn: a. het dicht bevolkte eiland Majorca, met de hoofdplaats Palma (40000 inw.) aan de bocht van dien naam. h. Minorca, met de sterke en diepe haven M ahon (22000 inw.).
1) In het cijfer der bevolking van Lorca, Murcia en Cartagena is dat der buerta medegetcld.
DÈ ZUIDELIJKE TERRAS- EN KUSTLANDEN. § 51.
c. In 't zuiden.
14. Andalusië (een van de Vandalen afkomstige naam), op beide oevers van den Guadalquivir, omvat de 4 voormalige Moorsche koninkrijken Sevilla, Cordova, Jaen en Granada. Wat den grond en de bevolking aangaat^ biedt Andalusië even zoo sterke tegenstellingen aan als Murcia. Onbebouwde, onbewoonde steppen strekken zich onmiddellijk naast velden uit, die met de weelderigste vruchten prijken, dicht bevolkt zijn en hun rijken zegen vooral te danken hebben aan het van de Mooren geërfde besproeiingsstelsel. In het dal van den Guadalquivir, de koorn-schuur van Spanje, liggen Córdova (nu 42000, eens het „Mekka van het westenquot; met 1 mill, inw.) en Se vi 1 la (118000 inw.); niet ver van den mond der rivier de havenstad Xe res of J er es (38000 inw.), en verder zuidelijk, op een schiereiland, de vesting Cadis (G100Ö inw.), sedert de ontdekking van Amerika tot op de afscheiding der Amerik. koloniën de hoofdstapelplaats van den overzeeschen handel, de haven der „Zilvervlootquot;, thans het uitgangspunt der Spaansch-Amerikaansche stoombootvaart naar Havanna.
Op de hoogvlakte van Granada of „HoogAndalusiëquot;, de vruchtbaarste vlakte van geheel Spanje, ligt aan den voet van den Sierra Nevada de stad Granada (61000 inw.), die eens als de hoofdstad van het laatste Moorsche koninkrijk 300000 inw. had. Zij loopt terrasvormig op, rondom eene hoogte, op welker top de wondervolle overblijfselen liggen van de Al ham-b ra, het nog goed onderhouden paleis der vroegere Moorsche koningen.
De steile~züi dkust bestaat voor een gedeelte, evenalsquot;quot;aan den Eijn, uit leiaarde, die voor den wijnbouw zoo geschikt is, en waar nog tot op eene hoogte van 1000 met. de wijnstok welig groeit, welks opbrengst, met de heerlijke, gedroogde zuidvruchten, het hoofdartikel is voor den aanzienlijken uitvoer der tweede Spaansche handelsstad Malaga (92000 inw.). De nieuwe haven van Almeria (29000 inw.) zendt de producten der dichtbijgelegen loodsmelterijen naar het buitenland. Industrie-plaatsen in het binnenland van westelijk Granada zijn Ronda en Antequera.
Aan de zuidelijkste bocht, bij den ingang der ontzaglijke poort, waar twee zeer verschillende werelddeelen eens met elkander verbonden waren, waar beschaving en barbaarschheid elkander nog ontmoeten, verheft zich buitengewoon steil de 457 met. hooge marmerrots van Gibraltar, d. i. rots van Tarik (18000 inw.), eene der twee „zuilen van Herculesquot;, alleen door eene smalle, zandige landengte met het vastland verbonden, en die wellicht door een geweldigen natuurschok hiervan werd losgerukt. Sedert 1704 bezit Engeland in deze sterkste plaats der wereld den sleutel van de Middellandsche zee, hoofdzakelijk van het westelijk, evenals in Malta van het oostelijk bekken. In een oorlog ter zee kan daardoor de vereeniging der Fransche vloot met die eener andere in den Atlantischen oceaan belet of ten minste bemoeielijkt worden. „Zoo verheft zich een tafelberg aan het zuideinde van Europa, gelijk aan het zuideinde van Afrika.quot;
240
STAANSCIIE KOLONlëN. § 51.
15. Espana presidial bestaat uit vier vaste punten (presidios) op de noord-kust van Afrika en (Tê~in hare nabijheid gelegen eilanden. Het vooi-naamste is Ceuta, de tweede „zuil van Herkules,quot; tegenover Gibraltar. Het eilandje Pennon de Velez, in het raidden der baai tussehen Ceuta en Melila ; Pennon de Al n cc ma s; Jlelila op een veel ijzer bevattend schiereiland, dat tevens veel honig oplevert. Het zijn verbanningsplaatsen voor misdadigers.
1G. De_Spaansehe koloniën (5526 vk. mijl. met 8 mill, inw.), welke door militaire gouverneurs naar bijzondere wetten geregeerd worden.
a. In Afrika: de Kanarische eilanden, officiëel de 49ste prov. van het moederland, en de 2 Gruinea-eilanden, zie bl. 174.
In Amerika: de beide quot;West-Indische eilanden Cuba en Portorieo (§ 74).
c. In Azië: Het Kapitein-Greneraalschap der Philippijnsche eilanden of Manilla, zie bl. 11G.
d. In Australië: de Carolinen en Mar'ianen (zie § 83) en de Pa la o-ei landen.
II. HET KONINKRIJK PORTUGAL.
Het kustland Portugal in het zuidwestelijkste deel van Europa, dat in het noordwesten door de Minho, in het zuidoosten door de Guadiana begrensd wordt, is door zijne geographische stelling nog meer dan Spanje bestemd om het oog naar buiten te richten, want het grenst niet alleen van twee zijden met eene betrekkelijk groote uitgestrektheid aan den oceaan, maar is tevens in het bezit der mondingen van de drie Spaansche plateau-stroomen. Dit bij uitstek oceanisch karakter des lauds gaf aan de kleine natie aanleiding, hare -wereldhistorische beteekenis in zeevaart, over-zeesche ontdekkingen en handelsverbindingen te zoeken. Toch bevindt zich thans de buitenlandsche handel grootendeels in handen der Engel-schen.
Portugal, vroeger in 6 ongelijk groote en ongelijk bevolkte provinciën gescheiden, quot;wordt thans verdeeld in 17 districten naar de namen der hoofdsteden ;~crocli de historische verdeeling leeft ook hier nog in den mond van bet volk.
De beide noordelijke gewesten worden door den Douro van het overige koninkrijk gescheiden:
a. Minho of Entre Douro e Minho, in het noordwesten, de wieg van het koninkrijk, is uitmuntend bebouwd, vooral in het dal van den Douro, dat veel wijn levert. In deze betrekkelyk meest bevolkte provincie (7350 inw. op 1 vk. mijl) ligt de vrijhaven Porto of Oporto (89000 inw.,), boven de monding van den Douro, de stapelplaats voor deu zeer aanzienlijken handel in portwijn.
PÜTZ, VEEGEL. AAKDR. 16
241
HET KONINKRIJK PORTUGAL. § 51.
b. Traz-os-Montes, in 't noordoosten, eene droge, warme hoogvlakte meFiine scliraleT arme bevolking, de eenige provincie die niet aan zee reikt. In't noorden der provincie ligt de stad Braganza (40000 inw.), het stamhuis der tegenwoordige koniuklijke dynastie.
c. Bei ra tusschen den Douro en den Tajo, neemt, behalve in 't zuidwesten, de geheele breedte des lands in. De oude universiteitsstad Coïmbra (18000 inw.) is het middelpunt van het leven des geestes in Portugal.
d. Het hart des rijks wordt gevormd d^or Estremadura ,_dat door de Taag besproeid wordt, met de hoofdstad L i s s a b o n (Lisboa, 224 000 inw.), op 7 heuvelen, prachtig gelegen, en zelfs te vergeleken met Konstantinopel en Napels, aan de Taag, die hier den vorm eener golf heeft; het is de beste haven op de anders weinig met havens bedeelde westkust en derhalve het middelpunt van den Portugeesehen handel, vooral niet de koloniën.
e. Alentejo^(d. i. aan gene zijde van den Tejo), de grootste der 6 provinciën, raakt over eene kleine lengte aan de zee en is op sommige plaatsen zandig en moerassig, zoodat het gedeeltelijk nog niet bebouwd wordt (slechts 750 menschen oplvk. mijl). In het midden ligt Evora (12000 inw.) op eene hoogvlakte.
ƒ. De zuidelijkste provincie Algarvië is de kleinste, en, in weerwil van den bergachtigen grond, ten gevolge der zachte lucht zeer vruchtbaar in granen en zuidvruchten: oranjeappels, citroenen, amandelen, enz. Aan de zuidkust heeft men de havensteden Tavira en Faro.
Buitenlandsche bezittingen (met 3% mill. inw.).
1. De A z oren met de veel belangrijker eilanden Madeira en Porto-Santo wordendoor de Portugeezen tot Europa gerekend, zie bl. 173.
2. De overige Afrikaansche bezittingen bestaan uit de eilanden van Kaap Yert, de kuststreken van Senegambië, de eilanden S. Thomé en Principe, de gebieden van Angola, Benguela (2 mill.? inw.) op de westkust van Afrika en Mozambique enSofala op de zuidoostkust.
3. In Azië:
а. Het gouvernement Goa op de westkust van Voor-Indië met de steden G_oa en Diu.
б. Het gouvernement Macao op het eiland van dien naam aan de kust van China.
c. Het noordelijk gedeelte van het overigens Xederlandsche Soenda-eiland Timor.
242
In Middel-Europa is de vorm van bergland even overheerschend als die van laagland in Oost-Europa. Beide vormen staan in dier voege tegenover elkander, dat in Oost-Europa het laagland het midden inneemt en de hergen alleen tot grens dienen, terwijl in Middel-Europa een hooggebergte de kern uitmaakt. Dit is van drie zijden door m i d de 1 g e b e r g t e 1 a n d e n omgeven ; het 1 a a g 1 a n d vormt den buitenkant in 't wèstèïrcn-^ noorden, gedeeltelijk ook in 't zuiden en oosten, maar wordt niet in rt midden aangetroffen 1).
HET HOOGGEBERGTE DER ALPEN'.
De groote berggordel, die op gelijken afstand van de pool en den evenaar (van 4-4—48° n. br.) in een halven cirkel loopt tus-schen Middel- en Zuid-Europa over eene lengte van 135 mijlenen met eene van 't westen naar 't oosten evenzeer toenemende breedte (van 22—32 mijlen) als afnemende hoogte, heeft het verheven karakter van Middel-Europa's oppervlakte bepaald. Zes landen: Frankrijk, Zwitserland, Italië, Beieren, Oostenrijk en Hongarije hebben er gedeeltelijk hunne gedaante aan te danken; vijf groote stroomen, de Donau en de Etseh er onder begrepen, gaan van hier uit naar alle richtingen, ontvangen uit zijne sneeuw- en ijsvelden voortdurend rijkelijk aanvoer en vormen wegen voor het verkeer naar vier verschillende zeeën.
De Alpenmuur, „de kroon van Europa,quot; is wel niet meer gelijk in de oudheid de grens tusschen de beschaafde eu niet beschaafde Europeesclie
1) Ten einde een aanschouwelijk beeld der oppervlakte van Middel-Europa te hebben, wordt hier het orographische en hydrographische stelsel in zijn samenhang, zonder acht te slaan op de staatkundige grenzen, die zoo menigvuldig de natuurvormen doorkruisen, beschreven en wel volgens de de drie geledingen; het ho og-gebergte, het middel-gebergte en de laagvlakte.
1G*
244 HORIZONTALE VORil DEK ALPEN. § 52
■wereld; maar nog verdeelt hij ons werelddeel in twee ongelijke helften, die evenzeer in klimaat, plantengroei, wolkenhemel, windstelsels als in bevolking werkelyk van elkander verschillen. Hij onderscheidt zich van de hooggebergten in Azië en Amerika door zijne groote toegankelykheidi geschiktheid voor den landbouw en bewoonbaarheid, en is daardoor geworden eene geliefkoosde plek voor het overige Europa, een woonplaats voor een reeks van beschaafde volkeren, een land van doortocht voor de gewesten, die op zijne beide zijden gelegen zyn.
HORIZONTALE VOKM DER ALPEN.
De Alpen worden, in 't westen door liet laagland der Rhone, in 't noorden, van liet meer van Genève af tot aan de Bodenzee, door de Zwitsersche hoogvlakte, en verder door do Zwabisch-Beiersehe hoogvlakten, den Donan, in quot;t oosten door de Hongaarsclie laagvlakte, in t zuiden door de Adriatische zee, do Po-vlakte en de Middellandsche zee begrensd. Zij hebben eene vlakte-uitgebreidheid van 4500 vk. mijlen en zijn dus niet het uitgestrektste hooggebergte van Europa ; want de Karpaten beslaan eene minstens even groote, het Skandinavische gebergte en de Oeral eene grootere oppervlakte; maar ten opzichte van hoogte, verscheidenheid en schoonheid der natuurvormen, en sterke contrasten in het volksleven komt aan do Alpen de eerste plaats toe.
De geheele Alpengordel wordt naar zijne hoofdrichtingen in twee armen verdeeld, die, wat lengte aangaat, zeer verschillen; een korteren (40 mijlen) en smalleren, de West-Alpen, iu de richting van 't zuiden naar 't noorden, van de Middellandsche zee tot aan den Montblanc, en een langeren (95 mijlen), door de èven-wijdigheid van verscheidene ketenen tevens broederen, de Centraal-en de O o s t-A 1 p e n, in een boog van 't zuidwesten naar 't noord-oostenTvan het Ehönedal tot aan de Hongaarsclie vlakte en de Adriatische zee loopendo. De beido armen vereenigen zich in bet punt der grootste hoogte van 't geheel, d. i. in de groep van den Montblanc. De oostelijke, welks hoofddalen vooral naar het noorden en oosten open liggen, heeft daarom Duitsche en eenige Slavische, de westelijke tusschen Italië en Frankrijk Eomaansche bevolking.
VERTICALE VORM DER ALPEN.
Met betrekking tot de volstrekte hoogte der Alpen boven den
VERTICALE VORM DEK ALPEX. § 52.
spiegel der zee onclersclieidt men eene drievoudige terrasvorming : V o o r-A1 p e n , M i d d e 1-A1 p e n en H o o g-A1 p e n , waarvan de zuidzijde, wat temperatuur en plantengroei aangaat, in een veel gunstiger toestand verkeert dan de noordzijde, omdat liet gebergte, gelijk bij eene naar 't zuiden gerichte broeikas, zijne eigene noordzijde beschaduwt.
a. De Voor-Alpen liggen bijna uitsluitend op de noordzijde, die eene veel minder steile helJing lieefTHan de zuidzijde. Hun voet rust op verscheidene plaatsen reeds op eene hoogvlakte van G00 met. Zij verheffen zich tot aan de grenzen van den boomgroei, of van 600 tot 1600 met., en zyn dus reeds hooger dan alle Middel-Duitsche gebergten. Zij bevatten een rijkdom aan wouden en lenteweiden, bevolkte dalen met dorpen, vlekken en steden. Van de 3 gewesten, waarin de Voor-Alpen verdeeld worden, kenmerkt zich het eerste door nooten- en kastanjeboomen, die aan de zuidzijde op 800 met. nog gedijen. Het tweedelieift beuken, en in het derde ziet men hoofdzakelijk naaldhout, dat gebruikt wordt voor fijn snijwerk.
b. De'Middel-Al pen, van de grens van den boomgroei tot aan die van de eeuwige sneeuw (2600 met.). Zij bevatten de Almen of Alpenweiden, d. i. vlakten, welke met gras, bloemen en kruiden bedekt zijn, 's zomers door talrijke kudden een levendig aanzien verkrijgen en waar de Alpenherder, Senne (in de Oost-Alpen Sckwaiger geheeten), zijn bedrijf uitoefent. Hier is tevens het vaderland van de in de Alpen tehuis behoorende dieren : de gems, den steenbok, de marmot, enz. In het laagste gewest komen nog dwergvuren voor met lagen stam; tusschen dichte struiken groeien de heerlijke Alpenrozen. De tweede afdeeling prijkt met heerlijke Alpenkruiden (Edelweis).
c. De Hoog-Alpen of het gewest van eeuwige sneeuw en ijs, dat op de noord- of schaduwzijde der Alpen op ongeveer 2600 met., op de zuidzijde en ook eenigermate op de oostzijde bij 2860 met. hoogte begint. Hier heeft de wintervorst zijn zetel opgeslagen; uitgestrekte sneeuwvelden en ijsmassa's vormen zijn rijk. Alleen aan de rotswanden, die te steil zijn om de sneeuw te kunnen dragen, komt de grijze, naakte steen te voorschijn, waaraan tot op 3400 met. nog soms een weinig mos en vlechten zich vastklemmen als de laatste sporen van het plantenleven.
Op de hoogste ruggen der Alpenketen vindt men wel sneeuwvelden, maar geetie gletschers, want deze liggen alleen aan de benedeneinden der sneeuwvelden, als hunne bevrezen afstroomingen: gebrek aan neerslag in den dampkring geeft aan hunne vorming eene hoogtegrens, die iu de Alpen de 3200 met. zelden overschrijdt.
De Gletsehers (in Tirol Ferner — van „Firnquot;, d. i. de uit den vorigeu winter overgebleven oude sneeuw — in de Norische Alpen Kees, in 't Ko-
245
VERTICALE VORM. DALEN. § 52.
maansche Grauwbunderland Vedretto of Vadret genoemd) liggen bijna uitsluitend op de noordzijde der Alpen, omdat de helling aan de zuidzijde te sterk aan de zon blootgesteld en in den regel te steil is. De onstuimige, troebele glet-scherbeken, die aan hun voet dikwerf uit ontzaglijke ijspoorten ontspringen, vormen met haren rijken watersehat de nooit opdrogende bron der bevaarbare stroomen van Middel-Europa, welke in den .warmen zomer van daar hun grootsten toevoer ontvangen, om datgene aan te vullen, wat de lagere bergen en heuvels alsdan te kort schieten; hierdoor ontstaat eene voortdurende gelijkmatigheid der hoeveelheid water. Ook dragen de gletschers veel bij tot de toegankelijkheid vau het hooggebergte; de diepe kloven zonden niet te overschrijden zijn, zoo niet sneeuw- en ijsbruggen haar overdekten en er zoo een weg over vormden. Het eenise tot dusverre op de gletschers gevonden levend .lier is, behalve de infusiediertjes der zoogenaamde roode sneeuw, de eerst door Desor in 1839 ontdekte gletseher-vloo, die bij duizendtallen in de fijne reten van het gletscherijs leeft.
Do inzinkingen of dalen komen overeen met de hoogten van do bergruggen, waar langs zij loopen. Do langste en aanzienlijkste dalen der Centraal- en Oost-Alpen volgen de richting der hoofdketenen van 't zuidwesten naar 't noordoosten, zooals men dit ziet bij de lengte-dalen van de Boven-Ehöne, don Boven-Rijn, den Inn, de Salza, de Enns, terwijl de Drau en de San naar hot oosten gaan. Hier vergaderen zich niet alleen de Alpenwateren uit de hoofddalen, maar ook de wild schuimende bergwateren uit de enge. dikwerf woeste z ij- of d w a r s d a 1 e n {pluses), die, door steile rotswanden ingesloten, in verscheidene terrassen sterk hellen, daardoor talrijke watervallen vormen en zich soms tot groote bekkens verwijden. Zij richten zich dan buiten het Alponstelsel door vier groote stroomen: Rijn. Rhóne, Po, Donau, en een van middelmatige grootte, de Ë t s cli, naar zee. Zoowel de hoofdkam als de meer aanzienlijke zijketenen zijn door diepe inzinkingen der kamhoogte dikwerf gesneden en bieden veelvuldige gelegenheid tot overgangen (passen) aan.
De Alpenpassen (Cols), of de laagste inzinkingen in de kam van het gebergte, die men tot overgangspunten uit den achtergrond van het eene dal in dien van het daartegenover gelegene koos, zijn ten deele muildierpadeu, ten deele de prachtigste wonderwerken van den wegen-aanleg. In vergelijking met andere hooggebergten zijn zij hier niet alleen het talrijkst, daar er in Zwitserland meer dan 30 worden gevonden, maar ook liet gemakkelijkst; in de Oost-Alpen zijn zij het laagst. Zij dienen, ook zelfs als zij met ijs en sneeuw bedekt zijn, in alle richtingen voor het dagelijksch verkeer en geven aanleiding, dat in hunne nabijheid aanzienlijke steden opkomen als rust-
246
VERTICALE VORM. DALEN. § 52.
plaatsen voor en naden overtocht,zooals Chur,Innsbrück, Brixen, Gratz, enz. Bij het beklimmen en het dalen verschaffen zij het merkwaardig schouwspel van een af- en toenemenden plantengroei.
Tot het maken van kunstwegen over zulke Alpenpassen wordt gevorderd, dat men de rotsen over eene groote uitgebreidheid doet springen; dat men torenhooge terrassen maakt en talrijke bruggen aanlegt, die den weg nu eens over dezen, dan weder over genen oever eener rivier leiden; dat men dijken, lange rotsgalerijeu, eene soort van tunnels bouwt tot beveiliging tegen lawinen en door den wind in beweging gebrachte steenblokken ; dat er toevluehts-oorden {cantonieré) worden aangelegd voor reizigers en vrachtwagens bij stormachtig weder of wanneer lawinen den weg gedurende vele dagen versperren. Op de hoogte van den pas verschaffen enkele huizen of grootere gasthuizen, zooals op den Grooten St. Bernard, den Simplon, den Ce'nis, een veilig verblijf en eene rustplaats. De meeste passen liggen 3000—2300 met. boven de zee ; de hoogste kunstweg, of die over het Stilfser Joch is 2800 met., de Brennerpas in Tirol slechts 1450 met., de Semmering, tusschen Weenen en Gratz, 1020 met.; daarom is ook over de beide laatsten het eerst een spoorweg tot stand gebracht.
Het voornaamste sieraad der Alpen is de krans van groote meren, meestal verwijde rivierbekkens, die het centrale gedeelte van den Alpenrug op beide zijden, vooral echter op de zuidelyke liellmg der tgp'OTrtische en de noordelijke der Berner-Alpen, omgeeft. Zij liggen langs den noordelijken rand der Alpen in een grooten boog, van het meer van Bourget tot aan het meer Traun, over eene lengte van meer dan 70 mijlen, terwijl hnn gebied langs den znidelyken voet, van het meer van Orta tot aan dat van Garda, zich slechts over eene lengte van 20 mijlen uitstrekt. De meren op cTe zuidelijke helling snijden de Alpen in loodrechte richting, van quot;t noorden naar 't zuiden; die op de noordelijke helling liggen ten deele binnen het gebergte, zoo als in Zwitserland, deels voor het gebergte, op de hoogvlakte daarvan, zoo als die welke naar den Donau afwatering hebben. Deze bergketels, met het helderste blauwe of groene water, aan den uitgang der groote Alpendalen, met eene diepte van 850 met., bet Lago maggiore zelfs 854 met., zijn hoogst noodzakelijke zuiveringsbekkens der Alpenwateren, waarin de bergstroomen alles afzetten wat zij aan vreemde stoffen van het gebergte naar de laagte medevoeren. Zij bezitten eene oneindige verscheidenheid van natuurschoonheden, nu eens idyllisch-lieflijk, dan weder wild-verheven. Wegens hun zacht klimaat, by zonder op de zuidzijde der Alpen, zijn hunne oevers bij uitnemendheid geschikt voor bebouwing; daarom vindt men hier de ver-eenigingspunten der bevolking in steden, vlekken, dorpen en buitenplaatsen, en over hunne wateren niet minder de drukke wegen van een groot handelsverkeer, derhalve veel beweging zoo van roeibootjes als van stoomschepen.
Terschillend van deze groote, diepliggende meren zijn de kleine meren in het hooggebergte. Zij hebben donkerkleurig water, waarin doorgaans geen visch leeft, worden zeer veel op den rug der bergen gevonden, en stroomen,
247
248 WEST-ALPEN. § 52.
1). v. op de pashoogte van den St. Gotïliard, op de waterscheidingen in Leken af, maar zijn nauwelijks drie maanden vrij van ijs en vriezen geregeld alle jaren dicht.
BESCHRIJVING VAN DE HOOFDKETENEN 1).
1. De W e s t-A 1 p e n loepen van de Middellandsche zee, tus-schen de golven van Genua en du Lion, tot aan den Montblanc, in de richting van 't zuiden naar het noorden met eene naar 't noorden steeds toenemende gemiddelde kamhoogte van 2000— 3000 met. en eene insgelijks toenemende kruinhoogte van 2300— 4000 met.. De westelijke helling zendt vele takken naar het gebied der Rhone en is breeder dan de veel steilere oostelijke. Deze kleinste en tot dusverre minst doorkruiste hoofdvleugel der Alpen wordt weder in drie deelen gesplitst:
a. De Zee-Alpen, van de zee noordwaarts over den Col di Tenda (zie bl. 214) tot aan den geïsoleerden Monte Y iso (3750 met.) of de bron van den Po. Een weg over den Col di Tenda brengt Nizza met Coni en Turijn in verbinding.
b. De Cottische Alpen 2), naar een Alpenvorst Cottius, een vriend van Augustus, genoemd, loopen van den Monte Viso tot aan den Mont_ CJ_nj s (.'J592 met.). Zij strekken zich het verste uit naar 't westen, als
1) De geographische verdeelingen der Alpen, zooals zij van oudsher waren gemaakt, hebben meer betrekking op orographie dan op geologie. Men nam als grens voor de afzonderlijke groepen of ketenen de naaste dalen en passen. ^ oor de geologen was in den jongsten tijd eene verdeeling, die niet gegrond is op den geologischen bouw, niet voldoende, en zij hebben getracht eene verdeeling te maken in „eentraalmassa'squot; of kristallijnen kernen, waarvan E. Desor („de bergbouw der Alpenquot;, 1865) er reeds 36 meent te kunnen onderscheiden, een getal „dat nog grooter zal worden, als de studie der Oost-Alpen de kennis er van zal vermeerderd hebben.quot; De namen dezer eentraalmassa's komen gedeeltelijk overeen met de namen, welke voor die ketenen in gebruik zijn, nochtans niet andere grenzen, b. v. Centraal-massa der Lignrische Alpen, Zee-Alpen, Cottische, Grajisehe Alpen, enz.; gedeeltelijk zijn zij ontleend aan brongebieden der rivieren, b. v. Centraal-massa van de Sesia, van den Tessino, den Dran. enz.; gedeeltelijk aan afzonderlijke bergen!: Centraalmassa van den Montblanc, Monte llosa, lin-steraarhorn, Simplon, Ortler, enz.; gedeeltelijk aan dalen: Centraal-massa van Wallis, het Oetz-dal; of passen: Centraalmassa van den St. Gotthard, den Stelvio.
2) De namen Cottische, Grajisehe, Penninische, Lepontisehe, Norisehe, .Tulische Alpen, die aan de Romeinsche schrijvers ontleend zijn, kennen de tegenwoordige alpenbewoners niet, doch zij worden nog steeds op de kaarten gebruikt.
DE WESTELIJKE HELFT DER CENTRA AL-ALPEX. § 52. 249
Alpen van Dauphiné, en verheffen zich geheel in de nabijheid van het RhOne-dal nog. De Ventoux is hierin het buitenste zuidwestelijk voorgebergte van het Alpenstelsel tot in het gewest der Middel-Alpen.
Over den Mont Cénis voert ecu kunstweg over een 2064 met. hoogen pas, waarop een klooster-lierberg staat, uit Frankrijk naar Italië; door den nabij gelegen Col de Frejus is de in 1871 voltooide grootste Alpentunnel geboord, die 12234 met. of iy4 mijl lang is. — De kunstweg uit het Po-dal over den Mont Genèvre, 3600 met. hoog, door en uit het dal der Dora Ripera in dat der Durance naar Briancon, splitst zich in ecne noordwestelijke baau naar Grenoble eu eene zuidoostelijke naar Avignon.
c. De Grrajische of Grauwe Alpen, van den Mont Cénis noord-oosfwaarfsTonian de Montblanc-groep, zijn in 't oosten Hoog-Alpen, zooals de Mont Iséran, 4046 met., in 't westen 3Iiddel- en Voor-Alpen, waarin de diepe insnyding van den Kleinen Bernhard (2138 met.) den oudsten, langsten, maar ook gemakkelijksten weg tusschen Italië en Gallië (ook van Hannibal?) vormt.
2. De Contra al-A Ipen, van den Montblane tot aan den Brenner-pas, vormen de eigenlijke kern van het Alpen-gebergte, want hier treft men tegelijk de grootste hoogte met eene aanzienlijke horizontale uitgestrektheid aan, daar zjj in hunne kleinere, westelijke helft nit twee, in de oostelijke helft uit drie parallel-ketenen bestaan. De hoofdketen moge door hare hoogte en massa ontzagwekkend zijn, de uit kalksteen gevormde parallelketenen zijn schilderachtiger door vormen en kleuren eu belooncn dus beter de moeite van hem, die naar het schoone in de natuur zoekt.
a. De Westelijke helft bevat;
au. De Penninische (van het Celtische woord pen = top genoemd) of Walïiser-Al pen , van den Montblane tot aan de inzinking van den weg over deu Simplon, tusschen de Rhone aan de eene, het Aosta-dal, waardoor de Dora Baltea vloeit, en de Lombardische vlakte aan de andere zijde. Dit hoogst trotsche gedeelte der Alpen heeft aan de beide uiteinden de hoogste toppen van ons werelddeel: den Montblane (4810 niet.), eene geïsoleerde, van het zuidwesten naar liet noordoosteifloopeude , 7 mijl. lange en 2 mijl. breede groep, die door sommige, zooals Sonklar, nog tot de Grajische Alpen wordt gerekend,en den Monte Rosa (4638 met.), die uit eene reeks van 9 toppen bestaat, welke vereenigd zijn in eene lange quot;en zeer hooge kam.
De Centraalgroep van den Montblane, zoowel als de Mon t e R o s a, heeft een veel trotscher aanzien dan de hoogere toppen iu Amerika en Azië, daar de
250 DE OOSTELIJKE HELFT DER CENTRAAL-ALPEN. § 52.
eerste zich 3800 met., de laatste, die veel steiler is dan de Montfalanc, zich ongeveer 3200 met. boven den voet verheft. Het hoogste punt van den Monte Rosa, de in tweerotstanden gespleten D u f o ur spits, is wel 172 met. lagerdan de hoogste punt van den Jlontblanc [Basse die dromédaire), maar de groep van den Monte Rosa telt behalve de genoemde nog zes toppen van meer dan 4290 met. hoogte. Ook door den rijkdom der gletschers is de groep, die beheerscht wordt door den Monte Rosa, het grootste hoogte-middelpuut in de geheele Alpen. Terwijl de hoogste top van den Jlontblanc reeds iu 't Jaar 17S6 door Saussure beklommen werd, slaagde men eerst in 1855 bij de zevende poging om van de noordzijde den hoossten der beide tanden van de Dufourspits in den Monte Rosa te beklimmen, en niet voor 1871 van de zuidzijde. Ten laatste werd in 1872 ook de oostzijde van den Monte Rosa beklommen, die het indrukwekkendste gezicht oplevert van dezen rens der bergen, en vanwaar men het meest trotsche tooneel in de Alpen kan aanschouwen. Twaalf grootere dwarsdalen, in hunne diepte alle door gletschers en firn gesloten , gaan noordelijk en zuidelijk van de hoofdgroep van Monte Rosa uit. Meer dan 160 groote en kleine gletschers dalen van deze centraalmassa naar beneden. Aan den noordwestelijken voet van den Jlontblanc ligt het in 1741 door twee Engelschen weder ontdekte Chamou-ny-dal (1050 met. boven de zee), rondom door hooge bergmuren ingesloten en hoogstens een half uur breed, „een poolgouw in het midden van Europa,'1 waarin vier grootere en twee kleinere gletschers van den Montblanc voortschuiven. Onder deze wordt het twee uur lange „ijsmeerquot; van Montanvert tot aau den zoogenaamden jar din, een in den zomer met heerlijk gras bedekte rots midden in den gletscher, het drukst bezocht. Door ongeveer 30 zulke gletscherkloven, in plaats van eigenlijke dalen, onderscheidt zich de Jlontblanc van de Berner- en Wallis-Alpen, die uitgebreider firnvelden hebben.
De keten der Pennitiische Alpen bevat niet alleen de hoogste toppen, maar overtreft ook in kam hoogte de overige ketenen, want zy stijgt gemiddeld tot hoven de 3200 met. en is overal met eeuwige sneeuw hedekt. Het meest bezochte punt van overgang over de Penninische Alpen is de inzinking van den ftrooten St. Bernhard, wegens de korte ingangen; de weg, die jaarlijks door meer dan 30000 personen gebruikt wordt, gaat van ^lartigny of Martmacli m het Uh'öïë-tTaTnaar ïösïa in hel dal der Dora Baltea. In het jaar 962 stichtte de abt Bernhard van Aosta in die inzinking op eene hoogte van 2472 met. een klooster ter opneming van reizigers. De moeielijkste en over het algemeen de hoogste begaanbare bergpassen in Europa zijn die over het (3322 met. hooge) Matteijoch (St. Theodul-pas) tusschen den grooten en kleinen IVIatterhorn of Mont Cervin, en die over den Weissthor (3612 met.). Eene menigte korte zijdalen aan de noord-, zuid- en oostzijde voeren de wateren van deze keten gedeeltelijk naar de Rhone, gedeeltelijk naar den Po. Zij wordt in 't noordoosten afgesloten door den Simplon (insgelijks met een klooster-herberg), waarover Napoleon I in de jaren 1801—1805 den eersten Alpen-straatweg (2020 met. hoog) deed aanleggen, die uit het Boven-Rhunedal naar het Lago Maggiore leidt.
DE OOSTELIJKE HELFT DER CENTKAAL-ALPEN. § 52. 251
hh. De centvaal-massa der Berner Alpen, gewoonlijk „Berner bovenlandquot; genoemd, tusschen het Boven-Rhónedal en de hoogvlakte van de Aar, is de grootste, betrekkelijk dichtst bevolkte en de meest bezochte der ge-heele Alpen. Zij is eene in de hoofdrichting met de Penninische Alpen evenwijdig loopende keten, doet in hoogte weinig, in verscheidenheid en schoonheid van vormen in 't geheel niet onder voor de Penninische Alpen en is daarom het hoofddoel der jaarlijks naar Zwitserland stroomende scharen van reizigers. Ook hier is bijna de geheele kamhoogte (van den Diablerets in 't westen tot aan den (rotthard in quot;t oosten; met eeuwige sneeuw of ys bedekt. De grootste opeenstapeling van wijduitgestrekte sneeuwvelden, omvangrijke gletschers (15 vk. mijl.) en hoog opgaande rotstoppen: Jungfrau (4168 met.), llönch, Eiger, Schreckhorn, Aletschhorn, Viescherhorn, alle meer dan 4000 met., Finsteraarhorn met den grootsten aller gletschers in Europa, den 3 mijlen langen Aletschgletscher, zooals men er zelfs in de Wallis-Alpen niet aantreft. De zuidelijke helling der Berner-Alpen naar het Rhóne-dal is zeer steil, zoodat de dalen op deze zijde bijna niet dan afgronden zijn; daarentegen heeft de noordzijde, behalve de hoofdketen, nog Voor- en Middel-Alpen, zooals de Vier woudsteden Alpen met den Rigi, 1800 met., en den Pilatus, 2130 met., ja zelfs Hoog-Alpen, zooals de Ünterwald-Alpen tusschen de Aar en de Reuss met de toppen: Titlis (3239 met.), Susten-horn (3511 met.). Galenstock (3597 met.), welke de oostelijke grenzen naar den kant van het Reussdal vormen. ïwee nieuwe kunstwegen, uitgaande van den Grotthardweg, de een over den Furka (2436 met.) naar de Rhone, de andere over den Boven-Alp (2154 met.) naar den Voor-Rijn, verbinden West-Zwitserland met Oost-Zwitserland. De meest onmiddellijke verbinding van het Berner-bovenland met Beneden-Wallis wordt gevormd door het muildierpad over den Gemmi, dat uit het keteldal van het bad Leuk langs een bijna loodrechten rotswand kunstig zigzagsgewijze met eene pashoogte van 2302 met. in liet Kanderdal leidt.
b. De Oostelijke helft der Centraal-AIpen begint ten oosten van den weg over den Simplon met de zoogenaamde Lepontische Alpen tot aan de inzinking van den Splugenweg; doch niet als een ketengebergte, maar als een groot, wijd vertakte, centrale gebergtestam tusschen het dal der Bo-ven-Rhone en dat van den Achter-Rijn. Van de drie inzinkingen, vau den St. Got t hard, van den Bern h ardin en den Spin gen namelijk, heeft men gebruik gemaakt om voortreffelijke kunstwegen aan te leggen; want hier behoefde men den kam der Alpen maar eens over te gaan, dewijl er geen parallelketenen gevonden worden.
Tn het noorden en oosten van dezen bergknoop, tusschen het Reuss- en het Rijn-dal, liggen deels Hoog-Alpen, zooals de Glarner-Alpen (de Tödi 3623 met.), de Schwyzer-Alpen (de Gliirnisch 2921 met.), de St. Gallener-Alpen, deels Middel-Alpen, zooals de Thur-Alpen tusschen Limmat en Rijn met de zuidelijke groep van den Speer (1965 met.) en de
252 DE NOORDELIJKE EN MIDDELKETEN. § 52.
Kurfisten aan het Wallen-meer en de noordelijke van den hoogen Santis (2504 met.).
De berggroep van den St. Gotthard is, zoowel uit een hydrographiseh en ethnographisch oogpunt als voor het verkeer tusseheu het zuiden en noorden, wegens den hierover leidenden, druk bezochten kunstweg, ee.u der belangrijkste middelpunten van West-Europa. Haar hydrographiseh gewicht ontleent zij aan het brongebied van vier rivieren, die naar verschillende richtingen uit deze centrale plateau-massa hare wateren uitzenden: de boven R ij n-dalen en liet diepe Rhone-dai vormen aan weerszijden lengtedalen in de algemeene richting van 't Alpengebergte van het zuidwesten naar het noordoosten. In de tegenovergestelde richting, zuid- en noordwaarts, stroomen de R e u s s en de T e s s i n o uit kleine meren op de pashoogte (2093 met.); de eerste vloeit tusseheu hooge rotswanden naar het Vierwoudsteden-meer, de laatste door een laag gelegen dal naar het Lago Maggiore. Beide dalen zijn gebruikt tot het aanleggen van een kunstweg tusseheu de beide meren. De in aanbouw zijnde St. Gotthardbaan loopt tusseheu Goschenen en Airoio door een tunnel van 2 mijlen lengte. Beide rivieren vormen ongeveer op gelijken afstand schietstroomen: de Heuss bij het Urnerloch, waar de Duivelsbrug over den schuimenden stroom voert; de Tessino iu de niet minder vreesdijke kloof van Dazio grande. Uit een ethnographisch oogpunt is de St. Gotthard tevens de scheidsmuur tusschen de Duitsche en Italiaansche nationaliteit. — De oostelijke rand van den St. Gotthard dient tot een dubbelen Alpenweg, die met groote kosten is tot stand gebracht. Deze baan, die, uit het dal van den vereenigden Rijn, den loop van den Achter-Rijn door de ijselijke rotskloof van de via mala, tot aan het dorp S plugen volgt, splitst zich hier in twee armen. De westelijke voert over den Bernhardin (2063 met.) naar den St. Gotthard-weg (voor Bellin-zona) en loopt dus, evenals deze, zoowel naar het Lago Maggiore als naar het Lugano-meer. De oostelijke gaat over den hoogeren Splugeu (2117 met.) langs het meer van Como naar Milaan. Door dit oostelijk kunstwegstelsel staan de drie meren van noordoostelijk Zwitserland, de Bodenzee, het meer van Zurich en van Wallenstadt, met de drie bovengenoemde meren van noordwestelijk Lombardije in verbinding.
Ten oosten van den Achter-Rijn nemen de Centraal-Alpen weder het karakter aan van ketengebergten; zij bestaan uit
aa, twee noordelyke ketenen: de Algauer Alpen, tusschen de Bodenzee en deLech, en de Beiersche Alpen, ten noorden van den Inn tot aan de Beiersche hoogvlakte, met de Zugspits.
a. de Grauw bund er-Alpen, van den Lukmaniër tot aan den Arl-berg;
(j. de R h e t i sell e Alpen, evenwijdig met de Grauwbunder-Alpen en hiervan gescheiden door het Boven-Inndal (Engadin), in 't zuiden tot aan de Adda, met de hooge, gletscher rijke berggroep der B er n in a-Al pen of der zuidelijke Engadiner Alpen, waartoe de thans druk bezochte slanke
DE OOST-ALPEN. § 52.
rotsnaald van den Piz Languard (3264 met.) belioort; de berijdbare Bernina-pas brengt ons uit het boven-Engadindal door het dal van Puschlav (Po-schiavo) in het dal der Adda of het Veltliner dal;
y. de T i r o 1 e r Alpen, tusschen Inn en Etsch tot aan den Brennerpas, ■waardoor het Inn- en Etsch-dal verbonnen zijn.
De Tilorer Alpen bevatten den vreeselijken, hoogen Alpenstam der Oetzthaler Fe men, tusschen den Inn, de Boven-Etsch, de Pao-seier en de Oetz, die in den Wildspits en den Weisskogel zich tot bijna 4000 met. verheffen. Uit de enge dalen, waarin de hoogste dorpen van Europa liggen, Fend en Gurgl (2000 met. hoog), stroomen aanzienlijke waterschatten door de omliggende dalen Stubay, Oetz, enz. naar den Inn en door het Pas-seier-dal naar de Etsch. De diepe inzinking van deu Brennerpas (quot;1450 met.) werd om hare geringe betrekkelijke hoogte te allen tijde als den gemak-kelijksten weg over de Alpen gebruikt; daar zij eveu dicht bij het oosten als bij het westen lag, was zij de meest gewone baan. gebruikt tusschen het zuiden en noorden. In de middeleeuwen heette zij de keizersweg; sedert 1867 voert een spoorweg van Innsbruck uit het Inndal over den Brenner naar Brixen in het Etschdal.
Sommigen rekenen tie Tiroler Alpen en dus ook de Centraal-Alpen in het algemeen tot aan de Dreiherrnspits, zoodat de Z i 11 e r d a l-gr o ep, aan gene zijde van den Brenner, er nog bij behoort. Deze bestaat uit een breed, wel bebouwd hoofddal, bet Zillerdal, dat in zijn bovenste deel zich in zeven dalen splitst, met de wildste en ruwste rots- en ijspartijen.
cc. eene zuidelijke groep, de Ortler-Alpen, van de Ehetische Alpen gescheiden door het Stilfser Joch, met den stoutsten en kunstmatigsten aller Alpenwegen (verg. bl. 247), in 't noorden en oosten begrensd door de Etsch. De hoogste groep in de oostelijk Centraal-Alpen bestaat uit een noordelijk lid, de centraalmassa van den Ortler (3907 met.), en eene zuidelijke kalk-alpenketen, de Veltliner-Alpen en de groep van den Adamello (3561 met.) tusschen den Oglio en de Sarca (den Boven-JIincio).
3. De Oost-Alpen, van denBrenner-pas, die liet Inndal met het Etschdal verbindt, tot aan de Hongaarsche laagvlakte, nemen naar het oosten, aan gene zijde van de hooge Tauern (zie ben.) in hoogte af, zoodat zij spoedig het Alpenkarakter verliezen, terwijl zij in breedte toenemen en de geheele oppervlakte tusschen den Donan en de Adriatische zee innemen. Zij verdeelen zich in een noordelijken en een zuidelijken vleugel, die door het dal der Drau gescheiden worden.
a. De noordelijke vleugel, in het algemeen de Nori-sche Alpen genaamd, be'/at:
253
DE OOST-ALPEX. DE KARPATEN. § 52.
aa. De Salzburger Alj»en vormen nog een zeer romantiscli, met tal-rijke kleine AÏpenmeren versierd bergland, dat op beide zijden der hier doorbrekende Middel-Salza liet karakter der Hoog-Alpen draagt en toppen heeft van 3000 met., b. v. de „eeuwige sneeuwquot; bij Berchtesgaden, de groote Watzmann aan het Koningsmeer. De Oostenrijksche Alpen, die in het zoogenaamde Weener woud met den Kalenberg uitloopen en hier de noordelijkste punt der Alpen vormen, bereiken slechts de hoogte der Voor-Alpen ; nochtans verheft zich in 't noordoosten de Sneeuwberg (2075 met.) tot in het gewest der Middel-Alpen.
hh. De hooge Tauernketen, van den Brenner tot aan de bronnen van de Mur, het belangrijkste deel der Oost-Alpen, vormt een bergmuur, die, op weinige moeielijke paden na, onafgebroken met talrijke sneeuwvelden en gletschers bedekt is, en waaruit de groep van de Dreiherrnspits (3503 met.), van den Groot-Venetiaa n (3672 met.), van den Crross-Glock-ner (3792 met.) en van den Ankogl als de hoogste pyramideu der Oost-Alpen opstijgen. Zij zenden hunne waterschatten door eene menigte dwars-dalen ten deele noordwaarts naar het lengtedal van de Salza (Pinzgau), ten deele zuidelijk naar het dal van de Kienz (Puster-dal) of van de Drau, hetzg onmiddellijk of door middel van het Möll-dal.
„In den Gross-Glockner, den reusachtigen grenssteen der drie landen; Tirol, Salzburg en Karinthië, doet zich nog eens de pracht der Alpen in hare geheele grootheid voor, b. v. ontzagwekkende hoogten, uitgestrekte gletschermassa's, ruwe rotswanden, talrijke watervallen. Verder naar het oosten bereiken slechts weinig toppen de hoogte van 3200 met.; de gletschers verdwijnen weldra geheel, de kamboogte daalt tot op de helft; tevens worden de overgangen talrijker, de dalen breeder en de plantengroei rijker.quot;
h. De zuidelijke vleugel bestaat uit;
aa. De Tren tsche-A Ipe n, tusschen de dalen van de Etsch, den Eisack, de Rienz en Piave, met hunne getande dolomietrotsen.
hh. De Karnische Alpen tusschen de Boven-Drau en de vlakte van Frioul.
De Karnische Alpen (van het eeltiseh cam — rots) verliezen bij steeds verminderende hoogte het eigenlijke Alpenkarakter en gaan tusschen Drau en San in het Karawankagebergte, later in het boschrijke Warasdiner-gebergte over. Gelijk in de centraalketen do Gross-Glockner, zoo spreidt tnsschen de beide bronrivieren van de Sau de Terglou (2S56 met., door het volk Triglav, d. i, driekop, genaamd, wegens zijne drie dolomiettoppen) nog eens de pracht der Alpen-natuur in gletschers en boven deze uitstekende rotskruinen ten toon.
cc. De Julische Alpen in zuidoostelijke richting tot aan de golf van Quarnero in de Adriatische zee.
De K a r s t, van de golf van Triest tot aan de golf van Quarnero, is geen voortzetting der Julische Alpen, maar een zelfstandig kalkplateau van 1500 met. hoog.
254
DE AFZONDEKLIJKE GE,OEPEN DER KARPATEN. § 53. 255
Groote holen, zooals de Adelsberger grot, met verbazend groote druipsteenvormingen en bergmeren met onderaardsche afstroomingen, gelijk het Zirknitzer meer , dat jaarlijks ledigloopt en dan een hooi- en gierstoogst oplevert, geven aan deze woeste onbebouwbare steenwoestenij een eigenaardig karakter. De hooge, kale, dorre Karat in 't noorden van Triëst is het vaderland van den Bora, diea vreeselijken noordoostenwind, tegens wiens vernielende woede op den weg van Karlstadt naar Fiume bijzondere beschuttingen zijn aangebracht.
§ 53.
DE MIDDEL-GEBERGTEN' VAN CENTRA AL-EUROPA.
A. Hot oostelijk middelgebergte of de Karpaten.
Het Karpatisclie middelgebergte (4630 vk. mijl.) is de noordelijke voortzetting van de Alpen, die alleen door den Donau wordt afgebroken. Het vormt een boog, met de opening naar liet zuidwesten, loopende over eene lengte van 160 mijlen, van de Wala-chische laagvlakte aan den Beneden-Donau tot aan de Oostenrijk-sclie vlakte bij de monding van de March, dus van den Donau tot weder aan den Donau, en maakt eene waterscheiding uit tus-schen de Oostzee en de Zwarte zee. Men onderscheidt nu eens 3 (westelijke, middelste, zuidoostelijke Karpaten), dan weder 4 groepen: 1. de noordwestelijke Karpaten, met de zoogenaamde kleine Karpaten en het Hongaarsche Ertsgebergte, 2. de Middel-Karpaten met de Beskiden en den hoogen en lagen Tatra, 3. de noordoostelijke Karpaten of het Karpatisch Woudgebergte, 4. de zuidoostelijke Karpaten met de Transsylvaansche Alpen en het Zevenbergsche Ertsgebergte.
1. De noordwestelijke Karpaten bestaan uit de Kleine Karpaten, tusschen de Waag en March, tegenover het Leitha-gebergte, dat het verbindend lid is tusschen Alpen en Karpaten en het Hongaarsche Ertsgebergte, aan beide zijden der Gran.
2. De Middel- of Cent ra al-Karpaten, tusschen de Hongaarsche Donau-vlakte in 't zuiden en de vlakte van Galicië in 't noorden, met de hoofdrichting van 't noordwesten naar 't zuidoosten. Duidelijk begrensde groepen van dit hoogste gedeelte zijn:
a. De Beskiden in quot;t noordwesten, het brongebied van den Weichsel. — b. De hooge Tatra, een hoog eilandgebergte, aan de bron vau de Waag,
256 DE AFZONDERLIJKE GROEPEX DER KARPATEN. § 53.
dat, ofschoon het voornaamste knooppunt van het geheele Karpaten-gehevgte, toch overal scherp er van gescheiden is, hetzij door diep ingesneden dalen, hetzij door lage, effene plateaux, zoodat men op eene zekere hoogte (van 400—870 met.) rondom den geheelen bergstam kan gaan. Deze groep heeft de hoogste toppen („torens, neuzenquot;) van het gebergte, gedeeltelijk dubbel-toppen, zooals den Gerlsdorfer (2654 met.), den Lomnitzer, den IJsdaltop („de IJstorenquot;).
Van Je (1330—2000 met.) liooggelegen kleine meren , die aan de Karpaten zoo eigen zijn, en zelfs in het warmste van den zomer dikwerf nog in het midden met groen ijs bedekt zijn, terwijl de randen zijn ontdooid, liggen er 5 in de Lomnitzer groep. De in do nabijheid wonende mensf.hen meenen nog ten buidigen dage, dat deze meren met de zee in eene ouderaardsebe verbinding staan (daarom „zeeoogenquot;) en bij stormen op zee in beweging komen.
c. De lage Tat ra, die op de kaarten gewoonlijk ten onrechte „Liptaner Alpenquot; genoemd wordt, terwijl deze eerder een westelijken uitlooper van den hoogen Tatra vormen, is een met den hoogen Tatra evenwijdig loopende bergrug tusschen de Boven-Waag in het noorden en de Boven-Gran in het zuiden.
De Centraal-Karpaten vormen, evenals de Alpen, niet alleen eene grens in klimaat en plantengroei tusschen bet noorden en zuiden, maar ook inde weersgesteldheid, want do booge Tatra is „de groote barometer van Oost-Europaquot;, waar de ijzige noordelijke stormen van do Poolscb-Rnssische steppen in eeuwigdurenden strijd zijn met de boete, droge zuidenwinden dor Hongaarsebo laagvlakte. Zij vormen ook nog eene scheidslinie tusschen verschillende volksstammen: in 't noorden wonen Polen; in 't zuidwesten, zuiden en noordoosten Slowakon, die een Boheemscb dialect spreken; aan don oostolijken voet Duitscbers in de aloude Duitscbo koloniën van het graafschap Zips, die midden in het Slowakische taalgebied oen taai-eiland vormen. Elke volksstam heeft, in weerwil der steeds toenemende vermenging , zijne taal, zeden, kleeder-drachton en andere eigenaardigheden behouden.
3. De noordoostelijke Karpaten of het Karpatische woudgebergte, het verbindend lid tusschen de Centraal-Karpaten en het hoogland van Zevenbergen, van het brongebied van den Theiss tot aan den Poprad. In dit gedeelte kan men gemakkelijk van de eene zijde van 't gebergte naar de andere komen; de meest gebruikte weg is van Munkacs naar Lemberg.
4. Het hoogland van Zevenbergen (Erdely), heeft in het binnenland eene hoogte vau 750 met., met eene golvende oppervlakte, doch is naar buiten omgeven door hooge randgebergten; in 't zuidoosten door de Transsylvaansche Alpen, waarin de Negoi de hoogste top van den zuidelijken rand is (2543 met.),
HET ZUID-DUITSCHE MIDDELGEBEKGTE. § 53. 257
in het noordwesten door het goudrijke en daarom dichter bevolkte Zevenbergsche Ertsgbergte, dat een reeks van dalen heeft in de richting van het oosten naar het westen, waardoor de rivieren der hoogvlakte naar het laagland loopen (als de Maros) om zich met den Theiss te vereenigen.
B. Het Duitsche of Centrale Middelgebergte. Het Duitsche middelgebergte strekt zich iiit van den noordelijken voet der Alpen tot aan het G-ermaansche laagland en wordt in 't westen begrensd door de Jura, de Boven-Rijnsche laagvlakte, den Rijn zelf cn de Neder-Rijnsche laagvlakte, in 't oosten dooide March en de Oder. Het wordt verdeeld in een zuidelijken, een mid del sten en een noordelijken gordel, waarvan de beide eersten door den Donau, en de beide laatsten door de Main-, Eger- en Boven-Elbelinie gescheiden worden. Geen,.der drie gordels bevat in zijn binnenste gedeelte een laagland.
1. Het Zuid-Duitsche Middelgebergte vormt een matig breeden, maar 80 mijlen langen gordel van twee plateau-landschappen, welke, door de Bodenzee gescheiden, zoowel in grootte als gesteldheid verschillen. Zij strekken zich om den noordelijken voet der Alpen, als hun noordelijk voorterras, van Genève tot Passau uit. In 't westen en noorden worden zij begrensd door randgebergten: de Zwitsersche en Duitsche Jura en een gedeelte van het Bohemer woud (het Beiersche woud), terwijl alleen Alpenwateren den grond vruchtbaar maken.
a. Do twee plateau-landschappen.
aa. De Zwitsersche hoogvlakte (gemiddeld 500 met.-hoog), van het meer van Genève tot aan de Bodenzee, vormt een door de natuur rondom afgesloten gebied, dat in 't zuiden en zuidoosten door de Alpen, in 't westen en noordwesten door de Jura omgeven is, maar op de derde, noordelijke en noordoostelijke zijde door het diepe dal van den Rijn, met inbegrip van de Boden-zee, begrensd wordt en tot het stroomgebied van den Rijn behoort. Men vindt matig hooge verhevenheden in dit landschap, dat door rivieren en meren uitmuntend besproeid wordt en]quot;vruchtbaar is. Van hier is de bevolking, die hoofdzakelijk Duitsch is, in de Alpendalen binnengedrongen. Over deze hoogvlakte, als het ware in PÜTZ, VERGEL. AARDE. 17
258 HET ZÜID-DUITSCHE MIDDELGEBERGTE. § 53.
het midden van Europa gelegen, loopt het verkeer tusschon den Donau en de Rhone, den Rijn en de Adriatische zee.
hh. De Z w ab is ch-B e iers ch e hoogvlakte, tusschen de Bodonzee en den Beneden-Inn, daalt van den voet der Alganer en Beiersche Alpen allengs (500— 325 met.) tot aan den Boven-Donan, door welks zuidelijke zijrivieren zij doorsneden wordt. In 't zuiden draagt zij nog tamelijk hooge bergruggen, b. v. rondom het Ammer- en Wurmmeer; maar in 't noorden heeft zij op het noordelijk of laagste gedeelte groote vlakten, zooals het Lechveld, de Munchenschc vlakte, die van Muhldorf, en aan de oevers der stroomen en meren groote moerassige streken, welke de Beieren moose, de Zwaben riede noemen. Het klimaat is wegens de hooge ligging ruw, vooral omdat de Alpenmuur de warme zuidenwinden afkeert, zoodat de wijnstok niet tiert; maar de hop groeit er welig. De plantengroei komt, bij de hooge ligging, overeen met die van Noord-Duitschland.
b. De randgebergten.
De Jura in beperkten zin, of Zwitsersche Jura, is een plateau met parallelketenen, die zich daarop verheffen. Het loopt van de Middel-Rhöne beneden Genève tot aan de samenvloeiing van de Aar en den Rijn in een boog van het zuidwesten naar het noordoosten en vormt van twee zijden een wal om de Zwitsersche hoogvlakte. Maar in een geologisch opzicht, wegens de vorming uit kalkmassa's, strekt zich do Jura als plateau- of tafel-Jura uit aan gene zijde van den Rijn door Zwaben en Frankenland tot aan het Fichtelgebergte, dus tot midden in Duitschland. Daarom heet deze voortzetting Duitsche Jura, en wel Zwabische Jura van de bron van den Donau tot aan do Altmuhl, in de hoofdrichting van 't zuidwesten naar 't noordoosten, en Frankische J n r a tusschen Donau, Altmuhl en Main, dus in de richting van 't zuiden naar 't noorden.
aa. De Zwitsersche Jura ('ongeveer 90 vk. m.), tusschen Rhone en. Rijn, verheft zich als een 100 mijl. lang, 6 mijl. hreed bergstelsel, dat van de Alpen geheel onafhankelijk is en geologisch geheel verschilt. Zij bestaat uit verscheidene, grootendeels parallel loopende, door lengtedalen gescheiden ketenen met afgeronde toppen en bereikt eene volstrekte kamhoogte van
HEX CENTRALE DUITSCHE MIDDELGEBERGTE. § 53. 259
1000—1300 met. Door de natuur als liet ware daar geplaatst om een heerlijk overzicht over de Alpenwereld te hebben, is deze onafgebroken bergwal niet alleen waterscheiding, maar dient ook in zijn westelijk deel tot grensscheiding tussehen volken en staten: in de oudheid tusschen Helve-tiërs en Sequanen, in den nieuwen tijd tusschen Zwitserland en Fransch Bourgondië.
- Have hoogste toppen; de Dole, 1681 met., Cret de la neige in Frankrijk, 1723 met., liggen in het zuidwestelijk gedeelte, waarvoor de verhevene groep van den Chasseral in 't westen van het Bieler meer (met 1610 met.) weinig onderdoet; maar ook het noordoostelijk deel heeft nog enkele hooge koppen, b. v. den quot;Wittesteen met de Hasenmatt en den Hauensteen met de Sehafmatt. Van deze laatste hoogten kan men niet alleen het grootste deel der Zwitsersche hoogvlakte overzien, maar heeft men ook het uitgestrekt uitzicht op do Alpen in den omtrek. Dewijl de gletsehers en ürnvelden ontbreken, is de Jura ook arm aan stortbeken en watervallen.
- bh. De Zwabische Jura gaat als een noordelijke rand langs den Donau, van zijn brongebied tot op de plaats waar de Altmuhl zich ontlast, en heet in haar hoogste deel, dat tevens weinig water heeft en schaarsch bebouwd is, tusschen den Boven-Neckar en den Boven-Donau, de Kan he of Zwabische Alp. Voor den noordwestelijken voet ligt eene lange reeks van geïsoleerde, afgeknotte bergkegels, zooals de Hohenzollern (86C) met.), de hooge Stanfen (682 met.).
2. Het Centrale Duitselie Middelgebergte omvat insgelijks twee plateau-landschappen: de Frankische hoogvlakte en het plateau der Opper-Palts, met hunne rand- en scheige-b e r g t e n , en de terrasvormige b e r g- en h e u v e 11 a n d s c li a p-p e n van B o h e m e n en M o r a v i ë.
Onder de randgebergten is de Frankische Jura (nauwelijks 32 met. boven de Frankische hoogvlakte) een bijna niet merkbaar scheidingsgebergte tusschen twee plateaux. Haar noordelijkste lid, Frankisch Zwitserland, strekt zich uit tot aan den Main. Het eigenlijke bergkarakter hebben alleen, in weerwil van de geringe breedte: het Schwarzwald, van de Eijnknie bij Bazel in het zuiden tot aan den uitgang van het Mnrgdal in het noorden, dat in den Feldberg tot 1489 met. stijgt, en het Bohemer wond, tusschen den Donau en het stroomgebied der Elbe, een der onbegaanhaarste en onbekendste gebergten van Duitschland, welks middelste deel nog maagdeiyke wouden heeft. Het zuidwestelijk gedeelte van het Bohemer woud vergezelt als Beiersche woud met het Boven-Re-gendal den Donau langs deu linkeroever van Eegensburg tot Passau en is een vruchtbaar, houtrijk voorland van het ruwe Bohemer woud.
(Eene vergelijking tusschen het Schwarzwald en de Vogezen, zie bl. 263).
quot;17*
260 HET CENTRALE DTJITSCHE MIDBELGEBEKGTE. § 53.
De 3 terrassen van het Boheemsche bergland aan beide zijden van den Moldau en de 3 terrassen van het Moravische hei'velland, grootendeels ten westen van de March, worden beide gescheiden door de Moravische hoogte, eene breede opzwelling van den bodem zonder berg-karakter.
3. Het Noord-Duitsahe Middelgebergte ten noorden eener lijn, welke de Main, de Eger, de Boven-Elbe, de March en de Oder vormen, bevat:
a. Het Fichtelgebergte, eene afzonderlijk staande groep van 7 koppen (Sneeuwberg 1062 met., Ossenkop 1068 met.) in het oosten van Duitschland, op de watevscheiding van den Rijn, den Donau en de Elbe; daarom is het een hoofdbrongebied, dat vier rivieren. Main, Naab, Eger en Saaie, naar vier verschillende streken zendt, evenals de St. Gotthard. In het noordwesten maakt het eentonig leiplateau van het Pr ank en woud een natuurlijk verbindend lid met het Thuringer woud.
b. Het S u d e t e n-s t e 1 s e 1, tusschen de Boven-Oder en de Boven-Elbe, evenals het Bohemer woud, in de richting van het zuidoosten naar het noordwesten, is weder verdeeld in:
aa. de oostelijke Sudeten met den Altvader (1500 met.), een golvend heuvelland, met den bergketel van Glatz, een door randgebergten ingesloten hoogvlakte;
bb. de westelijke Sndeten, waartoe het Heuzengebergte (met den ruwen Iserkam), tusschen de bronnen van den Bober en de Lau-sitzer Neisse, behoort, met den Sneeuw- of Reuzenkop (1624 met.)., den hoogsten bergtop van Duitschland buiten de Alpen; evenzoo de plateau-vormige massa van het Lausitzer gebergte en bet Elbe Zand-steengebergte, waardoor de Elbe breekt en dat wegens zijne ruwe vormen ook Saksisch Zwitserland genoemd wordt.
e. De metaalrijke hoogvlakte van het Ertsgebergte, tusschen Elbe, Eger en Saaie, dat zonder pas-insnijding in eene zuidwestelijke richting tot in de nabijheid van het Fichtelgebergte loopt.
d. Het Thuringsche bergland, tusschen Werra en Saaie, bestaat uit het Thuringer woud in de richting van het noordwesten naar het zuidoosten en het Thuringer ter ras land met het Eichsfeld, noordwaarts tot den Harz.
Ten gevolge der staatkundige verbrokkeling van Middel-Duitschland bevat het Thuringer woud, het „park van Duitschlandquot;, meer vorstelijke
HET NOORD-DUITSCHE MIDDELGEBERGTE. § 53. 261
kasteelen, vooral jachtsloten met uitmuntende bosschen, dan eenig ander Duitsch gebergte. Van den grooten Inselsberg (916 met.) heeft men het heerlijkste uitzicht.
e. Het Harzgebergte verheft zich tusschen Leine en Saaie als eene zelfstandige plateauvormige massa zonder een duidelijken hoofdrug, alleen met een hoofdtop, den Bloksberg (Broeken) 1140 met., die op een verheven plateau staat.
Dit eilandgebergte in de Noord-Duitsche vlakte wordt door het diep ingesneden Bode-dal verdeeld in den hoogeren (westelijken) ertsrijken Bo-v e n-H a r z en den verder uitgestrekten (oostelijken) B e ne de n-H ar z. Het eerste gedeelte behoort tot het gebied van de Weser, het laatste tot dat der Elbe.
f. Het W es er-bergland, op beide oevers van de Weser, dat, als ware het een voorgebergte van liet Duitsclie Middelgebergte, het verst in het Germaansche laagland binnendringt, bestaat uit het W es er-gebergte in 't oosten en het Teuto-burger woud in't westen. De weg, dien de Weser zich hier minder gebroken dan geknaagd heeft, wordt de W e s t f a a 1 s ch e poort genoemd. _ ■
g. Het Hessische berg- en heuvelland, tusschen Weser en Main is oen vlak-golvend, slechts 150—300 met. hoog plateau, dat door dalen veelvuldig doorsneden wordt en waarop zich onvruchtbare ruggen bevinden. Men onderscheidt:
ua. de hooge R h ü n (980 met.), tusschen de Fulda in het westen en de Werra en Frankische Saaie in liet oosten;
bb. de basaltmassa van het Vogelsgebergte, tusschen de Lahn aan de eene, de Kinzig en de Fulda aan de andere zijde;
cc. het lagere massa-gebergte van den Sp ess art, eene voortzetting van het Odenwald, tusschen de beide laatste belangryke krommingen van den Main schiereilandvormig ingesloten.
h.. Het oostelijk Ned er-Rijn sche bergland, op den rechter-Rijnoever tusschen Main en Lippe, is eene plateau-massa met toppen van geringe betrekkelijke hoogte en wordt dooide rechter-zijrivieren van den Beneden-Rijn, die alle in de richting van 't oosten naar 't westen stroomen, in vier bijzondere dee-len gescheiden, van welke de beide eersten zich tot aan den Rijn uitstrekken; de beide laatsten zijn door hun rijkdom aan minerale
262 HEI XOOKDDÜITSCHE MIDDELGEBERGTE. § 53.
schatten een der groote industriëele streken van geheel Duitsch-land.
ma. De Taunus of de Hoogte, tussclieu Main en Lalm, met den grooten Feldberg (881 met.).
h. Het West er wond, tusschen Lahn en Sieg, en welks noordwestelijk einde aan den Eijn Zevengebergte heet, waarvan de Drachenfels de hoeksteen is.
« c. Het Sauerlandsche (d. i. Zuidlandsche) gebergte, tusschen de Roer en hare zijrivier de Lenne, met het Roodhaar- ofEood-lager-gebergte, een in het land zelf onbekende naam, tusschen Lenne en Eder.
d. Den Haar of den Haarstreng (ook Hardstreng) tusschen Roer en Lippe, den smallen en lagen noordelijken rand der geheele massa.
C. Het westelijk Middelgebergte
strekt zich uit vau den Rijn en de Saone-Ehone tot aan de Gu-ronne, hoofdzakelijk in de richting van 't zuiden naar 't noorden, en daalt in de richting van 't oosten naar 't westen allengs naar het Fransche laagland af. Het wordt verdeeld in eene noordelijke helft ten westen van den Rijn, en eene zuidelijke ten westen van de Rhone.
1. De noordelijke helft omvat:
«. Het westelijk Neder-Rijnsche bergland, dat, evenals het op de oostzijde van den Rijn gelegen bergland, het karakter van een golvend tafelland zonder aanzienlijke tophoogte heeft. Het bestaat uit drie massa's, welke door diepe rivierdalen geschei-nen worden:
a. den Honsrug, een golvende hoogvlakte tusschen Nahe en Moezel;
/ï. den Eifel, het golvend hoogland tusschen Moezel en Maas, met talrijke vulkanische opheffingen, basalthergen, zooals de hooge Acht (760 met.), en uitgebrande kraters en kratermeren („maarequot;). Het noordelijk deel, het Hooge Veen, aan de bronnen van de Roer, is een uitgestrekt turfland.
y. de Ardennen, een eentonige, plateauvormige massa, met dichte bosschen bezet, op beide oevers der Maas, in welker gebied zich door den rijkdom aan minerale schatten de nijverheid bijzonder sterk ontwikkeld heeft. Het lagere Argonner woud maakt de waterscheiding uit tusschen Rijn en Seine.
h. Het Waasgau-gebergte of de Vogezen (Vosegus), met de bronnen van de Moezel en van haar eerste zijrivier, de
HET WESTELIJK MIDDELGEBERGTE. § 53.
Meurthe. De Boxirgondische Pooi't scheidt ze van de Zwit-sersche Jura. De belangrijkste pas leidt van Zabern naar Lnneville, waarover een spoorweg van Parijs naar Straatsburg.
In bijna gelijke uitgestrektheid en dezelfde richting als het daar tegenover liggende Schwarzwald loopen de Vogezen van 't noorden naar 't zuiden evenwijdig met den Rijn en dalen ook naar die zijde steil af in de 4 tot 5 mijlen breede Rijnvlakte, terwijl de westzijde, het plateau van Lotharingen, met heuvelen doorsneden is. Ook hebben de Vogezen, evenals het Schwarzwald, in het zuidelijk gedeelte hunne grootste kamen kruinhoogte (de Ballon de Sulz 1439 met.). De smalle dwarsdalen in dit hoogste gedeelte, zooals het Leverdal, Munsterdal, Amarindal, zyn middelpunten van industrie. Beide gebergten hebben eene noordelijke lagere voortzetting: de Vogezen in den door het Zorpdal er van gescheiden Haardt, met den Dounersberg (682 met.), het Schwarzwald in het tegenover 't eerste liggende O d e n w a 1 d met den Melibocus (523 met.). Eindelijk bestaan ook de Vogezen, evenals het Schwarzwald, uit met naaldhout bedekte koppen, die de gedaante hebben van halfronden. Beide zijn dus twee zeer gelijkvormige zijvleugels van het regelmatig gevormde Boven-Rijnsche ter-rasland.
2. De zuidelijke helft, die door een groot aantal waterwegen doorsneden wordt, bevat:
a. De verbinding tusschen de Vogezen en het bergland van Zuid-Frankrijk, bestaande uit de drie plateau-landschappen tusschen Saone on Loire: van Lang res met bet brongebied der Marne en Maas, van C ó t e d' o r met het brongebied der Seine, van Charolais, dat een breede rug is langs de Loire. Zij worden door twee kanalen van elkander gescheiden.
h. Het bergland van Z u i d-F r a n k r ij k, dat uit verscheidene plateaulandschappen en de Cevennes bestaat.
a. De drie plateaulaudschappeu door de Loire en Allier gescheiden: dat van Lyonnais, tusschen RhOne en Loire, van F o r e z , tusschen Loire en Allier, van Auvergne, een vulkanisch gebied tusschen Allier enDordogne;
/3. het hoogland van Gevaudan en Vivarais, een bergknoop aan de bron der Loire, waardoor de hoogste centraalmassa van Frankrijk gevormd wordt, met toppen van 1900 met. Hier ontspringen, evenals op het Fichtelgebergte, vier rivieren, van welke er twee: Loire en Allier, naar 't noorden, twee: Lot en ïaru, naar 't westen in de Garonue stroomen. Uitgebrande kraters, lavastroomen en warme bronnen getuigen van den vulkani-schen oorsprong van dit gebergte, evenals van
263
264 DE LAAGL. BINNEN HEI BERGLAND VAN MIDD.-EUR. § 54.
y. de Cevennes, een naam voor de zuidoostelijke keten van dit ge-bergteland, die in 't land zelf niet gebruikelijk is. Zij dalen terrasvormig naar zee af en zijn duidelijk van de Pyreneën gescheiden door eene laagte, waarvan men gebruik beeft gemaakt tot het graven van een kanaal (Canal du midi).
§ 54.
DE LAAGLANDEN VAN MIDDEL-EUKOPA.
^ A. Do laaglanden binnen liet bergland.
a. De westelijke vleugel van het Duitsclie Middelgebergte van Centraal-Europa wordt van de Alpen gescheiden door de Rhöne-vlakte, die in liet mondingsgebied van de Rhone ook Proven9aalsche vlakte genoemd wordt; de oostelijke vleugel of het Karpatische gebergte door de Boven-en B eneden-H ongaar s clie vlakte.
De kleinere, Boven-Hongaarscbe vlakte (300 vk. mijlen) strekt zicb uit op beide oevers van den Donau, van het punt af waar deze stroom voor de eerste maal tusscben het Leitba-gebergte, dat zicb aan de Voor-Alpen aansluit en de kleine Karpaten doorbreekt tot op de plaats waar de Alpen door bet Bakonywoud voor de tweede maal de Karpaten naderen. Zij was misschien eens een meer, waarvan bet ondiepe, bij de Eomeinen niet bekende en sedert 1865 volkomen droog geworden Neusiedler meer nog een overblijfsel is.
•- De grootere, Beneden-Hongaarscbe vlakte (2000 vk. m.), op beide zijden van den Middel- en Beneden-Tbeis, wordt ten noorden en ten oosten door de Karpaten, ten zuiden door het quot;VVarasdiner gebergte, ten westen door de oostelijke takken der Alpen begrensd. Zij is verdeeld in de smallere Donauvlakte en de breedere ïbeissvlakte , die zeer aan overstroomingen is blootgesteld; deze beide worden gescheiden door de eenige uitgebreide steppe van Middel-Europa. Het diepe Platten- of Balatonmeer, aan den zuidwestelijken rand van het Bakony-woud, schijnt insgelyks het overblijfsel te zijn van een voormalig groot meer, dat eens de wijde vlakte bedekte, totdat het door de IJzeren Poort eene afwatering kreeg. Sedert de herstelling van een afwatering naar den Donau neemt het meer steeds in omvang af.
b. Door de Boven-Rijnsehe laagvlakte, op beide Rijnoevers van Basel tot Bingen, waarop zich het kleine massagebergte van den Keizerstoel (550 met.) gelijk een eiland verheft, wordt de westelijke — door het Marchveld, op beide
DE LAAGLANDEN BUITEN HET BERGLAND. § 54. 265
oevers der March, de oostelijke vleugel gescheiden van liet Duitsche Middelgebergte.
B. De laagvlakten buiten het bergland.
Aan den noordelijken en noordoostelijken rand van het Duitsche Middelgebergte strekt zich tot aan de Noordzee, de Eider en do Oostzee een gedeeltelijk vlak, gedeeltelijk golvend en heuvelachtig laagland uit, als een gedeelte van hetgroote Noord-Europeesche laagland. Dit Noord-Duitsche laagland, van den Weichsel tot aan de Schelde, heeft eene westelijke voortzetting in het F r a n-sche laagland.
a. De Noord-Duitsche laagvlakte heeft een helling van 't zuidoosten naar 't noordwesten, die gevolgd wordt door de rivieren, zoodat zij, evenals de Sarmatische, in 3 deel en wordt gesplitst, doch niet, zoo als deze, door hoogten in de richting der parallellen, maar door rivieren in de richting der meridianen, en wel in:
1. De Wendische vlakte, van den Weichsel tot aan de Elbe;
2. De Saksische vlakte, van de Elbe tot aan de Ems;
3. het N e der-Rijn s che laagland, van de Ems tot aan de Schelde, derhalve in den benedenloop van Rijn en Maas.
Uit de Sarmatische vlakte strekt zich over de geheele lengte der quot;Wendische vlakte tot aan de Beneden-Elbe eene voortzetting van den Noord-Russischen of Oeralisch-Baltischen landrag nit, die met een grooten boog om de kusten der Oostzee loopt en door de dalen van den Weichsel en de Oder gebroken wordt. Het oostelijk gedeelte der Noord-Daitsche laagvlakte hevat een groot aantal meren, die hij de westelijke helft niet aangetroffen worden. Daarom onderscheidt men eene Oost-Prnisi-sehe, Acht e r-Pommer sc he, 31e ckl e nb urg-H olst ein sch e meer-vlakte. Maar ook eene minder samenhangende voortzetting van den Znid-Rnssischen of Oeralisch-Karpatischen landrng loopt als een voorland van den bergrug der Sudeten nit de Sarmatische vlakte tot aan de Elbe : op de rechterzijde van de Oder de hoogte van Tarnowitz of de Op-per-Silesische landrug, waar kolenmijnen, met ijzer, zink en lood een groote industrie in 't leven roepen, en op den rechteroever der Elbe de Flaming , genoemd naar de Vlamingen , die hier in de 11de eeuw de lakenfabrikatie begonnen.
De Saksische vlakte , in het oude land der Saksen tnsschen de Ems en de Beneden-Elbe met inbegrip van Holstein, loopende in 't zuiden tot
266 DE LAAGL. BUITEN H. BERGL. BE GALLISCHE LAAamp;VL. § 54.
aan den Harz en het oostelijk Neder-Rijnsche bergland. De vlakke kustzoom der Noordzee, van de Schelde, tot aan gene zijde van den Eider, is omgeven door eene reeks vlakke eilanden en zandbanken, die bij den vloed overstroomd worden en waarachter zich uit de aardachtige massa's, door de rivieren aangevoerd, broekgrond gevormd heeft. Dit broekland, door gedurige aanslibbingen boven de hoogte van den gewonen vloed gerezen en door d^ken tegen buitengewone vloeden beschut, beloont den arbeid des landmans door zijne rijke weilanden en het heerlijk gedijen van graangewassen. Ten zuiden van den kustzoom heeft dit gedeelte van het laagland hoog gelegen heiden, zooals die van Luneburg, en zeer uitgestrekte venen. Het Bourtanger moeras op den linkeroever der Ems is gewis de somberste vlakte van Duitschland. De zeesteden liggen hier niet aan de mondingen der rivieren, maar verder stroomopwaarts.
Het Ne der-Rijn sc he laagland, of het gebied van den benedenloop des Rijns, der Beneden-Maas en der Schelde, is, evenals de Saksische vlakte, een kustzoom, die uit lage eilanden en zandige landstreken bestaat. Achter dezen zoom breiden zich wel groote veengronden en moerassen uit, maar naar 't zuiden en westen ook vruchtbare vlakten.
b. Hot F ranse he laagland, van de Schelde tot aan de Pyreneën, is minder horizontaal dan de Germaansche. Zij is meer een golvend land, uit welks noordwestelijk deel, Bretagne, bergruggen tot 325 met. boven den spiegel der zee opstijgen.
DE quot;WATERSTELSELS VAX MIDDEL-EUROPA.
Mi d d e 1-E ur o p a heeft het voorreebt, een even rijken als veelvuldig vertakten waterschat te bezitten, dien bet door vijf hoofdrivieren van de Alpen, door vijf rivieren van de Middelgebergten met talrijke zijrivieren, en door éen stroom, de Garonne, van de Pyreneën ontvangt. Van de Alpenstroomen; E ij n. D o n a n , R b 5 n e, Po en Ets ch, beboeren de Rijn en de Rbóne tot al de drie gewesten van Middel-Europa; zij hebben bun bovenloop in bet hooggebergte der Alpen; waar zij dit verlaten, vormen zij beiden een groot meerbekken, breken door het Middelgebergte (Jura), treden eene door dichtbij liggende bergen begrensde vlakte binnen en komen uit in een wijd uitgestrekt laagland: de Po en de Etsch vallen onmiddellijk uit bet hoog- in bet laagland; de Donau
DE RIJN. § 55.
heeft zijn oorsprong wel niet op de Alpen, maar ontvangt van daar toch het grootste gedeelte van zijn water.
De vijf andere hoofdstroomen: Oder, Elbe, W e s e r, Seine, Loire komen van het Middelgebergte in het laagland; drie in het Germaansche, twee in het Fransche. De Garonne ontspringt wel niet zelf op het gebergte van Centraal-Europa, maar krijgt hare grootste hoeveelheid water uit het westelijk Middelgebergte.
Stroomlengte en stroomgebied der 11 hoofdrivieren van Middel-Europa : | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. DE ALPENSTHOOMEX EX DE ALPENMEREX. |
De Alpen hebben hun grooten rijkdom aan water hoofdzakelijk te danken aan de uitgestrekte sneeuw- en ijsvelden, die juist in droge zomers, wanneer de overige bronnen ophouden te vloeien, het sterkst de bergwateren uit hun voet laten stroomen. Het hy-drographisch gewicht der Alpen wordt nog verbazend verhoogd, doordat zij niet enkel een aanzienlijken waterschat bezitten, maar hem ook naar alle richtingen en naar ver verwijderde oorden zenden. Van de Alpenstroomen blijft de Eijn alleen in zijn bovensten loop, de Ehóne, Po en Etsch in hunne geheele lengte en de Donau in zijn boven- en middelloop in de nabijheid van het Alpenland.
1. De Eijn is onder de vier hoofdstroomen van Duitschland de eenige, eigenlijke Alpenstroom en tevens de eenige, welks oevers van de bron tot den mond bewoond worden door Germaansche bevolking ; een kleine uitzondering maakt hierop de Boven-Moezel.
267
BE RIJN. § 55.
Als de westelijkste onder de Duitsche stroomen, heeft de Rijn meer aandeel in den weldadigen invloed der wereldzee op klimaat en plantengroei, dan zijn meer oostelijk gelegen broederen, en door zijne ligging in het midden van Centraal-Europa is hij niet alleen de groote, bijna altijd bevaarbare weg voor handel en verkeer tusschen het noorden en zuiden , tnssehen Kederland en Zwitserland , Engeland en Italië, maar ook het uitgangspunt der beschaving voor het overige Duitschland geworden. Hier ontstonden de oudste steden aan deze zijde der Alpen, oorspronkelijk als kampen voor vreemde veroveraars, die echter spoedig de residentiën van Eomeinsche keizers, de eerste bisschoppelijke zetels der Westersche Kerk, later vergaderplaatsen voor de rijksdagen, keizerskeuze, conciliën, de stapelplaatsen van den handel, de zetels van de nijverheid werden. De hoofdstroom en zijne aanzienlykste zijrivieren, die van 't noordoosten en 't zuidwesten hem toevloeien, stuwen hunne meestal vreedzame, maar steeds rijke en bijna altijd gelijkmatige wateren langs heuvelen, prijkende met Bacchus'zegeningen, door lachende velden, langs trotsche burchten, rijk aan zang en sagen, lanss statige kasteelen, kunstvolle domkerken en die
O O ' O O quot;
volkrijke steden, waarheen zij de voortbrengselen van natuur en nijverheid uit alle landen vervoeren.
Overzicht van den loop des Eijns.
De E ij n ontspringt op de oostzijde van den St. Gotthard uit drie bronrivieren, den Voo r-, Mi dde 1- en Acli ter-Eij n. De middelste vereenigt zich spoedig met den Voor-Eijn; de laatste eerst bij Eeichenan met den Achter-Eijn. De vereenigde stroom gaat noordwaarts naar de Bodenzee, neemt, als liij hier uittreedt, eene westelijke richting tot Basel, breekt door de Jura en ontvangt op de linkerzijde de wateren der Aar, die door Limmat en Eeuss versterkt worden, nadat zij zich alle in de meren aan eten noordelijken voet der Alpen gezuiverd hebben: de Limmat in het meer van Zurich, de Eeuss in liet Vierwoudsteden-meer, de Aar zelf in het meer van Briënz en Thun. Bij Basel neemt hij weder zijne hoofdrichting naar 't noorden aan en treedt de 5 — 6 mijlen breede Boven-Eijnsche laagvlakte binnen, waarin hem de wateren der Zwabisch-Frankische hoogvlakte door twee aanzienlijke zijrivieren, den Neck ar en den Main, toevloeien. Beneden Bingen breekt hij door het Neder-Eijnsche bergland in een bijna geheel door rotsen ingesloten dal en neemt van beide zijden de wateren uit dit bergland op : de oostelijke door de L a h n, de westelijke door de Nah e, de Moezel en de Aar. Van Bonn af stroomt hij door
268
DE RIJK. § 55.
het Neder-Eijnsche laagland en wel in twee afdeelingen, waarvan de eerste in eene noordelijke richting tot even boven Arnhem loopt, en van de bergen, die haar nog in 't oosten op eenigen afstand vergezellen, verscheidene zeer op elkaar gelijkende stroomstelsels opneemt: Sieg, W up per. Hoer en Lippe, terwijl zij aan de westzijde bijna geene toestrooming van eenig belang (de Erft) ontvangt. In de nabijheid van Arnhem neemt de Rijn ten tweeden male eene westelijke richting en volgt die tot in zee. In deze tweede helft van den benedenloop begint ook de splitsing in verscheidene armen, en eerst de nadering tot en ten laatste de ver-eeniging met een ander stroomstelsel op eiken oever ; den IJ s e 1 op de rechter- en de Maas op de linkerzijde.
Bijzondere beschrijving van het Rijngebied.
a. Het brongebied van den Rijn tot Basel, dat ongeveer % van geheel Zwitserland (526 vk. m.) inneemt, wordt weder verdeeld in tweedeelen; het gebied van den hoofdstroom en dat van de Aar met hare gedeeltelijk evenwijdige neven-rivieren. Dit Zwitsersch bronland is „de parel van het geheele Ryngehied en tevens het schoonste gedeelte uit de Alpenquot;, dat gespijsd wordt uit meer dan 400 gletsehers en firnvelden, zonder de Jura mede te rekenen, en bevat niet minder dan 19 zeer verschillend gevormde meerbekkens.
aa. De ontwikkeling van den hoofdstroom tot aan de Boden zee. Onder de drie bronrivieren van den hoofdstroom is de Achter-Rijn de voornaamste. Hij komt uit het prachtvolle, blauw schitterende ijsgewelf van den grooten Rijnwoud- of Zapport-gletscher in het zuidoosten van den St. Gotthard, in de Adulagroep, breekt in eene wilde, enge, 1 uur lange en op sommige plaatsen nauwelyks 10 met. breede kloof, de via mala, door het gebergte van Grauwbunderland en vereenigt zich , als hij de met zwart slijk bezette Nolla op de linker- en de Albula op de rechterzijde heeft opgenomen, by Eeichenau met den uit drie bronnen voortge-komen Voor-Rijn, die reeds na korten loop den Middel-Ry n of Me-deiser-Rijn (uit het Medelser-dal) heeft ontvangen. De vereenigde en nu bevaarbare stroom zet van Chur af zijne richting naar het noorden tot aan de Bodenzee voort.
De vereenigde stroom neemt op zijne rechterzijde de beide van 't zuidoosten naar 't noordwesten parallel loopende zijrivieren op, welke door de groote keten van het Rhiitikon-gebergte (met de Scesaplana [Saxa plaH(ï\ 296S met.) gescheiden worden: de Lanquart, die uit den weidenrijken Prattigau in een eng dwarsdal te voorschijn treedt, en de 111, de hoofdrivier van Voor-Arlberg, die uit het Montafunerdal stroomt. Op de linkerzijde ontlast zich nog in den Rijn de
269
DE BODENZEE. DE RIJN. § 55.
wild bruisende Tamina, komende uit het eenzame Calfeuser-dal. Niet ver van het einde van dit dal ligt in eene ijzingwekkende kloof de Benédictijner-abdij Pfiifers, die reeds van de Sste eeuw af om hare warme baden beroemd was. Men wil. dat hier (bij Sargans) de Rijn eenmaal zijn weg genomen heeft door het Wa 11 ens tilttermeer (zie bl. 273), eu nog tegenwoordig wordt hij door een G met. hoogen dijk genoodzaakt zijne noordelijke richting naar de Bodenzee te volgen. Het Rijndal van St. Gallen is de grootste en laagste vlakte van Zwitserland, maar wegens de moerassige streken schraal bevolkt.
hb. De Boden zee (12 uur lang, 3 uur breed, 9% vk. m.), naar de beide aanzienlijkste kuststeden Bregenz en Constanz, aan de tegenovergestelde einden der grootste lengte-as , ook hae# Brigantinus en bij de Fran-scben thans nog lac de Constance, in de middeleeuwen Bodam- of Bodmer-raeer en als het grootste Duitsche meer ook ,.de Zwabische zeequot; genoemd, scheidt de Zwitsersche hoogvlakte van de Zwabiseh-Beiersche. Het grootste deel van dit wijde waterbekken, ingesloten door kleine steden, dorpen, kasteelen en buitenplaatsen, heet het Boven-meer, de noordelijkste golf het TJberlinger meer (naar het oude stadje TJberlingen) en het westelijk deel het Beneden-meer, dat ten oosten met het Boven-meer verbonden is door eene vernauwing, die veel overeenkomst heeft met eene rivierbedding en ten westen zich weder samentrekt tot een rivierbed , dat van den afstroo-menden Rijn. Elk der drie deelen heeft een eiland, waarvan er nochtans geen tot Zwitserland behoort. In het Boven-meer ligt de versterkte eiland-stad Lindau, in het Uberlinger meer het liefelijke eiland Mainau, beide door bruggen met den oever verbonden , in het Beneden-meer, bijna in't midden, het grootere eiland Eeichenau, met di-ie dorpen en eene voormalige abdij der Benediktijnen. De Bodenzee is het middelpunt van een druk door stoom- en zeilschepen onderhouden verkeer tnsschen vijf oeverstaten, die nog een grooteren bloei te wachten hebben van de spoorwegen, welke op de Duitsche en Zwitsersche zijde uitloopen.
cc. De Rijnloop van de Bodenzee tot Basel. Bij Stein treedt de Rijn uit de Bodenzee te voorschijn met eene veranderde richting, die reeds door de gedaante van het meer aangewezen wordt, en blijft alleen belangrijk voor scheepvaart en handel tot Schaffhausen; want hij vormt bij Lauffen een waterval, die zich niet zon zeer door valhoogte als wel door breedte en hoeveelheid water onderscheidt en over een uit de golven opstekende rotsbank (28 met. hoog en 113 met. breed) naar beneden stort. Weldra neemt hij de aanzienlijke Thnr op, die van de zuidzijde van den hoogen Siintis komt, eerst evenwijdig loopt met de Bodenzee en vervolgens met den Rijn zelf. Op zijn verderen wilden en wegens schietstroomen voor de scheepvaart weinig geschikten loop tot Basel, tnsschen den zuidelijken voet van het Schwarzwald en den noordelijken voet van de Jura, voert hem de Aaiden rijkdom van water toe uit geheel Middel-Zwitserland en verdubbelt zoo zijne watermassa. Onmiddellijk voor zijne scherpe kromming bij Basel i
270
HEX AAKSTELSEL. DE REUSS. § 55.
ontvangt hij de Birs, die uit het diep ingesneden Munsterdal tusschen de Juraketen te voorschijn komt.
dd. Behalve de Aar en hare Alpenmeren bevat het Aarstelsel op eene uitgebreidheid van 320 vk. mijl. ook de Reuss en den Li mm at met hunne meren, zoowel als de meergroepen aan den oostelg-ken voet van de Jura, welke wateren alle door dat rivierstelsel naar het bed van den Rijn gevoerd worden. De Aar (39 mijl.) ontspringt op de westzijde van den St. Gotthard, niet ver van de bron der Rhone en der Reuss, uit den Boven-Aar-gletseher op den Finsteraarhorn, den hoogsten top der Berner Alpen. Zij loopt om de oostzijde van dezen grooten Alpen-stam, vormt in het Boven-Hasli-dal den heerlijken Handeck-val (30 met.) en stroomt aan den noordelijken voet der Berner Alpen door twee meren, die gescheiden worden door het aangeslibde „Bödeliquot; der Lutschine: liet üöU met. diepe Briënzer meer of het voornaamste zuiveringsbekken der Aar, en het T hun er meer; dit laatste neemt de wateren van de westzijde der Berner Alpen, de Simmen met de Kan der, op. Aldus gezuiverd, treedt de Aar op de Zwitsersche hoogvlakte, versterkt zich door de Saane, welker noordelijken loop zij volgt, om weldra door de Zihl de wateren der drie onderling verbonden Jura-meren te ontvangen: het Bieler mee het meer van Neuchatel (10 uren lang, 2 uren breed, 41/, vk. mijl) en dat van Mnrten, die waarschijnlijk eenmaal één meerbekken hebben uitgemaakt. In den benedenloop wordt zij op de linkerzijde door de bijna onafgebroken Juraketen vergezeld en naar het noordoosten gedrongen, neemt rechts de Emmen, en, kort voordat zij zich met den Rijn vereenigt, bijna op dezelfde plaats de uit rivieren en meren bestaande stelsels van de Reuss en den Limmat op. Deze streek is het middelpunt van wegen en spoorwegen.
De Reuss heeft haar oorsprong ia kleine meren op Jen St. Gotthard naast den Tessino, stroomt noordwaarts door het ürserendal, valt bij de vermaarde Duivelsbrug van den eenen rotstrap op den anderen, wordt daarbij gedeeltelijk stof of damp en valt beneden Altorf (bij Flnëlen) in het veelarmige Vierwo ud-stedenmeer (10 uur lang, %—1 nar breed, 2 vk. mijl.), dat zijn naam ontleent aan de omliggende Alpengonwen of „woudstedenquot;: üri, Sehwyz, Ünter-walden en Lnzern. Bij de stad Luzern vernauwt zich het bed weder tot eene rivier, die door een afwateringskanaal van het Zuger meer (de Lorze) versterking krijgt eu bij Windiseh in de Aar uitloopt. Aan de romantische en schilderachtige oevers der zes naar alle windstreken zich uitstrekkende bekkens (van Uri, Gersau, Vitznau, Kussnacht, Luzern, Alpnach) van het Vierwoudstedenmeer en aan den uitgang van het Boven-Rcussdal liggen bijna alle plaatsen die belangrijk zijn voor de geschiedenis des lands; het dal maakt ook een deel uit van den kortsten weg voor de gemeenschap met Italië.
De Limnat, het oostelijkste lid van het Aarstelsel, tusschen Reuss en Voor-Rijn, ontspringt onder den naam van Li nth op den Dödi, den grenssteen
271
DE BO VEN-RIJN. § 55.
der Alpengouwen van Uri, Glarus en Grauwbunderland, stroomt door het kanton Glarus in het westelijk einde ran het smalle Wa 11 ens tiitt er meer (4 uur lang, 1 uur breed), dat in 't noorden en zuiden door hooge steile rotsen omgeven is. Spoedig verlaat hij dit weder als hevaarbaarhaar Linth-kanaal eu loopt naar het meer van Zurich. Door het aanleggen van dit kanaal is een groot gedeelte van den moerassig geworden grond aan den landbouw teruggegeven. Het meer van Zurich (S'/, uur lang, grootste breedte 1 uur, 1 ,/2 vk. mijl), het liefelijkste en drukste van alle Zwitsersche meren, is omringd door zacht glooiende heuve^ waarop zoo vele en zoo goed bebouwde plaatsen, landgoederen en villa's wordeu aangetroffen, dat zij bijna een samenhangende stad schijnen te vormen; op de smalste plaats bij Rapperschwyl voert eene 156 met. lange houten brug over het meer. De bevaarbare afstrooming wordt aan het noordwestelijk einde bij Zurich gevormd door den kristalhelderen Limr.iat, die bij Baden door de Jura breekt en naar de Aar stroomt. Zoowel het Vierwoudstedenmeer als dat van Zurich, langs welks beide oevers thans spoorwegen liggen, hebben reeds lang tot wegen gediend voor het hoofdverkeer tusschen Duitsehland en Italië.
i. De middelloop van den Rijn van Basel tot Bonn -wordt ook in twee deelen verdeeld: den loop in de Boven-Rijnsche laagvlakte tot Bingen, en de bedding, die zich de stroom door het Neder-Rijnsohe bergland gebroken heeft tot Bonn; het eerste deel beet gewoonlijk B o v en - R ij n, het laatste daarentegen Middel-Rijn.
aa. De Boven-Rijn (40 mijlen) is in zijne zuidelijke helft „nog geen formeele stroom, eerder een trotsch ongeregeld water'', in tallooze armen gesplitst, vol zandige eilanden en ondiepten, daarom weinig, ja stroomopwaarts in 't geheel niet voor de scheepvaart geschikt. De steden en dus ook de heerbanen en spoorwegen vindt men hier niet op de moerassige of zandige oevers, die aan menigvuldige overstroomingen zijn blootgesteld, maar meestal op «enigen afstand van den stroom . aan den voet der bergen: het Schwarzwald en de Vogezen , die in 't oosten en westen de vlakte insluiten. Van Straatsburg stroomafwaarts verzamelt zich het water meer in een enkel bed, dat nu dieper en meer bevaarbaar is; de oevers worden toegankelijker, en nit dien hoofde liggen de steden nu allengs dichter aan de rivier. In later tijd zijn de steden op den rechteroever vermeerderd (Karlsruhe, Mannheim, Darmstadt) en vergroot, terwijl die op den linkeroever (Spiers, Worms) hare beteekenis ten opzichte van den handel voor een deel verloren hebben; de verheffing der eersten geschiedde ten koste der laat-sten. Bij Mainz wendt de Rijn zich scherp naar het westen, in de richting van den in hem uitloopenden Main en volgt den zuidelijken voet van den Tannus in een bijna golfvormige breedte met grootere eilanden en zeer gering verval. De Tannus beschermt de met den wijnstok beplante heuvels van den Rijngouw naar het noorden en deze liggen, gelijk een broeikast, open voor de middagzon. Bij Bingen. neemt hij eensklaps weer eene noordelijke richting aan.
272
BE BUVES-KIJX. DE SECKAR. DE MAIN. § 55.
Onder de zijrivieren van den Boven-Rijn in 't westen voert de bevaarbare 111 (lat. Aha, in de middeleeuwen Ell genaamd) als levensader van den Elzas (Illzatenland) alle beken van het Waasgau-geb. naar den hoofdstroom en valt beneden Straatsburg in den Kijn. Het Rhóne-Rijn-ka-naal leidt door de Bourgondische Poort, tusschen de Zwitsersche Jura en de Vogezen, naar de Doubs, een zijrivier der Saone-Rhone. Terwijl op de westzijde de belangrijkheid der zijrivieren van het Boven-Rijnsche bekken van 't zuiden naar :t noorden afneemt, daar alle wateren van den kam van het noordelijk Waasgau-geb, en den Haardt naar de Moezel, in het noordelijk gedeelte ook naar de Saar vloeien en en dus eerst bij Coblentz den Ryn bereiken, neemt zij op de oostzijde juist in de omgekeerde verhouding toe; de drie zuidelijke; de Elz met de I)reisam , de Kinzig ende JIurg bereiken na een zeer korten loop den Rijn, de beide noordelijke; Neeka r en Main eerst na een langen loop. Deze laatste maakt eene verbinding uit tusschen de beide grootste Duitsche stroomgebieden, den Donau en den Rijn, omdat de Regnitz dicht bij de Altmuhl komt. Sedert de voltooiing van het Donau-Mainkanaal, tusschen Altmuhl en Regnitz, waarvan reeds door Karei den Groote het plan was ontworpen, maar dat eerst onder koning Lode-wijk I, van wien het den naam ontvangen heeft, verwezenlijkt werd, is een onafgebroken waterweg geopend tusschen die beide hoofdrivieren van Middel-Europa en dus met overschrijding van een der belangrijkste waterscheidingen van Europa, tusschen de Noord- en Zwarte zee, dwars door het binnendeel van Europa's vastland. De voordeden van dit groote plan beantwoorden tot hiertoe nog niet aan de verwachting en bepalen zich alleen tot den binnenlandschen handel.
De Neck ar (46 mijlen), die met den Donaabijna een zelfde brongebiecl heeft, ontwikkelt zich eerst bij het begin van zijn beneden-, noordwestelijken loop (bij Heilbronn) tot eene rivier, die ook voor stoombooten bevaarbaar is, omdat hij daar van de rechterzijde twee aanzienlijke nevenrivieren opneemt, de Jaxt (.Tagst) en den Kocher, die merkwaardig zijn om den parallelloop, dewijl zij bijna op dezelfde plaats op de Kanhe Alp ontspringen, met dezelfde krommingen en dus met gelijke stroomontwikkeling eerst noordwaarts, dan westwaarts loopen en bijna op 't zelfde punt in den Neckar vallen.
De Main (50 mijlen), de voornaamste onder dc Duitsehe zijrivieren op den rechteroever van den Rijn, is de natuurlijke en van IS66 tot 1871 ook de staatkundige grensscheiding tusschen Noord-en Zaid-Dnitsehland. Hij ontspringt op de oostelijke helling van het Fichtelgebergte uit twee bronarmen : links den Rooden en rechts den Witten Main, die zich weldra in een gemeenschappelijk bed vereenigen. Na een korten bovenloop in eeue nauwe bedding neemt dc Main de Regnitz op, die hem tot hiertoe in gebied en lengte heeft overtroffen en hem over 't geheel het meeste water aanvoert, waardoor hij beneden Ramberg beter bevaarbaar wordt. Zijn middelloop met vele en groote krommingen en zijn benedenloop met de hoofdrichting naar 't westen wordt in
PÜTZ, VEKGEL. AAKDR. 18
273
DE MIDDEL-KUN. 1gt;E LAHN. § 55.
Jt noorden, van waar hij de Frankische Saaie opneemt, door hooge bergen, als Frankenwoud, Thuringer woud, Rhön, Spessavt, Vogeisberg, Taunus, in 't zuiden door hoogvlakten en lase bergruggen vergezeld; deze omstaudigheid heeft een weldadigen invloed op het klimaat, en daarom behoort het Maingebied ook tot de meest begunstigde streken van iliddel-Duitschland. Bij Wertheim ontvangt de Main nog de Taub er, welker gebied tot dicht bij dat van de Jaxt en van den Donau loopt; vervolgens de Frankische Saaie, bij Hanau de Kinzig en bij Hochst de Nidda.
ih. De Middel-Eijn (17 mijlen), van Bingen tot Bonn, loopt door een dalkloof in het midden'van hetNedev-Rijnsclie lei-gebergte. Deze kloof wordt afgebroken door een kort, wyd dalbekken, het Neuwieder bekken, van Co-blenz tot Andernacb, wordt allengs breeder en gaat over in het laagland. Dit gedeelte van den Eijnloop is onder alle liet minst gesplitst en gekromd en vormt daarom ook den natuurlijksten en meest onmiddellijken weg van gemeenschap tusschen den Boven- en Beneden-Eijn. Op zijne smalle boorden, die nauwelijks ruimte hebben voor een straatweg en een spoorbaan, konden geene aanzienlijke opeenhoopingen van bevolking plaats hebben; deze vindt men meer in het zuiden en noorden van den Middel-Eijn: Mainz, Frankfort, Bonn, Keulen; daar reeds kozen in de hooge oudheid, met voorbijgang van den Middel-Eijn, de Eomeinsche legioenen hunne kwartieren, in de middeleeuwen ^eestelgke en wereldlijke vorsten hunne residentiën, rijksdagen hunne plaatsen van bijeenkomst, de handel zijne stapelplaatsen.
Van de zijrivieren, die zich met moeite door de bergen op beide zijden van den Middel-Eijn een weg banen naar den hoofdstroom, neemt deze, noc voor dat hij het zoogenaamde Eomeinsche Schiefer- of lei-gebergte doorbreekt, de Nahe (met de Grlan) op, terwijl de Lahn en de Moezel in het midden tusschen beide dalkloven, de een bijna, de andere juist bij het begin van dat wijde, middelste bekken, er in vallen; de eerste op den rechter-, de laatste op den linkeroever, waarop verder noordwaarts de A h r uit een hoogst schilderachtig dal ook nog komt toestroomen.
De Lahn (30 mijl.) heeft haar brongebied op de oostelijke helling van het Westerwoud, zuidelijk van Je bronnen der Sieg. Haar loop kan in twee afdeelingen gesplitst worden: de Boven-Lahn tot Giesen met hoofdzakelijk zuidelijke, de B e n e d e n-Lahn (van Wetzlar af bevaarbaar) met hoofdzakelijk westelijke richting in een veelvuldig gekromde, meestal enge dalkloof tusschen den Taunus en het Westerwoud. Met deze natuurkundige indeeling van het Lahn-gebied komt ook de ethnoaraphische en staatkundige verdeeling overeen, daar in het eerste gedeelte steeds de Hessen (vroeger Katten) de overhand hadden, terwijl het onderste Lahn-gebied met zijne zijdalen het hoofdland uitmaakt van Nassau.
De Moezel (67 mijlen) strekt op dezelfde wijze tot verbinding van den Rijn met het binnenland van Frankrijk, als de Main met het hart van Duitschland. Zij heeft als de voornaamste westelijke zijrivier van den Rijn westelijke en zuidelijke volkeren (Celten en Romeinen) herwaarts gevoerd, evenals de Main al^
274
DE MOEZEL. DE BEXEDEXLOOP VAN DEK RIJK. § 55.
oostelijke vleugel dit gedaan heeft met oostelijke en noordelijke stammen (Germanen en Sneven).
De Boven-iloezel volgt spoedig na haren oorsprong aan den zuidivestelijken voet der Vogezen (Ballon de Sulz) een noordwestelijke richting tot Toul, het punt, waar zij het dichtst bij de Maas komt en met een sterke kromming eensklaps van de noordwestelijke tot de noordoostelijke richting overgaat. Hierop volgt de Middel-Moezel, die, versterkt door de Meur the, iu een wijd en vlak bekken treedt en in bebouwing en bevolking alle andere deelen van het Moezelland overtreft, waarom hier ook de voornaamste stad van het geheele gebied, M e t z , tot bloei kwam. De B e u ede n-Mo ez el tnsschen het ruwe bergplateau van den Eifel eu den Honsrug, waarbij haar dal ten opzichte van het klimaat sterk afsteekt, heeft, in tegenstelling met den naburigen Widdel-Eijn, talrijke, soms bijna in zich zelve terugkeerende krommingen. Zij zijn wel op verre na niet zoo belangrijk als bij den Main, doch maken door de menigvuldige herhalingen toch den benedenloop van de Moezel dubbel zoo lang als de weg is. die over het naburige bergplateau van Trier naar Coblenz voert. Door deze krommingen wordt voor de scheepvaart een geringer verval, gelijk voor den wijnbouw eeu uitgestrekter sebied gewonnen. Boven Trier neemt zij de Saar, haar grootste, IC mijlen stroomopwaarts bevaarbare zijrivier op.
275
c. De benedenloop van den Rijn of de Ne der-Rijn (40 mijlen) begint bij Bonn, -waar de stroom uit het Ncder-Eijnsche bergland overgaat in het Xeder-Rijnsehe laagland; hier houden de bergen aan de linkerzijde ■weldra geheel op, en op den rechteroever verwijderen zij zich steeds meer van den Rijn. Hij vormt in zijne eerste of bovenste helft, tot even boven Arnhem, een breeden, diepen, voor de grootste rivierschepen bevaarbaren, rustig voortrollenden stroom, met gering, nergens schielijk verval, loopende hoofdzakelijk in eene noordelijke, ten laatste noordwestelijke richting; van de rechterzijde neemt hij nog aanzienlijke zijrivieren op: de Si eg en de Wapper, en verder naar het noorden twee aanzienlijkere, bevaarbare, ut Roer, de Lippe. In zijne tweede of beneden-helft daarentegen, van even boven Arnhem tot aan zee, volgt de Neder- Rijn meestal eene westelijke richting, en van deze sterke buiging af ontvangt hij rechts geen toevoer meer, maar vermindert veel meer door uitzending van armen zyne watermassa 1) en vormt de zoogenaamde Rijndelta; ten laatste treedt hij nog
1) Van Emmerik tot aan het punt van scheiding is de afstand ongeveer IfiOOO ellen en het verval 1,784 el ; van het punt van scheiding tot Hardinxveld langs den stroomdraad 90 000, het gemiddeld verval bij eb en vloed 9,415 ei: van Hardinsveld tot aan den Moerdijk langs de killen 23 000, gemiddeld verval 1,033 el. Op den noordelijken arm heeft men: van het punt van scheiding tot K rimpen langs den stroomdraad eene lengte vau 121000 ellen met een verval van gemiddeld 10,S91 el; van Krimpen tot Brielle eene lengte van 34800 ellen bij een verval van gemiddeld 0.321 el.
18«
276 DE BENEDENLOOP V. D. RIJN. DE DUITSCHE NEDER-R1JN. § 55.
doorzijn uitersten linkerarm, de Waal, in verbinding met de Maas, die uit het zuidwesten steeds dichter bij hem komt.
aa. De Duitsche Ne der-Rijn heeft zijne groote beteekenis in de staatkunde en de geschiedenis der beschaving niet alleen te danken aan de watermassa, die voor de scheepvaart zoo gunstig is, maar ook aan de gesteldheid zyner omstreken; want geen gebied langs den geheelen Rijn legt in zulk eene uitgestrektheid, zoo in de lengte als in de breedte, aan de bebouwing en het gemakkelijk verkeer te land zoo weinig hinderpalen in den weg; geen gebied heeft eene zoo dichte bevolking (in enkele streken tot 15000 op 1 vk. mijl), vooral sedert de industrie op beide zijden der rivier, deels onmiddellijk aan de oevers, deels op eenigen afstand daarvan, in 't bijzonder aan den voet der naburige bergen en in de dalen der zijrivieren hare werkplaatsen heeft opgeslagen. Dit is hoofdzakelijk het geval aan de Wupper, van welker sterk verval en snellen loop men als drijfkracht gebruik maakt, alsmede aan de bevaarbare Roer, wegens den rijkdom aan steenkolen, liet hetzelfde gemak als deze industriëele streken hare behoeften langs water- en landwegen ontvangen, voeren zij er hare voortbrengselen langs af.
De dalen der beide noordelijkste en dus tevens der beide grootste en bevaarbare, de Roer eu de Lippe, dienden tot banen tusschen den Rijn en de quot;Weser, langs welke de legers van 't westen (de Romeinen, Franken, Fran-sehen) tot in het hart van Duitschland doordrongen en die van 't oosten (der Cherusken, Saksers, der tegen Napoleon verbonden Dnitsehers) naar den Rijn afzakten.
Ih. De Rijn-delta. Reeds lager dan waar de Lippe inden Rijn valt, bij het begin der buiging van den stroom naar het noordwesten, wordt de overgang tot het deltaland zichtbaar, deels door kleinere, weldra weder ineen-loopende stroomsplitsingen, deels door kunstmatige bedijkingen tegen overstroomingen en door de daarmede verbonden Nederlandsche inpolderingen. Doch eerst daar, waar de rivier in eene westelijke richting overgaat, begint het gebied der standvastige stroomsplitsingen, waarvan sommige dooide kunst, andere door de natuur gevormd zijn. Dit punt is tevens de politieke grens tusschen Duitschland en Nederland. Bij het dorp Pannerden, het zoogenaamde punt van scheiding, splitst zich de Rijn in twee hoofdarmen: een zuidelijken, de Waal, en een noordelyken (het Pannerdensche kanaal, gegraven in 1704—1706), die den naam van Rijn en tot Arnhem ook de richting van den Duitscheu Neder-Rijn naar 't noordwesten blijft behouden; beide stroomen met ongelijke kracht 1) in eene westelijke richting n.rast elkander en beide hebben een bijzonder stelsel van stroomvertakkingen.
1) Volgens overeenkomst moet 2/3 van het Rijnwater naar de Waal, fe-j naar den Rijn gaan.
DE RIJX-DELTA. DE MAAS. § 55.
De zuidelijke of hoofdarm, de Waal, zendt zijne takken naar 't zuidwesten en verbindt zich tweemaal met de B eneden-Maas, eerst bij het fort St. Andries door een kanaal en sluis en later bij Woudriebem, waar zij samen den naam van 31 er we of Merwede aannemen, die als zoodanig voorbij Gor-kum loopt. Hier valt nog in den vereenigden stroom de Linge, die. uit de Boven Betuwe komende, door de Xeder-Betuwe vloeit, den Tielerwaard scheidt van de ten noorden gelegen landen van Kuilenburg en van de Vijf-Heeren en door Grorkum gaat.
De noordelijke arm, de Rijn, stuwt zijne wateren voort totdat hij even boven Arnhem door de Drususgracht of den Kieuwen I.Jsel een gedeelte aan den Ouden I.Jsel afstaat; verder loopt hij steeds in een westelijke richting langs den zuidelijken voet der Veluwsche hoogten, neemt de Grift of Grebbe uit de Geldersche vallei op en gaat voorbij Ehenen tot AYijk bij Duurstede. Hier heeft weder eene splitsing plaats in Lek en Krommen Kijn, die nochtans alleen door een sluis met den Beneden-Kijn in verbinding staat, in noordwestelijke richting tot Utrecht vloeit, waar hij zich voor het laatst verdeelt: één arm, de Vecht, strekt zich uit naar de Zuiderzee; een andere stroomt met tragen loop onder den naam van Oude Rijn langs quot;Woerden en door Leiden en vloeit bij Katwijk, waar hij tot in 1S07 in slijk en zand, in de door zee en wind opgeworpen duinen smoorde: doch thans, geholpen door het kanaal van Katwijk, loopt hij door drie kapitale sluizen in de Noordzee. — Een arm van de Vecht, de Amstel, gaat links en loopt nit in het kanaal, dat Amsterdam met de Noord- en Zuiderzee verbindt. — De Eijnarm de Lek, die men wil dat een door Corbulo gegraven kanaal is, maakt de verbinding uit van Rijn en Maas, vormt in zijn loop de grens tusschen Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland, gaat in zijne westelijke richting langs Kuilenburg, Vianen, Nieuwpoort, Schoonhoven en schenkt bij Krimpen zijne wateren aan de Noord 1), die dan weder Maas genoemd wordt.
Waal. Rij ii.
Rijn. I.Jsel.
Lek. Kromme Rijn.
{hoofdarm.} ———-
377
Oude Rijn. Vecht.
Vecht. Amstel.
DE MAAS. § 55.
üe Maas, de laugste zijrivier of liever de hoofdmouding van den Rijn, heeft met betrekking tot hare groote uitgestrektheid slechts eene zeer ondergeschikte beteekenis voor historie en handel, omdat haar door naburige rivieren, de reeds vroeger bevaarbare Moezel, de Schelde en den Riju, het verkeer onttrokken wordt, dat zij zonder deze voorzeker zonde hebben. Zij heeft met de Moezel niet alleen de overeenkomst van naam {Mosa en Mosella, d. i. de groote en de kleine Mosa) en het brongebied in het oosten van Frankrijk gemeen, maar stroomt ook evenwijdig met den bovenloop (tot Sedan) naar 't noordwesten; zij breekt in haar middelloop (tot Maastricht) in eene noordoostelijke richting door de Ardennen, evenals de Moezel in dezelfde richting door het Neder-Rijnsche bergland. Bij het begin van den benedenloop houdt de evenwijdigheid met de Moezel op en daarvoor treedt die met den Duitschen Neder-Rijn in de plaats. De Maas wordt een tweelingstroom van den Rijn, wiens richting naar het noorden zij deelt; ook volgt zij hem in den loop door de Neder-Rijnsche vlakte en in de wending van den boog eerst naar 't noordwesten, dan bepaald westelijk naar het deltaland. Ook ontvangt de benedenloop, evenals de Duitsche Neder-Rijn, alleen van de rechterzijde aanvoer. Het Mesopotamië tnsschen Maas en Rijn wordt steeds smaller, totdat ten laatste de Maas zich in den Rijn (de Waal) oplost.
De Maas ontspringt bij het dorp La Meuse op het plateau van Langres in FranknJTc, tot welk land haar niet bevaarbare bovenloop (door de Ardennen) behoort; met haar middelloop besproeit zij België en haar benedenloop vloeit in Nederland. Slechts korten tijd heeft haar stroomgebied tot Dnitschland behoord. Haar raiddelloop, die langs beide zijden door bergland vergezeld wordt, komt in noordwestelijke richting tot Namen, waar zij links de Sambre opneemt, die eene meer natuurlijke voortzetting van de Maas is dan haar eigen bovenloop. Van daar volgt zij eene noordoostelijke richting en neemt rechts de Ourthe op (boven Luik). Bij Luik gekomen, houdt het bergachtige aan den linkeroever bijna op; zij keert zich meer noordwaarts, treedt bij het dorp Eisden op Nederlandsch grondgebied, vloeit dan langs Maastricht, neemt bij Roermond rechts de grootendeels met den Rijn parallel loopende Roer op, wier gebied, met betrekking tot historie en handel, meer tot den Neder-Rijn dan tot de Maas behoort; verder gaat zij langs Venlo. Ook de heuvels op de rechterzijde zijn langzamerhand verdwenen, en nu op de hoogte van het dorp Mook gekomen, zendt zij hare wateren (de Beersche Maas tnsschen Mook en Grave) westwaarts en bespoelt Grave, Ravestein en Megen, loopt met een zuidwaarts gekeerden boog tot Woudrichem, om zich bij Loevensteiu geheel met de W aal te vereenigen, waar zij den naam van Merwe of M er wede ontvangt. Even boven Dordrecht ontlast zich de vereenigde, doch hier weder gescheiden stroom gedeeltelijk als Nieuwe Merwe door de Werkendarasche killen, de Biesbosch of het Bergsche veld. Voor Dordrecht zelf splitst zich de Merwe in de Noord, die naar de Lek bij Krimpen voert, en een zuidelijken tak, de Oude Maas, waarvan de Dordsche kil zich afscheidt, die naar het Hollandsche diep gaat, zich bij Willemsdorp vereenigt met den van Geertruidcnberg komenden Amer, waarin de Werkendamsche killen opgenomen zijn, en dan Hol-landsch diep heet. Bij Willemstad verdeelt zich dit in Haringvliet
278
DE IJSEL. DE DONAU. § 55.
of de noordelijke arm, die bij Hellevoetsluis door 't Goereesehe gat in zee valt, en in Volkerak of de zuidelijke arm. Krammer, G re vel in gen, die door het Brouwershavensche gat mede in de Noordzee uitloopeu.
Nadat de Noord zich met de Lek heeft vereenigd (bij Krimpen a/L), komt de naam van Maas weder te voorschijn, doch met bijvoeging van Nieuwe, en ontvangt weldra het water van den Hollandschen IJsel; nu stroomt zij voorbij Rotterdam, Dclfshaven, Schiedam en Vlaardingen. Aan het westeinde van 't eiland Uselmonde gekomen, vereenigt zij zich weder met de Oude Maas, die den weg om het eiland IJsehnonde heeft afgelegd, wordt later door het eiland Rozenburg nogmaals in tweeën verdeeld, waarvan het noordelijk deel Sluizend iep of Scheur heet, voorbij Maassluis loopt en dan door een kanaal, den Nieuwen waterweg, naar zee gaat; het zuidelijk deel echter behoudt zijn naam, gaat langs Brielle en stort zich na de hereeniging voorbij Rozenburg onder den naam van Mond der Maas, die door verzanding nog slechts weinig geschikt is voor de scheepvaart, in de Noordzee.
De (Oude) IJsel, die uit Westfalen komt, betreedt bij het dorp Gendringen het Nederlandsch gebied in de provincie Gelderland, vloeit in eene noordwestelijke richting voorbij Doetinchem tot Doesburg, waar hij door den Nieuwen IJsel of de Drususgracht, die schuins tegenover Ruisen uit den Rijn komt, met dezen gemeenschap heeft. Bij Doesburg neemt hij eene noordelijke richting, stroomt met vele kronkelingen tusschen de Overijselsche hoogten op zijn rechter- en de Veluwsche op zijn linkeroever door, ontvangt bij Zutfen de nog sterker kronko-leude B er kei, bij Deventer de Schipbeek, bij Hattem de Grift en vormt bij Kampen een niet onbelangrijke delta. Even beneden deze stad verdeelt hij zich in Rechter diep en G an ze diep. Deze takken splitsen zich later nog weder en stroomen door en om het Kamper eiland met vijf monden in de Zuiderzee. Van dezen kunnen alleen de Ketel en het Ganzendiep voor de scheepvaart gebruikt worden ; eenige verzanden, sommige zijn reeds dicht. Van den Rijn uit tot aan de Ketel is de IJsel ruim 120 000 met. lang en heeft een verval bij eb en vloed van gemiddeld 0,57 met.
2. De Donau i.s de aanzienlijkste stroom van Middel-Europa, die door zoo zeer van elkander verschillende land-, ras- en taalgebieden loopt als geen andere Enropeesclie rivier ; maar omdat bij in een binnenzee uitloopt, vervult hij zijne taak als baan voor de beschaving in geringere mate dan de Rijn.
Evenals het Kijngebied (zie bl. 2lt;37) door zijne groote uitgestrektheid van 't noorden naar 't zuiden, die bijna gelijk staat met de geheels lengte van Middel-Europa in deze richting, de groote weg is voor handel en verkeer tusschen het noorden en het zuiden en tevens een der voornaamste tooneelen is geworden voor de verhuizingen onder de volken, zoo is in nog hoogere mate de Donau de hoofdslagader van 't verkeer tusschen het westen en het oosten, omdat hij onder alle hoofdrivieren de eenige is, die de richting van 't -westen naar 't oosten volgt. Dit handelsverkeer zon nog
279
280 DE BOVEN-DOXAU. § 55.
aanzienlijker zijn, indien de scheepvaart niet had te kampen gehad met veelvuldige hinderpalen, als sterke strooming in den bovenloop, schietstroo-men en rotsriften bij Linz en Belgrado, verzanding van het bed in den benedenloop en in den mond, die men eerst in den laatsten tijd heeft kunnen wegnemen, en indien de rivier zich in den open oceaan ontlastte in plaats van in eene gemakkelijk te versperren binnenzee, (feen Europeesohe stroom nochtans heeft zulk een groot aandeel gehad in de wereld-historische gebeurtenissen als de Don au. Hij was, evenals de Rijn, over zijne geheele lengte eeuwen lang de scheidende gracht voor het Romeinsche rijk. Op de belangrijkste punten voor den overtocht ontstonden, evenals aan den Rijn, uit Romeinsche kasteelen of sterkten: Begimm, Casira Bdtava, Vindobona, Canumtum, oeversteden. Zijn benedenloop vormt nu nog een door verscheidene vestingen gedekte grenslijn naar den kant van Turkije. De poorten, die de natuur in de insluitende bergmuren door de dalen der zijrivieren gevormd heeft, maakten zijn dal, vooral in het mondingsgebied. tot een land van doortocht voor de volkeren; eerst trokken er de Hunnen, Gothen, Longo-barden, kort daarop de Avaren, Magyaren, later de Mongolen en eindelijk de Turken opwaarts door; Karei de Groote, de Kruisvaarders, Rudolf van Habsburg, Napoleons legers trokken afwaarts.
a. De B o veu- of Duitse he Donau, van de bronnen tot aan de Poort bij Presburg (100 mijl.). De Donau ontspringt in de nabijheid der Neckarbioniien, aan de zuidoostelijke helling van het Seluvarzwald (812 met. boog) uit drie bronriviertjes, evenals de Rijn; maar deze, de Brigach, Breg en Slotbron bij Donau-escliingen, komen na een veel korteren loop bij elkander en zijn dus van minder belang dan de bronrivieren van den Rijn. De bovenloop van den Donau, die van 't westen naar t oosten om de Zwabisch-Beiersche hoogvlakte stroomt, gelijk de Rijn van 't oosten naar 't westen om de Zwitsersche hoogvlakte, wordt naar zijne richting in twee deelen gesplitst: een noordoostelijk tot Regensburg, het noordelijkste punt van den Donau, en een iets langer, zuidoostelijk tot Presburg. Het eerste gedeelte, dat van Ulm af bevaarbaar is, heeft de hoofdpunten der stedelijke bevolking hoofdzakelijk op den linkeroever, omdat de lagere rechteroever te moerassig en te zeer aan overstroomingen blootgesteld is; het tweede gedeelte heeft zijne steden op den rechteroever, omdat hier de grootste zijrivieren zijn en op de zuidzijde zich groote, vruchtbare vlakten uitstrekken, die de Beiersche koornschuur zijn. Van de noordzijde ontvangt de Donau maar onbeduidende zijrivie-
IIET INNDAL. § 55. 281
ren; Altmuhl, Xaab, Regen, alle drie in de nabijheid van Regensburg; want hier stroomt hij onmiddellijk aan den voet van de Duitsche Jura, het Beiersche woud en het Bohemer woud. Eerst aan de grens van het Boven- en Middel-Donaubekken krijgt hij den eersten aanzienlijken toevoer op den linkeroever, de Marc h (Morawa), die mot eene zoo rechte hoofdrichting van 't noorden naar 't zuiden door Moravië loopt, dat zij bijna onder den meridiaan der bron zich (boven Presburg) ontlast. Daarentegen ontvangt de Donau rechts, uit het Alpenland, even talrijke als grpote wateraderen: Iller, Lech, Isar, Inn (de beide laatsten met de afwateringen der meren op de Beiersche hoogvlakte), Traun, Enns, onder welke echter alleen de Inn, en deze nog maar in zijn benedenloop, van beteekenis is voor de scheepvaart. Het bed der rivieren, die, zonder door Alpenmeren gezuiverd en gematigd te zijn, geheel ongeregeld en aan volslagen verwildering prijs gegeven, over de Zwabisch-Beiersche hoogvlakte rollen, was dus, toen de richting naar den Donau er bij kwam. geschikt tot grensscheiding. Daartoe hebben niet alleen Iller en Lech, maar ook Inn en Enns gediend.
Beneden de 290 met. breede uitwatering van den Inn in den slechts 240 met. breeden Donau bij Passau wordt het bed van den Donau nauwer door de nadering van het Bohemer woud in 't noorden en van de Alpen in 't zuiden; de hoofdstroom, alsmede de ïrauu uit het zoogenaamde Zout-kamergoed, die hem de Alpenwateren, gezuiverd in de schoonste meerbekkens van Gmunder- of Traun-meer, dat van Hallstadt, van Atter, aanvoert, vormt schietstroomen en heeft rotsriffen te overwinnen. Als hij uit deze dalengte in het Marchfeld treedt, krygt hij eene grootere breedte en splitst zich in verscheidene armen, die kleine gouwen (auen) vormen, zooals de Lobau.
Het (73 mijlenlange) Inndal is in 't algemeen het belangrijkste lengtedal van het Alpenland, en had aan den geheelen Donaustroora zijn naam moeteu geven. Het wordt verdeeld in't nauwere, hooggelegene, voor landbouw weinig geschikte Boven-Inndal met korte, Icloofvormige zijdalen (tot Zirl bo%'en Innsbruck) en het wijdere, zachtere, veel vruchtbaarder B e n e d e n-Inndal met breede, opene zijdalen. — De Inn ontspringt uit vier bronnieren op de zuidelijke helling van den Septimer, waar de gebieden van Rijn, Donau en Po elkander ontmoeten. Dit punt was eens als overgang naar Italic zeer druk bezocht, doch sedert een weg over den Splu-gen en den Juliër gelegd is, wordt het weinigmeer gebruikt. De Inn doorloopt in eene noordoostelijke richting een tamelijk breed, met betrekking tot zijne hooge ligging
DE MIDDEL-DONAU. § 55.
(1800 met.) zeer bebouwd, 20 uur lang Hoog-Alpendal, E n g a d i n, het hoogste bebouwde land der Alpen, zelfs van geheel Europa. Door talrijke beken uit de meest onbewoonde zijdalen van het Engadin versterkt, breekt de stroom door de diepe en enge, 1 mijl lange kloof van Finstermunz, eene der merkwaardigste vernauwingen van het stroombed. Ook in zijn verderen loop tot aan het einde van het Oetzdal, dat in woestheid en verhevenheid niet gemakkelijk overtroffen wordt, bruist de Inn door enge rotskloven , zoodat er in den dalgrond geen ruimte voorhanden is voor den aanleg zoo min van dorpen als van wegen. Naarmate het dal breeder wordt, neemt de vruchtbaarheid en bebouwing toe; het mijnwerk bij de op de steden gelijkende dorpen Hall en Schwatz brengt daar eene aanzienlijke bevolking samen. Beneden Innsbruck ontvangt hij de afwatering van het Achen-meer. Het Benedeu-Inndal houdt bij Kufstein op een lengtedal te wezen, want de Inn breekt hier door de Kalk-Alpen en treedt in eene noordelijke richting bij Rosenheim op de Beiersche hoogvlakte. Hier ontvangt hij rechts en links versterking door afwateringen van de landmeren , die aan den voet der Alpen liggen : links het Tegern-, rechts het Chiem-meer, en maakt na de vereeni-ging met de Salza de grens tusschen Beieren en Oostenrijk uit.
De Salza (25 mijlen lang) ontspringt aan de grenzen van Tirol, op de Drei-hernnspits, vereenigt zich met de Krimmler Ache, die den hoogsten (460 met.) waterval in het geheele Alpenbergland vormt, en loopt dan door het moerassige len^tedal van den Pinzgau in de Salzburger Alpen, die haar eene menigte g!et-scherbeken (),achen,') toezenden, waardoor het dal met slib wordt aangezet, keert zich eensklaps naar het noorden, breekt in een vreeselijk enge dalkloof (de ovens, d. i. openingen ? der Salzaquot;) door de Kalk-Alpen en komt beneden Salzburg uil de bergwereld op de Beiersche hoogvlakte, om zich met den Inn te vereenigen.
Aan den grooten zo ut berg bij Hallein ontleenen streek, stad en rivier den naam. De Salzburger vlakte maakt door het gelijktijdig gezicht van alle gewesten in den plantengroei, van den bebouwden grond tot aan den noordelijksten alpen-gletscher (den Watzman aan het Koningsmeer), den verrassendsten ingang tot het bergland der Alpen.
b. De Mi cldel-D onau, van Presburg tot Orsöwa, dringt in eene dalvernauwing tusschen het Leitha-gebergte en de kleine Karpaten naar de kleine Hongaarsche vlakte door en vormt hier het in vruchtbaarheid uitmuntende groote, 12 mijlen lange en het kleine eiland Schutt; dan breekt hij door een bergketen, die men op den rechteroever Bakonywoud en op den linker het Neo-grader-gebergte noemt, en wendt zich hier eensklaps rechthoekig naar 't zuiden in de groote Hongaarsche vlakte. Hier verkrijgt zijn gebied de grootste breedte door de reusachtige bijrivieren op elke zijde. Nadat de Donau in zijne hoofdrichting links eerst een gedeelte der wateren van de Karpaten: de Waag en G r a n, en rechts reeds eenige kleinere rivieren van de oostelijke
282
DE MIDDEL-DOXAÜ. § 55.
lijke helling der Alpen: de Leitha en de Raab, ontvangen heeft, neemt hij aan het einde van zijn zuidelijken loop de Drau op, die uit de oostelijke Alpen komt. Nauwelijks heeft hij zijne hoofdrichting naar 't oosten weder aangenomen, of hij ontvangt zijne beide grootste rivieren, links den Theiss en rechts de Sau-In zijn verderen loop nog links door do Ternes , rechts door de M o r a w a versterkt, bereikt hij door middel van eene doorbreking tnsschen de bergen van het Grieksche schiereiland en de Zeven-bergsche Alpen met gevaarlijke schietstroomen en met vermeerderde snelheid de Walachische laagvlakte, om hier zijn benedenloop te beginnen. De gevaarlijkste plaats van deze doorbreking, die 20 mijlen lang is en vroeger waarschijnlijk geheel onbevaarbaar was, heet »ijzeren poortquot; {porta ferrea Trajana). In oude tijden heeft men aan de voortzetting aan gene zijde van de IJzeren poort den bijzonderen naam van Ister gegeven, alsof het een andere rivier was. Kanalen in het gebied van den Middel-Donau, § 61.
De Drau en de Sau (Slavisch: Save) ziju Uveelingstroomen. die van de oostelijke Alpen evenwijdig iu dezelfde hoofdzakelijk oostelijke richting, in bijna even langen, weinig gekromden loop (83 en 93 mijlen) en op een meestal even grooten afstand (10—15 mijlen) van elkander naar den Donau stroomen. Dewijl deze afstand zeer gering is, heeft hun gebied alleen op de tezengestelde zijden door vertakking van zijdalen eene grootere uitgebreidheid. De Drau ontvangt links de M u r, de Sau rechts de Kulpa, Bosna, Drina. Voor het overige ligt het Draudal veel hooger dan het Saudal, en derhalve heeft het eerste, wat klimaat en plantensroei aangaat, meer het Alpenkarakter dan het laatste. De scheepvaart wordt op beide rivieren niet alleen door ondiepten en zandbanken zeer bemoeielijkt, maar ook nog periodiek, nu eens door ijsgang, dan door hoog water, dan weer door gebrek aan water afgebroken; beide zijn nochtans in den benedenloop, de Sau ook nog in den middelloop, van de instrooming der Kulpa af, voor stoombooten bevaarbaar. Beide rivierbekkens hebben in hun bovengebied nog Duitsche bevolking.
De Karpaten-rivieren op den linkeroever. Waag, Gran en Theiss, stroomen in zekere mate evenwijdig, eerst iu eene zuidwestelijke, dan in eene zuidelijke richting naar den Donau. De Theiss (180 mijl. lang), de bochtigste en traagste rivier van het Hongaarsche laagland en de eigenlijke hoofdrivier daarvan, stroomt eerst westwaarts door het bergland der Marmarosch, dan van Tokai af met den Donau zelf parallel naar het zuiden, heeft op beide oevers groote moerassen, die sedert 1845 drooggemaakt worden, om 300 vk. mijlen bonwland aau te winnen. Hij krijgt van het oosten uit het hoogland Erdely vier aanzienlijke zijrivieren: Samos, Körös, Maros, Bega.
283
284 DE BEXEDEX-DOSAi;. DE KHÖKE. § 55.
c. De B o n e cl e n-Donau (de Ister), van de IJzeren Poort bij Orsbwa tot aan de de zee, loopt in een breed bed met veelvuldige splitsingen en eilandvormingen in een rustigen, tragen loop door de Walaclnsche laagvlakte in hoofdzakelijk oostelijke ricliting, in 't zuiden door den hoogeren rand van liet Griekscbe gebergte, in 't noorden door moerassige laagten vergezeld, om welke reden de oever geen aanzienlijke steden kreeg. Reeds is hij tot op 8 mijlen de zee genaderd; daar wordt hij door het steppenland van Dobrtidscha, een natuurlijken wal, die zich langs de kust uitstrekt, genoodzaakt om zich naar het noorden te richten, voordat hij zijn oostelijken loop kan voortzetten. Met een omweg van 30 mijlen bereikt hij de zee door drie hooldmondingen, die een moerassige delta insluiten met alle soorten van meervorming en van welke alleen de middelste, de onlangs ingedijkte Sülinamond (naar een kleine plaats, Sulina, genoemd), voor grootere zeeschepen toegankelijk is. De Beneden-Donau ontvangt alleen op den linkeroever aanzienlijke zijrivieren: den Alt (Aluta), den Sereth en de P r o e t h, en staat dus in dit opzicht tegenover den Bo-ven-Donau, die alleen van de rechterzijde, en in zekeren zin ook tegenover den Middel-Donau, die van beide zijden aanzienlijkeu toevoer krijgt. Eeeds in den middelloop, terstond nadat hij zich naar het zuiden heeft gekeerd, begint de eigenaardigheid, die in den benedenloop nog meer in 't oog valt, namelijk, dat de grootere steden paarsgewijs tegenover elkander liggen: Ofen- of Buda-Pest, Petenvardein-Neusatz, Belgrado-Semlin, Koestschoek-Giurgewo.
3. De Rhóne vergezelt het noordwestelijke en westelijke deel van het Alpengebergte, gelijk de Donau den noordoostelijken en oostelijken zoom. Hij ontspringt uit een bron aan den voet van den grooten, 6 uur langen Rhóne-gletscher op de westzijde van den St. Gotthard, die eens bijna geheel Zwitserland bedekt en zich van Genève tot Basel moet uitgestrekt hebben. Zij stroomt met wilden loop eerst (tot Brieg) in eene zuidwestelijke, verder in eene meestal westelijke richting door een tamelijk breed, diep dal (Opper-Wallis) tusschen de hoogste Alpenketens, de Penni-nische en Benier Alpen, die eene menigte woeste Alpenbeken, vooral van de linkerzijde naar haar breed, maar verzand stroombed zenden. Bij Martinach (of Martigny) keert zij zich eensklaps naar
HET MEER VAN GEKÈVE. § 55.
het noordwesten, om zicli door een enge dalkloof (ünterwallis) een weg te banen naar het meer van Genève.
Het meer van Genève {Lac Lémagt;i, in de Middeleeuwen ook mer da Rhóne genoemd). Evenals de Rijn aan de noordoostelijke grens van Zwitserland, daar waar hij het Alpenland verlaat, het kolossale waterbekken der Bodenzee vult, zuivert op een na de grootste stroom van Zwitserland, de Rhone, als zij van het Alpenland naar het Helvetische tafelland overgaat, hare onstuimige, troebele wateren in een meer, waarvan de boogvormige, noordelijke of Zwitsersche oever 16—18 uur, de zuidelijke of Fransche 13 tot 15 uur lang is, bij eene breedte van 2—21/, uur eu eene oppervlakte van lO'/i vk. m. Gelijk verder de Bodenzee bijna zoo smal als eene rivierbedding in het „Beneden-meerquot; eindigt, loopt het westelijk deel van het meer van Genève in eene golfvormige versmalling uit, om de Rhone allengs hare rivierbreedte te doen hernemen. Maar het meer van Genève draagt veel meer het karakter der Alpenmeren, want zijn geheele zuidelijke oever maakt de onmiddellijke helling der Grajische Alpen uit, terwijl in het noorden de ketenen van de Jura en in het zuidwesten de Berner Alpen het meer naderen. Dit contrast der deels trotsche, deels liefelijke oeverlandschappen , verbonden met de heerlijke wateren , die bij geen ander Alpenmeer zoo donkerblauw zijn, alsmede met het klimaat, dat uithoofde der lage ligging zeer zacht is en een weelderigen plantengroei met zuidvruchten in het leven roept, geeft aan dit meer de bekoorlijkheid van het Vierwoudsteden- en van het Zuricher meer tezamen. Een groote stad, zooals Genève, heeft de Bodenzee niet, en met zoo schilderachtig gelegen steden als Lausanne en Vevay kan zich geen plaats aan de Bodenzee meten; maar wat bedrijvigheid door scheepvaart en handel aangaat, wordt het door de Bodenzee, het Vierwoudstedenraeer eu het meer van Zurich overtroffen, waarover een aanzienlijke transito-handel plaats heeft tusschen Duitschland en Italië; het verkeer op het meer van Genève is meer plaatselijk.
Heeft de Rhone bet meer van Genève verlaten en de onstuimige, grijze Arve uit bet dal van Cbamonix opgenomen, dan breekt de nu bevaarbare rivier door de Jura in eene enge, steile dalkloof, waar de bedding tot eene breedte van ongeveer 5 met. versmald wordt. Vroeger werd zij bier over eene kleine lengte door rotswanden bedekt (tot 1828 parte du Rhone). In baren verderen, westelijk gericliten loop wordt zij door het tegenovergelegen Zuid-Fransehe bergland gestremd. Als zij zich vereenigd heeft met de Saóne, die reeds versterking had ontvangen van de uit het noordelijk plateau van Langres komende Doubs, volgt zij bij
285
286 be PO. § 55.
Lyon de richting naai- liet zuiden. In den middel- en benedenloop ontvangt zij hare voornaamste zijrivieren uit de West-Alpen: de Isère en Durance, welker dalen, evenals de hoofdstroom, naar Alpenpassen uit Frankrijk naar Italië voeren: het eerste naar den kleinen St. Bernhard, het laatste naar den Mont Genèvre. Terwijl deze Alpen-rivieren zoo veel water aan de Rhóne toevoeren, dat deze in den benedenloop de grootste rivier van Frankrijk wordt, ontvangt zij van de westelijke geen noemenswaardigen aanvoer meer, omdat zij hier onmiddellijk den oostelijken rand van de Cevennes bespoelt, die hunne wateren naar den Atlantischen oceaan zenden. De benedenloop der Rhone ligt, evenals de benedenloop van den Donau, geheel buiten het stelsel der Alpen. Bij Arles verdeelt zij zich in twee ondiepe mondingsarmen. De laagte van de voortdurend aangroeiende Rhöne-delta, de zoogenaamde Camarque, is een broekland, rijk aan rivierarmen, strandmeren (étangs) en lagunen; daarom is de mond niet voor de scheepvaart geschikt en de kust tusschen Cette en Marseille wegens de koorts-lucht weinig bewoond.
4. De Po, de hoofdrivier van Italië, heeft onder de 4 hoofd-stroomen der Alpen den kortsten loop. Ontsprongen op de sneeuw-rijke toppen van den Monte Viso, loopt hij dadelijk uit het Alpenland in de vlakte, bespoelt in een noordoostelijken boog de noordelijkste helling der Apennijnen, het bergland van Montferrat, en neemt zoo langzamerhand zijne hoofdrichting naar het oosten, waarin hij zonder belemmeringen en dus zonder aanzienlijke krommingen, tusschen vlakke oevers, het Lombardische laagland, eens een zeebekken, in zijne grootste uitgestrektheid van 't westen naar 't oosten doorstroomt. Hij neemt alle wateren op, die de westelijke Alpen naar hot oosten, de Centraal-Alpen naar het zuiden en de noordelijke Apennijnen naar het noorden zenden, behalve de Etsch, die wel dicht bij hem komt, maar zich niet met hem vereenigt.
Reeds in zijn wilden bovenloop, tot aan de instrooming van den Tes-sino, ontvangt hij aanzienlijken toevoer van beide zijden: links van de beide hoogste Alpengroepen, van den Montblanc de Dora Baltea, die uit het dal van Aosta {Augmta Coloma) bij Ivréa de vlakte binnentreedt, en van de zuidelijke helling van den Monte Rosa de dikwijls ge-
ZIJRIVIERENquot; EX MEREN VAN DEN I'O. § 55.
splitste Sesia, rechts de grootste Apennijnen-rivier, den Tanftro, van den Col dl Tenda.
Bij het begin van den middelloop van den Po houdt het sterke verval op, en de aangevoerde massa puin en slib, die bij het nu geringer verval bezinkt, heeft den bodem der bedding in den loop der eeuwen zoo zeer verhoogd , dat de wateren door kunstmatige dijken (thans 3—4 meter hoog) binnen hunne palen moesten gehouden worden, ten einde de aangrenzende laagten voor overstrooraingen, vooral voor hooge lentewaters, te beveiligen. De langzaam toenemende verhooging van het rivierbed zou nog sneller toenemen, wanneer de zijrivieren in den middel- en benedenloop ook nog hare massa puin en aarde aanvoerden. Maar dit wordt verhinderd door de onbeduidendheid der Apennijnen-stroomen, die 's zomers meestal droog zijn, en ook daardoor, dat de veel sterkere Alpenstroomen van den middelloop alle bij het verlaten van het bergland eerst in een van 't noorden naar 't zuiden gerekt Alpenmeer hunne steen- en kiezelmassa laten bezinken en hunne aldus gezuiverde wateren naar den Po voeren. Voormalige insnijdingen van eene Lombardische zee schijnen hier in meren veranderd te zijn, welker zoute beddingen op sommige plaatsen nog aanzienlijk lager liggen dan de spiegel der Adriatische zee. Het Grardameer bevat nog twee zeevischsoorten, als nalatenschap van een vroegere zee, en behoort wegens zulke „relictenfaunaquot; tot de „relicten-meren.quot;
De Tessino of Ticino rolt met sterk verval en in woeste watervallen van den St. Gotthard in het Lago Maggiore (11 uur lang, 2 uur breed, 3% vk. mijl), dat tegenover de Borromeïsche eilanden, Isola bella, Isola Madre, ook de To sa of Toce opneemt, die om hare trotsche watervallen (130 met. hoog, en dus den Eijnval ver overtreffend) zoo beroemd is, en op de oostziide ook de afwatering van het aan bochten rijke Lngano-meer (de Tresa) ontvangt. Kort nadat de Tessino bet meer verlaat, verliest hij ook zijn wild karakter en krijgt door stroomsplitsing en eilandvorming allengs de breedte van 1 mijl, waarom hij steeds een hinderpaal was voor de legers, die uit het westen kwamen, en tot 1859 de grensscheiding tusscben de beide grootere staten der Lombardische laagvlakte uitmaakte. Eeneden Pavia loopt hij in den Po uit. — Insgelijks loopt de Adda van het AVormser Joch aan den Ortler uit het Veltlinerdal door het even liefelijke als trotsche meer van Como (9 uren lang, 1 uur breed), de Oglio door het kleine Iséo-meer en de Jfincio door het Garda-meer (11 uren lang , ia liet noorden '/2, in 't zuiden 3 uren breed), dat hij onder den naam van Sar ca was binnengestroomd.
Al deze meren liggen aan het einde der zuidelijke Alpendalen, die de zonnestralen even ongehinderd opnemen als zij zeiven tegen de noordenwinden beschut zijn, weshalve de oevers van deze kristalheldere waterspiegels reeds met den weligsten Zuid-Europeeschen plantengroei: laurier, pijnboom, cypres, citroen en andere zuidvruchten prijken, dien men bij de Lombard!-
287
BE ETSC1I. § 55.
sche vlakte mist, en vraarnevens de met sneeuw bedekte toppen der Alpen op den achtergrond een merkwaardig contrast maken. De Mincio vormt bij Mantua een moerassig, ondiep meerbekken, waardoor de vesting omgeven en beschermd wordt. Van de plaats af waar hij in den Po valt, ontvangt deze geen toevoer meer uit de Alpen, daar de Etsch, zoodra zij zich bij hare komst in de laagvlakte naar het oosten gekeerd heeft, dien opneemt. Evenals de drie andere Alpenstroomen, vormt ook de Po in-zijn mondingsgebied door natuurlijke en kunstmatige splitsingen een delta met nog 6, vroeger 7 armen, die echter van de eerste stroomsplitsing af groo-tendeels een moerasland is, alleen voor den rijstbouw geschikt. Uithoofde der ongezonde luchtgesteldheid is de delta bijna onbewoonbaar.
Zoo „loopt dc Po, ofschoon hij eene streek doorstroomt, die zich door hare geheele gedaante als een geographisch geheel voordoet, van zijne bronnen tot aan zee, door landschappen van een veelvuldig geschakeerd karakter: wilde bergstreken in dc Alpen en laagten aan zee, die zich bijna niet boven den waterspiegel verheffen en door haar aanzien aan de Nederlanden doen denken. Terwijl de bewoners aan zijne bronnen niet de karigheid van den grond kampen cn bevreesd zijn voor de lawinen, zien de bewoners van zijn raondingsland in zekere jaargetijden wijd en zijd den omtrek onder water, waarboven alleen de boomen met hunne toppen en de dorpen uitsteken, die op een kunstmatig opgehoogden bodem zijn aangelegd.quot;
5. De Et sell heeft hare bronnen in de inzinking tusschen de Grauwbunder en Tiroler Alpen, op dc Malser heide, ten westen van de Oetzthaler »Fernerquot;; de gletscher van Langentaufen aan de pyramide van den Weisskogel is eene der hoofdbronnen. Zij neemt bijna alle wateren van Zuid-Tirol op, treedt bij Verona de Lombardische vlakte binnen en loopt evenwijdig met den Po naaide Adriatische zee.
Het brongebied der Etsch is van het Inndal gescheiden door de Eeschen-Scheideck. In haar wilden bovenloop naar het oosten stroomt zij, gelijk de Rhone, door het lengtedal der Vintschgau, tusschen de Oetzthaler Ferner en den Ortles, wendt zich, na bij Meran den Passeier te hebben opgenomen, naar het zuiden, en ontvangt van den Brenner den Eisach, die reeds door eene oostelijke zijrivier, de Eienz, uit het Pusterdal versterking heeft gekregen. De vereenigde wateren dezer drie dalen breken in een diep uitgesneden dalkloof tusschen het Garda-meer en de Trentsche Alpen door. Het Etschdal, het langste en diepste van alle dwarsdalen der Alpen, was van oudsher een groote weg voor de tochten der volken tusschen de beide hellingen der Alpen, misschien het eerst (voor de Celten) van 't noorden naar 't zuiden uit het gebergte in de Po-vlakte; later drong de Eo-meinsche veroveringslust omgekeerd van 't zuiden naar quot;t noorden; daarop
288
DE ETSCH. DE ODER. § 55. 289
volgden weder de stroomeu der volksverhuizingen en de latere tochten der Dnitsche keizers naar Rome den natunrlyken loop der wateren naar 't zuiden. In de Lombardijsche vlakte maakt zij een zelfde linie van verdediging uit als in het westen de ïicino (zie bl. 331).
Van de oostelijke kust rivier en van het Alpenstelsel is de Bre'nta door een kanaal om de lagunen van Venetië geleid, die zij dreigde aan te vallen, en bereikt zuidelijk bij Chioggia, niet ver van de uitwatering der Etsch, de Adriatische zee, terwijl de Piave, Tagliamento, Isonzo de noordkust der Adriatische zee tusschen Tenetiè en Triest door puinbezinking al meer en meer vergrooten en verder in zee verleggen.
II. DE RIVIEREN DER MIDDELGEBERGTEN.
a. De rivieren van het oostelijk middelgebergte of van de Karpaten, zie bij den Donau (bl. 279), den Dniester en den Weichsel bij Oost-Europa (§ 62).
Zgt;.. De rivier en van het Du i tsc h e of centrale middelgebergte (Oder, Elbe en Weser) volgen hoofdzakelijk de richting van 't zuidoosten naar ?t noordwesten, de éénige hoofdhelling die do Noord-Duitsche laagvlakte bij de eenvormigheid van den bodem beeft. De Elbe en Weser breken, evenals de Rijn, door middelgebergten en hebben hieraan hare schilderachtigheid in den bovenloop te danken. De Oder breekt alleen door lage landruggen.
1. De Oder ontspringt op de oostelijke helling der zoogenaamde Moravische Inzinking, die tot verbinding dient tusschen de zuidoostelijke helling der Sudeten en de Karpaten (Beskiden). Versterkt door de O p p a , die zij links opneemt, treedt zij reeds bij Eatibor in de Noord-Duitsche laagvlakte, waartoe zij grootendeels behoort. Zij stroomt in eene noordwestelijke richting zonder aanzienlijke krommingen door een wijd dal, dat in 't oosten door het aan minerale schatten zoo rijke plateau van Tarnowitz, in 't westen door den bergrug der Sudeten begrensd wordt, van waar zij de Silezische (Glatzer) N eisse , de Katzbach, den Bober en de Lausitzer (Görlitzer) Xeisse ontvangt. Na de laatste te hebben opgenomen, krijgt zij geen toevoer meer van de linkerzijde, maar neemt van de rechter de aanzienlijkste van al hare zijrivieren op: de War the, die na een langen, meestal met de
PÜTZ, VERG EL. AARDR. 19
290 DE ELBE. § 55.
richting van den hoofdstroom evenwijdigen loop, door de insgelijks aanzienlijke Net ze of de afwatering van een klein meer versterkt, bij Kuatrin in de Oder valt. De hoofdrivier verwijdt zich na verscheidene stroomsplitsingen tot het Stettin er Haff (9 uur lang en 8 uur breed). Met drie monden, de Diwenow in 't oosten, de S w i n e in1 't midden, de belangrijkste voor de scheepvaart, de Peene in 't westen, loopt zij in de Oostzee uit. Deze drie monden worden door de eilanden Usedom in 't westen en Wollin in 't oosten van elkander gescheiden.
De Oder staat in verbinding; a. met den quot;Weichsel door het Bromberger kanaal uit de Xetze in de Brahe, een zijrivier van den quot;Weichsel, b. met de Spree door het Frederik-Wilhelms kanaal, c. met de Havel door het Finow-kanaal.
2. De Elbe, de grootste rivier van de Noord-Duitsche laagvlakte, is in lengte bijna gelijk aan den Rijn en heeft hare talrijke bronneu op de hoogste kammen van het Reuzengebergte, in de nabijheid van den Sneeuwkop. Na een korten zuidelijken loop wordt zij door de noordelijke helling van het Boheemsche terras naar het westen gedrongen en volgt, na de vereeniging met de waterrijke Mold au, die van.de oostelijke helling van 't Bohemer woud komt en Bohemen bijna in zijne geheele lengte doorsnijdt, de richting van deze naar 't noorden, evenals de Rhone die van de Saone naar't zuiden. Versterkt door de Eg er, die haarwater uit de oostelijke helling van het Fichtelgebergte ontvangt-, zoekt zij een uitweg door het Boheemsche middelgebergte en voert al het water van Bohemen door een engte van Saksisch Zwitserland in de Noord-Duitsche laagvlakte, waardoor zij in eene hoofdzakelijk noordwestelijke richting stroomt; soms is zij op eene merkwaardige wijze met de Oder evenwijdig, niet alleen wat de krommingen, maar ook wat de zijrivieren aangaat. Evenals de Oder hare meeste zijrivieren, en wel bergstroomen, op de linkerzijde ontvangt en, nadat deze bij de sterkste buiging van den hoofdstroom naar 't westen opgehouden hebben, rechts een enkelen, aanzienlijken laaglandstroom met twee armen opneemt, krijgt ook de Elbe bij hare bepaalde wending naar het westen, wer-waarts zij bij Wittenberg door den bergrug van den Fliiming gedrongen wordt, links van het Ertsgebergte de M u 1 d e en van
DE WESfiR. § 55. 291
het Fichtelgebergte de Saaie met de Ilm, de Unstrut, de Witte Elster en de Bode, maar dan ook op die zijde geen noemenswaardig stroompje meer; daarentegen neemt zij nu op den rechteroever een tweearmigen, grootendeels tot het laagland behoorenden stroom, de Ha vel, op, die door een reeks van kleine meren loopt, zich bij Spandau met de Spree vereenigt, welke in een tegengestelde, zuidelijke richting uit het Lausitzer gebergte komt. Ook de Elbe heeft in haar mondingsgebied stroomsplitsingen en verwijdt zich tot eene 2 mijlen breede golf', maar zonder hafvorming. Bij Cux-haven loopt zij in de Noordzee uit. De vloed is 11 mijlen opwaarts, tot boven Hamburg, nog merkbaar.
Het kanaal van Plauen voert uit de Havel naar de Elbe, die alzoo eene drievoudige kanaal-verbinding heeft met de Oder (zie boven).
'■). De Wes er ontstaat uit de vereeniging van Werra 1) (rechts) en Pu Ida (links). De eerste komt uit het Thuringer woud, de laatste van het Khöngebergte. Na een korten loop komen zij reeds tot op weinige mijlen afstands bij elkander (bij Hersteld) en scheiden dan weder in tegengestelde richtingen. Als zij voor de tweede maal op elkander aansfcroomeu (bij Mnnden), verbinden zij zich werkelijk tot é é n e rivier, die nu in een vrij eng dal zich een weg baant door het naar haar genoemde Weser-bergland, en zich, als zij het middel-gebergteland (bij Vlotho) verlaat, niet dooide Weser keten naar het westen laat dringen, maar door eene hierin geopende poort (porta Westphalica) naar het noorden den weg zoekt over de Germaansche laagvlakte naar de Noordzee, die zij, gelijk de Elbe, door eene golfvormige stroomverwijding bereikt.
Ook hier doet zich hetzelfde verschijnsel voor als bij de Oder en de Elbe, namelijk, dat de zijrivieren zich in den beginne alleen maar op de linkerzijde bevinden. De Eder met de Schwalm loopt reeds naar de Fulda en de Diemei naar den vereenigden stroom. In den benedenloop ontvangt de Weser ook slechts eene enkele, doch aanzienlijke en reeds door meer toevoer versterkte laagland-stroom op den rechteroever: de Aller met de Leine en de
1) Wellicht is de meeniiig juister, dat Weser en Werra maar eéne rivier is, die de Fulda opneemt. In de middeleeuweu heet de Weser bij Bremen meestal Werra,
19*
292 DE SEINE. DE LOIRE. § 55.
Ocker. In hare monding, die ook eene golf is geworden, loopt nog links de Hunte, rechts de Geeste uit.
Het is eeu eigenaardig verschijnsel der rivieren, welke uit het Duitsche en het oostelijke middelgebergte in de Noord-Duitsche laagvlakte stroomen, dat zij door zijrivieren op de rechterzijde van zoo nabij in aanraking komen met het stroomgebied van de eerstvolgende oostelijk gelegene rivier, gelijk dit het geval is met den Rijn door de Lippe met het Wesergebied, bij de quot;Weser door de Aller met het Elbegebied; verder oostwaarts heeft deze toenadering plaats door dubbelarmige zijrivieren, en hier is door middel van korte kanalen eene wezenlijke verbinding gemaakt tusschen quot;Weser, Elbe, Oder en Weichsel. (De daartoe gebruikte zijrivieren volgens de kaart op te geven!'i Ook naar het oosten staat de Weichsel door zijn dubbelarmigen toevoer (van den Bug met de Navew) door middel van twee kanalen in verbinding met den Dnieper en den Niemen.
c. De rivieren van het westelijk middelgebergte.
Het Fransch gedeelte van het westelijk middelgebergte zendt zijne wateren naar den oceaan onmiddellijk door twee hoofdrivieren: door de Seine en de Loire, en middellijk door verscheidene zijrivieren, waarvan sommige in de twee genoemde, andere in de Garonne vallen, die zelve haar oorsprong beeft op de Pyreneün. Alle drie bebben mondingen, die veel gelijken op golven, zoodat de zeeschepen tamelijk ver stroomopwaarts kunnen varen.
1. De Seine treedt diclit bij hare bron aan de noordelijke helling van de Cote d'or in het Fransehe laagland en ontvangt in haar bovenloop de twee met haar parallel loopende stroompjes, de Aube (rechts) en de Yonne (links), in baar middelloop de in 't begin insgelijks met haar evenwijdige Ma me en de door de Aisne versterkte Oise. Zij is onder alle Fransehe rivieren het minst snelvlietend, tengevolge van den slangenloop beneden Parijs en is niet alleen zelf over een groot gedeelte van haar loop bevaarbaar, maar ook de gemelde zijrivieren kunnen over eene groote lengte bevaren worden.
2. De Loire, welker stroomgebied een vierde van geheel Frankrijk inneemt, reeds van natuur dubbel zoo aanzienlijk is als dat van de Seine en door het aanleggen van kanalen nog kunstmatig werd vergroot, is de hoofdslagader van het verkeer tusschen het binnenland van Frankrijk en de zeeen, die er de kusten van bespoelen. Zij ontstaat uit twee armen, die op het hoogland van Gevaudan en Vivarais ontspringen en evenwijdig loopen: de
DE GARONNE. DE EIDEK. DE EMS. DE SCHELDE. § 55 293
eigenlijke Loire en de Al lier. Voor dat zij het bergland verlaten, vereenigen zij zich tot één stroom, die in de laagvlakte de noordwestelijke richting tot Orleans behoudt, zich dan naar het zuidwesten keert, en, als hij nog den Cher en de V i e n n e heeft opgenomen, zich westwaarts naar de zee wendt. De vloed der zee, die zelfs tot bij Nantes reikt, voert groote schepen tot aan die stad, terwijl overigens de scheepvaart door eilanden en zandbanken en in den zomer ook door gebrek aan water gestremd wordt.
3. De Garonne ontvangt op haar rechteroever uit het Fran-sche middelgebergte den Tarn, den Lot, de Dordogne in hoofdzakelijk westelijke richting. Nadat zij beneden Bordeaux de Dordogne heeft opgenomen, neemt de rivier, die hier tot eene golf is aangegroeid, den naam van G i r o n d e aan en loopt uit in de Golf van Biskaye.
Gedurende den vloed varen groote zeeschepen tot Rouaan de Seine op; bij ebbe vertoonen zich slechts watergenlen tussehen slijkerige zandbanken. Zij is met alle belangrijke rivieren van Frankrijk in verbinding, nitgezonderd de Garonne. — De bedding van de Loire wordt steeds hooger door de puinmassa, die de rivier medevoert; hare oevers zijn zeer blootgesteld aan overstrooming. — Bij de Gironde zijn de zoogenaamde mascarets of springvloeden merkwaardig; met een donderend geraas, dat op uren afstands nog gehoord wordt, dringt het water zelfs tot in de Dordogne en richt dikwerf groote verwoestingen aan. —■ Bij de Seine en Loire heeten dergelijke verschijnselen barre.
III. DE III VIERENquot; DER LAAGVLAKTE.
«. Van de Germaanse he laagvlakte.
Van de meervlakten die voor de Oostzee liggen, de Oost-Pruisische, Pommersche, Mecklenburgsche, stroomen haar eene menigte kleine kustrivieren toe, die voor de scheepvaart niets beteekenen. Van meer belang zijn de rivieren, die inde Noordzee uitloopen.
1. De Eider, die door middel van het Eiderkanaal (naar de Kieler bocht) de Noordzee met de Oostzee verbindt.
De Ems ontspringt op de noordwestelijke helling van het Teutoburger woud en loopt door de broeklanden van Oost-Friesland in den Dollart uit. Haar aanzienlijkste zijrivier is de Haas e.
3. De Schelde (Escaut), de westelijkste stroom van het Neder-Rijnsche laagland, ontspringt bij Le Chatelet in Frankrijk, komt
UE SCHELDE. FKANKRIJK. § 55.
bij Tournay op Belgiscli grondgebied, wordt in dezo zuidelijke helft liij t.ient versterkt door de L ij s. bij Rupeluionde door het K u p c 1-stelsel, bij Dendermonde door de D e n d l1 r. In haar benedenloop is zij door het binnendringen van den vloed zelfs voor zeeseb pen over eene groote lengte bevaarbaar tot Antwerpen toe. In de nabijheid van het fort Bath betreedt zij Neérlands grondgebied en splitste zich daar vóór de afdamming van den noordelijken arm (1867) in twee armen, de Ooster- en W e s t e r-Schelde (Hont). Het overgebleven gedeelte van den eersten arm scheidt Zeeland van Noord-Brabant en ïholen, Dniveland en Schouwen van Zuiden Noord-Beveland en heeft door den Roompot gemeenschap met de zee, door het kanaal van Hansweert of Zuid-Beveland met de Hont of Wester-Schelde, waardoor Zuid-Beveland en V» alche-ren van Staats-Vlaanderen gescheiden worden. Hare wateren vallen door den D e u r 1 o in zee. De monden van de Schelde en de Maas dragen den algemeenen naam van Zeeuwsche stroomen (zie § 59).
h. Van de Frans che laagvlakte.
1. De So mme die in het kanaal la Manche valt.
2. De Charente en
3. De Adour, die in de golf van Biskaye uitloopen.
IKAgt;KRIJK.
1 r a n k r ij k heert de rol op zich genoaieii van in i a a e i a a r te fijn t u »-schen de Romaans che en (j s' cïiè w e rel jri?aai'toe wordt
het reeds aangewezen door zijne ligging.' 'iléwij 1 lut In'quot;? zuiïen en zuidoosten aan twee Romaansche, in :t noorden en noordoosten aan twee Ger-maansche landen onmiddellyk grenst en van Groot-Brittanje enkel door eene nauwe straat gescheiden is. Daaruit volgde, dat het niet alleen zelf beide elementen, het Romaansche ên Germaansche, in zich opnam en met elkander vermengde, maar ook aan zijne Germaansche buren, de Duitsehers en de Britten, die Romaansche bestanddeelen heeft medegedeeld, welke wij in hunne beschaving vinden. Zulk eene dubbele natuur heeft aap de Fransche beschaving een gemakkelijken toegang verschaft, zoowel tot de landen van het zuiden als van het noorden; daarom heeft Frandrijk in de laatste eeuwen, behalve zijn aanzienlijken invloed op den staatkundigen toestand, eene zekere wereldheerschappij naar den geest verkregen en is de Fransche taal, die sedert Lodewijk XIV de taal der diplo-
294
LIGGING EN GRENZEN. HORIZONTALE VORM. § 56.
matie is, door de groote verspreiding een middel geworden ter wederkeerige inededeeling van de gedachten tusschen de verschillende volkeren.
Zijne stelling ten opzichte van den oceaan, werwaarts drie groote waterwegen voeren, heeft aan Frankrijk niet die beteekenis gegeven, welke men wellicht had kunnen verwachten. Voor de ontdekking van Amerika heeft bijna alleen de noordwestkust, die talrijke havens bezit, eenige beteekenis ontvangen als tegenoverliggende kust van Engelands strand, waarheen zij Belgische, Eomaansche en Normandische bevolking als kolonisten en veroveraars heeft gebracht. Maar nadat de Atlantische kust door de ontdekkingen in het begin der IGde eeuw eene hoogere beteekenis had verkregen, hebben de Franschen van alle volkeren, die aan den Atlantischen oceaan wonen, het minste deel genomen in de vestiging van groote rijken aan gene zijde der wereldzee. Nooit beeft Frankrijk op zee een schitterend geluk genoten. Het bepaalde overwicht van het uitgestrekte binnenland op het kustgebied, verbonden met een rijken grond, die zonder veel moeite aan de meeste behoeften kan voldoen, verder de sedert eeuwen bestaande begeerte om de landgrenzen in 't oosten en noordoosten uit te breiden, misschien ook de eentonigheid van het zeeleven tegenover de levendigheid van het Fransche karakter; al deze omstandigheden hebben samengewerkt, om van de natie voortdurend een continentaal volk te maken en het niet als een zeevolk te doen streven naar grootheid op den oceaan.
Evenals bij het Iberische schiereiland kan men ook bij Frankrijk een kleiner (%), aan de Middellands oh e zee gelegen, en een veel grooter (yi,), met den oceaan verbonden gedeelte onderscheiden, waarvan door de Cevennes, het plateau van Lyonuais en Cóte d'or het scheidingsgebergte gevormd -wordt, dat, evenals de oostelijke rand der hoosrvlakte in Spanje, ofschoon veel dichter bij de Middellandsche zee dan bij den oceaan komende , zyne hoofdrivieren langs een grooteren weg naar den oceaan zendt. Evenals bij dat schiereiland bepaalt zich ook hier het maritieme (Middellandsche) gedeelte tot een enkel groot stroomgebied (de Rhone) met den kustzoom aan de Middellandsche zee, terwijl het oceanische gedeelte alle overige stroomgebieden bevat.
Horizontale v o r m.
De kustontwikkeling (300 mijlen), waarvan bijna % op den Atlantischen oceaan en '/^ op de Middellandsclie zee komen, is met betrekking tot den vlakte-inhoud van het geheel niet groot (1 mijl kust op 32 vk. mijlen); want Frankrijk heeft slechts in het noordwesten twee schiereilanden: dat van Bretagne met de meest ingesneden kust en van Nor m a n d i ë. De e i 1 a n d-v ormiiig ontbreekt bijna geheel, daar Corsica physisch eerder
295
VERTICALE VORM. RIVIEREN EN KANALEN. § 56.
tot Italië behoort, en dan alleen de Hyères overblijven. De groep der Normandische eilanden in den oceaan behoort staatkundig tot Engeland, maar geographisch tot Frankrijk. Verder heeft men op de westkust de eilandjes 0 a e s s a n t, C r o i x, B e 11 e-I s 1 e, N o i r-m o u t i e r. Yen, Bé, O 1 é r o n. Goede havens moesten vooral aan den Atlantischen oceaan gedeeltelijk door kunst geschapen worden, doch ontbreken geheel aan de golf van Biskaye, omdat de westenwind, die zich daar het meest doet gevoelen, en de hier zich wendende Eennel-strooming een keten van duinen hebben opgeworpen, waardoor de vastland-wateren van de zee worden gescheiden en in plassen en moerassen overgaan.
Verticale v o r m.
De vorm der vlakte, wel niet de horizontale, maar toch de golvende, is, evenals in het tegenoverliggende Engeland, niet alleen op zich zelf overwegend, maar komt nog veel meer uit, doordat hij een samenhangend gebied uitmaakt, hetwelk minstens de helft van de oppervlakte des lands beslaat, zich van den voet der westelijke Pyreneën tot aan de Schelde uitstrekt en onmiddellijk in de Germaansche laagvlakte overgaat. Heer horizontaal is de kleinere, Provengaalsche laagvlakte aan de Beneden-Khöne en de Middel-landsche zee.
De verticale verhevenheid van den grond is het aanzienlijkst opde zuidelijke en oostelijke grenzen: Pyreneën (zie bi. 228), quot;West-Alpen (bl. 248), Jura (bi. 258), Vogezen (bl. 262), Ardennen (bl. 262) en een centraal bergland (zie bl. 263).
Rivieren en kanalen.
Rijkdom, bevaarbaarheid, doeltreffende verdeeling en veelvuldige kunstmatige verbinding der natuurlijke wat e r schatten zijn zeer voordeelig vereenigd. Men telt in 't geheel ongeveer 100 bevaarbare rivieren, die bijna alle van de bron tot aan de monding tot Frankrijk behooren. Frankrijk ontvangt van elk zijner beide hoogste grensgebergten eene hoofdrivier: de Rhone (bl. 284) van de Alpen en de Garonne (bl. 293) van de Pyreneën; de beide andere hoofdrivieren; de Loire en de Seine, hebben haar oorsprong in het centrale bergland. De Rhóne loopt naar de Mid-dellandsche zee, de drie andere vallen in den Oceaan. — Slechts
296
RIVIEREN EN KANALEN. § 56. 297
voor een klein gedeelte belioorea tot Frankrijk: de Moezel, de_M aas, de Schelde met de L ij s.
De verbinding der rivieren onderling, of met de zee, of der zeeën onderling door middel van kanalen, wordt buitengewoon gemakkelijk gemaakt door den grootendeels effen bodem en de richting der hoofdrivieren. Kanalen, die de tegenover elkander liggende zeeën verbinden, voeren van den eenen kant uit de Rhone in de Seine en de Loire, van den anderen kant in den Rijn; een er van brengt de Garonne onmiddellijk in verbinding met de Mid-dellandsche zee.
De Oceaan en de Middellandsche zee zijn door een viervoudig kanaalstelsel met elkander in verbindin;; gebracht: a. door het Zn i d e r.k ana al [cana-l du midi) of kanaal van Languedoc (34 mijlen), dat bij Toulouse van~3e Ga-ronne uitgaat, op verscheidene (55) plaatsen op bogen over beken en kleine rivieren geleid, met (110) knstmatige vergaderbakken gevoed wordt, en schepen van 2000 centenaars inhoud naar de Middellandsche zee draagt, h, door het canal du centre (15 mijl.), dat de Loire met de Saouc verbindt, c. doorliet kanalïT van Bonrgondië 130 mijl,), dat de Seine met de Saóne verbindt, d. door het R ho n e-R i,] n-k anaal (4U mij 1.), dat gebruik maakt van de inzinking tusschen de Jura en de Vogezen bij Belfort en uit de 111 naar de Doubs en zoo naar de Saöne voert. Het 40 mijlen lange R ij nquot;Mar ne-kanaal, uit de 111 bij Straatsburg tot Vitry Ie Francais aan de Marne, voltooit de scheepvaartlijn van oostelijk naar westelijk Frankrijk, daar het de Seine met den Rijn verbindt.
De aanlegging van een dubbel-kanaal tusschen de Seine en de Loire, het oudste Fransche kanaal, dat van Briare, en het kortere van Orleans, brengt tevens eene binnenlandsche verbinding tot stand tusschen de golf van Biskaye en het Kanaal. Ook het kanaal van St. Quentin brengt door middel van de Oise een verbinding tot stand tusschen de Seine en de Schelde eu dus ook tusschen het Kanaal en de Noordzee.
K1 i maat.
3Iet betrekking tot klimaat en plantengroei is het verschil, dat de noordelijke of zuidelijke ligging tusschen 9 breedtegraden veroorzaakt, niet zoo aanzienlijk als men wel denken zou; want het wordt gedeeltelijk vereffend door de hoogte of laagte der ligging, den rijkdom of de armoede aan water, den grooteren of kleineren afstand van de zee; de winter, h. v., is in 't westen veel zachter dan in 't oosten. De grootste verschillen treft men aan in 't zuiden. Terwijl in de Alpen en de Pyreneën een lange winter afwisselt met een regenachtigen zomer, heeft Provence een Italiaansch klimaat met een zeer korten winter, een langen zachten herfst en een heeten, alleen door periodieke zeewinden dragelijk gemaakten zomer; de lente wordt door den snijdenden maëstral of noordwestenwind dikwerf het onaangenaamste jaargetijde.
298 BEVOLKING, GODIENST £N MIDDELEN VAN BESTAAK. § !)(gt;.
B av o 1 k i n g.
In volstrekte zoowel als in betrekkelijke bevolking (3761 op 1 vk. mijl) neemt Frankrijk de derde plaats in onder de vijf groote mogendheden van Europa. In 't algemeen is het industriëele noorden, vooral Fransch \ laanderen of département du Nord (14033 op 1 vk. mijl) het best, het zuidwesten {les landes) eu gedeeltelijk ook het zuidoosten (de departementen der Hoog- en Laag-Alpen), alsmede het eiland Corsica (1G27 op 1 vk. in.) het minst bevolkt. Behalve Parijs zijn er nog acht steden met meer dan 100000 inwoners.
Volgens afstammini: bestaat de bevolking van Frankrijk uit eene vermenging van drie verschillende, oorspronkelijk elkander vijandige elementen; Celtische, Romaausche en Germaansche; de twee laatsten zijn nog kenbaar in de Fransche taal. Overblijfselen der oude Celtische bevolking met hare eigenaardigheden in zeden en taal worden gevonden in de nakomelingen der Iberiërs, de_Baski(;rs of Gascogners (lüOOOO) in de westelijkePyre-neën en in de nakomelingen der Celten , de Bretonen (lOOOQOO) in Bretagne. In Vlaanderen spreken thans nog 200Ö'(X) inwoners Vlaamsch. Corsica, Nizza, gedeeltelijk ook Savoie worden door ('/) mill.) Italianen bewoond. — Door de groote eenheid in de gedaante van den bodem en in het klimaat is de bevolking van dit land, dat uit eene samengedrongen massa bestaat, door de natuur bestemd om eene zelfde en daardoor sterke natie te worden, ofschoon de bewoners van elke provincie weder iets eigenaardigs in hun karakter hebben.
Godsdienst. Het meerendeel der bewoners behoort tot de katholieke kerk;quot;lfj' die totquot;tfé Tütïïersche en hervormde ('/i mill.) behooren, wonen vooral in Languedoc, de Joden hoofdzakelijk in de groote steden.
_Middelen van bestaan. Het noorden en westen van Frankrijk
brengt vooral graaiTvoortj'namel|}k tarwe; het zuiden en oosten geven wijn in drie hoofdsoorten; Bordeaux-, Bourgogne- en Champagnewijnen, en wel meer dan eenig land ter wereldTTn 1875 ruim 85'A mill, hectoliter. De veeteelt voldoet niet aan de behoeften des lands; wegens het gebrek aan weiden en grasvlakten is de invoer van paarden uit Duitschland, slachtvee uit Nederland, Duitschland en Zwitserland, schapenwol uit Australië nog steeds aanzienlijk; insgelijks levert de door het klimaat beperkte zijdeteelt in 't zuidoosten geen toereikende grondstof voor de boogst adnzienlflSf^^SSÉIKBëEëni'^elSë'aflïWikélflk zijn van den invoer uit China en Oost-Indië. De mijnbouw levert ijzer en steenkolen, doch van deze laatste niet genoeg voor de groofe behoefte, waarom dan ook deze brandstof nit Engeland, België en Duitschland wordt aangevoerd; verder eenig lood en aluin. De industrie, vooral in het noorden en oosten, is naast de Engelsche de aanziënTyKste en overtreft deze zelfs in vele takken, vooral in zulke, waarbij een fijne smaak te pas komt, b. v. kunstwerken
MIDDELEN' VAN BESTAAN. § 5(5.
iu metaal, hout, aarde, glas, zooals spiegels, porseleiu enz , die vooral in Parijs en omstreken vervaardigd worden, in artikelen van mode en van weelde. De beste zijden stoffen levert Lyon. Ook de katoenf'abrikaten en de wollen goederen van het noorden en noordwesten onderscheiden zicli door smaak en schoonheid.
De handel van Frankrijk wordt buitengemeen begunstigd door de ligging van het land aan deTweeTEooHzeeen van Europa en naast welvarende landen, door den rijkdom aan natuur- en kunstvoortbrengselen, door een trotsch spoorwegstelsel, dat van den beginne af volgens een vast plan is aangelegd, dat naast de talrijke natuurlijke en kunstmatige waterwegen de snelle gemeenschap tusschen de verschillende deelen des lands bevordert en vooral de (230) havens met het binnenland verbindt. Havre: Bordeaux en Marseille zijn de voornaamste handelshavens.
Geestbeschaving. Op ruim 70000 scholen genieten 4% mill, kinderen onderwijs. Het middelbaar onderwijs wordt gegeven in lyceën van den staat, in de colléges van de gemeenten en vele vrije scholen onder de leiding van geestelijken of leeken. Voor de hoogere beroepsstudiën bestaan in Frankrijk3 volledige universiteiten, te Parijs, Bordeaux en Lyon, en nog 20 met enkele faculteiten. V r ije universiteiten heeft men te Parijs, Lyon, Angers. Bovendien zijn er nog eene menigte inrichtingen ter opleiding voor den militairen stand, de marine, kunsten en wetenschappen, enz. Het getal vereenigingen tot een wetenschappelijk doel, openbare bibliotheken, verzamelingen van natuurlijke historie, van oudheidkunde, van polytechnischen en anderen aard, is, vooral in de hoofdstad, zeer groot.
De staatsregeling is sedert de stichting der derde republiek (4 Sept. 1870) zooverre vastgesteld, dat de wetgevende macht wordt uitgeoefend door twee kamers: den Senaat en de kamer der Afgevaardigden; de uitvoerende macht berust bij den president.
Ook na het verlies van Metz en Straatsburg zijn de grenzen nog door een dichten gordel van groote en kleine vestingen beschermd, en wel vooral in de streken, die open liggen naar de Germaansche laagvlakte (het noorden en noordoosten). Vestingen van den Isten rang zijn in het binnenland: Parijs, Lyon, Rijsel; oorlogshavens Toulon, Brest, Cherbourg.
Verdeeling en topographie 1).
299
De oude historische verdeeling van Frankrijk, die nog iu de herinnering is bewaard gebleven, was gegrond op de kroonleenen en de gemaakte veroveringen (zonder Corsica), en bestond in 34 provinciën; 1 koninkrijk (Navarre), 12 liertogdomen, 13 graaf-
1) De opgave der stedenbevolking geschiedt volgens de tellivig van 1872. Bij steden beneden 30 000 inwoners is seen bevolkina opaegeven.
VERDEELING EJf TOPOGKAPHIE. § 56.
schappen en 8 heerlijklieden. De constitueerende vergadering van 1789 maakte eene nieuwe, naar de oro- en hydrographische grenzen, in 83 departementen van ongeveer gelijke grootte (ongeveer 180 vk. mijl.); later werden zij met 3 vermeerderd en in 1860 dooide inlijving van Savoie en Nizza op 89 gebracht; daarentegen gingen bij den vrede van 1871 er drie verloren. De departementen van den Neder- en Boven-Rijn vervielen en wat er van de departementen van de Moezel en de Meurthe overbleef, werd tot één departement vereenigd.
Elk departement is weder gesplitst in (2—7) arrondissementen, elk arrondissement in kantons, elk kanton in een aantal gemeenten.
I. Noord-Frankrijk.
1. De Fransehe Nederlanden of het graafschap Vlaanderen, voortreffelijk hebonwd door eene bevolking, die niet alleen uitmunt in landbouw, maar ook in nijverheid, en dus zeer dicht is (zie bl. 298), de Vlamingen. Deze noordwestelijkste grensprovincie heeft eene reeks van vestingen, waaronder het aloude nijvere Lil Ie of Rijsel, het meesterstuk van Vauban (158000 inw.), en de oorlogshaven Duinkerken (35000 inw.), d. i. kerk tusschen de duinen, de voornaamste zijn. Valenciennes houdt zich bezig met de kantenfabricatie; Kameryk (Cambray), aan de vereeniging van het kanaal van St. Quentin met de Schelde, heeft veel lin-nenindustrie, het zoogen. Kamerijks; Douay. Als middelpunten voor de weverij zijnRoubais (76 000 inw.) en T o u r c o i n g (43 000 inw.) spoedig opgekomen.
2. Artois, de korenschuur van Frankrijk, insgelijks met verscheidene vestingen; Arras of Atrecht, St. Om er en de twee tegenover de En-gelsche kust gelegen, versterkte havensteden Boulogne (40000 inw.) en Calais, van waar de kortste vaart naar Engeland (Dover)-plaats heeft.
3. Pi car (Tie, eene kleine. ~vruchtbare provinciê mét eenê levendige, zeer bedrijvige bevolking. De ouderwetsche hoofdstad Amiens (64000 inw.), aan de Somme, is eene der belangrijkste industrieplaatsen, het middelpunt van beetwortelsuikerfabrikatie.
JL_NormandiJjj_het mondingsgebied der Seine, heeft zijn naam ontleend aan de Noormannen, die in de 10de eeuw uit Skandinavië zich hier vestigden en er hun uitgangspunt van maakten ter verovering van Engeland en Napels. De oude hoofdstad van Boven-Normandië is Rouaan (102 000 inw.), het middelpunt der Fransche katoen-industrie, en tot waaide zeeschepen met den vloed de Seine opvaren. Aan den breeden mond der Seine stichtte Frans I Havre {le Havre, 86 000 inw.), thans de belangrijkste invoerhaven (zeehaven van Parijs) voor overzeesche grondstoffen (ruw katoen) en voorwerpen van consumtie niet slechts voor Frankrijk,
300
NOORD-FRASKRIJK. § 56.
maar ook voor Zwitserland en een gedeelte van Zuid-Duitschland; tevens is het de uitvoerhaven voor de voortbrengselen van de Fransche industrie en voor landverhuizers, vooral naar Amerika. Cherbourg, een kunstmatige, eerst in 1858 voltooide oorlogshaven (3ij DUO mw.), op een naar het noorden vooruitspringend schiereiland Cotentin; zij is door een dijk van % mijl lengte tegen de stormen uit het noorden beveiligd en kan meer dan 40 linieschepen opnemen. De hoofdstad van Beneden-Normandië is C a ün (41000 inw.), Elbeuf. aan de Seine, een hoofdplaats voor de lakenfabri-katie. Dieppe houdt zich onledig met kustvisscherij (oesterbanken).
5. Isle de France, aldus genoemd naar de ligging tusschen de rivieren Aisne, Oise, Marne, Seine, welker dalen alle naar Parijs voeren, is het historisch middelpunt van geheel Frankrijk. In het departement der Seine, het kleinste (slechts 8% vk. mijl, met 2220000 inw.), doch meest bevolkte van alle, ligt Parijs (1852 000 inw.), het middelpunt des lands wat staatkunde, handel en wetenschap betreft, de toongever van den zoogenaamden goeden smaak en de eerste stad der wereld voor weelde- en mode-artikelen. Alle verkeerswegen met Germaansch Europa komen hier samen.
F ar ij 5 (bijna l'/j vk. mijl) op beide oevers der Seine en op drie eilanden in deze rivier. Het grootste eiland bevat de oude stad {cité) met de Gothisehe kathedraal Notre Lame; het noordelijk gedeelte der stad op den rechteroever heet bij voorkeur la ville ; het zuidelijk op den XMaeiozvtx Vuniversité ot Ie pays latin. Beide zijn door de boulevards van de binnen-voorsteden, deze weder door de barrières van de buitenste, nog binnen de verdedigingslinie liggende voorsteden gescheiden. Op den noordelijken oever der Seine, beneden de cité ligt het paleis van het Louvre met rijke kunstverzameliniren. dat door zijvleugels met de Tuile-riën in verbinding staat. Voor de Tuileriën ziet men de plaats du Carov'ssêTavtV triomfbogen; achter dit paleis den Tuin der Tuileriën, die op de fïaeè de la Concorde uitkomt. Midden op dit plein, waar de terechtstelling van bodewijk XVI plaats had, staat thans een Egyptische obelisk (/lt;? Luxor)\ in 't westen sluiten de Champs Elt/sées aan de place de la Concorde, en op den achtergrond vormt de triomfboog van Neuilly de afsluiting der stad. Op geringen afstand van deze trotsehe reeks openbare gebouwen en pleinen liggen ten noorden van bet Palais royal, met talrijke winkels en restauraties, de plaats Vendume, met de bronzen zuil van denzelfden naam, waarop het standbeeld van Napoleon I staat; de in Grieksehen stijl gebouwde Madeleine-kerk en het Elysée {Bourbon). In het zuidelijk gedeelte der stad bevinden zich, behalve het Palais du corjgt;s législatif, hMfd_zakelijk inrichtingen voor wetenschap, kunst en liefdadig, he id. De met het hótel des invalides verbonden kerk bevat talrijke veroverde vaandels en de asch van Napoleon. Het Pantheon heeft hërhaaldelijkliyne nu eens kerkelijke, dan weder wereldlijke bestemming verwisseld. Aan het einde der zuidelijke stad ligt westelijk het Champs de Mars, bestemd voor militaire feestelijk-heden, oostelijk de iardin des nlantes. alsmede de mam7faciure des gobelins en daar buiten het kerkhof met zijne talrijke gedenkteekenen, dat den naam van Pire
301
PARIJS. WEST-PKANKRIJK. § 56.
Zachaise (biechtvader van LoJewijk XIV) Jraagt. Op de noordzijde van Parijs verheft zich de heuvel M q n t m a r t r_e.
In de om^eviup; van Parijs iquot; 't noonlea: St. Denis met de
koninklijke begraafplaatsen in de fraaie gothische kathedraal; in 'toosten: Vincennes, vroeger staatsgevangenis, thans artillerie-school; in 't westen : Boulogne met het BoU de Boulogne^ waar tegenover St. Cloud met waterwerken , en VersaiUeg (62Ö0Ö inw.'), in welks prachtig slot men thans het historisch museum, ter veraanschouwelijking der Fransche y(We, aantreft; in het uitgestrekte park vindt men de hoeven Groot- en Klein-Trianon , alsmede de beroemde waterwerken. Halmaison , Neui 11 y , St. GeTmaTn en Laye, en Fontaineblean (ten zuiden van Parijs) dienden van tijd tot tijd als residentiën. La on en Soissons zijn versterkte plaatsen. S t. ftn en tin (35000 inw.) enB e a u v a i s zijn middelpunten van aanzienlyke takken van industrie. Sèvres hezit de eerste porseleinfabriek.
II. quot;West-Frankrijk.
6. B retagne, eene ver in zee vooruitspringende, meerendeels uit heide bestaande hoogvlakte, heeft zyn naam gekregen van de Britten, die uit Brittanje voor de Anglen en Saksers herwaarts gevlucht waren; hunne nakomelingen zijn nog stoute zeevaarders. Dit schiereiland heeft meestal eene afgezonderde staatkundige stelling ingenomen en ook nog na het verlies zijner politieke zelfstandigheid (in de 15de eeuw) zich door taal en zeden van het overige Frankrijk onderscheiden. Twee zeer versterkte oorlogshavens: Brest (66000 inw.) en L'Orient (34000 inw.), en verscheidene handelshavens, zooals Saint 31alo op eenquot;eiland en Nantes (113 000 inw.J, 7 mijlen van den mond der Loire, verschaffen een toevluchtsoord tegen de hevige stormen , die op deze uit graniet gevormde kusten woeden. De toenemende verzanding der Loire is ten koste van Nantes de oorzaak der opkomst van St. Naz aire, dat thans een hoofdplaats is voor de stoomvaart op Amerika. In het binnenland ligt de oude stad der Romeinen Rennes (52000 inw.)._
7. Poitou, eene vlakte, die ten deele gelijkt op eene steppe, met de insgelijks vlakke lanclschappen op beide oevers der Charente: l'Angou-mois , Saintonge en Aunis. De omstreken van Poitiers (30000 inw.) waren niet minder het tooneel van beslissende veldslagen (507, 732, loö6) dan Champagne (zie bl. 306); de Ven dé e integendeel of de kuststreek van Poitou was een brandpunt vöör dén Tiurgeroorlog zoo in de godsdiensttwisten der 16de eeuw als in het begin der revolutie. De schuilplaats voor de uit de Vendée verjaagde hervormden was de afgelegen zeestad La Roebelle, hun voornaamste veiligheidsoord, doch door het verzan-TTen der Tiaven^Tieeft liet verkeer met de zee geheel opgehouden. Niet ver van den mond der Charente boiuvde Lodewijk XIV de zeevesting Roche-fort, die wegens hare ruime oorlogshaven een der vijf ligplaatsen voor de
302
ZU1D-JKAXK1UJK. § 56.
Fransche vloot is; meer stroomopwaarts ligt Angoulême, met talrijke papierfabrieken. -
8. Gruyenne _{het voormalige koninkrijk, later hertogdom AquUanie) en Gasoogne {Vasconia) met de zeehaven Bordeaux (194000 inw.j, Ui ville superbe, aan de hier zeer breede Garonne, die tot hier bij den vloed ook door zeeschepen wordt bevaren, is het middelpunt van den wijn- en brande wijnhandel van Frankrijk. Montauban {/nous albanus, naar de hier groeiende wilgenboom „albaquot; genaamü) aan den Tarn, is een tweede marktplaats voor den zuidelijken handel. Te Perigueux in de landstreek Peri-gord bereidt men de fijnste truffelpastijen.
De Gascoguers, thans alleen nog in het zuidwestelijk deel van het landschap, zijn bekend um hunne jn-onkzucht en hun gebrek aan waarheidsliefde (van daar de Gasconade).
9. De Pyreneesche landschappen, en wel;
«.in de westelijke Pyreneën: Navarre en Béarn, door de troonsbestijging der Bourbons (1580) met Frankrijk vei-eenigif. Dé versterkte havenstad Bayonne, niet ver van de monding van den Adour, heeft eene gemengde, half Spaansche, half Baskische bevolking, waarin zich de contrasten in de ligging der stad afspiegelen: dicht bij de zee, bij het gebergte, bij een steppe. In de nabyheid der zeebadplaats Biarritz, tijdens het keizerrijk de herfst-residentie der keizerlijke familie en daardoor spoedig opgekomen. Pau, de voormalige hoofdstad van Béarn, heeft wegens de schoone ligging aan den rand eener hoogvlakte in het gezicht der Pyreneën den naam gekregen van „Napels van het vastland.quot; — De steppen (/e.v landes, 130 vk. mijl.) tusschen de Gironde en den Adour worden bewoond door nomadische, op hooge stelten door moerassen en struikgewas loopende herders. Zij zijn gedeeltelijk bezet met zware dennen, die zeer veel hars leveren. In den laatsten tijd heeft men gedeelten van het overtollige water bevrijd en tot bouwland gemaakt.
b. in de oostelijke Pyreneën de voormalige graafschappen Foix en Roussillon, d. i. het land der Rhodiërs?, met de versterkte stad Per-pignan. De bewoners van Roussillon, dat eertijds tot Spanje behoorde, zijn Cataloniërs.
De voet der Middel-Pyreneën met de druk bezochte badplaatsen Bag-nères- en Luchon, Bagnères de Bigorre, enz. wordt als departement der Op-per-Pyreneën tot Gascogue gerekend.
10. Languedoc is die provincie, waardoor het gebied der Garonne met dat der Rhone verbonden wordt, het middelpunt van het Romaansclie Frankrijk, naar welks taal zij haar naam ontvangen heeft. Reeds ten tijde der Romeinen lagen hier aanzienlijke steden, zooals: Narbonne, waar-
303
ZtriD-FEAXKKIJK. § 56.
naar JVff/io/w/easzi genoemd quot;was, en Ni mes (iWa/cwM.s, 62000 imv.)
aan de voorheuvels der Cevennes, dat nog door de overblijfselen van Ro-meinsche gebouwen, als amphitheater, tempels, waterleiding, enz. van zijne voormalige grootheid getuigt. In de middeleeuwen was Toulouse {Tolosa, 125 000 inw.). aan den mond van het ca/ial du midi in de Garonne, bloeiend als residentie van de West-Gothische koningen, later van de machtige graven van Toulouse en het lievelingsverblijf der troubadours (jeu.v jloraux); tegenwoordig heeft het veel industrie, Montpellier^(57000 inw.) is belangrijk door de medische faculteit, die nog door de Mooren is gesticht. Beancaire. aan de Rhone, het „Leipzig van het zuidenquot; wegens zijne druk bezochte jaarmarkt, waarop zelfs kooplieden uit de Levant en Noord-Afrika gezien worden. Cette, eene door kunst aangelegde haven aan den uitgang van het kanaal van Languedoc in de Middellandsche zee, is de stapelplaats voor Languedoc en legt zich toe op de fabricatie van kunst-Madeira-wijn. In de nabijheid liggen groote zoutvijvers. Xog in de latere middeleeuwen, 14de en 15de eeuw, waren de Zuid-Fransche binnensteden, als Xarbonne, Montpeller, Aigues Mortes, havenplaatsen, doch na dien tijd zijn zij door landmeren en lagunen van de Middellandsche zee gescheiden, zoodat de landaanwas hier zeer snel heeft plaats gegrepen. De plaatsen A1 by aan den Tarn, Béziers en Carcassonne aan het canal die midi doen ons denken aan de oorlogen tegen de Albigeuzen.
11. Provence (de ProcÏHcia der Romeinen), tusschen de Zee-Alpen en de Beneden-Rhone, noordelijk tot over de Durance, is een gedeelte der baan, welke de bewoners der kusten van de Middellandsche zee eu hunne beschavina: naar het noordwesten van Europa voerde en waarvan Amsterdam en Marseille de eindstations zijn. De bevolking maakt den overgang uit van Franschen tot Italianen. De plantengroei heeft reeds een Italiaansch karakter. Hier, aan het hof der graven van Provence, ontwaakte tegen het einde der 11de eeuw het eerst de romantische poëzie der troubadours. Aan den zuidelijken voet der Alpen liggen: a. het aloude Marseille {Massilia, 312000 inw.), de derde stad van Frankrijk, en als vrijhaven door den handel op Algiers en het Oosten, alsmede door den verbazend grooten invoer van granen uit de kustlanden der Zwarte zee de aanzienlijkste zeehandelsplaats van Frankrijk en zelfs van Zuid-Europa. Achter de stad zijn de heuvels als bezaaid met prachtige landhuizen, b. Toulon (69000 inw.), de voornaamste en veiligste, door natuur en kunst gevormde oorlogshaven aan de Middellandsche zee, met het eerste arsenaal van Frankrijk, dat met zijne trotsche magazijnen en werkplaatsen het aanzien van eene fabriekstad heeft. Aan de Rhone; Avignon (Awnio, 38000 inw.), niet ver van den den mond der Durance, eene bezitting der pausen tot aan de Fransche omwenteling (1791) en 70 jaren lang (1305—1376) de zetel der pausen, heeft thans aanzienlijke zijdefabrieken en meekrap-ververeen; c, Ar 1 e s (Arelas), aan het begin van de Rhóne-delta met Eomeinsche
304
OOST-FRANKRIJK. § 56.
oudheden, als amphitheater, obelisk, theater en in de middeleeuwen de residentie der Bourgondische koningen; d. Aix, dat naar zijne gezondheidsbronnen, die reeds aan de Romeinen bekend waren [Aguae Sextiae), genoemd is en in de middeleeuwen de residentie was van de graven van Provence, e. Cannes verschaft in den winter aan vele duizenden vreemdelingen een verblijf in zijne bekoorlijke buitens, daar de welige, zuidelijke plantengroei zelfs dien van Nizza nog overtreft, f. De stad H yeres, meer dan een uur van de zee gelegen, en beschut tegen den mistral, alsmede de tegenover de kust liggende Hy ères-eilanden, zijn plaatsen waar borstlijders een toevlucht zoeken.
IV. Oost-Frankrijk.
12. Nizza {Nicê), aan den zuidoostelijkcn voet der Zee-Alpen, met de zeestad van denzelfden naam (52000 inw.), is wegens het bij uitstek zachte klimaat ook in den winter de verzamelplaats voor borstlyders. Ook de grensplaats Menton e wordt druk bezocht.
13. l-Tavoie, het noordelijkste Fransche Alpenland met de groep van den Montblanc en de hoofdstad C h a m b e r y. Vele bewoners van dit ruwe Alpenland („Savoiaardenquot;) zoeken hun bestaan in het buitenland.
14. Dauphiné, ten zuiden van de vereeniging der Rhone en Saone tot aan de Durance, met de versterkte hoofdstad Grenoble (43000 inw.), die haar bloei te danken heeft aan de ligging bij de opening van het enge Alpendal der Isère naar de vlakte der Rhone (handschoenen-fabricatie). In een hoogen bergketel ligt de Chartreuse, het stamklooster der Karthui-zers. V i e n n e aan de Rhone, met aanzienlijke overblijfselen van Romeinsche gebouwen.
15. Bonrgondië(j?o?lt;ryoy«g), op beide oevers der Saone, op welker rechteroever de aan wijnbergen rijke Cóte d'or ligt, en langs welker linkeroever zich vruchtbare vlakten uitstrekken De hoofdstad is Dijon (43000 inw.), aan het kanaal van Bourgondië, eertijds de residentie der machtige hertogen van Bourgondië uit eene zijlinie der Valois, thans het middelpunt van den handel in Bourgogne-wijnen, waaraan ook Macon aan de Saóne deel neemt. Chalons snr Saone, stapelplaats voor den transito-handel naar beide zeeën. Crensat is een opkomende industrieplaats met steenkolen in de nabijheid.
16. Franche-Comté of het Vrijgraafschap Bourgondië, ook H o o g-B o u r g o n d i ë wegens zijne ligging in en aan de Jura, behoorde tot aan de verovering door Lodewijk XIV in 1674 tot het Duitsche rijk. De hoofdstad Besangon (47000 inw.), het Vesontio der Sequanen, de voormalige vrije Duitsche rijksstad Bisants ligt op een door de Doubs gevormd schiereiland. quot;Wegens hare ligging tusschen de stroomgebieden van de Rhone en den Rijn en op de westzijde van de Jura is zij de stapelplaats voor den handel tusschen het zuidoosten en noordoosten van Frankrijk.
PÜIZ, VERGEL. AARDR. 20
305
OOST-rRANKJUJK. § 56.
17. Van den Elzas {Alsace) heeft Frankrijk bij den laatsten vrede in 1871 alleen de vestinir Belfort (met rayon) behouden, in de opening tusschen Jura en Vogezen, die meermalen de poort is geweest voor de tochten der veroveraars uit en naar Frankrijk. Het arrondissement Belfort (11 vk. mijl.) maakt een afzonderlijk district uit.
18. Loharingen (Ja Lorraiue, vroeger Allemugnè) is een plateau op heide oevers van de Maas en de Moezel en beslaat~3ë^ westelijke helling van het Waasgaugebergte. De zuidelijke rand scheidt hier het maritiem^ van het oceanische Frankrijk, üc noordelijke rand vormt den overgang tot de Neder-Rijnsche laagvlakte, werwaarts zijne wateren: Maas, Moezel (met Meurthe en Saar) stroomen, terwijl het Argonnerwoud den westelijken rand uitmaakt en de naar den Moezel allengs dalende Vogezen den oostelijken rand vormen. Door zijne ligging, natuur en bevolking is het een overgangs-land tusschen Frankrijk en Duitschland. Eerst sedert 1766 behoorde het eertijds Duitsche „Moezelhertogdomquot; tot Frankrijk, en dit gedeelte werd in 1871 aan Duitschland teruggegeven. In het aan Frankrijk gebleven gedeelte van Lotharingen ligt aan de Moezel de grensvesting Toul, op het punt waar de Moezel slechts weinige mijlen van de Maas verwijderd is en tevens bevaarbaar wordt; aan eene harer zijrivieren, de Meurthe, de hoofdstad Nancy (52 000 inw.), eens de residentie van den onttroonden Poolschen koning Stanislaus Lesczinsky, en Lunevquot;ille, de TèsTdentie der voormalige hertogen van Lotharingen sedert 1690; aan de Maas: Verdun, ves-ting. Bar le Due doet veel aan industrie en wijnbouw.
19. Champagne ontleent zijn naam aan He wijde vlakten, die het too-neel van beslissende veldslagen (451, 1542,179^, 1814) zijn geweest en in enkele streken onvruchtbare velden hebben, zooals Ch. pouilleuse in 't zuidwesten. Reims (77000 inw.), de voormalige kroningsstad, met eene Gothi-sche hoofdkerk, ChUoliT sur Marne (Cafalumium) en E per nay houden zich met den handel in mousseerende wijnen en de beide eersten bovendien nog met fabriekwezen bezig. In de streken welke ver van den wijnbouw liggen, is dit zelfs het hoofdbedrijf der stedelijke bevolking, evenals in het zuiden in Tro ves (38 000 inw^.) aan de Seine, in ;t noorden in Sedan aan de Maas, met zijne lakenfabrieken.
V. Middel-Frankrijk heeft elf kleinere landschappen:
20. Orléannais, op beide oevers der Middel-Loire, met Orleans (49 000 inw.). het AareÜanim op quot;de plaats van hef verwoeste Gena/mm der Carnuten, gelegen aan de noordelijkste punt der Loire en tevens aan een kanaal, dat in de Seine uitloopt, het punt van overgang van Parijs naar het zuidwesten; daarom is het eene niet onaanzienlijke handelsstad en de sleutel tot Zuid-Frankrijk. Verder Blois aan de Loire cn Char tres aan de Eure.
21. Anjou en Maine, op den rechteroever der Loire, met de steden
306
MIDDEL-FRANKRIJK. § 56. 307
Angers (58000 inw.) en Le Mans (aan de Sarthe, 47000 inw.). — Touraine, op beide zijden der Loire, wordt de „tuin van Frankrijkquot; genoemd, met Tours (43000 inw.) op den linkeroever.
22. Auvergne, liet schraal bevolkte land der oude Avemers, „de Akropolis van tralliëquot;, en waartoe ook de westelijke terraslanden Limousin en Marche behooren. In dit bergland tusschen Loire en Garonne vindt men de vulkanische groepen van den Puy de Dome (14(55 met.) en den Cantal (1880 met.), en de steden Clermont-Ferrand (450 met, boven de zee, 37 000 inw.) en Limoges (55 000 inw.).
23. Lyonnais, in het midden van het stroomgebied der Rhone, bestaat uit twee dalvormingen, die zich in eene tegenovergestelde richting uitstrekken : het Saöne-Ehönedal, dat naar 't zuiden gericht is, en het Loiredal, dat naar 't noorden open ligt, of het landschap Le Torez. Deze provincie bezit de rijkste kolenlagen van Frankrijk en de vooi'naamste middelpunten der industrie: a. Lyon (324000 inw.), eene vesting aan de samenvloeiing van de Rhone en Saone, die tengevolge barer ligging in het midden van het stroomstelsel der Rhone op de westzijde der Alpen, als middelpunt van het voormalige Bourgondië, als kruispunt van verscheidene wegen voor den wereldhandel reeds sedert lang de tweede stad van Frankrijk is. In den jongsten tijd is zij de aanzienlijkste zijdemarkt in Europa geworden, want de zyden stoffen van Lyon worden in. deugd, smaak, sierlijkheid en oorspronkelijkheid van patroon niet overtroffen. Onder de Romeinen was het de hoofdstad van Gallic, later die van een der vier groote deelen van Gallië, dat naar haar, Lngdunum, den naam van Gallia Lugdünensis ontving; daarna was het een der 4 residentiën van het oude en voor een korten tijd de hoofdstad van het nieuwe Bourgondische rijk. L. St. Etienne f 110 000 inw.), het „Fransche Birminghamquot; wegens zijne beteekenis voor de fabri-catie van wapens, machines en voor de ijzer- en staalindustrie, wedijvert tevens met Lyon iiïde zijde-industrie.
24. Berry, een eentonige vlakte op de noordwestelijke zijde van den eilandberg van Middel-Frankrijk, met de stad B ourge s (31000 inw.), die vroeger als handelsstad en universiteit aanzienlijk was.
25. Bourbonnais en yivernais, de noordelijke terraslanden van Hoog-Frankrijk, het eerste links, het laatste rechts van de Boven-Loire, met de steden M o u 1 i n s aan de Allier en N evers aan de Loire.
VI. Het eiland Corsica.
_Het eiland Corsica (159 vk. mijl, groot), van te weinig beteekenis om
zijne onafhankelijkheid tg handhaven, is van de eene vreemde heerschappij in de andere overgegaan, en ten laatste (1768) bij verdrag van Genua aan Frankrijk gekomen. Van den eenen kant heeft de herhaalde wisseling van overheerschers, van den anderen kant de ruwe natuur van het gebergte, dat zich tot bijna in het gewest der eeuwige sneeuw verheft (tot 2701 met.)
20*
CORSICA. FRANSCHE KOLONICN. § 56.
en grootendeels het eiland beslaat, alsmede het gebrek aan wegen in het binnenland, het aan de beschaving moeielijk gemaakt er binnen te dringen en wortel te schieten onder de zeer gemengde bevolking; daarentegen was die. toestand gunstig voor de ruwe volks-eigendommelijkheid om zich staande te houden. Slechts een derde gedeelte van den grond is bebouwd; de industrie blijft beperkt tot de eerste behoeften en de handel bepaalt zich bijna alleen tot den uitvoer van olie uit de havens Bastia in't noordoosten en Ajac-cio in't westen. Een nauwere band tusschen dit noordelijkste (Ier grootere Italiaansche eilanden en Frankrijk werd gelegd door de verheffing van een Corsikaan op den Franschen troon. Kergens heeft de bonapartisti-sche partij zulk een krachtigen steun in het volk gevonden als hier.
VII. De Fransche koloniën en Beschermde gewesten.
Zoowel in Noord-Amerika als in West- en Oost-Indië heeft Frankrijk zijne eenmaal vrij aanzienlijke bezittingen grootendeels aan Engeland verloren, zoodat het in Noord-Amerika slechts drie kleine visschers-eilanden bij New-Foundland, in West-Indië slechts enkele der kleine Antillen, b. v. het dubbel-eiland Guadeloupe en het eiland Martinique, in Voor-Indië nog maar 5 afzonderlijke steden met een district, zooals Pondi-chery op de kust van Koromandel enz., bezit. Daarentegen heeft het onlangs in Achter-Indië een gedeelte van Neder-Cochin-China en het pro-tectoraat over het koninkrijk K ambo dj a aangewonnen (zie bl. 75) en daardoor een invloed op den handel in den Indischen oceaan verworven, die voor de toekomst rijk in gevolgen kan zijn. Op het vastland van Z u i d-Amerika bezit het een smalle kuststrook van Guyana met de verbanningsplaats Cayenne.
In Afrika bezaten de Franschen_sedert lang het kleine eiland Gorée aan kaap Vert, eenige forten in Senegambia, zooals St. Louis aan den mond van den Senagel, dat de stapelplaats voor den gomhandel in Opper-Guinea is, nederzettingen op de Ivoor- en Goudkusten, en het eiland La Reunion (eertijds Bourbon). Bovendien hebben zij in 1830 Algerië ver overd, dat met zijn zich steeds uitbreidend gebied thans de aanzienlijkste bezitting der Franschen buiten Europa is, verg. bl. 168.
In Australië verkregen zij de Marquesas-eilanden en Nieuw-Caledonië met aanhoorigheden (Loyalty) en ook het protectoraat over Tahiti, een der drie andere Gezelschaps-eilanden, alsmede over den archipel der zoogenaamde Lage eilanden of Tuamotoe-archipel.
ZWITSERLAND.
Evenals Frankrijk vereenigt ook Zwitserland, dat gelijk een groote
308
ZWITSERLAND. § 57.
natuurlijke bergvesting in het midden tusschen het Eomaansche en Ger-maansche Europa en in het midden der 4 hoofdalpenstroomen ligt, het Crer-maansche en quot;Eomaansche element in zich, nochtans met dit onderscheid, dat heide elementen niet vermengd zijn, maar zich gescheiden hebben gehouden. Het Romaansche element (Italiaansche en Romaansche taal) is door de sterke afgeslotenheid van het land verhinderd geworden om verder naar het noorden door te dringen en heeft zich bijna bepaald tot de dalen aan de zuidzijde der Alpen. Een zwakkere scheidsmuur was in 't westen de Jura, en over dezen en door de poort aan het meer van Geneva kon liet Romaansch (Pransche) element gemakkelijker binnendringen. Naar de zijde van Duitschland is Zwitserland het minst afgesloten, en daarom breidde zich de Duitsche bevolking het gemakkelijkst en het verst uit. Zoo wordt dan tegenwoordig het geheele brongebied van den Rijn en het bovenste RhOnedal door Duitschers bewoond, terwijl in 't -westen en 't zuidwesten Fransch, in t zuiden Italiaansch en in 't zuidoosten Romaansch gesproken wordt. In dit overgangsland van het Romaansche Zuid-Europa naar het Germaansche Middel-Europa raken dus de drie voornaamste volkeren van Jiet vastland aan elkander: Duitschers, Franschen en Italianen. Evenals er in de plastische geleding der oppervlakte, inT35niaaï eh pTanfêngroéi gröb-tere tegenstellingen worden aangetroffen dan ergens elders op eene zoo beperkte ruimte, ziet men dit zelfde verschijnsel ook in afstamming, taal en godsdienst der verschillende bevolkingen en in hare staatkundige en maatschappelijke toestanden.
Ligging en horizontale vorm.
De n a t u u r 1 ij k e grenzen van Zwiterland, het eenige Euro-peesche land, dat niet aan de zee grenst, worden gedeeltelijk gevormd door bergen: in 't zuiden de Penninische en Lepontische Alpen, in't westen de Jura; gedeeltelijk door de grootste Alpen in er en: de Bodenzee in 't noordoosten, het meer van Geneve in het zuidwesten, liet Lago Maggiore in 't zuiden; gedeeltelijk door de stroomlijn van den Rijn, zoowel in 't oosten bij Lichtenstein en Tirol, als in 't noorden bij Baden, waar hij vooral zeer geschikt is om de grens te vormen, omdat zijn water daar wegens scliietstroomen weinig bevaarbaar is. Van alle kanten liggen enkele, tot dit land behoorende deelen buiten de natuurlijke grens. — De staatkundige grens wordt gevormd door F rank-rijk, het Duitsche rijk, Öostenrijk~ën Ttalle.
De horizontale vorm van Zwitserland is zeer onregelmatig, vooral in 't zuicTcn, waar vreemde gedeelten driemaal, gelijk schiereilanden, naar het noorden vooruitspringen: Savoie tot aan liet
309
310 LIGGING, IIORIZ. EN VERT. VORM V. ZWITSERLAND. § 57.
meer van Genève, Piëmont tot bijna aan den top van den St. Gotthard, en Lombardije tot op de hoogte van den Splugen. Op de oostelijke zijde wordt de regelmatigheid van den vorm afgebroken door het vooruitspringen der grenzen van Tirol tot aan den Rijn. Daarom krijgt Zwitserland een betrekkelijk lange grenslijn: 232 mijlen op 752 vk. mijlen, waarvan meer dan do helft uit bergen bestaat.
Verticale vorm en wateren.
Zwitserland heeft in de gesteldheid van zijn bodem twee groepen, die zoo in omvang als vorm zeer verschillen: a. de Alpen en wel de C entr aal-Alpen, die juist in de zuidelijke helft van Zwitserland het meest ontwikkeld zijn en de meeste vertakkingen hebben; b. de Jura (90 vk. mijl.), een lang gerekte groep, die uit vele parallel loopende bergwallen bestaat, in dezelfde richting loopt als de Alpen, waarvan zij slechts % der gemiddelde hoogte bereikt, zoodat zij dan ook geen gletschers of firnvelden, maar bijna overal plantengroei heeft. Tussehen deze beide berggroepen ligt c. een heuvelachtig vlak land, dat toch altijd nog 300 a 400 met. hoog is. Het wordt omsloten door een rijken gordel van meren, is als het ware het meest grootsche dal van Europa en neemt geheel Middel-Zwitserland in (220 vk. mijl.), daar het zich van het meer van Genève tot aan de Bodenzee, dus ook in de richting van 't zuidwesten naar 't noordoosten uitstrekt. Van dit zod dicht bevolkte en zoo sterk bebouwde »middellandquot; behoort yi0 tot het stroomgebied van den Rijn, en slechts yi0 totdat der Rhone.
Bij de buitengewone verscheidenheid in de helling der oppervlakte van Zwitserland zijn ook de loopen der beken en rivie-r e n zeer verscheiden, en hare kracht of grootte, die vooral afhangt van de meer of minder sterke smelting der sneeuw- en ijsmassa's, verandert niet alleen met de jaargetijden, maar ook zooals b. v. in de zijdalen van Wallis gedurende den dag. De zoogenaamde wildheken of wildwateren zijn slechts tijdelijk, alleen bij groote sneeuwsmeltingen of na hevigen regen; van dezelfde oorzaken hangt ook de sterkte der watervallen af, die een der prachtigste tooneelen in een landschap zijn. Zwitserland zendt door vier hoofd-
KLIMAAT, FLORA, FAUNA. § 57.
stroomen zijn rijken waterschat naar drie, eigenlijk naar vier verschillende zeeën: naar de Noordzee door den Rijn, de 51 i d d e 1-1 a n d s c li e zee door de Eliöne en middellijk naar do A d r i ati s c li e door den Po, naar do Zwarte zee door den Donau. De eerste drie gebieden komen samen in den St. Gottliard, waar op een uitgestrektheid van weinige vk. mijlen de Aar, Keuss, lihöne en Tessino ontspringen. Aan den Septimer komen de gebieden van Rijn, Po en Inn tezamen (bl. 281). Over de meren zie 270 — 272.
Klimaat, Flora, Fauna.
Van normale isothermen, d. i. van horizontale warmtelijnen, waardoor die plaatsen, dalen en landschappen met elkander verbonden worden, welke een gelijke jaarlijksche gemiddelde warmte hebben, kan in Zwitserland geen sprake zijn. Hier, waar de verschijnselen der arctische en tropische wereld zoo dicht bij elkander liggen, en dikwijls zoo snel in elkander overgaan, doen zich meer plaatselij ke zelfstandige hoogte-isothermen voor. Immers de warmte hangt niet alleen af vanille gesteldhaTin de hoogte'Van den bodêin,~liïaaFooETarn^êquot;ffcTïSh~gllCT berginaiia^'van~3ë' ITggïrig en ilpemïïg'Tfpi' diilFn,' vrin ile a'anwfeT^éWTaiïlpwTë^vaTörlk'TncëfiS cit Mij-vêncrê~^ëën^-'quot;'ëïr^f^'éT5quot;êhTquot;'d'aaquot;rom''wjpc'eiiquot; meV alléëii verticaaf bf naar de rijzende gewesten, maar ook horizontaal of over de vlakte aan-merkelijk van elkander af. De in het oog loopende en dikwerf eensklaps invallende wisseling van temperatuur, die vooral veroorzaakt wordt door het opkomen of ophouden van warme zuidewinden (Föhn), werkt veel na-deeliger op de planten- en dierenwereld dan de trapsgewijs invallende koude of warmte.
De flora van Zwitserland, de veelzijdigste op het vastland, levert een tal van plantenvormen, zooals men er in de gfinatigdo lui htstreetc in geen land van dezelfde grootte aantreft. Voor dquot;e grenzen 5er zes verscTiTTIëndè trappen in de flora wordt niet alleen genomen de volstrekte hoogte, maar _ook de ligging, gedaante en gesteldheid de£_bergen en dalen. In het algemeen reikt de plantengroei op den kristallijnen bodem in Oost- en Zuid-Zwitserland inderdaad 100 tot 270 met. hooger dan op den kalkgrond in het noorden en westen. Daarbij komt nog de invloed van 't klimaat, zooals b. v. de aard en hoeveelheid van den neerslag, om de buitengewone verscheidenheid en den grooten rijkdom der Zwitsersche flora te bevorderen. — Evenals het plantenleven, neemt ook het daarvan afhangende dierenleven trapsgewijze met de hoogte af. Laat men de huisdieren, welker gewest even hoog reikt als de woningen der mensctien, bintenJrêT?ëmfig',quot;flan zijn de bosschen, als de meest saamgedrongen massa's van den plantengroei, hoofdzakelijk de woonplaats van het dierenleven in den wilden natuurstaat. Volgens de nieuwste onderzoekingen leeft echter een organisch allerkleinst
311
312 BEVOLKING, MIDDELEN VAN BESTAAN. § 57.
dier, welks bestaan men zelfs niet vermoedde, nog veel hooger dan de sneeuwlinie. Zie bl. 245.
Bevolking.
Zwitserland behoort tot de dichtst bewoonde landen van Europa (3548 op 1 vk. mijl). Het geringste is de dTcIitlieid van Bevolking inde eigenlijke Alpenlanden (tTri 824 op ITE. myl), vooral in quot;de Romaansche (G-rauwbunderIan(r~7ÖS~op 1 vk. mifH. De dicTitste bevolking vindt men in het nijvere Appenzell-ansser-Rhoden (10280) en in het bijna even kleine kanton Genève (met de grootste stad van 2wiiserIanJ,quot; 18134), getallen, die gelijk staan met die van de dichtste middelpunten van bevolking in Europa. Nog sterker komt de volksdiehtheid van Zwitserland uit bij vergelijking met andere Alpenlandschappen, b. v. Tirol met 1657, Salzburg 1173, — dus y3 van die van Zwitserland.
Naar de afstamming is de Duitsche of Alemanische bevolking zoo overwegend, dat hiertoe^bijna 3/4 vanquot; Eet gezamenlijk getal der bewoners behoort; tot de F ranse he maar en wel in de kantons Waadtland, Genève en Nenchatel, gedeeltelijk ook in Wallis, Freiburg, Bern, en de geringe rest tot de Italiaansche (144000 in Tessino en een klein ge-deelte van GrauwbundeiTand) en tot de Romaansche (42000 Rhiito-Romanen in Grauwbunderland), Er is misschien wel geen land op aarde, waar op zulk een kleine oppervlakte 4 talen in talrijke dialecten gesproken worden. Veel gelijkmatiger is de verdeeling met betrekking tot den godsdienst: de protestantsche wordt door 3/5, de katholieke door % der bevolking beleden. Het Alpenland en het zuiden, met uitzondering van 't zuidwesten, zijn hoofdzakelijk katholiek gebleven; in de vlakte heeft zich de hervorming uitgebreid.
Ook in het karakter der bevolking teekent zich de invloed der groote verscheidenheid in de vorming van den grond, en Zwitserland biedt, zonder de afstamming in aanmerking te nemen, bijna even zoo veel eigenaardigheden in het volksleven aan als er dalstelsels zijn.
Middelen van bestaan.
Inde Alpengewesten wordt weinig werk gemaakt van den land-b ouw. De bewoners, die door hooge bergruggen van êrkander zijiTgeschei-den, zijn gedeeltelijk half-nomadische jagers en herders, die in de lente hunne dalen verlaten en met hunne kudden in den zomer en den herfst naar de hooger gelegen weideplaatsen trekken, waar „Sennehuttenquot; hunne woningen zijn. De hoofdbron van inkomsten in de alpengewesten bestaat in de veeteelt en de daarmede verbonden melkerij. In de hoofddalen, waardoor groote kunstwegen loopen, werpt het vervoer van goederen, in sommige deelen van het Berner Bovenland, in het Chamounydal enz. het
MIDDELEN VAN BESTAAS. SIAATSKEGELIKG. § 57. 313
^vcg wijzen en het vervoer van vreemdelingen eene niet onaanzienlijke winst af.
Het hoofdbedryf van de bewoners der vlakte is de akkerbouw, die voor de behoefte in het algemeen niet voldoende is, de aankweeking van ooft en wijn, het aanleggen van kunstmatige weiden. Het mijnwezen heeft weinig te beduiden. De industrie heeft vooral in 't westen in Bazel, Keuchatel, Genève, en in 't noordoosten in Zurich, Thurgau, St. Gallen, Appenzell en Grlarus hare zetels opgeslagen en in weerwil van het gebrek aan grondstoffen een hoogen trap van volmaaktheid bereikt. Daar \vaar ruimschoots kleine wateren niet een sterk verval des menschen arbeid steunen, werden machines aangelegd voor spinnerijen, weverijen, ververijen, drukkerijen; terwijl in streken, die arm aan water zijn, zooals de Jura, de horlogefabricatie de algemeene bezigheid van het volk werd. Uithoofde der groote productie en der geringe consumtie blijft er voor den nitvoerhan-del naar de naburige landen een aanzlènlijke~Iioeveelheid van de voortbrengselen van Jeiriandliouw over, aIs_£ouf,_vee, T?aas7T)oter^ en oolc van de industrie. Ook drijft Zwitserland in weerwil der vele natuurlijke hin-derpalen eenen sterken doorvoerhandel over de Alpenwegen en een aanzienlijken in voerhandel in graan, zout, wijn, koloniale waren, steenkolen en grondstoffen voor dequot;industn_e_.__
\Vat geestbeschaving betreft, vooral algemeene verbreiding van het ouderwijs, staan de bewoners der vlakte en der oostelijke en zuidelijke helling van den Jura hooger dan die van het Alpenland. Voor het hooger onderwijs bestaan er kantonsscholen, gymnasiën en lyceën, drie weinig bezochte universiteiten: Bazel, Bern en Zurich, alsmede drie academim in Fransch-Zwitserland, te Grenève, Lausanne en Neuchatel, en een polytechnische school te Zurich, die ongeveer 1000 leerlingen telt.
Staatsregeling._
Zwitserland werd in 1848 van een statenbond met rondtrekkende zit-tingsdagen ëènquot;bondss'taat'mëf vaslën'böiidszctcl. Tan de 22 kantons worden Bazel, Appenzell en Ünterwalden elk in twee decTen gesplitst, die ook elk hunne zelfstandige leiding der binnenlandsche aangelegenheden hebben. De bondsvergadering, die het nitsluitend recht heeft om oorlog te verklaren of vrede te sluiten, verbonden en verdragen, vooral tol- en handelstractatênquot;mêl het bnife'iilancT aanTe gaan, liet 'post- en tele-graafwezen te leiden, bestaat uit twee afdêelïngënTquot;
a. den n atio n ale ;i quot;ra a3,quot;voör Trie'jaren in de kantons naar het zielental rechtstreeks gekozen: 1 lid op ÜOOUU zielen, dus thans ISoTëïIën;
b. den stendenraacT,quot;quot;feftiande ütt'tweëlifgêvaïnligilèirvoór elk kan-ton, zonder ondersclïeul van grootte en een uit elk half-ianton, dus uit 44 leden. Voor bonds wetten en bonds besluiten is ae toestemming van beide raden noodzakelijk; maar ingeval zg met valnonngenden aard'zgn,moeten.
STAATSREGELING. § 57.
zij aan het volk ter aannemina: of verwerping worden voorgesteld, in-dien 30000 stemgerechtigde Zwitsersche burgers of 8 kantons zulks verlangen.
Het hoogste uitvoerend gezag berust bij den bojidsraad, bestaande uit 7 leden, door de bondsvergadering, die alsdanlot eene katner vereenigJ is, voor drie Jaren gekozen, met een bonïs-jpresicTent en een vice-president, quot;cfie voor 1 jaar door de vereenigde raden gekozen worJt en vjjorTiet volgende jaar niet weder verkiesbaar is. Bern is de bondsstad, de zetel va^n de bondsvergadei'ing en den bondsraad.
In de c o u 5 t i t u t i e der afzonderlijke kantons zijn zeer verschillende trappen van de volkomenste democratie tot op de zuivere regeling bij vertegenwoordiging. In de 6 zuivere democratiën, üri, beide ünterwalden, beide Appen-zell en Glarus, heeft jaarlijks eene „landsgemeentequot;, d. i. eene vergadering van alle stemgerechtigde „staatsburgersquot; voor de goedkeuring der kantonale wetten en de keus der eerste staatsambtenaren plaats, zooals landamman en zijn plaatsvervanger enz. In de 2 half-democratiën, Grauwbunderland en Wallis, moet voor de wetten van den „groeten raadquot; de goedkeuring der gemeenten gevraagd worden. In de 5 democratiën met vertegenwoordiging en veto, St. Gallen, Luzeru, Bazel-land, Thurgau, Schwyz, kunnen de gemeenten binnen een bepaalden tijd een veto uitbrengen. Het kanton Zurich is in 18,69 een democratie met vertegenwoordiging geworden, waarin het volk de uitgestrektste rechten op de wetgeving doet gelden. In de 11 overige kantons met vertegenwoordiging zonder veto oefent de „groote raadquot; of de gekozen afgevaardigden van het volk, meestal 1 op 1000 zielen, de volle wetgevende macht uit. Overal bestaat in de constitutiën der afzonderlijke kantons het stelsel van ééne kamer. — De uitvoerende macht berust in de meeste kantons bij een door den grooten raad gekozen regeeringslichaam, hetzij regeeringsraad, staatsraad of kleine raad; in Grauwbunderland wordt zij uitcceoefend door eene zoogenaamde stand-commissie van drie leden, 1 uit elk der drie deelen; in de kleinere kantons met landsgemeenten kiezen deze de regeerings-personen.
Verdeeling en topographie.
De grondslag tot het Zwitsersche eedgenootschap werd gelegd door het verbond der drie landen aan de Boven-Reuss : üri, Schwyz en ünterwalden, op het bericht van den dood des konings Rndolf I van Habsburg (1291), met het doel om vreemde rechters (graven) te weren en hunne onmiddellijke afhankelijkheid van het Dnitsche rijk te handhaven, die zij onder keizer Frederik II verkregen hadden. Xa de overwinning bij Morgarten (1315), waardoor de onafhankelijkheid der 3 woudkantons van de Oosten-rijksche hertogen werd verzekerd, vernieuwden de eedgenooten te Brunnen hun verbond van het jaar 1291. Om hunne vrijheid te
314
VERDEELING EN TOPOGRAPHIE. § 57.
handliaven, zochten zij bondgenooten. Eerst (1332) trad Luzern, waar de Eeuss uit het Vierwoudstedenmeer stroomt, als vierde woudkanton tot het »Vierwoudsteden-verbondquot; toe, waarbij zich spoedig (1351 tot 1853) nog vier naburige kantons aansloten: in 't noorden Zurich en Z u g, in 't oosten G1 a r u s , in 't westen Bern. Dit »eedgenootschap der 8 oude landenquot; maakt het historisch middelpunt van Zwitserland uit, waarbij zich nog tegen het einde der 15de en in 't begin der 16de eeuw de zoogenaamde
O O
middelkantons: in 't westen Freiburg, in 't noorden Bazel, Solothurn en Schaffhausen, in 't oosten het geïsoleerde Appenzell voegden, zoodat het »bond der 13 landenquot; tot aan den inval der Pranschen op het laatst der 18de eeuw het eedgenootschap uitmaakte, dat bij den Westphaalschen vrede in 16-18 zijne staatkundige onafhankelijkheid verwierf. Daarbij kwamen nog in 1798 en 1803 de G nieuwe en in 1815 de 3 nieuwste kantons. Wallis, Genève en Neuchatel, die zich alle als grenskantons bij de oude kern voegden: in't westen Genève, Waadt land en N e u c h a t e 1, in 't noorden A a r g a u en T h u r g a u, die beide in de 15de eeuw door de eedgenoten veroverd, maar toen geen zelfstandige kantons geworden waren, in 't oosten St. Gallen en Grauwbunderland, in't zuiden Tessino en Wallis.
I. De-1 woudkantons, die rondom het Vierwoudstedenraeer liggen. De drie oorspronkelijke kantons behooren tot het Alpenland, Luzern tot het Alpenland en de vlakte.
1. TJri, met de geringste volstrekte bevolking, slechts 10400, bepaalt zich tot het Boven-Reussdal, dat quot;ilöor bergwanden is ingësToten, enquot;zijne ï zijdalen; het loopt alzoo van het Vierwoudstedenmeer tot aan den St. Grot-thard-pas. Altorf is de hoofdplaats en Fluëlen hare haven aan het zuidelijk einde van het meer van Uri, aan welks westelij£ën oeverTi^rTriTTl 1, aan den oostelijken oever het plat van Teil ligt. Aan den uitgang van het Schachendal in het Renss-dal is Burgrlen vermaard als geboorteplaats
-—-——D___O i
van ïell.
2. S c h w y z, welks naam en wapen op het geheele eedgenootschap is overgegaan, tusschen het meer van Zurich en der Vierwoudsteden, met de hoofdstad van denzelfden naam, aan den voet der beide Mythen, niet ver van den mond der Muotta in het meer van Uri bij Brunnen. Up de hoog-vlakte tusschen beide meren ligt de Benediktijnerabdij Einsiedeln, een der beroemdste bedevaartplaatsen van Europa; aan deu voet van den Rigi (1800 met.), den drukst bezochten berg van Zwitserland eu wellicht van
315
WOUDKANTOKS. § 57.
de aarde, Kussnacht, in de nabijheid van den ^hollen Art, aan
het meer van Zugen het in 1806 door een hergval bedolven Goldau; aan het quot;Vierwoudstedenmeer Gersau, dat tot 1798 een eigen republiek was.
.'i. L'nterwa 1 den, dat in zijne aan het meer grenzende laagten rijk is aan ooft, worJi door het Kernwoud in 2 halve kantons verdeeld. Sar-nen is de hoofdplaats van het half-kanton Ob dem Wald en Stans van Nid dem Wald. Van Alpnach loopt thans een goed berijdbare weg over den Brunigpas naar het meer van Brienz.
4. Luzern is, evenals Zug en Zurich, een landschap ten noorden van het aangrenzende meer. De hoofdstad Luzern (14500 inw.), aan den mond der Reuss in het Vierwoudstedenmeer of dat van Luzern, deelt met het door zijne ligging geiykvormige Zurich in het verkeer tusschen het Rijngebied en Italië. Het is het punt van uitgang naar de meest bezochte punten der oorspronkelijke kantons. Sempach, aan het meer van dien naam, doet ons denken aan de heldhaftige verdediging der onafhankelijkheid van het vaderland door Arnold van Winkelried (1386).
II. De 9 overige oude kantons dragen alle den naam van hunne hoofdsteden.
5. Het kanton Zurich onderscheidt zich door voortreffelijken verbouw van graan, ooft en wijn, vooral op beide oevers van 't meer (zie bl. 272), door bloeiende nijverheid en wetenschappelijke vorming zijner bewoners. De hoofdstad Zurich (21000 inw., met de buitengemeenten of voorsteden 57 000) is een der nijverste steden van geheel Zwitserland, vooral door hare industrie in zijde en katoen. Door hare ligging aan het noordelijkste punt van het groote Limmat-meerbekken is zij een hoofdpunt voor het handelsverkeer naar Italië, evenals Luzern. Dit „Zwitsersch Athenequot; is ook het wetenschappelijk middelpunt van Duitsch Zwitserland met universiteit en poly-technicum. Ook AVinterthur is een der bedrijvigste steden van Zwitserland door hare katoenspinnerijen en machinefabrieken.
6. Zug, het kleinste van alle geheele kantons (4 vk. mijl.), ten noorden van het meer van Zug, is de sleutel tot de Woudsteden, die hier bij Morgarten den eersten strijd tegen Oostenrijk gelukkig gestreden hebben (1315).
7. (j 1 a r li s met de hoofdplaats van denzelfden naam, aan den voet van den Glarniseh, bestaat uit het Linthdal, dat naar 't noorden open, in 't zuiden door den Dödi (380 met.) afgesloten is. In geen enkel van de dalen der Hoog-Alpen is de katoen-industrie zoozeer uit de vlakte doorgedrongen als hier.
8. Bern, op een na het grootste der kantons (125 vk. mijl.), met de sterkste absolute bevolking ('/i mill.), het eenige van de oude kantons, dat zoowel tot de Alpen als tot de vlakte, de Jura, de beide hoofdstroomgebieden van den Rijn en de Rhone behoort, en daarom zeer verscheiden in landschappen is. Het draagt zijn naam naar de vroeger, evenals thans staat-
316
DE OVERIGE KANTONS. § 57.
knndig belangrijkste (bonds)stad (36000 inw.) van geheel Zwitserland, die 30 met. hoog boven de Aar, op een door hare krommingen gevormd schiereiland ligt.
Het Berner Bovenland, in het zuidoosten van het kanton, is na den Rigi het hoofddoel der meeste reizigers in de Alpenwereld, omdat hier het hooggebergteland het toegankelijkst, de kruinvorming het rijkst en meest indrukwekkend, de gletschers en de flrnmassa's het dichtst zijn samengedrongen. Thun, aan de uitstrooming der Aar uit het Thuner meer, is het voornaamste uitgangspunt naar de Alpenwereld; Interlaken (inter lacus), op den „Büdeliquot;, tusschen het Thuner en Brienzer meer, is de vereenigingsplaats voor Alpenreizigers. Lauterbrnnnen aan de Staubbach, Grindelwald tusschen den Faulhorn en den Grrin-delwald-gletscher, Brienz, tegenover de met 7 watervallen naar het Brienzer meer loopende Giessbach, en Meiringen aan den uitgang van het naar den Grimselpas leidende Boven-Haslidal, waarin men den val der Aar aan de Handeck vindt, zijn de meest geliefkoosde punten van uitgang voor Alpenreizen. Alle dorpen om het meer van Thun en Brienz en in het Haslidal hebben huisgezinnen, die uitsluitend leven van het houtsneden. — Ook het grootste en merkwaardigste dal van de Jura, het Munsterdal, waardoor de Birs loopt, behoort bijna geheel tot het kanton Bern. Aan den zuidelijken voet van de Jura, in het zoogenaamde „meerland,quot; ligt Biel, aan de Zihl of de afwatering van het Bieler meer naar de Aar.
9. Het kanton Freiburg (het Uechtland) bestaat hoofdzakelijk uit het dal der Saane met zijne nevendalen. Het heeft eene bijna uitsluitend katholieke bevolking, die hier gedeeltelijk Duitsch, gedeeltelijk Fransch spreekt. Alleen Mnrten met onderhoorigheden, waar de Zwitsers de overwinning behaalden op Karei den Stoute (147(5), is protestantseh. De hoofdstad Freiburg, aan de Saane, komt in ligging overeen met Bern; gedeeltelijk op een rots, gedeeltelik in een kloof. Beide steden zyn door Berthold von Zahringen gesticht.
10. Solothnrn, in het vruchtbaarste gedeelte der Zwitsersche vlakte. De aloude hoofdstad Solothnrn {Soleure), een der voornaamste plaatsen van het vroegere koninkrijk Hoog-Bourgondio, ligt aan de Aar en aan den voet van de Jura. Over den Wittensteen (1272 met.) zie bl. 259.
11. Bazel, aan de noordelijke helling van de Jura, met de stad Bazel (53000 inw.), met leiden de eenige op beide oevers van den Rijn in zijn geheelen loop. Zij heeft hare beteekenis uit een krijgskundig en historisch oogpunt, alsmede hare belangrijkheid voor den handel daaraan te danken, dat zij ligt bij de plaats, waar de Rijn Zwitserland verlaat, en het vereenigingspunt is van verscheidene spoorwegen, die haar een druk verkeer doen onderhouden met de Zwitsersche hoogvlakte. Frankrijk en Duitsch-land. De hoofdplaats van het (sedert 1832 afgescheiden) half-kanton Bazelland is Li es tal.
317
DE OVERIGE, NIEUWE EN NIEUWSTE KANTONS. § 57.
12. Schaffhausen ligt in drie deelen verstrooid buiten de natuurlijke grenzen van Zwitserland, op cfen rechteroever van den Rijn, en vormt als het ware een 'bruggenhoofd van Zwitserland naar Duitschland. Een voornaam middel van bestaan voor de aan het einde van den bevaarbaren Bo-ven-Rijn liggende stad Schaffhausen is het lossen en vervoeren der koopwaren boven den Rijnval bij Lauffen, zie hl. 270.
13. Appenzell, dat wegens vroegere afhankelijkheid van den abt van StT Gallen Abbaüs cefla heette, ligt in het noordoostelijkste deel van het Zwitsersche Alpenland, tusschen het Rijndal en den Thur en wordt door het kanton St. Gallen ingesloten. Het werd door de hervorming in twee onafhankelijke staten gescheiden; a. het zuidelijke Appenzell-Inner-Rhoden (d. i. streek), een schilderachtig Alpenland, welks katholieke bevolking van veeteelt leeft en nog hare aartsvaderlijk eenvoudige zeden bewaart, met de gelijknamige, op een dorp gelijkende hoofdplaats, en b. het noordelijke Appenzell-Ausser-Rhoden, waar eene zeer dichte pro-testantsche bevolking in hare industrie: katoenfabrieken, kanten, fijne mousselinen, een ruim bestaan vindt; Her is au is hier de hoofdplaats voor de mousseline-fabricatie.
III. De nieuwe en nieuwste kantons zijn zoodanig verdeeld over Fransch, üuitsch en U'elsch of ItaliaanscITltomaansch Zwitserland, dat tot elk van de eerste twee deelen er drie behooren, terwijl van de drie overige één (Grauwbunderland) ten deele Duitsche, ten deele Romaansche, één (Tessino) Italiaansche, en het derde (Wallis) voor de helft Duitsche en voor de helft Eransche bevolking heeft.
14—KJ. Van de drie kantons in Fransch Zwitserland behoort ÏCeu-ch atel tót ''(trTiiray'ljV'ir^ëTör^rvIakTe enquot;VTïa a d 11 a n d strekt zich tusschen het meer van Genève en van NeucliateI~üTfjjeyers van deze meren heeft men den voornaamsten wijnbouw van Zwitserland.
In Neuchatel wordt de hoofdstad (13000 inw.) van dien naam door hetTtTeen hoog^dal (1000 met. boven de zee) gelegen dorp Chaus-de-Fonds (20000 inw.) in bevolking en nijvere bedrijvigheid overtroffen en door Locle (10000 inw.) op zijde gestreefd; beide zijn hoofdzetels voor het maken van horloges met streng doorgevoerde verdeeling van den arbeid.
In het druivenrijke heuvelland van Waadtland, het „wijngaardenierskantonquot; of de „tuin van Zwitserland'1 genoemd, verheft zich op drie schilderachtige heuvels Lausanne (2G500 inw.), hoog boven het meer van Genève, met een der schoonste gothische kathedralen van Zwitserland en met talrijke opvoedingestichten. Het geheele noordelijke oeverland van het meer van Genève is tengevolge van het zachte klimaat en den weligen plantengroei bezet met een reeks van kleine bloeiende plaatsen, waaronder Vevay (Vevis) de belangrijkste is. Het slagveld van Granson (1476) ligt aan het zuidwestelijk einde van het meer van Neuchatel.
Het kanton Genève, bijna geheel door Fransch gebied ingesloten, na Zug
318
DJ3 NIEUWE KAKÏOXS. § 57.
het kleinste (15 vk. mijl.), tevens westelijkste van geheel Zwitserland, bevat Genève, de grootste stad van Zwitserland (47000, met de zoogenaamde buitengemeenten 68 000 inw.), gelegen waar de ilhOne uit het meer van Genève treedt, aan de opening van verscheidene aldaar uitloopende dalen. Zij heeft eene groote industrie in horloges en doet tevens in wetenschappelijke vorming niet onder voor het „geleerdequot; Zurich. Wegens de bekoorlijke ligging hy het zachte klimaat is deze stad voortdurend het pnnt van bijeenkomst voor vreemdelingen van alle natiën.
17—19. De drie nieuwe kantons van Duitsch Zwitserland worden over eene aanzienlijke uitgestrektheid door den Rijn, met inbegrip van de Boden-zee, begrensd.
Aargau omvat het gebied der samenvloeiing van alle Aar-, Heuss-, Limmat- en Rijnwateren, waarin, behalve de hoofdstad Aarau, dat de hoofdzetel der stroovlechterij is, de oudste en meest bezochte badplaats van Zwitserland, Baden, ligt, waardoor de Limmat stroomt. Op eenigen afstand van de plaats, waar de Reuss en de Limmat in de Aar vallen, liggen nog de puinhoopen van den Habsburg.
Het heuvelachtige landschap van Thurgau, dat zoo ryk is in ooft, op beide oevers van den Thur ligt en ten oosten tot aan de Bodenzee reikt, heeft aan het zoogenaamde Beneden-meer veel kasteelen, aan de Bodenzee de havens Arbon en Romanshorn, maar nergens eene stad van eenige beteeke-nis. De hoofdplaats F ran en fel d telt slechts 2900 inw.
In het kanton St. Gallen, dat zich uitstrekt van het Zuricher en Wallenstatter meer tot aan de Bodenzee en den Rijn, zijn belangrijk: a. de hoofdstad van denzelfden naam (1G500 inw.), G75 met. boven de zee, 300 met. boven de Bodenzee, door fabrieknijverheid (katoen) en door den uitvoer der fabrikaten van het kanton en van Appenzell, verder door de letterkundige schatten der omstreeks het jaar 630 door den heiligen Gallus gestichte abdij, die in 1805 opgeheven werd, doch van waar uit eens de beschaving over Zwabenland en geheel Duitschland zich verbreidde. b. Rorschach, de beste haven aan de Bodenzee, de aanzienlijkste graanmarkt van Zwitserland, met grooten doorvoerhandel tusschen Duitschland en Italië, c. Rappe rschwyl, haven aan het Zuricher meer (tegenover de hrug), een opkomende badplaats. Het bad Pfiiffers, zie bl. 270.
20—22. De drie zuidelijke en zuidoostelijke kantons behooren alle tot het Alpenland.
_Grauwbunderland, het land der grauwe [grijze], d. i. oude Roma-nen, Gnsons, het TbröngeTnêJTvan den Rijn en den Inn, in het algemeen 't aan water rijkste kanton, is het grootste (130 vk. mijlen, dus meer dan % van Zwitserland), maar tevens het geringst bevolkte, doch ethnographisch het belangrijkste van alle kantons. Dit kanton, ontstaan uit de vereeniging van drie verbonden tegen de onderdrukking van den adel, geeft door zijne ruwe contrasten in den vorm van den grond, in het klimaat, in den plan-
319
DE NIEUWE KANTONS. § 57.
tengroei, die hier 300 met. hooger stijgt dan in het overige Alpenland, een beeld van de Alpenwereld in 't klein. Vruchtbare dalen, kastanjewonden op de zuidelijke helling der Alpen wisselen af met woeste streken en 250 gletschermassa's. Van de bevolking is '/j Duitsoh, % Romaansch met verschillende dialecten, % katholiek, % protestantsch, zelfs zijn er protestant-sche Italianen. Het maakt dus geheel in 't bijzonder, zooals dit van geheel Zwitserland in het algemeen kan gezegd worden, den overgang uit van Middel- naar Zuid-Europa. De hoofdstad C h u r (curia — keizershof), in het midden van het geheele Boven-Rijndal en aan liet einde van verscheidene dalen, werd het punt van verkeer tusschen de Bodenzee en het Zuricher meer aan de eene, en het meer van Como en Maggiore over den Albfila,. Juliër, den Splugen en den Bernhardin aar. de andere zijde. Bij de tochten naar Eome was zij het laatste rustpunt der Duitsche keizers voor den toenmaals minder gemakkelijken overgang over den Splugen.
Het lang gerekte Engadin {in capite Oeni) of bovenste Tnndal, dat zich van 't zuidwesten naar 't noordoosten uitstrekt, is het bovenste deel, 1800 met. boven de zee, de hoogste bebouwde streek van Europa, met eene reeks prachtige dorpen. De mannelijke bewoners zoeken meerendeels hun bestaan door een langer verblijf in grootere steden, vooral van Noord-Duitschland, bijzonder als banketbakkers, chocoladefabrikanten enz., en keeren in latere jaren naar den geboortegrond terug. Onder de bergen, die het breede, Boven-Engadin-dal insluiten, bieden de Piz Languard (3264 met.) en de Piz Ot (3242 met.) een bij uitstek ruim vergezicht aau. Beneden-Eugadin is een nauw hoofddal met talrijke zijdalen.
Het kanton T es si no bestaat uit verscheidene, van 't noorden naar 't zuiden parallel loopende dwarsdalen, die naar het Lago Maggiore open zijn, werwaarts zij hunnen rijken waterschat uit de sterkere smelting dei-sneeuw op de zuidzijde der Alpen zenden, en loopt van de hoogte van den St. Grotthard tot in de Lombardische vlakte. De bevolking van dit hoogst schilderachtig bergland, in welks dalen het zachte klimaat den kastanjeboom en den wijnstok doet tieren, spreekt een bedorven dialect van het Ita-liaansch en zoekt veel haar bestaan in het buitenland. De zetel der regee-ring is beurtelings (om de 6 jaren) in de drie hoofdplaatsen: Bellinzona,. aan den Tessino, dat in het zuiden de Alpenwegen over den St. Got-thard en den Bernhardin beheerscht en daarom veel doorvoerhandel heeft, Locarno aan het Lago Maggiore en Lugano aan het Luganer meer.
Wallis, of het aan alle zijden door de hoogste bergmuren bijna geheel afgesloten Boven-Rhönedal, het grootste lengtedal van Zwitserland, 20 mijlen lang, reikt met zijne zijdalen tot aan de kamhoogte der Penninische en Berner Alpen, heeft na Grauwbunderland de grootste tegenstellingen in klimaat, plantengroei en bevolking. Tropische warmte (tot 33°) en noord-sche koude liggen maar weinige uren van elkander; uitmuntende wijnen en zelfs zuidvruchten gedijen aan den voet van die berghoogten, welke met
320
BELGlë. § 58.
de vreeselijkste gletscliers (in 't geheel 130) en uitgestrektste sneeuwvelden bedekt zijn. In dit zuidwestelijkste deel van Zwitserland Eecft men de lioogste bergtoppen: Monte Rosa (bl. 249), de Mischabelhomer (4554 met.), Tiiscbliorn (4498 met.), Weisshorn (4512 mét.), quot;SlatterEorn (4482 met.) enz. De bevolking'in Ópper-Wallis spréékt Düit^B~diéquot;in1 Nédér-WsBii eén soort van Fransch. De hoofdplaats Sitten of Sion, aan het kleine riviertje Sitter of (Eomaansch) Sionne, in de nabijheid der Ehóne, aan den voet der groote, met 3 kasteelen bezette dubbelrots; bij Brieg begmt cle'Sim-plonweg, de oudste onder de groote kunstwegen, die over de Alpen leiden; zijn hoogste punt is 2005 met. Napoleon I besteedde eene som van IT mill, francs om in 6 jaren (1801—1806) dezen weg te voltooien. Het quot;Vispdal leidt naar den Gom er graat, die zoo druk bezocht wordt wegens het goede uitzicht op de gletscherwereld van den Monte Rose. Het bad Leuk (Fransch: Louèche) ligt in een hoogeu bergketel aan den zuidelijken voet van den Gemmipas.
BELGIË.
Gr e o gr a p his ch e stelling.
België, ofschoon eerst sedert 1831 een zelfstandige staat, heeft toch onder eene vreemde heerschappij van bijna 2000 jaren zijn eigendommelijk karakter bewaard. Het is het derde land, waarin het Germaausch en Romaansch element met elkander in aanraking komen. Maar terwijl beide elementen in Frankrijk zich vermengd hebben, in Zwitserland daarentegen gescheiden zijn gebleven, schijnt in België de strijd tusschen hen nog niet beslist te wezen. Want nadat het Fransch element zoo overwegend is geworden, dat evenals in Fransch Zwiterland eene reeks van Belgische steden bij hare oude Germaansehe namen ook nog Fransche dragen en de Fransche taal door de hoogere standen en voor officieel gebruik aangenomen is, heeft men in den jongsten tijd eene reactie van het Germaansehe tegen het Romaan-sche zien ontstaan, die bijzonder zichtbaar is in de vereenigingen, opgericht om aan de VI aam se he letterkunde weder een nieuw leven te schenken. Evenals Zwitserland den overgang uitmaakt van Duitschland naar Italië, Denemarken naar het Skandinavische noorden, is België, dat zoowel door de historische herinneringen als door handelsbelangen met de beide grootere naburige landen verbonden is, niet alleen de sleutel van liet noordelijk gedeelte van Frankrijk, maar werd in den jongsten tijd ook een voornaam verbindingspunt met de zee, en vooral een land, waardoor de weg ging naar Groot-Brittanje. Ook heeft België, gelijk Zwitserland in het midden van drie groote volkeren gelegen, behalve zijne beteekenis voor den
rÜTZ, VERGEL. AAKDR. 21
321
322 GRONDSGESTELDHEID EX quot;WATEKEN VAN BELGlë. § 58.
handel en de industrie, nog eene historische gekregen, daar het bij voorkeur het tooneel der groote veldslagen is geworden tusschen Duitschers, Fran-schen en Engelschen — een „Lombardije van het noordenquot;.
Jj r ondsg_es t o 1 dhe icl en wateren.__
Tusschen Frankrijk, Duitschland, Nederland en do Noordzee gelogen, hoeft Bolgiö alleen eene bijna 10 mijlen lange natuurlijke grens in zijne kustlinie. Het noordelijke deel is eene golvende vlakte, die ten deele uit broekgrond, ton deelo uit eeno zandige, veenachtige heide bestaaf^Jiet onvruchtbare Kempenland of Campine', aan de Ne-derlandsche grenzen. Het zuidelijke en oostelijke deel behoort tot de noordelijke en westelijke holling der Ardennen, die zich langs do Maas uitstrekken; het westelijke is eene bij uitstek vruchtbare volkomene vlakte. De Noordzeekust is rijk mot duinen bezel. Tusschen Maas en Sambre ligt eene moerassige vlakte, hot Veen of Fanye genaamd.
België wordt niet besproeid door ééne hoofdrivier van Middel-Europa; het heeft slechts ééne kustrivier, de Schelde, en ééne zijrivier van den Bijn, do Maas. Van beide bezit het noch den bovenloop, noch de monding. Intusschen is de Schelde (bl. 293), door het ver indringen van den vloed en door het kanaalstelsel, dat van haar uitgaat, van meer betoekenis voor de binnen- en buitenvaart, dan de tot Belgiii behoorendo middelloop der Maas, welke evenals die der Schelde over de geheele uitgestrektheid binnen het rijk bevaarbaar is. Een op zich zelf staand stelsel vormt do User, die uit Frankrijk komt, bij Nieuwpoort in de Noordzee valt en over eene aanzienlijke lengte bevaarbaar is. Andere rivieren, zie bl. 294.
De geringe bevaarbaarheid der vele, doch kleine rivieren heeft aanleiding gegeven tot het graven van meer dan 30 kanalen, waardoor België doorsneden wordt, en tot den aanleg van veel kunstwegen.
Het hoofdverkeer heeft tegenwoordig nochtans plaats langs het bijzonder dichte spoorwegnet, waarvan Brussel, Gent en Mochelen de voornaamste kruispunten zijn.
B ev ok i n g.
Onder alle grootere en middelmatige staten van Europa heeft België de sterkste betrekkelijke bevolking (9975 op 1 vk. mijl);
BEVOLKING VAN BELGlë. § 58.
liet verschil tussclien de industriëele gewesten en het zuidoostelijk Ardennengebied is zeer aanzienlijk. In Oost-Vlaanderen wonen 15820, in Brabant 15635,in Henegouwen 13 911, in Luxemburg daarentegen slechts 2575 op 1 vk. mijl. Belgiü heeft 4 steden met meer dan 100 000 inwoners en is een land van net gebouwde steden en dorpen. Het leven in de stad schijnt de bevolking zeer toe te lachen, want in 1856 was bijna elke derde Belg een stedeling.
Volgens afstamming zijn % der bewoners van Germaanschen, 1/a (Pran-schen en Walen') van Romaanschen oorsprong; gene spreken Vlaamsdi en Nederlamlsoh, deze Waalscli-Fransch; de eersten bewonen de vlakte, de laatsten het heuvelland, zoodat zij gescheiden worden door eene lijn, die van Meenen naar Tongeren loopt 1). De katholieke godsdienst is^ bijna uitsluitend de heerschende — België heeft velerhande bronnen van welvaart. De landbouw is zeer winstgevend, kan echter niet in de behoefte voorzien, ofschoon '/t der bevolking zich hieraan wijdt. Er is veel en uitstekende veeteelt, in rundvee, paarden, schapen, varkens, en in sommige streken ook in gevogelte. De nijverheid is ze.er ontwikkeld. In de vlakte heeft men katoen- en linnenweverijen; in liet Kèuvelland'ïoïwlt dé 'BevölHng zich bezig met het delven van minerale schatten, vooral ijzer en steenkolen 2), die langs de Haine, Sambre en Haas gevonden worden. De handel neemt steeds toe en wordt hoofdzakelijk te land gedreven. De hoogst werkzame en bedrijvige bevolking heeft het land „tot een der voornaamste werkplaatsen van het Europeesch continentquot; gemaakt en kan in de meeste takken der technische cultuur met Engeland wedijveren. Deze buitengewone industriëele bedrijvigheid heeft aanleiding gegeven tot den bloei van grootere en kleinere steden, die men nergens op het Europeesche vastland in zulk een aantal samengedrongen vindt. Voor het hooger onderwijs zijn er vier universiteiten: twee rijks-iustellingen. Gent en Luik en twee die door bijzondere bijdragen worden gesteund, Brussel en Leuven, welke laatste ongeveer 1100 studenten telt. Sedert België een zelfstandige staat is geworden, hebben ook de kunsten, vooral de schilderkunst, eene nieuwe vlucht genomen. Eene nieuwe Belgische school neemt de groote inlandsche meesters van de in de 15de en weder in de 17de eeuw bloeiende Vlaamsch-Bra-bantsche school tot voorbeeld. De hoofdkerken, raadhuizen en museums te Brussel, Antwerpen, Gent, Leuven, Brugge zijn als zoo vele getuigen van
323
21*
STAATSREGELING VAN BELGlë. § 58.
den vorigen bloei der bouw- en schilderkunst. — De staatregeling is beperkt monarchaal; voor de wetgeving is de toestemming der beide kamers (der senatoren en der volksvertegenwoordigers) noodig. Nergens vindt men op eene zoo beperkte ruimte eene zoo dichte rij vestingen van den eersten (Antwerpen, Namen, Bergen, Luik) en tweeden rang (12) als in Belgie en in het daaraan grenzende noordelijk Frankrijk.
Vordecling en topographic.
_I. Vlaamsch België bevat vijf provinciën:
1 .__en_J^ jn de beide Vlaanderen, of Oost- en West-Vlaanderen, vindt men bijna % der bevolking van den geheelen staat, wegens de uitnemende bebouwing van den grond, die door de volhardende vlijt der bewoners uit moerassen en wouden tot een tuin geworden is. en tegelijker tijd wegens de talryke groote fabrieksteden. Onder deze bekleeden Gent {Gaud, aan de Schelde, 130000 inw.) en Brugge (50000 inw.) nog steeds den eersten rang,_öïscEöon beTde, doch vooral Brugge, slechts eene schaduw behouden hebben van hare voormalige grootheid en beteekenis.
Gent telde eens (omstreeks 1400) 250 000 imv., waaronder 40 000 wolwevers, en bracht 80 000 gewapende manschappen in 't veld; het was nog een der groot-ste en bevolktste steden van Europa onder Karei V, die tot zijne tegenpartij, Frans I, zeide: „je mettrai votre Paris dans rnon Gant.quot; Haar nieuwe bloei dag-teekent van den aanleg der eerste katoenspinnerij in 1803. Tegenwoordig ver-schaft een kanaal langs Sas van Gent naar de AVester-Schelde haar de voordeden eener zeehaven. — Brugge was vóór de verzanding der golf in de 14de eeuw de zeehaven voor de Belgische fabriekplaatsen, evenals Liverpool het thans is voor Manchester. Hier lag het middelpunt van den wereldhandel aan de zeezijde van Europa, maar ook tevens het wisselpunt van den binnenhandel tnsschen Italië en het noorden van Europa, waar Venetianen de producten van het oosten tegen de voortbrengselen van natuur en kunst uit het noorden verruilden. Het glansrijkst was het in de 15de eeuw als residentie der hertogen van Bourgondië, toen er 200 000 inwoners waren.
Tegenwoordig is de vesting O sten de (17500 inw.) de eenige aanzienlijke haven van België die onmiddellijk aan zee ligt. Zij is tevens bekend als badplaats. Ypern (eens 200 000'!' thans 17000 inw.) heeft het minst zijne vroegere industriëele grootheid (lakenweverij) behouden. De vesting Kortriik iConrtrai/, 27 000 inw.) is eene aanzienlijke Jhandelsplaats voor linnen en kanten. In het land van Waes, of liet noordoostelijke deel der provincie, zijn St. Nicolaas (25000 inw.) en Lokeren (18000 inw.) belangrijïïê falsriekplaatsen, de eerste voor katoen en linnen, de andere ook bovendien nog voor wollen artikelen._N i eu w po or t (slag 1600), eene zeeplaats. Dender monde, aan de uitwatering der Dender in dë Sclielde, katoen- en linnen-industrie.
3. De provincie Antwerpen {Aiioers) bestaat grootendeels uit heide
324
VERDEELING EN TOPOGRAPIIIE VAN BELGlë. § 58.
qf de zoogra. De quot;hoofdstad van denzelfden naam ligt
aan de Schelde. Ten tijde van Karei V had zij 200000, thans 145 00Öinw.; maar toch is zij de eerste stad van België als haven- en wapenplaats. Met behulp van den vloed kunnen de zeeschepen hier binnenkomen. Ook bloeit zij door kunst, b. v. in hare kathedraal en museum, en door wetenschap {academie des sciences).
Antwerpen (met de oudste beurs in Europa) trad na den achteruitgang van Brugge in de plaats daarvan als de stapelplaats der producten van Indic en Amerika voor het noorden van Europa, maar bloeide nochtans slechts korten tijd, want het langdurig beleg door Alexander Faruese en de sluiting der Schelde tengevolge van den Wcstfaalschen vrede had zijn verval, en dit de opkomst van Amsterdam tot gevolg. Het aanleggen van drie^jjroote havenbassins, waarvan twee door Napoleon, en de spoorverbinding met T)iutschland, waardoor Antwerpen op nieuw cene Duitsche haven werd, waren niet in staat, het verlies van de vroegere grootheid te vergoeden, en zulks te minder, daar intusschcn Groot-Brittanje den wereldhandel tot zich getrokken had en Vlissingen nu begint mede te dingeu.
Mechelen {Malines, 89000 inw.), aan de Dijle, is het vereenigings-pnnlTvanTiet Belgisclie spoorwegnet, zonder dat deze stad evenwel aan het groote verkeer, hetwelk hier langs plaats heeft, in eenig opzicht veel deelneemt. Turnhout, niet ver van de Nederlandsche grenzen, in het Kempenland, waar de bevolking veel doet in bijenteelt; in de nabijheid Geel, waar veel krankzinnigen verpleegd worden.
4. De provincie Brabant, na Oost-Vlaanderen het dichtst bevolkt, bevat de hoofdstad Brussel (183000, met de 8 aangrenzende gemeenten 3780ÖÖ inw.), de universiteitstad Leuven {Louoain, aan de Dijle, thans 32500 inw.), eertijds aanzienlijk door lakenfabrieken, en in het zuidelijke, reeds Fransche deel der provincie het slagveld van quot;Waterloo (1815).
Brussel, aan de_SfipnR, ^nowpl op de grens van het heuvelland en de vlakte, als op taalgrens van het Fransch en het yiaamscK, isUs h¥t .nsxe'ccnquot;ethnógra-phisch beeld van België ia het klein. In de bovenstad, waar de residentie van den koning, de zetel der kamers en der hoogste overheidspersonen is, wordt Fransch, in de benedenstad, waar zich het drukste verkeer in handel en nijverheid, vooral in de wereldberoemde kanten heeft gevestigd, Vlaamsch en Waalsch gesproken. — In de nabijheid La eken, met een buitenverblijf des konings,
5. Belgisch-Limburg met de hoofdplaats Hasselt, aan de Demer, het „Belgisch Schiedamquot;, Tongeren en St. Truijen {SI. Trond).
II. Fransch-Waalsch België.
6. Henegon wen, aldus genoemd naar het riviertje de Henne, heeft in het noordwestelijk deel nog Vlaamsche bevolking, met de steden: a. Mo n s (Vlaamsch: Bergen, 24500 inw.) in het midden der rijkste steenkolen-mijuen; b. Charleroi, aan de Sambre, de jongste Belgische stad, door
325
VEKDEELING EN TOPOGEAPIIIE VAN BELGlë. § 58.
Karei II gesticht en naar liem genoemd, is omgeven door steenkolenlagen, ijzermijnen en glasblazerijen; e. Doornik {Tournay, 32 000 inw.), aan de Schelde, een der oudste steden des lands, beroemd om zijne tapijtweverijen. Onder alle Belgische streken met steenkolenlagen zijn die van Henegouwen het rijkst, daar zij alleen 4/5 der steenkolen van den staat bevatten.
7. Namen {Namur) met de versterkte hoofdstad van denzelfden naam (26500 inw.), waarbij de Sambre in de Maas valt. In de nabijheid veel marmergroeven en ijzer-en steenkolenmijnen. Dinant, aan de Maas, met groeven van zwart marmer in den omtrek. Slagveld van Ligny f1815).
8. Luik {Liegé), in het hoogst aangename en liefelijke gedeelte van het centraalgebied der Maas, met gelijknamige hoofdplaats (116000 inw.) en. bij de uitwatering der Ourthe. De bevolking houdt zich hoofdzakelijk bezig in kolen- en ijzermijnen, en met de bewerking van het ijzer, in het bijzonder voor wapenen, geschut en machines. Vooral bestaat Se rain g, aan de Maas, uit eene vereeniging van kolenmijnen, ijzergieterijen en werktuig-fabrieken. Hier kan men een volkomen overzicht van de kunstvlijt op het vastland verkrijgen. Verviers (39600 inw.) is als lakenfabriek eene der eerste plaatsen van Europa; de bewoners zijn of lakenfabrikanten óf hunne werklieden; Spa, een, vooral in de 18de eeuw, bekende badplaats. Chand-font aine, met warme gezondheidsbronnen.
9. Belgisch Luxemburg, op het plateau der Ardennen, met de steden Arlon en Bouillon; het heeft de grootste Duitsch sprekende bevolking onder alle Belgische provinciën (25000 Duitschers).
DE NEDERLANDENquot;.
Een krachtige Germaansche volksstam heeft na een onafgebroken strijd van bijna twee duizend jaren door het aanleggen van kanalen, dijken en sluizen het mondingsgebied van Rijn, Maas en Schelde uit eene moerassige woestenij in een weligen bodem herschapen en er een land van gemaakt, waar de landbouw en vooral de veeteelt tot een verbazend hooge ontwikkeling is gestegen. Een door natuur en kunst wonderlijk ineengevlochten hydro-graphisch net van inhammen der zee en van stroomlijnen brengt het binnenland zoo veelvuldig met de zee in aanraking, dat een groot gedeelte des lands als het ware ééne haven schijnt te zijn. Veel moeite en inspanning kostte het om dat tal van eilanden, met aan- en omliggenden alluvia-len grond, waaraan zich streken sluiten, die door uitgestrekte veengronden en moerassen gemakkelgk verdedigd worden, gedeeltelijk aan de zee, gedeeltelijk aan de rivieren te ontwoekeren. Door dezen zegevierenden strijd met de elementen en de natuur van den geboortegrond krachtig geworden,
326
NEDERLAND. LIGGING. HORIZONTALE VORM. § 59. 327
maakte de bevolking van de oceanische ligging des lands en bet bezit der mondingen van drie bevaarbare rivieren gebruik tot eene •svinstge-vend vrachtvaart tusschen het noorden, westen en zuiden van Europa; later tot den tusschenhandel tusschen bare koloniën en de Middel-Europee-sche staten, die geen koloniën bezitten. Handelsgrootheid, rijkdom, eene belangrijke politieke stelling openden daarom in vroegere tijden voor de Nederlanden een wijd veld. Als koloniaalmogendbeid was Nederland in de ITde eeuw de mededinger van het tegenoverliggende eilandenrijk, wer-waarts het een brug is van het continent; het bereikte een hoogen trap van welvaart, die nog bijna overal is op te merken, zoowel in de bebouwing van den grond als in de woningen der menschen.
Ligging.
Het. koninkrijk der Nederlanden bestaat uit twee deelcn, dio noclitans een ondeelbaar geheel vormen: Nederland en liet hertogdom Limburg, dat zich in het zuidoosten onmiddellijk aan het grootste deel aansluit, terwijl nog door personeele unie met dit rijk verbonden is het geheel afgescheiden liggende groothertogdom Luxemburg. Nederland heeft alleen aan de beide zeezijden natuurlijke grenzen, terwijl het in 't oosten en zuiden aan Pruisen en België paalt. — Het Nederlandsch gedeelte van Luxemburg wordt ingesloten door Fransch, Pruisisch en Belgisch, gebied.
Horizontale vorm.
Zijne grootste lengte, van 't noorden naar 't zuiden, bedraagt ongeveer 40 mijlen, de breedte niet meer dan 36, zoodat het slechts 594,55 vk. mijlen beslaat. Laat men de smalle strook van Limburg buiten rekening, dan krijgt men ongeveer een vierhoek. Door de aanzienlijke insnijding van de Zuiderzee, de Lauwerzee en den Dollart, die bijna overal door zware dijken belet worden verder in het binnenland te dringen, wordt de kustlengte belangrijk vermeerderd en de toegankelijkheid van den zeekant niet weinig bevorderd. Dit is van des te meer gewicht, omdat aan do westkust, van de noordelijkste punt van Noord-Holland, den Helder, tot aan do mondingen der Maas, een lange rij duinen, die alleen bij Petten en op Walcheren wordt afgebroken, het land van dezen kant bijna ongenaakbaar maakt. Vergeleken met België zijn de kusten van Nederland ruim 12 maal sterker ontwikkeld.
328 VERTICALE VORM VAN NEDERLAND. § 59.
want dekustlengte is 110 mijlon, dus 1 mijl op 5,4 vk. mijl. Om die reden heeft dan ook het volk in den tijd van zijn hoogsten bloei (17 de eeuw) meer door heldendaden ter zee dan te land uitgeblonken.
De provincie Noord-Holland steekt naar het noorden schiereilandvormig met een hoek ia de Noordzee uit. De stormen uit het noordoosten, die van den kant van Jutland en Skandinavië komen, bestrijken de noordelijke provinciën, die uit het noorden en noordwesten hollen even ongehinderd over de zee langs de Schotsche en Engelsche kusten op Nederland los. Ook voor den ruwen oostenwind van de zijde van Duitschland ligt Nederland open, en maakt dus in dit opzicht een contrast met het naburige België, dat van dien kant meer verborgen en beschermd ligt achter de armen van het Ardenner-woud.
De eilandvorming is vrij aanzienlijk; behalve die door de aanslibbingen der rivieren en hare mondingen gevormd zijn en óf Zeeuwsche (zie bl. 342), of Zuid-Hollandsche (zie bl. 343) genoemd worden, heeft men ten noorden van Nederland eene reeks eilanden : Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog, Kottum, waardoor de richting der voormalige kust van het vasteland wordt aangegeven en die door de inwerkingen der zee werden afgescheurd. De strook der zee tusschen deze eilanden en de Friesche noordkust heet Wadden en is zeer ondiep. Ameland is sedert eenigen tijd door een dijk met den Frieschen wal verbonden. In de Zuiderzee liggen, als overblijfselen van het in de 13de eeuw verzwolgen land: Wieringen, Marken, Urk en Schokland.
Verticale vorm.
Dit laagste, westelijkste gedeelte van de Neder-Eynsche laagvlakte, die een deel uitmaakt van de groote Germaansche vlakte, welke op hare beurt weder in 't oosten verbonden is met de Pool-sche en Russische steppen, wordt aan de westzijde tegen de zee beschut door duinen. De vorm van laagland is in Nederland zoo overwegend, dat bij eene doorbraak der beschermende duinen een groot gedeelte van het land onder water zou gezet worden. Toch onderscheidt men er, daar het tevens gelegen is aan den voet van het Duitsche bergland, twee terrassen : een oostelijk en een westelijk, die echter zeer weinig (ruim 10 met.) in hoogte Terschillen. Elk dezer terrassen laat zich weder splitsen in twee
VEETIC. VORM EN RIVIEREN VAN NEDERLAND. § 59. 329
vlakten, die door de Utreelitsche en de Veluwsche heuvels van geringe hoogte gescheiden worden.
Tot het eerste terras, dat uit aangespoelden grond {alluvium') bestaat, behoort Zeeland, Zuid- en Noord-Holland met eenige westelijke deelen van Noord-Brabant, het westelijke en noordelijke deel van Friesland en het grootste gedeelte van Groningen. Dit terras bestaat grootendeels uit vruchtbare zeeklei en kostbare rivierklei, die afgewisseld wordt door lage venen; het ligt van 0 tot 1 Ned. el boven den spiegel der zee, terwijl de droog gemaakte meren en bedijkte polders gewoonlijk gelijk of zelfs 5 met. en meer daar beneden liggen. Door droogmaking nemen de meren en plassen in aantal en uitgebreidheid af.
Het tweede terras, of de uit zandgronden {diluvium) bestaande streek, wordt gevormd door het midden van Noord-Brabant, het westelijk deel van Gelderland, het oosten van Utrecht, verder een groot gedeelte van Over-ijsel of de strook tusschon Zwolle en Hengelo, eene zuidelyke, westelijke en noordelijke strook van Drente en het zuidoostelijk gedeelte van Friesland. De overblijvende gedeelten worden ingenomen door de ITtrecht-sche, Veluwsche en Drentsche hoogten, waarvan de toppen zich tot ongeveer 115 met. boven de zee verheffen en aan die streken een golvend aanzien geven. In het zuiden van Limburg heeft men de voortzetting der Belgische Ardennen of Hooge Venen, die op Limburgsche gren. zen nog 215 met. hoog zijn en verder grootendeels op den rechteroever al dalende met de 3Iaas evenwijdig loopen tot ongeveer op de grenzen van Gelderland. Wegens de weinige tertiaire gronden in ons land, die men alleen in het oosten van Gelderland en Overijsel en in het zuidoosten van Limburg aantreft, is de bodem arm aan mineralen; echter wordt dit gebrek eenigermate vergoed door de vele venen, die, na hun tol aan brandstoifen betaald te hebben, veelal bebouwbaar gemaakt worden 1).
De duinen, of bijna de onafgebroken rij zandheuvels langs de Noordzeekusten, bereiken een hoogte van 10 met. en ziju in Zuid-Holland op sommige plaatsen van 1 tot 2 uur breed. Zijn zij een bescherming voor de woede der golven, zij bedreigen intusscheu ook het binnenlaudsche vruchtbare bouwland met verstuiving. Bij Haarlem bereiken zij eene hoogte van 50 tot 00 meter.
Rivieren, zie bl. 276; wateren:
De Zuiderzee, die zich als een bekken der Noordzee van het noorden naar 't zuiden uitstrekt en op hare 70 vk. mijlen groote uitgestrektheid veel ondiepten en verzandingen heeft; de Lauwerzee, waarvan in de 3 laatste jaren een belangrijkdeel is vermeesterd, en welker geheele inpoldering wordt tegemoet gezien; de Dollart, in de 13de eeuw ontstaan, wordt langzamer-
1) Zie Dr. Staring, de bodem van Nederland.
330 KLIMAAT, PLAXTENGE.OEI ES BEVOLK.. VAX KEDERL. § 59.
hand kleiner door indijkingen; van het IJ, een voormalige inham van de Zuiderzee, is slechts dat gedeelte overgebleven, hetwelk noodig was om met zijne voortzetting, het kanaal door Holland op zijn smalst, Amsterdam onmiddellijk in gemeenschap met de Noordzee te brengen; de Biesbosch, tnsschen Geertruidenberg en Dordrecht, in de 15de eeuw door overstrooming ontstaan, heeft thans moerassige eilanden, die veel biezen en riet opleveren, lieren en plassen treft men vooral in Friesland en Zuid-Holland veel aan.
Klimaat en plantengroei.
Door de menigvuldige aanraking met de zee, de vele rivieren, kanalen en vaarten is de luchtsgesteldheid zeer veranderlijk, nochtans niet ongezond ; de hoogere streken worden zelfs voor gezond gehouden. Ofschoon het klimaat zeer gematigd is, is het toch reeds veel kouder dan in het zoo naburige België, zoodat daar dan ook de plantengroei veel rijker is dan bij ons. De tuin- en akkerbouw brengt in België eene menigte boomen en gewassen voort, die het klimaat in Nederland niet meer verdragen kunnen. Toch is onze bodem wegens de wijze waarop hij ontstaan is uitmuntend geschikt voor veeteelt en landbouw. Alle graansoorten tieren welig, boomvruchten kunnen zelfs nog in grootehoeveelheid uitgevoerd worden. Maar al is de natuur in sommige opzichten karig, de werkzaamheid der bewoners wordt des te grooter; zelfs de minder vruchtbare hoogten zullen wellicht niet lang meer ongebruikt blijven liggen, maar langzamerhand dienstbaar gemaakt worden aan het onderhoud van den mensch.
Bevolking.
Al overtreft Nederland zijn zuidelijken nabuur in oppervlakte, het moet voor hom onderdoen in absolute bevolking (3*/5 mill.) en bijgevolg nog meer in relatieve (634:5 op 1 vk. mijl); toch behoort het nog altijd tot de dichtst bewoonde landen van Europa, ofschoon een vijfde van den grond niet bebouwd is en daarvoor ook minder geschikt schijnt.
Bij eene vergelijking der dichtheid van bevolking in de onderscheidene provinciën ontwaart men een in 't oogloopend verschil tusschen de westelijke en de oostelijke, terwijl de noordelijke en de zuidelijke tamelijk wel overeenkomen; zoo heeft Zuid-Holland, als de dichtstbevolkte provincie, ruim 13 370 inwoners op de vk. mijl, terwijl Drente maar tot een getal van 2290 kan komen. Groningen telt 5653 zielen per vk. mijl en Limburg 575Ö.
Naar afstamming kan de bevolking van Nederland gevoegelijk in drie hoofdtakken verdeeld worden, die bijna geheel tot den Germaan-schen stam behooren. De Hollandsche tak, met eenige Vlamingen in Limburg, Noord-Brabant en Zeeland, is verreweg het sterkst; den Duit-sch en tak vindt men in het grootste deel van Gelderland en de aan Duitsch-
HOOFDBRONNEN VAN BESTAAN. § 59. 331
laud grenzende streken; de Friezen bewonen de kustlanden tusschea de Zuiderzee en den Dollartof de provinciën Friesland, Groningen en de daartoe behoorende eilanden.— Tot den Romaansehen stambehooren een klein getal Walen in Limburg. De Semitische stam bestaat alleen uit Joden (68 000).
Door de overgroote meerderheid wordt de Neder-Duitsche tongval gebezigd, die zich tot eens bijzondere schrijftaal met eene eigene, rijke letterkunde in het Nederlandsch heeft verheven. De Friezen eu de Vlaamsche bevolking hebben voor een groot deel hun eigenaardig dialect behouden.
Minder overwegend dan de Hollandsche tak is de protestantsche godsdienst, die slechts door % der bevolking (2 '/5 mill.) beleden wordt; het meerendeel der overige bevolking behoort tot de katholieke kerk (1% mill.), die in Noord-Brabant en Limburg de overhand heeft. Met België vergeleken heeft dus Nederland meer eenheid in afkomst, doch minder eenheid in den godsdienst der bewoners.
De leiding der zaken voor de Hervormde kerk is in handen eener Algeraeene Synode. De katholieke bevolking behoort tot het enkele aartsbisdom. Utrecht, waaraan 4 bisdommen ondergeschikt zijn: Haarlem, 's Bosch, Breda, Roermond.
HooFdbrennen van bestaan.
Hiertoe behooren vooral handel en scheepvaart, die door de ligging van het land aan de zee, door den rijkdom aan binnenwateren zeer sterk in de hand gewerkt wordt; visscherij, die hoofdzakelijk in haringvisscherij op de Engelsche en Schotsche kust veel handen bezighoudt in de westelijke of aan zee gelegen provinciën; veeteelt en wat daarmede verbonden is; boter- en kaasbereiding in de daartoe vooral geschikte broeklanden van- Friesland, Noord- en Zuid-Holland, en de landbouw in Zeeland en de oostelijke provinciën. Het fabriekwezen kan wel niet die hooge vlucht nemen als in België, omdat er te weinig steenkolen en ijzer gevonden worden, maar het houdt toch nog duizenden handen bezig en is in den jongsten tijd zeer vooruitgegaan. De voornaamste tak van industrie is de scheepsbouw eu het vervaardigen van allerlei scheepsbenoodigdheden.
Sedert de laatste jaren heeft zich de nijverheid sterk ontwikkeld en kau de Nederlander in menig opzicht met het buitenland wedijveren. Eigenlijke fabrieks-oorden telt men er twee: Tilburg met omliggende plaatsen en Twente. De voornaamste bedrijven in Nederland staan met handel en scheepvaart in betrekking eu zijn: manufacturen in Noord-Brabant, te Tilburg, Eindhoven, Helmond, de Jleierij van 's Hertogenbosch; 1 a k e n te Leiden en Tilburg; 1 i n n e n s en d a m a s t in Gelderland, vooral in de omstreken van Zutphen, in die van Helmond, Boxtel, Vechel en Zeelst bij Eindhoven; calic 0tw everij e n te Almelo, Euscbede, Deventer; tapijten te Hilversum, Amersfoort, Deventer, Delft; 10 uwslage rij en te Dordrecht, Brielle, Edam, Enkhuizen, in Overijsel en Groningen; papier in
HANDEL VAN NEDERLAND. § 59.
Gelderland op de Veluwe, inde Zaanstreken en in Limburg; leerlooier ij en te Groningen, Zutfen, Nijmegen en vooral aan de Langstraat in Noord-Brabant; scheepsbouw in Zuid-Holland, te Rotterdam, Schiedam, Delfshaven, Dordrecht, in Noord-Holland, Zeeland, l'riejland; metaal- en we r ktu igfa bri ek en in Amsterdam, 's Hage, Deventer, Feienoord en vele andere plaatsen; ijzerhutten te Keppel, Ter Borg, Ulft, Deventer; steen- en pannen bakker ij en langs de rivieren in alle provinciën; suikerraffinaderijen te Amsterdam en Rotterdam ; b rand e rij en in Zuid-Holland te Schiedam, Delft, Delfshaven ; meekrapbereiding in Zeeland, Noord-Brabant en op de Zuid-Hollandsche eilanden; diamantslijperijen te Amsterdam; pijpenfabrieken in Gouda; aardewerkfabrieken in Maastricht, Gouda en Delft.
De groothandel van Nederland, die in 1876 met eene vloot van 1835 scliepen, metende 515000 ton, gedreven werd,, heeft zich vooral in Amsterdam, Rotterdam en Dordrecht gevestigd, en bestaat hoofdzakelijk in den verkoop der voortbrengselen nit de koloniën aan de staten van Middel-Europa, welke geen koloniën bezitten, terwijl Engeland tevens de producten van zijn ontzaglijke kunstvlijt verruilt tegen voortbrengselen, waaraan zijne dichte bevolking zoo zeer behoefte heeft. Deze omvangrijke tusschenhandel van Nederland wordt buitengemeen begunstigd door de ligging des lands aan de mondingsarmen van het Rij ngebied, waardoor het een brug tusschen Duitsch-land en Engeland wordt. De handel in koloniale waren wordt vooral door tnsschenkomst der in 1824 opgerichte Nederlandsche Handelmaatschap-pij gedreven, die de bevordering van nationalen handel, scheepvaart enz., in één woord, van alle takken van bestaan beoogt. In 1874 werd aan goederen voor 64 mill, nit- en voor 80 mill, ingevoerd. De maatschappij wordt bestuurd door een te Amsterdam gevestigde directie en heeft een agentschap te Rotterdam, een bestuur te Dordrecht, Middelburg en Schiedam, met nog eene onderafdeeling te Batavia.
Voorden binnenlandschen handel, dieniet aan enkele steden of plaatsen gebonden is, zijn de vele bevaarbare rivieren, zooals Rijn, Maas IJsel, enz. door een tal van vaarten en kanalen verbonden, zoodat de bewoners van het noorden en zuiden elkander hunne producten gemakkeli|k kunnen doen toekomen. Door stoombooten en spoorlijnen zijn de gewone middelen van gemeenschap in de laatste 25 jaar veel vermeerderd en verbeterd.
Onder de vaarten en kanalen zijn de voornaamste; het N o ord-Ho 1 landsche kanaal. Holland op zijn smalst, de Nieuwe Waterweg (aan den. Hoek van Holland), de Vaartsche Rijn of een gedeelte van de voor Amsterdam zoo belangrijke Keulsche Vaart, de verbinding tusschen Leken Rijn (Vreeswijk-Utrecht), het Z ed eri k-ka n aa 1, waardgorLek en Merwede verbonden zijn, tusschen Vianeu en Gorcum, het Voornsche kanaal, het Spui (beide in Zuid-Holland), de Noord-Willemsvaart (Groningen—Assen), Willemsvaart, die het Zwarte Water verbindt met den IJsel, Zuid-Willemsvaart
332
SPOORLIJNEN. § 59.
('s Bosch—Maastricht), Smilder-vaart (Meppel—Assen), 't Oranj e-kanaal, Dedemsvaart (Hasselt, Gramsbergen, Koevorden), Hoogeveensche vaart (Meppel—Hoogeveen), kanaal Zwolle—Almelo—Deventer, Li chtmis (verbinding van Dedemsvaart, Vecht en Zwarte water). Grift en Dierensche kanaal (Velnwe), kanaal van Ter-Neuzen, kanaal van Zuii-Bc-veland, het kanaal van Vlissingen langs Middelburg naar Veere, behalve nog een aantal in Friesland en Groningen, waar zij de gemeenschap tusschen de verschillende plaatsen onderhouden.
Spoorwegen loopen in Nederland over 1G00 Nederlandsche mijlen, waarvan 988 van den staat. Zij bestaan hoofdzakelijk uit de volgende lijnen, met Utrecht als centrum der spoorbanen:
Van Utrecht gaat een lijn naar 't zuiden over Kuilenburg, Bommel, 's Bosch, Boxtel, als kruispunt: a. Zuidwaarts over Eindhoven, Helmond, Venlo, Roermond naar Maastricht. Een zijtak loopt van Eindhoven naar Hasselt en Luik, een tweede van Venlo naar Viersen en Kempen en noordwaarts naar quot;SVesel. Van Maastricht gaat zij verder in 3 richtingen; naar Aken, naar Luik en naar Hasselt, h. Westwaarts over Tilburg en Breda, Moerdijk en Dordrecht naar Rotterdam. — De verbinding tusschen dit en het Zeeuwsche gedeelte van het zuidernet heeft van Breda en van Moerdijk uit plaats door een gedeelte van den Grand-Central-Belge. — Van Roosendaal loopt de staatslijn verder over Bergen op Zoom langs Goes, Middelburg tot Vlissingen.
In 't noorden is Zwolle een belangrijk kruispunt iu dit gedeelte van het net. Van daar gaat de lijn uit: a. Noordwaarts tot Meppel, waar zij zich splitst in één tak over Assen naar Groningen en één over Heerenveen naar Leeuwarden. Deze gaffeling wordt verbonden door de baan van Harliugen, Leeuwarden, Groningen naar Nieuwe Schans ; b. Zuidwaarts over Deventer en Zutfen naar Arnhem, waar zij zich zal aansluiten bij de in aanbouw zijnde baan naar 't zuiden, die over Nijmegen naar Venlo zal gaan en waardoor men dan van het noordelijk naar het zuidelijk einde des lands langs denzelfden spoorweg kan reizen. — De lijn van den Helder langs Alkmaar tot Haarlem, met een zijtak van Uitgeest naar Zaandam, wordt geëxploiteerd door de maatschappij van den
2. Hollandschen spoorweg. Deze baan gaat van Amsterdam over Haarlem, Leiden, 's Hage, Delft, Schiedam naar Rotterdam.
3. De Oosterspoorweg gaat van Amsterdam over Weesp naar Hilversum, zendt daar een zijtak naar Utrecht en loopt zelf door over Amersfoort en Apeldoorn naar Zutfen, waardoor aansluiting wordt verkregen met den staatsspoorweg naar 'l zuiden, den Rijnspoorweg en den Nederlandschen Centraalspoorweg. Deze lijn wordt te Amersfoort gesnedeu door den
4. Nederl. Contraal-spoorweg, loopende van Utrecht over Amersfoort, Nijkerk, Hattem en Zwolle naar zijn eindpunt Kampen.
5. Rijnspoorweg. Deze gaat van Amsterdam a, naar Utrecht, Arnhem Emmerik, Cleve, b. over Breukelen en Harmeien, en ook c. van Utrecht over Harmeien en Gouda naar Rotterdam en naar 's Hage.
333
STAATSREGELING VAN NEDERLAND, § 59.
Als aansluiting aan de staatsbanen heeft men nog;
«. de lijn van Zutfen naar Salzbergen, met Hengelo tot kruispunt voor de takken naar Almelo cu naar Enschede en verder over de grenzen;
b. de lijn van Tilburg naar Turnhout;
c. de lijn Boxtel—'Wesel of Je Noord-Brabautsch-Duitsehe spoorweg over Udeu, Vechel, Gennip tot Goch;
d. de lijn Nijmegen—Cleve;
e. de lijn Ter Neuzen—Sas van Gent met een zijtak naar Hulst;
ƒ. de in aanbouw zijnde zuidoostelijke liju van Nijmegen over Kavenstein, 's Bosch naar Tilburg.
Bescliaving.
Hoezeer het streven naar het stoffelijke de overhand heeft en hoe groot de zucht ook is voor het nuttige, toch worden de wetenschappen, ofschoon de practische meer dan de bespiegelende, met zorg en vlijt beoefend. Het onderwijs wordt verdeeld in lager, middelbaar en hooger onderwijs. Ia 1857 is het lager onderwijs op nieuw geregeld en maakt het een voorwerp uit van aanhoudende zorg voor de regeering. Bij eene wet van 1863 is ook de regeling van het middelbaar, in 1876 ook die van het hooger onderwijs tot stand gekomen. Voor de zeevaart heeft men inrichtingen te quot;Willemsoord en te Amsterdam, terwijl voor de opleiding tot officieren voorde landmacht de militaire academie te Breda bestaat. De academies te Leiden, Utrecht en Groningen hebben zelfs in het buitenland den ouden roem der Hollandsche grondigheid gehandhaafd. — Ook Amsterdam heeft thans een academie. — Voor de opleiding der geestelijken hebben de katholieken en sommige godsdienstige richtingen hunne eigene scholen. — Als bijzondere inrichtingen treft men nog aan; kweekscholen voor onderwijzers te Haarlem, 's Bosch, Groningen, Middelburg en Zwolle; landbouwschool te Groningen en Wageningen; instituten voor blinden en doofstommen te Groningen, Michielsgestel, Rotterdam, Amsterdam, Grave, enz. — Ook de beeldende kunsten blijven niet rusten; op verschillende plaatsen worden deze met goed gevolg beoefend (de teeken-academie in 's Gravenhage). Ofschoon het bibliotheekwezen nog veel te wenschen overlaat, mogen wij ons toch beroemen op de boekerijen der academiesteden en de koninklijke bibliotheek te 's Gravenhage. De museums van Leiden zijn van algemeens bekendheid.
Staatsregeling.
Deze is constitutioneel-monarchaal; do kroon is erfelijk in do mannelijke en vrouwelijke linie; de koning heeft de uitvoerende macht en deelt de wetgevende mot de volksvertegenwoordiging-of de Staten-Generaal, die uit twee kamers bestaan.
De leden der eerste kamer worden gekozen door de Provinciale Staten uit de hoogst aangeslagenen in 's Kijks directe belastingen en zijn 39 in getal. Zii
334
VEKDEELISG EN TOrOGRAPIHE. § 59.
hebben zitting voor 9 jaren; om de 3 jaren treedt '/3 af. De leden der tweede kamer worden gekozen door meerderjarige mannelijke ingezetenen, die eene zekere som in de directe belastingen betalen. Voor elke 45 000 imv. telt men 1 afgevaardigde, wier getal thans 80 bedraagt en waarvan de helft om de 2 jaren uitvalt.
Voor het burgerlijk beheer is het land verdeeld in 11 provinciën en deze ■weder in gemeenten. Het bestuur der provinciën is in handen der Provinciale Staten, wier vergadering wordt voorgezeten door den Commissaris des Konings. — De gemeentebesturen, met een burgemeester aan het hoofd, behartigen de belangen der gemeente.
De Provinciale Staten worden door dezelfde kiezers gekozen, die het kiesrecht bezitten voor de tweede kamer; om de 3 jaren treedt de helft af. Aan een college van Gedeputeerde Staten, door de Staten uit hnn midden benoemd, is de dagelijksche leiding der zaken opgedragen. — De leden van den Gemeenteraad, gekozen door kiesgerechtigde ingezetenen, benoemen uit hun midden twee of meer we t ho ud e rs, die met den burgemeester het dagelijksch bestuur uitmaken. Een raadslid heeft zitting voor 6 jaren; om de 2 jaren treedt '/j af.
Voor de rechterlijke macht heeft men een opperste gerechtshof, den Hoogen Kaad, te 's Gravenhage; 5 gerechtshoven; 's Bosch, voor N.-Brabant en Limburg; Arnhem voor Gelderland en Overijsel; 's Hage voor Z.-Holland en Zeeland; Amsterdam voor N.-Holland en Utrecht; Leeuwarden voor Friesland, Groningen en Drente. Verder nog 23 rechtbanken en verscheidene kantongerechten.
De krijgsmacht bestaat uit een leger, samengesteld uit vrijwilligers en door loting tot den militairen dienst aangewezen ingezetenen; vervolgens uit de schutterij, die in drie hans verdeeld is. Ter verdediging van het land dient eene landmacht van ruim 60000 man, van welke echter nauwelijks de helf in actieven dienstig. Hierbij komt nog eene zeemacht van 87 stoom- en 18 zeilvaartuigen met 505 stukken en bemand met ruim 7000 koppen.
In tijd van vrede moet van de 500 inwoners één man in den wapenhandel geoefend worden.
OVERZICHT DER PROVINCIËN (1875)
335
Bevolking. |
Grootte in vk. m. | |
Noord-Brabant |
451095 |
93,38 |
Gelderland |
448 820 |
92,76 |
Overijsel |
265144 |
61,54 |
Drente |
112221 |
48,42 |
Friesland |
313 804 |
59,61 |
Groningen |
238 662 |
42,65 |
Zeeland |
185 628 |
30,20 |
Transporteere |
2 015 374 |
'T28,56 |
336
NOORD-BUABANT. § 59. Transport 2 015 374
428,56 55,31 45,46 25,01 40,20
748162 G29 345 184 084 232 562
594,54
Zuid-Holland Noord-Holland Utrecht Limburg
Totaal 3 809 527
1. Noord-Brabant, of het zuidelijk gedeelte des lands, van den groo-ten Maashoek in 't oosten tot aan de mondingen der Schelde, heeft in 't noorden tot grens de Maas, de Merwe, den Biesbosch, het Hollandsclie diep, bet Volkerak, waardoor het van Gelderland en Zuid-Holland, en in 't westen de Eendracht en het Krekerak, waardoor het van Zeeland gescheiden wordt. Het land is geheel vlak, in het noorden en westen het laagst. Wesrens de hestanddeclen van den grond wisselen vruchtbare landen met woeste streken af; doch het deluvium heeft do bovenhand. Langs Schelde, Eendracht en den zuidelijken Maasoever tot Ravestein heeft men goede kleigrond. Het midden en zuiden bevat veel heide en zandgronden. Van het Kempenland af helt het gewest naar het noorden, gelijk blijkt uit den loop der kleine stroompjes. In het oosten strekt zich in de richting van het noorden naar het zuiden de Peel uit, een moeras van 5 uur lang en tus-schen 1—2 uur breed, waar tevens goede turf wordt gemaakt; het is reeds voor een groot gedeelte afgegraven. De kolonie Helenaveen gaat goed vooruit. Het heideland tusschen Helmond, Grave en de Maas loopt door tot aan de Lunenburger heide en levert in 't zuidoosten eenig ijzererts. — Deze provincie kenmerkt zich door hare bijzondere fabrieknijverheid.
In het plaatselijk gebruik dragen verschillende deelen der provincie nog verschillende namen; de voornaamste zijn: de Meierij van 's Bosch, Peelland, Kempenland, Langstraat, land van Kuijk, land van Heusdcn, land van Altena enz.
's Hertogenbosch (24 300 inw.), de hoofdplaats, zetel van een gerechtshof voor Noord-Brabant en Limburg, vroeger eene sterke vesting in eene grasrijke vlakte, aan de Dieze of de vereeniging van Dommel en Aa. De Zuid-Willemsvaart brengt deze stad met Maastricht en het oosten van België en de spoorwegen brengen haar met het geheele land in verbinding, hetgeen voor haar fabriekwezen en haren handel van belang is. De in Gothischen stijl gebouwde St. Janskerk is eenig in Nederland. Breda (15 000 inw.), grensvesting aan de Mark, in eene hoogst aangename landstreek, met eene militaire academie in het in 's lands geschiedenis vermaarde kasteel van Breda; arrondissements-reehtbank. Ofschoon de nijverheid den handel overtreft, is deze toch niet onbelangrijk. Bergen-op-Zoom, het meesterstuk van den vestingbouwkundige Cochoorn, is thans ontmanteld. De visscherij en de handel in ansjovis en oesters dvagen veel tot hare welvaart bij. Grave, insgelijks eene door Coehoorn aangelegde, doch thans bijna ontmantelde vesting aan de Maas. Eindhoven, door een zijkauaal
GELDERLAND. § 59.
met de Zuid-Willemsvaart in verbinding. Helmond, Tilburg (25 000 imv.) het „Nederlaudsche Leedsquot;, met ongeveer 130 wolfabrieken, zijn alle drie bloeiende fabriekplaatsen (laken, katoen, linnen). Roosendaal, het vereenigingspunt van het zuidelijk spoorwegnet, waardoor de welvaart niet weinig toeneemt. Verder heeftmennog: Heusden, G ee r t r ui d e n b e r g, W i 11 ems t ad, Z e v e n-bergen. Oosterhout met drukke markten, bijna alle bloeiende plaatsen. In üden zijn ongeveer 100 linnenweverijen. Inde zoogenaamde Langstraat, tusschen 's Hertogenbosch en Geertruidenberg, heeft men veel door nijverheid welvarende dorpen. Het hier gewonnen hooi is ecu hoofdartikel voor den handel.
2. Grelderland, tusschen Maas en Zuiderzee, aan het begin van de Rijndelta en den IJsel, die het in eene noordelijke richting doorsnijdt, evenals de Li nge de vruchtbare Betuwe van het oosten naar het westen. Geene provincie biedt zooveel afwisseling aan iil grondsgesteldheid. De onvruchtbare streek in het noorden, Veluwe, die echter rijk is aan bosschen, en de schilderachtige omstreken van Nijmegen bestaan uit lage heuvels met veel heidevelden, die eene voortzetting zijn van do dorre vlakte, loopende van de Oostzee tot aan de Schelde. De hoogste toppen der gemelde heuvels op de Veluwe, waar men hier en daar nog eenige kleine meren vindt, zooals het Udeler meer, Goeder meer en Nagelpoel, verheffen zich soms tot 110 met. en meer: de Imbosch bij Dieren (115 met.), de Hettenheuvel bij 's Heerenberg (105 met.), het Soerensche bosch (103 met.). De Hunnerberg bij Nijmegen ligt 110 met. boven den spiegel der zee. In de Betuwe, tusschen Rijn en Waal, waar veel tabak wordt geteeld, vindt men alleen lage klei, en in het land van 5Iaas en Waal ook bijna overal. Uit de grooteboomgaarden wordt veel fruit naar Engeland verzonden. In het oostelijk gedeelte der provincie wordt ijzererts gevonden, waardoor de ijzerhutten te Keppel en Ulft nooit gebrek aan grondstof hebben. Ofschoon ambachts- en fabrieksnijverheid zeer toenemen, maken toch landbouw en veeteelt de hoofdbedrijven uit. Langs de Zuiderzee legt men zich toe op de visscherij.
Dikwerf hoort men hier nog van: Rijk van Nijmegen, Maas en Waal, Kwartier van Zutfen of de Graafschap, den Achterhoek, Lijmers, Betuwe, Veluwe, enz.
In het lange, smalle Mesopotamië, tusschen Maas en Rijn (de Betuwe of de oude insula Batavormn), door de Waal doorsneden, ligt Nijmegen (met 22700 inw.) aan de Waal; reeds ten tijde der Romeinen bekend, behoorde het later onder de vrije rijkssteden en was bloeiend door handel en scheepvaart. Het in Gothischen stijl gebouwde stadhuis bezit eene verzameling van Romein-sche oudheden, die in de nabijheid der stad gevonden zijn. In het laatst der vorige eeuw bezweek het historisch merkwaardig kasteel Valkhof voor de toen heer-schende sloopzucht; alleen de zoogenaamde Heideasche kapel en de ruïne wijzen nog de plaats aan waar het gestaan heeft. Van den hoogen toren Belvedere heeft men het gezicht op drie rivieren en over de liefelijke omstreken der stad, die op en langs heuvels gebouwd is, welke de heerlijkste en schoonste natuurtafereelcn opleveren. In deze schilderachtige streek liggen de
PÜIZ, VEKGEL. AA11DR. 22
337
OVERIJSKL. § 59.
dorpen Hees, Beek, Groesbeek. Aan de andere zijde der Waal het dorp Lent. De inwoners der stad vinden hun bestaan in landbouw, riviervaart, fabrieken en handel, die echter grooteudeels in doorvoerhandel bestaat. Door de aanshüting aan het Duitsehe spoorwegnet te Kleef en de in aanbouw zijnde banen op Arnhem, 's Bosch en Venlo zal de stad een goede toekomst te gcinoet gaan. Arnhem, de hoofdplaats der provincie, aan den Rijn (30700 inw.), eene bloeiende stad, de zetel van een gerechtshof en een arrondissements-rechthank, wordt weldra een kruispunt van den Rijn- en Staatsspoorweg; liet heeft veel expeditie-handel en is in de laatste jaren zeer opgekomen. De nijverheid begint zich hier sterk te ontwikkelen. lu de heerlijke omstreken, die de kunst nog zeer verfraaid heeft, liggen Velp, Boozcndaal, Oosterbeck, waarbij zich zeer waardig aansluiten de dorpen Dieren enBrnnimen.Zutfen(13 400 inw.), een welvarende stad aan. den IJsel, met veel handel ; arrondissements-rechtbank. Hier valt de Berkel, die uit Westfalen komt, na een kronkelen ien loop van 15 uren in den IJsel. Op eenigen afstand noord westwaarts ligt het lustslot het L o o, bij het dorp A p e 1-d o o r n (13 100 inw. in de gemeente) op de Veluwe. T i e 1 (8500 inw.) aan de aal, in den vruchtbaren Tielerwaard, is bloeiend door handel in graan en ooft. Arrondissements-rechtbank. Verder heeft men in deze provincie N ij kerk, Harderwijk, met een werfdepot voor den militairen dienst in Oost-Indic. E1 b n r g aan de Zuiderzee. H a 11 e m aan den IJsel. D o e s b u r g, van waar Drusus een kanaal liet graven naar den Rijn, om deze rivier met de Zuiderzee (toen het meer Flevo) in verbinding te brengen. Kuilenburg met een beroemde spoorwegbrug over de Lek, en een R. K. seminarie. AVageningen aan den Rijn, Bommel aan de Waal. — In het oostelijk gedeelte vindt men nog de plaatsen Zeven aar (grensstation), Doetinehem, G roenlo, Lochem, Borkulo, W inters w ij k. Aalten enz. — 'sHeerenberg heeft boschrijke en schilderachtige omstreken, vooral den heuvel Montferland.
3. Overijsel, d. i. aan gene zijde van den IJsel, die, sedert hij een tak van den Rijn geworden is, veel kleine steden aan zijne boorden zag opkomen en bloeien. Deze provincie bestaat uit de vroegere kwartieren S a 11 a n d, Vollenhove en Twente. In liet westen, waar geen gebrek aan water is, heeft men zeer vruchtbare streken (Kamper eiland); in het door de natuur minder bedeelde oosten en zuidoosten is de bodem eenigszins heuvelachtig; in het noordoosten vindt men veel moeras- en veengronden (Har-denbergsche venen). Het zuiden en het midden heeft veel zandgronden; doch ook hier weet zich de bevolking nochtans een goed bestaan te verschaffen, dat hoofdzakelijk het gevolg is van hare industrie, vooral in Twente. Do nijverheid werd hier ook niet weinig bevorderd door de kanalisatie, die op menig punt nienw leven bracht.
De hoofdplaats der provincie is Zwolle (21 300 inw.), aan het Zwarte water, door de 'Willemsvaart met den IJsel, door de Binnen-Vecht met het Lichtmiskanaal en de Dedemsvaart verbonden, door geregelden stoombootdienst in gemeenschap met Amsterdam en de steden langs Rijn en IJsel, heeft een aanzienlijken binnen- en buitenlandschen handel, waartoe de hier gevestigde reederij-maatschap-
338
OVEIUJSEL. DRENTE. § 50.
pij niet weinig bijdraagt. Kampen (16 000 inw.), oudtijds eene der aanzienlijkste handelssteden en fabriekplaatsen; ofschoon thans niet zoo bloeiend, mag het zich toch sedert 1830 weder onder de zeer welvarende steden des lands rekenen door zijne vele en goede fabrieken. Mier vormt de IJsel een soort van delta, die steeds grooter wordt en uiterst vruchtbaar is. Druk bezocht is de hier gevestigde inrichting tot opleiding voor den militairen dienst, het instructie-bataillon. Evenals Zwolle, staat het in gemeenschap met alle voorname plaatsen. Theologische school voor de Christelijk Afgescheidenen. Deventer (18 000 inw.), aan den IJsel en de uitwatering der Schipbeek, was vroeger vesting. Het heeft veel doorvoer- en levendigen handel met Duitschland en Holland. Onder de fabrieken verdienen vermelding de tapijtweverij en de ijzergieterij. Het vriendelijke Hasselt aan het Zwarte water, door de Dedemsvaart verbonden met Gramsbergen, Zwartsluis aan het Meppeler diep en 't Zwarte water; Genem uiden aan 't Zwarte water; de visschersplaats Blokzijl; het noordelijkste stadje dezer provincie is Steen wijk met aanzienlijke looierijen en schoone omstreken. Almelo en Oldenzaal zijn door fabrieken bloeiende stadjes (katoen, linnen). Enschede, een Manchester in 't klein. Twintig stoomkatoenspinnerijen en weverijen maakten en verwerkten in 187-i 4y;i mill, kilo katoengaren. De stad telt circa 5300 zielen, werd in 18G2 bijna geheel in de asch gelegd, doch is spoedig en fraaier weder opgebouwd. In deze fabriekstreek liggen noz de welvarende industrieplaatsen : D e 1 d e n, Goor, L o n n e k e r , N ij v e r d a 1, Hengelo, dat tevens kruispunt is voor de spoorwegen. — Om m e n met O m me r schans, een bedelaarsgesticht. 1 let (sedert 1859) tot de gemeente Kampen behoorende eiland Schokland met een catadioptriek wit licht.
4. Drente onderscheidt zich van alle provinciën door zijn verticalen vorm: een heuvel, 20 met. hoog, die naar alle zijden zacht glooiend is, behalve den hoogen grindrug, den Hondsrug, die naar het noordwesten tot voorbij de stad Groningen loopt en de waterscheiding tusschen Hunze en A vormt. Dit gewest, dat provincie en arrondissement tegelijk is, is rijk aan heiden, zand- en veengronden, die % van de in Nederland gebruikte turf opleveren. De afgraving van het hoogveen gaf aanleiding tot het aanleggen van veenkoloniën, waarvan sommige aanzienlijke plaatsen zijn geworden. Onder de meertjes dienen genoemd te worden : het Zwarte meer op de Hannoversche grenzen, het Z ui dl aard er en het Leekster meer op die van Groningen. Nog beteekent het fabriekwezen hier weinig. Het land is slechts ten halve bebouwd; de weidegrond, vooral de laagten om Meppel en Koevorden, de algemeene weiden en woeste gronden, die veel veeteelt toelaten, heeft viermaal de uitgestrektheid van het bouwland; de schapen- en bijenteelt is aanzienlijk.
Dc hoofdplaats Assen is goed gelegen aan de Smilder vaart en nu door den spoorweg in verbinding met het noorden en zuiden; zij telt slechts 7000 inwoners en moet in vele opzichten onderdoen voor de belangrijkste stad der provincie, het uijvere Meppel aan het Meppeler diep, dat zicli vcreeuigt niet de Hoogeveen-vecnsche vaart en de Dreutsche hoofdvaart. Dc scheepvaart en de botermarkten
339
ÏRIESLAXD. § 59.
zijn belangrijk. Koe v orden, vroeger eene sterke vesting aan het Rourtanger moeras, dat het oosten der provincie beslaat. Hoogeveen, eene opkomende plaats met nüra 11000 inw., te midden van venen. In de omstreken van het dorp Borger met zijne glasblazerijen en slijperij vindt men het grootste der Hunnebedden, die er zooveel in deze provincie zijn, terwijl bij Tinarlo, in 't noorden, het eenige ongesehondene wordt aangetroffen 1). Ook O d o o r n heeft belangrijke ondheden; bij Valthe werd in 1818 onder de veengronden een weg ontdekt van meer dan 2 uren lang. In de gemeente Norg ligt het bedelaarsgesticht Veenhnizcn, terwijl tot de gemeente Vledder het grootste gedeelte der kolonie van Weldadigheid, Frederiksoord, behoort.
5. Friesland, bestaande nit de voormalige 3 kwartieren: Oostergoo, Westergoo, Zevenwolden, heeft evenals zijn ouden naam ook zijne taal, zeden en kleederdracht der bewoners het getrouwst bewaard. In het zuidoosten, waar het aan Drente grenst, is het zandig en hoog. In het westen en noorden, waar liet eene natuurlijke grens vindt in de zee, die in het noordoosten als Lauwerzee landwaarts indringt, deelt het geheel in de gesteldheid van Holland, zoodat ook hier en in Holland de meeste en beste veeteelt gevonden wordt. Verbazend groot is de uitvoer naar Engeland. De Friesche paarden zijn bekend. Vee-, kaas- en boterhandel is hier zeer aanzienlek. Behalve in den zuidwestelijken hoek, tusschen Stavoren en Oudemirdum, •wordt het aan de zeezijde door zware dijken beschermd tegen den golfslag, die hier nog sterker is dan op de Hollandsche kusten. In het westen en noordwesten ziet men de heerlykste weiden, die sterk afsteken bij de venen en het houtgewas in 't oosten en zuidoosten, waar de veenarbeider wordt gevolgd door den landman en de veldbouw dan een voornaam middel van bestaan uitmaakt. Bijzonder rijk is Friesland aan zoetwater-meren, vooral in het zuiden en zuidwesten. De voornaamste zijn: S neeker, Slooter, ïjeuker, Berguraer, Fljussenmeer en andere. Gedurende de laatste 40 jaren zijn er veel goede wegen aangelegd; doch vóór dien tijd had men er reeds een aantal kanalen en vaarten gegraven, waarvan voor groote schepen bevaarbaar zijn: het kanaal van Harlingen naar de Lauwerzee, van Leeuwarden naar de Lemmer enz., van Stroobos naar Stavoren. Spoorwegen hebben de gemeenschap nog veel verbeterden 'ermeer-derd.
340
De hoofdstad Leeuwarden (20 500 inw.) is een landstad aan den samenloop van viTsclieidene vaarten en wegen, zoodat de bewoners van het omliggende rijke platteland daar gemakkelijk met den overvloed van hun boter en graan ter markt kunnen komen, waaraan de stad ook het grootste gedeelte van haren bloei te
1) Het bestaat uit elf zware steenen; drie aan iedere zijde in de lengte, 1 aan elk einde en drie deksteenen. — Deze oudheden moeten wel onderscheiden worden van de Tumuli of grafheuvels, de legerplaatsen en de grafkelders.
GRONINGEN. § 50.
danken heeft. Het is de zetel van 't gerechtshof voorde drie noordelijke gewesten. Franeker, gelegen aan de groote vaart van Leeuwarden op Harlingen. (10800 inw.), welke laatste aanzienlijken handel drijft op Engeland. Het is de eenige handelshaven van Friesland en tevens een der voornaamste van het rijk voor den uitvoer van slachtvee enz. naar Engeland. Stoombooten onderhouden de gemeenschap met het binnen- en buitenland, die nog grooter is geworden door den spoorweg, welke van hier uit over Leeuwarden en Groningen naar Duitschland is gelegd. Sn eek, kort bij het Sneeker meer, met velerlei fabriek-industrie, is de hoofdmarkt voor boter en kaas in deze provincie. Heeren veen, „het Friesche Haagjequot;, waar de omtrek een ware lusthof is door de vele landgoederen; Bols-ward een welvarend stadje. Vroeger bloeiden nog; Workum, Hindeloop en en Stavoren, de oudste stad van Friesland, thans 700 inw. Van hier zal een spoorweg naar Leeuwarden loopen. Lemmer, havenplaats, met belangrijken doorvoer en scheepvaart op de Zuiderzee. — In het noorden der provincie ligt het welvarende Dokkum, temidden van rijke bouwlanden, cichoreiteelt. Tot deze provincie brengt men de eilanden Ameland en Schiermonnikoog, die beide tot het arrondissement Leeuwarden behooren. Op het eerste, dat 2 uren gaans van de kust ligt, treft men vier dorpen aan. Het is thans door een dijk met den vasten wal verbonden (zie bl. 328). Op het tweede treft men slechts één dorp aan.
G. Groningen heeft in 't noorden, waar het door de zee begrensd wordt, een vruchtbaren kleigrond met de schoonste bouw- en weilanden. Landbouw is hier hoofdbedrijf en brengt algemeene welvaart te weeg. In 't zuiden heeft liet eenige overeenkomst met den Drentschen zand- en veengrond, die zicli tot hier uitstrekt. Waar de venen zijn afgegraven, ontstonden bloeiende dorpen. Het land is vlak en laag, alleen de Hondsrug steekt naar 't noordwesten nit; in het oosten treft men het Bourtanger moeras aan. De land-Louw staat op den hoogsten trap; het fabriekwezen is gunstig bekend en de scheepsbouw wordt geenszins verwaarloosd. — Talrijk zijn de riviertjes en kanalen, waarvan de voornaamste zijn: Hoendiep, Boterdiep, Damster-diep, Groot Scheepvaartkanaal, Stadskanaal en Winschoterdiep.
Vroeger werden de verschillende deelen der provincie genoemd: Friesland tusschen de Eems en de Lauwers, dan Friesland ten oosten van de Lauwers, later Groningen en Ommelanden of Stad en Land.
De hoofdplaats Groningen (39 300 inw.) ligt aan het einde van den zan-digen Hondsrug. Twee riviertjes loopen hier samen en vormen het Reitdiep, dat de stad door de Lauwerzee in gemeenschap brengt met de Noordzee. Alle groote vaarten der provincie loopen hier samen. Door hare ligging is zij, wat hare handelsbetrekkingen betreft, een grootstad geworden. De handel in koolzaad en granen is hoogst belangrijk. Langen tijd had men hier het eenige instituut voor doofstommen. De hoogeschool telt gewoonlijk 230 — 250 studenten. A pp in gadam aan het Damsterdiep, bekend wegens zijne groote paardenmarkten; drukke scheepvaart. Delfzijl, eeue vrij ruime vluchthaveu aan dcu Dollart, is van
341
ZEELAND. § 59.
die zijde de sleutel van Groningerland. Veel reederijeu. Winschoten, een bloeiende plattelandstad, met drukke markten, en gunstig gelegen voor den handel, dien het met verscheiden eigen schepen drijft. Hier zijn fi reederijeu met 25 schepen, die hier te huis behooren. In de laatste jaren is deze plaats zeer vooruitgegaan. Dicht bij de stad ligt Heiligerlee (slag 156S). — Verder telt Groningen ecue reeks aanzienlijke welvarende dorpen, die uit veenkoloniën zijn opgekomen: Hoogezand, Sappemeer, Veendam (10000 in^v.) met eene zeevaartschool, Wildervank (8000 inn'.). Oude- en Nieuwe Pèkcla (10 000 inn',), waar 123 schepen te huis behooren.
Bij deze provincie wordt het eiland Rottum geteld, dat de kust gedeeltelijk beschermt. Er woont slechts één gezin.
7. Zeeland, aan Je monden van Schelde en Maas, bestaat uit lt;! eilanden. Walcheren, Zuid-Beveland met Wolphaai'tsdijk, Noord-Beveland, Tholen, Duiveland, Schouwen; Philipsland is in 1858 met het vastland van Noord-Brabant verbonden; verder eene strook vastland, Zeenwsch- (vroeger Staats-) Vlaanderen. Geene provincie heeft zoo zeer tegen de zee te worstelen als deze; het onderhoud der dijken kost jaarlijks verbazende sommen. Als een meesterstuk van dijkbouw roemt men den hoogen dijk bij West-kapelle op Walcheren (jaarlijksch onderhoud 75000 gld.). Op de eilanden is de grond bijzonder vruchtbaar; de vlakten en laagten zijn zeergeschikt voor bouw- en weiland, ofschoon de landbouw toch verre de overhand heeft. De strook vastland bestaat voor een groot gedeelte uit poldergrond, sedert de laatste drie eeuwen ingedijkt; alleen op de Belgische grenzen vindt men heide en bosschen. Het verkeer tussehen de eilanden wordt onderhouden door beurtschepen en stoombooten. De spoorweg van Vlissingen langs Middelburg over Zuid-Beveland tot Roosendaal is voltooid. Deze haan zal zeker bijdragen om de nog niet uitgebreide industrie te doen toenemen. Hoofdzakelijk in landbouw, die zich vooral tot Zeeuwsche tarwe, vlas en meekrap bepaalt, en in veeteelt vinden de inwoners hun bestaan.
Hier spreekt men nog van een vierde en v ij f d e district of Z e e u w s o h Vlaanderen bewesten en Zeenwsch Vlaanderen beoosten den Braakman.
Op het door Grevelingen, Brouwershavensche pat, Oosterschelde en Dijkwater gevormde eiland Schouwen ligt in 't noorden de stad Brouwershaven. Nu de grootste schepen weder de Grevelingen kunnen binnenloopen, komt er meer levendigheid en vertier in de vroeger bloeiende, doch later zeer verlaten stad. De groote schepen kunnen op de veilige reede de lading gedeeltelijk lossen. In 't zuiden heeft men de wellicht oudste Zeeuwsche stad, Zierikzee, aan het Dijkwater, waardoor Schouwen van Duiveland wordt gescheiden. Zeevaart, binnenvaart, visscherij, vooral meekrapteelt en bereiding verschaffen aan de inwoners hun onderhoud.
Op het eiland Tholen, aan de oostelijke grens gelegen en gevormd door de
342
ZUID-HOLLAND. § 59.
Eendraclit, Mosselkreek, Mastgat, Keeten, Oosterschelde, vindt men het welvarend stadje T h o 1 e n aan de Eendracht, met uitgebreide meekrapteelt en drukke visscherij. Ten noorden van Tholen ligt het vruchtbare Philipsland, dat door de Zijpe van Duiveland wordt gescheiden.
Op Walcheren, het westelijkste eiland, den tuin dezer provincie, ten oosten door het Sloe en 't Veergat van Zuid- en Noord-Beveland gescheiden, ligt aan het AValcherensch kanaal, dat niet ieder jaar een drukker verkeer krijgt, het eens door handel rijke Middelburg met 16 000 inw. De ruim gebouwde stad, met veel merkwaardigheden en liefelijke omstreken, heeft door dc aldaar wonende rijke familiën en eenige fabrieken een welvarend aanzien, terwijl in den handel ook vooruitgang is gekomen. Arr.-rechtbank. Ruim een uur ten zuiden der hoofdstad ligt V l i s s i n g e n (ongeveer 11 000 inw.), aan de Hout of Westerschelde en den mond van het Walcherensch kanaal, met twee uitmuntend gelegen havens, die in nauwe verbinding staan met den spoorweg en te allen tijde genaakbaar zijn. Van hier uit gaat, behalve 's zondags, dagelijks een maildienst op Queensborough aan de Theems.
Op Z u i d-B e v e 1 a n d of het Land-ter-Goes, door de Zuidvliet en- de Zandkreek van Noord-Beveland of het land van Kortgene gescheiden, heeft het bloeiend stadje Goes een levendigen handel iu granen en andere landbouwproducten en veel meekrapbereiding. — Sedert de afdamming van het Kreekerak (Oosterschelde) is de vaart door het Zui d-Bevelandsch kanaal (Hansweert of Wemeldinge) drukker geworden en beantwoordt het kanaal zeer goed aan het doel. Er komen jaarlijks meer dan 13 000 vaartuigen van ruim 000 000 ton inhoud door. — In Zeen w sc h-V la an der en heeft men nog de kleine, doch tamelijk welvarende plaatsen: Hulst, Axel, Ter Neuzen, aan't begin van 't zeekanaal en den spoorweg op Sas van Gent (Sas = Sluis) naar Gent; Oostburg, Sluis, aan het voormalige Z w i n , dat thans in vruchtbaar land is herschapen; Aarde n-burg. Biervliet aan de Abeelen en den Braakman, —ijo' -x -
8. Zuid-Holland bestaat uit de landschappen: Rijnland, Delfland, Schieland, Krimpenerland, Alblassenvaard, de vijf Heerenlanden enz. Het zuidwestelijk gedeelte, gelegen tusscben de Noordzee, den Maasmond en eene over Rotterdam, Delft en 's Gravenhage getrokken lijn, noemt men gewoonlijk Westlaud (of Delfland), met zijne warmoezerijen. De eilandvorming is in deze provincie zeer groot: Het land van Dordrecht, IJ s e 1 m o n-de, Roozenburg, Voorne en Putten, Beierland, de tien Gfe-meten, (roeree en Overflakkee, alle uit rijk bebouwden kleigrond bestaande. Dit gewest, het mondiugsland van Rijn en Maas, is vlak en laag, behalve in de duinen, waardoor het tegen het indringen der zee beschermd wordt. Zware dijken houden de stroomen binnen hunne oevers. De eertijds menigvuldige plassen zijn grootendeels door de kunstvlijt in heerlijk land herschapen, dat thans uitmuntende bouw- en weidegrond is. De groote vochtigheid maakt nochtans den grond beter geschikt voor de veeteelt dan voor den landbouw. In geene provincie vindt men zoo vele steden en dorpen op zulk eene kleine uitgestrektheid als hier. De dichtheid der bevol
343
ZUID-HOLLAND. § 59.
king is oorzaak dat de landbouw voor een goed deel tuinbouw is geworden. De inwoners, wier getal sterk klimt, vinden hun bestaan, behalve in landbouw, veeteelt en wat daarmede verbonden is, in visschery, handel en fabrieken. De gemeenschap wordt hier zeer bevorderd door de vele goede wegen, de talrijke vaarten, kanalen en spoorwegen.
Het vorstelijk 's Graven hage (met Scheveningen 99 000 inw.), de zetel van het hoogste gerechtshof, de verschillende besturen des rijks en een arr.-rechtbank, kan in schoonheid, zoo wat natuur als kunst betreft, met de voornaamste steden van Europa wedijveren en wordt nog voortdurend verfraaid. De schoone pleinen onderscheiden zich evenzeer door heerlijke beplanting als door de pracht der gebouwen. Op ieder prijkt een standbeeld van het een of ander lid der vorstelijke familie. Het vroegere Willemspark is thans bij de stad getrokken. De gebouwen, tuinen, wandelpaden en rijwegen doen eerder denken aan even zooveel buitenplaatsen, dan aan een gedeelte der stad. Onder de gebouwen verdienen vooral opmerking: de Koninklijke Bibliotheek, het Mauritshuis of het Museum van schilderijen enz., waaronder van de eerste Hollandsche meesters, 's Lands geschutgieterij, het Binnen- en Buitenhof. De omstreken van de residentie zijn bekoorlijk, vooral het bijna 80 bunders groote Haagsche bosch met het huis ten Bosch. Van den Haag naar Scheveningen, een visschersdorp en tevens badplaats, leidt de schoonste en heerlijkste weg langs een tal van fraaie villa's. Onder de lieve dorpen in den omtrek telt men Voorburg en Rijswijk. — Hotter dam (132 000 inw.), aan de Maas, als het ware de Rijnmondingstad. Vooral in de laatste jaren is haar handel, en daarmede ook zij zelve zoo zeer toegenomen, dat zij schier aan Amsterdam den eersten rang betwist. Groote zeeschepen kunnen in de onderscheidene havens tot onder het oog van den koopman op zijn kantoor de stad binnenvaren. Met de voornaamste havens van West-Europa, met New-York en met Batavia door het kanaal van Suez onderhoudt zij ecu stoombootverkeer. Door den Nieuwen waterweg is de gemeenschap met den oceaan zeer verbeterd. Van de scheepvaartbeweging in Nederland is % alhier geconcentreerd. Hoe vergroot, uitgestrekt en verfraaid zij in de laatste 15 jaren ook is, nog steeds gaat men voort met uitleggen, aanleggen en versieren. De dierentuin begint sterk de aandacht te trekken. De verschillende deelen der stad, gevormd door een aantal grachten, hier havens genoemd, langs welke schoone en heerlijke gebouwen prijken, zijn door zware steenen of door ijzeren basculeereude bruggen verkonden. Bloeiend door handel en scheepvaart, — hierin geholpen door de allergunstigste ligging, die nog verbeterd is, nu zij door een spoorweg, die haar op een 10 met. hooge viaduct van het noorden naar het zuiden doorsnijdt, onmiddellijk met het zuiden is verbonden, — en alzoo vooruitgaande in het stoffelijke, vergeet Rotterdam nochtans niet den geest te beschaven. Rijk is de stad aan instellingen ter bevordering van kunst en wetenschap. Op een treffende wijze spiegelt zich hier het Nederlandsche karakter af in de vele instellingen van liefdadigheid. Hier is een arrondissements-rechtbank. De industrie is zeer levendig. Tegenover Rotterdam ligt op het eilandje Feienoord de grootste werktuig-fabriek des rijks, — Schiedam (21 000 inw.), aan de Schie. De hier gevestigde
344
ZUID-HOLLAND. § 59.
345
314 branderijen en jeneverstokerijen leveren jaarlijks ongeveer 400 000 hectol. sterken drank uit meer dan 172 mill, hectol. gerst en rogge. Ook heeft men hier eenige reederijen, die samen een 20tal schepen in de vaart brengen. Delft, eene stad van 23 000 inw., met vele wetenschappelijke inrichtingen en instellingen van liefdadigheid. Onder de eersten telt men de polytechnische school en de school voor Indische taal-, land- en volkenkunde en den constructie-winkel; de fabriek-nijverheid is vrij bloeiend, vooral van tapijten. Hier is de marktplaats voor de heerlijke boter en kaas uit den omtrek. Geen vreemdeling doet Delft aan of hij gaat de kerken met de prachtige praalgraven bezichtigen. Leiden (40 000 inw.), eene academiestad, vermaard in 's lands historiebladen, niet ver van de monding van den Ouden Rijn, die te Katwijk door drie groote sluizen in de Noordzee valt. Deze marktplaats voor boter en kaas uit zestig dorpen in den omtrek ligt te midden van den heerlijksten weidegrond en een krans van buitengoederen en lusthuizen. Laken-, duffel-, wol- en baaifabrieken en hetgeen daarmede verbonden is waren na 1807 zeer in verval geraakt, doch handhaven thans weder den ouden roem. Aan de hoogeschool, die eens met alle inrichtingen van dien aard kon wedijveren, studeeren nog in den regel 600 a 700 jonge lieden. De Museums zijn in alle opzichten rijk, zoowel wat het vreemde als wat de oudheid betreft. In de duinstreek, ten westen van Leiden, wordt veel werk gemaakt van de bloembollenteelt. Dordrecht (25 500 inw.), eens de grootste, thans de derde koopstad des rijks, aan de Merwe. De staatsspoorweg verbindt haar met het vasteland door bruggen nabij de stad en over den Moerdijk. Door stoombooten is zij verbonden met Duitschland. De inwoners vinden hun bestaan in den zeehandel, op scheepstimmerwerven, houtzaagmolens en fabrie-keu, waaronder de trasmolens en touwslagerijen eene eerste plaats beklee-den. Ook de houthandel is levendig. Tl aard in gen, aan de Maas, eene dier plaatsen, welke hare welvaart aan de visscherij en wat daarmede in verband staat te danken hebben, terwijl er ook nog een levendige handel met het buitenland, Portugal en de landen aan de Middellandsche zee gedreven wordt. Het kwijnende Maassluis, aan het Scheur, zag zijne hoop op den Nieuwen waterweg niet teleurgesteld, want reeds in 1874 maakten bijna 7300 schepen van die onvoltooide waterbaan gebruik. Delfshavcn, aan de Nieuwe Maas, als het ware een voorstad van Rotterdam, met branderijen en scheepstimmerwerven. Brielle, versterkte zeehaven, op het eiland Voorne, was vroeger eene goede haven bij den mond der Maas, doch geraakt door verzanding van den Maasmond allengs geheel buiten 't bereik der scheepvaart. Bloeiender is Hellevoetsluis, aan het Haringvliet en het Voornsche kanaal, vesting en zeehaven, veilige reede. In 1874 passeerden bijna 0500 schepen het Voornsche kanaal; de eerste stoommachine in Nederland werd hier gezet. Goeree, op hel vroegere eiland van dien naam, dat thans met Ovcrflakkec verbonden is, weleer zeer bedrijvig en bloeiend, is nog een hoofdzetel voor de meekrapcultuur. Gouda (16 400 inw.), aan de Gouwe en den Hollandschen Usel, vroeger, toen er nog meer pijpenfabriekeu in werking waren, welvarender dan thans. Intus-schen is het fabriekwezen toch niet onbelangrijk. Ook nu nog is er veel handel in kaas, waarvan men hier voor dit gedeelte der provincie de stapelplaats heeft en
OORD-HOLLAND. § 59.
in lS7i meer dan 1 mill, kilogr. werd aangevoerd. De scheepvaart brengt veel levendigheid aau. De beschilderde kerkglazen trekken de aandacht van lederen vreemdeling. Gorkum (bijna 9000 inw.), „waar Maas en Waal tezamen vloeien,quot; veel doorvoer en groote graanhandel. De veemarkten in het najaar zijn de drukst bezochte van de geheele provincie. Schoonhoven, de stad der goud-en zilversmeden; Vianen, Oude water aan den Ilollandschen Usel, Woerden aan den Ouden Rijn en eene menigte bloeiende en welvarende dorpen, als: Alphen, Bodegraven, Leerdam met zijne glasblazerijen en fabriek van hardglas, Heukelom (de laatste twee aan de Linge). Warmond met een R. K. seminarie.
9. Xoonl-Holland, dat bestaat uit de voormalige landschappen: Amstellaml, Kennemerland, Waterland, West-Friesland, Gooiland enz., stond voor de droogmaking van het Haarlemmer meer, dat thans reeds eene sterke bevolking heeft, welke op dien vruchtbaren, doch niet zeer gezonden bodem een goed bestaan vindt, enkel door eene smalle landstrook met Zuid-Holland ia verbinding. Door de Noord- en Zuiderzee wordt het tot een schiereiland gemaakt. Vóór de droogmaking van het IJ bestond de provincie uit twee deelen, welker band maar één uur breed was. Over het geheel is het land vlak en zeer laag, behalve in quot;t zandige Gooiland, waar de Tafelberg reikt tot 35 met. en heuvel en dal bevallig afwisselen. Aan de westzijde wordt het tegen de zee beschermd dooide duinen, die maar op ééne plaats worden afgebroken, bij Petten, waar de Hondsbossche zeewering is aangelegd. Aan de oostzijde houden zware dijken de Zuiderzee tegen. Vele van de vroeger zoo menigvuldige plassen zijn in vruchtbaar weiland herschapen, vooral in de drooggemalen polders; Beemster, Schermer, Purmer, enz. Ten noorden en ten zuiden van het voormalige IJ, in Waterland en Amstelland, vindt men veel veengrond. Landbouw, doch hoofdzakelijk veeteelt en de daarmede gepaard gaande boter- en kaasbereiding verkeeren in gunstigen toestand. Tot de veeteelt wordt % van den bodem gebruikt, en deze maakt met haudel, scheepvaart en fabrieken het hoofdbedrijf der bewoners uit. De veenderij is van veel minder belang dan vroeger.
De hoofdzetel van den binnen- en buitcnlandschen handelis Amsterdam, dat vroeger bijna verscholen lag aan het thaus door sluizen afgesloten IJ, hetwelk vóór dien tijd een arm der Zuiderzee was. Vroeger had Amsterdam geen gemeenschap met de Noordzee, of men moest het geheele land omzeilen, en dau was men nog afhankelijk van de vaart op eene binnenzee vol ondiepten, vooral die van het Pampus, aan den buitenkant van het voormalige IJ, en van tegenwinden. Daarom werd in 1825 het Xoord-Hollandsche kanaal voltooid, waardoor in 18 uren tijds schepen van den Helder langs Alkmaar en Purmerend tot Amsterdam gesleept konden worden. Dit voldeed echter sedert lang niet meer aan de behoefte, zoodat thans een spoorweg naar den Helder voert, terwijl nog een tweede kunstmatige waterweg, doorgraving van Holland op zijn Smalst, of bet kanaal vauVelzen, ook IJ-kanaal
346
NOORD-HOLLAND. § 59.
genoemd, is aangelegd. Het IJ is dientengevolge tot een groot kanaal vervormd,
Amsterdam, vroeger slechts een vissehersdorpje, is thans hoofdstad des rijks en tevens nniversiteitstad; zij heeft een gerechtshof en een rechtbank, telt 2S5 000 imv. (waaronder 25 000 Joden), en wedijvert in rijkdom met de voor naamste steden van Europa. De grond van de 90 eilanden, waarop het is aangelegd en die door ongeveer 300 bruggen verbonden zijn, is zoo moerassig, dat de huizen op palen moeten gebouwd worden. Onder Amsterdams merkwaardigheden noemt men vooral het Trippenhuis met de groote en rijke verzameling van schilderijen, den Dierentuin „Natura Artis M agist raquot;, die een der belangrijkste van Europa is, het Paleis (vroeger stadhuis), het Blinden-instituut, het Paleis van Volksvlijt, vele inrichtingen voor kunsten en wetenschappen en onderscheidene instellingen van liefdadigheid. Ouder de talrijke fabrieken verdienen vooral vermelding de ijzerfabrieken, de diarnantkloverij en de werelberoemde diamantslijperij. Sedert 1854 wordt Amsterdam van drinkwater voorzien door eene waterleiding uit de duinen. Amsterdam is de hoofdmarkt van Europa in het artikel van koffie; inden geldhandel gaat op hare beurs voor belangrijke sommen om. Haarlem (33 000 inw.) aan het Spaarne, de hoofdplaats der provincie met een arrondissements-rechtbank, is niet minder bekend om de groote bloem- en boomkweekerij dan om de liefelijke omstreken van bosch en duinen. De bleekerijen zijn van ouds beroemd. De fabriek-industrie begint langzamerhand te herleven. Ook heeft men hier verscheidene inrichtingen tot beoefening der schoone kunsten en wetenschappen. Tiet Koninklijk Paviljoen, met eene verzameling van schilderijen en geologische voorwerpen, het allermerkwaardigst koloniaal museum in de benedenverdieping, en dan nog Teyler's museum, trekken de aandacht van eiken vreemdeling. Dicht bij de stad ligt de bijzonder aangename en lieve boschstreek Haarlemmer Hout. Onder de dorpen, opgekomen in het Haarlemmer meer, en de gemeente van dien naam uitmakende met 12 300 zielen, is Hoofddorp het voornaamste. Zaandam (12 300 inw.), aan de Zaan, de stad der molens van allerhande aard, zeer welvarend, evenals de geheele Zaanstreek. Het is bekend door het verblijf van Czaar Peter den Groote, die hier als scheepstimmerman eenigen tijd vertoefde. Den Helder, op de noordelijkste punt van Noovd-IIolland, tegenover het eiland Texel, waarvan het door het Marsdiep gescheiden is, met eene veilige, schoone en druk bezochte reede en eene oorlogshaven met goede vestingwerken (het fort Kijkduin). Had de haven „het Nieuwe Diepquot; reeds veel bijgedragen tot den bloei van den Helder, de aanleg van het groot Noord-Hollandsch kanaal, waarin de grootste schepen door de Koopvaardersluis uit de haven kunnen binnenkomen, deed den wasdom nog toenemen. Thans telt de stad met de wijken Willemsoord en Nieuwe Diep 20000 zielen. Medemblik, E n k h u i z e n en Hoorn, alle drie in Drechterland. Dit laatste, aan een diepen inham gelegen, telt 10000 inw. en is de stapelplaats van den veehandel voor Noord-Holland; groote kaasmarkt (2'/, mill. kilo). De straatweg van Hoorn naar Enkhuizen loopt door eene uitstekende ooft- en tuinbouwstreek; de beide eerste steden zijn kwijnend. Edam met kaasmarkten en houthandel; Monnikendam aan de Goudzee; P urm erend aan den droogge-
347
UTRECHT. § 59.
maakten Purmer. Uit de polders in den omtrek : Beemster, Schermer, Wormer enz. wordt veel vee en kaas alhier ter markt gebraeht; Alkmaar (11 500 inw.), kaasmarkten (in 1874 bijna 4^ mill, kilo), belangrijken vee- en graanhandel; N a a r d e n, in Gooiland, de sterkste vesting des lands; M u i d e n met het Muiderslot; We esp en de aanzienlijke dorpen : Bloemen daal, Sc hagen, Beverwijk enz. In het buitenland spreekt men veel van de overdreven zindelijkheid in het dorpje Broek in Waterland.
Tot deze provincie behooren de Waddeneilanden: Texel, door het Mars-diep van den Helder gescheiden, wordt door duinen en dijken tegen de zee beschermd. Algemeen bekend zijn de Texelsche schapen. Vlieland, bijna geheel door duinen ingesloten, levert niet genoeg levensbehoeften voor zijne bewoners en neemt aan de westzijde sterk af; het vruchtbare Terschelling heeft, evenals de twee genoemde eilanden, een vuurtoren; de Zuiderzee eilanden : Wieringen, Marken en U r k; de beide laatsten met een catadioptriek licht.
10. Utree lit, de kleinste provincie, is in het westen vlak en laag met vruchtbaren kleigrond tusscben Rijn, Lek en IJsel, die ten noorden van de Lek zelfs zwaar wordt; in het noordwesten treft men nog veengrond aau. Het oosten is bezet door de Utrechtsclie hoogten met de Amersfoortsche heide, van gemiddeld 11 niet., en door eene rij heuvels, of de bergen van Rhenen, Amersfoort en Darthuizen, van 33 tot 105 met. hoogte. Over het geheel is het goed bebouwd. Landbouw, tabaks- en veeteelt zijn hoofdtakken van bestaan, terwijl ook van bijenteelt hier veel werk wordt gemaakt. De veenderij houdt nog duizenden menschen bezig.
Hier lagen de voormalige landschappen; Nedersticht met het O verkwartier, Eemland, Nederkwartier, land van Amersfoort enz.
De hoofdstad der provincie is Utrecht, op de plaats waar de KrommeRijn den naam van Ouden Rij n aanneemt, aan de Vecht en den Vaartschen Rijn, op hoogen bodem in een bevallig oord, een kruispunt van zes spoorwegen. Uit dien hoofde en om de ligging midden in het land is het eene der drukst bezochte marktplaatsen van het geheele rijk en heeft het veel handelsverkeer. Tot den bloei dezer stad dragen niet weinig bij hare vele en goede fabrieken, waaronder die voor spoorwegmatriëel, verder de Munt, de Academie, de Veeartsenijschool en meer andere inrichtingen voor kunst en wetenschap. Bovendien wordt zij in historische merkwaardigheden door geenestad des lands geëvenaard. Zij telt 64400 inw. Amersfoort (13 000 inw.), aan den Amersfoortschen heuvel, heeft door de Eem gemeenschap met de Zuiderzee. De industrie is hier vrij sterk vertegenwoordigd en brengt veel welvaart aan. Ook is er veel tabaksteelt. Rhenen, aan den Rijn, met heerlijke omstreken. Op den nabijgelegen Heimen-berg is de zoogenaamde Koningstafel. Van hier tot aan de Zuiderzee loopt de Gelderse he vallei, die besproeid wordt door de Eem en de Grebbe. Ten westen daarvan, evenwijdig met den Krommen Rijn, ligt de bergstreek met een tal van fraaie dorpen: Amerongen, Driebergen, Zeist (Hernhutters), de Bilt.
' Wijk bij Duurstede, waar de Rijn zich in twee armen splitst (Rijn en Lek),
348
LI31BURG. § 59.
was eens eene der grootste steden des lands. IJselstein, aan het be.'iii van den Hollandsehen I.Jsel, die door den Vaartsehen Rijn met de Lek verbonden is, in eene westelijke riehting langs Montfoort, Oudewater en Gouda loopt, zich dan meer zuidelijk wendt en tegenover IJselraonde in de Maas valt. — Nog zijn aanzienlijke dorpen: V r e o s w ij k (Hernhutters), L o e n e n , Harmeien, Baarn Soest, Veenendaal, enz.
11. Limburg, langs de Maas, heeft een deels vlakken, deels heuvel-achtigen grond. In 't noorden en westen vindt men groote heidevelden en het hoogeveen de Peel; het zuiden en zuidoosten is heuvelachtig door de uitloopers der Ardennen, en daar wordt eenige steenkool gevonden. Dit zuidelijk deel, dat zich door zijne breedte onderscheidt, is ook gekenmerkt door de vruchtbare Limburgsche klei, die oorzaak is van een dichte bevolking in die streek. Naar het noorden, dus naar de Geldersche grenzen, wordt het minder vruchtbaar en tevens vlakker tot op de Mookerheide. De natuur spreidt in deze provincie veel liefelijks ten toon, vooral in het zuiden, waar men op de Luiksche grens den Bescheilberg (220 met.), in de omstreken van Maastricht den Ubachtsberg van 180 en den Pietersberg van 123 met. aantreft. — Landbouw en industrie zijn hoofdbronnen van bestaan.
De hoofdstad Maastricht (28800 inw.), in eene vruchtbare met heuvels omringde vlakte, op den linker Maasoever, aan den voet van den St. Pietersberg met onuitputtelijke steengroeven, gangen en fossiliën. De levendigheid van haren handel, die zij reeds bezat door hare vele gemeenschapswegen, wordt nog verhoogd door de spoorbanen, die haar met het zuiden, oosten, noorden en westen in verbinding brengen. Hare industrie levert glas, kristal, veel aardewerk en bier. De voorstad Wijk ligt op den anderen Maasoever en is door een zware steenen brug met de stad verbonden. Ten oosten van Maastricht, niet ver van de Pruisische grenzen, ligt het dorp Kerkrade, waar, evenals te Heerlen (80 mill, kilogr.), een steenkolenmijn is. Roermond, aan de Maas en de Roer, met levendigen handel in graan en vee, vooral varkens, is eene der voornaamste fabrieksteden van ons land. Bisschoppelijk seminarie. De overige steden van Limburg zijn meestal welvarende plaatsen, overigens van weinig beteekenis: Sittard, Weert, Venlo, vroeger vesting, doch thans ontmanteld. Gennip, waar de Niers in de Maas valt. Gulpen, in een liefelijk dal aan de samenvloeiing van Geul en Gulp.
Buitenlandsche bezittingen (32250 vk. mijl., ongeveer 25 mill, inw.).
De voornaamste liggen in den Oost-Indischen archipel en zijn bekend onder den naam van Neder landsch Oost-In die, met eene oppervlakte van 30000 vk. mijlen en 23'/3 mill. inw. (zie § 23.
In Afrika, zie 5 35. Deze bezittingen zijn aan Engeland afgestaan.
349
350 HET GROOT - IIERTOGDOJI LUXEMBURG. § 50.
In Australië. De nederzetting op Niew-Guinea, die nochtans weinig beteekent.
Hier laten wij volgen;
Luxemburg (46% vk. mijl., 205158 mill, inw.), dat (zie bl. 327) enkel door eene persoonlijke unie met Nederland in betrekking staat. Het heeft zijn eigen constitutioneele staatsregeling en bestuur.
Dit Groot-Hertogdom wordt ingesloten door Frankrijk, België en Pruisen, en behoort tot het Middel-gebergteland der Vogezen en Ardennen en het gebied der Moezel, heeft veel wouden, heiden en steenachtigen grond, die weinig geschikt is voor landbouw. Op de 330—G00 met. hooge bergen vindt men slechts bosschen. De bevolking is van den Germaanschen stam, belijdt den katholieken godsdienst en spreekt Duitsch; doch alle openbare handelingen hebben in de Frausche taal plaats.
Bij het verdrag van Londen, 11 Maart 1867, is het vrij geworden van alle op dit land rustende verplichtingen jegens deu opgeheven Duitschen Bonden onzijdig verklaard, onder de souvereiniteit van het Huis van Oranje-Nassau.
Luxemburg (15930 inw.), de hoofdstad, aan de Elze, vroeger eene der eewichtiïate vestingen van Europa, doch thans ontmanteld, ligt ten deele op rotsen en in dalen. Greveraachern aan de Moezel, met veel wijnbouw. Echternach met fabrieken van aardewerk.
DUITSCHLAND.
Evenals Europa in het midden van het halfrond ligt en den overgang en het verbindend lid van alle en met alle vormt, knoopt Duitschland, als het land van het midden, de veelvuldig gesplitste leden van Europa tot een wezenlijk geheel samen. Door de onmiddellijke aanraking van alle landen van Middel- en Oost-Europa en de middellijke verbinding met alle andere Europeesche landen langs den land- en zeeweg werd Duitschland niet alleen een geographisch, maar ook een historisch en geestelijk middelpunt van ons werelddeel. Uit dit „hart van Europaquot; is naar alle zijden Germaansche bevolking gestroomd, die zich tusschen het naburige België, Nederland, Groot-Brittanje in 't noordwesten, Skandinavië ten noorden. Rusland en Oostenrijk ten oosten, gi'ootendeels van vreemde elementen heeft vrijgehouden. Dit liistorisch centrum van Europa werd het land van doortocht voor de volksbewegingen uit het oosten en tevens de kampplaats voor de beslissing der voornaamste Europeesche oorlogen. Dit middelpunt
DUITSCHLAXD. HORIZONTALE EN VERTICALE VORM. § GO. 351
naar den geest ontving van de oudere beschaafde volken in 't zuiden eu westen de christelijke beschaving en deelde die mede aan ;t noorden en oosten.
De ligging van Duitschland is volstrekt niet gunstig voor de vorming van eene zeemacht en een overzeesch verkeer. Naar den kant van het zuiden staan de Alpen een gemakkelijke verbinding met het rijke zuiden in den weg; naar het noorden, werwaarts al zijne groote stroomen, uitgezonderd de Donau, zich een weg banen, heeft het slechts binnenzeeën, die gemakkelijk door vreemde zeemogendheden kunnen versperd worden en die volstrekt niet rijk zijn aan goede veilige havens of aan windstille beschermende golven. De eene golf, of de „Duitsehe zeequot;, omgeeft de haar met moeite ontwoekerde kusten van Friesland met eene reeks duin-eilanden, waartegen eene sterke branding woedt, de andere stremt de gemakkelijke verbinding met de zee door een krans van duinen, tusschen welke de binnenwateren dor haffen zich een smallen uitweg baanden. De vereeniging van Duitschland met Sleeswijk-Holstein, dat zoo rijk is aan golven, is voor de ontwikkeling eener Duitsehe oorlogs- en handelsmarine dan ook van uitstekend belang, evenals de inlijving van Hannover.
Horizontale en verticale vorm.
Met betrekking tot den horizontalen vorm staat Duitschland in het midden tusschen het massavormige Oost-Europa en het sterk gelede West- en Zuid-Europa. De schiereilandvorming en dus ook de kustontwikkeling zijn van weinig beteekenis en van nog minder belang is de eilandvorming, daar Kugen en Alsen de eenige aanzienlijke Duitsehe eilanden zijn. Duitschland is een continentaal land, waarvan de zeegrenzen slechts % van den omvang bedragen (400 mijl.).
Terwijl in alle andere Europeesche landen een bepaalde vorm in de gedaante dor oppervlakte de overhand heeft, b. v. het laagland in Rusland, Frankrijk, Nederland, het hoogland in Spanje, het heuvelland in Groot-Brittanje, hot bergland in bet Grieksche, Italiaansche en Skanclinavische schiereiland, vereenigt Duitschland, evenals Europa in liet algemeen, de grootste verscheidenheid der natuurvormen in zich: in 't zuiden hoogland, en wel, na de uitsluiting Aran Oostenrijk, bijna niet dan hoogvlakte, in 't noorden vlak- en laagland, in het midded en westen middelgebergte, vooral een 130 mijlen langen bergwal, van de bronnen der Oder tot aan de Maas, waardoor Duitschland in eene noordelijke en zuidelijke helft, in een meer oceanisch N e d e r-D u i t s c h 1 a n d en een
KLIMAAT. BEVOLKIXG. TAAL. GOSDIENSI. § 60.
continentaal, van allen invloed der zee uitgesloten Hoog- of O pper-Du itschl and gescheiden wordt. Beide helften verschillen van elkander in geologische formatie, in klimaat, voortbrengselen, middelen van bestaan, dialect, in temperament en karakter, alsmede in verstandelijken aanleg en godsdienst der bevolking.
Met betrekking tot de wateren neemt Duitschland insgelijks eene middelstelling in, daar het wel niet znlke groote stroomen heeft als Oost-Europa, doch grootere dan eenig ander land van Europa, en die, evenals in Oost-Europa, zeer gelijkmatig over alle richtingen verdeeld zijn. Bij de betrekkelijk gevinge aanraking van het land met de zee heeft de r i v i e r v a a r t, zoo op de hoofdstroomen als op de zijrivieren, zich nergens zoo sterk ontwikkeld als in Duitschland, welke hinderpalen haar ook in den weg stonden, zoo door de natuur als uit staatsbelang.
Klimaat.
Ook in liet klimaat staat Duitschland, evenals Europa, inliet midden. Door zijne ligging in het midden der gematigde luchtstreek is het evenzeer verwijderd van de verstompende armoede van 't noorden, als van den verslappenden overvloed en de weelderigheid van 't zuiden. Zijne groote eenheid in klimaat wordt nog verhoogd door de laagvlakte in t noorden, de toenemende verhevenheid van den grond naar 't zuiden, die de afwijkingen vereffenen, welke door het verschil der 8 breedtegraden veroorzaakt, zou worden. Het verschil in klimaat is tnsschen het noorden en zuiden niet zoo groot als tnsschen het noorden en 't noordwesten; want in noordwestelijk Duitschland wordt de temperatuur eenigszins hooger door de nabijheid van den oceaan, of ook door de diepe inzinking van eenige naar alle zijden beschutte dalen; terwijl daarentegen in het noordoosten, juist daar, waar de vlakte het breedst is, de ongunstige invloed van het vastland-klimaat der Sarmatische vlakte de temperatuur doet dalen. Daarom wordt de warmte van 't zuidwesten naar 't noordoosten minder.
B e volking.
In volstrekte bevolking wordt Duitschland alleen door Rusland overtroffen. Het sterkst is de bevolking in Middel-Duitschland: in het koninkrijk Saksen 9390 op 1 vk. mijl, en in het westen, vooral in het geheele Rijndal, in Rijn-Hessen 10000, in de Pruisische Rijnprovincie 7749, buitendien in't oosten op het ijzer- en kolenrijke plateau van Tarnowitz, waarin de
352
MIDDELEN VAN BESTAAN. § GO. 353
treits Beuthen, 17 000 inw. op 1 vk. mijl; het geringste is zij in het noorden: in Pommeren 2C90 en Mecklenburg-Strelitz 1823 op 1 vk. mijl.
Mot betrekking tot de afstamming bestaat de bevolking dei-middel- en kleine staten bijna uitsluitend uit Duitschers; slechts Saksen telt ongeveer 50 000 Wenden; in Pruisen daarentegen bevinden zich in 't westen, noorden en vooral in bet oosten niet-Duitschers. Hot nieuwe Rijksland Elzas-Lotharingen telt meer dan % mill, bewoners, die Fransch spreken.
Met betrekking tot den godsdienst — uitgezonderd mill, over alle staten verspreide Joden — maken de Protestanten, die in het geheel 26 mill, tellen, in 't noorden, de Katholieken, 15 mill, sterk, in 't zuiden de meerderheid uit. Het aantal Grieken en Armeniërs, Mennonieten en Hernhutters is zeer serins (onse-veer 80 000).
Onder de middelen van bestaan is de landbouw, waarmede zich bijna 3 4 der bevolking bezighoudt, het voornaamst en meest algemeen verspreid. Onder dezen gematigden hemel is de grond bij voldoende besproeiing overal geschikt voor den landbouw: uitgestrekte koornvelden, de edelste voortbrengselen van den tuinbouw en zwaar beladen vruchtboo-men versieren de vlakten; deels loof boomen, deels naaldboomen bedekken de bergen, de noordelijke landruggen en hier en daar de vlakten; de wijn tiert vooral welig in het hoofddal en de meeste zijdalen van den Eijn.— De landbouw vooronderstelt ook veeteelt, die gedeeltelijk daarmede nauw verbonden is, gedeeltelijk ook op zich zelf gedreven wordt, zoowel diiar, waar de grond niet geschikt is voor landbouw, gelijk in de hoogere Middel-ge-bergtelanden en de behoeftige streken in 't noorden, als op die plaatsen, waaide grondstof voor de industrie moet gewonnen worden, b. v. door bet fokken van edele schapen, dat in den jongsten tijd een zeer belangrijke tak van bedrijf is geworden, vooralin Saksen. Ook door paardenfokkerij indeXoord-Duitsche laagvlakte, in Holstein, Mecklenburg, Hannover en vooral in de provincie Pruisen is met goed gevolg de veredeling van het inbeerasch ras beproefd. — Het mijnwezen baalt de rijke onderaardsche schatten: ijzer, lood, koper, zink, brandstoffen en zout uit liet Ijinnenste der aarde, die tevens uit haar schoot eene menigte onuitputtelijke gezondheidsbronnen laat opborrelen — De industrie, dat kunstmatig middel van bestaan, vindt men daar, waar de natuurlijke middelen niet voldoende zijn, dus in de streken van het middelgebergte en vooral in de nabijheid van bevaarbare rivieren, die alsdan wegen van verkeer vormen, en in vrnchtbare vlakten, die voor haar ruwe producten, b. v. vlas, en tevens levensmiddelen
rürz, VEEGEL. AARDE,. 23
HANDEL. BESCHAVING. § GO.
voor eene dichte bevolldug kunnen opleveren. Met de verwerking van bui-tenlandsche grondstoffen bonden zich de groote steden bezig, die aan de natuurlijke en kunstmatige groote wegen liggen, vooral wanneer de producten uit de omstreken geen ruim veld meer ter bewerking aanbieden. Op die wijze is ook dikwerf Je vlakte de zetel geworden van technische productie. — Door den grooten rijkdom in natuur- en kunstvoortbrengselen is de , handel levendig en zeer uitgebreid, endoor de centrale ligging van het land, de aanraking met de zee, het bezit van vele bevaarbare rivieren en een steeds dichter wordend spoorwegnet wordt hij nog meer bevorderd. Het Duitse he tolverbond, dat vele binnenlandsche hinderpalen voor den handel uit den weg ruimt, omvat het geheele Dnitsche rijk, behalve het gebied der vrijhaven Bremen met Bremerhaven, Hamburg met Altona, eenige kleinere deelen van Baden, Oldenburg en Pruisen (7'/, vk. mijl) en Luxemburg.
Voor den buitenlandschen handel zijn de middellijke Noordzeehavens Hamburg en Bremen de voornaamste plaatsen; in de tweede plaats komen de Oostzeehavens: Lubeck, Eostock, Wismar, Stettin, Dantzig, Koningsberg, Memel. De Duitsche handelsvloot telt 4500 schepen, en doet dus in getal alleen voor de Fransche, Engelsche en Amerikaansche, in tonneninhoud (1 mill.) alleen voorde laatste twee onder. De binnenlandsche h a nd e 1, die vroeger hoofdzakelijk aan de groote missen te Leipzig, Frankfort a/M., Brunswijk enz. verbonden was, bepaalt zich thans vooral wegens de vermeerderde en versnelde middelen van gemeenschap niet meer tot zulke beperkte ruimten van tijd en plaats; alleen de Leipziger mis en de periodieke wolmarkten in Breslau, Berlijn enz. hebben haar belangrijkheid behouden.
Voor geen land behoeft Duitschland onder te doen, wat algemeene verspreiding van beschaving aangaat door middel van talrijke, uitmuntend ingerichte hooge, middelbare en lagere scholen. In bijna elk dorp heeft men eene volksschool, en naast de gymnasiën en lyceen, die tot voorbereiding van hoogere wetenschappelijke studie dienen, zijn de reaal- en industrie-scholen ontstaan ter opleiding voor handel en fabrieken. Nergens vindt men een zoo aanzienlijk getal volledige universiteiten; Duitschland telt er thans nog 20, ofschoon er slechts 3 zijn met de theologische faculteiten voorde beide hoofdbelijdenissen. Buitendien zijn er nog verscheidene andere, zoo openbare als bijzondere inrichtingen, zoo voor de wetenschap in het algemeen, als voor natuur-, historie- en oudheidkunde in het bijzonder. Openbare bibliotheken in de hoofd- en universiteitsteden bieden ruimschoots de gelegenheid aan tot eene geleerde vorming. Ook de schoone kunsten worden in Duitschland met vlijt beoefend; met recht is men hier trotseh op de meesters in de kunst, vooral in de schilderkunst en de toonkunst.
354
REGEEIUNG. § GO.
O O
Na de opheffing van het „heilige Eoomsche rijk der Duitsche natiequot; in het jaar 1806 en eene korte heerschappij van den vreemdeling kreeg Duitschland (1815) eene nieuwe inrichting als Duitsch Verbond, dat uit 39, later uit 34 souvereine staten bestond, waarvan 35, later 30 met monarchale regeering en 4 republieken. Na de opheffing van den Duitschen bond in Juni 18(56 vereenigde zich Pruisen, na de inlijving van Hannover, Keur-Hessen, Nassau, de stad Frankfort, het voormalige landgraafschap Hessen-Homburg en de hertogdommen Sleeswijk-Holstein met de nog overgeblevene 20 staten van Noord- en Middel-Duitschland tot Noord-Dnitsche Bond. Gedurende den oorlog van 1870 tegen Frankrijk breidde deze bond zich door de toetreding der Zuid-Duitsche staten tot het „Duitsche rijkquot; uit, aan welks hoofd weder een Duitsch keizer kwam.
De hoofd bepalingen der grondwet van het Duitsche rijk zijn.
Het bondsgebied bestaat uit 26 Duitsche staten.
De rijkswetten, die boven de landswetten gaan, worden gemaakt door den Bondsraad enden Rijksdag. De bondsraad bestaat uit de vertegenwoordigers of gemachtigden der medeleden van den Bond, die in het geheel 58 stemmen hebben: het vergroote Pruisen 17, Beieren 6, Saksen en Wurtemberg elk 4, Baden en Hessen elk 3, Mecklenburg-Schwerin en Brunswijk elk 2, de overige elk 1. De rijksdag (met 397 afgevaardigden) wordt rechtstreeks gekozen voor 3 jaren. Aan het hoofd van den Bond staat de koning van Pruisen, die den titel van Duitsch keizer voert. De rijkskanselier, dien de keizer benoemt, bekleedt het voorzitterschap in den Bondsraad en is belast met de leiding der zaken.
Duitschland vormt een tol- en handelsgebied met gemeenschappelijke grenzen. Zee- en landmacht staan onder het opperbevel des keizers.
355
23»
356
OVERZICHT VAN HEI DUITSCHE RIJK. § 60. OVERZICHT VAN HET DUITSCHE RIJK.
I Pruisen met Lauenb. „ . , ) Beieren Koninkrijk l Wnrtemberg i Baden Hessen Baden Hessen Meeklenburg-Scliwerin Saksen-Weimar-Eisen. Mecklenburg-Strelitz Oldenburg ! Brans wijk Brans wijk Saksen-Meiningen Altenburg Saksen-Coburg-Gotba Anbalt I Scbwarzb.-Eudolstadt | » Sondersli. j Waldeck. Vorstendom C Eeuss oudere linie j » jongere » | Scbaumburg-Lippe \ Lippe-Detmold iLubeck Bremen HamburgLubeck Bremen Hamburg De onmiddellijke rijkslanden Elzas en Lotharingen. |
|
i
PRUISEN. § 60.
A. DE KONINKRIJKEN.
I. PRUISEN.
Pruisen ligt in het midden der groote mogendheden, die tot het Euro-peesohe vastland behooren en maakt door zijne groote uitgestrektheid over byna de geheele lengte van het Noord-Duitsohe laagland, of over bijna 17 lengtegraden, de verbinding uit tussohen Duitschland en het Romaansohe westen van do eens en het Slavische oosten van de andere zijde, en bovendien nog door zgn groot aandeel in de kusten der Oostzee met het Germaan-sehe noorden. Uit de Germaansche laagvlakte heeft Pruisen langzamerhand zijne grenzen tot in den zuidelijk daaraan grenzenden bergzoom verplaatst: in het Odergebied tot op den hoogsten top der Sudeten, aan de Elbe stroomopwaarts door het gebied der Saaie tot in het Thuringsehe heuvelland, van den Neder-Eijn opwaarts naar den Middel-Rijn en diens zijrivieren tot aan den Main.
De Pruisische monarchie strekt zich sedert 1866 in onafgebroken samenhang uit van de Maas en de Saar tot op den rechteroever van den Niemen en loopt vau de Noord- en Oostzee (de noordelijke landgrens is nog niet nauwkeurig bepaald) tot aan den Benodcn-Main. Daarbij komen nog de vorstendommen H o li e n-zo 11 ern (Hechingen en Sigmaringen) in Zuid-Duitscliland, en verscheidene kleine enclaven in Mecklenburg en Middel-Duitsch-land, en het Jahdegebied. Pruisen hoeft dus deel aan alle hoofd-stroomen van Duitschland en aan de meeste middelgebergten.
Bevel king.
In dichtheid van bevolking (4079 op 1 vk. mijl) wordt Pruisen onder de Europeesche groote mogendheden alleen door Groot-Brittanje overtroffen.
Volgens afstamming behoort de bevolking hoofdzakelijk tot twee nationaliteiten: de Duitsche, die zoo overwegendis, dat y|0 der geheele bevolking daartoe gebracht wordt; de Slavische, die 2'/, mill, zielen telt. Polen wonen nog in Posen, Pruisen, Silezic; Czechen, Moraviërs en quot;Wenden in Sileziö en ook in het regeeringsdistrict Frankfort. Buitendien zijn er aan de beide uiterste einden der monarchie nog vreemdsoortige be-standdeelen: in Oost-Pruisen Letten of Litthauers (1-47 000 inw.), in den kreits Malmedy (11000) Walen, een mengsel van Celtische en Germaansche elementen, en in Sleeswijk (147000) Denen.
De christelijke bevolking van Pruisen bestaat, behalve 14 000 Mennonie-
357
358 GODSDIENST. STAATSREGELING. § 60.
ten, waarvan de meesten in liet regeeringsdistriet Dantzig wonen, en 1500 Grieksche christenen, uit '% Protestanten (16 mill.) en Katholieken (8'/4 mill.). De Joden, die vooral in de streken wonen, welke vroeger tot het koninkrijk Polen behoord hebben, tellen V-s mill.
Hoofdzakelijk protestantsehe bevolking viüdt meu in Oost-Pruiseu, Saksen en vooral in Brandenburg en Pommeren, Frankfort, Keur-Hessen, Hannover en Sleeswijk-Holstein: hoofdzakelijk katholieke bewoners iu Posen (2/3), 'Westfalen en vooral in de Rijn-provincie (^/4); in \\ est-Pruisen en Silezië zijn de beide belijdeuissen bijna even sterk.
Staatsregeling.
De kroon is erfelijk in de mannelijke linie van 't koninklijke huis naar het recht van eerstgeboorte; de koning heeft de uitvoerende macht, de wetgevende macht deelt hij met den algemeenen landdag, die uit het Heerenhuis en het Huis der afgevaardigden bestaat.
10 p 0 g r a p li i e.
1. (Het koninkrijk) Pruisen, de oostelijkste, noordelijkste en tevens grootste provincie (Ü79 vk. mijlen) ligt in een grooten boog om de Oostzee, op beide zijden van den Beneden-Weichsel, tot welks gebied de kleinere, westelijke helft, West-Pruisen, grootendeelsbehoort, terwijl de grootere, oostelijke helft,__Oost-Pruisen, het gebied der kustrivieren van het Frische en Ivoerische Haff inneemt. — Dantzig, eene ouderwetsche stad, „het Noordsch Venetiëquot; (98000 inw?), niet hét lort Weichselmunde en de haven Neufahrwasser, wordt doorsneden door twee armen der Motlau en door stroomsplitsingen in 6 deelen verdeeld, heeft uitvoer van hout en granen. Mariënburg aan de Nogat, eens de residentie van den grootmeester der Duitsche orde, en El hing (31000 inw.), alle in de vruchtbare Weichseldelta. Verder nog Grraudenz, Culm en Thorn (IGOOO inw.), alle aan den rechter Weichseloever. — In Oost-Pruisen ligt Koningsberg (112000 inw.), aan verscheidene armen van den Pregel, tevens universiteitstad, thans ook van de zeezijde versterkt, nadat quot;het reeds lang door bet sterke Pillau, aan den mond van het Frische Haff', beschermd was. Uit bet haff en uit de opene zee aan het schiereiland Samland, tnsscben het Frische en Koerische Haff, wordt door duikers veel barnsteen gewonnen. De havenstad Memel (10000 inw.), aan den ingang van het Koerische Haff, houdt zich bezig met het visschen en bewerken van barnsteen. Braunsberg, aan het Frische Hall (Passarge), met een katholiek lyceum; slagveld van Eilau (1807), Gïossjagerndorf (1757) en Friedland (1807). Tilsit (19000 inw.) aan den Memel.
2. (De mark) Brandenburg, het stamland, in het midden des rijks. De hoofd- en residentiestad Bei lij n (968000 inw.) ligt op beide oevers
POMMEEEK. POSEX. SILEZIC. § 60.
van de Spree. Door hare ligging zoowel midden tusschen de zee en het gebergte als tusschen het noordwesten en het zuidoosten der Noord-Duit-sche laagvlakte, ten deele ook door hare ligging aan eene niet onaanzienlijke stroomverbinding van de Middel-Elbe en de Oder, alsmede in het kruispunt der Noord-Duitsche spoorwegen, is zy het middelpunt geworden van een belangrijk handelsverkeer. Ook is zij de eerste industrie- en fabriekstad van Duitschland en door hare voortreffelijk ingerichte wetenschappelijke instellingen; universiteit, academie der wetenschappen en die van kunsten enz., hare verzamelingen, b. v. bibliotheken, museums enz., het centraalpunt voor de geestbeschaving van Noord-Duitschland. In de nabij-heid C'harlottenbnrg aan de Spree (26000 inw.), met eeu koninklijk kasteel. Aan de Havel liggen: a. de vesting Span dan (27000 inw., aan den mond der Spree, met een geweerfabriek, geschutgieterij en militaire schietschool; b. de tweede residentie Potsdam (45000 inw.) met het lustslot Sanssouci; c. B r a n de n b u r g (27 000 inw.), de oudste stad der mark; slagvelden bij Wittstock (i636) en Fehrbellin (1675). Aan de Oder het door handel, scheepvaart cn drie missen belangrijke Frankfort (-17000 inw.), Kustrin, vesting aan den samenloop van AYarthe en Oder, en verscheidene andere nijvere plaatsen, als Landsberg, Guben, Cottbus, Zulli-chau. Slagvelden bij Zorndorf (1758) en Kunersdorf (1759).
3. (Het hertogdom) Pom meren, op beide oevers van de Oder, boogsgewijze om eene golf der Oostzee gelegen. Aan de kust, tegenover het eiland Eugen met de hoofdplaats Bergen en het zeebad Putbus, ligt de vesting Straalsund (28000 inw.) en de universiteitstad Grreifswald (17000 inw.); de vesting en handelsstad Stettin (81000 inw.), aan de Oder, de haven van Berlijn, is na de opheffing van den Sont-tol zeer vooruitgegaan. Zij voert hoofdzakelijk graan, spiritus en hout uit. De versterkte zeehaven Swinemunde aan de Swine, de bevaarbaarste der drie uitgangen van het Stettiner haff; verder Stargard (16000 inw.) en Anclam (aan de Peene); Coslin, de vesting Colberg aan de kust, Stolpe aan de rivier Stolpe.
4. (Het groot-hertogdom) JPosen, op beide oevers van de Warthe, zonder eenige merkbare verhevenheid van den grond, daarom de vlakste provincie van den geheelen staat. De grootste helft der bevolking spreekt Poolsch. Hier ligt de vesting Posen (61000 inw.) aan de Warthe, op den handelsweg van Maagdeburg naar Warschau; Bromberg (26000 inw.), aan het kanaal, waardoor Weichsel en Netze (dus ook Oder) ouderling verbonden zgn; verder nog vei'scheidene kleinere steden met vee! kunstvlijt.
5. Silezië, de zuidoostelijkste provincie, op beide oevers van de Oder, heeft de meeste volstrekte bevolking van alle, al heeft zij maar eene groote en twee middelmatige steden met meer dan 20000 inw. Breslau, de hoofdstad aan de Oder (239000 inw.), naar de bevolking de tweede stad der mouarchie, is door zijne ligging het punt van doorgang geworden voor
359
SILEZlë. SAKSEN. § 60.
het verkeer van het oostelijk deel der Noord- en Oostzee naar het gebied van den Donau en den Boven-Weichsel, en verder het middelpunt van den Silezischen handel. Voor wol heeft het de aanzienlijkste mis van geheel Europa. De universiteit is de eenige in Noord-Duitschland, die beide theologische faculteiten heeft. De vestingen Kosel, aan de Oder, en Neisse, aan de Neisse (19000 inw.). De vereeniging van minerale schatten en steenkolenbeddingen heeft hier steeds aan het mijnwezen en de ijzerhutten eene groote belangrijkheid gegeven, die men alleen in de industriëele streken van België en de Rijnprovincie terugvindt. Bij Ratibor wordt de Oder bevaarbaar. Hier is Königjihutte (26000 inw.) spoedig opgekomen.
De fabriekstadj es liggen vooral in het bergachtig zuidwestelijk gedeelte, alsmede Salzbrunn, een druk bezochte badplaats, Schwcidnitz (1GOOO inw.) en Gfatz; slagvelden Mollwitz (1741), Leuthen (1757). In het noordwestelijk gedeelte, grootendeels op den linkeroever van de Oder, liggen na Breslau de groote Silezische steden: de fabriekstad Görlitz (45 000 inw.) aan de Lausitser Neisse, de vesting Groot-Glogan (18000 inw.) aan de Oder, Liegnitz (23000 inw.) aan de Katzbach, in welks nabijheid het slagveld Wahlstatt (1241, 1813). Grunberg is bekend door zijn wijn. Langs het Eenzengebergte ligt eene reeks kleine steden met veel nijverheid. Hirsehberg is het middelpunt der Silezische linnenindustrie.
6. Saksen onderscheidt zich van alle andere provinciën door groote staatkïmdige verbrokkeling deels op, deels door vreemd gebied. De hoofdstad Maagdeburg (met Sudenbnrg 88000 inw.) ligt ongeveer in het midden van het gebiedquot; der hier reeds door vele zijrivieren versterkte Elbe, ter plaatse waar zij zich in haar middelloop het meest naar t westen keert. Door deze ligging aan een uitmuntenden waterweg en de noordelijke helling van den Harz verhief zich deze stad tot de eerste handelsplaats aan de Middel-Elbe en werd zij het pnnt van doorgang tusschen het trans-albingische noordoosten en het Neder-Eijnsche westen. De voornaamste plaatsen aan den oostelijken voet van den Harz zijn: Halbcrstadt (27 000 inw.), Qnedlinburg (16 000 inw.), aan de Bode, die de meest bezochte partijen van den Beneden-Harz bezit, Aschersleb en (15000 inw.'l: Stassfnrt, meteen der grootste zoutbeddingen, bijna 400 met. elik. Aan de Elbe telt men de vestingen Torgan, Wittenberg; aan de Saaie Nanmburg, Merseburg, de universiteitstad Halle (60000 inw.), met een eeuwenoude zoutmijn. In deze streken liggen verscheidene plaatsen, bekend door veldslagen: Muhlberg (1547), Lutzen (1632), Gross-görschen (1813), Eossbach (1757) [alle drie in het dal der SaaleJ, Auer-stadt (1806). In het zuidelijkste meest verbrokkelde deel der provincie vir.dt men de vesting Erfurt (48000 inw.) aan de Gera, ten noorden van het Thnringer woud en aan den hoofdweg tusschen de Middel-Elbe en den
360
SLEESWIJK. HANNOVER. TVESTFALEN. § GO.
Rijn, in den tuin van Tharingen; Nordhausen (23G00 inw.), in de zoogenaamde Gouden gouw. Heiligenstadt, Muhlhausen (17000 inw.). S u li 1, in de zuidelijkste enclave, is de hoofdzetel der Thuringsche ijzerindustrie, vroeger wegens zijne geweerfabrieken „liet tuighuis van Duitsch-landquot;, dat thans Sümerda is.
7. (De hertogdommen) S1 ee s wij k-Ho 1 s te i n (met 1 mill. inw.). In Holstein maakt de vrijhaven Altona (84000 inw.) aan de Elbe als het ware eene voorzetting van Hamburg uit, en is met deze uitgesloten van het tolverbond; Gluckstadt; Kiel (37000 inw.), universiteit, met de schoonste haven aan de Duitsche Oostzeekust, is bestemd tot oorlogshaven voor de Duitsche Oostzeevloot en Rendsburg aan de Eider tot vesting. In Sleeswijk is Flensburg (26000 inw.), aan een bocht, die door het schiereiland Sundewit beschermd wordt, belangrijker door handel en industrie dan de stad Sleeswijk, aan de golfvormige Schlei (Danewirke). — Aan de sterk gesneden oostkust ligt in de kleine Belt Al sen, een der schoonste eilanden der Oostzee (stad Sonderburg tegenover Duppel).
8. Hannover (met bijna 2 mill, hoofdzakelijk Luthersche inwoners) bestaat uit het noordelijk hoofdland, van den den linker Emsoever tot aan de Beneden-Elbe, en een kleiner zuidelijk deel, van de quot;Weser tot aan den Bloksberg. Een grooten, golfvormigen inham in het hoofdland maakt het groothertogdom Oldenburg; een zeer kleine enclave maakt het gebied der vrije stad Bremen uit. Met Hannover is ook onlangs het Jahdegebied ('/4 vk. mijl)met eene zeer versterkte oorlogshaven. Wilhelmshaven, vereenigd. Han-nover (na de uitlegging in 1859, met inbegrip der voorsteden Glocksee en Linden, 106000 inw.) en de universiteitstad Göttingen liggen aan de Leine, eene zijrivier van de Aller, waaraan Geile en, niet ver van hare monding in de Weser, Verden gevonden worden, Luneburg (16000 inw.), Harburg en Stade, de winterhaven voor de Elbeschepen, daarentegen aan de Elbe; Einden niet ver van de uitwatering der Ems in den Dol-lart, daarom eene belangrijke stapelplaats van Noord-Duitschland. Ook Leer aan de Ems heeft een niet onaanzienlijke rivier-en zeevaart; drukke uitvoer. Aan de bovenste Hase, eene zijrivier van de Ems, ligt Osnabruck (29000 inw.), in het zuidelijke deel der hoofdmassa Hildesheim (22 600 inw.). Het kleine zuidelijke deel bevat den mineraalrijken Boven-Harz met Clausthal en Goslar. — Nog behooren tot deze provincie verscheidene eilandjes, zooals: Norderney (zeebad), Borkum, enz.
9. Westfalen. Van deze provincie ligt het zuidelijkste deel in het Middel-Duitsche bergland, het noordelijke behoort tot de Xoord-Duitsche laagvlakte. Er zijn geen vestingen en slechts eene groote stad. Munster, de hoofdstad aan de Aa, telt slechts 36000 zielen (vrede 1648); zij heeft een academie, bestaande uit een katholiek-theologische en eene philosophi-sche faculteit; Dortmund (57000 inw.), het middelpunt der Westfaal-sche kolen-en ijzer-industrie; Hamm (16000 inw.); verder nog eenige
361
HESSEN-NASSAU. RIJN-PEOVINCIE. § 60.
kleinere stadjes, zooals Minden aan de Weser; Bielefeld, de hoofdzetel van den linnenhandel; Iserlohn, fahriekplaats van metaalwaren, Arnsberg in het bergland (aan de Ruhr), een der nijverste plekjes van Pruisen, en nog vele andere plaatsen, die zich met mijnwezen, bewerking van ijzer enz. bezighouden: Altena. Hagen, Bochum, Siegen, Schwelin.
10. Hessen-Nassau, de kleinste provincie, bestaande uit het voormalige hertogdom Nassau, Keur-Hessen, Frankfort en het landgraafschap Hessen-H omburg.
Kassei (53000 inw.), aan de Fulda, met de Wilhelmshühe, be-kend wegens het kunstmatig aangelegde park en de fraaie waterwerken; aan de Boven-Lahn de univevsiteitstad Marburg; Fulda, aan de rivier van dien naam. Aan den Beneden-Main viudt men het nijvere Hanan (20000 indiaan de Middel-Weser, in het graafschap Schaumburg, Ein-teln. quot;Wi^oaden (badplaats met 44000 inw.) ligt aan de zuidelijke helling van den Taunus, Biberich, aan den Rijn. De beroemdste plaatsen voor den rijnwijnbouw liggen ten deelein het Maindal, ten deele in den Rijngouw, zooals het kastêéTJohaimesberg, Rudesheim; de niet minder vermaarde gezondheidsbronnen treft men ten deele aan op den Taunus, b. v. Wiesbaden, Homburg, Langenschwalbadi, Schlangenbad, Sclters, ten deele aan de Lalm (Èms). Aan iïe oevers dezer rivier vindt mëiT Je steden Nassau, Diez, Limburg, Weilburg. Mijnen en smelterijen houden een aanzienlijk ïïeel vau quot;dequot;TievoTking^ljczlg.
De sta él Frankfort (103 000 inw.), na Keulen de belangrijkste stad vau quot;West-Duitschland. tot 1806 „vrije stadquot;, heeft hare beteekeais niet alleen te danken aan hare ligging op het noordelijkste punt der vruchtbare Boven-Rijnsche laagvlakte, als punt van uitgang voor den grooten dahveg en aan den hier voor grootere schepen bevaarbaren Main, alsmede aan den grooten militairen en handelsweg uit het Rijn-naar het Elbegebied, naar Leipzig -en naar dat van den Donau; maar ook aan de omstandigheid, dat dit centraalpunt.van het geheele Rijngebied, tusschen Noord- en Zuid-, tussehen Oost- en West-Duitschland, tot de plaats van de keizerskeuzen, later van de keizerskroningen en eindelijk van de bondsvergaderingen werd gekozen. De geld- en effectenhandel is hier van geen mindere beteekenis dan de goederenhandel op de 3 groote missen; in de middeleeuwen werd zij „het verkoophuis der Duitschersquot; genoemd. Op deu linkeroever van den Main de voorstad Saehsenhausen.
In het voorm. landgraafschap Hessen-Homburg, dat uit twse gescheiden gebieden bestaat, heeft men de badplaats Homburg aan den zuidoostelijken voet van den Taunus, en Meissenheim aandeNahe.
11. De Rijnprovincie, de westelijkste en dichtst bevolkte (7770 op 1 vk. mijl), behoort, evenals AVestfalen, Saksen en ten deele ook Silezic met haar zuidelijk deel, tot het Middelgebergte, met het noordelijke tot de Ne-der-Duitsche laagvlakte. Hier vindt men de meeste grootere steden, waarvan sommige handel-, andere industrie drijven. Op den rechter Rijn-
362
DE MJN-I'ROVIKCIE. § GO.
oever liggen: .Dus^eldorf (80 700 inw.), met veel handel en scheepvaart; het was nog in de 13de eeuw een dorj), werd later als residentie der hertogen van Berg een kleine stad, doch verhief zich eerst in de 19de eeuw als Rijnhaven van het aan industrie zoo rijke AYupperdal in dezelfde mate, als het dal in bloei toenam; het is tevens de zetel der Neder-Eijnsche schilderschool. Ruhr or t (20000 inw.), aan de monding van de Ruhr. De verbazend sterke ontginning der kolenmijnen in dit gebied en de industrie, die daarmede in de laatste jaren verbonden is, deden de stad zeer vooruitgaan. Hare haven, de beste van den Pruisischen Neder-Rijn, en hare verbinding met den linker Rijnspoorweg maakten haar tot eene levendige handelsplaats, die aan het eens zoo aanzienlijke Duisburg (37000 inw.) een gedeelte van zijn verkeer ontnam. We s el is een vesting aan den mond der Lippe, Emmerik, de laatste Duitsche Rijnstad naar het noorden. — In het bij uitstek nijvere Wupperdal vindt men in de dubbele stad El-berfeld (80600 inw.) en Barmen (86500 inw.) en omliggende plaatsen, die nauwelijks van de stad te onderscheiden zijn, eene lange onafgebroken reeks van zijde-, linnen- en katoen-fabrieken, ververijen en bleekerijen; terwijl Solingen, dat ook in het Wupperdal ligt, de zetel is voor zwaard-, messen- en scharenfabrikatie („het Duitsche Birminghamquot;) en Rem scheid (26 000 inw.) landbouwgereedschappen vervaardigt. — Het beneden Ruhr-gebied bezit de rijkste kolenmijnen, aan welker bearbeiding vooral Essen (54000 inw.), met de uitgebreidste staaigieterij, en Muhlheim hun bloei te danken hebben; de laatste plaats houdt zich ook vooral bezig met den uitvoer van de zoo hooggeschatte brandstof der steenkolen naar den Middelen Neder-Rijn. — Op den linkeroever liggen in de nabijheid van den stroom: C_refel d (62000 inw.), bekend door de beste zijde- en fluweel-fabrieken van geheel Duitschland; Kleef; Neuss, de vooi'naamste graanmarkt der Rijnprovincie; op eenigen afstand varTlle rivier, G1 adbach (31000 inw.), Viersen, Rlieydt. — Aan den stroom liggen: Keulen (135000 inw.), de rijkste en bevoTktste stad aan den Neder-Rijn, met het tegenover gelegen Dentz eene hoofdvesting; bovendien eene middelmatige stad, de universiteit Bonn (28000 inw.), met een heerlijk uitzicht op het Zevengebergte.
K eul en. in het midden van de insnijding der vruchtbare Neder-Ilijnsehe laagvlakte, die door industriëele bergstreken omgeven wordt, heeft vroeger, als zetel van een geestelijken keurvorst en als hoofdplaats van het aartsbisdom, voorname hanzestad. stapelplaats voor de verbinding met het nijvere Nederland, zetel der Neder-Eijnsehe manufacturen, bloeiendste hoogesehool, eene welvaart bezeten, die haar ook de kunsten deed aanmoedigen. Zij had eene eigene schilderschool en zag het grootste gedenkteeken van Germaansche bouwkunst verrijzen, dat eerst in onzen tijd zijne voltooiing nadert: den dom. In den jong-sten tijd heeft de stad zich eenigszius hersteld van haar vroeger verval, omdat zij het middelpunt werd der Rijnstoombootvaart en der Neder-Rijnsche spoorwegen.
363
DE RIJN-PROVINCIE. § 60.
Xaast den ouden tak van industrie {eau de Coloyne) kreeg zij ook suikerraffinaderijen, katoenspinnerijen, werkt Hitfabrieken enz.
Coblentz ^84000 imv., vesting tegenover de sterke bergvesting Ehren-bT-eTtstein) is door zijne ligging midden in de schoonste Rijnstreek en aan het zuidelijk einde van het wijde Neuwieder dalbekken, aan den mond der Moezel cn niet ver van de uitwatering der Lahn, tevens als eenige grootere stad aan den Middel-Eijn, belangrijk geworden voor handel en krijgswezen. De overige steden aan den Middel-Eijn zijn, behalve Neu-wied, van weinig beteekenis. Aan de Nahe ligt Kreuznach (zout-baden), en aan de Middel-Lahn W e t z I a r, het middelpunt van het verkeer in het gebied der Lahn. — In het Moezelgebied is de tweede belangrijke stad TH.ejL (22 000 inw.), ter plaatse waar de Moezel met eene diepe insnijding door het quot;West-Neder-Eijnsche bergland breekt en beneden de uitwatering der Saar. Zij is waarschijnlijk de oudste stad in Duitschland, met veel overblijfselen van aloude gebouwen(/quot;oz-to nigra, baden? amphitheater enz.). Aan de hier bevaarbare Saar heeft men Saarbrucken, en daartegenover St. J o h a n n, midden in rijke steenkolenvelden, die veel handel en industrie (b.v. glasfabrieken) in't leven roepen; devesting Saarlouis. — In het westen, in een zeer nijvere streek, die vooral bekend is wegens de lakenfabrieken, ligt Aken (79700 inw.), tot in het midden der 16de eeuw de kroningsstad der Duitsche keizers; de zwavelbronnen alhier worden even druk bezocht als in Burtscheid. Aan de Roer vindt men nog Duren, Malmedy (looierijen), ïhi^en^ Stolberg, Grulik.
12. Hohenzollern, het stamland van het Pruisische koningshuis, wordt ingesloten door Baden en Wurtemberg en ligt in het gebied van den Boven-Neckar en van den Donau, waaraan de hoofdstad Sigmaringen. Bij Hechingen ligt op een bergkegel der Ruwe Alp het stamhuis Hohenzollern.
II. BEIEREN.
Het koninkrijk Beieren (3/4 kath., % prot.) bestaat uit twee zeer ongelijke, afzonderlijke deelen, waarvan het grootere op beide zyden van den Boven-Donan en van den Boven- en Middel-Main , het kleinere op den linkeroever van den Boven-Rijn ligt; daarom zou men Beieren kunnen noemen de Donan-Main-mogendheid. Het hoofdland beslaat: a. op den rechter Donauoever de Zwabisch-Beiersche hoogvlakte van den Beneden-Uier en de Bodenzee aan den eenen tot aan de Salza en den Beneden-Inn aan den anderen kant, en loopt in het zuiden tot aan de noordelijke Voor-Alpen; b. tusschen Donau en Main de Frankische Jura en de aan weerszijden van dit gebergte liggende tafellanden: het Frankische tot aan den Boven-Tauber en den Boven-Wernitz met het Steigerwoud, en het plateau der Opper-Palts met het Beiersche Hoogwoud en de zuidwestelijke helling van het Bohemer woud; c. op den rechter Mainoever het Fichtelgcbergte
364
HET KONINKRIJK BEIEREN. § 65.
met het Frankenwoxul, de zuidwestelijke helliDg van het Ehöngebergte en den Spessart. Het kleinere gedeelte of de Beiersche Palts CEijn-Beieren) omvat het noordelijkste deel der Vogezen, tusschen den Kijn en de Saar, en aan den noordoostelijken voet hiervan een klein gedeelte der Boven-Rijnsche laagvlakte. Ofschoon in het geheele rijk de landbouw hoofdbedrijf is, staat hij hier toch het hoogst. De voornaamste producten zijn: vlas, hennep, hop, wijn, hout, zout, enz.
Beieren is in 8 kreitsen verdeeld, die historische namen dragen.
a. Opper-Beieren, met de hoofd- en universiteitstad Munchenaan den Isar (met de voorsteden (190800 inw.); zij ligt hooger (487 meter boven de zee) dan eenige groote stad van Middel-Europa.
Hoe weinig Munch en ook wegens zijne ligging op een onvruchtbare hoogvlakte door de natuur begunstigd is, heeft de kunstzin van Lodewijk I het toch in buitengewoon korten tijd tot eene der merkwaardigste en schoonste steden van Europa gemaakt. Het is een middelpunt voor de beoefening der kunst en een lievelingsplaats der wetenschap geworden. De nieuwe kerken en paleizen zijn niet alleen gedenkteekenen van de voornaamste soorten van stijl: Grieksch, Romeinsch, Gothisch, Italiaansch enz., maar zij zijn ook rijk versierd met beeldhouwwerk en schilderijen, vooral in fresco, zooals de Lodewijkskerk, de Allerheiligen-kapel, de Basilica van den heiligen Bonifacius, de parochiekerk in de voorstad Au , het nieuwe koninklijke paleis , met voorstellingen al fresco voleens Gricksche en Duitsche dichters, voorn, uit het Nibelungenlied, het gebouw der feestzaal, met historische schilderijen in fresco. De openbare verzamelingen , als bibliotlieek, glyptotheek, de beide pinakotheken, de „vereenigde verzamelingenquot; in het koninklijke slot, behooren door aantal en waarde harer schatten voor wetenschap en kunst tot de eersten der wereld. Voor de stad staat de tempel van den roem, met de beeltenissen van beroemde Beieren, en daarvoor het kolossale bronzen standbeeld van Bavaria (17 met. hoog). Onder de werkplaatsen verdient genoemd te worden die der koninklijke glasbeschilderingen en de ertsgieterij.
De residenticn Tegernsee, aan het meer van dien naam, Hohen-schwangau, inde nabijheid vanTiissen aan de Boven-Lech, liggen aan den voet der Beiersche Alpen. Nymphenburg ligt in de onmiddellijke nabijheid van Munchen; Ammergau, bekend om zijne passiespelen, in het bovendal der Amine.
In dat gedeelte van Beieren, hetwelk tot de Salzburger Alpen behoort, vindt men rijke lagen van steenzout. Berchtesgaden, dicht bij het heerlijke Koningsmeer, R ei ehen li al 1, het middelpunt der vier Beiersche zoutgroeven , die door buizen voor het met zout verzadigde -water verbonden zijn; Traunstein en Rosenheim houden zich alle bezig met het winnen en bereiden van dat zout. — Noordwaarts op den linker Donau-oever ligt de Donauvesting Ingolstadt (17000 inw.).
b. Neder-Beieren met Landshut aan den Isar, Kelheim aan den mond der Altrauhl en het Ludwigskanaal, en de grensvesting Passau
365
HET KONINKRIJK BEIEREN. § 60.
(13 000 inw.), aan de samenvloeiing van Inn, Ilz en Donan, dus aan het vsreenigingspunt van drie bevaarbare rivieren.
c. Z^-aben en Nenburg , bijna geheel tusschen Iller en Lech , met de steden; Angsburg (56900 inw.), in het midden van de Beierseh-Zwabi-sche hoogvlite en net iioven-Donaubekken. Reeds als Romeinsche kolonie {Augusta Vindelicorum) aanzienlijk, bloeide deze vrije rijksstad bij het einde der middeleeuwen op nieuw als stapelplaats van den Zuid-Duitschen handel met noordelijk Europa, Italië en de Levant, 't Is cog de tweede stad des rijks voor handel en industrie. In de nabijheid heeft men het Lechfeld (slag 955). Donauwerth, aan den Donau, ter plaatse waar tegenwoordig de stoombootdienst begint. In de nabijheid Schellenberg en Hoc list a d t, verder noordwaarts Nördlingen De stad L indau, op 3 eilanden in de Bodenzee, is het einde der Beiersche banen en een hoofdstation voor de stoombootvaart op het meer.
d. Opper-Palts (linker-) en Regensburg (rechteroever), met de oude Beiersche hoofdstad Regensburg (31500 inw.), aan den noordelijksten Donauhoek, daarom vroeger de grootste rivierhaven van Duitschland voor het verkeer met het oosten en Italië, en toen de bloeiendste stad van Zuid. Duitschland, later gedurende l'/o eeuw (1662—1806) de zetel van den Duitschen riikadag. In de nabijheid de Walhalla, een marmeren tempel in Griekschen stijl met borstbeelden van beroemde Duitschers.
e. Üpper-Franken, het gebied van den Boven-Main, metde steden: Baireuth (19000 inw.) aan den Rooden Main. Hof, aan de Saaie, het noord-einde van het Beiersche spoorwegnet, en Bamberg ('25000inw.), in een wijden dalketel, waar de wateren, die hier van alle kanten in den Main stroomen, en onder deze vooral de Regnitz, deze rivier zoo bevaarbaar maken, dat van deze stad de onmiddellijke scheepvaart uitgaat naar den Middel- en Neder-Rijn en zij dus de voornaamste stapelplaats voor den Boven-Main is. Buitendien is zij met den Donau verbonden door het 23 y2 mijl lange Ludwigs-kanaal (met 94 sluizen), dat van hier uit langs.Neurenburg tot in quot;de Altnmhl boven Regensburg loopt, en welks hoogste punt ruim 4200 met. boven den spiegel der zee, 210 met. boven den Donau, oOO met.
boven den Main ligt.
ƒ. Middel-Franken of het Regnitzgebied, dat, karig door de natuur bedeeld, zijne bewoners zich vooral op industrie deed toeleggen, omvat een gedeelte van de Frankische Jura en de Frankische hoogvlakte. Zoo werd het aloude Numb erg (Neurenberg, 90800 inw.), aan de Pegnitz de rijkste plaats van Duitschland in kunstvoortbrengselen {Neurenherger hand naai door H gansche land), en ten gevolge der ligging in het midden van 'het Duitsche handelsgebied, tusschen Hamburg en Venetic, Keulen en Weenen , in het laatst der middeleeuwen na Regensbnrg het hoofd-ver-bindinfspunt van het verkeer op Donau, Elbe en Rijn. Tevens was het de hoofdzetel van de Duitsche dichtkunst en kort daarna van de Duitsche
36ö
SAKSEN. § GO.
schilderkunst en metaalgieterij. Nog in onze dagen heeft deze voormalige vrije rijksstad, thans de eerste handels- en fabriekstad van Beieren, onder allo Duitsche steden iu haar uiterlijk aanzien het middeleeuwsch karakter in den bouwtrant het getrouwst bewaard. Fnrth (27000 inw., gedeeltelijk Joden), aan de Pegnitz, eene der aanzienlijkste fabriekplaatsen van Neu-renberger speelgoed in Dnitschland; Erlangen, de protestantsche universiteit in Beieren; Ansbach, aan de Kezat, de hoofdplaats van de kreits. Solnhofen, aan de Altmuhl, levert steenen voor lithographie.
ij. Bene den-Frank en (het gebied van den Middel-ilain) en A sch a f-fenburg, met de nniversiteitstad quot;Wurzbnrg (45 000 inw.), in het midden van het Jlaingebied en Franken, en wel in den vruchtbaren dalketel, die den beroemden Stein- en Leistenwijn levert. Zij was van ouds een voornaam middelpunt voor de uitbreiding van het christendom en de beschaving, de hoofdzetel der geestelijke en wereldlijke heerschappij over den Middel-Main. De kleinere steden in de krommingen van den Main zijn van belang voor den expeditiehandel en als stapelplaatsen. Te Aschaf-fenburg betreedt de Main de vlakte van den Boven-Eijn. De badplaatsen Bruckenau en Kissingen liggen in het Rhongebergte, de laatste bovendien nog aan de Frankische Saaie.
h. De Palts of „Rijn-Beieren,quot; de kleinste, maar wegens de vele aanzienlijke dorpen en kleine steden de meest bevolkte onder de kreitsen, in weerwil der talrijke landverhuizingen. In de Bo ven-Rij n sch e laagvlakte liggen; Spiers, „de doodenstad der Duitsche keizersquot;, Ludwigshaven tegenover Mannheim, aan den Rijn, de vesting Landau. Aan den oostelijken rand van het Haardtgebergte vindt men de voornaamste middelpunten van den Paltsischen wijnbouw, als Durkheim, Deidesheim, Forst; aan de westelijke helling Tweebruggen en Keiserlautern.
III. SAKSEN.
Het koninkrijk Saksen, met eene bijna uitsluitend Luthersche bevolking, is eene enkele samenhangende massa in de gedaante van een driehoek en strekt zich uit van de noordelijke helling van het Ertsgebergte en de Lausitzer bergen tot in de Noord-Duitsche laagvlakte. De dichte bevolking vindt voor meer dan de helft haar bestaan in het zeer volmaakte myn-wezen (zilver, tin, ijzer) en in de wol- en katoenindustrie. Het land wordt verdeeld in vier naar steden genoemde kreitsen:
a. De middelste of de Dresdener kreits met de hoofdstad Dresden (196000 inw.), op beide oevers der Elbe. Zoowel om hare schoone natuurlijke ligging aan den uitgang van Saksisch Zwitserland, als om hare trotsche gebouwen is Dresden eene der bekoorlijkste residentiën van Dnitschland en wordt om hare rijke kunstverzamelingen het „Duitsche Florence1' genoemd. Meissen, aan den ingang der Elbe in het laagland, heeft de oudste porseleinfabriek van Europa; Freiberg (20000 inw.), zijne beroemdste mijn-academie, ligt in het midden van het belangrijk mijndistrict voor zilver.
307
368 •nrURTEMBERG. § 60.
b. De noordwestelijke of Leipziger kreits bevat de bloeiende uni-versiteitstad Leipzig (126000 inw.), het middelpunt van den uitmuntend geregelden Duitschen boekhandel en met eene druk bezochte mis, in het midden van groote wegen van verkeer en tamelijk wel in het midden van het voormalige Rijks- en bondsgebied. Verder heeft men er vele kleinere nijvere steden en de meeste slagvelden op het kleinste terrein.
c. De zuidwestelijke of Zwickauer kreits, met zijne rijke kolenvelden, doet in nijverheid alleen onder voor Dusseldorfs streken en maakt een der levendigste fabriekdistricten uit van het vastland. Het heeft wegens de vele industriüele steden, zooals Zwickau (31000 inw.) , Chemnitz (80000 inw.), een hoofdzetel van Duitsche katoenindustrie (daarom „Saksisch Manchesterquot;), Annaberg, kantklopperij, Schneeberg, met geborduurde en witte goederen, Plauen (28000 inw.), Reich enb ach , Glaucbau (19000 inw.), de tweede fabriekstad van Saksen, en kleinere fabrieksteden de dichtste bevolking.
d. Inden oostelijken of F. au tz ener kreits liggen, behalve de fabrieksteden Bautzen aan de Spree en Zittau aan de Lausitser Neisse, in het midden van rijke bruinkolenvelden, eene menigte kleine, sterk bevolkte plaatsen, zooals Herrnhut, de hoofdzetel, en verscheidene andere nederzettingen der Moravische broeders.
IV. WURÏEMBERG.
Het koninkrijk Wurtemberg (-/3 pro test antsch, gt;/, katholiek) behoort, evenals Beieren, deels tot het Rijn-, deels ook het Donaugebied; doch hier maakt, in tegenstelling van Beieren, het Rijngebied, en wel het Nec-kardal, de grootere massa uit, waarom men 'Wurtemberg ook den naam geeft van „Neckarmogendheid.quot; Landbouw en boschcultuur zijn de voornaamste bedrijven. Het rijk wordt verdeeld in vier kreitsen: Neckar, Jaxt, Donau en Schwarzwaldkreits.
Het Neckardal, het hoofd- en stamland des rijks, is onder alle deelen het dichtst bevolkt. In het middelpunt van den Boven-Neckarloop ligt de rijks-universiteitstad Tubingen; in het midden vindt men de vier dicht bij elkander gelegen centrum-steden van het dal: het nijvere Esslingen (16000 inw.), de badplaats Cannstadt, waar de Neckar bevaarbaar wordt, de hoofdstad Stuttgart (107000 inw.), ingesloten in een dalketel van boschrijke en met wijnstokken beplante heuvels en bloeiend geworden door velerhande industrie, en Lndwigsburg, de belangrijkste wapenplaats des rijks. In het zoogenaamde benedenland, aan de noordelijke grens, is Heilbronn (16000 inw.), het punt van uitgang voor het onmiddellijk verkeer met den Beneden-Rijn, in dit land de eerste haven aan den Neckar geworden, die hier door zijne grootste zijrivieren versterkt wordt. Als fabriekstad is het na Esslingen de voornaamste. — Aan de Bodenzee gaat over Friedrichshaven (eertijds Buchhorn), aan het zuideinde der staatsspoorwegen, het verkeer tnsschen Wurtemberg en Zwitserland met Italië
BADEN. HESSEN. § 60.
Op en aan de Eauhe Alp liggen eenige nijvere stadjes, als Zwabiscli-Gmund, Cröppingen, dicht bij de burcht Hohenstaufen, Geislin-gen. Aaien, het middelpunt der ijzerindustrie; aan de uitwatering van den Iller in den Donau, die hier voor grootere schepen bevaarbaar wordt, de vesting Ulm (30000 inw.), een geschikte plaats ter bescherming van een leger achter, gelyk Rastadt voor het Schwarzwald, tegeneen aanval uit het westen. Ook als handelsstad schijnt zij weder op te komen, daar zij een punt van verkeer is geworden tusschen de Bodenzee en het Neekardal. Aan de Zwabische Alp ligt Reu tl in gen, aan de Enz Wildbad.
B. DE STATEN TAX MIXDEREN RAXG.
1. Het groothertogdom Baden (';/3 katholieken, '/j protestanten), het derde land dat zoowel tot het gebied van den Rijn als van den Donau behoort. Het eerste is hier echter betrekkelyk veel grooter dan zulks bij quot;Wurtemberg het geval is, want van den Donau bezit Baden weinig meer dan het brongebied; van den Rijn daarentegen den geheelen rechteroever van de Bodenzee af tot voorbij de monding van den Neckar , welks geheele benedenloop tot Baden behoort, en dan nog een klein gedeelte van het Main-gebied. Het grootste deel des lands wordt ingenomen door het Schwarzwald met zijne dichte, donkere wouden, die er den naam aan gegeven hebben en den rijksten tak van bestaan uitmaken voor de I-rrachtige Schwarz-walders, die met weinig tevreden zijn. Zy brengen de reusachtige pijn- en dennenboomen door de diep ingesneden zijdalen van den Rijn naar den hoofdstroom en vlotten er mede tot zelfs naar Nederland. Nog kennen zij eenige kleinere takken van nijverheid; vooral worden hier houten klokken in grooten getale voor het buitenland gemaakt; de stroovlechterij is van veel beteekenis, doch do mijnbouw heeft weinig te beduiden.
Het land wordt verdeeld in 4 naar steden genoemde kreitsen. Aan de Bodenzee en wel aan het noordwestelijk einde op de Zwitsersche zijde ligt Constanz, daar waar het boven-en beuedenmeer zich vereenigen. In de Bodenzee vindt men de eilanden Reichenau en Jlainau ; aan de bronnen van den Donau: Donaueschingen. xVUe andere belangrijke steden liggen in het Rijndal, meestal op eenigen afstand van de hoofdrivier, aan den uitgang van een dal van 't Schwarzwald en aan den spoorweg. Van het zuiden naar het noorden volgen: de universiteitstad Freiburg in den Breisgau (31000 inw.), aan het einde van het zoogenaamde heidal en aan de Dreisam. Zij is zoo in vrede als in oorlog het voornaamste punt van verkeer tusschen de Donanbron en de Bodenzee aan den eenen, den Boven-Rijn aan den anderen kant. Verder het bedrijvige Lahr, Offenbnrg aan de Kinzig, Ivehl aan de uitwatering van de Kinzig in den Ryn, met eene brug naar Straatsburg; Baden, aan de Oosbeek, eene der oudste en meest bezocbte badplaatsen van Europa; de vesting Rastadt, die de wegen in het Schwarz-
PÜIZ, VERGEL. AARDK. 24
369
MECKLENBUEG-SCEWEEIN. SAKSEN-WEI3IAK, EXZ. § 60.
wald dekt, niet ver van de uitstrooming van de Murg in den Eijn, waar het gebergte liet dichtst bij den stroom ligt; de waaiervormig gebouwde hoofdstad Karlsruhe (44600 inw.), in hare nabijheid Durlach en het nijvere Pforzheim (16 000 inw.). In het noordelijk gedeelte B r u ch-sal, de universiteitstad Heidelberg (18000 inw.), waarde Neckar uit het gebergte in de Boven-Rijnsche laagvlakte komt, de residentie der voor. malige keurvorsten van de Palts, de schoonst gelegene stad van Duitsch-land, met de uitgebreidste ruïnen op Duitschen bodem. Mannheim (46 500 inw.), aan de uitwatering van den Neckar in den Rijn, de eenige aanzienlijke Rijnhaven van Baden; het is de eerste handelsstad op den rechteroever van den Boven-Riju. Aan den voet van het Odenwald Weiu-h e i m; aan den Main quot;W e r t h e i m, even belangrijk als de andere plaatsen in de krommingen van den Main.
^ 2. Het groothertogdom Hessen (% protestantsch, katholiek) bestaat uit tweedeelen: een zuidelijk inde Boven-Rijnsche laagvlakte en op het Odenwald, en een noordelijk in het Hessische bergland.
Het zuidelijk deel wordt door den Rijn in twee provinciën gesneden: a. Starkenburg, of het zuidoostelijk deel met de hoofd- en residentiestad Darmstadt (44000 inw.) in de Boven-Rijnsche laagvlakte, alsmede een reeks kleinere plaatsen aan de zoogenaamde Bergstraat aan den westelijken voet van het Odenwald, en het nijvere Offenbach (22000 inw.) aan den Beneden-Maiu; b. Rijn-Hessen of het zuidwestelijke deel, met de Rijnsteden Worms, de zetel der oude Duitsche heldensagen en met Spiers, de wieg van den Duitschen burgerstand; de vesting Mainz (58000 inw. en een sterk Pruisisch garnizoen), om hare ligging aan den Rijn reeds sedert de oudste tijden als de hoofdsleutel van het Duitsche land beschouwd, bloeit thans door handel; Bingen, aan de uitwatering der Nahe in den Rijn, waar deze door het Leigebergte van den Middel-Rijn begint te breken; c. Opper-Hessen, eene enclave in de Pruisische provincie Hessen-Nassau met de universiteitstad Giessen aan de Lahn.
3. Het groothertogdom Mecklenburg-Schwerin, met de hoofdstad Schwerin, strekt zich langs de Oostzee uit, waar de „zeestedenquot; Wismar en Rostock (34000 inw.), tevens universiteit, en de badplaats Dobberan, niet ver van de Oostzee, liggen.
4. Het groothertogdom Saksen-Weimar bestaat uit het vorstendom Weimar aan de noordoostelijke helling van het Thuringer wond en het vorstendom Eisenach aan de noordwestelijke helling van dat gebergte. Het eerste behoort tot het gebied der Elbe, waarin de hoofdstad quot;Weimar aan de Hm, de universiteitstad Jena aan de Saaie ligt; het laatste behoort tot het gebied van de Weser, daar er de Werra doorstroomt. Apolda heeft aanzienlijke fabrieken. In de nabijheid van Eisenacli verheft zich op een bergkegel de Warthurg (Zangers-strijd, Luther).
5. Het groothertogdom Mecklenburg-Strelitz, met de hoofd-
370
OLDEXBURG, BRUXSWIJK, ENZ. § 60.
stad Nieuw-Strelitz, bestaat uit tweedooi- liet grootliertogdom Jleck-lenburg-Scliwerin ver van elkander gescheiden deelen, waarvan het oostelijke hertogdom Strelitz, het westelijke vorstendom Ratzeburg heet.
5. Het groothertogdom Oldenburg bestaat uit:
a. het hertogdom Oldenburg, met de hoofdstad van dien naam, aan de Hunte. Het maakt een golfvormigen inham in Hannover en loopt van de Beneden-AYeser tot dicht aan de Ems;
b. het vorstendom Lubeck in verscheidene stukken, waarvan een aan de Oostzee (golf van Lubeck) grenst, terwijl de andere door Holstein ingesloten worden. Hoofdplaats: Eu tin, tevens zomerresidentie;
c. het vorsteudom Birkenfeld op den linker Rijnoever, aan den Honsrug, vormende eene enclave der Pruisische Rijnprovincie. Hoofdplaats: Birkenfeld aan de Nahe.
7. Het hertogdom Brunswijk, bestaande uit drie deelen en verscheidene stukjes in Pruisen. Het westelijk deel, op den rechteroever der Middel-Weser, wordt tevens besproeid door de Leine, het noordelijk door de Ocker, waaraan de steden Brunswijk (GüOOO inw., bekend om de mis) en Wolfenbuttel liggen; het zuidoostely k, aan den Be-neden-Harz, heet het vorstendom Blankenburg met gelijknamige hoofdstad.
8. Het hertogdom Sakseu-Meiningen sluit met zijn hoofdland boogsgewijze de zuidelijke helling van het Thuringer woud in en wordt in zijn westelijk gedeelte door de AVerra, in zijn oostelijk door de Saaie gesneden; aan de eerste liggen Hildburghausen en Meiningen, aan de laatste Saalfeld.
9. Het hertogdom Saksen-Altenburg bestaat uit twee door het gebied van Reuss en Weimar gescheiden deelen, waarvan het westelijke door de Saaie, het oostelyke door de Pleisse gesneden wordt; in het laatste ligt de hoofdstad Altenburg (20000 inw.) aan de Pleisse.
10. Het hertogdom Saksen-Kobu rg-Grotha bestaat uit twee door het Thuringer woud gescheiden deelen. Het grootere hertogdom Got ha, met de hoofdstad van denzelfden naam (23000 inw.) ligt aan den noordelijken voet, het kleinere hertogdom K ob u r g met de insgelijks gelijknamige hoofdstad en vesting aan den zuidelijken voet van het Thuringer woud. Het heeft met Saksen-Meiningen dit eigenaardigs hoven alle middelmatige en kleinere staten van Duitschland, dat beide tot drie hoofdstroom-gebieden behooren: tot dat van de Elbe (Unstrut, eigenlijk Saaie), dat van de Weser (Werra) en dat van den Ryn (Main). De fabrieksplaats Ruhla behoort voor de eene helft aan Gotha, voor de andere aan Weimar.
-» 11. Het hertogdom Anhalt met de hoofdstad Dessau aandeMul-de. Een klein gedeelte ligt aau de oostzijde van den Beneden-Harz; al het andere ligt in de laagvlakte op de beide oevers van Elbe en Saaie en wordt ingesloten door Pruisisch gebied. B e r n b u r g en C ö t h e n waren vroeger ook hoofdsteden van twee bijzondere Anhaltsche vorstendommen.
371
372 SCHTVARZBURG-SONDERSHAUSEII. WALDECK, ENZ. § 60.
12 en 13. De beide vorstendommen a. Schwarzbnrg-Sonders-hansen en b. Sohwarzburg-Rndolstad t, met de hoofdsteden van denzelfden naam, liggen gedeeltelijk in de inzinking tusschen den Harz en het Thuringer woud, gedeeltelijk aan de noordelijke helling van het laatste.
14. Het vorstendom Waldeck bestaat uit het eigenlijke vorstendom quot;Waldeck met de hoofdstad A r o 1 s e n , en het kleine graafschap P y r-mont met de badplaats van dien naam, niet ver van de Middel-Weser. Het bestuur is bij tractaat aan Pruisen overgegaan.
15. Het vorstendom Heuss, oudere linie, wordt besproeid dooide Elster, waaraan de hoofdstad Greitz ligt.
16. Heuss, jongere linie, bestaande uit de h e e r 1 ij kh e i d G e r a in het noordelijk deel en de vorstendommen Schleiz, Lobenstein en Ebersdorfin het zuiden. De hoofdstad is het nijvere Gr e r a , ook „klein Leipzigquot; genaamd.
17. Het vorstendom Schaumburg-Lippe raakt niet aan de Lippe, maar ligt tusschen Weser en Leiue, zonder een der beide rivieren aan te doen. De hoofdplaats is B u c k eb u r g.
18. Het vorstendom Lippe-Detmold, van het Teutoburger woud tot aan de Weser, met de hoofdstad D e t m o 1 d en de fabriekplaats L e m g o (meerschuim waren).
19—21. De drie v r ij e hanzesteden (met republikeinschen re-
geeringsvonn).
a. Hamburg (met de voorsteden 265000 inw.) aan de Beneden-Elbe, die hier bijna een golf is, met een mond van 12 mijlen en op een landengte tusschen de Oost- en Noordzee.
Hamburg is de tweede stad van Duitschland, de eerste zeehaven van het Europeesche vastland, de derde van Europa, want zij staat alleen beneden Londen en Liverpool; haar handelsverkeer overtreft dat van geheelekoninkrijken (België, Spanje). Hare winterhaven is Cuxhaven op het noordelijke punt van het schiereiland tusschen Elbe en Weser. Zie Lubeck.
b. Bremen tusschen Oldenburg en de provincie Hannover. De gelijknamige hoofdstad (102900 inw.), aan de Beneden-Weser, staat in verbinding met het aan den mond der Weser sedert 1827 opgekomen Bremerhaven, dat voor de grootste schepen toegankelijk is. Na Hamburg is het de belangrijkste Duitsche Noordzeehaven, waar de meeste landverhuizers met de stoomvloot van den Noord-Duitschen Lloyd vertrekken.
c. Lubeck (de stad met de voorsteden 45 000 inw.), aan de bevaarbare Trave, twee mijlen van de uitwatering dezer rivier in de Oostzee. De havenstad Travemunde ligt aan den mond der Trave. Deze ligging verschafte aan Lubeck in de middeleeuwen den eersten rang in de Hanza; tegenwoordig bepaalt zich het verkeer hoofdzakelijk tot de kustlanden der Ojstzee. Lubeck en Hamburg zijn samen in het bezit van het ambt Ber-gedorfmet de bij uitstek vruchtbare zoogenaamde Vierlanden.
OOSTEXKIJK. § 61.
23. Elzas-Lotharingen -n-ordtals Onmiddellijk Duitsch rijks-land door een. Opper-president in Straatsburg bestuurd, die onmiddellijk onder den Duitscben rijkskanselier staat.
a. Benedeu-E Iza s. Aan de 111, welke zeer geschikt is voor bet aanleggen van fabrieken, ligt de aanzienlijkste stad der Boven-Rijnscbe laagvlakte, Straatsburg (94300 inw.), '/j uur van den Rijn. Deze stad is van belang als hoofdpunt op den grooten weg van den Donau naar de Seine, van Weenen naar Parijs, voor den handel en het krijgswezen. Als hoofdplaats voor den handel van den geheelen Boven-Rijn, als vesting van den eersten rang en als Duitsehe universiteit (1872) is zij de belangrijkste in de Boven-Rijnsche laagvlakte. Be gothische munster (142 met.) is de hoogste van Duitsebland. Kleine steden, doch met veel nijverheid, zijn: Schlettstad en Biscli weiier met lakenfabrieken; Hagenau verbouwt hop. Industrie in de zydalen der Vogezen, ziebl. 263. AVeisseuburg en Worth, bekend in den oorlog van 1870.
h. Boven-Elzas met Col mar (23800 inw.), eene voormalige vrije rijksstad, en JMuhlhausen (57 000 inw.), belangrijk door de katoen industrie.
c. Lotharingen. Het Lotharingsche terrasland wordt gevormd dooide noordwestelijke helling der Vogezen tot aan de Ardennen en den Hons-rug en ligt tusschen Maas en Rijn. Het is het meest bebouwde en best bevolkte gedeelte van het geheele Moezelland met de beide vestingen M e t z (46000 inw.) en Die den hoven (Thionville). Saargemnnd is een nijver stadje aan de Saar, die hier de grens uitmaakt tusschen Duitsch-Lotharingen en de Pruisische Rijnprovincie.
Tot het voormalige Duitsch Verbond behoorde ook nog het vorsten, dom Lichtenstein op den rechteroever van den Rijn, tusschen Zwitserland en Vorarlberg, met het kleinste getal inwoners (S320 op 3 vk. mijl. van alle Duitsehe staten. Het is in tolverbinding met Oostenrijk. Hoofdplaats Lichtenstein, eertijds Va do et z, aan den Rijn.
DE OOSTEXIUJKSCH-HOKGAAESCHE MONARCHIE.
De Oostenrij ksch-Hongaarsche monarchie beslaat het zuidoostelijk deel van Middel-Europa en is de eenige staat van Europa, waarin de drie hoofdstammen der Europeesche bevolking: de Duitsehe, de Romaansche en de Slavische niet alleen aan elkander raken, maar ook in grooten getale vertegenwoordigd zijn; daarbij bevat deze staat de gansche natie der Ma-gyaren. Deze monarchie is ook de eenige, waarvan de geheele geschied, kundige ontwikkeling in zulk een hoogen graad aan een enkel groot stroomgebied verbonden is en wel aan het omvangrijkste van Middel-Europa, welks
373
OOSTENRIJK. § 61.
hoofdader het vereeuigend middelpunt voor de Duitsche en zuidoostelijke deelen is. Door hare ligging tusschen het zuiden en noorden, het westen en oosten van Europa, en aan een diep in het land loopende binnenzee; door het bezit van den grooten natuurlijken waterweg (üonau) tusschen het oosten en westen, en door een even veel omvattend als voortreffelijk samenhangend spoorwegstelsel, dat op twee plaatsen de Alpen heeft overschreden; bedeeld met een bodem, die rijk is aan schatten der natuur, met een gezond klimaat en een krachtige bevolking van 36 mill, zielen is Oostenrijk-Hongarije bestemd om het middelpunt van een reusachtig verkeer te zijn en een grooten invloed op de politieke betrekkingen van Europa uit te oefenen.
Ligging en klimaat.
Deze continentaalstaat, die slechts aan eene zijde aan eene binnenzee grenst en een volkomen samenhangend, goed afgerond seheel uitmaakt, ligt bijna onder dezelfde breedtegraden (51 tot 42) als Frankrijk, dat hij door zijne uitgestrektheid van 't westen naar 't oosten (27 — 44° oosterlengte) in vlakte-uitgebreidheid overtreft, terwijl hij onder alle Europeesche staten in grootte slecnts onderdoet voor Skandinavië en Rusland. — De groote uitgestrektheid van het noorden naar het zuiden, de groote verscheidenheid in de hoogte van den grond, b. v. Alpenland, Middelgebergte, laagvlakte, de tegenstelling van de continentale ligging en do uitbreiding naar het oosten met de kuststreken heeft een groot verschil in klimaat tengevolge; de grootste afwisseling in temperatuur vindt men in de Hongaarsche vlakte.
Bevolking.
Oostenrijk wordt in absolute en in betrekkelijke bevolking (3183 op 1 vk. mijl) door Groot-Brittanje, Frankrijk en Pruisen overtroffen.
Vergelijkt men de afzonderlijke deelen der monareliie met elkander, dan vindt men de sterkste bevolking aan den noordelijken en zuidelijken raad van dezen staat, waar eensdeels de vruchtbare grond zulk eene bevolking kan voeden, anderdeels de industrie hare werkplaatsen opgeslagen heeft, vooral waar beide voorwaarden vereenigd zijn, zooals in Silezië, Bohemen, Moravië (5440 op l vk. mijl); de zwakste bevolking vindt men gedeeltelijk aan den oostelijken rand der monarchie in de met meren, moerassen of wouden bedekte kroonlanden Bnkowina, Oost-IIongarije, Zevenbergen, voornamelijk echter in de landschappen van het hooggebergte der Alpen, waar Tirol 1657, Salzburg 1173 inw. op 1 vk. mijl heeft.
374
BEVOLKISG VAN OOSTENRIJK. § 61.
Oostenrijk doet in verscheidenheid van bevolking, ten opzichte van afstamming en taal, slechts voor Rusland onder, dat weliswaar nog meer nationaliteiten in zich bevat, maar waar toch één hoofdvolksstam een beslissend overwicht heeft. In Oostenrijk daarentegen, waar volgens Czornig 15 nationaliteiten uit de drie Europeesche volkstakken en bovendien nog uit den Mongoolschen stam aanwezig zijn, is de talrijkste stam, de Slavische, te zeer in beschaving ten achter om eenig overwicht uit te oefenen. De herhaalde verhuizingen van de volksstammen, die sedert het begin der middeleeuwen uit Azië westwaarts gedrongen zijn, hebben alle hare richting naar het Donaugebied genomen en gedeeltelijk hier haar eindpunt bereikt. Vooral in Hongarije kan men op eene betrekkelijk kleine ruimte de overbiyfselen der groote volken vinden, die in de middeleeuwen de schrik van Middel-Europa waren Deze ethnographische verscheidenheid bemoeilijkt de pogingen om eenheid in den Oostenrijkschen staat te brengen.
A. Europeesche stammen (28 mill.).
I. Duitschers (9 mill.) bevinden zich in de westelijke helft der monarchie, al zijn zij ook niet overal overwegend; buitendien zijn zij, vooral de Nederduitsche, als „boden van beschavingquot;, ook verbreid in Galicië, Hongarije, Zevenbergen, in de volkplantingen, die door de regeering van Maria Theresia en Jozef II zoo zeer begunstigd werden.
II. S1 a v e n (16 mill.) maken de hoofdbevolking uit van den noordelijken rand, b. v. in Middel-Bohemen en Moravië, in Galicië, alsmede van den. zuidelijken rand der monarchie. Zij vormen geen gesloten nationaliteit, dewijl zij geen gemeenschappelijke schrijftaal hebben. Men onderscheidt:
a. Noord-Slaven (12 mill.): de Czechen in Bohemen, waar zij het middelgedeelte des lands bewonen en aan de Duitschers de bergachtige grenslanden overlaten; de Moraviërs in Moravië en Middel-Silezië; de Slow aken, meestal arme boereu, mijnwerkers, boscharbeiders in noordwestelijk Hongarije; de Polen in het oosten van Silezië en in het westen van Galicië; de Roet henen of Rusniaken in de grootere oostelijke helft van Galicië, het noordoosten van Hongarije en het noordwesten van de Bukowina, de minst beschaafde stam onder alle Slaven van Oostenrijk.
b. Zuid-Slaven (4 mill.): de Wenden of Winden in de bovendalen der Drau, Sau en Mur, in het kustland en in enkele deelen van zuidwestelijk Hongarije, waar zij Slovenen heeten; de Kroaten (bergbewoners) maken de bevolking uit van Kroatië en het westelijk gedeelte der voormalige Militaire grenzen; de Serb en bewonen Slavonic (als Slavoniërs), verscheidene landstreken van Zuid-Hongarije (hier „Eaizenquot;), het oostelijk deel der vroegere Militaire grenzen, het zuidwesten van Istrië (als „Mor-lakenquot;) en Dalmatië.
375
BEVOLKING VAN OOSTENKIJK. § 61.
III. De Eomanen (3'/2 mill.).
a. De West-Komanen of Italianen (met de Frioelers en Ladinen) in Zuid-Tirol, het kustland en Dalmatië.
b. De Oost-Romanen of quot;Walachen (bijna 3 mill.) 'wonen in het Banaat (zuidoostelijk Hongarije) en in Zeveuhergeu, -n-aar zij het grootste gedeelte der bevolking uitmaken.
B. Aziatische stammen (71/, mill.).
I. De Magyaren (6 mill.) hebben zich tusschen de noordelijke en zuidelijke Slaven ingeschoven en maken de hoofdbevolking van Hongarije uit. Zij wonen hier vooral in de vruchtbare vlakten midden in het land en hebben zich ook in Zevenbergen verspreid.
II. De Joden (1V2 mill.) hebben zich, ofschoon zij de Duitsche taal spreken, voornamelijk bij de Slavische volksstammen gevestigd en -worden het meest in Galicië en Hongarije aangetroffen.
III. De Zigeuners (160000), in Hongarije en Zevenbergen, houdt men voor afstammelingen der Indische Paria's, die tijdeus de verwoesting van Indië door ïimur van daar verhuisd zijn.
In Zevenbergen hebben zij meestal vaste woonplaatsen aan de uiteinden der steden en dorpen in eigene hun aangewezen districten; zij vinden hun onderhoud door lompenhandel, muziek, smeden, terwijl de als nomaden levende Zigeuners in Hongarije zich met goudwasschen, ketellappen, veldarbeid enz. bezighouden of als straatmuzikanten rondtrekken.
Godsdienst.
De Katholieken, deels Eoomsch-Katholiek (bijna 24 mill.), deels Ver-eenigd-Gïieksch (bijna 4 mill.), maken in alle provinciën, met uitzondering van Zevenbergen, het meerendeel der bevolking uit; de Grieken ziju het talrijkst in Galicië; de Roethenen behooren meest tot de Vereenigde Grieksche kerk. Met de belijders van dezen godsdienst komen in getalsterkte bijna overeen de Protestanten (3,/2 mill.) en de niet-vereenigde Grieken (3 mill.)
De Protestanten, welke zich gedeeltelijk aan de Augsburgsehe, maar nog meer aan de Zwitsersche belijdenis houden, tellen hunne meeste geloofsgenooten (3 mill.) in Hongarije en Zevenbergen, omdat in deze landen reeds sedert lang (van Leopold I af) aan de Protestanten bijna gelijke rechten met de Katholieken toegestaan waren. In de zuidelijke kroonlanden, in Salzburg en in Tirol wonen er de minste. De niet-vereenigde Grieken maken in zuidelijk Hongarije, maar voornamelijk in Bukowina het hoofdbestanddeel, in de voormalige Militaire grenzen de helft der bevolking uit.
376
CULTUUR. § 61.
Cultuur.
a. Physische cultuur.
Hoewel meer dan twee derde vau den Oostenrijkschen grond tot liet bergland en gedeeltelijk tot het hooggebergte behoort, wordt toch ruim % tot akker-, tuin- en wijnbouw, tot weiland, bergweiden en boschgrond gebruikt. Hongarije, als eene onuitputbare bron van een zeldzamen nationa-len rijkdom, overtreft alle kroonlanden. De akkerbouw levert daar ongeveer %, de wijnbouw, welks product in hoedanigheid door geen land wordt overtroffen, geeft %, de tabaksproductie % van den geheelen oogst, en depaar-denteelt is nergens zoo belangrijk als in Hongarije. Evenwel is Hongarye dat land in Europa, waarvan de natuurschatten tot nu toe het minst ontgonnen zijn (zie bl. 387). In verscheidenheid van voortbrengselen uit het mineraalrijk wordt Oostenrijk door geen anderen Europeeschen staat overtroffen. Behalve het platina, ontbreekt er geen der nuttige matalen; ijzer b. v. wordt in zeer goede kwaliteit, bijzonder in Stiermarken, Karinthië gevonden; aan brandbare delfstoffen is er een buitengewone rijkdom; zout wordt hier in allerlei vormen gewonnen: steenzout in de Karpaten en de noordelijke Alpenlanden , bronzout voornamelijk in het zoogenaamde Zout-kamergoed , zeezout in het kustland. Geeu ander rijk bezit zulk eene hoeveelheid en verscheidenheid van gezondheidsbronnen, die zich vooral in Bohemen, Hongarije, Salzburg enz. bevinden. Eindelijk zijn er nog verschillende soorten van edelgesteenten, die onder den gemeenschappelijken naam van „Boheemsche steenenquot; bekend zijn, terwijl men, wat nuttige steensoorten aangaat, in vele kroonlanden onuitputtelijke marmer- en albastgroeven aantreft.
b. Technische cultuur.
De Oostenrijksche industrie, die zich grootendeels van inlandsche grondstoffen (de voornaamste uitzondering is de boomwol) bedienen kan en daardoor den weldadigsten invloed op de landhuishoudkunde uitoefent, is het meest voor de bevrediging van inlandsche behoeften bestemd en vindt hierin haren zekersten aftrek. De uitvoer naar het buitenland is derhalve beperkt, omdat de westelijke, beschaafde naburen gedeeltelijk dezelfde soorten van voorwerpen voortbrengen, en de oostelijke, die minder beschaafd zijn, weinig behoeften hebben. Bohemen, Moravië met Silezië en Xeder-Oostenrijk (Weenen) vormen de eigenlijke zetels der Oostenrijksche industrie; vooral vereenigt Bohemen in zijne onvruchtbare oorden al de natuurlijke voorwaarden van eene levendige industrie: wouden, waterkracht, steenkolen gepaard met rijke metaaladeren, en staat dan ook door de vlijt der bewoners, de menigte en de waarde zijner manufacturen (yb van het geheel) boven aan. Dalmatië en de voormalige Militaire grenzen doen het minst aan industrie.
377
HAXDEL. GEESTBESCHAVIXG. STAATSREGELING. § 61.
De handel bezit in den grooten rijkdom aan grondstoffen en voortbrengselen der nijverheid het middel tot een zeer omvangrijk verkeer, zoowel tus-schen de enkele kroonlanden als met het buitenland, en dat verkeer wordt daarenboven nog door de ligging der Oostenrijksche monarchie (zie bl. 374), door een uitgestrekt, bevaarbaar riviernet, doelmatig aangelegde kanalen en een aanzienlijke kustlengte, in den jongsten tijd ook door handelsverdragen met Oost-Aziatische volkeren, grootelijks begunstigd. Er ontbreken echter ook geen hinderpalen. Zoo zijn de voornaamste voortbrengende landen door hooge bergkammen in verschillende rijen van de eenige zee gescheiden, die de kusten van dit rijk bespoelt; de grootste bevaarbare stroomen, Donau en Elbe, hebben hun mond buiten de grenzen van den staat en de Donau legt aan de scheepvaart, vooral stroomopwaarts, groote moeielijkheden in den weg. De (sedert 1830) geprivilegieerde stoombootmaatschappijen, de Donau-stoombootmaatschappij en de Oostenrijksche Lloj-d, hebben evenwel aan de riviervaart, zoowel als aan de zeevaart, eene onverwachte vlucht gegeven. De spoorweg over den Semmering maakt het verkeer van het binnenland met de zee gemakkelijk; die van Linz gaat langs de iloldau en de Elbe naar 't noorden en over den Brenner naar Italië.
c. Greestbeschaving.
Evenals in Pruisen, is ook in Oostenrijk het lager schoolwezen in de Duitsche provinciën het best, in Dalmatië, Galicië en vooral in de Bu-kowina het slechtst. Een voorname hinderpaal is in de oostelijke landen daarvoor de verscheidenheid der taal, waarom er ook een groot aantal (bijna 2000) gemengde volksscholen zijn, waarin 2, 3, 4 talen naast elkander onderwezen moeten worden, b. v. Duitsch, Poolsch, Roetheensch, Walachsch, terwijl er overigens niet minder dan 20 taal verbindingen voorkomen. jJIen telt 10 universiteiten: 4 Duitsche (Weenen, Praag, Gratz, Innsbruck) en 6 in de niet-Dnitsche kroonlanden (Lemberg, Pest, Krakau, Klausenburg, Agram, Czernowitz). Deze zouden alzoo voor de behoeften van zulk eene groote bevolking niet toereikend zijn, wanneer niet zoowel theologische, polytechnische en chirurgische inrichtingen en rechts-academicn , als eene groote menigte van bijzondere vakscholen (speciale scholen) gelegenheid gaven om zich in vele vakken volkomen te bekwamen.
Staatsregeling.
Sedert 1867 bestaat de monarchie uit twee deelen, die dezelfde rechten hebben; «. de Duitsch-Slavische landen of de Cis-Leithaansche en 6. de landen der Hongaarsche kroon of Trans-Leithaansche, elk met een eigen ministerie en een afzonderlijke volksvertegenwoordiging, die in de Oostenrijksche landen de Rgksraad , in de Hongaarsche de Rijksdag genoemd wordt/-; Voor de gemeenschappelijke aangelegenheden der beide deelen des rijks zijn er drie ministeriën ingesteld; van buitenlandsche zaken, van finantiën en van oorlog. Om echter ook de gemeenschappelijke
378
STAATSREGELING. OPPER- EN KEDER-OOSTENRIJK. § 61. 379
aangelegenheden langs parlementairen weg af te doen, komen 60 afgevaardigden van den rijksdag als een afzonderlijk lichaam samen: de delega-tiën. Bovendien bestaan er voor de afzonderlijke kroonlanden landdagen, wier werkkring deels wetgevend, deels besturend, deels bewakend is.
De Rijksraad bestaat uit het Heerenhuis en het Huis der afgevaardigd e n. Het lidmaatschap van het Heerenhuis hangt ten deele af van geboorte, ten deele van persoonlijke ambten, ten deele van de benoemingen voor het leven door den keizer. Het Huis der afgevaardigden wordt gevormd iu de eerste drie kiezersklassen door directe keuze en in de vierde klasse door indirecte keus, en bestaat uit 353 leden, üe Hongaarsche rijksdag bestaat uit de Magnaten-tafel (Hoogerhuis) en de tafel der vertegenwoordigers (Lagerhuis). De Magnatentafel is samengesteld uit de Rijks-grooten; de tafel der vertegenwoordigers uit 444 rechtstreeks gekozen leden of ablegaten. De landdagen bestaan, behalve uit den aartsbisschop of den bisschop der provincie en den rector magnificus de:r rijksuniversiteit, uit gekozen afgevaardigden: a. van het groote grondbezit, b. van de steden en markten en de kamers van koophandel en nijverheid, c. van de gemeenten ten platte lande.
Aan het hoofd van het staatsbestuur der in den Rijksraad vertegenwoordigde kroonlanden staan door den keizer benoemde stadhouders of lands-presidenten. Onder hen staan de districts-hoofden, van wier werkkring de 30 steden met „eigene gemeentelijke wettenquot; uitgezonderd zijn.
Verdeeling en t op o grap li ie.
A. De Duitseh-Slavisehe ot'Cis-Leithaansche landen (20-/5 mill. inw.).
1. Hot aartshertog dom Oostenrijk boven de Enns of Opper-Oostenrijk (736 500 inw. op 218 vk. m.), op beide oevers van den Donau, van de uitwatering van den Inn tot aan die van de Enns.
De versterkte hoofdstad Linz (33-100 inw.), aan de samenvloeiing van de Traun en den Donau, is niet slechts van militair gewicht door hare ligging aan den bergpas naar het Traundal, maar is ook de stapelplaats voor de Donan-stoombootvaart en tevens het hoofdpunt van verkeer tusschen het Elbe- en Donaugebied, vooral sedert den aanleg van den spoorweg van G m u n d e n, aan het meer van dien naam, over Linz naar Budweis in Bomen. Deze vervoert het te Ebensee, Ischl enHallstadt in het Zoutkamer-goed gewonnen zont naar het noorden. Steier, aan de Enns, „het Oos-tenrijksche Birminghamquot;, levert niet alleen aan de geheele monarchie, maar ook aan vreemde landen messen, scharen en vijlen. De Schaapberg
OPPEK- EN NEDEK-OOSTENRIJK. § 61.
(1780 met.) tusschen de meren van St. Wolfgang, Maan- en Attermeer-wordt de „Rigi van het Zoutkamergoedquot; genoemd.
2. Het aartshertog dom Oosten rijk beneden de Enns of Neder-0ostenrijk (1990 000 inw. op 360 vk. mijlen), op beide oevers van den Donau, van de uitwatering der Enns tot aan den mond der March. De residentiestad Ween en (673 815 inw., met 36 voorsteden 1 020 770), is de natuurlijke hoofdstad van het Middel-Donangebied en ligt »op de grens van het hoogbeschaafde westen en het halfbeschaafde oosten van Europa.quot;
Oorspronkelijk gebouwd aan de uiterste gvens van het Duitsehc land, in het gezicht van de laatste hooge alpenkruin en van de westelijke eindketen der Karpaten, was AVeenen eeuwen lang eene sterke grensvesting, die het voort-dringen der oostelijke barbaren, vooral der Turken, tegenhield, voordat zij, door de bevrijding van Hongarije uit de Osraaansehe heerschappij, in het midden des rijks verplaatst werd. Door deze ligging in het midden van de kroonlanden en hét grootste stroomgebied van het beschaafd Europa, dat vooral hier zijne meeste bevaarbaarheid heeft, alsmede aan het vereenigingspunt van de hoofdwegen des handels en van het Oostenrijksche spoorwegnet, verhief zich Weenen tot de eerste handelsstad en de voornaamste fabriekplaats van het geheele Donaugebied. Over haar loopt het verkeer tusschen het noorden en het westen aan den eenen en van de Levant aan den anderen kant niet alleen langs den Donau , maar ook langs den landweg over de oostelijke (lage) Alpenketen naar de Adriatisehe zee, terwijl tevens de gemakkelijkste wegen van het noorden, door het dal der March en het begaanbaarste deel der Boheerasche grenzen, hier uitloopen. Ook heeft Weenen als een der voornaamste fondsen markten van Europa grootsche inrichtingen voor den geldhandel.
Keizerlijke lusthoven: Schönbrunn en Laxenburg.
Het Donaubekken Lij Weenen, en bijzonder het March veld, is een der voornaamste slagvelden van Duitschland geweest. Daar reeds streed Marcus Anrelins tegen de Duitschers, Karei de Groote tegen de Avaren; daar ook sloeg Kudolf van Habsburg Ottokar van Bohemen en leed Napoleon zijne eerste nederlaag bij Aspern en Essling, die hij echter bij Wagram roemrijk herstelde.
In het zuiden van Weenen: de badplaats Baden en het nijvere Wee-ner-Neustadt met een militaire academie.
3. Het hertogdom Salzburg, als het ware de voortzetting van het Alpenland van Tirol , bestaat hoofdzakelijk uit het tusschen hooge bergen ingesloten dal der Salza en de zijdalen, daarvan. Het bovenste deel van het hoofddal heet Pinzgau, het
380
TIROL EN VORAKLBERG. § 61.
middélste Pongau on liet beneden gedeelte Salzgau. Het beeft absoluut en relatief de kleinste bevolking van alle kroonlanden {153 000 op 130 vk. mijlen, dus slecbts 1173 op 1 vk. mijl).
De hoofdstad Salzburg (20000 inw.), met de oude vesting Hohen-Salzburg, ligt aan een hoofdingang van het Alpenland, waaruit de Salza hier op de Beiersche vlakte te voorschijn komt. De zoutmijnen in den Dur-renherg hij Halein worden wegens hare inrichting, en Gastein wegens zijne beroemde gezondheidsbronnen veel bezocht.
4. Het tot een vorstendom verbeven graafschap Tirol en Vorarlb erg (885 000 inw. op 582 vk. mijlen, slecbts 1657 op 1 vk. mijl). Do bevolking is zoo gering, dewijl alleen betrekkelijk smalle stroken gronds tot akkerbouw geschikt zijn. Tirol heeft drie groote hoofddalen: a. het Inndal (Noord-Tirol), dat over de geboelo breedte van het land loopt, en waarin hot Oetz-, Stubai- en Zillerdal uitloopen; I/. bot veel vertakte Etschdal (Zuid-Tirol), in bet bovondoel Vintschgau {vallis vernist a) genaamd, met bet Passeier- en Eisackdal, en c. in het oosten bet ruwe Pus ter dal, dat twoe lengtedalen, van de Eienz en de Drau, onder één naam vercenigt. Zuidelijk Tirol of do kreis Trente heet wegens de overwegend Italiaansche bevolking ook Welsch-Tirol.
Elk hoofd- en zijdal heeft zijne eigenaardige natuurschoonheden, voortbrengselen, zeden en sagen, zoodat Tirol door de menigvuldigheid der verschijnselen in het natuur- en vooral in het volksleven voor liet land dei-westelijke naburen niet behoeft onder te doen, al kan het er zich ook niet mede meten in grootsche en verhevene tooneelen, kristalheldere meerspie-gels met bekoorlijke oevers en veel omvattende vergezichten.
Dit oudste land van verbinding tusschen Italië en Duitschland heeft slechts kleine steden: de hoofdstad Innsbruck (1G 000 inw.), aanbelde zijden van den Inn en aan den noordelijken voet van den gemakkelijksten Alpenpas , den Brenner, waarover een spoorweg tusschen Innsbruck en Botzen loopt. Verder liggen ook in het Inndal: Hall met een zoutbron en Schwatz met ijzerhutten; Brisen, aan den Eisack en den zuidelijken voet des Brenners. — In het Etschdal liggen; II er an, aan den uitgang van het Passeierdal, dat om zijn zacht klimaat druk bezocht wordt en waar men aan den voet der Oetzthaler Eerner een Italiaanschen plantengroei vindt; Botzen (Pons Dntsi?), aan het vereenigingspunt van den Brennerweg met den weg door de Vintschgau naar Duitschland, dus aan twee gemakkelijke
381
STIEEMAKKEX. § 61.
■wegen over de Alpen, daarom met veel expeditieliandel voor het verkeer tusschen Duitscblaud en Italië. Trente (15000 iivw.) en Koveredo zijn belangrijke plaatsen voor den zijdehandel. De vesting Kufstein, aan den Beneden-Inn, dekt de grenzen aan den kant van Beieren.
In Vorarlberg, waar de industrie in katoen en werktuigen eene hooge vlucht neemt en daarom eene dichtere bevolking heeft, ligt Bregenz aan de Bodenzee, en Feldkirch bij de samenvloeiing van 111 en Rijn; de laatste plaats is een rustpunt voor het verkeer op Zwitserland.
5. Het hertogdom Stiermarken, of het Alpenland op beide oevers van de Mur en de Drau (1 138 000 inw. op 408 vk. mijlen), onderscheidt zich, evenals Karinthië en Krain (zie uo. 6 en 7), van de alpenlanden van Zwitserland en Tirol hoofdzakelijk door grootere dalen en vlakten. Evenals in Tirol zijn ook hier twee nationaliteiten vereenigd; Duitschers in de steden en in de mijn-districten van Boven-Stiermarken, Slaven in Beneden-Stiermarken of de kreitsen Graz en Marburg.
In deze oostelijke Alpen maakt het herdersleven en alpenbedrijf meer en meer plaats voor den akker- en wijnbouw. De rijkdom aan metalen (ijzer), die in de westelijke Alpen van geen beteekenis is, heeft in deze drie kroonlanden, waar het ook niet ontbreekt aan reusachtige steenkolenlagen, talrijke mijnen en smelterijen in het leven geroepen; vooral wordt veel staal verwerkt.
De uitlokkende hoofdstad Graz (81000 inw.), aan beide zgden van de hier bevaarbare Mur, en aan het zuidelijk einde van den weg over den Sem-mering, ligt in een bij uitstek scboone streek midden op de linie van verkeer tusschen den Donau en de Adriatisciie zee, alsmede tusschen Hongarije en de Duitsch-Slavische landen; aan de zuidelijke baan ook Bruck (aan de Mur) en Marburg (aan de Drau). Mariazell is de beroemdste bedevaartsplaats van Oostenrijk.
6. Het hertogdom Karinthië (337 000 inw. op 188 vk. mijlen) of het land op beide oevers van de Boven-Drau.
Hoofdstad: Klagenfurt (15000 inw.), door een kanaal verbonden met het Worther meer. Villach, aan de Drau, het middelpunt van den aanzienlijken Karinthischen mijnbouw op ijzer en lood.
7. Het hertogdom Krain (446 000 op 181 vk. m.) wordt verdeeld in Opper-Krain, of het alpenland aan den Tergloe, Bene-den-Krain aan de Middel-San, en in Binnen- of Middel-Krain met verdwijnende en weder verschijnende rivieren en moren.
382
BOHEMEN. § 62.
Behalve veel erts vindt men hier ook in Idria rijke kwikzilvermijnen. De versterkte hoofdstad Laihach (22500 inw.) is het middelpunt van het hassin der Boven-San. — De druipsteengrot van Adelsherg.
- 8. Het vorstelijk graafschap Görz met dcgelijknamige stad aan den Isonzo, en Gradisca, bet markgraafschap Is trie en de onmiddellijk onder het rijksbestuur staande stad Triëst met gebied vormen tezamen bet zoogenaamde «Kustlandquot; (600 000 inw. op 145 vk. mijlen).
De veelvuldig gemengde bevolking van Slaven, Italianen en Duitschers op het schiereiland Is trie en de tot dit markgraafschap behoorende eilanden is door deels uitmuntende havens, als Capo d'Is tri a, Pi ra no, Ro-vigno, Pola, de gewichtigste oorlogshaven van Oostenrijk, enz., voorde zeevaart en den zeehandel als 't ware bestemd. De industrie van het Kustland, evenals die van Dalmatië, zorgt voor den bouw, de uitrusting en proviandeering der schepen. — Triëst (109000 inw.), eene vrijhaven aan de Adriatische zee, heeft zich sedert een honderdtal jaren van eene kleine stad tot eene koopstad van den tweeden rang en tot eene stapelplaats voor de Oostenrijksche binnenlanden tot aan den Donau verheven, dewijl zij het verkeer tusschen den Donau en de Levant grootendeels tot zich trok en dit door de spoedig in bloei toenemende zeestoomboot-maat-schappij van den in 1833 opgerichten „Oostenrijkschen Lloydquot; gemakkelijk maakt. De opening van het „Suez-kanaal (1869) heeft Triëst in onmiddellijke verbinding gebracht met Oost-Indië en Australië. In de nabijheid van Triëst ligt hoog boven de zee het lustslot Miramar, eens het geliefkoosd verblijf van keizer llaximiliaan van Mexico.
/ 9. Het koninkrijk Bohemen (5 140 000 inw.— % Cze-cben, % Duitschers — op 944 vk. mijlen, dus bijna 5446 op I vk. mijl) is niet een naar alle zijden gelijkmatig afgesloten berg-ketel, maar »een terrasland, dat door verscheiden gebergten en bergachtige' opheffingen van den grond is omgeven en in bet binnenland van bet noordoosten naar het zuidwesten langzaam opklimt.quot; Want, terwijl in het noordwesten en zuidwesten de booge bergwallen van het Ertsgebergte en het Bohemer woud, eene natuurlijke, sedert overoude tijden bijna onveranderde grens vormen, heeft men in bet noordoosten zulk eene afsluiting maar ten deele door de weinig samenhangende bergruggen der Sudeten, terwijl in het zuidoosten het bekken geheel open is; vandaar is ook de Lausitz en Silezië langen tijd, Moravië bijna altijd met Bohemen verbon-
383
BOIIEMEN. MORAVlë. § 61.
clen geweest. De Moldau, de hoofdrivier des lands, deelt het in tweo bijna gelijke helften, een oostelijke en westelijke helft, die elk haar water naar de Moldau zenden.
De hoogste, tegen elkander overstaande bergketens, het Bohemer wond en Je Sudeten, verheffen zich steil uit de naburige landen van Bohemen (de Opper-Palts en Silezië), terwijl hare hellingen naar het binnenland van Bohemen langzamerhand vlakker worden en hare wateren straalvormig naar het midden des lands zenden. Het Ertsgebergte alleen wendt zijne steile helling naar Bohemen. De bergachtige en derhalve voor den landbouw weinig geschikte grenslanden aan den kant van Beieren, Saksen en Silezië bevatten voornamelijk eene Duitsche bevolking, die zulke takken van nijverheid uitoefent, waarbij geduld en volharding ver-eischt worden, als spinnen, weven en glasbereiding. De Slaven nemen hier, evenals in Moravië, het midden des lands in, leggen eene bijzondere voorliefde voor landelijke bezigheden aan den dag en onderscheiden zich hier meer dan in andere deelen der monarchie door verstandelijken aanleg. Zij bezitten in het bijzonder muzikale talenten, hebben eene eigene Czechische letterkunde, eigenaardige bekwaamheid in het bewerken van metaal en hout.
Bohemen heeft slechts eene enkele groote stad: Praag (190000 inw.), op beide oevers der Moldau in het midden van het koninkrijk en het Bo-heemsche wegennet, daarom de hoofdzetel van handel, industrie en beschaving; zij heeft de oudste Duitsche universiteit. De stad bestaat uit de oude stad en de nieuwe stad aan den rechteroever, de kleine zijde, het Hradschin en de kleine bergstad Wysehrad aan den linkeroever der Moldau. Een middelmatige stad is er in Boheme niet. want op Praag volgen dadelijk Pilsen (23700 inw.) te midden van rijke steenkolenbeddingen en Rei-chenberg (22400 inw.) aan de Neisse, een der belangrijkste fabrieksteden der monarchie voor katoenenen linnen goederen. Bndweis, waar de Moldau bevaarbaar wordt, is met Linz het middelpunt van handel op de Elbe en de Donau; de vesting Eger beschermt het brongebied der gelijknamige rivier. Noordwestelijk Bohemen bevat de vulkanische kegelbergen van het zoogenaamde Boheemse he middelgebergte, die nu eens alleen, dan weder in groepen, gedeeltelik uit de vlakte, gedeeltelijk op ruggen zich verheffen (de Jlilleschauer tot 835 met.). Deze bezitten een rijkdom van ondei-aardsche schatten (bruinkolen) en zijn door de heilzame gezondheidsbronnen van Carlsbad, Eranzensbad, Mariënbad en Te-plitz in eene soort van „Europeesch zomerverblijfquot; veranderd. Het middelpunt der Boheemsche glasblazerij is het kleine Haida. Noordoostelijk Bohemen heeft tot bescherming der weinige passen over het Iser- en Keuzengebergte de Elbe-vestingen Josephstad en Königgratz (veldslag 1SG6).
384
MORAVIË. CALIClë. BÜKOWIKA. § 61.
10. Het markgraafschap Moravië (2 017 000 inw. op 404 vk. mijl.), of liet stroomgebied der March, en het brongebied der Oder heeft dezelfde terrasvormige gesteldheid van den grond als Bohemen.
De talrijke bevolking van Moravië is uit Slaven en Duitschers samengesteld ; het Slavische element treedt echter hier nog meer op den voorgrond ('/,„) dan daar; ook hier houden de Duitsche bewoners zich vooral bezig met de -weverij, die op de schapenteelt berust, de Slavische met de ijzer-industrie, die vooral aan de hellingen der Sudeten en Karpaten het levendigst is. De steden Brünn (74000inw.),het „Manchester van het Donaugebiedquot;, en Iglau (20000 inw.) zijn de hoofdzetels voor de Oostenrijksche wol-fabrieken. De vesting Olmutz (10000 inw.) , aan de March, beschermt dit zijdal van den Donau naar het noordoosten. Het slagveld van Auster-litz (1805).
11. Het hertogdom Silezië bevat de hertogdommen Trop-p a n en T e s c h e n, met de steden van gelijken naam , waarvan het eene tot het brongebied van den Weichsel, het andere tot het gebied van de Oder behoort.
De stad Teschen maakt de handel gemakkelijk tusschen de vier landen Silezië, Moravië, Hongarije en Galicië, die hier met hunne uiterste grenzen aan elkander raken. Bielitz is de hoofdstapelplaats van het Galicische steenzout voor Moravië en Silezië; Troppau aan de Oppa is een levendige industriestad.
12. Het koninkrijk Galicië met het hertogdom Kra- n kau (sedert 184G) of de eertijds Poolsche landen (met 5 444 000 inw. op 1416 vk. mijl.) ligt in de stroomgebieden van den. Donau (door den Boven-Proeth), den Dniester en den Weichsel.
Het wordt in twee deelen verdeeld: Westelijk Galicië met Kra-kan (50000 inw.), de versterkte hoofdstad van het Boven-Weichselgebied, waar de Poolsche bevolking de overhand heeft, en het minder bebouwde O o s t-Oalicië met hoofdzakelijk Koetheensche bevolking en de hoofdstad Lem-berg (S7 OOOinw.,1/, Joden). De landbouw en de daarop betrekking hebbende takken van nijverheid,als linnenweverij, spiritusbranderijen en beetwortelsuikerfabrieken hebben een hooge vlucht genomen; daarenboven levert Galicië van alle kroonlanden bet meeste steenzout, in Wiliczka en Bochnia. Brody, waar y, der bevolking Joden zijn, is de belangrijkste handelsplaats tusschen Oostenrijk en Rusland. ïarnopol drijft vooral paardenhandel.
13. Het hertogdom Bukowina (513 000 inw. op 100 vk. mijl), aan den Boven-Procth en den Sereth, wordt bewoond door
rÜTZ, VEKGEL. AARDR. 25
385
336 HONGARIJE. § 61.
Roethenen en Romanen, die meest tot de niet-vereenigde GriekscLe kerk behooren.
De hoofdstad Czernowitz (3-1000 inw.), aan den Proetli, heeft met Moldavië en Bessarabië een levendig verkeer, dat door Armeniërs en Joden onderhouden wordt.
s 1-1. Hot koninkrijk Dalmatië (456 000 meestal Slavonische inw. op 232 vk. m.) is het smalle, J/4—9 m. breede, maar van het noordwesten naar het zuidoosten langgerekte, terrasvormige kustland langs de oostzijde dor Adriatische zee, dat Bosnië afscheidt van het verkeer op zee. Eene voortzetting der Julische Alpen, die gewoonlijk naar een der toppen, St. Dinario, de Di-narische, doch juister de Dalmatische Alpen genoemd wordt, vormt een rij van 500—600 met. booge rotseilanden, die door smalle, maar diepe armen der zee van het vastland gescheiden zijn. Zij verschillen daarin van do fjordvorming (bl. 9), dat er nergens loodrechte insnijdingen, noch sporen van mete-orische verwoestingen worden aangetroffen. In het noordelijk gedeelte is de richting der eilanden Veglia, Cherso, Lussin, die tot Istrië behooren, evenwijdig met het steile ku,stgobergte, welks voortzetting zij zijn ; in het zuidelijk deel liggen de eilanden van het oosten naar 't westen. Ten gevolge der talrijke havens en bochten heeft Dalmatië aanzienlijken scheepsbouw en een belangrijke handelsvloot ; ook de beste matrozen voor de Oostenrijksche vloot komen hier van daan.
Een eigenaardige volksstam vormen dc 15 000 Morlaken, d. i. Zee-Walachen, vau 'en Servischen stam, die ruwe oorlogzuchtige bergbewoners zijn iu de noor-delij'.e helft des lands en hunue woningen bouwen uit losse steenen cn met rijsh )ut of riet dekken.
De belangrijkste knststeden zijn van het noorden naar het zuiden de versterkte hoofdstad Zara, Sebenico, Spalato, eens de residentie van Did letianus, nu de stapelplaats voor den handel metTurkije, de zeevestingen Ragusa en Cattaro in de golf Bocche di Cattaro, de hoofdmarkt voor het verkeer met Montenegro.
B. Landen der Hongaarsche kroon of Trans-Leithanië (1 5 /-, m. inw.).
1. Het koninkrijk Hongarije (11 /, mill. inw. op4094 vk. mijlen), verreweg het grootste kroonland van Oostenrijk (V3 van het geheel), wordt in 50 comitaten (gespanschappen) en 5 distric-
HONGARIJE. § 61.
ten verdeeld. — De eene helft der bewoners zijn Magyaren (0 mill.) , de andere Duitschers (1 /2 mill.), Slaven (2 y2 mill.) en Romanen (1 ys mill.).
Aan het zaclite klimaat, waarin zich de groote vlakten van dit land mogen verheugen, heeft Hongarije de weelderige vruchtbaarheid van den grond te danken, die bij weinig moeite de meest verschillende producten oplevert. Alle graansoorten, vooral maïs, tabak en wijn levert het in uitmuntende kwaliteit en groote hoeveelheid. Hongarije is betrekkelijk het eerstewijuland der aarde, want wat de kwaliteit aangaat, zoo wordt b. v. de Tokajer door geen wijn van eenig land overtroffen, en wat de hoeveelheid betreft, doet het alleen voor Frankrijk onder. Deze rijkdom aan natuurlijke voortbrengselen, verbonden met de gunstige omstandigheden die er kortelings zijn bijgekomen, als: de vrijmaking der gronden, de spoorwegverbinding, de bevaar-making van den ïheiss, de opheffing der binnenlandsche tollinie naar de westelijke kroonlanden, de verbetering van het rechtswezen enz., heeft aan dit land, dat door zijn bevaarbare stroomen zooveel leven bezit, zijne vroegere afgeslotenheid doen verliezen. Met de verbazende vlucht der physische cultuur heeft zich eene hierbij passende industrie ontwikkeld, die de in-heemsche stoffen, als vlas, wol, koper en ijzer kan verwerken, terwijl tot hiertoe de nijverheid slechts tot enkele takken en streken, in 't westen en noorden, beperkt was, en evenals het mijnwezen in het Hongaarsche Ertsgebergte zich bijna geheel in handen van Duitschers bevond. Belangrijke minerale schatten liggen nog in Hongarije verborgen.
Steden: a. Aan den Donau: de voormalige hoofd- en kroningsstad Presburg (4G500 inw.), met den „koningsheuvelquot;, aan de ingangspoort van Oostenrijk naar Hongarije; devesting Kom om aan den mond der Waag; Gr ran, aan den mond der rivier van dien naam, in wier gebied de mijn-en bosch-academie te Schemnitz ligt; de dubbele stad Pest (218000 inw.) en Of en (60000 inw.), ook als rijks-hoofdstad Buda-Pest genaamd, deze op den rechter-, gene op den linkeroever, de voornaamste haven en graanmarkt op den bijzonder drukken Middel-Donau, en door hare ligging midden in het Hongaarsche Donaubekken in 't algemeen de tweede stad in 't Donau-gebied. De vesting Ofen, genoemd naar hare warme zwavelbaden, heeft hoofdzakelijk Duitsche, Pest Magyaarsche bevolking en de Hongaarsche nationaal-instellingen: rijksdag, universiteit, schouwburg, nationaalmnseura enz.; é. op den r e c h t e r o e v e r v a n den Donau: Oedenburg (21000 inw.),niet ver van liet droog geworden Neusiedler meer, 11 a ab (18 000 inw.) boven de uitwatering derRaab, Stuhlweissenburg (23000 inw.) en Fünfkirchen (17000 inw.); t'. van de groote steden in het gebied, van den Theiss ligt er wegens de moerassige oevers maar één aan den hoofdstroom, de vesting S zege din (70000 inw.), bijna tegenover den mond van den Maros, waardoor zij den geheelen handel van den Boven- en Midden-Theiss en dan Marso tot zich getrokken heeft en de tweede stad van Hongarije
25»
387
HONGAEIJE. § 61.
geworden is. Oud-Arad (32000 inw.), eene vesting aan den Maros. Grootwardein (2870Ü inw.), aan den Kürüs, een zijrivier van den ïheiss, aanzienlyke markt voor de Hongaarsche landelijke producten. Tus-scheu den Donau en den Theiss liggen Czegled, Erlan (19000 inw.) en Kascliau (22000 inw.). Midden in de steppen tusschen Theiss en Körös vindt men Debreczin (46000 inw.), dat door 4 missen en industrie belangrijk is geworden. In de puszte dezer stad wonen Haiduken, of Slaven, die aan den druk der Turken ontvlucht zijn en om hunne bijzonder groote gestalte als politie-soldaten en bedienden gezocht worden.
Het midden tusschen de steden en dorpen houden de zoogenaamde Markten, waarvan sommige grooter en volkrijker zijn dan de kleine steden; vooral heeft men in Zuid-Hongarye, het laud der Jazygen en Kumanen, 40 markten met meer dan 10000 inwoners; de groote veemarkt Kecskemet heeft 42000, Vasarhely zelfs 43 000 inw. Daarenboven zijn er zeer talrijke dorpen (Csaba met 28000 inw.) en pradiën (landgoederen) of puszten, dikwijls met meer dan 1000 inw.; deze soort van woonplaatsen schijnt een volk, dat zich hoofdzakelijk met de productie der grondstoffen bezighoudt, het meest te behagen.
In het voormalige Woiwodschap Servië, met het vruchtbare Te-meser Banaat, tusschen Donau, Theiss en Maros, liggen de voornaamste kanalen, die gedeeltelijk tot verbinding van rivieren, gedeeltelijk tot drooglegging van groote moerassige streken dienen. Het keizer Frans- (of Bacser-)ka-naal, ter verbinding van den Donau met den Theiss, draagt de grootste Donau-schepen en loopt voorbij de stad Z o m b o r (24 000 inw.); tot aan dit kanaal strekt zich de 30 vk. mijlen groote vlakte Teleczka uit, die tot de stad T h e-resiopol (56000 inw.) behoort, en waar de veeteelt op uitgebreide schaal gedreven wordt. Het Bega-kanaal, tot verbinding der Bega met de Ternes, is eigenlyk slechts eene nieuwe bedding der Bega, waaraan de sterke vesting Te mesvar ligt (32000 inw.). Het Temes-kanaal bekort den loop der Temes en vereenigt zich met het Bega-kanaal. Aan den Donau ligt N e u s a t z, met het daar tegenover liggende Peterwardein, eene marktplaats voor de vruchtbare mondingsgebieden der drie groote zijrivieren van den Donau. De sterke vesting Oud-Orsöwa ligt tegenover de Turksche vesting Nieuw-Orsöwa.
Het Banaat-Servische grensgebied is sedert 1872 met Hongarye vereenigd. Het bevat de belangrijke grensvesting Peterwardein, op den rechter Donauoever, het „Hongaarsche Gibraltarquot;, tegenover Neusatz in Hongarije; verder Semlin, aan de samenvloeiing van de San en den Donau, tegenover Belgrado en Servië, het middelpunt van den Oostenrijk-schen handel met Servië en Turkije; Carlowitz aan den Donau, de zetel van den patriarch der niet-vereenigde-Grieksche kerk in Oostenrijk; Pan-schowa aan de Temes. boven de monding in den Donau, heeft zijdeteelt.
388
ZEVENBERG EX. KROATlë EX SLAVONlë. § 61.
2. Het groot vorston dom Zevenborgen of Erdely (2115 000 inw. op 998 vk. mijlen) is een kroonland, dat op beperkte ruimte de grootste verscheidenheid in bevolking heeft. Hoofdzakelijk zijn hier drie nationaliteiten: Komanen, Magyaren, Dnitschers, die in voortdurende vete met elkander leven, zonder de onmetelijke hulpbronnen dos lands naar behooren tot hun voordeel aan te wenden. In wetgeving en bestuur is Zevenbergen ver-eenigd met Hongarije. Volgens de nationaliteiten onderscheidt men : «. het land der Hongaren, h. het land der Szecklers, en c. het land der Saksen (Dnitschers) met den Koningsgrond.
a. De Eomanen of quot;Wal ach en (1 '/i mill.) maken meer dan de helft der bevolking uit en worden als landbouwers en vooral als veehouders het meest gevonden in de westelijke deeleu des lands; evenwel hebben zij geene stad. Tusscber. hen en tot midden in het land wonen
b. de Magyaren ('/, mill.), als verarmde adellijke kleine grondeigenaren en kleine burgers in hun gering getal steden; hun hoofdplaats is Klau-senburg (26000 inw.), met een universiteit. De oostelijke randgebergten worden vrij onvermengd hewoond door de Szecklers, eveneens een Ma-gyaarsche stam, die na de ontbinding der Zevenbergsche grensregimenten niet meer op een militairen voet zijn geregeld.
c. Naar het zuidelijk gedeelte des lands en den omtrek van Bistritz in t noorden werden door de vroegere Hongaarsche koningen Duitschers van Neder-Saksische (Noord-Duitsche) afkomst, dus Saksen ('/4 mill.) genaamd, geroepen, om de kroon te beschermen, de woeste streken in vruchtbare gronden te herscheppen, mijnen te ontginnen, de industrie en den handel op Eoemeuië op te beuren, waardoor Kroonstadt (27000 inw.) de aanzienlijkste handels- en fabriekstad van Zevenbergen is geworden, terwijl Her-manstadt (18000 inw.) door den Rooden-torenpas slechts een gering verkeer met de Donauvorstendommen onderhoudt. Deze kolonisten bewaarden met hunne eigenaardige taal, met hunne Noord-Duitsche zeden, alsmede door eene vlijtige beoefening van Duitsche kennis een Duitsch nationaal gevoel.
3. De koninkrijken Kroatië en Slavonië (met 1 8-46 000 meest Slavische inw. op 789 vk. mijl.) bestaan uit:
a. de Provinciale, die weder verdeeld wordt in het bergland K r 0 a-tië, en het laagland Slavonië, elk met 3 comitaten. De hoofdplaats en hoofdmarkt van Kroatië is Agram (17000 inw.), aan de San, juist waar deze uit het gebergte komt; die van Slavonië devesting Essek, hovende monding van de Drau. De versterkte vrijstad Karlstadt, aan de Kulpa, is het punt van verkeer tussehen Dalmatië en Hongarije. Sissek, aan den mond van de Kulpa in de Drau, drijft een levendigen graanhandel;
389
OOST-EUKOPA. § 61.
h. het Kroatiscli-Slavoniscli gren sgbied (de voormalige Kroa-tiseh-Slavonisclie Militaire grenzen) op den linkeroever der Sau, met de kleine vrijhavens Carlopago en Zengg en de vestingen Oud- en X ieu w-Gradiska;
c. de koninklijke vrijstad Fioeme aan de golf van Quarnero, met een gebied van Va vk. mijl, maakt een met de Hongaarsche kroon verbonden, afzonderlijk deel uit en staat onder het onmiddellijk beheer van het Hongaarsche ministerie.
D. Oost-Europa.
Zuid-Europa, en meer nog Middel-Europa, onderscheidt zich door groote verscheidenheid in de physische, etlmographische en politische verschijnselen en kan zelfs op beperkte ruimten (b. v. in Zwitserland) scherpe tegenstellingen in den vorm van den grond, in het klimaat, den godsdienst, de taal, de zeden, de middelen van bestaan en de beschaving der bewoners aanwijzen. Oost-Europa daarentegen draagt het onderscheidend kenmerk van bepaalde eenvormigheid in al die betrekkingen. Het is eene enkele continen-taalmassa, die met de geheele breedte van hare basis langs het onvruchtbaarste deel van Azië ligt, zonder aanmerkelijke verscheidenheid in horizontalen en verticalen vorm, met eene betrekkelijk zeer geringe kustontwikkeling, alleen afgebroken door lage land-ruggen en in binnenzeeën uitloopende (zie bl. 395) rivieren. Het verschil in klimaat wordt alleen bepaald door de breedtegraden en niet vermeerderd door de contrasten in volstrekte hoogte. Er is eene eenige overwegende nationaliteit, taal en kerk en eene volstrekte staatkundige eenvormigheid; want geheel Oost-Europa, ofschoon meer dan de helft van ons werelddeel daartoe behoort, bestaat slechts uit een enkel rijk.
B U S L A N D.
Door zijne ligging tnsschen het overige Europa en westelijk Azië heeft Europeesch Rusland, vooral nadat het door de uitbreiding tot aan de Baltische en Zwarte zee met de beschaafde landen van Europa in onmiddellijke aanraking kwam, een eigenaardige mengeling van Aziatische en Middel-Europeesche toestanden op zijne wijde vlakte gekregen, die zich steeds in het Aziatisch gedeelte van dezen wereldstaat uitbreidt en waaraan alleen door de stokstijve CMneesche cultuur paal en perk wordt gesteld.
390
RUSLAND. § 62.
Alleen op kerkelijk gebied bleef de oude invloed van Zuid-Europee-sclie beschaving bestaan. Uit bet Byzantijnsche rijk hadden de Kussen het christendom ontvangen, en bij het toenemend machtverlies van den patriarch in Konstantinopel kreeg de Grieksche kerk in Eusland eene onafhankelijke, nationale ontwikkeling, die den Russen des te dierbaarder cn heiliger werd, naarmate de strijd, dien zij tegen Tataren, Polen en Zweden te voeren hadden, zwaar was, en de kerk zelve in dezen strijd werkzaam geweest is om het nationaal gevoel op te wekken en te versterken.
Ligging en omvang.
Het Eussiscbe rijk strekt zicli van de Oostzee en de Karpaten over noordoostelijk Europa en de geheele breedte van Noord-Azië uit. Het overtreft alle staten van den ouden en nieuwen tijd ver in vlakte-inhoud (376 600 vk. mijlen), want deze is meer dan het dubbele van Europa en bijna '/g van de geheele oppervlakte dei-aarde. Enkele der provinciën overtreffen in grootte nog de grootste Europeesche staten; zoo is liet gouvernement Archangel (15 592 vk. mijlen) grooter dan elke Europeesche staat buiten Rusland zelf, liet »gebiedquot; van Jakoetscb (71 358 vk. mijlen) zelfs gelijk aan 2/s van Europa.
Horizontale vorm.
Daar, waar de schiereilandvorming den minsten invloed kan uitoefenen op de ontwikkeling van de beschaving en bet verkeer, is zij liet sterkst. Zoo liggen namelijk aan de IJszee, bij den ingang naar de Witte zee, de schiereilanden Kan in en Kola tegenover elkander. Ook de Russische kust aan de Oostzee beeft door de inhammen van de Finsche en de Rigasche golf eenige ontwikkeling; doch de havens zijn slechts eenige maanden in het jaar vrij van ijs. Nog minder is do noordkust van de Zwarte zee ontwikkeld door de Krim of het Taurische schiereiland. Do eilandvorming is van geen beteekenis en in de Zwarte zee ontbreekt ze als het ware geheel. Van eene belangrijke kustontwik-keling kan dus hier geen sprake zijn; er komt slechts 1 mijl kust op 100 vk. mijlen. Zoo is Rusland, in weerwil van de ligging aan vier zeeën, waarvan evenwel drie binnenzeeën zijn, weinig geschikt voor den builenlandscben handel.
Verticale vorm.
In geen enkelen staat van Europa is de vorm van laagland zoo
391
RUSLAND. VERTICALE VORM. § 62.
overwegend als in Eusland, waartoe de groote O o s t-E u rope e-sclie (Sarmatische) laagvlakte bijna gelieel belioort. Deze schijnt een droog geworden bodem der zee te zijn, terwijl de Karpaten en de Oeral uog door de steenzoutbeddingen aan hun voet te kennen geven, dat zij er de kusten van zijn geweest. Waar geen zeeën of bergen de grenzen uitmaken, gaat do Sarmatische laagvlakte onmerkbaar in andere laaglanden over: in 't westen in de Noord-Duitsche, in 't zuidwesten in de Walachische, en in 't zuidoosten in de Kaspische vlakte. De eenvormigheid van dezo wijde vlakte wordt alleen door twee 1 andruggen, die zich in den vorm van breede dijken over de geheele breedte uitstrekken, en door de Finsche moer vlakte afgebroken en verminderd.
Onder de drie grensgebergten der Sarmatische laagvlakte is de Oeral (d. i. rotsgordel) een rondom door laaglanden omgeven, dus volkomen geïsoleerd, 300 mijlen lang gerekt, smal meridiaan-gebergte en als zoodanig het grootste der weinige van dien aard in Europa. Het strekt zich over SCO mijl. langs den 76sten merid. uit, is van middelmatige hoogte (1000 met. gemiddelde kamhoogte, kruin tot 2000 met.), maar wegens liet droge klimaat en de hevige stormen niet met eeuwige sneeuw bedekt. In 't noorden bij de straat Waigats begint het, in 't zuiden verdeelt het zich in drie parallelketens en in 't westen daalt het allengs met groote tafellanden naar de vlakte, terwijl de oostzijde zonder voorbergen, maar met ontelbare zoutmeren, onmiddellijk in den Siberischen steppengrond overgaat. De Oeral vormt de natuurlijke en over het grootste deel zijner lengte ook de staatkundige grens tusschen twee werelddeelen (zie bl. 177), maar brengt geen volkenscheiding te weeg. Hij wordt in drie deelen verdeeld: het 2000 met. hooge, ruwe noordelijke, dat van de straat Waigats tot aan de bronnen van de Petschora loopt (70° tot 01° u. br.), en wegens moerassen en venen aan zijn voet ontoegankelijk is; het metaalrijke middelste (tot 55') en het boschrijke zuidelijke (tot 50:) deel. Het tweede deel of het lagere Oera-lische ertsgebergte is het belangrijkste wegens de onuitputtelijke hoeveelheid van niet alleen edele steensoorten, als marmer, malachiet, porphier, jaspis en de schoonste edele steenen, maar ook van de nuttigste, zoowel als van de kostbaarste metalen, zoo op de west- als in 't bijzonder op de oostzijde. Wegens dieu rijkdom was reeds in overoude tijden een onbekend volk, door de Russen Tschoeden genaamd, derwaarts getrokken, waarvan de sporen tot aan den Altai nog slechts over zijn in vervallen groeven, in graven met wapens en gouden sieraden. Tegen het einde der 17de eeuw werd de mijnbouw op ijzer, koper, goud, zilver en platina weder door Duitsche mijnwerkers en smelters opgevat. Hun voornaamste middelpunt, de oude
392
VERTICALE VOKM VAN RUSLAND. § 62.
Oeralische hoofdstad Jekaterinenturg, is tlians nog bewoond door nakomelingen dier Duitschers, welke aan Peter den Groote deze schatkamers der natuur ontsloten. Bij dezen rijkdom aan metalen komt nog de rijkdom aan bosschen en water, wat alles noodig is voor den arbeid in de smelteryen.
Bijna de geheele oostzijde van den Oeral, over eene lengte van 130 mijlen, is bedekt met een laag stuifzand, dat veel goud bevat, sedert ongeveer 50 jaar uitgewasseben wordt en de grootste Mompen gedegen goud oplevert, die men ooit gevonden heeft, zelfs van 4 kilo.
Over den Kaukasus, zie bl. 138, en over de Karpaten, zie hl. 255.
Het Taurisehe of Jaila-gehergte, dat den zuidelyken rand van het schiereiland de Krim beslaat, heeft in zijne steile helling naar de Zwarte zee uitmuntende havens.
De Noord-Russische of Oeralisch-Balti sehe landrug is eene reeks hoogten, met meren en moerassen hedekt. Hij loopt van het noordoosten naar het zuidwesten, van den Hiddel-Oeral of het hrongehied der Petschora tot aan de Oostzee en vormt in zijne oostelijke helft de waterscheiding tusschen de Kaspische en de Zwarte zee van de eene zijde, de IJszee en de Oostzee van de andere zijde. Hij wordt hoofdzakelijk in twee deelen gescheiden door een 20 mijl. breede laagte, die aan de noordelijkste punt der Wolga begint en tot aan de Waldaïhoogte voortloopt; door haar gaat de hoofdweg van Petersburg naar Midden-Rusland. Zijne grootste volstrekte hoogte van 300 met. bij 100 met. betrekkelijke hoogte is in het zoogenaamde Wolchonskiwoud of het quot;Waldaï-plateau, dat van het hoogste hydrographische belang is als het bronland van de Wolga, den Dnieper en de Duna.
De Zuid-Russische of Oeralisch-Karpatische landrug gaat van den noordelijken voet der Karpaten uit tot aan de Wolga; daarop volgt aan den oostelijken oever dezer rivier een laagte, waaruit zich oostwaarts een laag zandplateau, Obstschi-Syrt (d. i. algemeen plateau) verheft, dat met den zuidelijken Oeral verhouden is. Deze landrug maakt de grensscheiding uit tusschen het Sarmatische en Pontisch-Kaspische laagland. Nadat de Wolga er doorgebroken is, vormt hij in zijn middelste deel eene breede, maar lage steppenvlakte, waarin men geen boomen aantreft, en welke door de groote rivieren van Zuid-Rusland met schietstroomen en watervallen gebroken wordt. De zuidelijke helling is de zoogenaamde Zuid-Russische steppenvlakte; aan de noordelijke helling is volgens eene lijn in de richting van Kiew, Charkow, AVorónesch en Pensa de bodem bedekt met zwarte aarde, het zoogenaamde tschernosem. Alle woud is hier uitgeroeid; het land is in den zomer een groote graanschuur, eene der eerste van Europa, waarvoor de spoorweg van Odessa van onberekenbaar voordeel is.
Deze beide landruggen, die door eene derde bodemopzwelling, den kort-
393
394 WATEREN VAN KUSLAKD. § G2.
lings onderzochteu Duna-Donschen landrug, verbonden worden, deelen het Sarmatische laagland in drie vlakten; eene arctische, eene middelste en het kustland van den Pontus. Bovendien vormen zij vier hoofdhellingen voor de rivieren.
De meervlakte van Finland (d. i. meer- of moerasland) bestaat uit een uitgestrekte hoogvlakte van 155 met. gemiddelde hoogte, bezaaid met losse, verbrokkelde stukken graniet, welker tusschenruimten worden ingenomen door moerassen en vele duizenden meren vol klippen en meestal zonder afwatering, zoodat alleen de vlakke, door scheeren beschermde kustzoom bebouwbaar is. Nergens op de geheele aarde valt de hoeveelheid stilstaand water zoo in het oog als op het granietplateau van Finland, dat een „wirwar van rots, heide, moeras en meenquot; is.
Wateren.
De rivieren der Oost-Europeesche laagvlakte ontspringen niet op een alpenland met gletschers, maar ten deele op de matige hoogten van den Oeral, ten deele op den noordelijken landrug. Nochtans onderscheiden zy zich door rijkdom aan water. Deze rijkdom is een gevolg zoowel van den sterken neerslag uit den dampkring (regen en sneeuw) aan de westzijde van den Oeral, die de uit het westen komende wolken tegenhoudt en ze dwingt zich in de Sarmatische vlakte te ontlasten, als van de buitengewone menigte bronnen in den uit vele op elkander gehoopte lagen bestaanden bodem, en die daardoor de korenschuur van Europa kon worden.
Niet minder dan tien aanzienlijke stroomstelsels met ontelbare aderen en meestal onaanzienlijk verval, bijna allo in hunnen gelieelen loop tot Rusland belioorende, doorsnijden de groote vlakte van Oost-Europa in de meest verschillende richtingen, zonder dat hun ergens bergrijen belemmerend in den weg staan en bevorderen daardoor de ruiling der onderscheidene voortbrengselen van ver afgelegene streken zoowel onder elkander als met het buitenland. Maar hunne bevaarbaarheid, hoewel doze reikt van den mond tot bijna aan de bron, en bijgevolg ook hunne beteekenis, vermindert gedeeltelijk door het ijs, dat in 't zuiden 2 — 3, aan do Oostzee 5, aan de IJszee 9 — 10 maanden lang hunne oppervlakte bedekt, gedeeltelijk door de watervallen bij het breken door de landruggen, gedeeltelijk door verzanding der mondingen, zooals van den Don en den Dnieper, en de uitstrooming óf in ondiepe limans óf in eene voor het verkeer niet zeer gunstige zee. Zoo loopt vooral Ruslands en tevens Europa's grootste rivier in de
TVATEREK VAX RUSLAND. § 62.
grootste binnenzee der aarde uit, die van alle verbinding met eenige andere zee uitgesloten is.
Stroomlengte 1) en stroomgebieden der 10 hoofdrivieren inde Sarmatisclie laagvlakte. 1. De Wolga 437 mijl. stroomlengte 30000 vk. mijl. stroomgebied. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. HEÏ GEBIED DEK KASPISCHE ZEE. |
Meer dan een derde gedeelte van Rusland behoort tot het gebied vaneen steppenm e er, dat wel zeer rijk is aan visch, maar door zijne ondiepten, vlakke, zandige oevers en het daaruit volgend gebrek aan havens, alsmede door de hevigheid der daar heer-schende stormen, weinig geschikt is voor de scheepvaart, en daarbij omgeven wordt door steppen, waarin alleen nomaden wonen of rondtrekken. Dit grootste binnenwater der geheele aarde ligt in de uitgestrektste inzinking der aardkorst. De spiegel is 25 met. onder dien van den oceaan, 23 met. onder dien van de Zwarte zee 2). Oorspronkelijk een golf der Siberische IJszee, is het een binnenzee geworden. Het geringe zoutgehalte is volstrekt met dit feit niet in tegenspraak. Er moet een tijd geweest zijn, dat het met den oceaan door een of meer straten verbonden was, juist zooals thans bij de Oostzee liet geval is. Het water in zulke binnenzeeën wordt door de daarin uitloopende rivieren tot een gering zoutgehalte gebracht. Door het schiereiland Apscheron, een oostelijken uitlooper van don Kaukasus,
1) Hoe aanzienlijk ook hier de opgaven der lengte van elkander afwijken, zie Behm's Geogr. Jahrb. 1 bd., bl. 290.
2) Zie Petermann's Mitth. 1S5S, bl. 93. Dat de Kaspische zee steeds meer teruggaat aan hare vlakke noordkust, is een gevolg van de verdamping en vau de ophooping der slijkraassa uit de Wolga en den Oeral,
395
DE WOLGA. § 62.
met rijke naplitabronnen, wordt het in twee deelen gesplitst, die verder door een verliooging van den bodem of een bergrug gescheiden zijn. Het zuidelijke deel is klein en diep, het noordelijke is gedeeltelijk door de afgezette puinmassa der Wolga ondiep geworden.
1. De Wolga overtreft alle rivieren van Europa niet alleen in stroomontwikkeliug (57 met. meer dan de Donau), maar nog veel meer wat haar stroomgebied betreft, dat meer dan het dubbele van den Donau bedraagt. Onder alle grootere Enropeesehe stroomen is zij de eenige, welks stroomontwikkeliug meer bedraagt dan de dubbele afstand van de bron tot aan den mond (210 mijlen). Doch de grootste stroom van Europa is slechts eenu steppenri-vier, die hare belangrijkheid niet zoo zeer te danken heeft aau de natuur, als wel aan do kunst, waardoor zij het middelpunt werd van het grootscho waterstelsel, dat zich over de geheele Sarma-tische vlakte uitbreidt: zoo verbindt zij midden door het land de vier zeekusten. Drie stoombootreederijen bevaren de groote en kleine Wolga (Kama).
Zij ontspringt op de Waldaï-hoogte als afstrooming van een klein moerassig meer, loopt eerst in eene noordoostelijke, dan in een oostelijke richting naar het Oeralgebergte tot aan de tweede knie hij Kasan. Eeeds in haar bovenloop wordt zij versterkt door aanzienlijke zijrivieren, wier stroom-ontwikkeling die van bijna elke andere rivier in Europa overtreft; nit het zuiden bij Nischney-Nowgorod door de Oka (spreek Akd, 190 mijlen lang) met de Hoskwa en uit het oosten beneden Kasan door de waterrijke Karna, die, van het Oeralgebergte komende, haar de producten daarvan aanvoert en wegens hare lengte (243 mijlen) de kleine Wolga heet. Nadat zij de laatste heeft opgenomen, wordt zij in haar oostelyken loop door de voorhoogte van den Oeral gestuit, gelijk de Khone in haar westelijken loop door de Cevennes, en nu volgt zij de richting van de zijrivier naar het zuiden, gelijk de Rhone de richtiug der Saone, versterkt zich nog links door Oeralrivieren, zooals de Samara, breekt door den Zuid-Russischen 1 andrug en keert zich ten laatste weder naar het zuidoosten. By hare monding door 8 hoofdarmen en ongeveer 60 zijarmen vormt zij een in 70 eilanden gesplitste stroomdelta, die met riet bedekt is en aan den Ganges of den Mississippi doet denken. De mondingen zijn, tengevolge der groote slib-afzetting, zoo ondiep, dat zelfs kleine schepen eene opstuwing van water door een zeewind moeten afwachten, ten einde te kunnen in- of uitloopen.
De Wolga is het middelpunt van het groote Russische kanaalstelsel, dat 900 m. lang is en, begunstigd door de lage waterschei-
396
DE OERAL. § 62.
dingen, iu een scliuinsche richting van het noordwesten naar het zuidoosten juist door het vruchtbaarste gedeelte van Rusland gaat en meer leven bijzet aan het binnenlandsch verkeer tussehen het hout- en pelsryke noorden, het metaalrijke oosten, het visch- en zoutrijke zuiden en het graan-rijke binnenland dan men bij eenigen anderen Europeeschen stroom aantreft. Zij is verbonden met:
1. De N e \v a, en dus ook met de Oostzee, door verscheidene kanalen, terwijl twee van hare drie brouarmen met het meer Ladoga, en één met het Ilmenmeer verbonden zijn. Deze drie waterwegen leiden dus van Petersburg naar Astrakan, uit de Baltisehe in de Kaspische zee;
2. de Pooizee door twee kanalen, die uit twee zijrivieren der Wolga, de Sohcksna en Kama, in de twee hoofdarmen voeren , uit welker vereeniging de Dwina ontstaat. Zoo is Archangel met Petersburg en Astrakan verbonden;
3. de Zwarte zee insgelijks door twee kanalen: een tussehen eene nevenrivier van de Cka, zijrivier der Wolga, en de Desna, zijrivier van den Dnieper; dan door een tweede tussehen de Oepa, eene zijrivier der Oka, en het Johan-nesmeer, waarin de bron van den Don ligt.
2. Do »half-Aziatischequot; Oeral verdeelt in zijn bovenloop door twee parallel-armen het gelijknamige gebergte in drie ketenen , volgt dan den zuidelijken voet daarvan en valt eindelijk door de Kaspische steppe, het land waardoor de groote volksverhuizingen van Azië naar Europa haar weg namen, met vijf monden in do Kaspische zee. Voor liet verkeer is hij van geen hot minste belang, wel voor de visscherij der Kaizaken en als versterkte grenslinie tegen do oostelijke nomaden. Door het uitroeien der bosschen aan den bovenloop is de waterschat verminderd; aan do monding hebben zich veel eilanden gevormd, zoodat de toegang tot de rivier geheel verstopt dreigt te worden.
II. HET GEBIED DER ZWAKTE ZEE.
De Pontus neemt op eene betrekkelijk kleine ruimte aan zijne noord- en noordwestkust vier der grootste Europoescho stroomen o p, van welke er drie alle andore stroomen van Europa, behalve de Wolga en den Oeral, zoowel in stroomontwikkeling als stroomgebied ver overtreffen: don Donau, Dniester, Dnieper en Don. Do laatste drie, welke tot do Oost-Europeesche laagvlakte behooren, hebben dit mot elkander gemeen, dat zij alle door liet granietplateau van den Zuid-Russischen landrug breken, en wel de twee grootste, Don en Dnieper, terwijl zij in eene
397
DOS. DNIEPER. DNIESTER. § 62.
oostelijke richting Azië naderen, zich dan weder in eene zuidwestelijke richting naar Europa keeren, en verder, dat zij uitloopen in eene ondiepe golf, door de Russen »Limanquot; genoemd, die de scheepvaart zeer bemoeilijkt. Do voornaamste dezer limans is de zoogenaamde Zee van Azof, die reeds door de ouden met den naam van moeras (Palus Maeotis) werd bestempeld. Van het zuiden ontvangt de Zwarte zee slechts den Kisil-Irmak, van den Kaukasus in 't oosten den Koeban en den Ehion.
1. De Don is de oostelijkste Europeesche rivier, die naar de Zwarte zee loopt; hij maakt tot op den huldigen dag de grenzen uit tusschen Europeesche en Aziatische levenswijze der volkeren. Zijne bron ligt in het kleine, moerassige Johannesmeer, niet ver van Toela. Van Warónesch af breekt hy door den zuidelijken landrug, nadert door eene oostelijke kromming de AVolga tot op een afstand van 8 mijlen, maar wordt alleen door de Wolga-hoogte verhinderd om zich met den grooten stroom te vereenigen en naar 't zuidwesten gedrongen. In zijn tragen benedenloop stroomt hij, evenals de Dnieper, met nauw merkbaar verval over een bijna horizontalen bodem in het moerasvormige meerbekken der Azofsche zee, die steeds meer aangevuld wordt met het door de rivier afgezette puin en daarom alleen bevaarbaar is voor schepen van weinig diepgang.
2. De Dnieper is de derde stroom van Europa, naar de grootte de tweede, die in de Zwarte zee valt. Hij ontspringt niet ver van de Volga en de Duna aan de zuidelijke helling van het AVolchonskiwoud. Eeeds in zijn eerst westelijken, dan zuidelijken bovenloop door rijke neven- en zijrivieren , waaronder de Desna en de historisch merkwaardige Berésina, versterkt, breekt hij in eene bijna oostelijke richting, evenals de Don, met 13 watervallen, de zoogenaamde Porogi, waarvan de Saporogische Kozakken hun naam ontleenen, en gevaarlijke maalstroomen, beneden Kiew, dooide granietvlakte van den zuidelijken landrug, en valt beneden Cherson in een 's zomers slechts 2 met. diepen, voor de scheepvaart zeer lastigen liman, die ook de Boeg opneemt. De Dnieper staat door zijrivieren, waaruit kanalen naar den Weichsel, de Boeg, den Niemen en de Duna voeren, op viervoudige wijze met de Oostzee in verbinding en voert talrijke houtvlotten uit Litthauen naar de Zwarte zee, terwijl overigens de eigenlijke scheepvaart, vooral stroomopwaarts, in weerwil van den rijkdom aan water, van weinig beteekenis is, uithoofde van de watervallen en de ondiepe monding.
3. De Dniester, die alleen in de lente bevaarbaar is, ontspringt op de noordelijke helling der Karpaten en volgt in een zeer eentonigen, maar snellen loop steeds dezelfde met de Karpaten parallelle richting naar 't zuidoosten. Hij heeft het minimum der krommingen van den loop tot den directen afstand, terwijl het maximum bij de AVolga wordt aangetroffen. Dewijl de nabijheid van den rug der Karpaten slechts de ontwikkeling van kleine watertjes
398
WEICIISEL. NIEMEN. § G2.
toelaat, heeft de Dniester op de rechterzijde geen enkele aanzienlijke zijrivier, op de linkerzijde wegens de nabijheid van den Dnieper alleen den Sered, dus een beperkt stroomgebied (Ylu van dat der Wolga) en eene geringe watermassa. Hij breekt door de zuidelijke granietvlakte, wordt eerst bij Bendèr bevaarbaar en valt boven Akkerman insgelijks in een ondiepen, maar korten liman.
III. HET GEBIED DEU OOSTZEE.
Dit is, wat vlakte-uitgebreidheid betreft, hot kleinste onder de vier zeegebieden van het Oost-Enropeescho laagland, maar het belangrijkste, wegens do gemakkelijke en korte verbinding met de beschaafde landen van Noordwest- en Middel-Europa. In Rusland schijnt nochtans de bevaarbaarheid der rivieren met meer moeilijkheden te kampen te hebben naarmate de zeeën , waarin zij uitloopen, moer voordeelen aanbieden. Zoo zijn do rivieren der Oostzee op Russischon bodem de kleinste en hebben zoowel een sterk verval als ondiepe mondingen. Alle breken door den noordelijken landrug in zijne volle breedte, en do Du na en do N ie men nog met schietstroomen; de Weichsel baant zich zelfs door do westelijke randen van beide landruggen een weg. Zij loopen alle niet onmiddellijk in de Oostzee, maar in oen barer golven of in een ha ff uit.
1. De quot;Weichsel, de grootste stroom van het Oostzee-gebied en de grensscheiding tusschen het Slavische en Germaansche deel van 't Euro-peesche laagland, ontspringt op de Beskiden, de noordwestelijke helling van het Karpatische Woudgebergte, bereikt na een korten bovenloop naar 't noordwesten tot Krakau, tusschen twee steile dalranden, met eene sterke buiging naar het oosten, evenals bij Don en Dnieper, bijna de dubbele lengte van den afstand tusschen bron en mond (70 mijlen). In zijn reeds bevaarbaren middelloop nadert hij de brongebieden van Niemen, Dniester en Dnieper en neemt beneden Warschau uit het oosten zijne grootste zijrivier op, de Boeg (met den Narew). Nadat hij de noordwestelijke richting heeft aangenomen, die bij alle hoofdstroomen der Noord-Duitsche laagvlakte de overhand heeft, breekt hij door de Baltische meervlakte, eene smalle voortzetting van den noordelijken landrug, en begint zijn benedenloop bij de vereeuiging met de Brahe op de linkerzijde, welke door het Bromberger kanaal met de Netze en daardoor met de Oder verbonden is. Hij splitst zijn stroom driemaal: u. Weichsel enNogat, b. Möttlau en Weichsel, c. Dant-ziger Weichsel en Oude Weichsel, en vormt daardoor een vruchtbare delta. Met twee armen, de Nogat enden Ouden Weichsel, loopt hij in het
399
DUN A. DVISA. PETSCHÓEA. § 62.
Frische Haff, met een derden westelijken arm, den D a n t z ig e r TV e i e h s e 1, door twee monden in de Dantziger bocht. Op die wijs verbindt hij de delta- met de haffvorming.
2. De Niemen, in den benedenloop op Pruisisch gebied Memel genaamd, ontspringt aan den zuidelijken voet van den noordelyken landrug, heeft een bijna evenwijdigen loop met zijn noordoostelgken buur, de Duna, daarentegen met zijn westelijken, den Weichsel, de vereeniging van delta-en haffvorming gemeen; want het Koerische haff beschouwt men als een mondingsbekken van den met twee armen (Gilge en Russ) uitstroomendenXiemen.
3. De Duna (d. i. de rollende) ontspringt op het Wolchonskiwoud, in de nabijheid van de quot;Wolga en den Dnieper, en krijgt daardoor, dat zij eerst zuidwestelijk, maar dan noordwestelijk loopt, eene stroomontwikkeling, die juist het dubbel is van den afstand der bron van hare breede monding in de golf van Eiga.
Tot het gebied der Baltische zee, meer bepaald der Finsche golf, behoort, als het elfde groote waterstelsel der Sarmatische laagvlakte, een stelsel, dat) uit rivieren en meren bestaande, het best te vergelijken is met den St. Laurensstroom in Amerika, namelyk van de Newa of de korte, slechts 9 mylen lange afvloeiing van het Ladbga-meer (329 vk. mijlen), het grootste in Europa, hetwelk door andere stroombeddingen reeds de wateren van het meer Onéga (117 vk. mijlen), van het Ilmen-meer en verscheidene andere Finsche meren ontvangen heeft. Deze meren-groep is wellicht een overblijfsel der voormalige waterverbinding tnsschen de Oostzee en de Witte zee, want het Ladoga en Onéga-meer liggen beide aanzienlijk lager dan de spiegel der Oostzee en hebben oude zeebewoners, „relicten-fauna.quot;
IV. HET GEBIED DEK NOOUD-POOLZEE,
eone aan de kusten ondiepe zee, met een gering zontgebalte, en daarom gedurende 3/i van het jaar ver met ijs bedekt, omvat de D w i n a en de P e t s c h ó r a.
1. De Dwina beteekent insgelijks „de rollendequot; en ontstaat uit de samenvloeiing van twee bronrivieren, waarvan de eene op de noordzijde van den noordelijken landrug ontspringt, de andere van den Oeral komt. Door de vele moerassen in haar stroomgebied krijgt zij een grooten rijkdom aan water. Voor de scheepvaart was zij alleen zoo lang van beteekenis als de Oostzeelanden tot Zweden behoorden.
2. De Petschóra ontspringt op den noordelijken Oeral en keert zich, nadat zij den westelijken voet van het gebergte heeft verlaten, door eene groote, met veenmoeras bedekte vlakte (toendra) naar de Poolzee. Haar bevaarbaarheid wordt door ijsgang, stroomsplitsing en een bank voor den mond zeer belemmerd.
400
KLIMAAT EN PLANTE-N'GROKI VAN RUSLAND. § 62.
Klimaat en plantengroei.
Oost-Europa maakt den overgang uit van het droge vastlandklimaat van Azië naar het vochtige Atlantische klimaat van Amerika. De vochtige westenwinden strijken ongehinderd over de Noord-Duitsche en Sarmatische vlakte, de regenwolken hoopen zich vooral bij de Wolgaboogto op en geven hier aan dc plateauvorming een gedeelte van haren waterschat; verder naar het oosten is de Oeral eene ware wolkenscheiding, die de zware regenwolken tegenhoudt, Ook de loofwouden , zoo groot in omvang , dragen veel bij tot behoud der vochtigheid. Ten gevolge van het volslagen gebrek aan bergen in de richting van het westen naar het oosten voeren de ijzige noordewinden de koude der polen naar de zuidelijke zeekusten; daarom is de wintertemperatuur hier veel lager dan in Middel-Europa onder gelijke breedte. Onder de Europeesche landen staan de klimaten van Rusland en Engeland tegenover elkander: het eerste is een continentaal, het tweede een oceanisch klimaat.
Uitgezonderd de volkomen onbebouwliare en slechts door vissehers- en jagersstammen bewoonde poolstreek met hare rendierkudden en hare turf-inoerassen of toendra's op beide oevers van de beneden Petschóra, verdeelt men Rusland naar het klimaat in drie gewesten:
1. Een noordelijk gewest (van 67—57'), dat wegens zijn Iniitensre-wonen rijkdom aan naaldhout in de vele behoeften bij het bouwen van zee-en rivierschepen, bij het mijnwezen en de smeltergen kan voorzien. Alleen langs de boorden der rivieren treft men hier en daar wei- en bouwland aan. Jacht, vooral op de grijze eekhoorntjes en andere kleine pelsdieren, het teer-en potaschzieden zijn hoofdbronnen van bestaan. Het vlas speelt onder de verbouwde gewassen een groote rol. In de streken om het Onéga- en Laduga-meer en die ten zuiden der golf van Riga vermindert het woud, de landbouw treedt op den voorgrond en levert vooral vlas (Riga!).
2. Een middelste gewest (tot 50 ), de vlakte tussehen de beide landruggen, de Dnna-Donsche hoogte en de voorheuvels van den Oeral, met een zacht klimaat, rijke besproeiing en daarom algemeene, al is het juist geene weelderige vruchtbaarheid. Men verbouwt er koren, vooral in het zuidoosten, vlas en hennep van de beste hoedanigheid, vooral op de Duna-Donsche hoogte. Loofboomen worden gekweekt en boomgaarden aangelegd. Het langdurige sneeuwkleed van den winter beschermt de korenvelden, terwijl de warme, droge zomer het rijp worden bespoedigt. De Russen zeggen in he; voorjaar, dat zij het gras op de weide hooreu groeien. Bosch-, akker- en weidegrond zijn vrij gelijkmatig verdeeld.
3. Een zuidelijk gewest, dat de boomlooze vlakten van den zuidelijken
rÜTZ. VERGEL. AARDR. L'G
401
BEVOLKING VAN RUSLAND. § 62.
landrug en de steppen van de zeestreken bevat. Wel heeft het kustgebergte der Krim in zijne naar 't zuiden opene, naar 't noorden door de bergen beschutte dalen tegenwoordig uitmuntende wijnbergen en levert vele zuidvruchten, maar het grootste deel van dit gewest is steppenvormig, vooral in 't zuiden tusschen Oeral en Don en geeft slechts gelegenheid tot veeteelt, die nog niet veel te beduiden heeft, behalve de paardeuteelt der Donsche kozakken. Dit gewest kan alleen door nomadenvolken bewoond worden.
Bij deze indeeling naar de breedtegraden moet men niet uit het oog verliezen, dat de gemiddelde temperatuur naar het oosten steeds afneemt, zoodat b. v. in Kasan, op dezelfde breedte als Kopenhagen, soms de kwik bevriest, gelijk in Lapland. De zee van Azof aan de kusten en de Wolga aan hare monding, ofschoon op gelijke breedte als Lombardije, vriezen in den winter geregeld dicht.
De verdeeling der geheele bevolking (88 mill.) over de oppervlakte is niet alleen zeer ongelijk in de beide werelddeelen (in Europa 765, in Azië 39 op de vk. mijl), maar ook in Europeesch Rusland zelf. In het middelste deel, het gewest van het graan en loofhout, dat tevens door industrie de kern van het rijk is geworden, bevindt zich op % van het geheele grondgebied meer dan % der bevolking; het gouvernement Moskau heeft 2777, het gouvernement Kalisch 3043, het gouvernement Warschau zelfs 3620, het gouvernement Archangel daarentegen maar 18 inw. op 1 vk. myl. In dit verbazend groote rijk zijn slechts 6 steden die meer dan 100000 inw. hebben, en de eenvormigheid van haar karakter komt volmaakt met die van 't land en 't volk overeen.
Het Russische rijk biedt de meest buitengewone verscheidenheid aan in de onder één scepter vereenigde volkeren. Men heeft 40 verschillende talen en tongvallen geteld. Maar één hoofdstam, de Slavische, is zoo overwegend, dat, ten minste in Europeesch Rusland, eerder eene ethnogra-phische gelijkvormigheid dan verscheidenheid aanwezig is. Hier is het dus geheel anders gesteld dan in Oostenrijk.
A. Tot den Indo-Europeeschen stam behooren in Europeesch Rusland 2):
a. De Slaven (59 mill.). Zij bewonen de Sarmatische vlakte, uitgezonderd eenige grensstreken, want van de Baltische zee worden zij door Ger-
1) De statistiek van Rusland is zeer onzeker, zie Kolb, Handboek der Statistiek, 5de dr., bl. 312.
2) De laatste statistieke opgave volgens nationaliteiten zijn van het jaar 1867 en hebben onzekere schattingen ten grondslag.
402
VERSCHEIDENHEID VAN STAMMEN. § 62.
manen en Letten, van de IJszee en den noordelijken Oeral door Pinnen, van den zuidelijken Oeral en de Kaspische steppen door Turken en Kalmukken gescheiden. Zij worden verdeeld in ;
aa. De Oost-Slaven of Russen (51 mill.), die weder in Gr root-russen en Kleinrussen (ook Roodrussen, Rusniaken of Roethenen genaamd) onderscheiden worden; de eersten bewonen de betrekkelijk dicht bevolkte middel-provinciün van Rusland en zijn het eigenlijk heerschende volk; de laatsten, waartoe gewoonlijk ook de Russische kozakken gerekend worden, maken de hoofdbevolking uit in het naar hen genoemde Klein-Rusland (Ukraine) en in Zuid-Rusland. Beiden spreken dezelfde taal, maar in verschillende dialecten, en belijden den Griekschen godsdienst.
De Russische kozakken zijn volstrekt geen volk, maar kolonisten, tot den dienst der ruiterij verplicht. Zij hadden in de 15de eeuw tegen de Mongolen een schuilplaats gevonden inde steppen aan den Dnieper en den Don. Daarom worden zij verdeeld in «.de Saporogische (d. i. beneden de watervallen — Porogi — van den Dnieper), die van keizerin Katharina II, na de ontbinding hunner militaire republiek, woonplaatsen ontvingen tusschen de zee van Azof en de rivier Koeban en daar, onder den naam van Kozakken der Zwarte zee, de grensbewakers tegen de Aziatische steppenvolken werden; h. de Donsebe kozakken, die steeds een marscbvaardig korps lichte ruiterij gereed houden. Daarbij zijn in later tijd, vooral in Cz erno m or ië, aan de oostzijde der zee van Azof en langs de Kankasische linie, talrijke Groot-Russische kolonisten en toegetreden Kankasische stammen gekomen. Ook onder de andere volksstammen zijn er gewapende korpsen ruiterij, kozakken genaamd, als; de Astrakansche, Orenbnrgsehc, Oeralische, Siberische kozakken.
hb. De West-Slaven of Polen, ook Lechen (4y4 mill.), die in taal en godsdienst van de Oost-Slaven verschillen.
h. De Letten (3 mill.), een met de Slaven verwante volksstam in het gebied van den Niemen en de Duna, die de Litthauers (2'/a mill.), de Letten in beperkten zin, en de Koerlanders bevat.
c. Duitschers (bijna 1 mill.) zijn ten deele reeds op het einde der 12de eeuw in de zuidelijke Oostzee-landen binnengekomen en hebben zich daar onder de heerschappij van de orde der Zwaardbroeders en van de Duitsche orde als het beschaafdste en aanzienlijkste deel der bevolking staande gehouden, ten deele zyn zij sedert de IGde eeuw door de Russische regenten, maar vooral sedert Peter den Groote, voor alle takken van het staatkundige en burgerlijke leven derwaarts getrokken en hoofdzakelijk in de hoofdsteden geplaatst geworden. Bovendien werden in zuidelijk Rusland Duitsche landbouwkoloniën gesticht.
d. De Joden (2'/, mill.), in quot;West-Rusland, vooral in Polen ('-/, mill.), houden zich bezig met den kleinhandel, herbergen en als zoogenaamde fakteurs I'd. i. tusschenhandelaren, bedienden, makelaars). Voor het mee-
26*
403
404 VERSCHEIDENHEID V. STAMMEN. GODSDIENST. § 62.
rendeel komen zij uit Duitschland, doch hunne moedertaal hebben zij behouden.
B. Tot den Mongoolschen stam beboeren de Finnen (4 mill.), d. i. langs moerassen wonenden, waartoe ook de stoute, trotsche Est hl anders en Lijflanders gerekend worden. Een noordelijke tak daarvan zijn de als nomaden rondtrekkende Lappen op het schiereiland Kola. De Kal-mukken zijn de eenige vertegenwoordigers van het Boedhaïsme in Europa.
C. Onder de benaming van Tataren (4% mill.) rekent men in Rusland de nomadische stammen tussehen de Zwarte en de Kaspische zee, als Kirgizen, Baschkiren enz.
c. G o cl s d i o n s t.
Eens bepaalde gelijkvormigheid naast eene groote verscheidenheid dei-bevolking ziet men nog meer in den godsdienst dan in de afstamming. Terwijl van den eenen kant bijna alle voorname godsdienstige stelsels in liet kolossale rijk vertegenwoordigd zijn: Grieksche, de orthodoxeen de schismatieke, Katholieke, bijna 17 % mill., meestal in Polen en Litthauen, Protestantsche, 2% mill., in de eertijds Zweedsche provinciën, en Arme-menische christenen, Joden 2% mill., Mohammedanen, 2'/, mill., vooral de Kankasische en Tataarsche stammen. Heidenen '/4 mill, Boedhaïsten en Schamanen, zoo is van den anderen kant nochtans de Grieksche of Staatskerk zoo overwegend, dat tot haar alleen bijna üO mill, behooren en zij alle overige eerediensten nog meer op den achtergrond doet treden dan de heerschende stam der Kussen de overige stammen. Wettelijke bepalingen werken krachtdadig mede, om dit overwicht der staatskerk, waarvan de czaar zelf het hoofd is, voortdurend te doen toenemen ; het is den belijders van andere godsdiensten gestreng verboden, proselieten te maken.
Ocdcr den czaar staat eeue „heilige synodequot;, samengesteld uit de hoogste geestelijkeu en den keizerlijken „proeureur-generaalquot;, ter bestiering van de kerkelijke aangelegenheden. De geestelijkheid der staatskerk wordt verdeeld iu twee klassen: ongehuwde ordesgeestelijken, waaruit alleen de hooge geestelijkheid gekozen wordt, en de meestal gehuwde wereldlijke priesters.
d. Bronnen van bestaan.
L a n d b o u w en v e e t e c 11 zijn de hoofdbronnen van den Russischen nati -onalen rijkdom. De veeteelt omvat alle soorten van huisdieren, van den kameel in 't zuiden, in de Krim en in Kaukasië, tot aan het rendier in 't noorden. De opbrengst van den akkerbouw, als graan, vlas en hennepi is, in weerwil der groote hoeveelheid rogge, die voor de branderijen gebruikt wordt, grooter dan voor de inlandsche behoefte noodig is. De opheffing dei-lijfeigenschap en de voortdurende volmaking van een trotsch spoorwegstelsel gt;.al haar nog veel doen rijzen. W ij n b o u w, die slechts tot 48quot; n. br. loopt, en
BRONNEN VAN BESTAAN. HANDEL EN INDUSTRIE. § 62. 405
zijdeteelt zijn volgens de natuur evenzeer beperkt tot het zuiden en wel tot de Krim, als de zoo winstgevende mynbouw op goud, zilver, koper, platina en ijzer tot den Middel-Oeral, meer bijzonder tot het gouvernement Perm. De houtteelt in het noorden en westen levert, in weerwil van het groote verbruik van hout voor het bouwen van schepen, huizen, het mijn- en smelterijwezen, nog een aanzienlijke hoeveelheid voor den uitvoer. De visscherij op de Russische zeeën, vooral op de Kaspische zee, is be-langrijk en brengt robben en steur aan; evenzoo de jacht op vooral kleine pelsdieren in de streek ten noorden van den Oeralisch-Baltischen landrug. Geheeele volksstammen betalen hunne schatting in pelswaren.
Sedert Peter den Groote werd de industrie door de regeering buitengemeen begunstigd, deels door het aanleggen van fabrieken op kosten van den staat, deels door vrijdom van belasting te geven voor een bepaalden tijd, deels door eene strenge bewaking der grenzen. De meeste fabrieken vindt men in de door de natuur zeer bevoorrechte middel-provinciën. Het gouvernement Moskau is het middelpunt van de nationale industrie, die vooral katoen, vlas en wol verwerkt, maar grootendeels in handen van vreemdelingen, hetzij Duitschers of Franschen, is.
De binnenlandsche handel, waarvan Moskau, Nischney-Xowgo-rod. Irbit (in het gouvernement Perm), Charkow, Kasun en Orenburg de hoofdpunten zijn, is door het gemak in 't vervoer langs de talrijke, natuurlijke en kunstmatige waterwegen, de groote spoorweglijnen, alsmede op de sledebanen in den wintertijd, zeer levendig en, behalve in Polen en Finland, aan weinig beperkingen onderworpen, daar de tollen op de wegen en de kanalen zeer gering zijn.
De zeehandel met het buitenland wordt grootendeels met vreemde schepen, vooral door Fngelsche kooplieden gedreven. Hoofdzakelijk worden alle koloniale waren, die Rusland noodig heeft (ongev. voor 40 mill, roebels) uitsluitend met vreemde schepen, meerendeels Engelsche, te Peters-burg en Odessa aangevoerd. De landhandel met het buitenland kan wegens de stelling van het rijk als het natuurlijk midden tusschen Europa en Azië niet onbelangrijk zijn; toch is de uitvoer, en nog meer de invoer verreweg het sterkst naar en van de westelijke grens van het rijk. Tegenover het westen is Rusland een landbouwende, tegenover het oosten een fabriekstaat.
quot;Wat het onderwijs aangaat, staat Rusland nog ver achter bij de staten van West-Europa; want de groote vorderingen sedert Peter den Groote bepalen zich tot den adel en de steden bewoners, terwijl de groote landelijke bevolking den half beschaafden staat nog niet te boven is gekomen. Ook het getal van middelbare en hoogere scholen staat in geene verhouding tot de groote bevolking. Er zijn slechts 9 universiteiten: Moskau, Dorpat, Peters-
KEGEERIKGSVOKM. § 62.
burg, Kiew, Odessa, Kasan, Helsingfors, Warschau. Talrijker zgn de inrichtingen voor militaire en technische opleiding. Het gunstigst is de toestand der scholen in de Oostzeeprovinciën en de heide hoofdsteden.
Het rijk is eene volkomen onbeperkte, erfelijke monarchie. De keizer of czaar die zich „alleenheerscher aller Russenquot; noemt, bezit de hoogste wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, zoowel in wereldlijke als geestelijke zaken. Hij wordt bijgestaan door drie raadgevende lichamen : den r ij k s-raad in de wetgeving, het beheer der geldmiddelen en alle diplomatische aangelegenheden; de heilige synode in de kerkelijke zaken, en den senaat voor de rechtspleging; de laatste beslist als opperste gerechtshof alle burgerlgke en crimineele processen in het laatste ressort.
Volgens de nieuwe administratieve indeeling telt Rusland slechts een enkel stadhouderschap, Kaukasië, verdeeld in9 gouvernementen; 10 generaal-gouvernementen; 1. Finland, 2. Warschau voor de 10 Weichselprovinciën, 3. Noordwest-Rusland, voor de provinciën Wilna, Kowno, Grodno, Minsk, 4. Zuidwest-Rusland voor de provinciën Kiew, Volhynië en Podolië, 5. Oostzee-provinciën, 6. Moskau, 7. Orenburg en Samara, 8. Turkestan, 9. Oost-Siberië, 10. West-Siberië. Deze tien vormen samen 71 gouvernementen. De elf Aziatische landschappen, die niet als gouvernementen, maar als gebieden voorkomen, staan onder een „districts-hoofdquot;.
Verdeeling (liistorische) en topograph ie 1).
1. Groot-Rusland (38900 vk. mijl., met 23'/, mill, imv., dus 600 op 1 vk. mijl), het stamland des rijks, met de grootste stad, Moskau of Moskwa (611000 inw.), aan de bevaarbare rivier van dien naam, op de laatste vooruitspringende heuvels van de noordelijke helling van den Oeralisch-Baltischen landrug.
406
Moskau, het geographiscli middelpunt van het Oost-Europeeschc laagland, vereenigt, gelijk het rijk zelf, het Aziatisch en Europeesch karakter, daar sommige wijken het beeld opleveren van eene groote, levendige hoofdstad, andere dat van eene eenzame woestijn voorstellen of van een ellendig dorp met velden, weiden eu meren, evenals het oude Babylon of Ninive. Eene zeldzame tegenstelling bieden de paleizen aan, die door vreemde bouwmeesters in een buitenlandschen stijl opgetrokken zijn, en de (300) kerken met vergulde koepels en torenspitsen tus-sehen de vele duizenden houten, gedeeltelijk beschilderde huizen. De gedaante der stad doet ons denken aan de beschrijving van Ekbatana door Herodotus; in
1) De weinige zekerheid in de opgaven van de bevolking der Russische steden vloeit gedeeltelijk daaruit voort, dat zij in sommige verschillend is naar de jaargetijden.
GROOT-EUSLAKD. KLEIX-UUSLAKD. § 62.
het midden op het hoogste punt der stad staat het Kreml of de citadel (l1/^ unr in omtrek), met hooge muren omgeven; het bevat het paleis der oude czaren cn de kerk, waar de czaren gekroond worden. Kondom het Kreml liggen in ge-lijkmiddelpuntige cirkels, als schillen om eenc kern, de vier andere deelen der stad, die op dezelfde wijs als de nieuw aangewonnen deelen van het gebied om het cen-traalland kwamen te liggen. De buitenste der cirkels wordt gevormd door de voorsteden (Sloboden), die omgeven worden door een lagen muur en grachten. Door hare ligging in het midden van het bevolktste hoofdgedeelte van het uitgestrekte rijk en als hoofdkruispunt van het Russische spoorwegnet, trekt zij bijna den geheelen binnenlandschen handel tot zich, terwijl zij door eene groote industriëele bedrijvigheid den naam van „Russisch Manchesterquot; kreeg. In tegenstelling met Petersburg, als eene schepping van den Nieuw-Russischen geest, is Moskau, als het vercenigingspunt van den Ond-Russischen stand, de „heilige stadquot; der Russen.
De voornaamste plaatsen behalve Moskau zijn: in 't oosten Kischney-Xo wgorod, d. i. lage nieuwstad (44000 vaste inw.), aan de samenvloeiing der bevaarbare Oka en Wolga, de „binnenhaven van Ruslandquot; wegens de jaarlijksche mis van veertig dagen, waarop 300000, soms 500000 rnenschen uit alle oorden, zelfs Tibetanen, Indiërs en Cbineezen de koopwaren van twee werelddeelen ruilen. Russische grondstoffen en industrie-voortbrengselen worden verwisseld tegen Chineesche bloemen- en tichelthee, een steenharde massa van samengeperste bladeren in den vorm van een platten steen, Turksehe en Perzische tapijten, Oost-Indische sjaals, enz. Door de verlenging van den spoorweg Petersburg-Moskau tot Kowgorod begint ook de graanhandel hier zijn zetel te vestigen. Aan de Oka: Orel (44000 inw.) en Kaloega (37000). In 't zuiden: Toe Ia (58 000 inw.), met de grootste wapenfabriek, die eene geheele voorstad is , daarom „Russisch Luikquot;, en Woronesch (45 000 inw.) niet ver van den Don, een hoofdpunt voor den graan- en talkhandel. In 't westen, T wer (28000 inw.), tot welks hoogte de rivierschepen opvaren, waarom het de hoofdplaats is van handel en verkeer in het gebied van de Boven-TVolga; de vesting Smolensk (eertijds 200000 inw., thans 16000 inw.) aan den Boven-Dnieper; Welikoi-Nowgorod, d. i. groote nieuwstad, aan het llmen-nieer en de wieg van den Russischen staat. Vroeger was het een aanzienlijke hanzestad, telde eens 40000 inw., thans nog 17 000. In 't noorden: Archangel (20000 inw.), niet ver van de monding der Dwina, de oudste en vóór het bezit der Oostzeekust de eenige Russische zeehaven, een uitgangspunt voor de walvisch- en robbevangst, die gedreven wordt door de ,.AYitte-Zee-Compagniequot; en waardoor ook Samojeden en Russische jagers naar het tot 't gouvernement Archangel behoorende dubbel-eiland N o v a-Zembla gelokt worden.
2. Klein-Rusland of de Ukraine, d. i. grensland, met 7,/1 mill-inw. op 2770 vk. mijlen, waar landbouw en veeteelt zeer winstgevend zijn
407
ZUID- OP NIEinV-RUSLAND. § 62.
en veel beetwortelen geteeld -worden. Kiew (80000 inw.), aan den Dnieper,, sedert 880 hoofdstad van het grootvorstendom Rusland, heeft zich uit haar verval, tijdens de heerschappij der Tataren en Polen, wel niet tot haar ouden glans verheven, toen zij de „moeder aller Russische stedenquot; werd genoemd en '/gt; mill, inwoners telde, maar is toch eene der fraaiste steden van Oost-Europa geworden. Van hier heeft zich het Christendom over Rusland uitgebreid. Charkow (81000 inw.) is door zijne ligging aan het ver-eenigingspunt der 3 handelswegen, die uit den Kaukasus, de Krim en Euro-peeseh Turkije naar het binnenland van het Russische rijk voeren, en door zijne 4 groote jaarmarkten, vooral de paardenmarkt en wolmarkt, het middelpunt van den handel tusschen het zuiden van den eenen, het binnenland en het noorden van den anderen kant. In het westen: Berditschew (54000 inw., meest Joden), het middelpunt van den Zuid-Russischen handel op Duitschland over Gralicië. De vesting Poeltawa (slag 1709).
3. Zuid- of Nieuw-Rusland (5'/o mill. inw. op 7204 vk. mijlen) bevat de deelen, die in de ISde en 19de eeuw aan het Turksehe rijk ontnomen zijn:
a. Bessarabië, tusschen de Proeth en den Dniester (sedert 1812 Russisch), is tengevolge van den jongsten Parijschen vrede (1856) met 205 vk. m. en ongeveer 180 000 inw. verminderd geworden door den afstand van de Donau-delta, ten noorden tot aan den Trajanuswal, en het gebied tusschen de Proeth en den Jalpuch 1). De fabriekstad Kischenew (103000 inw.) voert graan, wijn, vee uit. Tot aan de vroeger Turksehe vesting Bendér (22 000 inw.) is de Dniester bevaarbaar, en aan den liman dezer rivier ligt de havenstad Akkerman (29000 inw.), die zout uitvoert, dat langs de geheele kust van Bessarabië gewonnen wordt.
408
h. Het Pontische kustland met de eerst onder Katharina II, in 1792 aangelegde havenstad Odessa (1G2000 inw. van verschillende nationaliteiten), niet ver van den liman des Dniesters. Het is de eeuige, voor groote schepen toegankelijke haven aan de westkust van den Pontus, daarom het middelpunt van den Zuid-Russischen zeehandel en van de verbinding met de Romaansche staten; in quot;t bijzonder is het de hoofdstapelplaats voor den uitvoer van granen. Xikolajew (74000 inw.), niet ver van de monding van de Boeg, is een oorlogshaven met aanzienlijken scheepsbouw. Sedert den val van Sebastopol verheft zij zich steeds meer op kosten van Cher son (46000 inw.), dat in 1778 door Potemkin in een moerassige streek gesticht werd en welks haven aan den ondiepen liman van den Dnieper verzandt. Op het schiereiland de Krim, dat door de smalle landengte van Perekop met het vastland verbonden is, is Simferopol de hoofdplaats voor den binnenlandschen handel. De buitenlandsche handel loopt over drie havens: a. Sebastopol, aan den zuidwestelijken voet van het Jailagebergte, dat
1) Zie kaart 9 in Peterman's Mittli. 1863.
WEST-EUSLAND. DE OOSTZEE-PROVISCiëN. § 62.
een voortzetting van den Kaukasus is; na liet beleg in 1854 is zij handelshaven geworden, b. Kaffa (Russisch: Feodosia), aan den zuidoostelijken voet en c. Kertsch, met de kleine vesting Jenikale, aan den ingang van den Cimerisehen Bosporus, de sleutel van de zee van Azof en de eentraal-haven van de oostelijke helft der Zwarte zee. Taganrog (24000 inw.), aan de zee van Azof, verliest zijn graanhandel meer en meer aan Rostow, aan den Don. Spoedig opgekomen is de eerst 1848 nieuw aangelegde stad J e j sk, aan den mond der Jeja.
c. De provincie van het Donsche leger (ruim 1 mill.) ten noorden van den Pontus, op beide oevers van den Beneden-Don en aan diens watervallen. Deze Kozakken hebben eene militaire regeering en staan onder eenen attaman (hetman), dien zij vroeger zeiven kozen en welke zijn verblijf houdt in Nieu w-Tsch erkask, aan een arm van den Don.
4. In Cis-Ka ukasië, of Noord-Kaukasië (bijna l1/, mill. inw. op 4095 vk. m.) moeten Militaire koloniën (sedert 1837) de grenzen beschutten tegen de vijandelijke bergvolken, voor akkerbouw, handel en nijverheid de baan breken en vreedzame betrekkingen met die volksstammen aanknoopen.
5. AVest-Rusland (9mill. inw. op 7030 vk. mijlen) bestaat uit drie vroeger Poolsche landen:
a. Litthauen of Wit-Rusland, westelijk van den Duna-Donschen land-rug, heeft in zijn zuidelijk deel de groote moerassige vlakte van Rokitno van 60 mijl. lang en 30 mijl. breed, waarin nog de aueros leeft. De vooquot;-malige hoofd-en universiteitsted W i 1 na (79000 inw.), aan eene bevaarbare zijrivier (AVilija) van den Niemen, was eens het middelpunt van dei; heidenschen eeredieust, daarna de zetel van den eersten christen-bisschop van Litthauen en van de Litthausche vorsten (de Jagellonen). Mohilew aan den Dnieper, Witebsk en Dunaburg, beide aan de Duna, drijven een levendigeu handel.
h. Volhynië en Podolië, of Rood-Rusland, ligt midden tusschen de beschaafde landen in 't westen en de steppen in 't oosten en drijft aanzienlijke veeteelt.
6. De Oostzee-provinciën (3 mill. inw. op 2494 vk. mijlen, zonder het meer Ladoga), tusschen Memel en Neva, waren met uitzondering van Koerland tot in het begin der 18de eeuw Zweedseh. De bevolking is hoofdzakelijk Duitsch, met Luthersche belijdenis.
a. Koerland, eertijds onder de orde der Zwaardbroeders, sedert de reformatie een hertogdom onder Poolsch oppergezag, met de voormalige hoofdstad Mi tan (22000 inw.), de oude residentie der hertogen van Koerland.
b. Lijfland met de voormalige hoofd- en hanzestad Riga (102 900 inw.), door Bremer kooplieden gesticht, niet ver van de versterkte Duna-monding, vroeger de hoofdzetel van de orde der Zwaardbroeders, sedert de stichting van Petersburg de tweede handelsstad der Oostzee-provinciën, die hout, granen, lijnzaad, talk enz. uit Centraal Rusland uitvoert. Dorp at, inde
409
410 KASAN. ASTfiAKAK. FINLAND. § 62.
nabijheid van het meer Peipus met eene Duitsche, door Gustaaf Adolf gestichte universiteit, waaraan tot dusver bij voorkeur Duitsche geleerden geplaatst werden. Voor de golf'van Kiga ligt het vruchtbare eiland Oesel (90 vk. m.).
c. Esthland, een plateau met lage terrassen, grootendeels bestaande uit vochtige wouden of moerassen. Re val (29000 inw.), aan den ingang der Finsche golf, is eene versterkte oorlogs- en handelshaven.
d. Ingermannland, tusschen de meren Piepus en Ladbga, met de eerst in 1703 gestichte residentie en tweede hoofdstad Petersburg (668 000 inw.), aan de monding der Newa in de Finsche golf, die voor de stad door stormvloeden zeer gevaarlijk is. Niet door hare ligging, want zij staat opeen moerassigen grond, maar door den bouwtrant is zij een der schoonste en meest trotsche steden der aarde. Zij vertegenwoordigt in haar uiterlijk aanzien, gelyk in het leven der bewoners, het moderne Rusland tegenover het oude in Mos-kau. Als eerste handels- en als tweede fabriekstad des rijks, waar „elk huis een paleis en elk paleis een stad isquot;, staat zij door spoorwegen met alle voorname deelen en door kanalen met alle hoofdrivieren van Rusland in verbinding. Het zeer versterkte Kroonstadt (49000 inw.), op het rotsachtige, door klippen en ondiepten omgeven eiland Kotlin in de Finsche golf, voor den mond der Newa, is de ligplaats der Oostzeevloot, en Sleutelberg, aan den afloop der Newa uit het meer Ladöga, een tweede oorlogshaven. De vesting Narva (slag 1700) ligt aan de grens van Esthland. Aan de Finsche golf is een nieuwe koopstad ontstaan, No wo-Pet ro w sk , met een diepe en ruime haven.
7. Oost-Rusland, of het Czaardom Kasan en Astrakan (14-y4 mill, inw. op 25813 vk. mijlen). De universiteitstad Kasan (86000 inw.) aan de Wolga, boven de uitwatering der Kama, de voormalige residentie der Tataarsche vorsten, draagt nog een oosterschen stempel, daar zij door Tataren bewoonde voorsteden heeft. Zij is de stapelplaats van den handel tusschen Siberië en Europeesch Rusland, die nog meestal door Tataren gedreven wordt. Samara (34000 inw.), de hoofdstapelplaats voor den graanhandel op de Wolga. Perm, aan de Kama en aan den westelijken voet, Jeka-terinenburg en Tagil (28000 inw.), aan de oostzijde van den Oeral, zijn middelpunten van het bloeiende Oeralische mijnwezen. Astrakan (48 000 inw. van de meest verschillende nationaliteiten), op een der eilanden tusschen de ondiepe mondingsarmen van de Wolga, is de oorlogshaven voor de vloot op de Kaspische zee en het uitgangspunt der hoogst belangrijke visscherij op de Wolga en de Kaspische zee, waar 400000 steuren jaarlijks gevangen worden; Oeralsk, aan de rivier Oeral, een der fraaiste steden van Z. Rusland; Orenbur g (27000 inw.), ook aan den Oeral, is de plaats van bijeenkomst der karavanen uit Centraal-Azië en de voornaamste plaats der Oeralische vestinglinie. De fabriekstad Sa ra-tof (65000 inw., gedeeltelijk Duitschers) drijft aanzienlijken zouthandel op de Wolga.
I f%
lil
li
| BBfil li 1:
II1
HEI SKAKDINAVISCHE SCHIEREILAND. § 63.
8. Het grootvorstend om Finland, d. i. moerasland (1V8 mill., ten gevolge der Zweedsche heerschappij meest Lutheranen, op 6367 vk. mijlen) behoort met betrekking tot de gesteldheid van den grond, het klimaat, de dieren- en plantenwereld eerder tot het Skandinavische schiereiland. Het heeft zijne volksvertegenwoordiging door 4 standen: adel, geestelijkheid, stedelingen en boeren, alsmede zyn afzonderlijk bestuur behouden. De standen vergaderen te Helsingfors. Het was tot 1809 Zweedsch, en is met Knsland bijna alleen door eene persoonlijke unie verbonden. De Zweedsche taal is nog altijd de officiëele. De belangrijkste artikelen van uitvoer zijn boschproducten: hout, potasch, teer, pik. Abo, de voormalige universiteit van Finland, ligt tegenover den archipel der Alands-eilanden, die de Both-nische golf afsluit en eene brug vormt naar Zweden; Tornea(spr. uit: Torneo), aan de uitwatering van de gelijknamige grensrivier in de Bothni-sche golf (met slechts 700 inw.), wordt tegen den tijd van het zomer-zonne-standspunt (solstitium) door vreemdelingen uit de meest verschillende natiën bezocht, om op den berg Avasara het schouwspel van het niet ondergaan der zon te zien. Aan de noordkust der Finsche golf ligt op granietrotsen de vesting Swea burg, het „Noordsch Gibraltarquot;, en ook de hoofJ-en universiteitstad Helsingfors (32000 inw.) en quot;Wiborg. — De Lappen, die reeds voor de Finnen hier gekomen waren, zijn later naar de noordelijkste deelen des lands teruggedrongen.
9. Het koninkrijk Polen, d. i. vlakland, de best bevolkte provincie (6 mill. inw. op 2220 vk. mijlen) had tot 1832 zijne eigene staatsregeling, doch maakt sedert de onderdrukking van den tweeden Poolscben opstand een integreerend deel van het Russische rijk uit en is een militaire voorpost tegen het westen. De voormalige hoofdstad Warschau, op den linkeroever van den Weichsel, heeft vier mijlen in omtrek en met de versterkte voorstad Praga op den rechteroever 297000 inw., gedeeltelijk Joden. Zij is de eerste handels- en fabriekstad van Polen en heeft sedert 1869 eene Russische universiteit. Behalve Lodz (34000 inw., waarvan y, Duitschers), vindt men er niet dan kleinere plaatsen, waaronder Lublin en Kalisch de aanzienlijkste zijn. Modlin is een vesting aan de samenvloeiing van Boeg en Weichsel.
B. Aziatiseh Eusland, zie §§ 27 — 29.
ZWEDEN EX NOORWEGEN.
Skandinavië behoort tot de oceanische zijde van Europa, en eens ■waren de Skandinaviërs (Noormannen) de ondernemendste, meest gevreesde zeevaarders, die op kleine vaartuigen alle kusten van westelijk Europa gingen uitplunderen, Engeland, Kormandië en Beneden-ltalië veroverden en
411
412 LIGGING EN HORIZONTALE VORM. § 63.
zelfs van Groenland nit Amerika meer dan vijf eenwen vroeger ontdekten dan Columbns. Ook later maakte het nog een voornamen schakel uit in de keten der Hanze-nederzettingen. Daarentegen heeft dit rijk, dat zijne voor de bebouwing minst geschikte zijde naar den oceaan gekeerd heeft, minder dan een der oceaan-staten van Europa deel genomen in het wereldverkeer, het ontdekken van landen en het vestigen van volksplantingen. Terwijl de groote schiereilanden van Zuid-Europa aan drie zijden dichtbij gelegene bewoonbare kusten hebben, gedeeltelijk in andere werelddeelen, gedeeltelijk onderling, steekt Skandinavië met twee zijden in de woeste IJszee uit.
Ligging en liorizontale vorm.
Het Skandinavisehe schiereiland, dat do kusten van Duitschland beschermt tegen de drijvende ijsmassa der poolzee, maakt do Oostzee, door haar van den Oceaan en van de Noordzee te scheiden, tot eeno binnenzee, cn hoeft daarom, evenals het Iberische, eeno oceanische en eene maritieme zijde. Hot strekt zich, evenals het Italiaansclie, in de richting van 't noordon naar 't zuiden uit en ontleent, evenals dit, zijne horizontale gedaante aan eene lange meridiaanbergketen. In 't zuiden wordt het, evenals het Italiaan-scho, door eene diep insnijdende golf in twee ongelijke, kleinere schiereilanden verdeeld. In 't noordoosten is het over een lengte van 70 mijion verbondon met het vastland van Europa, waardoor het meer afhankelijk gebleven is van het noordon en oosten dan anders het geval zou geweest zijn. In lengte (240 mijion) overtreft het alle schiereilanden van ons werelddeel en strekt zich door meer zonen uit dan eenig ander Europeesch land, behalve Rusland. De breedte is zeer ongelijk: in 't zuiden slechts 40, in 't noordon 50 en in 't midden 90 mylen. In vlakte-inhoud (13 826 vk. mijlen) overtreft het alle Europeesche landen, behalve Rusland. Zeer rijk is de kustvorming mot hare vele kloven, die hot land insnijden, de zoogenaamde fjorden, die aan de grootste zeeschepen den toegang tot binnen in hot land verschaffen, daar onder anderen do Sogne-fjord 32 mijlen ver landwaarts indringt. Het binnenloopen dezer fjorden wordt bemoeilijkt door een aantal kleine rotsachtige eilanden (»schoerenquot;), welke echter tegen storm en golven beschutten en goede havens vormen. Deze fjorden veroorzaken, dat do N o o r w e e g s c h e kust in gescheurdheid door geen ander land overtroffen wordt, daar de kustlengte met al hare krommingen op eene lengte van 360 mijlen meer dan 2000 mijlen bedraagt.
VKKTICALE V011M EN quot;WATERENquot;. § 63.
Verticale vorm en wateren.
Evenals Duitsehland in de richting van 't zuiden naar 't noorden in oen hoogland, een middel-bergland, een heuvelland en eene laagvlakte verdeeld wordt, heeft Skandinavië den plastischen vorm van bodem in de richting van 't westen naar het oosten. Het hoogland, dat minder om zijne volstrekte hoogte, dan om zijne ligging bij de pool onbebouwbaar is, loopt langs de westkust steil, naar het oosten terrasvormig af. De westkust van Skandinavië is, evenals de westkust van Groot-Brittanje, veelvuldig door de zee gescheurd, zoodat de L o f o d d e n even zoo goed afgescheurde stukken der kust van Noorwegen schijnen te wezen als de Hebriden van de Schotsche kusten. Het middelgebergteland (1300met. hoog), of het breede overgangs-terras van hoogland naar laagland, beslaat hier de meeste ruimte, en daalt allengs naar het oosten in eene laagvlakte af. Het bevat den boven- en middelloop der meestal parallelle rivieren, kleinere en grootore bergmeren; het Wener-, Wetter- en Mülar-meer. In de eerste twee, welker laagste plaatsen aanzienlijk ver beneden den spiegel der Oostzee liggen, is het bestaan der relicten-fauna (crustaceën) bewezen. Gelijk het hoog-gebergteland de westkust volgt, loopt het vlakke land als eene tamelijk smalle strook, die echter naar het zuiden breeder wordt, langs de oostkust, welke daardoor bij de noordelijke ligging van het geheel veel voorrechten geniet, evenals de westkust van Italië, en zeer geschikt ligt voor de zeevaart . In de richting van het zuiden naar liet noorden wordt dit meridiaan-gebergte in drie plateauvormige massa's of fjelden gesplitst, die alleen afgebroken worden door matige inzinkingen: in'tzuiden Lange Fjeld, het hoogste deel van het geheel, met toppen van 2300 met.: Do vre Fjeld, dat genoemd is naar een dorp, vormt een breeden, doch slechts 16 mijlen langen bergknoop tusschen den noordelijken en zuidelijken tak: de laatste heet de groote Kiölen, die meer dan 100 mijlen naar 't noordoosten loopt en in het gebergte van Lapland overgaat, welks uiterste punt, de Noordkaap, tevens de noordelijkste punt van Europa is.
Het Skandinavlsche hoogland, dat met de Finsche hoogten in het geheel niet samenhangt, overtreft de Alpen door zijne horizontale uit-
413
414 WATEREN VAN SKANDINAVlë. § 63.
gestrektheid over bijna 200 mijlen en door grooteren vlakte-inhoud van 9500 vk. mijlen, maar doet er niet ver voor onder in verticale hoogte, die in 't zuid-svesten tot 2600 met. reikt. Door de noordelijke ligging heeft het echter een nog ruwer en onbebouwbaarder karakter dan de Alpen, en terwijl in deze de aanmerkelijke verschillen in klimaat en plantengroei, de uitgebreidheid der sneeuw- en ijsmassa's hoofdzakelijk van de volstrekte hoogte afhangen, worden zij in Noorwegen veroorzaakt door een verschil van 13 breedtegraden. Alleen in Noorwegen vindt men gletscbers, die in Zweden ontbreken, omdat het zoo arm is aan neerslag. Het firagebied van Justedal iu Noorwegen heeft 24 gletschers van den eersten rang, waarvan die van Boium tot 151 met. boven de zee afdaalt; van de secundaire gletschers telt men er honderden. Alleen de dalen, die hunne opening naar 't zuiden hebben, zijn geschikt voor eene winstgevende bebouwing. Het contrast tus-schen de tegenovergestelde hellingen van het hoogland, tusschen de korte dwarsdalen op de westelijke zijde en de lange op de oostzijde, die tot rivierbeddingen dienen en soms met Alpenmeren bedekt zijn, springt bij de noor-delijke bergmassa veel sterker in 't oog dan bij de Alpen op de noord- en zuidzijde. Lengtedalen, die voor bebouwing geschikt zgn, treft men hierin 't geheel niet aan. De passen loopen over bergvlakten, terwijl in de Alpen eerder diepe insnijdingen in den kam tot passen dienen. De Alpen hebben op de beide hoofdhellingen een schoonen krans van bekoorlijke bergmeren; in Skandinavië vindt men alleen op de oostelijke helling, in Zweden, grootere meren. De Noorweegsche meren zijn alle klein; vele er van liggen op eene aanzienlijke hoogte (tot 1500 met.) en zijn de oorsprong van waterrijke rivieren; in het moeras Kol in het hoogland van Hardan-ger ontspringen 8 zelfstandige stroomen, die naar verschillende richtingen vloeien.
De westelijke zijde van het hoogland is zoo steil, dat de rivieren in Noorwegen, die in den zomer arm aan water zijn, ten tijde van bet smelten der sneeuw wilde bergstroomen worden, dikwerf in eens van eene hoogte van 300—400 met. in zee vallen. De oostelijke helling (Zweden) alleen heeft eenigszins belangrijke, 60 — 80 mijlen lange rivieren, meestal met meerbekkens gemengde stroomstelsels, die zich van het hoogland door het middelgebergteland in de vlakte neerstorten en gedeeltelijk hare uitwatering hebben in de Bothnisebe golf, zooals de Tornea-Elf, de Lulea, de voornaamste van alle Zweedscbe stroomen, de Dal-Elf enz., gedeeltelijk in bet Wener-meer, b. v. de Klara-Elf, gedeeltelijk in de Noordzee, zooals Glommen, de eenige Noorweegsche rivier van beteekenis en tevens de grootste van Skandinavië, die op enkele plaatsen de ge-
KLIMAAT VAN SKANDINAVlë. § 63. 415
daante van een meer heeft. In geen land van Europa heeft men zooveel grootsche watervallen. De Maan-Elf, een bronrivier van de Skiens-Elf, vormt in meer dan 100 kleine afdeelingen een 700 met. hoogen waterval (»den fraaisten der wereldquot;?). De watervallen zijn dan ook oorzaak, dat geen Skandinavische rivier over eene groote lengte bevaarbaar is, indien de kunst haar niet te hulp komt.
Eene binnenvaart tusschen de Noord- en Oostzee verschaft het Göta-kanaal, dat uit de Göta-Elf, de eenige afstrooming van het 98 vk. mijl. groote Wener-meer, om de 5 watervallen van Trollhatta, die 105 met. hoog zijn, door het Wenermeer en verscheidene kleinere meren in het Wetter-meer loopt en hieruit langs de Motala-Elf naar de Oostzee voert, die daardoor met het Kattegat d. i. scheepstraat (A'a^=boot, = straat) verbonden wordt.
Klimaat.
Daar de Golfstroom de kusten van Noorwegen bespoelt en tot aan de Noordkaap zelfs in den winter vrij van ijs houdt, is het klimaat van Noorwegen werkelijk zachter dan men van de ligging in zulk een hooge breedte verwachten mocht. De invloed van den Golfstroom is des te grooter omdat hij ver het land binnendringt, wegens do diep insnijdende fjorden, aan welker oevers nog ooft in overvloed groeit. Daarbij komt in den zomerde lange duur van den dag en dus do zonnewarmte, om het rijpen der vrucht te bespoedigen. Grooter verschil van klimaat dan in Noorwegen vindt men in de oostelijke helling van het hoogland of Zweden, dat wegens de nabijheid van Rusland meer een continentaal klimaat heeft. De Oostzee en zelfs de Deenscho straten zijn minder vrij van ijs dan de oceaan aan de noord- en westkust van Noorwegen, die het toonoel zijn van verwoestende stormen en van rijken neerslag. De jaarlijkscbe hoeveelheid neerslag bedraagt te Bergen 2166 m.M. Zuidelijk Zweden, dat eens door een arm der zee, waarvan nog het Wener- en Maler-meer overblijfselen zijn, gescheiden was, is een liefelijke bebouwde streek, waar meer en rivier, veld en woud steeds afwisselen en nog moerbeziën en kastanjes groeien. De landschappen Halland en Schonen zijn de eigenlijke korenschuren van Zweden. Door zijn geognosti-schen bouw, zijne kustvorming en organische natuur behoort dit
BEVOLKING. § 63.
zuidelijk Zweden tot Denemarken, waarmede liet dan ook lang staatkundig vereenigd was.
Bevolking.
Hot volslagen gebrek aan lengtedalen, die in de Alpen zulk een aanzienlijke bevolking samentrekken, de groote uitgestrektheid der watervlakten ('/^ van de oppervlakte) en de onvruchtbare natuur van het hoogland hebben voor de bebouwing en de vestiging van don mensch slechts eene beperkte ruimte overgelaten en deze, vooral in Noorwegen, bijna alleen in do kuststroken mogelijk gemaakt. Geen Europeesche staat. Rusland zelfs niet uitgezonderd, heeft eene zoo schrale bevolking en zoo weinig steden-bewoners.
Volgens afstamming behoort het grootste gedeelte der bevolking tot den Germaanschen stam en onderscheidt zich naar de taal in Noren en Zweden, die veel eigenaardige uitdrukkingen hebben. De eersten hebben in de kuststreken en in de grootere steden ook een Deensch dialect, het zoogenaamde Nieuw-Xoorweegsch (Norske). De oudste oorspronkelijke inwoners. Finnen en Lappen, twee takken der Tsehoedische familie, werden door die Gothische vreemdelingen naar het kustland en de sneeuwvelden van het noorden teruggedrongen, en zijn nog onbeschaafde herders- (rendierherders) en visschersvolken, die nog niet lang den Cbristelijken godsdienst belijden.
De Luthersche godsdien'st, met de bisschoppelijke inrichting, is thans ook onder de vroeger heidensche Lappen de algemeen heerschende. Het gering getal Katholieken en Joden genoot gecne burgerschapsrechten tot 1870, toen de dissenters bekwaam verklaard werden tot het be-kleeden van alle staatsambten, behalve van minister.
Ofschoon liet grootste deel der oppervlakte, vooral in Noorwegen, niet voor den landbouw geschikt is en het aanzien beeft van een onafgebroken woud, dat in Zweden 82%, in Noorwegen zelfs 97% van den bodem inneemt, is toch de akkerbouw de hoofdbron van bestaan en heeft zuidelijk Zweden in den jongsten tijd zelfs aanzienlijke boeveelheden graan uitgevoerd. De veeteelt wordtin de Noorweegsche Alpen gedurende den zeer korten zomer op dezelfde wijs gedreven (bedrijf der Sennen) als op de Zwitserse he en Tiroler Alpen; doch do lange winter met zijn rijkdom aan sneeuw vermindert nochtans zeer den veestapel wegens gebrek aan plantenvoeding, dat vervangen wordt door gedroogde en gestampte vischgraten, koppen enz. De met duizenden gevaren verbonden vischvangst ij een lievelingsbedrijf zoowel van den Noorschen kustbewoner als van den nomadischen Laplander. De haringvisscherij aan de kust van Noorwegen (Januari—Maart), de jacht op pelsdieren en gevogelte in de onmetelijke wouden en in Zweden de mij nbouw op koper en ijzer, die goede
416
MIDDELEN VAN BESTAAN. GEESTBESCHAVING. § 62.
■winsten oplevert, leggen den grondslag voor een aanzienlijken handel op het buitenland. De hoofdartikelen van uitvoer uit Zweden zijn ijzer en koper, uit Noorwegen viseh en hout, dat langs de talrijke rivieren naar de kusten wordt gevoerd en hoofdzakelijk hestemd is voor Eugeland, Frankrijk en Nederland. De industrie is, behalve die van mijnen en den scheepsbouw, nog van weinig beteekenis; toch heeft zij in den laatsten tijd zulk eene vlucht genomen, dat zij grootendeels voorziet in de behoefte der schrale bevolking en enkele artikelen, als lucifers, leder en papier uitvoert.
De geestbeschaving is tot eene verblijdende hoogte geklommen in weerwil van velerlei hinderpalen, die haar in den weg staan; want de zeer verspreide geringe bevolking is nog meer door dagreizen lange wouden dan door bergen zeer gescheiden, waarbij nog moeten gevoegd worden het gebrek aan middelen van gemeenschap en de moeilijkheid om in de eerste physische behoeften te voorzien. Zeer eigendommelijk is de inrichting van het volksonderwijs op het land door van gaard tot gaard rondtrekkende onderwijzers. Voor hoogere vorming bestaan er talrijke middelbare scholen, en verder de Zweedsche universiteiten te Upsala en Lund, de Noorweegsche te Christiania.
De staatsregeling is in beide rijken, die slechts door een persoonlijke Unie vereenigd zijn, beperkt monarchaal. Volgens de in 1866 aangenomen wet op de volksvertegenwoordiging in Zweden zal de rijksdag niet meer bestaan uit de vier standen: adel, geestelijkheid, burgers en boeren, maar uit twee ten deele direct, ten deele indirect gekozen kamers. De Noorweegsche rijksdag (storthing) bestaat uit eene door indirecte keuzen gevormde kamer. De koning heeft hier voor de wetgeving slechts een sus-pensief veto. Zweden wordt in 24 „lanenquot;, Noorwegen in 6 „amten of stiftenquot; verdeeld.
Ve r cle e 1 ing en t o p ogr a p hi e.
I. Zweden {Swerige) bestaat uit drie deelen; Gothland of Göta-land, S weal and en Norland, waarvan de eerste tweede bebouwde en tamelijk bevolkte helft des lands uitmaken; het derde, met inbegrip van Lapland, is die noordelijke helft, waar men bijna geen menschen vindt: in Gothland 1638, in eigenlijk Zweden 830, in Norland 114 op 1 vk. mijl.
a. Gothland of Göta-Rike, het zuidelijk schiereiland tusschen het Kattegat en de Oostzee, heeft in 't westen Got a borg of Gothenburg (met de voorsteden 66Ü00 inw.), niet ver van de monding der Göta-Elf in 't Kattegat, door het Göta-kanaal en een spoorweg met Stokholm verbonden. Door hare ligging in het midden der Skandinavische rijken is zij de eerste handelsplaats en de tweede stad des rijks geworden. In quot;t zuiden, in Schonen, waar men wegens de bijna eiland vorm ige ligging een zachter klimaat heeft dan in noordelijk Duitschland en op den aangeslibden grond de landbouw allerwege verspreid is, zijn ook de steden het dichtst samengedrongen; in 't westen: Lu n d (12000 inw.), de zetel van den aartsbisschop en de tweede rijks-universiteit;
PÜTZ, VEKGEL. AAKDK. 27
417
VEKDEELIXG EN TOPOGRAP111E. § 63.
IJstad met een geregeld veer op Straalsund en Lubeek en Malmö (32000 inw.) aan de Sond, tegenover Kopenhagen en door een spoorweg verbonden met Stockholm en door een poststoomvaart met Straalsund, is de hoofdstapelplaats voor den Zweedsehen fruithandel; in 't oosten de oorlogshaven Karlskrona (17000 inw.), het hoofdstation der Zweedsche scheeren-vloot, de versterkte haven Kalmar , op een eiland, waarvoor het 17 mijlen lange en 2 mijlen breede eiland 0eland ligt, en Nor rküp ing(2G500inw.) aan den mond der Motala, de eerste fabriekstad van Zweden in laken. Ook behoort tot Gothland het vruchtbare eiland Gothland (42 vk. m.), waarop de voormalige hanzestad AV i s b y, eens de tweede (na Lubeck) handelsplaats van het noorden lag.
b. Het ei ge n lij ke Z weden (Swealand), of het middelste deel, bevat de hoofd- en eerste handelsstad Stockholm (152 600 inw.), op de eilanden („Holmenquot;) aan de afwatering van het Malar-meer, daarom „het Noordsch Venetiëquot; genaamd, in eene diep naar het westen in het land insnijdende bocht der Oostzee. Kanalen, wegen en spoorbanen doorsnijden de laagten van 't Malar-meer tot aan het Kattegat. Aan het begin en het einde van deze groote baan liggen Zwedens belangrijkste handelsplaatsen. Aan de noordelijkste bocht van het meer ligt de universiteit Upsala (12600 inw.), met een gothischen dom, den door Linnaeus aangelegden botanischen tuin en de bibliotheek met den Codex ar genius van Ulfilas, evenals aan de westelijke bocht Westeriis, vroeger de zetel van den Rijksdag. Ten noordwesten van het Malar-meer ligt de streek der Zweedsche mijnen: de aloude, rijke ijzermijnen van Danemora en de oude, thans minder rijke kopermijnen bij Falun, dat door een spoorweg met Geile verbonden is.
c. Norland, het noordelijke, grootste, maar minst bebouwde deel beslaat meer dan de helft van Zweden. In het zuiden ligt de stad Gefle (17000 inw.) aan den Geflestroom , die in de stad zelve nog watervallen heeft. Naar het aantal schepen is zij de vierde, naar den handel de derde stad van Zweden en doet in dit opzicht alleen onder voor Stokholra en Götaborg. Het is de stapelplaats van Dalarnic, d. i. van het gebied der beide Dal-Elfen, waar de krachtige stam der Dalekarlen (Dalkerels?) nog in zijne afgeslotenheid de zeden der aloude tijden, vooral de oude noordsche gastvrijheid, het trouwst bewaart. Overigens zijn hier slechts kleine steden (niet boven 3000 inwoners). De noordelijkste stad van Zweden is Hapa-randa, tegenover de Russische grensstad Tornea, tegenwoordig een belangrijke plaats voor meteorologische waarnemingen.
II. Noorwegen (Norge). Alle steden der betere, zuidelijke helft, met uitzondering der mijnstad Röraas, zijn havensteden aan een fjord, zooals: Christiania, hoofd- en nniversiteitstad (met de voorsteden 97000 inw.), door een spoorweg verbonden met Stockholm. Drammen (19000 inw.), de uitmuntende oorlogshaven Christiaansand (12 000 inw.), Stavanger (20 000 inw.), Bergen (34600 inw.), de hoofdstapel-
418
DENEMARKEN. § 64.
plaats voor den viselihandel: stokvisch , haring; Droutheim (22 600 inw.), aan den eenigen fjord van denzelfden naam, die aan zijne oevers samenhangende vlakten en daarom eene dichte bevolking heeft, is de voormalige residentie en tegenwoordig nog de kroningsstad der Noord-sche koningen. De fjord van Sta vanger en de quot;Westfjord bij de Lofodden zijn de gewesten van een uiterst rijke vischvangst, de eene voor de haringvangst, de andere voor kabeljauw. De noordelijkste stad des koninkrijks en der aarde in 't algemeen, die slechts bestaat uit houten huizen en leemen hutten, is Hammerfest, op een eiland (Kwalo) van Finmarken, in de nabijheid der Noordkaap.
De eenige Zweedsche kolonie is het kleine eiland St. Earthelemy in West-Indië, vk. mijl met 2900 kath. inwoners.
§ 64.
DENEMARKEX.
Denemarken, kleiner, maar meer beschaafd en beter bevolkt dan een der Skandinavische rijken, verkreeg door het bezit der belangrijkste zeeëng-ten van de Noordzee naar de Oostzee en als punt van overgang tussohen Dnitschland en Skandinavië reeds vroeg eene Europeesche beteekenis. Door nationale en geschiedkundige banden met Skandinavië verbonden, trad dit rijk staatkundig tegen Duitschland op, waartoe het in physische betrekking behoort.
De Deensche monarchie omvat1. als hoofclland het koninkrijk Denemarken, bestaande uit a. een continentaal gedeelte of het smalle schiereiland Jutland, dat uit de Germaansclie vlakte naar 't noorden uitloopt, en h. de Deensche eilandengroep tusschen dat schiereiland, de Zweedsche en Duitsche kust. bestaande uit Seeland (130 vk. mijl.), Moën, Falster, Laa-1 au d, F un en (55 vk. m.) en La n ge 1 an d, waartoe nog behoort het 22 m. daar vandaan gelegen eiland Bornholm in 't zuidenvan Schonen: 2. als »bijlandenquot;: de Faroër-groep en IJsland. 3. Buitenbezittingen op Groenland en in Wcst-I n di ë.
I. Het Deensche hoofdland.
Denemarken overtreft zoowel in kus tont wikkeling als in eilandvorming de beide Skandinavische rijken. Daarentegen biedt de verticale gesteldheid eene groote eenvormigheid aan, daar èn bet vastland èn de eilanden tot de groote Noord-
27»
419
BIJLAXDEX VAX DEXEMABKEX. j 64.
Europeesche laagvlakte belioovon, die alleen eenige afwisseling heeft op de oostzijde van Jutland eu op do nabnrige eilanden door eene golvende voortzetting van den landrug (170 met. lioog), welke om de Oostzee heenloopt en in de smalle landtong, kaap Skagen of Skagenshorn, het » Gibraltar van het noordenquot;, zijn einde vindt.
De bevolking is van „Gothischequot; ^Germaansche) afkomst en belijdt bijna uitsluitend den Lutherschen godsdienst.
Akkerbouw, veeteelt, visscliery , scheepvaart en reederij makende hoofdbronnen van bestaan uit; de industrie is wegens gebrek aan iulandsche grondstoffen slechts in de hoofdstad eenigermate tot ontwikkeling gekomen, waar ook de handel, bijzonder op Engeland,Noorwegen en Hamburg, vooral bloeit. Het liooger onderwijs volgt zoowel in de middelbare scholen , als op de Deensche universiteit van Kopenhagen bij voorkeur eene richting, die de practische behoeften op het oog heeft. Eene poh'technische school is met die universiteit verbonden; verder zeevaartschool, landbouw-academie, handels-academie.
De staatsregeling is beperkt monarchaal; de rijksdag bestaat uit den landsthing (eerste kamer) en den volksthing (tweede kamer). Voor het bestuur is de oude geestelijke indeeling in 7 stiften blijven bestaan.
Topograph ie.
I. Het grootste, vruchtbaarste en meest gescheurde Deensche eiland Seeland heeft aan zijne oostzjde de versterkte hoofd- en residentiestad Kopenhagen {Kfóbeiihaveti, d. i. koopmanshaven, 211000 inw.), die door hare uitmuntende haven tussehen Seeland en Amager aan de bijna uitsluitend gebruikte straat der Oostzee de bloeiendste stad van het Skan-dinavische noorden is. In het noordoosten aan de Oeresont de handelsstad Helsingür (Elsenenr); in het binnenland Roeskilde of Rothschild, de oude hoofdstad des lands, met kroningskerk. OpFunen ligt do stad Odensee (14000 inw.).
Jutland deelt langs zijne van havens verstoken westkust in de duin-natuur der Germaansche Noordzeekust. De zee is ondiep en de insnijdingen hebben geen havens. De steden liggen in de oostelijke helft en meestal aan inhammen : A al borg (10 000 inw.), aan den oostelijken mondingsarra van den Lijmfjord, Aarhuus (11000 inw.), aan het Kattegat, de grootste stad van Jutland, en de vesting Erederica, op een schiereiland aan de Kleine Belt. Een spoorweg, die van het noorden naar het zuiden loopt, verbindt de voornaamste plaatsen van het schiereiland.
II. De bijlanden.
1. DeFar-Oeër (d. i. Schapen-eilanden; Oeë = eiland — dus niet: Faröer-eilanden), eene eenzame groep van 22 kleine,
420
IJSLASD. § G4;.
vulkanisclie rotseilauden (24 vk. m.), bijna midden tusschen Noorwegen en IJsland, waarvan er 17 bewoond zijn.
De 10G00 krachtige, geharde inwoners, van Skandinavische afkomst, leven van de schapenteelt, die wegens het oceanisch klimaat zeer winstgevend is, van de visscherij en eenigen gerstbouw. Om de eieren en het eiderdons houden zij veel van het vangen van wilde vogels, wat dikwijls zeer gevaarlijk is wegens de klipachtige gesteldheid van den grond. Hoofdplaats: Thor shaven.
2. IJsland (1867 vk. mijlen) is een vulkanisch eiland. »Vuur en ijsquot; betwisten bier elkander onafgebroken de heerschappij, en toch is bet nog de wijkplaats voor dc taal van de Edda, het recht en de sage van bet Skandinavische noorden geworden, die zoo zeer overeenkomt met de eigenaardigheid van het eiland. Het ligt aan de uiterste grenzen der gematigde zone en reikt met zijne noordzijde tot aan den poolcirkel. Een kern, met gletscbers en eeuwige sneeuw bedekt, wordt omgeven door een smalleu kust-zoom, die voor nederzettingen geschikt is.
De kust heeft, vooral op de westelijke en noordelijke zijde, door de woedende zee veelvuldige insnijdingen en is dus rijk in bochten en reeden; het noordwestelijk gedeelte is slechts door eeue smalle strook met het andere deel verbonden. Het binnenland is vol bergen, die een hoogte hebben tot 2000 met. en reeds bij een hoogte van 900—1000 met. met eeuwige sneeuw en ijs bedekt zijn. De Hekla in 't zuidwesten en de Krabla in 't noordoosten van het eiland zijn de middelpunten van eene geheele groep vuurspuwende kraters. Ook vertoont zich de vulkanische werking in de heete bronnen, die over het geheele eiland verspreid zijn, en nu eens hoog opspringen, zooals de Geyser, dan weder rustig vloeien.
Nauwelijks het negende deel van het eiland is bewoond, bijna alleen de fjordvormige bochten aan de zuidwestkust, tot waar dc Golfstroom nog doordringt. De voornaamste plaats, Reikiavik, d. i. rookbocht, aldus genoemd naar eene warme bron , die zich in de nabijheid bevindt, telt slechts 1400 inwoners. De (Skandinavische) bevolking (71300 inw.) moet haar bestaan zoeken in de vischvangst, vooral robben, in do veeteelt, hoofdzakelijk schapeteelt op weiden, waarop de vulkanische warmte van den grond gunstig werkt, en in de vangst van wilde vogels, die iu groote zwermen op de rotshellingen nestelen. De graanbouw heeft geheel opgehouden, nadat het klimaat door het kappen der wouden, die „eertijds als het ware een warmen mantel om het eiland wierpen ruwer en ongastvrijer geworden is.
421
DEESSC1IE BUITENLANDSCHE BEZITTINGEN. § 64.
III. De buitenlandsche bezittingen.
1. De Decnsche nederzettingen op de fjordenvormig sterk gescheurde ■westkust van Groenland zijn ontstaan door een Noorweegschen geestelijke, die in 1721 met zijne familie en eenige anderen derwaarts trok, om aan de Eskimo's, die sedert het midden der 14de eeuw na de verovering der Noormannen hier aangekomen waren, het evangelie te verkondigen. Thans zijn er op de westkust 18 door zendelingen gestichte koloniën.
Groenland , dat in gedaante veel overeenkomst heeft met het vastland van Noord-Amerika, strekt zich wel met zijn zuidelijk deel, dat in kaap Farewell eindigt, tot in de gematigde luchtstreek uit, maar heeft een veel strenger klimaat dan IJsland eu Noorwegen, omdat de poolstrooming uit het oosten ijsbergen of afgebroken stukken van gletschers aanvoert, die vooral in den zomertijd langs de oostkust drijven. Het binnenland is een plateau, dat het grootste gedeelte van het jaar onder het ijs begraven is, doch ten tijde van het smelten der sneeuw in een moeras verandert. Dit plateau draagt nog toppen van 14 500 met. en hooger met vele gletschers van verbazende uitgestrektheid. De meestal heidensche Eskimo's, die zonder gemeenschappelijke regeering, naar men zegt, tot aan het noordelijk einde der Baffinsbaai wonen (tot 78° noorderbreedte), leven van het vleesch der zeehonden, met welker vellen zij hunne schuiten en huizen dekken en welker vet of traan hun licht en warmte geeft. Een der meest winstgevende takken van bedrijf op den oceaan, de walvischvangst, wordt juist in de niterste en ontoegankelykste deelen daarvan uitgeoefend, omdat zij het rijkst zyn in dierlijk leven. Godh aab is de verzamelplaats der walvischvaarders. De handel met Groenland is in handen der Denen en geeft meer winsten dan die met de Deeusche bijlanden. Upernivik, aan de Baffinsbaai, is de noordelijkste, voortdurend bewoonde handelshaven der aarde.
2. Van de noord westelij kste der kleine A ntillen bezit Denemarken St. Thomas, dat wegens zijne veilige haven een aanlegplaats is geworden voor de stoomvaart van Europa op Centraal- en Zuid-Amerika, St. Jan, St. Croix, met zeer rijke suikerplantages, tezamen ö1/-» vk. mijl met 37000 inw.
tip Ml 1
III
422
III;
P
m
Mi
i iji m
I m
l!i
GROOT-BRITTAXJE.
Beteekenis op liet wereldrond 1).
Groot-Brittanj e is naast Japan de eenige aanzienlijke eilandenstaat der aarde en het meest op zich zelf staand lid van Europa, dat zich ten
IJ '
, 1 ü I
i
■
: Ril ■ ! li
Zie W. Piitz, Charakteristiken zur vergel. Erd- und Vülkerkunde.
GROOT-BRITTANJE. ^ 65.
gevolge zijner eilandligging in alle opzichten het onafhankelijkst ontwikkeld heeft. Terwijl in den regel de eilanden staatkundig afhankelijk zijn van de naburige continenten, heeft Groot-Brittanje sedert den ondergang der Romeinsche heerschappij niet alleen zijne onafhankelijkheid van het vastland behouden, maar zelfs andere eilanden, zooals Helgoland, de Normandi-sche eilanden en de Malta-groep, aan hunne natuurlijke verbinding met het vastland ontrukt en aan zich onderworpen. Nooit heeft eene natie zulke op zichzelf schijnbaar onbeduidende punten in en aan den oceaan, ja zelfs in Europeesche binnenzeeën tot belangryke plaatsen, zoo voor de staatkunde als voor den handel, weten te verheffen. Nooit heeft eene natie zich op zulk een wyze den Oceaan dienstbaar gemaakt, nooit zoo vele zeetochten met zooveel voordeel, zoo voor de staatkunde als voor den handel en in het belang der wetenschap ten uitvoer gebracht als de Britsche. ïen laatste heeft Groot-Brittanje alle handelsvolken van het continent overvleugeld en vooral het problema opgevat en opgelost om door ontdekkingen, veroveringen, koloniën en handel Europeesche beschaving in alle overige werelddeelen te verspreiden. Nooit heeft er een rijk bestaan, dat zich zoo over alle deelen der aarde heeft uitgebreid en van uit een klein gebied zulke onmetelyke landen beheerscht heeft.
Toen in de tweede helft der vorige eeuw Engelands heerschappij ter zee nauwelijks meer betwist werd, begon het tweede tijdperk der ontwikkeling: de verbinding der grootheid op deu oceaan metdieop industrieel gebied, tengevolge van het algemeen gebruik der steenkolen bij het ijzersmelten en door de uitvinding der stoommachines. Voortaan was Groot-Brittanje de voornaamste stapelplaats en grootste fabriek, niet alleen voor Europa, maar voor alle landen der aarde. De oost- en zuidzijde zijn de vroegst bebouwde streken van Groot-Brittanje, daar zij naar het Europeesche vastland gekeerd en gemakkelijk toegankelijk zijn. Elk dezer kusten heeft tweemaal hare bevolking over de tusschenzee van het tegenoverliggend continent gekregen: de zuidkust uit Gallië over het Kanaal de Celten en latei-de Fransche Noormannen; de oostkust over de Noordzee, die voor de Britten eene binnenzee is geworden, de Angelen en Saksers, later de Denen. In het westen van Engeland en in het noordwesten van Schotland, alsmede op het lersche voorland vonden de Celten een schuilplaats tegen de Eo-meinen. en Saksers.
Horizontale vorm.
Het karakteristieke van den horizontalen vorm is bij dit noord-westelijkste land van Europa, evenals bij het zuidoostelijkste of Griekenland, in het algemeen eene aanzienlijke knstont-wikkeling, eene menigte van veilige bochten en goede havens, eene rijke eilandvorming, maar bovenal eene
423
VERTICALE VORM. § 65.
veelvuldig istlimische versmalling door van beide zijden diep indringende golven, hoofdzakelijk door de mondingsgolven van stroomen, die tweemaal in Engeland en even zoo dikwijls, doch veel sterker, in Schotland voorkomen.
Doorzulte indringende golven heeft de westzijde van Engeland drie vooruitspringende , de oostzijde twee , ofschoon kleinere en minder sterk uitspringende schiereilanden, Kent en Oost-Angclen. OmUat de zee van beide kanten tweemaal in Schotland binnendringt, heeft dit land insgelijks eene natuurlijke geleding in drie schiereilandvormige deelen, die hier, evenals in Griekenland, waar zich ook tweemaal dezelfde istlimische versmalling voordoet, tot grondslag strekt voor de staatkundige indeeling in Zuid-, Middelen Noord-Schotland. Ook Ierland heeft op de naar den oceaan gekeerde westzijde fjordvorming, maar niet op de naar eene binnenzee gekeerde oostzijde (de lersche zee).
Talrijke eilanden heeft men hier, gelijk op de kusten van Griekenland, in menigte en soms in groepen ; maar de vlakke, maritieme oostzijde van Brittanje en do westzijde van Ierland hebben geen eiland van beteekenis. De Normandische eilanden, de overblijfselen der voormalige Engelsehe bezittingen in Frankrijk, zijn door Engeland in een politiek opzicht van het vasteland afgerukt, waarbij zij volgens de natuur bebooren.
Verticale vorm.
Terwijl de horizontale vorm veel heeft van dien van Griekenland, is de verticale bouw in beide landen geheel verschillend. Hier is geen bergknoop in het binnenland, vanwaar parallelketens uitgaan om hooggelegen dalketels en kleine tafellanden in te sluiten, zooals in Griekenland; maar de gebergten liggen hoofdzakelijk in het westen en nemen in de richting naar 't noordoosten in breedte toe, waarom Engeland meer vlak, Schotland meer bergachtig is.
Eigenlijk Engeland is in zijn zuidoostelijken in zyn noordwestelijk deel een heuvelachtige vlakte; de gebergten liggen bijna uitsluitend op de westzijde, dus naar den kant des oceaans, gelijk in Skandinavië, en wel in drie groepen op drie van het zuiden naar het noorden op elkander volgende schiereilanden van Corn wal lis, Wales en Cumberland. Een vierde groep, de Penninische keten, gewoonlijk om hare vele toppen het Piekgebergte genoemd, loopt als een op zich zelf staande binnenland-
424
VERTICALE VOKM. § 65.
sche bergketen van de Sehotsclie grenzen in eene zuidelijke richting tot aan het dal der Trent en maakt de waterscheiding uit tusschen de Noordzee en de lersche zee. Van een hoog punt in deze keten (het Crossfell, 975 met.) kan men de Noordzee en de lersche zee tegelijk zien.
In Schotland, dat door het Cheviot-gebergte van Engeland gescheiden is, vormen twee hoofdzakelijk in de richting van 't zuidwesten naar 't noordoosten loopen de berggroepen tezamen het Schotsche hoogland, waardoor de geheele breedte des lands wordt ingenomen. Door eene reeks van landmeren, insgelijks in de richting vau 't zuidwesten naar 't noordoosten liggende, en het Caledonische kanaal, hetwelk deze onderling verbindt en voor de grootste schepen bevaarbaar is, wordt het hoogland in twee helften gesplitst: Noord-Schotland en Middel-Schotland, terwijl het zuidoosten uit een vlakte, de loiolands, bestaat, evenals het zuidoosten van Engeland. Deze laaglanden zijn door vreemde veroveraars, de Romeinen en Saksen, gewapenderhand bemachtigd; de hooglanden, zooals Wales, bleven onveroverd en waarschijnlijk onaangeroerd.
In Ierland is de vorm van laagland nog meer overwegend dan in Engeland; vooral heeft het binnenland niets dan vlakte en weinig beteeke-neude heuvels met aanzienlijke landmeren; op de kusten integendeel, hoofdzakelijk in 't westen en in :t zuidwesten, liggen weinig samenhangende bergmassa's, die in hoogte voor de Engelsche en dus nog meer voor de Schotsche gebergten moeten onderdoen, en daarom ook bijna tot aan de toppen bebouwd ziju.
Wateren.
Dewijl de bergen in Engeland vooral op de westzijde liggen, hebben alleen de rivieren, die op de oostzijde daarvan ontspringen, een langeren loop en stroomen naar de Noordzee, zooals de Theems, de belangrijkste van alle Engelsche rivieren, Trent, Tyne, Tweed; de Severn loopt wel op de westzijde uit in het kanaal van Bristol, maar ook zij ontspringt op de oostelijke helling der gebergten van Wales. De Clyde in Schotland en de 50 mijlen Shannon in Ierland, die uit eene reeks van meren bestaat, loopen naar 't noordwesten en naar het zuidwesten.
De rivieren van Groot-Brittanje hebben bij de geringe verhevenheid van het midden des lands slechts een gering verval, en, daar zij ook niet door rotsen worden beperkt, een rustigen loop. Hare betrekkelijk vroeg beginnende bevaarbaarheid hebben zij niet aan den wateraanvoer van de bergen, maar aan het verre indringen van den vloed te danken, die haar als quot;t ware tegemoet komt, zelfs kleine kustrivieren periodiek in aauzien-
425
426 KANALEN. KLIMAAT EN PLANTENGROEI. § 65.
lijke stroomen en hare mondingen in golven verandert. De Theems is hiervan niet eens uitgezonderd. Dit gaf aanleiding tot het stichten van belangrijke havensteden aan de riviermondingen, zooals Liverpool aan de Mersey, Bristol aan de Severn, Hnll aan de Humber, den golfvormigen mond van verscheidene rivieren, iNew-Castle aan de ïyne, Glasgow aan de Clyde, Limmerick aan de Shannon enz. Die baaien, welke geene of slechts geringe riviertjes opnemen en dus weinig aan verzanding blootstaan, worden bij voorkeur tot oorlogshavens gekozen, wat vooral aan de zuidkust plaats had, die geene groote rivier, maar vele diepe baaien heeft.
Door een groot net van kanalen, welker gezamenlijke lengte 800 Duitsche mijlen bedraagt, worden alle bevaarbare rivieren, alle groote handelssteden en de tegenover elkander liggende zeeën met elkander verbonden.
De voornaamste kanalen ziju het B r i d g e w a t e r- en het D e r b y-kanaal in Engeland, dat van Glasgow en het reeds bovengenoemde Caledonlsche kanaal in Schotland; de beide laatsten verbinden de eene zee met de andere; het laatste ontslaat zelfs groote fregatten van de gevaarlijke reis om Schotland. In Ierland is de oostkust met de westkust en dns de lersche zee met den Oceaan verbonden door twee kanalen van bijna gelijke lengte, die beide van 'Dublin naar den Shannon voeren: het G r o o t e k a n a a 1 en het K o n i n g s-k a n a a 1.
Klimaat en plantengroei.
De oceanische atmospheer van Groot-Brittanje, welks zuidelijke punt (50' n. br.) op dezelfde parallel ligt als Middel-Duitschland, ruimt het verschil in de ligging naar breedtegraden voor een groot gedeelte uit den weg; want de winters zijn zacht, de zomers koel, het voorjaar en de herfst vochtig: daarom zijn de Engelsche weiden zoo heerlijk en groen. Daarentegen zijn de verschillen, voortspruitende uit eene hoog ere of lagere ligging, met betrekking tot het klimaat zeer sterk; de bergstreken hebben de nadeelen van het oceanische en van het continentale klimaat: strenge winters, nat-koude zomers, bestendige nevels. Eeuwige sneeuw nochtans komt er niet voor; alleen de hoogste pnnten hebben de grootste helft van het jaar sneeuw. Juist het middelste deel' volgens de ligging naar het klimaat neemt de grootste breedte (55—60 mijlen) van het land in.
Tengevolge van dit klimaat groeit in Groot-Brittanje alles uitmuntend, waartoe geene aanzienlijke zomerwarmte noodlg is; daarom worden zuidvruchten en wijn er niet rijp, terwijl er toch aan de zuidkust, vooral dooiden invloed van den warmen Golfstroom, verscheidene boomsoorten voorkomen, zooals mirten en laurierboomen, die op het vastland op veel zuidelyker breedte niet in de open lucht gedijen. Niets wordt echter door het oceanische klimaat meer begunstigd dan de welige groei van het gras en dus
BEVOLKING VAN GROOI-BRITTAXJE. TAAL. § 65. 427
de veeteelt, die alzoo naast den graanbouw het hoofdbedrijf der landelijke bevolking is.
1. Terwijl Gi-oot-Brittanje zonder de koloniën in absolute bevolking de laagste plaats onder de groote mogendheden van Europa inneemt, bekleedt liet ten opzichte der relatieve bevolking den eersten (5709, in Engeland 987-i op 1 vk. mijl). Hier is het leven in. de stad tot den hoogsten trap opgeklommen; meer dan de helft der bevolking woont in steden, en geen Europeesch land heeft zooveel groote plaatsen, die eene zoo sterke stedelijke bevolking hebben (18 steden boven 100 000 inwoners).
De bevolking is zeer ongelijkmatig over het land verdeeld. Terwijl het industriëele graafschap Lancashire 317G0 inw. en het graafschap Surrey 30742 inw. heeft, zijn er in enkele deelen van het Schotsche hoogland maar 250 op dezelfde ruimte. In Ierland is de bevolking door sterke landverhuizing afgenomen (sedert 1841 met Va).
2. Naar afkomst wordt de bevolking in twee hoofdstammen verdeeld: den Celtischen of Gralischen (8 mill.) en den Germaanse hen (25 mill.).
a. De Ccltea met drie hoofdtakkea :
aa. De Britten of Kimbren in her. prinsdom Wales, in een klein getal ook in Cumberland en Westmoreland.
bi. De Bergsehotten (Gaelen), afstammelingen der oude Seoten, die nog de Gaelische taal, een dialect van het Celtisch, spreken.
cc. De Ieren (5 mill.).
4. Naar de zuid- en oostkust, die voor de Germaansehe immigranten open lag, wendden zich eerst;
aa. Saksers, die van de 5de tot de 11de eeuw Engeland en een deel van Schotland met Germaansehe elementen bezet hebben;
bb. Noormannen, die gedurende hun verblijf in Frankrijk de Fransche taal hadden aangenomen, en na de verovering van Engeland (10GG) wel is waar te vergeefs beproefden de Duitsche taal te onderdrukken, maar er toch een vreemdsoortig element in brachten. Zoo heeft zich de Engelse he taal uit eene vermenging van tegen elkander inwerkende elementen, het Germaansch en het Romaanseh, ontwikkeld, waarbij de eerste de uitdrukkingen voor zinnelijke voorwerpen en de andere die voor de begrippen van den geest leverde. Met voorbeeldelooze snelheid heeft zich de Engeische taal over de kusten en eilanden, zoo van den Atlantischen als van den Stillen ocenan uitgestrekt. Zij wordt thans door 90 mill.
GODSDIENST. 3IIDDELEX VAX BESTAAN. § 65.
inenscheu gesproken. Daarom kan zij met het volste recht eene wereldtaal ge noenij worden, dat wil zeggen de taal der eigenlijke handelswereld.
3. Met betrekking tot den godsdienst behoort het grootste gedeelte van Engelands bevolking tot de Anglikaansche of Episcopaal-sche kerk {High-Church), die tevens hier de staatskerk is, met de beide aartsbisschoppen van Canterbury en York; in Schotland is de Presbyte-riaansche {Church of Scolland) fa kerk van het land; in Ierland behoort de meerderheid, 4/.i d61' bevolkinsr, tot de Katholieke kerk, de overigen behooren ten deele tot de Engelsche Episcopalen, deels tot de Presbyterianen en andere Protestanten, vooral Methodisten. Onder den algemeenen naam van Dissenters worden de leden van die christelijke godsdienstvereeni-gingen begrepen, die tot eene andere dan de staatskerk behooren, alsook de Katholieken (in Engeland en Schotland ruim l1/, mill.). In Groot-Brittanje in 't algemeen zijn ongeveer 36 verschillende secten; Methodisten, Indepen-denten, Kwakers, Moravische broeders, Mennonieten, AVederdoopers, enz.
4. De dichte bevolking, vooral van Engeland, vindt haar middel van bestaan daarin, dat zij zoo veel mogelijk partij trekt van den rijkdom, die zoo op als in den schoot der aarde verborgen ligt en welks ontginning hier door aanwending van kunstmiddelen, zooals draineering, kunstbemesting, landbouwwerktuigen enz., hoosrer sestejcen is dan in eenig ander land,
O ' O O C- O w
misschien China uitgezonderd. In weerwil van de uitmuntende bebouwing des lands voldoet de opbrengst van den landbouw niet aan de sterke behoefte, waardoor een groote invoer van granen, ooft en groenten van het vastland noodzakelijk wordt (170 mill. p. st. voor consnmtie-artikelen). De veeteelt, vooral van paarden, rundvee, en schapen, overtreft in 't algemeen den gunstigsten toestand van andere landen, daar weilanden en grasrijke streken bij den vochtigen dampkring in de weelderigste volheid prijken; toch levert de opbrengst van wol, hoe sterk ook, nog niet half genoeg voor de verbazende behoefte der Engelsche industrie. De visscherij, die Engelsche oesters, Schotsche haringen, walvisschen enz. levert, is niet alleen een winstgevend bedrijf, maarook een school voor matrozen. Het mijnwezen en de daarmede verbonden smelterij levert in Cornwallis tin, het product dat het eerst de zuidelijke beschaafde volken derwaarts trok; vervolgens zoowel in 't noordwesten, vooral in Wales, als in het noordoosten, in het bekken van Newcastle, steenkolen en ijzer tegelijk, die menigmaal uit dezelfde schacht te voorschijn komen. Juist deze zoo buitengewoon rijke verbinding der beide eerste benoodigdheden voor fabriek-arbeid in 't groot heeft den grondslag gelegd voor Engelands grootheid in de industrie, te meer nog daar deze grondstoffen bij elkander gevonden worden, deels in de nabijheid der zee, deels in eene vlakte, die door rivieren, kanalen en spoorwegen doorkruist wordt, zoodat de ruwe stoffen gemakkelijk naar de smelterijen en fabriekplaatsen kunnen vervoerd worden, en het verwerkte product even gemakkelijk den weg vindt naar de verbruikende streken
428
MIDDELEN VAN BESTAAN. § 65.
des lands en naar de zee. Deze steenkolen-districten, ten westen van eene lijn, getrokken van Sunderland tot Bath, in de richting van het noordoosten naar het zuidwesten, die 5 % van den Engelschen grond beslaan en jaarlijks ongeveer 2600 mill, centenaren kolen opleveren, hebben dan ook alle overige groote bedrijven uit het overige land tot zich getrokken en elk van hen heeft zijne bijzondere industrie. In noordelijk Engeland en in zuidelijk Schotland heeft de k a toe nfa bri k a-tie haren zetel: Manchester krijgt door zijne naburige havenstad Liverpool, evenals Glasgow door de zeehaven Greenock, de grondstof en voert die langs denzelfden weg, als garen of geweven (door meer dan 300 stoommachines), weder uit. De verwerking der wol, deels inlandsche, deels bnitenlandsche, als Saksische, Spaansche en Australische, welke de naburige haven van Huil aanbrengt, houdt vooral de bevolking van Yorkshire bezig; de lakenfabrikatie in de geheele omstreek van Leeds is hoogst belangrijk. De hoofdzetels der linnen-industrie, spinnerij en weverij zijn in noordelijk Engeland Leeds, in oostelijk Schotland Dundee en in noordelijk Ierland Belfast. In het zuidelijk gedeelte van Yorkshire verwerkt Sheffield staal tot messen en scharen, veilen, zeissen, spaden enz. In het zuidelijkste kolendistrict is Birmingham het middelpunt der me taai-industrie. Hier wordt alles vervaardigd, van de fijnste naald tot op de meest samengestelde -werktuigen, bruggen, pantserplaten, kanonnen enz. Zuid-Wales is de hoofdstreek voor de bewerking van spoorstaven. De kolendistricten, die onmiddellijk aan de kust in 't noordoosten en zuidwesten liggen, voeren de grondstof ter zee uit, om die streken des lands van brandstoffen te voorzien, die er gebrek aan hebben. Ierland is door gebrek aan kolen en ijzer bepaaldelijk bestemd voor den landbouw en de veeteelt.
Evenals in bedrijvigheid op industrieel gebied, overtreft ook de Brit-sche natie verder alle andere Europeesche volkeren in omvang van handel en scheepvaart. De Engelsche vlag wappert op alle zeei;n en in de verst afgelegene havens van alle werelddeelen. Bij de buitengewone uitbreiding van zijne koloniale macht omvat Engelands handel de producten van alle luchtstreken, die ten deele ruw, ten deele in het moederland verwerkt, zoowel van de eene kolonie naar de andere, als naar vreemde landen gevoerd worden. Alle natuurlijke en politieke voorwaarden loopcn hier tezamen, om aan den wereldhandel en de scheepvaart op den oceaan, vooral door de steeds toenemende uitbreiding der van wind en golven bijna onafhankelijke, hoogst regelmatige stoombootvaarten, eene voorbeeldelooze uitbreiding te geven, zooals: de oceanische ligging van Engeland, zijn zachte hemel, zijn vochtige dampkring, de vruchtbare natuur van zijn bodem, de rijkdom des lands aan diepe en ruime havens (meer dan 100 grootere), de gemakkelijke verbinding der binnenlandsche plaatsen onder elkander en met de zee door landwegen, gelukkig verdeelde bevaarbare rivieren (meer dan 50), talrijke kanalen en een dicht gevlochten spoorwegnet (meer dan 3600 m.)
429
HANDEL. SCHEEPVAART. K IJ VERHEID, ENZ.
als continentale voortzetting der oceanische wegen, de reusachtige vlucht dei-industrie, wier werkplaatsen niet minder trotsche inrichtingen zijn dan de havengebouwen, b. v. de dokken in Londen, Liverpool, enz., de uitbreiding der kolonisatie in alle wei-elddeelen, de altijd zeilvaardig liggende of op de zeeën kruisende vloten, waardoor het bezit der koloniën wordt verzekerd, de verbazende kapitalen zoo van partikulieren als van de vele vennootschappen, die den stouten ondernemingsgeest in alle soorten van indastrii-ele en maritieme ondernemingen aanwakkeren , de bestendige inachtneming der materiëele belangen hij het sluiten van verdragen met het buitenland enz. De buitengewone verhooging en volmaking der menschelijke bedrijvigheid heeft onmetelijke rijkdommen opgestapeld, die echter zeer ongelijk verdeeld zijn en de nijpendste armoede van een groot deel der bevolking, vooral in de fabriekplaatsen en meer nog in Ierland, niet kunnen weren. Daarin ligt de oorzaak der voortdurende pogingen om hoogere loonen te krijgen door werkstakingen, die reeds door haar naam {strike) den engelschen oorsprong verraden.
5. Insgelijks is er een groot verschil in de ontwikkeling naar den geest tusschen het arme en het welgestelde of zelfs rijke deel dei-bevolking, daar zoowel openbare geleerde scholen als opvoedingsgestichten, wegens de kosten, alleen door de middel- en hooge standen kunnen bezocht worden. Zij zijn de voorbereiding-scholen tot de universiteiten, die zeiven ook meestal weder voorbereidende scholen zyn voor de juridische en medische scholen, de theologische seminariën, enz. Engeland heeft bij een bevolking van 24'/j mill, slechts 6 universiteiten: twee oudere, te Oxford en Cambridge, eigenlijk slechts voor theologische studiën, drie nieuwere in Londen, de V/iieersi///met alle faculteiten, behalve de theologische, het Kings-College, dat tot voorbereiding dient voor het aanvaarden van elk beroep, en de Ken s ington-universiteit, die aan de katholieken behoort en een theologische faculteit heeft. De zesde universiteit is te Durham. Schotland heeft er bij eene zevenmaal mindere bevolking, ruim S'/j mill., vijf, die bovendien nog beter zijn ingericht dan de Engelsche: in Edinburg twee en in Glasgow, Aberdeen en St. Andrews elk één. Ierland integendeel (bij 5V;, mill, inw.) slechts één, te Dublin met 70 studenten. Bovendien zijn er „collegesquot; te Belfast, Galway en Cork. Ten einde het zeer gebrekkige volksonderwijs op te beuren is sedert 1872 de algemeene schoolplicht ingevoerd in Schotland en kan die ook in Engeland toegepast worden.
Het „vereenigde koninkrijk Groot-Brittanje en Ierlandquot; is de oudste constitutioneele monarchie. De koning heeft de uitvoerende macht en het recht van toezicht op alle kerkelijke aangelegenheden , maar deelt de wetgevende jnacht met het parlement en is in alle finantiëele zaken van de toestemming van het Lagerhuis afhankelijk.
430
STAATSREGELING VAN GROOT-BRITTANJE. § 65.
De erfopvolging is niet door de zoogenaamde Salische wet beperkt tot de manlijke linie; zij gaat niet van cene nadere op eene verdere linie over, dan bij ontstentenis van manlijke en vrouwelijke afstammelingen in de eerste. Wanneer eene vrouw den troon beklimt, neemt de gemaal der koningin geen deel aan de regeering; zelfs den titel en de eer van koning kan bij alleen dan verkrijgen, als het parlement een daarvoor door de koningin uitgevaardigd decreet beeft bekrachtigd.
Eet parlement bestaat uit: a. het Hoogerhuis of house of hnh, waartoe behooren: de prinsen van den bloede, de geestelijke en wereldlijke pairs, die deels door erfrecht, deels door benoeming der kroon, deels door keuze, hetzij voor hun leven, hetzij voor den duur van het parlement, deels tengevolge van hun ambt zitting en stem hebben 1876 4791eden), en b. het Lagerhuis of/tese o/VoM/o/tó, overeenkomstig de re-formbill van 1831 samengesteld uit 652 voor 7 jaar gekozen afgevaardigden der graafschappen, der universiteiten Oxford, Cambridge en Dublin, dei-steden en der vlekken. In het Hoogerhuis is de lord Groot-Kanselier, in het lagerhuis de gekozen „sprekerquot; voorzitter. Het Hoogerhuis is tevens het hoogste gerechtshof des lands.
Groot-Brittanje is voor het bestuur verdeeld in graafschappen of counties: Engeland in 40, Wales in 12, Schotland in 33; Ierland heeft 4 provincic-n: Ulster, Leinster, Munster, Counaught, met 32 graafschappen. Aan het hoofd van het burgerlijk bestuur in een graafschap staat een Lord-luitenant.
T o p o g r a p h i e.
I. ENGELAND.
I. Eigenlijk Engeland bestaat uit een deel, waar men zich bezig houdt met landbouw, een ander, waar de inwoners hun bestaan vinden in nijverheid. Het eerste, do grootste helft, beslaat het oosten en zuidoosten; het tweede het westen en noorden, gedeeltelijk ook het noordoosten des lands. Het landbouwende Engeland heeft die zijde naar het vastland der oude wereld gekeerd, welke uit hoofde van de lage kusten en vlakten het toegaukelijkst is. Behalve de onmetelijke hoofdstad, vereenigt het nog in zicb: de zetels van de wetenschap of de universiteiten en hooge scholen; de kathedraalsteden met de geestelijkheid, die zeer rijke inkomsten geniet; de statige kasteelen van den hoogen adel, met rijke kunstverzamelingen en door wijd uitgestrekte parken omgeven; talrijke bescheidene, maar liefelijke landgoederen van kleine eigenaren , zindelijke dorpen der landbouwende bevolking, eindelijk de beste oorlogshavens. Ook is de vlakte het groote middelpunt der geschiedenis. Daarentegen liggen in het industriëele Engeland de rijke kolenmijnen, de niet minder belangrijke metaalmijnen, de grootere en kleinere fabrieksteden, die voor den invoer van grondstoffen en
431
IOPOGRAPHIE VAN ENGELAND. § 65.
den uitvoer van kunstproducten aan de kust hare stapelplaatsen hebben, waarvan zij door water- en spoorwegen slechts even verwijderd zijn. De fabrieksteden, die men reeds in de verte kan kennen aan hare torenhooge schoor-steenen, terwijl van binnen de donkere straten gevormd worden door huizen, die het aanzien van kazernen hebben, zijn steeds in dichte, zwarte rookwolken gehuld, en door het onophoudelijk geraas van ontelbare werkplaatsen, smeltovens enz. niet zeer aangenaam te bewonen, waarom de rijke fabriek-eigenaar ze eiken avond verlaat, om op zijn naburig landgoed de buitenlucht te genieten.
Eene gemakkelijker verdeeling dan de talrijke graafschappen geeft de historische, ofschoon thans niet meer gebruikelijke verdeeling in de voormalige 7 Angelsaksische koninkrijken, te maer daar zij teruggebracht kunnen worden tot bepaalde gebieden, door de gedaante der kusten en de bodemvorming aangewezen: a. in zuidelijk Engeland: Westsex, Sussex, Kent, door de golf van Bristol en de Theems van het overige Engeland gescheiden; h. in middel-Engeland: Mercia, Oostangelen en Essex; de beide laatsten bestaan zoodanig den zich wijd uitstrekkenden kust-zoom tusschen de Wash-golf en de Theems-golf, dat het eerste de Wash, het laatste de Theems raakt; c. Northumberland, ten noorden der Humber. Daarbij komt nog het Britsch gebleven Cumberland in quot;t noordwesten.
1. Het landbouwende Engeland bevat de voormalige koninkrijken :
a. Essex met de hoofdstad Londen (3883 000 inw.) , de bevolkste stad der aarde, in den zuidoostelijken hoek van het eiland, in het midden der i'ijkste en vruchtbaarste provinciën, op beide oevers van de grootste bevaarbare rivier des rijks en wel ter plaatse tot waar de vloed nog de grootste schepen opvoert en dus in onmiddellijke verbinding met het nabij zijnde, daartegenoverliggende continent en alle eilanden en kustlanden der aarde.
Londen (5% vk. mijl.) is als het ware een schets van het land in het klein, want het vercenigt ia Westminster en het voorname stille West end den zetel van het hof, den hoogen adel, het parlement en de hoogste ambtenaren dei-monarchie ; in de bedrijvige en levendige City (in 't oosten) den groothandel en de kleinere bedrijven met bears en bank; in S o u t h wa r k (in 't zuiden) eene fabriekstad, grootendeels bewoond door de armen der hoofdstad, in arbeiderskazernen, en in het dicht bevolkte Eastend de eerste zeehaven des lands, de verschillende dokken, scheepstimmerwerven, magazijnen boven en onder den grond. Tevens is hier het middelpunt van het geestelijk leven des koninkrijks: drie hooge scholen, 60 geleerde genootschappen en kunstvereenigingen, het Britsch ransenm met bibliotheek, verzamelingen van antiquiteiten en naturaliën, de nationale galerie, het Kensington-musenm, het polytechnische instituut, enz.
De merkwaardigste gebouwen in Londen zijn a. inde City: het oudste
432
LONDEN. § 65.
deel der stad en de eigenlijke kern van Londen, de St. Puulnskerk, in Ita-liaanschen stijl en naar het model der St. Pieterskerk te Rome gebouwd; de Tower aan de Theems, vroeger vesting en staatsgevangenis, thans wapenzaal met dekroonjuweelen; het St. Jamespaleis en B uckingha mpaleis; i.ia West-minster; de Wett m i ns t e r-ab dij met de later aangebouwde kapel van Hendrik VII, beide overladen metgedenkteekenen; de nieuwe parleraentshui-z e n aan de Theems, oamiddellijk aan de Westminster-brug. De beide oevers der rivier zijn verbonden door 14 bruggen en onderaardsch door twee tunnels onder de Theems, een grooten, die uit twee gewelfde, door zware pilaren gescheiden booggangen is samengesteld, en een kleinen, hoven den Tower, voor het omnibus-verkeer, die uit een 3 met. hooge ijzeren buis bestaat. De grootste open pleinen, de „longen van Londenquot;, met welige grasperken, lanen en vijvers, zijn in het westelijk deel; het Hyde-park en Regents-park en in het noordoostelijk deel het Victoria-park. Aan het oosteinde der stad loopende Katharijnen-dokken, Lon den-dokken. Oost- en Wes t-Indi ë-dokken , Vietoria-dokken langs de Theems af en kunnen meer dan 1200 schepen bevatten. Onder de takken van industrie bekleeden de porter- en alebrouwerijen eene eerste plaats. Eene voortdurende tentoonstelling van uitmuntende navolgingen van beroemde kunstwerken en industrie-voortbrengselen uit alle tijden en volkeren bevindt zich in het kristallen paleis te Sydenham, dat in Londen voor de eerste wereldtentoonstelling gebouwd werd.
h. Het koninkrijk Kent in 't zuidoosten aan 't Kanaal. Steden; Greenwich, een voorstad van Londen, met de eerste sterrenwacht des rijks, van welker meridiaan de Engelschen de lengtegraden tellen, en een prachtig, door quot;Willem III gesticht invalidenhuis voor 3000 matrozen, die niet meer voor den dienst geschikt zijn. Woolwich, eene mijl verder de Theems af, met arsenaal en scheepstimmerwerven. Deptford en Chatham aan den Medway, eene der rechter zijarmen van de Theems, hoofdstations voor de oorlogsvloot. Dover, aan het Nauw van Calais, vanwaar men de kortste overvaart heeft naar 't vastland. De krijtrotsen, waaruit hier de kust bestaat, hebben aan het land den naam „Albionquot; gegeven. Canterbury, zetel van den eersten aartsbisschop der Anglikaansche kerk.
c. Het koninkrijk Sussex aan de zuidkust, waar Brighton (90000 inw.) de meest bezochte badplaats is.
d. Het koninkrijk West sex met de koninklijke residentie Windsor aan de Theems, en aan de zuidkust de havens: a. Portsmouth (113500 inw.), op een eiland, de voornaamste oorlogshaven en het hoofdstation der Engelsche vloot, met sterke verdedigingswerken en de stoutste inrichtingen voor de uitrusting van schepen. Daar tegenover, doch er van gescheiden door de veilige reede van Spithead, ligt het eiland Wight, groot 8 vk. mgl., met de zomer-residentie Osbornehouse. Om de bnitengemeene vruchtbaarheid en zyn zacht klimaat wordt het ook Engelands tuin genoemd. Southampton (54000 inw.), het uitgangspunt der stoomvaartlijnen
FÜTZ, VERGEL. AAEDR. 28
433
ENGELAND. § 65.
nen naar het Oosten, Amerika, China, Australië enz.; I. Exeter, c. Plymouth (69000 inw.), oorlogshaven met een der belangrijkste zeearsenalen en d. de handelshaven Devonport daartegenover aan dezelfde hocht, e. de kleine oorlogshaven Falmouth. Op de westkust de veel bezochte badplaats Bath (53000 inw.) aan den Avon.
De westelijk vau kaap Landsend liggende groep der Sc i 11 y-ei 1 au d en (de Kassiteriden der ouden ?) werd reeds zeer vroeg wegens den rijkdom aan tiu door Phcnicisehe, Karthaagsehe en Gallische kooplieden bezocht.
e. Het koninkrijk Oostangelen en het zuidelijk deel van Mercia, met de beide oudste universiteiten Cambridge en Oxford, de fabriekstad Norwich (80000 inw.), met katoen- en zijde-industrie, en Bristol (200000 inw.) aan den Avon, de derde haven van Engeland.
Tegenover de zuidkust liggen in het Kanaal in de baai St. Michel de Normandische eilanden: Jersey, Guernsey, Alderney, enz., de laatste overblijfselen der vroegere bezittingen van Engeland in Frankrijk. Door eene dichte Fransch-Normandische bevolking zijn zij uitmuntend bebouwd.
2. Het industriëele Engeland bevat:
a. Het overige deel van het voormalige koninkrijk Mercia, waar Birmingham (372 000 inw.) de meest verschillende soorten van metaalwaren, van de naald en pen tot de meest ingewikkelde en kolossaalste machines maakt, Nottingham (86600 inw.), Bolton (83000 inw.), Leicester (95000 inw.) wollen goederen en aardewerk leveren, AVolverhampton (68000 inw.) zeer belangrijke ijzerhutten heeft en Stoke upon Trent (131000 inw.) zich met pottebakkerij bezighoudt.
b. In het koninkrijk Northumberland is Manchester (358000 inw.), met het daartegenover op den linkeroever van den Irwell gelegen Sal-ford (125000 inw.), het middelpunt van het grootste district voor de ka-toenfabrikatie, waarin 300 groote en kleine plaatsen liggen. Leeds (259000 inw.), de hoofdzetel voor de wol- en linnen-industrie, Scheffield (240000 iuw.) levert messen, scharen, enz. De havenstad Liverpool (522000inw.), aan de monding van de één mijl breede Mersey, met haveninrichtingen , waaronder 36 dokken, welke nog boven die der hoofdstad uitmunten, en waarheen spoorwegen door onder de stad aangelegde tunnels voeren, is de eerste katoenmarkt van Europa en tevens de belangrijkste Engelsche haven voor landverhuizers; Preston (85000 inw.) in 't westen, een hoofdzetel der katoenfabrikatie; Huil (122000 inw.) in 't oosten, aan de Humber, de voornaamste haven voor het verkeer met Noord-Europa en de Oostzee. Newcastle (128000 inw.) aan de Tyne, is de hoofdplaats voor den steenkolenhandel, Sunderland (98000 inw.) voor den scheepsbouw. Bovendien zijn er eene menigte van middelmatige fabriekplaatsen, waaronder Bradford (146000 inw.), naast Leeds, de aanzienlijkste plaats voor wol-
434
ENGELAND. § 65.
artikelen is, Stockport (53000 inw.), Oldham (83000 inw.), Blackburn (76000 inw.). Tegenover deze vele in zijne nabijheid opgekomen handels- en fabrieksteden staat York (44000 inw.), onder den naam van Eboracum de Eomeinsche hoofdstad van Brittanje en later de Saksische hoofdstad van het Northumbrische koninkrijk, daarom rijk aan ruïnen en oudheden; het is de zetel van den tweeden Engelschen aartsbisschop en bekend om de schoonste gothische kathedraal van Engeland.
c. Het koninkrijk Cumberland of het Noord-Engelsche bergland met de haven Carlisle (katoen-industrie). Hier tegenover ligt het uitmuntend bebouwde eiland Man, dat reeds den Eomeinen bekend was onder den naam Mona, met de haven van Douglas.
II. HET VORSTENDOM WALES.
II. Het vorstendom Wales, d. i. AVelschland of het land der vreemden, is als het grootste (350 vk. m.) onder de 3 hooglanden der westzijde, evenals het Asturische bergland, een toevluchtsoord tegen vreemde veroveraars geworden, waar taal en zeden der oorspronkelijke bevolking zich het langst hebben staande gehouden. Van drie zijden wordt het door de zee begrensd; op de vierde zijde geven de dalen van de Severn en de AVye toegang tot het gebergte, dat in 't noordwesten het hoogst is, en waar de S n o w-don eene hoogte van ongeveer 1100 met. bereikt.Dit „Britsche Zwitserlandquot; heeft, evenals deSchotsche hooglanden, geene groote steden, maar evenals daar zijn ook hier de woeste bergen en heidevelden met kudden schapen bevolkt. In't zuiden is de stad Merthyr-Tydfil (51000 inw.) het middelpunt van talrijke smelterijen en walswerken, die met de hier te huis behoorende kolenschatten de verbazende hoeveelheid metaal, als koper, tin, zink, lood, uit de mijnstreken van het tegenoverliggende Cornwallis versmelten en over de haven van Cardiff aan het kanaal van Bristol uitvoeren.
Met de kust van Wales is het eiland Angle sen verbonden door de uit ijzeren kokers samengestelde, 389 met. lange Brittania-brug, ter hoogte van 39 met., die zwaar beladen spoortreinen draagt en ongetwijfeld het grootste werk is, dat in den bruggenbouw is tot stand gebracht. Hiervoor ligt het kleine eiland Holyhead, met eene haven van dien naam, vanwaar de kortste overtocht naar het 13 mijlen verwijderde tegenoverliggende Ierland (Dublin) plaats heeft; daarom is ook de spoorwegbrug van het vastland tot aan de haven doorgetrokken.
III. SCHOTLAND.
Evenals in Engeland en Ierland, is ook in Schotland de oostkust de toegankelijkste en tevens de historische , de stedenrijkste en gewichtigste zijde geworden en tot op dezen tijd gebleven. Deze beteekenis, die de geheele oostkust bezit, concentreert zich hoofdzakelijk in het breede dal tnsschen de Grampian-gebergten in het noordwesten en de lagere berggroe-
28*
435
SCHOTLAND. § 65.
pen van de zoogenaamde Lowlands in het zuidoosten. Hier zijn ook de best bevaarbare rivieren van Schotland, de meest voortbrengende streken van dit gewest en te midden der steenkolenvelden van het Clyde-ge-bied de belangrijkste ijzermijnen.
1. Zuid-Schotland bezit de hoofdstad Edinburg (215000 inw.), zuidelijk van de Firth of Forth, die om hare groote letterkundige werkzaamheid en hare beide universiteiten „het Schotsch Athenequot; genoemd wordt. Hare kleine havenplaats Leith (45000 inw.) ligt aan de monding der Leith in de Firth of Forth. De universiteitstad Glasgow (541000 inw.), aan de beide oevers der Clyde, in de nabijheid der rijkste steenkolen-lagen, is de eerste fabriekstad voor bijna alle takken van industrie en tevens de eerste handelstad van Schotland, vooral voor den invoer van katoen over haar havenstad Greenock (58000 inw.) aan den mond der Clyde. In de nabijheid van Glasgow ligt Paisley (48000 inw.), de belangrijkste plaats voor de sjaal-fabrikatie.
2. Middel-Schotland tusschen het Clyde- en het Caledonischekanaal, dat een bevaarbaar gemaakte reeks van meren is, wordt in de richting van het zuidwesten naar het noordoosten gesneden door het hooge Grampian-gebergte, dat afgebroken wordt door langgerekte meerdalen {locks). Het heeft alleen op de oostkust en hare golven steden van den tweeden rang; Perth, de oude hoofdstad des lands, Dundee (119000 inw.), de aanzienlijkste plaats voorden linnenhandel, en Aberdeen (universiteit, 88000 inw.).
3. In Noord-Schotland of het Schotsche hoogland (/«^/«W) is In-verness, bij den mond van het Caledonische kanaal in de Muray Firth, de hoofdmarkt der Bergschotten.
De kustvorming, die wegens de vele klippen zeer gevaarlijk is voor de scheepvaart, heeft eene voortzetting in drie eilandengroepen, eene westelijke en twee noord elgke:
1. De (300) Hebriden in het westen, die gelyk een dijk Hoog-Schotland tegen de golven der zee beschermen, worden door het Minch-kanaal in twee groepen gescheiden: de binnen- en buiten-Hebriden. De 177000 inw. van Celtischen oorsprong leven van visscherij, veeteelt, de vermetele vangst van wilde vogels en daarom handel in eiderdons, eenigen akkerbouw en een weinig mijnwerk. Het meest bekend zijn het kleine onbewoonde eiland Staf fa wegens de Fingals-grot, eene by uitstek schoone bazaltgrot, in welker achtersten schuilhoek de zee binnendringt en daar een donderend geraas maakt — en het eiland Jona, als voormalige zetel der Druïden, die zich hier voor de Romeinsche veroveraars hadden teruggetrokken, tot zij door christelijke missionarissen (Columba) verdrongen werden. Later was het eiland de begraafplaats der koningen van Schotland, Ierland en Noorwegen.
2. De (67) Orkaden of Orkneys-eilanden en
3. De (86) Shetlands-eilanden, beide groepen ten noorden van Schot-
436
lEKLASD. BEZITTINGEN. § 65.
land, en elk met ongeveer 32000 inv., gedeeltelijk Noren. De landbouw, die zich hier bepaalt tot gerst en haver, is onbeduidend. Het voornaamste eiland van de groep der Orkaden heet Mainland of Pomona; dat van de Shetlands-groep wordt ook Mainland genoemd.
IV. Ierland (^het groene Erinquot;).
De natuur wijst Ierland minder naar de Britsche dan naar de Schot-sche kust, werwaarts eilanden en kapen in het noordoosten als het ware de brug maken , terwijl in het zuiden voortdurend aanrakingen plaats hadden met Gallië en het Iberische schiereiland, vanwaar waarschynlijk de oudste, Celtische bevolking gekomen is. Lang bleef het eiland verstoken van de Europeesche beschaving. De Romeinen, die toch van de toppen van den Snowdon over de golven van het lersche kanaal het „Groene Erinquot; konden aanschouwen, verwaardigden zich niet een vaart van slechts weinige uren te wagen om zich meester te maken van het laatste eiland van Europa, dat reeds door de handeldrijvende Pheniciërs en Phoceërs bezocht was. Zoo ontwikkelde zich bij de afgesloten stelling van land en volk een eigen leven des geestes. Van het midden der 5de eeuw af werd Ierland het uitgangspunt van een ijverig zendingswerk van enkele personen, ter uitbreiding van het Christendom op het vastland, en in de 7de eeuw was het de zetel der hoogste beschaving en wetenschap in Europa. In latere eeuwen is het veroverd door Noormannen en eindelijk door de Engelschen.
Nog meer dan in Groot-Brittanje heeft hier de zee, vooral bij stormen en hoogen vloed, talrijke insnijdingen in het land gemaakt en zeer veilige en diepe havens gevormd, vooral aan de zuid- en zuidwestkust, terwijl hier, evenals in Skandinavië en Groot-Brittanje, de naar een binnenzee gekeerde oostzijde minder blootgesteld is aan zulke inscheuringen. De lersche zeehavens vormen een in het oog loopenden regelmatigen krans van steden rondom den rand van het eiland, en liggen op bijna gelijke afstanden van 10—15 mijl van elkander, daar men bij het aanleggen van nieuwe stichtingen de mededinging der bestaande trachtte te vermijden. Het eiland wordt vrij wel in het midden , in de richting van 't oosten naar 't westen, van Dublin naar Galway, door een breed, ten gevolge van het oceanisch klimaat gedeeltelijk vruchtbaar, gedeeltelijk woest plateau, dat vroeger Meath, d. i. land van 't midden heette, doorsneden, waaraan vier schiereilanden, overeenkomende met de vier voormalige koninkrijken L e i n s t e r. Ulster, Connaught, Munster, als vleugels aansluiten.— Het koninkrijk wordt nu nog verdeeld in 4 provinciën:
1. Leinster, in't zuidoosten, met de hoofdstad van het geheele land, Dublin (met de voorsteden 315000 inw.), residentie van den onderkoning en gouverneur-generaal, die den titel voert van Lord-Luitenant, tevens universiteit-, handels- en fabriekstad; haar haven heet Kingstown.
2. Ulster, in :t noordoosten, heeft in Belfast (174000 inw.), aan de
437
BEZITTINGEN. KOLONlëN. § 65.
oostkust, een hoofdzetel der linnen-mdustrie en de levendigste haven van het koninkrijk met nieuwe dokken, tegenover de kust van Schotland.
3. In Connaught, in't noordwesten, is de haven van Galway door de voltooiing van den spoorweg naar Dublin van meer beteekenis geworden, vooral voor de landverhuizing naar Amerika.
4. Munster, in 't zuidwesten, met de havens Cork (78000 inw.), quot;Waterford en Limmerick (44000 inw.), aan de Shannon. Van het eiland Valentia, aan de zuidwestkust, loopt de trans-atlantische telegraafkabel naar New-Fonndland.
Engeland bezit in de meest verschillende zeeën veiligheids-havens en toevluchtsplaatsen voor zijne vloot, als zy in oorlogstijd de zeeën doorkruist.
V. de ovekige bezittingen in europa.
1. Helgoland, 7 mijlen van de monding der Elbe gelegen, is het kleine overblijfsel van een eenzaam onvruchtbaar rotseiland, dat tot 70 met. hoog steil uit de Noordzee oprijst, met twee door de natuur gevormde havens. De 3000 bewoners zijn Friezen, die het karakter, de zeden en gebruiken der voorouders nog trouw bewaard hebben en hunne oud-Friesche taal spreken. Zij leven van de visscherij, den loodsdienst en de badgasten, die hier jaarlijks komen om versterking voor hunne zenuwen te zoeken.
Wegens de verticale hoogte reeds uit de verte zichtbaar, is Helgoland een baken van veel gewicht voor de scheepvaart op eene onstuimige zee, die van bijna alle kanten door lage kusten is ingesloten. Het is belangrijk om zijne ligging voor den mond van twee druk bevaren stroomen, aau den toegang tot Duitschlands voornaamste handelsplaatsen, Hamburg cn Bremen, als woonplaats van onverschrokken en ervaren loodsen, als basis van een ver in 't rond lichtenden vuurtoren.
2. De vesting Gibraltar (zie bl. 240), tevens vrijhaven, beschermt den toegang tot het -westelijk bekken der Middellandsche zee, gelijk
3. de Halta-groep (zie bl. 226) dien tot het oostelijk bekken.
VI. de koloniën (375 643 vk. mijl. met 204 mill. inw.).
1. Amerikaansche.
Van Noord-Amerika bezit Engeland ook nu nog bijna een derde, maar juist dat, hetwelk wegens de ligging ten noorden der vijf groote meren het minst bebouwd en bevolkt is (slechts 4'/j mill.): het dominion of Canada met Britsch Columbia, Prins Eduard-eiland en Van Convers-eiland; New-Foundland (de oudste Britschekolonie), zie § 73.
In Middel-Amerika; Jamaica, de Bermuda's, de meeste der Kleine Antillen, de Bahama-eilanden en het houtdistrict aan de
438
KOLONlëN. § 65.
Honduras-baai. zie § 74, alsmede het eiland Trinidad voor de monding van den Orinoko.
In Zuid-Amerika de grootere helft van het knstland van Guyana met de stad Georgetown en de door eenige vissehers bewoonde F alk-land s-eilanden, waar men ter nauwernood begonnen is den grond te bebouwen.
2. Afrikaansche.
a. Op de Westkust bevordert eene reeks van nederzettingen in Opp er-Guinea, met inbegrip der vroegere, tot 1872 Nederlandsche bezittingen, en in Senegambia den Britschen handel met het binnenland van Afrika en belet den uitvoer van slaven naar Amerika, waartoe zij oorspronkelijk bestemd waren. Midden in den Oceaan dienen de afzonderlijk gelegen eilanden: Ascension, St. Hélena en Tristan da Cunha (zie bl. 174) tot ververschingsplaatsen voor de vaart op de Kaap en Oost-Indiü.
b. Op de zuidkust: het Kaapland, de kolonie Natal, Britsch Kaffraria, de Transvaalsche republiek en het Basuto-land.
c. Op de oostkust het eiland Mauritius en de beide groepen der Amiranten en Seychellen (zie bl. 176).
3. In Azió verzekeren enkele punten de heerschappij in de naburige wateren: het eiland Ceil on in den Indischen oceaan (zie bl. 83), Hongkong op de Chineesche kust (zie bl. G9), Laboan, een belangrijk kolenstation bij Bornöo, de stad Aden op de zuidwestkust van Arabiü en het eiland Perim, beide aan den ingang der Koode zee (zie bl. 124). Sedert 1858 is ook het Indo-Britsche rijk (zie bl. 79) uit de handen der Engelsche Oost-Indische Compagnie in het onmiddellijk bezit van den staat overgegaan en wordt nu door een Gouverneur-Generaal als onderkoning bestuurd. Sedert 1876 voert de koningin van Engeland den titel van „Keizerin van Indiëquot;.
4. Van Australië behoort het geheele continent aan de Engelschen, die het in den beginne tot strafplaatsen voor misdadigers hebben gebruikt, waaruit later bloeiende koloniën zijn geworden. Van de eilanden van Polj-nesië zyn Tasmania of Van Diemensland, het dubbel-eiland STieuw-Zeeland Britsche koloniën, evenzoo sedert 1874 de Viti- of Fidji-eilanden (zie § 83).
439
DERDE AFDEELING.
DE NIEUWE WERELD.
De Nieuwe wereld is lioofdzakelijk eene oceanische wereld, in tegenstelling tot het continentale karakter dei-Oude wereld ; want zij bestaat uit twee eilandvormige vastlanden, Noord- en Zuid-Amerika, en oen in het midden van het waterhalfrond gelegen eiland, Australië, terwijl de Oude wereld uit de grootste, de minst afgebroken, voor den invloed der zee in haar binnenland minst vatbare, saamgedrongen landmassa bestaat. De Oude wereld ligt met haar grootste deel in het noordelijke halfrond, en behoort over 't geheel tot de gematigde luchtstreek; in de Nieuwe wereld zijn integendeel de landen vrij gelijkmatig over twee zonen en twee halfronden verdeeld. De Oude wereld heeft hare grootste uitgestrektheid van het oosten naar hot westen in de richting der parallellen; de Nieuwe wereld in de richting der meridianen, van 't noorden naar 't zuiden. Daarom heeft de Oude wereld eene grootere eenheid in klimaat, die de verhuizingen der volkeren, zelfs van het eene werelddeel naar het andere, ongemeen in de hand werkte.
I. AMERIKA.
amerika's beteekexis op het wereldrond.
Amerika, in het midden tusschen de tegen elkander overstaande zijden der Oude wereld, geheel open voor den invloed dei-meest ontwikkelde cultuurlanden van het oosten naar het westen,
BETEEKENIS VAN AM.EKIKA. § 66.
maakt op zich zelf het geheele westelijke, in alle opzichten zelfstandige halfrond uit, terwijl alle overige deeleu der aarde over het andere halfrond verdeeld zijn. Het staat met geen ander werelddeel in continentale verbinding; alleen in het noordwesten nadert het tot op eene dagreis het vastland der Oude wereld, en in 't noordoosten vormden IJsland en Groenland de bruggen, waarover eerst in de 10de eeuw de Europeanen den weg derwaarts namen. In weerwil der groote toenadering tot de oostkust dei-Oude wereld, staat Amerika toch meer met de westkust daarvan in verbinding, zoowel omdat de westkust der Nieuwe zich van de oostkust der Oude wereld afwendt (bl. 35), daarentegen de oostzijde der Nieuwe in zekere mate evenwijdig loopt met de westkust dor Oude (bl. 27), alsook omdat de noordoostzijde door bochten, havens, eilanden het meest ontwikkeld is, en de verbinding met de beschaafde zijde van de Oude wereld door voordeelige zee-stroomingen gemakkelijk wordt gemaakt. Zoo nam het noordelijk continent van Amerika het eerst de Enropeesche beschaving over om die verder te verbreiden.
HORIZONTALE VOEM VAK AMERIKA.
Bij geen werelddeel is de verhouding van lengte en breedte zoo ongelijk als bij Amerika. Onder alle werelddeelen strekt het zich het verst naar de Noordpool zoowel als naar de Zuidpool uit, en heeft dus ook de grootste lengte in de richting van het noorden naar het zuiden (2000 mijlen); de breedte wisselt tweemaal af tusschen den Atlantischen en den Grooten oceaan, van 6 tot 865 mijlen.
Am erika is in het midden door do golf van Mejico of zee der Antillen in twee continenten verdeeld, die in horizontale driehoekige gedaante met de breede basis naar 't noorden en den spitsen hoek naar 't zuiden gekeerd zijn en in vlakte-inhoud (elk y3 mill. vk. mijlen) bijna niet, maar in don vorm van den bodem en de klimaten zeer verschillen, en door een naar het zuiden steeds
441
HORIZONTALE VOMI VAN AMERIKA. § 67.
smaller wordenden isthmus verbonden zijn. In de Oude wereld heeft integendeel elk continent een verschillenden horizontalen vorm gekregen.
De noo rdzij d e van X o o r d-A m er ik a is door groote waterbekkens in nog niet getelde eilandenen schiereilanden verdeeld. De bevoorrechte oost-zyde deelt in de verscheidenheid der knstvorming van Europa, want men vindt er vier aanzienlijke schiereilanden: Labrador, N ienw-Brnn s -w ij k met Ni e n w-S c h o 11 a n d of Acadie, Florida en Yucatan, die in verbinding met diep insnijdende golven en wijde riviermonden, met gunstige windstelsels en stroomingen de gemeenschap met het meest beschaafde tegenoverliggende strand (Europa) gemakkelijk maken. De westzijde krijgt hare gedaante van de Cordillera's, die slechts bij het schiereiland Califor nië_ en bij de landengte van Centraal-Amerika golfvorming toelaten. Zij heeft een beperkter gebied en een minder gunstige maritieme stelling naar den Grooten oceaan, die vooral in zijn noordelijk gedeelte zoo eenzaam is.
Tusschen de beide continenten van Amerika maken groepen grootere en kleinere eilanden, de Bahama-eilanden, de groote en kleine Antillen, als het ware een tweeden, eilaudvormigen isthmus, op dezelfde wijze als de groep van Soenda een veelvuldig afgebroken overgang vormt tusschen Azië en Nieuw-Holland.
Zuid-Amerika is, evenals Afrika, een stam zonder takken, d. i. zonder schiereilanden en landtongen, en de eilandvorming bepaalt zich hoofdzakelijk tot Trinidad in 't noordoosten, de Falklandseilanden in 't zuidoosten, Vuurland, van het zuidelijk einde des continents afgeslagen, en de Gralapagos-eilanden in 't noordwesten.
442
LOODKECHTE VORM VAN AMERIKA.
Ook in den loodrechten bouw is Amerika een tegenhanger van Azië. Hier treedt de vorm van laagland, gelijk in Azië die van hoogland (bl. 53) op den voorgrond. De verhevenheid van den bodem is hier niet een uitgestrekt hoogland, zooals daar, maar zij vertoont zich als het grootste stelsel van keten-gebergten met eene ondergeschikte plateauvorming en gaat zonder terras-landen naar de laagvlakten over.
DE ANDES EN COKDILLEKA'S VAN AMERIKA. § 68. 443
I. Het Hoogland der Cordilléra's en Andes.
Amerika heeft volgens de nieuwste nasporingen 1) 4 hoofdgs-bergten en verscheidene afgezonderde berggroepen. Van de 4 hoofdgebergten heeten de 3 noordelijke: Cordilléra's of de Cordilléra's van Noord-Amerika, van Mejico en van Middel-Amerika, het vierde is de keten der Andes, d. i. metaalgobergte, in Zuid-Amerika. Beide vergezellen de westkust van Amerika en zijn verbonden door de lage, 1G0 met. hooge inzinking der smalle landengte van Panama. Beide onderscheiden zich van andere hooggebergten zoowel door hunne reusachtige uitgebreidheid , over 216 000 vk. in. of bii'na van Amerika, als hunne aanzienlijke hoogte, steile helling vooral, naar de zeezijde, de verscheidenheid der hooglanden, de menigte vulkanen, hoofdzakelijk in de nabijheid der zee, den rijkdom aan metalen, den geringen invloed op klimaat en geschiedenis; want zij vormen geene natuurlijke scheiding voor klimaat en plantengroei, geene grenzen voor geschiedkundige toestanden, gelijk de parallelgebergten van Europa. Hunne lengte is bijna gelijk aan die van het geheele werelddeel; hunne breedte in de hoofdketen bedraagt slechts 10 — 20 mijlen, die echter door de parallelketenen in Zuid-Amerika tot 124, in Noord-Amerika zelfs tot meer dan 200 mijlen vergroot wordt door een plateau, ingesloten door parallelketenen. Beide scheiden Amerika in twee zeer ongelijke deelen: een breed oostelijk, waarin de vlakte en een zeer smal westelijk, waarin het gebergte de overhand heeft. De ketenen, die het dichtst bij de zee liggen, zoowel in Noord- als in Zuid-Amerika, bevatten een gordel van gedeeltelijk nog werkende vulkanen (bl. 37).
De keten der ongeveer 200 vuurbergen van Amerika splitst zich in G hoofdleden :
1. het noordelijkste van de Aleoeten tot aan het Oregon-gebied; 2. het Me-jicaansche ; 3. het Middel-Araerikaansche; 4. dat van Quito; 5. dat van Zuid-Peru; 6. het zuidelijkste of Chilische, van den Aconcagua tot oj) Vuurland.
1) Maurits Wagner heeft in Neumann's Zeitsehrift fur Erdkunde 1861, bl. 401, het onjuiste der meening bewezen, dat er één hoofdgebergtestelsel over het geheele werelddeel van 't noorden naar 't zuiden loopt.
HET HOOGLAND VAN AMERIKA. § 68.
Ook de tegenwoordige landengte van Panama is door vulkanische werkingen ontstaan. Eens bevond zich daar eene straat, waardoor beide oceanen verbonden waren en eene doorvaart gevormd werd, totdat vulkanische opheffingen den dam opwierpen, die beide oceanen scheidt en beide continenten verbindt, en zoo aan het wereldverkeer den doorgang verspert 1).
a. De Andes beginnen bij de straat van Magelhaen en loopen tot in de nabijheid van de Caraïbiscbe zee. Zij -worden naar de landen, waarin zij liggen, onderscheiden in Andes van Patagonië, Chili, Pern, Quito en Nieu w-Granada. Door vele kloven en diepe dwarsdalen worden zij gebroken; de hoogvlakten zijn meestal slechts lengtedalen, die door twee bergruggen ingesloten worden en deels uit twee, deels uit drie rijen bestaan. De grootste hoogte (kamhoogte 3500 met.) bereiken de middelste ketens; naar het zuiden en noorden neemt zij aanmerkelijk af.
De hoogste toppen liggen in de Andes van Bolivia: de Illampoe of Pic de Sorata (7513 met.'l en de II li maai (7öi4 met.) 2), dien de Sahama (6939 met.) in de Andes van Peru, de Aconcagua (6834 met.) in de Andes van Chili, de Ohimborazo (6421 met.) aan den rand der hoogvlakte van Quito, het meest nabij komen. De Cotopaxi (5943 met.) in de Andes van Quito is de hoogste vulkaan der aarde.
h. De C o r d i 11 é r a's van Mid d el-A merika vormen eene smalle, slechts 17 mylen breede keten met eene dichte rij hooge, vulkanische bergkegels, en zenden een tak naar 't noorden, de Sierra van Yucatan op het schiereiland van denzelfden naam.
c. De Co rdilllera's van Mejico vormen de randgebergten van het plateau van Mejico of Anahuac, waarop zich in de richting van 't westen naar 't oosten, van zee tot zee, eene groep van sneeuw- en vulkaantoppen (de Popocatepetl 5250 met.) verheft, terwgl anders de vulkanen in de meridiaan- of hoofdrichting van het ketengebergte, en niet op de kruin-vlakten, maar op de randgebergten zei ven worden aangetroffen.
d. De Cordilléra's van Noord-A merika zijn nergens scherp van de Mejicaansche geseheiden en beginnen ten noorden van den noordelijken keerkring hunne verbreeding door parallel-ketenen, die groote hoogvlakten insluiten. De westelijke keten, die de kust volgt, wordt door verscheidene kloven verdeeld in Cordilléra's van Sonora in 't zuiden, de Sierra Nevada en de lang gerekte westelijke Cordilléra's of Zee-Alpen in 't noorden, insgelijks met reusachtige, waarschijnlijk vulkanische bergtoppen, zooals de Schoonwederberg of Buentiempo 4500 met., de Eliasberg 4562 met. De oostelijke, bijna onafgebroken keten heet in't zuiden Sierra Madre, in het midden Cordilléra's van Anahuac of Nieuw-
1) Zie Petermann's Mitth. 18G1, bl. 80.
2) Petenn. Mitth. 1800, bl. 300; 1865, bl. 284.
444
DE APZONDEllLIJKE BERGGROEPEN IN AMERIKA. § 68.
Mejico, in 't noorden het zoogenaamde Rotsgebergte (Kocky Mountains), met kegelvormige, dikwijls zeer spits toeloopende bergtoppen, waaronder Mount Hooker een hoogte van 5000 met. bereikt. Tusschen het Rotsgebergte in 't oosten, de Sierra Nevada en het Cascadengebergte in 't westen ligt het groote westelijke plateaustelsel (1400—1000 met.), dat door dwars-loopende bergruggen, die van de westelijke Cordillera's naar het Rotsgebergte loopen, in verschillende bekkens verdeeld wordt. Het noordelijkste dezer bekkens is dat van Columbia, het eerstvolgende naar 't zuiden bevat de woestijn Utah met het groote zoutmeer, uit het derde loopt de Colorado door eene diepe kloof naar de golf van Californië.
2. De afzonderlijke berggroepsn.
a. In Zuid-Amerika:
aa. Het bergland van Brazilië is, wat uitgestrektheid aangaat, de grootste der afzonderlijke groepen, en ligt tusschen de laagvlakte der Amazonen-rivier in het noorden, de Pampa's van La Plata in 't westen, de kust van don Atlantischen oceaan in 't zuiden en oosten. Het is een 300—600 met. hoog plateau, waarop verscheidene hooge randgebergten met toppen van meer dan 2000 met. evenwijdig met de kust loopen.
Ih. Het hoogland van Guyana, tusschen de vlakten van de Amazonen-rivier en van den Orinoko. bestaat uit een stelsel van parallelketens met eene hoofdrichting van het oosten naar het westen.
cc. Het k u stgebergto van Ven ez u e 1 a, tusschen de Ca-raïbischo zee en de vlakten van den Orinoko, ontwikkelt zich uit den oostelijken tak der Andes van Nieuw-üranada en bestaat uit twee van 't oosten naar 't westen loopendc ketenen, met eene voortzetting op de kale klippen van het eiland Trinidad.
dd. Do Sierra Nevada de Santa Mart a, eene volmaakt afgezonderde bergpyramide, verheft zich tusschen do monding van de Magdalena-rivier en de golf van Maracaïbo zeer steil tot eene aanzienlijke hoogte (de Horqueta 5 500 met.) en is dus naast de Cordillera's en de Andes het eenige hooggebergte van Amerika, nochtans ter onderscheiding van alle anderen geen keten-, maar een massagebergte.
h. In N o o r d-A in e r i k a:
445
446 HET LAAGLAND VAN AMERIKA. § 68.
aa. Het Alleghany-gebergtc 1), tegenwoordig doorgaans stelsef der Appalachen genoemd, is een bergketen van matige hoogte. Het hoogste pnnt, Black Domo, in de dwarske-ten der Black Mountains, bereikt 2200 met. Dit gebergte vormt de vvatersclieiding tussclien den Atlantischen oceaan en het dal van den Mississippi, in de richting van 't zuidwesten naar 't noordoosten. In hot noorden, aan gene zijde van de Hudson-rivier, sluit het zich aan het plateauvormige hooge bergland van Niouw-Engeland (Mount Washington 1700 met.), in het oosten aan het Atlantische heuvelland. Opmerkelijk is de evenwijdigheid der hoogten.
hh. De hoogten van Canada (Albany-gebergte) en van Labrador zijn nog weinig bekend.
Als een gevolg van do richting van het Amerikaansche gebergtestolsel naar den meridiaan on zijne ligging aan den uitersten westelijken rand des werolddeels blijft er eene groote ruimte, van het gelieele vastland, over voor hot laagland. Dit strekt zich ten nnston dier bergketen van do noordelijke tot de zuidelijke IJszee uit, on wordt alleen afgebroken door het West-Indische zeebekken. Niet alleen in de lengte, maar ook in de breedte strekt zich dit laagland ongemeen uit, en daardoor is de ontwikkeling der rivieren van Noord- en Zuid-Amerika zoo sterk.
1. In Zuid-Amerika is het laagland ih drie vlakten of riviergebie-den verdeeld; dat van den Rio de la Plata, van de Amazonenrivier en van den Orinoko (benedenloop).
a. De Pat a go nisch e steppe, ten oosten der Andes van dien naam, is eene hoogst onherbergzame, weinig bewoonde kalkvlakte. Eene voortzet-
--Q--—-Q-2-—Q----------------------- —-
ting hiervan zijn de Pampa's van den Rio de Ia Plata, tussclien de Andes van Chili en Peru aan den eenen en het Braziliaansehs bergland aan den anderen kant, zoodat zij ten noorden begrensd worden door palmbos-bosschen, terwijl de zuidelijke rand bijna met eeuwige sneeuw bedekt is. Het is eene onafzienbare grasvlakte zonder eenig houtgewas, waarop kudden wilde paarden, runderen en honden ronddwalen. Het ziet er echter geheel anders uit dan in onze weiden; het gras groeit bij plekken en daartusschen is de bodem kaal. Menschen hebben er zich nog weinig gevestigd.
h. De^Lla_nos (spreek; Ljanos) of de j;Hylcaquot; van de Amazonen-
1) Zie speciale kaart bij Peterm. Mitth. 1860.
HET LAAGLAND VAN AMERIKA. § 68.
rivier (145000 vk. mijlen), nemen bijna de geheele breedte van het vastland in (= de breedte van Europaj. Zij bestaan grootendeels uit ondoor. dringbare, moerassige, eeuwenoude bosschen vol reusachtige slinserplantep. Het net van takken en bladeren in deze wouden is zoo dicht, dat denemêT bijna nergens zichtbaar is. De talrijke wateraderen vormen hier de eenige wegen. De jaarlijksche overstroomingen na de tropische regens en het door de tropische hitte ongezonde klimaat houden tot hiertoe de vestiging van menschen tegen. De vlakten, die niet met moerassige wouden bedekt zyn en geene boomen hebben, zijn de eigenlijke Llanos. In het zuiden gaan zij over in de Pampa's van den Eio de la Plata; in 't noorden in
c. de. Llanos van den Orinoko, die het hoogland van Guyana in een hal ven cirkel omsluiten. Zij zijn een steppe zonder boomen, die echter na den tropischen regentijd spoedig verandert in eene „Kruidenzeequot;, zooals de naburige bewoners ze noemen, d. i. in eene vlakte met gras van een mans lengte, waar een tal inheemsche dieren, met kudden van wilde paarden en ezels ruimschoots voedsel vinden. Uit den week geworden grond kruipen dan reusachtige waterslangen en krokodillen te voorschijn, die gedurende den tijd der droogte hun onderaardschen zomerslaap gehouden hebben.
2. In Noor d-A m e r i k a ligt tusschen de Cordillera's in 't westen en bet Alleghany-gebergte in 't öosten eene doorloopende vlakte van de golf van Mejico tot aan de Noordelijke IJszee, waarin de waterscheiding tusschen de Hudsonsbaai en de Mejicaansche golf slechts bestaat uit de matige, 400—500 met. hooge opheffing der Zwarte heuvels. De zuidelijke helft is de rijk besproeide, vruchtbare en dichtbewoonde Mississippi-v lak te; de noordelijke is die van Canada of de arctische.
a. De zuidelijke helft wordt door den Mississippi weder in twee helften gedeeld, die in natuurgesteldheid zeer verschillen: eene kleine, oostelijke, deels nog door bosschen bedekt, deels echter in vruchtbaren grond met eene talrijke bevolking veranderd, en in een grootere, westelijke, die op beide oevers van den Missouri onmetelijke grasvlakten of sa-vanen heeft, waarin de buffels, de grootste dieren der nieuwe wereld, weiden, die 's winters in kudden van vele duizenden naar de landen ten zuiden van den Arkansas trekken om een zachter klimaat op te zoeken. Zij worden door de zwervende Indianen in kunstig aangelegde omtuiningen gevangen.
b. De noordelijke helft heeft eene grootte van ongeveer 100000 vk. mijlen, strekt zich van het Kotsgebergte tot aan den Atlantischen oceaan uit en wordt afgebroken door een grooten inham, de Hudson-baai, die alle minder ontwikkelde, gedeeltelijk slechts periodieke waterstelsels van deze laagvlakte opneemt. De_ noordelijke ligging en de rotsvorming van den grond, die hier de bovenhand heeft, bemoeielijken het bebouwen der verbazende uitgestrektheid lands, waarin, evenals in de gras- en woud vlakten van Zuid-Amerika, de rivieren de eenige wegen van gemeenschap zyn en
447
448 WATEESTELSELS VAN AMERIKA. § 69.
tevens het woestijnkarakter weren, dat zich anders hier door de poolkoude, ginds door de tropische hitte zou vestigen.
§ 69.
DE WATERSTELSELS VAN AMERIKA.
Geen deel der aarde beeft zulk een rijkdom aan continentale wateren als Amerika. Zijne stroomen zijn de waterrijkste en do meest vertakte op de geheele aarde. Maar dèwijT de overgang tus-üchen hooggetrnx-gte en^laagland door terraslanden in veel mindere mate plaats heeft dan in de oude wereld, en zelfs in Zuid-Ame-rika in 't geheel niet wordt aangetroffen, is de ontwikkeling der Amerikaansche stroomstelsels zeer eenvormig: 'slechts een korte bovenloop en een lange benedenloop met gering verval, zonder middelloop. In de zeer overwegende laagvlakte maakt dikwerf, vooral in Zuid-Amerika, eene bijna onmerkbare hoogte van den grond de waterscheiding uit, evenals in Rusland, yamp; gt; zij ontbreekt geheel bij den Orinoko en de Amazonenrivier, zoodat beide, vooral bij hoogen waterstand, volkomen in elkander vloeien en tot vaste draagplaatsen of portages voor den overgang van kleine vaartuigen uit het eene stroomgebied in het andere dienen.
Dewijl de Andes en Cordilléra's een kustgehergte van den Qrooten oceaan zijn, krijgen in 't algemeeen slechts die rivieren, welke op de oostzijde ontspringen, eene grootere ontwikkeling; de helling naar den Atlantischen oceaan is in Zuid-Amerika de eenige, in Noord-Amerika de voornaamste, terwijl slechts enkele stroomen of over de breede hoogvlakte naar den Groo-ten oceaan, óf als parallelstroomen van het ketengebergte naar de Noordelijke IJszee zich een weg banen.
OVERZICHT VAN DE LENGTE EN HET STROOMGEBIED DER HOOFDRIVIEREN.
Mackenzie 450 (530?) mijl. lengte, 27000 vk. mijl. stroomgebied. St. Laurens 460 „ „ 62000 „ „ „
Mississippi 730 „ „ 54000 „ „ „
(Mississippi-Missouri 890? mijl.)
Amazonen-riv. 733 (770?) „ „ 88000')„ „ „
La Plata ~ 470 „ „ 76000 „ „
1) Volgens C. Ritte r in Gamprechts Zeitschrift fur ErdkundcIV, bl. 273.
TTATERSIELSELS VAN AMERIKA. § 69. 449
De groote stroomen van Noor d-A m e r ik a, die de n o o r d e-lijke en noordoostelijke helling volgen, zijn waterstelsels, uit rivieren en meren bestaande. Zoo ontstaat de Mackenzie, de voornaamste rivier die onmiddellijk in de IJszee uitloopt, uit de afwatering van drie meren. Van de oostelijke zijde van bet Rotsgebergte namelijk stroomt de Atabaska-rivier in bet gelijknamige meer, Jat door de Slaven-rivier, die de ingelijks van het Rotsgebergte komende Vrede- of Peace-rivier opneemt, verbonden is mef liet groote Slavenmeer, welks afwatering aan Het westelijk einde Mackenzie heet, en waarin nog het overtollige water van het groote Beren-meer vloeit. Ook de rivieren, die in de Hudsonsbaai vallen, zijn deels, zooals Nelson, Hill en Severn, uitvloeiingen van het Wini-pegmeer, deels, zooals Churchill en Albany, van andere meren. De grootste uitgebreidheid van stroomgebied door middel van moren krijgt echter de St. Laurens-rivier, die dan ook het minst het karakter van rivier heeft. Haar geheele boven- en middelloop is gevormd uit vijf groote, terrasvormig boven elkander liggende meren, die door schietstroomen met elkander in verbinding staan: het B o v e n m e e r, het grootste zoetwaterbekken der wereld (1500 vk. mijlen), Huron-, Michigan-, Er ie- en Onta-riomeer, zoodat nergens op aarde eene zoo groote massa zoet water bijeen loopt, want de Kaspische zee heeft zout water. In deze merengroep heeft men een oude Middellandsche zee meenen te herkennen, op de wijze van de Oostzee, eensdeels omdat zij zoo laag beneden den spiegel van den oceaan ligt, anderdeels om de gevonden voormalige oceanische dierenwereld.
Het meer E rie heeft door de 50 met. hooge Niagara-vallen, het „grootste schilderachtige wonder der Amerikaansche landsehapnatuurquot;, eene afwate-jnngin het lager gelegen Ontario-meer, welks bovenste deel „het meer der duizend eilandenquot; heet. De hreede en diepe benedenloop van de St. Laurens-rivier neemt in zijne tweede helft het karakter van eene golf aan en gaat dan ook met eene breedte van 20 mijlen in de golf van denzelfden naam over.
De zuidelijke b elling van N o o r d-Amerika, is van do noordelijke slechts door matige heuvels en gedeeltelijk zelfs zoo weinig gescheiden, dat de Illinois (spr. Illineis) periodiek met het meer Michigan verbonden is; hare wateren komen bijna alle bijeen in het bed van den Mississippi (d. i. groot water), »dcn vader
PÜTZ, VERGEL. AARDR. 29
450 WATERSTELSELS VAN AMERIKA. § 69.
der strooinenquot;. Hij wordt gevormd uit den eigenlijken Mississippi, die zijn oorsprong heeft in verscheidene meren op de Zwarte heu-velen, en den grooteren, aan water rijkeren Missouri, wëTEe zijn oorsprong en bijvloedon: den Yellowstroom met de prachtigste watervallen, den Nebraska of Platte enz, aan het Rotsgo-bcrgtü te danken heeft. door de savannen stroomt en zich bij St. Louis met den Mississippi vereenigt, op dezelfde plaats waar deze links den Illinois opneemt. In den hier beginnenden benedenloop wordt de groote hoeveelheid water nog vermeerderd rechts door den Arkansas on de Roode rivier, en links door den Ohio of de Schoone rivier met don Tennessee. Het mondingsland is een moerassige, veelarmige, 750 vk. mijl. groote delta, die aan de jaarlijksche overstroomingen zijne vruchtbaarheid, maar ook zijn ongezond klimaat te danken heeft. Deze vruchtbare, maar ongezonde laagvlakte loopt westelijk tot aan den mond van den R i o del N o r t e, die in zijn weinig water bevattenden bovenloop liet aanzienlijkste lengtedal van het geheele stelsel der Cordillera's vormt.
De Mississippi is wellicht tie eenige stroom op aarde, die jaarlijks zijne mondingsarmen, passen genaamd, verder in de zee legt 1), een verschijnsel, dat niet zoo zeer te verklaren is door de bezinking van het medegevoerde slib, als wel door eene verhooging der geheele noordelijke kust van de Mejicaansche golf.
Pe Rio grande is als het ware een „Amerikaansche Nijlquot;, wegens lquot;. zijn loop door eene woestijn^die alleen door hem voor bewoning en bebou-wini; geschikt wordt, 2°. zijne periodieke overstroomingen, 3°. het gering getal zijrivieren, waarvan er bovendien niet één bevaarbaar is, 4°. zijne monding onder bijna gelijke breedte in eene binnenzee, die voor den wereldhandel van verl belang is.
Behalve de beide hoofdhellingen van Noord-Amerika naar 't noorden en zuiden, is er voor de kustrivieren nog eene grootere, maar tot hiertoe onbeduidende westelijke, en eene in uitgestrektheid zeer beperkte, doch voor de bebouwing hoogst belangrijke oostely ke helling. Tot de eerste be-hooren niet alleen de kust-, maar ook de centraal-ketenen der Cordillera's, vanwaar de Columbia en de Colorado over de hoogvlakte naar den Grooten oceaan stroomen; tot de laatste behooren de oostelyke helling van het Alleghany-gebergte en het bergland van Nieuw-Engeland, vanwaar de Potomac, de Susquehanah, de Delaware, die de beide bergmassa's
1) Zie O. Peschel, Neue Probleme der vergleichetclen Erdknnde. 3 Aufl. S. 133 f. nebst Figiir 24-
RIVIEREN VAN ZUID-AMERIKA. § 69.
scheidt, Je Hudson, de Connecticut en St. John in diepe inzinkingen en met korten, maar waterrijken loop naar den Atlantischen oceaan stroomen.
Geen land ter wereld heeft zulk een uitgebreid kanaal stelsel als het vastfanci van Nquot;oord-Amerika (bi. 58). Hierdoor worden de beide grootste stroomgebieden van den Mississippi en van de St. Laurens-rivier zoowel met elkander, als met de kustrivie-ren der oostelijke helling en deze weder onderling in verbinding gebracht, zoodat er cene binnenvaart tusschen de grooote meren, den Atlantischen oceaan en de golf van Mejico bestaat.
De stroomgebieden van Zuid-Amerika zijn grootscher en toch veel eenvoudiger dan die van Noord-Amerika. De eigenlijke me-renvorming mist men hier tot den 40° breedte bijna geheel; slechts een hoogmeer Titicaca, en een laagmeer Maracaïbo wordt daar gevonden. Eerst in de Patagonische Andes treft men weder een tal van meren aan, evenals in Noord-Amerika (Canada) onder gelijke breedte. De Zuid-Amerikaansche rivieren ontspringen hoofdzakelijk op do Andes, dicht bij den Grooten oceaan, en zoeken toch steeds de meest verwijderde kust. Met haar middel- en benedenloop behooren zij tot het laagland en stroomen alle, ofschoon in 3 verschillende richtingen, naar den Atlantischen oceaan.
1. De Mag dal en a-rivier (met de Cauca) naar het noorden.
2. Naar het oosten ïïc Oririoko en de hiermede door de grootste bifurcatie van den Rio Negro en den Cassiquiare verbonden Amazone n-r i v i e r , het omvangrijkste stroomgebied dei-aarde, welker zijrivieren, zooals links de Ucayali, rechts du Madeira, d. i. stroom der wouden, in deu bovenloop Kio Grande gonaamdj nog de meeste hoofdstroomen van Europa overtreffen. Het getal vischsoorten dat er zich in bevindt bedraagt ongeveer 2000 en is grooter dan dat van den geheelen Atlantischen oceaan.
De Amazonen-stroom, in den bovenloop ook Maranhon (iiiarc an non?}, loopt bijna over Je geïïeële grootste breedte van Zuid-Amerika, daar zijn bronmeer, op Jen bergknoop bij Pasco, nauwelijks 10 mijlen van de Zuidzee verwijderd is. Na een loop over ruim 6 breedtegraden door eer lengtedal der Andes, wendt hij zich oostwaarts om het bergland te verlaten, de laagvlakte te betreden en zich op eene verbazende wijze te verbreeden. Zijne oevers zyn meestal met Jichte wouden bezet. Bij Obydos, 120 mijlen van den mond, heeft Je rivier haar laatsten schietstroom; daar wordt het bed tot op
29»
451
RIVIEREN VAN ZUID-AMERIKA. § 69.
een '/4 mijl vernauwd en tot zoover is de ebte en vloed merkbaar. Deze groote stroom zou in de oude wereld niet alleen geheel Europa van het westen naar het oosten doorloopen, maar zijne uitwatering eerst vinden in de Kaspische zee of in het meer Aral, nadat hij de dubbele lengte van den Donau bereikt en door zijne talrijke zijrivieren, zoo groot als de Rijn, een gebied had besproeid, dat de helft van geheel Europa zou innemen. Hij gelijkt op een stroomende zoetwaterzee, en de bewoners van Para noemen hem de Mid-dellandsche zee van Zuid-Amerika. „Nog ligt deze hydrographische reuzengestalte bijna onbeteugeld door de heerschappij van den mensch, zich uitstrekkende in het midden der Zuid-Amerikaansche tropenwereld, die zoo sterk is voorzien van rijke houtsoorten, balsemsoorten, geurige verfstoffen en gematigd door bestendige oostenwinden, grootendeels geheel onbekend, onbezocht, en daarom nog niet als een levend lid in do duizendschakelige keten van het wereldverkeer ingelijfd.quot; (Ritter). Sedert een tiental jaren nochtans bevaren verscheidene stoombooten regelmatig dezen stroom tot aan de grenzen van Peru.
3. Naar bet zuiden loopt het groote net van talrijke wateraderen, als Paraguay, Parana, Uruguay, die bijna midden door het Zuid-Amerikaansche vastland stroomen, zich langzamerhand vereenigen en eerst in het 25 mijlen breede mondingsgehied den gemeen-schappelijken naam van Rio de la Plata aannemen. Ook deze groote stroom komt meermalen 1) door zijrivieren zeer dicht, zelfs tot op den afstand van 1 uur, bij den Amazonenstroom.
Onder de kustrivieren is de St. Francisco, die op de hoogvlakte van bet Brazilische bergland om een randgebergte daarvan {Serra de Espinhaqo) loopt en zich in den Atlantischen oceaan ontlast, de belangrijkste. Hij is de levensader van Oost-Brazilie, ofschoon hij om talrijke en aanzienlijke watervallen, zooals de Paulo Affonso, in den benedenloop geen bevaarbare verbinding met den oceaan heeft.
Kanaal stelsels zijn er in Zuid-Amerika niet; zelfs de hoofdrivieren worden er weinig voor groote scheepvaartlijnen gebruikt. De natuur heeft hier gedeeltelijk reeds verbindingen aangebracht of vormt die op geregeld terugkeerende tijden.
HET KLIMAAT EX DE BEWERKTUIGDE NATUUR IN AMERIKA.
452
Evenals Amerika in de horizontale uitbreiding eene tegenstelling maakt met Azië, zoo is het ook met het daarvan afhankelijke
1) Zie Petcrmann's Mitth. 1857, bl. 174 met kaart 10.
KLIMAAT EX BEWERKTUIGDE NATUUR. § 70. 453
klimaat gesteld; want omdat het zich uitstrekt door vier zonen, ontstaat er eene veel grootere verscheidenheid van klimaat in do afzonderlijke landen dan in A.zië, dat met zijne grootste massa slechts tot eene enkele zone behoort. Deze tegenstelling tot do eenheid van klimaat in Azië wordt nog verhoogd door de ruwe contrasten in de verticale geleding. Zoowel het gewest van de eeuwige sneeuw als do geringste absolute hoogte van den grond in de onmetelijke laaglanden worden nergens in eene zoo verbazende uitbreiding, over bijna het geheele werelddeel en, bij het volslagen gebrek aan terraslanden, zoo onmiddellijk naast elkander gevonden. Deze tegenstelling in klimaat zou nog veel sterker zijn, wanneer zij niet eenigszins verminderd werd door do veelvuldige aanraking van het continent met den oceaan, door de opene Jigging der groote vlakten voor den zeer voehtigen zeewind, dio door geene hooge oostelijke bergketen wordt tegengehouden, en door do groote uitgestrektheid der vlakten, die do ontwikkeling der uitgebreidste rivierstelsels zoo zeer begunstigen. Ook de onafzienbare wouden, »dio in de tropische streken den bodem voor de stralen der zon beschutten, en in het binnenland, waar bergen en oceanen ver af liggen, aanzienlijke hoeveelheden van ingezogen water uitwasemenquot;, vermeerderen insgelijks de vochtigheid en koolte in den dampkring in dezelfde mate, als de warmte-uitstraling der vlakten zonder plantengroei de tropische hitte in Afrika verhoogt (bl. 148).
Vergelijkt men het klimaat vau Noord-Araerika met dat van Europa, dan vindt men dat de poolzone daar veel verder doordringt, want teu oosten van het Rotsgebergte wordt onder dezelfde breedtegraden eene veel kleinere gemiddelde jaar-lijksche warmte en een veel grooter verschil tussehen de winter- en zomertem-peratnur waargenomen dan in Europa. Dc Hudson, op dezelfde breedte als Rome, is jaarlijks ongeveer 3 maanden bevroren. Daarentegen hebben Philadelphia en Cincinnati dezelfde zomertemperatuur als Napels en Rome. Dit groote onderscheid in de jaargetijden is een gevolg van het gebrek aan bergen, die tegen de ijskoude winden van 't noorden beschutten, en van den maanden langen ijsvloer op de talrijke binnenzeeën.
De overrijke besproeiing, verbonden met de groote voclitigheid van den dampkring, waaraan de kustlanden, die het meest aan de zeelucht bloot staan, meer deel hebben dan het binnenland, brengt den weelderigsten, „van sap overvloeiendenquot; plantengroei voort, welke niet onderdoet voor dien van den Indischen archipel. Deze weelderige, krachtige plantengroei, die zich tengevolge van de groote verscheidenheid in den bodem en het klimaat
454 BEWERKTUIGDE NATUUR VAK AMERIKA. § 70.
onder zulke afwijkende vormen voordoet, is over bijna het geheele werelddeel verspreid, waarin men geene woestijnen van zulke uitgebreidheid aantreft als in Azië en Afrika. Terwijl tusschen de keerkringen de landengte van Middel-Amerika den tropischen plantengroei in zijne grootste volheid eu pracht ten toon spreidt, en het gebied van den Amazonenstroom de volmaakste en verscheidenste palmsoorten kan aanwijzen, reikt in de gematigde zone, vooral in Oregon, de „koning der dennenquot; tot eene hoogte van 100 met. JEen reuzen-ceder van 180 met. hoogte en 12 met. in omtrek heeft men den naam van „generaal Grantquot; gegeven. Zelfs zulke planten, die in Europa onder de heesters en struiken voorkomen, worden in Amerika (Brazilië) hoornen. De steppen zijn er niet zonder planten, gelijk in Azië en Afrika, maar met wijd uitgestrekte aloude wouden bedekt, die niet het eentonig aanzien der Europeesche bossehen met hunne gezellige plantensoorten hebben, maar uit de meest verschillende reusachtige soorten van boomen bestaan. In de hoogere, koelere gewesten der Middel- en Zuid-Ameri-kaansche bergen treft men integendeel eene groote overeenkomst met de flora der Europeesche Alpen aan; slechts met dit onderscheid, dat de plantengroei hooger gaat en eerst verdwijnt op de hoogte van onze hoogste Alpentoppen.
Behalve de planten, die tot dit werelddeel behooren en voor zijne ontdekking in de oude wereld onbekend waren, zooals jnaïs, aardappelen, tahak, kina, hebben niet alleen bijna alle nuttige gewassen der andere werelddeelen en de huisdieren der oude wereld naast de eigenaardige diersoorten der nieuwe wereld, maar ook katoen, koffie, suiker en ryst er eene plaats gevonden; zelfs de huiden van het insgelijks uit Europa in de Pampa's van Zuid-Amerika ingevoerde rundvee zijn artikelen van uitvoer geworden. In het algemeen oefent de overtollige vochtigheid, zoowel als de tropische hitte, een nadeeligen invloed uit o^dê bhTwIEkëling van de hoogere dierlijke bewerktuiging; daar-omheeftde plantenwereld de bovenhand op de dierenwereld. Het onderscheidend kenmerk der Amerikaansche dierenwereld bestaat in de grootte der kruipende dieren, de menigte en de veranderlijk schitterende kleuren der vogels en insecten, en tevens in de kleinheid en de geringe ontwikkeling der zoogdieren, vooral in het gemis aan reusachtige dikhuiden, den rhinoceros, olifant en kameel van Afrika en Azië.
In Amerika, vooral in Zuid-Amerika, viudt men slechts die diersoorten in talrijke geslachten en groote menigte, die in hunne leefwijze of van het water of van het overheerschende plauten-element afhankelijk zijn. Daarom wemelen de rivieren en moerassen, die zich in den regentijd ontwikkelen, van krokodillen (hier: kaaimans), reuzen-hagedissen (igüanén), basilisken enz., en de ontoegankelijke wouden herbergen een groot aantal slangen van allerlei aard en grootte. De schitterendste pracht nochtans spreidt de van den plantengroei afhankelijke insectenwereld ten toon: de grootste van alle tor-soorten (de „Herkulische mest-keverquot;J en de schoonste kapellen met groote vleugels, schitterend door de heerlijkste kleuren. Daarentegen treft men onder de zoogdieren de hooger bewerktuigde
BEVOLKING VAN AMERIKA. § 71.
soorten der oude wereld in Zuid-Amerika slechts in veel geringer mate van ontwikkeling aan. In plaats van de kolossale diergestalten in Afrika en Zuid-Azië,
vindt men hier den tapir, den jaguar, de lama, en de in Zuid-Amerika vooral te '
huis behoorende luiaards, miereneters, vledermuizen, den alligiator in plaats van lt; den krokodil. Ook het apengeslacht schijnt hier op deu laagsten trap van ontwik-keling te staan in de familie met lange staarten. Noord-Amerika daarentegen Li(
heeft tengevolge van zijn meer continentaal karakter eenige krachtigere dieren,
als bulfels, elanden, beren; vooral is de woudstreek ten westen van de Hudson-/ baai tot aan het Rotsgebergte de woonplaats der pelsdragende dieren. U
,, . rel Cl r tr Xstst
§ 71.
DE BEVOLKING VAN AMERIKA.
Do volstrekte bevolking van Amerika wordt geschat op ongeveer 85 mill., en is, met uitzonclering van Australië, zoowel absoluut als relatief onder alle werelddeelen do geringste (102 op 1 vk. mijl).
Dewijl Amerika door zijne ligging voor alle drie deelen der Oude wereld even toegankelijk is, zijn hier vier verschillende rassen in de bevolking: de koperkleurige oorspronkelijke bewoners van het Amerikaansche ras, die overal aan het uitsterven zijn (nog slechts 10 —11 mill.); Vreemden, zoowel uit hot Kaukasische als uit het Ethiopische ras, dus blanken en zwarten, in groot getal, en enkele (J/2 mill.) van het Mongoolsche ras of gele menschen,
meestal Chineezen, die uit Azië of den oostelijken archipel als bekwame werklieden naar de Amerikaansche Zuidzeestaten zijn overgebracht; nergens is de vermenging der rassen zoo sterk als hier (bl. 40).
1. De oorspronkelijke bewoners of Roodhuiden zijn verwant met de Noord-Aziaten en derhalve waarschijnlijk over de Bering-Ijïraal hier gekomen. Zij worden weder in vele honderden (500?)
stammen verdeeld, die zoo niet in taal, dan toch in dialect verschillen. Tot op den huldigen dag staan zij op don laagsten trap van beschaving, dien van het jagersleven. Bij de stammen in Noord-Amerika vertoont zich toch nog meer neiging om zich. tot een volk te vereenigen dan bij die van Zuid-Amerika.
De Eskimo's inde poollanden, de At haba ska's en de Algonkinen in het overige Britsch Noord-Amerika, de rroTTeëzeu en de Huro n s aan de Canadasche meren, de Azteken in JIcjico, de Caraïben, eertijds op de Antillen, thans op het vastland om den Orinoko, de I n e a's in Peru, de G u a r an i
455
45tj BEVOLKISG VAN AMERIKA. § 71.
in Brazilië, de P a t a i; o 11 i e ra in de naar hen genoemde steppen nemen de grootste oppervlakte in.
2. De Europeanen of Je blanken (45 mill.) zijn door hunne beschaving en meerdere bedrevenheid in de krijgskunst bijna overal het overwegend bestanddeel der bevolking geworden. Hoofdzakelijk hebben de westelijke deelen van Europa, het Iberische schiereiland en de Britsche eilanden, als het dichtst bij de nieuwe wereld gelegen, zich ten doel gesteld om haar te onderwerpen, te beschaven en tot het christendom te bekeeren. Daarom is in Zuiden Middel-Amerika het Romaansche, vooral het Öpaansche, m ITfa^ zilië het 1'ortugeesche, in Noorcl-Amerika het Germaansche, vooral het Britsche element doorgedrongen. De Noord-Amerikaansche Unie bevat meer dan 8 mill. Duitschers.
Deze verdeeling naar volken komt overeen met die naar de kerken, daar in Middel- en Zuid-Amerika de katholieke, in Noord-Amerika de protestantsche kerk met hare talrijke secten het overwicht heeft. De eerediensten der inboorlingen zijn bijna overal door de Europeesche verdrongen.
3. Do (sedert 1517) uit Afrika ingevoerde Negers en de van hen afstammende, deels onvermengde, deels gemengde Mulatten-bevolking (bijna '/3 der geheele bevolking), zijn door hun sterken lichaamsbouw meer geschikt om het warme, vochtige klimaat te verdragen en den strijd tegen de tropische natuur vol te houden dan de landverhuizers uit Europa, vooral de Romaansche. Zij worden daarom sedert 350 jaren, en tot 1866 als slaven, tot het verbouwen van de koffie, het suikerriet, de katoen en de tabak op de plantages gebruikt.
Evenals onder de oorspronkelijke bewoners eene groote v e r-sch ei denheid heerscht ten opzichte van geslacht en taal, is dit ook het geval met betrekking tot de zeden en de middelen van bestaan. Daarentegen heerscht onder de vreemden, zoowel onder de blanken als de zwarten, eene groote g e 1 ij k s o o r t i g h e i d in de middelen van bestaan; zij zijn ten minste allen aan vaste woonplaatsen verbonden.
Op den laagsten trap van beschaving staan de Indianen, die in de tropische, overoude bqsschen en steppen (in het hart van Zuid-Amerika), zoowel als in de savannen van den Missouri rondstroo-
MIDDELEN VAN BESTAAN. § 71. 457
pen en van de jacht leven, alsmede de stammen der inboorlingen, die aan de beide uiterste einden des werelddeels wonen: de Eskimo's, do Tschoektsclien enz. in 't noorden, de Patagoniërs en Pescliera's in 't zuiden. Een trap, die nauwelijks boven het leven der dieren staat, wordt in het westen van Noord-Amerika ingenomen door enkele stammen van Indianen, welke zich voeden met gedroogde eikels, wortels, sprinkhanen en andere insecten. Daarentegen heeft een groot gedeelte der oorspronkelijke bewoners, vooral in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, in Middel-Amerika en in 't noorden van Zuid-Amerika zijne eigenaardige zeden met Enropeesche verwisseld. In 't algemeen maakt de -Europeesche beschaving, zoo in hare uitbreiding als volmaking, verrassende vorderingen, hoofdzakelijk in de Vereenigde Staten van Noord-Amerike, waar sedert 70 jaar hot geheele gebied van den Mississippi uit eene woestenij in een bebouwd land herschapen is, dat meer dan 15 mill, menschen telt, terwijl in den jongsten tijd ook de goudrijke westkust is bewoond geworden, die bestemd schijnt te wezen om met het oosten en zuidoosten van Azië en met Australië in een druk handelsverkeer te treden. Minder ver is zij doorgedrongen in het binnenland van Zuid-Amerika; hier ligt nog een onmetelijke rijkdom aan schatten, zoo in als boven den grond, die don mensch nog niet tot zijn nut heeft aangewend, waarop hij zelfs nog geen acht geslagen heeft.
De Europeanen hebben alle takken van hunne physische en technische beschaving ook naar Amerika overgebracht. Onder deze neemt de landbouw de eerste plaats in. Europeesche graansoorten in 't noorden, subtropische producten in de zuidelijke Staten van Noord-Amerika, in Mejico en in West-Indië zijn de hoofdvoortbrengselen. Nochtans verstaat men onder landbouw in de tropische gewesten het plantage-wezen, dat de zoogenaamde koloniale waren levert, die meestal door Negers verbouwd worden. Een zorgvuldige veeteelt heeft men minder noodig, daar tot dusverre de slaven gedeeltelijk de voor den arbeid ontbrekende dieren vervingen, terwijl in de wijde Pampa's en Llano's meer werk werd gemaakt van de jacht op do tallooze kudden verwilderde runderen en paarden dan van de veehoederij. In 't noordwesten van Amerika is sedert kort de wolproductie met kracht aangevat.
458 HANDELSVERKEEK. BESCHAVING. § 71.
Van groot belang is de v i s s c li e r ij, vooral do walvischvangst. —
Mujico enz. wordt daar thans in veel geringer mate voortgezet; doch in den laatsten tijd hebben Californië en de westelijke ter-ritoriO'n een rijkdom opgeleverd, dien men niet verwacht had, en al wordt in Californië de opbrengst van goud ook weder minder, dan wegen toch de opbrengsten aan koper, kwik en zilver ruimschoots tegon die van het goud op. Buitendien worden in Xoord-Amerika, vooral in Nieuw-Engeland, elk jaar nieuwe beddingen van ijzer, lood en koper, maar vooral oliebronnen en uitgestrekte kolenlagen ontdekt, zoodat ook alles aanwezig is wat een hooge vlucht kan geven aan de industrie, die in Middel-en Zuid-Amerika evenwel bijna geheel ontbreekt. Op dezelfde wijze heeft de natuur aan Noord-Amerika ruimschoots de middelen gegeven om een buitengewoon levendig en voordeelig handelsverkeer in 't leven te roepen in het binnen- en naar het buitenland: overvloed van grondstoffen, waaronder katoen de eerste plaats inneemt, groote Trastsïrekon met uitmuntende havens, diepe, ver landwaarts indringende golven, kolossale stroomen en binnenzeeën en bovenal de onvergelijkelijk goede ligging tusschen Europa en Azië. De volhardende ondernemingsgeest van den Germaanschen stam heeft deze voordeelen nog vergroot door kanalen (bl. 451) en spoorwegen (meer dan 12 000 mijlen) aan te leggen, die de verbazing wekken van de gebeele wereld, zoodat de Britten van Amerika na de Britten van Europa de eerste plaats innemen onder alle handelsvolken. In Middel- en vooral in Zuid-Amerika wordt de winstgevende handel, ofschoon groot in omvang, toch zeer belemmerd door gebrek aan goede en veilige middelen van gemeenschap, en aan ambachts-nijverheid; in do meeste staten, behalve in Brazilië en in Chili, treden ook de bijna aanhoudende politieke schokken stremmend in den weg. De uitvoer bestaat hoofdzakelijk, en in Middel- en Zuid-Amerika bijna uitsluitend, in grondstoffen, de invoer in technische producten, gedeeltelijk ook in koloniale waren, thee en wijn.
Ookin beschaving naar den geest zijnde Vereenigde Staten van Noord-Amerika de andere deelen van het vastland ver vooruit, ofschoon er, vooral in de westelijke en zuidelijke staten, aan algemeene verspreiding van het volksonderwijs nog zeer veel
EEGEERIKGSVOEM IN AMERIKA. § 71.
ontbreekt, waartoe, behalve andere oorzaken, de verspreiding dei-bevolking over groote uitgestrektheden en de verscheidenheid van talen niet weinig bijdraagt.
Onder de inrichtingen van hooger onderwijs z^n er betrekkelijk veel universiteiten; maar deze bepalen zich bijna uitsluitend tot die wetenschappen, welke tot het practische leven voorbereiden. Het geheele schoolwezen is al te zeer aan particuliere speculatie overgelaten, en is meer dienstbaar gemaakt aan de overwegende stoffelijke doeleinden, dan aan eene hoogere behoefte des geestes. De drukpers is in Amerika een grootere macht dan de school. De wetenschap schenkt geene belooning door roem, noch door invloed op de burgerlijke maatschappij.
459
Met betrekking tot den regee rings vorm is onder do gezamenlijk onafhankelijke staten van Amerika maar eene monarchie. Ook hier, evenals in Europa (zie bl. 192), hebben zich die deelen, waar de staatkundige verbrokkeling het grootste is, Noord-Amerika, Middel-Amerika, het noorden van Zuid-Amerika en de Staten van La Plata, tot bondsstaten vereenigd; maar de politieke toestanden zijn aan velerhande wisseling onderworpen. Bijna alle zeevarende natiën van West- en Noord-Europa hebben bezittingen in Amerika.
STAATKUNDIGE VERDEELING VAN AMERIKA.
A. Onafhankelijke landen: a. In Noord-Amerika: 1. Groenland........ |
VLAKTE-IXHOUD 35 738 10 300 imv. IN GEGGIIAI'III- j INWON KUS. SCHE MIJLEN. i |
2. De Vereenigde Staten van Noord- i
Amerika zonder het Indian territory j
(1870).......... 1 169 509 ') I 89 mill.
3. De republiek Mejico......, 34 891
O 1/
I J A
1) Dewijl de grenzen van vele gebieden niet vast bepaald zijn, is het verschil in de onderscheidene opgaven van den vlakte-inhoud zeer aanzienlijk. De zoogen. officiëele opgaven bevatten doorgaans alles, waarop aanspraak gemaakt wordt. Zie verder Behm's Geogr. Jahrh., Band 1, bl. 117.
460 STAATKUNDIGE VERDEELING VAN AMERIKA. § 72. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
lilUISCU NOORD-AMERIKA. J 72.
§ 73.
NOORD-AMERIKA.
Het vastland van Noord-Amerika wordt door de groote meren-groep in twee deelen verdeeld, waarvan liet kleine, noordelijke aan Engeland behoort en liet groote, zuidelijke den grootsten onaf-liankelijken «bondsstaatquot; uitmaakt.
I. BRITSCH NOORD-AMERIKA.
Britsch Noord-Amerika strekt zich van den Atlantischen tot den Grooten oceaan uit, bestaat in 't noorden en 't noordoosten uit eene menigte gedeeltelijk nog ondoorzochte eilanden en schiereilanden, in 't zuiden en zuidwesten uit een verbazend groot laagland, als het ware een Amerikaansch Siberië, dat veel overeenkomst heeft met noordelijk Azië of Siberië: a. in klimaat en gesteldheid van den bodem, want men vindt er toendra's, uitgestrekte steppen, talrijke binnenmeren, rivieren, die in de IJszee uitloopen; b. in voortbrengselen, vooral pelsdieren, en c. in bewoners, die ook hier jagers en visschersvolken zijn. Alleen de orographische toestanden verschillen, daar zoowel de Zee-alpen als het Eotsgebergte niet dwars door het vastland loopen, maar als meridiaangebergte van het noorden naar het zuiden gaan. Ook zijn de steden in Siberië veel talrijker dan in dit Nieuw-Brit-tanje. Britsch Noord-Amerika bestaat thans uit:
«. Het Dominion of Canada (3^ mill. inw. op 165250 vk. mijl.). /.»♦., -o
1. Canada. Het vastland van Canada was voor IT^'i Fransch, en nog ten huldigen dage heeft Neder- of Oost-Canada eene hoofdzakelijk Fransche, katholieke bevolking; Opper- of West-Canada daarentegen een Engelsche, protestantsche. Deze „veel belovende kolonie van Engelandquot; heeft hare be-1 j, langrijkheid te danken aan de uitmuntende waterwegen van den Laurens-stroom tot aan het Boven-rueer, langs welke men door het Cleveland-kanaal de Niagara-vallen vermeden heeft. De hoofdrijkdom des lands wordt ge-i vormd door uitgestrekte wouden, daarom veel scheepsbouw en uitvoer van C. hout. Ook de visscherij in de rivieren, meren en de St. Lanrensgolf is aanzienlijk. Tegenwoordig wordt Canada verdeeld in de 2 provinciën: Onta-ri_a (Opper-Canada) en Quebec (Xeder-Canada). De belangrijkste steden
461
liRlTSCH NOÜKD-AMERIKA, § 73.
volgen in het gebied van den St. Laurensstroom aldus op elkander: Toronto (56 U00 inw.), bijna aan 't noordwestelijk einde van het meer Ontario, Kingston, de oude hoofdstad, die op een schiereiland aan de uitstrooming van de St. Laurens-rivier uit het meer Ontario ligt, Ottawa, aan de rivier van dien naam,eene zijrivier van den Laurensstroom, de nieuwe hoofdstad wegens hare centrale ligging op de grens van Opper- en Neder-Canada. De rivier Ottawa maakt hier met de Rideau;rivier, aldus genoemd naar den sluiervorraigen waterval, de Chandière- of Ketelvallen, diealleeen door de Niagara-vallen overtroffen worden en waarover een hangbrug gespannen is ter verbinding van de beide Canada's. Aan den mond der Ottowa in den Laurensstroom ligt Montreal (135000 inw.), de eerste handelsstad van Canada, en Quebec (60000 inw.), waar de Laurensstroom een golf wordt.
2. De vroeger onder den algemeenen naam van Acadië bekende schiereilanden, die door een smalle landengte verbonden zijn ; a. Kieuw-Bruns-wijk, bijna niets dan één woud, met de stad St. John (30000 inw.) aan den mond van de St. John in de veilige Fundy-baai, en h. Nieuw-Schqt-land, rijk aan steenkolen, met de haven Halifax (30000 inw.), de belangrijkste haven in Britsch Noord-Amerika, c. het eiland Cap-Breton, dat een schat van steenkolen bezit.
3. In 1870 is het voormalige Euperts-land en het Noord-Westelijk gebied als provincie Manitoba met het Dominion of Canada vereenigd;
4. Insgelijks in 1871 de kolonie Britsch-Columbia, of de aan pels-dieren zoo rijke kuststrook tusschen het Rotsgebergte en de zee, met de hoofdstad Nienw-Westminster aan deFraserrivier. Deze bezit uitgestrekte, ondoordringbare wouden, rijke kolenlagen en zeer winstgevende visscherijen, vooral op zalm i n de rivieren; het zuidely k deel is geschikt voor de aankweeking van Europeesche veldvruchten; het zuidwestelijk deel, aan de Fraser-rivier,
^ doch vooral het eiland Van Couver, is rijk aan goud. Zij is de eenige Brit-• schë bezitting aan den^rooten oceaan, en daarom de natuurlijke stapelplaats van den Engelschen handel op deze zee; zij ligt tegenover de dicht bevolkte Achter-Aziatische rijken China en Japan, die zich thans beginnen te openen voor den Europeeschen handel, eu op dezelfde breedte als het Russische srebied aan den Amoer, waarmede zij des te beter kan wedijveren, omdat hare havens het geheele jaar door vrij zijn van ijs. De sterke fjordvorming van het eiland Van Couver maakt van zijne bewoners, die men de „Noormannen der nieuwe wereldquot; noemt, uitmuntende zeelieden.
5. Sedert 1873 behoort verder het Prins Eduard-eiland in de golf van St. Laurens tot het Dominion of Canada.
6. Ook quot;de''Hudsonsb aai-landen, die op 135000 vk. mijl. slechts 100000 inw. tellen, worden er toe gerekend,
b. Het weinig bevolkte eiland Newfoundland (161000 inw. op 1891 vk. mijl.) het oostelijk deel van Noord-Amerika, met de hoofdplaats St. John, heeft eene menigte kleine en groote meren en een buitengewonen
462
DE VEREEM1GDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA. § 73. 4Ö3
rijkdom aan jaclitdieren. Nergens ter wereld wordt meer aan de kabeljauw-Tn robbenvangst gedaan dan hier.
c. De meer dan 300 kleine, doch wegens het zachte klimaat sterk bevolkte (l_vk. mijl met 11400 inw.) Bermuda-eilanden, aldus genoemd naar den ontdekker, liggen ten oosten der kust van Noord-Carolina. Door het maken van groote kosten om ze te bevestigen heeft de Engelsche regeering fe kennen gegeven welke waarde zij hecht aan het bezit van deze zoo onaanzienlijke groep koraal-eilanden als punt voor den handel, voor de tras-atlantische vaart en als toevluchtsoord voor Engelsche vloten ingeval van een oorlog ter zee met Amerika.
2. DE VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
Do oostelijke kuststreek van Nooi'd-Amerika heeft alles wat noodig is om tot een hoogen trap van ontwikkeling te geraken; eene gematigde luchtstreek, waterrijke rivieren, vruchtbare vlakten, een schat van de belangrijkste delfstoffen, kusten rijk aan havens en een korten afstand van de oude wereld, die de bron der beschaving voor de nieuwe wereld is. Deze samenloop van allo voorwaarden tot ontwikkeling en vermeerdering van den natuurlijken rijkdom heeft reeds nu de Unie tot den beschaafdsten, be-volktsten en machtigsten staat van hot westelijk halfrond gemaakt en na Engeland tot de eerste handelsmogendhoid verheven. Zij heeft door hare stelling op het wereldrond dit hoogst belangrijk voorrecht boven de zeevarende mogendheden van Europa, dat hare kusten door de beide grootste oceanen bespoold worden. Deze zijn weder door den 713 mijl. langen Pa c i f i c-spoorweg verbon-den, die op eene hoogte van 2150 met. over het Rotsgebergte loopt, terwijl nog twee interoceanische spoorwegen den handel moeten bevorderen. Aldus is aan den overvloed van producten: katoen, granen, tabak, dieren, hout, die in een reusachtige mate toeneemt, ook een weg naar het westen geopend.
De groote uitgestrektheid der Unie over 24 breedtegraden sluit eene groote verscheidenheid van klimaat en bijgevolg ook van den plantengroei in zich. Met betrekking tot de voortbrengselen heeft men het noordelijk ge-deeltede graanstreek, het middelste de katoenstreek en het zuidelijk de suikerstreek genoemd; doch in de beide laatsten komen in de kleine moerassige kuststreek van Georgië en Znid-Carolina de tabak en ook de rijst onder de hoofdproducten voor. De veeteelt heeft insgelijks eene verbazende vlucht genomen en de westelijke staten leveren hun overvloed
DE NOORDELIJKE STATEN. § 73.
aan vee en dierlijke voortbrengselen op de oostelijke markten. Eveneens brengt het westen, vooral Californië (sedert 1848) en Nevada, de meeste edele metalen in den handel, terwijl de_rijke._ij7.er- en steenkolen; 1 agen zich over bijna het geheele gebied der Unie uitstrekken. Sedert 1860 is ook de aardolie (petroleum) voor Pennsylvanië en Virginië een hoogst aanzienlijk artikel van uitvoer, vooral naar Nederland, België en Duitschland geworden. — De industrie in katoenen goederen en machinericn heeft inzonderheid in de noordelijke staten, en wel het meest in New-York, Massachusets en Pennsylvanië, tengevolge der talrijke, maatschappijen, zulk eene vlucht genomen, dat men in menig opzicht geheel onafhankelijk is van het buitenland.
De „Uniequot;, welker bevolking hoofdzakelijk Engelsch is, en sedert de eerste telling in 1790 (3929 328 inw.^ tienmaal grooter is geworden, bestaat thans uit 39 staten, 1 district en 9 territoriën, die, gelijk Zwitserland, een deinocratischen bondsstaat met eene gemeenschappelijke grondwet vormen, terwijl elke afzonderlijke staat weder zyne eigene regeering heeft.
.JSet geheel wordt bestuurd door een „congresquot; van gekozen afgevaardigden uit de afzonderlijke staten, dat uit twee huizen bestaat: het huis der senatoren en dat der volksvertegenwoordigers. Het vergadert te Washington en maakt wetten voor algemeene aangelegenheden. De uitvoerende macht berust bij den verantwoordelijken president, die om de vier jaren gekozen wordt, of bij den vice-president als diens plaatsvervanger, gedeeltelijk onder toezicht van den senaat. Een door hem zeiven gekozen ministerie van 7 leden staat hem ter zyde. Op dezelfde wijze gaat het in de afzonderlijke staten, welker afzonderlijk bestuur door een gekozen gouverneur wordt waarge -nomen volgens de wetten, die door gekozen senatoren en volksvertegenwoordigers gemaakt zijn. — De territoriën, d. i. nieuwe provinciën, welke door verovering, koop of afstand in het bezit der Noord-Amerikaansche republiek gekomen zijn, zenden tot zoo lang zij onder de „statenquot; opgenomen worden, hetwelk plaats heeft als zij 60000 mannen boven 25 jaren hebben, „afgevaardigdenquot; zonder stemrecht naar de volksvertegenwoordiging. De Unie telt 14 steden met meer dan 100000 inwoners.
De Se naat bestaat uit 78 leden, dus voor eiken staat 2, door de wetgevende machten van eiken staat voor G jaren gekozen; de volksvertegenwoordigers worden door het volk uit eiken staat gekozen voor 2 jaar; hun getal regelt zich naar de bevolking. De kleurlingen hebben thans ook het stemrecht verkregen.
JL De 6 noordoostelijke staten of Nieuw-Engeland:
a. Maine, de noprdoostelijkste staat der Unie, niet de hoofdstad Portland (26000 inw.). De houthandel houdt de reederij der 13 havenplaatsen 'bezig, die jaarlijks éene groote hoeveelheid planken en blokken uit dezen
464
DE MIDDELSTAIEN VAN NOOUD-AMERIKA. § 73.
voor 2/3 nog met oorspronMijke wouden bedekten staat uitvoeren. Bangor is hiervan de voornaamste.
New-Hampshire („Amerikaansch Zwitserlandquot;^ met de_o]ikornende fabriekstad Manchester.
. c. Vermont, aldus genoemd naar de groene weidestreken, is de eenige binnenstaat in het oosten der Unie.
d. Massachusets, de moederstaat van Nieuw-Engeland en nu nog in 'dichtheid van bevolking (4000 inw. op 1 vk. mijl), nijverheid (katoenspinnerijen) en beschaving des geestes de eerste staat der IJnie. Boston (250000 inw.), aan eene door verscheidene eilanden beschutte golf, is de wieg der Unie, het „AmerikaanscheAthenequot;, de hoofdzetel van de wetenschappen en tevens van den Araerikaanschen ijshandel tot zelfs in Oost-Indië ; Lowell (40000 inw.), de belangrijkste fabriekstad voor katoen en wolartikelen, het „Manchester van Amerikaquot;.
e. Connecticut, besproeid door de rivier van d!■■■gt; naam en daarnaar genoemd, met Ne w-Haven~51000 inw.), univefgiti^iiilfiiL.de tegenwoordige hoofdstad Hartford aan den Connecticut.
ƒ. Rh o de-1s 1 and is de kleinste „staafquot; (slechts (11 vk. mijlen) der . Unie, maar voljens de dictitheiiT van TsevoTking, die bij aan de katoenindustrie te danken heeft, de tweede (3563 op 1 vk. riiijT), niet quot;Pr o vi-quot; deneéquot; (G9000 inw.), universitêit voor ■liapfistlsche 'geestelijken.
2. De 5 middelstaten op de oostzijde:
a. New-York, genoemd naar den hertog van York, deu broeder van Karei II, is door volstrekte bevolking (4% mill.), handel en welvaart de eerste onder alle staten, met vele aanzienlijke steden: Ne w-York (1040000 inw.), op het eiland Manhattan, dat gevormd wordt door de East-river en de monding vau den Hudson, die verder door het Erie-kanaal met de groote meren verbonden is. Spoorwegen komen hier van alle kanten samen. De haven, waarvan de eene toegang door het wegruimen der rots Hell-Gate zeer verbeterd is, is nu van alle zijden gemakkelijk genaakbaar en goed beschut. Daarom is zij de eerste handelsstad der nieuwe wereld, tevens een voornaam punt der industrie en de hoofdhaven voor de landverhuizers naar Amerika, die in Castle Garden aan wal komen. Tegenover haar ligt, enkel door den mond der East-river gescheiden, doch dooreen kettingbrug verbonden, op Long-Island de stad Brooklyn (met Williamshaven, 396000 inw.); verder Albany (76000 inw.), aan den Hudson, Buffalo (117000inw.) aan de afwatering van het meer Erie door middel van de rivier Niagara, het middelpunt van den handel op de groote meren, vooral voor granen, hout en dierlijke voortbrengselen. Kochester (02000 inw.), aan de zuidzijde van het meer Ontario.
b. New-Jersey heeft eene aanzienlijke nijverheid in gietstaal ait het voortreffelijke ijzer, quot;Sat hier gewonnen wordt. Newark (105000 inw.), een stad, die door spoorwegverbindingen naar alle zijden en door industrie
rÜTZ, VEUGEL. AAKDK. 30
4G5
COLUMBIA. ZUIDOOSTELIJKE STATEN. § 73.
spoedig in bloei toenam, en Jersey-City (83000 inw.), tegenover New-York aan den Hudson.
c. Pennsylvanië, d. i. het wond des kwakers Penn (bijna 3'/j mill, inw.), is na New-York do meest bevolkte staat der Unie. Philadelphia (817000 inw.), de „Kwakersstadquot;, aan den Delaware-stroom, niet ver van den mond, de tweede stad van Amerika. Zij onderscheidt zich door haar regelmatigen bouw, door fabrieken, welvaart, letterkundige en liefdadige inrichtingen. Hier werd in 177G de Unie onafhankelijk verklaard. Pittsburg (SOOOOanw.), aan den Boven-Ohio, in het midden van eene onuitputtelijke steenkolenstreek, liet „Amerikaansch Birminghamquot;, en daarom eene grootsche metaal-industriej het is met Alleghany _(53000 inwj tot ééne stad verbonden. Door de ontdekking der rjjke petroleumbronnen — het „Oliedoradequot; — is het meest woeste en afgelegenste noordwestelijk deel van het bergland van Pennsylvanië, aan beide oevers van de Alleghany-rivier, een der bedrijvigste gewesten der Vereenigde Staten geworden. Op den rechteroever der Oil Creek, bij hare monding in den Alleghany, ten noortien van Pittsburg, is in den laatsten tijd Oil City, als de belangrijkste der petroleumstedeu, gesticht.
d. Delaware, aan de golf van dien naam en aldus genoemd naar een ■ door storm derwaarts gevoerden Lord Delaware, is het oostelijk deel van
een schiereiland tusschen de Chesapeake-baai en den Atlantischen oceaan, met de industriestad Wilmington aan den Delaware.
e. Maryland, aldus genoemd ter eere van koningin Henriette Maria, gemalin van Karei I, ligt op beide kusten van de Chesapeake-baai. De groote handel- en universiteitsstad Baltimore (267000 inw.), niet ver quot;van de Chesapeake-baai, is de grootste tabaks- en meelmarkt der Unie en 'drijft een aanzielijken handel in oesters (ocsterbeurs). V quot;, ■ - VvvCvi-
3. Het Bonds district Columbia (slechts 2l/! vk. mijl) staat on- • der het onmiddellijk beheer van het congres en bevat Washington (109 000 inw.) aan de Potomac, de hoofdstad der Unie en de zetel van het congres op het Kapitool en den president in het „Witte huisquot;, alsmede van wetenschappelijk nationale instellingen.
_4L De 6 zuidoostelijke staten. Daarin het zuidoosten de moerassige en aan overstrooming blootgestelde grond vooral voor rijstbouw, in het zuiden de rijke alluviale grond voor het aankweeken van suikerriet, en het heuvelachtige land in het midden voor den aanbouw van katoen en tabak uiterst geschikt is, wordt hier veel werk gemaakt van de plantages, maar niets gedaan aan Industrie en zeer weinig aan handel.
a en b. Virginië, genoemd ter eere van koningin Elizabeth (1% mill. ^ inw.), scheidde zich in den burgeroorlog 18G2 in twee staten; West-Vir-ginië, dat zich bij de noordelijke staten aanslootten Oost-Virginië, dateeen hoofdpunt was in de scheuring. Eichmond (51000 inw.), aan de Jamesrivier, was de hoofdstad der „Verbonden Statenquot; tot op hare
4G6
ZUIDOOSTELIJKE EN ZÜIDELIJ KB STATEN. § 73.
inneming, April 1865. In West-Virginië en het daaraan grenzende zuidoostelijke Ohio wordt de petroleum in grooter hoeveelheid gevonden dan in eenige andere streek van Noord-Amerika. '*quot;••• '
c. Noord-Carolina, vóór de scheiding van Engeland genoemd naar Carolina, de gemalin van Karei II,met de kleine haven Wilmington.
d. Zuid-Carol i na, met de liaven Charleston (49000 inw.) aan den Atlantisehen oceaan, uitvoer van katoen, indigo en rijst.
e. Georgië, genoemd naar koning George lï, op wiens bevel (1732) Georgië van Carolina gescheiden werd, met de haven Sa^vannah, aan de rivier van dien naam. Atlanta, in het midden van de katoenstreek, is de aanzienlijkste binnenlandsche stad in liet zuiden der Unie.
f. Florida, op het feest Pascua Florida, d. i. Palmzondag ontdekt, is wegens de vele moerassen weinig bebouwd. Op den prairiegrond wordt veel vee geteeld.
a. Arkansas, met de stad Little-Rock aan den Arkansas, eene zijrivier van den Mississippi.
i. Tennessee, met Memphis aan den Mississippi.
c. Kentucky, niet Louisville (100000 inw.) aan den Ohio, in den zoogenaamden tuin van Kentucky, liet middelpunt van den tabakshandel.
d. Alabama, met Mobile, tegenover de uitwatering van den Ala-bamastroom, groote katoenmarkt.
e. Mississippi, eeu vruchtbaar deltaland, westelgk van Alabama tot aan den Mississippi; Vicksburg ligt aan den Beneden-Mississippi.
f. Louisiana, genoemd naar Lode wijk XIV, met Nieuw-Or leans (193000 inw., ten deele kleurlingen), aan het begin van de hoogst ongezonde Mississippi-delta, de volkrijkste stad in het zuiden der Unie. Zij is nog steeds de hoofdhaven voor den uitvoer van katoen, en al moet zij thans de voordeden van den handel met de Atlantische havens deelen, de spoorwegen komen ook haar ten bate en zij is nog in 't algemeen de uitvoerhaven voor de voortbrengselen van het grootste Noord-Amerikaansche stroomgebied, welks grootste helft door weinige landen der aarde in vruchtbaarheid overtroffen wordt, en welks schatten aan hout, niet diepliggende steenkolen en metalen (lood, ijzer, koper, zink) onuitputtelijk zijn. (Jaarlyksche omzet van den handel meer dan 200 mill, dollars).
y. Texas (spr.: Téchas), genoemd naar een stam Indianen, is de grootste van alle „statenquot; (12904 vk. mijlen, maar met slechts 4/-, mill. inw.). Het is een terrasvormig prairieland met afwisselende perioden van groote droogte, waardoor alle wouden en grasvlakten verdorren en kwijnen, en van overvloedige vochtigheid. De poolpassaten schijnen van deze gesteldheid de oorzaak te zijn, daar binnen den noordelijken poolcirkel ook quot;eenequot;reeks koudere jaren afwisselt met eene reeks warmere jaren. De kust is door duinen, welke de golfslag der zee opgeworpen heeft en die tot 16 met. hoog zijn, ontoeganke-
30*
4Ü7
4G8 DE NOORD-WESTELIJKE STATEN VAN NOORD-AMERIKA. § 73.
lijk geworden. De eenige liaven is Galveston. Het westelijk deel aan den Kio Grande heeft een aanzienlijken, nog niet ontsloten rijkdom aan metalen.
6. De 12 noordwestelijke of centraalstaten vormen de eigenlijke korenschuren van Noord-Araerika en hebben voor den overvloed aan voortbrengselen gemakkelijke wegen: naar liet noorden de meren, naar het zuiden den Mississippi, naar het oosten den Hudson en de kanalen op New-York. Juist in westelijk Noord-Amerika loopt het meest de verbazende vlucht in 't oog, die de middelen van verkeer van onzen tijd aan den handel geven.
a. Ohio, tusschen de rivier van dien naam en het meer Erie (2'2/, mill. 1 inw.), de meest bevolkte van alle staten ten westen van het Alleghany-gebergte, met de stad Cincinnati (216 000 inw.), aan den Ohio, de „koningin van het westenquot; en wegens de inrichtingen van wetenschap en liefdadigheid „westelijk Philadelphiaquot; genoemd. Het is een hoofdplaats voor den uitvoer van allerhande graansoorten, vee en dierlijke producten, tevens eene aanzienlijke fnbriekstnd. ^ 1 e vel n n d tóóiXid inw.l, de voornaamste havenplaats aan het meer Erie.
i. Michigan, tusschen het Boven-, Huron- en Michigan-meer, en op V beide oevers van dit laatste water, met de stad Detroit (jfi^OOC) inw.), een belangrijk punt voor den uitvoer van landbouw-producten en vee.
c. Indiana (ruim 1% mill, inw.), in het zuidoosten van liet Michigan-meer, een prairie-staat, met de stad Indianapolis, evenals i Q, (l. Illinois (2'/j mill, inw.), in het zuidwesten van het Michigan-meer.
Aan den mond van de Chicago-rivier in liet meer Michigan ligt de jongste der groote steden Chicago (410000 inw.), de voornaamste koorn-, vleesch-(ftnyi' -'en houtmarkt der Unie en tevens de voornaamste fabriekstad van het noord-lrtgt; westen. In Chicago komen talrijke spoorwegen tezamen, die meest door graan-xijke streken loopen. Het Illinois- en Michigan-kanaal opent voor deze Ij P-' ' t markt ook eene watergemeenschap met den Mississippi en daardoor ook met de zee, waarvan de stad 200 mijlen verwijderd is. „Zij ligt midden in het (i N binnenland en heeft toch het meeste belang by den oceaan.quot;
./ e. quot;Wisconsin, ten westen van het Michigan- en ten zuiden vau het Boven-meer, met Milwaukee (71000, meerendeels Duitsche inw.), aan den mond der gelijknamige rivier in het meer Michigan, insgelijks snel opgekomen als stapelplaats voor de producten van het westen (tarwe). f. Jowa (spr.: Eiowee), een prairieland tusschen Mississippi en Missouri. (j. Missouri, op beide oevers van den benedenloop der rivier van dien ■ naam, met St. Louis (450 000 inw.,quot;1/, Duitsch), in de nabijheid van'de samenstrooming van den Missouri en den Illinois met den Mississippi, daarom het middelpunt van eene buitengewoon drukke binnenvaart met 600 groote stoombooten en van het verkeer in de meer westelijke deelen der Vereenigde Staten; alle groote spoorlijnen komen hier bijeen. De ligging der stad in het centrum tusschen twee oceanen, in het midden van het Mis-sissippi-dal, dat onuitputtelijke schatten aan hout, steenkolen en metalen,
DE WESTELIJKE STATEN VAN NOORD-AMERIKA. § 73.
vooral ijzer, bezit en bloeiend is door landbouw en veeteelt, maakt haar tot de „hoofdstad van 't westenquot;.
h. Minesota, het brongebied van den Mississippi, is het noordelijkst gelegene cultuurland der Unie. Aan den Mississippi, tegenover de uitwatering van de Minesota-rivier, ligt de hoofdstad St. Paul, de „handelssleutelquot; van 't noordwesten.
i. Kansas, genoemd naar eene gelijknamige zijrivier van den Missouri,
heeftin een tiental jaren zijne bevolking zien verdrievoudigen. Veel belangrijker dan de hoofdstad To pec a aan den Kansas is Kansas City aan den Kansas, grensstad naar den kant van Missouri.
k. Nebraska, genoemd naar een zijrivier van den Missouri, loopt van den Missouri tot aan de Eocky Mountains, is rijk aan edele metalen, maar bijna uitsluitend bewoond door wilde stammen van Indianen. De nieuwe stad Omaha is het uitgangspunt der Pacificbaan.
I. Colorado, door de Rocky Mountains in twee deelen gescheiden, met het mijngewest van de Pikepeak, dat zeer rijk is in goud en andere metalen. lieden jongsten tijd werden dicht bij de hoofdstad Denver City onmetelijke steenkolenlagen ontdekt, wat een onberekenbaar voordeel is voor den Pacific-spoorweg, die langs deze lagen loopt.
m. N i eu w-Mej ico, vroeger een gedeelte van Mejico, dat deze republiek na den ongelukkigen oorlog, 1846—1848, met Californië aan de Unie afstond; de hoofdstad is Santa Pé, aan een zijrivier van den liio (irande.
7. De 3 staten van den Grooten oceaan.
a. Oregon, het kustland ten zuiden van de Columbia-of Oregon-rivier, aan welker monding het fort Astoria ligt, heeft aan een andere der zijrivieren de opkomende stad Portland. Het Caseadengebergte, de voortzetting van den Californischen Sierra-Nevada, met den Mount-Hood (5600 met.), den hoogsten top der Unie, verdeelt Oregon in eene grootere, maar nog onbebouwde oostelijke en een kleinere, eerst onlangs bezette westelgke helft. De wouden bevatten de beste en nuttigste houtsoorten.
b. Californië (8888 vk. mijlen'), het metaalrijke, 150 mijlen lange kustland aan den Grooten oceaan, heeft tevens overvloed van uitmuntend
. timmerhout (zie BI. 454), een door kunstmatige besproeiing vruchtbaren grond, rijke aard-oliebronnen, warme mineraalbronnen, bevaarbare rivieren inliet binneiïland, goede havens en eene uitmuntende ligging voor den handel.
Deze staat bezit dus alles wat noodig is voor een krachtig ontluiken van land-bonw, wjjn- en tabakscultuur, veeteelt quot;(wol) en nijverheid. In den jongsten tijd j ( hebben geïmmigreerde Japanneezen en Chineezen zich ook op zijdeteelt en quot;quot;'f1 ' theebouw toegelegd. De hoofdstad St. Francisco, aan „de Gouden Poortquot;, den smallen ingang naar eene fraaie golf van denzelfden naam, waarin alle vlo-ten der aarde beschutting zouden kunnen vindenjjwas in 1848, vóór de ontdek- ^
king der goudmijnen aan de Sacramento riviev, nog een dorp en telt thans
■.. van alle rassen, zoodat geen puut der aaide een zoo bont ethno-
. ik,-
4G9
470 DE TERRITORIÜN VAN NOORD-AMERIKA. § 73.
i ----- ' i/ Cv'f** 'b.*- j ^ L I --„
graphiscli schouwspel aanbiedt. Zij is spoedig de aanzienlijkste handelstad op de geheele westkust van Amerika, het „Ïfew-York aan den Stillen oceaanquot;, geworden door de voltooiing van de Pacific-baan en de opening eener stoomvaart op Australië. Voortdurend neemt zij in bloei toe.
c. Nevada, ten oosten van Californië, heeft in het vruchtbare Carson-dal, dat in 't westen rijk is aan zilver, het voornaamste zilvergebied dei-aarde. De ontginning dezer mijnen heeft veel bijgedragen tot de waardevermindering van het zilver in de laatste jaren. Pe nieuwe stad Virginia, in eene streek die allen plantengroei mist, overtreft als middelpunt der zilvermijnen door snellen bloei zeer ver St. Francisco in Californië. De zetel der regeering is nochtans te Carson, dewijl men in Amerika om staatkundige redenen dien gaarne vestigt in kleine steden.
De 9 territoriën 1), ten westen van het Mississippigebied.
a. Utah (spr.: Joetee), grootendeels eene dorre zandwoestijn in het Rotsgebergte, met zoutmeren en zoutvlakten. De nieuwe godsdienst-secte der Mormonen (thans ongeveer 100000) of der „heiligen van de laatste dagenquot; heeft zich hier gevestigd en de woeste omstreken van het groote Zoutmeer, welks afwatering zij de Jordaan noemen, door een kunstmatig besproeiingsstelsel vruchtbaar gemaakt. Zonder verlof van het congres stichtten zij den democratisch-theocratischen staat „Deseretquot; met eene hoofdstad Nieuw-Jernz:alem (of Great-Salt-Lake-Citu^ d. i. groote zoutmeerstad, met 15000 inw.), op den rechteroever van den Jordaan, 3 mijlen boven de uitwatering in het groote Zoutmeer. Zij wordt bestuurd door een presidentschap, bestaande uit den „zienerquot; of profeet en twee raden.
b. Daeota, op beide oevers van den Boven-Missouri, rijk aan timmerhout, \ kolen en andere delfstoffen. De hoofdstad is Yankton, aan den Missouri.
^Washington, het noord westelijkste gebied van het Rotsgebergte tot aan den Grooten oceaan, met zeer rijke goudmijnen en de stad Olym-pia. De kustlanden van dit gebied, waardoor de rivier Columbia stroomt, leveren het beste hout voor den scheepsbouw.
d. Arizona, door de Colorado in het westen van Californië gescheiden, werd in 1854 door Mejico aan de Unie verkocht en met eenige noordwes-telijke grensstreken van het toenmalige gebied Nieuw-Mejico en de zuidelijke strook van Utah vermeerderd. Zijn rijkdom aan edele metalen heeft spoedig eene menigte goudjagers uitgelokt.
e. Idaho, ten zuidwesten van het Rotsgebergte, het minst bekende deel der Unie, waar verscheidene steden als middelpunten van mijndistricten ontstaan zijn. Uit de noordelijke helft werd een afzonderlijk gebied
f. Montana f'-omaakt. Hier ligt een der grootste ketenen van gescheurde, naaldvormigeLava-Piks (3500—39G0met.hoog),en in het bekken-vormige dal van het Rotsgebergte, waardoor de Yellow-stone-rivier naar den
1) Koner's Zeitschrift für allg. Erdk. 17 B., kaart 3.
MIDDEL-AMEEIKA. § 74.
Boven-Missouri stroomt, vindt men minstens 50 grootsclie Geysers met verbazende, in onregelmatige tussclienruimten opspringende waterzuilen tot 90 met. hoog, bovendien moer dan 1000 warme bronnen. Het congres heeft de geheele streek tot een nationaal park verklaard, ten einde haar in haren natuurlijken staat te behouden.
y. Alaska, of de voormalige, onbebouwbare Eussische bezittingen in Amerika, aan de Eehringzee, tot 11° n. br., op grooten afstand van de Unie, met rijke kustvorming, heeft bij een betrekkelijk zacht klimaat nog boom-groei, maar geen graanbouw. Het grootste gedeelte van het gebied is nog eene weinig bezochte woestenij, die alleen om den pelshandel en de uitmuntende, nuttige houtsoorten eenige bevolking heeft getrokken (70000 op 27158 vk. mijl., en daaronder 500 blanken). Hoofdplaats Sitka.
/i. Wyoming (d. i. vlakland), zijnde de noordelyke helft van Colorado , en evenals dit rijk aan metalen, steenkolen, zout, olie en minerale bronnen. Het gedeelte, waardoor de Yellow-stroom loopt, behoort ook tot het nationale park.
i. Het zoogenaamde Indian-territory is door Indianen bezet, die, om niet onder de blanken hun ondergang te vinden, tengevolge van verdragen met de regeering der Unie, hunne bezittingen ten oosten van den Mississippi hebben verruild tegen landerijen ten westen van die rivier, alsmede tegen andere schadeloosstellingen in geld en geldswaarde. Dit land is in een constitutioneelen zin des woords geen territoir der Vereenigde Staten; de president heeft er geen stadhouder. Do Indianen leven meer onafhankelijk onder hunne hoofden of in vrije genootschappen.
In den Grooten oceaan aan beide zijden van den equator is een aantal kleine eilanden (atollen) lieTeigenclom van guano-iuaatschappijen der Ver-eenigde Staten geworden, die men Amerikaanscïï 1*013'11 ®siö 1) genoemd heeft.
§ 74.
MIDDEL-AMERIKA.
1. DE 11EPUBLIEK MEJ1CO.
Mojico, liet voormalige vicc-koninkrijk Nieuw-Spanjo, verheft zich als een grooto lanclrug tussclien cTè lieicle grootste oceanon eu vereenigt in zich alle vormen van den grond cn alle klimaten. Ook na herhaalde malen verschillende tfêëlêïï' van'zijn gebied aan do Vereenigde Staten te hebben aïgestaan, is het iiog aTfijcI een der aanzienlijkste staten van het westelijk haürond: door zijne Iicfcnng, die even gunstiff is voor den handel met Europa als met
471
CO O' ____O___O ^ [ ___
]) Pctermann's Mitth. 1S59, bl. 173 cn kaart 8.
472 DE REPUBLIEK. MEJICO. § 74.
Aziü, door de groote steden, die liier dicht bij elkander liggen, door buitengewonen rijkdom aan metalen, vooral zilver, en dobrquot;quot;de verscheïclenlieid in den plantengroei op zijne drie verscTiilIêiide 'fioogtèn en Haannt voortspruitende klimatisclie gewesten.
ét Het bestaat uit de koude hoogvlakte Atmhuac (2600 met.), uit gematigde terrasvormige randen, met noordsche cultuur-gewassen, en twee warme, vocli-tige kuststreken, vruchtbaar in tropische voortbrengselen, als suiker, katoen, cochenille enz. ; maar het lantl is ongezond (gele koorts). Do bevoTkTng bestaat uit zeer verschillende elementen ; voor de_ helft zijn het Indianen, voor een vierde Mestizen en voor een vijfde Creolen. De werkzaamheid van den mensch beantwoordt weinig aan den grooten natuurlijken rijlcdom, want akkerbouw en vëêfëëmêvefën te Vaïïwernood ielsquot;quot;meer dan voor het bm-nenlandscli verbrni^aoo^ is^^^een^m^^Te^milyn^iiVg^ler^tlnike vermijnen houden z'cli'jë'inboorlingen ijverig bezig!'17e Tian^eTis ii'i weer-wil der gunstige ligging des lands van weinig beteëkenis, omdat er, vooraT aan Je oostlTiistT^éên goeJe 'fiavéns zijn. Bevaarbare rivieren worden er wegens de weinige uitgebreidheid des lands van het oosten naar het westen niet gevonden; aairTevfiglTen bruikbar~quot;wêgênTsquot;'voITïomen geBreKT'OolTquot; zijn de omwentelingen, die sedert 182! aafïlióuïïêri'd gew-öed 1 hebbeii, eeii ware hinderpaal voor den bloei en de welvaart geweest. De nieuwe verdeeling van het land is die in 27 staten, 1 bondsdistrict (21 vk. mijl.) en het territoir van Tsieuw-Californië. De wetgevende macht berust bij eene kamer, de uitvoerende bij een president.
Topographie.
Op de hoogvlakte van Anahuac ligt de fraai en regelmatig gebouwde^ hoofdstad Mejico (230000 inw.), met eene slechts in naam bestaande universiteit. Zij vormt met hare omgeving het bondsdistrict. Ook worden Tner aangetroffen de meeste steden van den tweeden rang: la Paebla (68000 inw.), de oudste Europeesche stad op het vastland van JméHTaT, thans de voornaamste fabriekstad des rijks; Gua dal aj ara (71 OnOTnw.), S_t. Louis Potosi (34000 inw.), de twee laatsten dicht bij de zilvermijnen. De hoofdzetel vanliet mijnwezèïTis Guanajuato (63000 inw.), die van de katoen-industrie Queretaro (48000 inw.). In 't noordoosten ligt Leon de los Aldamas (100000 inw.). De havens aan den Grooten oceaan, zooals Acapulco, zijn weinig bezocht; want des zomers, tot November zelfs, woeden hevige stormen op de westkust, die men dan slechts met gevaar kan naderen. De zeer ongezonde kuststreek aan de Mejicaansche golf is met lagunen en klippen omgeven en heeft geen inham van eenige beteekenis; de havens zijn niets meer dan onveilige, aan alle stormen prijs gegeven reeden, sommige alleen landingsplaatsen: Tampico en Vera _Cruz, aan de golf van Mejico, twee plaatsen waarover de uitvoer van
CENTUAAL-A11ERIKA. § 74.
goud, zilver., verfhout enz. naar en de invoer uit Europa loopen. Mata-moros, aan den mond der grensrivier, den Rio Grande del Norte.
De Mejieaansche ouiiheden; tempels, priesterpaleizen, offer-pyramiden^ grafplaatsen, pyramidale en kegelvormige gebouwen, met deels convexe, deel platte y.iivlakken, welke men vooral in Zuid-Meiieo, zoowel ia de nabijheid van de ^olf van Mejico als van die van Tehuantepec vindt, getuigen van eene beschaving, die^ quot;doorliet biunendrTïigeii Jer ■lOuropeancn is ondergegaan.
2. DE VEREEXIODE STATEN VAN CENTRA AI.-AMERIKA 1).
De isthmus van Centraal-Araerika, van Tehuantepec in 't noorden tot Panama in 't zuiden, bestaat uit een zeer vruchtbare hoogte in het binnenland, dat, doorsneden door de Cordillera's van Centraal-Amerika, aan de randen (tot 3700 met.) hooge vulkaantoppen heeft en terrasvormig naar de vlakke, heete en ongezonde kustzoomen aan beide zeeën daalt, waar alle tropische gewassen tot rijpheid komen. — Deze isthmus is door zijne ligging tusschen en zijne iroede havf-ns aan de fceiiV grootste orcanen het vuoniaamste land* der wereld voor den doortocht geworden, vooral sedert de kolonisatie van Californië. Hij is op het westelijk halfrond wat de landengte van Suez op het oostelijk is, wanneer naast de drie iuter-oceanischë spoorwegen een dei-ontworpen kanaalverbindingen tusschen de beide oceanen tot uitvoering Jzal gekomen ziju.
De vijf republieken van Zuid-Amerika, van welke de kleinste, San Salvador (354 vk. mijl.) de sterkste bevolking heeft (1740 op 1 vk. mijl), zijn verdeeld over drie groepen van liet hoogland:
1. het vruchtbare hoogland van Guatemala (1600 met. hoog), waarboven oen rij vulkanische toppen uitsteekt, en waar naast de in 1773 door een aardbeving verwoeste stad Oud-Guatemala de hoofdstad N i e u w-G uatemala (45 000 inw.) ontstaan is ;
2. het insgelijks vruchtbare hoogland van Honduras met de hoofdstad Comayagua, (quot;7 ii 8000 inw.), waarvan zich zuidwestelijk
3. do hoogvlakte _S. Salvador afscheidt, die om de even veelvuldige als hevige aardbevingen de «hangmatquot; genoemd wordt, met de in 1854 bijna geheel verwoeste hoofdstad van denzelfden naam en de groote Centraal-Amerikaansche marktplaats San
_M i g u e 1;
473
4. het hoogland van Nicaragua met het groote meer van
1) Petermann, ilitth. ISöG, kaart 14.
474 DE VEKEENIGDE STATEN VAN CENTRAAL-AMERIKA. § 74.
Nicaragua (IC7 vk. mijl.), uit welks midden zich als een eiland de lieerlijkste vulkaankegel van Middol-Amerika, de reeds lang rustende Omotepec verheft. Ten westen van het meer ligt de stad Nicaragua. De re publiek van dien naam is wegens het heete, ongezonde laagland, in weerwil van den weligen plantengroei, de minst bevolkte staat van Middel-Amerika (90 inw. op 1 vk. mijl). Managua (10 000 inw.), de hoofdstad en de zetel der regeering, ligt noordwaarts aan het meer van dien naam, terwijl verder noordwaarts de oude hoofdstad Leon (35 000 inw.) ligt aan de westelijke zijde van de keten der Maribios, eene dichte reeks vulkanen, 14 op eene lengte van 15 mijlen, en waar in hot laatste, hoewel geïsoleerde lid, de Coseguina, in het jaar 1835 de vrees-lijkstb van alle bekende uitbarstingen heeft plaats gehad.
5. Ook het tafelland van Costa-Eica draagt reusachtige vulkaankegels. Yan den 8700 met. hoogen Irazoe ziet men beide oceanen. De beide hoofdplaatsen van deze republiek, du oude, (Tartago (20 000 inw.), en de nieuwe, S. José (30 000 inw.), liggen mid-den op het tafelland, omgeven door pisangtmnen en koffieplantages, in het land eencr altijddurende lente.
De oostelijke uitlooper van Centranl-Amerika bestaat uit het Mos-qu i t o-^elii cil: in 't noorden lot aan de kaap Honduras, in 't zuiden tot aan de rivier S. Juan, eene afwatering van het -meer Nicaragua. Hij wordt aldus genoemd naar de ongeveer 5000 inwoners van den kustrand, die bij de Spanjaarden Mos cos, bij de Engelschan „Mosquito s of afstammelingen van blanken, Indianen en Negers lieeten; in het binnenland trekken verscheidene Indiaansehe stammen rond. Op het zuidelijkste punt van het Mosquito-gcbied is in 1848 de stad Grey town — tegenwoordig de vrijhaven San Juan del Norte — ontstaan, aan den mond van den S. Juan, die het einde is van de groote inzinking van Centraal-Araerika, welke gebezigd wordt als verkeersweg van 't oosten en westen over den smallen isthmus van Nicaragua. Zoowel het Mosquito-gebied als Greytown is sedert 1860 met de republiek Nicaragua (weder) ver-eenigd.
Aan de oostkust van het schiereiland Yucatan, aan de golf van Honduras, ligt Britsch-Honduras of de nederzetting Belize, welke de En-gelseheu van de Spaansche regeering hebben weten te krijgen, in het vooruitzicht der hoogere beteekenis, die hieraan zon ten deel vallen als de landengte eens werd doorgegraven. De stad Belize is een hoofdmarkt voor den uitvoer van Campêche- en mahoniehout.
WEST-ISDlë. § 74.
3. AVEST-INDlë.
De talrijke , ongeveer 400 grootere en kleinere eilanden tus- ' schen'lNoord- en Zuicl-Amerika, als het ware; de pijlers cener gebroken brug tusschen beide continenten, doen zoowel door hun rijkdom aan goede havens en straten tusschen de afzonderlijke eilanden, als door de menigte en do waarde der handelsproducten aan den archipel der Soenda-eilanden denken en worden W e s t-Indiö genoemd. Zjj worden onderscheiden in de 4 gr0 01e en ƒ jle kloine AntiTIen, waarbij de 13 a li a ma- of Lucayschc/ eilanden zich in het noorden aansluiten. Zes verschillende Europeesche natiën en een Negervolk hebben de uitmuntencTtië^ sproeide en zeer vruchtbare Antillen onder elkander verdeeld, waar ^ alle koloniale waren, bijzonder koffie, suiker en tabak, sedert de /' quot;öplieffing der slavernij meestal door Indische en Chineesche koelies verbouwd worden. De tamelijk dichte bevolking (900 op 1 vk. mijl) bestaat uit 1 J/- mill, blanken en 2% mill, kleurlingen, zoowel Negers als Mulatten 1).
a. De Groote Antillen.
De neger-republiek Haïti, met Fransch sprekende bevolking en de ongezonde hoofdstad Port républicain (Port au Prince, 35000 in w.), beslaat het westelijk gedeelte van het uiterst vruchtbare eiland vau denzelfden naam (1310 vk. mijl., % mill, inw., Mulatten en Negers), dat den ingang tot de Caraïbiscbe-zee beheersclit en de eerste Europeescbe nederzetting in de Nieuwe wereld opnam, maar door den wreeden strijd dor rassen sedert de zoogenaamde bevrijding tot op heden in den treurigsten toestand vau woestenij is geraakt. ._Het-oas±alij.k- gfideelle...yaaii.eteiland, met de door Columbus gestichte hoofdstad S. Domingo, is, na herbaalde veree-niging met eu scheiding van den staat Haïti, sedei't 1865 weder eene afzonderlijke Mulatten-republiek geworden.
475
Het grootste enbelangrijlïsTe'eiland van quot;West-Indië is Cuba (2158 vk. mijl., I1/, mill, inw.tjra^rön^jaiijl., hlanken, mill, vrije kkurlingen), de «parel der Antillenquot;, ofschoon Haïti het nog overtreft in overrijke hulpbronnen. De uitmuntende, versterkte haven Havanna (L'.wnuo iuw.y, aan de golf van Mejico, is de belangrijkste handelsplaats van West-Indië en vanwaar de meeste suiker wordt uitgevoerd. S t. J a go (9G 000 inw.) is de voormalige hoofdstad. Cuba en het eiland Porto Ilico (165 vk. mijl.),
Pctemaun, Mitth. 1S74, kaart 17.
476 NEDEKLANDSCHE BEZITTINGEN IN WEST-INDlë. § 74.
met de stad S. Juan, zijnde laatste overblijfselen der eens zoo aanzienlijke Spaansche koloniën in Midden- en Zuid-Amerika.
Het goed bebouwde en ruim met havens bedeelde Jamaica (197 vk. mijl., 1/2 mill, inw.), met de havenstad Kingstown (35OüCT inw.), Is de belangrijkste bezitting der Engelsclien in West-Indiö.
AVanneei- men van de kleine Antillen de Maagden-eilanden uitzondert (ten oosten van Porto-Rico), worden de overige verdeeld in eilanden boven den wind, van de gemelde groep tot aan het eiland Granada in't zuiden, en eilanden onder den wind, van Tabago westwaarts tot Aruba. De eersten zijn het meesten vroeger blootgesteld aan den oostpassaat; de anderen krijgen hem om hunne meer zuidwestelijke ligging veel later.
Onder deze is bet zuidelijkste, liet kusteiland Trinidad (109000 inw.), tegenover de mondingeiTvan' denquot; ÖHnoFoTTiet lëlangrykste wegens zijne bevaarbare rivieren, uitmuntende havens v$ als sleutel tot de Caraïbi-jjfi ] scbe zee, die de Indii'vaarders aandoen om hunne chronometers te re-U gelen. Éet behoort, evenals de meeste kleine Antillen, aan de En-
? .. gelsohen; de Fransehen hebben alleen Martinique (153000 inw.), (ruadeloupe (164000 inw.) en eenige kleinere eilandjes; de Denen St. | fPTflquot;' O* yThoma8, St. Jan en St. Croix (zie bl. 422); de Zweden St. Bar-I tiielemy (zie bl. 419).
• ' ' ' c. Ook de noordoostelijk van Cuba gelegen groep der meer dan 600 lage, onvracïïtbare, bijna onbewoonde B ah am a-eilanden of Lucaysche in een koraalryk en daarom gevaarlijk gedeelte der zee, met de Turk- en C aicös eilanden (4700 inw.), arm aaii water, is om zijne belangrijke ligging uit een krijgskundig oogpunt door de Engelschen in bezit genomen, nadat zij lang door de Spanjaarden was verlaten. Tot deze behoort het door Columbus ontdekte eiland Guanahani, dat by S. Salvador noemde. . i.
De Nederlanders bezitten in quot;West-Indië:
1. Saba, '/3 vk. mgl groot, hoog en bergachtig, bijna niets meer dan eenë rots, dus een waar Gibraltar. De 2000 bewoners zijn voor de helft blanken.
2. St. Eusfatius {y2 vk. mijl), tellende 1800 inw., die zich bezig-Eoïïden met de teelt van koffie, tabak, suiker, katoen enz. Dit vulkanische eiland,quot;waar men geen rivieren of beken en toch vruchtbaren grond heeft, bestaat uit twee steile bergen. De zuidoostelijke, een uitgebrande vulkaan, die het quot;eenige water van het eiland bevat, is door eene smalle vallei met
quot;cRn anderen verbonden. De kusten zijn bijna ongenaakbaar; alleen hg de stad St. Eustatius (sedert 1828 vrijhaven) treft men eene goede reede aan.
3quot;. St. Martin (3100 inw.). Het zuidelijk ('/j) gedeelte (met de hoofd-
NEDEELANDSCTIE BEZITTINGEN IN WEST-INDlë. § 74.
stad Filipsburg) behoort aan Nederland, het overige (%) aan Frankrijk. Dit bergachtig eiland, waar cenig zout gewonnen wordt, heeft diep ingesneden kusten met veilige golven.
4. Curasao, Tiet hoofdpunt vóór den smokkelhandel in den archipel der Antillen, aan de kust van Venezuela, groot 7% vk. mijl met 21000, meestal katholieke inwoners, heeft moeielijk te genaken kusten en een wei-nig vruchtbaren grond wegens gebrek aan besproeiing. Eoofdproductcn zijn zout, cochenille, aloe. De hoofdplaats is Willemstad, aan de St. An na-baai, die eene der veiligste en gemakkelijkste havènsTieeftrSedert iö28ss hier een vrijhaven.
5. Aruba (met 5670 katholieke inw.). Dit aan de westkust lage en vlakke eiland is echter wegens de klippen weinig genaakbaar. Het is 'ó-vk. mijl groot en bestaat voor de helft uit goud bevattende bergen. quot;Wat bij ons de paarden zijn, zijn daar de ezels. De Oranjestad in het westelijk deel telt 3000 inwoners.
6. Bonaire, weinig voor de cultuur, maar zeer belangrijk voor dezeevaart. Dit (i'/z vk. mijl.) eiland met dorren, hoogen kalkgrond heeft 4170 inwoners.
7^. Klein-Curaijao, bijna gelijk met de zee, in 't oosten van Curapao, is onbewoond; de Avez- (Vogels-) eilanden. — Deze allen, met de kolonie Suriname (hl. 484), zijn bekend onder den naam van Neder-landsch West-Indië.
_ Ne d erl a n J s c h West-Indië wordt verdeeld in de gouvernementen Suriname en Curacao. Te Paramaribo woont de Gouverneur van Suriname, dien een Koloniale Raad ter zijde staat; op Curacao houdt de gouverneur van Curacao en onderhoorigheden zijn verblijf. Een koloniaal gerechtshof, welks voorzitter ook president is van het militair gerechtshof, handhaaft de wetten. Sedert 1 Juli 1863 is de slavernij afgeschaft.
ZÜID-AMERIKA.
Met uitzondering van een gedeelte van het noordoostelijk kustland Guyana, bestaat het vastland van Zu i d-A mer ika sleclits uit onafhankelijke staten: a. ééne monarchie, Brazilië, h. drie bondsstaten: de Vereenigde staten van Columbia, die van den Eio do la Plata en Venezuela, c. zes republieken: Ecuador, Peru, Bolivia, Chili, Paraguay en U ru gua v. De drie bondsstaten zoowel als de reinüiliekcn. uitgezonderd Chili, zijn tengevolge van het grootc verschil dor be-volking, als: blanken, kleiuiingon. Indianen, Negers, welke ver-
477
478 ZUID-AMERIKA. § 75.
jX r ^ schillendo rassen elkander moer afstooten clan aantrekken en ten-gevolge der bijna onafgebroken burgeroorlogen, hoofdzakelijk over de keuzo van een president, niet minder gescliokt dan Mejico. De oostelijki.' staten zijn z.vvarcririequot;jnliantleTtlrgvémlc quot;sfatigt;n,quot;wier hoofdbevolking en grootere steden op do kusten langs den Atlan-tisclion oceaan gevestigd zijn en de producten der dieren- cn plantenwereld in den handel brengen, tervfifi 3e wesïcïgte 'sïaten tun rijkdom meer in metaal dan in do opbrengst van hun vruchtbaren, maar verwaarloosden grond zoeken.
„lJL- 1. DE VEREENIGDE STATEN VAN COLUMBIA.
De Confederatie van Coluir.bia bestaat uit 9staten: Antióqnia, Bolivar, Boiaca, Cauca, Conclinamarca, Magdalena, Pana-méi. Santander en_Tolima._Zij heeft ondw- alle Zuid-Amerikaansche staten de gunstigste ligging, terwijl zij aan beide oceanen grenst en de land-engte van Panama ïevat. Öp (le hoogvlakte van Condinamarca (2600' inét.) ligt de bondshoofdstad S. Fe de Bogota (52000inw.). Niet ver van de monding van dezen stroom in de Caraïbiscbe zee beeft men de versterkte havens Uartliagena en Santa Marta.
De voltooiing van den 10 mijlen langen, door een tropisch maagdelijk woud voerenden Panama-spoorweg (1855), tusschen de haven van As-pin wall aan de oostkust en Panama aan de westkust (25000 inw.), heeft den weg van den wereldhandel tusschen den Atlantischen en den Grooten oceaan merkelijk korter gemaakt, en het verkeer op den isthmus heeft eene onafzienbare vlucht te wachten met de toenemende belangrijkheid van Californiö, de openstelling van Japan voor den wereldhandel, het toenemen der Kussiscbe nederzettingen in het Amoerlanü, IHimette door de grootere toegankelijkheid van China voor de Europeanen. _pit land van d.oortocht wordt sedert de opening van ïïën~Tnter-oceamschen spoorweg ook als weg naar Xieuw-Holland en de Zuidzee-eilanden door kooplieden en landverhuizers gebruikt.
UJ- 2. J)E VEHEENIGDE STATEX VAN VENEZUELA.
De noordoostelijke kustreek van Zuid-Amerika, Venezuela, heeft naar men wil zijn naam (= Klein-Veneticj van de eerste ontdekkers gekregen, die midden in bet meer Maracïbo eene op palen gebouwde stad vonden. Deze bondsstaat is verdeeld in een bondsdistrict, 20 staten en_3 territoriën. De bevolking bestaat hoofdzakelijk uit Mulatten en Zambo s; slechts '/j behoort tot de blanken. Het aantal slaven is aan het afnemen, daar de uit slaven geboren kinderen vrij zijn en de slavenhandel verboden is. Aan de Caraïbi-sche zee en den Atlantischen oceaan ligt een reeks van goede havens, als
DE VEREENIGDE STATEN VAN VENEZUELA. § 75
M ara e a ï b o aan den mond van het gelijknamige meer, Puerto Cabello, Ta G uayra, de haven van de 2 mijlen van de zee verwijderde hoofdstad Caracas (50 000 inw.), Cu man a en_aaujlen Orinoko Angostura of CÜlldad Bolivia, tot waar do zeeschepen de rivier kunnen bevaren. Een opkomende industrieplaats is Barquisimeto. Het verkeer met de belang-rijkste plaatsen der Antillen, Noord-Amerika, Engeland, Duitschland is in handen van Duitsche kooplieden. — De hoofdartikelen van uitvoer zijn koffie, cacao, katoen, suiker, indigo; tabak wordt veel verbouwd in de omstreken van Varinas. — Het gedeelte van Guyana op den rechteroever van den Orinoko, dat tot Venezuela behoort, is grootendcels bedekt met oorspronkelijke wouden. Eerst sedert 1849 heeft de ontdekking van goudmijnen aanleiding gegeven tot het stichten van kleine plaatsen.
3. ECUADOR.
Ecuador, genoemd naar zijne ligging onder den equator, bevat de 2850 met. hooge vlakte van Quito, die van beide zijden door de hoogste toppen der Andes wordt ingesloten, zoodat zij eigenlijk hot aanzien van een dal heeft, waar de afwisseling der jaargetijden nauw merkbaar is en dooide groote verscheidenheid van klimaat de vruchten van alle luchtstreken gedijen. Meer dan 12 mill, kilo cacao wordt jaarlijks uitgevoerd. In de gematigde gewesten (1600—3000 met. boven de zee) treft men groote wouden van kinaboomeii aan. Op de hoogylakfe, aan jtei j^jei varLdm vulkaan Pichincha ligt dehoofd-en universiteitsstad Quito (70000 inw.). Guayaquil (24000 inw.), aan de bocht van dien naam, is de eenige haven, die eehe goede gemeenschap heeft met het hoogland. C u e n e e is het hoofdpunt voor den binnenlandschen handel. Tegenover de kust liggen de vulkanische Gal;ipagos of schildpad-eilanden, de'eenige oceanische' archipel van Zuid-Amerika in den Grooten oceaan, die wegens armoede aan water niet bebouwd, en, behalve door eene strafkolonie, niet bewoond wordt.
4. PSRU.
Peru was een tweede zetel van Oud-Amerikaansehe beschaving en later „ISpanjes zilvenniinquot;. Jji) zijne lange uitgestrektheid over bijiui i.'-i breedte^ graden der heete luchtstreek^ van HêT»aaf van Guayaquil tot aan do woestijn van Atacama en bij het groote verschil in hoogte tussehen den smallen, heeten, dorren kustzoom en de breede bergvlakten op het hooggebergte der Andes (4000 met. boven de zee) heeft het alle klimaten, van de tropische hitte tot aan de koude polen en daarom ook den plantengroei der verschillende zonen. Maar ten gevolge der dunne, doorgaans trage bevolking (l%mill. zoogenaamde Indianen) is de opbrengst uit het plantenrijk van weinig beteekenis, en bestaat de rijkdom des lands nog steeds in edele metalen, al is het ontginnen der zilvermijnen sedert do onafhankelijkheid des lands veel verminderd. Het hoofdartikel van uitvoer uit de belangrijkste haven C a 11 a o
479
BOLIVIA. CHILI. $ 75.
is de guano of zeevogel mest van de drie Chinch a-eilanden en de salpeter, die met zeer weinig moeite wordt gewonnen door Chineesehe koelies. In plaats van de 3470 met. boven de zee gelegen residentie der voormalige beheerschers van Peru (de Inca's), C u z c o , welke nu nog de derde stad des lands is, bouwden de Spanjaarden 1'/, mijl van de zee een nieuwe hoofdstad, Lima (KiOOOO inw., waarvan % negers en kleurlingen), die zich door vreemdelingen, vooral Duitsche immigranten, tot een der eerste handelsplaatsen van Zuid-Amerika heeft verheven en tevens de oudste universiteit van Amerika bezit. De doorvoerhandel naar het binnenland van Peru en Bolivia loopt over Arequipa, dat door bijna regelmatige aardbevingen wordt bezocht en nog in 1868 bijna geheel verwoest werd. Het ligt 2500 met. hoog boven de zee aan den voet van den COOO met. hoogen vulkaan Misti. — Bijna 1G00 kilometer spoorwegen zijn in exploitatie.
5. BOLIVIA.
Van Peru is in 1825 Opper- of Hoog-Perii als bijzondere staat afgescheiden onderden naam van Bolivia (naar generaal Bolivar, den bevrijder van Zuid-Amerika), maar ligt zeer ongunstig, omdat hij van de zeekust slechts een kleine woeste strook zonder besproeiing en zonder eenige haven heeft gekregen. Daarom is het westelijk gedeelte met betrekking tot het buitenlandsch verkeer geheel af hankely k gebleven van Peril, terwijl het hooggelegen oostelijk deel met zijne vruchtbare lengtedalen uitwegen gezocht heelt over de rivieren, die naar de Amazonen en den Rio de la Plata stroomen en aan deze rivieren een tal van vrijhavens heeft gesticht. Juist in het binnenland, in de brongebieden van de Amazonen en den Rio de la Plata heeft zich de hoofd-niassa der bevolking samengetrokken. Op een hoogvlakte, 3700 met. boven de zee, omgeven door vulkanische randgebergten, ligt La Paz (76000 inw., meestal Indianen en kleurlingen), aan den voet van den Illimani (bl. 444), zuidelyk van het Titicaca-meer. Met betrekking tot den handel is het van meer belang dan de staatkundige hoofdstad, welker naam afwisselt naar de heerschende partij en thans officicel naar een held van den vrijheidsoorlog Sucre (24000 inw.) genoemd wordt, maar vroeger Chuquisaca, d. i. goudplaats, heette. Cochabamba (41000 inw.) is de nijverste stad des lands, daar Po to si, dat 4900 met. boven de zee ligt, dus de hoogste stad der aarde is, en eens om de ontginning der rijkste zilvermijnen beroemd was, zeer vervallen is, terwijl de zilvermijnen minder uitgeput dan verlaten zijn; Cobija is de eenige haven.
6. CHILI.
Chili, dat zich over 28 breedtegraden, van de woestyn Atacama tot aan de straat van Magelhaen, uitstrekt, is eene nog langere, smallere kuststreek aan den Grooten oceaan dan Perii.
480
BE STATEN VAK DEN MO DE LA PLATA. § 75.
Deze republiek is onder alle voormalige Spaansclie landen in Amerika liet meest verschoond gebleven van burgeroorlogen en omwentelingen en daarom zoowel intellectueel als materieel bet meest vooruitgegaan. Het is „de tuinquot; der Nieuwe wereld. Daar bet land geheel in de zuidelijk gematigde luchtstreek ligt en een klimaat heeft, dat door de nabijheid van den oceaan, bijzonder door de ant-arctische Humboldt-strooming, gematigd wordt, heeft het geen plantagebouw en daarom ook geen negerbevolking. De hoofdbronnen van bestaan der blanke bevolking, waaronder veel Duit-schers als kooplieden, handwerkslieden enz. aangetroffen worden, zijn -landbouw in de middelste en zuidelijke provinciën, die door talrijke kust-rivieren goed besproeid worden en voor het onvruchtbare Perii de korenschuren zijn, terwijl op de haciendas runderen en schapen in grooten getale worden aangefokt; de mijnbouw op koper en zilver in de noordelijke gewesten, waar Copiapo de belangrijkste plaats is: verderde buitenlandsche handel, vooral uit de belangrijkste haven der geheele westkust, Valparaiso, d. i. dal van 't paradijs (97600 inw.). In 1874 was de in- en uitvoer meer dan 5 maal zoo groot als dertig jaar te voren. Met deze haven is de hoofden universiteitstad Santiago (148000 inw.) dooreen trotseh gebouwden, 20 myl. langen spoorweg verbonden. In de lange reeks der kleinere eilanden, die voor de zuidwestkust van Amerika liggen, heeft het belangrijkste en met dichte wouden bedekte C h i 1 o ö de veilige haven SanCarlosof Ancud.
Op gelijke breedte als Valparaiso ligt het kleine eiland Juan Fernandez (300 Engelsche mijlen van het vastland), waar de Schotsche matroos Alexander Selkirk (Robinson Crusoe) bijna 5 jaren (1704—1709) in volkomen eenzaamheid doorbracht.
7. DE VEREEMGDE STATEN VAN DEN EIO 1)E LA PLATA OF DE ZOOGENAAMDE ARGEKTIJNSCIIE BONDSSTAAT MET PAÏAGONlë.
De 14 provinciën van dezen grooten bondsstaat tusschen de Andes van Chili in 't westen, den Atlantischen oceaan, Uruguay, Brazilië en Paraguay in 't oosten, worden onderscheiden in 4 oeverprovinciën, d. i. langs de oevers der groote stroomen, 4 middenprovinciën, 4 Andesprovinciën en 2 noordelijke provinciën.
De kern der schrale bevolking (46 op 1 vk. mijl) bestaat uit de door de vermenging der Spanjaarden met inboorlingen voortgesproten Gau-chos, d. i. de veehoeders inde Pampa's, waarin kudden van half verwilderde runderen, schapen en paarden grazen, welker gedroogde of gezouten huiden, wol, horens, vet envleesch de hoofdartikelen voorden uitvoer zijn, vooral naar Antwerpen, uit de haven der regelmatig gebouwde hoofden universiteitsstad Buenos-Ayres (178ÜÜ0 inw., waarvan bijna de helft Europeanen, vooral Italianen), op den rechter- of zuidelijken oever van den Kio de la Plata, waar deze zich verwijdt tot een 8 mijlen breede golf. Naast de uitgebreide veeteelt is eerst in den jongsten tijd de landbouw en de mijnbouw op steenkolen opgekomen. De landbouw-koloniën, door Enro-
PÜTZ, VERGEL, AAKDK. 31
481
PAKAGUaY. § 75.
peanen aangelegd, gaan een goede toekomst tegemoet, als maar eerst door verbetering der middelen van gemeenschap de groote rijkdom van voortbrengselen in bet binnenland naar de drie groote rivieren en de reeds aan-zienlgke spoorwegen kunnen gebracht worden. Een stapelplaats voor het verkeer met de centraalprovinciën is Rosario, aan de westelijkste kromming van de Parana, dat door de zoogenaamde centraalbaan met de nni-versiteitstad Córdova, gelegen op de uitloopers der Andes, verbonden is. De stapelplaats voor het buitengewoon vruchtbare Argentijnsche Mesopo-tamië, of de beide oeverprovinciën Entre-Rios en Corrientes, tusschen den Paraguay en den Uruguay, is Corrientes aan de noordelijke grens, niet ver van de vereeniging der Parana en met den Uruguay.
Patagonië 1), d. i. het land der grootvoeters, een van de oostzijde der Andes van Chili naar den Atlantischen oceaan terrasvormig dalend, bijzonder waterarm land, is eene bijna onafgebroken zandwoestijn, waarin bijna niets dan vogels wonen, die zich voeden mét de derwaarts verdwaalde en aldaar verhongerde dieren. De Rio Negro aan de noordelijke grens doorstroomt het geheele land in de richting van het westen naar het oosten en maakt des te meer eene verbinding tusschen beide oceanen, daar de weg over de Andes bij de bron van den Rio Negro niet moeielijk is en op elke zijde van het continent een natuurlijke bocht aanwezig is, in 't westen die van Chi-loë, in 't oosten van St. Matias, die een geschikte gelegenheid voor havens aanbieden. De geringe nomadische bevolking leeft van de jacht en de vischvangst.
Eene oceanische verlenging van Zuid-Amerika is de groep der Vuurland-ei 1 an d e n, die sterker dan ergens elders een beeld te aanschouwen geeft van verweering der kusten en de scheuring in eilanden, rotstongen, klippen en scheeren. Zij wordt van het vastland gescheiden door de enge, met veel klippen bezaaide, doch havenrijke straat van Magelhaen, waardoorthans de stoomschepen tusschen Liverpool en Chili den weg nemen, om de stormachtige kaap Hoorn te vermijden. De bewoners, de naar geest en lichaam kwijnende Peschera's of de Eskimo's van 't zuiden, staan op den laagsten trap der beschaving. De (Britsche) Ealklands-eilanden of Maloeïnen, tegenover den oostelijken ingang der straat van Magelhaen,quot;insgelijks door Peschera's bewoond, dienen tot toevluchtsoord en aanlegplaats om voorraad in te nemen voor die schepen, welke om Zuid-Amerika heen zeilen.
8. PARAGUaY.
Paraguay, de eenige Zuid-Amerikaansche binnenstaat, die niet aan zee
1) De strijd tusschen de Argentijnsche republiek en Chili om het nietsheteeke-nende bezit van Patagonië is in 1856 bij een verdrag geëindigd, ten gevolge waarvan de toestand zal zijn zooals hij bij de scheiding van Spanje in 1810 geweest is. Nu heeft Vicente Quesoda in een uitvoerig werk (1875) geschiedkundig en wettig bewezen, dat de Argentijnsche republiek de rechtmatige eigenares is van Patagonië en Vuurland.
482
URUGDaY. BRAZILlë. § 75.
raait en op beide oevers van den Paraguay tot aan de Parana ligt. Door een vijfjarigen oorlog met Argentina en Brazilië is liet in diep verval geraakt en de bevolking geducht verminderd, van 1V3 mill, op '221_000 inw.,_waaronder nog slechts 28 700 mannen boven 15 jaren. De zetel der regeering dezer kleinste onder de Amerikaansche republieken, Asuncion (20000 inw.), is tevens de stapelplaats voor den buitenlandschen handel.
9. URUGUaY OF BANDA ORIENTAL (D. I. OOSTELIJK GRENSLAND).
Uruguay is, evenals Paraguay, van drie zijden natuurlijk begrensd; in 't westen door de rivier van denzelfden naam, in 't zuiden door de la Plata-monding, in 't oosten, ten minste gedeeltelijk, door den oceaan; de grens aan den kant van Brazilië is nog niet nauwkeurig bepaald. De gezeten bevolking van het welbesproeide land met zijne rijke kudden bestaat evenals in Argentina vooral uit Grauohos (zie bl. 481). Europeesche immigranten, als Engelschen, Italianen, Duitschers, die het meest in de weinige steden worden aangetroffen, drijven naast eenigen landbouw den groothandel, wat vooral plaats heeft in de hoofdstad Montevideo (105300 inw.), aan den linkeroever der la Plata-monding, tegenover het mededingende Buenos Ayres. Fray-Ventos is in korten tijd aanzienlijk geworden door het maken van Liebig's vleesch-extract.
10. BRAZILlë.
Het keizerrijk B ra zilië, bijna zoo groot als het vastland van Europa en grooter dan Australië, is als eenige monarchale staat van Amerika ontkomen aan de militaire omwentelingen, die zich telkens in Zuid- en Middel-Amerika herhalen; daarom is hier de beschaving dan ook niet in hare ontwikkeling gestuit. Maar in weerwil zijner gunstige ligging op den grooten wereldweg naar de Zuidzee en de Indische wateren, door de natuur grootendeels met een door de regelmatige passaatwinden gematigd klimaat en een grond met tropische vruchtbaarheid bedeeld, misschien met het rijkste plantenkleed der aarde, telt Let nauwelijks 11 mill. inw. (65 op 1 vk. myl). De vlakte van den Amazonenstroom is bijna een enkel samenhangend woud, dat door de ruwste, zelfs menschenetende Indianenstammen, zooals de Botokuden, wordt afgeloopen. De grootste stroomen zijn eerst sedert kort toegankelijk geworden voor de schepen van alle natiën. Het aanleggen van steden blijft bijna geheel beperkt tot de 000 mijlen lange kust van den Atlantischen oceaan, waar 15 van de 20 provinciën des rijks liggen, zoodat er slechts 5 in het binnenland gevonden worden. De belangrijkste der ruwe producten, die door sedert 1871 geëmancipeerde negers op de plantages gewonnen worden, z^jn: koffie, meer dan ergens elders, suiker, katoen, tabak, cacao. Hierbij komen nog de opbrengsten eener onmetelijke veeteelt in de vlakten, bedekt met gras ter hoogte van een man, of de „graszeeënquot; van zuidelijk Brazilië. De voornaamste havens voor den uitvoer dezer producten zijn: de voormalige hoofdstad B a h i a (180 000 inw.) aan
31*
483
GUYANA. § 75.
de Allerheiligenbaai en de tegenwoordige hoofd- en residentiestad Rio de Janeiro (275000 inw.), de eerste stad van Zuid-Amerika, insgelijks aan een diep insnijdende bocht. Uit de haven Pernambuco (117 000 inw.) in quot;t noorden wordt hoofdzakelijk verfhout of lirazUic-ÏÏout uitgevoerd, dat aan het geheele land den naam heeft gegeven. Over het algemeen leveren de wouden, met meer dan 350 houtsoorten, vooral in de binnenproviuciün, een belangrijk handelsartikel. In de zuidelijke provinciën Santa Catherina en Rio grande do Sul, in de Duitsche koloniën PortoAlegre,San Leopold o, enz., onder een gematigden hemel gelegen, zijnde oorspronkelijke wouden door Duitsche kracht in een graanschuur van Brazilië herschapen. De ontginning der diamantmijnen, die sedert 1730 in de binnenprovinciën Minas Geraes aan den Boven-Francisco en Matto Grosso in het brongebied van den Uruguay door Negers in en langs de rivierbeddingen gedreven wordt, neemt integendeel zeer af.
11. GUYANA.
Het vruchtbare, met heerlijke wouden bedekte, door een Indianenstam bewoonde, maar ongezonde kustland Guyana aan den Atlantischen oceaan, tusschen de monden van den Orinoko en de Amazonen, is thans nog het eenigste deel van Zuid Amerika, waarin de Europeanen bezittingen hebben. Meer dan de helft behoort tot Venezuela (bl. 478), zuidelijke deelen tot Brazilië; het overige, met een warm, vochtig, ongezond klimaat, in delaagten , die door de bezonken slib der rivieren moerassig zijn geworden, is onder drie Europeesche koloniaal-mogendheden verdeeld. Engeland bezit het westen, en dit deel is in drie naar rivieren genoemde gouvernementen gesplitst: Essequibo, Demerara met de hoofdstad Georgetown aan de Demerara, en B e r b i c e. Frankrijk heeft het oosten, met de kolonie voor misdadigers, Cayenne, op een moerassig eiland, dat door twee rivieren wordt doorsneden , en onder welks klimaat de meesten der bannelingen bezwijken. Door de emancipatie der negerslaven is in al deze bezittingen de opbrengst der plantages aan suiker, koffie, katoen, die thans door Indische en Chineesche koelies verbouwd worden, zeer verminderd. A.an Nederland. behoort het middelste deel.
Nederlandsch Guyana, of Suriname, genoemd naar de rivier van dien naam, rijst van 't noorden naar 't zuiden langzaam tot een bergland, zoodat het binnenland een met bosschen bedekt gebergte vormt, waar men hier en daar opene plaatsen of Sa vanen aantreft. De kusten zijn laag en vlak, met mangrove-bosschen en moerassige streken. De vlakte langs de kusten loopt met modderbanken tot in zee, waardoor de schepen zeer bemoeilijkt worden in het binnenloopen. De voornaamste rivieren, die met vele watervallen door dit bergland breken, zijn: de Suriname, de grootste, meest bekende rivier met de best bewoonde oevers, doch met veel rotsen, watervallen en banken; de MarowyneofMaroi, waarvan men de bron niet kent, heeft eene verzande monding en scheidt Eransch-Guyana
484
KEDEKLANDSCH GUYANA. § 75.
van het Nederlandsch gedeelte; de Corantijn, die Britscli-Guyana van Suriname scheidt, breekt door granietrotsen en vormt den voornaamsten waterval van Guyana. Ofschoon voor den mond eene zandbank ligt en in den gelieelen loop veel banken en eilanden worden aangetroffen, kan men toch 30 mijlen opwaarts varen. De Coppename, die dicht bij de Sara-macca uitloopt, is wegens de vele aanzienlijke zijrivieren en den rijkdom aan kostbaar hout op de oevers eene der merkwaardigste rivieren des lands. Aan deze rivier ligt het leprozen-établissement Batavia. — Is het klimaat tröpisch en drukkend warm, het wordt toch getemperd door regens en passaatwinden. Overal heerscht de weelderigste plantengroei; op de 10—14 mijlen breede strook alluvialen grond en langs de rivieren heeft men veel plantages, waarop voor % suikerriet geplant wordt. Voorzeker een bewijs voor de vruchtbaarheid van den grond; doch het grootste gedeelte ligt ongebruikt wegens gebrek aan arbeidskrachten, die nog verminderd zijn na de emancipatie der Negers.
De grootte van Suriname stelt men op 3000 vk. mijlen, die bewoond worden door 69300 menschen, waarhij gerekend zijn Indianen, Boschnegers, Marrons, enz.
De oorspronkelijke bewoners zijn in vele stammen verdeeld en zwerven in het bergland rond; die aan de kusten wonen, zijn: Arrowaken, Caraïben, Warrows of Guarano's, allen bij de Nederlanders bekend onder den naam van Bokken.
De hoofdstad is raramaribo, d. i. bloementuin, welken naam zij met recht verdient wegens hare wel niet geplaveide, maar met rijen van oranje-boomen en tamarinden beplante straten, die meerendeels met houten huizen zijn bezet. Zij telt 17000 inwoners en is de zetel van den gouverneur (bl. 477).
De Zuid-poollanden zijn alleen van belang voor de robbenvangst.
§ 76.
BETEEKENIS VAN AL'STRALlë OP HET WERELDROND.
485
Uit het grootste waterbokken der aarde, den Grooten oceaan, steekt het kleinste, en tengevolge zijner groote afgelegenheid, het laatst, doch misschien reeds in 1515 door Franschen ontdekte werelddeel. Het heet Australië, omdat het bijna enkel tot het zuidelijk halfrond der aarde behoort 1). Evenals Europa in het
1) De Engelsehcu verstaan onder Australië alleen het vastland, en geveu aan de drie groote en de dicht daarbij gelegen kleinere eilanden den naam van
486 BEXEEKEUIS VAN AUSTRALIA. § 76.
miclden van het land-halfrond, ligt Australië in het midden van het water-halfrond. Welke groote gevolgen deze tegenstelling in de ligging der twee kleinste werelddeelen en in de aanraking met de overige doelen der aarde voor de beschaving gehad heeft, zie bl. 15. En niet alleen was dit werelddeel tot op den jongstentijd van de overige wereld afgezonderd, maar wegens de buitengewone verbrokkeling van den vasten vorm in een verbazend getal eilanden en de daaruit ontstane eigenvormigheid der bijzondere landen heeft hier eone wederzijdsche ruiling van de menigvuldige geschenken der natuur en der beschaving slechts in zeer geringe mate kunnen plaats hebben; daarom aijn ook de ruwste tegenstellingen in de dieren- en plantenwereld, de rassen, da cultuur en de tot menscheneten gedreven barbaarschheid tot op onze dagen in stand gebleven. Eerst sedert het begin der oceaan-stoomvaart en vooral sedert de goudmijnen, die in Californiö en Australië ontdekt werden, den weg der landverhuizers en daarmede de kolonisatie hierheen geleid hebben, kreeg van Aden tot Californië, van de Kaap de Goede Hoop tot in de havens van Chili alles een ander aanzien, en thans is ook het jongste werelddeel in den kring der beschaafde volkengemeenschap opgenomen. De beschaving heeft daar eene verbazend snelle vlucht genomen en in tientallen van jaren verkregen wat andere volken in eeuwen met moeite verworven hebben.
§ 77.
HORIZONTALE V0R3I VAN AUSTRALIA.
Ofschoon naar den vlakte-inhoud het kleinste van alle werelddeelen, heeft Australië door de groote afscheiding zijner bestand-deelen eene onevenredig groote uitgestrektheid, over 120 lengteen 80 breedtegraden, en is daardoor een eiland-isthmus tusschen de oude en nieuwe wereld geworden.
Au s traal-A zi ë, en aan de Zuidzee-eilandea dien van Polynesiè. De Fran-schcn, gwleeitelijk ook de ÏTooriT-Amerikanciij rekenen deu geheelcu Indisehcu archipel tot het vijfde werelddeel en noemen dit dus met eeu zeer gebrekkigen naam Oceanic. — Ook heeft men de zuidwestelijke eilandengroepen wegens hare donkerkleurige bevolking Melanesië, de noordwestelijke Mikronesië genoemd.
HOKIZONTALE VORM VAN AUSTIlALlë. § 77. 487
Het bestaat namelijk uit:
a. een vastland, Nieu-w-Holland, of Australië in beperkten zin, het westelijkste deel van het geheel. Het is wel is waar ook een eiland, dat in 't oosten door den Grooten, aan de 3 overige zijden door den Indischen oceaan bespoeld, maar wegens de grootte (138000 vk. mijlen) als een vastland beschouwd wordt. Volgens de nieuwste geologische onderzoekingen is het ■waarschijnlijk het oudste van alle continenten der aarde; de hoofd-massa bestaat slechts uit primaire formatiën 1);
h. drie groote eilanden: Nieuw-Gruinea, Nieuw-Zeeland en Tasmania of Van Diemensland, waarvan het tweede, een dubbel-eiland, verder van het vastland ligt en dus oceanisch is, terwijl de beide andere als daarvan afgescheurd schijnen; het eerste is een kusteiland ten noorden, het laatste ten zuiden van het vastland;
c. ontelbare kleine eilanden en eilandengroepen, die gewoon-lijkonderscheidenwordenin binnen- en buiten-Australische eilandenreeks. Ten noorden van den equator liggen deze eilanden meer in rijen, ten zuiden meer iu afgeronde groepen.
De horizontale vorm van hot continent van Australië staat bijna op denzelfden trap van ontwikkeling als die van Amerika (1 mijl kust op 73 vk. mijlen) en is slechts half zoo sterk als bi[ Europa, zie bl. 17. Dit vastland heeft do gedaante van een vierhoek, welks grootste breedte van 't westen naar 't oosten 5t)0~mijlen bedraagt en niet zeer veel verschilt van de lengte van quot;t noorden naar 't zuiden over 430 mijion. Aan drie zijden loopt het mot een boog naar buiten, aan de vierde fde zuidzijde) naar binnen eii TnTlczen 1900 mijlen langen kustzoom maakt de Zuid- of A us tra al-golf in 't zuiden een zeer flauwon en die van Carpentaria in 't noorden alleen een dieperen inham van bijna ÏOo myféiC......
De zuidoostkust, aan beide zijden der Bass-straat, in vereeniging met het daar tegenoverliggende Tasmania (Wn Diemensland)' heeft op het kleinste besték' den 'gïootsïén nJTalom aan liavchs. Hier vihïïrïnön' tfan ook het middelpunt der JJritsche'Tolkpïahtingen in Ansfralie enquot;cTer schéèp-vaavt, die leven'geeft' aahTièTzuidelijk haTfrondquot;.quot; Dequot; westelijke helft der zuidk ust, aan dequot;3.ustraal-golf, heeft daarentegen een steil strand zonder eenige ontwikking door insnijdingen, havens of eilanden. Ook de noordkust, die van Queensland, heeft veel kleine insnijdingen met veel uitmuntende havens/doch hare toegankeliikheuf is gering, daaFeën ^5TT
1) Peterm. Mitth. 1859, bl. 207.
VERTICALE VORM VAN AUSTRALIe.
78.
488
mijlen langen gordel koraalriffen er voor ligt, dien men het Australische barrièrerif noenit; hij scheidtTïïequot; Australische kust van de Koraal-zee.
VERTICALE VORM VAN AUSTRALIË.
Eene nog grootere eenvormigheid vertoont zich in den verticalen vorm on de liydrographische toestanden van liet vastland van Australië, in zooverre het hekend is geworden. Het binnenland bestaat grootendeels nit woeste laagvlakten: hoogere gebergten vindt men alleen op de oostkust tot 2300 met., en deze zijn nog door daarin uitstekende doelen van het centrale laagland in groepen gesciieiiïun. Eveneens mist men aanzienlijke tafeïlanden , waarvan het gevolg is, dat men geen terrasland en ontwikkelde stroomstetseïs heeft. Mstralië is daarom bij voorkeur het steppen-land der aarde, meer nog dan Afrika.
Evenals in den horizontalen vorm, is ook het zuidoostelijk gedeelte van het vastland in den verticalen bouw bevoorrecht; want hier breidt zich een, hoewel smal, toch meer plateau- dan ketenvormig bergland uit ouder den naam van Blauwe bergen (G00—1000 met.), door diepe dalkloven gebroken, welke aan den uitgang door op elkander gestapelde rotsblokken versperd zijn. ITog hooger, met toppen van meer dan 2300 met., verheft zich in den zuidoosttdiikeu hock van het vastland een tweede kust^clicrute, de quot;Witte be rye n of
ten is er in het midden v
bergruggen, die meu het quot;bergranif van ^ _____
noemd heeft, van 30—-17: z. Kr.
Door ïiet groote geamp;ek aan regen en de betrekkelijk weinig beteekenende hoogten van het binnenland zijn er in weerwil der uitgestrekte laagvlakten geen eigenlijke rivieren, en van de talrijke stilstaande wateren zijn slechts weinige door alle jaargetijden tegen droogte bestand. Zelfs de grootste rivier van het vastland, de Murray, de eenige, die niet van tijd tot lijd uitdroogt, behoort tot de minst ontwikkelde stroomen der aarde, daar sommige zijner talrijke bronarmen, zooals de Darling én andere, slechts zelden de hoofdader hereiken. In den benedenloop gaat hij over in moerassen, zoodat slechts een smalle, nauweJijks voor platte schepen bevaarbare arm tot aan zee komOTy sommige andefe'gaat dë he vaarbaarheidquot; sléchts zoo ver als ïlcvloctlöpwaarts'Üniigt; zij zijn dus meer goecfe liavenboeliten Aan rivieren. 'Voor groote kandeTswegen van de kust naai-'Eet Uinnenlahd, voor^cultuurgeluedén en nederzettingen is
]) Zie Pctcrmaun's Mitth. Ergüuzungshcft 29.
c'. c/f , ti'j/stt-t
i f
|
li I«:
||l ■Hi
I f
liJ
At -'jl-M* y
i'
J/tfM * fü, 4
'l
i
, li,
1 ustralische Alpen. Behalve de kustgeberg-rau het vastland eene doorloopende reeks van
se-
TTêquot; ntr a aTTX u s t Fa 1 i i
i i
t/3,
KIVIEUEN EN EILANDEN VAN AUSTRALlë. § 78.
de vorm der Australische rivieren niet geschikt, daar de boven- en middelloop gewoonlijk uit eene reeks van meestal op zich zelf staande, dikwerf met een zilt slijk gevulde plassen bestaat, die eerst door aanhoudende regens in den regentijd van April tot Augustus verbonden worden, terwijl in den benedenloop de watermassa op zeer effen plaatsen zich ver over het land verspreidt en uilgestrekte meren vormt, zooals het zilte Ey re-meer, het grootste van alle, en het Torrens-meer, die beide tot een on-volkomen rivier, in den bovenloop Barkoe, in den bencïïenloop Cooper genaamd, behooren. De aanleg van spoorwegen was dus voor het vaste land een levensvraag. Zij zijn dan ook reeds over een lengte van 2700 kilometer aanwezig, Tasmania en Nieuw-Zeeland er onder begrepen, terwijl nog bijna dezelfde lengte in aanbouw is.
De eilanden zijn deels zeer laan- cn vcrhcffon zich maar weinige moters boven het water, deels stijgen zij steil tot eono aanzienlijke hoogte: Owailii tot omstreeks 4000 met.. Nieuw-Guinea tot moer dan 4000 met. Ondor de koraal-formaticn onderscheidt men: 1. de zoogenaamde A t o 11 e n of Lagunen-eilanden (zie bi. 37), 2. Koraalriffen, en 3. Koraalbanken. Do meeste eilanden zjjri vulkanisch van aard.
§ 79.
KLIMAAT EN VOORTBRENGSELEN VAN AUSTRALIË.
Zoowel de eenvormigheid in de plastische gedaante van den grond, waarvan slechts een betrekkelijk klein gedeelte zich tot in de streek van den veranderlijken nederslag of van de eeuwige sneeuw verheft, als de ligging van het geheele vastland aan beide zijden van den zuidelijken keerkring binnen den gordel van den regen, brengt noodzakelijk ook eene groote gelijkvormigheid in het klimaat te weeg. Nochtans heeft het klimaat, uithoofde van de eiland-ligging des continents, geen zoo overwegend vastlandkarakter, als men van de groote uitgebreidheid van het vlak-land onder een tropischen hemel zou verwachten. De dampkring is dikwerf zeer vochtig, wat het gevolg is van de uitgestrekte overstroomingen , die veroorzaakt worden door korte , maar hevige regenvlagen.
Een gevolg van deze oceanische gesteldheid van het klimaat is de groote uitgebreidheid van den tropischen plantengroei naar het zuiden. Hij strekt zich ver over den zuidelijken keerkring uit en wel op de oostzijde van het
489
KLIMAAT VAN AÜSTRALlë. § 79.
vastland, die in elk opzicht veel voorrechten geniet, tot 34° z. br., nog verder op het eiland Nieuw-Zeeland, waar men bijna over de geheele uitgestrektheid (tot 47° z. br.) eene met den tropischen plantengroei overeenkomende vegetatie heeft. Op de Australische eilanden wordt de invloed der oceanische ligging op de gelijkvormigheid van klimaat zoo groot, dat hier de temperatuur minder veranderingen ondergaat dan op eenige plaats ter wereld; want het verschil tusschen de warmste en koudste maanden bedraagt slechts 2—3°.
Door de moessons, die om het half jaar afwisselen, komen op dc noordzijde van Nieaw-Holland slechts twee jaargetijden voor: een nat, van October tot April, en een droog. Nochtans heeft die helft, welke tot'dên' gematigden gordcTBehoort, de regelmatige afwisseling van vier jaargetijden, waarvan de zomer. December tot Maart, wegens drukkende warmte het onaangenaamste, de winter, ïnni tot September, door de koele temperatuur en het bestendige weder het schoonste en
490
li lil
Daar op het vasteland de eenvormigheid van klimaat nog ver-Vinpgd wrirdt door eene groote armoede van den grond, die over onmetelijke uitgestrektheden met lagen van zeezand, van zout, zoutmeren en zilte kleilagen bedektquot; is en waarvan men Tiet ont-staan nu eens aan eene opheffing van het vastland uit de zee doof oncTefaarrTsche Ka'cKten, dan weder aan een terugtreden dei-zee heeft toegeschreven, moet ook de plantengroei tegelijkertijd den stempel van eentoonigheid en deels van armoede dragen. Alleen do zuidoostzijde maakt ook hier weder eène uitzondering, die haren grond vindt in de overige voorrechten. Ook heeft zoo-wei cle planten- als de dierenwereld juist van het vastland van Australië en van de naburige éilanden, maar niet van de meer verwij der (rè7~vquot;eet cigondommelijks, want meëf dan %ü der Australische plantensoorten groeien nergens elders. Tegenover de eenvormigheid van het plantenleven op het vastland staat de volheid der vegetatie op de eilanden.
-j' Het eigenaardige kenmerk der inheemsche plantenwereld bestaat hoofdzakelijk daarin, dat er weinig planten gevonden worden, dietotvoe-ding van den mensch kunnen ffienenTTTaar alle soorten van vruchtboomen en granen eerst door volkplanters derwaarts gebracht zijn; verder in de '~^weinTye^iflTTELeidlIërquot;woü^êïir^raa'r:quot;'ÏÏê kruinen dêr~boomen elkaar noóit^ rakenen detusschenruimten door gras worden ingenomenj'in'^ênTooctrech-gff-ten starid der 'hatürenljëa^tHnFïiae^ .
De wondsavanen 'of het dicht
f tl-
i
MIMI
terwijl de bast der boomen met de jaargetijden afwisselt. De zijn een zegen, omÏÏaFzif^éeteeJt mo^^jK makêh; hëtquot;scru5t
ii'
VOORTBRENGSELEN VAN AUSTRALlë. § 79. 491
culUU*
ineen a^groeidfe kreupelhout, is een vloek voor Australië. Onder de boomen, die aan het Australische vastland eigen zijn, komt de wollige gomboom het meeste voor; op geregelde tijden zweenïlfèênê hoeveelheid vanTHe zuiverste gom uit. JSI og meer loopt het onderscheid tusschen de miandsche dierenwe-reld en die der overige werelddeèlen in liet oog. Het bezit geenTnheëmscTi huisdier, en over het algemeen weinig zoogdieren; de vefbazonde dieren^ge-quot; slachten van Afrika en Azië zijn hier m het geheel niet. Slechts zoogdiefên van de lagere soort,Tööral eenige iöbrten van deïTEahgoeroe, en'lWKatfwiMe Nieuw-Trollan3sclie KöndJTïêt op c[ën~vIichotter gelijkende vó'gélÏÏék3Tèr, 'de stekelige mierbeer, de kazuaris, de zwavttTzwaan, zijn de'dieren die aan het Australische TOsHalï^vöoral eigenquot;z^n7 ilet kleine in de Australische dierenwereld steekt zonderling af bij het kolossaal groote van vele inheem-sche planten; men vindt boomen ter hoogte van 130 met. en in omtrek 25 met. Doch met het toenemen der kolonisatie verdwijnen de oorspronkelijke Australische plantengroei en dierenwereld steeds meer voor de ingevoerde cultuurplanten en de Enropeesclie diersoorten. Het vastland van Australië voedt reeds thans, tengevolge van het zachte klimaat en het gemis aan ver-sclieurende dieren, de grootste kudden vee der wereld; er zijn ten minste mill, paarden, 5 mill, runderen en 40 a 6u mill.quot; schapen. De uitvoer van wol neemtzoosïërirfoe, dat hg in lö jaar tot Tiet arievouctTsquot;gëKIómnu' n.
De geheele keten der Blauwe Bergen en der zoogenaamde XustfaaT-AIpen Tevat~quot;eene TjynaT onafgebroken goudlaag, en de kolonie Victoria, waarop % der geheele goudproductie komt, t schijnt liet goudrijkste land (3er aarUêTe zijn, Tiöewel de procTuctie a'inëömt. Ook Zuid-Australië treEt door den altfaar gevonden rijk- * dom aan metalen, vooral Foper, scharen van meestaTTTngelsclie ^ landverhuizers tot zich. Tasmania en eomgo TalststFckch van liet vastland leveren steenkolen en voorzien daarmede de havens van den Grooten oceaan.
BEVOLKING VAN AUSTRALIË.
De inheemsclie bevolking van Australië, die hier evenals in Amerika, tengevolge van de vermenging der rassen, aan het afnemen is, behoort gedeeltelijk tot het Maleisehe ras, gedeeltelijk staat zij in hel midden tusschen het Maleisehe en Ethiopische ras. De eersïi groep met Tang, doch nooit wollig Tiaar en met licht-bruine huidkleur, door de Engelsclien met den naam van P ol y n e-siërs (60000Ö?) bestempeld, bewoont het groötstè'geclëêlïé~cler wijd verspreide eilandenwereld van Australië.
492 BEVOLKING VAN AUSTRALlë. § 80.
Zij hadden reeds vóórdat zij met de Europeanen in aanraking kwamen een zekeren graad vanquot; beschaving ■ (overal vaste woonplaateenj, Kenden landbouw en leefden in geregelde staten, meestal met monarchalen regee-nngsvorm. J^ieftegcnstaaude zij vele onmenschelijke gebruiken hadden, tooncten zij toch eene zekere vatbaarheid voor Europeesche quot;beschaving; vooral zijn de bewoners der Sandwich-eilanden on_van het dubbel-eiland Xieuw-Zeeland in korten tijd door de bemoeiingen van christelijke zendelingen uit Enggtoftd* Amerika, Duitschland en Frankrijk vöoYquot;he't' clmstendom gewonnen en inboorlingen als predikers en leeraars aangesteld. Doch teruggang ToFTiet Heidendom en de oude barbaarschheid behoort niet tot de zëldzaaimliedeih..... quot; quot;
j( De tweede groep, de Negrito's, d. i. kleine Negers of tot het ' Negerras behoorende menschen, A us tra al-Neger 8,«iPSpoea's (kroesharigen?), ook wel Melanesiërs, d. i. zwarte eilanbevvo-ners, genoemd, heeft wel eene zwarte huidkleur en kroes, bijna wollig haar, maüFls nocKtans gebecl verscTnirend van de Negers in Afrika. Zij staan op den laagsten trap der beschaving en bewonen als visschcrs en jagers Nieuw-Guinea, Nieuw-Brittanio, Nlëuw^Iêrland en enkele der Nieuwe Hebriden.
tj Het getal der hierheen getogen T3~a r o p e a n e n, Engelsclien en Duitschers, beeft men bij benadering op 1 mill., dat der geheele bevolking, waartoe ook vele, ten deele duurzaam, ten deele tijdelijk geïmmigreerde Chineezen Leliooren, op 4 '/2 mill, geschat, dus maar 27 op de vk. mijl. Dat gedeelte der bevolking, hetwelk niet onder Europeesche heerschappij , hetzij Engelsche , Eransche, Nederlandsche of Spaansche staat, is in eene menigte kleinere staten verbrokkeld, of mist allen staatsvorm, zooals mot do inboorlingen van Nieuw-Holland het geval is.
HET VASTLAND VAN AUSTRALIË.
De Britsche regeering bezit op de voornaamste kuststreken van het Australisch vastland vijf koloniën en heeft een zesde op Tasmania gesticht; zij hebben elk haar zelfstandig bestuur.
^j\j Een door de Britsche kroon benoemde gouverneur wordt bijgestaan in alle koloniën door twee raden: den door de regeering ïinoèmdeh nitvoeren-1 den raad ter ondersteuning van den gouverneur in de uitvoerende macht.
VASTLAND VAN AUSTRALlë. § 81 493
zonder dat deze gebonden is aan de besluiten van den raad, en den wet- h gevenden. uit twee gekozen kamers bestaande, met bet reclit van wetten te maken en over de inkomsten en uitgaven der kolonie te beschikken,
nochtans onder voorbehoud van de goedkeurins; des gouverneurs eu afhankelijk van een veto van den Engelschen minister van koloniën.
1. Onder deze koloniën is Nieuw-Zuid- Wales (584000 inw.) op de jLf zuidoostkust de oudste. Zij werd in 1788 door Engeland, na het verlies der Koord-Amerikaansche gewesten, eerst tot eene kolonie voor misdadigers ingericht; maar allengs vormde zich uit de baDingen, die liuh straffijd vol-^acnt^öFvooïTiet einde daarvan de vrijheid teruggekregen hadden, eeiie vrije bevolking, die~zich door den bloei der veeteeitquot;en den weTëïïTiïaudel,
dóch voorat, sederfde ontdekking der rijke goudmijnen, door talrijke scharen 'Vatr meestal Engelsche landverhuizers daarheen vermeerderd heeft. Sidneyquot;(13500Ö inw.), de hoofdstad en de zetel van den gouverneur-generaal, niet eeno der uitinuntendste, van ^afle _kanten (loor lioogten te- •/'f' ' schermde havens der aarde (Port Jackson), is het middelpunt van een onuitjnvttelijk steenkolenbed. Zij heeft geheel het aanzien lener Europec-
sche stad_en_^s het uitgangspunt voor de Nieuw- Hollandsche stoombootvaart.
2. De kolonie Victoria, in 1835 onder den naam van Auntralia felix IA. gesticht, sedert 1857 van JS'ieuw-Znid-W'ales gescheiden, is de kleinste (4160 vk. miilA maar sedert het gondwinin n ile j^eicndste en volkrijkste (808000 inw.). De hoofdstad Melbourne (212000 inw.). niet ver van
de ruime baai Port Philips, de grootste stad van Australië, de belangrijkste hanïïëktacT van de Zuidzee, met een bijzondere (Jhineezen-wijk, heeft sedert ^ ISöÖ ook eene universiteit. De zeehaven Gree 1 ong (24000 inw.), insgelijks ' , f aan de baai Port Philips, is door een spoorweg en dageiijkselic._stvöjnbüot:
vaart met Melbourne verbonden. Zij is de stapelplaats voor den aanzienleken uitvoer van wol. Andere steden in het binnenland zijn door het mijnwezen opgekomen, zooals Balliirat (38000 inw.).
3. Yan Nieuw-Zuid-Wales werd (1859), tengevolge van het toenemen der kudden en de vermeerdering der vestigingen , het noordelijke deel als afzonderlijke kolouie, (Queensland, afgenomen, met de hoofdstad 1!ris-bane. Se nieuwe haven Somerset belooft eene belangrijke marktplaats te zullen worden voor den Maleisch-Aziatischen handel. iJ^c
4. West-Australic (1829 gesticht), met de kleine hoofdstad Perth,
aan de de Zwanen-rivier (4800 vk. mijl.), ongeveer van het Australische continent, is de grootste kolonie , maar, uitgezonderd eenige' küst-streken . een volslagen woestijn. De kolonisten waren reeds op het punt de kolonie te verlaten, toen de bewoners van Perth de regeering verzochten om misdadigers derwaarts te zenden. ZoQ W-erd.zjj sedert 18-19 de eenige misdadigerskolonie, waartoe het laud dan ook zeer geschikt is wegens de
494 DE DKIE GROOTE AUSTRALISCHE EILANDEN. § 82.
goedkoopheid der levensmiddelen en zijne afgeslotenheid door woestijnen, wonden en zee. Van toen af nam de bevolking steeds toe. In 1874 telde men 26200 inw. Beter slaagHe _sedert_1836
57 ï)e kolonie Zuid-Australië (213000 inw. in 1876) met de hoofdstad Adelaide (32000 inw.), welvarend door d^en rijkdom aan nuttige metalen : gond, koper, lood, door het lieerlijke Idimaat , weshalve ook de akker- en de wijnbouw alsmede de veeteelt met goed gevolg worden gedreven. Zij heeft, na menige vergeefsche poging om in het tropische Noord-AhlTffalië (ArnÏÏeih's land) volkplantingen met groote veeplaatsen aan te leggen , de voorbereidende werkzaamheden daartoe door opmetingen der noordwestelijke kust in de omstreek van Port-Darwin en dóór het stich-ten_van Palmerston hernieuwd.
DE DRIE GROOTE AUSTRALISCHE EILANDEN.
1. Tasmania, naar den Nederlander Tasman, den eersten • ontdekker, genoemd, vroeger Van Diemensland, naar den Neder-
landschen gouverneur in Baiavia ten tijde der ontdekking, is een goed besproeide, vruchtbare hoogvlakte, rijk in havens en komt in grootte overeen metTöëilon. Hét ligt ten zuidoosten varTNieuw-Holland, waarvan het door de ondiepe Bass-straat gescheiden is.
Oorspronkelijk (1853) als misdadigers-kolonie van Nieuw-Zuid-Wales uit bevolkt, is het, op dezelfde wijze als Nieuw-Zuid-Wales, weldra als eene vrije kolonie tot bloei gekomen (1Ö40Ó0 inw.) door het voortreffelijk klimaat, den rijkdom in edele houtsoorten en minerale schatten, terwijl het tevens een belangrijk station Is voor de walvfscEvaarders. De hoofdstad Hobart-town (19000 inw.) aan de zuidoostkust heeft eene van de nit-muntendste havens der wereld.
2. Nieuw-Zeeland, 376 000 inw., behalve de 45500 Maoris, bestaat uit twee door de smalle Cookstraat gescheiden grootere eilanden : het noorder- en zuider-eiland en een kleiner, Stuart-eiland. Deze omvangrijke groep (4998 vk. mijl.) strekt zich uit in de richting van 't zuidwesten naar 't noordoosten over 13 breedtegraden. De beide grootere eilanden hebben heiquot; volkomenste gebergtestelsel van Australië, Australisch Zwitserland, met vulkaan-
Ij Petermann, Mitth. 1862, bl. 81 en 367, met kaart 6 en 14.
TASMANIA. KIEUW-ZEELAND. NIEUW-GUINEA. § 82. 495
kegels van 3200 met. , die tot in bet 2500 met. hoqge sneeuw-gewest reiken. De Mount Cook is 4024 met, hoog. Er zijn talrijke en uitgestrekte, bijna tot op den spiegel der zee afdaloucle glet-schers, zoodat het met hot volste rcelit don naam van zuidelijke Alpen voert.
De Britsche regeering heeft in 1840 bezit genomen van dit sehoone dub-bel-eiland, „het Groot-Brittanji der Zuidzeequot;, ïïat door zijn ligging in het midden der groote waterlijn, van de Kaap de Goede Hoop tot aan Kaap Hoorn, dus in het middelpunt der grootste watermassa der aarde en in de nabijheid der belangrijkste~Zuid-Amerikaa'nscEe7^ustralische en rndisehe markten, een middelpunt voor den wereldhandel is.
Op het noordelijk eiland ligt de hoofd- en handelstad der kolonie, t-'; Auckland, met twee havens op de smalste plaats van het noordelijk eiland, waar talrijke rivieren ultloopen, dië'liet verkeer met het binnenland gemakkeiyk -naken. Niet ver van de Cooksti-aalTTgt de stad \V e 11 i n g t o n,
door de Nieuw-Zeelandsche maatschappij gesticht, met een nitmuntenüeTiaTquot; ven. Óp het zui delijk eiland is TTvTnedin met twee havens in de nabijheid der sedert 18G1 ontdekte goudvelden opgekomen!
3. Nieuw-Giiinea of Pïtpoea, op de noordelijke zijde van 3a het vastland, tegenover de Carpentaria-baai, en van Xiouw-Hol-land gescheiden door de Torres-straat, die sterke vorming van koraalriffen heeft, is in grootte het derde eiland op aarde (12 912 vk. mijlen). In het binnenland is het in het geheel niet, aan de kusten zelfs nog weinig bekend, zoodat men het getal inwoners (Papoea's)
niet eens bij benadering kan bepalen. De Nederlandsche kolonie aan de Triton-baai maakt aanspraak op bijna van hot vastland en_telt J/, mill, inwoners.
§ 83.
DE EILANDENGROEPEN VAN AUSTRALIË.
De eilandengroepen van Australië liggen binnen de warme luchtstreek en wel de meeste en de grootste in het westen van den Grooten oceaan. Zij hebben eenen aanhoudenden zomer, die door den invloed der zee en den heerschenden passaatwind verzacht wordt, en, in tegenstelling met het continent, bij toereikende besproeiing een grooten rijkdom van voedingsgewassen. Onder de zeevarende volken van Europa hebben de Spanjaarden reeds
49G DE EILANDENGROEPEN VAN AUSTKALlë. § 83.
inde 17 de eeuw do Ladronen- of Maria nou in bezit genomen, de Pranschon de Marquesas-eilanden, Nienw-Cale-donië met du Loyalty-groep, alsmede het protectoraat over Tahiti en eenige der Lage eilanden, do Engelschen de Fidsji-eila.i-den.
5 A. De bi_nn en st^^A ustralisch e^ei 1 andenre eks loopt in een halven cirkel van Nieuw-Guinea zuidoostwaarts tot aan den zuidelijken keerkring, en wordt m e t de drie grootste eilanden door de Engelschen Austraal-Azië genoemd. De inwoners zgn meerendeels Papoea's.
V
1. De archipel vanNi e u w-Brit tan je, ten oosten van Nieuw-Gninea en daarvan gescheiden door de J!)ampier-straat, bestaat uit een zuidelijk hoofdeiland van dien naam (ook Eirara), een middelmatig, Nieuw-Ierlancf of Tomhara, en verscheidene kleinere. Aanïïe ^'estzijde Hg^en de (30) Ad-
miraliteits-eilanden, aan de zuidzijde de Louisiade-archipe
een in zee ondergegaan gedeelte van Niemv-Guinea IJT
2. Nieuw-Georgië of de Salomon's archipel 2), ten zuidoosten van Nieuw-Brittanje, is van alle eilandengroepen des Ueeaans nog het minst V\ bezocht.
V
3. De y ie uwe Heb ri den, ten zuiden der genoemde, hebben alle voorwaarden voor eene rijke productie en in cle goe Je havens ook die voor een voordeeligen handel, maar zij zijn tot dusver ten decle nog door menschen-
eters bewoond.
4. Het eiland Nieuw-Caledonië met de Loyalty-groep in 't oos-v ten, zuidwestelijk van de Nieuwe Hebriden, is in l!jlJ4 door de Franschen
in bezit genomen, en liet kleine cilmul Xou bij het stadje Port de Fvanre, de „hoofdstad vim Pransck-Uceanië,1' tot een verbanningsoord uitgekozen, i . omdat het weinig toegankelijk is uithoofde der groote-koraalrlilen. De zeer
goede grond wordt in den jongsten tijd gebruikt tot suiker- eu koffieplan-
^ ït
B. Do buitenste Australische eilanden reeks loopt van de Philippijnen zuidoostwaarts over den equator in de richting van Zuid-Amerika en wordt door de Duitschers bij voorkeur do Zui dz ee-eilan de n , door de Engelschen Polynesië genoemd. De bewoners zijn hoofdzakelijk Maloiers.
'i %
'I
1) Daarom rekent Meinicke Nieuw-Guinea met de Loaisiadcn tot de eilandengroepen
2) Pctermann, Mitth. 1870, kaart 19.
DE EILANDENGROEPEN VAN AUSTRALlë. § 83.
1. De (17) Marianen, welke de ontdekker ilagelhaen Ladronen (dieven-eilanden) noemde, ontvingen hun tegenwoordigen naam naar de koningin Maria Anna van Spanje, gemalin van Filips IV. Deze archipel vormt eene reeks van vulkanische eilanden, die zich in eene bijna rechte lijn van het noorden naar het zuiden uitstrekken. Hij ligt in 3 groepen, waarvan de zuidelijkste alleen bewoond is. Evenals op Tasmania zijn de oorspronkelijke bewoners sedert de nederzetting der Europeanen (Spanjaarden) geheel uitgeroeid. De tegenwoordige bewoners zijn bijna uitsluitend van Spaansche afkomst, gedeeltelijk bannelingen.
2. De Carolinen, een archipel van 4()0—500 lagunen-eilanden in 4S groepen, tusschen de Ladronen en Nieuw-Guinea, in de richting van 't westen naar 't oosten, over bijna 30 lengtegraden uitgespreid, door een groot, sterk gebouwd menschengeslacht (1874: 18800) bewoond, welks eigenlijk element de zee is, die ook bijna de eenige dierlijke voeding voeding levert. Het leeft in kleine staten, die door koningen beheerscht worden. Spanje maakt aanspraak op deze eilanden.
3. De Mulgrave-archipel, oostelijk van de Carolinen in eene zuidoostelijke richting, uit twee groepen deels koraal-, deels lagunen-eilanden: de noordelijke groep, door flinke zeelieden bewoond, heet Marshall-eilanden (10000 inw.), de zuidelijke, insgelijks door krijgshaftige stammen bezet, de Gil hert-eilanden (52000 inw.).
4. De Pidschi of Viti-eilanden 1), de middelgrocp der Zuidzee-eilanden, bestaande uit 225 deels grootere, vulkanische, deels kleinere, koraal-eilanden, waarvan er slechts 80 bewoond zijn. De goede havens, het door koele zeewinden gematigde, gezonde klimaat en de tropische weelderige vruchtbaarheid van den grond, waarop de sagopalm en de broodvruchtboom welig tieren, hebben allengs een aantal Noord-Amerikanen en Engelschen bewogen om zich op de kusten der grootere eilanden te vestigen, waar katoen met goed gevolg wordt verbouwd. De geheele groep vormt sedert 1871 een enkel constitutioneel koninkrijk met een verantwoordelijk ministerie en een parlement in de. hoofdstad Levuka; doch de koning heeft reeds in 1874 de souvereiniteit over de eilanden aan Engeland ai-gestaan.
497
5. De (32) Vri en dschaps-eil and en of de Tonga-archipel, ten zuidoosten der vorige, in 3 groepen, welker opgeruimde, naar genoegen hakende, den arbeid schuwende (35 000) bewoners meest tot het protestant-sche christendom bekeerd zijn. De beide noordelijke en een deel der zuidelijke staan ondereen gemeenschappelijken koning, maar worden door af-
■N-,!) Pctcrmann, ilitth. 1S01. bl. G7 en kaart 4. PÜTZ. VERGEL. AARDR.
32
498 DE EILANDENGROEPEN VAN AUSTRALlë. § 83.
zondeiiijke, hem ondergeschikte, doch gedeeltelijk vrij onafhankelijk hoofden geregeerd. De haven Tanlanga is een der schoonste van den oceaan.
6. De (6) Schippers-eilanden of de groep Samoa, ten noorden der voorgaande, meestal vulkanisch en zeer vruchtbaar, welker (35 000) bewoners, meestal ptoteetanteche christenen, op de lage kustvlakten zijn samengedron-quot;•en; het bersrachtige binnenland is niet bewoond.
.2-1--2--S2------------
7. De(7)Hervey- of Cooks-eilanden , naarden ontdekker genoemd, ook welde Mangia-archipel, ten oosten der Vriendschaps-eilanden, eene bij uitstek vruchtbare groep, omgeven door een koraal-gordel, die den toegang zeer bemoeielijkt; de 11000 bewoners zijn christenen. quot;W^alvisch-vaarders doen de eilanden aan om voorraad in te nemen.
' 8. De 10grootere en eenige kleinere Gezelschaps-eilanden, aldus door Cook genoemd ter eere van de maatschappij der wetenschappen, die hem de reis had doen ondernemen om den doorgang van Venus waar te nemen in v 1769, liggen ten noordoosten der vorige, behooren met de Sandwich-eilanden tot Polynesië (tot 3200 met.) eu onderscheiden zich vooral, gelijk deze, door volheid en verscheidenheid in de plantenwereld. Zij zijn voor de in later tijd opgekomen scheepvaart op de Zuidzee de zuidelijke, evenals de Sandwich-eilanden de noordelijke brugpijlers of halten. De krachtige bevolking, die door aanstekende ziekten zeer verminderd is, heeft met het christendom ook de Europeesche beschaving aangenomen. Aan het voornaamste eiland, Tahiti, bij de Engelschen ütaheite, dat een waar paradijs is, en nog aan drie andere is de bescherming van Frankrijk opgedrongen.
9. De lage eilanden of de gevaarlijke archipel 1), ook Po-mot oe, thans Toeamotoe-eilanden genoemd, bestaan uit ongeveer 80 kleine, lage, meestal lagunen-eilanden, door koraalriffen omgeven; de zuidoostelijkste en een der uitgebreidste eilandenrijen (over 10 lengtegraden) in de Zuidzee heeft geen bronnen, daarom onvruchtbaren grond en dus een schaarsche bevolking. Ook zij staan onder de bescherming van Frankrijk.
10. De (11) Marquesas-eilanden of de archipel van Men-dana, ook Koek a hi w a-archipel, ten noorden van de vorige, bestaan uit twee vulkanische groepen: de eigenlijke (5) Marquesas-eilanden in 't zuidoosten, en de (6)'\Yas h ington-eil anden in het noordwesten. Zy zijn door de Franschen in bezit genomen om er een strafkolonie aan te leggen. De inwoners (4000), die zich door lichaamskracht en schoonheid onderscheiden, hebben in weerwil van alle pogingen der zciuleliagen hniinp nnrsprntikelijke ruwe, zeden meer-onveranderd bohouden dan conig onder PolynoDieoh volk.
1) Koner, Zeitschrift der Gesellschaft für Erdkimde, V, bl. 340.
DE EILANDENGROEPEN VAN AUSTKALlë. S 83. 499
11. De 4 groote, 4 middelmatige en 4 kleine Sandwi ch-eilanden of liet koninkrijk Hawaii, de voornaamste van alle Polynesische groepen,
liggen ver naar't noorden in de nabijheid van den noordelijken keerkring, ^ ' als rust- en ververschingsplaats voor de walvischvaarders en koopvaardij- - ï schepen. Met hunne groote vulkanen, woeste lava-velden, steile rotswanden, ^ gt; lieflijke dalen en palmhosschen hchooren zij tot de schoonste, de meeste verscheidenheid aanbiedende landen der aarde. Het binnenland is eene een- ^ trale hoogvlakte, waarop tallooze kleine steenpiramiden worden aangetroffen. ^ De 5GOOO bewoners der Sandwich-eilanden onderscheiden zich door lumue ^
■ ------------------------------O------- -----------r7 ------------------
(24900 inw.), op het eiland Oahoe, een op Europeeesche wjize ingericht \ . paleis bewoont, heeft cene regeering met 2 kamers. Bit eiland, dat de eenige ^ ^ ■ goede haven der groep bezit, werd door de ligging midden tusschen Oost-Aziè' en TVest-Amerika een middelpunt voor den handel op de Zuidzee V ^ quot;tusschen Amerika (S. Francisco) en China (Hongkong), een verzamelplaats voor de walvischvaarders en in 't algemeen de aanzienlijkste handelsplaats op de eilanden van den oceaan. Het zuidoostelijkste eiland, Hawaii, is , V-het grootste en toch het zorgvuldigste onderzocht. Het binnenland is eene quot; , ^ hoogvlakte met dichte wonden bezet en waar zich de hoogste berg van Poly- ,*■ ï nesil;, de Maoena Kea, d. i. de \Vitte — met sneeuw bedekte — berg, tot 4ÏÏ5V) -;
niet. verlieft; aan de oostzijde bevindt zich de grootste vulkaan der aarde, de , , Kilaoeca, met een krater van meer dan oOO met, diepte en vau 3—4 mijlen v in omvang 1).
12. De noordwestelijk van de Hawaii-groep onlangs (1857) ontdekte Midway-eilanden, midden op den weg van Noord-Amcrika naar Japan en China, wegens de guano-lagen in naam des konings der Sandwicheilanden in bezit genomen, zijn vooral van belang voor de walvischvangst, die sedert eenige jaren in het noordelijk gedeelte van den Grooten oceaan zeer is toegenomen, omdat zich deze zeemonsters uit de tot dusverre bezochte streken teruggetrokken hebben.
13. Het oostelijkste bewoonde onder alle eilanden van het werelddeel en tevens van alle continenten het verst verwijderde eiland is het kleine Paasch-eiland (quot;Waihoc), ten zuiden van den Steenboks-keerkring.
Hier vindt men ruïnen van tempels met verbazequot;nJ gvoofe, | jg met.
hooge steenen standbeelden van reuzengoden 2) of van vooniame afgestorvenen, en houten tafels met hieroglyphen, die ons doen besluiten, dat hier oudtijds eenige beschaving moet geweest zijn. Nergens in den
1) Petermann, Mitth. 1874, bi. 208, 217-—219
2) A. Bastian iu Kener's Zeitschr, der Geselsch. Kir Erdk., V, bl. 415, VI, bl. 551,
32*
DE EILANDENGROEPEN VAN AUSTRALlë. § 83.
Grooten oceaan heeft de vnlkaniciteit zooveel bijgedragen tot de vorming van den todem, en nergens traden de vulkanische verschijnselen zoo krachtig en grootsch te voorschijn als hier. Nog oostelijker ligt het vnl.quot; kanische rots-eiland Sala-y Gomez, genoemd naar den Spaanschen ontdekker, dat echter alleen door tallooze zeevogels bewoond wordt.
-V*quot; **■ ' ^
óOO
A a 336, 3fil A;ir 252, 268, 269, 270 I Aarau 319 Aarde 1, 2, 4 Aberdeen '1-30, 436 Abessinië 46,157, 158, 163, „terras 149 „alpenl. 149 Abeokoeta 154 Abruzzcn (boogl.) 214, 223 Acht (hooge) 262 Achter-Azië 53,67,123, 140 Achter-Indië 44,51, 65, |
AdeUberger grot 383 Aderbidsjan 122 Aden 43,91, 124, 485 Admiraliteits-eilan- den 496 A dour 294, 303 Adraroyti-golf 32 Adrianopel 204 Adriatische zee 30,31, 32, 134, 191. 197, 198, 206, 213, 288, 311, 380 Adsjmir 79 Adu la-gebergte 269 Afghanistan 64, 119, 120 Afrika 13, 15, 17, 40, 144, 146, 149, l(i7, 170, 177, 178, 192, 211, 227, 349, 453 Afrikaansche taalstammen 42, „ bevolking 150 „ hoogl.147, 152 Aj:am (hoogvl.) 91 Agoeng ASra Agram oio, Aurigentum Ahr Ai Aigues Mortes Airoio Aisne Aix Ajaccio Ajer liangis Akra Akkerman 398 Akko Aka Akaba Aken Alabama Alandseilanden Alaska Alava Aloaanschebergen2l4 96 81 339 225 274 116 304 252 294 305 308 93 133 408 183 159 126 364 467 411 471 237 |
Albanië (Neder-, Opper-) 199,205,206, 207 Albano 214, 223 Albaneezen 202, 208 Albany 446, 465 „ ' gebergte 419 Albert-Nvanza-meer 159, 162 433 269, 310 304 434 243 235 , 443 218 251 166 242 31 Albion Albula Alby Aldêrney Alentejo Aleppo Aleoeten Alessandria Aletschhorn Alexandrië Algarvië xUgerië 150, 151, 152, Aligiri-gebergte 78 Alkmaar 346, 348 Allahabad 81 Alleghanv-geb. lt;146, Allerheiligenbaai 484 293 240 331, 339 88, 114 259 Allier Almeria Almelo Alor-eil. Ali, |
Alpen 14, 19, 20, 50, 181, 188, 212, 243, 257, 267, 268, 283, 454, Admonter 292, Alg.152, Beiers352, Berner 251, Centr. 2 V9, Cott. 248, Dan-phiné 249, Graj. 249, Grauwb. 252, Jul. 254, Lep. 284, i Oostenr. 254, O tl. 253, Penn. 249, Rl. t. 252, Tir.259, Trlt; gt;t-schc258, Turg.: )3, Untenv. 251, ll ri-zontale vorm l ^4, Vertic. vorm 244 Alpengeb. 184, 186 Alpeugouwen 271 Alpen-hooggebergte 279 Alpenland 76, 140 Al pen meer 56, 143, Alpnach 271, 306 Alpoeiarras 229, 230 A Isa 273 | Al sen 351, 361 „ stelsel 54, 172 i Al ten a 362 I Altenburg 356, 371 Altmuhl 273, 281, 365, 366 Altona 354, 365 Altorf 271, 325 Aluta 206, 284 Amazonen-rivier 12, 445, 446, 451, 480 Amazonen-llanos 447, 483 |
AIPHABETISCH EEGISTEE.
502
Amerika 9,12,14, 15, 1G, 17, 40, 42, 146, 177, 349, 412, 434, 440, „ras 40, „horiz. vorm 441, „verticale vorm 442, „volkst. 455, „Noord 48, „Po-lynesië471, „Middel 471, „Centraal 471, taaist. 43, Zuid- 30Ö, 477, waterst. 448 Amerika klimaat 452 „ godsdienst 456 „ middel, van bestaan 456 Amersfoort 331, 348, Amiranten 152,176,439 Amme 364 Ammermeer 258 Amoe 59, 117. 118 Amoer 57, 65,142,143, 462 Amsterdam 277, 330, 332, 346, 347 Anabaptisten 45 Anatolië 61, 136 Anahuac 44t, 472 Anam 64, 70, 74, 75 Anclam 359 Andalusië 239, „scheid. gebergte231, „vlakte 230 Andesketen 19, 180, 443, 444, 445, Chil. Patag. Per. Quito. N. Gran. 479 Andorra 194, 239 Aneh 92 Anga-anga 107, 108 Angers 299, 307 Anglesea 435 Anio 215, 223 Anhalt 356, 371 Anjer 100, 102 |
Antananamva 175 Antarct. driftstr. 26 Anti-Libanon 130,135 Antillen gr. kl. 112, 422, 475, 476 Antillenzee 441 Antiquera 240 Antitaurus 136 Antwerpen 294, 324, 325 Apennijnen 182, 212, „ stroomen 214 Apennijnsche schier-eil. 213 Appalachen stels. 416 Appenzell 312, 314, 318, 319, Ausser-Rhoden 312,318, In-ner-Rhoden 318 Appingadam 341 Apscheron 395 Apulië 215, 223 Apulische vlakte 212, 214 Aquae Sextiae 305 Aquitanië 303 Avabië 51, 52. 55, 64, 73.122,123,125 132, 134, 195, 202. 227 Arabieren 42,167,211 Arab, woestijn 164, 170, golf 34,117,118, zee 34, 121 Aragon 227, 233, 238 „ vlakte 230 Aral 24. 140,141,452 Ara kan 7i, kustket.75 Aranjuez 236 Archangel 391, 402, 407 Archipel 32. 84, 127 Ardennen 202, 278, 322, 326, 319 Ardenner wond 328 Ardjoeno 96, 98, 99, 106 Arequipa 480 Argentina 483 Argentynsche bondstaat 481 Argolis 280 Argonner woud 262 Ariërs 42 Arizona 470 Arkansas 450, 467 Aries 286, 304 |
Arlberg 252 Arlon 326 Armenië 117,120, plateau 56, 62, 129,139 Armeniërs 45,190,202 Arnauten 202, 205 Arnhem 269, 275,276, 338 Arnhemsland 491 Arno 215, 221, „dal 214, 217 Aroe-archipel 116 Arosbaya 107 Arta 200, 205 Ascension 152, 174, 439 Aschaffenburg 367 Aschersleben 360 Asphaltmeer 132 Aspinwall 478 Assen 332, 333, 339 Assoean 163 Astrakan 396, 397,410 Asturië 237 Athabaska 419, 455 Atacama 479 Atlantische oceaan 10, ; 22. 26. 33, 134, 441 1 Atlas 145. 148, 147, I 172, 257, 228, 210 1 Atmospheer 3 j Atollen 37, 489 I Atrecht 300 i Attermeer 281, 380 Attika 198, 209, 210 Au be 292 Austraal-negcrs 492 „ Azië 496 Australië 13. 15, 17, 36. 40. 178. 241,29s, 301, 350, 434, 439, 455, 485 Australië klim. 489 „ bevolking 491 „ horz. vorm 486 vert. „ 488 .. noord 494 |
Australië (dieren en planten van) 490 Austraalbarrière 488 Australia felix 493 Australische Alp. 488 eil. 487,496 Auvergne 370 Azerbeidsjan 122 Aziatisch Rusland 64 „ Turkije 61,203 Azië 14.15,17. 40, 50, 177, 178, 184, 192, 208, 242, 453, 461 Azië bevolking 62 „ godsdienst G3 „ horiz. vorm 51 „ klimaat 60 „ stroomstelsel 57 „ terrasland 56 „ vert. vorm 52 „ Klein 136 Azof zee 30, 398, 402, 409 Azorischeeilanden 27, 32. 146, 152,173,178, 242 B. Babel-Mandeb (str.) 124 Backser kanaal 387 Badajoz 237 Baden ^19, 354, 356, 369. 386 Baffinsbaai 24, 25, 422 Bagdad 130, 135 Bagirmi 162 Bagnères de Luchon 303 Bahama-eilanden 438, 442, 475, 476 . Bahio 483 Baïkal-meer 24, 143 Baireuth 366 |
ALPHABETISCII EEGISTER.
503
Bali 85, 86, 88, 89, 10G, 113 Balkan 50, 182,190 Balkasch 110 Ballastl98,199,203,20i, 206 „ de Sulz 263, 275 Baltimore 166 Baltische zee 29, 191 Bamberg 273, 363 Banda 85, 87, 114, 115, „ zee 38 Banda-Oriental 483,488 Bandjarmasin 86, 110 Bandong-plateau 96,97, 98, 103 Bangalore 82 Bangka 87,88,89,91,91 „ straat 154 Bangor 465 Bangkok 75, 97 Banjoemas 97,10O, 102, 104, 105 Banjoewangi 98, 101, Bantam 95, 102 Barbarije, hoogvl. 148, 167 Barcelona 231, 238 Barendszee 23 Baritoe 86, 108, 109 Bar-le-duc Barka 148, 167, Barmen Baros Barquisimeto Baschkiren Baselland Basel 268,269,270, 284, 317 Basken 130 l(i, 487 308 155 156, 439 95, 3:-! 2 91 92, 114 86, 92 107 86, 115 298 Baskisehe provine. 237 Basra Bass-straat Bast ia Basuto „ land Batavia Bataklanden Batang Gadis „ liari „ Loepar Batjan Bath Batoe Toengal Batoea-landen Bautzen 294, 429, 434 99 91 368 |
Beek 12, 338 Bedoeïnen 46,167,171 Beersche Maas 278 Bega 283, 388 Behringstraat 15,22,24, 455, „zee 37, 471 Beieren 243, 258, 356, 364 Beierland 343 Beiersche Alpen 252 „hoogvlakte 19, „woud 257, 259, 281, „Palz 365 Belfast 297, 430, 437 Belfort 306, 429 België 189,194,298,321, 322, 350 Belg. Limburg 325, 326 „ Vlaamse li 399 „ bevolking 322 „ godsdienst 352 | Belgrado 206, 280, 281 | Belize 474 j Bellinzona 252, 324 ; Beloedjistau 64,119 Belt, kleine 420 | i Bender 398, 408 | j Beneden-Maas 277 „ meer 271 „ Amoe 141 „ Elzas 373 Harz 201 „ Italië 212 Inn 258 Benguela 152, 213 Benkoelen 89, 93 Berar 79, 82 Berberen 151, 152, 167 Berbice ivi j Berchtesgadeu2o4, 365 | Berditsehew 40S Bergen 324, 325, 359, 415, 418 Bergen op Zoom 336 Bergstraat 370 Bergsche veld 278 |
Bergumer meer 340 Bencische heuvels 213 Berkel 279, 338 Berlijn 354, 358 Bermuda-eil.27,438,462 Bern 312, 314, 316 Berner Alpen 247, 251, 284 Berner Bovenl. 317, 317 Bernburg 371 Bernhardin 251, 320 Bernina-groep 252, 253 Berry 307 Beskiden 255, 289, 39'.) Bessarabië 408 Bezitt. der Nederl. 83 „ Nederl. 460 „ Zweedsch 460 i „ Deensche 460 ; „ Britsehe 460 „ Spaanschel52,460 j „ Fransche 460, 152 152 152 152 348 66 100 303 162 229 162 317 362 271, 417 385 343 i, 330,33«, 12 2(13 210 23S , 170 89 113 161 , 370 14 348 338 161 95 371 16: 64, 305 373 Engelsch „ Portug. „ Turksch Beverwyk Bevolking Bezoeki Biarritz Biberich Bidassoa Bida Biel Bielefeld Bielermeer Bielitz Biervliet Biesbosch 27f Bifurcatie Byzantium Byzantijnen Bilboa Biledulgerid Biliton Bi ma Binin Bingen 272, Binnenzee Bitt Binnen-Vecht Binoë Bintan Birkenfeld Birma „ scheid.-gebergte 74 Birmansche taalstam 07 Birmingham 379. 129 Birs 271, 317 Bisants Bischweiler |
Biskaye 237, 297 Biskaye, golf v.293, 294 Blackburn 435 Black Dome 436 Black Mountains 4-16 Blankenburg 371 Blauwe berg.96,488,491 „ rivier 57, 65 Blidah 169 Blitong 87,88,89,91,94 Bloemendaal 348 Bloemfontein 155 Bloksberg 261, 361 Blois 300 Bobo Karaëng 111 Bober 2G0, 289 Bocche di Cattaro 380 Bochnia 385 Bodenzee 180,252, 257, 268,269,270,285, 309, 364, 369 Bodjo-Negoro 101 Bödeli 317 Boeg 183, 398, 399, 408 Boekhara 141 Boekit-Barisan 91, 93 „ Ten geel 98 Boeleleng 113 Boerenstaten 152, 155 Boeroe 110, 115 Boelgarije 199, 201, 203 I 200 Boetan 64, 80 Boelgaren 201 Bohemen 20, 259, 290 374, 377, 383 Bohemers 190 Bohemerwoud 257, 258, 281, 384 Boheemsche middelgebergte 260, 381-Boiiica 478 Bojodor (kaap) 172 i Bokken 485 Bolivia 400, 477, 4b() Bologna 220 Bombay 79, 81, 82, 83 Bommel 338 Boni 110, 112 |
ALPHABETISCH BEGISTER.
504
Bordeaux 293, 299, 303 Border 310 Borneo 17,84,85,88, 89, Borromcïsclie eil. 287 Bosjesmannen 40, 150 Bosna 205, 283 Bosnië 205, 206, 207 Bosniërs 201 Bosse du dromadaire 250 Bothnische golf 29, 411, 414 liourbon 176, 308 Bourbonnais 307 Bourget 247 Bourgondische poort 263, 273 Bourtanger moeras 266, 341 Boven-Bonau 280 „ Elbe 257 „ Betuwe 277 „ Elzas 373 „ llarz 261 „ Hoangho 55 „ Kapoeas 109 „ Normandië 300 „ Lahn 362 „ meer 270,449,468 „ Ryn 272,273,300 „ Kijnsche vlakte 183,257,264 „ Tigris 127 Boxtel 331 Brahé 290, 390 Brahraapoetra 53, 55, 57, 59 „ vlakte 76, 77 Brandenburg 358, 359 Branding 11 Brantas 98, 99 Braunsberg 358 Brazilië 10,41,445,458, 460, 477, 481, 483 Braz. strooming 27 Breda 331, 334, 336 Breedte 5 |
Bremen 354,-361, 372 Breuierhafen 354, 372 Breng-breng 97 Brennerpas 247, 249, Breslau 354, 359 Brest 299, 302 Bretagne 295, „schier- Bridgewater-kanaal 426 Brieg 284, 321 Brielle275,279, 331,345 Brienz 268,317 Brienzer meer 271,317 Brindisi 224 Bristol 425, 426, 432, 434 Bristol-kanaal 425 Britsch Amerika 461 „ Birma 79 „ Columbia 438, 462 „ Honduras 474 „ N.-Amerika 461 Britsche cil. 12, 187 „ keizerrijk 79 Brittaniabrug 435 Brixen 247, 381 Broek in Waterland 348 broedergemeente 43 Broessa 137 Broenei 107, 108, 116 Bromberg 359 Bromberger kan.290,399 Bron 12 Brouwershaven 342 Brouwershavensche gat 279, 342 Brugge 324, 325 Brunswyk354, 356, 371 Brussel 322, 323, 325 Buckeburg 372 Buda-Pest 284, 387 Budweis 379, 384 |
Buitenzorg 96, 103 Bukowina 374, 385 240 221 301 218 476 300 81, 82 223, 225 Cadix Caelius Caen Cagliari Caïcos-eil. Calais Calcutta Calabria Calabrische Alp.11, 214 Caledonië (Nieuw-) 496 Caledouisch kanaal 426, 436 „ zee 28 California 36, 442, 458, Cambridge 430,431, 434 Campaansche eil. 212 „ vlakte 212, 214 Campagna di Roma 215 „ felice 214 Campanië 223 Campine 322 Canada 438, 451, 461 „ hoogte 44 i „ vlakte 447 Canal du Centre 297 „ „ Midi 264,297, 304 Cauiabrische geb. 231 Cantal 307 Cantonstroom 68 Cap Breton 462 Capri 212, 223 Caraïbischc zee 27, 33, 41-5 Carolinen 241, 497 |
Carpentariabaai437,495 Carson 47 Cartagena 239, 478 Cartago 474 Cascadegebergte 445 Cassiquiare 12, 451 Gastra Batava 280 Castle Garden 465 Castellamara 224 Cayenne 308, 484 Cefalonia 208, 210 Ceilon 12, G4, 83, 195, 439, 494 Celebes 84, 85, 88, 100, 107, 110, 114 Celle 361 Celten 42, 290 Celtische stam 427 Cenis 247, 248 Centraal-Alpen244, 249 „ Azië 64 „ Buitsch Mid-delgeb. 259 „ provinciën 79 „ Karpaten 255 Ceram 87, 115 Cerigo 32, 210 Cette 286, 304 Ceu ta 168,195,249, 396 Cevennes 182, 264, 286, 295, 304 Chalcidice 198, 201-Chalons sur Marne306 „ „ Saone 305 Chambery 305 Chamouny 250, 285 Champagne 302, 306 Chamsin * 8 Charent.e 294, 302 Charvbdis 61 Charkow 393, 405, 408 Charleroi 325 Charlotttenburg 359 Charolois 263 i Chaud Fontaine 326 | Chaud de Fonds 318 , Chaudiëre-waterval 462 1 Chemnitz 368 i Cher 293 : Cherbourg 299, 301 I Cherso 386 I Chersou 398, 408 |
ALPTTABETISCU REGISTER.
505
Chersonesus Thracisch 198 Chesapeake-baai 400 C iiicago 408 Chili 480,441, 458, 400, Chimborazzo 444 China 44,04,07,124,150, 298, 434, 402 Chin, taal 65, 00 Chincha-eilanden 480 Chineesche Alpen 00 laagvl. 00, 01 „ zee 107 Chiojrgia 219, 289 Chios 138 Chiwa 141 Chota Nagpore 79 Christendum 43,44,151 Christiauia 417,418 Christiaansand 418 Chnl um 120 Chur 247, 209, 318 Churchill 449 Cilic.-Lyc. Taurus 137 Cimbren 213 Cimmerisch: Bosp. 32, 409 Cincinnati 453, 408 Cirques 21 Cis-Kaukasië 409 Cis-Leithaansche land. 379 „ Bolivar 479 Civita Vecchia 223 Clarence 174 Clyde 425, 420, 430 Cobienz 273, 274, 304 Cobya 480 Cochin-China 308 Coch.-Chin. kustgeb. 74 Cocytus 205 „ de Frejus 249 „ di Tenda 214, 287 Colorado 450, 409, 471 Col mar 373 Columbia 450, 400, 470, Como 219, 252 Condinamarca 478 |
Connauglit 431, 437 Connecticut 451, 405 Constance (Constanz) 270, 309 Constantine Cooks-eil. „ straat Cuurg Copiapo Coppuname Cordilleras 37,144,180, 443, 4-1-4 210, 219 240, 48S 485 430, 438 421, 435 482 Corfoe Cordova Corantijn Cork Cornwall is Corientes Corsica 17, 31,180, 212, 295, 298, 299, 307 Corunna 237 Costa Rica 4t4 301 371 359 248 324 402 303 219 472 Cöte d'Or2G3, 292, 295 Cotopaxi Cotentiu Cöthen Cottbus Cottische Alpen Courtra y Couver eil. Crefeld Cremona Creolen Creta 198, 20' Cret de la Js'eige 259 395 241, 475 479 | 358 479 i 424, 427, 477 I 291, 372 480 Croix Cuba Cuence Culm Cumana Cumberland 432, 435 Curacao Cuxhaven Cuzco Cvcladen 198, 200, 208, *210 71 17, 51, 138 170 388 388 378, 380 403 Cyclonen Cyprus Cy renaïca Czaba Czegled Czernowitz Czernomoric Czecheu 190, 357, 375 470 154 108 21, 240 418 418 414 Dacota Dahomei Dajak Dal Dalarnië Dalekarlië Dal-Elf 1)9 498 494, 495 79 481 485 |
Dalmatië 207, 377, 383, 380 Dal malische Alpen 199 Damaskus 133, 135 Damiette 100 Dantziger Weichsel 400 Dantzig • 354, 358 Daoerisch Alpenland Dardanellen 32, 204 Dar For 102 Darmstadt 272, 370 Darthuizen (berg v.) 318 Dauphiné 305 Dazio-grande 252 Debreczin 388 Dedemsvaart 333, 338 Deensch hoofdland 409 Deidesheim 307 Dekan 52, 55, 82 Delagoabaai 118, 155 Delaware 450, 400 Delden 339 Deltshaven 279, 332, Delft 331, 332, 343, 345 Delfzijl 341 Dendermonde 294, 324 Dender 29t Denemarken 194, 321, 419 „ bevolking 420 „ godsdienst 420 „ hor. vorm 421 „ vert. „ 421 „ staatsregeling 422 Denver City 4(59 Derby-kanaal 420 Desna 397, 398 Deventer 279, 331, 339 Devonport 434 |
Diëng-gebergte 97 „ plateau 103 Dieppe 301 Dieren 337, 338 Dierensche kanaal 333 Dyon 305 Dinarische Alp. 380,399 Diwenow 290 Dj am bi 80, 89, 94 DJ em bran a 108 Djamoena 77, 81 Djapara 95,97,99.102, Djokjokarta 101, 102, Dnieper 183, 184, 292, 394, 395, 398,403, 408 Dniester 183, 184, 289, Dödi 271, 310 Doetinchem 279, 338 Dofre Field 089 Dollart28,293,227,329, 341, 403 Dominion of Canada Don 183, 184, 394, 395, 398 Donau 50,184,190, 200, 240, 258,200, 200,207, 273,279,281,282,289, 308. 309,374, 379,387 Duna-Donsche landrug 394, 401, 409 Donaueschingen 280, 309 „ vorstendomm. 389 Donauwerth :?00 Donsch kozakkcnland 402 Dora Haltea 249,250,286 „ Ripera 249 Dordrecht 278,330,331, 332, 345, Dorpat -105, 409 ; Doubs 273, 285,297,305 i Douglas 435 |
506
Dover 28, 300, 423 „ Fjeld 413 „ (straat v.) 30 Drachenfels 202 Drau 183, 254, 283, 382 Dravida 40 Drechterland 377 Dreiherrnspits 254, 282 Dreisam 273, 309 Drente 325, 329, 339 Drentsche Loofdvaart 339 Dresden 21, 307 Dresdener kreits 307 Driebergen 348 Drusustjraclit 338 Dscbebel Musa 127 Dschidda 125, 120 Dsjoengarije 140 „ bergland v. 54 Dublin 420, 430, 431, 435, 437 Duero 184, 231, 342 Dufour-spits 250 Duitscbers 190,211,375, 403 rylc 193, 194 Duitsch middelgeb. 181, 257 Duitscbland 12, 45, 298, 321, 322, 350 Duitsch Slav. land. 379 Duiveland 342 Duizendeiland 95 Duna 183, 395, 398, 400 Dun a burg 409 Dundee 429, 430 Durance 249, 280, 304 D'ürbau 157 Dwina 23,184, 395, 400 Dyrrachium 205 E. Ebbe 11, 184 Ebro 185, 190, 227, 228, 233 I I |
Ecuador 400, 477, 479 331, 347 202, 290 436 204 341, 348 i 330, 343 I 225 Edam Eder Edinburg Edirné Eemland Eendracht Egatische eil. Egeische zee 30, 32, 53, ! 117,197, 198,199,203 ! Eger 257, 290, 384 Eginagolf 32 Egripo 210 Egvpte 8, 32, 232, 150, I 1*52 Egypt. Sem. taaist. 12 : Ehrenbreitstein 304 i i Eider kanaal 293,301 i Eifel 20, 202, 275 [ I Eilanden 15, 10 „ bov. den wind 470 5, ben. „ „ 476 j Eilau 358 j Eindhoven 331, 330 I Einseideln 315 j Eisenach 288, 370 ' i Eisack 254, „dal 381 1 Eisden 378 j Ekliptica 2 Elba 17, 223, 232, 317 I Elbe 200, 207, 289, 290, 357, 370, 438 I Elbe-zandsteengeb. 200 303 300 358 118, 119 139 338 129 131 444 273 81 0 420 372 273 !73, 306 Elberfcld Elbeuf Elbing Elboers El broes Elburg El Dsjesira El-Hoeleh Eliasberg Ell Ellora Elmsvuur Elseneur Elsier, „witte Elz Elzas El ze Emden Emilia I Em men Emmerik Ems Ende Engadin Elzas Lotharingen 353, 373 350 301 220 271 275, 303 293, 371 113 252, 282, 320 Engeland 45, 180, 189, 298, 424,427,431,481 Engelschen 100,190 Eng. bezittingen 110 Enkhuizen 331, 341 Enns 246, 281, 379 Ennsdal 324 |
Enschedé 331, 339 Entre Minho e Douro 271 Epirus 205, 208 Equatoriaal-stroom 11, Ertsgebergte 200, 290, 307, 384 Erylhreïsche zee 34 Erzeroeni 129 Espana Presidial 241 Esquilinus 221 i Esthland 410 ! Esthlanders 191, 404 Estremadura 231, 238, 242, 245 Ethiop. ras 40, „zee 33 I Etangs 280 Etsch 213,220, 243, 240, 253,200,207,280,288 Etrunamp;che Sub-Apcnn. 214 Eubea 198, 200, 210 ] Euganeische heuv. 213 I Eupen 304 Euphraat 57, 58, 117, 128, 129, 134 Euphraat-dal 149 Eure 300 Europa 17, 35, 43, 44, 145, 170 „ waterstelsels 103 „ plantengroei 187 „ bevolking 187 „ beschaving 187 „ bergland 181 „ honz. vorm 178 „ godsdienst 191 „ klimaat 180 „ laagland 181 „ Middel- 279 j, Noord- 9 „ staatsregel. 191 |
Europa vertic. vorm 180 F. Falklandseilanden 439, „ di Messina 31 Faroër 178, 187, 419, 420 Fel lata 150, 152, 154 Fella's 100 Ferro 5, 174 Fez 152, 168 Fez/an 109, 171, 172 Fichtclgebergte 187, 258, 200, 203, 290 Fidsclii-eiland.439, 490 Filibe 20-1- Finland 411, „golf 391, 400, meervlaktc 185, 392, 395 Finnen 40, 43, 191, 403 Finow-kanaal 290 Finsteraarhorn 251 Finstermunz 282 Firth 9, 436 Fioeme 254, 390 I Flaming 265, 290 Flensburg 301 Fljussen-meer 340 Florence 221 FI ores 85, 88, 113 Florida 27, 412, 407 „ kanaal 23, 33 Fluëlen 271, 315 Fo-tsheu 08 Foelah 150, 154 |
507
ïoesi Yama Foelbe Foggia Pöha Foix Fuutainebleau Forli Formentera Forth Formosa Fort de Koek „ Elout „ v. d. Capelle Franehe-Cumté Franeker Frankenwoud Frankfort a. M 354, 355, 358,359,362 ! Frank. Jura 258,259,360 Frankrijk 194, 243, 280, 294,322,351,374,387 Frankr. bevolking 298 „ godsd. 2,.)s „ hor. vorm 295 „ klimaat 290 „ Middel- 300 „ Noord- 300 „ Oost- 303 „ plantengr. 297 j, staatsreg. 299 „ vert. vorm 290 „ Zuid- 8, 303 Frausche koloniën 04 Nederl. 298 „ vlakte 190 Fransch Waalseh Uel- gië 325 Fransch Middelgeb. 181, 292 Frans-Jozefland 25 F'rans-kanaal 388 Frederiksoord 340 Fred. Wilh.-kanaal 290 Freiburg 305, 315 Freetown kol. 153 F'riedland 358 Fiische Haff 358, 400 Friesland 329, 335, 340 341 220, 254, 307 331, 438 201, 291, 302 Frioul Friezen Fulda Funchal Fundybaai Fun en Funfkirehen Fur ka Furth Füssen 173 462 419, 420 387 251 307 305 |
Gulapagos-eil. 442, 479 Galicië 45,237, 375,378, 385 Galileïsche zee 131 Galla 154, 157, 158 ; Gallia Narbounensis 304 „ Cis-Alpina 212 j Galliërs 212 ! Galway 431, 437, 438 i Gainiiia 148, 153, 154, 1 160 Ganges 19,42, 55, 57,58, j 77, 81 ! Ganges (laagl) 76 Ganzedicp 279 Garda-meer 186, 220, 247, 287 Gariep 148, 155, 159 Garoet 90. 97, 98, 103 ' Garonne 184, 229, 203, 207,292,293,290,297, ' 303 Gascoguers 298, 303 Gastein 381 j Gauchos 481 Geertruidenberg 330, 337 Gelderland 279, 329, 333, 335, 337 Geleding 15, 51 Gele rivier 57, 65 i „ zee 37 i Gernmi-pas 321 : Genève 257. 284, 309, 1 312, 318, 319 Gen'ève (meer v.) 180, 285 Genèvre, berg 280 Genezareth (meer) 131 132 |
Gent 294, 322, 323, 324 Genua 218, 221 Georgië 139, 407 Gera 300, 372 Germaansche stam 42, 190, 330 Germ, vlakte 183, 293 Germanen 42 Gersau 271, 31(5 Gevaarlijke Archipel 498 Gevaudan hoogvlakte Gezelschaps-eil.308,498 Ghatta 78, 84 Gibraltar 240, 241, 438, 470 Glessen 274, 370 Gibon 55, 59 Gilbert-eiland. 467, 497 Gilge 400 Girondc 293, 303 Glarus 272, 313, 316 Glasgow 426, 429, 430, 436 Gletschers 20, 244 Glocksee 301 Grnunden 289, 379 Goa 04. 82, 242 Gobi 53, 54, 09 Goenoeng-Breng-Breng 100 Goenoeng-Batoer 90 „ Lesong 108 „ Sitoli 93 Goercesche gat 279,343, 345 „ stroom 12,23,27,29, 186, 415, 426 „ van Bengalen 35,74 „ „ Biskaye 29 „ (Califonusclie) 37 „ du Lion 31, 248 „ (Finsche) 29 |
Golf van Genua 214,248 „ „ Guinea 26, 33 „ „ Korinthe 31, 209 „ „ Manfredonia 214, 215 „ „ Mejico 27, 33, 441 „ „ Patras 31, 209 „ „ Pegoe 35, 74 „ „ Riga 29 „ „ Tarente 31 „ „ St. Laurens 33 „ j, Siam 37,60,74 „ „ Sydra 31 „ „ Tominilll,112 „ „ Tonkin 37,55, 60, 74 Triëst 31 162 103, 104 102 340 339 309 308 212 277 , 332, 340 300 321 112 383 301 415 415 371 213 418 301 332, 345 Gondo Gondokora Gongola Gooiland Goor Göppingen Gorte Gorgona Gorinchem Gorkum 277 Gorlitz Gornergraat Gorontalo Görz Goslar Gota-kanaal „ Elf Gotha Gothen Gothland Göttingen Gouda Gouden poort 409 Goudkust 153, 308 Goudzee 340 Grampiangebergte 435 Gramsbergen 333, 339 Granada 230, 240, 470 Granadageb. 228 Gran 282, 283, 387 „ Kanaria 174 „ Sasso d'Italia 241 Granson 318 Gratz 247, 382, 378 Grauwbunderland 209, 312, 315, 319 Alpen 288 Graudenz 358 Grave 278, 334, 330 ü / /, 3 tó 429, 430 5, 433 359 372 305 339, 342 350 Grebbe Greenock Greenwich Greifswald Greiz Grenoble Grevelirgen Grevenmachtrn |
ALPHABETISCH EEGISTEIÏ.
508
Hoogvl
Hilversum 331
Hill 449
Himalaja 19,20, 51, 52, 53, 180, 182 „ landen 80 Hildesheim 361
Hlndeloopen 341
Harz 260, 300, 371 Hasenmatt 259
Grevtown 474-
Grieken 42,202,211,376 Griekenland 31, 179,
193, 208 Grieksch schiereil. 195 Gr. scli. ligging 197 „ „ hor. vorm 197 „ „ klim. 197 llomuansche stam 189
Grieksche kerk 44,191, 391
„ Maced. gcb. 182
„ archipel 117 Grift 277, 279, 333 Grimsel pas 317
Groene vcorgeb. 174 Groenland Ifi, 22, 24, 412, 419, 422,440,459 Groen 1 o 338
Groningen 329,331,332,
334, 335, 341 Groesbeek 338
Groot-Rrittanje 16,179, 193,191,196,350,422, 426,430,437 Gr.-Britt. bestaan 428 „ klimaat 426 „ bevolk. 417 „ godsd. 428 „ hor. vorm 423 „ vert. „ 424 „ staatsr. 430 Groot-Glogau 360 „ Natoena 107 „ scheepv.kan. 341
„ eil. 152,174,241 Guipuscoa 237
G uy ana 308,477,479,485 „ hoogland 445 „ stroom 24 Guvenne 303
271, 317 325, 333, 339 279, 338 475
290, 291, 359 299, 300 499 413, 436
llaslinal
Hasselt
llattem
Havanna
Havel
Havre
Hawaii
Hebriden
Hindoekoe 40, 50, 53,
Hoangho 57, 65
Hohcn Schwangau 365 Hohenstaufen _ 369 Holienzollern 357, 259 Hokkaido 71
Holland 435
„ o. z. smalst 332 Hollandsch diep 258, 336
Usel 279
345
,, spoorw.333 Helmen 418
Holstein 353, 366 Hondsbossche 346 Holyhead 435 I
Homburg 262, 362 1 Honduras 439, 473, 474 ^ I Honsrug 262, 275 329 339 1 Hondsrug 339
305 1 Hongaarsche vlakte 183, 264, 282 Hong. ertsgebergte 245 Hongaren 191, 211 Hongarye 20,40, 42,45,
375, 376, 377, 386 Hong-Kong 68, 69, 499 Honoloeloe 499
llont 294, 342
„ Bourgondië 305 Hoogeveen 329,333,340 „ zand 342
veens. vaart 330, 333
Hooggeb. 228, 261 Hooglanden 19
Hoogland v. Azië 53,140 „ Eran 118 „ „ Iran 118 „ „ Kl.-Azië 55 „ „ Centraal 53 Hoog-Soedan 147, 153, 151
„ Tibet 60
Iledschas 64, 124, 125.
126, 127 Heerenveen Heerlen Hees
Heidelberg Heidenen Heilbron Heiligerstadt Heiligerlec Hekla
341 349 338 370 191
273, 368 361
342 421
262 262, 273 330, 334 346 262 293 157 319
He ld er (den)327,346,31-7
369 ! 336 i 465 1 438 135 , 209 1 208
118, 120 1 224 46
318 I 389 i 131 I 210 368
403 406 381 28 436
„ Russen „ Rusland „ wardein Groote Relt „ Kanaal „ Oceaan 35, 441 „ Oost „ Svste
Halmaheira 86, 87, 114 Hamburg 291, 354 Hamada 169, 356, 366, 372
Hamitische stam 151 Hammerfest 418
Hanau 274, 362
Hanjang 68, 70
Hannover 353,355, 358,
361 Hansweert Haoessa Haparanda Haardt Harafoerazee Harburg Hardonger Hardenb. veen Harderwijk Hardinweld Haringvliet Harlingen
20,
114
31
326
„ St. Rernhard 247 Gross Górschen 360 „ Jagerndorf 358 Grimberg 3(;0
Guadalquivir 185, 230,
231, 232, 240 Guadaloupe 308. 476 Guadiana 185, 231, 232, 237
343 161 418 263 38 361 414 338 338 275 278, 345 340
261 337 316 337 19, 260 174
Heidal Heleiiaveen Hagen 362 Hellgate
Hagenau 373 Helgoland
Hai Gariep 159 Ileliopolis
Haïda 384 Hellas 198, 208:
Haiducken 388 Hellenen
Haiderabad 82 Hellevoetsluis 279, 345
Haine 323 : Helling 19
Haïti 460, 475 , Helmond 331, 337
Hakodade 73 Helsingfors406,411,420
Halberstadt 360 Hemelsgeb. 53, 140
Haleb 135 Hemus 182, 198, 199
Halifax 462 Henares 236
Halimoen 96 Henegouwen 322, 325,
Hall 282, 381 326
Halle 360 Hengelo
Hallein 282, 381 Hennc
Halys 137 Herat
Hallstadt 281, 379 Herculanum
Herdersvol^ïn Herisau Hermanstadt Hermon Hermopolis Herrnhut Hernhutters Hersfeld 's Hertogenbosch
„ (Meijery van) 326 Herzegowina 205
Hervey-eil. 598
Hessen (groothertogd.)
356
„ Nassau 362 „ Homburg 356, 302, 370 Hessisch bergland 263
„ heuvell. Hettenheuvel Heukelom Heusden Heuvel Hierro Highchurch Harmelen 349 i „ lands
Hartford 465 1 Hildburghausen
H.
Haar Haard Haarlem
Haarlemmermeer Haarstren;
Haase Habesch Habsburg Hailramaut landsch 124 Haff 9, 12, 185
ALP11ABET1SCII ItEGISTER.
509
Hoogvlakte 18 „ v. Oud-Kastilië en Lcon 231 ,, „ JJieuw-Kasti-lië 225, 231 „ (Zwabisch-Bei-ersche) 19, 258 „ (Zwitsers.) 257 Hoorn 19, 347 Horizont, vorm 11 Horqueta 445 Hottentotten40,150,155 Hradscliin 381- 11 udson445,451,453,4(55 Hudsonsbaai 33, 36. 51 „ landen 4(52 Hué 74 Huml)oldtstrooni36, 481 Hunnebedden 310 Hunnerberg 337 Hunte 292, 371 Hyéres 296, 305 I. Iberische schiereil. 195, Ierland 16, 45,180,186, 423. -125,427,429, 430, 431,437 lersche zee 28 He de France 175 111 269, 299 Illimani 414, 480 Illinois 450, 468 „ kanaal 468 Illyrië 205, 208, 211 „ stam 202 Hm 293, 370 |
Indie 64, 118, 124, 134 1 Indiërs 42 Indische archipel 35, 84, 125, 453 „ oceaan 22, 33, | 3t, 175 Indisch- Perzisch G rens- gebergte 118 Indo-Britsche rijk 439 Indo-Chin. laagi. (50 Indo-Europ. taalstam 42, 62, 402 Indo-Germ. taalstam 42 Indragiri 92 Indrapocra (Piekv.) 91 Indus 55, 57, 58, 77 „ delta 81 Ingermanlaud 410 Ingolstad 365 Inn 246, 251, 258, 281 Inselsberg 261 „ dal 288, 3«1 j Innsbruck 247,281,378, 381 Insulae fortune 174 i Interlaken 317 ; Irak-Adschemi 121 i Iran plateau77gt;119J 127 ! Trawaddi 58, 74, 113 Irazoe 474 Irkoetsk 54,57,142,143 Irvingianen 45 Isar 281, 365 Ischia 216, 223 Iseo-meer 186, 2amp;7 Iscre 286, 305 Islam 46, 202 Isle de France 301 Ismaïla 167 Isonzo 213, 289, 383 Isotheren 7 Istrië 375, 383,- 38(5 Italianen 42 Italiaansche schiereil. 195, 210, 412 Italië 157,193,243,286, 321,368 „ Laagland 212 Ithaka 210 |
Iviza I voor kust Ivrea Jaargetijden Jablonoi-geb. Jaen 240 j Jagst 315 1 Jahde gebied 357, 361 Jaila-gebergte 393, 408 j Jakoeten 142 \ Jakoetsk 142, 391 : Jalpueh 408 | Jamaica 438, 476 I Jamestown 174 ' Jang 96, 98 j Jantsekiang 57, 65, 68 Japan 14,64,65, 66, 70, 71, 124, 462, 478 Japanstroom 36 Java 16,85,87,89,95,101 Jaxartes 59 Jekaterinenburg 393, 410 Jemen 64, 125,126.127 Jena 370 Jenikale (Straat) 409 Jenisseï 57, 142, 143 Jenisseïsk 142 Jcsd 118, 131 Joden 44,191,202,376 403 ! Jodendom 43 ! Johannesmeer 397, 398 i Jona 436 Jonische eilanden 210 „ zee30, 31, 210 Joppe 132 Julische Alpen 254 Jungfran 251 o l irs! 239 153, 308 286 |
Jura 183, 251, 258, 269 „ (Duitsche)257,306, 309, 310 „ (Frankische) 258, 259 „ (Zwabische) 258 „ (Zwitsersche) 257 Justedal 41!- Jutland 28,328, 419,490 15 Üatoe 116 Comorin 82 Kamantara 91 „ kolonie 150, 156 „ land 150,152,156, 438 „ de (ioede Hoop 19, 34, 486 „ Spartivento 214 „ Tjina 91 „ Verdische eiland. 174, 368 Kabara 1(50 Kaboel 77, 120 Kadoe 97,102,104,105 Kaffa 409 Kaffers 150, 151 Kaffraria 156, 439 i Kagosima 73 i Kaïro 164, 1(55 . Kaiserslautern 3(57 | Kaizakes 143, 397 Kajeli 115 Kali Mus 99, 106 Kalisch 402, 411 Kalmukken 52, 403 Kama 396, 397 Kambodja 58, 75, 308 Kamerijk 300 i Kampar 92 Kampen 279, 339 1 Kampereiland 338 Kamschatka 37, 51,142 , Kanaal 29, 397 „ v. bourgogne 297, 305 Kaap |
510
Kan. v. Languedoc 297 „ „ Mozambique 34 „ „ Ter Neuzen 388 Kanaria 174- Kanarische eilanden ó, 8. 14(i, 152, 174, 178, 235, 241 Kandahar 118, 120 Kander 271 Kandia 31,32. 178. 198, 200, 202, 207, 208 Kanea 208 | Kano l(i2 I Kapoeas 80, 108, 110 Kurakornm 53, 59 Karang Lambong 103 „ üolong 105 Karang Asam 113 Karasoe 129, 200 Karatsehi 81 Karimon Java 45, 104 Karintliië 254, 377 Karisehe zee 23, 178 Karlskrona 418 Karlsruhe 272, 370 Karlstadt 207, 255 Karmel 133, 389 Karnische Alpen 254 Karpathen 19,183, 244, 255, 204,282,289, 385, 392, 398 Karp. (Noord-W.) 255 „ (Middel-) 181 „ (Centraal-) 255 „ (Kleine) 255 „ (Noord O.) 255 Karpatisch gebergte 204 „ woudgeb. 255,399 Karst 254 Kasan 390,402,405,400, 410 Kaschgar 140, 141 Kaschmir 80, 140 Kaspische zee 24, 42, 117.118,120,138,139, 141,178,184,395,390 Kassei 302 Kassiteriden 434 Kastilië 227 Kastil. scheidingsgebergte 231 Katara-gebergte 108 Katingan 108 Katmandoe 80 Kattegat 28, 415, 418 Katwijk 277, 345 Katzbach 289, 300 Kauk. Alpenland 117 |
Kankasische ras 40, 02, 189, 455 Kaukasië 404, 400 Kaukasiër 40, 202 Kaukasus 50, 50, 02, 117,138,139,178.181, ! 393,395,408 Kawi-gebergte 90, 98, Kediri 97, 99, 102, 104 Kees 245 { Kei/.ers-kanaal 58 ! Keizerstoel 204 i Keloet 90, 99, 100 ! Kenia 112 | Kempenland 322, 330 Kendiug 90, 98, 100 ! Kennemerland 340 Kent 424, 432, 433 Kentucky 407 Kerken 44, 45, 428 Kerk rade 349 Keulen 274, 303 Keulsehe vaart 332 Keur-Hessen 355, 358, 302 Key-archipel 115, 110 Khanaten 141 Kidoel 97, 99 Kiew 393, 398, 400, 408 Kifli 102 Kingstown 437, 407 Kinibaloe 85, 108, 109 Kinnereth 131 Kinzig 201,273,274,309 Kiölen 41, 413 Kioe-Sioe 71, 72 |
■108 | 137, 398 304 I 200 09 137 182 94, 110 382 414 389 303 l, 42, 51, 117, 130,138,197,202 Kleine Antillen 438 Klein-Curacao 477 „ llusland. 407 Kleine Helt 28, 301 „ Karpaten 215 Oost 110 St.Bernhard 249 205 41 Klepthen Kleurlingen Klimaat Kluis Koburg Koeban Kocher Koek a Koemamotoe Koemassi Koendoets Koepang Koer Koerdistan Koerillen 371 139, 398 273 102 73 | 154 120 I 114 | 139 ' 118, 127 , , 71, 144 | Koerische haftquot; 358, 400 | Koerland 403, 409 i Koerlanders 109 Koesansche landen 110 Koety 80, 108, 110 Koevorden 333, 339, 340 j Kol-moeras 415 ] Kola 391 i Kulla 157 | Koloniën (Fransche)308 ] Komoren 174, 387 I Konggebergte 100 Königgratz 384 Königshutte 300 Konia 137, 147 Koningsbergen 354, 358 „ grond 389 „ kanaal 420 „ meer 254, 282 „ weg 390 Konstantinopel 138,202, 203, 204, 242 Koppenhagen 402, 418 I Koraalbanken 489 „ eil. 17 „ riffen 489 Kischenew Kisil-lrmak Kissingen Kit heron Kjacbta Kjoetahia Kjölen Klabat Klagen furt KI ara-Elf Klausenburg Kleef Klein-Azië j „ vorming 10,34,37 38, 488 102, 103 51, 70 92 143 I ,, '/ee Kordofan Korea Korintji Korjeken Koromandel |
Körös 283, 388 Kozakken 403, 407 Krakau 385, 390 Krater 20 Krawang90, 99,102,103 Krekerak 330, 343 Kreuznach 304 Krim 32, 391, 393, 402, 404, 408 Krimi er Ache 282 Krimpener land 275, 279, 343 Krim bang 107 Kroatië 389 Kroaten 109, 375 Kroatisch-Slavonisch grensgebied 390 Kromme Rijn 277, 318 Kroonstad 389, 410 Kuilenburg 277, 338 Kul pa 283, 389 Kun-lun 53, 59, 00 Küssnacht 271, 310 Kustrin 290, 359 Kwenlnn 53, 59, 00 li. „ „ Hindostan 80 „ „ Midd.-Eur204 „ Neder-Rijnsche 257, 200 „ van Siberië 144; „ „ N.-Duitschl. 205 „ (i'ransch) 200 Laagvlakte 18, 128 „ (de Boven-Rün-sche) 257, 204 „ (Germaansche) 293 Laboan 107 , 439 |
ALPHABETISCH REGISTER.
511
Labrador 27, 244 „ strooming 27 Lac de Constance 270 „ Leman 285 Lacus Brigentinns 270 „ Fucinus 214 Ladak 80 Ladoga-meer 185, 390 Ladronen400, 409, 410, Lage eilanden 496, 498 Lago Maggi ore 186,247, 250. 252, 287, 309 „ di Perugia 214 „ „ Holsena 214 „ „ Celano 214 La Guayra 479 Lagune 9, 213 „ eil. 37, 489 Lahn 260,268,274,362, Lakonisch scliiereil. 198 Laknow 81 Lamongan 96, 98 Lak kadieven 84 Lampong 89, 93 „ van Dordrecht 343 „ „ ter Goes 343 „ „ IJselmonde343 „ „ Roozen burg 343 „ „ Voorne en Putten 343 Landak 108, 110 Langen Schwalbach 362 Langentaufen 288 Langerote 174 Langres (Plateau v.)263, 278 Lappen 404, 411, 41(5 La Plata 17, 448 Larissa 199, 204 |
Lauffen 270, 318 i Lausanne 285, 313, 318 I Lausitz 45, 260, 383 ' i Lausitser gebergte 367 ! „ ^t'eisse 360 | Lauterbrunnen 317 I Lauwers 341 j Lauwerzee 327,329,310 i Lava piks 474 | Lech 252, 281 1 Lechveld 258, 3(50 Leeds 429, 434 Leiden 277,331,334,345 Leigebergte 274, 370 Leine 260, 291,361,371 Leinster 437 „ gebergte 264, 282 Leitimor 115 • Lek 277,279,332,338,348 i Le Mans 316 Lemberg 256, 378, 385 | Lemgo 372 Lena 57, 142 Leon 231, 236, 474 Leon delos Aldamas472 Lepanto 209 ' Lepont. Alpen 247, 251 j Lesbos 138 Lettische volken 403 i Leuk 251, 321 Levant 137, 226, 304 Levantische zee 32 Leverdal 263 Leuven 323, 325 Liambye 148, 159 Libanon (bergrug) 45, 61, 130, 134, 135 Liberia 152, 153 |
Liguric 216, 219 Ligunsche Apenn. 214 Ligurische zee 31 Liimfjord 420 Limbuig 327, 332, 336, 349, 362 Limmat 251, 268, 271 Limmerick 426, 4c8 Limoges c07 Limousin (ïerrasl. van) 307 Limpopo 148, 155 Lindau 270, 3(56 Linge 277, 337 Linz 280, 379, 384 Lioe-Kioe-eilanden 38 Lion (Golf du) 71 Liparische eilanden 224 Lippe 261,269, 275, 363 „ Detmold 350, 372 Lissabon 204, 242 Litthauen 45, 190, 398, Livadië 209, 210 i Liverpool 372, 12(), 429, | Llanos 416, 457 Lodi 217, 219 Loesé 97, 99 Lofodden 184, 263, 413 Loire 267, 292, 296, 297, Lombardjje 190,309,321, 402 Lombard, vlakte 183 Lombok 85, 86, 88, 89, 106 Lomnitzer spits 256 Lompo-batteng 111 Londen 362, 430, 532 Long-Island 465 |
Lot 263, 293 Lotharingen 306, 373 „ plateau 263 Louisiade arch. 196 Louisiana 467 Lowlands 425, 436 Loyalty-grocp 308, 496 Lubeck 354,356,371,372 Lublin 411 Lucayische eiland 475, 476 Luchtverschijnsels 6 Ludwigsburg 368 Ludwigshaven 367 Ludwigs kanaal 305 Lueg 21 „ mcer 186, 252, 287 Luckmanicr 252 Luneburg 206, 301 Luneville 263, 306 Lutschine 271 Luxemburg 323,327,350 Luzern 241, 314, 316 Luzon 116 Lvbische bergketen 10(5, 170, 171 „ woestijn lot, 100 Lycié 137 Lvdische ryk 130 LbHand 191 Lyllanders 404 Lyon 286, 299, 307 Lyonnais 295, 306 „ (Plateau v.) 263 Lys 294, 297 Maagden-eilanden 476 Maalstroomen 14 Maan 3 Maan-Elf 414 Maas 262,269,276,277, 278,297,300, 322, 323, 320,327,332, 330, 337,357 „ (Mond der) 343 Maassluis 345 Maastricht 278,332, 349 Macao 04, (»8 Macedonia 196,199,202 203, 204 |
512
Placed, Walachen 203 Mackenzie 448, 449 Macon 305 Madagaskar 34,110,152, 175 Madeira 146, 152, 452, 173 Madioen 97, 99,102,104 Madoera88,89, 95, 102, 10(5 Madras 79,81,82,83,101 Madrid 236 Mal'stral 297 Magdalena 445, 478 „ rivier 445, 451 Magdeburg 359, c60 Magelang 105 Magelhaen (Straat) 480 Maglirib 168 Magindanao 116 Maggaren 40, 42, 191, 376, c89 Mahakkan 86,108,109 Mahé-eilanden 176 Maimatschin 69 Main 257,260,261,268, 273, 379 Mainau 270, 369 Makassar 84, 107, 112 Makjan 86 Malabar 82, 9H Maladetta 228. 229 Malakka 75, 84 Malang 98, 106 Malar-meer 185, 413, Maleiscbe archipel 41 „ ras 40, 63 ,, taalstam. 4:^ Malm ai son 302 Maloedoe 108, 117 Maloeïnen 482 Maltasjroep 225,226,438 Malta 178,226,240,484 Man 435 Manchester429, 431,465 Mandaïliug vallei 92 Mandale 75 Mandingo-statcn 152, 154 |
Mannheim 272,367,370 Manhattan 465 Mand sj oer ye 69, 143 Mandsjoer. alpen 1. 56 Mantua 219, 288 Maracaïbo 445, 479 Maranhou 451 Marburg 362, 382 March 254,257, 260,281, 380, 385 Marchoeld 264, 380 Maremmen 211, 214 Marengo 218 Mareotis-meer 165 Marianen 496 Maritza 200, 204 Marken 220, 348 „ (Eiland) 238, 336 Marmora-zee 30,32,203 Marmorosch 283 Marne 292, 297, 301 Marokko 125, 150, 152, 161, 168 Maronieten _ 45 Maros 115, 257, 387 Marowyne 484 Marquesas-eiland 208, 496 Marseille 30, 286, 299, 304 Martinach 250, 284 Martigny 250, 281 Martinique 308, 476 Massachusets 465, 469 : Mataram 105, 112 I Maroi 484 , Mauritius 152, 175, 439 Mechelen 322, 325 Mecklenburg 353, 357 Schwerin 356,370 quot; Strelitz 353,356 |
Medsched Meenen Meer Meester Cornelis Megalocastro Meiningen Meijerij van 's 133 Mejico 41,443,445,451, 459, 471 Mejikaansche solf 29 Mekong Mekka 125 Melanesia Melanesiërs Melawi Melbourne Melibocns 18, 75 ., 135 486 492 108 493 56: Memel 354, 358,400,409 Memphis 164, 467 Menado 89, 111, 112 Menam 58, 74 Meppel 332, 339 Meppeler diep 339 Meran 288, 381 Merapi 91,96,97,99,104 Meratoes-gebergte 108 M er baboe 96,97,99,104 Mercia 432, 434 Meroë _ ^ 163 Mersey 456, 434 Merthyr-Tydfil 435 Merwe 277, 333, 336 Mesopotamié 118, 128 Messenic 198 Messina 31, 225 Mestizen 111, 472 Metz 275, 299, 373 Menrthe 262, 275, 300, 337 Meuse (dorp la) 278 Micronesië 486 Michigan meer 449, 468 Middelburg 332, 334, 342, 344 Middell. zee 10, 29, 30, 117,127,145,201,211, 226,227,228,244,295, 396 Meath 4c7 Middel-Alpen 245 Amerika 458,459 Azië 122 Mecklenburgsche land-mg 270 Medelser-Ryn 269, dal 269 Medemblik 347 Medina 125, 126, 133 1 323 14 103 208 371 Bosch |
Midd.-Donau 282 Europa 2445, 26(5, 279 geb. (het Centr.-Duitsche) 259 „ Pyreueën 259,303 „ gêb. (het Uuit- „ geb. (het Eran- „ Franken 366 „ Rg ii 268,272,274 „ Schotland 436 Milaan 219, 252 Milit. koloniën 409 Miltsin 167 Mincio 219, 287, 288 Minden 362 Minahassa 111, 112 Minas Geraes 484 Minesota 468 Minho 233, 241 Mississippi 19, 58, 446, 417, 448, 467 „ vlakte 447 Missouri-rivier450,457, 468 Moezel 202,268,273, 374, 275, 297,200,250 Moezelgebied (het Fran- Mohammedaan 43, 46, 151 Moldau 260, 290, 384 Moldavië 202, 207 Molenwijk 103 Molukken 17, 37, 85, 88, 89 Molwitz 112, 114 Monaco 193, 194, 217, 226 Monarchie Monch 25j1 |
513
Monding 12 Mongolië 69 Mongoolsclie ras 40,52, 62, 189, 191, 404,455 Monnikendam 347 Mens 325 Montafuner dal 269 Montana 470 Montauban 302 Montblanc 55,229,244, 248, 249, 250 Mont Cenis 248, 249 „ Cervin 250 Genèvre 249, 286 „ Ferrat 213, 218, 286 „ martre 302 Monte Gargano 214 „ Gibello 225 „ Perdu 229 Montenegro 207, 386 Monte Pellino 214 Pellegrino 225 „ Pincio 221 Rosa 19. 249, 250, 286, 321 „ ïestaccio 222 „ Video 483 Moravië 259, 281, 374, 377, 383, 385 Moravisch heuvell. 260 „ inzinking 289 Mo raw a 204, 206, 283 Morea 209 Moro 114, 435 Morlaken 375, 386 Morataï 86, 114 Moskou 402, 405, 406 Moskwa 406 Mosquito-gebied 474 Mosselkreek 343 Motlau 358, 399 „ Everest 55 „ Hood 469 „ Hooker 445 „ Motlin 411 „ quot;Washington 446 |
Mozambiquel 52,157,175 Muhlberg 360 Mublhausen 360, 373 Muhlheim 363 Mulde 21, 290 Mulgrave-archipel 497 Munchen 365 Munster 361, 431, 437 „ dal 263, 271, 317 Muntok 94 Murcia 234, 240 Murray 436, 488 N. Naab 260, 281 Kahe262, 268, 274, 362 Namen 278, 324, 326 Nancy 306 Nantes 293, 302 Napels 203,223, 442,453 Napelsche Apenn. 214 „ Maremmen 215 „ provincie 223 Napoli di Romania 210 Narbonne 303, 301. Narva 410 Nassau 274, 355, 362 Natal 92, 152, 157, 439 Nationaal park 471 Naumburg 360 Nauplia 32, 210 Nauw van Calais 433 Navarra 238, 299, 303 Nazareth 133 Nebraska 450, 409 Neckar 275,268,273,368 „ dal 368, 369 Nederland 45, 189, 193, 194, 298,322, 326, 350 I rÜTZ, VÊRGEL. AARDR. |
Ned. bevolking „ beschaving „ bezittingen Neder-Albanië „ Betuwe „ Beieren „ Cochin-China 64, 308 „ Egypte 165 „ Guinea 154 „ Guyana 484 „ Kwartier 348 Oostenrijk 348 321 126 6 40 46, 150, 456 256 198, 210 492 449 280 64, 80 45 Ryn 275, 300 Rijnsche laagl. 257, 265, 328 Rijnsch bergl.262 Sticht Wallis Nedsjed Neerslag Negerras Negers Negoi Negropont Negrito's Nehrung Neira 116 Neisse 260,289,360,384 Nelson Neograder gcb. Nepal Neptunus Nestorianen Netze 290, 359, 399 Neuburg 365 Neuchatel271, 313, 318 „ (Meer v.) 180 Neufahrwasser 358 Neuilly 302 Neusiedler-meer264,387 Neuwied 364 Neuwieder bekken 274 Nevada 470 Newcastle 426, 428, 434 Newfoundland 23, 33, 308, 438, 462 New-Hampshire 465 465 465 464, 465 99, 159 465 461 91, 93 473, 474 206 274 Haven „ Jersey „ Vork Ngawi Niagara „ val Ni as Nicaragua Nicopoli Nidda Nid dem Wald 316 Niegata 73 Niemen 183, 184, 292, 357, 395, 398, 399, 400, 409 |
Niers 349 Nieuw-Britt. 492, 496 „ Brunswyk 33, 442, 462 „ Californië 472 „ Caledonië 308, 496 „ Engeland 446, 458 „ Georgië 496 „ Gradisca 390 „ Granada 89, 113, 114, 444 „ Guinea 38, 88, 487,489,492,495 „ Hebriden 492, 496 „ Holland 487 „ Ierland 492 „ Jeruzalem 470 „ Kastilié 236 „ Menoc 278 „ Maas 279 „ Mejico -444, 469 „ Orleans 467 „ Orsowa 388 „ poort 322, 324 „ Rusland 408 „ Schotland 155, 442, 462 „ Siberië 24; „ Spanje 471 „ Strelitz 371 „ Syrië 210 „ Tscherkask 409 „ Waterweg 279, 332, 345 „ Westminster 462 „ Zeeland 36, 439, 487, 490. 494 „ Zuid-Wales 493, 494 Nieuwe Diep 343 Wereld 440 Nieuwied 154, 160 Niger 13,^125,148,171, Nyl 13, 134, 146, 148, Nikobaren 35, 112 Nikolajew (inEur.) 408 . Nikolajefsk 143 Nilagiri-gebergte 78 Nimes 304 Nischni-Nowgorod 396, Nizza 247, 300, 305 Nyandscha-meer 159 Njassi-meer 159, 160 Noesa Baroeng 95, 106 „ Kembangan 95,105 |
ALPHABETISCli EEGISTEE.
514
Nowopretofsk 410 Nubië 152, 164, 202 Nu-Gar iep 159 Nymphenburg 365 O. Ob 57, 142 Oceanische eil. 16 Ochlocratie 48 Odessa 406, 408 Oder 184, 257, 265, 267, 289, 357, 359 Oedjong pangka 97 Oedsjisji 159 Oeral 42, 178,181, 392, 394, 395, 397, 400, 401 ' Oeralisch Kasp. inzin-■ king 53 Oeral. Balt. landrug 265, 393, 405 1 „ Karpat. landrug 265, 393 „ Oeral, taaist. 43 Oeralsk 410 1 Oerga 69 I „ dal 282, 381 Oet/.thaler ferner 253, 1 288 Oever 9 O fen 284, 387 OfFenburg 369, 370 Oglio 253, 287 Ohio 450, 467, 468 Oil-city 466 Oise 292, 301 Oka 297, 407 Oldenburg 354,356,361, Nogat 358, 399 Nomaden 46, 63 Koord 277, 278 „ Amerika 444, 443; 445,447,449,457, 461 „ Beveland 342, 343 „ Brabant 329, 332, 335, 336 „ Carolina 467 „ Duitache vlakte 183, 357, 401 „ Etruriscbe Apen- ! nijnen 214 1 „ Eur. vlakte 182 • „ Guinea 153, 154, 161 „ Holland 327, 328, 329, 336, 346 „ Holl. kanaal 332 1 „ Kaukasic 4-09 „ poolzee 400 „ Schotland 436 „ Scandinavië 187 „ Syrië 134 j „ west-provincie 79 : „ west-Europa 410 | „ wijk (bij Batavia) ! 103 Noordelijke IJszee 22 1 Noordkaap 413, 415 i Noord-oostland 23 , Noordpoolcirkel 14 Noordzee 27, 28, 184, 1 273,277,293,300,322, i 328,343,357,438 ! Noormannen 210, 300 Noorwegen 16,194, 411 414 „ hor. vorm 412 „ vert. „ 413 „ klimaat 415 „ bev.en godsd. 416 „ industr., staatsw. 418 Norische Alpen 253 Norköping 418 Norland 417, 418 Normandie 295, 300 Normandische eil. 295, |
Olympus 197, 200, 205 Omloop, Syder. en Oman 124, 126 Ommerschans 339 Onafliankel. staten in Azië 64, 74, 116 0nega-meerl85,400,401 Onmiddellyk Duitsch ryksl. 373 Onrust 301 Ontario-meer 449, 461, 465 Oosbeek 369 Oost-Albanië 205 „ Afrik. eil. 175 „ Alpen 20,244,246 „ Angelcn 424, 432 „ Arabië 127 „ Azië 65, 142 „ „ taalstamm. 41 „ Canada 461 „ IIindostan 81 „ Iran 64, 119 „ Indië 298 „ Java 100, 102 „ Jordaanland 133 „ Pruisen 358 j, Pyreneën 229, 303 „ Rusland 410 „ Siameesche scheidingsgebergte 74 „ Sib. kustgeb. 142 „ Tibet 39 „ Turkestan 54, 140 „ Vlaanderen 323 Oostburg 343 Oost. Nederr. bergl. 261 Oostenryk 193,194,201, 379,402 „ Ilong. monarchie 373 Staatsregeling 3/8 Oostenr. b. d. Enns 379, 380 Oostergroep (Moluk- |
Oostzee 10,29,185,293, 370,393,397,398,399, 415 Oostzee-provinciën 409 Ophir 91 Oppa 289, 385,397 Opper-Beieren 365 „ Egypte 164 „ Guinea 153, 154, 439 „ Hessen 370 „ Italië 212 „ Paltz 364, 366 „ Wales 320 „ Peru 480 Oran 169, 195 Oranje-kanaal 333 „ rivier 148, 159 „ stad 477 Oregon 443, 454 Orel 407 Orenburgsche Kirgizen 142, 405, 410 Orinoko 12, 27, 445, 448, 450, 455, 476, 479 Orissa 79 Orkneys-eil. 28, 436 Orleanais 306 Orleans 293, 306 Orontes 131, 134 Orsowa 282, 284 Osbornhouse 433 Osmaansche rijkl92,193 Osmanen 40, 191, 262 Osnabrück 361 Ossa 200, 205 Othrys 199, 204 Oudewater 346, 349 Ouessant 296 Ourthe 278, 326 Overllakkce 343, 345 Ovcrijscl 329, 331, 335 O verijselsche hoogte 278 O verkwartier 346 Oviedo 237 Owaihi 489 Oxford 430, 431, 434 Oxus 59, 120 |
ALPHABETISCH EEGISTEE.
J'acific-spoorweg 4(gt;9 Padang 93 Padangsche bovenl. 9:^ Padang Sydempoeang92 „ Pandjang 93 „ Benedenland.93 Padua 213, 220 Palembang 86, 89, 93 Palermo 225 Palestina 127, 130, 131, Pal ma 174, 239 Palmas (kaap) 160 Palmolie-kust 154 Palmyra 139, 164 Palts 367 Palus Maeotis 398 Pamalang 103 Pampas 346,445,454,457 Pampelona 238 Panama 443, 444, 478 Panaroekan 118 Pannerdsche kanaal 276 Panschowa 388 Papoea's 49, 492, 495 Papoea-eil. 86, 115 Papbos 137 Paraguay 452, 460, 477, Parana 452, 483 Parry-eilanden 24 Parijs 5, 263, 299, 300, 301 Pas van Oeskoeb 204 Passaat-win den 8 Pasoeroean 95, 102, 106 Passau 257, 865 |
Patagonië 16, 443, 481, 482 Patagoniër 41, 454, 460 Patagoniscbe steppe 446 Patjilan 95, 104 Paulo-Affonso 452 Pavia 219, 287 Peel 336, 339 Peene 290, 359 Pekalongan 97,102,10ö, 104 Peking 67, 143 Peloponnesus 198, 200, j 209 j Peneus 200, 205 1 Pengab 58,76,79,80,120 j Penniniscbe Alpen 249 1 „ keten 424 ! j Pennon de Velez 241 | „ de Alucemas 241 j Pennsylvania 464, 466 393 200 : 99 ' 95 153 j 98, 99 204 j 133 ! 303 303 I 15, 439 , Pensa Pentelicus J Pépé Peperbaai „ kust ; Pepandajang I Pera I Perea j Perigueux ! I'erigord Perim Perm 144, 409, 410 1 Pernambuco 484 ! ! Perte du Rhone 285 : Perth 378, 436, 493 i Peru 444, 460, 477, 479, i 481 Peruaansche stroom 26, 36 Perugia Perzié Perzen 80 220 387 25 224 220 46, 120, 134 42 Perzische golf 34, 35, 117, 118, 124, 129, 139 Peschawer Peschiera Pest Petermannsland Pesto |
Pestum 224 ' Petersburg 393,405, 410 ; Peterwardein 284, 388 i Petra 127 Petreiscb Arabië 127 Petropaulowski 143 Pescbera 457, 482, 483 Petscbora 392, 393, 395, Pfiiffers abdij 270, 319 Pforzheim 370 Phenicië 134, 211 „ (Kustl. v.) 134 Philadelphia 452 Philippeville 169 Philipsburg 474 Philippynen 17, 37, 46, 85, 116, 241 Philippopel 204 342, 343 199 220 254, 289 300 444 179 228, 224 262 479 19, 85 113 349 251 358 384 199 . 380 221 383 209 221 466 239 Philipsland Phthiotis Piacenza Piave Picardië Pic de Sorata „ „ Teyde „ du Midi „ Nethou Pichincha Piek Piekeebergte Piek van Bali „ „ Indrapoera 85, 91 „ „ Lombok 113 Piemont 218, 309 Pieter-Mauritsberg 157 Pietersberg Pilatus Pillau Pilsen Pindus Pinzgau 254, 282 Piombino Pirano Pireus Pisa Pittsburg Pityusen Piz Languard 253, 320 „ Ot 330 Planeten 1 Plateau 18, 52 „ van Auvergne 263 „ Gevaudan 263 „ Iran 56, 61 „ „ Lotharing.263 „ „ Langres 278 „ „ Lyonnais 263 „ „ Pamir 53 „ „ Tibet 55 „ „ Vivarais 263 Platte 18, 450 Plattenmeer 185, 264 Plauen 291, 368 Plauensche veld 21 |
516
319 482 166 116 360 19, 354, 370 409 420 19, 445,
Rigi 315
Rijn 184,246,251,252, 266,267,273,281,309, 322,326,342,348 Rijn-delta 28, 275, 276, 337
„ Hessen 370
„ en Marne-kan. 297 „ spoorweg 333 „ woud-gletscher269 „ provincie 358 „ land 343
Rij se1 299, 300
Ryswijk 103, 343
18, 52,
Randgebergte
53, 76 Rangoen
Rapperschwyl 272 Rassen Rastadt Rata Ratibor Rauhe Alp
369 Ravenna Ravestein Rawa Rawoen Ré
Reede Regen Regensburg Reggio Regnitz Reginum
279, 332,
114
328, 342
293 300 303
382
383 279
336, 338,
351, 359 371 363 375, 403
294 294
220 96 362 470 477,
Rimini Ringgit Rinteln Rio Colorado „ de la Plata
480, 481 „ Grande 154, 468, 469
„ Grande do Sul 484 „ „ delNorte450,
451, 473 „ Janeiro „ Negro Rion Riouw
„ Lingga Rivieren
„ gebied stelsel
384 379 421 306 341 97, 102,
363 29, 296
484 451, 482 139, 398 89, 94 88, 91 12, 329 12
Reims Reitdiep Rembang
104 Remscheid Rennel-stroom Rennes Rensburg Rescht Resina Reunion
95.
Rochefort
Roemenië 201, 206, 207, 389
Roemei ië 203, 204 Roemeniërs 201
Roeperts-land 462 Roer 262, 269, 275, 276,
278, 362, 363, 364 Roermond 331, 349 Roeskilde 420
Roestschoek 206, 284 Roethenen 190, 375,
Romanen 376, 386, 389 Romansborn 119
Rome 196 211,221,453 Romeinsche Apenny-nen 214 „ Sub-Apenn. 214 „ kustvl. 212, 215 „ maremm. 215 Ronda 240
Roode Main 273
Roode rivier 450
Roode zee 31, 34, 124,
132, 166 Roodhaar-gebergte 262 Roodlager-gebergte 262 Roodhuiden 455
Roompot 294
283, 387 93 386 201, 805 98 93
172 74, 75 302 108
Presburg 280, 282, 387 Presidentsland 25 Presidios 152
Prins Eduard eil. 438, 462
Prins v. ■Wrales-straat24 Prinseneiland 152 Probolingo 98, 102, 106 Procida 212, 223
Proeth 207, 284, 408 Progo 105
Propontis 32, 204 Provencaalsche vlakte
183, 264 Provence 297, 304 Providence 465
Pruisen 357, 364, 36(» Puerto bello 479
Purmerend 346, 347 Puschlaverdal 253 Pusterdal 254, 288, 311 Putbus 359
Puzte 38S
Puy de Dome 307 Pvrenet;n 19. 21, 50, '182,227,228,266,294, 303
Pyreneescbe schiereiland 227 Pyreneescbe landschappen 303
Q.
Quarnero 31, 254, 390 Quebec 462, 463
Queensland 87, 493 Queretaro 473
Qnito 444, 479
R.
Praag 378, 384
Prahoe 96, 97
Preanger regentschappen 96, 100, 102, 103
Radja Mandala Raab
Radjabasa Ragiisa Raitsen Rahoettah Ranau
302 361 122 224 152, 308 Reus 239,251, 253, 268,
271, 311 R^uss jongere linie 356 „ oudere „ 356 Reutlingen 369
Küuzengebergte 260,
290, 360, 371, 372 Reuzenkop 260
Rhiitikongebergte 269 R henen 277, 348
Rhetiscbe Alpen 252 Rheydt 363
Rhodopegebergte 203 Rhodus 32, 138
Rhön 55, 261, 274, 367 Rhöne-Ryn-kanaal'273, 297
ilhóne 184, 244, 255, 258, 266,267, 271,290, 296,297, 303, 305,311, 396
75 319 64 369 91
289, 360 259, 273,
213, 220 278, 336 104
96, 98, 106 295 9
259, 281 280, 366 220, 224 273, 364 280
Rerchenau 268,269,270, 369
Reichenbach Reichenberg Rechte rd iep Reikiavik
Rorschach Rosaria Rosette Rosingein Rossbach Rostock Rostow Rothschild Rotsgebergte
462, 470 Rotterdam
334, 343, 344 Rotti Rottum Rouaan Roubaix Roussillon Roveredo Rovigno Roozenburg Roozendaal
342 Rugen Ruhla Rubrort Rusniaken Rupel
Rupelmonde Rusland 14, 16,187,194, 202, 207,351, 374, 390 Rusl. wateren 394 „ kanaalstelsel 396 „ klimaat 401 ,, bronn.v. best. 404 „ handel 405
„ beschaving 405 „ Rood 409
„ Hor. vorm 391 „ Vertic. „ 391 „ Bevolking 402 „ Ligging 391 „ Godsdienst 40t „ Staatregeling 406 Russen 190, 392, 403 Russisch Trans-Kauka-sië 138, 139
S.
Saaie 260,261,274,291, 370
„ Frankische 261 Saalfeld 371
Saane 271, 317
Saar 275, 306, 317, 373
Saba 476 Sachsenhausen 362
Sagalin 143 Sahara 40,145, 151, 160, 170
Sabel Saigoen Saintonge Sakoeroe
Schokland 328, 339 Schünbrunn 380
Schonen 415, 418, 419 Schoonhoven 346
Schoonwederberg 447 Schotland 16, 422, 425,
430, 431, 435, 438 Schotsch hoogl. 186,425 Schouwen 3t2 !
Schwarzburg (Vorsten- i
Schwarzburg Sonders-haven 356, 372 ,
Schwarzburg Kudol-
stadt 356, 373
Schwarzwald 183, 187, 259, 270, 272, 280, 369 Snhwatz Sweaburg Schweidnitz Schwelm Schwerin Schwvz 271, 314, 315 Schwyzer Alpen 251 Scoter
281, 381 411 360 362 370
269 315 379
427 31, 434
408 386 806
i Scylla i Sebastopol ■ Sebenico Sédan
' Seeland 180, 419, 420 Segara Anakan 95, lOO, : ïo5
1 Segre 233
: Seine 181, 267, 296, 299,
300 I Selters I Seleucia i Selen^a j Semajang I Semeroe 1 Seychellen i Semipalatinsk : Semitische stam
330 i Semlin
Semmerin:
j Sempach Sendoro Sendara
362 134 143 109
96, 98, 106 439 143 190,
i l
284, 388 247, 382 | 316 ! 96, 105 97 :
Senegal 14S, 154, 160 Senegambië 160, 161, ' 163, 308, 439 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Sapoetoe 108
Saksen (Koninkr.) 356,
358, 360, 367, 389 Saks. Altenburg 371 „ Coburg-Gotlia
356, 371 „ Meiningen 356 „ Weimar-Eisenach 356, 370 Saksische Zwitserland 360
Salambria 200, 205 Salatiga 104
„ (Golf van) 224 Saleyer 110, 111
Saloeën 58, 74, 75 Salomons archipel 496 Saloniki 204
Salza 246, 254, 282, 380 „ gau 381
Salzburg 254, 312, 3?4,
376, 380 Sal/.burger Alpen 254, 365
Samarang 95,97,99,102, 104
Sambas 108, 210
Sambre 278, 322, 323 Sam land 358
Samos 138, 283
Sandwich eilanden 492 San Carlos 481
„ Domingo 460, 475 „ Trancisco 484 „ Jago 475
„ Juan rivier 474 „ Leopoldo 484 „ Marino 193,217,226 „ Mat las 482
„ Miguel 174, 473 „ Salvador 473, 476 Sanssouci 359
„ Catharina 484 „ Fe de Bogota 478 „ Isabel 174
Santander 236, 478 Santiago (Chil.) 481 Silntis (de hooge) 237,
257, 270 Saóne 285,290,305,396
Schaffhausen 270, 318 Schafmatt 259
Schanghai 68, 69
Schat-el-Arab 129, 130 Schaumburg 362
„ Lippe 372 Scheeren 16, 412
1 Schelde 293, 294, 297, 1
322, 325, 326, 342 : Schelde (Ooster) 291
„ (Wester) 291 j ! Schellenberg 366 i
Scheveningen 344 | Schie 344 i
Schiedam 279, 332,344 1 Schiefergeb. 274 ,
Schiereil. Dekan Schiermonnikoog
341 Schiïten Schildpadbaai Schipbeek Schirasdal Schirwa-meer Schlangeubad Schlei Schleiz Schlettstadt Schneeberg
Saporogische kozak 398 Saramacca-rivier 485 Sargans 270
Sarca 253, 287
Sardinië 31, 180, 212,
Surmatische vlakte 182,
Sau 183, 206, 283, 389 Sauerlandsch gebergte 262
Savoie 299, 300, 305
Scesaplana
Schacnendal
Schaafberg
518
Sion 133, 321 Skaudinavie 12, 208 328, 374, 411,419,437 Skandinaviërs 190 Skandiuavisch hooggebergte 182, 244 Skardus 199, 205 Skienself 414 Skio 138 Skipetaren 202, 205 Skodra 205 Skoetari 203, 205 Slamat 96, 97, 103 Slaven 42,201,375,386, 402 Slavische stam 190,402' Slavenmeer 449 Sleeswyk-Holstein 351, Slowaken 190, 256, 375 Sluis 343 Smeroe 85, 96 Smildervaart 333, 339 Smolensk 407 Sneeker meer 340 Sneeuwberg 254, 260 Sneeuwgebergte 230 Sneeuwlinie 20, 55 Sneeuwkop 290 „ (Laag) 145, 147, 152, 153 Soekadana 110 Soemba 88, 89,109,114 Soembawa 85, 88, 112, 113 Soembing 96, 105 Soemedang 103 Soenda-eiland 64,85,88, 107, 112, 442 landen 97 straat 102 zee 35, 58 |
Soengei-Moerong 108 Soerabaya 95, 102, 105 Soerakarta 97, 99, 101, Sofala 152, 157 Solimanketen 118 Solimangeb. 120 Solo 99, 104, 117 „ eilanden 114, 116 „ zee 107 Somali 151, 157 Somerset-rivier 159,493 Somme 294 Sophia 204, 206 Spaansche koloniën 64, 116 Spanje 157, 193, 194, 195, 196, 235 Specerij-eilanden 114 Spercheus 199 Spiers 272, 367, 370 Spitsbergen 23, 178 Spliigen (berg) 252, 251 „ (dorp) 310, 320 Spoleto 220 Spree 290, 291, 359 Springvloed 11 „ Barthélemy 419, 476 „ Bernhard 247, 250, 286 „ Croix 422, 476 „ Denis 176, 301 „ Dinaro 386 „ Eustatius 476 „ Francisko 452 „ Gallen 270,313, 314, 319 „ Gallener Alpen 351 „ George 28 .. kanaal 26 |
St. Germain 302 „ Gotthard 251, 252, 269, 264, 309, 315, 320 „ Helena 152, 174 „ Jan 421, 476 „ Johann 364 „ John 451, 262 „ Juste 237 „ Laurensgolf 58,448, 449, 462 „ Louis 160, 308, 452, 468 „ Michiëls gestel 331 „ Miguel 173 „ Quentin 297, 300, 302 „ Theodulpas 250 „ Thomas 476, 152, 422 „ Vincent (kaap) 331 ., Wolfgang 380 Staat 48 Staatsspoorwegen (Ne-derlandsche) 333 Stabiae 224 Stans-Foreland 23 Starkenburg 370 Stauffen (de hooge) 259 Stavanger 419 Stavoren 340, 341 Steen wijk 339 „ dienst 44? Stettin 354, 359 Stettiner Haff 290 Stiermarken 375, 382 Stilfser Joch 247, 253 Stille oceaan 35, 37 Stockholm 418 |
Straat Bonifacius 31 Straatsburg 263, 272, •V7S onq 007 Stralsund ' ^ 359, 418 Strelitz (Nieuw-) 371 Stromboli 225 „ dal 12, 21 „ meren 14, 185 „ (schiet-) 21 „ stelsel 12, 57 Strooming 11, 3(gt; Strymon 200 Stubay 253, 381 Stuhlweissenburg 387 Stuttgart _ 368 Sudenberg 360, 384, 385 Sudeten 260, 265, 289, 357 „ Oost 260 „ West 260 Suera 168 Suez 126, 166 Sumatra 107, 100, 90, 89, 88, 87, 85 Westkust 89 Sunderiand 429, 434 Sunniet 46 Susquehanna 450 Sussex 432, 433 Swine 290, 359 Swinemunde 359 Syr 57, 59, 141 Syrië 31, 130, 132, 133, *134 Syriscli kustgebergte 117 Svrisch-Arabisch laag-'land 60,61,117 Syrisch-Arabisch hoogland 55 Syrte (groote) 169 „ (kleine) 33 |
387
519
Taag 184, 231, 232,234, 241 „ (Dal v. d.) 2G6 Taalstammen 41 Tafelberg 19, 310 Tafelhoek 113 Tafelland 18, 76, 82, 230 Tahiti 308, 496 Tanaro 218,2S7 Tanger 168, 195 Tangoel Angin ü7, (J9 Tangkil 103 Tankoeban-prahoe 98, 96 Tapanoeli 91, 92 Tarn 263, 293, 303, 304 Tarnopol 385 Tasmania 16, 33, 38, 439 Tataarsche taaist. 190 Tataren 404 Tatar Bazardschik 204 Tarikrots 240 Tauern 20, 253, 254 Taunus 274, 272, 262, 362 Tauris 122, 129 Taurische keten 134, 136, 137 „ schiereil. 393 Tavira 242 Taygetus 198, 200 Tebris 122 Tegal 97, 102, 103 „ Badoeng 98 Tegernmeer 282,365 Teheran 121, 122 |
Tehuantepecgolf 473 Tehuantepec 473 Tejo 252, 236, 241, 292 Telaga Bodas 98 Teleczka (de vlakte)318 Telok Belong 92, 93 Temes 283, 388 Temeser Banaat 388 Temesvar 388 Tenessee 450, 467 Tenger-gebergte 9G, 98, 106 Terglou 254. 382 Ternate 86,111,114 Terneuzen 243 Terrasland 18, 56 Terschelling 328,393 Teschen 385 Tesjoe-Loemboe 70 Tessino 219, 287, 289, 252, 311,312,315, 320 Tète 157 Teutoburgerwoud 261, 293 Texel 328, 347, 348 Thadmor 135 Theiss 256, 257, 283, 387 Theissvlakte 264 Theresiopol 388 Thermopyle(bergengte) 200 Thracië 197, 199, 203 Thracische Bosporus 32 Thun, 268, 317 Thunermeer 271, 317 Thur 270, 319 „ Alpen 251 Thurgau 313, 314, 319 Thuringerwoud 274,260, 360, 371 Thurings. bergland 260 „ heuvelland 357 „ terrasland 261 Tian-schan 53, 54, 140, 141 Tiber 214, 215 |
Tibet 19, 53, 61, 69 Tiboe 151 Tidore 86, 115 Tieler waard 277, 338 Tien gemeten 343 Tientsin 67 Tigris 57.58,117,128, 229 Tilburg 331, 337 Timboktoe 160, 161, 173 Timor 64, 85, 88, 89, 100, 114, 242 Timor Laoet 116 Tinarlo 340 Tirol 282,247,254,310, 312,376,380, 381, 474 Tiro Ier Alpen 288, 253 Tista 55 Tjakra Boeana 97, 100 Tjenrana 111 Tieribon 95, 97, 100, 102, 103 „ centraalketen 100 Tjermé 96, 100 Tjeuker meer 340 Tji-Andjoer 98 „ Manoek 98, 99, 103 „ Liwong 102 „ Tandoewi 95,96,100 „ Taroem 49 To bak 91, 92 Toeareg 46, 151, 171 Toeat 173 Toela 398, 407 Toeran 59, 140 |
Tomsk 142, 144 Tondana 111, 112 Tongeren 323, 326 Top 19 Tornea 411, 418 Torrens-meer 489 Torres-straat 16,38, 495 Tosa 287 Toskaans. Apennijn. 214 „ eiland 95, 212 „ kustvlakte 212 „ maremm. 215 „ zee 31 Toulon 299, 304 Toulouse 229, 297, 304 Touraine 307 Tournay 294, 326 Trajanuswal 408 Trans-Baikalic 142 „ Kaukasië 64 „ Leithaanschelanu 386 „ Kaspisch gebied 141 Transvaalsche republiek 152, 155, 459 Transsilv. alpen 256 Trapani 225 Traun 281, 247, 319, 379 Trarimeenschemeer214 Traz os Montes 242 Trebisonde 137 Trier 275, 360 Triest 30, 383, 254, 289 Triglau 254 Trinidad 169, 439, 412, 445, 476 Tripolis 134, 150, 152, 161 Tristan da Cunha 152, |
Ö20
Tschoektschen 51, 142 Tschili 457 Tuamotoe-arch. 308 Tubingen 368 Tunesië 168, 169 Tunis 152, 169 Turken 202, 403 Turijn 217, 243 Turkestan 64, 140, 141 Turkye 201, 203, 280 Turksch Aziti 127 „ Dalmatië 205 Turnhout 325 Twente 331, 338 Tyne 425, 434 U. Uberlinger meer 270 Dcayali 451 Ulm 280, 369 Ulster 431, 437 Unstrut 291, 371 Unterwalden 251, 271, Upsala 417, 418 Uri 271, 312, 314, 315 Urk 328, 348 Uruguav 452, 460, 477, Utah 445, 470 Utrecht 277, 329, 331, 334, 336, 348 Utrechtsche hoogte 329 Vaartsche Rijn 332, 348 |
Vallei Venusta 381 I Valparaiso 481 Van Convers eiland 438, 462 Van Diemensland 430, 487 Vecht 277, 333, 348 Vedretto 246 Veltliner Alpen 253 dal 253 Vel uwe 287 „ hoogte 279, 329 Velzenkanaal 346 Venen 14, 322 Venetic 219, 220, 221, 289 Venezuela 415,460, 477, 478 Venlo 273, 338, 349 Ventoux 249 Vereen. Staten v. Cen-traal-Amerika 473 Vereen. Staten v. Columbia 460 Vereen. Staten v. Noord-Amerika 459, 463 Vereen. Staten yan Rio de la Plata 460 Vermont 465 Verona 246, 220, 288 Versailles 302 Verticale vorm 15, 17 Verval 13, 185 Verviers 326 Verwarming 7 Vesontio 305 Vesta 2 Vesuvius 214, 224 |
Vevay 285, 318 Via mala 252, 269 Vianen 332, 346 Vicenza 213, 216, 220 Vicksburg 467 Victoria 69, 491, 493 „ Nyanzal59, 162 „ land 26 „ vallen 160 Vienne 293, 305 Vierwoudstcden meer 186, 2(18, 271, 285 Vierwoudstcden Alpen 251, 252 Viescherhorn 251 Viti-eilanden 497 Vyfheerenlanden 277, 343 Vyfstroomenland 94 Villach 382 Vindhia-gebergte 77, 78 Vindschgau (Lengtedal van) 288, 381 Vitri le l'rancais 299 Vittoria 238 Vivarais (Het hoogland van) 263, 292 Vlaamsche eilanden 173 Vlaanderen 300, 327 Vlaardingen 112, 279, 345 Vlak Soedan 161 Vlakte 18 „ (Arctische) 417 „ (Ben.-Hong.) 305 „ (Bov.-llong) 305 „ (Canada) 447 „ (Indus) 76 „ (Mississippi) 447 „ (Neder-Rynsche) 265 „ (Saksische) 265 „ (Sarmatische) 392 „ (Walachische) 209 „ (Wendische) 265 Vlaamsch-België 324 Vlamingen 300, 330 Vledder 340 Vlieland 328, 348 Vlissingen 342, 343 Vloed 11 Vogelseilanden 477 Vogelsgeb. 261 Vogezen 183, 262, 272, 273, 365 Volhynië 306, 409 Volkêrak 249, 336 |
Voloetza-gebergte 199 Voturno 214, 215 Voor-Alpen 245 „ Apennijnen 213 „ Aziat. hoogl. 56, 123 „ Indis. stroomen 58 „ „ laagl. 60, 77 Voorgebergte 15 Voor-lndic 44, 51, 64, „ kanaal 3S2 Voor-Rijn 268, 345 Vorarlberg 269, 373 Vosegus 262 Vriendschaps-eil. 497 Vulkanen 20 Vulk. eilanden 17 Vuurland 442, 443, 482 Vuurdienst 44 W. Waadtland 283, 312, 318 Waag 255, 282, 392 Waaigat 178 Waal 276, 277, 278, 337 Waasgau-gebergte 262, Wadi-er-Rumen 126 Wageningen 334, 338 Wahlstadt 360 Walachen 283,376, 389 Walachische vlakte 183 Walachye 195, 202, 207 Walcheren 317,342,343 Waldaï 393, 396 Waldeck 356, 372 Wales 424, 431, 435 Walhalla 366 Wallenstiidter meer 252 270, 272 Wallis 312, 315, 320 Wallisen 190 Walliser Alpen 249, 251 Wan 264 Warmte-eqnator 7 Warasdiner gebergte 254 Warschau 359,402, 406, 411 |
ALPHABETISCH EEGISTEE.
521
Warthe 289, 359 Washington 464, 466 Water 6, 8 Waterhalfrond 14 Waterland 346 Waterscheiding 13, 19 Waterstelsel 53,366 Waterval 13, 31 Watzmann 19, 354, 383 Wechabiten 46 Weenen 304, 347, 378, 380 Weener Neustadt 381 „ meer 185,413, 414 „ woud 354 Weesp 358, 385, 395, 398 399 Weichsel 137, 184, 365, 348 Weimar 370, 371 Weisskogl 353, 388 Weisther 350 Welikoi Nowogorod 407 Welkomstbaai 95 Wellington 495 Wenden 190, 375 Welschland 435 Wendische vlakte 365 Wereldzee 9, 33 Werkendamsche killen 373 Werra 361, 291, 378 Wertheim 374, 370 Wesel 363 Weser 184, 361, 367. 389,391,361,363, 370 Weser bergland 3G1 West-Alpen 344, 348 „ Arabic 137 „ African Settlements 153 „ Azië 116 „ Australië 493 Westelijk middelgebergte 181, 363 West-Sahara 173 Westeriis 418 Westergo 340 Wester Schelde 343 „ woud 363, 374 Westfjord 419 „ Friesland 346 „ Griqualand 156 „ Indië 41,241,419, |
„ moreland 437 Westfaalsche poort 361 West-Pyreneën 239 „ Romanen 376 „ Soedan 160 „ Slaven 403 „ Spitsbergen 33 „ Turkestan 141 Westfalen 361 West-Pruisen 358 „ Rusland 409 „ Siameesch Schei-dingsgeb. 74 Wetter-meer 185, 413 Wetzlar 374, 364 Wiborg 411 Wieringen 338, 348 Wiesbaden 363 Wijk bij Duurstede 377 348 Wijnkoopsbaai 95, 96, 100 Wilhelmshaven 465 Willemsdorp 378 Wilhelmshöhe 360 Willemsoord 334 Willemstad 378, 337, 477 Willemsvaart 332, 338 Wilya 409 Willis 96, 99 Williamshaven 361 Wilmington 466, 467 Wilna 409 I Winschoter diep 341 Wintherthur 316 Winterswijk 338 Wit-Rusland 409 Witte rivier 69 „ Nijl 150, 162 Witte bergen 488 „ Elster 291 „ zee 33, 190, 184 391, 400 Wittenberg 390, 360 Wittensteen 359, 319 |
Wittstock Wlachen Woerden 377, Woerno Woetshang Wolchonski-woud 400 Wolfenbuttel Wolfaartsdijk Wolga 183, 184, 395, 396,398,403, 410 Wolverhampton Woolwich Workum Worms 373, Wormser Joch Woronesch 393, Worth Woudgebergte Woudrichem Wupper 368, 375, „ dal Wurm meer Wurtemberg 355, 369 Wurzburg X. IJsland 33, 178, 187, 419, 430, 440 IJsel 269, 277, 332, 337 „ (Nieuwe) 279 „ (IIoll.) 379 IJszee (Noordel.) 37, 391,393,403,412, 449 IJszee (Zuidel.) 22, 25, 27 Yucatan33,442,444,474 IJzer 322 IJzeren poort 204, 364, 383, 384 Z. Zaanstreek 333, 347 West-Jordaanland 133 359 I 301 346 162 68 393, 371 343 393, 407, 434 433 341 370 387 407 373 199 377 376 363 378 368, 367 |
Zaïre 148, 154, 159 Zambezi 148, 151, 159 Zandkreek 343 Zanguebar (kustv.) 157 Zante 310 Zanzibar 157, 176 Zapport gletscher 369 Zara 386 „ Alpen 313, 343, 305, 444 „ (Antillen-) 33, 4-11 „ Azof 398 „ van Celébes 38 „ (Japansche) 37 Zee van Ochotsk 37 „ (Oost-) 38 „ „ Chincesche) 37 „ (Solo-) 38 „ (Zuid-Chineesche) 37, 74 „ (Zwarte) 10, 30, 31, 136,137,138,139,178, 184,190,197, 304,306, 373,304,311,390,397, 398 Zeeland 339, 335, 342 „ (Nieuw-) 9 Zeelst 331 Zeestroomingen 36 Zeeuwsch-Vlaander.343 Zeewind 8 Zernagora 307, 337 Zevenaar 356, 337 Zevenbergen 30, 374, 376, 389 Zevenberger Alpen 383 „ ertsgeb. 357 Zevengebergte 363 „ gebroed. 135 Zevenwolden 340 Zigeuners 303, 376 Zinl 371, 317 Zillerthal 253, 381 Zinzaren 202 |
522
Zuid-Afrika 158, 159 Zuid-Afr. stroom 26 Zuid-Amerika 439, 442, 443, 445, 446, 451, 458 „ Australië 491, 494 „ Austral, golf 487 „ Azië 73 „ Beveland 342, 343 „ „ kanaal 313 „ Cliina 68 „ Carolina 468 „ Duitsch Middelgebergte 257 „ Europa 193, 195 Zuiderkanaal 297 Zuiderzee 28, 277 Zuid Etrunsche Apennijnen 214 |
Zuidgolf 38 „ Guinea 154 „ Holland 329, 343 „ eil. 332,336 „ laarder meer 339 „ Oost-Europa 201 „ Poollanden 485 „ Rusland 403, 408 „ Russ.landrug,265, 393 „ „ steppevl. 393 „ Schotland 436 „ Shetlandsche eil. 26 „ Skandinavië 187 „ Slaven 375 „ West-Azië 201 „ Willemsvaart 332 „ zee 37, 38 |
Zurich 313, 314, 316 Zuricher meer 186, 268, 272, 285 Zutfen 331, 338 Zutfen (kwartier v.) 330 Zwaben 258, 366 Zwabisch-Beiersche hoogvlakte 258, 264, 268, 280 Zwabische Alpen 259 „ Frankische hoogvlakte 244 Zwabisch Gmund 369 Zwabische zee Zwanen-rivier Zwarte heuvels „ meer „ water S 338 „ 'zee 10,30,32, 53 Zwartsluis 339 Zweden 14, 194, 411, 414, 416 „ vert. v. 413 270 493 447 339 333, |
Zweedsche hoogvl. 412 „ klim. 415 „ bevolking 416 „ industrie 417 „ staatsregel. 417 „ middelgeb. 468 Zwickau 368 Zwickauer kreits 368 Zwin 343 Zwitserland 243, 298, 308, 311, 368 Horizontale v. 309 klim.en planteng.311 Verticale v. 310 Bevolking 312 Godsdienst 312 Staatsregeling 313 Zwitsersche Jura 257 „ hoogvl. 244, 257 Zwolle 329, 334, 338 Zype 343 Zijrivier 13 |
geraadpleegd door ieder, die aardrijkskundige kennis op prijs schat. — Vooral wordt het aan kweekelingen en onderwijzers ten sterkste aanbevolen.quot;
quot;VT ekker.
„We bepalen er ons daarom toe op te merken, dat do vorm een zeer goede is, ook in de Nederlandsehe bewerking, door Dr. L. P. Ouwer-sloot geleverd. We hopen dat liet werk in handen van vele leerlingen zal komen, die het kunnen gebruiken naast een eenigszins beknopt leerboek der Aardrijkskunde. Aan Hoogere Burgerscholen kan het dezelfde rol vervullen als de bekende werken van GRUBE over GESCHIEDENIS, die op eenige Hoogere Burgerscholen en Gymnasia als leesboeken gebezigd worden. Onderwijzers aan Normaalscholen kunnen zich van het nieuwe werk van Piitz bedienen, om hun onderwijs meer opwekkend, belangrijker te maken.quot;
Schoolblad.
„Lazen wij voor eenigen tijd met groot genoegen het eerste deel van dit werk en prezen wij het daarom ook den lezers van dit blad aan, ook het tweede deel verdient zulk eene aanprijzing. Is de naam van Piitz alreeds eene grootc aanbeveling, de inlioud bevestigt ten volle den goeden dunk, welken die naam al dadelijk wekt.
„Tal van belangrijke bijzonderheden vindt men er in en op recht aangename wijze wordt men met veel schoons en gewichtigs op aardrijkskundig gebied in kennis gebracht.
„De liefhebbers van aardrijkskunde ontga het genot van dit werk niet. Wij prijzen het ook aan voor schoolbibliotheken, bepaald ook voor de boekverzamelingen in Normaal- en Kweekscholen.quot;
Wekker, Dec. 1S77.
„De vele uitmuntende werken over aardrijkskunde van denzelfden schrijver deden ons ook hier iets goeds verwachten, en wij werden niet teleurgesteld.quot;
„Zeker, de aardrijkskunde op zoodanige wijze behandeld, verdient verre de voorkeur boven de dorre opsomming van bruggen, kerken, openbare inrichtingen enz., eener stad.
„Wij wenschen dit boek vooral in handen van aanstaands onderwijzers. De kennis van den inhoud zal hun overvloedige stof aanbieden, om hun aardrijkskundig onderwijs boeiender en nuttiger te maken.quot;
Ons Hecht, Januari 1S7S.
W. Pütz, LEIDDRAAD bij het onderwijs in de VERGELIJKENDE AARDRIJKSKUNDE. Onder medewerking van Dr. J. J. Kreenen uit het Hoogduitsch bewerkt door J. Jurrius, 262 pag's com-pressen druk. 6d0 herziene en vermeerderde druk. ƒ 1,25.
.... „het bovenstaande voldoet geheel aan de eischen van ee
degelijk leerboek.....we sporen HH. Onderwijzers aan, er kennis
mede te maken.
quot;Weekblad Onderwijs.
,,Wie een begin gaat maken met eenig vak te onderwijzen, die scherpt en spitst den geest, niet enkel om zich een geregeld plan te vormen van eigen studiën en voor de richting van anderen, enz.quot; . . . „Mij althans ging 't zoo, toen ik, mijn toekomstigen weg afbakenende, rondzag en las, vergeleek en nasloeg, om voor 't aanstaand gebruik een nut-tig leer- en handboek der aardrijkskunde te vinden: . . . was ik hoogst verblijd, in W. Putz' Leiddraad bij 't onderwijs in de vergelijkende Aardrijkskunde, evenals in zijne Grondbeginselen, datgene te vinden wat ik zocht ... En met die denkbeelden voor oogen, was mijne keuze dra gedaan. Waar toch vindt men vorming eu ontwikkeling beter opgevat en volgehouden dan in Pütz' vergelijkende methode. Aardrijkskunde wordt en is bij hem waarlijk aardrijkskunde, plaatselijke en natuurlijke toestanden worden ons daar hoogst aanschouwelijk, terwijl alle onnutte ballast is over boord gegooid.
......Voor de leerlingen der Hoogere Burgerscholen vonden wij
geen geograpisch werk dat ons beter beviel.quot;
Weekblad Onderwijs.
„Pütz is te gunstig bekend op het veld van Geographic en Geschiedenis, dan dat wij in weinige woorden nog iets tot zijn goeden naam zouden kunnen af- of toedoen. In eene goed geschrevene brochure van Anonymus worden zijne werkjes, zoo wij ons goed herinneren, de beste handleidingen bij het onderwijs in de Aardrijkskunde genoemd.quot;
Tijdschr. v. Gymn. en H. Burgsch.
„............Deze vermelding is voldoende; wij hebben
reeds meer dan eens gelegenheid gehad op de goede eigenschappen van dit handboek te wijzen.quot;
Ons Recht, 15 Sept. 1877.
EERSTE BEGINSELEN der VERGELIJKENDE AARDRIJKSKUNDE, als inleiding tot de werken over vergelijkende Aardrijkskunde van W. Pütz. Een beknopt leerboek voor de Burgerscholen en de hoogste klassen der lagere scholen, door J. Jurrius, 4de vermeerderde druk. 115 pag's. met 13 Schetskaarten, ƒ 0,60.
f V* quot;■ p
!jgt;^ $ - quot;ir V - ^-gt;V-V ^ 1 -
, r- ■ 'JL, 'it^ -^' ■ ■■ -¥gt;n lk...r r ; . * ; •,-.amp;
%■, . : H
f gt; gt;m gt;• , .::
T W.- /•■
r- ■.. ft
1 ..» ■-■ V
r di.y-j
*r.u. *
' gt;'.gt; .- , \ '.» ■ ■ - tlt;-.' '. • I f. •-'■^
i i~ ■ ■ quot;* .. .fc- rïT .gt;. .. . gt; ■^-^- ••-
f -v*- 1
.. * ■? i,^gt;'^.*^:' K. quot; r*C*
5 • . - V '. iV.', ■./■.. ■quot;•, i ■ lt;?■ •.
' w v, - , ■• - ■ L ïi**' K
quot;■• -^ V i'i .. (%%** /-* /
m W*
»0
lt; V • ^ - v *r .i quot; - yK, «ft
^ gt;'y . - : v. •' ' 1'
j| , Ai* -rl£_r - . '
-' V .